DE TEGENWOORDIGE POSITIE DER PERS.
DE TEGENWOORDIGE POSITIE DER PERS.
DE TEGENWOORDIGE POSITIE DER PERS.
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
Int. Instituut<br />
Soc. Geschiedenis<br />
Amsterdam<br />
No* 528 1 November 1936<br />
Adres voor Redactie en Administratie:<br />
Stalpertstraat 65, Den Haag. (Tel. 775417)<br />
Redacteur:<br />
D. HANS<br />
Illlflllfl<br />
Dit blad verschijnt ten minste<br />
éénmaal per maand.<br />
<strong>DE</strong> <strong>TEGENWOORDIGE</strong> <strong>POSITIE</strong> <strong>DE</strong>R <strong>PERS</strong>.<br />
Ik heb op mij genomen, voor de bespreking van het<br />
onderwerp „De huidige positie der pers" een korte inleiding<br />
te houden. Zij kan kort zijn, omdat de artikelen,<br />
en uittreksels van artikelen, in den laatsten tijd in het<br />
orgaan verschenen, mede als een voorbereiding tot het<br />
debat kunnen worden beschouwd. Waar uit al deze<br />
beschouwingen, van zoo verschillende zijden geleverd,<br />
overtuigend blijkt, dat de positie en het beeld van de pers<br />
in onze dagen veler aandacht boeien, meende het Bestuur<br />
de gelegenheid te moeten openen er ook in onze vergadering<br />
eens over te spreken. Ieder kan nu zeggen,<br />
wat hij op het hart heeft.<br />
De pers is sinds eeuwen een der belangrijkste machten<br />
en organen in en van het publieke leven. Het is daardoor<br />
alleen reeds volkomen begrijpelijk, dat in een tijd, waarin<br />
alles wordt geschokt en beroerd, veel wordt hervormd<br />
en zelfs ontworteld, een tijd van Umwertung aller Werte,<br />
ook de pers daarvan den invloed ondervindt. Over het<br />
ergste, wat zij ondervindt, namelijk de aantasting van<br />
haar vrijheid, zal ik het thans niet hebben. Het valt<br />
buiten het kader dezer discussie. Wij hebben er trouwens<br />
vroeger al in den Kring over gesproken en ons standpunt<br />
bepaald. Met diepe bezorgdheid aanschouwen wij<br />
natuurlijk, in hoe vele landen de vrijheid der pers is<br />
beknot. Nieuw is dit niet. De dictatuur, die ook niet<br />
nieuw is, heeft in alle tijden, waarin zij opkwam, getracht<br />
andere machten naast zich te vernietigen. Al het<br />
vergankelijke — zei Goethe — is slechts gelijkenis. Wat<br />
wij elders zien, stemt ons des te dankbaarder, dat wij<br />
in ons vaderland nog leven in een sfeer van geestelijke<br />
vrijheid. En overigens ben ik voor mij rotsvast overtuigd,<br />
dat onderdrukking en vernietiging der persvrijheid nooit<br />
blijvend kan zijn. De geest is, in al zijn uitingen en verschijnings-vormen,<br />
als een veer: men kan hem tijdelijk<br />
indrukken, straks springt hij onweerstaanbaar opnieuw<br />
naar boven. Onuitroeibaar zit de vrijheidszin den mensch<br />
in het bloed geboren.<br />
Ik bepaal mij dus thans tot enkele punten met betrekking<br />
tot de positie en het beeld der pers in ons vaderland.<br />
En dan begin ik met de opmerking, dat het aange<br />
Rede van den Kring-Voorzitter, in<br />
de Alg. Verg. van 24 October j.l.<br />
zicht der publiciteit in betrekkelijk-korten tijd grondig<br />
is veranderd. Ik zeg: publiciteit. Dit is een ruimer begrip<br />
dan pers. De pers, de journalistiek, is een der vormen<br />
van de publiciteit. En zij heeft moeten ondervinden, dat<br />
in latere jaren andere vormen zijn opgekomen, en zich<br />
op zeer snelle en sensationeele wijze hebben ontwikkeld.<br />
Ik noem de radio en de [Urn. Reeds sinds de opkomst<br />
der democratie in haar verschillende uitingen in ons<br />
vaderland had de pers haar min of meer monopolistisch<br />
karakter van orgaan der publiciteit, dat geregeld met het<br />
publiek in contact kwam en het publiek voorlichtte,<br />
moeten missen. De uitbreiding van het vereenigings- en<br />
vergaderleven, in ons land allengs zoo sterk ontwikkeld;<br />
de toeneming van allerlei instituten, waarin en waardoor<br />
het publiek werd ingelicht en opgevoed, vaak langs den<br />
weg der populaire wetenschap, dit en nog meer had<br />
medegebracht, dat de voorlichting der pers niet meer<br />
alleen stond. Doch dit alles is niet van zoo ingrijpende<br />
beteekenis geweest als de ontwikkeling van radio en<br />
film, omdat deze het publiek, evenals de pers, van dag<br />
tot dag, ja, zelfs van uur tot uur bereiken en beroeren,<br />
en, wat de radio betreft, daarbij heel dikwijls op de pers<br />
een zeer stelligen voorsprong heeft, waartegen wij zelfs<br />
met onze bulletins en extra-nummers niet meer op<br />
kunnen. De jongste gebeurtenissen in ons vaderland<br />
hebben dit overvloedig bewezen. Laat ons maar ronduit<br />
bekennen, dat de verloving onzer Prinses en alles wat<br />
daarmede verband hield een zeer bijzonder accent hebben<br />
gekregen door radio en film. De toespraken, door de<br />
vorstelijke personen bij die gelegenheid gehouden, zouden<br />
ongetwijfeld ook zeer hebben getroffen, indien zij alleen<br />
in de krant hadden gestaan, maar het diepe menschelijke<br />
accent, het contact van ziel tot ziel, de persoonlijke aanraking,<br />
kregen zij door de radio. Kan, mutatis mutandis,<br />
niet hetzelfde gezegd worden van de rede, welke kort<br />
daarna onze Minister-President in een vroegen morgenstond<br />
hield over de monetaire kwestie? En hoe knap en<br />
geestdriftig de beschrijvingen in onze dagbladen ook<br />
waren van de tooneelen, welke zich in de residentie<br />
afspeelden gedurende de eerste verlovings-dagen, op<br />
de cinéae's had een bestorming plaats zooals nog nooit
122 <strong>DE</strong> J O U R N A L I S T<br />
te voren het geval was geweest. Radio en film, de nieuwe<br />
vormen der publiciteit, brachten hier, wat de pers niet<br />
brengen kón en kan.<br />
Zie hier, hoe wij nieuwe concurrenten naast ons gekregen<br />
hebben, concurrenten, die wij zelve dienen, want<br />
verscheidenen onzer gehoorzamen aan de stem deiradio,<br />
wanneer deze op hen een beroep doet. In het begin<br />
heb ik persoonlijk dit wel eens met eenigen schroom<br />
gedaan. Later niet meer. Men kan de ontwikkeling van<br />
zulke zaken niet beletten door een persoonlijke negatie.<br />
Beteekent dit nu een bedreiging onzer positie? Om<br />
drie-erlei redenen: neen. In de eerste plaats bereiken<br />
radio en film tenslotte slechts een deel van het publiek.<br />
In de tweede plaats bewijst de ervaring overvloedig, dat,<br />
•wat de menschen gezien en gehoord hebben, zij ook<br />
gaarne nog eens willen lezen. In de derde plaats hebben<br />
radio en film nu eenmaal een zeer bijzonder karakter;<br />
zij zijn gebonden aan tijd, vorm, plaats; het gesproken<br />
woord komt wel in huis, maar het vervluchtigt op hetzelfde<br />
oogenblik dat het gesproken is en het bereikt<br />
slechts de menschen, die er op dat oogenblik naar luisteren;<br />
wil het anderen bereiken, dan moet het op mechanische<br />
wijze herhaald worden, later. En naar de film<br />
moet men heengaan, op bepaalde uren. De krant echter<br />
valt in de bus; behoeft niet herhaald te worden; is voor<br />
de kennisneming niet gebonden aan tijd, plaats en persoon.<br />
De krant heeft voordeelen, welke radio en film<br />
nooit kunnen bereiken; haar positie blijft ongeschokt.<br />
En bovendien is er nog een groot verschil', en hiermee<br />
kom ik in het hart van de kwestie zooals ik haar stellen<br />
wil. De krant geeft iets, dat bij radio en film nooit het<br />
centrale punt kan worden: voorlichting en als gevolg<br />
daarvan leiding. Als zoodanig behoudt de pers, kan zij<br />
althans behouden, een beteekenis, waarvan de invloed<br />
moeilijk kan worden overschat en die door radiocursus<br />
en radio-voordracht zelfs uit de verte niet kan<br />
worden benaderd. De voorlichting, de beschouwing, het<br />
artikel, de periodieke, dagelijksche invloed; ziedaar wat<br />
het geheel eigene blijft van onze pers. Zeker, een krant<br />
is nieuwsblad. Het publiek is daar op afgericht. Juist<br />
op dit punt spitst zich dan ook de concurrentie van radio<br />
en film toe: het nieuws, de reportage, het journaal. En<br />
ongetwijfeld kan een krant zich een reputatie ten goede<br />
of ten kwade veroveren door haar betrouwbaarheid als<br />
nieuws-orgaan; nationaal en internationaal kennen wij<br />
allen de voorbeelden daarvan, voorbeelden ook van oppervlakkige,<br />
on-gefundeerde, fantasie-rijke reportage.<br />
Maar het eigenlijke gezag van een krant, haar invloed,<br />
haar cultureele plaats, hangen veel meer af van de beschouwing,<br />
van het oordeel, van de voorlichting, dan<br />
van het nieuws en van haar technische vaardigheid en<br />
van haar prachtige en vlugge illustratie. Kranten kunnen<br />
in dit laatste uitblinken en toch geen of weinig gezag<br />
hebben. Omgekeerd evenzoo. Het is in dezen gedachtengang<br />
duidelijk, dat de pers er naar moet streven de<br />
beschouwende taak, welke zij op radio en film voor<br />
heeft, zoo goed mogelijk te blijven vervullen.<br />
En ziedaar nu, ik spreek het openhartig uit gelijk ik<br />
het openhartig geschreven heb, wat ik de fout vind in<br />
onze pers van vandaag: het gebrek of het tekort aan<br />
algemeene voorlichting.<br />
Ik was getroffen door de blijken van instemming welke<br />
ik kreeg, nadat ik in dien geest had geschreven, en ik<br />
acht mij van een uitvoerige herhaling der motieven ontslagen.<br />
Ik ben van oordeel, dat de voorlichting, de beschouwing,<br />
het hoofdartikel in de verdrukking is gekomen.<br />
Dat het op den achtergrond is gedrongen; dat<br />
het te eenzijdig slechts bepaalde onderwerpen behandelt<br />
en te veel is verzakelijkt; dat het ook typografisch met<br />
te weinig onderscheiding wordt behandeld. En deze<br />
dingen klemmen te meer en te sterker in den tijd dien<br />
wij beleven, en die ook voor ons een nieuwe taak meebrengt.<br />
Verschillende gezaghebbende personen zijn,<br />
geheel onafhankelijk van elkander, tot deze conclusie<br />
gekomen. Elout schreef, dat de pers niet meer bezielt;<br />
dat de krant, die vroeger ook een zaak was, tegenwoordig<br />
bovenal een zaak is geworden. Lievegoed riep uit: wij<br />
hebben nieuwe journalisten noodig, die de gespecialiseerde<br />
verdeeldheid van het moderne dagblad opheffen<br />
in een eenheid van leiding, een eenheid die moet wortelen<br />
in en leven uit den geest. „Veranderde journalisten"<br />
noemde Stephen Wood hen in een boek. Llit<br />
ons orgaan is u reeds gebleken, dat in het midden onzer<br />
dit alles weerklank vond. Zegt dit alles ons niets? Zien<br />
wij niet onze nieuwe taak? Als Huizinga betoogt, en<br />
hij niet alleen, maar tal van andere cultuur-historici mèt<br />
hem, dat er öf geen nieuwe cultuur zal komen, óf een<br />
cultuur die geestelijk, meta-physisdh gericht is, als hij<br />
uitroept (en dit is misschien wel de belangrijkste zin<br />
uit heel zijn jongste boek): ,,Het is enkel op de onverzwakte<br />
en onwrikbare basis van een levend metaphysisch<br />
besef, dat een absoluut waarheids-begrip, met zijn uitvloeisel<br />
van volstrekt geldige normen van zedelijkheid en<br />
gerechtigheid, veilig is tegen den wassenden stroom van<br />
instinctieven levensdrang", denkt gij dan, dat de pers.<br />
dat wij, journalisten, buiten die cultuur en buiten dat<br />
alles öm kunnen gaan? Dat zij een anderen weg kunnen<br />
volgen: een neutralen weg, of dien der onverschilligheid,<br />
of der politieke of economische onzijdigheid?<br />
En deze dingen mogen niet gemonopoliseerd worden<br />
voor de kerk of voor een bepaalde andere groep in onze<br />
samenleving, en zij zijn niet het specifieke terrein van<br />
en voor een bepaalde rubriek in onze kranten, naast sport<br />
en financiën en gemengde berichten: zij betreffen onmiddellijk<br />
de centrale leiding zelve en haar voorlichting. Is<br />
de pers bereid aan deze taak te voldoen? Zijn er de<br />
leidende journalisten voor, die, naar Lievegoeds woord,<br />
,,leven uit den geest", wat eigenlijk zeggen wil: leven<br />
uit de religie — het begrip religie hier dan genomen in<br />
zijn breedst-mogelijken zin? Zijn zij er, die ook in het<br />
dagblad de dingen van dezen tijd kunnen en durven<br />
stellen onder eeuwigheidslicht? Eén ding hoop ik, dat<br />
men zich bij dit alles niet zal beroepen op de neutraliteit.<br />
Er is, ook in de pers helaas, een neutraliteit, die alle ziel,<br />
alle persoonlijkheid, alle waarlijke leiding en voorlichting<br />
doodt. Neutraliteit tegenover de geweldige vragen van<br />
onzen tijd is een onding. Men moet het mij niet kwalijk<br />
nemen dat ik het zeg, maar in onzen dagen maakt het<br />
woord neutraliteit mij, ter aanduiding van de taak en de<br />
positie der pers, obstinaat. Een krant is — zoo las ik<br />
onlangs in een onzer weekbladen, de Haagsche Post —<br />
een missionaris. Zoo is het. Neutraliteit — hoe men het<br />
begrip ook neme, positief of negatief — miskent wat het<br />
wezen en de roeping van elke krant moet zijn. Zij is<br />
gewoonlijk het resultaat van zakelijke, economische overwegingen.<br />
Zoo maakt zij eerst recht een cultureel goed<br />
tot winst-object en zet feitelijk den aandeelhouder op den<br />
stoel der redactie. Toch verkies ik haar nog boven een<br />
journalistiek, waarop de woorden toepasselijk zijn, die<br />
Thorbecke eens gebruikte om de staatkunde van van Hall<br />
te geeselen; een beleid, zonder ideeëlen inhoud, dat zich<br />
slingert om elke nieuwe en opkomende volksbeweging.<br />
Voor mij heeft een krant evengoed een roeping en een<br />
opdracht in deze wereld als een mensch, ziet zij evengoed<br />
een taak voor zich die met overtuiging, karakter<br />
en geloof moet worden vervuld. Er zijn problemen, gevaren,<br />
bedreigingen waartegen neutraliteit in wezen een<br />
onmogelijkheid is, er zijn waarden in een volksleven<br />
die boven eiken partijstrijd uitgaan en terwille van waarheid,<br />
zedelijkheid, gerechtigheid en vrijheid alleen reeds<br />
moeten worden gediend. Een pers, die dit niet doet.<br />
verloochent haar roeping.<br />
Het feit, dat ik besprak, het terugdringen van het<br />
hoofdartikel, het beperkte karakter van de beschouwing<br />
en de voorlichting, houdt onmiddellijk verband met andere<br />
verschijnselen, welke de tweede belangrijke taak van<br />
het dagblad raken: de nieuwsvoorziening. Het karakter<br />
dezer verschijnselen draagt een economischen en een<br />
ideëelen kant,<br />
Wij weten allen wat ik bedoel. Meer en meer is de<br />
nieuwsvoorziening gecentraliseerd en, gemechaniseerd,<br />
totdat dit zijn bekroning vond in de oprichting van het<br />
A.N.P. ,,De krant" — ik citeerde Elout reeds — „die<br />
vroeger ook een zaak was, is tegenwoordig vooral een
zaak geworden". Treffend bevestigt zich dit in het<br />
streven der directies, om door middel van een centralen<br />
nieuwsdienst alles in eigen hand te krijgen en door<br />
middel van de telex alles gelijktijdig te bereiken, ten<br />
koste van de economische nadeelen voor de journalisten<br />
en van de ideëele nadeelen voor de journalistiek, daaraan<br />
verbonden. Het is uitermate teekenend, dat letterlijk<br />
alle tendenzen en verschijnselen van de latere jaren op<br />
dit terrein een bedreiging zijn voor het economische<br />
belang van den journalist. De vorming van dagbladconcerns,<br />
met de daaraan verbonden uniforme copie voor<br />
verschillende tot het concern behoorende bladen; de<br />
onderhandsche verkoop van nieuws, en zelfs van heele<br />
pagina's, door grootere aan kleinere en door Nederlandsche<br />
aan Indische bladen, zonder dat de betrokken<br />
journalisten daarin worden gekend of er voordeel van<br />
genieten; de oprichting van allerlei kleine persbureaux,<br />
die steeds maar weer aftrek schijnen te vinden; de oprichting<br />
ook van onderlinge pers-vereenigingen en belangen-gemeenschappen,<br />
gelijk er in de laatste dagen<br />
wederom één is bijgekomen; en nu de centralisatie der<br />
nieuwsvoorziening in het A.N.P., het beteekent alles<br />
inperking van het arbeidsveld voor den journalist; beperking<br />
ook van het aantal journalisten; aanzienlijke<br />
verkleining van zijn kans op bijverdiensten. Het is deze<br />
ontwikkeling, die mij niet zonder zorg doet zijn.<br />
En daarbij komt dan nog het ideëele nadeel. Door<br />
al deze dingen, in het bijzonder door deze centralisatie<br />
