Van onmacht naar veerkracht - NSOB
Van onmacht naar veerkracht - NSOB
Van onmacht naar veerkracht - NSOB
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
Naar een handelingsperspectief<br />
<strong>Van</strong> <strong>onmacht</strong><br />
<strong>naar</strong> <strong>veerkracht</strong><br />
voor zorgverzekeraars in de geestelijke gezondheidszorg<br />
Jeroen van den Berg<br />
Alexander van Dam<br />
Maarten Engelsman<br />
Peter Herreman<br />
Roel Meeuwesse<br />
Florien Molendijk<br />
Master of Public Administration (MPA)
<strong>Van</strong> <strong>onmacht</strong><br />
<strong>naar</strong> <strong>veerkracht</strong><br />
Naar een handelingsperspectief<br />
voor zorgverzekeraars in de geestelijke gezondheidszorg<br />
Jeroen van den Berg<br />
Alexander van Dam<br />
Maarten Engelsman<br />
Peter Herreman<br />
Roel Meeuwesse<br />
Florien Molendijk
Voorwoord<br />
Dit is een onderzoek in opdracht van Zorgverzekeraars Nederland in het kader van<br />
de opleiding tot Master of Public Administration aan de Nederlandse School voor<br />
Openbaar Bestuur.<br />
In de discussie over de geestelijke gezondheidszorg en de organisatie daarvan<br />
domineert het financiële aspect. De mens lijkt daarmee uit het zicht te verdwijnen.<br />
Om het menselijke aspect in de geestelijke gezondheidszorg te benadrukken, hebben<br />
we in ons rapport portretten van psychiatrische patiënten opgenomen. Deze por-<br />
tretten roepen de vraag op wat normaal is. Het aantal psychische aandoeningen<br />
dat in Nederland wordt behandeld, behoort tot het hoogste in Europa. Het is de<br />
vraag of de samenleving nog wel op de juiste manier invulling geeft aan de<br />
bepaling van wat normaal is.<br />
Voor dit onderzoek is gesproken met deskundigen uit verschillende delen van de<br />
zorgsector. De informatie uit deze gesprekken is soms expliciet, soms impliciet<br />
verwerkt in het rapport. De auteurs danken alle geïnterviewde personen voor hun<br />
tijd en de gegeven inzichten. Zij hebben daarmee een onmisbare bijdrage geleverd<br />
aan dit onderzoek. Ook René Groot Koerkamp van Zorgverzekeraars Nederland<br />
danken wij voor zijn aandachtige begeleiding.<br />
Wij bedanken onze werkgevers die het mogelijk hebben gemaakt om deze opleiding<br />
te volgen, evenals het thuisfront; we beseffen dat ook zij het nodige in deze<br />
opleiding hebben geïnvesteerd.<br />
Onze bijzondere dank tot slot gaat uit <strong>naar</strong> Roel in ’t Veld die ons onvermoeibaar<br />
en met veel geduld heeft geholpen dit rapport tot stand te brengen.<br />
Jeroen van den Berg<br />
Alexander van Dam<br />
Maarten Engelsman<br />
Peter Herreman<br />
Roel Meeuwesse<br />
Florien Molendijk<br />
Voorwoord<br />
3
Samenvatting<br />
De vraag <strong>naar</strong> geestelijke gezondheidszorg (ggz) groeit stormachtig en het streven<br />
<strong>naar</strong> beheersing van de kosten faalt. Zorgverzekeraars zijn belangrijke spelers<br />
in de sturing en staan voor de vraag hoe deze rol in te vullen. Moeten zij gevolg<br />
geven aan de roep van de overheid om deel te nemen aan prestatieoriëntatie<br />
in de ggz? Dat is de ons voorgelegde vraag.<br />
Om hier een antwoord op te geven gaan we in dit rapport in op de werking van het<br />
besturingssysteem van de zorg en de effecten daarvan. Onze conclusie is dat sprake<br />
is van opwaartse druk in de vraag, gebrek aan prestatiemeting en een slechte<br />
productstructuur. Daarom kan het systeem in zijn huidige vorm nooit de kernwaarden<br />
kwaliteit, toegankelijkheid en betaalbaarheid duurzaam verenigen.<br />
De zorgverzekeraars staan in dit systeem voor een dilemma: de verwachtingen<br />
zijn hooggespannen, maar nauwelijks waar te maken. Maatschappelijk ondernemerschap<br />
in een slecht functionerend arrangement is niet alleen moeilijk uitvoerbaar,<br />
het zal ook nooit leiden tot de gewenste resultaten. Na een analyse van het<br />
huidige arrangement biedt dit rapport handvatten om te komen tot prestatiebekostiging<br />
in de ggz.<br />
Gezien de huidige onzekere omstandigheden en gezien het feit dat veel van de<br />
kritische succesfactoren buiten bereik van de zorgverzekeraars liggen, is het aller-<br />
eerst noodzakelijk allianties te sluiten. De overheid, de zorgaanbieders, de wetenschap<br />
en de patiënten vormen ieder op zich – en eens te meer in coalities – sterke<br />
krachten. Het is voor de zorgverzekeraars zaak deel uit te gaan maken van deze<br />
coalities, waar mogelijk zelfs het initiatief te nemen en voorop te gaan lopen.<br />
Alleen zo verkrijgt een zorgverzekeraar <strong>veerkracht</strong> en alleen een <strong>veerkracht</strong>ige<br />
zorgverzekeraar is bestand tegen veranderende omstandigheden. De repertoires<br />
van overheden, zorgverzekeraars en zorgaanbieders moeten zodanig in elkaars<br />
verlengde liggen dat ze elkaar niet langer tegenwerken.<br />
4<br />
<strong>Van</strong> <strong>onmacht</strong> <strong>naar</strong> <strong>veerkracht</strong>
Daarnaast luidt ons advies om niet deel te nemen aan simplistische discussies,<br />
bijvoorbeeld die over overheid versus markt. Meer in het algemeen luidt onze<br />
aanbeveling: maak jezelf op positieve wijze immuun voor het graaiersverwijt dat<br />
banken en woningcorporaties reeds heeft getroffen. Wij adviseren de zorgverzekeraars<br />
pas in te stemmen met prestatiebekostiging als aan de volgende randvoorwaarden<br />
is voldaan:<br />
1) Een stelsel voor kwaliteitszorg dient tot snelle ontwikkeling te komen. Naast<br />
een beter instrument voor kwaliteitsmeting, vraagt dit een voortdurende<br />
dialoog. In die dialoog moet voldoende dynamiek de onbedoelde effecten en<br />
reflexief gedrag bestrijden.<br />
2) De overheid moet marktwerking mogelijk maken, onder meer door contracteervrijheid<br />
van zorgverzekeraars effect te verlenen door wetgeving, die de aanspraken<br />
van verzekerden beperken tot gecontracteerde zorgaanbieders.<br />
3) De arrangementen voor besturing van ggz moeten de nabijheid zichtbaar maken<br />
van verwante activiteiten als coaching, begeleiding en preventieve processen.<br />
4) De arrangementen moeten voor zorgverzekeraars prikkels bevatten tot volumebeheersing,<br />
onder meer door preventie en coöperatie met buren in de keten,<br />
onder wie werkgevers.<br />
We adviseren zorgverzekeraars hiermee allerminst lijdzaam af te wachten tot de<br />
randvoorwaarden zijn verwezenlijkt, noch zich te verbergen achter de imperfecties<br />
van het systeem. Integendeel. Zorgverzekeraars moeten nu snel en waarachtig<br />
hun maatschappelijke verantwoordelijkheid nemen. Een eerste stap op weg <strong>naar</strong><br />
een volwaardige rol in het stelsel kan worden gezet door pilots uit te voeren.<br />
De pilots die wij in dit rapport beschrijven, dragen bij aan het lerend vermogen<br />
van de zorg verzekeraars, en zijn zo een belangrijke stap op van <strong>onmacht</strong> <strong>naar</strong><br />
<strong>veerkracht</strong>.<br />
Samenvatting<br />
5
Lijst van afkortingen en figuren<br />
Afkortingen<br />
ADHD Attention Deficit Hyperactivity Disorder<br />
AWBZ Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten<br />
BBP Bruto Binnenlands Product<br />
BKZ Budgettair Kader Zorg<br />
CVZ College voor zorgverzekeringen<br />
DBC diagnose-behandelcombinatie<br />
DOT DBC’s op weg <strong>naar</strong> transparantie<br />
DSM Diagnostic and Statistical Manual Disorders<br />
ggz geestelijke gezondheidszorg<br />
IBS inbewaringstelling<br />
IGZ Inspectie voor de Gezondheidszorg<br />
NZa Nederlandse Zorgautoriteit<br />
RIAGG Regionale Instelling voor Ambulante Geestelijke Gezondheidszorg<br />
RIBW regionale instelling voor begeleid wonen<br />
RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu<br />
RM rechterlijke machtiging<br />
RMO Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling<br />
ROM Routine Outcome Monitoring<br />
SER Sociaal Economische Raad<br />
SCP Sociaal en Cultureel Planbureau<br />
TBS terbeschikkingstelling<br />
UVW Uitvoeringsinstituut Werknemers Verzekeringen<br />
VWS Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport<br />
WMO Wet Maatschappelijke Ondersteuning<br />
ZN Zorgverzekeraars Nederland<br />
Zvw Zorgverzekeringswet<br />
Figuren<br />
1. Totaaloverzicht geldstromen zorg in 2009<br />
6 <strong>Van</strong> <strong>onmacht</strong> <strong>naar</strong> <strong>veerkracht</strong>
Inhoudsopgave<br />
Voorwoord 3<br />
Samenvatting 4<br />
Lijst van afkortingen en figuren 6<br />
Inleiding 9<br />
1 Grenzen aan de groei 11<br />
2 Toegankelijkheid, kwaliteit en betaalbaarheid 15<br />
3 Zorgmarkten 19<br />
4 Zorgverzekeraars 23<br />
5 <strong>Van</strong> <strong>onmacht</strong> <strong>naar</strong> <strong>veerkracht</strong> 27<br />
Bijlagen 33<br />
i. Ontwikkeling van het zorgstelsel in historisch perspectief 34<br />
ii. Grenzeloze groei in de geestelijke gezondheidszorg 39<br />
iii. Marktwerking in de zorg 46<br />
iv. Pilots 51<br />
Geraadpleegde deskundigen 58<br />
Literatuurlijst 59<br />
Colofon 64<br />
Inhoudsopgave<br />
7
8 <strong>Van</strong> <strong>onmacht</strong> <strong>naar</strong> <strong>veerkracht</strong><br />
“Geestelijke gestoorden zijn de luidspreker<br />
waaruit de kwalen van onze tijd misschien<br />
het duidelijkst weerklinken.”<br />
Jan Foudraine, 1929
Inleiding<br />
De gezondheidszorg is ingewikkeld, de besturing ervan eens te meer. De stijgende uitgaven<br />
domineren al decennialang het politieke debat over de gezondheidszorg en de<br />
financiering ervan. Zorgverzekeraars Nederland (ZN) heeft ons opdracht gegeven te<br />
onderzoeken welke positie de zorgverzekeraars moeten innemen in het huidige speelveld,<br />
rekening houdend met toekomstige ontwikkelingen. Toegespitst op de geestelijke<br />
gezondheidszorg (ggz) is de vraag onder welke voorwaarden zorg verzekeraars zouden<br />
kunnen instemmen met de invoering van prestatiebekostiging in de ggz.<br />
De invoering van de Zorgverzekeringswet (Zvw) in 2006 had de pretentie de panacee te<br />
zijn voor de tot dan toe onmogelijk te verenigen combinatie van betaalbaarheid, toegankelijkheid<br />
en kwaliteit van zorg voor iedereen. Inmiddels is bekend dat de ontwikkeling<br />
van de zorguitgaven zich bar weinig heeft aangetrokken van dit ‘historische<br />
moment’. Het doel van een voor iedereen betaalbare, toegankelijke en kwalitatieve<br />
goede gezondheidszorg is niet bereikt. Met name in de ggz stijgen de kosten sneller<br />
dan ooit.<br />
Intussen dreigt de discussie over de zorg te ontsporen. Iedere speler hanteert zijn eigen<br />
(schijn)argumentaties, maar laat bedoeld of onbedoeld na de werking van het stelsel<br />
te verbeteren. Gevolg is dat wat gezegd wordt steeds verder af komt te staan van<br />
wat echt gebeurt. In dit rapport, opgesteld in opdracht van ZN, adviseren wij zorgverzekeraars<br />
om maatschappelijk te gaan ondernemen. En wel in de breedst mogelijke<br />
zin van het woord maatschappelijk, in het besef dat ook het eigenbelang van zorgverzekeraars<br />
op langere termijn daarmee is gediend. Dat kan door initiatief te nemen nu<br />
daar nog de ruimte voor bestaat. Initiatief onder meer voor de uitvoering van pilots,<br />
waarvan we er drie aanbevelen. Het advies om door middel van pilots te experimenteren,<br />
is mede ingegeven door de overtuiging dat de sector, het stelsel en de actoren –<br />
niet in de laatste plaats de zorgverzekeraars – gediend zijn met een passende omgang<br />
met de complexiteit van het systeem. In plaats van een toevlucht te zoeken in stelselwijzigingen<br />
of andere instrumentele ingrepen, dienen complexiteit en meervoudigheid<br />
te zijn aanvaard en geïnternaliseerd als voorwaarden om tot een werkelijk succesvolle<br />
strategie te kunnen komen.<br />
Tevens dienen zorgverzekeraars krachtig bij te dragen aan de spoedige totstandkoming<br />
van een stelsel van kwaliteitszorg in de ggz, op basis waarvan zij vervolgens tot<br />
gezaghebbende uitspraken over prestaties kunnen en moeten komen.<br />
Leeswijzer<br />
Dit rapport heeft de structuur van een essay: het hoofdverhaal neemt u aan de hand<br />
om op toegankelijke manier de kern van de problematiek in het zorgstelsel en specifiek<br />
de ggz te doorgronden. U de adstructie en argumentatie in de bijlagen. Deze gaan<br />
uitvoeriger in op de toenemende vraag in de ggz, het stelsel van (geestelijke) gezondheidszorg<br />
met haar actoren en geschakelde deelmarkten.<br />
Inleiding<br />
9
10 <strong>Van</strong> <strong>onmacht</strong> <strong>naar</strong> <strong>veerkracht</strong><br />
“Geestesziek is de samenleving zelf,<br />
die mensen maant om hun<br />
onbewuste vooral niet te ontsluieren.”<br />
August Stärcke, 1880-1954
1 Grenzen aan de groei<br />
De vraag <strong>naar</strong> zorg is groot, en groeit. De cijfers zijn zorgwekkend: bij ongewijzigd beleid<br />
besteden we in 2040 een kwart van ons Bruto Binnenlands Product (BBP) aan zorg.<br />
Een speciale positie neemt de geestelijke gezondheidszorg (ggz) in: de vraag <strong>naar</strong> ggz<br />
groeit sneller dan die <strong>naar</strong> de zorg in zijn geheel. Aan deze buitenproportionele groei<br />
liggen drie oorzaken ten grondslag: de ontwikkeling in maatschappelijke opvattingen<br />
over wat normaal is en wat niet; wetenschappelijke opvattingen over ziekten en stoornissen;<br />
en de marktwerking in de ggz. Deze drie aspecten grijpen in elkaar en zorgen<br />
samen voor een opdrijvend effect op de vraag <strong>naar</strong> ggz.<br />
Maatschappelijke opvattingen<br />
Wat mensen als mentaal ziek of gezond beleven, komt niet eenvoudigweg voort uit<br />
natuurlijke biologische verschijnselen in ons lichaam. De beleving is gevormd door<br />
sociale en culturele denkkaders die bepalend zijn voor het definiëren van klachten,<br />
de betekenis van de klachten, de behandelmethode, de rol van de patiënt, de sociale<br />
omgeving en de behandelaar. Hoe symptomen van ziekte tegenwoordig worden geïnterpreteerd,<br />
verschilt van hoe dezelfde symptomen honderd jaar geleden werden<br />
geïnterpreteerd. “Vroeger werden melancholie en moedeloosheid vaak gezien als een<br />
persoonlijkheidskenmerk, iets dat bij iemand hoort. In de middeleeuwen waren dit<br />
tekenen van morele ondergeschiktheid door gebrek aan wilzwakte en genotzucht,<br />
en in de renaissance daarentegen juist een grote gave, een verrijking van de ziel”,<br />
aldus Mutsaers in 2006.<br />
Tegenwoordig zijn sombere, humorloze mensen met een gebrek aan plezier en genoegen<br />
in het leven niet zelden officieel ziek: die mensen hebben een dysthyme stoornis. De Diagnostische<br />
criteria van de Diagnostic and Statistical Manual Disorders (DSM)-IV)<br />
beschrijft een dysthyme stoornis als volgt: “Depressieve stemming het grootste deel van<br />
de dag, meer dagen wel dan niet, zoals blijkt uit ofwel subjectieve mededelingen ofwel<br />
observatie door anderen, en gedurende ten minste twee jaar. Indien depressief, aanwezigheid<br />
van twee of meer van de volgende: slechte eetlust of te veel eten, insomnia of<br />
hypersomnia, weinig energie of moeheid, gering gevoel van eigenwaarde, slechte concentratie<br />
of moeilijkheden om tot een besluit te komen, gevoelens van hopeloosheid.”<br />
De bijbehorende diagnose-behandelcombinatie (DBC) is de rekeneenheid waarmee de<br />
door de zorgverzekeraar te vergoeden professionele hulp in financiële termen is gekwantificeerd.<br />
Voor depressies is – in minuten – een prijslijst beschikbaar, met als maximum<br />
23.055,88 euro voor een behandeling van 18.000 tot en met 23.999 minuten (DBC 187).<br />
Ggz is, kortom, naast een biologisch-fysieke aandoening voornamelijk een sociaalculturele<br />
constructie, die voortdurend transformeert en niet los is te zien van politieke<br />
en maatschappelijke opvattingen over wat normaal is. Naast de definiëring van ziekte<br />
is ook de opvatting over behandelingen normatief en veranderlijk. In onze huidige<br />
samenleving geldt de opvatting dat iemand zelf verantwoordelijk is voor zijn (fysieke<br />
Grenzen aan de groei<br />
11
en) geestelijke gezondheid, waarbij het inschakelen van ‘professionele hulp’ de enige<br />
iedereen tevreden stellende optie is. Dat heeft onder meer te maken met het verlies<br />
aan traditionele maatschappelijke verbanden. De voortgaande individualisering heeft<br />
veel mensen uit vaste kaders bevrijd, maar daarmee heeft de samenleving ook de mogelijkheden<br />
verloren om met sociale en psychische problemen om te gaan. Sociale ondersteuning<br />
door buren of geestelijke ondersteuning door de kerk zijn niet meer voorhanden<br />
en het sociaal-maatschappelijk werk is vrijwel overal wegbezuinigd.<br />
In politiek-maatschappelijk opzicht is het dan ook niet eenvoudig vast te stellen waar<br />
zorg eindigt en andere vormen van ondersteuning op het vlak van sociaal functioneren<br />
en geestelijk welbevinden beginnen. Ggz is vaak als geïsoleerde tak van sport beschouwd,<br />
voorbehouden aan ‘zware gevallen’. Daarbij wordt voor het gemak vergeten<br />
dat ggz het einde is van een continuüm aan psychologisch georiënteerd aanbod. Aan<br />
de lopende band krijgen werknemers persoonlijke-effectiviteitstrainingen, er zijn allerhande<br />
systemen in zwang voor persoonlijkheids typeringen en coaching. De burger<br />
die meer over zichzelf wil weten kan in therapie. Zelfkennis en -inzicht, kortom, zijn<br />
de norm en de definitie van normaal is een maatschappelijk glijdende schaal.<br />
Het is aan de politiek om vast te stellen waar de problemen beginnen die men niet<br />
meer zonder collectief bekostigde professionele hulp kan oplossen. En daar wringt de<br />
schoen: “Er is sprake van een democratisch tekort”, aldus Wim van der Meeren (Zorgverzekeraar<br />
CZ). “De politiek weigert lastige keuzes te maken in de zorg. Ze kunnen<br />
niet eens de rollator uit het basispakket krijgen”. 1 Ook het College voor Zorgverzekeringen<br />
(CVZ) heeft in een recent advies gewezen op het onderscheid tussen stoornissen<br />
en klachten. Het college wijst daarbij op het feit dat het onderscheid tussen klachten<br />
en ziekte in de praktijk “niet wordt gemaakt”, en vervolgt: “er zijn sterke aanwijzingen<br />
dat meer vergoed wordt dan enkel verzekerde zorg. Controle en handhaving<br />
zijn, met de vele verschillende zorgaanbieders, niet eenvoudig, aldus het college. Toch<br />
meent het CVZ “dat een betere bewaking van de grenzen van het verzekerde pakket<br />
gebaseerd moet zijn op het onderscheid tussen klachten [enerzijds] en ziekte/ psychische<br />
stoornis [anderzijds]”.<br />
Wetenschappelijke opvattingen<br />
Kraamkamer voor de politiek-maatschappelijke opvattingen over ziekte en gezondheid<br />
is de wetenschap. De definitie van een psychische stoornis is de afgelopen decennia<br />
aanhoudend verbreed en uitgebreid. Wat normaal of juist afwijkend gedrag is,<br />
wordt door de internationale wetenschap bepaald in het Diagnostic and Statistical Manual<br />
of Mental Disorders (DSM) en met elke nieuwe editie neemt het aandeel van de bevolking<br />
dat afwijkend gedrag vertoont, verder toe. De Zorgverzekeringswet (Zvw) vergoedt<br />
zorg conform de ‘stand van wetenschap en praktijk’. Door de uitbreiding van de<br />
wetenschappelijke opvattingen wordt dus ook het basispakket verruimd. In de thans<br />
in voorbereiding zijnde vijfde editie zullen vermoedelijk voor het eerst ook ‘dwangmatig<br />
kopen’ en ‘internetverslaving’ worden opgenomen als erkende psychische stoornissen,<br />
evenals ‘hyperseksualiteit’, ofwel een obsessie met seks. Overigens niet zonder<br />
wetenschappelijke slag of stoot: vorige maand nog zijn een Canadese en een Neder-<br />
1 De politiek lijkt deze lastige keuze recentelijk toch te hebben gemaakt voor verzekeringsjaar 2013.<br />
12 <strong>Van</strong> <strong>onmacht</strong> <strong>naar</strong> <strong>veerkracht</strong>
landse psycholoog uit de DSM-V-Commissie gestapt vanwege onenigheid over de definities<br />
van stoornissen.<br />
Maar ook reeds langer bestaande stoornissen vallen ten prooi aan de aperte neiging<br />
tot volledigheid. Het begrip depressie is in de loop der jaren steeds verder uitgebreid.<br />
Wetenschappers stellen dat in ontwikkelde landen één op de zeven mensen (15 procent)<br />
waarschijnlijk een depressie krijgt. Frankrijk (21 procent), de Verenigde Staten<br />
