Jaarboek no. 87. 2008/2009 - Koninklijke Maatschappij voor ...
Jaarboek no. 87. 2008/2009 - Koninklijke Maatschappij voor ...
Jaarboek no. 87. 2008/2009 - Koninklijke Maatschappij voor ...
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
Diligentia 75<br />
worden. De meest gebruikte mutagenese-methode is chemische mutagenese met N-ethyl-<br />
N-nitroso-urea (ENU). ENU induceert over het algemeen puntmutaties door overdracht<br />
van de ethylgroep naar individuele basen van het DNA, waardoor fouten bij de replicatie<br />
ontstaan. Hoewel ENU-mutagenese zeer efficiënt is, is de kartering van puntmutaties in het<br />
ge<strong>no</strong>om bewerkelijk en kan de positionele klonering van een gemuteerd gen een langdurig<br />
proces zijn. De opsporing van mutaties is eenvoudiger wanneer een insertionele mutagenesemethode<br />
wordt toegepast, bij<strong>voor</strong>beeld met behulp van transposons or retrovirale<br />
vectoren. Deze kunnen vervolgens als startpunt dienen <strong>voor</strong> het sequencen van het gemuteerde<br />
gen. De frequentie van insertionele mutagenese is echter een veelvoud lager dan de<br />
frequentie van ENU-mutagenese. De eerste grootschalige ENU-mutagenese-screeningen<br />
in het begin van de jaren negentig hebben geleid tot de karakterisering van honderden<br />
mutaties betrokken bij de patroonvorming van het embryo en bij de ontwikkeling van cellen<br />
en organen [5,6]. Dit werk heeft de zebravis definitief als diermodel op de kaart gezet.<br />
K<strong>no</strong>ckout-technieken<br />
De functie van enkele tientallen procenten van alle genen van de mens en andere gewervelde<br />
organismen is <strong>no</strong>g volledig onbekend. Een krachtige manier om genfuncties te<br />
onderzoeken is de specifieke uitschakeling van een gen met behulp van een k<strong>no</strong>ckoutmethode<br />
(‘reverse genetics’). Voor de laboratoriummuis is een k<strong>no</strong>ckout-methode beschikbaar<br />
die gebaseerd is op homologe recombinatie in embryonale stamcellen. Helaas is deze<br />
methode <strong>no</strong>g niet succesvol toegepast in de zebravis. Echter, TILLING (targeting induced<br />
local lesions in ge<strong>no</strong>mes) vormt een bruikbaar alternatief [7]. Hierbij worden, net als bij de<br />
hierboven ge<strong>no</strong>emde mutagenese-screeningen, willekeurige mutaties in het ge<strong>no</strong>om aangebracht<br />
en wordt vervolgens gericht gezocht naar mutaties die een stopcodon introduceren<br />
in het gen van interesse. Oorspronkelijk werd <strong>voor</strong> de opsporing van deze mutaties een<br />
techniek toegepast die gebaseerd is op de herkenning van mismatch-hybridisaties. Gezien<br />
de e<strong>no</strong>rme toename van de efficiëntie van DNA-sequencing, is grootschalige sequentieanalyse<br />
tegenwoordig de meest toegepaste methode <strong>voor</strong> de opsporing van k<strong>no</strong>ckout-mutaties.<br />
Morpholi<strong>no</strong>-k<strong>no</strong>ckdown<br />
Naast het maken van k<strong>no</strong>ckout-mutanten zijn er ook methoden ontwikkeld om genfuncties<br />
tijdelijk en/of gedeeltelijk uit te schakelen (‘k<strong>no</strong>ckdown’). In celculturen en andere<br />
diermodellen zoals Cae<strong>no</strong>rhabditis elegans is RNA-interferentie (RNAi) een veel toegepaste<br />
techniek. Bij RNAi wordt een RNA-sequentie geïntroduceerd die complementair is aan het<br />
uit te schakelen mRNA. Hierdoor wordt een dubbelstrengs RNA gevormd, dat herkend en<br />
afgebroken wordt door het enzym Dicer. De resultaten met RNAi in zebravisembryo’s zijn<br />
niet eenduidig, maar een goed en uitvoerig toegepast alternatief is het gebruik van morpholi<strong>no</strong>’s<br />
[8]. Morpholi<strong>no</strong>’s zijn korte synthetische oligonucleotiden (over het algemeen 25<br />
basen lang) waarvan de chemische structuur resistent is tegen afbraak door nucleases. De<br />
sequentie van een morpholi<strong>no</strong> wordt zo ontworpen dat deze complementair is aan de sequentie<br />
rond het startcodon van het gen van interesse of aan de sequentie rond een intronsplicingsplaats.<br />
Wanneer een morpholi<strong>no</strong> vervolgens geïnjecteerd wordt in een ééncellig<br />
embryo blokkeert het de translatie of de splicing van het betreffende mRNA. Het effect op<br />
het fe<strong>no</strong>type van het embryo kan beïnvloed worden door de dosis van de morpholi<strong>no</strong> te<br />
variëren. De werkingsduur van morpholi<strong>no</strong>’s verschilt van één dag tot maximaal acht dagen.<br />
Sommige morpholi<strong>no</strong>’s vertonen toxische bijwerkingen of hebben een onbedoeld effect op<br />
een ander gen. Daarom is het van groot belang is om goede controles op de specificiteit<br />
uit te voeren. Desalniettemin is de morpholi<strong>no</strong>-k<strong>no</strong>ckdown-techniek een zeer snelle en<br />
effectieve methode om genfuncties te onderzoeken. Een belangrijk <strong>voor</strong>deel is bovendien<br />
dat door combinatie van morpholi<strong>no</strong>’s ook verschillende genen tegelijkertijd uitgeschakeld<br />
kunnen worden.<br />
Genetische modificatie<br />
Transgenese (het inbrengen van soortvreemd DNA) en cisgenese (het inbrengen van soort-<br />
Zebravissen bij het ontrafelen van het immuunsysteem