screening beleidsbrieven 2012 - Agentschap Binnenlands Bestuur
screening beleidsbrieven 2012 - Agentschap Binnenlands Bestuur
screening beleidsbrieven 2012 - Agentschap Binnenlands Bestuur
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
SCREENING<br />
BELEIDSBRIEVEN<br />
<strong>2012</strong><br />
December 2011
<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />
<strong>2012</strong><br />
2
SCREENING BELEIDSBRIEVEN<br />
Dienst Algemeen Regeringsbeleid (DAR) ....................................................... 5<br />
Beleidsbrief DIENST ALGEMEEN REGERINGSBELEID................................... 5<br />
Beleidsbrief BRUSSEL...................................................................................... 14<br />
Beleidsbrief VLAAMSE RAND........................................................................... 18<br />
Beleidsbrief GELIJKE KANSEN ........................................................................ 24<br />
Internationaal Vlaanderen (iV)........................................................................ 36<br />
Beleidsbrief INTERNATIONAAL VLAANDEREN .............................................. 36<br />
Beleidsbrief TOERISME.................................................................................... 39<br />
Ruimtelijke Ordening, Woonbeleid en Onroerend Erfgoed (RWO) ............. 41<br />
Beleidsbrief RUIMTELIJKE ORDENING ........................................................... 41<br />
Beleidsbrief WONEN......................................................................................... 52<br />
Beleidsbrief ONROEREND ERFGOED............................................................. 59<br />
Beleidsbrief Onderwijs & Vorming (OV)....................................................... 69<br />
Beleidsbrief ONDERWIJS ................................................................................. 69<br />
<strong>Bestuur</strong>szaken (BZ)......................................................................................... 85<br />
Beleidsbrief BESTUURSZAKEN ....................................................................... 85<br />
Financiën & Begroting (FB) ............................................................................ 99<br />
Beleidsbrief FINANCIEN & BEGROTING.......................................................... 99<br />
Cultuur, Jeugd, Sport & Media (CJSM)........................................................ 108<br />
Beleidsbrief CULTUUR.................................................................................... 108<br />
Beleidsbrief JEUGD......................................................................................... 114<br />
Beleidsbrief SPORT ........................................................................................ 122<br />
Beleidsbrief MEDIA ......................................................................................... 134<br />
Werk & Sociale Economie (WSE)................................................................ 141<br />
Beleidsbrief WERK.......................................................................................... 141<br />
Beleidsbrief SOCIALE ECONOMIE................................................................. 152<br />
Landbouw, Visserij en Plattelandsbeleid (LV) ........................................... 162<br />
Beleidsbrief LANDBOUW & VISSERIJ............................................................ 162<br />
Welzijn, Volksgezondheid & Gezin (WVG) ................................................. 165<br />
Beleidsbrief WELZIJN, VOLKSGEZONDHEID & GEZIN ................................ 165<br />
Beleidsbrief ARMOEDE................................................................................... 178<br />
Economie, Wetenschap & Innovatie (EWI).................................................. 182<br />
<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />
<strong>2012</strong><br />
3
Beleidsbrief ECONOMIE ................................................................................. 182<br />
Beleidsbrief ECONOMISCH OVERHEIDSINSTRUMENTARIUM ................... 189<br />
Beleidsbrief WETENSCHAP ........................................................................... 191<br />
Beleidsbrief INNOVATIE ................................................................................. 191<br />
Leefmilieu, Natuur & Energie (LNE)............................................................. 192<br />
Beleidsbrief LEEFMILIEU................................................................................ 192<br />
Beleidsbrief ENERGIE..................................................................................... 198<br />
Mobiliteit & Openbare Werken (MOW)......................................................... 200<br />
Beleidsbrief MOBILITEIT................................................................................. 200<br />
<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />
<strong>2012</strong><br />
4
Dienst Algemeen Regeringsbeleid (DAR)<br />
Beleidsbrief DIENST ALGEMEEN REGERINGSBELEID<br />
1. Aandachtspunten <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />
Managementsamenvatting<br />
4 Geografische informatie Pagina 7<br />
De Geografische Data-Infrastructuur van Vlaanderen wordt verder uitgebouwd tot<br />
een geografische kruispuntbank.<br />
Het juridisch, technisch en operationeel kader om dit mogelijk te maken wordt verder<br />
ontwikkeld. In uitvoering van de INSPIRE-richtlijn (Infrastructure for Spatial<br />
Information in the European Community) en het GDI-decreet (Ontwerp van decreet<br />
betreffende de Geografische Data Infrastructuur Vlaanderen) zal geografische<br />
informatie meer en meer via netwerkdiensten worden uitgewisseld.<br />
In <strong>2012</strong> zal de digitale dienstverlening verder worden uitgebouwd en geïntegreerd,<br />
onder meer met adresinformatie, weginformatie en informatie over<br />
wegwerkzaamheden. Het beleid zal actief gericht worden op het hergebruik van de<br />
geografische informatie waar de overheid over beschikt.<br />
Om de dienstverlening optimaal te kunnen uitbouwen, zal er nauw samengewerkt<br />
worden met de lokale overheden, de federale overheid en de andere gewesten om<br />
een gemeenschappelijk stelsel van authentieke geografische bronnen op te zetten.<br />
Managementsamenvatting<br />
6 Geïnformeerd beleid in beslissende tijden Pagina 8<br />
De Vlaamse Regering zal haar bevoegdheid op het gebied van openbare statistiek<br />
maximaal benutten en zal de statistiekproductie efficiënt organiseren. Waar dit een<br />
meerwaarde betekent, worden samenwerkingsinitiatieven met internationale,<br />
federale (vb. NBB, federaal Planbureau) en lokale statistiek producerende instanties<br />
(vb. lokale statistieken) afgesloten en verder gezet.<br />
<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />
<strong>2012</strong><br />
5
2 Meer efficiëntie en effectiviteit in de dienstverlening<br />
2.2 Vooruitzichten <strong>2012</strong><br />
2.2.1 Meerjarenprogramma slagkrachtige overheid Pagina 22<br />
In het kader van het intra- en interbestuurlijk gegevensverkeer zullen we ten volle<br />
moeten inzetten op het hergebruik van authentieke gegevensbronnen en op de<br />
verdere werkzaamheden m.b.t. de openstelling van authentieke gegevensbronnen,<br />
die moet leiden tot de automatische toekenning van rechten, zonder dat telkens<br />
opnieuw de toekenning van een recht moet worden aangevraagd.<br />
3 Duurzame ontwikkeling<br />
3.1 De Vlaamse Strategie voor Duurzame Ontwikkeling (VSDO)<br />
3.1.2 Beleidsopties en –initiatieven <strong>2012</strong> Pagina 26<br />
Stimuleren van een transitiebeleid in het kader van de VSDO<br />
Er wordt ook gezorgd voor kennisuitwisseling via het leernetwerk m.b.t. transitie. In<br />
dit leernetwerk worden de ervaringsdeskundigen m.b.t. transities samengebracht. In<br />
de Vlaamse strategie wil men het gebruik van transitiemanagement, zoals gezegd,<br />
ook stimuleren voor andere complexe uitdagingen van de Vlaamse overheid. Deze<br />
nieuwe transitie- en transformatieprocessen wil ik mee stimuleren door de<br />
transitieaanpak toe te passen op de transversale thema’s van het Vlaanderen in actie<br />
proces.<br />
3.3 Duurzaamheid centraal voor wonen en leven<br />
3.3.2 Beleidsopties en –initiatieven <strong>2012</strong><br />
Ondersteuning van duurzaam wonen en bouwen in alle provincies Pagina 30<br />
De provinciale steunpunten duurzaam wonen en bouwen zullen hun takenpakket<br />
uitvoeren zoals vastgelegd in de samenwerkingsovereenkomst met het Vlaams<br />
Gewest. Er zal in <strong>2012</strong> specifiek gefocust worden op het verder verankeren van het<br />
provinciale netwerk, de ondersteuning van gemeenten en het opzetten van<br />
sensibilisatieacties naar verschillende doelgroepen. Ook op Vlaams niveau wordt<br />
ingezet op de verankering van een netwerk rond de vijf steunpunten.<br />
<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />
<strong>2012</strong><br />
6
3.4 Het bereiken van 100% duurzame overheidsopdrachten in 2020<br />
3.4.2 Beleidsopties en –initiatieven <strong>2012</strong><br />
Vlaams actieplan duurzame overheidsopdrachten <strong>2012</strong>-2014 Pagina 32-33<br />
Om een duidelijk kwantitatief beeld te krijgen van de duurzame overheidsopdrachten<br />
binnen de Vlaamse overheid zal ik samen met collega-minister Geert Bourgeois in<br />
<strong>2012</strong> werk maken van een systematische registratie en rapportering van ’duurzame’<br />
overheidsopdrachten’.<br />
Het ‘Steunpunt duurzame lokale overheidsopdrachten’ dat lokale overheden helpt bij<br />
het organiseren van meer duurzame overheidsopdrachten zal ik verder steunen.<br />
4 Geografische informatie: naar een moderne, geïntegreerde digitale<br />
dienstverlening van de Vlaamse overheid<br />
4.2 Beleidsopties en –initiatieven <strong>2012</strong><br />
4.2.1 Digitale dienstverlening uitbouwen Pagina 40<br />
Er is nood aan één uniek en generiek informatieuitwisselingplatform voor activiteiten<br />
en processen die zich afspelen op het openbare domein.<br />
Tegen eind <strong>2012</strong> maakt AGIV (<strong>Agentschap</strong> voor Geografische Informatie<br />
Vlaanderen) een eerste versie van het Middenschalig Referentiebestand Wegen<br />
(MRB-wegen) aan. Van alle openbare wegen in Vlaanderen zal de geografische en<br />
wegbeheerinformatie op uniforme wijze opgenomen en toegankelijk zijn.<br />
4.2.3 Een efficiënte interbestuurlijke dienstverlening uitbouwen Pagina 42<br />
Om de dienstverlening optimaal te kunnen uitbouwen, moet de netwerkvorming niet<br />
alleen binnen de Vlaamse overheid een feit worden. Daarom wil ik werken aan een<br />
dienstverlening die de grenzen van de data-infrastructuren en dienstverlening van de<br />
eigen overheid overstijgt. Er zal nauw samengewerkt worden met de lokale<br />
overheden, de federale overheid en de andere gewesten om een gemeenschappelijk<br />
stelsel van authentieke geografische gegevensbronnen (adressen, gebouwen,<br />
wegen, waterwegen, …) op te zetten.<br />
Heel wat lokale besturen hebben nog onvoldoende oog voor de vele mogelijkheden<br />
die geografische informatie biedt om hun organisatie en beleid te verbeteren.<br />
Daarom dient blijvend ingezet te worden op de betrokkenheid van de lokale besturen<br />
bij de initiatieven van de Vlaamse Overheid. Naast medezeggenschap via de<br />
stuurgroep GDI-Vlaanderen (Geografische Data-Infrastructuur) en haar werkgroepen<br />
voorziet het AGIV (<strong>Agentschap</strong> voor Geografische Informatie Vlaanderen) opnieuw<br />
<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />
<strong>2012</strong><br />
7
talrijke opleidings- en vormingssessies en gratis software tools. Daarnaast bereidt de<br />
stuurgroep GDI-Vlaanderen een actieplan voor om de gemeenten verder te<br />
ondersteunen bij de implementatie van het GIS-gebruik (Geografisch Informatie<br />
Systeem) voor de werking van hun algemene taken.<br />
6 Geïnformeerd beleid in beslissende tijden<br />
6.2 Coördinatie van statistiekfunctie binnen de Vlaamse overheid<br />
6.2.3 Kennis en middelen met betrekking tot dataverzameling op Vlaams niveau<br />
bundelen in het kader van horizontale projecten<br />
Beleidsopties en –initiatieven <strong>2012</strong> Pagina 52-53<br />
In <strong>2012</strong> zullen de nieuw verkozen gemeentelijke en provinciale besturen nood<br />
hebben aan cijfers voor hun omgevingsanalyses voor het opstellen van een nieuw<br />
geïntegreerde lokaal beleidsplan. De gemeentelijke data worden daarom regelmatig<br />
geactualiseerd zodat alle lokale besturen gebruik kunnen maken van dezelfde<br />
kwaliteitsvolle informatiebron. Dit initiatief steunt eveneens de ‘ViA doorbraak<br />
Slagkrachtige Overheid’ en de hierbij horende sleutelprojecten over vermindering van<br />
de planlasten en hergebruik van data.<br />
7 Overheidscommunicatie<br />
7.1 De Vlaamse overheid biedt geïntegreerde informatie aan<br />
7.1.2 Beleidsopties en –initiatieven <strong>2012</strong><br />
Interbestuurlijke productencatalogus Pagina 56<br />
Tegen eind dit jaar moet een eerste versie van het beheerloket voor de IPDC klaar<br />
zijn en worden de producten en diensten via het loket ontsloten. In de eerste helft<br />
van <strong>2012</strong> starten de eerste pilootprojecten.<br />
<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />
<strong>2012</strong><br />
8
2. Aandachtspunten Stedenbeleid<br />
Managementsamenvatting<br />
4 Geografische informatie Pagina 7<br />
De Geografische Data-Infrastructuur van Vlaanderen wordt verder uitgebouwd tot<br />
een geografische kruispuntbank.<br />
Het juridisch, technisch en operationeel kader om dit mogelijk te maken wordt verder<br />
ontwikkeld. In uitvoering van de INSPIRE-richtlijn (Infrastructure for Spatial<br />
Information in the European Community) en het GDI-decreet (Ontwerp van decreet<br />
betreffende de Geografische Data Infrastructuur Vlaanderen) zal geografische<br />
informatie meer en meer via netwerkdiensten worden uitgewisseld.<br />
In <strong>2012</strong> zal de digitale dienstverlening verder worden uitgebouwd en geïntegreerd,<br />
onder meer met adresinformatie, weginformatie en informatie over<br />
wegwerkzaamheden. Het beleid zal actief gericht worden op het hergebruik van de<br />
geografische informatie waar de overheid over beschikt.<br />
Om de dienstverlening optimaal te kunnen uitbouwen, zal er nauw samengewerkt<br />
worden met de lokale overheden, de federale overheid en de andere gewesten om<br />
een gemeenschappelijk stelsel van authentieke geografische bronnen op te zetten.<br />
Managementsamenvatting<br />
6 Geïnformeerd beleid in beslissende tijden Pagina 8<br />
De Vlaamse Regering zal haar bevoegdheid op het gebied van openbare statistiek<br />
maximaal benutten en zal de statistiekproductie efficiënt organiseren. Waar dit een<br />
meerwaarde betekent, worden samenwerkingsinitiatieven met internationale,<br />
federale (vb. NBB, federaal Planbureau) en lokale statistiek producerende instanties<br />
(vb. lokale statistieken) afgesloten en verder gezet.<br />
2 Meer efficiëntie en effectiviteit in de dienstverlening<br />
2.2 Vooruitzichten <strong>2012</strong><br />
2.2.1 Meerjarenprogramma slagkrachtige overheid Pagina 22<br />
In het kader van het intra- en interbestuurlijk gegevensverkeer zullen we ten volle<br />
moeten inzetten op het hergebruik van authentieke gegevensbronnen en op de<br />
verdere werkzaamheden m.b.t. de openstelling van authentieke gegevensbronnen,<br />
<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />
<strong>2012</strong><br />
9
die moet leiden tot de automatische toekenning van rechten, zonder dat telkens<br />
opnieuw de toekenning van een recht moet worden aangevraagd.<br />
3 Duurzame ontwikkeling<br />
3.3 Duurzaamheid centraal voor wonen en leven<br />
3.3.2 Beleidsopties en –initiatieven <strong>2012</strong><br />
Ondersteuning van duurzaam wonen en bouwen in alle provincies Pagina 30<br />
De provinciale steunpunten duurzaam wonen en bouwen zullen hun takenpakket<br />
uitvoeren zoals vastgelegd in de samenwerkingsovereenkomst met het Vlaams<br />
Gewest. Er zal in <strong>2012</strong> specifiek gefocust worden op het verder verankeren van het<br />
provinciale netwerk, de ondersteuning van gemeenten en het opzetten van<br />
sensibilisatieacties naar verschillende doelgroepen. Ook op Vlaams niveau wordt<br />
ingezet op de verankering van een netwerk rond de vijf steunpunten.<br />
3.4 Het bereiken van 100% duurzame overheidsopdrachten in 2020<br />
3.4.2 Beleidsopties en –initiatieven <strong>2012</strong><br />
Vlaams actieplan duurzame overheidsopdrachten <strong>2012</strong>-2014 Pagina 32-33<br />
Om een duidelijk kwantitatief beeld te krijgen van de duurzame overheidsopdrachten<br />
binnen de Vlaamse overheid zal ik samen met collega-minister Geert Bourgeois in<br />
<strong>2012</strong> werk maken van een systematische registratie en rapportering van ’duurzame’<br />
overheidsopdrachten’.<br />
Het ‘Steunpunt duurzame lokale overheidsopdrachten’ dat lokale overheden helpt bij<br />
het organiseren van meer duurzame overheidsopdrachten zal ik verder steunen.<br />
4 Geografische informatie: naar een moderne, geïntegreerde digitale<br />
dienstverlening van de Vlaamse overheid<br />
4.2 Beleidsopties en –initiatieven <strong>2012</strong><br />
4.2.1 Digitale dienstverlening uitbouwen Pagina 40<br />
Er is nood aan één uniek en generiek informatieuitwisselingplatform voor activiteiten<br />
en processen die zich afspelen op het openbare domein.<br />
<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />
<strong>2012</strong><br />
10
Tegen eind <strong>2012</strong> maakt AGIV (<strong>Agentschap</strong> voor Geografische Informatie<br />
Vlaanderen) een eerste versie van het Middenschalig Referentiebestand Wegen<br />
(MRB-wegen) aan. Van alle openbare wegen in Vlaanderen zal de geografische- en<br />
wegbeheerinformatie op uniforme wijze opgenomen en toegankelijk zijn.<br />
4.2.3 Een efficiënte interbestuurlijke dienstverlening uitbouwen Pagina 42<br />
Om de dienstverlening optimaal te kunnen uitbouwen, moet de netwerkvorming niet<br />
alleen binnen de Vlaamse overheid een feit worden. Daarom wil ik werken aan een<br />
dienstverlening die de grenzen van de data-infrastructuren en dienstverlening van de<br />
eigen overheid overstijgt. Er zal nauw samengewerkt worden met de lokale<br />
overheden, de federale overheid en de andere gewesten om een gemeenschappelijk<br />
stelsel van authentieke geografische gegevensbronnen (adressen, gebouwen,<br />
wegen, waterwegen, …) op te zetten.<br />
Heel wat lokale besturen hebben nog onvoldoende oog voor de vele mogelijkheden<br />
die geografische informatie biedt om hun organisatie en beleid te verbeteren.<br />
Daarom dient blijvend ingezet te worden op de betrokkenheid van de lokale besturen<br />
bij de initiatieven van de Vlaamse Overheid. Naast medezeggenschap via de<br />
stuurgroep GDI-Vlaanderen (Geografische Data-Infrastructuur) en haar werkgroepen<br />
voorziet het AGIV (<strong>Agentschap</strong> voor Geografische Informatie Vlaanderen) opnieuw<br />
talrijke opleidings- en vormingssessies en gratis software tools. Daarnaast bereidt de<br />
stuurgroep GDI-Vlaanderen een actieplan voor om de gemeenten verder te<br />
ondersteunen bij de implementatie van het GIS-gebruik (Geografisch Informatie<br />
Systeem) voor de werking van hun algemene taken.<br />
6 Geïnformeerd beleid in beslissende tijden<br />
6.1 Beleidsondersteuning via onderzoek en monitoring<br />
6.1.1 Geïntegreerd en toekomstgericht onderzoek uitvoeren ter ondersteuning<br />
van strategische beleidskeuzen<br />
Beleidsopties en –initiatieven <strong>2012</strong> Pagina 48-49<br />
In <strong>2012</strong> worden nieuwe onderzoeken opgestart (publicatiedatum in 2013):<br />
- In het kader van het Vlaams stedenbeleid komt de 2de editie uit van De Stad<br />
maakt het verschil! Deze publicatie vult het indicatorenboek ‘De Stadsmonitor’ aan<br />
met diepgaandere analyses over de bevolkingssamenstelling, herkomst,<br />
gedragingen en houdingen van de stedelingen tegenover aspecten van de<br />
leefbaarheid van hun stad,wonen en werken in de steden, migratiestromen en zo<br />
meer. Er zal een koppeling gebeuren van objectieve en subjectieve data, van<br />
surveygegevens met buurtgegevens en trendonderzoek op basis van vier<br />
<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />
<strong>2012</strong><br />
11
opeenvolgende surveys ‘Thuis in de Stad’. Dit onderzoek is tevens relevant in het<br />
kader van de ‘ViA doorbraak over Groen en Dynamisch Stedengewest’.<br />
6.2 Coördinatie van statistiekfunctie binnen de Vlaamse overheid<br />
6.2.3 Kennis en middelen met betrekking tot dataverzameling op Vlaams niveau<br />
bundelen in het kader van horizontale projecten<br />
Beleidsopties en –initiatieven <strong>2012</strong> Pagina 52-53<br />
In <strong>2012</strong> zullen de nieuw verkozen gemeentelijke en provinciale besturen nood<br />
hebben aan cijfers voor hun omgevingsanalyses voor het opstellen van een nieuw<br />
geïntegreerde lokaal beleidsplan. De gemeentelijke data worden daarom regelmatig<br />
geactualiseerd zodat alle lokale besturen gebruik kunnen maken van dezelfde<br />
kwaliteitsvolle informatiebron. Dit initiatief steunt eveneens de ‘ViA doorbraak<br />
Slagkrachtige Overheid’ en de hierbij horende sleutelprojecten over vermindering van<br />
de planlasten en hergebruik van data.<br />
7 Overheidscommunicatie<br />
7.1 De Vlaamse overheid biedt geïntegreerde informatie aan<br />
7.1.2 Beleidsopties en –initiatieven <strong>2012</strong><br />
Interbestuurlijke productencatalogus Pagina 56<br />
Tegen eind dit jaar moet een eerste versie van het beheerloket voor de IPDC klaar<br />
zijn en worden de producten en diensten via het loket ontsloten. In de eerste helft<br />
van <strong>2012</strong> starten de eerste pilootprojecten.<br />
<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />
<strong>2012</strong><br />
12
3. Aandachtspunten Inburgering en Integratie<br />
Managementsamenvatting<br />
6 Geïnformeerd beleid in beslissende tijden Pagina 8<br />
De Vlaamse Regering zal haar bevoegdheid op het gebied van openbare statistiek<br />
maximaal benutten en zal de statistiekproductie efficiënt organiseren. Waar dit een<br />
meerwaarde betekent, worden samenwerkingsinitiatieven met internationale,<br />
federale (vb. NBB, federaal Planbureau) en lokale statistiek producerende instanties<br />
(vb. lokale statistieken) afgesloten en verder gezet.<br />
2 Meer efficiëntie en effectiviteit in de dienstverlening<br />
2.2 Vooruitzichten <strong>2012</strong><br />
2.2.1 Meerjarenprogramma slagkrachtige overheid Pagina 22<br />
In het kader van het intra- en interbestuurlijk gegevensverkeer zullen we ten volle<br />
moeten inzetten op het hergebruik van authentieke gegevensbronnen en op de<br />
verdere werkzaamheden m.b.t. de openstelling van authentieke gegevensbronnen,<br />
die moet leiden tot de automatische toekenning van rechten, zonder dat telkens<br />
opnieuw de toekenning van een recht moet worden aangevraagd.<br />
3 Duurzame ontwikkeling<br />
3.4 Het bereiken van 100% duurzame overheidsopdrachten in 2020<br />
3.4.2 Beleidsopties en –initiatieven <strong>2012</strong><br />
Vlaams actieplan duurzame overheidsopdrachten <strong>2012</strong>-2014 Pagina 32-33<br />
Om een duidelijk kwantitatief beeld te krijgen van de duurzame overheidsopdrachten<br />
binnen de Vlaamse overheid zal ik samen met collega-minister Geert Bourgeois in<br />
<strong>2012</strong> werk maken van een systematische registratie en rapportering van ’duurzame’<br />
overheidsopdrachten’.<br />
Het ‘Steunpunt duurzame lokale overheidsopdrachten’ dat lokale overheden helpt bij<br />
het organiseren van meer duurzame overheidsopdrachten zal ik verder steunen.<br />
<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />
<strong>2012</strong><br />
13
Beleidsbrief BRUSSEL<br />
OD 1.1 Het horizontale Brusselbeleid van de Vlaamse Regering coördineren<br />
Beleidsopties en –initiatieven <strong>2012</strong><br />
1. Aandachtspunten voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />
OD 5.4 Een correcte toepassing van de taalwetgeving<br />
Pagina 26, paragrafen 4 – 6<br />
Realisaties 2011<br />
Een hoeksteen van een positief taalbeleid in Brussel is het aandringen op een<br />
correcte toepassing van de taalwetgeving in het officieel tweetalige Brussel. Het<br />
Steunpunt Taalwetwijzer behandelt vragen en meldingen van particulieren,<br />
organisaties en overheden over de toepassing van de taalwetgeving. Het initiatief is<br />
niet enkel toegankelijk voor Brusselaars, maar richt zich tot de hele Vlaamse<br />
Gemeenschap.<br />
In 2011 werd het Vlaams Meldpunt Taalklachten in de Brusselse ziekenhuizen<br />
opgestart door het <strong>Agentschap</strong> Zorg & Gezondheid. Het Steunpunt Taalwetwijzer<br />
zorgt voor de juridische ondersteuning van dit initiatief.<br />
Beleidsopties en –initiatieven <strong>2012</strong><br />
Het Steunpunt Taalwetwijzer zal in <strong>2012</strong> haar preventieve en adviserende acties<br />
verder zetten door contacten te leggen met externe organisaties in sectoren waar de<br />
taalwetgeving een pijnpunt is. Het Steunpunt Taalwetwijzer zal ook onderzoeken hoe<br />
de juridische begeleidingsfunctie nog kan worden uitgebreid.<br />
<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />
<strong>2012</strong><br />
14
2. Aandachtspunten voor stedenbeleid<br />
OD 1.1 Het horizontale Brusselbeleid van de Vlaamse Regering coördineren.<br />
Pagina 10, paragraaf 3<br />
Het eindrapport van de Task Force Brussel zal eind 2011 klaar zijn, zodat ik inzake<br />
de Brusselnorm en -toets een voorstel van aanpak aan de Vlaamse Regering kan<br />
doen. Daarbij wil ik ook feedback verzamelen van het middenveld en de Vlaamse<br />
Gemeenschapscommissie in het kader van het politieke overleg dat in <strong>2012</strong> wordt<br />
opgestart. Het is immers belangrijk dat de Brusselnorm en –toets, in haar belang en<br />
vorm, gedragen worden door interne en externe stakeholders. Daarnaast zal ik<br />
uiteraard ervoor zorgen dat de concrete uitwerking van de Brusseltoets maximaal<br />
aansluit bij de voorstellen om de verschillende toetsen te integreren in één<br />
impactanalyse.<br />
OD 1.3 Zorgen voor een wetenschappelijke onderbouw van het beleid<br />
Pagina 14, paragraaf 2 en 4<br />
Realisaties 2011<br />
Begin 2011 sloot ik met BRIO een convenant af op basis van het meerjarenplan<br />
2011-2015, waarin de strategische en operationele doelstellingen, voorbeeldacties<br />
en procesindicatoren zijn opgenomen. De basisdoelstelling van BRIO is de kennis<br />
over Brussel en de Rand te verruimen door het uitvoeren en verspreiden van<br />
wetenschappelijk, interdisciplinair en beleidsondersteunend onderzoek. BRIO<br />
schenkt in toenemende mate aandacht aan de verwevenheid en wisselwerking<br />
tussen Brussel en de Rand. Daartoe wordt oorspronkelijk wetenschappelijk<br />
onderzoek opgezet rond vier centrale onderzoeksassen: taal(politiek) en integratie;<br />
onderwijs en diversiteit; politiek en bestuur en meertalige steden. Bij de uitvoering<br />
van het onderzoek wordt een nauwe samenwerking en uitwisseling met andere<br />
binnen- en buitenlandse onderzoekscentra, opdrachtgevers en partners van het<br />
middenveld nagestreefd. Binnen de academische wereld is BRIO actief in<br />
verschillende samenwerkingsverbanden, onder meer in het Brussels Studies Institute<br />
(FUSL, ULB en VUB).<br />
Beleidsopties en –initiatieven <strong>2012</strong><br />
In <strong>2012</strong> zullen de resultaten van de derde Taalbarometer worden gepresenteerd. De<br />
bevraging van 2500 respondenten vond reeds plaats in 2011. Dat vijfjaarlijkse<br />
representatieve onderzoek naar taalgebruik in Brussel geeft een beeld van de<br />
Brusselse taalsituatie en laat toe om taalverschuivingsprocessen over een langere<br />
periode in kaart te brengen en te duiden (zie ook OD 5.1 en 5.2). Tijdens het tweede<br />
werkingsjaar van het meerjarenplan wordt naar analogie van het Brusselse<br />
taalbarometeronderzoek ook een taalbarometer voor de Vlaamse Rand opgestart.<br />
Vergelijkend onderzoeksmateriaal over de situatie van de Brusselse gemeenten en<br />
de Vlaamse gemeenten grenzend aan het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest is<br />
schaars, terwijl de impact van de effecten van de grootstad zich vanzelfsprekend ook<br />
<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />
<strong>2012</strong><br />
15
uiten de taal- en administratieve grenzen doet voelen. In april <strong>2012</strong> wordt er een<br />
colloquium over ‘de internationalisering van de Rand’ georganiseerd, waar<br />
demografische, economische, culturele, sociale, ruimtelijke, politieke, taalkundige en<br />
identiteitsaspecten aan bod zullen komen. Het spanningsveld tussen en de<br />
samenwerking van wereldsteden met hun omringende regio vormen een<br />
internationaal gegeven. Daarom zullen ook buitenlandse cases aan bod komen, in<br />
het bijzonder de andere Europese hoofdzetels.<br />
OD 6.1 Het lokale Brusselbeleid van de Vlaamse Gemeenschapscommissie als<br />
prioritaire partner beschouwen<br />
Pagina 26, paragraaf 2<br />
Beleidsopties en –initiatieven <strong>2012</strong><br />
Op basis van het rapport van de Task Force Brussel zullen de Vlaamse Regering en<br />
het College van de VGC hun positie kunnen bepalen in het kerntakendebat.<br />
Overeenkomstig het Regeerakkoord krijgt het partnerschapsidee de bovenhand,<br />
maar moeten er een klare afspraken worden gemaakt over de rol, de opdracht en de<br />
financiering van beide overheden. Het politieke kerntakendebat zal begin <strong>2012</strong><br />
opstarten, en moet nog binnen hetzelfde jaar tot conclusies leiden. Hierbij zal<br />
bijzondere aandacht uitgaan naar de plaats van Brussel in de diverse decreten lokaal<br />
beleid, die aangepast worden aan het decreet planlastvermindering. Alhoewel dat<br />
decreet niet van toepassing is op Brussel, noopt het ook tot het herdenken van de<br />
relatie tussen de Vlaamse Overheid, de Vlaamse Gemeenschap en de Brusselse<br />
gemeenten.<br />
<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />
<strong>2012</strong><br />
16
3. Aandachtspunten voor inburgering en integratie<br />
OD 1.3 Zorgen voor een wetenschappelijke onderbouw van het beleid<br />
Pagina 14, paragraaf 2 en 4<br />
Realisaties 2011<br />
Begin 2011 sloot ik met BRIO een convenant af op basis van het meerjarenplan<br />
2011-2015, waarin de strategische en operationele doelstellingen, voorbeeldacties<br />
en procesindicatoren zijn opgenomen. De basisdoelstelling van BRIO is de kennis<br />
over Brussel en de Rand te verruimen door het uitvoeren en verspreiden van<br />
wetenschappelijk, interdisciplinair en beleidsondersteunend onderzoek. BRIO<br />
schenkt in toenemende mate aandacht aan de verwevenheid en wisselwerking<br />
tussen Brussel en de Rand. Daartoe wordt oorspronkelijk wetenschappelijk<br />
onderzoek opgezet rond vier centrale onderzoeksassen: taal(politiek) en integratie;<br />
onderwijs en diversiteit; politiek en bestuur en meertalige steden. Bij de uitvoering<br />
van het onderzoek wordt een nauwe samenwerking en uitwisseling met andere<br />
binnen- en buitenlandse onderzoekscentra, opdrachtgevers en partners van het<br />
middenveld nagestreefd. Binnen de academische wereld is BRIO actief in<br />
verschillende samenwerkingsverbanden, onder meer in het Brussels Studies Institute<br />
(FUSL, ULB en VUB).<br />
Beleidsopties en –initiatieven <strong>2012</strong><br />
In <strong>2012</strong> zullen de resultaten van de derde Taalbarometer worden gepresenteerd. De<br />
bevraging van 2500 respondenten vond reeds plaats in 2011. Dat vijfjaarlijkse<br />
representatieve onderzoek naar taalgebruik in Brussel geeft een beeld van de<br />
Brusselse taalsituatie en laat toe om taalverschuivingsprocessen over een langere<br />
periode in kaart te brengen en te duiden (zie ook OD 5.1 en 5.2). Tijdens het tweede<br />
werkingsjaar van het meerjarenplan wordt naar analogie van het Brusselse<br />
taalbarometeronderzoek ook een taalbarometer voor de Vlaamse Rand opgestart.<br />
Vergelijkend onderzoeksmateriaal over de situatie van de Brusselse gemeenten en<br />
de Vlaamse gemeenten grenzend aan het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest is<br />
schaars, terwijl de impact van de effecten van de grootstad zich vanzelfsprekend ook<br />
buiten de taal- en administratieve grenzen doet voelen. In april <strong>2012</strong> wordt er een<br />
colloquium over ‘de internationalisering van de Rand’ georganiseerd, waar<br />
demografische, economische, culturele, sociale, ruimtelijke, politieke, taalkundige en<br />
identiteitsaspecten aan bod zullen komen. Het spanningsveld tussen en de<br />
samenwerking van wereldsteden met hun omringende regio vormen een<br />
internationaal gegeven. Daarom zullen ook buitenlandse cases aan bod komen, in<br />
het bijzonder de andere Europese hoofdzetels.<br />
<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />
<strong>2012</strong><br />
17
Beleidsbrief VLAAMSE RAND<br />
1. Aandachtspunten <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />
2.2.1. OD – Initiatieven die het Vlaams karakter van de Vlaamse Rand<br />
bevestigen en/of verstevigen.<br />
Pagina 8 -paragraaf 4<br />
Om duidelijkheid te hebben over de juridische mogelijkheden om maatregelen te<br />
kunnen nemen met het oog op het versterken van het Nederlandstalig karakter en<br />
het Nederlands in het straatbeeld van de Vlaamse Rand heb ik aan professor Frank<br />
Judo gevraagd om samen met professor Ludo Veny een synthese te maken van de<br />
studie van professor Boes (1999) en de reactie daarop van professor Veny<br />
(2007). Er bestond immers geen eensgezindheid over de wettelijkheid van de<br />
maatregelen die de studie van professor Boes voorstelt. Deze synthese die reeds op<br />
verschillende fora werd uiteengezet is terug te vinden in de bibliotheek van de<br />
website www.docu.vlaamserand.be .<br />
Pagina 8 –paragraaf 6 en Pagina 9- paragraaf-3<br />
Het voorbije jaar startte ik de voorbereiding voor de ontwikkeling van een leidraad<br />
voor gemeentelijke mandatarissen in de Vlaamse Rand. Deze moet een duidelijk<br />
juridisch kader bevatten, gekoppeld aan goede praktijkvoorbeelden in verschillende<br />
materies.<br />
De leidraad voor Vlaamse mandatarissen wordt opgeleverd tegen de<br />
gemeenteraadsverkiezingen in <strong>2012</strong>.<br />
2.1.6 OD Media en communicatie<br />
paragraaf 11 Pagina 14<br />
Een meer uitgebreide set cijferreeksen wordt aangeleverd dankzij het nieuwe<br />
‘cijferboek’ van de SVR. Dat is een profielschets van de Vlaamse Rand die een paar<br />
keer per jaar zal geactualiseerd worden. De eerste versie wordt toegelicht in de<br />
analyse de Vlaamse Rand doorgelicht, die in het najaar 2011 zal verschijnen.<br />
paragraaf 1 Pagina 15<br />
De partners van het documentatiecentrum zijn volop bezig met de voorbereiding van<br />
een colloquium over internationalisering in de Vlaamse Rand. Dit evenement zal<br />
plaatsvinden in april <strong>2012</strong>.<br />
<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />
<strong>2012</strong><br />
18
2.2.4. De zes en het Vlaams beleid<br />
paragraaf 8 Pagina 18<br />
In de conferentie van Vlaamse mandatarissen zetelen de Vlaamse schepenen,<br />
gemeenteraadsleden en OCMW-raadsleden uit de zes faciliteitengemeenten. De<br />
Conferentie kan problemen op het terrein signaleren aan de Vlaamse Regering. Vzw<br />
‘De Rand’ verzorgt het secretariaat.<br />
paragraaf 2 en 3 Pagina 19<br />
Ter voorbereiding van de gemeente- en provincieraadsverkiezingen van oktober<br />
<strong>2012</strong> zal de voorbije beleidsperiode in elk van de zes faciliteitengemeenten in de<br />
gemeenschapskranten kritisch geëvalueerd worden.<br />
Indien het provinciaal initiatief om een meertalige publicatie te verspreiden in de zes<br />
gerealiseerd wordt, zal ‘de Rand’ vanaf eind 2011 deel uitmaken van de<br />
redactieraad. Via de redactieraad zal ‘de Rand’ er dan ook op aandringen dat deze<br />
nieuwe publicatie voor de inwoners van de zes ook in andere talen dan het<br />
Nederlands de gemeenteraadsverkiezingen voorbereidt.<br />
3.3. <strong>Binnenlands</strong> bestuur en taalwetgeving<br />
paragraaf 3 Pagina 22<br />
Na de beslissingen van mijn ambtsvoorganger en van mijzelf met betrekking tot de<br />
niet-benoeming van de kandidaat burgemeesters van voornoemde gemeenten,<br />
hebben de betrokken gemeentebesturen telkens, en dat tot driemaal toe, de nietbenoemde<br />
kandidaten opnieuw voorgedragen. Om die carrousel in de toekomst te<br />
stoppen zal ik het Vlaams Parlement vragen het Gemeentedecreet te wijzigen door<br />
er een bepaling in op te nemen dat een kandidaat-burgemeester die formeel niet<br />
wordt benoemd in dezelfde bestuursperiode niet opnieuw kan voorgedragen worden,<br />
tenzij er nieuwe elementen voorhanden zijn. De Vlaamse Regering keurde op 15 juli<br />
2011 een ontwerp van decreetbepaling in die zin principieel goed.<br />
4.3. Huisvesting- Vlabinvest<br />
paragraaf 7 tot 10- Pagina 26<br />
paragraaf 1-3 Pagina 27<br />
Het nieuwe grond- en pandendecreet is sedert 1 september 2009 in werking<br />
getreden. Dit decreet kent aan de lokale besturen een belangrijke rol toe. Vooral het<br />
luik ‘wonen in eigen streek’ heeft veel ruchtbaarheid gekregen. Met dit concept wordt<br />
een bijzondere voorwaarde ingevoerd voor de overdracht van bepaalde gronden en<br />
daarop opgerichte panden. Alleen personen met een voldoende band met de<br />
gemeente kunnen deze gronden en panden kopen. Je beschikt over een voldoende<br />
band met de gemeente als je voldoet aan 1 of meer van volgende voorwaarden:<br />
<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />
<strong>2012</strong><br />
19
- Ten minste 6 jaar onafgebroken gewoond hebben in de gemeente of in een<br />
aangrenzende gemeente (op voorwaarde dat deze eveneens voorkomt op de lijst<br />
met gemeenten waar wonen in eigen streek wordt toegepast);<br />
- Werkzaamheden verrichten (gemiddeld ten minste een halve werkweek) in de<br />
gemeente;<br />
- Een maatschappelijke, familiale, sociale of economische band met de gemeente<br />
hebben opgebouwd op grond van een zwaarwichtige en langdurige omstandigheid.<br />
Een provinciale beoordelingscommissie beoordeelt of de betrokken personen een<br />
voldoende band met de gemeente hebben. Om interpretatieproblemen bij de<br />
uitvoering van het decreet te voorkomen werd een omzendbrief opgesteld als<br />
richtsnoer voor de lokale besturen.<br />
Ook werkte een decretale aanpassing van het decreet een aantal<br />
toepassingsproblemen, interpretatiemoeilijkheden (voornamelijk met betrekking tot<br />
het hoofdstuk wonen in eigen streek) en juridisch-technische problemen in de tekst<br />
weg. Het aantal dossiers is sinds de invoering van het wijzigingsdecreet van 9 juli<br />
(van kracht sinds 19 juli 2010) sterk gedaald. Voor alle vier commissies is<br />
een daling op te merken, waarbij soms geen enkele aanvraag ingediend werd voor<br />
bepaalde maanden. Enkel voor Vlaams-Brabant blijven er dossiers binnenkomen,<br />
weliswaar ook een sterke terugval. Tot op heden (31 mei is de laatste datum voor de<br />
statistieken) zijn er een 420 dossiers behandeld, hetgeen voor +/- 40% aan de<br />
provincie Vlaams-Brabant toe te schrijven is.<br />
Ik blijf ook gemeentebesturen steunen die, in het kader van de lokale inburgering en<br />
integratie, de kennis van de Nederlandse taal als voorwaarde stellen bij het toewijzen<br />
van woongelegenheden. Een voorbeeld hiervan is de taalbereidheidsvoorwaarde die<br />
de stad Vilvoorde oplegt bij de verkoop van woningen. De maatregel werd genomen<br />
om het verdringingseffect in de Vlaamse Rand tegen te gaan en jonge gezinnen in<br />
Vilvoorde te houden. Een diploma van een Nederlandstalige onderwijsinstelling<br />
volstaat als bewijs. Anders moet je slagen in een taaltest. Voor koppels geldt de<br />
taalverplichting voor beide partners. De regeling is goedgekeurd door de gouverneur<br />
van de provincie Vlaams-Brabant. Deze laatste stelde dat de verplichte kennis van<br />
het Nederlands als voorwaarde om in aanmerking te komen voor woningen die de<br />
stad Vilvoorde aanbiedt, geen inmenging is in de vrijheid van taalgebruik en dus niet<br />
strijdig met de grondwet en bovendien de inburgering ten goede komt.<br />
Vervolgens heeft de toezichthouder van het agentschap Inspectie RWO een aantal<br />
beslissingen van de sociale huisvestingsmaatschappij Inter-Vilvoordse inzake de<br />
verkoop van sociale huurwoningen aan de stad vernietigd. Tegen deze beslissingen<br />
werd telkens beroep aangetekend bij de Vlaams minister van Wonen. Deze<br />
beroepen werden telkens ingewilligd.<br />
<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />
<strong>2012</strong><br />
20
4.6. Cultuur, Jeugd, Sport en het verenigingsleven<br />
paragraaf 8 Pagina 29<br />
paragraaf 1-4 Pagina 30<br />
Een groot deel van de lokale aanwezigheid inzake jeugd, cultuur en sport in de zes<br />
faciliteitengemeenten wordt behartigd door vzw ‘de Rand’. Het is belangrijk te<br />
vermelden dat een aantal sectorale decreten zorgen voor extra ondersteuning naar<br />
de zes, dit als antwoord op het feit dat geen van de zes gemeentebesturen van de<br />
faciliteitengemeenten een jeugdbeleidsplan, sportbeleidsplan of cultuurbeleidsplan<br />
indient.<br />
Het jeugddecreet en het sportdecreet voorzien in de mogelijkheid dat het<br />
verenigingsleven, daarin professioneel ondersteund door medewerkers van ‘de<br />
Rand’, op zichzelf een beleidsplan indienen.<br />
Hierdoor krijgen Nederlandstalige jeugd- en sportverenigingen in de zes toch waar ze<br />
recht op hebben. Via deze middelen wordt de huur- en gebruikskost van het<br />
stationsgebouw in Rode betaald door de lokale jeugdraad.<br />
Het decreet planlastvermindering maakt het wel noodzakelijk om deze aanpak op<br />
langere termijn te herbekijken. Ingevolge dat decreet zullen o.m. de decreten lokaal<br />
jeugdwerkbeleid en sport voor allen aangepast moeten worden. Het jeugdwerk en de<br />
sportverenigingen van de zes mogen hier niet tussen wal en schip vallen. Ik zal<br />
erover waken dat de huidige ondersteuning aan die verenigingen kan verder<br />
gezet worden. Wellicht zal dit, als de betrokken gemeenten geen beroep doen op<br />
subsidiëring, dan kunnen gebeuren door de betrokken middelen aan de dotatie van<br />
vzw ‘de Rand’ toe te voegen met de opdracht deze uit te keren aan de lokale<br />
jeugdverenigingen en sportclubs.<br />
4.8. Welzijn en gezondheid<br />
paragraaf 6 Pagina 33<br />
In juni 2011 werd het Vlaams meldpunt voor taalklachten opgericht in de<br />
gezondheidszorg. Hiermee wil Vlaanderen aansturen op een krachtig en<br />
gecoördineerd optreden rond deze aanslepende problematiek. Dit meldpunt ontstond<br />
uit de overtuiging dat de Vlaamse burgers in Brussel en de Vlaamse Rand recht<br />
hebben op hulpverlening in het Nederlands. Objectieve data met betrekking tot<br />
taalproblematiek moeten een hefboom vormen voor structurele maatregelen.<br />
<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />
<strong>2012</strong><br />
21
2° Aandachtspunten Stedenbeleid<br />
/<br />
3° Aandachtspunten Inburgerings- en integratiebeleid.<br />
2.2.1. OD – Initiatieven die het Vlaams karakter van de Vlaamse Rand<br />
bevestigen en/of verstevigen.<br />
paragraaf 1 Pagina 8<br />
Het eigen Vlaamse Randbeleid kent een duidelijk verankerde horizontale werking,<br />
waarbij zoveel als mogelijk gestreefd wordt naar synergie met diverse actoren. De<br />
samenwerking met vzw ‘de Rand’ als prioritaire partner bleef ook in 2011 behouden,<br />
onder meer om de continuïteit te waarborgen van een specifiek onthaalbeleid voor<br />
anderstalige nieuwkomers in de Vlaamse Rand en diplomatiek personeel,<br />
personeel van ambassades en ambtenaren van Europese instellingen.<br />
2.2. SD- vzw ‘De Rand’<br />
2.2.2. Taalpromotie Pagina 17 paragraaf 4 -5<br />
Voor de nieuwkomers in de Vlaamse Rand zal een aantrekkelijk format gezocht en<br />
ontwikkeld worden (bv. een familie-planningskalender) dat heel wat weetjes over de<br />
regio bevat, en zodoende het gemeenschapsgevoel kan aanwakkeren en<br />
tegelijkertijd anderstaligen uitnodigt om Nederlands te leren. Samen met het Huis van<br />
het Nederlands Vlaams-Brabant wil ‘de Rand’ onderzoeken of het taalpromotiebeleid<br />
voor ouders van anderstalige kinderen in Vlaamse scholen van de Vlaamse Rand<br />
nog kan geoptimaliseerd worden.<br />
Het gedetailleerde actieplan voor taalpromotie van ‘de Rand’ wordt begin <strong>2012</strong><br />
opgesteld na overleg met o.m. het Huis van het Nederlands Brussel, het Huis van het<br />
Nederlands Vlaams-Brabant en het PRIC Vlaams-Brabant.<br />
2.2.3. Sensibiliseren van internationalen.<br />
paragraaf 6 Pagina 18<br />
Expats behoren niet tot de doelgroep van het inburgeringsbeleid. Toch bestaat bij<br />
mensen die hier met een tijdelijk verblijf wonen en werken een vraag om de<br />
samenleving waarin ze terechtkomen, beter te leren kennen. Vooral in de Vlaamse<br />
Rand, waar de internationalisering de laatste jaren sterk is toegenomen, kan het<br />
aanbod dat vandaag binnen inburgering bestaat een antwoord bieden op een<br />
steeds toenemende vraag naar informatie en begeleiding in functie van<br />
gemeenschapsvorming. Ik zal het <strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong> vragen om -<br />
samen met experten uit vzw ‘de Rand’, inburgerings- en integratiesector en de Dienst<br />
Internationaal Vlaanderen - in kaart te brengen welke dienstverlening die binnen de<br />
integratie- en inburgeringssector bestaat een meerwaarde zou kunnen bieden voor<br />
expats. Op basis van de aanbevelingen van die werkgroep zal ik nagaan of het op te<br />
<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />
<strong>2012</strong><br />
22
ichten agentschap 'integratie en inburgering' een taak heeft voor de doelgroep van<br />
expats.<br />
3.4. Onthaal en integratie<br />
paragraaf 6 Pagina 22<br />
De herstructurering van de inburgerings- en integratiesector, zoals goedgekeurd op<br />
mijn voorstel door de Vlaamse Regering, voorziet in de oprichting van een EVA die<br />
o.m. ook het taalpromotie- en taalbeleid in heel Vlaanderen gestalte zal geven. Er is<br />
evenwel overeengekomen dat vzw ‘de Rand’ die op dit vlak de afgelopen jaren veel<br />
expertise heeft opgebouwd, in de Vlaamse Rand zijn opdracht ter zake in de<br />
toekomst ook behoudt.<br />
<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />
<strong>2012</strong><br />
23
Beleidsbrief GELIJKE KANSEN<br />
1. Aandachtspunten <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />
OD 1.1 Het opstellen van een Masterplan Gelijke Kansen waaraan wordt<br />
meegewerkt door alle Vlaamse ministers en in nauw overleg met het<br />
middenveld Pagina 9<br />
In het Vlaamse gelijkekansenbeleid wordt gewerkt met de open coördinatiemethode<br />
(hierna OCM) voor het integreren van een gelijkekansenperspectief in elk Vlaams<br />
bevoegdheidsdomein. Essentieel aan deze werkwijze is dat de verschillende leden<br />
van de Vlaamse Regering gezamenlijk doelstellingen afspreken, waarna elk van hen<br />
verantwoordelijk is voor de realisatie ervan binnen het eigen bevoegdheidsdomein.<br />
Het geheel wordt onderbouwd en begeleid door de ambtelijke Commissie Gelijke<br />
Kansen waarin alle betrokken beleidsdomeinen zijn vertegenwoordigd. Vanuit mijn<br />
bevoegdheid sta ik in voor de coördinatie van het geheel en voed ik het proces<br />
inhoudelijk.<br />
OD 1.1 Het opstellen van een Masterplan Gelijke Kansen waaraan wordt<br />
meegewerkt door alle Vlaamse ministers en in nauw overleg met het<br />
middenveld Pagina 10<br />
Beleidsopties en –initiatieven <strong>2012</strong><br />
…<br />
Ik voorzie in dit verband ook bilaterale gesprekken met mijn collega-ministers, om zo<br />
de voortgang in de uitwerking van de actieplannen mee te stimuleren.<br />
OD 1.3 Het implementeren van een gelijke kansenperspectief in alle Vlaamse<br />
bevoegdheidsdomeinen via de toepassing van de OCM wordt versterkt door<br />
een systematische <strong>screening</strong> van en advisering bij sleutelteksten in het<br />
beleidsproces Pagina 11<br />
Ik ontwikkel mee een instrument dat beleidsmakers toelaat de impact van<br />
beleidsmaatregelen op de verschillende kansengroepen van het gelijkekansenbeleid<br />
in te schatten. Ik sluit hierbij aan bij bestaande instrumenten (zoals JOKER binnen<br />
het jeugdbeleid) en op de plannen van mijn collega’s om andere sectorale<br />
regelgevingstoetsen te ontwikkelen (zoals dat binnen het Armoedebeleid en binnen<br />
Duurzame Ontwikkeling het geval is). Met het oog op minimale administratieve lasten<br />
en een maximaal effect is het de bedoeling om tot een geïntegreerde toets te komen<br />
die deel gaat uitmaken van de bestaande RIA.<br />
<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />
<strong>2012</strong><br />
24
OD 2.1 Het creëren van genderbewustzijn bij de Vlaming Pagina 11<br />
Realisaties 20114<br />
Zoals ik in mijn vorige beleidsbrief stelde, vergt het creëren van een gender-<br />
bewustzijn bij het brede publiek een doordachte en geschakeerde aanpak.<br />
Verschillende doelgroepen worden aangesproken via verschillende kanalen en<br />
verschillende methodieken. Het ‘Genderklikactieplan’ – zoals we het geheel aan<br />
initiatieven noemen – bestaat uit drie luiken.<br />
Een eerste luik omvat een brede waaier aan projecten die door het middenveld en de<br />
lokale besturen worden gerealiseerd voor het bewerkstelligen van een ‘genderklik’.<br />
Hiervoor stel ik projectmiddelen ter beschikking. Een aantal van die projecten wordt<br />
bedacht door participanten uit het ‘Genderklikteam’, een groep vertegenwoordigers<br />
uit het middenveld die op mijn uitnodiging bijeenkomt om mee na te denken over de<br />
aangewezen wijze om de ‘genderklikdoelstelling’ te realiseren. In 2011 liepen<br />
verscheidene projecten die in 2010 van start gingen.<br />
OD 3.1 Aanpassen van de kieswetgeving voor de lokale verkiezingen.<br />
Pagina 13<br />
Op 8 juli 2011 stemde het Vlaamse Parlement het decreet houdende de organisatie<br />
van de lokale en provinciale verkiezingen en houdende wijziging van het<br />
Gemeentedecreet van 15 juli 2005, het Provinciedecreet van 9 december 2005 en<br />
het decreet van 19 december 2008 betreffende de organisatie van de openbare<br />
centra voor maatschappelijk welzijn (Belgische Staatsblad 8 juli 2011). Met artikel 74<br />
en artikel 84, 6° van dit decreet is het ritsprincipe, waarbij minstens 1 man en 1<br />
vrouw de eerste twee lijstplaatsen moeten innemen, doorgevoerd.<br />
OD 3.2 Het verhogen van een evenwichtige aanwezigheid van mannen en<br />
vrouwen in advies- en bestuursorganen, en dit zowel in de organen gelieerd<br />
aan de Vlaamse overheid als in de privésector. Pagina 14<br />
Beleidsopties en –initiatieven <strong>2012</strong><br />
…<br />
In elk geval verwacht ik dat in de loop van <strong>2012</strong> elk beleidsdomein, en waar nodig de<br />
onderliggende entiteiten, over een plan van aanpak beschikt voor een systematische<br />
monitoring van de opvolging van het Mepdecreet, en voor het bewerkstelligen van<br />
het decretale vereiste evenwicht.<br />
<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />
<strong>2012</strong><br />
25
OD 7.2 De beleidsparticipatie van personen met een handicap wordt verhoogd.<br />
Pagina 20<br />
Realisaties 2011<br />
Het onderzoek naar beleidsparticipatie van personen met een verstandelijke<br />
handicap, uitgevoerd doorprofessor Geert Van Hove (UGent) en opgeleverd in het<br />
voorjaar 2011, bracht bedroevende cijfers aan het licht. Al bestaat er de nood en wil<br />
bij deze doelgroep om deel te nemen aan beleid en politiek, uit het onderzoek blijkt<br />
dat slechts drie mensen uit deze doelgroep daadwerkelijk participeren via lokale<br />
adviesraden. Het onderzoek staat stil bij valkuilen en knelpunten, omschrijft de<br />
culturele en structurele randvoorwaarden tot effectieve beleidsparticipatie, legt de<br />
onlosmakelijke link met coaching en vorming en voorziet ook in een aantal<br />
buitenlandse goede praktijken (Nederland en Verenigd Koninkrijk).<br />
Gezien het bedroevende resultaat uit het onderzoek heb ik aansluitend een subsidie<br />
toegekend aan een project, opgezet door Onze Nieuwe Toekomst (een<br />
zelforganisatie van en voor mensen met een verstandelijke beperking), waarbinnen –<br />
de aanbevelingen uit het onderzoek indachtig – een aantal sensibiliserende acties<br />
voor lokale adviesraden worden opgezet en tegelijkertijd tien mensen zullen worden<br />
gecoacht naar een feitelijk mandaat.<br />
Budgettaire weerslag<br />
In de begroting 2011 is voor het project 50.000 euro voorzien (BA AI004).<br />
Beleidsopties en –initiatieven <strong>2012</strong><br />
De resultaten van bovenvermeld project en de flankerende sensibiliseringscampagne<br />
verwacht ik in de aanloop naar de gemeenteraadsverkiezingen <strong>2012</strong>, wat het ideaal<br />
moment is om de problematiek nog eens extra in de verf te zetten. Naast de<br />
gemeenteraadsverkiezingen, waar personen met een handicap zich evenzeer<br />
kunnen voor kandidaat stellen en kunnen meedingen naar een lokaal mandaat,<br />
worden immers aansluitend ook de lokale adviesraden opnieuw samengesteld.<br />
OD 11.6 Het toegankelijkheidsmiddenveld wordt een volwaardige partner van<br />
het Vlaamse beleid via professionalisering en structurele verankering.<br />
Pagina 29-30<br />
Realisaties 2011– Budgettaire weerslag<br />
Om een degelijk toegankelijkheidsbeleid te kunnen voeren, is er nood aan<br />
inhoudelijke ondersteuning via ervaringsdeskundigheid en technische expertise. Ik<br />
zet vanuit mijn bevoegdheid sterk in op de coördinatie, afstemming en<br />
professionalisering van het middenveld.<br />
Zoals in mijn vorige beleidsbrief uitvoerig besproken, wordt structureel intensief<br />
samengewerkt met:<br />
− Enter, het Vlaams Expertisecentrum Toegankelijkheid (364.000 euro, BA AI015), en<br />
Intro(92.000 euro, BA AI015);<br />
<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />
<strong>2012</strong><br />
26
− vier adviesbureaus toegankelijkheid (BA AI016): Westkans (46.670 euro), CTPA<br />
(46.670 euro),Toegankelijkheidsbureau (69.990 euro) en ATO (46.670 euro);<br />
− Vijf provinciale steunpunten toegankelijkheid (BA AI019): 47.075 euro per steunpunt.<br />
…<br />
De provinciale steunpunten toegankelijkheid. Eind oktober 2011 dienen deze<br />
steunpunten een nieuw actieplan in dat, in onderling overleg met mijn administratie<br />
wordt besproken. Er zal in deze context een gezamenlijke actie worden uitgewerkt in<br />
het licht van de nakende gemeenteraadsverkiezingen. Deze actie richt zich zowel op<br />
de feitelijke toegankelijkheid van stemlokalen als op de integratie van<br />
toegankelijkheid in de bestuursakkoorden.<br />
De rol van de PST’s wordt in <strong>2012</strong> herbekeken in het kader van de bredere<br />
herstructurering die ik binnen het toegankelijkheidsmiddenveld wil doorvoeren, en dit<br />
in overeenstemming met het Witboek‘Interne staatshervorming’.<br />
OD 15.2 Het provinciaal en gemeentelijk gelijkekansenbeleid krijgt vorm in<br />
afstemming met het Vlaams gelijkekansenbeleid. Pagina 36<br />
Realisaties 2011<br />
Voor de periode 2010-2011 focusten de provinciale gelijke kansen coördinatoren zich<br />
op kwetsbare deelgroepen binnen de aandachtgroepen van het gelijke kansenbeleid.<br />
Meest in de kijker liep het educatief pakket ‘Gender in de blender’ dat lesmateriaal<br />
voorziet voor secundaire scholen over gender en identiteit. Het pakket werd herdrukt,<br />
verdeeld en geïmplementeerd. De vijf provincies organiseerden in 2010 en 2011 een<br />
open en besloten aanbod aan vorming rond het onderwerp (in geselecteerde scholen<br />
en daarnaast extern voor geïnteresseerden), en richtten zich in 2011 ook tot de<br />
social-profitsector.<br />
Ook participeer ik aan een initiatief van het Instituut voor de Gelijkheid voor Vrouwen<br />
en Mannen dat het twintigjarig bestaan van de provinciale gelijkekansenwerking in de<br />
kijker zet tijdens een viering op 8 december 2011.<br />
Budgettaire weerslag<br />
Voor elke provincie is er in 2011 een subsidie voorzien van 22.250 euro ten laste van<br />
BA AI019.<br />
Beleidsopties en –initiatieven <strong>2012</strong><br />
Vanaf <strong>2012</strong> wordt gewerkt rond een nieuwe inhoudelijke doelstelling. Met de<br />
verkiezingen in aantocht, wordt dat het integreren van een gelijkekansen perspectief<br />
op het lokale bestuursniveau.<br />
<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />
<strong>2012</strong><br />
27
OD 17.1 Het netwerk aan Meldpunten dat feitelijke discriminaties in der minne<br />
oplost en met bestaande partnerorganisaties lokale, preventieve acties<br />
uitwerkt, is professioneel, gebiedsdekkend, laagdrempelig uitgebouwd.<br />
Pagina 40-41<br />
Realisaties 2011<br />
Een effectief antidiscriminatiebeleid wordt best zo dicht mogelijk bij de burger<br />
gevoerd. Daarom ondersteun ik verder het netwerk van Meldpunten Discriminatie,<br />
dat werd opgericht binnen de Vlaamse centrum- en grootsteden. Deze Meldpunten<br />
verlenen bijstand aan mogelijke slachtoffers van discriminaties en ondernemen acties<br />
gericht op het stopzetten van discriminatoir gedrag. Daarnaast zetten ze ook lokale<br />
preventieve acties uit.<br />
…<br />
Beleidsopties en –initiatieven <strong>2012</strong><br />
De Meldpunten zijn begin 2010 erkend voor een periode van drie jaar. In <strong>2012</strong> gaat<br />
dus het laatste jaar van deze eerste cyclus in.<br />
De bovenvoormelde initiatieven ter professionele omkadering van hun werking,<br />
worden ook in <strong>2012</strong> georganiseerd. Tegelijkertijd zal ik, na een grondige evaluatie<br />
van hun huidige werking en in het licht van de aanduiding of oprichting van een<br />
onafhankelijk orgaan voor Vlaanderen (zie OD 17.2), een toekomstscenario voor<br />
deze Meldpunten uittekenen.<br />
OD 17.6 De Vlaamse overheid maakt werk van de invoering van<br />
antidiscriminatieclausules bij overheidsopdrachten en in subsidiereglementen.<br />
Pagina 43<br />
Realisaties 2011<br />
Op mijn voorstel werd in het kader van het OCM-proces (zie OD 1.1) door de<br />
Vlaamse Regering een generieke doelstelling bepaald voor het integreren van<br />
antidiscriminatie-, toegankelijkheids- en diversiteitsclausules in subsidiereglementen.<br />
De implementatie van deze doelstelling verloopt in drie fasen. In een eerste fase<br />
wordt binnen elk beleidsdomein een inventaris gemaakt van alle subsidiestromen. In<br />
een tweede fase wordt binnen elk beleidsdomein in kaart gebracht in welke<br />
subsidiestromen het mogelijk en zinvol zou zijn om de vernoemde clausules te<br />
integreren. In een derde fase wordt ten slotte beslist over de concrete formulering<br />
van de clausules, die vervolgens worden opgenomen in de relevante<br />
subsidiereglementen. De eerste twee fasen maken deel uit van het in 2011<br />
opgemaakte generieke ‘Actieplan 2011-<strong>2012</strong>’. De derde fase wordt opgenomen in<br />
een actieplan met als looptijd 2013-2014.<br />
<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />
<strong>2012</strong><br />
28
2. Aandachtspunten Inburgering en integratie<br />
OD 1.1 Het opstellen van een Masterplan Gelijke Kansen waaraan wordt<br />
meegewerkt door alle Vlaamse ministers en in nauw overleg met het<br />
middenveld Pagina 9<br />
In het Vlaamse gelijkekansenbeleid wordt gewerkt met de open coördinatiemethode<br />
(hierna OCM) voor het integreren van een gelijkekansenperspectief in elk Vlaams<br />
bevoegdheidsdomein. Essentieel aan deze werkwijze is dat de verschillende leden<br />
van de Vlaamse regering gezamenlijk doelstellingen afspreken, waarna elk van hen<br />
verantwoordelijk is voor de realisatie ervan binnen het eigen bevoegdheidsdomein.<br />
Het geheel wordt onderbouwd en begeleid door de ambtelijke Commissie Gelijke<br />
Kansen waarin alle betrokken beleidsdomeinen zijn vertegenwoordigd. Vanuit mijn<br />
bevoegdheid sta ik in voor de coördinatie van het geheel en voed ik het proces<br />
inhoudelijk.<br />
OD 1.1 Het opstellen van een Masterplan Gelijke Kansen waaraan wordt<br />
meegewerkt door alle Vlaamse ministers en in nauw overleg met het<br />
middenveld Pagina 10<br />
Beleidsopties en –initiatieven <strong>2012</strong><br />
…<br />
Ik voorzie in dit verband ook bilaterale gesprekken met mijn collega-ministers, om zo<br />
de voortgang in de uitwerking van de actieplannen mee te stimuleren.<br />
OD 2.1 Het creëren van genderbewustzijn bij de Vlaming Pagina 12<br />
Zo ontwikkelde het ACV het project ‘G-TV’, dat als doel heeft om vakbondsleden en<br />
militanten te sensibiliseren. Filmpjes over ‘gender’ worden verspreid via geijkte<br />
communicatiekanalen van de vakbond, en geflankeerd door een website, het ‘G-<br />
Magazine’ en een Facebookpagina. GenderatWork stelde een brochure samen om<br />
het kleuteronderwijs alert te maken voor de aard en impact van gendermechanismen.<br />
De brochure bevat algemene informatie en concrete tips en oefeningen. Çavaria<br />
toetste schoolboeken uit het lager onderwijs op gender- en heteronormatieve<br />
stereotypen. De‘genderklik-projecten’ die in 2011 zijn opgestart, zijn het<br />
theaterproject ‘Een stap vooruit’, en de interactieve webmodule ‘Jongens en meisjes:<br />
bestemming bekend?’ voor het secundair onderwijs. Ook vanuit het allochtone<br />
middenveld werden ‘genderklik-initiatieven’ opgezet (zie bij SD 13).<br />
…<br />
Budgettaire weerslag<br />
De inhoudelijke aanmaak van de ‘Genderklikwebsite’ is uitbesteed aan<br />
GenderAtWork (34.001 euro,BA AI000, begrotingsjaar 2010). De technische<br />
aanmaak is via een opdracht gegund aan Holoncom(28.717,13 euro, BA AI000,<br />
begrotingsjaar 2011). De begeleiding van de Genderklikontwerpwedstrijdis<br />
toegewezen aan Famous (23.958 euro, BA AI000, begrotingsjaar 2011).<br />
<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />
<strong>2012</strong><br />
29
De initiatieven van het middenveld zijn mogelijk gemaakt met projectmiddelen via BA<br />
AI004, en dit zowel in de begrotingsjaren 2010 als 2011: 29.200 euro (‘Gender in<br />
Kleuteronderwijs’, begrotingsjaar2010), 30.000 euro (‘G-TV, kijk verder naar gender’,<br />
begrotingsjaar 2010), 67.300 euro (‘Open Boek’,begrotingsjaar 2010), 25.000 euro<br />
(‘Een stap vooruit’, begrotingsjaar 2011) en 26.150 euro(‘Webmodule Jongens en<br />
meisjes: bestemming bekend?’, begrotingsjaar 2011). Voor de financiering van de<br />
initiatieven in het kader van het creëren van een genderbewustzijn bij mannen en<br />
vrouwen van allochtone origine, zie OD 13.1.<br />
OD 3.2 Het verhogen van een evenwichtige aanwezigheid van mannen en<br />
vrouwen in advies- en bestuursorganen, en dit zowel in de organen gelieerd<br />
aan de Vlaamse overheid als in de privésector. Pagina 14<br />
…<br />
Beleidsopties en –initiatieven <strong>2012</strong><br />
…<br />
In elk geval verwacht ik dat in de loop van <strong>2012</strong> elk beleidsdomein, en waar nodig de<br />
onderliggende entiteiten, over een plan van aanpak beschikt voor een systematische<br />
monitoring van de opvolging van het Mepdecreet, en voor het bewerkstelligen van<br />
het decretale vereiste evenwicht.<br />
OD 13.3 Het organiseren van discussies tussen adolescente nieuwe Vlamingen<br />
(jongens en meisjes) over hun verwachtingen en wensen van mannen en<br />
vrouwen in een klassieke en nieuwe relaties. Pagina 33<br />
Realisaties 2011<br />
Aangezien ze in hun uitwerking sterk op elkaar ingrijpen bundel ik de bespreking van<br />
deze drie OD’s. Er wordt voornamelijk aan gewerkt via subsidiëring van allerlei<br />
projecten die uitgaan van de betrokkenen zelf.<br />
Zo is er een documentaire met bijhorende methodiek aangemaakt voor gebruik bij<br />
voornamelijk vrouwenwerkingen van allochtone verenigingen. Ook Ella, waarmee het<br />
Vlaamse gelijkekansenbeleid structureel samenwerkt, zet via een heel aantal<br />
initiatieven in op deze doelstelling. Zo maakt Ella een tournee voor jongeren over<br />
‘Love etc. on tour’ en werkt hiervoor samen met verschillende scholen,verspreid over<br />
een aantal Vlaamse en Brusselse steden. Via de organisatie van workshops wordt<br />
aan jongeren de kans gegeven om te reflecteren en met elkaar in gesprek te gaan<br />
over, bijvoorbeeld,relaties, toekomstige partner, rolverdelingen in het gezin, seksuele<br />
oriëntatie, voorhuwelijkse relaties, gemengde relaties.<br />
Ook maakte ik de realisatie van een interactief videoproject over gender mogelijk,<br />
waaraan jongeren van diverse origine participeerden. Ik bereid ook een<br />
uitwisselingsdag voor rond het gender thema, gericht op organisaties die werken met<br />
nieuwe Vlamingen en Brusselaars.<br />
<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />
<strong>2012</strong><br />
30
De met projectmiddelen van GKV (begroting 2009) geïnitieerde babycursus wordt<br />
intussen door vzw Link=Brussel vervolgd, als onderdeel van haar bestaande aanbod<br />
voor papa’s met andere roots.<br />
Budgettaire weerslag<br />
In het totaal werd 55.900 euro op deze projecten ingezet (BA AI004 – BA AI000,<br />
begrotingsjaar2011), in combinatie met 112.500 euro van lopende projecten (BA<br />
AI004, begrotingsjaar 2010).<br />
Beleidsopties en –initiatieven <strong>2012</strong><br />
Ook in <strong>2012</strong> wil ik projecten stimuleren met het oog op het verhogen van het<br />
genderbewustzijn bij mannen en vrouwen met een andere origine. De hoger<br />
vermelde uitwisselingsdag over ‘gender en etniciteit’ vindt plaats in het voorjaar en<br />
zorgt voor extra inspiratie.<br />
Bij de concretisering van projecten zal ik de minister van Inburgering betrekken.<br />
Budgettaire weerslag<br />
Goedgekeurde projecten zullen gefinancierd worden vanuit AB0/1AI-I-2-A/WT,<br />
begrotingsjaar <strong>2012</strong>.<br />
OD 13.4 Het verbeteren van het welbevinden van allochtone holebi’s. Pagina 34<br />
Beleidsopties en –initiatieven <strong>2012</strong><br />
In <strong>2012</strong> doe ik opnieuw een oproep bij organisaties die werken voor en met nieuwe<br />
Vlamingen en Brusselaars om projecten in te dienen die de dialoog over seksuele<br />
identiteit en gender stimuleren. Eveneens zullen dit jaar de al in 2011 geplande<br />
lezingen worden georganiseerd.<br />
OD 17.4 De burger kent zijn rechten met betrekking tot discriminaties en vindt<br />
zijn weg naar de Meldpunten en andere partners. Pagina 42 & 43<br />
Realisaties 2011<br />
Voor de bekendmaking van het antidiscriminatiebeleid en de Meldpunten is verder<br />
ingezet op netwerking en multiplicatoreffecten. De Meldpunten Discriminatie maakten<br />
hun werking in het eigen werkingsgebied beter bekend door samen te werken met<br />
lokaal ingebedde doelgroep- en sectororganisaties. Ook via hun preventieve acties,<br />
kregen de Meldpunten langzamerhand meerbekendheid bij het brede publiek.<br />
De Meldpunten gaan verder op hetzelfde elan. Eens de aanduiding of oprichting van<br />
een instelling die voor de Vlaamse bevoegdheden, en in uitvoering van de al<br />
gemelde Europese Richtlijnen en het Gelijkekansendecreet, als onafhankelijk orgaan<br />
een feit is, moet een algemene communicatiecampagne die het brede publiek inzicht<br />
geeft in zijn rechten en hem wegwijs maakt in de wijze waarop Vlaanderen zich in de<br />
bestrijding van discriminaties georganiseerd, worden georganiseerd. Ik zet een<br />
<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />
<strong>2012</strong><br />
31
vormingsaanbod voor de Meldpunten op zodat ze, in het kader van een Vlaams<br />
beleid voor de integratie van Midden- en Oost-Europese (Roma)migranten, adequaat<br />
kunnen omgaan met de bestrijding van discriminatie ten aanzien van deze<br />
doelgroep.<br />
OD 17.6 De Vlaamse overheid maakt werk van de invoering van<br />
antidiscriminatieclausules bij overheidsopdrachten en in subsidiereglementen.<br />
Pagina 43<br />
Realisaties 2011<br />
Op mijn voorstel werd in het kader van het OCM-proces (zie OD 1.1) door de<br />
Vlaamse Regering een generieke doelstelling bepaald voor het integreren van<br />
antidiscriminatie-, toegankelijkheids- en diversiteitsclausules in subsidiereglementen.<br />
De implementatie van deze doelstelling verloopt in drie fasen. In een eerste fase<br />
wordt binnen elk beleidsdomein een inventaris gemaakt van alle subsidiestromen. In<br />
een tweede fase wordt binnen elk beleidsdomein in kaart gebracht in welke<br />
subsidiestromen het mogelijk en zinvol zou zijn om de vernoemde clausules te<br />
integreren. In een derde fase wordt ten slotte beslist over de concrete formulering<br />
van de clausules, die vervolgens worden opgenomen in de relevante<br />
subsidiereglementen. De eerste twee fasen maken deel uit van het in<br />
2011opgemaakte generieke ‘Actieplan 2011-<strong>2012</strong>’. De derde fase wordt opgenomen<br />
in een actieplan met als looptijd 2013-2014.<br />
<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />
<strong>2012</strong><br />
32
3. Aandachtspunten voor het Stedenbeleid<br />
OD 1.1 Het opstellen van een Masterplan Gelijke Kansen waaraan wordt<br />
meegewerkt door alle Vlaamse ministers en in nauw overleg met het<br />
middenveld Pagina 9<br />
In het Vlaamse gelijke kansen beleid wordt gewerkt met de open coördinatiemethode<br />
(hierna OCM) voor het integreren van een gelijke kansenperspectief in elk Vlaams<br />
bevoegdheidsdomein. Essentieel aan deze werkwijze is dat de verschillende leden<br />
van de Vlaamse Regering gezamenlijk doelstellingen afspreken, waarna elk van hen<br />
verantwoordelijk is voor de realisatie ervan binnen het eigen bevoegdheidsdomein.<br />
Het geheel wordt onderbouwd en begeleid door de ambtelijke Commissie Gelijke<br />
Kansen waarin alle betrokken beleidsdomeinen zijn vertegenwoordigd. Vanuit mijn<br />
bevoegdheid sta ik in voor de coördinatie van het geheel en voed ik het proces<br />
inhoudelijk.<br />
OD 1.1 Het opstellen van een Masterplan Gelijke Kansen waaraan wordt<br />
meegewerkt door alle Vlaamse ministers en in nauw overleg met het<br />
middenveld Pagina 10<br />
Beleidsopties en –initiatieven <strong>2012</strong><br />
…<br />
Ik voorzie in dit verband ook bilaterale gesprekken met mijn collega-ministers, om zo<br />
de voortgang in de uitwerking van de actieplannen mee te stimuleren.<br />
OD 2.1 Het creëren van genderbewustzijn bij de Vlaming Pagina 11<br />
Realisaties 20114<br />
Zoals ik in mijn vorige beleidsbrief stelde, vergt het creëren van een<br />
genderbewustzijn bij het brede publiek een doordachte en geschakeerde aanpak.<br />
Verschillende doelgroepen worden aangesproken via verschillende kanalen en<br />
verschillende methodieken. Het ‘Genderklikactieplan’ – zoals we het geheel aan<br />
initiatieven noemen – bestaat uit drie luiken.<br />
Een eerste luik omvat een brede waaier aan projecten die door het middenveld en de<br />
lokale besturen worden gerealiseerd voor het bewerkstelligen van een ‘genderklik’.<br />
Hiervoor stel ik projectmiddelen ter beschikking. Een aantal van die projecten wordt<br />
bedacht door participanten uit het ‘Genderklikteam’, een groep vertegenwoordigers<br />
uit het middenveld die op mijn uitnodiging bijeenkomt om mee na te denken over de<br />
aangewezen wijze om de ‘genderklikdoelstelling’ te realiseren. In 2011 liepen<br />
verscheidene projecten die in 2010 van start gingen.<br />
<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />
<strong>2012</strong><br />
33
OD 3.2 Het verhogen van een evenwichtige aanwezigheid van mannen en<br />
vrouwen in advies- en bestuursorganen, en dit zowel in de organen gelieerd<br />
aan de Vlaamse overheid als in de privésector. Pagina 14<br />
…<br />
Beleidsopties en –initiatieven <strong>2012</strong><br />
…<br />
In elk geval verwacht ik dat in de loop van <strong>2012</strong> elk beleidsdomein, en waar nodig de<br />
onderliggende entiteiten, over een plan van aanpak beschikt voor een systematische<br />
monitoring van de opvolging van het Mepdecreet, en voor het bewerkstelligen van<br />
het decretale vereiste evenwicht.<br />
OD 8.8 Het geweld tegen holebi’s wordt voorkomen en bestreden<br />
Pagina 25 & 26<br />
Een beleidsnota geeft de doelstellingen weer waar een legislatuur lang aan zal<br />
gewerkt worden. Het is echter geen statisch kader. Indien er zich tijdens de<br />
legislatuur urgente noden manifesteren, moet het mogelijk zijn om hierop in te spelen<br />
en het beleidskader te verruimen. Dit gebeurt momenteel voor het thema ‘geweld<br />
tegen holebi’s’. Herhaalde voorvallen van zware agressie tegen holebi’s haalden<br />
recent de pers. Uit het Zzzip-onderzoek (zie OD 8.1) van 2011 blijkt dat 35 % van de<br />
holebi-respondenten tijdens de voorbije zes maanden een of meer keren<br />
geconfronteerd werd met verbale agressie. 18,5 % geeft aan het slachtoffer te zijn<br />
geweest van fysieke agressie. Dit zijn cijfers en feiten die niet kunnen genegeerd<br />
worden, en die niet corresponderen met het beperkt aantal politionele aangiftes.<br />
Uiteraard dragen beleidsinitiatieven die in het kader van de voorgaande OD’s<br />
ontwikkeld worden en gericht zijn op het vergroten van holebivriendelijkheid en het<br />
doorbreken van hetero normativiteit, ook bij tot het voorkomen van geweld tegen<br />
holebi’s. Ik wil echter een stap verder gaan en de thematiek nog directer benaderen.<br />
In dat kader heb ik in de oproep voor een nieuw Steunpunt Gelijkekansenbeleid<br />
opgenomen dat ik een onderzoek verwacht over ‘geweld tegen en discriminatie van<br />
holebi’s in Vlaanderen en Brussel’. Ik wens een kwalitatief onderzoek waarbij de<br />
kwantitatieve data uit het Zzzip-onderzoek worden uitgediept en verklaard. Indien<br />
praktisch en methodologisch haalbaar, zou ik graag niet enkel het perspectief van<br />
slachtoffers, maar ook dat van daders in rekening gebracht zien.<br />
Voorts onderzoek ik welke instrumenten nodig zijn om nog gerichter en efficiënter<br />
proactief te kunnen optreden, en dit vooral via het onderwijs. Hierbij zal mijn<br />
aandacht ruimer gaan dan enkel het voorkomen en bestrijden van geweld tegen<br />
holebi’s. Er is immers een duidelijke link vast te stellen met uitingen van agressie<br />
tegen personen die zich niet aan bepaalde ‘genderverwachtingen’ houden, zoals<br />
transgenderpersonen, of meisjes en vrouwen die ‘kort gerokt’ zijn.<br />
In deze context heb ik ook in 2011 al een aantal initiatieven genomen. Zo heb ik de<br />
burgemeesters, en de korpschefs van de grootsteden samengeroepen om deze<br />
thematiek te bespreken, en te zien waar ik,vanuit mijn bevoegdheden een bijdrage<br />
<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />
<strong>2012</strong><br />
34
kan leveren. Uiteraard heb ik hierover ook met organisaties zoals çavaria, maar ook<br />
met nieuwe groeperingen zoals Outrage dergelijke gesprekken gevoerd.<br />
OD 17.1 Het netwerk aan Meldpunten dat feitelijke discriminaties in der minne<br />
oplost en met bestaande partnerorganisaties lokale, preventieve acties<br />
uitwerkt, is professioneel, gebiedsdekkend, laagdrempelig uitgebouwd.<br />
Pagina 40 & 41<br />
Realisaties 2011<br />
Een effectief antidiscriminatiebeleid wordt best zo dicht mogelijk bij de burger<br />
gevoerd. Daarom ondersteun ik verder het netwerk van Meldpunten Discriminatie,<br />
dat werd opgericht binnen de Vlaamse centrum- en grootsteden. Deze Meldpunten<br />
verlenen bijstand aan mogelijke slachtoffers van discriminaties en ondernemen acties<br />
gericht op het stopzetten van discriminatoir gedrag. Daarnaast zetten ze ook lokale<br />
preventieve acties uit.<br />
…<br />
Beleidsopties en –initiatieven <strong>2012</strong><br />
De Meldpunten zijn begin 2010 erkend voor een periode van drie jaar. In <strong>2012</strong> gaat<br />
dus het laatste jaar van deze eerste cyclus in.<br />
De bovenvoormelde initiatieven ter professionele omkadering van hun werking,<br />
worden ook in <strong>2012</strong> georganiseerd. Tegelijkertijd zal ik, na een grondige evaluatie<br />
van hun huidige werking en in het licht van de aanduiding of oprichting van een<br />
onafhankelijk orgaan voor Vlaanderen (zie OD 17.2), een toekomstscenario voor<br />
deze Meldpunten uittekenen.<br />
OD 17.6 De Vlaamse overheid maakt werk van de invoering van<br />
antidiscriminatieclausules bij overheidsopdrachten en in subsidiereglementen.<br />
Pagina 43<br />
Realisaties 2011<br />
Op mijn voorstel werd in het kader van het OCM-proces (zie OD 1.1) door de<br />
Vlaamse Regering een generieke doelstelling bepaald voor het integreren van<br />
antidiscriminatie-, toegankelijkheids- en diversiteitsclausules in subsidiereglementen.<br />
De implementatie van deze doelstelling verloopt in drie fasen. In een eerste fase<br />
wordt binnen elk beleidsdomein een inventaris gemaakt van alle subsidiestromen. In<br />
een tweede fase wordt binnen elk beleidsdomein in kaart gebracht in welke<br />
subsidiestromen het mogelijk en zinvol zou zijn om de vernoemde clausules te<br />
integreren. In een derde fase wordt ten slotte beslist over de concrete formulering<br />
van de clausules, die vervolgens worden opgenomen in de relevante<br />
subsidiereglementen. De eerste twee fasen maken deel uit van het in 2011<br />
opgemaakte generieke ‘Actieplan 2011-<strong>2012</strong>’. De derde fase wordt opgenomen in<br />
een actieplan met als looptijd 2013-2014.<br />
<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />
<strong>2012</strong><br />
35
Internationaal Vlaanderen (iV)<br />
Beleidsbrief INTERNATIONAAL VLAANDEREN<br />
1. Aandachtspunten <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />
3. Subsidiariteit en culturele diversiteit<br />
3.1 Grensoverschrijdende samenwerking Pagina 20<br />
Ten slotte ontstond op mijn voorstel een intrafederale consensus om de Beneluxovereenkomst<br />
inzake zulke samenwerking tussen territoriale verbanden of<br />
autoriteiten uit 1986, aan te passen bij middel van een nieuw te onderhandelen<br />
protocol en niet met het aanvullend protocol dat in 1998 ondertekend werd. De<br />
federale overheid is bereid dit protocol niet te ratificeren en dit mee te delen aan<br />
Luxemburg en Nederland. Een eerste interfederaal overleg heeft september 11<br />
plaats gevonden met het doel een Belgisch standpunt<br />
Wat het geplande protocol tot wijziging van de Beneluxovereenkomst (1986) betreft,<br />
zal ik mij, met de medewerking van de partners in de Benelux Unie en van de<br />
bevoegde Departementen, inzetten voor een doelmatige wijziging van die<br />
Overeenkomst.<br />
3. Subsidiariteit en culturele diversiteit<br />
3.1 Grensoverschrijdende samenwerking Pagina 20<br />
