21.09.2013 Views

screening beleidsbrieven 2012 - Agentschap Binnenlands Bestuur

screening beleidsbrieven 2012 - Agentschap Binnenlands Bestuur

screening beleidsbrieven 2012 - Agentschap Binnenlands Bestuur

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

SCREENING<br />

BELEIDSBRIEVEN<br />

<strong>2012</strong><br />

December 2011


<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />

<strong>2012</strong><br />

2


SCREENING BELEIDSBRIEVEN<br />

Dienst Algemeen Regeringsbeleid (DAR) ....................................................... 5<br />

Beleidsbrief DIENST ALGEMEEN REGERINGSBELEID................................... 5<br />

Beleidsbrief BRUSSEL...................................................................................... 14<br />

Beleidsbrief VLAAMSE RAND........................................................................... 18<br />

Beleidsbrief GELIJKE KANSEN ........................................................................ 24<br />

Internationaal Vlaanderen (iV)........................................................................ 36<br />

Beleidsbrief INTERNATIONAAL VLAANDEREN .............................................. 36<br />

Beleidsbrief TOERISME.................................................................................... 39<br />

Ruimtelijke Ordening, Woonbeleid en Onroerend Erfgoed (RWO) ............. 41<br />

Beleidsbrief RUIMTELIJKE ORDENING ........................................................... 41<br />

Beleidsbrief WONEN......................................................................................... 52<br />

Beleidsbrief ONROEREND ERFGOED............................................................. 59<br />

Beleidsbrief Onderwijs & Vorming (OV)....................................................... 69<br />

Beleidsbrief ONDERWIJS ................................................................................. 69<br />

<strong>Bestuur</strong>szaken (BZ)......................................................................................... 85<br />

Beleidsbrief BESTUURSZAKEN ....................................................................... 85<br />

Financiën & Begroting (FB) ............................................................................ 99<br />

Beleidsbrief FINANCIEN & BEGROTING.......................................................... 99<br />

Cultuur, Jeugd, Sport & Media (CJSM)........................................................ 108<br />

Beleidsbrief CULTUUR.................................................................................... 108<br />

Beleidsbrief JEUGD......................................................................................... 114<br />

Beleidsbrief SPORT ........................................................................................ 122<br />

Beleidsbrief MEDIA ......................................................................................... 134<br />

Werk & Sociale Economie (WSE)................................................................ 141<br />

Beleidsbrief WERK.......................................................................................... 141<br />

Beleidsbrief SOCIALE ECONOMIE................................................................. 152<br />

Landbouw, Visserij en Plattelandsbeleid (LV) ........................................... 162<br />

Beleidsbrief LANDBOUW & VISSERIJ............................................................ 162<br />

Welzijn, Volksgezondheid & Gezin (WVG) ................................................. 165<br />

Beleidsbrief WELZIJN, VOLKSGEZONDHEID & GEZIN ................................ 165<br />

Beleidsbrief ARMOEDE................................................................................... 178<br />

Economie, Wetenschap & Innovatie (EWI).................................................. 182<br />

<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />

<strong>2012</strong><br />

3


Beleidsbrief ECONOMIE ................................................................................. 182<br />

Beleidsbrief ECONOMISCH OVERHEIDSINSTRUMENTARIUM ................... 189<br />

Beleidsbrief WETENSCHAP ........................................................................... 191<br />

Beleidsbrief INNOVATIE ................................................................................. 191<br />

Leefmilieu, Natuur & Energie (LNE)............................................................. 192<br />

Beleidsbrief LEEFMILIEU................................................................................ 192<br />

Beleidsbrief ENERGIE..................................................................................... 198<br />

Mobiliteit & Openbare Werken (MOW)......................................................... 200<br />

Beleidsbrief MOBILITEIT................................................................................. 200<br />

<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />

<strong>2012</strong><br />

4


Dienst Algemeen Regeringsbeleid (DAR)<br />

Beleidsbrief DIENST ALGEMEEN REGERINGSBELEID<br />

1. Aandachtspunten <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />

Managementsamenvatting<br />

4 Geografische informatie Pagina 7<br />

De Geografische Data-Infrastructuur van Vlaanderen wordt verder uitgebouwd tot<br />

een geografische kruispuntbank.<br />

Het juridisch, technisch en operationeel kader om dit mogelijk te maken wordt verder<br />

ontwikkeld. In uitvoering van de INSPIRE-richtlijn (Infrastructure for Spatial<br />

Information in the European Community) en het GDI-decreet (Ontwerp van decreet<br />

betreffende de Geografische Data Infrastructuur Vlaanderen) zal geografische<br />

informatie meer en meer via netwerkdiensten worden uitgewisseld.<br />

In <strong>2012</strong> zal de digitale dienstverlening verder worden uitgebouwd en geïntegreerd,<br />

onder meer met adresinformatie, weginformatie en informatie over<br />

wegwerkzaamheden. Het beleid zal actief gericht worden op het hergebruik van de<br />

geografische informatie waar de overheid over beschikt.<br />

Om de dienstverlening optimaal te kunnen uitbouwen, zal er nauw samengewerkt<br />

worden met de lokale overheden, de federale overheid en de andere gewesten om<br />

een gemeenschappelijk stelsel van authentieke geografische bronnen op te zetten.<br />

Managementsamenvatting<br />

6 Geïnformeerd beleid in beslissende tijden Pagina 8<br />

De Vlaamse Regering zal haar bevoegdheid op het gebied van openbare statistiek<br />

maximaal benutten en zal de statistiekproductie efficiënt organiseren. Waar dit een<br />

meerwaarde betekent, worden samenwerkingsinitiatieven met internationale,<br />

federale (vb. NBB, federaal Planbureau) en lokale statistiek producerende instanties<br />

(vb. lokale statistieken) afgesloten en verder gezet.<br />

<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />

<strong>2012</strong><br />

5


2 Meer efficiëntie en effectiviteit in de dienstverlening<br />

2.2 Vooruitzichten <strong>2012</strong><br />

2.2.1 Meerjarenprogramma slagkrachtige overheid Pagina 22<br />

In het kader van het intra- en interbestuurlijk gegevensverkeer zullen we ten volle<br />

moeten inzetten op het hergebruik van authentieke gegevensbronnen en op de<br />

verdere werkzaamheden m.b.t. de openstelling van authentieke gegevensbronnen,<br />

die moet leiden tot de automatische toekenning van rechten, zonder dat telkens<br />

opnieuw de toekenning van een recht moet worden aangevraagd.<br />

3 Duurzame ontwikkeling<br />

3.1 De Vlaamse Strategie voor Duurzame Ontwikkeling (VSDO)<br />

3.1.2 Beleidsopties en –initiatieven <strong>2012</strong> Pagina 26<br />

Stimuleren van een transitiebeleid in het kader van de VSDO<br />

Er wordt ook gezorgd voor kennisuitwisseling via het leernetwerk m.b.t. transitie. In<br />

dit leernetwerk worden de ervaringsdeskundigen m.b.t. transities samengebracht. In<br />

de Vlaamse strategie wil men het gebruik van transitiemanagement, zoals gezegd,<br />

ook stimuleren voor andere complexe uitdagingen van de Vlaamse overheid. Deze<br />

nieuwe transitie- en transformatieprocessen wil ik mee stimuleren door de<br />

transitieaanpak toe te passen op de transversale thema’s van het Vlaanderen in actie<br />

proces.<br />

3.3 Duurzaamheid centraal voor wonen en leven<br />

3.3.2 Beleidsopties en –initiatieven <strong>2012</strong><br />

Ondersteuning van duurzaam wonen en bouwen in alle provincies Pagina 30<br />

De provinciale steunpunten duurzaam wonen en bouwen zullen hun takenpakket<br />

uitvoeren zoals vastgelegd in de samenwerkingsovereenkomst met het Vlaams<br />

Gewest. Er zal in <strong>2012</strong> specifiek gefocust worden op het verder verankeren van het<br />

provinciale netwerk, de ondersteuning van gemeenten en het opzetten van<br />

sensibilisatieacties naar verschillende doelgroepen. Ook op Vlaams niveau wordt<br />

ingezet op de verankering van een netwerk rond de vijf steunpunten.<br />

<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />

<strong>2012</strong><br />

6


3.4 Het bereiken van 100% duurzame overheidsopdrachten in 2020<br />

3.4.2 Beleidsopties en –initiatieven <strong>2012</strong><br />

Vlaams actieplan duurzame overheidsopdrachten <strong>2012</strong>-2014 Pagina 32-33<br />

Om een duidelijk kwantitatief beeld te krijgen van de duurzame overheidsopdrachten<br />

binnen de Vlaamse overheid zal ik samen met collega-minister Geert Bourgeois in<br />

<strong>2012</strong> werk maken van een systematische registratie en rapportering van ’duurzame’<br />

overheidsopdrachten’.<br />

Het ‘Steunpunt duurzame lokale overheidsopdrachten’ dat lokale overheden helpt bij<br />

het organiseren van meer duurzame overheidsopdrachten zal ik verder steunen.<br />

4 Geografische informatie: naar een moderne, geïntegreerde digitale<br />

dienstverlening van de Vlaamse overheid<br />

4.2 Beleidsopties en –initiatieven <strong>2012</strong><br />

4.2.1 Digitale dienstverlening uitbouwen Pagina 40<br />

Er is nood aan één uniek en generiek informatieuitwisselingplatform voor activiteiten<br />

en processen die zich afspelen op het openbare domein.<br />

Tegen eind <strong>2012</strong> maakt AGIV (<strong>Agentschap</strong> voor Geografische Informatie<br />

Vlaanderen) een eerste versie van het Middenschalig Referentiebestand Wegen<br />

(MRB-wegen) aan. Van alle openbare wegen in Vlaanderen zal de geografische en<br />

wegbeheerinformatie op uniforme wijze opgenomen en toegankelijk zijn.<br />

4.2.3 Een efficiënte interbestuurlijke dienstverlening uitbouwen Pagina 42<br />

Om de dienstverlening optimaal te kunnen uitbouwen, moet de netwerkvorming niet<br />

alleen binnen de Vlaamse overheid een feit worden. Daarom wil ik werken aan een<br />

dienstverlening die de grenzen van de data-infrastructuren en dienstverlening van de<br />

eigen overheid overstijgt. Er zal nauw samengewerkt worden met de lokale<br />

overheden, de federale overheid en de andere gewesten om een gemeenschappelijk<br />

stelsel van authentieke geografische gegevensbronnen (adressen, gebouwen,<br />

wegen, waterwegen, …) op te zetten.<br />

Heel wat lokale besturen hebben nog onvoldoende oog voor de vele mogelijkheden<br />

die geografische informatie biedt om hun organisatie en beleid te verbeteren.<br />

Daarom dient blijvend ingezet te worden op de betrokkenheid van de lokale besturen<br />

bij de initiatieven van de Vlaamse Overheid. Naast medezeggenschap via de<br />

stuurgroep GDI-Vlaanderen (Geografische Data-Infrastructuur) en haar werkgroepen<br />

voorziet het AGIV (<strong>Agentschap</strong> voor Geografische Informatie Vlaanderen) opnieuw<br />

<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />

<strong>2012</strong><br />

7


talrijke opleidings- en vormingssessies en gratis software tools. Daarnaast bereidt de<br />

stuurgroep GDI-Vlaanderen een actieplan voor om de gemeenten verder te<br />

ondersteunen bij de implementatie van het GIS-gebruik (Geografisch Informatie<br />

Systeem) voor de werking van hun algemene taken.<br />

6 Geïnformeerd beleid in beslissende tijden<br />

6.2 Coördinatie van statistiekfunctie binnen de Vlaamse overheid<br />

6.2.3 Kennis en middelen met betrekking tot dataverzameling op Vlaams niveau<br />

bundelen in het kader van horizontale projecten<br />

Beleidsopties en –initiatieven <strong>2012</strong> Pagina 52-53<br />

In <strong>2012</strong> zullen de nieuw verkozen gemeentelijke en provinciale besturen nood<br />

hebben aan cijfers voor hun omgevingsanalyses voor het opstellen van een nieuw<br />

geïntegreerde lokaal beleidsplan. De gemeentelijke data worden daarom regelmatig<br />

geactualiseerd zodat alle lokale besturen gebruik kunnen maken van dezelfde<br />

kwaliteitsvolle informatiebron. Dit initiatief steunt eveneens de ‘ViA doorbraak<br />

Slagkrachtige Overheid’ en de hierbij horende sleutelprojecten over vermindering van<br />

de planlasten en hergebruik van data.<br />

7 Overheidscommunicatie<br />

7.1 De Vlaamse overheid biedt geïntegreerde informatie aan<br />

7.1.2 Beleidsopties en –initiatieven <strong>2012</strong><br />

Interbestuurlijke productencatalogus Pagina 56<br />

Tegen eind dit jaar moet een eerste versie van het beheerloket voor de IPDC klaar<br />

zijn en worden de producten en diensten via het loket ontsloten. In de eerste helft<br />

van <strong>2012</strong> starten de eerste pilootprojecten.<br />

<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />

<strong>2012</strong><br />

8


2. Aandachtspunten Stedenbeleid<br />

Managementsamenvatting<br />

4 Geografische informatie Pagina 7<br />

De Geografische Data-Infrastructuur van Vlaanderen wordt verder uitgebouwd tot<br />

een geografische kruispuntbank.<br />

Het juridisch, technisch en operationeel kader om dit mogelijk te maken wordt verder<br />

ontwikkeld. In uitvoering van de INSPIRE-richtlijn (Infrastructure for Spatial<br />

Information in the European Community) en het GDI-decreet (Ontwerp van decreet<br />

betreffende de Geografische Data Infrastructuur Vlaanderen) zal geografische<br />

informatie meer en meer via netwerkdiensten worden uitgewisseld.<br />

In <strong>2012</strong> zal de digitale dienstverlening verder worden uitgebouwd en geïntegreerd,<br />

onder meer met adresinformatie, weginformatie en informatie over<br />

wegwerkzaamheden. Het beleid zal actief gericht worden op het hergebruik van de<br />

geografische informatie waar de overheid over beschikt.<br />

Om de dienstverlening optimaal te kunnen uitbouwen, zal er nauw samengewerkt<br />

worden met de lokale overheden, de federale overheid en de andere gewesten om<br />

een gemeenschappelijk stelsel van authentieke geografische bronnen op te zetten.<br />

Managementsamenvatting<br />

6 Geïnformeerd beleid in beslissende tijden Pagina 8<br />

De Vlaamse Regering zal haar bevoegdheid op het gebied van openbare statistiek<br />

maximaal benutten en zal de statistiekproductie efficiënt organiseren. Waar dit een<br />

meerwaarde betekent, worden samenwerkingsinitiatieven met internationale,<br />

federale (vb. NBB, federaal Planbureau) en lokale statistiek producerende instanties<br />

(vb. lokale statistieken) afgesloten en verder gezet.<br />

2 Meer efficiëntie en effectiviteit in de dienstverlening<br />

2.2 Vooruitzichten <strong>2012</strong><br />

2.2.1 Meerjarenprogramma slagkrachtige overheid Pagina 22<br />

In het kader van het intra- en interbestuurlijk gegevensverkeer zullen we ten volle<br />

moeten inzetten op het hergebruik van authentieke gegevensbronnen en op de<br />

verdere werkzaamheden m.b.t. de openstelling van authentieke gegevensbronnen,<br />

<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />

<strong>2012</strong><br />

9


die moet leiden tot de automatische toekenning van rechten, zonder dat telkens<br />

opnieuw de toekenning van een recht moet worden aangevraagd.<br />

3 Duurzame ontwikkeling<br />

3.3 Duurzaamheid centraal voor wonen en leven<br />

3.3.2 Beleidsopties en –initiatieven <strong>2012</strong><br />

Ondersteuning van duurzaam wonen en bouwen in alle provincies Pagina 30<br />

De provinciale steunpunten duurzaam wonen en bouwen zullen hun takenpakket<br />

uitvoeren zoals vastgelegd in de samenwerkingsovereenkomst met het Vlaams<br />

Gewest. Er zal in <strong>2012</strong> specifiek gefocust worden op het verder verankeren van het<br />

provinciale netwerk, de ondersteuning van gemeenten en het opzetten van<br />

sensibilisatieacties naar verschillende doelgroepen. Ook op Vlaams niveau wordt<br />

ingezet op de verankering van een netwerk rond de vijf steunpunten.<br />

3.4 Het bereiken van 100% duurzame overheidsopdrachten in 2020<br />

3.4.2 Beleidsopties en –initiatieven <strong>2012</strong><br />

Vlaams actieplan duurzame overheidsopdrachten <strong>2012</strong>-2014 Pagina 32-33<br />

Om een duidelijk kwantitatief beeld te krijgen van de duurzame overheidsopdrachten<br />

binnen de Vlaamse overheid zal ik samen met collega-minister Geert Bourgeois in<br />

<strong>2012</strong> werk maken van een systematische registratie en rapportering van ’duurzame’<br />

overheidsopdrachten’.<br />

Het ‘Steunpunt duurzame lokale overheidsopdrachten’ dat lokale overheden helpt bij<br />

het organiseren van meer duurzame overheidsopdrachten zal ik verder steunen.<br />

4 Geografische informatie: naar een moderne, geïntegreerde digitale<br />

dienstverlening van de Vlaamse overheid<br />

4.2 Beleidsopties en –initiatieven <strong>2012</strong><br />

4.2.1 Digitale dienstverlening uitbouwen Pagina 40<br />

Er is nood aan één uniek en generiek informatieuitwisselingplatform voor activiteiten<br />

en processen die zich afspelen op het openbare domein.<br />

<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />

<strong>2012</strong><br />

10


Tegen eind <strong>2012</strong> maakt AGIV (<strong>Agentschap</strong> voor Geografische Informatie<br />

Vlaanderen) een eerste versie van het Middenschalig Referentiebestand Wegen<br />

(MRB-wegen) aan. Van alle openbare wegen in Vlaanderen zal de geografische- en<br />

wegbeheerinformatie op uniforme wijze opgenomen en toegankelijk zijn.<br />

4.2.3 Een efficiënte interbestuurlijke dienstverlening uitbouwen Pagina 42<br />

Om de dienstverlening optimaal te kunnen uitbouwen, moet de netwerkvorming niet<br />

alleen binnen de Vlaamse overheid een feit worden. Daarom wil ik werken aan een<br />

dienstverlening die de grenzen van de data-infrastructuren en dienstverlening van de<br />

eigen overheid overstijgt. Er zal nauw samengewerkt worden met de lokale<br />

overheden, de federale overheid en de andere gewesten om een gemeenschappelijk<br />

stelsel van authentieke geografische gegevensbronnen (adressen, gebouwen,<br />

wegen, waterwegen, …) op te zetten.<br />

Heel wat lokale besturen hebben nog onvoldoende oog voor de vele mogelijkheden<br />

die geografische informatie biedt om hun organisatie en beleid te verbeteren.<br />

Daarom dient blijvend ingezet te worden op de betrokkenheid van de lokale besturen<br />

bij de initiatieven van de Vlaamse Overheid. Naast medezeggenschap via de<br />

stuurgroep GDI-Vlaanderen (Geografische Data-Infrastructuur) en haar werkgroepen<br />

voorziet het AGIV (<strong>Agentschap</strong> voor Geografische Informatie Vlaanderen) opnieuw<br />

talrijke opleidings- en vormingssessies en gratis software tools. Daarnaast bereidt de<br />

stuurgroep GDI-Vlaanderen een actieplan voor om de gemeenten verder te<br />

ondersteunen bij de implementatie van het GIS-gebruik (Geografisch Informatie<br />

Systeem) voor de werking van hun algemene taken.<br />

6 Geïnformeerd beleid in beslissende tijden<br />

6.1 Beleidsondersteuning via onderzoek en monitoring<br />

6.1.1 Geïntegreerd en toekomstgericht onderzoek uitvoeren ter ondersteuning<br />

van strategische beleidskeuzen<br />

Beleidsopties en –initiatieven <strong>2012</strong> Pagina 48-49<br />

In <strong>2012</strong> worden nieuwe onderzoeken opgestart (publicatiedatum in 2013):<br />

- In het kader van het Vlaams stedenbeleid komt de 2de editie uit van De Stad<br />

maakt het verschil! Deze publicatie vult het indicatorenboek ‘De Stadsmonitor’ aan<br />

met diepgaandere analyses over de bevolkingssamenstelling, herkomst,<br />

gedragingen en houdingen van de stedelingen tegenover aspecten van de<br />

leefbaarheid van hun stad,wonen en werken in de steden, migratiestromen en zo<br />

meer. Er zal een koppeling gebeuren van objectieve en subjectieve data, van<br />

surveygegevens met buurtgegevens en trendonderzoek op basis van vier<br />

<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />

<strong>2012</strong><br />

11


opeenvolgende surveys ‘Thuis in de Stad’. Dit onderzoek is tevens relevant in het<br />

kader van de ‘ViA doorbraak over Groen en Dynamisch Stedengewest’.<br />

6.2 Coördinatie van statistiekfunctie binnen de Vlaamse overheid<br />

6.2.3 Kennis en middelen met betrekking tot dataverzameling op Vlaams niveau<br />

bundelen in het kader van horizontale projecten<br />

Beleidsopties en –initiatieven <strong>2012</strong> Pagina 52-53<br />

In <strong>2012</strong> zullen de nieuw verkozen gemeentelijke en provinciale besturen nood<br />

hebben aan cijfers voor hun omgevingsanalyses voor het opstellen van een nieuw<br />

geïntegreerde lokaal beleidsplan. De gemeentelijke data worden daarom regelmatig<br />

geactualiseerd zodat alle lokale besturen gebruik kunnen maken van dezelfde<br />

kwaliteitsvolle informatiebron. Dit initiatief steunt eveneens de ‘ViA doorbraak<br />

Slagkrachtige Overheid’ en de hierbij horende sleutelprojecten over vermindering van<br />

de planlasten en hergebruik van data.<br />

7 Overheidscommunicatie<br />

7.1 De Vlaamse overheid biedt geïntegreerde informatie aan<br />

7.1.2 Beleidsopties en –initiatieven <strong>2012</strong><br />

Interbestuurlijke productencatalogus Pagina 56<br />

Tegen eind dit jaar moet een eerste versie van het beheerloket voor de IPDC klaar<br />

zijn en worden de producten en diensten via het loket ontsloten. In de eerste helft<br />

van <strong>2012</strong> starten de eerste pilootprojecten.<br />

<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />

<strong>2012</strong><br />

12


3. Aandachtspunten Inburgering en Integratie<br />

Managementsamenvatting<br />

6 Geïnformeerd beleid in beslissende tijden Pagina 8<br />

De Vlaamse Regering zal haar bevoegdheid op het gebied van openbare statistiek<br />

maximaal benutten en zal de statistiekproductie efficiënt organiseren. Waar dit een<br />

meerwaarde betekent, worden samenwerkingsinitiatieven met internationale,<br />

federale (vb. NBB, federaal Planbureau) en lokale statistiek producerende instanties<br />

(vb. lokale statistieken) afgesloten en verder gezet.<br />

2 Meer efficiëntie en effectiviteit in de dienstverlening<br />

2.2 Vooruitzichten <strong>2012</strong><br />

2.2.1 Meerjarenprogramma slagkrachtige overheid Pagina 22<br />

In het kader van het intra- en interbestuurlijk gegevensverkeer zullen we ten volle<br />

moeten inzetten op het hergebruik van authentieke gegevensbronnen en op de<br />

verdere werkzaamheden m.b.t. de openstelling van authentieke gegevensbronnen,<br />

die moet leiden tot de automatische toekenning van rechten, zonder dat telkens<br />

opnieuw de toekenning van een recht moet worden aangevraagd.<br />

3 Duurzame ontwikkeling<br />

3.4 Het bereiken van 100% duurzame overheidsopdrachten in 2020<br />

3.4.2 Beleidsopties en –initiatieven <strong>2012</strong><br />

Vlaams actieplan duurzame overheidsopdrachten <strong>2012</strong>-2014 Pagina 32-33<br />

Om een duidelijk kwantitatief beeld te krijgen van de duurzame overheidsopdrachten<br />

binnen de Vlaamse overheid zal ik samen met collega-minister Geert Bourgeois in<br />

<strong>2012</strong> werk maken van een systematische registratie en rapportering van ’duurzame’<br />

overheidsopdrachten’.<br />

Het ‘Steunpunt duurzame lokale overheidsopdrachten’ dat lokale overheden helpt bij<br />

het organiseren van meer duurzame overheidsopdrachten zal ik verder steunen.<br />

<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />

<strong>2012</strong><br />

13


Beleidsbrief BRUSSEL<br />

OD 1.1 Het horizontale Brusselbeleid van de Vlaamse Regering coördineren<br />

Beleidsopties en –initiatieven <strong>2012</strong><br />

1. Aandachtspunten voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />

OD 5.4 Een correcte toepassing van de taalwetgeving<br />

Pagina 26, paragrafen 4 – 6<br />

Realisaties 2011<br />

Een hoeksteen van een positief taalbeleid in Brussel is het aandringen op een<br />

correcte toepassing van de taalwetgeving in het officieel tweetalige Brussel. Het<br />

Steunpunt Taalwetwijzer behandelt vragen en meldingen van particulieren,<br />

organisaties en overheden over de toepassing van de taalwetgeving. Het initiatief is<br />

niet enkel toegankelijk voor Brusselaars, maar richt zich tot de hele Vlaamse<br />

Gemeenschap.<br />

In 2011 werd het Vlaams Meldpunt Taalklachten in de Brusselse ziekenhuizen<br />

opgestart door het <strong>Agentschap</strong> Zorg & Gezondheid. Het Steunpunt Taalwetwijzer<br />

zorgt voor de juridische ondersteuning van dit initiatief.<br />

Beleidsopties en –initiatieven <strong>2012</strong><br />

Het Steunpunt Taalwetwijzer zal in <strong>2012</strong> haar preventieve en adviserende acties<br />

verder zetten door contacten te leggen met externe organisaties in sectoren waar de<br />

taalwetgeving een pijnpunt is. Het Steunpunt Taalwetwijzer zal ook onderzoeken hoe<br />

de juridische begeleidingsfunctie nog kan worden uitgebreid.<br />

<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />

<strong>2012</strong><br />

14


2. Aandachtspunten voor stedenbeleid<br />

OD 1.1 Het horizontale Brusselbeleid van de Vlaamse Regering coördineren.<br />

Pagina 10, paragraaf 3<br />

Het eindrapport van de Task Force Brussel zal eind 2011 klaar zijn, zodat ik inzake<br />

de Brusselnorm en -toets een voorstel van aanpak aan de Vlaamse Regering kan<br />

doen. Daarbij wil ik ook feedback verzamelen van het middenveld en de Vlaamse<br />

Gemeenschapscommissie in het kader van het politieke overleg dat in <strong>2012</strong> wordt<br />

opgestart. Het is immers belangrijk dat de Brusselnorm en –toets, in haar belang en<br />

vorm, gedragen worden door interne en externe stakeholders. Daarnaast zal ik<br />

uiteraard ervoor zorgen dat de concrete uitwerking van de Brusseltoets maximaal<br />

aansluit bij de voorstellen om de verschillende toetsen te integreren in één<br />

impactanalyse.<br />

OD 1.3 Zorgen voor een wetenschappelijke onderbouw van het beleid<br />

Pagina 14, paragraaf 2 en 4<br />

Realisaties 2011<br />

Begin 2011 sloot ik met BRIO een convenant af op basis van het meerjarenplan<br />

2011-2015, waarin de strategische en operationele doelstellingen, voorbeeldacties<br />

en procesindicatoren zijn opgenomen. De basisdoelstelling van BRIO is de kennis<br />

over Brussel en de Rand te verruimen door het uitvoeren en verspreiden van<br />

wetenschappelijk, interdisciplinair en beleidsondersteunend onderzoek. BRIO<br />

schenkt in toenemende mate aandacht aan de verwevenheid en wisselwerking<br />

tussen Brussel en de Rand. Daartoe wordt oorspronkelijk wetenschappelijk<br />

onderzoek opgezet rond vier centrale onderzoeksassen: taal(politiek) en integratie;<br />

onderwijs en diversiteit; politiek en bestuur en meertalige steden. Bij de uitvoering<br />

van het onderzoek wordt een nauwe samenwerking en uitwisseling met andere<br />

binnen- en buitenlandse onderzoekscentra, opdrachtgevers en partners van het<br />

middenveld nagestreefd. Binnen de academische wereld is BRIO actief in<br />

verschillende samenwerkingsverbanden, onder meer in het Brussels Studies Institute<br />

(FUSL, ULB en VUB).<br />

Beleidsopties en –initiatieven <strong>2012</strong><br />

In <strong>2012</strong> zullen de resultaten van de derde Taalbarometer worden gepresenteerd. De<br />

bevraging van 2500 respondenten vond reeds plaats in 2011. Dat vijfjaarlijkse<br />

representatieve onderzoek naar taalgebruik in Brussel geeft een beeld van de<br />

Brusselse taalsituatie en laat toe om taalverschuivingsprocessen over een langere<br />

periode in kaart te brengen en te duiden (zie ook OD 5.1 en 5.2). Tijdens het tweede<br />

werkingsjaar van het meerjarenplan wordt naar analogie van het Brusselse<br />

taalbarometeronderzoek ook een taalbarometer voor de Vlaamse Rand opgestart.<br />

Vergelijkend onderzoeksmateriaal over de situatie van de Brusselse gemeenten en<br />

de Vlaamse gemeenten grenzend aan het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest is<br />

schaars, terwijl de impact van de effecten van de grootstad zich vanzelfsprekend ook<br />

<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />

<strong>2012</strong><br />

15


uiten de taal- en administratieve grenzen doet voelen. In april <strong>2012</strong> wordt er een<br />

colloquium over ‘de internationalisering van de Rand’ georganiseerd, waar<br />

demografische, economische, culturele, sociale, ruimtelijke, politieke, taalkundige en<br />

identiteitsaspecten aan bod zullen komen. Het spanningsveld tussen en de<br />

samenwerking van wereldsteden met hun omringende regio vormen een<br />

internationaal gegeven. Daarom zullen ook buitenlandse cases aan bod komen, in<br />

het bijzonder de andere Europese hoofdzetels.<br />

OD 6.1 Het lokale Brusselbeleid van de Vlaamse Gemeenschapscommissie als<br />

prioritaire partner beschouwen<br />

Pagina 26, paragraaf 2<br />

Beleidsopties en –initiatieven <strong>2012</strong><br />

Op basis van het rapport van de Task Force Brussel zullen de Vlaamse Regering en<br />

het College van de VGC hun positie kunnen bepalen in het kerntakendebat.<br />

Overeenkomstig het Regeerakkoord krijgt het partnerschapsidee de bovenhand,<br />

maar moeten er een klare afspraken worden gemaakt over de rol, de opdracht en de<br />

financiering van beide overheden. Het politieke kerntakendebat zal begin <strong>2012</strong><br />

opstarten, en moet nog binnen hetzelfde jaar tot conclusies leiden. Hierbij zal<br />

bijzondere aandacht uitgaan naar de plaats van Brussel in de diverse decreten lokaal<br />

beleid, die aangepast worden aan het decreet planlastvermindering. Alhoewel dat<br />

decreet niet van toepassing is op Brussel, noopt het ook tot het herdenken van de<br />

relatie tussen de Vlaamse Overheid, de Vlaamse Gemeenschap en de Brusselse<br />

gemeenten.<br />

<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />

<strong>2012</strong><br />

16


3. Aandachtspunten voor inburgering en integratie<br />

OD 1.3 Zorgen voor een wetenschappelijke onderbouw van het beleid<br />

Pagina 14, paragraaf 2 en 4<br />

Realisaties 2011<br />

Begin 2011 sloot ik met BRIO een convenant af op basis van het meerjarenplan<br />

2011-2015, waarin de strategische en operationele doelstellingen, voorbeeldacties<br />

en procesindicatoren zijn opgenomen. De basisdoelstelling van BRIO is de kennis<br />

over Brussel en de Rand te verruimen door het uitvoeren en verspreiden van<br />

wetenschappelijk, interdisciplinair en beleidsondersteunend onderzoek. BRIO<br />

schenkt in toenemende mate aandacht aan de verwevenheid en wisselwerking<br />

tussen Brussel en de Rand. Daartoe wordt oorspronkelijk wetenschappelijk<br />

onderzoek opgezet rond vier centrale onderzoeksassen: taal(politiek) en integratie;<br />

onderwijs en diversiteit; politiek en bestuur en meertalige steden. Bij de uitvoering<br />

van het onderzoek wordt een nauwe samenwerking en uitwisseling met andere<br />

binnen- en buitenlandse onderzoekscentra, opdrachtgevers en partners van het<br />

middenveld nagestreefd. Binnen de academische wereld is BRIO actief in<br />

verschillende samenwerkingsverbanden, onder meer in het Brussels Studies Institute<br />

(FUSL, ULB en VUB).<br />

Beleidsopties en –initiatieven <strong>2012</strong><br />

In <strong>2012</strong> zullen de resultaten van de derde Taalbarometer worden gepresenteerd. De<br />

bevraging van 2500 respondenten vond reeds plaats in 2011. Dat vijfjaarlijkse<br />

representatieve onderzoek naar taalgebruik in Brussel geeft een beeld van de<br />

Brusselse taalsituatie en laat toe om taalverschuivingsprocessen over een langere<br />

periode in kaart te brengen en te duiden (zie ook OD 5.1 en 5.2). Tijdens het tweede<br />

werkingsjaar van het meerjarenplan wordt naar analogie van het Brusselse<br />

taalbarometeronderzoek ook een taalbarometer voor de Vlaamse Rand opgestart.<br />

Vergelijkend onderzoeksmateriaal over de situatie van de Brusselse gemeenten en<br />

de Vlaamse gemeenten grenzend aan het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest is<br />

schaars, terwijl de impact van de effecten van de grootstad zich vanzelfsprekend ook<br />

buiten de taal- en administratieve grenzen doet voelen. In april <strong>2012</strong> wordt er een<br />

colloquium over ‘de internationalisering van de Rand’ georganiseerd, waar<br />

demografische, economische, culturele, sociale, ruimtelijke, politieke, taalkundige en<br />

identiteitsaspecten aan bod zullen komen. Het spanningsveld tussen en de<br />

samenwerking van wereldsteden met hun omringende regio vormen een<br />

internationaal gegeven. Daarom zullen ook buitenlandse cases aan bod komen, in<br />

het bijzonder de andere Europese hoofdzetels.<br />

<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />

<strong>2012</strong><br />

17


Beleidsbrief VLAAMSE RAND<br />

1. Aandachtspunten <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />

2.2.1. OD – Initiatieven die het Vlaams karakter van de Vlaamse Rand<br />

bevestigen en/of verstevigen.<br />

Pagina 8 -paragraaf 4<br />

Om duidelijkheid te hebben over de juridische mogelijkheden om maatregelen te<br />

kunnen nemen met het oog op het versterken van het Nederlandstalig karakter en<br />

het Nederlands in het straatbeeld van de Vlaamse Rand heb ik aan professor Frank<br />

Judo gevraagd om samen met professor Ludo Veny een synthese te maken van de<br />

studie van professor Boes (1999) en de reactie daarop van professor Veny<br />

(2007). Er bestond immers geen eensgezindheid over de wettelijkheid van de<br />

maatregelen die de studie van professor Boes voorstelt. Deze synthese die reeds op<br />

verschillende fora werd uiteengezet is terug te vinden in de bibliotheek van de<br />

website www.docu.vlaamserand.be .<br />

Pagina 8 –paragraaf 6 en Pagina 9- paragraaf-3<br />

Het voorbije jaar startte ik de voorbereiding voor de ontwikkeling van een leidraad<br />

voor gemeentelijke mandatarissen in de Vlaamse Rand. Deze moet een duidelijk<br />

juridisch kader bevatten, gekoppeld aan goede praktijkvoorbeelden in verschillende<br />

materies.<br />

De leidraad voor Vlaamse mandatarissen wordt opgeleverd tegen de<br />

gemeenteraadsverkiezingen in <strong>2012</strong>.<br />

2.1.6 OD Media en communicatie<br />

paragraaf 11 Pagina 14<br />

Een meer uitgebreide set cijferreeksen wordt aangeleverd dankzij het nieuwe<br />

‘cijferboek’ van de SVR. Dat is een profielschets van de Vlaamse Rand die een paar<br />

keer per jaar zal geactualiseerd worden. De eerste versie wordt toegelicht in de<br />

analyse de Vlaamse Rand doorgelicht, die in het najaar 2011 zal verschijnen.<br />

paragraaf 1 Pagina 15<br />

De partners van het documentatiecentrum zijn volop bezig met de voorbereiding van<br />

een colloquium over internationalisering in de Vlaamse Rand. Dit evenement zal<br />

plaatsvinden in april <strong>2012</strong>.<br />

<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />

<strong>2012</strong><br />

18


2.2.4. De zes en het Vlaams beleid<br />

paragraaf 8 Pagina 18<br />

In de conferentie van Vlaamse mandatarissen zetelen de Vlaamse schepenen,<br />

gemeenteraadsleden en OCMW-raadsleden uit de zes faciliteitengemeenten. De<br />

Conferentie kan problemen op het terrein signaleren aan de Vlaamse Regering. Vzw<br />

‘De Rand’ verzorgt het secretariaat.<br />

paragraaf 2 en 3 Pagina 19<br />

Ter voorbereiding van de gemeente- en provincieraadsverkiezingen van oktober<br />

<strong>2012</strong> zal de voorbije beleidsperiode in elk van de zes faciliteitengemeenten in de<br />

gemeenschapskranten kritisch geëvalueerd worden.<br />

Indien het provinciaal initiatief om een meertalige publicatie te verspreiden in de zes<br />

gerealiseerd wordt, zal ‘de Rand’ vanaf eind 2011 deel uitmaken van de<br />

redactieraad. Via de redactieraad zal ‘de Rand’ er dan ook op aandringen dat deze<br />

nieuwe publicatie voor de inwoners van de zes ook in andere talen dan het<br />

Nederlands de gemeenteraadsverkiezingen voorbereidt.<br />

3.3. <strong>Binnenlands</strong> bestuur en taalwetgeving<br />

paragraaf 3 Pagina 22<br />

Na de beslissingen van mijn ambtsvoorganger en van mijzelf met betrekking tot de<br />

niet-benoeming van de kandidaat burgemeesters van voornoemde gemeenten,<br />

hebben de betrokken gemeentebesturen telkens, en dat tot driemaal toe, de nietbenoemde<br />

kandidaten opnieuw voorgedragen. Om die carrousel in de toekomst te<br />

stoppen zal ik het Vlaams Parlement vragen het Gemeentedecreet te wijzigen door<br />

er een bepaling in op te nemen dat een kandidaat-burgemeester die formeel niet<br />

wordt benoemd in dezelfde bestuursperiode niet opnieuw kan voorgedragen worden,<br />

tenzij er nieuwe elementen voorhanden zijn. De Vlaamse Regering keurde op 15 juli<br />

2011 een ontwerp van decreetbepaling in die zin principieel goed.<br />

4.3. Huisvesting- Vlabinvest<br />

paragraaf 7 tot 10- Pagina 26<br />

paragraaf 1-3 Pagina 27<br />

Het nieuwe grond- en pandendecreet is sedert 1 september 2009 in werking<br />

getreden. Dit decreet kent aan de lokale besturen een belangrijke rol toe. Vooral het<br />

luik ‘wonen in eigen streek’ heeft veel ruchtbaarheid gekregen. Met dit concept wordt<br />

een bijzondere voorwaarde ingevoerd voor de overdracht van bepaalde gronden en<br />

daarop opgerichte panden. Alleen personen met een voldoende band met de<br />

gemeente kunnen deze gronden en panden kopen. Je beschikt over een voldoende<br />

band met de gemeente als je voldoet aan 1 of meer van volgende voorwaarden:<br />

<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />

<strong>2012</strong><br />

19


- Ten minste 6 jaar onafgebroken gewoond hebben in de gemeente of in een<br />

aangrenzende gemeente (op voorwaarde dat deze eveneens voorkomt op de lijst<br />

met gemeenten waar wonen in eigen streek wordt toegepast);<br />

- Werkzaamheden verrichten (gemiddeld ten minste een halve werkweek) in de<br />

gemeente;<br />

- Een maatschappelijke, familiale, sociale of economische band met de gemeente<br />

hebben opgebouwd op grond van een zwaarwichtige en langdurige omstandigheid.<br />

Een provinciale beoordelingscommissie beoordeelt of de betrokken personen een<br />

voldoende band met de gemeente hebben. Om interpretatieproblemen bij de<br />

uitvoering van het decreet te voorkomen werd een omzendbrief opgesteld als<br />

richtsnoer voor de lokale besturen.<br />

Ook werkte een decretale aanpassing van het decreet een aantal<br />

toepassingsproblemen, interpretatiemoeilijkheden (voornamelijk met betrekking tot<br />

het hoofdstuk wonen in eigen streek) en juridisch-technische problemen in de tekst<br />

weg. Het aantal dossiers is sinds de invoering van het wijzigingsdecreet van 9 juli<br />

(van kracht sinds 19 juli 2010) sterk gedaald. Voor alle vier commissies is<br />

een daling op te merken, waarbij soms geen enkele aanvraag ingediend werd voor<br />

bepaalde maanden. Enkel voor Vlaams-Brabant blijven er dossiers binnenkomen,<br />

weliswaar ook een sterke terugval. Tot op heden (31 mei is de laatste datum voor de<br />

statistieken) zijn er een 420 dossiers behandeld, hetgeen voor +/- 40% aan de<br />

provincie Vlaams-Brabant toe te schrijven is.<br />

Ik blijf ook gemeentebesturen steunen die, in het kader van de lokale inburgering en<br />

integratie, de kennis van de Nederlandse taal als voorwaarde stellen bij het toewijzen<br />

van woongelegenheden. Een voorbeeld hiervan is de taalbereidheidsvoorwaarde die<br />

de stad Vilvoorde oplegt bij de verkoop van woningen. De maatregel werd genomen<br />

om het verdringingseffect in de Vlaamse Rand tegen te gaan en jonge gezinnen in<br />

Vilvoorde te houden. Een diploma van een Nederlandstalige onderwijsinstelling<br />

volstaat als bewijs. Anders moet je slagen in een taaltest. Voor koppels geldt de<br />

taalverplichting voor beide partners. De regeling is goedgekeurd door de gouverneur<br />

van de provincie Vlaams-Brabant. Deze laatste stelde dat de verplichte kennis van<br />

het Nederlands als voorwaarde om in aanmerking te komen voor woningen die de<br />

stad Vilvoorde aanbiedt, geen inmenging is in de vrijheid van taalgebruik en dus niet<br />

strijdig met de grondwet en bovendien de inburgering ten goede komt.<br />

Vervolgens heeft de toezichthouder van het agentschap Inspectie RWO een aantal<br />

beslissingen van de sociale huisvestingsmaatschappij Inter-Vilvoordse inzake de<br />

verkoop van sociale huurwoningen aan de stad vernietigd. Tegen deze beslissingen<br />

werd telkens beroep aangetekend bij de Vlaams minister van Wonen. Deze<br />

beroepen werden telkens ingewilligd.<br />

<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />

<strong>2012</strong><br />

20


4.6. Cultuur, Jeugd, Sport en het verenigingsleven<br />

paragraaf 8 Pagina 29<br />

paragraaf 1-4 Pagina 30<br />

Een groot deel van de lokale aanwezigheid inzake jeugd, cultuur en sport in de zes<br />

faciliteitengemeenten wordt behartigd door vzw ‘de Rand’. Het is belangrijk te<br />

vermelden dat een aantal sectorale decreten zorgen voor extra ondersteuning naar<br />

de zes, dit als antwoord op het feit dat geen van de zes gemeentebesturen van de<br />

faciliteitengemeenten een jeugdbeleidsplan, sportbeleidsplan of cultuurbeleidsplan<br />

indient.<br />

Het jeugddecreet en het sportdecreet voorzien in de mogelijkheid dat het<br />

verenigingsleven, daarin professioneel ondersteund door medewerkers van ‘de<br />

Rand’, op zichzelf een beleidsplan indienen.<br />

Hierdoor krijgen Nederlandstalige jeugd- en sportverenigingen in de zes toch waar ze<br />

recht op hebben. Via deze middelen wordt de huur- en gebruikskost van het<br />

stationsgebouw in Rode betaald door de lokale jeugdraad.<br />

Het decreet planlastvermindering maakt het wel noodzakelijk om deze aanpak op<br />

langere termijn te herbekijken. Ingevolge dat decreet zullen o.m. de decreten lokaal<br />

jeugdwerkbeleid en sport voor allen aangepast moeten worden. Het jeugdwerk en de<br />

sportverenigingen van de zes mogen hier niet tussen wal en schip vallen. Ik zal<br />

erover waken dat de huidige ondersteuning aan die verenigingen kan verder<br />

gezet worden. Wellicht zal dit, als de betrokken gemeenten geen beroep doen op<br />

subsidiëring, dan kunnen gebeuren door de betrokken middelen aan de dotatie van<br />

vzw ‘de Rand’ toe te voegen met de opdracht deze uit te keren aan de lokale<br />

jeugdverenigingen en sportclubs.<br />

4.8. Welzijn en gezondheid<br />

paragraaf 6 Pagina 33<br />

In juni 2011 werd het Vlaams meldpunt voor taalklachten opgericht in de<br />

gezondheidszorg. Hiermee wil Vlaanderen aansturen op een krachtig en<br />

gecoördineerd optreden rond deze aanslepende problematiek. Dit meldpunt ontstond<br />

uit de overtuiging dat de Vlaamse burgers in Brussel en de Vlaamse Rand recht<br />

hebben op hulpverlening in het Nederlands. Objectieve data met betrekking tot<br />

taalproblematiek moeten een hefboom vormen voor structurele maatregelen.<br />

<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />

<strong>2012</strong><br />

21


2° Aandachtspunten Stedenbeleid<br />

/<br />

3° Aandachtspunten Inburgerings- en integratiebeleid.<br />

2.2.1. OD – Initiatieven die het Vlaams karakter van de Vlaamse Rand<br />

bevestigen en/of verstevigen.<br />

paragraaf 1 Pagina 8<br />

Het eigen Vlaamse Randbeleid kent een duidelijk verankerde horizontale werking,<br />

waarbij zoveel als mogelijk gestreefd wordt naar synergie met diverse actoren. De<br />

samenwerking met vzw ‘de Rand’ als prioritaire partner bleef ook in 2011 behouden,<br />

onder meer om de continuïteit te waarborgen van een specifiek onthaalbeleid voor<br />

anderstalige nieuwkomers in de Vlaamse Rand en diplomatiek personeel,<br />

personeel van ambassades en ambtenaren van Europese instellingen.<br />

2.2. SD- vzw ‘De Rand’<br />

2.2.2. Taalpromotie Pagina 17 paragraaf 4 -5<br />

Voor de nieuwkomers in de Vlaamse Rand zal een aantrekkelijk format gezocht en<br />

ontwikkeld worden (bv. een familie-planningskalender) dat heel wat weetjes over de<br />

regio bevat, en zodoende het gemeenschapsgevoel kan aanwakkeren en<br />

tegelijkertijd anderstaligen uitnodigt om Nederlands te leren. Samen met het Huis van<br />

het Nederlands Vlaams-Brabant wil ‘de Rand’ onderzoeken of het taalpromotiebeleid<br />

voor ouders van anderstalige kinderen in Vlaamse scholen van de Vlaamse Rand<br />

nog kan geoptimaliseerd worden.<br />

Het gedetailleerde actieplan voor taalpromotie van ‘de Rand’ wordt begin <strong>2012</strong><br />

opgesteld na overleg met o.m. het Huis van het Nederlands Brussel, het Huis van het<br />

Nederlands Vlaams-Brabant en het PRIC Vlaams-Brabant.<br />

2.2.3. Sensibiliseren van internationalen.<br />

paragraaf 6 Pagina 18<br />

Expats behoren niet tot de doelgroep van het inburgeringsbeleid. Toch bestaat bij<br />

mensen die hier met een tijdelijk verblijf wonen en werken een vraag om de<br />

samenleving waarin ze terechtkomen, beter te leren kennen. Vooral in de Vlaamse<br />

Rand, waar de internationalisering de laatste jaren sterk is toegenomen, kan het<br />

aanbod dat vandaag binnen inburgering bestaat een antwoord bieden op een<br />

steeds toenemende vraag naar informatie en begeleiding in functie van<br />

gemeenschapsvorming. Ik zal het <strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong> vragen om -<br />

samen met experten uit vzw ‘de Rand’, inburgerings- en integratiesector en de Dienst<br />

Internationaal Vlaanderen - in kaart te brengen welke dienstverlening die binnen de<br />

integratie- en inburgeringssector bestaat een meerwaarde zou kunnen bieden voor<br />

expats. Op basis van de aanbevelingen van die werkgroep zal ik nagaan of het op te<br />

<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />

<strong>2012</strong><br />

22


ichten agentschap 'integratie en inburgering' een taak heeft voor de doelgroep van<br />

expats.<br />

3.4. Onthaal en integratie<br />

paragraaf 6 Pagina 22<br />

De herstructurering van de inburgerings- en integratiesector, zoals goedgekeurd op<br />

mijn voorstel door de Vlaamse Regering, voorziet in de oprichting van een EVA die<br />

o.m. ook het taalpromotie- en taalbeleid in heel Vlaanderen gestalte zal geven. Er is<br />

evenwel overeengekomen dat vzw ‘de Rand’ die op dit vlak de afgelopen jaren veel<br />

expertise heeft opgebouwd, in de Vlaamse Rand zijn opdracht ter zake in de<br />

toekomst ook behoudt.<br />

<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />

<strong>2012</strong><br />

23


Beleidsbrief GELIJKE KANSEN<br />

1. Aandachtspunten <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />

OD 1.1 Het opstellen van een Masterplan Gelijke Kansen waaraan wordt<br />

meegewerkt door alle Vlaamse ministers en in nauw overleg met het<br />

middenveld Pagina 9<br />

In het Vlaamse gelijkekansenbeleid wordt gewerkt met de open coördinatiemethode<br />

(hierna OCM) voor het integreren van een gelijkekansenperspectief in elk Vlaams<br />

bevoegdheidsdomein. Essentieel aan deze werkwijze is dat de verschillende leden<br />

van de Vlaamse Regering gezamenlijk doelstellingen afspreken, waarna elk van hen<br />

verantwoordelijk is voor de realisatie ervan binnen het eigen bevoegdheidsdomein.<br />

Het geheel wordt onderbouwd en begeleid door de ambtelijke Commissie Gelijke<br />

Kansen waarin alle betrokken beleidsdomeinen zijn vertegenwoordigd. Vanuit mijn<br />

bevoegdheid sta ik in voor de coördinatie van het geheel en voed ik het proces<br />

inhoudelijk.<br />

OD 1.1 Het opstellen van een Masterplan Gelijke Kansen waaraan wordt<br />

meegewerkt door alle Vlaamse ministers en in nauw overleg met het<br />

middenveld Pagina 10<br />

Beleidsopties en –initiatieven <strong>2012</strong><br />

…<br />

Ik voorzie in dit verband ook bilaterale gesprekken met mijn collega-ministers, om zo<br />

de voortgang in de uitwerking van de actieplannen mee te stimuleren.<br />

OD 1.3 Het implementeren van een gelijke kansenperspectief in alle Vlaamse<br />

bevoegdheidsdomeinen via de toepassing van de OCM wordt versterkt door<br />

een systematische <strong>screening</strong> van en advisering bij sleutelteksten in het<br />

beleidsproces Pagina 11<br />

Ik ontwikkel mee een instrument dat beleidsmakers toelaat de impact van<br />

beleidsmaatregelen op de verschillende kansengroepen van het gelijkekansenbeleid<br />

in te schatten. Ik sluit hierbij aan bij bestaande instrumenten (zoals JOKER binnen<br />

het jeugdbeleid) en op de plannen van mijn collega’s om andere sectorale<br />

regelgevingstoetsen te ontwikkelen (zoals dat binnen het Armoedebeleid en binnen<br />

Duurzame Ontwikkeling het geval is). Met het oog op minimale administratieve lasten<br />

en een maximaal effect is het de bedoeling om tot een geïntegreerde toets te komen<br />

die deel gaat uitmaken van de bestaande RIA.<br />

<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />

<strong>2012</strong><br />

24


OD 2.1 Het creëren van genderbewustzijn bij de Vlaming Pagina 11<br />

Realisaties 20114<br />

Zoals ik in mijn vorige beleidsbrief stelde, vergt het creëren van een gender-<br />

bewustzijn bij het brede publiek een doordachte en geschakeerde aanpak.<br />

Verschillende doelgroepen worden aangesproken via verschillende kanalen en<br />

verschillende methodieken. Het ‘Genderklikactieplan’ – zoals we het geheel aan<br />

initiatieven noemen – bestaat uit drie luiken.<br />

Een eerste luik omvat een brede waaier aan projecten die door het middenveld en de<br />

lokale besturen worden gerealiseerd voor het bewerkstelligen van een ‘genderklik’.<br />

Hiervoor stel ik projectmiddelen ter beschikking. Een aantal van die projecten wordt<br />

bedacht door participanten uit het ‘Genderklikteam’, een groep vertegenwoordigers<br />

uit het middenveld die op mijn uitnodiging bijeenkomt om mee na te denken over de<br />

aangewezen wijze om de ‘genderklikdoelstelling’ te realiseren. In 2011 liepen<br />

verscheidene projecten die in 2010 van start gingen.<br />

OD 3.1 Aanpassen van de kieswetgeving voor de lokale verkiezingen.<br />

Pagina 13<br />

Op 8 juli 2011 stemde het Vlaamse Parlement het decreet houdende de organisatie<br />

van de lokale en provinciale verkiezingen en houdende wijziging van het<br />

Gemeentedecreet van 15 juli 2005, het Provinciedecreet van 9 december 2005 en<br />

het decreet van 19 december 2008 betreffende de organisatie van de openbare<br />

centra voor maatschappelijk welzijn (Belgische Staatsblad 8 juli 2011). Met artikel 74<br />

en artikel 84, 6° van dit decreet is het ritsprincipe, waarbij minstens 1 man en 1<br />

vrouw de eerste twee lijstplaatsen moeten innemen, doorgevoerd.<br />

OD 3.2 Het verhogen van een evenwichtige aanwezigheid van mannen en<br />

vrouwen in advies- en bestuursorganen, en dit zowel in de organen gelieerd<br />

aan de Vlaamse overheid als in de privésector. Pagina 14<br />

Beleidsopties en –initiatieven <strong>2012</strong><br />

…<br />

In elk geval verwacht ik dat in de loop van <strong>2012</strong> elk beleidsdomein, en waar nodig de<br />

onderliggende entiteiten, over een plan van aanpak beschikt voor een systematische<br />

monitoring van de opvolging van het Mepdecreet, en voor het bewerkstelligen van<br />

het decretale vereiste evenwicht.<br />

<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />

<strong>2012</strong><br />

25


OD 7.2 De beleidsparticipatie van personen met een handicap wordt verhoogd.<br />

Pagina 20<br />

Realisaties 2011<br />

Het onderzoek naar beleidsparticipatie van personen met een verstandelijke<br />

handicap, uitgevoerd doorprofessor Geert Van Hove (UGent) en opgeleverd in het<br />

voorjaar 2011, bracht bedroevende cijfers aan het licht. Al bestaat er de nood en wil<br />

bij deze doelgroep om deel te nemen aan beleid en politiek, uit het onderzoek blijkt<br />

dat slechts drie mensen uit deze doelgroep daadwerkelijk participeren via lokale<br />

adviesraden. Het onderzoek staat stil bij valkuilen en knelpunten, omschrijft de<br />

culturele en structurele randvoorwaarden tot effectieve beleidsparticipatie, legt de<br />

onlosmakelijke link met coaching en vorming en voorziet ook in een aantal<br />

buitenlandse goede praktijken (Nederland en Verenigd Koninkrijk).<br />

Gezien het bedroevende resultaat uit het onderzoek heb ik aansluitend een subsidie<br />

toegekend aan een project, opgezet door Onze Nieuwe Toekomst (een<br />

zelforganisatie van en voor mensen met een verstandelijke beperking), waarbinnen –<br />

de aanbevelingen uit het onderzoek indachtig – een aantal sensibiliserende acties<br />

voor lokale adviesraden worden opgezet en tegelijkertijd tien mensen zullen worden<br />

gecoacht naar een feitelijk mandaat.<br />

Budgettaire weerslag<br />

In de begroting 2011 is voor het project 50.000 euro voorzien (BA AI004).<br />

Beleidsopties en –initiatieven <strong>2012</strong><br />

De resultaten van bovenvermeld project en de flankerende sensibiliseringscampagne<br />

verwacht ik in de aanloop naar de gemeenteraadsverkiezingen <strong>2012</strong>, wat het ideaal<br />

moment is om de problematiek nog eens extra in de verf te zetten. Naast de<br />

gemeenteraadsverkiezingen, waar personen met een handicap zich evenzeer<br />

kunnen voor kandidaat stellen en kunnen meedingen naar een lokaal mandaat,<br />

worden immers aansluitend ook de lokale adviesraden opnieuw samengesteld.<br />

OD 11.6 Het toegankelijkheidsmiddenveld wordt een volwaardige partner van<br />

het Vlaamse beleid via professionalisering en structurele verankering.<br />

Pagina 29-30<br />

Realisaties 2011– Budgettaire weerslag<br />

Om een degelijk toegankelijkheidsbeleid te kunnen voeren, is er nood aan<br />

inhoudelijke ondersteuning via ervaringsdeskundigheid en technische expertise. Ik<br />

zet vanuit mijn bevoegdheid sterk in op de coördinatie, afstemming en<br />

professionalisering van het middenveld.<br />

Zoals in mijn vorige beleidsbrief uitvoerig besproken, wordt structureel intensief<br />

samengewerkt met:<br />

− Enter, het Vlaams Expertisecentrum Toegankelijkheid (364.000 euro, BA AI015), en<br />

Intro(92.000 euro, BA AI015);<br />

<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />

<strong>2012</strong><br />

26


− vier adviesbureaus toegankelijkheid (BA AI016): Westkans (46.670 euro), CTPA<br />

(46.670 euro),Toegankelijkheidsbureau (69.990 euro) en ATO (46.670 euro);<br />

− Vijf provinciale steunpunten toegankelijkheid (BA AI019): 47.075 euro per steunpunt.<br />

…<br />

De provinciale steunpunten toegankelijkheid. Eind oktober 2011 dienen deze<br />

steunpunten een nieuw actieplan in dat, in onderling overleg met mijn administratie<br />

wordt besproken. Er zal in deze context een gezamenlijke actie worden uitgewerkt in<br />

het licht van de nakende gemeenteraadsverkiezingen. Deze actie richt zich zowel op<br />

de feitelijke toegankelijkheid van stemlokalen als op de integratie van<br />

toegankelijkheid in de bestuursakkoorden.<br />

De rol van de PST’s wordt in <strong>2012</strong> herbekeken in het kader van de bredere<br />

herstructurering die ik binnen het toegankelijkheidsmiddenveld wil doorvoeren, en dit<br />

in overeenstemming met het Witboek‘Interne staatshervorming’.<br />

OD 15.2 Het provinciaal en gemeentelijk gelijkekansenbeleid krijgt vorm in<br />

afstemming met het Vlaams gelijkekansenbeleid. Pagina 36<br />

Realisaties 2011<br />

Voor de periode 2010-2011 focusten de provinciale gelijke kansen coördinatoren zich<br />

op kwetsbare deelgroepen binnen de aandachtgroepen van het gelijke kansenbeleid.<br />

Meest in de kijker liep het educatief pakket ‘Gender in de blender’ dat lesmateriaal<br />

voorziet voor secundaire scholen over gender en identiteit. Het pakket werd herdrukt,<br />

verdeeld en geïmplementeerd. De vijf provincies organiseerden in 2010 en 2011 een<br />

open en besloten aanbod aan vorming rond het onderwerp (in geselecteerde scholen<br />

en daarnaast extern voor geïnteresseerden), en richtten zich in 2011 ook tot de<br />

social-profitsector.<br />

Ook participeer ik aan een initiatief van het Instituut voor de Gelijkheid voor Vrouwen<br />

en Mannen dat het twintigjarig bestaan van de provinciale gelijkekansenwerking in de<br />

kijker zet tijdens een viering op 8 december 2011.<br />

Budgettaire weerslag<br />

Voor elke provincie is er in 2011 een subsidie voorzien van 22.250 euro ten laste van<br />

BA AI019.<br />

Beleidsopties en –initiatieven <strong>2012</strong><br />

Vanaf <strong>2012</strong> wordt gewerkt rond een nieuwe inhoudelijke doelstelling. Met de<br />

verkiezingen in aantocht, wordt dat het integreren van een gelijkekansen perspectief<br />

op het lokale bestuursniveau.<br />

<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />

<strong>2012</strong><br />

27


OD 17.1 Het netwerk aan Meldpunten dat feitelijke discriminaties in der minne<br />

oplost en met bestaande partnerorganisaties lokale, preventieve acties<br />

uitwerkt, is professioneel, gebiedsdekkend, laagdrempelig uitgebouwd.<br />

Pagina 40-41<br />

Realisaties 2011<br />

Een effectief antidiscriminatiebeleid wordt best zo dicht mogelijk bij de burger<br />

gevoerd. Daarom ondersteun ik verder het netwerk van Meldpunten Discriminatie,<br />

dat werd opgericht binnen de Vlaamse centrum- en grootsteden. Deze Meldpunten<br />

verlenen bijstand aan mogelijke slachtoffers van discriminaties en ondernemen acties<br />

gericht op het stopzetten van discriminatoir gedrag. Daarnaast zetten ze ook lokale<br />

preventieve acties uit.<br />

…<br />

Beleidsopties en –initiatieven <strong>2012</strong><br />

De Meldpunten zijn begin 2010 erkend voor een periode van drie jaar. In <strong>2012</strong> gaat<br />

dus het laatste jaar van deze eerste cyclus in.<br />

De bovenvoormelde initiatieven ter professionele omkadering van hun werking,<br />

worden ook in <strong>2012</strong> georganiseerd. Tegelijkertijd zal ik, na een grondige evaluatie<br />

van hun huidige werking en in het licht van de aanduiding of oprichting van een<br />

onafhankelijk orgaan voor Vlaanderen (zie OD 17.2), een toekomstscenario voor<br />

deze Meldpunten uittekenen.<br />

OD 17.6 De Vlaamse overheid maakt werk van de invoering van<br />

antidiscriminatieclausules bij overheidsopdrachten en in subsidiereglementen.<br />

Pagina 43<br />

Realisaties 2011<br />

Op mijn voorstel werd in het kader van het OCM-proces (zie OD 1.1) door de<br />

Vlaamse Regering een generieke doelstelling bepaald voor het integreren van<br />

antidiscriminatie-, toegankelijkheids- en diversiteitsclausules in subsidiereglementen.<br />

De implementatie van deze doelstelling verloopt in drie fasen. In een eerste fase<br />

wordt binnen elk beleidsdomein een inventaris gemaakt van alle subsidiestromen. In<br />

een tweede fase wordt binnen elk beleidsdomein in kaart gebracht in welke<br />

subsidiestromen het mogelijk en zinvol zou zijn om de vernoemde clausules te<br />

integreren. In een derde fase wordt ten slotte beslist over de concrete formulering<br />

van de clausules, die vervolgens worden opgenomen in de relevante<br />

subsidiereglementen. De eerste twee fasen maken deel uit van het in 2011<br />

opgemaakte generieke ‘Actieplan 2011-<strong>2012</strong>’. De derde fase wordt opgenomen in<br />

een actieplan met als looptijd 2013-2014.<br />

<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />

<strong>2012</strong><br />

28


2. Aandachtspunten Inburgering en integratie<br />

OD 1.1 Het opstellen van een Masterplan Gelijke Kansen waaraan wordt<br />

meegewerkt door alle Vlaamse ministers en in nauw overleg met het<br />

middenveld Pagina 9<br />

In het Vlaamse gelijkekansenbeleid wordt gewerkt met de open coördinatiemethode<br />

(hierna OCM) voor het integreren van een gelijkekansenperspectief in elk Vlaams<br />

bevoegdheidsdomein. Essentieel aan deze werkwijze is dat de verschillende leden<br />

van de Vlaamse regering gezamenlijk doelstellingen afspreken, waarna elk van hen<br />

verantwoordelijk is voor de realisatie ervan binnen het eigen bevoegdheidsdomein.<br />

