21.09.2013 Views

JG 20 nr 2 - Reynaertgenootschap

JG 20 nr 2 - Reynaertgenootschap

JG 20 nr 2 - Reynaertgenootschap

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

137<br />

het wil, zult u mij begeleiden, en mijn vriend Belin de ram. U twee keerde zich nooit<br />

tegen mij. U moet mij een eindje verder brengen. U bent aangenaam gezelschap en<br />

onbesproken en vriendelijk en geen van de dieren klaagt over u. Standvastig is uw<br />

beider levenswijze, net zoals ik mij indertijd gedroeg, toen ik kluizenaar was. Heeft<br />

u bladeren en gras, dan verlangt u in het geheel niet naar brood of vlees of naar bijzonder<br />

voedsel.’ Met zulke lof heeft Reynaert deze twee bedrogen, zodat ze met<br />

hem verder gingen, totdat hij voor de poort van zijn huis Manpertuus kwam.<br />

(3074) Toen Reynaert voor de poort kwam, sprak hij: ‘Belin, neef ram, u moet<br />

alleen buiten wachten. Ik moet mijn burcht binnengaan. Cuaert zal met mij naar binnen<br />

gaan. Heer Belin, dring er bij hem op aan dat hij voldoende troost biedt aan vrouwe<br />

Hermeline en haar kleine welpjes, als ik afscheid van hen neem.’ Belin sprak: ‘Ik<br />

verzoek hem dringend om ze allemaal te troosten.’ Met mooie praatjes vleide en<br />

fleemde Reynaert zo uitvoerig dat hij Cuaert met sluwheid in zijn hol voerde.<br />

(3090) Toen zij het hol betraden, Cuaert en Reynaert tezamen, troffen ze vrouwe<br />

Hermeline met haar kleine welpjes. Ze was bezorgd en bevreesd, want ze meende<br />

dat Reynaert opgehangen was. En ze zag dat hij weer naar huis terugkeerde en<br />

pelgrimstas en -staf droeg; dit kwam haar voor als iets ongelofelijks. Ze was blij en<br />

sprak direct: ‘Reynaert, hoe bent u ontkomen?’ Reynaert sprak: ‘Ik was gevangen,<br />

maar de koning liet me gaan. Ik ben pelgrim geworden. Heer Bruun en heer<br />

Ysingrijn zijn gijzelaars voor mij geworden. De koning heeft – hij zij gedankt –<br />

Cuaert gegeven als rechtmatig zoenoffer, om mee te doen wat we willen. De koning<br />

erkende dat Cuaert de eerste was die ons tegenover hem vals beschuldigde. En bij<br />

de trouw die ik u verschuldigd ben, vrouwe Hermeline: Cuaert wacht een zware<br />

straf. Ik ben met reden boos op hem!’<br />

(3115) En toen Cuaert dat hoorde, keerde hij zich om en wilde vluchten, maar dat<br />

lukte hem niet want Reynaert had hem de weg naar de poort afgesneden en greep<br />

hem onmiddellijk moordzuchtig bij de keel. En Cuaert riep erbarmelijk: ‘Help mij,<br />

Belin! Waar bent u? Deze pelgrim bijt me dood!’ Het roepen hield snel op, want<br />

Reynaert had direct zijn keel doormidden gebeten. Toen sprak Reynaert: ‘Laten we<br />

nu deze goede vette haas gaan eten.’ De welpjes liepen naar het voedsel en gingen<br />

samen eten. Het speet hen niets dat Cuaert het leven had verloren. Hermeline,<br />

Reynaerts echtgenote, at van het vlees en dronk van het bloed. Ach, hoe vaak<br />

wenste ze de koning alle goeds toe, die door zijn goedgunstigheid de kleine welpjes<br />

zozeer had verblijd met een heerlijk maal. Reynaert sprak: ‘Hij gunt het u van<br />

harte. Ik weet zeker dat als de koning in leven blijft, hij ons graag geschenken zou<br />

geven die hij zelf voor geen zeven gouden marken zou willen hebben.’ – ‘Wat voor<br />

geschenk is dat?’ sprak Hermeline. Reynaert sprak: ‘Het is een touw en dwarsbalk<br />

en twee palen*. Maar als ik kan, zal ik hopelijk aan hem ontkomen voordat er twee<br />

dagen voorbij zijn, zodat ik mij van zijn dagvaarding niet meer zal aantrekken dan<br />

hij van die van mij.’ Ze sprak: ‘Reynaert, wat betekent dit?’<br />

(3152) Reynaert sprak: ‘Vrouwe, ik zal het u zeggen. Ik ken al een nieuwe wildernis<br />

met hoge struiken en heide, en daar is geen gebrek aan geschikte rustplaatsen<br />

en voedsel. Daar wonen hoenderen en patrijzen en velerlei vogeltjes. Wilt<br />

u toestemmen, vrouwe Hermeline, om met mij daarheen te gaan? Wij kunnen daar<br />

zeven jaar wonen, als we willen, verkeren in de schaduw en het daar zeer goed<br />

hebben, voordat we er opgemerkt zouden worden. Als ik er meer over zei, zou ik<br />

niet liegen.’<br />

(3166) ‘Ai, Reynaert,’ sprak vrouwe Hermeline, ‘dit lijkt me geheel en al vergeefse<br />

moeite te zijn. U heeft gezworen nooit meer in dit land te wonen, voordat u terug-<br />

Tiecelijn, <strong>20</strong>, <strong>20</strong>07

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!