21.09.2013 Views

Mededeelingen

Mededeelingen

Mededeelingen

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

149<br />

October 1912<br />

<strong>Mededeelingen</strong><br />

van den<br />

Nederlandschen Journalistenkring.<br />

Hedacteur: ID. Hj±.p^s.<br />

Bijdragen moeten, om in 't eerstvolgend nummer te worden opgenomen, vóór den 20-n van<br />

iedere maand in 't bezit zijn van den Redacteur: De Carpentierstraat 62, 's-Gravenhage.<br />

Het secretariaat van den Nederlandschen Journalistenkring<br />

is gevestigd bij den heer A. VOOGD,<br />

Kortenaerstraat 13a, Rotterdam.<br />

INHOUD.<br />

Officieële <strong>Mededeelingen</strong>:<br />

Bestuursvergadering 28 September 1912.<br />

Ledenlijst.<br />

Binnenland:<br />

Wet op de Correspondenten.<br />

Charles Boissevain.<br />

De Hoogeschool-cursus.<br />

Een P. P.-combinatie.<br />

Een zonderlinge niet-herkiezing.<br />

De Kring als vakvereeniging.<br />

Mozaïek.<br />

I n d i ë:<br />

Een nieuwe vereeniging.<br />

Buitenland:<br />

De positie van den Engelschen journalist.<br />

Oorlogscorrespondenten in den Balkan.<br />

Een minister bij journalisten.<br />

Von Marshall en de Pers.<br />

Leerstoel aan de Columbia-universiteit.<br />

De socialistische Pers.<br />

Een nieuw arbeidersblad.<br />

Rechtzaken:<br />

De zaak-Giovannini.<br />

Het venten met dagbladen.<br />

Smaadschrift.<br />

Persdelicten.<br />

Uit de Pers:<br />

Uit den oertijd.<br />

De nieuwe Auteurswet.<br />

La sublime confrèrie.<br />

De klacht tegen mr. Wiessing.<br />

Concurrentie.<br />

Personalia en Berichten.<br />

Correspondentie.<br />

Officiëele <strong>Mededeelingen</strong>.<br />

Bestuursvergadering<br />

op Zaterdag 28 September 1912 in het Hotel Terminus,<br />

den Haag.<br />

Aanwezig de bestuursleden PLEMP VAN DUIVELAND,<br />

VOOGD, KELLER, HANS, BIEMOND, KOUWENAAR en ELOUT<br />

Afwezig met kennisgeving Jhr. A. W. G. VAN RIEMSDIJK<br />

Voorts tegenwoordig alle gedelegeerden: SCHLICK. Amsterdam,<br />

BELINFANTE, den Haag, VINKENSTEYN, Utrecht en<br />

DEKKING, Rotterdam.<br />

Ingekomen stukken.<br />

Schrijven van den heer Gos. DE VOOGT te Amsterdam<br />

betreffende een International Congres de la Presse Périodique<br />

te Parijs, einde October, naar aanleiding waarvan<br />

besloten wordt den heer DE VOOGT die derwaarts gaat<br />

in de gelegenheid te stellen daaromtrent een rapport aan'<br />

den Kring uit te brengen, tegen vergoeding van de kosten<br />

van het Congreslidmaatschap.<br />

Verschillende missives van den heer D. HANS, van 18<br />

20 en 27 Sept. In het eerste schrijven aan het bestuur<br />

wordt kennis gegeven dat hij zich genoodzaakt ziet ontslag<br />

te nemen als redacteur van de <strong>Mededeelingen</strong>, zonder dat<br />

dit besluit nader wordt gemotiveerd.<br />

In den tweeden brief — antwoord op een missive van<br />

den voorzitter - wordt als reden van het reeds vermelde<br />

besluit opgegeven, zijn niet-herkiezing tot lid van het<br />

dagelijksch bestuur in de vorige vergadering, waarvan z i<br />

de beteekenis is, „dat het bestuur hem openlijk en ten<br />

aanschouwe van den geheelen Kring het vertrouwen heeft<br />

opgezegd". Onder die omstandigheden wenscht hij den<br />

nog zooveel belangrijker vertrouwenspost van redacteur<br />

der <strong>Mededeelingen</strong> niet langer te vervullen. Hij zou zich<br />

in die positie gedrukt en geschaad gevoelen door het hem<br />

toegebracht echec, dat onder verschillende leden zeer de<br />

aandacht heeft getrokken. Schr. verklaart reeds bij voorbaat<br />

zijn houding niet te zullen wijzigen, ook al zou een volgende<br />

vergadering een besluit nemen, waardoor gepoogd<br />

zou worden den uitslag der bewuste stemming voor hem<br />

te verzachten of onschuldiger voor te stellen dan hij hem<br />

acht. Dit zou den indruk maken alsof hij een dergelijke<br />

verklaring had „afgeperst".<br />

In het schrijven van 27 Sept. deelt de heer HANS mede<br />

dat de heer MENDELL beslist heeft geweigerd als zijn<br />

plaatsvervanger op te treden, daar het z. i. nooit de bedoeling<br />

is geweest, dat hij in een geval als dit die functie<br />

zou op zich nemen. Om den Kring dus niet in moeilijkheden<br />

te brengen is de heer HANS bereid tot de eerstvolgende<br />

algemeene vergadering het redacteurschap te<br />

blijven waarnemen.<br />

Naar aanleiding van deze brieven merkt de Voorzitter<br />

op, dat ongetwijfeld het geheele bestuur het besluit van<br />

den heer HANS betreurt ter wille van den Kring en de<br />

<strong>Mededeelingen</strong>, waarvoor hij zich zoo verdienstelijk heeft<br />

gemaakt en dat te eerder wijl het verband tusschen de<br />

redactie van de <strong>Mededeelingen</strong> en de beslissing der vorige<br />

bestuursvergadering uitermate gering is, en dat niet slechts


102 MEDEDEELINGEN.<br />

omdat de redacteur van de <strong>Mededeelingen</strong> door de algemeene<br />

vergadering wordt gekozen. Het komt spr. voor,<br />

dat de heer HANS zich van die beslissing een zeer onjuiste<br />

voorstelling heeft gemaakt. Het is natuurlijk niet mogelijk<br />

hier een authentieke interpretatie te geven van de gehouden<br />

stemming, omdat natuurlijk niet bekend werd hoe gestemd<br />

is en welke motieven bij het uitbrengen der stemmen<br />

hebben voorgezeten. Wel kan gezegd worden, dat ongetwijfeld<br />

niemand van de bestuursleden er aan gedacht zal<br />

hebben, dat een beslissing van zoo uiterst geringe beteekenis<br />

zoo groote gevolgen zou hebben. Immers het zijn<br />

van het derde lid van het dagelijksch bestuur beteekent<br />

volstrekt geen post van vertrouwen of een onderscheiding,<br />

maar is niet anders dan een practische functie, teneinde<br />

zonder veel tijdverlies enkele zaken vlot te kunnen afdoen.<br />

Daarbij komt dat men hierbij uiteraard in de keuze zeer<br />

beperkt is en niet vrij. Immers voorzitter en secretaris<br />

wonen niet in dezelfde stad, zoodat het voor de hand ligt,<br />

dat men voor de derde plaats een Haagsch bestuurslid<br />

aanwijst. De heer HANS was de vorige maal de eenige in<br />

het bestuur op wien de keuze kon vallen, dit jaar waren<br />

er twee en de practische beteekenis van de genomen<br />

beslissing is geen andere dan dat de eene helft van het<br />

bestuur op den eenen beschikbaren Hagenaar en de andere<br />

op den tweeden heeft gestemd. Hierin kan volstrekt geen<br />

vermindering van vertrouwen in den heer HANS gelegen<br />

zijn. Spr. heeft er prijs op gesteld om dit hier te zeggen,<br />

nu de heer HANS van het genomen besluit een andere<br />

opvatting heeft en z. i. de indruk naar buiten ook een<br />

andere zal zijn. Na het door hem gesprokene hoopt hij<br />

dat de door den heer HANS gekozen tijd van beraad<br />

vruchtbaar zal mogen blijken. (Algemeene instemming).<br />

De heer HANS verklaart met den gedachtengang van<br />

den voorzitter niet te kunnen meegaan. Het bestuur had<br />

volkomen het recht te doen wat het deed, maar spr. kan<br />

aan die handeling niet die onschuldige beteekenis hechten.<br />

Immers daarbij wordt uit het oog verloren, dat spr. reeds<br />

een jaar lid van het dagelijksch bestuur is geweest, terwijl<br />

evenmin te voren het onschuldig karakter der beslissing<br />

op den voorgrond is gesteld. Spr. heeft daaruit voor zich<br />

de consequenties getrokken.<br />

Nadat de voorzitter er nog op gewezen heeft dat in deze<br />

natuurlijk geen votum kan uitgelokt worden, stelt hij voor<br />

de discussie te sluiten en een verslag daarvan op te nemen<br />

in de <strong>Mededeelingen</strong>.<br />

Candidaturen. Men zie de rubriek Ledenlijst.<br />

Utrechtsche Pers. Onder dit punt van de agenda zijn<br />

verschillende zaken ondergebracht.<br />

Vooreerst wordt mededeeling gedaan van uitvoerige<br />

correspondenties en besprekingen met den voorzitter der<br />

Utrechtsche Pers eener- en den hoofdredacteur van het<br />

Utrechtsen Dagblad anderzijds, waaruit blijkt dat deze<br />

laatste zich beklaagt over de behandeling die zijn blad<br />

bij verschillende gelegenheden heeft ondervonden van het<br />

bestuur der plaatselijke vereeniging. O. m. wordt daarbij<br />

op den voorgrond gesteld dat een groote fractie in de<br />

Utrechtsche Pers zou bestaan uit buitengewone leden,<br />

zoodat zuiver journalistieke belangen worden beslist door<br />

degenen die niet als bonafide journalisten zijn te beschouwen.<br />

Dit laatste wordt in zijn algemeenheid door den<br />

voorzitter der Utrechtsche Pers, als gedelegeerde aanwezig,<br />

ontkend. Deze geeft voorts zijn lezing van de oorzaak der<br />

geschillen. Over de quaestie der buitengewone leden en<br />

hun bevoegdheden ontstaat eenige discussie waaruit blijkt,<br />

dat in de verschillende plaatselijke vereenigingen hieromtrent<br />

een zeer verschillende practijk wordt gevolgd. Terwijl er<br />

vereenigingen zijn die in den geest der Kringstatuten aan<br />

hen die slechts buitengewone Kringleden kunnen zijn, ook<br />

ter plaatse alleen adviseerende stem geven, blijkt Utrecht<br />

in navolging van Amsterdam de buitengewone Kringleden<br />

in de plaatselijke vereeniging geheel als gewone leden met<br />

alle bevoegdheden der anderen te beschouwen, overeenkomstig<br />

het voorstel van het reglement dat de plaatselijke<br />

vereeniging autonoom is in eigen kring. Dit laatste erkennende,<br />

achten toch verschillende leden te dien aanzien<br />

eenige gematigdheid gewenscht en zouden bijv. willen zien<br />

dat aan die buitengewone leden geen zitting in het bestuur,<br />

dus een leidende positie in de vereeniging, werd gegeven.<br />

Overigens is dit een punt dat bij de a.s. statutenwijziging<br />

onder de oogen kan worden gezien. In afwachting daarvan<br />

meent men dat, waar te Utrecht tengevolge van de omstandigheden<br />

het contingent buitengewone leden veel belangrijker<br />

is dan elders, de voorzitter van de Utrechtsche<br />

Pers zijn invloed moet aanwenden om de zaken zoo te<br />

leiden, dat de beroepsjournalistiek niet in het gedrang komt<br />

en dat met name met het Utrechtsch Dagblad gekomen<br />

wordt tot een modus vivendi. Een bepaalde opdracht krijgt<br />

de gedelegeerde om te onderzoeken of er in de Utrechtsche<br />

Pers leden zijn — naar werd beweerd — die niet eens<br />

buitengewone leden van den Kring zijn.<br />

Een tweede punt waarbij de Utrechtsche Pers was betrokken<br />

betrof het verzoek dier vereeniging om teruggave<br />

uit de Kringkas van een klein bedrag als tekort op haar<br />

rekening bij het regelend en bemiddelend optreden bij de<br />

Utrechtsche studentenfeesten.<br />

De vergadering kan zich hiermede vereenigen. Intusschen<br />

wordt er op gewezen dat zulks geschiedt wijl de kosten<br />

nu eenmaal gemaakt zijn. Het is evenwel niet altijd noodig<br />

deze voor rekening der vereeniging te nemen. Immers zij<br />

worden gemaakt ten behoeve van de bladen die verslaggevers<br />

zenden en terecht bestaat dan ook in andere vereenigingen<br />

de praktijk zich wel met de leiding te belasten,<br />

doch de kosten hiervan om te slaan over hen die er gebruik<br />

van maken. Deze praktijk heeft nimmer tot moeilijkheden<br />

aanleiding gegeven. Integendeel, de bladen betalen<br />

gaarne de kleinigheid voor de gemakken die voor hen uit<br />

de regeling voortvloeien.<br />

Het derde punt betreft de cursorische voordrachten reeds<br />

in de vorige bestuursvergadering ter sprake gekomen. De<br />

Utrechtsche gedelegeerde heeft meegedeeld, dat de contributie<br />

van f 2 op f 2.50 per jaar is verhoogd '), terwijl<br />

van de deelnemers-leden der Utrechtsche Pers f 1 zal<br />

worden verlangd, voor niet-leden f 3.50 voor het bijwonen<br />

der voordrachten. Niettemin handhaaft Utrecht de aanvraag<br />

van f 75 subsidie, echter onder gehoudenheid jaarlijks de<br />

afzonderlijk te houden rekening van die voordrachten over<br />

te leggen, waaruit dan is na te gaan hoeveel van het<br />

toegezegde maximum van f 75 zal dienen te worden<br />

verstrekt. Besloten wordt de subsidie te verleenen.<br />

Statutenwijziging. Deze komt op de agenda voor wijl<br />

het lid der commissie, de heer DEKKING, heeft opgehouden<br />

bestuurslid te zijn en het dus de vraag is of hij deel der<br />

commissie kan blijven uitmaken. Deze vraag wordt bevestigend<br />

beantwoord.<br />

De heer HANS vraagt ontslag uit de commissie. Hem<br />

wordt er op gewezen, dat zijn geraaktheid over zijn niet<br />

herbenoeming tot lid van het dagelijksch bestuur hem er<br />

niet toe mag leiden om uit deze commissie ontslag te<br />

nemen. Hij is het die aandrang heeft uitgeoefend tot het<br />

aan de orde stellen der statutenwijziging, hij is het die in<br />

die commissie een bijzondere rol te vervullen heeft. Gaat<br />

hij heen, dan is het de vraag of de statutenwijziging nog<br />

wel urgent is te achten. Op de opmerking van den heer<br />

') In het vorig verslag stond door een schrijffout dat de<br />

Utrechtsche contributie slechts f 1 bedroeg.


HANS dat hij in de algemeene vergadering op de wijziging<br />

ook invloed kan uitoefenen door het indienen van amendementen,<br />

wordt hem tegemoet gevoerd dat dit niet zoo<br />

is, althans niet in die mate als bij zijne medewerking in<br />

de commissie, terwijl hij het daardoor ook de commissie<br />

hoogst onaangenaam zou maken.<br />

De heer HANS zwicht voor de opinie, dat zijn heengaan<br />

plichtsverzaking zou zijn en verklaart zich bereid aan te<br />

blijven.<br />

Perscongres 1913. Er worden uiteraard vooralsnog vertrouwelijke<br />

besprekingen gevoerd over de mogelijkheid of<br />

noodzakelijkheid in 1913 hier te lande een internationaal<br />

perscongres te houden.<br />

<strong>Mededeelingen</strong>. In verband met het gesprokene ter algemeene<br />

vergadering wat betreft vooral het recht der leden<br />

op de plaatsing van ingezonden stukken, wordt besloten<br />

den voorzitter de opdracht te geven tot het ontwerpen<br />

van een concept-reglement, hetwelk in een volgende vergadering<br />

een punt van bespreking zal kunnen uitmaken.<br />

Met betrekking tot de <strong>Mededeelingen</strong> wordt goedgevonden<br />

dat het voor den redacteur gereserveerde crediet van f 100<br />

tot het eventueel honoreeren van bijdragen, ook zal<br />

strekken tot het betalen van hulp bij vertalingen en hetgeen<br />

onder bureaukosten kan worden ondergebracht.<br />

De vergadering wordt hierop gesloten met bepaling dat<br />

de rest der agenda in een volgende bijeenkomst zal worden<br />

behandeld.<br />

MEDEDEELINGEN. 103<br />

De secretaris,<br />

_______ A. VOOGD.<br />

BERICHT.<br />

In dit nummer der <strong>Mededeelingen</strong>" wordt, als<br />

ieder jaar geschiedt, de ledenlijst afgedrukt met de<br />

bedoeling, dat de leden eventueel onjuiste opgaven<br />

daarin ten spoedigste, in elk geval vóór 15 November,<br />

zullen signaleeren aan den secretaris. Gelijk men<br />

weet wordt deze ledenlijst opgenomen in het jaar­<br />

boekje dat binnenkort verschijnt.<br />

Verder verzoekt de secretaris elke adresverandering<br />

wat nauwkeuriger op te geven dan nu geschiedt.<br />

Menigeen, die zijn exemplaar der „<strong>Mededeelingen</strong>"<br />

niet of niet op tijd krijgt, heeft het aan eigen schuld<br />

in dezen te wijten.<br />

Gewone Leden.<br />

De secretaris,<br />

A. VOOGD.<br />

W. J. M. d'Ablaing, Het Vaderland, Jacob<br />

Gillisstraat 12, 's-Gravenhage<br />

H. Alkema, Telegraaf, Fred. Hendrikstr 106, Amsterdam<br />

J. H. Altona, Daily Telegraph, 2 e Adelheidstraat<br />

121, 's-Gravenhage<br />

J. N. J. van Amstel, Utrechtsch Nieuwsblad,<br />

Sweelinckstraat 2 bis , Utrecht<br />

*P. J. Appel, Nieuws van den Dag, Nic.<br />

Maesstraat 37, Amsterdam<br />

G. G. van As, A T ederlander, Morsestraat 10, 's-Gravenhage<br />

Mevr. Lucy d'Audretsch, Het Vaderland,<br />

Prinses Mariestraat 35,<br />

C. L. van Balen, Het Vaderland, Laan van<br />

Meerdervoort, u<br />

*J. G. Barenbroek, Algemeen Handelsblad,<br />

Emmastraat 13, Amsterdam<br />

->'•) De leden wier namen met een * zijn gemerkt, contribueeren tot het Ondersteuninjrsfonds.<br />

