Religieuze kunst van Maluku Tenggara - Museum Volkenkunde

Religieuze kunst van Maluku Tenggara - Museum Volkenkunde Religieuze kunst van Maluku Tenggara - Museum Volkenkunde

volkenkunde.nl
from volkenkunde.nl More from this publisher
21.09.2013 Views

Religieuze kunst van Maluku Tenggara Topstukken van het RMV en hun culturele context Nico de Jonge © Introductie 1. Collectie en verzamelaars 2. Maluku Tenggara 3. Bootsymboliek - Ordening van de wereld - Boodschap van de bootsymboliek - Vorming van een gezin - Bootbouwritueel - Vorming van de samenleving - Huisbouwritueel 4. Vruchtbaarheid, status en voorouders 5. Voorouders verbeeld 6. Eerste voorouders - Stammoeders van Lakor - Plankbeelden van Damar - Tanimbarese familie-altaren - Dorpsstichters van Kai - Eigenaren en bewakers 7. Latere voorouders - Westelijk Maluku Tenggara - Oostelijk Maluku Tenggara 8. Goden verbeeld - Symbolen van hemel en aarde - Vernieuwing van de schepping Literatuur Colofon Auteur Nico de Jonge © Redactie Paul L.F. van Dongen & Marlies Jansen Fotoredactie Nico de jonge Foto's museum objecten Ben Grishaaver Tekeningen Nico de Jonge Museum website www.rmv.nl e-mail Nico de Jonge nico@rmv.nl / De conservator Indonesië Pieter J. ter Keurs (e-mail: terkeurs@rmv.nl)

<strong>Religieuze</strong> <strong>kunst</strong> <strong>van</strong> <strong>Maluku</strong> <strong>Tenggara</strong><br />

Topstukken <strong>van</strong> het RMV en hun culturele context<br />

Nico de Jonge ©<br />

Introductie<br />

1. Collectie en verzamelaars<br />

2. <strong>Maluku</strong> <strong>Tenggara</strong><br />

3. Bootsymboliek<br />

- Ordening <strong>van</strong> de wereld<br />

- Boodschap <strong>van</strong> de bootsymboliek<br />

- Vorming <strong>van</strong> een gezin<br />

- Bootbouwritueel<br />

- Vorming <strong>van</strong> de samenleving<br />

- Huisbouwritueel<br />

4. Vruchtbaarheid, status en voorouders<br />

5. Voorouders verbeeld<br />

6. Eerste voorouders<br />

- Stammoeders <strong>van</strong> Lakor<br />

- Plankbeelden <strong>van</strong> Damar<br />

- Tanimbarese familie-altaren<br />

- Dorpsstichters <strong>van</strong> Kai<br />

- Eigenaren en bewakers<br />

7. Latere voorouders<br />

- Westelijk <strong>Maluku</strong> <strong>Tenggara</strong><br />

- Oostelijk <strong>Maluku</strong> <strong>Tenggara</strong><br />

8. Goden verbeeld<br />

- Symbolen <strong>van</strong> hemel en aarde<br />

- Vernieuwing <strong>van</strong> de schepping<br />

Literatuur<br />

Colofon<br />

Auteur Nico de Jonge ©<br />

Redactie Paul L.F. <strong>van</strong> Dongen & Marlies Jansen<br />

Fotoredactie Nico de jonge<br />

Foto's museum objecten Ben Grishaaver<br />

Tekeningen Nico de Jonge<br />

<strong>Museum</strong> website www.rmv.nl<br />

e-mail Nico de Jonge nico@rmv.nl /<br />

De conservator Indonesië Pieter J. ter Keurs (e-mail: terkeurs@rmv.nl)


RELIGIEUZE KUNST VAN MALUKU TENGGARA. TOPSTUKKEN VAN HET RMV EN HUN CULTURELE CONTEXT © NICO DE JONGE<br />

Digitale publicaties <strong>van</strong> het Rijksmuseum voor <strong>Volkenkunde</strong><br />

Inleiding<br />

De traditionele materiële cultuur <strong>van</strong> <strong>Maluku</strong> <strong>Tenggara</strong>, de Zuidoost-Molukken, wordt gerekend tot de<br />

meest fascinerende <strong>van</strong> Indonesië. Vooral de religieuze <strong>kunst</strong> heeft altijd de aandacht getrokken. Veel<br />

beelden <strong>van</strong> goden en voorouders kennen een aansprekende, expressieve vormgeving en zijn<br />

inmiddels al meer dan een eeuw gewilde verzamelobjecten.<br />

1. Collectie en verzamelaars<br />

De <strong>Maluku</strong> <strong>Tenggara</strong>-collectie <strong>van</strong> het Rijksmuseum voor <strong>Volkenkunde</strong> is bijzonder rijk aan juist deze<br />

religieuze beelden. Het merendeel is eind 19e, begin 20e eeuw naar Leiden overgebracht. De<br />

verzameling vertegenwoordigt, los <strong>van</strong> de esthetische kwaliteiten, een grote volkenkundige waarde.<br />

Veel belangrijke objecten zijn verworven door Nederlandse bestuursambtenaren. Twee hier<strong>van</strong>, J.G.F.<br />

Riedel en M.C. Schadee, verdienen een nadere bespreking. Een derde collectioneur die moet worden<br />

genoemd is A.J. Gooszen. De volkenkundige interesse <strong>van</strong> deze gedreven KNIL-militair heeft er voor<br />

gezorgd dat duizenden voorwerpen uit Oost-Indonesië het museum bereikten.<br />

Riedel<br />

J.G.F. Riedel was sedert 1853 op diverse plaatsen in Nederlandsch-Indië werkzaam. In 1880 werd hij<br />

benoemd tot Resident <strong>van</strong> Ambon. Destijds vielen hieronder ook de honderden kilometers zuidelijker<br />

gelegen eilanden <strong>van</strong> <strong>Maluku</strong> <strong>Tenggara</strong>. De door Riedel verzamelde objecten zijn zowel afkomstig uit<br />

westelijk als oostelijk <strong>Maluku</strong> <strong>Tenggara</strong> (de vroegere Zuidwester- en Zuidooster-eilanden). Diverse<br />

verzamelde voorwerpen worden besproken in zijn veelomvattende werk ‘De sluik- en kroesharige<br />

rassen tusschen Selebes en Papua’, uitgegeven in 1886. Dit boek leverde Riedel zowel de doctorstitel<br />

als forse kritiek op. Veel <strong>van</strong> de onnauwkeurigheden in het werk zijn waarschijnlijk een gevolg <strong>van</strong> de<br />

wijze waarop de gegevens werden verzameld. Riedel bezocht de meeste eilanden niet zelf. Hij liet zijn<br />

informanten, met hun voorwerpen, naar zijn verblijf in Ambon komen (Nutz 1959: 8). 1<br />

Schadee<br />

Over de persoon <strong>van</strong> M.C. Schadee is veel minder bekend. Wel weten we dat hij in 1902 dienst deed<br />

als Controleur <strong>van</strong> Tual op de Kai-eilanden. In deze functie ressorteerden ook Tanimbar en Babar<br />

onder hem (Drabbe 1940: 225). Schadee schijnt met harde hand te hebben bestuurd. Diverse keren<br />

dwong hij met geweld vrede af in het door oorlogen geteisterde gebied.<br />

In 1907 voerde de koloniale overheid een strafexpeditie uit tegen de inwoners <strong>van</strong> het dorp Wakpapapi op het eiland Babar. Na<br />

afloop poseert bestuursambtenaar Schadee (in het witte uniform) bij de gebruikte stormladder.<br />

Later in zijn loopbaan was hij actief in Kalimantan (Indonesisch Borneo). De <strong>Maluku</strong> <strong>Tenggara</strong>collectie<br />

<strong>van</strong> Schadee is bijeengebracht tijdens dienstreizen naar zowel de vroegere Zuidwester- als<br />

1 In april 1883 werden de door Riedel verzamelde objecten ingeschreven als RMV-serie 355.<br />

1


RELIGIEUZE KUNST VAN MALUKU TENGGARA. TOPSTUKKEN VAN HET RMV EN HUN CULTURELE CONTEXT © NICO DE JONGE<br />

Digitale publicaties <strong>van</strong> het Rijksmuseum voor <strong>Volkenkunde</strong><br />

Zuidooster-eilanden. Een door hem verzamelde reeks luli-beelden <strong>van</strong> het eiland Lakor, behorend tot<br />

de Leti-groep, is uniek door de relatieve zeldzaamheid. 2<br />

Gooszen<br />

A.J. Gooszen arriveerde in 1890 als beroepsmilitair in Nederlandsch-Indië. In 1907 leidde hij het<br />

eerste exploratie-detachement voor Zuid-Nieuw-Guinea.<br />

Staf <strong>van</strong> het eerste militaire exploratie-detachement dat Nederlands Nieuw-Guinea verkende. Zittend met muts A.J. Gooszen.<br />

Ook zijn latere carrière hield hem in Oost-Indonesië. Als Militair Commandant <strong>van</strong> Ambon en Ternate<br />

liet hij – zowel uit militaire als wetenschappelijke interesse – op grote schaal etnografica verzamelen.<br />

In totaal bereikten door zijn inspanningen meer dan 6000 objecten, waaronder veel wapens, het<br />

museum (Lamme 1987: 144). Van de voorwerpen afkomstig uit <strong>Maluku</strong> <strong>Tenggara</strong> is het merendeel<br />

verzameld op de vroegere Zuidooster-eilanden. 3 Internationale vermaardheid geniet het door Gooszen<br />

op Kai Kecil verzamelde beeld dat bekend staat als Werwat (RMV 1889-2).<br />

Links RMV 1889-2. Midden: beeld <strong>van</strong> Werwat, geflankeerd door zijn of haar dochter, in 1911/12 gefotografeerd in het rituele<br />

centrum <strong>van</strong> het dorp Gelanit op Kai Kecil. Rechts RMV 1889-15.<br />

2 Schadee's Molukken-verzameling werd in maart 1905 als RMV-serie 1476 geregistreerd.<br />

3 Het door Gooszen bijeengebrachte materiaal bevat aanzienlijke collecties <strong>van</strong> Kai en Tanimbar. Gooszen's verzameling is<br />

ingeschreven als RMV-serie 1889 (in juni 1914) en RMV-serie 1971 (in juli 1919).<br />

2


RELIGIEUZE KUNST VAN MALUKU TENGGARA. TOPSTUKKEN VAN HET RMV EN HUN CULTURELE CONTEXT © NICO DE JONGE<br />

Digitale publicaties <strong>van</strong> het Rijksmuseum voor <strong>Volkenkunde</strong><br />

Door de intrigerende vormgeving en de afwezigheid <strong>van</strong> ‘harde’ gegevens is er een waas <strong>van</strong><br />

geheimzinnigheid rond de identiteit <strong>van</strong> de sculptuur ontstaan (zie ook hoofdstuk VI.4). Helaas gaat<br />

vrijwel de gehele collectie Gooszen mank aan een goede documentatie.<br />

In dit overzicht kunnen we slechts een kleine greep uit het door deze drie verzamelaars<br />

bijeengebrachte materiaal voor het voetlicht brengen en ook <strong>van</strong> de overige in Leiden aanwezige<br />

Zuidoost-Molukse goden- en voorouderbeelden kan slechts een fractie worden getoond.<br />

3


RELIGIEUZE KUNST VAN MALUKU TENGGARA. TOPSTUKKEN VAN HET RMV EN HUN CULTURELE CONTEXT © NICO DE JONGE<br />

Digitale publicaties <strong>van</strong> het Rijksmuseum voor <strong>Volkenkunde</strong><br />

2. <strong>Maluku</strong> <strong>Tenggara</strong><br />

Verspreid over de Banda-zee liggen tussen Irian Jaya in het oosten en Timor in het westen de<br />

Zuidoost-Molukse eilanden.<br />

Kaart <strong>van</strong> de Zuidoost-Molukken (boven) en <strong>van</strong> de Babar eilanden (onder).<br />

Gelegen aan de periferie <strong>van</strong> de Indonesische archipel strekt de keten zich uit over een lengte <strong>van</strong><br />

bijna duizend kilometer. Bestuurlijk maakt het gebied deel uit <strong>van</strong> de provincie <strong>Maluku</strong>, dat uit drie<br />

districten (kabupaten) is samengesteld. Van noord naar zuid: <strong>Maluku</strong> Utara (Noord-Molukken), <strong>Maluku</strong><br />

Tengah (Midden-Molukken) en <strong>Maluku</strong> <strong>Tenggara</strong> (Zuidoost-Molukken). 4 In het jaar 2000 werd <strong>Maluku</strong><br />

<strong>Tenggara</strong> bewoond door ongeveer 300.000 eilanders.<br />

Het gebied herbergt een aantal afzonderlijke eilandengroepen. De grootste daar<strong>van</strong> zijn de Aru, de<br />

Tanimbar- en de Kai-archipel, alle gelegen in het oostelijke deel <strong>van</strong> het district. Onder Nederlands<br />

bestuur stonden deze eilandengroepen tezamen bekend als de Zuidooster-eilanden. Westelijk hier<strong>van</strong><br />

4 In 1999 is een proces <strong>van</strong> bestuurlijke herindeling gestart, dat inmiddels in een ver gevorderd stadium is. De nieuwe provincie<br />

Molukken omvat nog slechts de Midden- en Zuidoost-Molukken. De nieuwe provincie zal zijn samengesteld uit vier districten:<br />

Buru, Midden-Molukken, Zuidoost-Molukken en Zuidwest-Molukken.<br />

4


RELIGIEUZE KUNST VAN MALUKU TENGGARA. TOPSTUKKEN VAN HET RMV EN HUN CULTURELE CONTEXT © NICO DE JONGE<br />

Digitale publicaties <strong>van</strong> het Rijksmuseum voor <strong>Volkenkunde</strong><br />

liggen de Babar-archipel, Luang-Sermata, de Leti-groep , Damar, Roma, Kisar en Wetar, vroeger<br />

tezamen de Zuidwester-eilanden vormend.<br />

Luang-Sermata <strong>van</strong>af het water. Door de gebrekkige infrastructuur doen westerlingen de eilanden <strong>van</strong> <strong>Maluku</strong> <strong>Tenggara</strong> zelden<br />

aan.<br />

De oude namen refereren aan de ligging <strong>van</strong> de eilanden ten opzichte <strong>van</strong> Banda (Midden-Molukken),<br />

destijds voor de Nederlanders een belangrijk economisch centrum.<br />

Infrastructuur<br />

Door de gebrekkige infrastructuur zijn grote delen <strong>van</strong> het district zeer moeilijk bereikbaar, waardoor<br />

toeristen de eilanden zelden aandoen. De enige westerlingen die het gebied gedurende langere tijd<br />

hebben bezocht, waren Nederlandse bestuursambtenaren, militairen, wetenschappers <strong>van</strong> diverse<br />

pluimage, zendelingen en missionarissen. Eind 20 e eeuw waren westelijke eilanden als Leti en Kisar<br />

zelfs lange tijd geheel <strong>van</strong> de buitenwereld afgesloten. Dit als gevolg <strong>van</strong> de Indonesische inlijving <strong>van</strong><br />

Oost-Timor in 1975 en de daaropvolgende oorlogstoestand die aanhield tot in 1999.<br />

Economie<br />

De beperkte infrastructurele voorzieningen zijn een direct gevolg <strong>van</strong> de geringe economische<br />

betekenis <strong>van</strong> het gebied. Afgezien <strong>van</strong> enkele Buginese en Makassaarse handelaren op zoek naar<br />

rifproducten, bestond er slechts gedurende het bewind <strong>van</strong> de Vereenigde Oost-Indische Compagnie<br />

(VOC) enige belangstelling voor de eilanden. De monocultuur in het nootmuskaatcentrum Banda<br />

noodzaakte toen tijdelijk tot de aanvoer <strong>van</strong> sago <strong>van</strong> Tanimbar en Kai. Damar was het enige specerijproducerende<br />

eiland in de regio. De machtspolitiek <strong>van</strong> de VOC reduceerde de uitvoer echter tot nul<br />

en sindsdien is de handel beperkt gebleven. Slechts Aru, waar enkele Japanse firma’s parels<br />

cultiveren en bovendien een levendige handel in zeeproducten bestaat, kan – zij het met moeite – een<br />

economisch centrum worden genoemd.<br />

Kleinschalige ruilhandel floreert traditioneel in de hete stille tijd, voorafgaand aan de westmoesson.<br />

Dan ruilen de eilandbewoners onderling voedsel tegen bijvoorbeeld vlechtwerk of sopi, lokaal<br />

gestookte sterke drank <strong>van</strong> palmwijn.<br />

‘Eilandbogen’<br />

De weinig florissante economische positie kan niet los worden gezien <strong>van</strong> de lokale bodemstructuren.<br />

