22.09.2013 Views

Contactpersoon Marcel Langeveld Datum Ons kenmerk WSV ...

Contactpersoon Marcel Langeveld Datum Ons kenmerk WSV ...

Contactpersoon Marcel Langeveld Datum Ons kenmerk WSV ...

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

Ministerie van Verkeer en Waterstaat opq<br />

WEOM<br />

T.a.v. de heer J. Olthoff<br />

Postbus 8139<br />

6710 AC Ede<br />

<strong>Contactpersoon</strong><br />

<strong>Marcel</strong> <strong>Langeveld</strong><br />

<strong>Datum</strong><br />

RWS Noordzee<br />

Postadres Postbus 5807, 2280 HV Rijswijk (ZH)<br />

Bezoekadres Lange Kleiweg 34<br />

Doorkiesnummer<br />

070-336 68 48<br />

Bijlage(n)<br />

2<br />

Uw <strong>kenmerk</strong><br />

25013/03b/JD/IJ<br />

<strong>Ons</strong> <strong>kenmerk</strong><br />

<strong>WSV</strong>/<br />

Onderwerp<br />

ONTWERP-BESLUIT inzake aanvraag Wbr-vergunning offshore windturbinepark<br />

'IJmuiden'<br />

Geachte heer Olthoff,<br />

I) PROCEDUREVERLOOP AANVRAAG WINDTURBINEPARK ‘IJMUIDEN’<br />

Bij brief d.d. 21 juni 2006 is door WEOM, verder te noemen de aanvrager, een aanvraag<br />

ingediend voor een vergunning krachtens de Wet beheer rijkswaterstaatswerken (hierna:<br />

’Wbr’) voor het oprichten en in stand houden van een windturbinepark genaamd<br />

‘IJmuiden’. Het park ligt in het zuidelijk deel van het blok ’Q7’ (conform blokindeling<br />

Mijnbouwwet), zoals nader aangegeven in ‘Bijlage VIII bij de aanvraag.<br />

Op 11 augustus 2006, 5 oktober 2006, 12 oktober 2006 en op 30 maart 2007 zijn<br />

aanvullingen op de oorspronkelijke aanvraag ingediend. De ontvangen documentatie ten<br />

aanzien van de vergunningaanvraag is opgenomen in bijlage 1.<br />

Op 16 november 2006 is de vergunningaanvraag als volledig beoordeeld en heb ik<br />

aangegeven de aanvraag verder in behandeling te nemen.<br />

Op 21 december 2004, Staatscourant 2004, nr. 252, zijn de ‘Beleidsregels inzake<br />

toepassing Wet beheer rijkswaterstaatswerken op installaties in de exclusieve<br />

economische zone’ (hierna: ‘Beleidsregels’) vastgesteld. Artikel 4, tweede lid, van de<br />

Beleidsregels bepaalt welke procedure van toepassing is op de voorbereiding van een<br />

beslissing op een aanvraag voor een installatie in de exclusieve economische zone (hierna:<br />

EEZ). Aangezien de voorliggende aanvraag dateert van na 1 juli 2005, is op het<br />

Telefoon 070 336 66 00<br />

Fax 070-390 06 91<br />

Bereikbaar met tram 17 vanaf Den Haag HS en Den Haag CS, 5 minuten loopafstand vanaf station Rijswijk.<br />

E-mail <strong>Marcel</strong>.<strong>Langeveld</strong>@rws.nl<br />

Internet www.noordzee.org


<strong>WSV</strong>/<br />

voorbereiden van de beslissing op de aanvraag de procedure van afdeling 3.4 van<br />

toepassing.<br />

Verder is de aanvraag getoetst aan het gestelde in het ’Integraal Beheerplan Noordzee<br />

2015’ (hierna: IBN). Het IBN bevat een (integrale) beleidsuitwerking van de<br />

‘Noordzeeparagraaf’ uit de Nota Ruimte. Het IBN heeft de status van een beleidsregel en<br />

bevat onder meer een afwegingskader voor vergunningverlening en een nadere<br />

begrenzing van gebieden met bijzondere ecologische waarden en de voor deze gebieden<br />

te hanteren beschermingsregimes. De vergunningaanvraag is voorts getoetst aan de<br />

‘Nadere specificatie van de vereisten voor een Wbr vergunningaanvraag voor een<br />

offshore windturbinepark’.<br />

De wijze waarop vergunningaanvragen worden behandeld, is nader beschreven in de<br />

procedurebeschrijving ’Behandeling vergunningaanvragen Wet beheer<br />

rijkswaterstaatswerken voor windenergie offshore’ (versie februari 2006).<br />

Het milieu-effectrapport (hierna: ‘MER’), als onderdeel van de Wbr-aanvraag, heeft<br />

gedurende 29 november 2006 tot en met 9 januari 2007 ter inzage gelegen. Van de<br />

terinzagelegging is kennis gegeven door plaatsing in de Staatscourant van 29 november<br />

2006, blz. 23. De ontvangen zienswijzen en de reactie daarop zijn opgenomen in Bijlage 2.<br />

De vergunningaanvraag en het daarbij behorende MER is voor advies voorgelegd aan de<br />

Commissie voor de milieu-effectrapportage (hierna: ‘Com mer’) en aan de wettelijk<br />

adviseurs.<br />

Op 19 februari 2007 (ref. <strong>WSV</strong>/0361) is verzocht om de aanvraagdocumentatie voor wat<br />

betreft het MER aan te vullen. Dit naar aanleiding van opmerkingen van de Com mer<br />

inzake nadere gegevens betreffende de toetsing aan het natuurbeschermingsbeleid. Op<br />

30 maart 2007 heb ik de aanvullingen op het MER van u ontvangen (ref.<br />

25013/JD/07/01).<br />

Op 10 mei 2007 is het toetsingsadvies over het MER en de aanvulling daarop van de Com<br />

mer ontvangen (brief met <strong>kenmerk</strong> 1514-95/Dr/ah, met rapport nr. 1514-94).<br />

II) TOETSINGSKADER<br />

Op grond van het bepaalde in artikel 2 van de Wbr is het verboden om zonder<br />

vergunning gebruik te maken van een waterstaatswerk door, anders dan waartoe het is<br />

bestemd, daarin, daarop, daaronder of daarover werken te maken of te behouden.<br />

Ingevolge artikel 1, lid 1, juncto artikel 1, lid 2, Wbr wordt onder ’waterstaatswerken’<br />

onder meer verstaan de bij het Rijk in beheer zijnde wateren, waaronder begrepen de<br />

territoriale zee en de EEZ. De onderhavige locatie bevindt zich in de EEZ van de Noordzee<br />

en is derhalve op grond van artikel 1, lid 2, Wbr een waterstaatswerk. Het oprichten en<br />

behouden van het aangevraagde werk is daarmee vergunningplichtig op grond van de<br />

Wbr.<br />

2


<strong>WSV</strong>/<br />

Zoals hiervoor onder I is aangegeven, zijn op 21 december 2004 de Beleidsregels<br />

vastgesteld. De Beleidsregels betreffen de toepassing van de artikelen 2, 3 en 6 van de<br />

Wbr op installaties in de EEZ. De aanvraag is aan deze bepalingen getoetst.<br />