(19,2 procent) en Nederland (17,9 procent) vormen de top drie. Door wetenschappelijke<br />
erkenning van een aandoening ontstaat voor mensen ook de plicht om daarvoor een<br />
behandeling te zoeken. Hier grijpt de maatschappelijke opvatting dus in het wetenschappelijke<br />
discours over ziekte en gezondheid. Deze wetenschappelijke afbakening<br />
speelt in de praktijk een belangrijke rol. Wat feitelijk een geleidelijke overgang is van<br />
sociale ondersteuning, cursussen op het werk, coaching, maatschappelijk werk en tenslotte<br />
een behandeling, is hiermee van een strikte scheidslijn voorzien. De wetenschappelijke<br />
herdefiniëring van ziekten heeft directe gevolgen voor de hulpverlening.<br />
Wat begint als een ondersteuningsactiviteit valt meer en meer onder de definitie van<br />
medische hulp. Kinderen zijn niet druk, maar hebben een Attention Deficit Hyperactivity<br />
Disorder (ADHD), oftewel Aandachts-Tekort-Stoornis met Hyperactiviteit; mannen die<br />
in beschonken toestand hun vrouw slaan zijn niet agressief maar hebben een stoornis<br />
in de impulsbeheersing in combinatie met een alcoholverslaving (comorbiditeit!) etcetera.<br />
Noemt de wetenschap het een stoornis, dan is de persoon in kwestie bijna per<br />
definitie niet in staat die stoornis zelf op te lossen. Professionele hulp is noodzakelijk.<br />
Marktwerking<br />
En die hulp is volop aanwezig. De aanbieders van zorg hebben belang bij zo veel mogelijk<br />
patiënten; het is hun broodwinning. Aanbieders van ggz en farmaceutica zijn ervan<br />
beschuldigd de boodschap uit te dragen dat allerlei mentale klachten niet zelfstandig<br />
zijn te overwinnen, en van de boodschap dat geestelijk lijden niet als een normaal<br />
onderdeel van het leven hoeft te worden beschouwd. Het resultaat is dat mentale<br />
problemen in toenemende mate als ziekte zijn ervaren en benoemd. Dit mechanisme<br />
is een factor van betekenis in de toegenomen vraag <strong>naar</strong> ggz. De in de zorg geintroduceerde<br />
vorm van marktwerking heeft in plaats van een remmende dus een<br />
aanjagende werking op de vraag <strong>naar</strong> zorg.<br />
Conclusie<br />
De zorgvraag is langs drie wegen groter geworden en groeit nog steeds. De maatschappelijke<br />
opvattingen over psychische aandoeningen en de gewenste reactie daarop, de<br />
wetenschappelijke opvattingen daarover en de marktwerking, die wel de prijs per eenheid<br />
drukt maar het volume juist opdrijft. Deze drie elementen staan vanzelfsprekend<br />
niet los van elkaar. Wetenschappers zijn niet zelden ook (gelieerd aan) zorgaanbieders<br />
en voeden met hun publicaties de politiek-maatschappelijke opvattingen over psychische<br />
stoornissen terwijl zij diezelfde stoornissen in hun instelling behandelen. “In de<br />
wetenschap bestaat een dominantie van beroepsbeoefenaren”, zoals Pauline Meurs het<br />
formuleert. Die stoornissen zijn tijdens en na de behandeling object van onderzoek<br />
voor de eerstvolgende publicatie. Daarmee wordt het maatschappelijk debat opnieuw<br />
gevoed, en zo is de neerwaartse spiraal wat beheersbaarheid betreft een gegeven.<br />
Grenzen aan de groei<br />
13
“A partir de l’âge classique et pour la première fois, la folie est perçue à<br />
travers une condamnation éthique de l’oisiveté et dans une immanence<br />
sociale garantie par la communauté de travail.”<br />
14 <strong>Van</strong> <strong>onmacht</strong> <strong>naar</strong> <strong>veerkracht</strong><br />
Paul-Michel Foucault, 1926-1984
2 Toegankelijkheid, kwaliteit en betaalbaarheid<br />
In de negentiende eeuw ontstaan de eerste zorgverzekeringen. Werknemers sluiten<br />
overeenkomsten tegen inkomensverlies door ziekte. Voor mensen buiten de beroepsbevolking<br />
(chronisch zieken, gehandicapten, bejaarden) blijft het echter vrijwel onmogelijk<br />
een verzekering af te sluiten. Minister Talma voert in 1913 wel een verplichte<br />
verzekering tegen loonderving door ziekte in. Aan het begin van de twintigste eeuw<br />
telt ons land ruim vijfhonderd ziekteverzekeraars, het merendeel onderlinge waarborgmaatschappijen:<br />
wat individueel niet te dragen valt, is gezamenlijk wel op te<br />
brengen. In de oorlog wordt door de bezettingsmacht de sociale verzekering verplicht<br />
gesteld. Zo komt er in één klap een einde aan het residu van onverzekerde mensen.<br />
Werknemers die minder dan 3000 gulden per jaar verdienen, zijn verplicht lid van een<br />
ziekenfonds, inclusief familieleden. Hiermee is de zorg gekoppeld aan het inkomen.<br />
Ruim een halve eeuw zorgt de hoogte van het inkomen voor een waterscheiding in de<br />
manier waarop mensen tegen medische kosten zijn verzekerd: de meeste mensen<br />
hebben een verplichte ziekenfondsverzekering, het kleinere, meer vermogende deel<br />
van de bevolking is particulier verzekerd. Ook andere omstandigheden zorgen voor<br />
verschillen: werksituatie, de burgerlijke staat en soms ook de gezondheidstoestand<br />
kunnen tot gevolg hebben dat mensen in vergelijkbare inkomenssituaties sterk uiteenlopende<br />
premies moeten betalen. Met name particuliere zorgverzekeraars kunnen<br />
aan risicoselectie doen en houden daarmee hun eigen uitgaven in toom. Keerzijde<br />
hiervan is dat de zorgaanbieders in het geheel geen prikkels ervaren om te letten op<br />
de prijs van hun verrichtingen. De staat draagt in het systeem een belangrijke verantwoordelijkheid:<br />
zij stelt het uitgavenplafond en de prijs per eenheid jaarlijks vast.<br />
Desondanks stijgen de uitgaven voor zorg voortdurend snel en sterk.<br />
(Pogingen tot) Stelselwijziging<br />
Sinds de jaren ’70 probeert de overheid de zorgkosten te beheersen. Steevast klinkt de<br />
waarschuwing dat er iets moet gebeuren, voordat de zorg in ons land ‘onbetaalbaar’<br />
wordt. Want dat is wat door politiek en samenleving het meest wordt gevreesd: dat de<br />
zorg zo duur wordt dat ze niet meer collectief te bekostigen is. Vergroting van de doelmatigheid<br />
is steeds het streven, met behoud van kwaliteit, toegankelijkheid en betaalbaarheid.<br />
De opgave deze drie kernwaarden duurzaam te verenigen, heeft de afgelopen<br />
veertig jaar centraal gestaan in het maatschappelijke en politieke debat. In 1974<br />
lanceert Staatssecretaris Hendriks het idee een zorgverzekering voor alle burgers in<br />
te voeren; de commissie-Dekker doet ongeveer hetzelfde in 1987, het plan-Simons<br />
probeert het nog eens in 1990, de commissie-Willems doet dat over in 1994. Twee rapporten<br />
van het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) in 1997 en 1999 over de stijgende<br />
zorgkosten wakkeren de discussie nog wat aan, evenals het advies van de Sociaal Economische<br />
Raad (SER) ‘Naar een gezond stelsel van ziektekostenverzekeringen’ in 1999.<br />
In 2001 verschijnt de nota “Vraag aan bod” van Minister Borst, en tot slot mag de commissie-Mosterd<br />
niet onvermeld blijven, die in 2004 concurrentie suggereert tussen<br />
zorgverzekeraars en tussen zorgaanbieders. Het blijft echter bij praten en goede voornemens.<br />
Het is uiteindelijk Minister Hoogervorst die in 2004 de handen op elkaar krijgt<br />
voor invoering van een voor iedereen verplichte basisverzekering. Op basis van dat<br />
Toegankelijkheid, kwaliteit en betaalbaarheid<br />
15
plan is in 2006 de Zorgverzekeringswet (Zvw) in werking getreden. De Zvw is daarmee,<br />
zoals in de eerste evaluatie van die wet wordt opgemerkt, een ‘historisch moment’ in<br />
de ontwikkeling van het Nederlandse zorgstelsel dat de verwachtingen hoog doet<br />
spannen: alleen door het collectieve arrangement als een markt in te richten kunnen<br />
de drie waarden toegankelijkheid, betaalbaarheid en kwaliteit duurzaam aan elkaar<br />
worden gekoppeld.<br />
Toegankelijkheid<br />
De waarde van toegankelijkheid is sinds 1941 nooit meer serieus in het gedrang geweest.<br />
Met de Zvw is toegankelijkheid nog verder verstevigd: door opheffing van het<br />
onderscheid tussen ziekenfonds en particuliere verzekering, het zogenaamde duale<br />
stelsel, is de solidariteit toegenomen. Een identiek basispakket is voor iedereen beschikbaar,<br />
ongeacht gezondheid. De nominale Zvw-premie maakt geen onderscheid<br />
<strong>naar</strong> inkomen (het werkgeversdeel is wel inkomensafhankelijk, en voor de laagste inkomens<br />
is er zorgtoeslag).<br />
Elke aanpassing van het systeem die de algemene toegang tot de gezondheidszorg<br />
bedoeld of onbedoeld zou beperken, is sindsdien verworpen. De Tweede Kamer ziet<br />
er op toe dat de wachtlijsten worden weggewerkt en eigen bijdragen – zoals recent<br />
nog in de geestelijke gezondheidszorg (ggz) ingevoerd en overigens ook deels weer<br />
afgeschaft – snel weer worden geschrapt wanneer blijkt dat deze de zorgvraag inderdaad<br />
afzwakken. Recent voorbeeld hiervan zijn ook de coma-zuipers die hun eigen<br />
ziekenhuisopname maar moesten gaan betalen. Zorgaanbieders, zorgverzekeraars<br />
en de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) wezen deze suggestie<br />
terstond van de hand: de collectiviteit van het stelsel stel je niet ter discussie. Iedere<br />
poging om de prijs van de verzekering afhankelijk te stellen van leefwijze of gedrag is<br />
op dezelfde overweging afgeschampt.<br />
Kwaliteit<br />
Volgens de eerste evaluatie van de Zvw is het inzicht in de kwaliteit van het zorgaanbod<br />
sinds de invoering ervan verbeterd, maar in de ggz is kwaliteit nog volop onderwerp<br />
van discussie. Zoals wij nog zullen aantonen, is het inzicht in goede en minder<br />
goede behandelingen in de ggz nog zeer beperkt. Voordat zichtbaar is welke ontwikkeling<br />
de kwaliteit doormaakt, moet eerst duidelijk zijn wat kwaliteit is.<br />
Hoewel er nog een wereld te winnen valt, heeft de Zvw de zorgaanbieders wakker geschud<br />
en doen beseffen dat de waarde van een contract met een zorgverzekeraar wel<br />
degelijk onder invloed staat van de geleverde kwaliteit. Dit is één van de meest in het<br />
oog springende positieve aspecten van de Zvw. Zorgverzekeraars nemen een aantal<br />
kwaliteitsaspecten heel duidelijk mee in hun zorg inkoop. Dit heeft als effect dat zorg-<br />
aanbieders bewuster bezig zijn met de kwaliteit van zorg. Zorgverzekeraars benaderen<br />
kwaliteit vaak als functie van betaalbaarheid: zorg van hoge kwaliteit is aanvankelijk<br />
meestal duurder, maar kent tevens inverdieneffecten; langdurige en/ of kostbare vervolgzorg<br />
is vaak niet nodig als meteen wordt gekozen voor zorg van het hoogste kwaliteitsniveau.<br />
Hierdoor kan de aanvankelijk duurste optie op termijn juist de goedkoopste<br />
blijken. Het is aan de zorgverzekeraar om per geval te beslissen hoe hoog de in te<br />
kopen kwaliteit moet zijn (uiteraard afgezien van minimumeisen).<br />
16 <strong>Van</strong> <strong>onmacht</strong> <strong>naar</strong> <strong>veerkracht</strong>
Betaalbaarheid<br />
Pièce de résistance van de huidige discussie over de zorg is de betaalbaarheid. Dat is niet<br />
altijd zo geweest: lange tijd was toegang tot de zorg voor iedereen het belangrijkste<br />
streven. Sinds die toegankelijkheid is verankerd, zijn de kosten snel gestegen. De macrouitgaven<br />
aan zorg stijgen snel en hard, in een tempo dat compleet onhoudbaar is op<br />
de langere termijn. Het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) voorspelt<br />
dat de zorguitgaven tot 2040 elk jaar met 4 à 5 procent groeien. In 2040 bestaat ongeveer<br />
een kwart van het Bruto Binnenlands Product (BBP) uit uitgaven aan zorg. Een<br />
gezin met een modaal inkomen geeft dan bijna 50 procent van het bruto inkomen uit<br />
aan zorg.<br />
Toegankelijkheid, kwaliteit en betaalbaarheid<br />
17
18 <strong>Van</strong> <strong>onmacht</strong> <strong>naar</strong> <strong>veerkracht</strong><br />
“Er is dus ofwel geen enkel onderscheid tussen<br />
dwazen en wijzen of, als er toch één is,<br />
dan is het dat de dwazen gelukkiger zijn daarbij.”<br />
Desiderius Erasmus, 1467-1536
3 Zorgmarkten<br />
Net als in andere maatschappelijke sectoren heeft de overheid ook in de zorg in de<br />
laatste decennia getracht om met de- en herregulering (elementen van) marktwerking<br />
te introduceren. In de zorg zijn strikt gereguleerde markten gecreëerd voor verzekering<br />
voor zorggebruik (de markt tussen zorggebruikers en zorgverzekeraars) en voor zorginkoop<br />
(de markt tussen zorgverzekeraars en zorgaanbieders). De derde deelmarkt is die<br />
tussen gebruikers en zorgaanbieders, maar bestaat alleen uit transacties die buiten de<br />
polis vallen en is dus zeer beperkt. De overheid deed dit met een tweeledig doel: het<br />
stelsel moest de keuzevrijheid van de burger vergroten en het moest een dempend<br />
effect hebben op de macro-kosten. Door de straffe regulering wordt in de literatuur<br />
van quasi-markten gesproken (zie bijvoorbeeld Helderman 2007, Le Grand & Bartlett<br />
1993, Brandsen 2004). In een quasi-markt kunnen efficiency-winsten van de markt worden<br />
nagestreefd zonder de publieke waarden te verliezen. De financiering loopt niet<br />
van de overheid <strong>naar</strong> zorgaanbieders, maar eerst <strong>naar</strong> gebruikers of vertegenwoordigers<br />
daarvan, zoals zorgverzekeraars. Financiële risico’s zijn zo gedecentraliseerd. Vaak<br />
functioneren dergelijke markten verre van perfect. Dit heeft onder meer te maken met<br />
een gebrekkige beslisstructuur voor transacties. Dat is rechtstreeks toe te schrijven<br />
aan de kunstmatigheid van de markt: er was immers geen markt, de overheid heeft er<br />
een markt van gemaakt.<br />
Informatie-asymmetrie<br />
Een dergelijke kunstmatige markt heeft veel en strakke regels nodig om levensvatbaar<br />
te zijn en te blijven. Belangrijk in dit verband is de dubbele informatie-asymmetrie:<br />
enerzijds tussen verzekerden en zorgverzekeraars, anderzijds tussen zorgverzekeraars<br />
en zorgaanbieders. In beide vergelijkingen delft de zorgverzekeraar kennistechnisch<br />
het onderspit: hij weet niet hoe ziek of gezond de verzekerde is en hij weet niet hoe<br />
noodzakelijk en effectief de behandeling van de zorgaanbieder is.<br />
Aan de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) als marktmeester is de taak toevertrouwd<br />
deze asymmetrieën zoveel mogelijk te verkleinen. Ook in de geestelijke gezondheidszorg<br />
(ggz) is de basis voor het systeem de diagnose-behandelcombinatie (DBC). In een<br />
DBC is een diagnose gekoppeld aan een behandeling die uit verschillende componenten<br />
kan bestaan. De NZa stelt de maximumprijs van de DBC vast. Daarom is deze autoriteit<br />
in het leven geroepen die de producten in de gezondheidszorg definieert. Deze<br />
producten koppelen een diagnose aan een behandeling. Voor bijkans elke aandoening<br />
bestaat een aparte DBC, er zijn er voor de gehele zorg ongeveer 30.000. Omdat het<br />
DBC-systeem in de afgelopen jaren enorm is uitgedijd, streeft men nu <strong>naar</strong> eenvoudiger<br />
productstructuren door middel van de DOT (DBC’s Op weg <strong>naar</strong> Transparantie).<br />
Frappant is dat zorgverzekeraars volmondig toegeven in het verleden slechts over een<br />
dertigtal DBC’s te hebben onderhandeld met de zorgaanbieders. Blijkbaar werden de<br />
29.970 andere DBC’s in financieel opzicht niet van doorslaggevend belang geacht. In de<br />
ggz is gekozen voor een grofmaziger structuur van ongeveer vijftig productgroepen. De<br />
behandelingen in de ggz bestaan naast medicatie vooral uit gesprekstherapie en advisering.<br />
In de ggz is tijd dan ook de voornaamste rekeneenheid: hoe ernstiger de stoornis,<br />
hoe meer tijd de zorgaanbieder erin investeert, hoe duurder de DBC is. Zorgaan-<br />
Zorgmarkten<br />
19
ieders hebben dus baat bij veel ernstige stoornissen. Het draagvlak voor de DBCsystematiek<br />
onder zorgaanbieders in de ggz is nog altijd bijzonder klein.<br />
Prestatie-informatie<br />
Het meten van kwaliteit vindt in de ggz plaats in de Routine Outcome Monitoring (ROM).<br />
Zorgverzekeraars en zorgaanbieders werken in de Stichting Benchmark GGZ samen<br />
aan verbetering van prestatie-informatie. De zorgmarkt zal nooit goed kunnen functioneren<br />
als de onderlinge prestaties van zorgaanbieders niet kwalitatief zijn te vergelijken.<br />
Over de inzetbaarheid van de ROM bestaat echter nog onenigheid. Ondersteund<br />
door een groep van wetenschappers stellen sommige zorgaanbieders dat outcome monitoring<br />
met de huidige staat van de wetenschap niet mogelijk is en daarom niet geschikt<br />
als instrument om zorgaanbieders onderling te vergelijken. De voorzitter van<br />
GGZ-Nederland, Marleen Barth, is positiever over dit instrument en zegt dat de huidige<br />
problemen technische oorzaken hebben. Wel beaamt zij dat zorgverzekeraars onvoldoende<br />
zicht hebben op ziektebeelden: “Zorgverzekeraars weten feitelijk niet wat de<br />
ggz-sector doet”. Ook Pauline Meurs, hoogleraar Bestuur van de gezondheidszorg,<br />
geeft aan dat zorgverzekeraars juist bij ggz om die reden moeilijk hun verantwoordelijkheid<br />
kunnen nemen.<br />
Het is een feit dat DBC’s in de ggz veel moeilijker inzetbaar zijn dan in de somatische<br />
zorg. Bij een gebroken been is betrekkelijk eenvoudig te bepalen welke typen behandeling<br />
welk resultaat opleveren. Bij psychische klachten ligt dit lastiger.<br />
Bureaucratie en perverse effecten<br />
De introductie van marktwerking betekent in de ggz dus in de eerste plaats de ontwikkeling<br />
van bureaucratie en wet- en regelgeving. Ondanks de negatieve connotatie is dit<br />
niet per se een nadelige ontwikkeling. In het reguliere bedrijfsleven hebben prestatieindicatoren<br />
zich wel bewezen als een probaat middel ter verbetering van kwaliteit en<br />
efficiëntie. Geïnterviewden merken op dat de marktwerking heeft bijgedragen aan<br />
transparantere werkwijzen bij zorgaanbieders. Op basis daarvan kunnen goede werkwijzen<br />
worden onderscheiden van minder goede. Met een goede incentive-structuur is<br />
het mogelijk om goed gedrag te belonen en slecht gedrag te bestraffen en de bureaucratie<br />
te verminderen. Dit laatste lijkt ook het geval bij zorgverzekeraars. “De overheadkosten<br />
zijn met de invoering van de zorgverzekeringswet voor zorgverzekeraars<br />
gedaald van 5 <strong>naar</strong> 3 procent”, aldus Wim van der Meeren, voorzitter Raad van Bestuur<br />
van zorgverzekeraar CZ.<br />
Rond prestatiemeting kunnen echter ook problemen ontstaan. Zo valt te denken aan<br />
de risico’s van prestatiemeting wanneer producten aan uiteenlopende waarden moeten<br />
voldoen, organisaties geen producten maar processen leveren en oorzakelijke verbanden<br />
niet goed bekend zijn en/ of niet eenduidig zijn. Precies deze omstandigheden<br />
doen zich voor in de ggz. Perverse effecten liggen daardoor op de loer.<br />
Frissen (2007) wijst op de gevaren van perverse prikkels bij invoering van DBC’s waar-<br />
bij het gemakkelijkst te standaardiseren werk profijtelijker wordt dan het ingewikkelde,<br />
niet planbare, innovatieve werk. Organisaties kunnen hun werkprocessen strategisch<br />
op de incentives afstemmen. Behalve dat de incentives hierdoor niet langer meer<br />
effectief zijn, ondermijnt dit ook de professionele houding en waarden van organisaties<br />
en maakt het innovaties feitelijk onmogelijk. Ernstiger is het gevaar dat uitgaat<br />
20 <strong>Van</strong> <strong>onmacht</strong> <strong>naar</strong> <strong>veerkracht</strong>
van de reflexiviteit. De ondoorzichtigheid van de financieringsstromen maakt het voor<br />
zorgaanbieders aantrekkelijk creatief om te gaan met labels. “Hoe hoger de score, hoe<br />
meer geld er binnenkomt. Dat leidt niet alleen tot een run op zwaardere cliënten. Instellingen<br />
zijn er ook op gebrand voor lichtere cliënten een zo hoog mogelijke score te<br />
krijgen. Als je dat niet doet, snij je jezelf in de vingers”, aldus een Haagse zorgaanbieder<br />
in een onderzoek uit 2011 (Eimers, 2011, geciteerd in RMO, 2012). Ook de Raad voor<br />
Maatschappelijke Ontwikkeling (RMO) bepleit in zijn meest recente advies veranderbaarheid<br />
en variatie in prestatie-meting, om reflexiviteit en perverse effecten tegen<br />
te gaan.<br />
In ‘t Veld (1997) onderscheidt de wet van de afnemende effectiviteit die inhoudt dat in<br />
de loop der tijd de onbedoelde effecten in belang zullen toenemen en de bedoelde afnemen,<br />
