Bulgaar in Wassenaar - Michael Eenhoorn.pdf - Overspoor
Bulgaar in Wassenaar - Michael Eenhoorn.pdf - Overspoor
Bulgaar in Wassenaar - Michael Eenhoorn.pdf - Overspoor
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
die me had verh<strong>in</strong>derd het betoog van Kle<strong>in</strong>sma nauwlettend te volgen en die me bovendien verhit<br />
en dorstig had gemaakt.<br />
Nadat ik Sofie van het voorste stoeltje had geplukt, waar ze speciaal was gaan zitten omdat ze<br />
daar vroeger, met Mehler tegen Kle<strong>in</strong>sma’s lessenaar gedrukt, al spiekend haar Homerusproefwerken<br />
placht te maken, lieten we ons lacherig door de stroom meesleuren naar de nieuwe<br />
aula, om daar te proberen een glaasje van het een of ander te bemachtigen. Tegenwoordig dronk<br />
ze overdag een hele fles sherry op, vertelde ze. Dat was toch niet meer dan normaal voor een<br />
moeder met drie k<strong>in</strong>deren, die ook nog wetenschappelijke arbeid moest verrichten? Ik zag ons<br />
op een regenachtige avond kussend voor haar ouderlijk huis staan. We waren net terug uit Leiden,<br />
waar we een door de plaatselijke nozems uitgejouwde, treurigmakende film van Bergman hadden<br />
gezien. Toen ik aarzelend haar borsten wilde vastpakken duwde ze me half huilend weg. ‘Ik houd<br />
van Pim, niet van jou!’ Pim was de zoon van een extreem belangrijke Nederlander met wie ze een<br />
door geen van de wederzijdse ouders getolereerde verhoud<strong>in</strong>g onderhield. Ze was daarna naar<br />
b<strong>in</strong>nen gerend, mij verward, doch ook ietwat opgelucht achterlatend <strong>in</strong> de neersijpelende regen.<br />
Zulke gebeurtenissen smeden een band, vandaar dat we ons samenzweerderig aan de bar<br />
probeerden te nestelen, waar ik plotsel<strong>in</strong>g oog <strong>in</strong> oog stond met mijn geschiedenisleraar. Ik<br />
her<strong>in</strong>nerde hem eraan dat hij me destijds als enige niet had laten vallen, een wapenfeit dat hij zich<br />
volstrekt niet kon her<strong>in</strong>neren, maar ik begon eraan te wennen dat ik hier als een schim<br />
rondwaarde. Of Huygens nog leefde, vroeg ik hem.<br />
‘Nee, die is een paar maanden geleden overleden. Hij was nog wel bij de begrafenis van Veurman,<br />
maar klaagde toen al dat hij erg oud werd. Even later was hij ook dood.’<br />
Voor het eerst voelde ik enige ontroer<strong>in</strong>g. Huygens was eigenlijk mijn enige vriend op school.<br />
Samen met Veurman schreef hij voor die tijd zeer leesbare boeken over de Nederlandse letteren,<br />
met titels als Verkenn<strong>in</strong>g en rekenschap en Verbeeld<strong>in</strong>g en werkelijkheid. Ik was bevriend met<br />
hem geraakt toen ik hem eens <strong>in</strong> de Langstraat was tegengekomen, waar hij lichtelijk aangeschoten<br />
vruchteloze pog<strong>in</strong>gen deed zijn been over de stang van zijn fiets te gooien. Ik had hem toen m<strong>in</strong> of<br />
meer naar huis geduwd, waar ik meteen een borrel kreeg aangeboden en we <strong>in</strong> gesprek raakten<br />
over het magisch realisme van Johan Daisne, iemand die hij, evenals ik, erg bewonderde. Hij wist<br />
nog dat ik een scriptie vol spelfouten had geschreven over de Tre<strong>in</strong> der traagheid. De spelfouten<br />
had hij wel aangestreept maar niet meegerekend, want ik zat toen pas <strong>in</strong> de eerste klas, en de<br />
meeste andere <strong>Wassenaar</strong>se leerl<strong>in</strong>gen waren nog niet veel verder gekomen dan de iets moeilijkere<br />
jeugdroman, een peil waar ze overigens nooit bovenuit zouden groeien. Ik zag hem voor me, op<br />
de fiets, of voorlezend uit Ivoren wachters. Een on-<strong>Wassenaar</strong>se man met een grote ziel en<br />
hondenharen op zijn broek. Nu was hij dood en had zijn ziel verruild voor iets nondescripts, want<br />
hij was overtuigd atheïst en geloofde alleen <strong>in</strong> de eeuwigheid der schone letteren.<br />
Nu Huygens en Veurman toch dood waren begon de omgev<strong>in</strong>g me pas echt te benauwen. Hugo en<br />
Gijsbrecht hadden zich bij Sofie gevoegd en ik voelde me overbodig en alleen. Al die<br />
zelfgenoegzame gezichten begonnen me tegen te staan. Je zou die mensen moeten dw<strong>in</strong>gen een<br />
jaar lang drie hoog achter <strong>in</strong> de K<strong>in</strong>kerbuurt te wonen, dacht ik, achtervolgd door het GEB en de<br />
buren, die hun zwarte baantjes aan de Inspecteur van de Sociale Dienst verl<strong>in</strong>kten. Misschien<br />
zouden ze dan de betrekkelijkheid van hun louter aan kortzichtigheid ontleende optimisme leren<br />
<strong>in</strong>zien. Toen drong zich echter ook een andere gedachte aan me op. Kon je niet beter rijk en<br />
zelfgenoegzaam zijn dan arm en moreel verontwaardigd? Waar was die morele verontwaardig<strong>in</strong>g<br />
trouwens op gestoeld? Ik had het zelfde schooldiploma als al die anderen nietwaar? Natuurlijk was<br />
het feit dat, zonder me ergens van bewust te zijn, zeven jaar lang als emotioneel geconstipeerde