Het MER is beoordeeld aan de hand van het bepaalde in Hoofdstuk 7 van de Wm en de<br />

richtlijnen voor de milieu-effectrapportage, zoals die door mij voor deze aanvraag zijn<br />

gegeven.<br />

III) OVERWEGINGEN<br />

De aanvraag is allereerst getoetst op de effecten van het windturbinepark op de<br />

scheepvaartveiligheid. Deze toetsing leidt tot het volgende.<br />

3.1 Afwegingskader<br />

Zoals hiervoor onder II (Toetsingskader) reeds is overwogen, worden de territoriale zee en<br />

de EEZ aangemerkt als ‘waterstaatswerk’ , c.q. ‘waterstaatswerken’ in de zin van artikel 1,<br />

lid 1, jo. lid 2, Wbr.<br />

Bij het beoordelen van een vergunningaanvraag in het kader van de Wbr voor<br />

windturbineparken op een locatie binnen de EEZ moet rekening worden gehouden met de<br />

effecten van het desbetreffende windturbinepark op de scheepvaartveiligheid. Gewezen<br />

wordt op het bepaalde in artikel 3, lid 1, Wbr:<br />

‘1. Weigering, wijziging of intrekking van een vergunning, alsmede<br />

toepassing van de artikelen 2, tweede lid, en 6 kan slechts geschieden ter<br />

bescherming van waterstaatswerken en ter verzekering van het doelmatig en<br />

veilig gebruik van die werken, met inbegrip van het belang van verruiming of<br />

wijziging anderszins van die werken.<br />

De Beleidsregels geven in Hoofdstuk 3, ’Beschikking inzake vergunningverlening’, onder<br />

artikel 5 hieromtrent nader aan:<br />

‘Bij de voorbereiding en de vaststelling van een beschikking inzake het<br />

verlenen, weigeren, wijzigen of intrekken van een vergunning wordt rekening<br />

gehouden met:<br />

a. het behouden van mogelijkheden voor een doelmatig en veilig gebruik<br />

van de Noordzee door anderen dan de vergunninghouder,<br />

b. de op de Noordzee betrekking hebbende onderdelen van de Nota Ruimte<br />

waarvoor het regeringsstandpunt op 27 april 2004 aan de Voorzitter van de<br />

Tweede Kamer is toegezonden (Kamerstukken II 2003/04, 29 435, nrs. 1-2),<br />

en<br />

c. andere op de Noordzee betrekking hebbende plannen en<br />

gebiedsaanwijzingen op grond van de Wet op de waterhuishouding, de Wet<br />

op de Ruimtelijke Ordening, de Natuurbeschermingswet 1998, de Flora- en<br />

faunawet en de Wet milieubeheer.’<br />

3


In de toelichting bij de Beleidsregels is verder vermeld:<br />

<strong>WSV</strong>/<br />

‘De verzekering van een veilig en doelmatig gebruik van waterstaatswerken<br />

speelt in het kader van de WBR een centrale rol bij de toetsing van<br />

vergunningaanvragen; dit komt tot uiting in artikel 5 van de beleidsregels,<br />

dat betrekking heeft op de toetsing van aanvragen. Daarbij gaat het om<br />

rechtmatig gebruik van de Noordzee door derden, zoals dat is geregeld in<br />

artikel 58 van het VN Zeerechtverdrag.<br />

In dat artikel ligt besloten dat de kuststaat bij de uitoefening van zijn<br />

rechtsmacht in de EEZ ten aanzien van installaties en dergelijke rekening<br />

moet houden met de voor alle staten in die zone geldende rechten van<br />

scheepvaart, overvlucht, het leggen van onderzeese kabel- en buisleidingen<br />

en ander rechtmatig gebruik van de zee.<br />

Het beleid op dit punt houdt met name een locatiebeleid in, waarbij<br />

rekening wordt gehouden met het ruimtebeslag van de installatie, met<br />

inbegrip van de veiligheidszone die rondom de installatie moet worden<br />

ingesteld (zie artikel 8 van de beleidsregels), in relatie tot benodigde ruimte<br />

voor ander gebruik van de Noordzee.’<br />

Ook uit het IBN (p. 27) blijkt dat het beleid van de Nederlandse overheid erop gericht is de<br />

scheepvaartveiligheid op de Noordzee op hetzelfde niveau te handhaven en waar mogelijk<br />

(permanent) te verbeteren:<br />

‘…het door permanente verbetering verder verminderen van het aantal<br />

significante scheepvaartongevallen in 2010 en 2020 tot onder de 25 per<br />

jaar’.<br />

Uit het hierboven aangehaalde wettelijk kader en de daarbij behorende<br />

beleidsuitgangspunten volgt dat bij het ondernemen van een activiteit binnen de EEZ,<br />

zoals het oprichten en behouden van een windturbinepark, uitdrukkelijk rekening<br />

gehouden moet worden met de effecten daarvan op de scheepvaartveiligheid.<br />

3.2 Effecten op de scheepvaartveiligheid: het MER<br />

In de richtlijnen voor de milieu-effectrapportage voor dit initiatief zoals uitgegeven op 2<br />

maart 2006 (hierna: ‘richtlijnen’) is een apart sub-hoofdstuk opgenomen (ref. par. 5.5)<br />

omtrent Scheepvaart en veiligheid. Daarin staat vermeld:<br />

‘Het beleid van de Nederlandse overheid is er op gericht het niveau van<br />

scheepvaartveiligheid op de Noordzee te verbeteren. Het oprichten van<br />

windturbineparken mag de scheepvaartveiligheid dus niet verslechteren.’<br />

4


<strong>WSV</strong>/<br />

In de richtlijnen wordt een methode voorgeschreven voor de berekening van effecten op<br />

de scheepvaartveiligheid, zowel ten gevolge van het initiatief zelf, als van de cumulatieve<br />

effecten van meerdere parken. Het betreft het zgn. SAMSON model 1 . Dit model is<br />

ontwikkeld door het maritieme onderzoeksinstituut ‘MARIN’ te Wageningen en wordt bij<br />

diverse Nederlandse en Europese maritieme projecten toegepast voor het beoordelen van<br />

de scheepvaartveiligheid. Het SAMSON model wordt gebruikt om kansen op en<br />

consequenties van verschillende soorten ongevallen op zee in te schatten. Daarbij wordt<br />

een verkeersdatabase van de Noordzee als uitgangspunt gehanteerd.<br />

Om de effecten van een windpark op de scheepvaart te kunnen berekenen is conform de<br />

richtlijnen de nieuwe afwikkeling van het scheepvaartverkeer voor de situatie met het<br />

windpark (of desgewenst: windparken) in SAMSON gemodelleerd. Voor de locatie van<br />

het windpark is een nieuwe verkeersdatabase aangemaakt, waar het verwachte<br />

veranderde vaarpatroon is ingebracht. Vervolgens zijn de ongevalskans modellen van<br />