der nieuws-voorziening, die niet volstrekt nieuw is, maar<br />
zich thans scherp heeft toegespitst, veranderen de trekken<br />
van het aangezicht der journalistiek, en zij worden er<br />
niet schooner op.<br />
De reportage heeft den tijd gekend van de romantiek.<br />
Zij was toen een bohémien. Een vrije vogel. Onder de<br />
leus: ,,Een vliegende kraai heeft altijd wat!'' — de oudsten<br />
onder ons herinneren het zich en zien het beeld<br />
van tal van voortreffelijke nieuws-reporters voor zich<br />
opdoemen — gingen journalisten de straat op en brachten<br />
altijd wat mee. Goed — ideaal was het niet. En de<br />
bohémien kan geen standaard-type zijn; dan is hij trouwens<br />
geen bohémien meer. De tijd kwam dan ook van<br />
een meer serieuze, meer systematische reportage, in onderlingen<br />
wedijver. Men kon er vrede mee hebben. Maaide<br />
evolutie van de wilde bergbeek, die zich daar neerstortte<br />
uit de hoogten der journalistiek, tot het keuriggegraven,<br />
maar levenlooze kanaaltje van tegenwoordig,<br />
van den journalistieken bohémien tot den notaris-klerk<br />
van thans, — die is mij te bar. Met de mechanisatie en<br />
rationalisatie van het nieuws mechaniseeren en rationaliseeren<br />
wij den geest mee. De vrije vogel is gekortwiekt.<br />
Humoristisch, en zielig tegelijk, is het om te zien, hoe<br />
hij af en toe nog zijn besnoeide vlerken poogt uit te<br />
slaan, door van een paar centimeters afzonderlijk nieuws<br />
een meter te maken, een kauwgummie-journalistiek die<br />
eenige beruchtheid gaat krijgen, of hoe hij het mechanische,<br />
van de telex ontvangen nieuws, eenigszins verandert,<br />
eenigszins boetseert, een paar tierlantijntjes er<br />
bijmaakt en er dan boven zet: ,,Van onzen eigen correspondent".<br />
Het publiek loopt er misschien in; de vakgenoot<br />
niet. Alle variatie is weg. Er is een vlakke<br />
uniformiteit, die ook het geestelijk-sportieve doodt, dat<br />
vroeger in de vrije concurrentie gelegen was. Wij hebben<br />
alles allemaal en alles allemaal gelijk en omdat<br />
we alles allemaal moeten hebben, moeten de kleurloosheid<br />
en het mechanische van het nieuws ten top worden<br />
gedreven, moet elk persoonlijk cachet aan de reportage<br />
ontbreken. In het orgaan der Katholieke Journalisten-<br />
Vereeniging gewaagt iemand terecht van ,,de eenheidsworst<br />
van den telex". Als we maar eenigszins kunnen,<br />
vragen we bovendien alk redevoeringen en gegevens<br />
nog vooruit ook. Wij drukken de meest volledige verslagen<br />
al keurig af, vóór er iets van hetgeen er in staat<br />
heeft plaats gehad. De goede, groote verslaggever en<br />
reporter, een van de mooiste figuren in de journalistiek,<br />
wordt weggemechaniseerd. Al deze nadeelen en gevaren<br />
worden, ook in economisch opzicht, des te grooter, wanneer<br />
het persbureau — ik spreek hier nu van deze<br />
<strong>DE</strong> J O U R N A L I S T 123<br />
instelling in het algemeen — ook artikelen, schetsen,<br />
critieken gaat leveren. Een paar stappen verder, en de<br />
mechanische journalist is uitgevonden als verlengstuk<br />
van de telex. Dan zullen er geen houtjes genoeg zijn<br />
om op te bijten voor hen, die zich nog journalist gevoelen.<br />
Reeds nu kan men herhaaldelijk de funeste opmerking<br />
hooren, dat men ergens niet heengaat voor een verslag,<br />
want het A.N.P. gaat er naar toe. De telex tikt het<br />
wel binnen.<br />
Men begrijpe mij goed. ,,Als de ziele luistert, spreekt<br />
het al een taal, dat leeft!" schreef Gezelle. Ik wil ook<br />
in het ratelende geluid van de telex een taal hooren,<br />
een taal die gewaagt van ondernemings-geest, van durf,<br />
van vaardigheid, de taal van een technisch wonder, een<br />
triomf van menschelijk vernuft. Ik weet heel goed dat<br />
achter elke nieuwe technische vinding de geest staat.<br />
Maar ik ben van oordeel, dat tusschen de toetsen van<br />
dat technische wonder niet alleen een belangrijk deel van<br />
onze economische mogelijkheden, maar ook van de vrije<br />
journalistiek in haar geestelijke variaties wordt doodgeknepen.<br />
En ik houd te veel van mijn beroep, om dit<br />
niet te betreuren.<br />
Ik kom aan het eind van deze korte inleiding. Heb ik<br />
te zware registers uitgetrokken? Had mijn palet te zwarte<br />
kleuren? Dan heb ik in ieder geval toch op bedenkelijke<br />
verschijnselen en tendenzen gewezen. Een gewaarschuwd<br />
mensch geldt voor twee. Ik heb overigens slechts<br />
enkele punten aangestipt. Over het aspect van de moderne<br />
krant; over de koppen; over het on-evenwichtige<br />
in het uiterlijk; over de vraag der sensatie en over andere<br />
zaken heb ik gezwegen. Ik heb alleen willen wijzen<br />
op enkele hoofd-gevaren, die ik in de huidige positie van<br />
ons dagblad ontwaar. Er blijft ook nog deze vraag, of<br />
het inderdaad juist is, wat sommigen beweren, dat de<br />
invloed der directies op den inhoud der krant toeneemt.<br />
Ik voor mij ben van oordeel, dat deze vraag niet in het<br />
algemeen te beantwoorden valt. Het zuivere journalistieke<br />
standpunt in ons land is altijd geweest, dat, met<br />
behoud van alle mogelijke overleg en met inachtneming<br />
van alle wenken en adviezen, de beslissing — immers<br />
ook de verantwoordelijkheid — ligt bij den hoofdredacteur.<br />
Ons land en onze journalistiek zijn bij deze practijk<br />
wel gevaren. Zij hebben de vruchten er van geplukt. Ik<br />
druk allen op het hart in dezen geest te blijven werken,<br />
eigen persoonlijkheid en eigen taak en eigen verantwoordelijkheid<br />
te handhaven, ook, als het moet, tegenover<br />
de directies. Ik weet, en het leven heeft mij<br />
dit genoegzaam en aan den lijve geleerd, dat niemand<br />
zijn beginselen kan voortdragen zonder concessies te<br />
doen, waartoe de strijd om het bestaan verplicht. Maar<br />
wij behoeven het vaandel niet uit handen te geven, ook<br />
al wordt het een enkele maal in dien strijd doorschoten<br />
en gescheurd. Mogen onze handen in ieder geval geklemd<br />
blijven om den stok.<br />
,,Laat ons" — zoo zei mr. Plemp van Duiveland eenmaal<br />
— ,,ons beroep zeer fier hoog houden, in het bewustzijn,<br />
dat, hoe onmisbaar ook de kapitaal-kracht, de<br />
ondernemingsgeest, de commercieele eigenschappen zijn,<br />
die een dagblad-onderneming evenzeer behoeft als elke<br />
andere, het tenslotte de geest, de bekwaamheid en de<br />
aanleg van de journalisten zijn, waarvan het afhangt<br />
of de courant naar behooren voorziet in een levensbehoefte<br />
van honderdduizenden".<br />
In deze dagen van wilde geestelijke verwarring aan<br />
den eenen, en van journalistieke industrialisatie en<br />
massa-productie aan den anderen kant, kunnen wij die<br />
wetenschap meedragen als een schoone troost.<br />
De directeur van de firma waar ons orgaan<br />
wordt gedrukt, collega Pier Westerhaan, heeft<br />
spontaan aangeboden de inleiding van den Voorzitter<br />
over ,,De tegenwoordige positie der Pers"<br />
belangeloos als afzonderlijk geschriftje aan onze<br />
leden toe te zenden, met een marge voorzien voor<br />
het eventueel maken van aanteekeningen. Dit<br />
aanbod is gaarne en dankbaar aanvaard. Binnenkort<br />
ontvangen onze leden dit geschriftje.
124 <strong>DE</strong> JOURNALIST<br />
INHOUD: De tegenwoordige positie der pers. — Officieèle<br />
Mededeeling; Verslag Algemeene Vergadering; Rapport Congres<br />
F.I.J.; Bestuursvergadering; Ledenlijst; Waarschuwing Royement;<br />
Agenda Algemeene Vergadering; Lidmaatschap en Persvrijheid. —<br />
Allerlei Onderwerpen: Pers en Persbureaux; Volontairs; Jubilarissen;<br />
Drukpersvrijheid; Waar zijn de grenzen?; Onze Vergaderingen. —<br />
Allerlei Berichten.<br />
Officiëele Mededeelingen.<br />
ALGEMEENE LE<strong>DE</strong>NVERGA<strong>DE</strong>RING<br />
op 24 October te 's-Gravenhage.'<br />
Geopend te 3 uur precies.<br />
Opening.<br />
Aanwezig zijn de gewone leden: D. Hans, H. Dekking, T.<br />
Cnossen, P. Bakker, L. J. v. Looi, S. J. Hirsch, H. P. Danz,<br />
L. Stork, Jhr. J. W. Witsen Elias, G. P. v. Overbeek, S. Staal,<br />
M. Sluyser, G. J. Kruseman Aretz, D. A. Klomp, H. v. d. Weg,<br />
A. E. Mendell, S. v. d. Velde, G. J. Wisse, J. J. v. d. Laan,<br />
Tj. N. Adema, mr. J. C. de Wit, L. A. Pam, J. W. Pijnappel,<br />
Th. B. F. Hoyer, W. F. Beeremans, H. J. Lindt, J. Spier, J.<br />
Lamers, J. Hollander, S. de Vries, J. Paauw, A. C. P. Seyffert,<br />
J. D. Rempt, Chr. Geudeker, J. J. Liber, J. Breunis, G. Polak<br />
Daniels, J. A. Wiersma, A. Scheffer, P. Derjeu, M. C. v. Vooren,<br />
A. v. d. Meulen, B. Bruins, C. A. Faber, E. Wijga, Sj. v. d.<br />
Schaaf, P. E. Peaux, C. K. Elout (eere-lid), J. H. Bergmeyer,<br />
Jac. v. Dam, Mej. R. v. d. Heide, Th. Rademakers, P. A. Donker,<br />
S. Carmiggelt, A. J. Luikinga, J. C. Polak, K. Polak, W. C. F.<br />
Scheps^L. Schotting, A. C. de Gooyer, P. Westerbaan, G. Werkman,<br />
C. A. Crayé, G. J. Lammers, G. N. Leenders, J. W. Matthijsen,<br />
C. L. F. Sarlet de Soiron, Mej. A. Ch. P. de Ridder,<br />
F. Primo, A. Cohen, J. C. Rugaart, J. Schraver, P. Sanders, S.<br />
Witteboon, G. Hoek, M. Stavinga, J. J. F. v. d. Bergh, H. R. Klein,<br />
H. Schlick, Mevr. R. v. Oven, Mevr. G. Buininn, Is. Leman,<br />
J. Werkman, G. Koopmans, A. v. Eek, Mej. M. Pos, A. D.<br />
Lissauer, L. de Wolff, J. Nunes Vaz, J. A. Leerink, A. G. Biemond,<br />
J. Cpucke, J. E. v. d. Wielen, mr. E. Elias, J. G. Gleichman,<br />
B. Hansen, M. Nitzowitsch, mr. E. C. A. Kuyper, J. M. A. Kroes,<br />
P. v. 't Veer, W. R. C. Boetzelaer, Q. A. de Ridder, P. H. de<br />
Wit, C. Wildenberg, H. Kroon Jr., H. H. J. v. d. Pol, H. W.<br />
de Wal, K. Voskuil, dr. E. van Raalte, W. R. C. v. Boetzelaer,<br />
W. A. Zuurbier, A. J. Sanders, H. S. M. v. Wickevoort Crommelin,<br />
H. Koops Jr., Tj. Douwes, Is. Sanctroos en de buitengewone leden:<br />
C. Riezebos, A. J. Lievegoed, D. J. Lambooy, Jacq. Harms Tiepen<br />
en dr. H. W. v. d. Vaart Smit. (Eén naam is onleesbaar).<br />
De Voorzitter, de heer D. Hans, gedenkt de leden, sinds de vorige<br />
vergadering gestorven. Een die al rustende was, E. W. de Jong,<br />
die veel arbeid geleverd heeft, ook vele functies in ons verenigingsleven<br />
vervulde. Dan G. van Lissa, die tot de ouderen behoorde,<br />
die op zeer eervol werk zoowel in Indië als in Europa kon terugzien.<br />
En vier anderen, die midden uit den strijd werden weggenomen:<br />
E. O. H. Ruempol te Rotterdam, G. C. Kleyse te Breda. Terwijl<br />
plotseling uit het werk in den meest letterlijken zin weggenomen<br />
werd J. W. Bosch en ook Job Sand. Met eerbied en groote waardeering<br />
herdenken wij hen. „Als ik de namen der dooden doorschrap<br />
op de ledenlijst, stokt de pen soms op het papier. Dat oogenblik<br />
van doorschrappen komt voor ons allen Midden in ons drukke<br />
leven zullen de beeltenissen van deze kameraden nog wel eens<br />
voor ons staan. Hun namen blijven met eerbied bewaard".<br />
Notulen.<br />
De notulen van de jaarlijksche algemeene vergadering worden<br />
goedgekeurd.<br />
Ingekomen stukken.<br />
Ingekomen is een voorstel van de Icden-Klomp es., dat de<br />
strekking heeft te bepalen, dat bestuursleden voortaan periodiek<br />
moeten aftreden, en niet herkiesbaar zijn.<br />
Het zal geplaatst worden op de agenda van de volgende algemeene<br />
vergadering.<br />
Verkiezing Bestuurslid.<br />
Aan de orde is de verkiezing van een bestuurslid in de vac-<br />
Is. Santcroos.<br />
De Voorzitter constateert dat de afgetredene een voortreffelijk<br />
bestuurslid is geweest, gewaardeerd zoowel om zijn persoon als<br />
om zijn zakelijke adviezen. Spr. wenscht hem in zijn nieuwen werk'<br />
kring veel succes. (Applaus).<br />
Candidaat gesteld zijn door De Amsterdamsche Pers de heer<br />
J. J. F. van den Bergh, door verschillende leden de heer G. P. J.<br />
van Overbeek.<br />
De heer S. de Vries (Amsterdam) spreekt over de candidatuur<br />
der Amsterdamsche Pers. De goede gewoonte in den Kring wil,<br />
dat in een z.g. Amsterdamsche, Rotterdamsche, Haagsche of provinciale<br />
vacature een gelijke candidaat gesteld werd. In het Kringbestuur<br />
willen wij ook de afspiegeling zien van de politieke en<br />
cultureele stroomingen onder de journalisten. De keus wordt dan<br />
bepaald op hen, die getoond hebben in ons midden goed werk te<br />
kunnen doen. Van die tweede gewoonte heeft de A.P. moeten<br />
afwijken. Zij meende aanvankelijk in collega P. O. Bakker een<br />
geschikt candidaat te hebben, een getraind bestuurslid der A.P. óók<br />
werkzaam aan de Arbeiderspers gelijk het afgetreden bestuurslid.<br />
Hij weigerde het laatste oogenblik die candidatuur, en wees op zijn<br />
collega Van Overbeek, juist van Den Haag naar Amsterdam overgeplaatst,<br />
en die onder de zijnen geldt voor een puik organisatieman.<br />
Na de weigering van collega Bakker heeft de voorzitter der A.P.<br />
zich gewend tot collega's dr. Wiardi Beekman en Winkler. Op<br />
verschillende gronden nebben beide collega's, na beraad, voor een<br />
candidatuur bedankt en gewezen op collega Van Overbeek, (toen<br />
nog geen lid der A.P.). Hieruit bleek een tendenz, ons een candidaat<br />
op te ' dringen. Een weigering, de A.P. te noodzaken met den<br />
candidaat te komen, dien de Arbeiderspers in eigen kring begeert.<br />
Wij passen daarvoor. Wij wenschen alleen het belang van den<br />
Kring als maatstaf aan te nemen. Met de grootst mogelijke meerderheid<br />
was het bestuur der A.P. tegen de candidatuur-Van Overbeek.<br />
Wij konden niet aan den indruk ontkomen, dat men den<br />
voorzitter van een personeelsvereniging in het Kringbestuur wilde<br />
brengen. Dit achtten wij in strijd met de traditie: een vertegenwoordiger<br />
van een belangengroep in het bestuur! Kunnen er voor hem<br />
geen conflicten van plichten uit voortkomen? Wij dachten aan de<br />
mededeeling, dat de Arbeiderspers een pensioenregeling heeft gesloten<br />
buiten die van den N.J.K. om.<br />
De Voorzitter: Moeten wij dit punt nu behandelen? Laat men de<br />
eigen candidatuur verdedigen, maar niet de andere bestrijden.<br />
De heer De Vriest Ik leg uit, hoe de A. P. tot haar candidatuur<br />
is gekomen. De heer Van Overbeek is de man, die deze pensicenzaak<br />
heeft geregeld. Nooit is de mededeeling terzake in de bestuursvergadering<br />
van 25 April (van het Kringbestuur) een tegenspraak<br />
gekomen.<br />
Stemt Dat is onjuist.<br />
De heer De Vriest Toen de zaak zoo stond, heeft het bestuur<br />
der A.P. besloten een anderen candidaat aan te bevelen, en de<br />
ledenvergadering der A.P. heeft met 27 tegen 14 stemmen en 2<br />
blanco's besloten collega Van den Bergh te stellen. Ter aanbeveling<br />
zegt spr. dat v. d. Bergh jarenlang gedelegeerde is. Hij heeft de<br />
candidatuur niet met vreugde aanvaard, want, gekozen, zal hij<br />
moeten bedanken als vice-voorzitter der A.P., een post waaraan<br />
hij zeer gehecht is.<br />
De heer Rugaart (Apeldoorn) deelt mee, dat de Oostelijke Pers<br />
besloten heeft de candidatuur der A. P. te steunen (met op 2 na<br />
algemeene stemmen). Spr. spijt het, dat een vorige maal, toen een<br />
bestuurslid uit Deventer aftrad, men zich niet aan de traditie gehouden<br />
heeft.<br />
Stemment Er is toch weer iemand uit de provincie gekozen!<br />
De heer Matthijsen (Amsterdam) constateert dat 54 onderteekenaars<br />
de candidatuur-van Overbeek hebben ingediend. Moet nu<br />
een groote groep leden in een bestuur (dat bestaat uit liberalen plus<br />
een anti-revolutionair, en collega Schotting) niet langer een collega<br />
hebben, die tot de Arbeiderspers behoort? Wat ons treft dat is,<br />
dat onze candidaat wordt geweerd, omdat hij volgens zijn naaste<br />
collega's de geschiktste is. Dat heeft hij ons getoond juist in de<br />
behandeling van de zaak van de pensioneering. Twee jaar geleden<br />
is een pensioenfonds opgericht aan de Arbeiderspers. Het bestuur<br />
van de personeelsvereeniging heeft meegedeeld, dat het daartegen<br />
bezwaar had en aan het bestuur van den N.J.K. daarvan mededeeling<br />
gedaan. Anderhalf jaar heeft de briefwisseling geduurd tusschen<br />
de personeelsvereeniging en het bestuur der NV. Arbeiderspers,<br />
vóór de Kringregeling werd aanvaard. Zoo robust is het<br />
bestuur der personeelsvereeniging opgetreden, dat de journalisten<br />