Het geheel wordt onderbouwd en begeleid door de ambtelijke Commissie Gelijke<br />

Kansen waarin alle betrokken beleidsdomeinen zijn vertegenwoordigd. Vanuit mijn<br />

bevoegdheid sta ik in voor de coördinatie van het geheel en voed ik het proces<br />

inhoudelijk.<br />

OD 1.1 Het opstellen van een Masterplan Gelijke Kansen waaraan wordt<br />

meegewerkt door alle Vlaamse ministers en in nauw overleg met het<br />

middenveld Pagina 10<br />

Beleidsopties en –initiatieven <strong>2012</strong><br />

…<br />

Ik voorzie in dit verband ook bilaterale gesprekken met mijn collega-ministers, om zo<br />

de voortgang in de uitwerking van de actieplannen mee te stimuleren.<br />

OD 2.1 Het creëren van genderbewustzijn bij de Vlaming Pagina 12<br />

Zo ontwikkelde het ACV het project ‘G-TV’, dat als doel heeft om vakbondsleden en<br />

militanten te sensibiliseren. Filmpjes over ‘gender’ worden verspreid via geijkte<br />

communicatiekanalen van de vakbond, en geflankeerd door een website, het ‘G-<br />

Magazine’ en een Facebookpagina. GenderatWork stelde een brochure samen om<br />

het kleuteronderwijs alert te maken voor de aard en impact van gendermechanismen.<br />

De brochure bevat algemene informatie en concrete tips en oefeningen. Çavaria<br />

toetste schoolboeken uit het lager onderwijs op gender- en heteronormatieve<br />

stereotypen. De‘genderklik-projecten’ die in 2011 zijn opgestart, zijn het<br />

theaterproject ‘Een stap vooruit’, en de interactieve webmodule ‘Jongens en meisjes:<br />

bestemming bekend?’ voor het secundair onderwijs. Ook vanuit het allochtone<br />

middenveld werden ‘genderklik-initiatieven’ opgezet (zie bij SD 13).<br />

…<br />

Budgettaire weerslag<br />

De inhoudelijke aanmaak van de ‘Genderklikwebsite’ is uitbesteed aan<br />

GenderAtWork (34.001 euro,BA AI000, begrotingsjaar 2010). De technische<br />

aanmaak is via een opdracht gegund aan Holoncom(28.717,13 euro, BA AI000,<br />

begrotingsjaar 2011). De begeleiding van de Genderklikontwerpwedstrijdis<br />

toegewezen aan Famous (23.958 euro, BA AI000, begrotingsjaar 2011).<br />

<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />

<strong>2012</strong><br />

29


De initiatieven van het middenveld zijn mogelijk gemaakt met projectmiddelen via BA<br />

AI004, en dit zowel in de begrotingsjaren 2010 als 2011: 29.200 euro (‘Gender in<br />

Kleuteronderwijs’, begrotingsjaar2010), 30.000 euro (‘G-TV, kijk verder naar gender’,<br />

begrotingsjaar 2010), 67.300 euro (‘Open Boek’,begrotingsjaar 2010), 25.000 euro<br />

(‘Een stap vooruit’, begrotingsjaar 2011) en 26.150 euro(‘Webmodule Jongens en<br />

meisjes: bestemming bekend?’, begrotingsjaar 2011). Voor de financiering van de<br />

initiatieven in het kader van het creëren van een genderbewustzijn bij mannen en<br />

vrouwen van allochtone origine, zie OD 13.1.<br />

OD 3.2 Het verhogen van een evenwichtige aanwezigheid van mannen en<br />

vrouwen in advies- en bestuursorganen, en dit zowel in de organen gelieerd<br />

aan de Vlaamse overheid als in de privésector. Pagina 14<br />

…<br />

Beleidsopties en –initiatieven <strong>2012</strong><br />

…<br />

In elk geval verwacht ik dat in de loop van <strong>2012</strong> elk beleidsdomein, en waar nodig de<br />

onderliggende entiteiten, over een plan van aanpak beschikt voor een systematische<br />

monitoring van de opvolging van het Mepdecreet, en voor het bewerkstelligen van<br />

het decretale vereiste evenwicht.<br />

OD 13.3 Het organiseren van discussies tussen adolescente nieuwe Vlamingen<br />

(jongens en meisjes) over hun verwachtingen en wensen van mannen en<br />

vrouwen in een klassieke en nieuwe relaties. Pagina 33<br />

Realisaties 2011<br />

Aangezien ze in hun uitwerking sterk op elkaar ingrijpen bundel ik de bespreking van<br />

deze drie OD’s. Er wordt voornamelijk aan gewerkt via subsidiëring van allerlei<br />

projecten die uitgaan van de betrokkenen zelf.<br />

Zo is er een documentaire met bijhorende methodiek aangemaakt voor gebruik bij<br />

voornamelijk vrouwenwerkingen van allochtone verenigingen. Ook Ella, waarmee het<br />

Vlaamse gelijkekansenbeleid structureel samenwerkt, zet via een heel aantal<br />

initiatieven in op deze doelstelling. Zo maakt Ella een tournee voor jongeren over<br />

‘Love etc. on tour’ en werkt hiervoor samen met verschillende scholen,verspreid over<br />

een aantal Vlaamse en Brusselse steden. Via de organisatie van workshops wordt<br />

aan jongeren de kans gegeven om te reflecteren en met elkaar in gesprek te gaan<br />

over, bijvoorbeeld,relaties, toekomstige partner, rolverdelingen in het gezin, seksuele<br />

oriëntatie, voorhuwelijkse relaties, gemengde relaties.<br />

Ook maakte ik de realisatie van een interactief videoproject over gender mogelijk,<br />

waaraan jongeren van diverse origine participeerden. Ik bereid ook een<br />

uitwisselingsdag voor rond het gender thema, gericht op organisaties die werken met<br />

nieuwe Vlamingen en Brusselaars.<br />

<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />

<strong>2012</strong><br />

30


De met projectmiddelen van GKV (begroting 2009) geïnitieerde babycursus wordt<br />

intussen door vzw Link=Brussel vervolgd, als onderdeel van haar bestaande aanbod<br />

voor papa’s met andere roots.<br />

Budgettaire weerslag<br />

In het totaal werd 55.900 euro op deze projecten ingezet (BA AI004 – BA AI000,<br />

begrotingsjaar2011), in combinatie met 112.500 euro van lopende projecten (BA<br />

AI004, begrotingsjaar 2010).<br />

Beleidsopties en –initiatieven <strong>2012</strong><br />

Ook in <strong>2012</strong> wil ik projecten stimuleren met het oog op het verhogen van het<br />

genderbewustzijn bij mannen en vrouwen met een andere origine. De hoger<br />

vermelde uitwisselingsdag over ‘gender en etniciteit’ vindt plaats in het voorjaar en<br />

zorgt voor extra inspiratie.<br />

Bij de concretisering van projecten zal ik de minister van Inburgering betrekken.<br />

Budgettaire weerslag<br />

Goedgekeurde projecten zullen gefinancierd worden vanuit AB0/1AI-I-2-A/WT,<br />

begrotingsjaar <strong>2012</strong>.<br />

OD 13.4 Het verbeteren van het welbevinden van allochtone holebi’s. Pagina 34<br />

Beleidsopties en –initiatieven <strong>2012</strong><br />

In <strong>2012</strong> doe ik opnieuw een oproep bij organisaties die werken voor en met nieuwe<br />

Vlamingen en Brusselaars om projecten in te dienen die de dialoog over seksuele<br />

identiteit en gender stimuleren. Eveneens zullen dit jaar de al in 2011 geplande<br />

lezingen worden georganiseerd.<br />

OD 17.4 De burger kent zijn rechten met betrekking tot discriminaties en vindt<br />

zijn weg naar de Meldpunten en andere partners. Pagina 42 & 43<br />

Realisaties 2011<br />

Voor de bekendmaking van het antidiscriminatiebeleid en de Meldpunten is verder<br />

ingezet op netwerking en multiplicatoreffecten. De Meldpunten Discriminatie maakten<br />

hun werking in het eigen werkingsgebied beter bekend door samen te werken met<br />

lokaal ingebedde doelgroep- en sectororganisaties. Ook via hun preventieve acties,<br />

kregen de Meldpunten langzamerhand meerbekendheid bij het brede publiek.<br />

De Meldpunten gaan verder op hetzelfde elan. Eens de aanduiding of oprichting van<br />

een instelling die voor de Vlaamse bevoegdheden, en in uitvoering van de al<br />

gemelde Europese Richtlijnen en het Gelijkekansendecreet, als onafhankelijk orgaan<br />

een feit is, moet een algemene communicatiecampagne die het brede publiek inzicht<br />

geeft in zijn rechten en hem wegwijs maakt in de wijze waarop Vlaanderen zich in de<br />

bestrijding van discriminaties georganiseerd, worden georganiseerd. Ik zet een<br />

<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />

<strong>2012</strong><br />

31


vormingsaanbod voor de Meldpunten op zodat ze, in het kader van een Vlaams<br />

beleid voor de integratie van Midden- en Oost-Europese (Roma)migranten, adequaat<br />

kunnen omgaan met de bestrijding van discriminatie ten aanzien van deze<br />

doelgroep.<br />

OD 17.6 De Vlaamse overheid maakt werk van de invoering van<br />

antidiscriminatieclausules bij overheidsopdrachten en in subsidiereglementen.<br />

Pagina 43<br />

Realisaties 2011<br />

Op mijn voorstel werd in het kader van het OCM-proces (zie OD 1.1) door de<br />

Vlaamse Regering een generieke doelstelling bepaald voor het integreren van<br />

antidiscriminatie-, toegankelijkheids- en diversiteitsclausules in subsidiereglementen.<br />

De implementatie van deze doelstelling verloopt in drie fasen. In een eerste fase<br />

wordt binnen elk beleidsdomein een inventaris gemaakt van alle subsidiestromen. In<br />

een tweede fase wordt binnen elk beleidsdomein in kaart gebracht in welke<br />

subsidiestromen het mogelijk en zinvol zou zijn om de vernoemde clausules te<br />

integreren. In een derde fase wordt ten slotte beslist over de concrete formulering<br />

van de clausules, die vervolgens worden opgenomen in de relevante<br />

subsidiereglementen. De eerste twee fasen maken deel uit van het in<br />

2011opgemaakte generieke ‘Actieplan 2011-<strong>2012</strong>’. De derde fase wordt opgenomen<br />

in een actieplan met als looptijd 2013-2014.<br />

<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />

<strong>2012</strong><br />

32


3. Aandachtspunten voor het Stedenbeleid<br />

OD 1.1 Het opstellen van een Masterplan Gelijke Kansen waaraan wordt<br />

meegewerkt door alle Vlaamse ministers en in nauw overleg met het<br />

middenveld Pagina 9<br />

In het Vlaamse gelijke kansen beleid wordt gewerkt met de open coördinatiemethode<br />

(hierna OCM) voor het integreren van een gelijke kansenperspectief in elk Vlaams<br />

bevoegdheidsdomein. Essentieel aan deze werkwijze is dat de verschillende leden<br />

van de Vlaamse Regering gezamenlijk doelstellingen afspreken, waarna elk van hen<br />

verantwoordelijk is voor de realisatie ervan binnen het eigen bevoegdheidsdomein.<br />

Het geheel wordt onderbouwd en begeleid door de ambtelijke Commissie Gelijke<br />

Kansen waarin alle betrokken beleidsdomeinen zijn vertegenwoordigd. Vanuit mijn<br />

bevoegdheid sta ik in voor de coördinatie van het geheel en voed ik het proces<br />

inhoudelijk.<br />

OD 1.1 Het opstellen van een Masterplan Gelijke Kansen waaraan wordt<br />

meegewerkt door alle Vlaamse ministers en in nauw overleg met het<br />

middenveld Pagina 10<br />

Beleidsopties en –initiatieven <strong>2012</strong><br />

…<br />

Ik voorzie in dit verband ook bilaterale gesprekken met mijn collega-ministers, om zo<br />

de voortgang in de uitwerking van de actieplannen mee te stimuleren.<br />

OD 2.1 Het creëren van genderbewustzijn bij de Vlaming Pagina 11<br />

Realisaties 20114<br />

Zoals ik in mijn vorige beleidsbrief stelde, vergt het creëren van een<br />

genderbewustzijn bij het brede publiek een doordachte en geschakeerde aanpak.<br />

Verschillende doelgroepen worden aangesproken via verschillende kanalen en<br />

verschillende methodieken. Het ‘Genderklikactieplan’ – zoals we het geheel aan<br />

initiatieven noemen – bestaat uit drie luiken.<br />

Een eerste luik omvat een brede waaier aan projecten die door het middenveld en de<br />

lokale besturen worden gerealiseerd voor het bewerkstelligen van een ‘genderklik’.<br />

Hiervoor stel ik projectmiddelen ter beschikking. Een aantal van die projecten wordt<br />

bedacht door participanten uit het ‘Genderklikteam’, een groep vertegenwoordigers<br />

uit het middenveld die op mijn uitnodiging bijeenkomt om mee na te denken over de<br />

aangewezen wijze om de ‘genderklikdoelstelling’ te realiseren. In 2011 liepen<br />

verscheidene projecten die in 2010 van start gingen.<br />

<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />

<strong>2012</strong><br />

33


OD 3.2 Het verhogen van een evenwichtige aanwezigheid van mannen en<br />

vrouwen in advies- en bestuursorganen, en dit zowel in de organen gelieerd<br />

aan de Vlaamse overheid als in de privésector. Pagina 14<br />

…<br />

Beleidsopties en –initiatieven <strong>2012</strong><br />

…<br />

In elk geval verwacht ik dat in de loop van <strong>2012</strong> elk beleidsdomein, en waar nodig de<br />

onderliggende entiteiten, over een plan van aanpak beschikt voor een systematische<br />

monitoring van de opvolging van het Mepdecreet, en voor het bewerkstelligen van<br />

het decretale vereiste evenwicht.<br />

OD 8.8 Het geweld tegen holebi’s wordt voorkomen en bestreden<br />

Pagina 25 & 26<br />

Een beleidsnota geeft de doelstellingen weer waar een legislatuur lang aan zal<br />

gewerkt worden. Het is echter geen statisch kader. Indien er zich tijdens de<br />

legislatuur urgente noden manifesteren, moet het mogelijk zijn om hierop in te spelen<br />

en het beleidskader te verruimen. Dit gebeurt momenteel voor het thema ‘geweld<br />

tegen holebi’s’. Herhaalde voorvallen van zware agressie tegen holebi’s haalden<br />

recent de pers. Uit het Zzzip-onderzoek (zie OD 8.1) van 2011 blijkt dat 35 % van de<br />

holebi-respondenten tijdens de voorbije zes maanden een of meer keren<br />

geconfronteerd werd met verbale agressie. 18,5 % geeft aan het slachtoffer te zijn<br />

geweest van fysieke agressie. Dit zijn cijfers en feiten die niet kunnen genegeerd<br />

worden, en die niet corresponderen met het beperkt aantal politionele aangiftes.<br />

Uiteraard dragen beleidsinitiatieven die in het kader van de voorgaande OD’s<br />

ontwikkeld worden en gericht zijn op het vergroten van holebivriendelijkheid en het<br />

doorbreken van hetero normativiteit, ook bij tot het voorkomen van geweld tegen<br />

holebi’s. Ik wil echter een stap verder gaan en de thematiek nog directer benaderen.<br />

In dat kader heb ik in de oproep voor een nieuw Steunpunt Gelijkekansenbeleid<br />

opgenomen dat ik een onderzoek verwacht over ‘geweld tegen en discriminatie van<br />

holebi’s in Vlaanderen en Brussel’. Ik wens een kwalitatief onderzoek waarbij de<br />

kwantitatieve data uit het Zzzip-onderzoek worden uitgediept en verklaard. Indien<br />

praktisch en methodologisch haalbaar, zou ik graag niet enkel het perspectief van<br />

slachtoffers, maar ook dat van daders in rekening gebracht zien.<br />

Voorts onderzoek ik welke instrumenten nodig zijn om nog gerichter en efficiënter<br />

proactief te kunnen optreden, en dit vooral via het onderwijs. Hierbij zal mijn<br />

aandacht ruimer gaan dan enkel het voorkomen en bestrijden van geweld tegen<br />

holebi’s. Er is immers een duidelijke link vast te stellen met uitingen van agressie<br />

tegen personen die zich niet aan bepaalde ‘genderverwachtingen’ houden, zoals<br />

transgenderpersonen, of meisjes en vrouwen die ‘kort gerokt’ zijn.<br />

In deze context heb ik ook in 2011 al een aantal initiatieven genomen. Zo heb ik de<br />

burgemeesters, en de korpschefs van de grootsteden samengeroepen om deze<br />

thematiek te bespreken, en te zien waar ik,vanuit mijn bevoegdheden een bijdrage<br />

<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />

<strong>2012</strong><br />

34


kan leveren. Uiteraard heb ik hierover ook met organisaties zoals çavaria, maar ook<br />

met nieuwe groeperingen zoals Outrage dergelijke gesprekken gevoerd.<br />

OD 17.1 Het netwerk aan Meldpunten dat feitelijke discriminaties in der minne<br />

oplost en met bestaande partnerorganisaties lokale, preventieve acties<br />

uitwerkt, is professioneel, gebiedsdekkend, laagdrempelig uitgebouwd.<br />

Pagina 40 & 41<br />

Realisaties 2011<br />

Een effectief antidiscriminatiebeleid wordt best zo dicht mogelijk bij de burger<br />

gevoerd. Daarom ondersteun ik verder het netwerk van Meldpunten Discriminatie,<br />

dat werd opgericht binnen de Vlaamse centrum- en grootsteden. Deze Meldpunten<br />

verlenen bijstand aan mogelijke slachtoffers van discriminaties en ondernemen acties<br />

gericht op het stopzetten van discriminatoir gedrag. Daarnaast zetten ze ook lokale<br />

preventieve acties uit.<br />

…<br />

Beleidsopties en –initiatieven <strong>2012</strong><br />

De Meldpunten zijn begin 2010 erkend voor een periode van drie jaar. In <strong>2012</strong> gaat<br />

dus het laatste jaar van deze eerste cyclus in.<br />

De bovenvoormelde initiatieven ter professionele omkadering van hun werking,<br />

worden ook in <strong>2012</strong> georganiseerd. Tegelijkertijd zal ik, na een grondige evaluatie<br />

van hun huidige werking en in het licht van de aanduiding of oprichting van een<br />

onafhankelijk orgaan voor Vlaanderen (zie OD 17.2), een toekomstscenario voor<br />

deze Meldpunten uittekenen.<br />

OD 17.6 De Vlaamse overheid maakt werk van de invoering van<br />

antidiscriminatieclausules bij overheidsopdrachten en in subsidiereglementen.<br />

Pagina 43<br />

Realisaties 2011<br />

Op mijn voorstel werd in het kader van het OCM-proces (zie OD 1.1) door de<br />

Vlaamse Regering een generieke doelstelling bepaald voor het integreren van<br />

antidiscriminatie-, toegankelijkheids- en diversiteitsclausules in subsidiereglementen.<br />

De implementatie van deze doelstelling verloopt in drie fasen. In een eerste fase<br />

wordt binnen elk beleidsdomein een inventaris gemaakt van alle subsidiestromen. In<br />

een tweede fase wordt binnen elk beleidsdomein in kaart gebracht in welke<br />

subsidiestromen het mogelijk en zinvol zou zijn om de vernoemde clausules te<br />

integreren. In een derde fase wordt ten slotte beslist over de concrete formulering<br />

van de clausules, die vervolgens worden opgenomen in de relevante<br />

subsidiereglementen. De eerste twee fasen maken deel uit van het in 2011<br />

opgemaakte generieke ‘Actieplan 2011-<strong>2012</strong>’. De derde fase wordt opgenomen in<br />

een actieplan met als looptijd 2013-2014.<br />

<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />

<strong>2012</strong><br />

35


Internationaal Vlaanderen (iV)<br />

Beleidsbrief INTERNATIONAAL VLAANDEREN<br />

1. Aandachtspunten <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />

3. Subsidiariteit en culturele diversiteit<br />

3.1 Grensoverschrijdende samenwerking Pagina 20<br />

Ten slotte ontstond op mijn voorstel een intrafederale consensus om de Beneluxovereenkomst<br />

inzake zulke samenwerking tussen territoriale verbanden of<br />

autoriteiten uit 1986, aan te passen bij middel van een nieuw te onderhandelen<br />

protocol en niet met het aanvullend protocol dat in 1998 ondertekend werd. De<br />

federale overheid is bereid dit protocol niet te ratificeren en dit mee te delen aan<br />

Luxemburg en Nederland. Een eerste interfederaal overleg heeft september 11<br />

plaats gevonden met het doel een Belgisch standpunt<br />

Wat het geplande protocol tot wijziging van de Beneluxovereenkomst (1986) betreft,<br />

zal ik mij, met de medewerking van de partners in de Benelux Unie en van de<br />

bevoegde Departementen, inzetten voor een doelmatige wijziging van die<br />

Overeenkomst.<br />

3. Subsidiariteit en culturele diversiteit<br />

3.1 Grensoverschrijdende samenwerking Pagina 20<br />

De Vlaamse overheid zal met de Nederlandse rijksoverheid, de Zuid-Nederlandse<br />

provincies en de Nederlandse grensgemeenten verder werken aan de<br />

geidentificeerde knelpunten in het grensgebied. Ook in <strong>2012</strong> zal hierover<br />

voortgangsrapportage worden gemaakt. Verder zal ik in <strong>2012</strong> de Luxemburgse<br />

premier Junker ontmoeten tijdens een Jaarlijkse ontmoeting rond kerndossiers van<br />

gemeenschappelijk belang.<br />

Ik handhaaf eveneens onze inspanningen om de samenwerking met Noord-Frankrijk<br />

verder te operationaliseren via de EGTS Euro-Metropool Lille-Kortrijk-Tournai en de<br />

EGTS West-vlaanderen/ Flandre-Dunkerque-Cote d’Opale.<br />

3. Subsidiariteit en culturele diversiteit<br />

3.1 Grensoverschrijdende samenwerking Pagina 20<br />

Nl en Vlaamse overheden hebben in het kader van grensoverschrijdende<br />

samenwerking stappen gezet in de vertserking van de samenwerking in de<br />

grensstreek. Er wordt samengewerkt om de moeilijkheden die burgers die over de<br />

rens werken en of wonen ondervinden, aan te pakken.<br />

<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />

<strong>2012</strong><br />

36


5.8 Meer buitenlandse investeringen aantrekken Pagina 39<br />

FIT en AO werken reeds geruime tijd samen om het aantal BDI in Vlaanderen te<br />

vergroten, vermits zij over sterke netwerken beschikken. De provinciebesturen (en<br />

lokale en subregionale actoren) waren vragende partij om in de toekomst directer bij<br />

het acquisitiebeleid betrokken te worden. Daarom wordt nagegaan op welke manier<br />

we in elke provincie een overlegplatform in verband met het aantrekken en<br />

begeleiden van buitenlandse investeerders kunnen oprichten, dat dan zal fungeren<br />

als centraal aanspreekpunt tussen de betrokken provincie en de Vlaamse overheid.<br />

5.9 een actieve Vlaamse Economische diplomatie Pagina 39<br />

Ik plan een ViA-rondetafel ‘Een internationale ingesteldheid in Vlaanderen -<br />

Slagkrachtige overheid’. Daarmee wil ik de belangrijkste partners samenbrengen om<br />

na te denken over de toekomstige strategie voor een internationaal Vlaanderen.<br />

5.9 Een actieve Vlaamse Economische diplomatie Pagina 39<br />

Daarnaast zal ik economische missies leiden in <strong>2012</strong> in Barcelona, dusseldorf, …<br />

6. Een proactief beleid naar de diplomatieke vertegenwoordigingen in Brussel<br />

Pagina 64<br />

Het onthaal- en opvolgingsbeleid zal geconcretiseerd worden aan de hand van de<br />

krijtlijnen die het voorbije jaar werden uitgezet en de resultaten van de besprekingen<br />

tijdens de ViA rondetafel ‘Een internationale ingesteldheid in Vlaanderen’. Deze<br />

rondetafel, die in de eerste helft van <strong>2012</strong> is voorzien, wil het startsein geven voor<br />

het lanceren en uitrollen van een meerjarige internationalise-ringsstrategie, die moet<br />

gedragen worden door alle belanghebbenden, i.e. niet enkel de overheid<br />

6.2 Wegwerken van handelsbelemmeringen Pagina 41<br />

Eind 2011 zal de EC een Mededeling uitbrengen over de toegang tot openbare<br />

aanbestedingsmarkten in landen buiten de EU. Gezien het belang van openbare<br />

aanbestedingen voor de Vlaamse ondernemingen zal de inhoud van de mededeling<br />

grondig bestudeerd worden, en waar mogelijk meegenomen worden naar de<br />

Vlaamse markttoegangsstrategie.<br />

8.5 Versterking van het draagvlak voor ontwikkeling Pagina 55- 56<br />

In 2010 sloot de VO een convenant 2011-<strong>2012</strong> af met 16 gemeenten, waarvan 12<br />

met stedenband…. Het fairtradegemeente intiatief wil lokale besturen, media, horeca<br />

en scholen warm maken voor het verhaal achter Fair Trade en duurzame, lokale<br />

<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />

<strong>2012</strong><br />

37


landbouw. (204 gemeente waren actief in juni 2011), waarvoor de VO 46.452 EUR<br />

toekende aan campagnes…. In 2011 werden de twee decreten die betrekken<br />

hadden op draagvlakversterking ondergebracht in het overkoepelende kaderdecreet,<br />

om zo op een meer flexibele manier een kruisbestuiving te realiseren tussen GO en<br />

OE.<br />

8.6 Een performante internationale samenwerking<br />

8.6.1 Efficientiewinst en minder administratieve lasten Pagina 57<br />

Het impulsbeleid gemeentelijke ontwikkelingssamenwerking, zoals vormgegeven in<br />

het gewijzigde Kaderdecreet, is afgestemd op de lokale beleids- en beheerscyclus<br />

van de gemeenten. Samen met andere beleidsdomeinen van de Vlaamse overheid,<br />

wordt op deze manier een einde gemaakt aan een voor gemeenten erg complex<br />

geheel van verschillende rapporteringsvereisten en –cycli. Bovendien zal de Vlaamse<br />

overheid vanaf 2014 de controle op de correcte besteding focussen op de effecten<br />

van de gemeentelijke activiteiten, in plaats van op de aard van de middelen. Dit<br />

houdt voor de lokale besturen een aanzienlijke vermindering in van de<br />

administratieve lasten.<br />

Aandachtspunten Stedenbeleid<br />

/<br />

Aandachtspunten Inburgering<br />

/<br />

<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />

<strong>2012</strong><br />

38


Beleidsbrief TOERISME<br />

1. Aandachtspunten <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />

1.1.2 De Vlaamse kunststeden waaronder Brussel Pagina 11<br />

Mee onder impuls van TV zal Brussel in 2014 de gasstad van het parlement van<br />

wereldreligies zijn, een van de belangrijkste interreligieuze bijeenkomsten ter wereld<br />

1.2.1 Fietsen, wandelen en ruiteren Pagina 13<br />

Het project ‘routedokter’ dat ik in het kader van de projecten ondersteun, ging<br />

officieel van start op 1 januari 2011. Binnen dit project zullen sociale<br />

economiebedrijven provinciale en gemeentelijke taken uitvoeren in verband met het<br />

onderhoud van toeristische infrastructuur in de provincie Antwerpen<br />

2.2.1 Logiedecreet Pagina 19<br />

Sinds april 2010 is het eerste deel van het VLIS een feit: aanmelden van<br />

vakantiewoningen kan volledig geautomatiseerd geschieden… Koppeling met de<br />

toerismedatabank van Toerisme Vlaanderen, de koppeling met de kruispuntbank<br />

Vakantiewoningen aan de kust van CIB vzw,…<br />

2.3.6 Kampeertoerisme, kampeerautotoerisme en vakantieparken Pagina 23<br />

2.3.7 Plattelandstoersime en stedelijke gastenkamers Pagina 24<br />

308 gemeente werden bevraagd, 54 gemeente toonden zich bereid tot<br />

samenwerking voor een toeristisch kampeerautobeleid.<br />

Toerisme Vlaanderen en de provinciale en lokale toeristische overheden nemen in<br />

de toekomst enkel nog vergund logies op in hun promotiekanalen<br />

Opvolging mogelijk van deze samenwerking/hoe gebeurt deze controle, promotie,<br />

subsidiering, invulling, ondersteuning, … door lokale overheden/gemeenten.<br />

3. Realiseren van een krachtdadig marketingbeleid per macroproduct in functie<br />

van het verhogen van het economisch rendement. Pagina 25<br />

Met de publieke partners (provincies, steden, gemeenten) worden nieuwe en klare<br />

taakafspraken gemaakt, zowel inzake buitenlandmarketing en inzake<br />

binnenlandmarketing.<br />

<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />

<strong>2012</strong><br />

39


4.1 Een betaalbaar aanbod voor mensen die in armoede leven Pagina 30<br />

Ik draag bij aan de realisatie van het Vlaams Actieplan Armoede door ernaar te<br />

streven dat elke Vlaming op een zelfgekozen wijze kan participeren aan toerisme.<br />

5.2 Afstemmen, overleggen en samenwerken met lokale besturen Pagina 38<br />

In het Witboek Interne Staatshervorming legde ik de krijtlijnen voor de toekomstige<br />

rolverdering tussen de verschillende overheidsniveaus vast. Op vlak van de<br />

binnenlandse toeristische marketing bereikte ik een akkoord met de provinciale,<br />

lokale en private partners over de taakverdeling tussen hen en het Vlaamse<br />

overheidsniveau.<br />

Aandachtspunten Stedenbeleid<br />

/<br />

Aandachtspunten Inburgering<br />

/<br />

<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />

<strong>2012</strong><br />

40


Ruimtelijke Ordening, Woonbeleid en Onroerend<br />

Erfgoed (RWO)<br />

Beleidsbrief RUIMTELIJKE ORDENING<br />

Vooraf :<br />

Ik heb niets uit de inleiding of de managementsamenvatting overgenomen. Ik<br />

veronderstel dat de relevante zaken in het corpus voorkomen.<br />

1. Aandachtspunten <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />

Beleidslijn 3: Herdenken en een vereenvoudiging van het instrumentarium –<br />

verslag uitvoering tijdens werkjaar 2010-2011 – versnellen van<br />

investeringsprojecten Pagina 24<br />

Ik heb ook de regelgeving met betrekking tot stedenbouwkundige vergunningen<br />

aangepast zodat het beroep dat door een overheidsinstantie kan worden ingesteld<br />

tegen een beslissing van een politieke overheid (gemeente – of provinciebestuur)<br />

toegewezen wordt aan de leidend ambtenaar van dat orgaan in plaats van aan een<br />

toegewezen (“gedelegeerde”) ambtenaar. Dit geeft meer garanties op een integrale<br />

afweging alvorens een beroep in te stellen.<br />

Beleidslijn 3: Herdenken en een vereenvoudiging van het instrumentarium –<br />

verslag uitvoering tijdens werkjaar 2010-2011 – interne staatshervorming en<br />

partnerschapsmodel doorvoeren in Ruimtelijke Ordening Pagina 25<br />

De Vlaamse Regering keurde op 8 april 2011 het witboek interne staatshervorming<br />

goed. De doorbraak 23 Ruimtelijke Ordening omvat een reeks activiteiten waarbij<br />

volgende principes voorop staan: het ruimtelijk beleid op de verschillende<br />

beleidsniveaus is complementair, vanuit vertrouwen wordt gekomen naar een<br />

maximale subsidiariteit en verantwoordelijkheid over de hele procescyclus, lokale<br />

besturen moeten verder versterkt worden, naast het investeren in monitoring en<br />

evaluatie.<br />

Wat betreft doorbraak 30: Integratie van sectorale machtigingen in de<br />

stedenbouwkundige vergunning, werd in mei 2011 reeds de noodzakelijke<br />

regelgeving goedgekeurd. Deze doorbraak loopt parallel met een actie uit Visienota<br />

van de Vlaamse Regering “Versnellen van Investeringsprojecten”<br />

Ook wat betreft doorbraak 31 is op voorstel van minister Schauvliege en mezelf de<br />

aangepaste regelgeving goedgekeurd. Het beroep dat, ingevolge de regelgeving met<br />

betrekking tot stedenbouwkundige vergunningen of milieuvergunning, door<br />

overheidsinstanties kan worden ingesteld tegen een beslissing van een politieke<br />

overheid (gemeente- of provinciebestuur) wordt toegewezen aan de leidende<br />

ambtenaar van dat orgaan in plaats van aan een toegewezen (“gedelegeerde”)<br />

ambtenaar.<br />

<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />

<strong>2012</strong><br />

41


De bedoeling is dat een verantwoordelijke op een voldoende hoog niveau, vooraleer<br />

beroep in te stellen, steeds een integrale afweging maakt zoals ook de politieke<br />

overheid die de beslissing heeft genomen, dat heeft gedaan. Een afweging dus<br />

waarbij niet enkel de eigen sectorale belangen worden nagekeken, maar ook het<br />

belang van het beroep wordt geëvalueerd tegenover het, door het beroep,<br />

voor geruime tijd blokkeren, minstens bezwaren van de voorgenomen handelingen of<br />

werken.<br />

Wat betreft doorbraak 34 werden eveneens de noodzakelijke regelgevende<br />

initiatieven reeds afgewerkt. De mogelijkheid tot projectvergadering werd uitgebreid.<br />

Ook deze doorbraak loopt parallel met de acties uit Visienota van de Vlaamse<br />

Regering “Versnellen van Investeringsprojecten”<br />

Beleidslijn 3: Herdenken en een vereenvoudiging van het instrumentarium –<br />

verslag uitvoering tijdens werkjaar 2010-2011 – actieprogramma voor werkjaar<br />

2011-<strong>2012</strong> – initiatief 9. Structurele inbedding van monitoring en<br />

beleidsevaluatie in het ruimtelijke ordeningsbeleid Pagina 29-30<br />

Ten slotte investeer ik in nieuwe vormen van ‘monitoring’ van het beleid van de lokale<br />

besturen. Door de verdere ontvoogding en implementatie van de subsidiariteit komt<br />

Vlaanderen steeds minder tussen in besluitvorming in individuele dossiers. Om de<br />

kwaliteit van de besluitvorming te bewaken, maar ook om botom up (sic) input te<br />

krijgen van lokale besturen (en andere relevante partners) wil ik sterk inzetten op<br />

relatiebeheer ten opzichte van lokale besturen en andere partners uitgaand van<br />

vertrouwen. Ik denk hier aan de formule van visitaties. De structurele inbedding van<br />

overleg met belanghebbenden zorgt ervoor dat het ruimtelijke beleid de<br />

noodzakelijke voeling met het maatschappelijke middenveld, andere bestuursniveaus<br />

en –domeinen behoudt.<br />

Beleidslijn 3: Herdenken en een vereenvoudiging van het instrumentarium –<br />

verslag uitvoering tijdens werkjaar 2010-2011 – actieprogramma voor werkjaar<br />

2011-<strong>2012</strong> – initiatief 10: Beter toepassen van subsidiariteit Pagina 31-33<br />

In 2011-<strong>2012</strong> zal ik werk maken van de doorbraken uit het Witboek interne<br />

staatshervorming die onder mijn verantwoordelijkheid vallen en waarvoor ik dan ook<br />

als trekker zal optreden. Het is mijn doelstelling om een reële complementaire<br />

ruimtelijke ordening te ontwikkelen met afgelijnde taken op de drie bestuurlijke<br />

niveaus. Tevens wil ik de lokale overheden meer autonomie geven en gelijktijdig<br />

verder responsabilisering. Verdere decentralisatie van beleid vraagt evenwel een<br />

versterking van de slagkracht van de lokale overheden. Daartoe zal ik meerdere<br />

sporen volgen<br />

.<br />

Complementaire planning op 3 planningsniveaus Pagina 31<br />

Ik werk naar een reële complementaire planning op de 3 planningsniveaus als<br />

uitgangspunt. Dit betekent dat ieder niveau zich focust op (plan)taken die daar<br />

thuishoren. Als Vlaams minister van ruimtelijke ordening focus ik op strategische<br />

<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />

<strong>2012</strong><br />

42


prioriteiten voor ruimtelijke transformaties op Vlaams niveau, waarbij de provincie<br />

hetzelfde doet op provinciaal niveau.<br />

Afbakeningsprocessen, gebiedsgerichte en thematische planning wil ik dus zoveel<br />

mogelijk bottom-up aanpakken. Ik doe dit door dit uitgangspunt mee te nemen in de<br />

opmaak van het Beleidsplan Ruimte en binnen het 2de luik van het project<br />

‘versnellen investeringsprojecten’, met name de aanbod gedreven processen,<br />

waarmee ik na de zomer van 2011 wil starten. In deze context zal ik tevens een<br />

regeling uitwerken waardoor onderbouwde lokale plannen kunnen afwijken van<br />

hogere plannen.<br />

Meer verantwoordelijkheden voor de lokale overheid Pagina 31<br />

Ik wil lokale overheden meer verantwoordelijkheid geven door de bevoegdheid<br />

inzake ruimtelijke ordening te verfijnen en de mogelijkheden voor planologische<br />

delegatie te verruimen. In functie van het verruimen van de planologische delegatie,<br />

evalueer ik nog in 2011 de regeling terzake uit de Vlaamse Codex Ruimtelijke<br />

Ordening. Dit kan resulteren in een verruiming van de planologische<br />

delegatiemogelijkheid, het verduidelijken van de taakverdeling tussen de drie<br />

planningsniveaus of een combinatie van beiden. De focus ligt op het integreren van<br />

planningstaken om tot een meer gebiedsgerichte en een ruimer gedragen<br />

benadering te komen. Ook dit doe ik nog in 2011. Uiteraard maak ik op middellange<br />

termijn ook werk van de afstemming hiervan op het Beleidsplan Ruimte. In dit<br />

verband verwacht ik ook uit de resultaten van de studie ‘onderzoek naar een<br />

instrumentarium voor strategisch en realisatiegericht ruimtelijk beleid in Vlaanderen’<br />

input te kunnen halen (zie initiatief 2).<br />

Zoals reeds vermeld in het verslag van het werkjaar 2010-2011, heb ik de toewijzing<br />

van het planologisch attest reeds gedelegeerd naar de gemeente, hetgeen betekent<br />

dat de gemeenten nu de loketfunctie voor planologische attesten opnemen. Ik wil<br />

echter de gemeenten begeleiden bij deze nieuwe taak. Concreet voorzie ik in het<br />

najaar van 2011 de goedkeuring van een uitvoeringsbesluit over de begeleiding van<br />

de gemeenten bij hun toewijzingsopdracht.<br />

De lokale overheden krijgen ook op vlak van de individuele dossierbehandeling van<br />

vergunningsaanvragen stap voor stap meer bevoegdheden toegewezen. Naast een<br />

verschuiving in verplichte vergunningsaanvragen die werd doorgevoerd (vrijstellingen<br />

en meldingen) gaat een groter aandeel van vergunningendossiers naar de<br />

bevoegdheid bij de lokale overheid. Het instrument van de melding zal in de loop van<br />

het volgende werkjaar geëvalueerd worden. Het Vlaams niveau neemt systematisch<br />

een faciliterende en ondersteunende rol op in deze waarbij de lokale overheid meer<br />

haar responsabiliteit in de ruimtelijke ordening opneemt. Hier wil ik ook verder op<br />

inzetten. Verder streef ik er naar om zo snel mogelijk de bindende adviezen af te<br />

schaffen. Daarnaast wordt een uitbreiding van de lijst van werken van algemeen<br />

belang of van publiekrechtelijke personen die de gemeente zelf kan vergunnen<br />

onderzocht dit naar aanleiding van een evaluatie van het bestaande<br />

uitvoeringsbesluit.<br />

Bevoogding/ontvoogding Pagina 32<br />

In het kader van een verregaande subsidiariteit en uitgaande van het principe van<br />

gelijkwaardigheid, wil ik dat de gemeentes klaar zijn om een sterk lokaal ruimtelijk<br />

ordeningsbeleid te voeren en hun verantwoordelijkheid op te nemen. Ik wil het<br />

<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />

<strong>2012</strong><br />

43


tweesporenbeleid tussen de ontvoogde en niet-ontvoogde gemeentes verlaten. Het<br />

is mijn intentie dat tegen 2015 alle gemeentes ontvoogd zijn. Concreet werk<br />

ik in het najaar van 2011 aan een aanbevelingennota met concrete acties voor het<br />

faciliteren en stimuleren van enerzijds niet-ontvoogde gemeentes voor het behalen<br />

van de voorwaarden en het ontvoogden. Ik denk hierbij aan een aanpassing van de<br />

aanstellingsvoorwaarden van de gemeentelijk<br />

stedenbouwkundige ambtenaar, het aanpassen van de subsidieregeling,<br />

automatische ontvoogding wanneer aan de voorwaarden is voldaan, het aanbieden<br />

van ondersteunende diensten en leernetwerken, het stimuleren van<br />

samenwerkingsverbanden en het geven van een grotere autonomie aan ontvoogde<br />

gemeentesen nuttig zijn voor implementatie bij ruimtelijke projecten en processen.<br />

Intergemeentelijke samenwerking Pagina 32<br />

Het responsabiliseren van de lokale overheden en het verhogen van hun autonomie<br />

vergt voldoende slagkracht van deze overheden. Het aanmoedigen van<br />

intergemeentelijke samenwerkingen kan enerzijds deze slagkracht ondersteunen,<br />

anderzijds kunnen deze verbanden ingezet worden om de kwaliteit van ruimtelijke<br />

thema’s te stimuleren of om taken en thema’s aan te pakken die het lokale<br />

beleid overstijgen. Dit kan zowel voor vergunningstaken, planningsinitiatieven als<br />

voor handhaving.<br />

Vanzelfsprekend blijft de politieke eindverantwoordelijkheid bij de betrokken<br />

gemeentebesturen.<br />

Dit gebeurt binnen de context van implementatie van het Witboek interne<br />

staatshervorming. Hierin wordt gesteld dat voor bovenlokale niet-Vlaamse<br />

gebiedsgerichte planprocessen hetzij gemeenten samen een bovenlokaal<br />

beleidskader of plan kunnen ontwikkelen, hetzij de provincie in overleg met de<br />

gemeenten een dergelijk kader of plan kunnen ontwikkelen. Op vraag van de<br />

gemeenten kunnen de provincies ook een regisseursrol vervullen. Voor de<br />

bovenlokale planprocessen die intergemeentelijk worden aangepakt worden de<br />

beleidskaders of plannen op lokaal niveau overgenomen en gevalideerd,<br />

waar nodig en zinvol op bovenlokaal niveau.<br />

Ik wil gradueel werken naar een (financiële) ondersteuning van intergemeentelijke<br />

samenwerking in drie fases:<br />

- in eerste instantie laat ik een onderzoek voeren naar de reeds bestaande en<br />

mogelijks nieuwe formules van intergemeentelijke samenwerking op vlak van<br />

ruimtelijke ordening. Ik zal daarbij focussen op organisatorische, financiële,<br />

thematische en gebiedsgerichte aspecten.<br />

- aansluitend wil ik via de gerichte subsidiëring van enkele pilootprojecten, testcases<br />

doorlopen om te toetsen met welke vormen van ondersteuning<br />

intergemeentelijke samenwerking het meest gebaat is.<br />

- tegelijkertijd zal ik ook werken aan de nodige regelgevende basis om<br />

structurele ondersteuning van intergemeentelijke samenwerking, waarbij regie<br />

en coördinatie centraal staan, in te bouwen (bijvoorbeeld aan de hand van<br />

subsidies).<br />

Op die manier kunnen regio’s ondersteund worden die (vrijwillig) strategische en<br />

ruimtelijke participaties aangaan en hiermee bijdragen aan belangrijke kwalitatieve<br />

ontwikkelingen op vlak van ruimtelijke ordening.<br />

<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />

<strong>2012</strong><br />

44


Ik zal ook de doorbraak over de regio<strong>screening</strong> – methodologie en resultaten – van<br />

nabij opvolgen. De resultaten die voortvloeien uit dergelijke regiowerking kunnen<br />

immers ook voor ruimtelijke ordening belangrijke consequenties hebben<br />

Lokale handhaving Pagina 32<br />

Door het agentschap Inspectie RWO zal ook in het werkjaar 2011-<strong>2012</strong> bijkomend<br />

ingezet worden op de totstandkoming van lokale handhavingsplannen. In het<br />

Vlaamse handhavingsplan ruimtelijke ordening is er een duidelijke taakverdeling<br />

voorzien tussen het Vlaams Gewest en de gemeenten. Om de gemeenten te<br />

ondersteunen zal het agentschap samen met deze lokale besturen prioriteiten<br />

afbakenen en een concrete werking op het terrein afspreken. Deze afspraken zullen<br />

gemaakt worden met ofwel de lokale besturen ofwel de politiezones. De lokale<br />

prioriteiten zullen afgetoetst worden met de parketten om ervoor te zorgen dat het<br />

curatieve traject ook voldoende effect heeft.<br />

Beleidslijn 3: Herdenken en een vereenvoudiging van het instrumentarium –<br />

verslag uitvoering tijdens werkjaar 2010-2011 – actieprogramma voor werkjaar<br />

2011-<strong>2012</strong> – initiatief 11. Zorgen voor een efficiënter financieel instrumentarium<br />

Pagina 33<br />

Heroriëntering subsidiemechanismen RO<br />

Ik zal op korte en middellange termijn werken aan een gefaseerde heroriëntering van<br />

de subsidiemechanismen vanuit ruimtelijke ordening. Het uitgangspunt moet daarbij<br />

zijn dat subsidies verleend door het beleidsveld ruimtelijke ordening in de toekomst<br />

meer moeten gezien worden als impuls voor innovatie en ontwikkeling van nieuw<br />

beleid. Ook de subsidiëring van lokale besturen zal sterker moeten inpikken op dit<br />

uitgangspunt.<br />

- Voor de korte termijn hebben we nood aan een sterkere koppeling van onze<br />

eigen financiële middelen aan een duidelijk omlijnde ruimtelijke agenda op<br />

gewestelijk niveau. Deze ruimtelijke agenda moet bepalend zijn op niveau van<br />

gebiedsgerichte werkingen, maar ook gericht zijn op ons streven naar sterkere<br />

lokale besturen, zoals vooropgesteld in het Witboek Interne Staatshervorming.<br />

- Op middellange termijn wil ik komen tot een structurele samenwerking gericht<br />

op realisatie van het ruimtelijk beleid en dit met de belangrijkste<br />

overheidspartners die ook beschikken over financiële middelen en<br />

subsidiekanalen. De afstemming en bundeling van subsidies binnen de<br />

Vlaamse overheid en op Europees niveau (in het kader van territoriaal<br />

cohesiebeleid) is daarbij de doelstelling.<br />

Voor de lange termijn zal ik de focus opentrekken naar diverse<br />

financieringsmechanismen en –instrumenten (bestaande en nieuw te ontwikkelen<br />

gekoppeld aan het Grond- en pandenbeleidsplan Vlaanderen.<br />

<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />

<strong>2012</strong><br />

45


2. Aandachtspunten Stedenbeleid<br />

Beleidslijn 1: beleidscontinuïteit met de effectieve uitvoering van het Ruimtelijk<br />

Structuurplan Vlaanderen – Verslag uitvoering 2010-2011: Versterking van<br />

creatieve steden en vitaal platteland Pagina 11<br />

“Het versterken van creatieve steden gebeurt via de afbakeningsprocessen voor de<br />

stedelijke gebieden en de beoordeling van vergunningsaanvragen in die gebieden.<br />

Daar zijn de afgelopen jaren al grote stappen in gezet. Afgelopen jaar is de<br />

afbakening van het regionaal-stedelijk gebied Brugge definitief goedgekeurd. De<br />

goedkeuringsprocedure voor het Vlaams Strategisch Gebied rond Brussel (VSGB) is<br />

grotendeels doorlopen. De definitieve vaststelling van het RUP is voorzien voor het<br />

eind van 2011.<br />

Voor de afbakening van het regionaalstedelijk gebied Leuven is de plan-MER<br />

afgerond; voor Hasselt-Genk zal dat in <strong>2012</strong> ook het geval zijn. Daarmee zal er dus<br />

op korte termijn een afbakening zijn voor alle groot- en regionaalstedelijke gebieden.<br />

De afbakening van de stedelijke gebieden vormt op Vlaams niveau ook het kader<br />

voor belangrijke stedelijke projecten zoals de stationsomgeving in Antwerpen<br />

(Kievitplein), de ziekenhuissite Gasthuisberg in Leuven, wetenschapsparken, de<br />

voetbalstadions in Brugge en Leuven en de gevangenis in Beveren. Op dezelfde<br />

manier gaat er veel aandacht naar de randstedelijke groengebieden zoals het<br />

openruimtenetwerk in het VSGB en het parkbos in Gent.”<br />

Beleidslijn 1: beleidscontinuïteit met de effectieve uitvoering van het Ruimtelijk<br />

Structuurplan Vlaanderen – Verslag uitvoering 2010-2011: Investeringen<br />

mogelijk maken door ruimte om te ondernemen Pagina 12<br />

“Mijn administratie verleende opnieuw ten volle haar medewerking aan de uitwerking,<br />

de begeleiding en opvolging van de verschillende Brownfieldconvenanten. Ze was<br />

betrokken bij de Brownfieldcel het adviserende orgaan aan de Vlaamse regering.<br />

Medewerkers van het departement zetelen in de ambtelijke werkgroep<br />

Brownfieldconvenanten, die de gegrondheid en haalbaarheid van de projecten<br />

onderzoekt. Ook de stuurgroepen in uitvoering van de verschillende<br />

Brownfieldconvenanten worden nauwgezet opgevolgd.<br />

Mijn administratie is ook betrokken bij de inmiddels afgeronde meta-evaluatie (VR<br />

2010 1607 MED.0387), die voorzien was in het Brownfielddecreet, en geeft aan de<br />

resultaten van deze evaluatie intern gevolg. Het optimaliseren en op elkaar<br />

afstemmen van het bestaande kader van wetgeving en instrumenten is een taak die<br />

opgevolgd wordt door het projectteam “Versnellen Investeringsprojecten”<br />

(zie verder, beleidslijn 3).”<br />

Beleidslijn 1: beleidscontinuïteit met de effectieve uitvoering van het Ruimtelijk<br />

Structuurplan Vlaanderen – Verslag uitvoering 2010-2011: Strategische<br />

projecten in uitvoering van het RSV Pagina 13<br />

Na een tweede algemene oproep in uitvoering van het bestaande subsidiebesluit<br />

voor de strategische projecten (BVR van 5 oktober 2007) heb ik in 2010 voor 2,1<br />

miljoen euro zeven nieuwe subsidies verleend. Uiteraard zijn de in 2009<br />

geselecteerde strategische projecten in de loop van 2010 effectief opgestart.<br />

<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />

<strong>2012</strong><br />

46


Bij de uitvoering van deze strategische projecten hecht ik bijzonder veel belang aan<br />

de opbouw van partnerschappen die bijdragen tot een geïntegreerde inzet van<br />

concrete instrumenten en middelen en tot een afgestemde besluitvorming.<br />

− Op 6 september 2011 heeft er een leer- en discussiedag plaatsgevonden waarin<br />

betrokken projectleiders en administraties hun ervaringen konden uitwisselen.<br />

Dergelijke events dragen bij tot de opbouw van een lerend netwerk rond strategische<br />

projecten en de coördinatie ervan.<br />

− Voor bepaalde strategische projecten waarbij sprake is van een<br />

beleidsdomeinoverschrijdende inzet van middelen (vb. brownfieldconvenanten,<br />

stadscontracten, stadsvernieuwingsprojecten, instrumenten rond economische<br />

expansie, plattelandsontwikkeling, natuurbeheer of waterbeleid) heeft dit reeds geleid<br />

tot geïntegreerd overleg. Ik heb het dan over de projecten “Investeringszone<br />

Petroleum Zuid” in Antwerpen, “Vilvoorde Watersite” of Turnhout. Voor het project<br />

“De Wijers” in Midden Limburg zijn we erin geslaagd om tot één projectstructuur te<br />

komen (integratie strategisch project in uitvoering RSV en plattelandsproject VLM).<br />

− Voor het project “Demervallei” is er een principiële beslissing ondertekend door de<br />

Vlaamse Regering, de provincie Vlaams-Brabant, Waterwegen & Zeekanaal en het<br />

Bekkenbestuur van het Demerbekken en de vijf betrokken Demergemeenten, wat<br />

een uiterst belangrijke stap is naar een geïntegreerde en realisatiegerichte aanpak<br />

van een concreet actieprogramma in de Demervallei en het lopend AGNAS-proces.<br />

Om de realisatie van strategische projecten te kunnen versnellen vanuit een gericht<br />

grondbeleid heb ik in 2011 twee subsidies verleend voor de verwerving van gronden<br />

en constructies, met name voor de ontwikkeling van een toegangspoort tot het<br />

rivierpark Maasvallei te Kinrooi (52.000 euro) en voor de verdere ontwikkeling van de<br />

stationsomgeving Turnhout als onderdeel van een complex stedelijk programma in<br />

het strategisch project Turnhout <strong>2012</strong> (500.000 euro)<br />

.<br />

Beleidslijn 1: beleidscontinuïteit met de effectieve uitvoering van het Ruimtelijk<br />

Structuurplan Vlaanderen – Actiepriogramma voor werkjaar 2011-<strong>2012</strong> –<br />

initiatief 1; effectief uitvoeren van het RSV via aanbodgedreven processen. –<br />

Reeds afgebakende stedelijke gebieden Pagina 14<br />

“Zoals bekend zijn reeds 10 van de groot- en regionaalstedelijke gebieden<br />

afgebakend. De afbakening van het Vlaams Strategisch gebied rond Brussel wordt<br />

afgerond voor het eind van 2011.<br />

Zoals gezegd is de plan-MER voor de resterende stedelijke afbakeningen van<br />

Leuven afgerond en voor Hasselt-Genk in opmaak. Ik zal van deze gelegenheid<br />

gebruik maken om, in samenwerking met de betreffende steden, het<br />

afbakeningsproces te optimaliseren en te oriënteren op de elementen die een<br />

aanpak op Vlaams niveau vereisen. De lokale beleidsverantwoordelijken zullen<br />

hierbij actief betrokken worden.<br />

Voor de stedelijke gebieden die al iets langer zijn afgebakend voorzie ik een<br />

grondige evaluatie. De betrokken steden en gemeenten en de instanties betrokken<br />

bij de uitvoering signaleren geregeld vragen en knelpunten, zowel op het niveau van<br />

realisatie als op het niveau van visievorming. Ik heb de bedoeling die knelpunten te<br />

inventariseren en grondig te analyseren om het geheel van de vragen en knelpunten<br />

op een geïntegreerde manier te beantwoorden”<br />

<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />

<strong>2012</strong><br />

47


Beleidslijn 1: beleidscontinuïteit met de effectieve uitvoering van het Ruimtelijk<br />

Structuurplan Vlaanderen – Actieprogramma voor werkjaar 2011-<strong>2012</strong> –<br />

Initiatief 1; effectief uitvoeren van het RSV via projectaanbod gedreven<br />

processen. – processen met ruimtelijke ordening als integrator Pagina 15<br />

Reeds in de geest van “Versnellen investeringsprojecten” en in afwachting van<br />

regelgeving hieromtrent (zie verder), stel ik voor het beleidsveld ruimtelijke ordening<br />

dan ook enkele processen prioritair, waarbij ik het overleg, de besluitvorming en de<br />

inzet van het RO-instrumentarium (RUP, stedenbouwkundige vergunning,…) reeds<br />

maximaal wil enten op de filosofie van “Versnellen Investeringsprojecten”. Dit<br />

impliceert onder meer het volgende:<br />

- Werken aan een partnerschapsmodel, waarbij relevante actoren worden<br />

betrokken van bij het begin (niveau agendering);<br />

- Aandacht besteden aan een participatief traject en transparante<br />

communicatie;<br />

- Zorgen voor een sterkere relatie met politieke besluitvorming (tussentijdse<br />

principiële beslissingen, betrokkenheid onder de vorm van (politiek)<br />

peter/meterschap,…);<br />

- Werken met tussentijdse politieke besluitvorming teneinde principiële keuzes<br />

te verankeren;<br />

- Koppelen van afspraken aan deze tussentijdse principiële beslissingen rond<br />

takenverdeling voor acties op te nemen in het kader van bijvoorbeeld een<br />

flankerend programma door andere beleidsdomeinen of instanties;<br />

- Streven naar een parallelle voorbereiding van RUP en stedenbouwkundige<br />

vergunningsaanvraag, binnen de bestaande procedureregels uit de Vlaamse<br />

Codex Ruimtelijke Ordening.<br />

Ruimtelijke ordening neemt in deze processen duidelijk een rol op als integrator. De<br />

ruimte vormt immers de integrerende factor in deze complexere en veelal<br />

gebiedsgerichte vraagstukken.<br />

Het gaat om de volgende processen:<br />

- de afbakening van de zeehavengebieden,<br />

- de mobiliteitsproblematiek in de Antwerpse regio (incl. Oosterweelverbinding<br />

en gebied ten zuidoosten van Antwerpen),<br />

- de wegenprojecten ter realisatie van de missing links (Kempense Noord-<br />

Zuidverbinding, Limburgse Noord-Zuidverbinding, de A11 havenrandweg Zuid<br />

naar Zeebrugge, de rondweg N60 te Ronse, de wegverbinding Ieper-Veurne,<br />

de noordelijke ring rond Brussel,…),<br />

- − de militaire domeinen, waarbij ik uitvoering geef aan de regeringsbeslissing<br />

mbt de opmaak van een globaal afwegingskader teneinde de nodige<br />

bestemmingswijzigingen te initiëren,<br />

- de overstromingsgebieden in het Demer- en Denderbekken,<br />

Beleidslijn 2: Nieuw strategisch lange termijn ruimtelijk beleidsplan met<br />

planhorizon 2020 en doorkijk tot 2050 – Verslag uitvoering tijdens werkjaar<br />

2010-2011 – beleidsplan Ruimte Pagina 18<br />

Het Beleidsplan Ruimte dient onderbouwd te worden met wetenschappelijk<br />

onderzoek. Op 29 oktober 2010 organiseerde het departement een studiedag over<br />

de studie “Evaluerend onderzoek naar de effectiviteit van de uitvoering van het<br />

ruimtelijk beleid in Vlaanderen”. De conclusies uit deze studie en de discussies<br />

<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />

<strong>2012</strong><br />

48


tijdens de studiedag worden meegenomen in de opmaak van het Beleidsplan<br />

Ruimte.<br />

In januari 2011 ging de studie “Onderzoek naar een instrumentarium voor strategisch<br />

en realisatiegericht ruimtelijk beleid in Vlaanderen, Voorbereidend onderzoek voor<br />

het Beleidsplan Ruimte Vlaanderen” van start, die een antwoord moet geven op de<br />

vraag welke instrumenten aangewezen zijn om het ruimtelijk beleid op de lange<br />

termijn te concretiseren.<br />

Daarnaast werd verder gewerkt aan de lopende ad hoc-opdracht van het Steunpunt<br />

Ruimte en Wonen over toekomstverkenningen. Deze vormde mee de input voor de<br />

partnerdialoog van 16 mei 2011 over scenario’s.<br />

Beleidslijn 3: Herdenken en een vereenvoudiging van het instrumentarium –<br />

verslag uitvoering tijdens werkjaar 2010-2011 – versnellen van<br />

investeringsprojecten Pagina 23<br />

“Op 15 oktober 2010 heb ik, samen met collega’s Crevits en Schauvliege, de<br />

Visienota inzake Versnellen van Investeringsprojecten voorgelegd aan de Vlaamse<br />

Regering De acties uit deze Visienota zijn al voor een aanzienlijk deel<br />

geïmplementeerd.<br />

Het projectteam Versnelling Investeringsprojecten werd eind 2010 aangesteld. De<br />

beleidsdomeinen RWO, LNE en MOW maken er deel van uit, evenals het<br />

Kenniscentrum PPS en het Team Stedenbeleid. De aansturing gebeurt door middel<br />

van de Task Force Versnelling Investeringsprojecten (leidend ambtenaren van de<br />

genoemde instanties) en het politiek stuurcomité (kabinetten van de betrokken<br />

ministers). Het beleidsdomeinoverschrijdend projectteam vormt de motor bij de<br />

implementatie van de visienota en de uitvoering van de acties. Het projectleiderschap<br />

daarvan ligt bij de administratie RWO.<br />

De Visienota van de Vlaamse Regering bevat onder meer een aantal acties die op<br />

korte termijn investeringsprojecten kunnen versnellen via bijsturing van bestaande<br />

procedures en werkwijzen. Deze acties werden op verschillende momenten<br />

aangepakt door het Projectteam. Een aantal ervan werden nog vóór het einde van<br />

2010 effectief uitgevoerd (zie verder). Daarna zijn twee grotere groepen van<br />

voorstellen van regelgeving en andere maatregelen gebundeld, de ene in het<br />

voorjaar van 2011, de andere kort na Pasen. Momenteel zijn nog slechts een beperkt<br />

aantal van de bijstellingen lopende – vooral omdat ze samen sporen met de<br />

routeplanner waar verder in deze brief op wordt ingegaan.<br />

Ik kan bijvoorbeeld verwijzen naar de communicatieacties met betrekking tot<br />

projectvergaderingen en de uitbreiding van de toepassingsmogelijkheden ervan. Ik<br />

geloof dat de projectvergadering als tijdig vooroverleg ten goede komt van<br />

initiatiefnemers, maar ook van de vergunningverlenende en adviserende overheid.<br />

Daarom heb ik tijdens het afgelopen werkjaar dit instrument actief gepromoot<br />

via de het lerend netwerk voor gemeentelijke ambtenaren, via een infosessie voor<br />

Vlaamse initiatiefnemers en via de website www.ruimtelijkeordening.be. Ook heb ik<br />

het toepassingsgebied uitgebreid naar aanvragen waarvoor het advies van minstens<br />

twee verschillende instanties moet worden ingewonnen, bovenop de reeds<br />

bestaande mogelijkheden. Hierdoor kan het ook voor kleinere projecten ingezet<br />

worden.<br />

Verder werden in de stedenbouwkundige vergunningsprocedure, via wijziging van tal<br />

van sectorale bepalingen, de meeste machtigingen en toestemmingen geïntegreerd.<br />

De Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening heb ik op meerdere punten laten wijzigen<br />

<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />

<strong>2012</strong><br />

49


om tegemoet te komen aan de Visienota. Zo heb ik werk gemaakt van een logischere<br />

opbouw van de procedure inzake planologische attesten en is de toewijzing van het<br />

planologisch attest naar het gemeentelijk niveau gedelegeerd. Naast de vereiste<br />

decretale wijzigingen, ben ik ook aan het werken aan een uitvoeringsbesluit over de<br />

begeleiding van de gemeenten bij deze toewijzingsopdracht.<br />

Beleidslijn 3: Herdenken en een vereenvoudiging van het instrumentarium –<br />

verslag uitvoering tijdens werkjaar 2010-2011 – financieel instrumentarium<br />

Pagina 25<br />

Uit de analyse van de bestaande subsidiekanalen voor ruimtelijke ordening viel op<br />

dat, waar vanuit de Vlaamse overheid een groot en divers aanbod bestaat om<br />

projecten met een ruimtelijk aspect te subsidiëren, het subsidie-aanbod vanuit het<br />

beleidsveld ruimtelijke ordening slechts een (kleine) fractie is van wat er bij andere<br />

beleidsdomeinen aan financiële ondersteuningsmechanismen voor projecten met<br />

een ruimtelijke impact (vb. stedenbeleid, economie, natuur- en landinrichting,…)<br />

voorhanden is. Tot op heden is de afstemming tussen deze beleidsdomeinen over de<br />

inzet van middelen en instrumenten voor ruimtelijke projecten eerder beperkt.<br />

Tegelijkertijd bestaat er een aanvullend aanbod op de andere beleidsniveaus<br />

(vb. Europa). Het beleid inzake Territoriale Cohesie biedt op termijn een belangrijke<br />

opportuniteit en financiële basis om geïntegreerd tot ruimtelijke realisaties te komen.<br />

