Overzicht Financiële Stabiliteit Najaar 2012 - Vastgoedjournaal
Overzicht Financiële Stabiliteit Najaar 2012 - Vastgoedjournaal
Overzicht Financiële Stabiliteit Najaar 2012 - Vastgoedjournaal
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
<strong>Overzicht</strong><br />
<strong>Financiële</strong> <strong>Stabiliteit</strong><br />
<strong>Najaar</strong> <strong>2012</strong>
<strong>Najaar</strong> <strong>2012</strong>, nr. 16<br />
De Nederlandsche Bank<br />
<strong>Overzicht</strong> <strong>Financiële</strong><br />
<strong>Stabiliteit</strong>
© <strong>2012</strong> De Nederlandsche Bank NV<br />
Oplage: 900<br />
Dit document is samengesteld op basis van data beschikbaar t/m 21 september <strong>2012</strong>, tenzij<br />
anders vermeld.<br />
Afkortingen landen volgens ISO-norm.<br />
Iedere openbaarmaking en verveelvoudiging voor educatieve en niet-commerciële<br />
doeleinden is toegestaan, mits met bronvermelding.<br />
Westeinde 1, 1017 ZN Amsterdam – Postbus 98, 1000 AB Amsterdam,<br />
Telefoon (020) 524 91 11 – Telefax (020) 524 25 00<br />
Internet: www. dnb. nl.
Inhoud<br />
Voorwoord 5<br />
1 <strong>Overzicht</strong> financiële stabiliteit 7<br />
2 Bankenunie 13<br />
3 Bufferversterking bij banken 17<br />
4 Commercieel vastgoed 23<br />
Afkortingen landen 28<br />
3
Voorwoord<br />
<strong>Overzicht</strong> <strong>Financiële</strong> <strong>Stabiliteit</strong><br />
DNB waakt over de financiële stabiliteit in Nederland. Nadrukkelijk let DNB op de<br />
wisselwerking tussen financiële instellingen en hun omgeving: andere instellingen,<br />
financiële markten en de financiële infrastructuur. Als onderdeel hiervan publiceert<br />
DNB elk halfjaar het <strong>Overzicht</strong> <strong>Financiële</strong> <strong>Stabiliteit</strong> (OFS).<br />
Het OFS schetst risico’s die groepen instellingen of hele sectoren raken en het<br />
Nederlandse financiële stelsel en uiteindelijk ook de economie kunnen ontwrichten.<br />
DNB schrijft het OFS om belanghebbenden – financiële instellingen, beleidsmakers<br />
en het publiek – bewust te maken van deze risico’s.<br />
Het OFS bevat geen voorspellingen, maar analyseert scenario’s. DNB beoogt met de<br />
kennis van nu een zo goed mogelijke risicoanalyse te geven van potentiële toekomstige<br />
bedreigingen. Waar mogelijk doet DNB voorstellen voor beleid dat risico’s<br />
kan tegengaan. De analyses en aanbevelingen in het OFS bieden instellingen en<br />
beleidsmakers inzichten om de gevolgen van schokken in het financiële systeem te<br />
verkleinen. Dat vormt de eerste verdedigingslinie bij het borgen van de financiële<br />
stabiliteit.<br />
5
1 <strong>Overzicht</strong> financiële stabiliteit<br />
<strong>Overzicht</strong> <strong>Financiële</strong> <strong>Stabiliteit</strong><br />
Dit hoofdstuk beschrijft de belangrijkste risico’s voor de Nederlandse financiële stabiliteit.<br />
Onderstaande risicokaart vat deze risico’s samen. Kleuren groeperen risico’s met<br />
een zeer grote onderlinge wisselwerking en stippellijnen geven de samenhang tussen<br />
risico’s weer. Het overzicht financiële stabiliteit leidt tot de volgende aandachtspunten<br />
en aanbevelingen.<br />
• De Europese schuldencrisis woedt voort. Problemen bij banken leiden tot problemen<br />
bij overheden en andersom. Een effectieve bankenunie doorbreekt<br />
deze spiraal.<br />
• Nederlandse banken zijn goed op weg naar Bazel III. De ruimte om tegenslagen<br />
bij de ingroei op te vangen is echter krap en de toegang tot de kapitaalmarkt<br />
beperkt. Bovendien behoeven leverage ratio’s nog verbetering. Dit laat<br />
de meeste banken nauwelijks ruimte dividend uit te keren.<br />
• Marktpartijen moeten erop kunnen vertrouwen dat waarderingen van commercieel<br />
vastgoed door Nederlandse banken juist zijn. Dat vereist voldoende<br />
actuele en kwalitatief goede taxaties. Taxaties moeten rekening houden met<br />
de leegstand en prijsdalingen.<br />
Internationale<br />
financiële<br />
stabiliteitsrisico’s<br />
<strong>Stabiliteit</strong>srisico’s<br />
voor het<br />
Nederlandse<br />
financiële stelsel<br />
Risico’s voor<br />
financiële<br />
instellingen<br />
Risico op<br />
verliezen op<br />
perifere<br />
uitzettingen<br />
Verdere escalatie<br />
Europese<br />
schuldencrisis<br />
Segmentatie<br />
binnen de<br />
monetaire<br />
unie<br />
Acuut<br />
Financierings-<br />
risico banken<br />
Verslaving<br />
aan lagerente-<br />
omgeving<br />
Risico op<br />
commercieelvastgoedverliezen<br />
Wisselwerking<br />
tussen groei en<br />
schuldhoudbaarheid<br />
Onvoldoende<br />
versterking<br />
kapitaalbuffers<br />
Risico’s op<br />
de huizenmarkt<br />
Afnemend<br />
vertrouwen<br />
in financiële<br />
instellingen<br />
7<br />
Verzwakking<br />
van de<br />
Nederlandse<br />
overheidsfinanciën<br />
Sluimerend
<strong>Overzicht</strong> <strong>Financiële</strong> <strong>Stabiliteit</strong><br />
Schuldencrisis<br />
De Europese schuldencrisis is de grootste en meest acute bedreiging voor de<br />
Nederlandse financiële stabiliteit (hoofdstuk 2). Wegvallend vertrouwen in kwetsbare<br />
landen leidt tot segmentatie van financiële markten en kapitaalvlucht. Een<br />
belangrijk element in de Europese crisis is de negatieve wisselwerking tussen banken<br />
en overheden. Het keren van de spiraal vereist dat de eurolanden de opzet en governance<br />
van de muntunie verbeteren; het is essentieel daarbij invulling te geven aan de<br />
afspraken over de oprichting van een effectieve bankenunie. Verdere escalatie van<br />
de crisis kan leiden tot substantiële kredietverliezen voor Nederlandse financiële<br />
instellingen en fors oplopende kosten voor de Nederlandse Staat.<br />
Er is een gevaarlijke wisselwerking tussen de crisis en de sombere economische<br />
vooruitzichten in het eurogebied. De economie van het eurogebied is al vijf jaar<br />
zwak en is het afgelopen jaar met 0,4 procent gekrompen. Onzekerheid over de<br />
afloop van de crisis ondermijnt het consumenten- en producentenvertrouwen.<br />
Huishoudens en overheden trachten schulden terug te dringen en beperken hun<br />
bestedingen. Tegenvallende groei frustreert hun inspanningen tot balansherstel.<br />
Kredietrisico’s voor Europese banken lopen op.<br />
De aanhoudende onzekerheid leidt tot volatiele kapitaalmarktrentes en creëert het<br />
risico van plotselinge schokken. Risicopremies op als onveilig beschouwde activa<br />
zijn toegenomen, terwijl renteniveaus van relatief veilige landen zijn gedaald. Dit<br />
weerspiegelt gespannen vraag- en aanbodverhoudingen. Sinds het uitbreken van de<br />
crisis zijn beleggers sterk risicomijdend en is de hoeveelheid als risicovrij beschouwd<br />
papier gestaag teruggelopen. Handelsvolumes zijn afgenomen. In deze omgeving<br />
kan een sentimentsomslag leiden tot abrupte marktaanpassingen. Enerzijds bestaat<br />
het gevaar dat de risicoperceptie ten aanzien van nu als veilig beschouwde activa<br />
omslaat als de schuldencrisis zich verder verdiept. Anderzijds kunnen beleggers<br />
vooruitlopen op afnemende spanningen in het eurogebied, waardoor prijscorrecties<br />
kunnen optreden. Deze en andere ontwikkelingen kunnen leiden tot onverwacht<br />
stijgende rentes en dalende marktwaardes van nu als veilig beschouwde activa.<br />
Europese banken slagen er onvoldoende in om marktvertrouwen te herwinnen en<br />
zijn afhankelijk van goedkope centralebankfinanciering. De ECB heeft op Europees<br />
niveau de rol van de interbancaire markt in belangrijke mate overgenomen en biedt<br />
met lage beleidsrentes en ruime liquiditeitscondities tegenwicht aan oplopende<br />
spanningen op financiële markten. Herstel van vertrouwen in het bankwezen is<br />
een noodzakelijke voorwaarde om dit patroon te doorbreken. Zwakke banken<br />