J. A. v. Beem, Veldpost, Vrouwensingel 46, Utrecht<br />

Mej. E. J. Belinfante, Nieuwe Courant,<br />

Sweelinckstraat 168, 's-Gravenhage<br />

*Mr. J. J. Belinfante, Ned. Correspondentie-<br />

Bureau, Danckerstraat 36,<br />

*L. V. Belinfante, Neder/. Correspondentie-<br />

Bureau, Heemskerkstraat 7, . . .<br />

*H L. Berckenhoff, Nieuwe Rotterd. Crt.,<br />

Statenlaan 55,<br />

Jhr. O. J. B. v. Beresteyn, Middelburgsche<br />

Courant, Heerengracht 6 a , . . . .<br />

> O ) . . . . „<br />

F. L. B. Berkhout, Rotterd. Nieuwsblad,<br />

Snelhnckslraat 59b, Rotterdam<br />

A. G. Biemond, Zutphensche Courant, . . Zutphen<br />

Dr. M. v. Blankenstein, Nieuwe Rott. Crt.,<br />

VV 30 Schwabische Strasse 21, . . . . Berlijn<br />

*B. Blok, Corn. Speelmanstraat 18, . . . 's-Gravenhage<br />

J. Ch. Blok, Nieuwe Arnh. Courant, enz.,<br />

Koninginnelaan, Rijswijk<br />

P. J. Blok, Dagblad v. Rotterd., Hoflaan 31, Rotterdam<br />

*M. H. L. Blokzijl,<br />

C. J. Blommendal, Schiedamsche Courant,<br />

Rotterdamsche dijk 69, Schiedam<br />

L. Bochardt, Opr. Haarl. Courant, . . . Haarlem<br />

M. A. Boer, Het Leven, Daendelstraat 78, 's-Gravenhage<br />

*J. Boersma, Nieuwsblad van het Noorden,<br />

Heereweg 20, Groningen<br />

*Ch. Boissevain, Alg. Handelsblad, (Huize<br />

Drafna, Naarden), Amsterdam<br />

Mr. J. J. van Bolhuis, N. Rott. Courant,<br />

Celebesstraat 94, 's-Gravenhage<br />

J. Bolijn Jzn., Ned. Correspondentie-Bureau,<br />

de la Reykade 58,<br />

Fokko Bos, Nieuwsblad voor Nederland,<br />

Büderdijkstraat 140 Amsterdam<br />

G. P. Bon, Residentiebode, Van Merlenstr. 43, 's-Gravenhage<br />

*A. J. v. d. Brenk, Nederlandsch Consulaat, Melbourne<br />

L. A. P. M. v. d. Broecké, De Tijd, Jacob<br />

Marisstraat 14, Amsterdam<br />

L. P. v. d. Broek, Telegraaf, Marnixstr. 198 11 , „<br />

P. N. Brouns, Het Huisgezin, Koningsweg 79, 's-Bosch<br />

A. J. Brouwer, Arnhemsche Courant, . . . Arnhem<br />

C. J. A. van Bruggen, Alg. Handelsblad, . Amsterdam<br />

E. C. H. C. Bruins, Alkmaarsche Crt., . . Alkmaar<br />

L. Brummel, De Avondpost, Weimarstr. 307, 's-Gravenhage<br />

*J. J. Bruna, Nieuwe Courant, Berlijn<br />

*M. J. Brusse, Nieuwe Rotterdamsche Crt.,<br />

Snellinckstraat 1, Rotterdam<br />

S. Bruysten, De Residentiebode, Wilhelmina<br />

straat 101, 's-Gravenhage<br />

S. W. Bunge, Rott. A T ieuwsblad, Binnenweg 4 a , Rotterdam<br />

W. E. Busselman, Makassaarsche Crt., . . Makassar<br />

H. C. Buurman, De Telegraaf, Linaeusstr. 49, Amsterdam<br />

S. M. N. Calisch, Locomotief en Javabode<br />

Delistraat 32. 's-Gravenhage<br />

B. Canter, Korte Houtstraat 20, . . . . „<br />

Clara C. Cock, Alkmaarsche Courant, Bergerhout<br />

17, Alkmaar<br />

J. Cohen, Bisschopstraat 48, Deventer<br />

H. A. Cornelissen, Vaderland, Kanaal 60, . 's-Gravenhage<br />

J. Corver, Analytisch Verslag, Frederik<br />

Hendriklaan 150,<br />

*John. Coucke, De Telegraaf, Amsterdam<br />

C. A. Crayé, Alg. Handelsblad, Marnixkade 39, „<br />

H. S. M. van Wickcvoort Crommelin, Nieuwe<br />

Courant, 's-Gravenhage<br />

G. j. v. Dalen, Rotterdamsch Nieuwsblad,<br />

Schermlaan 7, Rotterdam<br />

H. W. Danner, Delftsche Courant, Binnen<br />

Watersloot 12 Delft<br />

*Jacques Deen, Deli Crt. Heerengracht 459, Amsterdam<br />

*J. H. Deibel, Middelburgsche Courant, . . Middelburg


104 MEDEDEELINGEN.<br />

*Henri Dekking, Rotierdamsch Nieuwsblad,<br />

Nieuwe Binnenweg 9 a Rotterdam<br />

Paul Derjeu, Persbureau Vas Diaz, Elisabeth<br />

Wolffstraat 46, Amsterdam<br />

Mr. C. Th. v. Deventer, Locomotief, Surinamestraat<br />

20, 's-Gravenhage<br />

*J. Doorman, Haagsche Crt., Piet Heinstr. 40, „<br />

H. J. Doorman, Haagsche Crt. Malakkastr. 97, „<br />

N. J. M. Dresch, Nieuwe Schiedamsche Crt.<br />

St. Liduinastraat 50, Schiedam<br />

Mr. A. J. Hankes Drielsma, N Rott. Crt.,<br />

Rue des Petits Hotels 15, Parijs<br />

*U. Dronrijp Uges, Alg. Handelsblad, Valeriusstraat<br />

123 huis, Amsterdam<br />

H. Duintjer, Alg. Handelsblad, Da Costakade<br />

85, „<br />

*A. G. C. v. Duyl Jr., Havenkade 47, . . Scheveningen<br />

J. J. C. van Dijk, Stichtsche Courant, Voorstraat,<br />

Utrecht<br />

*Dr. C. Easton, Nieuws van den Dag, Joh.<br />

Verhulststraat 131, Amsterdam<br />

A. D. Ebbers, Utrechtsch Nieuwsblad, Witte<br />

Vrouwensingel 20, Utrecht<br />

J. D. Eggink, Utrechtsch Dagbl., Voetiusstr. 3, „<br />

*C. K. Elout, Algemeen Handelsblad, 't Huis<br />

Sch aider, Park Groot-Haesebroek, . . . Wassenaar<br />

L. M. H. Faust, Bataviasch Handelsblad,<br />

Gang Scott No. 5, • . . . . Weltevreden<br />

Jhr. J. Feith, Alg. Handelsblad, Hooge<br />

Naarderweg, Hilversum<br />

F. F. Frederiks, Ned. Correspondentie-Bureau,<br />

Malakkastraat 140 's-Gravenhage<br />

P. J. Frederiks, Amersfoortsche Courant,<br />

Kortegracht 9, Amersfoort<br />

Mevr. S. Frederiks—Van Cleeff, Amersfoortsche<br />

Courant, Kortegracht 9, . . . „<br />

Willem G. Galesloot, Het Centrum, Schoolstraat<br />

31, Utrecht<br />

*J. F. Gebhard Jr., Nieuws van den Dag,<br />

Prinsengracht 301, Amsterdam<br />

E. W. Geerling, Rotterd. Nieuwsblad, Bergweg<br />

235, Rotterdam<br />

C. A. Gerritsen, De Residentiebode, Daguerrestraat<br />

117, 's-Gravenhage<br />

M. A. Goedemans, De Telegraaf, Heerengracht<br />

219, Amsterdam<br />

R. J. Goddard, Sumatrapost, Kampong Dalem, Medan<br />

*C. Nannes Gorter, De Nieuwe Courant,<br />

Mient C 12, . Alkmaar<br />

W. Graadt van Roggen, Utr. Dagblad, . . Utrecht<br />

G. A. Günther, Het Centrum, Vleutenscheweg<br />

163,<br />

Mevr. A. H. de Haas, Leidsch Dagblad,<br />

Kaiserstraat 14, Leiden<br />

*P. A. Haaxman Jr., Nieuwe Crt., 2 e Schuytstraat<br />

114, 's-Gravenhage<br />

R. Baron van Haersolte van den Doorn<br />

Bezuidenhout n, „<br />

L. F. Hageman, De Telegraaf, Ceintuurbaan<br />

446, Amsterdam<br />

P. J. A. ten Hagen, Nieuwsblad Vooruit,<br />

Willem de Zwijgerlaan 37, 's-Gravenhage<br />

D. Hans, De Telegraaf, De Carpentierstr. 62, „<br />

Th. L. Harlaar, Nieuwe Courant, Hofwijckplein<br />

82, „<br />

E. A. A. v. Heekeren, Nieuwe Rotterd.<br />

Courant, Rochussenstraat 197", . . . . Rotterdam<br />

M. A. van Heekeren, Algem. Handelsblad,<br />

Marnixstraat 394 boven, Amsterdam<br />

*J. W. Heimer, De Tijd, v. Oldenbarneveldtkade<br />

6, „<br />

*S. J. Hirsch Rz., Algemeen Handelsblad,<br />

Marnixstraat 362, „<br />

P. J. Hobbel, Dagblad van Gouda, Kleiweg 92, Gouda<br />

G. Hoog, Zutph. Crt., Oude Wand 17, . . Zutphen<br />

H. C. v. Houten, Nieuwe Rotterd. Crt.,<br />

Westerkade 10, Rotterdam<br />

A. A. Humme, Nieuwe Rotterd. Courant, . 's-Gravenhage<br />

H. J. Hyman, Nieuwe Rotterdamsche Crt.,<br />

Heemraadsingel 217, Rotterdam<br />

*Mr. H. Louis Israels, De Telegraaf, Weteringschans<br />

151, Amsterdam<br />

A. C. Jager, Het Nieuws Alkmaar, Oude<br />

Wand 8 Zutphen<br />

*E. W. de Jong, Algemeen Handelsblad,<br />

7 Charleville Mansions, Charleville Road,<br />

West Kensington, Londen W.<br />

Mr. H. J. C. I. de Jong, Nieuwe Courant,<br />

18 Rue Demarquay, Parijs, X<br />

Dr. J. D. de Jong, Vaderland, Paramaribostraat<br />

145, 's-Gravenhage<br />

J. G. Jonquière, Nieuwe Rotterd. Courant<br />

Burgemeester Meineszlaan 7Ó a , . . . . Rotterdam<br />

*Mr. J. Kalff Jr., Algemeen Handelsblad,<br />

Plantage Middenlaan 11, Amsterdam<br />

Albert J. M. Kaller, Het Centrum, Singel 141, Amsterdam<br />

H. Kattenburg, Correspondent van diverse<br />

bladen, 40 Pyrland Road Canonbury, . . Londen<br />

A. Kellenaars, De Voorhoede, Morschsingel 6, Leiden<br />

*Mr. G. Keiler, Nieuwsblad v. Nederland,<br />

Roelof Hartstraat 130, Amsterdam<br />

H. F. Kernkamp, Utrechtsch Nieuwsblad,<br />

Taludweg 19, Hilversum<br />

W. Kerremans, Soerab. Nieuwsblad, . . . Soerabaja<br />

A. B. Kleerekoper, Van Breestraat 47, . . Amsterdam<br />

Th. A. Koelman, Centrum, Plantage Middenlaan<br />

n, „<br />

D. Kouwenaar, Nieuwe . Rotterd. Courant.,<br />

Valeriusstraat 84, . „<br />

*Mr. C. Th. Krabbe, Nieuwe Courant, . . 's-Gravenhage<br />

J. M. A. Kroes, Utreehtsche Courant, Schoolstraat<br />

35 bis , Utrecht<br />

H. E. Stenfert Kroese, Arnhemsche Courant,<br />

Parkstraat 63, , . . Arnhem<br />

A. L. Sint Yoost de Kruyff, N. Rott. Crt.,<br />

Poste Allemande 42, Pera, Konstantinopel<br />

J. L. A. de Kruyff, De Telegraaf, Oranje<br />

Nassaulaan 81, Amsterdam<br />

*N. D. Kuiper, Dagblad van Zuid-Holland<br />

en 's-Gravenhage, 's-Gravenhage<br />

*W. F. L. Lapidoth, Nieuwe Crt., Riouwstraat<br />

63, 's-Gravenhage<br />

J. F. A. H. Later Jr., Locomotief, . . . . Semarang<br />

A. E. Leo, Maasbode, Beeklaan 279, . . . 's-Gravenhage<br />

W. J. van den Leemkolk, Soer. LLandelsblad, Soerabaja<br />

*M. D. van Lessen, Utrechtsch Dagblad, . Utrecht<br />

H. A. Lesturgeon, Nieuwe Crt. Leuvenschestraat<br />

3, Scheveningen<br />

Ant. J. Lievegoed, Sumatrapost, . . . . Medan Deli<br />

G. van Lissa, Algemee?i Hanaelsblad, Rosenheimerstrasse<br />

36 IV, Berlijn W. 30<br />

Alb. J. Luikinga, Nieuwsblad v. Nederland,<br />

Vijzelstraat 49, Amsterdam<br />

Dr. H. E. H. van Loon, Middelburgsche Crt.,<br />

Noordstraat 117, Middelburg<br />

*D. Manasse, De Fakkel, Nassaukade 175, . Amsterdam<br />

Mej. Helena van Meekren, De Telegraaf,<br />

Reguliersgracht 132, „<br />

H. D. F. Meiners, Nieuws van den Dag,<br />

Joh. Verhulststraat 182, „<br />

*A. Ed. Mendell, Analytisch Verslag, Denneweg<br />

2, 's-Gravenhage<br />

*Mr. A. Mesritz, Haagsche Ct. Stationsweg 72% 's-Gravenhage<br />

A. B. J. de Meulder, Utreehtsche Courant,<br />

Oudwijkerlaan 5 Utrecht<br />

W. C. v. Meurs, Nieuwe Courant, Blankenburgstraat<br />

117, 's-Gravenhage


Jac. C. Meijerink Jr., Haarlem's Dagblad,<br />

Bloemendaalscheweg ni b , Bloemendaal<br />

J. Meijjes, De Telegraaf, Overtoom 22 h s, . Amsterdam<br />

G. J. D. Mingelen, Leeuwarder Courant,<br />

Groote Hoogstraat, Leeuwarden<br />

*A. Moresco, Vaderland, Lubeckstraat 42, . 's-Gravenhage<br />

*M. Moresco, Buys Ballotstraat 6, . .<br />

Hendrik Mulder, Preangerbode, Bandoeng<br />

J. A. Nederbragt, De Standaard, Valkenboschlaan<br />

81, 's-Gravenhage<br />

R. Neter, Frankfurter Zeitung, 40 Rue<br />

Leonardo da Vinci, Brussel<br />

Mr. E. J. W. Nierstrasz, Alg. Handelsblad,<br />

Corneliuslaan 900, Naarden<br />

G. M. Nieuwenhuis, Saxen Weimarstraat 40, Amsterdan<br />

*Jhr. J. W. van Nispen tot Sevenaer, Residentiebode,<br />

Daendelsstraat 27, 's-Gravenhage<br />

*J. L. Nova, Reuter's Telegram Cy., . . . Amsterdam<br />

*Chr. W. J. Nuys, Algemeen Handelsblad,<br />

Valeriusstraat 137,<br />

G. J. Nijland, Algemeen Handelsblad, Binnen<br />

Oranjestraat 10,<br />

A. J. Oostdam, Leiden<br />

N. Oosterbeek, Nieuwsblad voor Deventer,<br />

A Plein 2 hoek Steenstraat, Zwolle<br />

Mr. J. C. van Oven, Nieuws vau den Dag,<br />

Joh. Verhulststraat 196, Amsterdam<br />

Mevr. M. C. van Oven—van Doorn. Nieuws<br />

van den Dag, Joh. Verhulststraat 196,<br />

G. H. Pannekoek, Het Vaderland, Columbusstraat<br />

253, 's-Gravenhage<br />

Joh. L. v. d. Pauwert, . . . . _ . . Middelburg<br />

P. E. Peaux, Nieuws v. d. Dag, Singel 30, Amsterdam<br />

J. C. Peereboom. Haarlem's Dagblad, . . Haarlem<br />

G. H. v. d. Pek, Vaderland, Edisonstraat 19, 's-Gravenhage<br />

Mr. J. F. van Hanswijk Pennink, Kamper<br />

Courant, de la Sablonièrekade . . . . Kampen<br />

F. G. van Pesch, Zwolsche Courant, . . . Zwolle<br />

Ph. Pinkhof, De Telegraaf, Singel 186, . . Amsterdam<br />

*Mr. L. J. Plemp v. Duiveland, Nieuwe Crt.<br />

Riouwstraat 152, 's-Gravenhage<br />

*C. v. d. Pol, Sumatrabode, Westerbaenstr. 447, „<br />

E. Polak, Het Volk, Amsterdam<br />

G. Polak Daniels, Vaderland, Laan van<br />

Meerdervoort 15, 's-Gravenhage<br />

*A. Prell, Deutsche Wochenzeitung für den<br />

Niederl. und Belgien, Pieter Pauwstr. 10, Amsterdam<br />

A. J. Prins, Tilburgsche Courant, Willem II<br />

stra at 88, Tilburg<br />

H. Pyttersen, Nieuwe Arnkemsche Courant, Arnhem<br />

*M. v. Raalte, van Blankenburgstraat 71, . 's-Gravenhage<br />

Dr. L. A. Rademaker, Vaderland, . . . .<br />

R. J. Raken, Vossiusstraat 7, Amsterdam<br />

L. v. d. Reis, Prov. Groninger Courant, . Groningen<br />

P. E. van Renesse, Telegraaf, i e Helmersstr. 53, Amsterdam<br />

A. K. van Riemsdijk, Nieuwe Crt., Joan<br />

Maetsuyckerstraat 85, 's-Gravenhage<br />

J. E. A. Reijnecke van Stuwe, Het Vaderland,<br />

34 Alwyne Road Wimbledon,. . . Londen S. W.<br />

Jac. Rinse. N. Z. Voorburgwal 250, . . . Amsterdam<br />

Mr. G. J. Rive, Nieuwe Rotterd. Courant,<br />

IV Möllwald Platz 2, Weenen<br />

Mr. P. J. F. H. van de Rivière, Prov.<br />

Groninger Courant, Groningen<br />

A. C. Rochat, ütrechtsch Dagblad, . . . Utrecht<br />

*J. H. Rogge, Nieuwsblad voor Nederland,<br />

Prinsengracht 657, Amsterdam<br />

H. W. de Ronde, Rotterdamsch Nieuwsblad,<br />

Henegouwerlaan 71, Rotterdam<br />

J. J. de Roode, Het Volk, Amsterdam<br />

J. H. Rössing, Nieuws van den Dag, Schotersingel<br />

17, Haarlem<br />

MEDEDEELINGEN.<br />

E. O. H. M. Ruempol, Analytisch Verslag,<br />

Verhulststraat 70 's-Gravenhage<br />

H. J. H. Rutters, Nieuwe Courant, Weimarstraat<br />

20c. . .<br />

J »<br />

Paul Sabel, De Telegraaf, Raadhuisstr. 12, Amsterdam<br />

A van 't Sant, Ütrechtsch Dagblad, Oude<br />

^ Gracht T Z. 54^, Utrecht<br />

C. L. F. Sarlet, Oprechte Haarl. Courant,<br />

Verspronckweg 13, Haarlem<br />

J. Schaap, Javabode, Batavia<br />

*A. Schabeek, Alg. Ha?idelsblad, 2 e Helmersstraat<br />

101 boven, Amsterdam<br />

W. F. M. van Schaik, Leeuwarder Courant,<br />

Spanjaardslaan 83, Leeuwarden<br />

C. M. Schilt, Rotterdamsch Nieuwsblad, Willebrordusstraat<br />

40, Rotterdam<br />

*CV Schlick, Reuter's Tel. Cy., Spuistr. 212, Amsterdam<br />

*Jhr. J. P. v. d. W. von Schmidt auf Altenstadt,<br />

2de Schuytstraat 67—69, . . . . 's-Gravenhage<br />

C. J. Schotel Fzn., Alg. Handelsblad, Joh.<br />

Verhulststraat 201, Amsterdam<br />

L. Schotting, De Telegraaf,<br />

*M. A. Sipman, Arnhemsche Courant, . . Arnhem<br />

P. J. Smink, Prov. Geld. en Nijm. Courant,<br />

Stijn Buisstraat 18, . . . . . . . . . Nijmegen<br />

C. Smit, Residentiebode, Hoogezand 102, . . 's-Gravenhage<br />

H. Smits, Rott. Nieuwsbl., Insulindestr. 52, Rotterdam<br />

C. Snabilié, Nieuws van den Dag, 19 Rue<br />

Carpeaux, Parijs<br />

*Mr. Dr. J. H. W. Q. ter Spill, Nieuwe Crt.,<br />

Vos in Tuinstraat 2, 's-Gravenhage<br />

B. C. Spoel, Haagsche Courant, Dunne<br />

Bierkade 2?, . . .<br />

*" j><br />

Mr. P. C. Swart, Nieuwe Rotterd. Courant,<br />

Mathenesserlaan 311*, Rotterdam<br />

P. H. J. Steenhoff, Het Centrum, . . . . Utrecht<br />

*J. E. Stokvis, De Locomotief, Semarang<br />

J. Stufkens Lzn., Rotterdamsche Courant, . Rotterdam<br />

Ad. Sturenberg, Nieuwe Crt., Willemstr. 91, 's-Gravenhage<br />

K. D. Sijtsma, Leidsch Dagblad, . . . . Leiden<br />

*H. Tersteeg, Java Bode, Laan de Riemer, . Weltevreden<br />

Mr. J. H. Tersteeg, Singel 492^, . . . . Amsterdam<br />

A. J. C. M. Tervooren, Het Leven, Amstelveenscheweg<br />

194,<br />

*P. J. M. van Tetering, N. Haarl. Courant,<br />

Groote Markt 4, Haarlem<br />

P. Teunissen, Nieuws van den Dag, Linnaeusstraat<br />

47a, Amsterdam<br />

J. B. Themans, Graafschapsb., Hamburgerstr., Doetinchem<br />

B. Thoënes, Nieuwe Hoornsche Courant, . Hoorn<br />

E. Thorn Prikker, Hoogeweg 39, . . . Watergraafsmeer<br />

*H. Tiedeman, Nieuwe Rotterd. Courant,<br />

47 Fitzjames Avenue, Kensington, . . . Londen W.<br />

S. H. Tjabring, Nieuwe Rotterd. Courant,<br />

Ganzenmarkt, Utrecht<br />

O. A. van Tricht, Nieuwe Courant, Prinses<br />

Mariastraat ^, 's-Gravenhage<br />

S. Vas Dias, Nederl. Correspondentie-Bureau,<br />

Pieter Bothstraat 35,<br />

*S. Maurits Vas Dias, Ned. Correspondentie-<br />

Bureau en Courrier de Schéveningue, . . Scheveningen<br />

J. Veersema, Sumatra-Post, Hotel N°. 8, Medan<br />

D. Verbeek, Javabode, Batavia<br />

C. F. C. Vergouwe, Nieuwe Arnh. Cotirant, Arnhem<br />

Mr. H. Verkouteren, De Nederlander, Prinsengracht<br />

523, Amsterdam<br />

*H. P. M. Verlinden, De Zoom, Bergen op Zoom<br />

J. F. L. de Balbian Verster, Nieuws van<br />

den Dag, Prinsengracht 279, Amsterdam<br />

R. C. Verweijck, De Standaard, Leliegr. 56,<br />

M. Vierhout, De Wereld, Heerengracht 199,<br />

*Chr. A. Vieweg, Prov. Geld. en Nijm. Crt., Nijmegen<br />

105


106<br />

J. J. Vinkesteijn, Utrechtsche Crt., Willem<br />

Barentzstraat 97, Utrecht<br />

M. J. Vies, Alg. Handelsblad, Spiegelgr. 21, Amsterdam<br />

W. H. Vliegen, Het Volk,<br />

Ch. H. de Vogel, Haarlem<br />

J. Vonk, Nieuws v. d. Dag, Dusaystraat 11, Amsterdam<br />

*A. Voogd, Scheepvaart en Alg. Handelsblad,<br />

Kortenaerstraat 13, Rotterdam<br />

Gos. de Voogt, De Padvitider, Eigen Haard,<br />

en Allen Weerbaar, Joh. Verhulststr. 66, Amsterdam<br />

W. J. de Voogt, Handelsblad, Joh. Verhulststraat<br />

66, „<br />

Mr. M. C. M. Voorbeijtel, Alg. Handelsbl.,<br />

29 Rue Custine, Parijs XVIII<br />

C. P. L. B. Voute, Nieuwe Rott. Couratit,<br />

Marconistraat 19, 's-Gravenhage<br />

B. de Vries, Korte Houtstraat i4 b , . . . „<br />

S. de Vries, Locomotief, Nieuwendijk 42, . Amsterdam<br />

*G. J. H. v. d. Vijver, Nieicwe Courant,<br />

Koningin Emmakade 51 's-Gravenhage<br />

H. W. de Wal, Deventer Dagbl., Lagestraat 5, Deventer<br />

Dr. J. L. Walch, Het Vaderland, Van Stolberglaan,<br />

200, 's-Gravenhage<br />

Dr. K. Th. Wenzelburger, Kólnische Zeitung,<br />

Heerengracht 367, Amsterdam<br />

C. D. Wesseling, De Tijd, L. Beestenmarkt n, 's-Gravenhage<br />

P. J. Westerbaan, Leidsch Dagblad, Witte<br />

Singel 31, . Leiden<br />

*H. van der Wielen, Ned. Correspo?identie-<br />

Bur., Locomotief en Javabode, Voltastr. 6, 's-Gravenhage<br />

*J. E. v. d. Wielen, Afialytisch Verslag, . „<br />

Mr. H. Wiessing, Weekblad de Amsterd.,<br />

Valeriusplein 6, Amsterdam<br />

J. A. Wolf, Provmciale Groninger Courant,<br />

Tuinbouwstraat 2, . . . . . . ... . Groningen<br />

*N. H. Wolf, De Kunst, Valeriusstraat 61, Amsterdam<br />

Mej. E. B. v. d. Wijk, Algemeen Nederl.<br />

Exportblad, Corn. Schuytstraat 18, . . . Amsterdam<br />

*D. A. Zoethout, Directeur Analytisch Verslag,<br />

Hooistraat 7, 's-Gravenhage<br />

Mej. A. E. Zuikerberg, Alg. Handelsblad, 2 e<br />

Helmersstraat 110, Amsterdam<br />

A. I. I. Zuure, Centrum, Oude Schans 52, „<br />

Buitengewone Leden.<br />

J. S. Admiraal, Administrateur Haagsche Crt.,<br />

Ant. Duyckstraat 17, 's-Gravenhage<br />

Taco H. de Beer, Jan Luykenstraat roo, . Amsterdam<br />

*D. Belinfante, Nieuwsv.d. Dag, Den Texstr. 27, „<br />

J. E. Belinfante, Courrier de Schéueningue,<br />

Frederik Hendrikkade 191, 's-Gravenhage<br />

Mr. P. Blussé van Oud-Alblas, Dord. Crt., Dordrecht<br />

*A. ten Bosch N.Jzn., Anna Paulownastr. 68, 's-Gravenhage<br />

I. E. Boutelje, Centraalblad v. Israëlieten,<br />

J. D. Meijerplein 25 bovenhuis, . . . . Amsterdam<br />

J. W. Bouwman, Huygenspark 12-13, . . . 's-Gravenhage<br />

P. W. G. Cuypers, Algemeen Handelsblad,<br />

Singel 291, Amsterdam<br />

L. van Dam Pz., Nieuwe Courant, . . . 's-Gravenhage<br />

Leon Delhez, Petit Bleu, Valeriusstraat 28, Amsterdam<br />

Mevr. W. Drucker, Evolutie, Weesperzijde 14, „<br />

*Mr. H. J. D. D. Enschedé, Opr. Haarl. Crt.,<br />

Zijlstraat 27, Haarlem<br />

Jan Fabius, Biltstraat 22, Utrecht<br />

*J. Funke, Nieuws v. d. Dag, v. Eeghenstr. 81, Amsterdam<br />

B. J. Gelder, Visscherij Crt. Stadhouderskade<br />

102, „<br />

C. A. Gerritsen Jr., Residentiebode, Sumatrastiaat<br />

232, 's-Gravenhage<br />

J. B. de Gou, Hofwijckstraat 24, . . . . „<br />

MEDEDEELINGEN.<br />

*Dr. P. F. van Hamel Roos, Maandblad<br />

tegen Vervalschingen en Revue int. des<br />

Falsifications, Keizersgracht 291, . . . Amsterdam<br />

Mevr. Th. P. Haver, Evolutie, Hondecoeterstraat<br />

17, „<br />

W. A. Holdert, De Fiets, Vondelstraat 128, „<br />

J. A. Holtrop, Boon's Geillustr. Magazijn,<br />

Weteringschans 65, . „<br />

Mevr. Thérèse Hoven, Het Dames Weekbl.<br />

voor Ned.-Indi'è, (Soerabaya), 2 e Borneostr., 's-Gravenhage<br />

G. van Hulzen, Oppert 97, Rotterdam<br />

W. J. E. H. M. de Jong, Vooruit enz.,<br />

Van der Heenstraat 8, 's-Gravenhage<br />

H. Tieks Koening, De Hotelh., Damrak 95, Amsterdam<br />

E. de Lang, Rotterdamsch Nieuwsblad, . . Rotterdam<br />

*Dan. de Lange, Nieuws van den Dag, . . Amsterdam<br />

N. W. Lienard Everts, De Noordhollander,<br />

Brinklaan 141, Bussum<br />

J. G. Mühlenfeld, Bataviaasch Nieuwsblad en<br />

Nieuws vau den Dag voor Nederl.-Indië, Djokjakarta<br />

Mr. A. H. v. Nierop, Amsterd. Ejfectenblad,<br />

Singel 512, Amsterdam<br />

A. L. H. Obreen, Hilversum<br />

A. A. van Os, De Telegraaf en Het Volk,<br />

Oosterstraat 39 bis , Utrecht<br />

J. Louis Pissuise, Valeriusstraat 75, . . . Amsterdam<br />

Dr. E. D. Pijzel, Eigen Haard, Roemer<br />

Visscherstraat 38, „<br />

Arn. van Raalte Jzn., Westkruiskade i9 b , . Rotterdam<br />

A. C. J. Raven, Grave van Solmsstraat n, Utrecht<br />

Jhr. A. W. G. van Riemsdijk, Dir. Opr.<br />

Haarlemsche Courant, Haarlem<br />

W. Ringlever, Weimarstraat 21, 's-Gravenhage<br />

F. van Rhijn, Dir. Nederl. Kiosken Mij., . Rotterdam<br />

R. A. van Sandick, De Ingenieur, Gebouw<br />

Diligentia, 's-Gravenhage<br />

F. C. J. Scheurleer, Prinsengracht 1009, . . Amsterdam<br />

Mevr. V. Schlingemann-Dittlinger, Corr. .<br />

Javabode, Heelsum<br />

M. L. C. Staring, Dordrechtsche Courant, Dordrecht<br />

A. Sijthoff, Haagsche Courant, Wagenstr. 24/28, 's-Gravenhage<br />

*A. W. Sijthoff, Leidsch Dagblad, . . . . Leiden<br />

R. J. P. Tutein Nolthenis, De Gids, Heerengracht<br />

132, Amsterdam<br />

J. B. van der Veen, De Telegraaf, i e Hel<br />

mersstraat 44, „<br />

L. J. de Vos, Het Vaderland, Koningin<br />

Emmalaan 39, 's-Gravenhage<br />

W. de Vreede, Oude Gracht Tolbr. z. 183, Utrecht<br />

J. Vriesendorp, Heerengracht 423, . . . . Amsterdam<br />

*C. D. v. Waalwijk, Nieuwsblad v. Nederl.,<br />

Van Eeghenstraat 209% „<br />

S. Warendorf Jr., De Amsterdammer, Weekbl.<br />

voor Nederland, „<br />

Mevr. Augusta de Wit, Nieuwe Rotterd. Crt., Laren (Gooi)<br />

Jac. Zahn, Het Vaderland, Nicolaïstraat 18, 's-Gravenhage<br />

Ph. Zilcken, Bezuidenhour 453, „<br />

A. W. Zonneveld, Manchester Guardian, de<br />

Clercqstraat 87, Amsterdam<br />

B. C. E. Zwart, Ned. Sport, Stadhouderskade<br />

152 „<br />

Donateurs.<br />

R. Schwarz, Princessegracht, 's-Gravenhage


Ledenlijst.<br />

G. J. NIJLAND, Algemeen Hanaelsblad, Amsterdam, is<br />

overgebracht van de lijst der buitengewone leden op die<br />

der gewone.<br />

Nieuwe leden:<br />

A. K. VAN RIEMSDIJK, Joan Maetsuyckerstraat 85, 's-Gravenhage,<br />

Red. Verslaggever Nieuwe Courant.<br />

W. E. H. VAN LOON, Middelburgsche Courant, Court<br />

Noordstraat 117, Middelburg.<br />

(Door een verzuim is dit nieuwe lid nog njet in de<br />

<strong>Mededeelingen</strong> vermeld.)<br />

Bedankt voor het lidmaatschap:<br />

wegens verandering van werkkring J. B. VAN DER VEEN,<br />

vroeger Goesche Courant te Goes;<br />

wegens vertrek naar West-Afrika, C. W. E. VAN HOEK,<br />

Nieuwe Courant, Juliana van Stolberglaan 202, den Haag.<br />

Verhuisd:<br />

J. J. VINKENSTEYN van Willem Barentszstraat41, Utrecht,<br />

naar Willem Barentszstraat 97, aldaar.<br />

D. A. ZOETHOUT van Reinkenstraat 54 naar Hooistraat 7,<br />

den Haag.<br />

H. W. DANNER van Voorstraat 42 naar Binnen Watersloot<br />

12, Delft.<br />

H. L. BERCKENHOFF van Joh. Verhulstr. 25, Amsterdam,<br />

naar Statenlaan 55, den Haag.<br />

A. G. C. VAN DUYL Jr., Havenkade 47, Scheveningen.<br />

H. TERSTEEG, Laan de Riemer, Weltevreden.<br />

Binnenland.<br />

Wet op de Correspondenten.<br />

WIJ, ONDERGETEEKENDE, BIJ DE GRATIE DER ALGEMEENE<br />

VERGADERING, REDACTEUR VAN DE MEDEDEELINGEN.<br />

Allen, die deze zullen zien of hooren, saluut! doen te<br />

weten:<br />

Alzoo wij in overweging genomen hebben, dat zeer vaak<br />

in Nederlandsche en Indische bladen artikelen, beschouwingen,<br />

berichten, mededeelingen enz. worden geplaatst,<br />

die in het orgaan van den Nederlandschen Journalisten-<br />

Kring kunnen, neen, moeten worden overgenomen, doch<br />

die aan onzen aandacht ontsnappen omdat wij niet alle<br />

bladen lezen kunnen, of die slechts toevallig ons bereiken;<br />

verder overwegende, dat, waar onder de leden van den<br />

Kring zeer zeker een toenemende medewerking aan 't orgaan<br />

te bespeuren valt, welke medewerking echter nog geenszins<br />

voldoende is, en de leden, daarop individueel gewezen,<br />

vaak antwoorden dat zij meestal geen bladen waarin<br />

bovenbedoelde artikelen enz. voorkomen aan ons zenden,<br />

dewijl zij meenen „dat een ander het wel doen zal" en wij<br />

op grond van dit alles van oordeel zijn, dat het wenschelijk<br />

is regelen vast te stellen betreffende de medewerking der<br />

leden aan het orgaan;<br />

Zoo is het, dat wij hebben goedgevonden en verstaan,<br />

gelijk wij goedvinden en verstaan bij deze:<br />

ARTIKEL 1.<br />

Door ons worden, zooveel mogelijk door het geheele<br />

Rijk, en in de Koloniën, voor bepaalde bladen leden van<br />

den Nederlandschen Journalisten-Kring aangewezen, wier<br />

taak zal zijn mede te werken aan het orgaan.<br />

ARTIKEL 2.<br />

De in het vorig artikel bedoelde leden dragen den naam:<br />

correspondenten.<br />

MEDEDEELINGEN. 107<br />

ARTIKEL 3.<br />

Door ons worden tot correspondenten benoemd voor<br />

de achter hun naam vermelde bladen:<br />

J. N. J. van Amstel . . Utrechtsch Nieuwsblad<br />

G. G. van As De Nederlander<br />

F. L. B. Berkhout . . . Rotterdamsch Nieuwsblad<br />

A. G. Biemond . . . . Zutphensche Courant<br />

P- }• Blok Dagblad van Rotterdam<br />

C. J. Blommendal . . . Schiedamsche Courant<br />

L. Bochardt Oprechte Haarlemsche Courant<br />

J. Boersma Nieuwsblad van het Noorden<br />

L. A. P. M. van de Broecke De Tijd<br />

P. W. Brouns Het Huisgezin<br />

A. J. Brouwer . . . . Arnhemsche Courant<br />

L. Brummel De Avondpost<br />

G- P- Bon De Residentiebode<br />

W. E. Busselmann . . . Makassaarsche Courant<br />

Clara C. Cock . . . . Alkmaarsche Courant<br />

H. W. Danner . . . . Delftsche Courant<br />

]• Deen Deli-Courant<br />

J. H. Deibel Middelburgsche Courant<br />

H. J. Doorman . . . . Haagsche Courant<br />

J. J. C. van Dijk . . . Stichtsche Courant<br />

J. D. Eggink Utrechtsch Dagblad<br />

Mevr. S. Frederiks— v.Cleeff Amersfoortsche Courant<br />

W. G. Galesloot. . . . Het Centrum<br />

C Nannes Gorter . . . De Nieuwe Courant (Alkmaar)<br />

Mevr. A. H. de Haas . . Leidsch Dagblad<br />

A. C. Jager Het Nieuws (Alkmaar)<br />

W. Kerremans . . . . Soerabajaasch Handelsblad<br />

J. M. A. Kroes . . . . Utrechtsche Courant<br />

H. D. F. Meiners . . . Nieuws vaa den Dag<br />

Jac. C. Meijerink Jr. . . Haarlem's Dagblad<br />

H. Mulder Preangerbode<br />

J. A. Nederbragt. . . . De Standaard<br />

Mr.J.F.v.HanswijkPennink Kamper Courant<br />

F. G. van Pesch . . . Zwolsche Courant<br />

A. Prell Deutsche Wochenzeitung i. d. N.<br />

A. J. Prins Tilburgsche Courant<br />

L. van de Reis . . . . Prov. Groninger Courant<br />

J. H. Rogge Nieuwsblad voor Nederland<br />

R. G. Rijkens De Eemlander<br />

W. F. M. van Schaik. . Leeuwarder Courant<br />

P. J. Smink Prov. Geld. en Nijm. Courant<br />

P. J. M. van Tetering. . Nieuwe Haarlemsche Courant<br />

J. B. Themans . . . . Graafschapsbode<br />

J. Veersema Sumatra-Post<br />

C. F. C. Vergouwe. . . Nieuwe Arnhemsche Courant<br />

H. P. M. Verlinden . . De Zoom<br />

H. W. de Wal . . . . Deventer Dagblad<br />

H. van der Wielen . . . Locomotief en Java-Bode<br />

J. A. Wolf Prov. Groninger Courant<br />

ARTIKEL 4.<br />

De bladen, waarvoor door ons geen correspondent aangewezen<br />

is, worden door ons nagegaan, of op andere<br />

wijze verzorgd, of zijn niet in den Kring vertegenwoordigd.<br />

ARTIKEL 5.<br />

Wanneer in het blad of in de bladen, waarvoor zij als<br />

correspondent aangewezen zijn, artikelen, beschouwingen,<br />

berichten, mededeelingen enz. voorkomen over journalistieke<br />

aangelegenheden, of daarmede in verband staande, zullen<br />

onze correspondenten verplicht zijn, dat blad, of die bladen,<br />

of een uitknipsel, of uitknipsels ervan, onverwijld aan ons<br />

toe te zenden. Dit geldt niet voor zoodanige berichten of<br />

mededeelingen, waarvan met reden vermoed kan worden<br />

dat zij in de geheele pers de ronde zullen doen.