van de Arbeiderspers het daarvoor grooten dank schuldig zijn. En<br />
moet Van Overbeek daarom worden geweerd als bestuurslid? Van<br />
geen der onzen is te verwachten, dat hij daaraan meedoet. De<br />
regeling is wel gesloten bij de Olveh, maar de regeling is in menig<br />
punt gunstiger dan de N.J.K.-regeling bij de Nationale.<br />
De Penningmeester, de heer Dekkingt Volkomen onjuist.<br />
De heer Matthijsent Willen wij de candidatuur doordrukken?<br />
Neen, maar wij komen er tegen op, dat hij, als de meest geschikte<br />
onder ons voor zijn personeelsvereeniging, niet geschikt zou zijn<br />
voor lid van het bestuur van den Kring.<br />
De heer Beeremans (Haarlem) dankt namens den Haarlemschen<br />
Journalistenkring, voor het tijdig meedeelen van de candidaten,<br />
waardoor in Haarlem bespreking mogelijk was. De heer Matthijsen<br />
bedoelde zeker de soc.-democratische arbeiderspers? met zijn „de
arbeiderspers"? Want De (Chr.) Amsterdammer wordt tegenwoordig<br />
ook uitgegeven als een blad van de chr. arbeidersbeweging. Wij<br />
hebben steeds de politiek buiten den Kring gehouden. Nu wil men<br />
een bepaalde richting in het Kringbestuur brengen. Kan de eenheid<br />
daardoor geen gevaar loopen? Wij hebben altijd alleen gelet op<br />
bekwaamheid en geschiktheid. Haarlem heeft besloten zich te verzetten<br />
tegen den voorgestelden candidaat „van eenige leden", en<br />
waarschuwt tegen import van politieke overwegingen. De candidatuur-Van<br />
den Bergh besloot Haarlem gaarne te steunen. Om misverstand<br />
te voorkomen: als een S.D.A.P.'er was aanbevolen, om<br />
zijn bekwaamheid en geschiktheid, dan zou Haarlem gaarne zijn<br />
meegegaan.<br />
De heer Witteboon (Rotterdam) zegt: Gaat het om de bekwaamheid<br />
van de candidaten? Dan kan ik verklaren op grond van ervaring,<br />
dat collega Van Overbeek zéér bekwaam is.<br />
De heer P. Bakker (Amsterdam) stond oorspronkelijk op het<br />
standpunt, dat het goed was een Amsterdamsche vacature te laten<br />
vervullen door een Amsterdammer. En hij vond het aanbod der<br />
candidatuur vereerend. Toen vlak daarop Van Overbeek in Amsterdam<br />
kwam, was voor hem de situatie geheel veranderd en<br />
spreker heeft zich uit eigen aandrang besloten, zijn candidatuur in<br />
te trekken. Niet omdat hij voorzitter was van de personeelsvereeniging,<br />
maar om de qualiteiten, waarvan hij in die functie blijk gaf,<br />
is collega v. Overbeek naar voren gebracht. Ook bij de Amsterdamsche<br />
Pers kijkt men altijd eerst naar de bekwaamheid, maar er<br />
moet toch ook een weerspiegeling zijn van de overtuigingen, onder<br />
ons levende. Ten slotte: is het raadzaam, twee anti-revolutionairen<br />
in het bestuur te brengen, die destijds tegen de motie-persvrijheid<br />
stemden?<br />
De heer Wildenberg (den Haag) deelt mee, dat de H.J.V. met<br />
de kleinst mogelijke meerderheid zich heeft uitgesproken voor de<br />
candidatuur-Van Overbeek. Vijf stemmen op Van Overbeek, vier<br />
op Van den Bergh, vier blanco. Er is geen recht, op een bestuurszetel,<br />
er is een quaestie van beleid. Daarom is het tactisch, aan<br />
de Amsterdamsche Pers de vrijheid te laten voor te dragen, wien<br />
zij wenscht. Als er een bepaalde uitspraak is van een vereeniging,<br />
moet men zich daaraan bij voorkeur houden. Wanneer men zoo<br />
doet als een groep leden hier thans wil kan men in minder dan<br />
geen tijd den N.J.K. uit elkaar trekken. Spr. heeft den indruk dat<br />
collega Bakker na ruggespraak zich heeft teruggetrokken. Wij zien<br />
ons op deze manier iemand „toegewezen". Wij moeten de souvereiniteit<br />
van de plaatselijke vereenigingen hooghouden.<br />
De heer Voskuil (den Haag) wil den indruk wegnemen, dat de<br />
Haagsche J.V. tegen een candidaat van de Arbeiderspers zou<br />
wezen. Slechts 4 leden (geroep 5) waren voor de andere candidatuur.<br />
Er bestond alleen verschil over den meest geschikten persoon<br />
onder de redacteuren van de Arbeiderspers.<br />
De heer Sluyser (Amsterdam) meent ook, dat de Kring zich bevindt<br />
op een zeer gevaarlijken weg. Het lidmaatschap van een<br />
personeelsvereeniging is aan de Kringleden toch niet verboden?<br />
Als men tegen een candidaat alleen ingaat omdat hij lid van een<br />
personeelsvereeniging is, dan gaat men een gevaarlijken weg op.<br />
Dan krenkt men vele leden.<br />
De heer Coucke (den Haag) vraagt te verbieden, van de discussies<br />
iets anders te laten publiceeren dan het communiqué.<br />
De Voorzitter wil dat niet doen, het is in strijd met de gewoonten.<br />
(Applaus). Laat men zich echter houden aan gebruik, om<br />
alleen het communiqué te publiceeren.<br />
De heer Coucke zegt namens een aantal leden, die niet behooren<br />
tot het corps van de Arbeiderspers, dat zij de candidatuur-Van<br />
Overbeek steunen, omdat de jongere krachten ook in het bestuur<br />
hooren, en Van Overbeek getoond heeft een flink organisator<br />
te zijn.<br />
De heer Hoek (Rotterdam) verklaart namens de Rotterdamsche<br />
Journalisten-Vereeniging dat deze besloten heeft, de candidatuur<br />
der Amsterdamsche Pers te steunen, vermeenende dat het een<br />
candidaat van de Arbeiderspers zou wezen. Van welken hooiberg<br />
moet de R.J.V. nu eten? Kunnen de beide groepen van de Amsterdamsche<br />
Pers den strijd niet staken? Wie ook wint, er zal een<br />
zekere wrok blijven. Is het niet mogelijk de vergadering te schorsen<br />
en de Amsterdammers te vragen tot overeenstemming te komen?<br />
De Voorzitter ontraadt dit voorstel, als weinig kans op succes<br />
biedende.'<br />
De heer Santcroos dankt den voorzitter voor de vriendelijke wijze<br />
waarop hij is uitgeluid. Spr. onttrekt zich natuurlijk zooveel mogelijk<br />
aan de discussie over de bestuursverkiezing. Tien jaar geleden is<br />
hij gekozen als opvolger van Ed. Polak. Hij meent zijn bestuurslidmaatschap<br />
in diens geest te hebben opgevat, als vertrouwde van<br />
den N.J.K., niet als vertegenwoordiger van zijn geestverwanten,<br />
en niet als lasthebber van een groep. Wat de pensioenquaestie<br />
betreft, de voorstelling van zaken door een van de verdedigers der<br />
candidatuur-Van Overbeek is volmaakt onjuist. Ware die juist,<br />
dan zou de bestuursverklaring van 25 April wel bestreden zijn.<br />
<strong>DE</strong> JOUR N A L I S T 125<br />
Die verklaring richtte zich niet alleen tegen de directie, maar<br />
ook tegen de journalisten van de Arbeiderspers.<br />
De Voorzitter herinnert zich niet in eenig debat, ooit in den<br />
Kring gevoerd, zooveel politieke aanduidingen te hebben gehoord<br />
als vanmiddag. Het bestuur mengt er zich niet in, maar „de<br />
politiek" in het debat gemengt, is meer schijn dan werkelijkheid.<br />
Onjuist zal de bewering zijn, wanneer iemand die zou willen weten,<br />
dat öf van den Bergh, óf Van Overbeek gekozen of geweerd wordt<br />
op grond van zijn politieke overtuiging. Het bestuur is geen wiskundige<br />
samenstelling van richtingen en overtuigingen, maar wij<br />
hebben met die richtingen en overtuigingen altijd rekening gehouden,<br />
en dat is ons altijd goed bekomen, want boven alle verschillen<br />
uit hebben wij altijd de eenheid weten te handhaven. Er<br />
zijn in ons vaderland weinig vereenigingen, die ons dat kunnen<br />
nazeggen. Hier wordt niemand gekozen of geweerd öm zijn<br />
politieke standpunt, dit wenscht spr. te constateeren. (Applaus).<br />
De stemming.<br />
111 Gewone en 4 buitengewone leden blijken de presentielijst<br />
te hebben geteekend.<br />
Uitgebracht zijn 111 stemmen, waarvan 2 blanco. Verder verkregen<br />
de heeren J. J. F. van den Bergh 55, G. P. J. van Overbeek<br />
52, Dr. H. B. Wiardi Beekman 2 stemmen. De volstrekte<br />
meerderheid is door eerstgenoemde bereikt. De heer Van den<br />
Bergh is gekozen.<br />
De Voorzitter: Neemt de heer Van den Bergh de benoeming aan?<br />
De heer Van den Bergh: Ik neem de benoeming voorloopig<br />
aan.<br />
De Voorzitter: Dan wensch iku voorloopig geluk. (Groote<br />
vreugde).<br />
Contributieverlaging.<br />
Aan de orde komt het voorstel tot contributieverlaging (pag.<br />
114 van De Journalist vorig nummer).<br />
De Voorzitter stelt eerst aan de orde de principieele<br />
vraag, of men verlaging wenscht of niet.<br />
De heer Coucke (den Haag) is namens een groep leden voor<br />
een aanzienlijke verlaging.<br />
Mr. Leerink (Amsterdam) deelt mee dat de A.P., op twee leden<br />
na, algemeen tegen verlaging is.<br />
De heer Hoek (Rotterdam) verklaart, dat de R.J.V. tegen de<br />
voorgestelde verlaging is. Het Kringbestuur moet de beschikking<br />
hebben over eenig geld, in verband met het werkloos zijn van leden.<br />
Bij zitten en opstaan wordt gestemd over de principieele vraag.<br />
De uitslag is niet duidelijk.<br />
Bij hoofdelijke stemming werd met 55 stemmen tegen 51 (en zes<br />
blanco) uitgemaakt, dat de vergadering geen verlaging van contributie<br />
wenscht.<br />
De huidige positie der pers.<br />
De Voorzitter geeft een inleiding tot de bespreking over het<br />
onderwerp: de huidige positie der pers, en de verhouding tusschen<br />
directie en hoofdredactie, — welke op een andere plaats in dit<br />
nummer is opgenomen.<br />
Debat<br />
Mr. Elias (Voorburg) heeft eenige principieele bezwaren. De<br />
voorzitter heeft te veel op vakstandpunt geplaatst. Geldt het bezwaar<br />
van de uniformiteit der pers voor de lezers van een courant?<br />
De voorzitter heeft zich ook te veel filantropisch ingesteld. De journalisten,<br />
die door de telex vervangen worden zijn niet anders dan<br />
voorloopers geweest van de telex. Ze zijn overbodig gebleken.<br />
Centralisatie zou een bezwaar zijn, omdat het journalisten uit hun<br />
broodwinning stoot?, maar de behoefte aan origineele kopij wordt<br />
sterk gestimuleerd door de telex-kopij. De telex, is niet alleen<br />
mechanisch doch ook geestelijk — als de kopij maar even „geestelijk"<br />
is als de „blauwtjes" van vroeger. Als Brusse b.v. voor<br />
een telexverslag zorgde, zou dat niet „geestelijk" zijn? Hoe kleurloozer<br />
de telex-kopij wordt, hoe meer de goede kopij noodig zal<br />
zijn. De tegenstelling tusschen geestelijk en commercieel is ook te<br />
scherp gesteld. Erger is, dat er couranten zijn, die van twee wallen<br />
eten — b.v. De Res.bode en het Utr. Dagblad, die beide fascistische<br />
bladen drukken.<br />
De heer Mendell (den Haag) stelt voor de discussie te verdagen<br />
tot een nadere vergadering. Uitsluitend en alleen voor dit debat.<br />
De onderwerpen, door den voorzitter besproken, zijn van zooveel<br />
belang, belangrijker dan er sinds jaren in den Kring aan de orde<br />
zijn geweest, dat men er zich rustig op moet beraden.<br />
De Voorzitter zegt, dat er bezwaar is om hedenavond door te<br />
vergaderen. Kunnen wij nu niet nog eenigen tijd blijven doorgaan?<br />
De heer Mendell ontraadt dat. De zaak is te gewichtig voor een<br />
(Zie voor slot op pag. 136
126 <strong>DE</strong> JOURNALIST<br />
Congres van de F. I.).<br />
Geachte Collega's,<br />
Het 10-jarig bestaan.<br />
Aan het Bestuur van den<br />
NE<strong>DE</strong>RLANDSCHEN JOURNALISTENKRING.<br />
Pari/s, October 1936.<br />
Het tweejaarlijksche Congres van de „Federation Internationale<br />
des Journalistes", van 7—11 September te Bern gehouden, had ditmaal<br />
een bijzondere beteekenis, omdat het samenviel met het tienjarig<br />
bestaan van onze internationale federatie. Het was op 13 Juni<br />
1926 dat de gedelegeerden van 32 naties, te Parijs bijeengekomen,<br />
het Verbond oprichtten, en het hield zijn eerste algemeene vergadering<br />
den 24sten September van hetzelfde jaar, in de groote zaal<br />
van het Internationaal Arbeids-Bureau te Genève.<br />
De algemeene secretaris, onze vriend Stephen Valot, aan wiens<br />
onvermoeiden, intelligenten arbeid en nooit ontmoedigd optimisme<br />
het voor zulk een groot deel te danken is dat de F:I:J: zoo grooten<br />
omvang en beteekenis heeft kunnen krijgen, had voor deze gelegenheid<br />
een zeer uitverig rapport opgesteld, Waarin een overzicht werd<br />
gegeven van hetgeen de Federatie in die tien jaren ondernomen en<br />
bereikt heeft.<br />
Zij is begonnen met een inventaris op te maken van de elementen<br />
waardoor de arbeidsvoorwaarden van- de journalisten in de verschillende<br />
landen bepaald worden: contracten en collectieve overeenkomsten,<br />
wetten en besluiten, statuten van journalistieke vakverenigingen,<br />
enz. Daarover werden twee publicaties samengesteld.<br />
Deze arbeid heeft, als gevolg van de stichting te Genève van de<br />
„Commission consultative des Travailleurs intellectuels", geleid tot<br />
een samenstel van aanbevelingen, door het Int. Arbeids-Bureau gericht<br />
tot de landen die daarbij aangesloten zijn. De bepalingen, die<br />
in een aantal landen in het belang van de journalisten aangenomen<br />
zijn, hebben daaraan voor een groot deel hun ontstaan te danken.<br />
Zonder dezen internationalen steun ware het Statuut van den Franschen<br />
journalist, dat in menig opzicht tot voorbeeld kan strekken,<br />
en dat zulk een nuttige uitwerking heeft gehad voor de levensomstandigheden<br />
van onze vakgenooten in een land waar de organisatie<br />
nog jong en het aantal aangeslotenen naar verhouding weinig<br />
talrijk is, zeker niet zoo spoedig tot stand gekomen.<br />
De F.I.J. schiep daarna de internationale kaart, die op het oogenblik<br />
in het bezit is van meer dan tienduizend journalisten, en die<br />
hun in alle aangesloten landen den steun van de nationale vereeniging<br />
en de aan nationale journalisten toegekende voordeden verzekert.<br />
Ze richtte de journalistieke Eere-rechtbank op, die, al heeft<br />
zij tot dusver geen zaken te berechten gekregen, niettemin van beteekenis<br />
blijft als een uiting van streven naar eerlijkheid en fatsoen<br />
in de internationale verhoudingen. Ze heeft bereikt, dat door de<br />
organismen, die belast zijn met de herziening van de internationale<br />
conventie voor het auteursrecht, een tekst aanvaard is, die in het<br />
vervolg aan dagblad-artikelen eenzelfde bescherming verzekert als<br />
aan alle andere geestes-producten. Ze heeft een statuut uitgewerkt<br />
voor den buitenlandschen correspondent, bestemd om bij conventies<br />
tusschen de landen, die daarvoor aanvankelijk het meest in aanmerking<br />
komen, te worden aangenomen, en dat den correspondent<br />
bij zijn beroeps-werkzaamheid belangrijke waarborgen geeft. Ze<br />
organiseerde het congres, dat in 1934 te Brussel een onderzoek instelde<br />
naar de nieuwe vormen van nieuwsverspreiding (radio, cinema)<br />
en leidde tot de oprichting van het „Office permanent des<br />
nouvelles formes de la presse". Dit alles afgezien van kleiner werk,<br />
zooals het samenstellen van een handleiding voor de organisatie<br />
van een pers-dienst bij zich plotseling voordoende gebeurtenissen<br />
van internationale beteekenis, het organiseeren van hulp — bij gebrek<br />
aan middelen helaas slechts op geringe schaal — aan wegens<br />
ras of politieke overtuiging door hun land uitgestooten journalisten,<br />
enz.<br />
Wat de F.I.J. gedaan en ondernomen heeft is te opmerkelijker,<br />
omdat minstens de helft van haar werkzaamheid samenvalt met<br />
een tijd van crisis op allerlei gebied, die eenerzijds allerminst bevorderlijk<br />
was voor internationale aaneensluiting en samenwerking,<br />
en anderzijds door allerlei bepalingen die kapitaal-uitvoer belemmeren<br />
of geheel verbieden het innen van de onmisbare contributies<br />
zeer bemoeilijkte. Ze had bovendien te kampen met organisatorische<br />
moeilijkheden, zooals het verzekeren van een billijke en toch niet<br />
te zeer overwegende vertegenwoordiging van minoritaire vereenigingen<br />
(politieke, linguistieke, confessionneele) en van buitenlandsche<br />
persvereenigingen.<br />
In weerwil van de tijdsomstandigheden heeft de F.I.J. zich steeds<br />
kunnen uitbreiden, al moesten enkele nationale vereenigingen verwijderd<br />
worden, wegens tegen den geest der federatie ingaande besluiten<br />
(Duitschland) of wanbetaling (Joegoslavië). Zelfs vereenigingen<br />
buiten Europa (Brazilië, de Vereenigde Staten) traden toe.<br />