In geologisch opzicht zijn twee typen eilanden te onderscheiden, in samenhang met evenzovele<br />

‘eilandbogen’. Een kleine, noordwestelijk gelegen reeks eilanden vormt de zogeheten Binnen-Bandaboog.<br />

Deze loopt <strong>van</strong> Wetar over Roma, Damar, Teun en Nila naar Serua, en vervolgens richting<br />

Banda. De eilanden behorend tot deze boog bestaan uit vulkanisch gesteente en hebben een relatief<br />

vruchtbare bodem.<br />

Het merendeel <strong>van</strong> de Zuidoost-Molukse eilanden maakt echter deel uit <strong>van</strong> de Buiten-Banda-boog,<br />

die begint bij Kisar en via Luang, Babar, Tanimbar en Kai richting Seram gaat.<br />

5


RELIGIEUZE KUNST VAN MALUKU TENGGARA. TOPSTUKKEN VAN HET RMV EN HUN CULTURELE CONTEXT © NICO DE JONGE<br />

Digitale publicaties <strong>van</strong> het Rijksmuseum voor <strong>Volkenkunde</strong><br />

Dorpsgezicht op een <strong>van</strong> de Kai-eilanden, behorend tot de zogeheten 'Buiten-Banda-boog'.<br />

Deze eilanden bestaan uit opgeheven koraalsteen en zijn tamelijk onvruchtbaar. Veel kleinere<br />

eilanden zijn inmiddels ontbost en voor een deel zelfs geërodeerd. Zo bieden de heuvels op Luang en<br />

Leti de aanblik <strong>van</strong> een kaal maanlandschap.<br />

Levensstandaard<br />

Uiteraard zijn de geologische factoren ook <strong>van</strong> invloed op het leven <strong>van</strong> de eilanders zelf. De<br />

opbrengst <strong>van</strong> de tuinen is vaak ternauwernood voldoende om <strong>van</strong> te leven en de levensstandaard is<br />

over het algemeen laag. Het heersende klimaat speelt hierbij eveneens een rol. Geregeld blijven<br />

moessonregens uit en mislukken de oogsten. Op de kleinere koraaleilanden – waar maïs het<br />

hoofdvoedsel is - treedt bijna jaarlijks hongersnood op. In veel gevallen betrekt men in dergelijke<br />

gevallen rijst <strong>van</strong> lokale (vaak Chinese) kooplieden. Het geld dat hiervoor nodig is, wordt waar<br />

mogelijk verdiend met de verkoop <strong>van</strong> zeeproducten en kopra. Meestal wordt echter schuld op schuld<br />

gestapeld en zijn hele dorpen voor hun primaire levensbehoeften afhankelijk <strong>van</strong> de goedheid <strong>van</strong> de<br />

handelaren.<br />

Migratie<br />

Gezien de moeilijke leefsituatie hebben veel eilandbewoners de laatste decennia hun woongebied<br />

verlaten en hun heil elders gezocht. Ook de beperkte medische voorzieningen en<br />

scholingsmogelijkheden noopten velen hiertoe. Grote aantallen mensen afkomstig uit <strong>Maluku</strong><br />

<strong>Tenggara</strong> wonen inmiddels in Zuid-Seram, waar ze werken in de hout- en kruidnagelindustrie, en het<br />

kans op emplooi biedende Ambon. Bang voor de steeds weer oplaaiende religieuze conflicten met<br />

moslims, zijn in de loop <strong>van</strong> de laatste jaren echter veel christelijke Zuidoost-Molukkers teruggekeerd<br />

naar hun eilanden <strong>van</strong> herkomst. Naar men zegt op tijdelijke basis; het verloop <strong>van</strong> de gebeurtenissen<br />

wordt in veilige haven afgewacht.<br />

Religie<br />

Meer dan driekwart <strong>van</strong> de bevolking <strong>van</strong> <strong>Maluku</strong> <strong>Tenggara</strong> belijdt het christelijk geloof. Ruim de helft<br />

is protestant en ongeveer een kwart is katholiek. Het christendom deed zijn intrede in de regio met de<br />

komst <strong>van</strong> de Nederlanders in de 17 e eeuw. De eerste kersteningspogingen mislukten; pas begin 20 e<br />

eeuw kreeg men enige voet aan de grond. De rooms-katholieke missie concentreerde zich op de<br />

oostelijke eilanden (met name Tanimbar en Kai), terwijl de protestantse zending min of meer het<br />

monopolie op de vroegere Zuidwester-eilanden opeiste. De zendelingen kerstenden de bevolking op<br />

vaak dwingende wijze, waarbij vooral de bestaande vooroudercultus het moest ontgelden. Veel<br />

beelden <strong>van</strong> voorouders belandden in zee of werden demonstratief verbrand. Ironisch genoeg is juist<br />

het vooroudergeloof echter ook nu nog overal zeer levend. Het functioneert – weliswaar zonder de<br />

vroegere sculpturen – naast het geloof in de christelijke god Tuhan Allah, die de plaats heeft<br />

ingenomen <strong>van</strong> de lokale goden.<br />

Bedreigde cultuur<br />

6


RELIGIEUZE KUNST VAN MALUKU TENGGARA. TOPSTUKKEN VAN HET RMV EN HUN CULTURELE CONTEXT © NICO DE JONGE<br />

Digitale publicaties <strong>van</strong> het Rijksmuseum voor <strong>Volkenkunde</strong><br />

In de huidige tijd staan andere traditionele cultuuruitingen onder druk. De Indonesische overheid heeft<br />

in het kader <strong>van</strong> de Panca Sila, de staatsfilosofie met democratie en rechtvaardigheid hoog in het<br />

vaandel, het aloude kastenstelsel (bestaande uit een adellijke toplaag, een midden- en een<br />

slavenstand) op diverse eilanden officieel verboden. En ook de verschillende eilandtalen, op een<br />

uitzondering op Kisar na alle behorend tot de Austronesische taalgroep, worden in hun bestaan<br />

bedreigd. Op de basisschool is slechts de officiële landstaal (het Bahasa Indonesia) toegestaan en<br />

buiten school rukt overal het Moluks Maleis als lingua franca op.<br />

Eveneens bedreigd, maar door zijn veelzijdigheid veerkrachtig, is de op veel Zuidoost-Molukse<br />

eilanden voorkomende bootsymboliek. Waarschijnlijk is deze symboliek al sinds prehistorische tijden<br />

in <strong>Maluku</strong> <strong>Tenggara</strong> aanwezig en ofschoon de uitingsvormen door de toenemende modernisering<br />

steeds meer afnemen, zijn veel eilandculturen er nog steeds <strong>van</strong> doordesemd. De nautische<br />

symboliek domineerde de culturele context waarin de religieuze <strong>kunst</strong> op veel eilanden functioneerde<br />

in hoge mate. Siermotieven en vormgeving <strong>van</strong> diverse beelden kunnen er bovendien aan worden<br />

gerelateerd.<br />

7


RELIGIEUZE KUNST VAN MALUKU TENGGARA. TOPSTUKKEN VAN HET RMV EN HUN CULTURELE CONTEXT © NICO DE JONGE<br />

Digitale publicaties <strong>van</strong> het Rijksmuseum voor <strong>Volkenkunde</strong><br />

3. Bootsymboliek<br />

De bootsymboliek uit zich op allerlei niveaus in de samenleving en reflecteert onder meer de<br />

belangrijkste sociale waarden – de kern <strong>van</strong> een cultuur. Een representief voorbeeld om de<br />

bootsymboliek inzichtelijk te maken is de cultuur <strong>van</strong> de eilanden Dawera en Dawelor, behorend tot de<br />

Babar-archipel.<br />

Dawelor, gezien <strong>van</strong>af Dawera. In de cultuur <strong>van</strong> beide eilanden speelt de bootsymboliek een prominente rol.<br />

Hier kunnen we zien hoe deze symboliek wordt gebruikt om de leefwereld te ordenen en daarnaast<br />

dient als middel <strong>van</strong> expressie, om een boodschap uit te dragen.<br />

Ordening <strong>van</strong> de wereld<br />

Elke bezoeker aan Dawera en Dawelor zal niet lang na aankomst ervaren dat een boot voor de<br />

eilanders meer is dan een vervoermiddel. Als ordeningsmodel speelt de boot een belangrijke rol in de<br />

lokale cultuur. Dit blijkt vooral uit de symboliek die betrekking heeft op het dorp. De nederzettingen zijn<br />

gebouwd volgens een eeuwenoud stramien, waarbij nautische begrippen als 'loods' en 'roerganger'<br />

fungeren als ruimtelijke categorieën. Het basispatroon heeft in de loop der jaren veel aanpassingen<br />

ondergaan, maar valt nog steeds goed te herkennen.<br />

'Arendsnesten'<br />

Uit de verhalen <strong>van</strong> vroeger blijkt dat de huidige situering <strong>van</strong> de dorpen – ze liggen vrijwel alle aan<br />

het strand – het gevolg is <strong>van</strong> een relatief recente ontwikkeling. Traditioneel lag elke nederzetting op<br />

een hooggelegen, moeilijk bereikbare rotskegel, in veel gevallen slechts toegankelijk via een of meer<br />

ophaalbare trappen. De reden <strong>van</strong> deze geïsoleerde ligging was de voortdurende oorlogsdreiging. Uit<br />

angst voor vijandige overvallen waren de meeste dorpen bovendien ommuurd.<br />

Binnen elk <strong>van</strong> dit soort ‘arendsnesten’ woonde slechts één grote afstammingsgroep in en om een<br />

indrukwekkende woning die men het ‘heilige’ of ‘grote huis’ noemde. Het bouwwerk zag eruit als een<br />

‘dak op poten’. Op ongeveer twee meter hoge palen was een bamboe woonvloer aangebracht,<br />

waarop zonder enige omwanding een dak <strong>van</strong> klapperbladeren rustte. Men werd in dit huis of in een<br />

<strong>van</strong> de bijgebouwen geboren, trouwde er met een familielid, kreeg er kinderen en stierf er. Het dorp, of<br />

beter gezegd het ‘grote huis’, vormde een gemeenschap die geheel zelfvoorzienend was. De leden<br />

<strong>van</strong> dergelijke huisgemeenschappen beschouwden zichzelf als de bemanning <strong>van</strong> een schip. Deze<br />

opvatting werkten zij op verschillende manieren uit.<br />

Architectuur<br />

De scheepsgedachte kreeg het meest in het oog springend gestalte in de architectuur. Aan<br />

weerszijden <strong>van</strong> de nokbalk <strong>van</strong> het ‘grote huis’ waren hoogoplopende verlengstukken aangebracht,<br />

waardoor de daklijn de basisvorm <strong>van</strong> een schip had.<br />

8


RELIGIEUZE KUNST VAN MALUKU TENGGARA. TOPSTUKKEN VAN HET RMV EN HUN CULTURELE CONTEXT © NICO DE JONGE<br />

Digitale publicaties <strong>van</strong> het Rijksmuseum voor <strong>Volkenkunde</strong><br />

Het vroegere 'grote huis' <strong>van</strong> de afstammingsgroep Kapressy op Dawelor in 1913. Door de aan de nokbalk bevestigde<br />

hoogoplopende verlengstukken heeft de daklijn de basisvorm <strong>van</strong> een schip.<br />

De verlengstukken waren ‘gevorkt’ uitgevoerd, een kenmerkend motief <strong>van</strong> zowel de stevens <strong>van</strong><br />

zeilboten als boomstamkano’s op de eilanden.<br />

Ruimtelijke oriëntatie<br />

Minder zichtbaar was de uitwerking <strong>van</strong> het scheepsidee in de ruimtelijke oriëntatie. Men associeerde<br />

het ‘grote huis’ met een boot, ‘varend’ volgens de baan <strong>van</strong> de zon, <strong>van</strong> oost naar west. Binnenshuis<br />

werd deze denkbeeldige koers weerspiegeld in de namen <strong>van</strong> de woonruimten. Het interieur was<br />

verdeeld in twee woonhelften die waren gescheiden door een relatief smalle, centrale ruimte. In<br />

overeenstemming met de ‘vaarrichting’ heette de oostelijke woonhelft het 'roergangersgedeelte', terwijl<br />

men de westelijke huishelft het 'loodsgedeelte' noemde.<br />

Figuur 1: Schematische indeling <strong>van</strong> een traditioneel huis op Dawera/Dawelor. Hierbij zijn A de deuren, B de hoofdpaal, C de<br />

rechter loodskamer, D de kookplaatsen, E de linker loodskamer, F de rechter roergangerskamer en G de linker<br />

roergangerskamer.<br />

Beide woonhelften waren op hun beurt onderverdeeld in een tweetal ‘kamers’, <strong>van</strong> elkaar gescheiden<br />

door een stookplaats. De namen <strong>van</strong> de aldus ontstane vier afdelingen reflecteerden eveneens de<br />

symbolische koers. Staande met de rug naar het oosten - dus kijkend in westelijke richting - waren<br />

9


RELIGIEUZE KUNST VAN MALUKU TENGGARA. TOPSTUKKEN VAN HET RMV EN HUN CULTURELE CONTEXT © NICO DE JONGE<br />

Digitale publicaties <strong>van</strong> het Rijksmuseum voor <strong>Volkenkunde</strong><br />

aan de rechterkant <strong>van</strong> het ‘grote huis’ de ‘rechter roergangerskamer’ en ‘rechter loodskamer’ te<br />

vinden. Aan de linkerzijde de ‘linker roergangerskamer’ en ‘linker loodskamer’.<br />

Heer <strong>van</strong> het dorp<br />

De leiding <strong>van</strong> de symbolische scheepsbemanning lag in handen <strong>van</strong> een symbolische roerganger,<br />

het hoofd <strong>van</strong> de afstammingsgroep. Het was een man die traditioneel met een specifieke kamer <strong>van</strong><br />

het ‘grote huis’ was verbonden.<br />

Elk <strong>van</strong> de kamers representeerde een afstammingslijn die terugging tot de stichter <strong>van</strong> de<br />

afstammingsgroep. De onderlinge verhouding vergeleek men met die tussen oudere en jongere<br />

broers, waarbij de ‘rechter roergangerskamer’ werd aangemerkt als oudste afstammingslijn. Deze linie<br />

leverde <strong>van</strong>ouds de leider <strong>van</strong> de huisgemeenschap, de man die alle leden <strong>van</strong> de afstammingsgroep<br />

naar de buitenwereld vertegenwoordigde en in naam <strong>van</strong> de groep voorging in rituelen. Hij werd in de<br />

lokale taal aangesproken met orletol, ‘heer <strong>van</strong> het dorp’; in het Moluks Maleis noemde men hem tuan<br />

tanah, ‘heer <strong>van</strong> de grond’.<br />

De superioriteit <strong>van</strong> de rechter roergangerskamer kwam ook in de huisconstructie tot uiting. De<br />

hoofdpaal, de stijl die bij de bouw <strong>van</strong> een huis als eerste wordt opgericht, stond in deze kamer en<br />

werd mekamulol, ‘degene die het roer hanteert’, genoemd. Hier bewaarde men ook de heilige<br />

erfstukken <strong>van</strong> de huisgemeenschap. Deze in het Moluks Maleis met pusaka aangeduide goederen<br />

bestonden hoofdzakelijk uit gouden sieraden en zogeheten basta, geïmporteerde katoenen doeken,<br />

versierd met door blokdruk verkregen motieven.<br />

Detail <strong>van</strong> een basta, een door de VOC verhandelde katoenen doek, versierd met door blokdruk verkregen motieven.<br />

Nieuwe dorpen<br />

Tot welk tijdstip de rotskegels als vestigingsplaats voor de op nautische leest geschoeide<br />

gemeenschappen dienden, is onbekend. Om redenen waar we slechts naar kunnen gissen, moet in<br />

een ver verleden (waarschijnlijk eeuwen her) de continuïteit <strong>van</strong> de afstammingsgroepen evenwel<br />

gevaar hebben gelopen. Een meerderheid brak met het geïsoleerde bestaan en ging bijeenwonen op<br />

grotere rotsplateaus. Hier ontstonden dorpen <strong>van</strong> drie of vier oorspronkelijk alleenwonende<br />

huisgemeenschappen, samenlevingen die zich elk opnieuw formeerden tot een symbolische boot,<br />

opnieuw in westelijke richting varend.<br />

In plaats <strong>van</strong> de vier huiskamers vormden nu het aantal bij elkaar geplaatste ‘grote huizen’ de boot,<br />

waarbij de situering <strong>van</strong> het ‘grote huis’ <strong>van</strong> iedere afstammingsgroep de symbolische rol binnen het<br />

grotere geheel liet zien. De oostelijk wonende groepen fungeerden als roergangers, westelijk<br />

woonden de loodsen en bovendien werd in de dorpen, ten behoeve <strong>van</strong> centraal wonende<br />

afstammingsgroepen, de functie <strong>van</strong> 'waterhozer' gecreëerd.<br />