108 MEDEDEELINGEN.<br />

ARTIKEL 6.<br />

Ongeacht het hun in het vorig artikel meer bepaaldelijk<br />

opgedragene, blijven onze correspondenten, en voorts alle<br />

leden van den Kring die niet als zoodanig aangewezen<br />

zijn, in het algemeen tot medewerking aan het orgaan<br />

verplicht.<br />

ARTIKEL 7.<br />

De buitenlandsche leden van den Kring zullen ten opzichte<br />

van de buitenlandsche bladen, die zij lezen, in het algemeen<br />

dezelfde taak hebben als in artikel 5 voor onze<br />

correspondenten aangegeven.<br />

ARTIKEL 8.<br />

Onze correspondenten genieten voor hun werkzaamheden<br />

een vergoeding per jaar, waarvan het bedrag nader bij de<br />

wet wordt vastgesteld.<br />

ARTIKEL 9.<br />

Bezwaren en protesten tegen de in artikel 3 door ons<br />

gedane benoemingen worden niet toegelaten. Beroep daartegen<br />

is niet mogelijk.<br />

ARTIKEL 10.<br />

De lijst der in artikel 3 door ons gedane benoemingen<br />

wordt telken jare in de maand October door ons herzien.<br />

ARTIKEL 11.<br />

Overtreding of niet-nakoming van artikel 5 door de<br />

correspondenten wordt gestraft door openlijke bekendmaking<br />

daarvan, met vermelding van naam en kwaliteit<br />

in de <strong>Mededeelingen</strong>, tenzij zulke omstandigheden in het<br />

spel waren, dat redelijkerwijze de nakoming van bedoeld<br />

artikel niet kon worden verlangd.<br />

ARTIKEL 12.<br />

Deze wet kan worden aangehaald als: Correspondenten-wet.<br />

ARTIKEL 13.<br />

Deze wet treedt in werking op den dag harer afkondiging,<br />

behoudens artikel 7, waarvan de inwerkingtreding<br />

nader bij afzonderlijke wet zal worden geregeld.<br />

Lasten en bevelen, dat deze in de <strong>Mededeelingen</strong> zal<br />

worden geplaatst en dat.allen, wie zulks aangaat, aan de<br />

nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.<br />

De Redacteur van de <strong>Mededeelingen</strong>,<br />

D. HANS.<br />

Charles Boissevain.<br />

Op den afgeloopen Maandag, 28 October, heeft CHARLES<br />

BOISSEVAIN z'n 70 en verjaardag gevierd, onder een vloed<br />

van sympathie- en vriendschaps-blijken, die een denkbeeld<br />

gaven van hoe in het land van de krant deze journalist<br />

wordt geacht en geëerd.') Wij meenen niet beter te kunnen<br />

doen dan over te nemen het volgend artikeltje, dat wij<br />

over den jubilaris vonden in De Fakkel, geschreven door<br />

collega D. MANASSEN:<br />

„Bijna een halve eeuw heeft hij zich gewijd aan de<br />

Nederlandsche journalistiek en steeds aan het Algemeen<br />

Handelsblad, welks directeur-hoofdredacteur hij is, de laatste<br />

qualiteit deelende met zijn zoon, den heer A. G. BOISSEVAIN<br />

en Mr. J. KALFF. Hoogstaande journalisten zijn voor een<br />

land en zijn cultuur van bijzondere beteekenis. Aan hen<br />

peilt men de beschaving, waarvan zij tevens dragers zijn.<br />

Zij zullen het idealisme, dat in elk onafhankelijk volk een<br />

') Een ons toegezegd artikel over den jubilaris bleef op 't laatste<br />

oogenblik helaas achterwege. Red.<br />

dienen. Zij zullen, geaccentueerde individualisten, gelijk<br />

krachtig leven leiden moet, tot uiting brengen en aanwakkeren,<br />

den vaderlandschen zin schragen, den vooruitgang<br />

leidende dagbladschrijvers meestal zijn, hun overtuigend<br />

streven onafgebroken richten op een hoogere en bovenal<br />

krachtiger vorming van het individu, zonder nogthans de<br />

zorg voor het aanwakkeren van den gemeenschapszin, het<br />

gevoel van saamhoorigheid bij de kinderen van eenzelfde<br />

Volk uit het oog te verliezen. Hoe heeft CHARLES BOISSEVAIN<br />

zich steeds de drager van zulk een hooge politiek getoond,<br />

daarbij aan een onverwoestbaar idealisme een zeldzaam<br />

scherpen blik op maatschappelijke toestanden parend.<br />

BoiSSEVAlN's werk getuigde zóo van een onuitsprekelijke<br />

liefde voor de menschheid, wier hooge idealen hij begreep<br />

en bij wie hij nimmer moede werd liefde, zelfverloochening<br />

en zelfoverwinning te prediken, zóó stuwend naar een<br />

innerlijke versterking van het individueele wezen. „Ons<br />

innerlijk leven" — zoo schreef hij in een van zijn Van<br />

Dag tot Dag's, waarmede wij thans meer dan twintig jaren<br />

verrijkt zijn — „ons innerlijk leven is de eenige grondslag<br />

voor maatschappelijke en nationale herlevingen vernieuwing.<br />

Het maatschappelijk leven en het individueele leven zijn<br />

onafscheidelijk verbonden". Naast het individu begrijpt<br />

BOISSEVAIN niet minder goed de massa, wier psychologie<br />

hij ons in menig treffend beeld geschetst heeft. En wat in<br />

tijden van bijzondere gebeurtenissen of beroering ons<br />

bezielde, heeft hij even zoovele malen in woorden voor<br />

ons uitgestort. En hoe! Meester van stijl en taal, begaafd<br />

met een rijkdom van weten als weinigen zijner collega's,<br />

hartstochtelijk schrijver en onversaagd, waar hij — als<br />

steeds — de pen opnam, om voor een goed en edel doel<br />

den strijd te strijden, onderwijzend en overtuigend, zonder<br />

aan duidelijkheid en logica te offeren, hield hij zijn lezers<br />

geboeid tot het einde. Moeten wij b.v. nog herinneren aan<br />

den waarlijk grootschen kamp, dien deze journalist tijdens<br />

den Z.-Afrikaanschen oorlog gevoerd heeft voor het goed<br />

recht van onze stamverwanten, aan zijn „Open letter to<br />

the Duke of Devonshire" van 7 Januari 1900? Tal van<br />

landgenooten, onder wie vele mannen van uiteenloopende<br />

richting en hoogen rang en stand, gaven toen uiting aan<br />

hunne gevoelens voor CHARLES BOISSEVAIN, door hem een<br />

oorkonde aan te bieden „als bewijs van hunne groote<br />

waardeering voor zijn welsprekend getuigenis en krachtig<br />

pleidooi, ten gunste van het Recht der Boeren, bij den<br />

ongelijken strijd van Groot-Brittannië tegen Transvaal en<br />

Oranje-Vrijstaat." En thans mogen wij van dit jubilee<br />

gebruik maken, om een mededeeling te doen, welke de<br />

waarde van dit alles nog bijzonder verhoogt. Men hei innert<br />

zich de groote plechtigheid in 1907 in de Nieuwe Kerk te<br />

Amsterdam, ter herdenking van De Ruijter's 300 en geboortedag,<br />

waarbij H. M. de Koningin, de ministers en vele<br />

gezanten tegenwoordig waren. CHARLES BOISSEVAIN hield<br />

de herdenkingsrede. Na afloop vond een dejeuner ten<br />

Paleize plaats, bij welke gelegenheid de toenmalige<br />

Engelsche gezant bij ons Hof, Sir HENRY HOWARD, zich<br />

aan den heer BOISSEVAIN liet voorstellen. Dit geschiedde<br />

met een vooropgezette bedoeling, want op de kennismaking<br />

liet Sir HOWARD, voor de omstanders duidelijk verstaanbaar<br />

deze toespraak volgen: „Ik spreek namens mijn regeering,<br />

die, toen zij vernam, dat ik U heden op het Paleis ontmoeten<br />

zou, mij opdroeg U te melden, dat het haar verheugt<br />

op te merken, hoe de oude vriendschap tusschen<br />

Engeland en Nederland herleefd is. Ik kan niet ontkennen,<br />

dat U tijdens den oorlog in Zuid-Afrika mij een doorn in<br />

het vleesch zijt geweest, maar gij hebt gehandeld uit<br />

loyale geestdrift voor uw rasgenooten. Ik heb alles gelezen,<br />

wat gij in dien bewogen tijd geschreven hebt en ik stel<br />

er prijs op te verklaren, dat, terwijl gij voor uw rasgenooten<br />

en hun zaak streed, gij niet één woord geschreven hebt


waarover gij U behoeft te schamen." Dit lijkt ons de meest<br />

eervolle getuigenis, die een journalist ooit ontvangen kan.<br />

Wij hebben haar voor deze gelegenheid bewaard, omdat<br />

voorwaar dit testimonium, na zulk een strijd door BOISSEVAIN<br />

gevoerd, van zooveel meer beteekenis is, dan wat wij<br />

vermogen te zeggen. Het is een eer voor heel de Nederlandsche<br />

journalistiek. En het doet ons sterker nog het<br />

voorrecht beseffen, dat wij, na de school van den eminenten<br />

PLEMP VAN DUIVELAND te hebben doorloopen, nog enkele<br />

jaren onder BOISSEVAIN hebben mogen dienen. Al mag<br />

hierbij het meermalen opgekomen en geuite spijtige gevoel<br />

niet verzwegen, dat hooge leeftijd hem belette zich méér<br />

met de courant en zijn medewerkers te bemoeien. Van<br />

een Meester voelt men gaarne de zweep! Onze beste<br />

gelukwenschen bieden wij den heer BOISSEVAIN op zijn<br />

zeventigsten verjaardag aan. Aan rust denkt — en gelukkig<br />

— de onvermoeibare werker niet. Moge het hem dan<br />

gegeven zijn nog jaren zijn arbeid voort te zetten, waarmede<br />

hij heel de natie reeds zoo lang aan zich heeft verplicht<br />

en welke in 1905, bij zijn 40-jarig journalisten-jubilee,<br />

uit alle kringen van het Nederlandsche volksleven — naar<br />

het Comité in een album van Handelsblad-lezers neerschreef<br />

— hulde deed brengen „aan den man, wiens<br />

gezonde werkkracht, veelvormig talent en bemoedigend<br />

optimisme aller bewondering en sympathie wekt. Hulde<br />

aan den geleider van zooveel zonnige uren, voor wien<br />

niet alleen „iederen dag een gedachte" brengt, maar van<br />

wien iederen dag een frissche blijmoedige gedachte uitgaat,<br />

een ruime beschouwing, een veerkrachtige vooruitstrevende<br />

impulsie."<br />

En uit de Groene knippen wij nog dit:<br />

„CHARLES BOISSEVAIN is een Nederlandsche journalistieke<br />

figuur, als bij de Engelsch sprekende volken WILLIAM STEAD<br />

geweest is, zijn vriend. CHARLES BOISSEVAIN is in Nederland<br />

een baken van geestdrift. Jonge mannen van Holland, die<br />

's morgens eenige moeite hebben hun bed te verlaten,<br />

moeten vragen om het Handelsblad en een der artikelen<br />

lezen van CHARLES BOISSEVAIN. Nog beter dan een prikkelend<br />

bad, verfrischt hen zijn woordenstroom: kloeke actie,<br />

mannentaak, nobel doel, zelfopoffering, bezielend voorbeeld,<br />

warmte van geloof, Romeinenplicht. Van kracht getuigen<br />

is BOISSEVAIN een behoefte. Ook kan hij teeder zijn. Niet<br />

alleen gewone menschen, maar ook commissarissen van<br />

Cremers Deli-Mij., waren zeker ontroerd, toen hij sprak<br />

van de Javaansche koelies te Medan, „die eerbiedig en<br />

teeder, met droomzachte vingers de kostbare Deli-tabak<br />

neervlijen en zoetelijk stuwen en instoppen gelijk een<br />

Javaansche baboe dit haar blanken lieveling doet." CHARLES<br />

BOISSEVAIN is sterk en week, groot en klein, opgewonden<br />

en vredelievend, zelfgenoegzaam en mild. Hij is veelzijdig<br />

... als een courant."<br />

Terwijl mr. J. A. LEVY, eveneens in de Groene, o. a.<br />

't volgende schreef:<br />

„Niet op de lauweren eener even vlugge als wufte<br />

oordeelvelling is hij belust. Wat hem voor den geest zweeft<br />

sterkt en steunt, drijft of weerhoudt, is het besef eener<br />

tegenwoordige of verwijderde, maar altoos diep gevoelde<br />

verantwoordelijkheid. Hij is zich bewust, voor zijn deel,<br />

bouwmeester te zijn van het broze en vergankelijke,<br />

wispelturige en toch standvastige wezen, dat men: openbare<br />

meening heet. Die meening, naar beste weten, te<br />

helpen stevigen, haar te plaatsen, kan het zijn, op een<br />

voetstuk van graniet, is, van zijn pogen en streven, het<br />

nimmer falende oogmerk, en dat oogmerk wordt bereikt,<br />

door een gelukkigen karaktertrek. Van ARMAND CARREL,<br />

den stichter van het dagblad Le National, dat de politiek<br />

van Louis PHILIPPE onophoudelijk bestreed, getuigt JOHN<br />

STUART MILL, hoe diens woord als vlijmend staal doordrong.<br />

Van PAUL LOUIS COURIER, verklaren tijdgenooten,<br />

MEDEDEEL INGE N. 109<br />

dat de lichtgewiekste schichten van zijn vernuft, rond den<br />

wereldpartijder zwierend, dezen neervelden. Noch het een,<br />

noch het ander kan, naar waarheid, van BOISSEVAIN worden<br />

verkondigd. Niet, omdat hem de gave ontbreekt om den<br />

degen te kruisen, dien hij vaardig, op koddebeierswijze<br />

nooit, hanteert. Ook niet, omdat het Hollandsche hart het<br />

Gallische bloed, dat zijn naam verraadt, in de aderen zou<br />

hebben doen stollen. Maar omdat, bij zijn woord, op den<br />

voorgrond staat het gemoed, dat waakt als een wachter<br />

bij zijne lippen, en over den schouder heenziet op het<br />

maagdelijk papier. Aan dat gemoed draagt hij, in hoogste<br />

instantie, de beslissende stem op. Zoodra het vijandig zich<br />

toont tegen eene opwelling, of ook maar noode zich verdraagt<br />

met eene aanvechting, wordt gene tot de orde<br />

geroepen en deze tot zwijgen gebracht. Niets is ten volle<br />

waar, en ook dit niet, zeide MULTATULI eens in de leer,<br />

een toetssteen voor wikken en wegen gevend, die hij, in<br />

het leven vergat. Aan deze lijfspreuk verleende BOISSEVAIN<br />

gehoor. Vandaar, zijne behoedzaamheid ook jegens den<br />

andersgezinde, zijne bedachtzaamheid bij het kiezen van<br />

partij, op het wijdvertakte veld van zakelijke gissingen of<br />

menschelijke bedoelingen."<br />

De Hoogeschool-cursus.<br />

In de <strong>Mededeelingen</strong> van De Nederlandsche Dagbladpers<br />

lezen wij, nadat herinnerd is aan 't besluit der directeurenvergadering<br />

om als voorwaarde voor toetreding tot de<br />

Hoogeschool-cursus de eisch te stellen dat ook niet-leden<br />

van den Kring zullen kunnen deelnemen:<br />

„ . . . Bij de na den 10 en Juli gevoerde correspondentie<br />

bleek de voorzitter van den Kring het te betreuren, dat<br />

zijn vereeniging, welke de gelegenheid voor journalisten<br />

om speciaal hooger onderwijs had te ontvangen, had geschapen,<br />

deze niet voor haar leden alleen zou kunnen<br />

reserveeren, en hij meende, dat wij wel geen bezwaren<br />

zouden hebben tegen een voorwaarde, die zijnerzijds zou<br />

worden gesteld, in geval de cursus voor alle vakjournalisten<br />

zou worden opengesteld; namelijk, dat de toch reeds niet<br />

hooge bijdrage, welke van de deelnemers aan den cursus<br />

gevorderd zal worden, verhoogd wordt met f 5.— voor nietleden<br />

van den Kring, een bedrag, 't welk gelijk is aan dat der<br />

contributie dier organisatie. Tegen deze tegenvoorwaarde<br />

mag onze vereeniging, — zoo meenden in de Bestuursvergadering<br />

van 10 September j.1. alle zes aanwezigen —<br />

zich niet verzetten. Met de volmacht, aan het Bestuur<br />

gegeven, is dus hierin toegestemd. . . ."<br />

Vervolgens neemt het orgaan over wat wij in ons voorlaatste<br />

nummer schreven en vervolgt dan:<br />

„ . . . Hier valt een misverstand weg te nemen. De<br />

redacteur van de <strong>Mededeelingen</strong> van den Ned. Journalistenkring<br />

legt veel te veel nadruk op de positie van de leden<br />

der Ned. Katholieke Journalistenvereniging. Hij had hooren<br />

luiden, zooals hij zelf zegt, dat over deze vereeniging bij<br />

ons in het bijzonder gesproken is. Dat er over gesproken<br />

werd is waar, maar het geschiedde zeer ter loops, slechts<br />

als een voorbeeld van lieden, onder wie velen wellicht<br />

aan één organisatie genoeg hebben. Niet méér dan als een<br />

voorbeeldje. Dan mag het volkomen zeker zijn, dat de<br />

poort van den neutralen Kring wijd voor hen openstaat,<br />

toch kunnen zij en kunnen óók nog anderen bezwaren<br />

hebben tegen het lidmaatschap van den Kring. Nog onlangs<br />

zijn wegens een zeker voorval, — daarvoor mag voldoende<br />

reden bestaan hebben of niet, wij matigen ons hierover<br />

geen oordeel aan —, eenige redacteuren van de N.<br />

Roti. Crt. tegelijk uit den Kring getreden, en ook voor<br />

dezen moet de hooger-onderwijs-cursus open blijven. Het<br />

had niets bekrompens of benepens, het was niet het tegen-


110 MEDEDEELINGEN.<br />

overgestelde van „breed en royaal genoeg", dat onze<br />

Vereeniging haar voorwaarde stelde. Had de Kring niet<br />

onze medewerking gevraagd, dan stond het hem volkomen<br />

vrij, den cursus te doen dienen „tot versterking van den<br />

Kring", zooals de schrijver zegt. Zoodra men echter ons<br />

aandeel geven wilde in de onderneming, gold voor ons<br />

alléén: „de verhooging van het peil der Nederlandsche<br />

journalisten in het algemeen". Dit is voor onze Vereeniging<br />

het eenig mogelijke beginsel en dit heeft niet te maken<br />

met „een vraag van erkenning" van den Kring. Wat „de<br />

naam en het prestige" van den Kring zouden kunnen lijden<br />

door toelating van niet-leden tot den cursus, — in het<br />

bovenstaande citaat ook aangevoerd —, is ons niet duidelijk.<br />

De eer, de instelling in het leven te hebben geroepen,<br />

blijft voor den Ned. Journalistenkring alleen. Dit wordt<br />

door niemand aangevochten. Het bestuur van den Kring<br />

was dan ook „breed en royaal genoeg", om aan ons<br />

bezwaar tegemoet te komen. Wij verheugen ons, omdat<br />

thans, indien de algemeene vergadering van den Kring met<br />

het bestuur zal medegaan, op dit belangrijke punt overeenstemmig<br />

tusschen onze twee organisaties zal zijn verkregen."<br />

* #<br />

*<br />

Onzerzijds een paar opmerkingen. Allereerst deze: wij<br />

hebben niet hooren „verluiden" dat er over de Katholieke<br />

Journalistenvereeniging gesproken was, maar wij hebben<br />

het gelezen in het orgaan der directeuren zelf. Voorts deze<br />

andere: dat wij er De Nederlandsche Dagbladpers geen<br />

verwijt van gemaakt hebben, de voorwaarde te hebben<br />

gesteld. Ons verwijt geldt thans het Kringbestuur, hetwelk<br />

er in bewilligd heeft. Het plukt reeds thans de vruchten<br />

van z'n besluit. In het bovenstaande zegt de redactie der<br />

directemen-<strong>Mededeelingen</strong>, dat de cursus ook open moet<br />

zijn voor journalisten, die „aan èén organisatie genoeg<br />

hebben", en die ééne organisatie is dan de vereeniging<br />

waarin ze krachtens hun geloof bijeenzijn. Niet de Kring.<br />

Verder diende de voorwaarde te worden gesteld, vernemen<br />

we, b.v. ook voor heeren als onze collega's van de N. R. Crt.,<br />

die manifesteerend den Kring verlieten, ontevreden over 'n<br />

bestuursbesluit. Het bestuur heeft dat openlijk afgekeurd.<br />

Maar De Nederlandsche Dagbladpers stelde een voorwaarde,<br />

ten doel hebbend, naar we thans lezen, om ook<br />

dergelijke collega's toegang tot den cursus te geven, m.a.w.<br />

te profiteeren van het werk der organisatie die zij demonstratief<br />

verlieten, en het Kringbestuur gaat er op in, haast<br />

schreven we: vliegt er in. Met het gevolg dat het als<br />

„breed en royaal" geprezen wordt, en het ééne lid, dat<br />

zich er tegen verzette, als bekrompen en klein. Wat zegt<br />

ons bestuur er nu wel van? Zeker, ook wij zullen ons<br />

steeds „verheugen" wanneer er „overeenstemming tusschen<br />

onze twee organisaties verkregen zal zijn". Maar wij zullen<br />

ons ook steeds afvragen, voor welken prijs zij moet worden<br />

gekocht. Want die overeenstemming is ons niet eiken prijs<br />

waard. En wij vinden het verdrietig, wanneer men steeds<br />

de leiding van een belangrijke zaak heeft gehad, op<br />

't laatste oogenblik, en op één der hoofdpunten, eenvoudig<br />

op zij te worden gezet, ook al blijft ons „de eer, de instelling<br />

in het leven te hebben geroepen."<br />

Een P. P.-eombinatie.<br />

Er is in den laatsten tijd in belanghebbende kringen<br />

een strooming merkbaar die kan doen voorspellen dat in<br />

ons lang 't nu eindelijk er toch ook toe komen zal, dat<br />

de Periodieke Pers, tot nog toe bestaande uit honderde<br />

losse „schaapjes", zich tot een „kudde" gaat vereenigen.<br />

Dit is, niet alleen voor die belanghebbenden, maar ook<br />

voor het geheele lezend publiek in den lande van belang.<br />

Vooreerst: wat verstaat men onder de Periodieke Pers?<br />

Daartoe behooren letterlijk alle bladen die niet dagelijks<br />

verschijnen, dus zoowel week- en maandbladen als alle<br />

categoriën van geïllustreerde en niet geillustreerde, vaken<br />

niet-vakbladen, revues, sport-, vereenigingsorganen en<br />

zelfs z. g.: advertentiebladen. Het wil mij voorkomen dat<br />

het wenschelijk is direct deze laatste categorie uit te<br />

schakelen waar sprake is of zal zijn van de periodieke<br />

pers. Onder 't woord „pers" toch is te verstaan alles wat<br />

beoogt de denkende en gevoelende menschheid lezenswaardige<br />

stof voor te zetten voor zijn ontwikkeling, ontspanning<br />

of nut.<br />

Die stof bestaat uit lectuur al of niet van letterkundige<br />

waarde en gemaakt door de zamenstellers, al of nietberoeps-persmenschen.<br />

Advertenties worden echter gemaakt<br />

door een geheel andere categorie werkers, die absoluut<br />

niet tot de „Pers" behooren en advertentiebladen schakelen<br />

we dus geheel en bij voorbaat reeds uit bij hetgeen volgt.<br />

Met die zuivering is echter nog volstrekt niet een algeheelen<br />

filtratie van het groote mengelmoes periodieken en<br />

periodiekjes, van club- en vereenigingsorgaantjes, van<br />

verkapte reclameblaadjes, prijscouranten in den vorm van<br />

krantjes, tijdelijke verkiezingsorganen, plotseling verschijnende<br />

en verdwijnende krantjes enz. enz. bereikt.<br />

Wanneer echter er sprake is, zooals nu 't geval schijnt<br />

te zijn, van een combinatie of vereeniging van periodieken,<br />

dan blijven er nog zeer veel degelijke nuttige en mooie<br />

periodieken over — hun getal loopt óók in de honderden —<br />

die zeer zeker onder de vlag van de „Pers" zich mogen<br />

scharen, en door strekking en inhoud der Nederlandsche<br />

Pers ter eere strekken. Waar het parool „vereenigen"<br />

klinkt, daar moet een doel voorop gezet worden. Dat doel<br />

is of eigenbelang of algemeen belang. In 't eerste geval<br />

treden de vakbelangen op den voorgrond en ontegenzeggelijk<br />

zijn er voor de uitgevers of eigenaars van vele<br />

periodieken vakbelangen in 't spel.<br />

Maar in negen van de tien gevallen zijn het niet de<br />

uitgevers en meestal ook niet de eigenaars die de periodieken<br />

samenstellen. Dat doen de redacties, hetzij zelfstandig,<br />

vrij-zelfsfandig of min of meer afhankelijk en<br />

volgens den wil van eerstgenoemden, hetzij uitgevers,<br />

directeuren of vereenigingen.<br />

Het publiek, de abonne's, de leden eener vereeniging<br />

die er een periodiek op nahoudt, kunnen niet anders dan<br />

gebaat worden door de resultaten die voortspruiten zullen<br />

wanneer er een combinatie ontstaat van de eigenlijke<br />

zamenstellers dier bladen. Als echter uitsluitend vakbelangen<br />

op den voorgrond komen, dan zullen de baten voor het<br />

lezend publiek niet heel groot zijn. De zamenstellers die<br />

hun vaktoestanden willen verbeteren hebben alleen te<br />

doen met de uitgevers, eigenaars, of vereenigingen en<br />

deze laatsten, hun eigen vakbelangen beoogende door een<br />

combinatie van de periodieke pers (hetgeen zeer lastig is<br />

uit een concurrentie-oogpunt), zoeken die verbetering in<br />

een richting die ook buiten het publiek omgaat.<br />

Er is nog geen combinatie en dus is er ook nog niets<br />

te voorspellen, maar door het bovenstaande meenden wij toch<br />

op klippen te wijzen die ingewijden, o. a. bij de dagbladpers,<br />

reeds lang in hun levensvaarwater hebben kunnen<br />

zien en nog steeds zien grooter worden. Het is juist door<br />

de eigenaardige verhouding die er tusschen den werkgever<br />

(directie, uitgever, eigenaar) en werknemer (redacteuren,<br />

medewerkers) bestaat in de Pers, dat elke vereeniging<br />

van dien aard te kiezen heeft tusschen twee<br />

richtingen: eigen vakbelangen of algemeene persbelangen<br />

rakende datgene wat beiden produceeren, n.1. de bladen.<br />

Laatstgenoemde richting is die van het algemeen belang<br />

en mag dus in 't publiek besproken worden.<br />

De soort van arbeid te leveren voor en het product


verkregen in den vorm van periodieken is, wat de Periodieke<br />

Pers betreft, niet steeds van zuiver journalistieken<br />

aard.<br />

Er is onderscheid te maken tusschen letterkundigen<br />

en journalisten. Auteurs en letterkundigen zijn geen journalisten<br />

en omgekeerd zijn beroeps-journalisten geen<br />

auteurs en geen letterkundigen, vele uitzonderingen daargelaten.<br />

Dus is er ook een groot onderscheid te maken tusschen<br />

de journalistieke periodieke pers en de letterkundige pers.<br />

Laatstgenoemde heeft, uit een arbeids- of nuttigheidsoogpunt<br />

beschouwd, minder behoefte aan een combinatie,<br />

alhoewel de uitgevers van zulke periodieken wèl dezelfde<br />

belangen (zuiver vakbelangen) hebben als die van 't andere<br />

soort.<br />

Twee groote categoriën echter van eerstgenoemde soort,<br />

de geillustreerde pers en de vakpers, hebben wel groote<br />

gezamelijke belangen bij een combinatie en daar voor het<br />

meerendeel daaraan vaste medewerkers (redacties) zijn<br />

verbonden waaronder veel bona-fide jonrnalisten, kan een<br />

combinatie groot nut, gemak en algemeen (publiek) belang<br />

bevorderen en tot resultaten hebben.<br />

Het is 't direct belang van uitgevers of eigenaars dier<br />

soorten periodieken, dat ze het beste leveren wat te<br />

leveren is, de beste werkknechten aan hun bladen verbinden<br />

en slechts dan is 't mogelijk om dat beste of<br />

superieure te leveren volgens de eischen des tijds, wanneer<br />

zij die dat werk produceeren (de redacties) alle faciliteiten<br />

krijgen en bronnen voor zich geopend zien die de pers<br />

toekomt.<br />

Want èn de dagbladpers èn de goede (journalistieke)<br />

periodieke pers moet zitten in de stalles van het levenstheater<br />

en wel op de eerste rij.<br />

De journalistiek in het algemeen en met ruimen blik<br />

bezien, is niet meer een industrie, maar zij is geworden<br />

de beheerscheresse van het sociale en politieke leven, en<br />

door haar invloed, die een macht is geworden, heeft zij<br />

het recht te eischen dat haar die stallesplaatsen in het<br />

leven der wereld gegeven worden.<br />

Van de tact, de eerlijkheid, de smaak en de inzichten<br />

van de Pers hangt de volksopinie, het volksleven, de toekomst<br />

af, en dit geldt evenzeer voor de goede periodieke<br />

pers als voor de groote dagbladpers. Laatstgenoemde werkt<br />

snel met onmiddellijke indrukken, eerstgenoemde langzamer<br />

met constanter en meestal blijvender kracht. De dagbladpers<br />

werkt op de massa, de periodieke pers influenceert<br />

groepsgewijze.<br />

* *<br />

*<br />

Welke belangen heeft nu de Periodieke Pers, in het<br />

bijzonder in ons land?<br />

Dat is niet zoo maar in twee woorden te zeggen.<br />

Eenigermate is hiervoor als schema te gebruiken wat op<br />

het aanstaande derde Internationaal Congres „de la Presse<br />

Périodique" te Parijs besproken zal worden.<br />

Men is in het buitenland n.1. alweer verder dan hier en<br />

in verschillende landen bestaan reeds lang vereenigingen<br />

van de Periodieke Pers. Deze vereenigingen hebben zich<br />

reeds gecombineerd tot een „Federation internationale des<br />

associations de presse périodique" en dit aanstaande<br />

congres zal thans hoofdzakelijk beproeven de internationale<br />

verbindingen en verhoudingen te verbeteren tusschen allen<br />

die hetzelfde doel beoogen op dat terrein en die te kampen<br />

hebben met dezelfde vakbezwaren of moeilijkheden.<br />

Daarbij zal besproken worden: het doel, het nut en de<br />

werkwijze der P. P; de positie, de plichten, de rechten en<br />

de belangen der redacteuren in de P. P; de relaties met<br />

en de verhoudingen tusschen de P.P. en autoriteiten,<br />

uitgevers, boekhandel en dagbladpers; de eischen waaraan'<br />

de P. P. te voldoen heeft wat betreft de techniek, de op­<br />

MEDEDEELINGEN.<br />

voedende kracht, den socialen invloed en de gevaren uit<br />

een zedelijk oogpunt, die de P. P. kan doen ontstaan door<br />

een slechte keuze van onderwerpen, illustraties of door<br />

sensatie wekkenden inhoud.<br />

Voorts de belangen van snelle en goedkoope verzending<br />

per post in binnen- en buitenland, de abonnements-voorwaarden<br />

voor openbare bibliotheken en leesgezelschappen,<br />

de „losse verkoop per nummer", het auteursrecht enz:<br />

Vermoedelijk komt ook ter sprake, (en dat zou ook<br />

voor ons land wel de moeite waard zijn!) de kwestie van<br />

het al of niet opnemen van betaalde reclatne-artikelen,<br />

het opnemen van kwakzalvers-advertenties en het reproduceeren<br />

van foto's, of vermenigvuldigen van één orgineele<br />

foto ten dienste van vele geillustreerde bladen en ten<br />

nadeele van den rechtmatigen eigenaar: den fotograaf!<br />

Door de auteurswet is in de meeste landen paal en perk<br />

gesteld aan de hier te lande nog heerschende haarstraübende<br />

anarchie op het gebied van illustratie-reproducties<br />

en foto-misbruik. Op het Parijsche congres zal dus<br />

misschien daarover niet veel te hooren zijn, maar uit<br />

bovenstaande is al een en ander te leeren aangaande<br />

datgene wat de belangen van de P.P. raakt en een<br />

combinatie wenschelijk maakt.<br />

* *<br />

*<br />

Wat nu ons land betreft zoo zal wel, niettegenstaande<br />

de enorme hoeveelheid, laat ons maar gerust zeggen<br />

wegens de veel te groote massa of Unmenge van periodieken,<br />

begonnen moeten worden met een ruwe scheiding<br />

te maken tusschen rijp, groen en onkruid. De zuiver-vakbladen<br />

P. P. kan gecombineerd worden met geillustreerde<br />

pers daar deze elkaar niet bijten zullen en laatstgenoemde,<br />

afzonderlijk blijvende, onmogelijk een groot lichaam kan<br />

vormen of ooit in ons kleine landje dat kan worden.<br />

De z.g. literaire P. P. zal waarschijnlijk, verder staande<br />

van de journalistiek (n.1. technisch beschouwd) niet zoo<br />

spoedig zich kunnen aanmelden voor aansluiting. Hier en<br />

daar kijkt de letterkundige als zoodanig neer op den journalist.<br />

Dit is een feit, hoe onaangenaam 't ook moge<br />

klinken.<br />

En dan is er een derde categorie: de vereenigingsorganen<br />

die eigenlijk ook onder de P. P. te rangschikken zijn.<br />

Zoo dezulken vakbladen zijn, komen ze direct in aanmerking<br />

voor een combinatie, maar zoo ze alleen vereenigings-belangen<br />

behartigen dan valt over aansluiting nog wel<br />

te debatteeren ....<br />

't Blijkt dus wel dat een Nederlandsche P. P.-combinatie<br />

die journalistieke belangen bevorderen wil en niet zuiver<br />

een uitgevers-vereeniging zal worden, niet heel gemakkelijk<br />

in elkaar te zetten is. Het publiek zal slechts gebaat<br />

zijn door een combinatie op journalistieken basis.<br />

En is de uitgever eigenlijk dat dan ook niet?<br />

Een der oudste Nederlandsche journalisten heeft eens<br />

verkondigd: „Het is journalisten strikt verboden vervelend<br />

te zijn!"<br />

Welnu, als de redacties der P. P. zich als journalisten<br />

gaan combineeren, dan komt dat den inhoud der P.P. ten<br />

goede en daalt de vervelendheidskans dier bladen veel<br />

meer dan wanneer alleen door een uitgevers-combinatie<br />

uitgeversbelangen worden beoogd. En, wij herhalen 't,<br />

het zijn de samenstellers, de redacties der P. P., die het<br />

eigenlijke werk leveren voor meneer en mevrouw Publiek.<br />

Aan hun dus zich te combineeren!<br />

GOS. DE VOOGT.<br />

Een zonderlinge niet-herkiezing.<br />

Het verslag der faits et gestes van het Kringbestuur<br />

dwingt tot een opmerking die, naar ik hoop, reeds van<br />

Ill


112 MED.E DEELINGEN.<br />

andere zijde de redactie zal hebben bereikt, in dat gevaj<br />

kan dit mijn stukje gevoegelijk naar de papiermand verhuizen.<br />

Maar mocht geen der andere Kringleden getroffen<br />

zijn geweest door het merkwaardige feit der niet-herkiezing<br />

van collega HANS tot lid van het Dagelijksch Bestuur'<br />

dan acht ik het mijn plicht daarover mijn groote verwondering<br />

en leedwezen uit te spreken.<br />

Sinds lang heb ik afgeleerd mij te verbazen over de<br />

zonderlinge inzichten die journalisten er nu en dan blijken<br />

op na te houden in zake van wat ik zou willen noemen:<br />

vereenigingszeden. In onze organisaties komen herhaaldelijk<br />

dingen voor, waarover men elders zich zou verbazen.<br />

Maar dit stukje, de niet-herkiezing van HANS, is toch wel<br />

bijzonder kras.<br />

Daar is een collega die van bijzonderen ijver voor vakbelangen<br />

is bezield, in wien de Kring dan ook bijzonder<br />

vertrouwen meende te mogen stellen, toen hem de eenhoofdige<br />

redactie van ons orgaan werd opgedragen. Een<br />

volkomen gewettigd vertrouwen na de schitterende wijze,<br />

waarop HANS in het voorafgaande jaar voor het grootste<br />

deel de <strong>Mededeelingen</strong> had gevuld. En als dan het Kringbestuur<br />

de gelegenheid heeft, hem zijnerzijds waardeering<br />

te betuigen of, laat mij liever zeggen de meest eenvoudige<br />

vereenigingshoffelijkheid jegens hem te betrachten, zet het<br />

hem op onwaardige wijze in den hoek.<br />

Ik begrijp dit niet. Het vorig jaar achtte het Kringbestuur<br />

HANS geschikt om zitting te nemen in het Dagelijksch<br />

Bestuur. Wat wij sindsdien van HANS zagen is voortreffelijk<br />

werk als redacteur. Was hij als lid van het<br />

Dagelijksch Bestuur dan zulk een brekebeen, dat vervanging<br />

door ELOUT noodig was? Het is moeilijk aan te<br />

nemen, vooral omdat er m. i. geen reden is de taak van<br />

het Dagelijksch Bestuur zoo geweldig hoog te schatten,<br />

dat wèl zeer bijzondere qualiteiten aanwezig behooren te<br />

zijn bij den man die er zitting in neemt. En ook al worden<br />

daarvoor meer dan gewone eigenschappen noodig geacht, —<br />

wat wij van HANS weten, is dat hij een bekwaam, zeer<br />

ijverig, warm voor journalistieke belangen voelend Kringlid<br />

is. Nog niet genoeg voor lid van het Dagelijksch<br />

Bestuur? M'n hemel, is het werk daar dan zóó gewichtig?<br />

Ik heb geen reden voor een persoonlijke voorkeur. ELOUT<br />

of HANS in het Dagelijksch Bestuur — mij is het wel.<br />

Zelfs dat HANS een wat jongere richting vertegenwoordigt,<br />

is in deze niet een moment van beteekenis. Als ELOUT<br />

reeds zitting had gehad in het Dagelijksch Bestuur, zou<br />

ik het even ergerlijk hebben gevonden, wanneer men hem,<br />

mir nichts dir nichts, door HANS had vervangen.<br />

Waartegen ik alleen opkom is dat men, zonder een<br />

zeer dringende reden, een verdienstelijk en ijverig Kringlid<br />

aldus behandelt. Als iets geschikt is om den lust te<br />

dooden, dan is zulk een behandeling het zeker. Als HANS<br />

er den boel bij neer gooide — wat toch héél jammer zou<br />

zijn — zou ik het hem niet kwalijk nemen.<br />

A. E. MENDELL.<br />

De Kring als vakvereeniging.<br />

De voorzitter van De Nederlandsche Dagbladpers heeft<br />

in de jongste algemeene vergadering dier vereeniging in<br />

zijn openingsrede o. a. gezegd:<br />

„Anders was het, waar de Kring optrad om de belangen van<br />

de journalisten te verdedigen, m. a. w. optrad als zuivere vakvereeniging.<br />

Eensdeels was de oorzaak hiervan wellicht, dat ook<br />

thans de Kring als zuivere v ak ver e en i ging slecht georganieerd<br />

is — hij telt onder de buitengewone leden werkgevers en ondede<br />

gewone leden hoofdredacteurs, die dichter bij den werkgever<br />

dan bij den werknemer staan — terwijl b. v. in een gewone vakr<br />

vereeniging geen meesterknechts als leden worden toegelaten. Als<br />

vakvereeniging is de Kring een zeer zwak lichaam. Wij, als<br />

werkgevers, kunnen en moeten dit betreuren! De nadeelige gevolgen<br />

daarvan hebben wij o. a. reeds bij de behandeling van het<br />

arbeidscontract ondervonden. Indien de Kring een sterke vakvereeniging<br />

ware geweest, met een opgewekt en vertrouwensvol<br />

leven, ware er, veronderstellen wij, nooit eenige aanleiding geweest<br />

tot de booze woorden, daarover door ons bestuur gesproken. Wij,<br />

dagblad-directeuren, kunnen slechts wenschen, dat de journalistenkring<br />

als vereeniging van werknemers in de Journalistiek in<br />

eenheid en kracht om contracten te sluiten en na te komen, moge<br />

groeien."<br />

Hierover schreven wij:<br />

„Curieus is, dat 't voorbeeld, door den heer Boissevain genoemd<br />

als bewijs, hoe zwak de Kring als vakvereeniging staat, er absoluut<br />

naast is. De verwerping van 't voorgestelde arbeidscontract toch<br />

geschiedde op 'n oogenblik, dat de meerderheid der vergadering<br />

zich eindelijk bewust werd: wij moeten toonen, dat wij toch als<br />

vakvereeniging ook wel wat beteekenen. Ware de Kring toen<br />

zwak geweest, 't arbeidscontract zou aangenomen zijn. Maar de<br />

vergadering wilde toen, bij het eerste belangrijke economisch<br />

contact met de Directeuren-vereeniging, sterk zijn. Wij geven toe,<br />

dat de commissie uit de journalisten, die onderhandelde, zich niet<br />

sterk heeft getoond. Maar de Kring zelf deed toen beter."<br />

In verband hiermede schrijft nu de redactie der <strong>Mededeelingen</strong><br />

