JG 20 nr 2 - Reynaertgenootschap
JG 20 nr 2 - Reynaertgenootschap
JG 20 nr 2 - Reynaertgenootschap
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
125<br />
koning. Nu was terzijde van de rechte weg die ze begonnen waren te volgen, een<br />
klooster van zwarte nonnen, waar veel ganzen en kippen, veel hennen en kapoenen<br />
gewoon waren om buiten de muur naar voedsel te zoeken. Dit wist die booswicht,<br />
de onbetrouwbare Reynaert, die sprak: ‘Naar dat hof loopt de juiste weg’. Met<br />
deze list leidde hij Grimbeert naar de schuur, waar de kippen her en der buiten de<br />
muur aan het scharrelen waren. Reynaert keek naar de kippen. Zijn ogen liet hij<br />
speurend rondgaan. Verwijderd van de andere liep een haan die zeer vet en jong<br />
was. Op deze sprong Reynaert af, zodat van die haan de veren in het rond stoven.<br />
(1714) Grimbeert sprak: ‘Oom u lijkt wel gek! Onzalige, wat wilt u doen? Wilt u vanwege<br />
een kip terugvallen in alle grote zonden waarover u gebiecht heeft? Dat zult u<br />
zeer betreuren!’ Reynaert sprak: ‘In alle oprechtheid: ik was het vergeten, beste<br />
neef. Bid God dat hij het me moge vergeven. Het zal me nooit meer gebeuren.’<br />
(1725) Toen keerden ze terug over een smalle brug. Hoe dikwijls keek Reynaert<br />
achterom naar waar de kippen liepen! Hij kon zich niet inhouden, maar hij moest zijn<br />
natuur volgen. Al had men hem het hoofd afgeslagen, het zou naar de kippen gevlogen<br />
zijn, zo ver als het had gekund. Grimbeert zag dit gedrag en zei: ‘Vieze vreetzak,<br />
dat u zo gluurt!’ Reynaert antwoordde: ‘U handelt verkeerd, dat u mij zo kwetst<br />
en mijn gebed verstoort. Laat me toch twee pater nosters bidden voor het zielenheil<br />
van de kippen en ganzen van het klooster, aan wie ik mij vaak vergrepen heb, en<br />
die ik deze vrome nonnen vaak afhandig heb gemaakt door mijn listigheid*.’<br />
(1745) Grimbeert was boos, maar Reynaert keek voortdurend achterom, totdat ze<br />
arriveerden bij de rechte weg die zij voordien hadden verlaten. Daar gingen zij naar<br />
het hof en Reynaert beefde heel erg toen hij het hof naderde, waar het, naar hij<br />
vreesde, zeer slecht met hem zou aflopen.<br />
Veroordeling en verzoening<br />
(1753) Toen aan ’s konings hof vernomen werd dat Reynaert naar het hof gekomen<br />
was met Grimbeert de das, was er bij mijn weten niemand – hoe arm of gering<br />
van afkomst ook – die zich niet gereed maakte om een aanklacht in te dienen. Dit<br />
was allemaal tegen Reynaert. Toch gedroeg hij zich onbevreesd, hoe hij zich ook<br />
voelde. En hij sprak tot Grimbeert de das: ‘Leid ons over de hoofdweg’. Reynaert<br />
mat zich zo’n houding aan en toonde zich zo fier alsof hij ’s konings zoon was en hij<br />
niets had misdaan.<br />
(1768) Onverschrokken ging hij voor koning Nobel staan en sprak: ‘God die alles<br />
geschapen heeft, geve u, heer koning, langdurige vreugde en eer. Terecht groet ik<br />
u, koning: nooit had een koning een dienaar die hem zo trouw was als ik steeds was<br />
en ben. Dat is dikwijls gebleken. Nochtans zouden sommigen die hier zijn mij graag<br />
beroven van uw gunst, als u geloof aan hen wilde schenken. Maar nee, u niet, God<br />
moge u belonen! Het past kroondragers niet dat zij te lichtvaardig geloof hechten<br />
aan wat de intriganten en booswichten vertellen. Toch wil ik hierover tot God klagen:<br />
er zijn heden ten dage teveel kwaadsprekers die valse beschuldigingen kunnen<br />
uiten, die nu de overhand hebben overal aan machtige hoven. Hen moet men niet<br />
geloven. Zij zijn slecht van nature, zodat zij rechtschapen mensen leed berokkenen.<br />
Moge God dat met hun leven vergelden en moge Hij hen voor eeuwig het loon<br />
geven dat zij verdienen!’<br />
(1796) De koning sprak: ‘O wee, Reynaert! O wee, Reynaert, smerige schurk, wat<br />
kunt u zich mooi voordoen! Dat kan u geen zier helpen. Staak nu uw gevlei. Door<br />
Tiecelijn, <strong>20</strong>, <strong>20</strong>07