21.09.2013 Views

Vakblad H2O nummer 21 / november 2006 - H2O - Tijdschrift voor ...

Vakblad H2O nummer 21 / november 2006 - H2O - Tijdschrift voor ...

Vakblad H2O nummer 21 / november 2006 - H2O - Tijdschrift voor ...

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

39ste jaargang / 3 <strong>november</strong> <strong>2006</strong><br />

nº<strong>21</strong> / <strong>2006</strong><br />

TIJDSCHRIFT VOOR WATERVOORZIENING EN WATERBEHEER<br />

DUTCHDAM DOORSTAAT AANVARING<br />

INTERVIEW MET NVA-VOORZITTER COR ROOS<br />

COMPARTIMENTERING DIJKRINGEN: NIET ALTIJD DÉ OPLOSSING<br />

VERDROGING VEELAL SYSTEMATISCH OVERSCHAT


De dijken<br />

Is politiek Den Haag werkelijk op de hoogte van de huidige<br />

veiligheidssituatie van Nederland? En stelt ‘Den Haag’ hierbij de<br />

goede prioriteiten qua inzet van middelen en geld? Deze discussie<br />

loopt al enige tijd in én buiten de watersector in Nederland. Twee<br />

weken geleden spitste de discussie zich opnieuw toe op het geld.<br />

Vanuit Den Haag zou veel te weinig geld gestoken worden in de<br />

versterking van de (Noordzee-)dijken<br />

Over de exacte veiligheidstoestand van de zeewering in Nederland en<br />

de dijken langs de grote rivieren is met het oog op de veranderingen<br />

in het klimaat, de stijging van de zeespiegel en de bodemdaling<br />

in het westen van het land, is de laatste jaren veel geschreven en<br />

gepraat. Het vijfj aarlijks onderzoek naar de sterkte van de primaire<br />

keringen gaf onlangs weer voldoende informatie <strong>voor</strong> driekwart van<br />

de keringen om te beoordelen of extra actie nodig is of een versnelde<br />

uitvoering van reeds bestaande plannen, inclusief het beschikbaar<br />

H 2O tijdschrift <strong>voor</strong> water<strong>voor</strong>ziening en<br />

waterbeheer verschijnt ééns per 14 dagen<br />

Offi cieel orgaan van<br />

Stichting tot uitgave van het tijdschrift<br />

H 2O en haar participanten:<br />

- Vereniging van Waterbedrijven in Nederland<br />

- Koninklijke Vereniging <strong>voor</strong><br />

Waterleidingbelangen in Nederland<br />

- Nederlandse Vereniging <strong>voor</strong> Waterbeheer<br />

- Kiwa<br />

Uitgever<br />

Rinus Vissers<br />

Redactie<br />

Peter Bielars (hoofdredacteur)<br />

Michiel van Zaane<br />

Marjon Hoogesteger<br />

Redactiesecretariaat<br />

Dora Pompe<br />

Redactieadres en uitgeverij<br />

Postbus 122, 3100 AC Schiedam<br />

telefoon (010) 427 41 65<br />

telefax (010) 473 26 40<br />

e-mail h20 @ nijgh.nl<br />

Bezoekadres: ’s-Gravelandseweg 565<br />

3119 XT Schiedam<br />

Redactiecommissie<br />

Harry Tolkamp (<strong>voor</strong>zitter/NVA)<br />

André Struker (KVWN)<br />

Frits Vos (VEWIN)<br />

Gerda Sulmann (Kiwa)<br />

Advertentieverkoop<br />

Roelien Voshol (010) 427 41 54<br />

Brigitte Laban (010) 427 41 52<br />

Mediaorder<br />

Carola Sjoukes (010) 427 41 41<br />

Suzanne Klüver (010) 427 41 40<br />

telefax (010) 473 20 00<br />

Abonnementenservice<br />

Pauline Roos<br />

Tini van Schijndel<br />

telefoon (010) 427 41 08<br />

telefax (010) 426 27 95<br />

Abonnementsprijs<br />

€ 92,- per jaar excl. 6% BTW<br />

€ 122,- per jaar <strong>voor</strong> buitenland<br />

€ 8,- losse exemplaren excl. 6% BTW<br />

Abonnementen gelden <strong>voor</strong> één jaar en worden<br />

– zonder tegenbericht – automatisch verlengd.<br />

Opzeggingen dienen schriftelijk uiterlijk 6 weken<br />

<strong>voor</strong> het afl open van de abonnementsperiode te<br />

geschieden aan bovenstaand postadres.<br />

Druk en lay-out<br />

Den Haag mediagroep b.v., Rijswijk<br />

Copyright<br />

Nijgh Periodieken B.V., <strong>2006</strong><br />

Het auteursrecht op de inhoud van dit tijdschrift wordt<br />

uitdrukkelijk <strong>voor</strong>behouden. Overname van artikelen<br />

alleen na schriftelijke toestemming van de uitgever.<br />

www.vakbladh2o.nl<br />

4 / Samenwerking in de waterketen bespaart<br />

zeker 1 à 2 % van de totale kosten<br />

Peter Hermans en Hans van der Eem<br />

8 / Strijdplan <strong>voor</strong> meer geuzentrots<br />

10 / Interview met Cor Roos<br />

Maarten Gast<br />

12 / Drinkwaterbeveiliging in de VS vijf jaar<br />

na 9/11<br />

Ben Tangena, Wouter van Delft en Bart Knepper<br />

13 / Oefeningen Hoogheemraadschap<br />

Hollands Noorderkwartier en<br />

Waterleidingmaatschappij Drenthe<br />

15 / Mini-estuarium in Velsen<br />

Jan Kollen, Barbara Schmitt en Rob Hotting<br />

16 / Ambitieus rioleringsproject in gemeente<br />

Opsterland<br />

Wiebe Siebenga en Johan Mulder<br />

17 / Grensoverschrijdend Vechtwerk: op naar<br />

betere Nederlands-Duitse samenwerking met<br />

de KRW?<br />

Wietske Keetman en Annemiek Verhallen<br />

20 / Waterbeheerders en simulatiemodellen:<br />

quo vadis?<br />

Gé van de Eertwegh en Harry Boukes<br />

22 / Boekrecensie: Pond Treatment Technology<br />

Arjen van Nieuwenhuizen<br />

29 / Compartimentering van dijkringen: niet<br />

altijd dé oplossing<br />

Rob Theunissen, Matthijs Kok en Han Vrijling<br />

32 / Detectie van toxische cyanobacteriën met<br />

DNA-technieken in Nederlansde wateren<br />

Herman Gons, Ingmar Janse, Edwin Kardinaal en<br />

Michelle Talsma<br />

36 / Evaluatie wateraanvoer Noordoostpolder<br />

Walter Immerzeel, Heleen Graafstol, Berthe Brouwer<br />

en Bert Warmolts<br />

39 / Verdroging veelal systematisch<br />

onderschat<br />

Jaco van der Gaast, Henk Vroon en Harry Massop<br />

stellen of naar voren halen van reeds gereserveerde gelden.<br />

Niet alle waterbeheerders zitten momenteel comfortabel achterover<br />

in hun stoel . Stelt ‘Den Haag’ wel de juiste prioriteiten? Verschillende<br />

dijkgraven zijn er niet zo zeker van of het kabinet wel voldoende<br />

aandacht schenkt aan de veiligheid van Nederland op watergebied.<br />

Nu minister Peijs tijdelijk de scepter zwaait op het gebied van de<br />

waterstaat, is die onzekerheid alleen maar toegenomen.<br />

Wordt het niet tijd dat er één ministerie alleen <strong>voor</strong> waterstaat komt,<br />

zodat de aandacht niet gedeeld hoeft te worden met verkeer? Laten<br />

we niet wachten totdat het weer een keer verkeerd gaat. En laten we<br />

ons <strong>voor</strong>al ook niet alleen op versterking van dijken richten, maar<br />

ook op verruiming van de rivieren, waterberging en het herinrichten<br />

van kleine waterlopen. Maar daar dan ook het benodigde geld <strong>voor</strong><br />

vrijmaken, zonder discussie.<br />

Peter Bielars<br />

inhoud nº <strong>21</strong> / <strong>2006</strong><br />

10<br />

13<br />

16<br />

Bij de omslagfoto:<br />

Rijkswaterstaat testte onlangs met succes de<br />

Dutchdam, een uitklapbare waterkering, in het<br />

innovatietestcentrum in Marknesse<br />

(zie pagina 13) (foto: WL|Delft Hydraulics).


Samenwerking in de<br />

waterketen bespaart zeker<br />

1 tot 2% van totale kosten<br />

Samenwerken in de waterketen kan een besparing opleveren van één tot twee<br />

procent van de totale kosten oftewel 40 tot 50 miljoen euro per jaar, zo blijkt uit<br />

de analyse van acht concrete <strong>voor</strong>beelden. Behalve die besparing verbeterden<br />

de prestaties in termen van dienstverlening en duurzaamheid. De uiteindelijke<br />

baten van samenwerking liggen hoger, omdat een deel van de besparingen<br />

niet gekwantificeerd of geëxtrapoleerd kon worden.<br />

Waterketendiensten bestaan uit<br />

de levering van drinkwater door<br />

de drinkwaterbedrijven en de<br />

inzameling en zuivering van afvalwater door<br />

gemeenten en waterschappen. In 1998 publiceerden<br />

Kiwa en Stichting RIONED een ruwe<br />

schatting van de winst door samenwerking<br />

in de waterketen in de periode tot 2005.<br />

Verwacht werd dat hierdoor 2,2 tot 6 miljard<br />

euro te besparen viel.<br />

Inmiddels is samenwerking in de waterketen<br />

op veel fronten van de grond gekomen<br />

en bleek dat die schatting moest worden<br />

herzien. Reden <strong>voor</strong> de partijen in WaterKIP<br />

(het waterketenplatform van STOWA,<br />

Stichting RIONED, RIZA en Kiwa Water<br />

Research) om onderzoek te laten verrichten<br />

naar de realistische baten van samenwerking.<br />

Daarbij is aangesloten op concreet gerealiseerde<br />

vormen van samenwerking met<br />

zoveel mogelijk daadwerkelijk meetbare<br />

opbrengsten op de vlakken duurzaamheid,<br />

dienstverlening, transparantie en kostenbesparingen.<br />

Een tweede doel van het<br />

onderzoek was het beschrijven van<br />

succesvolle samenwerkingsverbanden, ter<br />

inspiratie van derden.<br />

Het onderzoek is praktisch ingestoken. Uit<br />

een groslijst van samenwerkingsthema’s<br />

en <strong>voor</strong>beelden zijn thema’s geselecteerd<br />

en geanalyseerd aan de hand van cases. De<br />

selectie was <strong>voor</strong>al gericht op de thema’s die<br />

op dit moment samen verreweg de grootste<br />

samenwerkings<strong>voor</strong>delen genereren. Het zijn<br />

<strong>voor</strong>al vormen van ‘verticale samenwerking’.<br />

Samenwerkingsvorm<br />

Samenwerking blijkt een breed begrip.<br />

Om de vele vormen van samenwerking te<br />

kunnen duiden, is een nieuw denkraam<br />

ontwikkeld. De essentie daarvan is dat<br />

allereerst onderscheid wordt gemaakt tussen<br />

samen denken en samen doen. Bij samen<br />

denken wordt <strong>voor</strong>al samengewerkt aan<br />

plannen, beleid en onderzoek. Bij samen<br />

doen gaat het directer om de uitvoering van<br />

operationele of ondersteunende werkzaamheden.<br />

Daarnaast wordt een onderscheid<br />

gemaakt naar samenwerking tussen gelijke<br />

organisaties (‘horizontaal’) of tussen organisaties<br />

in de keten (‘verticaal’) (zie matrix).<br />

Bij samen denken is vaak sprake van informele<br />

vormen van samenwerking, bij<strong>voor</strong>beeld<br />

4 H 2O / <strong>21</strong> - <strong>2006</strong><br />

mondelinge afspraken. Naarmate de<br />

samenwerking meer operationeel van aard is,<br />

worden de afspraken explicieter vastgelegd,<br />

soms zelfs in lijvige contracten.<br />

Resultaten<br />

De baten van samenwerking blijken uit de<br />

verhoging van de prestaties en verlaging van<br />

de kosten. In de praktijk blijkt dat <strong>voor</strong>al het<br />

verhogen van de kwaliteit en de verbetering<br />

van de prestatie een belangrijke drijfveer is<br />

om de samenwerking te zoeken. Vaak wordt<br />

daarbij gewezen op het vergroten van de<br />

doelmatigheid, die bestaat uit de verhouding<br />

tussen (kwalitatieve) opbrengsten en kosten.<br />

Het resultaat daarvan is dat de verwachtingen<br />

bij de aanvang van samenwerking<br />

vaak kwalitatief worden benoemd en vaak<br />

ook achteraf moeilijk te kwantificeren zijn.<br />

Dat geldt niet alleen <strong>voor</strong> duurzaamheid,<br />

dienstverlening en transparantie, maar ook<br />

<strong>voor</strong> de kostenbesparingen.<br />

Toch blijkt het mogelijk goede schattingen<br />

te maken van de potentiële besparingen uit<br />

de acht samenwerkingsthema’s. Daartoe zijn<br />

kentallen ontleend aan de cases zelf en aan<br />

andere onderzoeken, waarbij zoveel mogelijk<br />

is aangesloten bij bewezen besparingen uit<br />

feitelijke samenwerkingsvormen. Op basis<br />

hiervan zijn extrapolaties uitgevoerd naar<br />

nationale schaal. Het spreekt <strong>voor</strong> zich dat de<br />

resultaten met een behoorlijke bandbreedte<br />

beschouwd moeten worden, maar de ordegrootte<br />

van de gesommeerde uitkomsten is<br />

betrouwbaar.<br />

De baten uit de onderzochte samenwerkingsthema’s<br />

staan in tabel 1.<br />

Door een effectieve inzet van de benchmark in de<br />

drinkwatersector is een besparing van <strong>21</strong> procent<br />

bereikt ten opzichte van 1998 (bron: VEWIN).<br />

De gevonden opbrengsten kunnen als volgt<br />

worden gekarakteriseerd:<br />

Duurzaamheid<br />

Vooral samenwerkingen onder de noemer<br />

‘samen denken’ leiden tot een hogere<br />

duurzaamheid. Integrale planvorming en<br />

beleidsafstemming is vaak gericht op het<br />

zoeken van bij<strong>voor</strong>beeld een optimaal<br />

milieurendement.<br />

Transparantie<br />

Samenwerking blijkt vaak te resulteren<br />

in een grotere transparantie. Dit betreft<br />

<strong>voor</strong>namelijk activiteiten die direct gericht<br />

zijn op klantprocessen. Vaak gaat dit samen<br />

met dienstverlening. Naast transparantie<br />

in de definitie ‘zicht hebben op prestaties<br />

en kosten’ blijkt samenwerking <strong>voor</strong>al ook<br />

inzicht tussen professionals te vergroten.<br />

Indeling in samenwerkingsvormen, samen denken en samen doen versus horizontale en verticale<br />

samenwerking. De ingevulde samenwerkingsthema’s zijn <strong>voor</strong>beelden ter illustratie.


Hoe de tabel te lezen?<br />

• Het onderzoek, en dus ook de tabel, is opgezet rond inhoudelijke<br />

activiteiten. De tabel beoordeelt niet deze activiteiten zelf, maar de<br />

toegevoegde waarde van samenwerking rond deze activiteiten door<br />

publieke spelers in de waterketen. Het betreft de belangrijkste operationele<br />

activiteiten waarop nu daadwerkelijk (deels) wordt samengewerkt<br />

en die daadwerkelijk opbrengsten genereren. Daarnaast zijn<br />

enkele activiteiten opgenomen waarvan bekend is dat samenwerking<br />

hierbij op afzienbare termijn meerwaarde oplevert;<br />

• Naar de toekomst bezien is deze lijst niet compleet. In de praktijk<br />

zullen nu nog onbekende en niet-benoembare inzichten en nieuwe<br />

kansen ontstaan;<br />

• De kolom ‘besparingen’ is deels kwalitatief en deels kwantitatief<br />

ingevuld. Activiteiten die niet zijn uitgewerkt via de cases, zijn<br />

<strong>voor</strong>zien van een kwalitatieve waardering met ‘+’ of ‘ø’. Dit geeft aan<br />

dat er positieve of neutrale verwachtingen zijn over de verwachte<br />

financiële besparingen;<br />

Tabel 1. Opbrengsten uit samenwerking<br />

actualiteit<br />

• Besparingen door activiteiten die aansluiten bij de cases zijn gekwantificeerd.<br />

Daarbij is aangenomen dat de kwaliteit van de activiteit tenminste<br />

gelijk blijft of dat winst wordt geboekt op de vlakken duurzaamheid,<br />

transparantie en/of dienstverlening. De doelmatigheid neemt dus toe;<br />

• De besparingen <strong>voor</strong> de periode 1998-heden zijn structurele jaarlijkse<br />

besparingen die door het ontwikkelen en vaststellen van plannen<br />

reeds geboekt zijn. Alle besparingen zijn herrekend naar besparingen<br />

per jaar. Besparingen op investeringen (bij<strong>voor</strong>beeld ook berekende<br />

besparingen via OAS) zijn herrekend naar jaarlijkse besparingen als<br />

annuïteit over 30 jaar met 4% rente;<br />

• Het onderzoek is gericht op samenwerking tussen partijen in de<br />

waterketen. Daarbuiten gebeurt natuurlijk nog veel meer, zoals de<br />

sectorbenchmarks van drinkwater, afvalwaterzuivering en riolering.<br />

De mate waarin verbeteringen van interne bedrijfsprocessen kunnen<br />

bijdragen aan resultaatsverbetering van de waterketen als geheel is<br />

niet onderzocht.<br />

activiteit transparantie duurzaamheid dienstverlening besparing besparing<br />

(casus) miljoen miljoen<br />

euro/jaar euro/jaar<br />

reeds in te nog te<br />

boeken ontwikkelen<br />

activiteiten/<br />

plannen<br />

1998-heden heden-2015<br />

horizontaal benchmarken afleggen leren van leren van + ++<br />

samen denken verantwoording ‘best in class’ ‘best in class’<br />

veiligheid uniform hoog ø ø<br />

niveau, geen<br />

zwakke plekken<br />

onderzoek verbetering door + +<br />

innovatie<br />

horizontaal laboratoria introductie nieuwe + ø<br />

samen doen technieken<br />

belastinginning professionaliseren 0 >10<br />

front-office<br />

inkoop + +<br />

gezamenlijk beheer bedrijfsmatige introductie 7 x 24 uurs + >3<br />

riolering (Aquario) rapportage technieken zoals storingsdienst<br />

werkzaamheden telemetrie<br />

verticaal OAS basis- verbeterd inzicht beste oplossing bij 9-12 3-4<br />

samen denken inspanning (Boxtel) in ieders taak gegeven eisen<br />

waterplannen zoeken naar U meldt probleem, ø ø<br />

(Tholen) robuuste wij zorgen <strong>voor</strong><br />

oplossingen oplossing<br />

OAS kaderrichtlijn verbeterd inzicht in beste oplossing bij ø +<br />

en afkoppelen ieders taak gegeven eisen<br />

verticaal aanleg en aan- verbeterd inzicht niet onnodig één aanvraag, in 2-5 3-6<br />

samen doen sluiten (sYnfra) planning/<strong>voor</strong>tgang vergravingen één keer aanleggen<br />

facturering mogelijkheid professionaliseren 2-3 2-3<br />

(Brabant Water) waterketennota front-office<br />

sanering deskundige ontzorgen burger + ø<br />

buitengebied aanschaf, aanleg<br />

en beheer<br />

PR/serviceloket bewustwording één aanspreekpunt ø ø<br />

(Arnhem) water in <strong>voor</strong> klanten<br />

leefomgeving<br />

fusie watertaken één bedrijf, één interne optimalisatie één loket, één + +<br />

(DWR/Waternet) aanspreekpunt (afval)waterketen waternota<br />

water<br />

PPS bouw en heldere, 4-5 0<br />

beheer (Delfland) bedrijfsmatige<br />

afspraken<br />

inkoop + +<br />

H 2O / <strong>21</strong> - <strong>2006</strong><br />

5


Samenwerking leidt tot een toegenomen<br />

begrip <strong>voor</strong> de maatschappelijke rol en<br />

positie die elk van de samenwerkende<br />

organisaties (en hun medewerkers) hebben.<br />

Dit begrip werkt drempelverlagend, zodat<br />

ook nieuwe samenwerkingsprocessen sneller<br />

tot stand komen en soepeler verlopen.<br />

Dienstverlening<br />

Een aantal van de succesvolle samenwerkingen<br />

is direct gericht op het verbeteren<br />

van de dienstverlening. Het gaat dan <strong>voor</strong>al<br />

om de op klanten gerichte processen als<br />

front-office taken, facturering en dergelijke.<br />

6 H 2O / <strong>21</strong> - <strong>2006</strong><br />

Het onvoldoende functioneren of de beperkte<br />

capaciteit van de riolering kan zorgen <strong>voor</strong> overlast.<br />

Financiële besparingen<br />

Met samenwerking in de waterketen is geld<br />

te verdienen. De direct geschatte winst,<br />

op basis van kwantificeerbare samenwerkingsvormen,<br />

bedraagt structureel circa 40<br />

tot ruim 50 miljoen euro per jaar. Door een<br />

groot aantal initiatieven en samenwerkingen<br />

in de periode 1998 tot heden is daarvan al<br />

ongeveer de helft, 15 á 25 miljoen euro per<br />

jaar, verzilverd.<br />

Naast de gekwantificeerde besparingen<br />

zijn er momenteel meer samenwerkingsthema’s.<br />

Deze kunnen tot dusver nog slechts<br />

kwalitatief worden aangegeven en zijn<br />

daarom als ø tot ++ in de tabel aangegeven.<br />

Tabel 2. Vergelijking samenwerkingsthema’s en financiële opbrengsten rapportage 1998 en huidige rapportage onderzoek WaterKIP<br />

thema’s besparingen in miljoen euro per jaar toelichting<br />

Kiwa/RIONED 1998 Kiwa/RIONED WaterKIP<br />

(1998) (<strong>2006</strong>)<br />

Belangrijk is om te beseffen dat de becijferde<br />

besparingen niet betekenen dat de tarieven<br />

<strong>voor</strong> de burgers en bedrijven dalen. Door<br />

gezamenlijk 64 (tot 185) 5-11 aanname Kiwa/RIONED: 10% besparing op de investeringen door<br />

leidingnetbeheer slimme afstemming van aanleg en beheer. Aanleg en beheer wordt steeds verder<br />

afgestemd, maar besparingen groter dan 0,5-1 % (van de investeringen) blijken zelfs<br />

op grote schaal niet te realiseren.<br />

OAS niet benoemd 12-16 Kiwa/RIONED benoemt OAS niet apart. Bij WaterKIP is besparing inclusief<br />

afkoppelen.<br />

versneld afkoppelen > 52 0 Versnelling van afkoppelen blijkt niet opportuun.<br />

afstemming infrastructuur regioafhankelijk onderdeel in Kiwa/RIONED niet nader becijferd, in WaterKIP meegenomen als onderdeel van<br />

OAS de OAS-opbrengsten<br />

financieel waterspoor 1 8-13 nihil Kiwa/RIONED: financieel waterspoor leidt tot piekafvlakking en bespaart 10 tot 15%<br />

op investeringen. Uit pilots volgt dat het financiële waterspoor geen grote effecten<br />

heeft op het watergebruik cq piekgedrag. Piekafvlakking treedt niet op.<br />

financieel waterspoor 2 gezamenlijke 14-16 Kiwa/RIONED heeft de besparing niet gekwantificeerd. WaterKIP vult hier de<br />

facturering besparing in door verlaging post ‘oninbaar’ en door samenwerking waterschappen<br />

op belastinggebied.<br />

afvalwater buitengebied ? nihil Kiwa/RIONED heeft dit niet gekwantificeerd. Omdat de sanering buitengebied<br />

nagenoeg is afgerond, worden hier geen verdere besparingen aan toegerekend.<br />

Zeker in de laatste fase van de sanering is vaak nauw samengewerkt tussen<br />

gemeenten en waterschappen.<br />

water op maat 2 niet Van de industriewaterinitiatieven in de periode 1998-heden zijn er veel beëindigd.<br />

beschouwd De per heden succesvolle initiatieven zijn veelal samenwerking waterleidingbedrijfindustrie,<br />

zonder participatie van andere waterketenpartijen.<br />

PPS Harnaschpolder, niet benoemd 7-8 nieuwe thema’s in dit onderzoek (zie tabel 1).<br />

samenwerking riolering<br />

bronnenbeheer kwalitatief n.v.t. betreft samenwerking om vervuiling door riolering in waterwingebieden te<br />

<strong>voor</strong>komen, routinematige activiteit<br />

ontwikkeling nieuwe kwalitatief n.v.t. betreft aandacht <strong>voor</strong> technieken en hergebruik reststoffen, routinematige<br />

technologie activiteit<br />

overig, niet gespecificeerd 140 n.v.t.<br />

totaal 126-390 38-51


steeds scherpere kwaliteitseisen (bij<strong>voor</strong>beeld<br />

aan het zuiveren van afvalwater) en<br />

de uitbreiding van taken zullen de tarieven<br />

blijven stijgen. De winsten uit samenwerking<br />

zullen daarom per saldo bijdragen aan<br />

de matiging van tariefstijgingen (minder<br />

meerkosten).<br />

Referentiekader<br />

Hoe verhouden deze resultaten zich met het<br />

vaak gehanteerde referentiekader uit 1998:<br />

‘optimalisatie van de waterketen, winst door<br />

samenwerking’? Indertijd is de verwachting<br />

uitgesproken dat tussen 1998 en 2005 door<br />

samenwerking minimaal 2,2 en mogelijk<br />

6,8 miljard euro te besparen zou zijn (5-15<br />

miljard gulden). Het betrof indertijd absolute<br />

bedragen en investeringen, die overeenkomen<br />

met een structurele besparing van<br />

130 tot 390 miljoen euro per jaar (annuïtair<br />

berekend over 30 jaar met 4% rente).<br />

De financiële besparingsmogelijkheden uit<br />

dit nieuwe onderzoek liggen een factor 5<br />

lager dan in 1998 <strong>voor</strong>zien. Dit vereist een<br />

nadere analyse. Daartoe zijn in tabel 2 de<br />

resultaten van beiden onderzoeken per<br />

samenwerkingsthema naast elkaar gezet<br />

en zijn de verschillen toegelicht. Vooral<br />

nieuwe inzichten op het vlak van gezamenlijk<br />

leidingnetbeheer en versneld afkoppelen<br />

leiden tot groot onderscheid.<br />

Perspectief<br />

De resultatentabel toont dat op veel thema’s<br />

wordt samengewerkt en dat nagenoeg<br />

overal de doelmatigheid toeneemt. Voor<br />

zover kwantitatieve gegevens beschikbaar<br />

zijn, wordt een structurele financiële<br />

opbrengst van 40 tot ruim 50 miljoen euro<br />

per jaar becijferd. Dit moet beschouwd<br />

worden als een ondergrens. Er zijn immers<br />

ook samenwerkingsvormen waarvan de<br />

besparingen niet gekwantificeerd zijn en die<br />

in de tabel zijn aangeduid met een ‘+’ of ‘++’.<br />

Bovenop deze besparingen is ook duidelijke<br />

<strong>voor</strong>uitgang geboekt op het punt van<br />

duurzaamheid, transparantie en dienstverlening,<br />

zodat per saldo de doelmatigheid is<br />

toegenomen.<br />

Partijen in de waterketen zijn intensief aan<br />

de slag met samenwerking. Juist vanuit dat<br />

proces ontstaan weer nieuwe ideeën en<br />

advertentie<br />

www.paques.nl<br />

rubrieksaanduiding<br />

Na grote investeringen die nodig waren om te<br />

voldoen aan de richtlijnen stedelijk afvalwater<br />

maken de waterschappen zich nu op <strong>voor</strong> het<br />

implementeren van de Kaderrichtlijn Water.<br />

kansen <strong>voor</strong> samenwerking. Zo is een trend<br />

te zien van incidentele naar structurele<br />

samenwerking, bij<strong>voor</strong>beeld in de afvalwaterketen.<br />

Gemeenten en waterschappen<br />

kijken samen kritischer naar lozingen door<br />

bedrijven, gaan anders om met hemelwater<br />

of spelen tijdiger in op demografische<br />

ontwikkelingen. Door deze actieve<br />

benadering kunnen grote <strong>voor</strong>delen worden<br />

gerealiseerd.<br />

Maar niet alleen samenwerking tussen<br />

partijen in de waterketen kan tot kostenbesparing<br />

leiden. Ook het intern optimaliseren<br />

van bedrijfsprocessen kan hieraan significant<br />

bijdragen. Zo heeft de drinkwatersector<br />

<strong>21</strong>% efficiencyverbetering gerealiseerd in de<br />

periode 1997-2005, ingezet door onder meer<br />

de benchmark. Deze verbetering lijkt nog<br />

niet het eindpunt te hebben bereikt.<br />

Als we deze efficiencyslag projecteren op de<br />

bedrijfsmatige riolerings- en zuiveringsactiviteiten<br />

van gemeenten en waterschappen ligt<br />

nog de nodige verbetering in het verschiet.<br />

Benchmarking en <strong>voor</strong>al het daaraan<br />

gekoppelde proces van leren van elkaar<br />

vormt hier<strong>voor</strong> het voertuig.<br />

De studie werd uitgevoerd door Witteveen+Bos,<br />

Welldra (een bureau <strong>voor</strong> procesmanagement en<br />

advies in de watersector) en Kiwa Water Research.<br />

In de begeleidingscommissie participeerden<br />

naast de partijen in WaterKIP VEWIN, Unie van<br />

Waterschappen, VNG en de ministeries van VROM<br />

en Verkeer en Waterstaat.<br />

Peter Hermans (Witteveen+Bos)<br />

Hans van der Eem (Welldra)<br />

continue (bio)filtratie Paques bv<br />

P.O. Box 52<br />

8560 AB Balk NL<br />

t 0514 · 60 85 00<br />

f 0514 · 60 33 42<br />

• Biologische (de)nitrificatie en polijsting van afvalwater<br />

e info@paques.nl<br />

• Kringloopsluiting<br />

i www.paques.nl<br />

• Proceswaterbereiding uit oppervlaktewater<br />

• Spoelwaterbehandeling in de drink- en preceswaterbereiding<br />

• (Biologische) zijstroomfiltatie in koelwatercircuits<br />

H 2O / <strong>21</strong> - <strong>2006</strong><br />

7


Strijdplan <strong>voor</strong> meer geuzentrots<br />

Een 30-tal mensen heeft de handschoen opgepakt om het waterbeheer in<br />

Nederland met meer elan te brengen en ook zelf positiever te staan tegenover<br />

alle mogelijkheden die Nederlandse waterbeheerders hebben met hun<br />

kennis en ervaring in zowel binnen- als buitenland. Op 26 oktober kwamen<br />

zij op persoonlijke titel <strong>voor</strong> de eerste maal bijeen bij KIVI NIRIA, afdeling<br />

waterbeheer, in Den Haag.<br />

Sybe Schaap zei daar zelf trots te zijn<br />

op de goede organisatie van het<br />

waterbeheer in Nederland, zowel<br />

op landelijke als regionale schaal, en op het<br />

beheer en onderhoud van alle waterwegen.<br />

Hij verwacht in de nabije toekomst een<br />

toenemende vraag naar ingenieurs vanwege<br />

de door de mens gecreëerde risico’s op veiligheidsgebied.<br />

Nederland lijkt nu soms de kleinste provincie<br />

van Europa, aldus Schaap. Nederlanders<br />

zijn bang, naar binnen gekeerd, willen geen<br />

risico lopen en zijn gesloten. Het tweede<br />

punt waarover Schaap even wilde klagen,<br />

is de zich ontwikkelende staatsmacht<br />

in Nederland, te veel regelgeving van<br />

bovenaf. Hij vreest dat na discussies over<br />

de organisatie van de politie, het onderwijs<br />

en de zorg straks ook het waterbeheer aan<br />

de orde komt, zeker vanwege de huidige<br />

autonomie en het feit dat de waterschappen<br />

eigen inkomsten hebben.<br />

Géén Europese normen <strong>voor</strong><br />

grondwater<br />

De nieuwe Europese Grondwaterrichtlijn gaat géén Europa-brede normen<br />

stellen aan stoffen in het grondwater. Het Europees Parlement en de lidstaten<br />

zijn het eens geworden dat de lidstaten zelf normen mogen opstellen. Alleen<br />

<strong>voor</strong> de hoeveelheid nitraat blijft de bestaande normgeving van kracht.<br />

Dat betekent niet dat landen<br />

niets hoeven te doen om hun<br />

grondwater te beschermen.<br />

Het doel van de richtlijn is niet alleen om<br />

grondwater te beschermen tegen vervuiling<br />

met (potentieel) gevaarlijke stoffen, maar ook<br />

om de kwaliteit van het grondwater niet te<br />

laten verslechteren. De lidstaten moeten alle<br />

mogelijke maatregelen nemen die vervuiling<br />

van grondwater <strong>voor</strong>komen. Het gaat daarbij<br />

om alle stoffen die zijn vastgelegd in de<br />

bijlage van de Kaderrichtlijn Water.<br />

Het betreft dan met name stoffen als<br />

arseen, cyanide, biocides en farmaceutische<br />

vervuilingen. Nitraat is niet opgenomen in de<br />

Grondwaterrichtlijn: hier<strong>voor</strong> blijft de huidige<br />

norm van 50 mg/l bestaan. Voor pesticiden<br />

zijn wel normen opgenomen. Waar dit<br />

problemen <strong>voor</strong> boeren oplevert, bestaat de<br />

mogelijkheid speciale steun te bieden.<br />

8 H 2O / <strong>21</strong> - <strong>2006</strong><br />

Het Rijk pakt de veiligheidsdiscussie niet echt<br />

op, meent Schaap. Veiligheid kost nauwelijks<br />

geld (“minder dan een jaarabonnement”).<br />

Het meeste geld in het waterbeheer gaat nu<br />

naar zuivering en andere kwaliteitsmaatregelen.<br />

Eerst moet alles onder water lopen,<br />

dan pas komt Nederland in actie, aldus<br />

Schaap. ‘Ruimte <strong>voor</strong> de Rivier’ is kantje<br />

boord door de Tweede Kamer geaccepteerd,<br />

niet met overtuiging, maar met geneuzel<br />

over 50 woningen in Lent die wegmoeten<br />

<strong>voor</strong> verruiming van de Waal, over de<br />

landbouw en nieuwe discussies over welke<br />

debieten we nu moeten hanteren <strong>voor</strong> de<br />

komende jaren, zo mopperde hij.<br />

Arnold Lobbrecht van HydroLogic/UNESCO-<br />

IHE mist ook de trots van de geuzen van<br />

weleer in het Nederlandse waterbeheer. Hij<br />

was op bezoek geweest bij Neeltje Jans en<br />

zag tot zijn verbazing dat de waterglijbaan<br />

meer aandacht krijgt dan de geschiedenis<br />

van de Deltawerken. Het gaat alleen maar om<br />

Ook <strong>voor</strong> de meting van (potentieel)<br />

vervuilende stoffen zijn geen strikte<br />

richtlijnen opgelegd. Wel wil de Europese<br />

Unie de verschillende meetmethoden<br />

zoveel mogelijk harmoniseren. De richtlijn<br />

zal lidstaten niet verbieden nieuwe grondwaterbeschermingszones<br />

in te stellen<br />

of de normen <strong>voor</strong> bestaande zones te<br />

beschermen.<br />

Het is de bedoeling dat de richtlijn volgend<br />

jaar van kracht wordt. Zes jaar later, in 2013,<br />

wordt de richtlijn dan geanalyseerd. De<br />

lidstaten hebben twee jaar om de Grondwaterrichtlijn<br />

in hun nationale wetgeving te<br />

implementeren. Als alles volgens de planning<br />

verloopt, moet de implementatie dus in 2009<br />

voltooid zijn.<br />

De VEWIN is tevreden met de richtlijn.<br />

Robert Schröder, die namens de belangen-<br />

het plezier, niet meer om de inhoud. Volgens<br />

hem is een strijdplan nodig om Nederland<br />

technisch-inhoudelijk weer stevig op de<br />

kaart te zetten.<br />

Govert Geldof (Tauw) vindt de Nederlandse<br />

waterbeheerder veel te bescheiden. Hij<br />

trok op 26 oktober mede de kar. Na een<br />

tijdje hardop met elkaar gediscussieerd te<br />

hebben over zaken waarmee men dat elan<br />

weer terug kan krijgen, kwamen er twee<br />

min of meer concrete <strong>voor</strong>stellen op tafel:<br />

één technisch baanbrekend <strong>voor</strong>stel (op het<br />

terrein van waterbouw) en één procesmatig<br />

<strong>voor</strong>stel, waarbij opleidingen een grote rol<br />

kunnen spelen. Krijgt een vervolg.<br />

vereniging in Brussel bivakkeert, stelt dat<br />

de norm werkbaar is en toch bescherming<br />

van het grondwater biedt. Hij is blij dat<br />

(duin)infiltratie mogelijk blijft. Een aantal<br />

Nederlandse waterleidingbedrijven gebruikt<br />

infiltratie van water als zuiveringsstap.<br />

In eerste instantie was sprake van het<br />

verbieden van infiltratie van ‘vreemd’ water<br />

in het grondwater. Nu mag dat wel, maar de<br />

ecologische kwaliteit mag niet verslechteren.<br />

Volgens Schröder kan de uitwerking in de<br />

praktijk lastig zijn. Wel is hij tevreden dat met<br />

het toestaan van infiltratie de (Nederlandse)<br />

praktijk erkend wordt.<br />

Tenslotte is hij “absoluut tevreden” met de<br />

betrokkenheid van Nederland en de VEWIN<br />

bij de Grondwaterrichtlijn, zowel in de<br />

<strong>voor</strong>bereiding als bij de besluitvorming.


