21.09.2013 Views

Van onmacht naar veerkracht - NSOB

Van onmacht naar veerkracht - NSOB

Van onmacht naar veerkracht - NSOB

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

Naar een handelingsperspectief<br />

<strong>Van</strong> <strong>onmacht</strong><br />

<strong>naar</strong> <strong>veerkracht</strong><br />

voor zorgverzekeraars in de geestelijke gezondheidszorg<br />

Jeroen van den Berg<br />

Alexander van Dam<br />

Maarten Engelsman<br />

Peter Herreman<br />

Roel Meeuwesse<br />

Florien Molendijk<br />

Master of Public Administration (MPA)


<strong>Van</strong> <strong>onmacht</strong><br />

<strong>naar</strong> <strong>veerkracht</strong><br />

Naar een handelingsperspectief<br />

voor zorgverzekeraars in de geestelijke gezondheidszorg<br />

Jeroen van den Berg<br />

Alexander van Dam<br />

Maarten Engelsman<br />

Peter Herreman<br />

Roel Meeuwesse<br />

Florien Molendijk


Voorwoord<br />

Dit is een onderzoek in opdracht van Zorgverzekeraars Nederland in het kader van<br />

de opleiding tot Master of Public Administration aan de Nederlandse School voor<br />

Openbaar Bestuur.<br />

In de discussie over de geestelijke gezondheidszorg en de organisatie daarvan<br />

domineert het financiële aspect. De mens lijkt daarmee uit het zicht te verdwijnen.<br />

Om het menselijke aspect in de geestelijke gezondheidszorg te benadrukken, hebben<br />

we in ons rapport portretten van psychiatrische patiënten opgenomen. Deze por-<br />

tretten roepen de vraag op wat normaal is. Het aantal psychische aandoeningen<br />

dat in Nederland wordt behandeld, behoort tot het hoogste in Europa. Het is de<br />

vraag of de samenleving nog wel op de juiste manier invulling geeft aan de<br />

bepaling van wat normaal is.<br />

Voor dit onderzoek is gesproken met deskundigen uit verschillende delen van de<br />

zorgsector. De informatie uit deze gesprekken is soms expliciet, soms impliciet<br />

verwerkt in het rapport. De auteurs danken alle geïnterviewde personen voor hun<br />

tijd en de gegeven inzichten. Zij hebben daarmee een onmisbare bijdrage geleverd<br />

aan dit onderzoek. Ook René Groot Koerkamp van Zorgverzekeraars Nederland<br />

danken wij voor zijn aandachtige begeleiding.<br />

Wij bedanken onze werkgevers die het mogelijk hebben gemaakt om deze opleiding<br />

te volgen, evenals het thuisfront; we beseffen dat ook zij het nodige in deze<br />

opleiding hebben geïnvesteerd.<br />

Onze bijzondere dank tot slot gaat uit <strong>naar</strong> Roel in ’t Veld die ons onvermoeibaar<br />

en met veel geduld heeft geholpen dit rapport tot stand te brengen.<br />

Jeroen van den Berg<br />

Alexander van Dam<br />

Maarten Engelsman<br />

Peter Herreman<br />

Roel Meeuwesse<br />

Florien Molendijk<br />

Voorwoord<br />

3


Samenvatting<br />

De vraag <strong>naar</strong> geestelijke gezondheidszorg (ggz) groeit stormachtig en het streven<br />

<strong>naar</strong> beheersing van de kosten faalt. Zorgverzekeraars zijn belangrijke spelers<br />

in de sturing en staan voor de vraag hoe deze rol in te vullen. Moeten zij gevolg<br />

geven aan de roep van de overheid om deel te nemen aan prestatieoriëntatie<br />

in de ggz? Dat is de ons voorgelegde vraag.<br />

Om hier een antwoord op te geven gaan we in dit rapport in op de werking van het<br />

besturingssysteem van de zorg en de effecten daarvan. Onze conclusie is dat sprake<br />

is van opwaartse druk in de vraag, gebrek aan prestatiemeting en een slechte<br />

productstructuur. Daarom kan het systeem in zijn huidige vorm nooit de kernwaarden<br />

kwaliteit, toegankelijkheid en betaalbaarheid duurzaam verenigen.<br />

De zorgverzekeraars staan in dit systeem voor een dilemma: de verwachtingen<br />

zijn hooggespannen, maar nauwelijks waar te maken. Maatschappelijk ondernemerschap<br />

in een slecht functionerend arrangement is niet alleen moeilijk uitvoerbaar,<br />

het zal ook nooit leiden tot de gewenste resultaten. Na een analyse van het<br />

huidige arrangement biedt dit rapport handvatten om te komen tot prestatiebekostiging<br />

in de ggz.<br />

Gezien de huidige onzekere omstandigheden en gezien het feit dat veel van de<br />

kritische succesfactoren buiten bereik van de zorgverzekeraars liggen, is het aller-<br />

eerst noodzakelijk allianties te sluiten. De overheid, de zorgaanbieders, de wetenschap<br />

en de patiënten vormen ieder op zich – en eens te meer in coalities – sterke<br />

krachten. Het is voor de zorgverzekeraars zaak deel uit te gaan maken van deze<br />

coalities, waar mogelijk zelfs het initiatief te nemen en voorop te gaan lopen.<br />

Alleen zo verkrijgt een zorgverzekeraar <strong>veerkracht</strong> en alleen een <strong>veerkracht</strong>ige<br />

zorgverzekeraar is bestand tegen veranderende omstandigheden. De repertoires<br />

van overheden, zorgverzekeraars en zorgaanbieders moeten zodanig in elkaars<br />

verlengde liggen dat ze elkaar niet langer tegenwerken.<br />

4<br />

<strong>Van</strong> <strong>onmacht</strong> <strong>naar</strong> <strong>veerkracht</strong>


Daarnaast luidt ons advies om niet deel te nemen aan simplistische discussies,<br />

bijvoorbeeld die over overheid versus markt. Meer in het algemeen luidt onze<br />

aanbeveling: maak jezelf op positieve wijze immuun voor het graaiersverwijt dat<br />

banken en woningcorporaties reeds heeft getroffen. Wij adviseren de zorgverzekeraars<br />

pas in te stemmen met prestatiebekostiging als aan de volgende randvoorwaarden<br />

is voldaan:<br />

1) Een stelsel voor kwaliteitszorg dient tot snelle ontwikkeling te komen. Naast<br />

een beter instrument voor kwaliteitsmeting, vraagt dit een voortdurende<br />

dialoog. In die dialoog moet voldoende dynamiek de onbedoelde effecten en<br />

reflexief gedrag bestrijden.<br />

2) De overheid moet marktwerking mogelijk maken, onder meer door contracteervrijheid<br />

van zorgverzekeraars effect te verlenen door wetgeving, die de aanspraken<br />

van verzekerden beperken tot gecontracteerde zorgaanbieders.<br />

3) De arrangementen voor besturing van ggz moeten de nabijheid zichtbaar maken<br />

van verwante activiteiten als coaching, begeleiding en preventieve processen.<br />

4) De arrangementen moeten voor zorgverzekeraars prikkels bevatten tot volumebeheersing,<br />

onder meer door preventie en coöperatie met buren in de keten,<br />

onder wie werkgevers.<br />

We adviseren zorgverzekeraars hiermee allerminst lijdzaam af te wachten tot de<br />

randvoorwaarden zijn verwezenlijkt, noch zich te verbergen achter de imperfecties<br />

van het systeem. Integendeel. Zorgverzekeraars moeten nu snel en waarachtig<br />

hun maatschappelijke verantwoordelijkheid nemen. Een eerste stap op weg <strong>naar</strong><br />

een volwaardige rol in het stelsel kan worden gezet door pilots uit te voeren.<br />

De pilots die wij in dit rapport beschrijven, dragen bij aan het lerend vermogen<br />

van de zorg verzekeraars, en zijn zo een belangrijke stap op van <strong>onmacht</strong> <strong>naar</strong><br />

<strong>veerkracht</strong>.<br />

Samenvatting<br />

5


Lijst van afkortingen en figuren<br />

Afkortingen<br />

ADHD Attention Deficit Hyperactivity Disorder<br />

AWBZ Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten<br />

BBP Bruto Binnenlands Product<br />

BKZ Budgettair Kader Zorg<br />

CVZ College voor zorgverzekeringen<br />

DBC diagnose-behandelcombinatie<br />

DOT DBC’s op weg <strong>naar</strong> transparantie<br />

DSM Diagnostic and Statistical Manual Disorders<br />

ggz geestelijke gezondheidszorg<br />

IBS inbewaringstelling<br />

IGZ Inspectie voor de Gezondheidszorg<br />

NZa Nederlandse Zorgautoriteit<br />

RIAGG Regionale Instelling voor Ambulante Geestelijke Gezondheidszorg<br />

RIBW regionale instelling voor begeleid wonen<br />

RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu<br />

RM rechterlijke machtiging<br />

RMO Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling<br />

ROM Routine Outcome Monitoring<br />

SER Sociaal Economische Raad<br />

SCP Sociaal en Cultureel Planbureau<br />

TBS terbeschikkingstelling<br />

UVW Uitvoeringsinstituut Werknemers Verzekeringen<br />

VWS Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport<br />

WMO Wet Maatschappelijke Ondersteuning<br />

ZN Zorgverzekeraars Nederland<br />

Zvw Zorgverzekeringswet<br />

Figuren<br />

1. Totaaloverzicht geldstromen zorg in 2009<br />

6 <strong>Van</strong> <strong>onmacht</strong> <strong>naar</strong> <strong>veerkracht</strong>


Inhoudsopgave<br />

Voorwoord 3<br />

Samenvatting 4<br />

Lijst van afkortingen en figuren 6<br />

Inleiding 9<br />

1 Grenzen aan de groei 11<br />

2 Toegankelijkheid, kwaliteit en betaalbaarheid 15<br />

3 Zorgmarkten 19<br />

4 Zorgverzekeraars 23<br />

5 <strong>Van</strong> <strong>onmacht</strong> <strong>naar</strong> <strong>veerkracht</strong> 27<br />

Bijlagen 33<br />

i. Ontwikkeling van het zorgstelsel in historisch perspectief 34<br />

ii. Grenzeloze groei in de geestelijke gezondheidszorg 39<br />

iii. Marktwerking in de zorg 46<br />

iv. Pilots 51<br />

Geraadpleegde deskundigen 58<br />

Literatuurlijst 59<br />

Colofon 64<br />

Inhoudsopgave<br />

7


8 <strong>Van</strong> <strong>onmacht</strong> <strong>naar</strong> <strong>veerkracht</strong><br />

“Geestelijke gestoorden zijn de luidspreker<br />

waaruit de kwalen van onze tijd misschien<br />

het duidelijkst weerklinken.”<br />

Jan Foudraine, 1929


Inleiding<br />

De gezondheidszorg is ingewikkeld, de besturing ervan eens te meer. De stijgende uitgaven<br />

domineren al decennialang het politieke debat over de gezondheidszorg en de<br />

financiering ervan. Zorgverzekeraars Nederland (ZN) heeft ons opdracht gegeven te<br />

onderzoeken welke positie de zorgverzekeraars moeten innemen in het huidige speelveld,<br />

rekening houdend met toekomstige ontwikkelingen. Toegespitst op de geestelijke<br />

gezondheidszorg (ggz) is de vraag onder welke voorwaarden zorg verzekeraars zouden<br />

kunnen instemmen met de invoering van prestatiebekostiging in de ggz.<br />

De invoering van de Zorgverzekeringswet (Zvw) in 2006 had de pretentie de panacee te<br />

zijn voor de tot dan toe onmogelijk te verenigen combinatie van betaalbaarheid, toegankelijkheid<br />

en kwaliteit van zorg voor iedereen. Inmiddels is bekend dat de ontwikkeling<br />

van de zorguitgaven zich bar weinig heeft aangetrokken van dit ‘historische<br />

moment’. Het doel van een voor iedereen betaalbare, toegankelijke en kwalitatieve<br />

goede gezondheidszorg is niet bereikt. Met name in de ggz stijgen de kosten sneller<br />

dan ooit.<br />

Intussen dreigt de discussie over de zorg te ontsporen. Iedere speler hanteert zijn eigen<br />

(schijn)argumentaties, maar laat bedoeld of onbedoeld na de werking van het stelsel<br />

te verbeteren. Gevolg is dat wat gezegd wordt steeds verder af komt te staan van<br />

wat echt gebeurt. In dit rapport, opgesteld in opdracht van ZN, adviseren wij zorgverzekeraars<br />

om maatschappelijk te gaan ondernemen. En wel in de breedst mogelijke<br />

zin van het woord maatschappelijk, in het besef dat ook het eigenbelang van zorgverzekeraars<br />

op langere termijn daarmee is gediend. Dat kan door initiatief te nemen nu<br />

daar nog de ruimte voor bestaat. Initiatief onder meer voor de uitvoering van pilots,<br />

waarvan we er drie aanbevelen. Het advies om door middel van pilots te experimenteren,<br />

is mede ingegeven door de overtuiging dat de sector, het stelsel en de actoren –<br />

niet in de laatste plaats de zorgverzekeraars – gediend zijn met een passende omgang<br />

met de complexiteit van het systeem. In plaats van een toevlucht te zoeken in stelselwijzigingen<br />

of andere instrumentele ingrepen, dienen complexiteit en meervoudigheid<br />

te zijn aanvaard en geïnternaliseerd als voorwaarden om tot een werkelijk succesvolle<br />

strategie te kunnen komen.<br />

Tevens dienen zorgverzekeraars krachtig bij te dragen aan de spoedige totstandkoming<br />

van een stelsel van kwaliteitszorg in de ggz, op basis waarvan zij vervolgens tot<br />

gezaghebbende uitspraken over prestaties kunnen en moeten komen.<br />

Leeswijzer<br />

Dit rapport heeft de structuur van een essay: het hoofdverhaal neemt u aan de hand<br />

om op toegankelijke manier de kern van de problematiek in het zorgstelsel en specifiek<br />

de ggz te doorgronden. U de adstructie en argumentatie in de bijlagen. Deze gaan<br />

uitvoeriger in op de toenemende vraag in de ggz, het stelsel van (geestelijke) gezondheidszorg<br />

met haar actoren en geschakelde deelmarkten.<br />

Inleiding<br />

9


10 <strong>Van</strong> <strong>onmacht</strong> <strong>naar</strong> <strong>veerkracht</strong><br />

“Geestesziek is de samenleving zelf,<br />

die mensen maant om hun<br />

onbewuste vooral niet te ontsluieren.”<br />

August Stärcke, 1880-1954


1 Grenzen aan de groei<br />

De vraag <strong>naar</strong> zorg is groot, en groeit. De cijfers zijn zorgwekkend: bij ongewijzigd beleid<br />

besteden we in 2040 een kwart van ons Bruto Binnenlands Product (BBP) aan zorg.<br />

Een speciale positie neemt de geestelijke gezondheidszorg (ggz) in: de vraag <strong>naar</strong> ggz<br />

groeit sneller dan die <strong>naar</strong> de zorg in zijn geheel. Aan deze buitenproportionele groei<br />

liggen drie oorzaken ten grondslag: de ontwikkeling in maatschappelijke opvattingen<br />

over wat normaal is en wat niet; wetenschappelijke opvattingen over ziekten en stoornissen;<br />

en de marktwerking in de ggz. Deze drie aspecten grijpen in elkaar en zorgen<br />

samen voor een opdrijvend effect op de vraag <strong>naar</strong> ggz.<br />

Maatschappelijke opvattingen<br />

Wat mensen als mentaal ziek of gezond beleven, komt niet eenvoudigweg voort uit<br />

natuurlijke biologische verschijnselen in ons lichaam. De beleving is gevormd door<br />

sociale en culturele denkkaders die bepalend zijn voor het definiëren van klachten,<br />

de betekenis van de klachten, de behandelmethode, de rol van de patiënt, de sociale<br />

omgeving en de behandelaar. Hoe symptomen van ziekte tegenwoordig worden geïnterpreteerd,<br />

verschilt van hoe dezelfde symptomen honderd jaar geleden werden<br />

geïnterpreteerd. “Vroeger werden melancholie en moedeloosheid vaak gezien als een<br />

persoonlijkheidskenmerk, iets dat bij iemand hoort. In de middeleeuwen waren dit<br />

tekenen van morele ondergeschiktheid door gebrek aan wilzwakte en genotzucht,<br />

en in de renaissance daarentegen juist een grote gave, een verrijking van de ziel”,<br />

aldus Mutsaers in 2006.<br />

Tegenwoordig zijn sombere, humorloze mensen met een gebrek aan plezier en genoegen<br />

in het leven niet zelden officieel ziek: die mensen hebben een dysthyme stoornis. De Diagnostische<br />

criteria van de Diagnostic and Statistical Manual Disorders (DSM)-IV)<br />

beschrijft een dysthyme stoornis als volgt: “Depressieve stemming het grootste deel van<br />

de dag, meer dagen wel dan niet, zoals blijkt uit ofwel subjectieve mededelingen ofwel<br />

observatie door anderen, en gedurende ten minste twee jaar. Indien depressief, aanwezigheid<br />

van twee of meer van de volgende: slechte eetlust of te veel eten, insomnia of<br />

hypersomnia, weinig energie of moeheid, gering gevoel van eigenwaarde, slechte concentratie<br />

of moeilijkheden om tot een besluit te komen, gevoelens van hopeloosheid.”<br />

De bijbehorende diagnose-behandelcombinatie (DBC) is de rekeneenheid waarmee de<br />

door de zorgverzekeraar te vergoeden professionele hulp in financiële termen is gekwantificeerd.<br />

Voor depressies is – in minuten – een prijslijst beschikbaar, met als maximum<br />

23.055,88 euro voor een behandeling van 18.000 tot en met 23.999 minuten (DBC 187).<br />

Ggz is, kortom, naast een biologisch-fysieke aandoening voornamelijk een sociaalculturele<br />

constructie, die voortdurend transformeert en niet los is te zien van politieke<br />

en maatschappelijke opvattingen over wat normaal is. Naast de definiëring van ziekte<br />

is ook de opvatting over behandelingen normatief en veranderlijk. In onze huidige<br />

samenleving geldt de opvatting dat iemand zelf verantwoordelijk is voor zijn (fysieke<br />

Grenzen aan de groei<br />

11


en) geestelijke gezondheid, waarbij het inschakelen van ‘professionele hulp’ de enige<br />

iedereen tevreden stellende optie is. Dat heeft onder meer te maken met het verlies<br />

aan traditionele maatschappelijke verbanden. De voortgaande individualisering heeft<br />

veel mensen uit vaste kaders bevrijd, maar daarmee heeft de samenleving ook de mogelijkheden<br />

verloren om met sociale en psychische problemen om te gaan. Sociale ondersteuning<br />

door buren of geestelijke ondersteuning door de kerk zijn niet meer voorhanden<br />

en het sociaal-maatschappelijk werk is vrijwel overal wegbezuinigd.<br />

In politiek-maatschappelijk opzicht is het dan ook niet eenvoudig vast te stellen waar<br />

zorg eindigt en andere vormen van ondersteuning op het vlak van sociaal functioneren<br />

en geestelijk welbevinden beginnen. Ggz is vaak als geïsoleerde tak van sport beschouwd,<br />

voorbehouden aan ‘zware gevallen’. Daarbij wordt voor het gemak vergeten<br />

dat ggz het einde is van een continuüm aan psychologisch georiënteerd aanbod. Aan<br />

de lopende band krijgen werknemers persoonlijke-effectiviteitstrainingen, er zijn allerhande<br />

systemen in zwang voor persoonlijkheids typeringen en coaching. De burger<br />

die meer over zichzelf wil weten kan in therapie. Zelfkennis en -inzicht, kortom, zijn<br />

de norm en de definitie van normaal is een maatschappelijk glijdende schaal.<br />

Het is aan de politiek om vast te stellen waar de problemen beginnen die men niet<br />

meer zonder collectief bekostigde professionele hulp kan oplossen. En daar wringt de<br />

schoen: “Er is sprake van een democratisch tekort”, aldus Wim van der Meeren (Zorgverzekeraar<br />

CZ). “De politiek weigert lastige keuzes te maken in de zorg. Ze kunnen<br />

niet eens de rollator uit het basispakket krijgen”. 1 Ook het College voor Zorgverzekeringen<br />

(CVZ) heeft in een recent advies gewezen op het onderscheid tussen stoornissen<br />

en klachten. Het college wijst daarbij op het feit dat het onderscheid tussen klachten<br />

en ziekte in de praktijk “niet wordt gemaakt”, en vervolgt: “er zijn sterke aanwijzingen<br />

dat meer vergoed wordt dan enkel verzekerde zorg. Controle en handhaving<br />

zijn, met de vele verschillende zorgaanbieders, niet eenvoudig, aldus het college. Toch<br />

meent het CVZ “dat een betere bewaking van de grenzen van het verzekerde pakket<br />

gebaseerd moet zijn op het onderscheid tussen klachten [enerzijds] en ziekte/ psychische<br />

stoornis [anderzijds]”.<br />

Wetenschappelijke opvattingen<br />

Kraamkamer voor de politiek-maatschappelijke opvattingen over ziekte en gezondheid<br />

is de wetenschap. De definitie van een psychische stoornis is de afgelopen decennia<br />

aanhoudend verbreed en uitgebreid. Wat normaal of juist afwijkend gedrag is,<br />

wordt door de internationale wetenschap bepaald in het Diagnostic and Statistical Manual<br />

of Mental Disorders (DSM) en met elke nieuwe editie neemt het aandeel van de bevolking<br />

dat afwijkend gedrag vertoont, verder toe. De Zorgverzekeringswet (Zvw) vergoedt<br />

zorg conform de ‘stand van wetenschap en praktijk’. Door de uitbreiding van de<br />

wetenschappelijke opvattingen wordt dus ook het basispakket verruimd. In de thans<br />

in voorbereiding zijnde vijfde editie zullen vermoedelijk voor het eerst ook ‘dwangmatig<br />

kopen’ en ‘internetverslaving’ worden opgenomen als erkende psychische stoornissen,<br />

evenals ‘hyperseksualiteit’, ofwel een obsessie met seks. Overigens niet zonder<br />

wetenschappelijke slag of stoot: vorige maand nog zijn een Canadese en een Neder-<br />

1 De politiek lijkt deze lastige keuze recentelijk toch te hebben gemaakt voor verzekeringsjaar 2013.<br />

12 <strong>Van</strong> <strong>onmacht</strong> <strong>naar</strong> <strong>veerkracht</strong>


landse psycholoog uit de DSM-V-Commissie gestapt vanwege onenigheid over de definities<br />

van stoornissen.<br />

Maar ook reeds langer bestaande stoornissen vallen ten prooi aan de aperte neiging<br />

tot volledigheid. Het begrip depressie is in de loop der jaren steeds verder uitgebreid.<br />

Wetenschappers stellen dat in ontwikkelde landen één op de zeven mensen (15 procent)<br />

waarschijnlijk een depressie krijgt. Frankrijk (21 procent), de Verenigde Staten<br />