als gevolg van leerprocessen aan de kant van de bestuurden. De Bruijn (2006)<br />
ziet daarnaast een sterke groei van de indicatoren, die collectieve blindheid veroorzaken<br />
en die de werkelijkheid achter de indicatoren laten verdwijnen.<br />
DBC’s, ROM en administratieve handelingen tussen zorgaanbieders en zorgverzekeraars<br />
eisen inmiddels wel hun tol. <strong>Van</strong> Breukelen, een vrijgevestigde psychiater, zegt<br />
een derde van haar tijd aan patiëntenadministratie te besteden; een percentage dat<br />
de afgelopen jaren aanzienlijk is toegenomen.<br />
Conclusie<br />
Terug <strong>naar</strong> de redenen van invoering van een quasi-marktmodel: vergroting van de<br />
keuzevrijheid voor burgers en een dempende werking op de uitgavenontwikkeling.<br />
Het eerste doel is verwezenlijkt. Burgers zijn verplicht zich te verzekeren, maar hebben<br />
volledige keuzevrijheid wat zorgverzekeraar betreft. In het eerste jaar na invoering<br />
van de Zvw is maar liefst een op de vijf verzekerden van zorgverzekeraar gewisseld.<br />
Het verwachte dempende effect op de macro-uitgaven is tot op heden echter uitgebleven.<br />
Zoals we hebben betoogd in hoofdstuk 1. ‘Grenzen aan de groei’, heeft de marktwerking<br />
misschien de prijs per product eenheid wel verlaagd, maar vooral de vraag<br />
aangewakkerd. Daardoor zijn de uitgaven sterk gestegen en zonder aanvullende maatregelen<br />
zal die groei zo sterk blijven.<br />
Maar, zoals we hierboven hebben betoogd, heeft de introductie van marktwerking nog<br />
meer effecten gehad. De informatie-asymmetrie heeft, ondanks de bureaucratisering,<br />
geleid tot perverse effecten. Zo heeft Nederland relatief nog steeds het grootste aantal<br />
psychiatrische bedden van Europa. Niet alleen de vraag neemt dus sterk toe, door de<br />
gebrekkige incentive-structuur ontbreekt bovendien een natuurlijke rem op het aanbod.<br />
Zorgmarkten<br />
21
22 <strong>Van</strong> <strong>onmacht</strong> <strong>naar</strong> <strong>veerkracht</strong><br />
“Het genie woont slechts<br />
één verdieping lager dan de waanzin.”<br />
Arthur Schopenhauer, 1788-1860
4 Zorgverzekeraars<br />
Zorgverzekeraars moeten zich in dit veld, met zeer uiteenlopende oriëntaties van<br />
waarden en belangen, een positie verschaffen. Ze moeten rekening houden met verzekerden<br />
en zorgaanbieders, maar ook met de overheid die met verregaande regelgeving<br />
zeer bepalend is in de hiërarchische aansturing van het stelsel. De zorgverzekeraars<br />
krijgen in deze meervoudige context tegenstrijdige prikkels te verwerken. De wet- en<br />
regelgeving is gericht op beginselen en waarden, zoals bijvoorbeeld gelijkheid. Verzekerden<br />
verwachten een goede kwaliteit en een zo breed mogelijke toegang tot zorg tegen<br />
een zo laag mogelijke premie. De bedoeling van de wet- en regelgeving is dat de<br />
prikkels elkaar eenduidig ondersteunen, zodat zorgverzekeraars, indien zij hun primaire<br />
belang goed weten in te vullen, zo op een hoger niveau bijdragen aan een gezond<br />
systeem.<br />
In de praktijk is dit echter lang niet altijd het geval. Er valt nogal wat af te dingen; niet<br />
alleen op deze quasi-markt, zoals we in hoofdstuk 3. ‘Zorgmarkten’ zagen, maar ook<br />
op de rol die de zorgverzekeraars zelf spelen.<br />
Intransparantie<br />
Ten eerste is sprake van vier grote zorgaanbieders die 90 procent van de zorgmarkt<br />
in handen hebben. Deze vier hebben pakketten die slechts met zeer veel moeite met<br />
elkaar te vergelijken zijn. Dat is niet toevallig: zorgverzekeraars hebben belang bij intransparantie<br />
van de pakketten, vanwege de koppelverkoop van aanvullende pakketten<br />
met de basiszorgverzekering. “Aanvullende pakketten zijn totaal niet transparant<br />
en dus onvergelijkbaar voor de klant. Dat willen zorgverzekeraars graag zo houden<br />
omdat ze verdienen op de aanvullende pakketten”, aldus Chris Oomen, voorzitter<br />
Raad van Bestuur van zorgverzekeraar DSW.<br />
Aan de basisverzekering valt weinig eer te behalen, maar dat maakt de zorgverzekeraar<br />
goed met de mogelijkheden die de aanvullende verzekering biedt. Anders dan bij<br />
de basisverzekering geldt hiervoor noch de acceptatieplicht, noch de zorgplicht. Door<br />
de onduidelijkheid van de aanvullende pakketten zijn verzekerden niet in staat te kiezen<br />
op basis van een vergelijking op product en prijs. Het is moeilijk uit te maken wat<br />
de voorkeur heeft: de beter-afpolis, de geen-gedoepolis, de topzorgpolis, of toch de<br />
extraverzorgdpolis? Het staat zorgverzekeraars vrij om veelgevraagde zorgproducten<br />
te koppelen aan minder relevante zorgproducten waarop de winstmarge groter is.<br />
Klanten hebben evenmin inzicht in het verschil tussen een naturapolis en een restitutiepolis.<br />
Het verschil tussen die laatste twee polissoorten wordt door Oomen zelfs omschreven<br />
als “oplichterij”, omdat de wettelijke zorgplicht al garandeert dat de zorg van<br />
elke aanbieder wordt vergoed door de zorgverzekeraar. De restitutiepolis belooft precies<br />
dat, tegen een iets hogere premie, waarbij het vergoedingspercentage aan verandering<br />
(lees: verlaging) onderhevig is.<br />
Zorgverzekeraars<br />
23
Patiënten<br />
Ten tweede is er op deze markt eerder sprake van aanbod-geïnduceerde vraag (supply<br />
induced demand) dan van vraagdemping. Daar komt nog bij dat de latente vraag groot<br />
is; “gezonde mensen zijn gewoon nog niet goed genoeg onderzocht”, aldus Wim van<br />
der Meeren. Verzekerden ervaren weinig prikkels om op de kosten te letten. De noclaim<br />
die aanvankelijk gold, is in 2008 vervangen door een eigen risico dat hetzelfde<br />
doel moet dienen. Tot op heden is het instrument weinig effectief gebleken om de moral<br />
hazard – overconsumptie omdat de prijs, de premie, toch al betaald is – tegen te<br />
gaan. De eigen bijdrage voor de ggz, zoals die door het huidige Kabinet is ingevoerd<br />
(maar na de val van het Kabinet door de Kunduz-coalitie weer gedeeltelijk is teruggedraaid),<br />
heeft in theorie wel een corrigerende werking op de moral hazard. Tegenstanders<br />
vrezen echter dat sprake zal zijn van overcorrectie: juist degenen die de ggz het<br />
hardst nodig hebben, zullen omwille van de eigen bijdrage zorg gaan mijden. “Je moet<br />
niet bezuinigen op toegang, daar krijg je later sociale ellende van en hogere kosten”,<br />
aldus Wilna Wind, directeur Nederlandse Patiënten Consumenten Federatie.<br />
Zorgaanbieders<br />
Zorgaanbieders ervaren zelfs tegengestelde prikkels. Voor hen is het aantrekkelijk om<br />
zoveel mogelijk zorg aan de man te brengen en de drempel voor gebruik zoveel mogelijk<br />
te verlagen. Dat gebeurt dus ook volop. Omdat de zorgaanbieders, zoals we hebben<br />
gezien onder hoofdstuk 3. ‘Zorgmarkten’, een grote informatie-voorsprong hebben ten<br />
opzichte van de zorgverzekeraars, zijn laatstgenoemden onvoldoende in staat volwaardige<br />
tegenkracht te bieden.<br />
De Politiek<br />
De politiek maakt zich met een schuin oog op de waarde ‘publieke toegankelijkheid’<br />
druk over de samenstelling van het basispakket, die zich uit in lange discussies over<br />
details (rollator, pil) en controledrang (limiterende budgettaire kaders, ex post compensatie,<br />
nacalculatie).<br />
Zorgverzekeraars zouden graag op prestatie willen inkopen, maar dat is in de ggz nog<br />
lang niet mogelijk. Daarvoor ontbreekt eenvoudig teveel elementaire informatie. Dit<br />
gebrek aan transparantie leidt tot aanvullende marktbelemmerende wet- en regelgeving,<br />
omdat dan de behoefte om te controleren groeit. De huidige (demissionaire)<br />
Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, Edith Schippers, is niettemin voornemens<br />
de regelgeving geleidelijk af te bouwen en meer marktwerking toe te staan. Een<br />
voorbeeld daarvan is de prestatiebekostiging in de ggz, die zij voornemens is vanaf<br />
2013 in te voeren. Nu het Kabinet voortijdig zijn ontslag aan de Koningin heeft aangeboden,<br />
is het onzeker of, en zo ja in welke vorm, deze voornemens uitvoering zullen<br />
vinden.<br />
24 <strong>Van</strong> <strong>onmacht</strong> <strong>naar</strong> <strong>veerkracht</strong>
Conclusie<br />
Om het tij te doen keren, zullen zorgverzekeraars zelf ook moeten veranderen. De ondoorzichtigheid<br />
tussen de pakketten is niet in het belang van de verzekerden en zou<br />
dus moeten worden opgelost in plaats van doelbewust in stand gehouden. Ook de<br />
terughoudendheid om met de overheid in gesprek te gaan en de kaarten op tafel te<br />
leggen, draagt niet bij aan een goede positie van de zorgverzekeraars.<br />
Voorts moet de moral hazard van verzekerden aanhoudend maar gevarieerd worden<br />
bestreden. De zorgaanbieders moeten voorts een belang krijgen in het opwerpen van<br />
een drempel voor gebruik, in plaats van een incentive voor zoveel mogelijk gebruik. Het<br />
is aan de zorgverzekeraar die drempel te (helpen) ontwikkelen. Door de opzet van een<br />
kwaliteitsmetingsysteem kunnen zorgverzekeraars werk maken van hun verantwoordelijkheid<br />
in de ggz-sector.<br />
Zorgverzekeraars<br />
25
“De snelle al verder voortschrijdende technificering van<br />
de maatschappij brengt in een racetempo veranderingen teweeg teweeg<br />
in de levens omstandigheden der mensen, die vergaande psychologische<br />
consequenties hebben. Er ontstaat een verwarrende hoeveelheid mogelijk-<br />
heden voor het kiezen kiezen van een huwelijkspartner, een beroep, vrienden<br />
en relaties. Het leven krijgt een benauwde spanning.”<br />
26 <strong>Van</strong> <strong>onmacht</strong> <strong>naar</strong> <strong>veerkracht</strong><br />
S.J.P. Derksen, 1900-1980
5 <strong>Van</strong> <strong>onmacht</strong> <strong>naar</strong> <strong>veerkracht</strong><br />
Onder deze onzekere omstandigheden kunnen zorgverzekeraars het zich niet permitteren<br />
stil te blijven zitten. De overheersende huidige strategie – de mooie woorden<br />
over maatschappelijke verantwoordelijkheid ten spijt – lijkt er een waarin zij op eenduidige<br />
wijze hun bedrijfsmatige rol versterken, in de hoop op het bestaan van de invisible<br />
hand van Adam Smith: door hun eigen belang na te streven, dienen zij – samen<br />
met de andere spelers op de markt, die ieder ook hun eigen belang nastreven – op een<br />
hoger niveau het algemeen belang. Zo luidt ook de impliciete aanname onder het stelsel.<br />
In de quasi-markt van de zorg is de onzichtbare hand echter nog niet gesignaleerd.<br />
In hoofdstuk 3. ‘Zorgmarkten’ zagen we waarom de zorgverzekeraars in de verschillende<br />
deelmarkten aan het kortste eind trekken. Door toedoen van de informatieasymmetrieën<br />
en de gebrekkige incentive-structuur is een scherpe focus op eigen belang<br />
voor afzonderlijke partijen niet haalbaar. Dientengevolge is ook geen sprake van<br />
een invisible hand.<br />
Faalt de markt, dan is de dreiging aanwezig dat de overheid ingrijpt om het marktfalen<br />
te corrigeren. De quasi-markt die in de zorg is geïntroduceerd is dan feitelijk mislukt.<br />
De drie kernwaarden kwaliteit, toegankelijkheid en betaalbaarheid zijn in dit arrangement<br />
niet duurzaam met elkaar te verenigen.<br />
Onmacht<br />
Ondanks dit falen blijft de overheid bij haar standpunt de marktwerking in stand te<br />
laten en waar mogelijk zelfs uit te breiden. Dat is niet verwonderlijk. De neerwaartse<br />
spiraal van toenemende kosten, meer marktwerking en meer bureaucratie is niet met<br />
meer regelgeving te doorbreken. Het is wel gevaarlijk voor de zorgverzekeraars, die<br />
daardoor steeds meer risico’s en verantwoordelijkheden krijgen toegewezen, die moeilijk<br />
of niet te verenigen zijn met het bedrijfsmatige eigenbelang. Als het mis gaat,<br />
grijpt de overheid in door budgetten terug te halen en prijzen te verlagen. De toch al<br />
niet functionerende markt wordt daardoor verder verstoord. Zorgverzekeraars zijn in<br />
dit scenario gemarginaliseerd tot machteloze zorgbetaalkantoren. Volledige concentratie<br />
op het eigenbelang is dan ook op langere termijn geen uitvoerbare strategie, omdat<br />
de publieke waarden in diskrediet raken.<br />
In ons advies bestrijden wij deze <strong>onmacht</strong> langs een aantal lijnen. Door in te zetten op<br />
meta-governance en uiteenlopende allianties, waarachtig maatschappelijk ondernemen<br />
en de uitvoering van een aantal pilots wordt gepoogd een uitweg te vinden die<br />
het stelsel, en daarmee de zorgverzekeraars, <strong>veerkracht</strong> verleent.<br />
Veerkracht<br />
Om te beginnen zouden zorgverzekeraars zich als echte maatschappelijke ondernemingen<br />
moeten gaan gedragen, inclusief verantwoordelijkheid voor de macro-financiering<br />
van zorg. Maatschappelijke dienstverleners behoren niet slechts tot de markt<br />
of tot de staat, maar nemen een zelfstandige positie in, waardoor zij hun legitimatie<br />
<strong>Van</strong> <strong>onmacht</strong> <strong>naar</strong> <strong>veerkracht</strong><br />
27
niet uitsluitend ontlenen aan marktwerking, wetgeving of de rechtsstaat, maar – in<br />
het beste geval – aan een combinatie van die drie. In deze constellatie zijn zorgverzekeraars<br />
een beetje van allemaal.<br />
De bestuurskundige literatuur spreekt beurtelings van hybriditeit (In ‘t Veld, Karré),<br />
van meervoudigheid (Frissen, RMO), van meta-governance (Meuleman) en van maatschappelijk<br />
ondernemen. Voor het advies in dit rapport is het niet nodig een keuze te<br />
maken voor een van de begrippen. Gemeenschappelijk kenmerk ervan is dat ze waarden<br />
operationaliseren, in plaats van belangen. De eerder genoemde spiraal is pas te<br />
doorbreken na interventies op waarden-niveau.<br />
De maatschappelijk ondernemer, zoals we hem voor het gemak in dit advies zullen<br />
noemen, verbindt publieke waarden aan private belangen. Alleen zo kan de zorgverzekeraar<br />
kritisch zijn over de vraag, over het aanbod, over de kwaliteit en over de financiering.<br />
Een dergelijke rol biedt de zorgverzekeraars kansen maar heeft als consequentie<br />
dat het conflict tussen eigen belang en maatschappelijk belang zich bij zorgverzekeraars<br />
tot een terugkerend thema zal ontwikkelen. Verzekeren is dan immers meer<br />
dan zo efficiënt mogelijk zoveel mogelijk zorg inkopen tegen een uit onderhandelde<br />
prijs. Maatschappelijk ondernemen heeft daarom zijn weerslag op de interne strategie,<br />
visie en positie van zorgverzekeraars. Daarbij werkt het bemoeilijkend in de concurrentie<br />
met de collega-zorgverzekeraars. Een maatschappelijke strategie moet verder<br />
gaan dan concurrentie en het volgen van wet- en regelgeving, maar is alleen in samenwerking<br />
met zoveel mogelijk andere actoren in het zorgstelsel in te vullen en verder te<br />
ontwikkelen, zoals collega-zorgverzekeraars, gemeenten, patiënten, werkgevers, zorgaanbieders<br />
en overheden.<br />
Het is allerminst een pleidooi voor een altruïstische opstelling; integendeel. Als de<br />
zorgverzekeraars hun verankering in de maatschappij niet weten te borgen, zal de<br />
legitimiteit van hun handelen onder druk komen te staan. Het zal onderwerp van politieke<br />
en publieke discussie blijven, waarbij de overheid de drang zal blijven voelen om<br />
aanhoudend tot in details te controleren en risico’s af te dekken. Dit leidt tot regeldruk<br />
en bureaucratie, waardoor de ruimte voor het vinden van een legitieme en maatschappelijk<br />
geaccepteerde rol nog verder afneemt.<br />
Veeleer dan altruïsme is het wat De Tocqueville het “welbegrepen eigenbelang” heeft<br />
genoemd. In contrast met de onzichtbare hand van Smith stelt De Tocqueville dat het<br />
welbegrepen eigenbelang van maatschappelijke organisaties de kern vormt van democratisering.<br />
2 De stap <strong>naar</strong> maatschappelijke dienstverlener vraagt allereerst een stevige<br />
verankering in de maatschappij, waarbij democratie en vermaatschappelijking<br />
elkaar versterkende factoren zijn.<br />
2 Ironisch genoeg toont De Tocqueville aan dat deze ontwikkeling <strong>naar</strong> democratie evenzogoed<br />
bureaucratisering met zich brengt.<br />
28 <strong>Van</strong> <strong>onmacht</strong> <strong>naar</strong> <strong>veerkracht</strong>
Advies<br />
Het zal na bovenstaand betoog geen verbazing wekken dat het antwoord op de door<br />
ZN gestelde vraag luidt: we adviseren u pas in te stemmen met prestatiebekostiging in<br />
de geestelijke gezondheidszorg (ggz) als er een adequate productstructuur is, en als<br />
prestatie-informatie beschikbaar is. Dat is thans nog niet het geval. Daar dient nu dan<br />
ook alle aandacht <strong>naar</strong> uit te gaan. Tot die tijd is prestatiebekostiging niet uitvoerbaar.<br />
Daarnaast moet het mogelijk zijn verzekerden uit te sluiten van niet-gecontracteerde<br />
zorg. Ook dit is op dit moment niet mogelijk.<br />
Het tweede deel van ons advies wil antwoord geven op de vraag wat vervolgens een<br />
vruchtbare strategie zou zijn. Gezien de huidige onzekere omstandigheden en gezien<br />
het feit dat veel van de kritische succesfactoren buiten bereik liggen van de zorgverzekeraars,<br />
is het allereerst noodzakelijk allianties te sluiten en partners te vinden. De<br />
overheid, de zorgaanbieders, de wetenschap en de patiënten vormen ieder op zich<br />
– en eens te meer in coalities – sterke krachten. Het is voor de zorgverzekeraars zaak<br />
deel uit te gaan maken van deze coalities, waar mogelijk zelfs het initiatief te nemen<br />
en voorop te gaan lopen (meta-governance). Alleen zo verkrijgt een zorgverzekeraar<br />
<strong>veerkracht</strong>, en alleen een <strong>veerkracht</strong>ig zorgverzekeraar is bestand tegen veranderende<br />
omstandigheden.<br />
Daarnaast luidt ons advies niet deel te nemen aan de simplistische discussie over<br />
overheid versus markt. Door allianties te sluiten met andere partijen en in alliantievorm<br />
<strong>naar</strong> buiten te treden, zal het graaiersverwijt – dat banken en woning corporaties<br />
reeds heeft getroffen – niet verstommen. Hiertegen moeten zorgverzekeraars zich immuniseren<br />
door, in lijn met de analyse van Frissen (2009), zich te laten leiden door hun<br />
eigen deugdzaamheid. Stank voor dank is onvermijdelijk. Dat geldt voor de politieke<br />
elite, maar evenzeer voor de maatschappelijke elite waarvan de zorgverzekeraars<br />
deel uitmaken. Het is in elk geval geen reden om de juiste keuze niet te maken.<br />
Noblesse oblige.<br />
Pilots<br />
De mooie woorden over allianties en meta-governance verplichten ons inziens evenzeer.<br />
Wij adviseren enkele pilots uit te voeren. Met pilots kunnen zorgverzekeraars in<br />
verschillende – te creëren – allianties en verbanden verkennen hoe kwaliteitsmanagement<br />
en vraagregulering vorm kunnen krijgen. We kiezen voor pilots in plaats van<br />
stelselwijzigingen omdat de consequenties van een interventie in het bestel thans onvoldoende<br />
te voorspellen zijn. De onbedoelde effecten zullen aanzienlijk zijn; niet bekend<br />
is echter wélke onbedoelde effecten zullen optreden. Pilots zijn een relatief veilige<br />
omgeving voor zorgverzekeraars om te verkennen op welke manier zij als <strong>veerkracht</strong>ige<br />
partners kunnen opereren.<br />
De pilots kunnen leiden tot wenselijke gedragsveranderingen, cultuurveranderingen<br />
of structuurveranderingen. Daarnaast vervullen de pilots een voorbeeldfunctie en hebben<br />
ze een uitstralende werking voor alle spelers in het ggz-domein. Ontwikkelingen<br />
worden zichtbaar en tastbaar. Het zijn geen laboratorium-experimenten, maar een<br />
gelegenheid om te leren in de echte context. Omdat er belangrijke keuzes worden<br />
<strong>Van</strong> <strong>onmacht</strong> <strong>naar</strong> <strong>veerkracht</strong><br />
29
gemaakt, krijgen de pilots ook de positieve spanning en uitdaging die horen bij een<br />
experiment. Door pilots te gebruiken om te leren wordt – in tegenstelling tot stelselwijzigingen<br />
– de fuik van het maken van verkeerde ‘definitieve’ keuzes voorkomen.<br />
De pilots moeten fungeren als kweekvijvers voor de vergroting van de <strong>veerkracht</strong> van<br />
de zorgverzekeraars.<br />
Het nadeel van pilots is gelegen in het feit dat ze niet over het geheel gaan. Een bepaalde<br />