SAMSON toegepast voor het doorrekenen van de effecten van het windturbinepark voor<br />

de scheepvaart.<br />

Uit het model volgt dat de effecten gering zijn en op zichzelf acceptabel, al valt niet uit te<br />

sluiten dat er over een periode van 3-5 jaar geen aanvaring met het windpark zal<br />

voorkomen. Wel wordt een verhoogd risico geconstateerd van het raken van een<br />

windturbine door een op drift geraakte ankerligger. In de MER (pagina 239) wordt<br />

voorgesteld dit risico te beperken door het westelijk deel van het ankergebied niet te<br />

gebruiken.<br />

3.3 Effecten op de scheepvaartveiligheid: de nautische adviesgroep<br />

Het SAMSON model geeft enkel de uitkomsten weer van berekeningen op basis van een<br />

verkeersdatabase. Overige aspecten die van belang zijn bij het beoordelen van<br />

scheepvaartveiligheid blijven daardoor buiten beschouwing. Om een volledig beeld te<br />

krijgen van alle effecten van een windmolenpark op de scheepvaartveiligheid is daarom<br />

een nautische adviesgroep in het leven geroepen.<br />

Deze nautische adviesgroep heeft de opdracht gekregen een volledig, afgewogen en<br />

onafhankelijk advies uit te brengen aan het bevoegd gezag over de ter beoordeling<br />

liggende initiatieven voor windturbineparken vanuit het aspect ‘scheepvaartveiligheid’. De<br />

adviesgroep bestaat uit Noordzee loodsen, ambtenaren van verschillende Verkeer en<br />

Waterstaatsonderdelen, een radarexpert en een deskundige op het gebied van het<br />

SAMSON model.<br />

De nautische adviesgroep heeft zich bij het uitvoeren van haar opdracht uitgebreid laten<br />

informeren en adviseren over de scheepvaart veiligheidsonderdelen in het MER van het<br />

windturbinepark IJmuiden, het SAMSON model, de huidige verkeerssituatie in het<br />

1 SAMSON: Safety Assesment Models for Shipping and Offshore in the North Sea, zie o.a. ook<br />

p. 26/27 van de ’Richtlijnen milieu-effectrapporten offshore windturbineparken’, d.d. 2 maart<br />

2006.<br />

5


<strong>WSV</strong>/<br />

betreffende vaargebied, de effecten van windturbineparken op de radar en de<br />

internationale ontwikkelingen met betrekking tot de bouw van windturbineparken op zee.<br />

Q7 WP<br />

Figuur: Ligging van het windturbinepark ‘IJmuiden’ (in geel met rode rand, ook aangeduid met<br />

nummer 1 op de hieronder genoemde bronkaart) t.o.v. het ankergebied (= roze ‘ruitvorm’) en de<br />

omliggende vaarroutes/scheepvaartroutes en t.o.v. andere parken/initiatieven en/of<br />

gebruiksfuncties.<br />

(bron: ’Windturbineparken gepubliceerde startnotities op 12 juni 2006’, www.noordzeeloket.nl).<br />

Ten aanzien van het windmolenpark IJmuiden heeft de adviesgroep het volgende<br />

overwogen en geadviseerd:<br />

Invloed van de windturbineparken Q7 en OWEZ op het verkeersgedrag<br />

Uit rapportages van het kustwachtcentrum en de verkeerspost IJmuiden blijkt dat schepen<br />

de route tussen het in aanbouw zijnde windpark Q7 en het Offshore Windpark Egmond<br />

aan Zee (OWEZ) mijden. Deze, destijds in het MER niet voorziene, verandering in<br />

verkeersgedrag leidt in de praktijk tot grotere verkeersintensiteiten ten westen en ten<br />

zuiden van het aangevraagde windpark IJmuiden.<br />

Ook anderszins is sprake van gewijzigd verkeersgedrag. In de oorspronkelijke situatie, dus<br />

zonder de windparken Q7 en OWEZ, kon het verkeer vanuit Texel naar IJmuiden de<br />

noord gaande route van Hoek van Holland naar Texel Verkeersscheidingsstelsel snel<br />

‘oversteken’. Door het omvaren rond de windparken Q7 en OWEZ is men nu langer bezig<br />

deze noord gaande route te kruisen. Er is daardoor meer en langer kruisend verkeer en<br />

daarbij is de manier van kruisen riskanter.<br />

6<br />

OWEZ<br />

WP IJmuiden


<strong>WSV</strong>/<br />

Volgens de nautische adviesgroep leidt realisering van het aangevraagde windmolenpark,<br />

gelet op bovenstaand gewijzigd verkeersgedrag, tot een ontoelaatbare vergroting van de<br />

kans op ongevallen. Wellicht ten overvloede, heeft de adviesgroep aangegeven dat<br />

nieuwe berekeningen met modellering van het bovenstaande deze verminderde<br />

scheepvaartveiligheid zullen aantonen.<br />

Ligging van het park t.o.v. het ankergebied<br />

Ten oosten van het aangevraagde windturbinepark ligt een ankergebied. De situatie ter<br />

plaatse is als volgt:<br />

• Het ankergebied wordt zeer intensief gebruikt, er liggen regelmatig 10-15<br />

schepen ten anker.<br />

• Schepen zullen, in lijn met goed zeemanschap, niet binnen 1 mijl van obstakels<br />

ten anker gaan.<br />

• Schepen gaan tegenstrooms ten anker, behalve als het zo hard waait dat de<br />

gevolgen van de wind sterker zijn dan die van de stroom. Dan gaan ze tegen de<br />

wind in ten anker.<br />

• Schepen die, uit de zuid komend en op een zuidelijke koers ten anker moeten<br />

komen, varen nu via de westelijke zijde van het ankergebied en draaien ten<br />

noorden van het ankergebied tegen de stroom het ankergebied in.<br />

• De overwegende stroomrichting langs de kust is ZZW en NNO.<br />

De aanvrager stelt zelf in het MER dat realisering van het windturbinepark tot gevolg<br />

heeft dat een extra risico ontstaat voor het raken van een windturbine door een op drift<br />

geraakte ankerligger. In het MER (pagina 239) wordt voorgesteld dit risico te beperken<br />

door het westelijk deel van het ankergebied niet te gebruiken.<br />

Zoals hiervoor is aangegeven, wordt het ankergebied zeer intensief gebruikt. Uit<br />

scheepvaartveiligheidsoverwegingen is het niet wenselijk dit gebied te verkleinen.<br />

Gewezen wordt op het volgende.<br />

In het ontwerp van een redegebied/aanloopgebied naar een zeehaven spreekt het voor<br />

zich dat de 'lay-out' van dergelijke zeegebieden veilig en verantwoord dient te zijn.<br />

Dergelijke ontwerpen worden onderworpen aan veiligheidsstudies alvorens ze kunnen<br />

worden geïmplementeerd. Ankergebieden dienen aan de behoefte van het bewuste<br />

zeegebied en de zeehaven(s) te voldoen. Grootte en bereikbaarheid van een<br />

ankergebied of -gebieden zijn daarbij elementaire uitgangspunten die bijdragen aan de<br />

veiligheid van het geheel. Het verkleinen van het ankergebied is daarmee in strijd.<br />

Verplaatsing van het ankergebied is door de nautische adviesgroep bestudeerd maar geen<br />

optie gebleken. Verplaatsing van het ankergebied naar het zuiden is onmogelijk. Daardoor<br />

zou immers de gehele toegang naar IJmuiden worden geblokkeerd; de toegang vanuit het<br />

noorden door de windturbineparken en de toegang vanuit het zuiden door het<br />

ankergebied.<br />

Verplaatsing naar het noorden, waarbij het ankergebied aansluit op het windpark Q7,<br />

behoort evenmin tot de mogelijkheden. De zuidelijke vaart, die op een zuidelijke koers ten<br />