moeten daarom zo snel mogelijk hun kapitaalpositie verbeteren, transparant zijn<br />
over mogelijke verliezen en waar nodig herstructureren. Wantrouwen wordt gevoed<br />
door het risico dat banken slechte activa tegen relatief soepele voorwaarden blijven<br />
herfinancieren in plaats van verliezen te nemen.<br />
De ECB heeft nieuw beleid aangekondigd dat tegen strikte voorwaarden verdere<br />
steunaankopen van staatsobligaties mogelijk maakt om oplopende spanningen te<br />
keren. Daarbij zijn steunaankopen op de secundaire staatsobligatiemarkt onder<br />
het voormalige securities markets programme (SMP) definitief stopgezet en vervangen<br />
door een nieuw programma, outright monetary transactions (OMT), dat als doel heeft<br />
de monetaire transmissie te borgen. Een belangrijke verbetering van het OMT ten<br />
opzichte van het SMP is dat steunaankopen slechts kunnen plaatsvinden wanneer<br />
landen zich committeren en houden aan een macro-economisch aanpassingsprogramma.<br />
Dit is een noodzakelijke, maar geen voldoende voorwaarde. Interventies<br />
moeten ook vanuit monetair-beleidsperspectief gerechtvaardigd zijn. Ook zijn<br />
aankopen in principe beperkt tot papier met een maximale looptijd van drie jaar.<br />
De maatregelen van de ECB hebben de zelfversterkende spiraal van oplopende<br />
8
Grafi ek 1 <strong>Financiële</strong>stressindex voor Nederland<br />
1-1-2000 t/m 28-9-<strong>2012</strong>.<br />
<strong>Overzicht</strong> <strong>Financiële</strong> <strong>Stabiliteit</strong><br />
Lange termijn Recente ontwikkeling<br />
10<br />
8<br />
Faillissement<br />
Lehman<br />
6<br />
5<br />
6 4 Eerste steunpakket<br />
aan Griekenland<br />
4 3<br />
2<br />
Dotcomcrisis<br />
2<br />
0 1<br />
-2 0<br />
rentes in perifere landen doorbroken. De ECB kan de crisis echter niet oplossen;<br />
dat moeten overheden doen. Het OMT introduceert dankzij de strikte voorwaarden<br />
hiervoor de juiste prikkels.<br />
Het Nederlandse financiële stelsel<br />
Op voor Nederland belangrijke financiële markten is – mede na acties van de ECB –<br />
de acute stress de afgelopen maanden afgenomen. Eind 2011 liep de stress nog fors<br />
op, toen de financieringsmoeilijkheden van zwakke Europese banken zich vertaalden<br />
in acuut systeemrisico. Dit is te zien in het beloop van de financiële-stressindex,<br />
die druk meet op vier voor Nederland belangrijke markten (grafiek 1). Sinds de ECBinterventies<br />
in de bancaire financieringsmarkt is het stressniveau afgenomen tot een<br />
niveau vergelijkbaar met een jaar geleden, met name door afnemende stressscores<br />
voor de omgeving van Nederlandse banken.<br />
Om de schokbestendigheid van Nederlandse banken te verbeteren, is het van belang<br />
dat zij de kapitaalbuffers verder versterken (hoofdstuk 3). Hoewel banken een groot<br />
deel van de winst inhouden, neemt de kapitaalratio van de sector slechts langzaam<br />
toe (grafiek 2). Dit komt mede door oplopende kredietverliezen, die de winst onder<br />
Grafi ek 2 Buffers van de Nederlandse bankensector<br />
In procenten van totale en risicogewogen activa en in EUR miljard (rechter schaal).<br />
14 105<br />
12 100 Core tier 1-ratio<br />
10<br />
8<br />
6<br />
4<br />
2<br />
0<br />
00 01 02 03 04 05 06 07 08 09 10 11 12 jan<br />
10<br />
jul jan<br />
11<br />
08 09 10 11 12<br />
Core tier 1-ratio = core tier 1-kapitaal / risicogewogen activa (inclusief vloer) × 100.<br />
Leverage ratio (omgekeerde hefboom) = core tier 1-kapitaal / balanstotaal × 100.<br />
Core tier 1-kapitaal op rechter schaal in EUR miljard.<br />
Bron: DNB.<br />
LTROs<br />
jul jan<br />
12<br />
De stressindex bestaat uit subindices voor de Nederlandse obligatie-, aandelen- en valutamarkt, en enkele markten die<br />
specifiek van belang zijn voor de Nederlandse bankensector.<br />
Bron: Thomson Datastream, Bloomberg, Euronext en eigen berekeningen.<br />
95<br />
90<br />
85<br />
80<br />
75<br />
70<br />
jul<br />
Leverage ratio<br />
(omgekeerde<br />
hefboom)<br />
Core<br />
tier 1-kapitaal<br />
(schaal rechts)<br />
9
<strong>Overzicht</strong> <strong>Financiële</strong> <strong>Stabiliteit</strong><br />
Grafi ek 3a Depositofi nancieringsgat in Nederland<br />
In EUR miljard.<br />
500<br />
450<br />
400<br />
350<br />
300<br />
04 05 06 07 08 09 10 11 12<br />
<strong>2012</strong> betreft <strong>2012</strong>K2-cijfer, alle andere jaren betreffen eindejaarscijfers.<br />
Bron: DNB.<br />
druk zetten. De risicogewogen core tier 1-kapitaalratio’s voldoen op dit moment<br />
aan de internationale normen, maar de hefboom is nog steeds hoog en financiers<br />
kijken kritisch naar de risicoweging. Het is positief dat Nederlandse banken in staat<br />
zijn de kapitaalratio’s vooral te verbeteren via vergroting van het eigen vermogen.<br />
Kapitaalbuffers zijn voor Nederlandse banken van extra belang, omdat de Nederlandse<br />
bankensector sterk afhankelijk is van marktfinanciering. Het binnenlandse<br />
depositofinancieringsgat – het percentage leningen dat banken niet met de inleg<br />
van deposito’s kunnen financieren – neemt door groei van het spaargeld licht af,<br />
maar is nog altijd groot (grafiek 3a). De afhankelijkheid van marktfinanciering maakt<br />
Nederlandse banken kwetsbaar voor vertrouwensverlies. Banken herzien hun financieringsprofiel<br />
in het licht van het ongunstige marktsentiment. Het terugdringen van<br />
de afhankelijkheid van marktfinanciering is noodzakelijk, maar slechts op lange termijn<br />
realiseerbaar, doordat dit grote aanpassingen van bankbalansen vergt. Kapitaal<br />
draagt ondertussen bij aan het vertrouwen in banken en bevordert de toegang tot<br />
de financieringsmarkt. Bovendien is kapitaal zelf een stabiele financieringsbron.<br />
Om onzekerheid voor financiers te beperken, geven banken meer gedekte obligaties<br />
uit, waardoor een toenemend aandeel van de balans is beklemd. Banken<br />
geven zo zekerheden prijs aan een selecte groep gedekte financiers ten koste van de<br />
overige crediteuren. Hoewel er verschillen zijn tussen instellingen, is de gemiddelde<br />
activabeklemming van het Nederlands bankwezen met veertien procent internationaal<br />
gezien laag. Nederlandse banken zijn echter in hogere mate afhankelijk<br />
van ongedekte marktfinanciering. Als de trend van toenemende activabeklemming<br />
doorzet, zal de bereidheid van ongedekte crediteuren om financiering te verlenen,<br />
afnemen en kunnen ongedekte financieringskosten oplopen.<br />
Door de spanningen op de financieringsmarkten slagen Nederlandse banken er<br />
nauwelijks in de historisch lage risicovrije rentes door te geven aan debiteuren.<br />
Marktpartijen zien sinds de crisis grotere risico’s waar zij voor gecompenseerd willen<br />
worden. Dit is te zien aan oplopende CDS-premies, de prijzen van verzekeringen<br />
tegen wanbetaling. In Nederland, waar een groot depositofinancieringsgat bestaat,<br />
liggen bovendien de spaarrentes hoger dan elders. Dit duidt op sterke concurrentie<br />
op de spaarmarkt. Hoewel de Nederlandse spaarrenteniveaus recent marginaal zijn<br />
gedaald, is het verschil ten opzichte van andere landen gedurende de crisis overwe-<br />
10<br />
Deposito-<br />
financieringsgat<br />
Grafi ek 3b Rentes en fi nancierings kosten<br />
In procenten, voor 1-5j rentevaste nieuwe kredieten.<br />
7<br />
6<br />
5<br />
4<br />
3<br />
2<br />
1<br />
0<br />
03 04 05 06 07 08 09 10 11 12<br />
Hypotheekrente<br />
Bedrijfsleningen<br />
CDS-premie<br />
bovenop<br />
risicovrije<br />
rente<br />
Risicovrije<br />
rente<br />
Roze vlak vormt een proxy voor financieringskosten. Als risicovrije rente is de<br />
Swaprate gebruikt.<br />
De CDS-premie is het ongewogen gemiddelde van Nederlandse grootbanken.<br />
Bron: DNB en Thomson Datastream.