Met de extra-Europeesche organisaties deden zich echter zekere<br />
moeilijkheden voor, en men zoekt op het oogenblik naar een formule,<br />
die de mogelijkheid schept van een losser federatief verband<br />
met verbonden in andere werelddeelen.<br />
Men heeft op het Congres van alle zijden bewondering uitgesproken<br />
zoowel voor Valot's mooi rapport, dat zulk een volledig<br />
overzicht geeft van tien jaar internationale samenwerking van de<br />
journalisten, als voor het groote aandeel, dat hij persoonlijk in alles<br />
wat de F.I.J. ondernam heeft gehad.<br />
* * *<br />
<strong>PERS</strong>VRIJHEID. — Reeds op het in Mei te Parijs gehouden<br />
Comité Exécutif was de vraag ter sprake gekomen, of er geen<br />
aanleiding bestond, nu het aantal beperkingen van de persvrijheid<br />
in tal van landen toeneemt, te zoeken naar samenwerking met naties,<br />
dit tot dusver wegens den toestand van ondergeschikheid aan de<br />
regeering, waarin de journalistiek er verkeert, niet tot de F.I.J.<br />
hadden kunnen toetreden. Men had toen besloten deze vraag te<br />
laten rusten tot de enquête, die de heer Hamburger, van het „Institut<br />
de Droit compare", in samenwerking met het secretariaat der<br />
F.I.J., ondernomen heef, beëindigd zou zijn. Op onverwachte wijze<br />
bracht echter het rapport van collega Valot ze weer op het tapijt.<br />
De alg. Secretaris toonde zich daarin n.1. ontsteld over de ontwikkeling<br />
die de beperkingen van de persvrijheid den laatsten tijd<br />
in vele landen genamen hebben. De nieuwe dictatuur in Griekenland,<br />
en de Spaansche burgeroorlog, die, hoe hij ook uitvalt, het behoud<br />
van een vrije pers in Spanje uiterst problematiek maakt, deden in<br />
zijn geest het schrikbeeld rijzen van een F.I.J., die weldra tot nieuwe<br />
amputaties verplicht zou worden. „Wie onzer," zoo schreef hij,<br />
„zou te Bern durven opstaan en zweren dat hij over twee jaar,<br />
als het congres weer bijeenkomt, nog een vrije journalist zal zijn,<br />
van een vrije pers, in een vrij land?" Daarom stelde hij de vraag:<br />
Is het misschien niet beter .wanneer de persvrijheid in Europa langzamerhand<br />
een uitzondering mocht gaan worden, een middel te zoeken,<br />
toch te kunnen blijven samenwerken, door voorloopig de verdediging<br />
van die persvrijheid op den achtergrond te schuiven, en<br />
ons te bepalen tot den strijd voor de vakbelangen in engeren zin,<br />
waaraan alle journalisten kunnen deelnemen, welk ook het régime<br />
is waaronedr zij werken?<br />
De wijze, waarop de alg. secretaris deze vraag stelde, de keus<br />
die hij liet tusschen „un apostolat idéaliste et politique, qui ne sera<br />
pas sans grandeur" en „une activité volontairement limitée aux<br />
objets pour lesquels peuvent travailler oöte a cöte les journalistes<br />
organises de n'importe quel pays, sous n'importe quel régime", gaf<br />
vrij duidelijk zijn eigen preferentie aan. Het is begrijpelijk, dat hij<br />
de F.I.J., voor een zoo groot deel zijn schepping, en die zonder hem<br />
nooit zulk een omvang zou hebben aangenomen, met diep leedwezen<br />
door telkens nieuwe uittredingen bedreigd ziet, en ze wil redden<br />
ten koste zelfs van een tijdelijke verloochening van een harer voornaamste<br />
beginselen. Maar het antwoord, dat het congres er op gegeven<br />
heelt, is niet twijtelachtig geweest. De overgroote meerderheid<br />
der delegaties is met kracht opgekomen tegen het denkbeeld, den<br />
strijd voor vrijheid der pers ook maar tijdelijk op te geven, ten<br />
einde het mogelijk te maken voortaan ook de persvereenigingen der<br />
autoritair geregeerde landen toe te laten.<br />
Natuurlijk moeten over een vraag, waarmee het geheele bestaan<br />
der F.I.J. samenhangt, de aangesloten vereenigingen geraadpleegd<br />
worden, maar de stemming van het congres bleek ten duidelijkste<br />
uit de volgende motie, door de Belgische delegatie voorgesteld en<br />
in de resolutie-commissie eenigszins omgewerkt, waarmee alle gedeleggerden<br />
zich vereenigd hebben.<br />
„Het Congres der F.I.J. bevestigt plechtig zijn trouw aan het<br />
beginsel, dat is uitgesproken in art. 2 van hoofdstuk II der Statuten,<br />
namelijk: „De verdediging, door alle middelen, van de vrijheid van<br />
pers en journalistiek".<br />
Niettemin is het congres van oordeel — gegeven de politieke<br />
evolutie van sommige Europeesche landen, en om te weten door<br />
welke middelen de F.I.J. in staat is de vrijheid van pers en journalistiek<br />
te verdedigen, en of art. 2 elke samenwerking verbiedt met<br />
landen waar de persvrijheid is opgeheven of waar ze in meerdere<br />
of mindere mate beperkt wordt, tegen den wil der journalisten in<br />
— dat er aanleiding bestaat aan de organisaties de volgende vragen<br />
te stellen:<br />
lo. Zijt gij voorstander van de handhaving in zijn tegenwoordigen<br />
vorm van art. 2 van hoofdstuk II der Statuten?<br />
2o. Zijt gij er voorstander van, pventueel in de F.I.J. samen<br />
te werken met de landen die de persvrijheid hebben afgeschaft?<br />
3o. Zijt gij van oordeel, dat men de gehechtheid aan het beginsel<br />
der persvrijheid vereenigen kan met een samenwerking van<br />
professionneelen aard met de journalisten van de landen die dit<br />
beginsel hebben aangetast?<br />
Onder welken vorm stelt ge u eventueel deze samenwerking voor?<br />
Het congres vestigt de aandacht van de organisaties op de<br />
beteekenis van de antwoorden op deze vragen voor de toekomst der<br />
F.I.J. De resultaten van dit referendum moeten vóór 1 Januari<br />
worden ingezonden".<br />
Bij de besprekingen bleek, dat degenen, die van de toestanden<br />
in autoritair-geregeerde landen ervaring hebben, al zeer weinig<br />
verwachtten van eenige samenwerking met hun collega's uit die<br />
landen. Het zijn öf ambtenaren, die opdracht zullen 'krijgen een<br />
bepaalde houding in te nemen en daarvan niet zullen mogen afwijken,<br />
zoodat discussie met hen tot niets leiden kan, öf echte journalisten,<br />
die, schoon door de omstandigheden overwonnen, in hun<br />
hart de persvrijheid zijn trouw gebleven, maar wier invloed dan<br />
ook juist op grond daarvan in hun eigen land slechts zeer gering<br />
kan zijn.<br />
Het zal noodig zijn dat uw Bestuur, wanneer het de in de motie<br />
gestelde vragen door het secretariaat toegezonden krijgt, zich over
de beantwoording ernstig beraadt. Misschien zouden ze op de<br />
najaarsvergadering ter sprake gebracht kunnen worden, om de<br />
opvatting ook van de leden van den Kring te vernemen.<br />
* * *<br />
INTERNATIONALE KAART. — Bij de bespreking van den<br />
wensch der Internationale Directeuren-Vereeniging, medezeggenschap<br />
te krijgen bij het uitreiken van de internationale kaart, werd<br />
een motie aangenomen, waarin den gedelegeerden der F.I.J. op<br />
de gemeenschappelijke vergadering met die der F.I.A.D.E.J. (op<br />
18 Sept. te Zurich gehouden) werd opgedragen met de gedelegeerden<br />
der directeuren de mogelijkheid van samenwerking te bestudeeren,<br />
mogelijkheid, die door de makers der intern, kaart reeds<br />
is voorzien, aangezien daarop een plaats is aangegeven voor een<br />
visa van directeuren of hoofdredacteur. Tot dusver hebben de<br />
directeuren daarvan slechts zelden gebruik gemaakt. De eventueele<br />
voorstellen der directeuren voor zulk een deelneming moeten door<br />
het Comité Exécutif der F.I.J. in den ruimsten zin van samenwerking<br />
bestudeerd worden.<br />
VERKEERS-FACILITEITEN. — Op het laatstgehouden Comité<br />
Exécutif was besloten, dat een enquête geopend zal worden naar<br />
de faciliteiten bij vervoer en verkeer, die de journalisten in de verschillende<br />
landen genieten, ten einde te trachten die zooveel mogelijk<br />
uitgebreid en geuniformiseerd te krijgen. Het Congres besprak<br />
deze vraag opnieuw, en nam de volgende motie aan:<br />
„Het Congres der F.I.J. is van oordeet, dat het om profession'<br />
neele redenen van belang is, vervoer en verbindingen voor journalisten<br />
te vergemakkelijken, ten einde de uitwisseling van denkbeelden<br />
en het verkrijgen van inlichtingen te bevorderen.<br />
Het verklaart dat, in het belang zoowel van de directeuren als<br />
van de journalisten, vaste, algemeen-geldende regels moeten worden<br />
aangenomen, bij voorbeeld dat reducties van 50 % op de tarieven<br />
van telegraaf, telefoon en transportdiensten (per rail, te water, in<br />
de lucht) moeten worden toegestaan, die van rechtswege aan beroeps-journalisten<br />
toekomen.<br />
Het draagt het Dagelijksch Bestuur op de noodige stappen te<br />
doen bij het internationale bureau voor telefoon en telegraaf, bij het<br />
internationale spoorweg-bureau, en bij de stoom- en luchtvaartmaatschappijen.<br />
Het verzoek den gedelegeerden in de permanente gemengde commissie<br />
de directeuren te doen deelnemen aan deze stappen, ten<br />
einde de internationale telegram- en telefoon-tarieven, en eventueel<br />
ook de vervoer-tarieven, verlaagd te krijgen".<br />
DIVERSE MOTIES. — Verder werden o.a. nog wenschen aangenomen:<br />
over het tegengaan van onjuiste berichten (den journalisten<br />
wordt daarin op het hart gedrukt de juistheid van de berichten<br />
die zij ontvangen met nauwgezetheid te contröleeren), over<br />
een betere bescherming van het leven van oorlogs-correspondenten<br />
(naar aanleiding van het fusilleeren van den Franschen correspondent<br />
Guy de Traversay op Majorca), over een internationale persconferentie<br />
voor den vrede, te zamen met de directeuren-vereeniging<br />
en in overleg met den Volkenbond (voorstel van Engeland), en<br />
over het statuut van den buitenlandschen correspondent (naar aanleiding<br />
van een voorstel der Tsjechoslowaaksche regeering voortaan<br />
geen buitenlandschen correspondent het land uit te zetten zonder<br />
eerst het advies te hebben ingewonnen van een gemengde commissie<br />
van journalisten en ambtenaren).<br />
VOORZITTERS-VERKIEZING. — De verkiezing van een<br />
nieuwen voorzitter, nu de Zwitser Paul Bourquin, die een van de<br />
beste voorzitters gebleken is die de F.I.J. ooit gehad heeft, zijn<br />
twee jaar beëindigd had, heeft lange besprekingen noodig gemaakt.<br />
Er waren twee Candidaturen gesteld: die van den voorzitter<br />
van de Deensche Journalisten-vereeniging, Karl E. Eskelund, en<br />
die van den aftredenden vice-president, Ladislas Boros uit Boedapest.<br />
Het waren de Engelschen en de Polen, die de laatste candidatuur<br />
naar voren hadden gebracht, en ongetwijfeld zou collega<br />
Boros een uitstekende president geweest zijn. Men voerde echter<br />
in de langdurige vergadering van de leiders der delegaties, die<br />
aan de verkiezing voorafging, aan, dat Eskelund, die al in 1932<br />
zijn candidatuur voor die van Herman Dons had ingetrokken,<br />
oudere rechten had, dat men steeds den regel had gevolgd een<br />
aftredenden vice-president niet dadelijk tot voorzitter te kiezen,<br />
omdat men het gevaar van automatisme vermijden wil, en dat,<br />
nu de verdediging van de persvrijheid opnieuw zoo op den voorgrond<br />
geplaatst was, het de voorkeur verdiende als voorzitter van<br />
de F.I.J. een vertegenwoordiger te kiezen van een land, waar die<br />
persvrijheid nog volkomen onaangetast gebleven is. De Engelschen,<br />
die zich in een moeilijke positie bevonden, omdat een hunner gedelegeerden<br />
op een vorige bijeenkomst lichtvaardiglijk aanmoedigingen<br />
aan beide candidaten had gegeven, besloten op grond daarvan<br />
zich te onthouden, en de voorstemming viel nu ten bate van<br />
Eskelund uit. Als gevolg daarvan werd de candidatuur-Boros ingetrokken<br />
(hij krijgt waarschijnlijk over twee jaar zijn beurt) en Eskelund<br />
werd daarna in de alg. vergadering gekozen met 47 van de<br />
58 stemmen. Zooals reeds bericht werd, koos men mij tot penningmeester,<br />
in de plaats van collega Raper, die wat oud werd, en<br />
daarom verzocht had van dien post ontheven te worden.<br />
<strong>DE</strong> JOURNALIST 127<br />
De moeilijkheden, bij de presidentskeuze ondervonden, hadden de<br />
vergadering van leiders der delegatie aanleiding gegeven, op voorstel<br />
van den Franschen gedelegeerde René Sudre eenige regels op<br />
te stellen, die voortaan bij de verkiezingen zullen gelden. Het congres<br />
vereenigde zich daarmede. Ze luiden als volgt: „lo. Voor de<br />
verkiezing tot lid van het Dagelijksch Bestuur behoeft vooruit geen<br />
candidatuur te worden gesteld. 2o. Wordt vooraf een candidatuur<br />
aan het secretariaat<br />
opgegeven, dan<br />
wordt deze in het<br />
Bulletin vermeld,<br />
zonder dat daaraan,<br />
van welke zijde ook,<br />
eenigerlei aanbeveling<br />
verbonden mag<br />
worden. 3o. De verschillende<br />
functies<br />
van het Dagelijksch<br />
Bestuur zijn onafhankelijk<br />
van elkaar,<br />
en er bestaat geen<br />
enkel recht van hetzij<br />
onmiddellijke, hetzij<br />
vertraagde successie<br />
van de eene op de<br />
andere. 4o. De organisaties<br />
hebben zich<br />
te onthouden van<br />
voorafgaande beloften,<br />
afspraken of wederzijdscheverbintenissen,<br />
ook al geven<br />
ze haar gedelegeerden<br />
voor de verkiezing<br />
een imperatief<br />
mandaat. 5o. Indien<br />
een candidagt zich<br />
terugtrekt, geeft hem<br />
dit geenerlei recht op<br />
een latere verkiezing."<br />
Mr. M. C. M. YOORBEYTEL.<br />
de nieuwe penningmeester van de F.I.J.<br />
Deze regels, die uitstekend zijn, en het noodige voorafgaande<br />
overleg voor de verkiezingen niet uitsluiten, worden in het Huishoudelijk<br />
Reglement opgenomen.<br />
FINANCIËN. — Ten gevolge van het uittreden van Duitschland<br />
drie jaar geleden, het schrappen van Joegoslavië wegens wanbetaling,<br />
en het achterlijk blijven in hun contributie-betaling van enkele<br />
andere landen, onder welke er zijn die groote moeite hebben vergunning<br />
te krijgen voor den uitvoer van de noodige fondsen, werd<br />
er over het loopende jaar een tekort geraamd van ruim tienduizend<br />
francs. Er bestaat echter gegronde hoop, dat het ten slotte aanzienlijk<br />
minder zal blijken. Nu intusschen de Fransche franc gedevalueerd<br />
is, terwijl de betalingen in goudfranken plaats hebben,<br />
wordt het tekort daarmee waarschijnlijk geheel gedelgd. Voor de<br />
landen die met de devaluatie hebben meegedaan, Nederland, Zwitserland<br />
en Tsjechoslowakije, brengt de devaluatie een verhooging<br />
van contributie mee, evenredig aan het percentage waarmee de<br />
goudwaarde van de nationale munt verminderd is.<br />
Op het congres volgde voor de deelnemers een rondreis door<br />
de vier taalkundig-verschillende deelen van Zwitserland, die schitterend<br />
was, en waarbij de Zwitsers zich volgens hun gewoonte volmaakte<br />
gastheeren toonden.<br />
Na afloop daarvan had op 18 Sept. te Zurich een bijeenkomst<br />
plaats van de gemengde commissie uit de F.I.J. en de F.I.A.D.E.J.,<br />
de internationale vereeniging van directeuren. Als plaatsvervangend<br />
gedelegeerde had ik deze vergadering kunnen bijwonen, maar nu<br />
er genoeg vertegenwoordigers der F.I.J. aanwezig waren, en mijn<br />
werk mij terugriep naar Parijs, deed ik dit niet. Aangezien van den<br />
aanvang af overeengekomen is dat buiten de officieele communique's<br />
uit deze gemengde vergaderingen niets zal worden gepubliceerd,<br />
vermeld ik van hetgeen ik daarover vernam slechts dat de stemming<br />
ter vergadering uitstekend was, en dat bij de directeuren een<br />
even groote geneigdheid bleek tot het met matiging en ruimte van<br />
blik behandelen van allerlei quaesties waarbij samenwerking mogelijk<br />
en nuttig is, als bij onze collega's.<br />
Het eerstvolgende Comité Exécutif heeft — wegens de wereldtentoonstelling<br />
— het volgende voorjaar hier te Parijs plaats. De<br />
nationaliteit van den nieuwen voorzitter wijst automatisch als plaats<br />
voor het Congres van 1938 Kopenhagen aan.<br />
Met collegiale groeten,<br />
Uw Dw.<br />
M. C. M. VOORBEYTEL.<br />
— Collega J. Nunes Vaz is voor het komende zittingsjaar<br />
benoemd tot parlementair verslaggever van het<br />
A.N.P. en als zoodanig voorloopig overgeplaatst van de<br />
Amsterdamsche naar de Haagsche redactie van het<br />
A.N.P. Zijn adres te Den Haag is: Breitnerlaan 97.
