JG 20 nr 2 - Reynaertgenootschap
JG 20 nr 2 - Reynaertgenootschap
JG 20 nr 2 - Reynaertgenootschap
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
145<br />
de pastoor en de kater wijs gemaakt dat er in de schuur een hoop vette muizen te<br />
vinden zijn, waarvoor hij alleen maar door een gat naar binnen hoeft te kruipen.<br />
Reynaert krijgt Tibeert zo ver dat hij naar binnen gaat en in de strik, die achter het<br />
gat hangt, vast komt te zitten. De kater maakt dan zo’n misbaar dat de bewoners<br />
gewekt worden en hem vervolgens ongenadig mishandelen. In doodsnood springt<br />
Tibeert tussen de benen van de pastoor, ‘In die burse al sonder naet, / Daer men<br />
dien beyaert mede slaet.’ (1267-1268), waardoor de pastoor een testikel kwijtraakt. 8<br />
De verteller vergelijkt hier het seksuele spel met het luiden van een klok. Reynaert<br />
neemt even verderop deze beeldspraak over en roept quasi troostend naar Julocke:<br />
Wattan, al hevet hu heere verloren<br />
Eenen van den clippelen zinen?<br />
Al te min so sal hi pinen!<br />
Laet bliven dese tale achtre.<br />
Gheneset de pape, en es gheen lachtre<br />
Dat hi ludet met eere clocken! (1292-1297)<br />
Ook Reynaert vergelijkt de geslachtsgemeenschap met het luiden van een klok.<br />
Door het gebruik van dezelfde metaforiek is in deze castratiescène sprake van overeenstemming<br />
tussen verteller en personage: beiden hebben plezier in het leed van<br />
de andere figuren en verwoorden hun spot op gelijke wijze.<br />
Dit leedvermaak is vaker aanwezig. Niet alleen Tibeert wordt afgetuigd, ook Bruun<br />
krijgt het zwaar te verduren als hij Reynaert probeert mee te krijgen naar het hof.<br />
Door toedoen van de vos komt hij vast te zitten in een boomstam. Om te ontsnappen<br />
aan het geweld van de dorpelingen moet de beer zich losrukken uit de boom,<br />
waarbij hij zijn oren, wangen en klauwen achterlaat. Met oog voor detail beschrijft<br />
de verteller hoe de beer zich losrukt:<br />
Al haddi thoeft hutebrocht,<br />
Eer hi die voete conde ghewinnen<br />
Blever alle die claeuwen binnen<br />
Ende sine twee anscoen beede. (748-751).<br />
Na de gruwelijke mishandeling door de dorpelingen moet Bruun vervolgens ook nog<br />
de spot van Reynaert verdragen, waar Reynaert wederom dezelfde bewoordingen<br />
als de verteller gebruikt: ‘Ghi hebt hu anscoen afghedaen,’ (949). 9<br />
Wanneer Grimbeert bij Reynaert aandringt naar het hof te komen, stemt de vos<br />
hiermee in, waardoor geen mishandeling van een bode plaatsvindt. Reynaert neemt<br />
hier het stokje van de verteller over. Bij het opbiechten van een aantal van zijn misdaden<br />
beschrijft hij uitgebreid hoe Isegrim door zijn toedoen ongenadig wordt afgeranseld.<br />
Het leedvermaak van Reynaert en de verteller wordt helemaal duidelijk in de passage<br />
waar Reynaert als pelgrim verkleed is. De vos heeft het voor elkaar gekregen<br />
dat Isegrim en Bruun hun huid hebben moeten afstaan voor zijn pelgrimsuitrusting.<br />
De verteller beschrijft hoe de situatie aan het hof is:<br />
Tiecelijn, <strong>20</strong>, <strong>20</strong>07