reeks van consequenties zal verborgen blijven. Niettemin kunnen zorgverzekeraars<br />
als lerende organisaties veel kennis opdoen door experimenten uit te voeren.<br />
Naast de leereffecten voor de zorgverzekeraars kunnen de uitkomsten van de pilots<br />
ook nieuwe bouwstenen opleveren ter verbetering van de ggz. Bouwstenen die in gezamenlijkheid<br />
geconstrueerd zijn waardoor ook het vertonen van <strong>veerkracht</strong> door<br />
zorgverzekeraars wordt gehonoreerd. De pilots die in dit advies worden voorgesteld,<br />
zijn hieronder op hoofdlijnen uitgewerkt.<br />
Pilot 1: Regionaal totaalakkoord<br />
In deze pilot vindt een project plaats met populatiegebonden financiering. Dit is een<br />
voor Nederland nieuw financieringsarrangement tussen zorgverzekeraars en zorgaanbieders,<br />
waarmee in het buitenland aanzienlijke kostenbesparingen zijn bereikt. Zorgaanbieders<br />
in een regio krijgen de integrale verantwoordelijkheid voor de gezondheid<br />
van een populatie verzekerden. Binnen een gegeven budget (gebaseerd op een bedrag<br />
per verzekerde) kunnen zorgaanbieders zelf optimale keuzes maken tussen inzet op<br />
preventie of zorg en voor de inzet van optimale zorg in de keten (bijvoorbeeld eerstelijns-<br />
in plaats van tweedelijnszorg). Bestaande ‘schotten’ tussen de Algemene Wet<br />
Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) en de Zorgverzekeringswet (Zvw) worden daartoe<br />
opgeheven.<br />
Verondersteld effect van pilot 1 is een dempend effect op de stijging van de vraag;<br />
ten eerste door gezondheid centraal te stellen in plaats van ziekte (alle verzekerden<br />
in plaats van alleen de patiënten) en ten tweede door de zorgaanbieders verantwoordelijk<br />
te maken voor het totaalaanbod in plaats van alleen voor het meest kostbare<br />
deel van het ggz-continuüm.<br />
Pilot 2: Werkgevers en uitkeringsinstanties op hun plek in de ggz<br />
In de laatste decennia zijn ‘psychische klachten’ als reden voor arbeids ongeschiktheid<br />
en uitval enorm toegenomen. Werkgevers en uitkeringsinstanties hebben daarom in<br />
evenredig toenemende mate belang bij de psychische gezondheid van hun werknemers<br />
en bij het tegengaan van dit productieverlies. In deze pilot worden <strong>naar</strong> voorbeeld<br />
van de Ziektewet de bestaande belangen en afhankelijkheden van werkgevers,<br />
werknemers, zorgverzekeraars en/ of uitkeringsinstanties nadrukkelijk aan elkaar verbonden.<br />
Er worden afspraken gemaakt over inspanningen om psychische klachten te<br />
voorkomen, over zorgaanbod en gebruik. Met werknemers en cliënten van uitkeringsinstanties<br />
worden afspraken gemaakt over de inspanningen die zij bij genoten zorg<br />
moeten leveren om zelf gezond te worden en te blijven.<br />
30 <strong>Van</strong> <strong>onmacht</strong> <strong>naar</strong> <strong>veerkracht</strong>
Verondersteld effect van pilot 2 is dat de baten van ggz bij dezelfde spelers terecht komen<br />
als de kosten. Hierdoor zullen die spelers de stijging van de zorgvraag eerder als<br />
probleem beschouwen. Ook in deze pilot zal het belang van arbeidsgeschiktheid tot<br />
gevolg hebben dat de nadruk op gezondheid komt te liggen in plaats van op ziekte.<br />
Zijn in de eerste pilot de geldontvangers (de zorgaanbieders) verantwoordelijk, hier zijn<br />
het de betalers die – op aangeven van en samen met de zorgverzekeraars – een belang<br />
zullen voelen om de stijging van de vraag te dempen.<br />
Pilot 3: Survival of the fittest zorgaanbieders<br />
In de ggz is kwaliteit nog veel meer onderwerp van discussie dan in de somatische<br />
zorg. Het inzicht in goede en minder goede behandelingen in de ggz is nog zeer beperkt.<br />
En dat maakt perverse effecten aan de kant van zorgaanbieders zeer realistisch,<br />
met de zorgverzekeraar, maar ook de patiënt als de gedupeerden. Om dit te veranderen<br />
moet van prestatiebekostiging een positieve prikkel uitgaan. De zorgverzekeraars<br />
moeten hier het voortouw in nemen door nu te beginnen op kwaliteit te selecteren. Er<br />
kan worden begonnen met die enkelvoudige stoornissen waarover nu wel al voldoende<br />
feiten bekend zijn. Ieder jaar kopen zorgverzekeraars hiervoor de vijf procent producten<br />
waarvan is vastgesteld dat ze de slechtste kwaliteit hebben niet langer in bij<br />
de betreffende zorgaanbieders. Zo ontstaat geleidelijk een specialisatie van zorgaanbieders<br />
op de behandelingen waar zij het beste op presteren. In de ontwikkeling van<br />
outcome monitoringssystemen kan van de ervaringen uit deze pilot worden geprofiteerd.<br />
<strong>Van</strong> <strong>onmacht</strong> <strong>naar</strong> <strong>veerkracht</strong><br />
31
32 <strong>Van</strong> <strong>onmacht</strong> <strong>naar</strong> <strong>veerkracht</strong><br />
“If one does not understand a person,<br />
one tends to regard him as a fool.”<br />
Carl Gustav Jung, 1875-1961
Bijlagen<br />
1. ontwikkeling van het zorgstelsel in historisch<br />
perspectief<br />
ii. grenzeloze groei in de geestelijke gezondheidszorg<br />
iii. marktwerking in de zorg<br />
iv. pilots<br />
Inleiding<br />
33
Bijlage i Ontwikkeling van het zorgstelsel in historisch<br />
perspectief<br />
In deze bijlage beschrijven wij de hoofdlijnen van het stelsel van zorgverzekeringen in<br />
Nederland, in het bijzonder de geschiedenis van het zorgstelsel, het functioneren van<br />
het huidige stelsel en bestaande beleidsvoornemens.<br />
Streven <strong>naar</strong> toegankelijkheid, kwaliteit en betaalbaarheid<br />
De eerste serieuze bemoeienis van de nationale overheid, begint met het opnemen<br />
van de staatsverantwoordelijkheid voor zorg voor ‘de gezondheid der ingezetenen’ 3 in<br />
de Staatsregeling (toenmalige Grondwet) van de Bataafse Republiek (Rosendaal (ed.)<br />
2005). <strong>Van</strong>af dat moment begint het stelsel zoals we dat vandaag de dag kennen, een<br />
eerste herkenbare gestalte te krijgen. Eind negentiende eeuw worden de bestaande<br />
niet-statelijke voorzieningen voor armen, zieken en bejaarden onderwerp van debat,<br />
als onderdeel van sociale bewustwording. Op verschillende plekken in Europa wordt<br />
gesproken over fondsen en sociale verzekeringen die vanaf 1875 hier en daar ook<br />
daadwerkelijk worden ingevoerd. In Nederland hebben werkgevers al eerder gezamenlijk<br />
gezorgd voor ziekenfondsen, bijvoorbeeld in de houtbewerking. Dit soort particulier<br />
initiatief is in de twintigste eeuw steeds meer onder invloed van de staat komen te<br />
staan. De Nederlandse Maatschappij voor Geneeskunde probeert met verzekeringen<br />
en regelingen de niet-welgestelden ook toegang te geven tot (basale vormen van) medische<br />
zorg. Aan het begin van de 20e eeuw telt Nederland 543 afzonderlijke ziekenfondsen.<br />
Voor mensen buiten de beroepsbevolking, zoals chronisch zieken, gehandicapten<br />
en bejaarden was het echter vrijwel onmogelijk om een verzekering af te sluiten.<br />
Minister Talma voert in 1913 wel een verplichte verzekering tegen loonderving<br />
door ziekte in. Hierdoor wordt het ziekengeld gescheiden van de ziekenzorg. Enkele<br />
decennia later is 65 procent van de Nederlanders door middel van een sociale verzekering<br />
tegen ziektekosten gedekt. Tijdens de Tweede Wereldoorlog voert de Duitse bezetter<br />
het verplichte ziekenfonds in: werknemers die minder dan 3000 gulden per jaar<br />
verdienen, zijn verplicht lid te worden van een van de vele fondsen, inclusief familieleden.<br />
Er worden ziekenfondsboden ingesteld die de premies vaststellen en ophalen<br />
en vervolgens afrekenen met de zorgaanbieders. In de erop volgende decennia vinden<br />
veel fusies plaats tussen de ziekenfondsen; aan het eind van de twintigste eeuw resteert<br />
nog ruwweg een tiental fondsen.<br />
(Pogingen tot) stelselwijziging<br />
Sinds de jaren ’70 is onophoudelijk gestreefd deze uitgaven te beheersen door het stelsel<br />
aan te passen, op verschillende manieren en door verschillende mensen. Het startschot<br />
wordt gegeven door Staatssecretaris Hendriks in 1974 die een zorgverzekering<br />
invoert voor iedereen. Maar het duurt niet lang voordat er problemen opdoemen.<br />
3 Ook nu nog is volksgezondheid opgenomen in de Grondwet: uit artikel 22 volgt dat ‘de overheid<br />
maatregelen [treft] ter bevordering van de volksgezondheid’. Het recht op gezondheidszorg wordt<br />
overigens ook internationaal geregeld door ook door Nederland geratificeerde verdragen als de<br />
Universele Verklaring van de Rechten van de Mens, het Internationaal Verdrag inzake economische,<br />
sociale en culturele rechten en het EG-Verdrag.<br />
34 <strong>Van</strong> <strong>onmacht</strong> <strong>naar</strong> <strong>veerkracht</strong>
Opmerkelijk in retrospectief is dat de analyse van het probleem door de jaren heen<br />
hetzelfde blijft: de zorg in Nederland is, uitzonderingen daargelaten, kwalitatief hoogwaardig;<br />
de vraag stijgt snel, en de kosten rijzen de pan uit. Daarbij zijn betrokken partijen<br />
niet echt vraaggericht, laat staan dat ze financieel-bewust handelen. Er moet iets<br />
gebeuren, is telkens weer de conclusie, voordat de zorg in ons land ‘onbetaalbaar’<br />
wordt. Want dat is wat door politiek en samenleving het meeste wordt gevreesd: dat<br />
de zorg zo duur wordt dat die niet meer collectief is te bekostigen. “De doelstelling van<br />
de stelselherziening ziektekostenverzekeringen is steeds gericht geweest op vergroting<br />
van de doelmatigheid dan wel kostenbeheersing, met behoud van kwaliteit en<br />
toegankelijkheid. […] Deze doelstelling [is] nog immer onomstreden.”, zoals de regering<br />
in 2001 stelt in antwoord op schriftelijke vragen van de Eerste Kamer. 4<br />
Commissie-Dekker (1987)<br />
Het Kabinet-Lubbers II stelt in 1986 meteen na zijn aantreden de Commissie Structuur<br />
en Financiering Gezondheidszorg in, onder voorzitterschap van oud-Philips-topman<br />
Wisse Dekker. De commissie krijgt de opdracht te adviseren over beheersing van de<br />
volume-ontwikkeling, herziening van de ziektekosten verzekering en (mogelijkheden<br />
voor) deregulering. Een jaar later publiceert de commissie haar rapport ‘Bereidheid tot<br />
Verandering’, waarin zij de hoofdlijnen van een omvangrijke structuur verandering in<br />
de gezondheidszorg schetst. De nadruk ligt op de herstructurering van de zorgverzekering<br />
via de invoering van een basisverzekering met een breed pakket voor de gehele<br />
bevolking en de introductie van een systeem van gereguleerde marktwerking. 5 Het<br />
‘brede pakket’ zou 85 procent van het destijds bestaande zorgaanbod omvatten. Met<br />
andere woorden: 15 procent van wat destijds als basiszorg werd beschouwd, moest<br />
verhuizen <strong>naar</strong> de categorie aanvullend verzekerbare verrichtingen. Het rapport baart<br />
opzien in Den Haag. Na een jaar debatteren en discussiëren aanvaardden zowel Kabinet<br />
als parlement op hoofdlijnen het voorstel van de Commissie-Dekker. De PvdA<br />
vindt het voorgestelde basispakket “te schraal” en stemt daarom tegen. 6 Het CDA wil<br />
de AWBZ - een volksverzekering, inkomensafhankelijk bekostigd en veertig procent<br />
van het totale gezondheidsbudget omvattend - gebruiken als drager van de nieuwe<br />
basisverzekering door er steeds nieuwe voorzieningen aan toe te voegen. In het erop<br />
volgende Kabinet-Lubbers III zit ook de PvdA en het is daarom niet verwonderlijk dat<br />
het door Dekker voorgestelde basispakket enigszins werd verruimd (tot 95 procent).<br />
Staatssecretaris Simons krijgt de taak de overeengekomen hoofdlijnen van het rapport-Dekker<br />
door te voeren onder de noemer ‘plan-Simons’. Maar “de vrees voor een<br />
volksverzekering waarbij iedereen tegen alles verzekerd zou zijn zonder beperkingen<br />
als eigen bijdrage of risico, leverde het schrikbeeld op van steeds hogere premies, inkomensgevolgen<br />
en uiteindelijk onbetaalbaarheid.” 7 Simons verliest echter maatschappelijke<br />
en politieke steun en verlaat het Kabinet voortijdig. Hiermee is de vijfde<br />
naoorlogse poging om te komen tot een basisverzekering op een mislukking uitgelopen.<br />
4 Beantwoording vragen vaste Commissie voor VWS van de Eerste Kamer d.d. 20 april 2001, Lijst B, p.4.<br />
5 www.belonen<strong>naar</strong>prestaties.nl; www.rijksoverheid.nl/vws.<br />
6 Prof.dr. A.J. Dunning (vice-voorzitter van de commissie-Dekker) in NRC-Handelsblad, 25 januari 2001.<br />
7 Dunning (idem).<br />
Bijlage i Ontwikkeling van het zorgstelsel in historisch perspectief<br />
35
Commissie-Willems (1994)<br />
In 1994 gaat de parlementaire commissie onder leiding van Wilbert Willems (Groen-<br />
Links) aan de slag. De Commissie-Willems (1994) concludeert dat het stelsel nog<br />
steeds onvolkomenheden bevat en bevestigd dat een samenhangende ordenings- en<br />
solidariteitsvraag moet centraal (blijven) staan bij de voortzetting van het debat. 8 “De<br />
discussie over de herziening van de ordening van de zorg in Nederland gaat in essentie<br />
over twee samenhangende vragen. Hoe organiseert de overheid voor de burger een<br />
goede, doelmatige en toegankelijke (gezondheids)zorg, alsmede hoe regelt de overheid<br />
met betrekking tot de kosten van die zorg dat de betalende burgers (jong-oud-gezondongezond)<br />
inkomenssolidariteit tonen. Het antwoord op deze samenhangende ordenings-<br />
en solidariteitsvraag moet centraal (blijven) staan bij de voortzetting van het<br />
debat.” 9<br />
Sociaal en Cultureel Planbureau (1997 en 1999)<br />
Ook adviesorganen is gevraagd <strong>naar</strong> analyses en oplossingen voor het groeiende probleem<br />
van de stijgende zorguitgaven. Het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) heeft<br />
in 1997 een studie uitgebracht met daarin de betaalbaarheid als uitgangspunt. 10 Het<br />
beleid is al geruime tijd gericht op een doelmatiger inrichting van het verzekeringsstelsel<br />
om de kostenontwikkeling te beheersen. De laatste jaren wint de overtuiging<br />
veld dat de doelmatigheid van de zorg niet alleen vergroot kan worden via de aanbodzijde<br />
maar ook via de vraagzijde. De overheid ziet het als taak om zodanige financiële<br />
prikkels in te bouwen dat het zorgsysteem doelmatig is, noodzakelijke zorg produceert<br />
en betaalbaar blijft.<br />
Het SCP neemt het bestaande stelsel als uitgangspunt met als vraag of het ziekenfonds<br />
moet worden opgevat als een werknemersverzekering of als een solidariteitsverzekering.<br />
Ook blijkt dat tussen 1975 en 1994 de zorgkosten met 192 procent zijn gestegen.<br />
In diezelfde periode stijgen de prijzen gemiddeld met 95 procent en het Bruto<br />
Binnenlands Product (BBP) met 179 procent. “De kosten van zorg volgen daarmee eerder<br />
de welvaarts- dan de prijsontwikkeling”, aldus het SCP. 11<br />
In het tweede grote rapport van het SCP over de zorg, ‘25 jaar sturing in de gezondheidszorg:<br />
van verstatelijking <strong>naar</strong> ondernemerschap’, wordt de tendens geschetst van<br />
een ten langen leste onhoudbaar systeem waarvoor allerhande oplossingen zijn en<br />
worden gezocht. Dit rapport behandelt de oplossingen die in de voorafgaande kwart<br />
eeuw zijn bedacht en/of doorgevoerd. De compartimentering van het stelsel in Algemene<br />
Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ), ziekenfonds en particuliere verzekering<br />
bleef uiteindelijk tot in 2006 gehandhaafd. Zorgverzekeraars fuseren intussen tot grote<br />
belangenorganisaties met regionale monopolies die opereren binnen een systeem<br />
waar de overheid budget, bouw, tarieven en opleidingscapaciteit bepaalt. En elk jaar<br />
weer wordt duidelijker dat de zorguitgaven aan sneller zijn gestegen dan geraamd. Be-<br />
8 Beantwoording vragen vaste Commissie voor VWS van de Eerste Kamer, 20 april 2001, Lijst B, p.3-4.<br />
9 Beantwoording vragen vaste Commissie voor VWS van de Eerste Kamer d.d. 20 april 2001, Lijst B,<br />
p.3-4.<br />
10 SCP, Het Ziekenfonds, waar ligt de grens?, Rijswijk 1997.<br />
11 Idem, p. 13.<br />
36 <strong>Van</strong> <strong>onmacht</strong> <strong>naar</strong> <strong>veerkracht</strong>
zuinigingen op het zorgbudget worden uitgedrukt in bedragen ‘in mindering op de<br />
groei’. Het gebrek aan beheersbaarheid zit de politiek nog wel het meeste dwars, getuige<br />
ook de stelsel-vreemde ingrepen zoals macro-nacalculatie en budgetplafonds<br />
waartoe niet zelden toevlucht is gezocht.<br />
“Vraag aan bod” (2001)<br />
Minister Borst probeert het nog eens met de nota ‘Vraag aan bod’. Door te redeneren<br />
vanuit vraag in plaats vanuit aanbod zouden de explosieve uitgaven kunnen worden<br />
beheerst. In de nota wordt de basisverzekering opnieuw aangeprezen als het panacee<br />
voor kostenbeheersing. Het leidt echter niet tot een stelselwijziging.<br />
Commissie-Mosterd (2002)<br />
Op 5 december 2002 heeft de Kamer een motie aanvaard van het lid Wilders. De motie<br />
vraagt om een parlementair onderzoek <strong>naar</strong> de effectiviteit van de besteding van 14<br />
miljard euro extra investeringen in de gezondheidszorg sinds 1994. Hierop is de tijdelijke<br />
Commissie ‘Onderzoek zorguitgaven’ ingericht onder voorzitterschap van CDA-er<br />
Aart Mosterd. Doel van het onderzoek is om inzicht in de effectiviteit van de uitgaven<br />
te verkrijgen en in de factoren die hier van invloed op zijn. In 2004 oordeelt de Tweede<br />
Kamer negatief over de conclusies van de commissie; die zouden “niets nieuws” bevatten<br />
en de aanbevelingen zouden “open deuren” zijn. Het onderzoek weet niet te achterhalen<br />
waaraan de 48,5 miljard euro is uitgegeven die in 1994-2002 extra voor de<br />
zorg beschikbaar is gesteld. De wachtlijsten zijn verkort maar “niet in de mate die men<br />
zou verwachten bij de hoogte van het bestede bedrag”, concludeerde Mosterd. De aanbevelingen<br />
(oormerk de gelden, neem goede voorbeelden van anderen over) worden<br />
bijna unaniem door de Kamer als “teleurstellend’ neergesabeld” 12 . De regeringspartijen<br />
CDA en VVD zien het rapport als een steun in de rug voor het voornemen om zorgverzekeraars<br />
en zorgaanbieders te laten onderhandelen over de prijs en kwaliteit van de<br />
medische hulp. Deze concurrentie zou tot minder verspilling leiden, is de verwachting.<br />
PvdA, SP en GroenLinks vrezen juist het tegenovergestelde.<br />
Minister Hoogervorst dient in 2004 een uitgewerkt wetsvoorstel in voor invoering van<br />
een voor iedereen verplichte basisverzekering, de Zorgverzekeringswet (Zvw) dat in<br />
2006 in werking is getreden.<br />
Hoe is het nu<br />
De financiering van het zorgstelsel is opgebouwd uit drie delen. Een eerste onderdeel<br />
is bedoeld voor de zware en ‘onverzekerbare’ medische risico’s die verzekerd zijn in de<br />
AWBZ. Het tweede onderdeel bevat de basis medische zorg die vergoed wordt op basis<br />
van de Zvw. Het derde onderdeel bestaat uit aanvullende verzekeringen.<br />
Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten<br />
De AWBZ - ingevoerd in 1968 - is in het leven geroepen om alle inwoners van Nederland<br />
te verzekeren tegen risico’s die op individuele basis niet zijn te dragen, waaron-<br />
12 Kamer kraakt eigen zorg-enquête, De Volkskrant, 1 oktober 2004.<br />
Bijlage i Ontwikkeling van het zorgstelsel in historisch perspectief<br />
37
der chronische aandoeningen. In de loop van jaren is het bereik van de wet sterk uitgebreid<br />
en bevat het ook zaken als thuiszorg (behalve huishoudelijke zorg13 ), verpleeghuiszorg,<br />
gehandicaptenzorg en langdurige ggz. De AWBZ is een volksverzekering. Dit<br />
betekent dat alle inwoners van Nederland verplicht zijn eraan deel te nemen. 14<br />
Zorgverzekeringswet<br />
De nieuwe zorgverzekering vervangt het oude systeem van ziekenfonds en particuliere<br />
zorgverzekeringen. De nieuwe zorgverzekering bevat een door de overheid vastgesteld<br />
basispakket. Voor de basiszorgverzekering geldt een verzekeringsplicht, een<br />
acceptatieplicht en een uniforme premie per zorgverzekeraar. Door de acceptatieplicht<br />
mogen zorgverzekeraars niemand uitsluiten op basis van zijn of haar gezondheid. Tussen<br />
zorgverzekeraars geldt een vereveningssysteem om de ongelijk verdeelde effecten<br />
van de acceptatieplicht over de (basis-) zorgverzekeraars te verdelen. 15<br />
Er zijn zogenaamde ‘naturapolissen’ en ‘restitutiepolissen’. Het overgrote deel van de<br />