128 <strong>DE</strong> J O U R N A L I S T<br />
BESTUURSVERGA<strong>DE</strong>RING.<br />
Het Bestuur van den Kring vergaderde op 10 Oct. j.1.<br />
in het Hotel „Victoria".<br />
Aanwezig waren alle bestuursleden (1 vac.) en de<br />
gedelegeerden van Amsterdam, Rotterdam en Haarlem.<br />
Met kennisgeving afwezig de gedelegeerde van Friesland.<br />
Notulen. — De notulen der vorige vergadering werden<br />
goedgekeurd.<br />
Candidaturen. — Ten aanzien van twee in het vorige<br />
nummer voorgedragen gewone leden wordt geconstateerd,<br />
dat art. 5 van de Statuten aanneming van deze<br />
leden verhindert, voor een der betrokkenen, omdat hij<br />
nog geen jaar de journalistieke functie als hoofdbezigheid<br />
uitoefent, en voor den ander omdat hij verbonden<br />
is aan een maandblad.<br />
Bestuursvacature. — Ingekomen zijn eenige brieven<br />
betrekking hebbende op de vac.-Santcroos. De Amsterdamsche<br />
Pers heeft als candidaat gesteld den heer J. J.<br />
F. v. d. Bergh; een aantal leden van den Kring uit verschillende<br />
plaatsen den heer G. }. P. v. Overbeek. De<br />
heer Kouwenaar geeft een nadere toelichting van het<br />
verloop der candidaatstelling in de A.P. Mededeeling<br />
van de candidaatstelling zal worden gedaan aan de<br />
aangesloten vereenigingen.<br />
Steun. — Eenige verzoeken om steun worden afgehandeld.<br />
Arbiter. — De voorzitter deelt mede, dat hij inzake<br />
een geschil (het al of niet preferente van een salarisvordering)<br />
Arnhemsche Courant (in liquidatie)-mevrouw<br />
weduwe v. Lissa een verklaring voor den door de rechtbank<br />
aangestelden arbiter zal afleggen.<br />
Volontairs. — Een schrijven inzake Volontairs wordt<br />
in handen van den Redacteur gesteld.<br />
Huwelijk Prinses Juliana. —Aan de betrokken plaatselijke<br />
vereenigingen (in de eerste plaats de H.J.V.) zal<br />
worden gevraagd een eventueele regeling der perszaken<br />
en ontvangst van buitenlandsche journalisten en<br />
andere pers-aangelegenheden bij het a.s. huwelijk van<br />
Prinses Juliana op zich te nemen.<br />
Lidmaatschap voorstanders van dictatuur. — Na een<br />
nadere bespreking van dit onderwerp, waarover de meeningen<br />
zeer uiteenliepen, wordt besloten een verklaring<br />
te publiceeren, waarin herinnerd wordt aan het door<br />
den Nederl. Journalisten-Kring ingenomen standpunt<br />
inzake de persvrijheid. Deze verklaring (zie elders) zal<br />
aan zich aanmeldende candidaten worden toegezonden,<br />
Buitengewoon lidmaatschap Plaatselijke Vereenigingen.<br />
— De commissie deelt mede in de volgende vergadering<br />
haar rapport te zullen uitbrengen. De zaak zal<br />
zoo spoedig mogelijk tot een beslissing worden gebracht.<br />
Arbeidsvoorwaarden. — Eenige bespreking wordt gevoerd<br />
over de arbeidsvoorwaarden. Afgewacht zal worden<br />
de ontwikkeling van de depreciatie van den gulden.<br />
Pensioen-regeling Kring. — Een nadere bespreking<br />
wordt gevoerd over de bestaande Pensioen-regeling.<br />
Ingewonnen informaties van den Penningmeester hebben<br />
den indruk bevestigd, dat deze regeling nog steeds als<br />
gunstig voor de leden moet worden gezien.<br />
Vreemde journalisten. — De penningmeester verzoekt<br />
dringend buitenlandsche journalisten, die om financieele<br />
hulp vragen, niet naar hem te verwijzen. De Kringkas<br />
kan daarvoor niet disponibel worden gesteld.<br />
Persbureaux. — De behandeling van dit onderwerp<br />
wordt tot een volgende vergadering aangehouden.<br />
LIDMAATSCHAP EN <strong>PERS</strong>VRIJHEID.<br />
In de jongste bestuursvergadering is de volgende verklaring<br />
vastgesteld:<br />
Het Kringbestuur,<br />
herinnerend aan de motie, door de Algemeene Vergadering<br />
van 18 Maart 1933 aangenomen, en waarin de<br />
uitspraak voorkomt, „dat aan de persvrijheid, als waarborg<br />
voor de handhaving der volksrechten, ook ten<br />
opzichte van de handelingen van het openbaar gezag,<br />
onwrikbaar dient te worden vastgehouden";<br />
herinnerend voorts aan de actie, in samenwerking met<br />
andere pers-vereenigingen gevoerd tegen een eventueele<br />
wijziging van art. 7 der Grondwet;<br />
gelet op ingekomen bezwaren tegen enkele candidaten<br />
voor het lidmaatschap, van wie vermoed wordt dat zij<br />
behooren tot of sympathiseeren met groepen, welke o.a.<br />
de opheffing der persvrijheid beoogen;<br />
spreekt nogmaals als zijn meening uit, dat behoud der<br />
persvrijheid een levensbelang is voor de journalistiek,<br />
een voorwaarde voor haar zuivere positie en gezonde<br />
ontwikkeling,<br />
en besluit aan candidaten voor het lidmaatschap een<br />
afdruk van deze uitspraak toe te zenden.<br />
LE<strong>DE</strong>NLIJST.<br />
Aangenomen als gewoon lid:<br />
W. D. A. Belmer, A.N.P., Rustenburgerstr. 295 I,<br />
Amsterdam.<br />
M. Rekman, De Telegraaf, Overtoom 4921, Amsterdam.<br />
Voorgedragen als gewoon lid:<br />
Mr. Alex. Salomon Lissauer, A.N.P., 's-Gravenhage.<br />
Sam. Smit, De Arbeiderspers, Smaragdstr. 131, Amsterdam.<br />
H. W. Eldermans, De Telegraaf, Pieter de Hoogweg<br />
120, Rotterdam.<br />
Overgeschreven van gewoon naar buitengewoon lid:<br />
L. Bochardt, Nieuwe Binnenweg 240 C, Rotterdam.<br />
G. H. Knap, Amstellaan 11, Amsterdam.<br />
W. Dalmeyer Jr., Stadionweg 231, Amsterdam (Z.).<br />
Adreswijziging:<br />
J. L. Rodrignes, A.N.P., naar Roompotstr. 15, Amster<br />
dam-Z,<br />
H. P. Danz, Arbeiderspers, naar Plantageweg 98a,<br />
Rotterdam.<br />
George Nijpels. Alg. Hdbld., naar Schwarzenbergplatz<br />
7, Wèenen III.<br />
J. J. v. d. Laan, naar Anthony Duyckstr. 161, Den<br />
Haag.<br />
Dr. A. Sternheim naar Titiaanstr. 20, Amsterdam-Z.<br />
Mej. T. Lepoutre naar Z. Amstellaan 177III, Amsterdam-Z.<br />
Mej. Mr. J. W. de Stoppelaar, naar Amstelkade 184 II,<br />
Amsterdam-Z.<br />
P. A. Donker, naar Singel 265, Amsterdam C.<br />
H. W. J. Schaap, naar Singel 265, Amsterdam-C.<br />
H. C. v. Houten, naar Grand Hotel, Imperial, Dubrovnik,<br />
Jugoslavië.<br />
J. Joosten, De Locomotief, naar Meer en Boschlaan 42,<br />
Heemstede.<br />
Mej. A. Ruygrok, naar Zeestraat 63a, Den Haag.<br />
W. R. C. van Boetzelaar, naar Sweelincklaan 26,<br />
Bilthoven.<br />
J. Breunis, naar Citroenstr. 62, Den Haag.<br />
H. J. Kraus, naar Bilderdijkkade 24, Amsterdam.<br />
J. Pieters, naar Stuyvesantstr. 305, Den Haag.<br />
G. A. v. Borene, Sportlaan 123, Den Haag.
ALGEMEENE LE<strong>DE</strong>NVERGA<strong>DE</strong>RING<br />
op Zaterdag 28 November a.s., des middags<br />
half 4, in Hotel Victoria, Spuistraat 18,<br />
Den Haag.<br />
AGENDA:<br />
1. Opening.<br />
2. Notulen der Alg. Vergadering van 24 October j.1.,<br />
te 's-Gravenhage gehouden.<br />
3. Verdere bespreking van het onderwerp: „De huidige<br />
positie der pers".<br />
4. Rondvraag.<br />
* * *<br />
Op veler verlangen is de aanvang der vergadering een<br />
uur later gesteld, met de bedoeling dat zij tot ongeveer<br />
6 uur zal duren en daarna des avonds zal worden voortgezet.<br />
Het onderwerp van plaats en tijd onzer bijeenkomsten<br />
zal overigens in de volgende bestuursvergadering<br />
onder de oogen worden gezien. Teneinde het zooveel<br />
mogelijk leden — met name ook die „uit de provincie"<br />
— mogelijk te maken de vergadering van<br />
28 November a.s. bij te wonen, zal er om 6 uur een<br />
gezamenlijke eenvoudige maaltijd plaats hebben, waarvan<br />
de kosten uit de Kringkas zullen worden betaald.<br />
Deze maaltijd wordt den leden dus aangeboden.<br />
WAARSCHUWING ROYEMENT<br />
Onderstaande leden zullen, volgens bestuursbesluit,<br />
-worden geroyeerd indien zij hun contributie-achterstand<br />
niet voor 15 November met den penningmeester hebben<br />
geregeld:<br />
A. G. A. Bollée, Amsterdam.<br />
B. Bruins, Rotterdam.<br />
C. Doelman, Rotterdam.<br />
P. Kloppers, Blaricum.<br />
H. A. Lunshof, Amsterdam.<br />
Joh. Koning, Voorburg.<br />
Aangesloten Vereenigingen.<br />
ROTTERDAMSCHE 30URNALISTEN-VEREENIGING.<br />
Op 7 October heeft de R.J.V. vergaderd ter bespreking<br />
van de agenda-punten, die op de Kringvergadering<br />
aan de orde zouden komen.<br />
Bij den aanvang heeft de voorzitter, Mr. P. C. Swart,<br />
met eenige gevoelige woorden wijlen collega E. O. H.<br />
M. Ruempol herdacht. Deze woorden werden staande<br />
aangehoord.<br />
Het voorstel inzake contributie-verlaging van den<br />
N.J.K. werd onderwerp voor een zeer levendige discussie.<br />
Met groote meerderheid van stemmen werd besloten,<br />
dat de Rotterdamsche afgevaardigden tegen contributieverlaging<br />
zouden stemmen, om den Kring in de gelegenheid<br />
te stellen zoo noodig iets meer te doen voor werklooze<br />
Kringleden.<br />
Ten aanzien van de vacature-Santcroos in het Kringbestuur<br />
werd besloten in deze „Amsterdamsche" vacature<br />
den candidaat van „De Amsterdamsche Pers" te<br />
steunen; de verwachting werd daarbij uitgesproken, dat<br />
men in de A.P. het wel eens zou worden over een candidaat<br />
van de „A.P."<br />
Een zeer belangwekkende bespreking werd gevoerd<br />
over de mechanisatie in de journalistiek. Met vele voor<br />
<strong>DE</strong> J O U R N A L I S T 129<br />
beelden werd aangetoond, welke funeste werking de<br />
telex kan hebben voor de ontwikkeling van het vak,<br />
indien het A.N.P. zich bij haar berichten niet bepaalt<br />
tot korte, zakelijke berichten, doch ook interviews, reportages<br />
en uitvoerige verslagen uitzendt. De wensch werd<br />
uitgesproken, dat het Kringbestuur zijn invloed zal aanwenden,<br />
om ook in breeder kring de overtuiging ingang<br />
te doen vinden, dat eenvormigheid op den duur het belang<br />
van de pers in het algemeen zal schaden. Een motie<br />
werd niet gesteld, omdat het raadzaam werd geacht<br />
eerst de rede van den Kringvoorzitter af te wachten.<br />
Bij de rondvraag kwam o.m. ter sprake de houding,<br />
aan te nemen tegenover voorstanders van de dictatuur<br />
en onderdrukking van de persvrijheid, terwijl uitvoerig<br />
het volontair-vraagstuk aan de orde werd gesteld.<br />
Met op een na algemeene stemmen werd besloten met<br />
den hoofdcommissaris van politie een regeling te treffen<br />
om, ingeval politieautoriteiten zouden meenen gerechtvaardigde<br />
klachten te hebben over het optreden van<br />
journalisten (leden van de R.J.V.), deze klachten eerst<br />
in den kring van het R.J.V.-bestuur te behandelen en<br />
dan naar bevind van zaken op te treden.<br />
Bij het koninklijk bezoek aan Rotterdam, op 9 Oct.<br />
heeft de R.J.V. bemiddeling verleend voor het verkrijgen<br />
van een goede regeling bij rijtoer en boottocht.<br />
Ten stadhuize werd een bloemstuk bezorgd, waarvoor<br />
wij een dankschrijven van den secretaris van H. K. H.<br />
Prinses Juliana mochten ontvangen.<br />
Voor de goede orde zij nog eens vermeld, dat het<br />
secretariaat thans is gevestigd: Boreelstraat 53a.<br />
<strong>DE</strong> AMSTERDAMSCHE <strong>PERS</strong>.<br />
G. H. HOEK, secr.<br />
De ledenvergadering van de Vereeniging „De Amsterdamsche<br />
Pers" heeft op 28 September 1.1. in de<br />
plaats van wijlen collega J. C. E. Sand tot secretaris<br />
benoemd collega S. de Vries, tot nu toe tweede<br />
secretaris.<br />
In de vrijgekomen bestuursplaats is gekozen collega<br />
N. R. Klein, van het A.N.P., zoodat het Bestuur thans<br />
als volgt is samengesteld: D. Kouwenaar, voorzitter, S.<br />
de Vries, secretaris (adres Alg. Handelsblad of Beethovenstraat<br />
115 1, Amsterdam-Z.), J. H. Rogge, penningmeester,<br />
J. J. F. van den Bergh, vice-voorzitter, N. R.<br />
Klein, tweede secretaris, H. D. F. Meiners en P. O.<br />
Bakker.<br />
Voor het lidmaatschap van onze vereeniging hebben<br />
zich aangemeld de collega's mej. Ellen Kahn (N.R.Ct.),<br />
H. L. Kool, J. Spiesz en G. P. J. van Overbeek van<br />
Het Volk. Èventueele bezwaren worden binnen acht<br />
dagen ingewacht bij den secretaris.<br />
S. <strong>DE</strong> VRIES.<br />
ALL-ROUND-JOURNALISTEN.<br />
Advertentie uit het weekblad Het Vrije Woord:<br />
„Welke drukkerij heeft plaats voor smout- en advertentie-zetter.<br />
(Ongeorganiseerd). Steller dezes is tevens<br />
corrector en journalist. Condities n.o.t.k. Brieven worden<br />
verzocht No. D. 26 Postbus C 569. Amsterdam".<br />
* *<br />
*<br />
Nog een advertentie, nu uit De Nederlandsche Werkgever:<br />
„Een Nederlandsche JOURNALISTE, welke zich in<br />
Frankrijk gaat vestigen, wenscht eveneens de vertegenwoordiging<br />
voor Frankrijk op zich te nemen van Nederlandsche<br />
fabrikanten van kunstvoorwerpen en van speelgoed,<br />
voorzoover deze artikelen niet gecontingenteerd<br />
zijn".
130<br />
Allerlei Onderwerpen.<br />
<strong>PERS</strong> EN <strong>PERS</strong>BUREAUX.<br />
V.<br />
<strong>DE</strong> J O U R N A L I S T<br />
De verhuizing van het „Nederlandsch Christelijk<br />
Persbureau" heeft niet alleen op de uiterlijke omstandigheden<br />
haar invloed doen gelden, ook de positie van<br />
het bureau, of zoo men wil, de positie van den leider,<br />
is gelijktijdig gewijzigd.<br />
In een der vorige artikelen merkte ik reeds op, dat<br />
het N.C.P. een uitvloeisel was van de Conferentie van<br />
Stockholm, die ten doel had de „Oeffentlichkeit der Kirche".<br />
De commissie, die hier in Nederland een centrum<br />
Stichtte, vanwaar de nieuwsvoorziening welke die<br />
„Oeffentlichkeit" kon bevorderen, een aanvang moest<br />
nemen, bestond uit negen predikanten en hoogleeraren,<br />
die alle geloofsrichtingen vertegenwoordigden. Nu was<br />
oorspronkelijk de toestand aldus, dat in het bestuur van<br />
de Stichting Nederlandsch Christelijk Persbureau o.a.<br />
zitting had (en nog heeft, doch thans alleen als toegevoegd<br />
secretaris) dr. H. W. van der Vaart Smit, die<br />
tegelijkertijd als directeur der stichting zou optreden en,<br />
benoemd en gesteund door het bestuur, doch financieel<br />
geheel op eigen risico, een begin maakte met de uitvoering<br />
van de plannen der „negen mannen".<br />
Het bureau, dat te Zwijndrecht gevestigd was vóór<br />
zijn overgang naar Den Haag, beteekende voor dr. Van<br />
der Vaart Smit een werkzaamheid, die naast zijn predikantschap<br />
zou komen te staan, hetgeen ook inderdaad<br />
geschiedde. Als inkomsten golden de abonnementsgelden<br />
der geabonneerde krantenredacties, daarnevens de<br />
donaties van particulieren, die met het doel sympathiseerden.<br />
De administratie dier laatste gelden geschiedde<br />
door den penningmeester van het stichtingsbestuur en<br />
werd daarna ter beschikking van den directeur gesteld.<br />
Ook nu is deze toestand zoo. Het groote verschil met<br />
den Zwijndrechtschen tijd is echter, dat het bureau in<br />
Den Haag thans de hoofdbron van inkomsten beteekent<br />
voor den directeur, wijl dr. Van der Vaart Smit eervol<br />
ontslag uit het predikambt heeft verzocht en verkregen.<br />
Kon dus tijdens de Zwijndrechtsche periode gesproken<br />
worden van een uitsluitend ideëele instelling —<br />
immers niet vormende een hoofdbron van inkomsten —<br />
sinds dr. Van der Vaart Smit zijn predikantschap heeft<br />
neergelegd en uitsluitend in het drijven van dit bureau<br />
een levensonderhoud moet vinden, mogen we spreken<br />
van een samensmelting van ideëele en zakelijke motieven.<br />
Dit feit — op zichzelf allerminst laakbaar, wijl deze<br />
beide factoren het practische leven doorgaans volkomen<br />
beheerschen — moet de krantenredacties op den duur<br />
bewegen tot het innemen van een ander standpunt bij<br />
de beoordeeling van de vraag, of zij, en welke, relaties<br />
zij met het N.C.P. onderhouden. Indien de directeur op<br />
een bepaald oogenblik het zakelijke gedeelte zwaarder<br />
zou doen wegen dan het ideëele — de kans daartoe is<br />
nu grooter dan in de voorafgaande periode het geval<br />
is geweest — zullen ook de krantenredacties zich bij<br />
het continueeren van hun abonnement een oogenblik<br />
afvragen of de ideëele roeping, die hen beiden tezamen<br />
bindt, eenig gevaar dreigt.<br />
Met andere woorden: nu het uitsluitend ideëele ontbreekt,<br />
is het gevaar, dat andere ideeën dan de oorspronkelijke<br />
de krantenkolommen binnendringen, grooter<br />
dan eertijds.<br />
* * *<br />
Iedere redacteur weet, dat het Persbureau Industria<br />
het machtige millioenenconcern der Philips Fabrieken<br />
achter zich heeft, wie derhalve de financiëele fundamenten<br />
levert, en ieder kan zich bij het bepalen van zijn<br />
houding — beoordeeling der kopij, het weren van<br />
reclame-elementen — daarnaar richten.<br />
Wie zijn echter de geldschieters van het N.C.P.?<br />
Zoolang ideaal en zaak onevenredig aan elkaar waren,<br />
d.w.z. de zaak ten achter stond bij de idee, behoefde<br />
deze vraag niet te worden gesteld. Nu echter ideaal<br />
en zaak elkander in evenwicht houden, wordt ze belangrijker.<br />
Kan een geldschieter invloed uitoefenen op<br />
den inhoud der persdiensten? Kan hij bij het toezeggen<br />
van een jaarlijksche donatie eischen stellen ten aanzien<br />
van de tendenz der berichten?<br />
Het is niet gemakkelijk op deze vragen eenig antwoord<br />
te geven. Er is geen overtuigend bewijs, dat een<br />
bevestiging waarheid bevat. Bovendien oefent het bestuur<br />
der stichting nog altijd controle uit op de handelingen<br />
van den directeur, al zal in de praktijk die controle<br />
dikwerf achterwege blijven. Dr. Van der Vaart<br />
Smit heeft zich n.1. bij de huidige situatie te richten<br />
naar de verlangens van het bestuur der stichting. Indien<br />
er dus eischen gesteld zouden worden bij het doteeren,<br />
dan zou zulks moeten geschieden aan het adres van het<br />
bestuur en niet aan dat van den directeur.<br />
Zoo bezien, moet onze vrees, dat het ideëele door het<br />
zakelijke zal worden overvleugeld, of dat de oorspronkelijke<br />
idee kan worden vertroebeld door de eischen<br />
van een enkelen geldschieter, ongegrond zijn. Niettemin<br />
heeft het mij verontrust, dat de persdiensten van het<br />
N.C.P. niet die objectiviteit vertoornen, die men zou en<br />
mag verwachten. Zou verwachten, omdat het persbureau<br />
een meerhoofdige contröleerende macht boven zich heeft;<br />
mag verwachten, omdat in de brochure „Het Nederl.<br />
Chr. Persbureau" extra gewezen wordt op de objectiviteit,<br />
die het bureau wil betrachten zooveel in 's menschen<br />
macht mogelijk is.<br />
Hieronder volgt een voorbeeld, waaruit ik meen te<br />
mogen concludeeren, dat de objectiviteit niet zoodanig<br />
is betracht als wel mogelijk is. In een gesprek, dat ik<br />
met dr. Van der Vaart Smit heb gehad, heeft deze zijn<br />
zienswijze omtrent den vorm, waarin het desbetreffende<br />
bericht is neergelegd, voor mij verklaard, o.a. met de<br />
mededeeling, dat de kranten, waaraan dit bericht ontleend<br />
is, alle aldus oordeelen en dat het bericht van het<br />
persbureau zelf van dit oordeel nog maar een zwakke<br />
weerspiegeling is. Ik ben echter van mening, dat de<br />
resultante van verschillende kranten-meeningen op zichzelf<br />
nog geen objectiviteit levert. Niet de som. van verschillende<br />
meeningen is objectiviteit. Objectiviteit wordt<br />
het meest benaderd door het weglaten van elk oordeel,<br />
hetzij goed, hetzij kwaad!<br />
Hieronder volgt het bericht, waarin ik de woorden,<br />
welke aan die objectiviteit afbreuk hebben gedaan,<br />
cursiveer:<br />
„De beruchte Spaansche communiste La Passionaris, over wier<br />
werk ten bate van de Spaansche regeering o.a. in Frankrijk, herhaaldelijk<br />
berichten in de pers verschenen, heet eigenlijk Dolores<br />
Ibaruri. Ze stamt uit Oviedo en onderscheidde zich twee jaar<br />
geleden bij den opstand in Asturië zoodanig, dat ze de aandacht<br />
trok van Stalin en Dimitroff en in de Derde Internationale tot hooge<br />
posten opklom. Te Parijs nam zij deel aan de vergadering van<br />
het Parijsche bureau der Komintern, waaronder ook Spanje behoort.<br />
Ze geldt foor zeer bloeddorstig. De bladen vermelden van haar<br />
(welke bladen? — Rempt), dat ze de roode militie, die naar het<br />
front vertrok, in toespraken den raad meegaf ook de vrouwen en<br />
de kinderen der vijanden niet te sparen".<br />
Zoo'n bericht is niet objectief, integendeel. We hebben<br />
er reeds eerder op gewezen hoe de strijd van en door<br />
de kerk moeilijk of in het geheel niet te scheiden is<br />
van den maatschappelijken strijd, welke door de politieke<br />
partijen wordt gevoerd. En daar het N.C.P. in den<br />
strijd om de „Oeffentlichtkeit der Kirche" veelal moeilijk<br />
een werkelijk objectief standpunt zal kunnen innemen,<br />
nemen de krantenredacties, die zich op zijn persdiensten<br />
hebben geabonneerd en een bepaalde subjectiviteit daarmede<br />
niet ongewenscht achten, die subjectieve berichten,<br />
zoo zij in hun kraam te pas komen, gaarne over.<br />
In verband met de door het N.C.P. zelf ingenomen<br />
standpunt der objectiviteit naar menschelijk kunnen,<br />
hoort een dergelijk bericht als van La Passionaria in<br />
dezen vorm niet in zijn persdienst thuis. De door mij<br />
gecursifeerde gedeelten hadden weggelaten dienen te<br />
worden. De objectiviteit zou dan meer benaderd zijn.<br />
JAN D. REMPT.