Zevende<br />

KVWN-fitterijwedstrijden<br />

De fitterijwedstrijden tijdens<br />

Aquatech trokken weer veel<br />

belangstelling, niet alleen de<br />

competitie <strong>voor</strong> herenteams, maar<br />

ook die <strong>voor</strong> de dames (<strong>voor</strong> de<br />

tweede keer) en het management<br />

(<strong>voor</strong> de vierde keer). In totaal 30<br />

teams - 19 heren-, zes dames- en<br />

vijf managementteams - meldden<br />

zich om te strijden <strong>voor</strong> de hoogste<br />

waterleidingeer.<br />

De competitie begon al meteen<br />

goed met een foutloze score<br />

van het (thuis)team Waternet 1,<br />

wat later goed zou blijken te zijn <strong>voor</strong> een<br />

zesde plaats. Pas aan het einde van de eerste<br />

ochtendsessie werd de tijd verbeterd door<br />

het team van (toen nog) Hydron Midden-<br />

Nederland 2, die met hun eindtijd van 3.38,95<br />

uiteindelijk derde zouden worden in het<br />

eindklassement.<br />

Direct na de lunch trad het team Brabant<br />

Water 1 aan, bestaande uit een routinier<br />

en een debutant, te weten Ad Brouwers en<br />

Tonnie van den Broek. Dat dit een goede<br />

combinatie was, bleek al meteen uit de<br />

score: foutloos in 3.08,78. Deze tijd zou op<br />

de dinsdag niet meer verbeterd worden. Op<br />

woensdag kwamen nog vijf herenteams in<br />

actie, waaronder de regerend kampioenen<br />

van Waterbedrijf Groningen. Zij mochten<br />

als laatste team een poging doen om hun<br />

kampioenschap te verlengen. Aangezien<br />

geen van de andere teams op woensdag<br />

een snellere tijd wist te zetten, was het nog<br />

steeds het team uit Brabant dat eerste stond<br />

bij aanvang van de poging van de ‘defending<br />

champions’. De wedstrijdtijd van Krieno<br />

Adam en Eefko Aukes was snel: 3.01,18. Alles<br />

hing er nu vanaf of al dan niet strafsecondes<br />

zouden worden uitgedeeld. De spanning was<br />

duidelijk waarneembaar op de gezichten.<br />

Winnaars bij de heren: Ad Brouwers en Tonnie van<br />

den Broek (Brabant Water)<br />

Even leek het er zelfs op dat het stil werd in<br />

de Amstelhal.<br />

Opeens klonk gejuich in de Brabantse<br />

hoek: zij hadden gezien dat een lekkende<br />

verbinding was geconstateerd. Met een<br />

snelheid van een druppel per twee seconden,<br />

lekte er water uit de knieverbinding. Deze<br />

druppels betekenden 30 strafseconden,<br />

waarmee de eerste overwinning <strong>voor</strong><br />

Brabant Water een feit werd en het team uit<br />

Groningen genoegen moest nemen met een<br />

tweede plaats.<br />

Overmand door emoties nam het team van<br />

Brabant Water de eerste felicitaties van de<br />

omstanders in ontvangst. Vervolgens was<br />

het de <strong>voor</strong>zitter van de KVWN, Martien<br />

den Blanken, die de winnaars de gouden<br />

medailles en de KVWN-wisselbeker mocht<br />

omhangen en overhandigen. Vervolgens<br />

werd ook de hoofdprijs overhandigd: een<br />

cheque die recht geeft op deelname aan de<br />

Engelse wedstrijden in mei 2007.<br />

Vrouwen aan de leiding<br />

Dit jaar hadden zich zes damesteams<br />

aangemeld. Het eerste team op woensdagochtend<br />

Waternet 2, Carla Zwanenveld en<br />

Corrie Jansen, ging stevig aan de slag. Geen<br />

medelijden met materiaal en materieel!<br />

Dit spektakel leidde naar een wedstrijdtijd<br />

van 5.40,47 met een straf van 20 seconden<br />

wegens iets te enthousiast omgaan met<br />

gereedschap, tot een eindtijd van 6.00,47.<br />

Vervolgens kwam alleen het derde team<br />

van Waternet in de buurt van deze tijd,<br />

een foutloze 6.26,54, en werd de spanning<br />

opgebouwd naar het einde van de dag<br />

wanneer de regerende kampioenen nog aan<br />

moesten treden. Om 16.00 uur was het zover;<br />

de winnaressen van 2004 Martine d’Arnaud<br />

en Saskia Voolstra startten met hun poging<br />

om opnieuw te winnen. De poging zag er<br />

wat stroef uit. Toch bleef de klok steken op<br />

5.29,39. Er waren echter hier en daar wat<br />

foutjes in de opstelling geslopen, zodat er in<br />

totaal 120 strafseconden aan te pas kwamen<br />

en de eindtijd 7.29,39 uiteindelijk goed was<br />

<strong>voor</strong> een derde plek.<br />

Vermeldenswaard is ook nog de deelname<br />

van het damesteam uit Hawaii, de regerend<br />

kampioenen uit de Amerikaanse competitie.<br />

Na slechts een paar keer geoefend te<br />

Winnaars bij de vrouwen: Carla Zwanenveld en Corrie<br />

Jansen (Waternet)<br />

kunnen hebben, wisten zij toch nog vierde<br />

te worden. Inmiddels bestaan plannen om<br />

een internationale damescompetitie op te<br />

starten.<br />

I Wanna Be A Fitter<br />

Onder dit motto traden vijf teams bestaande<br />

uit managers de arena. Op zich waren de<br />

netto wedstrijdtijden zeer acceptabel. Het<br />

onder druk moeten presteren terwijl er velen<br />

staan te kijken, zorgt er uiteindelijk echter<br />

<strong>voor</strong> dat bij de eindtijden gemiddeld 106<br />

seconden bijgeteld moeten worden. Winnaar<br />

werd het team van Brabant Water (Luc Geerts<br />

en Arnoud Crebolder). Goede tweede werd<br />

het team van het Waterbedrijf Groningen<br />

(Harmen Hoogeveen en Roel van Buuren) en<br />

derde werd het team van Oasen (Peter Mense<br />

en Klaas Versloot).<br />

Maarten de Wit<br />

verslag<br />

Cijfertjes<br />

Totaal 30 teams, 28 Nederlandse en twee<br />

Amerikaanse, deden mee. Misboringen<br />

treden niet meer op en vier heren en een<br />

damesteam waren foutloos. De gemiddelde<br />

heren wedstrijdtijd is 4.03,11, dit is 17<br />

seconden langzamer dan de gemiddelde tijd<br />

in 2004. Dit jaar werden 31 overtredingen<br />

geconstateerd (2004: 45) met een totaal van<br />

840 strafseconden (2004: 1.280 sec), wat<br />

een gemiddelde oplevert van 44 seconden<br />

(2004: 67 sec). Hiermee komt de gemiddelde<br />

eindtijd op 4.47,44 oftewel een duidelijke<br />

verbetering ten opzichte van 2004. Toen lag<br />

het gemiddelde op 4.53,60.<br />

De strafseconden werden <strong>voor</strong>namelijk<br />

uitgedeeld <strong>voor</strong> lekken (10x) en bruut<br />

gereedschapgebruik (5x). Totaal waren<br />

er negen veiligheidsovertredingen, drie<br />

procedurele fouten en 19 technische fouten.<br />

De fitterijwedstrijden worden georganiseerd<br />

door de KVWN met ondersteuning van<br />

Actaris, AVK, Conval, DYKA, Kiwa, Kleiss&Co,<br />

Royal Haskoning, Saint-Gobain en Waterbedrijf<br />

Groningen.<br />

Winnaars IWBAF: Luc Geerts en Arnoud Crebolder<br />

(Brabant Water)<br />

H 2O / <strong>21</strong> - <strong>2006</strong><br />

9


COR ROOS, VOORZITTER VAN DE NVA:<br />

“Alle watermensen<br />

onder één dak”<br />

De Nederlandse watersector kent vanouds twee personenverenigingen van<br />

mensen die in hetzelfde vakgebied werkzaam zijn. De Vereniging van Waterleidingdeskundigen<br />

in Nederland, die bij zijn 100-jarig bestaan in 1999 het<br />

predicaat Koninklijk verwierf (KVWN), en de Nederlandse Vereniging <strong>voor</strong><br />

Waterbeheer (NVA), die in 2008 de leeftijd van 50 jaar bereikt. Qua leden<br />

liggen de verhoudingen andersom: de NVA is veruit de grootste met 3.000<br />

leden, tegenover de KVWN met 1.000 leden. Sinds enkele jaren hebben beide<br />

verenigingen een koepelorganisatie gevormd (de Waterfederatie), staan de<br />

activiteiten open <strong>voor</strong> elkaars leden en zijn de algemene jaarvergaderingen<br />

gecombineerd. In de komende najaarsvergadering wordt in beide verenigingen<br />

een <strong>voor</strong>stel tot fusie aan de orde gesteld. Onderwerp <strong>voor</strong> een gesprek met de<br />

<strong>voor</strong>zitter van de grootste van de fusiepartners, de NVA, drs. Cor Roos, bij het<br />

Waterschap Rijn en IJssel in Doetichem.<br />

Wordt de NVA binnenkort opgeheven?<br />

“Zover is het nog niet. We gaan eerst<br />

feestelijk ons 50-jarig bestaan vieren.<br />

Daarna gaan we werken aan de fusie met<br />

de KVWN. Als besturen zijn we het erover<br />

eens dat fusie de horizon is waar we in 2008<br />

naar toe willen. Die gedachte wordt nu<br />

in beide verenigingen breed uitgezet. We<br />

beginnen in de komende najaarsvergaderingen.<br />

Martien den Blanken, de <strong>voor</strong>zitter<br />

van de KVWN, en ik stellen op dezelfde<br />

dag op dezelfde tijd dit <strong>voor</strong>stel in die<br />

algemene ledenvergaderingen aan de orde.<br />

Daarna volgt een brede discussie in de vele<br />

verbanden die met name de NVA kent. Maar<br />

geen ongestructureerde discussie. Vanuit de<br />

dagelijkse besturen, die allebei heel bewust<br />

en heel duidelijk ‘go’ hebben gezegd, zullen<br />

we regie op het proces voeren.”<br />

Wat is je motivatie om dit proces in te<br />

gaan?<br />

“Beslist niet om groter te worden. Als NVA<br />

hebben we nu 3.000 leden en met de KVWN<br />

erbij worden dat er een kleine 4.000. Een<br />

aantal mensen is van beide verenigingen lid.<br />

Dat groter aantal leden maakt de zaak niet<br />

wezenlijk anders. Wat we willen bereiken,<br />

is een verband waar alle professionals uit<br />

de watersector elkaar kunnen ontmoeten,<br />

zowel regionaal als landelijk en ieder op zijn<br />

gebied.”<br />

“Als NVA kennen wij een behoorlijke<br />

differentiatie. We hebben programmagroepen<br />

die gericht zijn op de verschillende<br />

onderdelen van het waterbeheer. We kennen<br />

de specialistische kringen waarin specialisten<br />

bijeenkomen en doorgaans hun eigen<br />

programma bepalen. Maar we hebben ook<br />

de regionale kringen waarin met name de<br />

mensen van de werkvloer elkaar ontmoeten,<br />

het bedieningspersoneel van de rwzi’s, de<br />

medewerkers die belast zijn met de verschillende<br />

soorten onderhoud van installaties,<br />

maar ook van gemalen, van waterlopen, tot<br />

en met het maaien en het baggeren aan toe.”<br />

10 H 2O / <strong>21</strong> - <strong>2006</strong><br />

“De KVWN is vanouds veel meer een club<br />

van directeuren en stafmedewerkers<br />

geweest en gebleven. Daar vind je geen<br />

fitters onder de leden. Maar dat hoeft niet zo<br />

te blijven. Van die eenzijdigheid willen we af.<br />

Ik zie de NVA en ook de nieuwe gefuseerde<br />

vereniging als een schil om vele activiteiten<br />

die we als bestuur aansturen, maar die<br />

<strong>voor</strong>al uit de mensen zelf <strong>voor</strong>tkomen, uit de<br />

kringen, secties en specialistengroepen. Die<br />

bepalen zelf hun activiteiten en stellen hun<br />

eigen agenda vast.”<br />

Denk je dat er voldoende binding zal<br />

zijn?<br />

“’Leden <strong>voor</strong> leden’ is altijd ons motto<br />

geweest en dat zal het ook blijven. Dat zie<br />

je in het bijzonder in onze opleidingen.<br />

Mensen die in de praktijk werkzaam zijn,<br />

worden opgeleid of bijgeschoold door<br />

mensen die ook in de praktijk werkzaam zijn,<br />

maar meer ervaring hebben of meer kennis.<br />

Dat was vroeger zo, maar dat is nu ook nog<br />

zo met de Stichting Wateropleidingen. De<br />

stichting verricht de organisatie. Die ligt in<br />

professionele handen. Maar de opleiding<br />

zelf wordt verzorgd vanuit de ervaring in de<br />

praktijk.”<br />

“De NVA is een personenvereniging en geen<br />

belangenvereniging, zoals de Unie van<br />

Waterschappen en de VEWIN. Bij de NVA<br />

kunnen de leden vrij met elkaar spreken,<br />

ervaringen en gedachten uitwisselen en<br />

die meenemen naar hun eigen organisatie.<br />

Daar kunnen ze er dan wat mee doen. Bij<br />

de NVA zijn de actiemogelijkheden beperkt.<br />

Onze kracht is dat we het hele veld afdekken,<br />

van de top tot aan de werkvloer, dat we<br />

breed verankerd zijn bij de adviesbureaus,<br />

de waterbeheerders en de industrie. Alleen<br />

vanuit de gemeenten en de provincies<br />

hebben we nog te weinig leden.”<br />

Is er draagvlak <strong>voor</strong> samengaan?<br />

“Ja, draagvlak is er zeker. Twee à drie jaar<br />

geleden hebben we binnen het NVA-<br />

bestuur wel eens de discussie gehad of we<br />

één vereniging moesten blijven of dat we<br />

de zaak moesten splitsen in de regionale<br />

secties en de beleidsdenkers. We hebben<br />

er toen <strong>voor</strong> gekozen om bijeen te blijven.<br />

Het sectiebestuur van de regionale kringen<br />

heeft een eigen vertegenwoordiger in ons<br />

hoofdbestuur.”<br />

“Ik geloof heilig in de breedte van de<br />

vereniging. Bij ons hoor je veel meer wat<br />

er onder de mensen leeft dan in je eigen<br />

bedrijf. Daar zit de hiërarchie ertussen, in de<br />

NVA niet. Samen met de KVWN wordt dat<br />

veld nog breder. Dat sluit aan bij ontwikkelingen<br />

die je overal ziet.”<br />

“In de najaarsvergaderingen presenteren we<br />

een houtskoolschets van een eerste opzet.<br />

Daarna gaan we er verder mee aan de gang.<br />

Ik vind wel dat we op twee punten goed<br />

moeten letten. Het eerste is dat de regionale<br />

secties hun eigen identiteit en betekenis<br />

houden. Het tweede is dat we niet teveel<br />

waterketen moeten worden. Dat de verschillende<br />

onderdelen van de keten als eigen<br />

vakgebieden zichtbaar blijven.”<br />

Hoezo te weinig leden uit de<br />

gemeenten?<br />

“Ik denk met name aan de mensen die zich<br />

binnen de gemeenten met de riolering<br />

bezighouden. De rioleringscursussen zijn<br />

goed bezet. De opleidingen worden goed<br />

gevolgd, maar de mensen worden geen<br />

lid van de NVA. Stichting RIONED is bij de<br />

gemeenten het verband dat het meeste<br />

aanspreekt. Met alle aandacht <strong>voor</strong> het<br />

gemeentelijk waterbeheer is in die hoek<br />

zeker verdere groei mogelijk. Onze kern<br />

blijft het werk in de secties. Twee keer per<br />

jaar treffen de leden elkaar in de landelijke<br />

vergadering. Daar kan dan ook de nieuwsgierigheid<br />

ontstaan naar wat er in de andere<br />

groepen gebeurt. En dat veld wordt steeds<br />

breder. De Vereniging <strong>voor</strong> Waterstaatsbestuur<br />

en Waterstaatsrecht heeft onlangs<br />

zichzelf opgeheven en hun leden hebben<br />

een sectie van de NVA gevormd. Een sectie<br />

van juristen die allemaal wat met water<br />

hebben. Nu kunnen ook de fitters erbij<br />

komen. Voor de nieuwe vereniging is dat een<br />

uitdaging, om ook in het drinkwaterveld het<br />

bedieningspersoneel, de onderhoudsmonteurs<br />

en de distributiemensen erbij te halen.<br />

Deze mensen ervaringen te laten uitwisselen<br />

en hun blik te verruimen.”<br />

Wordt het lagere werk niet juist meer<br />

afgestoten?<br />

“Ja, die ontwikkeling zie je zeker, dat<br />

uitvoerend beheerswerk meer en meer<br />

uitbesteed wordt. Er vindt een opschaling<br />

van beroepen plaats als gevolg van de<br />

automatisering en de uitbreiding van<br />

bij<strong>voor</strong>beeld het proces van afvalwaterzuivering<br />

met nieuwe zuiveringsstappen. Ook<br />

doen nieuwe technieken hun entree, zoals<br />

de MBR-technologie. Die vragen doorgaans<br />

hoger geschoold personeel.”<br />

“Wij blijven mikken op de medewerkers<br />

van de waterbeheerders. Die ontmoeten


elkaar <strong>voor</strong>al in de regionale kringen.<br />

Deze hebben vier à zes keer per jaar hun<br />

eigen bijeenkomst in de regio. Zij hebben<br />

hun eigen blad ‘Neerslag’, vroeger was dat<br />

‘De Klaarmeester’. Maar de mensen op de<br />

werkvloer zijn niet meer alleen op de rwzi’s<br />

werkzaam. Ze bedienen en onderhouden<br />

de gemalen en zijn belast met ecologisch<br />

beheer van waterlopen. Daar hebben we<br />

veel energie ingestoken en daar heeft<br />

zich veel beroepstrots ontwikkeld, veel<br />

bewustzijn. Eens per jaar komen alle kringen<br />

bijeen in een landelijke bijeenkomst.”<br />

Is de fusie een ondersteuning van de<br />

vorming van waterketenbedrijven?<br />

“Neen, deze fusie moet zeker niet als een<br />

politiek statement gezien worden. Ik geloof<br />

ook niet zo in grote besparingsmogelijkheden<br />

binnen waterketenbedrijven. Wel in<br />

de mogelijkheden tussen de bedrijven om<br />

beter samen te werken, in de ontmoeting<br />

van deskundigen. Onze ambitie is één<br />

huis te vormen <strong>voor</strong> alle watermensen. De<br />

Waterfederatie die er nu is, is een tussenstap<br />

op weg naar fusie. Ook de organisaties die<br />

we samen hebben, zoals Stichting Wateropleidingen<br />

en Aqua for All zullen er alleen<br />

maar sterker van worden. De buitenwereld<br />

verandert overigens ook <strong>voor</strong>tdurend. Daar<br />

moeten we op inspelen.”<br />

“Wij zijn lid van de European Water<br />

Association (EWA). Peter Glas, dijkgraaf<br />

van De Dommel, is daarin als NVA-lid onze<br />

vertegenwoordiger. De EWA gaat veel meer<br />

de kant van belangenbehartiging op dan bij<br />

de NVA past. Vraag is dus of wij daarvan lid<br />

moeten blijven of dat de Unie van Waterschappen<br />

daarin Nederland moet gaan<br />

vertegenwoordigen.”<br />

“Ook het beheer van zoet en zout water groeit<br />

naar elkaar toe. Het RIZA en het RIKZ gaan op<br />

in één organisatie. Ook bij ons kan het beheer<br />

van het zoute water een plek krijgen.”<br />

Kan het bestuurswerk liefdewerk<br />

blijven?<br />

“Dat is een punt van onderzoek. Het <strong>voor</strong>zittersschap<br />

kost mij veel (vrije) tijd. We hebben<br />

nu twee vaste medewerkers op het secretariaat.<br />

Alle bestuurders hebben hun eigen<br />

portefeuilles. We werken daar nog volgens<br />

het principe ‘leden <strong>voor</strong> leden’. Maar er is<br />

een grens. Wordt het <strong>voor</strong>zitterschap een<br />

dagtaak? Moet er een directeur komen, zoals<br />

bij de VEWIN? Dat zijn punten van onderzoek<br />

in de komende tijd. Ook de buitenlandse<br />

contacten vragen meer en meer aandacht.”<br />

Hoe ben je zelf in dit vakgebied<br />

terechtgekomen?<br />

“Ik ben in 1978 biologie gaan studeren<br />

aan de Universiteit van Amsterdam. In<br />

1959 geboren in Apeldoorn, opgegroeid<br />

in het Gooi. In 1985 ben ik als aquatisch<br />

eco(toxico)loog afgestudeerd bij Joop<br />

Ringelberg en meteen daarna bij<br />

Witteveen+Bos gaan werken aan de ontwikkeling<br />

van methoden van ecologische waterbeoordeling,<br />

<strong>voor</strong> de STOWA. Dat deden<br />

we samen met andere ecologen die elders<br />

werkten. We borduurden <strong>voor</strong>t op het werk<br />

van de Werkgroep Biologische Waterbeoordeling<br />

en op dat van CUWVO-V. Het in dienst<br />

treden bij Witteveen+Bos was indertijd een<br />

grote stap <strong>voor</strong> een bioloog. Ik moest daar<br />

nieuwe kennis operationeel maken en dat<br />

als nieuwe eend in een<br />

overwegend civiele bijt.<br />

Maar ik heb er nooit spijt<br />

van gehad.”<br />

“Na 13 jaar<br />

Witteveen+Bos ben<br />

ik in dienst gekomen<br />

Cor Roos<br />

van het Hoogheemraadschap Uitwaterende<br />

Sluizen. Hans van der Vlist was<br />

toen dijkgraaf. Die was een meester in het<br />

oplaten van ballonnen. Wij mochten dan de<br />

haalbaarheid daarvan nader bestuderen en<br />

de implementatie <strong>voor</strong>bereiden. Ik heb daar<br />

drie jaar gezeten, van 1997 t/m 1999, een<br />

inspirerende tijd. In 2000 heb ik de overstap<br />

van beleid en onderzoek naar het beheer<br />

gemaakt. Ik ben toen bij Waterschap Rijn en<br />

IJssel directeur uitvoering geworden in het<br />

middendeel van het beheersgebied. Vanaf<br />

2003 ben ik daar secretaris-directeur. Een<br />

prachtbaan.”<br />

Wat gebeurt er als de fusie van NVA en<br />

KVWN afgewezen wordt of niet lukt?<br />

“Onze ambitie is alle waterdisciplines onder<br />

één dak te brengen. Ik heb het al eerder<br />

gezegd. Maar we kunnen ook apart verder<br />

en goed blijven samenwerken. Toch denk ik<br />

dat de fusie erg belangrijk is. Er is een groot<br />

cultuurverschil tussen de drinkwater- en de<br />

afvalwaterwereld. Dat uit zich in de mentaliteit<br />

ten aanzien van veiligheidseisen, in de manier<br />

waarop men met geld omgaat, in de invloed<br />

van de publiciteit. Probeer de pers maar eens<br />

te interesseren <strong>voor</strong> afvalwaterzuivering. Als<br />

er daarentegen met het drinkwater iets mis<br />

is, zitten ze zo op je nek. Voor of na de kraan<br />

is een groot verschil. Water verandert daar<br />

van grondstof in afvalstof. Juist dat fenomeen<br />

vraagt begrip over en weer.”<br />

“Het waterbeheer politiseert ook. Dat<br />

komt door de aandacht <strong>voor</strong> veiligheid, de<br />

gevolgen van de klimaatverandering en<br />

de invoering van de Kaderrichtlijn Water.<br />

Waterschapsbesturen worden binnenkort<br />

anders gevormd. De invoering van het<br />

lijstenstelsel opent de deur <strong>voor</strong> politieke<br />

partijen. Gemeenten maken gemeentelijke<br />

waterplannen, worden zich meer van hun<br />

waterbeheerstaken bewust. Water wordt<br />

een gespreksonderwerp in gemeenteraden.<br />

Binnen onze vereniging kennen we nu een<br />

contactgroep stedelijk waterbeheer.”<br />

“Wat ik in ieder geval zou willen <strong>voor</strong>komen<br />

is dat de NVA gezien wordt als een<br />

vereniging van alleen medewerkers van<br />

waterschappen. We zijn altijd veel breder<br />

geweest. Dat zie je ook aan de laatste<br />

<strong>voor</strong>zitters: Joost de Jong werkte bij het<br />

RIZA, Willem van Starkenburg bij een adviesbureau,<br />

ik bij een waterschap.”<br />

“Met de KVWN komt ook de drinkwatersector<br />

erbij met zijn grote bedrijven als<br />

Vitens en Evides, zijn vele buitenlandse<br />

contacten en buitenlandse activiteiten. Dat<br />

maakt de fusie <strong>voor</strong> alle leden interessant.”<br />

Maarten Gast<br />

interview<br />

“Het waterbeheer politiseert”<br />

H 2O / <strong>21</strong> - <strong>2006</strong><br />

11


Drinkwaterbeveiliging<br />

in de VS vijf jaar na 9/11<br />

Vijf jaar na de aanslagen van 11 september 2001 is de drinkwaterbeveiliging in<br />

de Verenigde Staten ‘business as usual’ geworden. Overheidsinstanties, zoals<br />

het Department of Homeland Security (DHS) en de Environmental Protection<br />

Agency (EPA), bepalen de agenda. Met een goedgevulde beurs worden adviesbureaus<br />

en apparatenbouwers aan het werk gezet. De coördinatie blijkt echter<br />

niet optimaal: er wordt hier en daar langs elkaar heen gewerkt. Waterbedrijven<br />

zijn <strong>voor</strong>al druk bezig om de afgesproken beveiligingsmaatregelen in te<br />

voeren. Zo bleek op het Water Security Congress van de AWWA, dat van 10 tot<br />

en met 12 september in Washington plaatsvond.<br />

De ‘sense of urgence’ was er ook een<br />

beetje vanaf. Een senator die de<br />

openingsspeech <strong>voor</strong> zijn rekening<br />

zou nemen, liet het afweten en dat op de dag<br />

dat overal in de VS 9/11 werd herdacht. De<br />

nodige politieke peptalk moest komen van een<br />

ambtenaar van het Department of Homeland<br />

Security, het ministerie <strong>voor</strong> binnenlandse<br />

veiligheid. Veelzeggend <strong>voor</strong> de fragmentarische<br />

aanpak in de Verenigde Staten was de<br />

DHS-studie over de beveiliging van de drinkwater<strong>voor</strong>ziening,<br />

een gebied waarmee DHS<br />

zich tot nu toe weinig had bemoeid. Tot begin<br />

dit jaar, toen men vond dat drinkwater ook tot<br />

hun werkveld behoorde en dat daar<strong>voor</strong> een<br />

studie nodig was. Op een workshop werden<br />

de resultaten gepresenteerd: inventarisatie en<br />

prioriteitstelling van agentia, verspreiding in<br />

het net en monitoringtechnieken. Hadden we<br />

dit een paar jaar geleden ook al niet gehoord<br />

van de EPA en de AWWA?<br />

Waarschuwingssysteem<br />

Centraal in veel van de ruim 70 lezingen<br />

stond het Contaminant Warning System<br />

(CWS) waarmee de EPA vorig jaar startte.<br />

De redenering hierachter is eenvoudig:<br />

terroristen kunnen het drinkwater verontreinigen,<br />

fysieke beveiliging is niet <strong>voor</strong><br />

100 procent te garanderen en een snelle<br />

alarmering over verontreiniging is dus<br />

noodzakelijk. De aandacht van de Noord-<br />

Amerikanen spitst zich daarbij toe op het<br />

distributienet. Fysieke, personele en organisatorische<br />

beveiligingsmaatregelen krijgen<br />

nauwelijks meer aandacht. De verplichte<br />

risico-analyses zijn uitgevoerd. Het is aan de<br />

waterbedrijven en lokale autoriteiten om de<br />

nodige maatregelen te nemen. Ondergetekenden<br />

zijn er niet achter gekomen hoe het<br />

daarmee op landelijke schaal staat.<br />

Een snelle alarmering vereist de integratie van<br />

veel gegevens: van waterkwaliteitsdata en<br />

SCADA-informatie tot consumentenklachten,<br />

gezondheidsklachten, calamiteitentelefoontjes<br />

en de verkoopcijfers van medicijnen<br />

aan toe. Op papier ziet het er prachtig uit,<br />

maar de realiteit is weerbarstiger. De diverse<br />

instanties die gegevens moeten verzamelen<br />

en uitwisselen, zijn nog lang niet zover. Zo<br />

ontbreekt een goed systeem om gezondheidsklachten<br />

vast te leggen en blijkt het bij<strong>voor</strong>beeld<br />

niet mogelijk de 10.000 telefoontjes<br />

over waterklachten die de gemeente New<br />

12 H 2O / <strong>21</strong> - <strong>2006</strong><br />

York jaarlijks binnenkrijgt, systematisch aan de<br />

waterkwaliteit te koppelen.<br />

Sensoren nog in onderzoekfase<br />

Een ander element van het CWS is het<br />

monitoren van de waterkwaliteit met<br />

behulp van online sensoren. Een recente<br />

publicatie van de EPA laat zien dat hier<br />

geen echte doorbraken te melden zijn.<br />

Ontwikkelingen zijn veelal nog in een vroeg<br />

stadium, sterk gericht op de detectie van<br />

specifieke componenten en nog nauwelijks<br />

in de dagelijkse praktijk getest. In enkele<br />

<strong>voor</strong>drachten werden de prestaties van<br />

online monitoringsystemen in proefopstellingen<br />

van een distributienetwerk gepresenteerd.<br />

Deze systemen blijken steeds geënt te<br />

zijn op de meting van klassieke parameters,<br />

zoals pH, chloor, geleidbaarheid, redoxpotentiaal,<br />

troebelheid, TOC, temperatuur en<br />

alkaliniteit. Dosering van een aantal stoffen,<br />

afkomstig van een lijst met chemische en<br />

biologische agentia, geeft bij wisselende<br />

doch veelal hoge concentraties een effect<br />

op één of meer detectoren. De chloormeting<br />

speelt hierbij een dominante rol. De effecten<br />

zijn sterk afhankelijk van de chloor- of chlooraminedosering<br />

aan het water.<br />

Een bijdrage vanuit Nederland (RIVM, Kiwa en<br />

TNO) werd als een welkome afwisselling op dit<br />

thema ontvangen. Want hieruit bleek dat bij<br />

metingen met geavanceerdere instrumenten,<br />

namelijk de combinatie van de TOX-control<br />

en de uv-spectro::lyser, veel stoffen van de<br />

Nederlandse lijst op een voldoende laag<br />

concentratieniveau gemeten kunnen worden.<br />

Naast de techniek van de sensoren is de<br />

vraag van belang hoeveel je er nodig hebt<br />

<strong>voor</strong> een behoorlijke bewaking van het net.<br />

Met behulp van simulaties met netwerkmodellen<br />

en een wiskundige benadering<br />

<strong>voor</strong> de eliminatie van vals-positieve of<br />

vals-negatieve uitslagen is daarin inzicht te<br />

krijgen. Daarmee is het afgelopen jaar flink<br />

<strong>voor</strong>uitgang geboekt getuige de diverse<br />

gepresenteerde plaatjes over de trade-off<br />

tussen aantallen sensoren (lees kosten) en<br />

reductie van het risico <strong>voor</strong> de bevolking.<br />

Het Contaminant Warning System maakt deel<br />

uit van de Water Sentinel (letterlijk Waterbewaker).<br />

Dit EPA-project dat van 2005 tot 2010<br />

loopt, beoogt de ontwikkeling van een samenhangend<br />

systeem van detectie, alarmering en<br />

respons. De gedachte is dat door het koppelen<br />

van allerlei databestanden, modellen en beslissingssystemen<br />

een tijdige reactie mogelijk<br />

is. Een ambitieus project, waarbij nogal wat<br />

hindernissen moeten worden overwonnen,<br />

zoals de gebrekkige kwaliteitskarakterisering<br />

door sensoren, onbekende percentages valse<br />

alarmen (positief en negatief) en de beperkte<br />

duurzaamheid van de datasystemen. In de<br />

afgelopen zomer is de EPA samen met het<br />

waterbedrijf van Cincinnati begonnen met een<br />

pilot die over een jaar gereed moet zijn. Het<br />

project wordt breed gedragen door de waterbedrijven,<br />

laboratoria en federale en staatsdiensten<br />

op het gebied van gezondheids- en<br />

calamiteitenzorg en ordehandhaving.<br />

Samenwerking kan beter<br />

Door de orkaan Katrina zijn de waterleidingbedrijven<br />

in Noord-Amerika gaan beseffen<br />

dat ze zich beter moeten <strong>voor</strong>bereiden op<br />

rampen. Men wil multidisciplinair oefenen<br />

en drinkwater beschikbaar hebben indien bij<br />

calamiteiten de levering van water via het net<br />

niet meer mogelijk is. Het multidisciplinair<br />

oefenen ligt in Noord-Amerika ingewikkelder<br />

dan in Nederland. Zo moesten <strong>voor</strong><br />

een oefening in San Fransisco eerst zeven<br />

waterleidingbedrijven diverse procedures<br />

afstemmen. Dit ging niet gemakkelijk, omdat<br />

twee bedrijven private ondernemingen<br />

zijn. Het duurde twee jaar <strong>voor</strong>dat dit was<br />

geregeld, zodat toen pas afspraken met de<br />

andere partijen konden worden gemaakt.<br />

Nooddrinkwater is nog lang geen algemeen<br />

fenomeen in de Verenigde Staten. Een<br />

waterbedrijf uit Washington denkt na over<br />

het beschikbaar stellen van drinkwater aan<br />

burgers bij rampen. Onderzoeksvragen waren<br />

onder andere: hoeveel zou een persoon<br />

moeten krijgen en hoe moet de distributie<br />

verlopen? Een Nederlandse presentatie over<br />

dit onderwerp stak hierbij positief af. Niet<br />

in de laatste plaats door de goede samenwerking<br />

tussen waterbedrijven op dit punt.<br />

Voorop lopen ze aan de andere kant van de<br />

oceaan wel op het gebied van de contacten<br />

tussen de GGD’s en de drinkwaterbedrijven.<br />

Via een Mutual Aid-programma probeert<br />

men relaties tussen ziektes en de kwaliteit of<br />

veranderende kwaliteit te ontdekken.<br />

Ben Tangena (RIVM)<br />

Wouter van Delft en Bart Knepper (Vitens)


Dutchdam<br />

doorstaat<br />

aanvaring<br />

De uitklapbare waterkering<br />

Dutchdam heeft in het Innovatietestcentrum<br />

van Rijkswaterstaat<br />

te Marknesse een aanvarings- en<br />

golventest goed doorstaan. Uit de<br />

test blijkt dat de Dutchdam voldoet<br />

aan de normen die hier<strong>voor</strong> gesteld<br />

zijn <strong>voor</strong> primaire waterkeringen.<br />

De Dutchdam is een tijdelijk<br />

inzetbare waterkering die<br />

permanent wordt geïnstalleerd<br />

langs rivieren met overstromingsrisico’s. De<br />

waterkering is in een kademuur op te nemen<br />

of kan worden verzonken in het omliggende<br />

terrein. De Dutchdam is in noodgevallen<br />

onmiddellijk beschikbaar en is snel en<br />

eenvoudig op te zetten.<br />

Bij overstromingen kunnen zeil- en<br />

roeiboten, boomstammen en caravans door<br />

de stroming en golfslag worden meegevoerd<br />

en tegen de tijdelijke kering worden<br />

gekwakt. Om te kijken of de Dutchdam<br />

hiertegen bestand is, testte Rijkswaterstaat<br />

in samenwerking met WL|Delft Hydraulics<br />

de vinding van industrieel ontwerper Corné<br />

Rijlaarsdam.<br />

De aanvaringstest werd uitgevoerd in<br />

de Deltagoot van het testcentrum, een<br />

betonnen bak van 230 meter lang en drie<br />

meter breed. Een aantal balken met een<br />

gezamenlijk gewicht van 300 kilo werd<br />

met een zodanige snelheid door het water<br />

en tegen de Dutchdam getrokken dat het<br />

inslaggewicht 3.000 kilo bedroeg. Deze<br />

test heeft de dam goed doorstaan. Ook de<br />

golventest, waarbij gekeken werd hoe de<br />

kering zich houdt bij zwaardere golven,<br />

doorstond de Dutchdam goed. De Dutchdam<br />

voldoet hiermee aan de normen <strong>voor</strong><br />

primaire waterkeringen. Rijkswaterstaat gaat<br />

door met testen om erachter te komen bij<br />

welk inslaggewicht de Dutchdam bezwijkt.<br />

Oefening Hollands<br />

Noorderkwartier met schotten<br />

Hoogheemraadschap Hollands<br />

Noorderkwartier heeft geoefend<br />

met het afsluiten van een ringvaart.<br />

Binnen twee uur was deze bij<br />

de Zwetbrug in Schermerhorn<br />

afgesloten. Het hoogheemraadschap<br />

had zichzelf drie uur de tijd gegeven<br />

om de klus te klaren.<br />

De oefening was bedoeld om te<br />

kijken of het afsluiten van de<br />

ringvaart met behulp van grote<br />

schotten mogelijk is. Tijdens de oefening<br />

actualiteit<br />

werd gekeken naar de uitvoerbaarheid van de<br />

gekozen werkwijze, de logistieke kant ervan<br />

en de interne en externe communicatie. Het<br />

hoogheemraadschap gaat dezelfde oefening<br />

nog een keer doen in het donker en bij<br />

stromend water.<br />

Het compartimenteren of afsluiten van een<br />

waterloop kan nodig zijn wanneer een dijk<br />

of kade doorbreekt. Op deze manier kan<br />

worden <strong>voor</strong>komen dat van twee kanten<br />

water door een gat in een dijk of kade blijft<br />

stromen en zo veel schade ontstaat.<br />

Waterflessen in noodsituatie<br />

Waterleidingmaatschappij Drenthe heeft tijdens een calamiteitenoefening in Emmen als eerste<br />

drinkwaterbedrijf in Nederland gebruik gemaakt van beugelflessen die vijf liter water kunnen<br />

bevatten. Ze moeten de tijd die nodig is om de alternatieve noodwater<strong>voor</strong>ziening op te starten,<br />

overbruggen. Een grote <strong>voor</strong>raad gevulde beugelflessen ligt permanent in donkere, koele opslagplaatsen.<br />

Binnen korte tijd<br />

kunnen deze ter plaatse zijn.<br />

Het product is in opdracht<br />

van WMD ontwikkeld door<br />

bottelarij Het Hunzedal.<br />

Het alternatieve drinkwatersysteem<br />

bestaat uit grote<br />

flexibele waterzakken met<br />

een inhoud van 15.000 liter<br />

die op geschikte, daar<strong>voor</strong><br />

aangewezen plaatsen worden<br />

neergelegd. Tankwagens<br />

vullen de zakken met<br />

drinkwater. Tijdens een<br />

calamiteit kunnen mensen<br />

hier dagelijks een rantsoen<br />

drinkwater (drie liter per<br />

persoon) afhalen. Per 2500 inwoners wordt een distributiepunt ingericht. Het systeem gaat<br />

functioneren bij een uitval van de normale drinkwater<strong>voor</strong>ziening van meer dan 24 uur.<br />

Aan de oefening namen enkele honderden inwoners en leerlingen van basisscholen deel.<br />

H 2O / <strong>21</strong> - <strong>2006</strong><br />

13


Mini-estuarium in Velsen<br />

In het sterk verdichte stedelijke en industriële landschap rondom Velsen<br />

domineren de hoogovens en de bedrijvigheid rondom de sluizen van<br />

het Noordzeekanaal. Toch zijn binnen dit landschap nog (restanten) van<br />

landgoederen, duinpartijen en duinbeken aanwezig. Dit vormde in 2001 de<br />

basis om dit sterk versnipperde landschap weer bijeen te brengen en om te<br />

vormen tot landschappelijke structuren die aantrekkelijk zijn <strong>voor</strong> de<br />

bewoners van Velsen en Beverwijk. Eén van de elementen is een fraai restant<br />

van de Scheybeeck door het park Westerhout.<br />

De ecologische verbinding tussen het Noordzeekanaal en het Uitgeestermeer<br />

Ooit stroomden daar met schoon<br />

zoet water gevulde beken en<br />

duinrellen vanuit het brede<br />

duinmassief, waarop nu het industrieterrein<br />

van Corus ligt, naar het brakke Wijkermeer.<br />

Deze zijn de laatste twee eeuwen nagenoeg<br />

geheel verdwenen. Wat rest is circa 500 meter<br />

Scheybeeck op de grens tussen Velsen en<br />

Beverwijk die nu roemloos in het riool van<br />

Beverwijk verdwijnt en vervolgens eindigt in de<br />

haven, een zijtak van het Noordzeekanaal.<br />

Tijdens het opstellen van het Groen &<br />

Waterplan in 2001 ontstond het idee om de<br />

benedenloop van de Scheybeeck te verlengen<br />

richting het brakke Noordzeekanaal. Het kan<br />

zo een onderdeel gaan vormen van de natte<br />

ecologische verbinding van het Noordzeekanaal<br />

naar het Uitgeestermeer (een afstand<br />

van 17 kilometer). De beek vormt de rode<br />

draad door het landschap waarlangs natuurontwikkeling<br />

en recreatieve ontwikkelingen<br />

plaatsvinden. Het maakt het ook mogelijk<br />

om een zoet/brak waterzone te creëren bij de<br />

nieuwe monding van de beek bij het Noordzeekanaal.<br />

Tenslotte kan het een handvat<br />

vormen <strong>voor</strong> het verder opwaarderen van het<br />

Wijkeroogplantsoen op de rand van Velsen.<br />

Waar zoet water brak water ontmoet,<br />

ontstaan unieke ecosystemen als daar<strong>voor</strong><br />

voldoende ruimte wordt geboden. Als dat<br />

bovendien op een plaats gebeurt waar<br />

oceaanschepen passeren en waar gestileerde<br />

ventilatieschachten van de Velsertunnel<br />

staan in een parkachtige omgeving, dan is de<br />

uitdaging aanwezig om iets unieks te doen.<br />

In samenspraak tussen landschapsarchitect,<br />

wateringenieur en kunstenaar en dankzij de<br />

14 H 2O / <strong>21</strong> - <strong>2006</strong><br />

gemeente Velsen is nu het plan op tafel gelegd<br />

om de kade langs het Noordzeekanaal te<br />

doorsnijden door een bijzonder vormgegeven<br />

coupure met daarachter een mini-estuarium,<br />

waarin de zoete Scheybeeck uitmondt.<br />

De zoet-zoutuitwisseling rond het Noordzeekanaal<br />

De diepe vorm van de coupure zorgt samen<br />

met de scheepsgolven <strong>voor</strong> uitwisseling van<br />

brak water naar het mini-estuarium. Het zoete<br />

water kan via het oppervlak uitstromen naar<br />

het Noordzeekanaal. In het mini-estuarium<br />

achter de coupure ontstaat een zoet/brak<br />

watermilieu dat interessant is <strong>voor</strong> bijzondere<br />

ecologische leefgemeenschappen. Deze<br />

leefgemeenschappen zijn zeldzaam geworden<br />

in Nederland.<br />

Met de uitvoering van het deel van de<br />

Scheybeeck door het Wijkeroogplantsoen<br />

wordt in 2007 begonnen. Binnenkort wordt<br />

gestart met de meest bovenstrooms gelegen<br />

herinrichting van De Duinen. Daarmee is straks<br />

ongeveer zeven kilometer van de in totaal<br />

17 kilometer ecologische verbinding van het<br />

Noordzeekanaal richting Uitgeestermeer<br />

ingevuld. In het kader van het regionale<br />

waterplan waaraan Grontmij op dit moment<br />

werkt, wordt invulling gegeven aan de<br />

planvorming <strong>voor</strong> de overige tien kilometer.<br />

Het project verlengde Scheybeeck laat zien<br />

dat ook klein water drager kan zijn <strong>voor</strong><br />

verschillende ontwikkelingen. De samenwerking<br />

tussen verschillende vakdisciplines<br />

heeft geleid tot unieke ontwerpen tegen<br />

aanvaardbare meerkosten. Voor zo’n uniek<br />

project is een opdrachtgever nodig die oog<br />

heeft <strong>voor</strong> bijzondere kansen.<br />

Jan Kollen (Grontmij)<br />

Barbara Schmitt (gemeente Velsen)<br />

Rob Hotting (Recreatie Noord-Holland)<br />

In Nederland zijn weinig ecologisch interessante ontmoetingsplaatsen meer aanwezig waar zoet water<br />

geleidelijk overgaat in brak water. Veelal wordt het zoete water geloosd via gemalen of spuisluizen of<br />

wordt het afgevoerd via sterk door de mens beïnvloedde riviermondingen. Kleine natuurlijke zoetwater<br />

mondingen richting Noordzee of brakwater estuaria zijn nauwelijks meer aanwezig. Daarom is de<br />

aanleg van de monding van de Scheybeeck uniek. Hier kan een ecosysteem ontstaan met zoetzoutgradiënten<br />

van minder dan 200 mg/l tot 5.000 mg/l. Dit biedt kansen <strong>voor</strong> brakwaterplanten als<br />

zilte rus, zulte, heemst, melkkruid en echt lepelblad en vissen als bot, steenbolk, kleine zeenaald en<br />

driedoornig stekelbaarsje en andere brakwatersoorten als brakwatermossel en vlokreeftjes.<br />

De zoete stroom zal vissen aantrekken die stroomopwaarts willen trekken. Voor het driedoornig<br />

stekelbaarsje wordt dat op termijn ook mogelijk. Voor grotere vissen is de beek echter te klein.<br />

Door de bijzonder vormgegeven coupure door de dijk zal het zoete beekwater via het oppervlak<br />

uitstromen, terwijl door het dichtheidsverschil het brakke water langs de bodem naar binnen zal<br />

stromen. Dit effect wordt nog versterkt door de scheepsgolven die door de taps toelopende coupure<br />

versterkt naar binnen dringen en daar het zoete uitstromende water ontmoeten.