verkochte polissen bestaat uit zogenaamde naturapolissen. Dit type polis biedt de verzekerden<br />
recht op basiszorg, maar alleen bij de door de zorgverzekeraar gecontracteerde<br />
zorgaanbieder. Een kleiner deel van de polissen bestaat uit restitutiepolissen.<br />
Deze polis biedt recht op vergoeding van zorgdeclaraties. De verzekerde kan voor zorg<br />
overal terecht.<br />
Aanvullende verzekeringen<br />
Zorgverzekeraars bieden ook aanvullende zorgverzekeringen aan die men in aanvulling<br />
op de basiszorgverzekering kan afsluiten. De inhoud van deze pakketten varieert<br />
sterk, evenals de premie en het eventuele eigen risico. Hier geldt geen acceptatieplicht.<br />
Ongeveer 90 procent van de verzekerden heeft ook een aanvullende zorgverzekering.<br />
Deze markt is van belang omdat zorgverzekeraars ook op deze markt winst maken.<br />
Dit is relevant aangezien zorgverzekeraars lange tijd geen winst maakten op basiszorgverzekeringen<br />
maar wel op de vervolgens verkochte aanvullende zorgverzekeringen.<br />
In 2009 maakten de zorgverzekeraars ook winst op de basiszorgverzekering. <strong>Van</strong><br />
kruissubsidiëring tussen aanvullende zorgverzekering en basiszorgverzekering is dus<br />
geen sprake meer.<br />
13 <strong>Van</strong>af 1 januari 2007 wordt de huishoudelijke zorg (een onderdeel van thuiszorg) geregeld vanuit de<br />
Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO). Het doel van de WMO is mensen zo lang mogelijk op<br />
eigen benen te laten participeren in de maatschappij.<br />
14 Alinea ontleend aan https://www.zn.nl/branche/stelsel/ (18 mei 2012).<br />
15 Alinea ontleend aan https://www.zn.nl/branche/stelsel/ (18 mei 2012).<br />
38 <strong>Van</strong> <strong>onmacht</strong> <strong>naar</strong> <strong>veerkracht</strong>
Bijlage ii Ontwikkelingen in de ggz<br />
Deze bijlage geeft een nadere duiding van de ontwikkelingen in de ggz in Nederland.<br />
Na een algemeen overzicht van de ontwikkelingen in de geestelijke gezondheid in Nederland<br />
wordt een beeld geschetst van de zorgaanbieders, de patiënten en de kosten<br />
om af te sluiten met toekomstige ontwikkelingen (beleidsvoornemens).<br />
Groei van de vraag <strong>naar</strong> ggz<br />
Volgens onderzoekers krijgen jaarlijks bijna twee miljoen mensen met psychische<br />
problemen te maken. Stemmingsstoornissen, angststoornissen verslaving, gedragsstoornissen<br />
komen het meeste voor. 16 Vaak is sprake van meer dan een stoornis tegelijk,<br />
dan spreekt men van co- of multimorbiditeit. Door deze meervoudige problematiek<br />
neemt de ziektelast sterk toe. NEMESIS is een groot bevolkingsonderzoek <strong>naar</strong><br />
psychisch welzijn en lichamelijke gezondheid in Nederland dat in 1996 voor het eerst<br />
is uitgevoerd en in 2010 is herhaald. Uit dit onderzoek blijkt dat enigerlei ‘As-I psychische<br />
aandoening’ ooit in het leven bij 42,7 procent van de bevolking voorkomt. In aantallen<br />
uitgedrukt: 1.896.700 mensen hebben in het afgelopen jaar enigerlei psychische<br />
aandoening (gehad) 17 . Volgens de onderzoekers zijn de risicogroepen van psychische<br />
aandoeningen nagenoeg stabiel. In 2009 maakte 11,4 procent gebruik van enigerlei<br />
zorgvoorziening vanwege psychische problemen; 5,7 procent kreeg medicatie voor-<br />
geschreven. 18<br />
Diagnostiek<br />
Diagnose is ook in de geestelijke gezondheidszorg de basis voor behandeling. In een<br />
intake-gesprek beoordeelt een psycholoog of psychiater het psychisch probleem. Aangezien<br />
de geestelijke gezondheidszorg meerdere invalshoeken - van biologische tot<br />
psychologische - kent, verschillen ook de invullingen van de diagnostische begrippen<br />
van psychiater tot psychiater. Om over dit bont geheel van diagnostiek samenwerking<br />
met andere ggz-hulpverleners mogelijk te maken, is er een sterke vraag <strong>naar</strong> een ordening<br />
van psychische klachten en een eenduidige terminologie. Uit deze vraag <strong>naar</strong><br />
systematisering is in 1952 de handleiding Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders<br />
(DSM) ontstaan. De DSM wordt gebruikt om in enkele woorden en op overzichtelijke<br />
wijze duidelijk te maken waar de problematiek van de patiënt over gaat, met als<br />
doel een passende behandeling te kunnen geven. Het gebruik van DSM-categorieën<br />
kan echter leiden tot een beschrijving van het ziektebeeld die tekort doet aan de complexiteit<br />
ervan. Dit heeft als risico dat de behandeling tevens tekortschiet, aangezien<br />
deze is gebaseerd op een te eenvoudig idee over de patiënt en zijn ziektebeeld.<br />
16 De informatie in deze bijlage is – voor zover niet expliciet vermeld - afkomstig uit meerdere<br />
bronnen: Jeurissen (2012), De Graaf et al. (2010), Nederlandse Zorgautoriteit (2010 en 2011),GGZ<br />
Nederland (2010).<br />
17 Netherlands Mental Health Survey and Incidence Study 2 (NEMESIS-2), Utrecht: Trimbos-instituut 2010.<br />
18 Idem, p.7-8<br />
Bijlage ii Ontwikkeling in de ggz<br />
39
De laatste tijd is er toenemende internationale kritiek op het gebruik van de DSM als<br />
diagnostisch hulpmiddel. De kritiek gaat verder dan de betrouwbaarheid van de classificatie,<br />
die is gebaseerd op de symptomen van psychische ziekten. De eerste controverses<br />
over de classificaties zijn ontstaan rond de benadering van seksuele voorkeuren.<br />
Zo is homoseksualiteit lange tijd een DSM-diagnose geweest. Veel begrippen uit<br />
de DSM zijn sterk gerelateerd aan sociaal-culturele waarden en hun veranderingen. De<br />
DSM maakt onderscheid tussen ziekte en gezondheid. Uiteindelijk betreffen psychische<br />
ziektebeelden echter veel voorkomende gedragspatronen die zich (al of niet tijdelijk)<br />
dermate manifesteren dat ze als afwijkend worden gelabeld.<br />
Daarnaast is een voetnoot te plaatsen bij de financiële banden die ongeveer de helft<br />
van de schrijvers en adviseurs van het DSM-systeem blijken te hebben met de farmaceutische<br />
industrie. Iets wat volgens critici veel weg heeft van belangenverstrengeling.<br />
Een recent onderzoek19 meldt dat 57 procent van de leden van de 170-koppige DSM-IVen<br />
DSM-V-Commissie één of meer financiële verbindingen had met de farmaceutische<br />
industrie. Honderd procent van de leden van de subcommissies ‘Stemmingsstoornissen’<br />
en ‘Schizofrenie en overige psychotische stoornissen’ hadden financiële banden met<br />
de farmaceutische industrie. 20<br />
Wat is geestelijke gezondheidszorg?<br />
De geestelijke gezondheidszorg in Nederland heeft vier kerntaken:<br />
• Het voorkomen van psychische aandoeningen;<br />
• Het behandelen en genezen van psychische aandoeningen;<br />
• Het zo goed mogelijk laten deelnemen van mensen met een chronische psychische<br />
aandoening aan de samenleving;<br />
• Het bieden van (ongevraagde) hulp aan mensen die ernstig verward en/of verslaafd<br />
zijn en die uit zichzelf geen hulp zoeken.<br />
Binnen deze vier domeinen geldt een onderscheid <strong>naar</strong> de zwaarte van de zorg. In de<br />
eerste lijn wordt zorg verleend door onder meer de huisarts, de maatschappelijk werker<br />
en de eerstelijns-psycholoog. De zorgverlener uit de eerstelijn kan advies inwinnen bij<br />
gespecialiseerde ggz-instellingen. Het aantal cliënten in de eerstelijns-ggz is de afgelopen<br />
jaren sterk gestegen (ca. 23 procent per jaar).<br />
Is meer specialistische behandeling noodzakelijk, dan verwijst de huisarts de patiënt<br />
door <strong>naar</strong> de tweede lijn, de gespecialiseerde ggz. De meeste cliënten die in behandeling<br />
zijn bij een ggz-instelling hebben zich vrijwillig aangemeld. Er zijn echter ook patiënten<br />
die onder dwang worden opgenomen, bijvoorbeeld door middel van verschillende<br />
maatregelen als terbeschikkingstelling (TBS), inbewaringstelling (IBS) of een<br />
rechterlijke machtiging (RM). Mensen met psychiatrische en/of psychosociale problemen<br />
die om verschillende redenen niet (helemaal) zelfstandig kunnen deelnemen aan<br />
de samenleving, worden begeleid in een regionale instelling voor begeleid wonen<br />
(RIBW). Nederland heeft in Europa het grootst aantal intramurale plaatsen.<br />
19 Psychiatrie in greep commercie, de Volkskrant, 14 maart 2012.<br />
20 Cosgrove et al, 2006.<br />
40 <strong>Van</strong> <strong>onmacht</strong> <strong>naar</strong> <strong>veerkracht</strong>
Zorgaanbieders<br />
Het aantal zorgaanbieders in de curatieve GGZ is de laatste jaren gestegen. Verschillende<br />
soorten van zorgaanbieders bieden verschillende typen geestelijke gezondheidszorg<br />
aan. Historisch gezien zijn er grote gevestigde ggz-aanbieders met een groot aandeel<br />
in de regionale markt. De ggz heeft in de laatste jaren echter flinke ontwikkelingen<br />
doorgemaakt. Op veel plaatsen zijn instellingen gefuseerd waardoor er sprake is<br />
van een toenemende marktconcentratie. Deze instellingen hebben een zeer breed<br />
aanbod en een groot geografisch bereik (<strong>Van</strong> Hoof, 2009). Sommige van deze instellingen<br />
zoeken actief <strong>naar</strong> groeimarkten (arbeid en psyche, luxe verslavingszorg) en <strong>naar</strong><br />
mogelijkheden voor commerciële activiteiten. In de tweedelijns curatieve ggz is een<br />
lichte stijging van het aantal zorgaanbieders zichtbaar bij de niet-gebudgetteerde aanbieders.<br />
Vooral het aantal vrijgevestigde tweedelijns aanbieders met een beperkte omzet<br />
is gestegen. Toch blijft de deelmarkt van tweedelijns curatieve ggz een geconcentreerde<br />
markt met ca. 200 aanbieders. Het overgrote deel, ruim 90 procent, zijn gebudgetteerde<br />
zorgaanbieders. Er is dan ook vrijwel geen sprake van gereguleerde concurrentie<br />
in de tweedelijns curatieve ggz.<br />
Naast deze instellingen zijn er ook vrijgevestigde individuele zorgaanbieders die tweedelijns<br />
ggz aanbieden. Toetreding van nieuwe zorgaanbieders, zoals PsyQ, Opvoedpoli,<br />
EuroPsyche, heeft vooral plaatsgevonden in de ambulante ggz met een lichter, minder<br />
complex zorgaanbod. Het aantal toetreders alsook de omvang van de productie blijft<br />
beperkt. In 2009 was het aantal nieuw toegetreden ggz-instellingen 44 (20,1 procent),<br />
waren zij verantwoordelijk voor 1,4 procent van de totale productie van ggz-instellingen.<br />
Een groot aantal zorgaanbieders, ca. 3200, is actief in de eerstelijns psychologische<br />
zorg. Een groot deel van deze zorgaanbieders levert veelal slechts incidenteel eerstelijns<br />
psychologische zorg. Iets minder dan de helft levert op de deelmarkt kinderen en<br />
jeugd en meer dan 90 procent biedt zorg aan volwassenen en ouderen.<br />
Bij de geïntegreerde instellingen is sprake van een toenemende marktconcentratie. In<br />
het verleden was er een onderscheid tussen de zorgaanbieders van ambulante zorg en<br />
klinische zorg. Voor ambulante zorg waren er de Regionale Instellingen voor Ambulante<br />
Geestelijke Gezondheidszorg (RIAGG). Klinische zorg werd geboden door de algemeen<br />
psychiatrische ziekenhuizen. Nu zijn in de meeste regio’s instellingen gefuseerd<br />
en kunnen mensen terecht bij één geïntegreerde ggz-instelling.<br />
Met name de ambulante ’productie’ groeit al enkele decennia. Die groei heeft zich ook<br />
de afgelopen jaren voortgezet. Met betrekking tot de intramurale hulp is al sinds 1993<br />
een groei van het beschermd wonen ingezet. De capaciteit van de overige intramurale<br />
voorzieningen is sinds 1993 in fasen gedaald maar in een relatief laag tempo (vergeleken<br />
met de groei van het beschermd wonen en vergeleken met internationale cijfers).<br />
“Nederland is kampioen bedden, we hebben de meeste psychiatrische bedden per inwoner,<br />
misschien zelfs wel van de wereld. Terwijl we qua aandoeningen in de pas lopen.<br />
Dat komt doordat we minder snel mensen plat spuiten en geen traditie kennen<br />
om mensen in de familie op te vangen”, aldus Pauline Meurs.<br />
Bijlage ii Ontwikkeling in de ggz<br />
41
GGZ in internationaal perspectief<br />
Veel westerse landen streven vergelijkbare doelen na voor geestelijke gezondheidszorg.<br />
Het gaat dan om inclusie van mensen met psychische aandoeningen in de maatschappij;<br />
inclusie van behandelingen in de eigen omgeving; en integratie van somatische en<br />
psychische zorg. In veel landen speelt de zorg over hoge kosten ook een rol (<strong>Van</strong> Hoof,<br />
2008: p 184).<br />
De ggz in Nederland verschilt in een aantal opzichten van andere Westerse landen. De<br />
uitgaven aan de ggz zijn relatief hoog. Nederland wijkt bovendien af in het feit dat de<br />
financiering van de ggz voor een bijzonder groot deel komt uit verzekeringen (meer dan<br />
90 procent in plaats van regionale (Duitsland, VS) of lokale (Canada, VK, US) overheden.<br />
Tenslotte staat Nederland wereldwijd op de tweede plaats waar het gaat om de omvang<br />
van de intramurale zorg. Voor elke 10.000 Nederlanders zijn er 18,7 bedden voor geestelijke<br />
gezondheidszorg beschikbaar. Nederland is ook koploper in de omvang en toename<br />
van het aantal forensische bedden.<br />
Patiënten en patiëntenverenigingen<br />
Er worden circa 850.000 patiënten behandeld waarvan zo’n 70 procent tussen de 18 en<br />
64 jaar oud. Bij volwassenen zijn persoonlijkheids- en gedragsstoornissen, stemmingsstoornissen<br />
en neurotische stoornissen de meest voorkomende diagnoses. Patiënten<br />
en familieleden van patiënten hebben zich verenigd in verschillende organisaties.<br />
Deze organisaties werken samen in het landelijk Platform Ggz. Dit platform is ook<br />
actief het genereren van kwaliteits- en keuzeinformatie.<br />
Kostenontwikkeling<br />
De totale kosten van de gezondheidszorg liggen op 61,2 miljard euro in 201121 (zie figuur<br />
1). De uitgaven voor de gehele geestelijke gezondheidszorg bedroegen in 2010<br />
circa 5,9 miljard euro. De kosten van de ggz in 2000 (2,4 miljard euro), zijn in tien jaar<br />
tijd met 146 procent gestegen. Dat groeitempo lag iets hoger dan dat voor de totale<br />
zorguitgaven: het aandeel ggz in de totale kosten van de te verzekeren zorg is in de<br />
periode 2000-2010 gestegen van 8,7 <strong>naar</strong> 10 procent22 .<br />
De langdurige ggz23 (voor ongeveer 5 procent van de totale clientèle) wordt uit de<br />
AWBZ betaald. Hiermee is circa 25 á 30 procent van de totale uitgaven voor de ggz<br />
gemoeid. De kosten per cliënt zijn hoog. Dit hangt samen met de aard van de behandeling<br />
en met het feit dat het gaat om dure intramurale voorzieningen (inclusief het<br />
beschermd wonen). De Basisverzekering is de belangrijkste financieringsbron (65 á 70<br />
procent van de totale uitgaven en circa 95 procent van de totale clientèle) van de ggz.<br />
Deze bekostigt het grootste deel van de ambulante curatieve ggz.<br />
21 Dit bedrag volgt de definitie van het BKZ.<br />
22 CVZ, ‘Geneeskundige GGZ, wat is nu verzekerde zorg en wat niet’, 6 april 2012, uitgebracht aan<br />
Minister van VWS.<br />
23 Hieronder valt alle klinische curatieve GGZ langer dan 365 dagen.<br />
42 <strong>Van</strong> <strong>onmacht</strong> <strong>naar</strong> <strong>veerkracht</strong>
De stijging van de kosten van de ggz is met name te verklaren door een groei in volume<br />
(NZA 2011). Met name de ambulante zorg is de laatste jaren sterker gegroeid dan<br />
de overige ggz. Ambulante zorg is verantwoordelijk voor 40 procent van de totale GGZuitgaven.<br />
De volumegroei heeft vooral in dit deel van de ggz plaatsgevonden. 24<br />
Figuur 1: Totaaloverzicht geldstromen zorg in 2009 (Uitgavenbeheersing in de zorg,<br />
Algemene Rekenkamer, Tweede Kamer vergaderjaar 2011-2012, 33 060, nr. 2.).<br />
24 De ambulante contacten groeiden tussen 2001 en 2004 met ongeveer 20 procent per jaar en tussen<br />
2004 en 2007 met ongeveer 8 procent per jaar. Bron: Hilderink I, Land H van ‘t. GGZ in tabellen 2008.<br />
Utrecht: Trimbos-instituut, 2009.<br />
Bijlage ii Ontwikkeling in de ggz<br />
43
Relatie met zorgaanbieders: zorginkoop en voornemens voor invoering<br />
prestatiebekostiging<br />
Het kabinet heeft aangekondigd in 2013 ook in de ggz resultaat/prestatiebekostiging in<br />
te willen voeren25 voor de AWBZ en de Zvw.<br />
In het deel van de zorg dat onder de AWBZ valt geldt op dit moment nog steeds een<br />
budgetsystematiek. Zorgkantoren kopen de zorg in. Ze zijn daarbij gebonden aan centraal<br />
vastgelegde contracteerverplichtingen. De grootste zorgverzekeraar in een regio<br />
voert de taken van het zorgkantoor in de praktijk uit. Bij de WMO spelen gemeenten<br />
een centrale rol. Voor de AWBZ streeft het Kabinet <strong>naar</strong> invoering van een vorm van<br />
resultaatsbekostiging. De vorm hiervan is nog niet geheel duidelijk26 . De minister is<br />
voornemens per 1 januari 2013 de inkooptaken van Zorgkantoren van AWBZ zorg over<br />
te dragen aan verzekeraars (voor hun eigen verzekerden) en de contracteerplicht daarbij<br />
te laten vervallen. Zorgverzekeraars worden zo het aanspreekpunt voor zowel de<br />
Zvw en AWBZ. Dit voornemen vergt een wetswijziging waarmee de zorgkantoren worden<br />
opgeheven27 . Op het moment van schrijven is het nog niet duidelijk of dit voornemen,<br />
na de recente val van het kabinet Rutte, ook kan worden uitgevoerd.<br />
Voor de Basiszorgverzekering wil het kabinet verdere stappen zetten in de richting van<br />
prestatiebekostiging. Voor het grootste deel van de markt geldt nu dat wordt ingekocht<br />
via ‘representatie’ 28 , maar geldt tegelijkertijd een budgetsysteem29 . De Tweede Kamer<br />
heeft al ingestemd met beëindigen van inkoop bij representatie, maar ook hiervoor is<br />
nog niet aan alle politieke voorwaarden voldaan30 , zodat nog niet vast staat of dit volgend<br />
jaar in werking kan treden.<br />
Als prestatiebekostiging wordt ingevoerd moet iedere zorgverzekeraar zelf contracten<br />
sluiten. Zo zouden dan ook echte verschillen tussen zorgverzekeraars ontstaan en ontstaat<br />
er ook voor het eerst concurrentie tussen zorgaanbieders om contracten. De zorginkoop<br />
door zorgverzekeraars heeft op dit moment nog een sterk procedureel karakter.<br />
Selectief contracteren van ggz-zorgaanbieders komt nog weinig voor: de grote<br />
zorgverzekeraars contracteren alle grote zorgaanbieders.<br />
CZ heeft al bekend gemaakt daar voortvarend mee aan de slag te willen 31 . Er worden<br />
door de zorgverzekeraars wel specifieke eisen aan de zorgaanbieders gesteld. Deze eisen<br />
hebben vooral betrekking op kosten en transparantie. Inhoudelijke inkoopcriteria<br />
zijn nog weinig ontwikkeld. Ggz-instellingen ervaren <strong>naar</strong> eigen zeggen weinig moge-<br />
25 Minister van VWS 10 juli 2011, Voornemens curatieve ggz, TK 25 424 118.<br />
26 Programmabrief langdurige zorg, ministerie van VWS, 1 juli 2011.<br />
27 Minister van VWS, 26 maart 2012, Kamerbrief-over-aanpassing-artikel-13-van-dezorgverzekeringswet.<br />
28 De twee grootste verzekeraars kopen in voor alle verzekeraars.<br />
29 Dit geldt niet voor aanbieders die na 2008 zijn toegetreden tot de markt, daar vinden wel selectieve<br />
onderhandelingen mee plaats en ook niet voor eerstelijns psychische zorg. Daar is geen specifieke<br />
economische regulering op gericht.<br />
30 De minister van VWS kan hier een aanwijzing toe geven aan de NZA. Dit voornemen is ook met de<br />
Kamer besproken en de Kamer heeft er mee ingestemd. De minister heeft bij het voornemen echter<br />
nog wel de voorwaarde gesteld dat er een Hoofdlijnenakkoord ggz moet worden getekend voor een<br />
en ander in werking kan treden.<br />
31 CZ wil haast maken met selectief inkopen ggz, het Financieele Dagblad, 18 mei 2012.<br />
44 <strong>Van</strong> <strong>onmacht</strong> <strong>naar</strong> <strong>veerkracht</strong>
lijkheden om op inhoud te onderhandelen met zorgverzekeraars. De toename van de<br />
zogenaamde vrije ruimte heeft wat de instellingen betreft niet tot gevolg dat inhoudelijke<br />
onderhandelingen zijn gestart, maar meer dat zorgverzekeraars eisen hebben geformuleerd<br />
waarmee zorgaanbieders meer budget kunnen binnenhalen. Er bestaan<br />
echter ook uitzonderingen, waarbij men wel rekening houdt met de lokale situatie en<br />
er werkelijk een beloning voor geleverde kwaliteit of efficiëntie plaatsvindt. Zorgaanbieders<br />