Ook viel op dat er momenteel sprake is van een sterke spreiding, zowel in<br />

“doelpubliek” van rechthebbenden voor de subsidies (gemeenten, verenigingen,…)<br />

als in de te subsidiëren activiteiten (opmaak structuurplannen, strategische projecten,<br />

renovatie bedrijfspanden,…).<br />

Een fundamentele evaluatie dient zich aan, vooral ten aanzien van de<br />

oorspronkelijke doelstellingen van bestaande subsidies en de huidige context (vb.<br />

subsidiëring opmaak gemeentelijke structuurplannen) en visies inzake<br />

bevoegdheidsverdelingen tussen gewest en lokaal niveau. Tot slot stel ik vast dat de<br />

enige basis voor subsidiëring van projecten van strategisch belang voor het ruimtelijk<br />

beleid op Vlaams niveau (strategische projecten in uitvoering RSV) tot op heden nog<br />

overwegend vraagvolgend is.<br />

Beleidslijn 3: Herdenken en een vereenvoudiging van het instrumentarium –<br />

verslag uitvoering tijdens werkjaar 2010-2011 – actieprogramma voor werkjaar<br />

2011-<strong>2012</strong> – initiatief 8. uitwerking en de implementatie van de procesmatige<br />

aanpak uit de Visienota “Versnelling van investeringsprojecten” van de<br />

Vlaamse regering Pagina 28-29<br />

In opdracht van het Politiek stuurcomité, onder voorzitterschap van de ministerpresident,<br />

heeft het beleidsdomeinoverschrijdende Projectteam op 22 juli 2011 een<br />

voorstel van implementatieplan voorgelegd aan de Vlaamse Regering. Dit plan zal<br />

tijdens het komende jaar verder uitgewerkt worden door het projectteam. Het gaat<br />

om diverse acties: naar de opmaak van regelgeving toe, naar kennisopbouw en<br />

communicatie, organisatorische maatregelen, …<br />

De nieuwe procesaanpak wordt uitvoerig geïllustreerd in de Routeplanner waarin de<br />

zogenaamde “drietrapsraket” nader wordt omschreven. Het nieuwe proces geeft aan<br />

hoe men stapsgewijze komt van probleemstelling en doelstellingen, over<br />

belanghebbendeninbreng en participatie alternatievenafweging en trechteren, naar<br />

concretisering van de oplossing en uitvoering.<br />

<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />

<strong>2012</strong><br />

50


De Routeplanner is opgebouwd als een geheel van bouwstenen, een methodiek om<br />

de zaken op een efficiënte wijze aan te pakken. Bepaalde modules, de methodiek,<br />

de filosofie, de aanpak, … van de procesomschrijving zijn deels en/of al dan niet<br />

aangepast bruikbaar voor minder complexe projecten en voor andere dan Vlaamse<br />

projecten (lokale en private). Afstemming gebeurt met het draaiboek complexe<br />

projecten in het kader van stadsontwikkeling.<br />

3. Aandachtspunten Inburgerings- en Integratiebeleid<br />

Nihil<br />

<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />

<strong>2012</strong><br />

51


Beleidsbrief WONEN<br />

1. Aandachtspunten <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />

SD 1: Betaalbaar wonen in Vlaanderen bevorderen<br />

OD 1.1 Beschikbare ruimte inschakelen in een duurzame woonbeleidsvisie<br />

Pagina 14-16<br />

1.1.1. Uitvoeren decreet Grond- en Pandenbeleid<br />

Operationalisering van het decreet Grond- en Pandenbeleid<br />

Om de integrale en onverkorte uitvoering van het decreet te verzekeren, wordt<br />

maximaal ingezet op de praktische werkbaarheid van het decreet. Daartoe is een<br />

engagement genomen samen met minister Muyters. Naast een aantal regelgevende<br />

initiatieven wordt ook regelmatig overleg tussen de betrokken actoren georganiseerd<br />

en neemt de administratie diverse vormingsinitiatieven.<br />

Uitvoeringsbesluiten, beleidsplannen en evaluaties<br />

In 2011 bereid ik een uitbreiding van de kredietregeling voor. In het najaar van 2011<br />

zal ik een ontwerpbesluit aan de Vlaamse regering voorleggen, die in ieder geval de<br />

toekenning en aanwending van kredieteenheden mogelijk maakt voor initiatiefnemers<br />

die hun sociale last uitvoeren door grond te verkopen aan een sociale<br />

woonorganisatie.<br />

In het najaar van 2011 en in <strong>2012</strong> zullen daarnaast de volgende nieuwe<br />

uitvoeringsbesluiten ter goedkeuring worden voorgelegd aan de Vlaamse regering.<br />

Meer bepaald:<br />

- een besluit dat de nadere regels vastlegt voor de opvolging van de implementatie<br />

van het<br />

bindend sociaal objectief, alsook de methodologie en de criteria voor de uitvoering<br />

van een<br />

tweejaarlijkse voortgangstoets over de implementatie van het bindend sociaal<br />

objectief (zie hierna).<br />

- een besluit dat de nadere regels bepaalt voor de jaarlijkse metingen die gedaan<br />

worden met het oog op de eventuele invoering van de uitzonderlijke gewestelijke<br />

leegstandsheffing, alsook de procedure voor inning en invordering van die heffing<br />

(zie hierna, punt 1.1.2).<br />

- een besluit dat de nadere regeling m.b.t. het rollend Grondfonds vaststelt (zie<br />

hierna).<br />

- een besluit dat een nieuwe, geactualiseerde lijst van gemeenten vaststelt die<br />

onderworpen<br />

zullen zijn aan de maatregel “wonen in eigen streek” (zie hierna, onderdeel 1.6.1 van<br />

OD 1.6 Een betaalbare woning in eigen streek wordt bevorderd).<br />

1.1.2. Gronden en panden activeren<br />

In het najaar van 2011 wordt samen met minister Muyters een uitvoeringsbesluit ter<br />

goedkeuring aan de Vlaamse Regering voorgelegd, waarin de regels worden<br />

<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />

<strong>2012</strong><br />

52


vastgelegd om te beoordelen of een gemeente voldoet aan de voorwaarden opdat<br />

het Vlaamse Gewest er een uitzonderlijke gewestelijke leegstandsheffing kan<br />

invoeren, alsook de procedure voor de inning en de invordering van de heffing.<br />

Met het oog op de rechtszekerheid en de duidelijkheid wordt ervoor geopteerd de<br />

regeling m.b.t. de gemeentelijke leegstandsregisters eveneens in het besluit op te<br />

nemen.<br />

O.D.1.3.1. Bescheiden woonaanbod uitbouwen Pagina 17<br />

Het decreet Grond- en Pandenbeleid biedt een aantal instrumenten om oppervlakte-<br />

en volumenormen creatief te beheersen, afhankelijk van ruimtelijke randfactoren en<br />

de lokale woonvraag. Met de definitieve goedkeuring van het ontwerp van<br />

wijzigingsdecreet door de Vlaamse Regering op 24 juni 2011 wordt hier een<br />

bijkomend instrument bijgevoegd.<br />

Het wijzigingsdecreet voorziet in de mogelijkheid voor gemeenten om een<br />

gemeentelijk reglement Bescheiden Wonen opstellen, waardoor er bijkomende<br />

normen voor het bescheiden woonaanbod en de woonomgeving kunnen worden<br />

opgelegd.<br />

OD 1.4 Het aanbod aan sociale woningen wordt uitgebreid. Pagina 19<br />

1.4.2 Sociale huisvestingsmaatschappijen bouwen sneller en kwalitatief (zie<br />

ook O.D.6.1)<br />

De ervaring leert ook dat de coördinatie van de vele actoren betrokken bij de aanleg<br />

van infrastructuur (gemeenten, nutsbedrijven, VMSW, SHM, rioolbeheerders en<br />

ontwerpbureaus) niet steeds gesmeerd loopt, waardoor vertraging ontstaat. Deze<br />

coördinatie en de dossieropvolging is nu grotendeels in handen van de VMSW waar<br />

tegen achterstand wordt gestreden. Ook het personeelsverloop en de reorganisatie<br />

van het vroegere Gesubsidieerde Infrastructuur zijn bezwarende factoren. Daarom<br />

wil ik andere actoren aanmoedigen om het bouwheerschap van infrastructuur op te<br />

nemen. Het verschil in subsidie voor infrastructuur per gerealiseerde woning tussen<br />

de VMSW als bouwheer en anderen wens ik weg te werken.<br />

SD 2. Duurzaam en kwaliteitsvol (ver) bouwen en wonen.<br />

OD 2.1 Toenemende aandacht voor ruimtelijke woonkwaliteit stimuleren<br />

Pagina 22<br />

Mensen hechten veel belang aan hun wijk. Dat blijkt uit tal van<br />

tevredenheidsenquêtes. Lokale besturen pikken hierop in en besteden veel aandacht<br />

aan de inrichting van nieuwe wijken of de heraanleg en vernieuwing van bestaande<br />

wijken. De Vlaamse overheid zal dit verder stimuleren in sociale woonprojecten, via<br />

de ondersteuning van stadsvernieuwingsprojecten, samenwerking met de Vlaamse<br />

bouwmeester, het departement Ruimtelijke Ordening en via informatie-uitwisseling.<br />

De Vlaamse overheid stelt middelen ter beschikking om bij grotere sociale<br />

woonprojecten stedenbouwkundige studies en masterplannen op te stellen. Hierbij<br />

<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />

<strong>2012</strong><br />

53


wordt gekozen voor wedstrijdformules binnen de wetgeving overheidsopdrachten en<br />

op vraag van een initiatiefnemer (SHM, gemeente).<br />

De VMSW coördineert de procedure die leidt tot een masterplan, waarna de<br />

gemeente en de SHM elk op hun terrein en in onderlinge coördinatie tot de realisatie<br />

overgaan. Voor nieuwe ontwikkelingen (in nieuw te ontwikkelen zones), maar ook<br />

voor renovatieprojecten waarbij soms grotere sociale woonwijken worden aangepakt,<br />

werd er al gebruik van gemaakt. Bij renovatieprojecten is deze werkwijze uiteraard<br />

enkel zinvol als er wijzigingen op het vlak van inplanting van gebouwen en<br />

infrastructuur nodig zijn. De vraag naar stedenbouwkundige studies is gestegen. Uit<br />

de inventaris van het te renoveren (of te vervangen) patrimonium, die momenteel<br />

opgesteld wordt, zal blijken of er nog nood is aan bijkomende initiatieven op dat vlak.<br />

Er komt overleg met de VVSG en het departement Ruimtelijke Ordening over de<br />

sterk uiteenlopende en vaak kostprijsverhogende eisen die gesteld worden bij<br />

vergunningsaanvragen.<br />

OD 2.4 + OD 2.5 Het beleidskader voor woonkwaliteitsbewaking optimaliseren<br />

en verkrotting bestrijden Pagina 25<br />

2.4.2 Geplande initiatieven in <strong>2012</strong><br />

Zoals aangekondigd in het witboek interne staatshervorming wordt de autonomie van<br />

de lokale besturen op vlak van woonkwaliteitsbeleid versterkt. Uitgangspunt is een zo<br />

efficiënt mogelijke samenwerking tussen de gemeenten en het Vlaams Gewest.<br />

Gemeenten die al jaren investeren in de uitbouw van een woningkwaliteitsbeleid,<br />

worden aangemoedigd deze goede praktijk verder te zetten. Zo hebben de<br />

gemeenten met de decreetwijziging van 29 april 2010 de mogelijkheid gekregen om<br />

ambtshalve conformiteitattesten uit te reiken. Daardoor kunnen ze het attest beter<br />

inzetten als ‘bindmiddel’ tussen de verschillende bestaande instrumenten en kunnen<br />

de woningonderzoeken, uitgevoerd door verschillende instanties, beter op elkaar<br />

worden afgestemd. In <strong>2012</strong> wordt de plaats van het conformiteitattest in het<br />

woonkwaliteitinstrumentarium verder uitgebouwd.<br />

2.4.4 Draaiboek urgente situaties Pagina 26<br />

Ten slotte werd in 2011 gewerkt aan een draaiboek dat gemeenten kunnen<br />

gebruiken als ze geconfronteerd worden met een acuut veiligheids- en<br />

gezondheidsrisico in een woning. In dergelijke situaties maakt de gemeente best<br />

gebruik van artikel 135 van de Nieuwe Gemeentewet om de woning onbewoonbaar<br />

te verklaren. Maar omdat weinig gemeenten echt goed vertrouwd zijn met de<br />

toepassing van deze regelgeving, werd een draaiboek uitgewerkt met concreet<br />

stappenplan, nuttige tips en aandachtspunten. Het draaiboek wordt eind 2011<br />

afgerond en toegevoegd aan het handboek „De woningkwaliteit in uw gemeente<br />

bewaken‟, dat terug te vinden is op www.bouwenenwonen.be.<br />

2.4.5 Opleiding woningkwaliteitcontroleurs Pagina 26<br />

Wonen-Vlaanderen heeft een uitgebreid vormingspakket ontwikkeld voor zijn eigen<br />

Woningcontroleurs en de controleurs van de Vlaamse Wooninspectie. Voor de lokale<br />

<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />

<strong>2012</strong><br />

54


controleurs werden tot hier toe hoofdzakelijk theoretische opleidingen gegeven en<br />

recent ook al een meer doorgedreven en praktijkgerichte opleiding. Vanaf het najaar<br />

van 2011 zullen deze vormingsinitiatieven verder gezet en verfijnd worden voor<br />

gemeentelijke en intergemeentelijke controleurs (zie OD 6.1). Een degelijke vorming<br />

draagt immers bij tot een meer verspreide en doorgedreven kennis van de<br />

woningkwaliteitsnormen en hun toepassing en zou moeten resulteren in een grotere<br />

eenvormigheid bij de beoordeling van de kwaliteit van woningen.<br />

2.4.6 Proefproject recuperatie herhuisvestingskosten Pagina 26<br />

Eén van de instrumenten voor de herhuisvesting van de huurders is de mogelijkheid<br />

tot recuperatie van de heerhuisvestingskosten bij de verhuurder door de gemeenten,<br />

via een gerechtelijke procedure.<br />

Hoewel dit instrument als principe in de Vlaamse Wooncode is ingeschreven, wordt<br />

het in de praktijk zelden toegepast. Een gebrek aan ervaring en onvoldoende<br />

middelen voor de prefinanciering van die kosten blijven belangrijke hinderpalen.<br />

Daarom werd eind 2010 een proefproject opgestart, waarbij de terugvordering van<br />

heerhuisvestingskosten bij de eigenaar wordt uitgetest.<br />

In 2011 werd het proefproject verder uitgewerkt en concreet gemaakt: tussen een<br />

aantal gemeenten en het Herstelfonds van het agentschap Inspectie RWO werd een<br />

samenwerkingsovereenkomst afgesloten, waarbij de door de gemeente gemaakte<br />

herhuisvestingskosten door het Herstelfonds worden teruggevorderd bij de eigenaar.<br />

Het Herstelfonds draagt ook het risico wanneer deze kosten niet teruggevorderd<br />

zouden kunnen worden (bv. bij insolvabiliteit van de eigenaar).<br />

Dit proefproject zal in <strong>2012</strong> verder worden gezet en moet er toe leiden dat er<br />

voldoende informatie wordt verzameld over de mogelijkheden tot terugvordering van<br />

herhuisvestingskosten door gemeenten. Deze informatie wordt dan ter beschikking<br />

gesteld van alle gemeenten. Wonen- Vlaanderen zal na afloop van het proefproject<br />

de verdere ondersteuning van de gemeenten op zich nemen.<br />

De resultaten van het proefproject zullen uitwijzen of de regelgeving op dit aspect<br />

moet gewijzigd of verfijnd worden. Het is immers zo dat de Vlaamse regering<br />

intussen via een decretale wijziging de bevoegdheid heeft om zo nodig de contouren<br />

ter zake scherp te stellen.<br />

Herhuisvesting is een belangrijke drempel voor gemeenten om een actief<br />

woningkwaliteitsbeleid te voeren. Om aan dit probleem tegemoet te komen wordt in<br />

<strong>2012</strong> een oproep gelanceerd naar gemeenten voor de bouw van transitwoningen.<br />

Aan de geselecteerde gemeenten zal een investeringssubsidie verleend worden voor<br />

de bouw van transitwoningen.<br />

SD 5. Inzetten op een sociaal warme samenleving<br />

OD 5.3 Samenleven in sociale woonwijken Pagina 33<br />

Bewonersgroepen en –participatie<br />

Daarnaast werd voor 2011 een facultatieve subsidie toegekend aan<br />

samenlevingsopbouw Vlaanderen met het oog op de ondersteuning van de<br />

<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />

<strong>2012</strong><br />

55


waardevolle werking van de Vereniging Inwoners van Sociale woningen (VIVAS).<br />

VIVAS is een belangrijk overlegforum en belangenbehartiger voor de bewoners<br />

van sociale huurwoningen in Vlaanderen en gesprekspartner voor de overheid.<br />

Momenteel zijn bewonersgroepen van 23 sociale huisvestingsmaatschappijen uit 14<br />

steden en gemeenten betrokken bij VIVAS. Bepaalde groepen huurders, zoals<br />

jongeren, allochtonen en mensen in armoede, bereiken blijft een aandachtspunt. In<br />

het najaar zal VIVAS een bewonerscongres organiseren over de werking<br />

van de visitatiecommissie en de rol van de bewonersgroepen.<br />

Vanaf <strong>2012</strong> zal de structurele ondersteuning van VIVAS en de bewonersgroepen in<br />

de sociale huisvesting worden opgenomen door de ondersteuningsstructuur<br />

„huurdersinitiatieven”, die voortkomt uit de herstructurering van de samenwerkings-<br />

en overlegstructuur van de huurdiensten (zie ook punt 6.2.5). De<br />

ondersteuningsstructuur „huurdersinitiatieven” zal onder meer het overleg en de<br />

ervaringsuitwisseling tussen de bewonersgroepen faciliteren en de kennisopbouw<br />

ondersteunen.<br />

OD 5.4 Bestrijding van thuisloosheid Pagina 34<br />

Vanuit wonen zal maximaal worden ingezet op de preventie van uithuiszetting om<br />

dak- en thuisloosheid te bestrijden. Overleg en afstemming tussen sociale<br />

huisvestingsmaatschappijen en lokale welzijnsdiensten met het oog op adequate<br />

woonbegeleiding is hierbij onontbeerlijk. Dit is ook een belangrijk aandachtspunt in<br />

de afsprakennota die samen met de minister bevoegd voor welzijn is opgemaakt. (zie<br />

ook OD 3.2).<br />

Ook de doorstroming vanuit de opvanginitiatieven of tijdelijke huisvesting naar de<br />

reguliere woningmarkt en in het bijzonder de sociale huisvesting is een belangrijk<br />

aspect van de afsprakennota.<br />

Al te vaak worden mensen immers „gedumpt‟ in de sociale huisvesting zonder enige<br />

vorm van nazorg. Met een goede samenwerking tussen de sociale huisvesting en de<br />

welzijnsactoren kan de doorstroming op punt gesteld worden. In dit kader zal ook de<br />

bestaande versnelde toewijzing voor daklozen, zoals ingeschreven in het<br />

kaderbesluit sociale huur, in overleg met alle betrokkenen worden geëvalueerd en<br />

bijgestuurd.<br />

SD 6. Efficiënt en doeltreffend Vlaams bestuur<br />

OD 6.1 Versterking lokale woonregie Pagina 34<br />

Zowel individuele gemeenten als gemeenten in een intergemeentelijk<br />

samenwerkingsproject kunnen een beroep doen op Wonen-Vlaanderen om hen te<br />

ondersteunen en te begeleiden bij hun regisseursrol, de uitvoering van de<br />

gemeentelijke taken en de toepassing van de beleidsinstrumenten. De gemeenten<br />

zullen in <strong>2012</strong> kunnen blijven rekenen op Wonen-Vlaanderen om hen te begeleiden<br />

en ondersteunen bij de uitvoering van de hoger vermelde gemeentelijke taken en<br />

bevoegdheden. Daarnaast wordt ook het protocol met de provincies hernieuwd met<br />

duidelijke taakafspraken tussen Vlaanderen en de provincies om de gemeenten te<br />

ondersteunen in hun lokaal woonbeleid.<br />

<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />

<strong>2012</strong><br />

56


6.1.2 Woonbeleid in kleinere steden en gemeenten Pagina 35<br />

Opdat ook gemeenten met een kleinere draagkracht, die individueel bepaalde<br />

opdrachten minder gemakkelijk aankunnen, in de praktijk gebruik zouden maken van<br />

de beschikbare instrumenten en bepaalde verplichte taken beter en efficiënter<br />

zouden kunnen uitvoeren, heb ik in 2010 de regelgeving voor de subsidiëring van<br />

intergemeentelijke samenwerkingsprojecten lokaal woonbeleid aangepast en<br />

geactualiseerd. Hierbij werd rekening gehouden met het gewijzigde pakket van taken<br />

en bevoegdheden van de gemeenten.<br />

Gezien het duidelijke succes en de meerwaarde van deze intergemeentelijke<br />

samenwerkingsprojecten voor kleinere steden en gemeenten heb ik op 13 december<br />

2010 opnieuw een open oproep voor nieuwe projecten in 2011 gelanceerd. In<br />

oktober 2011 zal ik een beslissing nemen over de toekenning van subsidies aan<br />

nieuwe projecten. Ik engageer me er ook toe om op de begroting <strong>2012</strong> een budget te<br />

reserveren dat kan volstaan voor een hernieuwing van de 3-jarige<br />

subsidiëringperiode van de positief geëvalueerde aflopende projecten die in <strong>2012</strong><br />

een projectvoorstel zullen indienen, zodat vele kleinere steden en gemeenten verder<br />

op de ingeslagen weg aan hun lokaal woonbeleid kunnen werken. Voor projecten die<br />

bijsturing vereisen, zal een voorwaardelijke verlenging van 18 maanden worden<br />

voorzien.<br />

6.1.2 Woonbeleid in kleinere steden en gemeenten Pagina 35<br />

Opdat ook gemeenten met een kleinere draagkracht, die individueel bepaalde<br />

opdrachten minder gemakkelijk aankunnen, in de praktijk gebruik zouden maken van<br />

de beschikbare instrumenten en bepaalde verplichte taken beter en efficiënter<br />

zouden kunnen uitvoeren, heb ik in 2010 de regelgeving voor de subsidiëring van<br />

intergemeentelijke samenwerkingsprojecten lokaal woonbeleid aangepast en<br />

geactualiseerd. Hierbij werd rekening gehouden met het gewijzigde pakket van taken<br />

en bevoegdheden van de gemeenten.<br />

Gezien het duidelijke succes en de meerwaarde van deze intergemeentelijke<br />

samenwerkingsprojecten voor kleinere steden en gemeenten heb ik op 13 december<br />

2010 opnieuw een open oproep voor nieuwe projecten in 2011 gelanceerd. In<br />

oktober 2011 zal ik een beslissing nemen over de toekenning van subsidies aan<br />

nieuwe projecten. Ik engageer me er ook toe om op de begroting <strong>2012</strong> een budget te<br />

reserveren dat kan volstaan voor een hernieuwing van de 3-jarige<br />

subsidiëringsperiode van de positief geëvalueerde aflopende projecten die in <strong>2012</strong><br />

een projectvoorstel zullen indienen, zodat vele kleinere steden en gemeenten verder<br />

op de ingeslagen weg aan hun lokaal woonbeleid kunnen werken. Voor projecten die<br />

bijsturing vereisen, zal een voorwaardelijke verlenging van 18 maanden worden<br />

voorzien.<br />

6.5.2 Beleidsrelevant onderzoek Pagina 40<br />

Daarom is in de tweede generatie erkende Steunpunten voor Beleidsrelevant<br />

Onderzoek ook een Steunpunt Ruimte en Wonen (SRW) opgenomen en wordt in de<br />

derde generatie een Steunpunt Wonen voorzien. De basisopdracht van het nieuwe<br />

Steunpunt omvat vier deelopdrachten: dataverzameling, ontwikkeling van<br />

<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />

<strong>2012</strong><br />

57


indicatoren, onderzoek naar de effecten van het woonbeleid en de territoriale<br />

selectiviteit in het woonbeleid. Naast dit basisonderzoek worden ook in het nieuwe<br />

Steunpunt de nodige tijd en middelen gereserveerd voor ad hoc opdrachten die<br />

jaarlijks zullen worden vastgelegd.<br />

In het nieuwe Steunpunt zal bijzondere aandacht worden besteed aan de<br />

dwarsverbanden met energie- en stedenbeleid.<br />

2. Aandachtspunten Stedenbeleid<br />

2.4.3 Structurele samenwerking centrumsteden, sociale verhuurkantoren en<br />

Vlaanderen Pagina 25<br />

Een structurele samenwerking tussen de centrumsteden, de sociale verhuurkantoren<br />

en Vlaanderen is een prima middel om de woningkwaliteit van nieuw in huur te<br />

nemen woningen te verzekeren. In een aantal centrumsteden is er al een goede<br />

samenwerking tussen de stad en het SVK, de andere centrumsteden zijn bereid om<br />

een samenwerking op te starten. Bedoeling is om elke woning die te huur wordt<br />

aangeboden zo snel mogelijk te onderzoeken, zodat het SVK vóór het afsluiten van<br />

het huurcontract een goede inschatting kan maken van de woningkwaliteit. In de loop<br />

van 2011 werden hieromtrent verkennende gesprekken gevoerd. In het najaar van<br />

2011 wordt met elke centrumsteden en betrokken SVK’s een<br />

samenwerkingsprotocol afgesloten, rekening houdend met de bestaande<br />

(samen)werking en de lokale aandachtspunten. Het project wordt na een jaar<br />

geëvalueerd.<br />

6.1.1 Woonbeleid in de centrumsteden Pagina 35<br />

De stadscontracten afgesloten in 2007 worden ook in de huidige legislatuur verder<br />

gezet, met een doorlooptijd tot <strong>2012</strong>. Tegen <strong>2012</strong> worden deze stadscontracten<br />

grondig geëvalueerd zodat met het opstarten van een nieuwe generatie<br />

stadscontracten een duidelijker verwachtingspatroon met doelstellingen gecreëerd<br />

kan worden.<br />

3. Aandachtspunten Inburgering<br />

nihil<br />

<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />

<strong>2012</strong><br />

58


Beleidsbrief ONROEREND ERFGOED<br />

1. Aandachtspunten <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />

I. NAAR EEN GEÏNTEGREERDE BESCHERMINGSSTRATEGIE VOOR<br />

ONROEREND ERFGOED<br />

1.3. Kerkelijk erfgoed Pagina 11-12<br />

a) Stand van zaken:<br />

In het najaar van 2010 richtte ik drie werkgroepen op die de opdracht hadden<br />

beleidsaanbevelingen inzake het behoud, beheer en gebruik van parochiekerken te<br />

formuleren. De werkgroepen leverden hun eindverslag af in april 2011. Ze<br />

ontwikkelden zeven algemene en eenendertig specifieke beleidsaanbevelingen. Op<br />

24 juni 2011 werd de conceptnota 'Een toekomst voor de Vlaamse parochiekerk'<br />

goedgekeurd door de Vlaamse regering.<br />

Vlaanderen staat voor de uitdaging om, met creativiteit en verantwoordelijkheid, drie<br />

belangrijke knelpunten inzake parochiekerken op te lossen:<br />

- er is een verbroken evenwicht tussen aanbod en gebruik van parochiekerken;<br />

- het goed beheer van parochiekerken staat onder druk;<br />

- er is een onvoldoende strategische benadering.<br />

Deze laatste vaststelling is van uitzonderlijk belang. Vlaanderen telt meer dan 1.800<br />

individuele parochiekerken. De huidige beheersstructuur van parochiekerken in<br />

Vlaanderen, met één kerkfabriek per parochiekerk, leidt automatisch tot een solitaire<br />

benadering in het denken over de eigen parochiekerk. Vandaag de dag is een<br />

dergelijk versnipperd beleid geen houdbare optie gezien slechts twintig procent van<br />

de kerkfabrieken in Vlaanderen zelfbedruipend is.<br />

Het ontwikkelen van een lokale beleidsvisie over de parochiekerken binnen een<br />

bepaalde gemeente is daarom onontbeerlijk. De lokale kerkelijke en gemeentelijke<br />

overheden moeten, na een actief overlegproces met de lokale gemeenschap, tegen<br />

2013 komen tot een globale strategische toekomstvisie over het beheer, de<br />

financiering en de (her)bestemming van alle parochiekerken op hun grondgebied.<br />

b) Ik plan volgende initiatieven in <strong>2012</strong>:<br />

Initiatief 4: Stimuleren van lokale beleidsplanning voor parochiekerken<br />

Ik wil het concept van lokale beleidsplanning voor parochiekerken in <strong>2012</strong> uittekenen<br />

en concretiseren. Het meerjarenplan met de financiële afspraken tussen kerkfabriek<br />

en gemeente, dat dan voor de tweede maal wordt opgesteld na de<br />

gemeenteraadsverkiezingen in <strong>2012</strong>, wordt gebaseerd op een strategische visie voor<br />

de toekomst van parochiekerken op het grondgebied van de gemeente. De nieuwe<br />

instrumenten uit het onroerenderfgoeddecreet ‘onroerenderfgoedrichtplan’ en<br />

‘actieprogramma’ bieden een oplossing om deze strategische visie te ondersteunen.<br />

Op basis van enkele proefprojecten zal duidelijk worden op welke manier dit in de<br />

praktijk kan worden gezet.<br />

Bovendien zie ik het lokaal beleidsplan voor het kerkelijk erfgoed als een belangrijk<br />

instrument en zelfs als een toekomstige voorwaarde voor het verkrijgen van<br />

<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />

<strong>2012</strong><br />

59


estauratiepremies. Mijn administratie gaat daarom na welke bijkomende<br />

voorwaarden voor het verkrijgen van een restauratiepremie voor kerkgebouwen<br />

kunnen worden ingebouwd in het uitvoeringsbesluit voor premies en subsidies van<br />

het nieuw onroerenderfgoeddecreet.<br />

Initiatief 5: Promotie van herbestemmingsonderzoeken<br />

Ook herbestemming van kerken blijft een belangrijk aandachtspunt. Een bestaande<br />

stimulus hiervoor is de subsidiëring van herbestemmingsstudies. Dit is voor<br />

beschermde monumenten nu al mogelijk via de restauratiepremieregeling. Het<br />

instrument wordt vooralsnog weinig tot niet gebruikt en daarom lijkt promotie ervan<br />

aangewezen. Daarom worden de knelpunten hiervoor in kaart gebracht. Op basis<br />

hiervan stippel ik mijn verdere beleid uit en laat ik bijvoorbeeld, eventueel in<br />

samenwerking met de CRKC ( 1 ), geschikt promotiemateriaal voor het instrument<br />

ontwikkelen. Ook bij de vertaling van het premiemechanisme in het uitvoeringsbesluit<br />

van het onroerenderfgoeddecreet wordt bekeken welke studies in aanmerking<br />

kunnen komen voor een premie.<br />

Initiatief 6: Bundelen van expertise en informatie met betrekking tot het kerkelijk<br />

onroerend erfgoed<br />

Tot slot is uit de werkgroepen parochiekerken een grote nood aan expertisevorming<br />

en informatieverstrekking gebleken. Hier zie ik een taak weggelegd voor het CRKC<br />

als ondersteunend expertisecentrum voor het roerend en onroerend erfgoed. Hierbij<br />

is de eerste taak van het informatie- en expertisecentrum het netwerken tussen de<br />

verschillende betrokken organen (kerkfabrieken, gemeentebesturen, centrale<br />

kerkbesturen, bisdommen, regionale besturen, Vlaamse overheid, ...) en het<br />

opbouwen van een netwerk tussen de verschillende beheerders. Ik heb een bedrag<br />

van 250.000 euro op de begroting van <strong>2012</strong> voorzien om de samenwerking met het<br />

CRKC vorm te geven.<br />

1.4. De inventarisatie als cruciaal beleidsinstrument op lokaal en Vlaams<br />

niveau Pagina 15<br />

b) Ik plan volgende initiatieven in <strong>2012</strong>:<br />

Initiatief 9: Begeleiden inventarisatie voor lokale overheden en verenigingen<br />

In <strong>2012</strong> wordt de ‘Handleiding Inventariseren van Bouwkundig Erfgoed’ afgewerkt en<br />

digitaal en in brochurevorm beschikbaar gesteld. Daarnaast wordt een bijkomende<br />

handleiding over de inventarisatie van houtige beplantingen met erfgoedwaarde<br />

uitgewerkt. Beide handleidingen bieden het inhoudelijk kader voor alle<br />

samenwerkingen met lokale besturen en verenigingen die zelf aan de slag willen<br />

gaan voor de inventarisatie van erfgoedelementen.<br />

Bij de afronding van inventarisaties wordt steeds een infomoment voorzien in de<br />

betrokken gemeente, met toelichting over de inventaris en de rechtsgevolgen ervan.<br />

Daarnaast wordt in het kader van het witboek interne staatshervorming ook een<br />

1 CRKC: Centrum voor Religieuze Kunst en Cultuur vzw<br />

<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />

<strong>2012</strong><br />

60


samenwerkingsovereenkomst afgesloten met de Vereniging van Vlaamse Steden en<br />

Gemeenten (VVSG). Op deze manier kan de continuïteit in communicatie tussen<br />

Vlaamse overheid en lokale besturen verzekerd worden en structureel verankerd.<br />

II. MEERDERE PARTNERS ZORGEN VOOR ONROEREND ERFGOED<br />

2.1. Op zoek naar een breed draagvlak Pagina 21<br />

a) Stand van zaken:<br />

In afwachting van een nieuw logo en een nieuwe website werd al ingezet op sociale<br />

media. Op 1 juli 2011 startte het agentschap Onroerend Erfgoed met Facebook,<br />

LinkedIn, Twitter, Flick’r en Slideshare. Uit de resultaten van ‘Social Media<br />

Vlaanderen’ blijkt namelijk dat de lokale besturen in belangrijke mate aanwezig zijn<br />

op sociale media. In het kader van de uitvoering van het Witboek Interne<br />

Staatshervorming is het belangrijk dat we als Vlaamse Overheid daar aanwezig zijn<br />

waar de lokale besturen zijn. Daarenboven bereiken we een nieuwe en veel jongere<br />

doelgroep die tot voor kort moeilijk te bereiken was. Steeds meer influentials praten<br />

ook over onroerend erfgoed en delen onze boodschappen. In 2011, het eerste<br />

loopjaar van het ‘De Kogge project’, werd vooral ingezet op de sociale media als<br />

communicatiemiddel. Door de grote focus op interactie werden hierdoor heel veel<br />

geïnteresseerden bereikt. Ook werden berichten opgepikt in de traditionele media<br />

waardoor de inspanningen ook een PR-waarde hebben.<br />

2.2. Interne staatshervorming Pagina 23-24<br />

a) Stand van zaken:<br />

De Vlaamse Regering keurde op 8 april 2011 het Witboek Interne Staathervorming<br />

goed, dat ik in mijn hoedanigheid van VLaams minister van binnenlands bestuur heb<br />

voorgelegd. Een interne staatshervorming is een noodzakelijke voorwaarde om een<br />

slagkrachtige overheid te verwezenlijken. De Vlaamse overheid wil volop inzetten op<br />

efficiëntie en effectiviteit, en dit in een kader waarbij het democratische aspect niet uit<br />

het oog mag worden verloren. Om dit te realiseren heeft de Vlaamse Regering<br />

resoluut gekozen voor een model van overleg, tussen de verschillende<br />

bestuursniveaus, de beleidsdomeinen, het Vlaams parlement en het middenveld.<br />

Ook voor het beleidsveld onroerend erfgoed luidt de implementatie van dit witboek<br />

een grote ommezwaai van de bestuurlijke organisatie in. Het nieuwe<br />

onroerenderfgoeddecreet vormt<br />

uiteraard een uitgelezen kans om de principes van de interne staatshervorming in te<br />

voeren.<br />

In onroerend erfgoed zullen slechts twee bestuursniveaus tussenkomen: de Vlaamse<br />

overheid en de gemeenten. Om dit waar te kunnen maken, krijgen de gemeenten<br />

bijkomende bevoegdheden. Het nieuwe onroerenderfgoeddecreet zal in de<br />

mogelijkheid voorzien om de gemeenten te erkennen als<br />

onroerenderfgoedgemeente. Een erkende gemeente kan dan welbepaalde taken<br />

overnemen van de Vlaamse overheid. Om deze gemeenten te ondersteunen kunnen<br />

zij op vrijwillige basis de krachten bundelen in een intergemeentelijk<br />

samenwerkingsverband. Om die werking te ondersteunen, voorzien wij vanuit het<br />

Vlaams niveau een financiële ondersteuning. De gemeentebesturen zijn bovendien<br />

een belangrijke partner bij het opstellen van onroerenderfgoedrichtplannen en de<br />

<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />

<strong>2012</strong><br />

61


daaruit voortvloeiende actieprogramma’s. Met stedenbouwkundige verordeningen,<br />

ruimtelijke uitvoeringsplannen en beheersplannen zullen ze aan die actieplannen ook<br />

uitvoering kunnen geven.<br />

In het Regeerakkoord 2009-2014 werd het duidelijke engagement aangegaan in alle<br />

beleidsdomeinen om de koppelsubsidies af te schaffen. Na een inventarisatie binnen<br />

de verschillende sectoren bleek dat de enige zuivere koppelsubsidies zich binnen het<br />

beleidsveld onroerend erfgoed bevinden. De afschaffing van deze koppelsubsidies<br />

gaat gepaard met het in mindering brengen van het bedrag dat de provincies<br />

besteedden aan deze premies van het Provinciefonds en toevoeging ervan aan de<br />

Vlaamse restauratiepremiebudgetten.<br />

In het kader van de uitvoering van de acties in het Witboek Interne Staatshervorming<br />

en een meer uniforme werking van de administratie, stelt het agentschap Onroerend<br />

Erfgoed eventuele beroepen tegen stedenbouwkundige vergunningen nu in door de<br />

leidend ambtenaar. De bedoeling is dat de leidend ambtenaar, vooraleer beroep in te<br />

stellen, steeds een integrale afweging maakt, zoals ook de politieke overheid die de<br />

beslissing heeft genomen dat heeft gedaan. Een afweging waarbij dus niet enkel de<br />

sectorale belangen van onroerend erfgoed worden bekeken, maar ook het belang<br />

van het beroep wordt geëvalueerd.<br />

Er bestaan op dit ogenblik zeven Intergemeentelijke Archeologische Diensten<br />

(IAD’s). Mijn administratie heeft in 2011 de werking van deze diensten geëvalueerd<br />

aan de hand van de ingediende jaarrapporten. Zij heeft geoordeeld dat alle IAD’s de<br />

resultaatsverbintenis goed zijn nagekomen. Momenteel loopt ook het proefproject<br />

rond twee Intergemeentelijke Onroerend Erfgoeddiensten (IOED’s). De bedoeling<br />

van deze IOED’s is de aandacht van het lokale beleid voor onroerend erfgoed te<br />

verhogen, met de nadruk op een integrale benadering van dit erfgoed. In 2011 is de<br />

werking van de twee IOED’s in het proefproject van nabij opgevolgd en geëvalueerd.<br />

Uit de evaluatie blijkt dat de intergemeentelijke diensten voor onroerend erfgoed op<br />

een groot draagvlak binnen de deelnemende gemeenten kunnen rekenen.<br />

Verschillende andere gemeenten hebben ondertussen reeds hun interesse kenbaar<br />

gemaakt om mee in het proefproject te stappen.<br />

Naast de jaarlijkse evaluaties van IAD’s en IOED’s heb ik in 2010 mijn administratie<br />

de opdracht gegeven een algemene evaluatie te maken van de (financiële)<br />

ondersteuning van de IAD’s over de periode 2004-2009. Hiertoe werden alle (toen<br />

bestaande) IAD’s globaal geëvalueerd. Zoals verwacht situeerde het grootste<br />

pijnpunt zich op het spanningsveld tussen het uitvoeren van archeologisch<br />

onderzoek (terreinwerk en verwerking van de resultaten) en het uitvoeren van<br />

beleids- en beheers- ondersteunende taken. Andere pijnpunten waren onder meer<br />

het vervullen van de voorbeeldfunctie en de kennisborging. Niettemin dient vermeld<br />

dat deze problemen zich voornamelijk voordeden tot en met 2006 en dat de evoluties<br />

vanaf 2007 bij de verschillende diensten variëren van positief tot zeer gunstig.<br />

Algemeen is er een duidelijke kentering gaande, gekenmerkt door een afnemende<br />

focus op veldwerk en toenemende opname van beleids- en beheersondersteunende<br />

taken.<br />

b) Ik plan volgende initiatieven in <strong>2012</strong>:<br />

Initiatief 19: Vertalen van de principes van de interne staatshervorming in het nieuw<br />

onroerenderfgoeddecreet en uitvoeringsbesluit<br />

<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />

<strong>2012</strong><br />

62


In <strong>2012</strong> zullen de nodige initiatieven genomen worden om de acties en doorbraken<br />

uit het Witboek Interne Staatshervorming te realiseren. In functie van het opstellen<br />

van een uitvoeringsbesluit bij het onroerenderfgoeddecreet zullen de voorwaarden<br />

bepaald worden om een gemeente te erkennen als onroerenderfgoedgemeente. Ook<br />

de voorwaarden bij de oprichting van een intergemeentelijk samenwerkingsverband<br />

zullen verder worden bepaald in dit uitvoeringsbesluit. Mijn administratie neemt<br />

initiatief om een structurele samenwerking en overlegstructuur met lokale besturen<br />

vorm te geven. Deze zullen immers belangrijke partners zijn bij het opstellen van de<br />

onroerenderfgoedrichtplannen en de hieruit voortvloeiende actieplannen. Een eerste<br />

aanzet kan het opmaken van richtlijnen en handleidingen zijn, zoals<br />

voorbeeldvoorschriften voor het omgaan met onroerend erfgoed in ruimtelijke<br />

uitvoeringsplannen.<br />

Maar ook een samenwerkingsovereenkomst met de VVSG als structurele partner<br />

kan een instrument voor een goede samenwerking zijn.<br />

III. DE VLAAMSE OVERHEID SCHEPT DE NOODZAKELIJKE VOORWAARDEN<br />

VOOR DE ONROERENDERFGOEDZORG<br />

3.1. Vernieuwde regelgeving als hefboom voor een adequaat<br />

onroerenderfgoedbeleid<br />

3.1.1. Het onroerenderfgoeddecreet Pagina 28<br />

a) Stand van zaken:<br />

Het voorliggend onroerenderfgoeddecreet biedt een aantal vernieuwende elementen<br />

voor het onroerenderfgoedbeleid. Vandaag ligt het zwaartepunt van het<br />

onroerenderfgoedbeleid nagenoeg volledig bij de Vlaamse overheid. Ik wil de steden<br />

en gemeenten meer verantwoordelijkheid en inspraak geven door de mogelijkheid te<br />

bieden gemeenten te erkennen als onroerenderfgoedgemeente. Een<br />

onroerenderfgoedgemeente kan dan een eigen onroerenderfgoedbeleid ontwikkelen<br />

en bepaalde taken overnemen van het Vlaamse Gewest. We bewaken hierbij een<br />

andere doelstelling van het decreet met name de planlastvermindering voor de lokale<br />

besturen.<br />

3.3. De Vlaamse onroerenderfgoedzorg wordt zichtbaar en herkenbaar<br />

b) Ik plan volgende initiatieven in <strong>2012</strong>: Pagina 34<br />

Initiatief 30: Positionering en samenwerking binnen de administratie voor onroerend<br />

erfgoed<br />

Het nieuwe agentschap Onroerend Erfgoed zal een nieuwe organisatiestructuur,<br />

missie, visie en doelstellingen krijgen. In <strong>2012</strong> worden deze bekendgemaakt bij alle<br />

belanghebbenden, maar ook breed verspreid naar alle besturen en burgers. Dit zal<br />

samengaan met de lancering van een nieuw logo en huisstijl om de zichtbaarheid<br />

van het agentschap te vergroten. Daarom zal er meer ingezet worden op<br />

informatiemomenten, die vooral van belang zijn om voeling te krijgen met de noden<br />

van de belanghebbenden. In het kader van de uitvoering van het Witboek Interne<br />

Staatshervorming start het nieuw agentschap ook met de voorbereidingen voor een<br />

samenwerkingsovereenkomst met de VVSG. Hieruit kunnen dan gezamenlijke<br />

initiatieven groeien zoals vormings- en informatiesessies voor lokale overheden.<br />

<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />

<strong>2012</strong><br />

63


IV. DE ONROERENDERFGOEDZORG SPEELT IN OP DE MAATSCHAPPELIJKE<br />

DYNAMIEK<br />

4.1. Verdere focus op hergebruik en herbestemming Pagina 36<br />

b) Ik plan volgende initiatieven in <strong>2012</strong>:<br />

Initiatief 33: Proefprojecten voor onroerenderfgoedrichtplan en actieprogramma’s<br />

Ik zal de instrumenten ‘onroerenderfgoedrichtplan’ en ‘actieprogramma’ aanwenden<br />

om de opmaak van lokale beleidsplannen voor kerkelijk erfgoed te ondersteunen.<br />

Daarom wil ik graag enkele proefprojecten opzetten rond dit kerkelijk erfgoed, waarbij<br />

herbestemming één van de grote vraagstukken blijft. Het CRKC kan hier een sterke<br />

ondersteunende rol in spelen. Ook voor andere thema’s kunnen deze instrumenten<br />

worden aangewend.<br />

4.2. Het raakvlak met andere beleidsvelden biedt kansen<br />

4.2.1. Cultuur Pagina 37<br />

a) Stand van zaken<br />

Aangezien het roerend, onroerend en immaterieel erfgoed onlosmakelijk met elkaar<br />

verbonden zijn, werd er in 2009 een protocol afgesloten tussen de administraties<br />

bevoegd voor onroerend erfgoed en voor roerend en immaterieel erfgoed. Dit met<br />

het oog op organisatorische afstemming en het formuleren van gemeenschappelijke<br />

standpunten. De agenda van dit overleg werd dit jaar bepaald door de op stapel<br />

staande regelgevende initiatieven. Het beleidsveld onroerend erfgoed werkt immers<br />

hard aan één overkoepelend decreet, maar ook het cultureelerfgoeddecreet wordt<br />

grondig herbekeken in het kader van de interne staatshervorming en het<br />

planlastendecreet.<br />

Drie thema’s werden daarom als prioritair naar voren geschoven om beleidsmatige<br />

afstemming te bereiken. Ten eerste worden er aanbevelingen geformuleerd om het<br />

depotbeleid op elkaar af te stemmen. Ten tweede worden er ook aanbevelingen<br />

gedaan voor wat betreft het afstemmen van de intergemeentelijke<br />

samenwerkingsverbanden. Ten slotte wordt er ook nagedacht over de afstemming<br />

tussen de evenementen Open Monumentendag en Erfgoeddag.<br />

b) Ik plan volgende initiatieven in <strong>2012</strong>: Pagina 38<br />

Initiatief 35: Afstemmen intergemeentelijke samenwerkingsverbanden met<br />

beleidsveld cultuur<br />

Vanuit het beleidsveld Cultuur wordt intergemeentelijke samenwerking reeds geruime<br />

tijd ondersteund door het afsluiten van erfgoedconvenants. Ook vanuit het<br />

beleidsveld onroerend erfgoed wordt intergemeentelijke samenwerking gestimuleerd<br />

in de vorm van archeologische diensten of onroerenderfgoeddiensten. Op lokaal<br />

niveau wordt de scheidingslijn tussen cultureel en onroerend erfgoed weinig gemaakt<br />

of wordt deze zelfs onwenselijk geacht. Samen met mijn collega-minister bevoegd<br />

voor Cultuur zal ik bekijken op welke manier we de Erfgoedcellen en de<br />

<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />

<strong>2012</strong><br />

64


Intergemeentelijke Onroerend Erfgoeddiensten beter op elkaar kunnen afstemmen,<br />

om zo een belangrijke meerwaarde te creëren voor de lokale besturen Mijn<br />

administratie deed eind 2011 enkele voorstellen in die richting. Ik zal, rekening<br />

houdend met de processen binnen de interne staatshervorming, bekijken welke van<br />

deze voorstellen in de praktijk kunnen worden gebracht.<br />

BIJLAGE 2: RESOLUTIES Pagina 50<br />

Resolutie van de heren Wilfried Vandaele, Johan Sauwens en Bart Maddens, de<br />

dames Tine Eerlingen, Karin Brouwers en Michèle Hostekint en de heer Lode<br />

Ceyssens betreffende de conceptnota onroerend erfgoed aangenomen in het<br />

Vlaamse parlement op 16 mei 2011.<br />

In het voorstel tot resolutie wordt aan de Vlaamse Regering gevraagd:<br />

1. (…)<br />

2. lokale besturen als partners te behandelen in het Vlaamse erfgoedbeleid;<br />

3. bij het invoeren van de Onroerenderfgoedgemeenten duidelijke voorwaarden te<br />

koppelen aan de erkenning als Onroerenderfgoedgemeente. Die erkenning moet<br />

ook omkeerbaar zijn. Daarnaast moet er ook een mogelijkheid zijn om in beroep<br />

te gaan tegen de beslissingen van de erkende Onroerenderfgoedgemeente;<br />

4. onder meer de volgende taken toe te kennen aan een erkende<br />

Onroerenderfgoedgemeente:<br />

a) het verlenen van machtigingen met betrekking tot beschermd erfgoed die<br />

vallen onder de lijst van werken die vrijgesteld zijn van een stedenbouwkundige<br />

vergunning;<br />

b) het uitvoeren van de onroerenderfgoedtoets;<br />

5-19. (…).<br />

20. bij de afschaffing van de koppelsubsidies het totaal beschikbare bedrag voor de<br />

restauratie van onroerend erfgoed niet te laten verminderen.<br />

Ik heb de aanbevelingen in deze resolutie ter harte genomen en geïntegreerd in het<br />

nieuwe onroerenderfgoeddecreet.<br />

<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />

<strong>2012</strong><br />

65


2. Aandachtspunten Stedenbeleid<br />

I. NAAR EEN GEÏNTEGREERDE BESCHERMINGSSTRATEGIE VOOR<br />

ONROEREND ERFGOED<br />

1.1. Vlaamse Rand Pagina 7<br />

a) stand van zaken:<br />

Het bouwkundig erfgoed in de Vlaamse Rand wordt niet alleen in kaart gebracht en<br />

indien aangewezen beschermd, maar wordt ook gerestaureerd en herbestemd.<br />

Talrijke grote en kleinere beheers- en ontsluitingsprojecten zorgen ervoor dat dit<br />

Vlaams erfgoed een functie krijgt en op die manier opnieuw onder de aandacht van<br />

de gemeenschap wordt gebracht.<br />

1.3. Kerkelijk erfgoed Pagina 12<br />

b) Ik plan volgende initiatieven in <strong>2012</strong>:<br />

Initiatief 5: Promotie van herbestemmingsonderzoeken<br />

Ook herbestemming van kerken blijft een belangrijk aandachtspunt. Een bestaande<br />

stimulus hiervoor is de subsidiëring van herbestemmingsstudies. Dit is voor<br />

beschermde monumenten nu al mogelijk via de restauratiepremieregeling. Het<br />

instrument wordt vooralsnog weinig tot niet gebruikt en daarom lijkt promotie ervan<br />

aangewezen. Daarom worden de knelpunten hiervoor in kaart gebracht. Op basis<br />

hiervan stippel ik mijn verdere beleid uit en laat ik bijvoorbeeld, eventueel in<br />

samenwerking met de CRKC, geschikt promotiemateriaal voor het instrument<br />

ontwikkelen. Ook bij de vertaling van het premiemechanisme in het uitvoeringsbesluit<br />

van het onroerenderfgoeddecreet wordt bekeken welke studies in aanmerking<br />

kunnen komen voor een premie.<br />

1.6. Functioneel inzetten van het beschermings- en beheersinstrumentarium<br />

Pagina 18<br />

a) Stand van zaken:<br />

In 2011 lag de nadruk ook op het beheer van het beschermd erfgoed. Ik keurde<br />

daarom vijf herwaarderingsplannen voor stads- en dorpsgezichten goed en ook vier<br />

landschapsbeheersplannen. Bij elke bescherming dient op voorhand te worden<br />

nagedacht over de mogelijkheden met betrekking tot het toekomstig beheer. Van bij<br />

het begin dient duidelijk te zijn wat de perspectieven zijn voor een bepaald<br />

monument, landschap of archeologische site. Deze perspectieven worden<br />

weerspiegeld in de beheersdoelstellingen van een beschermingsdossier. Het nieuw<br />

onroerenderfgoeddecreet schrijft voor om de beheersdoelstellingen steeds op te<br />

nemen in het ministerieel besluit tot bescherming. De invulling van deze<br />

beheersdoelstellingen kan echter nog sterk verschillen per dossier. Daarom werd<br />

binnen mijn administratie een denkgroep opgericht rond het formuleren van<br />

beheersdoelstellingen. Dit moet resulteren in een beleidskader rond<br />

<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />

<strong>2012</strong><br />

66


eheersdoelstellingen naar analogie met het beleidskader rond cultuurgoederen, dat<br />

nu in de praktijk wordt toegepast. Het scherp stellen van de beheersdoelstellingen<br />

geeft ook aan de eigenaar te kennen welke kansen in het verschiet liggen, maar ook<br />

met welke beperkingen hij in de toekomst kan geconfronteerd worden.<br />

III. DE VLAAMSE OVERHEID SCHEPT DE NOODZAKELIJKE VOORWAARDEN<br />

VOOR DE ONROERENDERFGOEDZORG<br />

3.2. Samen investeren in ons onroerend erfgoed Pagina 33<br />

b) Ik plan volgende initiatieven in <strong>2012</strong>:<br />

Initiatief 29: Verderzetten van meerjarige samenwerkingsovereenkomsten<br />

Meerjarige subsidiëringsovereenkomsten voor de restauratie van de mijnsite van<br />

Waterschei en van Merksplas kolonie worden voorbereid.<br />

Mijn administratie denkt na over de mogelijkheid om meerjarige<br />

beheersovereenkomsten op te stellen in functie van onderhoud van grootschalige<br />

sites.<br />

<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />

<strong>2012</strong><br />

67


3. Aandachtspunten Inburgering- en Integratiebeleid<br />

IV. DE ONROERENDERFGOEDZORG SPEELT IN OP DE MAATSCHAPPELIJKE<br />

DYNAMIEK<br />

4.3. Aandacht voor maatschappelijke vraagstukken<br />

4.3.3. Diversiteit en toegankelijkheid Pagina 46<br />

b) Ik plan volgende initiatieven in <strong>2012</strong>:<br />

Initiatief 50: Nieuwe Vlamingen en de nieuwe erfgoedorganisatie<br />

De nieuwe erfgoedorganisatie is een uitgelezen kans om nieuwe Vlamingen nauwer<br />

te betrekken bij ons onroerend erfgoed en de onroerend erfgoedzorg. Na een reeds<br />

goed uitgebouwde jongerenwerking binnen de schoot van Openmonumentendag, zal<br />

de nieuwe erfgoedorganisatie streven naar een gerichte ontsluiting van ons erfgoed<br />

die participatie van nieuwe Vlamingen maximaal mogelijk maakt en zelfs bevordert.<br />

In haar publicaties en brochures zal de erfgoedorganisatie de nodige aandacht<br />

besteden aan een duidelijk en zo eenvoudig mogelijk taalgebruik. Ook zal zij<br />

initiatieven proberen te ontwikkelen die erfgoedparticipatie bij deze doelgroep<br />

aanmoedigen.<br />

<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />

<strong>2012</strong><br />

68


Beleidsbrief Onderwijs & Vorming (OV)<br />

Beleidsbrief ONDERWIJS<br />

1. Aandachtspunten <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />

SD 1 Open, veelzijdige en sterke persoonlijkheden vormen<br />

OD 1.11 Bestaande einddoelen actualiseren en nieuwe eindtermen ontwikkelen<br />

Pagina 18-19<br />

Tot slot zal ik erop toezien dat de definitieve uitspraak van het Grondwettelijk Hof<br />

over de bevoegdheidsverdeling tussen de Vlaamse en de Franse Gemeenschap<br />

t.a.v. de Franstalige basisscholen in de zes faciliteitengemeenten, wordt uitgevoerd.<br />

De schoolbesturen hebben de mogelijkheid gekregen om een aanvraag tot afwijking<br />

van de eindtermen in te dienen. De aanvraag zal dit schooljaar de reglementaire<br />

procedure doorlopen. Daarnaast wordt de scholen gevraagd, minstens voor het<br />

verplichte deel, een contract met een Nederlandstalig CLB te sluiten.<br />

SD 2 Kansen geven aan elk talent<br />

OD 2.1 De armoede bestrijden en de sociale inclusie bevorderen Pagina 21<br />

We stellen vast dat er - ondanks alle inspanningen – concentratiescholen blijven<br />

bestaan Om aan leerbehoeften van een leerbedreigd publiek te kunnen<br />

beantwoorden, is, net als voor alle leerlingen, onderwijs van uitstekende kwaliteit<br />

nodig. Evenveel leerwinst behalen in concentratiescholen als in ‘witte’ scholen is<br />

veelal niet voldoende, aangezien leerlingen er vaak met een achterstand aan de start<br />

verschijnen. Er moet in deze scholen juist meer leerwinst behaald worden om aan<br />

het eind van de rit gelijk te kunnen eindigen met andere scholen.<br />

Daarom wil ik 9 basisscholen (3 in Brussel, 3 in Antwerpen en 3 in Gent, gespreid<br />

over de koepels en het GO!) met een hoog % GOK-leerlingen de mogelijkheid geven<br />

een onderwijsmodel te initiëren dat ‘werkt’ en inspirerend kan zijn voor andere<br />

concentratiescholen. Ik zal deze scholen hiertoe extra ondersteunen met als<br />

doelstelling te excelleren. Dit zal gebeuren in nauwe samenwerking met de<br />

pedagogische begeleidingsdiensten en de lokale overheden en er zal een<br />

wetenschappelijk opvolgingssysteem voor de vorderingen van de leerlingen worden<br />

opgezet. Gedurende het schooljaar 2011-<strong>2012</strong> zullen we dit experiment grondig<br />

voorbereiden om vanaf september <strong>2012</strong> van start te kunnen gaan. De deelnemende<br />

scholen zullen bij de voorbereiding al intensief worden betrokken. Omdat vernieuwing<br />

enkele jaren tijd vergt vooraleer resultaten op te leveren, wordt voor het project 5 jaar<br />

uitgetrokken, met een tussentijdse evaluatie na 3 jaar.<br />

<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />

<strong>2012</strong><br />

69


SD3 Het leren van Nederlands en vreemde talen stimuleren om mee te doen in<br />

de geglobaliseerde samenleving<br />

OD 45 Het leren van vreemde talen intensifiëren Pagina 33-34<br />

Ik wil CLIL (Content-and-Language-Integrated-Learning) in het secundair onderwijs<br />

van de Vlaamse Gemeenschap decretaal mogelijk maken, op voorwaarde dat er<br />

garanties voor kwaliteitsbewaking zijn. Die garanties komen in een CLILstandaard,<br />

die wordt ontwikkeld en decretaal vastgelegd met daarin een te volgen procedure en<br />

een aantal kwaliteitseisen waaraan een school moet voldoen, wil zij een CLIL-project<br />

opstarten. Een werkgroep finaliseert deze standaard tegen eind 2011.<br />

De secundaire scholen die CLIL willen aanbieden, moeten ervoor zorgen, zeker in<br />

Brussel en de brede Vlaamse Rand dat het Nederlandstalig karakter van de school<br />

behouden blijft en dat de kennis van het Standaardnederlands bij de leerlingen<br />

prioritair blijft. De onderwijsinspectie zal daar bijzondere aandacht aan besteden.<br />

CLIL kan enkel in het Frans, het Engels of het Duits.<br />

Naast de CLIL-standaard zijn er nog bijkomende voorwaarden voor de leerlingen die<br />

in een school, die CLIL aanbiedt, les volgen of er zijn ingeschreven:<br />

- CLIL kan enkel op basis van een keuze van de ouders van de leerling;<br />

- Er blijft een volledig Nederlandstalig traject in de school (m.a.w. CLIL kan nooit een<br />

verplichting zijn).<br />

De decretale aanpassingen worden tegen het voorjaar <strong>2012</strong> uitgevoerd om ten<br />

laatste in 2014 CLILprogramma’s in het secundair onderwijs van de Vlaamse<br />

Gemeenschap mogelijk te maken. Gedurende drie opeenvolgende schooljaren wordt<br />

in een nascholing rond CLIL voorzien. Via drie studiedagen wil ik CLIL in het<br />

onderwijsveld beter bekend maken.<br />

SD 4 Leerlingen voorbereiden op een succesvolle start op de arbeidsmarkt<br />

Pagina 36<br />

SD 5 De leraar erkennen als sleutelfiguur in de vorming van open, veelzijdige<br />

en sterke persoonlijkheden Pagina 41<br />

SD 6 De maatschappelijke verwevenheid van onderwijs met lokale, regionale<br />

en internationale netwerken versterken Pagina 45<br />

OD 6.3 De regierol van de gemeenten in het lokaal flankerende onderwijsbeleid<br />

verstevigen. Pagina 46-47<br />

Momenteel werken we aan een conceptnota over het verstevigen van de regiefunctie<br />

en de afstemming tussen Lokaal Overlegplatform (LOP) en gemeente. Waar mogelijk<br />

zal een link met de regierol van lokale besturen in het integratiebeleid worden<br />

gelegd. Daarin zal ik op basis van een analyse van de huidige situatie<br />

beleidsvoorstellen formuleren, rekening houdend met de uitvoeringslijnen van het<br />

witboek interne staatshervorming over de rol van de provincies en de beschikbare<br />

resultaten van de regio<strong>screening</strong>s. Die voorstellen worden rond de jaarwisseling aan<br />

de VLOR, de koepels, het GO! en de VVSG, de vertegenwoordigers van de LOP’s en<br />

de centrumsteden voorgelegd.<br />

<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />

<strong>2012</strong><br />

70


Het flankerend onderwijsbeleid wordt door het planlastendecreet (art 12, §1, 13°)<br />

gevat waardoor dat decreet binnen het kader en volgens de timing van het<br />

planlastendecreet moet worden aangepast. Dat doorkruist de oorspronkelijke timing<br />

voor de herziening van het decreet. Het decreet flankerend onderwijsbeleid zal<br />

daarom in twee fasen worden gewijzigd:<br />

- in een eerste fase wordt het decreet aan het planlastendecreet aangepast;<br />

- in een tweede fase zal het decreet, zoals aangekondigd in de beleidsnota, worden<br />

aangepast (verstevigen regiefunctie, afstemming LOP/gemeente, problematiek<br />

sociale en andere voordelen).<br />

SD 7 Ervoor zorgen dat elke onderwijsinstelling topkwaliteit kan bieden<br />

Pagina 51<br />

SD 8 Investeren in duurzaam en moderne infrastructuur Pagina 59<br />

<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />

<strong>2012</strong><br />

71


2. Aandachtspunten Stedenbeleid<br />

SD 2 Kansen geven aan elk talent<br />

OD 2.1.De armoede bestrijden en de sociale inclusie bevorderen Pagina 21<br />

We stellen vast dat er - ondanks alle inspanningen – concentratiescholen blijven<br />

bestaan Om aan leerbehoeften van een leerbedreigd publiek te kunnen<br />

beantwoorden, is, net als voor alle leerlingen, onderwijs van uitstekende kwaliteit<br />

nodig. Evenveel leerwinst behalen in concentratiescholen als in ‘witte’ scholen is<br />

veelal niet voldoende, aangezien leerlingen er vaak met een achterstand aan de start<br />

verschijnen. Er moet in deze scholen juist meer leerwinst behaald worden om aan<br />

het eind van de rit gelijk te kunnen eindigen met andere scholen.<br />

Daarom wil ik 9 basisscholen (3 in Brussel, 3 in Antwerpen en 3 in Gent, gespreid<br />

over de koepels en het GO!) met een hoog % GOK-leerlingen de mogelijkheid geven<br />

een onderwijsmodel te initiëren dat ‘werkt’ en inspirerend kan zijn voor andere<br />

concentratiescholen. Ik zal deze scholen hiertoe extra ondersteunen met als<br />

doelstelling te excelleren. Dit zal gebeuren in nauwe samenwerking met de<br />

pedagogische begeleidingsdiensten en de lokale overheden en er zal een<br />

wetenschappelijk opvolgingssysteem voor de vorderingen van de leerlingen worden<br />

opgezet. Gedurende het schooljaar 2011-<strong>2012</strong> zullen we dit experiment grondig<br />

voorbereiden om vanaf september <strong>2012</strong> van start te kunnen gaan. De deelnemende<br />

scholen zullen bij de voorbereiding al intensief worden betrokken.<br />

Omdat vernieuwing enkele jaren tijd vergt vooraleer resultaten op te leveren, wordt<br />

voor het project 5 jaar uitgetrokken, met een tussentijdse evaluatie na 3 jaar.<br />