<strong>Overzicht</strong> <strong>Financiële</strong> <strong>Stabiliteit</strong><br />
gend opgelopen. Hoge inleenkosten leiden ertoe dat uitleenrentes de lage risicovrije<br />
rentes niet volgen (grafiek 3b). Hogere uitleenrentes beperken op hun beurt de vraag<br />
naar krediet.<br />
Hoewel Nederlandse banken hun binnenlandse activiteiten niet afbouwen, ligt de<br />
kredietgroei onder de langjarige trend (grafiek 4). Deze afnemende kredietgroei<br />
volgt op jaren van uitbundige kredietverlening. Schuldafbouw is zo goed als onvermijdelijk<br />
en vooral bij huishoudens wenselijk. De afnemende groei kan niet los<br />
worden gezien van het zwakke economische herstel en de stroef functionerende<br />
huizenmarkt. Voor banken bestaat daarnaast een prikkel om kredietvraag niet te<br />
accommoderen, om zo de kapitaalratio te verbeteren. Wanneer de kredietvraag<br />
weer aantrekt, wordt deze spanning klemmender. De positie van het midden- en<br />
kleinbedrijf (MKB), waar het kredietrisico relatief groot is, is daarbij ongunstiger<br />
dan die van grote ondernemingen. Het prijsverschil tussen kleine en grote kredieten<br />
loopt op en uit de Bank Lending Survey blijkt dat sinds 2011 de kredietvoorwaarden<br />
voor het MKB per saldo meer zijn verscherpt dan voor grote bedrijven. Ook heeft<br />
het MKB, in tegenstelling tot grotere ondernemingen, nauwelijks directe toegang<br />
tot de kapitaalmarkt.<br />
Oplopende kredietverliezen zetten de bufferopbouw van banken onder druk en dit<br />
maakt de toegang tot financiering moeilijker. Verliezen op bedrijfs-, commercieelvastgoed-<br />
en hypotheekleningen lopen op en de voorzieningen die banken treffen<br />
zijn vervijfvoudigd ten opzichte van de situatie voor de crisis. Dit drukt de winst<br />
die kan worden toegevoegd aan het eigen vermogen. Zorgen bij financiers over de<br />
kredietkwaliteit van portefeuilles bemoeilijken het aantrekken van zowel gedekte als<br />
ongedekte financiering.<br />
Binnen de kredietportefeuille vormen vooral de verliezen op commercieel vastgoed<br />
een bron van zorg (hoofdstuk 4). Banken hebben een kleine EUR 80 miljard aan<br />
leningen aan Nederlandse vastgoedpartijen uitstaan. Verliezen nemen toe en de<br />
huidige voorzieningen van een kleine twee procent van de portefeuille zijn onvoldoende<br />
om grote verliezen op te vangen. Naast directe risico’s op leningen aan<br />
vastgoedpartijen, lopen banken ook indirecte risico’s door de situatie op deze markt.<br />
Zo wordt vastgoed vaak als onderpand ingebracht bij andere leningen. Taxaties<br />
van het als vastgoed ingebrachte onderpand zijn geregeld ouder dan een jaar en<br />
het is bovendien soms moeilijk de marktwaarde van een object te bepalen. Banken<br />
die met verouderde of verkeerde taxaties werken, onderschatten onder de huidige<br />
Grafi ek 4 Kredietontwikkeling Nederland<br />
Ratio’s in procenten van bbp, trendafwijking = werkelijk - trend, 1970K1 t/m <strong>2012</strong>K1.<br />
225 20<br />
200 15 Trend -<br />
175<br />
150<br />
10<br />
5<br />
af wijking<br />
(schaal<br />
rechts)<br />
125 0<br />
100 -5 Krediet/bbp-<br />
75 -10 ratio: trend<br />
50 -15<br />
25 -20<br />
70 75 80 85 90 95 00 05 10<br />
Trend berekend met een HP-filter met een van 400.000.<br />
Bron: IMF, CBS, DNB en eigen berekeningen.<br />
Krediet/<br />
bbp-ratio:<br />
werkelijk<br />
11
<strong>Overzicht</strong> <strong>Financiële</strong> <strong>Stabiliteit</strong><br />
omstandigheden het risico op hun kredietportefeuille, zeker gegeven de recente<br />
waardedalingen en de omvangrijke leegstand.<br />
Kredietverliezen op hypotheken stijgen, maar zijn als percentage van de portefeuille<br />
nog zeer beperkt. Door de dalende huizenprijzen en hoge leningen heeft naar<br />
schatting ruim twintig procent van de Nederlandse woningbezitters een woning die<br />
minder waard is dan hun hypotheek. De betalingsachterstanden stijgen sinds 2005<br />
ononderbroken en concentreren zich bij leningen die hoog zijn ten opzichte van<br />
de waarde van het onderpand. Ook het aantal gevallen waarin een betalingsachterstand<br />
uiteindelijk leidt tot gedwongen verkoop neemt toe. Daarmee nemen ook de<br />
kredietverliezen voor banken toe (grafiek 5). Uitgedrukt als percentage van de totale<br />
portefeuille zijn de verliezen, met minder dan acht basispunten, vooralsnog zeer<br />
beperkt.<br />
De Nederlandse hypotheekschuld is hoog en het is voor de financiële stabiliteit<br />
van belang deze terug te brengen. Fiscale stimulering van hypothecaire leningen<br />
en ontmoediging van aflossing heeft geleid tot kwetsbaarheden bij huishoudens en<br />
confronteert banken met financieringsproblemen. Het reeds aangekondigde overheidsbeleid<br />
haalt de fiscale prikkel die aflossen ontmoedigt gedeeltelijk weg en is<br />
daarom te verwelkomen. Op lange termijn is het wenselijk dat er geen fiscale prikkels<br />
zijn om schuld aan te gaan. Vanuit het oogpunt van de financiële stabiliteit is een<br />
graduele invoering nodig, om forse en abrupte prijsaanpassingen te voorkomen.<br />
Vijf jaar economische crisis heeft gezorgd voor fors verslechterde overheidsfinanciën<br />
en een laag vertrouwen in de economie en in financiële instellingen. De<br />
staatsschuld stijgt snel, terwijl de bbp-groei is teruggevallen. Sombere economische<br />
vooruitzichten drukken het Nederlandse consumentenvertrouwen. Ook fiducie<br />
in de financiële sector is laag, zoals blijkt uit de respons in het DNB Household<br />
Survey over de houding ten aanzien van banken, verzekeraars en pensioenfondsen.<br />
Naast veelvuldig slecht nieuws tasten incidenten, zoals kredietverliezen op complexe<br />
financiële producten, de slepende kwestie rondom beleggingsverzekeringen<br />
en meer recent de (wereldwijd spelende) LIBOR-affaire, het vertrouwen in de sector<br />
verder aan. Het is van belang dat instellingen en beleidsmakers blijven werken aan<br />
vertrouwensherstel. Daarvoor is evenwichtig buffer- en balansherstel nodig bij de<br />
overheid, financiële instellingen en huishoudens. Banken kunnen bijdragen door<br />
rendabele investeringen te blijven financieren. Ook zal de inrichting van effectief<br />
Europees bankentoezicht het vertrouwen ten goede komen.<br />
Grafi ek 5 Afschrijvingen hypotheken<br />
Afschrijvingen als percentage van totale omvang hypotheekportefeuille van Nederlandse banken<br />
(binnenlands bankbedrijf).<br />
0,08%<br />
0,06%<br />
0,04%<br />
0,02%<br />
0,00%<br />
12<br />
03 04 05 06 07 08 09 10 11 12<br />
Betreft hypotheken van Nederlandse huishoudens.<br />
Bron: DNB – Monetaire statistieken.<br />
Totaal<br />
Extrapolatie<br />
op basis van<br />
jaarlijkse trend
2 Bankenunie<br />
<strong>Overzicht</strong> <strong>Financiële</strong> <strong>Stabiliteit</strong><br />
De onrust in de muntunie houdt al drie jaar aan. Wegvallend vertrouwen heeft geleid<br />
tot kapitaalvlucht en segmentatie van financiële markten. Een cruciaal element in de<br />
schuldencrisis is de negatieve wisselwerking tussen banken en overheden. De combinatie<br />
van streng Europees toezicht, Europese vangnetten en Europese resolutie helpt de<br />
verstrengeling tussen banken en overheden te doorbreken. Het is daarom essentieel om<br />
adequate invulling te geven aan de afspraken over de oprichting van een bankenunie.<br />