7


<strong>WSV</strong>/<br />

anker wil, kan het ankergebied niet via de westelijke kant benaderen. Een verplaatsing van<br />

het ankergebied naar het noorden heeft bovendien tot gevolg dat hiermee de doorvaart<br />

naar het noordwesten over een langer gebied wordt geblokkeerd.<br />

Door aanleg van het windmolenpark verdwijnt de westelijke aanvaarroute van het<br />

ankergebied. Schepen, uit de zuid komend die op een zuidelijke koers ten anker moeten<br />

komen, kunnen daardoor alleen nog via de oostelijke zijde het ankergebied bereiken. Ten<br />

zuid oosten van het ankergebied ligt echter het loodspunt. Schepen in de buurt van het<br />

loodspunt zijn slecht manoeuvreerbaar, door de aanwezigheid van de loodsboot en door<br />

het overstappen van de loods. Volgens de Internationale Bepalingen ter voorkoming van<br />

aanvaringen op zee (1972), voorschrift 6, dient elk schip te allen tijde een veilige vaart aan<br />

te houden. Daarbij dient rekening te worden gehouden met de verkeersdichtheid en de<br />

manoeuvreerbaarheid van het schip, in het bijzonder wat betreft de afstand waarbinnen<br />

gestopt kan worden en de wendbaarheid in verband met de heersende toestand.<br />

Gelet hierop is het niet wenselijk om schepen die naar het ankergebied gaan door het<br />

loodspunt te laten varen. Hierop wordt in het MER niet ingegaan terwijl dit volgens de<br />

adviesgroep een aanvullend verhoogde kans op incidenten levert.<br />

Uitwijkmogelijkheden voor schepen<br />

Situatie:<br />

• Het windturbinepark ligt op de kruising van de vaarroute van/naar IJmuiden en<br />

een drukbevaren route van zuid naar noord (Hoek van Holland naar Texel<br />

Verkeersscheidingsstelsel).<br />

• De zuidkant van de drukbevaren IJ-geul ligt slechts 1 nautische mijl ten zuiden<br />

van de zuidelijke begrenzing van het windturbinepark.<br />

• Voorschrift 15 van de Internationale Bepalingen ter voorkoming van aanvaringen<br />

op zee (1972) luidt: ‘Wanneer de koersen van twee werktuigelijk voortbewogen<br />

schepen elkaar kruisen, zodanig dat zulks gevaar voor aanvaring medebrengt,<br />

dient het schip dat het andere schip aan stuurboordzijde van zich heeft uit te<br />

wijken en, wanneer omstandigheden het toelaten, te vermijden voor het andere<br />

over te lopen’.<br />

Gezien het vorenstaande belemmert de ligging van het windturbinepark IJmuiden de<br />

uitwijkmogelijkheden van schepen in de volgende gevallen (zie ook de situatieschets<br />

in bijlage 3):<br />

• Als een uitgaand schip een binnenkomend geulgebonden schip en/of een<br />

kruisend schip uit het noorden tegenkomt bij de zuidwest punt van het<br />

windturbinepark, heeft het uitgaand schip geen uitwijkmogelijkheden naar<br />

stuurboord. Bij aanwezigheid van een geulgebonden schip heeft het uitgaand<br />

schip ook aan bakboord geen ruimte.<br />

• De uitgaande vaart heeft door de aanwezigheid van het ankergebied een gebied<br />

waar het naar stuurboord uitwijken belemmerd wordt. Door de aanwezigheid van<br />

het windturbinepark wordt dit gebied zonder uitwijkmogelijkheden naar<br />

stuurboord onaanvaardbaar verlengd.<br />

• Het noord gaande scheepvaartverkeer van Rotterdam naar Texel zal door de<br />

aanwezigheid van zowel windturbinepark IJmuiden als windturbinepark Q7 over<br />

8


<strong>WSV</strong>/<br />

een afstand van 5 mijl geen uitwijkmogelijkheid naar stuurboord hebben. Een<br />

noord gaand schip, welke een uitgaand schip tegenkomt, komt bij zijn verplichte<br />

uitwijkmanoeuvre (te) dicht bij het park met alle risico’s van dien.<br />

De extra gevoeligheid voor ongevallen die de beperking in uitwijkmogelijkheden oplevert,<br />

vormt volgens de nautische adviesgroep een verhoogde kans op ongevallen.<br />

Beïnvloeding van het scheepsradarbeeld<br />

In aanvulling op de conclusies in het MER op pagina 240, paragraaf 11.4.8 ‘verstoring van<br />

de scheepsradar’ stelt de nautische adviesgroep dat recente waarnemingen vanaf schepen<br />

in het betreffende vaargebied, alsmede radarproeven, leren dat de combinatie van de<br />

aanwezigheid van de windturbineparken OWEZ en Q7, het ankergebied en de bestaande<br />

scheepvaart ter plaatse reeds een zeer druk radarbeeld geeft.<br />

De toevoeging van het aangevraagd windturbinepark IJmuiden geeft een nog drukker<br />

radarbeeld. Het waarnemen van bewegende objecten wordt daardoor lastiger. Met name<br />

het waarnemen en goed kunnen blijven volgen van kleine vaart (vissersschepen en<br />

recreatievaart) wordt hierdoor bemoeilijkt. Het niet of laat waarnemen van bewegende<br />

objecten vormt volgens de nautische adviesgroep een ontoelaatbare vergroting van de<br />

kans op ongevallen.<br />

Visuele navigatie<br />

Het met het oog waarnemen van de omgeving blijft ondanks moderne instrumenten<br />

belangrijk voor de veilige navigatie. In het vaargebied rondom het windpark is veel<br />

achtergrondverlichting, onder andere door het industriegebied van Corus. De verlichting<br />

van het windturbinepark, gecombineerd met de genoemde verlichting aan land zal de<br />

kans op desoriëntatie van zeevarenden bij het visueel waarnemen van de omgeving<br />

vergroten en beïnvloedt de kans op ongevallen negatief.<br />

Advies van de nautische adviesgroep<br />

De nautische adviesgroep komt na een gedegen analyse unaniem tot een negatief advies<br />

over het vergunnen van het windturbinepark IJmuiden op basis van scheepvaartveiligheid.<br />

Dit advies wordt ingegeven door de optelsom van de conclusies in het MER, inclusief de<br />

uitkomsten van de SAMSON berekeningen daarin, plus bovengenoemde aanvullende<br />

overwegingen die in de MER niet of onvoldoende zijn beschreven en beoordeeld.<br />

3.4 Concluderend t.a.v. effecten op scheepvaartveiligheid<br />

Op grond van artikel 3, lid 1, van de Wbr en artikel 5, sub a, van de Beleidsregels, waarbij<br />

het veilig gebruik van de waterstaatswerken en het behoud van mogelijkheden voor een<br />

doelmatig en veilig gebruik van de Noordzee voorop staat, stel ik op basis van<br />

bovenstaande overwegingen vast dat het windturbinepark IJmuiden een onaanvaardbaar<br />

negatief effect heeft op de veiligheid van de scheepvaart in en rondom het gebied van de<br />

locatie waarop de vergunningaanvraag betrekking heeft.<br />

9


IV) BESLUIT<br />

<strong>WSV</strong>/<br />

Gezien bovenstaande overwegingen ben ik voornemens de voorliggende<br />

vergunningaanvraag voor het oprichten en instandhouden van het windturbinepark<br />

