downloaden - Berenschot

downloaden - Berenschot downloaden - Berenschot

berenschot.nl
from berenschot.nl More from this publisher
22.09.2013 Views

HRM EN ADVISERING EFFECTIEVER HRM DOOR PROBLEMATISERING | HOOFDSTUK 1 HRM: plAAtSbEpAlING All too often HRM ends up as a high cost low quality bureaucratic provider of administrative services and a no-show in the strategic arena 10 — Lawler (2005) van Beer e.a. in hun klassieker “Managing human assets” (1984) is zo mogelijk nog kritischer: “Existing HRM practice is all too frequently a hodge-podge of policies based on little more than outmoded habits, current fads, patched up responses to former crisis, and pet ideas of specialists”. Ik denk niet dat deze wetenschappelijke conclusies ons echt veel verder brengen, omdat ze van weinig inzicht getuigen in de breedte van het vak, de primaire dynamieken in organisaties en menselijke samenwerking die de implementatie van logische, normatieve, consistente theoretische HRM-modellen in de weg staan. Helaas is de dagelijkse HRM-praktijk niet consistent te maken (Bolweg,1997). De vraag waarom het in de praktijk is zoals het is, getuigt van meer relevantie en kan tot daadwerkelijk inzicht leiden. In academische evaluaties worden meestal op theorie gebaseerde, niet-realistische meetlatten gebruikt die daarna op voorspelbare wijze tot teleurstellende conclusies leiden. Ook hier geldt dat men zijn eigen teleurstelling organiseert door verwachtingen hoog op te schroeven. Hoogendoorn (2012) spreekt in dezen realistischer over de onvolmaaktheden van mens en organisatie en concludeert ook dat hieraan in de HRM-literatuur nauwelijks aandacht wordt besteed. In theorie vluchten naar hoge abstractieniveaus, generalisaties en idealistische vergezichten biedt vaak een schijnbaar intelligente en veilige academische uitweg, maar leidt nauwelijks tot praktische en algemeen bruikbare modellen en adviezen. Sommigen kiezen met bevlogenheid voor idealistische en normatieve beelden met utopische kenmerken van menselijke samenwerking en individuele ontplooiing, die weinig gelijkenis met de weerbarstige HRM-praktijk van alledag vertonen. De laatste jaren domineert een te positief beeld van arbeid en organisatie in het HRM- en adviesdiscours. Er is veel gebeurd in de afgelopen vijftig jaar. Onze welvaart is in de westerse wereld gestegen tot een niveau waarvan we mogen concluderen dat vele zaken rond de arbeid goed geregeld zijn, zeker in Nederland. Werkgevers en managers zijn slechts bij uitzondering uitbuitende partijen, en meestal partners in een organisatie waarbinnen op zijn minst gelijkwaardige samenwerking wordt beleden. In veel HRM-literatuur met een dominante sociaalpsychologische ondertoon worden arbeid en organisatie gezien als bron van ontwikkelingsmogelijkheden, ontplooiing en individuele keuzemogelijkheden. De individuele werknemer wil en dient zich te ontwikkelen, moet duurzaam inzetbaar blijven en arbeid behoort je gelukkig te maken. De maakbaarheid van mens en organisatie wordt kritiekloos als uitgangspunt genomen. De vraag is of dit dominante positieve organisatie- en mensbeeld een vruchtbare basis vormt voor de HRM-praktijk en advisering. Een vergelijkbaar idealistisch beeld treffen we aan bij de huidige propagandisten van Het