Dit verhoogt het vertrouwen in de gehele Europese bankensector en versterkt de interne<br />
markt.<br />
Europese economieën en financiële markten zijn in de jaren voorafgaand aan de<br />
crisis in toenemende mate geïntegreerd. In het eurogebied is de verantwoordelijkheid<br />
voor budgettair beleid en bankentoezicht echter nationaal gebleven. Onder<br />
druk van de crisis hebben lidstaten eind 2011 de onderlinge afspraken aangescherpt<br />
om onevenwichtigheden in de overheidsfinanciën te voorkomen. De afspraken<br />
over de oprichting van een bankenunie op de eurotop in juni <strong>2012</strong> zijn een logische<br />
verdere stap vooruit. Zo wordt ook de financiële sector in de muntunie versterkt.<br />
Problemen bij banken kunnen grote gevolgen hebben voor de schuldpositie van de<br />
overheid en de financiële stabiliteit. In 2010 heeft dit zich in Ierland gemanifesteerd<br />
en in 2011 in Spanje. In Griekenland, Portugal en Italië is de situatie omgekeerd:<br />
zwakke overheidsfinanciën besmetten de balansen van de banken, die veel beleggen<br />
in schuld van de eigen overheid. Uiteindelijk heeft een vicieuze cirkel tussen banken<br />
en overheden de problemen in al deze landen verdiept. Omdat banken uit andere<br />
lidstaten ook uitzettingen hebben op deze landen, treedt bovendien besmetting<br />
naar de hele muntunie op.<br />
Het wegvallen van vertrouwen in de perifere landen leidt tot segmentatie van<br />
financiële markten en kapitaalvlucht. Buitenlandse financiers bouwen hun posities<br />
in de perifere landen af en ingezetenen verplaatsen hun deposito’s naar elders.<br />
Overheden plaatsen door het wegvallen van buitenlandse financieringsbronnen<br />
veel meer staatsobligaties bij het binnenlandse bankwezen. De perifere banken vangen<br />
zowel de financieringsbehoefte van de overheid als de vlucht van spaarders en<br />
investeerders op door tegen onderpand meer te lenen bij de nationale centrale bank.<br />
Op deze wijze ontstaan verplichtingen van de centrale banken in perifere landen<br />
aan de ECB, de zogenoemde Target2-saldi. Centrale banken in landen met een<br />
hoge kredietwaardigheid krijgen juist vorderingen op de ECB, doordat private banken<br />
in deze landen per saldo meer spaargeld en marktfinanciering ontvangen. In<br />
normale tijden corrigeert een verschil tussen verplichtingen en vorderingen zich via<br />
de interbancaire markt, maar sinds de crisis is door kapitaalvlucht een langdurige<br />
onbalans ontstaan (grafiek 6). De kapitaalvlucht wordt daarmee in belangrijke mate<br />
opgevangen door het eurosysteem, dat de rol van de Europese interbancaire markt<br />
grotendeels heeft overgenomen.<br />
Een effectieve bankenunie biedt een uitweg om de negatieve wisselwerking tussen<br />
banken en overheden tegen te gaan en de kapitaalvlucht een halt toe te roepen.<br />
Een bankenunie beoogt bankentoezicht, resolutiemechanismes en deposito- en<br />
13
<strong>Overzicht</strong> <strong>Financiële</strong> <strong>Stabiliteit</strong><br />
garantiefondsen op Europees niveau te brengen. Doel is de verstrengeling van<br />
banken met de eigen overheid te doorbreken. Daarvoor is op korte termijn nodig<br />
dat het ESM-fonds de mogelijkheid krijgt directe kapitaalsteun te verlenen aan<br />
instellingen in landen waar de private sector of overheid dit niet langer kan dragen.<br />
Het uitgangspunt daarbij moet zijn de kosten voor de Europese belastingbetaler<br />
te minimaliseren, door banken zonder geloofwaardig bedrijfsmodel af te wikkelen<br />
en daarbij verliezen te verhalen op risicodragende financiers. Een doorlichting van<br />
de bankbalansen door een onafhankelijke partij biedt comfort dat het Europese<br />
vangnet geen verborgen verliezen op zich neemt.<br />
Daarnaast wordt vertrouwensherstel bevorderd door de verschillende benodigde<br />
onderdelen van de bankenunie zoveel mogelijk gelijktijdig te ontwikkelen en zo<br />
effectief mogelijk in te vullen. Het eerste onderdeel is het beleggen van Europees<br />
toezicht bij een onafhankelijke supranationale toezichthouder. Dit ontneemt nationale<br />
toezichthouders en overheden de prikkel om pijnlijke maatregelen voor de<br />
nationale bankensector uit te stellen of de situatie te rooskleurig voor te stellen.<br />
Momenteel wordt gewerkt aan een model waarin het toezicht wordt ondergebracht<br />
bij de ECB. In de huidige voorstellen zal deze in eerste instantie toezicht houden<br />
op banken die steun ontvangen of hebben aangevraagd.<br />
Daarna zal de ECB echter zo snel mogelijk de banken die individueel of als groep<br />
systeemrelevant zijn onder zijn hoede moeten krijgen. Deze banken vormen immers<br />
het grootste risico voor de financiële stabiliteit in de Europese lidstaten. Het gaat<br />
hier niet alleen om grote, internationaal opererende banken, maar ook om groepen<br />
banken met een sterk samenhangend bedrijfsmodel en gemeenschappelijke blootstellingen.<br />
De recente ervaringen in Spanje laten zien dat ook een groep van kleinere<br />
banken een bedreiging kan vormen voor de financiële stabiliteit.<br />
Uiteindelijk zullen alle Europese banken onderdeel moeten worden van een bankenunie.<br />
Dit voorkomt verschillen in de reikwijdte van het toezicht tussen landen<br />
met zeer diverse bankensectoren. Landen als Nederland en Frankrijk hebben zeer<br />
geconcentreerde sectoren, met grote banken. In Spanje en Duitsland opereren juist<br />
relatief veel kleine banken (grafiek 7). Het dagelijkse uitvoerende toezicht kan eventueel<br />
nationaal gedelegeerd worden, omdat daar lokale expertise aanwezig is, zolang<br />
de Europese toezichthouder besluiten kan afdwingen en eindverantwoordelijk blijft.<br />
Het tweede onderdeel is de oprichting van een geloofwaardige Europese resolutieautoriteit.<br />
Ook Europees toezicht kan immers nooit geheel uitsluiten dat een bank<br />
omvalt. De resolutieautoriteit moet streven naar oplossingen waarbij de kosten bij<br />
Grafi ek 6 Netto posities in Target2<br />
In EUR miljard.<br />
1.000<br />
14<br />
750<br />
500<br />
250<br />
0<br />
-250<br />
-500<br />
-750<br />
-1.000<br />
Bron: DNB.<br />
07 08 09 10 11 12<br />
DE / NL /<br />
LU / FR<br />
GR / IE /<br />
IT / PT /<br />
ES
Grafi ek 7 Concentratie en omvang bankensector<br />
Eind 2011, in procenten van bbp.<br />
800<br />
600<br />
400<br />
200<br />
0<br />
214<br />
549<br />
IE<br />
74<br />
510<br />
overige<br />
eurolanden<br />
362<br />
109<br />
132<br />
255<br />
174<br />
194<br />
49<br />
286<br />
301<br />
177<br />
109<br />
202<br />
33<br />
133<br />
199<br />
98<br />
159<br />
38<br />
129<br />
47<br />
NL AT ES FI FR BE DE PT GR IT<br />
Definitie grootbanken gebaseerd op deelname aan de EBA-stresstest 2011.<br />
Bron: Jaarverslagen, Bankscope, EBA en ECB.<br />
<strong>Overzicht</strong> <strong>Financiële</strong> <strong>Stabiliteit</strong><br />
de aandeelhouders van banken en, waar nodig, crediteuren worden gelegd en niet<br />
bij de Europese overheden. De resolutieautoriteit moet daarvoor over het juiste<br />
instrumentarium kunnen beschikken. Zo moet zij de mogelijkheid hebben activa of<br />
passiva van een probleembank (al dan niet tijdelijk) over te dragen aan een nieuwe<br />