’IJmuiden’ af te wijzen.<br />

Op grond van artikel 3:15, jo. 3:16, Awb stel ik belanghebbenden in staat gedurende 6<br />

weken vanaf de datum van terinzagelegging van het ontwerp-besluit over het ontwerpbesluit<br />

zienswijzen naar voren te brengen. Ik verwijs in dit verband naar de ‘mededelingen’<br />

die bij dit ontwerp-besluit zijn gevoegd.<br />

DE MINISTER VAN VERKEER EN WATERSTAAT,<br />

namens deze,<br />

DE HOOFDINGENIEUR-DIRECTEUR RIJKSWATERSTAAT NOORDZEE,<br />

namens deze,<br />

de directeur Water en Scheepvaart<br />

mw. drs. E.M.J. Meijers<br />

Bijlage 1: specificatie onderliggende documentatie bij de aanvraag<br />

Bijlage 2: overzicht inspraakreacties terinzagelegging MER<br />

10


MEDEDELINGEN<br />

<strong>WSV</strong>/<br />

Belanghebbenden kunnen tegen het ontwerp-besluit mondeling of schriftelijk hun<br />

zienswijze gedurende 6 weken naar voren brengen. De termijn vangt aan met ingang van<br />

de dag waarop het ontwerp ter inzage is gelegd.<br />

Het ontwerp-besluit ligt gedurende reguliere openingstijden op de volgende locaties ter<br />

inzage:<br />

- de hoofdvestiging van Rijkswaterstaat Noordzee in Rijswijk<br />

- de hoofdvestiging van Rijkswaterstaat Noord-Nederland in Leeuwarden<br />

- de hoofdvestiging van Rijkswaterstaat Noord-Holland in Haarlem<br />

- de hoofdvestiging van Rijkswaterstaat Zuid-Holland in Rotterdam<br />

- de hoofdvestiging van Rijkswaterstaat Zeeland in Middelburg<br />

- het ministerie van Verkeer en Waterstaat in Den Haag<br />

- de hoofdvestigingen van de openbare bibliotheken in Groningen,<br />

Haarlem, Den Haag en Middelburg.<br />

U kunt uw zienswijzen ten aanzien van dit ontwerp-besluit kenbaar maken door deze tot<br />

en met 1 november 2007 te sturen naar:<br />

Inspraakpunt VenW<br />

MER-en Windturbineparken Noordzee<br />

(Ontwerp-beschikking Offshore windpark IJmuiden)<br />

Postbus 30316<br />

2500 GH Den Haag<br />

Indien u uw zienswijze mondeling naar voren wenst te brengen dient u hiertoe een<br />

afspraak te maken met:<br />

Inspraakpunt Verkeer en Waterstaat,<br />

mevrouw Marjo Kornman<br />

Tel. 070-3519604<br />

Voor vragen omtrent de te volgen procedure kunt u contact opnemen met:<br />

Rijkswaterstaat Noordzee<br />

de heer M. <strong>Langeveld</strong>, m.langeveld@rws.nl , tel. 070-33 66 848.<br />

11


<strong>WSV</strong>/<br />

BIJLAGE 1: SPECIFICATIE ONDERLIGGENDE DOCUMENTATIE BIJ DE AANVRAAG<br />

ONDERLIGGENDE DOCUMENTATIE BIJ DE AANVRAAG<br />

Uw vergunningaanvraag gaat gepaard met de volgende documenten en/of bijlagen:<br />

1. Brief bij aanvraag vergunning (met <strong>kenmerk</strong>: 25013/JD/06/01d) met datum<br />

21 juni 2006;<br />

2. Document: Wbr vergunningaanvraag;<br />

3. Bijlage III: Oprichtings-, constructie- en verwijderingsplan;<br />

4. Bijlage IV: Verlichtingsplan;<br />

5. Bijlage V: Veiligheids- en Calamiteitenplan<br />

6. Contingency Plan Windpark IJmuiden (Engelstalige equivalent van<br />

Calamiteitenplan);<br />

7. Bijlage VI: Onderhoudsplan;<br />

8. Bijlage VIIB: Certificaat en ontwerpdocumenten;<br />

9. Bijlage VIII: Coördinaten Windpark IJmuiden;<br />

10. Milieu Effect Rapport Offshore Windpark IJmuiden - Hoofdrapport -;<br />

11. CD ROM, met bovenstaande documenten, o.m. ook met diverse extra<br />

ontwerpdocumenten;<br />

12. Brief (ref. nr. 25013/JD/06/01d, d.d. 11 augustus 2006) m.b.t. uw addendum<br />

ontvangen op 11 augustus 2006;<br />

13. Document: ‘Windpark IJmuiden - Addendum, Wbr vergunningaanvraag en<br />

MER’, inclusief bijlagen (tevens op cd-rom);<br />

14. ‘Toelichting bij Ontwerpdocumenten’, behorende bij Bijlage VIIB;<br />

15. Document: ’Near Shore Windpark, Reference Turbine Foundation’ (doc. Nr.<br />

10020244-31-10-SA-0102-D, Balast Nedam Infra);<br />

16. Brief (ref. nr. 25013/03b/JD/IJ, d.d. 5 oktober 2006) m.b.t. uw tweede<br />

addendum ontvangen op 5 oktober 2006;<br />

17. Document: ‘Offshore Windpark Katwijk Milieueffectrapport, Addendum II’<br />

(bevat diverse aanvullingen op oorspronkelijk ingediende aanvraag incl. MER<br />

van 21 juni 2006, in 60-voud ingeleverd, incl. CD ROM);<br />

18. Brief (ref. nr. 25013/JD/07/01) met Document t.a.v. aanvulling m.b.t. de<br />

Memo van de Com mer: ‘Nadere uitwerking natuurbescherming MER<br />

offshore Windpark IJmuiden’, d.d. 30 maart 2007.<br />

12


<strong>WSV</strong>/<br />

BIJLAGE 2: Overzicht inspraakreacties terinzagelegging MER<br />

Toelichting: op de (gelijktijdige) terinzagelegging van 3 MER-en (incl. Wbr-aanvraag) ,ref.<br />

Staatscourant nr. 233, 29 november 2006, p. 23, t.w. ‘IJmuiden’, ‘Katwijk’, ‘West Rijn’,<br />

zijn in totaal 10 inspraakreacties ontvangen. Hieronder worden deze (samengevat)<br />

weergegeven, incl. reactie van het Bevoegd Gezag.<br />

N.B.: Inspraakreactie nr. 1 heeft geen relatie tot het Windpark IJmuiden (maar tot het park<br />

West Rijn van initiatiefnemer Airtricity, inspreker is BP Nederland Energie B.V.). Deze<br />

inspraakreactie zal worden behandeld bij de (ontwerp)-beschikking voor dat park.<br />