De Vlaamse overheid zal met de Nederlandse rijksoverheid, de Zuid-Nederlandse<br />
provincies en de Nederlandse grensgemeenten verder werken aan de<br />
geidentificeerde knelpunten in het grensgebied. Ook in <strong>2012</strong> zal hierover<br />
voortgangsrapportage worden gemaakt. Verder zal ik in <strong>2012</strong> de Luxemburgse<br />
premier Junker ontmoeten tijdens een Jaarlijkse ontmoeting rond kerndossiers van<br />
gemeenschappelijk belang.<br />
Ik handhaaf eveneens onze inspanningen om de samenwerking met Noord-Frankrijk<br />
verder te operationaliseren via de EGTS Euro-Metropool Lille-Kortrijk-Tournai en de<br />
EGTS West-vlaanderen/ Flandre-Dunkerque-Cote d’Opale.<br />
3. Subsidiariteit en culturele diversiteit<br />
3.1 Grensoverschrijdende samenwerking Pagina 20<br />
Nl en Vlaamse overheden hebben in het kader van grensoverschrijdende<br />
samenwerking stappen gezet in de vertserking van de samenwerking in de<br />
grensstreek. Er wordt samengewerkt om de moeilijkheden die burgers die over de<br />
rens werken en of wonen ondervinden, aan te pakken.<br />
<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />
<strong>2012</strong><br />
36
5.8 Meer buitenlandse investeringen aantrekken Pagina 39<br />
FIT en AO werken reeds geruime tijd samen om het aantal BDI in Vlaanderen te<br />
vergroten, vermits zij over sterke netwerken beschikken. De provinciebesturen (en<br />
lokale en subregionale actoren) waren vragende partij om in de toekomst directer bij<br />
het acquisitiebeleid betrokken te worden. Daarom wordt nagegaan op welke manier<br />
we in elke provincie een overlegplatform in verband met het aantrekken en<br />
begeleiden van buitenlandse investeerders kunnen oprichten, dat dan zal fungeren<br />
als centraal aanspreekpunt tussen de betrokken provincie en de Vlaamse overheid.<br />
5.9 een actieve Vlaamse Economische diplomatie Pagina 39<br />
Ik plan een ViA-rondetafel ‘Een internationale ingesteldheid in Vlaanderen -<br />
Slagkrachtige overheid’. Daarmee wil ik de belangrijkste partners samenbrengen om<br />
na te denken over de toekomstige strategie voor een internationaal Vlaanderen.<br />
5.9 Een actieve Vlaamse Economische diplomatie Pagina 39<br />
Daarnaast zal ik economische missies leiden in <strong>2012</strong> in Barcelona, dusseldorf, …<br />
6. Een proactief beleid naar de diplomatieke vertegenwoordigingen in Brussel<br />
Pagina 64<br />
Het onthaal- en opvolgingsbeleid zal geconcretiseerd worden aan de hand van de<br />
krijtlijnen die het voorbije jaar werden uitgezet en de resultaten van de besprekingen<br />
tijdens de ViA rondetafel ‘Een internationale ingesteldheid in Vlaanderen’. Deze<br />
rondetafel, die in de eerste helft van <strong>2012</strong> is voorzien, wil het startsein geven voor<br />
het lanceren en uitrollen van een meerjarige internationalise-ringsstrategie, die moet<br />
gedragen worden door alle belanghebbenden, i.e. niet enkel de overheid<br />
6.2 Wegwerken van handelsbelemmeringen Pagina 41<br />
Eind 2011 zal de EC een Mededeling uitbrengen over de toegang tot openbare<br />
aanbestedingsmarkten in landen buiten de EU. Gezien het belang van openbare<br />
aanbestedingen voor de Vlaamse ondernemingen zal de inhoud van de mededeling<br />
grondig bestudeerd worden, en waar mogelijk meegenomen worden naar de<br />
Vlaamse markttoegangsstrategie.<br />
8.5 Versterking van het draagvlak voor ontwikkeling Pagina 55- 56<br />
In 2010 sloot de VO een convenant 2011-<strong>2012</strong> af met 16 gemeenten, waarvan 12<br />
met stedenband…. Het fairtradegemeente intiatief wil lokale besturen, media, horeca<br />
en scholen warm maken voor het verhaal achter Fair Trade en duurzame, lokale<br />
<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />
<strong>2012</strong><br />
37
landbouw. (204 gemeente waren actief in juni 2011), waarvoor de VO 46.452 EUR<br />
toekende aan campagnes…. In 2011 werden de twee decreten die betrekken<br />
hadden op draagvlakversterking ondergebracht in het overkoepelende kaderdecreet,<br />
om zo op een meer flexibele manier een kruisbestuiving te realiseren tussen GO en<br />
OE.<br />
8.6 Een performante internationale samenwerking<br />
8.6.1 Efficientiewinst en minder administratieve lasten Pagina 57<br />
Het impulsbeleid gemeentelijke ontwikkelingssamenwerking, zoals vormgegeven in<br />
het gewijzigde Kaderdecreet, is afgestemd op de lokale beleids- en beheerscyclus<br />
van de gemeenten. Samen met andere beleidsdomeinen van de Vlaamse overheid,<br />
wordt op deze manier een einde gemaakt aan een voor gemeenten erg complex<br />
geheel van verschillende rapporteringsvereisten en –cycli. Bovendien zal de Vlaamse<br />
overheid vanaf 2014 de controle op de correcte besteding focussen op de effecten<br />
van de gemeentelijke activiteiten, in plaats van op de aard van de middelen. Dit<br />
houdt voor de lokale besturen een aanzienlijke vermindering in van de<br />
administratieve lasten.<br />
Aandachtspunten Stedenbeleid<br />
/<br />
Aandachtspunten Inburgering<br />
/<br />
<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />
<strong>2012</strong><br />
38
Beleidsbrief TOERISME<br />
1. Aandachtspunten <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />
1.1.2 De Vlaamse kunststeden waaronder Brussel Pagina 11<br />
Mee onder impuls van TV zal Brussel in 2014 de gasstad van het parlement van<br />
wereldreligies zijn, een van de belangrijkste interreligieuze bijeenkomsten ter wereld<br />
1.2.1 Fietsen, wandelen en ruiteren Pagina 13<br />
Het project ‘routedokter’ dat ik in het kader van de projecten ondersteun, ging<br />
officieel van start op 1 januari 2011. Binnen dit project zullen sociale<br />
economiebedrijven provinciale en gemeentelijke taken uitvoeren in verband met het<br />
onderhoud van toeristische infrastructuur in de provincie Antwerpen<br />
2.2.1 Logiedecreet Pagina 19<br />
Sinds april 2010 is het eerste deel van het VLIS een feit: aanmelden van<br />
vakantiewoningen kan volledig geautomatiseerd geschieden… Koppeling met de<br />
toerismedatabank van Toerisme Vlaanderen, de koppeling met de kruispuntbank<br />
Vakantiewoningen aan de kust van CIB vzw,…<br />
2.3.6 Kampeertoerisme, kampeerautotoerisme en vakantieparken Pagina 23<br />
2.3.7 Plattelandstoersime en stedelijke gastenkamers Pagina 24<br />
308 gemeente werden bevraagd, 54 gemeente toonden zich bereid tot<br />
samenwerking voor een toeristisch kampeerautobeleid.<br />
Toerisme Vlaanderen en de provinciale en lokale toeristische overheden nemen in<br />
de toekomst enkel nog vergund logies op in hun promotiekanalen<br />
Opvolging mogelijk van deze samenwerking/hoe gebeurt deze controle, promotie,<br />
subsidiering, invulling, ondersteuning, … door lokale overheden/gemeenten.<br />
3. Realiseren van een krachtdadig marketingbeleid per macroproduct in functie<br />
van het verhogen van het economisch rendement. Pagina 25<br />
Met de publieke partners (provincies, steden, gemeenten) worden nieuwe en klare<br />
taakafspraken gemaakt, zowel inzake buitenlandmarketing en inzake<br />
binnenlandmarketing.<br />
<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />
<strong>2012</strong><br />
39
4.1 Een betaalbaar aanbod voor mensen die in armoede leven Pagina 30<br />
Ik draag bij aan de realisatie van het Vlaams Actieplan Armoede door ernaar te<br />
streven dat elke Vlaming op een zelfgekozen wijze kan participeren aan toerisme.<br />
5.2 Afstemmen, overleggen en samenwerken met lokale besturen Pagina 38<br />
In het Witboek Interne Staatshervorming legde ik de krijtlijnen voor de toekomstige<br />
rolverdering tussen de verschillende overheidsniveaus vast. Op vlak van de<br />
binnenlandse toeristische marketing bereikte ik een akkoord met de provinciale,<br />
lokale en private partners over de taakverdeling tussen hen en het Vlaamse<br />
overheidsniveau.<br />
Aandachtspunten Stedenbeleid<br />
/<br />
Aandachtspunten Inburgering<br />
/<br />
<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />
<strong>2012</strong><br />
40
Ruimtelijke Ordening, Woonbeleid en Onroerend<br />
Erfgoed (RWO)<br />
Beleidsbrief RUIMTELIJKE ORDENING<br />
Vooraf :<br />
Ik heb niets uit de inleiding of de managementsamenvatting overgenomen. Ik<br />
veronderstel dat de relevante zaken in het corpus voorkomen.<br />
1. Aandachtspunten <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />
Beleidslijn 3: Herdenken en een vereenvoudiging van het instrumentarium –<br />
verslag uitvoering tijdens werkjaar 2010-2011 – versnellen van<br />
investeringsprojecten Pagina 24<br />
Ik heb ook de regelgeving met betrekking tot stedenbouwkundige vergunningen<br />
aangepast zodat het beroep dat door een overheidsinstantie kan worden ingesteld<br />
tegen een beslissing van een politieke overheid (gemeente – of provinciebestuur)<br />
toegewezen wordt aan de leidend ambtenaar van dat orgaan in plaats van aan een<br />
toegewezen (“gedelegeerde”) ambtenaar. Dit geeft meer garanties op een integrale<br />
afweging alvorens een beroep in te stellen.<br />
Beleidslijn 3: Herdenken en een vereenvoudiging van het instrumentarium –<br />
verslag uitvoering tijdens werkjaar 2010-2011 – interne staatshervorming en<br />
partnerschapsmodel doorvoeren in Ruimtelijke Ordening Pagina 25<br />
De Vlaamse Regering keurde op 8 april 2011 het witboek interne staatshervorming<br />
goed. De doorbraak 23 Ruimtelijke Ordening omvat een reeks activiteiten waarbij<br />
volgende principes voorop staan: het ruimtelijk beleid op de verschillende<br />
beleidsniveaus is complementair, vanuit vertrouwen wordt gekomen naar een<br />
maximale subsidiariteit en verantwoordelijkheid over de hele procescyclus, lokale<br />
besturen moeten verder versterkt worden, naast het investeren in monitoring en<br />
evaluatie.<br />
Wat betreft doorbraak 30: Integratie van sectorale machtigingen in de<br />
stedenbouwkundige vergunning, werd in mei 2011 reeds de noodzakelijke<br />
regelgeving goedgekeurd. Deze doorbraak loopt parallel met een actie uit Visienota<br />
van de Vlaamse Regering “Versnellen van Investeringsprojecten”<br />
Ook wat betreft doorbraak 31 is op voorstel van minister Schauvliege en mezelf de<br />
aangepaste regelgeving goedgekeurd. Het beroep dat, ingevolge de regelgeving met<br />
betrekking tot stedenbouwkundige vergunningen of milieuvergunning, door<br />
overheidsinstanties kan worden ingesteld tegen een beslissing van een politieke<br />
overheid (gemeente- of provinciebestuur) wordt toegewezen aan de leidende<br />
ambtenaar van dat orgaan in plaats van aan een toegewezen (“gedelegeerde”)<br />
ambtenaar.<br />
<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />
<strong>2012</strong><br />
41
De bedoeling is dat een verantwoordelijke op een voldoende hoog niveau, vooraleer<br />
beroep in te stellen, steeds een integrale afweging maakt zoals ook de politieke<br />
overheid die de beslissing heeft genomen, dat heeft gedaan. Een afweging dus<br />
waarbij niet enkel de eigen sectorale belangen worden nagekeken, maar ook het<br />
belang van het beroep wordt geëvalueerd tegenover het, door het beroep,<br />
voor geruime tijd blokkeren, minstens bezwaren van de voorgenomen handelingen of<br />
werken.<br />
Wat betreft doorbraak 34 werden eveneens de noodzakelijke regelgevende<br />
initiatieven reeds afgewerkt. De mogelijkheid tot projectvergadering werd uitgebreid.<br />
Ook deze doorbraak loopt parallel met de acties uit Visienota van de Vlaamse<br />
Regering “Versnellen van Investeringsprojecten”<br />
Beleidslijn 3: Herdenken en een vereenvoudiging van het instrumentarium –<br />
verslag uitvoering tijdens werkjaar 2010-2011 – actieprogramma voor werkjaar<br />
2011-<strong>2012</strong> – initiatief 9. Structurele inbedding van monitoring en<br />
beleidsevaluatie in het ruimtelijke ordeningsbeleid Pagina 29-30<br />
Ten slotte investeer ik in nieuwe vormen van ‘monitoring’ van het beleid van de lokale<br />
besturen. Door de verdere ontvoogding en implementatie van de subsidiariteit komt<br />
Vlaanderen steeds minder tussen in besluitvorming in individuele dossiers. Om de<br />
kwaliteit van de besluitvorming te bewaken, maar ook om botom up (sic) input te<br />
krijgen van lokale besturen (en andere relevante partners) wil ik sterk inzetten op<br />
relatiebeheer ten opzichte van lokale besturen en andere partners uitgaand van<br />
vertrouwen. Ik denk hier aan de formule van visitaties. De structurele inbedding van<br />
overleg met belanghebbenden zorgt ervoor dat het ruimtelijke beleid de<br />
noodzakelijke voeling met het maatschappelijke middenveld, andere bestuursniveaus<br />
en –domeinen behoudt.<br />
Beleidslijn 3: Herdenken en een vereenvoudiging van het instrumentarium –<br />
verslag uitvoering tijdens werkjaar 2010-2011 – actieprogramma voor werkjaar<br />
2011-<strong>2012</strong> – initiatief 10: Beter toepassen van subsidiariteit Pagina 31-33<br />
In 2011-<strong>2012</strong> zal ik werk maken van de doorbraken uit het Witboek interne<br />
staatshervorming die onder mijn verantwoordelijkheid vallen en waarvoor ik dan ook<br />
als trekker zal optreden. Het is mijn doelstelling om een reële complementaire<br />
ruimtelijke ordening te ontwikkelen met afgelijnde taken op de drie bestuurlijke<br />
niveaus. Tevens wil ik de lokale overheden meer autonomie geven en gelijktijdig<br />
verder responsabilisering. Verdere decentralisatie van beleid vraagt evenwel een<br />
versterking van de slagkracht van de lokale overheden. Daartoe zal ik meerdere<br />
sporen volgen<br />
.<br />
Complementaire planning op 3 planningsniveaus Pagina 31<br />
Ik werk naar een reële complementaire planning op de 3 planningsniveaus als<br />
uitgangspunt. Dit betekent dat ieder niveau zich focust op (plan)taken die daar<br />
thuishoren. Als Vlaams minister van ruimtelijke ordening focus ik op strategische<br />
<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />
<strong>2012</strong><br />
42
prioriteiten voor ruimtelijke transformaties op Vlaams niveau, waarbij de provincie<br />
hetzelfde doet op provinciaal niveau.<br />
Afbakeningsprocessen, gebiedsgerichte en thematische planning wil ik dus zoveel<br />
mogelijk bottom-up aanpakken. Ik doe dit door dit uitgangspunt mee te nemen in de<br />
opmaak van het Beleidsplan Ruimte en binnen het 2de luik van het project<br />
‘versnellen investeringsprojecten’, met name de aanbod gedreven processen,<br />
waarmee ik na de zomer van 2011 wil starten. In deze context zal ik tevens een<br />
regeling uitwerken waardoor onderbouwde lokale plannen kunnen afwijken van<br />
hogere plannen.<br />
Meer verantwoordelijkheden voor de lokale overheid Pagina 31<br />
Ik wil lokale overheden meer verantwoordelijkheid geven door de bevoegdheid<br />
inzake ruimtelijke ordening te verfijnen en de mogelijkheden voor planologische<br />
delegatie te verruimen. In functie van het verruimen van de planologische delegatie,<br />
evalueer ik nog in 2011 de regeling terzake uit de Vlaamse Codex Ruimtelijke<br />
Ordening. Dit kan resulteren in een verruiming van de planologische<br />
delegatiemogelijkheid, het verduidelijken van de taakverdeling tussen de drie<br />
planningsniveaus of een combinatie van beiden. De focus ligt op het integreren van<br />
planningstaken om tot een meer gebiedsgerichte en een ruimer gedragen<br />
benadering te komen. Ook dit doe ik nog in 2011. Uiteraard maak ik op middellange<br />
termijn ook werk van de afstemming hiervan op het Beleidsplan Ruimte. In dit<br />
verband verwacht ik ook uit de resultaten van de studie ‘onderzoek naar een<br />
instrumentarium voor strategisch en realisatiegericht ruimtelijk beleid in Vlaanderen’<br />
input te kunnen halen (zie initiatief 2).<br />
Zoals reeds vermeld in het verslag van het werkjaar 2010-2011, heb ik de toewijzing<br />
van het planologisch attest reeds gedelegeerd naar de gemeente, hetgeen betekent<br />
dat de gemeenten nu de loketfunctie voor planologische attesten opnemen. Ik wil<br />
echter de gemeenten begeleiden bij deze nieuwe taak. Concreet voorzie ik in het<br />
najaar van 2011 de goedkeuring van een uitvoeringsbesluit over de begeleiding van<br />
de gemeenten bij hun toewijzingsopdracht.<br />
De lokale overheden krijgen ook op vlak van de individuele dossierbehandeling van<br />
vergunningsaanvragen stap voor stap meer bevoegdheden toegewezen. Naast een<br />
verschuiving in verplichte vergunningsaanvragen die werd doorgevoerd (vrijstellingen<br />
en meldingen) gaat een groter aandeel van vergunningendossiers naar de<br />
bevoegdheid bij de lokale overheid. Het instrument van de melding zal in de loop van<br />
het volgende werkjaar geëvalueerd worden. Het Vlaams niveau neemt systematisch<br />
een faciliterende en ondersteunende rol op in deze waarbij de lokale overheid meer<br />
haar responsabiliteit in de ruimtelijke ordening opneemt. Hier wil ik ook verder op<br />
inzetten. Verder streef ik er naar om zo snel mogelijk de bindende adviezen af te<br />
schaffen. Daarnaast wordt een uitbreiding van de lijst van werken van algemeen<br />
belang of van publiekrechtelijke personen die de gemeente zelf kan vergunnen<br />
onderzocht dit naar aanleiding van een evaluatie van het bestaande<br />
uitvoeringsbesluit.<br />
Bevoogding/ontvoogding Pagina 32<br />
In het kader van een verregaande subsidiariteit en uitgaande van het principe van<br />
gelijkwaardigheid, wil ik dat de gemeentes klaar zijn om een sterk lokaal ruimtelijk<br />
ordeningsbeleid te voeren en hun verantwoordelijkheid op te nemen. Ik wil het<br />
<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />
<strong>2012</strong><br />
43
tweesporenbeleid tussen de ontvoogde en niet-ontvoogde gemeentes verlaten. Het<br />
is mijn intentie dat tegen 2015 alle gemeentes ontvoogd zijn. Concreet werk<br />
ik in het najaar van 2011 aan een aanbevelingennota met concrete acties voor het<br />
faciliteren en stimuleren van enerzijds niet-ontvoogde gemeentes voor het behalen<br />
van de voorwaarden en het ontvoogden. Ik denk hierbij aan een aanpassing van de<br />
aanstellingsvoorwaarden van de gemeentelijk<br />
stedenbouwkundige ambtenaar, het aanpassen van de subsidieregeling,<br />
automatische ontvoogding wanneer aan de voorwaarden is voldaan, het aanbieden<br />
van ondersteunende diensten en leernetwerken, het stimuleren van<br />
samenwerkingsverbanden en het geven van een grotere autonomie aan ontvoogde<br />
gemeentesen nuttig zijn voor implementatie bij ruimtelijke projecten en processen.<br />
Intergemeentelijke samenwerking Pagina 32<br />
Het responsabiliseren van de lokale overheden en het verhogen van hun autonomie<br />
vergt voldoende slagkracht van deze overheden. Het aanmoedigen van<br />
intergemeentelijke samenwerkingen kan enerzijds deze slagkracht ondersteunen,<br />
anderzijds kunnen deze verbanden ingezet worden om de kwaliteit van ruimtelijke<br />
thema’s te stimuleren of om taken en thema’s aan te pakken die het lokale<br />
beleid overstijgen. Dit kan zowel voor vergunningstaken, planningsinitiatieven als<br />
voor handhaving.<br />
Vanzelfsprekend blijft de politieke eindverantwoordelijkheid bij de betrokken<br />
gemeentebesturen.<br />
Dit gebeurt binnen de context van implementatie van het Witboek interne<br />
staatshervorming. Hierin wordt gesteld dat voor bovenlokale niet-Vlaamse<br />
gebiedsgerichte planprocessen hetzij gemeenten samen een bovenlokaal<br />
beleidskader of plan kunnen ontwikkelen, hetzij de provincie in overleg met de<br />
gemeenten een dergelijk kader of plan kunnen ontwikkelen. Op vraag van de<br />
gemeenten kunnen de provincies ook een regisseursrol vervullen. Voor de<br />
bovenlokale planprocessen die intergemeentelijk worden aangepakt worden de<br />
beleidskaders of plannen op lokaal niveau overgenomen en gevalideerd,<br />
waar nodig en zinvol op bovenlokaal niveau.<br />
Ik wil gradueel werken naar een (financiële) ondersteuning van intergemeentelijke<br />
samenwerking in drie fases:<br />
- in eerste instantie laat ik een onderzoek voeren naar de reeds bestaande en<br />
mogelijks nieuwe formules van intergemeentelijke samenwerking op vlak van<br />
ruimtelijke ordening. Ik zal daarbij focussen op organisatorische, financiële,<br />
thematische en gebiedsgerichte aspecten.<br />
- aansluitend wil ik via de gerichte subsidiëring van enkele pilootprojecten, testcases<br />
doorlopen om te toetsen met welke vormen van ondersteuning<br />
intergemeentelijke samenwerking het meest gebaat is.<br />
- tegelijkertijd zal ik ook werken aan de nodige regelgevende basis om<br />
structurele ondersteuning van intergemeentelijke samenwerking, waarbij regie<br />
en coördinatie centraal staan, in te bouwen (bijvoorbeeld aan de hand van<br />
subsidies).<br />
Op die manier kunnen regio’s ondersteund worden die (vrijwillig) strategische en<br />
ruimtelijke participaties aangaan en hiermee bijdragen aan belangrijke kwalitatieve<br />
ontwikkelingen op vlak van ruimtelijke ordening.<br />
<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />
<strong>2012</strong><br />
44
Ik zal ook de doorbraak over de regio<strong>screening</strong> – methodologie en resultaten – van<br />
nabij opvolgen. De resultaten die voortvloeien uit dergelijke regiowerking kunnen<br />
immers ook voor ruimtelijke ordening belangrijke consequenties hebben<br />
Lokale handhaving Pagina 32<br />
Door het agentschap Inspectie RWO zal ook in het werkjaar 2011-<strong>2012</strong> bijkomend<br />
ingezet worden op de totstandkoming van lokale handhavingsplannen. In het<br />
Vlaamse handhavingsplan ruimtelijke ordening is er een duidelijke taakverdeling<br />
voorzien tussen het Vlaams Gewest en de gemeenten. Om de gemeenten te<br />
ondersteunen zal het agentschap samen met deze lokale besturen prioriteiten<br />
afbakenen en een concrete werking op het terrein afspreken. Deze afspraken zullen<br />
gemaakt worden met ofwel de lokale besturen ofwel de politiezones. De lokale<br />
prioriteiten zullen afgetoetst worden met de parketten om ervoor te zorgen dat het<br />
curatieve traject ook voldoende effect heeft.<br />
Beleidslijn 3: Herdenken en een vereenvoudiging van het instrumentarium –<br />
verslag uitvoering tijdens werkjaar 2010-2011 – actieprogramma voor werkjaar<br />
2011-<strong>2012</strong> – initiatief 11. Zorgen voor een efficiënter financieel instrumentarium<br />
Pagina 33<br />
Heroriëntering subsidiemechanismen RO<br />
Ik zal op korte en middellange termijn werken aan een gefaseerde heroriëntering van<br />
de subsidiemechanismen vanuit ruimtelijke ordening. Het uitgangspunt moet daarbij<br />
zijn dat subsidies verleend door het beleidsveld ruimtelijke ordening in de toekomst<br />
meer moeten gezien worden als impuls voor innovatie en ontwikkeling van nieuw<br />
beleid. Ook de subsidiëring van lokale besturen zal sterker moeten inpikken op dit<br />
uitgangspunt.<br />
- Voor de korte termijn hebben we nood aan een sterkere koppeling van onze<br />
eigen financiële middelen aan een duidelijk omlijnde ruimtelijke agenda op<br />
gewestelijk niveau. Deze ruimtelijke agenda moet bepalend zijn op niveau van<br />
gebiedsgerichte werkingen, maar ook gericht zijn op ons streven naar sterkere<br />
lokale besturen, zoals vooropgesteld in het Witboek Interne Staatshervorming.<br />
- Op middellange termijn wil ik komen tot een structurele samenwerking gericht<br />
op realisatie van het ruimtelijk beleid en dit met de belangrijkste<br />
overheidspartners die ook beschikken over financiële middelen en<br />
subsidiekanalen. De afstemming en bundeling van subsidies binnen de<br />
Vlaamse overheid en op Europees niveau (in het kader van territoriaal<br />
cohesiebeleid) is daarbij de doelstelling.<br />
Voor de lange termijn zal ik de focus opentrekken naar diverse<br />
financieringsmechanismen en –instrumenten (bestaande en nieuw te ontwikkelen<br />
gekoppeld aan het Grond- en pandenbeleidsplan Vlaanderen.<br />
<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />
<strong>2012</strong><br />
45
2. Aandachtspunten Stedenbeleid<br />
Beleidslijn 1: beleidscontinuïteit met de effectieve uitvoering van het Ruimtelijk<br />
Structuurplan Vlaanderen – Verslag uitvoering 2010-2011: Versterking van<br />
creatieve steden en vitaal platteland Pagina 11<br />
“Het versterken van creatieve steden gebeurt via de afbakeningsprocessen voor de<br />
stedelijke gebieden en de beoordeling van vergunningsaanvragen in die gebieden.<br />
Daar zijn de afgelopen jaren al grote stappen in gezet. Afgelopen jaar is de<br />
afbakening van het regionaal-stedelijk gebied Brugge definitief goedgekeurd. De<br />
goedkeuringsprocedure voor het Vlaams Strategisch Gebied rond Brussel (VSGB) is<br />
grotendeels doorlopen. De definitieve vaststelling van het RUP is voorzien voor het<br />
eind van 2011.<br />
Voor de afbakening van het regionaalstedelijk gebied Leuven is de plan-MER<br />
afgerond; voor Hasselt-Genk zal dat in <strong>2012</strong> ook het geval zijn. Daarmee zal er dus<br />
op korte termijn een afbakening zijn voor alle groot- en regionaalstedelijke gebieden.<br />
De afbakening van de stedelijke gebieden vormt op Vlaams niveau ook het kader<br />
voor belangrijke stedelijke projecten zoals de stationsomgeving in Antwerpen<br />
(Kievitplein), de ziekenhuissite Gasthuisberg in Leuven, wetenschapsparken, de<br />
voetbalstadions in Brugge en Leuven en de gevangenis in Beveren. Op dezelfde<br />
manier gaat er veel aandacht naar de randstedelijke groengebieden zoals het<br />
openruimtenetwerk in het VSGB en het parkbos in Gent.”<br />
Beleidslijn 1: beleidscontinuïteit met de effectieve uitvoering van het Ruimtelijk<br />
Structuurplan Vlaanderen – Verslag uitvoering 2010-2011: Investeringen<br />
mogelijk maken door ruimte om te ondernemen Pagina 12<br />
“Mijn administratie verleende opnieuw ten volle haar medewerking aan de uitwerking,<br />
de begeleiding en opvolging van de verschillende Brownfieldconvenanten. Ze was<br />
betrokken bij de Brownfieldcel het adviserende orgaan aan de Vlaamse regering.<br />
Medewerkers van het departement zetelen in de ambtelijke werkgroep<br />
Brownfieldconvenanten, die de gegrondheid en haalbaarheid van de projecten<br />
onderzoekt. Ook de stuurgroepen in uitvoering van de verschillende<br />
Brownfieldconvenanten worden nauwgezet opgevolgd.<br />
Mijn administratie is ook betrokken bij de inmiddels afgeronde meta-evaluatie (VR<br />
2010 1607 MED.0387), die voorzien was in het Brownfielddecreet, en geeft aan de<br />
resultaten van deze evaluatie intern gevolg. Het optimaliseren en op elkaar<br />
afstemmen van het bestaande kader van wetgeving en instrumenten is een taak die<br />
opgevolgd wordt door het projectteam “Versnellen Investeringsprojecten”<br />
(zie verder, beleidslijn 3).”<br />
Beleidslijn 1: beleidscontinuïteit met de effectieve uitvoering van het Ruimtelijk<br />
Structuurplan Vlaanderen – Verslag uitvoering 2010-2011: Strategische<br />
projecten in uitvoering van het RSV Pagina 13<br />
Na een tweede algemene oproep in uitvoering van het bestaande subsidiebesluit<br />
voor de strategische projecten (BVR van 5 oktober 2007) heb ik in 2010 voor 2,1<br />
miljoen euro zeven nieuwe subsidies verleend. Uiteraard zijn de in 2009<br />
geselecteerde strategische projecten in de loop van 2010 effectief opgestart.<br />
<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />
<strong>2012</strong><br />
46
Bij de uitvoering van deze strategische projecten hecht ik bijzonder veel belang aan<br />
de opbouw van partnerschappen die bijdragen tot een geïntegreerde inzet van<br />
concrete instrumenten en middelen en tot een afgestemde besluitvorming.<br />
− Op 6 september 2011 heeft er een leer- en discussiedag plaatsgevonden waarin<br />
betrokken projectleiders en administraties hun ervaringen konden uitwisselen.<br />
Dergelijke events dragen bij tot de opbouw van een lerend netwerk rond strategische<br />
projecten en de coördinatie ervan.<br />
− Voor bepaalde strategische projecten waarbij sprake is van een<br />
beleidsdomeinoverschrijdende inzet van middelen (vb. brownfieldconvenanten,<br />
stadscontracten, stadsvernieuwingsprojecten, instrumenten rond economische<br />
expansie, plattelandsontwikkeling, natuurbeheer of waterbeleid) heeft dit reeds geleid<br />
tot geïntegreerd overleg. Ik heb het dan over de projecten “Investeringszone<br />
Petroleum Zuid” in Antwerpen, “Vilvoorde Watersite” of Turnhout. Voor het project<br />
“De Wijers” in Midden Limburg zijn we erin geslaagd om tot één projectstructuur te<br />
komen (integratie strategisch project in uitvoering RSV en plattelandsproject VLM).<br />
− Voor het project “Demervallei” is er een principiële beslissing ondertekend door de<br />
Vlaamse Regering, de provincie Vlaams-Brabant, Waterwegen & Zeekanaal en het<br />
Bekkenbestuur van het Demerbekken en de vijf betrokken Demergemeenten, wat<br />
een uiterst belangrijke stap is naar een geïntegreerde en realisatiegerichte aanpak<br />
van een concreet actieprogramma in de Demervallei en het lopend AGNAS-proces.<br />
Om de realisatie van strategische projecten te kunnen versnellen vanuit een gericht<br />
grondbeleid heb ik in 2011 twee subsidies verleend voor de verwerving van gronden<br />
en constructies, met name voor de ontwikkeling van een toegangspoort tot het<br />
rivierpark Maasvallei te Kinrooi (52.000 euro) en voor de verdere ontwikkeling van de<br />
stationsomgeving Turnhout als onderdeel van een complex stedelijk programma in<br />
het strategisch project Turnhout <strong>2012</strong> (500.000 euro)<br />
.<br />
Beleidslijn 1: beleidscontinuïteit met de effectieve uitvoering van het Ruimtelijk<br />
Structuurplan Vlaanderen – Actiepriogramma voor werkjaar 2011-<strong>2012</strong> –<br />
initiatief 1; effectief uitvoeren van het RSV via aanbodgedreven processen. –<br />
Reeds afgebakende stedelijke gebieden Pagina 14<br />
“Zoals bekend zijn reeds 10 van de groot- en regionaalstedelijke gebieden<br />
afgebakend. De afbakening van het Vlaams Strategisch gebied rond Brussel wordt<br />
afgerond voor het eind van 2011.<br />
Zoals gezegd is de plan-MER voor de resterende stedelijke afbakeningen van<br />
Leuven afgerond en voor Hasselt-Genk in opmaak. Ik zal van deze gelegenheid<br />
gebruik maken om, in samenwerking met de betreffende steden, het<br />
afbakeningsproces te optimaliseren en te oriënteren op de elementen die een<br />
aanpak op Vlaams niveau vereisen. De lokale beleidsverantwoordelijken zullen<br />
hierbij actief betrokken worden.<br />
Voor de stedelijke gebieden die al iets langer zijn afgebakend voorzie ik een<br />
grondige evaluatie. De betrokken steden en gemeenten en de instanties betrokken<br />
bij de uitvoering signaleren geregeld vragen en knelpunten, zowel op het niveau van<br />
realisatie als op het niveau van visievorming. Ik heb de bedoeling die knelpunten te<br />
inventariseren en grondig te analyseren om het geheel van de vragen en knelpunten<br />
op een geïntegreerde manier te beantwoorden”<br />
<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />
<strong>2012</strong><br />
47
Beleidslijn 1: beleidscontinuïteit met de effectieve uitvoering van het Ruimtelijk<br />
Structuurplan Vlaanderen – Actieprogramma voor werkjaar 2011-<strong>2012</strong> –<br />
Initiatief 1; effectief uitvoeren van het RSV via projectaanbod gedreven<br />
processen. – processen met ruimtelijke ordening als integrator Pagina 15<br />
Reeds in de geest van “Versnellen investeringsprojecten” en in afwachting van<br />
regelgeving hieromtrent (zie verder), stel ik voor het beleidsveld ruimtelijke ordening<br />
dan ook enkele processen prioritair, waarbij ik het overleg, de besluitvorming en de<br />
inzet van het RO-instrumentarium (RUP, stedenbouwkundige vergunning,…) reeds<br />
maximaal wil enten op de filosofie van “Versnellen Investeringsprojecten”. Dit<br />
impliceert onder meer het volgende:<br />
- Werken aan een partnerschapsmodel, waarbij relevante actoren worden<br />
betrokken van bij het begin (niveau agendering);<br />
- Aandacht besteden aan een participatief traject en transparante<br />
communicatie;<br />
- Zorgen voor een sterkere relatie met politieke besluitvorming (tussentijdse<br />
principiële beslissingen, betrokkenheid onder de vorm van (politiek)<br />
peter/meterschap,…);<br />
- Werken met tussentijdse politieke besluitvorming teneinde principiële keuzes<br />
te verankeren;<br />
- Koppelen van afspraken aan deze tussentijdse principiële beslissingen rond<br />
takenverdeling voor acties op te nemen in het kader van bijvoorbeeld een<br />
flankerend programma door andere beleidsdomeinen of instanties;<br />
- Streven naar een parallelle voorbereiding van RUP en stedenbouwkundige<br />
vergunningsaanvraag, binnen de bestaande procedureregels uit de Vlaamse<br />
Codex Ruimtelijke Ordening.<br />
Ruimtelijke ordening neemt in deze processen duidelijk een rol op als integrator. De<br />
ruimte vormt immers de integrerende factor in deze complexere en veelal<br />
gebiedsgerichte vraagstukken.<br />
Het gaat om de volgende processen:<br />
- de afbakening van de zeehavengebieden,<br />
- de mobiliteitsproblematiek in de Antwerpse regio (incl. Oosterweelverbinding<br />
en gebied ten zuidoosten van Antwerpen),<br />
- de wegenprojecten ter realisatie van de missing links (Kempense Noord-<br />
Zuidverbinding, Limburgse Noord-Zuidverbinding, de A11 havenrandweg Zuid<br />
naar Zeebrugge, de rondweg N60 te Ronse, de wegverbinding Ieper-Veurne,<br />
de noordelijke ring rond Brussel,…),<br />
- − de militaire domeinen, waarbij ik uitvoering geef aan de regeringsbeslissing<br />
mbt de opmaak van een globaal afwegingskader teneinde de nodige<br />
bestemmingswijzigingen te initiëren,<br />
- de overstromingsgebieden in het Demer- en Denderbekken,<br />
Beleidslijn 2: Nieuw strategisch lange termijn ruimtelijk beleidsplan met<br />
planhorizon 2020 en doorkijk tot 2050 – Verslag uitvoering tijdens werkjaar<br />
2010-2011 – beleidsplan Ruimte Pagina 18<br />
Het Beleidsplan Ruimte dient onderbouwd te worden met wetenschappelijk<br />
onderzoek. Op 29 oktober 2010 organiseerde het departement een studiedag over<br />
de studie “Evaluerend onderzoek naar de effectiviteit van de uitvoering van het<br />
ruimtelijk beleid in Vlaanderen”. De conclusies uit deze studie en de discussies<br />
<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />
<strong>2012</strong><br />
48
tijdens de studiedag worden meegenomen in de opmaak van het Beleidsplan<br />
Ruimte.<br />
In januari 2011 ging de studie “Onderzoek naar een instrumentarium voor strategisch<br />
en realisatiegericht ruimtelijk beleid in Vlaanderen, Voorbereidend onderzoek voor<br />
het Beleidsplan Ruimte Vlaanderen” van start, die een antwoord moet geven op de<br />
vraag welke instrumenten aangewezen zijn om het ruimtelijk beleid op de lange<br />
termijn te concretiseren.<br />
Daarnaast werd verder gewerkt aan de lopende ad hoc-opdracht van het Steunpunt<br />
Ruimte en Wonen over toekomstverkenningen. Deze vormde mee de input voor de<br />
partnerdialoog van 16 mei 2011 over scenario’s.<br />
Beleidslijn 3: Herdenken en een vereenvoudiging van het instrumentarium –<br />
verslag uitvoering tijdens werkjaar 2010-2011 – versnellen van<br />
investeringsprojecten Pagina 23<br />
“Op 15 oktober 2010 heb ik, samen met collega’s Crevits en Schauvliege, de<br />
Visienota inzake Versnellen van Investeringsprojecten voorgelegd aan de Vlaamse<br />
Regering De acties uit deze Visienota zijn al voor een aanzienlijk deel<br />
geïmplementeerd.<br />
Het projectteam Versnelling Investeringsprojecten werd eind 2010 aangesteld. De<br />
beleidsdomeinen RWO, LNE en MOW maken er deel van uit, evenals het<br />
Kenniscentrum PPS en het Team Stedenbeleid. De aansturing gebeurt door middel<br />
van de Task Force Versnelling Investeringsprojecten (leidend ambtenaren van de<br />
genoemde instanties) en het politiek stuurcomité (kabinetten van de betrokken<br />
ministers). Het beleidsdomeinoverschrijdend projectteam vormt de motor bij de<br />
implementatie van de visienota en de uitvoering van de acties. Het projectleiderschap<br />
daarvan ligt bij de administratie RWO.<br />
De Visienota van de Vlaamse Regering bevat onder meer een aantal acties die op<br />
korte termijn investeringsprojecten kunnen versnellen via bijsturing van bestaande<br />
procedures en werkwijzen. Deze acties werden op verschillende momenten<br />
aangepakt door het Projectteam. Een aantal ervan werden nog vóór het einde van<br />
2010 effectief uitgevoerd (zie verder). Daarna zijn twee grotere groepen van<br />
voorstellen van regelgeving en andere maatregelen gebundeld, de ene in het<br />
voorjaar van 2011, de andere kort na Pasen. Momenteel zijn nog slechts een beperkt<br />
aantal van de bijstellingen lopende – vooral omdat ze samen sporen met de<br />
routeplanner waar verder in deze brief op wordt ingegaan.<br />
Ik kan bijvoorbeeld verwijzen naar de communicatieacties met betrekking tot<br />
projectvergaderingen en de uitbreiding van de toepassingsmogelijkheden ervan. Ik<br />
geloof dat de projectvergadering als tijdig vooroverleg ten goede komt van<br />
initiatiefnemers, maar ook van de vergunningverlenende en adviserende overheid.<br />
Daarom heb ik tijdens het afgelopen werkjaar dit instrument actief gepromoot<br />
via de het lerend netwerk voor gemeentelijke ambtenaren, via een infosessie voor<br />
Vlaamse initiatiefnemers en via de website www.ruimtelijkeordening.be. Ook heb ik<br />
het toepassingsgebied uitgebreid naar aanvragen waarvoor het advies van minstens<br />
twee verschillende instanties moet worden ingewonnen, bovenop de reeds<br />
bestaande mogelijkheden. Hierdoor kan het ook voor kleinere projecten ingezet<br />
worden.<br />
Verder werden in de stedenbouwkundige vergunningsprocedure, via wijziging van tal<br />
van sectorale bepalingen, de meeste machtigingen en toestemmingen geïntegreerd.<br />
De Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening heb ik op meerdere punten laten wijzigen<br />
<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />
<strong>2012</strong><br />
49
om tegemoet te komen aan de Visienota. Zo heb ik werk gemaakt van een logischere<br />
opbouw van de procedure inzake planologische attesten en is de toewijzing van het<br />
planologisch attest naar het gemeentelijk niveau gedelegeerd. Naast de vereiste<br />
decretale wijzigingen, ben ik ook aan het werken aan een uitvoeringsbesluit over de<br />
begeleiding van de gemeenten bij deze toewijzingsopdracht.<br />
Beleidslijn 3: Herdenken en een vereenvoudiging van het instrumentarium –<br />
verslag uitvoering tijdens werkjaar 2010-2011 – financieel instrumentarium<br />
Pagina 25<br />
Uit de analyse van de bestaande subsidiekanalen voor ruimtelijke ordening viel op<br />
dat, waar vanuit de Vlaamse overheid een groot en divers aanbod bestaat om<br />
projecten met een ruimtelijk aspect te subsidiëren, het subsidie-aanbod vanuit het<br />
beleidsveld ruimtelijke ordening slechts een (kleine) fractie is van wat er bij andere<br />
beleidsdomeinen aan financiële ondersteuningsmechanismen voor projecten met<br />
een ruimtelijke impact (vb. stedenbeleid, economie, natuur- en landinrichting,…)<br />
voorhanden is. Tot op heden is de afstemming tussen deze beleidsdomeinen over de<br />
inzet van middelen en instrumenten voor ruimtelijke projecten eerder beperkt.<br />
Tegelijkertijd bestaat er een aanvullend aanbod op de andere beleidsniveaus<br />
(vb. Europa). Het beleid inzake Territoriale Cohesie biedt op termijn een belangrijke<br />
opportuniteit en financiële basis om geïntegreerd tot ruimtelijke realisaties te komen.<br />
Ook viel op dat er momenteel sprake is van een sterke spreiding, zowel in<br />
“doelpubliek” van rechthebbenden voor de subsidies (gemeenten, verenigingen,…)<br />
als in de te subsidiëren activiteiten (opmaak structuurplannen, strategische projecten,<br />
renovatie bedrijfspanden,…).<br />
Een fundamentele evaluatie dient zich aan, vooral ten aanzien van de<br />
oorspronkelijke doelstellingen van bestaande subsidies en de huidige context (vb.<br />
subsidiëring opmaak gemeentelijke structuurplannen) en visies inzake<br />
bevoegdheidsverdelingen tussen gewest en lokaal niveau. Tot slot stel ik vast dat de<br />
enige basis voor subsidiëring van projecten van strategisch belang voor het ruimtelijk<br />
beleid op Vlaams niveau (strategische projecten in uitvoering RSV) tot op heden nog<br />
overwegend vraagvolgend is.<br />
Beleidslijn 3: Herdenken en een vereenvoudiging van het instrumentarium –<br />
verslag uitvoering tijdens werkjaar 2010-2011 – actieprogramma voor werkjaar<br />
2011-<strong>2012</strong> – initiatief 8. uitwerking en de implementatie van de procesmatige<br />
aanpak uit de Visienota “Versnelling van investeringsprojecten” van de<br />
Vlaamse regering Pagina 28-29<br />
In opdracht van het Politiek stuurcomité, onder voorzitterschap van de ministerpresident,<br />
heeft het beleidsdomeinoverschrijdende Projectteam op 22 juli 2011 een<br />
voorstel van implementatieplan voorgelegd aan de Vlaamse Regering. Dit plan zal<br />
tijdens het komende jaar verder uitgewerkt worden door het projectteam. Het gaat<br />
om diverse acties: naar de opmaak van regelgeving toe, naar kennisopbouw en<br />
communicatie, organisatorische maatregelen, …<br />
De nieuwe procesaanpak wordt uitvoerig geïllustreerd in de Routeplanner waarin de<br />
zogenaamde “drietrapsraket” nader wordt omschreven. Het nieuwe proces geeft aan<br />
hoe men stapsgewijze komt van probleemstelling en doelstellingen, over<br />
belanghebbendeninbreng en participatie alternatievenafweging en trechteren, naar<br />
concretisering van de oplossing en uitvoering.<br />
<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />
<strong>2012</strong><br />
50
De Routeplanner is opgebouwd als een geheel van bouwstenen, een methodiek om<br />
de zaken op een efficiënte wijze aan te pakken. Bepaalde modules, de methodiek,<br />
de filosofie, de aanpak, … van de procesomschrijving zijn deels en/of al dan niet<br />
aangepast bruikbaar voor minder complexe projecten en voor andere dan Vlaamse<br />
projecten (lokale en private). Afstemming gebeurt met het draaiboek complexe<br />
projecten in het kader van stadsontwikkeling.<br />
3. Aandachtspunten Inburgerings- en Integratiebeleid<br />
Nihil<br />
<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />
<strong>2012</strong><br />
51
Beleidsbrief WONEN<br />
1. Aandachtspunten <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />
SD 1: Betaalbaar wonen in Vlaanderen bevorderen<br />
OD 1.1 Beschikbare ruimte inschakelen in een duurzame woonbeleidsvisie<br />
Pagina 14-16<br />
1.1.1. Uitvoeren decreet Grond- en Pandenbeleid<br />
Operationalisering van het decreet Grond- en Pandenbeleid<br />
Om de integrale en onverkorte uitvoering van het decreet te verzekeren, wordt<br />
maximaal ingezet op de praktische werkbaarheid van het decreet. Daartoe is een<br />
engagement genomen samen met minister Muyters. Naast een aantal regelgevende<br />
initiatieven wordt ook regelmatig overleg tussen de betrokken actoren georganiseerd<br />
en neemt de administratie diverse vormingsinitiatieven.<br />
Uitvoeringsbesluiten, beleidsplannen en evaluaties<br />
In 2011 bereid ik een uitbreiding van de kredietregeling voor. In het najaar van 2011<br />
zal ik een ontwerpbesluit aan de Vlaamse regering voorleggen, die in ieder geval de<br />
toekenning en aanwending van kredieteenheden mogelijk maakt voor initiatiefnemers<br />
die hun sociale last uitvoeren door grond te verkopen aan een sociale<br />
woonorganisatie.<br />
In het najaar van 2011 en in <strong>2012</strong> zullen daarnaast de volgende nieuwe<br />
uitvoeringsbesluiten ter goedkeuring worden voorgelegd aan de Vlaamse regering.<br />
Meer bepaald:<br />
- een besluit dat de nadere regels vastlegt voor de opvolging van de implementatie<br />
van het<br />
bindend sociaal objectief, alsook de methodologie en de criteria voor de uitvoering<br />
van een<br />
tweejaarlijkse voortgangstoets over de implementatie van het bindend sociaal<br />
objectief (zie hierna).<br />
- een besluit dat de nadere regels bepaalt voor de jaarlijkse metingen die gedaan<br />
worden met het oog op de eventuele invoering van de uitzonderlijke gewestelijke<br />
leegstandsheffing, alsook de procedure voor inning en invordering van die heffing<br />
(zie hierna, punt 1.1.2).<br />
- een besluit dat de nadere regeling m.b.t. het rollend Grondfonds vaststelt (zie<br />
hierna).<br />
- een besluit dat een nieuwe, geactualiseerde lijst van gemeenten vaststelt die<br />
onderworpen<br />
zullen zijn aan de maatregel “wonen in eigen streek” (zie hierna, onderdeel 1.6.1 van<br />
OD 1.6 Een betaalbare woning in eigen streek wordt bevorderd).<br />
1.1.2. Gronden en panden activeren<br />
In het najaar van 2011 wordt samen met minister Muyters een uitvoeringsbesluit ter<br />
goedkeuring aan de Vlaamse Regering voorgelegd, waarin de regels worden<br />
<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />
<strong>2012</strong><br />
52
vastgelegd om te beoordelen of een gemeente voldoet aan de voorwaarden opdat<br />
het Vlaamse Gewest er een uitzonderlijke gewestelijke leegstandsheffing kan<br />
invoeren, alsook de procedure voor de inning en de invordering van de heffing.<br />
Met het oog op de rechtszekerheid en de duidelijkheid wordt ervoor geopteerd de<br />
regeling m.b.t. de gemeentelijke leegstandsregisters eveneens in het besluit op te<br />
nemen.<br />
O.D.1.3.1. Bescheiden woonaanbod uitbouwen Pagina 17<br />
Het decreet Grond- en Pandenbeleid biedt een aantal instrumenten om oppervlakte-<br />
en volumenormen creatief te beheersen, afhankelijk van ruimtelijke randfactoren en<br />
de lokale woonvraag. Met de definitieve goedkeuring van het ontwerp van<br />
wijzigingsdecreet door de Vlaamse Regering op 24 juni 2011 wordt hier een<br />
bijkomend instrument bijgevoegd.<br />
Het wijzigingsdecreet voorziet in de mogelijkheid voor gemeenten om een<br />
gemeentelijk reglement Bescheiden Wonen opstellen, waardoor er bijkomende<br />
normen voor het bescheiden woonaanbod en de woonomgeving kunnen worden<br />
opgelegd.<br />
OD 1.4 Het aanbod aan sociale woningen wordt uitgebreid. Pagina 19<br />
1.4.2 Sociale huisvestingsmaatschappijen bouwen sneller en kwalitatief (zie<br />
ook O.D.6.1)<br />
De ervaring leert ook dat de coördinatie van de vele actoren betrokken bij de aanleg<br />
van infrastructuur (gemeenten, nutsbedrijven, VMSW, SHM, rioolbeheerders en<br />
ontwerpbureaus) niet steeds gesmeerd loopt, waardoor vertraging ontstaat. Deze<br />
coördinatie en de dossieropvolging is nu grotendeels in handen van de VMSW waar<br />
tegen achterstand wordt gestreden. Ook het personeelsverloop en de reorganisatie<br />
van het vroegere Gesubsidieerde Infrastructuur zijn bezwarende factoren. Daarom<br />
wil ik andere actoren aanmoedigen om het bouwheerschap van infrastructuur op te<br />
nemen. Het verschil in subsidie voor infrastructuur per gerealiseerde woning tussen<br />
de VMSW als bouwheer en anderen wens ik weg te werken.<br />
SD 2. Duurzaam en kwaliteitsvol (ver) bouwen en wonen.<br />
OD 2.1 Toenemende aandacht voor ruimtelijke woonkwaliteit stimuleren<br />
Pagina 22<br />
Mensen hechten veel belang aan hun wijk. Dat blijkt uit tal van<br />
tevredenheidsenquêtes. Lokale besturen pikken hierop in en besteden veel aandacht<br />
aan de inrichting van nieuwe wijken of de heraanleg en vernieuwing van bestaande<br />
wijken. De Vlaamse overheid zal dit verder stimuleren in sociale woonprojecten, via<br />
de ondersteuning van stadsvernieuwingsprojecten, samenwerking met de Vlaamse<br />
bouwmeester, het departement Ruimtelijke Ordening en via informatie-uitwisseling.<br />
De Vlaamse overheid stelt middelen ter beschikking om bij grotere sociale<br />
woonprojecten stedenbouwkundige studies en masterplannen op te stellen. Hierbij<br />
<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />
<strong>2012</strong><br />
53
wordt gekozen voor wedstrijdformules binnen de wetgeving overheidsopdrachten en<br />
op vraag van een initiatiefnemer (SHM, gemeente).<br />
De VMSW coördineert de procedure die leidt tot een masterplan, waarna de<br />
gemeente en de SHM elk op hun terrein en in onderlinge coördinatie tot de realisatie<br />
overgaan. Voor nieuwe ontwikkelingen (in nieuw te ontwikkelen zones), maar ook<br />
voor renovatieprojecten waarbij soms grotere sociale woonwijken worden aangepakt,<br />
werd er al gebruik van gemaakt. Bij renovatieprojecten is deze werkwijze uiteraard<br />
enkel zinvol als er wijzigingen op het vlak van inplanting van gebouwen en<br />
infrastructuur nodig zijn. De vraag naar stedenbouwkundige studies is gestegen. Uit<br />
de inventaris van het te renoveren (of te vervangen) patrimonium, die momenteel<br />
opgesteld wordt, zal blijken of er nog nood is aan bijkomende initiatieven op dat vlak.<br />
Er komt overleg met de VVSG en het departement Ruimtelijke Ordening over de<br />
sterk uiteenlopende en vaak kostprijsverhogende eisen die gesteld worden bij<br />
vergunningsaanvragen.<br />
OD 2.4 + OD 2.5 Het beleidskader voor woonkwaliteitsbewaking optimaliseren<br />
en verkrotting bestrijden Pagina 25<br />
2.4.2 Geplande initiatieven in <strong>2012</strong><br />
Zoals aangekondigd in het witboek interne staatshervorming wordt de autonomie van<br />
de lokale besturen op vlak van woonkwaliteitsbeleid versterkt. Uitgangspunt is een zo<br />
efficiënt mogelijke samenwerking tussen de gemeenten en het Vlaams Gewest.<br />
Gemeenten die al jaren investeren in de uitbouw van een woningkwaliteitsbeleid,<br />
worden aangemoedigd deze goede praktijk verder te zetten. Zo hebben de<br />
gemeenten met de decreetwijziging van 29 april 2010 de mogelijkheid gekregen om<br />
ambtshalve conformiteitattesten uit te reiken. Daardoor kunnen ze het attest beter<br />
inzetten als ‘bindmiddel’ tussen de verschillende bestaande instrumenten en kunnen<br />
de woningonderzoeken, uitgevoerd door verschillende instanties, beter op elkaar<br />
worden afgestemd. In <strong>2012</strong> wordt de plaats van het conformiteitattest in het<br />
woonkwaliteitinstrumentarium verder uitgebouwd.<br />
2.4.4 Draaiboek urgente situaties Pagina 26<br />
Ten slotte werd in 2011 gewerkt aan een draaiboek dat gemeenten kunnen<br />
gebruiken als ze geconfronteerd worden met een acuut veiligheids- en<br />
gezondheidsrisico in een woning. In dergelijke situaties maakt de gemeente best<br />
gebruik van artikel 135 van de Nieuwe Gemeentewet om de woning onbewoonbaar<br />
te verklaren. Maar omdat weinig gemeenten echt goed vertrouwd zijn met de<br />
toepassing van deze regelgeving, werd een draaiboek uitgewerkt met concreet<br />
stappenplan, nuttige tips en aandachtspunten. Het draaiboek wordt eind 2011<br />
afgerond en toegevoegd aan het handboek „De woningkwaliteit in uw gemeente<br />
bewaken‟, dat terug te vinden is op www.bouwenenwonen.be.<br />
2.4.5 Opleiding woningkwaliteitcontroleurs Pagina 26<br />
Wonen-Vlaanderen heeft een uitgebreid vormingspakket ontwikkeld voor zijn eigen<br />
Woningcontroleurs en de controleurs van de Vlaamse Wooninspectie. Voor de lokale<br />
<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />
<strong>2012</strong><br />
54
controleurs werden tot hier toe hoofdzakelijk theoretische opleidingen gegeven en<br />
recent ook al een meer doorgedreven en praktijkgerichte opleiding. Vanaf het najaar<br />
van 2011 zullen deze vormingsinitiatieven verder gezet en verfijnd worden voor<br />
gemeentelijke en intergemeentelijke controleurs (zie OD 6.1). Een degelijke vorming<br />
draagt immers bij tot een meer verspreide en doorgedreven kennis van de<br />
woningkwaliteitsnormen en hun toepassing en zou moeten resulteren in een grotere<br />
eenvormigheid bij de beoordeling van de kwaliteit van woningen.<br />
2.4.6 Proefproject recuperatie herhuisvestingskosten Pagina 26<br />
Eén van de instrumenten voor de herhuisvesting van de huurders is de mogelijkheid<br />
tot recuperatie van de heerhuisvestingskosten bij de verhuurder door de gemeenten,<br />
via een gerechtelijke procedure.<br />
Hoewel dit instrument als principe in de Vlaamse Wooncode is ingeschreven, wordt<br />
het in de praktijk zelden toegepast. Een gebrek aan ervaring en onvoldoende<br />
middelen voor de prefinanciering van die kosten blijven belangrijke hinderpalen.<br />
Daarom werd eind 2010 een proefproject opgestart, waarbij de terugvordering van<br />
heerhuisvestingskosten bij de eigenaar wordt uitgetest.<br />
In 2011 werd het proefproject verder uitgewerkt en concreet gemaakt: tussen een<br />
aantal gemeenten en het Herstelfonds van het agentschap Inspectie RWO werd een<br />
samenwerkingsovereenkomst afgesloten, waarbij de door de gemeente gemaakte<br />
herhuisvestingskosten door het Herstelfonds worden teruggevorderd bij de eigenaar.<br />
Het Herstelfonds draagt ook het risico wanneer deze kosten niet teruggevorderd<br />
zouden kunnen worden (bv. bij insolvabiliteit van de eigenaar).<br />
Dit proefproject zal in <strong>2012</strong> verder worden gezet en moet er toe leiden dat er<br />
voldoende informatie wordt verzameld over de mogelijkheden tot terugvordering van<br />
herhuisvestingskosten door gemeenten. Deze informatie wordt dan ter beschikking<br />
gesteld van alle gemeenten. Wonen- Vlaanderen zal na afloop van het proefproject<br />
de verdere ondersteuning van de gemeenten op zich nemen.<br />
De resultaten van het proefproject zullen uitwijzen of de regelgeving op dit aspect<br />
moet gewijzigd of verfijnd worden. Het is immers zo dat de Vlaamse regering<br />
intussen via een decretale wijziging de bevoegdheid heeft om zo nodig de contouren<br />
ter zake scherp te stellen.<br />
Herhuisvesting is een belangrijke drempel voor gemeenten om een actief<br />
woningkwaliteitsbeleid te voeren. Om aan dit probleem tegemoet te komen wordt in<br />
<strong>2012</strong> een oproep gelanceerd naar gemeenten voor de bouw van transitwoningen.<br />
Aan de geselecteerde gemeenten zal een investeringssubsidie verleend worden voor<br />
de bouw van transitwoningen.<br />
SD 5. Inzetten op een sociaal warme samenleving<br />
OD 5.3 Samenleven in sociale woonwijken Pagina 33<br />
Bewonersgroepen en –participatie<br />
Daarnaast werd voor 2011 een facultatieve subsidie toegekend aan<br />
samenlevingsopbouw Vlaanderen met het oog op de ondersteuning van de<br />
<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />
<strong>2012</strong><br />
55
waardevolle werking van de Vereniging Inwoners van Sociale woningen (VIVAS).<br />
VIVAS is een belangrijk overlegforum en belangenbehartiger voor de bewoners<br />
van sociale huurwoningen in Vlaanderen en gesprekspartner voor de overheid.<br />
Momenteel zijn bewonersgroepen van 23 sociale huisvestingsmaatschappijen uit 14<br />
steden en gemeenten betrokken bij VIVAS. Bepaalde groepen huurders, zoals<br />
jongeren, allochtonen en mensen in armoede, bereiken blijft een aandachtspunt. In<br />
het najaar zal VIVAS een bewonerscongres organiseren over de werking<br />
van de visitatiecommissie en de rol van de bewonersgroepen.<br />
Vanaf <strong>2012</strong> zal de structurele ondersteuning van VIVAS en de bewonersgroepen in<br />
de sociale huisvesting worden opgenomen door de ondersteuningsstructuur<br />
„huurdersinitiatieven”, die voortkomt uit de herstructurering van de samenwerkings-<br />
en overlegstructuur van de huurdiensten (zie ook punt 6.2.5). De<br />
ondersteuningsstructuur „huurdersinitiatieven” zal onder meer het overleg en de<br />
ervaringsuitwisseling tussen de bewonersgroepen faciliteren en de kennisopbouw<br />
ondersteunen.<br />
OD 5.4 Bestrijding van thuisloosheid Pagina 34<br />
Vanuit wonen zal maximaal worden ingezet op de preventie van uithuiszetting om<br />
dak- en thuisloosheid te bestrijden. Overleg en afstemming tussen sociale<br />
huisvestingsmaatschappijen en lokale welzijnsdiensten met het oog op adequate<br />
woonbegeleiding is hierbij onontbeerlijk. Dit is ook een belangrijk aandachtspunt in<br />
de afsprakennota die samen met de minister bevoegd voor welzijn is opgemaakt. (zie<br />
ook OD 3.2).<br />
Ook de doorstroming vanuit de opvanginitiatieven of tijdelijke huisvesting naar de<br />
reguliere woningmarkt en in het bijzonder de sociale huisvesting is een belangrijk<br />
aspect van de afsprakennota.<br />
Al te vaak worden mensen immers „gedumpt‟ in de sociale huisvesting zonder enige<br />
vorm van nazorg. Met een goede samenwerking tussen de sociale huisvesting en de<br />
welzijnsactoren kan de doorstroming op punt gesteld worden. In dit kader zal ook de<br />
bestaande versnelde toewijzing voor daklozen, zoals ingeschreven in het<br />
kaderbesluit sociale huur, in overleg met alle betrokkenen worden geëvalueerd en<br />
bijgestuurd.<br />
SD 6. Efficiënt en doeltreffend Vlaams bestuur<br />
OD 6.1 Versterking lokale woonregie Pagina 34<br />
Zowel individuele gemeenten als gemeenten in een intergemeentelijk<br />
samenwerkingsproject kunnen een beroep doen op Wonen-Vlaanderen om hen te<br />
ondersteunen en te begeleiden bij hun regisseursrol, de uitvoering van de<br />
gemeentelijke taken en de toepassing van de beleidsinstrumenten. De gemeenten<br />
zullen in <strong>2012</strong> kunnen blijven rekenen op Wonen-Vlaanderen om hen te begeleiden<br />
en ondersteunen bij de uitvoering van de hoger vermelde gemeentelijke taken en<br />
bevoegdheden. Daarnaast wordt ook het protocol met de provincies hernieuwd met<br />
duidelijke taakafspraken tussen Vlaanderen en de provincies om de gemeenten te<br />
ondersteunen in hun lokaal woonbeleid.<br />
<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />
<strong>2012</strong><br />
56
6.1.2 Woonbeleid in kleinere steden en gemeenten Pagina 35<br />
Opdat ook gemeenten met een kleinere draagkracht, die individueel bepaalde<br />
opdrachten minder gemakkelijk aankunnen, in de praktijk gebruik zouden maken van<br />
de beschikbare instrumenten en bepaalde verplichte taken beter en efficiënter<br />
zouden kunnen uitvoeren, heb ik in 2010 de regelgeving voor de subsidiëring van<br />
intergemeentelijke samenwerkingsprojecten lokaal woonbeleid aangepast en<br />
geactualiseerd. Hierbij werd rekening gehouden met het gewijzigde pakket van taken<br />
en bevoegdheden van de gemeenten.<br />
Gezien het duidelijke succes en de meerwaarde van deze intergemeentelijke<br />
samenwerkingsprojecten voor kleinere steden en gemeenten heb ik op 13 december<br />
2010 opnieuw een open oproep voor nieuwe projecten in 2011 gelanceerd. In<br />
oktober 2011 zal ik een beslissing nemen over de toekenning van subsidies aan<br />
nieuwe projecten. Ik engageer me er ook toe om op de begroting <strong>2012</strong> een budget te<br />
reserveren dat kan volstaan voor een hernieuwing van de 3-jarige<br />
subsidiëringperiode van de positief geëvalueerde aflopende projecten die in <strong>2012</strong><br />
een projectvoorstel zullen indienen, zodat vele kleinere steden en gemeenten verder<br />
op de ingeslagen weg aan hun lokaal woonbeleid kunnen werken. Voor projecten die<br />
bijsturing vereisen, zal een voorwaardelijke verlenging van 18 maanden worden<br />
voorzien.<br />
6.1.2 Woonbeleid in kleinere steden en gemeenten Pagina 35<br />
Opdat ook gemeenten met een kleinere draagkracht, die individueel bepaalde<br />
opdrachten minder gemakkelijk aankunnen, in de praktijk gebruik zouden maken van<br />
de beschikbare instrumenten en bepaalde verplichte taken beter en efficiënter<br />
zouden kunnen uitvoeren, heb ik in 2010 de regelgeving voor de subsidiëring van<br />
intergemeentelijke samenwerkingsprojecten lokaal woonbeleid aangepast en<br />
geactualiseerd. Hierbij werd rekening gehouden met het gewijzigde pakket van taken<br />
en bevoegdheden van de gemeenten.<br />
Gezien het duidelijke succes en de meerwaarde van deze intergemeentelijke<br />
samenwerkingsprojecten voor kleinere steden en gemeenten heb ik op 13 december<br />
2010 opnieuw een open oproep voor nieuwe projecten in 2011 gelanceerd. In<br />
oktober 2011 zal ik een beslissing nemen over de toekenning van subsidies aan<br />
nieuwe projecten. Ik engageer me er ook toe om op de begroting <strong>2012</strong> een budget te<br />
reserveren dat kan volstaan voor een hernieuwing van de 3-jarige<br />
subsidiëringsperiode van de positief geëvalueerde aflopende projecten die in <strong>2012</strong><br />
een projectvoorstel zullen indienen, zodat vele kleinere steden en gemeenten verder<br />
op de ingeslagen weg aan hun lokaal woonbeleid kunnen werken. Voor projecten die<br />
bijsturing vereisen, zal een voorwaardelijke verlenging van 18 maanden worden<br />
voorzien.<br />
6.5.2 Beleidsrelevant onderzoek Pagina 40<br />
Daarom is in de tweede generatie erkende Steunpunten voor Beleidsrelevant<br />
Onderzoek ook een Steunpunt Ruimte en Wonen (SRW) opgenomen en wordt in de<br />
derde generatie een Steunpunt Wonen voorzien. De basisopdracht van het nieuwe<br />
Steunpunt omvat vier deelopdrachten: dataverzameling, ontwikkeling van<br />
<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />
<strong>2012</strong><br />
57
indicatoren, onderzoek naar de effecten van het woonbeleid en de territoriale<br />
selectiviteit in het woonbeleid. Naast dit basisonderzoek worden ook in het nieuwe<br />
Steunpunt de nodige tijd en middelen gereserveerd voor ad hoc opdrachten die<br />
jaarlijks zullen worden vastgelegd.<br />
In het nieuwe Steunpunt zal bijzondere aandacht worden besteed aan de<br />
dwarsverbanden met energie- en stedenbeleid.<br />
2. Aandachtspunten Stedenbeleid<br />
2.4.3 Structurele samenwerking centrumsteden, sociale verhuurkantoren en<br />
Vlaanderen Pagina 25<br />
Een structurele samenwerking tussen de centrumsteden, de sociale verhuurkantoren<br />
en Vlaanderen is een prima middel om de woningkwaliteit van nieuw in huur te<br />
nemen woningen te verzekeren. In een aantal centrumsteden is er al een goede<br />
samenwerking tussen de stad en het SVK, de andere centrumsteden zijn bereid om<br />
een samenwerking op te starten. Bedoeling is om elke woning die te huur wordt<br />
aangeboden zo snel mogelijk te onderzoeken, zodat het SVK vóór het afsluiten van<br />
het huurcontract een goede inschatting kan maken van de woningkwaliteit. In de loop<br />
van 2011 werden hieromtrent verkennende gesprekken gevoerd. In het najaar van<br />
2011 wordt met elke centrumsteden en betrokken SVK’s een<br />
samenwerkingsprotocol afgesloten, rekening houdend met de bestaande<br />
(samen)werking en de lokale aandachtspunten. Het project wordt na een jaar<br />
geëvalueerd.<br />
6.1.1 Woonbeleid in de centrumsteden Pagina 35<br />
De stadscontracten afgesloten in 2007 worden ook in de huidige legislatuur verder<br />
gezet, met een doorlooptijd tot <strong>2012</strong>. Tegen <strong>2012</strong> worden deze stadscontracten<br />
grondig geëvalueerd zodat met het opstarten van een nieuwe generatie<br />
stadscontracten een duidelijker verwachtingspatroon met doelstellingen gecreëerd<br />
kan worden.<br />
3. Aandachtspunten Inburgering<br />
nihil<br />
<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />
<strong>2012</strong><br />
58
Beleidsbrief ONROEREND ERFGOED<br />
1. Aandachtspunten <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />
I. NAAR EEN GEÏNTEGREERDE BESCHERMINGSSTRATEGIE VOOR<br />
ONROEREND ERFGOED<br />
1.3. Kerkelijk erfgoed Pagina 11-12<br />
a) Stand van zaken:<br />
In het najaar van 2010 richtte ik drie werkgroepen op die de opdracht hadden<br />
beleidsaanbevelingen inzake het behoud, beheer en gebruik van parochiekerken te<br />
formuleren. De werkgroepen leverden hun eindverslag af in april 2011. Ze<br />
ontwikkelden zeven algemene en eenendertig specifieke beleidsaanbevelingen. Op<br />
24 juni 2011 werd de conceptnota 'Een toekomst voor de Vlaamse parochiekerk'<br />
goedgekeurd door de Vlaamse regering.<br />
Vlaanderen staat voor de uitdaging om, met creativiteit en verantwoordelijkheid, drie<br />
belangrijke knelpunten inzake parochiekerken op te lossen:<br />
- er is een verbroken evenwicht tussen aanbod en gebruik van parochiekerken;<br />
- het goed beheer van parochiekerken staat onder druk;<br />
- er is een onvoldoende strategische benadering.<br />
Deze laatste vaststelling is van uitzonderlijk belang. Vlaanderen telt meer dan 1.800<br />
individuele parochiekerken. De huidige beheersstructuur van parochiekerken in<br />
Vlaanderen, met één kerkfabriek per parochiekerk, leidt automatisch tot een solitaire<br />
benadering in het denken over de eigen parochiekerk. Vandaag de dag is een<br />
dergelijk versnipperd beleid geen houdbare optie gezien slechts twintig procent van<br />
de kerkfabrieken in Vlaanderen zelfbedruipend is.<br />
Het ontwikkelen van een lokale beleidsvisie over de parochiekerken binnen een<br />
bepaalde gemeente is daarom onontbeerlijk. De lokale kerkelijke en gemeentelijke<br />
overheden moeten, na een actief overlegproces met de lokale gemeenschap, tegen<br />
2013 komen tot een globale strategische toekomstvisie over het beheer, de<br />
financiering en de (her)bestemming van alle parochiekerken op hun grondgebied.<br />
b) Ik plan volgende initiatieven in <strong>2012</strong>:<br />
Initiatief 4: Stimuleren van lokale beleidsplanning voor parochiekerken<br />
Ik wil het concept van lokale beleidsplanning voor parochiekerken in <strong>2012</strong> uittekenen<br />
en concretiseren. Het meerjarenplan met de financiële afspraken tussen kerkfabriek<br />
en gemeente, dat dan voor de tweede maal wordt opgesteld na de<br />
gemeenteraadsverkiezingen in <strong>2012</strong>, wordt gebaseerd op een strategische visie voor<br />
de toekomst van parochiekerken op het grondgebied van de gemeente. De nieuwe<br />
instrumenten uit het onroerenderfgoeddecreet ‘onroerenderfgoedrichtplan’ en<br />
‘actieprogramma’ bieden een oplossing om deze strategische visie te ondersteunen.<br />
Op basis van enkele proefprojecten zal duidelijk worden op welke manier dit in de<br />
praktijk kan worden gezet.<br />
Bovendien zie ik het lokaal beleidsplan voor het kerkelijk erfgoed als een belangrijk<br />
instrument en zelfs als een toekomstige voorwaarde voor het verkrijgen van<br />
<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />
<strong>2012</strong><br />
59
estauratiepremies. Mijn administratie gaat daarom na welke bijkomende<br />
voorwaarden voor het verkrijgen van een restauratiepremie voor kerkgebouwen<br />
kunnen worden ingebouwd in het uitvoeringsbesluit voor premies en subsidies van<br />
het nieuw onroerenderfgoeddecreet.<br />
Initiatief 5: Promotie van herbestemmingsonderzoeken<br />
Ook herbestemming van kerken blijft een belangrijk aandachtspunt. Een bestaande<br />
stimulus hiervoor is de subsidiëring van herbestemmingsstudies. Dit is voor<br />
beschermde monumenten nu al mogelijk via de restauratiepremieregeling. Het<br />
instrument wordt vooralsnog weinig tot niet gebruikt en daarom lijkt promotie ervan<br />
aangewezen. Daarom worden de knelpunten hiervoor in kaart gebracht. Op basis<br />
hiervan stippel ik mijn verdere beleid uit en laat ik bijvoorbeeld, eventueel in<br />
samenwerking met de CRKC ( 1 ), geschikt promotiemateriaal voor het instrument<br />
ontwikkelen. Ook bij de vertaling van het premiemechanisme in het uitvoeringsbesluit<br />
van het onroerenderfgoeddecreet wordt bekeken welke studies in aanmerking<br />
kunnen komen voor een premie.<br />
Initiatief 6: Bundelen van expertise en informatie met betrekking tot het kerkelijk<br />
onroerend erfgoed<br />
Tot slot is uit de werkgroepen parochiekerken een grote nood aan expertisevorming<br />
en informatieverstrekking gebleken. Hier zie ik een taak weggelegd voor het CRKC<br />
als ondersteunend expertisecentrum voor het roerend en onroerend erfgoed. Hierbij<br />
is de eerste taak van het informatie- en expertisecentrum het netwerken tussen de<br />
verschillende betrokken organen (kerkfabrieken, gemeentebesturen, centrale<br />
kerkbesturen, bisdommen, regionale besturen, Vlaamse overheid, ...) en het<br />
opbouwen van een netwerk tussen de verschillende beheerders. Ik heb een bedrag<br />
van 250.000 euro op de begroting van <strong>2012</strong> voorzien om de samenwerking met het<br />
CRKC vorm te geven.<br />
1.4. De inventarisatie als cruciaal beleidsinstrument op lokaal en Vlaams<br />
niveau Pagina 15<br />
b) Ik plan volgende initiatieven in <strong>2012</strong>:<br />
Initiatief 9: Begeleiden inventarisatie voor lokale overheden en verenigingen<br />
In <strong>2012</strong> wordt de ‘Handleiding Inventariseren van Bouwkundig Erfgoed’ afgewerkt en<br />
digitaal en in brochurevorm beschikbaar gesteld. Daarnaast wordt een bijkomende<br />
handleiding over de inventarisatie van houtige beplantingen met erfgoedwaarde<br />
uitgewerkt. Beide handleidingen bieden het inhoudelijk kader voor alle<br />
samenwerkingen met lokale besturen en verenigingen die zelf aan de slag willen<br />
gaan voor de inventarisatie van erfgoedelementen.<br />
Bij de afronding van inventarisaties wordt steeds een infomoment voorzien in de<br />
betrokken gemeente, met toelichting over de inventaris en de rechtsgevolgen ervan.<br />
Daarnaast wordt in het kader van het witboek interne staatshervorming ook een<br />
1 CRKC: Centrum voor Religieuze Kunst en Cultuur vzw<br />
<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />
<strong>2012</strong><br />
60
samenwerkingsovereenkomst afgesloten met de Vereniging van Vlaamse Steden en<br />
Gemeenten (VVSG). Op deze manier kan de continuïteit in communicatie tussen<br />
Vlaamse overheid en lokale besturen verzekerd worden en structureel verankerd.<br />
II. MEERDERE PARTNERS ZORGEN VOOR ONROEREND ERFGOED<br />
2.1. Op zoek naar een breed draagvlak Pagina 21<br />
a) Stand van zaken:<br />
In afwachting van een nieuw logo en een nieuwe website werd al ingezet op sociale<br />
media. Op 1 juli 2011 startte het agentschap Onroerend Erfgoed met Facebook,<br />
LinkedIn, Twitter, Flick’r en Slideshare. Uit de resultaten van ‘Social Media<br />
Vlaanderen’ blijkt namelijk dat de lokale besturen in belangrijke mate aanwezig zijn<br />
op sociale media. In het kader van de uitvoering van het Witboek Interne<br />
Staatshervorming is het belangrijk dat we als Vlaamse Overheid daar aanwezig zijn<br />
waar de lokale besturen zijn. Daarenboven bereiken we een nieuwe en veel jongere<br />
doelgroep die tot voor kort moeilijk te bereiken was. Steeds meer influentials praten<br />
ook over onroerend erfgoed en delen onze boodschappen. In 2011, het eerste<br />
loopjaar van het ‘De Kogge project’, werd vooral ingezet op de sociale media als<br />
communicatiemiddel. Door de grote focus op interactie werden hierdoor heel veel<br />
geïnteresseerden bereikt. Ook werden berichten opgepikt in de traditionele media<br />
waardoor de inspanningen ook een PR-waarde hebben.<br />
2.2. Interne staatshervorming Pagina 23-24<br />
a) Stand van zaken:<br />
De Vlaamse Regering keurde op 8 april 2011 het Witboek Interne Staathervorming<br />
goed, dat ik in mijn hoedanigheid van VLaams minister van binnenlands bestuur heb<br />
voorgelegd. Een interne staatshervorming is een noodzakelijke voorwaarde om een<br />
slagkrachtige overheid te verwezenlijken. De Vlaamse overheid wil volop inzetten op<br />
efficiëntie en effectiviteit, en dit in een kader waarbij het democratische aspect niet uit<br />
het oog mag worden verloren. Om dit te realiseren heeft de Vlaamse Regering<br />
resoluut gekozen voor een model van overleg, tussen de verschillende<br />
bestuursniveaus, de beleidsdomeinen, het Vlaams parlement en het middenveld.<br />
Ook voor het beleidsveld onroerend erfgoed luidt de implementatie van dit witboek<br />
een grote ommezwaai van de bestuurlijke organisatie in. Het nieuwe<br />
onroerenderfgoeddecreet vormt<br />
uiteraard een uitgelezen kans om de principes van de interne staatshervorming in te<br />
voeren.<br />
In onroerend erfgoed zullen slechts twee bestuursniveaus tussenkomen: de Vlaamse<br />
overheid en de gemeenten. Om dit waar te kunnen maken, krijgen de gemeenten<br />
bijkomende bevoegdheden. Het nieuwe onroerenderfgoeddecreet zal in de<br />
mogelijkheid voorzien om de gemeenten te erkennen als<br />
onroerenderfgoedgemeente. Een erkende gemeente kan dan welbepaalde taken<br />
overnemen van de Vlaamse overheid. Om deze gemeenten te ondersteunen kunnen<br />
zij op vrijwillige basis de krachten bundelen in een intergemeentelijk<br />
samenwerkingsverband. Om die werking te ondersteunen, voorzien wij vanuit het<br />
Vlaams niveau een financiële ondersteuning. De gemeentebesturen zijn bovendien<br />
een belangrijke partner bij het opstellen van onroerenderfgoedrichtplannen en de<br />
<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />
<strong>2012</strong><br />
61
daaruit voortvloeiende actieprogramma’s. Met stedenbouwkundige verordeningen,<br />
ruimtelijke uitvoeringsplannen en beheersplannen zullen ze aan die actieplannen ook<br />
uitvoering kunnen geven.<br />
In het Regeerakkoord 2009-2014 werd het duidelijke engagement aangegaan in alle<br />
beleidsdomeinen om de koppelsubsidies af te schaffen. Na een inventarisatie binnen<br />
de verschillende sectoren bleek dat de enige zuivere koppelsubsidies zich binnen het<br />
beleidsveld onroerend erfgoed bevinden. De afschaffing van deze koppelsubsidies<br />
gaat gepaard met het in mindering brengen van het bedrag dat de provincies<br />
besteedden aan deze premies van het Provinciefonds en toevoeging ervan aan de<br />
Vlaamse restauratiepremiebudgetten.<br />
In het kader van de uitvoering van de acties in het Witboek Interne Staatshervorming<br />
en een meer uniforme werking van de administratie, stelt het agentschap Onroerend<br />
Erfgoed eventuele beroepen tegen stedenbouwkundige vergunningen nu in door de<br />
leidend ambtenaar. De bedoeling is dat de leidend ambtenaar, vooraleer beroep in te<br />
stellen, steeds een integrale afweging maakt, zoals ook de politieke overheid die de<br />
beslissing heeft genomen dat heeft gedaan. Een afweging waarbij dus niet enkel de<br />
sectorale belangen van onroerend erfgoed worden bekeken, maar ook het belang<br />
van het beroep wordt geëvalueerd.<br />
Er bestaan op dit ogenblik zeven Intergemeentelijke Archeologische Diensten<br />
(IAD’s). Mijn administratie heeft in 2011 de werking van deze diensten geëvalueerd<br />
aan de hand van de ingediende jaarrapporten. Zij heeft geoordeeld dat alle IAD’s de<br />
resultaatsverbintenis goed zijn nagekomen. Momenteel loopt ook het proefproject<br />
rond twee Intergemeentelijke Onroerend Erfgoeddiensten (IOED’s). De bedoeling<br />
van deze IOED’s is de aandacht van het lokale beleid voor onroerend erfgoed te<br />
verhogen, met de nadruk op een integrale benadering van dit erfgoed. In 2011 is de<br />
werking van de twee IOED’s in het proefproject van nabij opgevolgd en geëvalueerd.<br />
Uit de evaluatie blijkt dat de intergemeentelijke diensten voor onroerend erfgoed op<br />
een groot draagvlak binnen de deelnemende gemeenten kunnen rekenen.<br />
Verschillende andere gemeenten hebben ondertussen reeds hun interesse kenbaar<br />
gemaakt om mee in het proefproject te stappen.<br />
Naast de jaarlijkse evaluaties van IAD’s en IOED’s heb ik in 2010 mijn administratie<br />
de opdracht gegeven een algemene evaluatie te maken van de (financiële)<br />
ondersteuning van de IAD’s over de periode 2004-2009. Hiertoe werden alle (toen<br />
bestaande) IAD’s globaal geëvalueerd. Zoals verwacht situeerde het grootste<br />
pijnpunt zich op het spanningsveld tussen het uitvoeren van archeologisch<br />
onderzoek (terreinwerk en verwerking van de resultaten) en het uitvoeren van<br />
beleids- en beheers- ondersteunende taken. Andere pijnpunten waren onder meer<br />
het vervullen van de voorbeeldfunctie en de kennisborging. Niettemin dient vermeld<br />
dat deze problemen zich voornamelijk voordeden tot en met 2006 en dat de evoluties<br />
vanaf 2007 bij de verschillende diensten variëren van positief tot zeer gunstig.<br />
Algemeen is er een duidelijke kentering gaande, gekenmerkt door een afnemende<br />
focus op veldwerk en toenemende opname van beleids- en beheersondersteunende<br />
taken.<br />
b) Ik plan volgende initiatieven in <strong>2012</strong>:<br />
Initiatief 19: Vertalen van de principes van de interne staatshervorming in het nieuw<br />
onroerenderfgoeddecreet en uitvoeringsbesluit<br />
<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />
<strong>2012</strong><br />
62
In <strong>2012</strong> zullen de nodige initiatieven genomen worden om de acties en doorbraken<br />
uit het Witboek Interne Staatshervorming te realiseren. In functie van het opstellen<br />
van een uitvoeringsbesluit bij het onroerenderfgoeddecreet zullen de voorwaarden<br />
bepaald worden om een gemeente te erkennen als onroerenderfgoedgemeente. Ook<br />
de voorwaarden bij de oprichting van een intergemeentelijk samenwerkingsverband<br />
zullen verder worden bepaald in dit uitvoeringsbesluit. Mijn administratie neemt<br />
initiatief om een structurele samenwerking en overlegstructuur met lokale besturen<br />
vorm te geven. Deze zullen immers belangrijke partners zijn bij het opstellen van de<br />
onroerenderfgoedrichtplannen en de hieruit voortvloeiende actieplannen. Een eerste<br />
aanzet kan het opmaken van richtlijnen en handleidingen zijn, zoals<br />
voorbeeldvoorschriften voor het omgaan met onroerend erfgoed in ruimtelijke<br />
uitvoeringsplannen.<br />
Maar ook een samenwerkingsovereenkomst met de VVSG als structurele partner<br />
kan een instrument voor een goede samenwerking zijn.<br />
III. DE VLAAMSE OVERHEID SCHEPT DE NOODZAKELIJKE VOORWAARDEN<br />
VOOR DE ONROERENDERFGOEDZORG<br />
3.1. Vernieuwde regelgeving als hefboom voor een adequaat<br />
onroerenderfgoedbeleid<br />
3.1.1. Het onroerenderfgoeddecreet Pagina 28<br />
a) Stand van zaken:<br />
Het voorliggend onroerenderfgoeddecreet biedt een aantal vernieuwende elementen<br />
voor het onroerenderfgoedbeleid. Vandaag ligt het zwaartepunt van het<br />
onroerenderfgoedbeleid nagenoeg volledig bij de Vlaamse overheid. Ik wil de steden<br />
en gemeenten meer verantwoordelijkheid en inspraak geven door de mogelijkheid te<br />
bieden gemeenten te erkennen als onroerenderfgoedgemeente. Een<br />
onroerenderfgoedgemeente kan dan een eigen onroerenderfgoedbeleid ontwikkelen<br />
en bepaalde taken overnemen van het Vlaamse Gewest. We bewaken hierbij een<br />
andere doelstelling van het decreet met name de planlastvermindering voor de lokale<br />
besturen.<br />
3.3. De Vlaamse onroerenderfgoedzorg wordt zichtbaar en herkenbaar<br />
b) Ik plan volgende initiatieven in <strong>2012</strong>: Pagina 34<br />
Initiatief 30: Positionering en samenwerking binnen de administratie voor onroerend<br />
erfgoed<br />
Het nieuwe agentschap Onroerend Erfgoed zal een nieuwe organisatiestructuur,<br />
missie, visie en doelstellingen krijgen. In <strong>2012</strong> worden deze bekendgemaakt bij alle<br />
belanghebbenden, maar ook breed verspreid naar alle besturen en burgers. Dit zal<br />
samengaan met de lancering van een nieuw logo en huisstijl om de zichtbaarheid<br />
van het agentschap te vergroten. Daarom zal er meer ingezet worden op<br />