Plannen met<br />

water rond<br />

Muiden en<br />

Weesp<br />

De Provincie Noord-Holland<br />

staat achter de plannen <strong>voor</strong> de<br />

ontwikkeling van het poldergebied<br />

tussen Muiden en Weesp. Verdieping<br />

van de A1 en de aanleg van een<br />

aqua-ecoduct <strong>voor</strong> de Vecht vormen<br />

hierbij de basis <strong>voor</strong> de realisatie van<br />

een nieuw ingerichte polder waarin<br />

ook 4.500 woningen moeten komen.<br />

De partijen in de privaat-publieke<br />

samenwerking gaan nu aan de slag<br />

met het ontwerp.<br />

Bijna nergens in Nederland is een<br />

gebied te vinden waarin zoveel<br />

nationale, regionale en lokale<br />

belangen samen komen als in het gebied<br />

tussen Muiden en Weesp, dat grofweg wordt<br />

begrensd door de Vecht en het Amsterdam-<br />

Rijnkanaal. Zo spelen hier onder andere de<br />

verbetering van de bereikbaarheid Schiphol-<br />

Amsterdam-Almere, de realisatie van een<br />

nationale ecologische hoofdstructuur, het<br />

behoud en de versterking van het cultuurhistorisch<br />

erfgoed (bij<strong>voor</strong>beeld de Stelling van<br />

Amsterdam) en de realisatie van een nieuw<br />

woongebied.<br />

De betrokken private en publieke partijen<br />

zijn ervan overtuigd dat het gebied veel<br />

aan kwaliteit kan winnen. De uitgangspunten<br />

waarmee nu het ontwerp wordt<br />

gemaakt, zijn onder andere: 330 hectare aan<br />

landschapsontwikkeling, waardoor in het<br />

gebied veel meer groen komt dan woningen,<br />

een brede ecologische zone aan weerzijden<br />

van de A1, het open houden van de oevers<br />

van de Vecht én een duurzaam watersysteem.<br />

Om de beoogde kwaliteit te kunnen<br />

realiseren, is het noodzakelijk de A1 te<br />

verleggen en verdiepen en <strong>voor</strong> de Vecht<br />

een aqua-ecoduct te bouwen. Hiermee<br />

wordt de landschappelijke, cultuurhistorische<br />

en visuele verbinding tussen Muiden<br />

en Weesp hersteld. Met een aqua-ecoduct<br />

wordt Muiden letterlijk uit de greep van de<br />

A1 bevrijd. De natuuropgaven kunnen dan<br />

beter worden gerealiseerd en er ontstaat een<br />

kwalitatief hoogwaardig landschap met veel<br />

Muiden komt weer echt aan de Vecht te liggen.<br />

advertentie<br />

actualiteit<br />

groen en water en de mogelijkheid van een<br />

natte as-verbinding.<br />

De verlegging en verdieping van de A1 en de<br />

aanleg van het aqua-ecoduct zijn onderdeel<br />

van het <strong>voor</strong>keurstracé (stroomlijnvariant)<br />

van de Provincie Noord-Holland en de<br />

betrokken gemeenten. De gemeenteraden<br />

van Muiden en Weesp hebben de belangrijke<br />

uitgangspunten <strong>voor</strong> de gebiedsontwikkeling<br />

inmiddels onderschreven.<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

H 2O / <strong>21</strong> - <strong>2006</strong><br />

15


Ambitieus rioleringsproject<br />

in gemeente Opsterland<br />

De gemeente Opsterland stond in 2005 <strong>voor</strong> een bijna onmogelijke opgave.<br />

In het buitengebied moesten nog 900 percelen aangesloten worden op de<br />

riolering, waarvan 386 percelen binnen één jaar. Opsterland wilde de kosten<br />

<strong>voor</strong> de burgers zo laag mogelijk houden. Daarom zijn <strong>voor</strong>uitlopend op de<br />

besluitvorming de mogelijkheden van subsidie en financiering afgetast. Dit<br />

leidde tot een subsidiebeschikking met een einddatum van 1 mei <strong>2006</strong>. Alle<br />

registers moesten opengetrokken worden om het werk binnen negen maanden<br />

te kunnen realiseren: de afweging (druk)riolering versus IBA klasse II, het<br />

opstellen van de contracten, de Europese aanbesteding en de uitvoering.<br />

Het Wetterskip Fryslân vroeg in<br />

2004 de gemeente een extra<br />

kwaliteitsslag te overwegen en<br />

de zorgplicht van de percelen in het buitengebied<br />

op zich te nemen. Dit was <strong>voor</strong><br />

Opsterland de aanleiding om het door de raad<br />

vastgestelde beleid ten aanzien van de niet op<br />

de riolering aangesloten percelen te heroverwegen.<br />

Het algemeen bestuur van Wetterskip<br />

Fryslân stemde in juli 2005 in met de sanering<br />

van de huishoudelijke lozingen in het buitengebied.<br />

Het koos <strong>voor</strong> een gebiedsgerichte<br />

aanpak: de aanleg van gemeentelijke riolering<br />

of minizuiveringen in de vorm van IBA’s<br />

(klasse II) in de vrij afstromende gebieden,<br />

met name de hogere en minder waterrijke<br />

zandgronden. Ongeveer tweederde van het<br />

grondoppervlak van de gemeente Opsterland<br />

behoort daartoe.<br />

In dit ambitieuze plan met veel partijen<br />

was een goed communicatieplan onontbeerlijk.<br />

Het uitgangspunt hierbij was dat<br />

alle eigenaren te woord werden gestaan<br />

wanneer het hen het beste uitkwam. Om<br />

16 H 2O / <strong>21</strong> - <strong>2006</strong><br />

dit te kunnen realiseren, is gebruik gemaakt<br />

van brieven, een brochure, nieuwsbrieven,<br />

internet en artikelen in de gemeenterubriek<br />

van de plaatselijke krant. Ook is veel gebruik<br />

gemaakt van de speciaal <strong>voor</strong> dit project<br />

geopende informatielijn en e-mailadres. Die<br />

beide contactmogelijkheden zijn bemand<br />

door specialisten van Royal Haskoning.<br />

Daarnaast is de mogelijkheid geboden<br />

om tijdens de inloopbijeenkomsten direct<br />

vragen, problemen en onduidelijkheden<br />

kenbaar te maken. Tijdens deze bijeenkomsten<br />

zijn de vragen en andere zaken<br />

zoveel mogelijk persoonlijk behandeld. De<br />

opkomst kwam vaak uit boven de 70 procent<br />

van de betrokken eigenaren.<br />

Het project is als een geïntegreerd contract<br />

in de markt gezet. Binnen dit contract is<br />

zowel het ontwerp als de uitvoering en het<br />

meerjarig onderhoud opgenomen. Dat<br />

moest resulteren in een efficiënte uitwisseling<br />

tussen de verschillende fasen.<br />

Aangezien aansluiting op de riolering of<br />

de aanleg van een IBA qua techniek twee<br />

verschillende toepassingen zijn, is een<br />

scheiding gemaakt tussen een project <strong>voor</strong><br />

de aansluiting op drukriolering en een<br />

project <strong>voor</strong> aansluiting op een IBA klasse<br />

II. Beide onderdelen zijn apart van elkaar<br />

aanbesteed.<br />

De omvang van het totale project (900<br />

percelen) komt financieel boven de<br />

drempelwaarde uit en is daarom Europees<br />

aanbesteed. Het <strong>voor</strong>zien van de percelen<br />

van een IBA klasse II kost minder dan<br />

het drempelbedrag en is nationaal met<br />

<strong>voor</strong>gaande selectie aanbesteed.<br />

Lagere eigen bijdrage<br />

Door het verlagen van de eigen bijdrage<br />

en de eenduidige, heldere communicatie<br />

zijn weinig problemen ontstaan tijdens de<br />

uitvoering. Wat de eigen bijdragen van de<br />

eigenaren betreft, heeft de gemeenteraad<br />

besloten om het eerder vastgestelde bedrag<br />

te verlagen van 2.500 euro naar 1.500 euro.<br />

Het leidende motief hier<strong>voor</strong> was het gelijkheidsbeginsel.<br />

De gemeente heeft de bijdrage gebaseerd<br />

op eigenaren die hun huidige <strong>voor</strong>ziening<br />

moeten aanpassen aan de nieuwe eisen<br />

van het Wetterskip Fryslân. Deze kosten<br />

zijn geschat op 1.500 euro per eigenaar.<br />

Om de eigen bijdrage te incasseren, heeft<br />

de gemeente gekozen <strong>voor</strong> het heffen van<br />

baatbelasting. In de hier<strong>voor</strong> opgestelde<br />

regeling is opgenomen dat de eigenaren de<br />

belasting in zes termijnen, verdeeld over drie<br />

jaar, kunnen betalen.<br />

De gemeente is tevreden over de aanpak en<br />

het verloop van de eerste fase, evenals de<br />

betrokken eigenaren. De datum van 1 mei<br />

<strong>2006</strong> is gehaald. Uiteindelijk zijn 338 percelen<br />

aangesloten op de riolering en 48 hebben<br />

een IBA gekregen. Financiële tegenvallers<br />

zijn uitgebleven. Kortom: reden <strong>voor</strong> de<br />

gemeente om de tweede fase op dezelfde<br />

wijze vorm te geven.<br />

ing. Wiebe Siebenga (gemeente Opsterland)<br />

en ing. Johan Mulder (Royal Haskoning)<br />

Aanleg van riolering in het buitengebied van het<br />

Friese Opsterland Plaatsing van IBA’s klasse II


Grensoverschrijdend<br />

Vechtwerk: op naar<br />

betere Nederlands-Duitse<br />

samenwerking met de KRW?<br />

In 1999 leek de Kaderrichtlijn Water, die toen nog volop in de maak was,<br />

mogelijkheden te gaan bieden <strong>voor</strong> verbeterde grensoverschrijdende<br />

samenwerking in internationale stroomgebieden. Gezamenlijke meetnetten,<br />

dezelfde doelstellingen en intensiever contact 3),4),6) werden gezien als<br />

belangrijke ingrediënten <strong>voor</strong> grensoverschrijdend stroomgebiedbeheer<br />

gericht op het bereiken van de goede ecologische toestand van de Europese<br />

wateren 7) . Nu, zeven jaar later en halverwege het implementatieproces (in 2015<br />

moeten de doelen van de KRW gehaald zijn), is het tijd een <strong>voor</strong>lopige balans<br />

op te maken, in dit geval <strong>voor</strong> het stroomgebied van de Overijsselse Vecht.<br />

Vormt de KRW echt een motor <strong>voor</strong> grensoverschrijdende samenwerking?<br />

De Vecht ontspringt in het<br />

Munsterland (Nordrhein-<br />

Westfalen), waar diverse bronnen<br />

te vinden zijn die de rivier samen voeden. Na<br />

107 kilometer passeert de rivier de Duits-<br />

Nederlandse grens, alwaar zij na 60 kilometer<br />

uitmondt in het Zwarte water bij Zwolle.<br />

Behalve twee Duitse deelstaten (Nordrhein-<br />

Westfalen en Niedersachsen) beslaat het<br />

stroomgebied van de Vecht twee Nederlandse<br />

provincies: Overijssel en Drenthe. Daarnaast<br />

stroomt de Vecht door het beheersgebied<br />

van twee waterschappen: Velt en Vecht en<br />

Groot Salland. Het stroomgebied van de Vecht<br />

maakt deel uit van het stroomgebied van de<br />

Rijn en beslaat 3.780 km 2 . De Vecht watert af<br />

op het IJsselmeergebied met een debiet van<br />

45 tot 83 kubieke meter per seconde.<br />

De Kaderrichtlijn Water bracht in 2000 een<br />

aantal ‘nieuwe’ verplichtingen met zich mee.<br />

De drie belangrijkste zijn:<br />

Foto: Waterschap Velt en Vecht<br />

• het aanwijzen van stroomgebieddistricten<br />

en bevoegde autoriteiten<br />

Nederland heeft dit inmiddels gedaan.<br />

Behalve het stroomgebied van de Rijn zijn in<br />

Nederland de Maas, de Schelde en de Eems<br />

aangewezen. De Rijn, verreweg het grootste<br />

stroomgebied, is in Nederland opgedeeld in<br />

vier stroomgebieddistricten;<br />

• het verzamelen van informatie op stroomgebiedniveau<br />

De informatie is door de afzonderlijke<br />

lidstaten verzameld en door de multilaterale<br />

stroomgebiedcommissies ondergebracht<br />

in één rapport. Dit zijn de zogeheten artikel<br />

5-rapportages;<br />

• het vaststellen en uitvoeren van stroomgebiedbeheersplannen<br />

Nederland is druk doende met het vaststellen<br />

van het Nederlandse deel van de internationale<br />

stroomgebiedbeheersplannen. Dit<br />

gebeurt centraal in Den Haag. Het idee is, om<br />

het aantal mogelijkheden steeds verder te<br />

verkleinen (‘trechteren’) door drie belangrijke<br />

opinie<br />

momenten in te lassen <strong>voor</strong> besluitvorming<br />

en de keuzes vast te leggen in drie nota’s. Deze<br />

nota’s worden de decembernota’s genoemd.<br />

In Nederland heeft de introductie van de<br />

KRW geleid tot grote veranderingen in de<br />

planstructuur. Het al eerder genoemde<br />

‘trechteren’, maar <strong>voor</strong>al de indeling in<br />

stroomgebied(districten) hebben grote<br />

gevolgen <strong>voor</strong> de organisatie van de verplichtingen<br />

die <strong>voor</strong>tvloeien uit de KRW. Voor<br />

elk van de vier stroomgebieden overleggen<br />

de diverse Nederlandse overheden in het<br />

Regionaal Bestuurlijk Overleg (RBO) en het<br />

Regionaal Ambtelijk Overleg (RAO). Voor het<br />

grote stroomgebied van de Rijn zijn dat er<br />

weer vier. RBO’s en RAO zijn puur Nederlands.<br />

Over de internationale afstemming van<br />

stroomgebiedbeheersplannen wordt<br />

overlegd door een nationale delegatie in de<br />

internationale stroomgebiedcommissies.<br />

Historie<br />

In 1960 sloten Nederland en Duitsland<br />

een grensverdrag met daarin onder<br />

andere bepalingen betreffende het beheer<br />

van grensoverschrijdende wateren. Een<br />

onderdeel vormde de oprichting van een<br />

permanente grenswaterencommissie (PGC)<br />

en diverse subcommissies per stroomgebied.<br />

Voor de Vecht is dit de subcommissie B<br />

Vecht/Dinkel. In de subcommissie komen<br />

vertegenwoordigers van de verschillende<br />

overheden aan beide kanten van de grens<br />

bijeen. In 1999 wordt geconstateerd dat deze<br />

laatste groep op zich goed functioneert 4) op<br />

zes kanttekeningen na: de te geringe vergaderfrequentie,<br />

de zeer beperkte agenda,<br />

het beperkte mandaat van de commissieleden,<br />

de lange terugkoppelprocedures aan<br />

beide kanten van de grens die het proces<br />

vertragen, een geldtekort aan Duitse zijde<br />

én onbegrip vanwege culturele verschillen<br />

tussen Nederland en Duitsland.<br />

Een meer algemeen probleem is de<br />

benedenstroomse positie die Nederland in<br />

H 2O / <strong>21</strong> - <strong>2006</strong><br />

17


het stroomgebied inneemt. Een direct gevolg<br />

daarvan is dat Nederland bij grensoverschrijdende<br />

samenwerking altijd de vragende<br />

partij is: Nederland heeft meer belang bij een<br />

goede en vlotte samenwerking 3) . Beleidsadviseur<br />

integraal waterbeheer H. van Dijk van<br />

de Provincie Overijssel beaamt dit: Nederland<br />

is als benedenstroomse partij actiever in de<br />

samenwerking en maakte in het verleden<br />

bij<strong>voor</strong>beeld de jaarlijkse grenswaterrapportages,<br />

maar bepaalde ook <strong>voor</strong> een<br />

belangrijk deel de agenda.<br />

Naast de permanente grenswaterencommissie<br />

en haar subcommissies is er de al<br />

eerder genoemde Internationale Rijncommissie.<br />

De Vecht maakt deel uit van het<br />

stroomgebied van de Rijn, maar in de<br />

commissie is alleen een afvaardiging van<br />

Nederland (op nationaal niveau) te vinden en<br />

geen aparte afvaardiging uit de substroomgebieden<br />

van het Rijnstroomgebied. De<br />

informatie vanuit deze stroomgebieden<br />

wordt nationaal, per oeverstaat, geregeld.<br />

Stroomgebiedbeheer heeft in het stroomgebied<br />

van de Vecht een vrij lange historie.<br />

Er zijn meerdere stroomgebiedvisies<br />

geschreven en er zijn meerdere regionale<br />

initiatieven ontplooid om het waterbeheer<br />

beter te regelen. De komst van de KRW werd<br />

door velen gezien als een mogelijkheid de<br />

grensoverschrijdende samenwerking in het<br />

stroomgebied te verbeteren. Van Dijk twijfelt<br />

hier echter aan.<br />

De KRW in het PGC-netwerk?<br />

Om de stroomgebiedbeheersplannen<br />

bilateraal tussen Nederland en Duitsland op<br />

elkaar af te stemmen (een KRW-verplichting),<br />

werd rond 2002 een ‘Steuerungsgruppe’<br />

opgericht. Deze werd ambtelijk ondersteund<br />

door een informele werkgroep op ambtelijk<br />

niveau. De Nederlandse delegatie in deze<br />

werkgroep had globaal dezelfde samenstelling<br />

als de PGC. Vanuit Den Haag werd<br />

dan ook het initiatief genomen het werk<br />

van de werkgroep op ambtelijk niveau<br />

<strong>voor</strong>taan te laten doen door de al bestaande<br />

subcommissies uit het grensverdrag en zo te<br />

formaliseren.<br />

Het leek, zeker vanuit Nederlands<br />

perspectief, een zinvolle zet: de delegaties<br />

aan Nederlandse zijde leken immers<br />

nagenoeg gelijk. Het idee werd aan Duitse<br />

zijde echter niet geaccepteerd. Daar zijn<br />

buiten waterbeheerders ook onder andere<br />

de Kreise en Gemeinden aan grenswatercommissies<br />

toegevoegd. De Duitsers waren er<br />

nadrukkelijk geen <strong>voor</strong>stander van om de<br />

ambtelijke werkgroep te formaliseren door<br />

18 H 2O / <strong>21</strong> - <strong>2006</strong><br />

De Overijsselse Vecht (foto: Aart Sander).<br />

het werk <strong>voor</strong>taan te laten doen door de<br />

PGC en haar subcommissies. Dan zouden<br />

alle partijen die op dit moment deelnemen<br />

aan dit overleg, plaats willen nemen in de<br />

ambtelijke werkgroep. Een onwerkbare<br />

situatie, aangezien het aan Duitse zijde meer<br />

dan 50 partijen betreft. Het aantal partijen<br />

aan Nederlandse zijde is op twee handen te<br />

tellen.<br />

Een aantal PGC-subcommissies is daarop<br />

gestopt. Vanwege het grensverdrag van 1960<br />

blijft er wel ieder jaar een brief rondgaan<br />

met de vraag of er agendapunten zijn <strong>voor</strong><br />

bilateraal overleg. Afgesproken is echter dat<br />

in principe niet meer vergaderd wordt. Het<br />

Nederlandse initiatief om het bestaande<br />

bilaterale netwerk verder te ontwikkelen<br />

en daar ook KRW-zaken te behandelen, lijkt<br />

dus de directe doodssteek van dit netwerk<br />

geworden, aldus Van Dijk.<br />

Het is echter niet zo dat nu geen bilateraal<br />

overleg meer plaatsvindt. De KRW heeft<br />

er <strong>voor</strong> gezorgd dat parallel aan het<br />

PGC-netwerk de Steuerungsgruppe en<br />

het ambtelijk overleg zijn ingesteld. Deze<br />

overleggen vinden veel frequenter plaats,<br />

waardoor het contact verbeterde. Bovendien<br />

zal DGW op verzoek van de Steuerungsgruppe<br />

op korte termijn het ambtelijk<br />

overleg een formele status verlenen.<br />

Daarnaast betekenen de gezamenlijke<br />

doelen en verplichtingen die de KRW aan<br />

zowel Duitsland als Nederland stelt, een<br />

grotere urgentie van grensoverschrijdende<br />

samenwerking. Al was het maar vanwege de<br />

longitudinale effecten van het waterkwaliteits-<br />

en morfologisch beheer 7) .<br />

Naast de formele netwerken moeten ook<br />

het informele netwerk aan de grens niet<br />

vergeten worden. Sectordirecteur watersysteem<br />

en waterzuivering R. Schuiling van<br />

Waterschap Velt en Vecht benadrukt dat dit<br />

contact veel concretere resultaten oplevert<br />

dan het PGC-circuit. Veel zaken worden door<br />

de waterbeheerders direct aan de grens<br />

onderling geregeld en afgesproken, wat zij<br />

als veel effectiever ervaren.<br />

KRW zegen <strong>voor</strong><br />

grensoverschrijdende<br />

samenwerking?<br />

Aan de introductie van de KRW zitten <strong>voor</strong><br />

het stroomgebied van de Overijsselse Vecht<br />

<strong>voor</strong>- en nadelen. Het traditionele bilaterale<br />

netwerk van PGC en substroomgebiedcommissies<br />

lijkt min of meer om zeep te zijn<br />

geholpen. Dit lijkt echter geen direct gevolg<br />

van de KRW te zijn, maar eerder van een<br />

machtsstrijd aan de Duitse kant van de grens.<br />

Hervormingen in Duitsland<br />

Het Duitse staatsbestel kent vele overheidslagen. Naast de federale regering in Berlijn kent elke<br />

deelstaat een aparte regering. Voor Niedersachsen zetelt die in Hannover en <strong>voor</strong> Nordrhein-<br />

Westfalen in Keulen. Onder de Landesregierung kent men nog de zogeheten Bezirke, Kreise/<br />

Kreisfreie Städte en de Gemeinden. Al deze lagen zijn vertegenwoordigd in de subcommissies<br />

van de permanente grenswaterencommissie. In de laatste jaren is besloten de verantwoordelijkheden<br />

in het waterbeheer anders te organiseren (van oorsprong is de landbouwlobby in<br />

de Bezirke en Gemeinde zeer sterk). De Gemeinde hebben beduidend meer invloed gekregen<br />

ten koste van de Kreise. In Niedersachsen zijn de Kreise zelfs geheel afgeschaft. De uitvoerende<br />

waterbeheerders (StuAs) kregen daarentegen veel meer verantwoordelijkheden. Zo werd onder<br />

andere het risico dat de landbouwlobby het KRW-proces in Duitsland teveel zou frustreren,<br />

geminimaliseerd.


De Overijsselse Vecht (foto: Aart Sander).<br />

Overigens is dit ook aan Nederlandse zijde<br />

geen onbekend proces: zowel Schuiling als<br />

Van Dijk geven aan dat de samenwerking<br />

tussen provincie en waterschappen veel<br />

beter kan. Het waterschap als waterbeheerder<br />

heeft de meeste financiële middelen<br />

in handen terwijl van de provincie een<br />

regisserende rol wordt verwacht. Schuiling<br />

is van mening dat de provincie deze rol in<br />

zeer beperkte mate vervult, terwijl Van Dijk<br />

de houding van waterschappen omschrijft<br />

als: ‘wie betaalt, bepaalt’, wat de rol van de<br />

Provincie Overijssel wel erg klein maakt door<br />

het relatief kleine budget.<br />

Hoe erg is het dat het PGC-netwerk slaapt?<br />

Het lijkt zonde te zijn van alle contacten<br />

die in de loop der jaren zijn opgebouwd.<br />

Anderzijds draaien informele netwerken,<br />

zoals dat van Velt en Vecht, volop door.<br />

Bovendien kan het goed zijn dat de KRWstructuur<br />

van werkgroep naar ambtelijk<br />

overleg en Steuerungsgruppe en groot<br />

aantal van de problemen oplost. De vergaderfrequentie<br />

ligt hoger, namelijk vijf a zes<br />

keer per jaar. Hierdoor wordt volgens Van<br />

Dijk het wederzijds begrip groter en vormen<br />

culturele verschillen minder een probleem.<br />

Een ander probleem dat misschien gemakkelijker<br />

omzeild kan worden’, is de communicatie<br />

met Duitse bestuurders. Nu nog is het<br />

moeilijk bestuurders van de Bundesländer<br />

te bereiken vanwege zogeheten ritsproblemen<br />

(het niveau waar men bestuurders<br />

vindt, verschilt en bestuurders praten liever<br />

met een partner die net een niveau hoger<br />

zit dan het eigen niveau 2) ). Doordat de<br />

Steurungsgruppe geen van de ‘lagere’ Duitse<br />

bestuurders bevat, zou het kunnen dat<br />

lijnen korter zijn en besluiten sneller kunnen<br />

worden genomen.<br />

Conclusie<br />

De zegeningen van de KRW zijn in de case<br />

van de Vecht ingewikkelder op te sporen<br />

dan men op het eerste gezicht zou denken.<br />

De gelijke doelstellingen lijken <strong>voor</strong>delen<br />

van de KRW, maar blijken door de grotere<br />

urgentie van het proces juist druk te zetten<br />

op het organisatorisch bestuurlijke aspect<br />

dat aan de uitvoering van de richtlijn kleeft.<br />

De grotere urgentie, door de einddata en het<br />

feit dat lidstaten kunnen worden ‘afgerekend’<br />

op resultaten, leidt in zowel Nederland als<br />

Duitsland tot toegenomen regelzucht. Dit<br />

gaat ten koste van bestaande regionale<br />

grensoverschrijdende structuren en is in<br />

tegenspraak met de intentie van de KRW<br />

die juist een stroomgebiedgewijze aanpak<br />

<strong>voor</strong>staat met oog <strong>voor</strong> de lokale situatie,<br />

inclusief participatie van het maatschappelijk<br />

netwerk. Tegelijkertijd ontstaan ook binnen<br />

deze nieuwe kaders weer verbindende<br />

structuren.<br />

Teisman 5) beschrijft zo’n proces: ordezoekende<br />

pogingen van leidinggevenden<br />

grijpen op elkaar in en veroorzaken nieuwe<br />

verwarring. De implementatiekloof in<br />

complexe systemen kan niet worden<br />

overbrugd. Hoe strenger de regels en<br />

hoe meer rigide de contracten, taken en<br />

bevoegdheden, des te harder ze elkaar<br />

bijten en des te scherper ze elkaar uitsluiten.<br />

Versterking van de sturing door hiërarchische<br />

organisaties, bedacht om KRW-doelen te<br />

halen, brengt het bestaande informele<br />

systeem in gevaar. Teisman suggereert om<br />

leidinggevend vermogen te ontwikkelen<br />

dat synchroon voldoet in verschillende<br />

systemen. Dit leidinggevend vermogen<br />

werkt van buiten naar binnen: zowel het<br />

maatschappelijk netwerk als de institutionele<br />

ketens waarin de eigen organisatie zich<br />

bevindt, zijn bepalend <strong>voor</strong> het handelen van<br />

de organisatie, die vraaggestuurd werkt. De<br />

competenties en ambities worden nu enkel<br />

bepaald door de vraag in de institutionele<br />

keten en leveren weinig vernieuwing en<br />

maatschappelijke verankering op.<br />

In de samenleving voltrekken zich steeds<br />

vaker ontwikkelingen die goed in deze<br />

opinie<br />

netwerkgedachte passen. In het integraal<br />

waterbeheer zijn pro-actieve publieke participatie<br />

en publiek-private samenwerking<br />

hiervan <strong>voor</strong>beelden. Ervaringen met brede<br />

platforms, zoals in het besluitvormingstraject<br />

in het Schelde-estuarium, de eerste<br />

ervaringen met brede klankbordgroepen<br />

in het Maasstroomgebied, laten zien dat<br />

deze het proces, de inhoud en de opbrengst<br />

kunnen verrijken.<br />

Op dit moment denkt men nog te vaak<br />

vanuit de eigen organisatie. Voor het stroomgebied<br />

van de Vecht blijkt dit duidelijk uit<br />

de moeite om vanuit de gezamenlijkheid<br />

tot een organisatie tussen verschillende<br />

instituties aan beide kanten van de grens<br />

te komen. Maar uiteindelijk is de hele KRW<br />

bedacht met een gezamenlijk doel: het<br />

verbeteren van de Europese wateren. Samen<br />

denken en doen, zoals Teisman beschrijft, is<br />

een uitstekende manier om dat gezamelijke<br />

doel te bereiken.<br />

Wietske Keetman (Unie van Waterschappen)<br />

Annemiek Verhallen (Wageningen<br />

Universiteit)<br />

Noten<br />

1) Rijkswaterstaat (1999). Verkenning vernieuwing<br />

in stroomgebieden. Rijksinstituut <strong>voor</strong> Integraal<br />

Zoetwaterbeheer en Afvalwaterbehandeling.<br />

2) Keetman W. (<strong>2006</strong>). Grensoverschrijdend<br />

waterbeheer in de regio, een studie<br />

naar handelingsopties om te komen tot<br />

stroomgebiedbeheer over de landsgrenzen heen.<br />

Thesis Wageningen Universiteit en Unie Van<br />

Waterschappen.<br />

3) Schrotenboer. (2000). Van data naar informatie.<br />

Resultaten van een metadata-inventarisatie bij de<br />

waterbeheerders in het Nederlandse deel van het<br />

stroomgebied van de Vecht als <strong>voor</strong>bereiding op de<br />

samenwerking op stroomgebiedschaal volgens de<br />

EU-KRW. Eindscriptie Wageningen Universiteit.<br />

4) Smit T. (1999). Veranderingen <strong>voor</strong> de Vecht. Een<br />

inventarisatie van de gevolgen van de Europese<br />

Kaderrichtlijn Waterbeheer <strong>voor</strong> het beheer van de<br />

Duits-Nederlandse Vecht. Wageningen Universiteit.<br />

5) Teisman G. (2005). Publiek management op de grens<br />

van chaos en orde. Academic Service.<br />

6) Verhallen A., J. Leentvaar en G. Broseliske (2000).<br />

Consequences of the European Union Water<br />

Framework Directive for information management in<br />

its interstate river basins. Integrated Water Resources<br />

Management. Proceedings of a symposium held at<br />

Davis (California). Ed. Miguel A. Marino et al.. IAHS<br />

Publ. nr. 272, pag. 31-35.<br />

7) Verhallen A., H. van Dijk en W. van Densen (2001).<br />

Administrative capacity to perceive long-term trends<br />

in water quality. Consequences for transboundary<br />

river management. Proceedings of the workshop<br />

Monitoring Tailor-Made III, pag. 209-<strong>21</strong>7.<br />

H 2O / <strong>21</strong> - <strong>2006</strong><br />

19


Waterbeheerders en<br />

simulatiemodellen: quo vadis?<br />

De Werkgroep Modelfunctionaliteiten in het Waterbeheer heeft zich, gefaciliteerd<br />

door de STOWA, de afgelopen maanden bezint over de manier waarop<br />

waterschappen verder kunnen met de inzet van simulatiemodellen om hun<br />

watersystemen te doorgronden. Een landelijk hydrologisch modelinstrumentarium<br />

zien de waterschappen als mogelijkheid om investeringen en energie<br />

te bundelen, meer met elkaar samen te werken, meer één taal te spreken<br />

en samen met andere overheden meer kennis te verwerven. Een nieuwe<br />

adviesgroep binnen de STOWA zou de ontwikkelingen in kennis en modellen<br />

<strong>voor</strong> het waterbeheer kunnen stroomlijnen en de gevolgen op een hoger<br />