(19,2 procent) en Nederland (17,9 procent) vormen de top drie. Door wetenschappelijke<br />

erkenning van een aandoening ontstaat voor mensen ook de plicht om daarvoor een<br />

behandeling te zoeken. Hier grijpt de maatschappelijke opvatting dus in het wetenschappelijke<br />

discours over ziekte en gezondheid. Deze wetenschappelijke afbakening<br />

speelt in de praktijk een belangrijke rol. Wat feitelijk een geleidelijke overgang is van<br />

sociale ondersteuning, cursussen op het werk, coaching, maatschappelijk werk en tenslotte<br />

een behandeling, is hiermee van een strikte scheidslijn voorzien. De wetenschappelijke<br />

herdefiniëring van ziekten heeft directe gevolgen voor de hulpverlening.<br />

Wat begint als een ondersteuningsactiviteit valt meer en meer onder de definitie van<br />

medische hulp. Kinderen zijn niet druk, maar hebben een Attention Deficit Hyperactivity<br />

Disorder (ADHD), oftewel Aandachts-Tekort-Stoornis met Hyperactiviteit; mannen die<br />

in beschonken toestand hun vrouw slaan zijn niet agressief maar hebben een stoornis<br />

in de impulsbeheersing in combinatie met een alcoholverslaving (comorbiditeit!) etcetera.<br />

Noemt de wetenschap het een stoornis, dan is de persoon in kwestie bijna per<br />

definitie niet in staat die stoornis zelf op te lossen. Professionele hulp is noodzakelijk.<br />

Marktwerking<br />

En die hulp is volop aanwezig. De aanbieders van zorg hebben belang bij zo veel mogelijk<br />

patiënten; het is hun broodwinning. Aanbieders van ggz en farmaceutica zijn ervan<br />

beschuldigd de boodschap uit te dragen dat allerlei mentale klachten niet zelfstandig<br />

zijn te overwinnen, en van de boodschap dat geestelijk lijden niet als een normaal<br />

onderdeel van het leven hoeft te worden beschouwd. Het resultaat is dat mentale<br />

problemen in toenemende mate als ziekte zijn ervaren en benoemd. Dit mechanisme<br />

is een factor van betekenis in de toegenomen vraag <strong>naar</strong> ggz. De in de zorg geintroduceerde<br />

vorm van marktwerking heeft in plaats van een remmende dus een<br />

aanjagende werking op de vraag <strong>naar</strong> zorg.<br />

Conclusie<br />

De zorgvraag is langs drie wegen groter geworden en groeit nog steeds. De maatschappelijke<br />

opvattingen over psychische aandoeningen en de gewenste reactie daarop, de<br />

wetenschappelijke opvattingen daarover en de marktwerking, die wel de prijs per eenheid<br />

drukt maar het volume juist opdrijft. Deze drie elementen staan vanzelfsprekend<br />

niet los van elkaar. Wetenschappers zijn niet zelden ook (gelieerd aan) zorgaanbieders<br />

en voeden met hun publicaties de politiek-maatschappelijke opvattingen over psychische<br />

stoornissen terwijl zij diezelfde stoornissen in hun instelling behandelen. “In de<br />

wetenschap bestaat een dominantie van beroepsbeoefenaren”, zoals Pauline Meurs het<br />

formuleert. Die stoornissen zijn tijdens en na de behandeling object van onderzoek<br />

voor de eerstvolgende publicatie. Daarmee wordt het maatschappelijk debat opnieuw<br />

gevoed, en zo is de neerwaartse spiraal wat beheersbaarheid betreft een gegeven.<br />

Grenzen aan de groei<br />

13


“A partir de l’âge classique et pour la première fois, la folie est perçue à<br />

travers une condamnation éthique de l’oisiveté et dans une immanence<br />

sociale garantie par la communauté de travail.”<br />

14 <strong>Van</strong> <strong>onmacht</strong> <strong>naar</strong> <strong>veerkracht</strong><br />

Paul-Michel Foucault, 1926-1984


2 Toegankelijkheid, kwaliteit en betaalbaarheid<br />

In de negentiende eeuw ontstaan de eerste zorgverzekeringen. Werknemers sluiten<br />

overeenkomsten tegen inkomensverlies door ziekte. Voor mensen buiten de beroepsbevolking<br />

(chronisch zieken, gehandicapten, bejaarden) blijft het echter vrijwel onmogelijk<br />

een verzekering af te sluiten. Minister Talma voert in 1913 wel een verplichte<br />

verzekering tegen loonderving door ziekte in. Aan het begin van de twintigste eeuw<br />

telt ons land ruim vijfhonderd ziekteverzekeraars, het merendeel onderlinge waarborgmaatschappijen:<br />

wat individueel niet te dragen valt, is gezamenlijk wel op te<br />

brengen. In de oorlog wordt door de bezettingsmacht de sociale verzekering verplicht<br />

gesteld. Zo komt er in één klap een einde aan het residu van onverzekerde mensen.<br />

Werknemers die minder dan 3000 gulden per jaar verdienen, zijn verplicht lid van een<br />

ziekenfonds, inclusief familieleden. Hiermee is de zorg gekoppeld aan het inkomen.<br />

Ruim een halve eeuw zorgt de hoogte van het inkomen voor een waterscheiding in de<br />

manier waarop mensen tegen medische kosten zijn verzekerd: de meeste mensen<br />

hebben een verplichte ziekenfondsverzekering, het kleinere, meer vermogende deel<br />

van de bevolking is particulier verzekerd. Ook andere omstandigheden zorgen voor<br />

verschillen: werksituatie, de burgerlijke staat en soms ook de gezondheidstoestand<br />

kunnen tot gevolg hebben dat mensen in vergelijkbare inkomenssituaties sterk uiteenlopende<br />

premies moeten betalen. Met name particuliere zorgverzekeraars kunnen<br />

aan risicoselectie doen en houden daarmee hun eigen uitgaven in toom. Keerzijde<br />

hiervan is dat de zorgaanbieders in het geheel geen prikkels ervaren om te letten op<br />

de prijs van hun verrichtingen. De staat draagt in het systeem een belangrijke verantwoordelijkheid:<br />

zij stelt het uitgavenplafond en de prijs per eenheid jaarlijks vast.<br />

Desondanks stijgen de uitgaven voor zorg voortdurend snel en sterk.<br />

(Pogingen tot) Stelselwijziging<br />

Sinds de jaren ’70 probeert de overheid de zorgkosten te beheersen. Steevast klinkt de<br />

waarschuwing dat er iets moet gebeuren, voordat de zorg in ons land ‘onbetaalbaar’<br />

wordt. Want dat is wat door politiek en samenleving het meest wordt gevreesd: dat de<br />

zorg zo duur wordt dat ze niet meer collectief te bekostigen is. Vergroting van de doelmatigheid<br />

is steeds het streven, met behoud van kwaliteit, toegankelijkheid en betaalbaarheid.<br />

De opgave deze drie kernwaarden duurzaam te verenigen, heeft de afgelopen<br />

veertig jaar centraal gestaan in het maatschappelijke en politieke debat. In 1974<br />

lanceert Staatssecretaris Hendriks het idee een zorgverzekering voor alle burgers in<br />

te voeren; de commissie-Dekker doet ongeveer hetzelfde in 1987, het plan-Simons<br />

probeert het nog eens in 1990, de commissie-Willems doet dat over in 1994. Twee rapporten<br />

van het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) in 1997 en 1999 over de stijgende<br />

zorgkosten wakkeren de discussie nog wat aan, evenals het advies van de Sociaal Economische<br />

Raad (SER) ‘Naar een gezond stelsel van ziektekostenverzekeringen’ in 1999.<br />

In 2001 verschijnt de nota “Vraag aan bod” van Minister Borst, en tot slot mag de commissie-Mosterd<br />

niet onvermeld blijven, die in 2004 concurrentie suggereert tussen<br />

zorgverzekeraars en tussen zorgaanbieders. Het blijft echter bij praten en goede voornemens.<br />

Het is uiteindelijk Minister Hoogervorst die in 2004 de handen op elkaar krijgt<br />

voor invoering van een voor iedereen verplichte basisverzekering. Op basis van dat<br />

Toegankelijkheid, kwaliteit en betaalbaarheid<br />

15


plan is in 2006 de Zorgverzekeringswet (Zvw) in werking getreden. De Zvw is daarmee,<br />

zoals in de eerste evaluatie van die wet wordt opgemerkt, een ‘historisch moment’ in<br />

de ontwikkeling van het Nederlandse zorgstelsel dat de verwachtingen hoog doet<br />

spannen: alleen door het collectieve arrangement als een markt in te richten kunnen<br />

de drie waarden toegankelijkheid, betaalbaarheid en kwaliteit duurzaam aan elkaar<br />

worden gekoppeld.<br />

Toegankelijkheid<br />

De waarde van toegankelijkheid is sinds 1941 nooit meer serieus in het gedrang geweest.<br />

Met de Zvw is toegankelijkheid nog verder verstevigd: door opheffing van het<br />

onderscheid tussen ziekenfonds en particuliere verzekering, het zogenaamde duale<br />

stelsel, is de solidariteit toegenomen. Een identiek basispakket is voor iedereen beschikbaar,<br />

ongeacht gezondheid. De nominale Zvw-premie maakt geen onderscheid<br />

<strong>naar</strong> inkomen (het werkgeversdeel is wel inkomensafhankelijk, en voor de laagste inkomens<br />

is er zorgtoeslag).<br />

Elke aanpassing van het systeem die de algemene toegang tot de gezondheidszorg<br />

bedoeld of onbedoeld zou beperken, is sindsdien verworpen. De Tweede Kamer ziet<br />

er op toe dat de wachtlijsten worden weggewerkt en eigen bijdragen – zoals recent<br />

nog in de geestelijke gezondheidszorg (ggz) ingevoerd en overigens ook deels weer<br />

afgeschaft – snel weer worden geschrapt wanneer blijkt dat deze de zorgvraag inderdaad<br />

afzwakken. Recent voorbeeld hiervan zijn ook de coma-zuipers die hun eigen<br />

ziekenhuisopname maar moesten gaan betalen. Zorgaanbieders, zorgverzekeraars<br />

en de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) wezen deze suggestie<br />

terstond van de hand: de collectiviteit van het stelsel stel je niet ter discussie. Iedere<br />

poging om de prijs van de verzekering afhankelijk te stellen van leefwijze of gedrag is<br />

op dezelfde overweging afgeschampt.<br />

Kwaliteit<br />

Volgens de eerste evaluatie van de Zvw is het inzicht in de kwaliteit van het zorgaanbod<br />

sinds de invoering ervan verbeterd, maar in de ggz is kwaliteit nog volop onderwerp<br />

van discussie. Zoals wij nog zullen aantonen, is het inzicht in goede en minder<br />

goede behandelingen in de ggz nog zeer beperkt. Voordat zichtbaar is welke ontwikkeling<br />

de kwaliteit doormaakt, moet eerst duidelijk zijn wat kwaliteit is.<br />

Hoewel er nog een wereld te winnen valt, heeft de Zvw de zorgaanbieders wakker geschud<br />

en doen beseffen dat de waarde van een contract met een zorgverzekeraar wel<br />

degelijk onder invloed staat van de geleverde kwaliteit. Dit is één van de meest in het<br />

oog springende positieve aspecten van de Zvw. Zorgverzekeraars nemen een aantal<br />

kwaliteitsaspecten heel duidelijk mee in hun zorg inkoop. Dit heeft als effect dat zorg-<br />

aanbieders bewuster bezig zijn met de kwaliteit van zorg. Zorgverzekeraars benaderen<br />

kwaliteit vaak als functie van betaalbaarheid: zorg van hoge kwaliteit is aanvankelijk<br />

meestal duurder, maar kent tevens inverdieneffecten; langdurige en/ of kostbare vervolgzorg<br />

is vaak niet nodig als meteen wordt gekozen voor zorg van het hoogste kwaliteitsniveau.<br />

Hierdoor kan de aanvankelijk duurste optie op termijn juist de goedkoopste<br />

blijken. Het is aan de zorgverzekeraar om per geval te beslissen hoe hoog de in te<br />

kopen kwaliteit moet zijn (uiteraard afgezien van minimumeisen).<br />

16 <strong>Van</strong> <strong>onmacht</strong> <strong>naar</strong> <strong>veerkracht</strong>


Betaalbaarheid<br />

Pièce de résistance van de huidige discussie over de zorg is de betaalbaarheid. Dat is niet<br />

altijd zo geweest: lange tijd was toegang tot de zorg voor iedereen het belangrijkste<br />

streven. Sinds die toegankelijkheid is verankerd, zijn de kosten snel gestegen. De macrouitgaven<br />

aan zorg stijgen snel en hard, in een tempo dat compleet onhoudbaar is op<br />

de langere termijn. Het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) voorspelt<br />

dat de zorguitgaven tot 2040 elk jaar met 4 à 5 procent groeien. In 2040 bestaat ongeveer<br />

een kwart van het Bruto Binnenlands Product (BBP) uit uitgaven aan zorg. Een<br />

gezin met een modaal inkomen geeft dan bijna 50 procent van het bruto inkomen uit<br />

aan zorg.<br />

Toegankelijkheid, kwaliteit en betaalbaarheid<br />

17


18 <strong>Van</strong> <strong>onmacht</strong> <strong>naar</strong> <strong>veerkracht</strong><br />

“Er is dus ofwel geen enkel onderscheid tussen<br />

dwazen en wijzen of, als er toch één is,<br />

dan is het dat de dwazen gelukkiger zijn daarbij.”<br />

Desiderius Erasmus, 1467-1536


3 Zorgmarkten<br />

Net als in andere maatschappelijke sectoren heeft de overheid ook in de zorg in de<br />

laatste decennia getracht om met de- en herregulering (elementen van) marktwerking<br />

te introduceren. In de zorg zijn strikt gereguleerde markten gecreëerd voor verzekering<br />

voor zorggebruik (de markt tussen zorggebruikers en zorgverzekeraars) en voor zorginkoop<br />

(de markt tussen zorgverzekeraars en zorgaanbieders). De derde deelmarkt is die<br />

tussen gebruikers en zorgaanbieders, maar bestaat alleen uit transacties die buiten de<br />

polis vallen en is dus zeer beperkt. De overheid deed dit met een tweeledig doel: het<br />

stelsel moest de keuzevrijheid van de burger vergroten en het moest een dempend<br />

effect hebben op de macro-kosten. Door de straffe regulering wordt in de literatuur<br />

van quasi-markten gesproken (zie bijvoorbeeld Helderman 2007, Le Grand & Bartlett<br />

1993, Brandsen 2004). In een quasi-markt kunnen efficiency-winsten van de markt worden<br />

nagestreefd zonder de publieke waarden te verliezen. De financiering loopt niet<br />

van de overheid <strong>naar</strong> zorgaanbieders, maar eerst <strong>naar</strong> gebruikers of vertegenwoordigers<br />

daarvan, zoals zorgverzekeraars. Financiële risico’s zijn zo gedecentraliseerd. Vaak<br />

functioneren dergelijke markten verre van perfect. Dit heeft onder meer te maken met<br />

een gebrekkige beslisstructuur voor transacties. Dat is rechtstreeks toe te schrijven<br />

aan de kunstmatigheid van de markt: er was immers geen markt, de overheid heeft er<br />

een markt van gemaakt.<br />

Informatie-asymmetrie<br />

Een dergelijke kunstmatige markt heeft veel en strakke regels nodig om levensvatbaar<br />

te zijn en te blijven. Belangrijk in dit verband is de dubbele informatie-asymmetrie:<br />

enerzijds tussen verzekerden en zorgverzekeraars, anderzijds tussen zorgverzekeraars<br />

en zorgaanbieders. In beide vergelijkingen delft de zorgverzekeraar kennistechnisch<br />

het onderspit: hij weet niet hoe ziek of gezond de verzekerde is en hij weet niet hoe<br />

noodzakelijk en effectief de behandeling van de zorgaanbieder is.<br />

Aan de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) als marktmeester is de taak toevertrouwd<br />

deze asymmetrieën zoveel mogelijk te verkleinen. Ook in de geestelijke gezondheidszorg<br />

(ggz) is de basis voor het systeem de diagnose-behandelcombinatie (DBC). In een<br />

DBC is een diagnose gekoppeld aan een behandeling die uit verschillende componenten<br />

kan bestaan. De NZa stelt de maximumprijs van de DBC vast. Daarom is deze autoriteit<br />

in het leven geroepen die de producten in de gezondheidszorg definieert. Deze<br />

producten koppelen een diagnose aan een behandeling. Voor bijkans elke aandoening<br />

bestaat een aparte DBC, er zijn er voor de gehele zorg ongeveer 30.000. Omdat het<br />

DBC-systeem in de afgelopen jaren enorm is uitgedijd, streeft men nu <strong>naar</strong> eenvoudiger<br />

productstructuren door middel van de DOT (DBC’s Op weg <strong>naar</strong> Transparantie).<br />

Frappant is dat zorgverzekeraars volmondig toegeven in het verleden slechts over een<br />

dertigtal DBC’s te hebben onderhandeld met de zorgaanbieders. Blijkbaar werden de<br />

29.970 andere DBC’s in financieel opzicht niet van doorslaggevend belang geacht. In de<br />

ggz is gekozen voor een grofmaziger structuur van ongeveer vijftig productgroepen. De<br />

behandelingen in de ggz bestaan naast medicatie vooral uit gesprekstherapie en advisering.<br />

In de ggz is tijd dan ook de voornaamste rekeneenheid: hoe ernstiger de stoornis,<br />

hoe meer tijd de zorgaanbieder erin investeert, hoe duurder de DBC is. Zorgaan-<br />

Zorgmarkten<br />

19


ieders hebben dus baat bij veel ernstige stoornissen. Het draagvlak voor de DBCsystematiek<br />

onder zorgaanbieders in de ggz is nog altijd bijzonder klein.<br />

Prestatie-informatie<br />

Het meten van kwaliteit vindt in de ggz plaats in de Routine Outcome Monitoring (ROM).<br />

Zorgverzekeraars en zorgaanbieders werken in de Stichting Benchmark GGZ samen<br />

aan verbetering van prestatie-informatie. De zorgmarkt zal nooit goed kunnen functioneren<br />

als de onderlinge prestaties van zorgaanbieders niet kwalitatief zijn te vergelijken.<br />

Over de inzetbaarheid van de ROM bestaat echter nog onenigheid. Ondersteund<br />

door een groep van wetenschappers stellen sommige zorgaanbieders dat outcome monitoring<br />

met de huidige staat van de wetenschap niet mogelijk is en daarom niet geschikt<br />

als instrument om zorgaanbieders onderling te vergelijken. De voorzitter van<br />

GGZ-Nederland, Marleen Barth, is positiever over dit instrument en zegt dat de huidige<br />

problemen technische oorzaken hebben. Wel beaamt zij dat zorgverzekeraars onvoldoende<br />

zicht hebben op ziektebeelden: “Zorgverzekeraars weten feitelijk niet wat de<br />

ggz-sector doet”. Ook Pauline Meurs, hoogleraar Bestuur van de gezondheidszorg,<br />

geeft aan dat zorgverzekeraars juist bij ggz om die reden moeilijk hun verantwoordelijkheid<br />

kunnen nemen.<br />

Het is een feit dat DBC’s in de ggz veel moeilijker inzetbaar zijn dan in de somatische<br />

zorg. Bij een gebroken been is betrekkelijk eenvoudig te bepalen welke typen behandeling<br />

welk resultaat opleveren. Bij psychische klachten ligt dit lastiger.<br />

Bureaucratie en perverse effecten<br />

De introductie van marktwerking betekent in de ggz dus in de eerste plaats de ontwikkeling<br />

van bureaucratie en wet- en regelgeving. Ondanks de negatieve connotatie is dit<br />

niet per se een nadelige ontwikkeling. In het reguliere bedrijfsleven hebben prestatieindicatoren<br />

zich wel bewezen als een probaat middel ter verbetering van kwaliteit en<br />

efficiëntie. Geïnterviewden merken op dat de marktwerking heeft bijgedragen aan<br />

transparantere werkwijzen bij zorgaanbieders. Op basis daarvan kunnen goede werkwijzen<br />

worden onderscheiden van minder goede. Met een goede incentive-structuur is<br />

het mogelijk om goed gedrag te belonen en slecht gedrag te bestraffen en de bureaucratie<br />

te verminderen. Dit laatste lijkt ook het geval bij zorgverzekeraars. “De overheadkosten<br />

zijn met de invoering van de zorgverzekeringswet voor zorgverzekeraars<br />

gedaald van 5 <strong>naar</strong> 3 procent”, aldus Wim van der Meeren, voorzitter Raad van Bestuur<br />

van zorgverzekeraar CZ.<br />

Rond prestatiemeting kunnen echter ook problemen ontstaan. Zo valt te denken aan<br />

de risico’s van prestatiemeting wanneer producten aan uiteenlopende waarden moeten<br />

voldoen, organisaties geen producten maar processen leveren en oorzakelijke verbanden<br />

niet goed bekend zijn en/ of niet eenduidig zijn. Precies deze omstandigheden<br />

doen zich voor in de ggz. Perverse effecten liggen daardoor op de loer.<br />

Frissen (2007) wijst op de gevaren van perverse prikkels bij invoering van DBC’s waar-<br />

bij het gemakkelijkst te standaardiseren werk profijtelijker wordt dan het ingewikkelde,<br />

niet planbare, innovatieve werk. Organisaties kunnen hun werkprocessen strategisch<br />

op de incentives afstemmen. Behalve dat de incentives hierdoor niet langer meer<br />

effectief zijn, ondermijnt dit ook de professionele houding en waarden van organisaties<br />

en maakt het innovaties feitelijk onmogelijk. Ernstiger is het gevaar dat uitgaat<br />

20 <strong>Van</strong> <strong>onmacht</strong> <strong>naar</strong> <strong>veerkracht</strong>


van de reflexiviteit. De ondoorzichtigheid van de financieringsstromen maakt het voor<br />

zorgaanbieders aantrekkelijk creatief om te gaan met labels. “Hoe hoger de score, hoe<br />

meer geld er binnenkomt. Dat leidt niet alleen tot een run op zwaardere cliënten. Instellingen<br />

zijn er ook op gebrand voor lichtere cliënten een zo hoog mogelijke score te<br />

krijgen. Als je dat niet doet, snij je jezelf in de vingers”, aldus een Haagse zorgaanbieder<br />

in een onderzoek uit 2011 (Eimers, 2011, geciteerd in RMO, 2012). Ook de Raad voor<br />

Maatschappelijke Ontwikkeling (RMO) bepleit in zijn meest recente advies veranderbaarheid<br />

en variatie in prestatie-meting, om reflexiviteit en perverse effecten tegen<br />

te gaan.<br />

In ‘t Veld (1997) onderscheidt de wet van de afnemende effectiviteit die inhoudt dat in<br />

de loop der tijd de onbedoelde effecten in belang zullen toenemen en de bedoelde afnemen,<br />

als gevolg van leerprocessen aan de kant van de bestuurden. De Bruijn (2006)<br />

ziet daarnaast een sterke groei van de indicatoren, die collectieve blindheid veroorzaken<br />

en die de werkelijkheid achter de indicatoren laten verdwijnen.<br />

DBC’s, ROM en administratieve handelingen tussen zorgaanbieders en zorgverzekeraars<br />

eisen inmiddels wel hun tol. <strong>Van</strong> Breukelen, een vrijgevestigde psychiater, zegt<br />

een derde van haar tijd aan patiëntenadministratie te besteden; een percentage dat<br />

de afgelopen jaren aanzienlijk is toegenomen.<br />

Conclusie<br />

Terug <strong>naar</strong> de redenen van invoering van een quasi-marktmodel: vergroting van de<br />

keuzevrijheid voor burgers en een dempende werking op de uitgavenontwikkeling.<br />

