21.09.2013 Views

TESTAPPARATUUR EN DIAGNOSE - ECMD

TESTAPPARATUUR EN DIAGNOSE - ECMD

TESTAPPARATUUR EN DIAGNOSE - ECMD

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

Hoofdstuk 8<br />

<strong>TESTAPPARATUUR</strong> <strong>EN</strong><br />

<strong>DIAGNOSE</strong><br />

8. I INLEIDING<br />

Bij storingen in de aandrijflijn kunnen met voldoende inzicht in de opbouwen werking<br />

van de functiegroepen en met voldoende ervaring uit de verschijnselen veel fouten<br />

direct worden afgeleid. Niet alle fouten zijn echter eenvoudig te diagnostiseren.<br />

Soms is een uitgebreide proefrit of een test op een vermogensrollentestbank noodzakelijk.<br />

Storingen in de aandrijflijn kunnen ontstaan door slijtage, door verkeerde afstellingen,<br />

ten gevolge van verkeerd gebruik of ten gevolge van andere storingen. Als tot<br />

reparatie of vervanging wordt overgegaan, is het tevens van belang te weten wat de<br />

oorzaak van de storing was en dient ook deze oorzaak opgeheven te worden. Kunnen<br />

meer fouten de oorzaak zijn van de storing, dan moeten al deze fouten worden gelokaliseerd.<br />

Daarbij is ten behoeve van de aandrijfiijn als geheel weinig of geen meet- en<br />

testapparatuur beschikbaar. Men is hier sterk atbankelijk van de ervaring en het vakmanschap<br />

van degene die de diagnose stelt. Is de storing eenmaal gelokaliseerd, dan<br />

kan de definitieve fout worden vastgesteld nadat het onderdeel is gedemonteerd en<br />

afzonderlijk gecontroleerd, getest of nagemeten.<br />

Voor het demonteren, het nameten, het testen en weer monteren van onderdelen van<br />

de aandrijfiijn zijn behalve het algemene gereedschap vaak bijzondere garagehulpmiddelen<br />

beschikbaar. Soms zijn deze speciale gereedschappen zelfs noodzakelijk<br />

om demontage en montage mogelijk te maken. Deze gereedschappen zijn merk- en<br />

modelgebonden en komen daarom in dit boek niet aan de orde. Uitsluitend algemene<br />

hulpmiddelen worden in dit hoofdstuk beschreven (zie 8.3), terwijl ook aandacht<br />

wordt besteed aan de vermogensrollentestbank (8.4). Voor het vaststellen van veel<br />

defecten is echter eerst een proefrit gewenst (8.2.1). Na de proefrit of aan de hand van<br />

verkregen gegevens over een storing in de aandrijfiijn kan het stellen van de diagnose<br />

in de werkplaats worden voortgezet (8.2.2).<br />

8.2 <strong>DIAGNOSE</strong><br />

8.2. I De proefrit<br />

Voor de meeste garagebedrijven is de proefrit nog steeds het middel om een auto te<br />

testen op de prestaties van de motor en op de werking van de motor en de functiegroepen<br />

in de aandrijflijn.<br />

429


Het is tegenwoordig niet gemakkelijk, vooral in en om de grotere steden, geschikte<br />

wegen voor dit doel te vinden. Om tot goede tests van verschillende functies te komen,<br />

moeten er verschillende soorten wegen beschikbaar zijn. Om deze wegen te<br />

bereiken, moeten dan vaak grote afstanden worden afgelegd hetgeen veel tijd vergt<br />

en risico's met zich meebrengt.<br />

De conclusie bij het testen van het motorvermogen tijdens een proefrit is bovendien<br />

sterk afhankelijk van degene die de proef uitvoert. Een beeld kan worden verkregen<br />

door een acceleratieproef met stopwatch of door de maximaal haalbare snelheid te<br />

bepalen. Dat levert echter niet alleen gevaarlijke situaties op maar is, gezien de wettelijk<br />

voorgeschreven beperking van de maximale snelheid, ook strafbaar.<br />

Daarentegen kan het motor- of wielvermogen objectief met een vermogensrollentestbank<br />

(zie 8.4) worden vastgesteld. Ook is het daarmee vaak mogelijk de verliezen in<br />

de aandrijflijn vast te stellen. Verschillende andere functies zijn wél door een proefrit<br />

te testen.<br />

De koppeling kan worden gecontroleerd op het goed vrijkomen als het pedaal volledig<br />

is ingetrapt. Het aangrijpen moet zonder schokken of stoten plaatsvinden. Er<br />

wordt gecontroleerd of de koppeling niet slipt. De bediening van de koppeling wordt<br />

getest en tevens wordt er geluisterd of de koppeling dan wel het ontkoppelingslager<br />

geluiden produceert in gekoppelde of ontkoppelde toestand.<br />

De wisselbak met handbediening wordt gecontroleerd op bijgeluiden, eventueel bij<br />

ontkoppelde en gekoppelde koppeling. De synchroniseerinrichtingen worden op<br />

goed functioneren gecontroleerd en de wissel bak moet soepel schakelen. De bedienings-<br />

en schakelinrichting moet op trillingen en spelingen worden gecontroleerd.<br />

De aandrijfas moet op trillingen door spelingen in kruiskoppelingen, schuifstukken,<br />

ophanglagers en door onbalans worden gecontroleerd.<br />

De eindaandrijving (eindreductie en differentieel) wordt tijdens de testrit gecontroleerd<br />

op bijgeluiden zowel tijdens vooruit- en achteruitrijden, als in een bocht.<br />

Het spreekt vanzelf dat tijdens een proefrit meer voertuigdelen aandacht krijgen zoals<br />

de motor, de remmen, de stuurinrichting, de vering en wielgeleiding, de schokdempers,<br />

'carrosserie-rammeltjes', de instrumenten enzovoort. Storingen aan deze<br />

functiegroepen vallen echter buiten het bestek van dit Steinbuch-deel. Ook is het<br />

mogelijk dat de fabrikant of importeur in het werkplaatshandboek speciaal wijst op<br />

bepaalde facetten tijdens de proefrit.<br />

8.2.2 Inspectie van de aandrijftijn<br />

Het is niet altijd mogelijk door een proefrit de oorzaak van de storing vast te stellen.<br />

Daarom is het vaak nodig het onderzoek in de werkplaats, bij voorbeeld op een hefbrug,<br />

voort te zetten om de juiste diagnose te stellen. De oorzaak van een aantal<br />

storingen in de aandrijflijn kan worden vastgesteld zonder dat tot uitbouwen en uit<br />

elkaar nemen (demonteren) wordt overgegaan. In deze sub paragraaf wordt nader<br />

ingegaan op het stellen van een diagnose zonder demonteren. Verder zij hier verwezen<br />

naar de laatste paragrafen van de hoofdstukken 3 tot en met 7.<br />

Een slippende koppeling kan onder andere worden veroorzaakt doordat het ontkoppelingslager<br />

blijft aanlopen (geen vrije slag). Bij een mechanische bedieningsinrichting<br />

van de koppeling kan dan de vrije slag van het pedaal worden gecontroleerd en bij<br />

een hydraulische bediening moet de bedieningshefboom bij de werkcilinder enige<br />