niveau bespreekbaar te maken, aldus ondergetekenden.<br />

Binnen het Nederlandse waterbeheer<br />

houden onder andere de grote<br />

technologische instituten TNO<br />

Bouw en Ondergrond, Alterra en WL|Delft<br />

Hydraulics zich bezig met de ontwikkeling van<br />

simulatieprogrammatuur. In het najaar van<br />

2005 werd duidelijk dat deze kennisinstituten<br />

nauwer gaan samenwerken op het gebied<br />

van de ontwikkeling, bouw en beheer van<br />

modelcodes. Op initiatief van Hoogheemraadschap<br />

van Rijnland, Hoogheemraadschap De<br />

Stichtse Rijnlanden en Waterschap Vallei en<br />

Eem is in samenwerking met STOWA op<br />

1 <strong>november</strong> 2005 een bijeenkomst gehouden<br />

met kennisinstituten en waterschappen.<br />

Tijdens die bijeenkomst konden de kennisinstituten<br />

schetsen hoe zij de komende jaren<br />

willen (samen)werken. Besloten werd tot de<br />

oprichting van de Werkgroep Modelfunctionaliteiten<br />

in het Waterbeheer, die tot doel<br />

had om waterschapsbreed de vraag aan de<br />

kennisinstituten omtrent gewenste ontwikkelingen<br />

van programmatuur te formuleren.<br />

STOWA faciliteerde de werkgroep.<br />

Sturing door beleid<br />

Om beleids- en beheersvragen goed te<br />

kunnen beantwoorden, is informatie over en<br />

kennis van het watersysteem onontbeerlijk.<br />

Hoe ziet het systeem eruit en hoe functioneert<br />

het? Metingen aan het watersysteem<br />

vormen, samen met simulatiemodellen<br />

die deze metingen kunnen integreren, een<br />

stevige basis <strong>voor</strong> deze kennis. Simulatiemodellen<br />

staan dus ten dienste van het vergaren<br />

van kennis, nodig <strong>voor</strong> adequaat advies op<br />

het gebied van beleid, beheer en projecten<br />

in waterbeheer. Samen met metingen en<br />

ervaring vormen de modellen de basiskennis.<br />

Beleidsvragen ontstaan zowel extern als<br />

intern. Vanuit Europa is het beleid geformuleerd<br />

in de Kaderrichtlijn Water en de<br />

Hoogwaterrichtlijn, vanuit het Rijk in het<br />

Nationaal Bestuursakkoord Water, en de<br />

provincies vragen bij<strong>voor</strong>beeld het verdrogingsbeleid<br />

verder vorm te geven. Beleids-<br />

en beheersvragen kunnen kennisleemtes<br />

signaleren. Deze leemtes kunnen vertaald<br />

worden naar benodigde modelfunctionaliteiten,<br />

als antwoord op bij<strong>voor</strong>beeld de<br />

vraag ‘wat moet ik uit kunnen rekenen?’. Als<br />

je de benodigde functionaliteit vergelijkt met<br />

de beschikbare functionaliteit in bestaande<br />

20 H 2O / <strong>21</strong> - <strong>2006</strong><br />

programmatuur, kan aangegeven worden<br />

wat in welke programmatuur nog ontwikkeld<br />

moet worden.<br />

Zodra een waterschap te maken krijgt met<br />

nieuw beleid, zal het uit de formulering<br />

ervan afleiden wat er moet gebeuren. Bij<br />

de keuze hoe hieraan invulling te geven,<br />

worden aspecten meegewogen als kennis,<br />

kenmerken van het watersysteem, ervaring,<br />

beschikbaarheid van data en ambitie.<br />

Hierdoor kan eenzelfde beleidsformulering<br />

tot verschillende invullingen bij de waterschappen<br />

leiden. In de praktijk blijkt dit ook<br />

te gebeuren. Er zijn waterschappen die bij<br />

het modelleren van grof naar fijn werken en<br />

waterschappen die een prioriteit geven aan<br />

data-acquisitie. Dit leidt ook tot verschillende<br />

wensenlijstjes ten aanzien van de benodigde<br />

modelfunctionaliteit. Op hoofdlijnen is wel<br />

duidelijk dat bij<strong>voor</strong>beeld aan waterstanden,<br />

massafluxen en stofconcentraties gerekend<br />

moet worden, maar de invulling ervan<br />

verschilt duidelijk.<br />

Op zich hoeft die diversiteit geen probleem<br />

te zijn. Onder meer bij de toetsing van de<br />

watersystemen op wateroverlast bleek dat<br />

de waterschappen verschillende wegen<br />

bewandelen. Per waterschap wordt een<br />

oplossing bedacht. Het nadeel van deze<br />

praktijk is dat die diversiteit aan werkwijzen<br />

een belemmering vormt om een eenduidige<br />

ontwikkelwens op tafel te leggen. Daarnaast<br />

dreigen nieuwe ontwikkelingen versnipperd<br />

te worden. Buiten de waterschappen<br />

wordt de vraag gesteld of ook de vergelijkbaarheid<br />

van resultaten in het geding is. Elk<br />

waterschap heeft beperkte investeringsmogelijkheden.<br />

Tezamen met de wens om meer<br />

met het Rijk samen te werken op het gebied<br />

van kennis en beleid ontstaat nu een roep<br />

om bundeling van krachten, energie en geld<br />

om samen te investeren in ontwikkelingen in<br />

en om modellen in het waterbeheer.<br />

Als het niet eenvoudig is om vanuit de waterbeheerders<br />

1:1 de beleidsvragen gezamenlijk<br />

en eenduidig te vertalen naar de gewenste<br />

modelfunctionaliteit, waarin kunnen<br />

we als waterbeheerders dan nu al wél<br />

gezamenlijk optrekken? Door de werkgroep<br />

is een beperkte inventarisatie uitgevoerd<br />

naar de huidige modelleerpraktijk bij de<br />

waterschappen. Hieruit kwam naar voren<br />

dat in principe meer modelfunctionaliteit<br />

beschikbaar is dan door de waterschappen<br />

wordt gebruikt, maar dat deze lang niet altijd<br />

voldoende toegankelijk is. De behoefte zou<br />

op basis hiervan <strong>voor</strong>al in de richting van<br />

de pre- en postprocessing gezocht moeten<br />

worden en de ontsluiting van de bestaande<br />

formuleringen via programmatuur.<br />

Een tweede aspect betreft een vakinhoudelijke<br />

standaard. Het gaat dan om termen als<br />

reproduceerbaarheid, state-of-the-art, Good<br />

Modelling Practice, eenduidige nauwkeurigheids-<br />

en onzekerheidsanalyses. Het blijkt<br />

echter dat deze nog maar beperkt geconcretiseerd<br />

zijn op een wijze die <strong>voor</strong> de waterschappen<br />

werkbaar is. Ook is geconstateerd<br />

dat de modelleurs zich vaker dan tot dusver<br />

ten opzichte van elkaar zouden moeten<br />

spiegelen, bij<strong>voor</strong>beeld op het terrein van<br />

modelkalibratie.<br />

Een derde aspect zijn de externe ontwikkelingen.<br />

Het Rijk werkt in toenemende mate<br />

zaken uit op regionaal niveau, de ruimtelijke<br />

schaal waarop het Rijk en de regio elkaar<br />

kunnen ontmoeten. Uiteraard kent het Rijk<br />

soms andersoortige problemen en wordt<br />

vaak vanuit een ander perspectief en op een<br />

ander schaalniveau naar problemen gekeken.<br />

In het verleden lukte het als gevolg van die<br />

verschillen niet zo best om te communiceren<br />

over de werking van de watersystemen.<br />

Hydrologische modelaanpak<br />

TNO Bouw en Ondergrond, Alterra en<br />

WL|Delft Hydraulics zijn bezig om samen met<br />

RIZA en het Milieu- en NatuurPlanbureau<br />

(MNP) hun bestaande instrumentarium<br />

om te bouwen naar een geïntegreerde<br />

modelaanpak. Vanwege efficiëntië (beheer<br />

en onderhoud, investeringen) en eenduidigheid<br />

qua inhoud is <strong>voor</strong> deze ombouw en<br />

bundeling van krachten gekozen.<br />

Het RIZA wil de eerste fase van de<br />

verbetering van het landelijk hydrologisch<br />

modelinstrumentarium eind dit jaar<br />

afronden. Deze fase betreft de modellering<br />

van het verzadigde grondwater op regionalelandelijke<br />

schaal. Voor volgend jaar staat<br />

de tweede fase op het programma, gericht<br />

op detaillering van de invoer, en dan met<br />

name het top- en oppervlaktewatersysteem.<br />

Daarmee groeit het landelijk model<br />

naar het schaalniveau van de regionale<br />

modellen toe en kan er zelfs een overlap<br />

ontstaan. Hierdoor ontstaat een basis<br />

<strong>voor</strong> samenwerking tussen landelijke en<br />

regionale of mogelijk zelfs lokale modelleurs.<br />

Onderdeel van de samenwerking kan zijn het<br />

afstemmen van model-, data- en verwerkingsstructuren.<br />

Voorwaarde <strong>voor</strong> het welslagen van de<br />

samenwerking is onder meer dat de<br />

betrokken partijen openheid betrachten ten<br />

aanzien van data, onder andere meteo- en<br />

bodemgegevens. RIZA en het Milieu- en


(foto: Maloe Dekker / Johan de Jong, Waterschap Rivierenland)<br />

NatuurPlanbureau hebben zich <strong>voor</strong> de<br />

landelijke modellering verbonden aan het<br />

Delta-Instituut.<br />

Het was en is de intentie van RIZA om een<br />

plan uit te werken over hoe de samenwerking<br />

er uit kan zien en middels een<br />

bezoekronde aan alle betrokken partijen,<br />

dus ook aan alle 26 waterschappen, te laten<br />

onderzoeken of <strong>voor</strong> een intensieve samenwerking<br />

draagvlak bestaat. Mogelijk zouden<br />

ook provincies of waterleidingbedrijven<br />

partij kunnen zijn. Eind dit jaar moet het een<br />

bestuurlijk <strong>voor</strong>stel opleveren dat binnen<br />

het zogeheten OWO-overleg (GTI’s, RIZA,<br />

MNP en STOWA) besproken zal worden. De<br />

genoemde tweede fase kan dan vanaf begin<br />

2007 met betrokken partijen gerealiseerd<br />

worden.<br />

Hoe nu verder?<br />

Techniek<br />

Ten aanzien van de programmatuur is de<br />

inschatting dat de landelijke simulatiemodellen<br />

goed bruikbaar zijn <strong>voor</strong> en door<br />

waterschappen. Om tot een daadwerkelijk<br />

gebruik van de programmatuur te komen,<br />

is het wenselijk dat er een informatiepunt of<br />

wellicht een helpdesk komt om modelleurs<br />

te helpen met het vinden van oplossingen<br />

<strong>voor</strong> hun problemen. Dit informatiepunt kan<br />

ook initiatieven ondernemen om netwerken<br />

en werkgroepen op te richten waarbinnen<br />

uitwisseling van kennis en ervaring kan<br />

plaatsvinden.<br />

De Werkgroep Modelfunctionaliteiten in het<br />

Waterbeheer concludeert <strong>voor</strong> de kortere<br />

termijn dat <strong>voor</strong> wat betreft modelontwikkelingen<br />

een prioriteit zou moeten<br />

liggen bij het beter toegankelijk maken<br />

van bestaande formuleringen en dus niet<br />

bij de ontwikkeling van nog weer nieuwe<br />

rekentechnieken. Als concreet <strong>voor</strong>beeld<br />

hiervan stimuleert de werkgroep de ontwikkeling<br />

van een emissiemodule, maar dan<br />

zodanig dat het past binnen een nieuwe<br />

landelijke manier van modelleren en werken.<br />

Dat betekent onder meer een zogeheten<br />

open source-code, onafhankelijk van een<br />

modelcode en in overleg of in samenwerking<br />

met meerdere kennisinstituten.<br />

Ten aanzien van data is de werkgroep er<br />

<strong>voor</strong>stander van dat collectief betaalde<br />

gegevens zo veel mogelijk <strong>voor</strong> iedereen<br />

zonder verdere kosten toegankelijk zijn in<br />

een vorm van een basisregistratie. Landelijke<br />

data moeten landelijk beheerd worden,<br />

regionale data in de regio, maar wel volgens<br />

een eenduidig stramien, zodat ze via een<br />

eenduidig systeem ontsloten worden en<br />

iedereen er dus van kan profiteren. Eenduidigheid<br />

van systematiek bevordert ook de<br />

mogelijkheden van op- en neerschalen van<br />

gegevens.<br />

Ten aanzien van de watersysteemkennis<br />

geldt dat de waterwereld is gebaat bij<br />

openheid en transparantie inzake onderbouwing<br />

van beleid en maatregelen. Een<br />

structurele opbouw van deze systeemkennis<br />

komt tot stand als uitwisseling mogelijk<br />

wordt gemaakt en daadwerkelijk gerealiseerd<br />

wordt.<br />

Organisatie en proces<br />

Geconstateerd is ook dat behoefte bestaat<br />

aan een adviesgroep die vanuit het<br />

perspectief van de regionale waterbeheerders<br />

ontwikkelingen binnen de modellenwereld<br />

signaleert en combineert met<br />

beleidsontwikkelingen. Deze groep dient<br />

een verbinding te vormen tussen enerzijds<br />

de gebruikers en bijbehorende technische<br />

overlegcircuits en anderzijds bestaande<br />

structuren, zoals de Programma Commissie<br />

Watersysteemonderzoek van STOWA, die de<br />

geldstromen <strong>voor</strong> nieuwe ontwikkelingen<br />

sturen. Het zal de taak van deze adviesgroep<br />

zijn om ontwikkelingen op het gebied van<br />

modelleringen te <strong>voor</strong>zien en duiden. Deze<br />

ontwikkelingen kunnen zowel op de vraag<br />

als op het aanbod van modelfunctionaliteit<br />

betrekking hebben, zodat bij<strong>voor</strong>beeld het<br />

tijdig beschikbaar komen van modelfuncti-<br />

opinie<br />

onaliteit verbetert. Deze adviesgroep dient<br />

een zekere vrijheid van handelen te hebben<br />

en bedient bij <strong>voor</strong>keur de Programma<br />

Commissie Watersysteemonderzoek van<br />

STOWA gevraagd of ongevraagd van<br />

advies. Organisatorische inbedding van de<br />

adviesgroep in STOWA is aldus gewenst.<br />

Als perspectief <strong>voor</strong> ontwikkelingen <strong>voor</strong> de<br />

langere termijn adviseert de werkgroep om<br />

de samenwerking met RIZA, MNP en andere<br />

partijen verder vorm te geven. De landelijk<br />

ingezette samenwerking tussen de kennisinstituten<br />

op gebied van hydrologie moet<br />

verbreed worden naar chemie, gevolgd door<br />

ecologie. Behalve tot kostenbesparing zal het<br />

tot een betere benutting van beschikbare<br />

kennis leiden. Waterschappen zullen zo beter<br />

kunnen profiteren van landelijke kennis en<br />

de landelijke kennis zal beter afgestemd zijn<br />

op wat in de regio feitelijk aan de hand is.<br />

Hierbij gaat het om het maken van afspraken<br />

hoe we omgaan met de trits data - programmatuur<br />

- watersysteemkennis. Geadviseerd<br />

wordt om de genoemde plannen van het<br />

RIZA, die zijn ingebracht in het Onder<br />

Water Overleg, positief te benaderen: de<br />

mogelijkheden worden hoger ingeschat<br />

dan de bedreigingen. Organisatorisch zijn<br />

nog wel enkele noten te kraken, zoals bij de<br />

programmatuur de scheiding van ontwikkeling<br />

en innovatie, beheer en onderhoud én<br />

toepassing.<br />

Betere modellen en samenwerking<br />

In de modelleerpraktijk die de werkgroep<br />

<strong>voor</strong> ogen heeft, is een goed beheer van<br />

watersystemen het doel, gebaseerd op goed<br />

beleid en goede plannen. Systeemkennis is<br />

een belangrijk, zo niet noodzakelijk middel<br />

hiertoe. Het simulatiemodel is een middel<br />

tot die systeemkennis, waaraan metingen<br />

weer ten grondslag liggen. Voor een goed<br />

onderbouwd beheer moet deze hele lijn in<br />

samenhang beschouwd worden. Een nieuw<br />

op te richten adviesgroep binnen de STOWA<br />

kan ontwikkelingen en trends in de modellenwereld<br />

volgen, beoordelen en de STOWA<br />

hierin adviseren. De werkgroep hoopt een<br />

bijdrage te hebben geleverd aan een verdere<br />

convergentie binnen de modelleerwereld<br />

van de regionale waterbeheerders, waarbij<br />

bundeling van kennis en samenwerking de<br />

komende tijd prevaleren boven eigen belang<br />

en ad hoc kortetermijnoplossingen. Wij<br />

dagen de waterschappen uit om samen en<br />

actief de lijnen die in dit artikel beschreven<br />

staan op te pakken.<br />

Gé van den Eertwegh (Waterschap<br />

Rivierenland, <strong>voor</strong>zitter werkgroep)<br />

Harry Boukes (Adviesburo Harry Boukes,<br />

secretaris werkgroep)<br />

H 2O / <strong>21</strong> - <strong>2006</strong><br />

<strong>21</strong>


ecensie<br />

Uitgebreide verzameling kennis<br />

over vijversystemen<br />

<strong>voor</strong> afvalwaterbehandeling<br />

In de IWA-serie ‘Integrated Environmental Technology’ is onlangs het boek<br />

‘Pond Treatment Technology’ van Andy Shilton verschenen. De eerste<br />

indruk van het boek is uiterst positief: een behoorlijke pil met een gedegen<br />

inhoudsopgave met gerenommeerde auteurs.<br />

Opvallend is echter dat de schrijvers<br />

van het boek bijna uitsluitend uit<br />

Angelsaksische landen afkomstig<br />

zijn (het Verenigd Koninkrijk, de Verenigde<br />

Staten, Zuid-Afrika, Australië en Nieuw-<br />

Zeeland), met daarnaast een beperkte Thaise<br />

en Israëlische bijdrage. De enige Europese<br />

invloed komt mogelijk van de editor van<br />

de serie: Piet Lens van de Wageningen<br />

Universiteit. Of dit betekent dat Europa geen<br />

interesse (meer) heeft <strong>voor</strong> vijversystemen of<br />

dat Europese wetenschappers en adviseurs<br />

geen brood zien in deze wereldwijd breed<br />

toegepaste zuiveringstechniek is niet geheel<br />

duidelijk, maar ook in de referenties wordt<br />

overwegend gebruik gemaakt van niet-<br />

Europees werk.<br />

Voor de kritische lezer begint het boek<br />

enigszins onheilspellend. De auteurs<br />

proberen in de introductie nogal belerend<br />

de <strong>voor</strong>delen van het vijversysteem als dé<br />

wereldwijd toepasbare zuiveringstechniek<br />

te verkondigen. Dit kan op het eerste<br />

gezicht wel eens afschrikkend werken.<br />

Gelukkig draait de stijl snel bij en worden in<br />

hoofdstuk twee en drie de microbiologische<br />

en chemisch/fysische processen in een vijversysteem<br />

omvattend en accuraat beschreven.<br />

Dit vormt een goede basis <strong>voor</strong> het vervolg<br />

waarin achtereenvolgens per hoofdstuk de<br />

verwijderingsmechanismen en -prestaties<br />

van vijversystemen <strong>voor</strong> zwevendestof<br />

en organische bestanddelen, nutriënten,<br />

pathogene componenten en zware metalen<br />

worden beschreven. De wetenschappelijke<br />

beschrijving is indrukwekkend en zeker<br />

volledig. Indien vijversystemen inderdaad<br />

verwijderingsprestaties behalen, zoals in<br />

deze hoofdstukken wordt beschreven,<br />

hebben we in Europa inderdaad iets gemist;<br />

of wordt hier een te positief beeld geschetst<br />

van vijverachtige zuiveringssystemen?<br />

Voor de praktisch ingestelde lezer wordt<br />

het pas echt interessant vanaf hoofdstuk 8<br />

waarin in drie overzichtelijke hoofdstukken<br />

ontwerpgrondslagen en berekeningen<br />

worden gepresenteerd om vijver systemen<br />

procestechnisch en hydraulisch te<br />

ontwerpen. Verder worden in hoofdstuk 12<br />

en 13 praktijkgerichte onderwerpen, zoals<br />

beheer en onderhoud en toepassingsvormen<br />

van vijversystemen, op een toegankelijke<br />

manier beschreven.<br />

Wat de recensent betreft is het boek na<br />

hoofdstuk 13 volledig. Vervolgens worden<br />

echter, in nog eens 150 pagina’s verdeeld<br />

over zeven hoofdstukken, allerlei toepassingen<br />

van vijverachtige zuiveringssystemen<br />

in casussen per uitvoeringsvorm beschreven.<br />

22 H 2O / <strong>21</strong> - <strong>2006</strong><br />

Als proza zijn deze beschrijvingen niet erg<br />

aantrekkelijk en als naslagwerk maar beperkt<br />

bruikbaar vanwege de veelal unieke situaties<br />

waarover deze <strong>voor</strong>beelden gaan. Voor<br />

degene die echt geïnteresseerd is, zijn de<br />

toepassingen van vijversystemen als mest-<br />

en gierbehandeling, afval- en regenwaterreservoir<br />

en een veelvoud van geïntegreerde<br />

zuiveringsconcepten mogelijk nuttig, maar<br />

<strong>voor</strong> West-Europa (lees Nederland) is alleen<br />

nog hoofdstuk 18, waarin wordt ingegaan<br />

op vijversystemen in koude klimaten, van<br />

belang. Een deel dat zeker overgeslagen<br />

kan worden, is hoofdstuk 11 waarin op<br />

een onvolledige manier een opsomming<br />

van allerlei nabehandelingstechnieken<br />

<strong>voor</strong> vijversystemen worden beschreven.<br />

De informatie in dit hoofdstuk is veelal<br />

achterhaald of zelfs irrelevant.<br />

Na lezing wordt de eerste indruk desondanks<br />

bevestigd: ‘Pond Treatment Systems’ is een<br />

interessant boek met een indrukwekkende<br />

hoeveelheid nuttige informatie <strong>voor</strong> zowel<br />

wetenschappelijk gebruik als <strong>voor</strong> toepassing<br />

in de praktijk. Het boek had echter wel half<br />

zo dik kunnen zijn door de aandacht op de<br />

echt nuttige informatie te richten. Hierdoor<br />

Een groep jonge, gepromoveerde watertechnologen<br />

geeft elke maand in dit<br />

vaktijdschrift een kritisch oordeel over<br />

internationale vakliteratuur op het gebied<br />

van water. De recensenten zijn Jelle Roorda,<br />

Arjen van Nieuwenhuijzen, Bas Meijer,<br />

Adriaan Mels, Herman Evenblij, Jeroen<br />

Langeveld, Jasper Verberk en Merle de<br />

Kreuk. Ieder van hen beoordeelt <strong>voor</strong> zijn<br />

eigen specialisme recent gepubliceerde<br />

literatuur inhoudelijk en bekijkt in hoeverre<br />

de stof toepasbaar is in de Nederlandse<br />

situatie. Drink-, afval- en proceswater,<br />

riolering, waterkwaliteitsbeheer en<br />

hydrologie komen afwisselend aan bod. De<br />

recensentenclub is nog op zoek naar een<br />

recensent <strong>voor</strong> het deelonderwerp waterkwaliteitsbeheer.<br />

Heeft u interesse? Neem<br />

dan contact op: (010) 427 41 65.<br />

zouden misschien ook de Europese kritische<br />

lezers eerder geneigd zijn om deze relevante<br />

kennis tot zich te nemen.<br />

‘Pond Treatment Technology’ van Andy Shilton<br />

is een uitgave van IWA Publishing (ISBN<br />

1843390205), maart <strong>2006</strong>. IWA-leden betalen<br />

107,25 euro, niet-leden 143 euro.<br />

Arjen van Nieuwenhuijzen<br />

(Witteveen+Bos / TU Delft)


Agenda<br />

Onderstaand vindt u de gezamenlijke<br />

agenda van NVA en KVWN van vergaderingen,<br />

congressen en andere bijeenkomsten.<br />

Informatie <strong>voor</strong> deze agenda<br />

moet ingeleverd worden bij het KVWN/NVAbureau:<br />

(070) 414 47 78.<br />

16 <strong>november</strong><br />

Jongerenplatform KVWN/NVA: tweede<br />

Watercafé over ‘wateradvies’<br />

Utrecht<br />

<strong>21</strong> <strong>november</strong><br />

bijeenkomst van de PICT over informatiebeveiliging<br />

Amsterdam<br />

24 <strong>november</strong><br />

gemeenschappelijke najaarsvergadering NVA<br />

en KVWN<br />

Amsterdam<br />

14 december<br />

workshop van KVWN over internationale<br />

activiteiten van de waterleidingbedrijven<br />

Nieuwegein<br />

NVA gaat<br />

samenwerken met<br />

Water Institute of<br />

Southern Africa<br />

WISA is een vereniging in zuidelijk Afrika<br />

van personen die werkzaam zijn in de<br />

watersector, hetzij bij overheden, hetzij bij<br />

waterorganisaties. De vereniging is vergelijkbaar<br />

met NVA en KVWN. De NVA heeft in<br />

de persoon van Keimpe Sinnema contacten<br />

gelegd met de WISA. Dit contact resulteerde<br />

in een afspraak dat NVA en WISA lid van<br />

elkaars verenigingen worden, zodat de leden<br />

van beide verenigingen kunnen profi teren<br />

van de <strong>voor</strong>delen van het lidmaatschap.<br />

Medio oktober is een delegatie van de<br />

Stichting Wateropleidingen en de waterschappen<br />

Groot Salland en Fryslân naar Zuid-<br />

Afrika geweest om te bezien of en zo ja hoe<br />

ze kunnen samenwerken bij het opzetten van<br />

cursussen op het gebied van waterbeheer,<br />

drinkwater of afvalwater.<br />

Verslag studieochtend<br />

Wet gemeentelijke<br />

watertaken<br />

Op vrijdag 13 oktober bezochten zo’n 60<br />

geïnteresseerden het door de NVA-programmagroep<br />

Bestuurlijk-juridische aspecten<br />

waterbeheer verzorgde symposium ‘Wet<br />

gemeentelijke watertaken’. Centraal stond de<br />

vraag naar de gevolgen van het ingediende<br />

wets<strong>voor</strong>stel ‘Wet verankering en bekostiging<br />

gemeentelijke watertaken’.<br />

Toelichting op het wets<strong>voor</strong>stel<br />

Na de opening door de <strong>voor</strong>zitter van de<br />

programmagroep (Herman Havekes, Unie<br />

van Waterschappen) gaf mw. L. Luijten<br />

(Ministerie van Verkeer en Waterstaat/DGW)<br />

een introductie op het wets<strong>voor</strong>stel. Zij<br />

belichtte de nieuwe elementen: een gemeentelijke<br />

zorgplicht <strong>voor</strong> zowel grondwater als<br />

afvloeiend hemelwater (beide op te nemen<br />

in de Wet op de waterhuishouding), de<br />

wat aangepaste zorgplicht <strong>voor</strong> afvalwater<br />

(blijft in de Wet milieubeheer), de nieuwe<br />

gemeentelijke waterheffi ng (‘verbreed<br />

rioolrecht’), het verbrede GRP, de geïntroduceerde<br />

<strong>voor</strong>keursvolgorde afvalwater<br />

(lijkt op de Ladder van Lansink zoals<br />

deze <strong>voor</strong> het omgaan met afvalstoff en<br />

is verankerd in de Wet milieubeheer) en<br />

tenslotte de mogelijkheid <strong>voor</strong> gemeenten<br />

om bij verordening regels te stellen ter<br />

uitvoering van de verschillende zorgplichten.<br />

Mw. Luijten benadrukte de verschillen in<br />

verantwoordelijkheden tussen gemeente<br />

enerzijds en de perceelseigenaar anderzijds.<br />

De zorgplichten <strong>voor</strong> gemeenten zien toe<br />

op waterhuishoudkundige maatregelen in<br />

de openbare ruimte, indien perceelseigenaren<br />

overlast ervaren van een teveel aan<br />

grond- of hemelwater. Behalve het beperken<br />

of verminderen van overlastsituaties (in de<br />

beheerfase) zien de zorgplichten met name<br />

ook toe op het <strong>voor</strong>komen van problemen<br />

door in de inrichtingsfase (bouwfase)<br />

maatregelen te treff en. De maatregelen<br />

dienen doelmatig te zijn, hetgeen erop<br />

neerkomt dat de aard, de schaal en de<br />

omvang van eventuele problemen het type<br />

maatregelen bepalen. Deze maatregelen<br />

kunnen ook bouwkundig van aard zijn, zij<br />

het dat hier<strong>voor</strong> de perceelseigenaar zelf<br />

verantwoordelijk is. Hier gekomen gaf zij nog<br />

eens aan dat de zogeheten onderlastproblematiek<br />

(rotte houten funderingspalen)<br />

geen expliciete plek in het wets<strong>voor</strong>stel<br />

heeft gekregen. Tenslotte benadrukte mw.<br />

Luijten dat met de introductie van de nieuwe<br />

<strong>voor</strong>stellen de gemeente geen stedelijk<br />

waterbeheerder wordt: de waterschappen<br />

blijven verantwoordelijk <strong>voor</strong> het beheer van<br />

het oppervlaktewater.<br />

(Grond)wettelijke zorgplichten <strong>voor</strong><br />

waterbeheer<br />

Vervolgens was de heer J. Verschuuren aan<br />

bod, hoogleraar internationaal en Europees<br />

milieurecht Universiteit van Tilburg, en zeer<br />

deskundig op het gebied van zorgplichten<br />

in het milieurecht. Allereerst liet hij zien dat<br />

tot <strong>voor</strong> kort zorgplichten nog op weinig<br />

verenigingsnieuws<br />

waardering konden rekenen. Ze zouden te<br />

algemeen zijn geformuleerd en handhavers<br />

konden er weinig mee. Langzaam maar zeker<br />

echter wonnen zorgplichten aan populariteit,<br />

niet in de laatste plaats binnen het stelsel van<br />

het milieurecht. Als zodanig moeten dan ook<br />

de zorgplichten uit het wets<strong>voor</strong>stel worden<br />

gezien, die min of meer herleidbaar zijn<br />

van de in artikel <strong>21</strong> Grondwet opgenomen<br />

zorgplicht <strong>voor</strong> de overheid die gericht is<br />

op de bewoonbaarheid van het land en de<br />

bescherming en de verbetering van het<br />

milieu. De waterstaatszorg valt hier ook toe<br />

te rekenen. Deze grondwettelijke bepaling<br />

is echter niet in rechte afdwingbaar; via<br />

wetgeving moet hieraan nader invulling<br />

worden gegeven, zoals dat bij<strong>voor</strong>beeld<br />

is gedaan in de Wet bodembescherming<br />

en de Wet milieubeheer. De introductie<br />

van zorgplichten past goed binnen de<br />

maatschappelijke tendensen van minder<br />

regels en meer eigen verantwoordelijkheid<br />

<strong>voor</strong> burgers. Verschuuren wees er wel op dat<br />

de nieuwe gemeentelijke grondwaterzorgplicht<br />

impliciet een zorgplicht oplegt aan<br />

perceelseigenaren: ook zij zouden overlast<br />

zoveel mogelijk moeten <strong>voor</strong>komen of<br />

beperken. En dat gaat wat hem betreft wel<br />

erg ver. Wel toonde Verschuuren zich positief<br />

over het wets<strong>voor</strong>stel: met de introductie<br />

van de zorgplichten kan bereikt worden dat<br />

het besef over de waterhuishoudkundige<br />

opgaven in Nederland wordt vergroot. Maar<br />

naast deze meer symbolische waarde gaat er<br />

van de zorgplichten ook zeker een ‘morele’<br />

plicht gelden <strong>voor</strong> gemeenten. De jurisprudentie<br />

rondom al bestaande zorgplichten<br />

laat zien dat bij een eventuele aansprakelijkheidsstelling<br />

alle omstandigheden van het<br />

geval in ogenschouw worden betrokken.<br />

Verwacht mag worden dat rechters<br />

steeds meer van gemeenten zullen gaan<br />

verwachten: “u bent gewaarschuwd!”<br />

Presentatie Hugo Gastkemper<br />

Na deze bemoedigende laatste woorden<br />

was het de beurt aan Hugo Gastkemper<br />

(Stichting RIONED). Hij toonde zich allereerst<br />

tevreden met het wets<strong>voor</strong>stel, niet in<br />

de laatste plaats met de verruimde fi nancieringsmogelijkheden<br />

<strong>voor</strong> gemeenten.<br />

Gastkemper lichtte toe dat <strong>voor</strong> de<br />

behandeling van vuil water een 100 procent<br />

collectieve fi nanciering geldt (via rioolrecht),<br />

daar waar met betrekking tot de nieuwe<br />

zorgplichten (grond- en hemelwater) ook<br />

investeringen verwacht worden, waar nodig,<br />

van de particulier (maatregelen op het<br />

eigen terrein). Zeker <strong>voor</strong> grondwaterproblemen<br />

geldt dat deze locatiespecifi ek zijn<br />

en als zodanig ook om maatwerk vragen.<br />

Doelmatigheid van maatregelen is hierbij<br />

een toetsingscriterium. Concreet komt<br />

dit neer op de vraag of er waterhuishoudkundige<br />

dan wel bouwkundige maatregelen<br />

getroff en dienen te worden. Voor deze<br />

laatste categorie werd wederom duidelijk<br />

dat deze in principe <strong>voor</strong> rekening zijn van<br />

de particulier. De gemeente faciliteert met<br />

maatregelen op het openbare terrein. In<br />

samenwerking met het waterschap en de<br />

perceelseigenaren zullen gemeenten op<br />

zoek moeten gaan naar het treff en van<br />

maatregelen tegen de laagst maatschappe-<br />

H 2O / <strong>21</strong> - <strong>2006</strong><br />

23


WATERCOLUMN<br />

Waar gaat het nou om?<br />

Onlangs las ik in het Financieel Dagblad<br />

een artikel van topambtenaar Roel Bekker,<br />

secretaris-generaal van het Ministerie van<br />

Volksgezondheid, Welzijn en Sport, waarin hij<br />

een aantal politici verwijt mee te liften met<br />

borrelpraat over ambtenaren. Alle politieke<br />

partijen zeggen fl ink het mes te zetten in<br />

de ‘Haagse bureaucratie’. “Het lijkt alsof zij<br />

zeggen dat de ambtenaren hun werk niet<br />

goed doen”, aldus Bekker.<br />

Ik denk dat Bekker een wezenlijk punt raakt:<br />

de politiek zelf heeft aangegeven dat die<br />

werkzaamheden moeten gebeuren. De<br />

maatschappelijke vraagstukken waarop de<br />

politiek een antwoord wil krijgen, worden<br />

echter steeds complexer. Men wil ook sneller<br />

een antwoord zodra er iets is gebeurd. Ik<br />

denk aan rampen in Enschede, Volendam,<br />

op Schiphol, maar ook Bovenkarspel en<br />

de dreigende overstromingen midden<br />

negentiger jaren in ons rivierengebied.<br />

Die vraagstukken vragen nu eenmaal om<br />

capaciteit en een bepaalde kwaliteit.<br />

De thema’s veiligheid en gezondheid<br />

vragen de komende jaren veel aandacht.<br />

De klimaatverandering, zeespiegelrijzing,<br />

bodemdaling, zware regenval en ‘s zomers<br />

lage rivierafvoeren vormen nieuwe<br />

dreigingen <strong>voor</strong> de waterkwaliteit.<br />

Om deze zeer wezenlijke vraagstukken het<br />

hoofd te bieden, is menskracht én slimheid<br />

bij overheid én bedrijven nodig. Het past dan<br />

niet om simpelweg te roepen dat het met<br />

minder moet.<br />

Dat we onze effi ciency in de watersector<br />

nog meer kunnen verhogen met behoud<br />

en versterking van de kwaliteit, hebben<br />

we reeds getoond en zullen we nog tonen.<br />

Laten we hiermee - in de hele watersector<br />

- met vereende krachten en in goede<br />

samenwerking doorgaan, ambitieus,<br />

kritisch en transparant (benchmark). Met<br />

de resultaten daarvan kan de politieke<br />

kritiek omslaan in waardering en applaus.<br />

Laten we de samenwerking serieus verder<br />

ontwikkelen (waterketen), zodat we echte<br />

waterketendenkers en -werkers worden, die<br />

mogelijk ook eens samengaan.<br />

24 H 2O / <strong>21</strong> - <strong>2006</strong><br />

Chris Bruggink (KVWN)<br />

lijke kosten, waarbij steeds weer de omstandigheden<br />

van het geval bepalend zullen zijn.<br />

Gastkemper betreurde het verder dat het<br />

wets<strong>voor</strong>stel geen rekening houdt met<br />

grondwateronttrekkingen die worden<br />

verminderd of stopgezet en die daardoor<br />

tot overlastsituaties kunnen leiden. De<br />

stopzetter zou best kunnen worden verplicht<br />

maatregelen te nemen indien het stopzetten<br />

tot problemen zou leiden. Ook wees hij erop<br />

dat de introductie van de <strong>voor</strong>keursvolgorde<br />

er niet toe moet leiden dat teveel geld<br />

aan waterhuishoudkundige maatregelen<br />

wordt uitgegeven. Daarbij is deze aan de<br />

Wet milieubeheer ontleende <strong>voor</strong>keursvolgorde<br />

alleen bedoeld <strong>voor</strong> het omgaan<br />

met hemelwater aan de bron. Gastkemper<br />

rondde zijn betoog af met de vraag of de<br />

nieuwe verordeningsmogelijkheid ertoe kan<br />

leiden dat particulieren verplicht worden<br />

bij<strong>voor</strong>beeld hemelwater te bergen op het<br />

eigen terrein.<br />

Presentatie Marga Kool<br />

Als vierde spreker trad Marga Kool op<br />

(bestuurslid Unie van Waterschappen en<br />

dijkgraaf Waterschap Reest en Wieden). Ook<br />

zij is te spreken over het nieuwe wets<strong>voor</strong>stel<br />

dat een logisch gevolg is van onder meer<br />

het Nationaal Bestuursakkoord Water. Met<br />

een lichte twinkeling in de ogen stelde zij<br />

dat het wets<strong>voor</strong>stel nog eens benadrukt<br />

dat de waterbeheerstaken een afzonderlijke<br />

belasting nodig maken, om direct<br />

daarna te onderstrepen dat de stelling van<br />

VNO-NCW dat er een paar honderd nieuwe<br />

waterbeheerders bijkomen (de gemeenten)<br />

klinkklare onzin is. Maar Kool gaf de zaal<br />

toch nog wel de nodige zorgpunten mee. Zo<br />

vreest zij enigszins dat de vrijblijvendheid die<br />

van de zorgplichten uit kan gaan, nog wat te<br />

groot is: “gaan gemeenten de nieuwe taken<br />

ook echt oppakken?” Kool betreurt het verder<br />

dat provincies geen aanwijzingsbevoegdheid<br />

hebben gekregen <strong>voor</strong> het geval gemeenten<br />

geen concreet werk maken van het verbrede<br />

GRP. Met Gastkemper vindt zij het vervolgens<br />

jammer dat het omgaan met het stopzetten<br />

van grondwateronttrekkingen geen plek<br />

in het wets<strong>voor</strong>stel heeft gekregen. En last<br />

but not least had zij graag gezien dat ook<br />

bestaande gevallen van grondwateroverlast<br />

in het wets<strong>voor</strong>stel waren meegenomen.<br />

De rode draad in haar verhaal was echter<br />

duidelijk: de samenhang die eigen is aan<br />

het integrale waterbeheer, kan alleen maar<br />

door samenwerking tussen alle betrokkenen<br />

worden vormgegeven. Kool vindt het op zich<br />

prima dat de gemeente het loket wordt <strong>voor</strong><br />

de burger, maar per geval zou best bekeken<br />

kunnen worden welke partij deze rol het best<br />

kan vervullen. Met een overdracht van taken<br />

(bij<strong>voor</strong>beeld via delegatie) zou naar haar<br />

idee best anderszins kunnen worden beslist.<br />

Presentatie mr. P. Alers<br />

Tenslotte was de vloer <strong>voor</strong> dhr. P. Alers<br />

(Vereniging Eigen Huis), die de belangen<br />

van de huiseigenaren <strong>voor</strong> het voetlicht<br />

bracht. Vanuit hun perspectief vindt hij het<br />

wets<strong>voor</strong>stel magertjes. Er is nu weliswaar<br />

een belangrijke stap gezet, maar het<br />

wets<strong>voor</strong>stel gaat niet ver genoeg. Zo had de<br />

inspanningsplicht (die van de zorgplichten<br />

uitgaat) feitelijk een resultaatsplicht moeten<br />

zijn. Gemeenten zouden een garantie <strong>voor</strong><br />

een bepaalde grondwaterstand moeten<br />

geven. Daar zouden burgers pas echt wat aan<br />

hebben, volgens Alers. Met het wets<strong>voor</strong>stel<br />

wordt nog niet duidelijk wat nu onder<br />

structurele problemen van grondwateroverlast<br />

moet worden verstaan: “wanneer is<br />

overlast structureel: na een half jaar overlast,<br />

drie jaar of vijf jaar?” Alers betreurt het<br />

verder dat de nieuwe grondwaterzorgplicht<br />

alleen betrekking heeft op het beschermen<br />

van bovengrondse gebruiksfuncties. Een<br />

natte kelder bij<strong>voor</strong>beeld blijft een verantwoordelijkheid<br />

<strong>voor</strong> de eigenaar van de<br />

woning, maar is dat wel zo redelijk als deze<br />

er niets aan kan doen als het grondwaterpeil<br />

is gestegen? Alers hield een nadrukkelijk<br />

pleidooi <strong>voor</strong> een (grond)watertoets, als<br />

middel <strong>voor</strong> gemeenten om te anticiperen<br />

op eventuele problemen. Ofwel: besluiten<br />

die van invloed zouden kunnen zijn op de<br />

grondwaterstand zouden aan een dergelijke<br />

toets onderworpen moeten worden.<br />

Al met al toonde Alers zich ontevreden<br />

over de zware last <strong>voor</strong> huiseigenaren,<br />

zeker nu hij zich afvraagt wat er tegenover<br />

zal staan. De burger moet aan de ene<br />

kant meer betalen <strong>voor</strong> de gemeentelijke<br />

watertaak (schattingen variëren van vijf tot<br />

20 miljard), terwijl Alers nog niet ziet dat<br />

deze er ook meer <strong>voor</strong> terug zal krijgen.<br />

Om de overheid scherp te houden zou een<br />

Nationale Waterkamer een uitkomst kunnen<br />

zijn, als een soort inspectiedienst <strong>voor</strong><br />

het waterbeheer. Wat gemeenten betreft,<br />

wees Alers erop dat deze een monopolypositie<br />

bekleden waar het de inzameling<br />

en het transport van afvalwater betreft. De<br />

Vereniging Eigen Huis zal dan ook binnen<br />

een week (<strong>voor</strong>afgaand aan de behandeling<br />

in de Tweede Kamer) een amendement<br />

<strong>voor</strong>stellen om de gemeenten te verplichten<br />

<strong>voor</strong>waarden te creëren die ertoe leiden<br />

dat deze unieke positie niet kan worden<br />

misbruikt. De nieuwe gemeentelijke waterheffi<br />

ng mag geen melkkoe worden, zo stelde<br />

Alers. Tenslotte mist ook Alers een regeling<br />

<strong>voor</strong> bestaande gevallen van grondwateroverlast<br />

en -onderlast.<br />

Discussie<br />

De plenaire discussie die volgde, begon<br />

met de vraag hoe de sprekers de bestaande<br />

gevallen van grondwateroverlast en<br />

-onderlast geregeld zouden willen zien.<br />

Gewezen werd hierbij op eerdere ideeën<br />

van de PvdA om tot een fi nancieringsfonds<br />

te komen. Men toonde zich vrij eensgezind:<br />

de overheid zal iets moeten ondernemen.<br />

Verschuuren stelde dat het met terugwerkende<br />

kracht regelen van het oplossen<br />

van bestaande situaties wel erg moeilijk<br />

zal worden. Gastkemper vulde aan dat het<br />

probleem politiek nog niet als erg genoeg<br />

wordt ervaren, en - zeker zo belangrijk - de<br />

lokale lasten zouden fors toenemen als<br />

het wets<strong>voor</strong>stel ook zou <strong>voor</strong>zien in een<br />

dergelijke regeling.<br />

Uit de zaal kwam de reactie dat het succes<br />

van het wets<strong>voor</strong>stel <strong>voor</strong>al afhankelijk is<br />

van de vraag hoe het in de praktijk wordt<br />

opgepakt: “het is toch <strong>voor</strong>al een kwestie<br />

van willen, en veel minder van wetgeving.”