VOLONTAIRS.<br />
In het hoofdartikel van De journalist van 1 September<br />
1936, getiteld Volontairs, wordt een verdediging gegeven<br />
van het standpunt, dat het bestuur van den N.J.K.<br />
heeft ingenomen ten aanzien van de salaris-regeling van<br />
leerlingen of volontairs. Het bestuur van den N.J.K.<br />
heeft namelijk aan een directie meegedeeld, dat „de overeenkomst<br />
zich niet verzet tegen een vierjarige periode<br />
van volontairs".<br />
Deze interpretatie van de salarisovereenkomst lijkt mij<br />
volkomen onjuist. Hieronder wil ik aantoonen waarom,<br />
doch vooraf wil ik even wijzen op het belang van nauwkeurige<br />
handhaving van de overeenkomst, een belang,<br />
dat niet slechts bestaat voor de leerlingen of volontairs,<br />
doch evenzeer voor de andere klassen journalisten. Onze<br />
salarisregeling met de Dagbladpers is gebaseerd op een<br />
indeeling van de journalisten in klassen, en op een<br />
getalsverhouding. Er zijn volontairs, a-, b-, en c-redacteuren.<br />
Zijn er zooveel c-redacteuren, dan mogen er<br />
zooveel b-redacteuren zijn, zijn er zooveel b-redacteuren,<br />
dan moet het aantal a-redacteuren zoo en zoo groot zijn.<br />
Indien er aan een krant te veel leerlingen zijn, b.v. vier<br />
in plaats van het geoorloofde aantal (b.v. 2), dan moeten<br />
2 leerlingen c-redacteuren worden, wat weer waarschijnlijk<br />
zal impliceeren dat eenige c-redacteuren bredacteur<br />
worden enz. Dus niet alleen de leerlingen of<br />
volontairs hebben belang bij een nauwkeurige handhaving<br />
van de in de overeenkomst voor de salarieering van leerlingen<br />
of volontairs gestelde regels.<br />
Thans ter zake.<br />
Het bestuur van den Kring heeft toegegeven, dat men<br />
vier jaar leerling mag zijn. In het hoofdartikel in De<br />
Journalist, dat dit standpunt verdedigt, is wel ontdekt<br />
dat art. 6 van de salaris-regeling begint met de zinsnede:<br />
„Leerlingen en volontairs mogen alleen zijn zij, die nog<br />
geen drie jaar in de journalistiek werkzaam zijn", maar<br />
bij vergelijking met art. 8 (het artikel met de salarisschaal)<br />
constateeren het hoofdartikel en het bestuur van<br />
den Kring een tegenstrijdigheid. Deze tegenstrijdigheid<br />
is echter geenszins aanwezig. In het artikel Volontairs<br />
staat te lezen: „Als een volontair niet langer dan drie<br />
jaar in functie mag zijn, kan hij nooit drie (jaarlijksche)<br />
opklimmingen hebben, doch slechts twee". Het Kringbestuur<br />
meent blijkbaar dat de salaris-schaal voor den<br />
volontair drie jaarlijksche opklimmingen impliceert. Doch<br />
dit is volkomen onjuist! In art. 8 staat dat de leerling<br />
drie jaren van opklimming heeft. Er staat niet: de leerlingen<br />
heeft drie jaarlijksche opklimmingen. Drie jaren<br />
van opklimming beteekent twee jaarlijksche verhoogingen.<br />
Er bestaat dus geen tegenstrijdigheid tusschen de<br />
art. 6 en 8.<br />
Is men nog niet overtuigd dat een leerling slechts drie<br />
jaar leerling mag zijn, Ie omdat het in den eersten zin<br />
van art. 6 staat, 2é omdat art. 8 drie jaren van opklimming,<br />
dus twee verhoogingen impliceert, dan is er<br />
nog een derde argument.<br />
Wanneer men salaris-schalen samenstelt, dan zal men<br />
voor het jaarlijksche salaris een rond getal nemen, dat<br />
door 12 deelbaar is, en dat bij deeling door twaalf weer<br />
een rond getal oplevert. Volgens mijn opvatting (drie<br />
jaar leerling) ontvangt een leerling te Amsterdam die<br />
op ƒ 80.— per maand is begonnen, na een jaar ƒ 115.—<br />
na twee jaar ƒ 150.—. Deze bedragen behoort hij althans<br />
te ontvangen. Het zijn keurige ronde getallen. Volgens<br />
de opvatting van vele directies, van het Kringbestuur<br />
en van den schrijver van het artikel Volontairs ontvangt<br />
een leerling te Amsterdam na een jaar ƒ 103.3333333 enz.<br />
Na twee jaar ƒ 126.6666666 enz. per maand. Vreemd,<br />
nietwaar?<br />
Indien men hieraan nog niet genoeg heeft om overtuigd<br />
te zijn dat het Kringbestuur er bij zijn beslissing,<br />
en de schrijver van Volontair er bij het schrijven van<br />
zijn artikel, volkomen naast waren, dan is er nog iets.<br />
En wel dit. Art. 1379 van het B.W. zegt dat, indien de<br />
bewoordingen van een overeenkomst voor onderscheiden<br />
<strong>DE</strong> J O U R N A L I S T 131<br />
i<br />
uitleg vatbaar zijn, men veeleer moet nagaan welke de<br />
bedoeling der handelende partijen geweest is, dan zich<br />
aan den letterlijken zin der woorden te binden. In de<br />
kwestie drie of vier jaar volontair kan er m.i. geen<br />
sprake zijn van onderscheiden uitlegging, het Kringbestuur<br />
gelooft dit echter wel (de tegenstrijdigheid!).<br />
Dan had dus het Kringbestuur de bedoeling den doorslag<br />
moeten laten geven. 1 ) Wat de bedoeling is van de<br />
overeenkomst heeft het Kringbestuur, mitsgaders de<br />
auteur van Volontairs, ontdekt. „De interpretatie van<br />
ons Bestuur al is de bedoeling geweest, de volontairs-periode<br />
tot 3 jaar te beperken".<br />
Het is toch wel heel jammer dat het Bestuur desalniettemin<br />
aan een directie verzekert, dat de salarisregeling<br />
zich niet verzet tegen een volontairs-periode van<br />
vier jaar.<br />
Wat is het gevolg hiervan?<br />
In de eerste plaats dat directies, die de salarisregeling<br />
ten aanzien van de volontairs juist interpreteerden, hierop<br />
zouden kunnen terugkomen, en hun leerlingen niet<br />
meer b.v. ƒ80, ƒ115 en ƒ150 betalen, doch ƒ80,<br />
ƒ 103,3333 en ƒ 126.66666. Dat scheelt een journalist in<br />
de eerste vier jaren van zijn loopbaan in het gestelde<br />
geval ƒ 720. Zijn geheele leven blijft hij een jaar achter.<br />
In de tweede plaats dat c-redacteuren minder snel bredacteur<br />
worden, b-redacteuren minder snel a-redacteur,<br />
wanneer aan hun krant leerlingen verbonden zijn die op<br />
onjuiste wijze worden gehonoreerd. In de derde plaats is<br />
het gevaar aanwezig, dat de directies steeds meer de<br />
hand lichten bij de toepassing van de salarisregeling, nu<br />
gebleken is dat het Kringbestuur aan de bepalingen niet<br />
vasthoudt.<br />
Het lijkt mij dus wel uitermate wenschelijk dat het<br />
Kringbestuur, in het belang van alle journalisten en ter<br />
wille van de rechtvaardigheid, zijn standpunt in deze<br />
aangelegenheid herziet, en aan de directies hiervan mededeeling<br />
doet.<br />
Mr. E. C. A. KUYPER.<br />
x ) Daar waar ik art. 1379 B.W. in het geding heb gebracht zal<br />
men mij wellicht willen tegenwerpen: de salarisregeling is geen<br />
overeenkomst. Dat houdt echter niet in dat art. 1379 in dit verband<br />
niet mag worden toegepast. Wanneer bovendien een directeur een<br />
leerling heeft aangesteld en hem heeft meegedeeld dat de aanstelling<br />
is geschied op grondslag van de salarisregeling van den Kring,<br />
dat is deze salarisregeling wel een overeenkomst.<br />
* * *<br />
De lezing van het bovenstaande doet ons denken aan<br />
het: wie te veel bewijst, bewijst niets. Onze collega heeft<br />
te veel willen bewijzen. Er staat: drie ;aren van opklimming,<br />
maar dit beteekent niet drie jaarlijksche opklimmingen,<br />
zegt hij. Het beteekent er... twee. Nu ja, elke ketter<br />
vindt zijn letter. Drie jaren van opklimming beteekent<br />
driemaal een opklimming, en de natuurlijke periode tusschen<br />
twee opklimmingen is een jaar. Zóó is het, en<br />
anders niet. Zoo moet het ook voor de salarissen der<br />
journalisten (niet-volontairs) worden beschouwd. Vijf<br />
jaren van opklimming beteekent vijfmaal een opklimming.<br />
Wij, die in de tot-stand-koming van deze regeling aandeel<br />
hadden, kunnen hem verzekeren, dat het nooit anders<br />
is „bedoeld". Wij hebben die bedoeling dus niet<br />
„ontdekt", maar wij waren bij haar geboorte aanwezig.<br />
Volgens zijn eigen theorie, dat bij twijfel de bedoeling<br />
moet vooropstaan, heeft hij het dus mis. Nog zwakker<br />
is het tweede „bewijs": dat, in onze lezing, het salaris<br />
geen rond getal per maand oplevert. Onze collega zal<br />
den kost moeten geven aan de journalisten, wier salaris<br />
evenmin „een rond getal" per maand vormt. Dit bewijs<br />
heeft niet de minste waarde. Voor zijn derde argument<br />
echter is iets te zeggen: dat, bij tegenstrijdigheid, de<br />
bedoeling voorrang zou hebben. Daarom hopen wij, dat<br />
de directies aan deze overweging gelding zullen verkenen.<br />
Misschien zal het Bestuur in die richting nog een<br />
wenk willen geven; het onderwerp komt in de volgende<br />
bestuursvergadering opnieuw aan de orde. — Redactie.
132 <strong>DE</strong> J O U R N A L I S T<br />
JUBILARISSEN.<br />
i.<br />
D. A. P. <strong>DE</strong> ZEEUW.<br />
De heer D. A. P. de Zeeuw heeft afscheid genomen<br />
als hoofdredacteur van de Vlissingsche Courant, waaraan<br />
hij 35 jaar arbeidde. Zijn blad meldde 1 October:<br />
Al kon het dan<br />
geen officieel afscheid<br />
worden,<br />
toch hebben wij<br />
onzen ouden<br />
vriend de Zeeuw<br />
hedenmorgen in<br />
ons midden gehad<br />
om onder<br />
het genot van<br />
wat smakelijke<br />
natitgheid en een<br />
rookertje persoonlijk<br />
afscheid<br />
te nemen. Het is<br />
geen „plechtigheid"<br />
geworden.<br />
En dat was ook<br />
allerminst de bedoeling,<br />
zooals<br />
wij gisteren reeds<br />
schreven. Maar<br />
juist doordat alle<br />
officieele vertoon<br />
achterwege bleef,<br />
kon des te duide<br />
A. P. <strong>DE</strong> ZEEUW,<br />
Middelburg.<br />
lijker bermerkt worden welk een groote plaats de heer<br />
de Zeeuw inneemt in de harten van de velen, waarmede<br />
hij zoo talrijke jaren lief en leed heeft gedeeld.<br />
Nadat Mevrouw en de heer de Zeeuw op het privékantoor<br />
door de directie waren ontvangen, begaven allen<br />
zich naar de drukkerij, waar in tegenwoordigheid van<br />
het geheele personeel de heer ]. Marijs den scheidenden<br />
hoofdredacteur hartelijk heeft toegesproken. Hij wist<br />
hierbij den juisten toon te treffen, waardoor de kleine<br />
plechtigheid het prettige, warm-kameraadschappelijke karakter<br />
verkreeg, dat bij zulk een gelegenheid zoo goed<br />
doet. Daardoor werd het een woord van hart tot hart,<br />
waarbij de spreker herinneringen ophaalde aan de lange<br />
jaren van samenwerking en speciaal den nadruk legde<br />
op de goede persoonlijke verhouding die steeds ongerept<br />
behouden kon blijven en waardoor het mogelijk werd,<br />
dat men wat van elkaar wist te verdragen, als dat in<br />
momenten van groote drukte noodig was.<br />
Uit naam van allen die aan de Vlissingsche Courant<br />
hun arbeid verrichten, technisch personeel, administratie,<br />
redactie, enz., overhandigde de heer Marijs den scheidenden<br />
hoofdredacteur een fraaie zilveren sigarenkist met<br />
een aardige woordspeling, waarbij hij er op wees, dat<br />
de heer De Zeeuw wel niet van geuren houdt, maar dat<br />
dit aandenken toch wel in den smaak zou vallen.<br />
En dit bleek ook inderdaad het geval te zijn. De heer<br />
de Zeeuw heeft in een ongekunsteld en daardoor juist<br />
zoo treffend speechje allen hartelijk dank gezegd voor<br />
de aangeboden geschenken: de heeren Van de Velde<br />
voor het prachtige schilderstuk van den heer Jacobs, hem<br />
den vorigen avond aangeboden, en het personeel voor<br />
het gewaardeerde cadeau, maar vooral voor hetgeen wij<br />
elkaar in lange jaren van nauwe kameraadschappelijke<br />
samenwerking waarin de goede verstandhouding nooit<br />
werd verstoord, hebben kunnen schenken.<br />
Hierna kregen allen gelegenheid persoonlijk afscheid<br />
te nemen Maar wij nemen dit afscheid zoo zwaar niet,<br />
mijnheer de Zeeuw, want als alles in de wereld zoo<br />
twijfelachtig was als het feit dat U natuurlijk nog<br />
menigmaal komt aanwippen, dan zouden er niet veel<br />
problemen meer om oplossing vragen. Dit is dus een<br />
afscheid, maar allerminst een vaarwel!<br />
II.<br />
H. T. LIJSEN.<br />
Eind September herdacht de heer H. T. Lijsen, chef<br />
van de redactie van de Haagsche Courant, het feit, dat<br />
hij 25 jaar geleden in dienst van dit blad trad. Het heele<br />
personeel had zich omstreeks elf uur in de expeditieruimte<br />
verzameld, toen de jubilaris, vergezeld van zijn<br />
familieleden, arriveerde.<br />
Als eerste spreker trad naar voren de heer A. W.<br />
Sijthoff, directeur der Haagsche Courant. Spr. zeide, dat<br />
het hem een groot genoegen was eenige woorden tot<br />
den jubilaris te mogen richten. De heer Sijthoff sprak<br />
zijn groote erkentelijkheid uit over het werk van den<br />
heer Lijsen. Spreker bood hierop den jubilaris een gouden<br />
horloge met inscriptie aan.<br />
Vervolgens nam de heer B. C. Spoel het woord namens<br />
de redactie, en de correctie-afdeeling. Spr. dankte<br />
den heer Lijsen voor de aangename wijze van samenwerking<br />
en memoreerde den goeden geest op de redactie.<br />
Een boekwerk en een schilderstuk werden aangeboden.<br />
Mej. C. C. Gerritsen bood namens de redactie en<br />
de correctie-afdeeling aan mevr. Lijsen een bouquet<br />
bloemen aan.<br />
Daarna trad naar voren de<br />
heer W. K. N. Stutterheim,<br />
hoofdadministrateur der Haagsche<br />
Courant. ,,U hebt reeds",<br />
aldus spr., „vele woorden van<br />
hulde in ontvangst moeten nemen<br />
van de afdeelingen, die<br />
dichter bij u staan dan de administratie.<br />
Toch wil ik de<br />
prettige samenwerking met de<br />
administratie-afdeeling hier memoreeren,<br />
die wij allen steeds<br />
op hoogen prijs hebben gesteld".<br />
Spr. herinnerde daarop H. T. LIJSEN<br />
aan eenige persoonlijke ge- Den Haag. '<br />
beurtenissen uit den tijd, toen<br />
hij zelf op de redactie werkzaam was. Namens de administratie-afdeeling<br />
en het Planetarium, en de afdeeling<br />
zincoi-grafie, deed spr. zijn gelukwenschen vergezeld<br />
gaan van eenige geschenken.<br />
Vervolgens was het woord aan den heer G. Th. Ros,<br />
chef van het technisch personeel. „U hebt ons", aldus<br />
spr., „op de zetterij heel wat werk gegeven in de 25<br />
jaar die achter ons liggen. Maar de samenwerking was<br />
altijd zeer aangenaam". Namens het technisch personeel<br />
bood spr. den heer Lijsen een rooktafel en een kleurenets<br />
aan.<br />
De heer Lijsen dankte daarop voor de hem gebrachte<br />
hulde. In de eerste plaats dankte hij de directie, die<br />
klaarblijkelijk — daarbij doelende op het hem aangeboden<br />
gouden horloge — ook thans den gouden standaard<br />
heeft gehandhaafd. Ik ben dankbaar, aldus spreker, voor<br />
de waardeerende woorden tot mij gericht en voor het<br />
in mij gestelde vertrouwen. Ik kan op een dag als dezen<br />
niet nalaten in de herinnering terug te roepen den stichter<br />
van de Haagsche Courant, den heer A. Sijthoff en den<br />
te vroeg gestorven directeur, den heer Henri O Sijthoff.<br />
Spreker dankte hierop achtereenvolgens degenen, die<br />
hem hadden toegesproken voor de sympathieke woorden<br />
tot hem gericht. Spr. eindigde met een „Lang leve de<br />
Haagsche Courant", dat door alle aanwezigen met een<br />
driewerf hoera werd onderstreept.<br />
Mogen wij de leden krachtig opwekken tot<br />
bijwoning der Algemeene Vergadering op 28<br />
November a.s.? Laat onze bijeenkomsten zeer goed<br />
bezocht worden, ook al is er niet „iets" aan het<br />
handje. En eigenlijk is er nu wel „iets" aan het<br />
handje; de bespreking van een zeer belangrijk<br />
onderwerp, dat ons aller aandacht verdient.