SD 6 De maatschappelijke verwevenheid van onderwijs met lokale, regionale<br />

en internationale netwerken versterken.<br />

OD 6.2 Brede scholen realiseren Pagina 45-46<br />

Zoals aangekondigd in mijn vorige beleidsbrief heb ik een<br />

beleidsdomeinoverschrijdend projectwerkgroep in het leven geroepen.<br />

Aangezien Brede school per definitie een beleidsdomeinoverschrijdende materie is<br />

en dus alle domeinen aanbelangt, zal ik de projectwerkgroep uitbreiden met<br />

vertegenwoordigers van al mijn collega’s in de Vlaamse Regering.<br />

Brede school is bovendien – en in de eerste plaats- een lokaal verhaal; daarom zal<br />

de VVSG deel uitmaken van de projectwerkgroep.<br />

In samenspraak met die beleidsdomeinoverschrijdende projectwerkgroep bereid ik<br />

een discussienota voor met pistes voor één coherent en stimulerend brede<br />

schoolbeleid vanuit de Vlaamse overheid.<br />

Het lokaal karakter van de brede school houdt in dat lokale partners voldoende<br />

ruimte moeten krijgen om zelf een brede school ‘te maken’. Ik wil graag de lokale<br />

verankering versterken en de lokale partners meer kansen geven om initiatieven op<br />

te starten en verder te ontwikkelen. Door ook lokaal en domeinoverschrijdend brede<br />

schoolbeleid te voeren, kan de planlast van de lokale overheid bovendien<br />

verminderen.<br />

<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />

<strong>2012</strong><br />

72


OD 6.3 De regierol van de gemeenten in het lokaal flankerende onderwijsbeleid<br />

verstevigen Pagina 46-47<br />

Realisaties 2010-2011<br />

Bij aanvang van deze legislatuur kondigde ik aan de interpretatieproblemen over<br />

sociale en andere voordelen te zullen oplossen. Het rapport over de bevraging van<br />

de gemeenten over het gebruik van de sociale en andere voordelen werd in februari<br />

2011 aan het Vlaams Parlement voorgelegd. Ik voerde gesprekken met de koepels<br />

en het GO! en bracht de gevoeligheden in kaart. Op basis daarvan zal mijn<br />

administratie een voorstel uitwerken.”<br />

Plannen 2011-<strong>2012</strong><br />

Momenteel werken we aan een conceptnota over het verstevigen van de regiefunctie<br />

en de afstemming tussen Lokaal Overlegplatform (LOP) en gemeente. Waar mogelijk<br />

zal een link met de regierol van lokale besturen in het integratiebeleid worden<br />

gelegd. Daarin zal ik op basis van een analyse van de huidige situatie<br />

beleidsvoorstellen formuleren, rekening houdend met de uitvoeringslijnen van het<br />

witboek interne staatshervorming over de rol van de provincies en de beschikbare<br />

resultaten van de regio<strong>screening</strong>s. Die voorstellen worden rond de jaarwisseling aan<br />

de VLOR, de koepels, het GO! en de VVSG, de vertegenwoordigers van de LOP’s en<br />

de centrumsteden voorgelegd.<br />

Het flankerend onderwijsbeleid wordt door het planlastendecreet (art 12, §1, 13°)<br />

gevat waardoor dat decreet binnen het kader en volgens de timing van het<br />

planlastendecreet moet worden aangepast. Dat doorkruist de oorspronkelijke timing<br />

voor de herziening van het decreet. Het decreet flankerend onderwijsbeleid zal<br />

daarom in twee fasen worden gewijzigd:<br />

- in een eerste fase wordt het decreet aan het planlastendecreet aangepast;<br />

- in een tweede fase zal het decreet, zoals aangekondigd in de beleidsnota, worden<br />

aangepast (verstevigen regiefunctie, afstemming LOP/gemeente, problematiek<br />

sociale en andere voordelen).<br />

OD 6.4 Scholengemeenschappen versterken Pagina 47<br />

Realisaties 2010-2011<br />

Bij decreet van 17 juni 2011 legden we de basis voor een nieuwe periode van<br />

vorming van scholengemeenschappen basis- en secundair onderwijs, ingaand op 1<br />

september 2011. In afwijking op de gebruikelijke periode van zes schooljaren worden<br />

de scholengemeenschappen nu voor drie schooljaren opgericht. Ik doe dit, omdat ik<br />

deze legislatuur nog maatregelen wil nemen om de scholengemeenschappen te<br />

versterken en omdat op 1 september 2014 normaliter de ‘hervorming secundair<br />

onderwijs’ ingaat. De huidige fase moet daarom als een consolidatiefase worden<br />

opgevat.<br />

Plannen 2011-<strong>2012</strong><br />

Dit werkjaar zullen de krijtlijnen voor versterking van scholengemeenschappen<br />

worden uitgetekend. Hiertoe is reeds belangrijk gegevensmateriaal aangereikt<br />

(wetenschappelijk onderzoek, administratieve bevraging, VLOR-advies, Rekenhofrapport).<br />

Alle aspecten van de scholengemeenschappen, zoals duur, samenstelling,<br />

verplicht of facultatief karakter, bevoegdheden, ondersteuningsmiddelen,<br />

<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />

<strong>2012</strong><br />

73


echtspersoonlijkheid, niveau-overschrijding (basis/secundair) worden onder de loep<br />

genomen. Ik zal de onderwijspartners nauw bij het uitwerken van de krijtlijnen<br />

betrekken.”<br />

OD 6.5 Het onderwijs in de centrumsteden versterken Pagina 47-48<br />

Realisaties2010-2011<br />

Met de doorbraak ‘De lerende Vlaming’ van het Pact 2020 wil de Vlaamse Regering<br />

de capaciteit in de scholen versterken. Recente bevolkingsprojecties van de<br />

Studiedienst van de Vlaamse Regering wijzen op een verdere stijging van de<br />

bevolking tot 2018 waarna zich een daling zou inzetten. Vlaanderenbreed zal het<br />

aantal 3-jarigen in 2018 een piek bereiken, het aantal 6-jarigen in 2021 en het aantal<br />

11-jarigen in 2027 met een tussenpiek in 2021. Voor de capaciteitsproblematiek zijn<br />

dit belangrijke ijkpunten.<br />

De aanpak van de capaciteitsproblematiek in de centrumsteden en andere betrokken<br />

steden en gemeenten leidde tot de oprichting van taskforces in Antwerpen, Gent,<br />

Halle, Vilvoorde, Grimbergen, Mechelen, Roeselare, Asse en Sint-Niklaas. De noden<br />

in de overige gemeenten die ik vorig schooljaar heb aangeschreven en die de<br />

capaciteitsproblematiek ter harte nemen, worden verder opgevolgd.<br />

De meest acute problemen deden zich in het schooljaar 2010-2011 in Brussel,<br />

Antwerpen, Gent en Halle voor. In overleg met de (potentiële) onderwijsaanbieders<br />

slaagde ik erin om in deze steden bijkomende plaatsen te creëren zodat volgens de<br />

mij beschikbare informatie in september 2011 elk kind opnieuw een school kon<br />

vinden.<br />

Om lokale besturen te helpen de capaciteitstekorten in te schatten, werd in januari<br />

2011 een studie opgestart om de haalbaarheid van een monitoringsysteem voor<br />

capaciteitsproblemen in het leerplichtonderwijs te onderzoeken. Deze studie zal eind<br />

2011 afgerond zijn.”<br />

Plannen 2011-<strong>2012</strong><br />

Dit werkjaar wil ik een set van criteria opstellen die moet toelaten de selectie van<br />

capaciteitsdossiers voor alle betrokkenen transparant te maken. De mate waarin<br />

extra capaciteit in knelpuntzones wordt gegenereerd, de inbedding van een project in<br />

een masterplan, de multifunctionaliteit van de te realiseren gebouwen, de (snelle)<br />

realiseerbaarheid van de betrokken bouwprojecten en de duurzaamheid van de<br />

initiatieven kunnen als selectiecriteria in aanmerking komen.<br />

De eerder genomen maatregelen blijven gehandhaafd, meer bepaald de hertelling in<br />

scholen van het gewoon lager onderwijs in regio’s met een sterk stijgende bevolking,<br />

evenals de mogelijkheid om in dichtbevolkte gebieden scholen voor gewoon<br />

basisonderwijs van dezelfde groep op minder dan 2 km aan elkaar op te richten. De<br />

impact van deze maatregelen op het gegenereerde aantal lestijden zal van nabij<br />

worden opgevolgd.<br />

<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />

<strong>2012</strong><br />

74


In het bijzonder voor de steden en gemeenten met een reëel risico op<br />

capaciteitstekorten, moet het mogelijk zijn bouwsubsidies op basis van een grondige<br />

analyse van indicatoren toe te kennen (demografische evoluties,<br />

schoolmobiliteitsindicatoren) van de te verwachten vraag naar onderwijsplaatsen.<br />

Aangezien schoolgebouwen vaak een levensduur van tientallen jaren hebben, is het<br />

aangewezen om beslissingen in het overleg tussen het Vlaamse en lokale niveau te<br />

integreren. In geval van onderbenutting kunnen dan mogelijke<br />

(bestemmings)wisselingen van schoolgebouwen en andere (publieke) voorzieningen<br />

worden overwogen.<br />

De taskforce die in het voorjaar van 2010 binnen de Vlaamse administratie is<br />

opgericht om de noden inzake schoolinfrastructuur op te volgen, zal ik vragen om -<br />

naast de acute aanpak - een duurzame aanpak op de langere termijn uit te werken.<br />

Een aantal interessante denksporen dienen zich alvast aan, meer bepaald op het<br />

vlak van masterplanning en een meer geïntegreerde visie op de scholenbouw in<br />

relatie tot andere maatschappelijke functies. Dit zou op termijn ook aanleiding tot een<br />

hervorming van het Vlaams subsidie- en financieringsbeleid in de scholenbouw<br />

kunnen zijn. In eerste instantie zal de taskforce de werkbaarheid, haalbaarheid en<br />

mogelijke implementatie van verschillende denksporen dienen na te gaan.<br />

Het denkspoor rond masterplanning kan verder onderzocht worden in opvolging van<br />

het stadsatelier bevolkings- en huishoudensprognoses (SVR) dat op 18 oktober 2011<br />

plaatsvindt op initiatief van de minister, bevoegd voor Steden. Op dit stadsatelier<br />

worden uitdagingen besproken die zich in verschillende beleidsdomeinen stellen als<br />

gevolg van de bevolkings- en huishoudensprognoses. De VLOR plant een<br />

probleemverkenning over de verschillende aspecten van het capaciteitsprobleem in<br />

onderwijs.<br />

De demografische evolutie leidt naast een verhoogde behoefte aan infrastructuur ook<br />

tot een verhoogde vraag naar inzetbare leraren (OD 5.1).<br />

OD 6.6 Het onderwijs in Brussel aanpakken Pagina 48-49<br />

De ‘Taskforce Brussel’ werd opgericht om na te gaan hoe vanuit verschillende<br />

beleidsdomeinen de samenwerking met de Vlaamse Gemeenschapscommissie kan<br />

worden verbeterd. Dit werkjaar zal ik een aantal verbetervoorstellen formuleren.<br />

Een aantal knelpunten stellen zich in het Brusselse onderwijs nog acuter dan in de<br />

rest van Vlaanderen en behoeven daarom dringend een oplossing: de<br />

leerplichtcontrole in Brussel (OD 1.7), de uitdagingen waar concentratiescholen voor<br />

staan (OD 2.1), de participatie aan het kunstonderwijs (OD 2.2), de versterking van<br />

de aantrekkingskracht van het hoger onderwijs in Brussel (OD 2.8), het onthaalbeleid<br />

in scholen (OD 3.2), de tweedelijns ondersteuning van Brusselse scholen (OD 3.6),<br />

de afstemming onderwijs-arbeidsmarkt (OD 4.4), de problematiek van het werven en<br />

behouden van onderwijspersoneel in Brussel (OD 5.1), de capaciteitsproblematiek<br />

(OD 6.5) en ten slotte de inschrijvingsproblematiek (OD 7.5).<br />

Intussen werd in het kader van de integratie beslist om een extra financiering voor de<br />

instellingen hoger onderwijs te voorzien. Zo stijgt de extra financiering van €6,5<br />

miljoen naar €9,6 miljoen om aan de specifieke context tegemoet te komen, waarin<br />

<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />

<strong>2012</strong><br />

75


de Brusselse instellingen opereren. Tegelijk zal de toestand van het hoger onderwijs<br />

m.b.t. de aantallen en het marktaandeel permanent worden opgevolgd.<br />

SD7 Ervoor zorgen dat elke onderwijsinstelling topkwaliteit kan bieden<br />

OD 7.5 Wachtrijen bij de inschrijvingen oplossen Pagina 54-55<br />

Na een periode van intense samenwerking met verschillende parlementsleden werd<br />

in het Vlaams Parlement een voorstel van decreet betreffende het inschrijvingsrecht<br />

ingediend en werd dit voorstel van decreet aan de Vlaamse Onderwijsraad en de<br />

Raad van State voorgelegd.<br />

In het geamendeerde voorstel van decreet betreffende het inschrijvingsrecht worden<br />

bijkomende uitgangspunten van het gelijke onderwijskansenbeleid geformuleerd,<br />

decretale regels ingevoerd die de transparantie van het aanbod en de inschrijving<br />

verhogen, permanente regels voor aanmeldingsprocedures ingeschreven,<br />

wijzigingen en verduidelijkingen voor het wegwerken van bestaande knelpunten<br />

aangebracht.<br />

Plannen 2011-<strong>2012</strong><br />

Doordat de inwerkingtreding met één jaar is verlengd, kunnen de scholen zich<br />

degelijk op de inschrijvingen voor het schooljaar 2013-2014 voorbereiden. Tijdens<br />

het schooljaar 2011-<strong>2012</strong> zal dan ook veel aandacht geschonken worden aan de<br />

communicatie van de regels rond het inschrijvingsrecht, m.i.v. de<br />

aanmeldingsprocedures, en dit naar alle betrokken actoren.<br />

OD 7.6 Een nieuw omkaderingssysteem uittekenen om de middelen gerichter in<br />

te zetten waar ze het meest nodig zijn Pagina 55-56<br />

Realisaties 2010-2011<br />

Op het einde van vorig schooljaar werden de gesprekken over het nieuwe<br />

omkaderingssysteem van het basisonderwijs, zowel met de representatieve<br />

vakorganisaties als het Gemeenschapsonderwijs en de koepels van inrichtende<br />

machten opgestart. Midden juli 2011 werd het ontwerp van decreet de eerste keer<br />

door de Vlaamse Regering principieel goedgekeurd. Het decreet kan nu het verdere<br />

besluitvormingsproces doorlopen.<br />

Plannen 2011-<strong>2012</strong><br />

Het nieuwe omkaderingssysteem is gebaseerd op de uitgangspunten en principes<br />

die bij de herziening van de werkingsmiddelen werden gebruikt.<br />

Scholen krijgen bovenop hun basisfinanciering extra middelen voor leerlingen die<br />

aan de indicatoren van onderwijskansarmoede voldoen. Zo zal de omkadering van<br />

het basisonderwijs systematisch rekening houden met factoren van achterstelling van<br />

leerlingen. De indicatoren van onderwijskansarmoede die zullen worden gebruikt,<br />

zijn: opleidingsniveau van de moeder, thuistaal en het ontvangen van een<br />

schooltoelage. Op die manier wordt thuistaal ook voor de omkadering als<br />

onafhankelijke indicator ten volle in rekening gebracht. De berekeningsparameters<br />

van het nieuwe omkaderingssysteem zullen geobjectiveerd worden. De planlast voor<br />

de scholen zal verminderen en de omkadering zal beter bij de concrete situatie van<br />

<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />

<strong>2012</strong><br />

76


de scholen aansluiten. Dit nieuwe omkaderingssysteem zal op 1 september <strong>2012</strong><br />

ingaan.<br />

SD 8 Investeren in duurzame en moderne infrastructuur<br />

OD 8.1 Scholen uitbouwen tot uitnodigende en stimulerende werk- en<br />

leefomgevingen Pagina 59-60<br />

Met Telenet zal een raamovereenkomst gesloten worden waarbij scholen tegen<br />

gunsttarieven van zeer snelle en veilige internetverbindingen kunnen gebruikmaken.<br />

Dit project moet aan de nood aan bandbreedte tegemoet komen die zich vooral in<br />

het secundair onderwijs manifesteert. Tegelijkertijd wordt het Telenet-aanbod zo<br />

opgezet dat de ICT-coördinator substantieel van een aantal belangrijke taken met<br />

betrekking tot het ICT-beheer en de ICT-beveiliging wordt ontlast. Het aanbod<br />

wordtgedurende het schooljaar 2011-<strong>2012</strong> uitgerold.<br />

Om scholen tot uitnodigende en stimulerende werk- en leefomgevingen te kunnen<br />

uitbouwen, laat ik in eerste instantie de prioriteiten en procedures bij het toekennen<br />

van infrastructuursubsidies kritisch doorlichten met het oog op een meer flexibele en<br />

objectiveerbare toepassing.<br />

Het komende jaar wil ik budget vrijmaken om begeleidende maatregelen bij het<br />

ontwerpen en realiseren van toegankelijke schoolgebouwen uit te werken. Binnen<br />

het actieplan 2011-<strong>2012</strong> zullen de knelpunten in bestaande en nieuwe<br />

schoolgebouwen, in samenwerking met actoren op het terrein, scholen, ouders en<br />

ontwerpers, in kaart gebracht worden.<br />

Wat de binnenluchtkwaliteit betreft, zal ik in <strong>2012</strong> verder bouwen aan een bewust<br />

tweesporenbeleid en specifieke interventies op korte en lange termijn. Enerzijds<br />

zullen scholen (gebruikers en directeurs) verder worden gesensibiliseerd om<br />

verbeteracties en eenvoudige, relatief gemakkelijk te implementeren maatregelen<br />

structureel door te voeren. Waar nodig zullen het preventie-, gezondheids- en<br />

investeringsbeleid, over de verschillende beleidsdomeinen heen, beter op elkaar<br />

afgestemd worden.<br />

Anderzijds zal ik ook aandacht aan grotere investeringen schenken zoals het<br />

systematisch integreren van goede ventilatiesystemen in nieuwbouw en grote<br />

renovatieprojecten. Via onderzoek en monitoring zal de impact van energiezuinig<br />

bouwen op de binnenluchtkwaliteit in kaart gebracht worden. Door de toenemende<br />

isolatie en luchtdichtheid stijgt het belang van een goed gecontroleerde verluchting.”<br />

OD 8.2 Aandacht voor het duurzaam karakter van de schoolinfrastructuur<br />

Pagina 62-63<br />

Wat de sanering van vervuilde schoolterreinen betreft, zullen alle inrichtende<br />

machten in Vlaanderen dit najaar een enquêteformulier met bijhorende toelichting<br />

ontvangen. Het formulier is zo beknopt mogelijk gehouden om de administratieve<br />

lasten voor de inrichtende machten tot een minimum te beperken. Tegen het eind<br />

van het jaar kan dan op basis van de gegevens uit de enquête een eerste globale<br />

inschatting van de saneringskosten gebeuren. In sommige gevallen kunnen de<br />

saneringskosten binnen de reguliere werking van OVAM geïntegreerd worden. Dat is<br />

<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />

<strong>2012</strong><br />

77


het geval voor de scholen die geen schuld aan de vervuiling hebben. In andere<br />

gevallen vallen de kosten buiten de reguliere werking van OVAM en ook buiten het<br />

werkingsveld van AGIOn dat voor de subsidiëring van gebouwen<br />

(nieuwbouw/verbouwing/aankoop) instaat, maar niet van gronden.<br />

De financiële omvang van de saneringsoperatie zal na verwerking van de<br />

enquêtegegevens becijferd worden. En op basis van deze financiële berekening, de<br />

investeringsplanning van de scholen en de milieu-urgentie zal begin <strong>2012</strong> een<br />

programmatorische aanpak voor de sanering van bodemverontreiniging van<br />

schoolterreinen voorgesteld worden.<br />

<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />

<strong>2012</strong><br />

78


3. Aandachtspunten Inburgering & Integratie<br />

SD 1 Open, veelzijdige en sterke persoonlijkheden vormen<br />

OD 1.1 Jongeren voorbereiden op actief burgerschap Pagina 9-10<br />

Realisaties 2011-2011<br />

Bevorderen van actief burgerschap staat expliciet in de doelstellingen van het<br />

<strong>Agentschap</strong> voor Onderwijscommunicatie (AOC) vermeld. Via de complementaire<br />

communicatielijnen zetten we dan ook alle inspanningen verder om tot een<br />

interactieve dialoog met de jongeren en hun leraren te komen.<br />

In Klasse, Maks!, Yeti en Klasse voor Ouders worden de lezers permanent<br />

gestimuleerd om op een actieve manier aan onze samenleving te participeren. Het<br />

basisthema van de CANON-werking (groeien in cultuur) bouwt acties uit, met als<br />

basis het zoeken van de eigen identiteit, die uiteindelijk via cultuureducatie en brede<br />

cultuurbeleving naar versterkte verbondenheid in actief burgerschap kunnen leiden.<br />

Uit de internationale interesse en de analyses die daarover verschijnen, blijkt dat<br />

onze complementaire en continue manier van overheidscommunicatie zin en effect<br />

heeft.<br />

(…)<br />

Na de uitspraak van het Grondwettelijk Hof op 15 maart 2011, ligt het dossier met<br />

betrekking tot het dragen van levensbeschouwelijke symbolen in het onderwijs<br />

opnieuw ter behandeling bij de Raad van State. In afwachting van de beslissing van<br />

de Raad van State heb ik, samen met mijn administratie en kabinet, uitgebreide<br />

consultaties bij experts in diverse relevante disciplines (juristen, filosofen, sociologen,<br />

antropologen, onderwijsverstrekkers, vakbonden en belangengroepen) gehouden.<br />

Deze informatie zal, na de juridische uitspraak, het maatschappelijke en politieke<br />

debat kunnen voeden.<br />

OD 1.7 De aanpak van spijbelen en antisociaal gedrag versterken Pagina 16<br />

Een aantal doelgroepen heeft een verhoogde kans op schoolse uitval en/of<br />

ongekwalificeerde uitstroom. Voor deze doelgroepen zal ik specifieke initiatieven<br />

nemen. Ik denk dan in de eerste plaats aan de Midden- en Oost-Europese jongeren<br />

en woonwagenbewoners. Mijn departement is in de werkgroep van het actieplan<br />

Midden- en Oost-Europese migratie (MOE) en de Stuurgroep Woonwagenbewoners<br />

van de minister, bevoegd voor Inburgering, vertegenwoordigd, van waaruit<br />

gecoördineerde acties ten aanzien van deze doelgroepen zullen worden opgezet.<br />

Deze actieplannen zullen in het najaar van 2011 worden goedgekeurd.<br />

Samen met de minister, bevoegd voor Inburgering, zal ik nagaan hoe de toeleiding<br />

van kinderen van nieuwkomers die een inburgeringstraject volgen, naar onderwijs<br />

verder kan worden geoptimaliseerd. Een betere gegevensuitwisseling is daarin een<br />

eerste stap.<br />

SD 2 Kansen geven aan elk talent<br />

OD 2.1 De armoede bestrijden en de sociale inclusie bevorderen Pagina 20 -21<br />

In functie van het realiseren van een inclusief integratiebeleid zal ik binnen mijn<br />

bevoegdheden concrete acties formuleren die tot het realiseren van de doelstellingen<br />

<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />

<strong>2012</strong><br />

79


van het Vlaams integratiebeleid bijdragen. Deze acties zullen in het geïntegreerd<br />

integratiebeleidsplan van de Vlaamse overheid worden opgenomen. We zullen meer<br />

bepaald op het verhogen van de ouderbetrokkenheid inzetten via het stimuleren van<br />

een goede kennis van het Standaardnederlands voor ouders. We zullen ook een<br />

samenwerking met inburgering opzetten waarbij ouders van schoolgaande kinderen<br />

een prioritaire doelgroep zijn. Een samenwerking met de integratiesector is daarbij<br />

aangewezen.<br />

We stellen vast dat er - ondanks alle inspanningen – concentratiescholen blijven<br />

bestaan Om aan leerbehoeften van een leerbedreigd publiek te kunnen<br />

beantwoorden, is, net als voor alle leerlingen, onderwijs van uitstekende kwaliteit<br />

nodig. Evenveel leerwinst behalen in concentratiescholen als in ‘witte’ scholen is<br />

veelal niet voldoende, aangezien leerlingen er vaak met een achterstand aan de start<br />

verschijnen. Er moet in deze scholen juist meer leerwinst behaald worden om aan<br />

het eind van de rit gelijk te kunnen eindigen met andere scholen.<br />

Daarom wil ik 9 basisscholen (3 in Brussel, 3 in Antwerpen en 3 in Gent, gespreid<br />

over de koepels en het GO!) met een hoog % GOK-leerlingen de mogelijkheid geven<br />

een onderwijsmodel te initiëren dat ‘werkt’ en inspirerend kan zijn voor andere<br />

concentratiescholen. Ik zal deze scholen hiertoe extra ondersteunen met als<br />

doelstelling te excelleren. Dit zal gebeuren in nauwe samenwerking met de<br />

pedagogische begeleidingsdiensten en de lokale overheden en er zal een<br />

wetenschappelijk opvolgingssysteem voor de vorderingen van de leerlingen worden<br />

opgezet. Gedurende het schooljaar 2011-<strong>2012</strong> zullen we dit experiment grondig<br />

voorbereiden om vanaf september <strong>2012</strong> van start te kunnen gaan. De deelnemende<br />

scholen zullen bij de voorbereiding al intensief worden betrokken. Odat vernieuwing<br />

enkele jaren tijd vergt vooraleer resultaten op te leveren, wordt voor het project 5 jaar<br />

uitgetrokken, met een tussentijdse evaluatie na 3 jaar.<br />

OD 2.2 De participatie aan het kleuteronderwijs maximaliseren Pagina 21-22<br />

Blijvende inspanningen zijn noodzakelijk om ervoor te zorgen dat kleuters voldoende<br />

aan het kleuteronderwijs participeren. We zetten de sensibiliseringsinspanningen20<br />

dan ook verder. Het campagnemateriaal rond de 3de kleuterklas wordt aangepast,<br />

met extra aandacht voor kansarme ouders. Daarnaast zorgen we voor een goede<br />

opvolging van de effecten van de invoering van de toelatingsvoorwaarden voor het<br />

basisonderwijs op de aanwezigheid van de kleuters.<br />

OD 2.11 Participatie aan levenslang leren verhogen Pagina 28-29<br />

Realisaties 2010-2011<br />

In juli 2011 keurde de Vlaamse Regering de conceptnota over de hervorming van de<br />

integratie- en inburgeringssector goed. Daarin wordt ook een grondige hervorming<br />

van de 8 Huizen van het Nederlands voorzien. Vanuit het beleidsdomein onderwijs<br />

namen we deze hervorming te baat om een afspraak in het Bruggecommuniqué na<br />

te komen, meer bepaald het voorzien in ‘LifelongGuidance’ voor levenslang leren. De<br />

Huizen van het Nederlands zullen samen met de 13 consortia volwassenenonderwijs<br />

tot regionale Centra voor Leerloopbaanbegeleiding worden omgevormd. et mijn<br />

collega, bevoegd voor Inburgering, zal ik dit verder uitwerken en dit in nauw overleg<br />

met de minister, bevoegd voor Werk.<br />

<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />

<strong>2012</strong><br />

80


Plannen 2011-<strong>2012</strong><br />

Samen met mijn collega’s, bevoegd voor Inburgering en Werk, zal ik dit werkjaar het<br />

concept van regionale Centra voor Leerloopbaanbegeleiding verder uitwerken en de<br />

financiële implicaties van dit voorstel verder uitklaren. De Taskforce<br />

Loopbaanbegeleiding, waarin de CLB-sector, de VDAB, de pedagogische<br />

begeleidingsdiensten, de VLIR en de VLHORA zijn vertegenwoordigd, zal de<br />

samenwerking tussen de verschillende partners voor loopbaanbegeleiding verder<br />

gestalte geven. Deze regionale Centra zullen in de toekomst voor de gerichte<br />

informatieverstrekking, oriëntering, testing en doorverwijzing van volwassenen met<br />

uiteenlopende leervragen en –noden instaan. Tegen het einde van dit werkjaar zal ik<br />

een ontwerp van decreet over Centra voor Leerloopbaanbegeleiding in het Vlaams<br />

Parlement indienen.<br />

SD 3 Het leren van het Nederlands en vreemde talen stimuleren om mee te<br />

doen in de geglobaliseerde samenleving<br />

OD 3.2 Het leren van het Nederlands in de scholen versterken Pagina 30-32<br />

Realisaties 2010-2011<br />

De doelstellingen van het tweede onthaaljaar voor anderstalige nieuwkomers kunnen<br />

vanaf 1 september 2011 gerealiseerd worden met de maatregelen die ik in het kader<br />

van het decreet van 1 juli 2011 betreffende het Onderwijs XXI heb genomen met het<br />

oog op de verdere flexibilisering van leertrajecten in het secundair onderwijs.<br />

Plannen 2011-<strong>2012</strong><br />

Ik wil de taalontwikkeling Standaardnederlands van jonge kinderen centraal stellen<br />

door de mogelijkheden om taalrijk op te groeien te verhogen. Én ouders<br />

ondersteunen bij het verrijken van de thuistaal én het intensifiëren van het<br />

Standaardnederlands als knuffeltaal, vraagt een talenbeleid op maat van het<br />

kinderdagverblijf of de kleuterschool. Waar het gaat om kinderen van nieuwkomers<br />

wordt ook samengewerkt met de onthaalbureaus Een bijzonder intense manier van<br />

taalactivering bij peuters is het voorlezen. De liefde voor lezen wordt bij het voorlezen<br />

geboren. Samen met de ministers, bevoegd voor Welzijn en Cultuur, zal ik trajecten<br />

rond voorleescultuur opzetten, in het Standaardnederlands en in de thuistaal, met<br />

betrokkenheid van de ouders.<br />

De plaats van de thuistaal, als deel van de private cultuur, in het talenbeleid, is er<br />

een die het doel, van het Standaardnederlands als gemeenschappelijke taal, moet<br />

versterken.<br />

(…)<br />

De taalontwikkeling Nederlands van kinderen en jongeren kan extra worden gevoed<br />

door aan de formele leeromgeving op school een informeel aanbod in de vrije tijd te<br />

koppelen. Leerlingen zullen de kans krijgen om het Nederlands ook buiten de school<br />

te verstevigen via initiatieven in het kader van de brede school (OD 6.2)34.<br />

Het onthaalbeleid voor niet-Nederlandstalige kinderen in het basisonderwijs zal<br />

worden hervormd. Kinderen zonder kennis van het Nederlands, die zich voor de<br />

<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />

<strong>2012</strong><br />

81


eerste keer in het leerplichtonderwijs inschrijven, zullen eerst een taalbad van vier (of<br />

acht) weken volgen. Daarna volgen ze les in hun school van keuze, waar een<br />

opvolgtraject zal worden voorzien. Als die kinderen na het taalbad en de<br />

klasondersteuning nog onvoldoende met het Standaardnederlands gevorderd zijn,<br />

moeten ze buiten de normale lesuren extra lessen Standaardnederlands volgen.<br />

Met de minister, bevoegd voor Inburgering en Integratie, zal ik een protocol sluiten<br />

met het oog op samenwerking op het vlak van een onthaalbeleid in scholen.<br />

Daarnaast zal ik dit schooljaar i.v.m. het taalbad de nodige stappen voor een<br />

aanpassing van de regelgeving zetten.<br />

In het kader van de hervorming secundair onderwijs zal ik onderzoeken in welke<br />

mate het onthaalonderwijs voor anderstalige nieuwkomers meer in het regulier<br />

secundair onderwijs geïntegreerd en kan worden ingebed.<br />

OD 3.3 Nederlands als tweede taal stimuleren Pagina 32-33<br />

Realisaties 2010-2011<br />

In functie van een verdere realisatie van het EVC-beleid in het volwassenenonderwijs<br />

heeft mijn administratie een pre-<strong>screening</strong> van de niveautoetsen van de Huizen van<br />

het Nederlands uitgevoerd. Deze pre-<strong>screening</strong> heeft aangetoond dat de<br />

niveautoetsen niet zonder meer tot automatische vrijstellingen voor<br />

opleidingsonderdelen in het volwassenenonderwijs kunnen leiden.<br />

Om de wachtlijsten voor het aanbod Nederlands tweede taal weg te werken en om<br />

een meer behoeftedekkend aanbod te realiseren, heb ik enkele maatregelen m.b.t.<br />

de inschrijvingsvoorwaarden en de organisatie van het aanbod Nederlands tweede<br />

taal genomen.<br />

Plannen 2011-<strong>2012</strong><br />

In overleg met mijn collega, bevoegd voor Inburgering, zal ik nagaan hoe aan een<br />

meer uniform en valide toetsinstrumentarium kan worden gewerkt.<br />

Ik zal het Vlaams Afsprakenkader Nederlands tweede taal evalueren, rekening<br />

houdend met de hervormingsplannen voor de sector Inburgering en Integratie en met<br />

de uitbouw van de regionale Centra voor Leerloopbaanbegeleiding.<br />

Aan de decretale stuurgroep volwassenenonderwijs heb ik de opdracht gegeven de<br />

opleidingsprofielen Nederlands tweede taal aan te passen, zodat dit<br />

opleidingsaanbod flexibeler en meer behoeftegericht kan worden georganiseerd. Ik<br />

wil deze aangepaste opleidingsprofielen per 1 september <strong>2012</strong> implementeren. Op<br />

dat ogenblik zullen Centra voor Volwassenenonderwijs ook een nieuw<br />

opleidingsaanbod “Nederlands in educatief perspectief” op maat van individuele<br />

cursisten kunnen organiseren die bv. willen verder studeren, zich voorbereiden op<br />

toelatingsproeven voor bepaalde beroepen, …<br />

Ik zal de uitvoering van de maatregelen aanbod NT2 nauwgezet opvolgen en de<br />

evolutie van het aanbod Nederlands tweede taal monitoren. Indien nodig, zal ik van<br />

de mogelijkheid gebruik maken om enerzijds de vrije aanwending van de leraarsuren<br />

of VTE gegenereerd door het aanbod NT2 te beperken en/of anderzijds een pakket<br />

aanvullende leraarsuren voor een bijkomend aanbod te creëren.<br />

<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />

<strong>2012</strong><br />

82


OD 3.4 Strategisch Plan Geletterdheid verder uitvoeren Pagina 33<br />

Realisaties 2010-2011<br />

In het afgelopen jaar werd het Strategisch Plan Geletterdheid 2005-2011<br />

geëvalueerd.<br />

Plannen 2011-<strong>2012</strong><br />

Op basis van die evaluatie bereid ik een nieuw Strategisch Plan Geletterdheid voor<br />

dat ik aan de Vlaamse Regering zal voorleggen.<br />

Commentaar<br />

Het Strategisch Plan Geletterdheid richt zich enkel naar Nederlandstaligen.<br />

Anderstaligen maken geen deel uit van dit plan. Er is het aanvoelen dat er een<br />

missing link is tussen de initiatieven naar alfaklanten en het beleid gericht op het<br />

verhogen van de geletterdheid in Vlaanderen. Zeker op het vlak van sensibilisering<br />

zijn er mogelijks aanknopingspunten.<br />

OD 3.5 Het leren van vreemde talen intensifiëren Pagina 33<br />

Via talensensibilisering moeten leerlingen voor taaldiversiteit gevoelig worden<br />

gemaakt, zoals bedoeld door Europa. Hen moet een positieve houding tegenover<br />

andere talen door interactie in de klas worden bijgebracht. Onder talensensibilisering<br />

bedoelen we het sporadisch en eerder bij toeval, niet-planmatig noch formeel<br />

gebruiken van andere talen in een meer speelse context en zonder als doel die<br />

andere talen te leren en/of te verwerven.<br />

De integratiesector kan scholen ondersteunen die een actief beleid op het vlak van<br />

(meertalig) onthaal, taal en ouderbetrokkenheid voeren. Scholen zullen een<br />

facultatief aanbod aan thuistalen na de lestijden kunnen ontwikkelen voor groepen<br />

van minstens 20 leerlingen zonder taalachterstand op het vlak van Nederlands. Dit<br />

zal gebeuren in samenwerking met de onthaal-en integratiesector en de CVO’s.<br />

OD 3.6 Een talenbeleid in elke school aanmoedigen Pagina 34-35<br />

De conceptnota ‘Samen taalgrenzen verleggen’ zet in het kader van het talenbeleid<br />

op drie thematische clusters in: diversiteit en inclusiviteit, evaluatie en <strong>screening</strong>,<br />

professionalisering en ondersteuning. De kwaliteit van een talenbeleid staat of valt<br />

immers met de competenties en de omkadering van wie voor de klas staat. Om het<br />

talenbeleid een zichtbare plaats op school te geven, wil ik scholen aanmoedigen<br />

binnen het schoolteam een taalcoördinator aan te stellen. We zullen een profiel met<br />

bijhorende competenties voor taalcoördinatoren uitwerken en een<br />

vormingsprogramma opzetten.<br />

Diversiteit en inclusiviteit<br />

In samenwerking met de onderwijsnetten zal er tegen april <strong>2012</strong> een kwaliteitscharter<br />

worden ontwikkeld als leidraad voor scholen met het oog op het voeren van een<br />

inclusief en divers talenbeleid. Hiervoor zal de expertise die is opgebouwd bij het<br />

Huis van het Nederlands Brussel, worden meegenomen. Rondetafelgesprekken met<br />

diverse scholen die met een heterogene leerlingenpopulatie grote leerwinst behalen,<br />

moeten toelaten om een aantal kritieke succesfactoren te identificeren. Ook de<br />

minister, bevoegd voor Inburgering, zal bij dit initiatief betrokken worden, zodat de<br />

<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />

<strong>2012</strong><br />

83


doelstellingen binnen onderwijs optimaal op de doelstellingen op het vlak van taal<br />

binnen het integratie- en inburgeringsbeleid van de Vlaamse overheid afgestemd<br />

worden. Eind <strong>2012</strong> zal er een bundel met goede praktijkvoorbeelden worden<br />

gepubliceerd. Het is de bedoeling dat scholen vanaf september 2013 deze<br />

instrumenten kunnen gebruiken.<br />

Professionalisering en ondersteuning<br />

Ik wil VBB en BROSO in één structuur samenbrengen om te zorgen dat de aanpak in<br />

het secundair onderwijs een verlengstuk van de aanpak in het basisonderwijs wordt.<br />

De nieuwe vzw krijgt een dubbele opdracht:<br />

- een expertise- en vormingsopdracht rond onderwijs in een meertalige context.<br />

Hierin wordt ook de expertise opgenomen van de vzw Werkgroep Immigratie rond<br />

het omgaan met thuistalen en het betrekken van niet-Nederlandstalige ouders bij het<br />

schoolgebeuren, talensensibilisering en talenportfolio. Die expertise- en<br />

vormingsopdracht geldt voor het hele Vlaamse onderwijs, maar prioritair voor<br />

Brussel, Antwerpen en Gent;<br />

- een begeleidingsopdracht t.a.v. Brusselse scholen, waarin het uitwerken en<br />

implementeren van een talenbeleid, de implementatie van taalvaardigheidsonderwijs,<br />

het invoeren van talenportfolio’s en omgang met diversiteit basisingrediënten zijn.<br />

Beide opdrachten worden wetenschappelijk begeleid.<br />

SD 6 De maatschappelijke verwevenheid van onderwijs met lokale, regionale<br />

en internationale netwerken versterken<br />

OD 6.3 De regierol van de gemeenten in het lokaal flankerende onderwijsbeleid<br />

verstevigen Pagina 46-47<br />

Momenteel werken we aan een conceptnota over het verstevigen van de regiefunctie<br />

en de afstemming tussen Lokaal Overlegplatform (LOP) en gemeente. Waar mogelijk<br />

zal een link met de regierol van lokale besturen in het integratiebeleid worden<br />

gelegd. Daarin zal ik op basis van een analyse van de huidige situatie<br />

beleidsvoorstellen formuleren, rekening houdend met de uitvoeringslijnen van het<br />

witboek interne staatshervorming over de rol van de provincies en de beschikbare<br />

resultaten van de regio<strong>screening</strong>s. Die voorstellen worden rond de jaarwisseling aan<br />

de VLOR, de koepels, het GO! en de VVSG, de vertegenwoordigers van de LOP’s en<br />

de centrumsteden voorgelegd.<br />

OD 6.8 Gelijkwaardigheid van buitenlandse diploma’s sneller erkennen<br />

Pagina 50<br />

Dit werkjaar zal ik de algemene procedure voor de erkenning van buitenlandse<br />

diploma’s voor alle onderwijsniveaus herwerken en vereenvoudigen in uitvoering van<br />

de bepalingen van het Onderwijsdecreet XXI. Die zal garant staan voor een redelijke<br />

afhandelingstermijn die vanaf <strong>2012</strong> zal worden toegepast.<br />

Ik zal nagaan welke rol de op te richten regionale Centra voor<br />

Leerloopbaanbegeleiding in het begeleiden van de erkenningsprocedure voor<br />

buitenlandse diploma’s kunnen spelen.<br />

<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />

<strong>2012</strong><br />

84


<strong>Bestuur</strong>szaken (BZ)<br />

Beleidsbrief BESTUURSZAKEN<br />

Aandachtspunten <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />

Inleiding Pagina 3<br />

Naast al die efficiëntietrajecten binnen de Vlaamse overheid, vind ik het ook<br />

belangrijk om te blijven investeren in meer samenwerking tussen verschillende<br />

bestuursniveaus. Eén van de rode draden doorheen mijn gehele beleidsnota is het<br />

versterken van de samenwerking met de lokale besturen. Dit gaat in <strong>2012</strong><br />

onverminderd verder. Een ander voorbeeld van de meerwaarde van interbestuurlijke<br />

samenwerking is de voorziene bundeling van de administratieve rechtscolleges tot<br />

één nieuw Vlaams <strong>Bestuur</strong>srechtscollege. Die bundeling levert namelijk niet alleen<br />

efficiëntiewinsten op, maar leidt ook tot een betere dienstverlening aan<br />

rechtzoekenden.<br />

1.1.4 VLAAMS BESTUURSRECHTSCOLLEGE Pagina 14-15<br />

Stand van zaken<br />

De Vlaamse Regering heeft op 29 april 2011 met mijn voorstel tot de oprichting van<br />

het (bijzonder)Vlaams <strong>Bestuur</strong>srechtscollege (VBRC) ingestemd. De huidige<br />

Vlaamse administratieve rechtscolleges werden indertijd opgericht met het oog op<br />

het garanderen van de rechtsbescherming tegenover specifieke administratieve<br />

rechtshandelingen van de (Vlaamse) overheid. Ik stelde vast dat de behandeling van<br />

administratieve geschillen in de Vlaamse overheid versnipperd is, waardoor<br />

efficiëntie verloren gaat. In een eerste fase integreert het VBRC enkele de specifieke,<br />

Vlaamse administratieve rechtscolleges met gewestbevoegdheden, en speelt<br />

bijgevolg in op een aantalmaatschappelijke bewegingen en specifieke verzuchtingen<br />

van de burger ten aanzien van de overheid.<br />

Intenties <strong>2012</strong><br />

Op basis van de besprekingen zal ik de werkzaamheden verder zetten met het oog<br />

op de oprichting van het VBRC bij decreet tegen eind <strong>2012</strong>. Het is mijn ambitie om<br />

tegen het einde van de regeerperiode met een duurzame, professionele en<br />

geïntegreerde werking van de Vlaamse administratieve rechtbanken te kunnen<br />

starten om zo een optimale rechtsbedeling en rechtsbescherming te kunnen<br />

bieden in zo veel mogelijk materies waarvoor de Vlaamse Regering bevoegd is.<br />

1.4.4 INTRODUCEREN VAN EXTERNE AUDIT BIJ DE LOKALE BESTUREN<br />

Pagina 18<br />

Stand van zaken<br />

Voor het thema externe audit bij de lokale besturen verwijs ik naar mijn beleidsbrief<br />

<strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong>.<br />

<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />

<strong>2012</strong><br />

85


In het kader van het sleutelproject ‘Interne staatshervorming’ heb ik laten<br />

onderzoeken in welke mate de rol van de gewestelijke ontvangers verder kan worden<br />

afgebouwd en of die personeelsleden kunnen worden ingezet binnen het concept<br />

van externe audit. Uit verschillende bevragingen is gebleken dat de lokale besturen<br />

(gemeenten en OCMW’s) vanaf 2011 in veel gevallen een plaatselijk financieel<br />

beheerder zullen aanstellen en geen beroep meer zullen doen op een gewestelijk<br />

ontvanger. Hierdoor zal het aantal gewestelijk ontvangers in overtal stijgen.<br />

Intenties <strong>2012</strong><br />

Gelet op deze te verwachten evolutie van de functie van gewestelijk ontvanger en<br />

om een oplossing te bieden aan de aantallen overtallen die zullen ontstaan, zal ik<br />

aan de Vlaamse Regering voorstellen om de gewestelijk ontvangers te integreren in<br />

de diensten van de Vlaamse overheid en hen onder te brengen onder het<br />

toepassingsgebied van het Vlaams Personeelsstatuut (VPS). Zo kunnen zij<br />

ingeschakeld worden voor andere opdrachten binnen de diensten van de Vlaamse<br />

overheid, inzonderheid bij het <strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong> (implementatie<br />

van de beleids- en beheerscyclus in de gemeenten, OCMW’s en provincies; externe<br />

audit van de gemeenten).<br />

2.2.2VOORTBOUWEN OP DEGELIJK BELEIDSGERICHT WETENSCHAPPELIJK<br />

ONDERZOEK Pagina 20-21<br />

Stand van zaken<br />

In 2011 loopt de financiering van het Steunpunt <strong>Bestuur</strong>lijke Organisatie Vlaanderen<br />

(SBOV II) af.<br />

Het traject kreeg een positieve evaluatie. Ik wens het praktijkgericht wetenschappelijk<br />

steunpuntenonderzoek op het vlak van bestuurskunde verder te zetten. Ik lanceerde<br />

daarom een oproepvoor de opstart van een derde generatie Steunpunt <strong>Bestuur</strong>lijke<br />

Organisatie - Slagkrachtige overheid.<br />

Intenties <strong>2012</strong><br />

In <strong>2012</strong> zal een derde generatie SBOV opstarten met, na de onderhandelingen, de<br />

ondertekening vaneen nieuwe beheersovereenkomst SBOV III.<br />

De oproep specificeert de onderzoekslijnen, die aansluiten op de strategische<br />

doelstellingen van het Pact 2020 en het Meerjarenprogramma Slagkrachtige<br />

overheid. Daarnaast geeft het Witboek Interne Staatshervorming de krijtlijnen aan<br />

voor het onderzoek dat betrekking heeft op de lokale besturen en de interbestuurlijke<br />

relaties. Drie begrippen die onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn, vormen een<br />

kapstok om aan die onderzoekslijnen invulling te geven en verschillende thema’s<br />

kunnen daaraan gekoppeld worden: een transparante en democratische structuur;<br />

performante (inter)bestuurlijke processen en een cultuur gebaseerd op vertrouwen<br />

en verantwoordelijkheid.<br />

3.2 PERSONEELSBEWEGINGEN Pagina 24-25<br />

Stand van zaken<br />

Met de strategische HR-doelstelling over het thema ‘personeelsbewegingen’ wil ik<br />

een kosten bewuste personeelsinzet realiseren door op een kwalitatieve en solidaire<br />

manier om te gaan met de personeelsbewegingen (in-, door- en uitstroom) op het<br />

niveau van de Vlaamse overheid. Onderstaande acties en realisaties onderstrepen<br />

deze ambitie.<br />

<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />

<strong>2012</strong><br />

86


Zo heb ik de verwachte uitstroom voor de komende jaren in kaart laten brengen, door<br />

middel van een analyse van de pensioneringsgolven en andere vormen van<br />

uitstroom. Daaruit blijkt dat de gemiddeldepensioenleeftijd voor de entiteiten van de<br />

Diensten Vlaamse Overheid 61,3 jaar is. Op de leeftijd van60 jaar gaat gemiddeld<br />

51% van de personeelsleden op pensioen. Op 61 jaar nog eens 22% en maar<br />

14% blijft werken tot 65 jaar. De eerstkomende vijf jaar zullen er gemiddeld 770<br />

personeelsleden per jaar uitstromen. Aanvullend werkte het Departement<br />

<strong>Bestuur</strong>szaken scenario’s uit om die uitstroomintelligent aan te wenden voor de<br />

‘beter met minder’ doelstelling.<br />

Voorheen bestond in het Vlaams personeelsstatuut al een regeling van interfederale<br />

mobiliteit.<br />

Vastbenoemde ambtenaren van o.a. de federale overheid en de andere<br />

Gemeenschappen en Gewesten kunnen door middel van mobiliteit solliciteren naar<br />

een baan bij de diensten van de Vlaamse overheid.<br />

Dit is voortaan ook mogelijk voor de ambtenaren van de lokale besturen: de<br />

gemeenten, provincies,OCMW’s, autonome gemeentebedrijven, autonome<br />

provinciebedrijven, OCMW-verenigingen en gewestelijke ontvangers.<br />

De Vlaamse Regering gaf op 20 mei 2011 haar definitieve goedkeuring aan de<br />

mogelijkheid tot mobiliteit vanuit de diensten van de Vlaamse overheid naar de lokale<br />

besturen. Op 1 juli 2011 keurde ze de omgekeerde beweging goed. De beide<br />

regelingen zijn eind juli 2011 in werking getreden.<br />

Ik heb een aantal principes en een procedure rond personeelsplanning uitgewerkt die<br />

aandacht besteden aan een kostenbewuste personeelsinzet. Om de analyse van de<br />

personeelsbehoeften meer op doelstellingen en processen te baseren, wil ik een<br />

koppeling van het personeelsplan aan het ondernemingsplan voorzien. Alle entiteiten<br />

kunnen voor de opstelling van hun proces- en personeelsplan een beroep doen op<br />

ondersteuning en begeleiding van AgO. Ik blijf entiteiten aanmoedigen om het<br />

personeelsplan in functiefamilies uit te drukken. Personeelsbehoeften worden zo<br />

meer benaderd vanuit processen en benodigde competenties in plaats vanuit<br />

diploma’s.<br />

Tot slot werd de samenwerkingsovereenkomst met Selor verlengd. De nieuwe<br />

samenwerkingsovereenkomst geldt nu voor onbepaalde duur (i.p.v. voor 2 jaar), tot<br />

de verplichte bemiddeling door Selor wordt geschrapt in de Bijzondere wet.<br />

Intenties <strong>2012</strong><br />

Analyses tonen aan dat de interne mobiliteit nog altijd beperkt blijft. In <strong>2012</strong> zal ik – in<br />

de schoot van het sleutelproject ‘Modern HR-beleid’ – specifieke aandacht besteden<br />

aan het verder stimuleren van de mobiliteit door de knelpunten goed in kaart te<br />

brengen en aansluitend mobiliteit vanuit een positieve invalshoek te stimuleren.<br />

Daarbij zal ik aandacht besteden aan het verbeteren van de personeelsregelgeving<br />

en het uitwisselen van goede praktijkvoorbeelden.<br />

Om de kwaliteit van onze instroom te garanderen, werken het Departement<br />

<strong>Bestuur</strong>szaken en Jobpunt Vlaanderen samen kwaliteitscriteria voor selectoren en<br />

<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />

<strong>2012</strong><br />

87


selectieprocedures uit. Om de regeling met betrekking tot mobiliteit van de lokale<br />

sector naar de Vlaamse overheiddaadwerkelijk toepassing te laten vinden, zal ik een<br />

aantal communicatieacties ondernemen. Tegelijk peilt een SBOV-onderzoeksproject<br />

naar de culturele redenen waarom personeelsleden weinig ‘mobiel’ zijn en dus<br />

minder geneigd zijn om snel van job te veranderen.<br />

4.4DE ICT-DIENSTVERLENING UITBREIDEN NAAR LOKALE BESTUREN<br />

Pagina 36-38<br />

Stand van zaken<br />

Het lopende ICT-contract voor de gemeenschappelijke ICT-dienstverlening van de<br />

Vlaamse overheidwerd in het voorjaar van 2011 opengesteld naar de lokale en<br />

provinciale besturen onder bepaalde voorwaarden. Belangrijk is dat een afname<br />

enkel mogelijk is indien daarmee ook de doelstellingen van de Vlaamse overheid<br />

gerealiseerd worden. De uitbreiding betekent dus in eerste instantie een<br />

ondersteuning van de entiteiten van de Vlaamse overheid in hun samenwerking met<br />

de lokale en provinciale besturen. Voor de lokale en provinciale besturen vormt het<br />

een nieuwe opportuniteit om via het ICT-contract 2008 bijvoorbeeld een nieuwe<br />

toepassing te ontwikkelen of een bestaande toepassing aan te passen, noodzakelijk<br />

om gebruik te kunnen maken van één van de platformenontwikkeld door de Vlaamse<br />

overheid in het kader van e-government: o.a. MAGDA-platform, het digitaal<br />

tekenplatform en de platformen voor toegangs- en gebruikersbeheer.<br />

Ook het nieuwe telefoniecontract werd voor de lokale besturen opengesteld.<br />

In het kader van informatie-uitwisseling met lokale besturen lanceerde ik ook een<br />

geo-platformwaarlangs lokale besturen eenvoudig geografische informatieloketten in<br />

de eigen website kunnen opnemen. Zo kunnen gemeenten bijvoorbeeld aanduiden<br />

waar het erfgoed in hun gemeente zich bevindt of waar er grote werken gaande zijn.<br />

Aan elk van deze geografische punten kunnen ze de gepaste informatie of webstek<br />

koppelen. In 2010 gingen al een aantal pilootgemeenten van start met de<br />

geografische diensten van de Vlaamse overheid, in het kader van het programma<br />

MAGDA (Geografische informatie).<br />

In de loop van 2011 en <strong>2012</strong> zullen er vier werkende toepassingen op de productie<br />

omgeving draaien.<br />

Deze toepassingen worden loketten genoemd. De vier toepassingen/loketten zijn:<br />

geoloket Vlaams <strong>Agentschap</strong> voor Personen met een Handicap –<br />

gehandicaptenvoorzieningen online;<br />

geoloket Vlaams Instituut voor Onroerend Erfgoed – erfgoedvoorzieningen online;<br />

geoloket Departement Onderwijs – onderwijsaanbod en kwaliteit van<br />

onderwijsvoorzieningen online;<br />

geoloket <strong>Agentschap</strong> Ondernemen– bedrijven en bedrijventerreinen online.<br />

Ik blijf uiteraard verder sterk inzetten op ondersteunende generieke componenten.<br />

Het‘gebruikersbeheer voor lokale besturen’, waarlangs lokale en provinciale besturen<br />

hun medewerkers toegang verlenen tot Vlaamse en federale besturen, laat ik verder<br />

uitbreiden met nieuwe koppelingen. Dit platform moet het toegangspunt vormen voor<br />

alle overheidsdiensten tot de elektronische overheid.<br />

<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />

<strong>2012</strong><br />

88


Het digitaal tekenplatform (zie punt 4.2.2) voor het plaatsen van elektronische<br />

handtekeningen biedteen opportuniteit voor het uitwisselen van geauthentificeerde<br />

bestanden met lokale en provinciale besturen. Hiervoor wil ik toepassingen laten<br />

ontwikkelen. (programma Toegangscontrole en e-signing)Het uitwisselen van<br />

gegevens tussen de Vlaamse overheid en de lokale besturen is gerealiseerd in<br />

2011. Het gebruik van de digitale handtekening door lokale en provinciale overheden<br />

in relatie met hun burgers en bedrijven wordt gefaciliteerd door de uitbreiding van de<br />

bestaande platformen. Voor de geïnteresseerde lokale en provinciale besturen kan<br />

deze uitbreiding geactiveerd worden.<br />

In 2011 vormde bovendien het opzetten van de interbestuurlijke producten- en<br />

dienstencatalogus(IPDC) de centrale focus in het e-government voor lokale besturen.<br />

IPDC wil één wegwijsbestand realiseren met een overzicht van alle dienstverlening<br />

van de Vlaamse, provinciale en lokale overheden. Die informatie wordt centraal<br />

geredigeerd door enerzijds de Vlaamse overheid en anderzijds medewerkers van<br />

lokale en provinciale besturen. De geredigeerde informatie kan<br />

opgenomen worden in de communicatie via de websites en verspreid worden met<br />

andere digitale kanalen, de loketten en gedrukte versies door elk van deze<br />

overheden. Door het onderling linken van de informatie en het creëren van één<br />

unieke sleutel per overheidsproduct, ontstaan tal van verdere koppelingen die egovernment<br />

voor, door en met lokale besturen een verdere stimulans kunnen geven.<br />

IPDC wordt mogelijk gemaakt door een sterke wisselwerking tussen de Vlaamse<br />

overheid (deVlaamse Infolijn en de entiteit e-government en ICT-beheer) en de lokale<br />

besturen (Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten en de Vlaamse ICTorganisatie).<br />

Eind 2011 wordt de bètaversie van IPDC gerealiseerd. Die kan vervolgens gebruikt<br />

worden door pilootgebruikers.<br />

Het ‘Citadel Statement’ is een oproep om e-government bij steden en gemeenten<br />

sterker te ondersteunen. Het Citadel Statement werd voorgesteld op de 'Flemish<br />

Conference on localeGovernment' op 14 december 2010 in Gent. Het Citadel<br />

Statement kreeg de steun van tal van organisaties en bedrijven die deze tekst een<br />

sterk beginpunt van een beter Europees beleid inzake gemeentelijk e-government<br />

vinden.<br />

Het gebruikersbeheer voor lokale besturen waarlangs gemeente- en<br />

provinciebesturen rechten kunnen beheren op Vlaamse en federale toepassing,<br />

wordt gebruikt door 230 van de 308 gemeentebesturen endoor alle<br />

provinciebesturen.<br />

Intenties <strong>2012</strong><br />

Zoals aangekondigd in de beleidsnota moeten tegen het einde van de regeerperiode<br />

nieuwe contracten gegund zijn om de continuïteit van het gemeenschappelijk ICTdienstverleningsaanbod<br />

te verzekeren.<br />

Daarvoor zal ik in <strong>2012</strong> een nieuw programma laten opstarten door e-IB (zie ook<br />

hoofdstuk 4.2) zodat er tijdig een nieuwe overheidsopdrachtenprocedure wordt<br />

opgestart. Zoals al vermeld in mijnbeleidsnota, zullen daarbij de lokale besturen mee<br />

opgenomen worden als potentiële klanten.<br />

<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />

<strong>2012</strong><br />

89


Ik laat het ‘I-scanproject’ verder zetten bij de lokale overheden. I-scan onderzoekt de<br />

wisselwerkingtussen de twee centrale componenten van e-government, ICT en<br />

organisatie, bij lokale overheden engeeft advies.<br />

In <strong>2012</strong> voorzie ik de realisatie van de interbestuurlijke producten- en<br />

dienstencatalogus (IPDC).<br />

Begin <strong>2012</strong> kunnen pilootgebruikers een bètaversie ervan gebruiken. Tijdens die<br />

pilootfase wil ik voldoende feedback ontvangen voor eventuele aanpassingen en<br />

kunnen we er voor zorgen dat de ICTenwebsiteleveranciers van de overheid de<br />

IPDC-dienstverlening kunnen integreren in een aantal van hun producten. Na deze<br />

pilootfase komt de IPDC voor alle overheidsdiensten ter beschikking. Op die<br />

manier wordt een nieuwe dimensie voor de elektronische overheid gerealiseerd.<br />

‘Citadel on the Move’ is een nieuw project dat onlangs werd ingediend bij de<br />

Europese Commissie.<br />

Het project zal gecoördineerd worden door de Coördinatiecel Vlaams e-government<br />

en beoogt het ontwikkelen van mobiele, innovatieve en burger -gegenereerde<br />

applicaties die gebruik maken van hoge snelheid breedband en open data om een<br />

aantal stadsdiensten, zoals lokaal toerisme, te ondersteunen.<br />

‘Citadel on the Move’ is verder in lijn met de visie en de doelstellingen van ‘Smart<br />

City Call’, eenEuropees project, gericht op het versneld realiseren en implementeren<br />

van innovatieve,internetgebaseerde technologieën en diensten in steden, op basis<br />

van gemeenschappelijke platformen.<br />

Het project vraagt om een subsidiëring van 2 miljoen euro en wordt uitgewerkt in<br />

samenwerking met de steden Gent, Manchester, Athene en Keulen en met<br />

Eurocities, LinkedOrganisationforLocalAuthorities en de Global CitiesDialogue.<br />

In verband met het gebruikersbeheer voor lokale besturen heb ik de ambitie om het<br />

aantaldoeltoepassingen waarop rechten toegekend worden verder uit te breiden. Op<br />

die manier laat iknagenoeg alle gemeentebesturen aansluiten op dit<br />

gebruikersbeheer.Om het e-government bij lokale overheden verder te stimuleren,<br />

voorzie ik verder nog uitbreidingen inhet aanbod van MAGDA, toegangscontrole en<br />

‘e-signing’.<br />

4.5 KOSTENBEWUST, RESULTAATSGERICHT EN DUURZAAM BEHEER VAN<br />

ICTMIDDELEN Pagina 38 – 39<br />

Stand van zaken<br />

In de loop van 2011 werden visie, strategie en business cases voor<br />

netwerkoptimalisatie binnen de Vlaamse overheid uitgewerkt en werden de<br />

conclusies ter goedkeuring aan de Vlaamse Regering voorgelegd. De visie en<br />

strategie gaan uit van een gelaagd dienstenmodel binnen de Vlaamse overheid<br />

en geven ook uitsluitsel over een beheer- en financieringsmodel om effectief<br />

besparingen te kunnen realiseren door een beter gebruik van het eigen<br />

glasvezelnetwerk.<br />

In de loop van 2011 werd de ‘WIKI ICT-expertise Vlaamse overheid’ verder<br />

aangevuld door het Departement <strong>Bestuur</strong>szaken, het <strong>Agentschap</strong> Landbouw en<br />

Visserij en het <strong>Agentschap</strong> Zorg en Gezondheid. De WIKI bevat momenteel een<br />

zestigtal ICT-projecten en toepassingen die raadpleegbaar zijn voor alle entiteiten<br />

binnen de Vlaamse overheid.<br />

<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />

<strong>2012</strong><br />

90


Ik liet in 2011 de vernieuwing van het telefoniecontract doorvoeren en zette daarbij<br />

enerzijds in op kostenverlaging, maar anderzijds op de openstelling voor lokale<br />

overheden als eerste raamcontract.<br />

Daardoor kan ik garanderen dat er ook na het aflopen van de telefoniecontracten op<br />