private partij. Daarmee wordt het afsplitsen van gezonde delen van een bank of het<br />
creëren van een brugbank mogelijk. Daarnaast moet zij de mogelijkheid hebben<br />
de aandelen van een probleembank over te dragen aan een nieuwe partij of af te<br />
schrijven. Tot slot zou de mogelijkheid moeten bestaan om in het uiterste geval<br />
ook schuldinstrumenten af te schrijven of om te zetten naar kapitaalinstrumenten.<br />
Om dit instrumentarium te verwezenlijken zijn aanpassingen vereist in de nationale<br />
wetgeving van verschillende lidstaten.<br />
Het derde onderdeel is de oprichting van door de Europese banken zelf, ex-ante<br />
gefinancierde resolutie- en depositogarantiefondsen, waarmee de financiële risico’s<br />
voor de Europese overheden verder worden beperkt. Garantie- en resolutiefondsen<br />
op Europees niveau zijn groter dan nationale fondsen, dus kunnen grotere financiële<br />
problemen zonder publieke hulp opgelost worden. De Europese overheden<br />
vormen dan slechts in het uiterste geval het vangnet.<br />
Het in samenhang ontwikkelen en invoeren van deze drie onderdelen is nodig voor<br />
de geloofwaardigheid en borgt beleidsconsistentie. Zo wordt vermeden dat toezicht<br />
naar Europees niveau wordt getild, zonder dat er doeltreffende mogelijkheden zijn<br />
om banken af te wikkelen en zonder dat in het uiterste geval Europese vangnetten<br />
bestaan.<br />
Strenge eisen aan alle Europese banken, gebaseerd op geharmoniseerde Europese<br />
toezichtregels, vergroten het vertrouwen in de Europese bankensector en verbeteren<br />
het functioneren van de interne markt. Een geharmoniseerd toezichtraamwerk voor<br />
Europese banken zorgt voor consistentie en voorkomt toezichtarbitrage. Toezicht<br />
en resolutie sluiten dan aan bij de bestaande situatie, waarin veel banken reeds<br />
geruime tijd Europees opereren. Als kleine open economie met een relatief groot<br />
bankwezen is Nederland hiermee bij uitstek gebaat.<br />
183<br />
140<br />
eurogebied<br />
Grootbanken<br />
Overige<br />
banken<br />
15
3 Bufferversterking bij banken<br />
<strong>Overzicht</strong> <strong>Financiële</strong> <strong>Stabiliteit</strong><br />
Om het marktvertrouwen te borgen en de schokbestendigheid te verbeteren, is het van<br />
belang dat banken hun kapitaalpositie verder versterken. Uitgifte van nieuw kapitaal<br />
is in de huidige marktomstandigheden moeilijk en het versterken van de buffers door<br />
agressieve afbouw van activiteiten schaadt de economie. Winstinhouding is daarom<br />
voor Nederlandse banken de eerst aangewezen manier om buffers te vergroten. Het is<br />
belangrijk dat zij daarbij marge inbouwen om tegenslagen het hoofd te kunnen bieden.<br />
Dit laat de meeste banken de komende jaren nauwelijks ruimte om dividend uit te keren.<br />
Noodzaak tot bufferversterking<br />
In aanloop naar de crisis is de Nederlandse bankensector met een steeds hogere hefboom<br />
gaan opereren. Het eigen vermogen nam in verhouding tot de activiteiten af.<br />
Terugkijkend, is het bankwezen hierin doorgeschoten, hetgeen duidelijk werd toen<br />
de staat moest bijspringen met kapitaal en garanties. Nationaal en internationaal eisen<br />
toezichthouders en marktpartijen dan ook dat banken de hefboom terugdringen.<br />
De Nederlandse bankensector heeft in de eerste fase van de crisis de kapitaalpositie<br />
fors versterkt, voor een groot deel met steun van de overheid. Sindsdien verloopt<br />
de bufferversterking langzamer. In 2011 beperkten afbetalingen en dividendbetalingen<br />
aan de Staat het vermogen van de sector om de buffers te versterken. Banken<br />
gebruikten grofweg een derde van de winst om de overheid terug te betalen. Nog<br />
eens een vijfde van de winst ging op aan de facto verplichte betalingen op hybride<br />
kapitaalinstrumenten, die voor de crisis op grote schaal werden uitgegeven en onder<br />
voorwaarden meetelden als kapitaal. Daarmee bleef iets meer dan een derde van de<br />
winst over om de kapitaalbuffers mee te versterken (grafiek 8).<br />
Het is positief dat banken de overgebleven winst daadwerkelijk gebruikten om<br />
hun kapitaalpositie te verbeteren. Voor wat betreft de risicogewogen kapitaalratio<br />
Grafi ek 8 Winstdeling Nederlandse bankensector in 2011<br />
In procenten.<br />
36%<br />
2%<br />
37%<br />
19%<br />
6%<br />
27%<br />
Dividend op<br />
gewone aandelen<br />
Dividend op<br />
overige tier 1instrumenten<br />
Dividendbetalingen<br />
aan de staat<br />
Terugbetaling<br />
staatsteun<br />
Ingehouden winst<br />
Cijfers gebaseerd op ongeveer 80% dekking van Nederlandse bankensector naar balanstotaal. Geschoond voor<br />
discretionaire beloningen uit de winst.<br />
Bron: DNB.<br />
17
<strong>Overzicht</strong> <strong>Financiële</strong> <strong>Stabiliteit</strong><br />
bevindt het Nederlandse bankwezen zich daarmee in de Europese voorhoede. De<br />
gemiddelde risicoweging in Nederland is echter laag. In termen van de ongewogen<br />
ratio of omgekeerde hefboom — internationaal aangeduid als de leverage ratio — blijft<br />
het Nederlands bankwezen achter bij de internationale concurrentie (grafiek 9).<br />
De hefboom is in aanloop naar de crisis een belangrijke voorspeller van problemen<br />
geweest. Marktpartijen kijken daarom steeds kritischer naar de hefboom van<br />
banken; en ook de toekomstige Bazel III-regels, de wereldwijd geharmoniseerde<br />
kapitaal- en liquiditeitseisen, zullen grenzen stellen aan de ongewogen kapitaalratio.<br />
Vanwege hogere toezichteisen en hogere verwachtingen van de markt over de<br />
kapitaalpositie zullen Nederlandse banken de komende jaren hun hefboom verder<br />
moeten verminderen.<br />
Kredietverlening<br />
Wanneer buffers laag zijn en het uitgeven van nieuwe kapitaalinstrumenten<br />
onaantrekkelijk is, bestaat de prikkel om de kapitaalratio door afbouw van activa<br />
te verbeteren. Hoewel Nederlandse banken hun binnenlandse activiteiten niet of<br />
nauwelijks afbouwen, groeit de kredietverlening beduidend minder snel dan voor<br />
de crisis. Deze afname van de kredietgroei volgt overigens op jaren van uitbundige<br />
kredietverlening en kan niet los worden gezien van het zwakke economische herstel<br />
en de lage vraag naar leningen.<br />
Naast conjuncturele veranderingen in de kredietvraag, heeft ook de aanscherping<br />
van de kredietverstrekkingsvoorwaarden een negatieve invloed op de groei van<br />
vooral de zakelijke kredietverlening in Nederland. Daarbij is de situatie van het<br />
midden- en kleinbedrijf (MKB) klemmender dan die van grote ondernemingen.<br />
Uit de Bank Lending Survey (grafiek 10a) blijkt dat sinds het uitbreken van de crisis<br />
de kredietacceptatiecriteria voor alle bedrijven overwegend zijn aangescherpt. Voor<br />
grote ondernemingen vond in 2011 evenwel enige versoepeling plaats, maar niet voor<br />
het MKB, waar het kredietrisico groter is. Wanneer de bancaire kredietverlening ver-<br />
Grafi ek 9 Leverage ratio per land<br />
In procenten van totale activa, <strong>2012</strong> H1.<br />
7<br />
6<br />
5<br />
4<br />
3<br />
2<br />
1<br />
0<br />
18<br />
US ES IT BE GB NO AU SE NL DK CH FR DE<br />
Leverage ratio = core tier 1-kapitaal / totale activa × 100.<br />
Gebaseerd op een steekproef van internationale grootbanken.<br />
Bron: Jaarverslagen.