430


vrije slag maken (bij zelfinstel1ende koppelingen is meestal geen vrije slag aanwezig).<br />

Ook kan worden gecontroleerd of de bedieningsinrichting soepel werkt door te kijken<br />

of al1e delen op het juiste moment meebewegen. De omgeving van de koppeling moet<br />

droog (vrij van olie en vet) zijn.<br />

Komt de koppeling niet of niet goed vrij, dan wordt gecontroleerd of de vrije slag te<br />

groot is. Is een hydraulische bedieningsinrichting toegepast, dan kan de zuiger van de<br />

bedieningscilinder of de werkcilinder lek zijn; er kan ook lucht in het systeem zitten.<br />

Door het pedaal één keer, of meer keren achter elkaar, snel in te trappen, ontstaat<br />

een duidelijke indicatie: de lucht wordt dan gecomprimeerd en de bediening wordt<br />

merkbaar beter. Spelingen in een mechanische bediening kunnen visueel of met de<br />

hand worden gecontroleerd.<br />

Van de wisselbak met handbediening zijn spelingen in de scharnieren van de uitwendige<br />

bedieningsinrichting zichtbaar en met de hand voelbaar. Deze spelingen veroorzaken<br />

vaak tril1ingen in de bedieningshendel. Voor diagnose aan het inwendige van<br />

de wisselbak moet tot demontage worden overgegaan. Door de smeerolie afte tappen<br />

en deze te controleren op metaaldeeltjes kan een indicatie worden verkregen over<br />

inwendige slijtage; ook de (magnetische) aftapplug moet hierbij worden gecontroleerd.<br />

Het lager van de uitgaande as wordt op speling gecontroleerd door er aan te<br />

voelen. Een lekkende keerring veroorzaakt een vochtig wisselbakhuis.<br />

Spelingen in kruiskoppelingen, schuifstukken en ophanglagers van de aandrijfas kunnen<br />

worden vastgesteld door eraan te voelen. Tril1ingen worden soms ook veroorzaakt<br />

doordat de aandrijfas gedeukt of krom is; dit kan visueel worden vastgesteld.<br />

Controleer plooimanchetten op scheuren als het smeermiddel bij homokinetische<br />

koppelingen weglekt.<br />

Geluiden in de eindaandrijving worden vaak door overmatige slijtage veroorzaakt.<br />

Door het smeermiddel af te tappen en te controleren op de aanwezigheid van metaaldeeltjes<br />

(bekijk ook de aftapplug) kan mogelijk een diagnose worden gesteld. Indien<br />

de pignonas en de uitgaande assen bereikbaar zijn, kan een eventuele speling worden<br />

gevoeld. Lekkage van het huis van de eindaandrijving kan visueel worden vastge- I<br />

steld; controleer het oliepeil.<br />

8.3 SPECIAAL GEREEDSCHAP<br />

Koppel ingsge reedschap<br />

Speciaal gereedschap voor demontage, montage en controle van de koppeling is er<br />

weinig.<br />

Na demontage kan de koppelingsplaat op slingeren worden gecontroleerd met een<br />

meetklok (zie hoofdstuk 3, afb. 3.51) en de drukplaat wordt op vlakheid gecontroleerd<br />

met een rei (een zuiver vlakke meetlat) en een voelmaat (afb. S.la).<br />

De drukplaat kan op een speciale vlakbank die in gespecialiseerde bedrijven aanwezig<br />

is, worden gevlakt.<br />

De kracht van de schotelveer of de schroefveren van de drukgroep wordt met een<br />

veertester gemeten, dezelfde die ook voor het testen van klepveren van de verbrandingsmotor<br />

wordt gebruikt (zie deel 7 van de Steinbuch-serie).<br />

Voor het centreren van de koppelingsplaat bij het monteren van de koppeling gebruikt<br />

men een centreerdoorn (ook wel 'klutspiloot' genoemd, naar het Engelse<br />

431<br />

\<br />

)


a<br />

Afb. 8.J. Speciaal gereedschap voor de koppeling (Volkswagen)<br />

a controle van de drukplaat op vlakheid met een rei en een voelmaar<br />

b koppelingsmontage met een centreerdoom<br />

Afb. 8.2. Speciaal gereedschap voor de wisselbak (Volkswagen)<br />

a universele tandwieltrekker (buirentrekker)<br />

b mestrekker voor tandwielen en lagers<br />

'c1utch pilot') (afb. 8.lb). Behalve dergelijke per koppelingstype verschillende centreerdoorns<br />

bestaat er ook universeel centreergereedschap.<br />

De revisie van de hydraulische bedieningsinrichting verloopt op dezelfde wijze en met<br />

hetzelfde gereedschap als bij het hydraulisch remsysteem (zie deel 4 van de Steinbuch-serie)<br />

.<br />

Wisselbakgereedschap<br />

Behalve van het normale handgereedschap maakt men in de garage voor het demonteren<br />

en monteren van de wisselbak gebruik van een montagehamer, een doorslag,<br />

een pendrijver of drevel, een veerringtang, een universele binnen- en buitentrekker,<br />

een slagtrekker , een splijt- of mestrekker , een keerringtrekker en een hydraulische pers<br />

met stempels voor het monteren van keerringen (afb. 8.2).<br />

432<br />

b


Voor het verrichten van controlemetingen gebruikt men de schuifmaat, de schroeF<br />

maat, de meetktok (al dan niet met hulpstukken of magnetisch statief), de dieptemaat<br />

en de voetmaat (afb. 8.3). Afhankelijk van het automerk en het model is het dealerbedrijf<br />

bovendien uitgerust met speciaal gereedschap. Daarbij zal in ieder geval een<br />

montagebok niet ontbreken; daarin kan de wisselbak tijdens de montagewerkzaamheden<br />

worden opgehangen.<br />

a b<br />

Afb. 8.3. Enke/e contro/emetingen aan de wisse/bak (Vo/kswagen)<br />

a mer een diep/emaar<br />

b mer een meerk/ok<br />

Gereedschappen voor de aandrijfas<br />

Voor demontage en montage van de kruisstukken van de cardankoppelingen is gereedschap<br />

nodig om de borgveren te verwijderen. Het demonteren en monteren van<br />

de rubber stofhoezen bij homokinetische koppelingen gebeurt met speciaal gereedschap.<br />

Om de naaldlagerbussen te verwijderen en later weer te monteren, is een hydraulische<br />

pers onontbeerlijk.<br />

Het balanceren van een aandrijfas geschiedt op een speciale machine die in garagebedrijven<br />

niet aanwezig is.<br />

Gereedschap voor de eindaandrijving<br />

Het belangrijkste gereedschap dat gebruikt wordt bij werkzaamheden aan de eindaandrijving<br />

is nodig om de pignon op de juiste diepte af te stellen en het kroonwiel<br />

hierop in te stellen met het juiste tandcontact en de juiste voorspanning van de lagers.<br />