Hierbij gaf de <strong>voor</strong>zitter nog eens aan dat de<br />

jurisprudentie laat zien dat steeds meer eisen<br />

aan de overheid worden gesteld.<br />

De praktijk zou, volgens Kool, gediend zijn<br />

met een verplicht te stellen waterplan, maar<br />

juist de VNG toont daar volgens haar een<br />

te grote afkeer van. Naast nog wat andere<br />

aangestipte problemen, zoals de vraag naar<br />

de betekenis van een door een waterschap<br />

verleende drainagevergunning in het licht<br />

van de nieuwe gemeentelijke watertaken,<br />

stond de benodigde communicatie op<br />

het netvlies van velen. Zowel burgers als<br />

gemeenten zouden aan de hand moeten<br />

worden genomen om de betekenis van de<br />

nieuwe zorgplichten en dergelijke duidelijk<br />

Najaarsvergaderingen en Het WaterSymposium<br />

Op 24 <strong>november</strong> vinden de beide najaarsvergaderingen van NVA en KVWN plaats. Ze<br />

worden gevolgd door Het WaterSymposium, dat dit jaar in het teken staat van verkiezingen,<br />

verandering en innovatie. De titel luidt: ‘Blauw regeert Nederland -ruimte <strong>voor</strong> innovatie’.<br />

De besturen van NVA en KVWN willen met de leden, zo vlak na de verkiezingen, een advies aan<br />

de kabinetsformateur meegeven.<br />

De locatie is planetarium Gaasperplas,<br />

Amsterdam Zuid-Oost, Kromwijkdreef 11.<br />

Programma<br />

• 09.00 uur: ontvangst<br />

• 09.45 uur: ledenraadpleging NVA / najaarsvergadering<br />

KVWN<br />

• 10.30 uur: ontvangst WaterSymposium<br />

• 11.00 uur: opening WaterSymposium<br />

• 11.10 uur: uitreiking NVA/KVWN Scriptieprijs<br />

• 11.20 uur: lezing ‘Wie niet innoveert, heeft<br />

geen toekomst’ door Mathieu Weggeman<br />

(TU Eindhoven)<br />

• 11.55 uur: lezing ‘Gooien we onze toekomst<br />

in het water?’ door Jaap Peters (Universiteit<br />

Nyenrode)<br />

• 12.35 uur: intermezzo<br />

• 12.50 uur: lunch<br />

• 14.00 uur: workshops<br />

• 16.00 uur: inspirerende afsluiting<br />

• 16.30 uur: happy 1,5 hour<br />

Inleidingen<br />

In de Global Casino van vandaag is elk<br />

bedrijf er op uit de kennis van de ander<br />

zo snel mogelijk overbodig te maken<br />

door innovatieve producten of diensten<br />

te ontwikkelen die de bestaande uit de<br />

markt drukken omdat ze beter zijn, sneller,<br />

goedkoper, mooier, fl exibeler, eff ectiever,<br />

schoner, ergonomischer etc. De levenscycli<br />

van producten en diensten worden door<br />

die praktijk steeds korter. Daarom kan<br />

geen enkele moderne organisatie zonder<br />

innovatiestrategie, ondernemerschap en new<br />

business development. Het is duidelijk dat<br />

de concurrentie in de advanced economies<br />

zich af zal spelen op het gebied van kennis,<br />

creativiteit, innovatievermogen en time-toeverything.<br />

Dat vereist een cultuur waarin<br />

horizontale kennisdeling in de keten en<br />

in netwerken de gewoonste zaak van de<br />

wereld is geworden. Want zonder grensoverschrijdende<br />

kennisdeling, geen nieuwe<br />

combinaties en zonder Neue Kombinationen,<br />

geen innovatie.<br />

Prof. dr. ir. Weggeman is hoogleraar Organisatiekunde<br />

aan de TU Eindhoven en Chef<br />

Innovatie bij De Baak Managementcentrum.<br />

Jaap Peters is oprichter van het Chaosforum<br />

in Nederland. Vorig jaar verscheen zijn<br />

derde boek: Intensieve Menshouderij (hoe<br />

kwaliteit oplost in rationaliteit). Inmiddels<br />

een bestseller. Dit boek handelt over de<br />

toepassing van Amerikaanse managementmethoden<br />

en -technieken op Europese<br />

organisaties. In het dagelijks leven werkt<br />

hij bij Overmars Organisatie Adviseurs. Als<br />

organisatieactivist houdt hij graag pleidooien<br />

<strong>voor</strong> meer aandacht <strong>voor</strong> inhoud, <strong>voor</strong><br />

verenigingsnieuws<br />

te maken. Hierbij doet zich een spanning<br />

<strong>voor</strong> tussen de eigen verantwoordelijkheid<br />

van burgers enerzijds en de plicht van de<br />

waterbeheerders om droge voeten te leveren<br />

anderzijds.<br />

Peter de Putter<br />

vakmanschap en diversiteit en minder <strong>voor</strong><br />

vorm. De Amerikaanse managementmethoden-<br />

en technieken lijken er <strong>voor</strong> gemaakt<br />

inhoud te verwaarlozen. McDonald’s is het<br />

grootste restaurant ter wereld, maar er werkt<br />

geen enkele kok. Eet smakelijk!<br />

In zijn lezing ‘Gooien we onze toekomst in<br />

het water?’ zal hij kort stilstaan bij de essentie<br />

van de chaos- en complexiteitstheorie en wat<br />

dat betekent <strong>voor</strong> veranderen, strategieën,<br />

leidinggeven en innoveren. Misschien bent<br />

u niet geïnteresseerd in de chaos, maar de<br />

chaos is dat altijd wel in u. Even <strong>voor</strong> de<br />

zekerheid: chaos is gratis orde die je nog<br />

niet begrijpt. Misschien is het wel beter<br />

en makkelijker dat niet blauw, maar wit<br />

reageert.<br />

Drs. Jaap Peters is bedrijfskundige, partner bij<br />

bureau Overmars Organisatie Adviseurs en<br />

docent aan Universiteit Nyenrode.<br />

Workshops<br />

Het openbaar bestuur op het gebied van<br />

water kent een groot aantal organisaties: vier<br />

ministeries, twaalf provincies, 27 waterschappen,<br />

458 gemeenten en elf drinkwaterbedrijven.<br />

Deze versnippering vraagt om<br />

veel overleg en dat komt de daadkracht niet<br />

ten goede. Welk advies zou u de kabinetsformateur<br />

willen meegeven? In deze workshop<br />

heeft u de kans om de waterorganisatie van<br />

Nederland te herzien. U wordt uitgedaagd<br />

door Wim Drossaert (directeur Syncera,<br />

mede-initiatiefnemer brandbrief) en Ruud<br />

Stevers (Bureau Adviseurs, Rijkswaterstaat<br />

Corporate Dienst) om een optimale waterorganisatie<br />

structuur te schetsen, uitgaande<br />

van een nulsituatie.<br />

Het laatste jaar buitelen de ontwikkelingen<br />

en bijbehorende miljoenen ten aanzien van<br />

innovatie en kennisinfrastructuur in het<br />

waterveld haast over elkaar heen: Het Delta<br />

Instituut, een TTI Watertechnologie, de subsidieregeling<br />

InnoWator, Susprise, etc. Wat<br />

minder woorden zijn er gewijd aan het wat<br />

en waarom. En gaat het om de technologie<br />

zelf of meer om vernieuwing van de overkoepelende<br />

concepten <strong>voor</strong> waterbeheer en<br />

waterkwaliteit? En gericht op de Nederlandse<br />

situatie en/of het mondiale waterprobleem?<br />

Deze en waarschijnlijk vele andere vragen<br />

en antwoorden zijn de bouwstenen <strong>voor</strong><br />

een advies rondom het thema Onderzoek<br />

en Kennisontwikkeling. Jacques Leenen<br />

(STOWA) en Frans Schulting (GWRC) zijn<br />

paraat om samen met U deze discussie in<br />

constructieve banen leiden.<br />

Rondom het Nederlandse waterveld bestaat<br />

een uitgebreide set van beleid en wetgeving<br />

zoals de Kaderrichtlijn Water, WB<strong>21</strong>, de<br />

H 2O / <strong>21</strong> - <strong>2006</strong><br />

25


herziene Waterleidingwet, Wet Gemeentelijke<br />

Watertaken enz. dat het kader geeft<br />

<strong>voor</strong> de handel en wandel van de sector.<br />

Maar ontbreken er nog wezenlijke aspecten<br />

in dit palet van wet- en regelgeving? Zijn wij<br />

waterketen- of klimaatsveranderingproof?<br />

Of hebben we misschien te veel regels en<br />

beleid en zo ja: wat zouden we dan graag<br />

in de prullenbak zien verdwijnen? Hebben<br />

wel als Nederland nog wel voldoende eigen<br />

speelruimte of zet Brussel de toon, punt en<br />

komma? Of is het nu slechts zaak te implementeren<br />

wat we hebben afgesproken?<br />

Hoe dan ook: nu is er de kans om onder<br />

leiding van Rein van der Kluit (Unie van<br />

Waterschappen) en Theo Schmitz (VEWIN) de<br />

ideeën/wensen bij elkaar te brengen in een<br />

advies aan de kabinetsformateur.<br />

Innoveren en systematisch denken lijkt<br />

op het eerste gezicht een schijnbare<br />

tegenspraak. Maar het blijkt dat 70 procent<br />

van de succesvolle innovaties uit het<br />

verleden is te herleiden tot een vijftal vaste<br />

denkpatronen. SIT (Systematic Inventive<br />

Thinking) vertaalt deze denkpatronen naar<br />

een gestructureerde en zeer eff ectieve<br />

innovatietechniek, waardoor in zeer korte<br />

tijd succesvolle ideeën geforceerd kunnen<br />

worden. Wereldwijd hebben multinationals<br />

als Intel, Philips en ABN/AMRO SIT ontdekt.<br />

Willem Koerselman (senior adviseur Kennismanagement<br />

Kiwa Water Research) en Ingrid<br />

Schröders (opleidingscoördinator Wateropleidingen)<br />

vertellen over deze methodiek<br />

waarna de aanwezigen die toe kan passen op<br />

een onderwerp uit de waterketen.<br />

Veel innovatieve ideeën blijven in de<br />

planfase hangen en komen nooit tot<br />

uitvoering. De oorzaken hier<strong>voor</strong> liggen vaak<br />

niet bij de technische aspecten, maar op het<br />

persoonlijke vlak. Mensen praten langs elkaar<br />

heen en soms lijkt het alsof ze een andere<br />

taal spreken. De één werkt aan een optimale<br />

oplossing, de ander is <strong>voor</strong>al bezig zijn of<br />

haar machtspositie te versterken. In deze<br />

workshop behandelen we ‘Spiral Dynamics’,<br />

een instrument om op individueel niveau<br />

en groepsniveau wijzen van denken in kaart<br />

te brengen. Het geeft inzicht in persoonlijke<br />

drijfveren, overtuigingen en gedrag in tijden<br />

van verandering en vernieuwing. Hiermee<br />

is het mogelijk om het succes van een<br />

organisatie te vergroten bij innovaties.<br />

Deze workshop wordt geleid door Govert<br />

Geldof (Tauw), Arike Tomson (RIZA) en Miep<br />

van Gijsen (programmagroep 1 NVA).<br />

Contactgroep<br />

Internationaal<br />

Op 18 oktober is deze nieuwe, gemeenschappelijke<br />

KVWN- en NVA-groep bijeen geweest.<br />

Doel van de groep is het organiseren van<br />

bijeenkomsten en het vormen van een<br />

netwerk <strong>voor</strong> leden die een opdracht in het<br />

buitenland hebben of binnenkort zullen<br />

krijgen. Ervaringen van mensen die in<br />

het buitenland hebben gewerkt, kunnen<br />

worden gedeeld met mensen die nog naar<br />

dat specifi eke werelddeel of gebied worden<br />

26 H 2O / <strong>21</strong> - <strong>2006</strong><br />

uitgezonden.<br />

De contactgroep heeft het <strong>voor</strong>nemen om<br />

in het <strong>voor</strong>jaar van 2007 een middag te<br />

verzorgen om de contactgroep op de kaart<br />

te zetten en bekendheid te geven bij de<br />

leden. Een ander idee is om op de internetpagina’s<br />

van NVA en KVWN een wereldkaart<br />

te plaatsen waarop te zien is welke leden<br />

in welke gebieden ervaring hebben die<br />

ze willen delen, maar ook in welke landen<br />

leden wonen. Deelnemers van de groep<br />

zijn <strong>voor</strong>alsnog: Dick Luijendijk (<strong>voor</strong>lopig<br />

de trekker van het geheel), Adriaan Mels,<br />

Richard Broeks, Rob Uijterlinde en Willem<br />

van Starkenburg. De groep gaat op zoek<br />

naar uitbreiding maar als er enthousiaste<br />

leden zijn die zichzelf willen aanmelden,<br />

dan kan dat bij Dick Luijendijk (e-mailadres:<br />

luijendijk@luva.demon.nl).<br />

Tweede watercafé van<br />

het Jongerenplatform<br />

Op 16 <strong>november</strong> vindt het tweede watercafé<br />

van het Jongerenplatform plaats en wel<br />

bij Nelen & Schuurmans in Utrecht. Het<br />

onderwerp luidt ‘wateradvies’. Het ‘café’ opent<br />

haar deuren om 18.00 uur en sluit ze weer<br />

rond <strong>21</strong>.00 uur.<br />

Water en ruimtelijke inrichting hebben veel<br />

met elkaar te maken. Welke plaats neemt<br />

water in bij nieuw in te richten gebieden?<br />

Hoe komt een goed ‘wateradvies’ tot stand,<br />

waar de stedenbouwkundige mee uit de<br />

voeten kan? Deze vragen staan centraal<br />

tijdens deze bijeenkomst.<br />

In een informele sfeer willen de jongeren<br />

over het onderwerp discussiëren met<br />

studenten en jonge professionals vanuit alle<br />

hoeken van de waterwereld. Daarbij kan<br />

men zich uitleven op een concreet praktijk<strong>voor</strong>beeld.<br />

Wellicht dat dit leidt tot nieuwe<br />

creatieve oplossingen.<br />

Aanmelden is niet verplicht, maar wordt wel op<br />

prijs gesteld (jongeren@waterloopbaan.nl). Voor<br />

meer informatie: www.waterloopbaan.nl.<br />

Workshop ‘Drinkwater<br />

<strong>voor</strong> de gehele<br />

wereldbevolking:<br />

ons een zorg?’<br />

Op 14 december vindt bij Kiwa in<br />

Nieuwegein een workshop plaats over de<br />

activiteiten en taken van de Nederlandse<br />

drinkwaterbedrijfstak in het werelddrinkwatervraagstuk.<br />

De internationale wereldgemeenschap heeft<br />

zich tot doel gesteld vóór 2015 de noden<br />

van water<strong>voor</strong>ziening en sanitatie minstens<br />

te halveren. De Nederlandse overheid heeft<br />

zich achter deze doelstelling geschaard bij<br />

monde van de minister <strong>voor</strong> Ontwikkelingssamenwerking<br />

Van Aardenne.<br />

Op de workshop van 14 december zullen<br />

uiteenlopende <strong>voor</strong>beelden van reeds<br />

lopende internationale activiteiten worden<br />

toegelicht. Waarom en hoe ontplooien wij<br />

deze activiteiten en wat zijn de plannen<br />

<strong>voor</strong> de komende jaren? In vragensessies en<br />

gedurende de pauzes zal volop gelegenheid<br />

zijn om met elkaar in gesprek te gaan. Internationalisering<br />

is een belangrijk onderwerp<br />

binnen de bedrijfstak. Uiteenlopende invalshoeken<br />

bieden volop stof <strong>voor</strong> discussie. De<br />

workshop beoogt daarbij de verschillende<br />

invalshoeken naast elkaar te zetten.<br />

De doelgroep van deze bijeenkomst zijn<br />

professionals binnen de drinkwaterbedrijfstak<br />

die actief betrokken zijn bij internationale<br />

samenwerking of graag participeren<br />

in de meningsvorming hierover.<br />

U kunt zich aanmelden via de<br />

KVWN-internetpagina: www.kvwn.nl<br />

Kiwa gaat drink- en<br />

grondwaterexpertise<br />

binnen European<br />

Topic Centre on Water<br />

verzorgen<br />

Het European Environment Agency (EEA)<br />

verzamelt relevante milieu-informatie<br />

en rapporteert daarover aan (Europese)<br />

beleidsmakers. Zo legt het de basis <strong>voor</strong><br />

de ontwikkeling en implementatie van een<br />

goed Europees milieubeleid. Het EEA krijgt<br />

daarbij ondersteuning van het European<br />

Topic Centre on Water (ETC Water), een<br />

consortium van Europese experts op het<br />

gebied van zoute en zoete oppervlaktewateren,<br />

grond- en drinkwater. Vanaf 1 januari<br />

2007 is Kiwa Water Research aangezocht om<br />

binnen ETC als enige partner <strong>voor</strong> de nodige<br />

drinkwaterexpertise te zorgen. Het ETC heeft<br />

een belangrijke inbreng bij de implementatie<br />

van de Kaderrichtlijn Water en bij de mariene<br />

waterwetgeving.<br />

De European Environmental Agency wil<br />

een integraal milieu-informatiesysteem<br />

opzetten en onderhouden, waarin alle data<br />

van de in totaal 28 EU-lidstaten en andere<br />

EEA-leden is opgeslagen. Deze informatie<br />

moet eenvoudig beschikbaar zijn <strong>voor</strong> het<br />

samenstellen van rapportages of uitvoeren<br />

van analyses en moet gemakkelijk kunnen<br />

worden gekoppeld aan economische,<br />

sociale, transport-, industriële, energie- en<br />

landbouwinformatie.<br />

Een belangrijke stap naar zo’n systeem is<br />

de ontwikkeling van een geharmoniseerd<br />

Water Information System for Europe (WISE),<br />

gebaseerd op de Kaderrichtlijn Water en de<br />

behoefte van de Europese Commissie om<br />

de waterproblematiek op een geïntegreerde<br />

manier aan te pakken via Integrated Water<br />

Resources Management (IWRM). Kennis,<br />

ervaring en informatie delen is daar<strong>voor</strong> een<br />

rand<strong>voor</strong>waarde. WISE moet de uitwisseling<br />

van belangrijke informatie op watergebied


evorderen en het proces van verzamelen,<br />

verwerken en verspreiden van informatie<br />

stroomlijnen.<br />

Door onderlinge afstemming tussen de<br />

verschillende typen waterregelgeving<br />

worden bovendien de inspanningen beperkt<br />

tot het verzamelen van nuttige en relevante<br />

gegevens, om de dubbelingen die nu nog<br />

optreden te <strong>voor</strong>komen. Het rapportageproces<br />

wordt zo effi ciënt mogelijk gemaakt<br />

door het gebruik van moderne informatietechnologie.<br />

Acties tussen 2007 en 2010<br />

Van 2007 tot en met 2010 gaat het ETC Water<br />

de volgende zaken aanpakken:<br />

• zorgen dat de resultaten van milieuonderzoek<br />

optimaal bijdragen aan de<br />

ontwikkeling van milieubeleid, onder meer<br />

via visie en prioritering van de werkzaamheden<br />

in de komende vier jaar;<br />

• ondersteunen van de Kaderrichtlijn Water,<br />

WISE, Europese mariene en maritieme<br />

strategie en ander (Europees) milieubeleid;<br />

• verzamelde data evalueren, met speciale<br />

aandacht <strong>voor</strong> hoe de mens ecosystemen<br />

heeft veranderd en hoe die veranderingen<br />

het menselijk welzijn hebben beïnvloed<br />

of in de toekomst zullen beïnvloeden op<br />

lokaal, nationaal of mondiaal niveau;<br />

• identifi ceren van indicatoren <strong>voor</strong> waterkwaliteit<br />

en -kwantiteit;<br />

• rapporteren over specifi eke watergerelateerde<br />

onderwerpen, zoals klimaatverandering<br />

inclusief biodiversiteit en<br />

waterkwantiteitsaspecten (2008), hydromorfologie<br />

van kleine rivieren (2008),<br />

pan-Europese mariene evaluatie (2008) en<br />

integratie van zoet- en zoutwateraspecten<br />

(2009/2010).<br />

Drinkwaterexpertise<br />

Kiwa Water Research speelt een belangrijke<br />

rol binnen het ETC <strong>voor</strong> drinkwater en<br />

grondwater: het is de enige partij in het<br />

consortium met een uitvoerige drinkwaterexpertise<br />

en zal dus alle activiteiten op dit<br />

vlak uitvoeren en coördineren.<br />

Momenteel werkt de Europese Commissie<br />

aan nieuwe aanbevelingen <strong>voor</strong> de<br />

rapportage over de kwaliteit van het<br />

drinkwater in de lidstaten. Naar verwachting<br />

zullen de lidstaten deze aanbevelingen nog<br />

dit jaar accepteren.<br />

Daarnaast wordt in het kader van de<br />

herziening van de Drinkwaterrichtlijn<br />

onderzoek verricht naar de mogelijkheid<br />

van de introductie van het ‘Water Safety<br />

Plan’-principe in de richtlijn. Dat leidt tot<br />

een andere informatie<strong>voor</strong>ziening: in<br />

de huidige Drinkwaterrichtlijn gaat het<br />

om informatie over de kwaliteit van het<br />

afgeleverde water (de eindcontrole), bij<br />

Water Safety Plans speelt - naast de eindcontrole<br />

- ook rapportage over de beheersing<br />

van het drinkwaterproductieproces een<br />

belangrijke rol. Er zal dus ook een ingrijpende<br />

verandering optreden in de aard van de<br />

informatie die over drinkwater wordt<br />

verzameld en gerapporteerd.<br />

Grondwaterteam<br />

Voor grondwater zijn, naast Kiwa Water<br />

Research, meerdere partijen in het<br />

consortium actief: DHI (Denemarken),<br />

het Institute for International and<br />

European Environmental Policy oftewel<br />

Ecologic (Duitsland), het Czech Environmental<br />

Information Agency (Tsjechië),<br />

het National Institute of Hydrology and<br />

Water Management (Roemenië) en het<br />

Bundesanstalt für Geowissenschaften und<br />

Rohstoff e (Duitsland). Kiwa Water Research<br />

heeft de leiding over dit grondwaterteam<br />

en is daarmee eerste aanspreekpunt <strong>voor</strong><br />

alle grondwatergerelateerde analyses en<br />

rapportages. Het team gaat evaluaties<br />

uitvoeren <strong>voor</strong> alle Europese grondwaterlichamen,<br />

(chemische) grondwaterkwaliteit en<br />

-kwantiteit, met een nadruk op bedreiging<br />

van de waterkwaliteit en -kwantiteit door<br />

droogte, overstromingen en zoutintrusie.<br />

Deze opzet sluit goed aan bij lopende activiteiten<br />

van Kiwa Water Research rondom de<br />

gevolgen van klimaatverandering, de implementatie<br />

van de Kaderrichtlijn Water en de<br />

Grondwaterrichtlijn en de ontwikkeling van<br />

instrumenten als Menyanthes en HyCa.<br />

Menyanthes<br />

Menyanthes is een programma <strong>voor</strong><br />

het opslaan, beoordelen, bewerken en<br />

analyseren van grote aantallen grondwaterstandsreeksen,<br />

dat geen gedegen <strong>voor</strong>kennis<br />

van statistiek of tijdreeksanalyse vereist (zie<br />

het artikel ‘Tijdreeksanalyse van grondwaterstanden<br />

nu binnen ieders bereik’ in H 2O<br />

nr. 24 uit 2004). Het wordt onder meer<br />

gebruikt om grondwaterstandsfl uctuaties<br />

te ontleden naar zijn oorzaken, en scenario’s<br />

door te rekenen als de oorzaken veranderen.<br />

Ook kunnen korte meetreeksen verlengd<br />

worden, om het grondwaterregime over<br />

langere perioden te bestuderen en grondwaterstatistieken<br />

te berekenen, zoals<br />

gemiddelde, hoogste en laagste grondwaterstanden.<br />

In tegenstelling tot grondwatermodellen<br />

maakt Menyanthes alleen gebruik van<br />

harde meetgegevens.<br />

HyCa<br />

HyCa is een 4D-applicatie (x, y, z, t) <strong>voor</strong><br />

management, presentatie en analyse<br />

van waterkwaliteitsdata. In HyCa zijn<br />

elementen van Menyanthes, CHEMCAL<br />

(<strong>voor</strong> hydrochemische diagnose) en<br />

PHREEQC-2 (geochemisch modelleringsprogramma)<br />

opgenomen. Hiermee kan<br />

in een handomdraai de uitkomst van een<br />

data-analyse grafi sch weergegeven worden,<br />

inclusief statistische evaluatie.<br />

Deze beide instrumenten zullen naar<br />

verwachting ook ingezet worden bij de<br />

analyse van Europese grondwatergegevens<br />

uit de databank van de European<br />

Environment Information and Observation<br />

Network.<br />

verenigingsnieuws<br />

Cursussen<br />

Wateropleidingen<br />

Stichting Wateropleidingen presenteert een<br />

viertal nieuwe Capita Selecta cursussen.<br />

Riolering<br />

De cursus loopt in kort bestek de belangrijkste<br />

thema’s van het vakgebied riolering<br />

langs. De cursist krijgt een globaal inzicht in<br />

het bestuurlijke en beleidsmatige kader van<br />

de rioleringszorg, het ontwerp en het operationele<br />

beheer van riolering en de realisatie<br />

van operationele plannen. Daarmee is de<br />

cursus bedoeld <strong>voor</strong> hbo’ers en academici<br />

die zich in korte tijd de belangrijkste<br />

onderwerpen van het vakgebied riolering<br />

eigen willen maken. Deze cursus vindt plaats<br />

op 7, 14, <strong>21</strong> en 28 maart 2007 in Utrecht. De<br />

kosten bedragen 775 euro.<br />

Drinkwaterproductie<br />

Personen die zich in korte tijd de belangrijkste<br />

onderwerpen van de drinkwaterproductie<br />

eigen willen maken kunnen<br />

bij deze cursus terecht. Zij krijgen in kort<br />

bestek een overzicht van de belangrijkste<br />

principes en processen bij waterwinning en<br />

waterzuivering. Ook de energie<strong>voor</strong>ziening,<br />

afstemming van productie en distributie en<br />

bedrijfsvoering van het drinkwaterproductiebedrijf<br />

komen aan de orde. De deelnameprijs<br />

bedraagt 775 euro. De cursus wordt op 8 en<br />

15 maart 2007 in Utrecht gegeven.<br />

Drinkwaterdistributie<br />

Deze cursus biedt in kort bestek een<br />

overzicht van de belangrijkste principes van<br />

ontwerp, aanleg en beheer van drinkwaterleidingsystemen.<br />

Daarbij wordt ook aandacht<br />

besteed aan relevante wetgeving, behoud<br />

van waterkwaliteit en de controle van drinkwaterinstallaties.<br />

Bij dit laatste onderwerp<br />

hoort natuurlijk ook aandacht <strong>voor</strong> de legionellaproblematiek<br />

en de rol van de waterbedrijven<br />

hierin. Iedereen die zich een korte<br />

tijd een goed beeld van de drinkwaterdistributie<br />

wil vormen is welkom. De cursus vindt<br />

plaats op 15 en 22 maart 2007 in Utrecht. De<br />

deelnamekosten bedragen 775 euro.<br />

Afvalwaterzuivering<br />

Deze cursus geeft een beeld van de belangrijkste<br />

methoden en technieken die in de<br />

afvalwaterzuivering worden toegepast,<br />

zowel <strong>voor</strong> huishoudelijk als industrieel<br />

afvalwater. Daarnaast is er aandacht <strong>voor</strong> het<br />

bestuurlijk en juridisch kader en de plaats<br />

van zuivering in de waterketen. Belangrijke,<br />

nieuwe technieken worden behandeld. Deze<br />

cursus wordt op locatie, binnen het bedrijf,<br />

gegeven. De data en prijs zijn in overleg.<br />

Voor meer informatie:<br />

Gwendy Dirks (030) 606 94 06<br />

(gwendy.dirks@wateropleidingen.nl).<br />

H 2O / <strong>21</strong> - <strong>2006</strong><br />

27


evorderen en het proces van verzamelen,<br />

verwerken en verspreiden van informatie<br />

stroomlijnen.<br />

Door onderlinge afstemming tussen de<br />

verschillende typen waterregelgeving<br />

worden bovendien de inspanningen beperkt<br />

tot het verzamelen van nuttige en relevante<br />

gegevens, om de dubbelingen die nu nog<br />

optreden te <strong>voor</strong>komen. Het rapportageproces<br />

wordt zo effi ciënt mogelijk gemaakt<br />

door het gebruik van moderne informatietechnologie.<br />

Acties tussen 2007 en 2010<br />

Van 2007 tot en met 2010 gaat het ETC Water<br />

de volgende zaken aanpakken:<br />

• zorgen dat de resultaten van milieuonderzoek<br />

optimaal bijdragen aan de<br />

ontwikkeling van milieubeleid, onder meer<br />

via visie en prioritering van de werkzaamheden<br />

in de komende vier jaar;<br />

• ondersteunen van de Kaderrichtlijn Water,<br />

WISE, Europese mariene en maritieme<br />

strategie en ander (Europees) milieubeleid;<br />

• verzamelde data evalueren, met speciale<br />

aandacht <strong>voor</strong> hoe de mens ecosystemen<br />

heeft veranderd en hoe die veranderingen<br />

het menselijk welzijn hebben beïnvloed<br />

of in de toekomst zullen beïnvloeden op<br />

lokaal, nationaal of mondiaal niveau;<br />

• identifi ceren van indicatoren <strong>voor</strong> waterkwaliteit<br />

en -kwantiteit;<br />

• rapporteren over specifi eke watergerelateerde<br />

onderwerpen, zoals klimaatverandering<br />

inclusief biodiversiteit en<br />

waterkwantiteitsaspecten (2008), hydromorfologie<br />

van kleine rivieren (2008),<br />

pan-Europese mariene evaluatie (2008) en<br />

integratie van zoet- en zoutwateraspecten<br />

(2009/2010).<br />

Drinkwaterexpertise<br />

Kiwa Water Research speelt een belangrijke<br />

rol binnen het ETC <strong>voor</strong> drinkwater en<br />

grondwater: het is de enige partij in het<br />

consortium met een uitvoerige drinkwaterexpertise<br />

en zal dus alle activiteiten op dit<br />

vlak uitvoeren en coördineren.<br />

Momenteel werkt de Europese Commissie<br />

aan nieuwe aanbevelingen <strong>voor</strong> de<br />

rapportage over de kwaliteit van het<br />

drinkwater in de lidstaten. Naar verwachting<br />

zullen de lidstaten deze aanbevelingen nog<br />

dit jaar accepteren.<br />

Daarnaast wordt in het kader van de<br />

herziening van de Drinkwaterrichtlijn<br />

onderzoek verricht naar de mogelijkheid<br />

van de introductie van het ‘Water Safety<br />

Plan’-principe in de richtlijn. Dat leidt tot<br />

een andere informatie<strong>voor</strong>ziening: in<br />

de huidige Drinkwaterrichtlijn gaat het<br />

om informatie over de kwaliteit van het<br />

afgeleverde water (de eindcontrole), bij<br />

Water Safety Plans speelt - naast de eindcontrole<br />

- ook rapportage over de beheersing<br />

van het drinkwaterproductieproces een<br />

belangrijke rol. Er zal dus ook een ingrijpende<br />

verandering optreden in de aard van de<br />

informatie die over drinkwater wordt<br />

verzameld en gerapporteerd.<br />

Grondwaterteam<br />

Voor grondwater zijn, naast Kiwa Water<br />

Research, meerdere partijen in het<br />

consortium actief: DHI (Denemarken),<br />

het Institute for International and<br />

European Environmental Policy oftewel<br />

Ecologic (Duitsland), het Czech Environmental<br />

Information Agency (Tsjechië),<br />

het National Institute of Hydrology and<br />

Water Management (Roemenië) en het<br />

Bundesanstalt für Geowissenschaften und<br />

Rohstoff e (Duitsland). Kiwa Water Research<br />

heeft de leiding over dit grondwaterteam<br />

en is daarmee eerste aanspreekpunt <strong>voor</strong><br />

alle grondwatergerelateerde analyses en<br />

rapportages. Het team gaat evaluaties<br />

uitvoeren <strong>voor</strong> alle Europese grondwaterlichamen,<br />

(chemische) grondwaterkwaliteit en<br />

-kwantiteit, met een nadruk op bedreiging<br />

van de waterkwaliteit en -kwantiteit door<br />

droogte, overstromingen en zoutintrusie.<br />

Deze opzet sluit goed aan bij lopende activiteiten<br />

van Kiwa Water Research rondom de<br />

gevolgen van klimaatverandering, de implementatie<br />

van de Kaderrichtlijn Water en de<br />

Grondwaterrichtlijn en de ontwikkeling van<br />

instrumenten als Menyanthes en HyCa.<br />

Menyanthes<br />

Menyanthes is een programma <strong>voor</strong><br />

het opslaan, beoordelen, bewerken en<br />

analyseren van grote aantallen grondwaterstandsreeksen,<br />

dat geen gedegen <strong>voor</strong>kennis<br />

van statistiek of tijdreeksanalyse vereist (zie<br />

het artikel ‘Tijdreeksanalyse van grondwaterstanden<br />

nu binnen ieders bereik’ in H 2O<br />

nr. 24 uit 2004). Het wordt onder meer<br />

gebruikt om grondwaterstandsfl uctuaties<br />

te ontleden naar zijn oorzaken, en scenario’s<br />

door te rekenen als de oorzaken veranderen.<br />

Ook kunnen korte meetreeksen verlengd<br />

worden, om het grondwaterregime over<br />

langere perioden te bestuderen en grondwaterstatistieken<br />

te berekenen, zoals<br />

gemiddelde, hoogste en laagste grondwaterstanden.<br />

In tegenstelling tot grondwatermodellen<br />

maakt Menyanthes alleen gebruik van<br />

harde meetgegevens.<br />

HyCa<br />

HyCa is een 4D-applicatie (x, y, z, t) <strong>voor</strong><br />

management, presentatie en analyse<br />

van waterkwaliteitsdata. In HyCa zijn<br />

elementen van Menyanthes, CHEMCAL<br />

(<strong>voor</strong> hydrochemische diagnose) en<br />

PHREEQC-2 (geochemisch modelleringsprogramma)<br />

opgenomen. Hiermee kan<br />

in een handomdraai de uitkomst van een<br />

data-analyse grafi sch weergegeven worden,<br />

inclusief statistische evaluatie.<br />

Deze beide instrumenten zullen naar<br />

verwachting ook ingezet worden bij de<br />

analyse van Europese grondwatergegevens<br />

uit de databank van de European<br />

Environment Information and Observation<br />

Network.<br />

verenigingsnieuws<br />

Cursussen<br />

Wateropleidingen<br />

Stichting Wateropleidingen presenteert een<br />

viertal nieuwe Capita Selecta cursussen.<br />

Riolering<br />

De cursus loopt in kort bestek de belangrijkste<br />

thema’s van het vakgebied riolering<br />

langs. De cursist krijgt een globaal inzicht in<br />

het bestuurlijke en beleidsmatige kader van<br />

de rioleringszorg, het ontwerp en het operationele<br />

beheer van riolering en de realisatie<br />

van operationele plannen. Daarmee is de<br />

cursus bedoeld <strong>voor</strong> hbo’ers en academici<br />

die zich in korte tijd de belangrijkste<br />

onderwerpen van het vakgebied riolering<br />

eigen willen maken. Deze cursus vindt plaats<br />

op 7, 14, <strong>21</strong> en 28 maart 2007 in Utrecht. De<br />

kosten bedragen 775 euro.<br />

Drinkwaterproductie<br />

Personen die zich in korte tijd de belangrijkste<br />

onderwerpen van de drinkwaterproductie<br />

eigen willen maken kunnen<br />

bij deze cursus terecht. Zij krijgen in kort<br />

bestek een overzicht van de belangrijkste<br />

principes en processen bij waterwinning en<br />

waterzuivering. Ook de energie<strong>voor</strong>ziening,<br />

afstemming van productie en distributie en<br />

bedrijfsvoering van het drinkwaterproductiebedrijf<br />

komen aan de orde. De deelnameprijs<br />

bedraagt 775 euro. De cursus wordt op 8 en<br />

15 maart 2007 in Utrecht gegeven.<br />

Drinkwaterdistributie<br />

Deze cursus biedt in kort bestek een<br />

overzicht van de belangrijkste principes van<br />

ontwerp, aanleg en beheer van drinkwaterleidingsystemen.<br />

Daarbij wordt ook aandacht<br />

besteed aan relevante wetgeving, behoud<br />

van waterkwaliteit en de controle van drinkwaterinstallaties.<br />

Bij dit laatste onderwerp<br />

hoort natuurlijk ook aandacht <strong>voor</strong> de legionellaproblematiek<br />

en de rol van de waterbedrijven<br />

hierin. Iedereen die zich een korte<br />

tijd een goed beeld van de drinkwaterdistributie<br />

wil vormen is welkom. De cursus vindt<br />

plaats op 15 en 22 maart 2007 in Utrecht. De<br />

deelnamekosten bedragen 775 euro.<br />

Afvalwaterzuivering<br />

Deze cursus geeft een beeld van de belangrijkste<br />

methoden en technieken die in de<br />

afvalwaterzuivering worden toegepast,<br />

zowel <strong>voor</strong> huishoudelijk als industrieel<br />

afvalwater. Daarnaast is er aandacht <strong>voor</strong> het<br />

bestuurlijk en juridisch kader en de plaats<br />

van zuivering in de waterketen. Belangrijke,<br />

nieuwe technieken worden behandeld. Deze<br />

cursus wordt op locatie, binnen het bedrijf,<br />

gegeven. De data en prijs zijn in overleg.<br />

Voor meer informatie:<br />

Gwendy Dirks (030) 606 94 06<br />

(gwendy.dirks@wateropleidingen.nl).<br />

H 2O / <strong>21</strong> - <strong>2006</strong><br />

27


Rob Theunissen, TU Delft<br />

Matthijs Kok, HKV Lijn in water / TU Delft<br />

Han Vrijling, TU Delft<br />

Compartimentering van<br />

dijkringen: niet altijd dé<br />

oplossing<br />

Compartimenteringsdijken worden veelal gezien als een aantrekkelijke<br />

maatregel om de gevolgen van een overstroming te beperken. Onderzoek<br />

laat echter zien dat ook nadelen bestaan aan deze oplossing en dat regionaal<br />