informatiemomenten, die vooral van belang zijn om voeling te krijgen met de noden<br />
van de belanghebbenden. In het kader van de uitvoering van het Witboek Interne<br />
Staatshervorming start het nieuw agentschap ook met de voorbereidingen voor een<br />
samenwerkingsovereenkomst met de VVSG. Hieruit kunnen dan gezamenlijke<br />
initiatieven groeien zoals vormings- en informatiesessies voor lokale overheden.<br />
<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />
<strong>2012</strong><br />
63
IV. DE ONROERENDERFGOEDZORG SPEELT IN OP DE MAATSCHAPPELIJKE<br />
DYNAMIEK<br />
4.1. Verdere focus op hergebruik en herbestemming Pagina 36<br />
b) Ik plan volgende initiatieven in <strong>2012</strong>:<br />
Initiatief 33: Proefprojecten voor onroerenderfgoedrichtplan en actieprogramma’s<br />
Ik zal de instrumenten ‘onroerenderfgoedrichtplan’ en ‘actieprogramma’ aanwenden<br />
om de opmaak van lokale beleidsplannen voor kerkelijk erfgoed te ondersteunen.<br />
Daarom wil ik graag enkele proefprojecten opzetten rond dit kerkelijk erfgoed, waarbij<br />
herbestemming één van de grote vraagstukken blijft. Het CRKC kan hier een sterke<br />
ondersteunende rol in spelen. Ook voor andere thema’s kunnen deze instrumenten<br />
worden aangewend.<br />
4.2. Het raakvlak met andere beleidsvelden biedt kansen<br />
4.2.1. Cultuur Pagina 37<br />
a) Stand van zaken<br />
Aangezien het roerend, onroerend en immaterieel erfgoed onlosmakelijk met elkaar<br />
verbonden zijn, werd er in 2009 een protocol afgesloten tussen de administraties<br />
bevoegd voor onroerend erfgoed en voor roerend en immaterieel erfgoed. Dit met<br />
het oog op organisatorische afstemming en het formuleren van gemeenschappelijke<br />
standpunten. De agenda van dit overleg werd dit jaar bepaald door de op stapel<br />
staande regelgevende initiatieven. Het beleidsveld onroerend erfgoed werkt immers<br />
hard aan één overkoepelend decreet, maar ook het cultureelerfgoeddecreet wordt<br />
grondig herbekeken in het kader van de interne staatshervorming en het<br />
planlastendecreet.<br />
Drie thema’s werden daarom als prioritair naar voren geschoven om beleidsmatige<br />
afstemming te bereiken. Ten eerste worden er aanbevelingen geformuleerd om het<br />
depotbeleid op elkaar af te stemmen. Ten tweede worden er ook aanbevelingen<br />
gedaan voor wat betreft het afstemmen van de intergemeentelijke<br />
samenwerkingsverbanden. Ten slotte wordt er ook nagedacht over de afstemming<br />
tussen de evenementen Open Monumentendag en Erfgoeddag.<br />
b) Ik plan volgende initiatieven in <strong>2012</strong>: Pagina 38<br />
Initiatief 35: Afstemmen intergemeentelijke samenwerkingsverbanden met<br />
beleidsveld cultuur<br />
Vanuit het beleidsveld Cultuur wordt intergemeentelijke samenwerking reeds geruime<br />
tijd ondersteund door het afsluiten van erfgoedconvenants. Ook vanuit het<br />
beleidsveld onroerend erfgoed wordt intergemeentelijke samenwerking gestimuleerd<br />
in de vorm van archeologische diensten of onroerenderfgoeddiensten. Op lokaal<br />
niveau wordt de scheidingslijn tussen cultureel en onroerend erfgoed weinig gemaakt<br />
of wordt deze zelfs onwenselijk geacht. Samen met mijn collega-minister bevoegd<br />
voor Cultuur zal ik bekijken op welke manier we de Erfgoedcellen en de<br />
<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />
<strong>2012</strong><br />
64
Intergemeentelijke Onroerend Erfgoeddiensten beter op elkaar kunnen afstemmen,<br />
om zo een belangrijke meerwaarde te creëren voor de lokale besturen Mijn<br />
administratie deed eind 2011 enkele voorstellen in die richting. Ik zal, rekening<br />
houdend met de processen binnen de interne staatshervorming, bekijken welke van<br />
deze voorstellen in de praktijk kunnen worden gebracht.<br />
BIJLAGE 2: RESOLUTIES Pagina 50<br />
Resolutie van de heren Wilfried Vandaele, Johan Sauwens en Bart Maddens, de<br />
dames Tine Eerlingen, Karin Brouwers en Michèle Hostekint en de heer Lode<br />
Ceyssens betreffende de conceptnota onroerend erfgoed aangenomen in het<br />
Vlaamse parlement op 16 mei 2011.<br />
In het voorstel tot resolutie wordt aan de Vlaamse Regering gevraagd:<br />
1. (…)<br />
2. lokale besturen als partners te behandelen in het Vlaamse erfgoedbeleid;<br />
3. bij het invoeren van de Onroerenderfgoedgemeenten duidelijke voorwaarden te<br />
koppelen aan de erkenning als Onroerenderfgoedgemeente. Die erkenning moet<br />
ook omkeerbaar zijn. Daarnaast moet er ook een mogelijkheid zijn om in beroep<br />
te gaan tegen de beslissingen van de erkende Onroerenderfgoedgemeente;<br />
4. onder meer de volgende taken toe te kennen aan een erkende<br />
Onroerenderfgoedgemeente:<br />
a) het verlenen van machtigingen met betrekking tot beschermd erfgoed die<br />
vallen onder de lijst van werken die vrijgesteld zijn van een stedenbouwkundige<br />
vergunning;<br />
b) het uitvoeren van de onroerenderfgoedtoets;<br />
5-19. (…).<br />
20. bij de afschaffing van de koppelsubsidies het totaal beschikbare bedrag voor de<br />
restauratie van onroerend erfgoed niet te laten verminderen.<br />
Ik heb de aanbevelingen in deze resolutie ter harte genomen en geïntegreerd in het<br />
nieuwe onroerenderfgoeddecreet.<br />
<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />
<strong>2012</strong><br />
65
2. Aandachtspunten Stedenbeleid<br />
I. NAAR EEN GEÏNTEGREERDE BESCHERMINGSSTRATEGIE VOOR<br />
ONROEREND ERFGOED<br />
1.1. Vlaamse Rand Pagina 7<br />
a) stand van zaken:<br />
Het bouwkundig erfgoed in de Vlaamse Rand wordt niet alleen in kaart gebracht en<br />
indien aangewezen beschermd, maar wordt ook gerestaureerd en herbestemd.<br />
Talrijke grote en kleinere beheers- en ontsluitingsprojecten zorgen ervoor dat dit<br />
Vlaams erfgoed een functie krijgt en op die manier opnieuw onder de aandacht van<br />
de gemeenschap wordt gebracht.<br />
1.3. Kerkelijk erfgoed Pagina 12<br />
b) Ik plan volgende initiatieven in <strong>2012</strong>:<br />
Initiatief 5: Promotie van herbestemmingsonderzoeken<br />
Ook herbestemming van kerken blijft een belangrijk aandachtspunt. Een bestaande<br />
stimulus hiervoor is de subsidiëring van herbestemmingsstudies. Dit is voor<br />
beschermde monumenten nu al mogelijk via de restauratiepremieregeling. Het<br />
instrument wordt vooralsnog weinig tot niet gebruikt en daarom lijkt promotie ervan<br />
aangewezen. Daarom worden de knelpunten hiervoor in kaart gebracht. Op basis<br />
hiervan stippel ik mijn verdere beleid uit en laat ik bijvoorbeeld, eventueel in<br />
samenwerking met de CRKC, geschikt promotiemateriaal voor het instrument<br />
ontwikkelen. Ook bij de vertaling van het premiemechanisme in het uitvoeringsbesluit<br />
van het onroerenderfgoeddecreet wordt bekeken welke studies in aanmerking<br />
kunnen komen voor een premie.<br />
1.6. Functioneel inzetten van het beschermings- en beheersinstrumentarium<br />
Pagina 18<br />
a) Stand van zaken:<br />
In 2011 lag de nadruk ook op het beheer van het beschermd erfgoed. Ik keurde<br />
daarom vijf herwaarderingsplannen voor stads- en dorpsgezichten goed en ook vier<br />
landschapsbeheersplannen. Bij elke bescherming dient op voorhand te worden<br />
nagedacht over de mogelijkheden met betrekking tot het toekomstig beheer. Van bij<br />
het begin dient duidelijk te zijn wat de perspectieven zijn voor een bepaald<br />
monument, landschap of archeologische site. Deze perspectieven worden<br />
weerspiegeld in de beheersdoelstellingen van een beschermingsdossier. Het nieuw<br />
onroerenderfgoeddecreet schrijft voor om de beheersdoelstellingen steeds op te<br />
nemen in het ministerieel besluit tot bescherming. De invulling van deze<br />
beheersdoelstellingen kan echter nog sterk verschillen per dossier. Daarom werd<br />
binnen mijn administratie een denkgroep opgericht rond het formuleren van<br />
beheersdoelstellingen. Dit moet resulteren in een beleidskader rond<br />
<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />
<strong>2012</strong><br />
66
eheersdoelstellingen naar analogie met het beleidskader rond cultuurgoederen, dat<br />
nu in de praktijk wordt toegepast. Het scherp stellen van de beheersdoelstellingen<br />
geeft ook aan de eigenaar te kennen welke kansen in het verschiet liggen, maar ook<br />
met welke beperkingen hij in de toekomst kan geconfronteerd worden.<br />
III. DE VLAAMSE OVERHEID SCHEPT DE NOODZAKELIJKE VOORWAARDEN<br />
VOOR DE ONROERENDERFGOEDZORG<br />
3.2. Samen investeren in ons onroerend erfgoed Pagina 33<br />
b) Ik plan volgende initiatieven in <strong>2012</strong>:<br />
Initiatief 29: Verderzetten van meerjarige samenwerkingsovereenkomsten<br />
Meerjarige subsidiëringsovereenkomsten voor de restauratie van de mijnsite van<br />
Waterschei en van Merksplas kolonie worden voorbereid.<br />
Mijn administratie denkt na over de mogelijkheid om meerjarige<br />
beheersovereenkomsten op te stellen in functie van onderhoud van grootschalige<br />
sites.<br />
<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />
<strong>2012</strong><br />
67
3. Aandachtspunten Inburgering- en Integratiebeleid<br />
IV. DE ONROERENDERFGOEDZORG SPEELT IN OP DE MAATSCHAPPELIJKE<br />
DYNAMIEK<br />
4.3. Aandacht voor maatschappelijke vraagstukken<br />
4.3.3. Diversiteit en toegankelijkheid Pagina 46<br />
b) Ik plan volgende initiatieven in <strong>2012</strong>:<br />
Initiatief 50: Nieuwe Vlamingen en de nieuwe erfgoedorganisatie<br />
De nieuwe erfgoedorganisatie is een uitgelezen kans om nieuwe Vlamingen nauwer<br />
te betrekken bij ons onroerend erfgoed en de onroerend erfgoedzorg. Na een reeds<br />
goed uitgebouwde jongerenwerking binnen de schoot van Openmonumentendag, zal<br />
de nieuwe erfgoedorganisatie streven naar een gerichte ontsluiting van ons erfgoed<br />
die participatie van nieuwe Vlamingen maximaal mogelijk maakt en zelfs bevordert.<br />
In haar publicaties en brochures zal de erfgoedorganisatie de nodige aandacht<br />
besteden aan een duidelijk en zo eenvoudig mogelijk taalgebruik. Ook zal zij<br />
initiatieven proberen te ontwikkelen die erfgoedparticipatie bij deze doelgroep<br />
aanmoedigen.<br />
<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />
<strong>2012</strong><br />
68
Beleidsbrief Onderwijs & Vorming (OV)<br />
Beleidsbrief ONDERWIJS<br />
1. Aandachtspunten <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />
SD 1 Open, veelzijdige en sterke persoonlijkheden vormen<br />
OD 1.11 Bestaande einddoelen actualiseren en nieuwe eindtermen ontwikkelen<br />
Pagina 18-19<br />
Tot slot zal ik erop toezien dat de definitieve uitspraak van het Grondwettelijk Hof<br />
over de bevoegdheidsverdeling tussen de Vlaamse en de Franse Gemeenschap<br />
t.a.v. de Franstalige basisscholen in de zes faciliteitengemeenten, wordt uitgevoerd.<br />
De schoolbesturen hebben de mogelijkheid gekregen om een aanvraag tot afwijking<br />
van de eindtermen in te dienen. De aanvraag zal dit schooljaar de reglementaire<br />
procedure doorlopen. Daarnaast wordt de scholen gevraagd, minstens voor het<br />
verplichte deel, een contract met een Nederlandstalig CLB te sluiten.<br />
SD 2 Kansen geven aan elk talent<br />
OD 2.1 De armoede bestrijden en de sociale inclusie bevorderen Pagina 21<br />
We stellen vast dat er - ondanks alle inspanningen – concentratiescholen blijven<br />
bestaan Om aan leerbehoeften van een leerbedreigd publiek te kunnen<br />
beantwoorden, is, net als voor alle leerlingen, onderwijs van uitstekende kwaliteit<br />
nodig. Evenveel leerwinst behalen in concentratiescholen als in ‘witte’ scholen is<br />
veelal niet voldoende, aangezien leerlingen er vaak met een achterstand aan de start<br />
verschijnen. Er moet in deze scholen juist meer leerwinst behaald worden om aan<br />
het eind van de rit gelijk te kunnen eindigen met andere scholen.<br />
Daarom wil ik 9 basisscholen (3 in Brussel, 3 in Antwerpen en 3 in Gent, gespreid<br />
over de koepels en het GO!) met een hoog % GOK-leerlingen de mogelijkheid geven<br />
een onderwijsmodel te initiëren dat ‘werkt’ en inspirerend kan zijn voor andere<br />
concentratiescholen. Ik zal deze scholen hiertoe extra ondersteunen met als<br />
doelstelling te excelleren. Dit zal gebeuren in nauwe samenwerking met de<br />
pedagogische begeleidingsdiensten en de lokale overheden en er zal een<br />
wetenschappelijk opvolgingssysteem voor de vorderingen van de leerlingen worden<br />
opgezet. Gedurende het schooljaar 2011-<strong>2012</strong> zullen we dit experiment grondig<br />
voorbereiden om vanaf september <strong>2012</strong> van start te kunnen gaan. De deelnemende<br />
scholen zullen bij de voorbereiding al intensief worden betrokken. Omdat vernieuwing<br />
enkele jaren tijd vergt vooraleer resultaten op te leveren, wordt voor het project 5 jaar<br />
uitgetrokken, met een tussentijdse evaluatie na 3 jaar.<br />
<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />
<strong>2012</strong><br />
69
SD3 Het leren van Nederlands en vreemde talen stimuleren om mee te doen in<br />
de geglobaliseerde samenleving<br />
OD 45 Het leren van vreemde talen intensifiëren Pagina 33-34<br />
Ik wil CLIL (Content-and-Language-Integrated-Learning) in het secundair onderwijs<br />
van de Vlaamse Gemeenschap decretaal mogelijk maken, op voorwaarde dat er<br />
garanties voor kwaliteitsbewaking zijn. Die garanties komen in een CLILstandaard,<br />
die wordt ontwikkeld en decretaal vastgelegd met daarin een te volgen procedure en<br />
een aantal kwaliteitseisen waaraan een school moet voldoen, wil zij een CLIL-project<br />
opstarten. Een werkgroep finaliseert deze standaard tegen eind 2011.<br />
De secundaire scholen die CLIL willen aanbieden, moeten ervoor zorgen, zeker in<br />
Brussel en de brede Vlaamse Rand dat het Nederlandstalig karakter van de school<br />
behouden blijft en dat de kennis van het Standaardnederlands bij de leerlingen<br />
prioritair blijft. De onderwijsinspectie zal daar bijzondere aandacht aan besteden.<br />
CLIL kan enkel in het Frans, het Engels of het Duits.<br />
Naast de CLIL-standaard zijn er nog bijkomende voorwaarden voor de leerlingen die<br />
in een school, die CLIL aanbiedt, les volgen of er zijn ingeschreven:<br />
- CLIL kan enkel op basis van een keuze van de ouders van de leerling;<br />
- Er blijft een volledig Nederlandstalig traject in de school (m.a.w. CLIL kan nooit een<br />
verplichting zijn).<br />
De decretale aanpassingen worden tegen het voorjaar <strong>2012</strong> uitgevoerd om ten<br />
laatste in 2014 CLILprogramma’s in het secundair onderwijs van de Vlaamse<br />
Gemeenschap mogelijk te maken. Gedurende drie opeenvolgende schooljaren wordt<br />
in een nascholing rond CLIL voorzien. Via drie studiedagen wil ik CLIL in het<br />
onderwijsveld beter bekend maken.<br />
SD 4 Leerlingen voorbereiden op een succesvolle start op de arbeidsmarkt<br />
Pagina 36<br />
SD 5 De leraar erkennen als sleutelfiguur in de vorming van open, veelzijdige<br />
en sterke persoonlijkheden Pagina 41<br />
SD 6 De maatschappelijke verwevenheid van onderwijs met lokale, regionale<br />
en internationale netwerken versterken Pagina 45<br />
OD 6.3 De regierol van de gemeenten in het lokaal flankerende onderwijsbeleid<br />
verstevigen. Pagina 46-47<br />
Momenteel werken we aan een conceptnota over het verstevigen van de regiefunctie<br />
en de afstemming tussen Lokaal Overlegplatform (LOP) en gemeente. Waar mogelijk<br />
zal een link met de regierol van lokale besturen in het integratiebeleid worden<br />
gelegd. Daarin zal ik op basis van een analyse van de huidige situatie<br />
beleidsvoorstellen formuleren, rekening houdend met de uitvoeringslijnen van het<br />
witboek interne staatshervorming over de rol van de provincies en de beschikbare<br />
resultaten van de regio<strong>screening</strong>s. Die voorstellen worden rond de jaarwisseling aan<br />
de VLOR, de koepels, het GO! en de VVSG, de vertegenwoordigers van de LOP’s en<br />
de centrumsteden voorgelegd.<br />
<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />
<strong>2012</strong><br />
70
Het flankerend onderwijsbeleid wordt door het planlastendecreet (art 12, §1, 13°)<br />
gevat waardoor dat decreet binnen het kader en volgens de timing van het<br />
planlastendecreet moet worden aangepast. Dat doorkruist de oorspronkelijke timing<br />
voor de herziening van het decreet. Het decreet flankerend onderwijsbeleid zal<br />
daarom in twee fasen worden gewijzigd:<br />
- in een eerste fase wordt het decreet aan het planlastendecreet aangepast;<br />
- in een tweede fase zal het decreet, zoals aangekondigd in de beleidsnota, worden<br />
aangepast (verstevigen regiefunctie, afstemming LOP/gemeente, problematiek<br />
sociale en andere voordelen).<br />
SD 7 Ervoor zorgen dat elke onderwijsinstelling topkwaliteit kan bieden<br />
Pagina 51<br />
SD 8 Investeren in duurzaam en moderne infrastructuur Pagina 59<br />
<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />
<strong>2012</strong><br />
71
2. Aandachtspunten Stedenbeleid<br />
SD 2 Kansen geven aan elk talent<br />
OD 2.1.De armoede bestrijden en de sociale inclusie bevorderen Pagina 21<br />
We stellen vast dat er - ondanks alle inspanningen – concentratiescholen blijven<br />
bestaan Om aan leerbehoeften van een leerbedreigd publiek te kunnen<br />
beantwoorden, is, net als voor alle leerlingen, onderwijs van uitstekende kwaliteit<br />
nodig. Evenveel leerwinst behalen in concentratiescholen als in ‘witte’ scholen is<br />
veelal niet voldoende, aangezien leerlingen er vaak met een achterstand aan de start<br />
verschijnen. Er moet in deze scholen juist meer leerwinst behaald worden om aan<br />
het eind van de rit gelijk te kunnen eindigen met andere scholen.<br />
Daarom wil ik 9 basisscholen (3 in Brussel, 3 in Antwerpen en 3 in Gent, gespreid<br />
over de koepels en het GO!) met een hoog % GOK-leerlingen de mogelijkheid geven<br />
een onderwijsmodel te initiëren dat ‘werkt’ en inspirerend kan zijn voor andere<br />
concentratiescholen. Ik zal deze scholen hiertoe extra ondersteunen met als<br />
doelstelling te excelleren. Dit zal gebeuren in nauwe samenwerking met de<br />
pedagogische begeleidingsdiensten en de lokale overheden en er zal een<br />
wetenschappelijk opvolgingssysteem voor de vorderingen van de leerlingen worden<br />
opgezet. Gedurende het schooljaar 2011-<strong>2012</strong> zullen we dit experiment grondig<br />
voorbereiden om vanaf september <strong>2012</strong> van start te kunnen gaan. De deelnemende<br />
scholen zullen bij de voorbereiding al intensief worden betrokken.<br />
Omdat vernieuwing enkele jaren tijd vergt vooraleer resultaten op te leveren, wordt<br />
voor het project 5 jaar uitgetrokken, met een tussentijdse evaluatie na 3 jaar.<br />
SD 6 De maatschappelijke verwevenheid van onderwijs met lokale, regionale<br />
en internationale netwerken versterken.<br />
OD 6.2 Brede scholen realiseren Pagina 45-46<br />
Zoals aangekondigd in mijn vorige beleidsbrief heb ik een<br />
beleidsdomeinoverschrijdend projectwerkgroep in het leven geroepen.<br />
Aangezien Brede school per definitie een beleidsdomeinoverschrijdende materie is<br />
en dus alle domeinen aanbelangt, zal ik de projectwerkgroep uitbreiden met<br />
vertegenwoordigers van al mijn collega’s in de Vlaamse Regering.<br />
Brede school is bovendien – en in de eerste plaats- een lokaal verhaal; daarom zal<br />
de VVSG deel uitmaken van de projectwerkgroep.<br />
In samenspraak met die beleidsdomeinoverschrijdende projectwerkgroep bereid ik<br />
een discussienota voor met pistes voor één coherent en stimulerend brede<br />
schoolbeleid vanuit de Vlaamse overheid.<br />
Het lokaal karakter van de brede school houdt in dat lokale partners voldoende<br />
ruimte moeten krijgen om zelf een brede school ‘te maken’. Ik wil graag de lokale<br />
verankering versterken en de lokale partners meer kansen geven om initiatieven op<br />
te starten en verder te ontwikkelen. Door ook lokaal en domeinoverschrijdend brede<br />
schoolbeleid te voeren, kan de planlast van de lokale overheid bovendien<br />
verminderen.<br />
<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />
<strong>2012</strong><br />
72
OD 6.3 De regierol van de gemeenten in het lokaal flankerende onderwijsbeleid<br />
verstevigen Pagina 46-47<br />
Realisaties 2010-2011<br />
Bij aanvang van deze legislatuur kondigde ik aan de interpretatieproblemen over<br />
sociale en andere voordelen te zullen oplossen. Het rapport over de bevraging van<br />
de gemeenten over het gebruik van de sociale en andere voordelen werd in februari<br />
2011 aan het Vlaams Parlement voorgelegd. Ik voerde gesprekken met de koepels<br />
en het GO! en bracht de gevoeligheden in kaart. Op basis daarvan zal mijn<br />
administratie een voorstel uitwerken.”<br />
Plannen 2011-<strong>2012</strong><br />
Momenteel werken we aan een conceptnota over het verstevigen van de regiefunctie<br />
en de afstemming tussen Lokaal Overlegplatform (LOP) en gemeente. Waar mogelijk<br />
zal een link met de regierol van lokale besturen in het integratiebeleid worden<br />
gelegd. Daarin zal ik op basis van een analyse van de huidige situatie<br />
beleidsvoorstellen formuleren, rekening houdend met de uitvoeringslijnen van het<br />
witboek interne staatshervorming over de rol van de provincies en de beschikbare<br />
resultaten van de regio<strong>screening</strong>s. Die voorstellen worden rond de jaarwisseling aan<br />
de VLOR, de koepels, het GO! en de VVSG, de vertegenwoordigers van de LOP’s en<br />
de centrumsteden voorgelegd.<br />
Het flankerend onderwijsbeleid wordt door het planlastendecreet (art 12, §1, 13°)<br />
gevat waardoor dat decreet binnen het kader en volgens de timing van het<br />
planlastendecreet moet worden aangepast. Dat doorkruist de oorspronkelijke timing<br />
voor de herziening van het decreet. Het decreet flankerend onderwijsbeleid zal<br />
daarom in twee fasen worden gewijzigd:<br />
- in een eerste fase wordt het decreet aan het planlastendecreet aangepast;<br />
- in een tweede fase zal het decreet, zoals aangekondigd in de beleidsnota, worden<br />
aangepast (verstevigen regiefunctie, afstemming LOP/gemeente, problematiek<br />
sociale en andere voordelen).<br />
OD 6.4 Scholengemeenschappen versterken Pagina 47<br />
Realisaties 2010-2011<br />
Bij decreet van 17 juni 2011 legden we de basis voor een nieuwe periode van<br />
vorming van scholengemeenschappen basis- en secundair onderwijs, ingaand op 1<br />
september 2011. In afwijking op de gebruikelijke periode van zes schooljaren worden<br />
de scholengemeenschappen nu voor drie schooljaren opgericht. Ik doe dit, omdat ik<br />
deze legislatuur nog maatregelen wil nemen om de scholengemeenschappen te<br />
versterken en omdat op 1 september 2014 normaliter de ‘hervorming secundair<br />
onderwijs’ ingaat. De huidige fase moet daarom als een consolidatiefase worden<br />
opgevat.<br />
Plannen 2011-<strong>2012</strong><br />
Dit werkjaar zullen de krijtlijnen voor versterking van scholengemeenschappen<br />
worden uitgetekend. Hiertoe is reeds belangrijk gegevensmateriaal aangereikt<br />
(wetenschappelijk onderzoek, administratieve bevraging, VLOR-advies, Rekenhofrapport).<br />
Alle aspecten van de scholengemeenschappen, zoals duur, samenstelling,<br />
verplicht of facultatief karakter, bevoegdheden, ondersteuningsmiddelen,<br />
<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />
<strong>2012</strong><br />
73
echtspersoonlijkheid, niveau-overschrijding (basis/secundair) worden onder de loep<br />
genomen. Ik zal de onderwijspartners nauw bij het uitwerken van de krijtlijnen<br />
betrekken.”<br />
OD 6.5 Het onderwijs in de centrumsteden versterken Pagina 47-48<br />
Realisaties2010-2011<br />
Met de doorbraak ‘De lerende Vlaming’ van het Pact 2020 wil de Vlaamse Regering<br />
de capaciteit in de scholen versterken. Recente bevolkingsprojecties van de<br />
Studiedienst van de Vlaamse Regering wijzen op een verdere stijging van de<br />
bevolking tot 2018 waarna zich een daling zou inzetten. Vlaanderenbreed zal het<br />
aantal 3-jarigen in 2018 een piek bereiken, het aantal 6-jarigen in 2021 en het aantal<br />
11-jarigen in 2027 met een tussenpiek in 2021. Voor de capaciteitsproblematiek zijn<br />
dit belangrijke ijkpunten.<br />
De aanpak van de capaciteitsproblematiek in de centrumsteden en andere betrokken<br />
steden en gemeenten leidde tot de oprichting van taskforces in Antwerpen, Gent,<br />
Halle, Vilvoorde, Grimbergen, Mechelen, Roeselare, Asse en Sint-Niklaas. De noden<br />
in de overige gemeenten die ik vorig schooljaar heb aangeschreven en die de<br />
capaciteitsproblematiek ter harte nemen, worden verder opgevolgd.<br />
De meest acute problemen deden zich in het schooljaar 2010-2011 in Brussel,<br />
Antwerpen, Gent en Halle voor. In overleg met de (potentiële) onderwijsaanbieders<br />
slaagde ik erin om in deze steden bijkomende plaatsen te creëren zodat volgens de<br />
mij beschikbare informatie in september 2011 elk kind opnieuw een school kon<br />
vinden.<br />
Om lokale besturen te helpen de capaciteitstekorten in te schatten, werd in januari<br />
2011 een studie opgestart om de haalbaarheid van een monitoringsysteem voor<br />
capaciteitsproblemen in het leerplichtonderwijs te onderzoeken. Deze studie zal eind<br />
2011 afgerond zijn.”<br />
Plannen 2011-<strong>2012</strong><br />
Dit werkjaar wil ik een set van criteria opstellen die moet toelaten de selectie van<br />
capaciteitsdossiers voor alle betrokkenen transparant te maken. De mate waarin<br />
extra capaciteit in knelpuntzones wordt gegenereerd, de inbedding van een project in<br />
een masterplan, de multifunctionaliteit van de te realiseren gebouwen, de (snelle)<br />
realiseerbaarheid van de betrokken bouwprojecten en de duurzaamheid van de<br />
initiatieven kunnen als selectiecriteria in aanmerking komen.<br />
De eerder genomen maatregelen blijven gehandhaafd, meer bepaald de hertelling in<br />
scholen van het gewoon lager onderwijs in regio’s met een sterk stijgende bevolking,<br />
evenals de mogelijkheid om in dichtbevolkte gebieden scholen voor gewoon<br />
basisonderwijs van dezelfde groep op minder dan 2 km aan elkaar op te richten. De<br />
impact van deze maatregelen op het gegenereerde aantal lestijden zal van nabij<br />
worden opgevolgd.<br />
<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />
<strong>2012</strong><br />
74
In het bijzonder voor de steden en gemeenten met een reëel risico op<br />
capaciteitstekorten, moet het mogelijk zijn bouwsubsidies op basis van een grondige<br />
analyse van indicatoren toe te kennen (demografische evoluties,<br />
schoolmobiliteitsindicatoren) van de te verwachten vraag naar onderwijsplaatsen.<br />
Aangezien schoolgebouwen vaak een levensduur van tientallen jaren hebben, is het<br />
aangewezen om beslissingen in het overleg tussen het Vlaamse en lokale niveau te<br />
integreren. In geval van onderbenutting kunnen dan mogelijke<br />
(bestemmings)wisselingen van schoolgebouwen en andere (publieke) voorzieningen<br />
worden overwogen.<br />
De taskforce die in het voorjaar van 2010 binnen de Vlaamse administratie is<br />
opgericht om de noden inzake schoolinfrastructuur op te volgen, zal ik vragen om -<br />
naast de acute aanpak - een duurzame aanpak op de langere termijn uit te werken.<br />
Een aantal interessante denksporen dienen zich alvast aan, meer bepaald op het<br />
vlak van masterplanning en een meer geïntegreerde visie op de scholenbouw in<br />
relatie tot andere maatschappelijke functies. Dit zou op termijn ook aanleiding tot een<br />
hervorming van het Vlaams subsidie- en financieringsbeleid in de scholenbouw<br />
kunnen zijn. In eerste instantie zal de taskforce de werkbaarheid, haalbaarheid en<br />
mogelijke implementatie van verschillende denksporen dienen na te gaan.<br />
Het denkspoor rond masterplanning kan verder onderzocht worden in opvolging van<br />
het stadsatelier bevolkings- en huishoudensprognoses (SVR) dat op 18 oktober 2011<br />
plaatsvindt op initiatief van de minister, bevoegd voor Steden. Op dit stadsatelier<br />
worden uitdagingen besproken die zich in verschillende beleidsdomeinen stellen als<br />
gevolg van de bevolkings- en huishoudensprognoses. De VLOR plant een<br />
probleemverkenning over de verschillende aspecten van het capaciteitsprobleem in<br />
onderwijs.<br />
De demografische evolutie leidt naast een verhoogde behoefte aan infrastructuur ook<br />
tot een verhoogde vraag naar inzetbare leraren (OD 5.1).<br />
OD 6.6 Het onderwijs in Brussel aanpakken Pagina 48-49<br />
De ‘Taskforce Brussel’ werd opgericht om na te gaan hoe vanuit verschillende<br />
beleidsdomeinen de samenwerking met de Vlaamse Gemeenschapscommissie kan<br />
worden verbeterd. Dit werkjaar zal ik een aantal verbetervoorstellen formuleren.<br />
Een aantal knelpunten stellen zich in het Brusselse onderwijs nog acuter dan in de<br />
rest van Vlaanderen en behoeven daarom dringend een oplossing: de<br />
leerplichtcontrole in Brussel (OD 1.7), de uitdagingen waar concentratiescholen voor<br />
staan (OD 2.1), de participatie aan het kunstonderwijs (OD 2.2), de versterking van<br />
de aantrekkingskracht van het hoger onderwijs in Brussel (OD 2.8), het onthaalbeleid<br />
in scholen (OD 3.2), de tweedelijns ondersteuning van Brusselse scholen (OD 3.6),<br />
de afstemming onderwijs-arbeidsmarkt (OD 4.4), de problematiek van het werven en<br />
behouden van onderwijspersoneel in Brussel (OD 5.1), de capaciteitsproblematiek<br />
(OD 6.5) en ten slotte de inschrijvingsproblematiek (OD 7.5).<br />
Intussen werd in het kader van de integratie beslist om een extra financiering voor de<br />
instellingen hoger onderwijs te voorzien. Zo stijgt de extra financiering van €6,5<br />
miljoen naar €9,6 miljoen om aan de specifieke context tegemoet te komen, waarin<br />
<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />
<strong>2012</strong><br />
75
de Brusselse instellingen opereren. Tegelijk zal de toestand van het hoger onderwijs<br />
m.b.t. de aantallen en het marktaandeel permanent worden opgevolgd.<br />
SD7 Ervoor zorgen dat elke onderwijsinstelling topkwaliteit kan bieden<br />
OD 7.5 Wachtrijen bij de inschrijvingen oplossen Pagina 54-55<br />
Na een periode van intense samenwerking met verschillende parlementsleden werd<br />
in het Vlaams Parlement een voorstel van decreet betreffende het inschrijvingsrecht<br />
ingediend en werd dit voorstel van decreet aan de Vlaamse Onderwijsraad en de<br />
Raad van State voorgelegd.<br />
In het geamendeerde voorstel van decreet betreffende het inschrijvingsrecht worden<br />
bijkomende uitgangspunten van het gelijke onderwijskansenbeleid geformuleerd,<br />
decretale regels ingevoerd die de transparantie van het aanbod en de inschrijving<br />
verhogen, permanente regels voor aanmeldingsprocedures ingeschreven,<br />
wijzigingen en verduidelijkingen voor het wegwerken van bestaande knelpunten<br />
aangebracht.<br />
Plannen 2011-<strong>2012</strong><br />
Doordat de inwerkingtreding met één jaar is verlengd, kunnen de scholen zich<br />
degelijk op de inschrijvingen voor het schooljaar 2013-2014 voorbereiden. Tijdens<br />
het schooljaar 2011-<strong>2012</strong> zal dan ook veel aandacht geschonken worden aan de<br />
communicatie van de regels rond het inschrijvingsrecht, m.i.v. de<br />
aanmeldingsprocedures, en dit naar alle betrokken actoren.<br />
OD 7.6 Een nieuw omkaderingssysteem uittekenen om de middelen gerichter in<br />
te zetten waar ze het meest nodig zijn Pagina 55-56<br />
Realisaties 2010-2011<br />
Op het einde van vorig schooljaar werden de gesprekken over het nieuwe<br />
omkaderingssysteem van het basisonderwijs, zowel met de representatieve<br />
vakorganisaties als het Gemeenschapsonderwijs en de koepels van inrichtende<br />
machten opgestart. Midden juli 2011 werd het ontwerp van decreet de eerste keer<br />
door de Vlaamse Regering principieel goedgekeurd. Het decreet kan nu het verdere<br />
besluitvormingsproces doorlopen.<br />
Plannen 2011-<strong>2012</strong><br />
Het nieuwe omkaderingssysteem is gebaseerd op de uitgangspunten en principes<br />
die bij de herziening van de werkingsmiddelen werden gebruikt.<br />
Scholen krijgen bovenop hun basisfinanciering extra middelen voor leerlingen die<br />
aan de indicatoren van onderwijskansarmoede voldoen. Zo zal de omkadering van<br />
het basisonderwijs systematisch rekening houden met factoren van achterstelling van<br />
leerlingen. De indicatoren van onderwijskansarmoede die zullen worden gebruikt,<br />
zijn: opleidingsniveau van de moeder, thuistaal en het ontvangen van een<br />
schooltoelage. Op die manier wordt thuistaal ook voor de omkadering als<br />
onafhankelijke indicator ten volle in rekening gebracht. De berekeningsparameters<br />
van het nieuwe omkaderingssysteem zullen geobjectiveerd worden. De planlast voor<br />
de scholen zal verminderen en de omkadering zal beter bij de concrete situatie van<br />
<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />
<strong>2012</strong><br />
76
de scholen aansluiten. Dit nieuwe omkaderingssysteem zal op 1 september <strong>2012</strong><br />
ingaan.<br />
SD 8 Investeren in duurzame en moderne infrastructuur<br />
OD 8.1 Scholen uitbouwen tot uitnodigende en stimulerende werk- en<br />
leefomgevingen Pagina 59-60<br />
Met Telenet zal een raamovereenkomst gesloten worden waarbij scholen tegen<br />
gunsttarieven van zeer snelle en veilige internetverbindingen kunnen gebruikmaken.<br />
Dit project moet aan de nood aan bandbreedte tegemoet komen die zich vooral in<br />
het secundair onderwijs manifesteert. Tegelijkertijd wordt het Telenet-aanbod zo<br />
opgezet dat de ICT-coördinator substantieel van een aantal belangrijke taken met<br />
betrekking tot het ICT-beheer en de ICT-beveiliging wordt ontlast. Het aanbod<br />
wordtgedurende het schooljaar 2011-<strong>2012</strong> uitgerold.<br />
Om scholen tot uitnodigende en stimulerende werk- en leefomgevingen te kunnen<br />
uitbouwen, laat ik in eerste instantie de prioriteiten en procedures bij het toekennen<br />
van infrastructuursubsidies kritisch doorlichten met het oog op een meer flexibele en<br />
objectiveerbare toepassing.<br />
Het komende jaar wil ik budget vrijmaken om begeleidende maatregelen bij het<br />
ontwerpen en realiseren van toegankelijke schoolgebouwen uit te werken. Binnen<br />
het actieplan 2011-<strong>2012</strong> zullen de knelpunten in bestaande en nieuwe<br />
schoolgebouwen, in samenwerking met actoren op het terrein, scholen, ouders en<br />
ontwerpers, in kaart gebracht worden.<br />
Wat de binnenluchtkwaliteit betreft, zal ik in <strong>2012</strong> verder bouwen aan een bewust<br />
tweesporenbeleid en specifieke interventies op korte en lange termijn. Enerzijds<br />
zullen scholen (gebruikers en directeurs) verder worden gesensibiliseerd om<br />
verbeteracties en eenvoudige, relatief gemakkelijk te implementeren maatregelen<br />
structureel door te voeren. Waar nodig zullen het preventie-, gezondheids- en<br />
investeringsbeleid, over de verschillende beleidsdomeinen heen, beter op elkaar<br />
afgestemd worden.<br />
Anderzijds zal ik ook aandacht aan grotere investeringen schenken zoals het<br />
systematisch integreren van goede ventilatiesystemen in nieuwbouw en grote<br />
renovatieprojecten. Via onderzoek en monitoring zal de impact van energiezuinig<br />
bouwen op de binnenluchtkwaliteit in kaart gebracht worden. Door de toenemende<br />
isolatie en luchtdichtheid stijgt het belang van een goed gecontroleerde verluchting.”<br />
OD 8.2 Aandacht voor het duurzaam karakter van de schoolinfrastructuur<br />
Pagina 62-63<br />
Wat de sanering van vervuilde schoolterreinen betreft, zullen alle inrichtende<br />
machten in Vlaanderen dit najaar een enquêteformulier met bijhorende toelichting<br />
ontvangen. Het formulier is zo beknopt mogelijk gehouden om de administratieve<br />
lasten voor de inrichtende machten tot een minimum te beperken. Tegen het eind<br />
van het jaar kan dan op basis van de gegevens uit de enquête een eerste globale<br />
inschatting van de saneringskosten gebeuren. In sommige gevallen kunnen de<br />
saneringskosten binnen de reguliere werking van OVAM geïntegreerd worden. Dat is<br />
<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />
<strong>2012</strong><br />
77
het geval voor de scholen die geen schuld aan de vervuiling hebben. In andere<br />
gevallen vallen de kosten buiten de reguliere werking van OVAM en ook buiten het<br />
werkingsveld van AGIOn dat voor de subsidiëring van gebouwen<br />
(nieuwbouw/verbouwing/aankoop) instaat, maar niet van gronden.<br />
De financiële omvang van de saneringsoperatie zal na verwerking van de<br />
enquêtegegevens becijferd worden. En op basis van deze financiële berekening, de<br />
investeringsplanning van de scholen en de milieu-urgentie zal begin <strong>2012</strong> een<br />
programmatorische aanpak voor de sanering van bodemverontreiniging van<br />
schoolterreinen voorgesteld worden.<br />
<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />
<strong>2012</strong><br />
78
3. Aandachtspunten Inburgering & Integratie<br />
SD 1 Open, veelzijdige en sterke persoonlijkheden vormen<br />
OD 1.1 Jongeren voorbereiden op actief burgerschap Pagina 9-10<br />
Realisaties 2011-2011<br />
Bevorderen van actief burgerschap staat expliciet in de doelstellingen van het<br />
<strong>Agentschap</strong> voor Onderwijscommunicatie (AOC) vermeld. Via de complementaire<br />
communicatielijnen zetten we dan ook alle inspanningen verder om tot een<br />
interactieve dialoog met de jongeren en hun leraren te komen.<br />
In Klasse, Maks!, Yeti en Klasse voor Ouders worden de lezers permanent<br />
gestimuleerd om op een actieve manier aan onze samenleving te participeren. Het<br />
basisthema van de CANON-werking (groeien in cultuur) bouwt acties uit, met als<br />
basis het zoeken van de eigen identiteit, die uiteindelijk via cultuureducatie en brede<br />
cultuurbeleving naar versterkte verbondenheid in actief burgerschap kunnen leiden.<br />
Uit de internationale interesse en de analyses die daarover verschijnen, blijkt dat<br />
onze complementaire en continue manier van overheidscommunicatie zin en effect<br />
heeft.<br />
(…)<br />
Na de uitspraak van het Grondwettelijk Hof op 15 maart 2011, ligt het dossier met<br />
betrekking tot het dragen van levensbeschouwelijke symbolen in het onderwijs<br />
opnieuw ter behandeling bij de Raad van State. In afwachting van de beslissing van<br />
de Raad van State heb ik, samen met mijn administratie en kabinet, uitgebreide<br />
consultaties bij experts in diverse relevante disciplines (juristen, filosofen, sociologen,<br />
antropologen, onderwijsverstrekkers, vakbonden en belangengroepen) gehouden.<br />
Deze informatie zal, na de juridische uitspraak, het maatschappelijke en politieke<br />
debat kunnen voeden.<br />
OD 1.7 De aanpak van spijbelen en antisociaal gedrag versterken Pagina 16<br />
Een aantal doelgroepen heeft een verhoogde kans op schoolse uitval en/of<br />
ongekwalificeerde uitstroom. Voor deze doelgroepen zal ik specifieke initiatieven<br />
nemen. Ik denk dan in de eerste plaats aan de Midden- en Oost-Europese jongeren<br />
en woonwagenbewoners. Mijn departement is in de werkgroep van het actieplan<br />
Midden- en Oost-Europese migratie (MOE) en de Stuurgroep Woonwagenbewoners<br />
van de minister, bevoegd voor Inburgering, vertegenwoordigd, van waaruit<br />
gecoördineerde acties ten aanzien van deze doelgroepen zullen worden opgezet.<br />
Deze actieplannen zullen in het najaar van 2011 worden goedgekeurd.<br />
Samen met de minister, bevoegd voor Inburgering, zal ik nagaan hoe de toeleiding<br />
van kinderen van nieuwkomers die een inburgeringstraject volgen, naar onderwijs<br />
verder kan worden geoptimaliseerd. Een betere gegevensuitwisseling is daarin een<br />
eerste stap.<br />
SD 2 Kansen geven aan elk talent<br />
OD 2.1 De armoede bestrijden en de sociale inclusie bevorderen Pagina 20 -21<br />
In functie van het realiseren van een inclusief integratiebeleid zal ik binnen mijn<br />
bevoegdheden concrete acties formuleren die tot het realiseren van de doelstellingen<br />
<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />
<strong>2012</strong><br />
79
van het Vlaams integratiebeleid bijdragen. Deze acties zullen in het geïntegreerd<br />
integratiebeleidsplan van de Vlaamse overheid worden opgenomen. We zullen meer<br />
bepaald op het verhogen van de ouderbetrokkenheid inzetten via het stimuleren van<br />
een goede kennis van het Standaardnederlands voor ouders. We zullen ook een<br />
samenwerking met inburgering opzetten waarbij ouders van schoolgaande kinderen<br />
een prioritaire doelgroep zijn. Een samenwerking met de integratiesector is daarbij<br />
aangewezen.<br />
We stellen vast dat er - ondanks alle inspanningen – concentratiescholen blijven<br />
bestaan Om aan leerbehoeften van een leerbedreigd publiek te kunnen<br />
beantwoorden, is, net als voor alle leerlingen, onderwijs van uitstekende kwaliteit<br />
nodig. Evenveel leerwinst behalen in concentratiescholen als in ‘witte’ scholen is<br />
veelal niet voldoende, aangezien leerlingen er vaak met een achterstand aan de start<br />
verschijnen. Er moet in deze scholen juist meer leerwinst behaald worden om aan<br />
het eind van de rit gelijk te kunnen eindigen met andere scholen.<br />
Daarom wil ik 9 basisscholen (3 in Brussel, 3 in Antwerpen en 3 in Gent, gespreid<br />
over de koepels en het GO!) met een hoog % GOK-leerlingen de mogelijkheid geven<br />
een onderwijsmodel te initiëren dat ‘werkt’ en inspirerend kan zijn voor andere<br />
concentratiescholen. Ik zal deze scholen hiertoe extra ondersteunen met als<br />
doelstelling te excelleren. Dit zal gebeuren in nauwe samenwerking met de<br />
pedagogische begeleidingsdiensten en de lokale overheden en er zal een<br />
wetenschappelijk opvolgingssysteem voor de vorderingen van de leerlingen worden<br />
opgezet. Gedurende het schooljaar 2011-<strong>2012</strong> zullen we dit experiment grondig<br />
voorbereiden om vanaf september <strong>2012</strong> van start te kunnen gaan. De deelnemende<br />
scholen zullen bij de voorbereiding al intensief worden betrokken. Odat vernieuwing<br />
enkele jaren tijd vergt vooraleer resultaten op te leveren, wordt voor het project 5 jaar<br />
uitgetrokken, met een tussentijdse evaluatie na 3 jaar.<br />
OD 2.2 De participatie aan het kleuteronderwijs maximaliseren Pagina 21-22<br />
Blijvende inspanningen zijn noodzakelijk om ervoor te zorgen dat kleuters voldoende<br />
aan het kleuteronderwijs participeren. We zetten de sensibiliseringsinspanningen20<br />
dan ook verder. Het campagnemateriaal rond de 3de kleuterklas wordt aangepast,<br />
met extra aandacht voor kansarme ouders. Daarnaast zorgen we voor een goede<br />
opvolging van de effecten van de invoering van de toelatingsvoorwaarden voor het<br />
basisonderwijs op de aanwezigheid van de kleuters.<br />
OD 2.11 Participatie aan levenslang leren verhogen Pagina 28-29<br />
Realisaties 2010-2011<br />
In juli 2011 keurde de Vlaamse Regering de conceptnota over de hervorming van de<br />
integratie- en inburgeringssector goed. Daarin wordt ook een grondige hervorming<br />
van de 8 Huizen van het Nederlands voorzien. Vanuit het beleidsdomein onderwijs<br />
namen we deze hervorming te baat om een afspraak in het Bruggecommuniqué na<br />
te komen, meer bepaald het voorzien in ‘LifelongGuidance’ voor levenslang leren. De<br />
Huizen van het Nederlands zullen samen met de 13 consortia volwassenenonderwijs<br />
tot regionale Centra voor Leerloopbaanbegeleiding worden omgevormd. et mijn<br />
collega, bevoegd voor Inburgering, zal ik dit verder uitwerken en dit in nauw overleg<br />
met de minister, bevoegd voor Werk.<br />
<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />
<strong>2012</strong><br />
80
Plannen 2011-<strong>2012</strong><br />
Samen met mijn collega’s, bevoegd voor Inburgering en Werk, zal ik dit werkjaar het<br />
concept van regionale Centra voor Leerloopbaanbegeleiding verder uitwerken en de<br />
financiële implicaties van dit voorstel verder uitklaren. De Taskforce<br />
Loopbaanbegeleiding, waarin de CLB-sector, de VDAB, de pedagogische<br />
begeleidingsdiensten, de VLIR en de VLHORA zijn vertegenwoordigd, zal de<br />
samenwerking tussen de verschillende partners voor loopbaanbegeleiding verder<br />
gestalte geven. Deze regionale Centra zullen in de toekomst voor de gerichte<br />
informatieverstrekking, oriëntering, testing en doorverwijzing van volwassenen met<br />
uiteenlopende leervragen en –noden instaan. Tegen het einde van dit werkjaar zal ik<br />
een ontwerp van decreet over Centra voor Leerloopbaanbegeleiding in het Vlaams<br />
Parlement indienen.<br />
SD 3 Het leren van het Nederlands en vreemde talen stimuleren om mee te<br />
doen in de geglobaliseerde samenleving<br />
OD 3.2 Het leren van het Nederlands in de scholen versterken Pagina 30-32<br />
Realisaties 2010-2011<br />
De doelstellingen van het tweede onthaaljaar voor anderstalige nieuwkomers kunnen<br />
vanaf 1 september 2011 gerealiseerd worden met de maatregelen die ik in het kader<br />
van het decreet van 1 juli 2011 betreffende het Onderwijs XXI heb genomen met het<br />
oog op de verdere flexibilisering van leertrajecten in het secundair onderwijs.<br />
Plannen 2011-<strong>2012</strong><br />
Ik wil de taalontwikkeling Standaardnederlands van jonge kinderen centraal stellen<br />
door de mogelijkheden om taalrijk op te groeien te verhogen. Én ouders<br />
ondersteunen bij het verrijken van de thuistaal én het intensifiëren van het<br />
Standaardnederlands als knuffeltaal, vraagt een talenbeleid op maat van het<br />
kinderdagverblijf of de kleuterschool. Waar het gaat om kinderen van nieuwkomers<br />
wordt ook samengewerkt met de onthaalbureaus Een bijzonder intense manier van<br />
taalactivering bij peuters is het voorlezen. De liefde voor lezen wordt bij het voorlezen<br />
geboren. Samen met de ministers, bevoegd voor Welzijn en Cultuur, zal ik trajecten<br />
rond voorleescultuur opzetten, in het Standaardnederlands en in de thuistaal, met<br />
betrokkenheid van de ouders.<br />
De plaats van de thuistaal, als deel van de private cultuur, in het talenbeleid, is er<br />
een die het doel, van het Standaardnederlands als gemeenschappelijke taal, moet<br />
versterken.<br />
(…)<br />
De taalontwikkeling Nederlands van kinderen en jongeren kan extra worden gevoed<br />
door aan de formele leeromgeving op school een informeel aanbod in de vrije tijd te<br />
koppelen. Leerlingen zullen de kans krijgen om het Nederlands ook buiten de school<br />
te verstevigen via initiatieven in het kader van de brede school (OD 6.2)34.<br />
Het onthaalbeleid voor niet-Nederlandstalige kinderen in het basisonderwijs zal<br />
worden hervormd. Kinderen zonder kennis van het Nederlands, die zich voor de<br />
<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />
<strong>2012</strong><br />
81
eerste keer in het leerplichtonderwijs inschrijven, zullen eerst een taalbad van vier (of<br />
acht) weken volgen. Daarna volgen ze les in hun school van keuze, waar een<br />
opvolgtraject zal worden voorzien. Als die kinderen na het taalbad en de<br />
klasondersteuning nog onvoldoende met het Standaardnederlands gevorderd zijn,<br />
moeten ze buiten de normale lesuren extra lessen Standaardnederlands volgen.<br />
Met de minister, bevoegd voor Inburgering en Integratie, zal ik een protocol sluiten<br />
met het oog op samenwerking op het vlak van een onthaalbeleid in scholen.<br />
Daarnaast zal ik dit schooljaar i.v.m. het taalbad de nodige stappen voor een<br />
aanpassing van de regelgeving zetten.<br />
In het kader van de hervorming secundair onderwijs zal ik onderzoeken in welke<br />
mate het onthaalonderwijs voor anderstalige nieuwkomers meer in het regulier<br />
secundair onderwijs geïntegreerd en kan worden ingebed.<br />
OD 3.3 Nederlands als tweede taal stimuleren Pagina 32-33<br />
Realisaties 2010-2011<br />
In functie van een verdere realisatie van het EVC-beleid in het volwassenenonderwijs<br />
heeft mijn administratie een pre-<strong>screening</strong> van de niveautoetsen van de Huizen van<br />
het Nederlands uitgevoerd. Deze pre-<strong>screening</strong> heeft aangetoond dat de<br />
niveautoetsen niet zonder meer tot automatische vrijstellingen voor<br />
opleidingsonderdelen in het volwassenenonderwijs kunnen leiden.<br />
Om de wachtlijsten voor het aanbod Nederlands tweede taal weg te werken en om<br />
een meer behoeftedekkend aanbod te realiseren, heb ik enkele maatregelen m.b.t.<br />
de inschrijvingsvoorwaarden en de organisatie van het aanbod Nederlands tweede<br />
taal genomen.<br />
Plannen 2011-<strong>2012</strong><br />
In overleg met mijn collega, bevoegd voor Inburgering, zal ik nagaan hoe aan een<br />
meer uniform en valide toetsinstrumentarium kan worden gewerkt.<br />
Ik zal het Vlaams Afsprakenkader Nederlands tweede taal evalueren, rekening<br />
houdend met de hervormingsplannen voor de sector Inburgering en Integratie en met<br />
de uitbouw van de regionale Centra voor Leerloopbaanbegeleiding.<br />
Aan de decretale stuurgroep volwassenenonderwijs heb ik de opdracht gegeven de<br />
opleidingsprofielen Nederlands tweede taal aan te passen, zodat dit<br />
opleidingsaanbod flexibeler en meer behoeftegericht kan worden georganiseerd. Ik<br />
wil deze aangepaste opleidingsprofielen per 1 september <strong>2012</strong> implementeren. Op<br />
dat ogenblik zullen Centra voor Volwassenenonderwijs ook een nieuw<br />
opleidingsaanbod “Nederlands in educatief perspectief” op maat van individuele<br />
cursisten kunnen organiseren die bv. willen verder studeren, zich voorbereiden op<br />
toelatingsproeven voor bepaalde beroepen, …<br />
Ik zal de uitvoering van de maatregelen aanbod NT2 nauwgezet opvolgen en de<br />
evolutie van het aanbod Nederlands tweede taal monitoren. Indien nodig, zal ik van<br />
de mogelijkheid gebruik maken om enerzijds de vrije aanwending van de leraarsuren<br />
of VTE gegenereerd door het aanbod NT2 te beperken en/of anderzijds een pakket<br />
aanvullende leraarsuren voor een bijkomend aanbod te creëren.<br />
<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />
<strong>2012</strong><br />
82
OD 3.4 Strategisch Plan Geletterdheid verder uitvoeren Pagina 33<br />
Realisaties 2010-2011<br />
In het afgelopen jaar werd het Strategisch Plan Geletterdheid 2005-2011<br />
geëvalueerd.<br />
Plannen 2011-<strong>2012</strong><br />
Op basis van die evaluatie bereid ik een nieuw Strategisch Plan Geletterdheid voor<br />
dat ik aan de Vlaamse Regering zal voorleggen.<br />
Commentaar<br />
Het Strategisch Plan Geletterdheid richt zich enkel naar Nederlandstaligen.<br />
Anderstaligen maken geen deel uit van dit plan. Er is het aanvoelen dat er een<br />
missing link is tussen de initiatieven naar alfaklanten en het beleid gericht op het<br />
verhogen van de geletterdheid in Vlaanderen. Zeker op het vlak van sensibilisering<br />
zijn er mogelijks aanknopingspunten.<br />
OD 3.5 Het leren van vreemde talen intensifiëren Pagina 33<br />
Via talensensibilisering moeten leerlingen voor taaldiversiteit gevoelig worden<br />
gemaakt, zoals bedoeld door Europa. Hen moet een positieve houding tegenover<br />
andere talen door interactie in de klas worden bijgebracht. Onder talensensibilisering<br />
bedoelen we het sporadisch en eerder bij toeval, niet-planmatig noch formeel<br />
gebruiken van andere talen in een meer speelse context en zonder als doel die<br />
andere talen te leren en/of te verwerven.<br />
De integratiesector kan scholen ondersteunen die een actief beleid op het vlak van<br />
(meertalig) onthaal, taal en ouderbetrokkenheid voeren. Scholen zullen een<br />
facultatief aanbod aan thuistalen na de lestijden kunnen ontwikkelen voor groepen<br />
van minstens 20 leerlingen zonder taalachterstand op het vlak van Nederlands. Dit<br />
zal gebeuren in samenwerking met de onthaal-en integratiesector en de CVO’s.<br />
OD 3.6 Een talenbeleid in elke school aanmoedigen Pagina 34-35<br />
De conceptnota ‘Samen taalgrenzen verleggen’ zet in het kader van het talenbeleid<br />
op drie thematische clusters in: diversiteit en inclusiviteit, evaluatie en <strong>screening</strong>,<br />
professionalisering en ondersteuning. De kwaliteit van een talenbeleid staat of valt<br />
immers met de competenties en de omkadering van wie voor de klas staat. Om het<br />
talenbeleid een zichtbare plaats op school te geven, wil ik scholen aanmoedigen<br />
binnen het schoolteam een taalcoördinator aan te stellen. We zullen een profiel met<br />
bijhorende competenties voor taalcoördinatoren uitwerken en een<br />
vormingsprogramma opzetten.<br />
Diversiteit en inclusiviteit<br />
In samenwerking met de onderwijsnetten zal er tegen april <strong>2012</strong> een kwaliteitscharter<br />
worden ontwikkeld als leidraad voor scholen met het oog op het voeren van een<br />
inclusief en divers talenbeleid. Hiervoor zal de expertise die is opgebouwd bij het<br />
Huis van het Nederlands Brussel, worden meegenomen. Rondetafelgesprekken met<br />
diverse scholen die met een heterogene leerlingenpopulatie grote leerwinst behalen,<br />
moeten toelaten om een aantal kritieke succesfactoren te identificeren. Ook de<br />
minister, bevoegd voor Inburgering, zal bij dit initiatief betrokken worden, zodat de<br />
<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />
<strong>2012</strong><br />
83
doelstellingen binnen onderwijs optimaal op de doelstellingen op het vlak van taal<br />
binnen het integratie- en inburgeringsbeleid van de Vlaamse overheid afgestemd<br />
worden. Eind <strong>2012</strong> zal er een bundel met goede praktijkvoorbeelden worden<br />
gepubliceerd. Het is de bedoeling dat scholen vanaf september 2013 deze<br />
instrumenten kunnen gebruiken.<br />
Professionalisering en ondersteuning<br />
Ik wil VBB en BROSO in één structuur samenbrengen om te zorgen dat de aanpak in<br />
het secundair onderwijs een verlengstuk van de aanpak in het basisonderwijs wordt.<br />
De nieuwe vzw krijgt een dubbele opdracht:<br />
- een expertise- en vormingsopdracht rond onderwijs in een meertalige context.<br />
Hierin wordt ook de expertise opgenomen van de vzw Werkgroep Immigratie rond<br />
het omgaan met thuistalen en het betrekken van niet-Nederlandstalige ouders bij het<br />
schoolgebeuren, talensensibilisering en talenportfolio. Die expertise- en<br />
vormingsopdracht geldt voor het hele Vlaamse onderwijs, maar prioritair voor<br />
Brussel, Antwerpen en Gent;<br />
- een begeleidingsopdracht t.a.v. Brusselse scholen, waarin het uitwerken en<br />
implementeren van een talenbeleid, de implementatie van taalvaardigheidsonderwijs,<br />
het invoeren van talenportfolio’s en omgang met diversiteit basisingrediënten zijn.<br />
Beide opdrachten worden wetenschappelijk begeleid.<br />
SD 6 De maatschappelijke verwevenheid van onderwijs met lokale, regionale<br />
en internationale netwerken versterken<br />
OD 6.3 De regierol van de gemeenten in het lokaal flankerende onderwijsbeleid<br />
verstevigen Pagina 46-47<br />
Momenteel werken we aan een conceptnota over het verstevigen van de regiefunctie<br />
en de afstemming tussen Lokaal Overlegplatform (LOP) en gemeente. Waar mogelijk<br />
zal een link met de regierol van lokale besturen in het integratiebeleid worden<br />
gelegd. Daarin zal ik op basis van een analyse van de huidige situatie<br />
beleidsvoorstellen formuleren, rekening houdend met de uitvoeringslijnen van het<br />
witboek interne staatshervorming over de rol van de provincies en de beschikbare<br />
resultaten van de regio<strong>screening</strong>s. Die voorstellen worden rond de jaarwisseling aan<br />
de VLOR, de koepels, het GO! en de VVSG, de vertegenwoordigers van de LOP’s en<br />
de centrumsteden voorgelegd.<br />
OD 6.8 Gelijkwaardigheid van buitenlandse diploma’s sneller erkennen<br />
Pagina 50<br />
Dit werkjaar zal ik de algemene procedure voor de erkenning van buitenlandse<br />
diploma’s voor alle onderwijsniveaus herwerken en vereenvoudigen in uitvoering van<br />
de bepalingen van het Onderwijsdecreet XXI. Die zal garant staan voor een redelijke<br />
afhandelingstermijn die vanaf <strong>2012</strong> zal worden toegepast.<br />
Ik zal nagaan welke rol de op te richten regionale Centra voor<br />
Leerloopbaanbegeleiding in het begeleiden van de erkenningsprocedure voor<br />
buitenlandse diploma’s kunnen spelen.<br />
<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />
<strong>2012</strong><br />
84
<strong>Bestuur</strong>szaken (BZ)<br />
Beleidsbrief BESTUURSZAKEN<br />
Aandachtspunten <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />
Inleiding Pagina 3<br />
Naast al die efficiëntietrajecten binnen de Vlaamse overheid, vind ik het ook<br />
belangrijk om te blijven investeren in meer samenwerking tussen verschillende<br />
bestuursniveaus. Eén van de rode draden doorheen mijn gehele beleidsnota is het<br />
versterken van de samenwerking met de lokale besturen. Dit gaat in <strong>2012</strong><br />
onverminderd verder. Een ander voorbeeld van de meerwaarde van interbestuurlijke<br />
samenwerking is de voorziene bundeling van de administratieve rechtscolleges tot<br />
één nieuw Vlaams <strong>Bestuur</strong>srechtscollege. Die bundeling levert namelijk niet alleen<br />
efficiëntiewinsten op, maar leidt ook tot een betere dienstverlening aan<br />
rechtzoekenden.<br />
1.1.4 VLAAMS BESTUURSRECHTSCOLLEGE Pagina 14-15<br />
Stand van zaken<br />
De Vlaamse Regering heeft op 29 april 2011 met mijn voorstel tot de oprichting van<br />
het (bijzonder)Vlaams <strong>Bestuur</strong>srechtscollege (VBRC) ingestemd. De huidige<br />
Vlaamse administratieve rechtscolleges werden indertijd opgericht met het oog op<br />
het garanderen van de rechtsbescherming tegenover specifieke administratieve<br />
rechtshandelingen van de (Vlaamse) overheid. Ik stelde vast dat de behandeling van<br />
administratieve geschillen in de Vlaamse overheid versnipperd is, waardoor<br />
efficiëntie verloren gaat. In een eerste fase integreert het VBRC enkele de specifieke,<br />
Vlaamse administratieve rechtscolleges met gewestbevoegdheden, en speelt<br />
bijgevolg in op een aantalmaatschappelijke bewegingen en specifieke verzuchtingen<br />
van de burger ten aanzien van de overheid.<br />
Intenties <strong>2012</strong><br />
Op basis van de besprekingen zal ik de werkzaamheden verder zetten met het oog<br />
op de oprichting van het VBRC bij decreet tegen eind <strong>2012</strong>. Het is mijn ambitie om<br />
tegen het einde van de regeerperiode met een duurzame, professionele en<br />
geïntegreerde werking van de Vlaamse administratieve rechtbanken te kunnen<br />
starten om zo een optimale rechtsbedeling en rechtsbescherming te kunnen<br />
bieden in zo veel mogelijk materies waarvoor de Vlaamse Regering bevoegd is.<br />
1.4.4 INTRODUCEREN VAN EXTERNE AUDIT BIJ DE LOKALE BESTUREN<br />
Pagina 18<br />
Stand van zaken<br />
Voor het thema externe audit bij de lokale besturen verwijs ik naar mijn beleidsbrief<br />
<strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong>.<br />
<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />
<strong>2012</strong><br />
85
In het kader van het sleutelproject ‘Interne staatshervorming’ heb ik laten<br />
onderzoeken in welke mate de rol van de gewestelijke ontvangers verder kan worden<br />
afgebouwd en of die personeelsleden kunnen worden ingezet binnen het concept<br />
van externe audit. Uit verschillende bevragingen is gebleken dat de lokale besturen<br />
(gemeenten en OCMW’s) vanaf 2011 in veel gevallen een plaatselijk financieel<br />
beheerder zullen aanstellen en geen beroep meer zullen doen op een gewestelijk<br />
ontvanger. Hierdoor zal het aantal gewestelijk ontvangers in overtal stijgen.<br />
Intenties <strong>2012</strong><br />
Gelet op deze te verwachten evolutie van de functie van gewestelijk ontvanger en<br />
om een oplossing te bieden aan de aantallen overtallen die zullen ontstaan, zal ik<br />
aan de Vlaamse Regering voorstellen om de gewestelijk ontvangers te integreren in<br />
de diensten van de Vlaamse overheid en hen onder te brengen onder het<br />
toepassingsgebied van het Vlaams Personeelsstatuut (VPS). Zo kunnen zij<br />
ingeschakeld worden voor andere opdrachten binnen de diensten van de Vlaamse<br />
overheid, inzonderheid bij het <strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong> (implementatie<br />
van de beleids- en beheerscyclus in de gemeenten, OCMW’s en provincies; externe<br />
audit van de gemeenten).<br />
2.2.2VOORTBOUWEN OP DEGELIJK BELEIDSGERICHT WETENSCHAPPELIJK<br />
ONDERZOEK Pagina 20-21<br />
Stand van zaken<br />
In 2011 loopt de financiering van het Steunpunt <strong>Bestuur</strong>lijke Organisatie Vlaanderen<br />
(SBOV II) af.<br />
Het traject kreeg een positieve evaluatie. Ik wens het praktijkgericht wetenschappelijk<br />
steunpuntenonderzoek op het vlak van bestuurskunde verder te zetten. Ik lanceerde<br />
daarom een oproepvoor de opstart van een derde generatie Steunpunt <strong>Bestuur</strong>lijke<br />
Organisatie - Slagkrachtige overheid.<br />
Intenties <strong>2012</strong><br />
In <strong>2012</strong> zal een derde generatie SBOV opstarten met, na de onderhandelingen, de<br />
ondertekening vaneen nieuwe beheersovereenkomst SBOV III.<br />
De oproep specificeert de onderzoekslijnen, die aansluiten op de strategische<br />
doelstellingen van het Pact 2020 en het Meerjarenprogramma Slagkrachtige<br />
overheid. Daarnaast geeft het Witboek Interne Staatshervorming de krijtlijnen aan<br />
voor het onderzoek dat betrekking heeft op de lokale besturen en de interbestuurlijke<br />
relaties. Drie begrippen die onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn, vormen een<br />
kapstok om aan die onderzoekslijnen invulling te geven en verschillende thema’s<br />
kunnen daaraan gekoppeld worden: een transparante en democratische structuur;<br />
performante (inter)bestuurlijke processen en een cultuur gebaseerd op vertrouwen<br />
en verantwoordelijkheid.<br />
3.2 PERSONEELSBEWEGINGEN Pagina 24-25<br />
Stand van zaken<br />
Met de strategische HR-doelstelling over het thema ‘personeelsbewegingen’ wil ik<br />
een kosten bewuste personeelsinzet realiseren door op een kwalitatieve en solidaire<br />
manier om te gaan met de personeelsbewegingen (in-, door- en uitstroom) op het<br />
niveau van de Vlaamse overheid. Onderstaande acties en realisaties onderstrepen<br />
deze ambitie.<br />
<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />
<strong>2012</strong><br />
86
Zo heb ik de verwachte uitstroom voor de komende jaren in kaart laten brengen, door<br />
middel van een analyse van de pensioneringsgolven en andere vormen van<br />
uitstroom. Daaruit blijkt dat de gemiddeldepensioenleeftijd voor de entiteiten van de<br />
Diensten Vlaamse Overheid 61,3 jaar is. Op de leeftijd van60 jaar gaat gemiddeld<br />
51% van de personeelsleden op pensioen. Op 61 jaar nog eens 22% en maar<br />
14% blijft werken tot 65 jaar. De eerstkomende vijf jaar zullen er gemiddeld 770<br />
personeelsleden per jaar uitstromen. Aanvullend werkte het Departement<br />
<strong>Bestuur</strong>szaken scenario’s uit om die uitstroomintelligent aan te wenden voor de<br />
‘beter met minder’ doelstelling.<br />
Voorheen bestond in het Vlaams personeelsstatuut al een regeling van interfederale<br />
mobiliteit.<br />
Vastbenoemde ambtenaren van o.a. de federale overheid en de andere<br />
Gemeenschappen en Gewesten kunnen door middel van mobiliteit solliciteren naar<br />
een baan bij de diensten van de Vlaamse overheid.<br />
Dit is voortaan ook mogelijk voor de ambtenaren van de lokale besturen: de<br />
gemeenten, provincies,OCMW’s, autonome gemeentebedrijven, autonome<br />
provinciebedrijven, OCMW-verenigingen en gewestelijke ontvangers.<br />
De Vlaamse Regering gaf op 20 mei 2011 haar definitieve goedkeuring aan de<br />
mogelijkheid tot mobiliteit vanuit de diensten van de Vlaamse overheid naar de lokale<br />
besturen. Op 1 juli 2011 keurde ze de omgekeerde beweging goed. De beide<br />
regelingen zijn eind juli 2011 in werking getreden.<br />
Ik heb een aantal principes en een procedure rond personeelsplanning uitgewerkt die<br />
aandacht besteden aan een kostenbewuste personeelsinzet. Om de analyse van de<br />
personeelsbehoeften meer op doelstellingen en processen te baseren, wil ik een<br />
koppeling van het personeelsplan aan het ondernemingsplan voorzien. Alle entiteiten<br />
kunnen voor de opstelling van hun proces- en personeelsplan een beroep doen op<br />
ondersteuning en begeleiding van AgO. Ik blijf entiteiten aanmoedigen om het<br />
personeelsplan in functiefamilies uit te drukken. Personeelsbehoeften worden zo<br />
meer benaderd vanuit processen en benodigde competenties in plaats vanuit<br />
diploma’s.<br />
Tot slot werd de samenwerkingsovereenkomst met Selor verlengd. De nieuwe<br />
samenwerkingsovereenkomst geldt nu voor onbepaalde duur (i.p.v. voor 2 jaar), tot<br />
de verplichte bemiddeling door Selor wordt geschrapt in de Bijzondere wet.<br />
Intenties <strong>2012</strong><br />
Analyses tonen aan dat de interne mobiliteit nog altijd beperkt blijft. In <strong>2012</strong> zal ik – in<br />
de schoot van het sleutelproject ‘Modern HR-beleid’ – specifieke aandacht besteden<br />
aan het verder stimuleren van de mobiliteit door de knelpunten goed in kaart te<br />
brengen en aansluitend mobiliteit vanuit een positieve invalshoek te stimuleren.<br />
Daarbij zal ik aandacht besteden aan het verbeteren van de personeelsregelgeving<br />
en het uitwisselen van goede praktijkvoorbeelden.<br />
Om de kwaliteit van onze instroom te garanderen, werken het Departement<br />
<strong>Bestuur</strong>szaken en Jobpunt Vlaanderen samen kwaliteitscriteria voor selectoren en<br />
<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />
<strong>2012</strong><br />
87
selectieprocedures uit. Om de regeling met betrekking tot mobiliteit van de lokale<br />
sector naar de Vlaamse overheiddaadwerkelijk toepassing te laten vinden, zal ik een<br />
aantal communicatieacties ondernemen. Tegelijk peilt een SBOV-onderzoeksproject<br />
naar de culturele redenen waarom personeelsleden weinig ‘mobiel’ zijn en dus<br />
minder geneigd zijn om snel van job te veranderen.<br />
4.4DE ICT-DIENSTVERLENING UITBREIDEN NAAR LOKALE BESTUREN<br />
Pagina 36-38<br />
Stand van zaken<br />
Het lopende ICT-contract voor de gemeenschappelijke ICT-dienstverlening van de<br />
Vlaamse overheidwerd in het voorjaar van 2011 opengesteld naar de lokale en<br />
provinciale besturen onder bepaalde voorwaarden. Belangrijk is dat een afname<br />
enkel mogelijk is indien daarmee ook de doelstellingen van de Vlaamse overheid<br />
gerealiseerd worden. De uitbreiding betekent dus in eerste instantie een<br />
ondersteuning van de entiteiten van de Vlaamse overheid in hun samenwerking met<br />
de lokale en provinciale besturen. Voor de lokale en provinciale besturen vormt het<br />
een nieuwe opportuniteit om via het ICT-contract 2008 bijvoorbeeld een nieuwe<br />
toepassing te ontwikkelen of een bestaande toepassing aan te passen, noodzakelijk<br />
om gebruik te kunnen maken van één van de platformenontwikkeld door de Vlaamse<br />
overheid in het kader van e-government: o.a. MAGDA-platform, het digitaal<br />
tekenplatform en de platformen voor toegangs- en gebruikersbeheer.<br />
Ook het nieuwe telefoniecontract werd voor de lokale besturen opengesteld.<br />
In het kader van informatie-uitwisseling met lokale besturen lanceerde ik ook een<br />
geo-platformwaarlangs lokale besturen eenvoudig geografische informatieloketten in<br />
de eigen website kunnen opnemen. Zo kunnen gemeenten bijvoorbeeld aanduiden<br />
waar het erfgoed in hun gemeente zich bevindt of waar er grote werken gaande zijn.<br />
Aan elk van deze geografische punten kunnen ze de gepaste informatie of webstek<br />
koppelen. In 2010 gingen al een aantal pilootgemeenten van start met de<br />
geografische diensten van de Vlaamse overheid, in het kader van het programma<br />
MAGDA (Geografische informatie).<br />
In de loop van 2011 en <strong>2012</strong> zullen er vier werkende toepassingen op de productie<br />
omgeving draaien.<br />
Deze toepassingen worden loketten genoemd. De vier toepassingen/loketten zijn:<br />
geoloket Vlaams <strong>Agentschap</strong> voor Personen met een Handicap –<br />
gehandicaptenvoorzieningen online;<br />
geoloket Vlaams Instituut voor Onroerend Erfgoed – erfgoedvoorzieningen online;<br />
geoloket Departement Onderwijs – onderwijsaanbod en kwaliteit van<br />
onderwijsvoorzieningen online;<br />
geoloket <strong>Agentschap</strong> Ondernemen– bedrijven en bedrijventerreinen online.<br />
Ik blijf uiteraard verder sterk inzetten op ondersteunende generieke componenten.<br />
Het‘gebruikersbeheer voor lokale besturen’, waarlangs lokale en provinciale besturen<br />
hun medewerkers toegang verlenen tot Vlaamse en federale besturen, laat ik verder<br />
uitbreiden met nieuwe koppelingen. Dit platform moet het toegangspunt vormen voor<br />
alle overheidsdiensten tot de elektronische overheid.<br />
<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />
<strong>2012</strong><br />
88
Het digitaal tekenplatform (zie punt 4.2.2) voor het plaatsen van elektronische<br />
handtekeningen biedteen opportuniteit voor het uitwisselen van geauthentificeerde<br />
bestanden met lokale en provinciale besturen. Hiervoor wil ik toepassingen laten<br />
ontwikkelen. (programma Toegangscontrole en e-signing)Het uitwisselen van<br />
gegevens tussen de Vlaamse overheid en de lokale besturen is gerealiseerd in<br />
2011. Het gebruik van de digitale handtekening door lokale en provinciale overheden<br />
in relatie met hun burgers en bedrijven wordt gefaciliteerd door de uitbreiding van de<br />
bestaande platformen. Voor de geïnteresseerde lokale en provinciale besturen kan<br />
deze uitbreiding geactiveerd worden.<br />
In 2011 vormde bovendien het opzetten van de interbestuurlijke producten- en<br />
dienstencatalogus(IPDC) de centrale focus in het e-government voor lokale besturen.<br />
IPDC wil één wegwijsbestand realiseren met een overzicht van alle dienstverlening<br />
van de Vlaamse, provinciale en lokale overheden. Die informatie wordt centraal<br />
geredigeerd door enerzijds de Vlaamse overheid en anderzijds medewerkers van<br />
lokale en provinciale besturen. De geredigeerde informatie kan<br />
opgenomen worden in de communicatie via de websites en verspreid worden met<br />
andere digitale kanalen, de loketten en gedrukte versies door elk van deze<br />
overheden. Door het onderling linken van de informatie en het creëren van één<br />
unieke sleutel per overheidsproduct, ontstaan tal van verdere koppelingen die egovernment<br />
voor, door en met lokale besturen een verdere stimulans kunnen geven.<br />
IPDC wordt mogelijk gemaakt door een sterke wisselwerking tussen de Vlaamse<br />
overheid (deVlaamse Infolijn en de entiteit e-government en ICT-beheer) en de lokale<br />
besturen (Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten en de Vlaamse ICTorganisatie).<br />
Eind 2011 wordt de bètaversie van IPDC gerealiseerd. Die kan vervolgens gebruikt<br />
worden door pilootgebruikers.<br />
Het ‘Citadel Statement’ is een oproep om e-government bij steden en gemeenten<br />
sterker te ondersteunen. Het Citadel Statement werd voorgesteld op de 'Flemish<br />
Conference on localeGovernment' op 14 december 2010 in Gent. Het Citadel<br />
Statement kreeg de steun van tal van organisaties en bedrijven die deze tekst een<br />
sterk beginpunt van een beter Europees beleid inzake gemeentelijk e-government<br />
vinden.<br />
Het gebruikersbeheer voor lokale besturen waarlangs gemeente- en<br />
provinciebesturen rechten kunnen beheren op Vlaamse en federale toepassing,<br />
wordt gebruikt door 230 van de 308 gemeentebesturen endoor alle<br />
provinciebesturen.<br />
Intenties <strong>2012</strong><br />
Zoals aangekondigd in de beleidsnota moeten tegen het einde van de regeerperiode<br />
nieuwe contracten gegund zijn om de continuïteit van het gemeenschappelijk ICTdienstverleningsaanbod<br />
te verzekeren.<br />
Daarvoor zal ik in <strong>2012</strong> een nieuw programma laten opstarten door e-IB (zie ook<br />
hoofdstuk 4.2) zodat er tijdig een nieuwe overheidsopdrachtenprocedure wordt<br />
opgestart. Zoals al vermeld in mijnbeleidsnota, zullen daarbij de lokale besturen mee<br />
opgenomen worden als potentiële klanten.<br />
<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />
<strong>2012</strong><br />
89
Ik laat het ‘I-scanproject’ verder zetten bij de lokale overheden. I-scan onderzoekt de<br />
wisselwerkingtussen de twee centrale componenten van e-government, ICT en<br />
organisatie, bij lokale overheden engeeft advies.<br />
In <strong>2012</strong> voorzie ik de realisatie van de interbestuurlijke producten- en<br />
dienstencatalogus (IPDC).<br />
Begin <strong>2012</strong> kunnen pilootgebruikers een bètaversie ervan gebruiken. Tijdens die<br />
pilootfase wil ik voldoende feedback ontvangen voor eventuele aanpassingen en<br />
kunnen we er voor zorgen dat de ICTenwebsiteleveranciers van de overheid de<br />
IPDC-dienstverlening kunnen integreren in een aantal van hun producten. Na deze<br />
pilootfase komt de IPDC voor alle overheidsdiensten ter beschikking. Op die<br />
manier wordt een nieuwe dimensie voor de elektronische overheid gerealiseerd.<br />
‘Citadel on the Move’ is een nieuw project dat onlangs werd ingediend bij de<br />
Europese Commissie.<br />
Het project zal gecoördineerd worden door de Coördinatiecel Vlaams e-government<br />
en beoogt het ontwikkelen van mobiele, innovatieve en burger -gegenereerde<br />
applicaties die gebruik maken van hoge snelheid breedband en open data om een<br />
aantal stadsdiensten, zoals lokaal toerisme, te ondersteunen.<br />
‘Citadel on the Move’ is verder in lijn met de visie en de doelstellingen van ‘Smart<br />
City Call’, eenEuropees project, gericht op het versneld realiseren en implementeren<br />
van innovatieve,internetgebaseerde technologieën en diensten in steden, op basis<br />
van gemeenschappelijke platformen.<br />
Het project vraagt om een subsidiëring van 2 miljoen euro en wordt uitgewerkt in<br />
samenwerking met de steden Gent, Manchester, Athene en Keulen en met<br />
Eurocities, LinkedOrganisationforLocalAuthorities en de Global CitiesDialogue.<br />
In verband met het gebruikersbeheer voor lokale besturen heb ik de ambitie om het<br />
aantaldoeltoepassingen waarop rechten toegekend worden verder uit te breiden. Op<br />
die manier laat iknagenoeg alle gemeentebesturen aansluiten op dit<br />
gebruikersbeheer.Om het e-government bij lokale overheden verder te stimuleren,<br />
voorzie ik verder nog uitbreidingen inhet aanbod van MAGDA, toegangscontrole en<br />
‘e-signing’.<br />
4.5 KOSTENBEWUST, RESULTAATSGERICHT EN DUURZAAM BEHEER VAN<br />
ICTMIDDELEN Pagina 38 – 39<br />
Stand van zaken<br />
In de loop van 2011 werden visie, strategie en business cases voor<br />
netwerkoptimalisatie binnen de Vlaamse overheid uitgewerkt en werden de<br />
conclusies ter goedkeuring aan de Vlaamse Regering voorgelegd. De visie en<br />
strategie gaan uit van een gelaagd dienstenmodel binnen de Vlaamse overheid<br />
en geven ook uitsluitsel over een beheer- en financieringsmodel om effectief<br />
besparingen te kunnen realiseren door een beter gebruik van het eigen<br />
glasvezelnetwerk.<br />
In de loop van 2011 werd de ‘WIKI ICT-expertise Vlaamse overheid’ verder<br />
aangevuld door het Departement <strong>Bestuur</strong>szaken, het <strong>Agentschap</strong> Landbouw en<br />
Visserij en het <strong>Agentschap</strong> Zorg en Gezondheid. De WIKI bevat momenteel een<br />
zestigtal ICT-projecten en toepassingen die raadpleegbaar zijn voor alle entiteiten<br />
binnen de Vlaamse overheid.<br />
<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />
<strong>2012</strong><br />
90
Ik liet in 2011 de vernieuwing van het telefoniecontract doorvoeren en zette daarbij<br />
enerzijds in op kostenverlaging, maar anderzijds op de openstelling voor lokale<br />
overheden als eerste raamcontract.<br />
Daardoor kan ik garanderen dat er ook na het aflopen van de telefoniecontracten op<br />
20 juli 2011 een op de noden van de Vlaamse overheid afgestemd<br />
gemeenschappelijk telefonie-dienstverleningsaanbod(met vrije afname) beschikbaar<br />
blijft voor een contractduur van zeven jaar en dat ten behoeve van de verschillende<br />
entiteiten van de Vlaamse overheid en dus ook voor de lokale overheden.<br />
Intenties <strong>2012</strong><br />
De transitie van de bestaande klanten onder het oude contract voor telefonie en<br />
telecommunicatie naar het nieuwe contract rond ik af in <strong>2012</strong>. Vanaf februari <strong>2012</strong><br />
kunnen lokale en provinciale overheden dan effectief afnemen van het nieuwe ICTraam<br />
contract voor telefonie en telecommunicatie. Deze contracten lopen tot 2018,<br />
maar kunnen vervroegd opgezegd worden in 2016.<br />
Na goedkeuring door de Vlaamse Regering van de visie en strategie voor een<br />
netwerkoptimalisatie binnen de Vlaamse overheid neem ik in de loop van <strong>2012</strong> de<br />
nodige initiatieven om de voorgestelde besparingen effectief te realiseren. Business<br />
cases uitgewerkt voor VDAB, Kind en Gezin en De Lijnvormen in dit verband de<br />
basis voor een eerste reeks efficiëntiewinsten. Ook voor de andere entiteitenkan een<br />
dergelijke business case worden uitgewerkt.<br />
5.1.1 VERLAGEN VAN BESTAANDE ADMINISTRATIEVE LASTEN DOOR<br />
MIDDELVAN DE ACTIEPLANNEN Pagina 39 – 40<br />
Stand van zaken<br />
Alle beleidsdomeinen van de Vlaamse overheid hebben een actieplan met<br />
reductiedoelstelling opgemaakt. Deze actieplannen, de voortgangsrapporten 2010 en<br />
de evaluaties door de dienst Wetsmatiging zullen beschikbaar zijn op<br />
www.bestuurszaken.be/wetsmatiging en worden voorgelegd aan de Technische<br />
Groep van het Interinstitutioneel Akkoord (IIA).<br />
In het kader van mijn actieplan voor beleidsdomein- en<br />
bestuursniveauoverschrijdende vereenvoudiging heb ik met het oog op een<br />
kwaliteitsvolle regelgeving en een maximale administratieve vereenvoudiging:<br />
een procesanalyse voor de digitale bouwaanvraag uitgevoerd;<br />
het planlasten decreet definitief laten goedkeuren en volg ik de lopende sectorale<br />
implementatie ervan op;<br />
de administratieve lasten van e-procurement gemeten;<br />
een inventaris van regelgeving die verwijst naar het begrip inkomen gefinaliseerd;<br />
een inventaris van regelgeving met betrekking tot co-ouderschap gefinaliseerd.<br />
Intenties <strong>2012</strong><br />
Het uitvoeren en opvolgen van de actieplannen moet in <strong>2012</strong> leiden tot een concrete<br />
vereenvoudigingvoor de verschillende doelgroepen. In <strong>2012</strong> wordt er prioritair<br />
ingezet op het behalen van de Europees onderschreven doelstelling, maar dit zal<br />
geen eindpunt zijn. Ik zal daarom de looptijd van de actieplannen minstens verlengen<br />
<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />
<strong>2012</strong><br />
91
tot 2014. Jaarlijks laat ik een aantal grote vereenvoudigingsprojecten meten en<br />
selecteer ik het project met de grootste vereenvoudiging.<br />
Ik zal in <strong>2012</strong> zelf mijn actieplan met beleidsdomein- en<br />
bestuursniveauoverschrijdende vereenvoudigingsprojecten verder uitvoeren en<br />
garandeer daarbij een kwaliteitsvolle regelgeving en maximale administratieve<br />
vereenvoudiging in de volgende projecten:<br />
Digitale bouwaanvraag: aanpassen van de procedures en de regelgeving in functie<br />
van het e-governmentproject‘digitale bouwaanvraag’. Ik zal de administratieve lasten<br />
en beheerskosten daarbij ook meten.<br />
Planlastendecreet: ik zal de sectorale implementatie verder blijven opvolgen.<br />
E-procurement: dit project digitaliseert het volledige aankoopproces van de<br />
overheid. Ik zal ookde beheerskosten van e-procurement monitoren.<br />
Inkomensbegrip: het stroomlijnen van de administratieve processen waarbij<br />
rechten worden toegekend op basis van het inkomen. Ik definieer het<br />
inkomensbegrip en sluit een samenwerkingsovereenkomst af met de FOD Financiën.<br />
Verlenging van de actieplannen tot 2014.<br />
8.2EFFICIËNTIE EN EFFECTIVITEIT DOOR FACILITAIR MANAGEMENT<br />
Pagina 52-53<br />
Stand van zaken<br />
Voor het VAC Leuven werd het principe van een volledige en transparante<br />
kostenrapportering voor het eerst vorm gegeven, waardoor voor de nodige<br />
transparantie naar alle betrokken entiteiten werd gezorgd met het oog op de<br />
exploitatie van het gebouw.<br />
AFM overlegde ook met de Vlaamse Vereniging van Steden en Gemeenten (VVSG)<br />
om na te gaan of samenwerkingsverbanden kunnen leiden tot efficiëntiewinsten,<br />
bijvoorbeeld door gezamenlijke aankopen met lokale besturen.<br />
Ik heb mijn administratie de opdracht gegeven om in samenwerking met de andere<br />
partners(Departementen LNE en MOW) een bedrijfsvervoersplan op te stellen voor<br />
gebouwen van de Vlaamse overheid gelegen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.<br />
In 2011 werden voorbereidingengetroffen om de nodige gegevens te verzamelen en<br />
gebeurde de interne afstemming met het oog op het opmaken van het ontwerp van<br />
bedrijfsvervoersplan.<br />
Intenties <strong>2012</strong><br />
AFM zal de haalbaarheid van het dienstencentrumconcept, dat in lijn ligt met de<br />
evolutie naar een dienstencentrum die het AgO stapsgewijs doormaakt, verder<br />
vormgeven. Ook de wijze waarop dit dienstencentrumconcept voor het facilitair<br />
management (met kostentoewijzing en kostentransparantie)het best kan worden<br />
toegepast, komt daarbij aan bod. In de toekomst zullen meer facilitaire<br />
dienstenovereenkomsten worden afgesloten, met duidelijke afspraken op<br />
organisatorisch en financieel vlak, en met de nodige aandacht voor efficiëntie en<br />
effectiviteit van de te leveren dienstverlening.<br />
<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />
<strong>2012</strong><br />
92
In <strong>2012</strong> zal ik de analytische boekhouding verder laten uitrollen naar alle grote<br />
kantoorgebouwen beheerd door AFM. Daardoor verhoogt de betrokkenheid en de<br />
gevoeligheid van de entiteiten voor de kost van de huisvesting.<br />
AFM zal zich verder toeleggen op het uitwerken en aanbesteden van raamcontracten<br />
voor facilitaire dienstverlening en vastgoeddiensten. Daarvoor wordt maximaal<br />
samengewerkt met andere entiteiten van de Vlaamse overheid en wordt, waar<br />
mogelijk, maximaal de mogelijkheid geboden aan de lokale besturen om daarvan ook<br />
af te nemen. In een pilootproject zullen AFM en de VVSG nagaan op welke manier<br />
gezamenlijke raamcontracten met lokale besturen het best kunnen bijdragen tot<br />
efficiëntere organisaties.<br />
9.1 OPRICHTEN VAN EEN OVERKOEPELEND DIENSTENPLATFORM Pagina 54<br />
Stand van zaken<br />
Opdat elke entiteit binnen de Vlaamse overheid zich maximaal kan focussen op haar<br />
kerntaak, staat de verdere optimalisatie van gemeenschappelijke diensten hoog op<br />
mijn agenda. Zoals ik in mijnbeleidsnota stelde, is het nodig om de samenwerking<br />
tussen de horizontaal ondersteunende administraties te veruitwendigen door het<br />
opzetten van een ‘overkoepelend dienstenplatform’.<br />
Vandaag biedt het beleidsdomein <strong>Bestuur</strong>szaken geïntegreerde informatie over haar<br />
thema’s bij de Vlaamse overheid. De informatie van de afzonderlijke websites is met<br />
andere woorden samengebracht op één webstek. De thematische opbouw van de<br />
site zorgt voor een gebruiksvriendelijke en dus klantgerichte aanpak. De site bevat<br />
een luik 'dienstencatalogus', waar ook raamcontracten in vervat zitten. Het gaat om<br />
contracten die afgesloten werden door één entiteit, maar waar ook andere entiteiten<br />
van de Vlaamse overheid van kunnen 'afnemen'.<br />
Intenties <strong>2012</strong><br />
Ik zal het platform verder laten optimaliseren, enerzijds door het platform ook<br />
beschikbaar te maken voor lokale overheden, en anderzijds door<br />
uitbreidingsmogelijkheden met de andere horizontale diensten van de Vlaamse<br />
overheid te onderzoeken.<br />
Daarnaast stel ik een plan van aanpak op om het ‘volg-of-verklaar’ principe, zoals<br />
besproken in mijnbeleidsnota, ook effectief te kunnen introduceren.<br />
9.2.2E-IB EN CORVE Pagina 55 – 56<br />
Stand van zaken<br />
Ik werkte verder aan een geïntegreerd en gemeenschappelijk Vlaams ICT-beleid,<br />
afgestemd op denoden van de processen en diensten van de Vlaamse overheid.<br />
Ik zorgde voor de decretale basis om de rol van dienstenintegrator voor de Vlaamse<br />
overheid, te kunnen vervullen conform de opmerkingen van de Privacycommissie.<br />
Dankzij die decretale onderbouw heeft de Vlaamse overheid een dienstenintegrator<br />
die de uitbouw van het intra- en interbestuurlijke gegevensverkeer ontwikkelt en<br />
beheert en, vanuit een decretaal kader, kan instaan voor effectieve eenmalige<br />
gegevensopvraging, authentieke gegevensbronnen en maximale gegevensdeling<br />
tussen overheden.<br />
<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />
<strong>2012</strong><br />
93
Binnen het sleutelproject ‘Nuttige rationalisering ter ondersteuning van een<br />
klantengedreven ICT’ van het Meerjarenprogramma ondersteunde ik de<br />
voorbereiding van het decreet voor de oprichting van de vereniging voor ICTbrugfuncties<br />
bij de Vlaamse overheid. Dat decreet sluit aan bij de doelstelling in<br />
mijn beleidsnota om een efficiënte en sterke ICT-organisatie voor de Vlaamse<br />
overheid te realiseren door het versterken van de interne ICT-kennis, de versterking<br />
van de vraagzijde. De Vlaamse overheidmoet in alle geledingen beschikken over<br />
voldoende personeel met kennis van de bedrijfscontext, gekwalificeerd in<br />
bedrijfsanalyse en ICT-projectmanagement. Met gekwalificeerd personeel kan de<br />
relevantie en duurzaamheid van ICT-oplossingen gewaarborgd worden, alsook de<br />
onafhankelijkheid van ICT-dienstenleveranciers.<br />
Die vereniging laat toe om ICT-projecten op geïntegreerde wijze aan te pakken, om<br />
gespecialiseerde kennis te delen en om daartoe over het nodige personeel te<br />
beschikken.<br />
Bovendien laat ik onderzoeken hoe het bundelen van de verschillende diensten rond<br />
ICT engegevensverkeer, nog verdere optimalisaties in de organisatie zal<br />
verwezenlijken. Ik gebruik daarvoor onder meer de resultaten van het onderzoek<br />
over de gebreken in het ICT-landschap dat ik in 2011organiseerde.<br />
Een doelstelling van de bundeling van diensten is zeker een meer gerationaliseerd<br />
ICT aankoop- en beheersbeleid. Ik wil ook komen tot een centrale Vlaamse instantie<br />
die binnen de Vlaamse overheid toeziet op de naleving van regelgeving gericht op de<br />
bescherming van de persoonlijke levenssfeer en op een goed toegangs-, gebruiks-<br />
en veiligheidsbeleid voor overheidsinformatie. Bijkomend neem ik de nodige<br />
initiatieven ter afstemming met het <strong>Agentschap</strong> voor Geografische Informatie (AGIV)<br />
en een efficiënt en effectief gebruik van geografische informatie in niet-geografische<br />
projecten. De meest waardevolle geo-informatie is immers deze die gekoppeld kan<br />
worden aan andere informatie. Vandaag stellen we vast dat er nog onvoldoende<br />
gebruik gemaakt wordt van de producten van AGIV in niet geografische egovernementprojecten.<br />
Om dit alles te realiseren werkte ik aan de bundeling van krachten van diensten<br />
binnen het beleidsdomein <strong>Bestuur</strong>szaken (vanuit e-IB en het departement<br />
<strong>Bestuur</strong>szaken), die samen zullen komen in een DAB Informatie Vlaanderen. Bij het<br />
takenpakket behoort onder meer de efficiënte ontwikkeling van de Vlaamse<br />
dienstenintegrator en de nieuwe uitdagingen voor de ICT-rationalisatie (bijvoorbeeld<br />
aansturing en opvolging van de Vereniging van ICT-personeel voor de Vlaamse<br />
overheid). Klantgedrevenheid is daarin een kritische succesfactor. Een<br />
vraaggestuurde aanpak is essentieel in het uitbouwen van een performante,<br />
efficiënte en effectieve dienst.<br />
Intenties <strong>2012</strong><br />
In <strong>2012</strong> zal ik voorstellen uitwerken om de organisatie van het informatie- en ICTlandschap<br />
van de Vlaamse overheid te optimaliseren. Dat zal ik structureel kaderen<br />
in de aangekondigde reorganisatievan het informatie- en informaticalandschap van<br />
de Vlaamse overheid naar de DAB Informatie Vlaanderen. Deze organisatie zal van<br />
het begin zeer klantgericht en klantgestuurd werken. Doorkennis en activiteiten met<br />
<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />
<strong>2012</strong><br />
94
etrekking tot procesbeheer, informatiebeheer – inclusief archivering – en informatica<br />
in één organisatie te bundelen wil ik tastbare efficiëntiewinsten genereren. De<br />
opportuniteiten tot samenwerking met en creatie van meerwaarde voor de lokale<br />
overheden vind ik daarin erg belangrijk en zal dus ook expliciet aan bod komen. Ook<br />
zij krijgen vertegenwoordiging in het coördinatiecomité dat de DAB Informatie<br />
Vlaanderen zal aansturen. De organisatorische invulling van de DAB Informatie<br />
Vlaanderen werk ik in <strong>2012</strong> verder uit.<br />
10.1 PARTNERSCHAP TUSSEN DE LOKALE BESTUREN EN VLAAMSE<br />
OVERHEID<br />
UITBOUWEN (p 56 – 57)<br />
Stand van zaken<br />
Verscheidene beleidsinitiatieven die ik neem vanuit mijn bevoegdheid als minister<br />
van <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong> hebben een impact op de structuur en de organisatie van<br />
de Vlaamse overheid in zijn totaliteit.<br />
Het witboek Interne Staatshervorming bevat duidelijk de ambitie om de nodige<br />
mentaliteitswijziging te bewerkstelligen om tot een daadwerkelijke volwassen relatie<br />
te komen tussen de lokale besturen en de Vlaamse overheid. Concreet denk ik<br />
daarbij onder meer aan de coördinerende opdracht van de gouverneur, de oprichting<br />
van een dienst voor de gouverneur, het afschaffen van specifiek toezicht en<br />
uiteraard het planlastendecreet. In mijn beleidsbrief <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong> ga ik op al<br />
deze projectenuitgebreider in.<br />
In 2011 liet ik onderzoeken hoe de Vlaamse overheid en andere betrokken actoren<br />
de lokale besturen kunnen ondersteunen bij de uitbouw van hun beleid inzake<br />
administratieve vereenvoudiging en kwaliteitsvolle regelgeving.<br />
De nieuwe contracten omtrent telecommunicatiediensten (vast en mobiel) van de<br />
Vlaamse overheid zijn ook uitgebreid naar alle lokale en provinciale overheden. Zij<br />
kunnen intekenen onder dezelfde voorwaarden vanaf begin februari <strong>2012</strong>.<br />
Verder is in 2011 de personeelsmobiliteit tussen lokale en Vlaamse overheid verder<br />
uitgewerkt.<br />
Intenties <strong>2012</strong><br />
Ook in <strong>2012</strong> zal ik waken over de voortgang van de projecten in het kader van de<br />
Interne Staatshervorming. Ik verwijs voor verdere toelichting hieromtrent opnieuw<br />
naar mijn beleidsbrief <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong>.<br />
In <strong>2012</strong> zal ik ook lokale besturen ondersteunen bij de uitbouw van hun beleid rond<br />
kwaliteitsvolle regelgeving en administratieve vereenvoudiging met handleidingen,<br />
specifieke instrumenten en vorming. Ik zal de toepassing van het ‘Belfortprincipe’ als<br />
sectorale wetgevingstoets integreren met RIA.<br />
Ik zal er op toezien dat de uitbreiding van nieuwe raamovereenkomsten naar de<br />
lokale besturen ook waar mogelijk wordt toegepast.<br />
<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />
<strong>2012</strong><br />
95
2. Aandachtspunten Stedenbeleid<br />
/<br />
3. Aandachtspunten Inburgerings- en Integratiebeleid<br />
3.7 DIVERSITEIT Pagina 30-31<br />
Stand van zaken<br />
Op 17 juni 2011 nam de Vlaamse Regering op mijn voorstel kennis van het nieuwe<br />
strategische beleidsplan 2011-2015 ‘Gelijke Kansen en Diversiteit bij de Vlaamse<br />
overheid’. Daarin druk ik de wens uit dat de Vlaamse overheid een voorbeeldrol<br />
opneemt op het vlak van een actief, duurzaam en geïntegreerd gelijke kansen- en<br />
diversiteitsbeleid.<br />
Wat betreft het aantal personeelsleden uit de kansengroepen, was er in 2010<br />
opnieuw een positieve evolutie bij de Vlaamse overheid. Het aantal vrouwen in het<br />
middenmanagement steeg van 26 naar29%. Dat is een opmerkelijke kentering, want<br />
sinds 2001 schommelde dat cijfer rond 25%. Het aantalvrouwelijke topmanagers<br />
stabiliseerde zich, met een lichte daling van 25% naar 24%. De Vlaamse overheid<br />
telt nu 2,7 % allochtone medewerkers. Dat is een sterke stijging tegenover de 2%<br />
van 2009.<br />
Het aantal personeelsleden met een arbeidshandicap nam in 2010 maar beperkt toe:<br />
van 1,1% naar1,2%. De hierboven vermelde cijfers dateren van 31 december 2010.<br />
Ongeveer de helft van de entiteiten van de Vlaamse overheid nam streefcijfers voor<br />
de kansengroepen op in hun aansturingsinstrumenten. Het gaat om cijfers op maat,<br />
gebaseerd op de specifieke situatie en het profiel van de entiteit.<br />
Met betrekking tot de tewerkstelling van personen met een arbeidshandicap en<br />
personen van allochtone afkomst, hecht ik veel belang aan initiatieven voor meer<br />
instroom en een goede omkadering op de werkvloer. Enkele resultaten in 2010:<br />
Er werden door Jobpunt Vlaanderen 11 vacatures aangeboden als voorbehouden<br />
betrekkingen.<br />
26 medewerkers met een arbeidshandicap kregen een arbeidspost aanpassing bij<br />
de ministeries.<br />
Voor 107 personeelsleden was er een rendementsondersteuning (loonsubsidie),<br />
waarvoor ik het budget optrok ondanks de budgettair moeilijke context.<br />
In 2010 waren er 115 stagiairs van allochtone afkomst (14,28 % van alle stagiairs)<br />
en 19 met een arbeidshandicap (2,36 %). Ik beschouw stageplaatsen, maar ook<br />
studentenjobs en startbaanfuncties, als waardevolle instrumenten om mensen uit de<br />
kansengroepen in contact te brengen met de Vlaamse overheid. Op de website van<br />
Jobpunt Vlaanderen worden de vacatures(van entiteiten die daarvoor kiezen)<br />
bekendgemaakt bij de diverse doelgroepen. Dat geldt ook voor studentenjobs.<br />
In de 13 VDAB-regio’s gaan zogenoemde ‘toegewezen’ consulenten voor de<br />
Vlaamse overheid op zoek naar werkzoekenden met een handicap of van allochtone<br />
afkomst. De dienstEmancipatiezaken, Jobpunt Vlaanderen en de VDAB hebben het<br />
systeem nog verfijnd.<br />
<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />
<strong>2012</strong><br />
96
Op 14 februari 2011 namen in Leuven 170 personeelsleden deel aan de vijfde<br />
‘Dialoogdag’, een netwerkevenement rond arbeidshandicap. Het centrale thema was<br />
toegankelijkheid bij de Vlaamse overheid.<br />
De dienst Emancipatiezaken heeft een onderzoek uitgevoerd naar taaldrempels bij<br />
de in- en doorstroom van allochtone personeelsleden bij de Vlaamse overheid. De<br />
taaleisen liggen vaak hoog, maar op de werkvloer ontbreekt een structurele<br />
ondersteuning voor minder taalvaardige mensen. Wie zijn schoolopleiding niet in het<br />
Nederlands heeft gevolgd en als ambtenaar aan de slag wil bij de Vlaamse overheid,<br />
moet een taalexamen afleggen bij Selor. Begin 2011 heb ik een ontwerp tottaal<br />
decreet ingediend dat ook andere instanties machtigt om het bewijs van taalkennis<br />
uit te reiken,maar in juni 2011 antwoordde de Raad van State dat alleen Selor<br />
bevoegd is voor de organisatie van de taaltesten voor de Vlaamse overheid.<br />
Op basis van een onderzoek door de Universiteit van Hasselt, werkte de dienst<br />
Emancipatiezaken een actieplan uit om meer vrouwelijke personeelsleden te laten<br />
doorstromen naar het middenmanagement.<br />
Het ‘Regenboognetwerk Overuit’, een project rond seksuele geaardheid op de<br />
werkvloer bij deVlaamse overheid, vierde op 7 mei 2011 zijn eerste verjaardag. De<br />
activiteiten van Overuit (in 2011zijn er in totaal acht gepland) blijven nieuwe<br />
deelnemers trekken. De interactie tussen holebi’s, transgenders en hetero’s<br />
bevordert een open sfeer op de werkvloer.<br />
Intenties <strong>2012</strong><br />
Sinds dit jaar moeten de leidend ambtenaren diversiteitsdoelstellingen formuleren in<br />
hun persoonlijke planningsdocumenten. In <strong>2012</strong> zal ik diversiteit nog sterker<br />
integreren in de managementcyclus. De aparte gelijke kansen- en diversiteitsplannen<br />
van de entiteiten krijgen een plaats in de jaarlijkse ondernemingsplannen (december)<br />
en uitvoeringsrapportering (maart). Mijn administratie zal eenrichting gevend kader<br />
aanreiken voor de integratie van gelijke kansen en diversiteitszorg in de<br />
ondernemingsplannen van de entiteiten. Deze aanpak integreert aandacht voor<br />
diversiteit in de kernprocessen van het management en vermindert tegelijk ook de<br />
planlast.<br />
Het algemene streefcijfer voor medewerkers met een arbeidshandicap ligt op 4,5 %<br />
tegen eind 2015.Dat cijfer is niet realistisch. Ik zal een nieuw streefcijfer voorstellen in<br />
het volgende gelijke kansen- en diversiteitsplan van de dienst Emancipatiezaken, dat<br />
ik eind 2011 aan de Vlaamse Regering voorleg.<br />
Concrete acties voor meer diversiteit in <strong>2012</strong>:<br />
Een aantal genderprojecten zullen vrouwen informeren en aanspreken om zich<br />
kandidaat te stellenvoor functies in het middenmanagement (o.a. het project<br />
‘Vlechtwerk’, een evenement naar aanleiding van de Internationale Vrouwendag);<br />
Acties gericht op taalondersteuning op de werkvloer voor laagtaalvaardige<br />
medewerkers;<br />
Verbeteren van de telmethode van allochtone medewerkers;<br />
Oproep aan de leidend ambtenaren die nog geen entiteitspecifieke streefcijfers<br />
formuleerden;<br />
<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />
<strong>2012</strong><br />
97
Een maatwerkbijeenkomst tussen toe leiders en personeelsverantwoordelijken van<br />
de Vlaamse overheid in november 2011, gericht op de tewerkstelling van personen<br />
met een handicap of chronische ziekte;<br />
De dienst Emancipatiezaken en de afdeling Preventie en Bescherming werken<br />
maatregelen uitvoor een betere re-integratie op de werkvloer van mensen met<br />
langdurige gezondheidsproblemen.<br />
In het kader van de open coördinatiemethode werk ik binnen mijn bevoegdheden<br />
mee aan het bepalen van een doelstellingenkader voor de thema’s handicap en<br />
toegankelijkheid van informatie.<br />
<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />
<strong>2012</strong><br />
98
Financiën & Begroting (FB)<br />
Beleidsbrief FINANCIEN & BEGROTING<br />
1. Aandachtspunten <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />
1. Strategische doelstelling 1: slagkrachtige Vlaamse financiën Pagina 8<br />
In 2011 wordt verder gewerkt aan de structurele gezondmaking van de Vlaamse<br />
openbare financiën. De doelstelling om in 2011 het budgettaire evenwicht te<br />
bereiken, ligt binnen handbereik. Hiermee zal de Vlaamse Regering niet alleen haar<br />
eigen openbare financiën gesaneerd hebben maar ook een significante bijdrage<br />
hebben geleverd aan de gezondmaking van de openbare financiën van dit land. Het<br />
zou voor de Vlaamse Regering in het algemeen en voor mezelf als Vlaams minister<br />
een opsteker zijn indien de andere overheden van Entiteiten I en II haar voorbeeld<br />
zouden volgen.<br />
1.1 operationele doelstelling: “transparant, efficiënt en duurzaam budgettair en<br />
financieel beheer” Pagina 9<br />
Een vierde besluit, tevens nog in ontwerpfase, legt ter uitvoering van artikel 57 van<br />
het Rekendecreet een aantal algemene regels uit inzake de aanvraag, toekenning,<br />
aanwending en verantwoording van subsidies.<br />
1.1 Operationele doelstelling: Transparant, efficiënt en duurzaam budgettair en<br />
financieel beleid<br />
h) andere werkzaamheden Pagina 12<br />
Minder impactvol dan voormelde initiatieven maar tevens belangrijk zijn andere<br />
werkzaamheden aangaande de ESR-bewaking van lokale besturen, de<br />
procesautomatisering en misschien op een wat abstracter niveau, de ontwikkeling<br />
van een begrippendatabank.<br />
Begin 2011 zijn de eerste piloten met de nieuwe boekhouding voor lokale overheden<br />
(Beleids- en beheerscyclus genoemd) van start gegaan. De pilootbesturen zijn 20<br />
lokale overheden waarvan 12 steden en gemeenten en 8 ocmw’s. Deze nieuwe<br />
boekhouding moet onder andere een betere en snellere ESR-rapportering voor<br />
lokale besturen, zoals ook door Eurostat gevraagd, toelaten.<br />
Het INR en de Vlaamse overheid zijn reeds enkele malen samen gekomen om<br />
ervoor te zorgen dat de nieuwe boekhouding een ESR-rapportering toelaat. Over de<br />
grote principes is men het eens. Over de vorm en inhoud van het rapport zelf is er<br />
met het INR nog geen overleg geweest, maar zullen ongetwijfeld nog verdere<br />
afspraken gemaakt worden. Gelet op het feit dat de piloten pas vanaf 2011<br />
gestart zijn, zullen de eerste ESR-rapporten over die nieuwe boekhouding pas in de<br />
loop van het eerste semester <strong>2012</strong> beschikbaar zijn.<br />
<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />
<strong>2012</strong><br />
99
Momenteel werkt het <strong>Agentschap</strong> <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong> aan een nieuw programma,<br />
dat moet toelaten om met de lokale besturen efficiënter te communiceren en<br />
informatie uit te wisselen. Het verzamelen van financiële gegevens maakt daar<br />
integraal onderdeel van uit. Via datawarehouse moet het dan mogelijk worden om<br />
diverse rapporten, waaronder de ESR-rapportering, te generen.<br />
Zoals ik ook al in mijn beleidsbrief 2011 heb geformuleerd, volg ik het traject van de<br />
ESRrapportering voor lokale overheden op de voet op. Niet alleen omdat Europa het<br />
vraagt, maar vooral ook omdat de lokale overheden samen met de Vlaamse overheid<br />
worden geconsolideerd, en in die zin een effect op het ESR-vorderingensaldo van<br />
het Vlaams Gewest en de Vlaamse Gemeenschap hebben.<br />
Het is om die reden niet alleen nuttig om de ESR-resultaten tijdens en na de afloop<br />
van een jaar te kennen, maar evenzeer om deze op voorhand te kunnen beoordelen.<br />
In die zin heb ik ook aan het <strong>Agentschap</strong> <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong> gevraagd naar de<br />
mogelijkheden om ook de begroting van lokale besturen snel te kunnen<br />
consolideren. Het is, zoals ik al meermaals heb medegedeeld, hierbij niet de<br />
bedoeling om lokale besturen individueel op te volgen, wel om via de Vlaamse<br />
begroting te kunnen anticiperen op de resultaten van de subsector lokale overheden<br />
als geheel.<br />
Actieprogramma 2011-<strong>2012</strong><br />
Initiatief 2: Implementatie Rekendecreet Pagina 14<br />
Efficiënte en effectieve aanpak subsidieregelingen Het ontwerpuitvoeringsbesluit<br />
betreffende algemene regels inzake de toekenning van subsidies, zal zo spoedig<br />
mogelijk aan de Vlaamse Regering ter goedkeuring worden voorgelegd. Het<br />
ontwerpbesluit wil geen nieuwe subsidiestelsels in het leven roepen, noch de<br />
inhoudelijke bevoegdheid van de subsidieverstrekker bij de opportuniteitsbeoordeling<br />
van een subsidieaanvraag regelen, maar enkel een aanvullend kader creëren<br />
waarbinnen subsidies toegekend kunnen worden. Dat subsidiekader moet erover<br />
waken dat de middelen die aan gesubsidieerde instellingen, verenigingen of<br />
individuele personen worden verstrekt het beoogde doel niet missen. Meer uniforme<br />
regels voor de aanvraagprocedure, de toekenningsvoorwaarden, de<br />
aanwendingsmodaliteiten en de verantwoordingsrapportering kunnen de<br />
doelmatigheid van de subsidiëring verhogen, evenals de administratieve last voor<br />
zowel begunstigde als overheid tot een minimum beperken.<br />
Actieprogramma 2011-<strong>2012</strong><br />
Initiatief 7. Verdere uitbouw dienst vastgoedakten Pagina 16<br />
Om de samenwerking met de departementen en agentschappen nog verder uit te<br />
breiden, is het nodig dat de dienst Vastgoedakten ook een rol kan spelen bij de<br />
procedures van minnelijke onteigeningen, die 90% van alle investeringsdossiers<br />
bevatten. Hierover werd reeds binnen de subwerkgroep wervingen en onteigeningen<br />
van het project “versnellen investeringsprojecten” meermaals overleg gepleegd met<br />
de federale aankoopcomités.<br />
Dat overleg moet resulteren in een structurele samenwerking tussen de Vlaamse en<br />
Federale overheid, waarbij de Vlaamse overheid ook private partners kan inzetten bij<br />
de schatting en om de onderhandelingen te voeren. Op die manier kunnen<br />
belangrijke investeringsprojecten worden versneld.<br />
<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />
<strong>2012</strong><br />
100
De dienst Vastgoedakten moet de spil worden bij die structurele samenwerking. Zij<br />
zal zorgen voor raamcontracten waarop de verschillende entiteiten binnen de<br />
Vlaamse overheid een beroep kunnen doen. Dat zal in een eerste fase projectmatig<br />
gebeuren om daarna verder uitgerold te worden.<br />
In het kader van het Witboek Interne Staatshervorming werden reeds de eerste<br />
contacten gelegd om de samenwerking op te zetten tussen de lokale besturen en de<br />
dienst Vastgoedakten. Tegen eind 2011 wil ik de decentrale basis creëren voor deze<br />
samenwerking. Ook hier is het best projectmatig te werk te gaan. Zo kan er een<br />
leerproces ontstaan, zowel voor de lokale besturen als de dienst Vastgoedakten.<br />
Die samenwerking kan in <strong>2012</strong> opgezet worden. Reeds verschillende gemeenten<br />
hebben zich aangeboden om in een dergelijk proefproject te stappen.<br />
Actieprogramma 2011-<strong>2012</strong><br />
Initiatief 9. Verdere opvolging ESR-rapportering lokale besturen Pagina 17<br />
De inspanningen om over deugdelijke ESR-gegevens te beschikken zullen, op basis<br />
van de goede samenwerking met mijn collega verantwoordelijk voor lokale<br />
overheden alsook met het <strong>Agentschap</strong> <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong>, ook in <strong>2012</strong> worden<br />
verder gezet. Daarnaast is een verdere verfijning van de afbakening van de<br />
subsector lokale overheden noodzakelijk, zeker gelet op uitgebreide structuur van die<br />
subsector. Met het INR is afgesproken dat zij hierin een initiatief zullen nemen. De<br />
Vlaamse overheid zal evenwel de nodige gegevens moeten verzamelen. Hiervoor<br />
zijn interne afspraken omtrent de te volgen procedures nodig tussen het <strong>Agentschap</strong><br />
<strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong>, het departement Financiën en Begroting en de IVA Centrale<br />
Accounting. Ook dat laatste is gepland in <strong>2012</strong>.<br />
Actieprogramma 2011-<strong>2012</strong><br />
Initiatief 11. Via internet raadpleegbare begrippendatabank opzetten Pagina 18<br />
Het managementcomité van het beleidsdomein Financiën en Begroting zal een<br />
redactiecomité aanduiden, bestaande uit vertegenwoordigers van entiteiten van het<br />
volledige beleidsdomein. Dat redactiecomité moet tot validatie van de betrokken<br />
begrippen overgaan. Wegens de moeilijkheid om duidelijke definities op te stellen,<br />
rekening houdend met andere stakeholders, zoals Vlaams Parlement en Rekenhof,<br />
liep het project enkele maanden vertraging op. Uiterlijk eind 2011 moet de<br />
begrippendatabank via internet raadpleegbaar zijn wat betreft de begrippen rond<br />
begroting en fiscaliteit. Uiteraard zal een verdere kwalitatieve opvolging door een<br />
redactiecomité ook nadien noodzakelijk blijven. Ingevolge de inwerkingtreding van<br />
het Rekendecreet is het begrippenkader rond begroting en boekhouding van de<br />
Vlaamse overheid op dit ogenblik nog volop in beweging. Zo zijn de in 2010<br />
verzamelde begrippen rond boekhouding nog deels gebaseerd op de oude<br />
Rijkscomptabiliteit. In <strong>2012</strong> zal prioritair werk worden gemaakt van het herbekijken en<br />
aanvullen van deze definities.<br />
Actieprogramma 2011-2011<br />
Initiatief 16: Verdere nauwe opvolging inbreng financiële instellingen Pagina 23<br />
Het is niet uitgesloten dat de KBC-groep een (deel) van de inbreng van de Belgische<br />
Staat en de Vlaamse overheid in <strong>2012</strong> zal terug betalen. Veel hangt af van de<br />
<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />
<strong>2012</strong><br />
101
financiële resultaten van de groep en de opbrengsten die kunnen voortvloeien uit de<br />
verkoop van activa. Ik zal bij eventuele besprekingen hierover de belangen van<br />
zowel de Vlaamse overheid, de Vlaamse burger als het Vlaamse bedrijfsleven<br />
verdedigen.<br />
De Gemeentelijke Holding heeft eind 2009 een waarborg verkregen van de<br />
verschillende gewesten. Die waarborg werd gedurende 2010 en 2011 eerst<br />
uitgebreid met een waarborg van de federale overheid en daarna terug afgebouwd.<br />
De turbulentie op de financiële markten en de daarmee gepaard gaande verdere<br />
koersdalingen van Dexia hebben de gewesten genoodzaakt die waarborgen in 2011<br />
terug op te trekken. De aankoop door de federale overheid van Dexia Bank België<br />
heeft de Gemeentelijke Holding voor een existentieel probleem gesteld.<br />
Ten slotte zal de Vlaamse Regering de bonuspolitiek van de financiële instellingen<br />
blijven opvolgen en indien nodig ingrijpen.<br />
2. Strategische doelstelling 2: een klantvriendelijke overheid<br />
2.1 Operationele doelstelling: Efficiënte en effectieve inning en invordering van<br />
de belastingen in eigen beheer Pagina 25<br />
c) het VFP<br />
Het VFP is het enige informaticaplatform voor de gewestbelastingen die VLABEL zelf<br />
int. Intussen faciliteert het de inning van en de dossieropvolging voor de onroerende<br />
voorheffing, de jaarlijkse verkeersbelasting, de belasting op inverkeerstelling, het<br />
eurovignet en de leegstandsheffing bedrijfsruimten. De planbatenheffing – waarover<br />
hierna nog even meer – is de nieuwste heffing die aan het VFP werd toegevoegd.<br />
De inspanningen inzake ICT-infrastructuur hebben ertoe geleid dat de inning van de<br />
verkeersbelasting voor wat betreft infrastructuur en performantie op een vloeiende<br />
manier werden geïntegreerd op het VFP. Dat gebeurde op zo’n manier dat de inning<br />
van de “oude” belastingen zoals onroerende voorheffing en leegstandsheffingen<br />
eveneens op een meer performante wijze verliepen. Wat ontvangsten betreft werd<br />
hierdoor het recordjaar 2008 geëvenaard. De ontvangsten kwamen daardoor ook<br />
sneller binnen, met als gevolg dat minder leningen moesten aangegaan worden.<br />
Intussen wordt stilaan de meerwaarde van het uniek platform en de synergie tussen<br />
de verschillende heffingen en componenten dus duidelijk. Een voorbeeldje kan dat<br />
illustreren. In het kader van de invordering van achterstallige belastingen, laat de<br />
notaris die de akte van verkoop van een onroerend goed verlijdt die geplande<br />
verkoop weten aan de ontvangers van belastingen, om eventuele achterstallen in te<br />
houden op de verkoopsom. Een proces dat vooral voor de onroerende voorheffing<br />
erg belangrijk is. Deze berichten van de notaris worden “gerecupereerd” als<br />
informatiebron om na te gaan of andere heffingen – in dit geval opnieuw de<br />
planbatenheffing – betaalbaar moeten worden gesteld. Planbatenheffing moet<br />
immers onder meer pas betaald worden wanneer het betrokken perceel wordt<br />
verkocht. Eenzelfde instrument gaat dus meerdere doeleinden dienen, wat zonder<br />
het VFP niet mogelijk zou zijn geweest.<br />
Initiatief 20. Evolutie in en evaluatie van modern informatiebeleid Pagina 26<br />
Uiteraard wens ik het degelijk informatiebeleid in 2011 en <strong>2012</strong> verder te zetten: het<br />
online gaan van de Vlaamse Fiscale Navigator en de herwerking van het Vlaamse<br />
Belastingportaal mag geen einde zijn maar eerder een begin. Daarom wens ik in het<br />
<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />
<strong>2012</strong><br />
102
najaar 2011 en in het voorjaar <strong>2012</strong> actief te communiceren over het nut en het<br />
bereik van deze toepassingen, zowel naar de burger als naar de professionele<br />
gebruiker. Daarnaast wil ik verder onderzoeken hoe deze en andere toepassingen<br />
kunnen worden ontsloten en hoe ze optimaal kunnen worden ingezet voor het<br />
gepaste doelpubliek.<br />
Tevens wil ik onderzoeken wat de mogelijkheden zijn om dergelijke toepassingen in<br />
te zetten op andere beleidsniveaus. Het uitgangspunt blijft juiste, correcte en vooral<br />
begrijpelijke communicatie naar de klant. In die zin zal ik er dan ook blijvend over<br />
waken dat alle communicatiekanalen zoals infolijn 1700, beurzen, campagnes en<br />
digitale tools, in samenhang, permanent worden ingezet.<br />
Wat betreft nieuwe beleidsinitiatieven verbind ik mij ertoe die op een planmatige<br />
manier met oog voor alle belanghebbenden actief en doelgericht te communiceren.<br />
Evenzo voor alle aanpassingen aan de fiscale regelgeving - zij het op initiatief van<br />
mij of mijn collegae binnen de Vlaamse Regering naar het Vlaamse Parlement– zoals<br />
de vergroening van de BIV.<br />
Ten slotte wil ik ook werk maken van een actieve communicatie intern binnen de<br />
Vlaamse overheid om de gedragenheid rond nieuwe financiële of budgettaire<br />
horizontale beleidsinitiatieven permanent te verhogen. Ook hiervoor zal ik de nodige<br />
mix van communicatiemiddelen inzetten.<br />
Initiatief 23. Ontwikkeling Vlaamse fiscale codex Pagina 27<br />
Regelmatig wordt de wildgroei aan regelgeving en procedures aangeklaagd. Dat<br />
deze “regulitis” nefaste gevolgen heeft, staat buiten kijf. Daarom heb ik in mijn<br />
beleidsnota de ontwikkeling van een Vlaamse Fiscale Codex op het vlak van inning<br />
en invordering voor de Vlaamse Belastingen vooropgesteld.<br />
In het begin van deze legislatuur lag de focus op de overname van de inning en<br />
invordering van de groep verkeersbelastingen. Nu acht ik de tijd rijp voor de<br />
aangekondigde uniformisering en vereenvoudiging van de fiscale procedureregels.<br />
Een efficiënte, effectieve en klantgerichte inning en invordering van de Vlaamse<br />
belastingen en heffingen belangt ons immers allemaal aan. Als rechtszoekende wil<br />
elke belastingplichtige snel en overzichtelijk zijn rechten en plichten kennen. In mijn<br />
beleidsnota heb ik al kort de verschillende stappen overlopen om te komen tot een<br />
Vlaamse (procedure)-Codex. Onmiskenbaar heeft deze werkwijze meerdere<br />
(schaal)voordelen op het vlak van de coherentie van de fiscale procedure voor de<br />
heffingen en belastingen die geïnd worden door het Vlaamse Gewest.<br />
In <strong>2012</strong> laat ik mijn administratie in nauwe samenwerking met de betrokken partners<br />
een ontwerp van decreet uitwerken met als doel een gemeen recht voor de fiscale<br />
procedure. Na een grondige parlementaire bespreking en communicatie naar alle<br />
belanghebbenden kunnen de nieuwe procedureregels dan vanaf 2014 in werking<br />
treden.<br />
<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />
<strong>2012</strong><br />
103
Initiatief 24. Vlaamse correctie referentiedatabank en “the 4th Way” Pagina 28<br />
In mijn beleidsnota heb ik aangegeven erop te zullen aandringen bij mijn collega’s<br />
om een centrale databank op te richten zodat correcties aan gegevens van<br />
authentieke bronnen nog maar eenmalig dienen te gebeuren voor alle diensten van<br />
de Vlaamse overheid. Door de insourcing van de verkeersbelasting is er op dit traject<br />
enige vertraging opgetreden, en de opportuniteit van het project “the 4th way” heeft<br />
dit dossier minder prioritair gemaakt. In de loop van <strong>2012</strong> zal dit dossier in<br />
samenwerking met e-gov evenwel terug worden opgenomen. De eerste contacten<br />
hierover zijn reeds gelegd.<br />
Het project “the 4th way” is reeds aangehaald. Het is de bedoeling dat daarbij -<br />
conform de regelgeving inzake de privacy en volgens het “vier-ogen principe”- een<br />
beroep wordt gedaan op al de nodige en bestaande webservices naar de notarissen,<br />
RSZ, federale belastingen en dergelijke meer.<br />
Hierdoor zullen de administratieve taken binnen VLABEL worden verminderd en zal<br />
de doorlooptijd voor notariële akten en onteigeningen worden gereduceerd. Dat<br />
project zal zich over meerdere jaren uitstrekken en in functie van de grootste<br />
efficiëntiewinsten zullen hier de juiste prioriteiten worden gelegd.<br />
Het belang van dergelijk project is niet te onderschatten. VLABEL en de dienst<br />
Vastgoedakten van het departement hebben immers heel veel administratief werk<br />
inzake de wettelijke verplichtingen die komen kijken bij notariële akten. In het kader<br />
van “men vraagt aan de burger en aan de rechtspersonen niet wat de overheid al<br />
weet” en in het kader van zowel de vermindering van de administratieve taken als<br />
van de vermindering van de doorlooptijd van de verschillende stappen van de<br />
procesflow heeft het beleidsdomein zich dan ook aangesloten bij het project “the 4th<br />
way” van het federale FEDICT en dit in samenwerking met e-gov.<br />
d) proactieve opvolging supranationale ontwikkelingen Pagina 30<br />
Om die doelstelling te bereiken, investeert het departement <strong>Bestuur</strong>szaken in<br />
samenwerking met het departement Internationaal Vlaanderen in een proactieve<br />
opvolging van Europese regelgeving door een systeem van “Europese impactfiches”<br />
te testen in pilootprojecten binnen het departement <strong>Bestuur</strong>szaken. Daarnaast werd<br />
door mijn departement gestart met een EU-checklist. Dat compacte werkinstrument<br />
moet toelaten om bij de opmaak van nieuwe Vlaamse regelgeving aan de hand van<br />
een paar gerichte kernvragen een eerste zicht te krijgen op een mogelijke schending<br />
van het Europees recht. Daarbij wordt in het bijzonder aandacht besteed aan de<br />
belangrijkste elementen uit de Europese rechtspraak en wetgeving inzake fiscaliteit<br />
en het vrij verkeer. Dat moet toelaten om in de toekomst tijdig de nodige bijsturingen<br />
door te voeren, en nieuwe Europese ingebrekestellingen te vermijden.<br />
Initiatief 26. Continue versterking en benutting van fiscale bevoegdheden<br />
De doorbraken van de “interne staatshervorming” Pagina 32<br />
De Vlaamse Regering heeft het Witboek in het kader van de interne<br />
staatshervorming goedgekeurd. Het is een degelijk werkstuk met een goede analyse<br />
van de bestuurlijke organisatie in Vlaanderen en een helder overzicht van de<br />
bestuurlijke knelpunten. Concreet worden er 69 ingrijpende doorbraken opgesomd<br />
om te komen tot een Interne Staatshervorming.<br />
<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />
<strong>2012</strong><br />
104
Voor het beleidsdomein Financiën en Begroting zijn er 4 doorbraken opgesomd:<br />
1. Verdeling verkeersbelasting (doorbraak 11) - gefaseerde herverdeling van de<br />
opdeciem op de verkeersbelasting om de impact van leasingmaatschappijen uit te<br />
vlakken;<br />
2. Binnengemeentelijke fiscale differentiatie (doorbraak 12)- onderzoek naar de<br />
mogelijkheid van een binnengemeentelijke differentiatie van de opcentiemen op de<br />
onroerende voorheffing;<br />
3. Versnelling verwerving onroerende goederen door lokale besturen (doorbraak 35)<br />
- versnellen van procedures voor lokale besturen om onroerende goederen te<br />
verwerven/vervreemden;<br />
4. Financiële verevening (doorbraak 51) - voor alle bevoegdheidsverschuivingen<br />
worden de financiële gevolgen in kaart gebracht.<br />
Per doorbraak is een gefaseerd implementatietraject voorgesteld met daarin een plan<br />
van aanpak van de organisatorische wijzigingen, de verschuivingen van mensen en<br />
middelen en de nodige decretale wijzigingen. Ik zal erover waken dat bij de<br />
implementatie de baten van de voorgestelde sleutelprojecten de kosten duidelijk<br />
overstijgen. Het kan immers niet de bedoeling zijn dat er onevenredige<br />
verschuivingen plaatsvinden ten koste van marginale voordelen. Zo dient<br />
bijvoorbeeld een systeem van binnengemeentelijke differentiatie van de onroerende<br />
voorheffing een aantoonbare meerwaarde te hebben ten opzichte van de bestaande<br />
mogelijkheid om de opcentiemen op de onroerende voorheffing geheel of gedeeltelijk<br />
terug te betalen aan bepaalde doelgroepen.<br />
Initiatief 26. Continue versterking en benutting van fiscale bevoegdheden<br />
De doorbraken van de “interne staatshervorming” Pagina 33<br />
Bij doorbraak 11 (verdeling opdeciem verkeersbelasting) moet eerst het<br />
bevoegdheidsvraagstuk grondig uitgeklaard worden. Mijn administratie heeft de<br />
opdracht gekregen dit tegen 1 januari <strong>2012</strong> te verduidelijken. Ondertussen wordt per<br />
gemeente het budgettair effect van de voorgestelde maatregel becijferd. Afhankelijk<br />
van deze resultaten zet ik vervolgens dit initiatief in regelgeving om.<br />
In opdracht van minister Freya Van den Bossche wordt de juridische, operationele en<br />
financiële haalbaarheid onderzocht van een binnengemeentelijke differentiatie van<br />
de opcentiemen op de onroerende voorheffing (OOV), in het kader van de<br />
onderzoeksopdracht "Stedelijk fiscaal instrumentarium". Het finale rapport hiervan<br />
wordt dit najaar verwacht. De verdere uitwerking na de oplevering van de<br />
studieresultaten zal moeten gebeuren binnen de context van het regeerakkoord en<br />
het partnerschap met steden en gemeenten waar we een bedrijfsvriendelijk lokaal<br />
beleid stimuleren. Bovendien moet er oog zijn voor de technische haalbaarheid.<br />
Doorbraak 35 kwam al aan bod bij de uitbouw van de dienst vastgoedakten.<br />
Naarmate de verschillende doorbraken van de Interne Staatshervorming vorm<br />
krijgen, kunnen de financiële gevolgen voor de provinciale<br />
bevoegdheidsverschuivingen berekend worden. Dit gebeurt in nauwe samenwerking<br />
met mijn collega, Geert Bourgeois, en alle betrokken vakministers. De timing hiervan<br />
valt samen met de uitwerking van elke verschuiving.<br />
<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />
<strong>2012</strong><br />
105
Lokaal pact als potentieel instrument om het ondernemingsklimaat te<br />
verbeteren? Pagina 33<br />
Binnen dit wijzigende kader blijft het stimuleren van een bedrijfsvriendelijk lokaal<br />
(fiscaal) klimaat ook een Vlaamse prioriteit. Ik ben ervan overtuigd dat de<br />
harmonisatie van gemeentebelastingen een mogelijk uitgangspunt is om te komen<br />
tot een drievoudige win-situatie tussen de Vlaamse Regering, de lokale besturen én<br />
de bedrijven. Het doel hiervan is om de transactieprijs voor gemeenten en<br />
bedrijfsleven te reduceren en het probleem van het groot aantal, zeer diverse lokale<br />
en resultaatsonafhankelijke bedrijfsbelastingen ten gronde aan te pakken. Die<br />
harmonisatie kan dan de mogelijke basis vormen voor een nieuw lokaal fiscaal pact.<br />
We mogen immers niet uit het oog verliezen dat de buurlanden en –regio’s de<br />
voorbije jaren sterk gefocust hebben op de gemeentelijke bedrijfsfiscaliteit. Om die<br />
reden dienen we in een nieuw lokaal fiscaal pact te focussen op de problematiek van<br />
de lokale bedrijfsbelastingen. Hiertoe heeft het departement Financiën en Begroting<br />
voor mij enkele pistes opgelijst die op korte termijn kunnen uitmonden in een voorstel<br />
tot onderzoek voor bedrijfsvriendelijkere - en zoveel als mogelijk uniforme -<br />
alternatieven.<br />
Initiatief 30. Toekennen van een sociaal tarief inzake onroerende voorheffing<br />
aan sociale<br />
Verhuurkantoren Pagina 35<br />
Het Wetboek van Inkomstenbelastingen voorziet momenteel twee tarieven wat<br />
betreft onroerende voorheffing. Enerzijds is er het standaardtarief, namelijk 2,5 %<br />
van het kadastraal inkomen, anderzijds is er het sociaal tarief van 1,6% van het<br />
kadastraal inkomen. Dat sociaal tarief is momenteel van toepassing op sociale<br />
huurwoningen van sociale huisvestingsmaatschappijen, ocmw’s, gemeenten en het<br />
Vlaams Woningfonds, maar niet op sociale verhuurkantoren. Nochtans vallen<br />
woningen die verhuurd worden door een sociaal verhuurkantoor onder de toepassing<br />
van het sociaal huurbesluit en zijn deze woningen dus ook sociale woningen.<br />
Zoals eerder meegedeeld in de commissie Algemeen Beleid, Financiën en Begroting<br />
kan de implementatie van het verlaagd tarief (na het lopend onderzoek en consultatie<br />
van de betrokken partijen) in de loop van de periode <strong>2012</strong>-2013 tot stand komen.<br />
Initiatief 32. Vergroening verkeersfiscaliteit Pagina 35<br />
Zoals reeds in mijn beleidsnota aangegeven, wil ik streven naar een nieuwe invulling<br />
van de verkeersfiscaliteit. De verkeersfiscaliteit zal worden vergroend op basis van<br />
de milieuprestaties van de wagen. Om dit laatste te kunnen uitvoeren is een globale<br />
en gefaseerde aanpak van de volledige verkeersfiscaliteit nodig waarbij alle soorten<br />
verkeersbelastingen, en de belastbaarheid van alle categorieën van voertuigen, moet<br />
worden geanalyseerd, en indien nodig, worden herbekeken.<br />
Om dat te kunnen realiseren, was de insourcing van de dienst van de inning van de<br />
verkeersbelastingen een belangrijke stap voorwaarts teneinde het Vlaamse beleid<br />
met betrekking tot de verkeersfiscaliteit autonoom en ten volle te kunnen uitoefenen.<br />
De succesvolle overname van de dienst van de inning van de verkeersbelastingen in<br />
<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />
<strong>2012</strong><br />
106
het begin van dit jaar biedt de opportuniteit om een krachtdadig Vlaams beleid te<br />
voeren inzake groene verkeersfiscaliteit. Deze opportuniteit zal ik de komende jaren<br />
dan ook ten volle benutten. De nieuwe BIV moet in werking treden vanaf <strong>2012</strong>. Het<br />
onderzoek naar een voldoende sturende variabilisering van de jaarlijkse<br />
verkeersbelastingen is eveneens voorzien voor <strong>2012</strong>. Aangezien de herziening van<br />
de verkeersfiscaliteit ook betrekking heeft op voertuigen van ondernemingen met<br />
leasingactiviteit, zijn samenwerkingsakkoorden met de andere gewesten<br />
noodzakelijk. Het is de bedoeling om, rekening houdend met het gezamenlijk project<br />
in het kader van de kilometerheffing en het wegenvignet, deze zaken in een globaal<br />
akkoord te regelen. Het overleg met de andere gewesten loopt verder.<br />
2. Aandachtspunten Stedenbeleid<br />
nihil<br />
3. Aandachtspunten Inburgering<br />
nihil<br />
<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />
<strong>2012</strong><br />
107
Cultuur, Jeugd, Sport & Media (CJSM)<br />
Beleidsbrief CULTUUR<br />
Algemeen:<br />
Veel aandacht in de beleidsbrief Cultuur voor de afspraken rond het<br />
Planlastendecreet en Interne Staatshervorming.<br />
Voor Stedenbeleid worden aandachtspunten aangehaald m.b.t.<br />
cultuurbeleidsplanning en -subsidiëring en cultuurparticipatie (van minderheden).<br />
Interessant voor Inburgering en Integratie is het belang dat gehecht wordt aan<br />
‘cultureel leren’.<br />
1. Aandachtspunten <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />
Deel 1: Strategische doelstellingen – Inleiding, Pagina 7<br />
“De implementatie van het Planlastendecreet en van het Witboek Interne<br />
Staatshervorming vraagt in 2011-<strong>2012</strong> heel wat aandacht en de nodige acties”.<br />
Deel 1: Strategische doelstellingen – SD1 Duurzaam beleid voeren, Pagina 8<br />
“Op 8 april 2011 keurde de Vlaamse Regering het definitieve decreet voor<br />
Planlastvermindering goed. Hierdoor moeten lokale besturen vanaf de volgende<br />
gemeentelijke bestuursperiode aanzienlijk minder plan- en<br />
rapporteringsverplichtingen vervullen. Ik geef uitvoering aan dit decreet door het<br />
decreet Lokaal Cultuurbeleid en het Cultureel-erfgoeddecreet aan te passen. In het<br />
najaar 2011 worden de aangepaste decreten geagendeerd op de Vlaamse Regering<br />
en wordt een communicatiemoment voor de sector georganiseerd.<br />
Eveneens op 8 april 2011 keurde de Vlaamse Regering het Witboek Interne<br />
Staatshervorming goed. Samen met mijn collega-ministers wil ik tegen het einde van<br />
de regeerperiode het Vlaams bestuurlijk landschap vereenvoudigen. Het witboek<br />
stelt dat provincies niet meer automatisch bevoegd zijn voor onder andere culturele<br />
materies, tenzij deze een decretale verankering kenen of via een bestuursakkoord<br />
worden geregeld. Voor Cultuur ga ik daarom naar een complementair beleid. De drie<br />
bestuursniveaus zullen elk vanuit hun eigenheid beleid kunnen voeren. Er wordt dus<br />
niet naast elkaar of overlappend gewerkt, maar aanvullend.<br />
(…)<br />
In het kader van de implementatie van het decreet voor Planlastvermindering worden<br />
in het voorjaar van <strong>2012</strong> de decreetaanpassingen voorgelegd aan het Vlaams<br />
Parlement. Uiterlijk op 30 oktober <strong>2012</strong> zal de Vlaamse Regering de<br />
beleidsprioriteiten bekendmaken, zodat de nieuwe lokale besturen hiermee hun<br />
geïntegreerde meerjarenplanning kunnen opmaken”.<br />
<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />
<strong>2012</strong><br />
108
OD4 Effecten Amateurkunstendecreet in kaart brengen, Pagina 26<br />
“Ik wil in <strong>2012</strong> (…) technische verbeteringen en correcties aanbrengen. In het kader<br />
van het traject interne staatshervorming dat door de Vlaamse Regering is opgezet zal<br />
het decreet worden aangevuld. Er wordt een kader gecreëerd voor een provinciale<br />
ondersteuning op het vlak van kwaliteitsbevorderende ondersteuning van<br />
bovenlokale projecten amateurkunsten. De schaal van een stad of gemeente is<br />
immers te klein om wedstrijden en prijzen te organiseren. Bovendien is de uitstraling<br />
van de organisaties waar het over gaat te klein om door Vlaanderen te worden<br />
ondersteund. De ondersteuning van landelijke amateurkunstenorganisaties wordt wel<br />
de exclusieve bevoegdheid van de Vlaamse overheid”.<br />
OD6 Blinde vlekken wegwerken in het kader van het decreet Lokaal<br />
Cultuurbeleid, Pagina 28<br />
“In juli bekrachtigde de Vlaamse Regering het decreet houdende vaststelling van de<br />
algemene regels waaronder in de Vlaamse Gemeenschap en het Vlaamse Gewest<br />
periodieke plan- en rapporteringsverplichtingen aan lokale besturen kunnen worden<br />
opgelegd (‘Planlastendecreet’).<br />
Als gevolg hiervan worden de sectorale beleidsplannen geïntegreerd in één<br />
meerjarenplan. De sectorale decreten dienen aangepast te worden aan de nieuwe,<br />
vereenvoudigde werkwijze van periodieke planning en rapportering. De algemene<br />
principes van deze beleids- en beheerscyclus kwamen uitgebreid aan bod op het<br />
tweede publieksmoment van het Cultuurforum 2020, samen met de ervaringen van<br />
een pilootgemeente.<br />
(...)<br />
Conform het Witboek Interne Staatshervorming besteedt het nieuwe decreet Lokaal<br />
Cultuurbeleid een apart luik aan de provincies: het streekgericht bibliotheekbeleid<br />
blijft behouden als opdracht voor de provincies en de mogelijkheid van provinciale<br />
ondersteuning wordt voorzien”.<br />
OD 10: Evalueren en bijsturen, Pagina 31<br />
“Om het Witboek Interne Staatshervorming uit te voeren moeten meerdere decreten<br />
worden aangepast. Van deze gelegenheid zal ik gebruik maken om andere<br />
aanpassingen door te voeren, op basis van vastgestelde leemtes of onduidelijkheden<br />
of om een en ander administratief te vereenvoudigen (zie OD28)”.<br />
OD18 Verdere implementatie van het Cultureel-erfgoeddecreet, Pagina 39<br />
“In uitvoering van het Planlastendecreet heb ik een ontwerp van aanpassing van het<br />
Cultureel-erfgoeddecreet voorgelegd aan de Vlaamse Regering. Bij deze wijziging is<br />
rekening gehouden met de aanbevelingen van het Rekenhof formuleerde na een<br />
audit van het cultureel-erfgoedbeleid. (…)”.<br />
Met als prognose voor <strong>2012</strong>:<br />
<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />
<strong>2012</strong><br />
109
“Het Cultureel-erfgoeddecreet wordt aangepast aan het Planlastendecreet”.<br />
In het uitvoeringsbesluit bij het nieuw Cultureel-Erfgoeddecreet zal nader bepaald<br />
worden welke informatie een subsidieaanvraag moet bevatten (in het huidig decreet<br />
gebeurt dit op basis van een beleidsplan). In navolging hiervan zullen er nieuwe<br />
standaardsjablonen opgesteld worden met het ook op kwaliteitsverbetering van de<br />
aanvraag- en verantwoordingsstukken.<br />
Aan de kwaliteit van de financiële rapportering wordt eveneens aandacht besteed,<br />
onder andere door structurele feedback te geven bij de ingediende stukken. Hier<br />
moet wel opgemerkt worden dat de inhoud en het detailniveau van deze stukken<br />
door externe factoren bepaald worden (bv. regelgeving over vzw-boekhouding of<br />
gemeenteboekhouding).<br />
OD19 Digitalisering en nieuwe vormen van ontsluiting aanmoedigen, Pagina 40<br />
“Ik blijf, samen met de collega’s bevoegd voor Media, Onderwijs, <strong>Bestuur</strong>szaken en<br />
Algemeen Beleid, de oprichting van een Vlaams instituut voor de archivering van<br />
audiovisueel en multimediaal erfgoed opvolgen en richting geven”.<br />
OD 28 Naar een doelgerichte samenwerking met andere bestuursniveaus,<br />
Pagina 50<br />
Zoals geschreven onder SD1 keurde de Vlaamse Regering in april 2011 het Witboek<br />
Interne Staatshervormingen goed. In het algemeen staat er in het Witboek dat er<br />
maximaal twee bestuursniveaus tussenkomen in de verschillende<br />
(subsidie)processen en dat de klemtoon van de beleidsvorming bij de lokale en<br />
Vlaamse overheid ligt. Voor enkele uitzonderingen is er specifiek een opdracht voor<br />
provinciale besturen. Zo behouden de provincies wel een taak in onder andere het<br />
streekgericht bibliotheekbeleid en de kwaliteitsbevorderende aspecten bij<br />
amateurkunsten.<br />
In het najaar organiseer ik informatiesessies om de aanpassingen aan het decreet<br />
Lokaal Cultuurbeleid toe te lichten (…)” .<br />
Prognose <strong>2012</strong>:<br />
“In overleg met de sector en de lokale en provinciale besturen worden de doorbraken<br />
uit het Witboek Interne Staatshervormingen verder uitgewerkt. In de geest van het<br />
Witboek Interne Staatshervorming streef ik ernaar om een helderder landschap te<br />
creëren en het aantal subsidiërende niveaus per organisatie te beperken tot<br />
maximaal twee.<br />
Waar nodig zullen de decreten worden aangepast.<br />
De provincies moeten zich terugtrekken uit de structurele ondersteuning van<br />
landelijke organisaties sociaal-cultureel volwassenenwerk, met planlastvermindering<br />
als gevolg. Provincies zullen de sociaal-culturele organisaties nog projectmatig<br />
kunnen ondersteunen, wanneer organisaties een gebiedsgericht project of een<br />
project naar bijzondere doelgroepen opzetten”.<br />
<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />
<strong>2012</strong><br />
110
2° Aandachtspunten Stedenbeleid<br />
Deel 2 Operationele doelstellingen - OD3 Uitvoering geven aan en evalueren<br />
van het Participatiedecreet, Pagina 25<br />
“Eind 2010 werden opnieuw acht gemeenten toegevoegd aan de lijst met gemeenten<br />
die worden gesubsidieerd voor de opmaak en uitvoering van een afsprakennota<br />
vrijetijdsparticipatie. Voor de Vlaamse Gemeenschapscommissie is in 2011 de<br />
tweede afsprakennota van start gegaan”.<br />
Prognose <strong>2012</strong>:<br />
“Ook mijn collega-ministers van Jeugd en Sport maken hun evaluatie van het<br />
Participatiedecreet. Wanneer de evaluaties zijn afgerond, zullen we onze conclusies<br />
samenleggen en nagaan welke maatregelen desgevallend moeten worden<br />
genomen”.<br />
OD6 Blinde vlekken wegwerken in het kader van het decreet Lokaal<br />
Cultuurbeleid, Pagina 28<br />
“Sinds 1 januari 2011 worden twaalf bijkomende gemeenten gesubsidieerd voor de<br />
uitvoering van het gemeentelijk cultuurbeleidsplan en dienden vijf Vlaamse<br />
gemeenten een aanvraag in voor een enveloppensubsidie voor de uitvoering van het<br />
gemeentelijk cultuurbeleidsplan vanaf <strong>2012</strong>.<br />
(…)<br />
Uit [het] onderzoek komt naar voren dat lokale besturen sterk de kaart van cultuur<br />
getrokken hebben en er de afgelopen jaren ook extra hebben in geïnvesteerd”.<br />
Prognose <strong>2012</strong>:<br />
“(…)<br />
Het decreet van 13 juli 2001 houdende het stimuleren van een kwalitatief en integraal<br />
lokaal cultuurbeleid wordt vervangen door een nieuw decreet. Het is mijn bedoeling<br />
om de lokale besturen te ondersteunen en hen nog meer autonomie te geven voor<br />
de invulling van hun cultuurbeleid.<br />
De grootste verandering is dat de subsidies worden toegekend op basis van<br />
Vlaamse beleidsprioriteiten voor activiteiten, prestaties of effecten die de gemeente<br />
zal moeten verrichten, leveren of bereiken. Deze prioriteiten en de daaraan<br />
gekoppelde middelen zullen in het uitvoeringsbesluit concreter worden uitgewerkt. In<br />
het nieuwe decreet blijven het gemeentelijk cultuurbeleid, het cultuurcentrum en de<br />
bibliotheek de ankerpunten. Als prioriteiten voor het lokaal cultuurbeleid denk ik aan<br />
gemeenschapsvorming, participatie van kansengroepen, ondersteuning van<br />
verenigingen en vrijwilligers en diversiteit in het culturele landschap. (...)<br />
De subsidie per stad of gemeente en per onderdeel van het decreet wordt maximaal<br />
behouden”.<br />
<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />
<strong>2012</strong><br />
111
3° Aandachtspunten Inburgerings- en Integratiebeleid<br />
Deel 1: Strategische doelstellingen – SD2 Participatie en diversiteit als motoren<br />
voor vernieuwing verankeren, Pagina 10<br />
In 2011 gaf minister Schauvliege het Kennisknooppunt Interculturaliseren twee<br />
opdrachten. De eerste behelsde de opmaak van een engagementsverklaring voor de<br />
cultuursector om de ongelijkheid inzake opleidingsniveau, thuismilieu, leeftijd en<br />
inkomen op vlak van cultuurdeelname weg te werken/te verminderen.<br />
De tweede betrof een campagne ‘iedereen kan zetelen’, om de etnisch-culturele<br />
diversiteit in raden van bestuur van gesubsidieerde cultuurorganisaties te verhogen.<br />
In <strong>2012</strong> wordt hier vervolg van gemaakt:<br />
“In <strong>2012</strong> wordt de engagementsverklaring geïmplementeerd. Het Kennisknooppunt<br />
Interculturaliseren zal de engagementen opvolgen en ontsluiten.<br />
Sensibiliseringsinstrumenten zoals de databank “iedereen kan zetelen” worden<br />
geactualiseerd”.<br />
Deel 1: Strategische doelstellingen – SD 4: Competentieverwerving en -<br />
waardering stimuleren, Pagina 14-15<br />
In 2011 werd een ‘Participatiesurvey’ (gestart in 2009) afgerond met als een van de<br />
belangrijke vaststellingen dat cultuurparticipatie voor het grootste deel bepaald<br />
worden door iemands ouderlijk milieu en gezinscontext.<br />
Vandaar dat minister Schauvliege sterk wil inzetten op ‘cultureel leren’ als een<br />
onderdeel van competentieverwerving.<br />
Twee punten daaromtrent zijn o.a. interessant voor de inburgeringssector, waar<br />
(eerder verworven) competenties opgenomen worden in de portfolio van iedere<br />
inburgeraar en waar meer en meer (dat is toch de bedoeling) ingezet wordt op<br />
loopbaanoriëntering.<br />
“Ik heb meegewerkt aan de ontwikkeling van een gemeenschappelijk kader en<br />
langetermijnvisie voor EVC (erkenning van verworven competenties) op het snijvlak<br />
van Cultuur, Jeugd & Sport, Onderwijs & Vorming en Werk.<br />
Ik investeerde in de continuering van OSCAR, het portfolio-instrument dat het<br />
documenteren, inventariseren en zichtbaar maken van de resultaten van niet-formele<br />
en informele leerervaringen in de sociaal-culturele sector faciliteert.<br />
Deze samenwerkingsinitiatieven zijn opgenomen in het gemeenschappelijke<br />
jaaractieplan van de beleidsdomeinen CJSM en O&V. Dit eerste jaaractieplan is een<br />
concretisering van het samenwerkingsprotocol over competentieontwikkeling binnen<br />
uiteenlopende leercontexten”.<br />
Prognose <strong>2012</strong>:<br />
“Het voorbije jaar werden de funderingen gelegd voor cultuureducatie. Nu kan<br />
worden gestart met de ‘ruwbouw’. De conclusies en aanbevelingen van de<br />
veldtekening cultuureducatie leveren het benodigde materiaal. Daaruit blijkt onder<br />
<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />
<strong>2012</strong><br />
112
andere dat cultuureducatie een fundamentele plaats inneemt in het gesubsidieerde<br />
bestel. Op zeer verschillende domeinen en manieren levert men eerstelijns- én<br />
tweedelijnswerk. Dit moet meer in de kijker worden gezet. Het “eilandkarakter” van<br />
cultuureducatie moet worden doorbroken door een intensere informatie- en<br />
expertise-uitwisseling. De job van cultuureducator kan aantrekkelijker worden<br />
gemaakt en het profiel nader omschreven. Daarom moet deze wetenschappelijk<br />
onderbouwde landschapsschets worden gekoppeld aan de resultaten van de<br />
werkgroepen van ACCE. Met het oog op de opleiding en de vorming van<br />
‘cultuureducatoren’ wordt een traject opgestart voor een beroepenfamilie of -structuur<br />
binnen het veld van cultuureducatie en publieksbemiddeling. De afbakening en<br />
nadere omschrijving van de rollen van die professionals en vrijwilligers vormen alvast<br />
een eerste stap in de ontwikkeling van competentieprofielen.<br />
Het structureel overleg met de steunpunten en andere intermediaire instanties die op<br />
Vlaams, regionaal of bovenlokaal vlak bezig zijn met cultuureducatie, wordt<br />
voortgezet.<br />
(…)<br />
Ik blijf me engageren voor waardevolle initiatieven om levenslang en levensbreed<br />
leren (LLL) zichtbaar te maken en te valoriseren in functie van de persoonlijke<br />
ontwikkeling, sociaal burgerschap, opleiding of loopbaanontwikkeling. Het<br />
samenwerkingsprotocol tussen de beleidsdomeinen CJSM en O&V zal op ambtelijk<br />
vlak als referentiekader dienen voor de acties m.b.t. competentieverwerving”.<br />
<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />
<strong>2012</strong><br />
113
Beleidsbrief JEUGD<br />
Algemeen:<br />
Minister Smet toont bereidheid om rekening te houden met planlastverminderingen<br />
en het Witboek Interne Staatshervorming (en hun invloed op steden en gemeenten),<br />
maar slechts in die mate dat niet geraakt wordt aan de sectorale subsidiestroom<br />
lokaal jeugdwerk, inspraak voor kinderen en jongeren in het lokaal beleid en aan ‘de<br />
garanties voor voldoende financiële middelen’ om doorbraken te realiseren.<br />
Binnen het lokaal jeugdbeleid wordt in <strong>2012</strong> gefocust op vrijetijdsbeleid en<br />
participatie van kinderen en jongeren.<br />
Op het vlak van Inburgering en Integratie wordt ingezet op participatie, o.a. door<br />
taalstimulatie en mediasensibilisering (‘mediawijsheid’).<br />
1° Aandachtspunten <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />
1. Managementsamenvatting, Pagina 9<br />
“De laatste decennia is de regelgeving sterk toegenomen. Het opstellen van een<br />
aantal regels en maatregelen heeft vaak te maken met het zorgen voor veiligheid, en<br />
niet in het minst voor die van kinderen en jongeren zelf. Toch besef ik dat het<br />
enthousiasme van jonge vrijwilligers soms gefnuikt wordt door een overvloed aan<br />
regels en reglementen. Het is dan ook mijn ambitie om, in partnerschap met de<br />
federale, provinciale en lokale overheden én de jeugdsector, regelgeving te<br />
vereenvoudigen en/of ondersteuning te bieden ten aanzien van regelgeving waaraan<br />
men gevolg moet geven.<br />
(…)<br />
Ik wil kinderen en jongeren ruimte geven om vanuit hun leefwereld de samenleving<br />
mee vorm te geven. De oefening rond de planlastvermindering is niet ten koste<br />
gegaan van de formele inspraak. (…)”.<br />
II. Strategische en operationele doelstellingen, SD1 Zoveel mogelijk kinderen<br />
en jongeren ruimte geven om zich te verenigen en te engageren, OD 1.4 zoveel<br />
mogelijk kinderen van zo divers mogelijke achtergrond zoveel mogelijk actief<br />
laten deelnemen aan het jeugdwerk, Vlaamse prioriteiten voor het lokaal<br />
jeugd(werk)beleid, Pagina 16<br />
“In 2010 en 2011 volgde ik nauwlettend de vorderingen binnen de dossiers<br />
planlastvermindering en interne staatshervorming. Cruciaal hierin is dat ik aandacht<br />
vroeg voor het belang van een sectorale subsidiestroom voor het lokale jeugdwerk,<br />
voor de inspraak en participatie van kinderen en jongeren in het lokaal beleid én de<br />
garanties voor voldoende financiële middelen om doorbraken te realiseren. Dit blijven<br />
<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />
<strong>2012</strong><br />
114
voor mij ook drie cruciale voorwaarden in het verdere proces van de Interne<br />
Staatshervorming.<br />
Beleidsrealisaties 2011<br />
Onlangs heeft de Vlaamse Regering een voorontwerp van (vernieuwd) decreet lokaal<br />
jeugdbeleid principieel goedgekeurd. Met dit voorontwerp wordt uitvoering gegeven<br />
aan de principes van het planlastendecreet. (…)<br />
Beleidsopties <strong>2012</strong><br />
(…)<br />
Ter uitvoering van de doorbraak Jeugd in het Witboek Interne staatshervorming werk<br />
ik een regeling uit voor de subsidiëring van bepaalde vormen van bovenlokaal<br />
jeugd(huis)werk”.<br />
2° Aandachtspunten Stedenbeleid<br />
II. Strategische en operationele doelstellingen, SD 1 Zoveel mogelijk kinderen<br />
en jongeren ruimte geven om zich te verenigingen en zich te engageren, OD 1.1<br />
Wetenschappelijk en systematisch onze kennis over jeugdwerk blijven<br />
uitbouwen en het jeugdwerk monitoren, Pagina 11<br />
“In <strong>2012</strong> stel ik het nieuwe cijferboek lokaal jeugdbeleid en de aangepaste website<br />
aan u voor. Naast vergelijkend materiaal met de vorige cijferboeken, zal ik ook<br />
enkele nieuwe accenten in het lokale jeugdbeleid belichten. Extra aandacht gaat<br />
naar de resultaten van de prioriteiten jeugdwerkinfrastructuur en jeugdinformatie van<br />
de afgesloten gemeentelijke beleidsperiode. De eerste resultaten van de nieuwe<br />
prioriteiten (jeugdcultuur en brandveiligheid/infrastructuur) zullen pas zichtbaar<br />
worden in het najaar van <strong>2012</strong>”.<br />
II. Strategische en operationele doelstellingen, SD 1 Zoveel mogelijk kinderen<br />
en jongeren ruimte geven om zich te verenigingen en zich te engageren, OD 1.3<br />
De laboratoriumfunctie van het jeugdwerk versterken, Impulsen voor innovatie<br />
en verdere ontwikkeling van het jeugwerk/dejeugdsector, Pagina 15<br />
“Voor de gemeentelijke jeugdbeleidsplannen 2011-2013 is jeugdcultuur de nieuwe<br />
prioriteit voor het hoofdstuk jeugdbeleid. Er werd een reeks van flankerende<br />
maatregelen uitgewerkt, die de gemeentebesturen ondersteunen bij de uitwerking<br />
van dit thema binnen het jeugdbeleidsplan”.<br />
II. Strategische en operationele doelstellingen, SD 1 Zoveel mogelijk kinderen<br />
en jongeren ruimte geven om zich te verenigingen en zich te engageren, OD 1.3<br />
De laboratoriumfunctie van het jeugdwerk versterken, Jeugdwerk in de<br />
(groot)stad, Pagina 15<br />
“Ik zet reeds een heel instrumentarium in ter ondersteuning en ontwikkeling van het<br />
stedelijk jeugdwerk. Op basis van het huidige decreet lokaal en provinciaal<br />
jeugdbeleid worden middelen toegekend aan de grote Vlaamse steden en aan de<br />
VGC voor de ondersteuning en ontwikkeling van het jeugdwerkaanbod. In het<br />
vernieuwde decreet lokaal en provinciaal jeugdbeleid wordt “de bevordering van de<br />
<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />
<strong>2012</strong><br />
115
participatie aan het jeugdwerk van kinderen en jongeren in maatschappelijk<br />
kwetsbare situaties” verankerd als Vlaamse beleidsprioriteit. Dit ontwerp van decreet<br />
werd zopas principieel goedgekeurd door de Vlaamse Regering. De middelen voor<br />
de uitvoering van deze prioriteit worden vanaf 2014 drastisch verhoogd door de<br />
toevoeging van de middelen van de regularisatie van DAC’ers tewerkgesteld binnen<br />
de sector van de WMKJ’s. Hiermee hoop ik steden extra financiële impulsen te<br />
geven om echt werk te maken van een vrijetijdsbeleid voor deze kinderen en<br />
jongeren.<br />
Beleidsopties <strong>2012</strong><br />
In <strong>2012</strong> werk ik aan de besluiten die uitvoering moeten geven aan de prioriteit inzake<br />
de verhoging van kansengroepen aan het jeugdwerk . Bij de uitwerking van de<br />
criteria voor de toekenning van de middelen zal ik rekening houden met typische<br />
grootstedelijke karakteristieken. Vanuit het bestaande centrumstedenoverleg<br />
georganiseerd door VVJ wordt in samenwerking met het Steunpunt Jeugd een<br />
platform stedelijk jeugdwerk opgericht.<br />
Verder tref ik voorbereidingen voor een conferentie over jeugdwerk/jongeren in de<br />
stad, die in 2013 zal doorgaan. Met deze conferentie beoog ik zowel een<br />
internationaal als een lokaal effect. Ik zal hierbij uitgaan van de pijnpunten, maar<br />
zeker ook van de opportuniteiten die een stedelijke context kan bieden aan jongeren<br />
en het jeugdwerk”.<br />
II. Strategische en operationele doelstellingen, SD1 Zoveel mogelijk kinderen<br />
en jongeren ruimte geven om zich te verenigen en te engageren, OD 1.4 zoveel<br />
mogelijk kinderen van zo divers mogelijke achtergrond zoveel mogelijk actief<br />
laten deelnemen aan het jeugdwerk, Basisvoorwaarden voor lokaal<br />
jeugd(werk)beleid, Pagina 17<br />
“Beleidsrealisaties 2011<br />
Ik responsabiliseerde de lokale besturen via het huidige decreet lokaal en provinciaal<br />
jeugdbeleid en de daarbij horende prioriteit ‘brandveilige jeugdlokalen’ (zie verder OD<br />
6.2).<br />
In 2011 reikte ik voor het eerst een prijs uit aan de gemeente met het sterkste<br />
jeugdbeleid, waarmee ik het lokale jeugdbeleid extra in de kijker breng. De winnaars<br />
mogen zich met deze prijs twee jaar lang dé jeugdgemeente of -stad van Vlaanderen<br />
noemen, en de lokale jeugdraden ontvingen elk 10 000 euro. Uit de aanvragen voor<br />
deze prijs werden ‘good practices’ verzameld, die ik publiceerde onder de titel ‘Kijk<br />
eens zo doen wij dat’. Karuur vzw ontving via het huidige decreet Vlaams jeugd- en<br />
kinderrechtenbeleid subsidies om de participatie van kinderen en jongeren aan het<br />
lokale beleid te ondersteunen.<br />
Beleidsopties <strong>2012</strong><br />
In <strong>2012</strong> organiseer ik vorming en ondersteuning van lokale besturen en andere<br />
belanghebbenden in functie van de invoering van het vernieuwde decreet lokaal en<br />
provinciaal jeugdbeleid. Dit zal gebeuren in nauwe samenwerking met de leden van<br />
de reflectiegroep lokaal jeugdbeleid. In het najaar <strong>2012</strong> staan alvast de ‘plankuren’,<br />
vormingsdagen voor ambtenaren en een nieuwe reeks van Trip lokaal op de agenda.<br />
<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />
<strong>2012</strong><br />
116
Bij de uitwerking van het vormingsaanbod kan niet worden voorbijgegaan aan de<br />
resultaten van het onderzoek over de vrije tijd van kinderen in armoede. De<br />
bevindingen uit dit onderzoek zijn richtinggevend bij de invulling van de Vlaamse<br />
beleidsprioriteit ‘bevorderen van participatie van kansengroepen aan het jeugdwerk”.<br />
II. Strategische en operationele doelstellingen, SD3 Kinderen en jongeren<br />
ruimte geven om vanuit hun eigen leefwereld de samenleving mee vorm te<br />
geven, OD 3.1 Investeren in een betere kennis van de leefwereld van kinderen<br />
en jongeren en in instrumenten om die leefwereld te leren kennen, Participatieinitiatieven,<br />
Pagina 23<br />
“Beleidsrealisaties 2011<br />
Via de publicatie ‘Kijk eens zo doen wij dat’ werden ook al heel wat goede<br />
voorbeelden van participatie initiatieven verspreid onder de lokale besturen.<br />
Eveneens gaf ik de opdracht aan de Katholieke Hogeschool van Leuven om een<br />
normatief kader en een handleiding uit te werken ter ondersteuning van<br />
beleidsparticipatie. Dit onderzoek wordt afgerond eind 2011. (…)<br />
Beleidsopties <strong>2012</strong><br />
In <strong>2012</strong> verspreid ik de resultaten van het onderzoek rond beleidsparticipatie breed.<br />
(…)<br />
Bovendien neem ik het initiatief om reeds in <strong>2012</strong> een platform op te richten met het<br />
oog op het ontwikkelen van visie en inzicht rond participatief werken in verschillende<br />
sectoren en de uitwisseling van praktijkvoorbeelden. Ik sensibiliseer in overleg met<br />
Steunpunt Jeugd en VVJ [Vereniging Vlaamse Jeugddiensten] de jeugdsector en<br />
gemeentelijke jeugddiensten om via de vorming het participatief werken tot een<br />
basishouding in het jeugdwerk te maken.<br />
(…)”<br />
II. Strategische en operationele doelstellingen, SD3 Kinderen en jongeren<br />
ruimte geven om vanuit hun eigen leefwereld de samenleving mee vorm te<br />
geven, OD 3.3 Directe beleidsinspraak voor kinderen en jongeren waarborgen,<br />
Inspraak van jeugdwerk en kinderen en jongeren in lokaal en provinciaal<br />
beleid, Pagina 25<br />
“Bij de uitwerking van het vernieuwde decreet lokaal en provinciaal jeugdbeleid wordt<br />
de jeugdraad opnieuw als instrument ingeschreven met als doel het organiseren van<br />
betrokkenheid van kinderen en jongeren aan het lokale jeugdbeleid, zowel in de fase<br />
van de voorbereiding, de uitvoering als de evaluatie. Om erover te waken dat<br />
jongeren ook gehoord worden bij materies die het louter jeugdwerkbeleid overstijgen<br />
maar hun wel aanbelangen, dring ik erop aan dat de jeugdraad advies kan verlenen<br />
over het hele beleidsplan van de gemeente.<br />
Beleidsopties <strong>2012</strong><br />
Bij het ontwikkelen van flankerende maatregelen zal extra aandacht gaan naar de<br />
organisatie van participatie van kinderen en jongeren aan het gemeentelijk beleid,<br />
ook binnen de nieuwe bestuurlijke context. De bevindingen vanuit het gevoerde<br />
onderzoek over beleidsparticipatie kunnen hier als leidraad dienen”.<br />
<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />
<strong>2012</strong><br />
117
II. Strategische en operationele doelstellingen, SD4 Kinderen en jongeren<br />
culturele ruimte geven, OD 4.1 Meer kinderen en jongeren laten deelnemen aan<br />
het bestaande cultuureducatieve aanbod, Jeugd- en jongerencultuur in het<br />
lokaal jeugdbeleid, Pagina 27<br />
“Beleidsrealisaties 2011<br />
Gemeenten die in het jeugdbeleidsplan 2011-2013 een beleid uitwerken om de<br />
aandacht voor jeugdculturen te verhogen konden voor de uitvoering hiervan extra<br />
subsidies ontvangen. Met de keuze van jeugdcultuur als nieuwe prioriteit voor het<br />
lokale jeugdbeleid wou ik de lokale besturen aanzetten om extra aandacht te<br />
besteden aan verschillende facetten van de culturele beleving van kinderen, tieners<br />
en jongeren.<br />
Zowel via het handboek lokaal jeugdbeleid als via de website van het agentschap<br />
sociaal-cultureel werk werd en wordt intensief informatie verspreid om de<br />
verschillende actoren in de kijker te plaatsen en samenwerkingsverbanden te<br />
stimuleren.<br />
Beleidsopties <strong>2012</strong><br />
Tijdens de plaatsbezoeken die mijn administratie brengt aan de gemeenten, gaat<br />
extra aandacht naar de verwezenlijkingen en de plannen binnen de prioriteit<br />
jeugdcultuur. De verzamelde goede voorbeelden zullen worden verspreid onder het<br />
label ‘inspired by’.<br />
Ik wil samen met de VVJ, Locus, de VVSG en de steden en gemeenten op zoek<br />
gaan naar wat een jeugdcreatieve ruimte kan betekenen voor de verschillende<br />
soorten van steden en gemeenten. Een aantal steden heeft daarin momenteel een<br />
voortrekkersrol met (jeugd)culturele zones in o.m. Antwerpen, Mechelen en Leuven<br />
en ik wil het mogelijk maken om deze kennis te delen met anderen. Bovendien<br />
moeten we durven kijken naar wat haalbaar is voor kleinere gemeenten”.<br />
II. Strategische en operationele doelstellingen, SD6 Kinderen en jongeren<br />
fysieke ruimte geven, OD 6.2 Blijven investeren in voldoende en veilige<br />
jeugdinfrastructuur, Lokale jeugdinfrastructuur als structurele prioriteit in de<br />
lokale en provinciale jeugd(werk)beleidsplannen, Pagina 31<br />
“Beleidsrealisaties 2011<br />
Voor de beleidsperiode 2011-2013 (gemeentelijke jeugdbeleidsplannen) heb ik<br />
ervoor geopteerd om de prioriteit jeugdwerkinfrastructuur te bevestigen, maar wel<br />
extra aandacht te vragen voor de (brand)veiligheid van de jeugdlokalen. Nieuwe<br />
regelgeving werd uitgewerkt, met het nodige respect voor de autonomie van de<br />
gemeentebesturen en een versoepelde verantwoordingsprocedure, zodat ook<br />
grotere infrastructuurwerken mogelijk worden. Flankerende maatregelen in de vorm<br />
van een brochure, een project “samenaankoop” en allerhande studiemomenten<br />
werden uitgewerkt door de expertgroep jeugdlokalen van het Steunpunt Jeugd.<br />
Beleidsopties <strong>2012</strong><br />
<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />
<strong>2012</strong><br />
118
In <strong>2012</strong> wordt het lopend beleid uitgevoerd via de subsidiëring van de lokale<br />
besturen. Verder worden het Steunpunt Jeugd, de VVJ en andere relevante actoren<br />
ondersteund voor de ondersteuning van jeugdwerk en gemeenten. In samenwerking<br />
met Steunpunt Jeugd, VVJ, VVSG en in nauwe dialoog met Brandweer Vlaanderen<br />
goede lokale praktijken verspreiden.<br />
Eventueel een oproep doen aan Brandweer Vlaanderen om verder te kijken wat we<br />
qua ondersteuning, overleg en sensibilisatie samen kunnen doen. Overleg tussen<br />
brandweer en jeugdwerk is soms moeilijk omdat ze elkaar niet kennen, een andere<br />