10


RELIGIEUZE KUNST VAN MALUKU TENGGARA. TOPSTUKKEN VAN HET RMV EN HUN CULTURELE CONTEXT © NICO DE JONGE<br />

Digitale publicaties <strong>van</strong> het Rijksmuseum voor <strong>Volkenkunde</strong><br />

Figuur 2: Schematische indeling <strong>van</strong> een traditioneel dorp op Dawera/Dawelor: A ingangen, B loods, C waterhozer, D rechter<br />

roerganger en E linker roerganger.<br />

Dubbelfunctie<br />

Ook deze nieuwe nederzettingen kenden de functie <strong>van</strong> ‘heer <strong>van</strong> het dorp’. Het leveren <strong>van</strong> de rituele<br />

leider was voorbehouden aan de afstammingsgroep die zich als eerste op het plateau had gevestigd<br />

en als stichter <strong>van</strong> de nieuwe nederzetting kon worden beschouwd. De leider <strong>van</strong> deze groep ging<br />

hierdoor een dubbelfunctie vervullen: hij was zowel de symbolische roerganger <strong>van</strong> zijn groep als <strong>van</strong><br />

de nieuw gevormde gemeenschap.<br />

In de dorpsinrichting werd de rol <strong>van</strong> de ‘heer <strong>van</strong> het (nieuwe) dorp’ weerspiegeld. Het ‘grote huis’<br />

<strong>van</strong> zijn afstammingsgroep stond gewoonlijk aan de oostrand: zijn groep fungeerde binnen het grotere<br />

geheel als symbolische roerganger. Op het niveau <strong>van</strong> de grotere dorpen bleef hierdoor het<br />

traditionele ordeningspatroon <strong>van</strong> de huisgemeenschap gehandhaafd: er was sprake <strong>van</strong> een fictieve<br />

scheepsbemanning onder leiding <strong>van</strong> een symbolische roerganger.<br />

Naar het strand<br />

Inmiddels is echter ook deze situatie al lang verleden tijd. Ondanks het verlaten <strong>van</strong> de ‘arendsnesten’<br />

bleef het voeren <strong>van</strong> oorlogen deel uitmaken <strong>van</strong> het normale leefpatroon en ook de dorpen op de<br />

rotsplateaus waren daarom voorzien <strong>van</strong> indrukwekkende vestingwerken. In 1890 schreef de<br />

Hollandse bestuursambtenaar Van Hoëvell hierover: “De negorijen op de verschillende eilanden die<br />

de Babargroep vormen, zijn met uitzondering <strong>van</strong> de hoofdplaats Tepa en een paar negorijen op<br />

Wetang, allen op steile hoogten aangelegd en <strong>van</strong> zware muren voorzien, hetgeen bij den<br />

onophoudelijken oorlogstoestand dan ook nodig is. Nergens evenwel zag ik zulke zware en hoge<br />

muren als op de eilanden Dawera en Dawelor. De negorij Angkoeki o.a. bezit wallen <strong>van</strong> 3 meter dikte<br />

en 6 meter hoog, geheel <strong>van</strong> opgestapelde zandsteenblokken gebouwd en <strong>van</strong> deuren voorzien”. 5<br />

Deze situatie was de koloniale overheid een doorn in het oog en eind 19 e , begin 20 e eeuw werden de<br />

eilanden gepacificeerd. Alle op de rotsplateaus gelegen nederzettingen werden ontruimd en langs de<br />

kust verrezen op goed te controleren plaatsen de huidige dorpen. Als leidraad voor de indeling hier<strong>van</strong><br />

diende het in gebruik zijnde bootmodel: men kopieerde aan het strand simpelweg de hooggelegen<br />

nederzettingen. Tijdens de gedwongen verhuizingen werden in sommige gevallen enkele dorpen<br />

samengevoegd. Ook in de zo ontstane grotere woongemeenschappen bleef men echter vasthouden<br />

aan de eigen, vertrouwde bootfiguratie: de dorpen werden opgebouwd als twee of drie ‘bijeenvarende<br />

schepen’.<br />

De huidige tijd<br />

Tijdens het proces <strong>van</strong> schaalvergroting – <strong>van</strong> de geïsoleerde huisgemeenschappen tot de dorpen<br />

aan het strand – is het endogame huwelijksprincipe opgegeven, hoewel de neiging met een<br />

‘huisgenoot’ te trouwen voortdurend is blijven bestaan. Onder invloed <strong>van</strong> de zending veranderde in<br />

de loop <strong>van</strong> de 20 e eeuw daarnaast de huisconstructie zelf. Naast het terugbrengen <strong>van</strong> de lengte en<br />

breedte werden de palen minder hoog, terwijl tegelijkertijd de vloer en kap <strong>van</strong> elkaar werden<br />

5 Van Hoëvell 1890: 191.<br />

11


RELIGIEUZE KUNST VAN MALUKU TENGGARA. TOPSTUKKEN VAN HET RMV EN HUN CULTURELE CONTEXT © NICO DE JONGE<br />

Digitale publicaties <strong>van</strong> het Rijksmuseum voor <strong>Volkenkunde</strong><br />

gescheiden door een steeds hogere omwanding <strong>van</strong> bamboe. Het eindresultaat is te zien in de recent<br />

gebouwde huizen: de aarde is woonvloer geworden en de kap wordt aangebracht op manshoge<br />

wanden. In eengezinshuizen wonen de leden <strong>van</strong> een afstammingsgroep nu rondom hun sterk<br />

verkleinde en <strong>van</strong> het oorspronkelijke interieur ontdane ‘grote huis’.<br />

Het laatste 'grote huis' op (lage) palen, Dawelor 1981. Het interieur laat nog de traditionele indeling zien. Links <strong>van</strong> de<br />

stookplaats de 'linker loodskamer'; rechts er<strong>van</strong> de 'rechter loodskamer'.<br />

Gewoonlijk wordt dit bewoond door de leden <strong>van</strong> nog slechts een enkele afstammingslijn, die <strong>van</strong> de<br />

rechter roerganger. Zij waken hier, evenals vroeger, over de voorouderlijke erfgoederen; deze taak<br />

zullen de leden <strong>van</strong> de oudste linie niet gauw veronachtzamen.<br />

Het dorp Welora op Dawera. Het traditionele ‘grote huis’is er niet meer te vinden; wel een gemoderniseerde versie waaromheen<br />

de Welorezen wonen in kleinere huizen met losstaande keukens.<br />

De ‘heer <strong>van</strong> het dorp’ is in de tweede helft <strong>van</strong> de 20 e eeuw meer en meer in de schaduw <strong>van</strong> het<br />

christendom komen te staan. Steeds vaker fungeert een protestantse dominee als de symbolische<br />

roerganger <strong>van</strong> de nederzetting. Alleen bij de viering <strong>van</strong> het (westerse) nieuwjaarsfeest, gebaseerd<br />

op een oud vruchtbaarheidsritueel (zie hierna), treedt in sommige dorpen de oude tuan tanah nog op<br />

de voorgrond.<br />

Boodschap <strong>van</strong> de bootsymboliek<br />

Naast de toepassing als ordeningsmodel functioneert het beeld <strong>van</strong> de boot nog op geheel andere<br />

wijze in de eilandcultuur. Op verschillende niveaus wordt door het gebruik <strong>van</strong> de termen boot en<br />

roerganger, als samenstellende delen <strong>van</strong> een geheel, een afhankelijkheidsrelatie tot uitdrukking<br />

gebracht. Iets creëren wordt op de eilanden bij diverse gelegenheden verwoord of verbeeld met iets<br />

‘in de vaart’ brengen. En er kan pas worden uitgevaren als aan een tweetal voorwaarden is voldaan:<br />

er moet zowel een boot als een roerganger voorhanden zijn. Wat dit in de praktijk betekent, zullen we<br />

illustreren aan de hand <strong>van</strong> de bootsymboliek zoals deze speelt bij de stichting <strong>van</strong> een gezin en de<br />

schepping <strong>van</strong> de samenleving.<br />

12


RELIGIEUZE KUNST VAN MALUKU TENGGARA. TOPSTUKKEN VAN HET RMV EN HUN CULTURELE CONTEXT © NICO DE JONGE<br />

Digitale publicaties <strong>van</strong> het Rijksmuseum voor <strong>Volkenkunde</strong><br />

Vorming <strong>van</strong> een gezin<br />

Om een gezin ‘in de vaart’ te brengen is het aangaan <strong>van</strong> een seksuele relatie noodzakelijk, iets dat<br />

hoort plaats te vinden in het kader <strong>van</strong> een huwelijk. Door middel <strong>van</strong> de bootsymboliek wordt deze<br />

‘voorwaarde’ voor de creatie <strong>van</strong> nageslacht tot uitdrukking gebracht.<br />

Een <strong>van</strong> de vormen waarin de symboliek is gegoten, is beeldspraak. Hierin wordt de vrouw gewoonlijk<br />

vergeleken met een boot die met een open loosgat op het strand ligt, wachtend op een man die wil<br />

gaan varen. Pas als de man, de roerganger, aan boord komt en – zoals men stelt – het loosgat dicht,<br />

kan er worden uitgevaren, dat wil zeggen: kan er een gezin ontstaan.<br />

Leven en dood<br />

Ofschoon het geschetste beeld misschien heel vertrouwd overkomt - het <strong>van</strong> wal stekende<br />

‘huwelijksbootje’- is er een gedachte mee verbonden die voor buitenstaanders niet eenvoudig valt te<br />

begrijpen. In de ideologie <strong>van</strong> de eilanders is de creatie <strong>van</strong> nieuw leven namelijk gerelateerd aan het<br />

doden <strong>van</strong> bestaand leven. Dit is een oud religieus denkbeeld dat wijd verspreid is in Indonesië. Het<br />

denkbeeld komt tot uiting in de traditie dat een man, alvorens te kunnen huwen en kinderen te<br />

verwekken, in de ‘buitenwereld’ aanwezig leven moet hebben gedood. Hiermee levert hij zijn bijdrage<br />

aan het scheppingsproces. Eenmaal terug met zijn jachtbuit kan hij in het huwelijk treden en is de<br />

echtgenote vervolgens in staat haar bijdrage te leveren aan het proces <strong>van</strong> creatie: het ontwikkelen en<br />

baren <strong>van</strong> nieuw leven. Anders dan in de beeldspraak komt dit in een ritueel waarin de stichting <strong>van</strong><br />

een gezin op nautische wijze wordt voorgesteld, zeer expliciet tot uiting.<br />

Bootbouwritueel<br />

De in de beeldspraak gehanteerde bootsymboliek staat niet op zichzelf, maar is terug te vinden in de<br />

constructieregels voor op de eilanden gebouwde schepen. Op Dawera en Dawelor worden twee typen<br />

schepen gebouwd. Naast boomstamkano’s, in gebruik voor de kustvisserij, bouwt men ongeveer<br />

zeven meter lange boten <strong>van</strong> planken, hoofdzakelijk bedoeld voor bezoeken aan andere eilanden.<br />

Vroeger diende dit laatste model ook als oorlogsprauw.<br />

On Dawera a plank boat is launched for a visit to the island of Babar.<br />

De voorschriften<br />

Vooral de bouw <strong>van</strong> de plankenboot is aan voorschriften gebonden: het bouwritueel reflecteert<br />

volgens de eilanders de stichting <strong>van</strong> het gezin. Kort gezegd komt dit neer op het volgende: de boot<br />

wordt – door verschillende regels in acht te nemen – beschouwd als ware het een vrouw,<br />

uitgezonderd een constructie-onderdeel dat als de mannelijke roerganger wordt afgeschilderd. Tijdens<br />

de bouw wordt met dit mannelijk deel ‘het loosgat gedicht’. In overdrachtelijke zin beeldt men hiermee<br />

de seksuele vereniging <strong>van</strong> man en vrouw – het huwelijk - uit. Tegelijkertijd wordt duidelijk dat de<br />

symbolische man een succesvol jager is, iemand die heeft gedood. Hij is in het bezit <strong>van</strong> een jachtbuit<br />

en de rituele rol hier<strong>van</strong> illustreert op prachtige wijze dat er geen leven is zonder dood.<br />

De praktijk<br />

13


RELIGIEUZE KUNST VAN MALUKU TENGGARA. TOPSTUKKEN VAN HET RMV EN HUN CULTURELE CONTEXT © NICO DE JONGE<br />

Digitale publicaties <strong>van</strong> het Rijksmuseum voor <strong>Volkenkunde</strong><br />

In de praktijk gebeurt het volgende. Uit een recht deel <strong>van</strong> de stam <strong>van</strong> een boom wordt een kielbalk<br />

gekapt. Deze wordt aan weerszijden verlengd met twee andere stukken hout, kromhouten, waaruit<br />

met behulp <strong>van</strong> een meetlint een mooi oplopende boegbalk en een omhooglopende achterstevenbalk<br />

worden gekapt.<br />

Keel beam with prow and stern post of a boat under construction.<br />

De naam <strong>van</strong> het meetlint, lerlol, is afgeleid <strong>van</strong> de naam <strong>van</strong> de ceintuur waarmee de vrouwen op de<br />

eilanden traditioneel hun sarong ophouden. De boot als geheel krijgt hierdoor bij het begin <strong>van</strong> de<br />

bouw al een vrouwelijk stempel opgedrukt.<br />

Aan weerszijden <strong>van</strong> de kielbalk worden vervolgens de eerste planken <strong>van</strong> de romp geplaatst. Deze<br />

planken noemt men in het Moluks Maleis papan pomali, woorden die zoiets als ‘heilige planken’<br />

betekenen. Hoewel al het werk aan de bouw <strong>van</strong> een boot door mannen wordt verricht, is het<br />

voorschrift dat deze twee planken op ceremoniële wijze door een vrouw tegen de kielbalk worden<br />

gelegd. Men zegt dat ze, tezamen met de kielbalk, de vagina <strong>van</strong> de boot vormen. Hier zien we een<br />

expliciete vergelijking <strong>van</strong> de boot met een vrouw.<br />

Zon, hitte, jacht<br />

Het constructie-onderdeel dat symbolisch de man voorstelt, is de achterstevenbalk. Deze associeert<br />

men met de roerganger. De mannelijke identiteit <strong>van</strong> de balk komt op verschillende manieren tot<br />

uiting. Hierbij gaat het vrijwel steeds om een vereenzelviging met de zon. Dit hemellichaam wordt<br />

beschouwd als een ‘groot jager’, een denkbeeld dat is gebaseerd op diens ‘hitte’. Hitte is in <strong>Maluku</strong><br />

<strong>Tenggara</strong> een kwaliteit met een sterk associatieve betekenis en is in zijn algemeenheid verbonden<br />

met noties <strong>van</strong> dood. We zien dit onder meer terug bij een jachtpartij. Voor aan<strong>van</strong>g worden jagers<br />

met magische middelen in een ‘hete’ toestand gebracht, een sfeer waar<strong>van</strong> men zegt dat hun<br />

dodelijke krachten gaan overheersen.<br />

De vereenzelviging <strong>van</strong> roerganger en zon blijkt onder meer uit de oriëntatie <strong>van</strong> de boot in aanbouw:<br />

de achterstevenbalk moet zijn gericht naar het oosten, de plaats waar de zon opkomt. Bovendien komt<br />

de identificatie traditioneel tot uiting in de versieringen op het schegbord aan het boveneinde <strong>van</strong> de<br />

balk. Hierop is in veel gevallen een zonnerad aanwezig.<br />

14


RELIGIEUZE KUNST VAN MALUKU TENGGARA. TOPSTUKKEN VAN HET RMV EN HUN CULTURELE CONTEXT © NICO DE JONGE<br />

Digitale publicaties <strong>van</strong> het Rijksmuseum voor <strong>Volkenkunde</strong><br />

Schegbord met zonnerad-motief, bevestigd aan de achterstevenbalk <strong>van</strong> een boot op Dawera.<br />

Vroeger stelde men de roerganger ook door andere schegbordmotieven voor als een ‘groot jager’.<br />

Meestal was hierbij sprake <strong>van</strong> een afbeelding <strong>van</strong> een haan, een vogel die wordt geassocieerd met<br />

de zon, of een hond, een dier dat men voor de jacht houdt. Daarnaast werd ook de slang, in het<br />

bijzonder een soort waterslang, wel op het schegbord afgebeeld.<br />

De huwelijkssluiting<br />

Het huwelijk <strong>van</strong> de symbolische vrouw, de boot als geheel, en de symbolische jager, de<br />

achterstevenbalk, komt in de constructie zeer plastisch tot uiting: het ondereinde <strong>van</strong> de<br />

achterstevenbalk wordt door middel <strong>van</strong> een pen- en gatverbinding in de kielbalk gestoken, waarbij<br />

nadrukkelijk wordt gerefereerd aan een seksuele vereniging. De symboliek <strong>van</strong> de beeldspraak wordt<br />

hierdoor als het ware gevisualiseerd. De verbondenheid <strong>van</strong> ‘boot’ en ‘roerganger’, vrouw en man,<br />

brengt het gezin ‘in de vaart’.<br />

Jachtbuit als zaad<br />

Door de mannelijke partij als een ‘groot jager’ voor te stellen, is de religieuze relatie tussen leven en<br />

dood min of meer impliciet in het bouwritueel verwerkt. Meer uitgesproken komt dit idee tot uiting door<br />

enkele sieraden. Op het verbindingspunt tussen kiel- en achterstevenbalk, het punt <strong>van</strong> vereniging<br />

