Vakblad H2O nummer 21 / november 2006 - H2O - Tijdschrift voor ...
Vakblad H2O nummer 21 / november 2006 - H2O - Tijdschrift voor ...
Vakblad H2O nummer 21 / november 2006 - H2O - Tijdschrift voor ...
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
39ste jaargang / 3 <strong>november</strong> <strong>2006</strong><br />
nº<strong>21</strong> / <strong>2006</strong><br />
TIJDSCHRIFT VOOR WATERVOORZIENING EN WATERBEHEER<br />
DUTCHDAM DOORSTAAT AANVARING<br />
INTERVIEW MET NVA-VOORZITTER COR ROOS<br />
COMPARTIMENTERING DIJKRINGEN: NIET ALTIJD DÉ OPLOSSING<br />
VERDROGING VEELAL SYSTEMATISCH OVERSCHAT
De dijken<br />
Is politiek Den Haag werkelijk op de hoogte van de huidige<br />
veiligheidssituatie van Nederland? En stelt ‘Den Haag’ hierbij de<br />
goede prioriteiten qua inzet van middelen en geld? Deze discussie<br />
loopt al enige tijd in én buiten de watersector in Nederland. Twee<br />
weken geleden spitste de discussie zich opnieuw toe op het geld.<br />
Vanuit Den Haag zou veel te weinig geld gestoken worden in de<br />
versterking van de (Noordzee-)dijken<br />
Over de exacte veiligheidstoestand van de zeewering in Nederland en<br />
de dijken langs de grote rivieren is met het oog op de veranderingen<br />
in het klimaat, de stijging van de zeespiegel en de bodemdaling<br />
in het westen van het land, is de laatste jaren veel geschreven en<br />
gepraat. Het vijfj aarlijks onderzoek naar de sterkte van de primaire<br />
keringen gaf onlangs weer voldoende informatie <strong>voor</strong> driekwart van<br />
de keringen om te beoordelen of extra actie nodig is of een versnelde<br />
uitvoering van reeds bestaande plannen, inclusief het beschikbaar<br />
H 2O tijdschrift <strong>voor</strong> water<strong>voor</strong>ziening en<br />
waterbeheer verschijnt ééns per 14 dagen<br />
Offi cieel orgaan van<br />
Stichting tot uitgave van het tijdschrift<br />
H 2O en haar participanten:<br />
- Vereniging van Waterbedrijven in Nederland<br />
- Koninklijke Vereniging <strong>voor</strong><br />
Waterleidingbelangen in Nederland<br />
- Nederlandse Vereniging <strong>voor</strong> Waterbeheer<br />
- Kiwa<br />
Uitgever<br />
Rinus Vissers<br />
Redactie<br />
Peter Bielars (hoofdredacteur)<br />
Michiel van Zaane<br />
Marjon Hoogesteger<br />
Redactiesecretariaat<br />
Dora Pompe<br />
Redactieadres en uitgeverij<br />
Postbus 122, 3100 AC Schiedam<br />
telefoon (010) 427 41 65<br />
telefax (010) 473 26 40<br />
e-mail h20 @ nijgh.nl<br />
Bezoekadres: ’s-Gravelandseweg 565<br />
3119 XT Schiedam<br />
Redactiecommissie<br />
Harry Tolkamp (<strong>voor</strong>zitter/NVA)<br />
André Struker (KVWN)<br />
Frits Vos (VEWIN)<br />
Gerda Sulmann (Kiwa)<br />
Advertentieverkoop<br />
Roelien Voshol (010) 427 41 54<br />
Brigitte Laban (010) 427 41 52<br />
Mediaorder<br />
Carola Sjoukes (010) 427 41 41<br />
Suzanne Klüver (010) 427 41 40<br />
telefax (010) 473 20 00<br />
Abonnementenservice<br />
Pauline Roos<br />
Tini van Schijndel<br />
telefoon (010) 427 41 08<br />
telefax (010) 426 27 95<br />
Abonnementsprijs<br />
€ 92,- per jaar excl. 6% BTW<br />
€ 122,- per jaar <strong>voor</strong> buitenland<br />
€ 8,- losse exemplaren excl. 6% BTW<br />
Abonnementen gelden <strong>voor</strong> één jaar en worden<br />
– zonder tegenbericht – automatisch verlengd.<br />
Opzeggingen dienen schriftelijk uiterlijk 6 weken<br />
<strong>voor</strong> het afl open van de abonnementsperiode te<br />
geschieden aan bovenstaand postadres.<br />
Druk en lay-out<br />
Den Haag mediagroep b.v., Rijswijk<br />
Copyright<br />
Nijgh Periodieken B.V., <strong>2006</strong><br />
Het auteursrecht op de inhoud van dit tijdschrift wordt<br />
uitdrukkelijk <strong>voor</strong>behouden. Overname van artikelen<br />
alleen na schriftelijke toestemming van de uitgever.<br />
www.vakbladh2o.nl<br />
4 / Samenwerking in de waterketen bespaart<br />
zeker 1 à 2 % van de totale kosten<br />
Peter Hermans en Hans van der Eem<br />
8 / Strijdplan <strong>voor</strong> meer geuzentrots<br />
10 / Interview met Cor Roos<br />
Maarten Gast<br />
12 / Drinkwaterbeveiliging in de VS vijf jaar<br />
na 9/11<br />
Ben Tangena, Wouter van Delft en Bart Knepper<br />
13 / Oefeningen Hoogheemraadschap<br />
Hollands Noorderkwartier en<br />
Waterleidingmaatschappij Drenthe<br />
15 / Mini-estuarium in Velsen<br />
Jan Kollen, Barbara Schmitt en Rob Hotting<br />
16 / Ambitieus rioleringsproject in gemeente<br />
Opsterland<br />
Wiebe Siebenga en Johan Mulder<br />
17 / Grensoverschrijdend Vechtwerk: op naar<br />
betere Nederlands-Duitse samenwerking met<br />
de KRW?<br />
Wietske Keetman en Annemiek Verhallen<br />
20 / Waterbeheerders en simulatiemodellen:<br />
quo vadis?<br />
Gé van de Eertwegh en Harry Boukes<br />
22 / Boekrecensie: Pond Treatment Technology<br />
Arjen van Nieuwenhuizen<br />
29 / Compartimentering van dijkringen: niet<br />
altijd dé oplossing<br />
Rob Theunissen, Matthijs Kok en Han Vrijling<br />
32 / Detectie van toxische cyanobacteriën met<br />
DNA-technieken in Nederlansde wateren<br />
Herman Gons, Ingmar Janse, Edwin Kardinaal en<br />
Michelle Talsma<br />
36 / Evaluatie wateraanvoer Noordoostpolder<br />
Walter Immerzeel, Heleen Graafstol, Berthe Brouwer<br />
en Bert Warmolts<br />
39 / Verdroging veelal systematisch<br />
onderschat<br />
Jaco van der Gaast, Henk Vroon en Harry Massop<br />
stellen of naar voren halen van reeds gereserveerde gelden.<br />
Niet alle waterbeheerders zitten momenteel comfortabel achterover<br />
in hun stoel . Stelt ‘Den Haag’ wel de juiste prioriteiten? Verschillende<br />
dijkgraven zijn er niet zo zeker van of het kabinet wel voldoende<br />
aandacht schenkt aan de veiligheid van Nederland op watergebied.<br />
Nu minister Peijs tijdelijk de scepter zwaait op het gebied van de<br />
waterstaat, is die onzekerheid alleen maar toegenomen.<br />
Wordt het niet tijd dat er één ministerie alleen <strong>voor</strong> waterstaat komt,<br />
zodat de aandacht niet gedeeld hoeft te worden met verkeer? Laten<br />
we niet wachten totdat het weer een keer verkeerd gaat. En laten we<br />
ons <strong>voor</strong>al ook niet alleen op versterking van dijken richten, maar<br />
ook op verruiming van de rivieren, waterberging en het herinrichten<br />
van kleine waterlopen. Maar daar dan ook het benodigde geld <strong>voor</strong><br />
vrijmaken, zonder discussie.<br />
Peter Bielars<br />
inhoud nº <strong>21</strong> / <strong>2006</strong><br />
10<br />
13<br />
16<br />
Bij de omslagfoto:<br />
Rijkswaterstaat testte onlangs met succes de<br />
Dutchdam, een uitklapbare waterkering, in het<br />
innovatietestcentrum in Marknesse<br />
(zie pagina 13) (foto: WL|Delft Hydraulics).
Samenwerking in de<br />
waterketen bespaart zeker<br />
1 tot 2% van totale kosten<br />
Samenwerken in de waterketen kan een besparing opleveren van één tot twee<br />
procent van de totale kosten oftewel 40 tot 50 miljoen euro per jaar, zo blijkt uit<br />
de analyse van acht concrete <strong>voor</strong>beelden. Behalve die besparing verbeterden<br />
de prestaties in termen van dienstverlening en duurzaamheid. De uiteindelijke<br />
baten van samenwerking liggen hoger, omdat een deel van de besparingen<br />
niet gekwantificeerd of geëxtrapoleerd kon worden.<br />
Waterketendiensten bestaan uit<br />
de levering van drinkwater door<br />
de drinkwaterbedrijven en de<br />
inzameling en zuivering van afvalwater door<br />
gemeenten en waterschappen. In 1998 publiceerden<br />
Kiwa en Stichting RIONED een ruwe<br />
schatting van de winst door samenwerking<br />
in de waterketen in de periode tot 2005.<br />
Verwacht werd dat hierdoor 2,2 tot 6 miljard<br />
euro te besparen viel.<br />
Inmiddels is samenwerking in de waterketen<br />
op veel fronten van de grond gekomen<br />
en bleek dat die schatting moest worden<br />
herzien. Reden <strong>voor</strong> de partijen in WaterKIP<br />
(het waterketenplatform van STOWA,<br />
Stichting RIONED, RIZA en Kiwa Water<br />
Research) om onderzoek te laten verrichten<br />
naar de realistische baten van samenwerking.<br />
Daarbij is aangesloten op concreet gerealiseerde<br />
vormen van samenwerking met<br />
zoveel mogelijk daadwerkelijk meetbare<br />
opbrengsten op de vlakken duurzaamheid,<br />
dienstverlening, transparantie en kostenbesparingen.<br />
Een tweede doel van het<br />
onderzoek was het beschrijven van<br />
succesvolle samenwerkingsverbanden, ter<br />
inspiratie van derden.<br />
Het onderzoek is praktisch ingestoken. Uit<br />
een groslijst van samenwerkingsthema’s<br />
en <strong>voor</strong>beelden zijn thema’s geselecteerd<br />
en geanalyseerd aan de hand van cases. De<br />
selectie was <strong>voor</strong>al gericht op de thema’s die<br />
op dit moment samen verreweg de grootste<br />
samenwerkings<strong>voor</strong>delen genereren. Het zijn<br />
<strong>voor</strong>al vormen van ‘verticale samenwerking’.<br />
Samenwerkingsvorm<br />
Samenwerking blijkt een breed begrip.<br />
Om de vele vormen van samenwerking te<br />
kunnen duiden, is een nieuw denkraam<br />
ontwikkeld. De essentie daarvan is dat<br />
allereerst onderscheid wordt gemaakt tussen<br />
samen denken en samen doen. Bij samen<br />
denken wordt <strong>voor</strong>al samengewerkt aan<br />
plannen, beleid en onderzoek. Bij samen<br />
doen gaat het directer om de uitvoering van<br />
operationele of ondersteunende werkzaamheden.<br />
Daarnaast wordt een onderscheid<br />
gemaakt naar samenwerking tussen gelijke<br />
organisaties (‘horizontaal’) of tussen organisaties<br />
in de keten (‘verticaal’) (zie matrix).<br />
Bij samen denken is vaak sprake van informele<br />
vormen van samenwerking, bij<strong>voor</strong>beeld<br />
4 H 2O / <strong>21</strong> - <strong>2006</strong><br />
mondelinge afspraken. Naarmate de<br />
samenwerking meer operationeel van aard is,<br />
worden de afspraken explicieter vastgelegd,<br />
soms zelfs in lijvige contracten.<br />
Resultaten<br />
De baten van samenwerking blijken uit de<br />
verhoging van de prestaties en verlaging van<br />
de kosten. In de praktijk blijkt dat <strong>voor</strong>al het<br />
verhogen van de kwaliteit en de verbetering<br />
van de prestatie een belangrijke drijfveer is<br />
om de samenwerking te zoeken. Vaak wordt<br />
daarbij gewezen op het vergroten van de<br />
doelmatigheid, die bestaat uit de verhouding<br />
tussen (kwalitatieve) opbrengsten en kosten.<br />
Het resultaat daarvan is dat de verwachtingen<br />
bij de aanvang van samenwerking<br />
vaak kwalitatief worden benoemd en vaak<br />
ook achteraf moeilijk te kwantificeren zijn.<br />
Dat geldt niet alleen <strong>voor</strong> duurzaamheid,<br />
dienstverlening en transparantie, maar ook<br />
<strong>voor</strong> de kostenbesparingen.<br />
Toch blijkt het mogelijk goede schattingen<br />
te maken van de potentiële besparingen uit<br />
de acht samenwerkingsthema’s. Daartoe zijn<br />
kentallen ontleend aan de cases zelf en aan<br />
andere onderzoeken, waarbij zoveel mogelijk<br />
is aangesloten bij bewezen besparingen uit<br />
feitelijke samenwerkingsvormen. Op basis<br />
hiervan zijn extrapolaties uitgevoerd naar<br />
nationale schaal. Het spreekt <strong>voor</strong> zich dat de<br />
resultaten met een behoorlijke bandbreedte<br />
beschouwd moeten worden, maar de ordegrootte<br />
van de gesommeerde uitkomsten is<br />
betrouwbaar.<br />
De baten uit de onderzochte samenwerkingsthema’s<br />
staan in tabel 1.<br />
Door een effectieve inzet van de benchmark in de<br />
drinkwatersector is een besparing van <strong>21</strong> procent<br />
bereikt ten opzichte van 1998 (bron: VEWIN).<br />
De gevonden opbrengsten kunnen als volgt<br />
worden gekarakteriseerd:<br />
Duurzaamheid<br />
Vooral samenwerkingen onder de noemer<br />
‘samen denken’ leiden tot een hogere<br />
duurzaamheid. Integrale planvorming en<br />
beleidsafstemming is vaak gericht op het<br />
zoeken van bij<strong>voor</strong>beeld een optimaal<br />
milieurendement.<br />
Transparantie<br />
Samenwerking blijkt vaak te resulteren<br />
in een grotere transparantie. Dit betreft<br />
<strong>voor</strong>namelijk activiteiten die direct gericht<br />
zijn op klantprocessen. Vaak gaat dit samen<br />
met dienstverlening. Naast transparantie<br />
in de definitie ‘zicht hebben op prestaties<br />
en kosten’ blijkt samenwerking <strong>voor</strong>al ook<br />
inzicht tussen professionals te vergroten.<br />
Indeling in samenwerkingsvormen, samen denken en samen doen versus horizontale en verticale<br />
samenwerking. De ingevulde samenwerkingsthema’s zijn <strong>voor</strong>beelden ter illustratie.
Hoe de tabel te lezen?<br />
• Het onderzoek, en dus ook de tabel, is opgezet rond inhoudelijke<br />
activiteiten. De tabel beoordeelt niet deze activiteiten zelf, maar de<br />
toegevoegde waarde van samenwerking rond deze activiteiten door<br />
publieke spelers in de waterketen. Het betreft de belangrijkste operationele<br />
activiteiten waarop nu daadwerkelijk (deels) wordt samengewerkt<br />
en die daadwerkelijk opbrengsten genereren. Daarnaast zijn<br />
enkele activiteiten opgenomen waarvan bekend is dat samenwerking<br />
hierbij op afzienbare termijn meerwaarde oplevert;<br />
• Naar de toekomst bezien is deze lijst niet compleet. In de praktijk<br />
zullen nu nog onbekende en niet-benoembare inzichten en nieuwe<br />
kansen ontstaan;<br />
• De kolom ‘besparingen’ is deels kwalitatief en deels kwantitatief<br />
ingevuld. Activiteiten die niet zijn uitgewerkt via de cases, zijn<br />
<strong>voor</strong>zien van een kwalitatieve waardering met ‘+’ of ‘ø’. Dit geeft aan<br />
dat er positieve of neutrale verwachtingen zijn over de verwachte<br />
financiële besparingen;<br />
Tabel 1. Opbrengsten uit samenwerking<br />
actualiteit<br />
• Besparingen door activiteiten die aansluiten bij de cases zijn gekwantificeerd.<br />
Daarbij is aangenomen dat de kwaliteit van de activiteit tenminste<br />
gelijk blijft of dat winst wordt geboekt op de vlakken duurzaamheid,<br />
transparantie en/of dienstverlening. De doelmatigheid neemt dus toe;<br />
• De besparingen <strong>voor</strong> de periode 1998-heden zijn structurele jaarlijkse<br />
besparingen die door het ontwikkelen en vaststellen van plannen<br />
reeds geboekt zijn. Alle besparingen zijn herrekend naar besparingen<br />
per jaar. Besparingen op investeringen (bij<strong>voor</strong>beeld ook berekende<br />
besparingen via OAS) zijn herrekend naar jaarlijkse besparingen als<br />
annuïteit over 30 jaar met 4% rente;<br />
• Het onderzoek is gericht op samenwerking tussen partijen in de<br />
waterketen. Daarbuiten gebeurt natuurlijk nog veel meer, zoals de<br />
sectorbenchmarks van drinkwater, afvalwaterzuivering en riolering.<br />
De mate waarin verbeteringen van interne bedrijfsprocessen kunnen<br />
bijdragen aan resultaatsverbetering van de waterketen als geheel is<br />
niet onderzocht.<br />
activiteit transparantie duurzaamheid dienstverlening besparing besparing<br />
(casus) miljoen miljoen<br />
euro/jaar euro/jaar<br />
reeds in te nog te<br />
boeken ontwikkelen<br />
activiteiten/<br />
plannen<br />
1998-heden heden-2015<br />
horizontaal benchmarken afleggen leren van leren van + ++<br />
samen denken verantwoording ‘best in class’ ‘best in class’<br />
veiligheid uniform hoog ø ø<br />
niveau, geen<br />
zwakke plekken<br />
onderzoek verbetering door + +<br />
innovatie<br />
horizontaal laboratoria introductie nieuwe + ø<br />
samen doen technieken<br />
belastinginning professionaliseren 0 >10<br />
front-office<br />
inkoop + +<br />
gezamenlijk beheer bedrijfsmatige introductie 7 x 24 uurs + >3<br />
riolering (Aquario) rapportage technieken zoals storingsdienst<br />
werkzaamheden telemetrie<br />
verticaal OAS basis- verbeterd inzicht beste oplossing bij 9-12 3-4<br />
samen denken inspanning (Boxtel) in ieders taak gegeven eisen<br />
waterplannen zoeken naar U meldt probleem, ø ø<br />
(Tholen) robuuste wij zorgen <strong>voor</strong><br />
oplossingen oplossing<br />
OAS kaderrichtlijn verbeterd inzicht in beste oplossing bij ø +<br />
en afkoppelen ieders taak gegeven eisen<br />
verticaal aanleg en aan- verbeterd inzicht niet onnodig één aanvraag, in 2-5 3-6<br />
samen doen sluiten (sYnfra) planning/<strong>voor</strong>tgang vergravingen één keer aanleggen<br />
facturering mogelijkheid professionaliseren 2-3 2-3<br />
(Brabant Water) waterketennota front-office<br />
sanering deskundige ontzorgen burger + ø<br />
buitengebied aanschaf, aanleg<br />
en beheer<br />
PR/serviceloket bewustwording één aanspreekpunt ø ø<br />
(Arnhem) water in <strong>voor</strong> klanten<br />
leefomgeving<br />
fusie watertaken één bedrijf, één interne optimalisatie één loket, één + +<br />
(DWR/Waternet) aanspreekpunt (afval)waterketen waternota<br />
water<br />
PPS bouw en heldere, 4-5 0<br />
beheer (Delfland) bedrijfsmatige<br />
afspraken<br />
inkoop + +<br />
H 2O / <strong>21</strong> - <strong>2006</strong><br />
5
Samenwerking leidt tot een toegenomen<br />
begrip <strong>voor</strong> de maatschappelijke rol en<br />
positie die elk van de samenwerkende<br />
organisaties (en hun medewerkers) hebben.<br />
Dit begrip werkt drempelverlagend, zodat<br />
ook nieuwe samenwerkingsprocessen sneller<br />
tot stand komen en soepeler verlopen.<br />
Dienstverlening<br />
Een aantal van de succesvolle samenwerkingen<br />
is direct gericht op het verbeteren<br />
van de dienstverlening. Het gaat dan <strong>voor</strong>al<br />
om de op klanten gerichte processen als<br />
front-office taken, facturering en dergelijke.<br />
6 H 2O / <strong>21</strong> - <strong>2006</strong><br />
Het onvoldoende functioneren of de beperkte<br />
capaciteit van de riolering kan zorgen <strong>voor</strong> overlast.<br />
Financiële besparingen<br />
Met samenwerking in de waterketen is geld<br />
te verdienen. De direct geschatte winst,<br />
op basis van kwantificeerbare samenwerkingsvormen,<br />
bedraagt structureel circa 40<br />
tot ruim 50 miljoen euro per jaar. Door een<br />
groot aantal initiatieven en samenwerkingen<br />
in de periode 1998 tot heden is daarvan al<br />
ongeveer de helft, 15 á 25 miljoen euro per<br />
jaar, verzilverd.<br />
Naast de gekwantificeerde besparingen<br />
zijn er momenteel meer samenwerkingsthema’s.<br />
Deze kunnen tot dusver nog slechts<br />
kwalitatief worden aangegeven en zijn<br />
daarom als ø tot ++ in de tabel aangegeven.<br />
Tabel 2. Vergelijking samenwerkingsthema’s en financiële opbrengsten rapportage 1998 en huidige rapportage onderzoek WaterKIP<br />
thema’s besparingen in miljoen euro per jaar toelichting<br />
Kiwa/RIONED 1998 Kiwa/RIONED WaterKIP<br />
(1998) (<strong>2006</strong>)<br />
Belangrijk is om te beseffen dat de becijferde<br />
besparingen niet betekenen dat de tarieven<br />
<strong>voor</strong> de burgers en bedrijven dalen. Door<br />
gezamenlijk 64 (tot 185) 5-11 aanname Kiwa/RIONED: 10% besparing op de investeringen door<br />
leidingnetbeheer slimme afstemming van aanleg en beheer. Aanleg en beheer wordt steeds verder<br />
afgestemd, maar besparingen groter dan 0,5-1 % (van de investeringen) blijken zelfs<br />
op grote schaal niet te realiseren.<br />
OAS niet benoemd 12-16 Kiwa/RIONED benoemt OAS niet apart. Bij WaterKIP is besparing inclusief<br />
afkoppelen.<br />
versneld afkoppelen > 52 0 Versnelling van afkoppelen blijkt niet opportuun.<br />
afstemming infrastructuur regioafhankelijk onderdeel in Kiwa/RIONED niet nader becijferd, in WaterKIP meegenomen als onderdeel van<br />
OAS de OAS-opbrengsten<br />
financieel waterspoor 1 8-13 nihil Kiwa/RIONED: financieel waterspoor leidt tot piekafvlakking en bespaart 10 tot 15%<br />
op investeringen. Uit pilots volgt dat het financiële waterspoor geen grote effecten<br />
heeft op het watergebruik cq piekgedrag. Piekafvlakking treedt niet op.<br />
financieel waterspoor 2 gezamenlijke 14-16 Kiwa/RIONED heeft de besparing niet gekwantificeerd. WaterKIP vult hier de<br />
facturering besparing in door verlaging post ‘oninbaar’ en door samenwerking waterschappen<br />
op belastinggebied.<br />
afvalwater buitengebied ? nihil Kiwa/RIONED heeft dit niet gekwantificeerd. Omdat de sanering buitengebied<br />
nagenoeg is afgerond, worden hier geen verdere besparingen aan toegerekend.<br />
Zeker in de laatste fase van de sanering is vaak nauw samengewerkt tussen<br />
gemeenten en waterschappen.<br />
water op maat 2 niet Van de industriewaterinitiatieven in de periode 1998-heden zijn er veel beëindigd.<br />
beschouwd De per heden succesvolle initiatieven zijn veelal samenwerking waterleidingbedrijfindustrie,<br />
zonder participatie van andere waterketenpartijen.<br />
PPS Harnaschpolder, niet benoemd 7-8 nieuwe thema’s in dit onderzoek (zie tabel 1).<br />
samenwerking riolering<br />
bronnenbeheer kwalitatief n.v.t. betreft samenwerking om vervuiling door riolering in waterwingebieden te<br />
<strong>voor</strong>komen, routinematige activiteit<br />
ontwikkeling nieuwe kwalitatief n.v.t. betreft aandacht <strong>voor</strong> technieken en hergebruik reststoffen, routinematige<br />
technologie activiteit<br />
overig, niet gespecificeerd 140 n.v.t.<br />
totaal 126-390 38-51
steeds scherpere kwaliteitseisen (bij<strong>voor</strong>beeld<br />
aan het zuiveren van afvalwater) en<br />
de uitbreiding van taken zullen de tarieven<br />
blijven stijgen. De winsten uit samenwerking<br />
zullen daarom per saldo bijdragen aan<br />
de matiging van tariefstijgingen (minder<br />
meerkosten).<br />
Referentiekader<br />
Hoe verhouden deze resultaten zich met het<br />
vaak gehanteerde referentiekader uit 1998:<br />
‘optimalisatie van de waterketen, winst door<br />
samenwerking’? Indertijd is de verwachting<br />
uitgesproken dat tussen 1998 en 2005 door<br />
samenwerking minimaal 2,2 en mogelijk<br />
6,8 miljard euro te besparen zou zijn (5-15<br />
miljard gulden). Het betrof indertijd absolute<br />
bedragen en investeringen, die overeenkomen<br />
met een structurele besparing van<br />
130 tot 390 miljoen euro per jaar (annuïtair<br />
berekend over 30 jaar met 4% rente).<br />
De financiële besparingsmogelijkheden uit<br />
dit nieuwe onderzoek liggen een factor 5<br />
lager dan in 1998 <strong>voor</strong>zien. Dit vereist een<br />
nadere analyse. Daartoe zijn in tabel 2 de<br />
resultaten van beiden onderzoeken per<br />
samenwerkingsthema naast elkaar gezet<br />
en zijn de verschillen toegelicht. Vooral<br />
nieuwe inzichten op het vlak van gezamenlijk<br />
leidingnetbeheer en versneld afkoppelen<br />
leiden tot groot onderscheid.<br />
Perspectief<br />
De resultatentabel toont dat op veel thema’s<br />
wordt samengewerkt en dat nagenoeg<br />
overal de doelmatigheid toeneemt. Voor<br />
zover kwantitatieve gegevens beschikbaar<br />
zijn, wordt een structurele financiële<br />
opbrengst van 40 tot ruim 50 miljoen euro<br />
per jaar becijferd. Dit moet beschouwd<br />
worden als een ondergrens. Er zijn immers<br />
ook samenwerkingsvormen waarvan de<br />
besparingen niet gekwantificeerd zijn en die<br />
in de tabel zijn aangeduid met een ‘+’ of ‘++’.<br />
Bovenop deze besparingen is ook duidelijke<br />
<strong>voor</strong>uitgang geboekt op het punt van<br />
duurzaamheid, transparantie en dienstverlening,<br />
zodat per saldo de doelmatigheid is<br />
toegenomen.<br />
Partijen in de waterketen zijn intensief aan<br />
de slag met samenwerking. Juist vanuit dat<br />
proces ontstaan weer nieuwe ideeën en<br />
advertentie<br />
www.paques.nl<br />
rubrieksaanduiding<br />
Na grote investeringen die nodig waren om te<br />
voldoen aan de richtlijnen stedelijk afvalwater<br />
maken de waterschappen zich nu op <strong>voor</strong> het<br />
implementeren van de Kaderrichtlijn Water.<br />
kansen <strong>voor</strong> samenwerking. Zo is een trend<br />
te zien van incidentele naar structurele<br />
samenwerking, bij<strong>voor</strong>beeld in de afvalwaterketen.<br />
Gemeenten en waterschappen<br />
kijken samen kritischer naar lozingen door<br />
bedrijven, gaan anders om met hemelwater<br />
of spelen tijdiger in op demografische<br />
ontwikkelingen. Door deze actieve<br />
benadering kunnen grote <strong>voor</strong>delen worden<br />
gerealiseerd.<br />
Maar niet alleen samenwerking tussen<br />
partijen in de waterketen kan tot kostenbesparing<br />
leiden. Ook het intern optimaliseren<br />
van bedrijfsprocessen kan hieraan significant<br />
bijdragen. Zo heeft de drinkwatersector<br />
<strong>21</strong>% efficiencyverbetering gerealiseerd in de<br />
periode 1997-2005, ingezet door onder meer<br />
de benchmark. Deze verbetering lijkt nog<br />
niet het eindpunt te hebben bereikt.<br />
Als we deze efficiencyslag projecteren op de<br />
bedrijfsmatige riolerings- en zuiveringsactiviteiten<br />
van gemeenten en waterschappen ligt<br />
nog de nodige verbetering in het verschiet.<br />
Benchmarking en <strong>voor</strong>al het daaraan<br />
gekoppelde proces van leren van elkaar<br />
vormt hier<strong>voor</strong> het voertuig.<br />
De studie werd uitgevoerd door Witteveen+Bos,<br />
Welldra (een bureau <strong>voor</strong> procesmanagement en<br />
advies in de watersector) en Kiwa Water Research.<br />
In de begeleidingscommissie participeerden<br />
naast de partijen in WaterKIP VEWIN, Unie van<br />
Waterschappen, VNG en de ministeries van VROM<br />
en Verkeer en Waterstaat.<br />
Peter Hermans (Witteveen+Bos)<br />
Hans van der Eem (Welldra)<br />
continue (bio)filtratie Paques bv<br />
P.O. Box 52<br />
8560 AB Balk NL<br />
t 0514 · 60 85 00<br />
f 0514 · 60 33 42<br />
• Biologische (de)nitrificatie en polijsting van afvalwater<br />
e info@paques.nl<br />
• Kringloopsluiting<br />
i www.paques.nl<br />
• Proceswaterbereiding uit oppervlaktewater<br />
• Spoelwaterbehandeling in de drink- en preceswaterbereiding<br />
• (Biologische) zijstroomfiltatie in koelwatercircuits<br />
H 2O / <strong>21</strong> - <strong>2006</strong><br />
7
Strijdplan <strong>voor</strong> meer geuzentrots<br />
Een 30-tal mensen heeft de handschoen opgepakt om het waterbeheer in<br />
Nederland met meer elan te brengen en ook zelf positiever te staan tegenover<br />
alle mogelijkheden die Nederlandse waterbeheerders hebben met hun<br />
kennis en ervaring in zowel binnen- als buitenland. Op 26 oktober kwamen<br />
zij op persoonlijke titel <strong>voor</strong> de eerste maal bijeen bij KIVI NIRIA, afdeling<br />
waterbeheer, in Den Haag.<br />
Sybe Schaap zei daar zelf trots te zijn<br />
op de goede organisatie van het<br />
waterbeheer in Nederland, zowel<br />
op landelijke als regionale schaal, en op het<br />
beheer en onderhoud van alle waterwegen.<br />
Hij verwacht in de nabije toekomst een<br />
toenemende vraag naar ingenieurs vanwege<br />
de door de mens gecreëerde risico’s op veiligheidsgebied.<br />
Nederland lijkt nu soms de kleinste provincie<br />
van Europa, aldus Schaap. Nederlanders<br />
zijn bang, naar binnen gekeerd, willen geen<br />
risico lopen en zijn gesloten. Het tweede<br />
punt waarover Schaap even wilde klagen,<br />
is de zich ontwikkelende staatsmacht<br />
in Nederland, te veel regelgeving van<br />
bovenaf. Hij vreest dat na discussies over<br />
de organisatie van de politie, het onderwijs<br />
en de zorg straks ook het waterbeheer aan<br />
de orde komt, zeker vanwege de huidige<br />
autonomie en het feit dat de waterschappen<br />
eigen inkomsten hebben.<br />
Géén Europese normen <strong>voor</strong><br />
grondwater<br />
De nieuwe Europese Grondwaterrichtlijn gaat géén Europa-brede normen<br />
stellen aan stoffen in het grondwater. Het Europees Parlement en de lidstaten<br />
zijn het eens geworden dat de lidstaten zelf normen mogen opstellen. Alleen<br />
<strong>voor</strong> de hoeveelheid nitraat blijft de bestaande normgeving van kracht.<br />
Dat betekent niet dat landen<br />
niets hoeven te doen om hun<br />
grondwater te beschermen.<br />
Het doel van de richtlijn is niet alleen om<br />
grondwater te beschermen tegen vervuiling<br />
met (potentieel) gevaarlijke stoffen, maar ook<br />
om de kwaliteit van het grondwater niet te<br />
laten verslechteren. De lidstaten moeten alle<br />
mogelijke maatregelen nemen die vervuiling<br />
van grondwater <strong>voor</strong>komen. Het gaat daarbij<br />
om alle stoffen die zijn vastgelegd in de<br />
bijlage van de Kaderrichtlijn Water.<br />
Het betreft dan met name stoffen als<br />
arseen, cyanide, biocides en farmaceutische<br />
vervuilingen. Nitraat is niet opgenomen in de<br />
Grondwaterrichtlijn: hier<strong>voor</strong> blijft de huidige<br />
norm van 50 mg/l bestaan. Voor pesticiden<br />
zijn wel normen opgenomen. Waar dit<br />
problemen <strong>voor</strong> boeren oplevert, bestaat de<br />
mogelijkheid speciale steun te bieden.<br />
8 H 2O / <strong>21</strong> - <strong>2006</strong><br />
Het Rijk pakt de veiligheidsdiscussie niet echt<br />
op, meent Schaap. Veiligheid kost nauwelijks<br />
geld (“minder dan een jaarabonnement”).<br />
Het meeste geld in het waterbeheer gaat nu<br />
naar zuivering en andere kwaliteitsmaatregelen.<br />
Eerst moet alles onder water lopen,<br />
dan pas komt Nederland in actie, aldus<br />
Schaap. ‘Ruimte <strong>voor</strong> de Rivier’ is kantje<br />
boord door de Tweede Kamer geaccepteerd,<br />
niet met overtuiging, maar met geneuzel<br />
over 50 woningen in Lent die wegmoeten<br />
<strong>voor</strong> verruiming van de Waal, over de<br />
landbouw en nieuwe discussies over welke<br />
debieten we nu moeten hanteren <strong>voor</strong> de<br />
komende jaren, zo mopperde hij.<br />
Arnold Lobbrecht van HydroLogic/UNESCO-<br />
IHE mist ook de trots van de geuzen van<br />
weleer in het Nederlandse waterbeheer. Hij<br />
was op bezoek geweest bij Neeltje Jans en<br />
zag tot zijn verbazing dat de waterglijbaan<br />
meer aandacht krijgt dan de geschiedenis<br />
van de Deltawerken. Het gaat alleen maar om<br />
Ook <strong>voor</strong> de meting van (potentieel)<br />
vervuilende stoffen zijn geen strikte<br />
richtlijnen opgelegd. Wel wil de Europese<br />
Unie de verschillende meetmethoden<br />
zoveel mogelijk harmoniseren. De richtlijn<br />
zal lidstaten niet verbieden nieuwe grondwaterbeschermingszones<br />
in te stellen<br />
of de normen <strong>voor</strong> bestaande zones te<br />
beschermen.<br />
Het is de bedoeling dat de richtlijn volgend<br />
jaar van kracht wordt. Zes jaar later, in 2013,<br />
wordt de richtlijn dan geanalyseerd. De<br />
lidstaten hebben twee jaar om de Grondwaterrichtlijn<br />
in hun nationale wetgeving te<br />
implementeren. Als alles volgens de planning<br />
verloopt, moet de implementatie dus in 2009<br />
voltooid zijn.<br />
De VEWIN is tevreden met de richtlijn.<br />
Robert Schröder, die namens de belangen-<br />
het plezier, niet meer om de inhoud. Volgens<br />
hem is een strijdplan nodig om Nederland<br />
technisch-inhoudelijk weer stevig op de<br />
kaart te zetten.<br />
Govert Geldof (Tauw) vindt de Nederlandse<br />
waterbeheerder veel te bescheiden. Hij<br />
trok op 26 oktober mede de kar. Na een<br />
tijdje hardop met elkaar gediscussieerd te<br />
hebben over zaken waarmee men dat elan<br />
weer terug kan krijgen, kwamen er twee<br />
min of meer concrete <strong>voor</strong>stellen op tafel:<br />
één technisch baanbrekend <strong>voor</strong>stel (op het<br />
terrein van waterbouw) en één procesmatig<br />
<strong>voor</strong>stel, waarbij opleidingen een grote rol<br />
kunnen spelen. Krijgt een vervolg.<br />
vereniging in Brussel bivakkeert, stelt dat<br />
de norm werkbaar is en toch bescherming<br />
van het grondwater biedt. Hij is blij dat<br />
(duin)infiltratie mogelijk blijft. Een aantal<br />
Nederlandse waterleidingbedrijven gebruikt<br />
infiltratie van water als zuiveringsstap.<br />
In eerste instantie was sprake van het<br />
verbieden van infiltratie van ‘vreemd’ water<br />
in het grondwater. Nu mag dat wel, maar de<br />
ecologische kwaliteit mag niet verslechteren.<br />
Volgens Schröder kan de uitwerking in de<br />
praktijk lastig zijn. Wel is hij tevreden dat met<br />
het toestaan van infiltratie de (Nederlandse)<br />
praktijk erkend wordt.<br />
Tenslotte is hij “absoluut tevreden” met de<br />
betrokkenheid van Nederland en de VEWIN<br />
bij de Grondwaterrichtlijn, zowel in de<br />
<strong>voor</strong>bereiding als bij de besluitvorming.