van de directeuren vereeniging:<br />

„Dit is „er absoluut naast"! Ware de Ned. Journalistenkring<br />

bij de behandeling van het model-arbeidscontract een krachtige<br />

vak-organisatie geweest, dan zou hij öf niet aan zijn bestuur<br />

volmacht gegeven hebben om met onze vereeniging van directeuren<br />

te onderhandelen en tot overeenstemming te komen, óf,<br />

nadat die gegeven was, haar tot het einde toe hebben erkend.<br />

Men zou, na korten tijd, immers, wijziging hehben kunnen vragen<br />

in het „model", dat dan toch dadelijk, — d.i. nu reeds twee<br />

jaren —, eenig nut zou hebben gesticht. Nu eischte men, uit<br />

zwakheid, alles op eens. Men liet zijn eigen Bestuur en het onze<br />

een dwaas figuur slaan, en men stootte onderhandelingen af, ook<br />

voor de toekomst. Was de organisatie toen krachtig geweest en<br />

had zij een „opgewekt en vertrouwensvol leven" geleid, dan zou<br />

niet een zoo belangrijke zaak als het model-arbeidscontract,, bij<br />

het „eerste contact met de Directeuren-vereeniging", eerst in<br />

een algemeene vergadering zijn blijven steken en zou niet een<br />

half jaar later het voorstel van het eigen Bestuur, door een<br />

vereeniging van 270 leden, in een tweede vergadering, zijn verworpen<br />

met . . , . 15 tegen 13 stemmen. Deze twee feiten gaven<br />

aan onzen voorzitter, die de vakvereeniging van journalisten<br />

terecht hoopt krachtig te zullen zien opgroeien, aanleiding om te<br />

spreken, zooals hij gesproken haeft."<br />

Wij gelooven niet dat ooit de bedoeling van den Kring<br />

is geweest, het Bestuur een opdracht te geven om de<br />

zaak geheel en al zelf, zonder verdere tusschenkomst der<br />

algemeene vergadering, te be-eindigen. Een contract aanvaarden<br />

dat men, zooals het daar ligt, verwerpelijk acht,<br />

zou belachelijk zijn geweest. Door de aanvaarding van<br />

zulk een contract zou de Kring te kennen hebben gegeven,<br />

dat hij het daarin opgenomene als normaal beschouwde,<br />

en dat was niet het geval. Wij vinden het een wonderlijk<br />

soort economische „kracht", om een slecht contract te<br />

aanvaarden, en dan later wijziging te ... . „vragen". Een<br />

daad van wil en van moed: te kennen te geven dat men<br />

zich met de nog minder dan minimale bepalingen niet kon<br />

vereenigen, noemt de geachte redactie van 't directeurenorgaan<br />

nota bene „zwakheid", 't Is kras! Wij blijven't besluit<br />

toejuichen als een bewijs van een krachtiger bewustheid<br />

als vakorganisatie, dan de Kring te voren ooit had<br />

getoond.<br />

Mozaïek.<br />

Jeanne Reyneke van Stuwe, wier 25 e roman dezer dagen<br />

verschenen is, schreef, naar wij in De Hofstad lezen, als jong<br />

meisje in Ons Belang, (een blaadje van de coöperatieve<br />

vereeniging Eigen Hulp), onder den schuilnaam Hans von<br />

Rhenieck. Angstige oogenblikken bezorgde haar eens<br />

't schrijven van een schetsje, waarin de lotgevallen van<br />

een naaister beschreven werden. Zij had het vrouwtje zelf<br />

't verhaal hooren doen, het verwerkt en ingezonden bij de<br />

redactie van Ons Belang. Het was geplaatst, met dit<br />

onverwachte gevolg, dat de naaister, die er zich zelf in<br />

herkend had, een woedende brief aan de redactie schreef,<br />

omdat zij „in de krant" was gekomen. Jeantje werd ver-


zocht op het redactiebureau te komen. Doodsbenauwd voor<br />

de vermoedelijke gevolgen van processen en gerechtelijke<br />

vonnissen kwam zij op het kantoor, om er geen politie<br />

met paternosters en dreigende kerkerholen te vinden, maar<br />

alleen een vriendelijken en lachenden redacteur, die uiterst<br />

verbaasd was in zulk een jong, bedeesd en angstig kind<br />

zijn medewerkster te ontdekken, 't Liep goed af!<br />

* *<br />

*<br />

Uit een weekblad: „Wegens plaatsgebrek moeten een<br />

aantal geboorten en gevallen van overlijden tot de volgende<br />

week uitgesteld worden".<br />

* *<br />

*<br />

Nederland is 't land van de uitstekend opgestelde dagbladen.<br />

Zeker wordt er in andere landen hier en daar<br />

'n krant aangetroffen die de beste Hollandsche bladen<br />

overtreft. Maar geen land is er - zelfs Zweden niet —<br />

waar in 't algemeen de pers zoo hoog staat.<br />

(Het Volk). CAM. HUYSMANS.<br />

* *<br />

*<br />

Whitelaw Reid, de Amerikaansche gezant te Londen<br />

vertelde onlangs een aardige anecdote in verband met de<br />

vaak onleesbare handschriften van journalisten. De Amerikaansche<br />

journalist Horace Greeley wordt door een vriend<br />

aan tafel genoodigd en neemt die uitnoodiging schriftelijk<br />

aan. De vriend kan het onmogelijke handschrift van<br />

Greeley niet ontcijferen; hij toont het aan vrienden en<br />

bekenden; maar niemand is in staat de ware beteekenis<br />

van het hieroglyphenstel te doorgronden. Half schertsend<br />

loopt de vriend een apotheek binnen en reikt den apotheker<br />

zwijgend het papier over. Deze zet zijn bril op, poogt te<br />

lezen, staart zijn bezoeker aan, poogt nogmaals te lezen.<br />

De vriend van Greeley verbergt zijn lach achter een gehuichelde<br />

hoestbui. Tenslotte schijnt den apotheker een licht<br />

op te gaan. En blijkbaar tevreden over zijn speurtalent<br />

zegt hij: „O juist! — wilt u er misschien even op wachten"?"<br />

De bezoeker - zeer in zijn schik - betuigt'levendig zijn<br />

instemming. Na vijf minuten wachtens geeft de apotheker<br />

hem een zorgvuldig in papier gewikkeld fleschje, waarin<br />

het vermeende toebereide recept. „Een dollar!" zegt de<br />

man, „het is een uitmuntend middel tegen verkoudheid."<br />

Zoo speelde een journalist als dokter!<br />

Een nieuwe Vereeniging.<br />

In verband met de mededeeling op bladzijde 85 van het<br />

vorige nummer der <strong>Mededeelingen</strong> over de plannen, die te<br />

Batavia zouden bestaan om voor Indië een nieuwen Journalistenbond<br />

op te richten, wil de ondergeteekende nog<br />

even in herinnering brengen, dat door hem bij zijn vertrek<br />

uit Bandoeng als boedelbeheerder van den „Indische Journalistenkring",<br />

de stukken en bescheiden van dien Kring<br />

op het redactiebureau der Preangerbode zijn achtergelaten<br />

benevens een deposito bij het agentschap Bandoeng van<br />

de Ned.-Indische Escompto-Maatschappij, dat destijds<br />

18 Augustus 1910, f 825,95 bedroeg.<br />

LEEUWARDEN, 30-9-12. W. F. M. VAN SCHAIK.<br />

* *<br />

*<br />

Uit Indië bereikt ons de tijding, dat de Nederlandsch-Indische<br />

Journalistenkring is gereconstitueerd. In Batavia zijn de<br />

meeste journalisten toegetreden. Het bestuur is aangevuld<br />

en bestaat nu uit de heeren ZAALBERG (Bat Nieuwsblad)<br />

voorzitter; H. TERSTEEQ (Java-Bode), ondervoorzitter en'<br />

J. SCHAAP (Java-Bode), secretaris. Men zal probeeren er<br />

MEDEDEELIN/GEN.<br />

113<br />

wat leven in te houden, want een Kring is in Indië zeer<br />

noodig. Wij roepen de vernieuwde en verjongde vereeniging<br />

een hartelijk welkom toe en hopen dat het bestuur<br />

aan de <strong>Mededeelingen</strong> denken zal.<br />

Buitenland.<br />

De positie van den Engelsehen journalist.<br />

Nu en dan werd mij door collega's in het vaderland<br />

gevraagd of ik in de <strong>Mededeelingen</strong> niet eens een en ander<br />

zou kunnen vertellen van de positie van den Engelschen<br />

journalist; over zijn opleiding in het vak; over zijn bezoldiging,<br />

aanstelling, ontslag e.d.<br />

Telkens nam ik mij voor aan dat verzoek gevolg te geven<br />

doch telkens ook bleven de aanteekeningen, die ik in verband<br />

met de tot mij gerichte vraag verzameld had, onuitgewerkt,<br />

omdat ik dan door dit, dan door dat verhinderd<br />

werd. Maar, eindelijk is het er dan toch van gekomen dat<br />

ik tijd kan vinden om te gaan neerschrijven hetgeen volgen<br />

zal en dat naar ik hoop, voor mijn vrienden in het vaderland<br />

belangrijk genoeg zal zijn.<br />

Zij allereerst gezegd dat ik de meeste gegevens omtrent<br />

de positie van den Engelschen journalist te danken heb<br />

aan de vriendelijkheid van den heer HORACE SANDERS<br />

den secretaris van de Central London Commithee van de<br />

„National Union of Journalists", een vereeniging, die op<br />

dit oogenblik veilig genoemd mag worden de belangrijkste<br />

journalisten-vereeniging in Engeland en die vooral groote<br />

beteekenis kreeg, en het aantal harer leden belangrijk zag<br />

vermeerderen, sedert de Insurance Act in Engeland in<br />

werking kwam. Het aantal leden dezer vereeniging die<br />

erkend is als een der Engelsche Trade Unions is binnen<br />

enkele maanden tijds gestegen van 2500 tot 3300, omdat<br />

zij erkend is als een der Approved Societies onder de<br />

genoemde verzekeringswet, waardoor het voor journalisten<br />

voordeeliger is daarbij aangesloten te zijn, dan verzekerd<br />

te worden door bemiddeling van een postkantoor. Journalisten,<br />

die minder dan £ 160 's jaars verdienen, moeten<br />

volgens de Insurance Act verzekerd zijn. De „Union of<br />

Journalists", die thans ongeveer vijf jaar bestaat, wordt<br />

alleen gevormd door bona-fide journalisten, eigenaars van<br />

nieuwsbladen, administrateurs of directeuren kunnen er<br />

geen lid van worden. Leden kunnen zijn degenen, die drie<br />

jaren aan de redactie van een blad verbonden zijn geweest<br />

of die gedurende drie jaren afhankelijk zijn geweest van'<br />

hun journalistieken arbeid. Het doel van de Union iste<br />

beschermen en te behartigen de belangen der leden ten<br />

opzichte van salaris en vakaangelegenheden; het oprichten<br />

van fondsen tegen werkloosheid, voor ondersteuning en<br />

pensioenen; het behandelen van vragen, die zich voordoen<br />

in verband met het gedrag der leden in het bedrijf. De<br />

Union heeft afdeelingen over het geheele land en elk lid<br />

moet lid eener afdeeling zijn.<br />

Dit ten aanzien der vereeniging. Hoe kan men daar nu<br />

lid van worden, of beter hoe wordt men in Engeland journalist?<br />

J<br />

Zooals ik destijds reeds mededeelde aan de Commissie<br />

der vakopleiding van onzen Kring, heeft men hier te lande<br />

geen journalisten-scholen. Wel is waar bestaan er particuliere<br />

inrichtingen, waar iemand die zich tot de journalistiek<br />

voelt aangetrokken stenographic kan leeren — zonder<br />

kennis van stenographic is men hier beslist in de journalistiek<br />

onbruikbaar - talen kennis kan opdoen, enz., doch de<br />

meeste journalisten maken van die inrichtingen geen gebruik.<br />

De beste Engelsche journalisten hebben allen hun leerschool<br />

gehad in de dagblad-bureaux en begonnen dan


114 MEDEDEELINGEN.<br />

nagenoeg allen aan een provinciaal blad of aan een locaal<br />

blad in een der Londensche voorsteden.<br />

Een jongmensch, die zich tot de journalistiek voelt aangetrokken,<br />

brengt allereerst een paar, soms tot vijf, leerjaren<br />

door aan een klein blad. Soms betaalt hij daarvoor<br />

aan de dirictie een klein leergeld, ofschoon dit laatste<br />

hoogst zelden voorkomt. Na het einde dier leerjaren wordt<br />

de leerling, die in den regel tot dusverre zonder salaris<br />

gewerkt had, of slechts een klein zak-geld ontving, aangesteld<br />

als jongste verslaggever of jongste redacteur (subeditor).<br />

Heeft de aspirant-journalist, wanneer hij zich als<br />

leerling aanmeldt, reeds voldoende kennis van stenographic,<br />

dan wordt hij soms dadelijk aan een provinciaal blad of<br />

aan een blad in de Londensche voorsteden (subusban<br />

paper) als jongste reporter aangesteld en krijgt dan een<br />

aanvangs-salaris van tien tot vijftien shillings, hetwelk<br />

spoedig verhoogd wordt als hij blijken geeft de techniek<br />

van reportage en schrijven voor een dagblad meester te<br />

zijn. Algemeen wordt aangenomen dat die opleiding aan<br />

een dagblad de beste opleiding is voor den journalist, beter<br />

dan eenige school voor journalistiek hem ooit zou kunnen<br />

geven.<br />

Daar zijn er ook in de Engelsche journalistiek — precies<br />

als in ons vaderland — die op rijper leeftijd „aan de krant"<br />

komen, omdat zij in het vak, waarvoor zij oorspronkelijk<br />

opgeleid werden, geen bevrediging konden vinden, dezulken<br />

hebben dan meestal hun aanleg voor de journalistiek getoond<br />

door het schrijven van boek-beoordeelingen; korte<br />

verhalen; artikelen over dit of dat, waardoor zij de aandacht<br />

op zich vestigden en hun een plaats aan een of<br />

ander dagblad werd aangeboden. Er zijn ook journalisten,<br />

die een universiteit-opleiding gehad hebben, doch deze<br />

alleen opende hen volstrekt niet goede vooruitzichten bij<br />

de dagbladpers; de quaestie is allereerst of de aspirantjournalist<br />

zijn universitaire kennis weet toe te passen. Tal<br />

van Engelsche journalisten hebben een grooten naam in<br />

het vak, zonder dat zij ook aan een universiteit geweest<br />

zijn.<br />

Het salaris van den reporter is in de kleine provinciesteden<br />

ongeveer 20 a 35 shillings per week, in de grootere<br />

provincie-steden bedraagt het van 30 sh. tot £ 3.10 per<br />

week, en aan de beste provinciale bladen komt het voor<br />

dat reporters minstens 4 guinjes (een guinje = f 12.60)<br />

per week verdienen. Sommige hoofd-verslaggevers aan<br />

groote provinciale bladen verdienen 5, 6, 7 tot 8 guinjes<br />

per week, doch de twee laatstgenoemde cijfers zijn toch<br />

wel uitzonderingen. In het algemeen kan gezegd dat er<br />

buiten Londen een aantal reporters zijn, die per jaar betaald<br />

worden met £ 160 en ook velen, die minder krijgen<br />

dan dit bedrag.<br />

Het cijfer £ 160 wordt meer speciaal genoemd omdat<br />

men in Engeland geen inkomsten-belasting betaalt, wanneer<br />

men niet meer dan die som per jaar verdient. Iemand, die<br />

niet meer verdient dan £ 400 per jaar, mag voor de berekening<br />

zijner inkomsten-belasting £ 160 aftrekken en<br />

betaald dus belasting van, b.v. £ 240 als hij £ 400 verdient.<br />

Te Londen kan gezegd worden dat een goede reporter<br />

gemiddeld 6 guinjes per week verdient; bij sommige correspondentie-bureaux<br />

krijgt hij niet meer dan £2.10, maar<br />

de salarissen wisselen over 't algemeen tusschen de 4 en<br />

10 guinjes. De hoogste salarissen worden dan betaald aan<br />

de reporters, die de beste beschrijvende verslagen kunnen<br />

leveren en dergelijke salarissen gelden meestal ook voor<br />

de redacteuren. Natuurlijk dat er speciale salarissen zijn<br />

voor hoofd-redacteuren, schrijvers van hoofd-artikelen,<br />

speciale correspondenten, e.d.<br />

Journalisten, die een betrekking wenschen, melden zich<br />

daarvoor aan bij de directie van een of ander blad, of<br />

krijgen die ook vaak door het betrekking-bureau der jour­<br />

nalistenvereniging, o.a. door dat van de „National Union<br />

of Journalists", of door het schrijven op advertentiën.<br />

Advertentiën, waarin journalistieke vacaturen worden aangekondigd,<br />

vindt men in den regel in de Daily Telegraph<br />

of Daily News.<br />

Schriftelijke contracten zijn in de Engelsche journalistiek<br />

uitzondering. Zij worden alleen gemaakt in bijzondere<br />

gevallen voor hoofdredacteuren, speciale redacteuren,<br />

buitenlandsche correspondenten enz. Regel is dat de aanstelling<br />

mondeling geschiedt en het is een gewoonte geworden<br />

dat de opzegging der betrekking van weerskanten<br />

op drie maanden is bepaald. Wel is waar moet de werkgever<br />

bij ontslag aan den journalist een maand salaris<br />

uitbetalen, doch men kan gerust zeggen dat drie maanden<br />

regel is. De vacantietijden aan provinciale bladen zijn<br />

meestal veertien dagen per jaar met behoud van vol salaris;<br />

aan de Londensche bladen is het bijna overal drie of vier<br />

weken.<br />

Bijkans overal is regel dat de journalist gedurende ziekte<br />

zijn volle salaris behoudt en mij is door den heer SANDERS<br />

en ook door andere journalisten verzekerd dat te Londen<br />

vooral, de dagblad-directies in geval van ziekte hoogst<br />

vrijgevig zijn.<br />

Ziehier de voornaamste gegevens, die ik kreeg. Er blijkt<br />

uit dat de toestanden over 't algemeen met die bij ons te<br />

lande overeenkomen; alleen kan gezegd dat de salarissen<br />

voor goede reporters, vooral voor hen, die goede beschrijvende<br />

verslagen kunnen leveren, veel hooger zijn dan in<br />

Nederland. Dit is begrijpelijk voor ieder, die hier nader<br />

met de Engelsche reporters in aanraking kwam, want de<br />

verslaggever die hier een goed beschrijvend verslag kan<br />

maken, neemt een afzonderlijke plaats in. De verslaggevers<br />

op vergaderingen, die ik ontmoette, zijn veelal uitnemende<br />

stenografen, doch daarmede is vaak alles gezegd. Meermalen<br />

heb ik opgemerkt dat zij, met name op internationale<br />

congressen, totaal „vast liepen" als er iets anders dan<br />

Engelsch werd gesproken, omdat hun de meest elementaire<br />

kennis van Fransen en Duitsch ontbraken.<br />

Ik noemde in den aanvang van deze mededeelingen de<br />

„National Union of Journalists". Daarnevens bestaat nog<br />

„The Institute of Journalists", waarvan ook directeuren lid<br />

kunnen zijn. Deze vereeniging bestaat reeds meer dan 20<br />

jaren, doch hoe langer, hoe meer gaan èn directeuren èn<br />

journalisten inzien, dat het voor geen van beiden aanbevelenswaardig<br />

is samen in één vereeniging zitting te hebben.<br />

Dan heeft men nog de „Nothern Society of Journalists",<br />

waarvan de hoofdzetel te Newcastle is, doch die van<br />

weinig beteekenis is, terwijl in Ierland nog bestaat „The<br />

Irish Journalists Association".<br />

De „National Union" bezit een maandblad, evenals onze<br />

Kring, getiteld The National Union Journal.<br />

Ik kan er aan toevoegen dat de heer SANDERS mij zeide<br />

dat hij gaarne zou zien dat er een soort „entente" zou<br />

tot stand komen tusschen de journalistieke vereenigingen<br />

in verschillende landen en dat b.v. de vereenigingen elkander<br />

voor hun organen op de hoogte zouden houden van<br />

nieuws, dat voor vakgenooten van belang kan heeten.<br />

Ten allen tijde is hij bereid aan onzen Kring die mededeelingen<br />

te doen, welke voor het vak nuttig kunnen zijn<br />

en zouden kunnen bevorderen een broeder-band tusschen<br />

zijne en de Nederlandsche vereeniging. En, natuurlijk,<br />

gaarne bracht ik deze vriendelijke mededeeling aan de<br />

collega's in ons land over.<br />

LONDEN, October 1912. E. W. DE JONG.


