Basispracticum Biologische Chemie - Biochemistry
Basispracticum Biologische Chemie - Biochemistry
Basispracticum Biologische Chemie - Biochemistry
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
wordt het signaal dat afkomstig is van de fotomultiplier negatief weergegeven.<br />
Meer licht op de fotomultiplier en dus een lagere uitlezing.<br />
• Na het meten van de fluorescentie van een cuvet met alleen buffer<br />
(blanco), wordt nu de fluorescentie van alle bereide NADH oplossingen (5<br />
tot en met 200 μM) in 1 mL glascuvetten gemeten.<br />
• Controleer af en toe of de blanco nog steeds een uitlezing van nul geeft.<br />
Zo nee, stel deze bij met de zeroknop.<br />
• In het verslag moet je de waargenomen fluorescentie uitzetten tegen de<br />
NADH concentratie. Ook moet je nu je getallen met die van je collega’s<br />
vergelijken. In het verslag moet je aangeven wat je opvalt en hoe dit te<br />
verklaren is.<br />
3) IN VIVO FLUORESCENTIE VAN NADH IN GISTCELLEN<br />
• Voordat je de oplossingen in een cuvet gaat pipetteren, moet je doornemen<br />
welke handelingen er uitgevoerd moeten worden en wordt de<br />
recorder aangezet. Dit is nodig omdat onmiddellijk na het toevoegen van<br />
de gistcellen aan het cuvet de reactie gaat verlopen en dus de registratie<br />
van de fluorescentie zo snel mogelijk moet plaatsvinden. Noteer op de<br />
recorder het tijdstip waarop de gistcellen aan het cuvet worden toegevoegd.<br />
Realiseer je dat de reactie start ook al wordt de fluorescentie niet<br />
geregistreerd!<br />
• 2.44 mL (aërobe) KP i buffer (0.1 M, pH 7.0) en 0.06 mL glucose (1 M) wordt<br />
in een 3 mL quartzcuvet gepipetteerd. Het cuvet wordt in de cuvettenhouder<br />
geplaatst in de frontface instelling (zie figuur 2.4; afbeelding C<br />
van Theorie van lichtabsorptie en fluorescentie). Het exitatielicht is 360<br />
nm en er wordt gemeten op EHT stand 5. Wanneer alle instellingenn juist<br />
zijn en de afspraken gemaakt wordt 0.5 mL gistsuspensie (10% w/v, 4 uur<br />
gehongerd om het niveau van de endogene substraten te verlagen) aan<br />
het cuvet dat in de cuvettenhouder staat toegevoegd. Geef dit moment<br />
aan op het recorderpapier. De inhoud van het cuvet wordt gemengd en<br />
wordt in het apparaat geplaatst. Daarna wordt met de zeroknop zo snel<br />
mogelijk de uitlezing op ± -200 ingesteld. De fluorescentie wordt in de<br />
tijd (ongeveer 15 minuten) op de recorder gevolgd.<br />
• Als de uitlezing stabiel geworden is, wordt 5 μL aceetaldehyde (3 M) aan<br />
het cuvet toegevoegd. Na voorzichtig mengen wordt de fluorescentie<br />
gevolgd totdat de oorspronkelijke fluorescentie weer is bereikt..<br />
• Nu wordt 5 µL 2.5% H 2 O 2 toegevoegd en na mengen wordt de fluorescentie<br />
weer gevolgd totdat het niveau van voor de toevoeging weer is<br />
bereikt.<br />
4) ZUURSTOFMETING<br />
In een oxygraaf wordt de zuurstofconcentratie in een oplossing gemeten. De<br />
werking van een oxygraaf wordt bij de urinezuurproef van blok 3 uitgelegd.<br />
Het bovenstaande experiment is de NADH fluorescentie in gistcellen gevolgd.<br />
Nu wordt het experiment in het reactievaatje van een zuurstofmeter<br />
(oxygraaf) uitgevoerd. De zuurstofconcentratie wordt onder precies dezelfde<br />
omstandigheden gevolgd als de fluorescentiemeting.<br />
• 2.44 mL aërobe KP i buffer (0.1 M, pH 7.0) en 0.06 mL glucose (1 M) wordt<br />
in het reactievaatje van een oxygraaf gepipetteerd. Als laatste wordt 0.5<br />
mL gistsuspensie toegevoegd waarna de oxygraaf met de speciale dop<br />
- 27 -