taal spreken. Als minister van Jeugd wil ik samen met Brandweer Vlaanderen en<br />
Steunpunt Jeugd en de VVSG bekijken hoe we dit overleg kunnen optimaliseren en<br />
goede praktijken stimuleren”.<br />
3° Aandachtspunten Inburgerings- en Integratiebeleid<br />
II. Strategische en operationele doelstellingen, SD1 Zoveel mogelijk kinderen<br />
en jongeren ruimte geven om zich te verenigen en te engageren, OD 1.4 zoveel<br />
mogelijk kinderen van zo divers mogelijke achtergrond zoveel mogelijk actief<br />
laten deelnemen aan het jeugdwerk, Jeugdinitiatieven in het<br />
participatiedecreet, “Zelforganisaties”, Pagina 17<br />
“Beleidsrealisaties 2011<br />
De proeftuin voor verenigingen die gericht zijn naar jongeren met een etnisch -<br />
cultureel diverse achtergrond liep tot eind maart 2011. Ook deze proeftuin maakt deel<br />
uit van de globale evaluatie van het participatiedecreet.<br />
Beleidsopties <strong>2012</strong><br />
Samen met PAJ [Platform Allochtone Jeugdwerking] ga ik op zoek naar een<br />
passende plaats in de reguliere subsidiekanalen. Daarvoor wordt o.m. gekeken naar<br />
het vernieuwde decreet Vlaams jeugd- en kinderrechtenbeleid dat vanaf 2013 aan<br />
verenigingen de kans zal bieden om geleidelijk aan door te groeien naar een<br />
volwaardige landelijk georganiseerde jeugdvereniging”.<br />
Het Participatiedecreet wordt geëvalueerd in <strong>2012</strong>. Ook de collega-ministers van<br />
Cultuur en Sport maken hun evaluatie van het Participatiedecreet. Wanneer de<br />
evaluaties afgerond zijn, zullen de drie ministers hun conclusies samenleggen en<br />
nagaan welke maatregelen al dan niet moeten worden genomen”.<br />
Nagaan of raakvlakken bestaan of mogelijke samenwerking gerealiseerd kan worden<br />
met betrekking tot subsidiëring van jongerenprojecten?<br />
II. Strategische en operationele doelstellingen, SD1 Zoveel mogelijk kinderen<br />
en jongeren ruimte geven om zich te verenigen en te engageren, OD 1.4 zoveel<br />
mogelijk kinderen van zo divers mogelijke achtergrond zoveel mogelijk actief<br />
laten deelnemen aan het jeugdwerk, Jeugdinitiatieven in het<br />
participatiedecreet, Toegankelijkheid van het jeugdwerk, Pagina 18<br />
<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />
<strong>2012</strong><br />
119
“Via het Participatiedecreet wordt Demos ook in <strong>2012</strong> verder ondersteund. Demos wil<br />
rond dit thema een hernieuwde dynamiek in het jeugdwerk initiëren enerzijds door<br />
organisaties inspirerende methodieken en werkvormen aan te reiken, en anderzijds<br />
door gerichte acties die jeugdorganisaties ertoe aanzetten het thema<br />
‘interculturaliteit’ (terug) op te nemen in de werking. Bijzondere aandacht gaat uit<br />
naar het ontwikkelen van een coherent geheel van beleidsinstrumenten die de<br />
participatie van kansengroepen kan verankeren in de jeugdsector en naar het<br />
verduurzamen van de opgebouwde methodieken in de jeugdsector”.<br />
II. Strategische en operationele doelstellingen, SD3 Kinderen en jongeren<br />
ruimte geven om vanuit hun eigen leefwereld de samenleving mee vorm te<br />
geven, OD 3.2 Het jeugdinformatiebeleid doeltreffende maken,<br />
Jeugdinformatie: toegang en verschillende actoren, Pagina 23<br />
“Beleidsrealisaties 2011<br />
Eind 2009 reeds kreeg Ruth Soenen (KULeuven) van het VIP Jeugd de opdracht om<br />
een etnografisch onderzoek naar de informatietactieken van jongeren uit socioculturele<br />
minderheden te voeren. Het onderzoek liep heel 2010 en werd begin 2011<br />
afgeleverd.<br />
(…)<br />
Ook het vernieuwde decreet Vlaams jeugd- en kinderrechtenbeleid biedt in het<br />
hoofdstuk participatie en informatie ruimte voor verenigingen die informatie van<br />
kinderen en jongeren als kerntaak hebben. In 2011 werden 25 verenigingen en vier<br />
projecten informatie en participatie gesubsidieerd.<br />
Beleidsopties <strong>2012</strong><br />
Eind 2011 wordt het onderzoeksrapport van Ruth Soenen gepubliceerd en<br />
organiseert het VIP-Jeugd, in samenwerking met Uit de Marge, een vormingsmoment<br />
waar de onderzoeksresultaten en beleidsaanbevelingen worden voorgesteld aan een<br />
breed publiek”.<br />
II. Strategische en operationele doelstellingen, SD3 Kinderen en jongeren<br />
ruimte geven om vanuit hun eigen leefwereld de samenleving mee vorm te<br />
geven, OD 3.2 Het jeugdinformatiebeleid doeltreffende maken, Experimenten<br />
taalstimulering, Pagina 24<br />
“Beleidsrealisaties 2011<br />
In 2011 werd mijn talenbeleidsnota voor het onderwijs afgewerkt en voorgesteld<br />
onder de titel Samen taalgrenzen verleggen. Hierin wordt nogmaals benadrukt dat<br />
taalontwikkeling in de vrije tijd van kinderen informeel verder ondersteund moet<br />
worden. In het Vlaams Jeugdbeleidsplan nam ik me voor om Nederlandstalige<br />
taalstimuleringsprojecten in en buiten de scholen op te zetten.<br />
Beleidsopties <strong>2012</strong><br />
Structureel behoort het opzetten en ondersteunen van taalstimulerende activiteiten,<br />
en het creëren van netwerken tussen welzijns- en vrijetijdsorganisaties en scholen,<br />
tot de taken van de lokale besturen.<br />
<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />
<strong>2012</strong><br />
120
In de relevante sectorale decreten die ondersteuning bieden voor de lokale besturen<br />
worden taalstimulering Nederlands en het concept brede school als transversale<br />
aandachtspunten opgenomen”.<br />
Taalstimulering (van o.a. jongeren) kan mee opgenomen worden als opdracht van<br />
integratiecentra en –diensten.<br />
II. Strategische en operationele doelstellingen, SD3 Kinderen en jongeren<br />
ruimte geven om vanuit hun eigen leefwereld de samenleving mee vorm te<br />
geven, OD 3.2 Het jeugdinformatiebeleid doeltreffende maken, Digitale media<br />
en mediawijsheid, Pagina 24<br />
“Beleidsopties <strong>2012</strong><br />
Ook in <strong>2012</strong> zet ik dit subsidiebeleid verder. (…) “<br />
Mediawijsheid is het geheel van kennis, vaardigheden en attitudes waarmee burgers<br />
zich bewust en kritisch kunnen bewegen in een complexe, veranderende en<br />
gemediatiseerde wereld. Het is het vermogen tot een actief en creatief mediagebruik<br />
dat gericht is op maatschappelijke participatie. Mediawijsheid situeert zich op het<br />
snijvlak van verschillende beleidsvelden waaronder Media en Onderwijs. Beide<br />
beleidsdomeinen zijn reeds actief in het mediawijsheidsveld en willen een krachtige<br />
impuls geven om via een gezamenlijk actieplan de verschillende doelgroepen te<br />
sensibiliseren over mediawijsheid, maar ook gezamenlijk te zoeken hoe een<br />
mediawijze aanpak beter aansluit bij de noden én interesses van kinderen, jongeren<br />
en volwassenen (al dan niet in hun rol van begeleider). Zo zal ik samen met mijn<br />
collega minister Lieten in het najaar van 2011 een conceptnota Mediawijsheid<br />
presenteren”.<br />
Mediawijsheid is een aandachtspunt, dat ook uitgebreid aan bod komt in de<br />
beleidsbrief Media.<br />
Net als minister Lieten, verwijst ook minister Smet onder andere naar het<br />
Ethercentrum (RecRadiocentrum), dat vanuit Integratie als Managers-van-<br />
Diversiteitsproject onrechtstreeks gesubsidieerd werd in 2006 en later rechtstreeks in<br />
2007 en 2008 (projectnummers 06 01 107, 7 01 152, 08 01 061).<br />
<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />
<strong>2012</strong><br />
121
Beleidsbrief SPORT<br />
Algemeen:<br />
De sportdecreten worden aangepast in functie van de planlastvermindering.<br />
Steden en gemeenten krijgen een belangrijke rol toebedeeld bij de ontwikkeling van<br />
het (lokaal) sportbeleid. De minister investeert sterk in sportinfrastructuur.<br />
Op het vlak van Integratie ligt de focus op participatie.<br />
1° Aandachtspunten <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />
Strategische en operationele doelstellingen, 1. De participatie verhogen zodat<br />
meer mensen, 1.4. Het sportbeleid besteedt bijzondere aandacht aan<br />
kansengroepen, Structureel beleid naar kansengroepen, Realisaties 2011 op<br />
blz. 15, Prognose <strong>2012</strong> op Pagina 17<br />
“In het kader van het lokale Sport voor Allen-decreet dienden 297 lokale besturen<br />
een sportbeleidsplan in met een specifiek hoofdstuk toegankelijkheid tot en diversiteit<br />
in de sport. Er werden ook vijf provinciale sportbeleidsplannen ingediend. Hierin is<br />
een specifiek hoofdstuk over mensen met een handicap opgenomen. Voor de VGC<br />
startte in 2011 een nieuwe sportbeleidsplanperiode (2011-2015) waarbij, zoals<br />
decretaal voorzien, bijzondere aandacht voor mensen met een handicap aan bod<br />
komt. (…)”.<br />
“(…)<br />
Naar aanleiding van het Planlastendecreet zal in <strong>2012</strong> een aangepast Sport voor<br />
Allen-decreet goedgekeurd worden”.<br />
Strategische en operationele doelstellingen, 2. De kwaliteit van het<br />
sportaanbod verhogen met alle actoren en op alle niveaus, 2.1. Het lokaal Sport<br />
voor Allen-beleid (lokaal sportbeleid) bestendigen en de lokale besturen<br />
begeleiden bij de uitwerking hiervan, Pagina 20<br />
“(…)<br />
In opvolging van de goedkeuring van het Planlastendecreet werd door het Kabinet<br />
Sport een stuurgroep met het Bloso en ISB opgestart om het huidige Sport voor<br />
Allen-decreet aan te passen. Na consultaties van alle relevante actoren,<br />
deskundigen en het werkveld zal ik eind 2011 een nieuw ontwerp van decreet aan de<br />
Vlaamse Regering ter goedkeuring voorleggen om vervolgens in <strong>2012</strong> aan het<br />
Vlaams Parlement voor te stellen. Ondertussen werden in het najaar de<br />
besprekingen opgestart worden voor de opmaak van het uitvoeringsbesluit.<br />
(…)”.<br />
<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />
<strong>2012</strong><br />
122
Tegen oktober <strong>2012</strong> dient het aangepast Sport voor Allen-decreet en het<br />
uitvoeringsbesluit definitief goedgekeurd te zijn zodat de gemeenten en provincies op<br />
de hoogte zijn van de Vlaamse beleidsprioriteiten Sport voor Allen bij de opmaak van<br />
hun integrale meerjarenplanning en waarvoor ze vanaf 1 januari 2014 kunnen<br />
gesubsidieerd worden. Bij de opmaak van deze regelgeving zal verder overleg<br />
gepleegd worden met het werkveld en zal gebruik gemaakt worden van de<br />
onderzoeksresultaten van de monitoringopdracht die eind 2011 beschikbaar zijn”.<br />
Strategische en operationele doelstellingen, 7. De Vlaamse overheid voert een<br />
efficiënt en effectief sportbeleid, 7.3. Evaluatie en optimalisatie van de<br />
regegeving in functie van meer transparantie, Pagina 51<br />
“Het Sport voor Allen-decreet wordt aangepast aan het Planlastendecreet alsook aan<br />
het proces inzake interne staatshervorming. Hierbij staan voor de gemeenten en<br />
provincies volgende uitgangspunten centraal: een verlaging van de plan- en<br />
rapporteringsverplichtingen, subsidiariteit met meer beleidsvrijheid, efficiëntie en<br />
effectiviteitsverhoging en meer outputcontrole”.<br />
(…)<br />
Het nieuwe Sport voor Allen-decreet en het uitvoeringsbesluit worden uiterlijk tegen<br />
oktober <strong>2012</strong> definitief goedgekeurd”.<br />
2° Aandachtspunten Stedenbeleid<br />
Strategische en operationele doelstellingen, 1. De sportparticipatie verhogen<br />
zodat meer mensen, 1.2. Stimuleren, implementeren en evalueren van<br />
innovatieve sportconcepten, Experimentele projecten, Realisaties 2011 op blz.<br />
10-11, Prognose <strong>2012</strong> op Pagina 12<br />
“Multimove voor kinderen: een gevarieerd bewegingsaanbod voor jonge kinderen<br />
Om het belang van een breed motorische ontwikkeling te benadrukken, werd in<br />
september 2011 het proefproject ‘Multimove voor kinderen: een gevarieerd<br />
bewegingsaanbod voor jonge kinderen’ opgestart. Het project heeft twee<br />
strategische doelstellingen. De eerste streeft naar kennisontwikkeling en brede<br />
sensibilisering bij ouders en begeleiders, zodat zij het belang en de mogelijkheden<br />
leren kennen van een motorische ontwikkeling van het kind, met het accent op een<br />
brede motorische vorming en plezierbeleving. De tweede strategische doelstelling<br />
slaat op productontwikkeling. Initiatieven, programma’s en activiteiten gericht op de<br />
leeftijdsgroepvan 3 tot 8 jaar moeten een aangepaste inhoud en begeleiding hebben,<br />
waarbij de brede motorische basisvorming centraal staat.<br />
De uitvoering van het project zal lopen tot 31 augustus 2014. In een eerste fase<br />
zullen kennispakketten en toolkits ontwikkeld worden die later als ondersteuning<br />
zullen gebruikt worden in pilootprojecten bij federaties en lokale besturen (…)”.<br />
<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />
<strong>2012</strong><br />
123
Strategische en operationele doelstellingen, 1. De participatie verhogen zodat<br />
meer mensen, 1.4. Het sportbeleid besteedt bijzondere aandacht aan<br />
kansengroepen, Sportgemeente van Vlaanderen, Realisaties 2011 op blz. 15,<br />
Prognose <strong>2012</strong> op Pagina 17<br />
“In het kader van het Participatiedecreet werd de tweejaarlijks toe te kennen titel<br />
Sportgemeente van Vlaanderen voor 2011 aan de stad Gent toegekend. Doel van<br />
‘Gent 2011: Sportstad van Vlaanderen’ is de sportparticipatie in de verschillende<br />
wijken van Gent te verhogen en te visualiseren.. Er wordt gewerkt rond vier<br />
uitgangspunten: infrastructuur, promotie, toeleiding en ontsluiting, ondersteuning en<br />
uitstraling naar Vlaanderen”.<br />
In <strong>2012</strong> zal de voorbereiding aanvangen van de Sportgemeente 2013.<br />
Strategische en operationele doelstellingen, 1. De participatie verhogen zodat<br />
meer mensen, 1.4. Het sportbeleid besteedt bijzondere aandacht aan<br />
kansengroepen, Structureel beleid naar kansengroepen, Realisaties 2011 op<br />
blz. 15, Prognose <strong>2012</strong> op Pagina 17<br />
“In het kader van het lokale Sport voor Allen-decreet dienden 297 lokale besturen<br />
een sportbeleidsplan in met een specifiek hoofdstuk toegankelijkheid tot en diversiteit<br />
in de sport. Er werden ook vijf provinciale sportbeleidsplannen ingediend. Hierin is<br />
een specifiek hoofdstuk over mensen met een handicap opgenomen. Voor de VGC<br />
startte in 2011 een nieuwe sportbeleidsplanperiode (2011-2015) waarbij, zoals<br />
decretaal voorzien, bijzondere aandacht voor mensen met een handicap aan bod<br />
komt. (…)”.<br />
“Aangezien het sportbeleidsplan van de gemeenten en de provincies loopt tot en met<br />
2013 blijft het Sport voor Allen-decreet een stimulans voor het voeren van een<br />
sportbeleid naar kansengroepen.<br />
Naar aanleiding van het Planlastendecreet zal in <strong>2012</strong> een aangepast Sport voor<br />
Allen-decreet goedgekeurd worden. In dit nieuwe decreet zal opnieuw een Vlaamse<br />
beleidsprioriteit m.b.t. kansengroepen opgenomen worden met extra aandacht voor<br />
transversale samenwerking.<br />
(…)”.<br />
Strategische en operationele doelstellingen, 1. De participatie verhogen zodat<br />
meer mensen, 1.6. Sportpromotie is een permanente opdracht, Pagina 18-19<br />
“In <strong>2012</strong> zal gestart worden met de realisatie van eenvormig bewegwijzerde<br />
loopomlopen, in samenwerking met de lokale overheden. De uitbouw van een<br />
kwalitatief loopnetwerk kan gekoppeld worden aan de inplanting van een Fit-O-Meter,<br />
een Finse piste of een Fit-O-Fun park. Voor de realisatie hiervan zal het initiatief in<br />
de eerste plaats moeten uitgaan van de plaatselijke sportactoren (gemeentelijke<br />
sportdienst, sportraad, plaatselijke atletiekclub, start-to-run groep …). De ‘Vlaamse<br />
Stuurgroep Loopomlopen’ zal gratis de wegwijzer- en afstandsplaatjes, het<br />
infopaneel, de palen en dergelijke ter beschikking stellen van de initiatiefnemers”.<br />
<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />
<strong>2012</strong><br />
124
Strategische en operationele doelstellingen, 2. De kwaliteit van het<br />
sportaanbod verhogen met alle actoren en op alle niveaus, 2.1. Het lokaal Sport<br />
voor Allen-beleid (lokaal sportbeleid) bestendigen en de lokale besturen<br />
begeleiden bij de uitwerking hiervan, Pagina 20<br />
“Het begeleiden van de besturen bij het vervullen van de decretale verplichtingen<br />
met betrekking tot het lokaal Sport voor Allen-decreet gebeurt door Bloso zowel<br />
individueel als collectief. Conform de beheersovereenkomst met het Bloso werd<br />
gestart met een steekproefmatige visitatie ter plaatse bij 10 gemeenten.<br />
De lokale besturen dienden tegen 1 september 2011 een tussentijdse evaluatie van<br />
het sportbeleidsplan uit te voeren. Flankerend heeft het Vlaams Instituut voor<br />
Sportbeheer en Recreatiebeleid vzw (ISB) in samenwerking met Bloso provinciale<br />
intervisies georganiseerd. Daarnaast stelde ISB ook hulpmiddelen ter beschikking<br />
van lokale besturen en werkte een begeleidingstraject ter ondersteuning uit.<br />
Het nieuwe sportbeleidsplan van de Vlaamse Gemeenschapscommissie voor 2011-<br />
2015 werd goedgekeurd.<br />
(…)<br />
Het huidige Sport voor Allen-decreet voorziet in een jaarlijkse monitoringopdracht.<br />
Voor 2011 werd een opdracht uitgeschreven in functie van de te verwachten nieuwe<br />
Vlaamse Sport voor Allen beleidsprioriteiten in een aangepast Sport voor Allendecreet.<br />
Via dit onderzoek wil ik een antwoord krijgen op de vragen welke effecten<br />
gegenereerd kunnen worden via deze beleidsprioriteiten en via welke indicatoren<br />
deze effecten kunnen gemeten worden”.<br />
Prognose <strong>2012</strong><br />
“Aangezien de sportbeleidsplanperiode voor gemeenten en provincies loopt tot en<br />
met 2013 blijft de begeleiding van de besturen bij het vervullen van hun decretale<br />
verplichtingen grotendeels analoog aan 2011.<br />
Tevens zullen in het voorjaar opnieuw 10 gemeenten gevisiteerd worden.<br />
(…)<br />
In <strong>2012</strong> zal ISB in het kader van de beheersovereenkomst verder ondersteuning<br />
bieden op het vlak van anders georganiseerde sport met aandacht voor diversiteit en<br />
toegankelijkheid. Tevens zullen de sportdiensten voorbereid en begeleid worden met<br />
het oog op het nieuwe planningsjaar en de inpassing van het nieuwe Sport voor<br />
Allen-decreet in dit proces. Bijzondere aandacht zal gaan naar het investeren in de<br />
competentieontwikkeling van sportdiensten om domein-overschrijdend samen te<br />
werken”.<br />
Strategische en operationele doelstellingen, 6. Het voeren van een planmatig<br />
sportinfrastructuurbeleid, 6.1. Goed onderhouden, duurzame en functionele<br />
sportaccomodaties in de onmiddellijke omgeving, Pagina 43<br />
“In het kader van het Vlaams Sportinfrastructuurplan werden in 2011, verspreid over<br />
Vlaanderen, 29 kunstgrasvelden aangelegd en ter beschikking gesteld aan de<br />
<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />
<strong>2012</strong><br />
125
verschillende lokale besturen. De opdracht voor het ontwerpen, bouwen, financieren<br />
en gedurende tien jaar onderhouden van de tweede cluster van zes kunstgrasvelden<br />
werd door de Vlaamse Regering gegund. Tegen eind 2011 zullen ook deze zes<br />
kunstgrasvelden gerealiseerd zijn.<br />
De gunningsprocedure voor het ontwerpen, bouwen, financieren en gedurende dertig<br />
jaar onderhouden van een eerste cluster van negen eenvoudige sporthallen is<br />
lopende. Het is de bedoeling om tegen eind 2011 hierover een voorstel van<br />
gunningsbeslissing voor te leggen aan de Vlaamse Regering. Voor de tweede cluster<br />
sporthallen zal deze procedure ook nog in 2011 worden opgestart.<br />
Verder werden in 2011 de gunningsprocedures voor acht individuele multifunctionele<br />
sportinfrastructuurprojecten en twee eenvoudige zwembadprojecten individueel<br />
opgestart of verder gezet en intensief begeleid door Sportfacilitator. Alle projecten<br />
zitten uiteraard in een verschillende fase van de gunningsprocedure. Het is de<br />
bedoeling om tegen eind 2011 voor een aantal hiervan een voorstel van<br />
gunningsbeslissing voor te leggen aan de Vlaamse Regering.<br />
Eind 2010 organiseerde ik een bevraging bij alle lokale besturen waarbij gepolst<br />
werd naar hun visie over het Vlaams Sportinfrastructuurbeleid, het Vlaams<br />
Sportinfrastructuurplan in het bijzonder en naar de lokale<br />
sportinfrastructuurbehoeften en –noden. Op basis van de conclusies van deze<br />
enquête en van de aanbevelingen die werden geformuleerd in de werkgroep<br />
sportinfrastructuur van het Sport voor Allen-platform, aangevuld met deze uit het<br />
Memorandum van de SARC-Vlaamse Sportraad, heb ik in 2011 mijn<br />
sportinfrastructuurbeleid al gedeeltelijk bijgestuurd.<br />
Er bleek onder meer een uitgesproken behoefte te bestaan voor de aanleg van<br />
kleinschalige, ‘lichte’ sportinfrastructuur en voor de renovatie/kwaliteitsverbetering<br />
van reeds bestaande sportaccommodaties. Als Vlaams minister van Sport speelde ik<br />
in op die behoeften door in de begroting 2011 en <strong>2012</strong> financiële middelen vrij te<br />
maken voor de aanleg van ‘Finse pistes’ en de vervanging of de aanleg van moderne<br />
sportvloeren in overdekte sportruimten. De ondersteuning gebeurt onder de vorm van<br />
een subsidie à rato van 50% met een maximum van 60.000 euro per project.<br />
Ik wens op die manier stimuli te geven voor kwaliteitsvolle, eerder kleinschalige<br />
sportaccommodaties, die gelegen zijn in de onmiddellijke omgeving van de<br />
bevolkingskernen. Deze initiatieven passen tevens in de basisdoelstelling omtrent<br />
blessurepreventie van mijn actieplan gezond sporten”.<br />
Prognose <strong>2012</strong><br />
“Binnen het ‘Vlaams Sportinfrastructuurplan’ zullen in <strong>2012</strong> verschillende<br />
gunningsprocedures gevoerd en afgerond worden. Zo wordt verwacht om in de loop<br />
van <strong>2012</strong> de meeste procedures voor de individuele multifunctionele sportcentra en<br />
voor de individuele zwembadprojecten te kunnen afronden. Tegen eind <strong>2012</strong> zou ook<br />
de allerlaatste gunningsprocedure van het Sportinfrastructuurplan, namelijk die voor<br />
de 2 de cluster sporthallen, moeten kunnen afgerond worden.<br />
<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />
<strong>2012</strong><br />
126
Voor het nieuwe reglement voor de subsidiëring van de aanleg van ‘Finse pistes’ en<br />
de renovatie van sportvloeren ten behoeve van lokale besturen wordt in <strong>2012</strong> een<br />
bedrag voorzien van 3.000.000 euro.<br />
Ik zal verder blijven onderzoeken welke andere bijsturingen van het Vlaams<br />
Sportinfrastructuurplan eventueel aangewezen zijn (b.v. voor kleinere<br />
sportaccommodaties en agoravelden, andere financieringsmechanismen,…)”.<br />
Strategische en operationele doelstellingen, 6. Het voeren van een planmatig<br />
sportinfrastructuurbeleid, 6.1. Goed onderhouden, duurzame en functionele<br />
sportaccomodaties in de onmiddellijke omgeving, Pagina 43<br />
“Een alomvattende en continue inventarisatie van de beschikbare sportinfrastructuur<br />
in Vlaanderen geeft mij als bevoegd Vlaams minister, net als het gemeentelijke<br />
beleidsniveau, inzicht in de spreiding en bijgevolg ook in de eventuele behoefte aan<br />
nieuwe bijkomende sportinfrastructuur of renovatie van de bestaande<br />
sportinfrastructuur.<br />
Zo wordt de Bloso-databank Spakki van de in Vlaanderen publiek toegankelijke<br />
sportaccommodaties (19.500) permanent geactualiseerd. Bovendien werd via een<br />
GIS-applicatie de informatie van deze sportaccommodaties ruimtelijk verwerkt en op<br />
kaart weergegeven. Deze informatie wordt via de Bloso-website ter beschikking<br />
gesteld van de sportbeleidsactoren en van het groot publiek”.<br />
Prognose <strong>2012</strong><br />
“De beschikbare informatie zal worden gebruikt voor de actualisatie van de behoeften<br />
en de planning van sportinfrastructuur in Vlaanderen en voor<br />
beleidsdomeinoverschrijdend overleg en adviesverlening inzake de opmaak van<br />
ruimtelijke uitvoeringsplannen op lokaal, provinciaal en Vlaams niveau”.<br />
Strategische en operationele doelstellingen, 6. Het voeren van een planmatig<br />
sportinfrastructuurbeleid, 6.3. Ter beschikking stellen van de Bloso-centra aan<br />
sportfederaties, sportclubs, scholen, individuele sportbeoefenaars, beloftevolle<br />
jongeren en topsporters, Pagina 44<br />
Om de 13 Bloso-centra optimaal toe te laten hun functie te vervullen in het verhogen<br />
van de sportparticipatie van de Vlaamse jeugd en het verbeteren van de kwaliteit van<br />
het sportaanbod, wordt het investeringsprogramma voor de uitbouw en renovatie van<br />
Bloso-centra verdergezet:<br />
“Realisaties 2011<br />
Volgende infrastructuurwerken werden in de Bloso-centra gerealiseerd (of zijn in<br />
uitvoering):<br />
- De verdere omgevingsaanleg in Blankenberge, Hofstade en Waregem;<br />
- De aanleg van een Finse piste in Brugge;<br />
- De bouw van een sporthal in Brugge;<br />
- De renovatie van de daken in Genk;<br />
- De bouw van een tennischalet in Herentals;<br />
- De renovatie van de botenloods in Hofstade;<br />
<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />
<strong>2012</strong><br />
127
- De bouw van een nieuwe loods in Hofstade-Zemst;<br />
- De renovatie van een cafetaria in Hofstade-Zemst;<br />
- De opmaak van een inrichtingsplan in Hofstade-Zemst;<br />
- De renovatie van de gevel in Liedekerke;<br />
- De renovatie van de steigers in Nieuwpoort;<br />
- De opmaak van een bestemmingsplan in Nieuwpoort;<br />
- De bouw van een windsurfchalet in Willebroek;<br />
- De bouw van een restaurant en een administratiegebouw in Woumen.<br />
Zoals in de voorgaande jaren werden bij de uitbouw van de Bloso-centra in 2011<br />
diverse samenwerkingsakkoorden afgesloten met andere partners (Brugge en<br />
Nieuwpoort)”.<br />
Prognose <strong>2012</strong><br />
“Conform het voor de periode 2007-2014 goedgekeurde investeringsprogramma voor<br />
de uitbouw en renovatie van de Bloso-centra, wordt in <strong>2012</strong> de verdere voltooiing<br />
beoogd van projecten die in 2011 werden opgestart, zoals de bouw van een sporthal<br />
in Brugge, de verdere renovatie van de omgeving in Blankenberge, Genk, Hofstade<br />
en Waregem.<br />
Anderzijds worden de uitbouw en de verbetering nagestreefd van een aantal<br />
deelaccommodaties, zoals de renovatie en uitbreiding van de sporthal in Gent, de<br />
bouw van een gymnastiekhal in Hofstade-Zemst, de bouw van een sporthal in<br />
Nieuwpoort en de bouw van een tweede overdekte paddock in Waregem.<br />
Bovendien zijn een aantal specifieke onderhouds- en renovatiewerken noodzakelijk<br />
in de Bloso-centra in Genk, Herentals en Liedekerke.<br />
De voorgestelde projecten zullen een maximale exploitatie en kwaliteitsverbetering<br />
van de Bloso-centra mogelijk maken.<br />
Zoals in de voorbije jaren zal bij de realisatie van dit investeringsprogramma<br />
maximaal worden samengewerkt met andere partners. Daarom wordt een financiële<br />
inbreng beoogd voor de realisatie van onder meer de sporthal in Brugge (vanwege<br />
de stad Brugge en Howest), een gymnastiekhal in Hofstade (vanwege de gemeente<br />
Zemst), een tweede paddock in Waregem (vanwege de stad Waregem) en de<br />
renovatie en uitbreiding van de sporthal in Gent (vanwege GO!)”.<br />
Strategische en operationele doelstellingen, 6. Het voeren van een planmatig<br />
sportinfrastructuurbeleid, 6.6. Het sportinfrastructuurbeleid vraagt een<br />
beleidsdomein-overschrijdende aanpak, Pagina 46-48<br />
“Realisaties 2011<br />
Op basis van de beslissingen van de Vlaamse Regering in de vorige legislaturen<br />
(2002-2009) werd verder gewerkt aan het dossier van de sporten met hinderlijk<br />
karakter.<br />
In eerste instantie werd aandacht besteed aan de gemotoriseerde sporten, waarvoor<br />
gereglementeerde oefenterreinen dienen te worden gevonden. De provincies<br />
voerden nieuwe <strong>screening</strong>s uit naar mogelijke locaties. Op basis hiervan vond in het<br />
voorjaar een provinciale overlegronde plaats. Hieruit is gebleken dat de meeste<br />
<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />
<strong>2012</strong><br />
128
provincies het mogelijk achten om enkele geschikte, eventueel tijdelijke, locaties te<br />
selecteren, maar dan wel in industriegebieden, brownfields, havengebieden en<br />
voormalige militaire domeinen.<br />
De vorige Vlaamse Regering besliste reeds op 8/5/2009 dat een onderzoek naar de<br />
mogelijkheden in industriegebieden en brownfields gevoerd kon worden. Op mijn<br />
voorstel bevestigde de huidige Vlaamse Regering op 5/10/2011 deze stellingname<br />
en breidde de mogelijkheid tot onderzoek uit voor locaties gelegen in havengebieden<br />
en vervreemdbare militaire domeinen. Indien provincies het mogelijk achten een<br />
terrein gelegen in industriegebieden, brownfieldsof havengebieden in te richten voor<br />
sporten met een hinderlijk karakter, kan onderzocht worden of de realisatie van dit<br />
terrein mogelijk is overeenkomstig de bestaande regelgeving. De terreinen kunnen<br />
echter slechts tijdelijk gebruikt worden voor sport en recreatie en dit in afwachting<br />
van de ontwikkeling van de definitieve inrichting van het gebied waarvoor het<br />
oorspronkelijk was bedoeld.<br />
Het onderzoek naar de mogelijkheden voor sporten met een hinderlijk karakter in de<br />
te vervreemden militaire domeinen werd gekoppeld aan het globale onderzoek dat<br />
hieromtrent door mijn administratie ruimtelijke ordening werd gevoerd en waarover<br />
binnenkort nog een beslissing door de Vlaamse regering zal worden genomen.<br />
Het globale onderzoek heeft daarbij duidelijk gemaakt dat het binnen de regelgeving<br />
ruimtelijke ordening op dit moment niet mogelijk is om stedenbouwkundige<br />
vergunningen af te leveren voor tijdelijke activiteiten die niet in overeenstemming zijn<br />
met de definitieve bestemming van het terrein. Ik heb de administratie ruimtelijke<br />
ordening de opdracht gegeven te onderzoeken welke aanpassingen noodzakelijk<br />
zijn.<br />
(…).<br />
Prognose <strong>2012</strong><br />
Wat het specifieke dossier van de gemotoriseerde sporten betreft, wens ik in de loop<br />
van <strong>2012</strong> op grond van de resultaten van de provinciale <strong>screening</strong>s en de nieuwe<br />
beslissingen van de Vlaamse regering te komen tot het vastleggen van<br />
gereglementeerde terreinen voor gemotoriseerde sporten (in- en outdoor).<br />
Hieraan gekoppeld zet ik het onderzoek naar de andere gekende sporten met<br />
hinderlijk karakter en/of een grote ruimtebehoefte verder teneinde ook voor deze<br />
sporttakken oplossingen uit te werken.<br />
Binnen het Sport voor Allen-platform zal de werkgroep ruimtelijke ordening er bij de<br />
opmaak van het actieplan op toezien dat deze problematiek wordt opgenomen.<br />
Ik hoop dit dossier eindelijk te deblokkeren en tot effectieve realisatie te komen van<br />
terreinen voor sporten met een hinderlijk karakter.<br />
(…)<br />
Het Bloso en het departement CJSM blijven het dossier aangaande de opmaak van<br />
instandhoudingsdoelstellingen (IHD) in speciale beschermingszones verder<br />
opvolgen, teneinde de belangen van de sportsector te verdedigen. Het is evenwel<br />
noodzakelijk dat meer rekening gehouden wordt met de uitgebrachte adviezen.<br />
<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />
<strong>2012</strong><br />
129
De verdere uitwerking van het BRV zal ook vanuit sport verder via rechtstreekse<br />
deelname aan het kernteam worden behartigd. Het is de bedoeling om de in de loop<br />
van <strong>2012</strong> te komen tot een ontwerp van Witboek, waarbij vooral de partnerdialogen<br />
en de burgerinspraak belangrijk zullen zijn”.<br />
3° Aandachtspunten Inburgerings- en Integratiebeleid<br />
Strategische en operationele doelstellingen, 1. De sportparticipatie verhogen<br />
zodat meer mensen, 1.2. Stimuleren, implementeren en evalueren van<br />
innovatieve sportconcepten, Proeftuinen binnen het Participatiedecreet,<br />
Realisaties 2011 op blz. 8-10, Prognose <strong>2012</strong> op Pagina 11-12<br />
Eén van de hoofddoelstellingen van de Minister van Sport is het verhogen van de<br />
sportparticipatie bij alle mensen. Hiervoor werden binnen het ‘Participatiedecreet’<br />
proeftuinen gelanceerd en in 2011 voor het eerst geëvalueerd:<br />
“Het project ‘Verenigingsondersteuning’ - Dynamo<br />
In 2011 is het project op volle snelheid gekomen en werden een aantal aanvullende<br />
nieuwe productenontwikkeld, onder meer nieuwe brochures over tewerkstelling in<br />
sportclubs, de groene sportclub, een onthaalbrochure voor sportclubs en een<br />
brochure omtrent het intellectueel eigendomsrecht (SABAM en billijke vergoeding).<br />
Daarnaast werden een aantal elektronische documenten gerealiseerd, onder andere<br />
over de structuur van de sportclub, het opstellen van een beleidsplan en drie<br />
handleidingen over de btw wetgeving. Het Dynamo boekhoudprogramma en een<br />
btw-tool om de btw-administratie te voeren werden geoptimaliseerd. Er werd gestart<br />
met de integratie in een online programma.<br />
(…)<br />
In het najaar van 2011 werden de resultaten van het onderzoek naar de typologie<br />
van de sportclubs bekend gemaakt. Op basis van de ontwikkelde identificatie zullen<br />
sportactoren zoals bijvoorbeeld sportfederaties maar ook sportdiensten een tool<br />
hebben om beter zicht te krijgen op de diversiteit van hun respectieve sportclubs. Op<br />
basis hiervan kunnen ze dan vervolgens hun dienstverlening beter afstemmen en<br />
optimaliseren.<br />
Binnen Dynamo werden procedures opgesteld om de effectmeting te optimaliseren.<br />
Dit om een antwoord te krijgen op de vraag welke type sportclubs beroep doen op<br />
het Dynamo Project.<br />
Het project ‘Open Stadion’<br />
(…)<br />
Zestien Vlaamse en Brusselse voetbalclubs uit eerste en tweede klasse werkten in<br />
samenwerking met lokale partners een project uit om kansengroepen actiever te<br />
laten participeren in de maatschappij. De tewerkstelling van een Open<br />
Stadionverantwoordelijke binnen de voetbalclubs zorgde voor de ontwikkeling van de<br />
community werking rond de voetbalstadions en de directe opvolging van de concrete<br />
acties.<br />
Het project ‘Opleiding en Vorming van Buurtsportbegeleiders’<br />
De projecten in de acht centrumsteden (Antwerpen, Gent, Mechelen, Aalst,<br />
Roeselare, Kortrijk, Brugge en Hasselt) werden gecontinueerd volgens het<br />
opgegeven groeipad. In 2011 ging ook Turnhout als negende centrumstad van start.<br />
<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />
<strong>2012</strong><br />
130
De buurtsportmedewerkers werden verder opgeleid via praktijkgerichte ervaring op<br />
de werkvloer, sportieve vorming en beroepsgerichte opleiding. Ze werden actief<br />
ingezet als buurtsportbegeleider in de lokale context. Dit met als doel zoveel mogelijk<br />
jongeren in hun eigen leefomgeving op kwaliteitsvolle wijze te laten sporten. Via de<br />
klankbordgroep buurtsport onder aansturing van het Vlaams Instituut voor<br />
Sportbeheer en Recreatiebeleid (ISB) werden de opgebouwde ervaringen in de<br />
verschillende centrumsteden besproken en ervaringen gedeeld.<br />
Het project ‘Sport in Grootsteden’ (‘Vecht en dans’ en ‘Kort op de bal’)<br />
Het project ‘Kort op de bal’ werkte in 2011 verder aan het versterken van de<br />
competentieontwikkeling en organisatievermogen van zes voetbalclubs binnen het<br />
grootstedelijke Brussel. Er werd gewerkt aan verenigingsondersteuning op het<br />
bestuurlijk vlak en op het stimuleren van maatschappelijk kwetsbare jongeren in het<br />
opnemen van verantwoordelijkheid en attitudeontwikkeling. Om dit te realiseren is<br />
een competentiemodel ingevoerd wat richtinggevend is voor de vormingen die men<br />
opzet.<br />
Voor het vechtsportluik van het project ‘Vecht en Dans’ in Antwerpen werd ook in<br />
2011 op maat van de verschillende vechtsportclubs gewerkt, rekening houdend met<br />
hun heterogene organisatiestructuur en uitbouw. Jongeren werden actief betrokken<br />
bij de organisatie van activiteiten voor hun eigen club. Door middel van vorming en<br />
opleiding op maat werd de competentie van de trainers en oudere jongeren<br />
verhoogd.<br />
Bij het dansproject, waar de focus ligt op het bereiken van meisjes (Roma-meisjes,<br />
Afrikaanse meisjes, autochtone meisjes uit het BSO) die via het klassieke<br />
sportaanbod minder gemakkelijk bereikt worden, werd in 2011 verder gewerkt aan<br />
het ondersteunen van de verenigingen, zodat ze hun werking duurzaam kunnen<br />
verankeren, dit in samenwerking met partners zoals scholen en culturele centra”.<br />
Voor elk van deze projecten worden prognoses voor <strong>2012</strong> geformuleerd:<br />
“Het project ‘Open Stadion’<br />
De voetbalclubs die op basis van de oproep in 2011 werden geselecteerd, zullen in<br />
<strong>2012</strong> de aanbevelingen uit de tussentijdse evaluatie meenemen in hun project en<br />
verder werken in functie van de verdere realisatie van de vooropgestelde<br />
engagementen over drie jaar. Door de maatbegeleiding van de verschillende clubs<br />
door de vzw Open Stadion hoop ik dat dat de communitywerking zich verder<br />
kwaliteitsvol ontwikkelt.<br />
Het project ‘Opleiding en Vorming van Buurtsportbegeleiders’<br />
De projectplannen (2008-<strong>2012</strong>) van de centrumsteden zullen ook in <strong>2012</strong> verder<br />
geïmplementeerd worden. Centrale doelstelling in <strong>2012</strong> blijft het voorzien van nieuw<br />
of bijkomend sportaanbod in de directe leefomgeving van kansengroepen.<br />
Buurtsportmedewerkers zullen zelfstandiger buurtsportactiviteiten begeleiden en hun<br />
sporttechnische en beroepsgerichte opleiding verder afwerken. Een gerichte<br />
samenwerking met andere proeftuinen zoals ‘Brede school’ en ‘Open Stadion’ dient<br />
zichtbaar te worden. De monitoring van de concrete resultaten van deze proeftuin in<br />
functie van een duurzame activering van kansengroepen tot sport zal ook een<br />
aandachtspunt vormen.<br />
Het project ‘Sport in Grootsteden’- ‘Vecht en dans’ en ‘Kort op de bal’<br />
<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />
<strong>2012</strong><br />
131
In <strong>2012</strong> wil ik met ‘Kort op de bal’ verder werken op de ingeslagen weg. De<br />
implementatie van competentie- en organisatieversterkende initiatieven zal verder<br />
geconcretiseerd worden. Met het oog op het garanderen van de lange<br />
termijneffecten van de ondernomen initiatieven zal dit jaar extra aandacht besteed<br />
worden aan de opvolging en de nazorg en dit zowel op clubniveau als op persoonlijk<br />
niveau. Bij het project ‘Vecht en Dans’ in Antwerpen ligt in het vierde projectjaar de<br />
nadruk op het continueren, consolideren, verfijnen en meer in beeld brengen van de<br />
bestaande projecten en producten”.<br />
Strategische en operationele doelstellingen, 1. De participatie verhogen zodat<br />
meer mensen, 1.4. Het sportbeleid besteedt bijzondere aandacht aan<br />
kansengroepen, Interculturaliteit, Realisaties 2011 op blz. 15, Prognose <strong>2012</strong> op<br />
Pagina 17<br />
“In 2011 boog een werkgroep van 11 experts uit de sportsector en de integratiesector<br />
zich over de participatie van etnisch-culturele minderheden aan sport. Op basis van<br />
de thema’s discriminatie, ouders betrekken, participatie van vrouwen,<br />
sectoroverschrijdende samenwerking, competentieontwikkeling en vrijwilligers werd<br />
de huidige stand van zaken besproken en vervolgens een aantal aanbevelingen<br />
geformuleerd om de sport te versterken in het omgaan met etnisch-culturele<br />
diversiteit. De voorstellen uit deze werkgroep kregen hun neerslag in een<br />
expertennota. Voor de verdere uitwerking van de acties sprak ik het<br />
Kennisknooppunt Interculturaliseren van het departement CJSM aan”.<br />
“Op basis van de expertnota van de werkgroep sport en interculturaliteit zullen de<br />
komende jaren een aantal beleidsaccenten ontwikkeld worden die de sportsector<br />
moeten versterken in het omgaan met etnisch-culturele diversiteit.<br />
Ik zal ook mijn actieve medewerking verlenen aan de opmaak van het strategisch<br />
plan integratiebeleid van mijn collega minister van Integratie”.<br />
Strategische en operationele doelstellingen, 1. De participatie verhogen zodat<br />
meer mensen, 1.4. Het sportbeleid besteedt bijzondere aandacht aan<br />
kansengroepen, Structureel beleid naar kansengroepen, Realisaties 2011 op<br />
blz. 15, Prognose <strong>2012</strong> op Pagina 17<br />
“In het kader van het lokale Sport voor Allen-decreet dienden 297 lokale besturen<br />
een sportbeleidsplan in met een specifiek hoofdstuk toegankelijkheid tot en diversiteit<br />
in de sport. (…)<br />
De resultaten van het monitoringonderzoek m.b.t. het hoofdstuk ‘toegankelijkheid en<br />
diversiteit’ in het kader van het lokale Sport voor Allen-decreet werden begin 2011<br />
beschikbaar gesteld. Vanuit deze onderzoeksresultaten kan gesteld worden dat<br />
zowel inzake kennisopbouw als inzake procesaanpak - van opmaak sportbeleidsplan<br />
tot de uitvoering ervan - er een positieve evolutie waar te nemen is. De decretale<br />
verplichting om een beleid te voeren in functie van kansengroepen wordt duidelijk als<br />
een meerwaarde aanzien.<br />
(…)<br />
<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />
<strong>2012</strong><br />
132
Aangezien het sportbeleidsplan van de gemeenten en de provincies loopt tot en met<br />
2013 blijft het Sport voor Allen-decreet een stimulans voor het voeren van een<br />
sportbeleid naar kansengroepen.<br />
Naar aanleiding van het Planlastendecreet zal in <strong>2012</strong> een aangepast Sport voor<br />
Allen-decreet goedgekeurd worden. In dit nieuwe decreet zal opnieuw een Vlaamse<br />
beleidsprioriteit m.b.t. kansengroepen opgenomen worden met extra aandacht voor<br />
transversale samenwerking”.<br />
<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />
<strong>2012</strong><br />
133
Beleidsbrief MEDIA<br />
Algemeen:<br />
twee belangrijke aandachtspunten in de beleidsbrief Media zijn mediawijsheid en de<br />
aandacht voor diversiteit in zowel aanbod- als vraagzijde.<br />
Over de staatshervorming en planlastvermindering wordt in deze beleidsbrief niet<br />
gerept, maar daar leent het onderwerp zich ook niet toe.<br />
1° Aandachtspunten <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />
/<br />
2° Aandachtspunten Stedenbeleid<br />
II. Strategische en operationele doelstellingen van het mediabeleid, 1.<br />
Onafhankelijkheid, pluriformiteit en kwaliteit van de media, 1.4. Leefbare<br />
particuliere (lokale en regionale) media, 1.4.2. FM-radio, 1.4.2.3. Vlaamse urban<br />
radio-omroep, Pagina 23<br />
“In het regeerakkoord werd de doelstelling opgenomen werk te maken van een<br />
Vlaamse urban radio-omroep om jongeren in de steden te stimuleren als<br />
mediamaker en als mediaconsument.<br />
Met de opstart door het REC Radiocentrum en het IBBT van het IWT-proeftuinproject<br />
Mediatuin wordt het mogelijk om enerzijds een brede en diepgaande peiling naar de<br />
behoefte rond een bepaald mediaproduct uit te voeren en anderzijds om dit<br />
mediaproduct te realiseren in actieve samenwerking met de beoogde doelgroep.<br />
(…)<br />
Op dit moment wordt een analyse uitgevoerd op de verzamelde data, op basis<br />
waarvan een verdere segmentatie en profilering van de doelgroep wordt uitgevoerd<br />
om diepgaand kwalitatief onderzoek te kunnen garanderen. In een volgende fase<br />
worden de praktische testen rond urban radio voorbereid.<br />
Ik vind het vooral belangrijk dat er in dit dossier wordt samengewerkt tussen de<br />
bestaande mediaspelers die ook kunnen putten uit de kennis van actoren die<br />
specifiek ervaring hebben met het bereiken van jongeren in steden. Een urban<br />
radioaanbod moet voor mij uitgaan van een maximale efficiëntie en synergie met het<br />
bestaande aanbod. Daarom heb ik in de VRT beheersovereenkomst <strong>2012</strong>-2016<br />
alvast opgenomen dat de VRT via haar radionetten moet samenwerken met<br />
initiatieven die zich op het vlak van ‘urban radio’ ontwikkelen”.<br />
Ter info: binnen Managers van Diversiteit werd het REC Radiocentrum in 2006<br />
onrechtstreeks en in 2007 en 2008 rechtstreeks gesubsidieerd om ‘urban radio’ te<br />
<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />
<strong>2012</strong><br />
134
maken met (voornamelijk allochtone) jongeren. Het REC bouwde in die tijd een soort<br />
opleidingscentrum uit om geïnteresseerde en getalenteerde jongeren hiertoe de<br />
nodige vaardigheden bij te brengen.<br />
De uiteindelijke bedoeling was dat het project zich zou verspreiden over heel<br />
Vlaanderen.<br />
II. Strategische en operationele doelstellingen van het mediabeleid, 3. Media<br />
stimuleren als partners in een vooruitstrevende informatiemaatschappij, 3.3. Einclusie,<br />
3.3.1. Doelgroepgericht en beleidsdomeinoverschrijdend beleid,<br />
Pagina 37<br />
“Waar aanvankelijk overheidsinitiatieven ter bevordering van e-inclusie vooral gericht<br />
waren op de eerste digitale kloof (toegang, bezit van een computer, instrumentele<br />
vaardigheden) verschuift de aandacht vandaag naar instrumentele, structurele en<br />
strategische vaardigheden. De omgang met de verschillende media wordt immers<br />
steeds complexer.<br />
(…)<br />
Ondertussen worden de voorbereidingen inzake een nieuw Interfederaal plan ter<br />
bestrijding van de digitale kloof verdergezet en relevante Europese ontwikkelingen in<br />
dit kader opgevolgd.<br />
E-inclusie wordt als een geïntegreerd onderdeel opgenomen in mijn beleid rond<br />
mediawijsheid. Zo bevat de onderzoeksopdracht inzake de nulmeting van het<br />
mediawijsheidsveld onder meer een luik betreffende de bestaande einclusieopleidingen<br />
in Vlaanderen. De stimuleringsregeling Mediawijsheid richt zich<br />
ook op initiatieven die strijden tegen de digitale kloof”.<br />
Voor lokale overheden is e-inclusie een beleidsprioriteit. Door nogal wat steden en<br />
gemeenten wordt bijvoorbeeld gewerkt aan e-inclusie door het inrichten en/of<br />
faciliteren van computerlessen voor senioren en mensen in armoede. Speciaal op<br />
lokaal niveau bestaat ook al jaren een ‘Digitale Week’ met laagdrempelige activiteiten<br />
waarbij het gebruik van multimedia centraal staat.<br />
Precies omdat deze niveaus zeer sterk inzetten op het wegwerken van uitdagingen<br />
aangaande de digitale kloof, is het belangrijk om Stedenbeleid, Integratie en<br />
Inburgering te betrekken in het (overkoepelend Vlaams) verhaal rond e-inclusie.<br />
<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />
<strong>2012</strong><br />
135
3° Aandachtspunten Inburgerings- en Integratiebeleid<br />
Managementsamenvatting, Pagina 5<br />
“Ik houd al langer een pleidooi voor meer diversiteit in de media. Ik lanceerde daarom<br />
een oproep die de mediasector kan stimuleren en ondersteunen in hun zoektocht om<br />
meer diversiteit te realiseren in hun aanbod, hun bereik, hun beeldvorming of<br />
tewerkstelling. Ik volg de evoluties op van het dossier ‘digitaal dividend’, waarover we<br />
dit beleidsjaar belangrijke uitspraken vanwege Europa mogen verwachten”.<br />
Raakvlakken/mogelijke samenwerking in het kader van de diversiteitswerking op<br />
ABB (bijvoorbeeld Managers van Diversiteit)?<br />
Inleiding, Pagina 6<br />
“(…) Ten derde blijf ik inzetten op meer diversiteit en kleur in de media; voor en<br />
achter het scherm, op de werkvloer, in het aanbod”.<br />
II. Strategische en operationele doelstellingen van het mediabeleid, 1.<br />
Onafhankelijkheid, pluriformiteit en kwaliteit van de media, 1.1. Meer ruimte<br />
voor kwaliteitsjournalistiek, 1.1.8. Leesbevordering, Pagina 15<br />
“Sinds het schoolkaar 2006-2007 is de actie uitgebreid naar nieuwe specifieke<br />
doelgroepen zoals studenten uit Gemeenschapsinstellingen voor bijzondere<br />
Jeugdbijstand, het tweedekansonderwijs, de inburgeringstrajecten, enz.<br />
Ook volwassenen die in de Vlaamse Centra voor Basiseducatie taallessen<br />
Nederlands volgen, kunnen via KIK kennismaken met het Vlaamse krantenlandschap<br />
en de actualiteit. Voor mensen die zich in onze Vlaamse samenleving willen<br />
integreren, vormen kranten een ideaal instrument, zowel om de taal beter onder de<br />
knie te krijgen, als om onze samenleving beter te leren kennen”.<br />
Kranten in de Klas (KIK) is een leesbevorderingsproject dat van start ging tijdens het<br />
schooljaar 2003-2004, bedoeld om de kritische geest van jongeren en burgers aan te<br />
scherpen. Het project brengt letterlijk de krant in de klas en biedt scholieren gratis<br />
krantenpakketten.<br />
KIK was initieel gericht naar scholieren uit het secundair onderwijs en sinds het<br />
schooljaar 2006-2007 uitgebreid naar nieuwe specifieke doelgroepen, waaronder<br />
inburgeraars.<br />
In het schooljaar 2011-<strong>2012</strong> wordt het project KIK specifiek toegespitst op<br />
‘mediawijsheid’, een samenspel van kennis, vaardigheden en attitudes om op een<br />
bewuste en kritische manier om te gaan met alle media.<br />
<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />
<strong>2012</strong><br />
136
II. Strategische en operationele doelstellingen van het mediabeleid, 1.<br />
Onafhankelijkheid, pluriformiteit en kwaliteit van de media, 1.2. Sterke Vlaamse<br />
omroep, 1.2.1. Aandacht voor alle Vlamingen, Pagina 17<br />
“Eén van de belangrijkste bestaansredenen voor de publieke omroep is dat deze van<br />
en voor iedereen is, zonder onderscheid naar geslacht, leeftijd of achtergrond. De<br />
VRT moet in eerste instantie door de combinatie van verschillende radio- en<br />
televisienetten en websites een aanbod ontwikkelen dat rekening houdt met de<br />
eigenheid van verschillende gebruikersgroepen. Het is daarbij echter niet de<br />
bedoeling groepen te binden aan een net, maar wel om deze met elkaar in contact te<br />
laten treden op een brede waaier van generalistische netten.<br />
De VRT moet dan ook nog meer dan vroeger de omroep zijn van alle Vlamingen en<br />
gaat op alle terreinen voor een zo hoog mogelijke diversiteit: in het<br />
personeelsbestand, op het scherm, in haar kijkers en luisteraars. Iedereen moet zich<br />
(ook letterlijk) kunnen herkennen in de publieke omroep.<br />
Om deze ambitieuze doelstelling te bereiken kiest de VRT voor een geïntegreerd<br />
diversiteitsbeleid dat op alle niveaus van de organisatie ingang moet vinden. De<br />
stuurgroep diversiteit van de VRT zal jaarlijks actieplannen rond diversiteit inzake<br />
aanbod, bereik en personeel formuleren en opvolgen. In september 2011 werd het<br />
actieplan voor <strong>2012</strong> opgesteld.<br />
Voor een aantal groepen worden bovendien in <strong>2012</strong> extra initiatieven ontwikkeld:<br />
(…)<br />
Nieuwe Vlamingen: de VRT wil meer aansluiting zoeken met de doelgroep van<br />
nieuwe Vlamingen door enerzijds een beter beeld te krijgen van de mediabehoeften<br />
van deze groep en door anderzijds te werken aan een betere vertegenwoordiging en<br />
correctere beeldvorming van deze groep op en achter het scherm: in <strong>2012</strong> wordt het<br />
bereik van de VRT bij nieuwe Vlamingen onderzocht en worden de eerste<br />
actieplannen ter zake uitgevoerd (o.a. meer allochtone experts in de<br />
nieuwsuitzendingen, rekrutering van allochtone journalisten, ankerpersonen, enz...).<br />
(…)<br />
Conform de nieuwe beheersovereenkomst zal het volledige televisieaanbod van de<br />
VRT jaarlijks onderzocht worden op diversiteit. In september 2011 zijn de resultaten<br />
van de meest recente meting bekendgemaakt en een volgende meting is gepland<br />
voor de periode oktober-november <strong>2012</strong>”.<br />
II. Strategische en operationele doelstellingen van het mediabeleid, 1.<br />
Onafhankelijkheid, pluriformiteit en kwaliteit van de media, 1.4. Leefbare<br />
particuliere (lokale en regionale) media, 1.4. Regionale televisie, Pagina 22<br />
“(…)<br />
<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />
<strong>2012</strong><br />
137
Er is in het najaar 2011 vanuit mediabeleid ook een algemene oproep gelanceerd<br />
voor projecten die meer diversiteit in de media stimuleren. Ook de regionale<br />
omroepen kunnen hierop intekenen”.<br />
Raakvlakken/mogelijke samenwerking in het kader van de diversiteitswerking op<br />
ABB?<br />
II. Strategische en operationele doelstellingen van het mediabeleid, 1.<br />
Onafhankelijkheid, pluriformiteit en kwaliteit van de media, 1.5. Media als<br />
koplopers in diversiteitsbeleid, Pagina 25<br />
“Diversiteit in de media is één van de speerpunten in mijn beleid.<br />
Iedereen moet zich kunnen herkennen in de samenleving zoals ze vandaag is en<br />
zich erbij betrokken voelen. De media zijn cruciaal voor de democratie, vervullen een<br />
belangrijke rol in de manier waarop over de samenleving wordt bericht en zijn als het<br />
ware het venster op de wereld. De media moeten een afspiegeling zijn van de<br />
maatschappij en zorgen voor een genuanceerde beeldvorming over de verschillende<br />
groepen in de maatschappij.<br />
Onze maatschappij is veelkleurig en veelzijdig. Toch “verkleuren” de mediabedrijven<br />
en de berichtgeving maar met mondjesmaat en de opleidingen die tewerkstelling in<br />
een professionele mediaomgeving beogen, bereiken nog onvoldoende een divers<br />
publiek.<br />
Kwaliteit en diversiteit op de Vlaamse mediamarkt veronderstellen dat alle spelers<br />
binnen de sector bijzondere aandacht hebben voor diversiteit. Ik wil de actoren in het<br />
medialandschap stimuleren om een doeltreffend diversiteitsbeleid te ontwikkelen dat<br />
impact heeft op het vlak van programmatie, personeelsbeleid, bereik en<br />
beeldvorming. Daarom heb ik tijdens de Staten-Generaal van de Media op 6 mei<br />
2011 aangekondigd een oproep te lanceren die financiële ondersteuning mogelijk<br />
maakt voor projecten die de diversiteit binnen de sector bevorderen.<br />
In het najaar 2011 lanceerde ik de oproep voor projectvoorstellen ter bevordering van<br />
diversiteit binnen de mediasector. Deze oproep heeft tot doel de mediasector te<br />
stimuleren om te werken aan meer diversiteit op de werkvloer, in het aanbod en in<br />
het bereik. Diversiteit betekent behalve aandacht voor etnisch-culturele minderheden<br />
ook aandacht voor gender, seksuele identiteit, handicap, leeftijd en sociaaleconomische<br />
status (armoede). Een belangrijk aspect specifiek voor de media is de<br />
beeldvorming van diverse groepen. Voor deze oproep werd ongeveer 600.000 euro<br />
uitgetrokken op de begroting 2011.<br />
In de beheersovereenkomst VRT <strong>2012</strong>-2016 heb ik sterk ingezet op diversiteit. De<br />
VRT zal diversiteit centraal plaatsen in haar organisatie. Iedereen moet zich in meer<br />
of mindere mate herkennen in de VRT. Er gaat expliciet aandacht naar<br />
genuanceerde, maar ook genderneutrale berichtgeving. Voor het eerst wordt het<br />
diversiteitsbeleid van de VRT de komende jaren vertaald in streefcijfers die in de<br />
beheersovereenkomst worden opgenomen. De VRT ontwikkelt jaarlijks een actieplan<br />
m.b.t. de vertegenwoordiging van specifieke doelgroepen, vertaald in streefcijfers<br />
voor de vertegenwoordiging van vrouwen (33% in het gehele intern en extern<br />
<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />
<strong>2012</strong><br />
138
geproduceerde tv-aanbod) en van nieuwe Vlamingen (5% in het gehele intern en<br />
extern geproduceerde tv-aanbod).<br />
Ook het personeelsbestand van de VRT zal in de lijn liggen van de Vlaamse<br />
maatschappelijke diversiteit. Tegen 2014: minstens 1,5% personen met een<br />
handicap, minstens 4% nieuwe Vlamingen, minstens 40% vrouwen en 33% procent<br />
vrouwen in het management van de VRT.<br />
Ik vermeld in deze context ook het project ‘kwaliteitsjournalistiek en interculturaliteit’<br />
van Trefmedia. Met dit project wou TrefMedia aandacht vragen voor interculturele<br />
journalistiek en voor kwaliteitsjournalistiek over interculturaliteit. Concreet wou men<br />
de reflectie over dit thema stimuleren bij mediaspelers en zorgen voor sensibilisering<br />
bij redacties en journalisten. Tot slot wou men ook de dialoog stimuleren tussen<br />
mediamakers en minderheden over interculturele journalistiek. De campagne ging<br />
van start op 26 oktober 2010, met de presentatie van het boek ‘De witte media, of<br />
waarom ’allochtonen’ altijd slecht nieuws zijn’. Op 23 december 2010 heeft het<br />
Minderhedenforum samen met de VVJ de eerste interculturele persprijs uitgereikt.<br />
TrefMedia opteert in 2011 voor een koerswijziging en wil in de nabije toekomst vooral<br />
flankerend optreden, de nieuwe initiatieven monitoren en deze toetsen aan de<br />
verwachtingen en appreciatie van de doelgroep. Met het project “Brug tussen media<br />
en minderheden” wil TrefMedia in 2011-<strong>2012</strong> etnisch-culturele minderheden de kans<br />
bieden om op een gestructureerde manier feedback en voorstellen van goede<br />
praktijken aan te reiken aan de media.<br />
(…)”.<br />
Raakvlakken/mogelijke samenwerking in het kader van de diversiteitswerking op<br />
ABB (bijvoorbeeld Managers van Diversiteit)?<br />
Ter info:<br />
- Ook binnen Managers van Diversiteit werden al meerdere projecten gesubsidieerd<br />
die interculturele journalistiek brachten/brengen.<br />
- TrefMedia is een initiatief van het Minderhedenforum, dat door ABB regulier<br />
gesubsidieerd wordt.<br />
II. Strategische en operationele doelstellingen van het mediabeleid, 2. Toegang<br />
voor elke Vlaming tot divers, kwalitatief en innovatief media-aanbod, 2.1.<br />
Mediavaardigheden via een mediawijheidsbeleid, Pagina 29<br />
“[] in het najaar 2011 lanceerde ik een stimuleringsregeling mediawijsheid. Actoren<br />
actief in het veld krijgen daardoor de kans om doeltreffende activiteiten te<br />
organiseren die impact hebben op het vlak van opleiding, methodieken, veilig en<br />
verantwoord mediagebruik en beeldvorming. Kennisdeling en samenwerking worden<br />
erg belangrijk bij de uiteindelijke beoordeling van de projecten, net als hun impact op<br />
Vlaams niveau en hun inzet voor kansengroepen.<br />
(…)<br />
Om deze projecten te ondersteunen, maakte ik 650.000 euro vrij op de begroting<br />
Media 2011”.<br />
<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />
<strong>2012</strong><br />
139
Onder het bijbrengen van ‘mediawijsheid’ wordt het bijbrengen van een samenspel<br />
van kennis, vaardigheden en attitudes verstaan, om op een bewuste en kritische<br />
manier om te gaan met alle media.<br />
Het is interessant om na te gaan of hier (mogelijke toekomstige) raakvlakken en/of<br />
samenwerkingsmogelijkheden met BBSI bestaan?<br />
Het bijbrengen van computervaardigheden en deelname aan de digitale samenleving<br />
is bijvoorbeeld sinds 2010 geïntegreerd in de lessen Maatschappelijke Oriëntatie van<br />
inburgeraars. In 2009 ontvingen de onthaalbureaus vanuit het beleidsdomein<br />
Inburgering infrastructuursubsidies om hiertoe de nodige hardware en infrastructuur<br />
aan te schaffen.<br />
<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />
<strong>2012</strong><br />
140
Werk & Sociale Economie (WSE)<br />
Beleidsbrief WERK<br />
Algemeen:<br />
Over het Witboek Interne Staatshervorming en planlastvermindering is in de<br />
beleidsbrief niets opgenomen. Er worden ook geen specifieke aandachtspunten voor<br />
Stedenbeleid vermeld.<br />
Het tewerkstellingsbeleid van minister Muyters is o.a. gericht op een grotere instroom<br />
van allochtonen en het aanmoedigen van werkgevers om werk te maken van meer<br />
diversiteit op de werkvloer. Een belangrijke tool die in <strong>2012</strong> en volgende jaren meer<br />
en meer ingezet zal worden, is het ‘ervaringsbewijs’ (eerder verworven compenties).<br />
Belangrijke kritiek: het taalbeleid t.a.v. inburgeraars werkt niet (voldoende).<br />
1° Aandachtspunten <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />
Net zo min als in de ontwerpbeleidsbrief, zijn ook in de definitieve beleidsbrief geen<br />
verwijzingen opgenomen naar de interne staatshervorming en planlastvermindering.<br />
2° Aandachtspunten Stedenbeleid<br />
/<br />
<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />
<strong>2012</strong><br />
141
3° Aandachtspunten Inburgerings- en Integratiebeleid<br />
Aandachtspunten voor het Inburgering- en Integratiebeleid komen altijd op hetzelfde<br />
neer: maattrajecten, met extra aandacht voor (van de kant van de werknemer)<br />
taalbeheersing en (van de kant van de werkgever) antidiscriminatie en zelfs streven<br />
naar diversiteit op de werkvloer.<br />
I. Omgevingsanalyse, I.II Werkzaamheid moet hoger, Pagina 8<br />
“De arbeidsdeelname van jonge, autochtone hooggeschoolden (95%) is bij de<br />
hoogste in Europa, maar de arbeidsdeelname van 55-plussers (38%), allochtonen<br />
(53%) en laaggeschoolden (53%) is beduidend lager. Vlaanderen heeft zich in het<br />
Pact 2020 geëngageerd om de arbeidsdeelname van kansengroepen tegen het jaar<br />
2020 fors op te trekken, en de voorbije jaren is er al heel wat vooruitgang<br />
gerealiseerd. Het grootste potentieel om extra jobs in te vullen, en mogelijk ook<br />
oplossingen te bieden voor knelpuntberoepen, ligt duidelijk bij deze kansengroepen”.<br />
Hier situeren zich raakvlakken en zelfs mogelijke samenwerkingsverbanden met<br />
BBSI.<br />
II. Van visie naar realiteit: strategische hefboomprojecten, II.I Ontwikkeling van<br />
het persoonlijk ontwikkelingsplan (POP), Pagina 10<br />
“Om individuen te ondersteunen in het loopbaanproces, zet ik in op de verdere<br />
ontwikkeling en uitbouw van het POP (persoonlijk ontwikkelingsplan) als<br />
loopbaaninstrument. Via dit POP kan elke burger zelf aan de slag gaan en kan hij/zij<br />
via zelfsturing dan wel onder begeleiding zijn eigen loopbaan onder handen nemen.<br />
Individuen worden op die manier aangezet om procesgerichter over hun loopbaan na<br />
te denken en zich strategisch te buigen over vragen als:<br />
- Wie ben ik? Wat kan ik? Wat wil ik?<br />
- Wat zijn mijn perspectieven op korte en lange termijn; in welke situatie en context<br />
bevind ik mij en welke richting kan en wil ik uit met mijn loopbaan?<br />
- Welke acties zal ik hiertoe ondernemen?<br />
Het POP geeft een perspectief aan de burger waardoor de motivatie tot ontwikkeling<br />
verhoogd wordt. Doordat het eigenaarschap bij de burger ligt, is ook de<br />
betrokkenheid groter om het ontwikkelingsproces tot een goed einde te brengen. Het<br />
werken met een POP geeft tot slot ook de mogelijkheid om tot een dialoog te komen<br />
tussen dienstverleners en burgers of tussen werkgevers en werknemers. De<br />
verwachtingen van beide partijen worden verduidelijkt evenals welke bijdrage elke<br />
partij dient te leveren. Als gevolg daarvan ontstaat er ook een gedeelde<br />
verantwoordelijkheid.<br />
Naast het stimuleren van het gebruik van een POP door individuen en bedrijven, is<br />
het dus ook mijn intentie om het gebruik van dit loopbaaninstrument sterker in te<br />
bouwen in de bestaande dienstverlening voor werkenden en werkzoekenden op de<br />
arbeidsmarkt, zodat waar mogelijk en nodig ook begeleiding bij de opmaak van een<br />
POP geboden kan worden”.<br />
<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />
<strong>2012</strong><br />
142
Deze paragrafen beschrijven precies de aanpak van inburgeraars bij aanvang van<br />
hun inburgeringstraject.<br />
Binnen de onthaalbureaus bestaat inderdaad een grote knowhow rond<br />
geïndividualiseerde begeleiding en persoonlijke ontwikkelingsplannen. Omgekeerd<br />
beschikken zij vaak niet over de (technische) bagage om hun POP’s te verfijnen<br />
en/of op een moderne en ondersteunde manier te ontsluiten naar buiten.<br />
Zeker de e-portfolio ‘Mijn loopbaan’ is interessant voor de onthaalbureaus, meer<br />
specifiek wanneer zij in een begeleiding-naar-werk-aanbod instappen in<br />
samenwerking met de VDAB (zie hieronder).<br />
II. Van visie naar realiteit: strategische hefboomprojecten, II.II De verspreiding<br />
van Mijn Loopbaan als digitaal portaal, Pagina 11<br />
“Het persoonlijk ontwikkelplan zal ook beschikbaar gesteld worden vanuit het eportfolio<br />
“Mijn Loopbaan”. Het e-portfolio “Mijn Loopbaan” staat voor een digitale<br />
ruimte waar het individu zijn persoonlijke loopbaaninformatie (persoonlijke gegevens,<br />
loopbaangegevens, competenties en bewijzen) kan opslaan. Het biedt tevens<br />
mogelijkheden om, bij het voorbereiden en doorlopen van transities op de<br />
arbeidsmarkt, van daaruit diensten op te roepen (bv een CV opmaken en/of posten<br />
bij werkgevers).<br />
Via Mijn Loopbaan kunnen burgers algemene loopbaaninformatie opzoeken en<br />
verwerken, kunnen zij via de aangeboden services en diensten hun competenties<br />
zichtbaar maken, EVC en opleidingstrajecten opvolgen, loopbaanstappen<br />
ondernemen, … Via Mijn Loopbaan zullen ook externe bronnen geraadpleegd en<br />
externe gegevens geïmporteerd kunnen worden. De burger blijft de volledige<br />
controle en het beheer behouden van de gegevens die verzameld worden in het e-<br />
portfolio.<br />
Het e-portfolio Mijn Loopbaan is nog volop in ontwikkeling. De onderliggende<br />
innovatieve concepten, de beoogde afstemming met instrumenten als POP en de<br />
competentieruggengraat Competent enerzijds, en het opzetten van<br />
informatiestromen van en naar externe bronnen anderzijds vergt heel wat van het<br />
systeem. Een piloottesting wordt voorzien in het najaar van 2011. Begin <strong>2012</strong> zal een<br />
eerste versie van “Mijn Loopbaan” gelanceerd worden met een aantal beperkte<br />
toepassingen en diensten voor de burger”.<br />
De e-portfolio ‘Mijn loopbaan’ is interessant voor de onthaalbureaus, meer specifiek<br />
wanneer zij in een begeleiding-naar-werk-aanbod instappen in samenwerking met de<br />
VDAB.<br />
II. Van visie naar realiteit: strategische hefboomprojecten, II.III Het gebruik van<br />
Competent als gemeenschappelijke competentietaal, Pagina 12<br />
“Een belangrijke bouwsteen om het arbeidsmarktbeleid competentiegericht uit te<br />
bouwen, is het spreken vanuit en werken met een gemeenschappelijke<br />
competentietaal. Deze basis wordt in het kader van Competent voorzien. Competent<br />
wordt een digitaal raadpleegbare referentiedatabank waarin beroepsactiviteiten en<br />
wat men daarvoor moet kunnen en kennen beschreven worden. Deze beschrijvingen<br />
<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />
<strong>2012</strong><br />
143
hebben de naam “Competentfiches (de zogenaamde nieuwe<br />
beroepscompetentieprofielen)” gekregen. De Competentfiches worden gevalideerd<br />
door de (sectorale) sociale partners. In de uitbouw van de databank wordt vertrokken<br />
van de nieuwe versie van de ROME, een arbeidsmarktdekkend systeem dat door de<br />
Franse sociale partners, bedrijven en organisaties is gevalideerd en intussen al meer<br />
dan twintig jaar zijn waarde heeft bewezen op de Franse arbeidsmarkt. Hergebruik<br />
van de ROME-data in combinatie met andere gevalideerde bronnen laat toe dat<br />
beroepscompetentieprofielen in Competent snel kunnen worden aangemaakt en<br />
geactualiseerd. De aansluiting van de Competentfiches bij de ROME-fiches verzekert<br />
bovendien de automatische uitwisselbaarheid van gegevens met de Franse partner<br />
maar ook en vooral met de Belgische partners Forem en Actiris en op termijn ook<br />
met de andere Europese diensten. De voorbije jaren heeft de SERV in<br />
samenwerking met VDAB intensief aan de uitbouw ervan gewerkt. Momenteel zijn<br />
reeds 230 competentfiches ontwikkeld. Tegen eind 2011 zullen ruim 350 van de 600<br />
fiches vanuit Competent ter beschikking gesteld worden. Bij de ontwikkeling en<br />
validering wordt een zo breed mogelijke sectorale spreiding gehanteerd. Alle<br />
prioritaire domeinen (waaronder knelpuntberoepen) worden bestreken.<br />
Met Competent wordt er aldus gewerkt aan de uitbouw van een actueel<br />
arbeidsmarktdekkend gemeenschappelijk referentiekader voor de beschrijving van<br />
activiteiten, vereiste competenties en beroepen. Een jaarlijkse actualisering van<br />
(onderdelen van) de inhoud moet ook informatie leveren over evoluties in gevraagde<br />
competenties. Deze functie wordt versterkt door input vanuit de dienstverlening van<br />
de VDAB. Vacaturematching geschoeid op Competent levert informatie op over de<br />
competenties die veel of minder gevraagd worden op de arbeidsmarkt en over de<br />
mate waarin profielen van werkzoekenden aan deze vereisten beantwoorden. Deze<br />
informatie kan vervolgens ingebracht worden in Competent. Concreet kan dit<br />
betekenen dat een Competentfiche herijkt kan worden wanneer uit de matching blijkt<br />
dat bedrijven bijvoorbeeld systematisch een nieuwe competentie aan een<br />
beroepsprofiel toevoegen. Dergelijke informatie is essentieel om de arbeidsmarkt<br />
optimaal te laten functioneren, zowel op Vlaams maar ook op sectoraal,<br />
subsectoraal, regionaal en lokaal niveau. De invulling van knelpuntberoepen kan zo<br />
geoptimaliseerd worden.<br />
Competent vormt de basis van een vernieuwde dienstverlening die de VDAB, in<br />
samenwerking met de stakeholders (sectoren, werkgevers, onderwijs, regionale<br />
sociale partners) de komende jaren wil uitbouwen. Die vernieuwde dienstverlening<br />
zal de klanten (bedrijven, de individuele burger) ten goede komen, maar ook het<br />
gebruik van op Competent gebaseerde diensten door andere regionale partners op<br />
de arbeidsmarkt faciliteren. Tegen eind 2013 zullen een aantal eerste toepassingen<br />
o.v.v. competentiegerichte vacaturematching beschikbaar zijn”.<br />
(Eerder verworven) competenties worden mee in aanmerking genomen in de<br />
trajectbegeleiding van inburgeraars. Hierbij wordt voor iedere individuele inburgeraar<br />
een ‘portfolio’ opgemaakt, dat een beeld schetst van wat de persoon reeds tijdens<br />
zijn loopbaan en daarbuiten deed, wat hij daaruit leerde, wat hij belangrijk vindt en<br />
hoe hij zichzelf nog wil ontwikkelen.<br />
<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />
<strong>2012</strong><br />
144
Het gebruik van gestandaardiseerde ‘competentfiches’ is een niet te missen<br />
opportuniteit voor de onthaalbureaus, temeer omdat de VDAB hieraan in de nabije<br />
toekomst vacaturematching wil koppelen.<br />
III Loopbanen van individuen ondersteunen, 1 loopbaanondersteuning voor<br />
werkenden, 1.3 Een breed scale aan EVC-diensten, Pagina 15<br />
“Vandaag bestaat het ervaringsbewijs reeds voor een 60-tal beroepen en werden<br />
bijna 3.000 ervaringsbewijzen uitgereikt. 85% van de personen met een<br />
ervaringsbewijs behoort tot een van de kansengroepen (50+, laag/midden geschoold,<br />
allochtoon en personen met arbeidshandicap). Er zijn 33 verschillende testcentra<br />
erkend die de dienstverlening voor de diverse beroepen opnemen. Jaarlijks wordt<br />
een budget van 2,5 miljoen ESF-middelen en 3.056 miljoen euro Vlaamse<br />
cofinanciering voorzien voor de testcentra voor de opmaak van de praktijkproeven en<br />
het opzetten van dienstverlening voor de kandidaten.<br />
Uit een studie van de SERV bleek dat als we van het ervaringsbewijs echt een<br />
succesnummer willen maken voor zowel kandidaten als voor werkgevers, er een<br />
aantal hervormingen nodig zijn. De twee belangrijkste aanbevelingen betreffen het<br />
relevanter maken van het ervaringsbewijs voor de vraagzijde van de arbeidsmarkt en<br />
het sterker inzetten op de bekendheid van het ervaringsbewijs via sensibilisering en<br />
promotie.<br />
Het komende jaar wil ik samen met de sociale partners en andere stakeholders het<br />
beleid en de wetgeving rond het ervaringsbewijs optimaliseren in relatie tot de<br />
gedetecteerde problemen, zodat de gewijzigde dienstverlening begin 2013 van start<br />
kan gaan.<br />
(…)<br />
Tot slot is het ook nodig dat we binnen de wereld van onderwijs en opleiding alle<br />
neuzen in dezelfde richting te krijgen om het belang van EVC meer te onderkennen.<br />
Samen met het beleidsdomein Onderwijs en Vorming en het beleidsdomein Cultuur,<br />
Jeugd, Sport en Media wordt in het kader van het beleidsproject geïntegreerd EVCbeleid<br />
werk gemaakt van een gemeenschappelijke visie en aanpak rond EVC. In dit<br />
beleidsproject wordt EVC gezien in functie van de Vlaamse kwalificatiestructuur en<br />
het behalen van een erkende beroepskwalificatie. Het agentschap voor kwaliteit<br />
binnen onderwijs en vorming (AKOV) zal toezicht houden op de EVC-trajecten buiten<br />
Onderwijs, zodat nadien alle EVC-bewijzen (waaronder het ervaringsbewijs)<br />
automatisch erkend worden door de onderwijswereld. Samen met mijn collega van<br />
Onderwijs willen we komen tot een geïntegreerd kwaliteitskader, waarbij we<br />
duidelijke afspraken maken hoe dit toezicht vanuit AKOV binnen het beleidsdomein<br />
Werk kan worden opgenomen”.<br />
De erkenning van eerder verworven competenties (EVC) kan een belangrijk<br />
instrument zijn om werkzoekenden naar werk (i.c. knelpuntvacatures) toe te leiden.<br />
Opdat dit instrument geloofwaardig zou zijn, worden iemands competenties best door<br />
een objectieve externe organisatie erkend. Vandaag bestaat hiervoor het<br />
‘ervaringsbewijs’, dat door de Vlaamse overheid uitgereikt wordt na een praktijkproef.<br />
<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />
<strong>2012</strong><br />
145
Het belang van de erkenning van eerder verworven competenties voor de sector<br />
Inburgering-Integratie sluit aan bij de vorige opmerking.<br />
Mochten de onthaalbureaus specifieke knelpunten ervaren met betrekking tot het<br />
ervaringsbewijs voor hun doelgroep, is 2011-<strong>2012</strong> het moment om die op te lijsten en<br />
over te maken aan de Minister van Werk.<br />
III Loopbanen van individuen ondersteunen, 2. Loopbaanondersteuning voor<br />
werkzoekenden: het sluitend maatpak, 2.7 Een specifieke aanpak voor<br />
taalondersteuning, Pagina 21<br />
“Werkzoekenden die weinig of geen Nederlands kennen hebben het moeilijker op de<br />
arbeidsmarkt en zijn oververtegenwoordigd in de werkzoekendenpopulatie. De groep<br />
van Nederlandsonkundige werkzoekenden bedraagt 8,2% van het totaal aantal<br />
ingeschreven werkzoekenden. Naast het groot aantal anderstalige werkzoekenden<br />
dat instroomt in de reguliere werking van de VDAB, zien we een grote instroom van<br />
inburgeraars die eveneens gebaat zijn bij NT2-acties”.<br />
Idealiter volgt een instroom naar werk pas na de verplichte inburgeringscursussen<br />
Maatschappelijke oriëntatie en NT2 van inburgeraars. Het komt echter voor dat een<br />
inburgeraar (doorgaans tijdelijk) in de tussentijd aan de slag gaat en zijn cursus NT2<br />
afbreekt. Blijkbaar wordt deze uitval (te) weinig of niet vanuit Inburgering<br />
opgevangen.<br />
Bovendien luidde een van de voornaamste conclusies uit een recent HIVAonderzoek,<br />
dat de bestaande taalcursus in het kader van het inburgeringstraject<br />
absoluut onvoldoende is om aan de slag te kunnen en ingeburgerd te geraken<br />
(Effectiviteit, efficiëntie en impact van het Vlaams inburgeringsbeleid, Onderzoek in<br />
opdracht van het <strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong>, de VDAB en het<br />
Departement Onderwijs, HIVA, 2010).<br />
De kranten vatten dit onderzoek samen als: “Te veel nieuwkomers blijven na het<br />
volgen van een inburgeringscursus steken in een niveau van Nederlands dat het<br />
'overlevingsniveau' niet overstijgt”.<br />
Ook de Minister van Werk verwijst in zijn beleidsbrief naar de pijnlijke resultaten van<br />
het HIVA-onderzoek uit 2010 en het moeizaam ploeteren voor<br />
tewerkstellingsdiensten door te grote taalbarrières, zelfs na het doorlopen van<br />
inburgeringscursussen (één op twaalf werkzoekenden in Vlaanderen is<br />
Nederlandsonkundig!).<br />
Een signaal voor BBSI om de resultaten uit het HIVA onderzoek zeker ernstig te<br />
nemen en de huidige werkwijze te remediëren.<br />
III Loopbanen van individuen ondersteunen, 2. Loopbaanondersteuning voor<br />
werkzoekenden: het sluitend maatpak, 2.7 Een specifieke aanpak voor<br />
taalondersteuning, 2.7.1 Trajecten voor anderstalige werkzoekenden, Pagina 21<br />
Dat taalkennis voor de Minister van Werk uiterst belangrijk is, blijkt uit een volledig<br />
hoofdstuk ‘Trajecten voor anderstalige werkzoekenden’ in de beleidsbrief:<br />
“ Trajecten voor anderstalige werkzoekenden<br />
<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />
<strong>2012</strong><br />
146
Een sluitend taalbeleid voeren betekent dat elke nieuw ingeschreven werkzoekende<br />
kort na de inschrijving gescreend wordt op de kennis van het Nederlands. Op dit<br />
moment wordt 86% van alle werkzoekenden die zich aanmelden bij de VDAB<br />
systematisch gescreend. Indien de kennis van de werkzoekende niet toereikend is,<br />
wordt doorverwezen naar een Huis van het Nederlands voor testing of<br />
niveaubepaling en vervolgens naar een gepaste opleiding Nederlands tweede taal<br />
(NT2) als verplicht onderdeel van een traject naar werk. Anderstalige werkzoekenden<br />
kunnen zo doorverwezen worden naar een basiscursus Nederlands gegeven door<br />
reguliere aanbodsverstrekkers of naar een schakelopleiding NT2 binnen VDAB.<br />
Onder de anderstalige werkzoekenden is er bij 86% binnen de zes maanden na<br />
inschrijving een actie geregistreerd, gaande van doorverwijzing naar het Huis van<br />
Nederlands, basisopleiding NT2 of vervolgopleiding NT2 of uitstroom uit de<br />
werkloosheid. De extra inspanningen in het kader van het WIP in 2010 en 2011<br />
(3,125 miljoen euro op jaarbasis) om het taalbeleid sluitend te maken leveren dus<br />
hun vruchten af. De VDAB sensibiliseert verder al haar consulenten om zowel de<br />
<strong>screening</strong> als de registratie van de ondernomen of te ondernemen acties inzake<br />
opleiding en begeleiding binnen de zes maanden na inschrijving volledig sluitend te<br />
maken.<br />
Om de anderstalige werkzoekenden en werkenden voldoende snel bij te scholen is<br />
er dus een omvangrijk omvangrijk en gepast aanbod aan opleidingen NT2 nodig.<br />
Wachtlijsten en lange opleidingen bemoeilijken een snelle transitie naar werk. De<br />
recente HIVA-studie uitgevoerd in het kader van VIONA heeft de lacunes inzake het<br />
bestaande NT2 aanbod voor werkenden en werkzoekenden, zowel vanuit reguliere<br />
onderwijsverstrekkers (CBE, CVO), VDAB als derden, en zowel naar inhoud als naar<br />
vorm, in de mate van het mogelijke in kaart gebracht.<br />
Een pijnpunt is onder meer dat het aanbod voor het basisniveau 1.1, uitsluitend<br />
gegeven door de reguliere onderwijsverstrekkers, wel aangepast is aan het<br />
leervermogen van de zeer heterogene groep cursisten (inburgeraars, Franstalige<br />
Belgen, werkzoekenden) maar onvoldoende specifiek gericht is op het professioneel<br />