20 juli 2011 een op de noden van de Vlaamse overheid afgestemd<br />

gemeenschappelijk telefonie-dienstverleningsaanbod(met vrije afname) beschikbaar<br />

blijft voor een contractduur van zeven jaar en dat ten behoeve van de verschillende<br />

entiteiten van de Vlaamse overheid en dus ook voor de lokale overheden.<br />

Intenties <strong>2012</strong><br />

De transitie van de bestaande klanten onder het oude contract voor telefonie en<br />

telecommunicatie naar het nieuwe contract rond ik af in <strong>2012</strong>. Vanaf februari <strong>2012</strong><br />

kunnen lokale en provinciale overheden dan effectief afnemen van het nieuwe ICTraam<br />

contract voor telefonie en telecommunicatie. Deze contracten lopen tot 2018,<br />

maar kunnen vervroegd opgezegd worden in 2016.<br />

Na goedkeuring door de Vlaamse Regering van de visie en strategie voor een<br />

netwerkoptimalisatie binnen de Vlaamse overheid neem ik in de loop van <strong>2012</strong> de<br />

nodige initiatieven om de voorgestelde besparingen effectief te realiseren. Business<br />

cases uitgewerkt voor VDAB, Kind en Gezin en De Lijnvormen in dit verband de<br />

basis voor een eerste reeks efficiëntiewinsten. Ook voor de andere entiteitenkan een<br />

dergelijke business case worden uitgewerkt.<br />

5.1.1 VERLAGEN VAN BESTAANDE ADMINISTRATIEVE LASTEN DOOR<br />

MIDDELVAN DE ACTIEPLANNEN Pagina 39 – 40<br />

Stand van zaken<br />

Alle beleidsdomeinen van de Vlaamse overheid hebben een actieplan met<br />

reductiedoelstelling opgemaakt. Deze actieplannen, de voortgangsrapporten 2010 en<br />

de evaluaties door de dienst Wetsmatiging zullen beschikbaar zijn op<br />

www.bestuurszaken.be/wetsmatiging en worden voorgelegd aan de Technische<br />

Groep van het Interinstitutioneel Akkoord (IIA).<br />

In het kader van mijn actieplan voor beleidsdomein- en<br />

bestuursniveauoverschrijdende vereenvoudiging heb ik met het oog op een<br />

kwaliteitsvolle regelgeving en een maximale administratieve vereenvoudiging:<br />

een procesanalyse voor de digitale bouwaanvraag uitgevoerd;<br />

het planlasten decreet definitief laten goedkeuren en volg ik de lopende sectorale<br />

implementatie ervan op;<br />

de administratieve lasten van e-procurement gemeten;<br />

een inventaris van regelgeving die verwijst naar het begrip inkomen gefinaliseerd;<br />

een inventaris van regelgeving met betrekking tot co-ouderschap gefinaliseerd.<br />

Intenties <strong>2012</strong><br />

Het uitvoeren en opvolgen van de actieplannen moet in <strong>2012</strong> leiden tot een concrete<br />

vereenvoudigingvoor de verschillende doelgroepen. In <strong>2012</strong> wordt er prioritair<br />

ingezet op het behalen van de Europees onderschreven doelstelling, maar dit zal<br />

geen eindpunt zijn. Ik zal daarom de looptijd van de actieplannen minstens verlengen<br />

<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />

<strong>2012</strong><br />

91


tot 2014. Jaarlijks laat ik een aantal grote vereenvoudigingsprojecten meten en<br />

selecteer ik het project met de grootste vereenvoudiging.<br />

Ik zal in <strong>2012</strong> zelf mijn actieplan met beleidsdomein- en<br />

bestuursniveauoverschrijdende vereenvoudigingsprojecten verder uitvoeren en<br />

garandeer daarbij een kwaliteitsvolle regelgeving en maximale administratieve<br />

vereenvoudiging in de volgende projecten:<br />

Digitale bouwaanvraag: aanpassen van de procedures en de regelgeving in functie<br />

van het e-governmentproject‘digitale bouwaanvraag’. Ik zal de administratieve lasten<br />

en beheerskosten daarbij ook meten.<br />

Planlastendecreet: ik zal de sectorale implementatie verder blijven opvolgen.<br />

E-procurement: dit project digitaliseert het volledige aankoopproces van de<br />

overheid. Ik zal ookde beheerskosten van e-procurement monitoren.<br />

Inkomensbegrip: het stroomlijnen van de administratieve processen waarbij<br />

rechten worden toegekend op basis van het inkomen. Ik definieer het<br />

inkomensbegrip en sluit een samenwerkingsovereenkomst af met de FOD Financiën.<br />

Verlenging van de actieplannen tot 2014.<br />

8.2EFFICIËNTIE EN EFFECTIVITEIT DOOR FACILITAIR MANAGEMENT<br />

Pagina 52-53<br />

Stand van zaken<br />

Voor het VAC Leuven werd het principe van een volledige en transparante<br />

kostenrapportering voor het eerst vorm gegeven, waardoor voor de nodige<br />

transparantie naar alle betrokken entiteiten werd gezorgd met het oog op de<br />

exploitatie van het gebouw.<br />

AFM overlegde ook met de Vlaamse Vereniging van Steden en Gemeenten (VVSG)<br />

om na te gaan of samenwerkingsverbanden kunnen leiden tot efficiëntiewinsten,<br />

bijvoorbeeld door gezamenlijke aankopen met lokale besturen.<br />

Ik heb mijn administratie de opdracht gegeven om in samenwerking met de andere<br />

partners(Departementen LNE en MOW) een bedrijfsvervoersplan op te stellen voor<br />

gebouwen van de Vlaamse overheid gelegen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.<br />

In 2011 werden voorbereidingengetroffen om de nodige gegevens te verzamelen en<br />

gebeurde de interne afstemming met het oog op het opmaken van het ontwerp van<br />

bedrijfsvervoersplan.<br />

Intenties <strong>2012</strong><br />

AFM zal de haalbaarheid van het dienstencentrumconcept, dat in lijn ligt met de<br />

evolutie naar een dienstencentrum die het AgO stapsgewijs doormaakt, verder<br />

vormgeven. Ook de wijze waarop dit dienstencentrumconcept voor het facilitair<br />

management (met kostentoewijzing en kostentransparantie)het best kan worden<br />

toegepast, komt daarbij aan bod. In de toekomst zullen meer facilitaire<br />

dienstenovereenkomsten worden afgesloten, met duidelijke afspraken op<br />

organisatorisch en financieel vlak, en met de nodige aandacht voor efficiëntie en<br />

effectiviteit van de te leveren dienstverlening.<br />

<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />

<strong>2012</strong><br />

92


In <strong>2012</strong> zal ik de analytische boekhouding verder laten uitrollen naar alle grote<br />

kantoorgebouwen beheerd door AFM. Daardoor verhoogt de betrokkenheid en de<br />

gevoeligheid van de entiteiten voor de kost van de huisvesting.<br />

AFM zal zich verder toeleggen op het uitwerken en aanbesteden van raamcontracten<br />

voor facilitaire dienstverlening en vastgoeddiensten. Daarvoor wordt maximaal<br />

samengewerkt met andere entiteiten van de Vlaamse overheid en wordt, waar<br />

mogelijk, maximaal de mogelijkheid geboden aan de lokale besturen om daarvan ook<br />

af te nemen. In een pilootproject zullen AFM en de VVSG nagaan op welke manier<br />

gezamenlijke raamcontracten met lokale besturen het best kunnen bijdragen tot<br />

efficiëntere organisaties.<br />

9.1 OPRICHTEN VAN EEN OVERKOEPELEND DIENSTENPLATFORM Pagina 54<br />

Stand van zaken<br />

Opdat elke entiteit binnen de Vlaamse overheid zich maximaal kan focussen op haar<br />

kerntaak, staat de verdere optimalisatie van gemeenschappelijke diensten hoog op<br />

mijn agenda. Zoals ik in mijnbeleidsnota stelde, is het nodig om de samenwerking<br />

tussen de horizontaal ondersteunende administraties te veruitwendigen door het<br />

opzetten van een ‘overkoepelend dienstenplatform’.<br />

Vandaag biedt het beleidsdomein <strong>Bestuur</strong>szaken geïntegreerde informatie over haar<br />

thema’s bij de Vlaamse overheid. De informatie van de afzonderlijke websites is met<br />

andere woorden samengebracht op één webstek. De thematische opbouw van de<br />

site zorgt voor een gebruiksvriendelijke en dus klantgerichte aanpak. De site bevat<br />

een luik 'dienstencatalogus', waar ook raamcontracten in vervat zitten. Het gaat om<br />

contracten die afgesloten werden door één entiteit, maar waar ook andere entiteiten<br />

van de Vlaamse overheid van kunnen 'afnemen'.<br />

Intenties <strong>2012</strong><br />

Ik zal het platform verder laten optimaliseren, enerzijds door het platform ook<br />

beschikbaar te maken voor lokale overheden, en anderzijds door<br />

uitbreidingsmogelijkheden met de andere horizontale diensten van de Vlaamse<br />

overheid te onderzoeken.<br />

Daarnaast stel ik een plan van aanpak op om het ‘volg-of-verklaar’ principe, zoals<br />

besproken in mijnbeleidsnota, ook effectief te kunnen introduceren.<br />

9.2.2E-IB EN CORVE Pagina 55 – 56<br />

Stand van zaken<br />

Ik werkte verder aan een geïntegreerd en gemeenschappelijk Vlaams ICT-beleid,<br />

afgestemd op denoden van de processen en diensten van de Vlaamse overheid.<br />

Ik zorgde voor de decretale basis om de rol van dienstenintegrator voor de Vlaamse<br />

overheid, te kunnen vervullen conform de opmerkingen van de Privacycommissie.<br />

Dankzij die decretale onderbouw heeft de Vlaamse overheid een dienstenintegrator<br />

die de uitbouw van het intra- en interbestuurlijke gegevensverkeer ontwikkelt en<br />

beheert en, vanuit een decretaal kader, kan instaan voor effectieve eenmalige<br />

gegevensopvraging, authentieke gegevensbronnen en maximale gegevensdeling<br />

tussen overheden.<br />

<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />

<strong>2012</strong><br />

93


Binnen het sleutelproject ‘Nuttige rationalisering ter ondersteuning van een<br />

klantengedreven ICT’ van het Meerjarenprogramma ondersteunde ik de<br />

voorbereiding van het decreet voor de oprichting van de vereniging voor ICTbrugfuncties<br />

bij de Vlaamse overheid. Dat decreet sluit aan bij de doelstelling in<br />

mijn beleidsnota om een efficiënte en sterke ICT-organisatie voor de Vlaamse<br />

overheid te realiseren door het versterken van de interne ICT-kennis, de versterking<br />

van de vraagzijde. De Vlaamse overheidmoet in alle geledingen beschikken over<br />

voldoende personeel met kennis van de bedrijfscontext, gekwalificeerd in<br />

bedrijfsanalyse en ICT-projectmanagement. Met gekwalificeerd personeel kan de<br />

relevantie en duurzaamheid van ICT-oplossingen gewaarborgd worden, alsook de<br />

onafhankelijkheid van ICT-dienstenleveranciers.<br />

Die vereniging laat toe om ICT-projecten op geïntegreerde wijze aan te pakken, om<br />

gespecialiseerde kennis te delen en om daartoe over het nodige personeel te<br />

beschikken.<br />

Bovendien laat ik onderzoeken hoe het bundelen van de verschillende diensten rond<br />

ICT engegevensverkeer, nog verdere optimalisaties in de organisatie zal<br />

verwezenlijken. Ik gebruik daarvoor onder meer de resultaten van het onderzoek<br />

over de gebreken in het ICT-landschap dat ik in 2011organiseerde.<br />

Een doelstelling van de bundeling van diensten is zeker een meer gerationaliseerd<br />

ICT aankoop- en beheersbeleid. Ik wil ook komen tot een centrale Vlaamse instantie<br />

die binnen de Vlaamse overheid toeziet op de naleving van regelgeving gericht op de<br />

bescherming van de persoonlijke levenssfeer en op een goed toegangs-, gebruiks-<br />

en veiligheidsbeleid voor overheidsinformatie. Bijkomend neem ik de nodige<br />

initiatieven ter afstemming met het <strong>Agentschap</strong> voor Geografische Informatie (AGIV)<br />

en een efficiënt en effectief gebruik van geografische informatie in niet-geografische<br />

projecten. De meest waardevolle geo-informatie is immers deze die gekoppeld kan<br />

worden aan andere informatie. Vandaag stellen we vast dat er nog onvoldoende<br />

gebruik gemaakt wordt van de producten van AGIV in niet geografische egovernementprojecten.<br />

Om dit alles te realiseren werkte ik aan de bundeling van krachten van diensten<br />

binnen het beleidsdomein <strong>Bestuur</strong>szaken (vanuit e-IB en het departement<br />

<strong>Bestuur</strong>szaken), die samen zullen komen in een DAB Informatie Vlaanderen. Bij het<br />

takenpakket behoort onder meer de efficiënte ontwikkeling van de Vlaamse<br />

dienstenintegrator en de nieuwe uitdagingen voor de ICT-rationalisatie (bijvoorbeeld<br />

aansturing en opvolging van de Vereniging van ICT-personeel voor de Vlaamse<br />

overheid). Klantgedrevenheid is daarin een kritische succesfactor. Een<br />

vraaggestuurde aanpak is essentieel in het uitbouwen van een performante,<br />

efficiënte en effectieve dienst.<br />

Intenties <strong>2012</strong><br />

In <strong>2012</strong> zal ik voorstellen uitwerken om de organisatie van het informatie- en ICTlandschap<br />

van de Vlaamse overheid te optimaliseren. Dat zal ik structureel kaderen<br />

in de aangekondigde reorganisatievan het informatie- en informaticalandschap van<br />

de Vlaamse overheid naar de DAB Informatie Vlaanderen. Deze organisatie zal van<br />

het begin zeer klantgericht en klantgestuurd werken. Doorkennis en activiteiten met<br />

<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />

<strong>2012</strong><br />

94


etrekking tot procesbeheer, informatiebeheer – inclusief archivering – en informatica<br />

in één organisatie te bundelen wil ik tastbare efficiëntiewinsten genereren. De<br />

opportuniteiten tot samenwerking met en creatie van meerwaarde voor de lokale<br />

overheden vind ik daarin erg belangrijk en zal dus ook expliciet aan bod komen. Ook<br />

zij krijgen vertegenwoordiging in het coördinatiecomité dat de DAB Informatie<br />

Vlaanderen zal aansturen. De organisatorische invulling van de DAB Informatie<br />

Vlaanderen werk ik in <strong>2012</strong> verder uit.<br />

10.1 PARTNERSCHAP TUSSEN DE LOKALE BESTUREN EN VLAAMSE<br />

OVERHEID<br />

UITBOUWEN (p 56 – 57)<br />

Stand van zaken<br />

Verscheidene beleidsinitiatieven die ik neem vanuit mijn bevoegdheid als minister<br />

van <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong> hebben een impact op de structuur en de organisatie van<br />

de Vlaamse overheid in zijn totaliteit.<br />

Het witboek Interne Staatshervorming bevat duidelijk de ambitie om de nodige<br />

mentaliteitswijziging te bewerkstelligen om tot een daadwerkelijke volwassen relatie<br />

te komen tussen de lokale besturen en de Vlaamse overheid. Concreet denk ik<br />

daarbij onder meer aan de coördinerende opdracht van de gouverneur, de oprichting<br />

van een dienst voor de gouverneur, het afschaffen van specifiek toezicht en<br />

uiteraard het planlastendecreet. In mijn beleidsbrief <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong> ga ik op al<br />

deze projectenuitgebreider in.<br />

In 2011 liet ik onderzoeken hoe de Vlaamse overheid en andere betrokken actoren<br />

de lokale besturen kunnen ondersteunen bij de uitbouw van hun beleid inzake<br />

administratieve vereenvoudiging en kwaliteitsvolle regelgeving.<br />

De nieuwe contracten omtrent telecommunicatiediensten (vast en mobiel) van de<br />

Vlaamse overheid zijn ook uitgebreid naar alle lokale en provinciale overheden. Zij<br />

kunnen intekenen onder dezelfde voorwaarden vanaf begin februari <strong>2012</strong>.<br />

Verder is in 2011 de personeelsmobiliteit tussen lokale en Vlaamse overheid verder<br />

uitgewerkt.<br />

Intenties <strong>2012</strong><br />

Ook in <strong>2012</strong> zal ik waken over de voortgang van de projecten in het kader van de<br />

Interne Staatshervorming. Ik verwijs voor verdere toelichting hieromtrent opnieuw<br />

naar mijn beleidsbrief <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong>.<br />

In <strong>2012</strong> zal ik ook lokale besturen ondersteunen bij de uitbouw van hun beleid rond<br />

kwaliteitsvolle regelgeving en administratieve vereenvoudiging met handleidingen,<br />

specifieke instrumenten en vorming. Ik zal de toepassing van het ‘Belfortprincipe’ als<br />

sectorale wetgevingstoets integreren met RIA.<br />

Ik zal er op toezien dat de uitbreiding van nieuwe raamovereenkomsten naar de<br />

lokale besturen ook waar mogelijk wordt toegepast.<br />

<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />

<strong>2012</strong><br />

95


2. Aandachtspunten Stedenbeleid<br />

/<br />

3. Aandachtspunten Inburgerings- en Integratiebeleid<br />

3.7 DIVERSITEIT Pagina 30-31<br />

Stand van zaken<br />

Op 17 juni 2011 nam de Vlaamse Regering op mijn voorstel kennis van het nieuwe<br />

strategische beleidsplan 2011-2015 ‘Gelijke Kansen en Diversiteit bij de Vlaamse<br />

overheid’. Daarin druk ik de wens uit dat de Vlaamse overheid een voorbeeldrol<br />

opneemt op het vlak van een actief, duurzaam en geïntegreerd gelijke kansen- en<br />

diversiteitsbeleid.<br />

Wat betreft het aantal personeelsleden uit de kansengroepen, was er in 2010<br />

opnieuw een positieve evolutie bij de Vlaamse overheid. Het aantal vrouwen in het<br />

middenmanagement steeg van 26 naar29%. Dat is een opmerkelijke kentering, want<br />

sinds 2001 schommelde dat cijfer rond 25%. Het aantalvrouwelijke topmanagers<br />

stabiliseerde zich, met een lichte daling van 25% naar 24%. De Vlaamse overheid<br />

telt nu 2,7 % allochtone medewerkers. Dat is een sterke stijging tegenover de 2%<br />

van 2009.<br />

Het aantal personeelsleden met een arbeidshandicap nam in 2010 maar beperkt toe:<br />

van 1,1% naar1,2%. De hierboven vermelde cijfers dateren van 31 december 2010.<br />

Ongeveer de helft van de entiteiten van de Vlaamse overheid nam streefcijfers voor<br />

de kansengroepen op in hun aansturingsinstrumenten. Het gaat om cijfers op maat,<br />

gebaseerd op de specifieke situatie en het profiel van de entiteit.<br />

Met betrekking tot de tewerkstelling van personen met een arbeidshandicap en<br />

personen van allochtone afkomst, hecht ik veel belang aan initiatieven voor meer<br />

instroom en een goede omkadering op de werkvloer. Enkele resultaten in 2010:<br />

Er werden door Jobpunt Vlaanderen 11 vacatures aangeboden als voorbehouden<br />

betrekkingen.<br />

26 medewerkers met een arbeidshandicap kregen een arbeidspost aanpassing bij<br />

de ministeries.<br />

Voor 107 personeelsleden was er een rendementsondersteuning (loonsubsidie),<br />

waarvoor ik het budget optrok ondanks de budgettair moeilijke context.<br />

In 2010 waren er 115 stagiairs van allochtone afkomst (14,28 % van alle stagiairs)<br />

en 19 met een arbeidshandicap (2,36 %). Ik beschouw stageplaatsen, maar ook<br />

studentenjobs en startbaanfuncties, als waardevolle instrumenten om mensen uit de<br />

kansengroepen in contact te brengen met de Vlaamse overheid. Op de website van<br />

Jobpunt Vlaanderen worden de vacatures(van entiteiten die daarvoor kiezen)<br />

bekendgemaakt bij de diverse doelgroepen. Dat geldt ook voor studentenjobs.<br />

In de 13 VDAB-regio’s gaan zogenoemde ‘toegewezen’ consulenten voor de<br />

Vlaamse overheid op zoek naar werkzoekenden met een handicap of van allochtone<br />

afkomst. De dienstEmancipatiezaken, Jobpunt Vlaanderen en de VDAB hebben het<br />

systeem nog verfijnd.<br />

<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />

<strong>2012</strong><br />

96


Op 14 februari 2011 namen in Leuven 170 personeelsleden deel aan de vijfde<br />

‘Dialoogdag’, een netwerkevenement rond arbeidshandicap. Het centrale thema was<br />

toegankelijkheid bij de Vlaamse overheid.<br />

De dienst Emancipatiezaken heeft een onderzoek uitgevoerd naar taaldrempels bij<br />

de in- en doorstroom van allochtone personeelsleden bij de Vlaamse overheid. De<br />

taaleisen liggen vaak hoog, maar op de werkvloer ontbreekt een structurele<br />

ondersteuning voor minder taalvaardige mensen. Wie zijn schoolopleiding niet in het<br />

Nederlands heeft gevolgd en als ambtenaar aan de slag wil bij de Vlaamse overheid,<br />

moet een taalexamen afleggen bij Selor. Begin 2011 heb ik een ontwerp tottaal<br />

decreet ingediend dat ook andere instanties machtigt om het bewijs van taalkennis<br />

uit te reiken,maar in juni 2011 antwoordde de Raad van State dat alleen Selor<br />

bevoegd is voor de organisatie van de taaltesten voor de Vlaamse overheid.<br />

Op basis van een onderzoek door de Universiteit van Hasselt, werkte de dienst<br />

Emancipatiezaken een actieplan uit om meer vrouwelijke personeelsleden te laten<br />

doorstromen naar het middenmanagement.<br />

Het ‘Regenboognetwerk Overuit’, een project rond seksuele geaardheid op de<br />

werkvloer bij deVlaamse overheid, vierde op 7 mei 2011 zijn eerste verjaardag. De<br />

activiteiten van Overuit (in 2011zijn er in totaal acht gepland) blijven nieuwe<br />

deelnemers trekken. De interactie tussen holebi’s, transgenders en hetero’s<br />

bevordert een open sfeer op de werkvloer.<br />

Intenties <strong>2012</strong><br />

Sinds dit jaar moeten de leidend ambtenaren diversiteitsdoelstellingen formuleren in<br />

hun persoonlijke planningsdocumenten. In <strong>2012</strong> zal ik diversiteit nog sterker<br />

integreren in de managementcyclus. De aparte gelijke kansen- en diversiteitsplannen<br />

van de entiteiten krijgen een plaats in de jaarlijkse ondernemingsplannen (december)<br />

en uitvoeringsrapportering (maart). Mijn administratie zal eenrichting gevend kader<br />

aanreiken voor de integratie van gelijke kansen en diversiteitszorg in de<br />

ondernemingsplannen van de entiteiten. Deze aanpak integreert aandacht voor<br />

diversiteit in de kernprocessen van het management en vermindert tegelijk ook de<br />

planlast.<br />

Het algemene streefcijfer voor medewerkers met een arbeidshandicap ligt op 4,5 %<br />

tegen eind 2015.Dat cijfer is niet realistisch. Ik zal een nieuw streefcijfer voorstellen in<br />

het volgende gelijke kansen- en diversiteitsplan van de dienst Emancipatiezaken, dat<br />

ik eind 2011 aan de Vlaamse Regering voorleg.<br />

Concrete acties voor meer diversiteit in <strong>2012</strong>:<br />

Een aantal genderprojecten zullen vrouwen informeren en aanspreken om zich<br />

kandidaat te stellenvoor functies in het middenmanagement (o.a. het project<br />

‘Vlechtwerk’, een evenement naar aanleiding van de Internationale Vrouwendag);<br />

Acties gericht op taalondersteuning op de werkvloer voor laagtaalvaardige<br />

medewerkers;<br />

Verbeteren van de telmethode van allochtone medewerkers;<br />

Oproep aan de leidend ambtenaren die nog geen entiteitspecifieke streefcijfers<br />

formuleerden;<br />

<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />

<strong>2012</strong><br />

97


Een maatwerkbijeenkomst tussen toe leiders en personeelsverantwoordelijken van<br />

de Vlaamse overheid in november 2011, gericht op de tewerkstelling van personen<br />

met een handicap of chronische ziekte;<br />

De dienst Emancipatiezaken en de afdeling Preventie en Bescherming werken<br />

maatregelen uitvoor een betere re-integratie op de werkvloer van mensen met<br />

langdurige gezondheidsproblemen.<br />

In het kader van de open coördinatiemethode werk ik binnen mijn bevoegdheden<br />

mee aan het bepalen van een doelstellingenkader voor de thema’s handicap en<br />

toegankelijkheid van informatie.<br />

<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />

<strong>2012</strong><br />

98


Financiën & Begroting (FB)<br />

Beleidsbrief FINANCIEN & BEGROTING<br />

1. Aandachtspunten <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />

1. Strategische doelstelling 1: slagkrachtige Vlaamse financiën Pagina 8<br />

In 2011 wordt verder gewerkt aan de structurele gezondmaking van de Vlaamse<br />

openbare financiën. De doelstelling om in 2011 het budgettaire evenwicht te<br />

bereiken, ligt binnen handbereik. Hiermee zal de Vlaamse Regering niet alleen haar<br />

eigen openbare financiën gesaneerd hebben maar ook een significante bijdrage<br />

hebben geleverd aan de gezondmaking van de openbare financiën van dit land. Het<br />

zou voor de Vlaamse Regering in het algemeen en voor mezelf als Vlaams minister<br />

een opsteker zijn indien de andere overheden van Entiteiten I en II haar voorbeeld<br />

zouden volgen.<br />

1.1 operationele doelstelling: “transparant, efficiënt en duurzaam budgettair en<br />

financieel beheer” Pagina 9<br />

Een vierde besluit, tevens nog in ontwerpfase, legt ter uitvoering van artikel 57 van<br />

het Rekendecreet een aantal algemene regels uit inzake de aanvraag, toekenning,<br />

aanwending en verantwoording van subsidies.<br />

1.1 Operationele doelstelling: Transparant, efficiënt en duurzaam budgettair en<br />

financieel beleid<br />

h) andere werkzaamheden Pagina 12<br />

Minder impactvol dan voormelde initiatieven maar tevens belangrijk zijn andere<br />

werkzaamheden aangaande de ESR-bewaking van lokale besturen, de<br />

procesautomatisering en misschien op een wat abstracter niveau, de ontwikkeling<br />

van een begrippendatabank.<br />

Begin 2011 zijn de eerste piloten met de nieuwe boekhouding voor lokale overheden<br />

(Beleids- en beheerscyclus genoemd) van start gegaan. De pilootbesturen zijn 20<br />

lokale overheden waarvan 12 steden en gemeenten en 8 ocmw’s. Deze nieuwe<br />

boekhouding moet onder andere een betere en snellere ESR-rapportering voor<br />

lokale besturen, zoals ook door Eurostat gevraagd, toelaten.<br />

Het INR en de Vlaamse overheid zijn reeds enkele malen samen gekomen om<br />

ervoor te zorgen dat de nieuwe boekhouding een ESR-rapportering toelaat. Over de<br />

grote principes is men het eens. Over de vorm en inhoud van het rapport zelf is er<br />

met het INR nog geen overleg geweest, maar zullen ongetwijfeld nog verdere<br />

afspraken gemaakt worden. Gelet op het feit dat de piloten pas vanaf 2011<br />

gestart zijn, zullen de eerste ESR-rapporten over die nieuwe boekhouding pas in de<br />

loop van het eerste semester <strong>2012</strong> beschikbaar zijn.<br />

<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />

<strong>2012</strong><br />

99


Momenteel werkt het <strong>Agentschap</strong> <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong> aan een nieuw programma,<br />

dat moet toelaten om met de lokale besturen efficiënter te communiceren en<br />

informatie uit te wisselen. Het verzamelen van financiële gegevens maakt daar<br />

integraal onderdeel van uit. Via datawarehouse moet het dan mogelijk worden om<br />

diverse rapporten, waaronder de ESR-rapportering, te generen.<br />

Zoals ik ook al in mijn beleidsbrief 2011 heb geformuleerd, volg ik het traject van de<br />

ESRrapportering voor lokale overheden op de voet op. Niet alleen omdat Europa het<br />

vraagt, maar vooral ook omdat de lokale overheden samen met de Vlaamse overheid<br />

worden geconsolideerd, en in die zin een effect op het ESR-vorderingensaldo van<br />

het Vlaams Gewest en de Vlaamse Gemeenschap hebben.<br />

Het is om die reden niet alleen nuttig om de ESR-resultaten tijdens en na de afloop<br />

van een jaar te kennen, maar evenzeer om deze op voorhand te kunnen beoordelen.<br />

In die zin heb ik ook aan het <strong>Agentschap</strong> <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong> gevraagd naar de<br />

mogelijkheden om ook de begroting van lokale besturen snel te kunnen<br />

consolideren. Het is, zoals ik al meermaals heb medegedeeld, hierbij niet de<br />

bedoeling om lokale besturen individueel op te volgen, wel om via de Vlaamse<br />

begroting te kunnen anticiperen op de resultaten van de subsector lokale overheden<br />

als geheel.<br />

Actieprogramma 2011-<strong>2012</strong><br />

Initiatief 2: Implementatie Rekendecreet Pagina 14<br />

Efficiënte en effectieve aanpak subsidieregelingen Het ontwerpuitvoeringsbesluit<br />

betreffende algemene regels inzake de toekenning van subsidies, zal zo spoedig<br />

mogelijk aan de Vlaamse Regering ter goedkeuring worden voorgelegd. Het<br />

ontwerpbesluit wil geen nieuwe subsidiestelsels in het leven roepen, noch de<br />

inhoudelijke bevoegdheid van de subsidieverstrekker bij de opportuniteitsbeoordeling<br />

van een subsidieaanvraag regelen, maar enkel een aanvullend kader creëren<br />

waarbinnen subsidies toegekend kunnen worden. Dat subsidiekader moet erover<br />

waken dat de middelen die aan gesubsidieerde instellingen, verenigingen of<br />

individuele personen worden verstrekt het beoogde doel niet missen. Meer uniforme<br />

regels voor de aanvraagprocedure, de toekenningsvoorwaarden, de<br />

aanwendingsmodaliteiten en de verantwoordingsrapportering kunnen de<br />

doelmatigheid van de subsidiëring verhogen, evenals de administratieve last voor<br />

zowel begunstigde als overheid tot een minimum beperken.<br />

Actieprogramma 2011-<strong>2012</strong><br />

Initiatief 7. Verdere uitbouw dienst vastgoedakten Pagina 16<br />

Om de samenwerking met de departementen en agentschappen nog verder uit te<br />

breiden, is het nodig dat de dienst Vastgoedakten ook een rol kan spelen bij de<br />

procedures van minnelijke onteigeningen, die 90% van alle investeringsdossiers<br />

bevatten. Hierover werd reeds binnen de subwerkgroep wervingen en onteigeningen<br />

van het project “versnellen investeringsprojecten” meermaals overleg gepleegd met<br />

de federale aankoopcomités.<br />

Dat overleg moet resulteren in een structurele samenwerking tussen de Vlaamse en<br />

Federale overheid, waarbij de Vlaamse overheid ook private partners kan inzetten bij<br />

de schatting en om de onderhandelingen te voeren. Op die manier kunnen<br />

belangrijke investeringsprojecten worden versneld.<br />

<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />

<strong>2012</strong><br />

100


De dienst Vastgoedakten moet de spil worden bij die structurele samenwerking. Zij<br />

zal zorgen voor raamcontracten waarop de verschillende entiteiten binnen de<br />

Vlaamse overheid een beroep kunnen doen. Dat zal in een eerste fase projectmatig<br />

gebeuren om daarna verder uitgerold te worden.<br />

In het kader van het Witboek Interne Staatshervorming werden reeds de eerste<br />

contacten gelegd om de samenwerking op te zetten tussen de lokale besturen en de<br />

dienst Vastgoedakten. Tegen eind 2011 wil ik de decentrale basis creëren voor deze<br />

samenwerking. Ook hier is het best projectmatig te werk te gaan. Zo kan er een<br />

leerproces ontstaan, zowel voor de lokale besturen als de dienst Vastgoedakten.<br />

Die samenwerking kan in <strong>2012</strong> opgezet worden. Reeds verschillende gemeenten<br />

hebben zich aangeboden om in een dergelijk proefproject te stappen.<br />

Actieprogramma 2011-<strong>2012</strong><br />

Initiatief 9. Verdere opvolging ESR-rapportering lokale besturen Pagina 17<br />

De inspanningen om over deugdelijke ESR-gegevens te beschikken zullen, op basis<br />

van de goede samenwerking met mijn collega verantwoordelijk voor lokale<br />

overheden alsook met het <strong>Agentschap</strong> <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong>, ook in <strong>2012</strong> worden<br />

verder gezet. Daarnaast is een verdere verfijning van de afbakening van de<br />

subsector lokale overheden noodzakelijk, zeker gelet op uitgebreide structuur van die<br />

subsector. Met het INR is afgesproken dat zij hierin een initiatief zullen nemen. De<br />

Vlaamse overheid zal evenwel de nodige gegevens moeten verzamelen. Hiervoor<br />

zijn interne afspraken omtrent de te volgen procedures nodig tussen het <strong>Agentschap</strong><br />

<strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong>, het departement Financiën en Begroting en de IVA Centrale<br />

Accounting. Ook dat laatste is gepland in <strong>2012</strong>.<br />

Actieprogramma 2011-<strong>2012</strong><br />

Initiatief 11. Via internet raadpleegbare begrippendatabank opzetten Pagina 18<br />

Het managementcomité van het beleidsdomein Financiën en Begroting zal een<br />

redactiecomité aanduiden, bestaande uit vertegenwoordigers van entiteiten van het<br />

volledige beleidsdomein. Dat redactiecomité moet tot validatie van de betrokken<br />

begrippen overgaan. Wegens de moeilijkheid om duidelijke definities op te stellen,<br />

rekening houdend met andere stakeholders, zoals Vlaams Parlement en Rekenhof,<br />

liep het project enkele maanden vertraging op. Uiterlijk eind 2011 moet de<br />

begrippendatabank via internet raadpleegbaar zijn wat betreft de begrippen rond<br />

begroting en fiscaliteit. Uiteraard zal een verdere kwalitatieve opvolging door een<br />

redactiecomité ook nadien noodzakelijk blijven. Ingevolge de inwerkingtreding van<br />

het Rekendecreet is het begrippenkader rond begroting en boekhouding van de<br />

Vlaamse overheid op dit ogenblik nog volop in beweging. Zo zijn de in 2010<br />

verzamelde begrippen rond boekhouding nog deels gebaseerd op de oude<br />

Rijkscomptabiliteit. In <strong>2012</strong> zal prioritair werk worden gemaakt van het herbekijken en<br />

aanvullen van deze definities.<br />

Actieprogramma 2011-2011<br />

Initiatief 16: Verdere nauwe opvolging inbreng financiële instellingen Pagina 23<br />

Het is niet uitgesloten dat de KBC-groep een (deel) van de inbreng van de Belgische<br />

Staat en de Vlaamse overheid in <strong>2012</strong> zal terug betalen. Veel hangt af van de<br />

<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />

<strong>2012</strong><br />

101


financiële resultaten van de groep en de opbrengsten die kunnen voortvloeien uit de<br />

verkoop van activa. Ik zal bij eventuele besprekingen hierover de belangen van<br />

zowel de Vlaamse overheid, de Vlaamse burger als het Vlaamse bedrijfsleven<br />

verdedigen.<br />

De Gemeentelijke Holding heeft eind 2009 een waarborg verkregen van de<br />

verschillende gewesten. Die waarborg werd gedurende 2010 en 2011 eerst<br />

uitgebreid met een waarborg van de federale overheid en daarna terug afgebouwd.<br />

De turbulentie op de financiële markten en de daarmee gepaard gaande verdere<br />

koersdalingen van Dexia hebben de gewesten genoodzaakt die waarborgen in 2011<br />

terug op te trekken. De aankoop door de federale overheid van Dexia Bank België<br />

heeft de Gemeentelijke Holding voor een existentieel probleem gesteld.<br />

Ten slotte zal de Vlaamse Regering de bonuspolitiek van de financiële instellingen<br />

blijven opvolgen en indien nodig ingrijpen.<br />

2. Strategische doelstelling 2: een klantvriendelijke overheid<br />

2.1 Operationele doelstelling: Efficiënte en effectieve inning en invordering van<br />

de belastingen in eigen beheer Pagina 25<br />

c) het VFP<br />

Het VFP is het enige informaticaplatform voor de gewestbelastingen die VLABEL zelf<br />

int. Intussen faciliteert het de inning van en de dossieropvolging voor de onroerende<br />

voorheffing, de jaarlijkse verkeersbelasting, de belasting op inverkeerstelling, het<br />

eurovignet en de leegstandsheffing bedrijfsruimten. De planbatenheffing – waarover<br />

hierna nog even meer – is de nieuwste heffing die aan het VFP werd toegevoegd.<br />

De inspanningen inzake ICT-infrastructuur hebben ertoe geleid dat de inning van de<br />

verkeersbelasting voor wat betreft infrastructuur en performantie op een vloeiende<br />

manier werden geïntegreerd op het VFP. Dat gebeurde op zo’n manier dat de inning<br />

van de “oude” belastingen zoals onroerende voorheffing en leegstandsheffingen<br />

eveneens op een meer performante wijze verliepen. Wat ontvangsten betreft werd<br />

hierdoor het recordjaar 2008 geëvenaard. De ontvangsten kwamen daardoor ook<br />

sneller binnen, met als gevolg dat minder leningen moesten aangegaan worden.<br />

Intussen wordt stilaan de meerwaarde van het uniek platform en de synergie tussen<br />

de verschillende heffingen en componenten dus duidelijk. Een voorbeeldje kan dat<br />

illustreren. In het kader van de invordering van achterstallige belastingen, laat de<br />

notaris die de akte van verkoop van een onroerend goed verlijdt die geplande<br />

verkoop weten aan de ontvangers van belastingen, om eventuele achterstallen in te<br />

houden op de verkoopsom. Een proces dat vooral voor de onroerende voorheffing<br />

erg belangrijk is. Deze berichten van de notaris worden “gerecupereerd” als<br />

informatiebron om na te gaan of andere heffingen – in dit geval opnieuw de<br />

planbatenheffing – betaalbaar moeten worden gesteld. Planbatenheffing moet<br />

immers onder meer pas betaald worden wanneer het betrokken perceel wordt<br />

verkocht. Eenzelfde instrument gaat dus meerdere doeleinden dienen, wat zonder<br />

het VFP niet mogelijk zou zijn geweest.<br />

Initiatief 20. Evolutie in en evaluatie van modern informatiebeleid Pagina 26<br />

Uiteraard wens ik het degelijk informatiebeleid in 2011 en <strong>2012</strong> verder te zetten: het<br />

online gaan van de Vlaamse Fiscale Navigator en de herwerking van het Vlaamse<br />

Belastingportaal mag geen einde zijn maar eerder een begin. Daarom wens ik in het<br />

<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />

<strong>2012</strong><br />

102


najaar 2011 en in het voorjaar <strong>2012</strong> actief te communiceren over het nut en het<br />

bereik van deze toepassingen, zowel naar de burger als naar de professionele<br />

gebruiker. Daarnaast wil ik verder onderzoeken hoe deze en andere toepassingen<br />

kunnen worden ontsloten en hoe ze optimaal kunnen worden ingezet voor het<br />

gepaste doelpubliek.<br />

Tevens wil ik onderzoeken wat de mogelijkheden zijn om dergelijke toepassingen in<br />

te zetten op andere beleidsniveaus. Het uitgangspunt blijft juiste, correcte en vooral<br />

begrijpelijke communicatie naar de klant. In die zin zal ik er dan ook blijvend over<br />

waken dat alle communicatiekanalen zoals infolijn 1700, beurzen, campagnes en<br />

digitale tools, in samenhang, permanent worden ingezet.<br />

Wat betreft nieuwe beleidsinitiatieven verbind ik mij ertoe die op een planmatige<br />

manier met oog voor alle belanghebbenden actief en doelgericht te communiceren.<br />

Evenzo voor alle aanpassingen aan de fiscale regelgeving - zij het op initiatief van<br />

mij of mijn collegae binnen de Vlaamse Regering naar het Vlaamse Parlement– zoals<br />

de vergroening van de BIV.<br />

Ten slotte wil ik ook werk maken van een actieve communicatie intern binnen de<br />

Vlaamse overheid om de gedragenheid rond nieuwe financiële of budgettaire<br />

horizontale beleidsinitiatieven permanent te verhogen. Ook hiervoor zal ik de nodige<br />

mix van communicatiemiddelen inzetten.<br />

Initiatief 23. Ontwikkeling Vlaamse fiscale codex Pagina 27<br />

Regelmatig wordt de wildgroei aan regelgeving en procedures aangeklaagd. Dat<br />

deze “regulitis” nefaste gevolgen heeft, staat buiten kijf. Daarom heb ik in mijn<br />

beleidsnota de ontwikkeling van een Vlaamse Fiscale Codex op het vlak van inning<br />

en invordering voor de Vlaamse Belastingen vooropgesteld.<br />

In het begin van deze legislatuur lag de focus op de overname van de inning en<br />

invordering van de groep verkeersbelastingen. Nu acht ik de tijd rijp voor de<br />

aangekondigde uniformisering en vereenvoudiging van de fiscale procedureregels.<br />

Een efficiënte, effectieve en klantgerichte inning en invordering van de Vlaamse<br />

belastingen en heffingen belangt ons immers allemaal aan. Als rechtszoekende wil<br />

elke belastingplichtige snel en overzichtelijk zijn rechten en plichten kennen. In mijn<br />

beleidsnota heb ik al kort de verschillende stappen overlopen om te komen tot een<br />

Vlaamse (procedure)-Codex. Onmiskenbaar heeft deze werkwijze meerdere<br />

(schaal)voordelen op het vlak van de coherentie van de fiscale procedure voor de<br />

heffingen en belastingen die geïnd worden door het Vlaamse Gewest.<br />

In <strong>2012</strong> laat ik mijn administratie in nauwe samenwerking met de betrokken partners<br />

een ontwerp van decreet uitwerken met als doel een gemeen recht voor de fiscale<br />

procedure. Na een grondige parlementaire bespreking en communicatie naar alle<br />

belanghebbenden kunnen de nieuwe procedureregels dan vanaf 2014 in werking<br />

treden.<br />

<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />

<strong>2012</strong><br />

103


Initiatief 24. Vlaamse correctie referentiedatabank en “the 4th Way” Pagina 28<br />

In mijn beleidsnota heb ik aangegeven erop te zullen aandringen bij mijn collega’s<br />

om een centrale databank op te richten zodat correcties aan gegevens van<br />

authentieke bronnen nog maar eenmalig dienen te gebeuren voor alle diensten van<br />

de Vlaamse overheid. Door de insourcing van de verkeersbelasting is er op dit traject<br />

enige vertraging opgetreden, en de opportuniteit van het project “the 4th way” heeft<br />

dit dossier minder prioritair gemaakt. In de loop van <strong>2012</strong> zal dit dossier in<br />

samenwerking met e-gov evenwel terug worden opgenomen. De eerste contacten<br />

hierover zijn reeds gelegd.<br />

Het project “the 4th way” is reeds aangehaald. Het is de bedoeling dat daarbij -<br />

conform de regelgeving inzake de privacy en volgens het “vier-ogen principe”- een<br />

beroep wordt gedaan op al de nodige en bestaande webservices naar de notarissen,<br />

RSZ, federale belastingen en dergelijke meer.<br />

Hierdoor zullen de administratieve taken binnen VLABEL worden verminderd en zal<br />

de doorlooptijd voor notariële akten en onteigeningen worden gereduceerd. Dat<br />

project zal zich over meerdere jaren uitstrekken en in functie van de grootste<br />

efficiëntiewinsten zullen hier de juiste prioriteiten worden gelegd.<br />

Het belang van dergelijk project is niet te onderschatten. VLABEL en de dienst<br />

Vastgoedakten van het departement hebben immers heel veel administratief werk<br />

inzake de wettelijke verplichtingen die komen kijken bij notariële akten. In het kader<br />

van “men vraagt aan de burger en aan de rechtspersonen niet wat de overheid al<br />

weet” en in het kader van zowel de vermindering van de administratieve taken als<br />

van de vermindering van de doorlooptijd van de verschillende stappen van de<br />

procesflow heeft het beleidsdomein zich dan ook aangesloten bij het project “the 4th<br />

way” van het federale FEDICT en dit in samenwerking met e-gov.<br />

d) proactieve opvolging supranationale ontwikkelingen Pagina 30<br />

Om die doelstelling te bereiken, investeert het departement <strong>Bestuur</strong>szaken in<br />

samenwerking met het departement Internationaal Vlaanderen in een proactieve<br />

opvolging van Europese regelgeving door een systeem van “Europese impactfiches”<br />

te testen in pilootprojecten binnen het departement <strong>Bestuur</strong>szaken. Daarnaast werd<br />

door mijn departement gestart met een EU-checklist. Dat compacte werkinstrument<br />

moet toelaten om bij de opmaak van nieuwe Vlaamse regelgeving aan de hand van<br />

een paar gerichte kernvragen een eerste zicht te krijgen op een mogelijke schending<br />

van het Europees recht. Daarbij wordt in het bijzonder aandacht besteed aan de<br />

belangrijkste elementen uit de Europese rechtspraak en wetgeving inzake fiscaliteit<br />

en het vrij verkeer. Dat moet toelaten om in de toekomst tijdig de nodige bijsturingen<br />

door te voeren, en nieuwe Europese ingebrekestellingen te vermijden.<br />

Initiatief 26. Continue versterking en benutting van fiscale bevoegdheden<br />

De doorbraken van de “interne staatshervorming” Pagina 32<br />

De Vlaamse Regering heeft het Witboek in het kader van de interne<br />

staatshervorming goedgekeurd. Het is een degelijk werkstuk met een goede analyse<br />

van de bestuurlijke organisatie in Vlaanderen en een helder overzicht van de<br />

bestuurlijke knelpunten. Concreet worden er 69 ingrijpende doorbraken opgesomd<br />

om te komen tot een Interne Staatshervorming.<br />

<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />

<strong>2012</strong><br />

104


Voor het beleidsdomein Financiën en Begroting zijn er 4 doorbraken opgesomd:<br />

1. Verdeling verkeersbelasting (doorbraak 11) - gefaseerde herverdeling van de<br />

opdeciem op de verkeersbelasting om de impact van leasingmaatschappijen uit te<br />

vlakken;<br />

2. Binnengemeentelijke fiscale differentiatie (doorbraak 12)- onderzoek naar de<br />

mogelijkheid van een binnengemeentelijke differentiatie van de opcentiemen op de<br />

onroerende voorheffing;<br />

3. Versnelling verwerving onroerende goederen door lokale besturen (doorbraak 35)<br />

- versnellen van procedures voor lokale besturen om onroerende goederen te<br />

verwerven/vervreemden;<br />

4. Financiële verevening (doorbraak 51) - voor alle bevoegdheidsverschuivingen<br />

worden de financiële gevolgen in kaart gebracht.<br />

Per doorbraak is een gefaseerd implementatietraject voorgesteld met daarin een plan<br />

van aanpak van de organisatorische wijzigingen, de verschuivingen van mensen en<br />

middelen en de nodige decretale wijzigingen. Ik zal erover waken dat bij de<br />

implementatie de baten van de voorgestelde sleutelprojecten de kosten duidelijk<br />

overstijgen. Het kan immers niet de bedoeling zijn dat er onevenredige<br />

verschuivingen plaatsvinden ten koste van marginale voordelen. Zo dient<br />

bijvoorbeeld een systeem van binnengemeentelijke differentiatie van de onroerende<br />

voorheffing een aantoonbare meerwaarde te hebben ten opzichte van de bestaande<br />

mogelijkheid om de opcentiemen op de onroerende voorheffing geheel of gedeeltelijk<br />

terug te betalen aan bepaalde doelgroepen.<br />

Initiatief 26. Continue versterking en benutting van fiscale bevoegdheden<br />

De doorbraken van de “interne staatshervorming” Pagina 33<br />

Bij doorbraak 11 (verdeling opdeciem verkeersbelasting) moet eerst het<br />

bevoegdheidsvraagstuk grondig uitgeklaard worden. Mijn administratie heeft de<br />

opdracht gekregen dit tegen 1 januari <strong>2012</strong> te verduidelijken. Ondertussen wordt per<br />

gemeente het budgettair effect van de voorgestelde maatregel becijferd. Afhankelijk<br />

van deze resultaten zet ik vervolgens dit initiatief in regelgeving om.<br />

In opdracht van minister Freya Van den Bossche wordt de juridische, operationele en<br />

financiële haalbaarheid onderzocht van een binnengemeentelijke differentiatie van<br />

de opcentiemen op de onroerende voorheffing (OOV), in het kader van de<br />

onderzoeksopdracht "Stedelijk fiscaal instrumentarium". Het finale rapport hiervan<br />

wordt dit najaar verwacht. De verdere uitwerking na de oplevering van de<br />

studieresultaten zal moeten gebeuren binnen de context van het regeerakkoord en<br />

het partnerschap met steden en gemeenten waar we een bedrijfsvriendelijk lokaal<br />

beleid stimuleren. Bovendien moet er oog zijn voor de technische haalbaarheid.<br />

Doorbraak 35 kwam al aan bod bij de uitbouw van de dienst vastgoedakten.<br />

Naarmate de verschillende doorbraken van de Interne Staatshervorming vorm<br />

krijgen, kunnen de financiële gevolgen voor de provinciale<br />

bevoegdheidsverschuivingen berekend worden. Dit gebeurt in nauwe samenwerking<br />

met mijn collega, Geert Bourgeois, en alle betrokken vakministers. De timing hiervan<br />

valt samen met de uitwerking van elke verschuiving.<br />

<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />

<strong>2012</strong><br />

105


Lokaal pact als potentieel instrument om het ondernemingsklimaat te<br />

verbeteren? Pagina 33<br />

Binnen dit wijzigende kader blijft het stimuleren van een bedrijfsvriendelijk lokaal<br />

(fiscaal) klimaat ook een Vlaamse prioriteit. Ik ben ervan overtuigd dat de<br />

harmonisatie van gemeentebelastingen een mogelijk uitgangspunt is om te komen<br />

tot een drievoudige win-situatie tussen de Vlaamse Regering, de lokale besturen én<br />

de bedrijven. Het doel hiervan is om de transactieprijs voor gemeenten en<br />

bedrijfsleven te reduceren en het probleem van het groot aantal, zeer diverse lokale<br />

en resultaatsonafhankelijke bedrijfsbelastingen ten gronde aan te pakken. Die<br />

harmonisatie kan dan de mogelijke basis vormen voor een nieuw lokaal fiscaal pact.<br />

We mogen immers niet uit het oog verliezen dat de buurlanden en –regio’s de<br />

voorbije jaren sterk gefocust hebben op de gemeentelijke bedrijfsfiscaliteit. Om die<br />

reden dienen we in een nieuw lokaal fiscaal pact te focussen op de problematiek van<br />

de lokale bedrijfsbelastingen. Hiertoe heeft het departement Financiën en Begroting<br />

voor mij enkele pistes opgelijst die op korte termijn kunnen uitmonden in een voorstel<br />

tot onderzoek voor bedrijfsvriendelijkere - en zoveel als mogelijk uniforme -<br />

alternatieven.<br />

Initiatief 30. Toekennen van een sociaal tarief inzake onroerende voorheffing<br />

aan sociale<br />

Verhuurkantoren Pagina 35<br />

Het Wetboek van Inkomstenbelastingen voorziet momenteel twee tarieven wat<br />

betreft onroerende voorheffing. Enerzijds is er het standaardtarief, namelijk 2,5 %<br />

van het kadastraal inkomen, anderzijds is er het sociaal tarief van 1,6% van het<br />

kadastraal inkomen. Dat sociaal tarief is momenteel van toepassing op sociale<br />

huurwoningen van sociale huisvestingsmaatschappijen, ocmw’s, gemeenten en het<br />

Vlaams Woningfonds, maar niet op sociale verhuurkantoren. Nochtans vallen<br />

woningen die verhuurd worden door een sociaal verhuurkantoor onder de toepassing<br />

van het sociaal huurbesluit en zijn deze woningen dus ook sociale woningen.<br />

Zoals eerder meegedeeld in de commissie Algemeen Beleid, Financiën en Begroting<br />

kan de implementatie van het verlaagd tarief (na het lopend onderzoek en consultatie<br />

van de betrokken partijen) in de loop van de periode <strong>2012</strong>-2013 tot stand komen.<br />

Initiatief 32. Vergroening verkeersfiscaliteit Pagina 35<br />

Zoals reeds in mijn beleidsnota aangegeven, wil ik streven naar een nieuwe invulling<br />

van de verkeersfiscaliteit. De verkeersfiscaliteit zal worden vergroend op basis van<br />

de milieuprestaties van de wagen. Om dit laatste te kunnen uitvoeren is een globale<br />

en gefaseerde aanpak van de volledige verkeersfiscaliteit nodig waarbij alle soorten<br />

verkeersbelastingen, en de belastbaarheid van alle categorieën van voertuigen, moet<br />

worden geanalyseerd, en indien nodig, worden herbekeken.<br />

Om dat te kunnen realiseren, was de insourcing van de dienst van de inning van de<br />

verkeersbelastingen een belangrijke stap voorwaarts teneinde het Vlaamse beleid<br />

met betrekking tot de verkeersfiscaliteit autonoom en ten volle te kunnen uitoefenen.<br />

De succesvolle overname van de dienst van de inning van de verkeersbelastingen in<br />

<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />

<strong>2012</strong><br />

106


het begin van dit jaar biedt de opportuniteit om een krachtdadig Vlaams beleid te<br />

voeren inzake groene verkeersfiscaliteit. Deze opportuniteit zal ik de komende jaren<br />

dan ook ten volle benutten. De nieuwe BIV moet in werking treden vanaf <strong>2012</strong>. Het<br />

onderzoek naar een voldoende sturende variabilisering van de jaarlijkse<br />

verkeersbelastingen is eveneens voorzien voor <strong>2012</strong>. Aangezien de herziening van<br />

de verkeersfiscaliteit ook betrekking heeft op voertuigen van ondernemingen met<br />

leasingactiviteit, zijn samenwerkingsakkoorden met de andere gewesten<br />

noodzakelijk. Het is de bedoeling om, rekening houdend met het gezamenlijk project<br />

in het kader van de kilometerheffing en het wegenvignet, deze zaken in een globaal<br />

akkoord te regelen. Het overleg met de andere gewesten loopt verder.<br />

2. Aandachtspunten Stedenbeleid<br />

nihil<br />

3. Aandachtspunten Inburgering<br />

nihil<br />

<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />

<strong>2012</strong><br />

107


Cultuur, Jeugd, Sport & Media (CJSM)<br />

Beleidsbrief CULTUUR<br />

Algemeen:<br />

Veel aandacht in de beleidsbrief Cultuur voor de afspraken rond het<br />

Planlastendecreet en Interne Staatshervorming.<br />

Voor Stedenbeleid worden aandachtspunten aangehaald m.b.t.<br />

cultuurbeleidsplanning en -subsidiëring en cultuurparticipatie (van minderheden).<br />

Interessant voor Inburgering en Integratie is het belang dat gehecht wordt aan<br />

‘cultureel leren’.<br />

1. Aandachtspunten <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />

Deel 1: Strategische doelstellingen – Inleiding, Pagina 7<br />

“De implementatie van het Planlastendecreet en van het Witboek Interne<br />

Staatshervorming vraagt in 2011-<strong>2012</strong> heel wat aandacht en de nodige acties”.<br />

Deel 1: Strategische doelstellingen – SD1 Duurzaam beleid voeren, Pagina 8<br />

“Op 8 april 2011 keurde de Vlaamse Regering het definitieve decreet voor<br />

Planlastvermindering goed. Hierdoor moeten lokale besturen vanaf de volgende<br />

gemeentelijke bestuursperiode aanzienlijk minder plan- en<br />

rapporteringsverplichtingen vervullen. Ik geef uitvoering aan dit decreet door het<br />

decreet Lokaal Cultuurbeleid en het Cultureel-erfgoeddecreet aan te passen. In het<br />

najaar 2011 worden de aangepaste decreten geagendeerd op de Vlaamse Regering<br />

en wordt een communicatiemoment voor de sector georganiseerd.<br />

Eveneens op 8 april 2011 keurde de Vlaamse Regering het Witboek Interne<br />

Staatshervorming goed. Samen met mijn collega-ministers wil ik tegen het einde van<br />

de regeerperiode het Vlaams bestuurlijk landschap vereenvoudigen. Het witboek<br />

stelt dat provincies niet meer automatisch bevoegd zijn voor onder andere culturele<br />

materies, tenzij deze een decretale verankering kenen of via een bestuursakkoord<br />

worden geregeld. Voor Cultuur ga ik daarom naar een complementair beleid. De drie<br />

bestuursniveaus zullen elk vanuit hun eigenheid beleid kunnen voeren. Er wordt dus<br />

niet naast elkaar of overlappend gewerkt, maar aanvullend.<br />

(…)<br />

In het kader van de implementatie van het decreet voor Planlastvermindering worden<br />

in het voorjaar van <strong>2012</strong> de decreetaanpassingen voorgelegd aan het Vlaams<br />

Parlement. Uiterlijk op 30 oktober <strong>2012</strong> zal de Vlaamse Regering de<br />

beleidsprioriteiten bekendmaken, zodat de nieuwe lokale besturen hiermee hun<br />

geïntegreerde meerjarenplanning kunnen opmaken”.<br />

<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />

<strong>2012</strong><br />

108


OD4 Effecten Amateurkunstendecreet in kaart brengen, Pagina 26<br />

“Ik wil in <strong>2012</strong> (…) technische verbeteringen en correcties aanbrengen. In het kader<br />

van het traject interne staatshervorming dat door de Vlaamse Regering is opgezet zal<br />

het decreet worden aangevuld. Er wordt een kader gecreëerd voor een provinciale<br />

ondersteuning op het vlak van kwaliteitsbevorderende ondersteuning van<br />

bovenlokale projecten amateurkunsten. De schaal van een stad of gemeente is<br />

immers te klein om wedstrijden en prijzen te organiseren. Bovendien is de uitstraling<br />

van de organisaties waar het over gaat te klein om door Vlaanderen te worden<br />

ondersteund. De ondersteuning van landelijke amateurkunstenorganisaties wordt wel<br />

de exclusieve bevoegdheid van de Vlaamse overheid”.<br />

OD6 Blinde vlekken wegwerken in het kader van het decreet Lokaal<br />

Cultuurbeleid, Pagina 28<br />

“In juli bekrachtigde de Vlaamse Regering het decreet houdende vaststelling van de<br />

algemene regels waaronder in de Vlaamse Gemeenschap en het Vlaamse Gewest<br />

periodieke plan- en rapporteringsverplichtingen aan lokale besturen kunnen worden<br />

opgelegd (‘Planlastendecreet’).<br />

Als gevolg hiervan worden de sectorale beleidsplannen geïntegreerd in één<br />

meerjarenplan. De sectorale decreten dienen aangepast te worden aan de nieuwe,<br />

vereenvoudigde werkwijze van periodieke planning en rapportering. De algemene<br />

principes van deze beleids- en beheerscyclus kwamen uitgebreid aan bod op het<br />

tweede publieksmoment van het Cultuurforum 2020, samen met de ervaringen van<br />

een pilootgemeente.<br />

(...)<br />

Conform het Witboek Interne Staatshervorming besteedt het nieuwe decreet Lokaal<br />

Cultuurbeleid een apart luik aan de provincies: het streekgericht bibliotheekbeleid<br />

blijft behouden als opdracht voor de provincies en de mogelijkheid van provinciale<br />

ondersteuning wordt voorzien”.<br />

OD 10: Evalueren en bijsturen, Pagina 31<br />

“Om het Witboek Interne Staatshervorming uit te voeren moeten meerdere decreten<br />

worden aangepast. Van deze gelegenheid zal ik gebruik maken om andere<br />

aanpassingen door te voeren, op basis van vastgestelde leemtes of onduidelijkheden<br />

of om een en ander administratief te vereenvoudigen (zie OD28)”.<br />

OD18 Verdere implementatie van het Cultureel-erfgoeddecreet, Pagina 39<br />

“In uitvoering van het Planlastendecreet heb ik een ontwerp van aanpassing van het<br />

Cultureel-erfgoeddecreet voorgelegd aan de Vlaamse Regering. Bij deze wijziging is<br />

rekening gehouden met de aanbevelingen van het Rekenhof formuleerde na een<br />

audit van het cultureel-erfgoedbeleid. (…)”.<br />

Met als prognose voor <strong>2012</strong>:<br />

<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />

<strong>2012</strong><br />

109


“Het Cultureel-erfgoeddecreet wordt aangepast aan het Planlastendecreet”.<br />

In het uitvoeringsbesluit bij het nieuw Cultureel-Erfgoeddecreet zal nader bepaald<br />

worden welke informatie een subsidieaanvraag moet bevatten (in het huidig decreet<br />

gebeurt dit op basis van een beleidsplan). In navolging hiervan zullen er nieuwe<br />

standaardsjablonen opgesteld worden met het ook op kwaliteitsverbetering van de<br />

aanvraag- en verantwoordingsstukken.<br />

Aan de kwaliteit van de financiële rapportering wordt eveneens aandacht besteed,<br />

onder andere door structurele feedback te geven bij de ingediende stukken. Hier<br />

moet wel opgemerkt worden dat de inhoud en het detailniveau van deze stukken<br />

door externe factoren bepaald worden (bv. regelgeving over vzw-boekhouding of<br />

gemeenteboekhouding).<br />

OD19 Digitalisering en nieuwe vormen van ontsluiting aanmoedigen, Pagina 40<br />

“Ik blijf, samen met de collega’s bevoegd voor Media, Onderwijs, <strong>Bestuur</strong>szaken en<br />

Algemeen Beleid, de oprichting van een Vlaams instituut voor de archivering van<br />

audiovisueel en multimediaal erfgoed opvolgen en richting geven”.<br />

OD 28 Naar een doelgerichte samenwerking met andere bestuursniveaus,<br />

Pagina 50<br />

Zoals geschreven onder SD1 keurde de Vlaamse Regering in april 2011 het Witboek<br />

Interne Staatshervormingen goed. In het algemeen staat er in het Witboek dat er<br />

maximaal twee bestuursniveaus tussenkomen in de verschillende<br />

(subsidie)processen en dat de klemtoon van de beleidsvorming bij de lokale en<br />

Vlaamse overheid ligt. Voor enkele uitzonderingen is er specifiek een opdracht voor<br />

provinciale besturen. Zo behouden de provincies wel een taak in onder andere het<br />

streekgericht bibliotheekbeleid en de kwaliteitsbevorderende aspecten bij<br />

amateurkunsten.<br />

In het najaar organiseer ik informatiesessies om de aanpassingen aan het decreet<br />

Lokaal Cultuurbeleid toe te lichten (…)” .<br />

Prognose <strong>2012</strong>:<br />

“In overleg met de sector en de lokale en provinciale besturen worden de doorbraken<br />

uit het Witboek Interne Staatshervormingen verder uitgewerkt. In de geest van het<br />

Witboek Interne Staatshervorming streef ik ernaar om een helderder landschap te<br />

creëren en het aantal subsidiërende niveaus per organisatie te beperken tot<br />

maximaal twee.<br />

Waar nodig zullen de decreten worden aangepast.<br />

De provincies moeten zich terugtrekken uit de structurele ondersteuning van<br />

landelijke organisaties sociaal-cultureel volwassenenwerk, met planlastvermindering<br />

als gevolg. Provincies zullen de sociaal-culturele organisaties nog projectmatig<br />

kunnen ondersteunen, wanneer organisaties een gebiedsgericht project of een<br />

project naar bijzondere doelgroepen opzetten”.<br />

<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />

<strong>2012</strong><br />

110


2° Aandachtspunten Stedenbeleid<br />

Deel 2 Operationele doelstellingen - OD3 Uitvoering geven aan en evalueren<br />

van het Participatiedecreet, Pagina 25<br />

“Eind 2010 werden opnieuw acht gemeenten toegevoegd aan de lijst met gemeenten<br />

die worden gesubsidieerd voor de opmaak en uitvoering van een afsprakennota<br />

vrijetijdsparticipatie. Voor de Vlaamse Gemeenschapscommissie is in 2011 de<br />

tweede afsprakennota van start gegaan”.<br />

Prognose <strong>2012</strong>:<br />

“Ook mijn collega-ministers van Jeugd en Sport maken hun evaluatie van het<br />

Participatiedecreet. Wanneer de evaluaties zijn afgerond, zullen we onze conclusies<br />

samenleggen en nagaan welke maatregelen desgevallend moeten worden<br />

genomen”.<br />

OD6 Blinde vlekken wegwerken in het kader van het decreet Lokaal<br />

Cultuurbeleid, Pagina 28<br />

“Sinds 1 januari 2011 worden twaalf bijkomende gemeenten gesubsidieerd voor de<br />

uitvoering van het gemeentelijk cultuurbeleidsplan en dienden vijf Vlaamse<br />

gemeenten een aanvraag in voor een enveloppensubsidie voor de uitvoering van het<br />

gemeentelijk cultuurbeleidsplan vanaf <strong>2012</strong>.<br />

(…)<br />

Uit [het] onderzoek komt naar voren dat lokale besturen sterk de kaart van cultuur<br />

getrokken hebben en er de afgelopen jaren ook extra hebben in geïnvesteerd”.<br />