Het eerste doel is verwezenlijkt. Burgers zijn verplicht zich te verzekeren, maar hebben<br />

volledige keuzevrijheid wat zorgverzekeraar betreft. In het eerste jaar na invoering<br />

van de Zvw is maar liefst een op de vijf verzekerden van zorgverzekeraar gewisseld.<br />

Het verwachte dempende effect op de macro-uitgaven is tot op heden echter uitgebleven.<br />

Zoals we hebben betoogd in hoofdstuk 1. ‘Grenzen aan de groei’, heeft de marktwerking<br />

misschien de prijs per product eenheid wel verlaagd, maar vooral de vraag<br />

aangewakkerd. Daardoor zijn de uitgaven sterk gestegen en zonder aanvullende maatregelen<br />

zal die groei zo sterk blijven.<br />

Maar, zoals we hierboven hebben betoogd, heeft de introductie van marktwerking nog<br />

meer effecten gehad. De informatie-asymmetrie heeft, ondanks de bureaucratisering,<br />

geleid tot perverse effecten. Zo heeft Nederland relatief nog steeds het grootste aantal<br />

psychiatrische bedden van Europa. Niet alleen de vraag neemt dus sterk toe, door de<br />

gebrekkige incentive-structuur ontbreekt bovendien een natuurlijke rem op het aanbod.<br />

Zorgmarkten<br />

21


22 <strong>Van</strong> <strong>onmacht</strong> <strong>naar</strong> <strong>veerkracht</strong><br />

“Het genie woont slechts<br />

één verdieping lager dan de waanzin.”<br />

Arthur Schopenhauer, 1788-1860


4 Zorgverzekeraars<br />

Zorgverzekeraars moeten zich in dit veld, met zeer uiteenlopende oriëntaties van<br />

waarden en belangen, een positie verschaffen. Ze moeten rekening houden met verzekerden<br />

en zorgaanbieders, maar ook met de overheid die met verregaande regelgeving<br />

zeer bepalend is in de hiërarchische aansturing van het stelsel. De zorgverzekeraars<br />

krijgen in deze meervoudige context tegenstrijdige prikkels te verwerken. De wet- en<br />

regelgeving is gericht op beginselen en waarden, zoals bijvoorbeeld gelijkheid. Verzekerden<br />

verwachten een goede kwaliteit en een zo breed mogelijke toegang tot zorg tegen<br />

een zo laag mogelijke premie. De bedoeling van de wet- en regelgeving is dat de<br />

prikkels elkaar eenduidig ondersteunen, zodat zorgverzekeraars, indien zij hun primaire<br />

belang goed weten in te vullen, zo op een hoger niveau bijdragen aan een gezond<br />

systeem.<br />

In de praktijk is dit echter lang niet altijd het geval. Er valt nogal wat af te dingen; niet<br />

alleen op deze quasi-markt, zoals we in hoofdstuk 3. ‘Zorgmarkten’ zagen, maar ook<br />

op de rol die de zorgverzekeraars zelf spelen.<br />

Intransparantie<br />

Ten eerste is sprake van vier grote zorgaanbieders die 90 procent van de zorgmarkt<br />

in handen hebben. Deze vier hebben pakketten die slechts met zeer veel moeite met<br />

elkaar te vergelijken zijn. Dat is niet toevallig: zorgverzekeraars hebben belang bij intransparantie<br />

van de pakketten, vanwege de koppelverkoop van aanvullende pakketten<br />

met de basiszorgverzekering. “Aanvullende pakketten zijn totaal niet transparant<br />

en dus onvergelijkbaar voor de klant. Dat willen zorgverzekeraars graag zo houden<br />

omdat ze verdienen op de aanvullende pakketten”, aldus Chris Oomen, voorzitter<br />

Raad van Bestuur van zorgverzekeraar DSW.<br />

Aan de basisverzekering valt weinig eer te behalen, maar dat maakt de zorgverzekeraar<br />

goed met de mogelijkheden die de aanvullende verzekering biedt. Anders dan bij<br />

de basisverzekering geldt hiervoor noch de acceptatieplicht, noch de zorgplicht. Door<br />

de onduidelijkheid van de aanvullende pakketten zijn verzekerden niet in staat te kiezen<br />

op basis van een vergelijking op product en prijs. Het is moeilijk uit te maken wat<br />

de voorkeur heeft: de beter-afpolis, de geen-gedoepolis, de topzorgpolis, of toch de<br />

extraverzorgdpolis? Het staat zorgverzekeraars vrij om veelgevraagde zorgproducten<br />

te koppelen aan minder relevante zorgproducten waarop de winstmarge groter is.<br />

Klanten hebben evenmin inzicht in het verschil tussen een naturapolis en een restitutiepolis.<br />

Het verschil tussen die laatste twee polissoorten wordt door Oomen zelfs omschreven<br />

als “oplichterij”, omdat de wettelijke zorgplicht al garandeert dat de zorg van<br />

elke aanbieder wordt vergoed door de zorgverzekeraar. De restitutiepolis belooft precies<br />

dat, tegen een iets hogere premie, waarbij het vergoedingspercentage aan verandering<br />

(lees: verlaging) onderhevig is.<br />

Zorgverzekeraars<br />

23


Patiënten<br />

Ten tweede is er op deze markt eerder sprake van aanbod-geïnduceerde vraag (supply<br />

induced demand) dan van vraagdemping. Daar komt nog bij dat de latente vraag groot<br />

is; “gezonde mensen zijn gewoon nog niet goed genoeg onderzocht”, aldus Wim van<br />

der Meeren. Verzekerden ervaren weinig prikkels om op de kosten te letten. De noclaim<br />

die aanvankelijk gold, is in 2008 vervangen door een eigen risico dat hetzelfde<br />

doel moet dienen. Tot op heden is het instrument weinig effectief gebleken om de moral<br />

hazard – overconsumptie omdat de prijs, de premie, toch al betaald is – tegen te<br />

gaan. De eigen bijdrage voor de ggz, zoals die door het huidige Kabinet is ingevoerd<br />

(maar na de val van het Kabinet door de Kunduz-coalitie weer gedeeltelijk is teruggedraaid),<br />

heeft in theorie wel een corrigerende werking op de moral hazard. Tegenstanders<br />

vrezen echter dat sprake zal zijn van overcorrectie: juist degenen die de ggz het<br />

hardst nodig hebben, zullen omwille van de eigen bijdrage zorg gaan mijden. “Je moet<br />

niet bezuinigen op toegang, daar krijg je later sociale ellende van en hogere kosten”,<br />

aldus Wilna Wind, directeur Nederlandse Patiënten Consumenten Federatie.<br />

Zorgaanbieders<br />

Zorgaanbieders ervaren zelfs tegengestelde prikkels. Voor hen is het aantrekkelijk om<br />

zoveel mogelijk zorg aan de man te brengen en de drempel voor gebruik zoveel mogelijk<br />

te verlagen. Dat gebeurt dus ook volop. Omdat de zorgaanbieders, zoals we hebben<br />

gezien onder hoofdstuk 3. ‘Zorgmarkten’, een grote informatie-voorsprong hebben ten<br />

opzichte van de zorgverzekeraars, zijn laatstgenoemden onvoldoende in staat volwaardige<br />

tegenkracht te bieden.<br />

De Politiek<br />

De politiek maakt zich met een schuin oog op de waarde ‘publieke toegankelijkheid’<br />

druk over de samenstelling van het basispakket, die zich uit in lange discussies over<br />

details (rollator, pil) en controledrang (limiterende budgettaire kaders, ex post compensatie,<br />

nacalculatie).<br />

Zorgverzekeraars zouden graag op prestatie willen inkopen, maar dat is in de ggz nog<br />

lang niet mogelijk. Daarvoor ontbreekt eenvoudig teveel elementaire informatie. Dit<br />

gebrek aan transparantie leidt tot aanvullende marktbelemmerende wet- en regelgeving,<br />

omdat dan de behoefte om te controleren groeit. De huidige (demissionaire)<br />

Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, Edith Schippers, is niettemin voornemens<br />

de regelgeving geleidelijk af te bouwen en meer marktwerking toe te staan. Een<br />

voorbeeld daarvan is de prestatiebekostiging in de ggz, die zij voornemens is vanaf<br />

2013 in te voeren. Nu het Kabinet voortijdig zijn ontslag aan de Koningin heeft aangeboden,<br />

is het onzeker of, en zo ja in welke vorm, deze voornemens uitvoering zullen<br />

vinden.<br />

24 <strong>Van</strong> <strong>onmacht</strong> <strong>naar</strong> <strong>veerkracht</strong>


Conclusie<br />

Om het tij te doen keren, zullen zorgverzekeraars zelf ook moeten veranderen. De ondoorzichtigheid<br />

tussen de pakketten is niet in het belang van de verzekerden en zou<br />

dus moeten worden opgelost in plaats van doelbewust in stand gehouden. Ook de<br />

terughoudendheid om met de overheid in gesprek te gaan en de kaarten op tafel te<br />

leggen, draagt niet bij aan een goede positie van de zorgverzekeraars.<br />

Voorts moet de moral hazard van verzekerden aanhoudend maar gevarieerd worden<br />

bestreden. De zorgaanbieders moeten voorts een belang krijgen in het opwerpen van<br />

een drempel voor gebruik, in plaats van een incentive voor zoveel mogelijk gebruik. Het<br />

is aan de zorgverzekeraar die drempel te (helpen) ontwikkelen. Door de opzet van een<br />

kwaliteitsmetingsysteem kunnen zorgverzekeraars werk maken van hun verantwoordelijkheid<br />

in de ggz-sector.<br />

Zorgverzekeraars<br />

25


“De snelle al verder voortschrijdende technificering van<br />

de maatschappij brengt in een racetempo veranderingen teweeg teweeg<br />

in de levens omstandigheden der mensen, die vergaande psychologische<br />

consequenties hebben. Er ontstaat een verwarrende hoeveelheid mogelijk-<br />

heden voor het kiezen kiezen van een huwelijkspartner, een beroep, vrienden<br />

en relaties. Het leven krijgt een benauwde spanning.”<br />

26 <strong>Van</strong> <strong>onmacht</strong> <strong>naar</strong> <strong>veerkracht</strong><br />

S.J.P. Derksen, 1900-1980


5 <strong>Van</strong> <strong>onmacht</strong> <strong>naar</strong> <strong>veerkracht</strong><br />

Onder deze onzekere omstandigheden kunnen zorgverzekeraars het zich niet permitteren<br />

stil te blijven zitten. De overheersende huidige strategie – de mooie woorden<br />

over maatschappelijke verantwoordelijkheid ten spijt – lijkt er een waarin zij op eenduidige<br />

wijze hun bedrijfsmatige rol versterken, in de hoop op het bestaan van de invisible<br />

hand van Adam Smith: door hun eigen belang na te streven, dienen zij – samen<br />

met de andere spelers op de markt, die ieder ook hun eigen belang nastreven – op een<br />

hoger niveau het algemeen belang. Zo luidt ook de impliciete aanname onder het stelsel.<br />

In de quasi-markt van de zorg is de onzichtbare hand echter nog niet gesignaleerd.<br />

In hoofdstuk 3. ‘Zorgmarkten’ zagen we waarom de zorgverzekeraars in de verschillende<br />

deelmarkten aan het kortste eind trekken. Door toedoen van de informatieasymmetrieën<br />

en de gebrekkige incentive-structuur is een scherpe focus op eigen belang<br />

voor afzonderlijke partijen niet haalbaar. Dientengevolge is ook geen sprake van<br />

een invisible hand.<br />

Faalt de markt, dan is de dreiging aanwezig dat de overheid ingrijpt om het marktfalen<br />

te corrigeren. De quasi-markt die in de zorg is geïntroduceerd is dan feitelijk mislukt.<br />

De drie kernwaarden kwaliteit, toegankelijkheid en betaalbaarheid zijn in dit arrangement<br />

niet duurzaam met elkaar te verenigen.<br />

Onmacht<br />

Ondanks dit falen blijft de overheid bij haar standpunt de marktwerking in stand te<br />

laten en waar mogelijk zelfs uit te breiden. Dat is niet verwonderlijk. De neerwaartse<br />

spiraal van toenemende kosten, meer marktwerking en meer bureaucratie is niet met<br />

meer regelgeving te doorbreken. Het is wel gevaarlijk voor de zorgverzekeraars, die<br />

daardoor steeds meer risico’s en verantwoordelijkheden krijgen toegewezen, die moeilijk<br />

of niet te verenigen zijn met het bedrijfsmatige eigenbelang. Als het mis gaat,<br />

grijpt de overheid in door budgetten terug te halen en prijzen te verlagen. De toch al<br />

niet functionerende markt wordt daardoor verder verstoord. Zorgverzekeraars zijn in<br />

dit scenario gemarginaliseerd tot machteloze zorgbetaalkantoren. Volledige concentratie<br />

op het eigenbelang is dan ook op langere termijn geen uitvoerbare strategie, omdat<br />

de publieke waarden in diskrediet raken.<br />

In ons advies bestrijden wij deze <strong>onmacht</strong> langs een aantal lijnen. Door in te zetten op<br />

meta-governance en uiteenlopende allianties, waarachtig maatschappelijk ondernemen<br />

en de uitvoering van een aantal pilots wordt gepoogd een uitweg te vinden die<br />

het stelsel, en daarmee de zorgverzekeraars, <strong>veerkracht</strong> verleent.<br />

Veerkracht<br />

Om te beginnen zouden zorgverzekeraars zich als echte maatschappelijke ondernemingen<br />

moeten gaan gedragen, inclusief verantwoordelijkheid voor de macro-financiering<br />

van zorg. Maatschappelijke dienstverleners behoren niet slechts tot de markt<br />

of tot de staat, maar nemen een zelfstandige positie in, waardoor zij hun legitimatie<br />

<strong>Van</strong> <strong>onmacht</strong> <strong>naar</strong> <strong>veerkracht</strong><br />

27


niet uitsluitend ontlenen aan marktwerking, wetgeving of de rechtsstaat, maar – in<br />

het beste geval – aan een combinatie van die drie. In deze constellatie zijn zorgverzekeraars<br />

een beetje van allemaal.<br />

De bestuurskundige literatuur spreekt beurtelings van hybriditeit (In ‘t Veld, Karré),<br />

van meervoudigheid (Frissen, RMO), van meta-governance (Meuleman) en van maatschappelijk<br />

ondernemen. Voor het advies in dit rapport is het niet nodig een keuze te<br />

maken voor een van de begrippen. Gemeenschappelijk kenmerk ervan is dat ze waarden<br />

operationaliseren, in plaats van belangen. De eerder genoemde spiraal is pas te<br />

doorbreken na interventies op waarden-niveau.<br />

De maatschappelijk ondernemer, zoals we hem voor het gemak in dit advies zullen<br />

noemen, verbindt publieke waarden aan private belangen. Alleen zo kan de zorgverzekeraar<br />

kritisch zijn over de vraag, over het aanbod, over de kwaliteit en over de financiering.<br />

Een dergelijke rol biedt de zorgverzekeraars kansen maar heeft als consequentie<br />

dat het conflict tussen eigen belang en maatschappelijk belang zich bij zorgverzekeraars<br />

tot een terugkerend thema zal ontwikkelen. Verzekeren is dan immers meer<br />

dan zo efficiënt mogelijk zoveel mogelijk zorg inkopen tegen een uit onderhandelde<br />

prijs. Maatschappelijk ondernemen heeft daarom zijn weerslag op de interne strategie,<br />

visie en positie van zorgverzekeraars. Daarbij werkt het bemoeilijkend in de concurrentie<br />

met de collega-zorgverzekeraars. Een maatschappelijke strategie moet verder<br />

gaan dan concurrentie en het volgen van wet- en regelgeving, maar is alleen in samenwerking<br />

met zoveel mogelijk andere actoren in het zorgstelsel in te vullen en verder te<br />

ontwikkelen, zoals collega-zorgverzekeraars, gemeenten, patiënten, werkgevers, zorgaanbieders<br />

en overheden.<br />

Het is allerminst een pleidooi voor een altruïstische opstelling; integendeel. Als de<br />

zorgverzekeraars hun verankering in de maatschappij niet weten te borgen, zal de<br />

legitimiteit van hun handelen onder druk komen te staan. Het zal onderwerp van politieke<br />

en publieke discussie blijven, waarbij de overheid de drang zal blijven voelen om<br />

aanhoudend tot in details te controleren en risico’s af te dekken. Dit leidt tot regeldruk<br />

en bureaucratie, waardoor de ruimte voor het vinden van een legitieme en maatschappelijk<br />

geaccepteerde rol nog verder afneemt.<br />

Veeleer dan altruïsme is het wat De Tocqueville het “welbegrepen eigenbelang” heeft<br />

genoemd. In contrast met de onzichtbare hand van Smith stelt De Tocqueville dat het<br />

welbegrepen eigenbelang van maatschappelijke organisaties de kern vormt van democratisering.<br />

2 De stap <strong>naar</strong> maatschappelijke dienstverlener vraagt allereerst een stevige<br />

verankering in de maatschappij, waarbij democratie en vermaatschappelijking<br />

elkaar versterkende factoren zijn.<br />

2 Ironisch genoeg toont De Tocqueville aan dat deze ontwikkeling <strong>naar</strong> democratie evenzogoed<br />

bureaucratisering met zich brengt.<br />

28 <strong>Van</strong> <strong>onmacht</strong> <strong>naar</strong> <strong>veerkracht</strong>


Advies<br />

Het zal na bovenstaand betoog geen verbazing wekken dat het antwoord op de door<br />

ZN gestelde vraag luidt: we adviseren u pas in te stemmen met prestatiebekostiging in<br />

de geestelijke gezondheidszorg (ggz) als er een adequate productstructuur is, en als<br />

prestatie-informatie beschikbaar is. Dat is thans nog niet het geval. Daar dient nu dan<br />

ook alle aandacht <strong>naar</strong> uit te gaan. Tot die tijd is prestatiebekostiging niet uitvoerbaar.<br />

Daarnaast moet het mogelijk zijn verzekerden uit te sluiten van niet-gecontracteerde<br />

zorg. Ook dit is op dit moment niet mogelijk.<br />

Het tweede deel van ons advies wil antwoord geven op de vraag wat vervolgens een<br />

vruchtbare strategie zou zijn. Gezien de huidige onzekere omstandigheden en gezien<br />

het feit dat veel van de kritische succesfactoren buiten bereik liggen van de zorgverzekeraars,<br />

is het allereerst noodzakelijk allianties te sluiten en partners te vinden. De<br />

overheid, de zorgaanbieders, de wetenschap en de patiënten vormen ieder op zich<br />

– en eens te meer in coalities – sterke krachten. Het is voor de zorgverzekeraars zaak<br />

deel uit te gaan maken van deze coalities, waar mogelijk zelfs het initiatief te nemen<br />

en voorop te gaan lopen (meta-governance). Alleen zo verkrijgt een zorgverzekeraar<br />

<strong>veerkracht</strong>, en alleen een <strong>veerkracht</strong>ig zorgverzekeraar is bestand tegen veranderende<br />

omstandigheden.<br />

Daarnaast luidt ons advies niet deel te nemen aan de simplistische discussie over<br />

overheid versus markt. Door allianties te sluiten met andere partijen en in alliantievorm<br />

<strong>naar</strong> buiten te treden, zal het graaiersverwijt – dat banken en woning corporaties<br />

reeds heeft getroffen – niet verstommen. Hiertegen moeten zorgverzekeraars zich immuniseren<br />

door, in lijn met de analyse van Frissen (2009), zich te laten leiden door hun<br />

eigen deugdzaamheid. Stank voor dank is onvermijdelijk. Dat geldt voor de politieke<br />

elite, maar evenzeer voor de maatschappelijke elite waarvan de zorgverzekeraars<br />

deel uitmaken. Het is in elk geval geen reden om de juiste keuze niet te maken.<br />

Noblesse oblige.<br />

Pilots<br />

De mooie woorden over allianties en meta-governance verplichten ons inziens evenzeer.<br />

Wij adviseren enkele pilots uit te voeren. Met pilots kunnen zorgverzekeraars in<br />

verschillende – te creëren – allianties en verbanden verkennen hoe kwaliteitsmanagement<br />

en vraagregulering vorm kunnen krijgen. We kiezen voor pilots in plaats van<br />

stelselwijzigingen omdat de consequenties van een interventie in het bestel thans onvoldoende<br />

te voorspellen zijn. De onbedoelde effecten zullen aanzienlijk zijn; niet bekend<br />

is echter wélke onbedoelde effecten zullen optreden. Pilots zijn een relatief veilige<br />

omgeving voor zorgverzekeraars om te verkennen op welke manier zij als <strong>veerkracht</strong>ige<br />

partners kunnen opereren.<br />

De pilots kunnen leiden tot wenselijke gedragsveranderingen, cultuurveranderingen<br />

of structuurveranderingen. Daarnaast vervullen de pilots een voorbeeldfunctie en hebben<br />

ze een uitstralende werking voor alle spelers in het ggz-domein. Ontwikkelingen<br />

worden zichtbaar en tastbaar. Het zijn geen laboratorium-experimenten, maar een<br />

gelegenheid om te leren in de echte context. Omdat er belangrijke keuzes worden<br />

<strong>Van</strong> <strong>onmacht</strong> <strong>naar</strong> <strong>veerkracht</strong><br />

29


gemaakt, krijgen de pilots ook de positieve spanning en uitdaging die horen bij een<br />

experiment. Door pilots te gebruiken om te leren wordt – in tegenstelling tot stelselwijzigingen<br />

– de fuik van het maken van verkeerde ‘definitieve’ keuzes voorkomen.<br />

De pilots moeten fungeren als kweekvijvers voor de vergroting van de <strong>veerkracht</strong> van<br />

de zorgverzekeraars.<br />

Het nadeel van pilots is gelegen in het feit dat ze niet over het geheel gaan. Een bepaalde<br />

reeks van consequenties zal verborgen blijven. Niettemin kunnen zorgverzekeraars<br />

als lerende organisaties veel kennis opdoen door experimenten uit te voeren.<br />

