Jaargang 7 nr 4 (zomer 1997)

Jaargang 7 nr 4 (zomer 1997) Jaargang 7 nr 4 (zomer 1997)

22.09.2013 Views

Redactioneel De redactie is bedolven onder de kopie. Mijn oproep in het vorige nummer voor een vaste rubriekenschrijver heeft tot een tweetal positieve reacties geleid. Richard Volkers gaat ons in de komende nummers informeren over zijn praktijkervaring met het bestuursrecht. Ter afwisseling van zijn bijdragen doe ik een beroep op scribenten met ervaring op het gebied van privaat- en strafrecht om hun ervaringen ook op papier te zetten. Een tweede vaste rubriek, in het wat luchtiger genre, zal voorlopig worden verzorgd door Sara. Sara is het pseudoniem dat door een van onze leden wordt gebruikt om een aantal "stukkies" voor Recht Op te schrijven. Uw hoofdredacteur is op de hoogte van haar ware identiteit en zolang zij zich aan onze afspraak houdt - en er niet te veel klachten binnenkomen - mag zij onder haar schuilnaam blijven schrijven. Voor uw redactie zit de klus er voor dit jaar weer op. Wij wensen u een goede vakantie toe en hopen u in oktober weer aan de andere kant van ons blad aan te treffen. Belanghebbende of niet? Richard Volkers Door de Arrondissementsrechtbank Rotterdam werden wij verzocht een verweerschrift uit te brengen. Dit betrof een procedure waarbij door de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer negatief was beslist op een door leasemaatschappij A ingediend bezwaarschrift. Leasemaatschappij A was in aanmerking gekomen voor subsidie onder een aantal in acht te nemen voorwaarden. Aan deze voorwaarden moesten zij drie jaar lang blijven voldoen. Eén van de voorwaarden was dat het economisch risico met betrekking tot de verhuurde objecten niet mocht overgaan van leasemaatschappij A naar een ander. Leasemaatschappij A verhuurde het object waarvoor subsidie was verkregen aan huurder B. Hieraan lag een leaseovereenkomst ten grondslag. Binnen de drie jaren termijn vond een wijziging in de contractuele verhouding tussen leasemaatschappij A en huurder B plaats. Essentieel hierbij was dat het economisch risico voor het object door de verandering in de contractuele relatie van leasemaatschappij A naar huurder B overging. Hiermee werd volgens de minister niet meer voldaan aan de opgelegde voorwaarden. De bezwaarprocedure was gevoerd door leasemaatschappij A tot wie de positieve beschikking was gericht geweest en die na het niet in acht nemen van de voorwaarden ook voor terugbetaling van de subsidie werd aangesproken. Huurder B diende echter het beroepschrift bij de Arrondissementsrechtbank in. Bij het opstellen van de reactie op het beroepschrift kwam de vraag op of deze huurder B wel als belanghebbende in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (verder Awb) kon worden aangemerkt en of hierover een opmerking moest worden gemaakt in het beroepschrift. Immers de rechter die over een bestuursrechtelijk geschil moet oordelen, geeft zelf een oordeel over de ontvankelijkheid van het beroep. Besloten werd wel een opmerking hierover te maken. Onder het mom van "baat het niet, het schaadt ook niet", werd in het begin van het

verweerschrift opgemerkt dat naar onze mening huurder B geen belanghebbende in de zin van de Awb was. Volgens artikel 1:2 Awb is degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken belanghebbende. Volgens artikel 8:1 Awb kan slechts een belanghebbende bezwaar of beroep instellen. Het besluit van de minister was gericht tot leasemaatschappij A die na de negatieve beslissing op het bezwaarschrift werd aangesproken voor terugbetaling van de verleende subsidie. Huurder B voelde kennelijk ook al nattigheid, want zij stelde in het beroepschrift als "uiteindelijke belanghebbende" in beroep te komen. Dit uiteindelijke belang bestond er in dat zij uiteindelijk door leasemaatschappij A voor terugbetaling van de subsidie aansprakelijk werd gesteld. De arrondissementsrechtbank deelde onze mening over de ontvankelijkheid van huurder B, maar overwoog ten overvloede verder in de uitspraak dat de beslissing van de minister op het bezwaarschrift naar de mening van de arrondissementsrechtbank niet juist was. Met name deze ten overvloede overweging maakte dat huurder B in verzet ging tegen de uitspraak. Naar haar mening werd haar een beroepsmogelijkheid onthouden en kon zij door het niet ontvankelijk verklaren van het beroep niet bereiken dat een rechter een inhoudelijk oordeel over het beroepschrift gaf. Huurder B beriep zich hierbij op een uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven die in haar uitspraak van 4 januari 1991, AB 191, 185 een ruimere interpretatie had gegeven aan het begrip belanghebbende. Bij de behandeling van het verzetschrift werd ook de vertegenwoordiger van de minister uitgenodigd. Deze benadrukte dat de interpretatie van het begrip belanghebbende duidelijk is (zie ook de cursus Bestuursrecht en de daarbij behorende studieboeken). Belanghebbende is slechts diegene die een rechtstreeks belang heeft bij het besluit. Het belang van huurder B bestond erin dat hij uiteindelijk voor de terugbetaling van de subsidie werd aangesproken door leasemaatschappij A. Dit was mede gebaseerd op het feit dat in de lease-overeenkomst hieromtrent een bepaling was opgenomen dat in geval leasemaatschappij A voor terugbetaling van de subsidie werd aangesproken door de minister, huurder B hiervoor aansprakelijk werd gehouden. Dit betreft een contractuele relatie tussen leasemaatschappij A en huurder B, waar de minister buiten stond. Doordat er sprake was van een contractuele relatie, waarop de betalingsplicht van huurder B was gebaseerd, was naar de mening van de minister geen sprake van een rechtstreeks belang in de zin van de Algemene wet bestuursrecht. Immers, met het tussen A en B gesloten contract had de minister geen bemoeienis. De uit een dergelijk contract voortvloeiende verplichtingen komen voor rekening van de contractspartijen. Ook rechters hadden in eerdere zaken een dergelijke contractuele relatie niet voldoende geacht om de contractspartij als belanghebbende aan te merken (Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State d.d. 9 december 1991, AB 1992/636). Van de bestuurstafel De opkomst bij de algemene ledenvergadering op 21 april jongstleden was matig. Dat is noch erg noch nieuw. Wij begrijpen hieruit dat de meerderheid van de leden het wel eens is met het reilen en zeilen van de vereniging. Bovendien is het al een aantal jaren zo dat de opkomst zo