Oorlogscorrespondenten in den Balkan.<br />

De Van Dag tot £>a^-schrijver in 't Handelsblad had<br />

dezer dagen 't volgend opstel over oorlogscorrespondenten<br />

in den Balkan:<br />

Zeer voortreffelijke inlichting over wat Montenegro doet,<br />

verwacht ik van de vertegenwoordigster van The Daily<br />

Chronicle in Groot Tsernogora, in Montenegro.<br />

Het zal alom den vrouwen belang inboezemen te hooren,<br />

dat een vrouw als oorlogsverslaggever van dit Britsche<br />

blad optreedt in den Balkan en het strijdbare bergvolk<br />

zal vergezellen. Miss Mary Durham heeft, naar wij vernemen,<br />

zich daartoe sinds lang voorbereid door de talen der<br />

Balkan-volken te leeren spreken. En 't is een les van het<br />

verleden, dat de correspondent, die dit niet vermag, voor<br />

inlichting geheel afhankelijk is van wat officieren, die<br />

Fransch, Engelsch of Duitsch verstaan, hem gelieven te<br />

vertellen. Trouwens correspondenten zullen, al kunnen ze<br />

de taal van het volk spreken, toch reeds grooter bezwaren<br />

dan voorheen te overwinnen hebben.<br />

De toestanden zijn nu niet meer als in 1870 en 1877.<br />

Oorlogscorrespondenten worden tegenwoordig zooveel<br />

mogelijk geweerd en hun berichten aan strenge censuur<br />

onderworpen. Maar in de groote oorlogen in Frankrijk<br />

en den Balkan beleefden zij hun heldentijd. En het zal<br />

wellicht velen belang inboezemen van een correspondent<br />

uit deze oorlogen iets te hooren.<br />

* *<br />

*<br />

In De Gids van December 1877 gaf ik in een opstel:<br />

„Be getuigen in het Oosten" verslag van wat enkele<br />

oorlogscorrespondenten gezien en gehoord hadden.<br />

Ik had Mac Gahan leeren kennen, die mijn vriend<br />

Koolemans Beynen tot kameraad was op de Pandora van<br />

Sir Allen Young, op welk schip ze ervaring in de Poolzee<br />

opdeden. Hij en Archibald Forbes waren ideëele oorlogscorrespondenten.<br />

Forbes was evenals Mac Gahan een<br />

vertegenwoordiger van de Daily News op het oorlogsterrein.<br />

Hij verhaalde mij van zijn wedervaren in vele oorden der<br />

wereld.<br />

Een kijkje in zijn paspoorten en in de officieele documenten,<br />

welke hem als dagbladcorrespondent wettigen, zou iedereen<br />

als mij verbaasd hebben. Onder deze opmerkelijke papieren<br />

was er een gedateerd Coblentz, 23 Juli 1870, en geteekend<br />

von Goeben; een ander was van den koninklijken — toen<br />

nog niet de keizerlijke — „Generalstab" en geteekend<br />

door generaal Podbielski. Er was een pas „von St. Denis<br />

nach Paris," geteekend door generaal Schlotheim, en hij<br />

had een geheelen bundel legitimatie-papieren en passen<br />

van de verschillende regeeringen, waarmede Spanje in de<br />

laatste jaren gezegend was geworden. Men trof er b.v.<br />

een aan hem verleend door generaal Contreras, den held<br />

der intransigenten te Cartagena. Het Carlistische opperhoofd<br />

Dorerguray schonk hem er een; en een derde is geteekend<br />

door den chef van den staf van koning Alfonso. De tweede<br />

dezer passen verwierf Forbes ten gevolge van zijn ongeduld<br />

over de werkeloosheid van generaal Contreras. Hij was<br />

het moede langer toeschouwer te zijn van niets doen, en<br />

besloot de blokkade van Vich in Catalonië te breken.' De<br />

poging mislukte en hij werd gevangen genomen door<br />

generaal Dorerguray, die hem echter weldra weer vrijheid<br />

en een vrijgeleide schonk. * *<br />

*<br />

Een andere pas, die historische waarde heeft, was het<br />

laatste document, dat kolonel Henri van de Commune<br />

teekende, een paar uren voordat de troepen van Versailles<br />

Parijs binnenrukten. Van 1876 waren de vergunningen<br />

hem verleend in Servië, en het Russische paspoort. Dit<br />

bestond uit het photographisch portret van den special<br />

correspondent, van het keizerlijk zegel voorzien en geën-<br />

MEDEDEELINGEN.<br />

115<br />

dosseerd door de verschillende autoriteiten. Behalve al<br />

deze documenten, had de heer Forbes een aantal paspoorten<br />

gereed liggen, geviseerd voor de verschillende<br />

landen. Hij bewaarde ze in een kamertje, dat hij zijn<br />

equipment-room noemde. Aldaar stonden steeds gereed<br />

twee porte-manteaux en een bullock-trunk. De eerste<br />

bevatte zomer-, de tweede winterkleederen en de koffer<br />

een volkomen uitrusting naar Indië. Boven deze koffers<br />

hingen de rijlaarzen, de veldflesch en een revolver, terwijl<br />

een zak met sovereigns en napoleons op een veilige plaats<br />

in dezelfde kamer gereed lag. Forbes was dus gereed om<br />

onmiddellijk te vertrekken, wanneer de order om te<br />

marcheeren kwam, en dat zijn voorzorgsmaatregelen niet<br />

overbodig waren, kan o. a. hieruit blijken, dat hij vier uur<br />

nadat hij zijn aanstelling kreeg als correspondent naar<br />

lndie vertrok met den prins van Wales, en eens een half<br />

uur na het ontvangen van de order naar Dover stoomde<br />

op weg naar Spanje.<br />

* #<br />

*<br />

Hij nam in het begin van den Pransch-Duitschen oorlog<br />

de benoeming aan van oorlogscorrespondent van den<br />

Morning Advertiser. Zijne brieven trokken de aandacht<br />

van den heer J. R. Robinson, den directeur van de Daily<br />

News. Forbes wenschte, uit Frankrijk weer in Engeland<br />

teruggekeerd, in een der groote dagbladen een brief te<br />

plaatsen, waarin hij de juiste positie der Duitsche en<br />

Fransche legers duidelijk uiteenzette. Hij stond in Fleetstreet<br />

met zijn kopij, aarzelende aan welk van de drie<br />

redactiebureelen in de onmiddellijke nabijheid hij zijn<br />

brief zou toevertrouwen. Hij liet het lot beslissen, en toen<br />

hij het papiertje waarop Daily News stond, trok, wierp<br />

hij zijn brief in de bus van dit vooral in dien tijd zoo<br />

voortreffelijk dagblad. Den volgenden dag was zijn brief<br />

reeds geplaatst. Hierdoor aangemoedigd, bracht hij onmiddellijk<br />

den directeur een bezoek. Tot zijn niet geringe<br />

verwondering werd hij door den heer Robinson ontvangen<br />

als werd hij door hem verwacht. De directeur reikte hem<br />

zoodra hij binnenkwam, zijn aanstelling over als oorlogscorrespondent<br />

van de Daily News, en vestigde er zijn<br />

aandacht op, dat dienzelfden avond een mailtrein van<br />

Calais vertrok, die hem in staat zou stellen binnen twee<br />

dagen te Metz te zijn. Hij vertrok een uur later. De<br />

instructies, welke de heer Robinson hem gaf, verdienen<br />

aandacht, want zij openden een nieuw tijdperk in de<br />

geschiedenis der journalistiek. Forbes zou geen gewone<br />

telegrammen zenden, met het korte bericht van het belangrijkste<br />

dat plaats had, maar hij zou zijn brieven in hun<br />

geheel overseinen.<br />

* *<br />

*<br />

Hij had de nauwkeurigste kennis van alle wegen en<br />

middelen van gemeenschap, waardoor hij van het slagveld<br />

de opmerkingen, aldaar neergeschreven, zoo spoedig naar<br />

het naastbijgelegen telegraafkantoor brengen kon. Hij wist<br />

steeds het punt te kiezen, waar hij in staat was het<br />

nauwkeurigst zich een denkbeeld te vormen van hetgeen<br />

plaats had; hij wist te zien en op te merken, en had de<br />

verwonderlijke vaardigheid om onmiddellijk, nu rustende<br />

op een gebroken kanon, dan voortsjokkend op een ammunitiewagen,<br />

een aanschouwelijke juiste beschrijving in<br />

gespierd Engelsch te geven van den veldslag, die onder<br />

zijn oogen plaats had. Meestal was hij bij eiken veldslag<br />

een poos bij de voorhoede; hij ontzag gevaar noch vermoeienis;<br />

hij werd een paar keer gewond, doch, zegt hij<br />

steeds, „I always found the front the safest place"; hij<br />

was, als de slag beslist en de beschrijving geschreven<br />

was, zijn eigen koerier en bracht zijn brief uren en uren<br />

ver, zonder te rusten en te slapen of te eten, om er maar<br />

voor te zorgen, dat zijn blad het eerste en het beste was<br />

ingelicht. Het geluk diende hem vaak, gelijk het trouwens


116 MEDEDEELINGEN.<br />

meestal moedige mannen, die hun plicht doen, helpt — en<br />

door geluk en handigheid slaagde Forbes er onder anderen<br />

in op de plaats tegenwoordig te zijn, toen Napoleon III<br />

zijn zwaard overgaf aan keizer Wilhelm. Zijn beschrijvingen<br />

van de veldslagen bij Metz maakten hem dra beroemd.<br />

Ofschoon hij zijn oordeel in de onmiddellijk verzonden<br />

brieven nooit controleeren kon door de opmerkingen van<br />

anderen, hebben vele Duitsche officieren zijn beschrijvingen<br />

der veldslagen telkens aangehaald als de nauwkeurigste<br />

en onpartijdigste.<br />

* *<br />

*<br />

Toen Parijs zich moest overgeven aan de Duitschers,<br />

slaagde Forbes er in het eerst van alle journalisten in de<br />

stad te zijn. Hij had al zijn maatregelen genomen. Op<br />

een krachtig paard gezeten reed hij Parijs van de Noordzijde<br />

binnen; hij zag alles wat er te zien was, en na met<br />

goed humeur, tact en moed honderden zwarigheden overwonnen<br />

te hebben, gelukte het hem eenige uren later de<br />

stad weer uit te komen. In galop ging het nu naar Lagny,<br />

waar hij juist bijtijds aankwam om in een sneltrein te<br />

stappen, die hem naar Carlsruhe bracht. In den trein<br />

schreef hij een brief, welke drie kolommen van de Daily<br />

News vulde, en dien hij van Carlsruhe aan zijn blad<br />

seinde. Onmiddellijk keerde hij naar Parijs terug, waar hij<br />

een paar dagblad-correspondenten ontmoette, die juist hun<br />

beschrijvingen per post verzonden hadden — want er was<br />

geen gelegenheid tot seinen. Zij beklaagden hem, dat hij<br />

eerst een dag later dan zij Parijs had weten binnen te<br />

komen, en ze verhieven er zich niet weinig op, dat zij<br />

hem toch eens de baas geweest waren. Hij antwoordde<br />

niets, zoodat ze dachten, dat hij zich zijn ongeluk bitter<br />

aantrok. Men kan zich hun verwondering voorstellen, toen<br />

ze later ontdekten, dat de Daily News alle Europeesche<br />

dagbladen drie dagen was voorgeweest met een uitvoerige<br />

dramatische beschrijving van de overgave van het uitgehongerde<br />

Parijs aan keizer Wilhelm.<br />

* *<br />

*<br />

Niet minder goed overlegde hij het bij de tweede<br />

inneming van Parijs. Tijdens de Commune wist hij natuurlijk<br />

weer juist op het kritieke oogenblik in Parijs te zijn. In<br />

den namiddag van den bekenden Zondag at hij salade<br />

met generaal Dombrowski en verkreeg van hem al de<br />

inlichtingen, die hij noodig had. Een poos later, het vechten<br />

aanschouwende, werd hij beetgepakt door een troep<br />

Communisten, die een barricade oprichtten voor het Palais<br />

Royal. Hij wist zich echter vrij te koopen door hun een<br />

goeden raad te geven. De Communisten, wier moed en<br />

de kracht van wier overtuiging grooter waren dan hun<br />

krijgskunde, hadden een barricade gemaakt en daarachter<br />

twee stukken veldgeschut geplaatst. Ze hadden echter<br />

vergeten schietgaten te maken. Hun gevangene maakte<br />

hen hierop opmerkzaam en werd onmiddellijk in vrijheid<br />

gesteld als waardeering van zijn militaire bekwaamheid. Toen<br />

de strijd het felst was, werd hij echter door andere<br />

Communisten opnieuw aangegrepen, en hij had te kiezen<br />

tusschen onmiddellijken dood en het deelnemen aan de<br />

verdediging van een barricade, welke van drie zijden door<br />

de troepen uit Versailles werd aangevallen. Toen men<br />

hem voor een oogenblik geen aandacht schonk, wist hij<br />

in een huis te vluchten en te ontsnappen. Parijs stond nu<br />

in brand, en bij het zien der vlammen, die uit het Hotel<br />

de Ville en de Tuilerieën sloegen, besloot Forbes een<br />

wanhopende poging te doen om de ontzettende tijding<br />

aan zijn blad te melden. Hij maakt onmiddellijk zijn plan.<br />

Gewapend met een officieele enveloppe met groote letters<br />

geadresseerd aan koningin Victoria, weet hij de brandende<br />

stad uit te komen. Met honderden wachtend op een pont<br />

om de Seine over te steken, wist hij zich door de Duitschers<br />

het eerst te laten overzetten door het vertoonen van een<br />

anderen quasi-officieelen brief van den Britschen gezant<br />

aan lord Granville, minister van buitenl. Zaken, gericht.<br />

Hij maakte zich meester van een paard en reed naar St.<br />

Denis. Hij schreef zijn prachtige aanschouwelijke beschrijving<br />

van het brandende Parijs in de mailboot tusschen Calais<br />

en Dover, waarop hij de eenige passagier was. Van Calais<br />

had hij aan de Daily News geseind vier kolommen plaats<br />

open te houden; om zes uur 's morgens kwam hij te<br />

Londen aan het bureel, en om acht uur verschenen honderdduizend<br />

exemplaren van de Daily News met het bewonderenswaardig<br />

verhaal van een ooggetuige. Toen de heer<br />

Robinson om half tien de redactiekamer binnentrad, vond<br />

hij Forbes in diepen slaap, met een Londensch adresboek<br />

tot hoofdkussen. Daar de brief van Forbes het eerste<br />

bericht gaf van den toestand in Parijs, was de opwinding<br />

in Londen buitengewoon groot. Dienzelfden middag werd<br />

den eersten minister in het parlement gevraagd of hij ook<br />

kon mededeelen of het ontzettend verhaal van de Daily<br />

News waarheid bevatte. De heer Gladstone antwoordde<br />

dat H. M.'s regeering verstoken was van alle berichten<br />

uit Parijs, doch dat hij ernstig hoopte, dat het verhaal<br />

van de Daily News onjuist, ten minste overdreven was.<br />

Twee dagen later bleek, dat Forbes de waarheid en niets<br />

dan de waarheid medegedeeld had. — Welke ontzaglijke<br />

som de oorlogscorrespondenties aan Daily News en Times<br />

kostten, weet ik niet precies meer. Maar ze was zeer groot!<br />

* *<br />

*<br />

Forbes woonde 1877 den Servischen oorlog bij, en<br />

stelde alle lezers van de Daily News in staat om een juist<br />

inzicht van den toestand te krijgen. Van den aanvang<br />

toonde hij aan hoe Servië niet bestand was tegen de<br />

de Muzelmannen. Na den slag bij Djunis, die den oorlog<br />

besliste, was hij op een afstand van 137 Engelsche mijlen<br />

van de „basis zijner operaties," gelijk hij de telegraafkantoren<br />

pleegt te noemen. Even voor zonsondergang<br />

vertrekkende, reed hij in 14 uur van Deligrad naar<br />

Semendria — een afstand van 100 Engelsche mijlen. Hij<br />

had zijn eigen zadel en reed op een gewoon postpaard,<br />

dat hij op elk station tegen een nieuw verwisselde. Te<br />

Semendria aangekomen, wist hij een tilbury te krijgen en<br />

reed naar Belgrado, vanwaar hij overstak naar Semlin.<br />

. Dus gelukte het hem zijn allerbelangrijkste beschrijving<br />

den morgen na den veldslag te verzenden. Gedurende den<br />

oorlog in Bulgarije heeft hij letterlijk in den zadel geleefd,<br />

overdag overal rondrijdende en 's nachts zijn berichten<br />

wegbrengend. Vernemende, dat de eerste aanval op Plevna<br />

plaats zou hebben, reed hij tachtig mijlen ver naar het<br />

slagveld; den geheelen strijd — die een dag duurde —<br />

woonde hij bij; hij werd een paar keer door Bashi-Bazouks<br />

achternagezet, doch hij zag alles. Ten laatste konden paard<br />

en ruiter niet meer, en zoo moede was het dier, dat het<br />

zich aan de zijde van zijn meester uitstrekte, de kop op<br />

zijn knie leggend. Ze sliepen tot een nieuw alarm hen<br />

wekte. Zoodra het licht aanbrak, aanvaarde Forbes den<br />

tocht naar Sistova (een afstand van zestig mijlen). Toen<br />

zijn paard neerviel van vermoeienis, nam hij den zadel<br />

op zijn hoofd mede en liep naar Sistova, vanwaar hij<br />

zich naar Bucharest spoedde. Van Ploesti naar Cronstad<br />

in Transylvanië reed hij weder op postpaarden, totdat hij<br />

van het telegraafbureel in deze laatste stad de bewonderenswaardige<br />

beschrijving en beoordeeling van den geduchten<br />

slag van Plevna afzond, welke drie dagen na den<br />

slag in Engeland zoo groote aandacht trok.<br />

# *<br />

*<br />

Na den slag van 24 Augustus in den Shipka-pas, reed<br />

Forbes zonder ophouden, telkens versche paarden nemend,<br />

naar het Russische hoofdkwartier. Hij was er lang voor<br />

een der talrijke boodschappers en aides-decamp aankwamen.<br />

Daar hij de eerste getuige van den slag was, werd hij


opgehouden, om aan den Tzaar en den Grootvorst verslag<br />

te geven van wat hij gezien had, en zette toen de reis<br />

voort naar Bucharest, vanwaar hij alle lezers van de<br />

Daily News weder in staat stelde om te zien wat hij<br />

gezien had. Ten laatste bezweek hij onder zijn taak; een<br />

kwaadaardige koorts greep hem aan, en hij was gedwongen<br />

naar Engeland te gaan om zijn geknakte gezondheid te<br />

herstellen.<br />

Een minister bij journalisten.<br />

De Londensche correspondent van het Handelsblad schreef<br />

14 October o.a. het volgende:<br />

Wij, journalisten, maken er schier dagelijks melding van<br />

als „broeders van verschillende gilden" samen komen in hun<br />

jaarvergaderingen of op hun feestvergadermgen, getrouwelijk<br />

onder de oogen van het publiek brengende wat zij beraadslaagden<br />

of hoe zij feestten — waarom zouden wij dan af<br />

en toe onzen lezers niet eens vertellen hoe wij, broeders van<br />

het pers-gilde, samen waren? Mij dunkt, daar kan niets tegen<br />

zijn, allerminst niet, wanneer zulk een samenkomst van<br />

journalisten werd bijgewoond door een der meest bekende<br />

Ministers der Kroon, die bovendien een belangrijke redevoering<br />

hield.<br />

Het was gisteravond in de groote feestzaal van het Hotel<br />

Cecil in het Strand, dat ongeveer een paar honderd journalisten<br />

samen aan den disch zaten. Natuurlijk, het moest op een<br />

Zaterdagavond zijn, dat zooveel pers-broeders samen konden<br />

komen, want de Zondagochtend is de eenige ochtend, dat<br />

de groote Londensche bladen niet verschijnen. Wij hebben<br />

hier wel Zondagochtendbladen, verscheidene en zeer goede<br />

ook, doch zij verschijnen onder andere namen dan de gewone<br />

ochtendbladen in de week, en hebben hun afzonderlijke<br />

redacties. Welnu, de samenkomst van gisteravond ging uit<br />

van de National Union of Journalists, een vereeniging, die<br />

eerst vijf jaren geleden werd opgericht en er nu reeds eene<br />

van beteekenis is geworden. Voordien bestond reeds jaren<br />

The Institute of Journalists, maar dat was niet een vakvereeniging<br />

in de eigenlijke beteekenis van het woord. Uitgevers,<br />

directeuren, journalisten waren er lid van en zijn er nog lid<br />

van, doch de Engelsche journalisten achtten het toch noodig<br />

ook een vakvereeniging te hebhen in den geest der bij de<br />

Engelsche wet erkende trade-unions, en zoo werd de National<br />

Union of Journalists opgericht, die haar afdeelingen heeft<br />

over het geheele land en in den aanvang des jaars reeds<br />

2500 leden telde. Kort voor de ziekteverzekeringswetten in<br />

werking kwamen, besloot de Union gedaan te krijgen, dat<br />

zij ook erkend zou worden als een Approved Society onder<br />

die wet, dus dat de leden onafhankelijk zouden zijn van<br />

andere ziekenfondsen of verzekering bij het postkantoor.<br />

Dit gelukte en sedert nam het ledental tot 3600 toe, feit<br />

van beteekenis genoeg om eenigszins feestelijk te worden<br />

gevierd. Zóó werd het feestmaal van gisteravond aangericht<br />

en de „vader" der Insurance Act, Minister Lloyd George,<br />

Chancellor of the Exchequer, beloofde te zullen komen.<br />

Daar zaten aan de hoofdtafel nevens den president van<br />

de Union, den heer J. H. Harley, M. A. en den Minister,<br />

een aantal bekende journalisten en Parlementsleden aan;<br />

daar was een feestkrant gemaakt, die den eigenaardigen titel<br />

droeg van „The Nujjers Gloat" (de N(ational) U(nion)<br />

J(ournalists) uiting van genot, die naar op de titelpagina<br />

werd medegedeeld, had „The smallest circulation in the<br />

world" en zou verschijnen voor „one night only."<br />

Het menu werd vlug afgewerkt — naar Engelschen trant;<br />

't was feitelijk bijzaak: men verbeidde het oogenblik, dat<br />

de onontbeerlijke City-toast-master, die in zijn rooden rok en<br />

kuitbroek, zijn staf in de hand, zich zijner waardig bewust,<br />

staande achter den stoel van den president, aandacht zou<br />

MEDEDEELINGEN. 117<br />

vragen voor den „Right Honourable David Lloyd George."<br />

Maar voor 't zoover was, deelde de secretaris nog mede, dat<br />

eenige bekende eigenaren van dagbladen gelukwenschen<br />

hadden gezonden en zich tot hun spijt moesten verontschuldigen.<br />

Het belangrijkste was wel een brief van Lord NorthclifTe, den<br />

bekenden eigenaar van Daily Mail enz. enz., die schreef tot<br />

zijn spijt verhinderd te zijn, te meer, omdat hij trots alle<br />

verschil in politieke meening, een groot bewonderaar van<br />

Lloyd George was, en die tevens mededeelde, dat hij het<br />

zulk een gelukkig verschijnsel vond dat de journalisten een<br />

krachtige vakvereeniging hadden gevormd, waarin geen plaats<br />

was voor direeteuren en dagblad-eigenaren; dat hij er trotsch<br />

op was, dat het gilde der journalisten 111 de laatste twintig<br />

jaren zulk een eervolle plaats had verworven in de groote<br />

maatschappij, en die tevens als zijn meening te kennen gaf<br />

„dat het noodig is dat journalisten zich vereenigen voor het<br />

verkrijgen van langer vacantie-tijden en betere salarissen."<br />

Natuurlijk, het voorlezen van dien brief, vooral wat betreft<br />

vacantie en salaris, had heel wat applaus.<br />

En toen, nadat een der bestuursleden van de Union, de<br />

heer J. O'Donovau, een Ier, den toost had uitgebracht op<br />

de „Imperial Parliament" en den heer Lloyd George, stond<br />

de Minister op.<br />

De eerste vijf minuten was er geen sprake van dat hij<br />

aan het woord kon komen, want de journalisten hielden<br />

niet op hem toe te juichen. Maar eindelijk, nadat hem het<br />

„For he is a jolly good fellow" was toegezongen, kon de<br />

heer Lloyd George dan toch gaan spreken. Pas had hij<br />

eenige woorden gezegd of een der persmannen ging over<br />

„Votes for women" schreeuwen. Er was slechts één damejournalist,<br />

die of geen suffragette was, of het althans dezen<br />

avond niet toonde, maar twee feministische broeders kwamen<br />

voor de politieke belangen hunner zusters op, werden echter<br />

door collega's oogenblikkelijk voor goed verwijderd.<br />

,,'k Zou gedacht hebben dat er iets niet in den haak was<br />

geweest" zeide de Minister toen de beide rustverstoorders<br />

verwijderd waren, „als er tenminste niet een paar op de<br />

gebruikelijke manier geïnterrumpeerd hadden." Toen gaf hij<br />

er zijn vreugde over te kennen, dat een Ier gedronken had<br />

op het „Imperial Parliament," wat hem moed gaf te denken,<br />

dat eens Sir Edward Curson op het „Iersche Parlement"<br />

zou drinkeu, en betuigde zijn ingenomenheid met het schrijven<br />

van Lord NorthclifTe. — Lloyd George herinnerde er aan,<br />

dat ook hij zélf jaren geleden een en ander aan journalistiek<br />

had gedaan en soms voor een dagblad naar nieuws had<br />

moeten zoeken. Wie daarvan meer mocht willen weten en<br />

bovendien belangstelt in den levensloop van dezen Engelschen<br />

staatsman, raad ik aan te lezen het eerste deel van zijn<br />

biographie, geschreven door Herbert du Parcq, M. A., dat<br />

onlangs hier verschenen is — een lezenswaardig boek.<br />

„Evenwel," vervolgde de Minister, „er is op dit oogenblik<br />

voor de journalisten geen gebrek aan kopij," en hij sprak<br />

m verband daarmee eenige woorden over den toestand in<br />

den Balkan en vervolgens uitvoerig over de verzekeringswet.<br />

Met daverende toejuichingen werd de Minister voor zijn<br />

rede beloond en nog geruimen tijd bleef Minister Lloyd<br />

George aangezeten met de journalisten, blijkbaar erg veel<br />

pret hebbende van voordrachten door eenige specialiteiten<br />

uit Londensche music-halls ten beste gegeven en hartelijk<br />

lachende om een der journalisten, die in een komische<br />

voordracht op geestige wijze met veel uit de loopbaan van<br />

dezen Britschen Minister den draak stak.<br />

De „National Union of Journalists" had het eerste lustrum<br />

van zijn bestaan als vakvereeniging, schitterend herdacht.<br />

# *<br />

*<br />

13e in bovenstaande correspondentie bedoelde brief van<br />

Lord Northcliffe luidde letterlijk als volgt:<br />

„I am sorry that a long-standing engagement in Norfolk<br />

prevents my accepting your invitation to meet the Chancellor


118 MEDEDEELINGEN.<br />

of the Exchequer on October 12, for, like most of his political<br />

opponents and critics, I am a great admirer of Mr. Lloyd<br />

George, and, moreover, as one who worked for some six<br />

years as a reporter, descriptive note and leader writer for<br />

most of the London morning and evening papers, I have<br />

watched the growth of yoar much-needed society with<br />

interest. In the last twenty years our craft has risen from<br />

a humble, haphazard and badly paid occupation to a regular<br />

profession, which must, in the future offer increasing opportunities<br />

to men and women of ability. It has therefore become<br />

all the more necessary that newspaper workers should adopt<br />

the methods of other professions and form a society for<br />

mutual protection and encouragement. The introduction<br />

of all manner of timesaving machinery within the last few<br />

years has made the work less arduous, but more nerve<br />

exhausfing, and it is incumbent that journalists should unite<br />

for the obtaining of longer annual holidays and better pav.<br />

It is my proudest boast that the changes and competition<br />

which I have introduced into English journalism have had<br />

the effect of increasing the remuneration of almost every<br />

class of newspaper writer, as well as greatly adding to the<br />

number of those engaged in journalism. It is not, in my<br />

opinion, wise or politic for newspaper proprietors and<br />

journalists to belong to the same institution, and I have been<br />

much pleased to notice that there is nothing of the cap-inhand<br />

and beanfeast business about your society. There are<br />

times, of course, when newspaper proprietors and those who<br />

work with them, should co-operate to uphold the dignity of<br />

the Fourth Estate, as on the recent occasion when the staff<br />

of the „Sydney Daily Telegraph" were expelled from the<br />

New South Wales Legislative Assembly. It seems to me<br />

that a self-respecting society like yours has te opportunity<br />

of doing much for your members. Will you permit me to<br />

add that I am more gratified at receiving your invitation,<br />

because I know your properly independent attitude towards<br />

those who own newspapers."<br />

„Yours very truly.<br />

„NORTHCLIFFE".<br />

* *<br />

*<br />

Onze Kringvoorzitter zond aan de Union op den avond<br />

van haar feest het volgende telegram:<br />

„Association of Dutch journalists expresses fraternal feelings<br />

to National Union; rejoices in success, confirmed by presence<br />

member Cabinet; sends best withes for permanent flourishing."<br />

Door een misverstand van het Londensche telegraafkantoor<br />

terzake van het opgegeven telegram-adres, bereikte deze<br />

gelukwensch (evenmin als die uit verscheidene Engelsche<br />

koloniën) de Vereeniging niet op den avond van haar feest.<br />

De secretaris der Union verzocht evenwel onzen collega<br />

De Jong te Londen den Kring zijn broederlijken groet over<br />

te brengen en zijn levendigen spijt dat de wensch niet op<br />

tijd werd werd ontvangen. Hij vroeg alsnog van den tekst<br />

van het Nederlandsche telegram op de hoogte gesteld te<br />

worden, teneinde dezen in het orgaan van de Union te<br />

kunnen publiceeren. Aan dit verzoek is bij nader schrijven<br />

voldaan.<br />

Von Marschall en de Pers.<br />

Het is bekend dat de onlangs overleden gezant.van<br />

Duitschland te Londen, baron Von Marschall, steeds een<br />

zeer handige aanraking met de pers heeft weten te onderhouden.<br />

In het Berliner Tageblatt werd daarop dezer<br />

dagen nog gewezen. Hij beschouwde elke courant voor<br />

wat ze waard was en verstrekte haar, indien hij het noodig<br />

oordeelde, inlichtingen, zonder zich ook maar eenigszins<br />

over de politieke kleur van het blad te bekommeren. Aan<br />

kritiek hierover heeft het hem niet ontbroken; de ambtelijke<br />

wereld in Duitschland nam in de negentiger jaren een<br />

eenigszins ander standpunt in wat de beoordeeling van<br />

journalisten betrof. Toen Von Marschall aan het hoofd van<br />

Buitenlandsche Zaken stond is hem eens in den Rijksdag<br />

door graaf Van Limburg Stirum verweten, dat hij mededeelingen<br />

gedaan had aan een courant, die oppositie tegen<br />

de Regeering voerde.<br />

Het antwoord van Von Marschall is te merkwaardig om<br />

het hier niet te laten volgen.<br />

„ . . . . De afgevaardigde heeft waarschijnlijk willen<br />

zeggen, dat het niet te pas komt als Buitenlandsche Zaken<br />

inlichtingen verstrekt aan bladen, die ook artikels tegen<br />

ministers geschreven hebben. Ik heb geen reden met<br />

betrekking tot deze zaak iets geheim te houden. Ik heb<br />

aan bladen die oppositie voerden inlichtingen gegeven. Ik<br />

heb echter nog iets veel ergers gedaan en dat weet de<br />

geachte afgevaardigde, graaf Van Limburg Stirnm, blijkbaar<br />

nog niet; ik heb zelfs mededeelingen gedaan aan bladen<br />

die, toen de handelstractaten vastgesteld werden, scherp<br />

tegen mij zijn opgetreden. Maar het allerergste is dat ik<br />

er werkelijk niet aan denken kan, een andere houding te<br />

gaan aannemen. De geachte afgevaardigde, graaf Van<br />

Limburg Stirum, heeft ons verschillende vormen meegedeeld,<br />

waaraan z.i. een courant moet voldoen, opdat haar<br />

de „onderscheiding" van de ontvangst in een ministerie te<br />

beurt zal mogen vallen. Een dergelijk blad moet „wetenschappelijk,<br />

zakelijk en degelijk" zijn, en mag er niet op<br />

uit zijn om sensatie te maken en evenmin om abonne's<br />

te vangen. Dat mag in theorie voortreffelijk klinken, inde<br />

praktijk kan ik daar niets mee beginnen, en de hoofdzaak<br />

is door den geachten afgevaardigde geheel en al vergeten.<br />

Met betrekking tot het verstrekken van inlichtingen van<br />

buitenlandsche politiek komt het in de eerste plaats daarop<br />

aan, dat het blad in het binnenland en vooral ook in het<br />

buitenland gelezen wordt en men rekening houdt met<br />

hetgeen het schrijft. De inlichtingen, die ik plichmatig over<br />

buitenlandsche politiek geven moet, zoolang alle buitenlandsche<br />

kabinetten dat ook doen, hebben met ons partijleven<br />

niets te maken. Ik zal er mij nooit toe leenen met<br />

deze inlichtingen een soort handel te drijven om invloed<br />

op de houding van de bladen te kunnen uitoefenen. Ik<br />

zal de inlichtingen niet verstrekken als belooning voor<br />

goede artikels en ze inhouden als straf voor slechte. Ging<br />

ik dezen weg op, dan zou ik voor de houding van deze<br />

bladen een verantwoordelijkheid moeten aanvaarden, die<br />

ik op het oogenblik niet draag, en spoedig zou geen enkel<br />

blad zich meer met mij in verbinding willen stellen, want<br />

een blad dat ook maar eenigszins op zijn eer gesteld is,<br />

zou zich zulk een behandeling niet laten welgevallen. En<br />

wat zouden de gevolgen zijn? Dat niet alleen het buitenland,<br />

maar zelfs het binnenland zijn inlichtingen betreffende<br />

de Duitsche buitenlandsche politiek uit die bronnen zou<br />

betrekken, welke in het buitenland officieus van nieuws<br />

voorzien worden. En de geachte afgevaardigde graaf Van<br />

Limburg Stirum zal toch moeten toegeven, dat zulk een<br />

toestand niet in het belang van Duitschland zijn zou."<br />

Ach, waren alle diplomaten zoo. . . . !<br />

* *<br />

*<br />

De oud-correspondent van de A^. ƒ?. Crt. te Berlijn<br />

schrijft nog:<br />

Marschall heeft van het begin van zijn optreden in het<br />

openbaar af aan in het politieke leven altoos een zeer<br />

verstandige en handige, persoonlijke aanraking met de<br />

pers weten te onderhouden. Dat was al het geval, toen<br />

hij de opvolger van Herbert v. Bismarck van buitenlandsche<br />

zaken werd. Hij was bovendien zoo verstandig, om dadelijk<br />

met Bismarck's stelsel te breken, dat van zijn perskozakken<br />

verlangde, dat zij zich met ziel en verstand,<br />

zonder wil en eigen meening, aan hem overleverden.


Marschall liet elk journalist en diens blad op eigen wijze<br />

zalig worden en nam hen voor zich in, door vriendelijke<br />

manieren en voorzichtige inblazingen, zoo handig, dat hij<br />

voor zijn politieke oogmerken zelfs bladen, die de regeering<br />

bestreden, met goed gevolg omstrikte. Vooral was hij, de<br />

conservatief in zijn hart, geenszins bang voor omgang<br />

met liberale en democratische persmannen. Onder hen<br />

kreeg hij menig warm aanhanger. Was dit reeds te Berlijn<br />

het geval, deze handigheid ontwikkelde hij nog meer te<br />

Konstantinopel. Hij verstond de kunst, die in de Duitsche<br />

diplomatie aanvankelijk zeer weinig verspreid was, om<br />

een nuttigen omgang met de pers te onderhouden, waarbij<br />

beide partijen in de gelegenheid bleven, om aan hun<br />

waardigheid niets te kort te doen.<br />

Beter dan eenig ander Duitsch staatsman (zoo voegt<br />

de tegenwoordige correspondent van 't blad hier nog aan<br />

toe) wist Marschall met de pers te werken. Het was hem<br />

bekend dat een verstandig en fatsoenlijk journalist zich<br />

niet laat gebruiken, als men bij hem komt omdat, en<br />

alleen omdat, men hem noodig heeft. Hij trachtte met<br />

journalisten van alle richtingen op goeden voet te staan,<br />

en volgde niet de even verkeerde als onwaardige taktiek,<br />

die ook nu nog niet alle autoriteiten hier vreemd is, om<br />

alleen die bladen nieuwtjes toe te stoppen, die zoet zijn,<br />

of daarvoor tegendiensten willen verrichten. In den Rijksdag<br />

heeft hij daar eens een belangwekkende rede over<br />

gehouden; het kwam er voor hem niet op aan of een blad<br />

de regeering of misschien wel hem zelf bestreed, maar<br />

wel of het in binnen- en buitenland gelezen werd. Marschall<br />

heeft dit beginsel altijd gevolgd. Hij wist zich zoo<br />

geliefd te maken onder de journalisten, dat de Engelschen<br />

hem tot in den laatsten tijd als een gevaarlijk sujet op<br />

dat punt beschouwden, en meenden dat tegenover hem<br />

een driedubbel gepantserd hart, zelfs voor een goed<br />

Engelschman, onmisbaar was. Marschall's menschenkennis<br />

en geheugen kwamen hem daarbij te pas. Iemand die hem<br />

duidelijk genoeg voorgesteld was, vergat hij niet licht<br />

meer. Men denke zich welk een indruk het maakt, als<br />

een bescheiden journalist bij een officieele gelegenheid<br />

plotseling Marschall op zich toe ziet stevenen, en de<br />

groote man hem de hand komt drukken, met de herinnering<br />

aan een kort interview of gesprek, dat zij jaren<br />

geleden gehouden hebben. Men herinnert zich misschien<br />

dat hij op zijn reis naar Engeland op een fotograaf toeliep<br />

onder de velen die hem kiekten, en den man er terecht<br />

aan herinnerde, dat deze hem op de vredesconferentie<br />

ook gekiekt had. Zulke kleinigheden kwamen vaak bij<br />

hem voor. Marschall was zijn eigen nomenclator, en het<br />

middel heeft in onzen tijd nog niets van zijn werking<br />

verloren.<br />

Leerstoel aan de Columbia-Universiteit.<br />

Binnen enkele dagen zullen (aldus schreef de correspondent<br />

te New York van de N. R. Crt. op 21 Sept. j.1.)<br />

de van heinde en ver hierheen gekomen gegadigden<br />

gelegenheid bekomen tot het volgen der colleges aan de<br />

Pulitzer School voor Journalistiek, die als een onderdeel<br />

der Columbia Universiteit is opgericht, dank zij de schenking<br />

van wijlen Joseph Pulitzer, in leven eigenaar der<br />

N. Y. World en van andere dagbladen. Reeds in 1903<br />

had hij $ 1,000,000 als gift voor een dergelijke leerstoel<br />

beschikbaar gesteld onder beding, dat hij levenslang de<br />

rente van dit geld zoude blijven genieten. Bij zijn dood<br />

in October 1.1. werd de schenking met $ 1,000,000 vermeerderd.<br />

Uit het fonds zal tevens de bouw worden bekostigd<br />

van de z. g. Pulitzer Hall. Evenals met de overige<br />

faculteiten het geval is, wordt n. 1. de leerstoel voor<br />

journalistiek in een afzonderlijk gebouw, aan de 116e<br />

MEDEDEELINGEN. 119<br />

straat en Broadway, gevestigd. In afwachting hiervan zal<br />

voorloopig onderricht worden gegeven in de rondom het<br />

Columbia-veld (de zg. campus) aanwezige gebouwen, voor<br />

andere doeleinden bestemd, terwijl de met den naam van<br />

deken (dean) aangeduide bestuurder, prof Talcott Williams,<br />

zijn hoofdkwartier zal houden in de met een domkoepel<br />

bekroonde Columbia-bibiotheek, welke, reeds heel uit de<br />

verte zichtbaar, boven de z.g. Harlem Heights uitsteekt.<br />

Er hebben zich, ongerekend tal van onbevoegde personen,<br />

tot dusver 75 aannemelijke studenten aangemeld. Voordat<br />

a. s. Vrijdag de inschrijvingen worden gesloten, verwacht<br />

men, dat het aantal van 100, hetgeen ten hoogste kan<br />

worden toegelaten, ten volle zal zijn bereikt. De kosten<br />

voor een leergang bedragen $ 180 per jaar.<br />

Onder degenen, welke nu reeds zijn ingeschreven,<br />

bevinden zich een jonkman, Geo. Miller, uit Bloemfontein<br />

(Z.-A.), en de zoon van den leider van een in het Hongaarsch<br />

verschijnend dagblad te Temesvar, genaamd Geo.<br />

Pados, die op 20-jarigen leeftijd Geo. Bernard Shaw's<br />

tooneelstukken in zijn moedertaal heeft overgezet. Onder<br />

de ingeschrevenen bevinden zich velen, die reeds een<br />

doctoralen graad hebben gehaald, of wel den z.g. titel<br />

van bachelor of arts mogen voeren, hetzij gedurende een<br />

of meer jaren tot dusver andere universiteitstudiën hadden<br />

gevolgd. Van de 75 is minister Vs gedeelte reeds aan<br />

persorganen werkzaam geweest of daaraan nog steeds<br />

of daaraan nog steeds verbonden onder beding van verlof<br />

gedurende den studietijd. Ofschoon over het algemeen<br />

door laatstbedoelden behoorlijke salarissen worden verdiend,<br />

betoonen velen hunner maar al te vaak veel gebrek aan<br />

spaarzaamheid, hetgeen menigeen thans verplichtte, deken<br />

Williams toestemming te verzoeken tot het verrichten van<br />

bijwerkzaamheden, teneinde in geleidelijke afbetaling der<br />

vereischte $ 180 te kunnen voorzien. Hiertoe ondervinden<br />

onbemiddelden doorgaans ruimschoots medewerking. Zelfs<br />

van de Columbia Universiteit, die onder de drie voornaamste<br />

hoogescholen des lands pleegt te worden gerekend,<br />

blijkt pi. m. 5 pet. der studenten buiten de studiemaanden<br />

geld te verdienen als leeraar, repetitor, hotelbediende,<br />

landbouwer, varensgezel, enz., omtrent welk bijwerk telkenjare<br />

geregeld statistieken worden uitgegeven door tusschenkomst<br />

van het universiteitsbestuur. Hoe het echter<br />

mogelijk is om, zooals enkele ingeschrevenen voornemens<br />

zijn, 's nachts hun vroegere werkzaamheden aan een of<br />

ander dagblad vol te houden en overdag met aandacht de<br />

lessen bij te wonen, is moeilijk te begrijpen. Degenen<br />

hunner, welke verbonden zijn aan een Pittsburgsch en<br />

een Philadelphiaasch dagblad, waartoe zij kantoren hebben<br />

betrokken in het reuzengebouw der N. Y. World, schijnen<br />

zich bijv. niet te laten afschrikken door het voorbeeld<br />

van wijlen den Stichter van den eersten leerstoel voor<br />

journalistiek en den opbouwer van laatstgenoemd blad.<br />

Doordat Joseph Pulitzer zich nacht en dag overgaf aan<br />

ingespannen persarbeid, was hij immers de laatste jaren<br />

zijns levens ten prooi aan zenuwoverspanning en blindheid,<br />

welke hem noopten te leven op een stoomjacht buiten<br />

alle gewoel der wereld in de grootste afzondering.<br />

In de Columbia University Quarterly heeft deken Williams<br />

een en ander medegedeeld betreffende de wijze,<br />

waarop hij het onderwijs wenscht in te richten. Hiervan<br />

verdient o. m. het volgende vermelding. Voor hen, die de<br />

hoogere burgerschool (high school) ') hebben afgeloopen,<br />

dient het eerste jaar te worden gewijd aan een zelfde<br />

onderricht als de leergang van een eerste universiteitsjaar<br />

inbegrijpt. Eerst in het tweede jaar kan aan technische<br />

vorming worden gedacht. Aan deze laatste wordt voorts<br />

J ) Ook op een z. g. high school wordt hier te lande in den<br />

regel latijn onderwezen. Z.g. colleges gelijken veel op Nederlandsche<br />

gymnasia en ten deele op de vroegere atheneeën.


