JG 20 nr 2 - Reynaertgenootschap
JG 20 nr 2 - Reynaertgenootschap
JG 20 nr 2 - Reynaertgenootschap
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
176<br />
wanneer de vraag rijst waar men een ‘Heilige Kelk’ best zou verbergen.Verhalen<br />
van beide auteurs bieden het antwoord (p. 193-194). Een even speelse verwijzing<br />
is die naar Hugo Claus’ toneelstuk Een bruid in de morgen, wanneer Agnes zich in<br />
een incestueuze droom met Bart getrouwd waant (p. 231). Enzovoort.<br />
Toch ontleent deze roman zijn status van ‘literaire’ thriller allerminst aan een paar<br />
zorgvuldig gekozen citaten. En al is het inderdaad niet zo eenvoudig om te omschrijven<br />
waarin een ‘gewone’ roman van een misdaadroman verschilt 7 , toch valt bij<br />
benadering aan te geven wat met een ‘literaire’ thriller wordt bedoeld. In zijn<br />
‘beknopte geschiedenis van het Vlaamse misdaadverhaal’ noemt Lukas de Vos<br />
Gevallen Stad van Weduwe Oppermans ‘de enige literaire thriller die naam waardig’,<br />
omdat die roman in menig opzicht een hoogstaand eerbetoon is aan Paul van<br />
Ostaijens bundel Bezette Stad. Daar valt niets op af te dingen, maar de roman van<br />
Kisling en Verhuyck mag met evenveel recht die naam waardig worden geacht.<br />
Naast de al eerder aangestipte stilistische gaafheid, is er vooral het feit dat de<br />
roman het resultaat is van een even deskundige als vrijmoedige omgang met een<br />
(oude) literaire tekst. Van den vos Reynaerde wordt op basis van recente bevindingen<br />
in tijd en ruimte gesitueerd (onder meer in het hoofdstuk ‘Het was in eenen<br />
tsinxen dage’, p. 38-39). Daarnaast wordt de lezer vergast op een bondige samenvatting<br />
van het verhaal. Veel aandacht gaat begrijpelijk genoeg uit naar het ‘leugenverhaal’<br />
van Reynaert, wanneer hij met de strop om de nek voor Nobel staat.<br />
Daarin gaat Reynaert met de nodige breedvoerigheid in op ‘de schat van Ermelinc’,<br />
ook wel ‘de schat van Erme<strong>nr</strong>ike’ genoemd. En die schat is volgens Rosseel geen<br />
‘kist met parels, goud en edelstenen’, maar een allusie op de graal, die in middeleeuwse<br />
tijden tot zoveel verhalen heeft geïnspireerd. De informatie over de<br />
Reynaert wordt dan ook aangevuld met een stevige scheut graalliteratuur, die in<br />
hoofdzaak in Vlaanderen is geïmporteerd door Chrétien de Troyes, hofschrijver van<br />
de graaf van Vlaanderen, Filips van de Elzas. Het eerste graalverhaal, Perceval, ou<br />
le comte du graal (omstreeks 1190), was in ieder geval ruim op tijd om als inspiratiebron<br />
te dienen voor Willem (p. 78 e.v.).<br />
Het leugenverhaal is dan ook in eerste instantie een literaire thriller omdat hij zich<br />
op een gecanoniseerde literaire tekst heeft vastgezet. Dit procédé van ‘literaire<br />
symbiose’ kenmerkt overigens nogal wat hoogstaande speurdersromans. Het al<br />
genoemde De naam van de roos draait uiteindelijk om de poging van Jorge van<br />
Burgos een ‘verboden’ tekst van Aristoteles tot elke prijs verborgen te houden en,<br />
in antwoord hierop, om William van Baskervilles (overigens geslaagde) poging diezelfde<br />
tekst te ontmaskeren als vermoedelijk moordwapen. In de contemporaine<br />
(Angelsaksische) misdaadliteratuur is het behoorlijk bon ton om verhalen te construeren<br />
op basis van bekende teksten. Die worden meestal als sleutel of tekensysteem<br />
aangegrepen om een of andere misdaad te ontsluieren. Dat gebeurt bij uitstek<br />
in Jed Rubenfelds meeslepende The Interpretation of Murder (<strong>20</strong>06). Dat boek<br />
presenteert niet alleen Sigmund Freud ten voeten uit, maar ook de Amerikaanse<br />
neo-freudiaan Ernest Younger, die zich van de beroemdste Hamletmonoloog<br />
bedient als interpretatiemodel bij een moordonderzoek. In The Poe Shadow (<strong>20</strong>06)<br />
van Matthew Pearl, befaamd vanwege zijn eerdere bestseller The Dante Club<br />
(<strong>20</strong>03), trekt advocaat Quentin Clark naar Parijs op zoek naar het model achter de<br />
eerste volwaardige ‘speurder’ in de literatuur, namelijk Auguste Dupin in Edgar Allan<br />
Poe’s The Murders in the Rue Morgue (1841). In grote mate schatplichtig aan Bram<br />
Stokers Dracula (1897) is Elisabeth Kostova’s epische roman The Historian (<strong>20</strong>05),<br />
waarin het vampirisme niet van de lucht is, maar waarin vooral, net als in haar voor-<br />
Tiecelijn, <strong>20</strong>, <strong>20</strong>07