Verder is het bekende sleutel-, slag-, trekker- en persgereedschap voor tandwielen en<br />

lagers benodigd (afb. 8.4a; zie ook onder 'Wisselbakgereedschap').<br />

Voor het vaststellen van dikten voor het afstellen van de pignondiepte wordt vaak een<br />

meetdoorn met hulpstukken en een meetklok gebruikt (zie afb. 6.12). Het moment,<br />

nodig om een ingesteld kroonwiel te roteren, wordt gemeten met een universele momentmeter<br />

(afb. 8.4b). De tandflankspeling meet men met een meetklok (zie afb.<br />

6.13) en het tandflankencontact wordt zichtbaar gemaakt door de flanken met toucheerverf<br />

(zie 6.4) in te smeren en daarna het kroonwiel te verdraaien.<br />

433


a b<br />

Afb. 8.4. Speciaal gereedschap voor de eindaandrijving (Volkswagen)<br />

a universele binnentrekker<br />

b universele momentmeter voor het bepalen van de wrijvingsweerstand van het kraallwiel<br />

8.4 DE ROLL<strong>EN</strong>TESTBANK<br />

8.4.1 Soorten en meetprincipe<br />

Als vervanging van de proefrit is de rollentestbank (afb. 8.5) een uitstekend gereedschap,<br />

niet alleen om vermogensmetingen te doen. Er zijn bijzondere mogelijkheden<br />

omdat verschillende functiegroepen onder belasting getest kunnen worden, terwijl<br />

onderwijl functiegroepen bekeken en beluisterd kunnen worden, zeker wanneer de<br />

auto ook aan de onderzijde toegankelijk is, zoals bij een combinatie van een rollentestbank<br />

en een werkkuil.<br />

Met sommige banken kunnen de op de weg optredende weerstanden zoals voertuiggewicht,<br />

rol- en luchtweerstand en zelfs de helling- of stijgingsweerstand worden nagebootst.<br />

Ook kunnen bepaalde ritten (zoals de stadsrit bij de ECE-test ten behoeve<br />

van uitlaatgasmetingen) worden gesimuleerd.<br />

De vermogenstestbank kan in combinatie met allerlei andere test- en meetapparatuur<br />

worden gebruikt (diagnosetester , oscilloscoop, brandstofverbruiksmeter , uitlaatgasemissiemeters<br />

enzovoort).<br />

Dat de vermogenstestbank nog lang niet algemeen in garagebedrijven wordt toegepast,<br />

valt te verklaren uit de aanzienlijke investering die moet worden gedaan. Toch<br />

kunnen de technisché voordelen van betekenis zijn, maar er moet een economisch<br />

rendement haalbaar zijn. Vindt een remmen testbank (ook met rollen) steeds meer<br />

toepassing, vooral ingegeven door de verplichte Algemene Periodieke Keuring<br />

(APK), bij de aanschaf van vermogenstestbanken blijft er aarzeling, ondanks het feit<br />

dat er intussen banken op de markt zijn voor de prijs van een remmentestbank, waarmee<br />

ook vermogensmetingen kunnen worden gedaan.<br />

Er zijn drie soorten rollentestbanken: de vermogenstestbank, de functietestbank en<br />

de gecombineerde vermogens-functietestbank.<br />

Met een vermogenstestbank (zie 8.4.2 en 8.4.3) kan het vermogen worden gemeten<br />

door met een rem de aangedreven wielen over een breed motorrotatiefrequentiegebied<br />

of omtreksnelheidsgebied van de wielen af te remmen. De wielen worden daar-<br />

434<br />

.,<br />

1 i \ jo{<br />

V'<br />

(


toe op rollensets geplaatst, waarvan er één geremd wordt en de andere vrij meedraait<br />

en ervoor zorgt dat het wiel en dus de auto op zijn plaats blijft. Elke meting wordt bij<br />

een constante snelheid verricht.<br />

De fllnctietestbank is niet voorzien van een reminrichting, maar uitsluitend van vliegwielen<br />

die naar behoefte aan de rollen gekoppeld kunnen worden. Daardoor wordt<br />

een bepaalde hoeveelheid massatraagheid toegevoegd, waarmee de massa van de te<br />

testen auto tijdens versnellen en vertragen kan worden gesimuleerd. Omdat het niet<br />

mogelijk is bij een dergelijke bank een belasting in te stellen, is de functietestbank<br />

niet zonder meer geschikt voor een vermogensmeting: de bank is voöral bedoeld om<br />

de verschillende voertuigfuncties zoals de ontsteking of de mengselvorming (het zogenaamde<br />

'overneemgedrag' onder dynamische omstandigheden) tijdens accelereren<br />

en decelereren te controleren.<br />

Afb. 8.5. Een moderne<br />

vierwielvermogens rol/entestbank,<br />

geschikt voor al/Io.s<br />

met permanente<br />

vierwielaandrijving (Mahll,<br />

type LPS 13)<br />

De door de vliegwielen tijdens accelereren opgenomen energie wordt tijdens het decelereren<br />

weer afgestaan; de auto rijdt dan als het ware nog een tijd door, net als op de<br />

weg. Het is dus mogelijk te testen zonder gas te geven als de auto 'uitrijdt'. Ook kan<br />

de motor ontkoppeld en afgezet worden, waarna door de betrekkelijk lange 'uitrijtijd'<br />

ruimschoots gelegenheid is geluiden in de aandrijftijn waar te nemen. Een<br />

functietestbank is relatief goedkoop. )<br />

Dankzij de opkomst van de elektronica is het tegenwoordig ook mogelijk, met een<br />

functietestbank een vermogensmeting te doen (zie 8.4.4).<br />

Er bestaan ook gecombineerde vermogens-fllnctietestbanken. Deze zijn opgebouwd<br />

uit een rem die traploos instelbaar is en vliegwielen die afhankelijk van de massa van<br />

de auto aan de rollen kunnen worden gekoppeld (zie 8.4.3).<br />

Het verschil tussen deze soorten banken komt er dus neer op de vraag, of de bank al<br />

dan niet van een rem of een vliegwiel is voorzien. In principe kan de rem mechanisch,<br />

hydraulisch of elektrisch werken, maar in de praktijk komen alleen de laatste twee<br />

soorten voor.<br />

Men maakt verder onderscheid tussen twee- en vierwieltestbanken (zie voor de laatste<br />

bij voorbeeld afb. 8.5). De rollen kunnen ongedeeld (uit één stuk, zie bij voorbeeld<br />

afb. 8.14) of gedeeld zijn. De gedeelde rollen kunnen gekoppeld of niet-gekoppeld zijn<br />

uitgevoerd.<br />

435


Het meetprincipe<br />

Om het voor de aandrijving aan de wielen beschikbare vermogen te meten, zullen in<br />

elk geval twee gegevens door de vermogenstestbank moeten worden opgenomen,<br />

want:<br />

[W] (8.1)<br />

waarin P d en F d respectievelijk het onder de wielen beschikbare aandrijfvermogen en<br />

de onder de wielen beschikbare aandrijfkracht voorstellen en Ww de wielhoeksnelheid.<br />