zijn nog niet overtuigd van de kennis van de zorgverzekeraars over de ggz. Ze<br />
delen de vaststelling dat de transparantie van hun resultaten beter moet, maar delen<br />
niet wijze waarop de zorgverzekeraars dit invullen.<br />
Het is duidelijk dat met de stappen in de richting van marktwerking de budgetten voor<br />
zorgaanbieders sterk zijn gefragmenteerd. Geïnterviewden in dit onderzoek geven<br />
hierover aan dat dit het voor zorgaanbieders moeilijker maakt om de zorgketen efficiënt<br />
te organiseren en het soms aantrekkelijk is voor zorgaanbieders om patiënten in<br />
een duurder segment van de zorg vast te houden (bijvoorbeeld in de intramurale zorg).<br />
Verschil in polissen?<br />
Bij het voeren van onderhandelingen met zorgaanbieders is, behalve het voornemen<br />
voor een nieuwe bekostigingssystematiek, ook het type verzekeringspolis van belang.<br />
Zoals toegelicht in Bijlage I zijn er restitutiepolissen en naturapolissen op de markt.<br />
Over zorg in restitutiepolissen kan niet zinvol worden onderhandeld omdat verzekerden<br />
bij dit type polis bij alle aanbieders terechtkunnen. Het is de vraag of het wel mogelijk<br />
is om effectief te onderhandelen over zorg in naturapolissen. Voor effectieve onderhandelingen<br />
moeten verzekeraars het zorgaanbod aan hun verzekerden kunnen<br />
uitsluiten of duurder maken. Enkele zorgverzekeraars zijn hier toe overgegaan en vergoeden<br />
slechts een deel van de kosten die hun cliënten maken bij zorgaanbieders<br />
waarmee zij geen contract hebben gesloten. Andere verzekeraars schrikken hiervoor<br />
terug. Om hun verzekerden niet van zich te vervreemden, maar ook omdat de wet het<br />
recht op zorg garandeert en verzekerden misschien met succes alsnog zorg bij uitgesloten<br />
leveranciers kunnen opeisen. 32<br />
32 De minister van VWS heeft het voornemen geuit om de wet op dit punt te wijzigen zodat er meer<br />
ruimte komt voor het niet geheel vergoeden van zorg bij niet gecontracteerde aanbieders. Ook voor<br />
dit voornemen geldt dat het onduidelijk is hoe het in de huidige politieke context afloopt met deze<br />
voorgenomen wetswijziging.<br />
Bijlage ii Ontwikkeling in de ggz<br />
45
Bijlage iii Marktwerking in de zorg<br />
Quasi-markten<br />
De Commissie-Dekker adviseerde in 1987 de vraagsturing in de gezondheidszorg te<br />
versterken maar daarbij wel randvoorwaarden te stellen (denk daarbij bijvoorbeeld<br />
aan de acceptatieplicht). Omdat dergelijke markten voor publieke producten en diensten<br />
zwaar zijn gereguleerd staan deze markten bekend als ‘quasi-markten’ (Helderman,<br />
2007, Le Grand and Bartlett, 1993, Brandsen, 2004). Een quasi-markt is een institutionele<br />
structuur waarmee efficiëntiewinsten van de markt worden nagestreefd zonder<br />
de publieke waarden te verliezen, de theorie van Smith (invisible hand) indachtig.<br />
De financiering loopt niet direct van de overheid <strong>naar</strong> zorgaanbieders, maar eerst <strong>naar</strong><br />
gebruikers (en) of publieke of private inkooporganisaties, zoals zorgverzekeraars. Financiële<br />
risico’s kunnen zo worden gedecentraliseerd en belangrijker, beheerst met<br />
behulp van de tucht van de markt. De disciplinerende kracht van de markt wordt aangewend<br />
om de (vaak niet erg hoge) efficiëntie van publieke diensten te verbeteren zonder<br />
evenwel concessies te doen aan de publieke waarden die door regelgeving van de<br />
markt moest worden geborgd.<br />
Meervoudigheid<br />
Vaak functioneren dergelijke markten verre van perfect. Dit heeft onder meer te maken<br />
met een gebrekkige structuur voor transacties. Dat is rechtstreeks toe te schrijven<br />
aan de kunstmatigheid van de markt; er was immers geen markt, de overheid heeft er<br />
een markt van gemaakt. Aan de zorgverzekeraars de taak de drie kernwaarden te verenigen,<br />
zoals expliciet in de Memorie van Toelichting van de Zorgverzekeringswet<br />
(Zvw) is opgenomen.<br />
Omdat zij opereren in een veld van meervoudige belangen kunnen ze worden gezien<br />
als hybride zoals In ‘t Veld dergelijke organisaties definieert (In ’t Veld, 2005). Brandsen,<br />
<strong>Van</strong> de Donk en Putters definiëren hybriditeit als “heterogeneous arrangement, characterised<br />
by mixtures of pure and incongruous origins, (ideal)types, ‘cultures’, ‘coordination mechanisms’,<br />
‘rationalities’, or ‘action logics’” (Brandsen, <strong>Van</strong> de Donk & Putters, 2005). Bij hybride<br />
organisaties is een veelheid aan waarden in het spel. De Algemene Rekenkamer<br />
noemt bijvoorbeeld als factoren rechtsvorm, eigendomsstructuur, type product (wettelijke<br />
taak/ markttaak), financiering, marktomgeving (monopolie/ concurrentie),<br />
waardenoriëntatie (collectief/ individueel) (Algemene Rekenkamer, 2005). Naast de bril<br />
zelf waardoor <strong>naar</strong> meervoudige organisaties of stelsels wordt gekeken, is ook de kijkrichting<br />
belangrijk. Barbara Baarsma concludeerde in haar oratie dat de markt als<br />
startpunt van het denkproces moet worden genomen (Baarsma, 2010). De Raad voor<br />
Maatschappelijke Ontwikkeling (RMO) stelt in zijn rapport ‘Tegenkracht’ dat de focus<br />
van een meervoudige of hybride organisatie idealiter “op de maatschappelijke kerntaak<br />
en de focus op het behoud en de groei van de eigen organisatie in elkaars verlengde<br />
[liggen], maar we hebben kunnen zien dat de belangen ook uit elkaar kunnen<br />
lopen. [...] In de voorbeelden uit het onderwijs en de zorg zagen we [...] dat organisaties<br />
worstelen met hun maatschappelijke doelstelling enerzijds en organisatiedoelen anderzijds.”<br />
(RMO, 2012). In de zorgverzekeringsmarkt is zichtbaar dat die belangen inder-<br />
46 <strong>Van</strong> <strong>onmacht</strong> <strong>naar</strong> <strong>veerkracht</strong>
daad uit elkaar lijken te lopen: de zorgverzekeraars aarzelen niet voor niets bij het<br />
“nemen van maatschappelijke verantwoordelijkheid”, aldus Rouvoet bij zijn aantreden<br />
als voorzitter van ZN.<br />
Definities van hybriditeit en meervoudigheid zijn dus breder dan alleen de tegenstelling<br />
publiek – privaat. Frissen ziet de scherpe toerekening van organisaties tussen het<br />
publieke of private domein zelfs als een manier om greep te krijgen op verschijnselen<br />
die veelvormig en minder grijpbaar zijn (Frissen, 2005). De nadruk in het debat komt<br />
daarmee dan ook te liggen op de meervoudige waarden (regimes) waar organisaties<br />
mee te maken krijgen. Deze meervoudigheid geldt strikt genomen voor alle organisaties<br />
want zoals Lindblom al veel eerder observeerde, bevinden alle organisaties zich<br />
altijd in een veld van meervoudige waarden en belangen (Lindblom, 1953 en Lindblom<br />
& Dahl, 1977) en zijn alle organisaties op die wijze in zekere mate publiek (Bozeman,<br />
2004).<br />
Toch is dit adjectief voor zorgverzekeraars in bijzondere mate bepalend. Zij opereren<br />
als een bedrijf en maken winst - ook als ze zonder winstoogmerk opereren. Zorgverzekeraars<br />
vullen een strak omschreven wettelijk mandaat uit; gericht op het leveren van<br />
zorg en waar het gaat om het basiszorgverzekeringspakket met weinig discretionaire<br />
ruimte. Ten slotte hebben zij eigen maatschappelijke belangen en verantwoordelijkheden<br />
ten aanzien van hun leden en klanten.<br />
Informatie-asymmetrie<br />
Op quasi-markten is vaak geen sprake van een perfect functionerende markt. Dit heeft<br />
te maken met een gebrekkige structuur voor transacties en overige falen in de markt.<br />
Dat is rechtstreeks toe te schrijven aan het feit dat er in beginsel helemaal geen markt<br />
was: de staat heeft er een markt van gemaakt.<br />
In de eerste plaats door de sterke regulering die noodzakelijk is om deze markten in<br />
staat te stellen te functioneren. De productstructuur in de gezondheidszorg wordt bijvoorbeeld<br />
bij wet vastgesteld. Daarnaast is er de eerdergenoemde regulering die publieke<br />
waarden moet borgen. Er is sprake van een (enorme) informatie-asymmetrie<br />
tussen verzekerden en zorgverzekeraars enerzijds en zorgaanbieders en zorgverzekeraars<br />
anderzijds. Productdefinities worden in diagnose-behandelcombinaties (DBC’s)<br />
en DBC’s op weg <strong>naar</strong> transparantie (DOT’s) ook door de overheid bepaald. Bij de zorgaanbieders<br />
werkzame professionals hebben hierin hun handelen gestandaardiseerd<br />
en geprotocolleerd. Daarmee ontstaat een basis om te spreken over kwantiteit en kwaliteit<br />
van de geleverde zorg.<br />
Routine Outcome Monitoring (ROM)<br />
De Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) houdt toezicht op de individuele kwaliteit<br />
van zorgaanbieders. Daarnaast zijn er verschillende kwaliteitskeurmerken en certificaten<br />
die een waarborg leveren over de kwaliteit van de aangeboden zorg door de<br />
zorgaanbieders. Naast toezicht vormen prestatie- en uitkomstindicatoren een onderdeel<br />
om de kwaliteit van de geestelijke gezondheidszorg (ggz) transparant te maken.<br />
Tussen zorgverzekeraars en GGZ Nederland is in 2011 afgesproken de ROM uit te bou-<br />
Bijlage iii Marktwerking in de zorg<br />
47
wen tot een landelijke benchmark voor therapie-uitkomst. In de uitvoering van de<br />
ROM meet de behandelaar herhaaldelijk de klachten of problemen bij een individuele<br />
patiënt. De behandelaar krijgt zo tijdig inzicht in het effect van de behandeling en kan<br />
daar zijn handelen op afstemmen. Door uitkomstgegevens bij een grote groep patiënten<br />
te verzamelen en te middelen kan een landelijke benchmark voor therapie-uitkomst<br />
ontstaan. Deze benchmark geeft inzicht in hoe de zorgaanbieders presteren ten<br />
opzichte van anderen.<br />
Over de inzetbaarheid van de ROM bestaat onder zorgaanbieders33 en hun professionals<br />
twijfel. Ondersteund door een groep van wetenschappers (<strong>Van</strong> Os, Kahn, Denys,<br />
Schoevers, Beekman, Hoogendijk, <strong>Van</strong> Hemert, Hodiamont, Scheepers, Delespaul,<br />
Leentjens, 2012) stelt deze groep dat in de ggz outcome monitoring met de huidige staat<br />
van de wetenschap niet mogelijk is en dat dat op zijn minst nog enkele jaren zal duren.<br />
In ieder geval zijn de DBC’s in de ggz veel moeilijker in te zetten dan in de somatische<br />
zorg. Bij een gebroken been kan betrekkelijk eenvoudig worden vergeleken welke typen<br />
behandeling bij de (vrij helder te stellen diagnose) worden ingezet en met welk<br />
resultaat. Bij psychische klachten ligt dit lastiger. Er is, behoudens medicatie, maar één<br />
type behandeling: gesprekstherapie. De hoeveelheid spreektijd bepaalt in feite achteraf<br />
de ernst van de aandoening. Er kan niet bij eerste diagnose worden vastgesteld<br />
wat de patiënt mankeert, noch hoe ernstig dat mankement is (een MRI-scan van het<br />
hoofd levert nu eenmaal nog niet het scherpe beeld op als de röntgenfoto van het gebroken<br />
been).<br />
Bureaucratie<br />
Rond prestatiemeting kunnen echter ook andere problemen ontstaan (De Bruijn, 2006<br />
en Bevan, Gwyn & Hood, 2006). In de literatuur wijst men op de risico’s van prestatiemeting<br />
wanneer producten aan diverse waarden moeten voldoen, organisaties geen<br />
producten maar processen leveren en oorzakelijke verbanden eigenlijk niet goed bekend<br />
zijn. Deze omstandigheden spelen juist in de ggz. In de slechtste gevallen ontstaan<br />
hierdoor perverse effecten. Frissen wijst op de gevaren van perverse prikkels bij<br />
invoering van DBC’s waarbij het gemakkelijkste te standaardiseren werk profijtelijker<br />
is dan het ingewikkelde, onplanbare, innovatieve werk (Frissen, 2008). Organisaties<br />
kunnen hun werkprocessen strategisch op incentives afstemmen. Omdat in de afrekensystematiek<br />
wordt afgerekend in tijd (fee-for-time-systeem) krijgen zorgaanbieders een<br />
prikkel om meer tijd aan hun patiënt te besteden, hetgeen de kosten opdrijft. Behalve<br />
dat de incentive hierdoor niet langer werkt, ondermijnt dit ook de professionele houding<br />
en waarden van organisaties en maakt het innovaties effectief onmogelijk (RMO,<br />
2011). In ‘t Veld onderscheidt de ‘wet van afnemende effectiviteit’, de wet van de sterke<br />
groei van indicatoren, collectieve blindheid (werkelijkheid verdwijnt achter de indicatoren).<br />
Dit kan leiden tot een steeds grotere afstand tussen de werkvloer en leidinggevenden.<br />
Door de introductie van de DBC’s en de DOT’s en alle aanvullende vereiste verantwoordings<br />
informatie heeft de introductie van marktwerking in de ggz vooral de ontwikke-<br />
33 De onenigheid heeft ook te maken met de manier waarop men samenwerkt. Aanbieders krijgen van<br />
verzekeraars geen voorschotten wanneer zij geen outputgegevens leveren.<br />
48 <strong>Van</strong> <strong>onmacht</strong> <strong>naar</strong> <strong>veerkracht</strong>
ling van bureaucratie en wet- en regelgeving tot gevolg gehad. Hoewel dit misschien<br />
negatief klinkt, hoeft dat niet zo te zijn. Prestatie-indicatoren worden aangeprezen als<br />
middel om de kwaliteit en efficiëntie te verbeteren omdat daarmee werkprocessen<br />
transparant kunnen worden gemaakt. Daardoor wordt het mogelijk goede werkwijzen<br />
te onderscheiden en ervan te leren. Met een goede incentive-structuur is het in beginsel<br />
mogelijk om goed gedrag te belonen en slecht gedrag te sanctioneren, zonder complexe<br />
bureaucratische structuren. Dit lijkt ook het geval bij zorgverzekeraars: de overheadkosten<br />
van de ziekenfondsen zijn vrij snel na de invoering van de Zvw gehalveerd.<br />
Ook op andere terreinen is meer bureaucratie ontstaan. Om te voorkomen dat mensen<br />
met hogere kans op zorgkosten van een basiszorgverzekering zouden worden uitgesloten<br />
(adverse selection) geldt een algemene wettelijke acceptatieplicht voor verzekerden.<br />
Dit heeft consequenties voor de werking van de zorgverzekeringsmarkt. Door de<br />
acceptatieplicht ontstaan zorgverzekeraars die relatief veel ‘dure’ verzekerden hebben<br />
(vaak door regionale verschillen). Deze zorgverzekeraars worden daarvoor gecompenseerd<br />
middels voor- en naverevening. De acceptatieplicht en de navereveningsmechanismen<br />
nemen een deel van de prikkel weg voor zorgverzekeraars om te concurreren<br />
(sommige zorgverzekeraars krijgen tot 50 procent van hun inkomsten via de verevening<br />
(CPB, onbekend). Om de concurrentie tussen zorgverzekeraars te stimuleren heeft<br />
het Kabinet besloten een deel van de vereveningsmechanismen af te schaffen (de naverevening).<br />
Overigens kan een goed werkend ex ante risicovereveningssysteem juist<br />
wel concurrentie mogelijk maken mét behoud van alle prikkels.<br />
Perverse effecten<br />
Marktwerking leidt zelf ook tot kostenstijgingen. Zorgaanbieders zijn actief op zoek<br />
<strong>naar</strong> klanten (induced demand). Omdat verzekerden na betaling van hun premie weinig<br />
barrières ervaren voor zorggebruik bestaat een intrinsieke neiging tot overconsumptie<br />
van zorg (moral hazard). Medische professionals bepalen (samen met de patiënt) welke<br />
behandeling nodig is. De belangrijkste coördinatiemechanismen in de zorg zijn daarom<br />
de maatschappelijke houding tegenover ggz en de opleidingseisen en ethische<br />
normen van de arts.<br />
De (demissionair) minister van Volksgezondheid Welzijn en Sport (VWS) wil verdere<br />
stappen zetten om te komen tot marktwerking in de ggz. Voor een succesvolle invoering<br />
hiervan moet het voor zorgverzekeraars mogelijk zijn om verzekerden uit te sluiten<br />
van niet gecontracteerde zorg en moet er een adequaat kwaliteits- en prestatiemeetsysteem<br />
voorhanden zijn. Of het eerste in juridisch opzicht mogelijk is, is nog<br />
onduidelijk. In ieder geval is er nog geen adequaat systeem om prestaties te meten.<br />
Ten aanzien van invoering van prestatiebekostiging in de zorg moet in het algemeen<br />
een waarschuwing worden uitgesproken. Ervaringen in de somatische zorg zijn gemengd.<br />
Hoewel marktwerking daar al enige jaren geleden is ingevoerd, is er nog<br />
slechts sprake van beperkte onderhandelingen, laat staan dat het een rol speelt in de<br />
kostenbeheersing. Invoering van concurrentie heeft daar (nog) niet geleid tot aantoonbare<br />
verbeteringen in de prijs-kwaliteitverhouding of kostenbeheersing (Heijink &<br />
Mosca, 2012). Wel is het zo dat voor de ziekenhuizen juist in 2012 de inkoop steeds<br />
serieuzer wordt opgepakt. Zorgverzekeraars hebben toegezegd de zorg in te kopen<br />
binnen het Budgettair Kader Zorg (BKZ).<br />
Bijlage iii Marktwerking in de zorg<br />
49
De uitwerking van het Zvw-stelsel is te beschouwen als work in progress. Het Kabinet<br />
heeft het voornemen geuit ook in de ggz prestatiebekostiging in te voeren. Het is in de<br />
huidige politieke context nog niet duidelijk of dit doorgang zal vinden. Gezien de lange<br />
politieke discussie over het onderwerp en het feit dat de politieke stellingnamen over<br />
het onderwerp wederom ver uiteen liggen, is het onvoorspelbaar welke kant het systeem<br />
zich op zal bewegen. De druk op het debat over de zorg blijft ondertussen groot.<br />
De macro-kosten in de zorg moeten worden beheerst, iets wat tot op heden geen enkele<br />
partij in de gezondheidszorg of de politiek is gelukt. Dat de politiek en de partijen<br />
in het systeem zelf iets met de stijgende zorgkosten moeten staat wel vast. Vooral de<br />
positie van de zorgverzekeraars is met de financiële houdbaarheid van het systeem<br />
verbonden. Wanneer zij de kosten niet in de hand kunnen houden zal de politiek, net<br />
als voorheen, weer sterker in gaan grijpen. Daarmee zou de rol van de verzekeraars<br />
verder aan betekenis inboeten.<br />
50 <strong>Van</strong> <strong>onmacht</strong> <strong>naar</strong> <strong>veerkracht</strong>
Bijlage iv Pilots<br />
De meervoudige rol van de zorgverzekeraars maakt het niet eenvoudig om aan de<br />
hooggespannen verwachtingen van andere partijen te voldoen. Externe krachten trekken<br />
de zorgverzekeraars verschillende richtingen op. Ondertussen is het een open<br />
vraag of de zorgverzekeraars van de politiek de ruimte krijgen hun rol met de noodzakelijke<br />
kracht in te vullen en of het überhaupt wel mogelijk is om de zorgkosten in de<br />
hand te houden. Zorgverzekeraars doen er daarom goed aan een <strong>veerkracht</strong>ige strategie<br />
te volgen34 . Een dergelijke strategie moet zich richten op het creëren van maatschappelijke<br />
waarde. Zo kunnen zorgverzekeraars hun meerwaarde bewijzen aan de<br />
politiek en maatschappij.<br />
De zorgverzekeraars hebben vanuit hun meervoudige rol bij uitstek de positie om hier<br />
met actoren in hun omgeving in de meta-governance van de sector verder vorm te<br />
geven. Dit vraagt van zorgverzekeraars ook dat ze een maatschappelijke rol oppakken<br />
en de verschillende waarden uit hun omgeving internaliseren en daaraan met andere<br />
partijen in de sector en de overheid werken. Belangrijke waarden waar partijen alleen<br />
gezamenlijk vorm aan kunnen geven zijn kwaliteit en macro-kostenbeheersing.<br />
Uitgangspunten bij het uitwerken van de meta-governance voor de geestelijke gezondheidszorg<br />
(ggz) zijn:<br />
1) Breng de verschillende waarden en belangen bij de afwegingen over allocatie van<br />
middelen op de juiste wijze bij elkaar en voorkom zo perverse effecten in de aansturingsmechanismen.<br />
Dit kan door de samenwerking met zorgaanbieders te vernieuwen<br />
en hen veel meer vrijheid te geven in de inrichting van de zorgketen. Dit<br />
kan ook door de samenwerking te zoeken met nieuwe partners waar de baten van<br />
ggz voor een belangrijk deel terechtkomen (werkgevers, uitkeringsinstanties, gemeenten,<br />
justitie).<br />
2) Leg de nadruk op gezondheid (outcome) in plaats van op de geleverde zorg (input).<br />
3) Voer met zorgprofessionals en andere belanghebbenden de discussie over de afbakening<br />
van ggz in het continuüm van opleiding, ontwikkeling, coaching op het<br />
werk, maatschappelijke ondersteuning, medische en justitiële ggz. Zo kan de opwaartse<br />
druk in de ggz worden geadresseerd.<br />
De belangrijkste randvoorwaarde voor de ontwikkeling van samenwerking in de sector<br />
is de beschikbaarheid van een gedragen product- en prestatiestructuur. Ggz aanbieders<br />
werken hier wel aan door Routine Outcome Monitoring (ROM) gegevens aan te leveren<br />