<strong>van</strong> man en vrouw, wordt traditioneel een paar gouden oorhangers gebonden. De bedoeling hier<strong>van</strong><br />

weet tegenwoordig niemand meer. De symbolische betekenis <strong>van</strong> de hangers, gevoegd bij een aantal<br />

tradities op omliggende eilanden, doet echter een uitwerking <strong>van</strong> het oude religieuze concept omtrent<br />

de relatie tussen leven en dood vermoeden.<br />

Op diverse plaatsen in <strong>Maluku</strong> <strong>Tenggara</strong>, zoals Tanimbar, wordt dit denkbeeld verwoord door het<br />

zaad <strong>van</strong> de man te vergelijken met de buit <strong>van</strong> een jacht. Gedood leven wordt als een bron voor<br />

nieuw leven voorgesteld. Waarschijnlijk zien we hier<strong>van</strong> bij de bouw <strong>van</strong> de boot op Dawera en<br />

Dawelor een rituele vertaling. Op de eilanden symboliseren de sieraden namelijk gesnelde koppen en<br />

de plaats waar ze worden gesitueerd, wijst sterk op een uitbeelding <strong>van</strong> zaad.<br />

Tewaterlating<br />

Het bouwritueel wordt afgesloten met de tewaterlating <strong>van</strong> de boot. Vlak voor dit moment komt de<br />

bijdrage <strong>van</strong> de vrouw aan het scheppingsproces tot uiting. De boot, de symbolische vrouw die het<br />

zaad heeft ont<strong>van</strong>gen, wordt dan ‘afgekoeld’ door een besprenkeling met klapperwater. Koelte heeft<br />

evenals hitte een sterk associatieve betekenis. Het begrip staat voor een rustige, veilige situatie<br />

waarin leven gedijt en kan groeien. Het gezin kan tot ontwikkeling komen.<br />

15


RELIGIEUZE KUNST VAN MALUKU TENGGARA. TOPSTUKKEN VAN HET RMV EN HUN CULTURELE CONTEXT © NICO DE JONGE<br />

Digitale publicaties <strong>van</strong> het Rijksmuseum voor <strong>Volkenkunde</strong><br />

Vorming <strong>van</strong> de samenleving<br />

De nautische symboliek waarmee de stichting <strong>van</strong> een gezin wordt weergegeven, functioneert ook op<br />

het niveau <strong>van</strong> de samenleving. In mythen waarin de schepping <strong>van</strong> de maatschappij wordt<br />

behandeld, vindt gewoonlijk een huwelijk plaats tussen een meisje <strong>van</strong> het eiland en een immigrant.<br />

Het meisje wordt hierbij vaak afgeschilderd als een vrouw die nog met één been in de natuur staat. Ze<br />

is als het ware vergroeid met de eilandbodem, een beeld dat haar bestempelt tot bron <strong>van</strong><br />

vruchtbaarheid. De man <strong>van</strong> buiten daarentegen is gewoonlijk in het bezit <strong>van</strong> gouden sieraden en is<br />

op basis <strong>van</strong> de symbolische betekenis hier<strong>van</strong> (gesnelde koppen) een succesvol jager. Met hun<br />

huwelijk leggen zij het fundament <strong>van</strong> de maatschappij.<br />

Deze mythische huwelijkssluiting wordt op Dawera en Dawelor uitgebeeld door middel <strong>van</strong> de<br />

bootsymboliek. Het scheppingsverhaal wordt weerspiegeld in het bouwritueel <strong>van</strong> het 'grote huis’, het<br />

bouwwerk dat in de traditionele situatie de gehele gemeenschap representeerde en dat, zoals<br />

vermeld, een symbolische boot met roerganger – de hoofdstijl <strong>van</strong> het huis – voorstelt. In essentie<br />

stemt het huisbouwritueel overeen met het bootbouwritueel en de daarmee samenhangende<br />

beeldspraak <strong>van</strong> de seksuele vereniging. De eerste vrouwelijke voorouder is opnieuw een boot<br />

waar<strong>van</strong> het ‘loosgat wordt gedicht’ door een roerganger, de eerste mannelijke voorouder. De<br />

seksuele vereniging – het huwelijk – <strong>van</strong> de stamouders wordt uitgebeeld, waardoor de maatschappij<br />

‘in de vaart’ wordt gebracht.<br />

Huisbouwritueel<br />

De bouw <strong>van</strong> het ‘grote huis’ begint met het uitzetten <strong>van</strong> een stuk grond en hierbij wordt, evenals bij<br />

de bouw <strong>van</strong> een echte boot, een meetlint gebruikt waar<strong>van</strong> de naam, lerlol, is afgeleid <strong>van</strong> de<br />

ceintuur <strong>van</strong> een vrouw. Er is echter een belangrijk verschil: bij het huis gaat het om de ceintuur <strong>van</strong><br />

de stammoeder. Het meetlint wordt traditioneel afgewikkeld <strong>van</strong> een klein houten beeldje dat deze<br />

vrouw voorstelt. De uitgezette grond, de ruimte ‘binnenboord’, representeert hierdoor zeer nadrukkelijk<br />

de eerste vrouwelijke voorouder.<br />

De hoofdstijl<br />

Alle delen <strong>van</strong> de huisconstructie worden gezien als ‘boot’-onderdelen. Een uitzondering hierop is de<br />

hoofdstijl. Deze neemt in symbolisch opzicht een aparte positie in. Dit blijkt onder meer uit de naam<br />

die de paal draagt. Men noemt de stijl – zie ook hiervoor – mekamulol, ‘degene die het roer hanteert’.<br />

De hoofdpaal is als het ware de roerganger <strong>van</strong> de denkbeeldige boot. Het is de representant <strong>van</strong> de<br />

eerste mannelijke voorouder, de jager met de jachtbuit.<br />

Dit laatste komt tijdens het ritueel vooral tot uiting in de fase waarin de hoofdstijl wordt geplaatst in het<br />

door het meetlint afgebakende stuk grond. Om te beginnen wordt de paal voorafgaand aan de<br />

plaatsingsceremonie omwikkeld met een basta, een geïmporteerde, meterslange katoenen doek die,<br />

door de vreemde herkomst, wel met de buit <strong>van</strong> een jager wordt vergeleken. Tevens worden in naam<br />

<strong>van</strong> de hoofdstijl een groot aantal varkens en geiten geslacht. Hierbij wordt ‘lwamat’ gezegd: ‘hij [de<br />

hoofdpaal] steekt [de dieren] dood’. Op duidelijke wijze wordt zo kenbaar gemaakt dat de eerste<br />

mannelijke voorouder iemand is met indrukwekkende dodelijke vermogens.<br />

‘Groot jager’<br />

Daarnaast is ook in dit geval sprake <strong>van</strong> een vereenzelviging met de zon als ‘groot jager’. De stijl moet<br />

gelijktijdig met het boven de horizon rijzen <strong>van</strong> het hemellichaam worden opgericht. De identificatie<br />

blijkt eveneens uit de plaatsingslocatie: binnen de afgebakende ruimte moet de hoofdpaal worden<br />

gesitueerd in het oosten, de plaats <strong>van</strong> zonsopkomst. Bovendien is nu ook een vereenzelviging met<br />

de volle maan aan de orde. Ook deze wordt als een ‘groot jager’ beschouwd. De status berust voor<br />

een deel op de rijke nachtelijke <strong>van</strong>gst <strong>van</strong> zeedieren bij deze maanstand. De volle maan, en in het<br />

bijzonder de ‘volle maan met ringen’ (halo’s) wijst, naar men zegt, een man op zee de weg naar zijn<br />

prooi. De identificatie komt tot uiting in het moment waarop de stijl moet worden opgericht: bij volle<br />

maan.<br />

Door het plaatsen <strong>van</strong> de hoofdpaal in een gat binnen het uitgezette stuk grond stapt de symbolische<br />

roerganger als het ware aan boord <strong>van</strong> de boot en wordt de seksuele vereniging – het huwelijk – <strong>van</strong><br />

de eerste vrouwelijke en mannelijke voorouder uitgebeeld. De boot kan in beweging komen: de basis<br />

voor het ontstaan <strong>van</strong> de samenleving is gelegd.<br />

16


RELIGIEUZE KUNST VAN MALUKU TENGGARA. TOPSTUKKEN VAN HET RMV EN HUN CULTURELE CONTEXT © NICO DE JONGE<br />

Digitale publicaties <strong>van</strong> het Rijksmuseum voor <strong>Volkenkunde</strong><br />

Goud als zaad<br />

Interessant is dat, naast de uitbeelding <strong>van</strong> de stamvader als ‘groot jager’, de relatie tussen leven en<br />

dood opnieuw expressie vindt in het gebruik <strong>van</strong> sieraden. Vlak voor het plaatsen <strong>van</strong> de hoofdstijl in<br />

de grond, wordt in het paalgat traditioneel een paar gouden oorhangers gelegd. Uitgaande <strong>van</strong> de<br />

symbolische betekenis <strong>van</strong> de sieraden en de situering in het paalgat lijkt hier, evenals bij het<br />

bootbouwritueel, het mannelijk zaad door een jachtbuit te worden gerepresenteerd.<br />

Afwerking<br />

De afwerking <strong>van</strong> het huis, na de plaatsingsceremonie, staat geheel in het teken <strong>van</strong> koelte. Alle<br />

bouwvoorschriften zijn gericht op het bereiken <strong>van</strong> een gesteldheid waarin het leven in de<br />

symbolische boot kan groeien, dat wil zeggen: de maatschappij tot ontwikkeling kan komen. Een<br />

situatie, identiek aan de eindfase <strong>van</strong> de bouw <strong>van</strong> een plankenboot.<br />

17


RELIGIEUZE KUNST VAN MALUKU TENGGARA. TOPSTUKKEN VAN HET RMV EN HUN CULTURELE CONTEXT © NICO DE JONGE<br />

Digitale publicaties <strong>van</strong> het Rijksmuseum voor <strong>Volkenkunde</strong><br />

4. Vruchtbaarheid, status en voorouders<br />

Door middel <strong>van</strong> de bootsymboliek geven de eilanders aan dat voor hen de voortgang <strong>van</strong> het leven<br />

afhankelijk is <strong>van</strong> het huwelijk tussen man en vrouw, waarbij tevens hun bijdragen aan het<br />

scheppingsproces zichtbaar worden. Mannen ‘produceren’ door te doden, vrouwen door middel <strong>van</strong><br />

hun levengevend vermogen.<br />

Vruchtbaarheid en status - door te doden - zijn zo de belangrijkste waarden <strong>van</strong> de Zuidoost-Molukse<br />

eilandculturen. Beide zijn <strong>van</strong> cruciaal belang voor het voortbestaan <strong>van</strong> de samenleving, een<br />

constatering die ons brengt bij het vooroudergeloof.<br />

Bij het realiseren <strong>van</strong> de twee kernwaarden spelen de voorouders namelijk een hoofdrol. In de ogen<br />

<strong>van</strong> de eilanders zijn zij het die bepalen of vruchtbaarheid en status (de jachtbuit) ter beschikking<br />

komen. Zonder hulp <strong>van</strong> de voorouders kan de vrucht in de vrouw zich niet ontwikkelen en zal een<br />

man nooit een jachtbuit verkrijgen. De voorouders bepalen het lot <strong>van</strong> de samenleving.<br />

Stronk en top<br />

Op veel eilanden komt de afhankelijkheid <strong>van</strong> en de verbondenheid met de voorouders tot uitdrukking<br />

in botanische termen. De voorouders worden beschouwd als de ‘stronk’ <strong>van</strong> een boom waar<strong>van</strong> de<br />

levenden de ‘top’ representeren. En zoals de ontwikkeling <strong>van</strong> nieuwe loten afhankelijk is <strong>van</strong> het<br />

functioneren <strong>van</strong> de basis <strong>van</strong> een boom, is het voortbestaan <strong>van</strong> de mens in handen <strong>van</strong> de<br />

voorouders. Logischerwijs worden de eerste voorouders <strong>van</strong> de afstammingsgroepen het meest<br />

aanbeden. Zij vertegenwoordigen voor hun nakomelingen de ultieme bronnen <strong>van</strong> vruchtbaarheid en<br />

dodelijke vermogens. Los daar<strong>van</strong> vormen zij een belangrijke morele macht. De meest imposante<br />

beelden in een Zuidoost-Molukse gemeenschap betreffen dan ook gewoonlijk de stamouders.<br />

18


RELIGIEUZE KUNST VAN MALUKU TENGGARA. TOPSTUKKEN VAN HET RMV EN HUN CULTURELE CONTEXT © NICO DE JONGE<br />

Digitale publicaties <strong>van</strong> het Rijksmuseum voor <strong>Volkenkunde</strong><br />

5. Voorouders verbeeld<br />

Sterk gesimplificeerd wordt de mens in <strong>Maluku</strong> <strong>Tenggara</strong> gezien als een lichaam waarin twee<br />

elementen zijn samengegaan: een soort ‘levenskracht’ die zich openbaart in een fysieke vorm en bij<br />

de mens tot uiting komt in de groei en bewegingen <strong>van</strong> het lichaam, en iets wat het ‘eigene’ <strong>van</strong><br />

iemand kan worden genoemd, een element dat minder aan het lichaam is gebonden en betrekking<br />

heeft op zijn of haar identiteit.<br />

De aanwezigheid <strong>van</strong> ‘levenskracht’ in de mens uit zich vooral in de ademhaling en het kloppen <strong>van</strong><br />

het hart. Deze component wordt daarnaast sterk geassocieerd met bloed. Het moeilijk te omschrijven<br />

‘eigene’ werd door vroegere zendelingen wel vergeleken met de ‘ziel’ of ‘geest’. Het karakter er<strong>van</strong><br />

verschilt evenwel wezenlijk <strong>van</strong> het zielsbegrip zoals dat bestaat in de westerse wereld.<br />

Schaduwbeeld<br />

De praktijk leert dat er twee belangrijke aspecten aan kleven. Om te beginnen refereert het ‘eigene’<br />

aan persoonskenmerken en wordt hierdoor geassocieerd met iemands naam en bijvoorbeeld de<br />

gelaatstrekken, stem, lichaamsvormen en de schaduw en weerspiegeling hier<strong>van</strong>. Naar aanleiding<br />

<strong>van</strong> dit laatste spreekt men in de volksmond ook wel <strong>van</strong> iemands ‘schaduwbeeld’. Veel meer gewicht<br />

in de schaal legt echter het feit dat de component betrekking heeft op de sociale identiteit <strong>van</strong> een<br />

persoon. Het ‘schaduwbeeld’ is zeer nauw verbonden met iemands imago, met het beeld dat <strong>van</strong><br />

iemand in de gemeenschap bestaat.<br />

Onvergankelijk<br />

Een belangrijk verschil tussen beide bestanddelen is dat iemands ‘schaduwbeeld’, in tegenstelling tot<br />

de levenskracht, onvergankelijk is. Na de dood blijft het voortbestaan in de samenleving, terwijl de<br />

levenskracht, met het vergaan <strong>van</strong> het lichaam, wegebt. Als nieuw aanspreekpunt voor de dode werd<br />

tot halverwege de 20 e eeuw een houten beeldje gesneden. Het ‘schaduwbeeld’ kon hierin<br />

plaatsnemen, waardoor de communicatie met de overledene kon worden gecontinueerd. De beeldjes<br />

werden op de meeste eilanden vervaardigd door iemand die was bedreven in de houtsnij<strong>kunst</strong>. Als<br />

houtsoort werd in veel gevallen kayu kenawa (Moluks Maleis voor Cordia subcordata Lamk.) gebruikt.<br />

Meestal waren de figuren niet groter dan zo’n 40 cm. Alleen voor bijzondere voorouders werden<br />

grotere beelden gemaakt; vaak hadden deze ook een afwijkende vormgeving. In de onderstaande<br />

bespreking komt deze laatste categorie als eerste aan bod .<br />

19


RELIGIEUZE KUNST VAN MALUKU TENGGARA. TOPSTUKKEN VAN HET RMV EN HUN CULTURELE CONTEXT © NICO DE JONGE<br />

Digitale publicaties <strong>van</strong> het Rijksmuseum voor <strong>Volkenkunde</strong><br />