perspectief van de werkzoekenden.<br />
Opvallend zijn het hoge aantal stopgezette basisopleidingen (36%) omwille van<br />
uitstroom uit de werkloosheid en vooral naar werk. Dit geeft aan dat de doelgroep<br />
toch prioriteit geeft aan tewerkstelling en dat de combinatie werk en basiscursus niet<br />
overwogen wordt of moeilijk te organiseren is.<br />
Tevens wordt vastgesteld dat het basisniveau 1.1 vaak onvoldoende is om te kunnen<br />
doorstromen naar de schakelpakketten van de VDAB. Recent werd dan ook beslist<br />
om in eerste instantie in de Vlaamse Rand een schakelmodule op niveau 1.2 te<br />
organiseren om bemiddeling naar de arbeidsmarkt en de doorstroom naar een<br />
VDAB-opleiding te vergemakkelijken.<br />
Ook de doorstroom van de schakelpakketten naar de finaliteitopleidingen binnen de<br />
VDAB blijft vrij beperkt. Ook dit valt deels te verklaren door uitstroom. Van de groep<br />
die geen beroepsopleiding volgt, stroomt 42% uit de werkloosheid en 34% stroomt uit<br />
naar werk.<br />
Het volgen van een finaliteitopleiding lijkt nochtans van groot belang: zo vond 52%<br />
van diegenen die een beroepsopleiding hebben afgerond werk tegenover slechts<br />
35% van diegenen die enkel een schakelpakket hebben gevolgd.<br />
<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />
<strong>2012</strong><br />
147
Het is de VDAB die als regisseur van het traject voor anderstalige werkzoekenden<br />
dient op te volgen of en met welk resultaat gevolg wordt gegeven aan het volgen<br />
van de basisopleiding NT2. Hier is een verdere implementatie en optimalisering<br />
nodig van de afspraken met de onderwijspartners inzake de samenwerking in het<br />
algemeen en het registreren en doorgeven van afwezigheden tijdens de<br />
basisopleiding in het bijzonder. Ook een betere doorstroom van de gegevens over<br />
de inburgeraars vanuit de onthaalbureaus, in afwachting van de nieuwe<br />
Kruispuntbank Inburgering, is voorzien via ad hoc uitwisseling op aanvraag van de<br />
respectievelijke registratiesystemen”.<br />
IV Transities in bedrijven ondersteunen,<br />
4. Transities ondersteunen via een aangepast HR-beleid,<br />
4.1 Steeds bredere diversiteitsplannen, Pagina 33<br />
“In 2010 zijn via het impulsbeleid EAD onder meer 750 diversiteitsplannen op<br />
organisatieniveau ingediend. De Vlaamse doelstelling voor dat jaar werd daarmee<br />
behaald. In 2011 hanteren we een even ambitieuze doelstelling en het ziet er naar uit<br />
dat ook die gehaald wordt. Elk van deze plannen komt tot stand met de deskundige<br />
ondersteuning van een door Vlaanderen aangestuurde projectontwikkelaar EAD die<br />
vanuit de RESOC/SERR opereert.<br />
Uit de monitoring van deze plannen blijkt dat bedrijven via organisatieverandering in<br />
ruime zin inzetten op competentiebeleid en het vormgeven en versterken van een<br />
strategisch en inclusief HR beleid, waarmee men de strategische toekomst van het<br />
bedrijf of de organisatie probeert voor te bereiden. De aandacht voor werkbaar werk,<br />
de instroom, opleiding en het behoud van nieuwe en al aanwezige werknemers en<br />
ook het aanspreken van interessante reserves op de arbeidsmarkt blijft daarbij van<br />
groot belang.<br />
We zien ook dat ondanks de crisis bedrijven toch scherpe streefcijfers mbt instroom,<br />
doorstroom, opleiding en retentie blijven formuleren. Tegelijk zien we een verruiming<br />
van de focus naar diverse aspecten van sociale innovatie, werkbaarheid en<br />
duurzame diversiteit”.<br />
IV Transities in bedrijven ondersteunen,<br />
4. Transities ondersteunen via een aangepast HR-beleid,<br />
4.2 Structurele EAD-projecten Pagina 33<br />
“De diversiteitswerking van de vakbonden met de inzet van 26<br />
diversiteitsconsulenten heeft zich in de afgelopen periode versterkt door het<br />
gezamenlijk optreden van de drie vakbonden in de campagne “effe checken” die in<br />
2010 werd opgestart en de daaraan verbonden website, begeleiding en opvolging.<br />
De vakbonden zijn erin geslaagd om in meer dan 800 ondernemingen de topic<br />
diversiteit te agenderen in de organen van het sociaal overleg. Enkele duizenden<br />
werknemersafgevaardigden zijn in het kader van het huidige protocol van<br />
samenwerking met de Vlaamse regering gesensibiliseerd en hebben vorming<br />
ontvangen mbt het belang van het voeren van een diversiteitsbeleid in de<br />
onderneming en de rol die vakbonden daarbij kunnen spelen inzake het creëren van<br />
een draagvlak.<br />
<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />
<strong>2012</strong><br />
148
Vanuit de samenwerking van het Minderhedenforum met een 8-tal federaties van<br />
allochtone vereniging vormen de activiteiten van de activeringsconsulenten een<br />
ander deel van het EAD instrumentarium dat bijdraagt tot het bereiken en<br />
doorverwijzen van de moeilijkst bereikbare jonge allochtone werkzoekenden, vooral<br />
in de stedelijke omgeving. De samenwerking van de activeringsconsulenten met de<br />
diensten van de VDAB is in het kader van de sluitendheid van onze<br />
werkzoekendenwerking sterk geïntensifieerd en verbeterd. Ook de adviesfunctie<br />
werd versterkt”.<br />
IV Transities in bedrijven ondersteunen, 5. Talentbenutting en –ontwikkeling,<br />
5.1 Toekomstgericht en flexibel opleiden, Pagina 35<br />
“Om flexibel en toekomstgericht in te kunnen spelen op de noden aan<br />
competentieversterking van zowel werkzoekenden als werkenden, heb ik, in het<br />
kader van het WIP, geïnvesteerd in een uitbreiding van de opleidingscapaciteit op 4<br />
assen: sluitend taalbeleid; aanbod webleren voor tijdelijke werklozen, overbruggers<br />
en (andere) werknemers die hun arbeidsduur verminderen; uitbreiding van de<br />
capaciteit voor knelpuntberoepen en beroepen voor de toekomst en snijvlakacties<br />
onderwijs –werk (de HBO/Se-n-Se experimenten). Via diverse oproepen financiert<br />
het ESF mee aan een toekomstgericht opleidingsaanbod.<br />
Globaal zit deze uitbreiding op schema en zal dit plan in de loop van 2011 volledig<br />
gerealiseerd kunnen worden. In 2010 werden 3.733 cursisten bereikt voor een<br />
bedrag van 4.180.609 euro. In 2011 worden extra acties en projecten opgestart om<br />
het resterende saldo van 2010 (4.074.390 euro) maximaal aan te wenden. In lijn met<br />
het knelpuntenbeleid wordt er ingezet op <strong>screening</strong> van de arbeidsmarktreserve en<br />
van het vacatureaanbod, instroom en oriëntering naar knelpuntvacatures, creatie van<br />
extra opleidingscapaciteit indien nodig en een intensieve bemiddeling en begeleiding<br />
tijdens en na de opleiding om de tewerkstelling in de knelpuntvacatures te<br />
bevorderen. (…)”.<br />
IV Transities in bedrijven ondersteunen,<br />
5. Talentbenutting en –ontwikkeling,<br />
5.2. Ontwikkelen en erkennen van beroepskwalificaties, Pagina 36<br />
“De voorbije jaren werden de fundamenten gelegd voor een gemeenschappelijk<br />
kader voor de beschrijving en ordening van kwalificaties dat het onderwijs en de<br />
arbeidsmarkt overspant, de kwalificatiestructuur genoemd. De kwalificaties die erin<br />
worden opgenomen zijn een formeel erkend geheel van competenties. Ze tonen<br />
welke competenties vereist zijn voor de toegang tot beroepen en/of opleidingen,<br />
en/of het opnemen van een specifieke maatschappelijke rol of functie. De<br />
kwalificatiestructuur brengt aldus transparantie in kwalificaties en kwalificatiebewijzen<br />
en hun onderlinge verhoudingen, zodat een traject op maat van het individu kan<br />
uitgestippeld worden met de nodige aandacht voor EVC, uitwisselbaarheid van<br />
opleidingsmodules en vrijstellingen”.<br />
Zoals hierboven reeds aangestipt: de erkenning van beroepskwalificaties is belangrijk<br />
voor de begeleiding van inburgeraars naar werk door de onthaalbureaus/VDAB.<br />
<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />
<strong>2012</strong><br />
149
IV Transities in bedrijven ondersteunen, 7. Mentaliteitsomslag, 7.2 Antidisciminatie,<br />
Pagina 39<br />
“In het kader van het actieplan voor de bestrijding van arbeidsgerelateerde<br />
discriminatie op de arbeidsmarkt (ABAD) werd sedert 2008 het volgende<br />
gerealiseerd:<br />
• een elektronisch klachtenformulier op werk.be werd ontwikkeld;<br />
• een overeenkomst voor samenwerking tussen het Centrum voor Gelijkheid van<br />
Kansen en Racismebestrijding, de Diensten van het Algemeen Regeringsbeleid,<br />
de inspectie WSE en de Cel Gelijke Kansen (als woordvoerder van de lokale<br />
meldpunten discriminatie in de Vlaamse centrumsteden) werd in juni 2009<br />
afgesloten.<br />
• in enkele subregio’s functioneert een (boven)lokaal overleg non-discriminatie<br />
waarin alle relevante stakeholders betrokken zijn;<br />
• trainingen en vormingen wet- en regelgeving discriminatiebestrijding werden<br />
gegeven aan inspecteurs, veldwerkers diversiteit en andere consulenten;<br />
• er werd vorming gegeven over het EAD-beleid waarin de koppeling met<br />
discriminatiebestrijding werd gelegd;<br />
• verhoogde aandacht voor het voorkomen van indirecte discriminatie werd onder<br />
andere via diversiteitsplannen gerealiseerd.<br />
Ook recent hebben we helaas moeten vaststellen dat discriminaties op de<br />
arbeidsmarkt nog steeds een feit zijn. Ik zal daarom in het najaar 2011 het overleg<br />
met de verschillende betrokken partners (publieke, private en onbetaalde<br />
bemiddeling) opstarten met het oog op een geactualiseerd actieplan voor de<br />
bestrijding van arbeidsgerelateerde discriminatie op de arbeidsmarkt (ABAD).<br />
Vanuit de Vlaamse regering wens ik discriminatie met kracht te bestrijden en wil ik<br />
naar bedrijven, organisaties en naar de stakeholders van het beleid een<br />
sensibiliserend beleid voeren. Om te bepalen welke vorm dit kan aannemen wil ik<br />
hierover een breed maatschappelijk debat organiseren, waarin bij verschillende<br />
actoren gepeild zal worden welke acties het meest geschikt zijn”.<br />
IV Transities in bedrijven ondersteunen,<br />
8. Sectoraalbeleid,<br />
8.2 Naar een sectoraal beleid via brede, mobiliserende partnerschappen in<br />
functie van arbeidsmarktdoelstellingen op korte en lange termijn Pagina 39<br />
De huidige generatie sectorconvenants loopt af op 31 december 2011. In<br />
voorbereiding voor de volgende generatie sectorconvenants staat onder meer het<br />
volgende op het programma:<br />
“In het najaar van 2011 volgen bilaterale gesprekken met een brede groep van<br />
stakeholders: interprofessionele sociale partners, koepel- en belangenorganisaties<br />
(Minderhedenforum, Grip vzw, SLN), Flanders Synergy, VOV en andere<br />
beleidsdomeinen. Naast deze gesprekken, leveren tussentijdse<br />
opvolgingsgesprekken met sectoren, sector- en bedrijfsbezoeken en besprekingen<br />
met de ambtelijke stuurgroep uiteraard een belangrijke bijdrage bij de inhoudelijke<br />
vormgeving van een nieuw inhoudelijk kader voor de volgende generatie<br />
sectorconvenants.<br />
<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />
<strong>2012</strong><br />
150
De basis voor de inhoudelijke vormgeving zijn de actuele en toekomstige uitdagingen<br />
op de arbeidsmarkt. De knelpuntberoepen die in alle convenantsectoren voorkomen,<br />
de vergrijzing van de actieve bevolking en de diverse kansengroepen onder de<br />
werkzoekenden zijn er slechts enkele.<br />
Tenslotte neem ik ook de bevindingen mee uit de eindevaluatie van de generatie<br />
sectorconvenants 2010-2011 die eind 2011 – begin <strong>2012</strong> op basis van<br />
deskevaluaties zal plaatsvinden. Dat alles zal leiden tot een voorstel van inhoudelijk<br />
kader voor de volgende generatie sectorconvenants 2013 – 2014”.<br />
Bijlage 1: implementatie OCM doelstellingen Gelijke Kansenbeleid, Pagina 43<br />
Binnen het doelstellingenkader voor 2010-2014 worden blijkbaar jaarlijks<br />
actieplannen bepaald. Voor 2011 en <strong>2012</strong> betreft dit onder meer:<br />
“Jonge allochtone vrouwen ondersteunen in traject naar werk. Via de inzet van 8<br />
activeringsconsulenten via een 8-tal federaties van allochtonen verenigingen worden<br />
allochtone vrouwen bereikt en doorverwezen naar trajectwerking.<br />
Realisatie: de doelstelling is om op jaarbasis 75 doorverwijzingen per<br />
activeringsconsulent te realiseren, op basis van de monitoring in 2010 blijkt ongeveer<br />
40 % van het bereik vrouw te zijn.<br />
<strong>2012</strong>: deze actie loopt door maar gegeven de evaluatie van de structurele EADprojecten<br />
en de inpassing van diverse EAD-instrumenten in het toekomstige<br />
loopbaanbeleid zouden op basis van overleg met de sociale partners en de andere<br />
stakeholders van het beleid gerichte bijsturingen zich kunnen aandienen”.<br />
<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />
<strong>2012</strong><br />
151
Beleidsbrief SOCIALE ECONOMIE<br />
Algemeen:<br />
In de beleidsbrief worden aanpassingen aan de regelgeving aangekondigd, maar het<br />
is niet duidelijk of hier ook aanpassingen onder vallen in het kader van de<br />
planlastvermindering of het Witboek Interne Staatshervorming. Het Witboek Interne<br />
Staatshervorming en planlastverminderingen zijn maar summier opgenomen in de<br />
beleidsbrief.<br />
Aandachtspunt voor het <strong>Agentschap</strong> is de (verplichte) trend naar duurzaam<br />
ondernemen in overheidsopdrachten.<br />
Aan de steden en gemeenten wordt een regierol toebedeeld in het socialeeconomiebeleid.<br />
Allochtonen behoren tot de doelgroepwerknemers.<br />
1° Aandachtspunten <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />
4.4. SD4: De weg naar een socialere economie faciliteren<br />
4.4.1. Uitbouw van een gericht en complementair ondersteuningsaanbod,<br />
Beleidsopties, Pagina 20<br />
Aanvankelijk was in de ontwerpbeleidsbrief geen enkele verwijzing opgenomen naar<br />
de interne staatshervorming.<br />
Nochtans valt wel wat te zeggen over het versterken van het lokaal<br />
werkgelegenheidsbeleid binnen de contouren van een Vlaams arbeidsmarktbeleid<br />
(doorbraak D.14) en naar de planning die hiervoor is uitgewerkt. In de definitieve<br />
beleidsbrief is uiteindelijk het volgend (onderlijnd) paragraafje opgenomen dat<br />
verwijst naar het Witboek Interne Staatshervorming:<br />
“Ontwerpdecreet voor de ondersteuning van de sociale economie<br />
Het voorliggend ontwerp van decreet wil een antwoord bieden op de verscheidenheid<br />
aan ondersteuningsbehoeften, waarbij zowel naar individuele als collectieve<br />
dienstverlening aandacht gaat. Doel is om zowel vanuit de vraag- als vanuit de<br />
aanbodzijde efficiëntiewinsten te boeken en de kennis en toepassingen op het vlak<br />
van de sociale economie te vermenigvuldigen. Aandacht gaat hierbij naar de diverse<br />
stadia van het ondernemen: ondersteunen van startende ondernemingen en<br />
kwaliteitsvolle en duurzame groei van de ondernemingen versterken.<br />
Dit ontwerp van decreet wil een solide basis geven aan de toekomstige<br />
ondersteuning van het ondernemerschap binnen de sociale economie en de<br />
bevordering van het sociaal en maatschappelijk verantwoord ondernemerschap.<br />
Zowel toekomstige maatwerkbedrijven, initiatieven lokale diensteneconomie,<br />
coöperatieve en maatschappelijk verantwoorde ondernemers zullen kunnen rekenen<br />
op gerichte managementondersteuning.<br />
Ook de ondersteuning van de regierol van gemeenten op vlak van lokale sociale<br />
economie is opgenomen in het ontwerpdecreet, conform de bepalingen van<br />
Doorbraak D.14 in het Witboek Interne Staatshervorming.<br />
<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />
<strong>2012</strong><br />
152
Het komende jaar wordt hard gewerkt aan concretisering en voorbereiding voor de<br />
eigenlijke uitvoering van de vernieuwde ondersteuning wordt gewerkt. Tegen midden<br />
<strong>2012</strong> zullen alle huidige instrumenten vervallen en moet het nieuw kader klaar staan.<br />
Het nieuwe kader omvat:<br />
- een nieuwe plaats voor het overleg in de sector;<br />
- één nieuw orgaan voor ondersteuning van collectieve noden in de sociale<br />
economie;<br />
- een versterkt kader voor individuele managementondersteuning, financiële<br />
ondersteuning op maat en innovatiesteun;<br />
- kapstokken voor het bevorderen van de sociale economie en het maatschappelijk<br />
verantwoord ondernemen;<br />
- de ondersteuning van de regierol van gemeenten inzake de lokale sociale<br />
economie;<br />
- wetenschappelijk onderbouwde managementopleidingen en onderzoek inzake de<br />
sociale economie en het maatschappelijk verantwoord ondernemen.<br />
Tot slot komt er een passend flankerend beleid vanuit de overheid. Met het<br />
beleidsdomein EWI en de agentschappen binnen WSE wordt bekeken hoe de<br />
toekomstige ondersteuningsmaatregelen optimaal op elkaar afgestemd kunnen<br />
worden, waar samenwerking mogelijk is en hoe deze best wordt verankerd. Zo<br />
verduidelijkt de nieuwe ondersteuningsstructuur niet alleen wat de overheid zelf wil<br />
doen en wat niet, maar ook hoe de diverse ondersteuningsmogelijkheden voor de<br />
ondernemingen in de sociale economie zich tot elkaar verhouden. In dit kader wordt<br />
vanaf <strong>2012</strong> de integratie van de taken van het doorlichtingteam binnen het VSAWSE<br />
opgenomen”.<br />
4. Strategische en operationele doelstellingen,<br />
4.2. SD2: Minder maatschappelijke noden door meer maatschappelijke<br />
diensten te koppelen aan de inschakeling van kansengroepen,<br />
4.2.3. Beleidsopties Pagina 15<br />
“Bijsturing van de regelgeving<br />
Op dit moment worden de beleidsaanbevelingen vertaald naar een nieuw<br />
voorontwerp van decreet voor de lokale diensteneconomie. Het is mijn ambitie om dit<br />
nog voor het zomerreces in het Vlaams Parlement voor te stellen.<br />
In lijn met de beleidsnota en de geformuleerde beleidsaanbevelingen zullen de<br />
belangrijkste aanpassingen gebeuren op vlak van de doelgroepbepaling, de<br />
versterking van het doorstroomkarakter van de maatregel, de verankering van een<br />
kwaliteitsvolle dienstverlening, de uitwerking van de organisatievoorwaarden en het<br />
optimaliseren van de administratieve procedures”.<br />
In de beleidsbrief worden aanpassingen aan de regelgeving aangekondigd, maar het<br />
is niet duidelijk of hier ook aanpassingen onder vallen in het kader van de<br />
planlastvermindering of het Witboek Interne Staatshervorming. Ook in de<br />
regelgevingsagenda staat niets vermeld dat daarop wijst.<br />
<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />
<strong>2012</strong><br />
153
4. Strategische en operationele doelstellingen<br />
4.2. SD2: Minder maatschappelijke noden door meer maatschappelijke<br />
diensten te koppelen aan de inschakelingvan kansengroepen<br />
4.2.2. Realisaties, Ondersteuning van de regierol van lokale besturen bij de<br />
uitbouw van de lokale diensteneconomie, Pagina 15<br />
“De ondersteuning van centrumsteden voor de uitbouw van hun lokale regierol werd<br />
verlengd.<br />
Het project ‘regie-ondersteuning voor lokale besturen binnen de RESOC’s’ werd een<br />
laatste keer verlengd tot eind mei 2011 met het oog op inbedding van deze<br />
ondersteuning in de nieuwe ondersteuningsstructuur”.<br />
Wat met ‘de nieuwe ondersteuningsstructuur’ bedoeld wordt, wordt vaag toegelicht<br />
op blz. 21:<br />
“Het nieuwe kader omvat:<br />
- een nieuwe plaats voor het overleg in de sector;<br />
- één nieuw orgaan voor ondersteuning van collectieve noden in de sociale<br />
economie;<br />
een versterkt kader voor individuele managementondersteuning, financiële<br />
ondersteuning op maat en innovatiesteun;<br />
- kapstokken voor het bevorderen van de sociale economie en het maatschappelijk<br />
verantwoord ondernemen;<br />
de ondersteuning van de regierol van gemeenten inzake de lokale sociale economie;<br />
- wetenschappelijk onderbouwde managementopleidingen en onderzoek inzake de<br />
sociale economie en het maatschappelijk verantwoord ondernemen.<br />
Tot slot komt er een passend flankerend beleid vanuit de overheid. Met het<br />
beleidsdomein EWI en de agentschappen binnen WSE wordt bekeken hoe de<br />
toekomstige ondersteuningsmaatregelen optimaal op elkaar afgestemd kunnen<br />
worden, waar samenwerking mogelijk is en hoe deze best wordt verankerd. Zo<br />
verduidelijkt de nieuwe ondersteuningsstructuur niet alleen wat de overheid zelf wil<br />
doen en wat niet, maar ook hoe de diverse ondersteuningsmogelijkheden voor de<br />
ondernemingen in de sociale economie zich tot elkaar verhouden. In dit kader wordt<br />
vanaf <strong>2012</strong> de integratie van de taken van het doorlichtingteam binnen het VSAWSE<br />
opgenomen”.<br />
Meerdere gemeenten tonen blijkbaar de nodige goodwill, maar missen zelf de<br />
ervaring, kennis en (belangrijk!) schaalgrootte om ofwel nieuwe socialeeconomieprojecten<br />
op te starten ofwel bestaande projecten te laten groeien. Vandaar<br />
dat de minister deze gemeenten regie-ondersteuning aanbiedt (bijvoorbeeld in de<br />
vorm van opmaak van een werkgelegenheidsplan, recrutering en begeleiding van<br />
kansengroepen, ondersteuning van werkwinkels en fora voor lokale<br />
werkgelegenheid,…).<br />
In het kader van de interne staatshervorming moeten we de vraag opwerpen of de<br />
gemeente voor een dergelijke taak het meest ideaal beleidsniveau is en of<br />
tewerkstellingsinitiatieven (in navolging van de tewerkstellingsproblematiek) soms<br />
niet beter de gemeentegrenzen overstijgen.<br />
<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />
<strong>2012</strong><br />
154
4. Strategische en operationele doelstellingen<br />
4.6. SD6: Maximale maatschappelijke meerwaarden realiseren<br />
4.6.2. Pionieren in maatschappelijk verantwoord ondernemerschap, Bijdragen<br />
aan de verduurzaming van onze samenleving door sociale duurzaamheid en<br />
MVO-criteria beter te integreren in Vlaams beleid, Pagina 29<br />
Aandacht voor duurzaam ondernemen moet geïntegreerd worden in de<br />
overheidsopdrachten van de Vlaamse overheid.<br />
De Vlaamse overheid heeft zich tot doel gesteld tegen 2020 100% duurzame<br />
overheidsopdrachten te realiseren. Daarnaast is het de bedoeling maatschappelijk<br />
verantwoord ondernemerschap ook te promoten bij organisaties en ondernemingen.<br />
WSE heeft hiervoor in 2005 al een instrument in het leven geroepen:<br />
www.mvovlaanderen.be.<br />
“Realisaties<br />
Binnen de nieuwe Vlaams Strategie Duurzame Ontwikkeling maakt MVO deel uit van<br />
de horizontale actie Duurzame Productie en Consumptie. Aandacht voor sociale<br />
duurzaamheid wordt tegen 2014 gerealiseerd binnen beleidsinitiatieven van de<br />
Vlaamse overheid. (…)<br />
Ook de Vlaamse overheid zet meer en meer in op verduurzaming van de economie<br />
in haar beleidsplanning. Het is in dat kader van belang duidelijkheid te scheppen in<br />
de wijze waarop deze duurzaamheid zich vertaalt op microniveau ondermeer in het<br />
kader van steunmaatregelen, subsidies. Bovendien is het wenselijk dat bij een<br />
eventuele integrale duurzaamheidsbenadering op middellange termijn gelijke<br />
interpretaties en erkenningen worden gehanteerd.<br />
De afgelopen jaren is op internationaal niveau hard gewerkt om tot een bruikbaar<br />
instrument te komen om duurzaamheid concreet te maken voor alle vormen van<br />
ondernemingen en organisaties. De ISO 26000 norm, die tot stand kwam via een<br />
wereldwijde consultatie van 6 groepen stakeholders (industrie, vakbonden, overheid,<br />
ngo’s, consumenten en een restcategorie met o.a. onderzoekers en dienstverleners),<br />
biedt een kader voor de vertaling van internationale afspraken naar implementatie<br />
van MVO in de bedrijfsvoering van organisaties.<br />
(…)<br />
In de zomer van 2011 werd vanuit die optiek het VIONA-onderzoek ‘Duurzaam<br />
ondernemen zichtbaar en doenbaar maken in Vlaanderen’ opgestart. Dit onderzoek<br />
gaat na hoe de ISO 26000 norm en de GRI richtlijnen in Vlaanderen vertaald<br />
kunnen worden.<br />
Het onderzoek wordt afgerond begin <strong>2012</strong>. Op basis van de resultaten zal de uitrol<br />
van de instrumenten in Vlaanderen echt op gang getrokken worden. Het is tijd om<br />
duidelijke keuzes te maken over hoe het Vlaamse beleid maatschappelijk<br />
verantwoord organiseren en ondernemen zal erkennen en ondersteunen. In<br />
samenspraak met partners op het terrein en met de betrokken beleidsdomeinen<br />
binnen de Vlaams regering zullen diverse actielijnen worden uitgebouwd en<br />
<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />
<strong>2012</strong><br />
155
opgestart. Zowel individuele bedrijven als sectoren zijn daarbij belangrijke<br />
doelgroepen.<br />
(..)<br />
Binnen de Vlaamse overheid wil ik een overleg opstarten in het verlengde van de<br />
pact 2020 ambitie op vlak van MVO, zodat ook de essentiële betrokkenheid van de<br />
diverse beleidsdomeinen wordt georganiseerd. Zo kan de horizon van het MVOactieplan<br />
worden verruimd van 2014 naar 2020”.<br />
4. Strategische en operationele doelstellingen<br />
4.6. SD6: Maximale maatschappelijke meerwaarden realiseren<br />
4.6.3. Van voorbeeld- naar voorloperfunctie: zelf pionieren, Sociale<br />
meerwaarden zichtbaar maken in aankopen en middelenbeheer, Pagina 31<br />
“Het actieplan duurzame overheidsopdrachten is, onder coördinatie van de ministerpresident,<br />
in uitvoering. Conform de afspraken in dit plan werden met alle relevante<br />
beleidsdomeinen de contouren voor een leidraad vastgelegd die de publieke<br />
inkopers moet ondersteunen bij de integratie van sociale criteria binnen<br />
overheidsopdrachten.<br />
(…)<br />
In 2011 start de administratie met de opmaak van een nieuw meerjarenactieplan<br />
duurzame overheidsopdrachten. Dit plan zal verder inzetten op de integratie van<br />
sociale criteria en het aanmoedigen van meer en beter duurzaam ondernemen en<br />
ketenbeheer bij dienstverleners en leveranciers van de overheid.<br />
(…)<br />
Echte duurzame ketens van producten of diensten in kaart brengen is niet evident,<br />
laat staan de controle ervan organiseren. De publieke sector koopt in grote<br />
hoeveelheden diverse producten waarvan de productieomstandigheden niet altijd<br />
sociaal rechtvaardig zijn. Het is natuurlijk onmogelijk om als publieke inkoper alles op<br />
het terrein te gaan controleren.<br />
Daarom is het nuttig, om samen met andere overheden waaronder de lokale, een<br />
dialoog aan te knopen met deze ketens over de sociale problemen in sommige<br />
ervan. Onder externe begeleiding wordt in <strong>2012</strong> op basis van concrete bestekken en<br />
aankoopbehoeften een constructieve dialoog met betrokken sectoren aangegaan”.<br />
Ruim 10 % van het BBP bestaat uit overheidsinkopen en aanbestedingen van<br />
diverse overheden. Tegen 2020 heeft de Vlaamse regering dan ook de ambitie om<br />
haar overheidsopdrachten 100% te verduurzamen. Ze heeft daartoe een leidraad<br />
ontwikkeld, die blijkbaar nog niet algemeen beschikbaar is. Als bijkomend instrument<br />
zal een gids van labels en codes verspreid worden om inkopers in staat te stellen het<br />
‘sociaal verantwoord’ gehalte van een bepaald product of dienst te beoordelen.<br />
Deze beleidsambitie van de minister van sociale economie en de bijhorende<br />
instrumenten zullen binnenkort een invloed hebben op het agentschap.<br />
<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />
<strong>2012</strong><br />
156
2° Aandachtspunten Stedenbeleid<br />
4. Strategische en operationele doelstellingen,<br />
4.6. SD6: Maximale maatschappelijke meerwaarden realiseren<br />
4.6.2. Pionieren in maatschappelijk verantwoord ondernemerschap, Bijdragen<br />
aan de verduurzaming van onze samenleving door sociale duurzaamheid en<br />
MVO-criteria beter te integreren in Vlaams beleid, Pagina 29<br />
“Vlaanderen heeft in het Pact 2020 de ambitie uitgesproken om tegen 2020<br />
Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (MVO) algemeen te verspreiden door<br />
meer organisaties en ondernemingen maatschappelijke verantwoordelijkheid te laten<br />
opnemen”.<br />
Sinds 2005 bestaan hiervoor zelfs speciale instrumenten:<br />
“Het digitaal kenniscentrum (DKC) MVO Vlaanderen (www.mvovlaanderen.be) bevat<br />
sinds 2005 een ruim aanbod instrumenten en informatie om bedrijven en<br />
organisaties te helpen om MVO in de praktijk om te zetten. Om de grote hoeveelheid<br />
informatie van het DKC tot leven te brengen en als opstap naar het ruimere<br />
partnerschap rond het DKC, werd in 2010 gestart met de MVO-sessies. In<br />
samenwerking en afstemming met stakeholders werden tot einde 2010 twee<br />
bedrijvencontactdagen, drie seminaries en drie lerende netwerken georganiseerd.<br />
Het aanbod richt zich zowel tot MVO-starters als gevorderden. Deelnemers komen<br />
zowel uit de profit, non profit als social profit sector. De gesprekken rond het<br />
toekomstscenario voor MVO-Vlaanderen werden gevoerd zowel met de interne als<br />
externe stakeholders.<br />
Op 1 maart 2011 werd ook het eerste MVO-forum georganiseerd. Doel van dit forum<br />
is de voorziene jaaracties binnen MVO Vlaanderen vorm te geven, bottom-up<br />
initiatieven te integreren, maximale afstemming met bestaande initiatieven te<br />
realiseren en netwerking tussen een brede groep stakeholders te stimuleren en te<br />
ondersteunen”.<br />
(…)<br />
Het komende jaar moet de omvorming van MVO Vlaanderen tot een<br />
multistakeholderverhaal met interne en externe partners afgerond worden. MVO<br />
Vlaanderen zal het digitale luik (www.mvovlaanderen.be) en de MVO-sessies<br />
bundelen. Dit moet voor ondernemingen en organisaties leiden tot een gedragen<br />
MVO Vlaanderen dat versnippering van middelen en kennis tegengaat.<br />
Het departement WSE blijft nauw betrokken in de aansturing en de financiering van<br />
MVO Vlaanderen totdat een stabiel partnerschap is bereikt. In het najaar van 2011<br />
zullen de eerste scenario’s afgetoetst worden bij interne en externe stakeholders. Bij<br />
het aflopen van de overeenkomst met de huidige dienstverlener van<br />
www.mvovlaanderen.be in augustus <strong>2012</strong> moet het multistakeholderverhaal<br />
zichtbaar zijn.<br />
Het komende jaar zal verder worden gewerkt aan de uitbouw en profilering van<br />
www.mvovlaanderen.be. In afwachting van het nieuwe MVO Vlaanderen zullen in het<br />
najaar 2011 en voorjaar <strong>2012</strong> een nieuwe reeks MVO-sessies worden<br />
<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />
<strong>2012</strong><br />
157
georganiseerd. Stakeholders geven mee invulling aan deze MVO-sessies via het<br />
expertenforum.<br />
Binnen de Vlaamse overheid wil ik een overleg opstarten in het verlengde van de<br />
pact 2020 ambitie op vlak van MVO, zodat ook de essentiële betrokkenheid van de<br />
diverse beleidsdomeinen wordt georganiseerd. Zo kan de horizon van het MVOactieplan<br />
worden verruimd van 2014 naar 2020”.<br />
ABB kan zich engageren het digitaal kenniscentrum MVO en eventueel bijkomende<br />
initiatieven onder de aandacht te brengen van steden, gemeenten en (structureel<br />
)gesubsidieerde organisaties.<br />
<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />
<strong>2012</strong><br />
158
3° Aandachtspunten Inburgering- en Integratiebeleid<br />
2. Managementsamenvatting: Op weg naar een socialere economie in<br />
Vlaanderen, Pagina 5<br />
“De creatie van duurzame jobs voor kansengroepen mag niet verengd worden tot<br />
bijkomende jobs in de sociale economie. Ook de doorstroom naar een job in de<br />
reguliere sector is een belangrijk kanaal.<br />
Werkvloerbegeleiding op de reguliere werkvloer is een essentiële schakel in een<br />
duurzaam doorstroomproces. De invulling van deze ondersteuningsmodule en het<br />
kwaliteitsluik worden meegenomen in de uitwerking van de regelgevingen maatwerk<br />
en lokale diensteneconomie”.<br />
3. Omgevingsanalyse,<br />
3.1 De werkzaamheid van kansengroepen, Pagina 6<br />
Louter ter info de cijfers m.b.t. tewerkstelling van kansengroepen:<br />
“Afgezien van een korte daling tijdens de recente crisis is de globale werkzaamheid<br />
constant toegenomen tussen 2002 en 2010. Die toename wordt niet helemaal<br />
weerspiegeld in de werkzaamheidgraad van de kansengroepen. Sommige hebben<br />
vooruitgang geboekt, andere achteruitgang. Onder de kansengroepen is de stijging<br />
op lange en korte termijn het sterkst onder de vijftigplussers. De stijging voor<br />
laaggeschoolden is veel geringer. Arbeidsgehandicapten gingen erop vooruit tot<br />
2007 (niet in de tabel) maar sindsdien gaat het bergaf. Bij niet-EU burgers is een<br />
stijging op lange termijn recent omgezet in een daling. Op basis van geboorteland is<br />
er een stabilisering tussen 2009 en 2010. Tabel 1 gaf een beeld van de werkenden.<br />
Veel van de niet-werkenden vinden we terug in de werkloosheidstatistieken.<br />
WERKZOEKENDE KANSENGROEPEN<br />
Ten opzichte van de situatie midden 2008, juist voor de economische crisis, is het<br />
aantal werkzoekenden uit de drie van de vier kansengroepen nog vrij hoog, ondanks<br />
een recente daling.<br />
In juni 2011 is het aantal werkzoekende allochtonen tov 2008 relatief het sterkst<br />
gestegen (+ 38%) en is in de periode 2010-2011 maar weinig gedaald (-2%). Ook het<br />
aantal vijftigplussers nam vrij sterk toe (+16%) en is het afgelopen jaar nog minder<br />
gedaald (-1%). Het aantal kortgeschoolden is in het afgelopen jaar wel behoorlijk<br />
afgenomen (-8%) waardoor de stijging van deze groep ten opzichte van 2008 nu<br />
maar op de derde plaats komt (+11%). De arbeidsgehandicapten zijn bijna terug op<br />
het niveau van midden 2008 (+1%) na een behoorlijke daling in het afgelopen jaar (-<br />
5%).<br />
De vier kenmerken (allochtone origine, arbeidshandicap, hogere leeftijd en korte<br />
scholing) komen vaak in combinatie voor. Van alle werkzoekenden (juni 2011)<br />
behoort 75% (137.488) tot minstens één van de kansengroepen en de helft daarvan<br />
(67.748) behoort tot meer dan één kansengroep. Slechts 25% van alle NWWZ<br />
behoort tot geen enkele kansengroep.<br />
Onder de groep arbeidsgehandicapten behoort 86% nog tot minstens één andere<br />
kansengroep, onder de vijftigplussers evenals onder de kortgeschoolden is dit 67%<br />
en onder de allochtonen 62%.<br />
<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />
<strong>2012</strong><br />
159
Naast de vier vermelde kansengroepkenmerken – die alle voorspellers zijn voor<br />
problematische integratie op de arbeidsmarkt – is er ook nog de duur van de<br />
werkloosheid, waarvoor al vaak is aangetoond dat de integratiekansen snel slinken<br />
wanneer die oploopt, en zeker wanneer die ook nog eens met een<br />
kansengroepkenmerk wordt gecombineerd.<br />
In juni 2011 is 28% van alle werkzoekenden (51.802) meer dan twee jaar werkloos;<br />
onder diegenen die behoren tot minstens één kansengroep is dit 34% (47.125) terwijl<br />
het bij de anderen maar 10% is (4.677). Onder de allochtonen is 21% (9.707) meer<br />
dan twee jaar werkloos, 34% (31.618) onder de kortgeschoolden, 53% (14.879)<br />
onder de arbeidsgehandicapten en 57% (29.469) onder de vijftigplussers.<br />
Daarnaast zijn er nog andere kenmerken van werkzoekenden die hun kansen op de<br />
arbeidsmarkt beperken zoals laaggeletterheid (ongeveer 45% van alle NWWZ),<br />
alleenstaande ouders (ongeveer 3,5%) en leven in een armoedesituatie (ongeveer<br />
20%).<br />
Het verschil in de profielen van de werkzoekenden wordt ook zichtbaar in de ‘kansen<br />
om aan het werk te gaan’, gemeten als het aandeel NWWZ van een bepaalde<br />
categorie dat in de loop van een maand aan het werk gaat (gemiddelden voor 12<br />
maanden). Hoewel de kansengroepen steeds lagere kansen hebben dan nietkansengroepen<br />
zijn die kansen in 2010 toch steeds wat beter dan in 2009.<br />
4. Strategische en operationele doelstellingen<br />
4.2. SD2: Minder maatschappelijke noden door meer maatschappelijke<br />
diensten te koppelen aan de inschakeling van kansengroepen<br />
4.2.3. Beleidsopties Pagina 15<br />
“Bijsturing van de regelgeving<br />
Op dit moment worden de beleidsaanbevelingen vertaald naar een nieuw<br />
voorontwerp van decreet voor de lokale diensteneconomie. Het is mijn ambitie om dit<br />
nog voor het zomerreces in het Vlaams Parlement voor te stellen.<br />
In lijn met de beleidsnota en de geformuleerde beleidsaanbevelingen zullen de<br />
belangrijkste aanpassingen gebeuren op vlak van de doelgroepbepaling, de<br />
versterking van het doorstroomkarakter van de maatregel, de verankering van een<br />
kwaliteitsvolle dienstverlening, de uitwerking van de organisatievoorwaarden en het<br />
optimaliseren van de administratieve procedures”.<br />
Op 1 januari 2008 trad het structureel kader voor de lokale diensteneconomie in<br />
werking. Basisidee van de lokale diensteneconomie was de uitbouw van een<br />
aanvullend dienstenaanbod vanuit de overheid als antwoord op onder andere de<br />
vergrijzing, verduurzaming, de combinatie werk-privé en (niet in het minst) de<br />
inschakeling van kansengroepen. Anno 2011-<strong>2012</strong> wordt de regelgeving uit 2008<br />
bijgestuurd op de bovenstaande punten.<br />
Belangrijk voor ABB zijn de doelgroepbenadering en de lokale verankering van<br />
lokale-diensteneconomie-initiatieven.<br />
Cijfers uit 2010 vertellen dat 44,5% van de allochtonen op actieve leeftijd niet werkt.<br />
De sociale economie kan voor hen pistes openen, niet alleen als een soort<br />
opvangnet, maar liefst ook zoveel mogelijk als een brug naar het regulier<br />
<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />
<strong>2012</strong><br />
160
arbeidscircuit. Wetend dat taalarmoede voor allochtonen het grootste struikelblok<br />
vormt om op de reguliere arbeidsmarkt aan de slag te kunnen, is het een<br />
opportuniteit om aan sociale-economie-tewerkstelling een taalbad te koppelen. Soms<br />
zal dit de politieke moed vergen om het gebruik van het Nederlands op te leggen op<br />
de werkvloer.<br />
<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />
<strong>2012</strong><br />
161
Landbouw, Visserij en Plattelandsbeleid (LV)<br />
Beleidsbrief LANDBOUW & VISSERIJ<br />
1. Aandachtspunten <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />
3. Landbouwers krijgen kansen<br />
3.2.2 Glastuinbouwbedrijvenzones pagina 30<br />
De ontwikkeling van clustermogelijkheden voor glastuinbouwbedrijven biedt<br />
potentieel voor samenwerkingsvormen zowel binnen de sector als met partners<br />
buiten de sector. Dankzij bundeling en clustering in agrarische bedrijvenzones valt er<br />
een grotere efficiëntie te realiseren wat betreft onder meer rationeel gebruik van de<br />
versnipperde ruimte, ontwikkeling van nuts- en weginfrastructuur, energie, opvang<br />
van hemelwater en buffering, spui- en afvalwaterbehandeling, landschappelijke<br />
inkleding en mobiliteit. Clustering zal ook bijdragen tot de realisatie van de<br />
klimaatdoelstellingen van de sector. Gezien de ruimtelijke impact dient een en ander<br />
steeds in overleg te gebeuren met de plaatselijke actoren om voldoende draagvlak te<br />
vinden, zowel als het gaat om keuze van de locaties als op het vlak van de<br />
ontwikkelingsvorm van de clusterzones. Actueel zijn de RUP’s van drie<br />
glastuinbouwprojecten (Deinze, Oudenburg en Roeselare) goedgekeurd. In Deinze is<br />
gestart met de ontwikkeling. Verder worden lopende en nieuwe projecten<br />
ondersteund in Sint-Katelijne-Waver (macrozone, glastuinbouwbedrijvenzones),<br />
Hoogstraten (macrozone, glastuinbouwbedrijvenzones), Roeselare (macrozone) en<br />
Beveren / Melsele (glastuinbouwbedrijvenzone), waarvan de voorstudies (ruimtelijk,<br />
plan milieueffectrapportage, haalbaarheid, etc.) werden afgerond of opgestart. Het<br />
beleidsdomein Landbouw en Visserij zal ook andere projecten op gewestelijk,<br />
provinciaal en gemeentelijk niveau verder opvolgen en, waar mogelijk, ondersteunen.<br />
6. De landbouwadministratie, efficiënt en doeltreffend<br />
6.3 Samenwerking met federale overheid rond vereenvoudiging<br />
landbouwenquête Pagina 45<br />
Jaarlijks organiseert de Federale Overheidsdienst Economie een landbouwenquête,<br />
beter bekend als de “15 meitelling”. Deze bevraging overlapt een groot deel met<br />
gegevens die al beschikbaar zijn in federale en gewestelijke databanken. In 2010<br />
werd het vereenvoudigingsproject van de landbouwenquêtes opgestart. In het kader<br />
van dit project werden in 2011 de eerste stappen gezet. ADSEI gebruikt vanaf 2011<br />
een nieuw landbouwerregister dat gebaseerd is op de landbouwerregisters<br />
van de gewesten, waaronder die van ALV voor de Vlaamse landbouwers. Hierdoor<br />
worden de gemeentebesturen niet meer belast met het actualiseren van de het<br />
landbouwregister van ADSEI. ALV leverde ook de teeltgegevens van de<br />
verzamelaanvraag aan ADSEI, waardoor de landbouwer voor granen, droog<br />
geoogste peulvruchten, nijverheidsgewassen, maïs en braakland geen dubbele<br />
aangifte meer moet doen in de landbouwenquête van mei. Bovendien werden in<br />
2011 een aantal teelcodes toegevoegd in de premieaanvragen, zodat er in 2011 een<br />
<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />
<strong>2012</strong><br />
162
volledige simulatie van de resultaten van de landbouwenquête mogelijk is. Dat moet<br />
het mogelijk maken om te zoeken naar verklaringen voor grote trendbreuken en om,<br />
waar nodig, oplossingen uit te werken. Op die manier kan een gedetailleerd dossier<br />
opgesteld worden voor de Hoge Raad voor de Statistiek en kan in <strong>2012</strong> een<br />
bijkomende vereenvoudiging doorgevoerd worden in het landbouwenquêteformulier.<br />
Op 20 juli 2011 machtigde de Vlaamse Toezichtscommissie voor het elektronische<br />
bestuurlijke gegevensverkeer de uitwisseling van gepersonaliseerde gegevens<br />
tussen ALV en ADSEI in het kader van voornoemd vereenvoudigingsproject.<br />
6.5 Een slagkrachtig beleidsdomein pagina 47<br />
Het beleidsdomein Landbouw en Visserij heeft doorbraak 7 van het regeerakkoord<br />
‘Een slagkrachtige Vlaamse overheid’ mee onderschreven door participatie aan een<br />
aantal sleutelprojecten. Een evolutie naar één managementondersteunende<br />
dienstverlening die vervolgens opgaat in een dienstencentrum, is ingezet. Hierbij<br />
worden de overheadkosten beperkt conform het op Vlaams niveau bepaalde<br />
percentage (10%).<br />
6.6 Staatshervorming pagina 47<br />
Gelet op de mogelijke regionalisering van bepaalde bevoegdheden worden de<br />
werkzaamheden ter voorbereiding van het Landbouwdecreet vertraagd.<br />
7. Het Vlaamse plattelandsbeleid: werken aan de omgevingskwaliteit op<br />
het platteland en in het randstedelijke gebied<br />
7.2.1 Het signaleren en bespreekbaar maken van plattelandsthema’s pagina 48<br />
Een eerste spoor van het plattelandsbeleid betreft het formuleren van adviezen en<br />
beleidsaanbevelingen via de werking van het Interbestuurlijk Plattelandsoverleg<br />
(IPO). Het IPO werkte ook het voorbije jaar verder aan de afstemming van<br />
plattelandsthema’s en het wegwerken van beleidshiaten inzake platteland. Door in<br />
2010 de werking op te voeren, konden in het afgelopen bestuursjaar aanbevelingen<br />
inzake de bereikbaarheid en kwaliteit van voorzieningen, wat betreft het luik<br />
‘gezondheid’ en inzake ‘stilte en rust’, aan de Vlaamse Regering worden<br />
meegedeeld. Er worden belangrijke stappen gezet in enkele recent opgestarte<br />
thema’s, zoals lokale bestuurskracht en het oneigenlijke gebruik van landelijke<br />
wegen. In deze thema’s worden naast adviezen ook instrumenten ontwikkeld die het<br />
lokale beleidsniveau kunnen helpen om de specifieke plattelandsproblematiek aan te<br />
pakken.<br />
<strong>Bestuur</strong>skracht van gemeenten in het landelijke gebied<br />
Plattelandsgemeenten hebben, net als alle gemeenten, hun takenpakket de voorbije<br />
periode zien aangroeien. Dat ging evenwel niet gepaard met een evenredige groei<br />
van de financiering en dus de nodige capaciteit. Overeenkomstig het regeerakkoord<br />
kunnen plattelandsgemeenten op die manier rekenen op bijkomende ondersteuning.<br />
De IPO-themagroep waarin onder meer gemeenten, VVSG en het <strong>Agentschap</strong><br />
<strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong> vertegenwoordigd zijn, wordt betrokken bij de ontwikkeling<br />
ervan. De themagroep werkt voorstellen uit om de bestuurskracht van landelijke<br />
<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />
<strong>2012</strong><br />
163
gemeenten te verhogen. Het afgelopen jaar werd een bestuurskrachtmonitor<br />
ontwikkeld door de universiteiten van Leuven en Antwerpen. Deze monitor is daarna<br />
uitgetest bij 14 gemeenten. Dit instrument wil plattelandsgemeenten de mogelijkheid<br />
geven om op basis van objectieve gegevens en onderlinge uitwisseling hun werking<br />
te verbeteren. Alle belangrijke aspecten van bestuurskracht worden hierin<br />
meegenomen: omgevingsfactoren, personeel, financiën, organisatie en<br />
communicatie. De deelnemende gemeenten werden hierop tijdens een visitatie<br />
doorgelicht om de specifieke knelpunten en mogelijkheden te bespreken. Als<br />
sluitstuk werd een leertraject opgezet om de uitwisseling van goede<br />
bestuurspraktijken tussen de gemeenten te bevorderen. De bestuurskrachtmonitor<br />
zal geëvalueerd worden en vervolgens ruimer toegepast worden in samenwerking<br />
met andere gemeenten.<br />
7.3 Het plattelandsfonds (Sleutelproject 47.2) pagina 52<br />
Overeenkomstig het Regeerakkoord moet een plattelandsfonds als projectmatig<br />
fonds bijkomende middelen voorzien zodat de plattelandsgemeenten hun<br />
bijkomende taken kunnen blijven vervullen. Om tot een kader voor dit fonds te<br />
komen, werden twee ondersteunende onderzoeksopdrachten uitgevoerd, die<br />
enerzijds in een omschrijving van het platteland resulteren en anderzijds het<br />
‘bestuurskundig’ concept van een plattelandsfonds ondersteunen. Het onderzoek<br />
naar de omschrijving van het platteland resulteert niet in een afbakening platteland<br />
versus stad. Onze samenleving is immers zo complex dat een enkele afbakening<br />
zowel functioneel als ruimtelijk niet aan de orde is. De omschrijving heeft een<br />
beleidsmatige dimensie en is gekoppeld aan de problematiek op het platteland. Die<br />
kan onder meer van financiële aard zijn, een sociaal of economisch karakter hebben,<br />
of een ruimtelijk karakter hebben. Door de omschrijvingen in functie van<br />
doelstellingen (op basis van indicatoren) vast te leggen, kunnen daarop ook diverse<br />
instrumenten worden ingezet, zoals het plattelandsfonds, de middelen voor<br />
plattelandsontwikkeling uit het PDPO, luik gebiedsgericht plattelandsbeleid, etc. Het<br />
is de bedoeling het ontwerp van decreet in de loop van <strong>2012</strong> in te dienen in het<br />
Vlaams parlement zodat het vanaf 2013 in werking kan treden, wat betekent dat het<br />
gelijktijdig kan aanvangen met de nieuwe gemeentelijke beleidscyclus.<br />
2. Aandachtspunten Stedenbeleid<br />
Geen.<br />
3. Aandachtspunten Inburgerings- en Integratiebeleid<br />
Geen.<br />
<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />
<strong>2012</strong><br />
164
Welzijn, Volksgezondheid & Gezin (WVG)<br />
Beleidsbrief WELZIJN, VOLKSGEZONDHEID & GEZIN<br />
1. Aandachtspunten <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />
Managementsamenvatting Pagina 6<br />
Uit de veelheid aan geplande beleidsacties, distilleren we volgende op stapel<br />
staande decretale initiatieven:…, minder planlasten voor (lokale) besturen via het<br />
gelijknamige decreet,…<br />
1.4. <strong>Bestuur</strong>lijk en maatschappelijk kader waarbinnen het beleid zich moet<br />
ontwikkelen<br />
1.4.3. De lokale en provinciale besturen geven mee vorm aan het beleid Pagina 10<br />
De organisatie van de hulp- en dienstverlening mag dan wel grotendeels regionaal of<br />
nationaal aangestuurd worden, het is op het lokaal terrein dat de invulling eraan<br />
gegeven wordt. Deze besturen blijken dan niet enkel partners van het beleid te zijn,<br />
soms nemen ze ook een regierol op zich. Goed bestuur betekent dan ook nadenken<br />
(tot) op welk beleidsniveau de Vlaamse bevoegdheden het best worden uitgeoefend.<br />
De Interne Staatshervorming moet hieraan vorm geven, het bestuur dichter bij de<br />
burger brengen en leiden tot een efficiëntere en effectievere werking van de<br />
overheid.<br />
1 We versterken mensen in hun fysiek, psychisch en sociaal welbevinden door<br />
welzijns- en gezondheidsproblemen zoveel mogelijk te voorkomen, zo vlug<br />
mogelijk te detecteren en tijdig en adequaat aan te pakken.<br />
1.1 We zetten in op preventie om zo bij te dragen tot gezondheidswinst voor en<br />
een hogere mate van welbevinden van onze bevolking.<br />
› Gezondheidsdoelstelling middelengebruik Pagina 14<br />
Het Vlaams actieplan inzake tabak, alcohol en drugs 2009-2015, opgemaakt met het<br />
oog op de preventie van gezondheidsschade door middelengebruik, werd<br />
stapsgewijs verder uitgevoerd: de oproepen voor beheersovereenkomsten rond<br />
spuitenruil en sociale vaardigheidstraining in het onderwijs werden gelanceerd, de<br />
convenanten met VAD (Vereniging voor Alcohol en andere Drugproblemen) en<br />
VIGEZ (Vlaams Instituut voor Gezondheidspromotie en Ziektepreventie) werden<br />
verlengd tot en met 2015, ook de taakverdeling tussen Logo’s (Lokaal<br />
Gezondheidsoverleg) en regionale alcohol- en drugpreventiewerkers in de Centra<br />
voor Geestelijke Gezondheidszorg (CGG) werd aangepast aan de noden op het<br />
terrein. De campagne ‘24u niet roken’ die al succesvol was gebleken in regionale<br />
pilootprojecten, werd herhaald voor heel Vlaanderen. En de initiatieven ter<br />
ondersteuning van de uitbouw van een alcoholbeleid bij lokale besturen (ECAT) en<br />
bedrijven (in het kader van CAO100) werden verdergezet. In het najaar van 2011 en<br />
het begin van <strong>2012</strong> maken we werk van de structurele inbedding van een aantal<br />
<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />
<strong>2012</strong><br />
165
activiteiten die de voorbije jaren op basis van projectfinanciering hun sporen hebben<br />
verdiend.<br />
Naast de structurele inbedding van bestaande activiteiten is er ook plaats voor<br />
nieuwe projecten. Zo zullen we de oproep voor projecten die zich richten op de<br />
doelgroep gezinnen verder opvolgen. We starten op verschillende plaatsen in<br />
Vlaanderen proefprojecten voor preventie bij allochtone jongeren en voorzien extra<br />
middelen voor de ondersteuning van het rookstopaanbod op lokaal niveau. In dit<br />
kader maken we ook werk van het actieplan Kinderrechten en het VJP.<br />
Specifieke acties<br />
In 2011 werd het nieuwe opvolgingssysteem voor de werking van de Logo’s<br />
uitgewerkt in nauwoverleg met de sector. Het systeem is erop gericht om, vooral<br />
vanaf <strong>2012</strong> Logo’s in staat te stellen hun acties en projecten beter te plannen en<br />
meer inzichtelijk te maken. We zetten in op de samenwerking met lokale besturen en<br />
de locoregionale werking van de Logo’s om het preventiebeleid op het lokale niveau<br />
te versterken en met initiatieven dicht bij de burger, de gezondheidskloof te dichten.<br />
2 We verruimen de sociale bescherming van de Vlamingen om zo hun<br />
grondrechten beter te kunnen waarborgen.<br />
2.1 We nemen de nodige initiatieven zodat de Vlamingen hun sociale rechten<br />
vollediger en beter kennen.<br />
Kennis van de sociale rechten Pagina 22<br />
Heel wat Vlamingen zijn niet op de hoogte van hun sociale rechten. Bijzondere<br />
doelgroepen, zoals mensen in armoede, dreigen zo door de mazen van het sociale<br />
vangnet te vallen. We willen dan ook onze rechtenverkenner voor hen nog beter<br />
ontsluiten. In dit kader hebben we meegewerkt aan een project van de Koning<br />
Boudewijnstichting rond een meer toegankelijke overheidscommunicatie ten<br />
aanzien van sociaal kwetsbare groepen. Op basis hiervan werd het<br />
communicatieplan van de rechtenverkenner aangepast.<br />
De rechtenverkenner is uiteraard slechts een goed gebruiksinstrument als het<br />
constant geactualiseerd wordt. In juli 2011 is er een nieuwe oproep gelanceerd naar<br />
de lokale besturen met het oog op actualisatie en aanvulling van de plaatselijke<br />
sociale rechten in de rechtenverkenner. Ook in <strong>2012</strong> blijft dit een aandachtspunt.<br />
In 2010 werd reeds de koppeling met de productencatalogus van de Vlaamse Infolijn<br />
en van de Coördinatiecel Vlaams e-government (CORVE) tot stand gebracht. Naast<br />
deze koppeling worden ook de ontwikkelingen opgevolgd rond het opstarten van de<br />
IPDC (Interbestuurlijke Producten en DienstenCatalogus). Indien mogelijk, wordt ook<br />
hiermee een koppeling gelegd. Daarnaast gaan we momenteel na wat de<br />
mogelijkheden zijn inzake het ophalen van persoonsgegevens uit de Kruispuntbank.<br />
De decretale basis voor de rechtenverkenner werd in 2011 gefinaliseerd.<br />
<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />
<strong>2012</strong><br />
166
3 We bouwen de hulp- en dienstverlening zo uit dat ze voldoende<br />
beschikbaar en toegankelijk is om zorg op maat te kunnen realiseren.<br />
3.1 We investeren in het aanbod en de structuur van de kinderopvang om zo te<br />
bewerkstelligen dat deze haar sociale, economische en pedagogische functie<br />
maximaal kan waar maken.<br />
Uitbreidingsbeleid Pagina 26<br />
In 2011 werd 4miljoen euro vrijgemaakt voor de uitbreiding van de<br />
kinderdagverblijven en diensten voor onthaalouders. Met dit bedrag kunnen in totaal<br />
546 bijkomende opvangplaatsen worden gerealiseerd in de 3 grootsteden<br />
(Antwerpen, Brussel en Gent) en in de 5 gemeenten met het hoogste percentage<br />
aan kansarmoede(Genk, Beringen, Leuven, Mechelen en Menen).<br />
In <strong>2012</strong> investeren we 22 miljoen extra in de kinderopvangsector. Daarvan gaat 15<br />
miljoen euro in het kader van de afschaffing van de jobkorting naar<br />
inkomensgerelateerde opvangplaatsen. Hiermee realiseren we 1500 bijkomende<br />
IKG-plaatsen en trekken we de vergoeding per plaats per dag op van 25,75 euro<br />
naar 28,95 euro. Op deze manier vergroten we de leefbaarheid van dit systeem. De<br />
overige 7 miljoen euro investeren we in de uitbreiding van het aanbod, in opstap naar<br />
de uitvoering van het nieuwe decreet voor de voorschoolse kinderopvang. Hiermee<br />
creëren we ca. 1200 plaatsen en komen we op 48% van de invulling van de<br />
behoefte. Deze uitbreiding zal ook rekening houden met de ontwikkelingen inzake<br />
subsidiëring zoals die in het nieuwe decreet zijn uitgewerkt. Dat betekent o.m.<br />
dat uitbreidingsmogelijkheden zullen worden voorzien voor zowel de erkende als<br />
voor de zelfstandige opvangsector.<br />
Naast voorschoolse opvang, ook buitenschoolse opvang Pagina 27<br />
Een goede tien jaar geleden kreeg het huidige concept buitenschoolse kinderopvang<br />
vorm. Het model waarbij verschillende partners (welzijn, onderwijs, jeugd) in een<br />
elkaar aanvullend aanbod voorzien, is ondertussen aan actualisering toe. Daartoe<br />
startten we in 2011 een onderzoek op naar het gebruik van en de behoefte aan<br />
opvang voor kinderen tussen 3 en 12 jaar. Ook wordt de huidige situatie<br />
geëvalueerd. Eerste resultaten worden verwacht in de tweede helft van <strong>2012</strong>.<br />
Tegelijkertijd werden al enkele mogelijkheden voor een aangepaste organisatie van<br />
de buitenschoolseen vakantieopvang verkend en geformuleerd. Die ideeën zullen de<br />
basis vormen voor verder overleg met de kabinetten van de betrokken belendende<br />
sectoren en zullen resulteren in een concept voor de Buitenschoolse Kinderopvang<br />
Afstemming met het concept van de brede school zal hierbij gebeuren. De bedoeling<br />
is dat we uit deze conceptnota en het debat dat erover zal worden gevoerd de<br />
contouren kunnen distilleren van een vernieuwend kader van de opvang voor en na<br />
de schooluren alsook een duidelijk concept voor vakantieopvang.<br />
Het generatiepact, dat bepaalt dat werkzoekenden jonger dan 30 jaar een opleiding<br />
kunnen volgen en daarna een baan kunnen krijgen in de buitenschoolse<br />
kinderopvang, versterkt deze opvangvorm. Samen met de sociale partners heeft Kind<br />
en Gezin in 2010 en begin 2011 op die manier werknemers kunnen toewijzen en de<br />
buitenschoolse opvang kunnen uitbreiden in een aantal zorgregio’s die werden<br />
geselecteerd op basis van hun graad van jeugdwerkloosheid. In <strong>2012</strong> zullen nog een<br />
beperkt aantal resterende middelen ingezet worden voor de aanwerving van<br />
doelgroepwerknemers (7 VTE) in de steden Gent en Antwerpen.<br />
<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />
<strong>2012</strong><br />
167
Krachtlijnen voor het uitbreidingsbeleid<br />
3.4 In de sector van personen met een handicap versterken we de politiek van<br />
innovatie en uitbreiding om zo voor deze doelgroep het aanbod maximaal<br />
beschikbaar en toegankelijk te maken. Pagina 35-36<br />
De afgelopen jaren werd reeds een deel van de middelen van het uitbreidingsbeleid<br />
voorzien voor persoonsvolgende convenants: hierbij krijgt de zorgaanbieder een<br />
budget dat vasthangt aan de opvang van een welbepaalde persoon. Deze methodiek<br />
werd tot nog toe gebruikt voor mensen die moeilijk ondersteuning konden vinden.<br />
Dergelijke convenant laat ook toe de middelen flexibeler in te zetten dan binnen een<br />
klassiek tehuis of dagcentrum. Daarnaast zal de rechtstreeks toegankelijke<br />
ondersteuning worden versterkt. Vanaf het uitbreidingsbeleid <strong>2012</strong> zal 20 % van het<br />
provinciale budget, na VIPA-buffer, gevrijwaard worden voor rechtstreeks<br />
toegankelijke ondersteuningsvormen<br />
Vanaf <strong>2012</strong> zullen de provinciaal te verdelen middelen, na vrijwaring van de nodige<br />
budgetten voor de VIPA-buffer, integraal besteed worden aan persoonsvolgende<br />
financiering, hetzij via persoonsvolgende convenants, hetzij via PAB-budgetten.<br />
Doordat een regionale prioriteitencommissie de selectie zal maken, zullen ook de<br />
meest dringende vragen een oplossing krijgen. De middelen die overblijven van de<br />
VIPA-buffer op 1 juli <strong>2012</strong> worden toegewezen aan de persoonsvolgende<br />
financiering (50% van dit saldo aan extra PAB-budgetten, 50% aan<br />
persoonsvolgende convenants)<br />
Uit de keuzes die hiervoor zijn opgesomd blijkt duidelijk dat het<br />
uitbreidingsperspectief voor de komende jaren evenzeer een<br />
vernieuwingsperspectief is. Er is nood aan een meerjarenplanning die kadert in de<br />
implementatie van het Perspectiefplan 2020, wat meteen impliceert dat een<br />
intersectorale benadering in het geding is. We maken daar systematisch werk van.<br />
De meerjarenplanning voor de concrete inzet van de bijkomende middelen voor<br />
<strong>2012</strong>-2013-2014, op basis van de provinciale voorstellen, willen we afronden in het<br />
voorjaar <strong>2012</strong>. De planning voor het uitbouwen van intersectorale samenwerking en<br />
zorgafstemming in dezelfde periode wordt afgerond tegen medio <strong>2012</strong>.<br />
3.5 We investeren in een toereikend zorg- en gezondheidsaanbod om zo<br />
maximaal zorg op maat te kunnen aanbieden.<br />
Brussel en de Vlaamse Rand Pagina 40<br />
In de voorschoolse en buitenschoolse kinderopvang werd in 2010 een<br />
uitbreidingsronde gerealiseerd met heel wat bijkomende plaatsen in de Vlaamse<br />
Rand (61 plaatsen in erkende kinderdagverblijven en 104 in initiatieven voor<br />
buitenschoolse opvang).<br />
Via het Generatiepact hebben we extra jobs en plaatsen kunnen creëren in de<br />
buitenschoolse opvang in de zorgregio’s Vilvoorde en Asse. Samen met de sociale<br />
partners heeft Kind en Gezin in 2010 en begin 2011 doelgroepwerknemers<br />
toegekend aan verscheidende zorgregio’s, wat leidt tot een uitbreiding van de<br />
<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />
<strong>2012</strong><br />
168
uitenschoolse opvang met erkende gesubsidieerde plaatsen en erkende niet<br />
gesubsidieerde plaatsen. De zorgregio’s werden geselecteerd op basis van<br />
jeugdwerkloosheid.<br />
Ook werd dit jaar de capaciteit van de Centra voor Kinderzorg en<br />
Gezinsondersteuning, zoals al gemeld, uitgebreid met 11 extra plaatsen in de regio<br />
Halle-Vilvoorde. Voor de bijzondere jeugdbijstand hebben we een<br />
kaderprogrammatie geïntroduceerd. Hierdoor kunnen regionale prioriteiten naar<br />
zorgvormen vanuit de regio’s zelf naar voor worden geschoven in het realiseren van<br />
het uitbreidingsbeleid in de sector. Dit betekent dat de historische achterstand in de<br />
Vlaamse Rand meer verfijnd kan gesignaleerd en vertaald worden naar concrete<br />
beleidsinitiatieven.<br />
Bij de uitbreiding van initiatieven die inspelen op de problematiek van de instroom in<br />
de bijzondere jeugdbijstand, kunnen we melding maken van het bijkomend traject in<br />
het project YAR voor Vlaams- Brabant en Brussel in 2011. Voorzieningen<br />
thuisbegeleiding in de Vlaamse Rand kunnen hun bestaande aanbod ombouwen<br />
en/of uitbreiden om zich als MFC te profileren. 1 vzw ging hier reeds vorig jaar op in.<br />
Ook in de sector van personen met een handicap hebben we het aanbod in de<br />
Vlaamse Rand en Brussel in 2010 en 2011 uitgebreid. Ook het komende jaar zal er<br />
opnieuw een uitbreidingsronde volgen. Gelet op de historische achterstand in<br />
vergelijking met de rest van Vlaanderen, krijgen Vlaams-Brabant en Brussel meer<br />
middelen toegewezen dan de andere provincies. Dit zal ook voor <strong>2012</strong> tot 2014 zo<br />
zijn. De vragen en noden van de (potentiële) gebruiker van woonzorg in het Brussels<br />
Hoofdstedelijk Gewest worden in kaart gebracht. Op basis van onder meer de<br />
programmatiestudie woonzorg Brussel, het behoeftenonderzoek van het<br />
Kenniscentrum Woonzorg Brussel en specifieke focusgroepen, wil de Staten-<br />
Generaal Woonzorg Brussel (december <strong>2012</strong>) een antwoord bieden op volgende<br />
vragen: Wat zijn de woonzorgnoden van de Nederlandstalige Brusselaars en hoe<br />
kunnen de Vlaams erkende Brusselse woonzorgactoren hierop tegen 2020 een<br />
kwalitatief en performant antwoord bieden? Welke zijn de kritische succesfactoren<br />
om dit doel te bereiken? De conclusies van de Staten-Generaal moeten op termijn<br />
leiden tot concrete beleidsaanbevelingen en een geactualiseerd masterplan voor<br />
Brussel.<br />
Daarnaast hebben we het voorbije jaar ook bijzondere aandacht besteed aan de<br />
aanslepende taalproblematiek in de gezondheidszorg in Brussel en de Vlaamse<br />
Rand. In juni 2011 hebben we het Vlaams meldpunt voor taalklachten in de<br />
gezondheidszorg opgericht. Het is onze overtuiging dat de Nederlandstalige burgers<br />
in Brussel en de Vlaamse Rand recht hebben op gezondheidszorg in het<br />
Nederlands. Door de oprichting van het Meldpunt willen we de Nederlandstaligen<br />
een uniform en laagdrempelig kanaal bieden waar taalproblemen gemeld kunnen<br />
worden. De kerndoelstellingen van het Meldpunt zijn inventarisatie, behandeling,<br />
doorverwijzing en het formuleren van voorstellen tot structurele oplossingen.<br />
Ofschoon er juridische bezwaren kunnen geopperd worden, zal in het komende<br />
werkjaar gevraagd worden aan experts om de haalbaarheid na te gaan van een<br />
norm inzake Nederlandskundigheid voor zorgverleners in Vlaanderen en in<br />
unicommunautair Vlaamse verzorgingsinstellingen in Brussel.<br />
In het kader van het streven naar een slagkrachtige overheid en rekening houdend<br />
met het subsidiariteitsprincipe en behoorlijk bestuur, bekijken we de rolverdeling en<br />
de positionering van de Vlaamse Gemeenschap en de Vlaamse<br />
Gemeenschapscommissie ten opzichte van elkaar. In <strong>2012</strong> zullen we hiervoor een<br />
<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />
<strong>2012</strong><br />
169
kerntakendebat voeren. Dit kerntakendebat werd het voorbije jaar grondig voorbereid<br />
door de ambtelijke werkgroep “Task Force Brussel”. De werkgroep zal eind 2011 een<br />
omstandig rapport afleveren bestaande uit omgevingsanalyses, de ontwikkeling van<br />
gemeenschappelijke meet- en weetinstrumenten, de implementatie van een<br />
Brusselnorm en Brusseltoets en focus op transversale thema’s zoals programmatie,<br />
investeringen, taal-, informatie-, promotie-, communicatie- en mediabeleid,<br />
armoedebeleid en het betrekken van het brede Brusselse middenveld bij het beleid.<br />
Op basis hiervan kan er volgend jaar een kerntakendebat starten rond de<br />
strategische doelstellingen van een Vlaams gemeenschapsbeleid in Brussel en de<br />
meest efficiënte en effectieve uitvoering en financiering ervan.<br />
De meer uitgebreide beleidsrealisaties en –plannen op het domein welzijn en<br />
gezondheid zijn terug te vinden in de Beleidsbrief Vlaamse Rand.<br />
3.6 We realiseren een toegankelijke en beschikbare dienstverlening waarbij<br />
aandacht is voor de facetten eigen aan de leefsituatie en zorgnoden van de<br />
specifieke doelgroepen. Pagina 44<br />
Het decreet van 30 april 2004 houdende de stimulering van een inclusief Vlaams<br />
ouderenbeleid en de beleidsparticipatie van ouderen passen we grondig aan. We<br />
willen daarmee de beperkte middelen om het ouderenbeleid lokaal te ondersteunen<br />
efficiënt inzetten en de lokale besturen hiervoor niet met bijkomende (plan)lasten<br />
opzadelen.<br />
Slachtoffers en getuigen van intra-familiaal geweld, misbruik en<br />
kindermishandeling<br />
… Ook met de provincies gaan we de dialoog aan over het herpositioneren van<br />
hun betrokkenheid. We doen dat in het kader van de evoluties van de Interne<br />
Staatshervorming.<br />
3.6 We realiseren een toegankelijke en beschikbare dienstverlening waarbij<br />
aandacht is voor de facetten eigen aan de leefsituatie en zorgnoden van de<br />
specifieke doelgroepen<br />
Thuislozen Pagina 45<br />
Aan de hand van een actieplan ‘thuisloosheid’ dat samen met het Steunpunt<br />
Algemeen Welzijnswerk en de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten en in<br />
afstemming met het woon- en armoedebeleid in 2010 is ontwikkeld, streven we<br />
ernaar thuisloosheid op een integrale manier aan te pakken.<br />
De komende jaren willen we dit plan stapsgewijs uitvoeren. Zo is er in 2010 een<br />
onderzoek ‘aanbodverheldering thuislozenzorg’ uitgevoerd, is men nu bezig met de<br />
ontwikkeling en het uittesten van de IT-applicatie rond de aanbodzijde en wordt<br />
tegen het najaar een bundeling van bestaande ‘goede praktijken’ verwacht die de<br />
vereiste netwerkaanpak tussen de relevante actoren op het terrein vormgeven. Ook<br />
de acties rond mensen zonder wettig verblijf passen in dit kader.<br />
Met de provincies willen we tijdig de nodige afspraken maken inzake opvang van<br />
dak- en thuislozen in de wintermaanden.<br />
<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />
<strong>2012</strong><br />
170
5.2 We zetten in op reguleringsmanagement om zo gericht bij te dragen tot<br />
efficiëntie en effectiviteit in het optreden van zowel de administratie als de<br />
voorzieningen op het terrein. Pagina 59<br />
Reguleringsmanagement<br />
De in 2010 opgestarte inspanningen met betrekking tot een meer maatschappelijk<br />
aanvaarde regelgeving worden verder gezet. Reductie van administratieve lasten,<br />
reguleringsimpactanalyses, kwaliteitsvolle formulieren, toewijzing van een dossier<br />
aan een proceseigenaar, overleg met de relevante betrokkenen, afstemming met de<br />
Europese dienstenrichtlijn…blijven onze aandacht genieten.<br />
Eind <strong>2012</strong> moeten de acties uit het plan ‘administratieve vereenvoudiging WVG’<br />
leiden tot een reductie van de administratieve lasten met 20%. Tot hiertoe<br />
realiseerden we een verlaging van 17%. Op het vlak van de kwaliteit van formulieren<br />
zetten we de trend van het voorbije jaar door. We realiseerden immers al een<br />
betekenisvolle verbetering: 90% van onze formulieren bezitten momenteel een<br />
kwaliteitslabel.<br />
De Vlaamse Regering keurde op 17 december 2010 het strategisch beleidskader<br />
voor kwaliteitsvolle regelgeving en administratieve vereenvoudiging 2009-2014<br />
principieel goed. Dit beleidskader omvat een herbevestiging van de algemene<br />
principes en de krachtlijnen van de bijsturing van de instrumenten van het Vlaamse<br />
reguleringsmanagement. De cel wetskwaliteit WVG werkte actief mee aan de<br />
opmaak en bijsturing van dit plan en zal zich ook in <strong>2012</strong> (verder) inzetten bij de<br />
concrete implementatie ervan.<br />
Bij de totstandkoming van regelgeving willen we werken volgens goedgekeurde<br />
procesnormen met het oog op betere regelgeving en kwaliteitsvolle dossiervorming.<br />
Steekproefsgewijs zullen we nagaan of en op welke wijze deze normen worden<br />
nageleefd.<br />
Decreet Planlastverlaging<br />
In het kader van het decreet houdende vaststelling van de algemene regels<br />
waaronder in de Vlaamse Gemeenschap en het Vlaams Gewest periodieke plan- en<br />
rapporteringsverplichtingen aan lokale besturen kunnen worden opgelegd, zullen wij<br />
de decreten inzake lokaal sociaal beleid en de stimulering van een inclusief Vlaams<br />
ouderenbeleid en de beleidsparticipatie van ouderen, aanpassen. Doelstelling is het<br />
inspireren en ondersteunen van het lokaal beleid zonder de bevoogdende<br />
verplichting om hiertoe allerlei input te leveren en met behoud van het respect voor<br />
de lokale autonomie. Beide decreten worden nog in 2011 voorgelegd aan de<br />
Vlaamse Regering.<br />
Zorgstrategische planning<br />
Naast deze operatie voor de lokale besturen, werd in de loop van 2011 de<br />
vereenvoudiging van zowel de inhoudelijke als de formele procedure voor het<br />
opmaken van een (aanpassing tot) zorgstrategisch plan voor ouderenvoorzieningen<br />
verdergezet. De beoordeling van de financiële situatie van de voorziening is nu<br />
geschrapt uit de evaluatie van het zorgstrategisch plan, met de bedoeling te<br />
ocussen op de langetermijnvisie van de voorziening met betrekking tot het geplande<br />
zorgaanbod in de regio en haar rol hierin.<br />
<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />
<strong>2012</strong><br />
171
Er zal in de programmatie van de woonzorg (diensten voor gezinszorg en<br />
aanvullende thuiszorg, diensten voor logistieke hulp, diensten voor oppashulp en<br />
(semi-)residentiële ouderenzorg) gewaakt worden over een spreiding van het<br />
zorgaanbod over gemeenten en regio's op basis van criteria die rekening houden<br />
met het specifieke karakter van de regio's. Hierover wordt met de relevante<br />
koepelorganisaties overlegd. De gemeenten kunnen in het kader van hun sociaal<br />
beleid een zorgstrategische planning opstellen samen met de bestaande<br />
(woon)zorgactoren. Zij kunnen dat ook met een aantal gemeenten samen. Als deze<br />
planning past binnen de Vlaamse programmatieregels, substitueert deze<br />
zorgstrategische planning de verplichting dienaangaande van diegene die op basis<br />
van de huidige regelgeving verplicht is een dergelijke planning in te dienen.<br />
6. We werken nauw samen met alle relevante partners op lokaal, provinciaal,<br />
regionaal, federaal en internationaal niveau om zo het welzijns- en<br />
gezondheidsbeleid onderling af te stemmen en te verbeteren en om elke<br />
partner aan te spreken op zijn verantwoordelijkheid en bijdrage.<br />
6.1 We streven naar een homogene aanpak van het welzijns- en<br />
gezondheidsbeleid over verschillende bestuurslagen in Vlaanderen en<br />
verlichten de planlast om zo tot een efficiëntere en effectievere<br />
overheidswerking te komen. Pagina 65<br />
‘Interne staatshervorming’<br />
Het organiseren van een slagkrachtige overheid is één van de zes prioriteiten van<br />
het Vlaams Regeerakkoord. Om tot een meer efficiënte, effectieve overheid te<br />
komen, is het doorvoeren van een interne staatshervorming een noodzaak. Op 8<br />
april 2011 finaliseerde de Vlaamse Regering het Witboek van de Interne<br />
Staatshervorming. In het Witboek, dat opgesteld is in samenspraak met de<br />
Vereniging van de Vlaamse Provincies (VVP) en de VVSG, zijn zowel de<br />
basisprincipes als de concrete uitwerking van de interne staatshervorming<br />
opgenomen.<br />
Ook voor ons beleidsdomein zitten hier meerdere uitdagingen in vervat, die we in<br />
overleg met de VVP en de VVSG verder zullen uitwerken. Ten eerste zullen we het<br />
komende jaar werk maken van een nieuwe bevoegdheids- en taakverdeling tussen<br />
Vlaanderen en de provincies. De provincies zullen op het vlak van de niet-<br />
rondgebonden aangelegenheden bevoegdheden kunnen uitoefenen indien en voor<br />
zover hen deze door of krachtens de wet of een decreet werden toegekend. De<br />
Vlaamse Regering zal in een bestuursakkoord ook taken met betrekking tot deze<br />
materies kunnen toevertrouwen aan de provincies. Hiervoor gebeurt een oefening,<br />
met betrokkenheid van de verschillende bestuursniveaus en stakeholders, die eind<br />
<strong>2012</strong> moet uitmonden in een voorstel tot bestuursakkoord. Hierbij zal worden<br />
gekeken welke taken, in functie van een historisch gegroeide situatie en maatwerk<br />
voor de respectieve provincies in het bestuursakkoord kunnen worden opgenomen.<br />
Op deze manier willen we komen tot een efficiënte en doorzichtige taakverdeling,<br />
met als oogpunt een optimale dienstverlening ten aanzien van de mensen die van de<br />
welzijns-en gezondheidsdiensten gebruik maken.<br />
<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />
<strong>2012</strong><br />
172
Daarnaast willen we bij de programmatie van woonzorgdiensten waken over een<br />
goede spreiding van het zorgaanbod over gemeenten en regio’s op basis van criteria<br />
die rekening houden met het specifieke karakter van de regio’s.<br />
Ten derde zullen we nagaan hoe we lokale besturen beter kunnen betrekken bij<br />
mogelijke sluitingen van residentiële ouderenvoorzieningen of voorzieningen van<br />
collectieve kinderopvang op hun grondgebied.<br />
Ten vierde zijn we ervan overtuigd dat er een belangrijke rol is vastgelegd voor de<br />
lokale besturen inzake kinderopvang. Het nieuwe decreet voorschoolse<br />
kinderopvang voorziet de uitbouw van één lokaal loket kinderopvang per gemeente,<br />
met als opdracht de coördinatie van vragen van gezinnen naar vrije opvangplaatsen,<br />
het informeren van gezinnen over vrije opvangplaatsen, het samenwerken met<br />
kinderopvangvoorzieningen en met andere lokale loketten en tot slot het informeren<br />
van het lokale bestuur en Kind en Gezin over de lokale vraag naar kinderopvang<br />
zodat het beleid hierop kan afgestemd worden. Daarnaast willen we de regierol voor<br />
de buitenschoolse kinderopvang en vrije tijd van lagere schoolkinderen<br />
decentraliseren van het Vlaamse naar het lokale niveau. Op deze manier kan elk<br />
lokaal bestuur, in overleg met de betrokken lokale actoren, een opvang- en<br />
vrijetijdsaanbod voor schoolgaande kinderen uitbouwen, op maat van de lokale<br />
situatie.<br />
De versterking van het lokale niveau veronderstelt een cultuur van vertrouwen ten<br />
aanzien van de lokale besturen. Hoe groter het vertrouwen tussen bestuursniveaus,<br />
hoe minder controle er nodig is en hoe lager de kostprijs van de interbestuurlijke<br />
relaties. In het kader van het planlastendecreet zullen we, we vermeldden dat al,<br />
vanuit ons beleidsdomein meewerken aan planlastverlaging voor lokale besturen en<br />
tevens meer vertrouwen schenken aan de bestuurskracht en competenties van het<br />
lokale bestuursniveau. We zullen dit zeer concreet doen in het kader van het lokaal<br />
sociaal beleid, regionaal welzijnsoverleg, lokaal beleid kinderopvang, het lokaal<br />
beleid ten aanzien van ouderen en hun participatie hierin en het lokaal beleid ten<br />
aanzien van personen met een handicap en hun participatie hierin (cf. opdrachten<br />
Diensten Ondersteuningsplan – voortraject Pmh).<br />
<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />
<strong>2012</strong><br />
173
2. Aandachtspunten Stedenbeleid<br />
3 We bouwen de hulp- en dienstverlening zo uit dat ze voldoende beschikbaar<br />
en toegankelijk is om zorg op maat te kunnen realiseren.<br />
3.1 We investeren in het aanbod en de structuur van de kinderopvang om zo te<br />
bewerkstelligen dat deze haar sociale, economische en pedagogische functie<br />
maximaal kan waar maken.<br />
Uitbreidingsbeleid Pagina 26<br />
In 2011 werd 4miljoen euro vrijgemaakt voor de uitbreiding van de<br />
kinderdagverblijven en diensten voor onthaalouders. Met dit bedrag kunnen in totaal<br />
546 bijkomende opvangplaatsen worden gerealiseerd in de 3 grootsteden<br />
(Antwerpen, Brussel en Gent) en in de 5 gemeenten met het hoogste percentage<br />
aan kansarmoede(Genk, Beringen, Leuven, Mechelen en Menen).<br />
Naast voorschoolse opvang, ook buitenschoolse opvang Pagina 27<br />
Het generatiepact, dat bepaalt dat werkzoekenden jonger dan 30 jaar een opleiding<br />
kunnen volgen en daarna een baan kunnen krijgen in de buitenschoolse<br />
kinderopvang, versterkt deze opvangvorm.<br />
Samen met de sociale partners heeft Kind en Gezin in 2010 en begin 2011 op die<br />
manier werknemers kunnen toewijzen en de buitenschoolse opvang kunnen<br />
uitbreiden in een aantal zorgregio’s die werden geselecteerd op basis van hun graad<br />
van jeugdwerkloosheid. In <strong>2012</strong> zullen nog een beperkt aantal resterende middelen<br />
ingezet worden voor de aanwerving van doelgroepwerknemers (7 VTE) in de steden<br />
Gent en Antwerpen.<br />
<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />
<strong>2012</strong><br />
174
3. Aandachtspunten Inburgering<br />
3.6 We realiseren een toegankelijke en beschikbare dienstverlening waarbij<br />
aandacht is voor de facetten eigen aan de leefsituatie en zorgnoden van de<br />
specifieke doelgroepen.<br />
Diversiteit Pagina 46<br />
Het aandeel van etnisch-culturele minderheden in het cliënteel neemt toe. Daardoor<br />
worden de hulpvragen waarmee voorzieningen geconfronteerd worden complexer.<br />
Verschillen in taal, cultuur en religie en een andere kijk op zorg maken dat<br />
hulpverleners niet altijd weten hoe gepast te reageren en te handelen. Informatie<br />
over goede praktijken en ondersteunende initiatieven zijn een reële nood. Daarnaast<br />
kunnen intervisie en thematische vorming soelaas bieden. Aan die uitdagingen<br />
probeert een Brussels regioproject binnen integrale jeugdhulp tegemoet te komen.<br />
Er is met name een concept ontwikkeld dat stoelt op 2 pijlers: een dialooggroep en<br />
een netwerk dat expertise bundelt, ondersteund door een helpdesk. De dialooggroep<br />
is samengesteld uit minderhedenfora en lokale zelforganisaties. Ze fungeert als<br />