aan de Stichting Benchmark GGZ.<br />
34 Onder <strong>veerkracht</strong> wordt hier verstaan de capaciteit van een systeem om schokken op te vangen en<br />
zich te reorganiseren zonder zijn essentiele functies te verliezen (ontleend aan Walker; Walker et al.<br />
2004).<br />
Bijlage iv Pilots<br />
51
Experimenteren en leren<br />
De zorgverzekeraars kunnen de ontwikkeling van de meta-governance vorm geven<br />
door de ruimte te nemen met deze nieuwe vormen te experimenteren en te leren in<br />
een aantal grootschalige pilots. Met grootschalig wordt dan bedoeld dat de pilots een<br />
minimale schaalgrootte moeten hebben van een provincie of een regio. Pilots zijn hiervoor<br />
geschikt omdat daarin stappen kunnen worden gezet en ervaringen kunnen worden<br />
gedaan terwijl deze stappen niet onomkeerbaar zijn. Zo wordt de valkuil van de<br />
grootschalige stelselwijziging voorkomen. Pilots passen zo in een <strong>veerkracht</strong>ige strategie<br />
voor de zorgverzekeraars. In de pilots wordt duidelijk of (in termen van de transitietheorie,<br />
zie bijvoorbeeld Rotmans, 2006) nieuwe niche ontwikkelingen passen de<br />
ontwikkelingen van bredere configuraties en het wijdere maatschappelijke landschap.<br />
De uitkomsten van de pilots kunnen lessen en nieuwe bouwstenen opleveren voor<br />
verbeteringen in de ggz. De pilots maken ontwikkelingen zichtbaar en tastbaar. Omdat<br />
belangrijke keuzes worden gemaakt, krijgen de pilots ook de positieve spanning en<br />
uitdaging die horen bij een experiment. De grootschalige pilots moeten fungeren als<br />
kweekvijvers voor <strong>veerkracht</strong> van zorgverzekeraars, naast verbeteringen in de ggz.<br />
Daarnaast vervullen de pilots een voorbeeldfunctie.<br />
Het gaat in dit advies om de volgende pilots.<br />
pilot 1. regionaal totaalakkoord<br />
In deze pilot vindt een experiment plaats met populatiegebonden financiering, gericht op de gezondheid<br />
van verzekerden. Dit is een voor Nederland nieuw financieringsarrangement tussen<br />
zorgverzekeraars en zorgaanbieders. Zorgaanbieders in een regio krijgen de integrale verantwoordelijkheid<br />
voor de gezondheid van een populatie verzekerden. Binnen een gegeven totaalbudget<br />
(gebaseerd op een bedrag per verzekerde) kunnen zorgaanbieders zelf optimale keuzes<br />
maken tussen inzet op preventie of zorg en voor de inzet van optimale zorg in de keten (bijvoorbeeld<br />
eerste lijn in plaats van tweedelijnszorg). Bestaande schotten tussen de Algemene Wet<br />
Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) en de Zorgverzekeringswet (Zvw) worden daarvoor opgeheven.<br />
De besparingen kunnen aanzienlijk zijn (in de VS wel tot 30 procent) 35 .<br />
Aanpak<br />
De leidende zorgverzekeraar in een regio zoekt de samenwerking met regionale zorgaanbieders<br />
om een arrangement te vormen dat de gezondheid van verzekerden ondersteunt.<br />
De zorgverzekeraar betaalt niet voor de geleverde zorg maar vertrouwt de<br />
gezondheid van verzekerden toe aan de zorgaanbieders in de regio. Een keten van<br />
zorgaanbieders van huisarts tot ggz-instelling krijgt onder regie van de hoogst gekwalificeerde<br />
zorgaanbieder een totaal bedrag om <strong>naar</strong> eigen inzicht te besteden aan preventie,<br />
zorg in de eerste, (anderhalf) en tweede lijn. Zo wordt het eenvoudiger om patiënten<br />
die tweedelijnszorg ontvangen weer in de eerste lijn op te vangen. Iets wat<br />
volgens geïnterviewden in dit onderzoek nu vaak een knelpunt is. Samenwerking tussen<br />
zorgaanbieders is onontbeerlijk. Zo ontstaan ook mogelijkheden om de zeer kost-<br />
35 Besparingen zijn aanzienlijk: 17 procent – 43 procent. Deze besparingen zitten hoofdzakelijk in:<br />
1) minder opnames; 2) lagere prijzen; en 3) minder langdurige ambulante hulp (Frank and McGuire,<br />
1999, p 40 – 44, 76), zoals geciteerd in Jeurissen (2012).<br />
52 <strong>Van</strong> <strong>onmacht</strong> <strong>naar</strong> <strong>veerkracht</strong>
are intramurale zorg in volume terug te brengen. De schotten tussen de AWBZ en basiszorgverzekering<br />
worden daarvoor tijdelijk verwijderd. De gezondheid van verzekerden<br />
is voorzien van wetenschappelijke monitors. Voor een goed meetbaar resultaat<br />
moet deze pilot ten minste een aantal jaren de kans krijgen.<br />
Resultaat<br />
Het beoogd resultaat van de pilot is te toetsen of in Nederland op deze wijze, net als in<br />
het buitenland, de stijging van de kosten van de ggz tot stilstand te brengen is en zorgaanbieders<br />
de ruimte krijgen om zelf, los van onbedoelde invloeden van budgetstructuren,<br />
het beste zorgaanbod vorm te kunnen geven. <strong>Van</strong> de innovaties die zo ontstaan,<br />
kan worden geleerd.<br />
Uitgangspunten<br />
1) Ruimte en verantwoordelijkheid geven aan de zorgaanbieder<br />
Het eerste uitgangspunt van deze pilot is de verantwoordelijkheid voor beslissingen<br />
over zorg daar neer te leggen waar ook de meeste kennis voor deze besluiten voorhanden<br />
is, namelijk bij de zorgaanbieders.<br />
2) Overgang van input- <strong>naar</strong> outcomefinanciering<br />
Het tweede uitgangspunt in deze pilot is de overgang van inputfinanciering <strong>naar</strong> outcomefinanciering.<br />
Niet de geleverde zorg, maar de gezondheid staat centraal. Zorgaanbieders<br />
krijgen op deze wijze de vrijheid om vanuit hun kennis over ziekte en gezondheid<br />
van de lokale populatie, te investeren in preventie of lichtere maatschappelijke ondersteuning.<br />
Zorgaanbieders krijgen de ruimte om hun inspanningen zelf in te richten maar ook de<br />
verantwoordelijkheid om daarmee de gezondheid van de bevolking te bevorderen.<br />
Sleutel daarbij is financiële regeling tussen zorgverzekeraar en zorgaanbieder. Deze<br />
moet de zorgaanbieder zowel ruimte geven als prikkelen om aandacht te besteden aan<br />
efficiëntie in de zorgverlening. Zoals toegelicht in bijlage III geschiedt de bekostiging<br />
van de curatieve ggz momenteel voor het grootste deel op basis van een ‘fee for time’<br />
systeem (dit jaar nog gematigd door budgetsturing). Er is een productstructuur maar<br />
het geleverde product bestaat uit tijd die met een patiënt wordt gesproken. In een dergelijk<br />
bekostigingssysteem waarin de zorgaanbieder wordt afgerekend op intermediaire<br />
productie (budget) of output (bijvoorbeeld bestede tijd aan patiënt) ervaart de aanbieder<br />
een prikkel om meer te behandelen dan nodig is (<strong>Van</strong> de Ven, Wynand & Ellis,<br />
2000). Het College voor zorgverzekeringen (CVZ) heeft vastgesteld dat overbehandeling<br />
in de praktijk ook daadwerkelijk plaatsvindt36 . Ook wanneer de zorgaanbieder zich uit<br />
professionele en maatschappelijke verantwoordelijkheid beperkt tot de juiste behandeling<br />
is er in deze situatie in ieder geval geen prikkel om efficiënter te werken of de<br />
patiënt door te verwijzen <strong>naar</strong> een zorgaanbieder die een goedkopere behandeling kan<br />
leveren (bijvoorbeeld eerstelijns zorg). Zo ontstaat een volumeopdrijvende werking.<br />
Wanneer een groter financieel risico bij de zorgaanbieder wordt neergelegd, ontstaat<br />
een prikkel om efficiëntere zorg te leveren (Janssen & Soeters, 2010). Zolang dit niet<br />
36 Namelijk bij depressies, met name waar het gaat om antidepressiva (CVZ 2012).<br />
Bijlage iv Pilots<br />
53
leidt tot onderbehandeling is dit goed voor de efficiëntie en effectiviteit van de zorgverlening.<br />
Om dit te voorkomen moet de gezondheid van de verzekerden worden gemonitord.<br />
De in deze pilot voorgestelde vorm van financiering (de zogenaamde populatiegebonden<br />
financiering of capitation fee) bevat prikkels om effectiever te werken. Zorgaanbieders<br />
krijgen een vast bedrag per verzekerde. Het gaat het om een gezamenlijke aanneemsom<br />
voor de aanbieders in de regio en niet een bedrag per individuele aanbieder. Dit<br />
kunnen zij gezamenlijk <strong>naar</strong> eigen inzicht besteden aan ieder type zorg of zelfs aan<br />
preventie. De zorgaanbieder krijgt hiermee de vrijheid en een maximale financiële<br />
prikkel om preventie en zorg te optimaliseren. Het wordt voor zorgaanbieders aantrekkelijk<br />
om de meest efficiënte en effectieve behandeling voor te stellen maar ook om<br />
activiteiten te ondernemen die de kans op ziekte onder verzekerden voorkomen. Het<br />
is logisch de verantwoordelijkheid hiervoor bij de zorgaanbieders te leggen. Zij hebben<br />
van alle partijen in de zorg verreweg de meeste kennis in huis over de zorg die daadwerkelijk<br />
nodig is. Wanneer zorgaanbieders van de eerste lijn en de tweede lijn een<br />
gezamenlijk aanbod doen voor zorg in een regio wordt het mogelijk om ook in de zorg<br />
te innoveren. De zorg kan dichter bij de eerste lijn worden aangeboden. Dit biedt kostenvoordelen<br />
omdat de tweede lijn wordt ontlast. Bijkomend voordeel van dit type<br />
financiering is dat de transactiekosten tussen zorgverzekeraars en zorgaanbieders<br />
vrijwel verdwijnen (vermindering overheadkosten).<br />
pilot 2. werkgevers en uitkeringsinstanties<br />
op hun plek in de ggz<br />
Ook werkgevers en uitkeringsinstanties krijgen de plek in de ggz die hen toekomt. En niet voor<br />
niets. In de laatste decennia kende de diagnose ‘psychische klachten’ als reden voor arbeidsongeschiktheid<br />
en uitval door ziekte een enorme stijging (10 procent van het verzuim en 36 procent<br />
van arbeidsongeschiktheid is gerelateerd aan ggz klachten, <strong>Van</strong> Hoof et al., 2009). Werkgevers<br />
en uitkeringsinstanties hebben daarom een belang bij de psychische gezondheid van hun<br />
werknemers en bij het tegengaan van dit productieverlies. In deze pilot is de samenwerking gezocht<br />
met deze partijen. Zoals nu al het geval is in de uitvoering van de Ziektewet worden de<br />
bestaande belangen en afhankelijkheden van werkgevers, werknemers, zorgverzekeraars en/ of<br />
uitkeringsinstanties nadrukkelijk aan elkaar verbonden. Er worden afspraken gemaakt over<br />
inspanningen om psychische klachten te voorkomen (door werkgevers, zorgverzekeraars en<br />
werknemers) en over zorgaanbod en gebruik. Geleverde zorg is voor werknemers niet langer<br />
vrijblijvend. Er staat een inspanningsverplichting tegenover. De zorgverzekeringspolis bevat<br />
ook verplichtingen waaraan een verzekerde moet voldoen om zorg te ontvangen. Het gaat dan<br />
om acties die erop zijn gericht om werknemers zelf gezond te houden of weer te maken.<br />
54 <strong>Van</strong> <strong>onmacht</strong> <strong>naar</strong> <strong>veerkracht</strong>
Aanpak<br />
1) Samenwerking met werkgevers en werknemers<br />
In deze pilot werken zorgverzekeraars, zorgaanbieders, werkgevers37 en uitkeringsinstanties<br />
samen aan het beperken van de (aanzienlijke) directe en indirecte kosten<br />
door psychische klachten en arbeid38 . Zorgverzekeraars, werkgevers (of een gecontracteerd<br />
reïntegratiebedrijf) ontwikkelen preventieve en reïntegratiegerichte interventies.<br />
Net als nu al het geval is in de Ziektewet worden de bestaande belangen en afhankelijkheden<br />
van werkgevers, werknemers, zorgverzekeraars en of uitkeringsinstanties<br />
nadrukkelijk aan elkaar verbonden in overeenkomsten. De overeenkomsten bevatten<br />
onderlinge afspraken over inspanningen om psychische klachten te voorkomen (door<br />
werkgevers, zorgverzekeraars en werknemers) en over zorgaanbod en gebruik. Zo<br />
wordt overconsumptie van zorg waar de zorgverzekeraar voor opdraait (moral hazard)<br />
voorkomen maar draagt de zorgverzekeraar ook bij aan doelmatige zorg bij de werkgever<br />
die anders niet zou zijn geleverd. De werknemers hebben een speciale rol. De zorg<br />
die zij krijgen geleverd wijkt in deze pilot af van de zorg in de basiszorgverzekering.<br />
Het standaard aanbod dat de basiszorgverzekering kenmerkt wordt daarmee (in positieve<br />
zin) doorbroken. Anders dan bij de aanvullende zorgverzekering is dit aanbod<br />
echter wel afhankelijk van de inzet van de zorggebruiker. Net als nu al het geval is bij<br />
de Ziektewet moet de zorggebruiker zich actief inzetten om gezond te blijven of weer<br />
te worden. Indien deze inzet niet wordt geleverd volgen sancties.<br />
2) Samenwerking met uitkeringsverstrekkers en -ontvangers<br />
De samenwerking met uitkeringsinstanties krijgt vorm door gezamenlijk te werken<br />
aan de reïntegratie van mensen die in verband met psychische klachten al buiten het<br />
arbeidsproces zijn geraakt. Het Uitvoeringsinstituut Werknemers Verzekeringen (UWV)<br />
kan hiervoor ‘Individuele Reïntegratie Overeenkomsten’ aangaan (maar ook gemeenten<br />
kopen reïntegratietrajecten in bij reïntegratiebedrijven). De budgetten vanuit de<br />
zorg moeten hier op worden aangesloten. Voorheen waren hier meer meer mogelijkheden<br />
voor. Deze zijn de afgelopen jaren echter afgenomen. Het is de vraag of het voor<br />
zorgverzekeraars in alle gevallen een verstandige keus is deze budgetten zo streng te<br />
bewaken. Reïntegratie in het arbeidsproces kan voor de verzekeraars veel zorgkosten<br />
voorkomen. Daarbij kan worden aangesloten bij budgetten buiten de zorg.<br />
3) Samenwerking tussen ggz en HRM-professionals<br />
Om ggz te herpositioneren in het continuüm van begeleiding, coaching, opleidingen<br />
en sociaal maatschappelijke ondersteuning wordt in het kader van deze pilot aan ggzen<br />
HRM professionals gevraagd gezamenlijk nieuwe producten samen te stellen ten<br />
einde het arbeidsproces te ondersteunen.<br />
37 De pilot kan het beste worden gestart in samenwerking met werkgevers waar hoge risico’s van<br />
psychische werkgerelateerde uitval bestaan (Hoge risico’s zijn te vinden daar waar zich een<br />
cumulatie van risicofactoren voordoet en tekort aan protectieve factoren (bijvoorbeeld gezondheiden<br />
welzijnszorg en onderwijs).<br />
38 Psychische gezondheidsproblemen komen veel voor onder arbeidsongeschikten (CBS 2010, Hoof et<br />
al. 2010).<br />
Bijlage iv Pilots<br />
55
Resultaat<br />
Het beoogd resultaat van deze pilot is te toetsen of de kosten van de ggz beter in de<br />
hand kunnen worden gehouden wanneer ggz inkoop plaatsvindt in samenwerking<br />
met andere partijen en wanneer ggz gebruik afhankelijk is van resultaat van de geleverde<br />
zorginspanning en de inzet van zorgontvangers. Deze pilot kan op deze manier<br />
ook inzicht geven in de vraag in hoeverre de afbakening van (medische) ggz met andere<br />
arbeidsondersteunende en/ of ontwikkelende activiteiten kan worden verlegd.<br />
Uitgangspunten<br />
1) Kosten en baten van ggz bijeen brengen<br />
Het eerste uitgangspunt in deze pilot is dat de kosten en baten van de ggz bij elkaar<br />
moeten worden gebracht. Deze kosten en baten zijn thans ongelijk verdeeld. Meer<br />
specifiek gesteld: de kosten en baten komen bij verschillende partijen terecht. Dit leidt<br />
ertoe dat ggz niet altijd doelmatig wordt ingezet. Door partijen die baat hebben bij de<br />
opbrengsten van de ggz (financieel) betrokken te maken bij het besluit over het gebruik<br />
van ggz kan dit evenwicht worden hersteld, waarmee evenwichtiger besluiten<br />
over zorggebruik zullen worden genomen. Met name werkgevers en uitkeringsinstanties<br />
zijn hiervoor de aangewezen partijen omdat de kosten van psychische stoornissen<br />
met name bij hen terechtkomen.<br />
2) Aansluiting werk en ggz<br />
Het tweede uitgangspunt bij de pilot is dat (lichte) ggz moet worden geherpositioneerd<br />
in het continuüm van begeleiding, coaching, opleidingen en sociaal maatschappelijke<br />
ondersteuning. Tussen deze activiteiten is geen sprake van een breuk. Met name op<br />
het snijvlak met de factor arbeid sluiten ze nauw op elkaar aan. Arbeid is nauw verbonden<br />
met het geestelijk welbevinden en de zingeving van mensen (Hoof et al. 2010).<br />
Het werk is ook de plek waar de meeste aandacht wordt besteed aan persoonlijke ontwikkeling.<br />
Er wordt door werkgevers – buiten de ggz - het meeste geld uitgegeven aan<br />
persoonlijke begeleiding. Het beeld van een glijdende vlak is nog sterker bij werknemers<br />
met (beginnende) psychische klachten zoals overspannenheid. Werkgevers zijn<br />
in deze gevallen verplicht bij te dragen aan reïntegratie. Hier worden vaak professionele<br />
bureaus voor ingeschakeld. Zorgverzekeraars kunnen met deze partijen samenwerken,<br />
of zich bedrijfsmatig op deze markt begeven.<br />
3) Transacties en differentiatie<br />
Het laatste belangrijke uitgangspunt bij deze pilot is dat de zorg die partijen ontvangen<br />
wordt gedifferentieerd <strong>naar</strong> de mate van de inspanning die zij leveren. Er ontstaat<br />
dus ongelijkheid tussen zorgontvangers.<br />
pilot 3. survival of the fittest aanbieders<br />
In de ggz is kwaliteit nog veel meer onderwerp van discussie dan in de somatische zorg. Het<br />
inzicht in goede en minder goede behandelingen in de ggz is nog zeer beperkt. Dit maakt perverse<br />
effecten aan de kant van zorgaanbieders zeer realistisch, met de zorgverzekeraar, maar<br />
ook de patiënt als de gedupeerden. Om dit te veranderen moet van prestatiebekostiging een positieve<br />
prikkel uitgaan. De verzekeraars moeten hier het voortouw in nemen door nu te beginnen<br />
op kwaliteit te selecteren. Er kan worden begonnen met die enkelvoudige stoornissen waar-<br />
56 <strong>Van</strong> <strong>onmacht</strong> <strong>naar</strong> <strong>veerkracht</strong>
over nu wel al voldoende feiten bekend zijn. Ieder jaar kopen verzekeraars hiervoor de 5 procent<br />
producten waarvan is vastgesteld dat ze de slechtste kwaliteit hebben niet langer in bij de betreffende<br />
aanbieders. Zo ontstaat geleidelijk een specialisatie van aanbieders op de diensten<br />
waar zij het beste op presteren. In de ontwikkeling van outcome monitoringssystemen kan van<br />
de ervaringen uit deze pilot worden geprofiteerd.<br />
Aanpak<br />
Een groep zorgverzekeraars selecteert samen met zorgaanbieders een aantal aandoeningen<br />
waar voldoende evaluatiegegevens over beschikbaar zijn. De zorgverzekeraars<br />
gebruiken de evaluatiegegevens gedurende een aantal jaren om steeds de 5 procent<br />
slechtst scorende zorgaanbieders van zorginkoop voor deze producten uit te sluiten.<br />
Periodiek wordt het minimum kwaliteitsniveau bijgesteld waarbij het gemiddeld behaalde<br />
kwaliteitsniveau van gecontracteerde zorgaanbieders het nieuwe minimumkwaliteitsniveau<br />
wordt zonder dat kosten voor het behalen van dit niveau autonoom<br />
mogen stijgen. Een belangrijk onderdeel van de pilot is om eventuele problemen bij<br />
het gebruik van kwaliteitsgegevens te signaleren en te verbeteren. Daarom worden<br />
goed en slecht presterende zorgaanbieders, cliënten en patiëntenverenigingen betrokken<br />
om commentaar te leveren op de pilot en om verbetermogelijkheden te suggereren.<br />
Resultaat<br />
Het doel van de pilot is de ontwikkeling van kwaliteitsmeetsystemen in de ggz en het<br />
gebruik daarvan in de zorginkoop te verbeteren en te versnellen. Op dit moment staan<br />
voor- en tegenstanders van de Routine Outcome Monitoring (ROM) recht tegenover elkaar.<br />
Alleen door concrete ervaringen op te doen kan deze discussie verder worden gebracht.<br />
Het concreet gebruik van evaluatiegegevens maakt pas duidelijk hoe cliënten<br />
en professionals met evaluaties om gaan. De resultaten van de pilot helpen bij de verdere<br />
keuzes in de vormgeving van de zorginkoop.<br />
Uitgangspunten<br />
1) Verbinden zorgprofessionals met de maatschappij<br />
Prestatiesturing is alleen mogelijk met een goede productstructuur en kwaliteitmeetsysteem.<br />
Een prestatiesysteem is de verbinding tussen het zorggebruik en de zorginkoop.<br />
Het is de taal waarmee zorginkopers, zorgverkopers, zorgprofessionals en patiënten<br />
met elkaar moeten kunnen spreken. De ontwikkeling van een dergelijke taal is<br />
moeizaam omdat de werelden van zorgprofessionals, patiënten en zorgverzekeraars<br />
heel verschillend zijn. Zorgprofessionals verantwoorden zich niet langer alleen <strong>naar</strong><br />
elkaar, maar ook <strong>naar</strong> de buitenwereld. Daar kan hun beroepspraktijk van profiteren.<br />
Gebruik van prestatiesystemen is daarom ook lonend. Met een prestatiesysteem is<br />
zinvolle communicatie en coördinatie mogelijk. Waar partijen eerst elkaar in het<br />
