21.09.2013 Views

JG 20 nr 2 - Reynaertgenootschap

JG 20 nr 2 - Reynaertgenootschap

JG 20 nr 2 - Reynaertgenootschap

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

Ook in zijn Spiegel historiael komt deze terminologie terug:<br />

Van Perchevale, van Galyote,<br />

Van Egraveine, van Lancelote,<br />

Vanden concinc Ban van Benowijc<br />

Ende Behoerde dies ghelijc,<br />

Ende van vele geveinseder namen,<br />

Sone vandic altesamen<br />

Cleene no groot inden Latine:<br />

Dies docht mi verlorne pine,<br />

Dat ict hier ontbinden soude; 18<br />

De dichter van Van den vos Reynaerde gebruikt dezelfde bewoording als Jacob van<br />

Maerlant. Door de terminologie van ‘geveinseder namen’ over te nemen en deze<br />

woorden Nobel in de mond te leggen, maakt Willem de dichters die menen dat fictionele<br />

literatuur leugenachtig is belachelijk.<br />

Eerder in het gedicht werden deze dichters ook al geïroniseerd. Over het proces<br />

van Reynaert deelt de verteller het volgende mee: ‘Nye hoerde man van dieren / So<br />

scone tale als nu es hier / Tusschen Reynaerde ende dandre dier / Orconde den<br />

ghenen die dat horden.’ (1869-1871a). Door zich zogenaamd te beroepen op getuigen,<br />

pretendeert de auteur dat het proces echt heeft plaatsgevonden. Natuurlijk is<br />

het verhaal fictief, dus niemand kan het proces gezien hebben. Op speelse wijze<br />

verwijst de auteur zo naar het debat over fictie en ironiseert hij de tegenstanders,<br />

de auteurs die grote waarde hechten aan de waarheid van teksten.<br />

Om Nobel niet te hoeven begeleiden naar Kriekeputte, zegt Reynaert in de pauselijke<br />

ban te zijn en daarom op pelgrimstocht naar Rome te willen gaan. Hij overtuigt<br />

Belijn en Cuwaert met hem mee te gaan naar zijn hol, waar hij afscheid van<br />

zijn gezin zal nemen. Reynaert krijgt Cuwaert zover dat hij mee het hol in gaat om<br />

zijn vrouw te troosten, terwijl Belijn buiten blijft wachten. Eenmaal binnen wordt de<br />

haas verorberd door de hele familie, waarna Reynaert de kop van Cuwaert in de<br />

pelgrimstas meegeeft aan de onwetende Belijn. Aan het hof neemt Botsaert de tas<br />

van hem over. Bij opening van de tas roept hij uit: ‘Helpe, wat lettren zijn dit?’ (3376).<br />

De brieven zijn niets anders dan het hoofd van Cuwaert, waarmee Nobel pijnlijk duidelijk<br />

wordt gemaakt dat Reynaerts verhaal verzonnen was en hij niet begreep dat<br />

hij in plaats van een werkelijke geschiedenis een verzonnen verhaal voorgeschoteld<br />

kreeg.<br />

Conclusie<br />

151<br />

In tegenstelling tot Renart in Le Plaid, is het in het Vlaamse gedicht Reynaert zelf<br />

die zijn vrijheid bewerkstelligt. Hij komt helemaal alleen te staan voor een grote<br />

groep dieren, zoals een jongleur voor een luisterend publiek. Met Reynaerts redevoering<br />

creëert de auteur een voordrachtsituatie, waarin Reynaert de rol van jongleur<br />

en dichter van fictie aanneemt. Op poëticaal niveau wordt Nobel daarbij door<br />

zijn onvermogen Reynaerts woorden op waarde te schatten, te kijk gezet als slechte<br />

verstaander van fictie. Via Nobel maakt de dichter van Van den vos Reynaerde<br />

de tegenstanders van fictie belachelijk. Zij die vast blijven houden aan het idee dat<br />

fictie leugenachtig is, omdat ze verzonnen is, zijn net als de leeuw onmachtig de<br />

Tiecelijn, <strong>20</strong>, <strong>20</strong>07

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!