JG 20 nr 2 - Reynaertgenootschap
JG 20 nr 2 - Reynaertgenootschap
JG 20 nr 2 - Reynaertgenootschap
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
162<br />
blootje en Tibeert vliegt pijnlijk accuraat naar zijn geslacht. Zoveel ‘realisme’ was<br />
ongezien in die tijd en ook vandaag kom je het niet zo vaak tegen in kinderboekillustraties.<br />
Er staat meer dan er staat<br />
Tekende Bert Bouman zonder reserve de scènes zoals ze beschreven stonden,<br />
Klaas Verplancke vindt dat hij niet moet tekenen wat er geschreven staat. En precies<br />
dat stukje weerbarstigheid zorgt ervoor dat deze Reynaertversie met zijn illustraties<br />
stukken boeiender is dan welke jeugdversie ook die eraan vooraf is gegaan.<br />
Neem bijvoorbeeld de openingsprent (afb. 1). Traditioneel tekent de illustrator van<br />
het Reynaertverhaal altijd de eerste scène: de hofdag van de koning. Elk dier mag<br />
zijn grieven komen vertellen en de koning zal recht spreken. Verplancke houdt zich<br />
echter niet bezig met het vertellen van het verhaal en in dit boek dan ook geen prent<br />
van de hofdag. De eerste prent is een beeld waarop simultaan (naar middeleeuws<br />
gebruik) een aantal van Reinaarts vuige praktijken zijn afgebeeld: hij heeft zich aan<br />
de vrouw van Isengrijn de wolf vergrepen – hoewel zij bijzonder welwillend was –,<br />
Reinaart heeft de jongen van Isengrijn op hun kop gepist en daardoor blind<br />
gemaakt, Cuwaart de haas bijna de keel overgebeten en Coppe de kip heeft hij<br />
effectief onthoofd. Diezelfde Reinaart zit devoot geknield in een priesterkleed en hij<br />
heeft een mijter op zijn hoofd. Een mijter met tandjes.<br />
Allemaal op die eerste prent, nog voor je met het verhaal begonnen bent. Wat je<br />
hier ziet, volgt niet zozeer de gebeurtenissen in dit verhaal, Verplancke gaat recht<br />
op zijn doel af: hij tekent waar het hier in essentie om gaat: schijnheiligheid en<br />
bedrog in alle sectoren van de maatschappij. Hij doet dat in erg visuele symbolen,<br />
bijvoorbeeld die mijter. Je kunt je afvragen, verstaat een kind dit? Jazeker. Als volwassene<br />
ga je die prent analytisch, beschouwend bekijken en ga je op zoek naar<br />
de symboliek. Dat is niet de manier waarop een kind leest en kijkt. Kinderen vatten<br />
niet noodzakelijk de betekenis van een beeld, maar ze pikken meestal wel heel precies<br />
de sfeer ervan op, dus het dreigende en het bedrieglijke van de situatie zullen<br />
ze herkennen. En daarmee hebben ze wel de essentie van het beeld gevat.<br />
Een probleem bij het bewerken van een klassiek literair werk voor kinderen, is dat<br />
er vaak heel veel verloren gaat. Het is een dubbel probleem: je moet ten eerste een<br />
grote cultuurhistorische kloof overbruggen. Je mag er niet van uitgaan dat iedereen<br />
de middeleeuwse symboliek kent of de literaire conventies van die tijd. Dus heeft<br />
een moderne Reynaertversie nogal wat bijkomende informatie nodig om niet te veel<br />
van zijn oorspronkelijke betekenis te verliezen. In een boek voor volwassenen lost<br />
men dat op met voetnoten of informatieve bijlagen. Maar – tweede probleem – je<br />
moet een verhaal vertellen dat kinderen aanspreekt, jonge tieners in dit geval.<br />
Voetnoten in een kinderboek mag je al uitsluiten en of een informatieve bijlage zo<br />
efficiënt is, betwijfel ik. Jozef Janssens noemt in de facsimile-uitgave van het<br />
Comburgse handschrift Van den vos Reynaerde (Davidsfonds, 1991) het dertiendeeeuwse<br />
Reynaertverhaal een ‘meesterwerk van dubbelzinnigheid’. Het is satirisch,<br />
het steekt de draak met de conventies en met de moraal van de tijd, het zit vol met<br />
dubbele bodems… De middeleeuwse lezer of de luisteraar verstond dat – het ging<br />
tenslotte om zijn wereld – en de dichter kon dan ook een gesprek aangaan met zijn<br />
publiek: er werd geknipoogd, gealludeerd op dingen waar wij nu in veel gevallen het<br />
Tiecelijn, <strong>20</strong>, <strong>20</strong>07