Redactioneel<br />

De redactie is bedolven onder de kopie. Mijn oproep in het vorige nummer voor een vaste<br />

rubriekenschrijver heeft tot een tweetal positieve reacties geleid. Richard Volkers gaat ons in<br />

de komende nummers informeren over zijn praktijkervaring met het bestuursrecht. Ter<br />

afwisseling van zijn bijdragen doe ik een beroep op scribenten met ervaring op het gebied van<br />

privaat- en strafrecht om hun ervaringen ook op papier te zetten. Een tweede vaste rubriek, in<br />

het wat luchtiger ge<strong>nr</strong>e, zal voorlopig worden verzorgd door Sara. Sara is het pseudoniem dat<br />

door een van onze leden wordt gebruikt om een aantal "stukkies" voor Recht Op te schrijven.<br />

Uw hoofdredacteur is op de hoogte van haar ware identiteit en zolang zij zich aan onze<br />

afspraak houdt - en er niet te veel klachten binnenkomen - mag zij onder haar schuilnaam<br />

blijven schrijven.<br />

Voor uw redactie zit de klus er voor dit jaar weer op. Wij wensen u een goede vakantie toe en<br />

hopen u in oktober weer aan de andere kant van ons blad aan te treffen.<br />

Belanghebbende of niet?<br />

Richard Volkers<br />

Door de Arrondissementsrechtbank Rotterdam werden wij verzocht een verweerschrift uit te<br />

brengen. Dit betrof een procedure waarbij door de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke<br />

Ordening en Milieubeheer negatief was beslist op een door leasemaatschappij A ingediend<br />

bezwaarschrift.<br />

Leasemaatschappij A was in aanmerking gekomen voor subsidie onder een aantal in acht te<br />

nemen voorwaarden. Aan deze voorwaarden moesten zij drie jaar lang blijven voldoen. Eén<br />

van de voorwaarden was dat het economisch risico met betrekking tot de verhuurde objecten<br />

niet mocht overgaan van leasemaatschappij A naar een ander. Leasemaatschappij A<br />

verhuurde het object waarvoor subsidie was verkregen aan huurder B. Hieraan lag een leaseovereenkomst<br />

ten grondslag. Binnen de drie jaren termijn vond een wijziging in de<br />

contractuele verhouding tussen leasemaatschappij A en huurder B plaats. Essentieel hierbij<br />

was dat het economisch risico voor het object door de verandering in de contractuele relatie<br />

van leasemaatschappij A naar huurder B overging. Hiermee werd volgens de minister niet<br />

meer voldaan aan de opgelegde voorwaarden.<br />

De bezwaarprocedure was gevoerd door leasemaatschappij A tot wie de positieve beschikking<br />

was gericht geweest en die na het niet in acht nemen van de voorwaarden ook voor<br />

terugbetaling van de subsidie werd aangesproken. Huurder B diende echter het beroepschrift<br />

bij de Arrondissementsrechtbank in.<br />

Bij het opstellen van de reactie op het beroepschrift kwam de vraag op of deze huurder B wel<br />

als belanghebbende in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (verder Awb) kon worden<br />

aangemerkt en of hierover een opmerking moest worden gemaakt in het beroepschrift.<br />

Immers de rechter die over een bestuursrechtelijk geschil moet oordelen, geeft zelf een<br />

oordeel over de ontvankelijkheid van het beroep. Besloten werd wel een opmerking hierover<br />

te maken. Onder het mom van "baat het niet, het schaadt ook niet", werd in het begin van het

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!