120 MEDEDEELINGEN.<br />

in het derde en in het vierde jaar verdere uitbreiding<br />

gegeven. Voor ijverige studenten rest er intusschen nog<br />

voldoende tijdsruimte voor vorming tot latinist en om<br />

toegepaste, eigenlijk journalistieke werkzaamheden in allen<br />

deele te beoefenen. Met betrekking tot de studie der<br />

moderne talen wordt tot eisch gesteld, dat elk student<br />

zich vooral vertrouwd heeft te maken met Fransch of<br />

Duitsch of met beide talen. Zij moeten den inhoud van<br />

nieuwsbladen in deze talen vlot in het Engelsch kunnen<br />

overzetten. Deken Williams verlangt het besef te wekken<br />

bij de studenten, dat het Amerikaansche dagblad volstrekt<br />

niet behoort te worden beschouwd als het eenige<br />

voortbrengsel van beteekenis der hedendaagsche journalistiek,<br />

maar zelfs in vele opzichten alles behalve als de<br />

beste vrucht op dat gebied. Daaromtrent bestaat bij tal<br />

zijner landgenooten een zeer onjuiste voorstelling, waartegen<br />

hij van den aanvang af verlangt maatregelen te<br />

nemen.<br />

Overeenkomstig Pulitzer's bedoelingen zal de school<br />

voor journalistiek door een jongmensch met einddiploma<br />

eener z. g. high school in vijf achtereenvolgende jaren<br />

kunnen worden afgeloopen. Aan het eind van het derde<br />

jaar zal hij bedreven dienen te wezen in het schrijven<br />

van levensberichten, van opstellen over gebeurtenissen<br />

van den dag, het bespreken van verschenen boekwerken,<br />

enz., alles in z. g. drukschrift (typewritten) te leveren.<br />

Gedurende de beide laatste jaren moet hij zich bovenal<br />

beijveren in het leveren van kopy. Speciaal komt het er<br />

op aan binnen vooraf bepaalden tijd eenig stuk te voltooien.<br />

De Socialistische Pers.<br />

In het periodieke bulletin van het Internationaal Socialistisch<br />

Bureau komt een opgave voor van de titels der<br />

dag-, halfwekelijksche-, week- en maandbladen van socialistische<br />

richting, die door de sociaal-democratische partijen<br />

in de verschillende landen worden uitgegeven. De lijst<br />

dateert van 1910. Het Volk geeft er het volgend overzicht van:<br />

Groot-Brittanje komt in die lijst voor met een totaal<br />

van 34 periodieken. Een partij-dagblad had het niet.<br />

Gelijk men weet is er echter pas één verschenen en<br />

wel op 8 Oktober onder den titel van The Daily Citizen.<br />

— Dan volgt Duitschland met het enorme aantal<br />

van 102, zegge en schrijve: 102! Niet minder dan 74<br />

hiervan zijn dagbladen. — Het groot-hertogdom Luxemburg<br />

figureert in de lijst slechts met één blad: een dagblad. —<br />

Oostenrijk heeft 18 periodieken, waarvan 2 dagbladen;<br />

Bohemen 45, waarvan 3 dagbladen en Hongarije 13,<br />

waarvan 1 dagblad. — Frankrijk volgt dan met 56 periodieken,<br />

hiervan 5 dagbladen. — Italië telt in genoemde<br />

lijst niet minder dan 111 periodieken; 4 van deze zijn<br />

dagbladen. Sindsdien zijn 2 van deze, Avanti van Rome<br />

en Iltempo van Milaan samengesmolten. — Spanje had<br />

bij het opmaken der lijst nog geen dagblad. Thans heeft<br />

het er wel een, El socialista, daarnaast nog 7 andere<br />

periodieken. — Portugal moet het tot dusver stellen met<br />

zijn eenig weekblad Avante. — Finland telt 5 dagbladen;<br />

daarnaast nog 17 weekbladen en maandschriften. — Rusland<br />

heeft de beschikking over 18 periodieken. Maar van deze<br />

18 staat bij niet minder dan 9 een redaktie-adres te Parijs;<br />

1 heeft zijn redaktie-adres in Lemberg (Oostenrijk); 1 te<br />

Brussel; 2 te Genève in Zwitserland. Bij één wordt geen<br />

redaktie-adres vermeld; van de 3 overige verschijnen dan<br />

2 te Bakoe, 1 te Simferopol. — Het eenige blad, dat in<br />

onze lijst voorkomt voor Pruisisch Polen, werd onlangs<br />

opgeheven. — In Oostenrijksch Polen verschijnen 2 dagbladen;<br />

daarnaast nog 3 weekbladen en een veertiendaagsch<br />

vrouwenblad. — In Russisch Polen hebben de 4 daar<br />

bestaande partijen samen 9 + 6+1 + 10 organen. Van<br />

deze zijn 3 periodieken, nl. maandschriften; de andere<br />

staan alle aangegeven als verschijnend „onregelmatig en<br />

klandestien" — De naar Amerika emigreerende Polen<br />

hebben zich daar in het nieuwe land niet minder dan 4<br />

periodieken gesticht: 1 dagblad, 2 weekbladen en 1 maandschrift.<br />

— Dan komen in de lijst de 3 Noorsche landen<br />

aan de beurt: Noorwegen met 24 periodieken, w. o. 8<br />

dagbladen; Zweden met 20, w. o. 9 dagbladen, terwijl<br />

bovendien nog opgegeven worden Sl-Maj', en „Julfachlan"<br />

die beide alleen op 1 Mei verschijnen; Denemarken met<br />

37. Van deze is slechts 1 een weekblad; 1 is een driemaandelijks<br />

verschijnend orgaan. De overige 35 zijn dagbladen,<br />

op 1 na zelfs 7 maal 's weeks verschijnend. —<br />

Daarop volgt Nederland met 22 periodieken voor de soc. dem.<br />

partij. De lijst is echter van 1910, gelijk wij hierboven<br />

waarschuwden. Ons jongste jaarboekje geeft er reeds 27;<br />

en reeds deze maand zal de Gooische Toorts als het 28 ste<br />

partij-orgaan in de rij komen. — Dan komt België. Het<br />

telt 27 organen, w. o. 6 dagbladen. 4 Fransche en 2 Vlaamsche.<br />

— Zwitserland heeft 6 dagbladen; daarnaast 11 eens<br />

of meermalen per week verschijnende. — Voor Griekenland<br />

staat één blad opgegeven, zonder aanduiding evenwel of<br />

het een dagblad of een andersoortig periodiek is. — Servië<br />

en Bulgarije hebben elk 3 bladen, geen van die 6 is echter<br />

dagblad. — Evenmin is een der beide Rumeensche periodieken<br />

dagblad. — Japan heeft slecht een maandschrift.<br />

— Dan komt de Nieuwe Wereld aan de beurt. Allereerst<br />

Kanada met 1 maandschrift en 2 weekbladen. — De<br />

Vereenigde Staten tellen 68 periodieken, meest in het<br />

Engelsch geschreven; maar ook in verschillende andere<br />

talen, één in het Yiddisch. Van deze 68 (de Poolsche zijn<br />

hier niet bij geteld; zijn 9 dagbladen. Sindsdien heeft de<br />

socialistische pers in dit deel der nieuwe wereld zich<br />

sterk uitgebreid. — Australië heeft 1 maand- en 2 weekbladen.<br />

— En zelfs Engelsch Indië heeft een periodiek,<br />

een te Parijs verschijnend maandblad.<br />

Een nieuw Engelsch arbeidersblad.<br />

De Londensche correspondent van De Telegraaf schreef<br />

8 October:<br />

De Daily Herald, het jonge, kleine dagblad der Engelsche<br />

transportwerkers, heeft tobben om zijn hoofd boven water<br />

te houden. Dat zal er nu niet beter op worden. De Herald<br />

heeft namelijk een concurrent gekregen, door de verschijning<br />

van het nieuwe orgaan der Labour Party The Daily Citizen<br />

geheeten. Flink en hoogst fatsoenlijk ziet deze dagelijks<br />

verschijnende courant er uit. Haar toon is hoogst gematigd,<br />

zij predikt niet den klassenstrijd. Zij zal geen kapitalist<br />

schrik aanjagen en alleen maar den mantel uitkloppen,<br />

als hij het al te bont tegenover de arbeiders maakt. Want<br />

voor hunne belangen op te komen, is het doel van dit<br />

nieuwe Engelsche arbeidersblad, dat kleiner dan de Daily<br />

Telegraph is, maar grooter dan de Daily News en Daily<br />

Mail. Van formaat, althans. De pagina's van deze courant<br />

zijn 64 bij 50 c M. groot en in acht daarvan vindt men<br />

allerhande nieuws, over sport en wedrennen incluis, doch<br />

zonder berichten omtrent het wedden, in de kleine Daily<br />

Herald wel aangetroffen. Hoofdredacteur en directeur<br />

van dit nieuwe blad is de heer Frank Dilnot, die tot voor<br />

kort parlementair berichtgever van de Daily Mail was.<br />

Lord Northcliffe, de bekende stichter en hoofdeigenaar<br />

van dat Engelsche dagblad, begroette de verschijning van<br />

dit nieuwe. Hij verklaart het zeer noodig voor de welvaart<br />

van het Britsche rijk te vinden, dat de arbeid een behoorlijk


nieuwsblad heeft. Doch de Engelsche arbeiders zullen<br />

daarom niet ophouden lord Northcliffe's bladen te lezen.<br />

Nog een aantal andere welkomstgroeten publiceert de<br />

Daily Citizen, o.a. van de bekende Engelsche schrijvers<br />

Thomas Hardy, Jerome K. Jerome en sir Quiller-Cough,<br />

van de redacteurs der Daily Chronicle en de Star van<br />

Eduard Bernstein, van Ramsay Mac Donald, den leider<br />

der Labour Party, alsmede van eenige harer afgevaardigden.<br />

Dit eerste nummer bevat een artikel van Hall Caine over<br />

„het gebrek van gegeid in de politiek," terwijl ook Bernard<br />

Shaw zijn medewerking heeft toegezegd.<br />

Dit nieuwe arbeidersblad ziet er degelijk uit, zoodat we<br />

het een voorspoedig bestaan toewenschen. Het kost een<br />

halve stuiver, wordt te Manchester gedrukt en heeft een<br />

specialen expeditiedienst ingericht, per trein en stoomboot,<br />

om des morgens door het gansche land deze nieuwe<br />

courant bij het ontbijt te doen verschijnen van kleine en<br />

groote luyden.<br />

Uit de Nieuwe Courant:<br />

Rechtzaken.<br />

De zaak-Giovannini.<br />

üe voormalige zaakgelastigde van de pauselijke internuntiatuur<br />

te s'-Gravenhage, monseigneur Giovannini, heeft zijn<br />

beklag gedaan, naar aanleiding van hetgeen een journalist<br />

over hem schreef. Dat betrof niet hetgeen er een paar jaar<br />

geleden gebeurd is, toen, in Maart 1910, mgr. Giovannini,<br />

„om gezondheidredenen" met verlof ging, om niet meer als<br />

zaakgelastigde in de Residentie terug te keeren, maar dat<br />

er van hem beweerd werd, dat hij zou gaan trouwen. Dit<br />

is inderdaad de quintessence van de aanklacht door hem<br />

ingediend tegen jhr. B. J. O. van Beresteyn, die voor de<br />

Middelburgse he Courant Haagsche brieven schrijft. En dat<br />

die trouwplannen-veronderstelling de kern van zijn aanklacht<br />

uitmaakt, dat heeft mgr. Giovannini zelf verklaard in een<br />

briefje uit Brussel, aan bovengenoemden journalist gezonden,<br />

't Is te interessant dus, om er hier niet iets uit over te<br />

nemen:<br />

„Non seulement je n'ai pas porté plainte uniquement<br />

pour Ie mot „snijboon", mais au contraire, j'ai declare que<br />

je n'avais aucune intention de porter plainte pour ce mot<br />

la. Je porte plainte pour la fausse et calomnieuse nouvelle<br />

relative a mon prétendu mariage, et je porte en question<br />

aussi tout Ie reste de 1'article (et non seulement Ie mot<br />

„snijboon") et parce que vous affirmez dans votre 2de correspondance<br />

que vous n'auriez pas 1'intention de m'offenser,<br />

mais de donner un simple renseignement a vos lecteurs,<br />

tandis que tout 1'article prouve votre intention de m'offenser.<br />

Done les phrases en question (et je Ie répète: non seulement<br />

Ie mot „snijboon") ne forment pas 1'objet de ma plainte,<br />

mais les preuves de vos intentions".<br />

Ook in de dagvaarding is dat trouwplan vooropgesteld,<br />

jhr. v. B. wordt hierin ten laste gelegd:<br />

„dat hij ongeveer in het begin van April 1912 te Middelburg<br />

in No. 84 van de te Middelburg en omstreken algemeen<br />

verspreide Middelburgs e he Courant heeft doen opnemen een<br />

door hem gesteld stuk getiteld: „Van den Haagschen Toren"<br />

en onderteekend: „uw getrouwe torenwachter", in welk stuk hij<br />

opzettelijk de eer en goeden naam aanrandt van Rudolph<br />

Giovannini, vroeger vertegenwoordiger van den Paus bij de<br />

Nederlandsche regeering, door dezen ten laste te leggen, dat<br />

deze als Roomsch Katholiek priester zou van plan zijn te<br />

trouwen met de weduwe, die hem indertijd het hof maakte<br />

met het kenlijk doel om daaraan ruchtbaarheid te geven;<br />

MEDEDEELINGEN. 121<br />

althans dat hij op tijd en plaats voornoemd in bovengenoemd<br />

stuk bovengenoemden Rudolph Giovannini opzettelijk<br />

heeft beleedigd met de volgende woorden:<br />

„In de stille week is hier niets te doen. Alle publieke<br />

vermakelijkheden zijn gesloten; wij hebben nu allen tijd<br />

onze zonden te overdenken. Daaronder vallen natuurlijk<br />

ook de zonden van anderen, want wat zou het saai<br />

worden indien wij ons alleen met onze eigen zonden<br />

mochten bezighouden. Zoo is onlangs hier vernomen,<br />

dat de gewezen internuntius Monseigneur Giovannini,<br />

die een paar jaar geleden zooveel van zich deed<br />

spreken, door zijn galante avonturen met enkele Haagsche<br />

dames, weldra van plan is met de weduwe, die hem<br />

indertijd het hof maakte, te trouwen. Na zijn vertrek<br />

uit Den Haag heeft hij de pauselijke diplomatie verlaten,<br />

en is meer in België „in zaken", hetgeen zoo goed<br />

marcheert dat hij met de Haagsche vrouw zijner keuze<br />

kan trouwen. Men begrijpt dat dit nieuwtje furore doet<br />

in de Haagsche salon, waar men dezen priester-diplomaat<br />

nog niet vergeten is. Met dit slot der Giovannini-klucht<br />

voor oogen kan men intusschen begrijpen, dat onze<br />

roomsche medeburgers indertijd niets van dezen vertegenwoordiger<br />

van den Paus wilden weten.<br />

Het was een rare snijboon, die pauselijke monseigneur."<br />

Den il?» October diende deze zaak voor de rechtbank te<br />

Middelburg.<br />

Als getuigen waren gedagvaard: J. H. Deibel, redacteur<br />

van de Middelburgsche Courant, en Rudolphe Giovannini,<br />

pauselijk zaakgelastigde te Rome. Als verdediger trad op<br />

mr. dr. J. H. W. Q. ter Spill, uit den Haag. Er waren verscheidene<br />

belangstellenden in de Middelburgsche rechtzaal,<br />

toen deze zaak begon.<br />

Na voorlezing van stukken wordt als eerste getuige gehoord<br />

de heer Deibel, hoofdredacteur van de Middelburgsche Courant,<br />

die de gebruikelijke inlichtingen geeft omtrent opneming<br />

van het bewuste stuk en omtrent de verspreiding van het<br />

blad waarin dat stuk werd opgenomen.<br />

Dan komt mgr. Giovannini voor, die, verklarende<br />

Italiaansch te spreken, als tolk wordt bijgestaan door ds.<br />

Oberman, Engelsen predikant te Vlissingen. Get., die opgeeft<br />

te Rome woonachtig te zijn, deelt op een vraag van den<br />

president, mr. Van Bel, mede waarom hij zijn klacht<br />

indient. Het artikel in de Middelburgsche Courant noemt get.<br />

deels beleedigend, deels lasterlijk, op de gronden ook in<br />

bovenstaand briefje en 111 de dagvaarding aangegeven. In zijn<br />

kwaliteit van r. k. priester zou het voor hem de grootste<br />

misdaad zijn te trouwen. Vandaar dat hij zich beleedigd<br />

gevoelde over het huwelijksplan, maar al was get. zulks van<br />

plan, dan zou dat nog een privézaak zijn, waarvoor hij geen<br />

verantwoording schuldig is aan anderen. Maar de bewering<br />

is onjuist.<br />

Jhr. Van Beresteyn erkent het stuk geschreven te<br />

hebben. Hij had volstrekt niet den opzet te beleedigen. Mgr.<br />

Giovannini kende hij niet persoonlijk; hij kon niet vermoeden<br />

dat zijn artikel beleedigend zou zijn, omdat mgr. Giovannini<br />

niet meer bij de pauselijke nuntiatuur behoorde. Bekl. wist<br />

ook niet dat getuige Giovannini priester was.<br />

De president: Maar u spreekt toch van een priesterdiplomaat<br />

!<br />

Bekl.: Daarmede is bedoeld: een priesterlijk diplomaat<br />

dat is een diplomaat van de priesters. Er zijn trouwens leden<br />

van de pauselijke diplomatie die geen priester zijn, b. v.<br />

Rampolla, die diaken is. Get. Giovannini geeft dit niet<br />

toe. Rampolla is priester en diaken.<br />

De verdediger, mr. Ter Spill, vraagt of getuige nog<br />

in dienst is van de pauselijke diplomatie.<br />

Mgr. Giovannini: Ik ben nog ter beschikking.<br />

Get. kon hierna vertrekken.