Volgnummer: 2<br />

Afzender: Ir. A.J. Rooseboom<br />

13<br />

Thorbeckelaan 176<br />

Kernpunt(en) van de inspraak: Reactie van Bevoegd Gezag:<br />

1 Tegen het toepassen van een 3,6 MW turbine wordt<br />

bezwaar gemaakt. Temeer de stand der techniek<br />

tegenwoordig al snel een 5 MW is en een reductie van<br />

het aantal turbines noodzakelijk is voor minimalisering<br />

(ALARA) van milieubelasting en arbeidsveiligheid.<br />

2 Voor het gebruik van helikopters dient een paragraaf<br />

onderhoud te worden opgenomen in het MER. Op de<br />

aanlandingslocatie kent het gebruik van helikopters wel<br />

degelijk milieuaspecten. Daarnaast ontbreekt bijlage VI<br />

van het onderhoudsplan. Er wordt verzocht dit plan toe<br />

te zenden en de inspraakprocedure hiervoor te<br />

verlengen.<br />

3 De helikopter mag alleen worden ingezet in<br />

noodsituaties en niet voor onderhoudswerkzaamheden,<br />

i.v.m. vermindering (ALARA) van de milieubelasting en<br />

optimalisatie van de arboveiligheid (SAHARA).<br />

2564 BT 'S-GRAVENHAGE<br />

Inspraakreactie is niet relevant voor het voorliggende<br />

ontwerp-besluit.<br />

Meer algemeen kan worden gesteld dat de initiatiefnemer<br />

niet verplicht is tot de keuze voor het Meest<br />

Milieuvriendelijkste Alternatief (MMA) als de keuze voor een<br />

ander alternatief afdoende wordt gemotiveerd.<br />

Inspraakreactie is niet relevant voor het voorliggende<br />

ontwerp-besluit.<br />

Het onderhoudsplan is een onderdeel van de<br />

vergunningaanvraag die ter informatie aan het MER is<br />

toegevoegd. Voor de inspraak ligt nu alleen het MER voor.<br />

Inspraakreactie is niet relevant voor het voorliggende<br />

ontwerp-besluit.<br />

Meer algemeen kan worden gesteld dat Arboregels buiten<br />

deze m.e.r.-procedure vallen (betreft Arbowet, deze is ook<br />

van toepassing op de EEZ).<br />

4 Er wordt bezwaar gemaakt tegen het laten uitvoeren Inspraakreactie is niet relevant voor het voorliggende


van het onderhoud van de turbine door de voorgestelde<br />

firma's. Als er onderhoud plaatsvindt dienen eigenaar en<br />

autoriteiten te worden geïnformeerd. De bevindingen<br />

kunnen dienen ter verbetering van<br />

windenergieopwekking. Het rapporteren over bijna<br />

ongelukken is slechts een arbo aspect.<br />

5 Shell en Nuon moeten zich schriftelijk verplichten de<br />

ontwikkeling van de windenergieturbine te promoten en<br />

kennis te delen. Het louter commercieel draaien mag niet<br />

de ambitie zijn van dit windpark. Voor de aanpak van de<br />

mondiale klimaatverandering zijn andere ambities nodig.<br />

Volgnummer: 3<br />

N.B.: Deze inspraak richt zich voornamelijk tegen het<br />

Windpark ‘Katwijk, maar inspreker geeft in de<br />

toelichting bij diens inspraak aan dat ’ [dit] evenzeer van<br />

toepassing [is] op de ander parken’)<br />

<strong>WSV</strong>/<br />

ontwerp-besluit.<br />

Inspraakreactie is niet relevant voor het voorliggende<br />

ontwerp-besluit.<br />

Meer algemeen kan worden gesteld dat aspecten m.b.t.<br />

“commercieel draaien” buiten de scope van deze m.e.r.-<br />

procedure valt. Daarnaast wordt opgemerkt dat de kennis en<br />

ervaringen met de huidige windparken alsmede de<br />

rapportages in het kader van het MEP bijdragen aan het<br />

vergroten van de kennis over de (milieu)effecten van wind op<br />

zee.<br />

Afzender:<br />

14<br />

Stichting Berkheide Coepelduijnen,<br />

Katwijk<br />

Drs. G. van Ommering<br />

Santhorstlaan 20<br />

Kernpunt(en) van de inspraak: Reactie van Bevoegd Gezag:<br />

1 De stichting heeft ernstige bezwaren tegen de aanleg<br />

van het windturbinepark Katwijk.<br />

2 Het windturbinepark Katwijk is een van de eerste<br />

parken in een reeks die het aanzien van de hele kust<br />

dreigt te veranderen. De kust zal van Den Helder tot<br />

Cadzand worden volgebouwd met windturbineparken<br />

om de geplande 6000 MW te halen. Alleen de<br />

uitsluitingsgebieden zullen van turbines worden<br />

gevrijwaard.<br />

2242 BG WASSENAAR<br />

Zie onderstaande reacties op bezwaren.<br />

Inspraakreactie is niet relevant voor het voorliggende<br />

ontwerp-besluit.<br />

Meer algemeen kan worden gesteld dat de kust niet geheel<br />

zal worden volgebouwd; ook als op lange termijn een<br />

capaciteit van 6000 MW wordt gehaald. Uitgezonderd het<br />

windpark Egmond aan Zee kunnen de windparken alleen<br />

buiten de 12-mijl zone worden vergund. Door deze afstand


3 In het MER Katwijk wordt niet ingegaan op het<br />

cumulatieve effect van alle nog voor de kust te<br />

ontwikkelen windturbineparken gezamenlijk. De<br />

ecologische effecten van alle parken gezamenlijk zullen<br />

veel sterker zijn dan de som van de ecologische effecten<br />

van elk park afzonderlijk.<br />

4 In het MER wordt onvoldoende ingegaan op de visuele<br />

verstoring, zowel overdag als 's nachts, van het park.<br />

Aangezien de trend bij turbines gaat richting groot,<br />

groter, grootst, is het niet geruststellend dat op de<br />

configuratie van het windpark nog varianten worden<br />

onderzocht. Het is daardoor onduidelijk hoe groot de<br />

visuele aantasting zou kunnen worden. Indien nu voor de<br />

kleinste 3 MW wordt gekozen, is te verwachten dat deze<br />

wordt vervangen/opgevolgd door een turbine van grote<br />

afmeting.<br />

5 Het park levert een uiterst beperkte bijdrage aan<br />

energieproductie en CO2-reductie. Om maximaal 1,6%<br />

van de Nederlandse energiebehoefte in 2020 te<br />

realiseren zou de aanblik van de zee ernstig aangetast<br />

worden, tegen hoge kosten en zonder dat daarmee<br />

redelijk doel wordt gediend. Dat is maatschappelijk<br />

onaanvaardbaar. Deze conclusie wordt ondersteund door<br />

recente rapporten van gezaghebbende instellingen<br />

waaronder WRR en CPB.<br />

6 In verband met de aantasting van het landschap is de<br />

plaatsing van windenergieparken met 5 MW turbines<br />

binnen 50 km en 3 MW turbines binnen 40 km uit de<br />

kust niet aanvaardbaar.<br />

7 Windenergie is een heel dure manier om heel weinig<br />

duurzame energie te produceren en CO2 te reduceren.<br />

Het gaat ten koste van het landschap (op land) en de<br />

zee. Het geld daarvoor kan veel efficiënter besteed<br />

worden.<br />

<strong>WSV</strong>/<br />

en de beperkte helderheid van de lucht wordt de<br />

zichtbaarheid van de parken sterk beperkt. Zie<br />