maatwerk nodig is.<br />

Compartimentering wordt succesvol<br />

toegepast in verschillende<br />

werkgebieden. In de scheepsbouw<br />

worden waterdichte compartimenten<br />

aangebracht zodat een schip in geval van<br />

een lek alsnog een haven kan bereiken.<br />

Vaak kan dan tijd worden gewonnen, zodat<br />

een reddingsoperatie een grotere kans van<br />

slagen heeft. In de utiliteitsbouw (wolkenkrabbers)<br />

vertragen vuurvaste compartimenten<br />

de verspreiding van een brand,<br />

zodat er meer tijd is om het brandende<br />

gebouw te verlaten. Daarmee kan eventueel<br />

zelfs het gehele verlies van het gebouw<br />

<strong>voor</strong>komen worden.<br />

Een verdeling in compartimenten kan ook<br />

worden herkend in de aanwezigheid van dijken<br />

in het Nederlandse landschap. De huidige<br />

primaire keringen zijn historisch gezien veelal<br />

de meest recente verdedigingswerken in een<br />

opeenvolgende serie van waterkeringen. In<br />

het verleden werden ten behoeve van de<br />

landbouw vaak kleine stukken buitendijks<br />

gelegen land omdijkt. De oude keringen<br />

kwamen hiermee midden in het landschap te<br />

liggen en de overgebleven historische keringen<br />

resulteren nu in een min of meer onbewuste<br />

compartimentering van veel gebieden.<br />

Er zijn ook <strong>voor</strong>beelden van bewuste toepassingen<br />

van compartimenteringsdijken. In<br />

de 13e eeuw werd de Diefdijk aangelegd.<br />

Deze dijk beschermt in combinatie met<br />

de Lingewerken (een uitlaatsysteem)<br />

de Alblasserwaard (dijkring 16) tegen<br />

een overstroming vanuit de Betuwe, de<br />

Culemborger- en Tielerwaarden (dijkring<br />

43). Daarmee worden de gevolgen van een<br />

overstroming in dijkring 43 beperkt en wordt<br />

de Alblasserwaard gespaard. De Diefdijk<br />

is als primaire waterkering opgenomen<br />

in de dijkringenkaart van de Wet op de<br />

Waterkering.<br />

Het doel van compartimentering is het<br />

onderverdelen van een hoofdsysteem in<br />

compartimenten waardoor de gevolgen<br />

beperkt worden. Het risico (kans maal<br />

gevolg) <strong>voor</strong> het hoofdsysteem neemt af,<br />

omdat de gevolgen van initieel falen worden<br />

beperkt tot één of enkele compartimenten.<br />

Overstromingsrisicobenadering<br />

In het onderzoeksproject Veiligheid Nederland<br />

in Kaart (VNK) zijn <strong>voor</strong> het eerst op een systematische<br />

manier de overstromingsrisico’s van<br />

een aantal dijkringgebieden bepaald 3) . Daarbij<br />

is als defi nitie van risico gehanteerd:<br />

risico = overstromingskans x gevolgen van<br />

overstroming<br />

Voor de bepaling van de overstromingskans<br />

wordt de dijkring opgevat als een keten,<br />

bestaande uit schakels. De dijkring wordt<br />

daartoe opgedeeld in drie typen waterkeringen:<br />

dijken, duinen en kunstwerken.<br />

Vervolgens worden de dijken en duinen<br />

onderverdeeld in vakken. Een vak is een deel<br />

van een waterkering met min of meer gelijke<br />

sterkte-eigenschappen en belasting. Naast<br />

de opdeling in typen waterkeringen worden<br />

ook verschillende manieren onderscheiden<br />

waarop een dijk kan falen (zoals overslag,<br />

piping, gebrek aan stabiliteit). Bij gebrek aan<br />

kennis of wanneer onvoldoende gegevens<br />

beschikbaar zijn om berekeningen uit te<br />

voeren, wordt de onzekerheid expliciet<br />

meegenomen in de berekening.<br />

De gevolgen van een overstroming hebben<br />

vele dimensies. Veelal wordt er<strong>voor</strong> gekozen<br />

platform<br />

om twee dimensies centraal te stellen:<br />

‘aantallen slachtoff ers’ en ‘economische<br />

schade’. Kennis met betrekking tot de<br />

bepaling van deze eff ecten is lastig te<br />

toetsen aan de praktijk, <strong>voor</strong>al ook omdat<br />

weinig praktijkgegevens <strong>voor</strong>handen zijn.<br />

De methoden <strong>voor</strong> het bepalen van de<br />

eff ecten van een overstroming zijn dan ook<br />

<strong>voor</strong>al gebaseerd op de ervaringen van de<br />

watersnoodramp uit 1953 en op ervaringen<br />

uit het buitenland. Recent zijn in het VNKproject<br />

grote vorderingen geboekt met het<br />

defi niëren van mogelijkheden van evacuaties<br />

(nieuwe evacuatiemodule: hoe snel kan<br />

een bevolking worden geëvacueerd?) en<br />

mogelijke overstromingsscenario’s (hoe en<br />

hoe snel stroomt het water het dijkringgebied<br />

in en welke overstromingsdieptes<br />

treden daarbij op?). Op basis van deze<br />

scenario’s kan het aantal slachtoff ers en de<br />

economische schade worden bepaald. Ook<br />

is het mogelijk om op basis van de overstromingsscenario’s<br />

een betere onderbouwing<br />

te maken <strong>voor</strong> calamiteitenplannen, omdat<br />

deze inzicht geven in de kritieke locaties en<br />

kritieke vluchtroutes.<br />

Eff ect van compartimentering<br />

Historische keringen of compartimenteringskeringen,<br />

maar ook de dijklichamen van<br />

autosnelwegen en treinsporen beïnvloeden<br />

het overstromingsverloop. Dat bepaalt<br />

uiteindelijk de gevolgen. In een overstromingsscenario<br />

worden keuzes gemaakt<br />

<strong>voor</strong> het aantal bressen, de locatie van deze<br />

bressen en het verloop van de waterstanden<br />

op het ‘buitenwater’. Aan elk overstromingsscenario<br />

wordt een kans toegekend.<br />

Er is een relatie tussen de oppervlakte van<br />

het overstroomde gebied en de waterdiepte.<br />

Is de oppervlakte groot en het gebied vlak,<br />

H 2O / <strong>21</strong> - <strong>2006</strong><br />

29


Afb. 1: Toelichting karakteristieken compartimentering.<br />

dan zijn de waterdieptes relatief gering. Is<br />

de oppervlakte relatief gering, dan nemen<br />

de waterdieptes toe waardoor ook de kans<br />

op slachtoffers toeneemt. De aanwezigheid<br />

van een compartimenteringskering zal de<br />

oppervlakte van het overstroomde gebied<br />

beperken. In dat geval zal een doorbraak van<br />

een compartimenteringskering een toename<br />

van het overstroomde gebied betekenen. Er<br />

worden vier karakteristieken onderscheiden<br />

waarmee de impact van een compartimenteringskering<br />

op het overstromingsrisico<br />

conceptueel kan worden beschreven. Deze<br />

worden aan de hand van afbeelding 1<br />

toegelicht.<br />

Scenariokansen over de primaire dijkring<br />

Bij een dijkringdeel met een relatief grote<br />

overstromingskans zal de compartimenteringskering<br />

vaker een waterkerende functie<br />

moeten vervullen dan bij een dijkringdeel<br />

met een relatief kleine overstromingskans.<br />

De belasting<br />

Een lijnelement heeft alleen invloed op het<br />

overstromingsverloop van een overstromingsscenario<br />

als deze waterkerend is. Bij<br />

spoorlijnen is dat veelal niet het geval bij de<br />

optredende waterstand.<br />

De sterkte<br />

Indien een compartimenteringskering<br />

faalt, zal het overstroomde gebied alsnog<br />

buiten het oorspronkelijk overstroomde<br />

compartiment treden (doorbraak compartimenteringskering<br />

bij compartiment A).<br />

Het is dan mogelijk dat de aanwezigheid<br />

van de compartimenteringskering juist<br />

resulteert in extra schade en slachtoffers. Dit<br />

gebeurt als de optredende waterdieptes in<br />

het eerste compartiment <strong>voor</strong> de doorbraak<br />

in de compartimenteringskering hoger zijn<br />

30 H 2O / <strong>21</strong> - <strong>2006</strong><br />

vergeleken met de situatie zonder compartimenteringskering.<br />

Bevolkingsverdeling en economische waarde<br />

Het effect van een compartimenteringskering<br />

is afhankelijk van de waarde van het<br />

overstroomde compartiment (compartiment<br />

B versus C). Een compartimenteringskering<br />

heeft een positieve invloed wanneer de extra<br />

schade in een overstroomd compartiment<br />

wordt gecompenseerd door het <strong>voor</strong>komen<br />

van schade in andere compartimenten en<br />

andersom.<br />

De veelheid aan karakteristieken en de grote<br />

variatie binnen een karakteristiek impliceert<br />

een grote verscheidenheid aan mogelijke<br />

invloeden van compartimentering. Dit maakt<br />

de vraag of compartimentering <strong>voor</strong>delig is<br />

een plaatsafhankelijke vraag.<br />

Casus IJsselmonde<br />

Voor dijkring 17 (IJsselmonde) is het effect<br />

van compartimentering op het overstromingsrisico<br />

bepaald 1) . Bij de modellering van<br />

de gevolgen zijn verschillende omstandigheden<br />

van de aanwezige compartimenteringskeringen<br />

onderzocht. Aan de hand van<br />

afbeelding 2 wordt het verschil in overstromingsverloop<br />

bij aan- en afwezigheid van<br />

een compartimenteringskering <strong>voor</strong> een<br />

overstromingsscenario toegelicht.<br />

De linkerkolom toont de staat van de<br />

overstroming bij aanwezigheid van een<br />

functionerende compartimenteringskering<br />

één, vier, zes en 24 uur na doorbraak van<br />

de primaire kering. De rechterkolom toont<br />

de staat van de overstroming op dezelfde<br />

tijdstippen bij afwezigheid van de compartimenteringskering.<br />

Een donkere kleur blauw<br />

correspondeert met een grotere waterdiepte.<br />

Door de aanwezigheid van de comparti-<br />

Afb. 2: Verschil in overstromingsverloop met en zonder compartimenteringkeringen.<br />

menteringskering wordt het overstroomde<br />

gebied beperkt, maar treden wel grote<br />

waterdieptes en hoge stijgsnelheden in het<br />

overstroomde compartiment op. Het water<br />

loopt over de compartimenteringskering,<br />

totdat het peil op de rivier weer onder het<br />

niveau van de compartimenteringskering<br />

zakt. Het water in het overstroomde compartiment<br />

zakt dan mee met het peil op de rivier.<br />

Bij afwezigheid van de compartimenteringskering<br />

heeft het overstroomde gebied een<br />

grotere oppervlakte; de waterdieptes en de<br />

stijgsnelheden daarentegen blijven beperkt.<br />

Beide situaties tonen een significant ander<br />

hydraulisch overstromingsverloop.<br />

De verwachte economische schade bij<br />

aanwezigheid van een compartimenteringskering<br />

is berekend op 0,1 miljard euro,<br />

terwijl bij afwezigheid de verwachte schade<br />

0,6 miljard euro bedraagt. Deze factor 6<br />

wordt verklaard doordat een functionerende<br />

compartimenteringskering het overstroomde<br />

gebied significant beperkt en <strong>voor</strong>komt<br />

dat een waardevol gebied overstroomt.<br />

De resultaten <strong>voor</strong> het verwachte aantal<br />

slachtoffers zijn bij dit scenario echter<br />

compleet anders. Het verwachte aantal<br />

slachtoffers is gevoelig <strong>voor</strong> hoge stijgsnelheden.<br />

Hoge stijgsnelheden treden<br />

op in het overstroomde compartiment bij<br />

aanwezigheid van de compartimenteringskering.<br />

Het berekende verwachte aantal<br />

slachtoffers is anders dan bij de verwachte<br />

economische schade hoger bij aanwezigheid<br />

van de compartimenteringskering. Met een<br />

compartimenteringskering is het verwachte<br />

aantal slachtoffers circa 220, terwijl zonder<br />

compartimenteringskering slechts circa 40<br />

slachtoffers verwacht worden.


Kosten-batenanalyse<br />

In het <strong>voor</strong>gaande is aangetoond dat compartimentering<br />

niet altijd een positieve invloed<br />

heeft op het slachtofferrisico. Er zijn echter<br />

scenario’s waarbij compartimentering zowel<br />

wat betreft economische schade als slachtoffers<br />

een positief effect heeft. Is het bij zo’n<br />

scenario kosteneffectief om in de aanleg van<br />

compartimenteringskeringen te investeren?<br />

Om antwoord te krijgen op deze vraag is<br />

het noodzakelijk het effect van investeringen<br />

in compartimenteringskeringen te<br />

vergelijken met het effect van investeringen<br />

in de primaire kering. Beide investeringen<br />

zorgen ofwel via het kansendeel ofwel via<br />

het gevolgendeel <strong>voor</strong> een afname van het<br />

overstromingsrisico.<br />

Van elke van deze maatregelen zijn de kosten<br />

bekend en kan het effect op de kansen van<br />

de overstromingsscenario’s of de gevolgen<br />

van het scenario berekend of gemodelleerd<br />

worden. Voor alle maatregelen is het<br />

mogelijk de risicoreductie <strong>voor</strong> het systeem<br />

uit te zetten tegen de investeringskosten.<br />

Afbeelding 3 geeft een opeenvolging van<br />

maatregelen om het overstromingsrisico<br />

te verlagen. De keuze <strong>voor</strong> investeren in de<br />

primaire kering of in de compartimenteringskeringen<br />

is weergegeven door middel van<br />

de vertakkingen. Bij elke vertakking wordt<br />

de effectiefste maatregel gekozen oftewel<br />

de maatregel met de sterkste daling van het<br />

risico.<br />

Investeringen in de primaire kering lijkt<br />

in IJsselmonde effectiever te zijn dan<br />

investering in nieuwe compartimenteringskeringen,<br />

vanwege hoge investeringen<br />

door onteigeningen, procedures en grote<br />

benodigde hoeveelheden grond. Compartimenteringsmaatregelen<br />

lijken alleen<br />

kosteneffectief te kunnen worden wanneer<br />

huidige situatie compartimentering<br />

maximale totale schade (miljard euro) 25 30<br />

overstromingskans 1/1400 1/1400 (bovenstrooms)<br />

1/3450 (benedenstrooms)<br />

reductie risico (miljoen euro/jaar) - 4,3<br />

kosten (miljoen euro) - 80<br />

rendement eerste jaar - 1,07<br />

<strong>voor</strong> lage kosten bij<strong>voor</strong>beeld een bestaand<br />

dijklichaam waterkerend kan worden<br />

gemaakt. Bij gelijke kosteneffectiviteit van<br />

maatregelen heeft investeren in de primaire<br />

kering <strong>voor</strong>keur in het kader van ‘<strong>voor</strong>komen<br />

is beter dan genezen’. Overstroming van<br />

een enkel compartiment heeft immers ook<br />

enorme gevolgen.<br />

In het project Rampenbeheersingsstrategie<br />

Overstromingen Rijn en Maas (RBSO) is<br />

een kosten-batenevaluatie uitgevoerd van<br />

verschillende maatregelen om het overstromingsrisico<br />

te beperken 2) , zoals fysieke<br />

noodmaatregelen, noodoverloopgebieden,<br />

compartimenteringsdijken en integrale<br />

normverhoging (middels dijkversterking<br />

of rivierverruiming). Als locatie <strong>voor</strong> een<br />

compartimenteringsdijk is gekozen <strong>voor</strong><br />

dijkring 43 (Betuwe en Tieler- en Culemborgerwaarden),<br />

waarin maximaal aangesloten<br />

wordt bij bestaande ‘lijnelementen’. Er zijn<br />

drie varianten uitgewerkt: een compartimenteringsdijk<br />

langs het Amsterdam-Rijnkanaal,<br />

een compartimenteringsdijk die zoveel<br />

mogelijk het spoorwegtracé tussen Arnhem<br />

en Nijmegen volgt en een compartimenteringsdijk<br />

ten oosten van Ochten en Kesteren.<br />

In het RBSO-onderzoek bleek ook dat een<br />

compartimenteringsdijk een toename van de<br />

schade kan geven. Deze toename ontstaat<br />

omdat de waterdieptes in een deel van de<br />

gecompartimenteerde dijkring toenemen.<br />

Daardoor overstromen bepaalde gebieden<br />

die zonder compartimentering niet zouden<br />

overstromen. Door een compartimenteringsdijk<br />

langs het Amsterdam-Rijnkanaal<br />

neemt de potentiële schade met 22<br />

procent toe (van 25 naar 30 miljard euro).<br />

Aangenomen is dat de compartimenteringsdijk<br />

uiteindelijk ook bezwijkt, omdat het<br />

bovenstroomse deel van de dijkring hellend<br />

platform<br />

Afb. 3: Investeren in de primaire kering of de<br />

compartimenteringskering?<br />

Kosten-batenanalyse van<br />

compartimenteringsdijk 2.<br />

is en de waterstand op de rivier nog niet<br />

voldoende gedaald is om het water weer af<br />

te voeren naar de rivier. De conclusie uit het<br />

RBSO-onderzoek luidt dat de aanpassingen<br />

van de bestaande waterkeringen langs het<br />

Amsterdam-Rijnkanaal kosteneffectief zijn<br />

(rendement eerste jaar > 1) 2) .<br />

Conclusies<br />

Op basis van dit onderzoek kunnen de<br />

volgende conclusies worden getrokken:<br />

• Compartimenteringsdijken zijn op dit<br />

moment al onderdeel van de bestaande<br />

dijkringen. Nieuwe compartimenteringsdijken<br />

kunnen dan ook opgenomen<br />

worden in de Wet op de Waterkering door<br />

de grenzen in de dijkringenkaart aan te<br />

passen;<br />

• Door het uitvoeren van een risicoanalyse<br />

(overstromingskansen en overstromingsscenario’s)<br />

kan berekend worden of<br />

compartimenteringsdijken aantrekkelijk<br />

zijn vanuit het perspectief van risicoreductie.<br />

Het is in praktijk mogelijk dat het<br />

aantal slachtoffers toeneemt, terwijl de<br />

economische schade beperkt wordt;<br />

• Voor dijkring IJsselmonde zijn niet alle<br />

bestaande compartimenteringsdijken<br />

effectief <strong>voor</strong> wat betreft het beperken van<br />

het aantal slachtoffers.<br />

Literatuur:<br />

1) Theunissen R. (<strong>2006</strong>). A probabilistic flood risk<br />

assessment and the impact of compartmentation.<br />

DWW en TU Delft. Afstudeerrapport.<br />

2) Kind J. (<strong>2006</strong>). Rampenbeheersingsstrategie<br />

overstromingen Rijn en Maas.<br />

Achtergrondrapportage kosten-batenanalyse.<br />

RWS/RIZA. Rapport 2005.025.<br />

3) Kok M. en F. Havinga (2005). Veiligheid<br />

Nederland in Kaart. Hoofdrapport onderzoek<br />

overstromingsrisico’s. Rijkswaterstaat/DWW.<br />

H 2O / <strong>21</strong> - <strong>2006</strong><br />

31


Herman Gons, NIOO-KNAW Centrum <strong>voor</strong> Limnologie<br />

Ingmar Janse, NIOO-KNAW Centrum <strong>voor</strong> Limnologie, thans RIVM<br />

Edwin Kardinaal, Universiteit van Amsterdam, thans DHV<br />

Michelle Talsma, STOWA<br />

Detectie van toxische<br />

cyanobacteriën met<br />

DNA-technieken in<br />

Nederlandse wateren<br />

Het <strong>voor</strong>komen van cyanotoxines in zwemwater dient vroegtijdig te worden<br />

gesignaleerd. Aangezien toxinevorming per soort en ondersoort van<br />

cyanobacteriën sterk uiteen kan lopen, schiet microscopisch onderzoek<br />

hierbij tekort. Met behulp van moleculair biologische (DNA-)technieken<br />

bleken toxische en niet-toxische cyanobacteriestammen goed van elkaar<br />

te onderscheiden. In het DYNATOX-project zijn methoden uitgewerkt om<br />

cyanobacteriën in oppervlaktewater tot op stamniveau te detecteren.<br />

De detectie bleek zeer gevoelig. Toxische Microcystis-soorten werden al<br />

aangetoond <strong>voor</strong>afgaand aan de aanwezigheid van meetbare hoeveelheden<br />

toxines. Er zijn methoden in ontwikkeling om celaantallen van de belangrijkste<br />

toxische geslachten uit DNA-monsters te bepalen. Met deze gegevens kan<br />

de waterbeheerder het eventuele ontstaan van een gezondheidsrisico tijdig<br />

inschatten.<br />

Een belangrijk gevolg van eutrofi -<br />

ering van oppervlaktewater is het<br />

optreden van overmatige groei<br />

van cyanobacteriën. De blauwalgen geven<br />

het water een onaantrekkelijk aanzien en<br />

kunnen bovendien zeer giftig zijn. Dodelijke<br />

giftigheid <strong>voor</strong> zoogdieren is al in de 19e<br />

eeuw beschreven 1) , maar sterfte onder<br />

mensen als gevolg van het in aanraking<br />

komen met deze stoff en bleef onbevestigd<br />

tot 1996. In dat jaar werd de wereld<br />

opgeschrikt door de dood van tientallen<br />

mensen na het ondergaan van hemodialyse<br />

in een Braziliaans ziekenhuis. Onderzoek<br />

wees op vergiftiging met microcystines door<br />

het gebruik van water uit een reservoir met<br />

sterke cyanobacteriegroei. Microcystines<br />

zijn een belangrijke groep van cyanotoxines,<br />

toxische stoff en die worden gevormd in de<br />

cellen van cyanobacteriën 2) . In Nederlandse<br />

inventarisaties werd geconstateerd dat in<br />

vrijwel alle meren met sterke cyanobacteriegroei<br />

microcystines <strong>voor</strong>kwamen,<br />

meerdere malen ruim boven de door de<br />

Commissie Integraal Waterbeheer geadviseerde<br />

zwemwaternorm van 20 μg/l 3),4),5),6),7) .<br />

32 H 2O / <strong>21</strong> - <strong>2006</strong><br />

De hoogste concentraties kwamen <strong>voor</strong><br />

in drijfl agen van cyanobacteriën. In een<br />

aantal drijfl agen werden echter vrijwel geen<br />

microcystines gedetecteerd. Het is duidelijk<br />

dat bepaalde (onder)soorten vanaf bepaalde<br />

populatiedichtheden een groot risico met<br />

zich meebrengen <strong>voor</strong> de gezondheid van<br />

mens en dier, terwijl andere cyanobacteriën<br />

onder vergelijkbare omstandigheden geen<br />

toxines produceren.<br />

De vraag is nu hoe dit gezondheidsrisico<br />

tijdig in te schatten. Een rechtstreekse<br />

benadering is analyse van gehaltes aan<br />

microcystines en andere cyanotoxines.<br />

Hierop baseerde de CIW een beslisboom<br />

om bij mogelijke cyanotoxine-problemen<br />

in recreatiewater over te gaan tot een<br />

waarschuwing of zwemverbod 7) . Na extractie<br />

uit het celmateriaal volgt bepaling van<br />

microcystines door middel van HPLC (High<br />

Performance Liquid Chromatography) of<br />

ELISA (Enzyme-Linked Immunosorbent<br />

Assay). In de vorm van een eenvoudig te<br />

gebruiken, zeer gevoelige ELISA-immunokit<br />

leveren antilichamen snel resultaten op, maar<br />

worden niet alle microcystines gedetecteerd.<br />

De HPLC-methode kan dat laatste wel, maar<br />

is bewerkelijk. Een belangrijk probleem bij de<br />

monstername is ongelijkmatige verspreiding<br />

van cyanobacteriesoorten, <strong>voor</strong>al door<br />

vorming van drijfl agen op onverwachte<br />

momenten en plaatsen binnen een meer.<br />

Hierdoor ontstaan lokaal honderden malen<br />

hogere toxineconcentraties dan in goed<br />

gemengd water. Er bestaat behoefte aan<br />

kennis over de populaties van toxische<br />

cyanobacteriën die in een meer aanwezig<br />

zijn en de omstandigheden waaronder deze<br />

leiden tot normoverschrijdende concentraties<br />

van toxines.<br />

Als <strong>voor</strong>naamste risicofactor gelden in<br />

Nederland de drijfl aagvormende Microcystissoorten.<br />

Kenmerkend zijn de min of meer<br />

bolvormige kolonies van dikwijls duizenden<br />

cellen die met het blote oog te zien zijn.<br />

Ook vertegenwoordigers van de geslachten<br />

Anabaena, Aphanizomenon en Planktothrix,<br />

waarvan de cellen in draden zijn gerangschikt,<br />

produceren microcystines en andere<br />

gevaarlijke toxines 6) . Aphanizomenon


flos-aquae vormt bundels van draden die<br />

ook in drijflagen <strong>voor</strong>komen, dikwijls naast<br />

Microcystis. In principe zou het microscopisch<br />

vaststellen van de populatiedichtheden<br />

van cyanobacteriën een indicatie van het<br />

toxinerisico geven. Het is echter tijdrovend<br />

en specialistisch werk om (onder)soorten<br />

van de vier genoemde geslachten naar<br />

verschijningsvorm te onderscheiden.<br />

Van Microcystis in kolonievorm wordt een<br />

tiental soorten herkend, maar losse cellen<br />

zijn niet te benoemen. Ook microscopisch<br />

sterk gelijkende draadvormige cyanobacteriën<br />

betreffen soms heel verschil-<br />

lende soorten 8) . Belangrijk bezwaar van de<br />

gebruikelijke microscopische tellingen is<br />

dat naar verschijning identieke stammen<br />

zowel toxisch als niet-toxisch kunnen zijn,<br />

zoals met name <strong>voor</strong> Microcystis bekend<br />

is 9) . Sinds enkele jaren zijn echter moleculair<br />

biologische technieken beschikbaar die<br />

het mogelijk maken in schijnbaar identieke<br />

cyanobacteriën verschillende stammen<br />

te herkennen. Wanneer bekend is welke<br />

stammen toxines produceren, is detectie van<br />

deze stammen de eerste waarschuwing <strong>voor</strong><br />

een gezondheidsrisico later in het seizoen.<br />

Afb. 1. DGGE-profielen van de cyanobacteriëngemeenschap in de Loosdrechtse Plassen op 17 monsterdagen. De<br />

gel vertoont het migratiepatroon van DNA-fragmenten in verticale banen. De positie van elk bandje kan direct<br />

worden vergeleken met die <strong>voor</strong> bekende basenvolgorden van cyanobacteriën in de banen v.l.n.r. 1, 11 en 20. Zo<br />

is het aannemelijk dat bij<strong>voor</strong>beeld het onderste bandje uit de watermonsters afkomstig is van Planktothrix sp.<br />

Zekerheid hieromtrent wordt verkregen door bepaling van de basenvolgorde na uitsnijden van een bandje.<br />

Bepaling diversiteit en identiteit micro-organismen<br />

• DNA-isolatie<br />

Cellen van in het veld aanwezige of in het laboratorium gekweekte organismen worden geconcentreerd,<br />

waarna het DNA wordt geëxtraheerd en gezuiverd. De DNA-moleculen zijn dubbelspiralen,<br />

waarvan beide strengen bestaan uit reeksen van vier verschillende nucleotiden, de basen<br />

adenine (A), cytosine (C), guanine (G) en thymidine (T). Zulk dubbelstrengs DNA ontstaat door<br />

bindingen van tegenover elkaar liggende basen, waarbij A bindt met T en C met G. Door deze<br />

paarsgewijze binding zijn de twee strengen of fragmenten daarvan als het ware elkaars afdruk en<br />

worden complementair genoemd;<br />

• amplificatie<br />

Het DNA wordt gedenatureerd (‘gesmolten’), dat wil zeggen dat dubbelstrengs DNA door<br />

temperatuurverhoging uiteenvalt tot enkelvoudige strengen. In aanwezigheid van enzymen<br />

wordt DNA vervolgens in een aantal cycli van opwarming en afkoeling geamplificeerd (vermenigvuldigd)<br />

door middel van de PCR-methode (Polymerase Chain Reaction). Fundamenteel hierbij<br />

is de beschikbaarheid van specifieke korte reeksen van basen (‘primers’), die het te amplificeren<br />

DNA-fragment (meestal enige honderden basenparen lang) begrenzen. Cyanobacteriën kunnen<br />

worden geselecteerd door toepassing van een cyanobacteriespecifieke 16S-rRNA ‘primer’ <strong>voor</strong> de<br />

PCR 10) ;<br />

• scheiding van DNA-fragmenten<br />

Het PCR-product bestaat uit een mengsel van dubbelstrengs DNA-fragmenten, die verschillen<br />

in basenvolgorde. Een veelvuldig toegepaste techniek <strong>voor</strong> het scheiden van de verschillende<br />

fragmenten is DGGE (Denaturing Gradient Gel Electrophoresis), die berust op het denatureren<br />

van het DNA door bepaalde chemicaliën. Het DNA wordt opgebracht in een gel met een gradiënt<br />

van deze chemicaliën, waarna de verschillende fragmenten op unieke posities in de gel belanden.<br />

Aldus ontstaan profielen waarbij qua basensamenstelling identieke fragmenten zich ophopen in<br />

een bandje in de gel (afbeelding 1). De bandjes in een gel vertegenwoordigen elk een bepaald<br />

genotype;<br />

• identificatie<br />

De bandjes in de gel worden uitgesneden, waarna dit DNA opnieuw wordt geamplificeerd en<br />

gebruikt <strong>voor</strong> het ophelderen van de basenvolgorde (sequentie). Onderlinge verwantschap is<br />

af te leiden uit een door clusteranalyse verkregen ‘stamboom’ van sequenties. Identificatie vindt<br />

plaats door vergelijking met de sequenties van bekende isolaten van micro-organismen.<br />

platform<br />

Moleculair-biologisch<br />

Ontwikkeling en toetsing van een gevoelige<br />

techniek <strong>voor</strong> vroegtijdige signalering van<br />

toxische cyanobacteriën werd nagestreefd<br />

in het door STW met bijdragen van STOWA<br />

gefinancierde project ‘Dynamics, toxin<br />

induction and early detection of toxic<br />

cyanobacteria in Dutch lakes’ (DYNATOX,<br />

2000-2005). Binnen deze samenwerking<br />

van NIOO-KNAW en de Universiteit van<br />

Amsterdam is het meeste werk verricht aan<br />

het genetisch identificeren van toxische<br />

en niet-toxische vertegenwoordigers van<br />

Microcystis. Hierbij werd de aandacht gericht<br />

op het DNA in de ribosomale RNA (rRNA)genen,<br />

die <strong>voor</strong>komen in alle bacteriën, dus<br />

ook cyanobacteriën. Hoewel de ribosomen<br />

in alle organismen een vergelijkbare functie<br />

(eiwitsynthese) en structuur hebben, is in<br />

de loop van de evolutie een aanzienlijke<br />

variatie in deze genen ontstaan. De mate<br />

van verwantschap is af te lezen uit verschil<br />

in de DNA-basenvolgorde. Segmenten van<br />

de rRNA-genen vertonen een verschillende<br />

mate van variatie en afhankelijk van het<br />

beschouwde segment zijn micro-organismen<br />

te identificeren tot op een gewenst niveau:<br />

familie, genus, soort of stam. De diversiteit<br />

aan organismen in een bodem- of watermonster<br />

kan opgehelderd worden aan de<br />

hand van de aanwezige diversiteit in deze<br />

stukjes DNA. De dikwijls subtiele verschillen<br />

in basenvolgorde worden zichtbaar als een<br />

bandenpatroon op een elektroforese-gel (zie<br />

eerste kader en afbeelding 1).<br />

In de microbiologie is veel onderzoek gedaan<br />

aan het 16S-rRNA-gen als taxonomisch<br />

kenmerk. Dit gen is geschikt <strong>voor</strong> het onderscheiden<br />

van bacteriën tot op genusniveau,<br />

maar de resolutie is onvoldoende <strong>voor</strong><br />

identificatie van soorten en stammen. Uit<br />

het DYNATOX-onderzoek bleek dat DNA in<br />

het rRNA ITS-gebied (Internal Transcribed<br />

Spacer tussen de 16S-rRNA en 23S-rRNA<br />

genen) wel bruikbaar is <strong>voor</strong> het identificeren<br />

van isolaten van Microcystis 10),11) . Op deze<br />

manier werden na scheiding met DGGE (zie<br />

kader) 107 geïsoleerde kolonies uit 15 meren<br />

in negen Europese landen en Marokko 11)<br />

gegroepeerd.<br />

Deze kolonies werden ook op aanwezigheid<br />

van microcystines onderzocht. Er waren twee<br />

zeer belangwekkende bevindingen. In de<br />

eerste plaats bleken de microcystineproducerende<br />

isolaten herkenbaar aan de hand van<br />

de rRNA ITS-samenstelling. Op een enkele<br />

uitzondering na waren steeds alle isolaten<br />

binnen een bepaalde nauwverwante groep<br />

(cluster) al dan niet toxisch. In de tweede<br />

plaats bleken identieke rRNA ITS-samenstellingen<br />

<strong>voor</strong> te komen in geografisch ver van<br />

elkaar verwijderde meren. Op grond van de<br />

clusters zijn stamspecifieke ‘probes’, kleine<br />

stukjes DNA (zie tweede kader), ontwikkeld.<br />

Naar verwachting zijn de probes geschikt<br />

<strong>voor</strong> detectie van toxische Microcystis en<br />

bovendien toepasbaar in een zeer brede<br />

regio 12) . Met de Reverse Line Blot-methode,<br />

waarbij de probes op een dragermembraan<br />

(‘blot’) zijn aangebracht, kan de detectie van<br />

Microcystis (onder)soorten efficiënt plaatsvinden<br />

(zie tweede kader en afbeelding 2).<br />

H 2O / <strong>21</strong> - <strong>2006</strong><br />

33


Toepassing in Nederlandse wateren<br />

De mogelijke toepassing van de hierboven<br />

beschreven methoden in het waterbeheer<br />

werd getest in een samenwerking met<br />

waterbeheerders en dienstverlenende<br />

laboratoria 12) . Op het Centrum <strong>voor</strong><br />

Limnologie (NIOO-CL) werd de RLB-methode<br />

geoptimaliseerd <strong>voor</strong> de praktijk, met<br />

speciale aandacht <strong>voor</strong> de implementatie<br />

buiten het NIOO-CL. Door de deelnemende<br />

instanties werden van juni tot en met<br />

augustus 2005 in twaalf meren tweewekelijks<br />

monsters genomen, waarbij drijflagen<br />

werden gemeden. Voor zowel RLB als<br />

bepaling van microcystines werden de<br />

monsters bewerkt op Het Waterlaboratorium<br />

te Haarlem. Na het oplossen van aanloopproblemen<br />

slaagde dit laboratorium er in<br />

om hybridisatiepatronen te produceren die<br />

vergelijkbaar waren met die van het NIOO-CL<br />

<strong>voor</strong> dezelfde monsters.<br />

Het volgen van meren in de tijd met de<br />

probes van Janse c.s. geeft antwoord op drie<br />

vragen, namelijk of Microcystis aanwezig<br />

is, de aanwezige Microcystis-stammen<br />

tot bekende toxische of niet-toxische<br />

groepen behoren én of het <strong>voor</strong>komen<br />

van deze groepen in de loop van het<br />

seizoen verandert. Met de RLB-methode<br />

werd Microcystis aangetoond in 63 van het<br />

totaal van 72 onderzochte watermonsters.<br />

Meestal bestond een tamelijk gelijkmatige<br />

verspreiding over toxische en niet-toxische<br />

groepen. Slechts in enkele gevallen waren<br />

nagenoeg alleen toxische of niet-toxische<br />

groepen aanwezig. Dit beeld veranderde niet<br />

na analyse van 24 extra meren die slechts<br />

eenmaal werden bemonsterd. De seizoensdynamiek<br />

verschilde sterk van meer tot meer.<br />

In het Volkerak-Zoommeer bij<strong>voor</strong>beeld<br />

bleek de groepensamenstelling heel stabiel,<br />

terwijl met name in kleine wateren veel<br />

variatie in de tijd werd gevonden.<br />

Van de bovengenoemde 72 watermonsters<br />

werden ook de gehaltes aan microcystines<br />

gemeten met de ELISA-methode. Een<br />

eenvoudig verband met de resultaten van de<br />

RLB-methode is hierbij niet te verwachten,<br />

onder meer omdat vorming van microcystines<br />

ook plaatsvindt binnen andere<br />

geslachten van cyanobacteriën, die niet met<br />

de Microcystis-probes worden gedetecteerd.<br />

Een belangrijk resultaat was dat in bijna<br />

de helft van de monsters de concentraties<br />

dichtbij of onder de detectiegrens lagen,<br />

terwijl met de RLB-methode wel degelijk<br />

de aanwezigheid van toxische Microcystisstammen<br />

werd aangetoond. Overigens zijn<br />

al probes ontwikkeld om naast Microcystis<br />

vertegenwoordigers van Anabaena/Aphanizomenon<br />

en Planktothrix te detecteren. Ook<br />

de werking van deze probes werd in de<br />

zomer van 2005 nagegaan en was volgens<br />

verwachting. De gebruikte RLB-techniek<br />

kan slechts aan- of afwezigheid van de<br />

onderzochte organismen detecteren.<br />

Met een moderne variant van de PCRmethode<br />

(QPCR) kunnnen ook populatiedichtheden<br />

worden bepaald. Om groepen<br />

van cyanobacteriën te kwantificeren, bleek<br />

de hiertoe geteste QPCR-methode in de<br />

zomer van 2005 echter nog niet toereikend.<br />

De ingeslagen weg dient te worden vervolgd,<br />

34 H 2O / <strong>21</strong> - <strong>2006</strong><br />

Gebruik genotypische probes in<br />

Reverse Line Blot-hybridisatie<br />

• isolatie en amplificatie<br />

Voorafgaand aan de Reverse Line Blot (RLB) wordt DNA uit een watermonster geïsoleerd en<br />

geamplificeerd met primers die specifiek zijn <strong>voor</strong> het rRNA ITS-gebied. Aan één van de primers is<br />

biotine gebonden, zodat de geamplificeerde DNA-fragmenten in de RLB zichtbaar te maken zijn<br />

(zie ook het laatste punt);<br />

• ‘probes’<br />

rRNA ITS-sequenties zijn afgeleid die specifiek zijn <strong>voor</strong> nauwverwante groepen onder circa 150<br />

onderzochte isolaten van Microcystis. Onder de juiste omstandigheden hechten deze sequenties<br />

zich aan complementaire sequenties van enkelstrengs DNA (probes). Dit hechtingsproces wordt<br />

hybridisatie genoemd. In totaal werden 29 probes ontwikkeld;<br />

• hybridisatie<br />

Met de RLB-methode kan hybridisatie van DNA-fragmenten met de 29 probes - dus het<br />

<strong>voor</strong>komen van de hiermee corresponderende taxa van Microcystis - uit tientallen watermonsters<br />

tegelijkertijd worden nagegaan. De probes worden in parallelle rijen op een membraan<br />

gebonden. Het geamplificeerde DNA uit de verschillende watermonsters wordt kruiselings met<br />

de probes in contact gebracht. Complementaire DNA-fragmenten en probes hechten zich aan<br />

elkaar, terwijl niet-complementaire fragmenten worden verwijderd door een wasprocedure;<br />

• detectie<br />

Na het wassen wordt een enzym toegevoegd dat zich bindt aan het biotinelabel van de gehechte<br />