Om de proefrit bij stilstaande auto te simuleren, moet deze op roterende rollen worden<br />

geplaatst. Op deze wijze wordt niet de auto aangedreven, maar de rollen en aan<br />

deze roterende rollen worden de metingen verricht. De aangedreven rol moet worden<br />

afgeremd en dat kan in principe op drie manieren gebeuren: mechanisch, hydraulisch<br />

en elektrisch.<br />

G<br />

3<br />

Afb. 8.6. De 'vang van Prony':<br />

mechanische rem<br />

1. voertuigwiel<br />

2. vrij draaiende rol<br />

3. afgeremde rol<br />

Het principe van de vermogensmeting met een mechanische rem is eenvoudig: bij de<br />

zogenaamde 'vang van Prony' (afb. 8.6) worden de twee delen van de rem vast om de<br />

rol geklemd tot het wrijvingskoppel Tw zo hoog is dat er evenwicht ontstaat met het<br />

aandrijfkoppel T d van de rol:<br />

[Nm] (8.2)<br />

De rotatiefrequentie van de rol n rol kan eveneens worden gemeten, zodat het vermogen<br />

wordt:<br />

[W] (8.3)<br />

Zou men het principe van de vang van Prony in een rollentestbank toepassen, dan<br />

ontstaat door de mechanische wrijving veel slijtage en wordt er veel warmte ontwikkeld.<br />

Men zal dan ook bij voorkeur hydraulisch of elektrisch afremmen, dat wil<br />

zeggen een waterrem of een wervelstroomrem toepassen.<br />

436


8.4.2 De rollentestbak met hydraulische rem<br />

De complete meetopstelling met een hydraulische of waterrem is schematisch in afbeelding<br />

8.7 weergegeven. Een waterrem is eigenlijk niets anders dan een vloeistofkoppeling<br />

(zie band 8) waarbij één van de rotors (het pompwiel) aan een rol van de<br />

testbank is gekoppeld. De andere rotor (hier de stator) zit vast aan het huis dat kantelend<br />

is opgehangen en via een hefboom met een krachtopnemer is verbonden.<br />

Zoals in band 8 uiteengezet, wordt het koppel dat in deze waterrem ontstaat, bepaald<br />

door het waterniveau in de ruimte tussen de rotor- en de statorschoepen en door de<br />

rotatiefrequentie van het pompwiel. Dit koppel is tevens het remkoppel aan de rol.<br />

Door dit remkoppel wil het gehele huis waarin de koppeling is ondergebracht gaan<br />

roteren omdat dit kantelbaar is opgehangen. Dit wordt belet door een hefboom die<br />

aan het uiteinde op een sensor drukt. De drukkracht wordt in een elektrisch signaal<br />

omgezet en naar een meet-en-regeleenheid gevoerd. Door een rotatiefrequentiemeter<br />

wordt de rotatiefrequentie van de rol opgenomen, die een maat is voor de omtreksnelheid<br />

van de aangedreven voertuigwielen.<br />

De regeleenheid berekent het vermogen P d uit deze gegevens of naar wens de aandrijfkracht<br />

Fd, dan wel het aandrijfkoppel Td. Op het instrumentenpaneel van de<br />

vermogenstestbank zijn, afhankelijk van de uitvoering, afleesbaar: de voertuigsnelheid,<br />

het vermogen, het aandrijfkoppel of de aandrijfkracht.<br />

Door een printer aan de meetkast te koppelen, kan een uitdraai worden verkregen die<br />

het verloop van het vermogen als functie van de voertuigsnelheid weergeeft.<br />

1. vermogensmeter<br />

2. snelheidsmeter<br />

3. rotatiefrequentiemeter<br />

4. vrij draaiende steunrol<br />

5. voertuigwiel<br />

6. aandrijvende rol<br />

7. koelwatertoevoer<br />

8. stator<br />

9. koelwaterafvoer<br />

10. rotor<br />

11. remwaterafvoer<br />

12. ontlastklep<br />

Afb. 8.7. De hydraulische rem (C/ayton)<br />

a principe-opstelling in een vermogensro//entestbank<br />

13. thermostatische regelklep<br />

van het koelwater<br />

14. filter<br />

15. watertoevoer<br />

16. belastingsklep<br />

17. krachtsensor<br />

437


25<br />

1. a-ring<br />

2. ringmoer<br />

3. borgplaat<br />

4. a-ringen<br />

5. trommel<br />

6. a-ringen<br />

7. ingaande as<br />

8. lager<br />

9. huls<br />

10. lagerhuis aan onderstel<br />

21<br />

5<br />

11. opsluitmoer<br />

12. moer<br />

13. deksel<br />

14. smeermiddel<br />

15. hoofdlagers<br />

16. warmtewisselaar<br />

17. afstandsring<br />

18. slingerring<br />

19. afdichtingsring<br />

Afb. 8.7b. doorsnede van de rem met warmtewisselaar<br />

20. afdichtingsring<br />

21. stator<br />

22. speling<br />

23. spie<br />

24. rotor<br />

25. huis<br />

26. plug<br />

27. magnesium plug<br />

28. as<br />

De watertoe- en -afvoer naar en van de waterrem wordt geregeld door respectievelijk<br />

een belastingsklep en een ontlastklep. Wordt de belastingsklep geopend dan neemt<br />

het waterniveau, en dus het remkoppel, toe; opent de ontlastklep, dan daalt het waterniveau<br />

en daarmee het remkoppel. Er is nauwelijks doorstroming van het water. Alle<br />

energie die door de auto wordt toegevoerd aan de rem wordt in warmte omgezet en<br />

het is derhalve nodig de rem te koelen. In de rem is daartoe een warmtewisselaar<br />

opgenomen. De doorstroomsnelheid van het koelwater wordt door een thermostatische<br />

regelklep zodanig bepaald dat de temperatuur niet hoger oploopt dan 85 oe.<br />

De vermogenstestbank van Clayton (afb. 8.7) kan op afstand worden bediend. De<br />

bank kan van vliegwielsets worden voorzien, waardoor een gecombineerde vermogens-junctietestbank<br />

ontstaat zodat de voertuigmassa kan worden nagebootst en acceleratieproeven<br />

kunnen worden gedaan.<br />

Carl Schenck AG, een Duitse fabrikant van vermogensrollentestbanken, brengt een<br />

tweetal testbanken voor personen- en bedrijfsauto's op de markt waarbij van een<br />

hydraulische rem (Dynabar) gebruik gemaakt wordt die elektronisch wordt geregeld<br />

(afb. 8.8). De rollen zijn ongedeeld en kunnen pneumatisch worden geblokkeerd om<br />

438


a<br />

c<br />

b<br />

Afb. 8.8. Vermogensrol/entestbank met hydraulische<br />

rem en rijwindventilateur (Carl<br />

Schenck AG)<br />

a overzicht<br />

b doorzichttekening van de hydraulische rem<br />

c afstandsbediening<br />

het op- en afrijden te vergemakkelijken. De elektronische regeling van de rem vindt<br />

plaats door de waterafvoer met een regelklep te beïnvloeden. De regelklep wordt<br />

door een elektrische stappenmotor ingesteld. Het doorstromende water dient als arbeidsmedium<br />

en tevens als koelvloeistof.<br />

Het water treedt binnen in een ringvormige kamer en verplaatst zich via doorboringen<br />

in de stator naar het centrum van de wervelkamer tussen de schoepen (afb. 8.8b). De<br />

werking is verder gelijk aan die van een vloeistofkoppeling op het moment dat vanuit<br />

stilstand wordt weggereden.<br />

Ten behoeve van de meting van de aandrijfkracht is aan het pendelend huis een hefboom<br />

bevestigd die aan het uiteinde in een krachtmeetdoos uitmondt en een variabele<br />

weerstand in de vorm van een rekstrookje bevat. De gemeten weerstandswaarde<br />

wordt via een elektronische regeleenheid omgezet, waarna de aandrijfkracht analoog<br />