www.noordzeeloket.nl voor een overzichtskaart.<br />

In de Richtlijnen zijn een aantal scenario’s voorgeschreven om<br />

de cumulatieve effecten van het windpark met andere parken<br />

en activiteiten op zee te beschrijven. Deze zijn gebaseerd op<br />

de redelijkerwijs te verwachten subsidieruimte voor<br />

windparken destijds (‘1000 MW cumulatief’ voor de<br />

eerstkomende jaren). Deze scenario’s zijn beschreven in een<br />

aparte (cumulatieve) effectenstudie als onderdeel van het<br />

MER.<br />

Inspraakreactie is niet relevant voor het voorliggende<br />

ontwerp-besluit.<br />

De visuele verstoring van windturbines ’s nachts is nihil<br />

aangezien de verlichting van de turbines niet sterk genoeg is<br />

om zichtbaar te zijn aan de kust. Deze visuele verstoring van<br />

het windpark is afdoende beschreven.<br />

Het belang van windenergie op zee is beschreven in de Nota<br />

Ruimte en het Integraal Beheerplan Noordzee 2015 (IBN) en<br />

uitgangspunt voor de vergunningverlening van windparken<br />

op zee.<br />

Zie reactie onder 2, 4 en 5.<br />

De efficiëntie van de productie van duurzame energie en<br />

reductie van CO2-uitstoot d.m.v. windparken is op zichzelf<br />

geen grond om voor dit initiatief geen positieve (ontwerp-)<br />

beschikking af te geven. Verder wordt verwezen naar de<br />

reactie onder 5.<br />

15


Volgnummer: 4<br />

Afzender:<br />

<strong>WSV</strong>/<br />

16<br />

Luchtverkeersleiding Nederland<br />

de heer, mevrouw S.L.M. Keulards<br />

Postbus 75200<br />

Kernpunt(en) van de inspraak: Reactie van Bevoegd Gezag:<br />

1 De effecten van de windmolenparken op de ontvangst<br />

van radio- en transpondersignalen zijn niet onderzocht in<br />

het MER. Er wordt dan ook dringend verzocht een<br />

aanvullend onderzoek te doen naar de effecten van<br />

windmolenparken in de Noordzee op deze installaties. De<br />

Luchtverkeersleiding Nederland adviseert dan ook de<br />

Wbr-vergunningaanvraag niet af te geven.<br />

2 De wettelijke taak van het veilig geven van<br />

luchtverkeersdienstverlening binnen het<br />

vluchtinformatiegebied Amsterdam, kan door de<br />

realisatie van de windmolenparken niet meer worden<br />

gegarandeerd.<br />

1117 ZT SCHIPHOL<br />

Inspraakreactie is niet relevant voor het voorliggende<br />

ontwerp-besluit.<br />

De effecten op radardekking en telecommunicatie zijn<br />

onderzocht conform de Richtlijnen. Op dit moment wordt op<br />

initiatief van de luchtvaartbranche aanvullend onderzoek<br />

gedaan naar mogelijke effecten. De resultaten van dit<br />

onderzoek kunnen van invloed zijn op de toekomstige<br />

vergunningverlening van windparken op zee en de basis<br />

vormen voor aanvullende voorschriften in de vergunningen.<br />

Inspraakreactie is niet relevant voor het voorliggende<br />

ontwerp-besluit.<br />

Zie reactie op punt 1.<br />

N.B.: Inspraakreactie nr. 5 heeft geen relatie tot het Windpark IJmuiden (maar tot het park<br />

Katwijk van initiatiefnemer WEOM, inspreker is het college van B&W van de gemeente<br />

Katwijk). Deze inspraakreactie zal worden behandeld bij de (ontwerp)-beschikking voor<br />

dat park.<br />

Volgnummer: 6<br />

Afzender:<br />

Q7<br />

de heer, mevrouw P.J. Hesp<br />

Postbus 818<br />

Kernpunt(en) van de inspraak: Reactie van Bevoegd Gezag:<br />

2003 RV HAARLEM<br />

1 Q7 staat positief tegen de komst van meer windparken Het beleid is erop gericht 6000MW aan windparken op zee te


op zee. Er moet echter wel rekening worden gehouden<br />

met de realisatie en exploitatie van het bestaande<br />

windpark. Er kunnen mogelijk negatieve gevolgen zijn<br />

voor de exploitatie, het is niet uitgesloten dat windpark<br />

IJmuiden wind "wegvangt". Een verlies van 2 a 3 % leidt<br />

dan tot een financieel verlies van € 1.500.000 per jaar.<br />

Verplaatsing van het windpark IJmuiden zal dit tegen<br />

kunnen gaan. De vergunningverlening voor IJmuiden<br />

moet dan ook op de huidige locatie niet worden<br />

afgegeven.<br />

Volgnummer: 7<br />

<strong>WSV</strong>/<br />

realiseren. Een mogelijke beperkte onderlinge beïnvloeding<br />

van de parken is niet altijd te vermijden.<br />

Afzender:<br />

17<br />

Productschap Vis<br />

de heer, mevrouw H. Demkes<br />

Postbus 72<br />

Kernpunt(en) van de inspraak: Reactie van Bevoegd Gezag:<br />

1 Door de komst van windparken in zee zal de visserij<br />

ernstig worden belemmerd in haar bedrijfsuitvoering. De<br />

gebieden die in de Nota Ruimte zijn aangewezen als<br />

voorkeursgebieden voor de plaatsing van windparken zijn<br />

belangrijke gebieden voor de visserij.<br />

2 In het MER is het noodzakelijk dat aan het onderzoek<br />

ook de cumulatieve effecten worden toegevoegd. Het<br />

betreft dan vooral onderzoek naar de gevolgen voor<br />

trekvogels, vissoorten, opgroei- en paaigebieden van vis<br />

en de scheepvaartveiligheid. De informatie is nu slechts<br />

theoretisch van aard en niet wetenschappelijk<br />

onderbouwd.<br />

3 In het MER is geen nadere analyse gemaakt van de<br />

cumulatieve effecten voor de scheepvaartveiligheid, maar<br />

wordt volstaan met de term onveiliger.<br />

4 De veiligheid op zee moet zoveel als mogelijk worden<br />

gewaarborgd. Hiervoor worden wel suggesties gedaan,<br />

maar een analyse van de uitvoerbaarheid daarvan<br />

2280 AB RIJSWIJK ZH<br />

De effecten op de visserij van het windpark is afdoende<br />

beschreven. Er is een relatief zeer beperkt effect op het<br />

visareaal dat echter geen aanleiding geeft om aanvullende<br />

maatregelen voor te schrijven om deze terug te dringen<br />

indien positief op het initiatief zou worden beschikt.<br />

Voor wat betreft het onderdeel Natuur en Milieu is bij de<br />

beoordeling vastgesteld dat voor een aantal soorten en<br />

effecten daarop een passend beoordeling op grond van de<br />

Habitatrichtlijn dient te worden uitgevoerd, hetgeen nu in het<br />

MER ontbreekt. Gezien de gemaakte afwegingen op het<br />

onderdeel scheepvaartveiligheid is dit in de huidige (ontwerp-)<br />

beschikking niet (direct) aan de orde.<br />

Een analyse van de cumulatieve effecten voor de<br />

scheepvaartveiligheid is opgenomen in een cumulatieve<br />

effectenstudie bij het MER. Een en ander is meegenomen bij<br />

het voorliggende (ontwerp-)besluit.<br />

Het aspect Scheepvaartveiligheid is integraal meegenomen bij<br />

de afwegingen van het voorliggende (ontwerp-)besluit.


