JG 20 nr 2 - Reynaertgenootschap
JG 20 nr 2 - Reynaertgenootschap
JG 20 nr 2 - Reynaertgenootschap
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
149<br />
daden’ (2423). In Le plaid daarentegen, is slechts één keer een equivalent van het<br />
‘Nu hoert’ te vinden. Aan het begin van de biecht roept Renart uit: ‘Or entendez a<br />
mes pechez!’ 13 Het gebruik van ‘Nu hoert’ is dus als overeenkomst tussen Reynaert<br />
en de verteller en als voordrachtstechniek een aanwijzing voor Reynaerts vertellersrol.<br />
De verteller beschrijft na het ‘Nu hoert hoe Reynaert sal verdoren’ het verdere verloop<br />
van de gebeurtenissen, waarna Reynaert weer aan het woord komt. Omdat hij<br />
weet dat hij sterven gaat, wil Reynaert zijn ziel niet belasten met het verzwijgen van<br />
een moordcomplot. Na wat aarzeling aan de kant van de koning, krijgt hij uiteindelijk<br />
de gelegenheid om het woord te voeren. Als een echte jongleur gebiedt<br />
Reynaert zelf ook om stilte:<br />
Hi sprac: ‘Nu zwighet overal,<br />
Nadien dat es den coninc lief.<br />
Ic sal hu lesen sonder brief<br />
Die verraderen openbare, (22<strong>20</strong>-<strong>20</strong>23).<br />
Reynaert zal zijn verhaal uit het hoofd voordragen, zoals het een jongleur betaamt.<br />
Hij beschrijft dan hoe zijn vader een schat vindt en een verbond sluit met Isegrim,<br />
Tibeert, Grimbeert en Bruun met als doel de koning te doden. Hij vervolgt dan met<br />
‘Nu hoert wonder alle groot:’ (2270), een uitspraak die in het Franse chanson de<br />
geste veelvuldig gebruikt werd (‘or oiez’) en ook aan het begin van Karel ende<br />
Elegast te vinden is: ‘Hoort hier wonder ende waerhede!’ 14 Chansons de geste<br />
waren voordrachtteksten, waarbij vaak vaste motieven en formules gebruikt werden<br />
om het de jongleur makkelijker te maken de tekst te onthouden. 15 Het is heel goed<br />
mogelijk dat met Reynaerts uitspraak verwezen wordt naar het ge<strong>nr</strong>e van het<br />
chanson de geste en daarmee naar een typische voordrachtsituatie.<br />
Het was volgens Reynaert de bedoeling van de bondgenoten om na de koningsmoord<br />
Bruun op de troon te zetten. Reynaert is hier van op de hoogte, omdat zijn<br />
vrouw Hermeline op een ochtend Grimbeert ontmoette, die in een dronken bui zijn<br />
mond voorbij praatte. Vervolgens beschrijft Reynaert hoe hij de schat ontdekt en<br />
verplaatst, waardoor de samenzweerders geen goud meer hebben om de aanslag<br />
te financieren. Dan volgt een opmerkelijke passage, die Reynaert aankondigt met<br />
‘Nu hoert wat si hierbinnen daden / Die den coninc hadden verraden.’ (2423-2424).<br />
Wat Reynaert vervolgens gedetailleerd beschrijft, is de rekrutering van een groot<br />
aantal huurlingen door de samenzweerders. Maar Reynaert kan hier niet van op de<br />
hoogte zijn, omdat dit alles geschiedde na de ontmoeting van zijn vrouw met<br />
Grimbeert. Het verhaal is natuurlijk verzonnen, met Reynaert in de rol van alwetende<br />
verteller. Het is echter opvallend dat niemand zich afvraagt hoe Reynaert dit allemaal<br />
te weten is gekomen. De koning en de hofdieren denken dan ook dat ze een<br />
ware geschiedenis te horen krijgen.<br />
Op plotniveau vertelt Reynaert dus een verzonnen verhaal, dat door Nobel voor<br />
waar aangenomen wordt. De koning is te geobsedeerd door de schat om te doorzien<br />
dat Reynaert niet de waarheid spreekt. Voor de oplettende luisteraar van het<br />
gedicht is het duidelijk dat Reynaert op poëticaal niveau als verteller optreedt en<br />
aan de koning een fictief verhaal voordraagt. Reynaert maakt gebruik van vertellerstechnieken,<br />
vertoont overeenkomsten met de dichter in de proloog en is een<br />
alwetende verteller in zijn voordracht. Hier wordt Nobel, omdat hij Reynaerts verhaal<br />
voor waar aanneemt, terwijl het duidelijk verzonnen is, te kijk gezet als iemand<br />
die het procédé van fictie niet begrijpt.<br />
Tiecelijn, <strong>20</strong>, <strong>20</strong>07