Zevende<br />
KVWN-fitterijwedstrijden<br />
De fitterijwedstrijden tijdens<br />
Aquatech trokken weer veel<br />
belangstelling, niet alleen de<br />
competitie <strong>voor</strong> herenteams, maar<br />
ook die <strong>voor</strong> de dames (<strong>voor</strong> de<br />
tweede keer) en het management<br />
(<strong>voor</strong> de vierde keer). In totaal 30<br />
teams - 19 heren-, zes dames- en<br />
vijf managementteams - meldden<br />
zich om te strijden <strong>voor</strong> de hoogste<br />
waterleidingeer.<br />
De competitie begon al meteen<br />
goed met een foutloze score<br />
van het (thuis)team Waternet 1,<br />
wat later goed zou blijken te zijn <strong>voor</strong> een<br />
zesde plaats. Pas aan het einde van de eerste<br />
ochtendsessie werd de tijd verbeterd door<br />
het team van (toen nog) Hydron Midden-<br />
Nederland 2, die met hun eindtijd van 3.38,95<br />
uiteindelijk derde zouden worden in het<br />
eindklassement.<br />
Direct na de lunch trad het team Brabant<br />
Water 1 aan, bestaande uit een routinier<br />
en een debutant, te weten Ad Brouwers en<br />
Tonnie van den Broek. Dat dit een goede<br />
combinatie was, bleek al meteen uit de<br />
score: foutloos in 3.08,78. Deze tijd zou op<br />
de dinsdag niet meer verbeterd worden. Op<br />
woensdag kwamen nog vijf herenteams in<br />
actie, waaronder de regerend kampioenen<br />
van Waterbedrijf Groningen. Zij mochten<br />
als laatste team een poging doen om hun<br />
kampioenschap te verlengen. Aangezien<br />
geen van de andere teams op woensdag<br />
een snellere tijd wist te zetten, was het nog<br />
steeds het team uit Brabant dat eerste stond<br />
bij aanvang van de poging van de ‘defending<br />
champions’. De wedstrijdtijd van Krieno<br />
Adam en Eefko Aukes was snel: 3.01,18. Alles<br />
hing er nu vanaf of al dan niet strafsecondes<br />
zouden worden uitgedeeld. De spanning was<br />
duidelijk waarneembaar op de gezichten.<br />
Winnaars bij de heren: Ad Brouwers en Tonnie van<br />
den Broek (Brabant Water)<br />
Even leek het er zelfs op dat het stil werd in<br />
de Amstelhal.<br />
Opeens klonk gejuich in de Brabantse<br />
hoek: zij hadden gezien dat een lekkende<br />
verbinding was geconstateerd. Met een<br />
snelheid van een druppel per twee seconden,<br />
lekte er water uit de knieverbinding. Deze<br />
druppels betekenden 30 strafseconden,<br />
waarmee de eerste overwinning <strong>voor</strong><br />
Brabant Water een feit werd en het team uit<br />
Groningen genoegen moest nemen met een<br />
tweede plaats.<br />
Overmand door emoties nam het team van<br />
Brabant Water de eerste felicitaties van de<br />
omstanders in ontvangst. Vervolgens was<br />
het de <strong>voor</strong>zitter van de KVWN, Martien<br />
den Blanken, die de winnaars de gouden<br />
medailles en de KVWN-wisselbeker mocht<br />
omhangen en overhandigen. Vervolgens<br />
werd ook de hoofdprijs overhandigd: een<br />
cheque die recht geeft op deelname aan de<br />
Engelse wedstrijden in mei 2007.<br />
Vrouwen aan de leiding<br />
Dit jaar hadden zich zes damesteams<br />
aangemeld. Het eerste team op woensdagochtend<br />
Waternet 2, Carla Zwanenveld en<br />
Corrie Jansen, ging stevig aan de slag. Geen<br />
medelijden met materiaal en materieel!<br />
Dit spektakel leidde naar een wedstrijdtijd<br />
van 5.40,47 met een straf van 20 seconden<br />
wegens iets te enthousiast omgaan met<br />
gereedschap, tot een eindtijd van 6.00,47.<br />
Vervolgens kwam alleen het derde team<br />
van Waternet in de buurt van deze tijd,<br />
een foutloze 6.26,54, en werd de spanning<br />
opgebouwd naar het einde van de dag<br />
wanneer de regerende kampioenen nog aan<br />
moesten treden. Om 16.00 uur was het zover;<br />
de winnaressen van 2004 Martine d’Arnaud<br />
en Saskia Voolstra startten met hun poging<br />
om opnieuw te winnen. De poging zag er<br />
wat stroef uit. Toch bleef de klok steken op<br />
5.29,39. Er waren echter hier en daar wat<br />
foutjes in de opstelling geslopen, zodat er in<br />
totaal 120 strafseconden aan te pas kwamen<br />
en de eindtijd 7.29,39 uiteindelijk goed was<br />
<strong>voor</strong> een derde plek.<br />
Vermeldenswaard is ook nog de deelname<br />
van het damesteam uit Hawaii, de regerend<br />
kampioenen uit de Amerikaanse competitie.<br />
Na slechts een paar keer geoefend te<br />
Winnaars bij de vrouwen: Carla Zwanenveld en Corrie<br />
Jansen (Waternet)<br />
kunnen hebben, wisten zij toch nog vierde<br />
te worden. Inmiddels bestaan plannen om<br />
een internationale damescompetitie op te<br />
starten.<br />
I Wanna Be A Fitter<br />
Onder dit motto traden vijf teams bestaande<br />
uit managers de arena. Op zich waren de<br />
netto wedstrijdtijden zeer acceptabel. Het<br />
onder druk moeten presteren terwijl er velen<br />
staan te kijken, zorgt er uiteindelijk echter<br />
<strong>voor</strong> dat bij de eindtijden gemiddeld 106<br />
seconden bijgeteld moeten worden. Winnaar<br />
werd het team van Brabant Water (Luc Geerts<br />
en Arnoud Crebolder). Goede tweede werd<br />
het team van het Waterbedrijf Groningen<br />
(Harmen Hoogeveen en Roel van Buuren) en<br />
derde werd het team van Oasen (Peter Mense<br />
en Klaas Versloot).<br />
Maarten de Wit<br />
verslag<br />
Cijfertjes<br />
Totaal 30 teams, 28 Nederlandse en twee<br />
Amerikaanse, deden mee. Misboringen<br />
treden niet meer op en vier heren en een<br />
damesteam waren foutloos. De gemiddelde<br />
heren wedstrijdtijd is 4.03,11, dit is 17<br />
seconden langzamer dan de gemiddelde tijd<br />
in 2004. Dit jaar werden 31 overtredingen<br />
geconstateerd (2004: 45) met een totaal van<br />
840 strafseconden (2004: 1.280 sec), wat<br />
een gemiddelde oplevert van 44 seconden<br />
(2004: 67 sec). Hiermee komt de gemiddelde<br />
eindtijd op 4.47,44 oftewel een duidelijke<br />
verbetering ten opzichte van 2004. Toen lag<br />
het gemiddelde op 4.53,60.<br />
De strafseconden werden <strong>voor</strong>namelijk<br />
uitgedeeld <strong>voor</strong> lekken (10x) en bruut<br />
gereedschapgebruik (5x). Totaal waren<br />
er negen veiligheidsovertredingen, drie<br />
procedurele fouten en 19 technische fouten.<br />
De fitterijwedstrijden worden georganiseerd<br />
door de KVWN met ondersteuning van<br />
Actaris, AVK, Conval, DYKA, Kiwa, Kleiss&Co,<br />
Royal Haskoning, Saint-Gobain en Waterbedrijf<br />
Groningen.<br />
Winnaars IWBAF: Luc Geerts en Arnoud Crebolder<br />
(Brabant Water)<br />
H 2O / <strong>21</strong> - <strong>2006</strong><br />
9
COR ROOS, VOORZITTER VAN DE NVA:<br />
“Alle watermensen<br />
onder één dak”<br />
De Nederlandse watersector kent vanouds twee personenverenigingen van<br />
mensen die in hetzelfde vakgebied werkzaam zijn. De Vereniging van Waterleidingdeskundigen<br />
in Nederland, die bij zijn 100-jarig bestaan in 1999 het<br />
predicaat Koninklijk verwierf (KVWN), en de Nederlandse Vereniging <strong>voor</strong><br />
Waterbeheer (NVA), die in 2008 de leeftijd van 50 jaar bereikt. Qua leden<br />
liggen de verhoudingen andersom: de NVA is veruit de grootste met 3.000<br />
leden, tegenover de KVWN met 1.000 leden. Sinds enkele jaren hebben beide<br />
verenigingen een koepelorganisatie gevormd (de Waterfederatie), staan de<br />
activiteiten open <strong>voor</strong> elkaars leden en zijn de algemene jaarvergaderingen<br />
gecombineerd. In de komende najaarsvergadering wordt in beide verenigingen<br />
een <strong>voor</strong>stel tot fusie aan de orde gesteld. Onderwerp <strong>voor</strong> een gesprek met de<br />
<strong>voor</strong>zitter van de grootste van de fusiepartners, de NVA, drs. Cor Roos, bij het<br />
Waterschap Rijn en IJssel in Doetichem.<br />
Wordt de NVA binnenkort opgeheven?<br />
“Zover is het nog niet. We gaan eerst<br />
feestelijk ons 50-jarig bestaan vieren.<br />
Daarna gaan we werken aan de fusie met<br />
de KVWN. Als besturen zijn we het erover<br />
eens dat fusie de horizon is waar we in 2008<br />
naar toe willen. Die gedachte wordt nu<br />
in beide verenigingen breed uitgezet. We<br />
beginnen in de komende najaarsvergaderingen.<br />
Martien den Blanken, de <strong>voor</strong>zitter<br />
van de KVWN, en ik stellen op dezelfde<br />
dag op dezelfde tijd dit <strong>voor</strong>stel in die<br />
algemene ledenvergaderingen aan de orde.<br />
Daarna volgt een brede discussie in de vele<br />
verbanden die met name de NVA kent. Maar<br />
geen ongestructureerde discussie. Vanuit de<br />
dagelijkse besturen, die allebei heel bewust<br />
en heel duidelijk ‘go’ hebben gezegd, zullen<br />
we regie op het proces voeren.”<br />
Wat is je motivatie om dit proces in te<br />
gaan?<br />
“Beslist niet om groter te worden. Als NVA<br />
hebben we nu 3.000 leden en met de KVWN<br />
erbij worden dat er een kleine 4.000. Een<br />
aantal mensen is van beide verenigingen lid.<br />
Dat groter aantal leden maakt de zaak niet<br />
wezenlijk anders. Wat we willen bereiken,<br />
is een verband waar alle professionals uit<br />
de watersector elkaar kunnen ontmoeten,<br />
zowel regionaal als landelijk en ieder op zijn<br />
gebied.”<br />
“Als NVA kennen wij een behoorlijke<br />
differentiatie. We hebben programmagroepen<br />
die gericht zijn op de verschillende<br />
onderdelen van het waterbeheer. We kennen<br />
de specialistische kringen waarin specialisten<br />
bijeenkomen en doorgaans hun eigen<br />
programma bepalen. Maar we hebben ook<br />
de regionale kringen waarin met name de<br />
mensen van de werkvloer elkaar ontmoeten,<br />
het bedieningspersoneel van de rwzi’s, de<br />
medewerkers die belast zijn met de verschillende<br />
soorten onderhoud van installaties,<br />
maar ook van gemalen, van waterlopen, tot<br />
en met het maaien en het baggeren aan toe.”<br />
10 H 2O / <strong>21</strong> - <strong>2006</strong><br />
“De KVWN is vanouds veel meer een club<br />
van directeuren en stafmedewerkers<br />
geweest en gebleven. Daar vind je geen<br />
fitters onder de leden. Maar dat hoeft niet zo<br />
te blijven. Van die eenzijdigheid willen we af.<br />
Ik zie de NVA en ook de nieuwe gefuseerde<br />
vereniging als een schil om vele activiteiten<br />
die we als bestuur aansturen, maar die<br />
<strong>voor</strong>al uit de mensen zelf <strong>voor</strong>tkomen, uit de<br />
kringen, secties en specialistengroepen. Die<br />
bepalen zelf hun activiteiten en stellen hun<br />
eigen agenda vast.”<br />
Denk je dat er voldoende binding zal<br />
zijn?<br />
“’Leden <strong>voor</strong> leden’ is altijd ons motto<br />
geweest en dat zal het ook blijven. Dat zie<br />
je in het bijzonder in onze opleidingen.<br />
Mensen die in de praktijk werkzaam zijn,<br />
worden opgeleid of bijgeschoold door<br />
mensen die ook in de praktijk werkzaam zijn,<br />
maar meer ervaring hebben of meer kennis.<br />
Dat was vroeger zo, maar dat is nu ook nog<br />
zo met de Stichting Wateropleidingen. De<br />
stichting verricht de organisatie. Die ligt in<br />
professionele handen. Maar de opleiding<br />
zelf wordt verzorgd vanuit de ervaring in de<br />
praktijk.”<br />
“De NVA is een personenvereniging en geen<br />
belangenvereniging, zoals de Unie van<br />
Waterschappen en de VEWIN. Bij de NVA<br />
kunnen de leden vrij met elkaar spreken,<br />
ervaringen en gedachten uitwisselen en<br />
die meenemen naar hun eigen organisatie.<br />
Daar kunnen ze er dan wat mee doen. Bij<br />
de NVA zijn de actiemogelijkheden beperkt.<br />
Onze kracht is dat we het hele veld afdekken,<br />
van de top tot aan de werkvloer, dat we<br />
breed verankerd zijn bij de adviesbureaus,<br />
de waterbeheerders en de industrie. Alleen<br />
vanuit de gemeenten en de provincies<br />
hebben we nog te weinig leden.”<br />
Is er draagvlak <strong>voor</strong> samengaan?<br />
“Ja, draagvlak is er zeker. Twee à drie jaar<br />
geleden hebben we binnen het NVA-<br />
bestuur wel eens de discussie gehad of we<br />
één vereniging moesten blijven of dat we<br />
de zaak moesten splitsen in de regionale<br />
secties en de beleidsdenkers. We hebben<br />
er toen <strong>voor</strong> gekozen om bijeen te blijven.<br />
Het sectiebestuur van de regionale kringen<br />
heeft een eigen vertegenwoordiger in ons<br />
hoofdbestuur.”<br />
“Ik geloof heilig in de breedte van de<br />
vereniging. Bij ons hoor je veel meer wat<br />
er onder de mensen leeft dan in je eigen<br />
bedrijf. Daar zit de hiërarchie ertussen, in de<br />
NVA niet. Samen met de KVWN wordt dat<br />
veld nog breder. Dat sluit aan bij ontwikkelingen<br />
die je overal ziet.”<br />
“In de najaarsvergaderingen presenteren we<br />
een houtskoolschets van een eerste opzet.<br />
Daarna gaan we er verder mee aan de gang.<br />
Ik vind wel dat we op twee punten goed<br />
moeten letten. Het eerste is dat de regionale<br />
secties hun eigen identiteit en betekenis<br />
houden. Het tweede is dat we niet teveel<br />
waterketen moeten worden. Dat de verschillende<br />
onderdelen van de keten als eigen<br />
vakgebieden zichtbaar blijven.”<br />
Hoezo te weinig leden uit de<br />
gemeenten?<br />
“Ik denk met name aan de mensen die zich<br />
binnen de gemeenten met de riolering<br />
bezighouden. De rioleringscursussen zijn<br />
goed bezet. De opleidingen worden goed<br />
gevolgd, maar de mensen worden geen<br />
lid van de NVA. Stichting RIONED is bij de<br />
gemeenten het verband dat het meeste<br />
aanspreekt. Met alle aandacht <strong>voor</strong> het<br />
gemeentelijk waterbeheer is in die hoek<br />
zeker verdere groei mogelijk. Onze kern<br />
blijft het werk in de secties. Twee keer per<br />
jaar treffen de leden elkaar in de landelijke<br />
vergadering. Daar kan dan ook de nieuwsgierigheid<br />
ontstaan naar wat er in de andere<br />
groepen gebeurt. En dat veld wordt steeds<br />
breder. De Vereniging <strong>voor</strong> Waterstaatsbestuur<br />
en Waterstaatsrecht heeft onlangs<br />
zichzelf opgeheven en hun leden hebben<br />
een sectie van de NVA gevormd. Een sectie<br />
van juristen die allemaal wat met water<br />
hebben. Nu kunnen ook de fitters erbij<br />
komen. Voor de nieuwe vereniging is dat een<br />
uitdaging, om ook in het drinkwaterveld het<br />
bedieningspersoneel, de onderhoudsmonteurs<br />
en de distributiemensen erbij te halen.<br />
Deze mensen ervaringen te laten uitwisselen<br />
en hun blik te verruimen.”<br />
Wordt het lagere werk niet juist meer<br />
afgestoten?<br />
“Ja, die ontwikkeling zie je zeker, dat<br />
uitvoerend beheerswerk meer en meer<br />
uitbesteed wordt. Er vindt een opschaling<br />
van beroepen plaats als gevolg van de<br />
automatisering en de uitbreiding van<br />
bij<strong>voor</strong>beeld het proces van afvalwaterzuivering<br />
met nieuwe zuiveringsstappen. Ook<br />
doen nieuwe technieken hun entree, zoals<br />
de MBR-technologie. Die vragen doorgaans<br />
hoger geschoold personeel.”<br />
“Wij blijven mikken op de medewerkers<br />
van de waterbeheerders. Die ontmoeten
elkaar <strong>voor</strong>al in de regionale kringen.<br />
Deze hebben vier à zes keer per jaar hun<br />
eigen bijeenkomst in de regio. Zij hebben<br />
hun eigen blad ‘Neerslag’, vroeger was dat<br />
‘De Klaarmeester’. Maar de mensen op de<br />
werkvloer zijn niet meer alleen op de rwzi’s<br />
werkzaam. Ze bedienen en onderhouden<br />
de gemalen en zijn belast met ecologisch<br />
beheer van waterlopen. Daar hebben we<br />
veel energie ingestoken en daar heeft<br />
zich veel beroepstrots ontwikkeld, veel<br />
bewustzijn. Eens per jaar komen alle kringen<br />
bijeen in een landelijke bijeenkomst.”<br />
Is de fusie een ondersteuning van de<br />
vorming van waterketenbedrijven?<br />
“Neen, deze fusie moet zeker niet als een<br />
politiek statement gezien worden. Ik geloof<br />
ook niet zo in grote besparingsmogelijkheden<br />
binnen waterketenbedrijven. Wel in<br />
de mogelijkheden tussen de bedrijven om<br />
beter samen te werken, in de ontmoeting<br />
van deskundigen. Onze ambitie is één<br />
huis te vormen <strong>voor</strong> alle watermensen. De<br />
Waterfederatie die er nu is, is een tussenstap<br />
op weg naar fusie. Ook de organisaties die<br />
we samen hebben, zoals Stichting Wateropleidingen<br />
en Aqua for All zullen er alleen<br />
maar sterker van worden. De buitenwereld<br />
verandert overigens ook <strong>voor</strong>tdurend. Daar<br />
moeten we op inspelen.”<br />
“Wij zijn lid van de European Water<br />
Association (EWA). Peter Glas, dijkgraaf<br />
van De Dommel, is daarin als NVA-lid onze<br />
vertegenwoordiger. De EWA gaat veel meer<br />
de kant van belangenbehartiging op dan bij<br />
de NVA past. Vraag is dus of wij daarvan lid<br />
moeten blijven of dat de Unie van Waterschappen<br />
daarin Nederland moet gaan<br />
vertegenwoordigen.”<br />
“Ook het beheer van zoet en zout water groeit<br />
naar elkaar toe. Het RIZA en het RIKZ gaan op<br />
in één organisatie. Ook bij ons kan het beheer<br />
van het zoute water een plek krijgen.”<br />
Kan het bestuurswerk liefdewerk<br />
blijven?<br />
“Dat is een punt van onderzoek. Het <strong>voor</strong>zittersschap<br />
kost mij veel (vrije) tijd. We hebben<br />
nu twee vaste medewerkers op het secretariaat.<br />
Alle bestuurders hebben hun eigen<br />
portefeuilles. We werken daar nog volgens<br />
het principe ‘leden <strong>voor</strong> leden’. Maar er is<br />
een grens. Wordt het <strong>voor</strong>zitterschap een<br />
dagtaak? Moet er een directeur komen, zoals<br />
bij de VEWIN? Dat zijn punten van onderzoek<br />
in de komende tijd. Ook de buitenlandse<br />
contacten vragen meer en meer aandacht.”<br />
Hoe ben je zelf in dit vakgebied<br />
terechtgekomen?<br />
“Ik ben in 1978 biologie gaan studeren<br />
aan de Universiteit van Amsterdam. In<br />
1959 geboren in Apeldoorn, opgegroeid<br />
in het Gooi. In 1985 ben ik als aquatisch<br />
eco(toxico)loog afgestudeerd bij Joop<br />
Ringelberg en meteen daarna bij<br />
Witteveen+Bos gaan werken aan de ontwikkeling<br />
van methoden van ecologische waterbeoordeling,<br />
<strong>voor</strong> de STOWA. Dat deden<br />
we samen met andere ecologen die elders<br />
werkten. We borduurden <strong>voor</strong>t op het werk<br />
van de Werkgroep Biologische Waterbeoordeling<br />
en op dat van CUWVO-V. Het in dienst<br />
treden bij Witteveen+Bos was indertijd een<br />
grote stap <strong>voor</strong> een bioloog. Ik moest daar<br />
nieuwe kennis operationeel maken en dat<br />
als nieuwe eend in een<br />
overwegend civiele bijt.<br />
Maar ik heb er nooit spijt<br />
van gehad.”<br />
“Na 13 jaar<br />
Witteveen+Bos ben<br />
ik in dienst gekomen<br />
Cor Roos<br />
van het Hoogheemraadschap Uitwaterende<br />
Sluizen. Hans van der Vlist was<br />
toen dijkgraaf. Die was een meester in het<br />
oplaten van ballonnen. Wij mochten dan de<br />
haalbaarheid daarvan nader bestuderen en<br />
de implementatie <strong>voor</strong>bereiden. Ik heb daar<br />
drie jaar gezeten, van 1997 t/m 1999, een<br />
inspirerende tijd. In 2000 heb ik de overstap<br />
van beleid en onderzoek naar het beheer<br />
gemaakt. Ik ben toen bij Waterschap Rijn en<br />
IJssel directeur uitvoering geworden in het<br />
middendeel van het beheersgebied. Vanaf<br />
2003 ben ik daar secretaris-directeur. Een<br />
prachtbaan.”<br />
Wat gebeurt er als de fusie van NVA en<br />
KVWN afgewezen wordt of niet lukt?<br />
“Onze ambitie is alle waterdisciplines onder<br />
één dak te brengen. Ik heb het al eerder<br />
gezegd. Maar we kunnen ook apart verder<br />
en goed blijven samenwerken. Toch denk ik<br />
dat de fusie erg belangrijk is. Er is een groot<br />
cultuurverschil tussen de drinkwater- en de<br />
afvalwaterwereld. Dat uit zich in de mentaliteit<br />
ten aanzien van veiligheidseisen, in de manier<br />
waarop men met geld omgaat, in de invloed<br />
van de publiciteit. Probeer de pers maar eens<br />
te interesseren <strong>voor</strong> afvalwaterzuivering. Als<br />
er daarentegen met het drinkwater iets mis<br />
is, zitten ze zo op je nek. Voor of na de kraan<br />
is een groot verschil. Water verandert daar<br />
van grondstof in afvalstof. Juist dat fenomeen<br />
vraagt begrip over en weer.”<br />
“Het waterbeheer politiseert ook. Dat<br />
komt door de aandacht <strong>voor</strong> veiligheid, de<br />
gevolgen van de klimaatverandering en<br />
de invoering van de Kaderrichtlijn Water.<br />
Waterschapsbesturen worden binnenkort<br />
anders gevormd. De invoering van het<br />
lijstenstelsel opent de deur <strong>voor</strong> politieke<br />
partijen. Gemeenten maken gemeentelijke<br />
waterplannen, worden zich meer van hun<br />
waterbeheerstaken bewust. Water wordt<br />
een gespreksonderwerp in gemeenteraden.<br />
Binnen onze vereniging kennen we nu een<br />
contactgroep stedelijk waterbeheer.”<br />
“Wat ik in ieder geval zou willen <strong>voor</strong>komen<br />
is dat de NVA gezien wordt als een<br />
vereniging van alleen medewerkers van<br />
waterschappen. We zijn altijd veel breder<br />
geweest. Dat zie je ook aan de laatste<br />
<strong>voor</strong>zitters: Joost de Jong werkte bij het<br />
RIZA, Willem van Starkenburg bij een adviesbureau,<br />
ik bij een waterschap.”<br />
“Met de KVWN komt ook de drinkwatersector<br />
erbij met zijn grote bedrijven als<br />
Vitens en Evides, zijn vele buitenlandse<br />
contacten en buitenlandse activiteiten. Dat<br />
maakt de fusie <strong>voor</strong> alle leden interessant.”<br />
Maarten Gast<br />
interview<br />
“Het waterbeheer politiseert”<br />
H 2O / <strong>21</strong> - <strong>2006</strong><br />
11
Drinkwaterbeveiliging<br />
in de VS vijf jaar na 9/11<br />
Vijf jaar na de aanslagen van 11 september 2001 is de drinkwaterbeveiliging in<br />
de Verenigde Staten ‘business as usual’ geworden. Overheidsinstanties, zoals<br />
het Department of Homeland Security (DHS) en de Environmental Protection<br />
Agency (EPA), bepalen de agenda. Met een goedgevulde beurs worden adviesbureaus<br />
en apparatenbouwers aan het werk gezet. De coördinatie blijkt echter<br />
niet optimaal: er wordt hier en daar langs elkaar heen gewerkt. Waterbedrijven<br />
zijn <strong>voor</strong>al druk bezig om de afgesproken beveiligingsmaatregelen in te<br />
voeren. Zo bleek op het Water Security Congress van de AWWA, dat van 10 tot<br />
en met 12 september in Washington plaatsvond.<br />
De ‘sense of urgence’ was er ook een<br />
beetje vanaf. Een senator die de<br />
openingsspeech <strong>voor</strong> zijn rekening<br />
zou nemen, liet het afweten en dat op de dag<br />
dat overal in de VS 9/11 werd herdacht. De<br />
nodige politieke peptalk moest komen van een<br />
ambtenaar van het Department of Homeland<br />
Security, het ministerie <strong>voor</strong> binnenlandse<br />
veiligheid. Veelzeggend <strong>voor</strong> de fragmentarische<br />
aanpak in de Verenigde Staten was de<br />
DHS-studie over de beveiliging van de drinkwater<strong>voor</strong>ziening,<br />
een gebied waarmee DHS<br />
zich tot nu toe weinig had bemoeid. Tot begin<br />
dit jaar, toen men vond dat drinkwater ook tot<br />
hun werkveld behoorde en dat daar<strong>voor</strong> een<br />
studie nodig was. Op een workshop werden<br />
de resultaten gepresenteerd: inventarisatie en<br />
prioriteitstelling van agentia, verspreiding in<br />
het net en monitoringtechnieken. Hadden we<br />
dit een paar jaar geleden ook al niet gehoord<br />
van de EPA en de AWWA?<br />
Waarschuwingssysteem<br />
Centraal in veel van de ruim 70 lezingen<br />
stond het Contaminant Warning System<br />
(CWS) waarmee de EPA vorig jaar startte.<br />
De redenering hierachter is eenvoudig:<br />
terroristen kunnen het drinkwater verontreinigen,<br />
fysieke beveiliging is niet <strong>voor</strong><br />
100 procent te garanderen en een snelle<br />
alarmering over verontreiniging is dus<br />
noodzakelijk. De aandacht van de Noord-<br />
Amerikanen spitst zich daarbij toe op het<br />
distributienet. Fysieke, personele en organisatorische<br />
beveiligingsmaatregelen krijgen<br />
nauwelijks meer aandacht. De verplichte<br />
risico-analyses zijn uitgevoerd. Het is aan de<br />
waterbedrijven en lokale autoriteiten om de<br />
nodige maatregelen te nemen. Ondergetekenden<br />
zijn er niet achter gekomen hoe het<br />
daarmee op landelijke schaal staat.<br />
Een snelle alarmering vereist de integratie van<br />
veel gegevens: van waterkwaliteitsdata en<br />
SCADA-informatie tot consumentenklachten,<br />
gezondheidsklachten, calamiteitentelefoontjes<br />
en de verkoopcijfers van medicijnen<br />
aan toe. Op papier ziet het er prachtig uit,<br />
maar de realiteit is weerbarstiger. De diverse<br />
instanties die gegevens moeten verzamelen<br />
en uitwisselen, zijn nog lang niet zover. Zo<br />
ontbreekt een goed systeem om gezondheidsklachten<br />
vast te leggen en blijkt het bij<strong>voor</strong>beeld<br />
niet mogelijk de 10.000 telefoontjes<br />
over waterklachten die de gemeente New<br />
12 H 2O / <strong>21</strong> - <strong>2006</strong><br />
York jaarlijks binnenkrijgt, systematisch aan de<br />
waterkwaliteit te koppelen.<br />
Sensoren nog in onderzoekfase<br />
Een ander element van het CWS is het<br />
monitoren van de waterkwaliteit met<br />
behulp van online sensoren. Een recente<br />
publicatie van de EPA laat zien dat hier<br />
geen echte doorbraken te melden zijn.<br />
Ontwikkelingen zijn veelal nog in een vroeg<br />
stadium, sterk gericht op de detectie van<br />
specifieke componenten en nog nauwelijks<br />
in de dagelijkse praktijk getest. In enkele<br />
<strong>voor</strong>drachten werden de prestaties van<br />
online monitoringsystemen in proefopstellingen<br />
van een distributienetwerk gepresenteerd.<br />
Deze systemen blijken steeds geënt te<br />
zijn op de meting van klassieke parameters,<br />
zoals pH, chloor, geleidbaarheid, redoxpotentiaal,<br />
troebelheid, TOC, temperatuur en<br />
alkaliniteit. Dosering van een aantal stoffen,<br />
afkomstig van een lijst met chemische en<br />
biologische agentia, geeft bij wisselende<br />
doch veelal hoge concentraties een effect<br />
op één of meer detectoren. De chloormeting<br />
speelt hierbij een dominante rol. De effecten<br />
zijn sterk afhankelijk van de chloor- of chlooraminedosering<br />
aan het water.<br />
Een bijdrage vanuit Nederland (RIVM, Kiwa en<br />
TNO) werd als een welkome afwisselling op dit<br />
thema ontvangen. Want hieruit bleek dat bij<br />
metingen met geavanceerdere instrumenten,<br />
namelijk de combinatie van de TOX-control<br />
en de uv-spectro::lyser, veel stoffen van de<br />
Nederlandse lijst op een voldoende laag<br />
concentratieniveau gemeten kunnen worden.<br />
Naast de techniek van de sensoren is de<br />
vraag van belang hoeveel je er nodig hebt<br />
<strong>voor</strong> een behoorlijke bewaking van het net.<br />
Met behulp van simulaties met netwerkmodellen<br />
en een wiskundige benadering<br />
<strong>voor</strong> de eliminatie van vals-positieve of<br />
vals-negatieve uitslagen is daarin inzicht te<br />
krijgen. Daarmee is het afgelopen jaar flink<br />
<strong>voor</strong>uitgang geboekt getuige de diverse<br />
gepresenteerde plaatjes over de trade-off<br />
tussen aantallen sensoren (lees kosten) en<br />
reductie van het risico <strong>voor</strong> de bevolking.<br />
Het Contaminant Warning System maakt deel<br />
uit van de Water Sentinel (letterlijk Waterbewaker).<br />
Dit EPA-project dat van 2005 tot 2010<br />
loopt, beoogt de ontwikkeling van een samenhangend<br />
systeem van detectie, alarmering en<br />
respons. De gedachte is dat door het koppelen<br />
van allerlei databestanden, modellen en beslissingssystemen<br />
een tijdige reactie mogelijk<br />
is. Een ambitieus project, waarbij nogal wat<br />
hindernissen moeten worden overwonnen,<br />
zoals de gebrekkige kwaliteitskarakterisering<br />
door sensoren, onbekende percentages valse<br />
alarmen (positief en negatief) en de beperkte<br />
duurzaamheid van de datasystemen. In de<br />
afgelopen zomer is de EPA samen met het<br />
waterbedrijf van Cincinnati begonnen met een<br />
pilot die over een jaar gereed moet zijn. Het<br />
project wordt breed gedragen door de waterbedrijven,<br />
laboratoria en federale en staatsdiensten<br />
op het gebied van gezondheids- en<br />
calamiteitenzorg en ordehandhaving.<br />
Samenwerking kan beter<br />
Door de orkaan Katrina zijn de waterleidingbedrijven<br />
in Noord-Amerika gaan beseffen<br />
dat ze zich beter moeten <strong>voor</strong>bereiden op<br />
rampen. Men wil multidisciplinair oefenen<br />
en drinkwater beschikbaar hebben indien bij<br />
calamiteiten de levering van water via het net<br />
niet meer mogelijk is. Het multidisciplinair<br />
oefenen ligt in Noord-Amerika ingewikkelder<br />
dan in Nederland. Zo moesten <strong>voor</strong><br />
een oefening in San Fransisco eerst zeven<br />
waterleidingbedrijven diverse procedures<br />
afstemmen. Dit ging niet gemakkelijk, omdat<br />
twee bedrijven private ondernemingen<br />
zijn. Het duurde twee jaar <strong>voor</strong>dat dit was<br />
geregeld, zodat toen pas afspraken met de<br />
andere partijen konden worden gemaakt.<br />
Nooddrinkwater is nog lang geen algemeen<br />
fenomeen in de Verenigde Staten. Een<br />
waterbedrijf uit Washington denkt na over<br />
het beschikbaar stellen van drinkwater aan<br />
burgers bij rampen. Onderzoeksvragen waren<br />
onder andere: hoeveel zou een persoon<br />
moeten krijgen en hoe moet de distributie<br />
verlopen? Een Nederlandse presentatie over<br />
dit onderwerp stak hierbij positief af. Niet<br />
in de laatste plaats door de goede samenwerking<br />
tussen waterbedrijven op dit punt.<br />
Voorop lopen ze aan de andere kant van de<br />
oceaan wel op het gebied van de contacten<br />
tussen de GGD’s en de drinkwaterbedrijven.<br />
Via een Mutual Aid-programma probeert<br />
men relaties tussen ziektes en de kwaliteit of<br />
veranderende kwaliteit te ontdekken.<br />
Ben Tangena (RIVM)<br />
Wouter van Delft en Bart Knepper (Vitens)
Dutchdam<br />
doorstaat<br />
aanvaring<br />
De uitklapbare waterkering<br />
Dutchdam heeft in het Innovatietestcentrum<br />
van Rijkswaterstaat<br />
te Marknesse een aanvarings- en<br />
golventest goed doorstaan. Uit de<br />
test blijkt dat de Dutchdam voldoet<br />
aan de normen die hier<strong>voor</strong> gesteld<br />
zijn <strong>voor</strong> primaire waterkeringen.<br />
De Dutchdam is een tijdelijk<br />
inzetbare waterkering die<br />
permanent wordt geïnstalleerd<br />
langs rivieren met overstromingsrisico’s. De<br />
waterkering is in een kademuur op te nemen<br />
of kan worden verzonken in het omliggende<br />
terrein. De Dutchdam is in noodgevallen<br />
onmiddellijk beschikbaar en is snel en<br />
eenvoudig op te zetten.<br />
Bij overstromingen kunnen zeil- en<br />
roeiboten, boomstammen en caravans door<br />
de stroming en golfslag worden meegevoerd<br />
en tegen de tijdelijke kering worden<br />
gekwakt. Om te kijken of de Dutchdam<br />
hiertegen bestand is, testte Rijkswaterstaat<br />
in samenwerking met WL|Delft Hydraulics<br />
de vinding van industrieel ontwerper Corné<br />
Rijlaarsdam.<br />
De aanvaringstest werd uitgevoerd in<br />
de Deltagoot van het testcentrum, een<br />
betonnen bak van 230 meter lang en drie<br />
meter breed. Een aantal balken met een<br />
gezamenlijk gewicht van 300 kilo werd<br />
met een zodanige snelheid door het water<br />
en tegen de Dutchdam getrokken dat het<br />
inslaggewicht 3.000 kilo bedroeg. Deze<br />
test heeft de dam goed doorstaan. Ook de<br />
golventest, waarbij gekeken werd hoe de<br />
kering zich houdt bij zwaardere golven,<br />
doorstond de Dutchdam goed. De Dutchdam<br />
voldoet hiermee aan de normen <strong>voor</strong><br />
primaire waterkeringen. Rijkswaterstaat gaat<br />
door met testen om erachter te komen bij<br />
welk inslaggewicht de Dutchdam bezwijkt.<br />
Oefening Hollands<br />
Noorderkwartier met schotten<br />
Hoogheemraadschap Hollands<br />
Noorderkwartier heeft geoefend<br />
met het afsluiten van een ringvaart.<br />
Binnen twee uur was deze bij<br />
de Zwetbrug in Schermerhorn<br />
afgesloten. Het hoogheemraadschap<br />
had zichzelf drie uur de tijd gegeven<br />
om de klus te klaren.<br />
De oefening was bedoeld om te<br />
kijken of het afsluiten van de<br />
ringvaart met behulp van grote<br />
schotten mogelijk is. Tijdens de oefening<br />
actualiteit<br />
werd gekeken naar de uitvoerbaarheid van de<br />
gekozen werkwijze, de logistieke kant ervan<br />
en de interne en externe communicatie. Het<br />
hoogheemraadschap gaat dezelfde oefening<br />
nog een keer doen in het donker en bij<br />
stromend water.<br />
Het compartimenteren of afsluiten van een<br />
waterloop kan nodig zijn wanneer een dijk<br />
of kade doorbreekt. Op deze manier kan<br />
worden <strong>voor</strong>komen dat van twee kanten<br />
water door een gat in een dijk of kade blijft<br />
stromen en zo veel schade ontstaat.<br />
Waterflessen in noodsituatie<br />
Waterleidingmaatschappij Drenthe heeft tijdens een calamiteitenoefening in Emmen als eerste<br />
drinkwaterbedrijf in Nederland gebruik gemaakt van beugelflessen die vijf liter water kunnen<br />
bevatten. Ze moeten de tijd die nodig is om de alternatieve noodwater<strong>voor</strong>ziening op te starten,<br />
overbruggen. Een grote <strong>voor</strong>raad gevulde beugelflessen ligt permanent in donkere, koele opslagplaatsen.<br />
Binnen korte tijd<br />
kunnen deze ter plaatse zijn.<br />
Het product is in opdracht<br />
van WMD ontwikkeld door<br />
bottelarij Het Hunzedal.<br />
Het alternatieve drinkwatersysteem<br />
bestaat uit grote<br />
flexibele waterzakken met<br />
een inhoud van 15.000 liter<br />
die op geschikte, daar<strong>voor</strong><br />
aangewezen plaatsen worden<br />
neergelegd. Tankwagens<br />
vullen de zakken met<br />
drinkwater. Tijdens een<br />
calamiteit kunnen mensen<br />
hier dagelijks een rantsoen<br />
drinkwater (drie liter per<br />
persoon) afhalen. Per 2500 inwoners wordt een distributiepunt ingericht. Het systeem gaat<br />
functioneren bij een uitval van de normale drinkwater<strong>voor</strong>ziening van meer dan 24 uur.<br />
Aan de oefening namen enkele honderden inwoners en leerlingen van basisscholen deel.<br />
H 2O / <strong>21</strong> - <strong>2006</strong><br />
13
Mini-estuarium in Velsen<br />
In het sterk verdichte stedelijke en industriële landschap rondom Velsen<br />
domineren de hoogovens en de bedrijvigheid rondom de sluizen van<br />
het Noordzeekanaal. Toch zijn binnen dit landschap nog (restanten) van<br />
landgoederen, duinpartijen en duinbeken aanwezig. Dit vormde in 2001 de<br />
basis om dit sterk versnipperde landschap weer bijeen te brengen en om te<br />
vormen tot landschappelijke structuren die aantrekkelijk zijn <strong>voor</strong> de<br />
bewoners van Velsen en Beverwijk. Eén van de elementen is een fraai restant<br />
van de Scheybeeck door het park Westerhout.<br />
De ecologische verbinding tussen het Noordzeekanaal en het Uitgeestermeer<br />
Ooit stroomden daar met schoon<br />
zoet water gevulde beken en<br />
duinrellen vanuit het brede<br />
duinmassief, waarop nu het industrieterrein<br />
van Corus ligt, naar het brakke Wijkermeer.<br />
Deze zijn de laatste twee eeuwen nagenoeg<br />
geheel verdwenen. Wat rest is circa 500 meter<br />
Scheybeeck op de grens tussen Velsen en<br />
Beverwijk die nu roemloos in het riool van<br />
Beverwijk verdwijnt en vervolgens eindigt in de<br />
haven, een zijtak van het Noordzeekanaal.<br />
Tijdens het opstellen van het Groen &<br />
Waterplan in 2001 ontstond het idee om de<br />
benedenloop van de Scheybeeck te verlengen<br />
richting het brakke Noordzeekanaal. Het kan<br />
zo een onderdeel gaan vormen van de natte<br />
ecologische verbinding van het Noordzeekanaal<br />
naar het Uitgeestermeer (een afstand<br />
van 17 kilometer). De beek vormt de rode<br />
draad door het landschap waarlangs natuurontwikkeling<br />
en recreatieve ontwikkelingen<br />
plaatsvinden. Het maakt het ook mogelijk<br />
om een zoet/brak waterzone te creëren bij de<br />
nieuwe monding van de beek bij het Noordzeekanaal.<br />
Tenslotte kan het een handvat<br />
vormen <strong>voor</strong> het verder opwaarderen van het<br />
Wijkeroogplantsoen op de rand van Velsen.<br />
Waar zoet water brak water ontmoet,<br />
ontstaan unieke ecosystemen als daar<strong>voor</strong><br />
voldoende ruimte wordt geboden. Als dat<br />
bovendien op een plaats gebeurt waar<br />
oceaanschepen passeren en waar gestileerde<br />
ventilatieschachten van de Velsertunnel<br />
staan in een parkachtige omgeving, dan is de<br />
uitdaging aanwezig om iets unieks te doen.<br />
In samenspraak tussen landschapsarchitect,<br />
wateringenieur en kunstenaar en dankzij de<br />
14 H 2O / <strong>21</strong> - <strong>2006</strong><br />
gemeente Velsen is nu het plan op tafel gelegd<br />
om de kade langs het Noordzeekanaal te<br />
doorsnijden door een bijzonder vormgegeven<br />
coupure met daarachter een mini-estuarium,<br />
waarin de zoete Scheybeeck uitmondt.<br />
De zoet-zoutuitwisseling rond het Noordzeekanaal<br />
De diepe vorm van de coupure zorgt samen<br />
met de scheepsgolven <strong>voor</strong> uitwisseling van<br />
brak water naar het mini-estuarium. Het zoete<br />
water kan via het oppervlak uitstromen naar<br />
het Noordzeekanaal. In het mini-estuarium<br />
achter de coupure ontstaat een zoet/brak<br />
watermilieu dat interessant is <strong>voor</strong> bijzondere<br />
ecologische leefgemeenschappen. Deze<br />
leefgemeenschappen zijn zeldzaam geworden<br />
in Nederland.<br />
Met de uitvoering van het deel van de<br />
Scheybeeck door het Wijkeroogplantsoen<br />
wordt in 2007 begonnen. Binnenkort wordt<br />
gestart met de meest bovenstrooms gelegen<br />
herinrichting van De Duinen. Daarmee is straks<br />
ongeveer zeven kilometer van de in totaal<br />
17 kilometer ecologische verbinding van het<br />
Noordzeekanaal richting Uitgeestermeer<br />
ingevuld. In het kader van het regionale<br />
waterplan waaraan Grontmij op dit moment<br />
werkt, wordt invulling gegeven aan de<br />
planvorming <strong>voor</strong> de overige tien kilometer.<br />
Het project verlengde Scheybeeck laat zien<br />
dat ook klein water drager kan zijn <strong>voor</strong><br />
verschillende ontwikkelingen. De samenwerking<br />
tussen verschillende vakdisciplines<br />
heeft geleid tot unieke ontwerpen tegen<br />
aanvaardbare meerkosten. Voor zo’n uniek<br />
project is een opdrachtgever nodig die oog<br />
heeft <strong>voor</strong> bijzondere kansen.<br />
Jan Kollen (Grontmij)<br />
Barbara Schmitt (gemeente Velsen)<br />
Rob Hotting (Recreatie Noord-Holland)<br />
In Nederland zijn weinig ecologisch interessante ontmoetingsplaatsen meer aanwezig waar zoet water<br />
geleidelijk overgaat in brak water. Veelal wordt het zoete water geloosd via gemalen of spuisluizen of<br />
wordt het afgevoerd via sterk door de mens beïnvloedde riviermondingen. Kleine natuurlijke zoetwater<br />
mondingen richting Noordzee of brakwater estuaria zijn nauwelijks meer aanwezig. Daarom is de<br />
aanleg van de monding van de Scheybeeck uniek. Hier kan een ecosysteem ontstaan met zoetzoutgradiënten<br />
van minder dan 200 mg/l tot 5.000 mg/l. Dit biedt kansen <strong>voor</strong> brakwaterplanten als<br />
zilte rus, zulte, heemst, melkkruid en echt lepelblad en vissen als bot, steenbolk, kleine zeenaald en<br />
driedoornig stekelbaarsje en andere brakwatersoorten als brakwatermossel en vlokreeftjes.<br />
De zoete stroom zal vissen aantrekken die stroomopwaarts willen trekken. Voor het driedoornig<br />
stekelbaarsje wordt dat op termijn ook mogelijk. Voor grotere vissen is de beek echter te klein.<br />
Door de bijzonder vormgegeven coupure door de dijk zal het zoete beekwater via het oppervlak<br />
uitstromen, terwijl door het dichtheidsverschil het brakke water langs de bodem naar binnen zal<br />
stromen. Dit effect wordt nog versterkt door de scheepsgolven die door de taps toelopende coupure<br />
versterkt naar binnen dringen en daar het zoete uitstromende water ontmoeten.