6. Eerste voorouders<br />

Veel bijzondere voorouders waren verbonden met de oorsprong en stichting <strong>van</strong> de<br />

afstammingsgroepen op de eilanden. Overal hadden deze voorouders een aparte status, iets dat<br />

naast de grootte en vormgeving tevens in de standplaatsen <strong>van</strong> de beelden tot uiting kwam. Het<br />

merendeel stond op een opvallende plaats in het dorp of huis, waardoor de stamouders generaties na<br />

hun dood nog prominent in de samenleving aanwezig waren.<br />

Stammoeders <strong>van</strong> Lakor<br />

De afstammingsgroepen op Leti en Lakor worden gekenmerkt door matrilinealiteit. Bij afstamming telt<br />

de vrouwelijke lijn en het is dan ook niet vreemd dat aan de beelden <strong>van</strong> stammoeders op deze<br />

eilanden bijzondere aandacht is geschonken. De beelden <strong>van</strong> de eerste vrouwelijke voorouders, in de<br />

lokale taal luli (‘heilig’) geheten, zijn vaak dermate fraai dat wij ze, samen met onder meer de<br />

Tanimbarese tavu (zie onder), tot de hoogtepunten <strong>van</strong> de Zuidoost-Molukse sculptuur mogen<br />

rekenen.<br />

De luli laten wat betreft hun vormgeving twee opvallende uitersten zien. Enerzijds kan het gaan om<br />

een vrij realistisch uitgebeeld vrouwspersoon, voorzien <strong>van</strong> versieringsmotieven die verwijzen naar de<br />

rol <strong>van</strong> de stammoeder als bron <strong>van</strong> vruchtbaarheid. Aan de andere kant kan een luli volledig worden<br />

gedomineerd door deze motieven, waarbij de vrouwfiguur niet of nauwelijks meer valt te herkennen.<br />

Tussen deze realistische en abstracte luli komen allerlei mengvormen voor.<br />

Realistisch<br />

Als een stammoeder realistisch is weergegeven, houdt zij gewoonlijk de armen hoog opgeheven,<br />

enigszins zijwaarts in de lucht. De handpalmen kunnen hierbij naar het hoofd of naar voren zijn<br />

gericht. In het laatste geval zijn ze, evenals het bovenlichaam, dikwijls voorzien <strong>van</strong> decoraties. Op de<br />

realistische luli zijn twee versieringsmotieven dominant aanwezig: de boot en de boom. De boot is<br />

gewoonlijk uitgevoerd met sterk naar binnen gekrulde stevens. Vaak is het motief ter hoogte <strong>van</strong> de<br />

(onder)buik op het beeld aangebracht, hoewel het ook op andere plaatsen, bijvoorbeeld op de<br />

handpalmen, kan worden aangetroffen. Meestal is de voorstelling in het hout gekerfd. Soms is het<br />

motief evenwel in een rode tint op de buik <strong>van</strong> de stammoeder geschilderd; voorbeelden daar<strong>van</strong> zijn<br />

te zien op RMV 1476-11 en 1476-9.<br />

RMV 1476-9 en 1476-11.<br />

Boot en baarmoeder<br />

Het op de beelden aangebrachte bootmotief is waarschijnlijk het belangrijkste vruchtbaarheidssymbool<br />

in westelijk <strong>Maluku</strong> <strong>Tenggara</strong>. In het voorgaande is omstandig aan de orde geweest hoe de<br />

bootsymboliek – als middel <strong>van</strong> expressie – op de eilanden wordt gebruikt om de stichting <strong>van</strong> het<br />

gezin en de samenleving weer te geven. In beide gevallen staat de boot voor een vrouw waarin, na de<br />

conceptie, nieuw leven in een sfeer <strong>van</strong> koelte kan gedijen en tot ontwikkeling komen. Uit haar<br />

ontspruiten de kinderen <strong>van</strong> het gezin, de leden <strong>van</strong> de samenleving. In essentie kunnen we de boot<br />

zelfs met een baarmoeder vergelijken, iets waaraan het bootmotief op de beelden lijkt te refereren. De<br />

20


RELIGIEUZE KUNST VAN MALUKU TENGGARA. TOPSTUKKEN VAN HET RMV EN HUN CULTURELE CONTEXT © NICO DE JONGE<br />

Digitale publicaties <strong>van</strong> het Rijksmuseum voor <strong>Volkenkunde</strong><br />

situering <strong>van</strong> het motief ter hoogte <strong>van</strong> de onderbuik op diverse luli zou hierdoor kunnen worden<br />

verklaard en ook de vorm waarin het op veel beelden is weergegeven – met sterk naar binnen<br />

gekrulde stevens – wordt zo begrijpelijk.<br />

Rood<br />

De kleur rood waarin het motief op de onderbuik <strong>van</strong> sommige luli is geschilderd, verwijst eveneens<br />

naar groei en nieuw leven. Deze kleur heeft op de eilanden een dubbele betekenis. Rood, gebruikt in<br />

een context <strong>van</strong> oorlog, verwijst naar een toestand <strong>van</strong> ‘hitte’, de sfeer waarin dodelijke vermogens<br />

dominant zijn. In een door koelte gedomineerde context staat rood – geassocieerd met<br />

menstruatiebloed – echter voor het tegenovergestelde.<br />

Boom<br />

De verwijzing naar vruchtbaarheid komt ook naar voren uit het tweede prominent aanwezige<br />

versieringsmotief: de boom. Soms is de stammoeder uitgebeeld tegen de achtergrond <strong>van</strong> een<br />

hoogoprijzende boom en een veelheid aan bladeren (1476-11 en 9) die als symbool <strong>van</strong> nieuw leven<br />

kunnen worden opgevat. Bij enkele beelden lijkt ze zelfs vergroeid met de vegetatie. Illustratief<br />

hiervoor is de luli, RMV 1476-12. De eerste vrouwelijke voorouder wordt door het motief voorgesteld<br />

als deel <strong>van</strong> een boom. Dit is een wijze <strong>van</strong> representeren die we ook tegenkomen in de lokale<br />

scheppingsmythen waarin een huwelijk plaatsvindt tussen een immigrant en een meisje <strong>van</strong> het eiland<br />

– de stammoeder – dat als het ware nog met één been in de natuur staat. Het meisje wordt door dit<br />

florale beeld bestempeld tot bron <strong>van</strong> vruchtbaarheid.<br />

Abstract<br />

De abstract vormgegeven luli zijn in feite niet veel meer dan een combinatie <strong>van</strong> de beide<br />

vruchtbaarheidssymbolen boot en boom. Opvallend is dat beide motieven vrijwel steeds volgens<br />

hetzelfde stramien zijn aangebracht: de boom rijst op uit de boot. Het idee <strong>van</strong> een baarmoeder<br />

waaruit nieuw leven ontspruit, krijgt hiermee nog duidelijker gestalte. Een typerend voorbeeld is RMV<br />

1476-8, een luli <strong>van</strong> Lakor, waarbij de ajour gesneden vegetatie hoog boven de boot uittorent. Slechts<br />

uit de aan weerszijden <strong>van</strong> het boommotief aangebrachte, opgestoken handen kan nog worden<br />

afgeleid dat het beeld een menselijk wezen voorstelt.<br />

RMV 1476-8<br />

Gemengd<br />

De luli-beelden die wij als een mengvorm beschouwen, tonen meer dan eens een bootvorm waaruit<br />

een vrouwfiguur, al dan niet als onderdeel <strong>van</strong> een floraal motief, oprijst. De stammoeder is hiermee<br />

onderdeel <strong>van</strong> het patroon, zoals aanwezig bij de abstracte luli, en representeert op prachtige wijze<br />

het nieuwe, ontluikende leven. Onze indruk is dat een realistisch weergegeven stammoeder door de<br />

houding <strong>van</strong> haar armen dit patroon eveneens uitbeeldt. De opgeheven, enigszins zijwaarts gestrekte<br />

armen kunnen wij opvatten als de basislijn <strong>van</strong> een boot, waaruit de stammoeder ontspruit. De<br />

detaillering <strong>van</strong> de abstracte luli (RMV 1476-8) met aan weerszijden aangebrachte handen<br />

ondersteunt deze gedachte.<br />

Al met al laten de luli-beelden zien dat men de stammoeder boven alles associeert met een<br />

levengevende potentie. Voor de leden <strong>van</strong> de afstammingsgroep fungeert zij traditioneel als een<br />

belangrijke bron <strong>van</strong> oorsprong: de vruchtbaarheid <strong>van</strong> de vrouwelijke groepsleden wordt op haar<br />

teruggevoerd.<br />

21


RELIGIEUZE KUNST VAN MALUKU TENGGARA. TOPSTUKKEN VAN HET RMV EN HUN CULTURELE CONTEXT © NICO DE JONGE<br />

Digitale publicaties <strong>van</strong> het Rijksmuseum voor <strong>Volkenkunde</strong><br />

Status<br />

Veel beelden tonen daarnaast evenwel nog een geheel ander aspect <strong>van</strong> de eerste vrouwelijke<br />

voorouder. Als stichtster <strong>van</strong> een matrilineaire afstammingsgroep fungeert ze namelijk ook als een<br />

vertegenwoordiger <strong>van</strong> de groep. Ze vervult een belangrijke symboolfunctie.<br />

In deze hoedanigheid draagt ze de status <strong>van</strong> de afstammingsgroep uit, iets dat we bij de realistisch<br />

vormgegeven luli onder meer terugzien in de versierselen waarmee de figuur <strong>van</strong> de stammoeder is<br />

getooid. Zo zijn sommige beelden voorzien <strong>van</strong> een gouden hoofdtooi die aangeeft dat de draagster –<br />

en met haar de groep – behoort tot de marna, de lokale adelstand. Daarnaast is op diverse luli (RMV<br />

1476-11) een halssieraad zichtbaar dat in het Moluks Maleis mas tanduk (‘gouden horens’) wordt<br />

genoemd. Zoals alle gouden sieraden in westelijk <strong>Maluku</strong> <strong>Tenggara</strong> stelt de mas tanduk een<br />

jachttrofee voor, waarmee aanzien wordt tentoongespreid.<br />

Tempeltje<br />

Traditioneel stond een luli-beeld op veel eilanden in een centraal gelegen tempeltje dat<br />

groepseigendom was. Na het opgaan <strong>van</strong> meerdere, oorspronkelijk solitair wonende<br />

afstammingsgroepen in grotere dorpen verhuisden de luli vaak naar een woonhuis. Van Leti weten we<br />

dat dit in een aantal gevallen het stamhuis <strong>van</strong> de oudste <strong>van</strong> vier matrilinies was. De situatie op het<br />

nabijgelegen Lakor zal hier<strong>van</strong> niet veel hebben afgeweken.<br />

Plankbeelden <strong>van</strong> Damar<br />

Een geheel eigen variant <strong>van</strong> stamouderbeelden was op het eveneens matrilineair georganiseerde<br />

Damar te vinden. Hoewel volledige zekerheid ontbreekt, menen we te kunnen stellen dat de stichtsters<br />

<strong>van</strong> de afstammingsgroepen op dit eiland tot de intrede <strong>van</strong> het christendom door plankbeelden <strong>van</strong><br />

ongeveer een meter hoogte werden voorgesteld (RMV 1476-5 en 5a).<br />

Vrouwelijk<br />

In het algemeen domineren op de planken waarop de vrouwfiguur is te vinden de florale<br />

voorstellingen, in combinatie met een – soms zeer gestileerd weergegeven – bootmotief met naar<br />

binnen gekrulde stevens. Zoals ook bij de luli-beelden het geval is, rijst bij dit bootmotief midscheeps<br />

een boomachtige figuur op.<br />

Op diverse aan vrouwen gewijde plankbeelden zijn hele series <strong>van</strong> met elkaar verbonden en direct<br />

boven elkaar geplaatste bootachtige vormen aanwezig. Boven op de planken keert het motief, vaak<br />

gestileerd en in ajour gesneden, terug (RMV 1476-5). Onze indruk is dat men het bootmotief op de<br />

plankbeelden <strong>van</strong> Damar op dezelfde wijze toepaste als bij de luli <strong>van</strong> Lakor: het stelde de<br />

stammoeder voor als bron <strong>van</strong> vruchtbaarheid.<br />

Mannelijk<br />

Interessant is dat op Damar, naast aan vrouwen gewijde plankbeelden, ook exemplaren voorkwamen<br />

met een `mannelijk' decoratiepatroon. Een inmiddels beroemd voorbeeld daar<strong>van</strong> is het mannelijke<br />

plankbeeld in de collectie <strong>van</strong> het Tropenmuseum te Amsterdam waarop motieven zijn aangebracht<br />

die aan jachtsuccessen refereren. Te zien is een serie boven elkaar geplaatste (karbouwen)horens,<br />

zoals die vroeger, bevestigd aan staken, op diverse eilanden in westelijk <strong>Maluku</strong> <strong>Tenggara</strong> het<br />

aanzien <strong>van</strong> de afstammingsgroepen uitdroegen.<br />

22


RELIGIEUZE KUNST VAN MALUKU TENGGARA. TOPSTUKKEN VAN HET RMV EN HUN CULTURELE CONTEXT © NICO DE JONGE<br />

Digitale publicaties <strong>van</strong> het Rijksmuseum voor <strong>Volkenkunde</strong><br />

Staak met karbouwenhorens waarmee vroeger de status <strong>van</strong> een afstammingsgroep werd uitgedragen, Babar 1913.<br />

Hoogstwaarschijnlijk beeldde dit motief de dodelijke vermogens uit <strong>van</strong> de op de plank aanwezige<br />

figuur: de stamvader.<br />

Waar de plankbeelden op Damar precies waren opgesteld, weten we niet. De bronnen geven aan dat<br />

ze zowel buitens- als binnenshuis waren gesitueerd. In het laatste geval ging het waarschijnlijk om het<br />

‘oudste huis’ <strong>van</strong> een afstammingsgroep.<br />

Tanimbarese familie-altaren<br />

Omtrent de plaats <strong>van</strong> de wereldberoemde Tanimbarese plankbeelden, tavu, bestaat geen enkele<br />

onzekerheid: deze waren, als dragend onderdeel <strong>van</strong> de fysieke constructie, gewoonlijk recht<br />

tegenover de ingang <strong>van</strong> een stamhuis gesitueerd. Alleen de onderkomens <strong>van</strong> adellijke families<br />

waren ermee uitgerust; de rijk gedecoreerde objecten straalden de roem en glorie <strong>van</strong> de betrokken<br />

families uit.<br />

Oorsprong<br />

De plankbeelden werden tot in het begin <strong>van</strong> de 20e eeuw in de Tanimbar-archipel gesneden. De<br />

hoogte was gemiddeld anderhalve meter en vaak was de basisvorm een staande mensfiguur met<br />

gespreide armen (RMV 2235-1a).<br />

23


RELIGIEUZE KUNST VAN MALUKU TENGGARA. TOPSTUKKEN VAN HET RMV EN HUN CULTURELE CONTEXT © NICO DE JONGE<br />

Digitale publicaties <strong>van</strong> het Rijksmuseum voor <strong>Volkenkunde</strong><br />

De naam tavu, waaronder de sculpturen bekend zijn, werd gebruikt op het noordoostelijke eiland<br />

Fordate. De betekenis <strong>van</strong> de term is te herleiden tot begrippen als ‘begin’ en ‘oorsprong’. De<br />

benaming refereert aan de stichtende voorouders, als oorsprong <strong>van</strong> de familie, en aan de tijden<br />

waarin zij – soms nog in de gedaante <strong>van</strong> een dier – leefden en prestigieuze familie-erfstukken<br />

bemachtigden. In de decoraties komen deze aspecten eveneens tot uiting.<br />

Gemeenschappelijke zetel<br />

In tegenstelling tot de hierboven besproken beelden <strong>van</strong> Lakor en Damar, representeerde een tavu<br />

gewoonlijk geen specifieke stamouder, maar was het plankbeeld gewijd aan zowel de mannelijke als<br />

vrouwelijke stichters <strong>van</strong> een familie. Door de situering <strong>van</strong> schedels, nekwervels en beeldjes <strong>van</strong><br />

latere voorouders, walut geheten, op een balk boven de tavu, was het plankbeeld in feite echter de<br />

gemeenschappelijke zetel <strong>van</strong> alle overledenen <strong>van</strong> een verwantengroep, gerekend via de mannelijke<br />

lijn. Er was sprake <strong>van</strong> een soort familie-altaar waar het hoofd <strong>van</strong> de groep, als dat nodig was, kon<br />

offeren aan alle overleden familieleden tezamen en alle in de groep aanwezige voorouderlijke kracht<br />

kon oproepen. Om daarbij het hoofd een zitplaats te bieden was aan sommige tavu een bankje<br />

bevestigd.<br />

Tanimbarees familiehoofd, zittend voor de tavu, in het begin <strong>van</strong> de 20e eeuw.<br />