Grafi ek 10a Acceptatiecriteria van banken voor<br />
bedrijfsleningen<br />
In procentpunten (percentage versoepeling minus percentage<br />
aanscherping). Stippellijn is schatting voor volgend kwartaal.<br />
100 Grote<br />
Versoepeling<br />
bedrijven<br />
50<br />
0<br />
-50<br />
-100<br />
Aanscherping<br />
03 04 05 06 07 08 09 10 11 12<br />
<strong>Overzicht</strong> <strong>Financiële</strong> <strong>Stabiliteit</strong><br />
krapt, zijn grotere ondernemingen bovendien beter in staat zelf financiering op de<br />
kapitaalmarkt aan te trekken dan het MKB. Dit alles vertaalt zich in een oplopend<br />
prijsverschil tussen kleine en grote kredieten (grafiek 10b). Hogere uitleenrentes<br />
beperken op hun beurt de vraag naar krediet.<br />
In de door banken ingeleverde Bazel III-migratieplannen, waarin zij beschrijven<br />
hoe zij aan de nieuwe toezichteisen verwachten te voldoen en wat de implicaties<br />
zijn voor hun strategie, gaan banken ervan uit dat de groei van hun activiteiten de<br />
komende jaren in reële termen dicht bij nul zal liggen. Indien de bufferopbouw<br />
stokt, zullen banken een toenemende kredietvraag niet kunnen accommoderen.<br />
Dan bestaat het gevaar dat een beperkte beschikbaarheid van krediet de economische<br />
groei belemmert.<br />
Dalende rendementen<br />
Kleine en<br />
middelgrote<br />
bedrijven<br />
Een negatief percentage betekent een aanscherping van de acceptatiecriteria.<br />
Bron: DNB en ECB.<br />
Grafi ek 10b Renteverschil tussen kleine en grote<br />
bedrijfsleningen<br />
Aangezien uitgifte van nieuw kapitaal voor banken in de huidige marktomstandigheden<br />
moeilijk is en afbouw van activiteiten de kredietverlening verder onder<br />
druk zou zetten, is winstinhouding voor Nederlandse banken de aangewezen wijze<br />
van bufferversterking. Volgens de Bazel III-migratieplannen beogen zij tot 2018<br />
EUR 43 miljard aan de buffers toe te voegen. Dat komt neer op zeventig procent<br />
van de geraamde gecumuleerde winsten. Dat zal moeten gebeuren in een onzeker<br />
economisch klimaat met onder druk staande rendementen.<br />
De sector blijkt zich hiervan bewust en rekent niet meer op de dubbelcijferige<br />
rendementen op kapitaal van voor de crisis, maar op meer realistische percentages<br />
van rond de acht procent. Dit is een reflectie van de sinds de crisis aangepaste marktsituatie<br />
en bedrijfsmodellen waarin overmatige risico’s worden vermeden. Actuele<br />
cijfers illustreren de lagere rendementen. Het rendement op eigen vermogen van<br />
het Nederlandse bankwezen is de afgelopen vijf jaar gezakt van veertien procent in<br />
2006 naar zes procent in 2011 (grafiek 11). Deze afname is deels toe te schrijven aan de<br />
hogere buffers, die het rendement per eenheid eigen vermogen drukken. Daarmee<br />
nemen overigens ook de risico’s voor eigenvermogenverschaffers af.<br />
Het rendement op kapitaal is vooral afgenomen doordat banken per saldo minder<br />
verdienen aan hun activa. Om te beginnen zijn hun financieringskosten gestegen.<br />
Renteverschil 3-maands voortschrijdend gemiddelde, in procentpunten.<br />
3,0<br />
2,5<br />
2,0<br />
1,5<br />
1,0<br />
0,5<br />
0,0<br />
05 06 07 08 09 10 11 12<br />
19<br />
Renteverschil<br />
Grafiek toont het rentepercentage op kleine leningen minus het rentepercentage<br />
op grote leningen. Een lening met een waarde boven EUR 1 miljoen is als groot<br />
aangemerkt.<br />
Bron: DNB.
<strong>Overzicht</strong> <strong>Financiële</strong> <strong>Stabiliteit</strong><br />
Grafi ek 11 Verandering rendement op eigen vermogen Nederlandse bankensector<br />
In procentpunten van tier 1-kapitaal (na aftrekposten), 2006 – 2011.<br />
16<br />
14<br />
12<br />
10<br />
8<br />
6<br />
4<br />
2<br />
0<br />
Marktpartijen zien sinds de crisis grotere risico’s waar zij voor gecompenseerd willen<br />
worden. Voorts zijn inkomsten uit niet-kernactiviteiten lager dan voorheen. Op met<br />
name zakenbankactiviteiten werden voor de crisis grote winsten behaald. Sinds de<br />
crisis zijn deze veel minder winstgevend en inmiddels deels afgestoten.<br />
Ten slotte zijn ook de voorzieningen voor leningen met een betalingsachterstand<br />
gestegen. Door de crisis hebben consumenten en bedrijven meer moeite om aan<br />
hun betalingsverplichtingen te voldoen. In juli lag het aantal bedrijfsfaillissementen<br />
in Nederland hoger dan op enig moment in de afgelopen tien jaar. Voor banken<br />
betekent dit een groter percentage ongezonde leningen (grafiek 12a). Doordat verliezen<br />
vooral tijdens recessies oplopen, is het beloop van getroffen voorzieningen<br />
cyclisch (grafiek 12b). Banken hebben, na een kortstondige afname in 2010, in de<br />
eerste helft van <strong>2012</strong> opnieuw veel voorzieningen getroffen. Voorzieningen zorgen<br />
op zichzelf voor ruimte om daadwerkelijk optredende verliezen op te vangen, maar<br />
leiden tevens tot een lagere winst. In een scenario waar de groei zwak blijft of zelfs<br />
terugvalt, zal de druk op de winst toenemen.<br />
Dankzij hogere rente-inkomsten en een efficiëntere bedrijfsvoering zijn banken<br />
er tot nu toe in geslaagd de winstdaling te beperken. Vooral het verminderen van<br />
de bedrijfskosten biedt nog mogelijkheden de winstgevendheid te verbeteren. De<br />
bedrijfskosten van grootbanken liggen met ongeveer zestig procent van het inkomen<br />
rond het Europese gemiddelde, waar de meest efficiënte banken ratio’s van<br />
rond de veertig procent laten zien.<br />
Verdere bufferversterking<br />
Verdere opbouw van buffers blijft voor de Nederlands bankensector noodzakelijk.<br />
Naast de toekomstige toezichteisen zijn ook de verwachtingen van marktpartijen<br />
van doorslaggevend belang. Het omvangrijke depositofinancieringsgat—leningen<br />
die banken niet met spaargeld financieren— maakt de Nederlandse bankensector<br />
afhankelijk van marktfinanciering, terwijl marktpartijen uitgesproken nerveus zijn.<br />
20<br />
Afname<br />
hefboom<br />
Daling<br />
rendement<br />
op risicogewogen<br />
activa<br />
2006 Veranderingen 2011<br />
Als maatstaf voor eigen vermogen is de post tier 1-kapitaal (na aftrekposten) genomen en bij risicogewogen activa de<br />
Basel I-vloer inbegrepen.<br />
Bron: DNB.