Plannen met<br />
water rond<br />
Muiden en<br />
Weesp<br />
De Provincie Noord-Holland<br />
staat achter de plannen <strong>voor</strong> de<br />
ontwikkeling van het poldergebied<br />
tussen Muiden en Weesp. Verdieping<br />
van de A1 en de aanleg van een<br />
aqua-ecoduct <strong>voor</strong> de Vecht vormen<br />
hierbij de basis <strong>voor</strong> de realisatie van<br />
een nieuw ingerichte polder waarin<br />
ook 4.500 woningen moeten komen.<br />
De partijen in de privaat-publieke<br />
samenwerking gaan nu aan de slag<br />
met het ontwerp.<br />
Bijna nergens in Nederland is een<br />
gebied te vinden waarin zoveel<br />
nationale, regionale en lokale<br />
belangen samen komen als in het gebied<br />
tussen Muiden en Weesp, dat grofweg wordt<br />
begrensd door de Vecht en het Amsterdam-<br />
Rijnkanaal. Zo spelen hier onder andere de<br />
verbetering van de bereikbaarheid Schiphol-<br />
Amsterdam-Almere, de realisatie van een<br />
nationale ecologische hoofdstructuur, het<br />
behoud en de versterking van het cultuurhistorisch<br />
erfgoed (bij<strong>voor</strong>beeld de Stelling van<br />
Amsterdam) en de realisatie van een nieuw<br />
woongebied.<br />
De betrokken private en publieke partijen<br />
zijn ervan overtuigd dat het gebied veel<br />
aan kwaliteit kan winnen. De uitgangspunten<br />
waarmee nu het ontwerp wordt<br />
gemaakt, zijn onder andere: 330 hectare aan<br />
landschapsontwikkeling, waardoor in het<br />
gebied veel meer groen komt dan woningen,<br />
een brede ecologische zone aan weerzijden<br />
van de A1, het open houden van de oevers<br />
van de Vecht én een duurzaam watersysteem.<br />
Om de beoogde kwaliteit te kunnen<br />
realiseren, is het noodzakelijk de A1 te<br />
verleggen en verdiepen en <strong>voor</strong> de Vecht<br />
een aqua-ecoduct te bouwen. Hiermee<br />
wordt de landschappelijke, cultuurhistorische<br />
en visuele verbinding tussen Muiden<br />
en Weesp hersteld. Met een aqua-ecoduct<br />
wordt Muiden letterlijk uit de greep van de<br />
A1 bevrijd. De natuuropgaven kunnen dan<br />
beter worden gerealiseerd en er ontstaat een<br />
kwalitatief hoogwaardig landschap met veel<br />
Muiden komt weer echt aan de Vecht te liggen.<br />
advertentie<br />
actualiteit<br />
groen en water en de mogelijkheid van een<br />
natte as-verbinding.<br />
De verlegging en verdieping van de A1 en de<br />
aanleg van het aqua-ecoduct zijn onderdeel<br />
van het <strong>voor</strong>keurstracé (stroomlijnvariant)<br />
van de Provincie Noord-Holland en de<br />
betrokken gemeenten. De gemeenteraden<br />
van Muiden en Weesp hebben de belangrijke<br />
uitgangspunten <strong>voor</strong> de gebiedsontwikkeling<br />
inmiddels onderschreven.<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
H 2O / <strong>21</strong> - <strong>2006</strong><br />
15
Ambitieus rioleringsproject<br />
in gemeente Opsterland<br />
De gemeente Opsterland stond in 2005 <strong>voor</strong> een bijna onmogelijke opgave.<br />
In het buitengebied moesten nog 900 percelen aangesloten worden op de<br />
riolering, waarvan 386 percelen binnen één jaar. Opsterland wilde de kosten<br />
<strong>voor</strong> de burgers zo laag mogelijk houden. Daarom zijn <strong>voor</strong>uitlopend op de<br />
besluitvorming de mogelijkheden van subsidie en financiering afgetast. Dit<br />
leidde tot een subsidiebeschikking met een einddatum van 1 mei <strong>2006</strong>. Alle<br />
registers moesten opengetrokken worden om het werk binnen negen maanden<br />
te kunnen realiseren: de afweging (druk)riolering versus IBA klasse II, het<br />
opstellen van de contracten, de Europese aanbesteding en de uitvoering.<br />
Het Wetterskip Fryslân vroeg in<br />
2004 de gemeente een extra<br />
kwaliteitsslag te overwegen en<br />
de zorgplicht van de percelen in het buitengebied<br />
op zich te nemen. Dit was <strong>voor</strong><br />
Opsterland de aanleiding om het door de raad<br />
vastgestelde beleid ten aanzien van de niet op<br />
de riolering aangesloten percelen te heroverwegen.<br />
Het algemeen bestuur van Wetterskip<br />
Fryslân stemde in juli 2005 in met de sanering<br />
van de huishoudelijke lozingen in het buitengebied.<br />
Het koos <strong>voor</strong> een gebiedsgerichte<br />
aanpak: de aanleg van gemeentelijke riolering<br />
of minizuiveringen in de vorm van IBA’s<br />
(klasse II) in de vrij afstromende gebieden,<br />
met name de hogere en minder waterrijke<br />
zandgronden. Ongeveer tweederde van het<br />
grondoppervlak van de gemeente Opsterland<br />
behoort daartoe.<br />
In dit ambitieuze plan met veel partijen<br />
was een goed communicatieplan onontbeerlijk.<br />
Het uitgangspunt hierbij was dat<br />
alle eigenaren te woord werden gestaan<br />
wanneer het hen het beste uitkwam. Om<br />
16 H 2O / <strong>21</strong> - <strong>2006</strong><br />
dit te kunnen realiseren, is gebruik gemaakt<br />
van brieven, een brochure, nieuwsbrieven,<br />
internet en artikelen in de gemeenterubriek<br />
van de plaatselijke krant. Ook is veel gebruik<br />
gemaakt van de speciaal <strong>voor</strong> dit project<br />
geopende informatielijn en e-mailadres. Die<br />
beide contactmogelijkheden zijn bemand<br />
door specialisten van Royal Haskoning.<br />
Daarnaast is de mogelijkheid geboden<br />
om tijdens de inloopbijeenkomsten direct<br />
vragen, problemen en onduidelijkheden<br />
kenbaar te maken. Tijdens deze bijeenkomsten<br />
zijn de vragen en andere zaken<br />
zoveel mogelijk persoonlijk behandeld. De<br />
opkomst kwam vaak uit boven de 70 procent<br />
van de betrokken eigenaren.<br />
Het project is als een geïntegreerd contract<br />
in de markt gezet. Binnen dit contract is<br />
zowel het ontwerp als de uitvoering en het<br />
meerjarig onderhoud opgenomen. Dat<br />
moest resulteren in een efficiënte uitwisseling<br />
tussen de verschillende fasen.<br />
Aangezien aansluiting op de riolering of<br />
de aanleg van een IBA qua techniek twee<br />
verschillende toepassingen zijn, is een<br />
scheiding gemaakt tussen een project <strong>voor</strong><br />
de aansluiting op drukriolering en een<br />
project <strong>voor</strong> aansluiting op een IBA klasse<br />
II. Beide onderdelen zijn apart van elkaar<br />
aanbesteed.<br />
De omvang van het totale project (900<br />
percelen) komt financieel boven de<br />
drempelwaarde uit en is daarom Europees<br />
aanbesteed. Het <strong>voor</strong>zien van de percelen<br />
van een IBA klasse II kost minder dan<br />
het drempelbedrag en is nationaal met<br />
<strong>voor</strong>gaande selectie aanbesteed.<br />
Lagere eigen bijdrage<br />
Door het verlagen van de eigen bijdrage<br />
en de eenduidige, heldere communicatie<br />
zijn weinig problemen ontstaan tijdens de<br />
uitvoering. Wat de eigen bijdragen van de<br />
eigenaren betreft, heeft de gemeenteraad<br />
besloten om het eerder vastgestelde bedrag<br />
te verlagen van 2.500 euro naar 1.500 euro.<br />
Het leidende motief hier<strong>voor</strong> was het gelijkheidsbeginsel.<br />
De gemeente heeft de bijdrage gebaseerd<br />
op eigenaren die hun huidige <strong>voor</strong>ziening<br />
moeten aanpassen aan de nieuwe eisen<br />
van het Wetterskip Fryslân. Deze kosten<br />
zijn geschat op 1.500 euro per eigenaar.<br />
Om de eigen bijdrage te incasseren, heeft<br />
de gemeente gekozen <strong>voor</strong> het heffen van<br />
baatbelasting. In de hier<strong>voor</strong> opgestelde<br />
regeling is opgenomen dat de eigenaren de<br />
belasting in zes termijnen, verdeeld over drie<br />
jaar, kunnen betalen.<br />
De gemeente is tevreden over de aanpak en<br />
het verloop van de eerste fase, evenals de<br />
betrokken eigenaren. De datum van 1 mei<br />
<strong>2006</strong> is gehaald. Uiteindelijk zijn 338 percelen<br />
aangesloten op de riolering en 48 hebben<br />
een IBA gekregen. Financiële tegenvallers<br />
zijn uitgebleven. Kortom: reden <strong>voor</strong> de<br />
gemeente om de tweede fase op dezelfde<br />
wijze vorm te geven.<br />
ing. Wiebe Siebenga (gemeente Opsterland)<br />
en ing. Johan Mulder (Royal Haskoning)<br />
Aanleg van riolering in het buitengebied van het<br />
Friese Opsterland Plaatsing van IBA’s klasse II
Grensoverschrijdend<br />
Vechtwerk: op naar<br />
betere Nederlands-Duitse<br />
samenwerking met de KRW?<br />
In 1999 leek de Kaderrichtlijn Water, die toen nog volop in de maak was,<br />
mogelijkheden te gaan bieden <strong>voor</strong> verbeterde grensoverschrijdende<br />
samenwerking in internationale stroomgebieden. Gezamenlijke meetnetten,<br />
dezelfde doelstellingen en intensiever contact 3),4),6) werden gezien als<br />
belangrijke ingrediënten <strong>voor</strong> grensoverschrijdend stroomgebiedbeheer<br />
gericht op het bereiken van de goede ecologische toestand van de Europese<br />
wateren 7) . Nu, zeven jaar later en halverwege het implementatieproces (in 2015<br />
moeten de doelen van de KRW gehaald zijn), is het tijd een <strong>voor</strong>lopige balans<br />
op te maken, in dit geval <strong>voor</strong> het stroomgebied van de Overijsselse Vecht.<br />
Vormt de KRW echt een motor <strong>voor</strong> grensoverschrijdende samenwerking?<br />
De Vecht ontspringt in het<br />
Munsterland (Nordrhein-<br />
Westfalen), waar diverse bronnen<br />
te vinden zijn die de rivier samen voeden. Na<br />
107 kilometer passeert de rivier de Duits-<br />
Nederlandse grens, alwaar zij na 60 kilometer<br />
uitmondt in het Zwarte water bij Zwolle.<br />
Behalve twee Duitse deelstaten (Nordrhein-<br />
Westfalen en Niedersachsen) beslaat het<br />
stroomgebied van de Vecht twee Nederlandse<br />
provincies: Overijssel en Drenthe. Daarnaast<br />
stroomt de Vecht door het beheersgebied<br />
van twee waterschappen: Velt en Vecht en<br />
Groot Salland. Het stroomgebied van de Vecht<br />
maakt deel uit van het stroomgebied van de<br />
Rijn en beslaat 3.780 km 2 . De Vecht watert af<br />
op het IJsselmeergebied met een debiet van<br />
45 tot 83 kubieke meter per seconde.<br />
De Kaderrichtlijn Water bracht in 2000 een<br />
aantal ‘nieuwe’ verplichtingen met zich mee.<br />
De drie belangrijkste zijn:<br />
Foto: Waterschap Velt en Vecht<br />
• het aanwijzen van stroomgebieddistricten<br />
en bevoegde autoriteiten<br />
Nederland heeft dit inmiddels gedaan.<br />
Behalve het stroomgebied van de Rijn zijn in<br />
Nederland de Maas, de Schelde en de Eems<br />
aangewezen. De Rijn, verreweg het grootste<br />
stroomgebied, is in Nederland opgedeeld in<br />
vier stroomgebieddistricten;<br />
• het verzamelen van informatie op stroomgebiedniveau<br />
De informatie is door de afzonderlijke<br />
lidstaten verzameld en door de multilaterale<br />
stroomgebiedcommissies ondergebracht<br />
in één rapport. Dit zijn de zogeheten artikel<br />
5-rapportages;<br />
• het vaststellen en uitvoeren van stroomgebiedbeheersplannen<br />
Nederland is druk doende met het vaststellen<br />
van het Nederlandse deel van de internationale<br />
stroomgebiedbeheersplannen. Dit<br />
gebeurt centraal in Den Haag. Het idee is, om<br />
het aantal mogelijkheden steeds verder te<br />
verkleinen (‘trechteren’) door drie belangrijke<br />
opinie<br />
momenten in te lassen <strong>voor</strong> besluitvorming<br />
en de keuzes vast te leggen in drie nota’s. Deze<br />
nota’s worden de decembernota’s genoemd.<br />
In Nederland heeft de introductie van de<br />
KRW geleid tot grote veranderingen in de<br />
planstructuur. Het al eerder genoemde<br />
‘trechteren’, maar <strong>voor</strong>al de indeling in<br />
stroomgebied(districten) hebben grote<br />
gevolgen <strong>voor</strong> de organisatie van de verplichtingen<br />
die <strong>voor</strong>tvloeien uit de KRW. Voor<br />
elk van de vier stroomgebieden overleggen<br />
de diverse Nederlandse overheden in het<br />
Regionaal Bestuurlijk Overleg (RBO) en het<br />
Regionaal Ambtelijk Overleg (RAO). Voor het<br />
grote stroomgebied van de Rijn zijn dat er<br />
weer vier. RBO’s en RAO zijn puur Nederlands.<br />
Over de internationale afstemming van<br />
stroomgebiedbeheersplannen wordt<br />
overlegd door een nationale delegatie in de<br />
internationale stroomgebiedcommissies.<br />
Historie<br />
In 1960 sloten Nederland en Duitsland<br />
een grensverdrag met daarin onder<br />
andere bepalingen betreffende het beheer<br />
van grensoverschrijdende wateren. Een<br />
onderdeel vormde de oprichting van een<br />
permanente grenswaterencommissie (PGC)<br />
en diverse subcommissies per stroomgebied.<br />
Voor de Vecht is dit de subcommissie B<br />
Vecht/Dinkel. In de subcommissie komen<br />
vertegenwoordigers van de verschillende<br />
overheden aan beide kanten van de grens<br />
bijeen. In 1999 wordt geconstateerd dat deze<br />
laatste groep op zich goed functioneert 4) op<br />
zes kanttekeningen na: de te geringe vergaderfrequentie,<br />
de zeer beperkte agenda,<br />
het beperkte mandaat van de commissieleden,<br />
de lange terugkoppelprocedures aan<br />
beide kanten van de grens die het proces<br />
vertragen, een geldtekort aan Duitse zijde<br />
én onbegrip vanwege culturele verschillen<br />
tussen Nederland en Duitsland.<br />
Een meer algemeen probleem is de<br />
benedenstroomse positie die Nederland in<br />
H 2O / <strong>21</strong> - <strong>2006</strong><br />
17
het stroomgebied inneemt. Een direct gevolg<br />
daarvan is dat Nederland bij grensoverschrijdende<br />
samenwerking altijd de vragende<br />
partij is: Nederland heeft meer belang bij een<br />
goede en vlotte samenwerking 3) . Beleidsadviseur<br />
integraal waterbeheer H. van Dijk van<br />
de Provincie Overijssel beaamt dit: Nederland<br />
is als benedenstroomse partij actiever in de<br />
samenwerking en maakte in het verleden<br />
bij<strong>voor</strong>beeld de jaarlijkse grenswaterrapportages,<br />
maar bepaalde ook <strong>voor</strong> een<br />
belangrijk deel de agenda.<br />
Naast de permanente grenswaterencommissie<br />
en haar subcommissies is er de al<br />
eerder genoemde Internationale Rijncommissie.<br />
De Vecht maakt deel uit van het<br />
stroomgebied van de Rijn, maar in de<br />
commissie is alleen een afvaardiging van<br />
Nederland (op nationaal niveau) te vinden en<br />
geen aparte afvaardiging uit de substroomgebieden<br />
van het Rijnstroomgebied. De<br />
informatie vanuit deze stroomgebieden<br />
wordt nationaal, per oeverstaat, geregeld.<br />
Stroomgebiedbeheer heeft in het stroomgebied<br />
van de Vecht een vrij lange historie.<br />
Er zijn meerdere stroomgebiedvisies<br />
geschreven en er zijn meerdere regionale<br />
initiatieven ontplooid om het waterbeheer<br />
beter te regelen. De komst van de KRW werd<br />
door velen gezien als een mogelijkheid de<br />
grensoverschrijdende samenwerking in het<br />
stroomgebied te verbeteren. Van Dijk twijfelt<br />
hier echter aan.<br />
De KRW in het PGC-netwerk?<br />
Om de stroomgebiedbeheersplannen<br />
bilateraal tussen Nederland en Duitsland op<br />
elkaar af te stemmen (een KRW-verplichting),<br />
werd rond 2002 een ‘Steuerungsgruppe’<br />
opgericht. Deze werd ambtelijk ondersteund<br />
door een informele werkgroep op ambtelijk<br />
niveau. De Nederlandse delegatie in deze<br />
werkgroep had globaal dezelfde samenstelling<br />
als de PGC. Vanuit Den Haag werd<br />
dan ook het initiatief genomen het werk<br />
van de werkgroep op ambtelijk niveau<br />
<strong>voor</strong>taan te laten doen door de al bestaande<br />
subcommissies uit het grensverdrag en zo te<br />
formaliseren.<br />
Het leek, zeker vanuit Nederlands<br />
perspectief, een zinvolle zet: de delegaties<br />
aan Nederlandse zijde leken immers<br />
nagenoeg gelijk. Het idee werd aan Duitse<br />
zijde echter niet geaccepteerd. Daar zijn<br />
buiten waterbeheerders ook onder andere<br />
de Kreise en Gemeinden aan grenswatercommissies<br />
toegevoegd. De Duitsers waren er<br />
nadrukkelijk geen <strong>voor</strong>stander van om de<br />
ambtelijke werkgroep te formaliseren door<br />
18 H 2O / <strong>21</strong> - <strong>2006</strong><br />
De Overijsselse Vecht (foto: Aart Sander).<br />
het werk <strong>voor</strong>taan te laten doen door de<br />
PGC en haar subcommissies. Dan zouden<br />
alle partijen die op dit moment deelnemen<br />
aan dit overleg, plaats willen nemen in de<br />
ambtelijke werkgroep. Een onwerkbare<br />
situatie, aangezien het aan Duitse zijde meer<br />
dan 50 partijen betreft. Het aantal partijen<br />
aan Nederlandse zijde is op twee handen te<br />
tellen.<br />
Een aantal PGC-subcommissies is daarop<br />
gestopt. Vanwege het grensverdrag van 1960<br />
blijft er wel ieder jaar een brief rondgaan<br />
met de vraag of er agendapunten zijn <strong>voor</strong><br />
bilateraal overleg. Afgesproken is echter dat<br />
in principe niet meer vergaderd wordt. Het<br />
Nederlandse initiatief om het bestaande<br />
bilaterale netwerk verder te ontwikkelen<br />
en daar ook KRW-zaken te behandelen, lijkt<br />
dus de directe doodssteek van dit netwerk<br />
geworden, aldus Van Dijk.<br />
Het is echter niet zo dat nu geen bilateraal<br />
overleg meer plaatsvindt. De KRW heeft<br />
er <strong>voor</strong> gezorgd dat parallel aan het<br />
PGC-netwerk de Steuerungsgruppe en<br />
het ambtelijk overleg zijn ingesteld. Deze<br />
overleggen vinden veel frequenter plaats,<br />
waardoor het contact verbeterde. Bovendien<br />
zal DGW op verzoek van de Steuerungsgruppe<br />
op korte termijn het ambtelijk<br />
overleg een formele status verlenen.<br />
Daarnaast betekenen de gezamenlijke<br />
doelen en verplichtingen die de KRW aan<br />
zowel Duitsland als Nederland stelt, een<br />
grotere urgentie van grensoverschrijdende<br />
samenwerking. Al was het maar vanwege de<br />
longitudinale effecten van het waterkwaliteits-<br />
en morfologisch beheer 7) .<br />
Naast de formele netwerken moeten ook<br />
het informele netwerk aan de grens niet<br />
vergeten worden. Sectordirecteur watersysteem<br />
en waterzuivering R. Schuiling van<br />
Waterschap Velt en Vecht benadrukt dat dit<br />
contact veel concretere resultaten oplevert<br />
dan het PGC-circuit. Veel zaken worden door<br />
de waterbeheerders direct aan de grens<br />
onderling geregeld en afgesproken, wat zij<br />
als veel effectiever ervaren.<br />
KRW zegen <strong>voor</strong><br />
grensoverschrijdende<br />
samenwerking?<br />
Aan de introductie van de KRW zitten <strong>voor</strong><br />
het stroomgebied van de Overijsselse Vecht<br />
<strong>voor</strong>- en nadelen. Het traditionele bilaterale<br />
netwerk van PGC en substroomgebiedcommissies<br />
lijkt min of meer om zeep te zijn<br />
geholpen. Dit lijkt echter geen direct gevolg<br />
van de KRW te zijn, maar eerder van een<br />
machtsstrijd aan de Duitse kant van de grens.<br />
Hervormingen in Duitsland<br />
Het Duitse staatsbestel kent vele overheidslagen. Naast de federale regering in Berlijn kent elke<br />
deelstaat een aparte regering. Voor Niedersachsen zetelt die in Hannover en <strong>voor</strong> Nordrhein-<br />
Westfalen in Keulen. Onder de Landesregierung kent men nog de zogeheten Bezirke, Kreise/<br />
Kreisfreie Städte en de Gemeinden. Al deze lagen zijn vertegenwoordigd in de subcommissies<br />
van de permanente grenswaterencommissie. In de laatste jaren is besloten de verantwoordelijkheden<br />
in het waterbeheer anders te organiseren (van oorsprong is de landbouwlobby in<br />
de Bezirke en Gemeinde zeer sterk). De Gemeinde hebben beduidend meer invloed gekregen<br />
ten koste van de Kreise. In Niedersachsen zijn de Kreise zelfs geheel afgeschaft. De uitvoerende<br />
waterbeheerders (StuAs) kregen daarentegen veel meer verantwoordelijkheden. Zo werd onder<br />
andere het risico dat de landbouwlobby het KRW-proces in Duitsland teveel zou frustreren,<br />
geminimaliseerd.
De Overijsselse Vecht (foto: Aart Sander).<br />
Overigens is dit ook aan Nederlandse zijde<br />
geen onbekend proces: zowel Schuiling als<br />
Van Dijk geven aan dat de samenwerking<br />
tussen provincie en waterschappen veel<br />
beter kan. Het waterschap als waterbeheerder<br />
heeft de meeste financiële middelen<br />
in handen terwijl van de provincie een<br />
regisserende rol wordt verwacht. Schuiling<br />
is van mening dat de provincie deze rol in<br />
zeer beperkte mate vervult, terwijl Van Dijk<br />
de houding van waterschappen omschrijft<br />
als: ‘wie betaalt, bepaalt’, wat de rol van de<br />
Provincie Overijssel wel erg klein maakt door<br />
het relatief kleine budget.<br />
Hoe erg is het dat het PGC-netwerk slaapt?<br />
Het lijkt zonde te zijn van alle contacten<br />
die in de loop der jaren zijn opgebouwd.<br />
Anderzijds draaien informele netwerken,<br />
zoals dat van Velt en Vecht, volop door.<br />
Bovendien kan het goed zijn dat de KRWstructuur<br />
van werkgroep naar ambtelijk<br />
overleg en Steuerungsgruppe en groot<br />
aantal van de problemen oplost. De vergaderfrequentie<br />
ligt hoger, namelijk vijf a zes<br />
keer per jaar. Hierdoor wordt volgens Van<br />
Dijk het wederzijds begrip groter en vormen<br />
culturele verschillen minder een probleem.<br />
Een ander probleem dat misschien gemakkelijker<br />
omzeild kan worden’, is de communicatie<br />
met Duitse bestuurders. Nu nog is het<br />
moeilijk bestuurders van de Bundesländer<br />
te bereiken vanwege zogeheten ritsproblemen<br />
(het niveau waar men bestuurders<br />
vindt, verschilt en bestuurders praten liever<br />
met een partner die net een niveau hoger<br />
zit dan het eigen niveau 2) ). Doordat de<br />
Steurungsgruppe geen van de ‘lagere’ Duitse<br />
bestuurders bevat, zou het kunnen dat<br />
lijnen korter zijn en besluiten sneller kunnen<br />
worden genomen.<br />
Conclusie<br />
De zegeningen van de KRW zijn in de case<br />
van de Vecht ingewikkelder op te sporen<br />
dan men op het eerste gezicht zou denken.<br />
De gelijke doelstellingen lijken <strong>voor</strong>delen<br />
van de KRW, maar blijken door de grotere<br />
urgentie van het proces juist druk te zetten<br />
op het organisatorisch bestuurlijke aspect<br />
dat aan de uitvoering van de richtlijn kleeft.<br />
De grotere urgentie, door de einddata en het<br />
feit dat lidstaten kunnen worden ‘afgerekend’<br />
op resultaten, leidt in zowel Nederland als<br />
Duitsland tot toegenomen regelzucht. Dit<br />
gaat ten koste van bestaande regionale<br />
grensoverschrijdende structuren en is in<br />
tegenspraak met de intentie van de KRW<br />
die juist een stroomgebiedgewijze aanpak<br />
<strong>voor</strong>staat met oog <strong>voor</strong> de lokale situatie,<br />
inclusief participatie van het maatschappelijk<br />
netwerk. Tegelijkertijd ontstaan ook binnen<br />
deze nieuwe kaders weer verbindende<br />
structuren.<br />
Teisman 5) beschrijft zo’n proces: ordezoekende<br />
pogingen van leidinggevenden<br />
grijpen op elkaar in en veroorzaken nieuwe<br />
verwarring. De implementatiekloof in<br />
complexe systemen kan niet worden<br />
overbrugd. Hoe strenger de regels en<br />
hoe meer rigide de contracten, taken en<br />
bevoegdheden, des te harder ze elkaar<br />
bijten en des te scherper ze elkaar uitsluiten.<br />
Versterking van de sturing door hiërarchische<br />
organisaties, bedacht om KRW-doelen te<br />
halen, brengt het bestaande informele<br />
systeem in gevaar. Teisman suggereert om<br />
leidinggevend vermogen te ontwikkelen<br />
dat synchroon voldoet in verschillende<br />
systemen. Dit leidinggevend vermogen<br />
werkt van buiten naar binnen: zowel het<br />
maatschappelijk netwerk als de institutionele<br />
ketens waarin de eigen organisatie zich<br />
bevindt, zijn bepalend <strong>voor</strong> het handelen van<br />
de organisatie, die vraaggestuurd werkt. De<br />
competenties en ambities worden nu enkel<br />
bepaald door de vraag in de institutionele<br />
keten en leveren weinig vernieuwing en<br />
maatschappelijke verankering op.<br />
In de samenleving voltrekken zich steeds<br />
vaker ontwikkelingen die goed in deze<br />
opinie<br />
netwerkgedachte passen. In het integraal<br />
waterbeheer zijn pro-actieve publieke participatie<br />
en publiek-private samenwerking<br />
hiervan <strong>voor</strong>beelden. Ervaringen met brede<br />
platforms, zoals in het besluitvormingstraject<br />
in het Schelde-estuarium, de eerste<br />
ervaringen met brede klankbordgroepen<br />
in het Maasstroomgebied, laten zien dat<br />
deze het proces, de inhoud en de opbrengst<br />
kunnen verrijken.<br />
Op dit moment denkt men nog te vaak<br />
vanuit de eigen organisatie. Voor het stroomgebied<br />
van de Vecht blijkt dit duidelijk uit<br />
de moeite om vanuit de gezamenlijkheid<br />
tot een organisatie tussen verschillende<br />
instituties aan beide kanten van de grens<br />
te komen. Maar uiteindelijk is de hele KRW<br />
bedacht met een gezamenlijk doel: het<br />
verbeteren van de Europese wateren. Samen<br />
denken en doen, zoals Teisman beschrijft, is<br />
een uitstekende manier om dat gezamelijke<br />
doel te bereiken.<br />
Wietske Keetman (Unie van Waterschappen)<br />
Annemiek Verhallen (Wageningen<br />
Universiteit)<br />
Noten<br />
1) Rijkswaterstaat (1999). Verkenning vernieuwing<br />
in stroomgebieden. Rijksinstituut <strong>voor</strong> Integraal<br />
Zoetwaterbeheer en Afvalwaterbehandeling.<br />
2) Keetman W. (<strong>2006</strong>). Grensoverschrijdend<br />
waterbeheer in de regio, een studie<br />
naar handelingsopties om te komen tot<br />
stroomgebiedbeheer over de landsgrenzen heen.<br />
Thesis Wageningen Universiteit en Unie Van<br />
Waterschappen.<br />
3) Schrotenboer. (2000). Van data naar informatie.<br />
Resultaten van een metadata-inventarisatie bij de<br />
waterbeheerders in het Nederlandse deel van het<br />
stroomgebied van de Vecht als <strong>voor</strong>bereiding op de<br />
samenwerking op stroomgebiedschaal volgens de<br />
EU-KRW. Eindscriptie Wageningen Universiteit.<br />
4) Smit T. (1999). Veranderingen <strong>voor</strong> de Vecht. Een<br />
inventarisatie van de gevolgen van de Europese<br />
Kaderrichtlijn Waterbeheer <strong>voor</strong> het beheer van de<br />
Duits-Nederlandse Vecht. Wageningen Universiteit.<br />
5) Teisman G. (2005). Publiek management op de grens<br />
van chaos en orde. Academic Service.<br />
6) Verhallen A., J. Leentvaar en G. Broseliske (2000).<br />
Consequences of the European Union Water<br />
Framework Directive for information management in<br />
its interstate river basins. Integrated Water Resources<br />
Management. Proceedings of a symposium held at<br />
Davis (California). Ed. Miguel A. Marino et al.. IAHS<br />
Publ. nr. 272, pag. 31-35.<br />
7) Verhallen A., H. van Dijk en W. van Densen (2001).<br />
Administrative capacity to perceive long-term trends<br />
in water quality. Consequences for transboundary<br />
river management. Proceedings of the workshop<br />
Monitoring Tailor-Made III, pag. 209-<strong>21</strong>7.<br />
H 2O / <strong>21</strong> - <strong>2006</strong><br />
19
Waterbeheerders en<br />
simulatiemodellen: quo vadis?<br />
De Werkgroep Modelfunctionaliteiten in het Waterbeheer heeft zich, gefaciliteerd<br />
door de STOWA, de afgelopen maanden bezint over de manier waarop<br />
waterschappen verder kunnen met de inzet van simulatiemodellen om hun<br />
watersystemen te doorgronden. Een landelijk hydrologisch modelinstrumentarium<br />
zien de waterschappen als mogelijkheid om investeringen en energie<br />
te bundelen, meer met elkaar samen te werken, meer één taal te spreken<br />
en samen met andere overheden meer kennis te verwerven. Een nieuwe<br />
adviesgroep binnen de STOWA zou de ontwikkelingen in kennis en modellen<br />
<strong>voor</strong> het waterbeheer kunnen stroomlijnen en de gevolgen op een hoger<br />
niveau bespreekbaar te maken, aldus ondergetekenden.<br />
Binnen het Nederlandse waterbeheer<br />
houden onder andere de grote<br />
technologische instituten TNO<br />
Bouw en Ondergrond, Alterra en WL|Delft<br />
Hydraulics zich bezig met de ontwikkeling van<br />
simulatieprogrammatuur. In het najaar van<br />
2005 werd duidelijk dat deze kennisinstituten<br />
nauwer gaan samenwerken op het gebied<br />
van de ontwikkeling, bouw en beheer van<br />
modelcodes. Op initiatief van Hoogheemraadschap<br />
van Rijnland, Hoogheemraadschap De<br />
Stichtse Rijnlanden en Waterschap Vallei en<br />
Eem is in samenwerking met STOWA op<br />
1 <strong>november</strong> 2005 een bijeenkomst gehouden<br />
met kennisinstituten en waterschappen.<br />
Tijdens die bijeenkomst konden de kennisinstituten<br />
schetsen hoe zij de komende jaren<br />
willen (samen)werken. Besloten werd tot de<br />
oprichting van de Werkgroep Modelfunctionaliteiten<br />
in het Waterbeheer, die tot doel<br />
had om waterschapsbreed de vraag aan de<br />
kennisinstituten omtrent gewenste ontwikkelingen<br />
van programmatuur te formuleren.<br />
STOWA faciliteerde de werkgroep.<br />
Sturing door beleid<br />
Om beleids- en beheersvragen goed te<br />
kunnen beantwoorden, is informatie over en<br />
kennis van het watersysteem onontbeerlijk.<br />
Hoe ziet het systeem eruit en hoe functioneert<br />
het? Metingen aan het watersysteem<br />
vormen, samen met simulatiemodellen<br />
die deze metingen kunnen integreren, een<br />
stevige basis <strong>voor</strong> deze kennis. Simulatiemodellen<br />
staan dus ten dienste van het vergaren<br />
van kennis, nodig <strong>voor</strong> adequaat advies op<br />
het gebied van beleid, beheer en projecten<br />
in waterbeheer. Samen met metingen en<br />
ervaring vormen de modellen de basiskennis.<br />
Beleidsvragen ontstaan zowel extern als<br />
intern. Vanuit Europa is het beleid geformuleerd<br />
in de Kaderrichtlijn Water en de<br />
Hoogwaterrichtlijn, vanuit het Rijk in het<br />
Nationaal Bestuursakkoord Water, en de<br />
provincies vragen bij<strong>voor</strong>beeld het verdrogingsbeleid<br />
verder vorm te geven. Beleids-<br />
en beheersvragen kunnen kennisleemtes<br />
signaleren. Deze leemtes kunnen vertaald<br />
worden naar benodigde modelfunctionaliteiten,<br />
als antwoord op bij<strong>voor</strong>beeld de<br />
vraag ‘wat moet ik uit kunnen rekenen?’. Als<br />
je de benodigde functionaliteit vergelijkt met<br />
de beschikbare functionaliteit in bestaande<br />
20 H 2O / <strong>21</strong> - <strong>2006</strong><br />
programmatuur, kan aangegeven worden<br />
wat in welke programmatuur nog ontwikkeld<br />
moet worden.<br />
Zodra een waterschap te maken krijgt met<br />
nieuw beleid, zal het uit de formulering<br />
ervan afleiden wat er moet gebeuren. Bij<br />
de keuze hoe hieraan invulling te geven,<br />
worden aspecten meegewogen als kennis,<br />
kenmerken van het watersysteem, ervaring,<br />
beschikbaarheid van data en ambitie.<br />
Hierdoor kan eenzelfde beleidsformulering<br />
tot verschillende invullingen bij de waterschappen<br />
leiden. In de praktijk blijkt dit ook<br />
te gebeuren. Er zijn waterschappen die bij<br />
het modelleren van grof naar fijn werken en<br />
waterschappen die een prioriteit geven aan<br />
data-acquisitie. Dit leidt ook tot verschillende<br />
wensenlijstjes ten aanzien van de benodigde<br />
modelfunctionaliteit. Op hoofdlijnen is wel<br />
duidelijk dat bij<strong>voor</strong>beeld aan waterstanden,<br />
massafluxen en stofconcentraties gerekend<br />
moet worden, maar de invulling ervan<br />
verschilt duidelijk.<br />
Op zich hoeft die diversiteit geen probleem<br />
te zijn. Onder meer bij de toetsing van de<br />
watersystemen op wateroverlast bleek dat<br />
de waterschappen verschillende wegen<br />
bewandelen. Per waterschap wordt een<br />
oplossing bedacht. Het nadeel van deze<br />
praktijk is dat die diversiteit aan werkwijzen<br />
een belemmering vormt om een eenduidige<br />
ontwikkelwens op tafel te leggen. Daarnaast<br />
dreigen nieuwe ontwikkelingen versnipperd<br />
te worden. Buiten de waterschappen<br />
wordt de vraag gesteld of ook de vergelijkbaarheid<br />
van resultaten in het geding is. Elk<br />
waterschap heeft beperkte investeringsmogelijkheden.<br />
Tezamen met de wens om meer<br />
met het Rijk samen te werken op het gebied<br />
van kennis en beleid ontstaat nu een roep<br />
om bundeling van krachten, energie en geld<br />
om samen te investeren in ontwikkelingen in<br />
en om modellen in het waterbeheer.<br />
Als het niet eenvoudig is om vanuit de waterbeheerders<br />
1:1 de beleidsvragen gezamenlijk<br />
en eenduidig te vertalen naar de gewenste<br />
modelfunctionaliteit, waarin kunnen<br />
we als waterbeheerders dan nu al wél<br />
gezamenlijk optrekken? Door de werkgroep<br />
is een beperkte inventarisatie uitgevoerd<br />
naar de huidige modelleerpraktijk bij de<br />
waterschappen. Hieruit kwam naar voren<br />
dat in principe meer modelfunctionaliteit<br />
beschikbaar is dan door de waterschappen<br />
wordt gebruikt, maar dat deze lang niet altijd<br />
voldoende toegankelijk is. De behoefte zou<br />
op basis hiervan <strong>voor</strong>al in de richting van<br />
de pre- en postprocessing gezocht moeten<br />
worden en de ontsluiting van de bestaande<br />
formuleringen via programmatuur.<br />
Een tweede aspect betreft een vakinhoudelijke<br />
standaard. Het gaat dan om termen als<br />
reproduceerbaarheid, state-of-the-art, Good<br />
Modelling Practice, eenduidige nauwkeurigheids-<br />
en onzekerheidsanalyses. Het blijkt<br />
echter dat deze nog maar beperkt geconcretiseerd<br />
zijn op een wijze die <strong>voor</strong> de waterschappen<br />