Tavu en luli<br />

Wat betreft de vormgeving tonen de Tanimbarese plankbeelden interessante raakvlakken met de lulibeelden<br />

<strong>van</strong> Lakor. Bij beide soorten sculpturen is namelijk sprake <strong>van</strong> vergelijkbare uitersten. Net als<br />

bij de luli-beelden kan het bij de tavu aan de ene kant gaan om een vrij realistisch vormgegeven<br />

menselijke gedaante, versierd met diverse ornamenten (RMV 2235-1), terwijl er anderzijds<br />

plankbeelden bestaan die volledig worden gedomineerd door de aangebrachte versieringsmotieven,<br />

waarbij de mensfiguur als het ware is opgelost in de ornamentiek (RMV 3600-3965). Evenals bij de<br />

luli-beelden komen tussen de realistisch en meer abstract vormgegeven familie-altaren diverse<br />

mengvormen voor.<br />

Versieringsmotieven<br />

Het meest dominante versieringsmotief op de tavu is ongetwijfeld de spiraalvorm. Deze is op vrijwel<br />

alle Tanimbarese plankbeelden aanwezig. Naast spiraalmotieven zijn, zoals al opgemerkt, soms<br />

afbeeldingen <strong>van</strong> de stichtende voorouders en de door hen vergaarde familie-erfstukken op de tavu te<br />

vinden. De voorouders kunnen daarbij zowel door een mens- als dierfiguur worden weergegeven.<br />

Bij deze laatste voorstellingswijze gaat het vaak om hanen, honden en visachtige wezens. Deze<br />

dieren associeert men in de Tanimbar-archipel – net als op veel andere plaatsen in <strong>Maluku</strong> <strong>Tenggara</strong><br />

– met jagers en krijgers, de mannen die de reputatie <strong>van</strong> een familiegroep hoog dienen te houden. De<br />

symbolische betekenis <strong>van</strong> de dierfiguren sluit nauw aan bij de vaak voorkomende, veelal zeer<br />

gestileerde voorstellingen <strong>van</strong> nautilus-schelpen. Vroeger fungeerde dit type schelp op de eilanden als<br />

een belangrijk statussymbool waarmee men gesnelde koppen uitbeeldde. Naast dergelijke<br />

symbolische representaties zijn op diverse plankbeelden bovendien meer tastbare ‘jachttrofeeën’ te<br />

vinden: zo kunnen in de tavu gespijkerde tanden <strong>van</strong> verslagen vijanden eveneens getuigen <strong>van</strong> de<br />

glorie <strong>van</strong> de betrokken familiegroep.<br />

24


RELIGIEUZE KUNST VAN MALUKU TENGGARA. TOPSTUKKEN VAN HET RMV EN HUN CULTURELE CONTEXT © NICO DE JONGE<br />

Digitale publicaties <strong>van</strong> het Rijksmuseum voor <strong>Volkenkunde</strong><br />

De afgebeelde familie-erfstukken, vergaard door de eerste voorouders, zijn meestal gouden borst- en<br />

oorhangers, lokaal bekende sieraden, elk met een eigennaam. Vanouds spelen deze kostbaarheden<br />

een belangrijke rol in de Tanimbarese cultuur, variërend <strong>van</strong> opsmuk tot bruidsprijsgoederen. De<br />

intrensieke betekenis <strong>van</strong> de objecten is op Tanimbar gelijk aan de functie die zij elders in de Zuidoost-Molukken<br />

hebben: ook hier is sprake <strong>van</strong> het sieraad als een ver<strong>van</strong>gend zege-teken waarmee<br />

het aanzien <strong>van</strong> de familiegroep wordt uitgedragen.<br />

‘Grootse daden’<br />

Ofschoon zij in diverse opzichten op de luli <strong>van</strong> Lakor lijken, staan de Tanimbarese familie-altaren<br />

door de gekozen siermotieven overduidelijk in het teken <strong>van</strong> een andere maatschappelijke waarde.<br />

Niet vruchtbaarheid, maar status is de dominante factor. Dit is een verschil dat uiteraard niet los kan<br />

worden gezien <strong>van</strong> de diversiteit in sociale organisatie op de eilanden. Draagt deze op Lakor een<br />

matrilineair karakter, met een overheersende rol voor de stammoeder als bron <strong>van</strong> vruchtbaarheid, in<br />

de Tanimbar-archipel verloopt de afstamming via de mannelijke lijn en zijn de ‘grootse daden’ <strong>van</strong> de<br />

stamvaders in veel plankbeelden vereeuwigd. Hoewel uitgegroeid tot een altaar voor alle<br />

voorouderlijke kracht, representeerde de tavu in oorsprong waarschijnlijk slechts de eerste mannelijke<br />

voorouder.<br />

Dorpsstichters <strong>van</strong> Kai<br />

Een laatste variant in de vormgeving <strong>van</strong> Zuidoost-Molukse beelden <strong>van</strong> stamouders vinden we op de<br />

Kai-eilanden. Traditioneel was midden in het dorp, bij een grote offersteen, de beeltenis <strong>van</strong> de<br />

stichter en beschermer <strong>van</strong> de dorpsgemeenschap te vinden. Van dergelijke beelden, in de lokale taal<br />

sedeu geheten, zijn helaas niet erg veel exemplaren bewaard gebleven. Uit de bronnen komt naar<br />

voren dat <strong>van</strong> een vooroudercultus, zich manifesterend in de vorm <strong>van</strong> beelden, op veel Kai-eilanden<br />

begin 20 e eeuw al niet veel meer restte.<br />

Niettemin weten we uit beschrijvingen en bewaard gebleven museumexemplaren hoe de sedeu er uit<br />

hebben gezien. De beelden konden <strong>van</strong> hout of steen zijn en stelden meestal de eerste mannelijke<br />

voorouder voor – op Kai bestaat een met Tanimbar vergelijkbare maatschappelijke organisatie. De<br />

stamouder was staande of in hurkhouding weergegeven en sommige sedeu waren <strong>van</strong> een wapen<br />

voorzien. Een voorbeeld <strong>van</strong> dit laatste toont een in de Leidse collectie aanwezige figuur (RMV 66-<br />

32), welke dateert uit het midden <strong>van</strong> de 19 e eeuw.<br />

Werwat<br />

Ook de eerdergenoemde sculptuur Werwat, voor het RMV verzameld door de militair-collectionneur<br />

Gooszen, is waarschijnlijk een sedeu. Hoewel Gooszen het beeld aanleverde zonder enige<br />

documentatie, weten we toch iets <strong>van</strong> de omgeving waarin het heeft gefunctioneerd. Voordat Gooszen<br />

– of een <strong>van</strong> zijn ondergeschikten - namelijk zijn verzamelactiviteiten op Kai ontplooide, bezochten<br />

diverse onderzoekers de standplaats <strong>van</strong> Werwat en berichtten zij over het beeld.<br />

Eind 19 e eeuw stond de figuur op de berg Masbait, naast een heilige steen, in wat eens het centrum<br />

<strong>van</strong> het dorpje Gelanit op Kai Kecil was. De naam Werwat waarnaar het luisterde, zou zijn opgebouwd<br />

uit de elementen ‘water’ (wer) en ‘steen’ (wat). De sculptuur zou de eerste voorouder en beschermer<br />

<strong>van</strong> de inwoners <strong>van</strong> Gelanit voorstellen. Ook vernamen de onderzoekers dat indien men Werwat <strong>van</strong><br />

zijn plaats zou verwijderen – iets wat Gooszen rond 1912-13 moet hebben gedaan – dit het einde <strong>van</strong><br />

Gelanit zou betekenen. De bevolking zou uitsterven en alles zou te gronde worden gericht.<br />

25


RELIGIEUZE KUNST VAN MALUKU TENGGARA. TOPSTUKKEN VAN HET RMV EN HUN CULTURELE CONTEXT © NICO DE JONGE<br />

Digitale publicaties <strong>van</strong> het Rijksmuseum voor <strong>Volkenkunde</strong><br />

Het beeld is ruim anderhalve meter hoog, eenvoudig gesneden, met de armen kruiselings voor de<br />

buik, en slechts gedecoreerd met de afbeelding <strong>van</strong> een vogel. Onder de buik bevindt zich de voor<br />

offers bestemde holte, die met een schuif kan worden afgesloten.<br />

RMV 1889-2<br />

Interessant is dat de meningen over de sekse <strong>van</strong> Werwat uiteenlopen. Aangezien het beeld is<br />

voorzien <strong>van</strong> borsten, ging het volgens sommige bronnen om een vrouw, terwijl andere informanten<br />

het desondanks voor een mannelijke figuur hielden.<br />

Dochter<br />

Tijdens een studiereis in 1911-’12 fotografeerde Burger de sculptuur op zijn standplaats, waar het<br />

werd geflankeerd door een kleiner beeld, gesneden in dezelfde stijl en eveneens voorzien <strong>van</strong><br />

borsten.<br />

Links: Beeld <strong>van</strong> Werwat, geflankeerd door zijn of haar dochter, in 1911/12 gefotografeerd in het rituele centrum <strong>van</strong> het dorp<br />

Gelanit op Kai Kecil. Rechts RMV 1889-15.<br />

De indruk bestaat dat Werwat in het oude dorpscentrum <strong>van</strong> Gelanit werd vergezeld door een<br />

beeltenis <strong>van</strong> zijn of haar dochter. Ook dit beeld is door de verzamelactiviteiten <strong>van</strong> Gooszen<br />

uiteindelijk in de RMV-collectie beland (RMV 1889-15).<br />

Eigenaren en bewakers<br />

Een aparte groep beelden die we in dit hoofdstuk behandelen, representeert geen ‘eerste voorouders’<br />

in eigenlijke zin, maar stelt wezens voor die nauw met hen waren verbonden. Het gaat hierbij om<br />

‘verre voorouders’ die als verwanten <strong>van</strong> de stamouders zijn te beschouwen, en om leden <strong>van</strong> de<br />

samenleving die als helpers <strong>van</strong> de stichters optraden. Vertegenwoordigers <strong>van</strong> beide categorieën<br />

waren door middel <strong>van</strong> beelden op de eilanden aanwezig.<br />

Verre verwanten<br />

Verre voorouders die gelieerd waren aan de stamouders, konden op verschillende manieren zijn<br />

uitgebeeld. Betrof het wezens verbonden met de stammoeder, dan stond de vormgeving gewoonlijk in<br />

26


RELIGIEUZE KUNST VAN MALUKU TENGGARA. TOPSTUKKEN VAN HET RMV EN HUN CULTURELE CONTEXT © NICO DE JONGE<br />

Digitale publicaties <strong>van</strong> het Rijksmuseum voor <strong>Volkenkunde</strong><br />

het teken <strong>van</strong> vruchtbaarheid. Ging het om familie <strong>van</strong> de eerste mannelijke voorouder, dan straalde<br />

de uitbeelding – soms onzichtbaar voor westerlingen- vaak kracht en grootsheid uit.<br />

In het algemeen wordt een stammoeder sterk geassocieerd met de aarde - als bron <strong>van</strong> alle<br />

vruchtbaarheid - en dienovereenkomstig afgeschilderd als iemand die de eilandbodem – als ware het<br />

een plant - is ontstegen. In diverse scheppingsmythen bijvoorbeeld, is haar lichaam met bladeren<br />

overdekt - de luli <strong>van</strong> Lakor zijn in dit verband goede voorbeelden.<br />

In de ogen <strong>van</strong> de eilanders behoort de stammoeder samen met haar verwanten tot een categorie <strong>van</strong><br />

wezens die de eilanden, voorafgaand aan de mens, bewoonden en de eigenlijke ‘eigenaren <strong>van</strong> de<br />

aarde’ zijn. Bij het aanleggen <strong>van</strong> een nieuwe tuin vraagt men deze eigenaren om toestemming voor<br />

het gebruik <strong>van</strong> het land en offert men aan hen voor de groei <strong>van</strong> het gewas. Hiervoor werd op veel<br />

eilanden een speciale offersteen - als symbool <strong>van</strong> de aarde - gebruikt, buiten het dorp bij de velden<br />

gelegen; vroeger werden de ‘eigenaren <strong>van</strong> de aarde’ ook wel in steen uitgebeeld (RMV 1971-347).<br />

Om de tuinproducten tegen diefstal te beschermen deed men in veel eilandculturen eveneens een<br />

beroep op verre verwanten, maar dan <strong>van</strong> de kant <strong>van</strong> de stamvader. Langs de velden, op goed<br />

zichtbare locaties, plaatste men dierfiguren die deze verwanten en de hen toegeschreven krachten<br />

uitbeeldden. Daarnaast waren – bijvoorbeeld op Babar en Tanimbar – gevorkte boomtakken of delen<br />

<strong>van</strong> boomstammen in gebruik, voorzien <strong>van</strong> een grof gesneden gezicht. De boodschap was duidelijk<br />

voor de goede verstaander: bij diefstal zou de voorouder hard optreden.<br />

Babarees beeld <strong>van</strong> een 'verre voorouder'. Deze beelden plaatste men bij de velden om de landbouwproducten tegen diefstal te<br />

beschermen.<br />

Helpers<br />

Op vrijwel alle eilanden waren ook helpers <strong>van</strong> de stichtende voorouders in de vorm <strong>van</strong> beelden<br />

aanwezig. In veel gevallen ging het hierbij om de bewaker <strong>van</strong> de ingang <strong>van</strong> een dorp; tot het<br />

takenpakket <strong>van</strong> deze assistent behoorde gewoonlijk ook de functie <strong>van</strong> oorlogsleider. In veel dorpen<br />

werd deze helper beschouwd als een ‘verlengstuk’ <strong>van</strong> de stamvader. Hij trad op in zijn naam en de<br />

dodelijke vermogens <strong>van</strong> de stamvader waren in zijn beeltenis zichtbaar. Zowel op de oostelijke als<br />

westelijke eilanden was de sculptuur <strong>van</strong> de dorpsbewaker vaak opgesteld bij de ingang <strong>van</strong> het dorp,<br />

soms samen met een beeld <strong>van</strong> zijn echtgenote.<br />

27


RELIGIEUZE KUNST VAN MALUKU TENGGARA. TOPSTUKKEN VAN HET RMV EN HUN CULTURELE CONTEXT © NICO DE JONGE<br />

Digitale publicaties <strong>van</strong> het Rijksmuseum voor <strong>Volkenkunde</strong><br />

7. Latere voorouders<br />

Zijn de beelden <strong>van</strong> eerste voorouders (en hun assistenten) door hun aard slechts in geringe<br />

hoeveelheden gemaakt, dit geldt niet voor de kleinere sculpturen <strong>van</strong> latere voorouders. Van sommige<br />

Zuidoost-Molukse eilanden zijn enige tientallen exemplaren in de museumcollectie aanwezig. De<br />

beeldjes zijn grofweg te verdelen in twee categorieën: figuren die een vaste standplaats hadden en<br />

beeldjes welke op het lichaam of in een tas werden meegedragen. Van beide categorieën zullen we<br />

enkele karakteristieke voorbeelden uit westelijk en oostelijk <strong>Maluku</strong> <strong>Tenggara</strong> behandelen.<br />

Westelijk <strong>Maluku</strong> <strong>Tenggara</strong><br />

Door hun esthetische kwaliteiten zijn vooral de voorouderbeeldjes afkomstig uit westelijk <strong>Maluku</strong><br />

<strong>Tenggara</strong> bekend geworden. In het bijzonder de figuren die hier een vaste standplaats hadden, zijn<br />

door hun vormgeving al vrij vroeg verzameld. Over deze beelden is daarom relatief veel informatie<br />

beschikbaar.<br />

Identiteit<br />

In veel gevallen weerspiegelden de beeldjes de identiteit <strong>van</strong> een overledene. Geslacht en<br />

persoonlijkheidskenmerken kunnen zijn verwerkt en soms is ook het beroep of een specialiteit <strong>van</strong> de<br />

dode weergegeven. Op Babar is bijvoorbeeld een beeldje <strong>van</strong> een ijzersmid verzameld, gesneden<br />

rondom een vooraf in het hout geslagen spijker, de smid tonend met het ijzer in zijn handen.<br />

Kasten<br />

Op plaatsen waar een kastenstelsel bestond (zoals op Leti en omstreken) gaven de beeldjes<br />

gewoonlijk de stand aan waartoe de overledene behoorde. Jacobsen (1896: 139) rapporteerde in zijn<br />

reisverslag over Leti, waar hij in 1888 verbleef, uitgebreid over dit onderwerp. In woord en beeld geeft<br />

hij aan dat leden <strong>van</strong> de hoogste kaste, de marna, zijn uitgebeeld met oorhangers en hoofdsieraden<br />

die ‘an Bischofsmützen erinnern‘. Met dit laatste bedoelt Jacobsen ongetwijfeld de gouden<br />

hoofdtooien die ook bij de bespreking <strong>van</strong> de luli-beelden al ter sprake kwamen en in onder meer de<br />