Nieuwe Werken (HNW). Vrijheid, ruimte, vertrouwen, een open sociocratische leiderschapsstijl, continue dialoog, nadruk op leren en focus op loopbaan zijn de uitgangspunten van bijvoorbeeld het Nieuwe Werken bij het Rijk (hnwbijhetrijk.nl). Bij het lezen van deze teksten komt snel de vraag op of er ook nog enige productie moet worden geleverd en of routinematige werkzaamheden wellicht geheel uit de ambtelijke organisaties zijn verdwenen (denk alleen maar aan zoiets als het bijhouden van adressenbestanden). Ook de verdelingsvraagstukken (wie krijgt wat en waarom?) worden pijnlijk genegeerd. Natuurlijk biedt ICT mogelijkheden om werk anders te organiseren en om bijvoorbeeld een betere afstemming te realiseren tussen werk en privé, maar de vrijheden die onze Rijksdienst en HNW suggereren zijn voor de meeste werknemers zeker niet weggelegd. Voor veel functies is dit gewoon niet aan de orde, alleen al omdat arbeid voor velen plaats- en tijdgebonden is. Met de mens centraal worden de organisatorische eisen en beheersende dimensies van werk gewoon vergeten. Verdonkeremaand wordt in deze benaderingen dat arbeid ook sleur is, routine, roosters, ploegendiensten, gedoe, vervelende collega’s, coördinatie en autoritaire bazen of, zoals Baldamus (1967) het ooit mooi formuleerde: “work is drudgery”. Wat mij betreft maakt deze constatering voor velen nog steeds deel uit van hun dagelijkse ervaringen in arbeidsorganisaties. Op veel werkplekken wordt met een groot verlangen naar de weekenden en de vakanties uitgekeken. Voor die werkenden is de dagelijkse gang naar de werk- gever nog steeds geen goed betaald, ontplooiend lolletje met vele vrijheden. Uitbuitende werkgevers zijn zelfs nog niet helemaal van het toneel verdwenen en veel werkomstandigheden zijn als minder humaan te kwalificeren. Ik verwijs hier naar de nog altijd relevante werkstudies van bijvoorbeeld Braam (1994) en Wallraff (2009). Ook in die organisaties waar zaken wel goed geregeld zijn, ontstaan conflicten rond functioneren, samenwerking, loopbaan, ziekteverzuim, werkverdeling, arbeidsvoorwaarden en ontslag. Als HRM’er, manager en adviseur word je regelmatig geconfronteerd met de dark side of organisations of de “dark side of behaviour at work” zoals Furnham en Taylor (2004) het noemen. De ondertitel van hun boek is veelzeggend: “understanding and avoiding leaving, thieving and deceiving”. Mijn organisatie beeld sluit aan bij dat van Morgan (1986) die ervan uitgaat dat organisaties “complex, tweeslachtig en paradoxaal zijn”. Werk is voor de meesten van ons in de huidige informatiemaatschappij nog steeds de meest structurerende, statusbepalende en zingevende activiteit. Je bent wat je doet. Of zoals mijn Tavistock-leermeester het ooit formuleerde: “The product of work is people”. Werk vormt en vervormt. We vragen betrokkenheid terwijl voor heel veel soorten werk uitdaging en zingeving ver te zoeken zijn. Rosen waarschuwt dat “je moet ver- mijden mensen ertoe over te halen iets na te streven dat binnen de grenzen van iemands aard en sociale omgeving (de arbeidsorganisatie) weinig kans van slagen heeft” (Rosen, 1981, p.167). Soms schrik je van je eigen generalisaties en abstracties als het gaat over bijvoorbeeld de relaties tussen organisatie en individu, tussen werkgever en werknemer en tussen mens en arbeid. Ons denkvermogen houdt geen gelijke tred met de dagelijkse complexiteit van deze relaties. Morgan (1986, p.16) concludeert treffend: “Uiteindelijk maken we onszelf wijs dat alles veel eenvoudiger is dan het in de werkelijkheid is, en 11