werkbaar is. Ook is geconstateerd<br />
dat de modelleurs zich vaker dan tot dusver<br />
ten opzichte van elkaar zouden moeten<br />
spiegelen, bij<strong>voor</strong>beeld op het terrein van<br />
modelkalibratie.<br />
Een derde aspect zijn de externe ontwikkelingen.<br />
Het Rijk werkt in toenemende mate<br />
zaken uit op regionaal niveau, de ruimtelijke<br />
schaal waarop het Rijk en de regio elkaar<br />
kunnen ontmoeten. Uiteraard kent het Rijk<br />
soms andersoortige problemen en wordt<br />
vaak vanuit een ander perspectief en op een<br />
ander schaalniveau naar problemen gekeken.<br />
In het verleden lukte het als gevolg van die<br />
verschillen niet zo best om te communiceren<br />
over de werking van de watersystemen.<br />
Hydrologische modelaanpak<br />
TNO Bouw en Ondergrond, Alterra en<br />
WL|Delft Hydraulics zijn bezig om samen met<br />
RIZA en het Milieu- en NatuurPlanbureau<br />
(MNP) hun bestaande instrumentarium<br />
om te bouwen naar een geïntegreerde<br />
modelaanpak. Vanwege efficiëntië (beheer<br />
en onderhoud, investeringen) en eenduidigheid<br />
qua inhoud is <strong>voor</strong> deze ombouw en<br />
bundeling van krachten gekozen.<br />
Het RIZA wil de eerste fase van de<br />
verbetering van het landelijk hydrologisch<br />
modelinstrumentarium eind dit jaar<br />
afronden. Deze fase betreft de modellering<br />
van het verzadigde grondwater op regionalelandelijke<br />
schaal. Voor volgend jaar staat<br />
de tweede fase op het programma, gericht<br />
op detaillering van de invoer, en dan met<br />
name het top- en oppervlaktewatersysteem.<br />
Daarmee groeit het landelijk model<br />
naar het schaalniveau van de regionale<br />
modellen toe en kan er zelfs een overlap<br />
ontstaan. Hierdoor ontstaat een basis<br />
<strong>voor</strong> samenwerking tussen landelijke en<br />
regionale of mogelijk zelfs lokale modelleurs.<br />
Onderdeel van de samenwerking kan zijn het<br />
afstemmen van model-, data- en verwerkingsstructuren.<br />
Voorwaarde <strong>voor</strong> het welslagen van de<br />
samenwerking is onder meer dat de<br />
betrokken partijen openheid betrachten ten<br />
aanzien van data, onder andere meteo- en<br />
bodemgegevens. RIZA en het Milieu- en
(foto: Maloe Dekker / Johan de Jong, Waterschap Rivierenland)<br />
NatuurPlanbureau hebben zich <strong>voor</strong> de<br />
landelijke modellering verbonden aan het<br />
Delta-Instituut.<br />
Het was en is de intentie van RIZA om een<br />
plan uit te werken over hoe de samenwerking<br />
er uit kan zien en middels een<br />
bezoekronde aan alle betrokken partijen,<br />
dus ook aan alle 26 waterschappen, te laten<br />
onderzoeken of <strong>voor</strong> een intensieve samenwerking<br />
draagvlak bestaat. Mogelijk zouden<br />
ook provincies of waterleidingbedrijven<br />
partij kunnen zijn. Eind dit jaar moet het een<br />
bestuurlijk <strong>voor</strong>stel opleveren dat binnen<br />
het zogeheten OWO-overleg (GTI’s, RIZA,<br />
MNP en STOWA) besproken zal worden. De<br />
genoemde tweede fase kan dan vanaf begin<br />
2007 met betrokken partijen gerealiseerd<br />
worden.<br />
Hoe nu verder?<br />
Techniek<br />
Ten aanzien van de programmatuur is de<br />
inschatting dat de landelijke simulatiemodellen<br />
goed bruikbaar zijn <strong>voor</strong> en door<br />
waterschappen. Om tot een daadwerkelijk<br />
gebruik van de programmatuur te komen,<br />
is het wenselijk dat er een informatiepunt of<br />
wellicht een helpdesk komt om modelleurs<br />
te helpen met het vinden van oplossingen<br />
<strong>voor</strong> hun problemen. Dit informatiepunt kan<br />
ook initiatieven ondernemen om netwerken<br />
en werkgroepen op te richten waarbinnen<br />
uitwisseling van kennis en ervaring kan<br />
plaatsvinden.<br />
De Werkgroep Modelfunctionaliteiten in het<br />
Waterbeheer concludeert <strong>voor</strong> de kortere<br />
termijn dat <strong>voor</strong> wat betreft modelontwikkelingen<br />
een prioriteit zou moeten<br />
liggen bij het beter toegankelijk maken<br />
van bestaande formuleringen en dus niet<br />
bij de ontwikkeling van nog weer nieuwe<br />
rekentechnieken. Als concreet <strong>voor</strong>beeld<br />
hiervan stimuleert de werkgroep de ontwikkeling<br />
van een emissiemodule, maar dan<br />
zodanig dat het past binnen een nieuwe<br />
landelijke manier van modelleren en werken.<br />
Dat betekent onder meer een zogeheten<br />
open source-code, onafhankelijk van een<br />
modelcode en in overleg of in samenwerking<br />
met meerdere kennisinstituten.<br />
Ten aanzien van data is de werkgroep er<br />
<strong>voor</strong>stander van dat collectief betaalde<br />
gegevens zo veel mogelijk <strong>voor</strong> iedereen<br />
zonder verdere kosten toegankelijk zijn in<br />
een vorm van een basisregistratie. Landelijke<br />
data moeten landelijk beheerd worden,<br />
regionale data in de regio, maar wel volgens<br />
een eenduidig stramien, zodat ze via een<br />
eenduidig systeem ontsloten worden en<br />
iedereen er dus van kan profiteren. Eenduidigheid<br />
van systematiek bevordert ook de<br />
mogelijkheden van op- en neerschalen van<br />
gegevens.<br />
Ten aanzien van de watersysteemkennis<br />
geldt dat de waterwereld is gebaat bij<br />
openheid en transparantie inzake onderbouwing<br />
van beleid en maatregelen. Een<br />
structurele opbouw van deze systeemkennis<br />
komt tot stand als uitwisseling mogelijk<br />
wordt gemaakt en daadwerkelijk gerealiseerd<br />
wordt.<br />
Organisatie en proces<br />
Geconstateerd is ook dat behoefte bestaat<br />
aan een adviesgroep die vanuit het<br />
perspectief van de regionale waterbeheerders<br />
ontwikkelingen binnen de modellenwereld<br />
signaleert en combineert met<br />
beleidsontwikkelingen. Deze groep dient<br />
een verbinding te vormen tussen enerzijds<br />
de gebruikers en bijbehorende technische<br />
overlegcircuits en anderzijds bestaande<br />
structuren, zoals de Programma Commissie<br />
Watersysteemonderzoek van STOWA, die de<br />
geldstromen <strong>voor</strong> nieuwe ontwikkelingen<br />
sturen. Het zal de taak van deze adviesgroep<br />
zijn om ontwikkelingen op het gebied van<br />
modelleringen te <strong>voor</strong>zien en duiden. Deze<br />
ontwikkelingen kunnen zowel op de vraag<br />
als op het aanbod van modelfunctionaliteit<br />
betrekking hebben, zodat bij<strong>voor</strong>beeld het<br />
tijdig beschikbaar komen van modelfuncti-<br />
opinie<br />
onaliteit verbetert. Deze adviesgroep dient<br />
een zekere vrijheid van handelen te hebben<br />
en bedient bij <strong>voor</strong>keur de Programma<br />
Commissie Watersysteemonderzoek van<br />
STOWA gevraagd of ongevraagd van<br />
advies. Organisatorische inbedding van de<br />
adviesgroep in STOWA is aldus gewenst.<br />
Als perspectief <strong>voor</strong> ontwikkelingen <strong>voor</strong> de<br />
langere termijn adviseert de werkgroep om<br />
de samenwerking met RIZA, MNP en andere<br />
partijen verder vorm te geven. De landelijk<br />
ingezette samenwerking tussen de kennisinstituten<br />
op gebied van hydrologie moet<br />
verbreed worden naar chemie, gevolgd door<br />
ecologie. Behalve tot kostenbesparing zal het<br />
tot een betere benutting van beschikbare<br />
kennis leiden. Waterschappen zullen zo beter<br />
kunnen profiteren van landelijke kennis en<br />
de landelijke kennis zal beter afgestemd zijn<br />
op wat in de regio feitelijk aan de hand is.<br />
Hierbij gaat het om het maken van afspraken<br />
hoe we omgaan met de trits data - programmatuur<br />
- watersysteemkennis. Geadviseerd<br />
wordt om de genoemde plannen van het<br />
RIZA, die zijn ingebracht in het Onder<br />
Water Overleg, positief te benaderen: de<br />
mogelijkheden worden hoger ingeschat<br />
dan de bedreigingen. Organisatorisch zijn<br />
nog wel enkele noten te kraken, zoals bij de<br />
programmatuur de scheiding van ontwikkeling<br />
en innovatie, beheer en onderhoud én<br />
toepassing.<br />
Betere modellen en samenwerking<br />
In de modelleerpraktijk die de werkgroep<br />
<strong>voor</strong> ogen heeft, is een goed beheer van<br />
watersystemen het doel, gebaseerd op goed<br />
beleid en goede plannen. Systeemkennis is<br />
een belangrijk, zo niet noodzakelijk middel<br />
hiertoe. Het simulatiemodel is een middel<br />
tot die systeemkennis, waaraan metingen<br />
weer ten grondslag liggen. Voor een goed<br />
onderbouwd beheer moet deze hele lijn in<br />
samenhang beschouwd worden. Een nieuw<br />
op te richten adviesgroep binnen de STOWA<br />
kan ontwikkelingen en trends in de modellenwereld<br />
volgen, beoordelen en de STOWA<br />
hierin adviseren. De werkgroep hoopt een<br />
bijdrage te hebben geleverd aan een verdere<br />
convergentie binnen de modelleerwereld<br />
van de regionale waterbeheerders, waarbij<br />
bundeling van kennis en samenwerking de<br />
komende tijd prevaleren boven eigen belang<br />
en ad hoc kortetermijnoplossingen. Wij<br />
dagen de waterschappen uit om samen en<br />
actief de lijnen die in dit artikel beschreven<br />
staan op te pakken.<br />
Gé van den Eertwegh (Waterschap<br />
Rivierenland, <strong>voor</strong>zitter werkgroep)<br />
Harry Boukes (Adviesburo Harry Boukes,<br />
secretaris werkgroep)<br />
H 2O / <strong>21</strong> - <strong>2006</strong><br />
<strong>21</strong>
ecensie<br />
Uitgebreide verzameling kennis<br />
over vijversystemen<br />
<strong>voor</strong> afvalwaterbehandeling<br />
In de IWA-serie ‘Integrated Environmental Technology’ is onlangs het boek<br />
‘Pond Treatment Technology’ van Andy Shilton verschenen. De eerste<br />
indruk van het boek is uiterst positief: een behoorlijke pil met een gedegen<br />
inhoudsopgave met gerenommeerde auteurs.<br />
Opvallend is echter dat de schrijvers<br />
van het boek bijna uitsluitend uit<br />
Angelsaksische landen afkomstig<br />
zijn (het Verenigd Koninkrijk, de Verenigde<br />
Staten, Zuid-Afrika, Australië en Nieuw-<br />
Zeeland), met daarnaast een beperkte Thaise<br />
en Israëlische bijdrage. De enige Europese<br />
invloed komt mogelijk van de editor van<br />
de serie: Piet Lens van de Wageningen<br />
Universiteit. Of dit betekent dat Europa geen<br />
interesse (meer) heeft <strong>voor</strong> vijversystemen of<br />
dat Europese wetenschappers en adviseurs<br />
geen brood zien in deze wereldwijd breed<br />
toegepaste zuiveringstechniek is niet geheel<br />
duidelijk, maar ook in de referenties wordt<br />
overwegend gebruik gemaakt van niet-<br />
Europees werk.<br />
Voor de kritische lezer begint het boek<br />
enigszins onheilspellend. De auteurs<br />
proberen in de introductie nogal belerend<br />
de <strong>voor</strong>delen van het vijversysteem als dé<br />
wereldwijd toepasbare zuiveringstechniek<br />
te verkondigen. Dit kan op het eerste<br />
gezicht wel eens afschrikkend werken.<br />
Gelukkig draait de stijl snel bij en worden in<br />
hoofdstuk twee en drie de microbiologische<br />
en chemisch/fysische processen in een vijversysteem<br />
omvattend en accuraat beschreven.<br />
Dit vormt een goede basis <strong>voor</strong> het vervolg<br />
waarin achtereenvolgens per hoofdstuk de<br />
verwijderingsmechanismen en -prestaties<br />
van vijversystemen <strong>voor</strong> zwevendestof<br />
en organische bestanddelen, nutriënten,<br />
pathogene componenten en zware metalen<br />
worden beschreven. De wetenschappelijke<br />
beschrijving is indrukwekkend en zeker<br />
volledig. Indien vijversystemen inderdaad<br />
verwijderingsprestaties behalen, zoals in<br />
deze hoofdstukken wordt beschreven,<br />
hebben we in Europa inderdaad iets gemist;<br />
of wordt hier een te positief beeld geschetst<br />
van vijverachtige zuiveringssystemen?<br />
Voor de praktisch ingestelde lezer wordt<br />
het pas echt interessant vanaf hoofdstuk 8<br />
waarin in drie overzichtelijke hoofdstukken<br />
ontwerpgrondslagen en berekeningen<br />
worden gepresenteerd om vijver systemen<br />
procestechnisch en hydraulisch te<br />
ontwerpen. Verder worden in hoofdstuk 12<br />
en 13 praktijkgerichte onderwerpen, zoals<br />
beheer en onderhoud en toepassingsvormen<br />
van vijversystemen, op een toegankelijke<br />
manier beschreven.<br />
Wat de recensent betreft is het boek na<br />
hoofdstuk 13 volledig. Vervolgens worden<br />
echter, in nog eens 150 pagina’s verdeeld<br />
over zeven hoofdstukken, allerlei toepassingen<br />
van vijverachtige zuiveringssystemen<br />
in casussen per uitvoeringsvorm beschreven.<br />
22 H 2O / <strong>21</strong> - <strong>2006</strong><br />
Als proza zijn deze beschrijvingen niet erg<br />
aantrekkelijk en als naslagwerk maar beperkt<br />
bruikbaar vanwege de veelal unieke situaties<br />
waarover deze <strong>voor</strong>beelden gaan. Voor<br />
degene die echt geïnteresseerd is, zijn de<br />
toepassingen van vijversystemen als mest-<br />
en gierbehandeling, afval- en regenwaterreservoir<br />
en een veelvoud van geïntegreerde<br />
zuiveringsconcepten mogelijk nuttig, maar<br />
<strong>voor</strong> West-Europa (lees Nederland) is alleen<br />
nog hoofdstuk 18, waarin wordt ingegaan<br />
op vijversystemen in koude klimaten, van<br />
belang. Een deel dat zeker overgeslagen<br />
kan worden, is hoofdstuk 11 waarin op<br />
een onvolledige manier een opsomming<br />
van allerlei nabehandelingstechnieken<br />
<strong>voor</strong> vijversystemen worden beschreven.<br />
De informatie in dit hoofdstuk is veelal<br />
achterhaald of zelfs irrelevant.<br />
Na lezing wordt de eerste indruk desondanks<br />
bevestigd: ‘Pond Treatment Systems’ is een<br />
interessant boek met een indrukwekkende<br />
hoeveelheid nuttige informatie <strong>voor</strong> zowel<br />
wetenschappelijk gebruik als <strong>voor</strong> toepassing<br />
in de praktijk. Het boek had echter wel half<br />
zo dik kunnen zijn door de aandacht op de<br />
echt nuttige informatie te richten. Hierdoor<br />
Een groep jonge, gepromoveerde watertechnologen<br />
geeft elke maand in dit<br />
vaktijdschrift een kritisch oordeel over<br />
internationale vakliteratuur op het gebied<br />
van water. De recensenten zijn Jelle Roorda,<br />
Arjen van Nieuwenhuijzen, Bas Meijer,<br />
Adriaan Mels, Herman Evenblij, Jeroen<br />
Langeveld, Jasper Verberk en Merle de<br />
Kreuk. Ieder van hen beoordeelt <strong>voor</strong> zijn<br />
eigen specialisme recent gepubliceerde<br />
literatuur inhoudelijk en bekijkt in hoeverre<br />
de stof toepasbaar is in de Nederlandse<br />
situatie. Drink-, afval- en proceswater,<br />
riolering, waterkwaliteitsbeheer en<br />
hydrologie komen afwisselend aan bod. De<br />
recensentenclub is nog op zoek naar een<br />
recensent <strong>voor</strong> het deelonderwerp waterkwaliteitsbeheer.<br />
Heeft u interesse? Neem<br />
dan contact op: (010) 427 41 65.<br />
zouden misschien ook de Europese kritische<br />
lezers eerder geneigd zijn om deze relevante<br />
kennis tot zich te nemen.<br />
‘Pond Treatment Technology’ van Andy Shilton<br />
is een uitgave van IWA Publishing (ISBN<br />
1843390205), maart <strong>2006</strong>. IWA-leden betalen<br />
107,25 euro, niet-leden 143 euro.<br />
Arjen van Nieuwenhuijzen<br />
(Witteveen+Bos / TU Delft)
Agenda<br />
Onderstaand vindt u de gezamenlijke<br />
agenda van NVA en KVWN van vergaderingen,<br />
congressen en andere bijeenkomsten.<br />
Informatie <strong>voor</strong> deze agenda<br />
moet ingeleverd worden bij het KVWN/NVAbureau:<br />
(070) 414 47 78.<br />
16 <strong>november</strong><br />
Jongerenplatform KVWN/NVA: tweede<br />
Watercafé over ‘wateradvies’<br />
Utrecht<br />
<strong>21</strong> <strong>november</strong><br />
bijeenkomst van de PICT over informatiebeveiliging<br />
Amsterdam<br />
24 <strong>november</strong><br />
gemeenschappelijke najaarsvergadering NVA<br />
en KVWN<br />
Amsterdam<br />
14 december<br />
workshop van KVWN over internationale<br />
activiteiten van de waterleidingbedrijven<br />
Nieuwegein<br />
NVA gaat<br />
samenwerken met<br />
Water Institute of<br />
Southern Africa<br />
WISA is een vereniging in zuidelijk Afrika<br />
van personen die werkzaam zijn in de<br />
watersector, hetzij bij overheden, hetzij bij<br />
waterorganisaties. De vereniging is vergelijkbaar<br />
met NVA en KVWN. De NVA heeft in<br />
de persoon van Keimpe Sinnema contacten<br />
gelegd met de WISA. Dit contact resulteerde<br />
in een afspraak dat NVA en WISA lid van<br />
elkaars verenigingen worden, zodat de leden<br />
van beide verenigingen kunnen profi teren<br />
van de <strong>voor</strong>delen van het lidmaatschap.<br />
Medio oktober is een delegatie van de<br />
Stichting Wateropleidingen en de waterschappen<br />
Groot Salland en Fryslân naar Zuid-<br />
Afrika geweest om te bezien of en zo ja hoe<br />
ze kunnen samenwerken bij het opzetten van<br />
cursussen op het gebied van waterbeheer,<br />
drinkwater of afvalwater.<br />
Verslag studieochtend<br />
Wet gemeentelijke<br />
watertaken<br />
Op vrijdag 13 oktober bezochten zo’n 60<br />
geïnteresseerden het door de NVA-programmagroep<br />
Bestuurlijk-juridische aspecten<br />
waterbeheer verzorgde symposium ‘Wet<br />
gemeentelijke watertaken’. Centraal stond de<br />
vraag naar de gevolgen van het ingediende<br />
wets<strong>voor</strong>stel ‘Wet verankering en bekostiging<br />
gemeentelijke watertaken’.<br />
Toelichting op het wets<strong>voor</strong>stel<br />
Na de opening door de <strong>voor</strong>zitter van de<br />
programmagroep (Herman Havekes, Unie<br />
van Waterschappen) gaf mw. L. Luijten<br />
(Ministerie van Verkeer en Waterstaat/DGW)<br />
een introductie op het wets<strong>voor</strong>stel. Zij<br />
belichtte de nieuwe elementen: een gemeentelijke<br />
zorgplicht <strong>voor</strong> zowel grondwater als<br />
afvloeiend hemelwater (beide op te nemen<br />
in de Wet op de waterhuishouding), de<br />
wat aangepaste zorgplicht <strong>voor</strong> afvalwater<br />
(blijft in de Wet milieubeheer), de nieuwe<br />
gemeentelijke waterheffi ng (‘verbreed<br />
rioolrecht’), het verbrede GRP, de geïntroduceerde<br />
<strong>voor</strong>keursvolgorde afvalwater<br />
(lijkt op de Ladder van Lansink zoals<br />
deze <strong>voor</strong> het omgaan met afvalstoff en<br />
is verankerd in de Wet milieubeheer) en<br />
tenslotte de mogelijkheid <strong>voor</strong> gemeenten<br />
om bij verordening regels te stellen ter<br />
uitvoering van de verschillende zorgplichten.<br />
Mw. Luijten benadrukte de verschillen in<br />
verantwoordelijkheden tussen gemeente<br />
enerzijds en de perceelseigenaar anderzijds.<br />
De zorgplichten <strong>voor</strong> gemeenten zien toe<br />
op waterhuishoudkundige maatregelen in<br />
de openbare ruimte, indien perceelseigenaren<br />
overlast ervaren van een teveel aan<br />
grond- of hemelwater. Behalve het beperken<br />
of verminderen van overlastsituaties (in de<br />
beheerfase) zien de zorgplichten met name<br />
ook toe op het <strong>voor</strong>komen van problemen<br />
door in de inrichtingsfase (bouwfase)<br />
maatregelen te treff en. De maatregelen<br />
dienen doelmatig te zijn, hetgeen erop<br />
neerkomt dat de aard, de schaal en de<br />
omvang van eventuele problemen het type<br />
maatregelen bepalen. Deze maatregelen<br />
kunnen ook bouwkundig van aard zijn, zij<br />
het dat hier<strong>voor</strong> de perceelseigenaar zelf<br />
verantwoordelijk is. Hier gekomen gaf zij nog<br />
eens aan dat de zogeheten onderlastproblematiek<br />
(rotte houten funderingspalen)<br />
geen expliciete plek in het wets<strong>voor</strong>stel<br />
heeft gekregen. Tenslotte benadrukte mw.<br />
Luijten dat met de introductie van de nieuwe<br />
<strong>voor</strong>stellen de gemeente geen stedelijk<br />
waterbeheerder wordt: de waterschappen<br />
blijven verantwoordelijk <strong>voor</strong> het beheer van<br />
het oppervlaktewater.<br />
(Grond)wettelijke zorgplichten <strong>voor</strong><br />
waterbeheer<br />
Vervolgens was de heer J. Verschuuren aan<br />
bod, hoogleraar internationaal en Europees<br />
milieurecht Universiteit van Tilburg, en zeer<br />
deskundig op het gebied van zorgplichten<br />
in het milieurecht. Allereerst liet hij zien dat<br />
tot <strong>voor</strong> kort zorgplichten nog op weinig<br />
verenigingsnieuws<br />
waardering konden rekenen. Ze zouden te<br />
algemeen zijn geformuleerd en handhavers<br />
konden er weinig mee. Langzaam maar zeker<br />
echter wonnen zorgplichten aan populariteit,<br />
niet in de laatste plaats binnen het stelsel van<br />
het milieurecht. Als zodanig moeten dan ook<br />
de zorgplichten uit het wets<strong>voor</strong>stel worden<br />
gezien, die min of meer herleidbaar zijn<br />
van de in artikel <strong>21</strong> Grondwet opgenomen<br />
zorgplicht <strong>voor</strong> de overheid die gericht is<br />
op de bewoonbaarheid van het land en de<br />
bescherming en de verbetering van het<br />
milieu. De waterstaatszorg valt hier ook toe<br />
te rekenen. Deze grondwettelijke bepaling<br />
is echter niet in rechte afdwingbaar; via<br />
wetgeving moet hieraan nader invulling<br />
worden gegeven, zoals dat bij<strong>voor</strong>beeld<br />
is gedaan in de Wet bodembescherming<br />
en de Wet milieubeheer. De introductie<br />
van zorgplichten past goed binnen de<br />
maatschappelijke tendensen van minder<br />
regels en meer eigen verantwoordelijkheid<br />
<strong>voor</strong> burgers. Verschuuren wees er wel op dat<br />
de nieuwe gemeentelijke grondwaterzorgplicht<br />
impliciet een zorgplicht oplegt aan<br />
perceelseigenaren: ook zij zouden overlast<br />
zoveel mogelijk moeten <strong>voor</strong>komen of<br />
beperken. En dat gaat wat hem betreft wel<br />
erg ver. Wel toonde Verschuuren zich positief<br />
over het wets<strong>voor</strong>stel: met de introductie<br />
van de zorgplichten kan bereikt worden dat<br />
het besef over de waterhuishoudkundige<br />
opgaven in Nederland wordt vergroot. Maar<br />
naast deze meer symbolische waarde gaat er<br />
van de zorgplichten ook zeker een ‘morele’<br />
plicht gelden <strong>voor</strong> gemeenten. De jurisprudentie<br />
rondom al bestaande zorgplichten<br />
laat zien dat bij een eventuele aansprakelijkheidsstelling<br />
alle omstandigheden van het<br />
geval in ogenschouw worden betrokken.<br />
Verwacht mag worden dat rechters<br />
steeds meer van gemeenten zullen gaan<br />
verwachten: “u bent gewaarschuwd!”<br />
Presentatie Hugo Gastkemper<br />
Na deze bemoedigende laatste woorden<br />
was het de beurt aan Hugo Gastkemper<br />
(Stichting RIONED). Hij toonde zich allereerst<br />
tevreden met het wets<strong>voor</strong>stel, niet in<br />
de laatste plaats met de verruimde fi nancieringsmogelijkheden<br />
<strong>voor</strong> gemeenten.<br />
Gastkemper lichtte toe dat <strong>voor</strong> de<br />
behandeling van vuil water een 100 procent<br />
collectieve fi nanciering geldt (via rioolrecht),<br />
daar waar met betrekking tot de nieuwe<br />
zorgplichten (grond- en hemelwater) ook<br />
investeringen verwacht worden, waar nodig,<br />
van de particulier (maatregelen op het<br />
eigen terrein). Zeker <strong>voor</strong> grondwaterproblemen<br />
geldt dat deze locatiespecifi ek zijn<br />
en als zodanig ook om maatwerk vragen.<br />
Doelmatigheid van maatregelen is hierbij<br />
een toetsingscriterium. Concreet komt<br />
dit neer op de vraag of er waterhuishoudkundige<br />
dan wel bouwkundige maatregelen<br />
getroff en dienen te worden. Voor deze<br />
laatste categorie werd wederom duidelijk<br />
dat deze in principe <strong>voor</strong> rekening zijn van<br />
de particulier. De gemeente faciliteert met<br />
maatregelen op het openbare terrein. In<br />
samenwerking met het waterschap en de<br />
perceelseigenaren zullen gemeenten op<br />
zoek moeten gaan naar het treff en van<br />
maatregelen tegen de laagst maatschappe-<br />
H 2O / <strong>21</strong> - <strong>2006</strong><br />
23
WATERCOLUMN<br />
Waar gaat het nou om?<br />
Onlangs las ik in het Financieel Dagblad<br />
een artikel van topambtenaar Roel Bekker,<br />
secretaris-generaal van het Ministerie van<br />
Volksgezondheid, Welzijn en Sport, waarin hij<br />
een aantal politici verwijt mee te liften met<br />
borrelpraat over ambtenaren. Alle politieke<br />
partijen zeggen fl ink het mes te zetten in<br />
de ‘Haagse bureaucratie’. “Het lijkt alsof zij<br />
zeggen dat de ambtenaren hun werk niet<br />
goed doen”, aldus Bekker.<br />
Ik denk dat Bekker een wezenlijk punt raakt:<br />
de politiek zelf heeft aangegeven dat die<br />
werkzaamheden moeten gebeuren. De<br />
maatschappelijke vraagstukken waarop de<br />
politiek een antwoord wil krijgen, worden<br />
echter steeds complexer. Men wil ook sneller<br />
een antwoord zodra er iets is gebeurd. Ik<br />
denk aan rampen in Enschede, Volendam,<br />
op Schiphol, maar ook Bovenkarspel en<br />
de dreigende overstromingen midden<br />
negentiger jaren in ons rivierengebied.<br />
Die vraagstukken vragen nu eenmaal om<br />
capaciteit en een bepaalde kwaliteit.<br />
De thema’s veiligheid en gezondheid<br />
vragen de komende jaren veel aandacht.<br />
De klimaatverandering, zeespiegelrijzing,<br />
bodemdaling, zware regenval en ‘s zomers<br />
lage rivierafvoeren vormen nieuwe<br />
dreigingen <strong>voor</strong> de waterkwaliteit.<br />
Om deze zeer wezenlijke vraagstukken het<br />
hoofd te bieden, is menskracht én slimheid<br />
bij overheid én bedrijven nodig. Het past dan<br />
niet om simpelweg te roepen dat het met<br />
minder moet.<br />
Dat we onze effi ciency in de watersector<br />
nog meer kunnen verhogen met behoud<br />
en versterking van de kwaliteit, hebben<br />
we reeds getoond en zullen we nog tonen.<br />
Laten we hiermee - in de hele watersector<br />
- met vereende krachten en in goede<br />
samenwerking doorgaan, ambitieus,<br />
kritisch en transparant (benchmark). Met<br />
de resultaten daarvan kan de politieke<br />
kritiek omslaan in waardering en applaus.<br />
Laten we de samenwerking serieus verder<br />
ontwikkelen (waterketen), zodat we echte<br />
waterketendenkers en -werkers worden, die<br />
mogelijk ook eens samengaan.<br />
24 H 2O / <strong>21</strong> - <strong>2006</strong><br />
Chris Bruggink (KVWN)<br />
lijke kosten, waarbij steeds weer de omstandigheden<br />
van het geval bepalend zullen zijn.<br />
Gastkemper betreurde het verder dat het<br />
wets<strong>voor</strong>stel geen rekening houdt met<br />
grondwateronttrekkingen die worden<br />
verminderd of stopgezet en die daardoor<br />
tot overlastsituaties kunnen leiden. De<br />
stopzetter zou best kunnen worden verplicht<br />
maatregelen te nemen indien het stopzetten<br />
tot problemen zou leiden. Ook wees hij erop<br />
dat de introductie van de <strong>voor</strong>keursvolgorde<br />
er niet toe moet leiden dat teveel geld<br />
aan waterhuishoudkundige maatregelen<br />
wordt uitgegeven. Daarbij is deze aan de<br />
Wet milieubeheer ontleende <strong>voor</strong>keursvolgorde<br />
alleen bedoeld <strong>voor</strong> het omgaan<br />
met hemelwater aan de bron. Gastkemper<br />
rondde zijn betoog af met de vraag of de<br />
nieuwe verordeningsmogelijkheid ertoe kan<br />
leiden dat particulieren verplicht worden<br />
bij<strong>voor</strong>beeld hemelwater te bergen op het<br />
eigen terrein.<br />
Presentatie Marga Kool<br />
Als vierde spreker trad Marga Kool op<br />
(bestuurslid Unie van Waterschappen en<br />
dijkgraaf Waterschap Reest en Wieden). Ook<br />
zij is te spreken over het nieuwe wets<strong>voor</strong>stel<br />
dat een logisch gevolg is van onder meer<br />
het Nationaal Bestuursakkoord Water. Met<br />
een lichte twinkeling in de ogen stelde zij<br />
dat het wets<strong>voor</strong>stel nog eens benadrukt<br />
dat de waterbeheerstaken een afzonderlijke<br />
belasting nodig maken, om direct<br />
daarna te onderstrepen dat de stelling van<br />
VNO-NCW dat er een paar honderd nieuwe<br />
waterbeheerders bijkomen (de gemeenten)<br />
klinkklare onzin is. Maar Kool gaf de zaal<br />
toch nog wel de nodige zorgpunten mee. Zo<br />
vreest zij enigszins dat de vrijblijvendheid die<br />
van de zorgplichten uit kan gaan, nog wat te<br />
groot is: “gaan gemeenten de nieuwe taken<br />
ook echt oppakken?” Kool betreurt het verder<br />
dat provincies geen aanwijzingsbevoegdheid<br />
hebben gekregen <strong>voor</strong> het geval gemeenten<br />
geen concreet werk maken van het verbrede<br />
GRP. Met Gastkemper vindt zij het vervolgens<br />
jammer dat het omgaan met het stopzetten<br />
van grondwateronttrekkingen geen plek<br />
in het wets<strong>voor</strong>stel heeft gekregen. En last<br />
but not least had zij graag gezien dat ook<br />
bestaande gevallen van grondwateroverlast<br />
in het wets<strong>voor</strong>stel waren meegenomen.<br />
De rode draad in haar verhaal was echter<br />
duidelijk: de samenhang die eigen is aan<br />
het integrale waterbeheer, kan alleen maar<br />
door samenwerking tussen alle betrokkenen<br />
worden vormgegeven. Kool vindt het op zich<br />
prima dat de gemeente het loket wordt <strong>voor</strong><br />
de burger, maar per geval zou best bekeken<br />
kunnen worden welke partij deze rol het best<br />
kan vervullen. Met een overdracht van taken<br />
(bij<strong>voor</strong>beeld via delegatie) zou naar haar<br />
idee best anderszins kunnen worden beslist.<br />
Presentatie mr. P. Alers<br />
Tenslotte was de vloer <strong>voor</strong> dhr. P. Alers<br />
(Vereniging Eigen Huis), die de belangen<br />
van de huiseigenaren <strong>voor</strong> het voetlicht<br />
bracht. Vanuit hun perspectief vindt hij het<br />
wets<strong>voor</strong>stel magertjes. Er is nu weliswaar<br />
een belangrijke stap gezet, maar het<br />
wets<strong>voor</strong>stel gaat niet ver genoeg. Zo had de<br />
inspanningsplicht (die van de zorgplichten<br />
uitgaat) feitelijk een resultaatsplicht moeten<br />
zijn. Gemeenten zouden een garantie <strong>voor</strong><br />
een bepaalde grondwaterstand moeten<br />
geven. Daar zouden burgers pas echt wat aan<br />
hebben, volgens Alers. Met het wets<strong>voor</strong>stel<br />
wordt nog niet duidelijk wat nu onder<br />
structurele problemen van grondwateroverlast<br />
moet worden verstaan: “wanneer is<br />
overlast structureel: na een half jaar overlast,<br />
drie jaar of vijf jaar?” Alers betreurt het<br />
verder dat de nieuwe grondwaterzorgplicht<br />
alleen betrekking heeft op het beschermen<br />
van bovengrondse gebruiksfuncties. Een<br />
natte kelder bij<strong>voor</strong>beeld blijft een verantwoordelijkheid<br />
<strong>voor</strong> de eigenaar van de<br />
woning, maar is dat wel zo redelijk als deze<br />
er niets aan kan doen als het grondwaterpeil<br />
is gestegen? Alers hield een nadrukkelijk<br />
pleidooi <strong>voor</strong> een (grond)watertoets, als<br />
middel <strong>voor</strong> gemeenten om te anticiperen<br />
op eventuele problemen. Ofwel: besluiten<br />
die van invloed zouden kunnen zijn op de<br />
grondwaterstand zouden aan een dergelijke<br />
toets onderworpen moeten worden.<br />
Al met al toonde Alers zich ontevreden<br />
over de zware last <strong>voor</strong> huiseigenaren,<br />
zeker nu hij zich afvraagt wat er tegenover<br />
zal staan. De burger moet aan de ene<br />
kant meer betalen <strong>voor</strong> de gemeentelijke<br />
watertaak (schattingen variëren van vijf tot<br />
20 miljard), terwijl Alers nog niet ziet dat<br />
deze er ook meer <strong>voor</strong> terug zal krijgen.<br />
Om de overheid scherp te houden zou een<br />
Nationale Waterkamer een uitkomst kunnen<br />
zijn, als een soort inspectiedienst <strong>voor</strong><br />
het waterbeheer. Wat gemeenten betreft,<br />
wees Alers erop dat deze een monopolypositie<br />
bekleden waar het de inzameling<br />
en het transport van afvalwater betreft. De<br />
Vereniging Eigen Huis zal dan ook binnen<br />
een week (<strong>voor</strong>afgaand aan de behandeling<br />
in de Tweede Kamer) een amendement<br />
<strong>voor</strong>stellen om de gemeenten te verplichten<br />
<strong>voor</strong>waarden te creëren die ertoe leiden<br />
dat deze unieke positie niet kan worden<br />
misbruikt. De nieuwe gemeentelijke waterheffi<br />
ng mag geen melkkoe worden, zo stelde<br />
Alers. Tenslotte mist ook Alers een regeling<br />
<strong>voor</strong> bestaande gevallen van grondwateroverlast<br />
en -onderlast.<br />
Discussie<br />
De plenaire discussie die volgde, begon<br />
met de vraag hoe de sprekers de bestaande<br />
gevallen van grondwateroverlast en<br />
-onderlast geregeld zouden willen zien.<br />
Gewezen werd hierbij op eerdere ideeën<br />
van de PvdA om tot een fi nancieringsfonds<br />
te komen. Men toonde zich vrij eensgezind:<br />
de overheid zal iets moeten ondernemen.<br />
Verschuuren stelde dat het met terugwerkende<br />
kracht regelen van het oplossen<br />
van bestaande situaties wel erg moeilijk<br />
zal worden. Gastkemper vulde aan dat het<br />
probleem politiek nog niet als erg genoeg<br />
wordt ervaren, en - zeker zo belangrijk - de<br />
lokale lasten zouden fors toenemen als<br />
het wets<strong>voor</strong>stel ook zou <strong>voor</strong>zien in een<br />
dergelijke regeling.<br />
Uit de zaal kwam de reactie dat het succes<br />
van het wets<strong>voor</strong>stel <strong>voor</strong>al afhankelijk is<br />
van de vraag hoe het in de praktijk wordt<br />
opgepakt: “het is toch <strong>voor</strong>al een kwestie<br />
van willen, en veel minder van wetgeving.”