Naast de leereffecten voor de zorgverzekeraars kunnen de uitkomsten van de pilots<br />

ook nieuwe bouwstenen opleveren ter verbetering van de ggz. Bouwstenen die in gezamenlijkheid<br />

geconstrueerd zijn waardoor ook het vertonen van <strong>veerkracht</strong> door<br />

zorgverzekeraars wordt gehonoreerd. De pilots die in dit advies worden voorgesteld,<br />

zijn hieronder op hoofdlijnen uitgewerkt.<br />

Pilot 1: Regionaal totaalakkoord<br />

In deze pilot vindt een project plaats met populatiegebonden financiering. Dit is een<br />

voor Nederland nieuw financieringsarrangement tussen zorgverzekeraars en zorgaanbieders,<br />

waarmee in het buitenland aanzienlijke kostenbesparingen zijn bereikt. Zorgaanbieders<br />

in een regio krijgen de integrale verantwoordelijkheid voor de gezondheid<br />

van een populatie verzekerden. Binnen een gegeven budget (gebaseerd op een bedrag<br />

per verzekerde) kunnen zorgaanbieders zelf optimale keuzes maken tussen inzet op<br />

preventie of zorg en voor de inzet van optimale zorg in de keten (bijvoorbeeld eerstelijns-<br />

in plaats van tweedelijnszorg). Bestaande ‘schotten’ tussen de Algemene Wet<br />

Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) en de Zorgverzekeringswet (Zvw) worden daartoe<br />

opgeheven.<br />

Verondersteld effect van pilot 1 is een dempend effect op de stijging van de vraag;<br />

ten eerste door gezondheid centraal te stellen in plaats van ziekte (alle verzekerden<br />

in plaats van alleen de patiënten) en ten tweede door de zorgaanbieders verantwoordelijk<br />

te maken voor het totaalaanbod in plaats van alleen voor het meest kostbare<br />

deel van het ggz-continuüm.<br />

Pilot 2: Werkgevers en uitkeringsinstanties op hun plek in de ggz<br />

In de laatste decennia zijn ‘psychische klachten’ als reden voor arbeids ongeschiktheid<br />

en uitval enorm toegenomen. Werkgevers en uitkeringsinstanties hebben daarom in<br />

evenredig toenemende mate belang bij de psychische gezondheid van hun werknemers<br />

en bij het tegengaan van dit productieverlies. In deze pilot worden <strong>naar</strong> voorbeeld<br />

van de Ziektewet de bestaande belangen en afhankelijkheden van werkgevers,<br />

werknemers, zorgverzekeraars en/ of uitkeringsinstanties nadrukkelijk aan elkaar verbonden.<br />

Er worden afspraken gemaakt over inspanningen om psychische klachten te<br />

voorkomen, over zorgaanbod en gebruik. Met werknemers en cliënten van uitkeringsinstanties<br />

worden afspraken gemaakt over de inspanningen die zij bij genoten zorg<br />

moeten leveren om zelf gezond te worden en te blijven.<br />

30 <strong>Van</strong> <strong>onmacht</strong> <strong>naar</strong> <strong>veerkracht</strong>


Verondersteld effect van pilot 2 is dat de baten van ggz bij dezelfde spelers terecht komen<br />

als de kosten. Hierdoor zullen die spelers de stijging van de zorgvraag eerder als<br />

probleem beschouwen. Ook in deze pilot zal het belang van arbeidsgeschiktheid tot<br />

gevolg hebben dat de nadruk op gezondheid komt te liggen in plaats van op ziekte.<br />

Zijn in de eerste pilot de geldontvangers (de zorgaanbieders) verantwoordelijk, hier zijn<br />

het de betalers die – op aangeven van en samen met de zorgverzekeraars – een belang<br />

zullen voelen om de stijging van de vraag te dempen.<br />

Pilot 3: Survival of the fittest zorgaanbieders<br />

In de ggz is kwaliteit nog veel meer onderwerp van discussie dan in de somatische<br />

zorg. Het inzicht in goede en minder goede behandelingen in de ggz is nog zeer beperkt.<br />

En dat maakt perverse effecten aan de kant van zorgaanbieders zeer realistisch,<br />

met de zorgverzekeraar, maar ook de patiënt als de gedupeerden. Om dit te veranderen<br />

moet van prestatiebekostiging een positieve prikkel uitgaan. De zorgverzekeraars<br />

moeten hier het voortouw in nemen door nu te beginnen op kwaliteit te selecteren. Er<br />

kan worden begonnen met die enkelvoudige stoornissen waarover nu wel al voldoende<br />

feiten bekend zijn. Ieder jaar kopen zorgverzekeraars hiervoor de vijf procent producten<br />

waarvan is vastgesteld dat ze de slechtste kwaliteit hebben niet langer in bij<br />

de betreffende zorgaanbieders. Zo ontstaat geleidelijk een specialisatie van zorgaanbieders<br />

op de behandelingen waar zij het beste op presteren. In de ontwikkeling van<br />

outcome monitoringssystemen kan van de ervaringen uit deze pilot worden geprofiteerd.<br />

<strong>Van</strong> <strong>onmacht</strong> <strong>naar</strong> <strong>veerkracht</strong><br />

31


32 <strong>Van</strong> <strong>onmacht</strong> <strong>naar</strong> <strong>veerkracht</strong><br />

“If one does not understand a person,<br />

one tends to regard him as a fool.”<br />

Carl Gustav Jung, 1875-1961


Bijlagen<br />

1. ontwikkeling van het zorgstelsel in historisch<br />

perspectief<br />

ii. grenzeloze groei in de geestelijke gezondheidszorg<br />

iii. marktwerking in de zorg<br />

iv. pilots<br />

Inleiding<br />

33


Bijlage i Ontwikkeling van het zorgstelsel in historisch<br />

perspectief<br />

In deze bijlage beschrijven wij de hoofdlijnen van het stelsel van zorgverzekeringen in<br />

Nederland, in het bijzonder de geschiedenis van het zorgstelsel, het functioneren van<br />

het huidige stelsel en bestaande beleidsvoornemens.<br />

Streven <strong>naar</strong> toegankelijkheid, kwaliteit en betaalbaarheid<br />

De eerste serieuze bemoeienis van de nationale overheid, begint met het opnemen<br />

van de staatsverantwoordelijkheid voor zorg voor ‘de gezondheid der ingezetenen’ 3 in<br />

de Staatsregeling (toenmalige Grondwet) van de Bataafse Republiek (Rosendaal (ed.)<br />

2005). <strong>Van</strong>af dat moment begint het stelsel zoals we dat vandaag de dag kennen, een<br />

eerste herkenbare gestalte te krijgen. Eind negentiende eeuw worden de bestaande<br />

niet-statelijke voorzieningen voor armen, zieken en bejaarden onderwerp van debat,<br />

als onderdeel van sociale bewustwording. Op verschillende plekken in Europa wordt<br />

gesproken over fondsen en sociale verzekeringen die vanaf 1875 hier en daar ook<br />

daadwerkelijk worden ingevoerd. In Nederland hebben werkgevers al eerder gezamenlijk<br />

gezorgd voor ziekenfondsen, bijvoorbeeld in de houtbewerking. Dit soort particulier<br />

initiatief is in de twintigste eeuw steeds meer onder invloed van de staat komen te<br />

staan. De Nederlandse Maatschappij voor Geneeskunde probeert met verzekeringen<br />

en regelingen de niet-welgestelden ook toegang te geven tot (basale vormen van) medische<br />

zorg. Aan het begin van de 20e eeuw telt Nederland 543 afzonderlijke ziekenfondsen.<br />

Voor mensen buiten de beroepsbevolking, zoals chronisch zieken, gehandicapten<br />

en bejaarden was het echter vrijwel onmogelijk om een verzekering af te sluiten.<br />

Minister Talma voert in 1913 wel een verplichte verzekering tegen loonderving<br />

door ziekte in. Hierdoor wordt het ziekengeld gescheiden van de ziekenzorg. Enkele<br />

decennia later is 65 procent van de Nederlanders door middel van een sociale verzekering<br />

tegen ziektekosten gedekt. Tijdens de Tweede Wereldoorlog voert de Duitse bezetter<br />

het verplichte ziekenfonds in: werknemers die minder dan 3000 gulden per jaar<br />

verdienen, zijn verplicht lid te worden van een van de vele fondsen, inclusief familieleden.<br />

Er worden ziekenfondsboden ingesteld die de premies vaststellen en ophalen<br />

en vervolgens afrekenen met de zorgaanbieders. In de erop volgende decennia vinden<br />

veel fusies plaats tussen de ziekenfondsen; aan het eind van de twintigste eeuw resteert<br />

nog ruwweg een tiental fondsen.<br />

(Pogingen tot) stelselwijziging<br />

Sinds de jaren ’70 is onophoudelijk gestreefd deze uitgaven te beheersen door het stelsel<br />

aan te passen, op verschillende manieren en door verschillende mensen. Het startschot<br />

wordt gegeven door Staatssecretaris Hendriks in 1974 die een zorgverzekering<br />

invoert voor iedereen. Maar het duurt niet lang voordat er problemen opdoemen.<br />

3 Ook nu nog is volksgezondheid opgenomen in de Grondwet: uit artikel 22 volgt dat ‘de overheid<br />

maatregelen [treft] ter bevordering van de volksgezondheid’. Het recht op gezondheidszorg wordt<br />

overigens ook internationaal geregeld door ook door Nederland geratificeerde verdragen als de<br />

Universele Verklaring van de Rechten van de Mens, het Internationaal Verdrag inzake economische,<br />

sociale en culturele rechten en het EG-Verdrag.<br />

34 <strong>Van</strong> <strong>onmacht</strong> <strong>naar</strong> <strong>veerkracht</strong>


Opmerkelijk in retrospectief is dat de analyse van het probleem door de jaren heen<br />

hetzelfde blijft: de zorg in Nederland is, uitzonderingen daargelaten, kwalitatief hoogwaardig;<br />

de vraag stijgt snel, en de kosten rijzen de pan uit. Daarbij zijn betrokken partijen<br />

niet echt vraaggericht, laat staan dat ze financieel-bewust handelen. Er moet iets<br />

gebeuren, is telkens weer de conclusie, voordat de zorg in ons land ‘onbetaalbaar’<br />

wordt. Want dat is wat door politiek en samenleving het meeste wordt gevreesd: dat<br />

de zorg zo duur wordt dat die niet meer collectief is te bekostigen. “De doelstelling van<br />

de stelselherziening ziektekostenverzekeringen is steeds gericht geweest op vergroting<br />

van de doelmatigheid dan wel kostenbeheersing, met behoud van kwaliteit en<br />

toegankelijkheid. […] Deze doelstelling [is] nog immer onomstreden.”, zoals de regering<br />

in 2001 stelt in antwoord op schriftelijke vragen van de Eerste Kamer. 4<br />

Commissie-Dekker (1987)<br />

Het Kabinet-Lubbers II stelt in 1986 meteen na zijn aantreden de Commissie Structuur<br />

en Financiering Gezondheidszorg in, onder voorzitterschap van oud-Philips-topman<br />

Wisse Dekker. De commissie krijgt de opdracht te adviseren over beheersing van de<br />

volume-ontwikkeling, herziening van de ziektekosten verzekering en (mogelijkheden<br />

voor) deregulering. Een jaar later publiceert de commissie haar rapport ‘Bereidheid tot<br />

Verandering’, waarin zij de hoofdlijnen van een omvangrijke structuur verandering in<br />

de gezondheidszorg schetst. De nadruk ligt op de herstructurering van de zorgverzekering<br />

via de invoering van een basisverzekering met een breed pakket voor de gehele<br />

bevolking en de introductie van een systeem van gereguleerde marktwerking. 5 Het<br />

‘brede pakket’ zou 85 procent van het destijds bestaande zorgaanbod omvatten. Met<br />

andere woorden: 15 procent van wat destijds als basiszorg werd beschouwd, moest<br />

verhuizen <strong>naar</strong> de categorie aanvullend verzekerbare verrichtingen. Het rapport baart<br />

opzien in Den Haag. Na een jaar debatteren en discussiëren aanvaardden zowel Kabinet<br />

als parlement op hoofdlijnen het voorstel van de Commissie-Dekker. De PvdA<br />

vindt het voorgestelde basispakket “te schraal” en stemt daarom tegen. 6 Het CDA wil<br />

de AWBZ - een volksverzekering, inkomensafhankelijk bekostigd en veertig procent<br />

van het totale gezondheidsbudget omvattend - gebruiken als drager van de nieuwe<br />

basisverzekering door er steeds nieuwe voorzieningen aan toe te voegen. In het erop<br />

volgende Kabinet-Lubbers III zit ook de PvdA en het is daarom niet verwonderlijk dat<br />

het door Dekker voorgestelde basispakket enigszins werd verruimd (tot 95 procent).<br />

Staatssecretaris Simons krijgt de taak de overeengekomen hoofdlijnen van het rapport-Dekker<br />

door te voeren onder de noemer ‘plan-Simons’. Maar “de vrees voor een<br />

volksverzekering waarbij iedereen tegen alles verzekerd zou zijn zonder beperkingen<br />

als eigen bijdrage of risico, leverde het schrikbeeld op van steeds hogere premies, inkomensgevolgen<br />

en uiteindelijk onbetaalbaarheid.” 7 Simons verliest echter maatschappelijke<br />

en politieke steun en verlaat het Kabinet voortijdig. Hiermee is de vijfde<br />

naoorlogse poging om te komen tot een basisverzekering op een mislukking uitgelopen.<br />

4 Beantwoording vragen vaste Commissie voor VWS van de Eerste Kamer d.d. 20 april 2001, Lijst B, p.4.<br />

5 www.belonen<strong>naar</strong>prestaties.nl; www.rijksoverheid.nl/vws.<br />

6 Prof.dr. A.J. Dunning (vice-voorzitter van de commissie-Dekker) in NRC-Handelsblad, 25 januari 2001.<br />

7 Dunning (idem).<br />

Bijlage i Ontwikkeling van het zorgstelsel in historisch perspectief<br />

35


Commissie-Willems (1994)<br />

In 1994 gaat de parlementaire commissie onder leiding van Wilbert Willems (Groen-<br />

Links) aan de slag. De Commissie-Willems (1994) concludeert dat het stelsel nog<br />

steeds onvolkomenheden bevat en bevestigd dat een samenhangende ordenings- en<br />

solidariteitsvraag moet centraal (blijven) staan bij de voortzetting van het debat. 8 “De<br />

discussie over de herziening van de ordening van de zorg in Nederland gaat in essentie<br />

over twee samenhangende vragen. Hoe organiseert de overheid voor de burger een<br />

goede, doelmatige en toegankelijke (gezondheids)zorg, alsmede hoe regelt de overheid<br />

met betrekking tot de kosten van die zorg dat de betalende burgers (jong-oud-gezondongezond)<br />

inkomenssolidariteit tonen. Het antwoord op deze samenhangende ordenings-<br />

en solidariteitsvraag moet centraal (blijven) staan bij de voortzetting van het<br />

debat.” 9<br />

Sociaal en Cultureel Planbureau (1997 en 1999)<br />

Ook adviesorganen is gevraagd <strong>naar</strong> analyses en oplossingen voor het groeiende probleem<br />

van de stijgende zorguitgaven. Het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) heeft<br />

in 1997 een studie uitgebracht met daarin de betaalbaarheid als uitgangspunt. 10 Het<br />

beleid is al geruime tijd gericht op een doelmatiger inrichting van het verzekeringsstelsel<br />

om de kostenontwikkeling te beheersen. De laatste jaren wint de overtuiging<br />

veld dat de doelmatigheid van de zorg niet alleen vergroot kan worden via de aanbodzijde<br />

maar ook via de vraagzijde. De overheid ziet het als taak om zodanige financiële<br />

prikkels in te bouwen dat het zorgsysteem doelmatig is, noodzakelijke zorg produceert<br />

en betaalbaar blijft.<br />

Het SCP neemt het bestaande stelsel als uitgangspunt met als vraag of het ziekenfonds<br />

moet worden opgevat als een werknemersverzekering of als een solidariteitsverzekering.<br />

Ook blijkt dat tussen 1975 en 1994 de zorgkosten met 192 procent zijn gestegen.<br />

In diezelfde periode stijgen de prijzen gemiddeld met 95 procent en het Bruto<br />

Binnenlands Product (BBP) met 179 procent. “De kosten van zorg volgen daarmee eerder<br />

de welvaarts- dan de prijsontwikkeling”, aldus het SCP. 11<br />

In het tweede grote rapport van het SCP over de zorg, ‘25 jaar sturing in de gezondheidszorg:<br />

van verstatelijking <strong>naar</strong> ondernemerschap’, wordt de tendens geschetst van<br />

een ten langen leste onhoudbaar systeem waarvoor allerhande oplossingen zijn en<br />

worden gezocht. Dit rapport behandelt de oplossingen die in de voorafgaande kwart<br />

eeuw zijn bedacht en/of doorgevoerd. De compartimentering van het stelsel in Algemene<br />

Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ), ziekenfonds en particuliere verzekering<br />

bleef uiteindelijk tot in 2006 gehandhaafd. Zorgverzekeraars fuseren intussen tot grote<br />

belangenorganisaties met regionale monopolies die opereren binnen een systeem<br />

waar de overheid budget, bouw, tarieven en opleidingscapaciteit bepaalt. En elk jaar<br />

weer wordt duidelijker dat de zorguitgaven aan sneller zijn gestegen dan geraamd. Be-<br />

8 Beantwoording vragen vaste Commissie voor VWS van de Eerste Kamer, 20 april 2001, Lijst B, p.3-4.<br />

9 Beantwoording vragen vaste Commissie voor VWS van de Eerste Kamer d.d. 20 april 2001, Lijst B,<br />

p.3-4.<br />

10 SCP, Het Ziekenfonds, waar ligt de grens?, Rijswijk 1997.<br />

11 Idem, p. 13.<br />

36 <strong>Van</strong> <strong>onmacht</strong> <strong>naar</strong> <strong>veerkracht</strong>


zuinigingen op het zorgbudget worden uitgedrukt in bedragen ‘in mindering op de<br />

groei’. Het gebrek aan beheersbaarheid zit de politiek nog wel het meeste dwars, getuige<br />

ook de stelsel-vreemde ingrepen zoals macro-nacalculatie en budgetplafonds<br />

waartoe niet zelden toevlucht is gezocht.<br />

“Vraag aan bod” (2001)<br />

Minister Borst probeert het nog eens met de nota ‘Vraag aan bod’. Door te redeneren<br />

vanuit vraag in plaats vanuit aanbod zouden de explosieve uitgaven kunnen worden<br />

beheerst. In de nota wordt de basisverzekering opnieuw aangeprezen als het panacee<br />

voor kostenbeheersing. Het leidt echter niet tot een stelselwijziging.<br />

Commissie-Mosterd (2002)<br />

Op 5 december 2002 heeft de Kamer een motie aanvaard van het lid Wilders. De motie<br />

vraagt om een parlementair onderzoek <strong>naar</strong> de effectiviteit van de besteding van 14<br />

miljard euro extra investeringen in de gezondheidszorg sinds 1994. Hierop is de tijdelijke<br />

Commissie ‘Onderzoek zorguitgaven’ ingericht onder voorzitterschap van CDA-er<br />

Aart Mosterd. Doel van het onderzoek is om inzicht in de effectiviteit van de uitgaven<br />

te verkrijgen en in de factoren die hier van invloed op zijn. In 2004 oordeelt de Tweede<br />

Kamer negatief over de conclusies van de commissie; die zouden “niets nieuws” bevatten<br />

en de aanbevelingen zouden “open deuren” zijn. Het onderzoek weet niet te achterhalen<br />

waaraan de 48,5 miljard euro is uitgegeven die in 1994-2002 extra voor de<br />

zorg beschikbaar is gesteld. De wachtlijsten zijn verkort maar “niet in de mate die men<br />

zou verwachten bij de hoogte van het bestede bedrag”, concludeerde Mosterd. De aanbevelingen<br />

(oormerk de gelden, neem goede voorbeelden van anderen over) worden<br />

bijna unaniem door de Kamer als “teleurstellend’ neergesabeld” 12 . De regeringspartijen<br />

CDA en VVD zien het rapport als een steun in de rug voor het voornemen om zorgverzekeraars<br />

en zorgaanbieders te laten onderhandelen over de prijs en kwaliteit van de<br />

medische hulp. Deze concurrentie zou tot minder verspilling leiden, is de verwachting.<br />

PvdA, SP en GroenLinks vrezen juist het tegenovergestelde.<br />

Minister Hoogervorst dient in 2004 een uitgewerkt wetsvoorstel in voor invoering van<br />

een voor iedereen verplichte basisverzekering, de Zorgverzekeringswet (Zvw) dat in<br />

2006 in werking is getreden.<br />

Hoe is het nu<br />

De financiering van het zorgstelsel is opgebouwd uit drie delen. Een eerste onderdeel<br />

is bedoeld voor de zware en ‘onverzekerbare’ medische risico’s die verzekerd zijn in de<br />

AWBZ. Het tweede onderdeel bevat de basis medische zorg die vergoed wordt op basis<br />

van de Zvw. Het derde onderdeel bestaat uit aanvullende verzekeringen.<br />

Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten<br />

De AWBZ - ingevoerd in 1968 - is in het leven geroepen om alle inwoners van Nederland<br />

te verzekeren tegen risico’s die op individuele basis niet zijn te dragen, waaron-<br />

12 Kamer kraakt eigen zorg-enquête, De Volkskrant, 1 oktober 2004.<br />

Bijlage i Ontwikkeling van het zorgstelsel in historisch perspectief<br />

37


der chronische aandoeningen. In de loop van jaren is het bereik van de wet sterk uitgebreid<br />

en bevat het ook zaken als thuiszorg (behalve huishoudelijke zorg13 ), verpleeghuiszorg,<br />

gehandicaptenzorg en langdurige ggz. De AWBZ is een volksverzekering. Dit<br />

betekent dat alle inwoners van Nederland verplicht zijn eraan deel te nemen. 14<br />

Zorgverzekeringswet<br />

De nieuwe zorgverzekering vervangt het oude systeem van ziekenfonds en particuliere<br />

zorgverzekeringen. De nieuwe zorgverzekering bevat een door de overheid vastgesteld<br />

basispakket. Voor de basiszorgverzekering geldt een verzekeringsplicht, een<br />

acceptatieplicht en een uniforme premie per zorgverzekeraar. Door de acceptatieplicht<br />

mogen zorgverzekeraars niemand uitsluiten op basis van zijn of haar gezondheid. Tussen<br />

zorgverzekeraars geldt een vereveningssysteem om de ongelijk verdeelde effecten<br />

van de acceptatieplicht over de (basis-) zorgverzekeraars te verdelen. 15<br />

Er zijn zogenaamde ‘naturapolissen’ en ‘restitutiepolissen’. Het overgrote deel van de<br />

verkochte polissen bestaat uit zogenaamde naturapolissen. Dit type polis biedt de verzekerden<br />

recht op basiszorg, maar alleen bij de door de zorgverzekeraar gecontracteerde<br />

zorgaanbieder. Een kleiner deel van de polissen bestaat uit restitutiepolissen.<br />

Deze polis biedt recht op vergoeding van zorgdeclaraties. De verzekerde kan voor zorg<br />

overal terecht.<br />

Aanvullende verzekeringen<br />

Zorgverzekeraars bieden ook aanvullende zorgverzekeringen aan die men in aanvulling<br />

op de basiszorgverzekering kan afsluiten. De inhoud van deze pakketten varieert<br />

sterk, evenals de premie en het eventuele eigen risico. Hier geldt geen acceptatieplicht.<br />