klankbord voor het huidige hulpverleningsaanbod en helpt de jeugdhulp beter bekend<br />
te maken. De helpdesk is de draaischijf voor ondersteuning in individuele casussen.<br />
Daarnaast zal een dergelijke helpdesk instaan voor intervisie en de ondersteuning<br />
van interculturaliseringsprojecten en –trajecten.<br />
Diversiteit wordt ook in de ouderenzorg steeds meer realiteit. Er zijn niet alleen de<br />
specifieke zorgvragen die vanuit een ouder wordende allochtone bevolking aan de<br />
woonzorgvoorzieningen gesteld worden, ook andere minderheden eisen hun plaats<br />
op. Zo werkten we mee aan het door mijn collega van het Vlaamse<br />
gelijkekansenbeleid aangestuurde initiatief van een Roze Belweek in september<br />
2011. Concreet werden oudere holebi’s en hun omgeving uitgenodigd om ervaringen<br />
en commentaren m.b.t. hun leefsituatie, noden, behoeften en verwachtingendoor te<br />
bellen of te mailen. De week werd voorafgegaan door een mediacampagne waarbij<br />
een affiche in alle woonzorgcentra, dienstencentra en thuiszorgwinkels verspreid<br />
werd met een dubbel doel: enerzijds het thema algemeen onder de aandacht<br />
brengen van o.m. de professionele zorg, anderzijds oudere holebi’s en hun<br />
omgeving warm maken om de geïnstalleerde telefoon te contacteren.<br />
In de CGG sector is een recurrente subsidiëring van 3 halftijdse ‘facilitatoren<br />
cultuursensitieve zorg’ gerealiseerd in Antwerpen, Brussel en Gent. Het Steunpunt<br />
Gezondheid en Vreemdelingenrecht wordt verder ondersteund in zijn opdrachten.<br />
Het Steunpunt is vooral actief op het vlak van de verhoging van de toegankelijkheid<br />
tot de gezondheidszorg voor personen die omwille van hun verblijfsstatuut hier<br />
moeilijk toegang toe hebben. Het ontwikkelt voor zijn opdrachten een<br />
vormingsaanbod voor welzijns- en gezondheidsactoren in Vlaanderen en formuleert<br />
beleidsadviezen over duidelijke en toegankelijke procedures en regelgeving.<br />
In de bijzondere jeugdbijstand vervullen de vier Ondersteuningsteams Allochtonen<br />
(OTA) een belangrijke functie. Zij bemiddelen in concrete casussen en geven<br />
vorming of deskundigheidsbevordering aan jeugdhulpverleners. In <strong>2012</strong> zullen we in<br />
overleg met het agentschap Jongerenwelzijn en de OTA ’s een duidelijke afbakening<br />
maken van hun opdracht en voorzien in een regulier kader voor erkenning en<br />
subsidiëring.<br />
<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />
<strong>2012</strong><br />
175
In voorbereiding van het horizontaal plan integratiebeleid zal ik nagaan hoe de<br />
samenwerking tussen de gezondheids- en welzijnsvoorzieningen enerzijds en de<br />
integratiesector anderzijds kan geoptimaliseerd worden. Ik zal ook in overleg gaan<br />
met de Vlaamse minister bevoegd voor inburgering om tot een betere afstemming te<br />
komen tussen de welzijnssector en de sector ‘Integratie en Inburgering’.<br />
5.4 We willen een vernieuwd kader voor inspectie en toezicht initiëren om zo de<br />
voorzieningen maximaal te ondersteunen bij het bepalen en realiseren van een<br />
cliëntgericht kwaliteitsbeleid.<br />
Een kwaliteitskader voor de woonzorgcentra Pagina 61<br />
Kwaliteit van wonen en zorg kan enkel verantwoord zijn indien deze voldoet aan de<br />
vereisten van doeltreffendheid, doelmatigheid, continuïteit, maatschappelijke<br />
aanvaardbaarheid en gebruikersgerichtheid. Bij het verstrekken van die zorg zijn<br />
respect voor de menselijke waardigheid en diversiteit, de bejegening, de<br />
bescherming van de persoonlijke levenssfeer en het zelfbeschikkingsrecht, de<br />
klachtenbemiddeling en –behandeling, de informatie aan en de inspraak van<br />
de gebruiker en iedere belanghebbende uit zijn leefomgeving gewaarborgd.<br />
5.6 We ondersteunen de voorwaarden voor een goed bestuur van de sociale<br />
ondernemingen in de welzijns- en gezondheidssector om zo het professioneel<br />
ondernemerschap en de zorgethiek in ons beleidsdomein te stimuleren.<br />
Pagina 64<br />
VIA 4<br />
Goed besturen steunt ook op goede sociale afspraken. Een nieuw Vlaams<br />
intersectoraal akkoord is in de maak. Op 23 september 2011 bereikte de Vlaamse<br />
Regering een ontwerpakkoord met de sociale partners. Hierbij leggen wij de<br />
grondvesten voor de nieuwe arbeids- en loonsvoorwaarden vast voor de komende<br />
vier jaar, met als rode draad een verantwoorde inzet van gemeenschapsmiddelen<br />
voor zorg en welzijn.<br />
Dit ontwerpakkoord maakt de weg vrij voor ruim 3.500 jobs in de sector. Met de<br />
intersectorale kwaliteitsmaatregelen zetten we stappen vooruit in<br />
Managementondersteuning (H.R. beleid), wordt er een nieuwe intersectorale<br />
functieclassificatie uitgewerkt en verbeteren wij de relatie arbeid en gezin.<br />
We brengen stabiliteit in de arbeidsovereenkomsten, screenen de<br />
werkdrukproblemen en versterken het arbeidsvolume. Dit alles met oog voor<br />
opleiding en vorming.<br />
In de intersectorale maatregelen koopkracht is er geïnvesteerd in de tweede<br />
pensioenpijler en een ernstige opbouw naar een 13e maand.<br />
Ook sectoraal is er aandacht voor uitbreiding en maatregelen kwaliteit in de sectoren<br />
Gezinszorg, gehandicaptenzorg, bijzondere jeugdzorg, algemeen welzijnswerk,<br />
jongerenwelzijn, kinderopvang, geestelijke gezondheidszorg, sociale economie,<br />
inburgering en in werk. Het geheel van deze maatregelen zal geëvalueerd en<br />
opgevolgd worden zowel door een administratieve werkgroep gecoördineerd door<br />
ons departement WVG, als door de onderhandelingsgroep bestaande uit<br />
werkgevers, werknemers en de overheid.<br />
<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />
<strong>2012</strong><br />
176
Bij goedkeuring van het sociaal akkoord zal dit vanaf <strong>2012</strong> uitgevoerd worden. Voor<br />
sommige bepalingen zullen de sociale partners collectieve arbeidsovereenkomsten<br />
moeten afsluiten. Voor andere bepalingen zal de regelgeving worden aangepast. Het<br />
Departement WVG zal de coördinatie opnemen van de uitvoering en opvolging van<br />
het akkoord. De verschillende agentschappen en het departement zullen de<br />
implementatie van het akkoord op zich nemen.<br />
6 We werken nauw samen met alle relevante partners op lokaal, provinciaal,<br />
regionaal, federaal en internationaal niveau om zo het welzijns- en<br />
gezondheidsbeleid onderling af te stemmen en te verbeteren en om elke<br />
partner aan te spreken op zijn verantwoordelijkheid en bijdrage.<br />
6.4 We maximaliseren het Vlaamse welzijns-, gezondheids- en gezinsbeleid<br />
binnen de bestaande staatsstructuur en plegen overleg met de federale<br />
overheid om zo tot een maximaal efficiënte beleidsaanpak te komen.<br />
Justitie Pagina 71<br />
Een goede samenwerking tussen Welzijn en Justitie is noodzakelijk met betrekking<br />
tot de hulp- en dienstverlening aan gedetineerden, geïnterneerden, niet-begeleide<br />
buitenlandse minderjarigen en minderjarigen die een als misdrijf omschreven feit<br />
hebben gepleegd. Maar ook voor pleegzorg, slachtofferzorg, de begeleiding en<br />
behandeling van seksueel delinquenten, herstelbemiddeling, neutrale bezoekruimtes<br />
en de alternatieve gerechtelijke maatregelen. We beogen een raamakkoord met de<br />
toekomstige minister van justitie waarin we de samenwerking vorm geven tussen het<br />
justitieel en veiligheidsbeleid enerzijds en anderzijds een integraal en kwaliteitsvol<br />
welzijns- en gezondheidsbeleid.<br />
Het afgelopen jaar werd een overkoepelend samenwerkingsakkoord voorbereid<br />
betreffende de uitbouw van een goede hulp- en dienstverlening aan jongeren die een<br />
als misdrijf omschreven feit hebben gepleegd. Zodra er een nieuwe federale regering<br />
is kaarten we de effectieve goedkeuring van het samenwerkingsakkoord aan.<br />
Het verloop en de aanbevelingen van de federale “Bijzondere commissie betreffende<br />
de behandeling van seksueel misbruik en feiten van pedofilie binnen een<br />
gezagsrelatie, inzonderheid binnen de kerk”bracht ons tot de oprichting voor van één<br />
meldpunt voor misbruik, geweld en kindermishandeling in Vlaanderen en Brussel,<br />
zoals supra reeds vermeld. Met Justitie werken we samen in het kader van het<br />
globaal actieplan geweld en kindermishandeling.<br />
Samen met de minister bevoegd voor inburgering wil ik werk maken van een kader<br />
voor de begeleiding van niet-begeleide minderjarige nieuwkomers in functie van hun<br />
integratie in de samenleving.<br />
<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />
<strong>2012</strong><br />
177
Beleidsbrief ARMOEDE<br />
1. Aandachtspunten <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />
Regionaal armoedeoverleg Pagina 13<br />
Een regionaal armoedeoverleg zal ook, in het kader van de implementatie van de<br />
interne staatshervorming, zeer belangrijk worden gezien de centrale rol die lokale<br />
besturen toebedeeld krijgen. Het is dus zaak om alle betrekken actoren te betrekken<br />
en hierbij werk te maken van een integrale aanpak van de armoedeproblematiek<br />
waarbij ook het participatief aspect nagestreefd wordt. Door in te zetten op<br />
netwerkvorming en uitwisseling van goede praktijken kan men op een efficiënte<br />
manier lokaal werk maken van een globale aanpak. Netwerkvorming en uitwisseling<br />
zijn hierbij 2 kernbegrippen. De lokale besturen staan het dichtst bij de mensen en<br />
kunnen de regierol opnemen van alle acties ter bestrijding van armoede op hun<br />
grondgebied, in samenwerking met alle relevante partners. De provinciale ronde<br />
kinderarmoede die in de loop van september werd georganiseerd in de verschillende<br />
provincies was hier een mooi aanzet toe.<br />
1.2. De strijd tegen armoede is een zaak van iedereen<br />
1.2.1. Europa Pagina 17<br />
In het najaar 2011 start ik met de organisatie van een peer review rond coördinatie<br />
van gezinsondersteuning op basis van het model Lokaal CliëntOverleg, uitgevoerd in<br />
diverse gemeenten in Vlaanderen, aangevuld door vergelijkbare praktijken uit<br />
Nederland.<br />
2. Kennis over armoede blijven verzamelen<br />
2.2. Onderzoek en kennisverzameling Pagina 23<br />
Daarnaast heeft ook de VVSG een instrument uitgewerkt met betrekking tot de<br />
harmonisering van de OCMW-steun zoals voorzien in het VAPA. Het in 2010<br />
ontwikkelde instrument voor de berekening van de financiële steun wordt verder op<br />
punt gezet. De VVSG organiseert hierover een vormingsaanbod voor lokale<br />
besturen.<br />
Naar de toekomst toe zullen we onderzoeken hoe we deze 2 instrumenten nl. de<br />
budgetstandaard en het instrument ter harmonisering van de OCMW-steun op elkaar<br />
kunnen laten aansluiten om op die manier beter werk te kunnen maken van een<br />
menswaardig bestaan.<br />
3. Diverse actoren vormen beleidsnetwerken<br />
3.1. Stakeholders van het beleid Pagina 23<br />
Een beleid moet een breed gezichtsveld hebben. Vanuit elk ingangspunt en vanuit<br />
elke visie moet dit beleid gestuurd en geëvalueerd worden. Om de horizontale<br />
doorbraken (het verhogen van de financiële slagkracht van de laagste<br />
<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />
<strong>2012</strong><br />
178
inkomenstrekkers, verschillende soorten van kennis over armoede en sociale<br />
uitsluiting blijven verzamelen, kennis over armoede breed verspreiden, expliciete<br />
keuze om armoede te bestrijden en een duurzame coördinatie van de<br />
armoedebestrijding via beleidsnetwerken) te realiseren, is een krachtige en kritische<br />
onderbouwing en opvolging noodzakelijk.<br />
Om dit te realiseren heb ik als coördinerend minister van armoedebeleid<br />
stakeholders nodig. Ik zal dan ook werk maken van de oprichting van een<br />
Kennisplatform Armoede om op die manier de vinger aan de pols te houden. Dit<br />
Kennisplatform combineert de verschillende vormen van kennis die voorhanden is<br />
waaronder theoretische, praktische, feitelijke en ervaringskennis. Dit Kennisplatform<br />
dient als kader waarbinnen deze kennis wordt samen gebracht en zal 2 maal per jaar<br />
samenkomen.<br />
Belangrijke partners in dit kennisplatform zijn:<br />
- De verenigingen waar armen het woord nemen<br />
- Het brede werkveld (waaronder belangrijke actoren zoals de Decenniumdoelen, )<br />
- De sociale partners<br />
- De academici<br />
- De lokale besturen<br />
1. De overheid kiest expliciet voor een samenhangende strategie van<br />
armoede op lange termijn Pagina 28<br />
De resultaten van de provinciale dagen rond kinderarmoede worden in het voorjaar<br />
<strong>2012</strong> gebundeld in een methodiekboek voor lokale actoren. Lokale besturen en<br />
actoren kunnen dit boek als basis gebruiken om werk te maken van een effectieve<br />
aanpak van de kinderarmoede binnen hun gemeente.<br />
Bijlage 3: moties en resoluties Pagina 32<br />
Er wordt verder werk gemaakt van de intensifiëring van de uitvoering van het Vlaams<br />
Actieplan Armoedebestrijding. Ik voer hier rond regelmatig bilaterale gesprekken met<br />
mijn collega – ministers. In samenwerking met mijn collega – ministers maakte ik een<br />
actieprogramma Kinderarmoede op. In hetzelfde kader organiseerde ik samen met<br />
de Vlaamse provincies provinciale ronds kinderarmoede. Tijdens de voorgenoemd<br />
provinciale rondes lanceerde ik de projectoproep ‘kinderarmoede bestrijden op lokaal<br />
niveau’ officieel. Met deze oproep wil ik een impuls geven aan initiatieven ter<br />
versterking van het lokale kinderarmoedebestrijdingsbeleid, gericht op kinderen van 0<br />
tot 3 jaar.<br />
<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />
<strong>2012</strong><br />
179
2. Aandachtspunten Stedenbeleid<br />
Inleiding Pagina 7<br />
Ook op lokaal vlak kunnen heel wat initiatieven genomen worden. In het zopas<br />
goedgekeurde Witboek Interne Staatshervorming is een rol weggelegd voor de<br />
steden en gemeenten in het uitrollen van lokale armoedeplannen.<br />
Inleiding Pagina 10<br />
In het kader van dit Actieprogramma Kinderarmoede organiseerde ik in<br />
samenwerking met de provinciebesturen provinciale overlegrondes met alle lokale<br />
actoren. In het witboek interne staatshervorming onderschrijft de Vlaamse overheid<br />
immers het belang van het lokale niveau, ook op het vlak van armoedebestrijding. Als<br />
alle betrokken actoren lokaal samenwerken, kan dit een belangrijke meerwaarde zijn<br />
in de aanpak van de kinderarmoede De lokale besturen staan het dichtst bij de<br />
mensen en kunnen de regierol opnemen van alle acties ter bestrijding van armoede<br />
op hun grondgebied, in samenwerking met alle relevante partners. Tijdens deze dag<br />
lag de klemtoon op de uitwisseling van goede praktijkvoorbeelden in de strijd tegen<br />
kinderarmoede, met een focus op nul tot drie jaar. De resultaten van de provinciale<br />
dagen worden in het voorjaar <strong>2012</strong> gebundeld in een methodiekboek voor lokale<br />
actoren. Lokale besturen en actoren kunnen dit boek als basis gebruiken om werk te<br />
maken van een effectieve aanpak van de kinderarmoede binnen hun gemeente.<br />
<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />
<strong>2012</strong><br />
180
3. Aandachtspunten Inburgering<br />
Inleiding Pagina 8<br />
12) Aandacht voor gekleurde armoede is eveneens een belangrijke maatregel<br />
ingegeven door het verhoogd armoederisico waarmee mensen van allochtone<br />
origine worden geconfronteerd. Zij worden bovendien geconfronteerd met nog een<br />
aantal andere drempels, zoals de taalbarrière, waardoor verhoogde aandacht<br />
aangewezen is.<br />
2.2. Onderzoek en kennisverzameling Pagina 22<br />
Het Jaarboek van OASeS is een referentiewerk binnen de sector van de<br />
armoedebestrijding. In 2011 werd het Jaarboek voor de 20e keer opgemaakt. Naar<br />
aanleiding van deze jubileumversie wordt een boekje uitgegeven dat gratis wordt<br />
verspreid door de armoedeorganisaties met als doel kennis en inzicht met betrekking<br />
tot de multidimensionele problematiek van armoede aan te kaarten bij de brede<br />
samenleving en het maatschappelijk draagvlak voor armoedebestrijding te vergroten.<br />
<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />
<strong>2012</strong><br />
181
Economie, Wetenschap & Innovatie (EWI)<br />
Beleidsbrief ECONOMIE<br />
1. Aandachtspunten <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />
III. Bedrijven door crisis helpen<br />
4. Rentetoelage Hinder Openbare Werken Pagina 15<br />
De niche maatregel “Rentetoelage bij Hinder door Openbare Werken” tracht de<br />
gevolgen van openbare werken voor zelfstandigen en KMO’s zo beperkt mogelijk te<br />
houden.<br />
Door de goedkeuring van de aanpassing van het decreet van 7 juli 2006 in het<br />
Vlaamse Parlement op 19 november 2010 en door het uitvoeringsbesluit van de<br />
Vlaamse Regering van 17 december 2010 werd deze maatregel vanaf 1 januari 2011<br />
uitgebreid naar bestaande kredieten die voor de start van de openbare werken<br />
werden aangegaan voor de financiering van investeringen of activiteiten van de<br />
onderneming. Voordien was de maatregel alleen bestemd voor nieuw afgesloten<br />
overbruggingskredieten.<br />
Sindsdien is de instroom van aanvragen aanzienlijk toegenomen (26 in 2010, 138 in<br />
de eerste zes maanden van 2011). Door de uitbreiding is de maatregel een<br />
aantrekkelijk instrument geworden waarvan de getroffen zaken graag gebruik maken<br />
in de financieel moeilijke hinderperiode.<br />
Met de hulp van banken en lokale besturen is men erin geslaagd om de maatregel<br />
alom bekend te maken in de vijf Vlaamse provincies.<br />
In 2010 werd in 27 dossiers 172.701,21 euro rentetoelage toegekend. In de eerste<br />
helft van 2011 werd in 103 dossiers 831.850,27 euro rentetoelage toegekend. Naar<br />
aanleiding van de eerste begrotingscontrole van 2011 diende het initiële budget van<br />
500.000 euro van de rentetoelage te worden verhoogd naar 1.000.000 euro.<br />
De toename van het aantal aanvragen blijkt van structurele aard maar ook<br />
beheersbaar te zijn. Niettemin blijft verdere monitoring noodzakelijk. Op basis van de<br />
verwachte jaarlijkse instroom van aanvragen zal voor <strong>2012</strong> het budget worden<br />
opgetrokken tot 2.000.000 euro.<br />
IV. Meer en sterker ondernemerschap<br />
8. Ruimte om te ondernemen<br />
Kaderdecreet ruimtelijke economie Pagina 26<br />
Op 17 december 2010 keurde de Vlaamse Regering de procesnota ruimtelijke<br />
economie goed. Daarmee werd een eerste aflijning gemaakt van de instrumenten en<br />
initiatieven die verder geconcretiseerd worden in functie van betere regelgeving,<br />
heroriëntering van middelen en nieuwe initiatieven. Deze procesnota werd ook<br />
voorgelegd aan de SARO en de SERV die op haar beurt het werkveld betrok bij haar<br />
advies. In 2011 wordt het voorontwerp van decreet ruimtelijke economie afgerond en<br />
<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />
<strong>2012</strong><br />
182
worden tegelijk een aantal beleidsinitiatieven gelanceerd die wel invulling geven aan<br />
de procesnota of een antwoord vormen op het SERV- en SARO-advies maar niet het<br />
voorwerp uitmaakten van een decretale regeling.<br />
Deze initiatieven betreffen onder meer een betere monitoring van het aanbod aan<br />
bestemde bedrijventerreinen en het aanscherpen van het activeringsbeleid voor<br />
onbenutte bedrijfspercelen.<br />
Gezien het decreet op zich niet de implementatie van het ruimtelijk-economisch<br />
beleid zelf waarborgt, zullen in <strong>2012</strong>, wanneer het decreet normaliter van kracht<br />
wordt, meteen ook de uitvoeringsbesluiten goedgekeurd worden.<br />
Niettegenstaande de aandacht die is besteed aan het op punt stellen van het<br />
beleidskader voor een bedrijfshuisvestingsbeleid, het verkennen van de<br />
mogelijkheden ter versnelling van investeringsprojecten en het continueren van het<br />
brownfieldbeleid, zijn in 2011 ook een aantal realisaties belangwekkend die een<br />
goede illustratie vormen van de doelstellingen die conform de procesnota ruimtelijke<br />
economie worden nagestreefd:<br />
• het ter beschikking stellen van het GIS-bedrijventerreinen aan de stakeholders,<br />
onder meer via de lokale besturen. Samen met een omvattende brochure over<br />
bedrijfsverzamelgebouwen in Vlaanderen met o.m. de bedrijvencentra zorgt dit voor<br />
meer transparantie voor bedrijven die op zoek zijn naar<br />
bedrijfshuisvestingsmogelijkheden;<br />
• verdere uitbouw van de opgevolgde fasen in de ontwikkeling van economische<br />
bestemmingen door monitoring binnen het GIS-bedrijventerreinen van de stand van<br />
zaken inzake uitvoering van RUP’s en de weerslag ervan op de “ijzeren voorraad” en<br />
beschikbaarheid op middellange termijn. Hierdoor zullen ook de geplande activiteiten<br />
mee in GIS worden opgenomen. Bovendien is het de betrachting om deze gegevens<br />
op korte termijn raadpleegbaar te maken via web-services, in overeenstemming met<br />
de doelstellingen van INSPIRE en het GDIdecreet. Dit principe kan verder worden<br />
uitgebreid voor een efficiënte samenwerking met de vastgoedsector om de behoeften<br />
van ruimtevragen op te lossen en knelpunten beter in kaart te brengen;<br />
• de ondersteuning van de lokale besturen die de economische revalorisatie van een<br />
vrijkomend militair domein willen onderzoeken of opstarten. De minister bevoegd<br />
voor de Ruimtelijke Ordening zal op korte termijn uitvoering geven aan de<br />
regeringsbeslissing m.b.t. de opmaak van een globaal afwegingskader teneinde de<br />
nodige bestemmingswijzigingen te initiëren;<br />
• de actiegerichte monitoring ter realisatie van een aantal nieuw bestemde terreinen<br />
en de herstructurering van een aantal bestaande terreinen in het Vlaams Strategisch<br />
Gebied rond Brussel; in dat verband wil ik ook wijzen op de voorbereiding van de<br />
herstructurering en betere positionering van het researchpark in Zellik, het enige<br />
bedrijventerrein dat door Vlaamse overheid wordt beheerd;<br />
• de afronding van de milieubeoordelingen voor enkele zoekzones in het ENA<br />
waardoor de besluitvorming in de schoot van het coördinatieplatform ENA nu kan<br />
<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />
<strong>2012</strong><br />
183
afgerond worden; het <strong>Agentschap</strong> Ondernemen zet zijn werking m.b.t. de ENAdossiers<br />
voort.<br />
9. Beleidsplan “winkelen in Vlaanderen” Pagina 29<br />
De Vlaamse Regering keurde op 23 juli 2010 de startnota ‘winkelen in Vlaanderen’<br />
goed. Met die startnota werd de visie op de detailhandel en kernversterking uit het<br />
regeerakkoord verfijnd. Er werden beleidsinitiatieven aangekondigd om het<br />
evenwicht tussen periferie en kern te herstellen. Daarnaast voorzag de startnota ook<br />
maatregelen om de sector van de detailhandel en de lokale besturen die een<br />
detailhandelsbeleid willen voeren, te versterken. De verdere uitvoering van de<br />
startnota zal gebeuren conform de bepalingen van de interne staatshervorming.<br />
Voor het economische luik werd na overleg met de verschillende belanghebbenden<br />
een aantal maatregelen geselecteerd die in de komende periode worden uitgevoerd:<br />
• EFRO-oproep ‘Gemeentelijke gevelrenovatie en renovatie leegstaande<br />
handelspanden’: de komende 2 jaar kunnen in 42 gemeenten de handelskernen<br />
aantrekkelijker gemaakt worden door de renovatie van handelspanden.<br />
• Uitrol project Commerciële Innovatie. Het succesvolle West-Vlaamse project<br />
Commerciële Innovatie wordt nu ook in de 4 andere provincies uitgerold: ook daar<br />
kunnen detailhandelaars via trajectbegeleiding ondersteund worden bij hun<br />
innovatie-inspanningen.<br />
• De haalbaarheid van een kenniscentrum detailhandel wordt onderzocht.<br />
• Binnen het project Ondernemersvriendelijke Gemeente (OVG) werd een<br />
projectoproep gelanceerd gefocust op detailhandel. De geselecteerde projecten<br />
zullen op lokaal vlak worden uitgevoerd.<br />
Voor het ruimtelijk onderdeel wordt wat voorzien was in de startnota ook verder<br />
uitgevoerd:<br />
• Na het studiewerk dat verricht wordt ten behoeve van de voorbereiding van de<br />
regionalisering van de wet op de handelsvestigingen, kan een concreet voorstel<br />
worden uitgewerkt voor het inzetten van instrumenten ter versterking van de kernen<br />
en tegen de verdere uitwaaiering van baanwinkels.<br />
• De minister van ruimtelijke ordening werkt verder aan de omzendbrief die een<br />
afwegingskader moet aanbieden aan de lokale besturen voor het beoordelen van<br />
grootschalige vestigingen en voor het voeren van een aanbodbeleid.<br />
• Er zal een studie worden uitbesteed voor het opstellen van een leidraad<br />
‘commercieel strategisch plan’. Deze leidraad moet de gemeenten ondersteunen bij<br />
het ontwikkelen van een detailhandelsbeleid op maat.<br />
<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />
<strong>2012</strong><br />
184
VIII. Een efficiënte en effectieve overheid<br />
1. Administratieve vereenvoudiging/uniek loket EDRL<br />
Naar een meer geïntegreerd overheidsoptreden Pagina 45<br />
Een significante verlaging van de administratieve lasten voor de ondernemer zal in<br />
eerste instantie bewerkstelligd worden door als overheid de ondernemer op een<br />
geïntegreerde en op elkaar afgestemde wijze te benaderen en door de uitbouw van<br />
een geïntegreerd loket voor de ondernemer.<br />
De Vlaamse, federale, Europese en lokale bestuursniveaus nemen voortdurend<br />
initiatieven om bedrijven te informeren, adviseren en ondersteunen. Bedrijven komen<br />
dan ook veelvuldig in contact met de verschillende overheden en door de weinig<br />
geïntegreerde aanpak is het voor ondernemers niet altijd even duidelijk waar ze voor<br />
welke vergunningsaanvraag, dienstverlening, informatie,… terecht kunnen.<br />
De beleidsnota economie 2009-2014 geeft al aan dat er om de efficiëntie en<br />
effectiviteit van het overheidsoptreden te verhogen onderzocht dient te worden hoe<br />
synergiën tussen de verschillende actoren op het veld bewerkstelligd kunnen worden<br />
om te komen tot een meer geïntegreerde en eenvoudigere benadering van de<br />
ondernemer.<br />
De beleidsnota <strong>Bestuur</strong>szaken 2009-2014 geeft aan dat om het één loket-principe te<br />
realiseren, de focus in een eerste fase zal liggen op een goede samenwerking en<br />
een afstemming via de klantgerichte processen. Op termijn komen meer structurele<br />
ingrepen aan bod. De kern van het debat moet gaan over de meerwaarde en<br />
gebruiksvriendelijkheid vanuit het oogpunt van de klant.<br />
Om de effectiviteit van het overheidsoptreden naar bedrijven te verhogen is er dan<br />
ook duidelijk een dringende noodzaak aan afstemming tussen de verschillende<br />
actoren op het veld, het concreet invullen en afstemmen van de kerntaken van de<br />
verschillende overheden en stroomlijning van de communicatie naar de bedrijven, en<br />
dit in complementariteit met de taken van de bedrijfsorganisaties. Vanuit die optiek<br />
werd dan ook een sleutelproject ‘Naar een geïntegreerde benadering van de<br />
ondernemer – geïntegreerd ondernemersloket” door het College van ambtenarengeneraal<br />
(CAG) gedefinieerd en opgenomen in het Meerjarenprogramma<br />
Slagkrachtige Overheid waarbij winstdoorbraken zullen worden gerealiseerd voor de<br />
gehele organisatie. De Vlaamse Regering keurde dit Meerjarenprogramma in februari<br />
2011 goed.<br />
Dit project moet er in de eerste plaats voor zorgen dat bedrijven een helder en<br />
duidelijk beeld krijgen van waar ze voor welke vergunningsaanvraag en/of<br />
dienstverlening terecht kunnen en dat er gegeven ieders opdrachten en kerntaken<br />
eenduidige informatie- en communicatiestromen richting ondernemers ontstaan.<br />
Hiervoor wordt in het najaar van 2011 een studie opgestart waarbij in een eerste fase<br />
de bestaande informatie- en communicatiestromen van de Vlaamse overheid richting<br />
ondernemer in kaart worden<br />
gebracht met de daaraan gekoppelde beheerskosten en de administratieve lasten.<br />
Op basis van deze resultaten zal in samenspraak met alle betrokken actoren tegen<br />
medio <strong>2012</strong> een strategische visie en een stappenplan worden uitgewerkt inzake<br />
meetbare efficiëntie-bevorderende maatregelen voor het optimaliseren van het<br />
dienstverleningsaanbod van de Vlaamse overheid richting<br />
<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />
<strong>2012</strong><br />
185
ondernemer.<br />
De voor te stellen maatregelen moeten enerzijds de ondernemer toelaten de<br />
administratieve lastendruk te verminderen en anderzijds de Vlaamse overheid<br />
toelaten zijn dienstverlening aan de ondernemer kwaliteitsvol, effectief, efficiënt en<br />
geïntegreerd te organiseren.<br />
Uitrol van public-procurement (digitaal aanbesteden) naar het bedrijfsleven<br />
Public procurement omhelst de digitale aanpak voor aankopen van de overheid.<br />
Twee modules zijn klaar voor gebruik: E-notification voor het opzoeken van<br />
bekendmakingen en E-tendering voor het digitaal indienen van een offerte of<br />
kandidaatstelling. De applicaties worden beheerd door de federale overheid<br />
waarmee de Vlaamse overheid een contract afsloot. De uitrol binnen de Vlaamse<br />
overheid ligt in handen van het Departement <strong>Bestuur</strong>szaken. Op hun vraag verzorgt<br />
het <strong>Agentschap</strong> Ondernemen de uitrol naar het bedrijfsleven.<br />
Sinds september 2010 worden alle Vlaamse overheidsdiensten aangemoedigd om e-<br />
Tendering toe te staan. Op 20 mei 2011 besliste de Vlaamse overheid om e-<br />
Tendering te verplichten vanaf 1 januari <strong>2012</strong>.<br />
Activiteiten 2011:<br />
• Bekendmaking van het samengaan van het Bulletin der Aanbestedingen met het<br />
Enotificationplatform<br />
via mail naar het bedrijfsleven en artikel in onze nieuwsbrief;<br />
• Organisatie van een maandelijkse infosessie over het digitaal aanbesteden voor<br />
bedrijven, ter ondersteuning van de Vlaamse administraties, in samenwerking met<br />
het Departement <strong>Bestuur</strong>szaken (sinds april 2011 in Brussel);<br />
• Organisatie van een roadshow voor bedrijven over digitaal aanbesteden in<br />
Vlaanderen en de Europese Unie in elke provincie, in samenwerking met Unizo,<br />
Voka, Federale OverheidsDienst P&O, Departement <strong>Bestuur</strong>szaken en Europe<br />
Enterprise Network;<br />
• Actualisering van de brochure Digitaal aanbesteden voor bedrijven;<br />
• Sensibilisering van de geaccrediteerde opleidingsverstrekkers om opleidingen voor<br />
bedrijven aan te bieden;<br />
• Bekendmaking van het besluit van de Vlaamse Regering van 20 mei om Etendering<br />
verplicht in te voeren bij de Vlaamse overheidsdiensten vanaf 1 januari<br />
<strong>2012</strong>, via mail naar de deelnemers aan de infosessies en via artikel in onze<br />
nieuwsbrief;<br />
• Bijdrage aan het speciale nummer over public procurement van het tijdschrift<br />
Binnenband voor lokale besturen;<br />
• Beantwoorden van een beperkt aantal vragen van bedrijven over het Vlaamse<br />
beleid.<br />
Verwachte activiteiten <strong>2012</strong> :<br />
• Bekendmaking van wijzigingen aan de systemen of beleid naar de bedrijfswereld,<br />
via mail of bijdrage in de nieuwsbrief;<br />
• Actualisering van de brochure Digitaal aanbesteden voor bedrijven;<br />
<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />
<strong>2012</strong><br />
186
• Verderzetting van de maandelijkse infosessie, ter ondersteuning van de Vlaamse<br />
administraties en lokale overheden;<br />
• Sensibilisering van de geaccrediteerde opleidingsverstrekkers, Unizo, Voka en<br />
beroepsorganisaties om opleidingen voor bedrijven aan te bieden;<br />
• Samenwerking met Enterprise Europe Network om het grensoverschrijdend<br />
aanbesteden te promoten.<br />
VIII. Een efficiënte en effectieve overheid<br />
2. Efficiënte samenwerking tussen verschillende bestuursniveaus<br />
Ondernemingsvriendelijke gemeenten Pagina 47<br />
In 2011 werd verder gewerkt aan het actieplan Ondernemingsvriendelijke Gemeente.<br />
Doel van ditactieplan is gemeenten te sensibiliseren voor het belang van een<br />
gemeentelijk economisch beleid en hen te ondersteunen bij de uitbouw van hun<br />
beleid en dienstverlening voor ondernemers.<br />
Zo werd in 2011 een nieuwe projectoproep gelanceerd. Deze oproep focuste op het<br />
gemeentelijk kernversterkend winkelbeleid. De beschikbare 2 miljoen euro werd<br />
toegekend aan 9 innovatieve projecten die in de loop van <strong>2012</strong> op kruissnelheid<br />
zullen komen en die op termijn een meerwaarde kunnen betekenen voor heel wat<br />
gemeenten. Samen met de 42 gemeentelijke EFRO-projecten rond gevelrenovatie<br />
van handelspanden en renovatie van leegstaande handelspanden die in 2011<br />
werden gesubsidieerd betekent dit een aanzienlijke versterking van ondersteuning<br />
van de gemeenten op vlak van hun winkelbeleid. De bedoeling is om in <strong>2012</strong> deze<br />
ondersteuning met een leidraad rond gemeentelijke strategisch-commerciële plannen<br />
nog verder te versterken.<br />
Afstemming en samenwerking tussen gesubsidieerde projecten, de betrokkenheid<br />
van zowel gemeenten en hun verenigingen als van ondernemersorganisaties en het<br />
ruim verspreiden van de resultaten van projecten blijven cruciale aandachtspunten in<br />
het beleid ondernemingsvriendelijke gemeente. Daaraan werd niet alleen bij de<br />
toekenning van de subsidies aan de projecten veel aandacht geschonken, ook<br />
tijdens de projectduur zelf tracht het <strong>Agentschap</strong> Ondernemen dit te stimuleren. Zo<br />
verenigt ze de projectpromotoren in het overlegplatform Ondernemingsvriendelijke<br />
gemeente en brengt ze hen een aantal keer per jaar bijeen om kennis en ervaringen<br />
uit te wisselen. Ook in <strong>2012</strong> willen we deze samenwerking en afstemming tussen<br />
gesubsidieerde projecten blijven stimuleren. Verder is het de bedoeling ook in <strong>2012</strong><br />
via nieuwe projectoproepen, zowel in het kader van het actieplan<br />
Ondernemingsvriendelijke gemeente als via EFRO vernieuwende ideeën en<br />
verbeterde praktijken te blijven stimuleren en ingang te doen vinden.<br />
Het <strong>Agentschap</strong> Ondernemen zette in 2011 in op de uitbouw van het relatiebeheer<br />
naar steden en gemeenten. Ook in <strong>2012</strong> zal hier verder op ingezet worden om de<br />
kennisuitwisseling, afstemming en<br />
samenwerking tussen het <strong>Agentschap</strong> Ondernemen en de Vlaamse gemeenten te<br />
stimuleren en zo bij<br />
te dragen aan een meer geïntegreerde benadering van ondernemers vanuit de<br />
verschillende bestuursniveaus. Om dit proces te bevorderen werd in 2011 steun<br />
toegekend aan VVSG om gedurende 2 jaar overlegtafels economie voor gemeenten<br />
in heel Vlaanderen uit te bouwen. Deze overlegtafels zullen in nauw overleg met het<br />
<strong>Agentschap</strong> Ondernemen in de loop van <strong>2012</strong> tot stand komen. Ook de<br />
wisselwerking met UNIZO en Voka en andere projectpromotoren wordt voorzien. Met<br />
de gemeenteraadsverkiezingen in oktober is <strong>2012</strong> alvast voor het actieplan<br />
<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />
<strong>2012</strong><br />
187
ondernemingsvriendelijke gemeente een cruciaal jaar. Het <strong>Agentschap</strong> zal samen<br />
met de partners en gesubsidieerde promotoren nagaan hoe dit momentum maximaal<br />
kan worden benut. We hopen alvast dat de inspanningen van de voorbije jaren<br />
merkbaar zullen zijn in de nieuwe gemeentelijke<br />
beleidsplannen en de nieuwe colleges van burgemeester en schepenen.<br />
2. Aandachtspunten Stedenbeleid<br />
/<br />
3. Aandachtspunten Inburgering<br />
/<br />
<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />
<strong>2012</strong><br />
188
Beleidsbrief ECONOMISCH<br />
OVERHEIDSINSTRUMENTARIUM<br />
1. Aandachtspunten <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />
3. LRM<br />
3.1 Speerpuntsectoren: Limburg als innovatieve provincie<br />
3.1.2 Cleantech en (hernieuwbare) energie Pagina 13<br />
c) Cleantech campus Houthalen<br />
LRM staat op de oude mijnsite van Houthalen mee in voor de ontwikkeling van een<br />
cleantech campus waarop Vlaanderens eerste cleantech-incubator gevestigd wordt.<br />
Het Cleantech gebouw op de campus zal onder meer onderdak bieden aan de vzw I-<br />
Cleantech Vlaanderen. Deze organisatie moet zorgen voor internationalisering van<br />
cleantech in Vlaanderen (aantrekken van buitenlandse bedrijven en investeerders,<br />
netwerkinitiatieven, samenwerking met andere regio’s), opzetten van vernieuwende<br />
projecten, visieontwikkeling en stimuleren van ondernemerschap. LRM zal een<br />
belangrijke partner zijn bij de werking van de vzw. Zo zal LRM onder meer worden<br />
opgenomen in de strategische adviesraad van I-Cleantech Vlaanderen. Het gebouw<br />
moet ook ruimte bieden aan startende en groeiende bedrijven in de cleantech-sector.<br />
Een cluster van diensten biedt hierbij een meerwaarde aan de gebruikers. In 2010<br />
sloten LRM en de gemeente Houthalen-Helchteren een<br />
aandeelhoudersovereenkomst en een dienstverleningsovereenkomst met het oog op<br />
de oprichting van de vennootschap GreenVille. GreenVille werd medio 2011<br />
opgericht en staat in voor de realisatie en vervolgens de exploitatie van het<br />
dienstencentrum. De oplevering van de werken en de start van de uitbating is<br />
voorzien in de eerste helft van <strong>2012</strong>.<br />
d) Wetenschapspark Waterschei – EnergyVille<br />
Op het Thorpark in Waterschei (Genk) is 20 ha voorbehouden voor de uitbouw van<br />
een wetenschapspark. De stad Genk, de Katholieke Universiteit Leuven en LRM<br />
sloten een overeenkomst voor de oprichting van een holdingmaatschappij die de<br />
ontwikkeling van de 11 clusters van het wetenschapspark in goede banen moet<br />
leiden. Voor de invulling van de 2 eerste clusters worden twee<br />
projectvennootschappen opgericht. Eén van de clusters zal EnergyVille huisvesten.<br />
EnergyVille is een initiatief waarbij de Katholieke Universiteit Leuven, IMEC en VITO<br />
samenwerken in een Europees erkend energie-instituut. Eind <strong>2012</strong> zullen hier 200<br />
wetenschappers aan de slag zijn in onderzoeksthema’s zoals energieopslag en<br />
‘smart grids’. Naast de Holding, investeren de Katholieke Universiteit Leuven, IMEC<br />
en VITO in de infrastructuur voor EnergyVille. Op een tweede cluster wordt een<br />
incubator ontwikkeld. De incubator wordt een 100% dochtermaatschappij van de<br />
Holding. Dit dienstencentrum biedt ruimte aan spin-offbedrijven en aan starters die<br />
aansluiting vinden met het onderzoek op het wetenschapspark en in het bijzonder<br />
met EnergyVille.<br />
<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />
<strong>2012</strong><br />
189
3. LRM<br />
3.2 Infrastructuur: Ruimte creëren om te ondernemen in Limburg Pagina 16<br />
De Vlaamse en Limburgse economie heeft nood aan extra bedrijventerreinen.<br />
Daarom ontwikkelt LRM KMO-zones, industrieterreinen en business- en<br />
wetenschapsparken die extra ruimte scheppen om te ondernemen. In het verleden<br />
werden al heel wat terreinen ontwikkeld: Brustem Industriepark in Sint-Truiden,<br />
Mobility Center Genk-Zuid, Hermes, het logistieke bedrijventerrein van Genk-Noord,<br />
KMO-zone As en KMO-zone Zonhoven.<br />
De belangrijke projecten die op dit ogenblik in samenwerking met LRM gerealiseerd<br />
worden zijn:<br />
a) Kristalpark III (Balim) – Lommel<br />
LRM heeft een voorraad van 240 ha bedrijventerreinen in Lommel. Deze terreinen<br />
maken deel uit van een aaneengesloten industriezone van maar liefst 900 ha. Door<br />
de trimodale ontsluiting (auto-, sporen waterwegen) en de grootte van de percelen is<br />
het terrein van strategisch belang voor de Limburgse en Vlaamse economie.<br />
Kristalpark III wordt in vier zones verdeeld:<br />
1. een ‘trimodale’ zone voor logistiek, transport en distributie inclusief<br />
overslagterminals;<br />
2. een zone voor megaprojecten en ondersteunende bedrijvigheid;<br />
3. een zone voor grootschalige regionale bedrijven;<br />
4. een groen bedrijvenpark voor kennisintensieve bedrijvigheid.<br />
De infrastructuurwerken werden in juni 2011 opgeleverd. Het volledige bedrijvenpark<br />
is inmiddels bouwrijp.<br />
c) Thorpark<br />
De stad Genk is eigenaar van het hoogwaardig bedrijvenpark op de voormalige<br />
mijnsite van Waterschei: Thorpark. LRM heeft een samenwerkingsovereenkomst met<br />
de Stad Genk voor de ontwikkeling van het bedrijvenpark. De plannen voorzien de<br />
gefaseerde realisatie van een tiental gebouwen met parkeerfaciliteiten.<br />
5. Vlaams Energiebedrijf Pagina 19<br />
Op 17 december 2010 hechtte de Vlaamse Regering haar principiële goedkeuring<br />
aan het voorontwerp van decreet en aan de bijhorende memorie van toelichting<br />
houdende machtiging tot oprichting van de NV Vlaams Energiebedrijf (VEB). Na het<br />
inwinnen van diverse adviezen en een grondig debat in het Vlaams Parlement werd<br />
op 15 juli 2011 het machtigingsdecreet tot oprichting van het Vlaams Energiebedrijf<br />
definitief aangenomen door het Vlaams Parlement. Het decreet werd gepubliceerd in<br />
het Staatsblad op 10 augustus 2011.<br />
Het VEB past volledig in de doelstellingen van Vlaanderen in Actie en Pact 2020.<br />
Daarin wordt gesteld dat de transitie van de Vlaamse energievoorziening naar<br />
energie-efficiëntie en hernieuwbare energie, noodzakelijk is. Ten eerste vanwege<br />
milieuoverwegingen (CO2-uitstoot), ten tweede vanwege economische overwegingen<br />
(het is een belangrijke motor van een nieuwe economische ontwikkeling), ten derde<br />
<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />
<strong>2012</strong><br />
190
uit financiële/strategische overwegingen (afhankelijkheid van buitenlandse<br />
grondstoffen en buitenlandse energie). Meer groene energie is niet alleen een<br />
doelstelling uit Pact 2020 maar ook een innovatieknooppunt dat dient als springplank<br />
om innovatieve energietechnologieën en –diensten te ontwikkelen tot ware<br />
oplossingen voor de grote energietransitie. Vooruitstrevende Vlaamse innovaties<br />
garanderen ons op die manier een sterke positie in het toekomstige Europa.<br />
Met een startkapitaal van 200 miljoen euro wordt het VEB een hefboom om meer<br />
energie te besparen, en meer groene energie te stimuleren. De hoofddoelstelling van<br />
het Vlaams Energiebedrijf is dus energiebesparing. De goedkoopste en gezondste<br />
energie is namelijk de energie die we niet gebruiken. Prioritair moeten<br />
verheidsgerelateerde gebouwen aangepakt worden. De overheid heeft namelijk een<br />
voorbeeldrol, en hier kan alvast snel een belangrijke energiebesparing gerealiseerd<br />
worden door isolatie, warmtekrachtkoppeling, intelligente verlichtingssystemen,<br />
hoogrendementsbeglazing, enz.<br />
Dit alles zal gebeuren volgens het ESCO-principe (“Energy Services Company”).<br />
Daarbij is het de taak van het VEB om advies te geven over mogelijke maatregelen<br />
om energie te besparen, het begeleiden van de eigenaars van de gebouwen bij de<br />
uitvoering van de werken, en eventueel het financieren van deze maatregelen. Het is<br />
wel duidelijk dat het VEB meestal zelf geen werken zal uitvoeren, maar deze dus<br />
vooral zal uitbesteden aan private bedrijven. Belangrijkste voordeel van deze<br />
aanpak is dat de beheerders van (overheids)gebouwen geen specialist moeten<br />
Beleidsbrief WETENSCHAP<br />
1. Aandachtspunten <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />
/<br />
2. Aandachtspunten Stedenbeleid<br />
/<br />
3. Aandachtspunten Inburgering<br />
/<br />
Beleidsbrief INNOVATIE<br />
1. Aandachtspunten <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />
/<br />
2. Aandachtspunten Stedenbeleid<br />
/<br />
3. Aandachtspunten Inburgering<br />
/<br />
<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />
<strong>2012</strong><br />
191
Leefmilieu, Natuur & Energie (LNE)<br />
Beleidsbrief LEEFMILIEU<br />
Aandachtspunten <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />
SD 65 – Pagina 11<br />
“In het kader van het streven naar sociaal warme steden, maakt Vlaanderen verder<br />
werk van de beschikbaarheid van nabije natuur-, bos- of groenwaarden voor elke<br />
stadsbewoner”.<br />
OD 13 – Pagina 18-19<br />
Milieuoverwegingen worden geïntegreerd in het mobiliteitsbeleid<br />
Via-sleutelproject 46-1 Lokale knelpunten luchtkwaliteit en geluid aanpakken<br />
- “Een kader werd opgesteld dat de randvoorwaarden aangeeft voor de ontwikkeling<br />
van nieuwe woonzones langs drukke infrastructuren i.f.v. het heersende<br />
geluidsklimaat in het gebied”<br />
- “De brochure “duurzame ruimtelijke planning: maatregelen om de impact van<br />
verkeer op de luchtkwaliteit te verminderen is verspreid naar de steden en<br />
gemeenten”,<br />
- “Er zal een praktische methode worden uitgewerkt om milieuaspecten (beter) te<br />
integreren binnen het gemeentelijk mobiliteitsbeleid”<br />
OD 16 - Pagina 20<br />
De planning en procedures van het integraal waterbeleid worden<br />
vereenvoudigd<br />
Via-sleutelproject 44-4 Vereenvoudiging planning en procedures van het<br />
integraal waterbeleid<br />
“De heroriëntatie van de waterschappen en het integreren van de<br />
waterschapssecretariaten in de bekkensecretariaten, waarbij de betrokkenheid van<br />
de lokale waterbeheerders in de bekkenstructuren wordt verstrekt”.<br />
OD 20 – Pagina 22<br />
De waterzuivering in Vlaanderen wordt verder uitgebouwd<br />
“Het Vlaamse Gewest blijft ook de gemeenten financieel ondersteunen bij de uitbouw<br />
van het gemeentelijk stelsel….<br />
.In het kader van het witboek interne staatshervorming besliste de Vlaamse Regering<br />
dat het gemeentelijk aandeel van de Samenwerkingsovereenkomst Leefmilieu, vanaf<br />
2014 herbestemd wordt naar riolering ten behoeve van de gemeenten”.<br />
<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />
<strong>2012</strong><br />
192
OD 21 - Pagina 22<br />
Overheden werken beter samen aan een betere waterkwaliteit<br />
MINA-plan 4-24 Gerichte aanpak waterbeheer in speerpuntgebieden<br />
In het witboek interne staatshervorming heeft de Vlaamse Regering aangegeven dat<br />
een aanpassing van de wetgeving op de Polders en de Wateringen noodzakelijk is.<br />
Inactieve Polders en Wateringen kunnen worden opgeheven en andere kunnen<br />
worden samengesmolten waar mogelijk en opportuun.<br />
De inschaling van de onbevaarbare waterlopen wordt herbekeken in samenspraak<br />
met de betrokken besturen en diensten aan de hand van zowel beheergebonden als<br />
beleidsgerichte maatstaven”<br />
OD 23 – Pagina 24<br />
De schade door overstromingen wordt maximaal beperkt en voorkomen<br />
“Binnen de CIW wordt een portaalsite en informatieplatform opgericht voor<br />
crisiscommunicatie bij (dreigende) overstromingen in samenwerking met alle<br />
waterbeheerders en de hulp- en crisisdiensten bij steden en provincies. Tegen het<br />
voorjaar van <strong>2012</strong> zal de portaalsite beschikbaar zijn. Daarnaast wordt ook werk<br />
gemaakt van een intern informatieplatform voor waterbeheerders, hulpdiensten en<br />
crisiscellen. Het crisisbeheer wordt verder geoptimaliseerd door onder meer de<br />
bijzondere noodplannen voor overstromingen verder uit te werken”<br />
OD 26 – Pagina 25<br />
Maximaal stimuleren van recyclage van afvalstoffen<br />
“De focus wordt gelegd op het ondersteunen en stimuleren van lokale besturen met<br />
minder goede inzamelcijfers. De gemeenten met meer dan 180 kg<br />
restafval/jaar/inwoner worden geïnventariseerd, de oorzaken onderzocht en een plan<br />
van aanpak voor dit en volgend jaar opgesteld. De bestaande subsidieregelingen<br />
worden geëvalueerd met het oog op bijsturing.<br />
Tegen eind <strong>2012</strong> wordt een aanpak uitgewerkt voor de toename van de selectieve<br />
inzameling van met huishoudelijk afval vergelijkbaar bedrijfsafval. In samenwerking<br />
met het bedrijfsleven en de lokale beturen wordt verder gewerkt aan een stimulerend<br />
kader voor optimale inzamelstructuren voor afvalstoffen van zelfstandigen en KMO’s”<br />
OD 29 – Pagina 27<br />
Maximaal stimuleren van milieuverantwoorde consumptie<br />
MINA-plan 4-15 Stimuleren van milieuverantwoorde consumptie<br />
“Verder wordt er nauw samengewerkt rond Educatie voor duurzaam wonen en<br />
bouwen. De daar voorziene provinciale steunpunten zullen zich o.m. richten op<br />
gerichte vormingen en infosessies voor zowel particulieren als bouwprofessionelen”<br />
<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />
<strong>2012</strong><br />
193
OD 30 – SP 32 – Pagina 27<br />
Via integraal ketenbeheer streven naar een maximale vermindering van de<br />
milieu-impact<br />
Uitwerken van oplossingen op maat voor lokale besturen met complexe<br />
uitdagingen op het vlak van afval- en materiaalbeheer en bodemverontreiniging<br />
Tijdens een proeffase (van 2011 tot <strong>2012</strong>) wordt vertrokken vanuit concrete<br />
(geplande) projecten over afval-, materialen en bodembeheer. Hiervoor zijn een 20tal<br />
gemeenten en hun bijhorende intercommunales geselecteerd op basis van<br />
diverse afval- en bodemcriteria. In het najaar van 2011 volgt een <strong>screening</strong> van de<br />
ingediende voorstellen. Nadien worden enkele partnerschappen met lokale besturen<br />
afgesloten voor de uitvoering van de projecten”.<br />
.<br />
OD 39 – Pagina 29<br />
Verfijning van het onderzoeks- en saneringsbeleid<br />
“Voor de inventarisering van verontreinigde terreinen werd in 2011 gefocust op de<br />
gronden die binnen de strategische projecten “drinkwaterwinning” en “gemeentelijke<br />
gasfabrieken” vallen. Via een selectief aanmaningsbeleid wordt dit ondersteund, met<br />
name in beschermingszones voor drinkwaterwinning. Tegen eind <strong>2012</strong> wordt een<br />
operationeel systeem uitgewerkt dat de overdracht van gegevens optimaliseert. Het<br />
in 2011 uitgewerkt plan van aanpak ter ondersteuning van de gemeenten voor de<br />
werking van hun gemeentelijke inventaris werd getest in 5 gemeenten. Tegen eind<br />
<strong>2012</strong> worden eveneens systemen uitgewerkt voor de opvolging van “melding van<br />
verontreinigingen” en “termijnopvolging onderzoeks- en saneringsplicht”<br />
OD 40 – SP 45 – Pagina 30<br />
Stimuleren van duurzaam beheer van bodem (-verontreiniging)<br />
Bodemonderzoek en – sanering beschermt drinkwaterwinningen<br />
“In het verleden hebben enkele drinkwaterwinningen problemen ondervonden van<br />
bodemverontreinigingen. In 2011 werd een eerste plan van aanpak uitgewerkt en<br />
werd in samenwerking met de gemeenten en waterwinningsmaatschappijen een<br />
inventarisatie van nog actieve risico-inrichtingen in beschermingszones uitgevoerd.<br />
Risico-inrichtingen die niet aan hun periodieke onderzoeksplicht hebben voldaan,<br />
werden stapsgewijze aangeschreven (zie ook OD 24). In <strong>2012</strong> legt de inventarisatieoefening<br />
de focus op risicogronden van niet-actieve risico-inrichtingen en vindt<br />
verdere handhaving plaats van de geïnventariseerde actieve risico-inrichtingen die<br />
hun periodieke plicht nog niet na kwamen”<br />
OD 47 – Pagina 31<br />
We stimuleren gemeenten en landbouwers om over te gaan tot<br />
erosiebestrijdingswerken en passende beheersmaatregelen<br />
“Begin september 2011 beschikken 96 gemeenten die met erosiefenomenen te<br />
kampen hebben, over een goedgekeurd erosiebestrijdingsplan. Tien gemeenten zijn<br />
vóór 2011 begonnen met de opmaak van een plan of hebben in 2011 hiertoe een<br />
subsidieaanvraag ingediend. In 2010 kregen 51 gemeenten een subsidie om zich te<br />
<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />
<strong>2012</strong><br />
194
laten begeleiden door een erosiecoördinator; zeven andere gemeenten hebben in<br />
2011 hiertoe een subsidieaanvraag ingediend. In 2011 hebben 14 gemeenten een<br />
subsidieaanvraag ingediend voor het uitvoeren van erosiebestrijdingswerken in 17<br />
knelpuntgebieden. Vanaf <strong>2012</strong> wordt een sterke stijging verwacht van het aantal<br />
erosiebestrijdingswerken door de inzet van de erosiecoördinatoren.”<br />
OD 60 – Pagina 35<br />
Vlaanderen zet maximaal in op samenwerking en integratie tussen<br />
beleidsvelden en sectoren met het oog op het behoud, het herstel en de<br />
versterking van de biodiversiteit<br />
MINA-plan 4-33 Stimuleren van geïntegreerd natuurbeheer door NGO’s, private<br />
eigenaars en lokale overheden.<br />
“Er is een inhoudelijke visie uitgewerkt om de verschillende bestaande statuten voor<br />
natuurreservaten, bosreservaten, domeinbossen en parken te integreren en te<br />
vereenvoudigen. Hierover is overleg met de actoren gestart”.<br />
OD 63 – Pagina 37<br />
Vlaanderen zet Regionale landschappen in om, vanuit een geïntegreerde visie<br />
en rekening houdend met de lokale draagkracht, de beleefbaarheid van de<br />
open ruimte te versterken en in samenspraak met alle actoren het<br />
maatschappelijk draagvlak voor natuur- en landschapsbeleid duurzaam te<br />
versterken en te vergroten.<br />
“Vanaf het najaar 2011 maar vooral in <strong>2012</strong> zal de overdracht van de regionale<br />
landschappen naar de provincies worden uitgewerkt waarbij erkenning, subsidiëring<br />
en opvolging onder de bevoegdheid van de provincies gebracht worden volgens de<br />
krijtlijnen van het witboek Interne Staatshervorming”.<br />
OD 66 – Pagina 38<br />
We realiseren multifunctionele stads(rand)bossen en herbestemmen de<br />
zonevreemde bossen waar nuttig en mogelijk<br />
- “Er wordt gezocht naar opportuniteiten voor projecten rond multifunctionele<br />
stadsrandbossen in … stedelijke of kleinstedelijke gebieden Daarnaast zal in <strong>2012</strong><br />
extra ingezet worden op kennisdeling tussen de verschillende lopende projecten om<br />
zo extra impulsen te creëren.”<br />
- “In 2011 werd het boscompensatiefonds ingezet via een projectoproep voor<br />
integrale bebossingsprojecten door lokale overheden met focus op het ondersteunen<br />
van de realisatie van stadsrandbossen en het versterken van lokale<br />
bosuitbreidingsinitiatieven. Er werden aanvragen ingediend voor de aankoop van een<br />
totale oppervlakte van 95,89 ha. Met het voorziene budget kon echter slechts 15.54<br />
ha gesubsidieerd worden. Gelet op het succes van de projectgroep werd dit bedrag<br />
verdubbeld. Er wordt een nieuwe en verbrede projectoproep voor <strong>2012</strong> voorbereid”.<br />
<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />
<strong>2012</strong><br />
195
OD 98 – Pagina 45<br />
Beleid open ruimte<br />
Door het invoeren van nieuwe pakketten en de gebiedgerichte inzet ervan,<br />
neemt de efficiëntie van het instrument beheersovereenkomsten gevoelig toe.<br />
“In 16 gebieden voeren landbouwers sinds 2011 maatregelen uit die goed zijn voor<br />
akkervogels. Er werden 5 nieuwe dergelijke akkervogelprojecten voorbereid om in<br />
<strong>2012</strong> uit te voeren. Verder zijn er 8 agrobeheergroepen opgericht en lopen er 18<br />
initiatieven die kunnen leiden tot het oprichten van een agrobeheergroep. Ook sloten<br />
1000 landbouwers een beheersovereenkomst. Lokale waterbeheerders worden<br />
aangezet om de nieuwe maatregel “’Inrichtingsmaatregelen voor de KR Water door<br />
Landbouwers” uit te voeren.<br />
OD 112 – Pagina 49<br />
Het handhavingsbeleid wordt uitgevoerd<br />
“In <strong>2012</strong> ligt de focus op de invoering en toepassing van bijkomende<br />
handhavingsinstrumenten en de decretaal voorziene globale evaluatie van het<br />
Milieuhandhavingsdecreet. Waar nodig en wenselijk zullen voorstellen tot<br />
aanpassing van de regelgeving worden geformuleerd (bv. inzake een<br />
vereenvoudigde boeteprocedure voor bepaalde milieumisdrijven…). Ik maak<br />
eveneens werk van de implementatie van het Witboek Interne Staatshervorming<br />
inzake milieuhandhaving. Het Milieuhandhavingsprogramma <strong>2012</strong> en het<br />
Milieuhandhavingsrapport 2011 zullen een belangrijke inbreng zijn voor de bijsturing<br />
van het milieuhandhavingsbeleid. De werkgroep van de Vlaamse Hoge Raad voor de<br />
Milieuhandhaving analyseren verschillende handhavingknelpunten. Indien een<br />
bijsturing van het beleid noodzakelijk blijkt, kan de VHRM hieromtrent aanbevelingen<br />
formuleren, zoals de uitvoering van de studie “Lokale Milieuhandhaving – de<br />
implementatie van het Milieuhandhavingsdecreet” in <strong>2012</strong>”<br />
OD 128 – Pagina 51<br />
Het milieuklachten registratie- en opvolgingssysteem MKROS wordt verder<br />
ontwikkeld<br />
“Met jaarlijks bijna 10.000 meldingen van milieuhinder is MKROS op dit moment één<br />
van de meest uitgebreide en representatieve databanken van milieuklachten in<br />
Vlaanderen. In 2011 werd de koppeling met enkele externe lokale<br />
klachtendatabanken gerealiseerd. In <strong>2012</strong> zullen er nog volgen, waardoor we<br />
andermaal een stijging van het aantal geregistreerde meldingen mogen verwachten.<br />
Er wordt in <strong>2012</strong> bekeken op welke manier de aangekondigde wijzigingen m.b.t. de<br />
Samenwerkingsovereenkomst Milieu uit het witboek Interne Staatshervorming<br />
kunnen worden opgevangen, zodat ook na 2013 MKROS een instrument blijft<br />
waarmee gemeenten aan de slag gaan”.<br />
OD 131 - Pagina 52<br />
De Vlaamse Overheid benut haar mogelijkheden als marktspeler om de<br />
transitie naar een duurzame economie te stimuleren<br />
“De Vlaamse overheid engageert zich in het eerste Vlaams actieplan Duurzame<br />
Overheidsopdrachten 2009-2011 om tegen 2020 100 % duurzame<br />
<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />
<strong>2012</strong><br />
196
overheidsopdrachten te plaatsen. Er werden duurzaamheidscriteria voor voeding en<br />
catering opgesteld en er werd een helpdesk voor duurzame overheidsopdrachten<br />
opgericht. Er werd richting Vlaamse en lokale overheidsaankopers gecommuniceerd<br />
over de verschillende instrumenten voor duurzame overheidsopdrachten”<br />
OD 133 – Pagina 52<br />
We optimaliseren de impact van subsidies op het leefmilieu<br />
Begin 2011 is een studie gestart over verbetervoorstellen voor LNE-subsidies aan<br />
lokale overheden op basis van een integrale evaluatie. Hierin worden de<br />
verschillende subsidieregelingen van het beleidsdomein richting gemeenten,<br />
provincies en lokale overheden onderzocht. Het gaat o.m. over subsidies voor<br />
riolering, erosiebestrijding, harmonisch park- en groenbeheer en subsidies in het<br />
kader van de Samenwerkingsovereenkomst. In eerste instantie worden deze<br />
subsidies getoetst op hun effectiviteit, d.w.z. op het verschil dat ze maken naar<br />
impact op het terrein. Begin <strong>2012</strong> zal deze studie resulteren in aanbevelingen. Het<br />
witboek Interne Staatshervorming zal daarbij als randvoorwaarde meegenomen<br />
worden”<br />
OD 139 – Pagina 76<br />
De Samenwerkingsovereenkomst 2008 – 2013 met de lokale overheden wordt<br />
in overleg met alle betrokkenen bijgestuurd.<br />
“De huidige samenwerkingsovereenkomst loopt eind 2013 af. Momenteel is het nog<br />
onduidelijk op welke wijze een verdere samenwerking met lokale overheden zal<br />
verlopen. Het Witboek Interne Staatshervorming geeft aan dat de middelen voorzien<br />
voor de huidige samenwerkingsovereenkomsten vanaf 2014 worden verschoven<br />
naar enerzijds riolering en anderzijds handhaving. Hierover wordt nog verder<br />
overlegd met o.m. de gemeenten en provincies.<br />
In uitvoering van het planlastendecreet zal de Vlaamse Regering in het najaar van<br />
<strong>2012</strong> haar beleidsprioriteiten per beleidsdomein/minister bezorgen aan de lokale<br />
overheden. Op basis hiervan zullen de lokale overheden hun meerjarenplan moeten<br />
vorm geven. De beleidsprioriteiten geven binnen een groter kader een beeld van wat<br />
van de gemeenten verwacht wordt. Daarbij kan ook aangegeven worden voor wat en<br />
op welke wijze de Vlaamse overheid hierbij steun kan verlenen – ook maar niet<br />
alleen financieel.<br />
Bovenstaande initiatieven en de resultaten daarvan zullen duidelijk maken hoe de<br />
samenwerking met de lokale overheden vanaf 2014 zal verlopen”.<br />
<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />
<strong>2012</strong><br />
197
Beleidsbrief ENERGIE<br />
Aandachtspunten <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />
6. Stimuleren Sociale energierenovaties<br />
6.1 Invoeren waarborgregeling voor lokale entiteiten in het kader van het Fonds<br />
voor de Reductie van de Globale Energiekost. Pagina 32<br />
Met het regeringsbesluit van 10 september 2010 (BVR houdende vaststelling van de<br />
voorwaarden waaronder een waarborg kan worden verleend voor de terugbetaling<br />
van de leningen, toegestaan door het Fonds ter Reductie van de Globale<br />
Energiekost - FRGE) staat de Vlaamse overheid garant voor de correcte<br />
terugbetaling van de door het FRGE aan de Lokale Entiteiten geleende bedragen.<br />
Het FRGE diende sinds januari 2011 voor 19 Lokale Entiteiten een aanvraag voor<br />
gewestwaarborg in. Om de FRGE-leningen nog beter bekend te maken bij het<br />
publiek, werd door het VEA een brochure opgesteld. Deze brochure, ‘Geld en<br />
energie sparen’, wordt vanaf april 2011 verspreid in alle Vlaamse gemeenten.<br />
De Lokale Entiteiten bereiken nu bijna 2/3 van de Vlaamse bevolking.<br />
20. Versterken en verbeteren van de marktwerking door een efficiente en<br />
effectieve informatieverlening en communicatie naar de afnemers.<br />
Pagina 46-47<br />
“De VREG ondernam ook specifieke informatiecampagnes naar allochtonen (focus<br />
op de vrije leverancierskeuze, het veranderen van energieleverancier, het recht op<br />
gratis stroom en wat te doen bij een verhuis), gemeentelijke woonloketten, sociale<br />
huisvestingsmaatschappijen, gemeentebesturen en OCMW’s (bekendmaking<br />
dienstverlening van de VREG)<br />
V. Linken met andere beleidsvelden en –niveaus<br />
1. Wisselwerking met andere beleidsdomeinen binnen de Vlaamse Overheid<br />
1.4 Overheidspatrimonium Pagina 51<br />
Het nieuwe voorstel van energie-efficiëntierichtlijn voorziet een jaarlijkse<br />
renovatiedoelstelling van 3% van de totale vloeroppervlakte van de publieke<br />
gebouwen groter dan 250 m 2 .<br />
V. Linken met andere beleidsvelden en –niveaus<br />
3. Wisselwerking met het Lokale niveau Pagina 54<br />
Het VEA pleegt overleg met de lokale overheden via het VVSG en met de<br />
steunpunten duurzaam bouwen in verband met:<br />
- de voorbeeldrol van de overheden bij de realisatie van bijna-energieneutrale<br />
publieke gebouwen, zoals deze wordt geimplementeeerd in het actieplan bijnaenergieneutrale<br />
gebeouwen ter uitvoering van de Europese verplichting hiervoor<br />
vanaf 2019<br />
<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />
<strong>2012</strong><br />
198
- het voorstel tot herziening van de europese richtlijn energie-efficientie, met<br />
de verplichting voor overheidsgebouwen tot jaarlijkse renovatie van 3% van de<br />
oppervlakte van het patrimonium tot het kostenoptimaal niveau.<br />
Aandachtspunten Stedenbeleid<br />
/<br />
Aandachtspunten Inburgering & Integratie<br />
/<br />
<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />
<strong>2012</strong><br />
199
Mobiliteit & Openbare Werken (MOW)<br />
Beleidsbrief MOBILITEIT<br />
1. Aandachtspunten <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />
Verkeersbordendatabank Pagina 35<br />
De inventarisatie van de verticale signalisatie op alle berijdbare wegen in Vlaanderen<br />
is in de zomer van 2011 afgerond. De digitale toepassing waarmee steden en<br />
gemeenten de signalisatie kunnen raadplegen en wijzigen, werd verder<br />
geoperationaliseerd. De toepassing werd in 2011 gebruiksvriendelijker en<br />
performanter gemaakt. Ze zal begin <strong>2012</strong>2011 volledig web-based zijn, zodat alle<br />
wegbeheerders ze gemakkelijker kunnen gebruiken en vooral de data blijvend<br />
kunnen updaten. Het <strong>Agentschap</strong> Wegen en Verkeer werkte in 2011 verder aan de<br />
integratie van de databank in de eigen werking.<br />
Midden 2011 zijn gesprekken opgestart met de twee grootste digitale kaartenmakers<br />
om de data van de Verkeersbordendatabank te kunnen gebruiken voor de opmaak<br />
van hun kaarten (bv. in kaarten zoals die onder andere in gps’en worden toegepast).<br />
In een eerste testfase wordt nagegaan welke data op welke manier<br />
voor de kaartenmakers integreerbaar en relevant zijn.<br />
Ook zal de Verkeersbordendatabank een handig werkinstrument zijn, nu in het<br />
najaar van 2011 aan de hand van twee proefvakken de snelheidsregimes op de<br />
gewestwegen in Vlaanderen onder de loep worden genomen. Dat sluit aan op een<br />
onderzoek binnen het Steunpunt Mobiliteit en Openbare Werken – spoor<br />
Verkeersveiligheid, met de volgende onderzoeksvragen.<br />
Kunnen snelheidsscenario’s worden ontwikkeld om minder trajecten te krijgen<br />
waar er steeds wisselende snelheidszones zijn?<br />
Hoe kan het homogeniseren van snelheden bijdragen tot het verminderen van<br />
verkeersborden?<br />
Een doeltreffend juridisch en organisatorisch kader Pagina 36<br />
“Sinds 1 januari 2008 is Vlaanderen bevoegd voor het toezicht op de aanvullende<br />
reglementen voor de politie over het wegverkeer. Die reglementen passen het<br />
algemeen verkeersreglement aan de plaatselijke omstandigheden aan. Het is<br />
belangrijk dat de kwaliteit van die aanvullende reglementen zo hoog mogelijk is.<br />
We ondersteunen de lokale overheden dan ook met advies en werken aan een<br />
ondersteunende tool om de opmaak van aanvullende reglementen te<br />
vergemakkelijken”<br />
Realisaties 2011<br />
In 2011 zullen, net als in de twee voorgaande jaren, een 2000-tal aanvullende<br />
reglementen zijn opgemaakt. e meeste daarvan komen van de lokale overheden en<br />
werden ter kennisgeving aan de Vlaamse overheid meegedeeld. 15 % heeft<br />
betrekking op gewestwegen en moet daarom ter goedkeuring worden voorgelegd.<br />
<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />
<strong>2012</strong><br />
200
Op jaarbasis heeft de Vlaamse overheid in 2011 ruim 600 adviezen verstrekt. Het<br />
gaat om ondersteuning aan de lokale overheden en politie over procedurele,<br />
vormelijke en inhoudelijke aspecten van aanvullende reglementen, maar ook om<br />
preadviezen voor de aanvullende reglementen over gewestwegen.<br />
De ontwikkeling van de Interactieve Reglementengenerator (IRG), een<br />
ondersteunende tool voor de opmaak van aanvullende reglementen, werd<br />
voortgezet. De toepassing vertrekt van het verkeersteken (uit de bordenbibliotheek<br />
van de Verkeersbordendatabank) dat de gebruiker wil plaatsen. Na selectie van het<br />
gewenste verkeersteken, geeft de tool de mogelijke combinaties die met dat<br />
verkeersteken gemaakt kunnen worden. Aan elke combinatie hangt een eigen unieke<br />
maatregel vast. Door de gewenste maatregel te kiezen, kan de gebruiker vervolgens<br />
de gewenste plaatsbepaling selecteren en eventuele opschriften invullen. Op basis<br />
van die invoer van de gebruiker geeft het IRG een volledig ingevuld artikel. De<br />
procedure wordt herhaald tot alle maatregelen in artikels zijn opgenomen. Zo kan<br />
men de aanpak die men op het terrein voor ogen heeft correct in een ontwerp van<br />
aanvullend reglement weergegeven is.<br />
De huidige toepassing helpt dus in eerste instantie de wegbeheerder om de<br />
aanvullende reglementen snel en juridisch correct op te stellen. Tijdens de<br />
ontwikkeling werd regelmatig een testsessie opgezet met een gebruikersgroep.<br />
Begin juli 2011 is IRG in zijn huidige vorm in productie gegaan. De fase die nu volgt<br />
is er een van real life testen en verwerken van opmerkingen die daaruit voortkomen.<br />
De bedoeling is om de testfase tegen het jaareinde te kunnen afsluiten. De<br />
verzamelde opmerkingen worden dan verwerkt en waar nodig wordt het IRG<br />
aangepast aan eventuele tekortkomingen.<br />
te realiseren <strong>2012</strong><br />
Na aanpassing van de IRG zal de digitale ondersteuningstool ter beschikking komen<br />
van alle steden en gemeenten. De streefdatum is voorjaar <strong>2012</strong>. Ook zal worden<br />
nagegaan of en hoe de IRG bij het <strong>Agentschap</strong> Wegen en Verkeer kan worden<br />
gebruikt. Omdat de verkeersreglementering niet stilstaat, moet ook werk<br />
worden gemaakt van beheersmodules zodat de Vlaamse Overheid, als beheerder<br />
van de IRG, snel en eenvoudig wijzigingen kan aanbrengen. Alleen zo kan de IRG<br />
een volwaardige ondersteuning blijven bieden.<br />
We schenken ook aandacht aan het verdere ontwikkeltraject voor de integratie met<br />
de Verkeersbordendatabank. Doorgedreven analyse en consultatie van de<br />
gebruikersgroepen zal uitmaken welke integratie de voorkeur geniet, mogelijk en<br />
haalbaar is.<br />
Vrachtroutenetwerk Pagina 54<br />
Vrachtwagens rijden zich vast in dorpskernen of te nauwe straten. Het principe van<br />
functionaliteit en homogeniteit van het wegennet moet ervoor zorgen dat de<br />
goederenstromen zoveel mogelijk worden afgewikkeld op wegen die daar goed voor<br />
uitgerust zijn. Voor het vrachtverkeer gaat het in het bijzonder om autosnelwegen en<br />
primaire wegen. Met het vrachtroutenetwerk wil de Vlaamse overheid naast de<br />
toegelaten ook de gewenste routes opbouwen en inrichten.<br />
<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />
<strong>2012</strong><br />
201
Bewegwijzering zal een van de facetten zijn van deze inrichting. Deze zal dan in de<br />
verkeersbordendatabank terechtkomen. Maar ook nu reeds bevat de<br />
verkeersbordendatabank nuttige basisinformatie voorvrachtwagenspecifieke<br />
routering (hoogtebeperkingen, breedtebeperkingen, toegangsbeperkingen, …). De<br />
Vlaamse overheid zal met de digitale kaartenmakers nagaan hoe deze data kan<br />
worden gebruikt (zie ook hoger).<br />
Realisaties 2011<br />
Naar analogie van het in Limburg uitgewerkte ontwerp voor een vrachtroutenetwerk<br />
is nu ook voor de rest van Vlaanderen een bovenlokaal raamwerk uitgetekend, met<br />
de bekende en gewenste vrachtroutes en de bekende knelpunten. Om een<br />
duidelijker beeld te krijgen van de knelpunten op lokaal niveau werden steden<br />
en gemeenten bevraagd. De enquête had een zeer hoge responsgraad. Het<br />
bovenlokaal raamwerk moet de basis vormen voor een verdere detaillering op<br />
regioniveau.<br />
In september 2011 is voor deze verdere regionale detaillering een dienstenopdracht<br />
uitgeschreven. Het bestek vraagt om voor vijf typeregio’s het bovenlokaalraamwerk<br />
verder te detailleren naar het regionale niveau in een door overleg gedragen proces.<br />
Ook moet die oefening vertaald worden in een bewegwijzeringsmodel en<br />
terugkoppeld worden naar het bovenlokaal raamwerk. Verwacht wordt dat eind<br />
2011 nog een gunning mogelijk is om dan van start te gaan met de vijf typeregio’s en<br />
de overige regio’s te laten volgen.<br />
Te realiseren in <strong>2012</strong><br />
Het bovenlokaal raamwerk wordt, regio per regio verder gedetailleerd. Overleg is<br />
hierbij belangrijk om diverse actoren zoals wegbeheerders, steden en gemeenten,<br />
provincies, transportsector, VOKA, POM, …<br />
inspraak te geven en tot een gedragen geheel te komen.<br />
Per regio zal er ook een bewegwijzeringsmodel beschikbaar komen dat door het<br />
<strong>Agentschap</strong> Wegen en Verkeer, voor wat betreft de gewestwegen, zal worden<br />
opgenomen in het algemene bewegwijzeringsbeleid.<br />
Ook worden de mogelijkheden nagegaan om het vrachtroutenetwerk als informatieve<br />
laag te laten doorstromen naar de digitale kaartenmakers.<br />
1.5.3. De regelgeving voor de realisatie van infrastructuurwerken wordt<br />
vereenvoudigd. Pagina 66<br />
Eind vorig jaar heb ik, samen met collega’s Schauvliege en Muyters, de Visienota<br />
inzake het versnellen van investeringsprojecten op de agenda geplaatst. De Vlaamse<br />
Regering nam er akte van op 15 oktober 2010.Momenteel zijn de acties uit de<br />
visienota al voor een aanzienlijk deel geïmplementeerd.<br />
Zo werd o.a. in maart 2011 het Rooilijndecreet aangepast waarbij een rechtszekere<br />
oplossing wordt gecreëerd voor het uitvoeren van isolatiewerken aan gevels van<br />
woningen langs gewestwegen.<br />
Eind 2010 werd een specifiek projectteam Versnelling Investeringsprojecten<br />
opgericht met vertegenwoordigers van de beleidsdomeinen MOW, RWO en LNE,<br />
Kenniscentrum PPS en Team Stedenbeleid. Dat beleidsdomeinoverschrijdende<br />
<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />
<strong>2012</strong><br />
202
projectteam is de motor voor de implementatie van de visienota en de uitvoering van<br />
de acties. Het wordt aangestuurd door een Task Force van leidend ambtenaren<br />
uit de betrokken beleidsdomeinen.<br />
Het belangrijkste luik van de visienota is ongetwijfeld de nieuwe procesaanpak. Het<br />
projectteam heeft na een intensieve participatieve consultatieronde met experts en<br />
strategische adviesraden, en na een ambtelijke en politieke terugkoppeling, een<br />
voorstel van implementatieplan uitgewerkt. Het implementatieplan omvat<br />
onder meer de opmaak van regelgeving, kennisopbouw en communicatie, en<br />
organisatorische maatregelen.<br />
De nieuwe procesaanpak wordt uitvoerig geïllustreerd in een routeplanner met de<br />
zogenaamde ‘drietrapsraket’: van probleemstelling en doelstellingen, over de inbreng<br />
van belanghebbenden en participatie en de afweging en trechtering van<br />
alternatieven, naar de concretisering van de oplossing en de uitvoering.<br />
Communicatie en participatie staan centraal in de nieuwe aanpak. Essentieel is ook<br />
de keuze voor een volledig transparante aanpak. Alle gemaakte keuzes moeten<br />
voldoende worden gemotiveerd en<br />
beargumenteerd.<br />
In het najaar van 2011 zullen we een eerste concept van het kaderdecreet uitwerken<br />
dat de nieuwe procesaanpak omvat. Het kaderdecreet overkoepelt de<br />
desbetreffende sectorwetgeving. De krachtlijnen ervan zijn opgenomen in het<br />
actieplan dat op 22 juli 2011 aan de Vlaamse Regering is voorgelegd. We<br />
leggen in dat kaderdecreet alleen die zaken vast die noodzakelijk zijn voor het<br />
nieuwe proces: de verschillende fases en klikmomenten, verplichtingen door<br />
bijvoorbeeld Europese regelgeving en inzake openbaarheid, hoe beslissingen al dan<br />
niet kunnen worden betwist, enzovoort.<br />
Voor het nieuwe proces is ook een cultuurverandering nodig binnen de Vlaamse<br />
overheid. Samen met de leidend ambtenaren van de entiteiten waak ik erover dat die<br />
noodzakelijke attitudewijziging doorgang vindt.<br />
Zo keurde de Vlaamse Regering op 22 juli 2011 een startnota goed voor de<br />
uitwerking van een ‘unieke omgevingsvergunning’. Die omgevingsvergunning<br />
integreert de stedenbouwkundige vergunning en de milieuvergunning. Intussen werd<br />
ook een aantal minder ingrijpende aanpassingen aan sectorale regelgeving<br />
goedgekeurd die moeten bijdragen tot een versnelde realisatie van<br />
investeringsprojecten.<br />
De projectvergadering biedt de initiatiefnemer de mogelijkheid om een<br />
vergunningsaanvraag te bespreken met de vergunningverlener en met de<br />
adviesverleners. Ik geloof dat de projectvergadering als tijdig vooroverleg ten goede<br />
komt aan initiatiefnemers, maar ook aan de vergunningverlenende en adviserende<br />
overheid. Daarom wil ik het instrument binnen mijn beleidsdomein promoten. De<br />
meeste machtigingen en toestemmingen werden, via de wijziging van tal van<br />
sectorale bepalingen, in de stedenbouwkundige<br />
vergunningsprocedure geïntegreerd.<br />
Samenhangend hiermede dient hier opgemerkt dat op 29 april 2011 de Vlaamse<br />
Regering een nota goedkeurde waarin de gouverneurs expliciet worden<br />
gemandateerd om als commisarissen van de Vlaamse Regering een coördinerende<br />
rol op te nemen in de relaties tussen de lokale besturen en de verschillende<br />
buitendiensten van de Vlaamse overheid.<br />
<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />
<strong>2012</strong><br />
203
Onteigeningen Pagina 67<br />
Voor de realisatie van infrastructuurwerken moet de overheid vaak onroerende<br />
goederen verwerven, zoals gronden, woningen of bedrijven. Daartoe worden<br />
onteigeningsbesluiten genomen. In de praktijk kan de initiatiefnemer meestal een<br />
belangrijk aantal percelen in der minne verwerven. Slechts in een minderheid<br />
van de gevallen komt het tot een onteigening via de rechtbank.<br />
Zowel voor de verwervingen in der minne als voor de gerechtelijke onteigeningen<br />
doet de Vlaamse overheid een beroep op de Patrimoniumdiensten van de FOD<br />
Financiën. De dienst Opmetingen en Waarderingen en de Comités tot Aankoop<br />
staan in voor de opmeting, de waardering, de schatting, de onderhandeling en het<br />
opmaken en afsluiten van een akte.<br />
Ondersteuning<br />
Met de huidige personeelsbezetting kunnen de bovenstaande diensten de door de<br />
Vlaamse overheid gevraagde onteigeningen en minnelijke verwervingen niet<br />
afwerken binnen een redelijke termijn. Daarom werd in overleg met de<br />
Patrimoniumdiensten nagegaan hoe de behandelingstermijnen kunnen worden<br />
beperkt. De volgende twee maatregelen werden afgesproken.<br />
Voor investeringsprojecten en natuurontwikkelingwerken waarvoor een groot aantal<br />
grondverwervingen noodzakelijk is, kan de Vlaamse overheid ondersteunend<br />
administratief personeel en ICT-infrastructuur ter beschikking stellen van het Comité<br />
tot Aankoop. In het verleden werd al een dergelijke ondersteuning aangeboden, en<br />
dat werd door alle betrokkenen als positief ervaren. Als de entiteiten van de Vlaamse<br />
overheid die ondersteuning entiteitoverschrijdend kunnen organiseren, kan de<br />
efficiëntie nog worden verhoogd. Dergelijke ondersteuning blijft echter een adhocoplossing<br />
die project per project met de betrokken Aankoopcommissaris moet<br />
worden afgesproken.<br />
De Patrimoniumdiensten stemden er ook mee in dat de Vlaamse overheid beëdigde<br />
landmeters-expert inschakelt voor de opmeting en de waardering van projecten met<br />
een belangrijk aantal grondverwervingen.<br />
Het volstaat dat de initiatiefnemer en de betrokken Aankoopcommissaris daarover<br />
een akkoord bereiken. De afgelopen jaren werden voor een aantal Vlaamse<br />
projecten al landmeters-experts ingeschakeld, onder meer voor de<br />
grondverwervingen voor de Kempense noord-zuidverbinding en de ontwikkeling van<br />
het regionaal bedrijventerrein Ham Zwartenhoek langs het Albertkanaal. Ook een<br />
aantal lokale overheden deed de afgelopen jaren een beroep op landmeters-experts.<br />