Hierbij gaf de <strong>voor</strong>zitter nog eens aan dat de<br />
jurisprudentie laat zien dat steeds meer eisen<br />
aan de overheid worden gesteld.<br />
De praktijk zou, volgens Kool, gediend zijn<br />
met een verplicht te stellen waterplan, maar<br />
juist de VNG toont daar volgens haar een<br />
te grote afkeer van. Naast nog wat andere<br />
aangestipte problemen, zoals de vraag naar<br />
de betekenis van een door een waterschap<br />
verleende drainagevergunning in het licht<br />
van de nieuwe gemeentelijke watertaken,<br />
stond de benodigde communicatie op<br />
het netvlies van velen. Zowel burgers als<br />
gemeenten zouden aan de hand moeten<br />
worden genomen om de betekenis van de<br />
nieuwe zorgplichten en dergelijke duidelijk<br />
Najaarsvergaderingen en Het WaterSymposium<br />
Op 24 <strong>november</strong> vinden de beide najaarsvergaderingen van NVA en KVWN plaats. Ze<br />
worden gevolgd door Het WaterSymposium, dat dit jaar in het teken staat van verkiezingen,<br />
verandering en innovatie. De titel luidt: ‘Blauw regeert Nederland -ruimte <strong>voor</strong> innovatie’.<br />
De besturen van NVA en KVWN willen met de leden, zo vlak na de verkiezingen, een advies aan<br />
de kabinetsformateur meegeven.<br />
De locatie is planetarium Gaasperplas,<br />
Amsterdam Zuid-Oost, Kromwijkdreef 11.<br />
Programma<br />
• 09.00 uur: ontvangst<br />
• 09.45 uur: ledenraadpleging NVA / najaarsvergadering<br />
KVWN<br />
• 10.30 uur: ontvangst WaterSymposium<br />
• 11.00 uur: opening WaterSymposium<br />
• 11.10 uur: uitreiking NVA/KVWN Scriptieprijs<br />
• 11.20 uur: lezing ‘Wie niet innoveert, heeft<br />
geen toekomst’ door Mathieu Weggeman<br />
(TU Eindhoven)<br />
• 11.55 uur: lezing ‘Gooien we onze toekomst<br />
in het water?’ door Jaap Peters (Universiteit<br />
Nyenrode)<br />
• 12.35 uur: intermezzo<br />
• 12.50 uur: lunch<br />
• 14.00 uur: workshops<br />
• 16.00 uur: inspirerende afsluiting<br />
• 16.30 uur: happy 1,5 hour<br />
Inleidingen<br />
In de Global Casino van vandaag is elk<br />
bedrijf er op uit de kennis van de ander<br />
zo snel mogelijk overbodig te maken<br />
door innovatieve producten of diensten<br />
te ontwikkelen die de bestaande uit de<br />
markt drukken omdat ze beter zijn, sneller,<br />
goedkoper, mooier, fl exibeler, eff ectiever,<br />
schoner, ergonomischer etc. De levenscycli<br />
van producten en diensten worden door<br />
die praktijk steeds korter. Daarom kan<br />
geen enkele moderne organisatie zonder<br />
innovatiestrategie, ondernemerschap en new<br />
business development. Het is duidelijk dat<br />
de concurrentie in de advanced economies<br />
zich af zal spelen op het gebied van kennis,<br />
creativiteit, innovatievermogen en time-toeverything.<br />
Dat vereist een cultuur waarin<br />
horizontale kennisdeling in de keten en<br />
in netwerken de gewoonste zaak van de<br />
wereld is geworden. Want zonder grensoverschrijdende<br />
kennisdeling, geen nieuwe<br />
combinaties en zonder Neue Kombinationen,<br />
geen innovatie.<br />
Prof. dr. ir. Weggeman is hoogleraar Organisatiekunde<br />
aan de TU Eindhoven en Chef<br />
Innovatie bij De Baak Managementcentrum.<br />
Jaap Peters is oprichter van het Chaosforum<br />
in Nederland. Vorig jaar verscheen zijn<br />
derde boek: Intensieve Menshouderij (hoe<br />
kwaliteit oplost in rationaliteit). Inmiddels<br />
een bestseller. Dit boek handelt over de<br />
toepassing van Amerikaanse managementmethoden<br />
en -technieken op Europese<br />
organisaties. In het dagelijks leven werkt<br />
hij bij Overmars Organisatie Adviseurs. Als<br />
organisatieactivist houdt hij graag pleidooien<br />
<strong>voor</strong> meer aandacht <strong>voor</strong> inhoud, <strong>voor</strong><br />
verenigingsnieuws<br />
te maken. Hierbij doet zich een spanning<br />
<strong>voor</strong> tussen de eigen verantwoordelijkheid<br />
van burgers enerzijds en de plicht van de<br />
waterbeheerders om droge voeten te leveren<br />
anderzijds.<br />
Peter de Putter<br />
vakmanschap en diversiteit en minder <strong>voor</strong><br />
vorm. De Amerikaanse managementmethoden-<br />
en technieken lijken er <strong>voor</strong> gemaakt<br />
inhoud te verwaarlozen. McDonald’s is het<br />
grootste restaurant ter wereld, maar er werkt<br />
geen enkele kok. Eet smakelijk!<br />
In zijn lezing ‘Gooien we onze toekomst in<br />
het water?’ zal hij kort stilstaan bij de essentie<br />
van de chaos- en complexiteitstheorie en wat<br />
dat betekent <strong>voor</strong> veranderen, strategieën,<br />
leidinggeven en innoveren. Misschien bent<br />
u niet geïnteresseerd in de chaos, maar de<br />
chaos is dat altijd wel in u. Even <strong>voor</strong> de<br />
zekerheid: chaos is gratis orde die je nog<br />
niet begrijpt. Misschien is het wel beter<br />
en makkelijker dat niet blauw, maar wit<br />
reageert.<br />
Drs. Jaap Peters is bedrijfskundige, partner bij<br />
bureau Overmars Organisatie Adviseurs en<br />
docent aan Universiteit Nyenrode.<br />
Workshops<br />
Het openbaar bestuur op het gebied van<br />
water kent een groot aantal organisaties: vier<br />
ministeries, twaalf provincies, 27 waterschappen,<br />
458 gemeenten en elf drinkwaterbedrijven.<br />
Deze versnippering vraagt om<br />
veel overleg en dat komt de daadkracht niet<br />
ten goede. Welk advies zou u de kabinetsformateur<br />
willen meegeven? In deze workshop<br />
heeft u de kans om de waterorganisatie van<br />
Nederland te herzien. U wordt uitgedaagd<br />
door Wim Drossaert (directeur Syncera,<br />
mede-initiatiefnemer brandbrief) en Ruud<br />
Stevers (Bureau Adviseurs, Rijkswaterstaat<br />
Corporate Dienst) om een optimale waterorganisatie<br />
structuur te schetsen, uitgaande<br />
van een nulsituatie.<br />
Het laatste jaar buitelen de ontwikkelingen<br />
en bijbehorende miljoenen ten aanzien van<br />
innovatie en kennisinfrastructuur in het<br />
waterveld haast over elkaar heen: Het Delta<br />
Instituut, een TTI Watertechnologie, de subsidieregeling<br />
InnoWator, Susprise, etc. Wat<br />
minder woorden zijn er gewijd aan het wat<br />
en waarom. En gaat het om de technologie<br />
zelf of meer om vernieuwing van de overkoepelende<br />
concepten <strong>voor</strong> waterbeheer en<br />
waterkwaliteit? En gericht op de Nederlandse<br />
situatie en/of het mondiale waterprobleem?<br />
Deze en waarschijnlijk vele andere vragen<br />
en antwoorden zijn de bouwstenen <strong>voor</strong><br />
een advies rondom het thema Onderzoek<br />
en Kennisontwikkeling. Jacques Leenen<br />
(STOWA) en Frans Schulting (GWRC) zijn<br />
paraat om samen met U deze discussie in<br />
constructieve banen leiden.<br />
Rondom het Nederlandse waterveld bestaat<br />
een uitgebreide set van beleid en wetgeving<br />
zoals de Kaderrichtlijn Water, WB<strong>21</strong>, de<br />
H 2O / <strong>21</strong> - <strong>2006</strong><br />
25
herziene Waterleidingwet, Wet Gemeentelijke<br />
Watertaken enz. dat het kader geeft<br />
<strong>voor</strong> de handel en wandel van de sector.<br />
Maar ontbreken er nog wezenlijke aspecten<br />
in dit palet van wet- en regelgeving? Zijn wij<br />
waterketen- of klimaatsveranderingproof?<br />
Of hebben we misschien te veel regels en<br />
beleid en zo ja: wat zouden we dan graag<br />
in de prullenbak zien verdwijnen? Hebben<br />
wel als Nederland nog wel voldoende eigen<br />
speelruimte of zet Brussel de toon, punt en<br />
komma? Of is het nu slechts zaak te implementeren<br />
wat we hebben afgesproken?<br />
Hoe dan ook: nu is er de kans om onder<br />
leiding van Rein van der Kluit (Unie van<br />
Waterschappen) en Theo Schmitz (VEWIN) de<br />
ideeën/wensen bij elkaar te brengen in een<br />
advies aan de kabinetsformateur.<br />
Innoveren en systematisch denken lijkt<br />
op het eerste gezicht een schijnbare<br />
tegenspraak. Maar het blijkt dat 70 procent<br />
van de succesvolle innovaties uit het<br />
verleden is te herleiden tot een vijftal vaste<br />
denkpatronen. SIT (Systematic Inventive<br />
Thinking) vertaalt deze denkpatronen naar<br />
een gestructureerde en zeer eff ectieve<br />
innovatietechniek, waardoor in zeer korte<br />
tijd succesvolle ideeën geforceerd kunnen<br />
worden. Wereldwijd hebben multinationals<br />
als Intel, Philips en ABN/AMRO SIT ontdekt.<br />
Willem Koerselman (senior adviseur Kennismanagement<br />
Kiwa Water Research) en Ingrid<br />
Schröders (opleidingscoördinator Wateropleidingen)<br />
vertellen over deze methodiek<br />
waarna de aanwezigen die toe kan passen op<br />
een onderwerp uit de waterketen.<br />
Veel innovatieve ideeën blijven in de<br />
planfase hangen en komen nooit tot<br />
uitvoering. De oorzaken hier<strong>voor</strong> liggen vaak<br />
niet bij de technische aspecten, maar op het<br />
persoonlijke vlak. Mensen praten langs elkaar<br />
heen en soms lijkt het alsof ze een andere<br />
taal spreken. De één werkt aan een optimale<br />
oplossing, de ander is <strong>voor</strong>al bezig zijn of<br />
haar machtspositie te versterken. In deze<br />
workshop behandelen we ‘Spiral Dynamics’,<br />
een instrument om op individueel niveau<br />
en groepsniveau wijzen van denken in kaart<br />
te brengen. Het geeft inzicht in persoonlijke<br />
drijfveren, overtuigingen en gedrag in tijden<br />
van verandering en vernieuwing. Hiermee<br />
is het mogelijk om het succes van een<br />
organisatie te vergroten bij innovaties.<br />
Deze workshop wordt geleid door Govert<br />
Geldof (Tauw), Arike Tomson (RIZA) en Miep<br />
van Gijsen (programmagroep 1 NVA).<br />
Contactgroep<br />
Internationaal<br />
Op 18 oktober is deze nieuwe, gemeenschappelijke<br />
KVWN- en NVA-groep bijeen geweest.<br />
Doel van de groep is het organiseren van<br />
bijeenkomsten en het vormen van een<br />
netwerk <strong>voor</strong> leden die een opdracht in het<br />
buitenland hebben of binnenkort zullen<br />
krijgen. Ervaringen van mensen die in<br />
het buitenland hebben gewerkt, kunnen<br />
worden gedeeld met mensen die nog naar<br />
dat specifi eke werelddeel of gebied worden<br />
26 H 2O / <strong>21</strong> - <strong>2006</strong><br />
uitgezonden.<br />
De contactgroep heeft het <strong>voor</strong>nemen om<br />
in het <strong>voor</strong>jaar van 2007 een middag te<br />
verzorgen om de contactgroep op de kaart<br />
te zetten en bekendheid te geven bij de<br />
leden. Een ander idee is om op de internetpagina’s<br />
van NVA en KVWN een wereldkaart<br />
te plaatsen waarop te zien is welke leden<br />
in welke gebieden ervaring hebben die<br />
ze willen delen, maar ook in welke landen<br />
leden wonen. Deelnemers van de groep<br />
zijn <strong>voor</strong>alsnog: Dick Luijendijk (<strong>voor</strong>lopig<br />
de trekker van het geheel), Adriaan Mels,<br />
Richard Broeks, Rob Uijterlinde en Willem<br />
van Starkenburg. De groep gaat op zoek<br />
naar uitbreiding maar als er enthousiaste<br />
leden zijn die zichzelf willen aanmelden,<br />
dan kan dat bij Dick Luijendijk (e-mailadres:<br />
luijendijk@luva.demon.nl).<br />
Tweede watercafé van<br />
het Jongerenplatform<br />
Op 16 <strong>november</strong> vindt het tweede watercafé<br />
van het Jongerenplatform plaats en wel<br />
bij Nelen & Schuurmans in Utrecht. Het<br />
onderwerp luidt ‘wateradvies’. Het ‘café’ opent<br />
haar deuren om 18.00 uur en sluit ze weer<br />
rond <strong>21</strong>.00 uur.<br />
Water en ruimtelijke inrichting hebben veel<br />
met elkaar te maken. Welke plaats neemt<br />
water in bij nieuw in te richten gebieden?<br />
Hoe komt een goed ‘wateradvies’ tot stand,<br />
waar de stedenbouwkundige mee uit de<br />
voeten kan? Deze vragen staan centraal<br />
tijdens deze bijeenkomst.<br />
In een informele sfeer willen de jongeren<br />
over het onderwerp discussiëren met<br />
studenten en jonge professionals vanuit alle<br />
hoeken van de waterwereld. Daarbij kan<br />
men zich uitleven op een concreet praktijk<strong>voor</strong>beeld.<br />
Wellicht dat dit leidt tot nieuwe<br />
creatieve oplossingen.<br />
Aanmelden is niet verplicht, maar wordt wel op<br />
prijs gesteld (jongeren@waterloopbaan.nl). Voor<br />
meer informatie: www.waterloopbaan.nl.<br />
Workshop ‘Drinkwater<br />
<strong>voor</strong> de gehele<br />
wereldbevolking:<br />
ons een zorg?’<br />
Op 14 december vindt bij Kiwa in<br />
Nieuwegein een workshop plaats over de<br />
activiteiten en taken van de Nederlandse<br />
drinkwaterbedrijfstak in het werelddrinkwatervraagstuk.<br />
De internationale wereldgemeenschap heeft<br />
zich tot doel gesteld vóór 2015 de noden<br />
van water<strong>voor</strong>ziening en sanitatie minstens<br />
te halveren. De Nederlandse overheid heeft<br />
zich achter deze doelstelling geschaard bij<br />
monde van de minister <strong>voor</strong> Ontwikkelingssamenwerking<br />
Van Aardenne.<br />
Op de workshop van 14 december zullen<br />
uiteenlopende <strong>voor</strong>beelden van reeds<br />
lopende internationale activiteiten worden<br />
toegelicht. Waarom en hoe ontplooien wij<br />
deze activiteiten en wat zijn de plannen<br />
<strong>voor</strong> de komende jaren? In vragensessies en<br />
gedurende de pauzes zal volop gelegenheid<br />
zijn om met elkaar in gesprek te gaan. Internationalisering<br />
is een belangrijk onderwerp<br />
binnen de bedrijfstak. Uiteenlopende invalshoeken<br />
bieden volop stof <strong>voor</strong> discussie. De<br />
workshop beoogt daarbij de verschillende<br />
invalshoeken naast elkaar te zetten.<br />
De doelgroep van deze bijeenkomst zijn<br />
professionals binnen de drinkwaterbedrijfstak<br />
die actief betrokken zijn bij internationale<br />
samenwerking of graag participeren<br />
in de meningsvorming hierover.<br />
U kunt zich aanmelden via de<br />
KVWN-internetpagina: www.kvwn.nl<br />
Kiwa gaat drink- en<br />
grondwaterexpertise<br />
binnen European<br />
Topic Centre on Water<br />
verzorgen<br />
Het European Environment Agency (EEA)<br />
verzamelt relevante milieu-informatie<br />
en rapporteert daarover aan (Europese)<br />
beleidsmakers. Zo legt het de basis <strong>voor</strong><br />
de ontwikkeling en implementatie van een<br />
goed Europees milieubeleid. Het EEA krijgt<br />
daarbij ondersteuning van het European<br />
Topic Centre on Water (ETC Water), een<br />
consortium van Europese experts op het<br />
gebied van zoute en zoete oppervlaktewateren,<br />
grond- en drinkwater. Vanaf 1 januari<br />
2007 is Kiwa Water Research aangezocht om<br />
binnen ETC als enige partner <strong>voor</strong> de nodige<br />
drinkwaterexpertise te zorgen. Het ETC heeft<br />
een belangrijke inbreng bij de implementatie<br />
van de Kaderrichtlijn Water en bij de mariene<br />
waterwetgeving.<br />
De European Environmental Agency wil<br />
een integraal milieu-informatiesysteem<br />
opzetten en onderhouden, waarin alle data<br />
van de in totaal 28 EU-lidstaten en andere<br />
EEA-leden is opgeslagen. Deze informatie<br />
moet eenvoudig beschikbaar zijn <strong>voor</strong> het<br />
samenstellen van rapportages of uitvoeren<br />
van analyses en moet gemakkelijk kunnen<br />
worden gekoppeld aan economische,<br />
sociale, transport-, industriële, energie- en<br />
landbouwinformatie.<br />
Een belangrijke stap naar zo’n systeem is<br />
de ontwikkeling van een geharmoniseerd<br />
Water Information System for Europe (WISE),<br />
gebaseerd op de Kaderrichtlijn Water en de<br />
behoefte van de Europese Commissie om<br />
de waterproblematiek op een geïntegreerde<br />
manier aan te pakken via Integrated Water<br />
Resources Management (IWRM). Kennis,<br />
ervaring en informatie delen is daar<strong>voor</strong> een<br />
rand<strong>voor</strong>waarde. WISE moet de uitwisseling<br />
van belangrijke informatie op watergebied
evorderen en het proces van verzamelen,<br />
verwerken en verspreiden van informatie<br />
stroomlijnen.<br />
Door onderlinge afstemming tussen de<br />
verschillende typen waterregelgeving<br />
worden bovendien de inspanningen beperkt<br />
tot het verzamelen van nuttige en relevante<br />
gegevens, om de dubbelingen die nu nog<br />
optreden te <strong>voor</strong>komen. Het rapportageproces<br />
wordt zo effi ciënt mogelijk gemaakt<br />
door het gebruik van moderne informatietechnologie.<br />
Acties tussen 2007 en 2010<br />
Van 2007 tot en met 2010 gaat het ETC Water<br />
de volgende zaken aanpakken:<br />
• zorgen dat de resultaten van milieuonderzoek<br />
optimaal bijdragen aan de<br />
ontwikkeling van milieubeleid, onder meer<br />
via visie en prioritering van de werkzaamheden<br />
in de komende vier jaar;<br />
• ondersteunen van de Kaderrichtlijn Water,<br />
WISE, Europese mariene en maritieme<br />
strategie en ander (Europees) milieubeleid;<br />
• verzamelde data evalueren, met speciale<br />
aandacht <strong>voor</strong> hoe de mens ecosystemen<br />
heeft veranderd en hoe die veranderingen<br />
het menselijk welzijn hebben beïnvloed<br />
of in de toekomst zullen beïnvloeden op<br />
lokaal, nationaal of mondiaal niveau;<br />
• identifi ceren van indicatoren <strong>voor</strong> waterkwaliteit<br />
en -kwantiteit;<br />
• rapporteren over specifi eke watergerelateerde<br />
onderwerpen, zoals klimaatverandering<br />
inclusief biodiversiteit en<br />
waterkwantiteitsaspecten (2008), hydromorfologie<br />
van kleine rivieren (2008),<br />
pan-Europese mariene evaluatie (2008) en<br />
integratie van zoet- en zoutwateraspecten<br />
(2009/2010).<br />
Drinkwaterexpertise<br />
Kiwa Water Research speelt een belangrijke<br />
rol binnen het ETC <strong>voor</strong> drinkwater en<br />
grondwater: het is de enige partij in het<br />
consortium met een uitvoerige drinkwaterexpertise<br />
en zal dus alle activiteiten op dit<br />
vlak uitvoeren en coördineren.<br />
Momenteel werkt de Europese Commissie<br />
aan nieuwe aanbevelingen <strong>voor</strong> de<br />
rapportage over de kwaliteit van het<br />
drinkwater in de lidstaten. Naar verwachting<br />
zullen de lidstaten deze aanbevelingen nog<br />
dit jaar accepteren.<br />
Daarnaast wordt in het kader van de<br />
herziening van de Drinkwaterrichtlijn<br />
onderzoek verricht naar de mogelijkheid<br />
van de introductie van het ‘Water Safety<br />
Plan’-principe in de richtlijn. Dat leidt tot<br />
een andere informatie<strong>voor</strong>ziening: in<br />
de huidige Drinkwaterrichtlijn gaat het<br />
om informatie over de kwaliteit van het<br />
afgeleverde water (de eindcontrole), bij<br />
Water Safety Plans speelt - naast de eindcontrole<br />
- ook rapportage over de beheersing<br />
van het drinkwaterproductieproces een<br />
belangrijke rol. Er zal dus ook een ingrijpende<br />
verandering optreden in de aard van de<br />
informatie die over drinkwater wordt<br />
verzameld en gerapporteerd.<br />
Grondwaterteam<br />
Voor grondwater zijn, naast Kiwa Water<br />
Research, meerdere partijen in het<br />
consortium actief: DHI (Denemarken),<br />
het Institute for International and<br />
European Environmental Policy oftewel<br />
Ecologic (Duitsland), het Czech Environmental<br />
Information Agency (Tsjechië),<br />
het National Institute of Hydrology and<br />
Water Management (Roemenië) en het<br />
Bundesanstalt für Geowissenschaften und<br />
Rohstoff e (Duitsland). Kiwa Water Research<br />
heeft de leiding over dit grondwaterteam<br />
en is daarmee eerste aanspreekpunt <strong>voor</strong><br />
alle grondwatergerelateerde analyses en<br />
rapportages. Het team gaat evaluaties<br />
uitvoeren <strong>voor</strong> alle Europese grondwaterlichamen,<br />
(chemische) grondwaterkwaliteit en<br />
-kwantiteit, met een nadruk op bedreiging<br />
van de waterkwaliteit en -kwantiteit door<br />
droogte, overstromingen en zoutintrusie.<br />
Deze opzet sluit goed aan bij lopende activiteiten<br />
van Kiwa Water Research rondom de<br />
gevolgen van klimaatverandering, de implementatie<br />
van de Kaderrichtlijn Water en de<br />
Grondwaterrichtlijn en de ontwikkeling van<br />
instrumenten als Menyanthes en HyCa.<br />
Menyanthes<br />
Menyanthes is een programma <strong>voor</strong><br />
het opslaan, beoordelen, bewerken en<br />
analyseren van grote aantallen grondwaterstandsreeksen,<br />
dat geen gedegen <strong>voor</strong>kennis<br />
van statistiek of tijdreeksanalyse vereist (zie<br />
het artikel ‘Tijdreeksanalyse van grondwaterstanden<br />
nu binnen ieders bereik’ in H 2O<br />
nr. 24 uit 2004). Het wordt onder meer<br />
gebruikt om grondwaterstandsfl uctuaties<br />
te ontleden naar zijn oorzaken, en scenario’s<br />
door te rekenen als de oorzaken veranderen.<br />
Ook kunnen korte meetreeksen verlengd<br />
worden, om het grondwaterregime over<br />
langere perioden te bestuderen en grondwaterstatistieken<br />
te berekenen, zoals<br />
gemiddelde, hoogste en laagste grondwaterstanden.<br />
In tegenstelling tot grondwatermodellen<br />
maakt Menyanthes alleen gebruik van<br />
harde meetgegevens.<br />
HyCa<br />
HyCa is een 4D-applicatie (x, y, z, t) <strong>voor</strong><br />
management, presentatie en analyse<br />
van waterkwaliteitsdata. In HyCa zijn<br />
elementen van Menyanthes, CHEMCAL<br />
(<strong>voor</strong> hydrochemische diagnose) en<br />
PHREEQC-2 (geochemisch modelleringsprogramma)<br />
opgenomen. Hiermee kan<br />
in een handomdraai de uitkomst van een<br />
data-analyse grafi sch weergegeven worden,<br />
inclusief statistische evaluatie.<br />
Deze beide instrumenten zullen naar<br />
verwachting ook ingezet worden bij de<br />
analyse van Europese grondwatergegevens<br />
uit de databank van de European<br />
Environment Information and Observation<br />
Network.<br />
verenigingsnieuws<br />
Cursussen<br />
Wateropleidingen<br />
Stichting Wateropleidingen presenteert een<br />
viertal nieuwe Capita Selecta cursussen.<br />
Riolering<br />
De cursus loopt in kort bestek de belangrijkste<br />
thema’s van het vakgebied riolering<br />
langs. De cursist krijgt een globaal inzicht in<br />
het bestuurlijke en beleidsmatige kader van<br />
de rioleringszorg, het ontwerp en het operationele<br />
beheer van riolering en de realisatie<br />
van operationele plannen. Daarmee is de<br />
cursus bedoeld <strong>voor</strong> hbo’ers en academici<br />
die zich in korte tijd de belangrijkste<br />
onderwerpen van het vakgebied riolering<br />
eigen willen maken. Deze cursus vindt plaats<br />
op 7, 14, <strong>21</strong> en 28 maart 2007 in Utrecht. De<br />
kosten bedragen 775 euro.<br />
Drinkwaterproductie<br />
Personen die zich in korte tijd de belangrijkste<br />
onderwerpen van de drinkwaterproductie<br />
eigen willen maken kunnen<br />
bij deze cursus terecht. Zij krijgen in kort<br />
bestek een overzicht van de belangrijkste<br />
principes en processen bij waterwinning en<br />
waterzuivering. Ook de energie<strong>voor</strong>ziening,<br />
afstemming van productie en distributie en<br />
bedrijfsvoering van het drinkwaterproductiebedrijf<br />
komen aan de orde. De deelnameprijs<br />
bedraagt 775 euro. De cursus wordt op 8 en<br />
15 maart 2007 in Utrecht gegeven.<br />
Drinkwaterdistributie<br />
Deze cursus biedt in kort bestek een<br />
overzicht van de belangrijkste principes van<br />
ontwerp, aanleg en beheer van drinkwaterleidingsystemen.<br />
Daarbij wordt ook aandacht<br />
besteed aan relevante wetgeving, behoud<br />
van waterkwaliteit en de controle van drinkwaterinstallaties.<br />
Bij dit laatste onderwerp<br />
hoort natuurlijk ook aandacht <strong>voor</strong> de legionellaproblematiek<br />
en de rol van de waterbedrijven<br />
hierin. Iedereen die zich een korte<br />
tijd een goed beeld van de drinkwaterdistributie<br />
wil vormen is welkom. De cursus vindt<br />
plaats op 15 en 22 maart 2007 in Utrecht. De<br />
deelnamekosten bedragen 775 euro.<br />
Afvalwaterzuivering<br />
Deze cursus geeft een beeld van de belangrijkste<br />
methoden en technieken die in de<br />
afvalwaterzuivering worden toegepast,<br />
zowel <strong>voor</strong> huishoudelijk als industrieel<br />
afvalwater. Daarnaast is er aandacht <strong>voor</strong> het<br />
bestuurlijk en juridisch kader en de plaats<br />
van zuivering in de waterketen. Belangrijke,<br />
nieuwe technieken worden behandeld. Deze<br />
cursus wordt op locatie, binnen het bedrijf,<br />
gegeven. De data en prijs zijn in overleg.<br />
Voor meer informatie:<br />
Gwendy Dirks (030) 606 94 06<br />
(gwendy.dirks@wateropleidingen.nl).<br />
H 2O / <strong>21</strong> - <strong>2006</strong><br />
27
evorderen en het proces van verzamelen,<br />
verwerken en verspreiden van informatie<br />
stroomlijnen.<br />
Door onderlinge afstemming tussen de<br />
verschillende typen waterregelgeving<br />
worden bovendien de inspanningen beperkt<br />
tot het verzamelen van nuttige en relevante<br />
gegevens, om de dubbelingen die nu nog<br />
optreden te <strong>voor</strong>komen. Het rapportageproces<br />
wordt zo effi ciënt mogelijk gemaakt<br />
door het gebruik van moderne informatietechnologie.<br />
Acties tussen 2007 en 2010<br />
Van 2007 tot en met 2010 gaat het ETC Water<br />
de volgende zaken aanpakken:<br />
• zorgen dat de resultaten van milieuonderzoek<br />
optimaal bijdragen aan de<br />
ontwikkeling van milieubeleid, onder meer<br />
via visie en prioritering van de werkzaamheden<br />
in de komende vier jaar;<br />
• ondersteunen van de Kaderrichtlijn Water,<br />
WISE, Europese mariene en maritieme<br />
strategie en ander (Europees) milieubeleid;<br />
• verzamelde data evalueren, met speciale<br />
aandacht <strong>voor</strong> hoe de mens ecosystemen<br />
heeft veranderd en hoe die veranderingen<br />
het menselijk welzijn hebben beïnvloed<br />
of in de toekomst zullen beïnvloeden op<br />
lokaal, nationaal of mondiaal niveau;<br />
• identifi ceren van indicatoren <strong>voor</strong> waterkwaliteit<br />
en -kwantiteit;<br />
• rapporteren over specifi eke watergerelateerde<br />
onderwerpen, zoals klimaatverandering<br />
inclusief biodiversiteit en<br />
waterkwantiteitsaspecten (2008), hydromorfologie<br />
van kleine rivieren (2008),<br />
pan-Europese mariene evaluatie (2008) en<br />
integratie van zoet- en zoutwateraspecten<br />
(2009/2010).<br />
Drinkwaterexpertise<br />
Kiwa Water Research speelt een belangrijke<br />
rol binnen het ETC <strong>voor</strong> drinkwater en<br />
grondwater: het is de enige partij in het<br />
consortium met een uitvoerige drinkwaterexpertise<br />
en zal dus alle activiteiten op dit<br />
vlak uitvoeren en coördineren.<br />
Momenteel werkt de Europese Commissie<br />
aan nieuwe aanbevelingen <strong>voor</strong> de<br />
rapportage over de kwaliteit van het<br />
drinkwater in de lidstaten. Naar verwachting<br />
zullen de lidstaten deze aanbevelingen nog<br />
dit jaar accepteren.<br />
Daarnaast wordt in het kader van de<br />
herziening van de Drinkwaterrichtlijn<br />
onderzoek verricht naar de mogelijkheid<br />
van de introductie van het ‘Water Safety<br />
Plan’-principe in de richtlijn. Dat leidt tot<br />
een andere informatie<strong>voor</strong>ziening: in<br />
de huidige Drinkwaterrichtlijn gaat het<br />
om informatie over de kwaliteit van het<br />
afgeleverde water (de eindcontrole), bij<br />
Water Safety Plans speelt - naast de eindcontrole<br />
- ook rapportage over de beheersing<br />
van het drinkwaterproductieproces een<br />
belangrijke rol. Er zal dus ook een ingrijpende<br />
verandering optreden in de aard van de<br />
informatie die over drinkwater wordt<br />
verzameld en gerapporteerd.<br />
Grondwaterteam<br />
Voor grondwater zijn, naast Kiwa Water<br />
Research, meerdere partijen in het<br />
consortium actief: DHI (Denemarken),<br />
het Institute for International and<br />
European Environmental Policy oftewel<br />
Ecologic (Duitsland), het Czech Environmental<br />
Information Agency (Tsjechië),<br />
het National Institute of Hydrology and<br />
Water Management (Roemenië) en het<br />
Bundesanstalt für Geowissenschaften und<br />
Rohstoff e (Duitsland). Kiwa Water Research<br />
heeft de leiding over dit grondwaterteam<br />
en is daarmee eerste aanspreekpunt <strong>voor</strong><br />
alle grondwatergerelateerde analyses en<br />
rapportages. Het team gaat evaluaties<br />
uitvoeren <strong>voor</strong> alle Europese grondwaterlichamen,<br />
(chemische) grondwaterkwaliteit en<br />
-kwantiteit, met een nadruk op bedreiging<br />
van de waterkwaliteit en -kwantiteit door<br />
droogte, overstromingen en zoutintrusie.<br />
Deze opzet sluit goed aan bij lopende activiteiten<br />
van Kiwa Water Research rondom de<br />
gevolgen van klimaatverandering, de implementatie<br />
van de Kaderrichtlijn Water en de<br />
Grondwaterrichtlijn en de ontwikkeling van<br />
instrumenten als Menyanthes en HyCa.<br />
Menyanthes<br />
Menyanthes is een programma <strong>voor</strong><br />
het opslaan, beoordelen, bewerken en<br />
analyseren van grote aantallen grondwaterstandsreeksen,<br />
dat geen gedegen <strong>voor</strong>kennis<br />
van statistiek of tijdreeksanalyse vereist (zie<br />
het artikel ‘Tijdreeksanalyse van grondwaterstanden<br />
nu binnen ieders bereik’ in H 2O<br />
nr. 24 uit 2004). Het wordt onder meer<br />
gebruikt om grondwaterstandsfl uctuaties<br />
te ontleden naar zijn oorzaken, en scenario’s<br />
door te rekenen als de oorzaken veranderen.<br />
Ook kunnen korte meetreeksen verlengd<br />
worden, om het grondwaterregime over<br />
langere perioden te bestuderen en grondwaterstatistieken<br />
te berekenen, zoals<br />
gemiddelde, hoogste en laagste grondwaterstanden.<br />
In tegenstelling tot grondwatermodellen<br />
maakt Menyanthes alleen gebruik van<br />
harde meetgegevens.<br />
HyCa<br />
HyCa is een 4D-applicatie (x, y, z, t) <strong>voor</strong><br />
management, presentatie en analyse<br />
van waterkwaliteitsdata. In HyCa zijn<br />
elementen van Menyanthes, CHEMCAL<br />
(<strong>voor</strong> hydrochemische diagnose) en<br />
PHREEQC-2 (geochemisch modelleringsprogramma)<br />
opgenomen. Hiermee kan<br />
in een handomdraai de uitkomst van een<br />
data-analyse grafi sch weergegeven worden,<br />
inclusief statistische evaluatie.<br />
Deze beide instrumenten zullen naar<br />
verwachting ook ingezet worden bij de<br />
analyse van Europese grondwatergegevens<br />
uit de databank van de European<br />
Environment Information and Observation<br />
Network.<br />
verenigingsnieuws<br />
Cursussen<br />
Wateropleidingen<br />
Stichting Wateropleidingen presenteert een<br />
viertal nieuwe Capita Selecta cursussen.<br />
Riolering<br />
De cursus loopt in kort bestek de belangrijkste<br />
thema’s van het vakgebied riolering<br />
langs. De cursist krijgt een globaal inzicht in<br />
het bestuurlijke en beleidsmatige kader van<br />
de rioleringszorg, het ontwerp en het operationele<br />
beheer van riolering en de realisatie<br />
van operationele plannen. Daarmee is de<br />
cursus bedoeld <strong>voor</strong> hbo’ers en academici<br />
die zich in korte tijd de belangrijkste<br />
onderwerpen van het vakgebied riolering<br />
eigen willen maken. Deze cursus vindt plaats<br />
op 7, 14, <strong>21</strong> en 28 maart 2007 in Utrecht. De<br />
kosten bedragen 775 euro.<br />
Drinkwaterproductie<br />
Personen die zich in korte tijd de belangrijkste<br />
onderwerpen van de drinkwaterproductie<br />
eigen willen maken kunnen<br />
bij deze cursus terecht. Zij krijgen in kort<br />
bestek een overzicht van de belangrijkste<br />
principes en processen bij waterwinning en<br />
waterzuivering. Ook de energie<strong>voor</strong>ziening,<br />
afstemming van productie en distributie en<br />
bedrijfsvoering van het drinkwaterproductiebedrijf<br />
komen aan de orde. De deelnameprijs<br />
bedraagt 775 euro. De cursus wordt op 8 en<br />
15 maart 2007 in Utrecht gegeven.<br />
Drinkwaterdistributie<br />
Deze cursus biedt in kort bestek een<br />
overzicht van de belangrijkste principes van<br />
ontwerp, aanleg en beheer van drinkwaterleidingsystemen.<br />
Daarbij wordt ook aandacht<br />
besteed aan relevante wetgeving, behoud<br />
van waterkwaliteit en de controle van drinkwaterinstallaties.<br />
Bij dit laatste onderwerp<br />
hoort natuurlijk ook aandacht <strong>voor</strong> de legionellaproblematiek<br />
en de rol van de waterbedrijven<br />
hierin. Iedereen die zich een korte<br />
tijd een goed beeld van de drinkwaterdistributie<br />
wil vormen is welkom. De cursus vindt<br />
plaats op 15 en 22 maart 2007 in Utrecht. De<br />
deelnamekosten bedragen 775 euro.<br />
Afvalwaterzuivering<br />
Deze cursus geeft een beeld van de belangrijkste<br />
methoden en technieken die in de<br />
afvalwaterzuivering worden toegepast,<br />
zowel <strong>voor</strong> huishoudelijk als industrieel<br />
afvalwater. Daarnaast is er aandacht <strong>voor</strong> het<br />
bestuurlijk en juridisch kader en de plaats<br />
van zuivering in de waterketen. Belangrijke,<br />
nieuwe technieken worden behandeld. Deze<br />
cursus wordt op locatie, binnen het bedrijf,<br />
gegeven. De data en prijs zijn in overleg.<br />
Voor meer informatie:<br />
Gwendy Dirks (030) 606 94 06<br />
(gwendy.dirks@wateropleidingen.nl).<br />
H 2O / <strong>21</strong> - <strong>2006</strong><br />
27
Rob Theunissen, TU Delft<br />
Matthijs Kok, HKV Lijn in water / TU Delft<br />
Han Vrijling, TU Delft<br />
Compartimentering van<br />
dijkringen: niet altijd dé<br />
oplossing<br />
Compartimenteringsdijken worden veelal gezien als een aantrekkelijke<br />
maatregel om de gevolgen van een overstroming te beperken. Onderzoek<br />
laat echter zien dat ook nadelen bestaan aan deze oplossing en dat regionaal<br />
maatwerk nodig is.<br />
Compartimentering wordt succesvol<br />
toegepast in verschillende<br />
werkgebieden. In de scheepsbouw<br />
worden waterdichte compartimenten<br />
aangebracht zodat een schip in geval van<br />
een lek alsnog een haven kan bereiken.<br />
Vaak kan dan tijd worden gewonnen, zodat<br />
een reddingsoperatie een grotere kans van<br />