122<br />

Het O. M., waargenomen door mr. V a n L i d t h d e J e u d e,<br />

begint met op te merken dat de eerste vraag, welke zich<br />

hier voordoet, is: of het stuk in kwestie beleedigend is.<br />

Woorden, voor den een beleedigend, behoeven dat voor een<br />

ander niet te zijn. Iemand een trouwplan toe te schrijven<br />

kan onaangenaam zijn, maar behoeft niet beleedigend te<br />

zijn. Wel echter is dat hoogst grievend, wanneer men het<br />

van een priester zegt. Dus acht spr. het stuk beleedigend.<br />

Een tweede vraag is, of men te doen heeft met smaadschrift<br />

of met eenvoudige beleediging. Z. i. was 't minder te doen,<br />

mgr. Giovannini een bepaald feit ten laste te leggen, dan<br />

wel hem eens in het zonnetje te zetten. Daarom is het stuk<br />

beleedigend. Wegens eenvoudige beleediging eischte spr. dan<br />

schuldigverklaring en veroordeeling tot een boete van<br />

f IO of io dagen hechtenis.<br />

De verdediger, mr. dr. J. H. W. Q. ter Spill, zegt dat<br />

hij aanvankelijk gedacht had, dat de oude zaken weer opgerakeld<br />

zouden worden, al was 't voor mgr. Giovannini beter<br />

dat zijn naam hier te lande niet meer genoemd werd. Te<br />

elfder ure vernamen we echter, dat de civiele partij niet<br />

verschenen is. Mgr. Giovannini ziet dus af van de actie<br />

tot schadevergoeding en we hebben dus alleen te doen, met<br />

de strafzaak. Wat het requisitoir betreft, waar gaan we heen<br />

wanneer niet alleen meer een objectieve maatstaf geldt van<br />

wat mag en wat niet mag en men rekening moet houden<br />

met iemands religieuse overtuiging, wanneer men hem huwelijksplannen<br />

toeschrijft! Moet een radicaal 't nu beleedigend<br />

achten als hij een volgeling van S. van Houten genoemd<br />

wordt? En was Luther ook niet een katholieke priester die<br />

huwde? Waar gaan we op die manier heen! Voor een r.k.<br />

geestelijke kan misschien een beleediging zijn, als men zegt<br />

dat hij geen goed voorbeeld stelt, maar toch niet als<br />

men hem huwelijksplannen toeschrijft! Moeten geestelijken<br />

nu voorschrijven tot hoever de vrijheid van spreken mag<br />

gaan; want daarop komt 't neer. Wij uit den Haag, die de<br />

faits et gestes van mgr. Giovannini wat beter kennen, wij<br />

zouden er eerder een beleediging in hebben gezien, wanneer<br />

gezegd was, dat mgr. Giovannini van plan was niet te trouwen.<br />

Uit den Almanach de Gotha —• aldus spr. verder —<br />

blijkt, dat er pauselijke diplomaten zijn die geen priester<br />

zijn. Dat jhr. van Beresteyn de hoedanigheid van priester<br />

opzettelijk genoemd heeft, is niet bewezen. Maar bovendien<br />

is in de dagvaarding meer gezegd dan in het stuk. In de<br />

dagvaarding toch leest men, dat mgr. Giovannini als r. k.<br />

priester huwelijksplannen had. Aldus staat het echter niet<br />

in het artikel. PI. beroept zich voorts op een arrest van<br />

den Hoogen Raad, waarbij overwogen werd, dat het woord<br />

„kraai" niet van beleedigenden aard was. De uitdrukking<br />

„rare snijboon" is misschien frivool, maar iemands karakter<br />

wordt er niet door aangetast, beleedigend is die uitdrukking<br />

niet. Daarmede werd slechts uiting gegeven aan een common<br />

feeling als in den Haag algemeen was. Met te erkennen, dat<br />

mgr. Giovannini in het zonnetje werd gezet, deed het O.<br />

M. afbreuk aan zijn requisitoir. Mgr. Giovannini had erger<br />

kunnen overkomen dan deze vermakelijke uitdrukking. PI.<br />

concludeert dat de rechtbank niet anders kan doen dan<br />

vrijspreken.<br />

Het O. M., repliceerend, merkt op, dat de kwestie of een<br />

woord beleedigend is, ook verband houdt met dengeen tot<br />

wien men zich richt. Tegenover een dergelijken hoogwaardigheidsbekleeder<br />

moeten zulke uitdrukkingen, ook die als<br />

„rare snijboon", niet gebruikt worden. Spr. zal daarbij natuurlijk<br />

niet beoordeelen of mgr. Giovannini er aanleiding<br />

toe gaf. Maar deze uitdrukkingen passen niet tegenover<br />

iemand die tot de diplomatie behoort.<br />

Mr. Ter Spill merkt hier tegenover op, dat mgr. Giovannini<br />

reeds lang niet meer tot de diplomatie behoorde, toen het<br />

stuk geschreven werd. Volkenrechtelijk had hij ook niet de<br />

MEDEDEELINGEN.<br />

functie van diplomatiek vertegenwoordiger. Het zeer overhaast<br />

vertrek van Monseigneur geschiedde, omdat niet alleen<br />

hij, maar ook het karakter van zijn ambt in ongelegenheid<br />

zou zijn gekomen. Pleiter herinnert aan hetgeen in de dagbladen<br />

geschreven werd, zonder dat er eenige tegenspraak<br />

op kwam, nl. dat hij weggaan moest. Zegt men nu van zoo<br />

iemand, dat hij een „rare snijboon" is, dan is dat nog 't<br />

allerbeste. Een journalist, de feiten releveerend, had heel<br />

wat meer kunnen zeggen zonder met den strafrechter in<br />

aanraking te komen.<br />

Wegens eenvoudige beleediging werd de beklaagde 19<br />

October, overeenkomstig den eisch van het O. M., veroordeeld<br />

tot f 10 boete, subsidiair 2 dagen hechtenis, met<br />

vrijspraak van het ten laste gelegde misdrijf van smaadschrift.<br />

Het vonnis overwoog:<br />

dat bij de beoordeeling, of een geschrift is beleedigend, de<br />

inhoud daarvan in zijn geheel moet worden beschouwd, en<br />

dat het geincrimineerde stuk zoodanig beschouwd, vooral<br />

in verband met de wijze, waarop de daarin vervatte mededeelingen<br />

zijn ingekleed, zeer zeker beleedigend is;<br />

dat toch, na te hebben vooropgesteld, „dat thans de tijd<br />

is aangebroken om andermans zonden te overdenken", de<br />

beklaagde op smalende en minachtende wijze over den klager<br />

spreekt, hem een voornemen ten laste legt, hetwelk door<br />

hem als een misdaad moet worden beschouwd, en eindigt<br />

met er op te wijzen, dat het begrijpelijk is, dat de klager<br />

door diens medeburgers en geloofsgenooten in Den Haaggeminacht,<br />

althans ontweken werd;<br />

dat de beklaagde nu wel heeft beweerd, bij het schrijven<br />

van het stuk niet geweten te hebben, dat de getuige Giovannini<br />

Roomsch-Katholiek priester was, doch dat dit beweren<br />

aan de rechtbank onaannemelijk voorkomt, daar de beklaagde<br />

in het stuk spreekt van een „priester-diplomaat";<br />

dat eindelijk uit den geheelen inhoud van het stuk blijkt<br />

dat bij den schrijver het voornemen heeft voorgezeten, den<br />

getuige Giovannini in de algemeene achting te doen dalen<br />

en dat beklaagde mitsdien bij het vervaardigen daarvan het<br />

opzet heeft gehad, dien getuige te beleedigen.<br />

Het venten met dagbladen.<br />

Voor het Kantongerecht 's-Gravenhage hadden zich op 27<br />

September te verantwoorden de Gemeenteraadsleden L.<br />

Hoejenbos en J. Bleeker, beklaagd dat zij op 12 Aug. j. 1.<br />

op den strandmuur te Scheveningen, des avonds te 8 uur<br />

5 m. hebben gevent met een dagblad zonder vergunning<br />

van B. en W.<br />

De heer Hoejenbos erkende de ten laste gelegde feiten,<br />

doch meende geen vergunning noodig te hebben voor het<br />

colpoteeren met het dagblad Het Volk. Hij lichtte dit<br />

uitvoerig toe, met een beroep op een uitlating in een<br />

Raadsvergadering van den heer mr. Bik, voorzitter van de<br />

commissie voor de strafverordeningen, die op een vraag<br />

van het Raadslid Vas Dias antwoordde, dat het nieuwe<br />

art. 255, waar het hier om gaat, niet sloeg op het venten<br />

van dagbladen, maar bedoelde het tegengaan van bedelarij<br />

op den strandmuur. Zich beroepende op arresten van den<br />

Hoogen Raad, betoogde spr., dat hij blijvende binnen art.<br />

12 der politie-verordening, art. 255 niet had overtreden.<br />

De ambtenaar van het O. M., mr. Duval Slothouwer,<br />

had toen hij op zijn parket kwam ernstig overwogen, of<br />

hij wel tot vervolging zou overgaan. Maar waar het hier<br />

gaat om een quaestie, die veel belangstelling heeft in Den<br />

Haag en een uitspraak van den kantonrechter gewenscht<br />

is, heeft spr. gemeend deze zaak aan 's kantonrechters<br />

oordeel te moeten onderwerpen. Ook spr. meende, dat<br />

het 's Raads bedoeling niet kan geweest zijn, het venten


met bladen en gedrukten te verbieden. Pogingen om dit<br />

duidelijk in de verordening te doen blijken, leden schipbreuk<br />

en de verordening werd aangenomen zooals zij door<br />

B. en W. was voorgesteld. De kantonrechter zal dus<br />

hebben uit te maken, of dit art. niet in strijd is met de<br />

vrijheid van drukpers. De Hooge Raad heeft steeds het<br />

standpunt ingenomen, dat het venten met gedrukte<br />

stukken niet onvoorwaardelijk mag worden beperkt of<br />

van toestemming mag worden afhankelijk gemaakt. Wel<br />

mag dit aan regelen in het belang der openbare orde<br />

worden gebonden. Spr. acht art. 155 Pol. Ver. dus, voor<br />

zoover het 't venten met gedrukte stukken betreft, niet<br />

vereenigbaar met art. 7 der Grondwet. De conclusie van<br />

het O. M. strekte derhalve, dat het aan bekl. ten laste<br />

gelegde bewezen zal worden verklaard, doch niet strafbaar<br />

en de beklaagden dus van alle rechtsvervolging zullen<br />

worden ontslagen.<br />

De kantonrechter mr. Boudewijnse, bepaalde de uitspraak<br />

op 5 October.<br />

Overeenkomstig de vordering van den ambtenaar van<br />

het Openbaar Ministerie mr. Duval Slothouwer heeft de<br />

kantonrechter, hoewel de feiten bewezen achtende, beide<br />

beklaagden ontslagen van alle rechtsvervolging.<br />

Hierbij overwoog de kantonrechter:<br />

dat het tweede lid van art. 255 der Algemeene Politieverordening<br />

van 's Gravenhage bepaalt: „Behoudens<br />

vergunning van B. en W. is het verboden te venten op<br />

den strandweg, op het Gevers Deijnootplein, op de verbindingswegen<br />

tusschen beide plaatsen, op den Gevers<br />

Deynootweg en aan den Zeekant";<br />

dat, blijkens het voorstel van deze bepaling door de<br />

commissie voor de verordeningen tegen wier overtreding<br />

straf is bedreigd en de behandeling van dit voorstel in<br />

den Gemeenteraad van 's-Gravenhage, de bedoeling van<br />

den gemeentewetgever met deze bepaling is geweest, om<br />

ter aangeduide plaatsen, een einde te maken aan de<br />

bedelnegotie, speciaal aan het venten met prentbriefkaarten,<br />

ten einde de vreemdelingen tegen overlast te vrijwaren;<br />

dat bij de behandeling van dit voorstel in den voornoemden<br />

gemeenteraad, door het lid van dien Raad, Vas<br />

Dias, is gewezen op de wenschelijkheid om zich bij het<br />

tegengaan van den straatverkoop van prentbriefkaarten,<br />

te beperken tot toepassing van art. 12 van de voormelde<br />

politieverordening, op grond dat, zooals genoemd lid zich<br />

uitdrukte, „volgens de Grondwet geen voorafgaand verlof<br />

noodig (zou zijn) om afbeeldingen en drukwerken in<br />

het openbaar te verspreiden", en, naar aanleiding hiervan,<br />

door het lid van dien dien Raad, mr. Bik, is opgemerkt,<br />

dat in de voorgestelde wijziging niet zou zijn vermeld<br />

„dat het hier betreft het venten van gedrukten" doch<br />

door den Raad niet in eene nadere beschouwing is getreden<br />

van de vraag of de toepassing van de bepaling, zooals<br />

die toen werd voorgesteld en ook door den Raad werd<br />

aangenomen, strijd zou kunnen opleveren met het bepaalde<br />

bij art. 7 van de Grondwet, zoodat van een uitgesproken<br />

bedoeling van den Gemeenteraad van 's-Gravenhage om<br />

art. 255 lid 2 der Algemeene Politieverordening van 's-Gravenhage<br />

ook van toepassing te doen zijn op den verkoop<br />

van een dagblad, als thans bewezen is verklaar sprake is;<br />

dat echter, welke ook de bedoeling van den gemeentewetgever<br />

moge geweest zijn, art. 7 van de Grondwet niet<br />

toelaat, art. 255 lid 2 voormeld, van toepassing te doen<br />

zijn op hen, die dergelijke gedrukte stukken als bij de<br />

dagvaarding zijn aangeduid, zonder verlof van B. en W.<br />

zouden venten ter plaatse in de verordening aangeduid;<br />

dat immers art. 7 van de Grondwet verbiedt, het door<br />

de drukpers openbaren van gedachten of gevoelens, afhankelijk<br />

te stellen van een voorafgaand verlof van het<br />

openbaar gezag;<br />

MEDEDEELINGEN.<br />

123<br />

dat, hoewel deze bepaling van de Grondwet, niet belet<br />

dat de gemeentewetgever, in het belang van de openbare<br />

orde, voorschriften geeft, waaraan het bekendmaken van<br />

dagbladen op de openbare straat zal zijn onderworpen,<br />

deze voorschriften echter het bekend maken van dergelijke<br />

gedrukte stukken niet in het algemeen mogen verbieden<br />

of van een voorafgaand verlof afhankelijk doen zijn;<br />

dat deze bepaling van art. 7 van de Grondwet is algemeen<br />

en mitsdien geldt voor alle middelen van<br />

openbaarmaking, zooals het te koop aanbieden (venten)<br />

van een dagblad, ook al wordt in art. 255 lid 2 A. P. V.<br />

het voorafgaand verlof alleen noodig geacht voor een<br />

bepaalde plaats zooals de strandweg te Scheveningen,<br />

zoodat, welk rechtsgevolg ook overigens aan het verbod<br />

van art. 255 lid 2 meergemeld, moge verbonden zijn, het<br />

zonder vergunning van B. en W. venten van een dagblad<br />

op den strandweg te Scheveningen, als thans bewezen is<br />

verklaard niet strafbaar is; dat dit feit ook niet getroffen<br />

wordt door eenige andere strafbepaling, speciaal niet door<br />

artikel 12 der meergemelde politieverordening;<br />

zoodat beklaagden moeten worden ontslagen van alle<br />

rechtsvervolging.<br />

Smaadschrift.<br />

Reeds meermalen deed de redacteur van het hier te<br />

lande verschijnende blad Deutsche Zeitung, de heer<br />

Heinrich Poeschl van zich spreken door zijn publicaties<br />

in zijn orgaan. Met name de redacteur van de eveneens<br />

hier verschijnende Deutsche Wochenzeitung für die Niederlande<br />

und Belgien, de heer A. Prell, had het in den<br />

laatsten tijd zwaar te verantwoorden. Zoo verscheen in<br />

Poeschl's blad in het voorjaar van dit jaar een artikel,<br />

waarin stond, dat de heer Prell een dreigbrief geschreven<br />

had aan de directie van de Nord-Deutsche Lloyd, teneinde<br />

deze instelling te bewegen, advertenties te plaatsen<br />

in Prell's blad. Terstond schreef de heer dr. van Hoogerwoerd,<br />

Nederlandsch gevolmachtigde der Nord-Deutsche<br />

Loyd in de Deutsche Wochenzeitung, dat het hem een<br />

raadsel was, hoe Poeschl den brief van Prell als een<br />

dreigbrief had kunnen qualificeeren. Deze heer veroordeelde<br />

dan ook zonder voorbehoud de handelwijze van<br />

Poeschl. Ook de Nederlandsche Journalistenkring bemoeide<br />

zich met deze zaak en stelde in de zitting van 2 Maart<br />

1912 den heer Prell in het gelijk en noemde Poeschl's<br />

aanklacht valsch. Hierop heeft de heer Prell een onderzoek<br />

ingesteld naar het verleden van Poeschl en het resultaat<br />

van dit onderzoek in de Deutsche Wochenzeitung<br />

gepubliceerd. Het bleek nu, dat Poeschl vroeger redacteur was<br />

van een Oostenrijksch blad Hypothekmarkt en als zoodanig<br />

geld trachtte af te persen van groote bankinstellingen. Op 21,<br />

22 en 23 Augustus 1910 werd Poeschl's zaak voor het'<br />

Wiener Gerichtshof behandeld en zoo werd hij wegens<br />

beroepsmatige afpersing tot 8 maanden tuchthuisstraf veroordeeld<br />

met verzwaring van één vastendag in de week.<br />

Met borgstelling van 2000 kronen werd hij op 23 Aug.<br />

1910 uit de preventieve hechtenis ontslagen en week naar<br />

Nederland uit met achterlating der borgsom.<br />

Het Oostenrijksche consulaat bevestigde deze mededeeling<br />

van den heer Prell in de Duitsche Wochenzeitung.<br />

Op dit artikel reageerde de heer Poeschl in zijn blad<br />

Deutsche Zeitung met te zeggen, dat hij te hoog stond,<br />

om zich tegen zulk een beschuldiging te verdedigen en<br />

voegde daarbij een verhaal omtrent het verleden van den<br />

heer Prell. Volgens dit verhaal zou de justitie van Bamberg,<br />

Prell wegens vermogensdelicten achtervolgd hebben, aan'<br />

welke vervolging Prell zich onttrokken had door naar<br />

Nederland te vluchten, als koloniaal dienst te nemen en


124 MEDEDEELINGEN.<br />

zich te laten naturaliseeren. Het Duitsche consulaat te<br />

Amsterdam verklaarde echter, dat van dit heele verhaal<br />

niets waar was en dat ook de Duitsche consul, de heer<br />

Rienacker, nooit zooiets aan den heer Poeschl had<br />

verteld.<br />

Wegens beide artikelen van de Deutsche Zeitung werd<br />

tegen Poeschl een strafproces wegens smaadschrift aanhangig<br />

gemaakt en 7 October diende deze zaak voor de<br />

5 de kamer der rechtbank.<br />

De beklaagde was niet verschenen en liet verstek gaan.<br />

Er wordt gezegd, dat hij als oorlogscorrespondent naar<br />

den Balkan is vertrokken.<br />

De heer Prell, als getuige gehoord, deelt aan de rechtbank<br />

het hierboven gerelateerde mede en voegt daar nog<br />

bij, dat hij van getuigen vernomen heeft, dat de heer<br />

Poeschl van het Duitsche consulaat geld ontving, om een<br />

campagne tegen hem, Prell, te openen. Zelf had getuige<br />

dit niet van Poeschl gehoord, maar aan den drukker had<br />

Poeschl dit verteld.<br />

De ambtenaar O. M. eischte f 25 boete of 25 dagen<br />

hechtenis.<br />

De Rechtbank heeft overeenkomstig den eisch van het<br />

Openbaar Ministerie den heer H. P. redacteur van de<br />

Deutsche Zeitung veroordeeld tot f 25 boete subs. 25<br />

dagen hechtenis.<br />

(Tel.)<br />

Persdelicten.<br />

Naar de heer H. A. van Dalsum te Hulst in het door<br />

hem geredigeerde weekblad De Volkswil mededeelt, is<br />

door hem te Amsterdam een klacht ingediend tegen de<br />

redactie van het dagblad De Tijd, wegens beleediging en<br />

laster in het nummer van 1 October. Klager heeft dit<br />

gedaan voor zijn eigen eer en goeden naam, maar ook<br />

voor de eer van de bevolking van het district. „Als wij<br />

werkelijk zouden zijn" — aldus De Volkswil — „onder<br />

andere bezield met „een jansenistischen papenhaat van een<br />

afvallige" als wij werkelijk zouden zijn „een politieke en<br />

priesterhatende volksbederver", zooals zeer lieflijk was<br />

geschreven, dan moet ook onze bevolking zijn een volk<br />

van groote schooiers en deugnieten, door aan ons vertrouwen<br />

te schenken, dan moet ons volk door te zingen<br />

„zijn woorden zijn edel, zijn daden zijn groot", ongelooflijk<br />

verblind zijn."<br />

* *<br />

*<br />

"Voor de 5 e kamer der Rechtbank te Amsterdam is 16 October<br />

behandeld de zaak tegen den heer T. Edelman, redacteur van<br />

De Nieuwe Volkonderwijzer, onafhankelik Onderwijsblad,<br />

beklaagd van beleediging van het Amsterdamsche schoolhoofd<br />

L. Nooter, door in het eerste nummer (Mei 1912),<br />

van genoemd maandblad onder het opschrift „Een 25-jarig<br />

jubileum" (van genoemden heer Nooter) uitdrukkingen te<br />

bezigen, als: „onbetrouwbaarheid .... hij broeide er op,<br />

slachtoffers broodeloos te maken .... het heeft het personeel<br />

niet aan pogingen ontbroken om aan de hyenagedragingen<br />

een einde te maken . . . leeft van ruzie . . .<br />

is sluipwesp enz. enz."<br />

Bekl. was niet verschenen; tegen hem werd verstek<br />

verleend.<br />

De griffier deed voorlezing van het zeer omvangrijke<br />

artikel, waaraan de dagvaarding slechts een kleine bloemlezing<br />

heeft ontleend.<br />

De heer Nooter verklaarde 23'/2 jaar hoofd te zijn van<br />

school 46 aan de Roggeveenstraat. Hij achtte, door verschillende<br />

uitdrukkingen in het artikel, zijn eer en goeden<br />

naam aangetast. Als getuigen werden verder gehoord de<br />

drukker, de administrateur van het blad en een onderwijzer,<br />

die het blad had ontvangen.<br />

Uit het voorgelezen proces-verbaal van den rechtercommissaris<br />

bleek, dat beklaagde had ontkend het artikel<br />

te hebben geschreven, doch hij weigerde den schrijver te<br />

noemen.<br />

Het O. M., mr. baron Van Lamsweerde, vorderde bekl.'s<br />

veroordeeling tot f 50 boete subs. 50 dagen hechtenis.<br />

Als verdediger was wel verschenen mr. Mendels, doch<br />

wegens het niet verschijnen van bekl. verviel vanzelf het<br />

pleidooi.<br />

*<br />

De heer E. van Everdingen, te Haarlem, de candidaat<br />

van de S.D.A.P. bij de jongste raadsverkiezing in district<br />

III aldaar, heeft een aanklacht ingediend tegen de Nieuwe<br />

Haarlemsche Courant. Het nummer van dit blad van Zaterdag<br />

19 October bevatte, naar aanleiding van de raadsverkiezing<br />

van den vorigen dag, twee artikelen, die de heer Van<br />

Everdingen beleedigend en in strijd met de waarheid acht.<br />

In een hoofdartikel wordt in den aanhef omtrent den<br />

heer Van Everdingen geschreven:<br />

„De meerderheid der stemmende kiezers in district III<br />

— een meerderheid van 6 stemmen — heeft den Haarlemschen<br />

raad bewaard voor de schande, den agitator<br />

van den beruchten Matrozenbond, die onze marine ondermijnt,<br />

den uit 's lands zeedienst verwijderden opruier van<br />

het personeel der oorlogsschepen, in zijn midden te moeten<br />

ontvangen."<br />

En in een feuilleton heet het van den heer Van Everdingen:<br />

„Gelukkig is de opruier van het zeevolk, de man, die<br />

uit de marine is weggejaagd, niet in den raad gekozen.<br />

Onze raad was dan toch blijkbaar net even te goed om<br />

zulk een heerschap onder z'n leden te tellen!"<br />

De heer Van Everdingen verklaart dat hij ontslag heeft<br />

genomen uit den zeedienst en niet is ontslagen.<br />

Dat is in 1899 geweest, lang voor de Matrozenbond zich<br />

begon te roeren.<br />

* *<br />

*<br />

De heer K. Wybrands, hoofdredacteur van het Nieuws<br />

van den Dag van N.-I. kondigt een gerechtelijke vervolging<br />

aan van den heer Tersteeg, hoofdredacteur der Javabode,<br />

naar aanleiding van een artikel in de Javabode van 28<br />

Augustus, waarin het Nieuws van den Dag wordt beschuldigd,<br />

dat het door een verkeerde voorstelling en het verdraaien<br />

van feiten den geest der mindere militairen tracht<br />

te vergiftigen.<br />

* *<br />

*<br />

De zaak betreffende het gebeurde in den Plantentuin<br />

tusschen den hoofdredacteur van het N. v. d. D. v. N.I.,<br />

den heer K. Wybrands, en den hoofdcommissaris van politie<br />

te Batavia, den heer Ruempol, is 15 October j.1. door den<br />

Raad van Justitie in behandeling genomen.<br />

* *<br />

*<br />

De procureur-generaal heeft er, naar het Soer. Hbld.<br />

verneemt, bij den officier van justitie te Soerabaja op aangedrongen,<br />

dat de verhooren inzake de aanklacht tegen<br />

Zentgraaf, betreffende het beweerde onderzoek naar de<br />

antecedenten van sommige journalisten spoedig af te doen.<br />

Mr. Ducloux antwoordde, dat spoedige afdoening niet wel<br />

mogelijk was in verband met het verhoor van een inmiddels<br />

overgeplaatsten commssaris van politie.<br />

* *<br />

*<br />

De heer Redan, redacteur van Onze West, is wegens<br />

beleediging van den heer O'Ferrall, driemaal gepleegd,<br />

veroordeeld tot twee boeten van f 10 en een van f 3.<br />

De eisch tot schadevergoeding is afgewezen.<br />

* *<br />

*


Te Kolmar is in behandeling gekomen een lasterproces,<br />

ingesteld door pastoor Weterlé, afgevaardigde in den<br />

Rijksdag, tegen het pangermanistische blad te Berlijn, de<br />

Tüglische Rundschau. Dit blad had op 8 Mei 1.1. een<br />

artikel gepubliceerd, waarin Weterlé, Blumenthal en Preiss,<br />

advocaat en oud-afgevaardigde, beschuldigd werden, reizen<br />

naar Parijs te hebben gemaakt, om er geld in te zamelen<br />

voor den verkiezingsveldtocht in Elzas Lotharingen. Het<br />

artikel sprak van 130.000 frs., die zouden ingezameld zijn<br />

en gediend hebben voor de nationalistische propaganda.<br />

Van de 12 getuigen, die het blad had doen dagvaarden,<br />

onder wie verscheiden afgevaardigden en hooge personages,<br />

kon geen enkele bewijzen tegen Weterlé, Blumenthal en<br />

Preiss overleggen. Het blad verklaarde zich nu bereid,<br />

zijn beschuldiging in te trekken, erkende zijn dwaling en<br />

bood den drie eischers zijn verontschuldiging aan. Het<br />

verbond zich, alle kosten van het proces te betalen alsmede<br />

de openbaarmaking der intrekking in negen Duitsche<br />

bladen waaronder vier pangermanistische.<br />

Uit de Pers.<br />

Uit den oertijd. - In Het Volk vertelt collega<br />

J. J. DE ROODE, ter gelegenheid van 't koperen jubileum<br />

van z'n blad, een en ander „uit den oertijd". Hier volgt<br />

het aardige schetsje:<br />

„Ik wil wat vertellen van de krant die er was, vóór de krant<br />

er was. In den voor-zomer van 1897, het eerste verkiezingsjaar<br />

voor onze partij, kreeg ik de vereerende opdracht, het orgaan<br />

van de S. D. A. P. te redigeeren. Het was geen kongresbesluit,<br />

het was zelfs geen of'ficieele papieren opdracht van het Partijbestuur.<br />

In den oer-tijd ging alles gemoedelijk. Ik zelf<br />

behoorde niet tot de oude garde. Ik was van den ouden<br />

Sociaal-Demokratischen Bond nooit lid geweest; ik was zelfs<br />

geen lid van de jonge S. D. A. P. Mijn aanbeveling voor deze<br />

hoogst gewichtige funktie was mijn beroep: jonrnalist, en de<br />

omstandigheid, dat ik mij veel „in partijkringen bewoog". Dat<br />

wil zeggen: ik was een vrij trouw komparant aan de damtafel<br />

in Mast, waar een vast gezelschap, grootendeels diamantbewerkers,<br />

iederen avond de feiten van den dag in streng dogmatisch<br />

historisch-materialistisch marxistischsociaaldemokratisch<br />

licht zette, onder het hoogepriesterschap van Loopuit en De<br />

Levita. Ik was catechisant, en werkte thuis aan mijn belijdenis.<br />

Het partij-orgaan werd eenmaal per week gedrukt, te Rotterdam.<br />

De redakteur Troelstra zwierf in het Noorden, verdedigde<br />

avond aan avond in de „zalen" van Friesehe en Groningsche<br />

negorijen zijn driedubbele kandidatuur, — het partij-orgaan<br />

lag verlaten als een weeskind. Er werd gezocht naar hulp, en<br />

Ankersmit, die wel was aangesloten, maar vast zat aan het<br />

Volksdagblad, bood mij aan, het spoorkaartje te betalen, als ik<br />

Donderdags naar Rotterdam wilde gaan om De Sociaal-Dtmokraat<br />

in elkaar te zetten.<br />

Aldus geschiedde.<br />

De bureelen van redaktie en administratie van De Sociaal-<br />

Demokraat te Rotterdam waren destijds gelegen aan een breeden<br />

verkeersweg, in het hart van de oude stad. Geen aanzienlijke<br />

wijk echter: geen centrum van handelsverkeer, en ook niet een<br />

pantoffel-parade. Het voornaamste verkeer waren hier en<br />

zijn nog — de talrijke treinen, die op hun weg van Delftsche<br />

Poort naar Beurs en viceversa met dof geweld over de Binnenrotte<br />

bonken, 's Avonds werden de donkere bogen van het<br />

viadukt bevolkt met sinister vrouwvolk uit den omtrek dat<br />

lonkt en lispelt naar boeren, schippers en matrozen die deze<br />

buurt uit komen voor hun pleizier. Meergenoemde bureelen<br />

waren ondergebracht in de bel-étage van een gebouw, waarvan<br />

het gelijkvloersche deel werd geëxploiteerd door een hondenkoopman.<br />

Kortom, langs een kaal trapje kwam je één-hoog<br />

direkt in de zetterij, die tegelijk bureau van redaktie en<br />

administratie van De Sociaal-Demokraat was. Masereeuw liet<br />

daar zijn veldheersblik gaan over een dozijn zet-kasten; achter<br />

één ervan stond Spiekman, met opgestroopte hemdsmouwen,<br />

te zetten en te zingen, en aan een geïmproviseerd stuk tafel,<br />

tegen een zetkast aan, kreeg de waarnemende redakteur de<br />

proeven, om te zien wat er was .... en wat er ontbrak. Voor<br />

een artikel en wat polemiek had Troelstra gezorgd; ook lager<br />

wel een briefkaart met de mededeeling, dat hier- of daarover<br />

moest worden geschreven. Het uitvoeren van zoo'n bestelling,<br />

in deze omgeving, waar bibliotheek en archief samen bestonden<br />

uit een hoopje oude proeven in den vuilnisbak, was niet altijd<br />

MEDEDEELINGEN.<br />

125<br />

zonder bezwaar; enfin, er werd met Masereeuw en Spiekman<br />

krijgsraad gehouden, en als alle kopij binnen was, werd er<br />

gemeten. Als er nu op de zetterij wordt gemeten, is het om te<br />

weten hoeveel kolommen er moeten worden uitgesteld tot den<br />

volgenden dag. Op de Binnenrotte maten wij, om te zien hoeveel<br />

er te kort was, en hielden daarna opnieuw krijgsraad.<br />

Het eind placht te zijn, dat Spiekman mee in de redaktie<br />

betrokken werd, en beurtelings een stuk schrijvende en zettende,<br />

een Rotterdamsche „brief" vervaardigde. Of ook wel bleef hij<br />

lustig aan zijn bok staan, en zette uit vrije fantasie een verlengstuk<br />

aan het feuilleton. Boven ons hoofd dreunde de snelpers<br />

....<br />

Anderhalfjaar later. — Masereeuw is verhuisd naarden<br />

overkant. De affaire is belangrijk uitgedijd. Zij beslaat nu een<br />

kolosaal benedenhuis, dat voor en achter uitkomt aan de straat.<br />

Er is nu een officieel redaktielokaal voor De Sociaal-Demokraat<br />

nadat eerst een tijdlang de kantoren van drukkerij, administratie,<br />

expeditie, redaktie, samen hadden . . . gehokt. Masereeuw heeft<br />

een schut laten zetten, en een deur laten breken in den gevel.<br />

Want men kan van Masereeuw veel kwaad zeggen, maar hij is<br />

altijd een geweldig bouwer geweest voor het aangezicht des<br />

Heeren. Geen Nederlander heeft zooveel oude muren weggebroken<br />

en nieuwe opgetrokken als hij. Hij heeft zijn onderneming<br />

gehuisvest in een bovenwoning, in een volksgebouw,<br />

in een koopmanshuis dat tot dropfabriek had gediend, in een<br />

deftig heerenhuis, — maar nooit in een gebouw, dat als drnkkerij<br />

was opgetrokken. Ik vrees, dat een kongres-besluit, om<br />

een nieuwe drukkerij te stichten, op te trekken van den grond<br />

af, hem ongelukkig zou maken. Want hij zou niet meer kunnen<br />

passen en meten, hoe hij, met het wegbreken van een binnenmuur<br />

hier, het verplaatsen van een trap daar, met het bij huren<br />

van een stuk pakhuis, of het verdeelen van een salon in twee<br />

of drie vertrekken, van iets anders een drukkerszaak kon<br />

maken. Het redaktie-bureau op de Binnenrotte. Je viel met de<br />

expres voor ons uitgebroken deur in huis. Viel je werkelijk,<br />

dan kwam je met je neus op den gaskachel, een vernuftig verwarmingsapparaat,<br />

dat tegen dat het hitte begon te geven, nog<br />

meer stank verspreidde: een stank van gezengd caoutchouc.<br />

Heel veel meer ruimte om te vallen was er niet; want het<br />

lokaal strekte zich verder uit in de hoogte dan in de diepte.<br />

Hier troonde Vliegen — hoofdredakteur! — aan een iets grootere,<br />

ik, nummer twee en laatst, aan een iets kleinere tafel. Hier<br />

kwam Helsdingeu uit den linnenzaak ons iederen Zaterdag het<br />

weekloon uitbetalen. Maar wij bleven hier niet: Masereeuw<br />

was reeds toen altijd aan het uitbreiden. Hij bracht den heelen<br />

redaktiestaf op een goeden dag over naar de eerste étage van<br />

het belendende huis; hij liet expresselijk voor het partijorgaan<br />

een groote dubbele schrijftafel vervaardigen, door een wónderbaarlijken<br />

timmerman, die niet altijd even vast op de beenen<br />

stond, en die ook aan de soliditeit van schrijftafelpooten geen<br />

al te hooge eischen stelde. Sedert zaten Vliegen en ik waarlijk<br />

in een soort bureau. Een voormalige bedstee of alkoof diende<br />

voor bibliotheek en archief, — de achterkamer-keuken met<br />

gootsteen en waterleiding werd het depot van den brochurenhandel.<br />

In den winter van '99 op 1900 had Troelstra de redaktie<br />

overgenomen, en zag het er op de redaktie soms Spaansch uit.<br />

In den begrootingstijd moest ik naar Den Haag, de krant moest<br />

in enkele uitgespaarde morgen- en avonduren in elkaar worden<br />

getimmerd. In vliegende haast, en met kunst- en vliegwerk<br />

kwam het in orde; maar op iedere andere drukkerij zou het<br />

zijn misgeloopen. Nu mag ik wel verklappen, dat menigmaal<br />

de drukker zelf de redaktie waarnam. Want heb ik mij zooeven<br />

veroorloofd, onzen vriend Masereeuw er een beetje tusschen<br />

te nemen, zoo iets doet men alleen met menschen aan<br />

wie men denkt met een dankbaar gemoed. Moest ik halfweg<br />

het werk in den steek laten, dan kon ik met een gerust gemoed<br />

de zaken overgeven aan Masereeuw; met een waar journalistenoog<br />

zag hij, wat in de krant kon, en wat er uit moest blijven,<br />

en wat hij bedisselde kwam altijd goed uit. Er kwam alleen<br />

gevaar voor ongelukken, toen wij een hulp erbij kregen. Een<br />

rampzalig gesternte bracht op een Zondag Troelstra en mij<br />

samen te Amsterdam, en toen wij naar huis gingen hadden wij<br />

voor „versterking van de Tedaktie" gezorgd. Wij hadden een<br />

derden man opgescharreld, die bij mijn afwezigheid de zaken<br />

zou waarnemen. Hij was speciaal belast met de rubriek Vakbeweging,<br />

en het in elkander zetten van de krant. Het voornaamste<br />

resultaat van zijn aanwezigheid op het redaktiebureau<br />

was .... een geweldige laag roet op alle boeken en papieren.<br />

Met een hoofd vol onverteerde geleerdheid, en een hart vol<br />

goedheid, ging hij 's middags naar huis, altijd voornemens, den<br />

volgenden dag te gaan schrijven. Was het koud, dan dacht hij<br />

vol medelijden aan mij, die 's avonds moest komen werken,<br />

gaf de petroleumlamp eu de petroleumkachel een zetje en meer<br />

dan eens, als ik aan kwam zetten, sloeg mij bij het openen<br />

van de deur de roetwalm om het hoofd en de wanhoop om<br />

het hart. Den volgenden morgen was onze hulp dan diep<br />

teleurgesteld over het droevig resultaat van zijn goedhartigheid;<br />

maar weldra was hij weer vervuld van vergelijkende<br />

beschouwingen over Marx en Spencer, of dergelijke wijsgeerig-


126 MEDEDEELINGEN.<br />

heden, die door zijn hoofd spookten op de meest ongelegen<br />

tijden, en die hem van grooter beteekenis schenen voor het<br />

Nederlandsche proletariaat dan de drukfouten in de proeven<br />

van De Sociaal-Demokraat. Dan vluchtte ik, om noodelooze<br />

debatten te ontgaan, maar weer naar Masereeuw, droeg aan<br />

hem het gezag |van den chef Binnenland over, en dank zij de<br />

handigheid en den takt van onzen drukker kwam toch alles<br />

nog op zijn pooten terecht. Maar in de bedstee, die het archief<br />

bevatte, waagde ik mij niet meer: daar lag alles in vette, roetzwarte<br />

duisternis, en zoo bleef het, tot de heele inventaris, de<br />

schrijftafel met de slappe pooten inkluis, mitsgaders ondergeteekende,<br />

werd opgeladen naar Amsterdam, ten behoeve van<br />

het dagblad.<br />

Geen sterveling, of hij spreekt graag over den goeden ouden<br />

tijd; maar het heden heeft toch ook zijn voordeelen."<br />

#<br />

* *<br />

De nieuwe Auteurswet. — Het Nieuwsblad van<br />

den Boekhandel schrijft:<br />

„Onder de voorstellen, die in de laatst gehouden algemeene<br />

vergadering van den Nederlandschen Uitgeversbond zijn aangenomen,<br />

behoort dat van het bestuur, ter benoeming van eene<br />

commissie, met de opdracht eene practische handleiding voor de<br />

Nederlandsche uitgevers bij de toepassing der Auteurswet 1912<br />

en der Berner conventie saam te stellen. De bedoeling vermeenen<br />

we aldus te mogen opvatten: in het boek zal worden<br />

aangeduid, welke voortaan rechtens de verhouding zijn zal van<br />

den uitgever in Nederland tegenover den auteur hier en elders.<br />

Eene omschrijving van wat in Duitschland onder „Verlagsrecht'<br />

wordt verstaan. Tusschen auteurs en uitgevers ontbrandt zelden<br />

anders strijd dan door 't schuren en botsen der rechten van<br />

den een en van den aêr. Het recht des uitgevers is uit het<br />

recht des auteurs afgeleid, of ook: het drukt daarop als een<br />

last. Maar de uitgever kan treden in de aan de auteur toegekende<br />

rechten; ten eerste, natuurlijk, wanneer hij is de maker<br />

van een openbaar gemaakt werk, als zoodanig hierop wordt<br />

aangeduid, of, zonder die aanduiding, als maker toch bekend<br />

is, (Auteurswet 1912, art. 3); ten tweede wanneer hij het<br />

auteursrecht op een niet openbaar gemaakt werk, van den<br />

overleden auteur bij erfenis heeft aanvaard, (Auteurswet 1912,<br />

art. 2), ten derde, wanneer hij voldoet aan de eischen, in art.<br />

4, 5 en 6 derzelfde wet gesteld. Immers gebeurt het niet zelden,<br />

mogelijk ook vaak, dat de uitgever zich de idee schept tot een<br />

werk, en in het vormen daarvan zelf dermate deel neemt, dat<br />

het werk, zonder zijn arbeid, niet ter openbaarmaking gereed<br />

zou zijn gekomen. In zoo'n geval voorziet het 5e wetsartikel;<br />

waardoor aanleiding bestaat, op dat punt onze nieuwe wet te<br />

prijzen. Want, gelijk een jurist in het Börsenblatt onlangs heeft<br />

aangetoond, ontbreekt zulk eene bepaling in de Duitsche wet<br />

op het auteursrecht, en werd iets, dat er naar zweemt, achter<br />

in de wet op het uitgeversrecht geplakt (Verlagsgesetz § 47).<br />

Derhalve was het voor dien jurist noodig, de vraag te stellen:<br />

„Wanneer heeft een redacteur of schrijver niet, de uitgever wèl<br />

recht op het auteurschap van een werk?" En hij heeft deze<br />

vraag, volgens zijn opvatting, te beantwoorden."<br />

*<br />

* *<br />

La sublime confrerie. — Onder dit opschrift schrijft<br />

één der medewerkers van Het Vaderland:<br />

„Dezer dagen heb ik Brusse's laatst verschenen bundeltje<br />

verzamelde opstellen gelezen, waarin hij vertelt van ,,die kleine<br />

stad aan de haven van Rotterdam, waar de Chineesche muur<br />

van het fatsoen omheen staat, en wier verdachte reputatie dooide<br />

zeelui al wel een paar eeuwen achtereen gretig over heel de<br />

wereld verspreid is als een besmuikte verlokking, een uitkomst<br />

voor hun dolle buien na de lange reis", maar ook hoe heel<br />

die kleine stad werd gesloten om weg gebroken te worden,<br />

wijl Rotterdam daar een stadhuis wilde zetten en het Rijk een<br />

postkantoor, daar, waar de schoonheidminnenden hadden rondgezworven<br />

„op zoek naar die vertrouwelijk ingeleefde interieurtjes;<br />

naar die diepe ets-silhouetten van de gammele geveltjes<br />

tegen elkander geleund in donkere stegen en sloppen, waarlangs<br />

de roode en groene schijnsels toortsten en de regen als bloed<br />

van de natte pothuizen droop. Dan, zoo'n enkel vensterruitje<br />

stil van avondlicht: op 't ivoorbleeke kozijn de potjes graniums<br />

bloeiend uit de zwartigheid van 't puitje, dat met z'n topmuts<br />

op tegen de nachtlucht aan stond te droomen. En hooger nog<br />

die geheimzinnigheid over de daken heen, waar de rustige<br />

schoorsteengestalten langs gingen spoken, als de maan soms<br />

scheen, — terwijl de meisjes heel beneden daar gelukkig<br />

niemedal van wisten achter 't loenzende transparant-gordijn'' ').<br />

En nu wou ik wel graag iets naar aanleiding van dit boekje<br />

zeggen. Niet om te betoogen waarom ik het een zoo héél mooi<br />

boekje vind, — het werk van Brusse heeft waarachtig van mij<br />

dergelijk betoog niet noodig, — maar omdat de lezing ervan<br />

') Het rosse leven en sterven van de Zandstraat.<br />

mij zoo buitengemeen heeft verheugd en mij heeft gegeven een<br />

gevoel van trots, dat ik nu maar niet onder mij kan houden.<br />

Ja, waarlijk, ik ben trotsch op dit boekje, schoon ik er part<br />

noch deel aan heb, helaas. Maar ik ben er trotsch op, omdat<br />

de schrijver er van maar zoo gewoon weg een collega van mij<br />

is, en omdat wat hij in dit boekje geeft, niet meer of anders<br />

is dan zijn gewone dagelijksche werk, journalistiek, de soort<br />

van arbeid waarmee ook ik mij bezig houd. Nu wil ik niet<br />

zeggen, dat er niet nog heel wat meer journalisten zijn wier<br />

werk de trots hunner collega's waard is, — 't waar onduldbaar<br />

pedant indien ik, die toch altijd nog maar jong-maatje<br />

ben in het vak, dit beweerde, — maar tóch, maar tóch<br />

Tjonge, de journalistiek is in deze wonderlijke tijden wel danig<br />

in de déconfiture geraakt. Zooals weemoediglijk ervaart wie<br />

zich wel eens 't genoegen kan gunnen van die goeie, oude<br />

kranten uit heel, heel veel jaren terug op te slaan. Tóen was<br />

nog de krant — en zij werd als zoodanig aanvaard — de<br />

gezellige, maar tóch wel deftige huisvriendin, die op gezetten<br />

tijd, geregeld, haar opwachting maakte en gretig werd binnen<br />

genood, omdat zij op zoo prettigen trant aan de huisliên kon<br />

vertellen van wat er op de wereld gaande was, en er zoo den<br />

rechten slag van had om aan haar verhalen goedmoedig wijze<br />

lessen vast te knoopen; omdat zij wist vaak den weg te wijzen<br />

aan wie dien bijster waren en raad te geven aan de wankelmoedigen;<br />

omdat zij haai' ernstig en wél gezegd woord steeds<br />

wist te kruiden met geest van goeden huize; omdat zij zich<br />

niet bemoeide met wat haar niet aan ging en nooit te lang<br />

van slof was, maar altijd juist genoeg en het rechte gaf.<br />

Bezadigd was zij en haai woord wél overwogen; rustig zag zij<br />

de dingen aan en zij sprak geen meening uit vóór zij er een<br />

had, zeker en overtuigd. En wat haar niet beviel, wat haar<br />

kwaad scheen of ondeugdelijk of wat zij onbelangrijk achtte,<br />

dat liet zij ongemoeid. Maar nu ? De krant is een noodzakelijk<br />

kwaad geworden. Zij is een overvloed, een chaos van alle<br />

nieuws, goed en slecht. Zij is een praatmoer, een klappei, een<br />

naloopster van 's gansenen werelds chronique scandaleuse, die<br />

zóó veel te vertellen heeft, dat zij tijd te kort komt om een<br />

ernstig woord te spreken. Zij moet vertellen— en liefst denzelden<br />

dag — van een verren Japanees, die harakiri pleegde,<br />

hoe diep de wond was, en of het zwaard waarin hij met zijn<br />

buik zich stortte, er aan zijn rug weer uit kwam bij geval;<br />

van hoe de koersen waren in Londen of New-York: van titeels<br />

en Wabash en fondsen in den wind; van felle brand in Leuterburg<br />

of elders, een koe, een geit en nog een kippenhok verbrand;<br />

van politiek en hoe men daarin sjachert en knoeit en<br />

konkelt in het buitenland; van . . . van wat niet? Maar<br />

vooral van wat beweerd is in lezing of bijeenkomst, door A,<br />

door B, door C, door 't heele rijtje, tot Z en Z de X-ste toe.<br />

De krant ontkomt niet aan den geest die gansch de wereld<br />

beheerscht, den geest van koopmanschap, die alles verzakelijkt,<br />

en nuchter maakt en koud en stug. De krant, en de krant in<br />

de eerste plaats, moet meê in den vaart die het leven loopen<br />

gaat. 't Is alles haast, krankzinnig woeste haast. De meterdikke<br />

rollen wit papier vliegen door rustelooze persen en vragen om<br />

inkt die het tot kranten maken zal. De inkt, gespreid op<br />

slingerende rollen, zoekt altijd door naar zetsel, de heete letterspecie<br />

trilt glinsterend in de potten, gereed om uit te vloeien<br />

tot regels, tien, twintig regels, een bericht, honderd regels, een<br />

verslag, een overzicht, 'n excerpt, duizend regels een pagina,<br />

drie, vier, vijf, tienduizend regels een krant, en zoo maar voort,<br />

steeds meer, steeds meer, opdat het lood niet stolt, de inkt niet<br />

droogt, de pers niet rust — want voor een krantenpers is rust<br />

de dood — opdat vooral 't publiek nooit zonder nieuws zij,<br />

nieuws van heel ver, nieuws van dichtbij, nieuws van een uur<br />

geleden, neen, van 'u kwartier, van tien, van vijf minuten oud,<br />

nieuws dat verbijstert, nieuws dat verheugt, nieuws, dat gelezen<br />

wordt en tegelijk vergeten is alweer, maar, hoe ook, nieuws,<br />

altijd weer nieuws, en nieuwer nieuws, en 't allernieuwste<br />

nieuws. En de arme journalist wordt een nieuwsmachine. De<br />

verslaggever, in plaats van de bescheiden en eerbiedige bladzijvan-het-boek-des-levens-opslaander<br />