DNA-fragmenten. Tenslotte wordt een substraat <strong>voor</strong> dit enzym toegevoegd, waardoor de<br />

kruispunten op het membraan waar hybridisatie heeft plaatsgevonden, chemoluminiscentie<br />

vertonen (zie afbeelding 2).<br />

Afb. 2. Resultaat van de Reverse Line Blot-methode. De 29 probes (afkortingen in de kolom rechts) waren in dit<br />

<strong>voor</strong>beeld in horizontale rijen op het membraan aangebracht. De PCR-producten van watermonsters (codes<br />

onderaan) werden kruiselings, in dit <strong>voor</strong>beeld in verticale richting, met de probes in contact gebracht. De<br />

plaatsen waar hybridisatie (‘positieve reactie’) plaatsvond, lichtten op door chemoluminiscentie die hier als<br />

zwart op een negatief is weergegeven. De mate van zwartkleuring is nog niet bruikbaar als kwantitatieve<br />

indicatie.<br />

omdat via QPCR verkregen populatiedichtheden<br />

van Microcystis en andere genoemde<br />

geslachten de rekenkundige basis vormen<br />

<strong>voor</strong> <strong>voor</strong>spellingen <strong>voor</strong> de langere termijn<br />

van concentraties van cyanotoxines, inclusief<br />

de concentraties in drijflagen in een worstcasescenario.<br />

Conclusies<br />

• Moleculair-biologische technieken <strong>voor</strong> de<br />

detectie van groepen van cyanobacteriën<br />

vormen een veelbelovend instrumentarium<br />

in het waterbeheer;<br />

• Er zijn genotypische probes beschikbaar<br />

om de <strong>voor</strong>naamste toxische en niettoxische<br />

groepen van Microcystis te<br />

detecteren in Europese wateren en<br />

waarschijnlijk ook elders;<br />

• Toepassing van deze probes in de<br />

Reverse Line Blot-methode vult de<br />

(immuno)chemische bepaling van microcystines<br />

aan en kan leiden tot eerder


inzicht in een mogelijk gezondheidsrisico;<br />

• Verfijning van de QPCR-methode <strong>voor</strong><br />

bepaling van de celaantallen van de<br />

<strong>voor</strong>naamste groepen van potentieel<br />

toxische cyanobacteriën is gewenst <strong>voor</strong><br />

vroegtijdige inschatting van gezondheidsrisico<br />

door cyanotoxines.<br />

Literatuur<br />

1) Francis G. (1878). Poisonous Australian lake. Nature<br />

deel 18, pag. 11-12.<br />

2) Codd G., J. Lindsay, F. Young, L. Morrison en J.<br />

Metcalf (2005). Harmful cyanobacteria. From<br />

mass mortalities to management measures. In J.<br />

Huisman, H. Matthijs en P. Visser (redactie) Harmful<br />

cyanobacteria, pag. 1-23. Springer, Dordrecht.<br />

3) STOWA (2000). Toxische blauwalgen in<br />

recreatiewateren. Rapport 2002-20.<br />

4) Krot B. en P. Visser (2003). Inventarisatie naar de<br />

concentraties van cyanotoxines in Nederlandse<br />

meren gedurende zomer 2003 en naar eventuele<br />

hiermee samenhangende incidenten, een Quick<br />

Scan. Rapport Aquatische Microbiologie IBED/UvA.<br />

5) Kardinaal W. en P. Visser (2005). Cyanotoxines<br />

drijven tot overlast: Inventarisatie van<br />

microcystineconcentraties 2000-2004 in<br />

Nederlandse oppervlaktewateren. RIZAwerkdocument<br />

2005.57x.<br />

6) Janse I., W. Kardinaal, M. Meima, M. Agterveld-<br />

Kamst, P. Visser en G. Zwart (2005). Contrasting<br />

microcystin production and cyanobacterial<br />

population dynamics in two Planktothrix<br />

dominated freshwater lakes. Environ. Microbiol.<br />

deel 7, pag. 1514-1524.<br />

7) CIW (2002). Veilig zwemmen: Cyanobacteriën in<br />

zwemwater. Aangepast protocol 2002. Rapport<br />

Commissie Integraal Waterbeheer.<br />

8) Zwart G., M. Kamst-van Agterveld, I. van der<br />

Werff-Staverman, F. Hagen, H. Hoogveld en<br />

H. Gons (2005). Molecular characterization of<br />

cyanobacterial diversity in a shallow eutrophic lake.<br />

Environ. Microbiol. deel 7, pag. 365-377.<br />

9) Kardinaal W. en P. Visser (2005). Dynamics of<br />

cyanobacterial toxins. Sources of variability<br />

in microcystin concentrations. In J. Huisman,<br />

H. Matthijs en P. Visser (redactie) Harmful<br />

cyanobacteria, pag. 41-63. Springer, Dordrecht.<br />

advertentie<br />

<br />

platform<br />

10) Janse I., M. Meima, W. Kardinaal en G. Zwart (2003).<br />

High-resolution differentiation of cyanobacteria by<br />

using rRNA-internal transcribed spacer denaturing<br />

gradient gel electrophoresis. Appl. Environ.<br />

Microbiol. deel 69, pag. 6634-6643.<br />

11) Janse I., M. Meima, W. Kardinaal, J. Fastner, P.<br />

Visser en G. Zwart (2004). Toxic and nontoxic<br />

Microcystis colonies in natural populations can<br />

be differentiated on the basis of rRNA gene<br />

internal transcribed spacer diversity. Appl. Environ.<br />

Microbiol. deel 70, pag. 3979-3987.<br />

12) Kardinaal W., R. Bissesar en G. Zwart (<strong>2006</strong>). DNAtechnieken<br />

<strong>voor</strong> detectie van cyanobacteriën:<br />

praktijktesten CYANOKIT en Q-MAAP in<br />

Nederlandse oppervlaktewateren. Rapport NIOO-<br />

KNAW Centrum <strong>voor</strong> Limnologie, Nieuwersluis.<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

H 2O / <strong>21</strong> - <strong>2006</strong><br />

35


Walter Immerzeel, FutureWater<br />

Heleen Graafstal, FutureWater<br />

Berthe Brouwer, Waterschap Zuiderzeeland<br />

Bert Warmolts, Waterschap Zuiderzeeland<br />

Evaluatie wateraanvoer<br />

Noordoostpolder<br />

In een aanzienlijk deel van de Noordoostpolder wordt water aangevoerd door<br />

middel van inlaten en hevels. Het inlaten van dit water heeft meerdere functies:<br />

het bestrijden van droogte, het beperken van nachtvorstschade in de fruitteelt,<br />

peilhandhaving en het waarborgen van een goede waterkwaliteit. Het is <strong>voor</strong><br />

het Waterschap Zuiderzeeland onduidelijk hoe de ingelaten hoeveelheid water<br />

verdeeld is over de verschillende functies en of niet teveel of te weinig water<br />

wordt ingelaten. Een innovatieve aanpak, gebaseerd op een gecombineerde<br />

analyse van metingen, een waterkwaliteitsmodel en het FutureView-model,<br />

heeft geleid tot een ruimtelijk verdeelde analyse van de wateraanvoer.<br />

Ongeveer tien procent van de<br />

totale hoeveelheid water die de<br />

Noordoostpolder binnenkomt,<br />

wordt ingelaten door middel van twaalf<br />

hevels en inlaten. De totale oppervlakte van<br />

de inlaatgebieden waar dit water kan worden<br />

gebruikt, bedraagt 10.770 hectare (20 procent<br />

van de totale oppervlakte). De wateraanvoergebieden<br />

zijn weergegeven in afbeelding<br />

1. Ze bevinden zich over het algemeen op<br />

zandgronden, waar infi ltratie en beregening<br />

nodig zijn om droogteschade in de landbouw<br />

tegen te gaan. Daarnaast wordt water<br />

aangevoerd <strong>voor</strong> de nachtvorstbestrijding<br />

en om de waterkwaliteit op peil te houden<br />

(doorspoelen) 4) . De doelstelling van de evaluatiestudie<br />

is het bepalen van de benodigde<br />

wateraanvoer <strong>voor</strong> deze activiteiten en deze<br />

te vergelijken met de hoeveelheden die in de<br />

werkelijkheid worden ingelaten.<br />

Een combinatie van methoden zijn gebruikt<br />

om de problematiek in kaart te brengen:<br />

• data-analyse van beschikbare gegevens<br />

<strong>voor</strong> de hele Noordoostpolder;<br />

• simulatie met het op SWAP 2) gebaseerde<br />

FutureView-model van de processen in<br />

de onverzadigde zone. De resultaten zijn<br />

gebruikt om ruimtelijk inzicht te verkrijgen<br />

in de benodigde hoeveelheid water in<br />

relatie tot de gewasopbrengsten,<br />

• waterkwaliteitsmodellering (chloride) van<br />

een representatieve watergang met een<br />

oppervlaktewatermodel;<br />

• berekeningen <strong>voor</strong> het natte jaar 1998,<br />

het ‘normale’ jaar 2000 en het droge jaar<br />

2003 om een goed beeld te krijgen in de<br />

temporele variaties.<br />

36 H 2O / <strong>21</strong> - <strong>2006</strong><br />

Wateraanvoerbehoefte<br />

Om een beter beeld te krijgen van de<br />

temporele variatie zijn eerst maandelijkse<br />

waterbalansen opgesteld <strong>voor</strong> het droge jaar<br />

2003. Opvallend aan deze analyse is dat in<br />

het droogste jaar (in het groeiseizoen) van de<br />

afgelopen 30 jaar er in de droogste maand<br />

(augustus) nog water wordt uitgemalen.<br />

Deze bevinding is aanleiding de wateraanvoerbehoefte<br />

als volgt verder te diff erentiëren<br />

naar functie:<br />

• droogtebestrijding<br />

Droogte wordt bestreden door middel<br />

van infi ltratie en door beregening. De<br />

hoeveelheid water die per maand wordt<br />

aangevoerd ten behoeve van droogtebestrijding,<br />

is bepaald met het FutureViewmodel;<br />

• peilhandhaving<br />

In de maanden dat droogtebestrijding<br />

plaatsvindt, is de hoeveelheid water <strong>voor</strong><br />

de peilhandhaving berekend met behulp<br />

van het debiet dat over de eindstuwputten<br />

stroomt, vermenigvuldigd met het aantal<br />

dagen in de maand dat droogtebestrijding<br />

plaatsvond. Een eindstuwput ligt aan het<br />

einde van een aanvoersloot en aangenomen<br />

is dat een debiet van minimaal 10 l/sec nodig<br />

is om het peil te handhaven;<br />

• nachtvorstbestrijding<br />

Voor alle wateraanvoergebieden waar fruit<br />

wordt geteeld, is in de te analyseren jaren<br />

gekeken naar de temperaturen in het vroege<br />

<strong>voor</strong>jaar. Op alle dagen tussen 15 maart en<br />

31 mei waar de minimumtemperatuur lager<br />

is geweest dan 1°C, wordt via sprinklerirri-<br />

gatie tien millimeter beregend om nachtvorstschade<br />

tegen te gaan;<br />

• doorspoeling<br />

Met behulp van een oppervlaktewatermodel<br />

is van een representatieve watergang de<br />

doorspoelbehoefte bepaald om het chloridegehalte<br />

op normwaarden van respectievelijk<br />

600, 300 en 200 mg/liter te houden 3) . Om 600<br />

mg/l te behalen, is geen wateraanvoer nodig.<br />

Ter illustratie zijn <strong>voor</strong> het droge jaar 2003 de<br />

gediff erentieerde wateraanvoeren per gebied<br />

grafi sch weergegeven in afbeelding 2. Uit<br />

de analyse blijkt dat in bijna alle wateraanvoergebieden<br />

in alle jaren ruim voldoende<br />

water is aangevoerd om aan de verschillende<br />

behoeftens te <strong>voor</strong>zien. Uitzondering hierop<br />

zijn de inlaten Lemmer/ Lemmer ‘t Hop en<br />

Kuinre in het droge jaar 2003.<br />

De kolom ‘overig’ bestaat uit extra water<br />

dat wordt aangevoerd om de praktijknorm<br />

lager dan 300 mg/l te handhaven wegens<br />

gewoonterecht, doorspoeling <strong>voor</strong> nietwateraanvoergebieden,<br />

niet reageren<br />

op neerslag (volledig vullen van de lege<br />

wateraanvoersloten na een inlaatstop kost<br />

circa drie dagen, daarom is het systeem niet<br />

fl exibel), niet stoppen met wateraanvoer als<br />

veiligheidsmarge tegen hoge schadeclaims<br />

van (hoogwaardige) functies met een hoge<br />

kans op droogteschade, zoals kassen én de<br />

hoeveelheid water die wordt aangevoerd<br />

terwijl daaraan geen behoefte bestaat.<br />

Samenvattend wordt in het droge jaar<br />

2003 ongeveer tien miljoen kubieke meter<br />

water (16 procent) aan de functie ‘overig’<br />

toegewezen, in 1998 is dat circa 35 miljoen


Afb. 1: Locatie van de wateraanvoergebieden<br />

Afb. 2: Wateraanvoerbehoefte in wateraanvoergebieden ten opzichte van werkelijke aanvoer<br />

(2003)<br />

(74 procent) en in 2000 circa 40 miljoen (76<br />

procent).<br />

Het uitmalen van ingelaten water dat niet<br />

wordt gebruikt, heeft financiële consequenties.<br />

Door zuiniger te zijn met het<br />

inlaten, kan hierop worden bespaard. Om<br />

een indruk te krijgen van de bedragen, wordt<br />

uitgegaan van het uitmalen van de totale<br />

hoeveelheid ingelaten water en van alleen<br />

de energiekosten. In de zomer gaat het dan<br />

gemiddeld om 350 euro en maximaal 2.300<br />

euro per dag, die bespaard zouden kunnen<br />

worden als alle inlaten na zware neerslag<br />

gesloten zouden worden. Om operationele<br />

redenen worden de inlaten na zware neerslag<br />

meestal niet gesloten, omdat dat veel tijd<br />

kost en bepaalde functies de dag erna vaak<br />

alweer om water vragen. De maximaal te<br />

besparen kosten wegen dan ook niet op<br />

tegen het risico van mogelijke schadeclaims.<br />

Droogtebestrijding<br />

Algemeen wordt aangenomen dat droogtebestrijding<br />

de belangrijkste functie is van<br />

de wateraanvoer en een aanzienlijk deel van<br />

het aangevoerde water wordt ookgebruikt<br />

<strong>voor</strong> droogtebestrijding. Wateraanvoer<br />

bestemd <strong>voor</strong> droogtebestrijding is in detail<br />

verder geanalyseerd. Er zijn twee situaties<br />

gesimuleerd: een situatie waarin de droogteschade<br />

in de huidige situatie wordt bepaald<br />

en een situatie waarin de droogteschade<br />

wordt bepaald wanneer geen wateraanvoer<br />

aanwezig zou zijn.<br />

Afbeelding 3 geeft de wateraanvoerbehoefte<br />

(in millimeters) per rekeneenheid <strong>voor</strong> de<br />

huidige situatie in een nat jaar (1998), een<br />

gemiddeld jaar (2000) en een droog jaar<br />

(2003). Hieruit blijkt dat hoe droger het is,<br />

hoe groter de waterbehoefte. Verder blijkt<br />

dat zelfs in een nat jaar als 1998 waterbehoefte<br />

aanwezig was in de Noordoostpolder,<br />

<strong>voor</strong>al in gebieden met zandbodems en een<br />

relatief groot verhang. Uit de analyses blijkt<br />

dat ondanks wateraanvoer er nog steeds<br />

een geringe droogteschade optreedt. Niet<br />

de hoeveelheid wateraanvoer is beperkend,<br />

maar het aangevoerde water kan niet snel<br />

genoeg van de wateraanvoersloten de plant<br />

bereiken. Men zou hier dus van onvermijdelijke<br />

droogteschade kunnen spreken.<br />

platform<br />

Afb. 3: Wateraanvoerbehoefte (infiltratie, droogteberegening en<br />

nachtvorstberegening) <strong>voor</strong> de huidige situatie in een nat jaar<br />

(1998), een gemiddeld jaar (2000) en een droog jaar (2003)<br />

Afb. 4: Extra droogteschade <strong>voor</strong> het scenario zonder wateraanvoer<br />

ten opzichte van de huidige situatie in een nat jaar (1998), een<br />

gemiddeld jaar (2000) en een droog jaar (2003).<br />

Gemiddeld over alle wateraanvoergebieden<br />

in de Noordoostpolder is de droogteschade<br />

in het natte jaar (1998) en het gemiddelde<br />

jaar (2000) en in het droge jaar (2003) echter<br />

klein. De maximale droogteschade die in<br />

de huidige situatie in een rekeneenheid<br />

optreedt, loopt in 2003 op tot maximaal circa<br />

vijf procent. Deze bevindingen komen goed<br />

overeen met een eerdere studie 1) die ook<br />

weinig droogteschade constateerde in de<br />

wateraanvoergebieden in de huidige situatie.<br />

Afbeelding 4 geeft de extra droogteschade<br />

weer <strong>voor</strong> het scenario zonder wateraanvoer<br />

ten opzichte van de huidige situatie <strong>voor</strong><br />

de verschillende jaren. Uit de analyse blijkt<br />

dat de gemiddelde droogteschade <strong>voor</strong> alle<br />

wateraanvoergebieden samen slechts met<br />

3,2 procent stijgt in het droge jaar 2003. In<br />

bepaalde gebieden neemt de droogteschade<br />

echter tot 13 procent toe bij een inlaatstop.<br />

Geconcludeerd kan worden dat ook zonder<br />

wateraanvoer de droogteschade niet<br />

enorm hoog wordt. Enige nuance is echter<br />

op zijn plaats. Praktijkervaring leert dat de<br />

noordoosthoek van de Noordoostpolder<br />

H 2O / <strong>21</strong> - <strong>2006</strong><br />

37


landgebruik bruto gewas- gemiddelde extra droogteschade<br />

opbrengst<br />

1998 2000 2003<br />

euro/ha euro/ha euro/ha euro/ha<br />

agrarisch gras 900 5 8 29<br />

maïs 1.000 5 9 32<br />

granen 1.100 6 10 35<br />

suikerbieten 4.000 20 36 128<br />

pootaardappelen 8.000 40 72 256<br />

consumptieaardappelen 5.300 27 48 170<br />

overige landbouwgewassen 5.000 25 45 160<br />

bloembollen 30.000 150 270 960<br />

boomgaarden 100.000 500 900 3.200<br />

glastuinbouw 225.000 1.125 2.025 7.200<br />

Extra droogteschade zonder wateraanvoer in euro per hectare <strong>voor</strong> verschillend landgebruik.<br />

zeer droogtegevoelig is, wat in het model<br />

niet duidelijk naar voren komt. Een oorzaak<br />

hier<strong>voor</strong> zou de drooglegging kunnen zijn.<br />

Er is een gemiddelde drooglegging per<br />

rekeneenheid gebruikt, terwijl in het gebied<br />

een vrij groot verval aanwezig is in maaiveldhoogte;<br />

de gebieden met een grote drooglegging,<br />

die meer droogtegevoelig zouden<br />

kunnen zijn, komen niet volledig tot uiting.<br />

In de tabel wordt de extra droogteschade<br />

die optreedt door geen water aan te voeren,<br />

vertaald naar financiële consequenties <strong>voor</strong><br />

de verschillende typen landgebruik.<br />

Als de extra omslag die de agrariërs aan<br />

het waterschap betalen <strong>voor</strong> wateraanvoer<br />

(87 euro per hectare), wordt vergeleken<br />

met de gemiddelde extra droogteschade,<br />

is de wateraanvoer in een gemiddeld jaar<br />

rendabel <strong>voor</strong> bloembollen, boomgaarden<br />

en glastuinbouw. In een droog jaar loopt<br />

de droogteschade echter meteen op en is<br />

de wateraanvoer alleen niet rendabel <strong>voor</strong><br />

maïs, granen en gras. Om exact te berekenen<br />

<strong>voor</strong> welke gewassen wateraanvoer<br />

rendabel is, is het noodzakelijk om de kans<br />

op droogteschade te bepalen. Daarnaast<br />

hebben agrariërs vaak meerdere gewassen<br />

op een kavel, waardoor alleen gemiddelde<br />

schadebepaling mogelijk is. Ook roteren de<br />

gewassen, zodat het ene jaar wateraanvoer<br />

wel rendabel is, maar een volgend jaar<br />

niet. Logischerwijs wordt dan wel gebruik<br />

gemaakt van de wateraanvoer.<br />

Conclusies en aanbevelingen<br />

Waterschap Zuiderzeeland houdt bij het<br />

inlaten van water beperkt rekening met de<br />

hoeveelheid gevallen neerslag. De redenen<br />

hier<strong>voor</strong> zijn <strong>voor</strong>namelijk operationeel<br />

van aard. Het kost namelijk tijd om de volle<br />

wateraanvoersloten leeg te laten lopen en<br />

nog meer tijd om ze weer vol te krijgen,<br />

waarbij de kans bestaat op schade(claims)<br />

bij droogtegevoelige gewassen. Dit zorgt er<br />

in sommige situaties <strong>voor</strong> dat een deel van<br />

het ingelaten water ook weer uitgemalen<br />

wordt. In augustus 2003, de droogste maand<br />

38 H 2O / <strong>21</strong> - <strong>2006</strong><br />

van het droogste jaar van de afgelopen 30<br />

jaar, werd nog water uitgeslagen. Een deel<br />

van het uitgemalen water moet dus rechtstreeks<br />

afkomstig zijn van de wateraanvoer.<br />

De mogelijk te besparen bemalingskosten<br />

(energie) variëren van 350 euro per dag tot<br />

2.300 euro per dag.<br />

De droogteschade bij de huidige wateraanvoer<br />

is te negeren. Als er geen wateraanvoer<br />

zou zijn in de Noordoostpolder,<br />

zal de droogteschade toenemen. Voor alle<br />

wateraanvoergebieden samen neemt de<br />

gemiddelde droogteschade toe met drie<br />

procent, maar in bepaalde gebieden zal de<br />

maximale droogteschade tot 13 procent<br />

toenemen zonder wateraanvoer in het<br />

droge jaar 2003. De droogteschade in euro’s<br />

per hectare is afhankelijk van het gewas<br />

dat wordt verbouwd. In het natte jaar 1998<br />

varieert de gemiddelde extra droogteschade<br />

per hectare van vijf euro <strong>voor</strong> grasland<br />

tot 1.125 euro <strong>voor</strong> glastuinbouw. In het<br />

droge jaar 2003 loopt het gemiddelde<br />

schadebedrag snel op, variërend van 29<br />

euro <strong>voor</strong> grasland tot meer dan 7.200 euro<br />

<strong>voor</strong> glastuinbouw. Vanuit de verhouding<br />

droogteschade/omslag <strong>voor</strong> wateraanvoer<br />

is wateraanvoer <strong>voor</strong> een agrariër in een<br />

gemiddeld jaar rendabel <strong>voor</strong> bloembollen,<br />

boomgaarden en glastuinbouw. In een droog<br />

jaar is wateraanvoer echter alleen onrendabel<br />

<strong>voor</strong> maïs, granen en gras.<br />

De doorspoelbehoefte <strong>voor</strong> wat betreft<br />

chloride is nihil in een nat of gemiddeld jaar,<br />

wanneer wordt gestreefd naar 600 mg/l. Alleen<br />

in het droge jaar 2003 bestaat een behoefte<br />

aan doorspoelen in de wateraanvoergebieden<br />

Kuinre, Lemsterhop, Lemmer en Urk.<br />

De behoefte aan doorspoelen dient nader<br />

onderzocht te worden. De verblijftijd van<br />

het water in de polder is van belang <strong>voor</strong> het<br />

ontstaan van algen. De wateraanvoer zorgt<br />

er<strong>voor</strong> dat die verblijftijd wordt verkort, in de<br />

wateraanvoergebieden maar ook daarbuiten,<br />

zodat slechts in beperkte mate algenbloei<br />

<strong>voor</strong>komt in de polder. Dit aspect is niet<br />

meegenomen in de studie.<br />

In een nat en een gemiddeld jaar wordt<br />

ongeveer een kwart van de wateraanvoer<br />

toegewezen aan droogtebestrijding,<br />

peilhandhaving en doorspoeling. Dat<br />

betekent dat driekwart van de wateraanvoer<br />

in de categorie ‘overig’ valt. Dat is een hoog<br />

percentage en werpt al snel vragen op<br />

over de efficiëntie van de wateraanvoer.<br />

Deze studie is echter in nauwe samenwerking<br />

met de wateraanvoermedewerker<br />

gedaan. Aangegeven is dat het systeem erg<br />

inflexibel is. Het is mogelijk om in te spelen<br />

op neerslagverwachting, maar het kost veel<br />

tijd om de wateraanvoersloten leeg te laten<br />

stromen en nog meer tijd om ze weer vol te<br />

krijgen. Ervaring heeft geleerd dat de dag<br />

nadat wateroverlast <strong>voor</strong>kwam, bepaalde<br />

gewassen al weer om water vroegen, bij<strong>voor</strong>beeld<br />

in kassen en fruit en groente geteeld<br />

op de volle grond. In zijn algemeenheid is<br />

de veldinschatting dat tien tot 20 procent te<br />

veel water wordt ingelaten ‘om het goed te<br />

laten stromen’. Het verschil ten opzichte van<br />

de 75 procent blijft daarmee echter groot en<br />

verdient nader onderzoek.<br />

Literatuur<br />

1) Bastiaanssen W. en S. Zwart (2005). Knelpunten<br />

in het waterbeheer van de Noordoostpolder:<br />

Remote Sensing analyses ter ondersteuning van<br />

het waterstructuurplan. Waterschap Zuiderzeeland.<br />

Rapport WaterWatch.<br />

2) Van Dam J. (2000). Field-scale water flow<br />

and solute transport. SWAP model concepts,<br />

parameter estimation, and case studies. PhD-thesis<br />

Wageningen Universiteit.<br />

3) Immerzeel W., H. Graafstal en R. Loeve (<strong>2006</strong>).<br />

Evaluatie wateraanvoer in de Noordoostpolder.<br />

Waterschap Zuiderzeeland. Rapport FutureWater.<br />

4) Waterschap Zuiderzeeland (2001).<br />

Waterbeheersplan 2002-2005: Water in beweging.


Jaco van der Gaast, Alterra<br />

Henk Vroon, Alterra<br />

Harry Massop, Alterra<br />

In dit artikel dient verdroging te worden gezien als een verlaging van de<br />

gemiddelde freatische grondwaterstand, ongeacht de toegekende functie.<br />

De verdroging als gevolg van een verlaging in de stand van het grondwater<br />

wordt momenteel veelal bepaald door oude grondwaterstandinformatie,<br />

<strong>voor</strong>al uit kaarten, te vergelijken met recente meetgegevens in peilbuizen. Uit<br />

onderzoek blijkt dat de freatische grondwaterstand, gemeten met behulp van<br />

peilbuizen, veelal lager wordt ingeschat dan de werkelijke freatische grondwaterstand.<br />

Dit heeft tot gevolg dat de berekende verdroging veelal op een niet<br />

te verwaarlozen manier wordt overschat, hetgeen kan worden aangeduid als<br />

numerieke verdroging.<br />

platform<br />

Verdroging veelal systematisch<br />

overschat<br />

Tijdens het onderzoek naar de<br />

karakterisering van de freatische<br />

grondwaterstand in Nederland<br />

is een aanzienlijk verschil geconstateerd<br />

tussen meetgegevens in peilbuizen en<br />

metingen in open boorgaten (gerichte<br />

opnames) 6) . Voor het zandgebied bleek de<br />

GxG in de peilbuizen gemiddeld ongeveer 25<br />

centimeter lager te zijn dan de GxG in open<br />

boorgaten. Indertijd is <strong>voor</strong> dit geconstateerde<br />

verschil geen verklaring gevonden.<br />

Nader onderzoek heeft uitgewezen dat dit<br />

verschil onder meer kan worden verklaard<br />

door het gebruik van piëzometers. De grondwaterstand<br />

werd in het verleden gemeten<br />

in open boorgaten of in ondiep geplaatste<br />

peilbuizen die, tenminste over het traject<br />

waarin de grondwaterstand fl uctueert, waren<br />

geperforeerd. De manier van plaatsen van<br />

peilbuizen <strong>voor</strong> het meten van de freatische<br />

grondwaterstand is, onder meer doordat<br />

men in het huidige numerieke tijdperk<br />

moeilijk om kan gaan met bij<strong>voor</strong>beeld<br />

droge standen in peilbuizen, in de loop van<br />

de laatste decennia veranderd. Bij het begin<br />

van het karteren van de grondwaterstand<br />

werd gebruik gemaakt van grondwaterstandbuizen<br />

met een lengte van 1,5 à 2<br />

meter. In gronden met slecht doorlatende<br />

lagen ondieper dan 1,5 à 2 meter beneden<br />

maaiveld werden bovendien grondwaterstandmetingen<br />

in kortere buizen verricht,<br />

die met hun onderzijde tot net boven de<br />

betreff ende laag werden geplaatst 9) . Van<br />

der Sluijs en Van Egmond 13) geven aan dat<br />

gemeten wordt in peilbuizen van circa twee<br />

meter lengte. Later wordt gebruik gemaakt<br />

van peilbuizen met een lengte van twee tot<br />

drie meter 14) , terwijl tegenwoordig gebruik<br />

wordt gemaakt van peilbuizen met een<br />

maximale lengte van vijf of zes meter 4),5) .<br />

Het meten van de grondwaterstand<br />

In de jaren 50 heeft men veel onderzoek<br />

verricht naar het waarnemen van de<br />

freatische grondwaterstand. De grondwaterstand<br />

kan worden gemeten in boorgaten<br />

of, wanneer de waarnemingen zich over<br />

langere tijd uitstrekken, in buizen, die<br />

in de boorgaten werden gebracht 10) . De<br />

buizen hebben een diameter van enkele<br />

centimeters en zijn geheel of gedeeltelijk<br />

geperforeerd, <strong>voor</strong> tenminste het deel dat<br />

zich in het grondwater bevindt, waardoor<br />

het water gemakkelijk in de buis kan treden.<br />

De buis wordt veelal omwikkeld met een<br />

fi lterkous, om inspoeling van zand en klei te<br />

<strong>voor</strong>komen. De boorgaten waarin de buizen<br />

worden geplaatst, hebben gewoonlijk een<br />

grotere diameter dan de buis. De ruimte<br />

tussen de buiswand en de wand van het<br />

boorgat wordt opgevuld met grof zand 10) of<br />

losjes opgevuld met grond 3) . In veel gevallen<br />

zal de stand van het water in deze buizen<br />

corresponderen met de grondwaterspiegel 12) .<br />

Dit zal met name het geval zijn wanneer<br />

het grondwater zich in een toestand van<br />

statisch evenwicht bevindt of wanneer in<br />

de grond slechts stroming in horizontale<br />

richting optreedt. Wanneer er echter een<br />

verticale stromingscomponent is, kan de<br />

stand van het water in de buis afwijken van<br />

de grondwaterstand 3) . De stand van het<br />

water in de buis geeft dan het evenwicht<br />

weer tussen instroming en uitstroming in de<br />

verzadigde lagen. Vooral wanneer er grote<br />

verschillen in doorlatendheid zijn tussen de<br />

bodemhorizonten, kan de waterstand in de<br />

buis aanzienlijk verschillen van de werkelijke<br />

grondwaterstand.<br />

Om in zulke gevallen uitsluitsel te krijgen<br />

over de ligging van het freatische vlak, kan<br />

van piëzometers of potentiaalbuizen gebruik<br />

worden gemaakt 12) . Dit zijn ijzeren of plastic<br />

buizen die in tegenstelling tot de hier<strong>voor</strong><br />

besproken grondwaterstandbuizen slechts<br />

over een kleine afstand aan de onderzijde<br />

geperforeerd zijn. Ze worden zodanig in de<br />

bodem geplaatst dat de buiswand overal<br />

dicht tegen de grond aansluit en er geen<br />

lekkage optreedt tussen grond en buiswand.<br />

De stand van het water in de buis wordt dan<br />

bepaald door de druk van het grondwater<br />

ter plaatse van het fi lter (de potentiaal).<br />

Indien een potentiaalverschil bestaat<br />

tussen twee verticaal onder elkaar gelegen<br />

punten, zal een verticale stroming ontstaan.<br />

De stroomsterkte is afhankelijk van het<br />

drukverschil, doorlatendheid van de bodem<br />

en de afstand tussen twee verticaal onder<br />

elkaar gelegen punten. Het freatische vlak<br />

wordt aangegeven door de piëzometer die<br />

zo kort is dat er nog net water in komt. In een<br />

situatie met statisch evenwicht of wanneer<br />

uitsluitend horizontale stroming optreedt,<br />

zijn er in verticale richting geen verschillen<br />

in potentiaal en zijn de standen in alle<br />

piëzometers gelijk 3) .<br />

In de praktijk wordt momenteel veelal<br />

onbedoeld gebruik gemaakt van<br />

piëzometers in plaats van freatische buizen.<br />

De fi lterlengte is veelal beperkt (een halve of<br />

één meter) en de buizen worden vaak diep<br />

geplaatst om droogstaan te <strong>voor</strong>komen.<br />

H 2O / <strong>21</strong> - <strong>2006</strong><br />

39


Verticale grondwaterstroming<br />

De verdroging wordt veelal afgeleid uit<br />

veranderingen in de grondwatertrap (Gt),<br />

welke wordt bepaald door de gemiddeld<br />

hoogste (GHG) en gemiddeld laagste grondwaterstand<br />

(GLG), en de hiermee samenhangende<br />

gemiddelde <strong>voor</strong>jaarsgrondwaterstand<br />

(GVG). Indien gekeken wordt<br />

naar de GHG en GLG, hebben we te maken<br />

met situaties die gemiddeld genomen in<br />

de orde van 20 à 40 dagen per jaar worden<br />

overschreden. Hierdoor valt het moment<br />

waarop de grondwaterstand overeenkomt<br />

met de GHG niet direct samen met een<br />

extreem natte weerssituatie. De GHG wordt<br />

bereikt in een relatief natte situatie met<br />

een neerslagoverschot en derhalve een<br />

neergaande flux (grondwaterstroming),<br />

waardoor de grondwaterafvoer en eventuele<br />

wegzijging relatief groot zijn. Indien<br />

uitgegaan wordt van de wet van Darcy<br />

(formule 1), die de grondwaterstroming<br />

beschrijft, zal hierdoor een potentiaalverschil<br />

optreden in verticale richting, met een<br />

hoge potentiaal boven in het profiel en<br />

een lagere potentiaal lager in het profiel.<br />

De mate waarin de potentiaal verschilt,<br />

zal <strong>voor</strong> een belangrijk deel afhangen<br />

van de doorlatendheid van de bodem in<br />

verticale richting. Indien gebruik wordt<br />

gemaakt van piëzometers die relatief diep<br />

zijn geplaatst, zal in de potentiaalbuis een<br />

lagere drukhoogte worden gemeten dan de<br />

freatische grondwaterstand. Het verschil in<br />

gemeten potentiaal en de freatische grondwaterstand<br />

is afhankelijk van de afstand (s)<br />

tussen het potentiaalvlak waarin gemeten<br />

wordt en de freatische grondwaterstand,<br />

de doorlatendheid (ksat) van de bodem in<br />

verticale richting en de flux (q).<br />

dHh qs<br />

q = ksat ––––– oftewel dHh = –––––<br />

s ksat Naast de verticale doorlatendheid is ook de<br />

flux bepalend <strong>voor</strong> het verschil tussen een<br />

gemeten potentiaal in een piëzometer en<br />

de freatische grondwaterstand. Om meer<br />

inzicht te krijgen in de verticale flux op het<br />

grondwatervlak, zijn de gemiddeld hoogste<br />

flux (GHF) en de gemiddeld laagste flux (GLF)<br />

in het grondwatervlak bepaald. De GHF en<br />

GLF zijn de fluxen in het grondwatervlak die<br />

respectievelijk op het GHG-moment en het<br />

GLG-moment <strong>voor</strong>komen. Voor het bepalen<br />

van de fluxen is gebruik gemaakt van de<br />

resultaten van het project ‘Hydrologie op basis<br />

van karteerbare kenmerken’ 8) . In afbeelding<br />

1 zijn de GHF en de GLF weergegeven. Uit<br />

de kaarten komt naar voren dat er duidelijke<br />

ruimtelijke verschillen zijn in de verticale flux<br />

op het freatisch vlak op zowel het GHG- als<br />

het GLG-moment. Droge gebieden met een<br />

relatief dikke onverzadigde zone, zoals de<br />

Veluwe, hebben een geringe neerwaartse<br />

GHF. De GLF is <strong>voor</strong> deze gebieden eveneens<br />

naar beneden gericht en relatief laag,<br />

waardoor ook de fluctuatie in de flux gering<br />

is. In de veelal natte klei- en veengebieden is<br />

de GHF hoog en is de GLF als gevolg van kwel<br />

en/of het aanvullen van water dat via capillaire<br />

opstijging verdwijnt, tegengesteld gericht<br />

(naar boven). Voor de GHF geldt dat deze<br />

altijd als gevolg van een neerslagoverschot<br />

naar beneden gericht is en dat de ruimtelijke<br />

verschillen redelijk groot zijn. Voor de GLF zijn<br />

40 H 2O / <strong>21</strong> - <strong>2006</strong><br />

gemiddelde GHF: -2.9 mm/d gemiddelde GLF: 0.4 mm/d<br />

Afb. 1: Gemiddelde flux door het grondwatervlak op het moment van de gemiddeld hoogste (links) en<br />

gemiddeld laagste grondwaterstand (rechts).<br />

Afb. 2: Frequentieverdeling van potentiaalverschillen tussen buizen op één meter en buizen op vijf of zes meter<br />

-mv in gleygronden (A en B) en in humuspodzolen (C en D) (boven). Schematisch verloop van de doorlaatfactor<br />

in gleygronden (a) en humuspodzolgronden (b) in Salland (onder) 11) .