slagen heeft. In de utiliteitsbouw (wolkenkrabbers)<br />
vertragen vuurvaste compartimenten<br />
de verspreiding van een brand,<br />
zodat er meer tijd is om het brandende<br />
gebouw te verlaten. Daarmee kan eventueel<br />
zelfs het gehele verlies van het gebouw<br />
<strong>voor</strong>komen worden.<br />
Een verdeling in compartimenten kan ook<br />
worden herkend in de aanwezigheid van dijken<br />
in het Nederlandse landschap. De huidige<br />
primaire keringen zijn historisch gezien veelal<br />
de meest recente verdedigingswerken in een<br />
opeenvolgende serie van waterkeringen. In<br />
het verleden werden ten behoeve van de<br />
landbouw vaak kleine stukken buitendijks<br />
gelegen land omdijkt. De oude keringen<br />
kwamen hiermee midden in het landschap te<br />
liggen en de overgebleven historische keringen<br />
resulteren nu in een min of meer onbewuste<br />
compartimentering van veel gebieden.<br />
Er zijn ook <strong>voor</strong>beelden van bewuste toepassingen<br />
van compartimenteringsdijken. In<br />
de 13e eeuw werd de Diefdijk aangelegd.<br />
Deze dijk beschermt in combinatie met<br />
de Lingewerken (een uitlaatsysteem)<br />
de Alblasserwaard (dijkring 16) tegen<br />
een overstroming vanuit de Betuwe, de<br />
Culemborger- en Tielerwaarden (dijkring<br />
43). Daarmee worden de gevolgen van een<br />
overstroming in dijkring 43 beperkt en wordt<br />
de Alblasserwaard gespaard. De Diefdijk<br />
is als primaire waterkering opgenomen<br />
in de dijkringenkaart van de Wet op de<br />
Waterkering.<br />
Het doel van compartimentering is het<br />
onderverdelen van een hoofdsysteem in<br />
compartimenten waardoor de gevolgen<br />
beperkt worden. Het risico (kans maal<br />
gevolg) <strong>voor</strong> het hoofdsysteem neemt af,<br />
omdat de gevolgen van initieel falen worden<br />
beperkt tot één of enkele compartimenten.<br />
Overstromingsrisicobenadering<br />
In het onderzoeksproject Veiligheid Nederland<br />
in Kaart (VNK) zijn <strong>voor</strong> het eerst op een systematische<br />
manier de overstromingsrisico’s van<br />
een aantal dijkringgebieden bepaald 3) . Daarbij<br />
is als defi nitie van risico gehanteerd:<br />
risico = overstromingskans x gevolgen van<br />
overstroming<br />
Voor de bepaling van de overstromingskans<br />
wordt de dijkring opgevat als een keten,<br />
bestaande uit schakels. De dijkring wordt<br />
daartoe opgedeeld in drie typen waterkeringen:<br />
dijken, duinen en kunstwerken.<br />
Vervolgens worden de dijken en duinen<br />
onderverdeeld in vakken. Een vak is een deel<br />
van een waterkering met min of meer gelijke<br />
sterkte-eigenschappen en belasting. Naast<br />
de opdeling in typen waterkeringen worden<br />
ook verschillende manieren onderscheiden<br />
waarop een dijk kan falen (zoals overslag,<br />
piping, gebrek aan stabiliteit). Bij gebrek aan<br />
kennis of wanneer onvoldoende gegevens<br />
beschikbaar zijn om berekeningen uit te<br />
voeren, wordt de onzekerheid expliciet<br />
meegenomen in de berekening.<br />
De gevolgen van een overstroming hebben<br />
vele dimensies. Veelal wordt er<strong>voor</strong> gekozen<br />
platform<br />
om twee dimensies centraal te stellen:<br />
‘aantallen slachtoff ers’ en ‘economische<br />
schade’. Kennis met betrekking tot de<br />
bepaling van deze eff ecten is lastig te<br />
toetsen aan de praktijk, <strong>voor</strong>al ook omdat<br />
weinig praktijkgegevens <strong>voor</strong>handen zijn.<br />
De methoden <strong>voor</strong> het bepalen van de<br />
eff ecten van een overstroming zijn dan ook<br />
<strong>voor</strong>al gebaseerd op de ervaringen van de<br />
watersnoodramp uit 1953 en op ervaringen<br />
uit het buitenland. Recent zijn in het VNKproject<br />
grote vorderingen geboekt met het<br />
defi niëren van mogelijkheden van evacuaties<br />
(nieuwe evacuatiemodule: hoe snel kan<br />
een bevolking worden geëvacueerd?) en<br />
mogelijke overstromingsscenario’s (hoe en<br />
hoe snel stroomt het water het dijkringgebied<br />
in en welke overstromingsdieptes<br />
treden daarbij op?). Op basis van deze<br />
scenario’s kan het aantal slachtoff ers en de<br />
economische schade worden bepaald. Ook<br />
is het mogelijk om op basis van de overstromingsscenario’s<br />
een betere onderbouwing<br />
te maken <strong>voor</strong> calamiteitenplannen, omdat<br />
deze inzicht geven in de kritieke locaties en<br />
kritieke vluchtroutes.<br />
Eff ect van compartimentering<br />
Historische keringen of compartimenteringskeringen,<br />
maar ook de dijklichamen van<br />
autosnelwegen en treinsporen beïnvloeden<br />
het overstromingsverloop. Dat bepaalt<br />
uiteindelijk de gevolgen. In een overstromingsscenario<br />
worden keuzes gemaakt<br />
<strong>voor</strong> het aantal bressen, de locatie van deze<br />
bressen en het verloop van de waterstanden<br />
op het ‘buitenwater’. Aan elk overstromingsscenario<br />
wordt een kans toegekend.<br />
Er is een relatie tussen de oppervlakte van<br />
het overstroomde gebied en de waterdiepte.<br />
Is de oppervlakte groot en het gebied vlak,<br />
H 2O / <strong>21</strong> - <strong>2006</strong><br />
29
Afb. 1: Toelichting karakteristieken compartimentering.<br />
dan zijn de waterdieptes relatief gering. Is<br />
de oppervlakte relatief gering, dan nemen<br />
de waterdieptes toe waardoor ook de kans<br />
op slachtoffers toeneemt. De aanwezigheid<br />
van een compartimenteringskering zal de<br />
oppervlakte van het overstroomde gebied<br />
beperken. In dat geval zal een doorbraak van<br />
een compartimenteringskering een toename<br />
van het overstroomde gebied betekenen. Er<br />
worden vier karakteristieken onderscheiden<br />
waarmee de impact van een compartimenteringskering<br />
op het overstromingsrisico<br />
conceptueel kan worden beschreven. Deze<br />
worden aan de hand van afbeelding 1<br />
toegelicht.<br />
Scenariokansen over de primaire dijkring<br />
Bij een dijkringdeel met een relatief grote<br />
overstromingskans zal de compartimenteringskering<br />
vaker een waterkerende functie<br />
moeten vervullen dan bij een dijkringdeel<br />
met een relatief kleine overstromingskans.<br />
De belasting<br />
Een lijnelement heeft alleen invloed op het<br />
overstromingsverloop van een overstromingsscenario<br />
als deze waterkerend is. Bij<br />
spoorlijnen is dat veelal niet het geval bij de<br />
optredende waterstand.<br />
De sterkte<br />
Indien een compartimenteringskering<br />
faalt, zal het overstroomde gebied alsnog<br />
buiten het oorspronkelijk overstroomde<br />
compartiment treden (doorbraak compartimenteringskering<br />
bij compartiment A).<br />
Het is dan mogelijk dat de aanwezigheid<br />
van de compartimenteringskering juist<br />
resulteert in extra schade en slachtoffers. Dit<br />
gebeurt als de optredende waterdieptes in<br />
het eerste compartiment <strong>voor</strong> de doorbraak<br />
in de compartimenteringskering hoger zijn<br />
30 H 2O / <strong>21</strong> - <strong>2006</strong><br />
vergeleken met de situatie zonder compartimenteringskering.<br />
Bevolkingsverdeling en economische waarde<br />
Het effect van een compartimenteringskering<br />
is afhankelijk van de waarde van het<br />
overstroomde compartiment (compartiment<br />
B versus C). Een compartimenteringskering<br />
heeft een positieve invloed wanneer de extra<br />
schade in een overstroomd compartiment<br />
wordt gecompenseerd door het <strong>voor</strong>komen<br />
van schade in andere compartimenten en<br />
andersom.<br />
De veelheid aan karakteristieken en de grote<br />
variatie binnen een karakteristiek impliceert<br />
een grote verscheidenheid aan mogelijke<br />
invloeden van compartimentering. Dit maakt<br />
de vraag of compartimentering <strong>voor</strong>delig is<br />
een plaatsafhankelijke vraag.<br />
Casus IJsselmonde<br />
Voor dijkring 17 (IJsselmonde) is het effect<br />
van compartimentering op het overstromingsrisico<br />
bepaald 1) . Bij de modellering van<br />
de gevolgen zijn verschillende omstandigheden<br />
van de aanwezige compartimenteringskeringen<br />
onderzocht. Aan de hand van<br />
afbeelding 2 wordt het verschil in overstromingsverloop<br />
bij aan- en afwezigheid van<br />
een compartimenteringskering <strong>voor</strong> een<br />
overstromingsscenario toegelicht.<br />
De linkerkolom toont de staat van de<br />
overstroming bij aanwezigheid van een<br />
functionerende compartimenteringskering<br />
één, vier, zes en 24 uur na doorbraak van<br />
de primaire kering. De rechterkolom toont<br />
de staat van de overstroming op dezelfde<br />
tijdstippen bij afwezigheid van de compartimenteringskering.<br />
Een donkere kleur blauw<br />
correspondeert met een grotere waterdiepte.<br />
Door de aanwezigheid van de comparti-<br />
Afb. 2: Verschil in overstromingsverloop met en zonder compartimenteringkeringen.<br />
menteringskering wordt het overstroomde<br />
gebied beperkt, maar treden wel grote<br />
waterdieptes en hoge stijgsnelheden in het<br />
overstroomde compartiment op. Het water<br />
loopt over de compartimenteringskering,<br />
totdat het peil op de rivier weer onder het<br />
niveau van de compartimenteringskering<br />
zakt. Het water in het overstroomde compartiment<br />
zakt dan mee met het peil op de rivier.<br />
Bij afwezigheid van de compartimenteringskering<br />
heeft het overstroomde gebied een<br />
grotere oppervlakte; de waterdieptes en de<br />
stijgsnelheden daarentegen blijven beperkt.<br />
Beide situaties tonen een significant ander<br />
hydraulisch overstromingsverloop.<br />
De verwachte economische schade bij<br />
aanwezigheid van een compartimenteringskering<br />
is berekend op 0,1 miljard euro,<br />
terwijl bij afwezigheid de verwachte schade<br />
0,6 miljard euro bedraagt. Deze factor 6<br />
wordt verklaard doordat een functionerende<br />
compartimenteringskering het overstroomde<br />
gebied significant beperkt en <strong>voor</strong>komt<br />
dat een waardevol gebied overstroomt.<br />
De resultaten <strong>voor</strong> het verwachte aantal<br />
slachtoffers zijn bij dit scenario echter<br />
compleet anders. Het verwachte aantal<br />
slachtoffers is gevoelig <strong>voor</strong> hoge stijgsnelheden.<br />
Hoge stijgsnelheden treden<br />
op in het overstroomde compartiment bij<br />
aanwezigheid van de compartimenteringskering.<br />
Het berekende verwachte aantal<br />
slachtoffers is anders dan bij de verwachte<br />
economische schade hoger bij aanwezigheid<br />
van de compartimenteringskering. Met een<br />
compartimenteringskering is het verwachte<br />
aantal slachtoffers circa 220, terwijl zonder<br />
compartimenteringskering slechts circa 40<br />
slachtoffers verwacht worden.
Kosten-batenanalyse<br />
In het <strong>voor</strong>gaande is aangetoond dat compartimentering<br />
niet altijd een positieve invloed<br />
heeft op het slachtofferrisico. Er zijn echter<br />
scenario’s waarbij compartimentering zowel<br />
wat betreft economische schade als slachtoffers<br />
een positief effect heeft. Is het bij zo’n<br />
scenario kosteneffectief om in de aanleg van<br />
compartimenteringskeringen te investeren?<br />
Om antwoord te krijgen op deze vraag is<br />
het noodzakelijk het effect van investeringen<br />
in compartimenteringskeringen te<br />
vergelijken met het effect van investeringen<br />
in de primaire kering. Beide investeringen<br />
zorgen ofwel via het kansendeel ofwel via<br />
het gevolgendeel <strong>voor</strong> een afname van het<br />
overstromingsrisico.<br />
Van elke van deze maatregelen zijn de kosten<br />
bekend en kan het effect op de kansen van<br />
de overstromingsscenario’s of de gevolgen<br />
van het scenario berekend of gemodelleerd<br />
worden. Voor alle maatregelen is het<br />
mogelijk de risicoreductie <strong>voor</strong> het systeem<br />
uit te zetten tegen de investeringskosten.<br />
Afbeelding 3 geeft een opeenvolging van<br />
maatregelen om het overstromingsrisico<br />
te verlagen. De keuze <strong>voor</strong> investeren in de<br />
primaire kering of in de compartimenteringskeringen<br />
is weergegeven door middel van<br />
de vertakkingen. Bij elke vertakking wordt<br />
de effectiefste maatregel gekozen oftewel<br />
de maatregel met de sterkste daling van het<br />
risico.<br />
Investeringen in de primaire kering lijkt<br />
in IJsselmonde effectiever te zijn dan<br />
investering in nieuwe compartimenteringskeringen,<br />
vanwege hoge investeringen<br />
door onteigeningen, procedures en grote<br />
benodigde hoeveelheden grond. Compartimenteringsmaatregelen<br />
lijken alleen<br />
kosteneffectief te kunnen worden wanneer<br />
huidige situatie compartimentering<br />
maximale totale schade (miljard euro) 25 30<br />
overstromingskans 1/1400 1/1400 (bovenstrooms)<br />
1/3450 (benedenstrooms)<br />
reductie risico (miljoen euro/jaar) - 4,3<br />
kosten (miljoen euro) - 80<br />
rendement eerste jaar - 1,07<br />
<strong>voor</strong> lage kosten bij<strong>voor</strong>beeld een bestaand<br />
dijklichaam waterkerend kan worden<br />
gemaakt. Bij gelijke kosteneffectiviteit van<br />
maatregelen heeft investeren in de primaire<br />
kering <strong>voor</strong>keur in het kader van ‘<strong>voor</strong>komen<br />
is beter dan genezen’. Overstroming van<br />
een enkel compartiment heeft immers ook<br />
enorme gevolgen.<br />
In het project Rampenbeheersingsstrategie<br />
Overstromingen Rijn en Maas (RBSO) is<br />
een kosten-batenevaluatie uitgevoerd van<br />
verschillende maatregelen om het overstromingsrisico<br />
te beperken 2) , zoals fysieke<br />
noodmaatregelen, noodoverloopgebieden,<br />
compartimenteringsdijken en integrale<br />
normverhoging (middels dijkversterking<br />
of rivierverruiming). Als locatie <strong>voor</strong> een<br />
compartimenteringsdijk is gekozen <strong>voor</strong><br />
dijkring 43 (Betuwe en Tieler- en Culemborgerwaarden),<br />
waarin maximaal aangesloten<br />
wordt bij bestaande ‘lijnelementen’. Er zijn<br />
drie varianten uitgewerkt: een compartimenteringsdijk<br />
langs het Amsterdam-Rijnkanaal,<br />
een compartimenteringsdijk die zoveel<br />
mogelijk het spoorwegtracé tussen Arnhem<br />
en Nijmegen volgt en een compartimenteringsdijk<br />
ten oosten van Ochten en Kesteren.<br />
In het RBSO-onderzoek bleek ook dat een<br />
compartimenteringsdijk een toename van de<br />
schade kan geven. Deze toename ontstaat<br />
omdat de waterdieptes in een deel van de<br />
gecompartimenteerde dijkring toenemen.<br />
Daardoor overstromen bepaalde gebieden<br />
die zonder compartimentering niet zouden<br />
overstromen. Door een compartimenteringsdijk<br />
langs het Amsterdam-Rijnkanaal<br />
neemt de potentiële schade met 22<br />
procent toe (van 25 naar 30 miljard euro).<br />
Aangenomen is dat de compartimenteringsdijk<br />
uiteindelijk ook bezwijkt, omdat het<br />
bovenstroomse deel van de dijkring hellend<br />
platform<br />
Afb. 3: Investeren in de primaire kering of de<br />
compartimenteringskering?<br />
Kosten-batenanalyse van<br />
compartimenteringsdijk 2.<br />
is en de waterstand op de rivier nog niet<br />
voldoende gedaald is om het water weer af<br />
te voeren naar de rivier. De conclusie uit het<br />
RBSO-onderzoek luidt dat de aanpassingen<br />
van de bestaande waterkeringen langs het<br />
Amsterdam-Rijnkanaal kosteneffectief zijn<br />
(rendement eerste jaar > 1) 2) .<br />
Conclusies<br />
Op basis van dit onderzoek kunnen de<br />
volgende conclusies worden getrokken:<br />
• Compartimenteringsdijken zijn op dit<br />
moment al onderdeel van de bestaande<br />
dijkringen. Nieuwe compartimenteringsdijken<br />
kunnen dan ook opgenomen<br />
worden in de Wet op de Waterkering door<br />
de grenzen in de dijkringenkaart aan te<br />
passen;<br />
• Door het uitvoeren van een risicoanalyse<br />
(overstromingskansen en overstromingsscenario’s)<br />
kan berekend worden of<br />
compartimenteringsdijken aantrekkelijk<br />
zijn vanuit het perspectief van risicoreductie.<br />
Het is in praktijk mogelijk dat het<br />
aantal slachtoffers toeneemt, terwijl de<br />
economische schade beperkt wordt;<br />
• Voor dijkring IJsselmonde zijn niet alle<br />
bestaande compartimenteringsdijken<br />
effectief <strong>voor</strong> wat betreft het beperken van<br />
het aantal slachtoffers.<br />
Literatuur:<br />
1) Theunissen R. (<strong>2006</strong>). A probabilistic flood risk<br />
assessment and the impact of compartmentation.<br />
DWW en TU Delft. Afstudeerrapport.<br />
2) Kind J. (<strong>2006</strong>). Rampenbeheersingsstrategie<br />
overstromingen Rijn en Maas.<br />
Achtergrondrapportage kosten-batenanalyse.<br />
RWS/RIZA. Rapport 2005.025.<br />
3) Kok M. en F. Havinga (2005). Veiligheid<br />
Nederland in Kaart. Hoofdrapport onderzoek<br />
overstromingsrisico’s. Rijkswaterstaat/DWW.<br />
H 2O / <strong>21</strong> - <strong>2006</strong><br />
31
Herman Gons, NIOO-KNAW Centrum <strong>voor</strong> Limnologie<br />
Ingmar Janse, NIOO-KNAW Centrum <strong>voor</strong> Limnologie, thans RIVM<br />
Edwin Kardinaal, Universiteit van Amsterdam, thans DHV<br />
Michelle Talsma, STOWA<br />
Detectie van toxische<br />
cyanobacteriën met<br />
DNA-technieken in<br />
Nederlandse wateren<br />
Het <strong>voor</strong>komen van cyanotoxines in zwemwater dient vroegtijdig te worden<br />
gesignaleerd. Aangezien toxinevorming per soort en ondersoort van<br />
cyanobacteriën sterk uiteen kan lopen, schiet microscopisch onderzoek<br />
hierbij tekort. Met behulp van moleculair biologische (DNA-)technieken<br />
bleken toxische en niet-toxische cyanobacteriestammen goed van elkaar<br />
te onderscheiden. In het DYNATOX-project zijn methoden uitgewerkt om<br />
cyanobacteriën in oppervlaktewater tot op stamniveau te detecteren.<br />
De detectie bleek zeer gevoelig. Toxische Microcystis-soorten werden al<br />
aangetoond <strong>voor</strong>afgaand aan de aanwezigheid van meetbare hoeveelheden<br />
toxines. Er zijn methoden in ontwikkeling om celaantallen van de belangrijkste<br />
toxische geslachten uit DNA-monsters te bepalen. Met deze gegevens kan<br />
de waterbeheerder het eventuele ontstaan van een gezondheidsrisico tijdig<br />
inschatten.<br />
Een belangrijk gevolg van eutrofi -<br />
ering van oppervlaktewater is het<br />
optreden van overmatige groei<br />
van cyanobacteriën. De blauwalgen geven<br />
het water een onaantrekkelijk aanzien en<br />
kunnen bovendien zeer giftig zijn. Dodelijke<br />
giftigheid <strong>voor</strong> zoogdieren is al in de 19e<br />
eeuw beschreven 1) , maar sterfte onder<br />
mensen als gevolg van het in aanraking<br />
komen met deze stoff en bleef onbevestigd<br />
tot 1996. In dat jaar werd de wereld<br />
opgeschrikt door de dood van tientallen<br />
mensen na het ondergaan van hemodialyse<br />
in een Braziliaans ziekenhuis. Onderzoek<br />
wees op vergiftiging met microcystines door<br />
het gebruik van water uit een reservoir met<br />
sterke cyanobacteriegroei. Microcystines<br />
zijn een belangrijke groep van cyanotoxines,<br />
toxische stoff en die worden gevormd in de<br />
cellen van cyanobacteriën 2) . In Nederlandse<br />
inventarisaties werd geconstateerd dat in<br />
vrijwel alle meren met sterke cyanobacteriegroei<br />
microcystines <strong>voor</strong>kwamen,<br />
meerdere malen ruim boven de door de<br />
Commissie Integraal Waterbeheer geadviseerde<br />
zwemwaternorm van 20 μg/l 3),4),5),6),7) .<br />
32 H 2O / <strong>21</strong> - <strong>2006</strong><br />
De hoogste concentraties kwamen <strong>voor</strong><br />
in drijfl agen van cyanobacteriën. In een<br />
aantal drijfl agen werden echter vrijwel geen<br />
microcystines gedetecteerd. Het is duidelijk<br />
dat bepaalde (onder)soorten vanaf bepaalde<br />
populatiedichtheden een groot risico met<br />
zich meebrengen <strong>voor</strong> de gezondheid van<br />
mens en dier, terwijl andere cyanobacteriën<br />
onder vergelijkbare omstandigheden geen<br />
toxines produceren.<br />
De vraag is nu hoe dit gezondheidsrisico<br />
tijdig in te schatten. Een rechtstreekse<br />
benadering is analyse van gehaltes aan<br />
microcystines en andere cyanotoxines.<br />
Hierop baseerde de CIW een beslisboom<br />
om bij mogelijke cyanotoxine-problemen<br />
in recreatiewater over te gaan tot een<br />
waarschuwing of zwemverbod 7) . Na extractie<br />
uit het celmateriaal volgt bepaling van<br />
microcystines door middel van HPLC (High<br />
Performance Liquid Chromatography) of<br />
ELISA (Enzyme-Linked Immunosorbent<br />
Assay). In de vorm van een eenvoudig te<br />
gebruiken, zeer gevoelige ELISA-immunokit<br />
leveren antilichamen snel resultaten op, maar<br />
worden niet alle microcystines gedetecteerd.<br />
De HPLC-methode kan dat laatste wel, maar<br />
is bewerkelijk. Een belangrijk probleem bij de<br />
monstername is ongelijkmatige verspreiding<br />
van cyanobacteriesoorten, <strong>voor</strong>al door<br />
vorming van drijfl agen op onverwachte<br />
momenten en plaatsen binnen een meer.<br />
Hierdoor ontstaan lokaal honderden malen<br />
hogere toxineconcentraties dan in goed<br />
gemengd water. Er bestaat behoefte aan<br />
kennis over de populaties van toxische<br />
cyanobacteriën die in een meer aanwezig<br />
zijn en de omstandigheden waaronder deze<br />
leiden tot normoverschrijdende concentraties<br />
van toxines.<br />
Als <strong>voor</strong>naamste risicofactor gelden in<br />
Nederland de drijfl aagvormende Microcystissoorten.<br />
Kenmerkend zijn de min of meer<br />
bolvormige kolonies van dikwijls duizenden<br />
cellen die met het blote oog te zien zijn.<br />
Ook vertegenwoordigers van de geslachten<br />
Anabaena, Aphanizomenon en Planktothrix,<br />
waarvan de cellen in draden zijn gerangschikt,<br />
produceren microcystines en andere<br />
gevaarlijke toxines 6) . Aphanizomenon
flos-aquae vormt bundels van draden die<br />
ook in drijflagen <strong>voor</strong>komen, dikwijls naast<br />
Microcystis. In principe zou het microscopisch<br />
vaststellen van de populatiedichtheden<br />
van cyanobacteriën een indicatie van het<br />
toxinerisico geven. Het is echter tijdrovend<br />
en specialistisch werk om (onder)soorten<br />
van de vier genoemde geslachten naar<br />
verschijningsvorm te onderscheiden.<br />
Van Microcystis in kolonievorm wordt een<br />
tiental soorten herkend, maar losse cellen<br />
zijn niet te benoemen. Ook microscopisch<br />
sterk gelijkende draadvormige cyanobacteriën<br />
betreffen soms heel verschil-<br />
lende soorten 8) . Belangrijk bezwaar van de<br />
gebruikelijke microscopische tellingen is<br />
dat naar verschijning identieke stammen<br />
zowel toxisch als niet-toxisch kunnen zijn,<br />
zoals met name <strong>voor</strong> Microcystis bekend<br />
is 9) . Sinds enkele jaren zijn echter moleculair<br />
biologische technieken beschikbaar die<br />
het mogelijk maken in schijnbaar identieke<br />
cyanobacteriën verschillende stammen<br />
te herkennen. Wanneer bekend is welke<br />
stammen toxines produceren, is detectie van<br />
deze stammen de eerste waarschuwing <strong>voor</strong><br />
een gezondheidsrisico later in het seizoen.<br />
Afb. 1. DGGE-profielen van de cyanobacteriëngemeenschap in de Loosdrechtse Plassen op 17 monsterdagen. De<br />
gel vertoont het migratiepatroon van DNA-fragmenten in verticale banen. De positie van elk bandje kan direct<br />
worden vergeleken met die <strong>voor</strong> bekende basenvolgorden van cyanobacteriën in de banen v.l.n.r. 1, 11 en 20. Zo<br />
is het aannemelijk dat bij<strong>voor</strong>beeld het onderste bandje uit de watermonsters afkomstig is van Planktothrix sp.<br />
Zekerheid hieromtrent wordt verkregen door bepaling van de basenvolgorde na uitsnijden van een bandje.<br />
Bepaling diversiteit en identiteit micro-organismen<br />
• DNA-isolatie<br />
Cellen van in het veld aanwezige of in het laboratorium gekweekte organismen worden geconcentreerd,<br />
waarna het DNA wordt geëxtraheerd en gezuiverd. De DNA-moleculen zijn dubbelspiralen,<br />
waarvan beide strengen bestaan uit reeksen van vier verschillende nucleotiden, de basen<br />
adenine (A), cytosine (C), guanine (G) en thymidine (T). Zulk dubbelstrengs DNA ontstaat door<br />
bindingen van tegenover elkaar liggende basen, waarbij A bindt met T en C met G. Door deze<br />
paarsgewijze binding zijn de twee strengen of fragmenten daarvan als het ware elkaars afdruk en<br />
worden complementair genoemd;<br />
• amplificatie<br />
Het DNA wordt gedenatureerd (‘gesmolten’), dat wil zeggen dat dubbelstrengs DNA door<br />
temperatuurverhoging uiteenvalt tot enkelvoudige strengen. In aanwezigheid van enzymen<br />
wordt DNA vervolgens in een aantal cycli van opwarming en afkoeling geamplificeerd (vermenigvuldigd)<br />
door middel van de PCR-methode (Polymerase Chain Reaction). Fundamenteel hierbij<br />
is de beschikbaarheid van specifieke korte reeksen van basen (‘primers’), die het te amplificeren<br />
DNA-fragment (meestal enige honderden basenparen lang) begrenzen. Cyanobacteriën kunnen<br />
worden geselecteerd door toepassing van een cyanobacteriespecifieke 16S-rRNA ‘primer’ <strong>voor</strong> de<br />
PCR 10) ;<br />
• scheiding van DNA-fragmenten<br />
Het PCR-product bestaat uit een mengsel van dubbelstrengs DNA-fragmenten, die verschillen<br />
in basenvolgorde. Een veelvuldig toegepaste techniek <strong>voor</strong> het scheiden van de verschillende<br />
fragmenten is DGGE (Denaturing Gradient Gel Electrophoresis), die berust op het denatureren<br />
van het DNA door bepaalde chemicaliën. Het DNA wordt opgebracht in een gel met een gradiënt<br />
van deze chemicaliën, waarna de verschillende fragmenten op unieke posities in de gel belanden.<br />
Aldus ontstaan profielen waarbij qua basensamenstelling identieke fragmenten zich ophopen in<br />
een bandje in de gel (afbeelding 1). De bandjes in een gel vertegenwoordigen elk een bepaald<br />
genotype;<br />
• identificatie<br />
De bandjes in de gel worden uitgesneden, waarna dit DNA opnieuw wordt geamplificeerd en<br />
gebruikt <strong>voor</strong> het ophelderen van de basenvolgorde (sequentie). Onderlinge verwantschap is<br />
af te leiden uit een door clusteranalyse verkregen ‘stamboom’ van sequenties. Identificatie vindt<br />
plaats door vergelijking met de sequenties van bekende isolaten van micro-organismen.<br />
platform<br />
Moleculair-biologisch<br />
Ontwikkeling en toetsing van een gevoelige<br />
techniek <strong>voor</strong> vroegtijdige signalering van<br />
toxische cyanobacteriën werd nagestreefd<br />
in het door STW met bijdragen van STOWA<br />
gefinancierde project ‘Dynamics, toxin<br />
induction and early detection of toxic<br />
cyanobacteria in Dutch lakes’ (DYNATOX,<br />
2000-2005). Binnen deze samenwerking<br />
van NIOO-KNAW en de Universiteit van<br />
Amsterdam is het meeste werk verricht aan<br />
het genetisch identificeren van toxische<br />
en niet-toxische vertegenwoordigers van<br />
Microcystis. Hierbij werd de aandacht gericht<br />
op het DNA in de ribosomale RNA (rRNA)genen,<br />
die <strong>voor</strong>komen in alle bacteriën, dus<br />
ook cyanobacteriën. Hoewel de ribosomen<br />
in alle organismen een vergelijkbare functie<br />
(eiwitsynthese) en structuur hebben, is in<br />
de loop van de evolutie een aanzienlijke<br />
variatie in deze genen ontstaan. De mate<br />
van verwantschap is af te lezen uit verschil<br />
in de DNA-basenvolgorde. Segmenten van<br />
de rRNA-genen vertonen een verschillende<br />
mate van variatie en afhankelijk van het<br />
beschouwde segment zijn micro-organismen<br />
te identificeren tot op een gewenst niveau:<br />
familie, genus, soort of stam. De diversiteit<br />
aan organismen in een bodem- of watermonster<br />
kan opgehelderd worden aan de<br />
hand van de aanwezige diversiteit in deze<br />
stukjes DNA. De dikwijls subtiele verschillen<br />
in basenvolgorde worden zichtbaar als een<br />
bandenpatroon op een elektroforese-gel (zie<br />
eerste kader en afbeelding 1).<br />
In de microbiologie is veel onderzoek gedaan<br />
aan het 16S-rRNA-gen als taxonomisch<br />
kenmerk. Dit gen is geschikt <strong>voor</strong> het onderscheiden<br />
van bacteriën tot op genusniveau,<br />
maar de resolutie is onvoldoende <strong>voor</strong><br />
identificatie van soorten en stammen. Uit<br />
het DYNATOX-onderzoek bleek dat DNA in<br />
het rRNA ITS-gebied (Internal Transcribed<br />
Spacer tussen de 16S-rRNA en 23S-rRNA<br />
genen) wel bruikbaar is <strong>voor</strong> het identificeren<br />
van isolaten van Microcystis 10),11) . Op deze<br />
manier werden na scheiding met DGGE (zie<br />
kader) 107 geïsoleerde kolonies uit 15 meren<br />
in negen Europese landen en Marokko 11)<br />
gegroepeerd.<br />
Deze kolonies werden ook op aanwezigheid<br />
van microcystines onderzocht. Er waren twee<br />
zeer belangwekkende bevindingen. In de<br />
eerste plaats bleken de microcystineproducerende<br />
isolaten herkenbaar aan de hand van<br />
de rRNA ITS-samenstelling. Op een enkele<br />
uitzondering na waren steeds alle isolaten<br />
binnen een bepaalde nauwverwante groep<br />
(cluster) al dan niet toxisch. In de tweede<br />
plaats bleken identieke rRNA ITS-samenstellingen<br />
<strong>voor</strong> te komen in geografisch ver van<br />
elkaar verwijderde meren. Op grond van de<br />
clusters zijn stamspecifieke ‘probes’, kleine<br />
stukjes DNA (zie tweede kader), ontwikkeld.<br />
Naar verwachting zijn de probes geschikt<br />
<strong>voor</strong> detectie van toxische Microcystis en<br />
bovendien toepasbaar in een zeer brede<br />
regio 12) . Met de Reverse Line Blot-methode,<br />
waarbij de probes op een dragermembraan<br />
(‘blot’) zijn aangebracht, kan de detectie van<br />
Microcystis (onder)soorten efficiënt plaatsvinden<br />
(zie tweede kader en afbeelding 2).<br />
H 2O / <strong>21</strong> - <strong>2006</strong><br />
33
Toepassing in Nederlandse wateren<br />
De mogelijke toepassing van de hierboven<br />
beschreven methoden in het waterbeheer<br />
werd getest in een samenwerking met<br />
waterbeheerders en dienstverlenende<br />
laboratoria 12) . Op het Centrum <strong>voor</strong><br />
Limnologie (NIOO-CL) werd de RLB-methode<br />
geoptimaliseerd <strong>voor</strong> de praktijk, met<br />
speciale aandacht <strong>voor</strong> de implementatie<br />
buiten het NIOO-CL. Door de deelnemende<br />
instanties werden van juni tot en met<br />
augustus 2005 in twaalf meren tweewekelijks<br />
monsters genomen, waarbij drijflagen<br />
werden gemeden. Voor zowel RLB als<br />
bepaling van microcystines werden de<br />
monsters bewerkt op Het Waterlaboratorium<br />
te Haarlem. Na het oplossen van aanloopproblemen<br />
slaagde dit laboratorium er in<br />
om hybridisatiepatronen te produceren die<br />
vergelijkbaar waren met die van het NIOO-CL<br />
<strong>voor</strong> dezelfde monsters.<br />
Het volgen van meren in de tijd met de<br />
probes van Janse c.s. geeft antwoord op drie<br />
vragen, namelijk of Microcystis aanwezig<br />
is, de aanwezige Microcystis-stammen<br />
tot bekende toxische of niet-toxische<br />
groepen behoren én of het <strong>voor</strong>komen<br />
van deze groepen in de loop van het<br />
seizoen verandert. Met de RLB-methode<br />
werd Microcystis aangetoond in 63 van het<br />
totaal van 72 onderzochte watermonsters.<br />
Meestal bestond een tamelijk gelijkmatige<br />
verspreiding over toxische en niet-toxische<br />
groepen. Slechts in enkele gevallen waren<br />
nagenoeg alleen toxische of niet-toxische<br />
groepen aanwezig. Dit beeld veranderde niet<br />
na analyse van 24 extra meren die slechts<br />
eenmaal werden bemonsterd. De seizoensdynamiek<br />
verschilde sterk van meer tot meer.<br />
In het Volkerak-Zoommeer bij<strong>voor</strong>beeld<br />
bleek de groepensamenstelling heel stabiel,<br />
terwijl met name in kleine wateren veel<br />
variatie in de tijd werd gevonden.<br />
Van de bovengenoemde 72 watermonsters<br />
werden ook de gehaltes aan microcystines<br />
gemeten met de ELISA-methode. Een<br />
eenvoudig verband met de resultaten van de<br />
RLB-methode is hierbij niet te verwachten,<br />
onder meer omdat vorming van microcystines<br />
ook plaatsvindt binnen andere<br />
geslachten van cyanobacteriën, die niet met<br />
de Microcystis-probes worden gedetecteerd.<br />
Een belangrijk resultaat was dat in bijna<br />
de helft van de monsters de concentraties<br />
dichtbij of onder de detectiegrens lagen,<br />
terwijl met de RLB-methode wel degelijk<br />
de aanwezigheid van toxische Microcystisstammen<br />
werd aangetoond. Overigens zijn<br />
al probes ontwikkeld om naast Microcystis<br />
vertegenwoordigers van Anabaena/Aphanizomenon<br />
en Planktothrix te detecteren. Ook<br />
de werking van deze probes werd in de<br />
zomer van 2005 nagegaan en was volgens<br />
verwachting. De gebruikte RLB-techniek<br />
kan slechts aan- of afwezigheid van de<br />
onderzochte organismen detecteren.<br />
Met een moderne variant van de PCRmethode<br />
(QPCR) kunnnen ook populatiedichtheden<br />
worden bepaald. Om groepen<br />
van cyanobacteriën te kwantificeren, bleek<br />
de hiertoe geteste QPCR-methode in de<br />
zomer van 2005 echter nog niet toereikend.<br />
De ingeslagen weg dient te worden vervolgd,<br />
34 H 2O / <strong>21</strong> - <strong>2006</strong><br />
Gebruik genotypische probes in<br />
Reverse Line Blot-hybridisatie<br />
• isolatie en amplificatie<br />
Voorafgaand aan de Reverse Line Blot (RLB) wordt DNA uit een watermonster geïsoleerd en<br />
geamplificeerd met primers die specifiek zijn <strong>voor</strong> het rRNA ITS-gebied. Aan één van de primers is<br />
biotine gebonden, zodat de geamplificeerde DNA-fragmenten in de RLB zichtbaar te maken zijn<br />
(zie ook het laatste punt);<br />
• ‘probes’<br />
rRNA ITS-sequenties zijn afgeleid die specifiek zijn <strong>voor</strong> nauwverwante groepen onder circa 150<br />