Ongeveer 90 procent van de verzekerden heeft ook een aanvullende zorgverzekering.<br />

Deze markt is van belang omdat zorgverzekeraars ook op deze markt winst maken.<br />

Dit is relevant aangezien zorgverzekeraars lange tijd geen winst maakten op basiszorgverzekeringen<br />

maar wel op de vervolgens verkochte aanvullende zorgverzekeringen.<br />

In 2009 maakten de zorgverzekeraars ook winst op de basiszorgverzekering. <strong>Van</strong><br />

kruissubsidiëring tussen aanvullende zorgverzekering en basiszorgverzekering is dus<br />

geen sprake meer.<br />

13 <strong>Van</strong>af 1 januari 2007 wordt de huishoudelijke zorg (een onderdeel van thuiszorg) geregeld vanuit de<br />

Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO). Het doel van de WMO is mensen zo lang mogelijk op<br />

eigen benen te laten participeren in de maatschappij.<br />

14 Alinea ontleend aan https://www.zn.nl/branche/stelsel/ (18 mei 2012).<br />

15 Alinea ontleend aan https://www.zn.nl/branche/stelsel/ (18 mei 2012).<br />

38 <strong>Van</strong> <strong>onmacht</strong> <strong>naar</strong> <strong>veerkracht</strong>


Bijlage ii Ontwikkelingen in de ggz<br />

Deze bijlage geeft een nadere duiding van de ontwikkelingen in de ggz in Nederland.<br />

Na een algemeen overzicht van de ontwikkelingen in de geestelijke gezondheid in Nederland<br />

wordt een beeld geschetst van de zorgaanbieders, de patiënten en de kosten<br />

om af te sluiten met toekomstige ontwikkelingen (beleidsvoornemens).<br />

Groei van de vraag <strong>naar</strong> ggz<br />

Volgens onderzoekers krijgen jaarlijks bijna twee miljoen mensen met psychische<br />

problemen te maken. Stemmingsstoornissen, angststoornissen verslaving, gedragsstoornissen<br />

komen het meeste voor. 16 Vaak is sprake van meer dan een stoornis tegelijk,<br />

dan spreekt men van co- of multimorbiditeit. Door deze meervoudige problematiek<br />

neemt de ziektelast sterk toe. NEMESIS is een groot bevolkingsonderzoek <strong>naar</strong><br />

psychisch welzijn en lichamelijke gezondheid in Nederland dat in 1996 voor het eerst<br />

is uitgevoerd en in 2010 is herhaald. Uit dit onderzoek blijkt dat enigerlei ‘As-I psychische<br />

aandoening’ ooit in het leven bij 42,7 procent van de bevolking voorkomt. In aantallen<br />

uitgedrukt: 1.896.700 mensen hebben in het afgelopen jaar enigerlei psychische<br />

aandoening (gehad) 17 . Volgens de onderzoekers zijn de risicogroepen van psychische<br />

aandoeningen nagenoeg stabiel. In 2009 maakte 11,4 procent gebruik van enigerlei<br />

zorgvoorziening vanwege psychische problemen; 5,7 procent kreeg medicatie voor-<br />

geschreven. 18<br />

Diagnostiek<br />

Diagnose is ook in de geestelijke gezondheidszorg de basis voor behandeling. In een<br />

intake-gesprek beoordeelt een psycholoog of psychiater het psychisch probleem. Aangezien<br />

de geestelijke gezondheidszorg meerdere invalshoeken - van biologische tot<br />

psychologische - kent, verschillen ook de invullingen van de diagnostische begrippen<br />

van psychiater tot psychiater. Om over dit bont geheel van diagnostiek samenwerking<br />

met andere ggz-hulpverleners mogelijk te maken, is er een sterke vraag <strong>naar</strong> een ordening<br />

van psychische klachten en een eenduidige terminologie. Uit deze vraag <strong>naar</strong><br />

systematisering is in 1952 de handleiding Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders<br />

(DSM) ontstaan. De DSM wordt gebruikt om in enkele woorden en op overzichtelijke<br />

wijze duidelijk te maken waar de problematiek van de patiënt over gaat, met als<br />

doel een passende behandeling te kunnen geven. Het gebruik van DSM-categorieën<br />

kan echter leiden tot een beschrijving van het ziektebeeld die tekort doet aan de complexiteit<br />

ervan. Dit heeft als risico dat de behandeling tevens tekortschiet, aangezien<br />

deze is gebaseerd op een te eenvoudig idee over de patiënt en zijn ziektebeeld.<br />

16 De informatie in deze bijlage is – voor zover niet expliciet vermeld - afkomstig uit meerdere<br />

bronnen: Jeurissen (2012), De Graaf et al. (2010), Nederlandse Zorgautoriteit (2010 en 2011),GGZ<br />

Nederland (2010).<br />

17 Netherlands Mental Health Survey and Incidence Study 2 (NEMESIS-2), Utrecht: Trimbos-instituut 2010.<br />

18 Idem, p.7-8<br />

Bijlage ii Ontwikkeling in de ggz<br />

39


De laatste tijd is er toenemende internationale kritiek op het gebruik van de DSM als<br />

diagnostisch hulpmiddel. De kritiek gaat verder dan de betrouwbaarheid van de classificatie,<br />

die is gebaseerd op de symptomen van psychische ziekten. De eerste controverses<br />

over de classificaties zijn ontstaan rond de benadering van seksuele voorkeuren.<br />

Zo is homoseksualiteit lange tijd een DSM-diagnose geweest. Veel begrippen uit<br />

de DSM zijn sterk gerelateerd aan sociaal-culturele waarden en hun veranderingen. De<br />

DSM maakt onderscheid tussen ziekte en gezondheid. Uiteindelijk betreffen psychische<br />

ziektebeelden echter veel voorkomende gedragspatronen die zich (al of niet tijdelijk)<br />

dermate manifesteren dat ze als afwijkend worden gelabeld.<br />

Daarnaast is een voetnoot te plaatsen bij de financiële banden die ongeveer de helft<br />

van de schrijvers en adviseurs van het DSM-systeem blijken te hebben met de farmaceutische<br />

industrie. Iets wat volgens critici veel weg heeft van belangenverstrengeling.<br />

Een recent onderzoek19 meldt dat 57 procent van de leden van de 170-koppige DSM-IVen<br />

DSM-V-Commissie één of meer financiële verbindingen had met de farmaceutische<br />

industrie. Honderd procent van de leden van de subcommissies ‘Stemmingsstoornissen’<br />

en ‘Schizofrenie en overige psychotische stoornissen’ hadden financiële banden met<br />

de farmaceutische industrie. 20<br />

Wat is geestelijke gezondheidszorg?<br />

De geestelijke gezondheidszorg in Nederland heeft vier kerntaken:<br />

• Het voorkomen van psychische aandoeningen;<br />

• Het behandelen en genezen van psychische aandoeningen;<br />

• Het zo goed mogelijk laten deelnemen van mensen met een chronische psychische<br />

aandoening aan de samenleving;<br />

• Het bieden van (ongevraagde) hulp aan mensen die ernstig verward en/of verslaafd<br />

zijn en die uit zichzelf geen hulp zoeken.<br />

Binnen deze vier domeinen geldt een onderscheid <strong>naar</strong> de zwaarte van de zorg. In de<br />

eerste lijn wordt zorg verleend door onder meer de huisarts, de maatschappelijk werker<br />

en de eerstelijns-psycholoog. De zorgverlener uit de eerstelijn kan advies inwinnen bij<br />

gespecialiseerde ggz-instellingen. Het aantal cliënten in de eerstelijns-ggz is de afgelopen<br />

jaren sterk gestegen (ca. 23 procent per jaar).<br />

Is meer specialistische behandeling noodzakelijk, dan verwijst de huisarts de patiënt<br />

door <strong>naar</strong> de tweede lijn, de gespecialiseerde ggz. De meeste cliënten die in behandeling<br />

zijn bij een ggz-instelling hebben zich vrijwillig aangemeld. Er zijn echter ook patiënten<br />

die onder dwang worden opgenomen, bijvoorbeeld door middel van verschillende<br />

maatregelen als terbeschikkingstelling (TBS), inbewaringstelling (IBS) of een<br />

rechterlijke machtiging (RM). Mensen met psychiatrische en/of psychosociale problemen<br />

die om verschillende redenen niet (helemaal) zelfstandig kunnen deelnemen aan<br />

de samenleving, worden begeleid in een regionale instelling voor begeleid wonen<br />

(RIBW). Nederland heeft in Europa het grootst aantal intramurale plaatsen.<br />

19 Psychiatrie in greep commercie, de Volkskrant, 14 maart 2012.<br />

20 Cosgrove et al, 2006.<br />

40 <strong>Van</strong> <strong>onmacht</strong> <strong>naar</strong> <strong>veerkracht</strong>


Zorgaanbieders<br />

Het aantal zorgaanbieders in de curatieve GGZ is de laatste jaren gestegen. Verschillende<br />

soorten van zorgaanbieders bieden verschillende typen geestelijke gezondheidszorg<br />

aan. Historisch gezien zijn er grote gevestigde ggz-aanbieders met een groot aandeel<br />

in de regionale markt. De ggz heeft in de laatste jaren echter flinke ontwikkelingen<br />

doorgemaakt. Op veel plaatsen zijn instellingen gefuseerd waardoor er sprake is<br />

van een toenemende marktconcentratie. Deze instellingen hebben een zeer breed<br />

aanbod en een groot geografisch bereik (<strong>Van</strong> Hoof, 2009). Sommige van deze instellingen<br />

zoeken actief <strong>naar</strong> groeimarkten (arbeid en psyche, luxe verslavingszorg) en <strong>naar</strong><br />

mogelijkheden voor commerciële activiteiten. In de tweedelijns curatieve ggz is een<br />

lichte stijging van het aantal zorgaanbieders zichtbaar bij de niet-gebudgetteerde aanbieders.<br />

Vooral het aantal vrijgevestigde tweedelijns aanbieders met een beperkte omzet<br />

is gestegen. Toch blijft de deelmarkt van tweedelijns curatieve ggz een geconcentreerde<br />

markt met ca. 200 aanbieders. Het overgrote deel, ruim 90 procent, zijn gebudgetteerde<br />

zorgaanbieders. Er is dan ook vrijwel geen sprake van gereguleerde concurrentie<br />

in de tweedelijns curatieve ggz.<br />

Naast deze instellingen zijn er ook vrijgevestigde individuele zorgaanbieders die tweedelijns<br />

ggz aanbieden. Toetreding van nieuwe zorgaanbieders, zoals PsyQ, Opvoedpoli,<br />

EuroPsyche, heeft vooral plaatsgevonden in de ambulante ggz met een lichter, minder<br />

complex zorgaanbod. Het aantal toetreders alsook de omvang van de productie blijft<br />

beperkt. In 2009 was het aantal nieuw toegetreden ggz-instellingen 44 (20,1 procent),<br />

waren zij verantwoordelijk voor 1,4 procent van de totale productie van ggz-instellingen.<br />

Een groot aantal zorgaanbieders, ca. 3200, is actief in de eerstelijns psychologische<br />

zorg. Een groot deel van deze zorgaanbieders levert veelal slechts incidenteel eerstelijns<br />

psychologische zorg. Iets minder dan de helft levert op de deelmarkt kinderen en<br />

jeugd en meer dan 90 procent biedt zorg aan volwassenen en ouderen.<br />

Bij de geïntegreerde instellingen is sprake van een toenemende marktconcentratie. In<br />

het verleden was er een onderscheid tussen de zorgaanbieders van ambulante zorg en<br />

klinische zorg. Voor ambulante zorg waren er de Regionale Instellingen voor Ambulante<br />

Geestelijke Gezondheidszorg (RIAGG). Klinische zorg werd geboden door de algemeen<br />

psychiatrische ziekenhuizen. Nu zijn in de meeste regio’s instellingen gefuseerd<br />

en kunnen mensen terecht bij één geïntegreerde ggz-instelling.<br />

Met name de ambulante ’productie’ groeit al enkele decennia. Die groei heeft zich ook<br />

de afgelopen jaren voortgezet. Met betrekking tot de intramurale hulp is al sinds 1993<br />

een groei van het beschermd wonen ingezet. De capaciteit van de overige intramurale<br />

voorzieningen is sinds 1993 in fasen gedaald maar in een relatief laag tempo (vergeleken<br />

met de groei van het beschermd wonen en vergeleken met internationale cijfers).<br />

“Nederland is kampioen bedden, we hebben de meeste psychiatrische bedden per inwoner,<br />

misschien zelfs wel van de wereld. Terwijl we qua aandoeningen in de pas lopen.<br />

Dat komt doordat we minder snel mensen plat spuiten en geen traditie kennen<br />

om mensen in de familie op te vangen”, aldus Pauline Meurs.<br />

Bijlage ii Ontwikkeling in de ggz<br />

41


GGZ in internationaal perspectief<br />

Veel westerse landen streven vergelijkbare doelen na voor geestelijke gezondheidszorg.<br />

Het gaat dan om inclusie van mensen met psychische aandoeningen in de maatschappij;<br />

inclusie van behandelingen in de eigen omgeving; en integratie van somatische en<br />

psychische zorg. In veel landen speelt de zorg over hoge kosten ook een rol (<strong>Van</strong> Hoof,<br />

2008: p 184).<br />

De ggz in Nederland verschilt in een aantal opzichten van andere Westerse landen. De<br />

uitgaven aan de ggz zijn relatief hoog. Nederland wijkt bovendien af in het feit dat de<br />

financiering van de ggz voor een bijzonder groot deel komt uit verzekeringen (meer dan<br />

90 procent in plaats van regionale (Duitsland, VS) of lokale (Canada, VK, US) overheden.<br />

Tenslotte staat Nederland wereldwijd op de tweede plaats waar het gaat om de omvang<br />

van de intramurale zorg. Voor elke 10.000 Nederlanders zijn er 18,7 bedden voor geestelijke<br />

gezondheidszorg beschikbaar. Nederland is ook koploper in de omvang en toename<br />

van het aantal forensische bedden.<br />

Patiënten en patiëntenverenigingen<br />

Er worden circa 850.000 patiënten behandeld waarvan zo’n 70 procent tussen de 18 en<br />

64 jaar oud. Bij volwassenen zijn persoonlijkheids- en gedragsstoornissen, stemmingsstoornissen<br />

en neurotische stoornissen de meest voorkomende diagnoses. Patiënten<br />

en familieleden van patiënten hebben zich verenigd in verschillende organisaties.<br />

Deze organisaties werken samen in het landelijk Platform Ggz. Dit platform is ook<br />

actief het genereren van kwaliteits- en keuzeinformatie.<br />

Kostenontwikkeling<br />

De totale kosten van de gezondheidszorg liggen op 61,2 miljard euro in 201121 (zie figuur<br />

1). De uitgaven voor de gehele geestelijke gezondheidszorg bedroegen in 2010<br />

circa 5,9 miljard euro. De kosten van de ggz in 2000 (2,4 miljard euro), zijn in tien jaar<br />

tijd met 146 procent gestegen. Dat groeitempo lag iets hoger dan dat voor de totale<br />

zorguitgaven: het aandeel ggz in de totale kosten van de te verzekeren zorg is in de<br />

periode 2000-2010 gestegen van 8,7 <strong>naar</strong> 10 procent22 .<br />

De langdurige ggz23 (voor ongeveer 5 procent van de totale clientèle) wordt uit de<br />

AWBZ betaald. Hiermee is circa 25 á 30 procent van de totale uitgaven voor de ggz<br />

gemoeid. De kosten per cliënt zijn hoog. Dit hangt samen met de aard van de behandeling<br />

en met het feit dat het gaat om dure intramurale voorzieningen (inclusief het<br />

beschermd wonen). De Basisverzekering is de belangrijkste financieringsbron (65 á 70<br />

procent van de totale uitgaven en circa 95 procent van de totale clientèle) van de ggz.<br />

Deze bekostigt het grootste deel van de ambulante curatieve ggz.<br />

21 Dit bedrag volgt de definitie van het BKZ.<br />

22 CVZ, ‘Geneeskundige GGZ, wat is nu verzekerde zorg en wat niet’, 6 april 2012, uitgebracht aan<br />

Minister van VWS.<br />

23 Hieronder valt alle klinische curatieve GGZ langer dan 365 dagen.<br />

42 <strong>Van</strong> <strong>onmacht</strong> <strong>naar</strong> <strong>veerkracht</strong>


De stijging van de kosten van de ggz is met name te verklaren door een groei in volume<br />

(NZA 2011). Met name de ambulante zorg is de laatste jaren sterker gegroeid dan<br />

de overige ggz. Ambulante zorg is verantwoordelijk voor 40 procent van de totale GGZuitgaven.<br />

De volumegroei heeft vooral in dit deel van de ggz plaatsgevonden. 24<br />

Figuur 1: Totaaloverzicht geldstromen zorg in 2009 (Uitgavenbeheersing in de zorg,<br />

Algemene Rekenkamer, Tweede Kamer vergaderjaar 2011-2012, 33 060, nr. 2.).<br />

24 De ambulante contacten groeiden tussen 2001 en 2004 met ongeveer 20 procent per jaar en tussen<br />

2004 en 2007 met ongeveer 8 procent per jaar. Bron: Hilderink I, Land H van ‘t. GGZ in tabellen 2008.<br />

Utrecht: Trimbos-instituut, 2009.<br />

Bijlage ii Ontwikkeling in de ggz<br />

43


Relatie met zorgaanbieders: zorginkoop en voornemens voor invoering<br />

prestatiebekostiging<br />

Het kabinet heeft aangekondigd in 2013 ook in de ggz resultaat/prestatiebekostiging in<br />

te willen voeren25 voor de AWBZ en de Zvw.<br />

In het deel van de zorg dat onder de AWBZ valt geldt op dit moment nog steeds een<br />

budgetsystematiek. Zorgkantoren kopen de zorg in. Ze zijn daarbij gebonden aan centraal<br />

vastgelegde contracteerverplichtingen. De grootste zorgverzekeraar in een regio<br />

voert de taken van het zorgkantoor in de praktijk uit. Bij de WMO spelen gemeenten<br />

een centrale rol. Voor de AWBZ streeft het Kabinet <strong>naar</strong> invoering van een vorm van<br />

resultaatsbekostiging. De vorm hiervan is nog niet geheel duidelijk26 . De minister is<br />

voornemens per 1 januari 2013 de inkooptaken van Zorgkantoren van AWBZ zorg over<br />

te dragen aan verzekeraars (voor hun eigen verzekerden) en de contracteerplicht daarbij<br />

te laten vervallen. Zorgverzekeraars worden zo het aanspreekpunt voor zowel de<br />

Zvw en AWBZ. Dit voornemen vergt een wetswijziging waarmee de zorgkantoren worden<br />

opgeheven27 . Op het moment van schrijven is het nog niet duidelijk of dit voornemen,<br />

na de recente val van het kabinet Rutte, ook kan worden uitgevoerd.<br />

Voor de Basiszorgverzekering wil het kabinet verdere stappen zetten in de richting van<br />

prestatiebekostiging. Voor het grootste deel van de markt geldt nu dat wordt ingekocht<br />

via ‘representatie’ 28 , maar geldt tegelijkertijd een budgetsysteem29 . De Tweede Kamer<br />

heeft al ingestemd met beëindigen van inkoop bij representatie, maar ook hiervoor is<br />

nog niet aan alle politieke voorwaarden voldaan30 , zodat nog niet vast staat of dit volgend<br />

jaar in werking kan treden.<br />

Als prestatiebekostiging wordt ingevoerd moet iedere zorgverzekeraar zelf contracten<br />

sluiten. Zo zouden dan ook echte verschillen tussen zorgverzekeraars ontstaan en ontstaat<br />

er ook voor het eerst concurrentie tussen zorgaanbieders om contracten. De zorginkoop<br />

door zorgverzekeraars heeft op dit moment nog een sterk procedureel karakter.<br />

Selectief contracteren van ggz-zorgaanbieders komt nog weinig voor: de grote<br />

zorgverzekeraars contracteren alle grote zorgaanbieders.<br />

CZ heeft al bekend gemaakt daar voortvarend mee aan de slag te willen 31 . Er worden<br />

door de zorgverzekeraars wel specifieke eisen aan de zorgaanbieders gesteld. Deze eisen<br />

hebben vooral betrekking op kosten en transparantie. Inhoudelijke inkoopcriteria<br />

zijn nog weinig ontwikkeld. Ggz-instellingen ervaren <strong>naar</strong> eigen zeggen weinig moge-<br />

25 Minister van VWS 10 juli 2011, Voornemens curatieve ggz, TK 25 424 118.<br />

26 Programmabrief langdurige zorg, ministerie van VWS, 1 juli 2011.<br />

27 Minister van VWS, 26 maart 2012, Kamerbrief-over-aanpassing-artikel-13-van-dezorgverzekeringswet.<br />

28 De twee grootste verzekeraars kopen in voor alle verzekeraars.<br />

29 Dit geldt niet voor aanbieders die na 2008 zijn toegetreden tot de markt, daar vinden wel selectieve<br />

onderhandelingen mee plaats en ook niet voor eerstelijns psychische zorg. Daar is geen specifieke<br />

economische regulering op gericht.<br />

30 De minister van VWS kan hier een aanwijzing toe geven aan de NZA. Dit voornemen is ook met de<br />

Kamer besproken en de Kamer heeft er mee ingestemd. De minister heeft bij het voornemen echter<br />

nog wel de voorwaarde gesteld dat er een Hoofdlijnenakkoord ggz moet worden getekend voor een<br />

en ander in werking kan treden.<br />

31 CZ wil haast maken met selectief inkopen ggz, het Financieele Dagblad, 18 mei 2012.<br />

44 <strong>Van</strong> <strong>onmacht</strong> <strong>naar</strong> <strong>veerkracht</strong>


lijkheden om op inhoud te onderhandelen met zorgverzekeraars. De toename van de<br />

zogenaamde vrije ruimte heeft wat de instellingen betreft niet tot gevolg dat inhoudelijke<br />

onderhandelingen zijn gestart, maar meer dat zorgverzekeraars eisen hebben geformuleerd<br />

waarmee zorgaanbieders meer budget kunnen binnenhalen. Er bestaan<br />

echter ook uitzonderingen, waarbij men wel rekening houdt met de lokale situatie en<br />

er werkelijk een beloning voor geleverde kwaliteit of efficiëntie plaatsvindt. Zorgaanbieders<br />

zijn nog niet overtuigd van de kennis van de zorgverzekeraars over de ggz. Ze<br />

delen de vaststelling dat de transparantie van hun resultaten beter moet, maar delen<br />

niet wijze waarop de zorgverzekeraars dit invullen.<br />

Het is duidelijk dat met de stappen in de richting van marktwerking de budgetten voor<br />

zorgaanbieders sterk zijn gefragmenteerd. Geïnterviewden in dit onderzoek geven<br />

hierover aan dat dit het voor zorgaanbieders moeilijker maakt om de zorgketen efficiënt<br />

te organiseren en het soms aantrekkelijk is voor zorgaanbieders om patiënten in<br />

een duurder segment van de zorg vast te houden (bijvoorbeeld in de intramurale zorg).<br />