ontbreekt. Het uitbreiden van de veiligheidszone wordt<br />

niet als acceptabele mogelijkheid gezien.<br />

5 Het MER geeft aanleiding tot bezorgdheid over de<br />

effecten van het windpark. Volgens het voorzorgs-<br />

beginsel dienen dan preventieve maatregelen te worden<br />

genomen. Het opschorten van de vergunning wordt als<br />

preventieve maatregel door de overheid voorgesteld.<br />

6 De Nederlandse autoriteiten vinden het project Near<br />

Shore windpark noodzakelijk voor het opdoen van kennis<br />

en ervaring over wind op zee. Een vergelijking van dit<br />

initiatief met het NSW lijkt dan ook noodzakelijk. In de<br />

MER-en is deze vergelijkingen nu niet opgenomen.<br />

<strong>WSV</strong>/<br />

Zie reactie onder 2.<br />

De kennis en ervaring van het windpark Egmond aan Zee is<br />

door de initiatiefnemer niet in de vorm van een vergelijking<br />

meegenomen in het MER. Desondanks zijn deze kennis en<br />

ervaring afdoende beschreven in het MER.<br />

N.B.: Inspraakreactie nr. 8 heeft geen relatie tot het Windpark IJmuiden (maar tot het park<br />

Katwijk van initiatiefnemer WEOM en West Rijn van initiatiefnemer Airtricity, inspreker is<br />

de heer Berenschot van Berenschot Advocatuur (namens E-Connection Project B.V.)).<br />

Deze inspraakreactie zal worden behandeld bij de (ontwerp)-beschikking voor die parken.<br />

N.B.: Inspraakreactie nr. 9 heeft geen relatie tot het Windpark IJmuiden (maar tot het park<br />

West Rijn van initiatiefnemer Airtricity, inspreker is Wintershall Noordzee B.V.). Deze<br />

inspraakreactie zal worden behandeld bij de (ontwerp)-beschikking voor dat park.<br />

Volgnummer: 10<br />

Afzender:<br />

18<br />

Kustvereniging EUCC<br />

de heer, mevrouw A.H.P.M. Alman<br />

Postbus 11232<br />

2301 EE LEIDEN<br />

Kernpunt(en) van de inspraak: Reactie van Bevoegd Gezag:<br />

1 Een grootschalig initiatief als dit dient te worden<br />

onderworpen aan een uitgebreid ruimtelijk<br />

ordeningsproces. Hiervan is nog geen sprake geweest.<br />

Inspraakreactie is niet relevant voor het voorliggende<br />

ontwerp-besluit.<br />

Meer algemeen kan worden gesteld dat het belang van<br />

windenergie op zee is beschreven in de Nota Ruimte en het<br />

Integraal Beheerplan Noordzee 2015 (IBN) en dit onderdeel<br />

uitmaakt van de uitgangspunten voor de te maken


2 De serie windparken zal schade en risico's met zich<br />

meebrengen voor:<br />

- natuurbehoud door schade aan trekvogels en risico's<br />

onderwaterleven<br />

- landschapsbescherming door aantasting horizon<br />

- kustrecreatie en kusttoerisme<br />

- scheepvaart en pleziervaart inzake veiligheid<br />

- kustveiligheid door beperking transport zandsuppleties<br />

- visserij door verlies visgrond; wat vanuit natuurbehoud<br />

positief wordt beoordeeld<br />

3 De risico's en schade wegen niet op tegen een<br />

onduidelijke winst voor de energievoorziening.<br />

Windenergie is onevenredig kostbaar. De parken kunnen<br />

zelfs risico's opleveren voor het Nederlandse of<br />

internationale stroomnet (black-out).<br />

4 Er wordt verwezen naar alle opmerkingen van de St.<br />

Berkheide Coepelduijnen.<br />

5 Het opstellen van afzonderlijke MER-en is onvoldoende<br />

om de cumulatieve effecten te beoordelen. Een<br />

strategisch rapport voor de gezamenlijke parken is beslist<br />

noodzakelijk. De oprichting van parken mag niet<br />

plaatsvinden bij afwezigheid van geïntegreerd beleid en<br />

van een wettelijk ruimtelijk kader.<br />

<strong>WSV</strong>/<br />

overwegingen t.a.v. initiatieven voor windenergie op de<br />

Noordzee. Daartoe behoort ook het uitvoeren van een<br />

uitgebreide milieueffectrapportage. Inspraak op de plannen<br />

vormt onderdeel van dat ruimtelijk ordeningsproces<br />

De MER-en bevatten een beschrijving van de genoemde<br />

aspecten, incl. de mogelijke effecten en incl. de cumulatieve<br />

effecten.<br />

Het aspect Scheepvaartveiligheid is integraal meegenomen bij<br />

de afwegingen van het voorliggende (ontwerp-)besluit.<br />

Voor wat betreft het onderdeel Natuur en Milieu is bij de<br />

beoordeling vastgesteld dat voor een aantal soorten en<br />

effecten daarop een passend beoordeling op grond van de<br />

Habitatrichtlijn dient te worden uitgevoerd, hetgeen nu in het<br />

MER ontbreekt. Gezien de gemaakte afwegingen op het<br />

onderdeel Scheepvaartveiligheid is dit in de huidige (ontwerp-)<br />

beschikking niet (direct) aan de orde.<br />

Het belang van windenergie op zee is beschreven in de Nota<br />

Ruimte en het Integraal Beheerplan Noordzee 2015 (IBN) en<br />

uitgangspunt voor de vergunningverlening van windparken<br />

op zee.<br />

Zie reacties onder inspraakreactie 3.<br />

Zie reactie onder inspraakreactie 3.3. en onder reactie 10.1<br />

19


<strong>WSV</strong>/<br />

BIJLAGE 3: Uitwijkmogelijkheden voor een uitgaand schip<br />

Zuid gaand schip<br />

Geulgebonden schip<br />

(1)<br />

WP IJmuiden<br />

Situatieschets ‘Beperkte uitwijkmogelijkheden voor een uitgaand schip’<br />

Toelichting: Van het uitgaande schip (vanuit de richting IJmuiden) wordt conform de<br />

Internationale bepalingen ter voorkoming van aanvaringen op zee verwacht dat het<br />

uitwijkt voor het zuid gaande schip dat van stuurboord in komt en waarmee het op een<br />

aanvaringskoers ligt (1).<br />

- Het uitgaande schip kan niet naar stuurboord uitwijken vanwege het windpark (2.)<br />

- Het uitgaande schip kan geen rondtorn over bakboord ingaan om het zuid gaand<br />

schip te ontwijken vanwege het inkomende geulgebonden schip (3).<br />

- Het geulgebonden schip kan niet naar stuurboord uitwijken om ruimte te maken voor<br />

het uitgaand schip omdat het dan de (nauwe) IJ-geul moet verlaten (4).<br />

(3)<br />

(4)<br />

(2)<br />

20<br />

Uitgaand schip<br />

1 Mijl<br />

IJ-Geul

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!