onderzochte isolaten van Microcystis. Onder de juiste omstandigheden hechten deze sequenties<br />
zich aan complementaire sequenties van enkelstrengs DNA (probes). Dit hechtingsproces wordt<br />
hybridisatie genoemd. In totaal werden 29 probes ontwikkeld;<br />
• hybridisatie<br />
Met de RLB-methode kan hybridisatie van DNA-fragmenten met de 29 probes - dus het<br />
<strong>voor</strong>komen van de hiermee corresponderende taxa van Microcystis - uit tientallen watermonsters<br />
tegelijkertijd worden nagegaan. De probes worden in parallelle rijen op een membraan<br />
gebonden. Het geamplificeerde DNA uit de verschillende watermonsters wordt kruiselings met<br />
de probes in contact gebracht. Complementaire DNA-fragmenten en probes hechten zich aan<br />
elkaar, terwijl niet-complementaire fragmenten worden verwijderd door een wasprocedure;<br />
• detectie<br />
Na het wassen wordt een enzym toegevoegd dat zich bindt aan het biotinelabel van de gehechte<br />
DNA-fragmenten. Tenslotte wordt een substraat <strong>voor</strong> dit enzym toegevoegd, waardoor de<br />
kruispunten op het membraan waar hybridisatie heeft plaatsgevonden, chemoluminiscentie<br />
vertonen (zie afbeelding 2).<br />
Afb. 2. Resultaat van de Reverse Line Blot-methode. De 29 probes (afkortingen in de kolom rechts) waren in dit<br />
<strong>voor</strong>beeld in horizontale rijen op het membraan aangebracht. De PCR-producten van watermonsters (codes<br />
onderaan) werden kruiselings, in dit <strong>voor</strong>beeld in verticale richting, met de probes in contact gebracht. De<br />
plaatsen waar hybridisatie (‘positieve reactie’) plaatsvond, lichtten op door chemoluminiscentie die hier als<br />
zwart op een negatief is weergegeven. De mate van zwartkleuring is nog niet bruikbaar als kwantitatieve<br />
indicatie.<br />
omdat via QPCR verkregen populatiedichtheden<br />
van Microcystis en andere genoemde<br />
geslachten de rekenkundige basis vormen<br />
<strong>voor</strong> <strong>voor</strong>spellingen <strong>voor</strong> de langere termijn<br />
van concentraties van cyanotoxines, inclusief<br />
de concentraties in drijflagen in een worstcasescenario.<br />
Conclusies<br />
• Moleculair-biologische technieken <strong>voor</strong> de<br />
detectie van groepen van cyanobacteriën<br />
vormen een veelbelovend instrumentarium<br />
in het waterbeheer;<br />
• Er zijn genotypische probes beschikbaar<br />
om de <strong>voor</strong>naamste toxische en niettoxische<br />
groepen van Microcystis te<br />
detecteren in Europese wateren en<br />
waarschijnlijk ook elders;<br />
• Toepassing van deze probes in de<br />
Reverse Line Blot-methode vult de<br />
(immuno)chemische bepaling van microcystines<br />
aan en kan leiden tot eerder
inzicht in een mogelijk gezondheidsrisico;<br />
• Verfijning van de QPCR-methode <strong>voor</strong><br />
bepaling van de celaantallen van de<br />
<strong>voor</strong>naamste groepen van potentieel<br />
toxische cyanobacteriën is gewenst <strong>voor</strong><br />
vroegtijdige inschatting van gezondheidsrisico<br />
door cyanotoxines.<br />
Literatuur<br />
1) Francis G. (1878). Poisonous Australian lake. Nature<br />
deel 18, pag. 11-12.<br />
2) Codd G., J. Lindsay, F. Young, L. Morrison en J.<br />
Metcalf (2005). Harmful cyanobacteria. From<br />
mass mortalities to management measures. In J.<br />
Huisman, H. Matthijs en P. Visser (redactie) Harmful<br />
cyanobacteria, pag. 1-23. Springer, Dordrecht.<br />
3) STOWA (2000). Toxische blauwalgen in<br />
recreatiewateren. Rapport 2002-20.<br />
4) Krot B. en P. Visser (2003). Inventarisatie naar de<br />
concentraties van cyanotoxines in Nederlandse<br />
meren gedurende zomer 2003 en naar eventuele<br />
hiermee samenhangende incidenten, een Quick<br />
Scan. Rapport Aquatische Microbiologie IBED/UvA.<br />
5) Kardinaal W. en P. Visser (2005). Cyanotoxines<br />
drijven tot overlast: Inventarisatie van<br />
microcystineconcentraties 2000-2004 in<br />
Nederlandse oppervlaktewateren. RIZAwerkdocument<br />
2005.57x.<br />
6) Janse I., W. Kardinaal, M. Meima, M. Agterveld-<br />
Kamst, P. Visser en G. Zwart (2005). Contrasting<br />
microcystin production and cyanobacterial<br />
population dynamics in two Planktothrix<br />
dominated freshwater lakes. Environ. Microbiol.<br />
deel 7, pag. 1514-1524.<br />
7) CIW (2002). Veilig zwemmen: Cyanobacteriën in<br />
zwemwater. Aangepast protocol 2002. Rapport<br />
Commissie Integraal Waterbeheer.<br />
8) Zwart G., M. Kamst-van Agterveld, I. van der<br />
Werff-Staverman, F. Hagen, H. Hoogveld en<br />
H. Gons (2005). Molecular characterization of<br />
cyanobacterial diversity in a shallow eutrophic lake.<br />
Environ. Microbiol. deel 7, pag. 365-377.<br />
9) Kardinaal W. en P. Visser (2005). Dynamics of<br />
cyanobacterial toxins. Sources of variability<br />
in microcystin concentrations. In J. Huisman,<br />
H. Matthijs en P. Visser (redactie) Harmful<br />
cyanobacteria, pag. 41-63. Springer, Dordrecht.<br />
advertentie<br />
<br />
platform<br />
10) Janse I., M. Meima, W. Kardinaal en G. Zwart (2003).<br />
High-resolution differentiation of cyanobacteria by<br />
using rRNA-internal transcribed spacer denaturing<br />
gradient gel electrophoresis. Appl. Environ.<br />
Microbiol. deel 69, pag. 6634-6643.<br />
11) Janse I., M. Meima, W. Kardinaal, J. Fastner, P.<br />
Visser en G. Zwart (2004). Toxic and nontoxic<br />
Microcystis colonies in natural populations can<br />
be differentiated on the basis of rRNA gene<br />
internal transcribed spacer diversity. Appl. Environ.<br />
Microbiol. deel 70, pag. 3979-3987.<br />
12) Kardinaal W., R. Bissesar en G. Zwart (<strong>2006</strong>). DNAtechnieken<br />
<strong>voor</strong> detectie van cyanobacteriën:<br />
praktijktesten CYANOKIT en Q-MAAP in<br />
Nederlandse oppervlaktewateren. Rapport NIOO-<br />
KNAW Centrum <strong>voor</strong> Limnologie, Nieuwersluis.<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
H 2O / <strong>21</strong> - <strong>2006</strong><br />
35
Walter Immerzeel, FutureWater<br />
Heleen Graafstal, FutureWater<br />
Berthe Brouwer, Waterschap Zuiderzeeland<br />
Bert Warmolts, Waterschap Zuiderzeeland<br />
Evaluatie wateraanvoer<br />
Noordoostpolder<br />
In een aanzienlijk deel van de Noordoostpolder wordt water aangevoerd door<br />
middel van inlaten en hevels. Het inlaten van dit water heeft meerdere functies:<br />
het bestrijden van droogte, het beperken van nachtvorstschade in de fruitteelt,<br />
peilhandhaving en het waarborgen van een goede waterkwaliteit. Het is <strong>voor</strong><br />
het Waterschap Zuiderzeeland onduidelijk hoe de ingelaten hoeveelheid water<br />
verdeeld is over de verschillende functies en of niet teveel of te weinig water<br />
wordt ingelaten. Een innovatieve aanpak, gebaseerd op een gecombineerde<br />
analyse van metingen, een waterkwaliteitsmodel en het FutureView-model,<br />
heeft geleid tot een ruimtelijk verdeelde analyse van de wateraanvoer.<br />
Ongeveer tien procent van de<br />
totale hoeveelheid water die de<br />
Noordoostpolder binnenkomt,<br />
wordt ingelaten door middel van twaalf<br />
hevels en inlaten. De totale oppervlakte van<br />
de inlaatgebieden waar dit water kan worden<br />
gebruikt, bedraagt 10.770 hectare (20 procent<br />
van de totale oppervlakte). De wateraanvoergebieden<br />
zijn weergegeven in afbeelding<br />
1. Ze bevinden zich over het algemeen op<br />
zandgronden, waar infi ltratie en beregening<br />
nodig zijn om droogteschade in de landbouw<br />
tegen te gaan. Daarnaast wordt water<br />
aangevoerd <strong>voor</strong> de nachtvorstbestrijding<br />
en om de waterkwaliteit op peil te houden<br />
(doorspoelen) 4) . De doelstelling van de evaluatiestudie<br />
is het bepalen van de benodigde<br />
wateraanvoer <strong>voor</strong> deze activiteiten en deze<br />
te vergelijken met de hoeveelheden die in de<br />
werkelijkheid worden ingelaten.<br />
Een combinatie van methoden zijn gebruikt<br />
om de problematiek in kaart te brengen:<br />
• data-analyse van beschikbare gegevens<br />
<strong>voor</strong> de hele Noordoostpolder;<br />
• simulatie met het op SWAP 2) gebaseerde<br />
FutureView-model van de processen in<br />
de onverzadigde zone. De resultaten zijn<br />
gebruikt om ruimtelijk inzicht te verkrijgen<br />
in de benodigde hoeveelheid water in<br />
relatie tot de gewasopbrengsten,<br />
• waterkwaliteitsmodellering (chloride) van<br />
een representatieve watergang met een<br />
oppervlaktewatermodel;<br />
• berekeningen <strong>voor</strong> het natte jaar 1998,<br />
het ‘normale’ jaar 2000 en het droge jaar<br />
2003 om een goed beeld te krijgen in de<br />
temporele variaties.<br />
36 H 2O / <strong>21</strong> - <strong>2006</strong><br />
Wateraanvoerbehoefte<br />
Om een beter beeld te krijgen van de<br />
temporele variatie zijn eerst maandelijkse<br />
waterbalansen opgesteld <strong>voor</strong> het droge jaar<br />
2003. Opvallend aan deze analyse is dat in<br />
het droogste jaar (in het groeiseizoen) van de<br />
afgelopen 30 jaar er in de droogste maand<br />
(augustus) nog water wordt uitgemalen.<br />
Deze bevinding is aanleiding de wateraanvoerbehoefte<br />
als volgt verder te diff erentiëren<br />
naar functie:<br />
• droogtebestrijding<br />
Droogte wordt bestreden door middel<br />
van infi ltratie en door beregening. De<br />
hoeveelheid water die per maand wordt<br />
aangevoerd ten behoeve van droogtebestrijding,<br />
is bepaald met het FutureViewmodel;<br />
• peilhandhaving<br />
In de maanden dat droogtebestrijding<br />
plaatsvindt, is de hoeveelheid water <strong>voor</strong><br />
de peilhandhaving berekend met behulp<br />
van het debiet dat over de eindstuwputten<br />
stroomt, vermenigvuldigd met het aantal<br />
dagen in de maand dat droogtebestrijding<br />
plaatsvond. Een eindstuwput ligt aan het<br />
einde van een aanvoersloot en aangenomen<br />
is dat een debiet van minimaal 10 l/sec nodig<br />
is om het peil te handhaven;<br />
• nachtvorstbestrijding<br />
Voor alle wateraanvoergebieden waar fruit<br />
wordt geteeld, is in de te analyseren jaren<br />
gekeken naar de temperaturen in het vroege<br />
<strong>voor</strong>jaar. Op alle dagen tussen 15 maart en<br />
31 mei waar de minimumtemperatuur lager<br />
is geweest dan 1°C, wordt via sprinklerirri-<br />
gatie tien millimeter beregend om nachtvorstschade<br />
tegen te gaan;<br />
• doorspoeling<br />
Met behulp van een oppervlaktewatermodel<br />
is van een representatieve watergang de<br />
doorspoelbehoefte bepaald om het chloridegehalte<br />
op normwaarden van respectievelijk<br />
600, 300 en 200 mg/liter te houden 3) . Om 600<br />
mg/l te behalen, is geen wateraanvoer nodig.<br />
Ter illustratie zijn <strong>voor</strong> het droge jaar 2003 de<br />
gediff erentieerde wateraanvoeren per gebied<br />
grafi sch weergegeven in afbeelding 2. Uit<br />
de analyse blijkt dat in bijna alle wateraanvoergebieden<br />
in alle jaren ruim voldoende<br />
water is aangevoerd om aan de verschillende<br />
behoeftens te <strong>voor</strong>zien. Uitzondering hierop<br />
zijn de inlaten Lemmer/ Lemmer ‘t Hop en<br />
Kuinre in het droge jaar 2003.<br />
De kolom ‘overig’ bestaat uit extra water<br />
dat wordt aangevoerd om de praktijknorm<br />
lager dan 300 mg/l te handhaven wegens<br />
gewoonterecht, doorspoeling <strong>voor</strong> nietwateraanvoergebieden,<br />
niet reageren<br />
op neerslag (volledig vullen van de lege<br />
wateraanvoersloten na een inlaatstop kost<br />
circa drie dagen, daarom is het systeem niet<br />
fl exibel), niet stoppen met wateraanvoer als<br />
veiligheidsmarge tegen hoge schadeclaims<br />
van (hoogwaardige) functies met een hoge<br />
kans op droogteschade, zoals kassen én de<br />
hoeveelheid water die wordt aangevoerd<br />
terwijl daaraan geen behoefte bestaat.<br />
Samenvattend wordt in het droge jaar<br />
2003 ongeveer tien miljoen kubieke meter<br />
water (16 procent) aan de functie ‘overig’<br />
toegewezen, in 1998 is dat circa 35 miljoen
Afb. 1: Locatie van de wateraanvoergebieden<br />
Afb. 2: Wateraanvoerbehoefte in wateraanvoergebieden ten opzichte van werkelijke aanvoer<br />
(2003)<br />
(74 procent) en in 2000 circa 40 miljoen (76<br />
procent).<br />
Het uitmalen van ingelaten water dat niet<br />
wordt gebruikt, heeft financiële consequenties.<br />
Door zuiniger te zijn met het<br />
inlaten, kan hierop worden bespaard. Om<br />
een indruk te krijgen van de bedragen, wordt<br />
uitgegaan van het uitmalen van de totale<br />
hoeveelheid ingelaten water en van alleen<br />
de energiekosten. In de zomer gaat het dan<br />
gemiddeld om 350 euro en maximaal 2.300<br />
euro per dag, die bespaard zouden kunnen<br />
worden als alle inlaten na zware neerslag<br />
gesloten zouden worden. Om operationele<br />
redenen worden de inlaten na zware neerslag<br />
meestal niet gesloten, omdat dat veel tijd<br />
kost en bepaalde functies de dag erna vaak<br />
alweer om water vragen. De maximaal te<br />
besparen kosten wegen dan ook niet op<br />
tegen het risico van mogelijke schadeclaims.<br />
Droogtebestrijding<br />
Algemeen wordt aangenomen dat droogtebestrijding<br />
de belangrijkste functie is van<br />
de wateraanvoer en een aanzienlijk deel van<br />
het aangevoerde water wordt ookgebruikt<br />
<strong>voor</strong> droogtebestrijding. Wateraanvoer<br />
bestemd <strong>voor</strong> droogtebestrijding is in detail<br />
verder geanalyseerd. Er zijn twee situaties<br />
gesimuleerd: een situatie waarin de droogteschade<br />
in de huidige situatie wordt bepaald<br />
en een situatie waarin de droogteschade<br />
wordt bepaald wanneer geen wateraanvoer<br />
aanwezig zou zijn.<br />
Afbeelding 3 geeft de wateraanvoerbehoefte<br />
(in millimeters) per rekeneenheid <strong>voor</strong> de<br />
huidige situatie in een nat jaar (1998), een<br />
gemiddeld jaar (2000) en een droog jaar<br />
(2003). Hieruit blijkt dat hoe droger het is,<br />
hoe groter de waterbehoefte. Verder blijkt<br />
dat zelfs in een nat jaar als 1998 waterbehoefte<br />
aanwezig was in de Noordoostpolder,<br />
<strong>voor</strong>al in gebieden met zandbodems en een<br />
relatief groot verhang. Uit de analyses blijkt<br />
dat ondanks wateraanvoer er nog steeds<br />
een geringe droogteschade optreedt. Niet<br />
de hoeveelheid wateraanvoer is beperkend,<br />
maar het aangevoerde water kan niet snel<br />
genoeg van de wateraanvoersloten de plant<br />
bereiken. Men zou hier dus van onvermijdelijke<br />
droogteschade kunnen spreken.<br />
platform<br />
Afb. 3: Wateraanvoerbehoefte (infiltratie, droogteberegening en<br />
nachtvorstberegening) <strong>voor</strong> de huidige situatie in een nat jaar<br />
(1998), een gemiddeld jaar (2000) en een droog jaar (2003)<br />
Afb. 4: Extra droogteschade <strong>voor</strong> het scenario zonder wateraanvoer<br />
ten opzichte van de huidige situatie in een nat jaar (1998), een<br />
gemiddeld jaar (2000) en een droog jaar (2003).<br />
Gemiddeld over alle wateraanvoergebieden<br />
in de Noordoostpolder is de droogteschade<br />
in het natte jaar (1998) en het gemiddelde<br />
jaar (2000) en in het droge jaar (2003) echter<br />
klein. De maximale droogteschade die in<br />
de huidige situatie in een rekeneenheid<br />
optreedt, loopt in 2003 op tot maximaal circa<br />
vijf procent. Deze bevindingen komen goed<br />
overeen met een eerdere studie 1) die ook<br />
weinig droogteschade constateerde in de<br />
wateraanvoergebieden in de huidige situatie.<br />
Afbeelding 4 geeft de extra droogteschade<br />
weer <strong>voor</strong> het scenario zonder wateraanvoer<br />
ten opzichte van de huidige situatie <strong>voor</strong><br />
de verschillende jaren. Uit de analyse blijkt<br />
dat de gemiddelde droogteschade <strong>voor</strong> alle<br />
wateraanvoergebieden samen slechts met<br />
3,2 procent stijgt in het droge jaar 2003. In<br />
bepaalde gebieden neemt de droogteschade<br />
echter tot 13 procent toe bij een inlaatstop.<br />
Geconcludeerd kan worden dat ook zonder<br />
wateraanvoer de droogteschade niet<br />
enorm hoog wordt. Enige nuance is echter<br />
op zijn plaats. Praktijkervaring leert dat de<br />
noordoosthoek van de Noordoostpolder<br />
H 2O / <strong>21</strong> - <strong>2006</strong><br />
37
landgebruik bruto gewas- gemiddelde extra droogteschade<br />
opbrengst<br />
1998 2000 2003<br />
euro/ha euro/ha euro/ha euro/ha<br />
agrarisch gras 900 5 8 29<br />
maïs 1.000 5 9 32<br />
granen 1.100 6 10 35<br />
suikerbieten 4.000 20 36 128<br />
pootaardappelen 8.000 40 72 256<br />
consumptieaardappelen 5.300 27 48 170<br />
overige landbouwgewassen 5.000 25 45 160<br />
bloembollen 30.000 150 270 960<br />
boomgaarden 100.000 500 900 3.200<br />
glastuinbouw 225.000 1.125 2.025 7.200<br />
Extra droogteschade zonder wateraanvoer in euro per hectare <strong>voor</strong> verschillend landgebruik.<br />
zeer droogtegevoelig is, wat in het model<br />
niet duidelijk naar voren komt. Een oorzaak<br />
hier<strong>voor</strong> zou de drooglegging kunnen zijn.<br />
Er is een gemiddelde drooglegging per<br />
rekeneenheid gebruikt, terwijl in het gebied<br />
een vrij groot verval aanwezig is in maaiveldhoogte;<br />
de gebieden met een grote drooglegging,<br />
die meer droogtegevoelig zouden<br />
kunnen zijn, komen niet volledig tot uiting.<br />
In de tabel wordt de extra droogteschade<br />
die optreedt door geen water aan te voeren,<br />
vertaald naar financiële consequenties <strong>voor</strong><br />
de verschillende typen landgebruik.<br />
Als de extra omslag die de agrariërs aan<br />
het waterschap betalen <strong>voor</strong> wateraanvoer<br />
(87 euro per hectare), wordt vergeleken<br />
met de gemiddelde extra droogteschade,<br />
is de wateraanvoer in een gemiddeld jaar<br />
rendabel <strong>voor</strong> bloembollen, boomgaarden<br />
en glastuinbouw. In een droog jaar loopt<br />
de droogteschade echter meteen op en is<br />
de wateraanvoer alleen niet rendabel <strong>voor</strong><br />
maïs, granen en gras. Om exact te berekenen<br />
<strong>voor</strong> welke gewassen wateraanvoer<br />
rendabel is, is het noodzakelijk om de kans<br />
op droogteschade te bepalen. Daarnaast<br />
hebben agrariërs vaak meerdere gewassen<br />
op een kavel, waardoor alleen gemiddelde<br />
schadebepaling mogelijk is. Ook roteren de<br />
gewassen, zodat het ene jaar wateraanvoer<br />
wel rendabel is, maar een volgend jaar<br />
niet. Logischerwijs wordt dan wel gebruik<br />
gemaakt van de wateraanvoer.<br />
Conclusies en aanbevelingen<br />
Waterschap Zuiderzeeland houdt bij het<br />
inlaten van water beperkt rekening met de<br />
hoeveelheid gevallen neerslag. De redenen<br />
hier<strong>voor</strong> zijn <strong>voor</strong>namelijk operationeel<br />
van aard. Het kost namelijk tijd om de volle<br />
wateraanvoersloten leeg te laten lopen en<br />
nog meer tijd om ze weer vol te krijgen,<br />
waarbij de kans bestaat op schade(claims)<br />
bij droogtegevoelige gewassen. Dit zorgt er<br />
in sommige situaties <strong>voor</strong> dat een deel van<br />
het ingelaten water ook weer uitgemalen<br />
wordt. In augustus 2003, de droogste maand<br />
38 H 2O / <strong>21</strong> - <strong>2006</strong><br />
van het droogste jaar van de afgelopen 30<br />
jaar, werd nog water uitgeslagen. Een deel<br />
van het uitgemalen water moet dus rechtstreeks<br />
afkomstig zijn van de wateraanvoer.<br />
De mogelijk te besparen bemalingskosten<br />
(energie) variëren van 350 euro per dag tot<br />
2.300 euro per dag.<br />
De droogteschade bij de huidige wateraanvoer<br />
is te negeren. Als er geen wateraanvoer<br />
zou zijn in de Noordoostpolder,<br />
zal de droogteschade toenemen. Voor alle<br />
wateraanvoergebieden samen neemt de<br />
gemiddelde droogteschade toe met drie<br />
procent, maar in bepaalde gebieden zal de<br />
maximale droogteschade tot 13 procent<br />
toenemen zonder wateraanvoer in het<br />
droge jaar 2003. De droogteschade in euro’s<br />
per hectare is afhankelijk van het gewas<br />
dat wordt verbouwd. In het natte jaar 1998<br />
varieert de gemiddelde extra droogteschade<br />
per hectare van vijf euro <strong>voor</strong> grasland<br />
tot 1.125 euro <strong>voor</strong> glastuinbouw. In het<br />
droge jaar 2003 loopt het gemiddelde<br />
schadebedrag snel op, variërend van 29<br />
euro <strong>voor</strong> grasland tot meer dan 7.200 euro<br />
<strong>voor</strong> glastuinbouw. Vanuit de verhouding<br />
droogteschade/omslag <strong>voor</strong> wateraanvoer<br />
is wateraanvoer <strong>voor</strong> een agrariër in een<br />
gemiddeld jaar rendabel <strong>voor</strong> bloembollen,<br />
boomgaarden en glastuinbouw. In een droog<br />
jaar is wateraanvoer echter alleen onrendabel<br />
<strong>voor</strong> maïs, granen en gras.<br />
De doorspoelbehoefte <strong>voor</strong> wat betreft<br />
chloride is nihil in een nat of gemiddeld jaar,<br />
wanneer wordt gestreefd naar 600 mg/l. Alleen<br />
in het droge jaar 2003 bestaat een behoefte<br />
aan doorspoelen in de wateraanvoergebieden<br />
Kuinre, Lemsterhop, Lemmer en Urk.<br />
De behoefte aan doorspoelen dient nader<br />
onderzocht te worden. De verblijftijd van<br />
het water in de polder is van belang <strong>voor</strong> het<br />
ontstaan van algen. De wateraanvoer zorgt<br />
er<strong>voor</strong> dat die verblijftijd wordt verkort, in de<br />
wateraanvoergebieden maar ook daarbuiten,<br />
zodat slechts in beperkte mate algenbloei<br />
<strong>voor</strong>komt in de polder. Dit aspect is niet<br />
meegenomen in de studie.<br />
In een nat en een gemiddeld jaar wordt<br />
ongeveer een kwart van de wateraanvoer<br />
toegewezen aan droogtebestrijding,<br />
peilhandhaving en doorspoeling. Dat<br />
betekent dat driekwart van de wateraanvoer<br />
in de categorie ‘overig’ valt. Dat is een hoog<br />
percentage en werpt al snel vragen op<br />
over de efficiëntie van de wateraanvoer.<br />
Deze studie is echter in nauwe samenwerking<br />
met de wateraanvoermedewerker<br />
gedaan. Aangegeven is dat het systeem erg<br />
inflexibel is. Het is mogelijk om in te spelen<br />
op neerslagverwachting, maar het kost veel<br />
tijd om de wateraanvoersloten leeg te laten<br />
stromen en nog meer tijd om ze weer vol te<br />
krijgen. Ervaring heeft geleerd dat de dag<br />
nadat wateroverlast <strong>voor</strong>kwam, bepaalde<br />
gewassen al weer om water vroegen, bij<strong>voor</strong>beeld<br />
in kassen en fruit en groente geteeld<br />
op de volle grond. In zijn algemeenheid is<br />
de veldinschatting dat tien tot 20 procent te<br />
veel water wordt ingelaten ‘om het goed te<br />
laten stromen’. Het verschil ten opzichte van<br />
de 75 procent blijft daarmee echter groot en<br />
verdient nader onderzoek.<br />
Literatuur<br />
1) Bastiaanssen W. en S. Zwart (2005). Knelpunten<br />
in het waterbeheer van de Noordoostpolder:<br />
Remote Sensing analyses ter ondersteuning van<br />
het waterstructuurplan. Waterschap Zuiderzeeland.<br />
Rapport WaterWatch.<br />
2) Van Dam J. (2000). Field-scale water flow<br />
and solute transport. SWAP model concepts,<br />
parameter estimation, and case studies. PhD-thesis<br />
Wageningen Universiteit.<br />
3) Immerzeel W., H. Graafstal en R. Loeve (<strong>2006</strong>).<br />
Evaluatie wateraanvoer in de Noordoostpolder.<br />
Waterschap Zuiderzeeland. Rapport FutureWater.<br />
4) Waterschap Zuiderzeeland (2001).<br />
Waterbeheersplan 2002-2005: Water in beweging.
Jaco van der Gaast, Alterra<br />
Henk Vroon, Alterra<br />
Harry Massop, Alterra<br />
In dit artikel dient verdroging te worden gezien als een verlaging van de<br />
gemiddelde freatische grondwaterstand, ongeacht de toegekende functie.<br />
De verdroging als gevolg van een verlaging in de stand van het grondwater<br />
wordt momenteel veelal bepaald door oude grondwaterstandinformatie,<br />
<strong>voor</strong>al uit kaarten, te vergelijken met recente meetgegevens in peilbuizen. Uit<br />
onderzoek blijkt dat de freatische grondwaterstand, gemeten met behulp van<br />
peilbuizen, veelal lager wordt ingeschat dan de werkelijke freatische grondwaterstand.<br />
Dit heeft tot gevolg dat de berekende verdroging veelal op een niet<br />
te verwaarlozen manier wordt overschat, hetgeen kan worden aangeduid als<br />
numerieke verdroging.<br />
platform<br />
Verdroging veelal systematisch<br />
overschat<br />
Tijdens het onderzoek naar de<br />
karakterisering van de freatische<br />
grondwaterstand in Nederland<br />
is een aanzienlijk verschil geconstateerd<br />
tussen meetgegevens in peilbuizen en<br />
metingen in open boorgaten (gerichte<br />
opnames) 6) . Voor het zandgebied bleek de<br />
GxG in de peilbuizen gemiddeld ongeveer 25<br />
centimeter lager te zijn dan de GxG in open<br />
boorgaten. Indertijd is <strong>voor</strong> dit geconstateerde<br />
verschil geen verklaring gevonden.<br />
Nader onderzoek heeft uitgewezen dat dit<br />
verschil onder meer kan worden verklaard<br />
door het gebruik van piëzometers. De grondwaterstand<br />
werd in het verleden gemeten<br />
in open boorgaten of in ondiep geplaatste<br />
peilbuizen die, tenminste over het traject<br />
waarin de grondwaterstand fl uctueert, waren<br />
geperforeerd. De manier van plaatsen van<br />
peilbuizen <strong>voor</strong> het meten van de freatische<br />
grondwaterstand is, onder meer doordat<br />
men in het huidige numerieke tijdperk<br />
moeilijk om kan gaan met bij<strong>voor</strong>beeld<br />
droge standen in peilbuizen, in de loop van<br />
de laatste decennia veranderd. Bij het begin<br />
van het karteren van de grondwaterstand<br />
werd gebruik gemaakt van grondwaterstandbuizen<br />
met een lengte van 1,5 à 2<br />
meter. In gronden met slecht doorlatende<br />
lagen ondieper dan 1,5 à 2 meter beneden<br />
maaiveld werden bovendien grondwaterstandmetingen<br />
in kortere buizen verricht,<br />
die met hun onderzijde tot net boven de<br />
betreff ende laag werden geplaatst 9) . Van<br />
der Sluijs en Van Egmond 13) geven aan dat<br />
gemeten wordt in peilbuizen van circa twee<br />
meter lengte. Later wordt gebruik gemaakt<br />
van peilbuizen met een lengte van twee tot<br />
drie meter 14) , terwijl tegenwoordig gebruik<br />
wordt gemaakt van peilbuizen met een<br />
maximale lengte van vijf of zes meter 4),5) .<br />
Het meten van de grondwaterstand<br />
In de jaren 50 heeft men veel onderzoek<br />
verricht naar het waarnemen van de<br />
freatische grondwaterstand. De grondwaterstand<br />
kan worden gemeten in boorgaten<br />
of, wanneer de waarnemingen zich over<br />
langere tijd uitstrekken, in buizen, die<br />
in de boorgaten werden gebracht 10) . De<br />
buizen hebben een diameter van enkele<br />
centimeters en zijn geheel of gedeeltelijk<br />
geperforeerd, <strong>voor</strong> tenminste het deel dat<br />
zich in het grondwater bevindt, waardoor<br />
het water gemakkelijk in de buis kan treden.<br />
De buis wordt veelal omwikkeld met een<br />
fi lterkous, om inspoeling van zand en klei te<br />
<strong>voor</strong>komen. De boorgaten waarin de buizen<br />
worden geplaatst, hebben gewoonlijk een<br />
grotere diameter dan de buis. De ruimte<br />
tussen de buiswand en de wand van het<br />
boorgat wordt opgevuld met grof zand 10) of<br />
losjes opgevuld met grond 3) . In veel gevallen<br />
zal de stand van het water in deze buizen<br />
corresponderen met de grondwaterspiegel 12) .<br />
Dit zal met name het geval zijn wanneer<br />
het grondwater zich in een toestand van<br />
statisch evenwicht bevindt of wanneer in<br />
de grond slechts stroming in horizontale<br />
richting optreedt. Wanneer er echter een<br />
verticale stromingscomponent is, kan de<br />
stand van het water in de buis afwijken van<br />
de grondwaterstand 3) . De stand van het<br />
water in de buis geeft dan het evenwicht<br />
weer tussen instroming en uitstroming in de<br />
verzadigde lagen. Vooral wanneer er grote<br />
verschillen in doorlatendheid zijn tussen de<br />
bodemhorizonten, kan de waterstand in de<br />
buis aanzienlijk verschillen van de werkelijke<br />
grondwaterstand.<br />
Om in zulke gevallen uitsluitsel te krijgen<br />
over de ligging van het freatische vlak, kan<br />
van piëzometers of potentiaalbuizen gebruik<br />
worden gemaakt 12) . Dit zijn ijzeren of plastic<br />
buizen die in tegenstelling tot de hier<strong>voor</strong><br />
besproken grondwaterstandbuizen slechts<br />
over een kleine afstand aan de onderzijde<br />
geperforeerd zijn. Ze worden zodanig in de<br />
bodem geplaatst dat de buiswand overal<br />
dicht tegen de grond aansluit en er geen<br />
lekkage optreedt tussen grond en buiswand.<br />
De stand van het water in de buis wordt dan<br />
bepaald door de druk van het grondwater<br />
ter plaatse van het fi lter (de potentiaal).<br />
Indien een potentiaalverschil bestaat<br />
tussen twee verticaal onder elkaar gelegen<br />
punten, zal een verticale stroming ontstaan.<br />
De stroomsterkte is afhankelijk van het<br />
drukverschil, doorlatendheid van de bodem<br />
en de afstand tussen twee verticaal onder<br />
elkaar gelegen punten. Het freatische vlak<br />
wordt aangegeven door de piëzometer die<br />
zo kort is dat er nog net water in komt. In een<br />
situatie met statisch evenwicht of wanneer<br />
uitsluitend horizontale stroming optreedt,<br />
zijn er in verticale richting geen verschillen<br />
in potentiaal en zijn de standen in alle<br />
piëzometers gelijk 3) .<br />
In de praktijk wordt momenteel veelal<br />
onbedoeld gebruik gemaakt van<br />
piëzometers in plaats van freatische buizen.<br />
De fi lterlengte is veelal beperkt (een halve of<br />
één meter) en de buizen worden vaak diep<br />
geplaatst om droogstaan te <strong>voor</strong>komen.<br />
H 2O / <strong>21</strong> - <strong>2006</strong><br />
39
Verticale grondwaterstroming<br />
De verdroging wordt veelal afgeleid uit<br />
veranderingen in de grondwatertrap (Gt),<br />
welke wordt bepaald door de gemiddeld<br />
hoogste (GHG) en gemiddeld laagste grondwaterstand<br />
(GLG), en de hiermee samenhangende<br />
gemiddelde <strong>voor</strong>jaarsgrondwaterstand<br />
(GVG). Indien gekeken wordt<br />
naar de GHG en GLG, hebben we te maken<br />
met situaties die gemiddeld genomen in<br />
de orde van 20 à 40 dagen per jaar worden<br />
overschreden. Hierdoor valt het moment<br />
waarop de grondwaterstand overeenkomt<br />
met de GHG niet direct samen met een<br />
extreem natte weerssituatie. De GHG wordt<br />
bereikt in een relatief natte situatie met<br />
een neerslagoverschot en derhalve een<br />
neergaande flux (grondwaterstroming),<br />
waardoor de grondwaterafvoer en eventuele<br />
wegzijging relatief groot zijn. Indien<br />
uitgegaan wordt van de wet van Darcy<br />
(formule 1), die de grondwaterstroming<br />
beschrijft, zal hierdoor een potentiaalverschil<br />
optreden in verticale richting, met een<br />
hoge potentiaal boven in het profiel en<br />
een lagere potentiaal lager in het profiel.<br />
De mate waarin de potentiaal verschilt,<br />
zal <strong>voor</strong> een belangrijk deel afhangen<br />
van de doorlatendheid van de bodem in<br />
verticale richting. Indien gebruik wordt<br />
gemaakt van piëzometers die relatief diep<br />
zijn geplaatst, zal in de potentiaalbuis een<br />
lagere drukhoogte worden gemeten dan de<br />
freatische grondwaterstand. Het verschil in<br />
gemeten potentiaal en de freatische grondwaterstand<br />
is afhankelijk van de afstand (s)<br />
tussen het potentiaalvlak waarin gemeten<br />
wordt en de freatische grondwaterstand,<br />
de doorlatendheid (ksat) van de bodem in<br />
verticale richting en de flux (q).<br />
dHh qs<br />
q = ksat ––––– oftewel dHh = –––––<br />
s ksat Naast de verticale doorlatendheid is ook de<br />
flux bepalend <strong>voor</strong> het verschil tussen een<br />
gemeten potentiaal in een piëzometer en<br />
de freatische grondwaterstand. Om meer<br />
inzicht te krijgen in de verticale flux op het<br />
grondwatervlak, zijn de gemiddeld hoogste<br />
flux (GHF) en de gemiddeld laagste flux (GLF)<br />
in het grondwatervlak bepaald. De GHF en<br />
GLF zijn de fluxen in het grondwatervlak die<br />
respectievelijk op het GHG-moment en het<br />
GLG-moment <strong>voor</strong>komen. Voor het bepalen<br />
van de fluxen is gebruik gemaakt van de<br />
resultaten van het project ‘Hydrologie op basis<br />
van karteerbare kenmerken’ 8) . In afbeelding<br />
1 zijn de GHF en de GLF weergegeven. Uit<br />
de kaarten komt naar voren dat er duidelijke<br />
ruimtelijke verschillen zijn in de verticale flux<br />
op het freatisch vlak op zowel het GHG- als<br />
het GLG-moment. Droge gebieden met een<br />
relatief dikke onverzadigde zone, zoals de<br />
Veluwe, hebben een geringe neerwaartse<br />
GHF. De GLF is <strong>voor</strong> deze gebieden eveneens<br />
naar beneden gericht en relatief laag,<br />
waardoor ook de fluctuatie in de flux gering<br />
is. In de veelal natte klei- en veengebieden is<br />
de GHF hoog en is de GLF als gevolg van kwel<br />
en/of het aanvullen van water dat via capillaire<br />
opstijging verdwijnt, tegengesteld gericht<br />
(naar boven). Voor de GHF geldt dat deze<br />
altijd als gevolg van een neerslagoverschot<br />
naar beneden gericht is en dat de ruimtelijke<br />
verschillen redelijk groot zijn. Voor de GLF zijn<br />
40 H 2O / <strong>21</strong> - <strong>2006</strong><br />
gemiddelde GHF: -2.9 mm/d gemiddelde GLF: 0.4 mm/d<br />
Afb. 1: Gemiddelde flux door het grondwatervlak op het moment van de gemiddeld hoogste (links) en<br />
gemiddeld laagste grondwaterstand (rechts).<br />
Afb. 2: Frequentieverdeling van potentiaalverschillen tussen buizen op één meter en buizen op vijf of zes meter<br />
-mv in gleygronden (A en B) en in humuspodzolen (C en D) (boven). Schematisch verloop van de doorlaatfactor<br />
in gleygronden (a) en humuspodzolgronden (b) in Salland (onder) 11) .