Nieuwe Werken (HNW). Vrijheid, ruimte, vertrouwen, een open sociocratische leiderschapsstijl, continue<br />

dialoog, nadruk op leren en focus op loopbaan zijn de uitgangspunten van bijvoorbeeld het Nieuwe Werken<br />

bij het Rijk (hnwbijhetrijk.nl). Bij het lezen van deze teksten komt snel de vraag op of er ook nog enige<br />

productie moet worden geleverd en of routinematige werkzaamheden wellicht geheel uit de ambtelijke<br />

organisaties zijn verdwenen (denk alleen maar aan zoiets als het bijhouden van adressenbestanden). Ook<br />

de verdelingsvraagstukken (wie krijgt wat en waarom?) worden pijnlijk genegeerd. Natuurlijk biedt ICT<br />

mogelijkheden om werk anders te organiseren en om bijvoorbeeld een betere afstemming te realiseren<br />

tussen werk en privé, maar de vrijheden die onze Rijksdienst en HNW suggereren zijn voor de meeste<br />

werknemers zeker niet weggelegd. Voor veel functies is dit gewoon niet aan de orde, alleen al omdat<br />

arbeid voor velen plaats- en tijdgebonden is. Met de mens centraal worden de organisatorische eisen en<br />

beheersende dimensies van werk gewoon vergeten.<br />

Verdonkeremaand wordt in deze benaderingen dat arbeid ook sleur is, routine, roosters, ploegendiensten,<br />

gedoe, vervelende collega’s, coördinatie en autoritaire bazen of, zoals Baldamus (1967) het ooit mooi<br />

formuleerde: “work is drudgery”. Wat mij betreft maakt deze constatering voor velen nog steeds deel uit<br />

van hun dagelijkse ervaringen in arbeidsorganisaties. Op veel werkplekken wordt met een groot verlangen<br />

naar de weekenden en de vakanties uitgekeken. Voor die werkenden is de dagelijkse gang naar de werk-<br />

gever nog steeds geen goed betaald, ontplooiend lolletje met vele vrijheden. Uitbuitende werkgevers zijn<br />

zelfs nog niet helemaal van het toneel verdwenen en veel werkomstandigheden zijn als minder humaan<br />

te kwalificeren. Ik verwijs hier naar de nog altijd relevante werkstudies van bijvoorbeeld Braam (1994)<br />

en Wallraff (2009). Ook in die organisaties waar zaken wel goed geregeld zijn, ontstaan conflicten rond<br />

functioneren, samenwerking, loopbaan, ziekteverzuim, werkverdeling, arbeidsvoorwaarden en ontslag. Als<br />

HRM’er, manager en adviseur word je regelmatig geconfronteerd met de dark side of organisations of de<br />

“dark side of behaviour at work” zoals Furnham en Taylor (2004) het noemen. De ondertitel van hun boek<br />

is veelzeggend: “understanding and avoiding leaving, thieving and deceiving”. Mijn organisatie beeld sluit<br />

aan bij dat van Morgan (1986) die ervan uitgaat dat organisaties “complex, tweeslachtig en paradoxaal zijn”.<br />

Werk is voor de meesten van ons in de huidige informatiemaatschappij nog steeds de meest structurerende,<br />

statusbepalende en zingevende activiteit. Je bent wat je doet. Of zoals mijn Tavistock-leermeester het ooit<br />

formuleerde: “The product of work is people”. Werk vormt en vervormt. We vragen betrokkenheid terwijl<br />

voor heel veel soorten werk uitdaging en zingeving ver te zoeken zijn. Rosen waarschuwt dat “je moet ver-<br />

mijden mensen ertoe over te halen iets na te streven dat binnen de grenzen van iemands aard en sociale<br />

omgeving (de arbeidsorganisatie) weinig kans van slagen heeft” (Rosen, 1981, p.167).<br />

Soms schrik je van je eigen generalisaties en abstracties als het gaat over bijvoorbeeld de relaties tussen<br />

organisatie en individu, tussen werkgever en werknemer en tussen mens en arbeid. Ons denkvermogen<br />

houdt geen gelijke tred met de dagelijkse complexiteit van deze relaties. Morgan (1986, p.16) concludeert<br />

treffend: “Uiteindelijk maken we onszelf wijs dat alles veel eenvoudiger is dan het in de werkelijkheid is, en<br />

11

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!