Grafi ek 12a Probleemleningen Nederlandse bankensector<br />
Op geconsolideerde basis, in procenten van totaal uitstaande leningen.<br />
3,5<br />
3,0<br />
2,5<br />
2,0<br />
1,5<br />
1,0<br />
08<br />
IV<br />
09<br />
II IV<br />
10<br />
II IV<br />
11<br />
II IV<br />
Probleemleningen zijn leningen waarbij een voorziening is getroffen of een<br />
betalingsachterstand van meer dan 90 dagen bestaat. Gebaseerd op representatieve<br />
groep geselecteerde banken.<br />
Bron: DNB.<br />
<strong>Overzicht</strong> <strong>Financiële</strong> <strong>Stabiliteit</strong><br />
Afgaande op de migratieplannen, zijn de Nederlandse banken in staat de buffers<br />
te versterken zonder de kredietverlening overmatig te beperken. De onderliggende<br />
prognoses voor kredietverlening en winst zijn echter met onzekerheid omgeven.<br />
Afschrijvingen kunnen verder oplopen indien de economische groei langdurig laag<br />
blijft of door de schuldencrisis nieuwe verliezen ontstaan. Juist als de winstgevendheid<br />
tegenvalt, zal het moeilijk zijn de kapitaalmarkten te benaderen. De mogelijkheden<br />
tot kapitaalsversterking door middel van verkoop van bedrijfsonderdelen zijn<br />
niet eindeloos. Bufferversterking door agressieve afbouw van activiteiten is schadelijk<br />
voor de economie als geheel. Daarom is het belangrijk dat banken voldoende<br />
marge inbouwen om ook bij eventueel oplopende kredietverliezen geloofwaardig<br />
toe te groeien naar hogere buffereisen. De ruimte om dividend uit te keren zal<br />
daarmee voor de meeste banken de komende jaren nauwelijks aanwezig zijn.<br />
12<br />
II<br />
Grafi ek 12b Voorzieningen Nederlandse bankensector<br />
en conjunctuur<br />
Voortschrijdende vierkwartaalssom voorzieningen als percentage van<br />
gemiddelde totaal uitstaande leningen en jaar-op-jaar groei van bbp<br />
(reëel), in procenten (rechter schaal).<br />
1,4 4,0<br />
1,2 2,0 bbp-groei<br />
(reëel j-o-j)<br />
1,0 0,0 (schaal<br />
rechts)<br />
0,8 -2,0<br />
Getroffen<br />
0,6 -4,0 voorzie-<br />
0,4 -6,0<br />
ningen op<br />
leningen<br />
0,2 -8,0<br />
0,0 -10,0<br />
08 09 10 11 12<br />
IV I II III IV I II III IV I II III IV I II<br />
Bron: DNB en CBS.<br />
21
4 Commercieel vastgoed<br />
<strong>Overzicht</strong> <strong>Financiële</strong> <strong>Stabiliteit</strong><br />
De markt voor commercieel vastgoed staat onder druk. De leegstand loopt op en de prijzen<br />
dalen inmiddels zo’n vier jaar. Binnen de portefeuilles van financiële instellingen vormen<br />
de uitzettingen op deze markt een bron van zorg. Bij banken is een potentieel gevaar dat<br />
verliezen oplopen en de noodzakelijke bufferversterking vertragen. Marktpartijen moeten<br />
erop kunnen vertrouwen dat waarderingen van commercieel vastgoed door Nederlandse<br />
banken juist zijn. Dat vereist voldoende actuele en kwalitatief goede taxaties.<br />
Marktontwikkelingen<br />
De markt voor Nederlands commercieel vastgoed is sterk cyclisch (grafiek 13). De<br />
meest recente cyclus valt echter samen met een structureel dalende vraag naar vastgoed.<br />
Het verschil tussen gevraagde en aangeboden ruimte loopt gestaag op, vooral<br />
bij kantoren en bedrijfsgebouwen. Bij kantoren is de leegstand volgens marktinformatie<br />
veertien procent. Trendmatige factoren die de vraag onder druk zetten,<br />
zijn de opkomst van internetwinkels, flexibeler gebruik van kantoorpanden en een<br />
structureel lagere groei van de beroepsbevolking. Door het samenspel van deze<br />
ontwikkelingen is een hardnekkig aanbodoverschot ontstaan.<br />
Dat het aanbod van vastgoed zich niet voldoende aanpast aan de dalende vraag,<br />
komt tot uiting in dalende prijzen. Die nemen voor Nederlands commercieel vastgoed<br />
al zo’n vier jaar af. In maart van dit jaar lagen de prijzen twaalf procent onder<br />
de laatste piek in september 2008; bovendien bestaan grote verschillen tussen marktsegmenten.<br />
Vooral prijzen van kantoren (-20 procent) en industriële bedrijfsruimten<br />
(-26 procent) zijn gedaald (grafiek 14). Het winkelruimtesegment heeft een licht<br />
herstel doorgemaakt, dat inmiddels weer tot stilstand is gekomen. Zeker in een sce-<br />
Grafi ek 13 Prijsontwikkeling commercieel vastgoed en conjunctuur<br />
Jaar-op-jaar verandering vastgoedprijzen, in procenten, output gap als percentage potentieel bbp.<br />
20<br />
15<br />
10<br />
5<br />
0<br />
-5<br />
-15<br />
77 79 81 83 85 87 89 91 93 95 97 99 01 03 05 07 08 09 10 11 12<br />
Output gap is het verschil tussen het werkelijke en het potentiële bbp.<br />
Bron: IPD/ROZ en OESO.<br />
Output gap<br />
Commercieelvastgoed<br />
23
<strong>Overzicht</strong> <strong>Financiële</strong> <strong>Stabiliteit</strong><br />
Grafi ek 14 Prijsontwikkeling commercieel vastgoed marktsegmenten<br />
Jaar-op-jaar verandering, in procenten.<br />
10<br />
5<br />
0<br />
-5<br />
-10<br />
-15<br />
nario waarin de economische groei voorlopig laag is, lijken ook de vooruitzichten<br />
voor de vastgoedmarkt ongunstig.<br />
Risico’s voor de financiële stabiliteit<br />
De situatie op de vastgoedmarkt kan leiden tot risico’s voor de financiële stabiliteit,<br />
vooral door de blootstelling van banken. Uitzettingen van banken op Nederlandse<br />
vastgoedpartijen zijn met een kleine EUR 80 miljard substantieel. Verzekeraars<br />
hadden eind 2011 ongeveer EUR 11 miljard aan uitzettingen op de Nederlandse<br />
markt voor commercieel vastgoed en pensioenfondsen ongeveer EUR 20 miljard.<br />
Overigens staan Nederlandse instellingen ook bloot aan buitenlandse vastgoeduitzettingen,<br />
in totaal voor ruim EUR 80 miljard.<br />
Verzekeraars en pensioenfondsen beleggen meestal in een relatief gediversifieerde<br />
portefeuille, waarin bovendien het aandeel verhoudingsgewijs veilige huurwoningen<br />
ongeveer vijftig procent is. Uitzettingen van banken bestaan daarentegen grotendeels<br />
uit leningen aan vastgoedbedrijven, fondsen en projectontwikkelaars. De<br />
omvang van individuele vastgoedkredieten is soms groot, waardoor schoksgewijs<br />
omvangrijke verliezen kunnen ontstaan. Het risico van grote verliezen bij een individuele<br />
bank en van tegenvallende toekomstige kapitaalopbouw door toenemende<br />
voorzieningen (hoofdstuk 2) vergroot de reeds bestaande onzekerheid bij financiers<br />
en kapitaalverschaffers van banken.<br />
Drie omstandigheden dragen hier op dit moment aan bij. Ten eerste kunnen wanbetalingen<br />
op commercieel vastgoed potentieel verder oplopen door de slechte<br />
marktomstandigheden. Eind 2011 was – op basis van een steekproef – ongeveer zes<br />
procent van de Nederlandse kredieten aangewezen als niet-presterend. Op deze<br />
leningen zijn voorzieningen genomen van gemiddeld bijna een kwart van het leenbedrag.<br />
Dat betekent dat de totale voorzieningen voor het opvangen van verwachte<br />
verliezen op dat moment iets minder dan anderhalf procent van de uitzettingen<br />
bedroegen. In de eerste helft van <strong>2012</strong> hebben banken een half procent van de<br />
uitzettingen aan de voorzieningen toegevoegd.<br />
Door de conjuncturele situatie en het grote aanbod kan het voor vastgoedpartijen<br />
moeilijker worden om verhuurcontracten te verlengen, of lukt dit mogelijk slechts<br />
tegen een lagere huurprijs. Voor een achtste van de vastgoedobjecten loopt het<br />
huurcontract binnen een jaar af. Het aandeel huurcontracten met een looptijd lan-<br />
24<br />
01 02 03 04 05 06 07 08 09 10 11 12<br />
Bron: IPD/ROZ.<br />
Winkels<br />
Woningen<br />
Kantoren<br />
Industrieel
<strong>Overzicht</strong> <strong>Financiële</strong> <strong>Stabiliteit</strong><br />
Grafi ek 15 Resterende looptijd huurcontract<br />
Duur onderliggende contracten in jaren, in procenten van de totale commercieelvastgoedleningen.<br />
25%<br />
16%<br />
13%<br />
29%<br />
Betreft Nederlandse commercieelvastgoedleningen.<br />
Bron: Schatting op basis van steekproef DNB.<br />
4%<br />
13%<br />
Minder dan 1 jaar<br />
1 2 jaar<br />
2 3 jaar<br />
3 5 jaar<br />
Meer dan 5 jaar<br />
Onbekend<br />
ger dan vijf jaar bedraagt ongeveer een kwart (grafiek 15). Wanneer vastgoedprijzen<br />
dalen, stijgt zowel de kans dat vastgoedpartijen onder water komen te staan als het<br />