Afb. 3: Frequentieverdeling van potentiaalverschillen tussen 0,8 m en 2,8 of 3,8 m -mv buizen in dekzand, nabij<br />
het Twenthekanaal.<br />
Afb. 4: Potentiaalverschil tussen twee opeenvolgende peilfilters met een onderlinge verticale afstand van één<br />
meter nabij het Twenthekanaal.<br />
platform<br />
de ruimtelijke verschillen kleiner, maar valt op<br />
dat de flux zowel naar boven als naar beneden<br />
gericht kan zijn. In de duidelijke wegzijgingsgebieden<br />
blijft de flux ook gedurende de GLG<br />
naar beneden gericht. Gemiddeld <strong>voor</strong> heel<br />
Nederland is de GHF -3 mm/d en de GLF 0,4<br />
mm/d. De gemiddelde <strong>voor</strong>jaars flux (GVF) is<br />
gemiddeld over heel Nederland ongeveer -0,9<br />
tot -1 mm/d en heeft ruimtelijk gezien een<br />
veel geringere variatie.<br />
Op basis van het <strong>voor</strong>gaande kan <strong>voor</strong><br />
de verticale flux rond het GHG-moment<br />
uitgegaan worden van een neerwaartse<br />
flux van 3 mm/d. Indien daarnaast wordt<br />
uitgegaan van een verticale doorlatendheid<br />
van 0,05 m/d en een buislengte van drie<br />
meter, dan is de c-waarde 60 dagen (c = s/k).<br />
Het stijghoogteverschil (ΔHh) bij deze flux<br />
bedraagt hierdoor 18 centimeter (dh = c*q).<br />
Praktijk<strong>voor</strong>beelden<br />
Dergelijke hoge c-waarden kunnen ook in het<br />
zandgebied <strong>voor</strong>komen. Ook in humuspodzolgronden<br />
zijn namelijk in het verleden, als<br />
gevolg van geringe doorlatendheden boven<br />
in het profiel, in de winterperiode verschillen<br />
in stijghoogten van enkele tientallen<br />
centimeters gemeten tussen filters op één,<br />
twee, vier en zes meter diepte 11) . In afbeelding<br />
2 zijn frequentieverdelingen van stijghoogteverschillen<br />
in piëzometers op één en vijf tot<br />
zes meter weergegeven <strong>voor</strong> gleygronden<br />
met kwel en humuspodzolgronden met<br />
wegzijging. Vooral in de humuspodzolgronden<br />
is als gevolg van een verschil in<br />
k-waarde en een neergaande wegzijgingsflux<br />
in een winterperiode een aanzienlijk verschil<br />
gemeten in ondiepe en diepere filters. De<br />
verticale doorlatendheid is weer in hoge<br />
mate afhankelijk van eventueel aanwezige<br />
anisotropie in de vorm van onder andere leem<br />
of lutumbandjes, scherpe textuurovergangen,<br />
humus en/of ijzerinspoelingslagen en het<br />
<strong>voor</strong>komen van storende lagen in het profiel 7) .<br />
Bij het Twenthekanaal wordt in het kader van<br />
onderzoek naar de ruimtelijke beïnvloeding<br />
van het kanaal sinds 1983 op een groot aantal<br />
locaties grondwaterstanden gemeten 2) . Op<br />
enkele locaties in het dekzandpakket zijn<br />
op verschillende dieptes filters geplaatst. In<br />
afbeelding 3 zijn de gemeten stijghoogteverschillen<br />
in de vorm van een frequentieverdeling<br />
<strong>voor</strong> enkele locaties weergegeven.<br />
De metingen zijn uitgevoerd in de periode<br />
1983-1997. Het stijghoogteverschil heeft<br />
betrekking op metingen in piëzometers<br />
met een filterlengte van 20 centimeter en<br />
een filterdiepte van 0,8 en 3,8 meter (<strong>voor</strong><br />
locatie 15 2,8 meter). In de figuur is duidelijk<br />
te zien dat in een groot aantal situaties<br />
grote stijghoogteverschillen aanwezig<br />
zijn. De verschillen zijn <strong>voor</strong> twee locaties<br />
overwegend positief, hetgeen duidt op kwel<br />
en <strong>voor</strong> één locatie negatief (wegzijging). Ook<br />
deze meer recente metingen geven aan dat in<br />
een dekzandpakket stijghoogteverschillen op<br />
relatief korte afstand <strong>voor</strong> kunnen komen als<br />
gevolg van een verticale flux.<br />
In afbeelding 4 is het potentiaalverschil<br />
tussen twee opeenvolgende peilfilters<br />
met een onderlinge verticale afstand van<br />
één meter weergegeven. Uit de figuur<br />
H 2O / <strong>21</strong> - <strong>2006</strong><br />
41
komt naar voren dat het stijghoogteverschil<br />
<strong>voor</strong>al optreedt in de bovenste twee<br />
filters (tussen één en twee meter). Dit geeft<br />
aan dat de weerstand relatief hoog in het<br />
bodemprofiel zit en <strong>voor</strong> deze situatie <strong>voor</strong>al<br />
bodemkundig bepaald is. Gedurende de<br />
bodemvorming vinden onder andere door<br />
de waterbeweging allerlei processen plaats,<br />
waardoor hoog in het profiel verschillen<br />
in doorlatendheid kunnen ontstaan. Mede<br />
hierdoor kunnen de gemeten verschillen<br />
in de potentiaal worden verklaard. Naast<br />
het niveau waarop de meeste weerstand<br />
aanwezig is, geeft de figuur ook de fluctuatie<br />
weer. Deze fluctuatie van het potentiaalverschil<br />
in de tijd lijkt te zijn gekoppeld<br />
aan de seizoenen. In de winterperiode is<br />
het gemeten stijghoogteverschil relatief<br />
hoog. Deze seizoensfluctuatie kan verklaard<br />
worden uit de flux op het grondwatervlak,<br />
die zoals eerder aangegeven gedurende<br />
natte periode relatief hoog is (GHF). In<br />
droge perioden is het zelfs mogelijk dat het<br />
stijghoogteverschil onder invloed van kwel<br />
vanuit het Twenthekanaal tegengesteld is.<br />
De GLG heeft duidelijk betrekking op een<br />
droge situatie met een verdampingsoverschot<br />
en derhalve een opwaartse flux in<br />
de onverzadigde zone. Vooral bij natte Gt’s<br />
met kwel kan dit tot gevolg hebben dat het<br />
water dat via capillaire opstijging verdwijnt,<br />
weer aangevuld wordt via het grondwater.<br />
Als gevolg van deze situatie mag men<br />
verwachten dat de diepere potentiaal iets<br />
hoger is dan de freatische grondwaterstand,<br />
waardoor toestroming plaats kan vinden. Het<br />
potentiaalverschil is in deze situatie tegengesteld<br />
aan de situatie rond het GHG-moment<br />
en veelal kleiner dan in de GHG-situatie. Bij<br />
de veelal hoger gelegen droge Gt’s vindt<br />
rond GLG eveneens een capillaire flux plaats.<br />
Deze capillaire onttrekking heeft echter niet<br />
tot gevolg dat grondwater wordt aangevoerd<br />
om dit verdampingsverlies te compenseren.<br />
In een droge situatie met permanente<br />
wegzijging heeft de capillaire flux alleen<br />
maar tot gevolg dat de grondwaterstand<br />
sneller uitzakt. De flux in het grondwater<br />
(GLF) wordt in droge perioden wel veel<br />
kleiner, maar blijft naar beneden gericht.<br />
Indien sprake is van een schijngrondwaterspiegel<br />
als gevolg van een storende laag, met<br />
daaronder een deel onverzadigde zone, dan<br />
wordt het effect van de anisotropie nog eens<br />
versterkt (afbeelding 5). Het onverzadigde<br />
materiaal onder een storende laag heeft<br />
een lagere k-waarde naarmate het materiaal<br />
droger is. Hierdoor neemt de weerstand toe,<br />
waardoor het water nog moeilijker naar het<br />
grondwater kan percoleren. Het verschil<br />
in stijghoogte tussen een peilbuis en de<br />
freatische grondwaterstand in de vorm van<br />
een schijnspiegel kan hierdoor zeer groot zijn.<br />
In het begin van de jaren ‘90 is onderzoek<br />
verricht naar de interactie tussen de locale<br />
hydrologische systemen van de natuurgebieden<br />
Tuspeel en Heelderpeel in Limburg<br />
en een meer regionaal hydrologisch systeem.<br />
Het gebied wordt gekenmerkt door het<br />
<strong>voor</strong>komen van schijngrondwaterspiegels.<br />
Bij het onderzoek is met name aandacht<br />
besteed aan het <strong>voor</strong>komen van ondiepe<br />
42 H 2O / <strong>21</strong> - <strong>2006</strong><br />
Afb. 5: Dwarsdoorsnede van een ven met een ligging van de bodem in de onverzadigde zone 1) .<br />
stagnerende lagen alsmede de hydrologische<br />
eigenschappen van deze lagen 15) . Voor het<br />
onderzoek zijn boringen uitgevoerd, waarin<br />
vervolgens op verschillende dieptes filters<br />
(piëzometers) zijn geplaatst. Afbeelding<br />
6 geeft een <strong>voor</strong>beeld van het gemeten<br />
drukhoogteprofiel <strong>voor</strong> verschillende<br />
meetdata. In de figuur is een hydrostatisch<br />
drukverloop boven de stagnerende laag<br />
te zien. Onder de stagnerende laag is een<br />
onverzadigd traject gevonden, die op grotere<br />
diepte weer overgaat in een verzadigd traject<br />
met een hydrostatisch drukverloop.<br />
Anisotropie<br />
Om een indruk te krijgen van de ruimtelijke<br />
verbreiding van anisotropie en daarmee van<br />
gebieden met potentiële verschillen tussen de<br />
freatische grondwaterstand en de grondwaterstand<br />
in peilbuizen, is een landsdekkende<br />
anisotropiekaart gemaakt (afbeelding<br />
7). De kaart is op basis van bodemkundige<br />
kenmerken afgeleid van de landsdekkende<br />
digitaal beschikbare bodemkaart 1:50.000.<br />
In de kaart zijn in totaal zes klassen onderscheiden<br />
die aangeven in welke mate<br />
anisotropie en de daarmee samenhangende<br />
effecten op de freatische grondwaterstand<br />
verwacht kunnen worden. In totaal blijkt<br />
anisotropie naar schatting in bijna de helft van<br />
het areaal in Nederland in meer of mindere<br />
mate <strong>voor</strong> te komen. Ruim tien procent van<br />
het areaal heeft geen anisotropie en ongeveer<br />
40 procent van het areaal is vanwege de diepe<br />
grondwaterstand niet beoordeeld.<br />
Conclusies en aanbevelingen<br />
Het verschil tussen de freatische grondwaterstand<br />
en de stijghoogte gemeten in<br />
een piëzometer kan worden veroorzaakt<br />
door een verticale stromingsweerstand. In<br />
de meeste gevallen wordt deze weerstand<br />
veroorzaakt door anisotropie als gevolg<br />
van zowel geologische omstandigheden<br />
als pedogenese (bodemvorming). Naast<br />
deze factoren is ook de flux in het grondwatervlak<br />
en de filterstelling van groot<br />
belang. Aangezien de verticale flux in de tijd<br />
kan verschillen, peilfilters op verschillende<br />
manieren en dieptes kunnen zijn geïnstalleerd<br />
en de geologische en bodemkundige<br />
omstandigheden in de ruimte sterk kunnen<br />
verschillen is de mate van discrepantie<br />
moeilijk op <strong>voor</strong>hand te bepalen.<br />
In de loop der tijd is het plaatsen van filters<br />
en het gebruik van piëzometers veranderd.<br />
Voor het digitale tijdperk werden freatische<br />
grondwaterstandbuizen meestal niet dieper<br />
geplaatst dan ongeveer twee meter. Grondwaterstanden<br />
op grotere diepten waren<br />
landbouwkundig gezien minder interessant.<br />
Doordat alle gegevens met de hand werden<br />
uitgewerkt, kon men gemakkelijker omgaan<br />
met droogvallende peilbuizen. Met deze<br />
droge standen kan in de huidige numerieke<br />
periode echter lastig worden omgegaan,<br />
waardoor we geneigd zijn buizen dieper te<br />
plaatsen. Ook het gebruik van numerieke<br />
modellen heeft ertoe geleid dat informatie<br />
op grotere diepte gewenst is. Daarnaast heeft<br />
het gebruik van modellen tot gevolg dat<br />
gebruik wordt gemaakt van modelconcepten<br />
die een schematische <strong>voor</strong>stelling van de<br />
werkelijkheid weergeven. Dit heeft wellicht<br />
ook tot gevolg dat men vaak denkt in modelconcepten,<br />
waarbij lagen worden geschematiseerd<br />
in watervoerende pakketten en<br />
scheidende lagen met respectievelijk alleen<br />
horizontale of verticale stroming.<br />
Door de bovenstaande aspecten is<br />
numerieke verdroging geïntroduceerd.<br />
Ook uit kostenoverwegingen zijn in de<br />
loop der tijd functiecombinaties van<br />
peilfilters ontstaan. Naast het waarnemen<br />
van de grondwaterstand worden peilfilters<br />
bij<strong>voor</strong>beeld gebruikt <strong>voor</strong> het bepalen van<br />
de grondwaterkwaliteit. Hier<strong>voor</strong> is het van<br />
belang water te onttrekken uit specifieke<br />
bodemlagen, hetgeen het gebruik van<br />
piëzometers vereist.<br />
Tijdens bodem- en Gt-karteringen worden<br />
door bodemkundigen veelal aanvullende<br />
tijdelijke peilfilters geplaatst. Hierbij wordt<br />
gebruik gemaakt van filters met een lengte<br />
van een meter. Aangezien ondiepe grondwaterstanden<br />
over het algemeen een<br />
fluctuatie hebben van ongeveer een meter<br />
en een bodemkundige kan inschatten over<br />
welk traject de grondwaterstand fluctueert,<br />
worden de filters in het traject geplaatst<br />
waarover de grondwaterstand fluctueert.<br />
In deze gevallen komt de plaatsing van het<br />
filter ongeveer overeen met een meetpunt<br />
in een open boorgat. Voorts wordt bij het<br />
schatten van de Gt tijdens de bodem- en<br />
Gt-karteringen ook rekening gehouden<br />
met de aanwezigheid van anisotropie in
Afb. 6: Voorbeeld van een drukhoogteprofiel, dat wordt beïnvloed door een<br />
stagnerende laag 15) .<br />
het bodemprofiel. Indien anisotropie in het<br />
bodemprofiel storend werkt op de verticale<br />
waterbeweging van het grondwater, dan zal<br />
de Gt (<strong>voor</strong>al de GHG) veelal natter worden<br />
geschat dan wanneer in hetzelfde bodemprofiel<br />
geen anisotropie <strong>voor</strong>komt.<br />
De stijghoogte gemeten in peilbuizen komt<br />
<strong>voor</strong> een deel van de tijd binnen een groot<br />
areaal in Nederland niet overeen met de<br />
freatische grondwaterstand ter plaatse.<br />
Dit verschil in stijghoogte is het grootst<br />
in natte perioden en derhalve ook groot<br />
tijdens het GHG-moment. Het bepalen van<br />
de verdroging in termen van verandering in<br />
de GxG geeft hierdoor <strong>voor</strong>al <strong>voor</strong> de GHG<br />
een overschatting van de verdroging. Ook<br />
bij kalibratie van grondwaterstromingsmodellen<br />
op freatische grondwaterstandbuizen<br />
(piëzometers) kan een model de grondwaterstand<br />
te laag simuleren, waardoor numerieke<br />
verdroging kan ontstaan.<br />
De gemeten stijghoogteverschillen worden<br />
in de praktijk vaak veroorzaakt door zeer<br />
ondiep <strong>voor</strong>komende anisotropie, welke <strong>voor</strong><br />
een groot deel bodemkundig is bepaald. Dit<br />
is echter wel de freatische grondwaterstand<br />
waar zowel de planten als de agrariër mee<br />
te maken hebben, aangezien deze grondwaterstand<br />
onder meer bepalend is <strong>voor</strong> de<br />
vochtbeschikbaarheid en nutriënten<strong>voor</strong>ziening<br />
<strong>voor</strong> de plant en de draagkracht van<br />
de bodem.<br />
De in dit artikel beschreven theoretische<br />
verklaring <strong>voor</strong> het verschil tussen een<br />
gemeten potentiaal in een piëzometer<br />
en de freatische grondwaterstand wordt<br />
echter beïnvloed door regionale stroming<br />
en het <strong>voor</strong>komen van kwel of wegzijging.<br />
Afb. 7: Anisotropiekaart<br />
Daarnaast is niet bekend in welke gronden<br />
en in welke mate anisotropie een rol speelt.<br />
Hierdoor is het lastig deze mogelijke<br />
verklaring eenduidig vast te stellen. Meer<br />
onderzoek naar het meten van de grondwaterstand<br />
in relatie tot anisotropie is wenselijk.<br />
Deze informatie zou vervolgens kunnen<br />
leiden tot een normering <strong>voor</strong> het meten van<br />
de freatische grondwaterstand.<br />
Literatuur<br />
1) Bannink M., L. Dekker, J. Hendrickx en H. van<br />
Ommen (1989). Wegzijging van water uit<br />
hooggelegen vennen: een gevoeligheidsanalyse.<br />
H 2O nr. 15, pag. 436 t/m 459.<br />
2) Beest J. te, en H. Massop (1998). Verwerking<br />
meetgegevens Twenthekanalen, hoofdkanaal en<br />
zijkanaal: 1997. DLO. Verslag SC DLO <strong>21</strong>0.11.<br />
3) Domhof J., J. Haans en M. Knibbe (1965). Het meten<br />
van grondwaterstanden in gronden met slecht<br />
doorlatende lagen. Boor en Spade XIV.<br />
4) Finke P., D. Groot Obbink en A. van Holst<br />
(1994). Methode <strong>voor</strong> de bepaling van de<br />
prioriteitsvolgorde van Gt-actualisatie. DLO-Staring<br />
Centrum. Rapport 322.<br />
5) Finke P., D. Brus, T. Hoogland, J. Oude Voshaar,<br />
F. de Vries en D. Wal<strong>voor</strong>t (1999). Actuele<br />
grondwaterinformatie schaal 1 : 10 000 in de<br />
waterschappen Wold en Wieden en Meppelerdiep.<br />
Gebruik van digitale maaiveldhoogten bij de<br />
kartering van gemiddelde hoogste, laagste en<br />
<strong>voor</strong>jaars-grondwaterstanden. DLO-Staring<br />
Centrum. Rapport 633.<br />
6) Gaast J. van der en H. Massop (2003).<br />
Karakterisering van de freatische grondwaterstand<br />
in Nederland. Bepaling van de GxG en xG3 <strong>voor</strong><br />
1995 op puntlocaties. Alterra. Rapport 819.<br />
7) Gaast J. van der, H. Vroon en M. Pleijter (<strong>2006</strong>). De<br />
grondwaterdynamiek in het waterschap Regge en<br />
Dinkel. Alterra. Rapport 1335.<br />
platform<br />
8) Gaast J. van der, H. Massop, H.. Vroon en I. Staritsky<br />
(<strong>2006</strong>). Hydrologie op basis van karteerbare<br />
kenmerken. Alterra. Rapport 1339.<br />
9) Heesen H. van en G. Westerveld (1966).<br />
Karakterisering van het grondwaterstandsverloop<br />
op de bodemkaart. Cultuurtechnisch tijdschrift,<br />
jaargang 5.<br />
10) Hooghoudt S. (1952). Waarnemingen van<br />
grondwaterstanden <strong>voor</strong> de landbouw. CHO-TNO.<br />
Verslag technische bijeenkomsten 1-6.<br />
11) Knibbe M. (1969). Gleygronden in het<br />
dekzandgebied van Salland. Proefschrift<br />
Centrum <strong>voor</strong> Landbouwpublikaties en<br />
Landbouwdocumentatie Wageningen.<br />
12) Richards L. (1954). Diagnosis and improvement of<br />
Saline and Alkalin soils. Agriculture Handbook nr.<br />
60, Washington.<br />
13) Sluijs P. van der en Th. van Egmond (1976). De<br />
grondwatertrap op de bodemkaart van Nederland<br />
(schaal 1:50.000). Polytechnisch <strong>Tijdschrift</strong>, nr. 10,<br />
pag. 628-633.<br />
14) Sluijs P. van der (1982). De grondwatertrap als<br />
karakteristiek van het grondwaterstandsverloop.<br />
H 2O nr. 15, pag. 42-46.<br />
15) Wit K., H. Massop, J. te Beest, M. Wijnsma<br />
en W. te Riele (1991). Effecten van<br />
grondwaterstanddalingen op de hydrologische<br />
situatie in de natuurgebieden Tuspeel en<br />
Heelderpeel. SC DLO rapport 129.<br />
H 2O / <strong>21</strong> - <strong>2006</strong><br />
43
Infra Relatiedagen Gorinchem<br />
14, 15 en 16 <strong>november</strong> <strong>2006</strong><br />
Evenementenhal<br />
Georg Fischer Piping Systems<br />
Total Supplier<br />
GF Piping Systems levert complete leidingsystemen <strong>voor</strong><br />
ondergrondse toepassingen. Fittingen, afsluiters en buizen<br />
met vele extra producten <strong>voor</strong> een compleet programma.<br />
ELGEF ® Plus elektrolasfittingen en -machines<br />
POLY16 Plus klemkoppelingen met KIWA keur<br />
MULTI/JOINT ® gietijzeren koppelingen<br />
Straatpotten, RVS- en PRIMOFIT ® koppelingen<br />
Georg Fischer N.V.<br />
Postbus 35, 8160 AA Epe<br />
Lange Veenteweg 19, 8161 PA Epe<br />
Telefoon: 0578/678222<br />
Fax: 0578/6<strong>21</strong>768<br />
E-mail: nl.ps@georgfischer.com<br />
Internet: www.georgfischer.nl
7 <strong>november</strong>, Nieuwegein -<br />
Wateroverlast binnen de<br />
bebouwde kom<br />
symposium dat inzicht moet geven in<br />
de aard van de buien en de hydraulische<br />
processen die leiden tot wateroverlast.<br />
Vervolgens worden praktische en beproefde<br />
oplossingen gegeven om deze processen<br />
zodanig te beïnvloeden dat wateroverlast<br />
weer gereduceerd kan worden tot<br />
kortdurend ondergelopen straten.<br />
Organisatie: HolaPress Congresbureau en<br />
vakblad Riolering.<br />
Informatie: www.riolering-congressen.nl.<br />
8 <strong>november</strong>, Arnhem -<br />
Waterbodems: wat verandert er<br />
qua beleid?<br />
themadag over beleid rond waterbodems.<br />
Na jaren van continue veranderingen is het<br />
Besluit Bodemkwaliteit vastgesteld. Wat heeft<br />
dat <strong>voor</strong> consequenties <strong>voor</strong> het baggeren?<br />
Organisatie: Baggernet, Bodem+ en DG<br />
Water.<br />
Informatie: Marjan Euser (055) 549 39 27.<br />
8-10 <strong>november</strong>, Groningen -<br />
Vismigratie<br />
internationaal driedaags symposium over<br />
allerlei zaken die met vismigratie in Europa te<br />
maken hebben.<br />
Organisatie: Europese Unie, Waterschap<br />
Hunze en Aa’s en Sportvisserij Nederland.<br />
Informatie: Wendy Dolstra (0598) 69 34 17.<br />
9 <strong>november</strong>, Den Haag -<br />
De waterkolom als vitale<br />
veiligheidspartner<br />
symposium over de beheersing van risico’s<br />
in de waterinfrastructuur en het belang van<br />
adequaat watermanagement ter <strong>voor</strong>koming<br />
en bestrijding van crises en rampen.<br />
Organisatie: Stichting SERN en Pinpoint<br />
Management & Consultancy.<br />
Informatie: (015) <strong>21</strong>2 75 90.<br />
9 <strong>november</strong>, Ede - Afkoppeldag<br />
bijeenkomst met veel praktijkinformatie<br />
over afkoppelen en specifiek aandacht <strong>voor</strong><br />
de ontwikkelingen op beleidsniveau, de<br />
waterkwaliteit, wateroverlast en beheer van<br />
afkoppel<strong>voor</strong>zieningen.<br />
Organisatie: Stichting RIONED.<br />
Informatie: (0318) 63 11 11.<br />
9 <strong>november</strong>, Nieuwegein -<br />
Biofouling... beestjes gooien<br />
roet in het eten<br />
bijeenkomst in het kader van de ‘Op weg<br />
naar huis’-bijeenkomsten. Deze keer staat<br />
biofouling, de effecten en hoe biofouling te<br />
<strong>voor</strong>komen centraal.<br />
Organisatie: Stichting Kennisuitwisseling<br />
Industriële Watertechnologie.<br />
Informatie: johan.mourik-van@dsm.com.<br />
15 <strong>november</strong>, Den Haag -<br />
Nationaal verkiezingsdebat<br />
water<br />
debat over de al dan niet noodzakelijke<br />
veranderingen in de Nederlandse<br />
waterwereld aan de <strong>voor</strong>avond van de<br />
Tweede Kamerverkiezingen.<br />
Organisatie: Nieuw Water Elan.<br />
Informatie: (inhoudelijk) W. Drossaert<br />
(015) 751 23 52, (organisatorisch) A. van den<br />
Berg 06 - 54 71 72 59.<br />
15 <strong>november</strong>, Hoorn -<br />
Samenwerken samen doen in<br />
de Noord-Hollandse waterketen<br />
conferentie over samenwerking in de<br />
Noord-Hollandse waterketen. In de ochtend<br />
delen bestuurders van waterketenpartners<br />
ervaringen uit, ‘s middags vinden workshops<br />
plaats.<br />
Organisatie: Provincie Noord-Holland.<br />
Informatie: Reinout Koning (023) 514 38 13 of<br />
Lilian Bernhardi (023) 514 47 17.<br />
16 <strong>november</strong>, Arnhem -<br />
Professionalisering<br />
vergunningverlening<br />
symposium over de resultaten van het<br />
project Professionalisering vergunningverlening<br />
bij waterschappen. Het project heeft<br />
een aantal handvatten opgeleverd om de<br />
vergunningverlening te verbeteren.<br />
Organisatie: STOWA.<br />
Informatie: (030) 232 11 99 of Suzan<br />
Roubroeks van Royal Haskoning<br />
(024) 328 47 46.<br />
16 <strong>november</strong>, Edam -<br />
Aanpassen of verzuipen<br />
debat onder leiding van prof.dr.ir. Pier<br />
Vellinga over de bedreigingen maar<br />
ook mogelijkheden van het water <strong>voor</strong><br />
Nederland.<br />
Organisatie: VU podium, Hoogheemraadschap<br />
Hollands Noorderkwartier en Faculteit<br />
der Aard- en Levenswetenschappen van de<br />
Vrije Universiteit Amsterdam. Informatie: Gert<br />
de Jager of Judith Wilmink (020) 598 92 92.<br />
16 <strong>november</strong>, Eindhoven - Je<br />
reinste zuivering<br />
symposium over het ontwerpen van<br />
duurzame, innovatieve rioolwaterzuiveringen<br />
met aandacht <strong>voor</strong> de fysieke en de sturingskanten.<br />
Organisatie: Tauw.<br />
Informatie: www.tauw.nl/jereinstezuivering.<br />
17 <strong>november</strong>, Delft - Ceramic<br />
silver impregnated pot filters<br />
for household drinking water<br />
treatment in developing<br />
countries<br />
afstudeercolloquium naar aanleiding van<br />
onderzoek dat Doris van Halem, in opdracht<br />
van Aqua for All, uitvoerde naar met<br />
keramisch zilver geïmpregneerde potfilters<br />
<strong>voor</strong> drinkwaterbehandeling in ontwikkelingslanden.<br />
Organisatie: TU Delft. Informatie:<br />
www.watermanagement.tudelft.nl.<br />
<strong>21</strong>-22 <strong>november</strong>, Scheveningen<br />
- Nationale conferentie<br />
waterbeheer<br />
negende jaarcongres over de stand van<br />
zaken in het waterbeheer, met op de<br />
eerste dag als thema de toekomst van de<br />
waterketen met als sprekers onder anderen<br />
Cees Buisman, Theo Schmitz, Bert Palsma,<br />
Paul van Erkelens en een koninklijke<br />
afsluiting. Op de tweede dag veel aandacht<br />
agenda<br />
<strong>voor</strong> water en gebiedsontwikkeling met als<br />
sprekers onder anderen Marleen van Rijswick,<br />
Sjoerd van Dijk en Johan Osinga.<br />
Organisatie: Studiecentrum <strong>voor</strong> Bedrijf en<br />
Overheid.<br />
Informatie: Maayke Berndsen (040) 297 49 80.<br />
28 <strong>november</strong>, Nieuwegein -<br />
Ontwikkeling ATA-systeem<br />
symposium ter afsluiting van het project<br />
Ontwikkeling ATA-systeem over een verdere<br />
verbetering van de kwaliteit en veiligheid<br />
van het leidingwater, waarbij <strong>voor</strong>uitgekeken<br />
wordt naar het advies aan staatssecretaris<br />
Van Geel over de eventuele aanpassing<br />
van de huidige ministeriële regeling op dit<br />
gebied.<br />
Organisatie: Ministerie van VROM, VEWIN en<br />
Kiwa. Informatie: Lambert van Breemen<br />
(070) 414 46 45 en www.oas-eas.com.<br />
29 <strong>november</strong>, Arnhem - Nieuw<br />
besluit bodemkwaliteit<br />
studiedag over het per 1 januari 2007 in<br />
werking tredende nieuwe Besluit Bodemkwaliteit,<br />
waarin een splitsing is gemaakt tussen<br />
bouwstoffen en grond en bagger.<br />
Organisatie: Studiecentrum <strong>voor</strong> Bedrijf en<br />
Overheid.<br />
Informatie: Mirella Freriks (040) 297 49 80.<br />
29 <strong>november</strong>, Utrecht - Arsenic<br />
in groundwater - a world<br />
problem<br />
symposium over arseen in grondwater, dat<br />
kan leiden tot de langzame vergiftiging van<br />
grote groepen mensen met name in Azië.<br />
Maar het probleem treedt wereldwijd op.<br />
Organisatie: IAH en NHV.<br />
Informatie: www.nhvsite.info.<br />
30 <strong>november</strong>, Nijkerk -<br />
IJsselmeer of -minder?<br />
symposium over de toekomstige inrichting<br />
van het IJsselmeergebied.<br />
Organisatie: Vereniging <strong>voor</strong> Waterstaat en<br />
Landinrichting en Rijkswaterstaat IJsselmeergebied.<br />
Informatie: (079) 342 84 09.<br />
30 <strong>november</strong>, Arnhem -<br />
Nationale conferentie<br />
baggerspecie<br />
zesde editie van de conferentie over baggerspecie,<br />
met dit jaar aandacht <strong>voor</strong> het nieuwe<br />
Besluit Bodemkwaliteit, waterbodems in de<br />
Kaderrichtlijn Water, de financiering van het<br />
baggeren en de verwerking ervan en vier<br />
praktijkstudies, waarvan één uit België.<br />
Organisatie: Studiecentrum <strong>voor</strong> Bedrijf en<br />
Overheid.<br />
Informatie: Piet Meeuwis (040) 297 48 09.<br />
30 <strong>november</strong>, Den Haag - Dag<br />
van de Ruimte - Investeren in<br />
het Project Nederland<br />
de tweede jaarlijkse Dag van de Ruimte.<br />
Marktpartijen en overheid komen bij elkaar<br />
om over de toekomst én de inrichting van<br />
‘Project Nederland’ te praten. Ook worden<br />
hier een ruimtelijke agenda en aanbevelingen<br />
<strong>voor</strong> het nieuwe kabinet opgesteld.<br />
Organisatie: NIROV.<br />
Informatie: www.dagvanderuimte.nl.<br />
H 2O / <strong>21</strong> - <strong>2006</strong><br />
45
handel & industrie<br />
Actemium<br />
automatiseert<br />
waterschappen<br />
Automatiseringsbedrijf Actemium is<br />
bezig met het Centrale Automatisering<br />
Watersysteem (CAW) <strong>voor</strong> Waternet<br />
en het Hoogheemraadschap van<br />
Rijnland, een meldkamer van<br />
waaruit de waterbeheerder zijn<br />
hele beheergebied kan overzien. Bij<br />
Hoogheemraadschap De Stichtse<br />
Rijnlanden is al een dergelijk systeem<br />
aangelegd.<br />
Op de naar eigen wens in te delen computerschermen<br />
zijn de ‘real time’-waterstanden, de<br />
positie van schuiven en sluizen en blokkeringen<br />
in waterwegen en het debiet van watergangen<br />
- of welke andere parameter de waterbeheerder<br />
verlangt - te zien. Alle gegevens zijn<br />
ook in overzichtelijke grafieken te bekijken.<br />
Bovendien kan de beheerder vanachter de<br />
computer ingrijpen door sluizen te openen of<br />
te sluiten of gemalen aan of uit te zetten.<br />
Het systeem is geheel leveranciersonafhankelijk,<br />
bijna onbegrensd uitbreidbaar en<br />
door het waterschap zelf uit te bouwen en te<br />
onderhouden. De waterbeheerder kan ook<br />
vanuit huis de gegevens inzien. Het systeem<br />
kan hem op afstand waarschuwen als een<br />
bepaalde waarde wordt overschreden. Verder<br />
kan het ook op informatie van buiten het<br />
waterschap worden aangesloten: waterstanden<br />
uit hoofdwaterwegen of neerslagverwachtingen<br />
van KNMI of MeteoConsult.<br />
Voor meer informatie: (0413) 34 99 99.<br />
Aluminium<br />
regenpijpen<br />
Steviger dan pvc, minder vervuilend<br />
dan zink en mooier dan allebei: dat<br />
zijn de aluminium regenpijpen van<br />
Brekelmans Techniek uit Tilburg.<br />
Omdat in veel gemeenten zinken<br />
regenpijpen niet meer zijn toegestaan en<br />
architecten vaak bijzondere details willen,<br />
is Brekelmans twee jaar geleden begonnen<br />
met het ontwikkelen van een aluminium<br />
regenpijp. De pijp zelf is niet het probleem,<br />
wel het ‘trompen’: het wijd laten uitlopen van<br />
de pijp. Daar<strong>voor</strong> is na twee jaar experimenteren<br />
een zelfgebouwde machine ontwikkeld<br />
die dit netjes doet.<br />
De hemelwaterafvoerbuizen zijn ook<br />
leverbaar in staal en roestvaststaal. Ze zijn<br />
steviger dan pvc en worden steeds meer<br />
verkocht aan mensen die iets fraais willen om<br />
de neerslag af te voeren.<br />
Op vrijdag 10 <strong>november</strong> houdt Brekelmans een<br />
open dag van 13.00 tot <strong>21</strong>.00 uur.<br />
Het adres is Minosstraat 9. Het telefoon<strong>nummer</strong><br />
luidt (013) 572 15 70.<br />
46 H 2O / <strong>21</strong> - <strong>2006</strong><br />
Diamant<br />
<strong>voor</strong> Paques<br />
Paques heeft begin oktober de Care &<br />
Profit Prize <strong>2006</strong> ontvangen. Hiermee<br />
mag het bedrijf zich twee jaar lang de<br />
beste maatschappelijk verantwoorde<br />
onderneming noemen.<br />
De Care & Profit Prize wordt elke twee<br />
jaar uitgereikt door de ING Bank en Good<br />
Company. Volgens de jury bleek Paques niet<br />
alleen veel aandacht te hebben <strong>voor</strong> ‘profit’<br />
en ‘planet’, maar ook <strong>voor</strong> het personeelsbeleid<br />
en de omgang met stakeholders.<br />
Het bedrijf heeft goede structuren binnen<br />
de eigen organisatie aangebracht en weet<br />
zaken op basis van monitoring en meting te<br />
verbeteren, aldus de jury.<br />
De prijs bestaat uit een ruwe diamant.<br />
IJsbaan maakt<br />
gebruik<br />
van VRTX<br />
Een ijsbaan in Utrecht gaat gebruik<br />
maken van een VRTX-systeem om<br />
het water van twee verdampingscondensors<br />
te behandelen. Dit systeem<br />
<strong>voor</strong>komt de vorming van bacteriën<br />
en kalkaanslag en corrossie zonder<br />
gebruik te maken van chemicaliën.<br />
Bovendien zorgt de technologie<br />
er<strong>voor</strong> dat het watergebruik met 30<br />
tot 40 procent daalt.<br />
De techniek wordt geleverd door HydroVRTX<br />
uit Almere. VRTX maakt gebruik van hydrodynamische<br />
cavitatie om het koelwater te<br />
behandelen. Hierdoor zijn geen chemicaliën<br />
Het VRTX-apparaat op een waterbehandelingsinstallatie<br />
nodig en wordt ook minder water gebruikt.<br />
De ijsbaan verwacht de kosten van het<br />
systeem dan ook binnen een jaar te hebben<br />
terugverdiend. Vitens (het <strong>voor</strong>malige<br />
Hydron Midden-Nederland) zorgt <strong>voor</strong> het<br />
onderhoud, de service en de wateranalyses<br />
van de installatie.<br />
Tijdens Aquatech hebben HydroVRTX en<br />
Grenco BV een samenwerkingsovereenkomst<br />
getekend. Grenco gaat de verkoop,<br />
installatie en onderhoud van VRTX in<br />
Nederland en België uitvoeren <strong>voor</strong> gebruik<br />
in de industriële koudetechniek en airconditioning.<br />
Voor meer informatie: Herbert Eppinga van<br />
HydroVRTX (036) 536 64 54 of L. Kleijweg van<br />
Grenco BV (073) 620 31 11.<br />
Nieuwe<br />
middelgrote<br />
pompsystemen<br />
Watson-Marlow introduceert twee<br />
nieuwe middelgrote slangenpompen:<br />
de 520 en 620 types, uitgerust met<br />
Profibus-technologie. Het bedrijf<br />
presenteerde de nieuwe pompen<br />
tijdens de Pumps & Valves beurs in<br />
Antwerpen van 18 tot 20 oktober.<br />
Ze zijn met name interessant <strong>voor</strong><br />
laboratoria.<br />
De 520 serie, al dan niet met het gepatenteerde<br />
Loadsure-systeem, is ontwikkeld<br />
om pompdrukken tot 7 Bar aan te kunnen.<br />
Hiermee kunnen deze pompen gebruikt<br />
worden als vervanging <strong>voor</strong> probleemgevende<br />
membraanpompen bij onder meer<br />
afvalwaterinstallaties. Bij gebruik van de<br />
520 pompen met de Loadsure-slang is het<br />
verwisselen van de slang heel simpel en kost<br />
minder dan een minuut. Voor het verwisselen<br />
hoeft dan ook geen monteur te worden<br />
ingeschakeld.<br />
De 620 Loadsure-serie vertegenwoordigt<br />
de nieuwe generatie middelgrote slangenpompen<br />
met debieten tot 18 liter per<br />
minuut. In deze serie is een uitgebreide<br />
keuze uit verschillende aandrijvingen<br />
en pompkoppen en PIN-secure Proces<br />
Protection. Ook zijn de pompen beschikbaar<br />
met een robuuste IP-66 waterdichte<br />
omkasting.<br />
Beide series zijn leverbaar met een Profibusaansluiting<br />
en uitgebreide aansturings- en<br />
diagnosemogelijkheden <strong>voor</strong> intelligente<br />
pompprocessen.<br />
Watson-Marlow is de grootste producent<br />
van slangenpompen ter wereld met meer<br />
dan een miljoen verkochte exemplaren.<br />
Het hoofdkantoor zetelt in het Verenigd<br />
Koninkrijk. Het Nederlandse kantoor staat in<br />
Rotterdam.<br />
Voor meer informatie: (010) 462 16 88.
Kennis krijgt pas<br />
waarde als je er iets<br />
mee doet<br />
Daarom ondersteunt Kiwa Water Research u ook bij<br />
toepassing en onderhoud van kennis<br />
Bedrijfstakonderzoek van de waterbedrijven<br />
BTO<br />
Kiwa Water Research<br />
Kiwa Water Research is hét kennisinstituut op<br />
het gebied van water en aanverwante milieuen<br />
natuuraspecten <strong>voor</strong> waterbedrijven, overheden<br />
en andere spelers in de watersector.<br />
De uitvoering van het gezamenlijke onderzoekprogramma<br />
<strong>voor</strong> de bedrijfstak en hun<br />
(internationale) partners i.s.m. universiteiten,<br />
andere kennisorganisaties en advies- en<br />
ingenieursbureaus staat garant <strong>voor</strong> innovatie<br />
en immer actuele kennis.<br />
Blauw, groen, watersysteem<br />
Kiwa biedt oplossingen op maat <strong>voor</strong> watergerelateerde<br />
vraagstukken van ministeries,<br />
provincies, waterschappen en terreinbeheerders.<br />
Kiwa is met onderzoek en specialistische<br />
advisering actief in en rond het watersysteem.<br />
Ecologie, natuur, waterkwaliteit,<br />
(afval)waterbehandeling, assetmanagement,<br />
grondwater, oppervlaktewater....<br />
Kiwa Industrie & Water<br />
Industriële partners krijgen via Kiwa Industrie<br />
& Water efficiënt toegang tot waterkennis<br />
<strong>voor</strong> hún praktijk. Met bedrijven, brancheorganisaties<br />
en waterbedrijven ontwikkelt en<br />
implementeert Kiwa innovatieve watertechnologie.<br />
Individuele partijen ondersteunt het bij<br />
dagelijkse watervraagstukken, implementatietrajecten<br />
en als troubleshooter en kwaliteitsborger.<br />
Kiwa Water Research<br />
Kiwa Industrie & Water<br />
telefoon (030) 606 95 11<br />
e-mail alg@kiwa.nl<br />
www.kiwa.nl