dien hij zou kunnen zijn,<br />

wordt een eeuwig racende zwerver, die zonder omzien naar wat<br />

hem treft als mooi of lief of grappig op zijn weg, hals over<br />

kop maar duikelt van een dor debat in 'n duffe plechtigheid,<br />

spijs voor de zetmachine daaruit brouwt onder weg, en inderhaast<br />

weer verder snelt, om hier of daar wat nieuwtjes weg te<br />

grissen, opdat niet anderen vroeger zijn dan hij en 't fel begeerde<br />

nieuws wat eerder kunnen hebben. Zoo wordt de beste journalist<br />

die in den kortsten tijd het meeste nieuws kan geven.<br />

Van welk gehalte en smakelijk opgediend — wie vraagt daarnaar!<br />

't Moet nieuws zijn, krom of recht, — als 't kan, maar<br />

liefst wat krom — maar nieuws, vóór alles nieuws. Een moord<br />

is klokspijs voor den nieuwtjes-hongerige. Maar 't is hem niet<br />

een opperste uiting van opgezweepte passie, en niet een wanhoopsdaad<br />

van een door 't leven fel vervolgde en geplaagde . . .<br />

't is een bericht, een nieuwtje. Van elk gebeuren gaat de<br />

diepere tragiek verloren — voor de krant. Er blijft slechts het<br />

bericht met echte of aangemaakte sensationeele franje. O, ik<br />

kan met een gerust hart dit alles zeggen, omdat — gelukkig! —


de Nederlandsche journalistiek nog niet zoo ver is. En onze<br />

volksaard is er niet naar, dat ooit de kranten bij ons zoo zullen<br />

wórden. Maar voor zoover dat dan mogelijk is, begint ook bij<br />

ons toch reeds de journalistiek te veramerikaniseeren. Het<br />

krantenschrijven is niet meer de fijne kunst die het eens was,<br />

waarbij iederen dag weer nieuwe vondsten werden gedaan van<br />

geest, van zinsbouw en van stijl, — nu de haastigheid van het<br />

bedrijf het den niet zeer sterken onmogelijk maakt te werken<br />

anders dan naar eenmaal aangenomen cliché's, met stereotype<br />

zinnen en uitdrukkingen en woorden, omdat er geen tijd is, en<br />

bij velen — die toch immers net evengoed boekhouder of<br />

administrateur van een spoorweg-maatschappij hadden kunnen<br />

worden — geen macht, om naar fijner, naar zuiverder woorden<br />

te zoeken, waar een zoo groote voorraad van, zij 't dan ook<br />

wat versleten en vergroofde en verhandelde woorden voor<br />

't grijpen ligt. (En ja, dan kan 't zoo wel eens gebeuren, dat<br />

in de haast juist gegrepen wordt naar woorden die wat al te<br />

veel hebben gezworven in de achterbuurten van de taal.) En<br />

dan, ook bij ons moet nu ook wel een krant zijn in de eerste<br />

plaats een nieuwsblad. Zoo komt het, dat de krantenschrijver<br />

die wel eens poogt wat anders te geven dan 't nuchtere verslag,<br />

dan 't koude bericht, die, zonder zich nu ook altijd te storen<br />

aan de zucht naar nieuws, een enkele maal het waagt het leven<br />

wat dieper te bekijken dan waar de nieuwtjes te plukxen zijn<br />

en dat diepere tracht weer te geven in zijn geschrijf, die daarbij<br />

zoekt naar woorden waarmee hij zijn vertelsel hoopt te illustreeren<br />

en te verlevendigen, — dat zoo'n schrijvere dat doende<br />

zich wat verlegen beschaamd voelt, zooals een ijverig klerk op<br />

een druk cargadoovskantoor zich zou voelen wanneer hij zich<br />

er op betrapte, dat hij op zijn kantoor, aan zijn lessenaar,<br />

versjes maakte of zoete briefjes aan zijn liefje schreef, fiet<br />

krantenschrijven, denkt hij, is geworden een administratief<br />

bedrijf, waarbij geen versjes passen nóch een minnend hart.<br />

Maar zie, dan komt daar in eens een boekje als dat van Brüsse<br />

nu, en als de stuk of tien andere, die er vroeger al van hem<br />

uitkwamen, waarin zoo maar, zonder verandering, zonder verfraaiing<br />

of later ingesmokkelde bijvoeging, zijn bij elkaar<br />

gebracht wat opstellen die in de krant hebben gestaan, zoo<br />

waarachtig in de krant! Dat geeft dan weer een vreugdige<br />

opklaring in je bij geval wat pessimistisch geworden stemming<br />

Want dan blijkt 't weer zoo duidelijk, dat 't toch kan, dat een<br />

krant nog wat anders is dan een zakelijk, nuchter nieuwsblad,<br />

en dat de journalistiek toch nog geen vak is voor wie evengoed<br />

administrateur van een stoombootreederij of bekwaam<br />

leeraar in de oude geschiedenis of ambtenaar ter secretarie had<br />

kunnen worden. En dan voel je je toch wel gelukkig en trotsch,<br />

dat je mee mag werken aan een taak, waarbij zóó mooie dingen<br />

te doen zijn. . . ."<br />

* *<br />

*<br />

De klacht tegen mr. Wiessing. — Uit de officiëele<br />

berichten in ons vorig nummer (bestuursvergadering<br />

14 September) heeft men kunnen lezen van een klacht,<br />

door onzen collega J. W. HELMER van De Tijd ingediend<br />

tegen mr. H. L. WIESSINQ, hoofdredacteur van de Groene<br />

Amsterdammer, inzake de plaatsing in dat blad van een<br />

onder pseudoniem geschreven artikel, dat de klager beleedigend<br />

achtte voor enkele vakgenooten. De Tijd nam<br />

geheel over, wat het Kringbestuur in de officiëele berichten<br />

had gepubliceerd en schreef er bij:<br />

//Onze lezers, die zich herinneren, wat over deze zaak in ons<br />

blad is geschreven, zullen het bovenstaande ongetwijfeld met<br />

belangstelling hebben gevolgd. Ook voor ons is het standpunt<br />

wel aannemelijk, dat een redactie haat blad tot zekere hoogte<br />

als een //vrije tribune" wil beschouwd zien, waarin verschillenden<br />

schrijvers gelegenheid wordt gegeven, hnn opinie openbaar te<br />

maken, ook al strijdt deze met de hare. Daarbij behoort evenwel<br />

de verantwoordelijkheid voor de plaatsing van artikelen onder<br />

schuilnamen door haar te worden aanvaard. Derhalve draagt<br />

de heer Wiessing de verantwoordelijkheid voor hetgeen «/Noctua<br />

Catholica" schreef en heeft hij nu zijn vonnis thuis gekregen.<br />

In de bestuursvergadering van den Ned. Journalistenkring<br />

waren aanwezig de bestuursleden mi - . L. J. Plemp van Duivenland,<br />

mr. G. Keller, G. K. Elout, jhr. A. W. G. van Riemsdijk,<br />

D. Kouwenaar, D. Hans, A. G. Biemond en A. Voogd, benevens<br />

de gedelegeerden uit Amsterdam, 's Gravenhage en Utrecht, de<br />

heeren C. Schlick, mr. Joh. J. Belinfante en J. J. Vinkesteyn."<br />

De Groene had in verband met de houding van het<br />

bestuur volgend artikel:<br />

»Wij meenen, dat het Bestuur van den Journalistenkring<br />

thans bezig is de aandacht te trekken door iets zeer bijzonders<br />

en in geheel Nederland nieuws. Het bereidt, met één woord<br />

gezegd, een geheel nieuwe methode van rechtspleging voor, die<br />

wel eens een kans zou hebben (indien er maar genoeg sympathie<br />

MEDEDEELINGEN. 127<br />

voor ontstaat) de oude grondslagen van het Recht eenigzins te<br />

verplaatsen! Onze bijzondere betrekkingen tot het Bestuur<br />

van de Vereeniging, waar wij tegenwoordig, nu eenige zwartondankbare<br />

elementen haar verlieten, meer dan ooit den hoogsten<br />

prijs op stellen lid van te zijn, mogen ons niet, wat wij liefst<br />

deden, verleiden tot zwijgen — wij worden als het ware<br />

gedwongen te spreken — door de belangrijkheid van het nieuwe<br />

Principium van Rechtspleging. Ziehier wat het Bestuur van •<br />

den Ned. Journalistenkring heeft uitgevonden. Zooals ieder<br />

Bestuur, beschikt ook dit Bestuur over z.g. tuchtmiddelen,<br />

waarmede het in eigen Kring alles kan tegengaan wat aan de<br />

waardigheid van, den Journalistenstand schade berokkent. Het<br />

Bestuur kan royeeren, het kan schorsen en het kan berispen.<br />

Maar nu is dit recht der rechtspraak, evenals in de grootere<br />

maatschappij, van waarborgen omgeven voor wat men zou<br />

kunnen noemen: de patiënten: nimmer wordt iemand veroordeeld,<br />

zelfs niet tot de simpele berisping, zonder dat men<br />

hem, in aansluiting bij het Reglement van den Journalistenkring,<br />

de gelegenheid bood te worden gehoord, en is hij veroordeeld,<br />

zoo heeft hij den tweeden waarborg van een hooger beroep.<br />

Dit stel waarborgen nu had verscheidene bezwaren: het<br />

hooren van een beschuldigde neemt tijd, soms veel tijd in<br />

beslag, getuigen-oproep, die dikwijls volgt gaat met onkosten<br />

gepaard (de trein, logies, ontbijt, diner, enz. enz.) en wat erger<br />

is: beschuldigden zijn meestal menschen, die er behoefte aan<br />

hebben tegen te spreken (dit kan zeer hinderlijk zijn), kortom<br />

er is een ander, dat aan het handhaven der waarborgen eene<br />

schaduwzijde geeft. Het Bestuur van den Ned. Journalistenkring<br />

volgde nu eene methode, die aan dit euvel verhelpen kan. Het<br />

heeft zich er zorgvuldig voor gewacht recht te doen op de<br />

ouderwetsche manier (met de waarborgen), maar het heeft<br />

eenvoudig gepubliceerd wat het ten opzichte van eene geïncrimineerde<br />

daad dacht, overwoog, meende en beprakkizeerd had,<br />

eene publicatie, die men volkomen met een vonnis van //berisping"<br />

gelijk kan stellen en die dan ook daarmee door zelfs de minst<br />

snuggere vrienden van het Bestuur gelijk gesteld is (zie De Tijd<br />

van 30 Sept.) Aldus krijgt het afkeurenswaardige Kringlid, dat<br />

die geïncrimineerde daad gedaan heeft, een goed geprepareerd,<br />

uitvoerig vonnis thuis, een vonnis om van te watertanden,<br />

vóórdat hij van het bestaan eener beschuldiging gehoord heeft,<br />

en zonder dat men dus al de moeite en rompslomp lieefd gehad van<br />

't aardworm van zijn ongetwijfeld nuttelooze verdediging. Dit is<br />

op 't gebied van rechtspleging (meenen wij) iets nieuws. Bij<br />

bekwame rechtsgeleerden, waarmee wij in den breede het geval<br />

hebben gesproken, vonden wij pertinente bestrijding van de<br />

veronderstelling, dat dan toch misschien bij de overoude Boeotische<br />

Justitia of in de rijke en veelzijdige Laplandsche rechtsboeken<br />

iets dergelijks voorkwam. Hier is dus, stellen wij met iets als<br />

broedertrots vast, een bloem van eigen bodem, en wij durven<br />

aan de eerstvolgende Juristenvergadering eene ampele discussie<br />

over deze nieuwe opvatting van rechtsspraak ten zeerste aan te<br />

bevelen. Zeker! eene discussie! Uitgemaakt schijnt ons de<br />

zaak, hoe aanlokkelijk ze er uit ziet, immers nog niet geheel.<br />

Bij de geniaalste invallen moet men realiteiten niet uit het oog<br />

verliezen, en die doen het ons vragen of aan de, door het<br />

Kringbestuur nieuw toegepaste methode niet ook een (wij vragen<br />

maar) gevaar verbonden is? Stel — men moet alles stellen<br />

kunnen — dat men eens teen keer te maken hebben met iets<br />

anders dan een honorabel bestuur, waar men zich algemeen<br />

gaarne aan toevertrouwt, — stel dat ver buiten den Haag, ver<br />

buiten Nederland zelfs, een Bestuur of eene Rechtbank tegen<br />

een bepaald persoon //wat had," en hem daarom eens gaarne<br />

(het is heel erg slecht, maar ook zoo gezellig menschelijk) een<br />

/.poets bakte," of, zooals het alweer culinair heet: een //kool<br />

stoofde" — dunkt het u dan niet (wij spreken geheel theoretisch)<br />

mogelijk, dat zulk een Bestuur, zulk een Rechtbank, volgens het<br />

nieuwe Kringsche Rechtsprincipium handeld, van deze erg bijzonder<br />

vereenvoudigde rechtspleging ook ereis misbruik maakte? — Hoe<br />

het zij, de Ned. Juristenvereeniging, die te 's-Hertogenbosch zal<br />

vergaderen, zette dit geval op haar agenda. Het schijnt ons een<br />

mooi onderwerp!"<br />

# *<br />

*<br />

Concurrentie. — De directeuren-vereeniging De<br />

Nederlandsche Dagbladpers staat niet meer alleen als<br />

organisatie op haar terrein. Er is — gelijk ook wij al<br />

gemeld hebben — opgericht een vereeniging onder den<br />

naam De Periodieke Pers en bovendien een andere, reeds<br />

wat vroeger, als Bond van Courantiers. Wij lezen over<br />

een en ander in de <strong>Mededeelingen</strong> van De Nederlandsche<br />

Dagbladpers:<br />

„Door verscheidenen onzer was meer dan eens besproken,<br />

hoe noodig het was, dat ook de uitgevers van couranten,<br />

die niet dagelijks verschijnen, zich in een organisatie naast<br />

de onze zouden vereenigen. Deze noodzakelijkheid kwam wel<br />

het scherpst voor den dag, toen, na vroegeren tegenstand<br />

in onze Algemeene Vergadering van den loden Juli j. 1. be-


128 MEDEDEELINGEN.<br />

sloten was, ons officieel iu verbinding te stellen met de<br />

houders der best bekend staande advertentiebureaux. Hoeveel<br />

meer invloed zou die actie verkrijgen, zoo daarbij niet alleen<br />

wij, uitgevers van dagbladen, met onze speciale belangen en<br />

behoeften, maar ook alle uitgevers van periodieken naast en<br />

tegenover de kooplieden, die handelen in onze advertentiën,<br />

zouden samenwerken! Toch zou misschien de vereeniging<br />

//De Periodieke Pers", waarvan wij thans het bestaan kunnen<br />

aankondigen, nog niet zoo dadelijk ten leven geroepen zijn,<br />

zoo niet hetgeen met een //Bond van Courantiers" geschied<br />

is en door ons hier reeds eenige malen besproken werd, het<br />

besluit tot oprichting van een zustervereniging had verhaast.<br />

Een achttal uitgevers van niet-dagbladen, uit Amsterdam,<br />

Rotterdam, Den Haag en utrecht, onder wie twee, die ook<br />

lid zijn van onze vereeniging, kwamen den leden Augustus<br />

te Amsterdam samen om de eerste plannen tot stichting van<br />

een ^vereeniging als hier besproken wordt, te beramen. Zij<br />

stelden zich in verbinding met onzen Eersten Secretaris, die<br />

ook weekbladen uitgeeft, en in samenwerking met dezen<br />

werd een tweede, meer algemeene vergadering voorbereid,<br />

die den 29 Augustus te Amsterdam werd gehouden in het<br />

„American Hotel", waar de vereeniging „De Periodieke Pers"<br />

werd opgericht, statuten ervan vastgesteld en een voorloopig<br />

bestuur aangewezen. In onze Bestuursvergadering van den<br />

lOden September werd het denkbeeld van samenwerking met<br />

de nieuwe organisatie bijzonder gunstig ontvangen en met<br />

algemeene instemming omhelsd .... Inmiddels zit de „Bond<br />

van Courantiers'-' niet stil. In de vergadering van „De<br />

Periodieke Pers" werd reeds door een bijzonderen vriend<br />

van de Courantiers de wensch uitgesproken, dat „niet verdeeldheid<br />

zou worden gesticht", zooals het heette, maar dat<br />

de aanwezigen allen zouden toetreden tot den „Bond van<br />

Courantiers". Hierop werd geantwoord, dat terwijl „De<br />

Periodieke Pers" reeds den 29sten Augustus haar statuten<br />

zat vast te stellen, de „Bond van Courantiers" eerst den<br />

16den September /voor dat doel zou vergaderen, maar voornamelijk<br />

werd het bezwaar in het licht gesteld, dat gelegen<br />

is in de wordingsgeschiedenis en in het karakter van den<br />

Bond, in verband met het Haagsche Kartelbureau Veraart-<br />

Nijst, waardoor de Bond op zoo ongezonden grondslag is<br />

gebouwd. Het Kartelbureau heeft zorg gedragen, dat de Bond<br />

werd opgericht, maar met een zoogenaamden „vertrouwensman",<br />

dte staat buiten het vak. Onze bloeiende vereeniging<br />

G,De Nederlandsche Dagbladpers'), die haar vertrouwensmannen,<br />

in het meervoud, in het Bestuur heeft geplaatst,<br />

heeft alle vrijheid van beweging voor zich behouden. Het<br />

Bestuur voert zelf zijn correspondentie, laat alleen, tegen<br />

zeer matige vergoeding, door een volstrekt ondergeschikten<br />

bediende van den secretaris het zoogenaamde „vuile werk"<br />

verrichten. Onze Vereeniging is uiet door een contract<br />

gebonden aan een „ambtenaar", die niet binnen zes maanden<br />

mag worden ontslagen, en dan nog alleen op voorstel van<br />

het bestuur, of, — verbeeldt U! — van een derde der leden,<br />

die natuurlijk nooit saam te brengen zijn; die — dat is<br />

billijk —, bonorarhim geniet en vergoeding van reis- en<br />

verblijf- en andere onkosten. De Bond begint dan ook met<br />

een contributie van f 25.— en verklaart in zijn Statuten, dat<br />

„de leden behalve contributie en eventueelen hoofdelijken<br />

omslag, bij besluit van de algemeene vergaderingvastgesteld,<br />

verschuldigd zijn den door het Bestuur opgelegde<br />

bijslag als gevolg van uitgesproken boete". Er is in de vergadering<br />

van 16 September j.1. al vast besloten aan het<br />

bureau van den „vertrouwensman" beschikking te geven<br />

over ƒ 150.— per maand .... Van de „administratie en correspondentie"<br />

van den secretaris moet een gedeelte worden<br />

afgestaan aan den „vertrouwensman". In het orgaan van den<br />

Bond staat rondweg: „Het Centraal Bureau in Den Haag<br />

(d.i. de vertrouwensman") wordt het middelpunt, waarheen<br />

men zendt en vanwaar men ontvangt: klachten en plannen,<br />

instructies en adviezen", De leden ontvangen instructies van<br />

mr. J. Veraart! Het is aan de oprichters van „De Periodieke<br />

Pers" in de eerste Algemeene Vergadering voorgekomen,<br />

dat toetreding tot den „Bond van Courantiers" onmogelijk<br />

was, ook en voornamelijk, omdat die Bond, opgericht door<br />

het Kartelbureau, ook door deze instelling, door ons eenmaal<br />

„de Haagsche fabriek van vakvereenigingen" genoemd, zal<br />

worden geëxploiteerd, aan welk woord men dan geen al te<br />

slechte beteekenis wilde hechten. .,De Periodieke Pers" zal<br />

het stellen zonder leiding „van buiten-af", in één lijn<br />

loopende met onze „Ned. Dagbladpers" en met deze samenwerkende,<br />

overal, waar éénzelfde doel na te streven en wellicht<br />

te treffen valt."<br />

Personalia en Berichten.<br />

Buitengewone algemeene vergadering.<br />

De Voorzitter van onzen Kring deelt ons mede,<br />

dat het zijn plan is, in de bestuursvergadering van<br />

2 November a.s. voor te stellen, in verband met de<br />

dezer dagen verschenen brochure, getiteld: „De zaak<br />

Alexander Cohen — Hankes Drielsma — Plemp van<br />

Duiveland", een buitengewone algemeene vergadering<br />

van den Kring bijeen te roepen.<br />

— De commissie, door 't Kringbestuur benoemd tot<br />

voorbereiding van de statutenherziening, bestaande uit de<br />

heeren A. VOOGD, HENRI DEKKING en D. HANS, is na de<br />

jongste bestuursvergadering direct aan 't werk getogen.<br />

Zij koos collega VOOGD tot voorzitter, collega HANS tot<br />

rapporteur en heeft op 26 October j.1. reeds haar Verslag<br />

bij 't Bestuur ingezonden.<br />

— Het artikel, in ons vorig nummer onder den titel<br />

„De Hollandsche Pers over Indiê" overgenomen, en waarvan<br />

wij toen zeiden niet precies de herkomst te weten, was<br />

ontleend aan de Leeuwarder Courant.<br />

— De nieuwe Auteurswet treedt 1 November a.s. in<br />

werking.<br />

— Het Bestuur van De Nederlandsche Dagbladpers is<br />

thans als volgt geconstitueerd: A. G. BOISSEVAIN (A\g.<br />

Handelsblad) voorzitter: CHR. A. VIEWEG (Prov. Geld. en<br />

Nijmeegsche Crt.) ondervoorzitter; F. J. A. M. WIERDELS<br />

(De Tijd) eerste secretaris; H. G. W. SPRENGER (Leeuw.<br />

Crt.) tweede secretaris; J. C. PEEREBOOM (Haarl. Dagblad)<br />

penningmeester; W. GAADE (Delftsche Crt.) en F. J. VAN<br />

PAASSCHEN (Avondpost).<br />

— Thans zijn ook het Arnhemsch Dagblad, de Nieuwe<br />

Prov. Groningsche Courant, de Bredasche Courant en De<br />

Zoom toegetreden tot de vereeniging De Nederlandsche<br />

Dagbladpers.<br />

— De heer MAURITS UYLDERT is benoemd tot redacteur<br />

van het Nieuws van den Dag.<br />

— Benoemd tot redacteur van De Wereldkroniek en<br />

De Week de heer HENRI VAN WERMESKERKEN.<br />

— De heer jhr. mr. B. C. DE SAVORNIN LOHMAN is, in<br />

verband met zijn benoeming tot hoogleeraar te Utrecht,<br />

afgetreden als redacteur van De Nederlander.<br />

— Te 's-Gravenhage is overleden de letterkundige P. A. M.<br />

BOELE VAN HENSBROEK, buitengewoon lid van den Kring.<br />

— Verschenen: De Toorts, veertiendaagsch socialistisch<br />

orgaan voor 't Gooi. Redacteur HENRI POLAK.<br />

— Op 9 October j.1. bestond de Provinciale Groninger<br />

Courant 125 jaar.<br />

— Het Volk heeft op 1 October z'n koperen bruiloft<br />

gevierd. Het redactie-bureau was door vriendenhanden<br />

groen gemaakt. Er kwamen bloemen, kransen, mitsgaders<br />

„een reuzentaart". Van de tegenwoordige redactie hebben<br />

onze collega's J. J. DE ROODE en J. F. ANKERSMIT al dien<br />

tijd meegedaan.


— Het blad De Zoom is sinds Augustus j.1. dagblad<br />

geworden.<br />

— Het bericht, dat er in Indië „een christelijk dagblad"<br />

zal verschijnen, wordt door De Banier tegengesproken.<br />

— Onlangs werd de oprichting gemeld eener vereeniging<br />

van uitgevers van één- of meermalen per week of per<br />

maand verschijnende couranten en tijdschriften. Thans<br />

wordt gemeld, dat reeds een zestigtal uitgevers zich bij<br />

haar hebben aangesloten. In afwachting van de definitieve<br />

bestuurskeuze werd eene commissie benoemd om de bestuursfunctie<br />

voorloopig waar te nemen. In deze commissie<br />

werden benoemd de heeren A. B. HOLKEMA, FR. W. SCHÖT-<br />

TELNDREIËR, F. J. A. M. WlERDELS en B. C. E. ZWART. —<br />

De statuten werden door de vergadering vastgesteld en<br />

zijn opgezonden ter Koninklijke bewilliging.<br />

— Zondag 6 October hield de Ned. R. K. Journalistenvereniging<br />

haar negende jaarvergadering in de feestzaal<br />

van het Grand hotel du Soleil aan den Graafschen weg<br />

te Nijmegen.<br />

Na opening door den voorzitter en het uitbrengen van<br />

jaarverslagen door Secretaris en penningmeester, had de<br />

verkiezing van bestuursleden plaats. Herkozen werden de<br />

heeren J. R. VAN DER LANS en J. W. HELMER door en uit<br />

de gewone leden. Door de buitengewone leden werd<br />

herkozen het aftredend lid F. WIERDELS en in de plaats<br />

van den heer A. C. A. VAN VUUREN gekozen de heer<br />

J. DE KROON. — Besloten werd tot aansluiting bij de<br />

Kath. Sociale Actie en tot afgevaardigde aangewezen de<br />

voorzitter en tot diens plaatsvervanger de ondervoorzitter. —<br />

Een voorstel om de vergadering vroeger te doen plaats<br />

hebben dan October vond aan de bestuurstafel de meest<br />

mogelijke tegemoetkoming. — Naar aanleiding van een<br />

bespreking over „Tooneelkritieken" werd besloten het<br />

bestuur op te dragen een commissie te benoemen, die te<br />

dezer zake een rapport zal uitbrengen. Aan het bestuur<br />

werd overgelaten de zaak in bijzonderheden te regelenen<br />

uit te werken. — Besprekingen hadden plaats over het<br />

oprichten van een R. K. Correspondentiebureau. Aan het<br />

bestuur werd opgedragen de zaak te overwegen en van<br />

zijn bevinding mededeeling te doen. — Nadat bij de<br />

rondvraag eenige critische bemerkingen over het samenstellen<br />

der agenda gemaakt en beantwoord waren, sloot<br />

de voorzitter de vergadering.<br />

Om 5 uur vereenigden zich nagenoeg alle deelnemers<br />

aan den gemeenschappelijken disch, die op keurige wijze<br />

was bereid.<br />

— Op een dorp in Zuid-Holland — welk doet niet ter<br />

zake, — werd een vergadering belegd over een kwestie,<br />

die weken en maanden niet alleen het dorp, maar een<br />

gansche streek in rep en roer had gebracht. Ons werd<br />

een uitnoodingskaart toegezonden, welke we aan onzen<br />

correspondent ter plaatse overmaakten. Toen de vergadering<br />

had plaats gehad, gewerd ons zijn verslag, begeleid van<br />

het volgend schrijven: — „Op Uwe geëerde uitnoodiging<br />

ben ik ter vergadering gegaan; anders ware ik zeker thuis<br />

gebleven, want ik wist dat 't er spannen zou en ik ben<br />

ongaarne bij dergelijke disputen."<br />

Ziet, dat is toch precies de verkeerde wereld! Een dagbladcorrespondent,<br />

die dan toch al jaren meewerkt in de<br />

journalistiek, vindt in de wetenschap, dat 't er ergens<br />

„spannen" zal, reden om alles op zij te zetten en er bij<br />

zijn... mis, reden om thuis te blijven!<br />

{Residentiebode.)<br />

MEDEDEELINGEN. 129<br />

GEDRUKT BIJ A. DK LA MAR AZN., AMSTERDAM.<br />

— Bij de verschijning van het 40.000 ste nummer van de<br />

Times kon men den ouderdom van de andere Londensche<br />

bladen daarmede vergelijken door de volgende getallen:<br />

Morning Post 43.779; Globe 36.576; Standard 27.534;<br />

Evening Standard 27.511; Daily News and Leader 27.750;<br />

Daily Telegraph 17.905; Daiiy Chronicle 15.777; Pall Mall<br />

14.780; Star 7627; Westminster Gazette 6018; D&ily Mail<br />

5126; Daily Express 3877.<br />

— Vijf Birminghamsche bladen, de Gazette and Express<br />

de Evening Despatch, de Sporting Buff, de Sports Argus<br />

en de Illustrated Weekly Mercury zijn eenige weken geleden<br />

in openbare veiling gekocht door mr. STARMER, die<br />

ten behoeve van de heeren ROWNTREE ook reeds de<br />

Northern Echo en de Sheffieldsche Independent beheert.<br />

De vijf bladen, die in één koop geveild werden, behooren<br />

aan de Midland Express Cy. In 't begin van dit jaar<br />

werden de aandeelen der heeren ROWNTREE in de Morning<br />

Leader en de Star door den heer CADBURY, van de Daily<br />

News gekocht.<br />

De Servische regeering paste bij den aanvang van de<br />

Balkansche troebelen een buitengewoon scherpe percensuur<br />

toe. Brieven worden geopend en telegrammen met politieken<br />

inhoud niet verzonden. Telefoon-gesprekken mogen slechts<br />

in het Servisch, in het Duitsch of in het Fransch gevoerd<br />

worden en zoodra een woord over politiek valt wordt de<br />

verbinding verbroken. De buitenlandsche journalisten, die<br />

te Belgrado verblijf hielden, ongeveer 30 te zamen, gaven er<br />

weldra de voorkeur aan naar Semlin te gaan om te seinen.<br />

De Servische regeering gaf nu echter last, dat de journalisten<br />

die naar Semlin gaan, niet meer naar Belgrado mochten<br />

terugkeeren. Daarover is groote opgewondenheid ontstaan<br />

onder de buitenlandsche correspondenten. Een van hen is<br />

zelfs aangehouden, maar op dringend verzoek van zijn<br />

collega's ten slotte weer in vrijheid gesteld.<br />

— Iedere redactie krijgt wel eens bezoek, lastig of prettig,<br />

al naar der aard. Maar een bijzonder soort bezoek werd<br />

eenige weken geleden bij een Italiaansch blad gebracht.<br />

Op de eerste verdieping van een huis in de Via Ripette<br />

te Rome bevindt zich het redactiebureau van het blad<br />

Givilta Cattolica, op het tweede het atelier van den<br />

Spaanschen schilder Galegos. Dezer dagen nu stortte<br />

plotseling de vloer van het schildersatelier in en een model,<br />

een geheel naakt meisje, kwam zoo midden in het redactiebureau<br />

terecht. Een ingezonden stuk in optima forma!<br />

Correspondentie.<br />

E. W. d. J., Londen. — Zeer hartelijk dank voor al het<br />

gezondene.<br />

S. d. V., Amsterdam. — Dank voor uw schrijven.<br />

J. F. H. P., Kampen. — Wij hebben uw briefkaart niet<br />

recht begrepen. Was die eigenlijk niet voor het Bestuur<br />

bestemd?<br />

W. F. M. v. S., Leeuwarden. — Vriendelijk dank.<br />

Aan velen. — Adresveranderingen naar den secretaris a. u. b.<br />

Een aantal artikelen moeten tot het volgend nummer<br />

wachten.

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!