JG 20 nr 2 - Reynaertgenootschap
JG 20 nr 2 - Reynaertgenootschap
JG 20 nr 2 - Reynaertgenootschap
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
118<br />
warm. Hij had gerend waardoor het zweet hem langs de wangen naar beneden liep.<br />
Daarom begaf hij zich naar de rivier om zich te verkoelen. Zijn hart was vervuld met<br />
grote vreugde. Hij rekende er vast op dat Lamfroyt de beer gedood had en hem<br />
naar huis had gebracht. Toen sprak hij: ‘Ik ben er goed vanaf gekomen. Degene die<br />
mij aan het hof het meeste schade zou berokkenen, is door mijn toedoen gedood<br />
vandaag. Toch verwacht ik niet aangeklaagd of verdacht te worden. Terecht mag ik<br />
blij zijn.’<br />
(909) Terwijl Reynaert deze woorden sprak, keek hij naar beneden en zag Bruun<br />
liggen. En zodra hij hem zag, was hij er verdrietig en boos over. Zijn eerdere vreugde<br />
maakte nu plaats voor woede en ergernis. En hij sprak: ‘Lamfroyt, vervloekt moet<br />
je zijn! Je bent stommer dan een varken, Lamfroyt, vreselijke hoerenzoon! Je bent<br />
niets waard. Hoe is deze beer aan je ontsnapt, die eerder voor je gevangen was?<br />
Heel veel lekkere bouten zitten eraan, die menigeen graag eet. O wee, Lamfroyt,<br />
achterlijke kerel, wat een kostbare berenhuid ben je vandaag kwijtgeraakt, die eerder<br />
voor jou bemachtigd was!’<br />
(929) Reynaert hield op met dit gescheld en ging langs de straatweg omlaag om<br />
te zien hoe het met Bruun was. Toen hij de arme beer op dat moment geheel<br />
bebloed zag liggen, gewond en verzwakt – dat zag Reynaert bijzonder graag –<br />
bespotte hij hem ter vermaak: ‘Sire priester, Dieu vos saut!* Kent u Reynaert de<br />
schurk? Wilt u hem aanschouwen, dan ziet u hem hier, de rode booswicht, de<br />
gemene veelvraat. Zeg mij, priester, beste vriend, bij de Heer die u dient, in welke<br />
kloosterorde wilt u intreden dat u een rode kap draagt? Bent u abt of prior? Degene<br />
die u deze tonsuur heeft geschoren, ging vlak langs uw oren! U heeft uw kruinhaar<br />
verloren, u heeft uw handschoenen uitgedaan: ik denk dat u uw laatste getijdengebed<br />
gaat zingen’. Bruun hoorde dit en werd bedroefd, want hij kon zich op dat<br />
moment niet wreken. Zijn hart leek hem te bezwijken en hij plonsde weer in de rivier.<br />
Hij wilde de woorden van het gemene dier niet meer horen. Hij liet zich direct<br />
stroomafwaarts met de stroming meedrijven en ging op het zand van de oever liggen.<br />
(961) Hoe zal Bruun nu het hof bereiken? Voor niets ter wereld wilde hij te voet<br />
gaan. Hij was zo pijnlijk bekneld geraakt in de eik – waar hij eerder van twee poten<br />
alle nagels en het vel had verloren – dat hij niet goed kon bedenken hoe hij het<br />
beste naar de koning kon gaan. Nu hoort hoe hij de tocht onderneemt. Hij zat op<br />
zijn achterste en begon met grote schaamte op zijn staart vooruit te schuiven. En<br />
werd hij al doende moe, dan rolde hij een tijdje. Dit deed hij meer dan een mijl voordat<br />
hij het hof van de koning bereikte.<br />
(978) Toen men Bruun van verre op een dergelijke manier zag naderen, was het<br />
voor sommigen onduidelijk wat daar kwam aa<strong>nr</strong>ollen. De koning, die Bruun direct<br />
herkende, werd het droef te moede en hij zei: ‘Dit is mijn dienaar, Bruun. Zijn hoofd<br />
is zo rood dat hij dodelijk gewond moet zijn. Ai, God, wie heeft hem zo mishandeld?’<br />
Ondertussen was Bruun zo dichtbij gekomen dat hij bij de koning klagen kon. Hij<br />
steunde en zuchtte luid en sprak: ‘Koning, edele heer, wreek mij ter wille van uw<br />
eigen eer op Reynaert – dat gemene dier –, die mij met zijn list mijn mooie wangen<br />
deed verliezen en mijn oor bovendien en mij heeft gemaakt zoals u ziet.’ De koning<br />
sprak: Als ik dit niet wreek, moge ik verdoemd zijn!’<br />
(1000) En hierna noemde hij alle machtigste baronnen bij naam en gelastte dat zij<br />
allen naar zijn raadsvergadering kwamen en zouden adviseren hoe deze daad het<br />
best berecht kon worden in overeenstemming met ’s konings eer. Toen adviseerden<br />
de aanzienlijkste heren dat men hem, Reynaert, voor de tweede keer zou indagen,<br />
Tiecelijn, <strong>20</strong>, <strong>20</strong>07