meest gunstige geval tolereerden, kunnen ze nu samenwerken.<br />
2) Ontwikkelen uit praktijkervaring<br />
Een werkend prestatiemeetsysteem kan om bovenstaande redenen alleen in de praktijk<br />
en tussen de verschillende groepen die ermee moeten werken ontstaan. De bestaande<br />
kwaliteit- en resultaatsystemen moeten daarom worden verbonden aan het<br />
inkoopproces. Alleen in de praktijk van de inkoop blijkt of het systeem werkt en algemeen<br />
geaccepteerde feiten produceert of dat er onbruikbare of eenvoudig manipuleerbare<br />
feiten ontstaan.<br />
Bijlage iv Pilots<br />
57
Geraadpleegde deskundigen<br />
1. Mw. drs. M.A.M. Barth, voorzitter GGZ NL; lid Eerste Kamer, PvdA-fractie<br />
2. H. Berg, zelfstandig adviseur<br />
3. Mw. drs. A. van Breukelen, psychiater bij <strong>Van</strong>BreukelenPsychiatrie, bij Transparant<br />
Centrum voor GGZ en (interim) bij Parnassia<br />
4. Mw. mr. drs. H.G.J. Bruins Slot, lid Tweede Kamer, CDA-fractie, woordvoerder GGZ<br />
5. R.J.B. Groot Koerkamp MSc, beleidsadviseur Zorgverzekeraars Nederland<br />
6. dr. P.F. Hasekamp, directeur Zorgverzekeraars Nederland<br />
7. dr. P.P.T. Jeurissen, Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport<br />
8. drs. L. de Jong-Witsenburg, Chief Medical Officer bij Algemene Ziektenkostenverzekering,<br />
vml. programmaleider GGZ Nederland<br />
9. B. Keijzer, inkoper GGZ, Zorgverzekeraar DSW<br />
10. drs. E.A.M. Laarhoven, lid Raad van Bestuur Rivierduinen<br />
11. drs. W.A. van der Meeren, voorzitter Raad van Bestuur, Zorgverzekeraar CZ<br />
12. prof. dr. P.L. Meurs, hoogleraar bestuur van de gezondheidszorg, Erasmus Universiteit;<br />
lid Eerste Kamer, PvdA-fractie<br />
13. drs. C. Oomen, voorzitter Raad van Bestuur, Zorgverzekeraar DSW<br />
14. Mw. drs. F.H.A. Stegehuis, directeur Zorgmanagement, Zorgverzekeraar Menzis<br />
15. prof. dr. M.J.W. van Twist, decaan <strong>NSOB</strong><br />
16. Mw. drs. I.M. de Vries, relatiebeheer GGZ, Zorgverzekeraar DSW<br />
17. ir. J. van der Vlist, geassocieerd lid van ABD TOP Consultants, vml. Secretaris-generaal<br />
Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer<br />
18. drs. H.W.M. Wesseling, algemeen directeur van Nicis, associé bij Berenschot<br />
19. Mw. W. Wind, directeur Nederlandse Patiënten Consumenten Federatie (NPCF)<br />
58 <strong>Van</strong> <strong>onmacht</strong> <strong>naar</strong> <strong>veerkracht</strong>
Literatuur<br />
Achterhuis (2004), De Gezondheidsutopie, G-lezing 2004, Utrecht.<br />
Algemene Rekenkamer (2005), Publiek ondernemerschap, Toezicht en verantwoording bij<br />
publiek-private Arrangementen, Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 30 220,<br />
nrs. 1–2.<br />
American Psychiatric Association (2000), Diagnostic and Statistical Manual of Mental<br />
Disorders, Fourth edition, Text revision (DSM-IV-TR).<br />
American Psychiatric Association (2012), DSM-V Development vindplaats: www.dsm5.<br />
org/proposedrevision/Pages/Default.aspx (ontvangen 19 mei 2012), Arlington, U.S.A.<br />
Baarsma (2010), Moeilijke marktwerking en meedogenloze mededinging, Een welvaartseconomisch<br />
perspectief, Rede uitgesproken bij de aanvaarding van het ambt van bijzonder<br />
hoogleraar Marktwerking en Mededingingseconomie aan de Universiteit van Amsterdam<br />
op vrijdag 12 februari 2010, Vossiuspers UVA, Amsterdam.<br />
Belonen <strong>naar</strong> prestaties (2012), http://www.belonen<strong>naar</strong>prestaties.nl (geraadpleegd op<br />
18 mei 2012).<br />
Bevan, Gwyn & Hood (2006), What’s measured is what matters: targets and gaming in the<br />
public health care system. Public Administration 84, no. 3:517-538.<br />
Bozeman (2004), All Organizations Are Public: Comparing Public and Private Organizations,<br />
Beard Books.<br />
Brandsen (2004), Quasi market Governance: An anotomy of innovation, Utrecht, Lemma.<br />
Brandsen, <strong>Van</strong> de Donk & Putters (2005), Griffins or Chameleons?, Hybridity as a permanent<br />
and inevitable characteristic of the third sector, International Journal of Public<br />
Administration, 28: 749-765, 2005, Taylor & Francis inc.<br />
Brandsen & Karré (2010), Hybride organisaties: een overzicht van het onderzoek<br />
in de Nederlandse Bestuurskunde, Bestuurswetenschappen 2, 2010.<br />
Bruijn de (2006), Managing Performance in the Public Sector, Routledge, London.<br />
BS Health consultancy (2008). De GGZ langs de meetlat. Onderzoek <strong>naar</strong> de mogelijkheden<br />
om de marktpositie te versterken en het rendement te verbeteren. Haarlem: BS Health<br />
Consultancy.<br />
Cosgrove et al. (2006) Financial Ties between DSM-IV Panel Members and the Pharmaceutical<br />
Industry, in tijdschrift “Psychotherapy and Psychosomatics”, vol. 75, nr.3, 2006.<br />
Centraal Bureau voor de Statistiek (2010). Zelfgerapporteerde medische consumptie, gezondheid<br />
en leefstijl. Den Haag/ Heerlen.<br />
Centraal Bureau voor Statistiek (2011), Zorgrekeningen; uitgaven (in lopende en constante<br />
prijzen) en financiering.<br />
Centraal Plan Bureau en Planbureau voor de Leefomgeving (2012), Keuzes in kaart<br />
2011 -2015.<br />
College van Zorgverzekeringen (2012), Geneeskundige GGZ (deel 1), Wat is nu verzekerde<br />
zorg en wat niet?, Diemen.<br />
College van Zorgverzekeringen (2012), Pakketscan depressie, Publicatienummer 308,<br />
Diemen.<br />
Dahl & Lindblom 1953, Politics, economics and welfare, Chicago.<br />
Dehue (2005). Verdienen aan neerslachtigheid. Maandblad Geestelijke Volksgezondheid,<br />
60(3), 223-235.<br />
De Volkskrant (2004), Kamer kraakt eigen zorg-enquête, In: de Volkskrant, 1 oktober 2004.<br />
Literatuur<br />
59
De Volkskrant (2012), Psychiatrie in greep commercie, Bijbel psychologen en psychiaters leest<br />
als productcatalogus van farmaceutische industrie, In: de Volkskrant, 14 maart 2012.<br />
DNB (2009), De Nederlandsche Bank. Solvabiliteit en winst- en verliesrekening van de<br />
ziektekostenverzekeraars. Amsterdam: DNB, 2009.<br />
Douven (onbekend), CPB publicatie no. 212, Ex-postcorrectiemechanismen in de Zorgverze-<br />
keringswet: hoe nu verder?, Den Haag.<br />
Dunning (2001), De basisverzekering: voor elk wat wils?, De structuur en de financiering van<br />
de gezondheidszorg gaan op de schop. Een noodzakelijke verandering of een monument van<br />
minister Borst?, In: NRC Handelsblad,25 januari 2001.<br />
Eerste Kamer 2000-2001, nr. 303, De Zorg in Nederland; Bijlagen met vragen van vaste commissie<br />
voor VWS en antwoorden daarop van minister Borst (VWS).<br />
Frissen (2005) in Meijerink & Minderman (red.), Naar een andere publieke sector, Hybriditeit<br />
en een andere wijze van publieke taakvervulling, sdu Uitgevers Den Haag.<br />
Frissen (2007), De staat van verschil, Uitgeverij <strong>Van</strong> Gennep, Amsterdam.<br />
Frissen (2009), Gevaar Verplicht, Uitgeverij <strong>Van</strong> Gennep, Amsterdam.<br />
GGZ Nederland (2010), Wachttijden in ggz instellingen 2009, GGZ Nederland, Amersfoort,<br />
Publicatienummer 2010-365.<br />
Graaf de, Have ten, Dorsselaer van, (2010), De psychische gezondheid van de Nederlandse<br />
bevolking, NEMESIS-2: Opzet en eerste resultaten, Utrecht: Trimbos-instituut.<br />
Grinten van der, Kasdorp (1999), 25 jaar sturing in de gezondheidszorg: van verstatelijking<br />
<strong>naar</strong> ondernemerschap, SCP, Den Haag.<br />
Heijink & Mosca (2012). Prijs en kwaliteit van onderhandelbare ziekenhuiszorg, ESB, Jaargang<br />
97 (4627) 20 januari 2012.<br />
Helderman (2007), Bringing the market back in? Institutional Complementarity & Hierarchie<br />
in Dutch Housing and Health Care (Doctoral Thesis).<br />
Het Financieele Dagblad, (2012), CZ wil haast maken met selectief inkopen ggz, In: het<br />
Financieele Dagblad, 18 mei 2012.<br />
Hilderink, Land van ‘t (2008), GGZ in tabellen 2008. Utrecht: Trimbos-instituut, 2009.<br />
Hoof van, Fotiadis, Vijselaar, Hasker, (2008). Trendrapportage GGZ 2008. Deel 1. Organisatie,<br />
structuur en financiering. Basisanalyse. Utrecht: Trimbos-instituut.<br />
Hoof van, Knispel, Vijselaar, (2009), Trendrapportage ggz 2009, Nieuwe Financieringskaders<br />
voor de ggz, Themarapportage in het kader van de Trendrapportage ggz deelterrein 1: Organisatie,<br />
structuur en financiering, Trimbos Utrecht.<br />
Hoof van, Knispel, Meije, Wijngaarden, Vijselaar (2010), Trendrapportage ggz 2010, Deel 1<br />
organisatie structuur en financien, Trimbos, Utrecht.<br />
Hoof van, Knispel, Schneider, Beeley, Aagaard Putten, Keet, Snuverink (2011), Trendrapportage<br />
ggz 2011, Ambulante zorg en maatschappelijke ondersteuning voor mensen met<br />
ernstige psychische aandoeningen, een vergelijking van nationaal beleid en zorgstelsels in<br />
Nederland, Engeland en Denemarken (Themarapportage), Trimbos, Utrecht.<br />
Hoogduin (2007), Hedendaagse psychotherapie is evidence-based, protocollair en gericht op<br />
klachtenreductie, Tijdschrift voor de psychotherapie, jaargang 33, nr. 5.<br />
Horst van der, Erp van, Jong de (2011), CPB policy brief 2011/ 11, Zorg blijft groeien,<br />
Financiering onder druk, CPB, Den Haag.<br />
Inspectie der Rijksfinanciën (2010), Werkgroep 11. Curatieve zorg, Curatieve zorg 2.0.<br />
Inspectie der Rijksfinanciën (2010), Interdepartementaal beleidsonderzoek curatieve GGZ<br />
(Bijlage bij rapport heroverweging curatieve zorg).<br />
60 <strong>Van</strong> <strong>onmacht</strong> <strong>naar</strong> <strong>veerkracht</strong>
Janssen & Soeters (2010), 45 DBC’s in de GGZ, ontwrichtende of herstellende werking?<br />
GZ-PSYCHOLOGIE 7 n NOVEMBER 2010.<br />
Jessop (2003), Governance and meta governance: on reflexivity, requisite variety, and requisite<br />
irony, published by the department of sociology, Lancaster University, Lancaster LA1<br />
4YN, UK at http://www.comp.lancs.ac.uk/sociology/papers/Jessop-Governance-and<br />
Metagovernance.pdf (ontvangen 19 mei 2012).<br />
Jeurissen (2012), Manuscript, Beleidsthema’s in het hier en nu voor een doelmatige curatieve<br />
geestelijke gezondsheidszorg in de toekomst, VWS, Den Haag.<br />
Karré (2011), Heads and Tails: Both sides of the coin, an analysis of hybrid organizations in the<br />
Dutch waste management sector, Eleven International Publishers, Den Haag.<br />
Karré & Veld In ’t (2007), Spanningen in organisaties met publieke en private relaties,<br />
M&O nummer 3/4 - mei/augustus.<br />
Karré (2011), Marktwerking in de publieke dienstverlening Kansen en risico’s van hybride<br />
organisaties, Socialisme & Democratie, Uitgeverij Boom, Amsterdam.<br />
Koninklijk Nederlands Medisch Genootschap i.s.m. NU’ 91 2002, Managed care, consult<br />
III.041.<br />
Kruiter (2010), Mild Despotisme: de hedendaagse democratie en de verzorgingsstaat door de<br />
ogen van Alexis de Tocqueville, <strong>Van</strong> Gennep.<br />
Leeuwen, Pommer, Ras & Tulder (1997), Het Ziekenfonds waar ligt de grens, SCP, VUGA,<br />
Den Haag.<br />
Le Grand & Bartlett (1993), Quasi markets and social policy, Macmillan.<br />
Lindblom (1977), Politics and markets, New York, Basis Books.<br />
Meuleman (2008), Public Management and the metagovernance of hierarchies, Networks and<br />
Markets, The feasibility of Designing and Manageing Governance Style Combinations,<br />
Physica Verlag, Heidelberg.<br />
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (2007), Beschrijving van het risicovereveningssysteem<br />
van de Zorgverzekeringswet, Den Haag.<br />
Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, 1 juli 2011, Programmabrief langdurige<br />
zorg.<br />
Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport 10 juli 2011, Voornemens curatieve ggz,<br />
TK 25 424, nr. 118.<br />
Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, 26 maart 2012, Kamerbrief-over-aanpassing-artikel-13-van-de-zorgverzekeringswet.<br />
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (2011), Bestuurlijk Hoofdlinenakkoord<br />
2012-2015 tussen de Nederlandse Vereniging van Zekenhuizen, de Nederlandse Federatie<br />
van Universitair Medische Centra, Zelfstandige Klinieken Nederlan, Zorgverzekeraars<br />
Nederland en het ministerie van VWS, Den Haag.<br />
Mutsaers (2006), Het verhaal als remedie, onderzoek <strong>naar</strong> de subjectieve beleving van depressie.<br />
In: Bolmeijer E., Mies L. & Westerhog (red.), De betekenis van levensverhalen.<br />
Theoretische beschouwingen en toepassingen in onderzoek en praktijk. Bohn<br />
Stafleu van Loghum.<br />
NIVEL (2011), Ervaringen van verzekerden met de zorg en de zorgverzekeraars, CQ-index<br />
Zorg en Zorgverzekering, meting 2011, NIVEL/CKZ Utrecht.<br />
Nuien, Dijk van, Land ‘t (red) (2012), Trendrapportage ggz 2011, Naar een integrale aanpak...<br />
Het bieden van psychosociale zorg aan chronisch lichamelijk zieken (Trimbos<br />
Themarapportage).<br />
Literatuur<br />
61
Nederlandse Zorgautoriteit (2010), Monitor De curatieve GGZ in 2009: ontwikkelingen in<br />
aanbod en volume.<br />
Nederlandse Zorgautoriteit (2011), Monitor Curatieve GGZ in 2010: een sector in ontwikke-<br />
ling.<br />
Nederlandse Zorgautoriteit (2011), Marktscan Zorgverzekeringsmarkt 2011, Het verschil<br />
maken, Stand van de zorgmarkten.<br />
Nederlandse Zorgautoriteit (2012), Marktscan geestelijke gezondheidszorg: weergave van de<br />
markt 2008-2011.<br />
Os van, Kahn, Denys, Schoevers, Beekman, Hoogendijk, Hemert van, Hodiamont,<br />
Scheepers, Delespaul, Leentjens (2012), ROM: gedragsnorm of dwangmaatregel? Over-<br />
wegingen bij het themanummer over routine outcome monitoring, tijdschrift voor<br />
psychiatrie 54 (2012)3, 245-253.<br />
Putters, Frissen (2006) Vertrouwen voor en door innovatie, Over de noodzaak van checks &<br />
balances bij vernieuwingsprocessen in de zorg. Universiteit van Tilburg.<br />
Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling, Tegenkracht organiseren, lessen uit de kredietcrisis,<br />
Den Haag (2011).<br />
Rosanvallon (2008), Counter Democracy, Politics in an age of Distrust, Cambridge Universty<br />
Press, Cambridge MA.<br />
Rosendaal, Joost ed. (2005), Staatsregeling voor het Bataafsche volk 1798. De eerste grondwet<br />
van Nederland, Nijmegen.<br />
Rotmans (2006) Transitiemanagement; een sleutel voor een duurzame samenleving. Assen:<br />
Koninklijke <strong>Van</strong> Gorcum.<br />
Rutgers (2011), Het Pantheon van de Publieke Waarden, Rede uitgesproken bij de aanvaarding<br />
van het ambt van hoogleraar Filosofie van het Openbaar Bestuur aan de Universiteit<br />
van Amsterdam op vrijdag 11 februari 2011, Universiteit van Amsterdam,<br />
Amsterdam.<br />
Raad voor de Volksgezondheid & Zorg (2008), Uitgavenbeheer in de Gezondheidszorg, Den<br />
Haag.<br />
Raad voor de Volksgezondheid & Zorg (2011), Samenwerking en mededinging in de zorg,<br />
Achtergrondstudie uitgebracht door de Raad voor de Volksgezondheid en Zorg bij het advies<br />
Medisch-specialistische zorg in 2020. Den Haag.<br />
Staatsblad (2006), Wet van 7 juli 2006, houdende regels inzake marktordening, doelmatigheid<br />
en beheerste kostenontwikkeling op het gebied van de gezondheidszorg (Wet marktordening<br />
gezondheidszorg).<br />
Staatsblad (2005), Wet van 16 juni 2005, houdende regeling van een sociale verzekering voor<br />
geneeskundige zorg ten behoeve van de gehele bevolking (Zorgverzekeringswet).<br />
Staatsblad (1967), Wet van 14 december 1967, houdende algemene verzekering bijzondere<br />
ziektekosten (Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten).<br />
Sociaal- Economische Raad (2000), Naar een gezond stelsel van ziektekostenverzekeringen<br />
Advies uitgebracht aan de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport Publicatienummer<br />
12, Den Haag.<br />
Tweede Kamer 1973/1984 – 13012 nr. 2, Structuurnota Gezondheidszorg van Staatssecretaris<br />
Hendriks van Volksgezondheid en Milieuhygiëne.<br />
Tweede Kamer 1987/1988 – 19945 nr. 27 en 28, Nota Verandering verzekerd, Stapsgewijs<br />
<strong>naar</strong> een nieuw stelsel van zorg (tweede kabinetsreactie op het rapport van de Commissie<br />
Dekker).<br />
62 <strong>Van</strong> <strong>onmacht</strong> <strong>naar</strong> <strong>veerkracht</strong>
Tweede Kamer 1989-1990- 21592A, Oorspronkelijke tekst van het voorstel van wet en van<br />
de memorie van toelichting zoals voorgelegd aan de Raad van State en voor zover nadien<br />
gewijzigd; ‘Plan Simons’.<br />
Tweede Kamer 1994- 1995 23666 nr. 2, Rapport parlementaire subcommissie Willems, deel 1.<br />
Tweede Kamer 1994- 1995 23666 nr. 3, Rapport parlementaire subcommissie Willems, deel 2.<br />
Tweede Kamer 2000-2001 27855 (‘Nota Vraag aan Bod. Hoofdlijnen van vernieuwing<br />
van het zorgstelsel’).<br />
Tweede Kamer 2002-2003 28852 nr. 3 (‘Rapport van de tijdelijke commissie onderzoek<br />
zorguitgaven, 16 maart 2004’).<br />
Tweede Kamer 2004-2005 30220, nr. 2 (‘Publiek ondernemerschap Toezicht en verantwoording<br />
bij publiek-private arrangementen, Rapport Algemene Rekenkamer’),<br />
Sdu Uitgevers ’s-Gravenhage.<br />
Tocqueville de (2008), Over de democratie in Amerika, Prometheus, Liberaal Kenniscentrum,<br />
Brussel.<br />
Ven van de, Ellis (2000), Risk Adjustment in Competitive Health Plan Markets Chapter 14 in<br />
A.J. Culyer and J.P. Newhouse, (ed.) Handbook in Health Economics, North Holland.<br />
755-845.<br />
Veld In ‘t (2005), Verzelfstandiging en hybriditeit, in: Meijerink, & Minderman (red.).<br />
Veld In ‘t (1997), Noorderlicht. Over scheiding en samenballing, Den Haag, Vuga.<br />
Walker et al. (2004), Resilience, adaptability and transformability in social ecological systems,<br />
Ecol. Soc. 9(2):5.(vindplaats: http:www.ecology an society.org/vol9/iss2/art5; (opgevraagd<br />
op 18 mei 2012).<br />
Wolfson (2005) Transactie als bestuurlijke vernieuwing (Situational Contracting as a Strategy<br />
of Public Sector Reform), Amsterdam: University Press.<br />
Wolfson (2010) Dreaming of a Properly Informed Democracy, in R. J. in ‘t Veld (ed) Knowledge<br />
Democracy, Berlin: Springer.<br />
ZonMw (2009) Evaluatie Zorgverzekeringswet en Wet op de zorgtoeslag, Den Haag.<br />
Zorgverzekeraars Nederland (2012), https://www.zn.nl/branche/stelsel (opgevraagd op<br />
18 mei 2012).<br />
Zuiderent-Jerak, Grit & Grinten, van der (2010) Markets and Public Values in Healthcare,<br />
WRR Webpublicatie nr. 57.<br />
Literatuur<br />
63
<strong>Van</strong> <strong>onmacht</strong> <strong>naar</strong> <strong>veerkracht</strong> - Colofon<br />
Dit adviesrapport is uitgevoerd in het kader van de opleiding Master of Public Administration<br />
aan de Nederlandse School voor Openbaar Bestuur. De externe opdrachtgever<br />
is Zorgverzekeraars Nederland.<br />
Het auteursrecht van het rapport berust bij de auteurs. Het gepresenteerde werk is origineel<br />
en bevat geen andere bronnen dan die waar in de tekst <strong>naar</strong> verwezen wordt en<br />
die genoemd worden bij de referenties. De auteurs zijn geheel verantwoordelijk voor<br />
de inhoud. De Nederlandse School voor Openbaar Bestuur is slechts verantwoordelijk<br />
voor de onderwijskundige begeleiding en aanvaardt in geen enkel opzicht verantwoordelijkheid<br />
voor de inhoud.<br />
Het rapport is op 8 juni 2012 voor een jury gepresenteerd.<br />
Jurysamenstelling<br />
Renée Bergkamp<br />
Ernst ten Heuvelhof<br />
Jan Willem Holtslag<br />
Herman Sietsma<br />
Nederlandse School voor Openbaar Bestuur<br />
Paul Frissen, decaan<br />
Stavros Zouridis, decaan<br />
Fotoverantwoording<br />
Foto’s binnenwerk<br />
Frederik Salomon Meijers maakte zijn foto’s tussen 1915 en 1916 in het Amsterdamse<br />
Wilhelmina Gasthuis, waar Meijers chef de clinique was van de mannenafdeling voor<br />
zenuwpatiënten.<br />
Bron: Collectie F.S. Meijers. Het Dolhuys, nationaal museum van de psychiatrie, Haarlem.<br />
Coverfoto<br />
Hermann Rorschach introduceerde in 1921 de Rorschach Inktvlekken Methode als<br />
psychologische test. De basis voor de Rorschachtest is de menselijke neiging om interpretaties<br />
en gevoelens te projecteren op zoals in dit geval inktvlekken. De gegeven<br />
interpretaties proberen speciaal opgeleide psychologen te herleiden tot de diepere<br />
persoonlijke karaktertrekken en impulsen van de testpersonen.<br />
Bron: Shutterstock.<br />
64 <strong>Van</strong> <strong>onmacht</strong> <strong>naar</strong> <strong>veerkracht</strong>