JG 20 nr 2 - Reynaertgenootschap
JG 20 nr 2 - Reynaertgenootschap
JG 20 nr 2 - Reynaertgenootschap
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
123<br />
(1460) Toen sprak Reynaert: ‘Ik heb alle dieren die leven misdaan. Bid God dat<br />
hij het mij moge vergeven. Ik bezorgde mijn oom Bruun een geheel bebloede kruin.<br />
Tybeert liet ik muizen vangen waar ik hem zeer liet afranselen, bij het huis van de<br />
pastoor, waar hij in de strik sprong. Ik heb Cantecleer en zijn kinderen veel leed<br />
berokkend. Of het er nu veel of weinig waren, vaak nam ik hen weg. Terecht klaagt<br />
hij de vos erover aan. De koning is aan mij ook niet ontkomen. Ik heb hem leed aangedaan,<br />
en de koningin zoveel schande dat het lang zal duren voordat zij evenveel<br />
eer van mij zullen verwerven. Ook heb ik – dat zeg ik je, Grimbeert – meer lieden<br />
bedrogen dan ik je zou kunnen vertellen.<br />
(1481) En Ysingrijn, begrijp het goed, noemde ik oom omwille van bedrog. Ik<br />
maakte hem monnik in Elmare, waar wij beiden ingetreden waren. Dat is hem zwaar<br />
komen te staan. Ik zorgde ervoor dat hij zijn beide poten aan de klokkentouwen<br />
bond. Het luiden vond hij toen zo prettig dat hij het beslist wilde leren. Dat liep slecht<br />
voor hem af, want hij luidde zo buitensporig dat allen die buiten liepen en zij die binnen<br />
Elmare waren, meenden dat het de duivel was en naar de plaats holden waar<br />
ze klokgelui hoorden. Voordat Ysingrijn toen snel kon zeggen ‘ik wil intreden,’ hadden<br />
ze hem bijna van het leven beroofd. Daarna bezorgde ik hem een tonsuur. Dat<br />
zal hij zich zijn leven lang herinneren, dat weet ik wel zeker. Ik brandde hem zijn<br />
haar af, zodat zijn hoofdhuid ineenschrompelde. Daarna maakte ik hem nog meer<br />
te schande op het ijs, waar ik hem leerde vissen, terwijl hij niet kon ontsnappen. Hij<br />
kreeg er een pak slaag.<br />
(1508) Daarna bracht ik hem op een keer naar het huis van de pastoor van Blois.<br />
In heel het land van Vermendois woonde geen pastoor die rijker was. Deze pastoor<br />
had een voorraadschuur waar menig vet stuk spek in lag. Daarvan smulde ik vaak.<br />
Onder de schuur had ik buiten het zicht een gat gemaakt. Daarin liet ik Ysingrijn<br />
kruipen. Hij vond er rundvlees in kuipen en hangend vele zijden spek. Van het vlees<br />
liet hij zo ontzettend veel door zijn keel gaan dat – toen hij weer door het gat naar<br />
buiten in veiligheid dacht te komen – zijn vervloekte buik zo dik was dat hij zijn profijt<br />
betreurde. Daar waar hij hongerig was binnengekomen, kon hij verzadigd niet<br />
naar buiten. Ik rende weg; ik zorgde voor veel lawaai in het dorp en veroorzaakte<br />
veel kabaal. Nu hoor hoe ik dat teweegbracht. Ik liep naar waar de pastoor aan zijn<br />
tafel zat te eten. De pastoor had een kapoen, de allerbeste kip die men in heel het<br />
land kon vinden. Hij was helemaal gewend uit de hand te eten. Die greep ik in mijn<br />
bek, terwijl hij vóór de tafel stond, onder de ogen van de pastoor. Toen riep de pastoor:<br />
‘Nu grijp hem, sla erop! Help! Wie zag ooit zoiets wonderlijks? Die vos komt<br />
me onder mijn ogen in mijn huis beroven. Zo helpe mij Sancta Spiritus*. Des te<br />
erger voor hem dat hij er kwam!’ Hij greep het tafelmes en stootte tegen de tafel,<br />
zodat die hoog over mij heen vloog tot midden op de vloer. Hij vloekte en zwoer<br />
hevig en hij riep luidkeels ‘Sla erop!’ en ‘Grijp hem!’ En ik weg en hij erachter aan.<br />
Zijn tafelmes had hij opgeheven en hij dreef mij tot waar Ysingrijn stond. In mijn bek<br />
had ik de kip, die heel groot was en zwaar. Die moest ik daar achterlaten, of ik het<br />
wilde of niet. Toen riep de pastoor: ‘Ha, heer dief, u moet de buit hier achterlaten!’<br />
Hij schreeuwde en ik ging er vandoor, waarheen ik wilde. Toen de pastoor de kip<br />
wilde optillen, zag hij Ysingrijn.<br />
(1566) Toen raakte de wolf danig in het nauw. De pastoor trof hem in het oog met<br />
het mes. Zes man volgden de pastoor, die allen met grote stokken kwamen. En toen<br />
zij Ysingrijn zagen, maakten zij veel herrie en de buren kwamen naar buiten en ze<br />
vertelden opgewonden aan elkaar dat in de schuur van de pastoor een wolf gevangen<br />
was, die zichzelf bij de buik had vastgezet in het gat. Toen de buren dat hoor-<br />
Tiecelijn, <strong>20</strong>, <strong>20</strong>07