439


wordt weergegeven. De aandrijfkrachtmeetinrichting kan met behulp van contragewichten<br />

worden geijkt.<br />

Voor de snelheidsmeting is aan de as van één rol een tandkrans bevestigd die langs een<br />

sensor roteert. De afgegeven wisselspanning wordt in de elektronische regeleenheid<br />

omgezet en de snelheid wordt analoog weergegeven op het instrumentenpaneel.<br />

Uit de snelheid en de aandrijfkracht kan het vermogen worden berekend, dat eveneens<br />

analoog wordt weergegeven.<br />

In de meetkast (afb. 8.8a) zijn het elektrische regelsysteem, de afleesinstrumenten<br />

(analoog of digitaal) en de bedieningsinrichting ingebouwd. De meetkast is op een<br />

verrijdbare tafel geplaatst. Met drukknoppen kunnen de volgende testprogramma's<br />

worden ingesteld:<br />

F in het gehele snelheidsgebied wordt de aandrijfkracht constant gehouden;<br />

v = constant de snelheid wordt onafhankelijk van de belasting constant gehouden;<br />

F-v 2 de aandrijfkracht neemt kwadratisch toe met de snelheid (F = k.v 2 ):<br />

de luchtweerstand wordt dan net als bij een werkelijke rit elektronisch<br />

nagebootst;<br />

extern nu wordt op een afzonderlijke ingang overgeschakeld waarbij door<br />

een externe functiegenerator een grenswaarde voor het koppel of de<br />

waterdruk in de rem, in de vorm van een gelijkspanning van 0... 10 V,<br />

kan worden geleverd.<br />

De grenswaarden voor de aandrijfkracht en de snelheid kunnen naar keuze door een<br />

potentiometer in de meetkast of in het afstandsbedieningsapparaat worden ingesteld.<br />

In deze afstands-handbediening (afb. 8.8c) zijn verder de F- en v-schakelaar en een<br />

schakelaar om de voorste dan wel de achterste rol te blokkeren aangebracht.<br />

Ten behoeve van het testen van auto's met voorwielaandrijving zijn speciale geleidings-aanlooprollen<br />

verkrijgbaar om te voorkomen dat de wielen tegen het testbankframe<br />

lopen.<br />

8.4.3 De rollentestbank met wervelstroomrem<br />

De vermogensrollentestbanken die in autobedrijven worden gebruikt, zijn overwegend<br />

uitgerust met een elektrische wervelstroomrem. Dergelijke testbanken worden<br />

op de markt gebracht door onder andere AHS (A. und H. Schneider), Bosch, Clayton,<br />

Hofmann, HPA (H.P. Anderson), Maha (Maschinenbau Haldenwang GmbH,<br />

West-Duitsland), Schenck en Sun.<br />

Het principe is in afbeelding 8.9a weergegeven. Met de schakelaar in stand 1 zijn de<br />

spoelen van de elektromagneten stroomloos: er wordt geen magnetisch veld opgebouwd<br />

en de schijf of rotor kan zonder tegenwerking draaien. Het gewicht zal snel<br />

naar beneden zakken.<br />

Wordt de schakelaar in stand 2 geplaatst, dan zal een gelijkstroom door de spoelen<br />

gaan vloeien: in de kernen wordt een magnetisch veld opgebouwd. In de roterende<br />

schijf worden nu spanningen geïnduceerd die zogenaamde wervelstromen veroorzaken.<br />

De wervelstromen veroorzaken magnetische velden waarvan de veldlijnen zodanig<br />

gericht zijn dat ze trachten de oorzaak van hun ontstaan tegen te werken (zie de<br />

Wet van Lenz in deel 8 van deze serie). De magnetische velden in de rotor veroor-<br />

440


Afb. 8.9. De wervelstroomrem<br />

a werkingsprincipe<br />

b opbouw (Te/ma)<br />

c de schakeling van de spoelen<br />

1. stator met spoelen<br />

2. rotor met rotatierichting<br />

3. koelventilatorschoepen voor<br />

luchtkoeling<br />

spoel 3<br />

2 schakelaar<br />

':]<br />

a batterij<br />

+<br />

2 b<br />

c<br />

zaken een kracht die het roteren van de schijf tegenwerkt. In de atbeelding zal het<br />

gewicht langzamer naar beneden bewegen.<br />

Bij een vermogensrollentestbank is de remrol verbonden met de rotors, één aan iedere<br />

zijde van de spoelen die in de stator zijn geplaatst (afb. 8.9b). De stator is kantelbaar<br />

aan het frame opgehangen en voorzien van een hefboom. Dezé hefboom drukt<br />

op een krachtopnemer, net als bij de hydraulische rem. De stator heeft meestal acht<br />

spoelen die twee aan twee in serie zijn geschakeld (afb. 8.9c).<br />

Alle energie die aan de wervelstroomrem wordt toegevoerd, wordt in warmte omgezet.<br />

Deze warmte moet worden afgevoerd. Daartoe kan de rem met lucht of met<br />

water worden gekoeld. Luchtkoeling is het meest eenvoudig: de rotors zijn dan voorzien<br />

van schoepen die een luchtstroom doen ontstaan; deze voert de warmte af. Voor<br />

de wervelstroomrem met waterkoeling is een regelinrichting nodig om het koelwater<br />

op constante temperatuur te houden.<br />

Er zijn ook vermogenstestbanken die een deel van de remenergie omzetten in elektrische<br />

energie die wordt teruggeleverd aan het elektriciteitsnet. Dat gebeurt dan met<br />

behulp van de in de sterkstroomtechniek bekende Ward-Leonard-schakeling, genoemd<br />

naar Harry Ward Leonard (1870 ... 1915), medewerker van Thomas A. Edison<br />

en eertijds verbonden aan de ingenieursopleiding van het Massachusetts Institute of<br />