Verschil in polissen?<br />

Bij het voeren van onderhandelingen met zorgaanbieders is, behalve het voornemen<br />

voor een nieuwe bekostigingssystematiek, ook het type verzekeringspolis van belang.<br />

Zoals toegelicht in Bijlage I zijn er restitutiepolissen en naturapolissen op de markt.<br />

Over zorg in restitutiepolissen kan niet zinvol worden onderhandeld omdat verzekerden<br />

bij dit type polis bij alle aanbieders terechtkunnen. Het is de vraag of het wel mogelijk<br />

is om effectief te onderhandelen over zorg in naturapolissen. Voor effectieve onderhandelingen<br />

moeten verzekeraars het zorgaanbod aan hun verzekerden kunnen<br />

uitsluiten of duurder maken. Enkele zorgverzekeraars zijn hier toe overgegaan en vergoeden<br />

slechts een deel van de kosten die hun cliënten maken bij zorgaanbieders<br />

waarmee zij geen contract hebben gesloten. Andere verzekeraars schrikken hiervoor<br />

terug. Om hun verzekerden niet van zich te vervreemden, maar ook omdat de wet het<br />

recht op zorg garandeert en verzekerden misschien met succes alsnog zorg bij uitgesloten<br />

leveranciers kunnen opeisen. 32<br />

32 De minister van VWS heeft het voornemen geuit om de wet op dit punt te wijzigen zodat er meer<br />

ruimte komt voor het niet geheel vergoeden van zorg bij niet gecontracteerde aanbieders. Ook voor<br />

dit voornemen geldt dat het onduidelijk is hoe het in de huidige politieke context afloopt met deze<br />

voorgenomen wetswijziging.<br />

Bijlage ii Ontwikkeling in de ggz<br />

45


Bijlage iii Marktwerking in de zorg<br />

Quasi-markten<br />

De Commissie-Dekker adviseerde in 1987 de vraagsturing in de gezondheidszorg te<br />

versterken maar daarbij wel randvoorwaarden te stellen (denk daarbij bijvoorbeeld<br />

aan de acceptatieplicht). Omdat dergelijke markten voor publieke producten en diensten<br />

zwaar zijn gereguleerd staan deze markten bekend als ‘quasi-markten’ (Helderman,<br />

2007, Le Grand and Bartlett, 1993, Brandsen, 2004). Een quasi-markt is een institutionele<br />

structuur waarmee efficiëntiewinsten van de markt worden nagestreefd zonder<br />

de publieke waarden te verliezen, de theorie van Smith (invisible hand) indachtig.<br />

De financiering loopt niet direct van de overheid <strong>naar</strong> zorgaanbieders, maar eerst <strong>naar</strong><br />

gebruikers (en) of publieke of private inkooporganisaties, zoals zorgverzekeraars. Financiële<br />

risico’s kunnen zo worden gedecentraliseerd en belangrijker, beheerst met<br />

behulp van de tucht van de markt. De disciplinerende kracht van de markt wordt aangewend<br />

om de (vaak niet erg hoge) efficiëntie van publieke diensten te verbeteren zonder<br />

evenwel concessies te doen aan de publieke waarden die door regelgeving van de<br />

markt moest worden geborgd.<br />

Meervoudigheid<br />

Vaak functioneren dergelijke markten verre van perfect. Dit heeft onder meer te maken<br />

met een gebrekkige structuur voor transacties. Dat is rechtstreeks toe te schrijven<br />

aan de kunstmatigheid van de markt; er was immers geen markt, de overheid heeft er<br />

een markt van gemaakt. Aan de zorgverzekeraars de taak de drie kernwaarden te verenigen,<br />

zoals expliciet in de Memorie van Toelichting van de Zorgverzekeringswet<br />

(Zvw) is opgenomen.<br />

Omdat zij opereren in een veld van meervoudige belangen kunnen ze worden gezien<br />

als hybride zoals In ‘t Veld dergelijke organisaties definieert (In ’t Veld, 2005). Brandsen,<br />

<strong>Van</strong> de Donk en Putters definiëren hybriditeit als “heterogeneous arrangement, characterised<br />

by mixtures of pure and incongruous origins, (ideal)types, ‘cultures’, ‘coordination mechanisms’,<br />

‘rationalities’, or ‘action logics’” (Brandsen, <strong>Van</strong> de Donk & Putters, 2005). Bij hybride<br />

organisaties is een veelheid aan waarden in het spel. De Algemene Rekenkamer<br />

noemt bijvoorbeeld als factoren rechtsvorm, eigendomsstructuur, type product (wettelijke<br />

taak/ markttaak), financiering, marktomgeving (monopolie/ concurrentie),<br />

waardenoriëntatie (collectief/ individueel) (Algemene Rekenkamer, 2005). Naast de bril<br />

zelf waardoor <strong>naar</strong> meervoudige organisaties of stelsels wordt gekeken, is ook de kijkrichting<br />

belangrijk. Barbara Baarsma concludeerde in haar oratie dat de markt als<br />

startpunt van het denkproces moet worden genomen (Baarsma, 2010). De Raad voor<br />

Maatschappelijke Ontwikkeling (RMO) stelt in zijn rapport ‘Tegenkracht’ dat de focus<br />

van een meervoudige of hybride organisatie idealiter “op de maatschappelijke kerntaak<br />

en de focus op het behoud en de groei van de eigen organisatie in elkaars verlengde<br />

[liggen], maar we hebben kunnen zien dat de belangen ook uit elkaar kunnen<br />

lopen. [...] In de voorbeelden uit het onderwijs en de zorg zagen we [...] dat organisaties<br />

worstelen met hun maatschappelijke doelstelling enerzijds en organisatiedoelen anderzijds.”<br />

(RMO, 2012). In de zorgverzekeringsmarkt is zichtbaar dat die belangen inder-<br />

46 <strong>Van</strong> <strong>onmacht</strong> <strong>naar</strong> <strong>veerkracht</strong>


daad uit elkaar lijken te lopen: de zorgverzekeraars aarzelen niet voor niets bij het<br />

“nemen van maatschappelijke verantwoordelijkheid”, aldus Rouvoet bij zijn aantreden<br />

als voorzitter van ZN.<br />

Definities van hybriditeit en meervoudigheid zijn dus breder dan alleen de tegenstelling<br />

publiek – privaat. Frissen ziet de scherpe toerekening van organisaties tussen het<br />

publieke of private domein zelfs als een manier om greep te krijgen op verschijnselen<br />

die veelvormig en minder grijpbaar zijn (Frissen, 2005). De nadruk in het debat komt<br />

daarmee dan ook te liggen op de meervoudige waarden (regimes) waar organisaties<br />

mee te maken krijgen. Deze meervoudigheid geldt strikt genomen voor alle organisaties<br />

want zoals Lindblom al veel eerder observeerde, bevinden alle organisaties zich<br />

altijd in een veld van meervoudige waarden en belangen (Lindblom, 1953 en Lindblom<br />

& Dahl, 1977) en zijn alle organisaties op die wijze in zekere mate publiek (Bozeman,<br />

2004).<br />

Toch is dit adjectief voor zorgverzekeraars in bijzondere mate bepalend. Zij opereren<br />

als een bedrijf en maken winst - ook als ze zonder winstoogmerk opereren. Zorgverzekeraars<br />

vullen een strak omschreven wettelijk mandaat uit; gericht op het leveren van<br />

zorg en waar het gaat om het basiszorgverzekeringspakket met weinig discretionaire<br />

ruimte. Ten slotte hebben zij eigen maatschappelijke belangen en verantwoordelijkheden<br />

ten aanzien van hun leden en klanten.<br />

Informatie-asymmetrie<br />

Op quasi-markten is vaak geen sprake van een perfect functionerende markt. Dit heeft<br />

te maken met een gebrekkige structuur voor transacties en overige falen in de markt.<br />

Dat is rechtstreeks toe te schrijven aan het feit dat er in beginsel helemaal geen markt<br />

was: de staat heeft er een markt van gemaakt.<br />

In de eerste plaats door de sterke regulering die noodzakelijk is om deze markten in<br />

staat te stellen te functioneren. De productstructuur in de gezondheidszorg wordt bijvoorbeeld<br />

bij wet vastgesteld. Daarnaast is er de eerdergenoemde regulering die publieke<br />

waarden moet borgen. Er is sprake van een (enorme) informatie-asymmetrie<br />

tussen verzekerden en zorgverzekeraars enerzijds en zorgaanbieders en zorgverzekeraars<br />

anderzijds. Productdefinities worden in diagnose-behandelcombinaties (DBC’s)<br />

en DBC’s op weg <strong>naar</strong> transparantie (DOT’s) ook door de overheid bepaald. Bij de zorgaanbieders<br />

werkzame professionals hebben hierin hun handelen gestandaardiseerd<br />

en geprotocolleerd. Daarmee ontstaat een basis om te spreken over kwantiteit en kwaliteit<br />

van de geleverde zorg.<br />

Routine Outcome Monitoring (ROM)<br />

De Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) houdt toezicht op de individuele kwaliteit<br />

van zorgaanbieders. Daarnaast zijn er verschillende kwaliteitskeurmerken en certificaten<br />

die een waarborg leveren over de kwaliteit van de aangeboden zorg door de<br />

zorgaanbieders. Naast toezicht vormen prestatie- en uitkomstindicatoren een onderdeel<br />

om de kwaliteit van de geestelijke gezondheidszorg (ggz) transparant te maken.<br />

Tussen zorgverzekeraars en GGZ Nederland is in 2011 afgesproken de ROM uit te bou-<br />

Bijlage iii Marktwerking in de zorg<br />

47


wen tot een landelijke benchmark voor therapie-uitkomst. In de uitvoering van de<br />

ROM meet de behandelaar herhaaldelijk de klachten of problemen bij een individuele<br />

patiënt. De behandelaar krijgt zo tijdig inzicht in het effect van de behandeling en kan<br />

daar zijn handelen op afstemmen. Door uitkomstgegevens bij een grote groep patiënten<br />

te verzamelen en te middelen kan een landelijke benchmark voor therapie-uitkomst<br />

ontstaan. Deze benchmark geeft inzicht in hoe de zorgaanbieders presteren ten<br />

opzichte van anderen.<br />

Over de inzetbaarheid van de ROM bestaat onder zorgaanbieders33 en hun professionals<br />

twijfel. Ondersteund door een groep van wetenschappers (<strong>Van</strong> Os, Kahn, Denys,<br />

Schoevers, Beekman, Hoogendijk, <strong>Van</strong> Hemert, Hodiamont, Scheepers, Delespaul,<br />

Leentjens, 2012) stelt deze groep dat in de ggz outcome monitoring met de huidige staat<br />

van de wetenschap niet mogelijk is en dat dat op zijn minst nog enkele jaren zal duren.<br />

In ieder geval zijn de DBC’s in de ggz veel moeilijker in te zetten dan in de somatische<br />

zorg. Bij een gebroken been kan betrekkelijk eenvoudig worden vergeleken welke typen<br />

behandeling bij de (vrij helder te stellen diagnose) worden ingezet en met welk<br />

resultaat. Bij psychische klachten ligt dit lastiger. Er is, behoudens medicatie, maar één<br />

type behandeling: gesprekstherapie. De hoeveelheid spreektijd bepaalt in feite achteraf<br />

de ernst van de aandoening. Er kan niet bij eerste diagnose worden vastgesteld<br />

wat de patiënt mankeert, noch hoe ernstig dat mankement is (een MRI-scan van het<br />

hoofd levert nu eenmaal nog niet het scherpe beeld op als de röntgenfoto van het gebroken<br />

been).<br />

Bureaucratie<br />

Rond prestatiemeting kunnen echter ook andere problemen ontstaan (De Bruijn, 2006<br />

en Bevan, Gwyn & Hood, 2006). In de literatuur wijst men op de risico’s van prestatiemeting<br />

wanneer producten aan diverse waarden moeten voldoen, organisaties geen<br />

producten maar processen leveren en oorzakelijke verbanden eigenlijk niet goed bekend<br />

zijn. Deze omstandigheden spelen juist in de ggz. In de slechtste gevallen ontstaan<br />

hierdoor perverse effecten. Frissen wijst op de gevaren van perverse prikkels bij<br />

invoering van DBC’s waarbij het gemakkelijkste te standaardiseren werk profijtelijker<br />

is dan het ingewikkelde, onplanbare, innovatieve werk (Frissen, 2008). Organisaties<br />

kunnen hun werkprocessen strategisch op incentives afstemmen. Omdat in de afrekensystematiek<br />

wordt afgerekend in tijd (fee-for-time-systeem) krijgen zorgaanbieders een<br />

prikkel om meer tijd aan hun patiënt te besteden, hetgeen de kosten opdrijft. Behalve<br />

dat de incentive hierdoor niet langer werkt, ondermijnt dit ook de professionele houding<br />

en waarden van organisaties en maakt het innovaties effectief onmogelijk (RMO,<br />

2011). In ‘t Veld onderscheidt de ‘wet van afnemende effectiviteit’, de wet van de sterke<br />

groei van indicatoren, collectieve blindheid (werkelijkheid verdwijnt achter de indicatoren).<br />

Dit kan leiden tot een steeds grotere afstand tussen de werkvloer en leidinggevenden.<br />

Door de introductie van de DBC’s en de DOT’s en alle aanvullende vereiste verantwoordings<br />

informatie heeft de introductie van marktwerking in de ggz vooral de ontwikke-<br />

33 De onenigheid heeft ook te maken met de manier waarop men samenwerkt. Aanbieders krijgen van<br />

verzekeraars geen voorschotten wanneer zij geen outputgegevens leveren.<br />

48 <strong>Van</strong> <strong>onmacht</strong> <strong>naar</strong> <strong>veerkracht</strong>


ling van bureaucratie en wet- en regelgeving tot gevolg gehad. Hoewel dit misschien<br />

negatief klinkt, hoeft dat niet zo te zijn. Prestatie-indicatoren worden aangeprezen als<br />

middel om de kwaliteit en efficiëntie te verbeteren omdat daarmee werkprocessen<br />

transparant kunnen worden gemaakt. Daardoor wordt het mogelijk goede werkwijzen<br />

te onderscheiden en ervan te leren. Met een goede incentive-structuur is het in beginsel<br />

mogelijk om goed gedrag te belonen en slecht gedrag te sanctioneren, zonder complexe<br />

bureaucratische structuren. Dit lijkt ook het geval bij zorgverzekeraars: de overheadkosten<br />

van de ziekenfondsen zijn vrij snel na de invoering van de Zvw gehalveerd.<br />

Ook op andere terreinen is meer bureaucratie ontstaan. Om te voorkomen dat mensen<br />

met hogere kans op zorgkosten van een basiszorgverzekering zouden worden uitgesloten<br />

(adverse selection) geldt een algemene wettelijke acceptatieplicht voor verzekerden.<br />

Dit heeft consequenties voor de werking van de zorgverzekeringsmarkt. Door de<br />

acceptatieplicht ontstaan zorgverzekeraars die relatief veel ‘dure’ verzekerden hebben<br />

(vaak door regionale verschillen). Deze zorgverzekeraars worden daarvoor gecompenseerd<br />

middels voor- en naverevening. De acceptatieplicht en de navereveningsmechanismen<br />

nemen een deel van de prikkel weg voor zorgverzekeraars om te concurreren<br />

(sommige zorgverzekeraars krijgen tot 50 procent van hun inkomsten via de verevening<br />

(CPB, onbekend). Om de concurrentie tussen zorgverzekeraars te stimuleren heeft<br />

het Kabinet besloten een deel van de vereveningsmechanismen af te schaffen (de naverevening).<br />

Overigens kan een goed werkend ex ante risicovereveningssysteem juist<br />

wel concurrentie mogelijk maken mét behoud van alle prikkels.<br />

Perverse effecten<br />

Marktwerking leidt zelf ook tot kostenstijgingen. Zorgaanbieders zijn actief op zoek<br />

<strong>naar</strong> klanten (induced demand). Omdat verzekerden na betaling van hun premie weinig<br />

barrières ervaren voor zorggebruik bestaat een intrinsieke neiging tot overconsumptie<br />

van zorg (moral hazard). Medische professionals bepalen (samen met de patiënt) welke<br />

behandeling nodig is. De belangrijkste coördinatiemechanismen in de zorg zijn daarom<br />

de maatschappelijke houding tegenover ggz en de opleidingseisen en ethische<br />

normen van de arts.<br />

De (demissionair) minister van Volksgezondheid Welzijn en Sport (VWS) wil verdere<br />

stappen zetten om te komen tot marktwerking in de ggz. Voor een succesvolle invoering<br />

hiervan moet het voor zorgverzekeraars mogelijk zijn om verzekerden uit te sluiten<br />

van niet gecontracteerde zorg en moet er een adequaat kwaliteits- en prestatiemeetsysteem<br />

voorhanden zijn. Of het eerste in juridisch opzicht mogelijk is, is nog<br />

onduidelijk. In ieder geval is er nog geen adequaat systeem om prestaties te meten.<br />

Ten aanzien van invoering van prestatiebekostiging in de zorg moet in het algemeen<br />

een waarschuwing worden uitgesproken. Ervaringen in de somatische zorg zijn gemengd.<br />

Hoewel marktwerking daar al enige jaren geleden is ingevoerd, is er nog<br />

slechts sprake van beperkte onderhandelingen, laat staan dat het een rol speelt in de<br />

kostenbeheersing. Invoering van concurrentie heeft daar (nog) niet geleid tot aantoonbare<br />

verbeteringen in de prijs-kwaliteitverhouding of kostenbeheersing (Heijink &<br />

Mosca, 2012). Wel is het zo dat voor de ziekenhuizen juist in 2012 de inkoop steeds<br />

serieuzer wordt opgepakt. Zorgverzekeraars hebben toegezegd de zorg in te kopen<br />

binnen het Budgettair Kader Zorg (BKZ).<br />

Bijlage iii Marktwerking in de zorg<br />

49


De uitwerking van het Zvw-stelsel is te beschouwen als work in progress. Het Kabinet<br />

heeft het voornemen geuit ook in de ggz prestatiebekostiging in te voeren. Het is in de<br />

huidige politieke context nog niet duidelijk of dit doorgang zal vinden. Gezien de lange<br />

politieke discussie over het onderwerp en het feit dat de politieke stellingnamen over<br />

het onderwerp wederom ver uiteen liggen, is het onvoorspelbaar welke kant het systeem<br />

zich op zal bewegen. De druk op het debat over de zorg blijft ondertussen groot.<br />

De macro-kosten in de zorg moeten worden beheerst, iets wat tot op heden geen enkele<br />

partij in de gezondheidszorg of de politiek is gelukt. Dat de politiek en de partijen<br />

in het systeem zelf iets met de stijgende zorgkosten moeten staat wel vast. Vooral de<br />

positie van de zorgverzekeraars is met de financiële houdbaarheid van het systeem<br />

verbonden. Wanneer zij de kosten niet in de hand kunnen houden zal de politiek, net<br />

als voorheen, weer sterker in gaan grijpen. Daarmee zou de rol van de verzekeraars<br />

verder aan betekenis inboeten.<br />

50 <strong>Van</strong> <strong>onmacht</strong> <strong>naar</strong> <strong>veerkracht</strong>


Bijlage iv Pilots<br />

De meervoudige rol van de zorgverzekeraars maakt het niet eenvoudig om aan de<br />

hooggespannen verwachtingen van andere partijen te voldoen. Externe krachten trekken<br />

de zorgverzekeraars verschillende richtingen op. Ondertussen is het een open<br />

vraag of de zorgverzekeraars van de politiek de ruimte krijgen hun rol met de noodzakelijke<br />

kracht in te vullen en of het überhaupt wel mogelijk is om de zorgkosten in de<br />

hand te houden. Zorgverzekeraars doen er daarom goed aan een <strong>veerkracht</strong>ige strategie<br />

te volgen34 . Een dergelijke strategie moet zich richten op het creëren van maatschappelijke<br />

waarde. Zo kunnen zorgverzekeraars hun meerwaarde bewijzen aan de<br />

politiek en maatschappij.<br />

De zorgverzekeraars hebben vanuit hun meervoudige rol bij uitstek de positie om hier<br />

met actoren in hun omgeving in de meta-governance van de sector verder vorm te<br />

geven. Dit vraagt van zorgverzekeraars ook dat ze een maatschappelijke rol oppakken<br />

en de verschillende waarden uit hun omgeving internaliseren en daaraan met andere<br />

partijen in de sector en de overheid werken. Belangrijke waarden waar partijen alleen<br />

gezamenlijk vorm aan kunnen geven zijn kwaliteit en macro-kostenbeheersing.<br />

Uitgangspunten bij het uitwerken van de meta-governance voor de geestelijke gezondheidszorg<br />

(ggz) zijn:<br />

1) Breng de verschillende waarden en belangen bij de afwegingen over allocatie van<br />

middelen op de juiste wijze bij elkaar en voorkom zo perverse effecten in de aansturingsmechanismen.<br />

Dit kan door de samenwerking met zorgaanbieders te vernieuwen<br />

en hen veel meer vrijheid te geven in de inrichting van de zorgketen. Dit<br />

kan ook door de samenwerking te zoeken met nieuwe partners waar de baten van<br />

ggz voor een belangrijk deel terechtkomen (werkgevers, uitkeringsinstanties, gemeenten,<br />

justitie).<br />

2) Leg de nadruk op gezondheid (outcome) in plaats van op de geleverde zorg (input).<br />

3) Voer met zorgprofessionals en andere belanghebbenden de discussie over de afbakening<br />

van ggz in het continuüm van opleiding, ontwikkeling, coaching op het<br />

werk, maatschappelijke ondersteuning, medische en justitiële ggz. Zo kan de opwaartse<br />

druk in de ggz worden geadresseerd.<br />

De belangrijkste randvoorwaarde voor de ontwikkeling van samenwerking in de sector<br />

is de beschikbaarheid van een gedragen product- en prestatiestructuur. Ggz aanbieders<br />

werken hier wel aan door Routine Outcome Monitoring (ROM) gegevens aan te leveren<br />

aan de Stichting Benchmark GGZ.<br />

34 Onder <strong>veerkracht</strong> wordt hier verstaan de capaciteit van een systeem om schokken op te vangen en<br />

zich te reorganiseren zonder zijn essentiele functies te verliezen (ontleend aan Walker; Walker et al.<br />

2004).<br />

Bijlage iv Pilots<br />

51


Experimenteren en leren<br />

De zorgverzekeraars kunnen de ontwikkeling van de meta-governance vorm geven<br />

door de ruimte te nemen met deze nieuwe vormen te experimenteren en te leren in<br />

een aantal grootschalige pilots. Met grootschalig wordt dan bedoeld dat de pilots een<br />

minimale schaalgrootte moeten hebben van een provincie of een regio. Pilots zijn hiervoor<br />

geschikt omdat daarin stappen kunnen worden gezet en ervaringen kunnen worden<br />

gedaan terwijl deze stappen niet onomkeerbaar zijn. Zo wordt de valkuil van de<br />

grootschalige stelselwijziging voorkomen. Pilots passen zo in een <strong>veerkracht</strong>ige strategie<br />

voor de zorgverzekeraars. In de pilots wordt duidelijk of (in termen van de transitietheorie,<br />

zie bijvoorbeeld Rotmans, 2006) nieuwe niche ontwikkelingen passen de<br />

ontwikkelingen van bredere configuraties en het wijdere maatschappelijke landschap.<br />