Leti-groep dienst doen als onderscheidingsteken.<br />

Vrouw <strong>van</strong> Sermata, behorend tot de adelstand. Haar gouden hoofdtooi doet dienst als onderscheidingsteken.<br />

Volgens Jacobsen werden de leden <strong>van</strong> de laagste stand (ate, de slaven) meestal zonder sieraden<br />

verbeeld en leden <strong>van</strong> de tussenstand (wusuru) met oorhangers in combinatie met een verentooi. Dit<br />

laatste zou dan uitsluitend mannen betreffen, daar een verenversiering duidt op een rol als krijger.<br />

Sekse<br />

Uit diverse bronnen valt af te leiden dat op Leti de houding waarin de benen werden uitgebeeld seksegebonden<br />

was. Overleden mannen verbeeldde men met opgetrokken benen, in hurkhouding, en<br />

overleden vrouwen met de benen gekruist in wat wel de bersila-houding wordt genoemd. Van<br />

28


RELIGIEUZE KUNST VAN MALUKU TENGGARA. TOPSTUKKEN VAN HET RMV EN HUN CULTURELE CONTEXT © NICO DE JONGE<br />

Digitale publicaties <strong>van</strong> het Rijksmuseum voor <strong>Volkenkunde</strong><br />

omliggende eilanden is bekend dat men hierin minder consequent was. Wel zijn de ‘gewone’<br />

voorouders vrijwel overal zittend of gehurkt verbeeld.<br />

Christelijke figuren<br />

Markant is dat sommige beeldjes, gesneden tijdens de periode <strong>van</strong> overgang naar het protestantisme,<br />

de christelijke identiteit <strong>van</strong> de overledene weerspiegelen. In 1895 maakte Van Hoëvell (135) hierover<br />

de volgende opmerking: ‘Auch die Christen auf diesen Inseln verfertigen noch immer diese Figuren,<br />

jedoch dann mehr modernisirt, bemalt, bekleidet, mit hohen Hüten auf dem Kopf und auf Stühlen<br />

sitzend’. Van Hoëvell illustreerde zijn opmerking met tekeningen <strong>van</strong> beelden die hij verzamelde in<br />

het dorp Jerusu op Roma; vergelijkbare beelden zijn in de collectie <strong>van</strong> het RMV te vinden (RMV<br />

3109-1). Ook uit deze ‘moderne’ beeldjes spreekt de status <strong>van</strong> de overledenen. Door christen te<br />

worden, kwam men in zeker opzicht op gelijke voet met de Nederlandse overheerser en<br />

onderscheidde men zich in superieure zin. Het beschilderen en kleden <strong>van</strong> de beelden stond echter<br />

niet in directe relatie tot het christendom. Op veel eilanden was men <strong>van</strong> oudsher gewoon de beelden<br />

te voorzien <strong>van</strong> kleuren (of gekleurde motieven) en kleding (zie ook onder).Veel typerender zijn in dit<br />

verband de uitbeeldingen <strong>van</strong> overledenen met hoeden en gezeten op westerse stoelen. Hoed en<br />

stoel fungeerden in hun tijd als ’moderne’ onderscheidingstekens.<br />

‘Huisstichter’<br />

Hoewel behorend tot de ‘latere voorouders’ waren er op alle eilanden nakomelingen <strong>van</strong> stamouders<br />

die op een lager niveau als ‘stichters’ optraden en om deze reden na hun dood op bijzondere wijze<br />

zijn verbeeld. Voorbeelden hier<strong>van</strong> zijn de sculpturen <strong>van</strong> Leti, die de grondleggers representeren <strong>van</strong><br />

families die ooit gezamenlijk een huis bewoonden. Hierbij plaatste men de voorouderfiguren op - vaak<br />

prachtig bewerkte – zuilen. Als illustratie kan een beeldje dienen, dat eind 19 e eeuw op het eiland<br />

werd verzameld door de reeds genoemde Van Hoëvell. De ‘huisstichter’ is gezeten op een ronde<br />

houten zuil <strong>van</strong> ruim een halve meter hoogte (RMV 776-68) en behartigde volgens de verzamelaar de<br />

belangen <strong>van</strong> alle huisbewoners. (Van Hoëvell 1895: 134.)<br />

Standplaatsen<br />

De plek waar de beeldjes werden opgesteld, varieerde. In de Babar-archipel plaatste men ze<br />

overwegend in grotten in de buurt <strong>van</strong> het dorp. Hier, in het schemerduister, onderhielden de<br />

dorpelingen de band met de ‘schaduwen’ <strong>van</strong> hun voorouders. Slechts bij het grote<br />

vruchtbaarheidsritueel, het porka-feest, werden de beelden uit de grotten gehaald. De viering <strong>van</strong> dit<br />

feest vereiste de aanwezigheid in het dorp <strong>van</strong> alle leden <strong>van</strong> de gemeenschap, zowel de levenden<br />

als de doden. De laatsten kregen hierbij, in de vorm <strong>van</strong> de beelden, een plaats in het dorpscentrum.<br />

Meer naar het westen, op Leti, Moa en Lakor bijvoorbeeld, stonden de voorouderfiguren veelal op de<br />

huiszolder, soms gegroepeerd in een model <strong>van</strong> een boot (RMV 3090-3). Hier ‘lokte’ men de<br />

‘schaduw’ <strong>van</strong> een overledene in een nieuw vervaardigd beeldje door het op een gouden plaat te<br />

leggen en vervolgens naar de zolder te dragen. Op Roma, Damer en Kisar bestond een vergelijkbare<br />

situatie. De ‘schaduwen’ konden ook de huiszolder bereiken via openingen in de gevel of via speciaal<br />

voor dit doel aangebrachte luikjes.<br />

‘Naamgenoot’<br />

Niet alle beeldjes hadden echter een vaste standplaats. Van doden met wie een speciale band<br />

bestond (in het bijzonder de ‘naamgenoot’, de voorouder waarnaar iemand was vernoemd) maakte<br />

men, naast het beeldje dat in een grot of op zolder werd geplaatst, vaak nog een extra exemplaar,<br />

bedoeld om bij zich te dragen. Deze beeldjes hadden een aparte soortnaam (op Leti bijvoorbeeld<br />

rusna) en zijn slechts enkele centimeters groot (RMV 1139-9). Ze zijn vervaardigd <strong>van</strong> uiteenlopende<br />

materialen, zoals hout, ivoor en karbouwenhoorn. Er is zelfs sprake <strong>van</strong> het bestaan <strong>van</strong> figuurtjes <strong>van</strong><br />

goud en zilver.<br />

Hardheid<br />

Anders dan bij de op zolders en in grotten geplaatste beelden was bij dit kleine type de hardheid <strong>van</strong><br />

het materiaal erg belangrijk. Dit criterium had alles te maken met het gebruik als ‘krijgsamulet’. Men<br />

maakte de beeldjes om ze mee te dragen bij het voeren <strong>van</strong> oorlog. De krijgers droegen ze aan een<br />

ketting of in een korfje om de hals, of in een gordel om het lichaam. De beeldjes representeerden de<br />

mannelijke voorouders die hen in staat moesten stellen hun vijanden te doden.<br />

In de hardheid <strong>van</strong> de beeldjes kwam de grote reputatie <strong>van</strong> de hulpverlenende voorouders tot uiting.<br />

Op de eilanden is hardheid een symbool <strong>van</strong> de kracht en onoverwinnelijkheid <strong>van</strong> een krijger. In<br />

29


RELIGIEUZE KUNST VAN MALUKU TENGGARA. TOPSTUKKEN VAN HET RMV EN HUN CULTURELE CONTEXT © NICO DE JONGE<br />

Digitale publicaties <strong>van</strong> het Rijksmuseum voor <strong>Volkenkunde</strong><br />

liederen worden de krijgers vaak met harde houtsoorten vergeleken, en ook in andere materiële<br />

cultuuruitingen kwam deze relatie tot uiting. Zo werden de beelden die de vroegere hemelgodheid –<br />

een ‘groot jager’- voorstellen, op diverse eilanden aangeduid met de soortnaam aitiehra, een term die<br />

letterlijk ‘hard hout’ betekent (zie ook onder).<br />

Aankleding<br />

De dodelijke vermogens <strong>van</strong> de voorouders konden eveneens tot uitdrukking komen in de rode lapjes<br />

geïmporteerde stof waarmee sommige beeldjes waren ‘aangekleed’. Het rood <strong>van</strong> de lapjes houdt<br />

verband met de dubbele betekenis die men in <strong>Maluku</strong> <strong>Tenggara</strong> aan de kleur toekent. Enerzijds<br />

refereert rood in een context <strong>van</strong> ‘koelte’ aan vruchtbaarheid en nieuw leven (zie de luli). Anderzijds<br />

verwijst de kleur in een context <strong>van</strong> oorlog (‘hitte’) naar de dodelijke kracht <strong>van</strong> krijgers. Deze laatsten<br />

droegen daarom tijdens de strijd vaak een rode band <strong>van</strong> geïmporteerde stof om het hoofd. Lokaal<br />

gemaakte weefsels werden nooit gebruikt om ‘hitte’ uit te dragen; dergelijke doeken associeert men<br />

met ‘koelte’. In plaats <strong>van</strong> rode lappen stof werd ook wel gebruik gemaakt <strong>van</strong> via de VOC verkregen<br />

basta-doeken, bedrukt met rode patronen (RMV 1241-321).<br />

Oostelijk <strong>Maluku</strong> <strong>Tenggara</strong><br />

De uitbeelding <strong>van</strong> ‘latere voorouders’ op de oostelijke eilanden komt op hoofdpunten overeen met<br />

hetgeen we met betrekking tot westelijk <strong>Maluku</strong> <strong>Tenggara</strong> hebben gezien. Ook hier valt een<br />

onderscheid te maken tussen voorouderbeelden met en zonder vaste standplaats, terwijl ook de wijze<br />

waarop de twee categorieën beelden in de samenleving functioneerden, grote overeenkomsten<br />

vertoont.<br />

Verschillen<br />

Verschillen zijn er echter ook. Op de eerste plaats de vormgeving, die in oostelijk <strong>Maluku</strong> <strong>Tenggara</strong> in<br />

het algemeen minder gedetailleerd en wat robuuster was. Verfijnd houtsnijwerk als <strong>van</strong> Leti of Lakor<br />

viel op Tanimbar, Kai en Aru nauwelijks waar te nemen. Een tweede verschil is dat de beeldjes <strong>van</strong><br />

latere voorouders met een vaste standplaats niet alleen <strong>van</strong> hout, maar ook <strong>van</strong> steen konden zijn<br />

gemaakt. Vooral het zachte, alom aanwezige koraalsteen werd hiervoor gebruikt. Een laatste verschil<br />

betreft de kleine ‘meeneembeeldjes’, die in het westen <strong>van</strong> de regio dienst deden als krijgsamuletten.<br />

In oostelijk <strong>Maluku</strong> <strong>Tenggara</strong> waren, naast deze met dodelijke ‘hitte’ geassocieerde mannelijke<br />

figuurtjes, ook draagbare vrouwelijke beeldjes aanwezig. Ze waren eigendom <strong>van</strong> vrouwen, die ze in<br />

een mand bij zich droegen, en dienden waarschijnlijk de vruchtbaarheid <strong>van</strong> de eigenaressen te<br />

bevorderen. Genoemde overeenkomsten en verschillen zullen we illustreren aan de hand <strong>van</strong> de<br />

cultuur <strong>van</strong> Tanimbar, waar beelden <strong>van</strong> latere voorouders op grote schaal werden gemaakt, en<br />

waarover we relatief goed zijn geïnformeerd.<br />

Tanimbarese walut<br />

De meest bekende Tanimbarese beeldjes <strong>van</strong> latere voorouders staan bekend onder de naam walut.<br />

Het gaat hierbij meestal om voorouderfiguren <strong>van</strong> enkele decimeters groot (RMV 2235-1c/1d).<br />

Gewoonlijk waren de walut te vinden op de balk boven het familie-altaar tavu of stonden ze opgesteld<br />

op een speciale plaats boven in huis. Evenals op sommige westelijke eilanden waren in de Tanimbararchipel<br />

de huizen voorzien <strong>van</strong> een opening in het dak waardoor de voorouderlijke ‘schaduw’ de<br />

woning kon betreden en zijn/haar intrek kon nemen in het voor hem/haar vervaardigde beeldje.<br />

Walut konden <strong>van</strong> hout of steen zijn en gewoonlijk was de voorouder in een gehurkte houding<br />

uitgebeeld. In veel gevallen steunen de ellebogen hierbij op de knieën, terwijl de opgeheven handen<br />

een offerbakje omklemmen (RMV 1348-22). Het geslacht kon zijn weergegeven en door het<br />

aanbrengen <strong>van</strong> enige summiere details – meestal sieraden - werd soms verwezen naar de status <strong>van</strong><br />

de overledene. Het aantal gedecoreerde voorouderfiguren op Tanimbar is evenwel betrekkelijk<br />

beperkt is gebleven. Interessant is dat men in de periode <strong>van</strong> de overgang tot het christendom op<br />

Tanimbar de beelden voorzag <strong>van</strong> dezelfde onderscheidingstekens als in westelijk <strong>Maluku</strong> <strong>Tenggara</strong>.<br />

Hoofddeksel en stoel dienden kennelijk op alle zuidelijke eilanden de christelijke identiteit <strong>van</strong> de<br />

overledene – en diens bijbehorende superieure maatschappelijke positie - te weerspiegelen (RMV<br />

1296-59).<br />

‘Hete’ beeldjes<br />

Kleine draagbare beeldjes <strong>van</strong> ‘onoverwinnelijke’ mannelijke voorouders waren in allerlei<br />

materiaalsoorten op Tanimbar aanwezig. Men maakte ze onder meer <strong>van</strong> hout, ivoor en zeekoe-been;<br />

30


RELIGIEUZE KUNST VAN MALUKU TENGGARA. TOPSTUKKEN VAN HET RMV EN HUN CULTURELE CONTEXT © NICO DE JONGE<br />

Digitale publicaties <strong>van</strong> het Rijksmuseum voor <strong>Volkenkunde</strong><br />

evenals op de westelijke eilanden was het merendeel slechts enkele centimeters groot. De figuurtjes<br />

werden bewaard in speciale tassen die aan de tavu hingen en alleen door de eigenaren mochten<br />

worden aangeraakt – een ‘onbevoegde’ zou door de ‘hitte’ <strong>van</strong> de beeldjes worden gedood. Naast de<br />

beeldjes <strong>van</strong> ‘sterke’ voorouders fungeerde de ‘dodentas’ als opbergplaats voor andere ‘hete’<br />

middelen (voornamelijk wortels en bladeren) en ook de nekwervels <strong>van</strong> de voorouder naar wie de<br />

eigenaar was vernoemd, waren gewoonlijk in de tas aanwezig.<br />

Het meenemen <strong>van</strong> de tas vol voorouderlijke kracht was onontbeerlijk voor het welslagen <strong>van</strong> elke<br />

gevaarlijk geachte onderneming, in het bijzonder een sneltocht of jachtpartij. Bij deze laatste activiteit<br />

droeg men vooral de zogeheten wandrar mee, circa vijf centimeter hoge, uit een enkel stuk hout<br />

gesneden dubbelbeeldjes. De beide voorouderfiguren stelden verre voorvaderen voor met een<br />

indrukwekkende reputatie op jachtgebied.<br />

‘Dode’ moeders<br />

Op Tanimbar waren, naast de mannelijke meeneembeeldjes, ook draagbare figuurtjes <strong>van</strong> vrouwen<br />

aanwezig. Hoewel geen informatie beschikbaar is over de identiteit <strong>van</strong> de uitgebeelde voorouders,<br />

kunnen we aannemen dat waarschijnlijk een relatie heeft bestaan met de zogeheten ‘dode moeders’.<br />

Dit was een bijzondere categorie vrouwelijke voorouders, bestaande uit de overleden ‘moeders’ <strong>van</strong> in<br />

de patrilineaire familiegroep ingehuwde vrouwen. De ‘dode moeders’ ontvingen offers in alle situaties<br />

waarin vruchtbaarheid was geboden. Zo stonden ze, uitgebeeld in steen of hout, onder meer ook op<br />

de tavu, waar men hen om kinderrijkdom verzocht. Voor de hand ligt dat de kleine vrouwelijke<br />

beeldjes, die een vrouw meenam in haar tas, eveneens deze ‘dode moeders’ voorstelden.<br />

31


RELIGIEUZE KUNST VAN MALUKU TENGGARA. TOPSTUKKEN VAN HET RMV EN HUN CULTURELE CONTEXT © NICO DE JONGE<br />

Digitale publicaties <strong>van</strong> het Rijksmuseum voor <strong>Volkenkunde</strong><br />