Technology (MIT), die als eerste een bruikbaar elektrisch remsysteem met energieterugwinning<br />

ontwikkelde.<br />

Afbeelding 8.10 toont de karakteristieken van de wervelstroomrem en de hydraulische<br />

rem. Duidelijk is te zien dat de wervelstroomrem in het lagesnelheidsgebied een<br />

betere werking heeft. Verder reageert de wervelstroomrem sneller op veranderende<br />

situaties door een kortere aanspreektijd.<br />

441


mis<br />

--- snelheid v<br />

Afb. 8.10. Karakteristieken van de<br />

hydraulische en de wervelstroomrem<br />

Ook bij de vermogensrollentestbanken met wervelstroomrem wordt de rotatiefrequentie<br />

van de rollen gemeten. De krachtsensor- en de rotatiefrequentiegegevens<br />

worden in de meetkast verzameld en elektronisch omgerekend naar de aandrijfkracht,<br />

het aandrijfkoppel, de snelheid en het vermogen, een en ander afhankelijk<br />

van merk en type van de testbank. De meetgegevens worden ook hier analoog of<br />

digitaal weergegeven en soms kunnen de gegevens worden geprint.<br />

Omdat een vermogensmeting op een rollentestbank met rem meestal enige tijd duurt,<br />

moet tijdens de test vóór de auto een rijwindventilateur worden geplaatst om te voorkomen<br />

dat de motortemperatuur te hoog oploopt. Deze wordt meestal automatisch,<br />

samen met de rollentestbank, in werking gesteld.<br />

De vermogensrollentestbank LPS 13 van Maha (LPS staat voor 'Leistungsprüfstand')<br />

is qua principe en uitvoering, tot en met de kleur van de meetkast, nagenoeg gelijk<br />

aan de Road-a-Matic XII van Sun. Zoals te zien is in afbeelding 8.5 is een dubbele set<br />

rollen leverbaar om auto's met permanente vierwielaandrijving te kunnen testen.<br />

Aan iedere rollenset is een luchtgekoelde wervelstroomrem van 200 kW gekoppeld.<br />

De asafstand kan hydraulisch worden versteld tussen 2,00 m en 3,00 m om auto's met<br />

een verschillende wielbasis te kunnen testen. Er kunnen ook vliegwielen worden gemonteerd,<br />

zodat een gecombineerde vermogens-functietestbank ontstaat, waarmee<br />

een ECE-stadsrit kan worden gesimuleerd.<br />

In de normale uitvoering van de LPS 13 wordt het aandrijfkoppel door een luchtgekoelde<br />

wervelstroomrem opgenomen en wordt de energie volledig geabsorbeerd<br />

en omgezet in warmte. De bank is voorzien van gedeelde rollen met een diameter van<br />

318 mmo De voorste, de aandrijvende rollen, zijn gekoppeld, terwijl de achterste, de<br />

vrij draaiende rollen, niet-gekoppeld zijn (afb. 8.lla).<br />

Om de werking over het gehele gebied van snelheids- en belastingsinstellingen te<br />

kunnen regelen, wordt van elektronica gebruik gemaakt. In de sensor zijn rekstrookjes<br />

in een zogenaamde brugschakeling (zie deel 8 van de Steinbuch-serie) geplaatst<br />

om de aandrijfkracht in een elektrisch signaal om te zetten, dat wordt doorgegeven<br />

naar de meet-en-regelkast. De standaard kast heeft twee grote meters die de snelheid<br />

in km/h, het vermogen in kW en de aandrijfkracht in kN analoog (of naar wens digitaal)<br />

weergeven. De voertuigmassa, de luchtweerstand en de rolweerstand kunnen<br />

worden gesimuleerd en digitaal worden ingesteld. Dat is het geval als de schakelaar in<br />

de 'timing' -stand staat. Met de schakelaar in de 'power' -stand wordt de aandrijfkracht<br />

weergegeven en in de 'cyclus'-stand kan een stadsrit worden nagebootst. Er zijn een<br />

digitale rotatiefrequentiemeter en oliedrukmeter in de kast ingebouwd. De vermogensmeter<br />

kan worden omgeschakeld van 1 : 1 naar 1 : 2 of van 1 : I naar 2 : 1.<br />

Als extra kan bij de 'LPS 13 Analoog' een beeldscherm worden geleverd (afb. 8.11b),<br />

442


4<br />

I. aandrijvende, gekoppelde roldelen<br />

2. wervelstroomrem<br />

3. krachtopnemer<br />

4. vrijdraaiende, niet-gekoppelde<br />

rollen<br />

5. voertuiglift<br />

Afb. 8.11. Vermogensrollentestbank<br />

met wervelstroomrem (Maha)<br />

a opstelling van de rollen en de<br />

wervelstroomrem<br />

b de meterkast met beeldscherm en<br />

printer b<br />

a<br />

een digitale stopwatch met begin- en eindsnelheidsinstelling voor acceleratiemetingen<br />

en een 'LPS Plot', een vierkleuren-schrijf-en-rekeneenheid. Het motorvermogen<br />

wordt verrekend en uitgetekend als functie van de snelheid (afb. 8.12). Het wielvermogen<br />

('P Rad ') en het vermogen om de aandrijfweerstanden te overwinnen worden<br />

afzonderlijk gemeten en later opgeteld (zodat 'PMo.' ontstaat) en weergegeven, zowel<br />

grafisch als in een getalwaarde. Er vindt een automatische omrekening plaats naar een<br />

'genormaliseerd vermogen' door de heersende luchtdruk en aanzuigluchttemperatuur<br />

met de meetresultaten te verrekenen. Ook is er een instelmogelijkheid voor een<br />

wisselbak met handbediening en een automatische wisselbak. De slip in de koppelomvormer<br />

(vermogensverlies) wordt automatisch verrekend.<br />

Verder kan een computergestuurde rij hulp worden ingebouwd om een cyclusrit (bij<br />

2<br />

3<br />

443


, ~ kW J<br />

• • l~~<br />

PNorm<br />

PMot<br />

PRad<br />

138 (kW)<br />

135 (kW)<br />

112 (kW)<br />

I':iB<br />

max. Leistung bei 4920 Umin<br />

ANSAUGLUFT =~r~~K9~~.gpa<br />

Afb. 8./2. Grafische weergave van het<br />

gemeten vermogen (naar Maha)<br />

PNMm genormaliseerd vermogen<br />

PMot motorvermogen<br />

PRad vermogen aan de wielen<br />

Lees voor 'Umin': min-I en voor 'hpa': hPa<br />

(hectopascal = 10 2 Pa = I mbar)<br />

13<br />

1<br />

2 3<br />

F' _......-....+lL t<br />

t<br />

12.(i) (j)6<br />

~ ~<br />

11<br />

10<br />

Afb. 8.13. Afstandsbediening met de functies<br />

van de knoppen (Maha)<br />

1. voertuiglift omlaag<br />

2. constante aandrijfkracht<br />

3. constante rotatiefrequentie (alleen in<br />

combinatie met LPSrotatiefreq<br />

uentiemeter)<br />

4. voertuiglift omhoog<br />

5. rijweerstand<br />

6. schakelaar voor hellingweerstand en<br />

constante snelheid of aandrijfkracht<br />

7. instelknop voor constante snelheid (in<br />

km/h) en aandrijfkracht (in kN)<br />

(grenswaarden)<br />

8. bedieningsknop van printer en plotter<br />

9. afstandsbediening rijwindventilateur<br />

10. bedieningsknop van printer en plotter<br />

11. fijnafstelling van de constante<br />

grenswaarden<br />

12. schakelaar voor aandrijfkracht<br />

(omhoog) en vermogen (omlaag)<br />

13. constante snelheid<br />

voorbeeld een stadsrit) na te bootsen in verband met uitlaatgasonderzoek. Het brandstofverbruik<br />