Prognose <strong>2012</strong>:<br />

“(…)<br />

Het decreet van 13 juli 2001 houdende het stimuleren van een kwalitatief en integraal<br />

lokaal cultuurbeleid wordt vervangen door een nieuw decreet. Het is mijn bedoeling<br />

om de lokale besturen te ondersteunen en hen nog meer autonomie te geven voor<br />

de invulling van hun cultuurbeleid.<br />

De grootste verandering is dat de subsidies worden toegekend op basis van<br />

Vlaamse beleidsprioriteiten voor activiteiten, prestaties of effecten die de gemeente<br />

zal moeten verrichten, leveren of bereiken. Deze prioriteiten en de daaraan<br />

gekoppelde middelen zullen in het uitvoeringsbesluit concreter worden uitgewerkt. In<br />

het nieuwe decreet blijven het gemeentelijk cultuurbeleid, het cultuurcentrum en de<br />

bibliotheek de ankerpunten. Als prioriteiten voor het lokaal cultuurbeleid denk ik aan<br />

gemeenschapsvorming, participatie van kansengroepen, ondersteuning van<br />

verenigingen en vrijwilligers en diversiteit in het culturele landschap. (...)<br />

De subsidie per stad of gemeente en per onderdeel van het decreet wordt maximaal<br />

behouden”.<br />

<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />

<strong>2012</strong><br />

111


3° Aandachtspunten Inburgerings- en Integratiebeleid<br />

Deel 1: Strategische doelstellingen – SD2 Participatie en diversiteit als motoren<br />

voor vernieuwing verankeren, Pagina 10<br />

In 2011 gaf minister Schauvliege het Kennisknooppunt Interculturaliseren twee<br />

opdrachten. De eerste behelsde de opmaak van een engagementsverklaring voor de<br />

cultuursector om de ongelijkheid inzake opleidingsniveau, thuismilieu, leeftijd en<br />

inkomen op vlak van cultuurdeelname weg te werken/te verminderen.<br />

De tweede betrof een campagne ‘iedereen kan zetelen’, om de etnisch-culturele<br />

diversiteit in raden van bestuur van gesubsidieerde cultuurorganisaties te verhogen.<br />

In <strong>2012</strong> wordt hier vervolg van gemaakt:<br />

“In <strong>2012</strong> wordt de engagementsverklaring geïmplementeerd. Het Kennisknooppunt<br />

Interculturaliseren zal de engagementen opvolgen en ontsluiten.<br />

Sensibiliseringsinstrumenten zoals de databank “iedereen kan zetelen” worden<br />

geactualiseerd”.<br />

Deel 1: Strategische doelstellingen – SD 4: Competentieverwerving en -<br />

waardering stimuleren, Pagina 14-15<br />

In 2011 werd een ‘Participatiesurvey’ (gestart in 2009) afgerond met als een van de<br />

belangrijke vaststellingen dat cultuurparticipatie voor het grootste deel bepaald<br />

worden door iemands ouderlijk milieu en gezinscontext.<br />

Vandaar dat minister Schauvliege sterk wil inzetten op ‘cultureel leren’ als een<br />

onderdeel van competentieverwerving.<br />

Twee punten daaromtrent zijn o.a. interessant voor de inburgeringssector, waar<br />

(eerder verworven) competenties opgenomen worden in de portfolio van iedere<br />

inburgeraar en waar meer en meer (dat is toch de bedoeling) ingezet wordt op<br />

loopbaanoriëntering.<br />

“Ik heb meegewerkt aan de ontwikkeling van een gemeenschappelijk kader en<br />

langetermijnvisie voor EVC (erkenning van verworven competenties) op het snijvlak<br />

van Cultuur, Jeugd & Sport, Onderwijs & Vorming en Werk.<br />

Ik investeerde in de continuering van OSCAR, het portfolio-instrument dat het<br />

documenteren, inventariseren en zichtbaar maken van de resultaten van niet-formele<br />

en informele leerervaringen in de sociaal-culturele sector faciliteert.<br />

Deze samenwerkingsinitiatieven zijn opgenomen in het gemeenschappelijke<br />

jaaractieplan van de beleidsdomeinen CJSM en O&V. Dit eerste jaaractieplan is een<br />

concretisering van het samenwerkingsprotocol over competentieontwikkeling binnen<br />

uiteenlopende leercontexten”.<br />

Prognose <strong>2012</strong>:<br />

“Het voorbije jaar werden de funderingen gelegd voor cultuureducatie. Nu kan<br />

worden gestart met de ‘ruwbouw’. De conclusies en aanbevelingen van de<br />

veldtekening cultuureducatie leveren het benodigde materiaal. Daaruit blijkt onder<br />

<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />

<strong>2012</strong><br />

112


andere dat cultuureducatie een fundamentele plaats inneemt in het gesubsidieerde<br />

bestel. Op zeer verschillende domeinen en manieren levert men eerstelijns- én<br />

tweedelijnswerk. Dit moet meer in de kijker worden gezet. Het “eilandkarakter” van<br />

cultuureducatie moet worden doorbroken door een intensere informatie- en<br />

expertise-uitwisseling. De job van cultuureducator kan aantrekkelijker worden<br />

gemaakt en het profiel nader omschreven. Daarom moet deze wetenschappelijk<br />

onderbouwde landschapsschets worden gekoppeld aan de resultaten van de<br />

werkgroepen van ACCE. Met het oog op de opleiding en de vorming van<br />

‘cultuureducatoren’ wordt een traject opgestart voor een beroepenfamilie of -structuur<br />

binnen het veld van cultuureducatie en publieksbemiddeling. De afbakening en<br />

nadere omschrijving van de rollen van die professionals en vrijwilligers vormen alvast<br />

een eerste stap in de ontwikkeling van competentieprofielen.<br />

Het structureel overleg met de steunpunten en andere intermediaire instanties die op<br />

Vlaams, regionaal of bovenlokaal vlak bezig zijn met cultuureducatie, wordt<br />

voortgezet.<br />

(…)<br />

Ik blijf me engageren voor waardevolle initiatieven om levenslang en levensbreed<br />

leren (LLL) zichtbaar te maken en te valoriseren in functie van de persoonlijke<br />

ontwikkeling, sociaal burgerschap, opleiding of loopbaanontwikkeling. Het<br />

samenwerkingsprotocol tussen de beleidsdomeinen CJSM en O&V zal op ambtelijk<br />

vlak als referentiekader dienen voor de acties m.b.t. competentieverwerving”.<br />

<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />

<strong>2012</strong><br />

113


Beleidsbrief JEUGD<br />

Algemeen:<br />

Minister Smet toont bereidheid om rekening te houden met planlastverminderingen<br />

en het Witboek Interne Staatshervorming (en hun invloed op steden en gemeenten),<br />

maar slechts in die mate dat niet geraakt wordt aan de sectorale subsidiestroom<br />

lokaal jeugdwerk, inspraak voor kinderen en jongeren in het lokaal beleid en aan ‘de<br />

garanties voor voldoende financiële middelen’ om doorbraken te realiseren.<br />

Binnen het lokaal jeugdbeleid wordt in <strong>2012</strong> gefocust op vrijetijdsbeleid en<br />

participatie van kinderen en jongeren.<br />

Op het vlak van Inburgering en Integratie wordt ingezet op participatie, o.a. door<br />

taalstimulatie en mediasensibilisering (‘mediawijsheid’).<br />

1° Aandachtspunten <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />

1. Managementsamenvatting, Pagina 9<br />

“De laatste decennia is de regelgeving sterk toegenomen. Het opstellen van een<br />

aantal regels en maatregelen heeft vaak te maken met het zorgen voor veiligheid, en<br />

niet in het minst voor die van kinderen en jongeren zelf. Toch besef ik dat het<br />

enthousiasme van jonge vrijwilligers soms gefnuikt wordt door een overvloed aan<br />

regels en reglementen. Het is dan ook mijn ambitie om, in partnerschap met de<br />

federale, provinciale en lokale overheden én de jeugdsector, regelgeving te<br />

vereenvoudigen en/of ondersteuning te bieden ten aanzien van regelgeving waaraan<br />

men gevolg moet geven.<br />

(…)<br />

Ik wil kinderen en jongeren ruimte geven om vanuit hun leefwereld de samenleving<br />

mee vorm te geven. De oefening rond de planlastvermindering is niet ten koste<br />

gegaan van de formele inspraak. (…)”.<br />

II. Strategische en operationele doelstellingen, SD1 Zoveel mogelijk kinderen<br />

en jongeren ruimte geven om zich te verenigen en te engageren, OD 1.4 zoveel<br />

mogelijk kinderen van zo divers mogelijke achtergrond zoveel mogelijk actief<br />

laten deelnemen aan het jeugdwerk, Vlaamse prioriteiten voor het lokaal<br />

jeugd(werk)beleid, Pagina 16<br />

“In 2010 en 2011 volgde ik nauwlettend de vorderingen binnen de dossiers<br />

planlastvermindering en interne staatshervorming. Cruciaal hierin is dat ik aandacht<br />

vroeg voor het belang van een sectorale subsidiestroom voor het lokale jeugdwerk,<br />

voor de inspraak en participatie van kinderen en jongeren in het lokaal beleid én de<br />

garanties voor voldoende financiële middelen om doorbraken te realiseren. Dit blijven<br />

<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />

<strong>2012</strong><br />

114


voor mij ook drie cruciale voorwaarden in het verdere proces van de Interne<br />

Staatshervorming.<br />

Beleidsrealisaties 2011<br />

Onlangs heeft de Vlaamse Regering een voorontwerp van (vernieuwd) decreet lokaal<br />

jeugdbeleid principieel goedgekeurd. Met dit voorontwerp wordt uitvoering gegeven<br />

aan de principes van het planlastendecreet. (…)<br />

Beleidsopties <strong>2012</strong><br />

(…)<br />

Ter uitvoering van de doorbraak Jeugd in het Witboek Interne staatshervorming werk<br />

ik een regeling uit voor de subsidiëring van bepaalde vormen van bovenlokaal<br />

jeugd(huis)werk”.<br />

2° Aandachtspunten Stedenbeleid<br />

II. Strategische en operationele doelstellingen, SD 1 Zoveel mogelijk kinderen<br />

en jongeren ruimte geven om zich te verenigingen en zich te engageren, OD 1.1<br />

Wetenschappelijk en systematisch onze kennis over jeugdwerk blijven<br />

uitbouwen en het jeugdwerk monitoren, Pagina 11<br />

“In <strong>2012</strong> stel ik het nieuwe cijferboek lokaal jeugdbeleid en de aangepaste website<br />

aan u voor. Naast vergelijkend materiaal met de vorige cijferboeken, zal ik ook<br />

enkele nieuwe accenten in het lokale jeugdbeleid belichten. Extra aandacht gaat<br />

naar de resultaten van de prioriteiten jeugdwerkinfrastructuur en jeugdinformatie van<br />

de afgesloten gemeentelijke beleidsperiode. De eerste resultaten van de nieuwe<br />

prioriteiten (jeugdcultuur en brandveiligheid/infrastructuur) zullen pas zichtbaar<br />

worden in het najaar van <strong>2012</strong>”.<br />

II. Strategische en operationele doelstellingen, SD 1 Zoveel mogelijk kinderen<br />

en jongeren ruimte geven om zich te verenigingen en zich te engageren, OD 1.3<br />

De laboratoriumfunctie van het jeugdwerk versterken, Impulsen voor innovatie<br />

en verdere ontwikkeling van het jeugwerk/dejeugdsector, Pagina 15<br />

“Voor de gemeentelijke jeugdbeleidsplannen 2011-2013 is jeugdcultuur de nieuwe<br />

prioriteit voor het hoofdstuk jeugdbeleid. Er werd een reeks van flankerende<br />

maatregelen uitgewerkt, die de gemeentebesturen ondersteunen bij de uitwerking<br />

van dit thema binnen het jeugdbeleidsplan”.<br />

II. Strategische en operationele doelstellingen, SD 1 Zoveel mogelijk kinderen<br />

en jongeren ruimte geven om zich te verenigingen en zich te engageren, OD 1.3<br />

De laboratoriumfunctie van het jeugdwerk versterken, Jeugdwerk in de<br />

(groot)stad, Pagina 15<br />

“Ik zet reeds een heel instrumentarium in ter ondersteuning en ontwikkeling van het<br />

stedelijk jeugdwerk. Op basis van het huidige decreet lokaal en provinciaal<br />

jeugdbeleid worden middelen toegekend aan de grote Vlaamse steden en aan de<br />

VGC voor de ondersteuning en ontwikkeling van het jeugdwerkaanbod. In het<br />

vernieuwde decreet lokaal en provinciaal jeugdbeleid wordt “de bevordering van de<br />

<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />

<strong>2012</strong><br />

115


participatie aan het jeugdwerk van kinderen en jongeren in maatschappelijk<br />

kwetsbare situaties” verankerd als Vlaamse beleidsprioriteit. Dit ontwerp van decreet<br />

werd zopas principieel goedgekeurd door de Vlaamse Regering. De middelen voor<br />

de uitvoering van deze prioriteit worden vanaf 2014 drastisch verhoogd door de<br />

toevoeging van de middelen van de regularisatie van DAC’ers tewerkgesteld binnen<br />

de sector van de WMKJ’s. Hiermee hoop ik steden extra financiële impulsen te<br />

geven om echt werk te maken van een vrijetijdsbeleid voor deze kinderen en<br />

jongeren.<br />

Beleidsopties <strong>2012</strong><br />

In <strong>2012</strong> werk ik aan de besluiten die uitvoering moeten geven aan de prioriteit inzake<br />

de verhoging van kansengroepen aan het jeugdwerk . Bij de uitwerking van de<br />

criteria voor de toekenning van de middelen zal ik rekening houden met typische<br />

grootstedelijke karakteristieken. Vanuit het bestaande centrumstedenoverleg<br />

georganiseerd door VVJ wordt in samenwerking met het Steunpunt Jeugd een<br />

platform stedelijk jeugdwerk opgericht.<br />

Verder tref ik voorbereidingen voor een conferentie over jeugdwerk/jongeren in de<br />

stad, die in 2013 zal doorgaan. Met deze conferentie beoog ik zowel een<br />

internationaal als een lokaal effect. Ik zal hierbij uitgaan van de pijnpunten, maar<br />

zeker ook van de opportuniteiten die een stedelijke context kan bieden aan jongeren<br />

en het jeugdwerk”.<br />

II. Strategische en operationele doelstellingen, SD1 Zoveel mogelijk kinderen<br />

en jongeren ruimte geven om zich te verenigen en te engageren, OD 1.4 zoveel<br />

mogelijk kinderen van zo divers mogelijke achtergrond zoveel mogelijk actief<br />

laten deelnemen aan het jeugdwerk, Basisvoorwaarden voor lokaal<br />

jeugd(werk)beleid, Pagina 17<br />

“Beleidsrealisaties 2011<br />

Ik responsabiliseerde de lokale besturen via het huidige decreet lokaal en provinciaal<br />

jeugdbeleid en de daarbij horende prioriteit ‘brandveilige jeugdlokalen’ (zie verder OD<br />

6.2).<br />

In 2011 reikte ik voor het eerst een prijs uit aan de gemeente met het sterkste<br />

jeugdbeleid, waarmee ik het lokale jeugdbeleid extra in de kijker breng. De winnaars<br />

mogen zich met deze prijs twee jaar lang dé jeugdgemeente of -stad van Vlaanderen<br />

noemen, en de lokale jeugdraden ontvingen elk 10 000 euro. Uit de aanvragen voor<br />

deze prijs werden ‘good practices’ verzameld, die ik publiceerde onder de titel ‘Kijk<br />

eens zo doen wij dat’. Karuur vzw ontving via het huidige decreet Vlaams jeugd- en<br />

kinderrechtenbeleid subsidies om de participatie van kinderen en jongeren aan het<br />

lokale beleid te ondersteunen.<br />

Beleidsopties <strong>2012</strong><br />

In <strong>2012</strong> organiseer ik vorming en ondersteuning van lokale besturen en andere<br />

belanghebbenden in functie van de invoering van het vernieuwde decreet lokaal en<br />

provinciaal jeugdbeleid. Dit zal gebeuren in nauwe samenwerking met de leden van<br />

de reflectiegroep lokaal jeugdbeleid. In het najaar <strong>2012</strong> staan alvast de ‘plankuren’,<br />

vormingsdagen voor ambtenaren en een nieuwe reeks van Trip lokaal op de agenda.<br />

<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />

<strong>2012</strong><br />

116


Bij de uitwerking van het vormingsaanbod kan niet worden voorbijgegaan aan de<br />

resultaten van het onderzoek over de vrije tijd van kinderen in armoede. De<br />

bevindingen uit dit onderzoek zijn richtinggevend bij de invulling van de Vlaamse<br />

beleidsprioriteit ‘bevorderen van participatie van kansengroepen aan het jeugdwerk”.<br />

II. Strategische en operationele doelstellingen, SD3 Kinderen en jongeren<br />

ruimte geven om vanuit hun eigen leefwereld de samenleving mee vorm te<br />

geven, OD 3.1 Investeren in een betere kennis van de leefwereld van kinderen<br />

en jongeren en in instrumenten om die leefwereld te leren kennen, Participatieinitiatieven,<br />

Pagina 23<br />

“Beleidsrealisaties 2011<br />

Via de publicatie ‘Kijk eens zo doen wij dat’ werden ook al heel wat goede<br />

voorbeelden van participatie initiatieven verspreid onder de lokale besturen.<br />

Eveneens gaf ik de opdracht aan de Katholieke Hogeschool van Leuven om een<br />

normatief kader en een handleiding uit te werken ter ondersteuning van<br />

beleidsparticipatie. Dit onderzoek wordt afgerond eind 2011. (…)<br />

Beleidsopties <strong>2012</strong><br />

In <strong>2012</strong> verspreid ik de resultaten van het onderzoek rond beleidsparticipatie breed.<br />

(…)<br />

Bovendien neem ik het initiatief om reeds in <strong>2012</strong> een platform op te richten met het<br />

oog op het ontwikkelen van visie en inzicht rond participatief werken in verschillende<br />

sectoren en de uitwisseling van praktijkvoorbeelden. Ik sensibiliseer in overleg met<br />

Steunpunt Jeugd en VVJ [Vereniging Vlaamse Jeugddiensten] de jeugdsector en<br />

gemeentelijke jeugddiensten om via de vorming het participatief werken tot een<br />

basishouding in het jeugdwerk te maken.<br />

(…)”<br />

II. Strategische en operationele doelstellingen, SD3 Kinderen en jongeren<br />

ruimte geven om vanuit hun eigen leefwereld de samenleving mee vorm te<br />

geven, OD 3.3 Directe beleidsinspraak voor kinderen en jongeren waarborgen,<br />

Inspraak van jeugdwerk en kinderen en jongeren in lokaal en provinciaal<br />

beleid, Pagina 25<br />

“Bij de uitwerking van het vernieuwde decreet lokaal en provinciaal jeugdbeleid wordt<br />

de jeugdraad opnieuw als instrument ingeschreven met als doel het organiseren van<br />

betrokkenheid van kinderen en jongeren aan het lokale jeugdbeleid, zowel in de fase<br />

van de voorbereiding, de uitvoering als de evaluatie. Om erover te waken dat<br />

jongeren ook gehoord worden bij materies die het louter jeugdwerkbeleid overstijgen<br />

maar hun wel aanbelangen, dring ik erop aan dat de jeugdraad advies kan verlenen<br />

over het hele beleidsplan van de gemeente.<br />

Beleidsopties <strong>2012</strong><br />

Bij het ontwikkelen van flankerende maatregelen zal extra aandacht gaan naar de<br />

organisatie van participatie van kinderen en jongeren aan het gemeentelijk beleid,<br />

ook binnen de nieuwe bestuurlijke context. De bevindingen vanuit het gevoerde<br />

onderzoek over beleidsparticipatie kunnen hier als leidraad dienen”.<br />

<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />

<strong>2012</strong><br />

117


II. Strategische en operationele doelstellingen, SD4 Kinderen en jongeren<br />

culturele ruimte geven, OD 4.1 Meer kinderen en jongeren laten deelnemen aan<br />

het bestaande cultuureducatieve aanbod, Jeugd- en jongerencultuur in het<br />

lokaal jeugdbeleid, Pagina 27<br />

“Beleidsrealisaties 2011<br />

Gemeenten die in het jeugdbeleidsplan 2011-2013 een beleid uitwerken om de<br />

aandacht voor jeugdculturen te verhogen konden voor de uitvoering hiervan extra<br />

subsidies ontvangen. Met de keuze van jeugdcultuur als nieuwe prioriteit voor het<br />

lokale jeugdbeleid wou ik de lokale besturen aanzetten om extra aandacht te<br />

besteden aan verschillende facetten van de culturele beleving van kinderen, tieners<br />

en jongeren.<br />

Zowel via het handboek lokaal jeugdbeleid als via de website van het agentschap<br />

sociaal-cultureel werk werd en wordt intensief informatie verspreid om de<br />

verschillende actoren in de kijker te plaatsen en samenwerkingsverbanden te<br />

stimuleren.<br />

Beleidsopties <strong>2012</strong><br />

Tijdens de plaatsbezoeken die mijn administratie brengt aan de gemeenten, gaat<br />

extra aandacht naar de verwezenlijkingen en de plannen binnen de prioriteit<br />

jeugdcultuur. De verzamelde goede voorbeelden zullen worden verspreid onder het<br />

label ‘inspired by’.<br />

Ik wil samen met de VVJ, Locus, de VVSG en de steden en gemeenten op zoek<br />

gaan naar wat een jeugdcreatieve ruimte kan betekenen voor de verschillende<br />

soorten van steden en gemeenten. Een aantal steden heeft daarin momenteel een<br />

voortrekkersrol met (jeugd)culturele zones in o.m. Antwerpen, Mechelen en Leuven<br />

en ik wil het mogelijk maken om deze kennis te delen met anderen. Bovendien<br />

moeten we durven kijken naar wat haalbaar is voor kleinere gemeenten”.<br />

II. Strategische en operationele doelstellingen, SD6 Kinderen en jongeren<br />

fysieke ruimte geven, OD 6.2 Blijven investeren in voldoende en veilige<br />

jeugdinfrastructuur, Lokale jeugdinfrastructuur als structurele prioriteit in de<br />

lokale en provinciale jeugd(werk)beleidsplannen, Pagina 31<br />

“Beleidsrealisaties 2011<br />

Voor de beleidsperiode 2011-2013 (gemeentelijke jeugdbeleidsplannen) heb ik<br />

ervoor geopteerd om de prioriteit jeugdwerkinfrastructuur te bevestigen, maar wel<br />

extra aandacht te vragen voor de (brand)veiligheid van de jeugdlokalen. Nieuwe<br />

regelgeving werd uitgewerkt, met het nodige respect voor de autonomie van de<br />

gemeentebesturen en een versoepelde verantwoordingsprocedure, zodat ook<br />

grotere infrastructuurwerken mogelijk worden. Flankerende maatregelen in de vorm<br />

van een brochure, een project “samenaankoop” en allerhande studiemomenten<br />

werden uitgewerkt door de expertgroep jeugdlokalen van het Steunpunt Jeugd.<br />

Beleidsopties <strong>2012</strong><br />

<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />

<strong>2012</strong><br />

118


In <strong>2012</strong> wordt het lopend beleid uitgevoerd via de subsidiëring van de lokale<br />

besturen. Verder worden het Steunpunt Jeugd, de VVJ en andere relevante actoren<br />

ondersteund voor de ondersteuning van jeugdwerk en gemeenten. In samenwerking<br />

met Steunpunt Jeugd, VVJ, VVSG en in nauwe dialoog met Brandweer Vlaanderen<br />

goede lokale praktijken verspreiden.<br />

Eventueel een oproep doen aan Brandweer Vlaanderen om verder te kijken wat we<br />

qua ondersteuning, overleg en sensibilisatie samen kunnen doen. Overleg tussen<br />

brandweer en jeugdwerk is soms moeilijk omdat ze elkaar niet kennen, een andere<br />

taal spreken. Als minister van Jeugd wil ik samen met Brandweer Vlaanderen en<br />

Steunpunt Jeugd en de VVSG bekijken hoe we dit overleg kunnen optimaliseren en<br />

goede praktijken stimuleren”.<br />

3° Aandachtspunten Inburgerings- en Integratiebeleid<br />

II. Strategische en operationele doelstellingen, SD1 Zoveel mogelijk kinderen<br />

en jongeren ruimte geven om zich te verenigen en te engageren, OD 1.4 zoveel<br />

mogelijk kinderen van zo divers mogelijke achtergrond zoveel mogelijk actief<br />

laten deelnemen aan het jeugdwerk, Jeugdinitiatieven in het<br />

participatiedecreet, “Zelforganisaties”, Pagina 17<br />

“Beleidsrealisaties 2011<br />

De proeftuin voor verenigingen die gericht zijn naar jongeren met een etnisch -<br />

cultureel diverse achtergrond liep tot eind maart 2011. Ook deze proeftuin maakt deel<br />

uit van de globale evaluatie van het participatiedecreet.<br />

Beleidsopties <strong>2012</strong><br />

Samen met PAJ [Platform Allochtone Jeugdwerking] ga ik op zoek naar een<br />

passende plaats in de reguliere subsidiekanalen. Daarvoor wordt o.m. gekeken naar<br />

het vernieuwde decreet Vlaams jeugd- en kinderrechtenbeleid dat vanaf 2013 aan<br />

verenigingen de kans zal bieden om geleidelijk aan door te groeien naar een<br />

volwaardige landelijk georganiseerde jeugdvereniging”.<br />

Het Participatiedecreet wordt geëvalueerd in <strong>2012</strong>. Ook de collega-ministers van<br />

Cultuur en Sport maken hun evaluatie van het Participatiedecreet. Wanneer de<br />

evaluaties afgerond zijn, zullen de drie ministers hun conclusies samenleggen en<br />

nagaan welke maatregelen al dan niet moeten worden genomen”.<br />

Nagaan of raakvlakken bestaan of mogelijke samenwerking gerealiseerd kan worden<br />

met betrekking tot subsidiëring van jongerenprojecten?<br />

II. Strategische en operationele doelstellingen, SD1 Zoveel mogelijk kinderen<br />

en jongeren ruimte geven om zich te verenigen en te engageren, OD 1.4 zoveel<br />

mogelijk kinderen van zo divers mogelijke achtergrond zoveel mogelijk actief<br />

laten deelnemen aan het jeugdwerk, Jeugdinitiatieven in het<br />

participatiedecreet, Toegankelijkheid van het jeugdwerk, Pagina 18<br />

<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />

<strong>2012</strong><br />

119


“Via het Participatiedecreet wordt Demos ook in <strong>2012</strong> verder ondersteund. Demos wil<br />

rond dit thema een hernieuwde dynamiek in het jeugdwerk initiëren enerzijds door<br />

organisaties inspirerende methodieken en werkvormen aan te reiken, en anderzijds<br />

door gerichte acties die jeugdorganisaties ertoe aanzetten het thema<br />

‘interculturaliteit’ (terug) op te nemen in de werking. Bijzondere aandacht gaat uit<br />

naar het ontwikkelen van een coherent geheel van beleidsinstrumenten die de<br />

participatie van kansengroepen kan verankeren in de jeugdsector en naar het<br />

verduurzamen van de opgebouwde methodieken in de jeugdsector”.<br />

II. Strategische en operationele doelstellingen, SD3 Kinderen en jongeren<br />

ruimte geven om vanuit hun eigen leefwereld de samenleving mee vorm te<br />

geven, OD 3.2 Het jeugdinformatiebeleid doeltreffende maken,<br />

Jeugdinformatie: toegang en verschillende actoren, Pagina 23<br />

“Beleidsrealisaties 2011<br />

Eind 2009 reeds kreeg Ruth Soenen (KULeuven) van het VIP Jeugd de opdracht om<br />

een etnografisch onderzoek naar de informatietactieken van jongeren uit socioculturele<br />

minderheden te voeren. Het onderzoek liep heel 2010 en werd begin 2011<br />

afgeleverd.<br />

(…)<br />

Ook het vernieuwde decreet Vlaams jeugd- en kinderrechtenbeleid biedt in het<br />

hoofdstuk participatie en informatie ruimte voor verenigingen die informatie van<br />

kinderen en jongeren als kerntaak hebben. In 2011 werden 25 verenigingen en vier<br />

projecten informatie en participatie gesubsidieerd.<br />

Beleidsopties <strong>2012</strong><br />

Eind 2011 wordt het onderzoeksrapport van Ruth Soenen gepubliceerd en<br />

organiseert het VIP-Jeugd, in samenwerking met Uit de Marge, een vormingsmoment<br />

waar de onderzoeksresultaten en beleidsaanbevelingen worden voorgesteld aan een<br />

breed publiek”.<br />

II. Strategische en operationele doelstellingen, SD3 Kinderen en jongeren<br />

ruimte geven om vanuit hun eigen leefwereld de samenleving mee vorm te<br />

geven, OD 3.2 Het jeugdinformatiebeleid doeltreffende maken, Experimenten<br />

taalstimulering, Pagina 24<br />

“Beleidsrealisaties 2011<br />

In 2011 werd mijn talenbeleidsnota voor het onderwijs afgewerkt en voorgesteld<br />

onder de titel Samen taalgrenzen verleggen. Hierin wordt nogmaals benadrukt dat<br />

taalontwikkeling in de vrije tijd van kinderen informeel verder ondersteund moet<br />

worden. In het Vlaams Jeugdbeleidsplan nam ik me voor om Nederlandstalige<br />

taalstimuleringsprojecten in en buiten de scholen op te zetten.<br />

Beleidsopties <strong>2012</strong><br />

Structureel behoort het opzetten en ondersteunen van taalstimulerende activiteiten,<br />

en het creëren van netwerken tussen welzijns- en vrijetijdsorganisaties en scholen,<br />

tot de taken van de lokale besturen.<br />

<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />

<strong>2012</strong><br />

120


In de relevante sectorale decreten die ondersteuning bieden voor de lokale besturen<br />

worden taalstimulering Nederlands en het concept brede school als transversale<br />

aandachtspunten opgenomen”.<br />

Taalstimulering (van o.a. jongeren) kan mee opgenomen worden als opdracht van<br />

integratiecentra en –diensten.<br />

II. Strategische en operationele doelstellingen, SD3 Kinderen en jongeren<br />

ruimte geven om vanuit hun eigen leefwereld de samenleving mee vorm te<br />

geven, OD 3.2 Het jeugdinformatiebeleid doeltreffende maken, Digitale media<br />

en mediawijsheid, Pagina 24<br />

“Beleidsopties <strong>2012</strong><br />

Ook in <strong>2012</strong> zet ik dit subsidiebeleid verder. (…) “<br />

Mediawijsheid is het geheel van kennis, vaardigheden en attitudes waarmee burgers<br />

zich bewust en kritisch kunnen bewegen in een complexe, veranderende en<br />

gemediatiseerde wereld. Het is het vermogen tot een actief en creatief mediagebruik<br />

dat gericht is op maatschappelijke participatie. Mediawijsheid situeert zich op het<br />

snijvlak van verschillende beleidsvelden waaronder Media en Onderwijs. Beide<br />

beleidsdomeinen zijn reeds actief in het mediawijsheidsveld en willen een krachtige<br />

impuls geven om via een gezamenlijk actieplan de verschillende doelgroepen te<br />

sensibiliseren over mediawijsheid, maar ook gezamenlijk te zoeken hoe een<br />

mediawijze aanpak beter aansluit bij de noden én interesses van kinderen, jongeren<br />

en volwassenen (al dan niet in hun rol van begeleider). Zo zal ik samen met mijn<br />

collega minister Lieten in het najaar van 2011 een conceptnota Mediawijsheid<br />

presenteren”.<br />

Mediawijsheid is een aandachtspunt, dat ook uitgebreid aan bod komt in de<br />

beleidsbrief Media.<br />

Net als minister Lieten, verwijst ook minister Smet onder andere naar het<br />

Ethercentrum (RecRadiocentrum), dat vanuit Integratie als Managers-van-<br />

Diversiteitsproject onrechtstreeks gesubsidieerd werd in 2006 en later rechtstreeks in<br />

2007 en 2008 (projectnummers 06 01 107, 7 01 152, 08 01 061).<br />

<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />

<strong>2012</strong><br />

121


Beleidsbrief SPORT<br />

Algemeen:<br />

De sportdecreten worden aangepast in functie van de planlastvermindering.<br />

Steden en gemeenten krijgen een belangrijke rol toebedeeld bij de ontwikkeling van<br />

het (lokaal) sportbeleid. De minister investeert sterk in sportinfrastructuur.<br />

Op het vlak van Integratie ligt de focus op participatie.<br />

1° Aandachtspunten <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />

Strategische en operationele doelstellingen, 1. De participatie verhogen zodat<br />

meer mensen, 1.4. Het sportbeleid besteedt bijzondere aandacht aan<br />

kansengroepen, Structureel beleid naar kansengroepen, Realisaties 2011 op<br />

blz. 15, Prognose <strong>2012</strong> op Pagina 17<br />

“In het kader van het lokale Sport voor Allen-decreet dienden 297 lokale besturen<br />

een sportbeleidsplan in met een specifiek hoofdstuk toegankelijkheid tot en diversiteit<br />

in de sport. Er werden ook vijf provinciale sportbeleidsplannen ingediend. Hierin is<br />

een specifiek hoofdstuk over mensen met een handicap opgenomen. Voor de VGC<br />

startte in 2011 een nieuwe sportbeleidsplanperiode (2011-2015) waarbij, zoals<br />

decretaal voorzien, bijzondere aandacht voor mensen met een handicap aan bod<br />

komt. (…)”.<br />

“(…)<br />

Naar aanleiding van het Planlastendecreet zal in <strong>2012</strong> een aangepast Sport voor<br />

Allen-decreet goedgekeurd worden”.<br />

Strategische en operationele doelstellingen, 2. De kwaliteit van het<br />

sportaanbod verhogen met alle actoren en op alle niveaus, 2.1. Het lokaal Sport<br />

voor Allen-beleid (lokaal sportbeleid) bestendigen en de lokale besturen<br />

begeleiden bij de uitwerking hiervan, Pagina 20<br />

“(…)<br />

In opvolging van de goedkeuring van het Planlastendecreet werd door het Kabinet<br />

Sport een stuurgroep met het Bloso en ISB opgestart om het huidige Sport voor<br />

Allen-decreet aan te passen. Na consultaties van alle relevante actoren,<br />

deskundigen en het werkveld zal ik eind 2011 een nieuw ontwerp van decreet aan de<br />

Vlaamse Regering ter goedkeuring voorleggen om vervolgens in <strong>2012</strong> aan het<br />

Vlaams Parlement voor te stellen. Ondertussen werden in het najaar de<br />

besprekingen opgestart worden voor de opmaak van het uitvoeringsbesluit.<br />

(…)”.<br />

<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />

<strong>2012</strong><br />

122


Tegen oktober <strong>2012</strong> dient het aangepast Sport voor Allen-decreet en het<br />

uitvoeringsbesluit definitief goedgekeurd te zijn zodat de gemeenten en provincies op<br />

de hoogte zijn van de Vlaamse beleidsprioriteiten Sport voor Allen bij de opmaak van<br />

hun integrale meerjarenplanning en waarvoor ze vanaf 1 januari 2014 kunnen<br />

gesubsidieerd worden. Bij de opmaak van deze regelgeving zal verder overleg<br />

gepleegd worden met het werkveld en zal gebruik gemaakt worden van de<br />

onderzoeksresultaten van de monitoringopdracht die eind 2011 beschikbaar zijn”.<br />

Strategische en operationele doelstellingen, 7. De Vlaamse overheid voert een<br />

efficiënt en effectief sportbeleid, 7.3. Evaluatie en optimalisatie van de<br />

regegeving in functie van meer transparantie, Pagina 51<br />

“Het Sport voor Allen-decreet wordt aangepast aan het Planlastendecreet alsook aan<br />

het proces inzake interne staatshervorming. Hierbij staan voor de gemeenten en<br />

provincies volgende uitgangspunten centraal: een verlaging van de plan- en<br />

rapporteringsverplichtingen, subsidiariteit met meer beleidsvrijheid, efficiëntie en<br />

effectiviteitsverhoging en meer outputcontrole”.<br />

(…)<br />

Het nieuwe Sport voor Allen-decreet en het uitvoeringsbesluit worden uiterlijk tegen<br />

oktober <strong>2012</strong> definitief goedgekeurd”.<br />

2° Aandachtspunten Stedenbeleid<br />

Strategische en operationele doelstellingen, 1. De sportparticipatie verhogen<br />

zodat meer mensen, 1.2. Stimuleren, implementeren en evalueren van<br />

innovatieve sportconcepten, Experimentele projecten, Realisaties 2011 op blz.<br />

10-11, Prognose <strong>2012</strong> op Pagina 12<br />

“Multimove voor kinderen: een gevarieerd bewegingsaanbod voor jonge kinderen<br />

Om het belang van een breed motorische ontwikkeling te benadrukken, werd in<br />

september 2011 het proefproject ‘Multimove voor kinderen: een gevarieerd<br />

bewegingsaanbod voor jonge kinderen’ opgestart. Het project heeft twee<br />

strategische doelstellingen. De eerste streeft naar kennisontwikkeling en brede<br />

sensibilisering bij ouders en begeleiders, zodat zij het belang en de mogelijkheden<br />

leren kennen van een motorische ontwikkeling van het kind, met het accent op een<br />

brede motorische vorming en plezierbeleving. De tweede strategische doelstelling<br />

slaat op productontwikkeling. Initiatieven, programma’s en activiteiten gericht op de<br />

leeftijdsgroepvan 3 tot 8 jaar moeten een aangepaste inhoud en begeleiding hebben,<br />

waarbij de brede motorische basisvorming centraal staat.<br />

De uitvoering van het project zal lopen tot 31 augustus 2014. In een eerste fase<br />

zullen kennispakketten en toolkits ontwikkeld worden die later als ondersteuning<br />

zullen gebruikt worden in pilootprojecten bij federaties en lokale besturen (…)”.<br />

<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />

<strong>2012</strong><br />

123


Strategische en operationele doelstellingen, 1. De participatie verhogen zodat<br />

meer mensen, 1.4. Het sportbeleid besteedt bijzondere aandacht aan<br />

kansengroepen, Sportgemeente van Vlaanderen, Realisaties 2011 op blz. 15,<br />

Prognose <strong>2012</strong> op Pagina 17<br />

“In het kader van het Participatiedecreet werd de tweejaarlijks toe te kennen titel<br />

Sportgemeente van Vlaanderen voor 2011 aan de stad Gent toegekend. Doel van<br />

‘Gent 2011: Sportstad van Vlaanderen’ is de sportparticipatie in de verschillende<br />

wijken van Gent te verhogen en te visualiseren.. Er wordt gewerkt rond vier<br />

uitgangspunten: infrastructuur, promotie, toeleiding en ontsluiting, ondersteuning en<br />

uitstraling naar Vlaanderen”.<br />

In <strong>2012</strong> zal de voorbereiding aanvangen van de Sportgemeente 2013.<br />

Strategische en operationele doelstellingen, 1. De participatie verhogen zodat<br />

meer mensen, 1.4. Het sportbeleid besteedt bijzondere aandacht aan<br />

kansengroepen, Structureel beleid naar kansengroepen, Realisaties 2011 op<br />

blz. 15, Prognose <strong>2012</strong> op Pagina 17<br />

“In het kader van het lokale Sport voor Allen-decreet dienden 297 lokale besturen<br />

een sportbeleidsplan in met een specifiek hoofdstuk toegankelijkheid tot en diversiteit<br />

in de sport. Er werden ook vijf provinciale sportbeleidsplannen ingediend. Hierin is<br />

een specifiek hoofdstuk over mensen met een handicap opgenomen. Voor de VGC<br />

startte in 2011 een nieuwe sportbeleidsplanperiode (2011-2015) waarbij, zoals<br />

decretaal voorzien, bijzondere aandacht voor mensen met een handicap aan bod<br />

komt. (…)”.<br />

“Aangezien het sportbeleidsplan van de gemeenten en de provincies loopt tot en met<br />

2013 blijft het Sport voor Allen-decreet een stimulans voor het voeren van een<br />

sportbeleid naar kansengroepen.<br />

Naar aanleiding van het Planlastendecreet zal in <strong>2012</strong> een aangepast Sport voor<br />

Allen-decreet goedgekeurd worden. In dit nieuwe decreet zal opnieuw een Vlaamse<br />

beleidsprioriteit m.b.t. kansengroepen opgenomen worden met extra aandacht voor<br />

transversale samenwerking.<br />

(…)”.<br />

Strategische en operationele doelstellingen, 1. De participatie verhogen zodat<br />

meer mensen, 1.6. Sportpromotie is een permanente opdracht, Pagina 18-19<br />

“In <strong>2012</strong> zal gestart worden met de realisatie van eenvormig bewegwijzerde<br />

loopomlopen, in samenwerking met de lokale overheden. De uitbouw van een<br />

kwalitatief loopnetwerk kan gekoppeld worden aan de inplanting van een Fit-O-Meter,<br />

een Finse piste of een Fit-O-Fun park. Voor de realisatie hiervan zal het initiatief in<br />

de eerste plaats moeten uitgaan van de plaatselijke sportactoren (gemeentelijke<br />

sportdienst, sportraad, plaatselijke atletiekclub, start-to-run groep …). De ‘Vlaamse<br />

Stuurgroep Loopomlopen’ zal gratis de wegwijzer- en afstandsplaatjes, het<br />

infopaneel, de palen en dergelijke ter beschikking stellen van de initiatiefnemers”.<br />

<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />

<strong>2012</strong><br />

124


Strategische en operationele doelstellingen, 2. De kwaliteit van het<br />

sportaanbod verhogen met alle actoren en op alle niveaus, 2.1. Het lokaal Sport<br />

voor Allen-beleid (lokaal sportbeleid) bestendigen en de lokale besturen<br />

begeleiden bij de uitwerking hiervan, Pagina 20<br />

“Het begeleiden van de besturen bij het vervullen van de decretale verplichtingen<br />

met betrekking tot het lokaal Sport voor Allen-decreet gebeurt door Bloso zowel<br />

individueel als collectief. Conform de beheersovereenkomst met het Bloso werd<br />

gestart met een steekproefmatige visitatie ter plaatse bij 10 gemeenten.<br />

De lokale besturen dienden tegen 1 september 2011 een tussentijdse evaluatie van<br />

het sportbeleidsplan uit te voeren. Flankerend heeft het Vlaams Instituut voor<br />

Sportbeheer en Recreatiebeleid vzw (ISB) in samenwerking met Bloso provinciale<br />

intervisies georganiseerd. Daarnaast stelde ISB ook hulpmiddelen ter beschikking<br />

van lokale besturen en werkte een begeleidingstraject ter ondersteuning uit.<br />

Het nieuwe sportbeleidsplan van de Vlaamse Gemeenschapscommissie voor 2011-<br />

2015 werd goedgekeurd.<br />

(…)<br />

Het huidige Sport voor Allen-decreet voorziet in een jaarlijkse monitoringopdracht.<br />

Voor 2011 werd een opdracht uitgeschreven in functie van de te verwachten nieuwe<br />

Vlaamse Sport voor Allen beleidsprioriteiten in een aangepast Sport voor Allendecreet.<br />

Via dit onderzoek wil ik een antwoord krijgen op de vragen welke effecten<br />

gegenereerd kunnen worden via deze beleidsprioriteiten en via welke indicatoren<br />

deze effecten kunnen gemeten worden”.<br />

Prognose <strong>2012</strong><br />

“Aangezien de sportbeleidsplanperiode voor gemeenten en provincies loopt tot en<br />

met 2013 blijft de begeleiding van de besturen bij het vervullen van hun decretale<br />

verplichtingen grotendeels analoog aan 2011.<br />

Tevens zullen in het voorjaar opnieuw 10 gemeenten gevisiteerd worden.<br />

(…)<br />

In <strong>2012</strong> zal ISB in het kader van de beheersovereenkomst verder ondersteuning<br />

bieden op het vlak van anders georganiseerde sport met aandacht voor diversiteit en<br />

toegankelijkheid. Tevens zullen de sportdiensten voorbereid en begeleid worden met<br />

het oog op het nieuwe planningsjaar en de inpassing van het nieuwe Sport voor<br />

Allen-decreet in dit proces. Bijzondere aandacht zal gaan naar het investeren in de<br />

competentieontwikkeling van sportdiensten om domein-overschrijdend samen te<br />

werken”.<br />

Strategische en operationele doelstellingen, 6. Het voeren van een planmatig<br />

sportinfrastructuurbeleid, 6.1. Goed onderhouden, duurzame en functionele<br />

sportaccomodaties in de onmiddellijke omgeving, Pagina 43<br />

“In het kader van het Vlaams Sportinfrastructuurplan werden in 2011, verspreid over<br />

Vlaanderen, 29 kunstgrasvelden aangelegd en ter beschikking gesteld aan de<br />

<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />

<strong>2012</strong><br />

125


verschillende lokale besturen. De opdracht voor het ontwerpen, bouwen, financieren<br />

en gedurende tien jaar onderhouden van de tweede cluster van zes kunstgrasvelden<br />

werd door de Vlaamse Regering gegund. Tegen eind 2011 zullen ook deze zes<br />

kunstgrasvelden gerealiseerd zijn.<br />

De gunningsprocedure voor het ontwerpen, bouwen, financieren en gedurende dertig<br />

jaar onderhouden van een eerste cluster van negen eenvoudige sporthallen is<br />

lopende. Het is de bedoeling om tegen eind 2011 hierover een voorstel van<br />

gunningsbeslissing voor te leggen aan de Vlaamse Regering. Voor de tweede cluster<br />

sporthallen zal deze procedure ook nog in 2011 worden opgestart.<br />

Verder werden in 2011 de gunningsprocedures voor acht individuele multifunctionele<br />

sportinfrastructuurprojecten en twee eenvoudige zwembadprojecten individueel<br />

opgestart of verder gezet en intensief begeleid door Sportfacilitator. Alle projecten<br />

zitten uiteraard in een verschillende fase van de gunningsprocedure. Het is de<br />

bedoeling om tegen eind 2011 voor een aantal hiervan een voorstel van<br />

gunningsbeslissing voor te leggen aan de Vlaamse Regering.<br />

Eind 2010 organiseerde ik een bevraging bij alle lokale besturen waarbij gepolst<br />

werd naar hun visie over het Vlaams Sportinfrastructuurbeleid, het Vlaams<br />

Sportinfrastructuurplan in het bijzonder en naar de lokale<br />

sportinfrastructuurbehoeften en –noden. Op basis van de conclusies van deze<br />

enquête en van de aanbevelingen die werden geformuleerd in de werkgroep<br />

sportinfrastructuur van het Sport voor Allen-platform, aangevuld met deze uit het<br />

Memorandum van de SARC-Vlaamse Sportraad, heb ik in 2011 mijn<br />

sportinfrastructuurbeleid al gedeeltelijk bijgestuurd.<br />

Er bleek onder meer een uitgesproken behoefte te bestaan voor de aanleg van<br />

kleinschalige, ‘lichte’ sportinfrastructuur en voor de renovatie/kwaliteitsverbetering<br />

van reeds bestaande sportaccommodaties. Als Vlaams minister van Sport speelde ik<br />

in op die behoeften door in de begroting 2011 en <strong>2012</strong> financiële middelen vrij te<br />

maken voor de aanleg van ‘Finse pistes’ en de vervanging of de aanleg van moderne<br />

sportvloeren in overdekte sportruimten. De ondersteuning gebeurt onder de vorm van<br />

een subsidie à rato van 50% met een maximum van 60.000 euro per project.<br />

Ik wens op die manier stimuli te geven voor kwaliteitsvolle, eerder kleinschalige<br />

sportaccommodaties, die gelegen zijn in de onmiddellijke omgeving van de<br />

bevolkingskernen. Deze initiatieven passen tevens in de basisdoelstelling omtrent<br />

blessurepreventie van mijn actieplan gezond sporten”.<br />

Prognose <strong>2012</strong><br />

“Binnen het ‘Vlaams Sportinfrastructuurplan’ zullen in <strong>2012</strong> verschillende<br />

gunningsprocedures gevoerd en afgerond worden. Zo wordt verwacht om in de loop<br />

van <strong>2012</strong> de meeste procedures voor de individuele multifunctionele sportcentra en<br />

voor de individuele zwembadprojecten te kunnen afronden. Tegen eind <strong>2012</strong> zou ook<br />

de allerlaatste gunningsprocedure van het Sportinfrastructuurplan, namelijk die voor<br />

de 2 de cluster sporthallen, moeten kunnen afgerond worden.<br />

<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />

<strong>2012</strong><br />

126


Voor het nieuwe reglement voor de subsidiëring van de aanleg van ‘Finse pistes’ en<br />

de renovatie van sportvloeren ten behoeve van lokale besturen wordt in <strong>2012</strong> een<br />

bedrag voorzien van 3.000.000 euro.<br />

Ik zal verder blijven onderzoeken welke andere bijsturingen van het Vlaams<br />

Sportinfrastructuurplan eventueel aangewezen zijn (b.v. voor kleinere<br />

sportaccommodaties en agoravelden, andere financieringsmechanismen,…)”.<br />

Strategische en operationele doelstellingen, 6. Het voeren van een planmatig<br />

sportinfrastructuurbeleid, 6.1. Goed onderhouden, duurzame en functionele<br />

sportaccomodaties in de onmiddellijke omgeving, Pagina 43<br />

“Een alomvattende en continue inventarisatie van de beschikbare sportinfrastructuur<br />

in Vlaanderen geeft mij als bevoegd Vlaams minister, net als het gemeentelijke<br />

beleidsniveau, inzicht in de spreiding en bijgevolg ook in de eventuele behoefte aan<br />

nieuwe bijkomende sportinfrastructuur of renovatie van de bestaande<br />

sportinfrastructuur.<br />

Zo wordt de Bloso-databank Spakki van de in Vlaanderen publiek toegankelijke<br />

sportaccommodaties (19.500) permanent geactualiseerd. Bovendien werd via een<br />

GIS-applicatie de informatie van deze sportaccommodaties ruimtelijk verwerkt en op<br />

kaart weergegeven. Deze informatie wordt via de Bloso-website ter beschikking<br />

gesteld van de sportbeleidsactoren en van het groot publiek”.<br />

Prognose <strong>2012</strong><br />

“De beschikbare informatie zal worden gebruikt voor de actualisatie van de behoeften<br />

en de planning van sportinfrastructuur in Vlaanderen en voor<br />

beleidsdomeinoverschrijdend overleg en adviesverlening inzake de opmaak van<br />

ruimtelijke uitvoeringsplannen op lokaal, provinciaal en Vlaams niveau”.<br />

Strategische en operationele doelstellingen, 6. Het voeren van een planmatig<br />

sportinfrastructuurbeleid, 6.3. Ter beschikking stellen van de Bloso-centra aan<br />

sportfederaties, sportclubs, scholen, individuele sportbeoefenaars, beloftevolle<br />

jongeren en topsporters, Pagina 44<br />

Om de 13 Bloso-centra optimaal toe te laten hun functie te vervullen in het verhogen<br />

van de sportparticipatie van de Vlaamse jeugd en het verbeteren van de kwaliteit van<br />

het sportaanbod, wordt het investeringsprogramma voor de uitbouw en renovatie van<br />

Bloso-centra verdergezet:<br />

“Realisaties 2011<br />

Volgende infrastructuurwerken werden in de Bloso-centra gerealiseerd (of zijn in<br />

uitvoering):<br />

- De verdere omgevingsaanleg in Blankenberge, Hofstade en Waregem;<br />

- De aanleg van een Finse piste in Brugge;<br />

- De bouw van een sporthal in Brugge;<br />

- De renovatie van de daken in Genk;<br />

- De bouw van een tennischalet in Herentals;<br />

- De renovatie van de botenloods in Hofstade;<br />

<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />

<strong>2012</strong><br />

127


- De bouw van een nieuwe loods in Hofstade-Zemst;<br />

- De renovatie van een cafetaria in Hofstade-Zemst;<br />

- De opmaak van een inrichtingsplan in Hofstade-Zemst;<br />

- De renovatie van de gevel in Liedekerke;<br />

- De renovatie van de steigers in Nieuwpoort;<br />

- De opmaak van een bestemmingsplan in Nieuwpoort;<br />

- De bouw van een windsurfchalet in Willebroek;<br />

- De bouw van een restaurant en een administratiegebouw in Woumen.<br />

Zoals in de voorgaande jaren werden bij de uitbouw van de Bloso-centra in 2011<br />

diverse samenwerkingsakkoorden afgesloten met andere partners (Brugge en<br />

Nieuwpoort)”.<br />

Prognose <strong>2012</strong><br />

“Conform het voor de periode 2007-2014 goedgekeurde investeringsprogramma voor<br />

de uitbouw en renovatie van de Bloso-centra, wordt in <strong>2012</strong> de verdere voltooiing<br />

beoogd van projecten die in 2011 werden opgestart, zoals de bouw van een sporthal<br />

in Brugge, de verdere renovatie van de omgeving in Blankenberge, Genk, Hofstade<br />

en Waregem.<br />

Anderzijds worden de uitbouw en de verbetering nagestreefd van een aantal<br />

deelaccommodaties, zoals de renovatie en uitbreiding van de sporthal in Gent, de<br />

bouw van een gymnastiekhal in Hofstade-Zemst, de bouw van een sporthal in<br />

Nieuwpoort en de bouw van een tweede overdekte paddock in Waregem.<br />

Bovendien zijn een aantal specifieke onderhouds- en renovatiewerken noodzakelijk<br />

in de Bloso-centra in Genk, Herentals en Liedekerke.<br />

De voorgestelde projecten zullen een maximale exploitatie en kwaliteitsverbetering<br />

van de Bloso-centra mogelijk maken.<br />

Zoals in de voorbije jaren zal bij de realisatie van dit investeringsprogramma<br />

maximaal worden samengewerkt met andere partners. Daarom wordt een financiële<br />

inbreng beoogd voor de realisatie van onder meer de sporthal in Brugge (vanwege<br />

de stad Brugge en Howest), een gymnastiekhal in Hofstade (vanwege de gemeente<br />

Zemst), een tweede paddock in Waregem (vanwege de stad Waregem) en de<br />

renovatie en uitbreiding van de sporthal in Gent (vanwege GO!)”.<br />

Strategische en operationele doelstellingen, 6. Het voeren van een planmatig<br />

sportinfrastructuurbeleid, 6.6. Het sportinfrastructuurbeleid vraagt een<br />

beleidsdomein-overschrijdende aanpak, Pagina 46-48<br />

“Realisaties 2011<br />

Op basis van de beslissingen van de Vlaamse Regering in de vorige legislaturen<br />

(2002-2009) werd verder gewerkt aan het dossier van de sporten met hinderlijk<br />

karakter.<br />

In eerste instantie werd aandacht besteed aan de gemotoriseerde sporten, waarvoor<br />

gereglementeerde oefenterreinen dienen te worden gevonden. De provincies<br />

voerden nieuwe <strong>screening</strong>s uit naar mogelijke locaties. Op basis hiervan vond in het<br />

voorjaar een provinciale overlegronde plaats. Hieruit is gebleken dat de meeste<br />

<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />

<strong>2012</strong><br />

128


provincies het mogelijk achten om enkele geschikte, eventueel tijdelijke, locaties te<br />

selecteren, maar dan wel in industriegebieden, brownfields, havengebieden en<br />

voormalige militaire domeinen.<br />

De vorige Vlaamse Regering besliste reeds op 8/5/2009 dat een onderzoek naar de<br />

mogelijkheden in industriegebieden en brownfields gevoerd kon worden. Op mijn<br />

voorstel bevestigde de huidige Vlaamse Regering op 5/10/2011 deze stellingname<br />

en breidde de mogelijkheid tot onderzoek uit voor locaties gelegen in havengebieden<br />

en vervreemdbare militaire domeinen. Indien provincies het mogelijk achten een<br />

terrein gelegen in industriegebieden, brownfieldsof havengebieden in te richten voor<br />

sporten met een hinderlijk karakter, kan onderzocht worden of de realisatie van dit<br />

terrein mogelijk is overeenkomstig de bestaande regelgeving. De terreinen kunnen<br />

echter slechts tijdelijk gebruikt worden voor sport en recreatie en dit in afwachting<br />

van de ontwikkeling van de definitieve inrichting van het gebied waarvoor het<br />

oorspronkelijk was bedoeld.<br />

Het onderzoek naar de mogelijkheden voor sporten met een hinderlijk karakter in de<br />

te vervreemden militaire domeinen werd gekoppeld aan het globale onderzoek dat<br />

hieromtrent door mijn administratie ruimtelijke ordening werd gevoerd en waarover<br />

binnenkort nog een beslissing door de Vlaamse regering zal worden genomen.<br />

Het globale onderzoek heeft daarbij duidelijk gemaakt dat het binnen de regelgeving<br />

ruimtelijke ordening op dit moment niet mogelijk is om stedenbouwkundige<br />

vergunningen af te leveren voor tijdelijke activiteiten die niet in overeenstemming zijn<br />

met de definitieve bestemming van het terrein. Ik heb de administratie ruimtelijke<br />

ordening de opdracht gegeven te onderzoeken welke aanpassingen noodzakelijk<br />

zijn.<br />

(…).<br />

Prognose <strong>2012</strong><br />

Wat het specifieke dossier van de gemotoriseerde sporten betreft, wens ik in de loop<br />

van <strong>2012</strong> op grond van de resultaten van de provinciale <strong>screening</strong>s en de nieuwe<br />

beslissingen van de Vlaamse regering te komen tot het vastleggen van<br />

gereglementeerde terreinen voor gemotoriseerde sporten (in- en outdoor).<br />

Hieraan gekoppeld zet ik het onderzoek naar de andere gekende sporten met<br />

hinderlijk karakter en/of een grote ruimtebehoefte verder teneinde ook voor deze<br />

sporttakken oplossingen uit te werken.<br />

Binnen het Sport voor Allen-platform zal de werkgroep ruimtelijke ordening er bij de<br />

opmaak van het actieplan op toezien dat deze problematiek wordt opgenomen.<br />

Ik hoop dit dossier eindelijk te deblokkeren en tot effectieve realisatie te komen van<br />

terreinen voor sporten met een hinderlijk karakter.<br />

(…)<br />

Het Bloso en het departement CJSM blijven het dossier aangaande de opmaak van<br />

instandhoudingsdoelstellingen (IHD) in speciale beschermingszones verder<br />

opvolgen, teneinde de belangen van de sportsector te verdedigen. Het is evenwel<br />

noodzakelijk dat meer rekening gehouden wordt met de uitgebrachte adviezen.<br />

<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />

<strong>2012</strong><br />

129


De verdere uitwerking van het BRV zal ook vanuit sport verder via rechtstreekse<br />

deelname aan het kernteam worden behartigd. Het is de bedoeling om de in de loop<br />

van <strong>2012</strong> te komen tot een ontwerp van Witboek, waarbij vooral de partnerdialogen<br />

en de burgerinspraak belangrijk zullen zijn”.<br />

3° Aandachtspunten Inburgerings- en Integratiebeleid<br />

Strategische en operationele doelstellingen, 1. De sportparticipatie verhogen<br />

zodat meer mensen, 1.2. Stimuleren, implementeren en evalueren van<br />

innovatieve sportconcepten, Proeftuinen binnen het Participatiedecreet,<br />

Realisaties 2011 op blz. 8-10, Prognose <strong>2012</strong> op Pagina 11-12<br />

Eén van de hoofddoelstellingen van de Minister van Sport is het verhogen van de<br />

sportparticipatie bij alle mensen. Hiervoor werden binnen het ‘Participatiedecreet’<br />

proeftuinen gelanceerd en in 2011 voor het eerst geëvalueerd:<br />

“Het project ‘Verenigingsondersteuning’ - Dynamo<br />

In 2011 is het project op volle snelheid gekomen en werden een aantal aanvullende<br />

nieuwe productenontwikkeld, onder meer nieuwe brochures over tewerkstelling in<br />

sportclubs, de groene sportclub, een onthaalbrochure voor sportclubs en een<br />

brochure omtrent het intellectueel eigendomsrecht (SABAM en billijke vergoeding).<br />

Daarnaast werden een aantal elektronische documenten gerealiseerd, onder andere<br />

over de structuur van de sportclub, het opstellen van een beleidsplan en drie<br />

handleidingen over de btw wetgeving. Het Dynamo boekhoudprogramma en een<br />

btw-tool om de btw-administratie te voeren werden geoptimaliseerd. Er werd gestart<br />

met de integratie in een online programma.<br />

(…)<br />

In het najaar van 2011 werden de resultaten van het onderzoek naar de typologie<br />

van de sportclubs bekend gemaakt. Op basis van de ontwikkelde identificatie zullen<br />

sportactoren zoals bijvoorbeeld sportfederaties maar ook sportdiensten een tool<br />

hebben om beter zicht te krijgen op de diversiteit van hun respectieve sportclubs. Op<br />

basis hiervan kunnen ze dan vervolgens hun dienstverlening beter afstemmen en<br />

optimaliseren.<br />

Binnen Dynamo werden procedures opgesteld om de effectmeting te optimaliseren.<br />

Dit om een antwoord te krijgen op de vraag welke type sportclubs beroep doen op<br />

het Dynamo Project.<br />

Het project ‘Open Stadion’<br />

(…)<br />

Zestien Vlaamse en Brusselse voetbalclubs uit eerste en tweede klasse werkten in<br />

samenwerking met lokale partners een project uit om kansengroepen actiever te<br />

laten participeren in de maatschappij. De tewerkstelling van een Open<br />

Stadionverantwoordelijke binnen de voetbalclubs zorgde voor de ontwikkeling van de<br />

community werking rond de voetbalstadions en de directe opvolging van de concrete<br />

acties.<br />

Het project ‘Opleiding en Vorming van Buurtsportbegeleiders’<br />

De projecten in de acht centrumsteden (Antwerpen, Gent, Mechelen, Aalst,<br />

Roeselare, Kortrijk, Brugge en Hasselt) werden gecontinueerd volgens het<br />

opgegeven groeipad. In 2011 ging ook Turnhout als negende centrumstad van start.<br />

<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />

<strong>2012</strong><br />

130


De buurtsportmedewerkers werden verder opgeleid via praktijkgerichte ervaring op<br />

de werkvloer, sportieve vorming en beroepsgerichte opleiding. Ze werden actief<br />

ingezet als buurtsportbegeleider in de lokale context. Dit met als doel zoveel mogelijk<br />

jongeren in hun eigen leefomgeving op kwaliteitsvolle wijze te laten sporten. Via de<br />

klankbordgroep buurtsport onder aansturing van het Vlaams Instituut voor<br />

Sportbeheer en Recreatiebeleid (ISB) werden de opgebouwde ervaringen in de<br />

verschillende centrumsteden besproken en ervaringen gedeeld.<br />

Het project ‘Sport in Grootsteden’ (‘Vecht en dans’ en ‘Kort op de bal’)<br />

Het project ‘Kort op de bal’ werkte in 2011 verder aan het versterken van de<br />

competentieontwikkeling en organisatievermogen van zes voetbalclubs binnen het<br />

grootstedelijke Brussel. Er werd gewerkt aan verenigingsondersteuning op het<br />

bestuurlijk vlak en op het stimuleren van maatschappelijk kwetsbare jongeren in het<br />

opnemen van verantwoordelijkheid en attitudeontwikkeling. Om dit te realiseren is<br />

een competentiemodel ingevoerd wat richtinggevend is voor de vormingen die men<br />

opzet.<br />

Voor het vechtsportluik van het project ‘Vecht en Dans’ in Antwerpen werd ook in<br />