<strong>DE</strong> J O U R N A L I S T 133<br />
III.<br />
Dr. L. A. RA<strong>DE</strong>MAKER.<br />
Op 15 October<br />
was dr. L. A.<br />
Rademaker een<br />
kwart eeuw aan<br />
Het Vaderland<br />
verbonden. Hoewel<br />
de jubilaris<br />
alles gedaan had<br />
om zijn omgeving<br />
van dit feit<br />
onkundig te laten,<br />
werd hij<br />
(zoo meldt zijn<br />
blad) in de directiekamernamens<br />
directie en<br />
commissarissen<br />
der krant gehuldigd<br />
in woord<br />
en geschenk en<br />
in het middaguur<br />
op de groote<br />
redactiekamer te •»•*«»«.«<br />
.,, Dr L. A. RA<strong>DE</strong>MAKER<br />
midden van vrij- '<br />
wel al zijn colle- Den Haa 9ga's,<br />
toegesproken door den hoofdredacteur, den heer<br />
C. M. Schilt ,die de algemeene vriendschap van de aanwezigen<br />
vertolkte voor den jubilaris, wiens gouden hart<br />
niet is gedevalueerd en de waardeering voor zijn stoeren<br />
en veelzijdigen arbeid voor de krant, die hem nooit te<br />
veel is. De spreker overhandigde dr. Rademaker daarbij<br />
de geschenken, die de redactie hem had toegedacht.<br />
Daarna sprak nog een der redacteuren, de heer G. H.<br />
's-Gravesande, met den heer G. Polak Daniels de eenige,<br />
die den jubilaris in al die 25 jaar aan Het Vaderland<br />
heeft meegemaakt, en ten slotte dankte dr. Rademaker,<br />
die als curiositeit in herinnering bracht, dat zijn eerste<br />
contact met de krant al van veertig jaar geleden dagteekent,<br />
toen hij door mr. Macalester Loup was aangezocht<br />
het studentenspel te Utrecht te „verslaan".<br />
Van de andere afdeelingen der courant en ook van<br />
buiten het bedrijf ontving de jubilaris — ook uit Indië —<br />
nog vele bewijzen van hartelijkheid in den vorm van<br />
bloemstukken vooral.<br />
IV.<br />
G. ). NIJLAND.<br />
De sportredacteur van Het<br />
Handelsblad, de heer G. J. Nijland,<br />
was 15 October vijf en<br />
twintig jaar in dienst van dat blad,<br />
een gebeurtenis waaraan op verzoek<br />
van den jubilaris geen ruchtbaarheid<br />
was gegeven, doch waarbij<br />
directie en hoofdredactie binnenskamers<br />
toch even wenschten<br />
stil te staan.<br />
In tegenwoordigheid van me<br />
G. 3. NIJLAND,<br />
Amsterdam.<br />
vrouw Nijland en de chefs van<br />
afdeelingen der redactie en administratie<br />
gaf (zoo lezen we in<br />
het betrokken blad) de directeur,<br />
de heer Heldring, uiting aan zijn waardeering voor het<br />
werk van den heer Nijland en de wijze waarop deze met<br />
de hem eigen opgewektheid en energie het blad bij gebeurtenissen<br />
op het gebied van sport of luchtvaart vertegenwoordigt<br />
en vooral het levende contact tot stand weet<br />
te brengen tusschen de sportbeoefenaren en de sportlievende<br />
Handelsblad-lezers. Heel duidelijk is deze verdienste<br />
van den jubilaris nog bij de jongste Olympische<br />
Spelen aan het licht getreden. Het geschenk der directie<br />
deed spr. vergezeld gaan door een woord van hulde<br />
aan mevrouw Nijland.<br />
Ook de hoofdredacteur, de heer von Balluseck, heeft<br />
daarna nog eenige hartelijke woorden gesproken.<br />
Q. A. <strong>DE</strong> RID<strong>DE</strong>R.<br />
De heer Q. A. de Ridder, chef-redacteur van het<br />
christelijk-historisch dagblad De Nederlander, zal op<br />
1 November a.s. zijn 25-jarig jubileum als journalist<br />
vieren. Onder voorzitterschap van prof. dr. J. de Zwaan<br />
is een comité gevormd om hem op 7 November een huldiging<br />
te bereiden. In het- eere-comité hebben zitting<br />
de heeren H. Diemer, jhr. mr. D. J. de Geer, prof. dr.<br />
F. C. Gerretson, dr. F. A. de Graaf, Jan ter Haar jr.,<br />
D. Hans, mej. mr. C. Frida Katz, A. J. Lievegoed, dr.<br />
L. D. T. Poot, mr. dr. A. A. van Rhijn, luit.-gen. jhr.<br />
W. Roëll, prof. jhr. mr. dr. B. C. de Savornin Lohman,<br />
dr. J. Schokking, prof. dr. J. R. Slotemaker de Bruine,<br />
H. W. Tilanus, mr. J. A. de Visser, J. N. Voorhoeve,<br />
mr. W. L. baron De Vos van Steenwijk.<br />
Het is wel merkwaardig — maar dezelfde, die thans<br />
de aandacht vraagt voor het zilveren jubileum van onzen<br />
collega, den heer Q. A. de Ridder, heeft wel eens met<br />
zekeren wrevel ons Kring-orgaan ingezien, dat menigmaal<br />
meer het karakter had van een soort familie-album,<br />
dan van een vakblad voor journalisten. En toch<br />
nu zijn leermeester en collega binnenkort het feit herdenkt,<br />
dat hij voor 25 jaren de eerste schreden zette op<br />
het journalistieke pad, wordt het hem volkomen klaar,<br />
hoe juist dit soort bijdragen<br />
met een zekeren regelmatigheid<br />
den redacteur<br />
bereikt.<br />
Het ligt niet in onzen<br />
aard om veel woorden te<br />
verspillen aan de waardeering,<br />
die men voor elkander<br />
koestert. Men is<br />
gewoon schouder aan<br />
schouder te arbeiden aan<br />
de taak, die ons hart<br />
heeft. We weten doorgaans<br />
precies, wat we<br />
aan elkander hebben en<br />
wat we waard zijn, doch<br />
Q. A. <strong>DE</strong> RID<strong>DE</strong>R, Den Haag<br />
meestal praten we daar<br />
niet over. In den kleinen,<br />
besloten kring van een redactie is dat ook wellicht niet<br />
noodig. Daar zijn het ten slotte de daden, waar het<br />
op aankomt en de collegialiteit, die tot warme vriendschap<br />
kan uitgroeien.<br />
Het ligt niet in onzen aard om veel woorden te verspillen<br />
aan de waardeering, die men voor elkander<br />
koestert. Men is gewoon schouder aan schouder te arbeiden<br />
aan de taak, die ons hart heeft. We weten doorganas<br />
precies, wat we aan elkander hebben en wat we waard<br />
zijn, doch meestal praten we daar niet over. In den<br />
kleinen, besloten kring van een redactie is dat ook wellichr<br />
niet noodig. Daar zijn het ten slotte de daden,<br />
waar het op aankomt en de collegialiteit, die tot warme<br />
vriendschap kan uitgroeien.<br />
Doch wie zou de gelegenheid niet met beide handen<br />
aangrijpen, wanneer deze zich voordoet, om ook eens<br />
in breederen kring getuigenis af te leggen van de gevoelens<br />
van achting en genegenheid, die men voor een<br />
vakgenoot heeft? De jubilaris, dien we hier op het oog<br />
hebben, zou de eerste zijn om met groote warmte daarin<br />
voor te gaan.<br />
Met groote warmte. Dat is ongetwijfeld zijn meest<br />
sprekende karaktertrek. Hij leeft intens en de spontanëiteit<br />
stempelt zijn daden Ieder onrecht op zijn weg<br />
vindt in hem een fel bestrijder, waarbij niemand en niets<br />
gespaard wordt om de atmosfeer te zuiveren. Dan fonkelen<br />
zijn oogen achter de brilleglazen en trilt zijn stem
134 <strong>DE</strong> J O U R N A L I S T<br />
van verontwaardiging. Maar een moment later kan die<br />
stem breken van ontroering, wanneer het leed van den<br />
naaste hem treft. Dan kan hij gebukt gaan onder de<br />
problemen, die voor ons menschen zoo vaak geen oplossing<br />
vinden. Totdat zijn rotsvast geloof hem weer licht<br />
schenkt in de duisternis en hem de kracht geeft met<br />
nieuwen moed voort te gaan.<br />
De heer de Ridder is iemand, met wien het voor de<br />
jongeren een voorrecht is in contact te komen. Zijn<br />
leiderschap als chef-redacteur van De Nederlander, is<br />
niet scheidbaar en ook niet goed denkbaar, zonder zijn<br />
vriendschap en hartelijk medeleven. In zijn oog zijn het<br />
allen werkers, die een gemeenschappelijk doel nastreven.<br />
Hij eischt den geheelen mensch, zooals hij zelf van den<br />
morgen tot den avond vervuld is van de krant. Maar<br />
anderzijds staat hij open voor ieders moeilijkheden en<br />
zorgen en niemand, die zijn steun zoekt, zal tevergeefs<br />
bij hem aankloppen.<br />
Zoo de mensch, zoo de journalist. De psyche van den<br />
mensch treedt in ons beroep wel heel sterk op den voorgrond.<br />
De heer de Ridder staat in de volheid van het<br />
leven en dat weerspiegelt zich in zijn arbeid. Zijn grootste<br />
vreugde is te scheppen en zijn belangstelling gaat<br />
daarbij uit naar alles, wat de aandacht waard is. Er<br />
is schier geen terrein, of hij zal het betreden en in kaart<br />
brengen, wat hij waarneemt. Daarbij bezit hij de gave<br />
om alles in scherp omlijnde beelden voor zich te zien,<br />
zoodat hij niet alleen helder en klaar, maar ook sterk<br />
plastisch kan weergeven, wat zijn aandacht heeft. De<br />
veelzijdigheid zou wellicht leiden tot oppervlakkigheid.<br />
Doch een scherp verstand en de kunst om zuiver te analiseeren<br />
zijn daarbij gidsen, die schijn en wezen nauwkeurig<br />
weten te scheiden. Zoo heeft de heer de Ridder<br />
in den loop der jaren ontzaglijk veel geproduceerd: op<br />
letterkundig gebied, op historisch terrein, de politiek,<br />
schetsen, critieken, kortweg, alles levert stof voor zijn<br />
welversneden pen. Wanneer de geest over hem vaardig<br />
wordt, vliegt zijn hand in ijlende vaart over het papier<br />
en blaadje na blaadje, volgepend in zijn karakteristiek<br />
handschrift — de wanhoop der zetters — vindt in korte<br />
opeenvolging zijn weg ter zetterij. Betreedt men zijn<br />
werkkamer, dan is de spanning bijna tastbaar en deze<br />
wijkt eerst, wanneer de laatste regel geschreven is.<br />
Het is ongetwijfeld een voorrecht, wanneer men na<br />
25 jaar arbeid nog blijk geeft van een frischheid, die<br />
menig jongere beschaamd doet staan. De jubilaris is dan<br />
ook geenszins „door den dienst vergrijsd"; veeleer heeft<br />
deze hem het hart jong gehouden, ondanks menige teleurstelling<br />
en zware slagen in zijn persoonlijk leven.<br />
Moge het hem gegeven zijn nog vele jaren zijn krachten<br />
te kunnen wijden aan het blad, dat hem lief is. Dat is<br />
de oprechte wensch van alle leden der redactie van<br />
De Nederlander.<br />
T. CLAUS.<br />
STOP<strong>PERS</strong>. Een lunch met een leeuw.<br />
Een journalist is iemand, die bang is voor niemand. — Oito<br />
Kemmerich, vroeger een bekend zwemmer op lange afstanden, is<br />
thans leeuwentemmer, of juister temmer van één leeuwin en daarmee<br />
zou hij in het Arena-theater te Rotterdam optreden. Om aan te<br />
toonen, hoe mak Lea, de vijfjarige Berber-leeuwin wel is, waren wij<br />
uitgenoodigd, om op het tooneel van Arena het noenmaal te komen<br />
gebruiken, waarbij Lea mede aan tafel zou zitten. Kemmerich treedt<br />
ril. niet op achter tralies, er komen geen zweepen, geen revolvers<br />
en geen triedanden aan te pas, men hoort geen leeuwengebrul: Lea<br />
zit rustig op haar stoeltje. Maar toch, als het gordijn is gehaald,<br />
ats daar een gedekte tafel op het tooneel klaar staat en men u<br />
uitnoodigt plaats te gaan nemen, dan aarzelt men toch wel even,<br />
als men daar aan die tafel een prachtige leeuwin ziet zitten, die<br />
hautain de zaal in kijkt en heelemaal geen notitie blijkt te nemen<br />
van de heeren, die zich onder aan het tooneeltrapje uitputten in<br />
beleefdheidsfrase's en die o zoo graag een ander voor willen laten<br />
gaan. Maar tenslotte staan toch allen op de planken, men schikt<br />
zich om de tafel en men kijkt verbluft toe, hoe Lea zich de lekkere<br />
hapjes laat smaken, die haar baas haar in den muil stopt, hoe zij<br />
met hem uit één glas drinkt en hoe zij hem uit erkentelijkheid een<br />
lik met haar grooten tong geeft. — (N. R. Cf.).<br />
DRUK<strong>PERS</strong>VRIJHEID.<br />
Aan het Voorloopig Verslag der Tweede Kamer over<br />
de voorstellen-Grondwets-herziening is het volg<br />
ontleend:<br />
,,Dat de Regeering is teruggekomen op haar aanvankelijke voornemen<br />
tot wijziging van de grondwettelijke bepaling met betrekking<br />
tot de vrijheid van drukpers, meenden sommige leden als een bewijs<br />
van zwakte te moeten beschouwen. Deze leden wezen er op, dat<br />
wijziging van artikel 7 een der drie punten was, waarvoor blijkens<br />
de Nota naar aanleiding van het Verslag over Hoofdstuk 1 der<br />
Rijksbegrooting voor 1936 de geheele grondwetsherziening werd<br />
begonnen. In de door den Voorzitter van den Ministerraad bij her.<br />
openbare debat over dat begrootingshoofdstuk gehouden rede werd<br />
toen nader aangeduid, in welke richting die wijziging zou gaan.<br />
Eerst later werd besloten, de voorbereiding van de grondwetsherziening<br />
aan een staatscommissie op te dragen. Het had niet nagelaten<br />
bij de hier aan het woord zijnde leden verwondering te<br />
wekken, dat, nu de Staatscommissie gemeend had op dit punt de<br />
Regeering te kunnen volgen, deze laatste achteraf het roer<br />
gewend.<br />
Andere leden betreurden het evenzeer, dat de Regeering her.<br />
voorstel van de Staatscommissie niet heeft gevolgd, al onderschreven<br />
zij niet de meening der tevoren aan het woord zijnde<br />
leden over de oorzaak, waaraan die houding moet worden roegeschreven.<br />
Het argument, waarmede de Regeering die houding<br />
zelf verdedigt, n.1. dat dit vraagstuk een sterk politieker- inslag<br />
zou hebben, konden zij niet als juist erkennen. Naar hun oordeel<br />
zou dit probleem in een rustige sfeer behandeld kunnen worden,<br />
omdat in verschillende politieke partijen de meeningen te dezen<br />
opzichte verdeeld zijn.<br />
Vele leden daarentegen juichten het toe, dat de Regeering inzake<br />
de drukpersvrijheid op haar aanvankelijke voornemen is teruggekomen.<br />
Verscheidene dezer leden stelden voorop, dat zij zich met<br />
betrekking tot de vraag, of artikel 7 der Grondwet, zooals dat<br />
thans luidt, censuur in den vorm van een verschijningsverbod<br />
toelaat, onvoorwaardelijk schaarden aan de zijde van hen, die<br />
deze vraag in ontkennenden zin beantwoorden. Dat de Regeering<br />
deze opvatting niet deelt en, blijkens hetgeen zij ter zake op<br />
bladz. 4 der onder no. 3 gedrukte Memorie van Toelichting<br />
mededeelt, onder de heerschappij van het tegenwoordige artikel 7<br />
voor zulk een verschijningsverbod ruimte acht, verontrustte<br />
deze leden. Zulk een verbod toch achtten zij preventieve censuur<br />
in de ergste gedaante. Het maakt de verschijning van een<br />
uitgave onmogelijk, zelfs zonder dat tevoren onderzocht is.<br />
of die iets laakbaars inhoudt. En het is te bedenkelijker, wijl het<br />
in zijn gevolgen van zeer verre strekking kan zijn. Een verschijningsverbod<br />
van zelfs betrekkelijk korten duur kan een dagblad<br />
ruïneeren, zocdat het genoodzaakt 'is te verdwijnen. Bij dit<br />
alles dient dan nog te worden bedacht, dat het tegen de ergste<br />
excessen der drukpersvrijheid, die zich niet in dagbladen en<br />
periodieken, maar in ongeregeld uitgegeven biljetten en brochures<br />
voordoen, niet kan baten. Zoo moet naar de meening der hier<br />
aan het woord zijnde leden een verschijningsverbod worden gezien<br />
als een ernstige inbreuk op een der belangrijkste volksrechten<br />
op een wijze, welke geen practisch nut kan doen verwachten<br />
en slechts tot groote nadeelen kan leiden. Intusschen werd,<br />
naar deze leden opmerkten, het vraagstuk van de draagwijdte van<br />
artikel 7, voorzoover zij in de Staatscommissie een onderwerp van<br />
bespreking had uitgemaakt, er een van slechts academische beteekenis,<br />
toen die commissie besloot een voorstel tot wijziging van<br />
het genoemde artikel te doen, dat uitdrukkelijk de mogelijkheid<br />
tot het uitvaardigen van een verschijningsverbod zou openen.<br />
Na het hierboven weergegevene behoeft het wel geen nader betoog,<br />
dat zij volkomen instemden met het standpunt, tegenover dit voorstel<br />
door de leden der Staatscommissie Albarda, van den Beren.<br />
Joekes en Kranenburg in hun desbetreffende minderheidsnota ingenomen.<br />
Wel erkenden de hierbedoelde leden, dat de wijze,<br />
waarop in den laatsten tijd van sommige zijden van het recht<br />
van openbare meeningsuiting gebruik wordt gemaakt, zorg baart.<br />
Daartegen wenschten zij echter uitsluitend repressief te zien opgetreden.<br />
In dit opzicht kan heel wat meer gedaan worden dan<br />
thans geschiedt. Een bewuste en krachtige hanteering van de<br />
strafrechterlijke repressie-middelen is naar hun meening allerzins<br />
doelmatig en_ voldoende.<br />
Anderen hunner, die zich met de algemeene strekking van dit<br />
betoog niet konden vereenigen, grondden hun afwijzend standpunt<br />
uitsluitend op de overweging, dat van een regeling als de hierbedoelde<br />
geen practisch nut kan worden verwacht.<br />
Vele leden bepleitten naast en mede in het belang van een<br />
krachtige repressie het opnemen in onze wetgeving van een<br />
bepaling, welke voorschrijft, dat elk geschrift duidelijk moet vermelden,<br />
waar het is gedrukt. Ook gevoelden deze leden voor een<br />
voorschrift, dat het mogelijk maakt, bladen, die misbruik maken<br />
van de persvrijheid, te verplichten tot het opnemen van een antwoord<br />
— zonder bij- of onderschrift en op een in het oog vallend?<br />
plaats — van dengene, wiens wensch daartoe door een bevoegde<br />
autoriteit rechtmatig is geacht. Van zulk een „droit de réponse".<br />
waaraan, naar uit' haar verslag blijkt, ook de Staatscommissie<br />
heeft gedacht, zou naar hun meening mede een invloed ten goede<br />
kunnen uitgaan. Gevraagd werd in dit verband, of naar de meening<br />
der Regeering de invoering van een droit de réponse, als hier<br />
omschreven, zonder voorafgaande wijziging van de Grondwet<br />
mogelijk zou zijn. Mocht dit niet het geval zijn, dan zou men gaarne
deze ontwerpen met een desbetreffende bepaling zien aangevuld.<br />