kan automatisch worden berekend als een verbruiksmeetapparaat is<br />

aangesloten. Alle gegevens die op een eventueel beeldscherm worden weergegeven,<br />

kunnen ook via de 'LPS Plot' worden geprint. De datum en de tijd worden automatisch<br />

vermeld.<br />

444<br />

4<br />

5<br />

7<br />

8


De afstandsbediening biedt vele mogelijkheden voor het instellen van meetfuncties<br />

vanaf de bestuurderszitplaats in de auto tijdens de test. Er zijn twee uitvoeringen bij<br />

de LPS 13 leverbaar. In afbeelding 8.13 is er een schematisch weergegeven, waarbij<br />

tevens de verschillende functies van de schakelaars zijn vermeld.<br />

Ten behoeve van het testen van auto's met voorwielaandrijving zijn speciale spanbanden<br />

vereist om te voorkomen dat de wielen tegen het testbankframe lopen.<br />

8.4.4 De rollentestbank met vliegwiel<br />

Een bijzondere vermogenstestbank van Bosch is het type LPS 002 (afb. 8.14). Deze<br />

bank meet vermogens tot 200 kW bij snelheden tot 200 km/ho De maximaal te meten<br />

aandrijfkracht is 3,6 kN. Dit alles gebeurt op ongedeelde rollen met een diameter van<br />

268 mm waartussen een pneumatische lift is aangebracht en een blokkeerinrichting<br />

voor de rollen om het op- en afrijden te vergemakkelijken (afb. 8.14a). In oprijrichting<br />

gezien, is rechts op de voorste rol een vliegwiel gemonteerd met een massa van<br />

500 kg. Op de rollen is geen rem aangebracht, noch een wervelstroomrem, noch een<br />

hydraulische rem.<br />

Het principe van de meting berust op de massatraagheid van de rollen en het vliegwiel.<br />

Het aandrijfkoppel van rollen en vliegwiel is immers gelijk aan het massatraagheidsmoment<br />

maal de hoekversnelling ervan: T d = J.a. Is de versnelling van de rollen<br />

Afb. 8.14. Een functiero//entestbank<br />

(Bosch. type LPS 002)<br />

a de ro//enset met vliegwiel<br />

b de meetkast<br />

c het handbedienings- en afleesapparaat<br />

d de inductieve klem voor het opnemen<br />

van de motorrotatiefrequenlie<br />

I. aansluiting naar de x-y-schrijver<br />

2. aan-uit-schakelaar<br />

3. keuzeschakelaar voor wisselbak met<br />

handbediening of automatische<br />

transmissie<br />

4. netaansluiting<br />

5. aansluiting voor inductieve klem<br />

6. zekering<br />

7. aansluiting van de rollenset<br />

8. aansluiting naar het bedienings- en<br />

afleesapparaat b<br />

a<br />

8<br />

7<br />

6 2<br />

5 4<br />

3<br />

445


8<br />

7<br />

6<br />

5<br />

Vervolg afb. 8.14.<br />

c<br />

2<br />

3<br />

4<br />

d<br />

1. verbindingskabel naar de meetkast<br />

2. drukknop voor motorrotatiefrequentie<br />

3. snelheidskeuzeschakelaar<br />

4. afstandsbediening voertuiglift<br />

5. keuzeschakelaar voor snelheid,<br />

wielvermogen of motorvermogen<br />

6. schakelaar voor bediening van de<br />

x-y-schrijver<br />

7. waarschuwingslamp voor gas<br />

terugnemen, ontkoppelen of vrijstand<br />

wisselbak<br />

8. digitaal afleesscherm:<br />

motorrotatiefrequentie, rijsnelheid,<br />

wielvermogen en motorvermogen<br />

groot, dan wordt dit dus veroorzaakt door een hoog toegevoerd aandrijfkoppel. Deze<br />

versnellingen zijn meetbaar en zo kan het aandrijfkoppel berekend worden. Wordt<br />

nu tijdens het accelereren ook nog de rotatiefrequentie (in de vorm van de hoeksnelheid<br />

w) van de rollen opgenomen, dan is het mogelijk van lage tot hoge snelheid op<br />

elk ogenblik het onder de wielen beschikbare aandrijfvermogen te berekenen, want<br />

p= T.w.<br />

Uiteraard behoort bij een dergelijke berekening de roterende massa van de testbank<br />

maar ook die van de auto in aanmerking te worden genomen. Nu is het probleem dat<br />

de roterende voertuigmassa van voertuig tot voertuig verschilt, maar Bosch heeft op<br />

grond van omvangrijke theoretische en experimentele onderzoekingen de roterende<br />

massa van de LPS 002 zo vastgelegd dat de afwijking bij de meting aan gangbare<br />

personenauto's verwaarloosbaar klein is. De voor de LPS 002 gedefinieerde waarde<br />

ligt juist tussen twee extremen: een vrije versnelling van de motor zonder aangekoppelde<br />

massa enerzijds en een zeer trage versnelling met extreem hoge aangekoppelde<br />

massa anderzijds.<br />

446


Behalve uit de rollenset bestaat de proefstand uit een elektronische regeleenheid, een<br />

bedienings- en afleesapparaat (afb. 8.14b) en een inductieve klemaansluiting voor een<br />

bougiekabel om rotatiefrequenties te kunnen meten (afb. 8.14c).<br />

De meting<br />

De LPS 002 meet het dynamisch wielvermogen en het vermogensverlies in de aandrijflijn<br />

en berekent daaruit direct het motorvermogen, dat digitaal op het handbedieningsapparaat<br />

wordt weergegeven.<br />

Eerst worden de rollen met vliegwielen aangedreven en versneld door met volgas te<br />

accelereren. Door de gedefinieerde massatraagheidswerking en de versnelling kan<br />

het wielvermogen worden berekend. De snelheid waarbij wordt gemeten moet, overeenkomstig<br />

de rotatiefrequentie waarbij het motorvermogen maximaal is, worden<br />

vastgesteld. Is deze snelheid bereikt dan wordt de motor ontkoppeld van de aandrijflijn<br />

door het koppelingspedaal in te trappen en het gaspedaal los te laten. De<br />

energie in de rollenset drijft nu de nog met de wielen gekoppelde aandrijOijncomponenten<br />

aan en de bank berekent het vermogen(sverlies) om de rol-, de aandrijf- en de<br />

lagerweerstanden te overwinnen. Uit het wielvermogen en het vermogensverlies berekent<br />

de elektronische regeleenheid het motorvermogen aan de koppeling. De regeleenheid<br />

meet, berekent en verzamelt de wielvermogens en vermogensverliezen<br />

over het gehele snelheidsgebied en slaat deze op in een geheugen. Op ieder moment<br />

kan het wielvermogen of het motorvermogen digitaal worden weergegeven. !<br />

De LPS 002 is zodanig geprogrammeerd dat ook nog rekening wordt gehouden met<br />

wat Bosch vermogensafhankelijke en vermogensonafhankelijke verliezen noemt. )<br />

De vermogensafhankelijke verliezen worden in het rendement van de aandrijving uitgedrukt.<br />