risico dat zij door tegenvallende huuropbrengsten niet aan hun financiële verplichtingen<br />
jegens de bank kunnen voldoen. De bank zal het in onderpand verkregen<br />
vastgoed dan mogelijk moeten uitwinnen tegen lagere marktprijzen. De gemiddelde<br />
waarde van vastgoedfinancieringen ten opzichte van het bijbehorende onderpand<br />
(de LTV-ratio) is naar schatting zeventig tot tachtig procent, maar neemt toe bij<br />
waardedalingen. Dat dalende vastgoedprijzen correleren met de kans op wanbetaling<br />
is daarbij een extra risico voor banken. Uit actuele cijfers blijkt een duidelijke<br />
samenhang tussen wanbetalingen en LTV-ratio’s (grafiek 16).<br />
Naast toenemende directe kredietrisico’s op commercieelvastgoedleningen brengen<br />
waardedalingen van commercieel vastgoed ook indirecte risico’s voor banken met<br />
zich mee. Ook bij reguliere bedrijfsleningen wordt vaak vastgoed als onderpand<br />
Grafi ek 16 Aandeel nietpresterende leningen per LTVklasse<br />
Als percentage van de totale commercieelvastgoedleningen per LTV-klasse.<br />
25<br />
20<br />
15<br />
10<br />
5<br />
0<br />
Totaal<br />
50 < LTV < 60<br />
60 < LTV < 70<br />
70 < LTV < 80<br />
Niet<br />
presterende<br />
leningen<br />
Getroffen<br />
voorzieningen<br />
voor niet<br />
presterende<br />
leningen<br />
Betreft Nederlandse commercieelvastgoedleningen waarop de rente en/of aflossing niet binnen de betalingstermijn wordt<br />
ontvangen dan wel waarop de rente en/of aflossing is opgeschort of verlaagd.<br />
Bron: Schatting op basis van steekproef DNB.<br />
80 < LTV < 90<br />
90 < LTV < 100<br />
100 < LTV < 110<br />
LTV > 110<br />
25
<strong>Overzicht</strong> <strong>Financiële</strong> <strong>Stabiliteit</strong><br />
ingebracht. Wanneer de waarde van het onderpand ten opzichte van de lening<br />
weinig marge bevat, kan een daling van vastgoedprijzen leiden tot een hoger verlies<br />
bij wanbetaling.<br />
De tweede omstandigheid is een wisselwerking tussen de ontwikkelingen op de<br />
markt voor commercieel vastgoed en de kredietverlening door banken. Enerzijds<br />
kan de neergang in de vastgoedsector mogelijk de bereidheid van banken verkleinen<br />
om nieuwe vastgoedfinancieringen te verstrekken. Een aantal vastgoedfinanciers<br />
heeft de activiteiten al fors teruggeschroefd of zelfs gestaakt. Omdat ongeveer zestig<br />
procent van de vastgoedleningen binnen drie jaar afloopt (grafiek 17), bestaat<br />
het risico dat niet alle vastgoedpartijen erin slagen om financiering door te rollen.<br />
Anderzijds hebben banken juist een prikkel om betalingsproblemen bij bestaande<br />
tegenpartijen te voorkomen en financiering te blijven doorrollen indien de tegenpartij<br />
anders in problemen zou komen. Als banken zwakke tegenpartijen blijven<br />
financieren, vergroot dit het risico van een verslechtering van de kwaliteit van<br />
bancaire vastgoedportefeuilles. Ten slotte werkt de waarde van onroerend goed<br />
ook direct door op de leencapaciteit van bedrijven: een prijsdaling werkt door in<br />
de waarde van onderpand voor toekomstige leningen en vermindert daarmee de<br />
leencapaciteit van bedrijven met onroerend goed op de balans.<br />
De laatste omstandigheid is de onzekerheid over de kwaliteit van vastgoedwaarderingen.<br />
Marktpartijen moeten erop kunnen vertrouwen dat waarderingen van<br />
commercieel vastgoed door Nederlandse banken juist zijn. Dat houdt in dat ze<br />
voldoende actueel en realistisch zijn. De frequentie van taxeren is bij banken over<br />
het algemeen lager dan bij verzekeraars en pensioenfondsen. Dit verschil heeft deels<br />
te maken met het feit dat het vastgoed bij banken veelal fungeert als onderpand<br />
voor een krediet en niet direct op de balans staat. Binnen een brede steekproef van<br />
de bankenportefeuilles is ongeveer de helft van de taxaties meer dan één jaar oud<br />
(grafiek 18). Bij tien procent van de objecten dateert de laatste taxatie zelfs van voor<br />
2010.<br />
Overigens is het vanwege de intransparantie, illiquiditeit en beperkte vergelijkbaarheid<br />
van vastgoedobjecten moeilijk de actuele waarde van panden objectief te bepalen.<br />
Evenzo is lastig vast te stellen of recente taxaties in voldoende mate rekening<br />
houden met de waardedalingen van de laatste jaren.<br />
Grafi ek 17 Jaar van afl oop fi nanciering<br />
Als percentage van de totale commercieelvastgoed leningen.<br />
25<br />
20<br />
15<br />
10<br />
5<br />
0<br />
26<br />
<strong>2012</strong> 2013 2014 2015 2016 Na 2016 Onbekend<br />
Betreft Nederlandse commercieelvastgoedleningen.<br />
Bron: Schatting op basis van steekproef DNB.
Realistischer waarderen<br />
<strong>Overzicht</strong> <strong>Financiële</strong> <strong>Stabiliteit</strong><br />
De huidige marktomstandigheden leiden tot aanzienlijke neerwaartse fluctuaties<br />
in de waarde van vastgoed. Tegelijk oefenen specifieke kenmerken van het onroerend<br />
goed, zoals locatie, leegstand en huurkortingen, een grote invloed uit op de<br />
waarde. Hoewel er locaties zijn waar objecten nog steeds gewild zijn en zich nog<br />
waardestijgingen voordoen, nemen de objecten waar zich problemen voordoen in<br />
aantal toe. Dit vraagt om verhoogde aandacht voor de waarderingsprocessen en om<br />
nauwkeuriger beoordeling van de waardering van commercieel vastgoed waarbij<br />
genoemde problemen zich voordoen.<br />
Banken dienen minstens jaarlijks de waardering van vastgoedonderpand te laten<br />
beoordelen door een onafhankelijk taxateur indien de waarde daarvan vermoedelijk<br />
sterk is gedaald. Van de taxateur zouden instellingen moeten verlangen dat deze<br />
zijn onafhankelijke positie ten opzichte van de opdrachtgever formeel vastlegt, dat<br />
adequate professionele standaarden worden toegepast en dat de uitgangspunten en<br />
methodieken transparant worden uiteengezet in het taxatierapport. Het is daarnaast<br />
wenselijk dat de externe accountant in de controle extra aandacht besteedt aan<br />
taxaties die een rol spelen bij de balanswaarderingen van financieringen. Banken<br />
mogen vastgoedonderpand alleen volledig meenemen indien, onder meer, de waardering<br />
hiervan aan mini mum kwaliteitseisen voldoet. Als niet aan de voorwaarden<br />
is voldaan, dan is de consequentie dat de desbetreffende lening zwaarder gewogen<br />
wordt in het kader van de solvabiliteitseis voor kredietrisico.<br />
Instellingen met materiële vastgoedportefeuilles dienen extra aandacht te geven aan<br />
de waarderingsrisico’s op deze portefeuilles in hun risico- en kapitaalmanagement.<br />
Op deze portefeuille toegeschreven stresstesten zijn hiervoor een geëigend middel.<br />
Om deze stresstesten te kunnen uitvoeren en om adequate invulling te geven aan<br />
het concernbrede risicomanagement is het noodzakelijk dat instellingen gedetailleerde<br />
gegevens over hun vastgoedportefeuilles centraal bijhouden. Dit vergemakkelijkt<br />
tevens de rapportage aan de toezichthouder.<br />
Naast de op de onder toezicht staande instellingen gerichte maatregelen, blijft DNB<br />
samen met de AFM ook actief in gesprek met partijen die kunnen bijdragen aan<br />
een verdere verhoging van de transparantie in deze markt (ontsluiting van data en<br />
verbeterde communicatie), en met partijen die een rol spelen bij de verhoging van<br />
de kwaliteit van waarderingen en waarderingsprocessen.<br />
Grafi ek 18 Laatste taxatiejaar onderpand bij banken<br />
Als percentage van de totale commercieelvastgoed leningen.<br />
50<br />
40<br />
30<br />
20<br />
10<br />
0<br />
2008 of eerder 2009 2010 2011 <strong>2012</strong> Onbekend<br />
Betreft Nederlandse commercieelvastgoedleningen.<br />
Bron: Schatting op basis van steekproef DNB.<br />
27
<strong>Overzicht</strong> <strong>Financiële</strong> <strong>Stabiliteit</strong><br />
Afkortingen landen<br />
AT Oostenrijk<br />
AU Australië<br />
BE België<br />
CH Zwitserland<br />
DE Duitsland<br />
DK Denemarken<br />
ES Spanje<br />
FI Finland<br />
FR Frankrijk<br />
GB Verenigd Koninkrijk<br />
GR Griekenland<br />
IE Ierland<br />
IT Italië<br />
LU Luxemburg<br />
NL Nederland<br />
NO Noorwegen<br />
PT Portugal<br />
SE Zweden<br />
US Verenigde Staten<br />
28