De uitkomsten van de pilots kunnen lessen en nieuwe bouwstenen opleveren voor<br />

verbeteringen in de ggz. De pilots maken ontwikkelingen zichtbaar en tastbaar. Omdat<br />

belangrijke keuzes worden gemaakt, krijgen de pilots ook de positieve spanning en<br />

uitdaging die horen bij een experiment. De grootschalige pilots moeten fungeren als<br />

kweekvijvers voor <strong>veerkracht</strong> van zorgverzekeraars, naast verbeteringen in de ggz.<br />

Daarnaast vervullen de pilots een voorbeeldfunctie.<br />

Het gaat in dit advies om de volgende pilots.<br />

pilot 1. regionaal totaalakkoord<br />

In deze pilot vindt een experiment plaats met populatiegebonden financiering, gericht op de gezondheid<br />

van verzekerden. Dit is een voor Nederland nieuw financieringsarrangement tussen<br />

zorgverzekeraars en zorgaanbieders. Zorgaanbieders in een regio krijgen de integrale verantwoordelijkheid<br />

voor de gezondheid van een populatie verzekerden. Binnen een gegeven totaalbudget<br />

(gebaseerd op een bedrag per verzekerde) kunnen zorgaanbieders zelf optimale keuzes<br />

maken tussen inzet op preventie of zorg en voor de inzet van optimale zorg in de keten (bijvoorbeeld<br />

eerste lijn in plaats van tweedelijnszorg). Bestaande schotten tussen de Algemene Wet<br />

Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) en de Zorgverzekeringswet (Zvw) worden daarvoor opgeheven.<br />

De besparingen kunnen aanzienlijk zijn (in de VS wel tot 30 procent) 35 .<br />

Aanpak<br />

De leidende zorgverzekeraar in een regio zoekt de samenwerking met regionale zorgaanbieders<br />

om een arrangement te vormen dat de gezondheid van verzekerden ondersteunt.<br />

De zorgverzekeraar betaalt niet voor de geleverde zorg maar vertrouwt de<br />

gezondheid van verzekerden toe aan de zorgaanbieders in de regio. Een keten van<br />

zorgaanbieders van huisarts tot ggz-instelling krijgt onder regie van de hoogst gekwalificeerde<br />

zorgaanbieder een totaal bedrag om <strong>naar</strong> eigen inzicht te besteden aan preventie,<br />

zorg in de eerste, (anderhalf) en tweede lijn. Zo wordt het eenvoudiger om patiënten<br />

die tweedelijnszorg ontvangen weer in de eerste lijn op te vangen. Iets wat<br />

volgens geïnterviewden in dit onderzoek nu vaak een knelpunt is. Samenwerking tussen<br />

zorgaanbieders is onontbeerlijk. Zo ontstaan ook mogelijkheden om de zeer kost-<br />

35 Besparingen zijn aanzienlijk: 17 procent – 43 procent. Deze besparingen zitten hoofdzakelijk in:<br />

1) minder opnames; 2) lagere prijzen; en 3) minder langdurige ambulante hulp (Frank and McGuire,<br />

1999, p 40 – 44, 76), zoals geciteerd in Jeurissen (2012).<br />

52 <strong>Van</strong> <strong>onmacht</strong> <strong>naar</strong> <strong>veerkracht</strong>


are intramurale zorg in volume terug te brengen. De schotten tussen de AWBZ en basiszorgverzekering<br />

worden daarvoor tijdelijk verwijderd. De gezondheid van verzekerden<br />

is voorzien van wetenschappelijke monitors. Voor een goed meetbaar resultaat<br />

moet deze pilot ten minste een aantal jaren de kans krijgen.<br />

Resultaat<br />

Het beoogd resultaat van de pilot is te toetsen of in Nederland op deze wijze, net als in<br />

het buitenland, de stijging van de kosten van de ggz tot stilstand te brengen is en zorgaanbieders<br />

de ruimte krijgen om zelf, los van onbedoelde invloeden van budgetstructuren,<br />

het beste zorgaanbod vorm te kunnen geven. <strong>Van</strong> de innovaties die zo ontstaan,<br />

kan worden geleerd.<br />

Uitgangspunten<br />

1) Ruimte en verantwoordelijkheid geven aan de zorgaanbieder<br />

Het eerste uitgangspunt van deze pilot is de verantwoordelijkheid voor beslissingen<br />

over zorg daar neer te leggen waar ook de meeste kennis voor deze besluiten voorhanden<br />

is, namelijk bij de zorgaanbieders.<br />

2) Overgang van input- <strong>naar</strong> outcomefinanciering<br />

Het tweede uitgangspunt in deze pilot is de overgang van inputfinanciering <strong>naar</strong> outcomefinanciering.<br />

Niet de geleverde zorg, maar de gezondheid staat centraal. Zorgaanbieders<br />

krijgen op deze wijze de vrijheid om vanuit hun kennis over ziekte en gezondheid<br />

van de lokale populatie, te investeren in preventie of lichtere maatschappelijke ondersteuning.<br />

Zorgaanbieders krijgen de ruimte om hun inspanningen zelf in te richten maar ook de<br />

verantwoordelijkheid om daarmee de gezondheid van de bevolking te bevorderen.<br />

Sleutel daarbij is financiële regeling tussen zorgverzekeraar en zorgaanbieder. Deze<br />

moet de zorgaanbieder zowel ruimte geven als prikkelen om aandacht te besteden aan<br />

efficiëntie in de zorgverlening. Zoals toegelicht in bijlage III geschiedt de bekostiging<br />

van de curatieve ggz momenteel voor het grootste deel op basis van een ‘fee for time’<br />

systeem (dit jaar nog gematigd door budgetsturing). Er is een productstructuur maar<br />

het geleverde product bestaat uit tijd die met een patiënt wordt gesproken. In een dergelijk<br />

bekostigingssysteem waarin de zorgaanbieder wordt afgerekend op intermediaire<br />

productie (budget) of output (bijvoorbeeld bestede tijd aan patiënt) ervaart de aanbieder<br />

een prikkel om meer te behandelen dan nodig is (<strong>Van</strong> de Ven, Wynand & Ellis,<br />

2000). Het College voor zorgverzekeringen (CVZ) heeft vastgesteld dat overbehandeling<br />

in de praktijk ook daadwerkelijk plaatsvindt36 . Ook wanneer de zorgaanbieder zich uit<br />

professionele en maatschappelijke verantwoordelijkheid beperkt tot de juiste behandeling<br />

is er in deze situatie in ieder geval geen prikkel om efficiënter te werken of de<br />

patiënt door te verwijzen <strong>naar</strong> een zorgaanbieder die een goedkopere behandeling kan<br />

leveren (bijvoorbeeld eerstelijns zorg). Zo ontstaat een volumeopdrijvende werking.<br />

Wanneer een groter financieel risico bij de zorgaanbieder wordt neergelegd, ontstaat<br />

een prikkel om efficiëntere zorg te leveren (Janssen & Soeters, 2010). Zolang dit niet<br />

36 Namelijk bij depressies, met name waar het gaat om antidepressiva (CVZ 2012).<br />

Bijlage iv Pilots<br />

53


leidt tot onderbehandeling is dit goed voor de efficiëntie en effectiviteit van de zorgverlening.<br />

Om dit te voorkomen moet de gezondheid van de verzekerden worden gemonitord.<br />

De in deze pilot voorgestelde vorm van financiering (de zogenaamde populatiegebonden<br />

financiering of capitation fee) bevat prikkels om effectiever te werken. Zorgaanbieders<br />

krijgen een vast bedrag per verzekerde. Het gaat het om een gezamenlijke aanneemsom<br />

voor de aanbieders in de regio en niet een bedrag per individuele aanbieder. Dit<br />

kunnen zij gezamenlijk <strong>naar</strong> eigen inzicht besteden aan ieder type zorg of zelfs aan<br />

preventie. De zorgaanbieder krijgt hiermee de vrijheid en een maximale financiële<br />

prikkel om preventie en zorg te optimaliseren. Het wordt voor zorgaanbieders aantrekkelijk<br />

om de meest efficiënte en effectieve behandeling voor te stellen maar ook om<br />

activiteiten te ondernemen die de kans op ziekte onder verzekerden voorkomen. Het<br />

is logisch de verantwoordelijkheid hiervoor bij de zorgaanbieders te leggen. Zij hebben<br />

van alle partijen in de zorg verreweg de meeste kennis in huis over de zorg die daadwerkelijk<br />

nodig is. Wanneer zorgaanbieders van de eerste lijn en de tweede lijn een<br />

gezamenlijk aanbod doen voor zorg in een regio wordt het mogelijk om ook in de zorg<br />

te innoveren. De zorg kan dichter bij de eerste lijn worden aangeboden. Dit biedt kostenvoordelen<br />

omdat de tweede lijn wordt ontlast. Bijkomend voordeel van dit type<br />

financiering is dat de transactiekosten tussen zorgverzekeraars en zorgaanbieders<br />

vrijwel verdwijnen (vermindering overheadkosten).<br />

pilot 2. werkgevers en uitkeringsinstanties<br />

op hun plek in de ggz<br />

Ook werkgevers en uitkeringsinstanties krijgen de plek in de ggz die hen toekomt. En niet voor<br />

niets. In de laatste decennia kende de diagnose ‘psychische klachten’ als reden voor arbeidsongeschiktheid<br />

en uitval door ziekte een enorme stijging (10 procent van het verzuim en 36 procent<br />

van arbeidsongeschiktheid is gerelateerd aan ggz klachten, <strong>Van</strong> Hoof et al., 2009). Werkgevers<br />

en uitkeringsinstanties hebben daarom een belang bij de psychische gezondheid van hun<br />

werknemers en bij het tegengaan van dit productieverlies. In deze pilot is de samenwerking gezocht<br />

met deze partijen. Zoals nu al het geval is in de uitvoering van de Ziektewet worden de<br />

bestaande belangen en afhankelijkheden van werkgevers, werknemers, zorgverzekeraars en/ of<br />

uitkeringsinstanties nadrukkelijk aan elkaar verbonden. Er worden afspraken gemaakt over<br />

inspanningen om psychische klachten te voorkomen (door werkgevers, zorgverzekeraars en<br />

werknemers) en over zorgaanbod en gebruik. Geleverde zorg is voor werknemers niet langer<br />

vrijblijvend. Er staat een inspanningsverplichting tegenover. De zorgverzekeringspolis bevat<br />

ook verplichtingen waaraan een verzekerde moet voldoen om zorg te ontvangen. Het gaat dan<br />

om acties die erop zijn gericht om werknemers zelf gezond te houden of weer te maken.<br />

54 <strong>Van</strong> <strong>onmacht</strong> <strong>naar</strong> <strong>veerkracht</strong>


Aanpak<br />

1) Samenwerking met werkgevers en werknemers<br />

In deze pilot werken zorgverzekeraars, zorgaanbieders, werkgevers37 en uitkeringsinstanties<br />

samen aan het beperken van de (aanzienlijke) directe en indirecte kosten<br />

door psychische klachten en arbeid38 . Zorgverzekeraars, werkgevers (of een gecontracteerd<br />

reïntegratiebedrijf) ontwikkelen preventieve en reïntegratiegerichte interventies.<br />

Net als nu al het geval is in de Ziektewet worden de bestaande belangen en afhankelijkheden<br />

van werkgevers, werknemers, zorgverzekeraars en of uitkeringsinstanties<br />

nadrukkelijk aan elkaar verbonden in overeenkomsten. De overeenkomsten bevatten<br />

onderlinge afspraken over inspanningen om psychische klachten te voorkomen (door<br />

werkgevers, zorgverzekeraars en werknemers) en over zorgaanbod en gebruik. Zo<br />

wordt overconsumptie van zorg waar de zorgverzekeraar voor opdraait (moral hazard)<br />

voorkomen maar draagt de zorgverzekeraar ook bij aan doelmatige zorg bij de werkgever<br />

die anders niet zou zijn geleverd. De werknemers hebben een speciale rol. De zorg<br />

die zij krijgen geleverd wijkt in deze pilot af van de zorg in de basiszorgverzekering.<br />

Het standaard aanbod dat de basiszorgverzekering kenmerkt wordt daarmee (in positieve<br />

zin) doorbroken. Anders dan bij de aanvullende zorgverzekering is dit aanbod<br />

echter wel afhankelijk van de inzet van de zorggebruiker. Net als nu al het geval is bij<br />

de Ziektewet moet de zorggebruiker zich actief inzetten om gezond te blijven of weer<br />

te worden. Indien deze inzet niet wordt geleverd volgen sancties.<br />

2) Samenwerking met uitkeringsverstrekkers en -ontvangers<br />

De samenwerking met uitkeringsinstanties krijgt vorm door gezamenlijk te werken<br />

aan de reïntegratie van mensen die in verband met psychische klachten al buiten het<br />

arbeidsproces zijn geraakt. Het Uitvoeringsinstituut Werknemers Verzekeringen (UWV)<br />

kan hiervoor ‘Individuele Reïntegratie Overeenkomsten’ aangaan (maar ook gemeenten<br />

kopen reïntegratietrajecten in bij reïntegratiebedrijven). De budgetten vanuit de<br />

zorg moeten hier op worden aangesloten. Voorheen waren hier meer meer mogelijkheden<br />

voor. Deze zijn de afgelopen jaren echter afgenomen. Het is de vraag of het voor<br />

zorgverzekeraars in alle gevallen een verstandige keus is deze budgetten zo streng te<br />

bewaken. Reïntegratie in het arbeidsproces kan voor de verzekeraars veel zorgkosten<br />

voorkomen. Daarbij kan worden aangesloten bij budgetten buiten de zorg.<br />

3) Samenwerking tussen ggz en HRM-professionals<br />

Om ggz te herpositioneren in het continuüm van begeleiding, coaching, opleidingen<br />

en sociaal maatschappelijke ondersteuning wordt in het kader van deze pilot aan ggzen<br />

HRM professionals gevraagd gezamenlijk nieuwe producten samen te stellen ten<br />

einde het arbeidsproces te ondersteunen.<br />

37 De pilot kan het beste worden gestart in samenwerking met werkgevers waar hoge risico’s van<br />

psychische werkgerelateerde uitval bestaan (Hoge risico’s zijn te vinden daar waar zich een<br />

cumulatie van risicofactoren voordoet en tekort aan protectieve factoren (bijvoorbeeld gezondheiden<br />

welzijnszorg en onderwijs).<br />

38 Psychische gezondheidsproblemen komen veel voor onder arbeidsongeschikten (CBS 2010, Hoof et<br />

al. 2010).<br />

Bijlage iv Pilots<br />

55


Resultaat<br />

Het beoogd resultaat van deze pilot is te toetsen of de kosten van de ggz beter in de<br />

hand kunnen worden gehouden wanneer ggz inkoop plaatsvindt in samenwerking<br />

met andere partijen en wanneer ggz gebruik afhankelijk is van resultaat van de geleverde<br />

zorginspanning en de inzet van zorgontvangers. Deze pilot kan op deze manier<br />

ook inzicht geven in de vraag in hoeverre de afbakening van (medische) ggz met andere<br />

arbeidsondersteunende en/ of ontwikkelende activiteiten kan worden verlegd.<br />

Uitgangspunten<br />

1) Kosten en baten van ggz bijeen brengen<br />

Het eerste uitgangspunt in deze pilot is dat de kosten en baten van de ggz bij elkaar<br />

moeten worden gebracht. Deze kosten en baten zijn thans ongelijk verdeeld. Meer<br />

specifiek gesteld: de kosten en baten komen bij verschillende partijen terecht. Dit leidt<br />

ertoe dat ggz niet altijd doelmatig wordt ingezet. Door partijen die baat hebben bij de<br />

opbrengsten van de ggz (financieel) betrokken te maken bij het besluit over het gebruik<br />

van ggz kan dit evenwicht worden hersteld, waarmee evenwichtiger besluiten<br />

over zorggebruik zullen worden genomen. Met name werkgevers en uitkeringsinstanties<br />

zijn hiervoor de aangewezen partijen omdat de kosten van psychische stoornissen<br />

met name bij hen terechtkomen.<br />

2) Aansluiting werk en ggz<br />

Het tweede uitgangspunt bij de pilot is dat (lichte) ggz moet worden geherpositioneerd<br />

in het continuüm van begeleiding, coaching, opleidingen en sociaal maatschappelijke<br />

ondersteuning. Tussen deze activiteiten is geen sprake van een breuk. Met name op<br />

het snijvlak met de factor arbeid sluiten ze nauw op elkaar aan. Arbeid is nauw verbonden<br />

met het geestelijk welbevinden en de zingeving van mensen (Hoof et al. 2010).<br />

Het werk is ook de plek waar de meeste aandacht wordt besteed aan persoonlijke ontwikkeling.<br />

Er wordt door werkgevers – buiten de ggz - het meeste geld uitgegeven aan<br />

persoonlijke begeleiding. Het beeld van een glijdende vlak is nog sterker bij werknemers<br />

met (beginnende) psychische klachten zoals overspannenheid. Werkgevers zijn<br />

in deze gevallen verplicht bij te dragen aan reïntegratie. Hier worden vaak professionele<br />

bureaus voor ingeschakeld. Zorgverzekeraars kunnen met deze partijen samenwerken,<br />

of zich bedrijfsmatig op deze markt begeven.<br />

3) Transacties en differentiatie<br />

Het laatste belangrijke uitgangspunt bij deze pilot is dat de zorg die partijen ontvangen<br />

wordt gedifferentieerd <strong>naar</strong> de mate van de inspanning die zij leveren. Er ontstaat<br />

dus ongelijkheid tussen zorgontvangers.<br />

pilot 3. survival of the fittest aanbieders<br />

In de ggz is kwaliteit nog veel meer onderwerp van discussie dan in de somatische zorg. Het<br />

inzicht in goede en minder goede behandelingen in de ggz is nog zeer beperkt. Dit maakt perverse<br />

effecten aan de kant van zorgaanbieders zeer realistisch, met de zorgverzekeraar, maar<br />

ook de patiënt als de gedupeerden. Om dit te veranderen moet van prestatiebekostiging een positieve<br />

prikkel uitgaan. De verzekeraars moeten hier het voortouw in nemen door nu te beginnen<br />

op kwaliteit te selecteren. Er kan worden begonnen met die enkelvoudige stoornissen waar-<br />

56 <strong>Van</strong> <strong>onmacht</strong> <strong>naar</strong> <strong>veerkracht</strong>


over nu wel al voldoende feiten bekend zijn. Ieder jaar kopen verzekeraars hiervoor de 5 procent<br />

producten waarvan is vastgesteld dat ze de slechtste kwaliteit hebben niet langer in bij de betreffende<br />

aanbieders. Zo ontstaat geleidelijk een specialisatie van aanbieders op de diensten<br />

waar zij het beste op presteren. In de ontwikkeling van outcome monitoringssystemen kan van<br />

de ervaringen uit deze pilot worden geprofiteerd.<br />

Aanpak<br />

Een groep zorgverzekeraars selecteert samen met zorgaanbieders een aantal aandoeningen<br />

waar voldoende evaluatiegegevens over beschikbaar zijn. De zorgverzekeraars<br />

gebruiken de evaluatiegegevens gedurende een aantal jaren om steeds de 5 procent<br />

slechtst scorende zorgaanbieders van zorginkoop voor deze producten uit te sluiten.<br />

Periodiek wordt het minimum kwaliteitsniveau bijgesteld waarbij het gemiddeld behaalde<br />

kwaliteitsniveau van gecontracteerde zorgaanbieders het nieuwe minimumkwaliteitsniveau<br />

wordt zonder dat kosten voor het behalen van dit niveau autonoom<br />

mogen stijgen. Een belangrijk onderdeel van de pilot is om eventuele problemen bij<br />

het gebruik van kwaliteitsgegevens te signaleren en te verbeteren. Daarom worden<br />

goed en slecht presterende zorgaanbieders, cliënten en patiëntenverenigingen betrokken<br />

om commentaar te leveren op de pilot en om verbetermogelijkheden te suggereren.<br />

Resultaat<br />

Het doel van de pilot is de ontwikkeling van kwaliteitsmeetsystemen in de ggz en het<br />

gebruik daarvan in de zorginkoop te verbeteren en te versnellen. Op dit moment staan<br />

voor- en tegenstanders van de Routine Outcome Monitoring (ROM) recht tegenover elkaar.<br />

Alleen door concrete ervaringen op te doen kan deze discussie verder worden gebracht.<br />

Het concreet gebruik van evaluatiegegevens maakt pas duidelijk hoe cliënten<br />

en professionals met evaluaties om gaan. De resultaten van de pilot helpen bij de verdere<br />

keuzes in de vormgeving van de zorginkoop.<br />

Uitgangspunten<br />

1) Verbinden zorgprofessionals met de maatschappij<br />

Prestatiesturing is alleen mogelijk met een goede productstructuur en kwaliteitmeetsysteem.<br />

Een prestatiesysteem is de verbinding tussen het zorggebruik en de zorginkoop.<br />

Het is de taal waarmee zorginkopers, zorgverkopers, zorgprofessionals en patiënten<br />

met elkaar moeten kunnen spreken. De ontwikkeling van een dergelijke taal is<br />

moeizaam omdat de werelden van zorgprofessionals, patiënten en zorgverzekeraars<br />

heel verschillend zijn. Zorgprofessionals verantwoorden zich niet langer alleen <strong>naar</strong><br />

elkaar, maar ook <strong>naar</strong> de buitenwereld. Daar kan hun beroepspraktijk van profiteren.<br />

Gebruik van prestatiesystemen is daarom ook lonend. Met een prestatiesysteem is<br />

zinvolle communicatie en coördinatie mogelijk. Waar partijen eerst elkaar in het<br />

meest gunstige geval tolereerden, kunnen ze nu samenwerken.<br />

2) Ontwikkelen uit praktijkervaring<br />

Een werkend prestatiemeetsysteem kan om bovenstaande redenen alleen in de praktijk<br />

en tussen de verschillende groepen die ermee moeten werken ontstaan. De bestaande<br />

kwaliteit- en resultaatsystemen moeten daarom worden verbonden aan het<br />

inkoopproces. Alleen in de praktijk van de inkoop blijkt of het systeem werkt en algemeen<br />

geaccepteerde feiten produceert of dat er onbruikbare of eenvoudig manipuleerbare<br />

feiten ontstaan.<br />

Bijlage iv Pilots<br />

57


Geraadpleegde deskundigen<br />

1. Mw. drs. M.A.M. Barth, voorzitter GGZ NL; lid Eerste Kamer, PvdA-fractie<br />

2. H. Berg, zelfstandig adviseur<br />

3. Mw. drs. A. van Breukelen, psychiater bij <strong>Van</strong>BreukelenPsychiatrie, bij Transparant<br />

Centrum voor GGZ en (interim) bij Parnassia<br />

4. Mw. mr. drs. H.G.J. Bruins Slot, lid Tweede Kamer, CDA-fractie, woordvoerder GGZ<br />

5. R.J.B. Groot Koerkamp MSc, beleidsadviseur Zorgverzekeraars Nederland<br />

6. dr. P.F. Hasekamp, directeur Zorgverzekeraars Nederland<br />

7. dr. P.P.T. Jeurissen, Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport<br />