2011 op maat van de verschillende vechtsportclubs gewerkt, rekening houdend met<br />

hun heterogene organisatiestructuur en uitbouw. Jongeren werden actief betrokken<br />

bij de organisatie van activiteiten voor hun eigen club. Door middel van vorming en<br />

opleiding op maat werd de competentie van de trainers en oudere jongeren<br />

verhoogd.<br />

Bij het dansproject, waar de focus ligt op het bereiken van meisjes (Roma-meisjes,<br />

Afrikaanse meisjes, autochtone meisjes uit het BSO) die via het klassieke<br />

sportaanbod minder gemakkelijk bereikt worden, werd in 2011 verder gewerkt aan<br />

het ondersteunen van de verenigingen, zodat ze hun werking duurzaam kunnen<br />

verankeren, dit in samenwerking met partners zoals scholen en culturele centra”.<br />

Voor elk van deze projecten worden prognoses voor <strong>2012</strong> geformuleerd:<br />

“Het project ‘Open Stadion’<br />

De voetbalclubs die op basis van de oproep in 2011 werden geselecteerd, zullen in<br />

<strong>2012</strong> de aanbevelingen uit de tussentijdse evaluatie meenemen in hun project en<br />

verder werken in functie van de verdere realisatie van de vooropgestelde<br />

engagementen over drie jaar. Door de maatbegeleiding van de verschillende clubs<br />

door de vzw Open Stadion hoop ik dat dat de communitywerking zich verder<br />

kwaliteitsvol ontwikkelt.<br />

Het project ‘Opleiding en Vorming van Buurtsportbegeleiders’<br />

De projectplannen (2008-<strong>2012</strong>) van de centrumsteden zullen ook in <strong>2012</strong> verder<br />

geïmplementeerd worden. Centrale doelstelling in <strong>2012</strong> blijft het voorzien van nieuw<br />

of bijkomend sportaanbod in de directe leefomgeving van kansengroepen.<br />

Buurtsportmedewerkers zullen zelfstandiger buurtsportactiviteiten begeleiden en hun<br />

sporttechnische en beroepsgerichte opleiding verder afwerken. Een gerichte<br />

samenwerking met andere proeftuinen zoals ‘Brede school’ en ‘Open Stadion’ dient<br />

zichtbaar te worden. De monitoring van de concrete resultaten van deze proeftuin in<br />

functie van een duurzame activering van kansengroepen tot sport zal ook een<br />

aandachtspunt vormen.<br />

Het project ‘Sport in Grootsteden’- ‘Vecht en dans’ en ‘Kort op de bal’<br />

<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />

<strong>2012</strong><br />

131


In <strong>2012</strong> wil ik met ‘Kort op de bal’ verder werken op de ingeslagen weg. De<br />

implementatie van competentie- en organisatieversterkende initiatieven zal verder<br />

geconcretiseerd worden. Met het oog op het garanderen van de lange<br />

termijneffecten van de ondernomen initiatieven zal dit jaar extra aandacht besteed<br />

worden aan de opvolging en de nazorg en dit zowel op clubniveau als op persoonlijk<br />

niveau. Bij het project ‘Vecht en Dans’ in Antwerpen ligt in het vierde projectjaar de<br />

nadruk op het continueren, consolideren, verfijnen en meer in beeld brengen van de<br />

bestaande projecten en producten”.<br />

Strategische en operationele doelstellingen, 1. De participatie verhogen zodat<br />

meer mensen, 1.4. Het sportbeleid besteedt bijzondere aandacht aan<br />

kansengroepen, Interculturaliteit, Realisaties 2011 op blz. 15, Prognose <strong>2012</strong> op<br />

Pagina 17<br />

“In 2011 boog een werkgroep van 11 experts uit de sportsector en de integratiesector<br />

zich over de participatie van etnisch-culturele minderheden aan sport. Op basis van<br />

de thema’s discriminatie, ouders betrekken, participatie van vrouwen,<br />

sectoroverschrijdende samenwerking, competentieontwikkeling en vrijwilligers werd<br />

de huidige stand van zaken besproken en vervolgens een aantal aanbevelingen<br />

geformuleerd om de sport te versterken in het omgaan met etnisch-culturele<br />

diversiteit. De voorstellen uit deze werkgroep kregen hun neerslag in een<br />

expertennota. Voor de verdere uitwerking van de acties sprak ik het<br />

Kennisknooppunt Interculturaliseren van het departement CJSM aan”.<br />

“Op basis van de expertnota van de werkgroep sport en interculturaliteit zullen de<br />

komende jaren een aantal beleidsaccenten ontwikkeld worden die de sportsector<br />

moeten versterken in het omgaan met etnisch-culturele diversiteit.<br />

Ik zal ook mijn actieve medewerking verlenen aan de opmaak van het strategisch<br />

plan integratiebeleid van mijn collega minister van Integratie”.<br />

Strategische en operationele doelstellingen, 1. De participatie verhogen zodat<br />

meer mensen, 1.4. Het sportbeleid besteedt bijzondere aandacht aan<br />

kansengroepen, Structureel beleid naar kansengroepen, Realisaties 2011 op<br />

blz. 15, Prognose <strong>2012</strong> op Pagina 17<br />

“In het kader van het lokale Sport voor Allen-decreet dienden 297 lokale besturen<br />

een sportbeleidsplan in met een specifiek hoofdstuk toegankelijkheid tot en diversiteit<br />

in de sport. (…)<br />

De resultaten van het monitoringonderzoek m.b.t. het hoofdstuk ‘toegankelijkheid en<br />

diversiteit’ in het kader van het lokale Sport voor Allen-decreet werden begin 2011<br />

beschikbaar gesteld. Vanuit deze onderzoeksresultaten kan gesteld worden dat<br />

zowel inzake kennisopbouw als inzake procesaanpak - van opmaak sportbeleidsplan<br />

tot de uitvoering ervan - er een positieve evolutie waar te nemen is. De decretale<br />

verplichting om een beleid te voeren in functie van kansengroepen wordt duidelijk als<br />

een meerwaarde aanzien.<br />

(…)<br />

<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />

<strong>2012</strong><br />

132


Aangezien het sportbeleidsplan van de gemeenten en de provincies loopt tot en met<br />

2013 blijft het Sport voor Allen-decreet een stimulans voor het voeren van een<br />

sportbeleid naar kansengroepen.<br />

Naar aanleiding van het Planlastendecreet zal in <strong>2012</strong> een aangepast Sport voor<br />

Allen-decreet goedgekeurd worden. In dit nieuwe decreet zal opnieuw een Vlaamse<br />

beleidsprioriteit m.b.t. kansengroepen opgenomen worden met extra aandacht voor<br />

transversale samenwerking”.<br />

<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />

<strong>2012</strong><br />

133


Beleidsbrief MEDIA<br />

Algemeen:<br />

twee belangrijke aandachtspunten in de beleidsbrief Media zijn mediawijsheid en de<br />

aandacht voor diversiteit in zowel aanbod- als vraagzijde.<br />

Over de staatshervorming en planlastvermindering wordt in deze beleidsbrief niet<br />

gerept, maar daar leent het onderwerp zich ook niet toe.<br />

1° Aandachtspunten <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />

/<br />

2° Aandachtspunten Stedenbeleid<br />

II. Strategische en operationele doelstellingen van het mediabeleid, 1.<br />

Onafhankelijkheid, pluriformiteit en kwaliteit van de media, 1.4. Leefbare<br />

particuliere (lokale en regionale) media, 1.4.2. FM-radio, 1.4.2.3. Vlaamse urban<br />

radio-omroep, Pagina 23<br />

“In het regeerakkoord werd de doelstelling opgenomen werk te maken van een<br />

Vlaamse urban radio-omroep om jongeren in de steden te stimuleren als<br />

mediamaker en als mediaconsument.<br />

Met de opstart door het REC Radiocentrum en het IBBT van het IWT-proeftuinproject<br />

Mediatuin wordt het mogelijk om enerzijds een brede en diepgaande peiling naar de<br />

behoefte rond een bepaald mediaproduct uit te voeren en anderzijds om dit<br />

mediaproduct te realiseren in actieve samenwerking met de beoogde doelgroep.<br />

(…)<br />

Op dit moment wordt een analyse uitgevoerd op de verzamelde data, op basis<br />

waarvan een verdere segmentatie en profilering van de doelgroep wordt uitgevoerd<br />

om diepgaand kwalitatief onderzoek te kunnen garanderen. In een volgende fase<br />

worden de praktische testen rond urban radio voorbereid.<br />

Ik vind het vooral belangrijk dat er in dit dossier wordt samengewerkt tussen de<br />

bestaande mediaspelers die ook kunnen putten uit de kennis van actoren die<br />

specifiek ervaring hebben met het bereiken van jongeren in steden. Een urban<br />

radioaanbod moet voor mij uitgaan van een maximale efficiëntie en synergie met het<br />

bestaande aanbod. Daarom heb ik in de VRT beheersovereenkomst <strong>2012</strong>-2016<br />

alvast opgenomen dat de VRT via haar radionetten moet samenwerken met<br />

initiatieven die zich op het vlak van ‘urban radio’ ontwikkelen”.<br />

Ter info: binnen Managers van Diversiteit werd het REC Radiocentrum in 2006<br />

onrechtstreeks en in 2007 en 2008 rechtstreeks gesubsidieerd om ‘urban radio’ te<br />

<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />

<strong>2012</strong><br />

134


maken met (voornamelijk allochtone) jongeren. Het REC bouwde in die tijd een soort<br />

opleidingscentrum uit om geïnteresseerde en getalenteerde jongeren hiertoe de<br />

nodige vaardigheden bij te brengen.<br />

De uiteindelijke bedoeling was dat het project zich zou verspreiden over heel<br />

Vlaanderen.<br />

II. Strategische en operationele doelstellingen van het mediabeleid, 3. Media<br />

stimuleren als partners in een vooruitstrevende informatiemaatschappij, 3.3. Einclusie,<br />

3.3.1. Doelgroepgericht en beleidsdomeinoverschrijdend beleid,<br />

Pagina 37<br />

“Waar aanvankelijk overheidsinitiatieven ter bevordering van e-inclusie vooral gericht<br />

waren op de eerste digitale kloof (toegang, bezit van een computer, instrumentele<br />

vaardigheden) verschuift de aandacht vandaag naar instrumentele, structurele en<br />

strategische vaardigheden. De omgang met de verschillende media wordt immers<br />

steeds complexer.<br />

(…)<br />

Ondertussen worden de voorbereidingen inzake een nieuw Interfederaal plan ter<br />

bestrijding van de digitale kloof verdergezet en relevante Europese ontwikkelingen in<br />

dit kader opgevolgd.<br />

E-inclusie wordt als een geïntegreerd onderdeel opgenomen in mijn beleid rond<br />

mediawijsheid. Zo bevat de onderzoeksopdracht inzake de nulmeting van het<br />

mediawijsheidsveld onder meer een luik betreffende de bestaande einclusieopleidingen<br />

in Vlaanderen. De stimuleringsregeling Mediawijsheid richt zich<br />

ook op initiatieven die strijden tegen de digitale kloof”.<br />

Voor lokale overheden is e-inclusie een beleidsprioriteit. Door nogal wat steden en<br />

gemeenten wordt bijvoorbeeld gewerkt aan e-inclusie door het inrichten en/of<br />

faciliteren van computerlessen voor senioren en mensen in armoede. Speciaal op<br />

lokaal niveau bestaat ook al jaren een ‘Digitale Week’ met laagdrempelige activiteiten<br />

waarbij het gebruik van multimedia centraal staat.<br />

Precies omdat deze niveaus zeer sterk inzetten op het wegwerken van uitdagingen<br />

aangaande de digitale kloof, is het belangrijk om Stedenbeleid, Integratie en<br />

Inburgering te betrekken in het (overkoepelend Vlaams) verhaal rond e-inclusie.<br />

<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />

<strong>2012</strong><br />

135


3° Aandachtspunten Inburgerings- en Integratiebeleid<br />

Managementsamenvatting, Pagina 5<br />

“Ik houd al langer een pleidooi voor meer diversiteit in de media. Ik lanceerde daarom<br />

een oproep die de mediasector kan stimuleren en ondersteunen in hun zoektocht om<br />

meer diversiteit te realiseren in hun aanbod, hun bereik, hun beeldvorming of<br />

tewerkstelling. Ik volg de evoluties op van het dossier ‘digitaal dividend’, waarover we<br />

dit beleidsjaar belangrijke uitspraken vanwege Europa mogen verwachten”.<br />

Raakvlakken/mogelijke samenwerking in het kader van de diversiteitswerking op<br />

ABB (bijvoorbeeld Managers van Diversiteit)?<br />

Inleiding, Pagina 6<br />

“(…) Ten derde blijf ik inzetten op meer diversiteit en kleur in de media; voor en<br />

achter het scherm, op de werkvloer, in het aanbod”.<br />

II. Strategische en operationele doelstellingen van het mediabeleid, 1.<br />

Onafhankelijkheid, pluriformiteit en kwaliteit van de media, 1.1. Meer ruimte<br />

voor kwaliteitsjournalistiek, 1.1.8. Leesbevordering, Pagina 15<br />

“Sinds het schoolkaar 2006-2007 is de actie uitgebreid naar nieuwe specifieke<br />

doelgroepen zoals studenten uit Gemeenschapsinstellingen voor bijzondere<br />

Jeugdbijstand, het tweedekansonderwijs, de inburgeringstrajecten, enz.<br />

Ook volwassenen die in de Vlaamse Centra voor Basiseducatie taallessen<br />

Nederlands volgen, kunnen via KIK kennismaken met het Vlaamse krantenlandschap<br />

en de actualiteit. Voor mensen die zich in onze Vlaamse samenleving willen<br />

integreren, vormen kranten een ideaal instrument, zowel om de taal beter onder de<br />

knie te krijgen, als om onze samenleving beter te leren kennen”.<br />

Kranten in de Klas (KIK) is een leesbevorderingsproject dat van start ging tijdens het<br />

schooljaar 2003-2004, bedoeld om de kritische geest van jongeren en burgers aan te<br />

scherpen. Het project brengt letterlijk de krant in de klas en biedt scholieren gratis<br />

krantenpakketten.<br />

KIK was initieel gericht naar scholieren uit het secundair onderwijs en sinds het<br />

schooljaar 2006-2007 uitgebreid naar nieuwe specifieke doelgroepen, waaronder<br />

inburgeraars.<br />

In het schooljaar 2011-<strong>2012</strong> wordt het project KIK specifiek toegespitst op<br />

‘mediawijsheid’, een samenspel van kennis, vaardigheden en attitudes om op een<br />

bewuste en kritische manier om te gaan met alle media.<br />

<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />

<strong>2012</strong><br />

136


II. Strategische en operationele doelstellingen van het mediabeleid, 1.<br />

Onafhankelijkheid, pluriformiteit en kwaliteit van de media, 1.2. Sterke Vlaamse<br />

omroep, 1.2.1. Aandacht voor alle Vlamingen, Pagina 17<br />

“Eén van de belangrijkste bestaansredenen voor de publieke omroep is dat deze van<br />

en voor iedereen is, zonder onderscheid naar geslacht, leeftijd of achtergrond. De<br />

VRT moet in eerste instantie door de combinatie van verschillende radio- en<br />

televisienetten en websites een aanbod ontwikkelen dat rekening houdt met de<br />

eigenheid van verschillende gebruikersgroepen. Het is daarbij echter niet de<br />

bedoeling groepen te binden aan een net, maar wel om deze met elkaar in contact te<br />

laten treden op een brede waaier van generalistische netten.<br />

De VRT moet dan ook nog meer dan vroeger de omroep zijn van alle Vlamingen en<br />

gaat op alle terreinen voor een zo hoog mogelijke diversiteit: in het<br />

personeelsbestand, op het scherm, in haar kijkers en luisteraars. Iedereen moet zich<br />

(ook letterlijk) kunnen herkennen in de publieke omroep.<br />

Om deze ambitieuze doelstelling te bereiken kiest de VRT voor een geïntegreerd<br />

diversiteitsbeleid dat op alle niveaus van de organisatie ingang moet vinden. De<br />

stuurgroep diversiteit van de VRT zal jaarlijks actieplannen rond diversiteit inzake<br />

aanbod, bereik en personeel formuleren en opvolgen. In september 2011 werd het<br />

actieplan voor <strong>2012</strong> opgesteld.<br />

Voor een aantal groepen worden bovendien in <strong>2012</strong> extra initiatieven ontwikkeld:<br />

(…)<br />

Nieuwe Vlamingen: de VRT wil meer aansluiting zoeken met de doelgroep van<br />

nieuwe Vlamingen door enerzijds een beter beeld te krijgen van de mediabehoeften<br />

van deze groep en door anderzijds te werken aan een betere vertegenwoordiging en<br />

correctere beeldvorming van deze groep op en achter het scherm: in <strong>2012</strong> wordt het<br />

bereik van de VRT bij nieuwe Vlamingen onderzocht en worden de eerste<br />

actieplannen ter zake uitgevoerd (o.a. meer allochtone experts in de<br />

nieuwsuitzendingen, rekrutering van allochtone journalisten, ankerpersonen, enz...).<br />

(…)<br />

Conform de nieuwe beheersovereenkomst zal het volledige televisieaanbod van de<br />

VRT jaarlijks onderzocht worden op diversiteit. In september 2011 zijn de resultaten<br />

van de meest recente meting bekendgemaakt en een volgende meting is gepland<br />

voor de periode oktober-november <strong>2012</strong>”.<br />

II. Strategische en operationele doelstellingen van het mediabeleid, 1.<br />

Onafhankelijkheid, pluriformiteit en kwaliteit van de media, 1.4. Leefbare<br />

particuliere (lokale en regionale) media, 1.4. Regionale televisie, Pagina 22<br />

“(…)<br />

<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />

<strong>2012</strong><br />

137


Er is in het najaar 2011 vanuit mediabeleid ook een algemene oproep gelanceerd<br />

voor projecten die meer diversiteit in de media stimuleren. Ook de regionale<br />

omroepen kunnen hierop intekenen”.<br />

Raakvlakken/mogelijke samenwerking in het kader van de diversiteitswerking op<br />

ABB?<br />

II. Strategische en operationele doelstellingen van het mediabeleid, 1.<br />

Onafhankelijkheid, pluriformiteit en kwaliteit van de media, 1.5. Media als<br />

koplopers in diversiteitsbeleid, Pagina 25<br />

“Diversiteit in de media is één van de speerpunten in mijn beleid.<br />

Iedereen moet zich kunnen herkennen in de samenleving zoals ze vandaag is en<br />

zich erbij betrokken voelen. De media zijn cruciaal voor de democratie, vervullen een<br />

belangrijke rol in de manier waarop over de samenleving wordt bericht en zijn als het<br />

ware het venster op de wereld. De media moeten een afspiegeling zijn van de<br />

maatschappij en zorgen voor een genuanceerde beeldvorming over de verschillende<br />

groepen in de maatschappij.<br />

Onze maatschappij is veelkleurig en veelzijdig. Toch “verkleuren” de mediabedrijven<br />

en de berichtgeving maar met mondjesmaat en de opleidingen die tewerkstelling in<br />

een professionele mediaomgeving beogen, bereiken nog onvoldoende een divers<br />

publiek.<br />

Kwaliteit en diversiteit op de Vlaamse mediamarkt veronderstellen dat alle spelers<br />

binnen de sector bijzondere aandacht hebben voor diversiteit. Ik wil de actoren in het<br />

medialandschap stimuleren om een doeltreffend diversiteitsbeleid te ontwikkelen dat<br />

impact heeft op het vlak van programmatie, personeelsbeleid, bereik en<br />

beeldvorming. Daarom heb ik tijdens de Staten-Generaal van de Media op 6 mei<br />

2011 aangekondigd een oproep te lanceren die financiële ondersteuning mogelijk<br />

maakt voor projecten die de diversiteit binnen de sector bevorderen.<br />

In het najaar 2011 lanceerde ik de oproep voor projectvoorstellen ter bevordering van<br />

diversiteit binnen de mediasector. Deze oproep heeft tot doel de mediasector te<br />

stimuleren om te werken aan meer diversiteit op de werkvloer, in het aanbod en in<br />

het bereik. Diversiteit betekent behalve aandacht voor etnisch-culturele minderheden<br />

ook aandacht voor gender, seksuele identiteit, handicap, leeftijd en sociaaleconomische<br />

status (armoede). Een belangrijk aspect specifiek voor de media is de<br />

beeldvorming van diverse groepen. Voor deze oproep werd ongeveer 600.000 euro<br />

uitgetrokken op de begroting 2011.<br />

In de beheersovereenkomst VRT <strong>2012</strong>-2016 heb ik sterk ingezet op diversiteit. De<br />

VRT zal diversiteit centraal plaatsen in haar organisatie. Iedereen moet zich in meer<br />

of mindere mate herkennen in de VRT. Er gaat expliciet aandacht naar<br />

genuanceerde, maar ook genderneutrale berichtgeving. Voor het eerst wordt het<br />

diversiteitsbeleid van de VRT de komende jaren vertaald in streefcijfers die in de<br />

beheersovereenkomst worden opgenomen. De VRT ontwikkelt jaarlijks een actieplan<br />

m.b.t. de vertegenwoordiging van specifieke doelgroepen, vertaald in streefcijfers<br />

voor de vertegenwoordiging van vrouwen (33% in het gehele intern en extern<br />

<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />

<strong>2012</strong><br />

138


geproduceerde tv-aanbod) en van nieuwe Vlamingen (5% in het gehele intern en<br />

extern geproduceerde tv-aanbod).<br />

Ook het personeelsbestand van de VRT zal in de lijn liggen van de Vlaamse<br />

maatschappelijke diversiteit. Tegen 2014: minstens 1,5% personen met een<br />

handicap, minstens 4% nieuwe Vlamingen, minstens 40% vrouwen en 33% procent<br />

vrouwen in het management van de VRT.<br />

Ik vermeld in deze context ook het project ‘kwaliteitsjournalistiek en interculturaliteit’<br />

van Trefmedia. Met dit project wou TrefMedia aandacht vragen voor interculturele<br />

journalistiek en voor kwaliteitsjournalistiek over interculturaliteit. Concreet wou men<br />

de reflectie over dit thema stimuleren bij mediaspelers en zorgen voor sensibilisering<br />

bij redacties en journalisten. Tot slot wou men ook de dialoog stimuleren tussen<br />

mediamakers en minderheden over interculturele journalistiek. De campagne ging<br />

van start op 26 oktober 2010, met de presentatie van het boek ‘De witte media, of<br />

waarom ’allochtonen’ altijd slecht nieuws zijn’. Op 23 december 2010 heeft het<br />

Minderhedenforum samen met de VVJ de eerste interculturele persprijs uitgereikt.<br />

TrefMedia opteert in 2011 voor een koerswijziging en wil in de nabije toekomst vooral<br />

flankerend optreden, de nieuwe initiatieven monitoren en deze toetsen aan de<br />

verwachtingen en appreciatie van de doelgroep. Met het project “Brug tussen media<br />

en minderheden” wil TrefMedia in 2011-<strong>2012</strong> etnisch-culturele minderheden de kans<br />

bieden om op een gestructureerde manier feedback en voorstellen van goede<br />

praktijken aan te reiken aan de media.<br />

(…)”.<br />

Raakvlakken/mogelijke samenwerking in het kader van de diversiteitswerking op<br />

ABB (bijvoorbeeld Managers van Diversiteit)?<br />

Ter info:<br />

- Ook binnen Managers van Diversiteit werden al meerdere projecten gesubsidieerd<br />

die interculturele journalistiek brachten/brengen.<br />

- TrefMedia is een initiatief van het Minderhedenforum, dat door ABB regulier<br />

gesubsidieerd wordt.<br />

II. Strategische en operationele doelstellingen van het mediabeleid, 2. Toegang<br />

voor elke Vlaming tot divers, kwalitatief en innovatief media-aanbod, 2.1.<br />

Mediavaardigheden via een mediawijheidsbeleid, Pagina 29<br />

“[] in het najaar 2011 lanceerde ik een stimuleringsregeling mediawijsheid. Actoren<br />

actief in het veld krijgen daardoor de kans om doeltreffende activiteiten te<br />

organiseren die impact hebben op het vlak van opleiding, methodieken, veilig en<br />

verantwoord mediagebruik en beeldvorming. Kennisdeling en samenwerking worden<br />

erg belangrijk bij de uiteindelijke beoordeling van de projecten, net als hun impact op<br />

Vlaams niveau en hun inzet voor kansengroepen.<br />

(…)<br />

Om deze projecten te ondersteunen, maakte ik 650.000 euro vrij op de begroting<br />

Media 2011”.<br />

<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />

<strong>2012</strong><br />

139


Onder het bijbrengen van ‘mediawijsheid’ wordt het bijbrengen van een samenspel<br />

van kennis, vaardigheden en attitudes verstaan, om op een bewuste en kritische<br />

manier om te gaan met alle media.<br />

Het is interessant om na te gaan of hier (mogelijke toekomstige) raakvlakken en/of<br />

samenwerkingsmogelijkheden met BBSI bestaan?<br />

Het bijbrengen van computervaardigheden en deelname aan de digitale samenleving<br />

is bijvoorbeeld sinds 2010 geïntegreerd in de lessen Maatschappelijke Oriëntatie van<br />

inburgeraars. In 2009 ontvingen de onthaalbureaus vanuit het beleidsdomein<br />

Inburgering infrastructuursubsidies om hiertoe de nodige hardware en infrastructuur<br />

aan te schaffen.<br />

<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />

<strong>2012</strong><br />

140


Werk & Sociale Economie (WSE)<br />

Beleidsbrief WERK<br />

Algemeen:<br />

Over het Witboek Interne Staatshervorming en planlastvermindering is in de<br />

beleidsbrief niets opgenomen. Er worden ook geen specifieke aandachtspunten voor<br />

Stedenbeleid vermeld.<br />

Het tewerkstellingsbeleid van minister Muyters is o.a. gericht op een grotere instroom<br />

van allochtonen en het aanmoedigen van werkgevers om werk te maken van meer<br />

diversiteit op de werkvloer. Een belangrijke tool die in <strong>2012</strong> en volgende jaren meer<br />

en meer ingezet zal worden, is het ‘ervaringsbewijs’ (eerder verworven compenties).<br />

Belangrijke kritiek: het taalbeleid t.a.v. inburgeraars werkt niet (voldoende).<br />

1° Aandachtspunten <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />

Net zo min als in de ontwerpbeleidsbrief, zijn ook in de definitieve beleidsbrief geen<br />

verwijzingen opgenomen naar de interne staatshervorming en planlastvermindering.<br />

2° Aandachtspunten Stedenbeleid<br />

/<br />

<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />

<strong>2012</strong><br />

141


3° Aandachtspunten Inburgerings- en Integratiebeleid<br />

Aandachtspunten voor het Inburgering- en Integratiebeleid komen altijd op hetzelfde<br />

neer: maattrajecten, met extra aandacht voor (van de kant van de werknemer)<br />

taalbeheersing en (van de kant van de werkgever) antidiscriminatie en zelfs streven<br />

naar diversiteit op de werkvloer.<br />

I. Omgevingsanalyse, I.II Werkzaamheid moet hoger, Pagina 8<br />

“De arbeidsdeelname van jonge, autochtone hooggeschoolden (95%) is bij de<br />

hoogste in Europa, maar de arbeidsdeelname van 55-plussers (38%), allochtonen<br />

(53%) en laaggeschoolden (53%) is beduidend lager. Vlaanderen heeft zich in het<br />

Pact 2020 geëngageerd om de arbeidsdeelname van kansengroepen tegen het jaar<br />

2020 fors op te trekken, en de voorbije jaren is er al heel wat vooruitgang<br />

gerealiseerd. Het grootste potentieel om extra jobs in te vullen, en mogelijk ook<br />

oplossingen te bieden voor knelpuntberoepen, ligt duidelijk bij deze kansengroepen”.<br />

Hier situeren zich raakvlakken en zelfs mogelijke samenwerkingsverbanden met<br />

BBSI.<br />

II. Van visie naar realiteit: strategische hefboomprojecten, II.I Ontwikkeling van<br />

het persoonlijk ontwikkelingsplan (POP), Pagina 10<br />

“Om individuen te ondersteunen in het loopbaanproces, zet ik in op de verdere<br />

ontwikkeling en uitbouw van het POP (persoonlijk ontwikkelingsplan) als<br />

loopbaaninstrument. Via dit POP kan elke burger zelf aan de slag gaan en kan hij/zij<br />

via zelfsturing dan wel onder begeleiding zijn eigen loopbaan onder handen nemen.<br />

Individuen worden op die manier aangezet om procesgerichter over hun loopbaan na<br />

te denken en zich strategisch te buigen over vragen als:<br />

- Wie ben ik? Wat kan ik? Wat wil ik?<br />

- Wat zijn mijn perspectieven op korte en lange termijn; in welke situatie en context<br />

bevind ik mij en welke richting kan en wil ik uit met mijn loopbaan?<br />

- Welke acties zal ik hiertoe ondernemen?<br />

Het POP geeft een perspectief aan de burger waardoor de motivatie tot ontwikkeling<br />

verhoogd wordt. Doordat het eigenaarschap bij de burger ligt, is ook de<br />

betrokkenheid groter om het ontwikkelingsproces tot een goed einde te brengen. Het<br />

werken met een POP geeft tot slot ook de mogelijkheid om tot een dialoog te komen<br />

tussen dienstverleners en burgers of tussen werkgevers en werknemers. De<br />

verwachtingen van beide partijen worden verduidelijkt evenals welke bijdrage elke<br />

partij dient te leveren. Als gevolg daarvan ontstaat er ook een gedeelde<br />

verantwoordelijkheid.<br />

Naast het stimuleren van het gebruik van een POP door individuen en bedrijven, is<br />

het dus ook mijn intentie om het gebruik van dit loopbaaninstrument sterker in te<br />

bouwen in de bestaande dienstverlening voor werkenden en werkzoekenden op de<br />

arbeidsmarkt, zodat waar mogelijk en nodig ook begeleiding bij de opmaak van een<br />

POP geboden kan worden”.<br />

<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />

<strong>2012</strong><br />

142


Deze paragrafen beschrijven precies de aanpak van inburgeraars bij aanvang van<br />

hun inburgeringstraject.<br />

Binnen de onthaalbureaus bestaat inderdaad een grote knowhow rond<br />

geïndividualiseerde begeleiding en persoonlijke ontwikkelingsplannen. Omgekeerd<br />

beschikken zij vaak niet over de (technische) bagage om hun POP’s te verfijnen<br />

en/of op een moderne en ondersteunde manier te ontsluiten naar buiten.<br />

Zeker de e-portfolio ‘Mijn loopbaan’ is interessant voor de onthaalbureaus, meer<br />

specifiek wanneer zij in een begeleiding-naar-werk-aanbod instappen in<br />

samenwerking met de VDAB (zie hieronder).<br />

II. Van visie naar realiteit: strategische hefboomprojecten, II.II De verspreiding<br />

van Mijn Loopbaan als digitaal portaal, Pagina 11<br />

“Het persoonlijk ontwikkelplan zal ook beschikbaar gesteld worden vanuit het eportfolio<br />

“Mijn Loopbaan”. Het e-portfolio “Mijn Loopbaan” staat voor een digitale<br />

ruimte waar het individu zijn persoonlijke loopbaaninformatie (persoonlijke gegevens,<br />

loopbaangegevens, competenties en bewijzen) kan opslaan. Het biedt tevens<br />

mogelijkheden om, bij het voorbereiden en doorlopen van transities op de<br />

arbeidsmarkt, van daaruit diensten op te roepen (bv een CV opmaken en/of posten<br />

bij werkgevers).<br />

Via Mijn Loopbaan kunnen burgers algemene loopbaaninformatie opzoeken en<br />

verwerken, kunnen zij via de aangeboden services en diensten hun competenties<br />

zichtbaar maken, EVC en opleidingstrajecten opvolgen, loopbaanstappen<br />

ondernemen, … Via Mijn Loopbaan zullen ook externe bronnen geraadpleegd en<br />

externe gegevens geïmporteerd kunnen worden. De burger blijft de volledige<br />

controle en het beheer behouden van de gegevens die verzameld worden in het e-<br />

portfolio.<br />

Het e-portfolio Mijn Loopbaan is nog volop in ontwikkeling. De onderliggende<br />

innovatieve concepten, de beoogde afstemming met instrumenten als POP en de<br />

competentieruggengraat Competent enerzijds, en het opzetten van<br />

informatiestromen van en naar externe bronnen anderzijds vergt heel wat van het<br />

systeem. Een piloottesting wordt voorzien in het najaar van 2011. Begin <strong>2012</strong> zal een<br />

eerste versie van “Mijn Loopbaan” gelanceerd worden met een aantal beperkte<br />

toepassingen en diensten voor de burger”.<br />

De e-portfolio ‘Mijn loopbaan’ is interessant voor de onthaalbureaus, meer specifiek<br />

wanneer zij in een begeleiding-naar-werk-aanbod instappen in samenwerking met de<br />

VDAB.<br />

II. Van visie naar realiteit: strategische hefboomprojecten, II.III Het gebruik van<br />

Competent als gemeenschappelijke competentietaal, Pagina 12<br />

“Een belangrijke bouwsteen om het arbeidsmarktbeleid competentiegericht uit te<br />

bouwen, is het spreken vanuit en werken met een gemeenschappelijke<br />

competentietaal. Deze basis wordt in het kader van Competent voorzien. Competent<br />

wordt een digitaal raadpleegbare referentiedatabank waarin beroepsactiviteiten en<br />

wat men daarvoor moet kunnen en kennen beschreven worden. Deze beschrijvingen<br />

<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />

<strong>2012</strong><br />

143


hebben de naam “Competentfiches (de zogenaamde nieuwe<br />

beroepscompetentieprofielen)” gekregen. De Competentfiches worden gevalideerd<br />

door de (sectorale) sociale partners. In de uitbouw van de databank wordt vertrokken<br />

van de nieuwe versie van de ROME, een arbeidsmarktdekkend systeem dat door de<br />

Franse sociale partners, bedrijven en organisaties is gevalideerd en intussen al meer<br />

dan twintig jaar zijn waarde heeft bewezen op de Franse arbeidsmarkt. Hergebruik<br />

van de ROME-data in combinatie met andere gevalideerde bronnen laat toe dat<br />

beroepscompetentieprofielen in Competent snel kunnen worden aangemaakt en<br />

geactualiseerd. De aansluiting van de Competentfiches bij de ROME-fiches verzekert<br />

bovendien de automatische uitwisselbaarheid van gegevens met de Franse partner<br />

maar ook en vooral met de Belgische partners Forem en Actiris en op termijn ook<br />

met de andere Europese diensten. De voorbije jaren heeft de SERV in<br />

samenwerking met VDAB intensief aan de uitbouw ervan gewerkt. Momenteel zijn<br />

reeds 230 competentfiches ontwikkeld. Tegen eind 2011 zullen ruim 350 van de 600<br />

fiches vanuit Competent ter beschikking gesteld worden. Bij de ontwikkeling en<br />

validering wordt een zo breed mogelijke sectorale spreiding gehanteerd. Alle<br />

prioritaire domeinen (waaronder knelpuntberoepen) worden bestreken.<br />

Met Competent wordt er aldus gewerkt aan de uitbouw van een actueel<br />

arbeidsmarktdekkend gemeenschappelijk referentiekader voor de beschrijving van<br />

activiteiten, vereiste competenties en beroepen. Een jaarlijkse actualisering van<br />

(onderdelen van) de inhoud moet ook informatie leveren over evoluties in gevraagde<br />

competenties. Deze functie wordt versterkt door input vanuit de dienstverlening van<br />

de VDAB. Vacaturematching geschoeid op Competent levert informatie op over de<br />

competenties die veel of minder gevraagd worden op de arbeidsmarkt en over de<br />

mate waarin profielen van werkzoekenden aan deze vereisten beantwoorden. Deze<br />

informatie kan vervolgens ingebracht worden in Competent. Concreet kan dit<br />

betekenen dat een Competentfiche herijkt kan worden wanneer uit de matching blijkt<br />

dat bedrijven bijvoorbeeld systematisch een nieuwe competentie aan een<br />

beroepsprofiel toevoegen. Dergelijke informatie is essentieel om de arbeidsmarkt<br />

optimaal te laten functioneren, zowel op Vlaams maar ook op sectoraal,<br />

subsectoraal, regionaal en lokaal niveau. De invulling van knelpuntberoepen kan zo<br />

geoptimaliseerd worden.<br />

Competent vormt de basis van een vernieuwde dienstverlening die de VDAB, in<br />

samenwerking met de stakeholders (sectoren, werkgevers, onderwijs, regionale<br />

sociale partners) de komende jaren wil uitbouwen. Die vernieuwde dienstverlening<br />

zal de klanten (bedrijven, de individuele burger) ten goede komen, maar ook het<br />

gebruik van op Competent gebaseerde diensten door andere regionale partners op<br />

de arbeidsmarkt faciliteren. Tegen eind 2013 zullen een aantal eerste toepassingen<br />

o.v.v. competentiegerichte vacaturematching beschikbaar zijn”.<br />

(Eerder verworven) competenties worden mee in aanmerking genomen in de<br />

trajectbegeleiding van inburgeraars. Hierbij wordt voor iedere individuele inburgeraar<br />

een ‘portfolio’ opgemaakt, dat een beeld schetst van wat de persoon reeds tijdens<br />

zijn loopbaan en daarbuiten deed, wat hij daaruit leerde, wat hij belangrijk vindt en<br />

hoe hij zichzelf nog wil ontwikkelen.<br />

<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />

<strong>2012</strong><br />

144


Het gebruik van gestandaardiseerde ‘competentfiches’ is een niet te missen<br />

opportuniteit voor de onthaalbureaus, temeer omdat de VDAB hieraan in de nabije<br />

toekomst vacaturematching wil koppelen.<br />

III Loopbanen van individuen ondersteunen, 1 loopbaanondersteuning voor<br />

werkenden, 1.3 Een breed scale aan EVC-diensten, Pagina 15<br />

“Vandaag bestaat het ervaringsbewijs reeds voor een 60-tal beroepen en werden<br />

bijna 3.000 ervaringsbewijzen uitgereikt. 85% van de personen met een<br />

ervaringsbewijs behoort tot een van de kansengroepen (50+, laag/midden geschoold,<br />

allochtoon en personen met arbeidshandicap). Er zijn 33 verschillende testcentra<br />

erkend die de dienstverlening voor de diverse beroepen opnemen. Jaarlijks wordt<br />

een budget van 2,5 miljoen ESF-middelen en 3.056 miljoen euro Vlaamse<br />

cofinanciering voorzien voor de testcentra voor de opmaak van de praktijkproeven en<br />

het opzetten van dienstverlening voor de kandidaten.<br />

Uit een studie van de SERV bleek dat als we van het ervaringsbewijs echt een<br />

succesnummer willen maken voor zowel kandidaten als voor werkgevers, er een<br />

aantal hervormingen nodig zijn. De twee belangrijkste aanbevelingen betreffen het<br />

relevanter maken van het ervaringsbewijs voor de vraagzijde van de arbeidsmarkt en<br />

het sterker inzetten op de bekendheid van het ervaringsbewijs via sensibilisering en<br />

promotie.<br />

Het komende jaar wil ik samen met de sociale partners en andere stakeholders het<br />

beleid en de wetgeving rond het ervaringsbewijs optimaliseren in relatie tot de<br />

gedetecteerde problemen, zodat de gewijzigde dienstverlening begin 2013 van start<br />

kan gaan.<br />

(…)<br />

Tot slot is het ook nodig dat we binnen de wereld van onderwijs en opleiding alle<br />

neuzen in dezelfde richting te krijgen om het belang van EVC meer te onderkennen.<br />

Samen met het beleidsdomein Onderwijs en Vorming en het beleidsdomein Cultuur,<br />

Jeugd, Sport en Media wordt in het kader van het beleidsproject geïntegreerd EVCbeleid<br />

werk gemaakt van een gemeenschappelijke visie en aanpak rond EVC. In dit<br />

beleidsproject wordt EVC gezien in functie van de Vlaamse kwalificatiestructuur en<br />

het behalen van een erkende beroepskwalificatie. Het agentschap voor kwaliteit<br />

binnen onderwijs en vorming (AKOV) zal toezicht houden op de EVC-trajecten buiten<br />

Onderwijs, zodat nadien alle EVC-bewijzen (waaronder het ervaringsbewijs)<br />

automatisch erkend worden door de onderwijswereld. Samen met mijn collega van<br />

Onderwijs willen we komen tot een geïntegreerd kwaliteitskader, waarbij we<br />

duidelijke afspraken maken hoe dit toezicht vanuit AKOV binnen het beleidsdomein<br />

Werk kan worden opgenomen”.<br />

De erkenning van eerder verworven competenties (EVC) kan een belangrijk<br />

instrument zijn om werkzoekenden naar werk (i.c. knelpuntvacatures) toe te leiden.<br />

Opdat dit instrument geloofwaardig zou zijn, worden iemands competenties best door<br />

een objectieve externe organisatie erkend. Vandaag bestaat hiervoor het<br />

‘ervaringsbewijs’, dat door de Vlaamse overheid uitgereikt wordt na een praktijkproef.<br />

<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />

<strong>2012</strong><br />

145


Het belang van de erkenning van eerder verworven competenties voor de sector<br />

Inburgering-Integratie sluit aan bij de vorige opmerking.<br />

Mochten de onthaalbureaus specifieke knelpunten ervaren met betrekking tot het<br />

ervaringsbewijs voor hun doelgroep, is 2011-<strong>2012</strong> het moment om die op te lijsten en<br />

over te maken aan de Minister van Werk.<br />

III Loopbanen van individuen ondersteunen, 2. Loopbaanondersteuning voor<br />

werkzoekenden: het sluitend maatpak, 2.7 Een specifieke aanpak voor<br />

taalondersteuning, Pagina 21<br />

“Werkzoekenden die weinig of geen Nederlands kennen hebben het moeilijker op de<br />

arbeidsmarkt en zijn oververtegenwoordigd in de werkzoekendenpopulatie. De groep<br />

van Nederlandsonkundige werkzoekenden bedraagt 8,2% van het totaal aantal<br />

ingeschreven werkzoekenden. Naast het groot aantal anderstalige werkzoekenden<br />

dat instroomt in de reguliere werking van de VDAB, zien we een grote instroom van<br />

inburgeraars die eveneens gebaat zijn bij NT2-acties”.<br />

Idealiter volgt een instroom naar werk pas na de verplichte inburgeringscursussen<br />

Maatschappelijke oriëntatie en NT2 van inburgeraars. Het komt echter voor dat een<br />

inburgeraar (doorgaans tijdelijk) in de tussentijd aan de slag gaat en zijn cursus NT2<br />

afbreekt. Blijkbaar wordt deze uitval (te) weinig of niet vanuit Inburgering<br />

opgevangen.<br />

Bovendien luidde een van de voornaamste conclusies uit een recent HIVAonderzoek,<br />

dat de bestaande taalcursus in het kader van het inburgeringstraject<br />

absoluut onvoldoende is om aan de slag te kunnen en ingeburgerd te geraken<br />

(Effectiviteit, efficiëntie en impact van het Vlaams inburgeringsbeleid, Onderzoek in<br />

opdracht van het <strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong>, de VDAB en het<br />

Departement Onderwijs, HIVA, 2010).<br />

De kranten vatten dit onderzoek samen als: “Te veel nieuwkomers blijven na het<br />

volgen van een inburgeringscursus steken in een niveau van Nederlands dat het<br />

'overlevingsniveau' niet overstijgt”.<br />

Ook de Minister van Werk verwijst in zijn beleidsbrief naar de pijnlijke resultaten van<br />

het HIVA-onderzoek uit 2010 en het moeizaam ploeteren voor<br />

tewerkstellingsdiensten door te grote taalbarrières, zelfs na het doorlopen van<br />

inburgeringscursussen (één op twaalf werkzoekenden in Vlaanderen is<br />

Nederlandsonkundig!).<br />

Een signaal voor BBSI om de resultaten uit het HIVA onderzoek zeker ernstig te<br />

nemen en de huidige werkwijze te remediëren.<br />

III Loopbanen van individuen ondersteunen, 2. Loopbaanondersteuning voor<br />

werkzoekenden: het sluitend maatpak, 2.7 Een specifieke aanpak voor<br />

taalondersteuning, 2.7.1 Trajecten voor anderstalige werkzoekenden, Pagina 21<br />

Dat taalkennis voor de Minister van Werk uiterst belangrijk is, blijkt uit een volledig<br />

hoofdstuk ‘Trajecten voor anderstalige werkzoekenden’ in de beleidsbrief:<br />

“ Trajecten voor anderstalige werkzoekenden<br />

<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />

<strong>2012</strong><br />

146


Een sluitend taalbeleid voeren betekent dat elke nieuw ingeschreven werkzoekende<br />

kort na de inschrijving gescreend wordt op de kennis van het Nederlands. Op dit<br />

moment wordt 86% van alle werkzoekenden die zich aanmelden bij de VDAB<br />

systematisch gescreend. Indien de kennis van de werkzoekende niet toereikend is,<br />

wordt doorverwezen naar een Huis van het Nederlands voor testing of<br />

niveaubepaling en vervolgens naar een gepaste opleiding Nederlands tweede taal<br />

(NT2) als verplicht onderdeel van een traject naar werk. Anderstalige werkzoekenden<br />

kunnen zo doorverwezen worden naar een basiscursus Nederlands gegeven door<br />

reguliere aanbodsverstrekkers of naar een schakelopleiding NT2 binnen VDAB.<br />

Onder de anderstalige werkzoekenden is er bij 86% binnen de zes maanden na<br />

inschrijving een actie geregistreerd, gaande van doorverwijzing naar het Huis van<br />

Nederlands, basisopleiding NT2 of vervolgopleiding NT2 of uitstroom uit de<br />

werkloosheid. De extra inspanningen in het kader van het WIP in 2010 en 2011<br />

(3,125 miljoen euro op jaarbasis) om het taalbeleid sluitend te maken leveren dus<br />

hun vruchten af. De VDAB sensibiliseert verder al haar consulenten om zowel de<br />

<strong>screening</strong> als de registratie van de ondernomen of te ondernemen acties inzake<br />

opleiding en begeleiding binnen de zes maanden na inschrijving volledig sluitend te<br />

maken.<br />

Om de anderstalige werkzoekenden en werkenden voldoende snel bij te scholen is<br />

er dus een omvangrijk omvangrijk en gepast aanbod aan opleidingen NT2 nodig.<br />

Wachtlijsten en lange opleidingen bemoeilijken een snelle transitie naar werk. De<br />

recente HIVA-studie uitgevoerd in het kader van VIONA heeft de lacunes inzake het<br />

bestaande NT2 aanbod voor werkenden en werkzoekenden, zowel vanuit reguliere<br />

onderwijsverstrekkers (CBE, CVO), VDAB als derden, en zowel naar inhoud als naar<br />

vorm, in de mate van het mogelijke in kaart gebracht.<br />

Een pijnpunt is onder meer dat het aanbod voor het basisniveau 1.1, uitsluitend<br />

gegeven door de reguliere onderwijsverstrekkers, wel aangepast is aan het<br />

leervermogen van de zeer heterogene groep cursisten (inburgeraars, Franstalige<br />

Belgen, werkzoekenden) maar onvoldoende specifiek gericht is op het professioneel<br />

perspectief van de werkzoekenden.<br />

Opvallend zijn het hoge aantal stopgezette basisopleidingen (36%) omwille van<br />

uitstroom uit de werkloosheid en vooral naar werk. Dit geeft aan dat de doelgroep<br />

toch prioriteit geeft aan tewerkstelling en dat de combinatie werk en basiscursus niet<br />

overwogen wordt of moeilijk te organiseren is.<br />

Tevens wordt vastgesteld dat het basisniveau 1.1 vaak onvoldoende is om te kunnen<br />

doorstromen naar de schakelpakketten van de VDAB. Recent werd dan ook beslist<br />

om in eerste instantie in de Vlaamse Rand een schakelmodule op niveau 1.2 te<br />

organiseren om bemiddeling naar de arbeidsmarkt en de doorstroom naar een<br />

VDAB-opleiding te vergemakkelijken.<br />

Ook de doorstroom van de schakelpakketten naar de finaliteitopleidingen binnen de<br />

VDAB blijft vrij beperkt. Ook dit valt deels te verklaren door uitstroom. Van de groep<br />

die geen beroepsopleiding volgt, stroomt 42% uit de werkloosheid en 34% stroomt uit<br />

naar werk.<br />

Het volgen van een finaliteitopleiding lijkt nochtans van groot belang: zo vond 52%<br />

van diegenen die een beroepsopleiding hebben afgerond werk tegenover slechts<br />

35% van diegenen die enkel een schakelpakket hebben gevolgd.<br />

<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />

<strong>2012</strong><br />

147


Het is de VDAB die als regisseur van het traject voor anderstalige werkzoekenden<br />

dient op te volgen of en met welk resultaat gevolg wordt gegeven aan het volgen<br />

van de basisopleiding NT2. Hier is een verdere implementatie en optimalisering<br />

nodig van de afspraken met de onderwijspartners inzake de samenwerking in het<br />

algemeen en het registreren en doorgeven van afwezigheden tijdens de<br />

basisopleiding in het bijzonder. Ook een betere doorstroom van de gegevens over<br />

de inburgeraars vanuit de onthaalbureaus, in afwachting van de nieuwe<br />

Kruispuntbank Inburgering, is voorzien via ad hoc uitwisseling op aanvraag van de<br />

respectievelijke registratiesystemen”.<br />

IV Transities in bedrijven ondersteunen,<br />

4. Transities ondersteunen via een aangepast HR-beleid,<br />

4.1 Steeds bredere diversiteitsplannen, Pagina 33<br />

“In 2010 zijn via het impulsbeleid EAD onder meer 750 diversiteitsplannen op<br />

organisatieniveau ingediend. De Vlaamse doelstelling voor dat jaar werd daarmee<br />

behaald. In 2011 hanteren we een even ambitieuze doelstelling en het ziet er naar uit<br />

dat ook die gehaald wordt. Elk van deze plannen komt tot stand met de deskundige<br />

ondersteuning van een door Vlaanderen aangestuurde projectontwikkelaar EAD die<br />

vanuit de RESOC/SERR opereert.<br />

Uit de monitoring van deze plannen blijkt dat bedrijven via organisatieverandering in<br />

ruime zin inzetten op competentiebeleid en het vormgeven en versterken van een<br />

strategisch en inclusief HR beleid, waarmee men de strategische toekomst van het<br />

bedrijf of de organisatie probeert voor te bereiden. De aandacht voor werkbaar werk,<br />

de instroom, opleiding en het behoud van nieuwe en al aanwezige werknemers en<br />

ook het aanspreken van interessante reserves op de arbeidsmarkt blijft daarbij van<br />

groot belang.<br />

We zien ook dat ondanks de crisis bedrijven toch scherpe streefcijfers mbt instroom,<br />

doorstroom, opleiding en retentie blijven formuleren. Tegelijk zien we een verruiming<br />

van de focus naar diverse aspecten van sociale innovatie, werkbaarheid en<br />

duurzame diversiteit”.<br />

IV Transities in bedrijven ondersteunen,<br />

4. Transities ondersteunen via een aangepast HR-beleid,<br />

4.2 Structurele EAD-projecten Pagina 33<br />

“De diversiteitswerking van de vakbonden met de inzet van 26<br />

diversiteitsconsulenten heeft zich in de afgelopen periode versterkt door het<br />

gezamenlijk optreden van de drie vakbonden in de campagne “effe checken” die in<br />

2010 werd opgestart en de daaraan verbonden website, begeleiding en opvolging.<br />

De vakbonden zijn erin geslaagd om in meer dan 800 ondernemingen de topic<br />

diversiteit te agenderen in de organen van het sociaal overleg. Enkele duizenden<br />

werknemersafgevaardigden zijn in het kader van het huidige protocol van<br />

samenwerking met de Vlaamse regering gesensibiliseerd en hebben vorming<br />

ontvangen mbt het belang van het voeren van een diversiteitsbeleid in de<br />

onderneming en de rol die vakbonden daarbij kunnen spelen inzake het creëren van<br />

een draagvlak.<br />

<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />

<strong>2012</strong><br />

148


Vanuit de samenwerking van het Minderhedenforum met een 8-tal federaties van<br />

allochtone vereniging vormen de activiteiten van de activeringsconsulenten een<br />

ander deel van het EAD instrumentarium dat bijdraagt tot het bereiken en<br />

doorverwijzen van de moeilijkst bereikbare jonge allochtone werkzoekenden, vooral<br />

in de stedelijke omgeving. De samenwerking van de activeringsconsulenten met de<br />

diensten van de VDAB is in het kader van de sluitendheid van onze<br />

werkzoekendenwerking sterk geïntensifieerd en verbeterd. Ook de adviesfunctie<br />

werd versterkt”.<br />

IV Transities in bedrijven ondersteunen, 5. Talentbenutting en –ontwikkeling,<br />

5.1 Toekomstgericht en flexibel opleiden, Pagina 35<br />

“Om flexibel en toekomstgericht in te kunnen spelen op de noden aan<br />

competentieversterking van zowel werkzoekenden als werkenden, heb ik, in het<br />

kader van het WIP, geïnvesteerd in een uitbreiding van de opleidingscapaciteit op 4<br />

assen: sluitend taalbeleid; aanbod webleren voor tijdelijke werklozen, overbruggers<br />

en (andere) werknemers die hun arbeidsduur verminderen; uitbreiding van de<br />

capaciteit voor knelpuntberoepen en beroepen voor de toekomst en snijvlakacties<br />

onderwijs –werk (de HBO/Se-n-Se experimenten). Via diverse oproepen financiert<br />

het ESF mee aan een toekomstgericht opleidingsaanbod.<br />

Globaal zit deze uitbreiding op schema en zal dit plan in de loop van 2011 volledig<br />

gerealiseerd kunnen worden. In 2010 werden 3.733 cursisten bereikt voor een<br />

bedrag van 4.180.609 euro. In 2011 worden extra acties en projecten opgestart om<br />

het resterende saldo van 2010 (4.074.390 euro) maximaal aan te wenden. In lijn met<br />

het knelpuntenbeleid wordt er ingezet op <strong>screening</strong> van de arbeidsmarktreserve en<br />

van het vacatureaanbod, instroom en oriëntering naar knelpuntvacatures, creatie van<br />

extra opleidingscapaciteit indien nodig en een intensieve bemiddeling en begeleiding<br />

tijdens en na de opleiding om de tewerkstelling in de knelpuntvacatures te<br />

bevorderen. (…)”.<br />

IV Transities in bedrijven ondersteunen,<br />

5. Talentbenutting en –ontwikkeling,<br />

5.2. Ontwikkelen en erkennen van beroepskwalificaties, Pagina 36<br />

“De voorbije jaren werden de fundamenten gelegd voor een gemeenschappelijk<br />

kader voor de beschrijving en ordening van kwalificaties dat het onderwijs en de<br />

arbeidsmarkt overspant, de kwalificatiestructuur genoemd. De kwalificaties die erin<br />

worden opgenomen zijn een formeel erkend geheel van competenties. Ze tonen<br />

welke competenties vereist zijn voor de toegang tot beroepen en/of opleidingen,<br />

en/of het opnemen van een specifieke maatschappelijke rol of functie. De<br />

kwalificatiestructuur brengt aldus transparantie in kwalificaties en kwalificatiebewijzen<br />

en hun onderlinge verhoudingen, zodat een traject op maat van het individu kan<br />

uitgestippeld worden met de nodige aandacht voor EVC, uitwisselbaarheid van<br />

opleidingsmodules en vrijstellingen”.<br />

Zoals hierboven reeds aangestipt: de erkenning van beroepskwalificaties is belangrijk<br />

voor de begeleiding van inburgeraars naar werk door de onthaalbureaus/VDAB.<br />

<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />

<strong>2012</strong><br />

149


IV Transities in bedrijven ondersteunen, 7. Mentaliteitsomslag, 7.2 Antidisciminatie,<br />

Pagina 39<br />

“In het kader van het actieplan voor de bestrijding van arbeidsgerelateerde<br />

discriminatie op de arbeidsmarkt (ABAD) werd sedert 2008 het volgende<br />

gerealiseerd:<br />

• een elektronisch klachtenformulier op werk.be werd ontwikkeld;<br />

• een overeenkomst voor samenwerking tussen het Centrum voor Gelijkheid van<br />

Kansen en Racismebestrijding, de Diensten van het Algemeen Regeringsbeleid,<br />

de inspectie WSE en de Cel Gelijke Kansen (als woordvoerder van de lokale<br />

meldpunten discriminatie in de Vlaamse centrumsteden) werd in juni 2009<br />

afgesloten.<br />

• in enkele subregio’s functioneert een (boven)lokaal overleg non-discriminatie<br />

waarin alle relevante stakeholders betrokken zijn;<br />

• trainingen en vormingen wet- en regelgeving discriminatiebestrijding werden<br />

gegeven aan inspecteurs, veldwerkers diversiteit en andere consulenten;<br />

• er werd vorming gegeven over het EAD-beleid waarin de koppeling met<br />

discriminatiebestrijding werd gelegd;<br />

• verhoogde aandacht voor het voorkomen van indirecte discriminatie werd onder<br />

andere via diversiteitsplannen gerealiseerd.<br />

Ook recent hebben we helaas moeten vaststellen dat discriminaties op de<br />

arbeidsmarkt nog steeds een feit zijn. Ik zal daarom in het najaar 2011 het overleg<br />

met de verschillende betrokken partners (publieke, private en onbetaalde<br />

bemiddeling) opstarten met het oog op een geactualiseerd actieplan voor de<br />

bestrijding van arbeidsgerelateerde discriminatie op de arbeidsmarkt (ABAD).<br />

Vanuit de Vlaamse regering wens ik discriminatie met kracht te bestrijden en wil ik<br />

naar bedrijven, organisaties en naar de stakeholders van het beleid een<br />

sensibiliserend beleid voeren. Om te bepalen welke vorm dit kan aannemen wil ik<br />

hierover een breed maatschappelijk debat organiseren, waarin bij verschillende<br />

actoren gepeild zal worden welke acties het meest geschikt zijn”.<br />

IV Transities in bedrijven ondersteunen,<br />

8. Sectoraalbeleid,<br />

8.2 Naar een sectoraal beleid via brede, mobiliserende partnerschappen in<br />

functie van arbeidsmarktdoelstellingen op korte en lange termijn Pagina 39<br />

De huidige generatie sectorconvenants loopt af op 31 december 2011. In<br />

voorbereiding voor de volgende generatie sectorconvenants staat onder meer het<br />

volgende op het programma:<br />

“In het najaar van 2011 volgen bilaterale gesprekken met een brede groep van<br />

stakeholders: interprofessionele sociale partners, koepel- en belangenorganisaties<br />

(Minderhedenforum, Grip vzw, SLN), Flanders Synergy, VOV en andere<br />

beleidsdomeinen. Naast deze gesprekken, leveren tussentijdse<br />

opvolgingsgesprekken met sectoren, sector- en bedrijfsbezoeken en besprekingen<br />

met de ambtelijke stuurgroep uiteraard een belangrijke bijdrage bij de inhoudelijke<br />

vormgeving van een nieuw inhoudelijk kader voor de volgende generatie<br />

sectorconvenants.<br />

<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />

<strong>2012</strong><br />

150


De basis voor de inhoudelijke vormgeving zijn de actuele en toekomstige uitdagingen<br />

op de arbeidsmarkt. De knelpuntberoepen die in alle convenantsectoren voorkomen,<br />

de vergrijzing van de actieve bevolking en de diverse kansengroepen onder de<br />

werkzoekenden zijn er slechts enkele.<br />

Tenslotte neem ik ook de bevindingen mee uit de eindevaluatie van de generatie<br />

sectorconvenants 2010-2011 die eind 2011 – begin <strong>2012</strong> op basis van<br />

deskevaluaties zal plaatsvinden. Dat alles zal leiden tot een voorstel van inhoudelijk<br />

kader voor de volgende generatie sectorconvenants 2013 – 2014”.<br />

Bijlage 1: implementatie OCM doelstellingen Gelijke Kansenbeleid, Pagina 43<br />

Binnen het doelstellingenkader voor 2010-2014 worden blijkbaar jaarlijks<br />

actieplannen bepaald. Voor 2011 en <strong>2012</strong> betreft dit onder meer:<br />

“Jonge allochtone vrouwen ondersteunen in traject naar werk. Via de inzet van 8<br />

activeringsconsulenten via een 8-tal federaties van allochtonen verenigingen worden<br />

allochtone vrouwen bereikt en doorverwezen naar trajectwerking.<br />

Realisatie: de doelstelling is om op jaarbasis 75 doorverwijzingen per<br />

activeringsconsulent te realiseren, op basis van de monitoring in 2010 blijkt ongeveer<br />

40 % van het bereik vrouw te zijn.<br />

<strong>2012</strong>: deze actie loopt door maar gegeven de evaluatie van de structurele EADprojecten<br />

en de inpassing van diverse EAD-instrumenten in het toekomstige<br />

loopbaanbeleid zouden op basis van overleg met de sociale partners en de andere<br />

stakeholders van het beleid gerichte bijsturingen zich kunnen aandienen”.<br />

<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />

<strong>2012</strong><br />

151


Beleidsbrief SOCIALE ECONOMIE<br />

Algemeen:<br />

In de beleidsbrief worden aanpassingen aan de regelgeving aangekondigd, maar het<br />

is niet duidelijk of hier ook aanpassingen onder vallen in het kader van de<br />

planlastvermindering of het Witboek Interne Staatshervorming. Het Witboek Interne<br />

Staatshervorming en planlastverminderingen zijn maar summier opgenomen in de<br />

beleidsbrief.<br />

Aandachtspunt voor het <strong>Agentschap</strong> is de (verplichte) trend naar duurzaam<br />

ondernemen in overheidsopdrachten.<br />

Aan de steden en gemeenten wordt een regierol toebedeeld in het socialeeconomiebeleid.<br />

Allochtonen behoren tot de doelgroepwerknemers.<br />

1° Aandachtspunten <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />

4.4. SD4: De weg naar een socialere economie faciliteren<br />

4.4.1. Uitbouw van een gericht en complementair ondersteuningsaanbod,<br />

Beleidsopties, Pagina 20<br />

Aanvankelijk was in de ontwerpbeleidsbrief geen enkele verwijzing opgenomen naar<br />

de interne staatshervorming.<br />

Nochtans valt wel wat te zeggen over het versterken van het lokaal<br />

werkgelegenheidsbeleid binnen de contouren van een Vlaams arbeidsmarktbeleid<br />

(doorbraak D.14) en naar de planning die hiervoor is uitgewerkt. In de definitieve<br />

beleidsbrief is uiteindelijk het volgend (onderlijnd) paragraafje opgenomen dat<br />

verwijst naar het Witboek Interne Staatshervorming:<br />

“Ontwerpdecreet voor de ondersteuning van de sociale economie<br />

Het voorliggend ontwerp van decreet wil een antwoord bieden op de verscheidenheid<br />

aan ondersteuningsbehoeften, waarbij zowel naar individuele als collectieve<br />

dienstverlening aandacht gaat. Doel is om zowel vanuit de vraag- als vanuit de<br />

aanbodzijde efficiëntiewinsten te boeken en de kennis en toepassingen op het vlak<br />

van de sociale economie te vermenigvuldigen. Aandacht gaat hierbij naar de diverse<br />

stadia van het ondernemen: ondersteunen van startende ondernemingen en<br />

kwaliteitsvolle en duurzame groei van de ondernemingen versterken.<br />

Dit ontwerp van decreet wil een solide basis geven aan de toekomstige<br />

ondersteuning van het ondernemerschap binnen de sociale economie en de<br />

bevordering van het sociaal en maatschappelijk verantwoord ondernemerschap.<br />

Zowel toekomstige maatwerkbedrijven, initiatieven lokale diensteneconomie,<br />

coöperatieve en maatschappelijk verantwoorde ondernemers zullen kunnen rekenen<br />

op gerichte managementondersteuning.<br />

Ook de ondersteuning van de regierol van gemeenten op vlak van lokale sociale<br />

economie is opgenomen in het ontwerpdecreet, conform de bepalingen van<br />

Doorbraak D.14 in het Witboek Interne Staatshervorming.<br />

<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />

<strong>2012</strong><br />

152


Het komende jaar wordt hard gewerkt aan concretisering en voorbereiding voor de<br />

eigenlijke uitvoering van de vernieuwde ondersteuning wordt gewerkt. Tegen midden<br />