Afb. 3: Frequentieverdeling van potentiaalverschillen tussen 0,8 m en 2,8 of 3,8 m -mv buizen in dekzand, nabij<br />

het Twenthekanaal.<br />

Afb. 4: Potentiaalverschil tussen twee opeenvolgende peilfilters met een onderlinge verticale afstand van één<br />

meter nabij het Twenthekanaal.<br />

platform<br />

de ruimtelijke verschillen kleiner, maar valt op<br />

dat de flux zowel naar boven als naar beneden<br />

gericht kan zijn. In de duidelijke wegzijgingsgebieden<br />

blijft de flux ook gedurende de GLG<br />

naar beneden gericht. Gemiddeld <strong>voor</strong> heel<br />

Nederland is de GHF -3 mm/d en de GLF 0,4<br />

mm/d. De gemiddelde <strong>voor</strong>jaars flux (GVF) is<br />

gemiddeld over heel Nederland ongeveer -0,9<br />

tot -1 mm/d en heeft ruimtelijk gezien een<br />

veel geringere variatie.<br />

Op basis van het <strong>voor</strong>gaande kan <strong>voor</strong><br />

de verticale flux rond het GHG-moment<br />

uitgegaan worden van een neerwaartse<br />

flux van 3 mm/d. Indien daarnaast wordt<br />

uitgegaan van een verticale doorlatendheid<br />

van 0,05 m/d en een buislengte van drie<br />

meter, dan is de c-waarde 60 dagen (c = s/k).<br />

Het stijghoogteverschil (ΔHh) bij deze flux<br />

bedraagt hierdoor 18 centimeter (dh = c*q).<br />

Praktijk<strong>voor</strong>beelden<br />

Dergelijke hoge c-waarden kunnen ook in het<br />

zandgebied <strong>voor</strong>komen. Ook in humuspodzolgronden<br />

zijn namelijk in het verleden, als<br />

gevolg van geringe doorlatendheden boven<br />

in het profiel, in de winterperiode verschillen<br />

in stijghoogten van enkele tientallen<br />

centimeters gemeten tussen filters op één,<br />

twee, vier en zes meter diepte 11) . In afbeelding<br />

2 zijn frequentieverdelingen van stijghoogteverschillen<br />

in piëzometers op één en vijf tot<br />

zes meter weergegeven <strong>voor</strong> gleygronden<br />

met kwel en humuspodzolgronden met<br />

wegzijging. Vooral in de humuspodzolgronden<br />

is als gevolg van een verschil in<br />

k-waarde en een neergaande wegzijgingsflux<br />

in een winterperiode een aanzienlijk verschil<br />

gemeten in ondiepe en diepere filters. De<br />

verticale doorlatendheid is weer in hoge<br />

mate afhankelijk van eventueel aanwezige<br />

anisotropie in de vorm van onder andere leem<br />

of lutumbandjes, scherpe textuurovergangen,<br />

humus en/of ijzerinspoelingslagen en het<br />

<strong>voor</strong>komen van storende lagen in het profiel 7) .<br />

Bij het Twenthekanaal wordt in het kader van<br />

onderzoek naar de ruimtelijke beïnvloeding<br />

van het kanaal sinds 1983 op een groot aantal<br />

locaties grondwaterstanden gemeten 2) . Op<br />

enkele locaties in het dekzandpakket zijn<br />

op verschillende dieptes filters geplaatst. In<br />

afbeelding 3 zijn de gemeten stijghoogteverschillen<br />

in de vorm van een frequentieverdeling<br />

<strong>voor</strong> enkele locaties weergegeven.<br />

De metingen zijn uitgevoerd in de periode<br />

1983-1997. Het stijghoogteverschil heeft<br />

betrekking op metingen in piëzometers<br />

met een filterlengte van 20 centimeter en<br />

een filterdiepte van 0,8 en 3,8 meter (<strong>voor</strong><br />

locatie 15 2,8 meter). In de figuur is duidelijk<br />

te zien dat in een groot aantal situaties<br />

grote stijghoogteverschillen aanwezig<br />

zijn. De verschillen zijn <strong>voor</strong> twee locaties<br />

overwegend positief, hetgeen duidt op kwel<br />

en <strong>voor</strong> één locatie negatief (wegzijging). Ook<br />

deze meer recente metingen geven aan dat in<br />

een dekzandpakket stijghoogteverschillen op<br />

relatief korte afstand <strong>voor</strong> kunnen komen als<br />

gevolg van een verticale flux.<br />

In afbeelding 4 is het potentiaalverschil<br />

tussen twee opeenvolgende peilfilters<br />

met een onderlinge verticale afstand van<br />

één meter weergegeven. Uit de figuur<br />

H 2O / <strong>21</strong> - <strong>2006</strong><br />

41


komt naar voren dat het stijghoogteverschil<br />

<strong>voor</strong>al optreedt in de bovenste twee<br />

filters (tussen één en twee meter). Dit geeft<br />

aan dat de weerstand relatief hoog in het<br />

bodemprofiel zit en <strong>voor</strong> deze situatie <strong>voor</strong>al<br />

bodemkundig bepaald is. Gedurende de<br />

bodemvorming vinden onder andere door<br />

de waterbeweging allerlei processen plaats,<br />

waardoor hoog in het profiel verschillen<br />

in doorlatendheid kunnen ontstaan. Mede<br />

hierdoor kunnen de gemeten verschillen<br />

in de potentiaal worden verklaard. Naast<br />

het niveau waarop de meeste weerstand<br />

aanwezig is, geeft de figuur ook de fluctuatie<br />

weer. Deze fluctuatie van het potentiaalverschil<br />

in de tijd lijkt te zijn gekoppeld<br />

aan de seizoenen. In de winterperiode is<br />

het gemeten stijghoogteverschil relatief<br />

hoog. Deze seizoensfluctuatie kan verklaard<br />

worden uit de flux op het grondwatervlak,<br />

die zoals eerder aangegeven gedurende<br />

natte periode relatief hoog is (GHF). In<br />

droge perioden is het zelfs mogelijk dat het<br />

stijghoogteverschil onder invloed van kwel<br />

vanuit het Twenthekanaal tegengesteld is.<br />

De GLG heeft duidelijk betrekking op een<br />

droge situatie met een verdampingsoverschot<br />

en derhalve een opwaartse flux in<br />

de onverzadigde zone. Vooral bij natte Gt’s<br />

met kwel kan dit tot gevolg hebben dat het<br />

water dat via capillaire opstijging verdwijnt,<br />

weer aangevuld wordt via het grondwater.<br />

Als gevolg van deze situatie mag men<br />

verwachten dat de diepere potentiaal iets<br />

hoger is dan de freatische grondwaterstand,<br />

waardoor toestroming plaats kan vinden. Het<br />

potentiaalverschil is in deze situatie tegengesteld<br />

aan de situatie rond het GHG-moment<br />

en veelal kleiner dan in de GHG-situatie. Bij<br />

de veelal hoger gelegen droge Gt’s vindt<br />

rond GLG eveneens een capillaire flux plaats.<br />

Deze capillaire onttrekking heeft echter niet<br />

tot gevolg dat grondwater wordt aangevoerd<br />

om dit verdampingsverlies te compenseren.<br />

In een droge situatie met permanente<br />

wegzijging heeft de capillaire flux alleen<br />

maar tot gevolg dat de grondwaterstand<br />

sneller uitzakt. De flux in het grondwater<br />

(GLF) wordt in droge perioden wel veel<br />

kleiner, maar blijft naar beneden gericht.<br />

Indien sprake is van een schijngrondwaterspiegel<br />

als gevolg van een storende laag, met<br />

daaronder een deel onverzadigde zone, dan<br />

wordt het effect van de anisotropie nog eens<br />

versterkt (afbeelding 5). Het onverzadigde<br />

materiaal onder een storende laag heeft<br />

een lagere k-waarde naarmate het materiaal<br />

droger is. Hierdoor neemt de weerstand toe,<br />

waardoor het water nog moeilijker naar het<br />

grondwater kan percoleren. Het verschil<br />

in stijghoogte tussen een peilbuis en de<br />

freatische grondwaterstand in de vorm van<br />

een schijnspiegel kan hierdoor zeer groot zijn.<br />

In het begin van de jaren ‘90 is onderzoek<br />

verricht naar de interactie tussen de locale<br />

hydrologische systemen van de natuurgebieden<br />

Tuspeel en Heelderpeel in Limburg<br />

en een meer regionaal hydrologisch systeem.<br />

Het gebied wordt gekenmerkt door het<br />

<strong>voor</strong>komen van schijngrondwaterspiegels.<br />

Bij het onderzoek is met name aandacht<br />

besteed aan het <strong>voor</strong>komen van ondiepe<br />

42 H 2O / <strong>21</strong> - <strong>2006</strong><br />

Afb. 5: Dwarsdoorsnede van een ven met een ligging van de bodem in de onverzadigde zone 1) .<br />

stagnerende lagen alsmede de hydrologische<br />

eigenschappen van deze lagen 15) . Voor het<br />

onderzoek zijn boringen uitgevoerd, waarin<br />

vervolgens op verschillende dieptes filters<br />

(piëzometers) zijn geplaatst. Afbeelding<br />

6 geeft een <strong>voor</strong>beeld van het gemeten<br />

drukhoogteprofiel <strong>voor</strong> verschillende<br />

meetdata. In de figuur is een hydrostatisch<br />

drukverloop boven de stagnerende laag<br />

te zien. Onder de stagnerende laag is een<br />

onverzadigd traject gevonden, die op grotere<br />

diepte weer overgaat in een verzadigd traject<br />

met een hydrostatisch drukverloop.<br />

Anisotropie<br />

Om een indruk te krijgen van de ruimtelijke<br />

verbreiding van anisotropie en daarmee van<br />

gebieden met potentiële verschillen tussen de<br />

freatische grondwaterstand en de grondwaterstand<br />

in peilbuizen, is een landsdekkende<br />

anisotropiekaart gemaakt (afbeelding<br />

7). De kaart is op basis van bodemkundige<br />

kenmerken afgeleid van de landsdekkende<br />

digitaal beschikbare bodemkaart 1:50.000.<br />

In de kaart zijn in totaal zes klassen onderscheiden<br />

die aangeven in welke mate<br />

anisotropie en de daarmee samenhangende<br />

effecten op de freatische grondwaterstand<br />

verwacht kunnen worden. In totaal blijkt<br />

anisotropie naar schatting in bijna de helft van<br />

het areaal in Nederland in meer of mindere<br />

mate <strong>voor</strong> te komen. Ruim tien procent van<br />

het areaal heeft geen anisotropie en ongeveer<br />

40 procent van het areaal is vanwege de diepe<br />

grondwaterstand niet beoordeeld.<br />

Conclusies en aanbevelingen<br />

Het verschil tussen de freatische grondwaterstand<br />

en de stijghoogte gemeten in<br />

een piëzometer kan worden veroorzaakt<br />

door een verticale stromingsweerstand. In<br />

de meeste gevallen wordt deze weerstand<br />

veroorzaakt door anisotropie als gevolg<br />

van zowel geologische omstandigheden<br />

als pedogenese (bodemvorming). Naast<br />

deze factoren is ook de flux in het grondwatervlak<br />

en de filterstelling van groot<br />

belang. Aangezien de verticale flux in de tijd<br />

kan verschillen, peilfilters op verschillende<br />

manieren en dieptes kunnen zijn geïnstalleerd<br />

en de geologische en bodemkundige<br />

omstandigheden in de ruimte sterk kunnen<br />

verschillen is de mate van discrepantie<br />

moeilijk op <strong>voor</strong>hand te bepalen.<br />

In de loop der tijd is het plaatsen van filters<br />

en het gebruik van piëzometers veranderd.<br />

Voor het digitale tijdperk werden freatische<br />

grondwaterstandbuizen meestal niet dieper<br />

geplaatst dan ongeveer twee meter. Grondwaterstanden<br />

op grotere diepten waren<br />

landbouwkundig gezien minder interessant.<br />

Doordat alle gegevens met de hand werden<br />

uitgewerkt, kon men gemakkelijker omgaan<br />

met droogvallende peilbuizen. Met deze<br />

droge standen kan in de huidige numerieke<br />

periode echter lastig worden omgegaan,<br />

waardoor we geneigd zijn buizen dieper te<br />

plaatsen. Ook het gebruik van numerieke<br />

modellen heeft ertoe geleid dat informatie<br />

op grotere diepte gewenst is. Daarnaast heeft<br />

het gebruik van modellen tot gevolg dat<br />

gebruik wordt gemaakt van modelconcepten<br />

die een schematische <strong>voor</strong>stelling van de<br />

werkelijkheid weergeven. Dit heeft wellicht<br />

ook tot gevolg dat men vaak denkt in modelconcepten,<br />

waarbij lagen worden geschematiseerd<br />

in watervoerende pakketten en<br />

scheidende lagen met respectievelijk alleen<br />

horizontale of verticale stroming.<br />

Door de bovenstaande aspecten is<br />

numerieke verdroging geïntroduceerd.<br />

Ook uit kostenoverwegingen zijn in de<br />

loop der tijd functiecombinaties van<br />

peilfilters ontstaan. Naast het waarnemen<br />

van de grondwaterstand worden peilfilters<br />

bij<strong>voor</strong>beeld gebruikt <strong>voor</strong> het bepalen van<br />

de grondwaterkwaliteit. Hier<strong>voor</strong> is het van<br />

belang water te onttrekken uit specifieke<br />

bodemlagen, hetgeen het gebruik van<br />

piëzometers vereist.<br />

Tijdens bodem- en Gt-karteringen worden<br />

door bodemkundigen veelal aanvullende<br />

tijdelijke peilfilters geplaatst. Hierbij wordt<br />

gebruik gemaakt van filters met een lengte<br />

van een meter. Aangezien ondiepe grondwaterstanden<br />

over het algemeen een<br />

fluctuatie hebben van ongeveer een meter<br />

en een bodemkundige kan inschatten over<br />

welk traject de grondwaterstand fluctueert,<br />

worden de filters in het traject geplaatst<br />

waarover de grondwaterstand fluctueert.<br />

In deze gevallen komt de plaatsing van het<br />

filter ongeveer overeen met een meetpunt<br />

in een open boorgat. Voorts wordt bij het<br />

schatten van de Gt tijdens de bodem- en<br />

Gt-karteringen ook rekening gehouden<br />

met de aanwezigheid van anisotropie in


Afb. 6: Voorbeeld van een drukhoogteprofiel, dat wordt beïnvloed door een<br />

stagnerende laag 15) .<br />

het bodemprofiel. Indien anisotropie in het<br />

bodemprofiel storend werkt op de verticale<br />

waterbeweging van het grondwater, dan zal<br />

de Gt (<strong>voor</strong>al de GHG) veelal natter worden<br />

geschat dan wanneer in hetzelfde bodemprofiel<br />

geen anisotropie <strong>voor</strong>komt.<br />

De stijghoogte gemeten in peilbuizen komt<br />

<strong>voor</strong> een deel van de tijd binnen een groot<br />

areaal in Nederland niet overeen met de<br />

freatische grondwaterstand ter plaatse.<br />

Dit verschil in stijghoogte is het grootst<br />

in natte perioden en derhalve ook groot<br />

tijdens het GHG-moment. Het bepalen van<br />

de verdroging in termen van verandering in<br />

de GxG geeft hierdoor <strong>voor</strong>al <strong>voor</strong> de GHG<br />

een overschatting van de verdroging. Ook<br />

bij kalibratie van grondwaterstromingsmodellen<br />

op freatische grondwaterstandbuizen<br />

(piëzometers) kan een model de grondwaterstand<br />

te laag simuleren, waardoor numerieke<br />

verdroging kan ontstaan.<br />

De gemeten stijghoogteverschillen worden<br />

in de praktijk vaak veroorzaakt door zeer<br />

ondiep <strong>voor</strong>komende anisotropie, welke <strong>voor</strong><br />

een groot deel bodemkundig is bepaald. Dit<br />

is echter wel de freatische grondwaterstand<br />

waar zowel de planten als de agrariër mee<br />

te maken hebben, aangezien deze grondwaterstand<br />

onder meer bepalend is <strong>voor</strong> de<br />

vochtbeschikbaarheid en nutriënten<strong>voor</strong>ziening<br />

<strong>voor</strong> de plant en de draagkracht van<br />

de bodem.<br />

De in dit artikel beschreven theoretische<br />

verklaring <strong>voor</strong> het verschil tussen een<br />

gemeten potentiaal in een piëzometer<br />

en de freatische grondwaterstand wordt<br />

echter beïnvloed door regionale stroming<br />

en het <strong>voor</strong>komen van kwel of wegzijging.<br />

Afb. 7: Anisotropiekaart<br />

Daarnaast is niet bekend in welke gronden<br />

en in welke mate anisotropie een rol speelt.<br />

Hierdoor is het lastig deze mogelijke<br />

verklaring eenduidig vast te stellen. Meer<br />

onderzoek naar het meten van de grondwaterstand<br />

in relatie tot anisotropie is wenselijk.<br />

Deze informatie zou vervolgens kunnen<br />

leiden tot een normering <strong>voor</strong> het meten van<br />

de freatische grondwaterstand.<br />

Literatuur<br />

1) Bannink M., L. Dekker, J. Hendrickx en H. van<br />

Ommen (1989). Wegzijging van water uit<br />

hooggelegen vennen: een gevoeligheidsanalyse.<br />

H 2O nr. 15, pag. 436 t/m 459.<br />

2) Beest J. te, en H. Massop (1998). Verwerking<br />

meetgegevens Twenthekanalen, hoofdkanaal en<br />

zijkanaal: 1997. DLO. Verslag SC DLO <strong>21</strong>0.11.<br />

3) Domhof J., J. Haans en M. Knibbe (1965). Het meten<br />

van grondwaterstanden in gronden met slecht<br />

doorlatende lagen. Boor en Spade XIV.<br />

4) Finke P., D. Groot Obbink en A. van Holst<br />

(1994). Methode <strong>voor</strong> de bepaling van de<br />

prioriteitsvolgorde van Gt-actualisatie. DLO-Staring<br />

Centrum. Rapport 322.<br />

5) Finke P., D. Brus, T. Hoogland, J. Oude Voshaar,<br />

F. de Vries en D. Wal<strong>voor</strong>t (1999). Actuele<br />

grondwaterinformatie schaal 1 : 10 000 in de<br />

waterschappen Wold en Wieden en Meppelerdiep.<br />

Gebruik van digitale maaiveldhoogten bij de<br />

kartering van gemiddelde hoogste, laagste en<br />

<strong>voor</strong>jaars-grondwaterstanden. DLO-Staring<br />

Centrum. Rapport 633.<br />

6) Gaast J. van der en H. Massop (2003).<br />

Karakterisering van de freatische grondwaterstand<br />

in Nederland. Bepaling van de GxG en xG3 <strong>voor</strong><br />

1995 op puntlocaties. Alterra. Rapport 819.<br />

7) Gaast J. van der, H. Vroon en M. Pleijter (<strong>2006</strong>). De<br />

grondwaterdynamiek in het waterschap Regge en<br />

Dinkel. Alterra. Rapport 1335.<br />

platform<br />

8) Gaast J. van der, H. Massop, H.. Vroon en I. Staritsky<br />

(<strong>2006</strong>). Hydrologie op basis van karteerbare<br />

kenmerken. Alterra. Rapport 1339.<br />

9) Heesen H. van en G. Westerveld (1966).<br />

Karakterisering van het grondwaterstandsverloop<br />

op de bodemkaart. Cultuurtechnisch tijdschrift,<br />

jaargang 5.<br />

10) Hooghoudt S. (1952). Waarnemingen van<br />

grondwaterstanden <strong>voor</strong> de landbouw. CHO-TNO.<br />

Verslag technische bijeenkomsten 1-6.<br />

11) Knibbe M. (1969). Gleygronden in het<br />

dekzandgebied van Salland. Proefschrift<br />

Centrum <strong>voor</strong> Landbouwpublikaties en<br />

Landbouwdocumentatie Wageningen.<br />

12) Richards L. (1954). Diagnosis and improvement of<br />

Saline and Alkalin soils. Agriculture Handbook nr.<br />

60, Washington.<br />

13) Sluijs P. van der en Th. van Egmond (1976). De<br />

grondwatertrap op de bodemkaart van Nederland<br />

(schaal 1:50.000). Polytechnisch <strong>Tijdschrift</strong>, nr. 10,<br />

pag. 628-633.<br />

14) Sluijs P. van der (1982). De grondwatertrap als<br />

karakteristiek van het grondwaterstandsverloop.<br />

H 2O nr. 15, pag. 42-46.<br />

15) Wit K., H. Massop, J. te Beest, M. Wijnsma<br />

en W. te Riele (1991). Effecten van<br />

grondwaterstanddalingen op de hydrologische<br />

situatie in de natuurgebieden Tuspeel en<br />

Heelderpeel. SC DLO rapport 129.<br />

H 2O / <strong>21</strong> - <strong>2006</strong><br />

43


Infra Relatiedagen Gorinchem<br />

14, 15 en 16 <strong>november</strong> <strong>2006</strong><br />

Evenementenhal<br />

Georg Fischer Piping Systems<br />

Total Supplier<br />

GF Piping Systems levert complete leidingsystemen <strong>voor</strong><br />

ondergrondse toepassingen. Fittingen, afsluiters en buizen<br />

met vele extra producten <strong>voor</strong> een compleet programma.<br />

ELGEF ® Plus elektrolasfittingen en -machines<br />

POLY16 Plus klemkoppelingen met KIWA keur<br />

MULTI/JOINT ® gietijzeren koppelingen<br />

Straatpotten, RVS- en PRIMOFIT ® koppelingen<br />

Georg Fischer N.V.<br />

Postbus 35, 8160 AA Epe<br />

Lange Veenteweg 19, 8161 PA Epe<br />

Telefoon: 0578/678222<br />

Fax: 0578/6<strong>21</strong>768<br />

E-mail: nl.ps@georgfischer.com<br />

Internet: www.georgfischer.nl


7 <strong>november</strong>, Nieuwegein -<br />

Wateroverlast binnen de<br />

bebouwde kom<br />

symposium dat inzicht moet geven in<br />

de aard van de buien en de hydraulische<br />

processen die leiden tot wateroverlast.<br />

Vervolgens worden praktische en beproefde<br />

oplossingen gegeven om deze processen<br />

zodanig te beïnvloeden dat wateroverlast<br />

weer gereduceerd kan worden tot<br />

kortdurend ondergelopen straten.<br />

Organisatie: HolaPress Congresbureau en<br />

vakblad Riolering.<br />

Informatie: www.riolering-congressen.nl.<br />

8 <strong>november</strong>, Arnhem -<br />

Waterbodems: wat verandert er<br />

qua beleid?<br />

themadag over beleid rond waterbodems.<br />

Na jaren van continue veranderingen is het<br />

Besluit Bodemkwaliteit vastgesteld. Wat heeft<br />

dat <strong>voor</strong> consequenties <strong>voor</strong> het baggeren?<br />

Organisatie: Baggernet, Bodem+ en DG<br />

Water.<br />

Informatie: Marjan Euser (055) 549 39 27.<br />

8-10 <strong>november</strong>, Groningen -<br />

Vismigratie<br />

internationaal driedaags symposium over<br />

allerlei zaken die met vismigratie in Europa te<br />

maken hebben.<br />

Organisatie: Europese Unie, Waterschap<br />

Hunze en Aa’s en Sportvisserij Nederland.<br />

Informatie: Wendy Dolstra (0598) 69 34 17.<br />

9 <strong>november</strong>, Den Haag -<br />

De waterkolom als vitale<br />

veiligheidspartner<br />

symposium over de beheersing van risico’s<br />

in de waterinfrastructuur en het belang van<br />

adequaat watermanagement ter <strong>voor</strong>koming<br />

en bestrijding van crises en rampen.<br />

Organisatie: Stichting SERN en Pinpoint<br />

Management & Consultancy.<br />

Informatie: (015) <strong>21</strong>2 75 90.<br />

9 <strong>november</strong>, Ede - Afkoppeldag<br />

bijeenkomst met veel praktijkinformatie<br />

over afkoppelen en specifiek aandacht <strong>voor</strong><br />

de ontwikkelingen op beleidsniveau, de<br />

waterkwaliteit, wateroverlast en beheer van<br />

afkoppel<strong>voor</strong>zieningen.<br />

Organisatie: Stichting RIONED.<br />

Informatie: (0318) 63 11 11.<br />

9 <strong>november</strong>, Nieuwegein -<br />

Biofouling... beestjes gooien<br />

roet in het eten<br />

bijeenkomst in het kader van de ‘Op weg<br />

naar huis’-bijeenkomsten. Deze keer staat<br />

biofouling, de effecten en hoe biofouling te<br />

<strong>voor</strong>komen centraal.<br />

Organisatie: Stichting Kennisuitwisseling<br />

Industriële Watertechnologie.<br />

Informatie: johan.mourik-van@dsm.com.<br />

15 <strong>november</strong>, Den Haag -<br />

Nationaal verkiezingsdebat<br />

water<br />

debat over de al dan niet noodzakelijke<br />

veranderingen in de Nederlandse<br />

waterwereld aan de <strong>voor</strong>avond van de<br />

Tweede Kamerverkiezingen.<br />

Organisatie: Nieuw Water Elan.<br />

Informatie: (inhoudelijk) W. Drossaert<br />

(015) 751 23 52, (organisatorisch) A. van den<br />

Berg 06 - 54 71 72 59.<br />

15 <strong>november</strong>, Hoorn -<br />

Samenwerken samen doen in<br />

de Noord-Hollandse waterketen<br />

conferentie over samenwerking in de<br />

Noord-Hollandse waterketen. In de ochtend<br />

delen bestuurders van waterketenpartners<br />

ervaringen uit, ‘s middags vinden workshops<br />

plaats.<br />

Organisatie: Provincie Noord-Holland.<br />

Informatie: Reinout Koning (023) 514 38 13 of<br />

Lilian Bernhardi (023) 514 47 17.<br />

16 <strong>november</strong>, Arnhem -<br />

Professionalisering<br />

vergunningverlening<br />

symposium over de resultaten van het<br />

project Professionalisering vergunningverlening<br />

bij waterschappen. Het project heeft<br />

een aantal handvatten opgeleverd om de<br />

vergunningverlening te verbeteren.<br />

Organisatie: STOWA.<br />

Informatie: (030) 232 11 99 of Suzan<br />

Roubroeks van Royal Haskoning<br />

(024) 328 47 46.<br />

16 <strong>november</strong>, Edam -<br />

Aanpassen of verzuipen<br />

debat onder leiding van prof.dr.ir. Pier<br />

Vellinga over de bedreigingen maar<br />

ook mogelijkheden van het water <strong>voor</strong><br />

Nederland.<br />

Organisatie: VU podium, Hoogheemraadschap<br />

Hollands Noorderkwartier en Faculteit<br />

der Aard- en Levenswetenschappen van de<br />

Vrije Universiteit Amsterdam. Informatie: Gert<br />

de Jager of Judith Wilmink (020) 598 92 92.<br />

16 <strong>november</strong>, Eindhoven - Je<br />

reinste zuivering<br />

symposium over het ontwerpen van<br />

duurzame, innovatieve rioolwaterzuiveringen<br />

met aandacht <strong>voor</strong> de fysieke en de sturingskanten.<br />

Organisatie: Tauw.<br />

Informatie: www.tauw.nl/jereinstezuivering.<br />

17 <strong>november</strong>, Delft - Ceramic<br />

silver impregnated pot filters<br />

for household drinking water<br />

treatment in developing<br />

countries<br />

afstudeercolloquium naar aanleiding van<br />

onderzoek dat Doris van Halem, in opdracht<br />

van Aqua for All, uitvoerde naar met<br />

keramisch zilver geïmpregneerde potfilters<br />

<strong>voor</strong> drinkwaterbehandeling in ontwikkelingslanden.<br />

Organisatie: TU Delft. Informatie:<br />

www.watermanagement.tudelft.nl.<br />

<strong>21</strong>-22 <strong>november</strong>, Scheveningen<br />

- Nationale conferentie<br />

waterbeheer<br />

negende jaarcongres over de stand van<br />

zaken in het waterbeheer, met op de<br />

eerste dag als thema de toekomst van de<br />

waterketen met als sprekers onder anderen<br />

Cees Buisman, Theo Schmitz, Bert Palsma,<br />

Paul van Erkelens en een koninklijke<br />

afsluiting. Op de tweede dag veel aandacht<br />

agenda<br />

<strong>voor</strong> water en gebiedsontwikkeling met als<br />

sprekers onder anderen Marleen van Rijswick,<br />

Sjoerd van Dijk en Johan Osinga.<br />

Organisatie: Studiecentrum <strong>voor</strong> Bedrijf en<br />

Overheid.<br />

Informatie: Maayke Berndsen (040) 297 49 80.<br />

28 <strong>november</strong>, Nieuwegein -<br />

Ontwikkeling ATA-systeem<br />

symposium ter afsluiting van het project<br />

Ontwikkeling ATA-systeem over een verdere<br />

verbetering van de kwaliteit en veiligheid<br />

van het leidingwater, waarbij <strong>voor</strong>uitgekeken<br />

wordt naar het advies aan staatssecretaris<br />

Van Geel over de eventuele aanpassing<br />

van de huidige ministeriële regeling op dit<br />

gebied.<br />

Organisatie: Ministerie van VROM, VEWIN en<br />

Kiwa. Informatie: Lambert van Breemen<br />

(070) 414 46 45 en www.oas-eas.com.<br />

29 <strong>november</strong>, Arnhem - Nieuw<br />

besluit bodemkwaliteit<br />

studiedag over het per 1 januari 2007 in<br />

werking tredende nieuwe Besluit Bodemkwaliteit,<br />

waarin een splitsing is gemaakt tussen<br />

bouwstoffen en grond en bagger.<br />

Organisatie: Studiecentrum <strong>voor</strong> Bedrijf en<br />

Overheid.<br />

Informatie: Mirella Freriks (040) 297 49 80.<br />

29 <strong>november</strong>, Utrecht - Arsenic<br />

in groundwater - a world<br />

problem<br />

symposium over arseen in grondwater, dat<br />

kan leiden tot de langzame vergiftiging van<br />

grote groepen mensen met name in Azië.<br />

Maar het probleem treedt wereldwijd op.<br />

Organisatie: IAH en NHV.<br />

Informatie: www.nhvsite.info.<br />

30 <strong>november</strong>, Nijkerk -<br />

IJsselmeer of -minder?<br />

symposium over de toekomstige inrichting<br />

van het IJsselmeergebied.<br />

Organisatie: Vereniging <strong>voor</strong> Waterstaat en<br />

Landinrichting en Rijkswaterstaat IJsselmeergebied.<br />

Informatie: (079) 342 84 09.<br />

30 <strong>november</strong>, Arnhem -<br />

Nationale conferentie<br />

baggerspecie<br />

zesde editie van de conferentie over baggerspecie,<br />

met dit jaar aandacht <strong>voor</strong> het nieuwe<br />

Besluit Bodemkwaliteit, waterbodems in de<br />

Kaderrichtlijn Water, de financiering van het<br />

baggeren en de verwerking ervan en vier<br />

praktijkstudies, waarvan één uit België.<br />

Organisatie: Studiecentrum <strong>voor</strong> Bedrijf en<br />

Overheid.<br />

Informatie: Piet Meeuwis (040) 297 48 09.<br />

30 <strong>november</strong>, Den Haag - Dag<br />

van de Ruimte - Investeren in<br />

het Project Nederland<br />

de tweede jaarlijkse Dag van de Ruimte.<br />

Marktpartijen en overheid komen bij elkaar<br />

om over de toekomst én de inrichting van<br />

‘Project Nederland’ te praten. Ook worden<br />

hier een ruimtelijke agenda en aanbevelingen<br />

<strong>voor</strong> het nieuwe kabinet opgesteld.<br />

Organisatie: NIROV.<br />

Informatie: www.dagvanderuimte.nl.<br />

H 2O / <strong>21</strong> - <strong>2006</strong><br />

45


handel & industrie<br />

Actemium<br />

automatiseert<br />

waterschappen<br />

Automatiseringsbedrijf Actemium is<br />

bezig met het Centrale Automatisering<br />

Watersysteem (CAW) <strong>voor</strong> Waternet<br />

en het Hoogheemraadschap van<br />

Rijnland, een meldkamer van<br />

waaruit de waterbeheerder zijn<br />

hele beheergebied kan overzien. Bij<br />

Hoogheemraadschap De Stichtse<br />

Rijnlanden is al een dergelijk systeem<br />

aangelegd.<br />

Op de naar eigen wens in te delen computerschermen<br />

zijn de ‘real time’-waterstanden, de<br />

positie van schuiven en sluizen en blokkeringen<br />

in waterwegen en het debiet van watergangen<br />

- of welke andere parameter de waterbeheerder<br />

verlangt - te zien. Alle gegevens zijn<br />

ook in overzichtelijke grafieken te bekijken.<br />

Bovendien kan de beheerder vanachter de<br />

computer ingrijpen door sluizen te openen of<br />

te sluiten of gemalen aan of uit te zetten.<br />

Het systeem is geheel leveranciersonafhankelijk,<br />

bijna onbegrensd uitbreidbaar en<br />

door het waterschap zelf uit te bouwen en te<br />

onderhouden. De waterbeheerder kan ook<br />

vanuit huis de gegevens inzien. Het systeem<br />

kan hem op afstand waarschuwen als een<br />

bepaalde waarde wordt overschreden. Verder<br />

kan het ook op informatie van buiten het<br />

waterschap worden aangesloten: waterstanden<br />

uit hoofdwaterwegen of neerslagverwachtingen<br />

van KNMI of MeteoConsult.<br />

Voor meer informatie: (0413) 34 99 99.<br />

Aluminium<br />

regenpijpen<br />

Steviger dan pvc, minder vervuilend<br />

dan zink en mooier dan allebei: dat<br />

zijn de aluminium regenpijpen van<br />

Brekelmans Techniek uit Tilburg.<br />

Omdat in veel gemeenten zinken<br />

regenpijpen niet meer zijn toegestaan en<br />

architecten vaak bijzondere details willen,<br />

is Brekelmans twee jaar geleden begonnen<br />

met het ontwikkelen van een aluminium<br />

regenpijp. De pijp zelf is niet het probleem,<br />

wel het ‘trompen’: het wijd laten uitlopen van<br />

de pijp. Daar<strong>voor</strong> is na twee jaar experimenteren<br />

een zelfgebouwde machine ontwikkeld<br />

die dit netjes doet.<br />

De hemelwaterafvoerbuizen zijn ook<br />

leverbaar in staal en roestvaststaal. Ze zijn<br />

steviger dan pvc en worden steeds meer<br />

verkocht aan mensen die iets fraais willen om<br />

de neerslag af te voeren.<br />

Op vrijdag 10 <strong>november</strong> houdt Brekelmans een<br />

open dag van 13.00 tot <strong>21</strong>.00 uur.<br />

Het adres is Minosstraat 9. Het telefoon<strong>nummer</strong><br />

luidt (013) 572 15 70.<br />

46 H 2O / <strong>21</strong> - <strong>2006</strong><br />

Diamant<br />

<strong>voor</strong> Paques<br />

Paques heeft begin oktober de Care &<br />

Profit Prize <strong>2006</strong> ontvangen. Hiermee<br />

mag het bedrijf zich twee jaar lang de<br />

beste maatschappelijk verantwoorde<br />

onderneming noemen.<br />

De Care & Profit Prize wordt elke twee<br />

jaar uitgereikt door de ING Bank en Good<br />

Company. Volgens de jury bleek Paques niet<br />

alleen veel aandacht te hebben <strong>voor</strong> ‘profit’<br />

en ‘planet’, maar ook <strong>voor</strong> het personeelsbeleid<br />

en de omgang met stakeholders.<br />

Het bedrijf heeft goede structuren binnen<br />

de eigen organisatie aangebracht en weet<br />

zaken op basis van monitoring en meting te<br />

verbeteren, aldus de jury.<br />

De prijs bestaat uit een ruwe diamant.<br />

IJsbaan maakt<br />

gebruik<br />

van VRTX<br />

Een ijsbaan in Utrecht gaat gebruik<br />

maken van een VRTX-systeem om<br />

het water van twee verdampingscondensors<br />

te behandelen. Dit systeem<br />

<strong>voor</strong>komt de vorming van bacteriën<br />

en kalkaanslag en corrossie zonder<br />

gebruik te maken van chemicaliën.<br />

Bovendien zorgt de technologie<br />

er<strong>voor</strong> dat het watergebruik met 30<br />

tot 40 procent daalt.<br />

De techniek wordt geleverd door HydroVRTX<br />

uit Almere. VRTX maakt gebruik van hydrodynamische<br />

cavitatie om het koelwater te<br />

behandelen. Hierdoor zijn geen chemicaliën<br />

Het VRTX-apparaat op een waterbehandelingsinstallatie<br />

nodig en wordt ook minder water gebruikt.<br />

De ijsbaan verwacht de kosten van het<br />

systeem dan ook binnen een jaar te hebben<br />

terugverdiend. Vitens (het <strong>voor</strong>malige<br />

Hydron Midden-Nederland) zorgt <strong>voor</strong> het<br />

onderhoud, de service en de wateranalyses<br />

van de installatie.<br />

Tijdens Aquatech hebben HydroVRTX en<br />

Grenco BV een samenwerkingsovereenkomst<br />

getekend. Grenco gaat de verkoop,<br />

installatie en onderhoud van VRTX in<br />

Nederland en België uitvoeren <strong>voor</strong> gebruik<br />

in de industriële koudetechniek en airconditioning.<br />

Voor meer informatie: Herbert Eppinga van<br />

HydroVRTX (036) 536 64 54 of L. Kleijweg van<br />

Grenco BV (073) 620 31 11.<br />

Nieuwe<br />

middelgrote<br />

pompsystemen<br />

Watson-Marlow introduceert twee<br />

nieuwe middelgrote slangenpompen:<br />

de 520 en 620 types, uitgerust met<br />

Profibus-technologie. Het bedrijf<br />

presenteerde de nieuwe pompen<br />

tijdens de Pumps & Valves beurs in<br />

Antwerpen van 18 tot 20 oktober.<br />

Ze zijn met name interessant <strong>voor</strong><br />

laboratoria.<br />

De 520 serie, al dan niet met het gepatenteerde<br />

Loadsure-systeem, is ontwikkeld<br />

om pompdrukken tot 7 Bar aan te kunnen.<br />

Hiermee kunnen deze pompen gebruikt<br />

worden als vervanging <strong>voor</strong> probleemgevende<br />

membraanpompen bij onder meer<br />

afvalwaterinstallaties. Bij gebruik van de<br />

520 pompen met de Loadsure-slang is het<br />

verwisselen van de slang heel simpel en kost<br />

minder dan een minuut. Voor het verwisselen<br />

hoeft dan ook geen monteur te worden<br />

ingeschakeld.<br />

De 620 Loadsure-serie vertegenwoordigt<br />

de nieuwe generatie middelgrote slangenpompen<br />

met debieten tot 18 liter per<br />

minuut. In deze serie is een uitgebreide<br />

keuze uit verschillende aandrijvingen<br />

en pompkoppen en PIN-secure Proces<br />

Protection. Ook zijn de pompen beschikbaar<br />

met een robuuste IP-66 waterdichte<br />

omkasting.<br />

Beide series zijn leverbaar met een Profibusaansluiting<br />

en uitgebreide aansturings- en<br />

diagnosemogelijkheden <strong>voor</strong> intelligente<br />

pompprocessen.<br />

Watson-Marlow is de grootste producent<br />

van slangenpompen ter wereld met meer<br />

dan een miljoen verkochte exemplaren.<br />

Het hoofdkantoor zetelt in het Verenigd<br />

Koninkrijk. Het Nederlandse kantoor staat in<br />

Rotterdam.<br />

Voor meer informatie: (010) 462 16 88.


Kennis krijgt pas<br />

waarde als je er iets<br />

mee doet<br />

Daarom ondersteunt Kiwa Water Research u ook bij<br />

toepassing en onderhoud van kennis<br />

Bedrijfstakonderzoek van de waterbedrijven<br />

BTO<br />

Kiwa Water Research<br />

Kiwa Water Research is hét kennisinstituut op<br />

het gebied van water en aanverwante milieuen<br />

natuuraspecten <strong>voor</strong> waterbedrijven, overheden<br />

en andere spelers in de watersector.<br />

De uitvoering van het gezamenlijke onderzoekprogramma<br />

<strong>voor</strong> de bedrijfstak en hun<br />

(internationale) partners i.s.m. universiteiten,<br />

andere kennisorganisaties en advies- en<br />

ingenieursbureaus staat garant <strong>voor</strong> innovatie<br />

en immer actuele kennis.<br />

Blauw, groen, watersysteem<br />

Kiwa biedt oplossingen op maat <strong>voor</strong> watergerelateerde<br />

vraagstukken van ministeries,<br />

provincies, waterschappen en terreinbeheerders.<br />

Kiwa is met onderzoek en specialistische<br />

advisering actief in en rond het watersysteem.<br />

Ecologie, natuur, waterkwaliteit,<br />

(afval)waterbehandeling, assetmanagement,<br />

grondwater, oppervlaktewater....<br />

Kiwa Industrie & Water<br />

Industriële partners krijgen via Kiwa Industrie<br />

& Water efficiënt toegang tot waterkennis<br />

<strong>voor</strong> hún praktijk. Met bedrijven, brancheorganisaties<br />

en waterbedrijven ontwikkelt en<br />

implementeert Kiwa innovatieve watertechnologie.<br />

Individuele partijen ondersteunt het bij<br />

dagelijkse watervraagstukken, implementatietrajecten<br />

en als troubleshooter en kwaliteitsborger.<br />

Kiwa Water Research<br />

Kiwa Industrie & Water<br />

telefoon (030) 606 95 11<br />

e-mail alg@kiwa.nl<br />

www.kiwa.nl

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!