8. drs. L. de Jong-Witsenburg, Chief Medical Officer bij Algemene Ziektenkostenverzekering,<br />

vml. programmaleider GGZ Nederland<br />

9. B. Keijzer, inkoper GGZ, Zorgverzekeraar DSW<br />

10. drs. E.A.M. Laarhoven, lid Raad van Bestuur Rivierduinen<br />

11. drs. W.A. van der Meeren, voorzitter Raad van Bestuur, Zorgverzekeraar CZ<br />

12. prof. dr. P.L. Meurs, hoogleraar bestuur van de gezondheidszorg, Erasmus Universiteit;<br />

lid Eerste Kamer, PvdA-fractie<br />

13. drs. C. Oomen, voorzitter Raad van Bestuur, Zorgverzekeraar DSW<br />

14. Mw. drs. F.H.A. Stegehuis, directeur Zorgmanagement, Zorgverzekeraar Menzis<br />

15. prof. dr. M.J.W. van Twist, decaan <strong>NSOB</strong><br />

16. Mw. drs. I.M. de Vries, relatiebeheer GGZ, Zorgverzekeraar DSW<br />

17. ir. J. van der Vlist, geassocieerd lid van ABD TOP Consultants, vml. Secretaris-generaal<br />

Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer<br />

18. drs. H.W.M. Wesseling, algemeen directeur van Nicis, associé bij Berenschot<br />

19. Mw. W. Wind, directeur Nederlandse Patiënten Consumenten Federatie (NPCF)<br />

58 <strong>Van</strong> <strong>onmacht</strong> <strong>naar</strong> <strong>veerkracht</strong>


Literatuur<br />

Achterhuis (2004), De Gezondheidsutopie, G-lezing 2004, Utrecht.<br />

Algemene Rekenkamer (2005), Publiek ondernemerschap, Toezicht en verantwoording bij<br />

publiek-private Arrangementen, Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 30 220,<br />

nrs. 1–2.<br />

American Psychiatric Association (2000), Diagnostic and Statistical Manual of Mental<br />

Disorders, Fourth edition, Text revision (DSM-IV-TR).<br />

American Psychiatric Association (2012), DSM-V Development vindplaats: www.dsm5.<br />

org/proposedrevision/Pages/Default.aspx (ontvangen 19 mei 2012), Arlington, U.S.A.<br />

Baarsma (2010), Moeilijke marktwerking en meedogenloze mededinging, Een welvaartseconomisch<br />

perspectief, Rede uitgesproken bij de aanvaarding van het ambt van bijzonder<br />

hoogleraar Marktwerking en Mededingingseconomie aan de Universiteit van Amsterdam<br />

op vrijdag 12 februari 2010, Vossiuspers UVA, Amsterdam.<br />

Belonen <strong>naar</strong> prestaties (2012), http://www.belonen<strong>naar</strong>prestaties.nl (geraadpleegd op<br />

18 mei 2012).<br />

Bevan, Gwyn & Hood (2006), What’s measured is what matters: targets and gaming in the<br />

public health care system. Public Administration 84, no. 3:517-538.<br />

Bozeman (2004), All Organizations Are Public: Comparing Public and Private Organizations,<br />

Beard Books.<br />

Brandsen (2004), Quasi market Governance: An anotomy of innovation, Utrecht, Lemma.<br />

Brandsen, <strong>Van</strong> de Donk & Putters (2005), Griffins or Chameleons?, Hybridity as a permanent<br />

and inevitable characteristic of the third sector, International Journal of Public<br />

Administration, 28: 749-765, 2005, Taylor & Francis inc.<br />

Brandsen & Karré (2010), Hybride organisaties: een overzicht van het onderzoek<br />

in de Nederlandse Bestuurskunde, Bestuurswetenschappen 2, 2010.<br />

Bruijn de (2006), Managing Performance in the Public Sector, Routledge, London.<br />

BS Health consultancy (2008). De GGZ langs de meetlat. Onderzoek <strong>naar</strong> de mogelijkheden<br />

om de marktpositie te versterken en het rendement te verbeteren. Haarlem: BS Health<br />

Consultancy.<br />

Cosgrove et al. (2006) Financial Ties between DSM-IV Panel Members and the Pharmaceutical<br />

Industry, in tijdschrift “Psychotherapy and Psychosomatics”, vol. 75, nr.3, 2006.<br />

Centraal Bureau voor de Statistiek (2010). Zelfgerapporteerde medische consumptie, gezondheid<br />

en leefstijl. Den Haag/ Heerlen.<br />

Centraal Bureau voor Statistiek (2011), Zorgrekeningen; uitgaven (in lopende en constante<br />

prijzen) en financiering.<br />

Centraal Plan Bureau en Planbureau voor de Leefomgeving (2012), Keuzes in kaart<br />

2011 -2015.<br />

College van Zorgverzekeringen (2012), Geneeskundige GGZ (deel 1), Wat is nu verzekerde<br />

zorg en wat niet?, Diemen.<br />

College van Zorgverzekeringen (2012), Pakketscan depressie, Publicatienummer 308,<br />

Diemen.<br />

Dahl & Lindblom 1953, Politics, economics and welfare, Chicago.<br />

Dehue (2005). Verdienen aan neerslachtigheid. Maandblad Geestelijke Volksgezondheid,<br />

60(3), 223-235.<br />

De Volkskrant (2004), Kamer kraakt eigen zorg-enquête, In: de Volkskrant, 1 oktober 2004.<br />

Literatuur<br />

59


De Volkskrant (2012), Psychiatrie in greep commercie, Bijbel psychologen en psychiaters leest<br />

als productcatalogus van farmaceutische industrie, In: de Volkskrant, 14 maart 2012.<br />

DNB (2009), De Nederlandsche Bank. Solvabiliteit en winst- en verliesrekening van de<br />

ziektekostenverzekeraars. Amsterdam: DNB, 2009.<br />

Douven (onbekend), CPB publicatie no. 212, Ex-postcorrectiemechanismen in de Zorgverze-<br />

keringswet: hoe nu verder?, Den Haag.<br />

Dunning (2001), De basisverzekering: voor elk wat wils?, De structuur en de financiering van<br />

de gezondheidszorg gaan op de schop. Een noodzakelijke verandering of een monument van<br />

minister Borst?, In: NRC Handelsblad,25 januari 2001.<br />

Eerste Kamer 2000-2001, nr. 303, De Zorg in Nederland; Bijlagen met vragen van vaste commissie<br />

voor VWS en antwoorden daarop van minister Borst (VWS).<br />

Frissen (2005) in Meijerink & Minderman (red.), Naar een andere publieke sector, Hybriditeit<br />

en een andere wijze van publieke taakvervulling, sdu Uitgevers Den Haag.<br />

Frissen (2007), De staat van verschil, Uitgeverij <strong>Van</strong> Gennep, Amsterdam.<br />

Frissen (2009), Gevaar Verplicht, Uitgeverij <strong>Van</strong> Gennep, Amsterdam.<br />

GGZ Nederland (2010), Wachttijden in ggz instellingen 2009, GGZ Nederland, Amersfoort,<br />

Publicatienummer 2010-365.<br />

Graaf de, Have ten, Dorsselaer van, (2010), De psychische gezondheid van de Nederlandse<br />

bevolking, NEMESIS-2: Opzet en eerste resultaten, Utrecht: Trimbos-instituut.<br />

Grinten van der, Kasdorp (1999), 25 jaar sturing in de gezondheidszorg: van verstatelijking<br />

<strong>naar</strong> ondernemerschap, SCP, Den Haag.<br />

Heijink & Mosca (2012). Prijs en kwaliteit van onderhandelbare ziekenhuiszorg, ESB, Jaargang<br />

97 (4627) 20 januari 2012.<br />

Helderman (2007), Bringing the market back in? Institutional Complementarity & Hierarchie<br />

in Dutch Housing and Health Care (Doctoral Thesis).<br />

Het Financieele Dagblad, (2012), CZ wil haast maken met selectief inkopen ggz, In: het<br />

Financieele Dagblad, 18 mei 2012.<br />

Hilderink, Land van ‘t (2008), GGZ in tabellen 2008. Utrecht: Trimbos-instituut, 2009.<br />

Hoof van, Fotiadis, Vijselaar, Hasker, (2008). Trendrapportage GGZ 2008. Deel 1. Organisatie,<br />

structuur en financiering. Basisanalyse. Utrecht: Trimbos-instituut.<br />

Hoof van, Knispel, Vijselaar, (2009), Trendrapportage ggz 2009, Nieuwe Financieringskaders<br />

voor de ggz, Themarapportage in het kader van de Trendrapportage ggz deelterrein 1: Organisatie,<br />

structuur en financiering, Trimbos Utrecht.<br />

Hoof van, Knispel, Meije, Wijngaarden, Vijselaar (2010), Trendrapportage ggz 2010, Deel 1<br />

organisatie structuur en financien, Trimbos, Utrecht.<br />

Hoof van, Knispel, Schneider, Beeley, Aagaard Putten, Keet, Snuverink (2011), Trendrapportage<br />

ggz 2011, Ambulante zorg en maatschappelijke ondersteuning voor mensen met<br />

ernstige psychische aandoeningen, een vergelijking van nationaal beleid en zorgstelsels in<br />

Nederland, Engeland en Denemarken (Themarapportage), Trimbos, Utrecht.<br />

Hoogduin (2007), Hedendaagse psychotherapie is evidence-based, protocollair en gericht op<br />

klachtenreductie, Tijdschrift voor de psychotherapie, jaargang 33, nr. 5.<br />

Horst van der, Erp van, Jong de (2011), CPB policy brief 2011/ 11, Zorg blijft groeien,<br />

Financiering onder druk, CPB, Den Haag.<br />

Inspectie der Rijksfinanciën (2010), Werkgroep 11. Curatieve zorg, Curatieve zorg 2.0.<br />

Inspectie der Rijksfinanciën (2010), Interdepartementaal beleidsonderzoek curatieve GGZ<br />

(Bijlage bij rapport heroverweging curatieve zorg).<br />

60 <strong>Van</strong> <strong>onmacht</strong> <strong>naar</strong> <strong>veerkracht</strong>


Janssen & Soeters (2010), 45 DBC’s in de GGZ, ontwrichtende of herstellende werking?<br />

GZ-PSYCHOLOGIE 7 n NOVEMBER 2010.<br />

Jessop (2003), Governance and meta governance: on reflexivity, requisite variety, and requisite<br />

irony, published by the department of sociology, Lancaster University, Lancaster LA1<br />

4YN, UK at http://www.comp.lancs.ac.uk/sociology/papers/Jessop-Governance-and<br />

Metagovernance.pdf (ontvangen 19 mei 2012).<br />

Jeurissen (2012), Manuscript, Beleidsthema’s in het hier en nu voor een doelmatige curatieve<br />

geestelijke gezondsheidszorg in de toekomst, VWS, Den Haag.<br />

Karré (2011), Heads and Tails: Both sides of the coin, an analysis of hybrid organizations in the<br />

Dutch waste management sector, Eleven International Publishers, Den Haag.<br />

Karré & Veld In ’t (2007), Spanningen in organisaties met publieke en private relaties,<br />

M&O nummer 3/4 - mei/augustus.<br />

Karré (2011), Marktwerking in de publieke dienstverlening Kansen en risico’s van hybride<br />

organisaties, Socialisme & Democratie, Uitgeverij Boom, Amsterdam.<br />

Koninklijk Nederlands Medisch Genootschap i.s.m. NU’ 91 2002, Managed care, consult<br />

III.041.<br />

Kruiter (2010), Mild Despotisme: de hedendaagse democratie en de verzorgingsstaat door de<br />

ogen van Alexis de Tocqueville, <strong>Van</strong> Gennep.<br />

Leeuwen, Pommer, Ras & Tulder (1997), Het Ziekenfonds waar ligt de grens, SCP, VUGA,<br />

Den Haag.<br />

Le Grand & Bartlett (1993), Quasi markets and social policy, Macmillan.<br />

Lindblom (1977), Politics and markets, New York, Basis Books.<br />

Meuleman (2008), Public Management and the metagovernance of hierarchies, Networks and<br />

Markets, The feasibility of Designing and Manageing Governance Style Combinations,<br />

Physica Verlag, Heidelberg.<br />

Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (2007), Beschrijving van het risicovereveningssysteem<br />

van de Zorgverzekeringswet, Den Haag.<br />

Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, 1 juli 2011, Programmabrief langdurige<br />

zorg.<br />

Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport 10 juli 2011, Voornemens curatieve ggz,<br />

TK 25 424, nr. 118.<br />

Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, 26 maart 2012, Kamerbrief-over-aanpassing-artikel-13-van-de-zorgverzekeringswet.<br />

Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (2011), Bestuurlijk Hoofdlinenakkoord<br />

2012-2015 tussen de Nederlandse Vereniging van Zekenhuizen, de Nederlandse Federatie<br />

van Universitair Medische Centra, Zelfstandige Klinieken Nederlan, Zorgverzekeraars<br />

Nederland en het ministerie van VWS, Den Haag.<br />

Mutsaers (2006), Het verhaal als remedie, onderzoek <strong>naar</strong> de subjectieve beleving van depressie.<br />

In: Bolmeijer E., Mies L. & Westerhog (red.), De betekenis van levensverhalen.<br />

Theoretische beschouwingen en toepassingen in onderzoek en praktijk. Bohn<br />

Stafleu van Loghum.<br />

NIVEL (2011), Ervaringen van verzekerden met de zorg en de zorgverzekeraars, CQ-index<br />

Zorg en Zorgverzekering, meting 2011, NIVEL/CKZ Utrecht.<br />

Nuien, Dijk van, Land ‘t (red) (2012), Trendrapportage ggz 2011, Naar een integrale aanpak...<br />

Het bieden van psychosociale zorg aan chronisch lichamelijk zieken (Trimbos<br />

Themarapportage).<br />

Literatuur<br />

61


Nederlandse Zorgautoriteit (2010), Monitor De curatieve GGZ in 2009: ontwikkelingen in<br />

aanbod en volume.<br />

Nederlandse Zorgautoriteit (2011), Monitor Curatieve GGZ in 2010: een sector in ontwikke-<br />

ling.<br />

Nederlandse Zorgautoriteit (2011), Marktscan Zorgverzekeringsmarkt 2011, Het verschil<br />

maken, Stand van de zorgmarkten.<br />

Nederlandse Zorgautoriteit (2012), Marktscan geestelijke gezondheidszorg: weergave van de<br />

markt 2008-2011.<br />

Os van, Kahn, Denys, Schoevers, Beekman, Hoogendijk, Hemert van, Hodiamont,<br />

Scheepers, Delespaul, Leentjens (2012), ROM: gedragsnorm of dwangmaatregel? Over-<br />

wegingen bij het themanummer over routine outcome monitoring, tijdschrift voor<br />

psychiatrie 54 (2012)3, 245-253.<br />

Putters, Frissen (2006) Vertrouwen voor en door innovatie, Over de noodzaak van checks &<br />

balances bij vernieuwingsprocessen in de zorg. Universiteit van Tilburg.<br />

Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling, Tegenkracht organiseren, lessen uit de kredietcrisis,<br />

Den Haag (2011).<br />

Rosanvallon (2008), Counter Democracy, Politics in an age of Distrust, Cambridge Universty<br />

Press, Cambridge MA.<br />

Rosendaal, Joost ed. (2005), Staatsregeling voor het Bataafsche volk 1798. De eerste grondwet<br />

van Nederland, Nijmegen.<br />

Rotmans (2006) Transitiemanagement; een sleutel voor een duurzame samenleving. Assen:<br />

Koninklijke <strong>Van</strong> Gorcum.<br />

Rutgers (2011), Het Pantheon van de Publieke Waarden, Rede uitgesproken bij de aanvaarding<br />

van het ambt van hoogleraar Filosofie van het Openbaar Bestuur aan de Universiteit<br />

van Amsterdam op vrijdag 11 februari 2011, Universiteit van Amsterdam,<br />

Amsterdam.<br />

Raad voor de Volksgezondheid & Zorg (2008), Uitgavenbeheer in de Gezondheidszorg, Den<br />

Haag.<br />

Raad voor de Volksgezondheid & Zorg (2011), Samenwerking en mededinging in de zorg,<br />

Achtergrondstudie uitgebracht door de Raad voor de Volksgezondheid en Zorg bij het advies<br />

Medisch-specialistische zorg in 2020. Den Haag.<br />

Staatsblad (2006), Wet van 7 juli 2006, houdende regels inzake marktordening, doelmatigheid<br />

en beheerste kostenontwikkeling op het gebied van de gezondheidszorg (Wet marktordening<br />

gezondheidszorg).<br />

Staatsblad (2005), Wet van 16 juni 2005, houdende regeling van een sociale verzekering voor<br />

geneeskundige zorg ten behoeve van de gehele bevolking (Zorgverzekeringswet).<br />

Staatsblad (1967), Wet van 14 december 1967, houdende algemene verzekering bijzondere<br />

ziektekosten (Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten).<br />

Sociaal- Economische Raad (2000), Naar een gezond stelsel van ziektekostenverzekeringen<br />

Advies uitgebracht aan de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport Publicatienummer<br />

12, Den Haag.<br />

Tweede Kamer 1973/1984 – 13012 nr. 2, Structuurnota Gezondheidszorg van Staatssecretaris<br />

Hendriks van Volksgezondheid en Milieuhygiëne.<br />

Tweede Kamer 1987/1988 – 19945 nr. 27 en 28, Nota Verandering verzekerd, Stapsgewijs<br />

<strong>naar</strong> een nieuw stelsel van zorg (tweede kabinetsreactie op het rapport van de Commissie<br />

Dekker).<br />

62 <strong>Van</strong> <strong>onmacht</strong> <strong>naar</strong> <strong>veerkracht</strong>


Tweede Kamer 1989-1990- 21592A, Oorspronkelijke tekst van het voorstel van wet en van<br />

de memorie van toelichting zoals voorgelegd aan de Raad van State en voor zover nadien<br />

gewijzigd; ‘Plan Simons’.<br />

Tweede Kamer 1994- 1995 23666 nr. 2, Rapport parlementaire subcommissie Willems, deel 1.<br />

Tweede Kamer 1994- 1995 23666 nr. 3, Rapport parlementaire subcommissie Willems, deel 2.<br />

Tweede Kamer 2000-2001 27855 (‘Nota Vraag aan Bod. Hoofdlijnen van vernieuwing<br />

van het zorgstelsel’).<br />

Tweede Kamer 2002-2003 28852 nr. 3 (‘Rapport van de tijdelijke commissie onderzoek<br />

zorguitgaven, 16 maart 2004’).<br />

Tweede Kamer 2004-2005 30220, nr. 2 (‘Publiek ondernemerschap Toezicht en verantwoording<br />

bij publiek-private arrangementen, Rapport Algemene Rekenkamer’),<br />

Sdu Uitgevers ’s-Gravenhage.<br />

Tocqueville de (2008), Over de democratie in Amerika, Prometheus, Liberaal Kenniscentrum,<br />

Brussel.<br />

Ven van de, Ellis (2000), Risk Adjustment in Competitive Health Plan Markets Chapter 14 in<br />

A.J. Culyer and J.P. Newhouse, (ed.) Handbook in Health Economics, North Holland.<br />

755-845.<br />

Veld In ‘t (2005), Verzelfstandiging en hybriditeit, in: Meijerink, & Minderman (red.).<br />

Veld In ‘t (1997), Noorderlicht. Over scheiding en samenballing, Den Haag, Vuga.<br />

Walker et al. (2004), Resilience, adaptability and transformability in social ecological systems,<br />

Ecol. Soc. 9(2):5.(vindplaats: http:www.ecology an society.org/vol9/iss2/art5; (opgevraagd<br />

op 18 mei 2012).<br />

Wolfson (2005) Transactie als bestuurlijke vernieuwing (Situational Contracting as a Strategy<br />

of Public Sector Reform), Amsterdam: University Press.<br />

Wolfson (2010) Dreaming of a Properly Informed Democracy, in R. J. in ‘t Veld (ed) Knowledge<br />

Democracy, Berlin: Springer.<br />

ZonMw (2009) Evaluatie Zorgverzekeringswet en Wet op de zorgtoeslag, Den Haag.<br />

Zorgverzekeraars Nederland (2012), https://www.zn.nl/branche/stelsel (opgevraagd op<br />

18 mei 2012).<br />

Zuiderent-Jerak, Grit & Grinten, van der (2010) Markets and Public Values in Healthcare,<br />

WRR Webpublicatie nr. 57.<br />

Literatuur<br />

63


<strong>Van</strong> <strong>onmacht</strong> <strong>naar</strong> <strong>veerkracht</strong> - Colofon<br />

Dit adviesrapport is uitgevoerd in het kader van de opleiding Master of Public Administration<br />

aan de Nederlandse School voor Openbaar Bestuur. De externe opdrachtgever<br />

is Zorgverzekeraars Nederland.<br />

Het auteursrecht van het rapport berust bij de auteurs. Het gepresenteerde werk is origineel<br />

en bevat geen andere bronnen dan die waar in de tekst <strong>naar</strong> verwezen wordt en<br />

die genoemd worden bij de referenties. De auteurs zijn geheel verantwoordelijk voor<br />

de inhoud. De Nederlandse School voor Openbaar Bestuur is slechts verantwoordelijk<br />

voor de onderwijskundige begeleiding en aanvaardt in geen enkel opzicht verantwoordelijkheid<br />

voor de inhoud.<br />

Het rapport is op 8 juni 2012 voor een jury gepresenteerd.<br />

Jurysamenstelling<br />

Renée Bergkamp<br />

Ernst ten Heuvelhof<br />

Jan Willem Holtslag<br />

Herman Sietsma<br />

Nederlandse School voor Openbaar Bestuur<br />

Paul Frissen, decaan<br />

Stavros Zouridis, decaan<br />

Fotoverantwoording<br />

Foto’s binnenwerk<br />

Frederik Salomon Meijers maakte zijn foto’s tussen 1915 en 1916 in het Amsterdamse<br />

Wilhelmina Gasthuis, waar Meijers chef de clinique was van de mannenafdeling voor<br />

zenuwpatiënten.<br />

Bron: Collectie F.S. Meijers. Het Dolhuys, nationaal museum van de psychiatrie, Haarlem.<br />

Coverfoto<br />

Hermann Rorschach introduceerde in 1921 de Rorschach Inktvlekken Methode als<br />

psychologische test. De basis voor de Rorschachtest is de menselijke neiging om interpretaties<br />

en gevoelens te projecteren op zoals in dit geval inktvlekken. De gegeven<br />

interpretaties proberen speciaal opgeleide psychologen te herleiden tot de diepere<br />

persoonlijke karaktertrekken en impulsen van de testpersonen.<br />

Bron: Shutterstock.<br />

64 <strong>Van</strong> <strong>onmacht</strong> <strong>naar</strong> <strong>veerkracht</strong>

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!