8. Goden verbeeld<br />

In de pre-christelijke tijd stelde men op vrijwel alle eilanden <strong>van</strong> <strong>Maluku</strong> <strong>Tenggara</strong> de kosmos voor als<br />

een samenstel <strong>van</strong> twee categorieën, die meestal ‘boven’ of ‘hemel’ en ‘beneden’ of ‘aarde’ werden<br />

genoemd. Als schepper gold op diverse plaatsen een almachtig mannelijk wezen, dat ergens ver weg<br />

- in of boven het uitspansel - verblijf hield. Vaak weerspiegelde de naam <strong>van</strong> de hoogste godheid zijn<br />

alomvattende totaliteit. Een voorbeeld is de oude Tanimbarese aanduiding Langit Ombak, die ‘Hemel<br />

Aarde’ betekent. Tegenwoordig is de schepper gewoonlijk ingebed in het christelijke geloof en duidt<br />

men hem aan als Tuhan Allah.<br />

Aan de kosmische tweedeling gaf men overal een eigen invulling, waarbij ‘hemel’ en ‘aarde’<br />

gewoonlijk gepersonifieerd werden voorgesteld. Hierbij was de ‘hemel’ een man, in de persoon <strong>van</strong><br />

een hemelse godheid; de ‘aarde’ was een vrouw, in de persoon <strong>van</strong> een aardgodin. Beide partijen<br />

waren verbonden in een kosmisch huwelijk, waarbij de hemelgod met zijn zaad – de regen – de<br />

aardgodin bevruchtte, waardoor onder meer de gewassen tot groei kwamen.<br />

Hoewel eenduidige informatie ten aanzien <strong>van</strong> oostelijk <strong>Maluku</strong> <strong>Tenggara</strong> ontbreekt, lijkt men overal in<br />

de regio door middel <strong>van</strong> symbolen met de hemelgod te hebben gecommuniceerd. De meeste dorpen<br />

hadden een ritueel centrum waar de mannelijke godheid werd uitgebeeld door een houten staak of<br />

paalbeeld; op de westelijke eilanden had hier ook de aardgodin, in de vorm <strong>van</strong> een steen of schelp,<br />

een eigen aanspreekpunt.<br />

Symbolen <strong>van</strong> hemel en aarde<br />

Van de oostelijke eilanden is vooral het rituele centrum <strong>van</strong> de Tanimbarese dorpen beschreven. In<br />

een aantal hooggelegen ‘arendsnesten’ had dit de vorm <strong>van</strong> een boot, waarbij twee hoge met prachtig<br />

beeldhouwwerk versierde stenen soms de voor- en achtersteven voorstelden.<br />

Ritueel dorpscentrum in de vorm <strong>van</strong> een boot, Tanimbar rond 1930.<br />

De dorpsleiding vergaderde in deze centra, waarbij men zich presenteerde als een symbolische<br />

scheepsbemanning, en ook offerde men hier aan de goddelijke machten.<br />

Houten paal<br />

In de buurt <strong>van</strong> de symbolische voorsteven bevonden zich een grote platte offersteen en een paal met<br />

een grof gesneden menselijk gelaat, die Ubila’a of ook wel Duadila’a werd genoemd. Op basis <strong>van</strong><br />

een vergelijking met de meer westelijke eilanden kunnen we aannemen dat deze bewerkte paal de<br />

hemelgodheid voorstelde. 6<br />

Op de westelijk <strong>van</strong> Tanimbar gelegen eilanden Dawera en Dawelor, behorend tot de Babar-archipel,<br />

kon men in het rituele dorpscentrum een simpele, onversierde houten staak met een lengte <strong>van</strong><br />

ongeveer een meter aantreffen. Volgens de eilanders representeerde de staak Leyo Wulol, een naam<br />

die ‘Zon Maan’ betekent en stond voor de personificatie <strong>van</strong> ‘boven’. In liederen werd de godheid<br />

6 Drabbe (1940: 429), kenner <strong>van</strong> de cultuur <strong>van</strong> Tanimbar, ziet een - weliswaar indirect - verband tussen de palen in de rituele<br />

centra en de zon-maangodheid. Op de naburige eilanden Dawera en Dawelor, behorend tot de Babar-archipel, was deze<br />

godheid de personificatie <strong>van</strong> de hemel.<br />

32


RELIGIEUZE KUNST VAN MALUKU TENGGARA. TOPSTUKKEN VAN HET RMV EN HUN CULTURELE CONTEXT © NICO DE JONGE<br />

Digitale publicaties <strong>van</strong> het Rijksmuseum voor <strong>Volkenkunde</strong><br />

afgeschilderd als een roerganger, een karakterisering die in het dorp Watuwei op Dawelor ook in de<br />

vormgeving <strong>van</strong> het hemelse symbool tot uiting kwam.<br />

Figuur 3: Beeltenis <strong>van</strong> de hemelgodheid Leyo Wulol op Dawelor, zoals weergegeven door Riedel (1886). De vormgeving sluit<br />

aan bij liederen waarin de godheid wordt afgeschilderd als een roerganger.<br />

God als roerganger<br />

Op Oost-Babar, Luang en Leti, had de hemelgodheid een totaal ander aanzien. Hier beeldde men<br />

hem uit als een mannelijke figuur, vaak gezeten in een boot of bootvormige constructie, die meestal<br />

was voorzien <strong>van</strong> een fraai bewerkte steven.<br />

Beeld <strong>van</strong> hemelgodheid, gezeten in een boot, in het rituele centrum <strong>van</strong> het dorp Emroing op Oost-Babar in 1913.<br />

Het geheel was aangebracht op een paal <strong>van</strong> circa anderhalve meter hoogte en stond, evenals<br />

overigens de ‘kale‘ staak op Dawera en Dawelor, vaak op een stenen basis.<br />

Hoogstwaarschijnlijk hield de weergave <strong>van</strong> de hemelgodheid in een boot op de genoemde eilanden<br />

verband met de nautische symboliek, zoals hierboven beschreven. Het aardse leven achtte men<br />

afhankelijk <strong>van</strong> het door de hemelgodheid en aardgodin gesloten kosmische huwelijk, een<br />

afhankelijkheidsrelatie die tot uitdrukking kwam in de uitbeelding <strong>van</strong> de mannelijke godheid als een<br />

roerganger.<br />

Groot jager<br />

Geheel in overeenstemming met deze gedachte zijn de versieringen en attributen die in diverse<br />

eilandculturen op de ‘hemelse’ objecten waren aangebracht. Deze weerspiegelden alle de mannelijke<br />

bijdrage aan het scheppingsproces: het doden <strong>van</strong> leven. Naar analogie <strong>van</strong> de stichting <strong>van</strong> het gezin<br />

en de samenleving (zie boven) werd de symbolische roerganger – in dit geval de hemelgodheid -<br />

voorgesteld als een groot jager.<br />

Op bijvoorbeeld Dawera en Dawelor kwam dit tot uiting in de wapens (visspeer, pijl en boog) die men<br />

aan de houten staak bond. Meer naar het westen werd het gevisualiseerd door symbolische<br />

jachttrofeeën aan de ‘bootsteven’ te hangen, in de vorm <strong>van</strong> bijvoorbeeld houten visjes (RMV 1476-1).<br />

Daarnaast kwam de voorstelling als groot jager tot uiting in de gebruikte versieringsmotieven, waarbij<br />

de haanfiguur – als symbool <strong>van</strong> de zon, door zijn hitte beschouwd als een niet te overtreffen jager -<br />

een prominente rol speelde.<br />

33


RELIGIEUZE KUNST VAN MALUKU TENGGARA. TOPSTUKKEN VAN HET RMV EN HUN CULTURELE CONTEXT © NICO DE JONGE<br />

Digitale publicaties <strong>van</strong> het Rijksmuseum voor <strong>Volkenkunde</strong><br />

Het imago <strong>van</strong> de godheid werd bovendien nog eens onderstreept door namen die aan de zon (en/of<br />

volle maan) refereerden en de lokale type-aanduidingen <strong>van</strong> de beelden. Zo sprak men op Luang en<br />

Sermata <strong>van</strong> aitiehra en op Kisar <strong>van</strong> aukerhe, termen die letterlijk ‘hard hout ‘ betekenen en die als<br />

zodanig symbool zijn <strong>van</strong> kracht en onoverwinnelijkheid.<br />

Aardgodin<br />

Over de uitbeelding <strong>van</strong> de aardgodin in de rituele centra <strong>van</strong> de dorpen valt aanzienlijk minder te<br />

melden. In westelijk <strong>Maluku</strong> <strong>Tenggara</strong> vereerde men haar veelal in de vorm <strong>van</strong> een ronde platte<br />

steen of schelp. Voor zover bekend ging het hierbij altijd om wat wordt genoemd de doopvontschelp,<br />

de Tridacna gigas. De vormgeving <strong>van</strong> het symbool <strong>van</strong> de aarde in dit deel <strong>van</strong> de regio verwees<br />

ongetwijfeld naar haar geslacht, iets waar<strong>van</strong> bij de uitbeelding <strong>van</strong> de hemelgodheid natuurlijk ook<br />

sprake was. In feite waren de houten staken en paalbeelden fallussymbolen; soms bleek dit ook<br />

expliciet uit de aangebrachte decoraties (RMV 1476-4).<br />

Vernieuwing <strong>van</strong> de schepping<br />

De seksueel getinte vormgeving <strong>van</strong> de godssymbolen in westelijk <strong>Maluku</strong> <strong>Tenggara</strong> was mede geënt<br />

op een groot vruchtbaarheidsfeest, bekend onder de naam porka. Dit ritueel vond plaats als zich een<br />

ramp had voltrokken, bijvoorbeeld een mislukte oogst of grote brand, maar kende ook een periodieke<br />

viering. Het doel was de vernieuwing <strong>van</strong> de schepping; men sloot een slechte periode af en richtte<br />

zich op een nieuwe goede toekomst met veel kinderen, een grote veestapel en overvloedige oogsten.<br />

Seksuele vereniging<br />

De wijze waarop men dit doel trachtte te bereiken, hield nauw verband met het idee waarin het leven<br />

op aarde afhankelijk werd gesteld <strong>van</strong> een door de hemelgod en aardgodin gesloten kosmisch<br />

huwelijk. Tijdens het porka-ritueel herhaalde men als het ware die huwelijkssluiting. Het houten<br />

symbool <strong>van</strong> de hemelgodheid werd vernieuwd en bij de steen of schelp die de aardgodin voorstelde,<br />

in de grond gestoken. In termen <strong>van</strong> de op de eilanden gebruikte bootsymboliek: de roerganger kwam<br />

aan boord en dichtte het loosgat. Door de uitgebeelde seksuele vereniging <strong>van</strong> beide kosmische<br />

krachten kwam op deze wijze de schepping opnieuw ‘in de vaart’.<br />

Koppensneljacht<br />

Ook het denkbeeld dat een man gedood moest hebben om nieuw leven te kunnen verwekken, werd<br />

tijdens het porka-feest zichtbaar. De ‘voltrekking’ <strong>van</strong> het kosmische huwelijk ging namelijk gepaard<br />

met een koppensneljacht die in naam <strong>van</strong> de hemelgod werd uitgevoerd. Bij succes kon hij als ‘groot<br />

jager’ huwen. De krijgers brachten buitgemaakte koppen op ceremoniële wijze in de gemeenschap,<br />

waarbij deze jachtbuit werd voorgesteld als bron <strong>van</strong> nieuw leven. Op Luang bijvoorbeeld drukte een<br />

vrouw bij deze gelegenheid de koppen aan haar borst alsof het baby’s waren.<br />

Vlaggen des doods<br />

Ten teken dat men een sneljacht zou gaan uitvoeren, hees men op veel eilanden in het rituele<br />

dorpscentrum een speciale vlag. Aan de vorm was het karakter <strong>van</strong> het feest af te lezen. In de Babararchipel<br />

ging het hierbij om een circa anderhalve meter lange wimpel in de vorm <strong>van</strong> een fallus. Meer<br />

naar het westen, op bijvoorbeeld Sermata, Luang, Leti en Kisar, had de vlag de vorm <strong>van</strong> een<br />

mannelijke figuur, voorzien <strong>van</strong> een penis in staat <strong>van</strong> erectie. Het bovenste deel <strong>van</strong> dit type vlag was<br />

meestal <strong>van</strong> hout, het onderste deel <strong>van</strong> stof. Vaak zijn alleen de houten delen <strong>van</strong> deze ‘vlaggen des<br />

doods’ bewaard gebleven (RMV 1476-17/20).<br />

RMV 1476-17<br />

34


RELIGIEUZE KUNST VAN MALUKU TENGGARA. TOPSTUKKEN VAN HET RMV EN HUN CULTURELE CONTEXT © NICO DE JONGE<br />

Digitale publicaties <strong>van</strong> het Rijksmuseum voor <strong>Volkenkunde</strong><br />

Nieuwjaarsfeest<br />

Het snellen <strong>van</strong> koppen was voor zowel de koloniale overheid als de zending een belangrijke reden de<br />

uitvoering <strong>van</strong> het ritueel tegen te gaan. In de loop <strong>van</strong> de twintigste eeuw had men hiermee steeds<br />

meer succes. Op veel eilanden is de viering <strong>van</strong> het westerse nieuwjaarsfeest voor het porka-ritueel in<br />

de plaats gekomen. Slechts enkele dansen, traditioneel uitgevoerd tijdens het vroegere<br />

vruchtbaarheidsfeest, herinneren nu nog aan de ‘goeie ouwe tijd’.<br />

___________________________________________<br />

35


RELIGIEUZE KUNST VAN MALUKU TENGGARA. TOPSTUKKEN VAN HET RMV EN HUN CULTURELE CONTEXT © NICO DE JONGE<br />

Digitale publicaties <strong>van</strong> het Rijksmuseum voor <strong>Volkenkunde</strong><br />

Literatuur<br />

Veel <strong>van</strong> de hierboven gepresenteerde informatie is terug te vinden in de publicatie ‘Vergeten<br />

Eilanden – Kunst en Cultuur <strong>van</strong> de Zuidoost-Molukken’, geschreven door Nico de Jonge en Toos <strong>van</strong><br />

Dijk. Het boek kwam tot stand in het kader <strong>van</strong> een gelijknamige tentoonstelling in het RMV in 1995,<br />

en werd uitgegeven in Singapore door Periplus Editions.<br />

Overige geraadpleegde bronnen<br />

Anonymus<br />

1907 Van een kleine expeditie. Beschrijving <strong>van</strong> de ‘Excursie’ naar Babber (Tenimbar-eilanden)<br />

Eigen Haard 50: 794-800<br />

Bakels J. en N. de Jonge<br />

2001 Indië Ontdekt. Onderzoek en expedities in de Oost en de West<br />

Leiden, KITLV Uitgeverij<br />

Burger, F.<br />

1923 Unter den Kannibalen der Südsee, Studienreise durch die Melanesische Inselwelt<br />

Dresden, Verlag Deutsche Buchwertstätten<br />

Drabbe, P.<br />

1940 Het Leven <strong>van</strong> den Tanémbarees; Ethnografische Studie over het Tanembareesche Volk<br />

Internationales Archiv für Ethnographie 38, Supplement<br />

Geurtjens, P.H.<br />

1941 Zijn Plaats onder de Zon<br />

Roermond en Maaseik, J.J. Romen & Zonen<br />

Hoëvell, G.W.W.C. <strong>van</strong><br />

1890 De Afdeeling Babar<br />

Tijdschrift voor Indische Taal-, Land- en <strong>Volkenkunde</strong> 33: 187-199<br />

Hoëvell, G.W.W.C. <strong>van</strong><br />

1895 Einige weitere Notizen über die Formen der Götterverehrung auf den Süd-Wester und Süd-Oster<br />

Inseln<br />

Internationales Archiv für Ethnographie 8: 133-137<br />

Jacobsen, J.A.<br />

1896 Reise in die Inselwelt des Banda-Meeres<br />

Berlijn, Mitscher & Röstell<br />

Lamme, A.<br />

1987 Van Pioniers en Koppensnellers. De militaire exploratie <strong>van</strong> de Zuidkust <strong>van</strong> Nieuw-Guinea,<br />

1907/1908<br />

Arnhem<br />

Nutz, W.<br />

1959 Eine Kulturanalyse von Kei. Beiträge zur vergleichenden Völkerkunde Ostindonesiens.<br />

Düsseldorf, Michael Triltsch Verlag<br />

Riedel, J.G.F.<br />

1886 De sluik- en kroesharige rassen tusschen Selebes en Papua<br />

Uitgave doot tussenkomst <strong>van</strong> het Koninklijk Nederlandsch Aardrijkskundig Genootschap,<br />

’s Gravenhage, Martinus Nijhoff<br />

36

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!