Deze verliezen zijn voor alle voertuigen namelijk min of meer gelijk en ze<br />

worden als een vaste factor in de regeleenheid geprogrammeerd.<br />

De vermogensonaJhankelijke verliezen (zoals de rolarbeid van de banden en de karnverliezen<br />

in de wisselbak en in de eindaandrijving) hebben geen algemene berekenbare<br />

grootte maar leiden tot verschillende waarden, afhankelijk van snelheid, temperatuur,<br />

bandspanning en bandsoort, en moeten dus bij ieder voertuig worden gemeten.<br />

De verwerking van deze beide soorten vermogensverliezen gaat als volgt. Tijdens het<br />

accelereren onder vollast wordt het vermogen gemeten en worden de vermogensafhankelijke<br />

verliezen automatisch verwerkt door de elektronische regeleenheid. De<br />

vermogensonafhankelijke verliezen worden tijdens het accelereren verrekend. Doordat<br />

de metingen onmiddellijk op elkaar volgen, zijn de genoemde invloeden van temperatuur<br />

en bandspanning nog onveranderd. Deze verliezen worden over het gehele<br />

snelheidsgebied vastgesteld zodat het motorvermogen over dit gebied kan worden<br />

gemeten.<br />

De testbank meet met een nauwkeurigheid van:!: 5 %. Volgens de DIN-norm 70020<br />

wordt het motorvermogen gegeven bij 20 oe en een luchtdruk vam 1013 mbar met een<br />

afwijking van 5 %. Afwijkende luchtdrukken en aanzuigluchttemperaturen veranderen<br />

het motorvermogen. Met behulp van correctiefactoren kan het vermogen worden<br />

omgerekend naar het zogenaamde 'normvermogen' , dat dan kan worden vergeleken<br />

met het nominale vermogen, dat is het door de autofabrikant opgegeven vermogen.<br />

Dit vermogen is immers bij genormaliseerde omstandigheden van luchtdruk<br />

en luchttemperatuur bepaald.<br />

447


BO eH<br />

Leistungsprüfstand<br />

Mot.rtl.een<br />

Motorleistung kW<br />

Nenndrehzahl min- 1<br />

Barometerstand mbar<br />

Ansaugtemperatur "e<br />

Auswertuns<br />

Cl~ A!mospMr,.,;he1l Orue_<br />

(!llt'QmOt ••,-,.I.,,(l)<br />

i!"l I\IQ


moet met een afzonderlijke barometer worden gemeten en ook de inlaatluchttemperatuur<br />

wordt apart vastgesteld. Deze waarden worden eveneens op het protocol verwerkt<br />

zoals aangegeven. Met behulp van het testprotocol kan nu het normvermogen<br />

uit het gemeten vermogen worden bepaald. In afbeelding 8.15 is dat gebeurd voor een<br />

gemeten vermogen van 55 kW.<br />

In het linker nomogram (een tot een diagram verwerkte wiskundige vergelijking die<br />

middenop het protocol als waarde van k te vinden is) wordt op de verticale as (1) de<br />

heersende luchtdruk aangegeven en op de horizontale as (2) de heersende luchttemperatuur.<br />

Trekt men vanuit het gemarkeerde luchtdrukpunt een aan de lijnenbundel<br />

parallel lopende schuine lijn omlaag, dan snijdt deze lijn de verticale lijn die vanuit<br />

het luchttemperatuurpunt wordt opgericht. Vanuit dit snijpunt gaat men horizontaal<br />

naar rechts: op de k-schaal vindt men dan een k-waarde. Verbindt men nu dit k-punt<br />

met de op de Pgem-schaal (3) ingetekende waarde van het gemeten vermogen en verlengt<br />

men deze lijn naar de Pnorm-schaal(4), dan vindt men het normvermogen. Vult<br />

men deze waarde in de rechter schaal (5) in, dan vindt men het tolerantiegebied.<br />

Bevindt zich het op deze wijze bepaalde vermogen binnen een tolerantie van :t 5 %<br />

van de nominale waarde, dan is het vermogen in orde. Wijkt het gemeten vermogen af<br />

van de fabrieksgegevens dan zal de oorzaak moeten worden opgespoord, mogelijk<br />

door het aansluiten van andere testapparatuur op de motor. Er zijn dan zeker een of<br />

twee 'testritten' extra nodig om de juiste diagnose te kunnen stellen.<br />

Op de elektronische regeleenheid kan een x-y-schrijver of 'plotter' worden aangesloten.<br />

Hiermee is het mogelijk om behalve het motorvermogen ook aan te geven in<br />

welke rijtoestand zich een onregelmatigheid voordoet.<br />

Afbeelding 8.16a toont het protocol bij een normaal vermogensverloop. Het maximale<br />

wielvermogen bij 140 km/h is 92 kW. Gaat men vanuit dit punt loodrecht omlaag<br />

dan vindt men een vermogensverlies van 28 kW en berekent men een motorvermogen<br />

van 92 + 28 = 120 kW.<br />

In het protocol van afbeelding 8.16b wordt het vermogensverloop weergegeven als<br />

achtereenvolgens de bougiekabels worden kortgesloten. Bij deze cilinderbalanstest<br />

blijkt het vermogensaandeel van de derde cilinder te gering.<br />

Met de LPS 002 kan niet bij een constante snelheid en evenmin bij constant vermogen<br />

a<br />

+-<br />

• f 1<br />

tI-<br />

i1'<br />

+<br />

.~'11<br />

t.<br />

r<br />

I<br />

I<br />

I~.a :g I i<br />

I +h.-H -i-I/I<br />

t:~ ~L~'<br />

'L~ ~-B ,<br />

f-,..I<br />

,<br />

.-l ••• ...•.•._..M_ Til<br />

I , I<br />

f~~ "<br />

t t I I<br />

I t I I I :_;,.J,1J-H<br />

I -I<br />

I<br />

.._ ...•.••. I<br />

"'<br />

,<br />

7 -<br />

~-f' .:lttt<br />

I , , t I<br />

:;.C . ~ + + I<br />

tt I +t-<br />

- ;<br />

t<br />

• M'<br />

,<br />

t-<<br />

i t ,<br />

I t t<br />

t<br />

t ,<br />

I<br />

+ .J.-J4 + ::uI " I1<br />

, ,<br />

Afb. 8.16. Het verloop van het vermogen, zoals weergegeven door de x-y-schrijver (Bosch)<br />

a het normale verloop (Pet! = 92 + 28 = 120 kW)<br />

b resultaten van de cilinderbalanstest: het vermogensaandeel van de derde cilinder is te laag<br />

b<br />

"<br />

4<br />

.;...<br />

,<br />

449


worden gemeten. De gehele test, van het opzoeken van de gegevens tot en met het<br />

vaststellen via het testprotocol verloopt snel (ongeveer 120 s). Maar vooral omdat het<br />

werkelijke meten op de rollentestbank zeer kort duurt (ongeveer 30 s) is geen extra<br />

koelventilateur noodzakelijk en worden de banden ontzien. De aanschafprijs is vergelijkbaar<br />

met die van een rollenremtestbank.<br />

450

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!