Zoo voor het nemen van krachtige repressieve maatregelen<br />
nadere wettelijke voorzieningen noodig mochten blijken, zouden<br />
zoodanige voorzieningen bij vele leden geen bezwaar ontmoeten,<br />
mits de behandeling van de desbetreffende zaken niet aan de<br />
rechterlijke macht wordt onttrokken en de normen voor het<br />
optreden in dezen volledig in de strafwet blijven opgenomen.<br />
Overigens waren deze leden van oordeel, dat in dit opzicht aan<br />
de rechterlijke macht reeds thans vrij doeltreffende middelen ten<br />
dienste staan. Veel hangt natuurlijk af van de wijze, waarop die<br />
middelen worden toegepast. Zonder het prijs geven van het stelsel<br />
van het algemeene minimum voor drukpersdelicten te bepleiten,<br />
meenden sommige leden er toch wel de aandacht op te moeten<br />
vestigen, dat een toepassing welke niet gericht is op minimale<br />
straffen, de algemeene preventieve werking, welke vooral op dit<br />
gebied van een krachtige repressie uitgaat, zeer ten goede zal<br />
komen. Ook zal men naar het oordeel dezer leden bedacht moeten<br />
zijn op zoo snel mogelijke berechting.<br />
Tegen een verschijningsverbod als bijkomende straf zouden een<br />
aantal der hierbedoelde leden geen bedenking hebben".<br />
WAAR ZIJN <strong>DE</strong> GRENZEN!<br />
„Er is evenwel in ons land nog een klasse van<br />
menschen, die zich journalisten noemen, die echter<br />
bewuste volksmisleiders zijn, betaalde partij-politici<br />
en — de enkelen niet te na gesproken — daarvoor<br />
past alleen het woord ,,journaille". (Daverend<br />
applaus).<br />
Het bovenstaande is een zin uit het verslag, dat de<br />
Alkmaarsche Courant maakt van een rede van ir. Mussert,<br />
gehouden 25 September j.1. in de Harmonie te Alkmaar.<br />
En de heer Mussert verduidelijkte zijn woorden<br />
nog met het volgende: „Hun taak is aan de grofste<br />
leugens te verdienen, doch hun leugens raken de ziel van<br />
ons volk niet meer en op de nationaal-socialisten hebben<br />
zij geen vat meer". En om niet de kans te loopen, dat<br />
er nog één persoon in de zaal was, die hem nog niet<br />
zou begrijpen, vertelde de heer Mussert bovendien nog,<br />
dat „journaille" een samentrekking was van de woorden<br />
..journalist" en „canaille".<br />
Ziezoo, mijnheer de redacteur, nu weten wij — dat<br />
zijt gij, dat ben ik en dat zijn we allemaal — op enkelen<br />
na — precies wat wij zijn: bewuste volksmisleiders en<br />
leugenaars en wij behooren tot het gespuis, het grauw<br />
van onze bevolking. Werkelijk, duidelijker heeft de leider<br />
der N.S.B, het wel niet kunnen zeggen. Waar hij echter<br />
niet alleen in Alkmaar, maar ook in andere steden gesproken<br />
heeft en waar hij ongetwijfeld nog vele malen<br />
in het openbaar zal spreken en elke verslaggever dan<br />
de kans loopt, dergelijke striemende slagen in zijn gezicht<br />
te kunnen krijgen ten aanschouwe van eenige honderden<br />
N.S.B.ers en onder „een daverend applaus", daar vraag<br />
ik thans: tot hoever gaat de taak van den verslaggever?<br />
Kijk eens, mijnheer de redacteur, de Alkmaarsche<br />
Courant is een neutrale krant en zij verslaat daarom<br />
alle mogelijke politieke vergaderingen. Het spreekt natuurlijk<br />
vanzelf, dat de redactie het lang niet eens is<br />
met al de meeningen, welke op die vergaderingen gelanceerd<br />
worden, maar zij publiceert ze zonder commentaar,<br />
wetende, dat haar lezers, die zij onder alle kringen<br />
der bevolking heeft, een objectief verslag op prijs stellen,<br />
ook wetende, dat door die verslagen van diverse politieke<br />
richtingen de lezers op de hoogte blijven van wat de<br />
politici naar voren meenen te moeten brengen.<br />
Maar er zijn grenzen. Er komt een oogenblik,<br />
waarop men moet zeggen: stop!<br />
Nu zijn er twee mogelijkheden, twee wegen, die de<br />
verslaggever zal kunnen volgen. De eerste is deze: hij<br />
kan de vergadering oogenblikkelijk verlaten en den volgenden<br />
dag in zijn krant een scherp en duidelijk protest<br />
laten hooren. En de tweede is: hij kan, zooals de verslaggever<br />
van de Alkmaarsche Courant deed, blijven<br />
zitten en dan volgenden dag met zijn „objectief" verslag<br />
komen, waarin dan ook bovengenoemde zinnen moeten<br />
voorkomen. Maar dan is m.i. de hoofdredacteur verplicht,<br />
een zeer scherp en veroordeelend artikel te plaatsen naar<br />
aanleiding van de bedoelde uitlatingen.<br />
Persoonlijk prefereer ik de eerste manier. Ik meen, dat<br />
<strong>DE</strong> J O U R N A L I S T 135<br />
ik, wanneer men de journalistiek zoo naar beneden haalt.<br />
op dat oogenblik mijn taak meer dan vervuld heb. Ik<br />
meen, dat de aanhang van een dergelijke spreker dan<br />
geen enkel belang meer kan hebben bij een verslag van<br />
een volksmisleider en dat de overige lezers van een krant<br />
meer dan voldoende hebben aan een „redactionneele<br />
verklaring".<br />
Ik zou zelfs nog verder willen gaan en zeggen: „Als<br />
gij, mijnheer Mussert, uw woorden niet terugtrekt, verwacht<br />
u dan geen verslaggever meer op uw vergaderingen,<br />
ook dan niet, als er een vriendelijke uitnoodiging<br />
tot de redactie gericht wordt „om de vergadering te<br />
verslaan".<br />
Hoe echter ook, de verslaggever dient te weten, hoe<br />
hij moet handelen in een dergelijk geval. Misschien is<br />
de werkwijze van de Alkmaarsche Courant te prefereeren.<br />
Misschien maar dan zeker niet zonder een<br />
onmiddellijk commentaar.<br />
Hoe denkt u, mijnheer de redacteur, en hoe denkt gij,<br />
leden van den Kring, er over?<br />
J. WERKMAN.<br />
* *<br />
Wat moeten journalisten doen, die er bij zitten als<br />
zulke woorden gesproken worden? Er is slechts één goede<br />
en waardige houding; onmiddellijk opstaan en vertrekken.<br />
Maar blijven zitten, zulke schandelijke beschuldigingen<br />
gedienstig opschrijven en ze publiceeren, is naar<br />
ons gevoel in strijd met elk begrip van waardigheid en<br />
zelfrespect. De „onpartijdigheid" en de „neutraliteit",<br />
die uit dergelijke journalistiek spreken, maken ons vogelvrij.<br />
Wij moeten hierbij voegen, dat de Alkmaarsche<br />
Courant, over de publicatie van die woorden in een ander<br />
blad aangevallen, er haar zeer besliste afkeuring over<br />
heeft uitgesproken. Men zegt, dat zeer enkele journalisten<br />
tot de N.S.B, behooren. Heeft niemand hunner den<br />
moed en het gevoel van solidariteit en van liefde voor<br />
zijn beroep, om tegen de woorden van den leider (die<br />
naar onze meening zeer stellig onder de jongste wijzigingen<br />
der Strafwet vallen) te protesteeren? In dit<br />
verband willen wij meedeelen, dat „de persdienst van<br />
de N.S.B.", in antwoord op het communique van het<br />
Kringbestuur van onlangs, dat blijkbaar heeft ingeslagen,<br />
een stuk aan de bladen heeft toegezonden,<br />
zoo dwaas en zoo fantastisch, dat wij er hartelijk om<br />
hebben gelachen, hoe ergerlijk de verkeerde voorstellingen<br />
er in over waren. Slechts enkele bladen hebben<br />
het opgenomen, en dan nog (zooals het Utrechtsch<br />
Dagblad, de Middelburgsche en de Alkmaarsche) met<br />
een raak onderschrift er bij. Denkt men bij de N.S.B.,<br />
dat „het publiek alles slikt"? — Redactie.<br />
Advertenties.<br />
Gevraagd :<br />
ervaren jong journalist, bij voorkeur wonende te 's-Gravenhage<br />
of Haarlem, voor redactioneele verzorging van<br />
een 2 maal per maand verschijnend orgaan voor Burgerwachten.<br />
Salaris ƒ 1200.—. Sollicitatiebrieven aan Bond van<br />
Nederlandsche Vrijwillige Burgerwachten, Korte Voorhout<br />
6, 's-Gravenhage.<br />
Overzichtschrijver.<br />
gezocht als medewerker aan een weekblad op finantieeleconomisch<br />
gebied, die bereid is zich eenige dagen per<br />
week geheel aan de belangen van het blad te wijden,<br />
besprekingen te houden en vergaderingen bij te wonen<br />
in verschillende plaatsen des lands enz.<br />
Zij, die in het bezit zijn van den titel van Dr. in<br />
de Rechten of in de Economie, zullen de voorkeur<br />
genieten.<br />
Uitvoerige brieven, met overlegging van proeven van<br />
op journalistiek gebied geleverd werk, onder No. 50<br />
aan het Bureau van dit blad.
136<br />
VERSLAG ALGEMEENE VERGA<strong>DE</strong>RING (Slot).<br />
broksgewijs debat. Als de rede van den voorzitter in De Journalist<br />
komt kan men zich op het debat voorbereiden.<br />
Met groote meerderheid wordt het voorstel-Mendell aangenomen.<br />
<strong>DE</strong> J O U R N A L I S T<br />
Rondvraag.<br />
De heer Rugaard (Apeldoorn) vraagt de vergaderingen van den<br />
Kring op een wat geschikter uur te houden. Het Oosten is nu<br />
slechts met twee leden hier. Wij zouden het buitengewoon op prijs<br />
stellen als men wilde bijeenkomen in Utrecht.<br />
De Voorzitter kan zich de vraag voorstellen. Maar wij kunnen<br />
géén uur of dag bepalen, dat niet een belangrijk deel van de leden<br />
zou zijn verhinderd. Wij moeten, dat heeft een proef in Utrecht<br />
bewezen, vergaderen in plaatsen, waar een belangrijk aantal leden<br />
woont.<br />
De heer De Wit (den Haag) verzekert, dat ook van de Haagsche<br />
leden velen verhinderd zijn een vergadering om half drie bij te<br />
wonen.<br />
De heer Mendell stelt voor te vergaderen op Tweeden Kerstdag.<br />
De Voorzitter ontraadt dit.<br />
Anderen vragen: Hemelvaartsdag.<br />
De heer Witsen Elias (Leeuwarden) kan namens Friesland meededen,<br />
dat verschillende leden zullen komen, mits men op een<br />
geschikt uur convoceert.<br />
De heer Wildenberg (den Haag) deelt mee, dat in de H.J.V. het<br />
vraagstuk van de volontairs aan de orde is gesteld, bij de bespreking<br />
over de contributie. De contributieverlaging is nu van de<br />
baan, maar de quaestie van de volontairs niet. Kan het bestuur<br />
die niet in studie nemen, nu het instituut gevaarlijke afmetingen<br />
dreigt aan te nemen?<br />
De Voorzitter belooft, deze aangelegenheid op de agenda van de<br />
bestuursvergadering te zullen brengen.<br />
De heer Biemond (Bestuur) waarschuwt tegen de actie voor het<br />
droit de réponse, dat een grooten druk zou leggen op de vrijheid<br />
van de pers. En die vrijheid kan men niet genoeg beschermen, als<br />
men let op wat in het buitenland gebeurd. Kan de zaak niet behandeld<br />
worden bij het debat over de rede van den voorzitter?<br />
De Voorzitter gelooft niet, dat het gevaar van invoering zoo<br />
groot is. Het bestuur zal paraat zijn.<br />
De heer Matthijsen (Amsterdam): U neemt toch niet aan, dat alle<br />
leden tegen het droit de réponse zijn?<br />
Neen, zegt de Voorzitter.<br />
De heer Voskuil (den Haag) vraagt, of over de toelating tot het<br />
lidmaatschap van de aanhangers der dictatuur niet gepraat kan<br />
worden.<br />
De Voorzitter: Als we dat punt moeten behandelen, dan kunnen<br />
we wel eenige dagen vergaderen. Dat wordt een netelige quaestie.<br />
Er is bij bespreking in het bestuur groot meeningsverschil aan den<br />
dag getreden. Ten slotte hebben wij ons vereenigd op een uitspraak,<br />
die in het e.k. nummer van De Journalist zal worden opgenomen.<br />
Maar die zal niet alle leden bevredigen. Zij concentreert<br />
zich op de vraag van de persvrijheid.<br />
De heer Wildenberg (den Haag) zegt, dat de vraag van collega<br />
Voskuil gevolg is van het debat hierover in de Haagsche Journalisten<br />
Vereeniging. Dat echter opgeschort is, omdat de zaak in<br />
den Kring zou worden behandeld. Zeker, als we ze principieel gaan<br />
bekijken zou een debat vele dagen kunnen duren. Daarom is het<br />
beter —• spr. verwijst naar het laatste nummer van De Journalist, —<br />
zeniet principieel, maar van den practischen kant te bekijken.<br />
De heer De Vries (Amsterdam): De regelmaat van verschijnen<br />
van De Journalist laat wel iets te wenschen over.<br />
De Voorzitter antwoordt, dat het volgend nummer 1 November<br />
verschijnt. In de zomermaanden tracht spr. één nummer uit te<br />
zuinigen, vandaar dan het ongeregeld verschijnen.<br />
De Secretaris, de heer Cnossen, dankt den Voorzitter voor zijn<br />
leiding en zijn inleiding — in zeker opzicht ex aanvulling en<br />
correctie op de rede van Prof. Huizinga.<br />
Tegen zes uur wordt de vergadering gesloten.<br />
ONZE VERGA<strong>DE</strong>RINGEN.<br />
Collega Rugaart heeft aan het einde der vergadering in Den<br />
Haag ervoor gepleit, dat bij het vaststellen van uur en plaats der<br />
algemeene vergaderingen van den Kring meer rekening zou worden<br />
gehouden met de belangen der leden in het Oosten en Noorden<br />
en ik heb me namens de Friesche Journalisten-Vereeniging van<br />
harte bij zijn betoog aangesloten. Het lijkt me nuttig, ons standpunt<br />
ook nog even in ons vak-orgaan toe te lichten. Het zal<br />
duidelijk zijn, dat een vergadering die des middags om half drie<br />
in Den Haag gehouden wordt, voor de leden in het verre Oosten<br />
en het hooge Noorden — enkele uitzonderingen daargelaten —<br />
onbereikbaar is. En zelfs de enkelen die dan wel in de gelegenheid<br />
zijn om te gaan, moeten zich daarvoor zeer groote offers aan tijd<br />
en geld getroosten. Nu heeft de Voorzitter wel terecht doen<br />
opmerken, dat het nimmer zal gelukken, een tijdstip en een plaats<br />
voor de vergaderingen vast te stellen, die allen leden convenieeren,<br />
maar de vraag blijft, of dan steeds één en dezelfde groep de dupe<br />
moet worden. Indertijd is jegens de collega's die er bezwaar tegen<br />
hadden, op Zondag te vergaderen, de grootst mogelijke tegemoetkoming<br />
betracht. Ik juich dit van harte toe, maar meen dat er<br />
dan toch ook, billijkheidshalve, met andere bezwaren rekening<br />
gehouden dient te worden. De Voorzitter verwierp de gedachte,<br />
het nog eens met een vergadering in Utrecht te probeeren o.a.<br />
met de motiveering, dat vele collega's niet te bewegen zouden<br />
zijn, naar die stad te trekken. En een vergadering om half zes<br />
uit te schrijven ging ook al niet, in verband met het etensuur.<br />
Ik kan het collegialiteits-gevoel van de leden, die de aanieiding<br />
tot des Voorzitters bezwaren vormden, werkelijk niet heel hoog<br />
aanslaan. Op de aanstaande vergadering komt een onderwerp<br />
ter sprake, dat zeker niet in de laatste plaats van belang is voor<br />
de journalisten in de provincie. De Zaterdag door den Voorzitter<br />
gehouden inleiding en het zich toen reeds ontwikkelende debat<br />
geven recht, te veronderstellen dat de bijeenkomst bij uitstek<br />
instructief zal zijn. Ik vertrouw, dat vele provincialen haar zullen<br />
willen bijwonen. Welnu; men stelle hen in de gelegenheid, dat<br />
te doen!<br />
Leeuwarden, 26 October. WITSEN ELIAS.<br />
* * *<br />
Het onderwerp heeft de aandacht van het Bestuur. Gelukkig<br />
geeft onze geachte collega uit Leeuwarden toe, dat, gezien den<br />
aard van ons werk, steeds op elk tijdstip een belangrijk deel der<br />
leden verhinderd is. Dit kan niet anders. De ervaring heeft ruimschoots<br />
bewezen — men moge het nog zoo zeer betreuren, maar<br />
men moet er rekening mee houden — dat, wanneer men niet<br />
vergadert in een plaats, waar vele leden wonen, de opkomst gering<br />
is. Dat mag niet geriskeerd worden; dan mislukt een vergadering.<br />
Het Dag. Bestuur heeft thans het aanvangs-uur der vergadering<br />
van 28 Nov. a.s. verlaat, met de bedoeling dat er 's avonds wordt<br />
doorvergaderd. Om 6 uur zullen we gezamenlijk op rekening der<br />
Kringkas eten. En verder zal het Bestuur de zaak nauwkeurig onder<br />
de oogen zien. — Redactie.<br />
Allerlei Berichten.<br />
D. KOUWENAAR.<br />
Op zijn 60en verjaardag heeft onze vriend Kouwenaar<br />
onlangs veel belangstelling ondervonden. Fraaie bloemen,<br />
o.a. van den Kring, De Amsterdamsche Pers, het genootschap<br />
Amstelodanum; voorts geschenken, brieven, telegrammen<br />
uit en buiten journalistieken kring. Van B. en<br />
W. van Amsterdam ontving hij een vleienden telegrafischen<br />
gelukwensch. Velen kwamen hem feliciteeren. En<br />
achteraf bleek, dat hij zoo om en de bij zijn 60en verjaardag<br />
ook nog 40 jaar journalist was ook. Hetgeen<br />
hij snoodelijk verzwegen had.<br />
ZESTIEN MEDAILLES TEGELIJK!<br />
De rijksbestuurder van Hongarije, admiraal Horthy,<br />
heeft de Hongaarsche oorlogsherinneringsmedaille Pro<br />
Deo et Patria verleend aan mevrouw Ro van Oven en<br />
de heeren J. J. F. van den Bergh, L. A. P. M. van den<br />
Broeke, H. Burger, F. Cante, A. Cohen, P. Derjeu,<br />
A. C. de Goyer, J. Majoie, J. H. Rullmann, A. J. G.<br />
Strengholt, S. Vaz Dias, W. J. de Voogt, A. J. A. M.<br />
Weehuizen, N. H. Wolf en P. Balazs.<br />
NIEUWE <strong>PERS</strong>VEREENIGING.<br />
Opgericht is de Vereeniging ,,De Groote Provinciale<br />
Dagbladen", bij afkorting G. P. D. Deze vereeniging<br />
'zal zich evenals de Vereeniging „De Locale Pers" bewegen<br />
op redactioneel terrein. In hoofdzaak stelt zij<br />
zich ten doel de organisatie van redactioneele samenwerking<br />
op verschillende gebieden. Bij haar zijn aangesloten<br />
de volgende bladen: Arnhemsche Courant,<br />
Detftsche Courant, Gooi~ en Eemlander, Haagsche<br />
Courant, Haarlem's Dagblad, Leidsch Dagblad, Nieuwsblad<br />
van het Noorden, Provinciale Noord-Brabantsche<br />
en 's Hertogenbosche Courant, Twentsch Dagblad Tu~<br />
bantia en Utrechtsch Nieuwsblad. Het adres van deze<br />
nieuwe vereeniging is bij het Utrechtsch Nieuwsblad,<br />
te Utrecht.