In het kader van de uitvoering van module 13-projecten (aanleg fietspaden langs<br />
gewestwegen door<br />
gemeenten) kunnen gemeenten deze voorbereidende werkzaamheden op zich<br />
nemen en vallen de kosten hiervoor onder de gesubsidieerde kosten van de module.<br />
Dit moet de aanleg van fietspaden langs gewestwegen versnellen.<br />
In overleg met de federaties van landmeters-experts en de Patrimoniumdiensten is<br />
nu een typebestek opgesteld dat binnen de Vlaamse overheid werd verspreid en ter<br />
beschikking zal worden gesteld van gemeentebesturen. Het typebestek kan in de<br />
toekomst ook als basis dienen voor raamcontracten voor opmetingen en<br />
waarderingen.<br />
<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />
<strong>2012</strong><br />
204
Daarnaast levert de dienst Vastgoedakten van het Departement Financiën en<br />
Begroting authentieke akten af die vroeger door de Comités tot aankoop werden<br />
afgeleverd. Dat creëert extra tijd en ruimte.<br />
Regelgeving<br />
De onteigeningswetgeving bestaat uit verschillende federale wetten en decreten die<br />
de federale overheid, de Gemeenschappen en de Gewesten, de provincies, de<br />
gemeenten en overheidsinstellingen de mogelijkheid<br />
geven om tot onteigening over te gaan.<br />
De toepassing van die regelgeving is complex en erg tijdrovend. Daarom<br />
onderzoeken we, in overleg met de federale overheid en de collega’s van andere<br />
gewesten, hoe de federale regelgeving kan worden aangepast<br />
om de onteigeningen te versnellen en de onteigeningsprocedures in te passen in het<br />
verbeterde proces voor investeringsprojecten.<br />
Met de resultaten van het onderzoek kan de Vlaamse Regering de aanpassing van<br />
de onteigeningswetgeving aankaarten op het federale niveau.<br />
1.5.5 Efficiënte inzet van het overheidsapparaat en het vervoerssysteem:<br />
De werking van de mobiliteitsconvenants optimaliseren Pagina 70<br />
Realisaties 2011<br />
Het proces van evaluatie en bijsturing van de gemeentelijke mobiliteitsplannen zet<br />
zich nog steeds door. 300 steden en gemeenten hebben een eerste<br />
conformverklaard mobiliteitsplan. Voor 277 gemeenten (92 %) is dat mobiliteitsplan<br />
vijf jaar of ouder. 255 van die 277 gemeenten (92 %) rondden al de sneltoets af. Bij<br />
de sneltoets kiezen de meeste gemeenten (71 %) voor spoor 2: verbreden en<br />
verdiepen van het bestaande mobiliteitsplan. 20 gemeenten kiezen voor een<br />
vernieuwing van het mobiliteitsplan gebaseerd op een te vernieuwen<br />
beleidsscenario. 51 gemeenten bevestigden hun mobiliteitsplan en beperkten zich tot<br />
de actualisatie van het actieprogramma. Op 4 plaatsen verkozen gemeenten om<br />
samen te werken voor de uitwerking van bovengemeentelijke thema’s. 85<br />
gemeenten, dat is bijna een derde van de gemeenten met een mobiliteitsplan van vijf<br />
jaar of ouder, beschikken al over een tweede generatie mobiliteitsplan.<br />
Daarnaast werden het afgelopen jaar 87 modules afgesloten. 30 % daarvan zijn<br />
fietsinfrastructuurprojecten met een module 13. Ook de implementatie van<br />
verlichtingsprojecten via de module 4, dikwijls in combinatie met<br />
infrastructuurprojecten, blijft hoog scoren. Er werden 16 modules 4 afgesloten<br />
tegenover 3 modules 17 (verlichtingsprojecten buiten de bebouwde kom). In<br />
vergelijking met de voorgaande jaren zijn er iets meer<br />
modules 10 (herinrichting van schoolomgevingen), modules 6 (net houden van<br />
gewestwegen) en modules 3 (herinrichting van doortochten) afgesloten.<br />
De uitwerking van een vernieuwd decretaal en reglementair kader is opgestart. De<br />
basisprincipes van de convenantwerking worden geïntegreerd in het decreet van 20<br />
maart 2009 betreffende het mobiliteitsbeleid. Het gemeentelijk mobiliteitsplan wordt<br />
centraal geplaatst als basis en afsprakenkader voor de mobiliteitsprojecten en –<br />
maatregelen in de gemeente. Het gemeentelijk mobiliteitsplan wordt ook verplicht<br />
gemaakt. Dat geeft geen zware planlast aangezien nagenoeg alle gemeenten al over<br />
een gemeentelijk mobiliteitsplan beschikken.<br />
<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />
<strong>2012</strong><br />
205
Het decreet verankert de regeling tot besluitvorming rond plannen, projecten en<br />
maatregelen en hun financiering. Er wordt een organisatiestructuur en taakverdeling<br />
bepaald waarbinnen voortaan de gemeentelijke begeleidingscommissie de centrale<br />
rol opneemt in de beraadslaging en beslissing over projecten. Bepalingen rond<br />
integrale kwaliteitszorg leggen vast welke projectmethodologie moet worden gevolgd<br />
en hoe de kwaliteitsbewaking gebeurt. De typemodules worden vervangen door een<br />
lijst projectendie het voorwerp uitmaken van een samenwerkings-overeenkomst en<br />
een lijst projecten die in aanmerking komen voor subsidiëring. De decretale<br />
verankering moet ervoor zorgen dat de financiering van mobiliteits-<br />
projecten en het projectproces zelf ook administratief worden vereenvoudigd.<br />
Te realiseren <strong>2012</strong><br />
Het ontwerp van decreet werd na definitieve goedkeuring door de Vlaamse Regering<br />
voorgelegd aan het Vlaams Parlement. De administratie bereidt met externe<br />
juridische ondersteuning het bijbehorende uitvoeringsbesluit voor. Dat proces wordt<br />
begeleid door een kernteam waarin de betrokken entiteiten van de Vlaamse overheid<br />
en VVSG zijn vertegenwoordigd. De ontwerpteksten worden voor formeel advies<br />
voorgelegd aan de Task Force Mobiliteitsconvenant. Er wordt over gewaakt dat het<br />
uitvoeringsbesluit beschikbaar zal zijn op het ogenblik dat het decreet in werking<br />
treedt.<br />
Dit najaar wordt ook het implementatietraject vastgelegd met afspraken voor<br />
communicatie en vorming, te organiseren bij de start van vernieuwde aanpak. Het is<br />
belangrijk om de gemeenten zorgvuldig te informeren<br />
over de gewijzigde procedures. Zowel de gemeentelijke beleidsverantwoordelijken<br />
als de mobiliteitsambtenaren moeten op de hoogte zijn van de principes en<br />
doelstellingen van het duurzame lokale mobiliteitsbeleid, en de belangrijke rol die het<br />
gemeentelijk mobiliteitsplan daarin opneemt. Ook de verantwoordelijkheden en taken<br />
van de gemeentelijke begeleidingscommissie worden gewijzigd: elke<br />
partner krijgt een nieuwe rol. Dat is een aandachtspunt voor de betrokkenen in de<br />
gemeenten en voor alle MOW-personeel dat bijdraagt tot het duurzaam<br />
mobiliteitsbeleid.<br />
Interne staatshervorming Pagina 71<br />
Een consistent beleid inzake mobiliteit en openbare werken, met zijn vele raakpunten<br />
met milieu en ruimtelijke ordening, situeert zich het best op gewestelijk niveau. Toch<br />
kunnen bepaalde facetten van het beleid effectiever op het lokale niveau gebeuren.<br />
In overeenstemming met het subsidiariteitsbeginsel is een eenduidige allocatie van<br />
bevoegdheden aan het gewestelijk, provinciaal en gemeentelijk niveau nodig.<br />
Onder de noemer ‘interne staatshervorming’ zal daarom een aantal taken worden<br />
geheroriënteerd.<br />
De Vlaamse Regering keurde op vrijdag 8 april 2011 het witboek interne<br />
staatshervorming goed. Na het groenboek en het bijbehorende advies en overleg<br />
met de betrokken bestuursniveaus, sectoren en middenveldorganisaties, zijn nu de<br />
definitieve uitvoeringslijnen goedgekeurd.<br />
Via de hervorming van de mobiliteitsconvenants schuift het zwaartepunt op in de<br />
richting van het lokale niveau, door een groter gewicht te hechten aan de<br />
gemeentelijke begeleidingscommissie als forum voor overleg en besluitvorming<br />
tussen de betrokken gemeentelijke en gewestelijke actoren inzake<br />
<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />
<strong>2012</strong><br />
206
mobiliteitsplanning en projecten. Ook een vrijwillige samenwerking tussen<br />
gemeenten is mogelijk om te komen tot een intergemeentelijk mobiliteitsplan of om<br />
samen projecten te realiseren (via de intergemeentelijke begeleidingscommissie).<br />
Zoals de door de Vlaamse Regering goedgekeurde beheersovereenkomst met De<br />
Lijn 2011-2015 vermeldt, zullen de steden en gemeenten meer inspraak krijgen en<br />
actief betrokken worden bij het beleid van De Lijn. Bij de evaluatie van de bestaande<br />
lijnen en de invoering van nieuwe lijnen worden de lokale overheden actief<br />
betrokken, zodat de steden en gemeenten een belangrijkere en meer toonaan-<br />
gevende rol spelen in de uitbouw van een vraaggestuurd aanbod. Dat maakt het<br />
mogelijk om voldoende draagvlak te realiseren.<br />
Sinds het kerntakendebat binnen het kaderdecreet bestuurlijk beleid zijn de<br />
provinciale bevoegdheden met een grondgebonden karakter afgebouwd. Zo werden<br />
de provinciale wegen overgedragen naar het gewestelijk of gemeentelijk niveau. Een<br />
niet-exhausieve lijst van provinciale bevoegdheden inzake mobiliteit in het<br />
witboek interne staatshervorming:<br />
_ beslissingen van de gemeenten goedkeuren rond buurtwegen (in afwachting van<br />
de aanpassing in de<br />
regelgeving),<br />
_ de atlas buurtwegen coördineren,<br />
_ het bovenlokaal fietsbeleid (beheer Bovenlokaal Functioneel Fietsroutenetwerk en<br />
subsidiëring via<br />
het Fietsfonds (cofinanciering provincies-Vlaamse Gewest)<br />
In overleg met de provincies zal een mobiliteitsovereenkomst worden opgesteld met<br />
bijzondere aandacht voor het provinciaal fietsbeleid en het bedrijfsvervoermanagement.<br />
2. EEN KWALITATIEF HOOGSTAANDE EN GOED<br />
DOORDACHTE INFRASTRUCTUUR<br />
2.1 De schakels van het vervoersnetwerk optimaal beheren en<br />
uitbouwen<br />
2.1.1 Het wegennet onderhouden en gericht uitbreiden<br />
Een goed onderhouden wegennet Pagina 74<br />
Het <strong>Agentschap</strong> Wegen en Verkeer werkt tegen 2015 de achterstand weg inzake het<br />
structureel onderhoud op autosnelwegen. AWV opteert ervoor om grotere trajecten<br />
aan te pakken. Zo wordt de hinder voor de weggebruiker beperkt. Er wordt steeds<br />
naar gestreefd om de kwaliteit van de werken zo hoog mogelijk te<br />
krijgen.<br />
Realisaties 2011<br />
Wegdek<br />
In 2010 werd versie 2.2 van het Standaardbestek 250 gepubliceerd. Alle bestekken<br />
voor wegenwerken die vanaf 1 april 2011 door AWV worden aanbesteed, zijn<br />
opgemaakt op basis van die versie. Aansluitend werd een dienstorder opgemaakt<br />
over de keuze van de asfaltmengsels in functie van de wegcategorie en de<br />
bouwklasse. De nieuwe voorschriften moeten mee de kwaliteit van de uitgevoerde<br />
werken garanderen.<br />
<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />
<strong>2012</strong><br />
207
Om de duurzaamheid van het hoofdwegennet te verbeteren, heeft AWV richtlijnen<br />
opgesteld om te bepalen op welke wegvakken een verharding in doorgaand<br />
gewapend beton moet komen. In principe zijn dat de zwaar belaste autosnelwegen<br />
(A14/E17 Antwerpen-Kortrijk, A10/E40 Brussel-Jabbeke, A13/E313<br />
Antwerpen-Lummen, A1/E19 Brussel-Antwerpen-Nederland) en de twee<br />
belangrijkste ringwegen (R0 enR1). In 2010 heeft AWV de technische eisen<br />
opgesteld om werken te laten uitvoeren met een langere waarborgtermijn van 7 à 10<br />
jaar, in plaats van 3 jaar. In 2011 worden de administratieve consequenties<br />
onderzocht om die nadien toe te passen op een drietal projecten.<br />
In 2011 werden er voor ongeveer 170 miljoen euro werken in het kader van<br />
structureel onderhoud uitgevoerd. In de begroting zijn hiervoor middelen voorzien<br />
onder artikelnummer MDU MH210.<br />
Naast het rapport Toestand van het wegennet werd op 18 oktober 2010 een<br />
tussentijds rapport Toestand van de Autosnelwegen voorgesteld. Het rapport<br />
verschijnt in het jaar waarin de meting werd uitgevoerd. Bij de opmaak van het<br />
volgende investeringsprogramma kan dus rekening worden gehouden met de<br />
resultaten van het rapport en worden autosnelwegen in slechte toestand sneller<br />
aangepakt.<br />
De ontwikkeling van een PMS (pavement management system) is lopende. Dat<br />
wegdekbeheersysteem wordt in eerste instantie ontwikkeld voor het<br />
autosnelwegennet. Een eerste versie van het PMS met de opbouw van<br />
de autosnelwegen zal eind 2011 beschikbaar zijn.<br />
Voorbeelden van grote investeringswerken voor structureel onderhoud zijn de<br />
werken op de E17, de E313/E34, het viaduct van Vilvoorde (R0) en de N49<br />
_ Op de E17 tussen het op- en afrittencomplex in Deinze en het klaverblad in<br />
Zwijnaarde (11 km), werd in beide richtingen de verharding tot en met de fundering<br />
uitgebroken en heraangelegd in duurzaam doorlopend gewapend beton. Dit deel van<br />
de E17 was in een heel slechte toestand.<br />
_ Op de E313/E34 werd de eerste spitsstrook tussen de ring van Antwerpen en de<br />
splitsing van de E313 en de E34 in Ranst in gebruik genomen.<br />
_ De E313 wordt in Ham, Tessenderlo en Beringen volledig gerenoveerd. De kosten<br />
bedragen 20 miljoen euro. Om de hinder te beperken, werd in 3 fasen gewerkt.<br />
_ Op de R0 is het viaduct van Vilvoorde aangepakt: sanering, vernieuwing van de<br />
uitzettingsvoegen en waterdichting. De timing en fasering van de verschillende<br />
werken werden op elkaar afgestemd om zo weinig mogelijk hinder te veroorzaken.<br />
_ De werken aan de N49 ten oosten en ten westen van Zelzate zijn een voorbeeld<br />
van de structureelonderhoudsprojecten op het Vlaamse Gewestwegennet. Hier wordt<br />
de verharding vervangen door een doorlopend gewapend betonverharding.<br />
Het Vlaamse wegennet heeft de afgelopen winter veel winterschade opgelopen.<br />
Deze winterschade ontstaat door het bevriezen en uitzetten van water in het asfalt.<br />
Voor de winter 2010-2011 heeft AWV een opdracht<br />
uitgeschreven om tijdens de winter herstellingen uit te voeren met warm asfalt in<br />
plaats van koud asfalt.<br />
Verlichting<br />
De administratie voert regelmatig inventarisaties en inspecties van de wegverlichting<br />
uit. Verlichtingspalen worden continu nagekeken, zowel steekproefsgewijs door<br />
werftoezichters, als structureel bij onderhoud door onderhoudsaannemers. In 2011<br />
werd aan de aannemers de bestaande richtlijnen inzake visuele inspecties<br />
<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />
<strong>2012</strong><br />
208
schriftelijk herinnerd. Het IIR-project werd opgestart. IIR staat voor Inventarisering,<br />
Inspectie en Rapportering. Voor alle wegaanhorigheden wordt een gedetailleerde<br />
inventaris opgemaakt en bijgehouden via een inspectieprogramma en een<br />
tweejaarlijks rapport. Met wegaanhorigheden wordt onder meer bedoeld:<br />
verlichtingspalen, portieken, verkeerslichten, bomen en vangrails. Er wordt een<br />
planning qua timing en budget opgemaakt om verouderde installaties te vernieuwen<br />
in 2011- <strong>2012</strong>. Een verlichtingspaal zal nooit zomaar vervangen worden, de<br />
noodzaak tot vervanging wordt in het kader van de lichtvisie nagekeken.<br />
Bij nieuwe projecten worden, volgens de in het dienstorder MOW/AWV/2010/6<br />
voorziene voorwaarden, kreukelpalen geplaatst. Dat is bijvoorbeeld het geval langs<br />
het nieuwe stuk R25 in Aarschot (55 kreukelpalen), de hertracering van de N19 in<br />
Leuven Noord (22 kreukelpalen), en de nieuwe rotonde op de<br />
N207 in Liedekerke (27 kreukelpalen).<br />
Te realiseren <strong>2012</strong><br />
Wegdek<br />
Voor de winter 2011-<strong>2012</strong> werd opnieuw een opdracht uitgeschreven om tijdens die<br />
periode tijdelijke herstellingen met warm asfalt uit te voeren. De extra inspanningen<br />
om de onderhoudsachterstand op de autosnelwegen weg te werken, worden ook in<br />
<strong>2012</strong> voortgezet.<br />
Ook voor de gewestwegen wordt een PMS ontwikkeld. Bij het beheer van<br />
gewestwegen moet veel meer rekening worden gehouden met andere betrokken<br />
partijen, zoals gemeenten of rioolbeheerders. Daarom zal in een paar pilootdistricten<br />
worden onderzocht hoe PMS bij een groter aantal betrokken partijen kan worden<br />
toegepast.<br />
Verlichting<br />
De uitbouw en implementatie van het project IIR wordt voortgezet.<br />
Veiligheid<br />
Vanaf <strong>2012</strong> zal het <strong>Agentschap</strong> Wegen en Verkeer de procedures van het decreet en<br />
Besluit van de Vlaamse Regering omtrent het beheer van de verkeersveiligheid van<br />
weginfrastructuur integreren in zijn bedrijfsprocessen. Zo zal het agentschap voor de<br />
wegen die deel uitmaken van het Trans-Europees netwerk<br />
de regelgeving correct kunnen toepassen.<br />
Winterdienst<br />
Realisaties 2011<br />
Naar aanleiding van de winter 2009-2010 maakte het <strong>Agentschap</strong> Wegen en Verkeer<br />
met diverse belanghebbenden afspraken over een verbeterde samenwerking tijdens<br />
extreme winterse omstandigheden. Het Winteractieprotocol (WAP) is daarvan het<br />
resultaat. Dat WAP is grondig getest tijdens de winterperiode 2010-2011 en<br />
resulteerde in een betere verkeersdoorstroming bij sneeuw en gladheid. In het<br />
voorjaar van 2011 werd het WAP met de diverse partijen geëvalueerd en waar nodig<br />
bijgestuurd.<br />
<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />
<strong>2012</strong><br />
209
Tijdens de winter van 2010-2011 publiceerde het <strong>Agentschap</strong> Wegen en Verkeer<br />
informatie over de winterdienst op de website www.wegenenverkeer.be. De site gaf<br />
onder andere een overzicht van de prioritaire strooiroutes. Daarnaast gaven AWV en<br />
het Vlaams Verkeerscentrum dagelijks via verschillende media informatie en tips<br />
voor weggebruikers.<br />
Te realiseren <strong>2012</strong><br />
AWV besteedt veel aandacht aan de problematiek van het zouttekort bij<br />
aanhoudende extreme winterse omstandigheden. Zuinig omspringen met het<br />
beschikbare zout is een van de oplossingen. Dat heeft niet alleen zijn voordeel in<br />
tijden van zoutschaarste maar is ook beter voor het milieu. Daarom werk ik aan een<br />
plan om de verouderde strooiers te vervangen door moderne zuinige strooiers die<br />
uitgerust zijn met een automatische aansturing. Die besparen 20 % zoutverbruik per<br />
rit. De komende 4 jaar worden de resterende verouderde strooiers vervangen.<br />
Voorts heeft AWV een zoutloods gehuurd zodat de opslagcapaciteit voor de<br />
komende winter is opgelopen tot 42.000 ton smeltmiddelen. AWV bereidt ook<br />
proefprojecten voor om op fietspaden sneeuw te ruimen en te pekelen in één<br />
passage.<br />
Bijzondere aandacht gaat naar het sneeuwvrij maken van fietspaden op<br />
hoofdfietsroutes in samenwerking met de lokale besturen<br />
Investeren in capaciteitsuitbreiding en wegwerken van missing links Pagina 76<br />
We maken verder werk van nog ontbrekende maar noodzakelijke schakels in ons<br />
wegennet, de zogenaamde missing links, en enkele bottlenecks. Ook belangrijke<br />
ringwegen staan op het programma. De voortgang in deze dossiers wordt<br />
gerapporteerd via de jaarlijkse projectfiches.<br />
Realisaties 2011<br />
Missing links Via-Invest (PPS)<br />
Voor het project Noordelijke ontsluiting naar de luchthaven van Zaventem is de<br />
uitvoering lopende.<br />
Momenteel zijn de fly-over en de fietserstunnel in opbouw en werkt men aan de<br />
afwerking van de noordoostelijke<br />
lus van het complex. De opgelopen vertragingen hebben tot nu toe nog geen impact<br />
gehad op het kritisch pad, waardoor men ervan mag uitgaan dat de infrastructuur<br />
eind februari <strong>2012</strong> beschikbaar zal zijn.<br />
Voor het project noord-zuidverbinding Kempen (N19 tot E313 Kasterlee) is Via-<br />
Kempen aangeduid als voorkeursbieder. De gunning vond plaats op 17 juni 2011.<br />
Momenteel voeren de nutsmaatschappijen de voorbereidende werken uit en zijn de<br />
werken voor de minderhinderkruispunten gestart.<br />
Voor het project noord-zuidverbinding in Limburg lag het kennisgevingsdossier van<br />
het project-MER ter inzage tot 24 oktober 2010. Op 22 maart 2011 vond de<br />
richtlijnvergadering plaats. Het project-MER bevindt<br />
zich in eindfase.<br />
Parallel met de lopende procedures werd in 2010 het referentieontwerp afgerond en<br />
konden geïnteresseerde consortia hun kandidatuur indienen. De Vlaamse Regering<br />
<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />
<strong>2012</strong><br />
210
hechtte op 17 december 2010 haar goedkeuring aan het selectieverslag en liet de<br />
geselecteerde kandidaten toe tot de gunningsfase. Medio augustus 2011 is<br />
de eerste offerteronde ingegaan met de indiening van de dossiers van de kandidaatconsortia.<br />
Voor het project R4-Zuid werd eind september een aangepaste bouwvergunning<br />
verleend. Momenteel zijn de voorbereidende werken lopende, zijnde het<br />
archeologisch onderzoek, de verplaatsing van de nutsmaatschappijen, de afbraak<br />
van de woningen en de overige onteigeningen. Ook hier is de voorkeursbieder voor<br />
de werken bekend. Rekening houdend met de voorbereidingstijd voor de<br />
opdrachtnemer zullen de werken vermoedelijk starten in het voorjaar van <strong>2012</strong>.<br />
De nieuwe A11 havenrandweg zuid naar Zeebrugge werkt de ontbrekende schakel<br />
weg tussen de N31 in Brugge en de N49 in Westkapelle. Zo wordt de bereikbaarheid<br />
van de haven en de kust verbeterd en stijgt tegelijk de leefbaarheid in de omliggende<br />
gemeenten. In 2010 werd het referentieontwerp afgerond en konden geïnteresseerde<br />
consortia hun kandidatuur indienen. De onderhandelingen zijn dus opgestart.<br />
De aanleg van de A11 zorgt voor een versnippering van landbouwpercelen. Daarom<br />
wordt een gebruiksruilproject opgezet om de negatieve gevolgen voor de<br />
landbouwers te milderen. Het is de eerste keer in Vlaanderen dat dat voor een<br />
infrastructuurdossier gebeurt. De gebruiksruil wordt gerealiseerd in<br />
samenwerking met de VLM (Vlaamse Landmaatschappij).<br />
Na de workshops met de adviesverlenende instanties eind 2010 vonden in 2011 de<br />
ontwerptekstbesprekingen van het plan-MER N60 plaats. De knooppuntoplossingen<br />
zullen in <strong>2012</strong> worden onderzocht tijdens het project-MER-proces. Tegelijk worden<br />
het RUP en het bestek opgemaakt.<br />
Andere missing links<br />
Sinds de ingebruikname van de nieuwe bruggen op het knooppunt Lummen<br />
(E313/E314) eind november 2010 zijn er geen files meer geconstateerd.<br />
In de zomer van 2010 is het structureel onderhoud op de E40 van Sterrebeek tot<br />
Bertem uitgevoerd. Voor de herinrichting met een vierde rijstrook wordt een project-<br />
MER uitgevoerd. Momenteel loopt de mobiliteitsstudie die input zal leveren voor het<br />
project-MER. De studie, in opdracht van het Vlaams Verkeerscentrum, wordt<br />
regelmatig met de betrokken actoren binnen de diverse administraties besproken en<br />
bijgestuurd.<br />
De A12 Boom-Brussel wordt omgebouwd tot een snelweg. De aanbestedingen voor<br />
de ontwerpstudie en het MER zijn gepubliceerd. Na goedkeuring van de<br />
dienstopdrachten kunnen beide studies van start gaan. Om de ontsluitingsproblemen<br />
van de omringende bedrijven op te lossen, zal de ontwerper de optie van een<br />
zwevende rotonde boven de A12 verder uitwerken.<br />
De plan-MER-procedure om de A8 in Halle om te vormen tot een autosnelweg is in<br />
2011 opgestart. Ze wordt samen uitgevoerd met de MER-procedure voor het<br />
afbakeningsproces van het kleinstedelijk gebied rond Halle door de provincie<br />
Vlaams-Brabant. Voor een deel van het tracé werd al een voorontwerp<br />
<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />
<strong>2012</strong><br />
211
opgemaakt. De belangrijkste elementen van het voorontwerp zijn een tunnel van<br />
ongeveer 2 kilometer lang en een aanpassing van het aansluitingscomplex met de<br />
R0.<br />
De studie voor de aanpassing knooppunt 2 (Rieme-Noord) op de R4-west is lopende<br />
en de projectnota werd op de PAC goedgekeurd. Voor het kruispunt van de<br />
Zeeschipstraat met de R4 in Evergem is het grondmechanisch onderzoek in<br />
uitvoering. De technische studie wordt eind 2011 op de markt gebracht. Het<br />
programma voor de ombouw van R4-Oost wordt verder gezet.<br />
Met het oog op de omvorming van de N49 tot snelweg (van Westkapelle tot Zelzate)<br />
is de aanleg gestart van ventwegen op het grondgebied Damme. Het MER schrijft<br />
een aantal ingrepen voor die vooraf moeten gebeuren. Omdat de aanleg van de N49<br />
onder de Vredestraat in Damme niet onderzocht werd in het vorige MER, wordt nu<br />
nagegaan welke MER en RUP-procedures moeten worden gevolgd. In 2010 zijn de<br />
werken gestart op de N31 in Brugge, waar de kruispunten met de Legeweg en de<br />
Koning Albert I-laan worden hervormd tot ongelijkgrondse kruisingen. Op die manier<br />
worden twee gevaarlijke kruispunten veiliger gemaakt en komt er een betere<br />
doorstroming op de Expresweg. Boven de rotonde op de Koning Albert I-laan komt er<br />
een fietsers- en voetgangersbrug. Ook de dossiers voor de kruispunten van de N31<br />
met de Chartreuzeweg en de Bevrijdingslaan zijn in voorbereiding. Het is de<br />
bedoeling om het dossier van de Chartreuzeweg eind 2011 te kunnen aanbesteden.<br />
Er werd een studie opgestart die de technische en stedenbouwkundige haalbaarheid<br />
van de heraanleg van de doortocht in Lissewege onderzoekt. Die studie zal tegen het<br />
najaar 2011 afgerond zijn.<br />
In 2010 werd een project-MER-studie (inclusief optimalisatiestudie) van de N8 Ieper-<br />
Veurne aanbesteed. De studie is momenteel lopende. Al in 2009 werden de eerste<br />
stappen gezet voor de onteigening. De sloop van een tiental woningen start in het<br />
najaar 2011.<br />
Het project R11–N171 is een onderdeel van het Masterplan 2020 en omvat 3<br />
onderdelen:<br />
de vertunneling van de R11 tussen de aansluitingen met de E19 en E313,<br />
de verbinding N10-R11 in Mortsel,<br />
ontsluiting van de Rupelzone naar de A12 door de N171.<br />
Het project van de R11 moet prioritair worden aangepakt om de leefbaarheid van de<br />
dichtbevolkte zuidoostrand te verbeteren. Als eerste concreet project zal ter hoogte<br />
van de luchthaven van Antwerpen een volledige ondertunneling worden uitgevoerd.<br />
Die wordt zo geconcipieerd dat een latere verlenging mogelijk is. De bouwkost zal<br />
sterk afhankelijk zijn van het project dat na het doorlopen van het plan-MER als<br />
meest wenselijke alternatief uit de bus komt. Een van de te onderzoeken<br />
alternatieven voorziet in een gecombineerde aanleg spoor/weg in het openbaar<br />
domein van de R11.<br />
Ik heb de Antwerpse gouverneur eind 2010 verzocht om de opmaak van een nieuw<br />
streefbeeld te begeleiden in overleg met de betrokken gemeenten en alle<br />
<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />
<strong>2012</strong><br />
212
stakeholders. Met dat streefbeeld wil de Vlaamse overheid in overleg met de<br />
verschillende partners een visie ontwikkelen voor de R11, zowel voor de lokale<br />
bovengrondse R11 als voor de vertunnelde doorgaande R11 (vanaf nu R11bis<br />
genoemd).<br />
Het is mogelijk dat Infrabel bij een gedeelte van de R11 betrokken wordt, als een van<br />
de varianten van de MER-studie voor de tweede ontsluiting van de Antwerpse Haven<br />
wordt gekozen. De streefbeeldstudie zal tegen oktober afgerond zijn. Vóór het<br />
jaareinde zal de tunnel aan de luchthaven aanbesteed worden. In <strong>2012</strong><br />
zal de plan-MER-procedure starten.<br />
Te realiseren <strong>2012</strong><br />
Missing links Via-Invest (PPS)<br />
Volgens planning worden in <strong>2012</strong> de Noordelijke ontsluiting van de luchthaven en de<br />
werken aan de verkeerswisselaar in Lummen afgerond. De werken van het project<br />
noord-zuidverbinding Kempen en de R4-Zuid worden zijn in <strong>2012</strong> normaliter lopende.<br />
Voor de projecten A11 en de noord-zuidverbinding Limburg loopt de onderhandelings<br />
fase. In <strong>2012</strong> start de procedure voor het project-MER voor de omleiding van Ronse<br />
(N60). Parallel wordt het referentieontwerp met DBM-bestek opgemaakt. Indien nodig<br />
wordt ook het RUP opgestart.<br />
Andere missing links<br />
Voor het ombouwen van de A12 Boom-Brussel tot autosnelweg wordt in <strong>2012</strong> het<br />
project-MER afgerond en wordt de ontwerpstudie voortgezet. In de loop van <strong>2012</strong> zal<br />
het project-MER worden opgestart voor de omvorming van de A8 in Halle tot<br />
autosnelweg.<br />
Het Masterplan 2020 bevat een aantal maatregelen die de mobiliteit in het Waasland<br />
moeten verbeteren. Dat luik omvat de oostelijke tangent in Sint-Niklaas:<br />
verbindingsweg E34-N70 en parallelwegen tussen Sint-Niklaas en Zwijndrecht. Voor<br />
die twee laatste deelprojecten wordt een conceptontwerp opgemaakt.<br />
De oostelijke tangent vormt het sluitstuk van de ring rond Sint-Niklaas, tussen de N70<br />
en E17, langs de spoorlijn Sint-Niklaas-Puurs. In een eerste fase wordt een nieuwe<br />
verkeerswisselaar (Sint-Niklaas oost) gebouwd en worden de laterale wegen langs<br />
de E17 aangepast en verlengd tot op de nieuwe verkeerswisselaar. In een tweede<br />
fase wordt de verbindingsweg aangelegd tussen de nieuwe verkeerswisselaar en de<br />
N70-R42. Die verbindingsweg wordt een weg met één rijstrook in beide richtingen<br />
en een ontwerpsnelheid van 70 km/u.<br />
De voorbereiding van de realisatie van de Handelsdokbrug wordt verder gezet,<br />
waarbij aansluitend gestreefd wordt naar een spoedige start van de werken.<br />
Oosterweelverbinding<br />
De concrete stand van zaken met betrekking tot de Oosterweelverbinding wordt<br />
gerapporteerd in de zesmaandelijkse voortgangsrapporten met betrekking tot het<br />
<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />
<strong>2012</strong><br />
213
Masterplan 2020 in de Commissie Mobiliteit en Openbare Werken van het Vlaams<br />
Parlement.<br />
Minder hinder en optimale planning en afstemming van wegenwerken<br />
Pagina 79<br />
De laatste jaren zijn heel wat maatregelen genomen om de hinder bij<br />
wegwerkzaamheden te beperken en zo het draagvlak voor werken te vergroten.<br />
Concreet gebeurt dat door:<br />
externe bereikbaarheidsadviseurs aan te stellen die het aanspreekpunt vormen<br />
voor de burger en de handelszaken,<br />
interne communicatieverantwoordelijken in te zetten om tijdig, duidelijk en beter te<br />
communiceren naar burger en weggebruiker,<br />
waar mogelijk alternatieve uitvoeringsmethodes te gebruiken die minder hinder<br />
veroorzaken en de faseringen aan de noden van de omgeving aan te passen.<br />
Onderhoudswerken op autosnelwegen mogen bijvoorbeeld alleen in de daluren<br />
worden uitgevoerd.<br />
Op 15 september 2009 ondertekende ik het minderhinderprotocol, samen met het<br />
<strong>Agentschap</strong> Wegen en Verkeer, het Vlaams Verkeerscentrum en de organisaties<br />
Touring, VAB, Transport en Logistiek Vlaanderen, Febetra, UPTR, Unizo, Voka, NSZ<br />
en NAVB. De partners komen driemaandelijks samen om alle belangrijke<br />
wegenwerken op autosnelwegen en primaire wegen te bespreken. Zo kan AWV<br />
vooraf communiceren over de geplande werken en hebben de protocolpartners de<br />
mogelijkheid om suggesties en verbetervoorstellen te doen voor de timing en de<br />
organisatie van de werken.<br />
Realisaties 2011<br />
Het <strong>Agentschap</strong> Wegen en Verkeer bepaalt na overleg met het Verkeerscentrum en<br />
het Coördinatiepunt Wegenwerken (CPW) de meest aangewezen<br />
minderhindermaatregelen.<br />
Voor de meest hinderlijke projecten voert AWV, boven op het gewone<br />
driemaandelijkse overleg, een apart overleg met de protocolleden, om grondig te<br />
overleggen over projectgebonden hinder en eventueel het bestek aan te passen.<br />
Voor het structureel onderhoud op de E17 en op de E34 informeerde de leidend<br />
ambtenaar van het <strong>Agentschap</strong> Wegen en Verkeer de protocolleden rechtstreeks<br />
over de werken. Alle partijen ervaren dat als positief. Een dergelijk overleg werd ook<br />
gevoerd voor de werken aan het viaduct te Vilvoorde. Mede door de intensieve<br />
informatiecampagnes rond die werven bleef de hinder al bij al beperkt.<br />
Voor de werken aan het viaduct van Vilvoorde en voor de werken aan de<br />
verkeerswisselaar in Lummen heeft het <strong>Agentschap</strong> Wegen en Verkeer een<br />
signalisatiesimulator gebruikt om vooraf in te schatten of designalisatie duidelijk<br />
genoeg was. Op basis daarvan werden de signalisatieplannen aangepast. Voor de<br />
werken in Vilvoorde maakten de protocolleden deel uit van het testpanel van de<br />
signalisatiesimulator.<br />
Sinds dit jaar heeft AWV een dienstorder om de hinder tot een minimum te beperken.<br />
Het bevat enerzijds richtlijnen over hinder op autosnelwegen en over de aanpassing<br />
<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />
<strong>2012</strong><br />
214
van de tijdsvensters. Uitgangspunten zijn een goede planning, en een doordachte<br />
fasering en uitvoeringswijze.<br />
Tijdens de werken aan het viaduct van Vilvoorde zijn verschillende werven in de<br />
ruime omgeving niet voortgezet of opgestart. De werken aan het viaduct zijn<br />
uitgebreid aangekondigd via radiospots en een insert in een weekblad, maar ook via<br />
de website, elektronische nieuwsbrieven en sms. Er waren ook aankondigingen op<br />
VMS-borden boven de snelweg in Vlaanderen, Wallonië en het Brussels<br />
Hoofdstedelijk Gewest.<br />
Er wordt een evaluatie gemaakt van de grote werken om na te gaan waar eventueel<br />
nog ruimte voor verbetering is.<br />
Dankzij een nieuwe informaticatool kan AWV omleidingen en faseringen van werken<br />
publiceren op de website van het Coördinatiepunt Wegenwerken. Op dit ogenblik zijn<br />
meer dan 4700 werken ingegeven in de databank van het Coördinatiepunt<br />
Wegenwerken. De databank bevat ook informatie over werken op gemeentewegen.<br />
Op basis van die gegevens en afspraken tussen de verschillende opdrachtgevers,<br />
worden de werken beter op elkaar afgestemd en kon de hinder in 2011 bij 110<br />
werven worden beperkt.<br />
De website www.wegenwerken.be, die gebaseerd is op de databank, is ook voor de<br />
burger een belangrijke informatiebron over wegenwerken en kreeg in 2011 een<br />
volledig nieuw kleedje. De website kreeg in 2011 gemiddeld 1200 unieke bezoekers<br />
per dag. Dat is een verdubbeling ten opzichte van 2010.<br />
We doen belangrijke inspanningen om de gemeenten te informeren over het CPW.<br />
De ontwikkeling van het Generiek Informatie Platform Openbaar Domein (GIPOD) -<br />
een databank waarin alle mogelijke informatie over het openbaar domein kan worden<br />
opgenomen – zal het gebruik van het CPW zeker bevorderen.<br />
Het Vlaams Instituut voor Mobiliteit (VIM) heeft een minderhinderdraaiboek opgesteld<br />
voor alle wegen. De aanbevelingen gaan uit van een minderhindertoets: een<br />
checklist voor elk soort weg.<br />
Te realiseren <strong>2012</strong><br />
De bestaande initiatieven voor minder hinder worden voortgezet, aangevuld en<br />
verfijnd. Ook de activiteiten van het CPW worden verder uitgewerkt.<br />
Bij werken langs autosnelwegen zal per project een minderhinderrapport worden<br />
opgemaakt dat gevalideerd wordt door de minderhinderwerkgroep. Bij grote werken<br />
worden het projectmatige protocoloverleg en informatiecampagnes voortgezet.<br />
Waar mogelijk zal optimaal gebruik worden gemaakt van dynamische<br />
sturingssystemen met mobiele borden of via het intussen uitgebreide netwerk van<br />
vaste informatieschermen op de portieken boven de weg. Het <strong>Agentschap</strong> Wegen en<br />
Verkeer zal voor werken met grote hinder systematisch de mogelijkheden<br />
onderzoeken om real-time informatie aan te bieden. De volgende stap in de uitbouw<br />
van het CPW is dat andere initiatiefnemers, zoals Infrax, TMVW, Infrabel of W&Z de<br />
werken systematischer gaan invoeren in de databank.<br />
De implementatiefase van de eerste fase van het GIPOD wordt in <strong>2012</strong> afgerond.<br />
<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />
<strong>2012</strong><br />
215
AWV zal de aanbevelingen uit het minderhinderdraaiboek van het VIM verfijnen en<br />
implementeren. In <strong>2012</strong> zorgt het <strong>Agentschap</strong> Wegen en Verkeer voor een tijdige,<br />
duidelijke en goede communicatie met alle verkeersdeelnemers. Op die manier is de<br />
burger altijd op de hoogte van de geplande werken en de eventuele hinder.<br />
2.1.2 Fiets- en voetpaden die veilig stappen en trappen mogelijk maken<br />
Pagina 82<br />
Realisaties 2011<br />
In 2011 heb ik voor het eerst een meerjareninvesteringsprogramma<br />
fietsinvesteringen goedgekeurd: het IFI 2011-2014. Om praktische redenen wordt het<br />
IFI als rollend meerjarenprogramma afgestemd op de goedgekeurde<br />
investeringsprogramma’s van het <strong>Agentschap</strong> Wegen en Verkeer, Waterwegen en<br />
Zeekanaal NV, nv De Scheepvaart, het <strong>Agentschap</strong> Maritieme Dienstverlening en<br />
Kust en De Lijn. Ook met de subsidieprojecten van het departement MOW (afdeling<br />
Beleid Mobiliteit en Verkeersveiligheid) wordt afstemming gezocht.<br />
Een rollend meerjarenprogramma over een periode van 3 jaar heeft als voordeel dat<br />
er meer zekerheid is over toekomstige investeringen, inclusief reserveprogramma,<br />
zodat alle beschikbare kredieten effectief worden benut. Dat maakt het mogelijk om<br />
sneller te starten met de voorbereiding (onder meer onteigeningen).<br />
Voorbeelden van dergelijke projecten zijn te vinden op www.mobielvlaanderen.be/ifi.<br />
Aan het Zennegat in Mechelen zijn in het najaar van 2011 de bruggen over het<br />
kanaal Leuven-Dijle en de Zenne voltooid. De geautomatiseerde beweegbare brug<br />
over het kanaal Leuven-Dijle wordt door W&Zingeschakeld in de centrale<br />
afstandsbediening. In Vilvoorde werd de technische studie opgestart voor de<br />
bouw van een fietsbrug over het Zeekanaal Brussel–Schelde. Verder is de bouw van<br />
de Damiaanbrug over de Dijle tussen Tremelo en Haacht begonnen en werd de<br />
bouw van een fietsbrug over de Demer in Aarschot.<br />
Over de Zuidervaart in Brugge werd, ter hoogte van de Lurquinstuw, een nieuwe<br />
fietsbrug aangelegd. De ontwerpstudies zijn opgemaakt van de fietsbrug over de<br />
IJzer in Alveringem, van de fietsbrug over het Kanaal Nieuwpoort-Duinkerke in<br />
Adinkerke en van de onderdoorgang onder de Ter Platenbrug in Gent. Op<br />
verschillende plaatsen langs de Bovenschelde werd het jaagpad heraangelegd of<br />
hersteld om een veilig gebruik mogelijk te maken.<br />
De convenantprocedure wordt in 2011 opnieuw uitgetekend. Daarbij komt de nadruk<br />
van het overlegmodel op het niveau van de GBC te liggen. Ook de subsidieregeling<br />
wordt herzien.<br />
Het nieuwe fiets-GIS werd in het najaar 2011 voorbereid. De gegevens in de<br />
databank zullen jaarlijks worden geactualiseerd, zodat we de uitrol op het terrein van<br />
het BFF nauwgezet kunnen opvolgen.<br />
In september 2011 vond het derde Fietscongres plaats dat de laatste ontwikkelingen<br />
op het vlak van het fietsbeleid in Vlaanderen presenteerde. Op het Fietscongres<br />
werd de verkiezing van een Fietsstad en Fietsgemeente <strong>2012</strong> aangekondigd. De<br />
kandidaatstelling zal in het najaar van 2011 plaatsvinden.<br />
<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />
<strong>2012</strong><br />
216
Te realiseren <strong>2012</strong><br />
De projecten uit het meerjareninvesteringsprogramma IFI worden jaar na jaar<br />
uitgevoerd. In <strong>2012</strong> wordt volgens de gangbare principes van een rollend<br />
meerjarenprogramma, een bijgesteld IFI <strong>2012</strong>-2015 opgesteld. Een<br />
accentverschuiving is dat het Vlaamse Gewest zelf opnieuw meer fietspaden aanpast<br />
of aanlegt. Gemeenten blijven nog altijd een belangrijke partner om een<br />
aaneensluitend fietsnetwerk te creëren.<br />
Het zwaartepunt van hun werkzaamheden zal echter meer en meer komen te liggen<br />
op Fietsfondsprojecten langs gemeentewegen, en minder op convenantgebonden<br />
modules voor de subsidiëring van fietspaden langs gewestwegen.<br />
W&Z zal in <strong>2012</strong> werk maken van een aantal bijkomende vernieuwingen, zoals de<br />
aanleg van jaagpaden in het binnengebied van het GOG Kruibeke-Bazel-<br />
Rupelmonde, de bouw van een nieuwe fietsbrug over de Grote Nete in Hulshout–<br />
Houtvenne en de bouw van een nieuwe fietsbrug over de Dijle ter hoogte van de<br />
Hanenwijk in Werchter. De Damiaanbrug over de Dijle tussen Tremelo en Haacht<br />
wordt afgewerkt. Hetjaagpad op de linkeroever van de Dijle tussen Werchter en<br />
Haacht wordt verhard.<br />
In <strong>2012</strong> zal binnen het Landrinrichtingsproject De Westhoek, de houten fietsbrug<br />
over de IJzer worden gebouwd ter hoogte van de Haringebeek in Alveringem. Over<br />
het kanaal Nieuwpoort-Duinkerke wordt in Adinkerke een nieuwe fietsbrug gebouwd.<br />
In Gent wordt de onderdoorgang onder de Ter Platenbrug gerealiseerd. De<br />
ontwerpstudie voor de fietsbrug over de Bovenschelde in Avelgem is voorzien. Die<br />
brug verbindt de Trimaarzate in Avelgem, op een oude spoorwegbedding, met het<br />
RAVEL-fietsnetwerk in Wallonië.<br />
De tweede fase van het jaagpad langs de Oostkaai in Ieper wordt gerealiseerd. Het<br />
pad maakt een veilige woon-werkverbinding mogelijk met het lokale bedrijventerrein.<br />
In <strong>2012</strong> wordt de studie van de fietsbrug over het Zeekanaal Brussel-Schelde te<br />
Vilvoorde voorzien.<br />
Langs het kanaal Dessel-Turnhout-Schoten wordt tussen brug 8 Rijkevorsel en brug<br />
9 Sint-Lenaarts een nieuw jaagpad aangelegd.<br />
In het kader van de groenpool Parkbos in Gent worden de nodige voorbereidingen<br />
getroffen in functie van de geplande realisatie van de Parkbosbruggen in 2013.<br />
Dit heeft binnen AWV impact op de artikelnummer MDU/3MH-E-2-D/WT.<br />
Investeringen in deze acties hebben bij nv De Scheepvaart impact op het<br />
artikelnummer MB0/1MG-E-5- Z/IS (investeringsdotatie <strong>2012</strong> : 54.875.000 euro).<br />
De kwaliteit van bestaande en nieuwe fietsvoorzieningen verhogen. Ik vind het heel<br />
belangrijk dat we bij de (her)aanleg van wegen, inclusief fietspaden, specifiek<br />
aandacht besteden aan veilige voorzieningen voor voetgangers, fietsers en<br />
motorrijders. Meer in het algemeen moeten we aandacht blijven hebben voor een<br />
verkeersveilige weginrichting en –uitrusting voor alle weggebruikers.<br />
Realisaties 2011<br />
<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />
<strong>2012</strong><br />
217
Sinds 2007 voert het <strong>Agentschap</strong> Wegen en Verkeer visuele inspecties uit van het<br />
comfort van fietspaden langs gewestwegen. In 2009 werden de inspecties een<br />
tweede maal uitgevoerd en in 2011 werden opnieuw alle fietspaden geïnspecteerd.<br />
De inspecteurs letten onder meer op problemen met waterafvoer, overgroeiing,<br />
obstakels, lokale en globale oneffenheden en langse gebreken.<br />
De uitgebreide inspecties worden verwerkt in het rapport Staat van de fietspaden. In<br />
2011 wordt het rapport uitgebreid en zal het ook informatie geven over de<br />
conformiteit met de richtlijnen van het Vademecum Fietsvoorzieningen met<br />
betrekking tot de veiligheid van de fietspaden.<br />
In april 2011 werd de nieuwe vlakheidsnorm uit het Standaardbestek 250van kracht<br />
voor fietspaden.<br />
Het pilootproject met 5 trillingsmeetfietsen, uitgevoerd door de Fietsersbond, werd in<br />
2011 met succes afgerond. De meetfietsen, ontwikkeld door de KU Leuven, werden<br />
nog verbeterd door ze uit te rusten met een derde sensorwiel zodat de metingen<br />
onafhankelijk van de eigenschappen van de bestuurder gebeuren.<br />
De kwaliteit (comfort en veiligheid) van 1.300 km fietspaden in 16 proefgemeenten<br />
werd gemeten. Vooral op het vlak van trillingscomfort lagen de meetwaarden te laag.<br />
Nieuwe richtlijnen in het Vademecum Fietsvoorzieningen en de sensibilisering van<br />
wegbeheerders en aannemers moeten verbetering brengen.<br />
Ik heb er net als de vorige jaren op aangestuurd dat de fietspaden een gerichte<br />
schoonmaakbeurt krijgen.<br />
Voor het eerste jaar vond een veegactie in de lente plaats en voor het vierde jaar een<br />
veegactie bij het begin van het nieuwe schooljaar. Het <strong>Agentschap</strong> Wegen en<br />
Verkeer plant de gerichte veegacties standaard in. De VVSG spoort de steden en<br />
gemeenten aan om bij de start van het nieuwe schooljaar veegacties op<br />
gemeentelijke fietspaden uit te voeren.<br />
Het Meldpunt Fietspaden registreerde in 2010 1.607 meldingen. In 78,1 % van de<br />
gevallen volgde een reactie van de wegbeheerder (gemeente of gewest) via het<br />
meldpunt. Voorbeelden van investeringen om fietspaden te verbeteren, zijn te vinden<br />
op www.mobielvlaanderen.be/ifi. W&Z heeft in 2011 het jaagpadherstel langs de<br />
Vlaamse waterwegen voortgezet. Langs het Zeekanaal Brussel-Schelde werd het<br />
jaagpad vernieuwd op de linkeroever tussen Humbeek en Zemst. Op het kanaal<br />
Leuven-Dijle zijn in 2011 verschillende delen van het jaagpad hersteld, zoals op<br />
linkeroever in Herent tussen Cargill en de zwaaikom over een afstand van 1.000 m,<br />
en op rechteroever tussen sluis Kampenhout en sluis Boortmeerbeek over een<br />
afstand van 3.300 m. W&Z heeft ook een nieuwe fietsbrug over de Dijle in Rotselaar<br />
gebouwd.<br />
De eerste fase van het fietspad langs de Oostkaai in Ieper is gerealiseerd. Een<br />
nieuwe fietsbrug werd geplaatst over het kanaal Plassendale-Nieuwpoort ter hoogte<br />
van het Plassendale-sluizencomplex. Ze herstelt een fietsverbinding die al jaren<br />
onderbroken was. De bouw van de fietsbrug over de Durme te Lokeren werd<br />
aangevat. De verharding van de fiets- en voetgangersbrug in Rijkevorsel werd<br />
gebruiksvriendelijker en veiliger gemaakt. Langs het Albertkanaal werd de<br />
jaagpadverharding tussen Kwaadmechelen en Olen vernieuwd. Hetzelfde gebeurde<br />
op verschillende plaatsen langs het kanaal Bocholt-Herentals in Lommel, Dessel,<br />
Mol, Geel en Olen.<br />
<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />
<strong>2012</strong><br />
218
Te realiseren <strong>2012</strong><br />
Onder meer de lokale overheden zullen de 5 meetfietsen kunnen gebruiken om de<br />
kwaliteit van alle fietspaden op hun grondgebied te meten. De resultaten van de<br />
metingen worden ondergebracht in een online databank. Het Vademecum<br />
Fietsvoorzieningen zal in <strong>2012</strong> worden geactualiseerd en uitgebreid met een<br />
onderdeel over het uitvoeren van comfortmetingen en verfijningen van de richtlijnen<br />
op basis van recent gepubliceerde fietsongevallenanalyses.<br />
Voor <strong>2012</strong> wordt de rechteroever van het kanaal Leuven-Dijle ter hoogte van de<br />
kanoclub Mechelen hersteld over een afstand van 2.000 m. Op het Netekanaal wordt<br />
het gedeelte op de linkeroever hersteld tussen de duiker Bollaak en de brug Emblem<br />
over een afstand van 1.000 m.<br />
De fietsbrug over de Durme in Lokeren zal in gebruik worden genomen. Die fietsbrug<br />
maakt deel uit van de integrale fietsverbinding langs de spoorweg Gent-Antwerpen.<br />
Meer en meer fietsers zoeken dergelijke trajecten op om naar het werk, naar school<br />
of naar vrienden te fietsen. Het is een verbinding die een groot<br />
groeipotentieel heeft.<br />
Binnen het beheersgebied van nv De Scheepvaart zijn vernieuwings- en<br />
onderhoudswerken gepland voor een globaal bedrag van 2 miljoen euro. Ook het<br />
fiets- en voetveer over de Gemeenschappelijke Maas in Uikhoven zal worden<br />
vernieuwd.<br />
Investeringen in deze acties hebben bij nv De Scheepvaart impact op het<br />
artikelnummer MB0/1MG-E-5- Z/IS (investeringsdotatie <strong>2012</strong> : 54.875.000 euro).<br />
Investeringen in deze acties hebben bij Waterwegen en Zeekanaal NV een impact op<br />
het artikelnummer MB0/1MG-E-5-Z/IS (investeringsdotatie <strong>2012</strong>: 124.109.000 euro).<br />
Interregionaal beleid Binnen het Vlaams-Brussels ministerieel overleg over<br />
interregionale mobiliteit en onder coördinatie van de Vlaamse en Brussels<br />
fietsmanagers kwam de werkgroep FietsGEN verschillende keren samen. In<br />
samenwerking met de provincie Vlaams-Brabant werd een voorbereidende studie<br />
voor de realisatie van een FietsGEN uitgeschreven. Ondertussen zijn concrete<br />
projecten verder uitgevoerd, zoals de aanleg van nieuwe fietswegen in Zaventem en<br />
Machelen, op de grens met het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest (opengesteld<br />
in september 2011). Verschillende samenwerkingsovereenkomsten zijn afgesloten<br />
om enkele missing links op te lossen in de fietsroutes tussen Vlaanderen en Brussel.<br />
Comodaliteit fiets-openbaar vervoer Fietspunten stimuleren het gebruik van de fiets<br />
in combinatie met het openbaar vervoer door fietsdiensten aan te bieden in de<br />
directe omgeving van drukke mobiliteitsknooppunten. De medewerkers houden<br />
toezicht op de fietsenstallingen en onderhouden ze. Fietsgebruikers kunnen er een<br />
fiets huren of kleine herstellingen laten uitvoeren die noodzakelijk zijn om veilig en<br />
reglementair thuis te geraken, meer uitgebreide informatie<br />
staat op www.fietsenwerk.be.<br />
De fiets is een belangrijke schakel in de duurzame mobiliteitsketen en kent een groot<br />
potentieel als voor- en natransportmiddel bij het openbaar vervoer. De combinatie<br />
van fiets en openbaar vervoer vormt dus een sterk wapen in de strijd tegen koning<br />
auto. Fietsgebruikers hebben alle recht om met een uitstekende dienstverlening in de<br />
watten te worden gelegd. De fietspunten tekenen daarvoor present. Bovendien<br />
<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />
<strong>2012</strong><br />
219
worden ze uitgebaat door ondernemingen uit de sociale economie die voor de<br />
uitbouw van de diensten een beroep doen op mensen die moeilijk hun weg vinden<br />
naar het normale arbeidscircuit. Een win-winsituatie dus.<br />
Voorlopig zijn de fietspunten vooral te vinden aan treinstations. Het concept is<br />
immers gegroeid vanuit een oproep van de NMBS-Holding rond het beheer van<br />
fietsenstallingen. In 2007 zijn de eerste fietspunten opgericht aan de acht grootste<br />
treinstations in Vlaanderen en Brussel. Sindsdien kende het netwerk dankzij<br />
het grote succes een exponentiële groei: in 2008 kwamen er nog vijf fietspunten bij,<br />
in 2009 werd het aantal meer dan verdubbeld. Begin 2010 opende in Namen het<br />
eerste fietspunt op Waalse bodem. Halfweg 2011 is de kaap van veertig fietspunten<br />
bijna gerond en is nog een tiental locaties in ontwikkeling.<br />
Realisaties 2011<br />
De Vlaamse overheid zette in 2011 actief in op de comodaliteit van fiets en openbaar<br />
vervoer via:<br />
_ de bouw van fietsenstallingen aan halteplaatsen van De Lijn. In de nieuwe<br />
beheersovereenkomst is opgenomen dat 95 % van de hoofdhaltes tegen 2015 moet<br />
uitgerust zijn met een fietsenstalling,<br />
_ de ondersteuning van het project Velo in Antwerpen, van 2011 tot 2013 door De<br />
Lijn (250.000 euro/jaar). De deelfietsen van Velo vormen duidelijk een verlengstuk<br />
van het openbaar vervoeraanbod in Antwerpen,<br />
_ de ondersteuning van de opstartfase van het deelfietsproject Blue Bike in 30<br />
stationsomgevingen met fietspunten in Vlaanderen (subsidie van 150.000 euro).<br />
Abonnees van het systeem kunnen de fietsen gebruiken voor ritten die aansluiten op<br />
het openbaar vervoer. Blue bikes zijn vooral interessant voor occasionele bezoekers<br />
die de fietsen gebruiken om hun eindbestemming te bereiken en de fiets dezelfde<br />
dag nog terugbrengen bij het fietspunt (naar het voorbeeld van de Nederlandse<br />
OV-fiets). Zie ook www.blue-bike.be.<br />
Te realiseren <strong>2012</strong><br />
De ondersteunde fietsprojecten hebben vooral tot doel om het fietsgebruik in het<br />
voor- en natransport van het openbare vervoer te stimuleren. In <strong>2012</strong> wordt<br />
onderzocht in welke mate de comodaliteit fiets-openbaar vervoer bijdraagt tot een<br />
duurzamere vervoerswijzekeuze (modal shift).<br />
2.1.3 Het openbaarvervoernetwerk verder uitbouwen Pagina 85<br />
Tram- of lightrailprojecten in alle Vlaamse provincies<br />
Om de verkeersdruk op de grootstedelijke en regionaalstedelijke gebieden op te<br />
vangen, voorzag het RSV (tweede herziening) in de uitbouw van netwerken voor het<br />
voorstedelijk collectief vervoer.<br />
Het Gewestelijk Expressnet Brussel houdt een verdubbeling in van het aantal sporen<br />
op 5 spoorlijnen. Op de lijnen Brussel–Halle en Brussel–Leuven is die verdubbeling<br />
al gerealiseerd. De volledige afwerking van het GEN werd uitgesteld naar 2016. Voor<br />
de tak naar Nijvel werd 2018-2019 voorgesteld.<br />
De integratie van de spoorlijnen met de andere vervoersmodi wordt uitgewerkt in de<br />
mobiliteitsvisie 2020 van De Lijn, die in de regio Brussel/Vlaams-Brabant 4 tramlijnen<br />
<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />
<strong>2012</strong><br />
220
plant (Boom-Willebroek-Londerzeel- Brussel, Ninove/Gooik-Lennik-Dilbeek-Brussel,<br />
Heist-op-den-Berg-Haacht-Zaventem Luchthaven-Brussel en de tangentiële<br />
verbinding in de Rand rond Brussel Jette-Heizel-Vilvoorde-Zaventem luchthaven-<br />
Kraainem-Tervuren).Voor het voorstedelijk vervoer rond Leuven worden concepten<br />
met de bus uitgewerkt.<br />
De Mobiliteitsvisie 2020 van De Lijn en het Masterplan 2020 vormen het kader voor<br />
de uitbreiding van het voorstedelijk vervoer in Antwerpen.<br />
In navolging van het RSV en binnen de Mobiliteitsvisie 2020 is een onderzoek<br />
gevoerd naar de mogelijkheden om het voorstedelijk vervoer in de Gentse regio uit te<br />
breiden. Met die studieresultaten als uitgangspunt zullen de tramverlenging van<br />
Zwijnaarde Brug naar Zwijnaarde, de bediening van The Loop (Flanders Expo) en UZ<br />
Gent worden gerealiseerd. De heraanleg van de Kortrijksesteenweg, met<br />
traminfrastructuur voor een verbinding tussen Sint-Denijs-Westrem en de Dampoort,<br />
volgt daarna.<br />
Voor het Spartacusproject is een netwerk uitgewerkt van snelle<br />
openbaarvervoersverbindingen in Limburg, waarbij het regionaalstedelijk gebied<br />
Hasselt-Genk wordt verbonden met de Limburgse kleinstedelijke<br />
gebieden.<br />
De uitbouw van het spoorgebonden streekvervoer in West-Vlaanderen legt het<br />
accent op het voorbereiden van de doortrekking van de kusttram van Koksijde naar<br />
Veurne, een nieuwe interstedelijke snelle spoorverbinding tussen Brugge en<br />
Zeebrugge, en het SHIP-project in Zeebrugge.<br />
Realisaties 2011<br />
In 2011 werden de verschillende tram- en sneltramprojecten uit de Mobiliteitsvisie<br />
2020 verder onderzocht op hun vervoerskundige meerwaarde en financiële<br />
haalbaarheid. In 2011 werden de volgende stappen genomen.<br />
Antwerpen<br />
Voor de lightrailprojecten en de ontwikkeling van het voorstedelijk tramnet besteedt<br />
het Masterplan 2020 vooral aandacht aan het voorstedelijk tramnet dat<br />
complementair is met het NMBS-net.<br />
De Vlaamse Regering heeft op 30 maart 2010 beslist om de volgende vier<br />
tramverlengingen toe te voegen aan de al goedgekeurde tramprojecten uit het<br />
oorspronkelijke Masterplan en de uitbreiding daarop, LIVAN<br />
1. Dat laatste behelst de ingebruikname van de premetrokoker onder de<br />
Turnhoutsebaan, het doortrekken van de tramlijn tot de August van de Wielelei en<br />
een aftakking langs de E 313 tot aan de P+R in Wommelgem (op langere termijn tot<br />
P+R Ranst).<br />
De vier tramprojecten zijn:<br />
_ een tramverlenging tot Beveren,<br />
_ een tramuitbreiding naar Wilrijk,<br />
_ een tramuitbreiding van Wijnegem via de N12 tot de KMO-zone Waterstaat in<br />
Schilde (op termijn tot in Oostmalle),<br />
<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />
<strong>2012</strong><br />
221
_ de verdere uitbreiding van de tramlijn parallel aan de E313 (LIVAN 1) tot de P+R in<br />
Ranst.<br />
Concreet werd eind 2010/ begin 2011 het volgende gerealiseerd.<br />
_ Brabo I: de tramverlengingen Mortsel–Boechout, Deurne–Wijnegem en de bouw<br />
van de tramstelplaats in Deurne. De werken zijn in oktober 2009 gestart. De werken<br />
voor de tramlijnverlenging Mortsel–Boechout zitten op schema. Ondanks de<br />
vernietiging van de bouwvergunning voor de tramlijn Deurne–Wijnegem door de<br />
Raad van State, werd de bouwvergunning eind september geregulariseerd, zodat er<br />
een reële kans is dat er geen substantiële vertraging komt.<br />
_ Brabo II: in mei 2010 startte de verdere concretisering van de studies over de<br />
tramverlenging naar Ekeren, de verbinding Eilandje–Brusselstraat en de<br />
verkeersorganisatie van het Operaplein. Ook de stedenbouwkundige studie werd<br />
heropgestart. In 2011 zal de voorziene MER-procedure worden opgestart. Op 23<br />
september 2011 werd door de Vlaamse Regering beslist tot de aanleg en<br />
financiering.<br />
_ LIVAN 1: Voor de ingebruikname van de premetrokoker onder de Turnhoutsebaan,<br />
de verlenging naar Wijnegem en de aftakking naar de P+R in Wommelgem zit het<br />
plan-MER in de eindfase en werd het bestek verder uitgewerkt. De gunningprocedure<br />
is opgestart.<br />
Limburg<br />
In september 2011 werd een nota voorgelegd aan de Vlaamse Regering over de<br />
actualisering van kostprijs, potentiëlen en timing van sneltramlijn 1 Hasselt–<br />
Maastricht en over de stand van zaken voor de sneltramlijn 2 Hasselt–<br />
Maasmechelen en sneltramlijn 3 Hasselt– Neerpelt– Lommel. Op 23 september 2011<br />
werd door de Vlaamse Regering een principiële keuze gemaakt voor een elektrische<br />
tram tussen Hasselt en Maastricht.<br />
De Vlaamse Regering heeft aan De Lijn gevraagd om de nodige ontwerp<br />
samenwerkingsovereenkomsten met Nederland uit te werken en de overeenkomsten<br />
met de Vlaamse steden en gemeenten af te ronden. Als deze openstaande zaken<br />
uitgeklaard zijn, is het dossier voor Spartacuslijn 1 volledig.<br />
Het dossier van de sneltramlijn 2 Hasselt – Genk – Maasmechelen bevindt zich in<br />
een fase van trajectafweging (plan-MER fase) en wordt verdergezet.<br />
Voor de verbinding Hasselt – Neerpelt – Lommel werd op vraag van Federaal<br />
minister Vervotte en mij een vergelijkende studie uitgevoerd. Gezien uit de studie is<br />
gebleken dat een treinverbinding een betere optie is, werd door de Vlaamse<br />
Regering beslist, gesprekken op te starten met de Federale minister van<br />
Overheidsbedrijven zodat de realisatie van de verbinding Hasselt – Neerpelt –<br />
Lommel opgenomen wordt in het meerjareninvesteringsprogramma van de NMBSgroep.<br />
De PlanMER procedure voor de verbinding Hasselt – Neerpelt – Lommel zal<br />
worden verdergezet met zowel de optie Lightrail (sneltram) als Lighttrain<br />
(trein) zodat een eventuele realisatie door De Lijn van deze verbinding uit het<br />
Spartacusplan mogelijk blijft.<br />
<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />
<strong>2012</strong><br />
222
Oost-Vlaanderen<br />
Het traject van tramlijn 1 werd aangepakt, met onder meer de realisatie van deel 1<br />
van het Kobra-project, de heraanleg van de Elisabethlaan, Kortrijksesteenweg,<br />
Schouwburgstraat en Korte Meer. Daardoor rijdt de drukste tramlijn van Vlaanderen<br />
sinds april 2011 in beide richtingen via een volledig vernieuwd tracé tussen<br />
Gent Sint-Pieters en het centrum.<br />
Voor de heraanleg van de Rozemarijnbrug en de PAG-as (zie verder onder <strong>2012</strong>)<br />
startte Eandis met voorbereidende nutswerken. Sedert 5 september 2011 werd<br />
daarom een aangepast tramnet in gebruik genomen, met omleidingen voor<br />
verschillende tramlijnen. De omleidingen blijven van kracht tot het beëindigen van de<br />
werken aan de PAG-as, voorzien in het najaar van 2013.<br />
De finale bouwaanvraag van de tramverlenging lijn 21 naar Zwijnaarde Dorp en het<br />
bestek zijn klaar en werd de financiering goedgekeurd. De werken van De Lijn zijn<br />
voorzien om op te starten in het najaar van <strong>2012</strong>.<br />
De Elisabethlaan en het deel van de Kortrijksesteenweg tussen R40 en<br />
Elisabethlaan worden volledig heringericht, goed voor een weg- en spoorvernieuwing<br />
én de invoering van een toeritdosering op het kruispunt R40–N414 voor de<br />
doorstroming van tramlijn 1. De wegeniswerken zijn eind oktober 2009<br />
gestart. De werken aan het dubbelspoor zijn gestart in april 2011. Het einde van de<br />
werken op de R40 is voorzien tegen november 2011.<br />
In december 2011 wordt een studiefase opgestart voor de tramverlengingen, , van de<br />
lijnen 3 (as Mariakerke–Korenmarkt–Sint-Jacobs–Dampoort), waarbij de optie<br />
Trolleybus ook wordt meegenomen en 7 (as Sint-Denijs-Westrem–Gent Sint-Pieters–<br />
Zuid– Dampoort).<br />
Vlaams-Brabant<br />
De shortlist van prioritaire tramprojecten voor de provincie Vlaams-Brabant bevat,<br />
naast de inspanningen voor het GEN, de volgende voorstellen:<br />
_ Boom–Willebroek–Londerzeel–Brussel,<br />
_ Ninove/Gooik– Dilbeek–Brussel.<br />
_ Heist-op-den-Berg–Haacht–Zaventem Luchthaven–Brussel,<br />
_ Tangentiële verbinding Rand Brussel: Jette–Heizel–Vilvoorde–Zaventem<br />
Luchthaven–Kraainem–Tervuren,<br />
De eerste drie tramlijnen vullen de missing links in het NMBS-netwerk in en vormen<br />
een interessante aanvulling op het GEN-netwerk van de NMBS. De laatste twee<br />
tramlijnen kunnen instaan voor een betere ontsluiting met de nationale luchthaven in<br />
Zaventem. Bovendien ondersteunt de tangentiële verbinding de aannames in de<br />
afbakening van het Vlaams Strategisch Gebied rond Brussel en de ontlasting van de<br />
R0. De MER-studie voor deze tramlijnen werd uitgeschreven in het voorjaar 2011.<br />
Het studiebureau werd in juni 2011 geselecteerd.<br />
<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />
<strong>2012</strong><br />
223
West-Vlaanderen<br />
Voor het tramproject Koksijde-Veurne werd begin 2010 een studiebureau<br />
aangesteld. Ondertussen is de trechteringsstudie afgewerkt en is het schetsontwerp<br />
opgemaakt. De project-MER-procedure en de GBC/PAC-procedure werden<br />
opgestart.<br />
Midden 2011 heeft De Lijn het kennisgevingsdossier van het project-MER voor het<br />
StrategischHaveninfrastructuurproject (SHIP) in Zeebrugge ontvangen voor<br />
opmerkingen.<br />
Te realiseren <strong>2012</strong><br />
Antwerpen<br />
De lopende studies, aanbestedingsprocedures en de opgestarte werken van de<br />
diverse tramprojecten worden voortgezet. Voor de volgende tramclusters worden<br />
MKBA’s opgemaakt: Wijnegem–Schilde en<br />
Wommelgem (tracé naast E 313), Wilrijk, Borsbeek, Mortsel-Edegem-Kontich en<br />
Hoboken: Schoonselhof– Hemiksem.<br />
Oost-Vlaanderen<br />
In Gent zijn er de komende jaren grootschalige werken op belangrijke verkeersassen<br />
en knooppunten, met diverse tramonderbrekingen tot gevolg. Daarvoor worden de<br />
nodige omleidingen voorzien.<br />
De Rozemarijnbrug wordt helemaal heraangelegd, een gezamenlijk project van De<br />
Lijn, de stad Gent, W&Z en TMVW. De brug wordt vernieuwd met een waterdichte<br />
rok waarop nieuwe sporen en een nieuwe bestrating worden geplaatst. Ook de<br />
sporen in de bochten Bernard Spaelaan en de Coupure Rechts worden vervangen<br />
door trillingswerende materialen die de geluidshinder van de tram tot een minimum<br />
herleiden. De start van de werken is voorzien in maart <strong>2012</strong> en zouden in oktober<br />
van dat jaar afgerond zijn.<br />
Aansluitend hierop starten de werken aan de PAG-as (heraanleg Papegaaistraat,<br />
Annonciadenstraat en Gebroeders Vandeveldestraat). Een vernieuwing van gevel tot<br />
gevel over een totale lengte van 650 m, waarna ook de Recollettenbrug wordt<br />
vernieuwd. Het einde van de werken is voorzien in het najaar van<br />
2013. Tot zolang is een aangepast tramnet in gebruik.<br />
Voor deel 2 van het Kobra-project worden de tramsporen in de Cataloniëstraat<br />
doorgetrokken in de (te heraanleggen) Belfortstraat. De start van de spoorwerken is<br />
voorzien in februari <strong>2012</strong>.<br />
De tramlijnen 21 en 22 worden doorgetrokken tot in Zwijnaarde. De start van de<br />
werken is volgens de huidige planning voorzien in het najaar van <strong>2012</strong> en het einde<br />
is voorzien in 2014.<br />
In functie van de volgende toekomstige projecten wordt in <strong>2012</strong> verder werk gemaakt<br />
van de volgende studies.<br />
<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />
<strong>2012</strong><br />
224
_ The Loop (Flanders Expo): het rondmaken van de tramlus van lijn 1 op de site<br />
Flanders Expo. De start van de werken is gepland voor midden 2014.<br />
_ Tram- of Trolleyverbinding lijnen 3 & 7: studiefase tot december 2013. De studie<br />
Muide – Dok Noord – Dok Zuid –Dampoort (lijn 4) zal in <strong>2012</strong> opgestart worden.<br />
_ Tramverlenging UZ: tramlijn 4 wordt doorgetrokken op de site van het UZ Gent. Het<br />
begin van de werken is gepland in het najaar 2013. Een jaar later moet lijn 4 een<br />
nieuwe halte hebben op de terreinen van het Universitair ziekenhuis.<br />
_ Heraanleg Brusselsesteenweg: De volledige Brusselsesteenweg wordt<br />
heraangelegd vanaf de Schooldreef tot de Keizersbrug. De werken beginnen in het<br />
voorjaar van 2013 en moeten twee jaar later afgerond zijn. De werken worden<br />
verdeeld in verschillende fases, waarbij fase 1 het deel tussen de Schoolstraat en de<br />
Hoveniersstraat aanpakt. In volgende fases wordt het deel Hoveniersstraat tot<br />
en met de Keizersbrug aangepakt.<br />
_ Stelplaats Wissenhage: de uitbreiding van het tramnet in Gent vraagt een<br />
stelplaats aangepast aan de normen van vandaag. Daarom start in 2014 de bouw<br />
van de stelplaats Wissenhage. Die zou in 2015 in dienst moeten zijn. De ontsluiting<br />
van de nieuwe stelplaats gebeurt via de Gaardeniersbrug.<br />
_ Heraanleg as Brabantdam–Vogelmarkt–Kouter: na de realisatie van de PAG-as<br />
staat het vervolg van die as op de planning. De Kouter, Vogelmarkt en Brabantdam<br />
krijgen vernieuwde sporen, een nieuwe bestrating en een herziening van de halteinplanting<br />
over een lengte van 380 m. Timing: najaar 2014.<br />
Limburg<br />
Nu de Vlaamse Regering een principiële beslissing heeft genomen over sneltramlijn<br />
1 Hasselt-Maastricht kan De Lijn het dossier concreet uitwerken. De Lijn zal de<br />
nodige ontwerp samenwerkingsovereenkomsten met Nederland uitwerken en de<br />
overeenkomsten met de Vlaamse steden en gemeenten afronden. Als deze<br />
openstaande zaken uitgeklaard zijn, is het dossier voor Spartacuslijn 1 volledig.<br />
Voor sneltramlijn 2 zal verder worden gewerkt aan het plan-MER.<br />
De PlanMER procedure voor de verbinding Hasselt – Neerpelt – Lommel zal worden<br />
verdergezet met zowel de optie Lightrail (sneltram) als Lighttrain (trein) zodat een<br />
eventuele realisatie door De Lijn van deze :verbinding uit het Spartacusplan mogelijk<br />
blijft.<br />
Vlaams-Brabant<br />
De streefdatum voor de oplevering van het plan-MER voor de vier prioritaire<br />
tramlijnen in Vlaams-Brabant wordt voorzien in het voorjaar van 2013. Op dat<br />
moment is er een beter zicht op het traject, de haltes en de haalbare snelheid,<br />
waarna men de project-MKBA kan opstarten.<br />
West-Vlaanderen<br />
Voor de tramlijn Koksijde–Veurne zal in <strong>2012</strong> op basis van het schetsontwerp een<br />
stedenbouwkundige studie worden uitgevoerd en worden voorontwerp en ontwerp<br />
opgemaakt in voorbereiding van het bestek.<br />
<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />
<strong>2012</strong><br />
225
De project-MER-procedure start eind 2011 met het oog op een definitieve<br />
goedkeuring van het MER eind <strong>2012</strong>. Eind <strong>2012</strong> zal de MKBA afgewerkt worden en<br />
zal de projectnota besproken worden op GBC en PAC.<br />
De haalbaarheidsstudie in samenwerking met de NMBS-groep voor de snelle<br />
spoorverbinding (lightrail of lighttrain) Brugge – Zeebrugge wordt in <strong>2012</strong> opgestart.<br />
Dit naar analogie van sneltramlijn 3 in Limburg.<br />
In <strong>2012</strong> wordt de MER-procedure voor SHIP verder opgevolgd. Die heeft tot doel om<br />
de meest effectieve en efficiënte oplossing te vinden voor de tramverbinding tussen<br />
Blankenberge en Knokke. Een verdere analyse van de technische modaliteiten en<br />
voorwaarden van alle vervoersmodi worden daarin uitgewerkt, met onder<br />
andere de auto- en tramtunnel. De Kusttram Knokke – Oostende – De Panne wordt<br />
in <strong>2012</strong> verder uitgebouwd en geoptimaliseerd.<br />
Voorstadnetten versterken Pagina 90<br />
De Lijn besteedt bij de realisatie van haar Mobiliteitsvisie 2020 bijzonder aandacht<br />
aan de uitbouw van de voorstadsnetten, zeker in de regio's Brabant-Brussel,<br />
Antwerpen en Gent. Zo zal in december 2015 het Regionet Brabant-Brussel, het<br />
snelbusonderdeel van het GEN, fors uitgebreid zijn. Ook de (voor)stedelijke<br />
vervoernetwerken in Antwerpen en Gent worden verder uitgebouwd. Daarbij wordt de<br />
nadruk gelegd op kwaliteit, met speciale aandacht voor snelheid, regelmaat en<br />
capaciteit. De voorstedelijke bediening in andere regionaalstedelijke gebieden is een<br />
belangrijk actiedomein.<br />
De Lijn houdt bij het uittekenen van haar openbaarvervoersaanbod rekening met het<br />
aanbod van de andere stads- en streekvervoermaatschappijen en de spoorwegen.<br />
Het agentschap voert daarom constructief overleg met die maatschappijen, onder<br />
meer om vraag en aanbod, halten, reiswegen en dienstregelingen<br />
(aansluitingsmogelijkheden) optimaal op elkaar af te stemmen.<br />
Realisaties 2011<br />
De interne studies om de voorstadnetten van Antwerpen en Gent te versterken in<br />
samenhang met de tramprojecten zijn lopende. Gelijktijdig met de ontwikkeling van<br />
de Mobiliteitsvisie 2020 werd een afzonderlijke detailstudie opgestart die een<br />
toekomstige structuur uittekent voor het openbaarvervoersnetwerk van De Lijn in de<br />
omgeving van Leuven. De resultaten van die studie worden in het projectplan<br />
ingepast.<br />
In West-Vlaanderen moet worden ingezet op de (voor)stadsnetten van de<br />
regionaalstedelijke gebieden Brugge, Oostende, Kortrijk en Roeselare. De<br />
regionaalstedelijke gebieden zijn immers belangrijke aantrekkingspolen op het vlak<br />
van woon-werk- en woon-schoolverkeer (onder meer ook in functie van<br />
aansluiting met de NMBS-stations), maar evengoed op het vlak van winkel-,<br />
recreatief en toeristisch verkeer, zowel voor de randgemeenten als voor de<br />
verdergelegen gebieden.<br />
Daarnaast blijft De Lijn uiteraard ook continu werken aan de verdere optimalisatie<br />
van de bestaande stadsen voorstadsnetten in Vlaanderen.<br />
Te realiseren in <strong>2012</strong><br />
<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />
<strong>2012</strong><br />
226
_ Het voorstadsnet van Antwerpen wordt aangepast volgens de<br />
netmanagementprincipes in samenhang met de tramprojecten.<br />
_ Het Spartacusplan bevat de netmanagement-uitgangspunten voor de aanpassing<br />
van het openbaarvervoersnet in Hasselt-Genk.<br />
_ Het voorstadsnet van Gent wordt aangepast volgens de netmanagementprincipes<br />
in samenhang met de tramprojecten.<br />
_ De voorstadsnetten Oostende, Brugge, Kortrijk en Roeselare worden verder<br />
geoptimaliseerd en aangepast volgens de netmanagementprincipes.<br />
_ In <strong>2012</strong> wordt de haalbaarheidsstudie opgestart voor een mogelijke sneltramlijn<br />
Aalst – Dendermonde – Sint-Niklaas. Dit maakt onderdeel uit van nieuw beleid en<br />
dient ook aan een MKBA toets te worden onderworpen. In dat kader wordt ook de<br />
link gelegd naar de voorstadsnetten van respectievelijk Aalst, Dendermonde en Sint-<br />
Niklaas.<br />
3.2 Integraal Waterbeleid Pagina 112<br />
De Vlaamse minister voor Leefmilieu en Waterbeleid is verantwoordelijk voor de<br />
coördinatie en organisatie van het integraal waterbeleid. Het beleidsdomein MOW<br />
heeft een vertegenwoordiging in de Coördinatiecommissie Integraal Waterbeleid<br />
(CIW) en past de principes van het geïntegreerd waterbeleid toe bij het beheer van<br />
de waterwegen. In de CIW- werkgroepen bekkenwerking, waterkwantiteit,<br />
overstromingsrichtlijn, watersysteemkennis, bagger- en ruimingspecie vervult het<br />
beleidsdomein MOW een voortrekkersrol. De waterwegbeheerders en het<br />
departement zijn ook actief aanwezig in diverse fora van het<br />
integraal waterbeleid in Vlaanderen en internationaal.<br />
Om wateroverlast en verdroging te voorkomen, werken we duurzame oplossingen<br />
uit. De waterwegbeheerders en het departement zijn initiatiefnemers van acties in de<br />
bekkenbeheerplannen en in de stroomgebiedbeheerplannen.<br />
Verschillende realisaties voor een duurzaam kustbeheer (hoofdstuk 3.1) sluiten aan<br />
bij de doelstellingen van het integraal waterbeleid.<br />
3.2.1 Van een integraal waterbeleid naar een geïntegreerd waterbeleid<br />
Pagina 112<br />
De vertegenwoordigers van MOW in de CIW–structuren en bekkenstructuren<br />
brengen hun expertise in en toetsen ze af met de andere beleidsdomeinen. Voor<br />
projecten gebeurt ook een aftoetsing met sectoren, andere beleidsdomeinen en de<br />
andere waterbeheerders. De basiswaarden veiligheid, economie, duurzaamheid en<br />
kwaliteit zijn daarbij de krachtlijnen.<br />
Realisaties 2011<br />
Voor de vereenvoudiging en afstemming van de regelgeving inzake integraal<br />
waterbeleid is een aantal wijzigingen van het Decreet inzake Integraal Waterbeleid<br />
(DIWB) voorbereid. In verband daarmee werd ook de volgende regelgeving<br />
voorbereid:<br />
een besluit tot aanpassingen van het Organisatiebesluit,<br />
het uitvoeringsbesluit Vismigratie in uitvoering van de Beneluxbeschikking<br />
vismigratie, Naar aanleiding van de overstromingen van november 2010 en januari<br />
2011 heeft CIW een globale evaluatie gemaakt met voorstellen voor bijsturing en<br />
aanvulling. De entiteiten voorzien oplossingen voor de vastgesteld knelpunten binnen<br />
<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />
<strong>2012</strong><br />
227
de budgettaire mogelijkheden De uitbreiding en integratie van de gedetailleerde<br />
voorspellings- en waarschuwingsmodellen werd voortgezet, samen met stakeholders<br />
uit het waterbeheer en de crisisbeheersing. Om de toegang tot de verschillende<br />
voorspellers en modellen te optimaliseren, wordt één portaalsite uitgebouwd. De<br />
huidige websites voor de bevaarbare en onbevaarbare waterlopen zijn aangepast<br />
zodat ze dezelfde kleuren en definities hanteren.<br />
Te realiseren <strong>2012</strong><br />
De interactie tussen de waterbeleidsplannen en de andere plannen waarvoor de<br />
waterbeheerder bevoegd is, wordt gestroomlijnd. Dat gebeurt door een gerichte<br />
toepassing van de gewijzigde regelgeving. De portaalsite met informatie over<br />
bevaarbare en onbevaarbare waterlopen voor Vlaanderen zal in <strong>2012</strong> operationeel<br />
zijn en via een aantal communicatie-initiatieven worden bekendgemaakt. We<br />
automatiseren en stroomlijnen de uitwisselingen van gegevens en informatie door<br />
middel van een intern platform voor professionele gebruikers waterbeheer en<br />
crisisbeheersing.<br />
3.2.2 De Europese kaderrichtlijn Water, de Europese Overstromingsrichtlijn en<br />
het Vlaams Integraal Waterbeleid verder implementeren Pagina 113<br />
De bekkenbeheerplannen en de stroomgebiedbeheerplannen worden verder<br />
uitgevoerd. De nwaterwegbeheerders en het departement voorzien de nodige<br />
projecten in de investeringsprogramma’s. In nieuwe projecten worden de principes<br />
van integraal waterbeleid toegepast.<br />
Realisaties 2011<br />
Het beleidsdomein MOW werkte mee aan een blauwdruk en een draaiboek voor de<br />
tweede generatie stroomgebiedbeheerplannen. Vlaanderen heeft geopteerd voor de<br />
overgangsbepaling van Art. 13 §1 b uit de Europese Overstromingsrichtlijn om geen<br />
voorlopige risicobeoordeling uit te voeren en onmiddellijk over te gaan tot de opmaak<br />
van de kaarten en de plannen.<br />
De doelstellingen voor overstromingsrisicobeheer worden uitgewerkt, waarbij de<br />
doelstellingen die in bestaande plannen opgenomen zijn, maximaal worden<br />
meegenomen. Het departement MOW heeft hierin een voortrekkersrol.<br />
De hydrologische en hydrodynamische modellen om overstromingsschade te<br />
berekenen, zijn aangepast aan de voorwaarden van de overstromingsrichtlijn. De<br />
verschillende Vlaamse waterbeheerders werden bij de ontwikkeling betrokken. De<br />
technische specificaties voor de overstromingsgevaar- en –risicokaarten die uit<br />
de modellen worden afgeleid, zijn gedefinieerd. Een basiskaart hydrografisch<br />
netwerk geeft aan over welke waterlopen binnen de Overstromingsrichtlijn zal<br />
worden gerapporteerd. De kaart werd afgestemd met de buurlanden en –gewesten.<br />
De overstromingsmaatregelen voor de stroomgebiedbeheerplannen werden<br />
volledig geherstructureerd om aan te sluiten bij de rapporteringsverplichtingen van de<br />
Overstromingsrichtlijn.<br />
Te realiseren <strong>2012</strong><br />
<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />
<strong>2012</strong><br />
228
Het beleidsdomein MOW werkt mee aan een langetermijnvisie integraal waterbeleid<br />
met als belangrijkste componenten de bijdrage van het integraal waterbeleid aan het<br />
Beleidsplan Ruimte Vlaanderen en aan het Vlaams Adapatieplan. Daarnaast werkt<br />
MOW mee aan de voorbereiding van de waterbeleidsnota. Die legt<br />
de visie van de Vlaamse Regering vast op het integraal waterbeleid voor het<br />
Vlaamse Gewest in zijn geheel en per stroomgebied afzonderlijk, inclusief een<br />
overzicht van de belangrijkste waterbeheerkwesties die zijn vastgesteld in het<br />
stroomgebied. De waterbeleidsnota geeft ook aan in hoeverre de krachtlijnen ervan<br />
afgestemd zijn op gewestelijke beleidsplannen.<br />
De tweede generatie stroomgebiedbeheerplannnen worden verder uitgewerkt. De<br />
verschillende MOWentiteiten leveren input voor maatregelen om de doelstellingen<br />
van de Europese kaderrichtlijn te halen.<br />
Doelstellingen voor overstromingsrisicobeheer en maatregelen tegen overstromingen<br />
worden verder uitgewerkt. MOW draagt ook bij tot de wateruitvoeringsplannen, die de<br />
huidige bekkenvoortgangsrapporten zullen vervangen.<br />
Voor de Europese studie Amice worden gemeenschappelijke schade- en<br />
risicoberekeningen uitgevoerd voor het internationale stroomgebied van de Maas.<br />
Het modelinstrumentarium Latis wordt uitgebreid om naast toekomstige<br />
klimaatontwikkelingen ook toekomstige bodemgebruikontwikkelingen mee te kunnen<br />
nemen.<br />
<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />
<strong>2012</strong><br />
229