<strong>2012</strong> zullen alle huidige instrumenten vervallen en moet het nieuw kader klaar staan.<br />

Het nieuwe kader omvat:<br />

- een nieuwe plaats voor het overleg in de sector;<br />

- één nieuw orgaan voor ondersteuning van collectieve noden in de sociale<br />

economie;<br />

- een versterkt kader voor individuele managementondersteuning, financiële<br />

ondersteuning op maat en innovatiesteun;<br />

- kapstokken voor het bevorderen van de sociale economie en het maatschappelijk<br />

verantwoord ondernemen;<br />

- de ondersteuning van de regierol van gemeenten inzake de lokale sociale<br />

economie;<br />

- wetenschappelijk onderbouwde managementopleidingen en onderzoek inzake de<br />

sociale economie en het maatschappelijk verantwoord ondernemen.<br />

Tot slot komt er een passend flankerend beleid vanuit de overheid. Met het<br />

beleidsdomein EWI en de agentschappen binnen WSE wordt bekeken hoe de<br />

toekomstige ondersteuningsmaatregelen optimaal op elkaar afgestemd kunnen<br />

worden, waar samenwerking mogelijk is en hoe deze best wordt verankerd. Zo<br />

verduidelijkt de nieuwe ondersteuningsstructuur niet alleen wat de overheid zelf wil<br />

doen en wat niet, maar ook hoe de diverse ondersteuningsmogelijkheden voor de<br />

ondernemingen in de sociale economie zich tot elkaar verhouden. In dit kader wordt<br />

vanaf <strong>2012</strong> de integratie van de taken van het doorlichtingteam binnen het VSAWSE<br />

opgenomen”.<br />

4. Strategische en operationele doelstellingen,<br />

4.2. SD2: Minder maatschappelijke noden door meer maatschappelijke<br />

diensten te koppelen aan de inschakeling van kansengroepen,<br />

4.2.3. Beleidsopties Pagina 15<br />

“Bijsturing van de regelgeving<br />

Op dit moment worden de beleidsaanbevelingen vertaald naar een nieuw<br />

voorontwerp van decreet voor de lokale diensteneconomie. Het is mijn ambitie om dit<br />

nog voor het zomerreces in het Vlaams Parlement voor te stellen.<br />

In lijn met de beleidsnota en de geformuleerde beleidsaanbevelingen zullen de<br />

belangrijkste aanpassingen gebeuren op vlak van de doelgroepbepaling, de<br />

versterking van het doorstroomkarakter van de maatregel, de verankering van een<br />

kwaliteitsvolle dienstverlening, de uitwerking van de organisatievoorwaarden en het<br />

optimaliseren van de administratieve procedures”.<br />

In de beleidsbrief worden aanpassingen aan de regelgeving aangekondigd, maar het<br />

is niet duidelijk of hier ook aanpassingen onder vallen in het kader van de<br />

planlastvermindering of het Witboek Interne Staatshervorming. Ook in de<br />

regelgevingsagenda staat niets vermeld dat daarop wijst.<br />

<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />

<strong>2012</strong><br />

153


4. Strategische en operationele doelstellingen<br />

4.2. SD2: Minder maatschappelijke noden door meer maatschappelijke<br />

diensten te koppelen aan de inschakelingvan kansengroepen<br />

4.2.2. Realisaties, Ondersteuning van de regierol van lokale besturen bij de<br />

uitbouw van de lokale diensteneconomie, Pagina 15<br />

“De ondersteuning van centrumsteden voor de uitbouw van hun lokale regierol werd<br />

verlengd.<br />

Het project ‘regie-ondersteuning voor lokale besturen binnen de RESOC’s’ werd een<br />

laatste keer verlengd tot eind mei 2011 met het oog op inbedding van deze<br />

ondersteuning in de nieuwe ondersteuningsstructuur”.<br />

Wat met ‘de nieuwe ondersteuningsstructuur’ bedoeld wordt, wordt vaag toegelicht<br />

op blz. 21:<br />

“Het nieuwe kader omvat:<br />

- een nieuwe plaats voor het overleg in de sector;<br />

- één nieuw orgaan voor ondersteuning van collectieve noden in de sociale<br />

economie;<br />

een versterkt kader voor individuele managementondersteuning, financiële<br />

ondersteuning op maat en innovatiesteun;<br />

- kapstokken voor het bevorderen van de sociale economie en het maatschappelijk<br />

verantwoord ondernemen;<br />

de ondersteuning van de regierol van gemeenten inzake de lokale sociale economie;<br />

- wetenschappelijk onderbouwde managementopleidingen en onderzoek inzake de<br />

sociale economie en het maatschappelijk verantwoord ondernemen.<br />

Tot slot komt er een passend flankerend beleid vanuit de overheid. Met het<br />

beleidsdomein EWI en de agentschappen binnen WSE wordt bekeken hoe de<br />

toekomstige ondersteuningsmaatregelen optimaal op elkaar afgestemd kunnen<br />

worden, waar samenwerking mogelijk is en hoe deze best wordt verankerd. Zo<br />

verduidelijkt de nieuwe ondersteuningsstructuur niet alleen wat de overheid zelf wil<br />

doen en wat niet, maar ook hoe de diverse ondersteuningsmogelijkheden voor de<br />

ondernemingen in de sociale economie zich tot elkaar verhouden. In dit kader wordt<br />

vanaf <strong>2012</strong> de integratie van de taken van het doorlichtingteam binnen het VSAWSE<br />

opgenomen”.<br />

Meerdere gemeenten tonen blijkbaar de nodige goodwill, maar missen zelf de<br />

ervaring, kennis en (belangrijk!) schaalgrootte om ofwel nieuwe socialeeconomieprojecten<br />

op te starten ofwel bestaande projecten te laten groeien. Vandaar<br />

dat de minister deze gemeenten regie-ondersteuning aanbiedt (bijvoorbeeld in de<br />

vorm van opmaak van een werkgelegenheidsplan, recrutering en begeleiding van<br />

kansengroepen, ondersteuning van werkwinkels en fora voor lokale<br />

werkgelegenheid,…).<br />

In het kader van de interne staatshervorming moeten we de vraag opwerpen of de<br />

gemeente voor een dergelijke taak het meest ideaal beleidsniveau is en of<br />

tewerkstellingsinitiatieven (in navolging van de tewerkstellingsproblematiek) soms<br />

niet beter de gemeentegrenzen overstijgen.<br />

<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />

<strong>2012</strong><br />

154


4. Strategische en operationele doelstellingen<br />

4.6. SD6: Maximale maatschappelijke meerwaarden realiseren<br />

4.6.2. Pionieren in maatschappelijk verantwoord ondernemerschap, Bijdragen<br />

aan de verduurzaming van onze samenleving door sociale duurzaamheid en<br />

MVO-criteria beter te integreren in Vlaams beleid, Pagina 29<br />

Aandacht voor duurzaam ondernemen moet geïntegreerd worden in de<br />

overheidsopdrachten van de Vlaamse overheid.<br />

De Vlaamse overheid heeft zich tot doel gesteld tegen 2020 100% duurzame<br />

overheidsopdrachten te realiseren. Daarnaast is het de bedoeling maatschappelijk<br />

verantwoord ondernemerschap ook te promoten bij organisaties en ondernemingen.<br />

WSE heeft hiervoor in 2005 al een instrument in het leven geroepen:<br />

www.mvovlaanderen.be.<br />

“Realisaties<br />

Binnen de nieuwe Vlaams Strategie Duurzame Ontwikkeling maakt MVO deel uit van<br />

de horizontale actie Duurzame Productie en Consumptie. Aandacht voor sociale<br />

duurzaamheid wordt tegen 2014 gerealiseerd binnen beleidsinitiatieven van de<br />

Vlaamse overheid. (…)<br />

Ook de Vlaamse overheid zet meer en meer in op verduurzaming van de economie<br />

in haar beleidsplanning. Het is in dat kader van belang duidelijkheid te scheppen in<br />

de wijze waarop deze duurzaamheid zich vertaalt op microniveau ondermeer in het<br />

kader van steunmaatregelen, subsidies. Bovendien is het wenselijk dat bij een<br />

eventuele integrale duurzaamheidsbenadering op middellange termijn gelijke<br />

interpretaties en erkenningen worden gehanteerd.<br />

De afgelopen jaren is op internationaal niveau hard gewerkt om tot een bruikbaar<br />

instrument te komen om duurzaamheid concreet te maken voor alle vormen van<br />

ondernemingen en organisaties. De ISO 26000 norm, die tot stand kwam via een<br />

wereldwijde consultatie van 6 groepen stakeholders (industrie, vakbonden, overheid,<br />

ngo’s, consumenten en een restcategorie met o.a. onderzoekers en dienstverleners),<br />

biedt een kader voor de vertaling van internationale afspraken naar implementatie<br />

van MVO in de bedrijfsvoering van organisaties.<br />

(…)<br />

In de zomer van 2011 werd vanuit die optiek het VIONA-onderzoek ‘Duurzaam<br />

ondernemen zichtbaar en doenbaar maken in Vlaanderen’ opgestart. Dit onderzoek<br />

gaat na hoe de ISO 26000 norm en de GRI richtlijnen in Vlaanderen vertaald<br />

kunnen worden.<br />

Het onderzoek wordt afgerond begin <strong>2012</strong>. Op basis van de resultaten zal de uitrol<br />

van de instrumenten in Vlaanderen echt op gang getrokken worden. Het is tijd om<br />

duidelijke keuzes te maken over hoe het Vlaamse beleid maatschappelijk<br />

verantwoord organiseren en ondernemen zal erkennen en ondersteunen. In<br />

samenspraak met partners op het terrein en met de betrokken beleidsdomeinen<br />

binnen de Vlaams regering zullen diverse actielijnen worden uitgebouwd en<br />

<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />

<strong>2012</strong><br />

155


opgestart. Zowel individuele bedrijven als sectoren zijn daarbij belangrijke<br />

doelgroepen.<br />

(..)<br />

Binnen de Vlaamse overheid wil ik een overleg opstarten in het verlengde van de<br />

pact 2020 ambitie op vlak van MVO, zodat ook de essentiële betrokkenheid van de<br />

diverse beleidsdomeinen wordt georganiseerd. Zo kan de horizon van het MVOactieplan<br />

worden verruimd van 2014 naar 2020”.<br />

4. Strategische en operationele doelstellingen<br />

4.6. SD6: Maximale maatschappelijke meerwaarden realiseren<br />

4.6.3. Van voorbeeld- naar voorloperfunctie: zelf pionieren, Sociale<br />

meerwaarden zichtbaar maken in aankopen en middelenbeheer, Pagina 31<br />

“Het actieplan duurzame overheidsopdrachten is, onder coördinatie van de ministerpresident,<br />

in uitvoering. Conform de afspraken in dit plan werden met alle relevante<br />

beleidsdomeinen de contouren voor een leidraad vastgelegd die de publieke<br />

inkopers moet ondersteunen bij de integratie van sociale criteria binnen<br />

overheidsopdrachten.<br />

(…)<br />

In 2011 start de administratie met de opmaak van een nieuw meerjarenactieplan<br />

duurzame overheidsopdrachten. Dit plan zal verder inzetten op de integratie van<br />

sociale criteria en het aanmoedigen van meer en beter duurzaam ondernemen en<br />

ketenbeheer bij dienstverleners en leveranciers van de overheid.<br />

(…)<br />

Echte duurzame ketens van producten of diensten in kaart brengen is niet evident,<br />

laat staan de controle ervan organiseren. De publieke sector koopt in grote<br />

hoeveelheden diverse producten waarvan de productieomstandigheden niet altijd<br />

sociaal rechtvaardig zijn. Het is natuurlijk onmogelijk om als publieke inkoper alles op<br />

het terrein te gaan controleren.<br />

Daarom is het nuttig, om samen met andere overheden waaronder de lokale, een<br />

dialoog aan te knopen met deze ketens over de sociale problemen in sommige<br />

ervan. Onder externe begeleiding wordt in <strong>2012</strong> op basis van concrete bestekken en<br />

aankoopbehoeften een constructieve dialoog met betrokken sectoren aangegaan”.<br />

Ruim 10 % van het BBP bestaat uit overheidsinkopen en aanbestedingen van<br />

diverse overheden. Tegen 2020 heeft de Vlaamse regering dan ook de ambitie om<br />

haar overheidsopdrachten 100% te verduurzamen. Ze heeft daartoe een leidraad<br />

ontwikkeld, die blijkbaar nog niet algemeen beschikbaar is. Als bijkomend instrument<br />

zal een gids van labels en codes verspreid worden om inkopers in staat te stellen het<br />

‘sociaal verantwoord’ gehalte van een bepaald product of dienst te beoordelen.<br />

Deze beleidsambitie van de minister van sociale economie en de bijhorende<br />

instrumenten zullen binnenkort een invloed hebben op het agentschap.<br />

<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />

<strong>2012</strong><br />

156


2° Aandachtspunten Stedenbeleid<br />

4. Strategische en operationele doelstellingen,<br />

4.6. SD6: Maximale maatschappelijke meerwaarden realiseren<br />

4.6.2. Pionieren in maatschappelijk verantwoord ondernemerschap, Bijdragen<br />

aan de verduurzaming van onze samenleving door sociale duurzaamheid en<br />

MVO-criteria beter te integreren in Vlaams beleid, Pagina 29<br />

“Vlaanderen heeft in het Pact 2020 de ambitie uitgesproken om tegen 2020<br />

Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (MVO) algemeen te verspreiden door<br />

meer organisaties en ondernemingen maatschappelijke verantwoordelijkheid te laten<br />

opnemen”.<br />

Sinds 2005 bestaan hiervoor zelfs speciale instrumenten:<br />

“Het digitaal kenniscentrum (DKC) MVO Vlaanderen (www.mvovlaanderen.be) bevat<br />

sinds 2005 een ruim aanbod instrumenten en informatie om bedrijven en<br />

organisaties te helpen om MVO in de praktijk om te zetten. Om de grote hoeveelheid<br />

informatie van het DKC tot leven te brengen en als opstap naar het ruimere<br />

partnerschap rond het DKC, werd in 2010 gestart met de MVO-sessies. In<br />

samenwerking en afstemming met stakeholders werden tot einde 2010 twee<br />

bedrijvencontactdagen, drie seminaries en drie lerende netwerken georganiseerd.<br />

Het aanbod richt zich zowel tot MVO-starters als gevorderden. Deelnemers komen<br />

zowel uit de profit, non profit als social profit sector. De gesprekken rond het<br />

toekomstscenario voor MVO-Vlaanderen werden gevoerd zowel met de interne als<br />

externe stakeholders.<br />

Op 1 maart 2011 werd ook het eerste MVO-forum georganiseerd. Doel van dit forum<br />

is de voorziene jaaracties binnen MVO Vlaanderen vorm te geven, bottom-up<br />

initiatieven te integreren, maximale afstemming met bestaande initiatieven te<br />

realiseren en netwerking tussen een brede groep stakeholders te stimuleren en te<br />

ondersteunen”.<br />

(…)<br />

Het komende jaar moet de omvorming van MVO Vlaanderen tot een<br />

multistakeholderverhaal met interne en externe partners afgerond worden. MVO<br />

Vlaanderen zal het digitale luik (www.mvovlaanderen.be) en de MVO-sessies<br />

bundelen. Dit moet voor ondernemingen en organisaties leiden tot een gedragen<br />

MVO Vlaanderen dat versnippering van middelen en kennis tegengaat.<br />

Het departement WSE blijft nauw betrokken in de aansturing en de financiering van<br />

MVO Vlaanderen totdat een stabiel partnerschap is bereikt. In het najaar van 2011<br />

zullen de eerste scenario’s afgetoetst worden bij interne en externe stakeholders. Bij<br />

het aflopen van de overeenkomst met de huidige dienstverlener van<br />

www.mvovlaanderen.be in augustus <strong>2012</strong> moet het multistakeholderverhaal<br />

zichtbaar zijn.<br />

Het komende jaar zal verder worden gewerkt aan de uitbouw en profilering van<br />

www.mvovlaanderen.be. In afwachting van het nieuwe MVO Vlaanderen zullen in het<br />

najaar 2011 en voorjaar <strong>2012</strong> een nieuwe reeks MVO-sessies worden<br />

<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />

<strong>2012</strong><br />

157


georganiseerd. Stakeholders geven mee invulling aan deze MVO-sessies via het<br />

expertenforum.<br />

Binnen de Vlaamse overheid wil ik een overleg opstarten in het verlengde van de<br />

pact 2020 ambitie op vlak van MVO, zodat ook de essentiële betrokkenheid van de<br />

diverse beleidsdomeinen wordt georganiseerd. Zo kan de horizon van het MVOactieplan<br />

worden verruimd van 2014 naar 2020”.<br />

ABB kan zich engageren het digitaal kenniscentrum MVO en eventueel bijkomende<br />

initiatieven onder de aandacht te brengen van steden, gemeenten en (structureel<br />

)gesubsidieerde organisaties.<br />

<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />

<strong>2012</strong><br />

158


3° Aandachtspunten Inburgering- en Integratiebeleid<br />

2. Managementsamenvatting: Op weg naar een socialere economie in<br />

Vlaanderen, Pagina 5<br />

“De creatie van duurzame jobs voor kansengroepen mag niet verengd worden tot<br />

bijkomende jobs in de sociale economie. Ook de doorstroom naar een job in de<br />

reguliere sector is een belangrijk kanaal.<br />

Werkvloerbegeleiding op de reguliere werkvloer is een essentiële schakel in een<br />

duurzaam doorstroomproces. De invulling van deze ondersteuningsmodule en het<br />

kwaliteitsluik worden meegenomen in de uitwerking van de regelgevingen maatwerk<br />

en lokale diensteneconomie”.<br />

3. Omgevingsanalyse,<br />

3.1 De werkzaamheid van kansengroepen, Pagina 6<br />

Louter ter info de cijfers m.b.t. tewerkstelling van kansengroepen:<br />

“Afgezien van een korte daling tijdens de recente crisis is de globale werkzaamheid<br />

constant toegenomen tussen 2002 en 2010. Die toename wordt niet helemaal<br />

weerspiegeld in de werkzaamheidgraad van de kansengroepen. Sommige hebben<br />

vooruitgang geboekt, andere achteruitgang. Onder de kansengroepen is de stijging<br />

op lange en korte termijn het sterkst onder de vijftigplussers. De stijging voor<br />

laaggeschoolden is veel geringer. Arbeidsgehandicapten gingen erop vooruit tot<br />

2007 (niet in de tabel) maar sindsdien gaat het bergaf. Bij niet-EU burgers is een<br />

stijging op lange termijn recent omgezet in een daling. Op basis van geboorteland is<br />

er een stabilisering tussen 2009 en 2010. Tabel 1 gaf een beeld van de werkenden.<br />

Veel van de niet-werkenden vinden we terug in de werkloosheidstatistieken.<br />

WERKZOEKENDE KANSENGROEPEN<br />

Ten opzichte van de situatie midden 2008, juist voor de economische crisis, is het<br />

aantal werkzoekenden uit de drie van de vier kansengroepen nog vrij hoog, ondanks<br />

een recente daling.<br />

In juni 2011 is het aantal werkzoekende allochtonen tov 2008 relatief het sterkst<br />

gestegen (+ 38%) en is in de periode 2010-2011 maar weinig gedaald (-2%). Ook het<br />

aantal vijftigplussers nam vrij sterk toe (+16%) en is het afgelopen jaar nog minder<br />

gedaald (-1%). Het aantal kortgeschoolden is in het afgelopen jaar wel behoorlijk<br />

afgenomen (-8%) waardoor de stijging van deze groep ten opzichte van 2008 nu<br />

maar op de derde plaats komt (+11%). De arbeidsgehandicapten zijn bijna terug op<br />

het niveau van midden 2008 (+1%) na een behoorlijke daling in het afgelopen jaar (-<br />

5%).<br />

De vier kenmerken (allochtone origine, arbeidshandicap, hogere leeftijd en korte<br />

scholing) komen vaak in combinatie voor. Van alle werkzoekenden (juni 2011)<br />

behoort 75% (137.488) tot minstens één van de kansengroepen en de helft daarvan<br />

(67.748) behoort tot meer dan één kansengroep. Slechts 25% van alle NWWZ<br />

behoort tot geen enkele kansengroep.<br />

Onder de groep arbeidsgehandicapten behoort 86% nog tot minstens één andere<br />

kansengroep, onder de vijftigplussers evenals onder de kortgeschoolden is dit 67%<br />

en onder de allochtonen 62%.<br />

<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />

<strong>2012</strong><br />

159


Naast de vier vermelde kansengroepkenmerken – die alle voorspellers zijn voor<br />

problematische integratie op de arbeidsmarkt – is er ook nog de duur van de<br />

werkloosheid, waarvoor al vaak is aangetoond dat de integratiekansen snel slinken<br />

wanneer die oploopt, en zeker wanneer die ook nog eens met een<br />

kansengroepkenmerk wordt gecombineerd.<br />

In juni 2011 is 28% van alle werkzoekenden (51.802) meer dan twee jaar werkloos;<br />

onder diegenen die behoren tot minstens één kansengroep is dit 34% (47.125) terwijl<br />

het bij de anderen maar 10% is (4.677). Onder de allochtonen is 21% (9.707) meer<br />

dan twee jaar werkloos, 34% (31.618) onder de kortgeschoolden, 53% (14.879)<br />

onder de arbeidsgehandicapten en 57% (29.469) onder de vijftigplussers.<br />

Daarnaast zijn er nog andere kenmerken van werkzoekenden die hun kansen op de<br />

arbeidsmarkt beperken zoals laaggeletterheid (ongeveer 45% van alle NWWZ),<br />

alleenstaande ouders (ongeveer 3,5%) en leven in een armoedesituatie (ongeveer<br />

20%).<br />

Het verschil in de profielen van de werkzoekenden wordt ook zichtbaar in de ‘kansen<br />

om aan het werk te gaan’, gemeten als het aandeel NWWZ van een bepaalde<br />

categorie dat in de loop van een maand aan het werk gaat (gemiddelden voor 12<br />

maanden). Hoewel de kansengroepen steeds lagere kansen hebben dan nietkansengroepen<br />

zijn die kansen in 2010 toch steeds wat beter dan in 2009.<br />

4. Strategische en operationele doelstellingen<br />

4.2. SD2: Minder maatschappelijke noden door meer maatschappelijke<br />

diensten te koppelen aan de inschakeling van kansengroepen<br />

4.2.3. Beleidsopties Pagina 15<br />

“Bijsturing van de regelgeving<br />

Op dit moment worden de beleidsaanbevelingen vertaald naar een nieuw<br />

voorontwerp van decreet voor de lokale diensteneconomie. Het is mijn ambitie om dit<br />

nog voor het zomerreces in het Vlaams Parlement voor te stellen.<br />

In lijn met de beleidsnota en de geformuleerde beleidsaanbevelingen zullen de<br />

belangrijkste aanpassingen gebeuren op vlak van de doelgroepbepaling, de<br />

versterking van het doorstroomkarakter van de maatregel, de verankering van een<br />

kwaliteitsvolle dienstverlening, de uitwerking van de organisatievoorwaarden en het<br />

optimaliseren van de administratieve procedures”.<br />

Op 1 januari 2008 trad het structureel kader voor de lokale diensteneconomie in<br />

werking. Basisidee van de lokale diensteneconomie was de uitbouw van een<br />

aanvullend dienstenaanbod vanuit de overheid als antwoord op onder andere de<br />

vergrijzing, verduurzaming, de combinatie werk-privé en (niet in het minst) de<br />

inschakeling van kansengroepen. Anno 2011-<strong>2012</strong> wordt de regelgeving uit 2008<br />

bijgestuurd op de bovenstaande punten.<br />

Belangrijk voor ABB zijn de doelgroepbenadering en de lokale verankering van<br />

lokale-diensteneconomie-initiatieven.<br />

Cijfers uit 2010 vertellen dat 44,5% van de allochtonen op actieve leeftijd niet werkt.<br />

De sociale economie kan voor hen pistes openen, niet alleen als een soort<br />

opvangnet, maar liefst ook zoveel mogelijk als een brug naar het regulier<br />

<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />

<strong>2012</strong><br />

160


arbeidscircuit. Wetend dat taalarmoede voor allochtonen het grootste struikelblok<br />

vormt om op de reguliere arbeidsmarkt aan de slag te kunnen, is het een<br />

opportuniteit om aan sociale-economie-tewerkstelling een taalbad te koppelen. Soms<br />

zal dit de politieke moed vergen om het gebruik van het Nederlands op te leggen op<br />

de werkvloer.<br />

<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />

<strong>2012</strong><br />

161


Landbouw, Visserij en Plattelandsbeleid (LV)<br />

Beleidsbrief LANDBOUW & VISSERIJ<br />

1. Aandachtspunten <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />

3. Landbouwers krijgen kansen<br />

3.2.2 Glastuinbouwbedrijvenzones pagina 30<br />

De ontwikkeling van clustermogelijkheden voor glastuinbouwbedrijven biedt<br />

potentieel voor samenwerkingsvormen zowel binnen de sector als met partners<br />

buiten de sector. Dankzij bundeling en clustering in agrarische bedrijvenzones valt er<br />

een grotere efficiëntie te realiseren wat betreft onder meer rationeel gebruik van de<br />

versnipperde ruimte, ontwikkeling van nuts- en weginfrastructuur, energie, opvang<br />

van hemelwater en buffering, spui- en afvalwaterbehandeling, landschappelijke<br />

inkleding en mobiliteit. Clustering zal ook bijdragen tot de realisatie van de<br />

klimaatdoelstellingen van de sector. Gezien de ruimtelijke impact dient een en ander<br />

steeds in overleg te gebeuren met de plaatselijke actoren om voldoende draagvlak te<br />

vinden, zowel als het gaat om keuze van de locaties als op het vlak van de<br />

ontwikkelingsvorm van de clusterzones. Actueel zijn de RUP’s van drie<br />

glastuinbouwprojecten (Deinze, Oudenburg en Roeselare) goedgekeurd. In Deinze is<br />

gestart met de ontwikkeling. Verder worden lopende en nieuwe projecten<br />

ondersteund in Sint-Katelijne-Waver (macrozone, glastuinbouwbedrijvenzones),<br />

Hoogstraten (macrozone, glastuinbouwbedrijvenzones), Roeselare (macrozone) en<br />

Beveren / Melsele (glastuinbouwbedrijvenzone), waarvan de voorstudies (ruimtelijk,<br />

plan milieueffectrapportage, haalbaarheid, etc.) werden afgerond of opgestart. Het<br />

beleidsdomein Landbouw en Visserij zal ook andere projecten op gewestelijk,<br />

provinciaal en gemeentelijk niveau verder opvolgen en, waar mogelijk, ondersteunen.<br />

6. De landbouwadministratie, efficiënt en doeltreffend<br />

6.3 Samenwerking met federale overheid rond vereenvoudiging<br />

landbouwenquête Pagina 45<br />

Jaarlijks organiseert de Federale Overheidsdienst Economie een landbouwenquête,<br />

beter bekend als de “15 meitelling”. Deze bevraging overlapt een groot deel met<br />

gegevens die al beschikbaar zijn in federale en gewestelijke databanken. In 2010<br />

werd het vereenvoudigingsproject van de landbouwenquêtes opgestart. In het kader<br />

van dit project werden in 2011 de eerste stappen gezet. ADSEI gebruikt vanaf 2011<br />

een nieuw landbouwerregister dat gebaseerd is op de landbouwerregisters<br />

van de gewesten, waaronder die van ALV voor de Vlaamse landbouwers. Hierdoor<br />

worden de gemeentebesturen niet meer belast met het actualiseren van de het<br />

landbouwregister van ADSEI. ALV leverde ook de teeltgegevens van de<br />

verzamelaanvraag aan ADSEI, waardoor de landbouwer voor granen, droog<br />

geoogste peulvruchten, nijverheidsgewassen, maïs en braakland geen dubbele<br />

aangifte meer moet doen in de landbouwenquête van mei. Bovendien werden in<br />

2011 een aantal teelcodes toegevoegd in de premieaanvragen, zodat er in 2011 een<br />

<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />

<strong>2012</strong><br />

162


volledige simulatie van de resultaten van de landbouwenquête mogelijk is. Dat moet<br />

het mogelijk maken om te zoeken naar verklaringen voor grote trendbreuken en om,<br />

waar nodig, oplossingen uit te werken. Op die manier kan een gedetailleerd dossier<br />

opgesteld worden voor de Hoge Raad voor de Statistiek en kan in <strong>2012</strong> een<br />

bijkomende vereenvoudiging doorgevoerd worden in het landbouwenquêteformulier.<br />

Op 20 juli 2011 machtigde de Vlaamse Toezichtscommissie voor het elektronische<br />

bestuurlijke gegevensverkeer de uitwisseling van gepersonaliseerde gegevens<br />

tussen ALV en ADSEI in het kader van voornoemd vereenvoudigingsproject.<br />

6.5 Een slagkrachtig beleidsdomein pagina 47<br />

Het beleidsdomein Landbouw en Visserij heeft doorbraak 7 van het regeerakkoord<br />

‘Een slagkrachtige Vlaamse overheid’ mee onderschreven door participatie aan een<br />

aantal sleutelprojecten. Een evolutie naar één managementondersteunende<br />

dienstverlening die vervolgens opgaat in een dienstencentrum, is ingezet. Hierbij<br />

worden de overheadkosten beperkt conform het op Vlaams niveau bepaalde<br />

percentage (10%).<br />

6.6 Staatshervorming pagina 47<br />

Gelet op de mogelijke regionalisering van bepaalde bevoegdheden worden de<br />

werkzaamheden ter voorbereiding van het Landbouwdecreet vertraagd.<br />

7. Het Vlaamse plattelandsbeleid: werken aan de omgevingskwaliteit op<br />

het platteland en in het randstedelijke gebied<br />

7.2.1 Het signaleren en bespreekbaar maken van plattelandsthema’s pagina 48<br />

Een eerste spoor van het plattelandsbeleid betreft het formuleren van adviezen en<br />

beleidsaanbevelingen via de werking van het Interbestuurlijk Plattelandsoverleg<br />

(IPO). Het IPO werkte ook het voorbije jaar verder aan de afstemming van<br />

plattelandsthema’s en het wegwerken van beleidshiaten inzake platteland. Door in<br />

2010 de werking op te voeren, konden in het afgelopen bestuursjaar aanbevelingen<br />

inzake de bereikbaarheid en kwaliteit van voorzieningen, wat betreft het luik<br />

‘gezondheid’ en inzake ‘stilte en rust’, aan de Vlaamse Regering worden<br />

meegedeeld. Er worden belangrijke stappen gezet in enkele recent opgestarte<br />

thema’s, zoals lokale bestuurskracht en het oneigenlijke gebruik van landelijke<br />

wegen. In deze thema’s worden naast adviezen ook instrumenten ontwikkeld die het<br />

lokale beleidsniveau kunnen helpen om de specifieke plattelandsproblematiek aan te<br />

pakken.<br />

<strong>Bestuur</strong>skracht van gemeenten in het landelijke gebied<br />

Plattelandsgemeenten hebben, net als alle gemeenten, hun takenpakket de voorbije<br />

periode zien aangroeien. Dat ging evenwel niet gepaard met een evenredige groei<br />

van de financiering en dus de nodige capaciteit. Overeenkomstig het regeerakkoord<br />

kunnen plattelandsgemeenten op die manier rekenen op bijkomende ondersteuning.<br />

De IPO-themagroep waarin onder meer gemeenten, VVSG en het <strong>Agentschap</strong><br />

<strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong> vertegenwoordigd zijn, wordt betrokken bij de ontwikkeling<br />

ervan. De themagroep werkt voorstellen uit om de bestuurskracht van landelijke<br />

<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />

<strong>2012</strong><br />

163


gemeenten te verhogen. Het afgelopen jaar werd een bestuurskrachtmonitor<br />

ontwikkeld door de universiteiten van Leuven en Antwerpen. Deze monitor is daarna<br />

uitgetest bij 14 gemeenten. Dit instrument wil plattelandsgemeenten de mogelijkheid<br />

geven om op basis van objectieve gegevens en onderlinge uitwisseling hun werking<br />

te verbeteren. Alle belangrijke aspecten van bestuurskracht worden hierin<br />

meegenomen: omgevingsfactoren, personeel, financiën, organisatie en<br />

communicatie. De deelnemende gemeenten werden hierop tijdens een visitatie<br />

doorgelicht om de specifieke knelpunten en mogelijkheden te bespreken. Als<br />

sluitstuk werd een leertraject opgezet om de uitwisseling van goede<br />

bestuurspraktijken tussen de gemeenten te bevorderen. De bestuurskrachtmonitor<br />

zal geëvalueerd worden en vervolgens ruimer toegepast worden in samenwerking<br />

met andere gemeenten.<br />

7.3 Het plattelandsfonds (Sleutelproject 47.2) pagina 52<br />

Overeenkomstig het Regeerakkoord moet een plattelandsfonds als projectmatig<br />

fonds bijkomende middelen voorzien zodat de plattelandsgemeenten hun<br />

bijkomende taken kunnen blijven vervullen. Om tot een kader voor dit fonds te<br />

komen, werden twee ondersteunende onderzoeksopdrachten uitgevoerd, die<br />

enerzijds in een omschrijving van het platteland resulteren en anderzijds het<br />

‘bestuurskundig’ concept van een plattelandsfonds ondersteunen. Het onderzoek<br />

naar de omschrijving van het platteland resulteert niet in een afbakening platteland<br />

versus stad. Onze samenleving is immers zo complex dat een enkele afbakening<br />

zowel functioneel als ruimtelijk niet aan de orde is. De omschrijving heeft een<br />

beleidsmatige dimensie en is gekoppeld aan de problematiek op het platteland. Die<br />

kan onder meer van financiële aard zijn, een sociaal of economisch karakter hebben,<br />

of een ruimtelijk karakter hebben. Door de omschrijvingen in functie van<br />

doelstellingen (op basis van indicatoren) vast te leggen, kunnen daarop ook diverse<br />

instrumenten worden ingezet, zoals het plattelandsfonds, de middelen voor<br />

plattelandsontwikkeling uit het PDPO, luik gebiedsgericht plattelandsbeleid, etc. Het<br />

is de bedoeling het ontwerp van decreet in de loop van <strong>2012</strong> in te dienen in het<br />

Vlaams parlement zodat het vanaf 2013 in werking kan treden, wat betekent dat het<br />

gelijktijdig kan aanvangen met de nieuwe gemeentelijke beleidscyclus.<br />

2. Aandachtspunten Stedenbeleid<br />

Geen.<br />

3. Aandachtspunten Inburgerings- en Integratiebeleid<br />

Geen.<br />

<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />

<strong>2012</strong><br />

164


Welzijn, Volksgezondheid & Gezin (WVG)<br />

Beleidsbrief WELZIJN, VOLKSGEZONDHEID & GEZIN<br />

1. Aandachtspunten <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />

Managementsamenvatting Pagina 6<br />

Uit de veelheid aan geplande beleidsacties, distilleren we volgende op stapel<br />

staande decretale initiatieven:…, minder planlasten voor (lokale) besturen via het<br />

gelijknamige decreet,…<br />

1.4. <strong>Bestuur</strong>lijk en maatschappelijk kader waarbinnen het beleid zich moet<br />

ontwikkelen<br />

1.4.3. De lokale en provinciale besturen geven mee vorm aan het beleid Pagina 10<br />

De organisatie van de hulp- en dienstverlening mag dan wel grotendeels regionaal of<br />

nationaal aangestuurd worden, het is op het lokaal terrein dat de invulling eraan<br />

gegeven wordt. Deze besturen blijken dan niet enkel partners van het beleid te zijn,<br />

soms nemen ze ook een regierol op zich. Goed bestuur betekent dan ook nadenken<br />

(tot) op welk beleidsniveau de Vlaamse bevoegdheden het best worden uitgeoefend.<br />

De Interne Staatshervorming moet hieraan vorm geven, het bestuur dichter bij de<br />

burger brengen en leiden tot een efficiëntere en effectievere werking van de<br />

overheid.<br />

1 We versterken mensen in hun fysiek, psychisch en sociaal welbevinden door<br />

welzijns- en gezondheidsproblemen zoveel mogelijk te voorkomen, zo vlug<br />

mogelijk te detecteren en tijdig en adequaat aan te pakken.<br />

1.1 We zetten in op preventie om zo bij te dragen tot gezondheidswinst voor en<br />

een hogere mate van welbevinden van onze bevolking.<br />

› Gezondheidsdoelstelling middelengebruik Pagina 14<br />

Het Vlaams actieplan inzake tabak, alcohol en drugs 2009-2015, opgemaakt met het<br />

oog op de preventie van gezondheidsschade door middelengebruik, werd<br />

stapsgewijs verder uitgevoerd: de oproepen voor beheersovereenkomsten rond<br />

spuitenruil en sociale vaardigheidstraining in het onderwijs werden gelanceerd, de<br />

convenanten met VAD (Vereniging voor Alcohol en andere Drugproblemen) en<br />

VIGEZ (Vlaams Instituut voor Gezondheidspromotie en Ziektepreventie) werden<br />

verlengd tot en met 2015, ook de taakverdeling tussen Logo’s (Lokaal<br />

Gezondheidsoverleg) en regionale alcohol- en drugpreventiewerkers in de Centra<br />

voor Geestelijke Gezondheidszorg (CGG) werd aangepast aan de noden op het<br />

terrein. De campagne ‘24u niet roken’ die al succesvol was gebleken in regionale<br />

pilootprojecten, werd herhaald voor heel Vlaanderen. En de initiatieven ter<br />

ondersteuning van de uitbouw van een alcoholbeleid bij lokale besturen (ECAT) en<br />

bedrijven (in het kader van CAO100) werden verdergezet. In het najaar van 2011 en<br />

het begin van <strong>2012</strong> maken we werk van de structurele inbedding van een aantal<br />

<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />

<strong>2012</strong><br />

165


activiteiten die de voorbije jaren op basis van projectfinanciering hun sporen hebben<br />

verdiend.<br />

Naast de structurele inbedding van bestaande activiteiten is er ook plaats voor<br />

nieuwe projecten. Zo zullen we de oproep voor projecten die zich richten op de<br />

doelgroep gezinnen verder opvolgen. We starten op verschillende plaatsen in<br />

Vlaanderen proefprojecten voor preventie bij allochtone jongeren en voorzien extra<br />

middelen voor de ondersteuning van het rookstopaanbod op lokaal niveau. In dit<br />

kader maken we ook werk van het actieplan Kinderrechten en het VJP.<br />

Specifieke acties<br />

In 2011 werd het nieuwe opvolgingssysteem voor de werking van de Logo’s<br />

uitgewerkt in nauwoverleg met de sector. Het systeem is erop gericht om, vooral<br />

vanaf <strong>2012</strong> Logo’s in staat te stellen hun acties en projecten beter te plannen en<br />

meer inzichtelijk te maken. We zetten in op de samenwerking met lokale besturen en<br />

de locoregionale werking van de Logo’s om het preventiebeleid op het lokale niveau<br />

te versterken en met initiatieven dicht bij de burger, de gezondheidskloof te dichten.<br />

2 We verruimen de sociale bescherming van de Vlamingen om zo hun<br />

grondrechten beter te kunnen waarborgen.<br />

2.1 We nemen de nodige initiatieven zodat de Vlamingen hun sociale rechten<br />

vollediger en beter kennen.<br />

Kennis van de sociale rechten Pagina 22<br />

Heel wat Vlamingen zijn niet op de hoogte van hun sociale rechten. Bijzondere<br />

doelgroepen, zoals mensen in armoede, dreigen zo door de mazen van het sociale<br />

vangnet te vallen. We willen dan ook onze rechtenverkenner voor hen nog beter<br />

ontsluiten. In dit kader hebben we meegewerkt aan een project van de Koning<br />

Boudewijnstichting rond een meer toegankelijke overheidscommunicatie ten<br />

aanzien van sociaal kwetsbare groepen. Op basis hiervan werd het<br />

communicatieplan van de rechtenverkenner aangepast.<br />

De rechtenverkenner is uiteraard slechts een goed gebruiksinstrument als het<br />

constant geactualiseerd wordt. In juli 2011 is er een nieuwe oproep gelanceerd naar<br />

de lokale besturen met het oog op actualisatie en aanvulling van de plaatselijke<br />

sociale rechten in de rechtenverkenner. Ook in <strong>2012</strong> blijft dit een aandachtspunt.<br />

In 2010 werd reeds de koppeling met de productencatalogus van de Vlaamse Infolijn<br />

en van de Coördinatiecel Vlaams e-government (CORVE) tot stand gebracht. Naast<br />

deze koppeling worden ook de ontwikkelingen opgevolgd rond het opstarten van de<br />

IPDC (Interbestuurlijke Producten en DienstenCatalogus). Indien mogelijk, wordt ook<br />

hiermee een koppeling gelegd. Daarnaast gaan we momenteel na wat de<br />

mogelijkheden zijn inzake het ophalen van persoonsgegevens uit de Kruispuntbank.<br />

De decretale basis voor de rechtenverkenner werd in 2011 gefinaliseerd.<br />

<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />

<strong>2012</strong><br />

166


3 We bouwen de hulp- en dienstverlening zo uit dat ze voldoende<br />

beschikbaar en toegankelijk is om zorg op maat te kunnen realiseren.<br />

3.1 We investeren in het aanbod en de structuur van de kinderopvang om zo te<br />

bewerkstelligen dat deze haar sociale, economische en pedagogische functie<br />

maximaal kan waar maken.<br />

Uitbreidingsbeleid Pagina 26<br />

In 2011 werd 4miljoen euro vrijgemaakt voor de uitbreiding van de<br />

kinderdagverblijven en diensten voor onthaalouders. Met dit bedrag kunnen in totaal<br />

546 bijkomende opvangplaatsen worden gerealiseerd in de 3 grootsteden<br />

(Antwerpen, Brussel en Gent) en in de 5 gemeenten met het hoogste percentage<br />

aan kansarmoede(Genk, Beringen, Leuven, Mechelen en Menen).<br />

In <strong>2012</strong> investeren we 22 miljoen extra in de kinderopvangsector. Daarvan gaat 15<br />

miljoen euro in het kader van de afschaffing van de jobkorting naar<br />

inkomensgerelateerde opvangplaatsen. Hiermee realiseren we 1500 bijkomende<br />

IKG-plaatsen en trekken we de vergoeding per plaats per dag op van 25,75 euro<br />

naar 28,95 euro. Op deze manier vergroten we de leefbaarheid van dit systeem. De<br />

overige 7 miljoen euro investeren we in de uitbreiding van het aanbod, in opstap naar<br />

de uitvoering van het nieuwe decreet voor de voorschoolse kinderopvang. Hiermee<br />

creëren we ca. 1200 plaatsen en komen we op 48% van de invulling van de<br />

behoefte. Deze uitbreiding zal ook rekening houden met de ontwikkelingen inzake<br />

subsidiëring zoals die in het nieuwe decreet zijn uitgewerkt. Dat betekent o.m.<br />

dat uitbreidingsmogelijkheden zullen worden voorzien voor zowel de erkende als<br />

voor de zelfstandige opvangsector.<br />

Naast voorschoolse opvang, ook buitenschoolse opvang Pagina 27<br />

Een goede tien jaar geleden kreeg het huidige concept buitenschoolse kinderopvang<br />

vorm. Het model waarbij verschillende partners (welzijn, onderwijs, jeugd) in een<br />

elkaar aanvullend aanbod voorzien, is ondertussen aan actualisering toe. Daartoe<br />

startten we in 2011 een onderzoek op naar het gebruik van en de behoefte aan<br />

opvang voor kinderen tussen 3 en 12 jaar. Ook wordt de huidige situatie<br />

geëvalueerd. Eerste resultaten worden verwacht in de tweede helft van <strong>2012</strong>.<br />

Tegelijkertijd werden al enkele mogelijkheden voor een aangepaste organisatie van<br />

de buitenschoolseen vakantieopvang verkend en geformuleerd. Die ideeën zullen de<br />

basis vormen voor verder overleg met de kabinetten van de betrokken belendende<br />

sectoren en zullen resulteren in een concept voor de Buitenschoolse Kinderopvang<br />

Afstemming met het concept van de brede school zal hierbij gebeuren. De bedoeling<br />

is dat we uit deze conceptnota en het debat dat erover zal worden gevoerd de<br />

contouren kunnen distilleren van een vernieuwend kader van de opvang voor en na<br />

de schooluren alsook een duidelijk concept voor vakantieopvang.<br />

Het generatiepact, dat bepaalt dat werkzoekenden jonger dan 30 jaar een opleiding<br />

kunnen volgen en daarna een baan kunnen krijgen in de buitenschoolse<br />

kinderopvang, versterkt deze opvangvorm. Samen met de sociale partners heeft Kind<br />

en Gezin in 2010 en begin 2011 op die manier werknemers kunnen toewijzen en de<br />

buitenschoolse opvang kunnen uitbreiden in een aantal zorgregio’s die werden<br />

geselecteerd op basis van hun graad van jeugdwerkloosheid. In <strong>2012</strong> zullen nog een<br />

beperkt aantal resterende middelen ingezet worden voor de aanwerving van<br />

doelgroepwerknemers (7 VTE) in de steden Gent en Antwerpen.<br />

<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />

<strong>2012</strong><br />

167


Krachtlijnen voor het uitbreidingsbeleid<br />

3.4 In de sector van personen met een handicap versterken we de politiek van<br />

innovatie en uitbreiding om zo voor deze doelgroep het aanbod maximaal<br />

beschikbaar en toegankelijk te maken. Pagina 35-36<br />

De afgelopen jaren werd reeds een deel van de middelen van het uitbreidingsbeleid<br />

voorzien voor persoonsvolgende convenants: hierbij krijgt de zorgaanbieder een<br />

budget dat vasthangt aan de opvang van een welbepaalde persoon. Deze methodiek<br />

werd tot nog toe gebruikt voor mensen die moeilijk ondersteuning konden vinden.<br />

Dergelijke convenant laat ook toe de middelen flexibeler in te zetten dan binnen een<br />

klassiek tehuis of dagcentrum. Daarnaast zal de rechtstreeks toegankelijke<br />

ondersteuning worden versterkt. Vanaf het uitbreidingsbeleid <strong>2012</strong> zal 20 % van het<br />

provinciale budget, na VIPA-buffer, gevrijwaard worden voor rechtstreeks<br />

toegankelijke ondersteuningsvormen<br />

Vanaf <strong>2012</strong> zullen de provinciaal te verdelen middelen, na vrijwaring van de nodige<br />

budgetten voor de VIPA-buffer, integraal besteed worden aan persoonsvolgende<br />

financiering, hetzij via persoonsvolgende convenants, hetzij via PAB-budgetten.<br />

Doordat een regionale prioriteitencommissie de selectie zal maken, zullen ook de<br />

meest dringende vragen een oplossing krijgen. De middelen die overblijven van de<br />

VIPA-buffer op 1 juli <strong>2012</strong> worden toegewezen aan de persoonsvolgende<br />

financiering (50% van dit saldo aan extra PAB-budgetten, 50% aan<br />

persoonsvolgende convenants)<br />

Uit de keuzes die hiervoor zijn opgesomd blijkt duidelijk dat het<br />

uitbreidingsperspectief voor de komende jaren evenzeer een<br />

vernieuwingsperspectief is. Er is nood aan een meerjarenplanning die kadert in de<br />

implementatie van het Perspectiefplan 2020, wat meteen impliceert dat een<br />

intersectorale benadering in het geding is. We maken daar systematisch werk van.<br />

De meerjarenplanning voor de concrete inzet van de bijkomende middelen voor<br />

<strong>2012</strong>-2013-2014, op basis van de provinciale voorstellen, willen we afronden in het<br />

voorjaar <strong>2012</strong>. De planning voor het uitbouwen van intersectorale samenwerking en<br />

zorgafstemming in dezelfde periode wordt afgerond tegen medio <strong>2012</strong>.<br />

3.5 We investeren in een toereikend zorg- en gezondheidsaanbod om zo<br />

maximaal zorg op maat te kunnen aanbieden.<br />

Brussel en de Vlaamse Rand Pagina 40<br />

In de voorschoolse en buitenschoolse kinderopvang werd in 2010 een<br />

uitbreidingsronde gerealiseerd met heel wat bijkomende plaatsen in de Vlaamse<br />

Rand (61 plaatsen in erkende kinderdagverblijven en 104 in initiatieven voor<br />

buitenschoolse opvang).<br />

Via het Generatiepact hebben we extra jobs en plaatsen kunnen creëren in de<br />

buitenschoolse opvang in de zorgregio’s Vilvoorde en Asse. Samen met de sociale<br />

partners heeft Kind en Gezin in 2010 en begin 2011 doelgroepwerknemers<br />

toegekend aan verscheidende zorgregio’s, wat leidt tot een uitbreiding van de<br />

<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />

<strong>2012</strong><br />

168


uitenschoolse opvang met erkende gesubsidieerde plaatsen en erkende niet<br />

gesubsidieerde plaatsen. De zorgregio’s werden geselecteerd op basis van<br />

jeugdwerkloosheid.<br />

Ook werd dit jaar de capaciteit van de Centra voor Kinderzorg en<br />

Gezinsondersteuning, zoals al gemeld, uitgebreid met 11 extra plaatsen in de regio<br />

Halle-Vilvoorde. Voor de bijzondere jeugdbijstand hebben we een<br />

kaderprogrammatie geïntroduceerd. Hierdoor kunnen regionale prioriteiten naar<br />

zorgvormen vanuit de regio’s zelf naar voor worden geschoven in het realiseren van<br />

het uitbreidingsbeleid in de sector. Dit betekent dat de historische achterstand in de<br />

Vlaamse Rand meer verfijnd kan gesignaleerd en vertaald worden naar concrete<br />

beleidsinitiatieven.<br />

Bij de uitbreiding van initiatieven die inspelen op de problematiek van de instroom in<br />

de bijzondere jeugdbijstand, kunnen we melding maken van het bijkomend traject in<br />

het project YAR voor Vlaams- Brabant en Brussel in 2011. Voorzieningen<br />

thuisbegeleiding in de Vlaamse Rand kunnen hun bestaande aanbod ombouwen<br />

en/of uitbreiden om zich als MFC te profileren. 1 vzw ging hier reeds vorig jaar op in.<br />

Ook in de sector van personen met een handicap hebben we het aanbod in de<br />

Vlaamse Rand en Brussel in 2010 en 2011 uitgebreid. Ook het komende jaar zal er<br />

opnieuw een uitbreidingsronde volgen. Gelet op de historische achterstand in<br />

vergelijking met de rest van Vlaanderen, krijgen Vlaams-Brabant en Brussel meer<br />

middelen toegewezen dan de andere provincies. Dit zal ook voor <strong>2012</strong> tot 2014 zo<br />

zijn. De vragen en noden van de (potentiële) gebruiker van woonzorg in het Brussels<br />

Hoofdstedelijk Gewest worden in kaart gebracht. Op basis van onder meer de<br />

programmatiestudie woonzorg Brussel, het behoeftenonderzoek van het<br />

Kenniscentrum Woonzorg Brussel en specifieke focusgroepen, wil de Staten-<br />

Generaal Woonzorg Brussel (december <strong>2012</strong>) een antwoord bieden op volgende<br />

vragen: Wat zijn de woonzorgnoden van de Nederlandstalige Brusselaars en hoe<br />

kunnen de Vlaams erkende Brusselse woonzorgactoren hierop tegen 2020 een<br />

kwalitatief en performant antwoord bieden? Welke zijn de kritische succesfactoren<br />

om dit doel te bereiken? De conclusies van de Staten-Generaal moeten op termijn<br />

leiden tot concrete beleidsaanbevelingen en een geactualiseerd masterplan voor<br />

Brussel.<br />

Daarnaast hebben we het voorbije jaar ook bijzondere aandacht besteed aan de<br />

aanslepende taalproblematiek in de gezondheidszorg in Brussel en de Vlaamse<br />

Rand. In juni 2011 hebben we het Vlaams meldpunt voor taalklachten in de<br />

gezondheidszorg opgericht. Het is onze overtuiging dat de Nederlandstalige burgers<br />

in Brussel en de Vlaamse Rand recht hebben op gezondheidszorg in het<br />

Nederlands. Door de oprichting van het Meldpunt willen we de Nederlandstaligen<br />

een uniform en laagdrempelig kanaal bieden waar taalproblemen gemeld kunnen<br />

worden. De kerndoelstellingen van het Meldpunt zijn inventarisatie, behandeling,<br />

doorverwijzing en het formuleren van voorstellen tot structurele oplossingen.<br />

Ofschoon er juridische bezwaren kunnen geopperd worden, zal in het komende<br />

werkjaar gevraagd worden aan experts om de haalbaarheid na te gaan van een<br />

norm inzake Nederlandskundigheid voor zorgverleners in Vlaanderen en in<br />

unicommunautair Vlaamse verzorgingsinstellingen in Brussel.<br />

In het kader van het streven naar een slagkrachtige overheid en rekening houdend<br />

met het subsidiariteitsprincipe en behoorlijk bestuur, bekijken we de rolverdeling en<br />

de positionering van de Vlaamse Gemeenschap en de Vlaamse<br />

Gemeenschapscommissie ten opzichte van elkaar. In <strong>2012</strong> zullen we hiervoor een<br />

<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />

<strong>2012</strong><br />

169


kerntakendebat voeren. Dit kerntakendebat werd het voorbije jaar grondig voorbereid<br />

door de ambtelijke werkgroep “Task Force Brussel”. De werkgroep zal eind 2011 een<br />

omstandig rapport afleveren bestaande uit omgevingsanalyses, de ontwikkeling van<br />

gemeenschappelijke meet- en weetinstrumenten, de implementatie van een<br />

Brusselnorm en Brusseltoets en focus op transversale thema’s zoals programmatie,<br />

investeringen, taal-, informatie-, promotie-, communicatie- en mediabeleid,<br />

armoedebeleid en het betrekken van het brede Brusselse middenveld bij het beleid.<br />

Op basis hiervan kan er volgend jaar een kerntakendebat starten rond de<br />

strategische doelstellingen van een Vlaams gemeenschapsbeleid in Brussel en de<br />

meest efficiënte en effectieve uitvoering en financiering ervan.<br />

De meer uitgebreide beleidsrealisaties en –plannen op het domein welzijn en<br />

gezondheid zijn terug te vinden in de Beleidsbrief Vlaamse Rand.<br />

3.6 We realiseren een toegankelijke en beschikbare dienstverlening waarbij<br />

aandacht is voor de facetten eigen aan de leefsituatie en zorgnoden van de<br />

specifieke doelgroepen. Pagina 44<br />

Het decreet van 30 april 2004 houdende de stimulering van een inclusief Vlaams<br />

ouderenbeleid en de beleidsparticipatie van ouderen passen we grondig aan. We<br />

willen daarmee de beperkte middelen om het ouderenbeleid lokaal te ondersteunen<br />

efficiënt inzetten en de lokale besturen hiervoor niet met bijkomende (plan)lasten<br />

opzadelen.<br />

Slachtoffers en getuigen van intra-familiaal geweld, misbruik en<br />

kindermishandeling<br />

… Ook met de provincies gaan we de dialoog aan over het herpositioneren van<br />

hun betrokkenheid. We doen dat in het kader van de evoluties van de Interne<br />

Staatshervorming.<br />

3.6 We realiseren een toegankelijke en beschikbare dienstverlening waarbij<br />

aandacht is voor de facetten eigen aan de leefsituatie en zorgnoden van de<br />

specifieke doelgroepen<br />

Thuislozen Pagina 45<br />

Aan de hand van een actieplan ‘thuisloosheid’ dat samen met het Steunpunt<br />

Algemeen Welzijnswerk en de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten en in<br />

afstemming met het woon- en armoedebeleid in 2010 is ontwikkeld, streven we<br />

ernaar thuisloosheid op een integrale manier aan te pakken.<br />

De komende jaren willen we dit plan stapsgewijs uitvoeren. Zo is er in 2010 een<br />

onderzoek ‘aanbodverheldering thuislozenzorg’ uitgevoerd, is men nu bezig met de<br />

ontwikkeling en het uittesten van de IT-applicatie rond de aanbodzijde en wordt<br />

tegen het najaar een bundeling van bestaande ‘goede praktijken’ verwacht die de<br />

vereiste netwerkaanpak tussen de relevante actoren op het terrein vormgeven. Ook<br />

de acties rond mensen zonder wettig verblijf passen in dit kader.<br />

Met de provincies willen we tijdig de nodige afspraken maken inzake opvang van<br />

dak- en thuislozen in de wintermaanden.<br />

<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />

<strong>2012</strong><br />

170


5.2 We zetten in op reguleringsmanagement om zo gericht bij te dragen tot<br />

efficiëntie en effectiviteit in het optreden van zowel de administratie als de<br />

voorzieningen op het terrein. Pagina 59<br />

Reguleringsmanagement<br />

De in 2010 opgestarte inspanningen met betrekking tot een meer maatschappelijk<br />

aanvaarde regelgeving worden verder gezet. Reductie van administratieve lasten,<br />

reguleringsimpactanalyses, kwaliteitsvolle formulieren, toewijzing van een dossier<br />

aan een proceseigenaar, overleg met de relevante betrokkenen, afstemming met de<br />

Europese dienstenrichtlijn…blijven onze aandacht genieten.<br />

Eind <strong>2012</strong> moeten de acties uit het plan ‘administratieve vereenvoudiging WVG’<br />

leiden tot een reductie van de administratieve lasten met 20%. Tot hiertoe<br />

realiseerden we een verlaging van 17%. Op het vlak van de kwaliteit van formulieren<br />

zetten we de trend van het voorbije jaar door. We realiseerden immers al een<br />

betekenisvolle verbetering: 90% van onze formulieren bezitten momenteel een<br />

kwaliteitslabel.<br />

De Vlaamse Regering keurde op 17 december 2010 het strategisch beleidskader<br />

voor kwaliteitsvolle regelgeving en administratieve vereenvoudiging 2009-2014<br />

principieel goed. Dit beleidskader omvat een herbevestiging van de algemene<br />

principes en de krachtlijnen van de bijsturing van de instrumenten van het Vlaamse<br />

reguleringsmanagement. De cel wetskwaliteit WVG werkte actief mee aan de<br />

opmaak en bijsturing van dit plan en zal zich ook in <strong>2012</strong> (verder) inzetten bij de<br />

concrete implementatie ervan.<br />

Bij de totstandkoming van regelgeving willen we werken volgens goedgekeurde<br />

procesnormen met het oog op betere regelgeving en kwaliteitsvolle dossiervorming.<br />

Steekproefsgewijs zullen we nagaan of en op welke wijze deze normen worden<br />

nageleefd.<br />

Decreet Planlastverlaging<br />

In het kader van het decreet houdende vaststelling van de algemene regels<br />

waaronder in de Vlaamse Gemeenschap en het Vlaams Gewest periodieke plan- en<br />

rapporteringsverplichtingen aan lokale besturen kunnen worden opgelegd, zullen wij<br />

de decreten inzake lokaal sociaal beleid en de stimulering van een inclusief Vlaams<br />

ouderenbeleid en de beleidsparticipatie van ouderen, aanpassen. Doelstelling is het<br />

inspireren en ondersteunen van het lokaal beleid zonder de bevoogdende<br />

verplichting om hiertoe allerlei input te leveren en met behoud van het respect voor<br />

de lokale autonomie. Beide decreten worden nog in 2011 voorgelegd aan de<br />

Vlaamse Regering.<br />

Zorgstrategische planning<br />

Naast deze operatie voor de lokale besturen, werd in de loop van 2011 de<br />

vereenvoudiging van zowel de inhoudelijke als de formele procedure voor het<br />

opmaken van een (aanpassing tot) zorgstrategisch plan voor ouderenvoorzieningen<br />

verdergezet. De beoordeling van de financiële situatie van de voorziening is nu<br />

geschrapt uit de evaluatie van het zorgstrategisch plan, met de bedoeling te<br />

ocussen op de langetermijnvisie van de voorziening met betrekking tot het geplande<br />

zorgaanbod in de regio en haar rol hierin.<br />

<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />

<strong>2012</strong><br />

171


Er zal in de programmatie van de woonzorg (diensten voor gezinszorg en<br />

aanvullende thuiszorg, diensten voor logistieke hulp, diensten voor oppashulp en<br />

(semi-)residentiële ouderenzorg) gewaakt worden over een spreiding van het<br />

zorgaanbod over gemeenten en regio's op basis van criteria die rekening houden<br />

met het specifieke karakter van de regio's. Hierover wordt met de relevante<br />

koepelorganisaties overlegd. De gemeenten kunnen in het kader van hun sociaal<br />

beleid een zorgstrategische planning opstellen samen met de bestaande<br />

(woon)zorgactoren. Zij kunnen dat ook met een aantal gemeenten samen. Als deze<br />

planning past binnen de Vlaamse programmatieregels, substitueert deze<br />

zorgstrategische planning de verplichting dienaangaande van diegene die op basis<br />

van de huidige regelgeving verplicht is een dergelijke planning in te dienen.<br />

6. We werken nauw samen met alle relevante partners op lokaal, provinciaal,<br />

regionaal, federaal en internationaal niveau om zo het welzijns- en<br />

gezondheidsbeleid onderling af te stemmen en te verbeteren en om elke<br />

partner aan te spreken op zijn verantwoordelijkheid en bijdrage.<br />

6.1 We streven naar een homogene aanpak van het welzijns- en<br />

gezondheidsbeleid over verschillende bestuurslagen in Vlaanderen en<br />

verlichten de planlast om zo tot een efficiëntere en effectievere<br />

overheidswerking te komen. Pagina 65<br />

‘Interne staatshervorming’<br />

Het organiseren van een slagkrachtige overheid is één van de zes prioriteiten van<br />

het Vlaams Regeerakkoord. Om tot een meer efficiënte, effectieve overheid te<br />

komen, is het doorvoeren van een interne staatshervorming een noodzaak. Op 8<br />

april 2011 finaliseerde de Vlaamse Regering het Witboek van de Interne<br />

Staatshervorming. In het Witboek, dat opgesteld is in samenspraak met de<br />

Vereniging van de Vlaamse Provincies (VVP) en de VVSG, zijn zowel de<br />

basisprincipes als de concrete uitwerking van de interne staatshervorming<br />

opgenomen.<br />

Ook voor ons beleidsdomein zitten hier meerdere uitdagingen in vervat, die we in<br />

overleg met de VVP en de VVSG verder zullen uitwerken. Ten eerste zullen we het<br />

komende jaar werk maken van een nieuwe bevoegdheids- en taakverdeling tussen<br />

Vlaanderen en de provincies. De provincies zullen op het vlak van de niet-<br />

rondgebonden aangelegenheden bevoegdheden kunnen uitoefenen indien en voor<br />

zover hen deze door of krachtens de wet of een decreet werden toegekend. De<br />

Vlaamse Regering zal in een bestuursakkoord ook taken met betrekking tot deze<br />

materies kunnen toevertrouwen aan de provincies. Hiervoor gebeurt een oefening,<br />

met betrokkenheid van de verschillende bestuursniveaus en stakeholders, die eind<br />

<strong>2012</strong> moet uitmonden in een voorstel tot bestuursakkoord. Hierbij zal worden<br />

gekeken welke taken, in functie van een historisch gegroeide situatie en maatwerk<br />

voor de respectieve provincies in het bestuursakkoord kunnen worden opgenomen.<br />

Op deze manier willen we komen tot een efficiënte en doorzichtige taakverdeling,<br />

met als oogpunt een optimale dienstverlening ten aanzien van de mensen die van de<br />

welzijns-en gezondheidsdiensten gebruik maken.<br />

<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />

<strong>2012</strong><br />

172


Daarnaast willen we bij de programmatie van woonzorgdiensten waken over een<br />

goede spreiding van het zorgaanbod over gemeenten en regio’s op basis van criteria<br />

die rekening houden met het specifieke karakter van de regio’s.<br />

Ten derde zullen we nagaan hoe we lokale besturen beter kunnen betrekken bij<br />

mogelijke sluitingen van residentiële ouderenvoorzieningen of voorzieningen van<br />

collectieve kinderopvang op hun grondgebied.<br />

Ten vierde zijn we ervan overtuigd dat er een belangrijke rol is vastgelegd voor de<br />

lokale besturen inzake kinderopvang. Het nieuwe decreet voorschoolse<br />

kinderopvang voorziet de uitbouw van één lokaal loket kinderopvang per gemeente,<br />

met als opdracht de coördinatie van vragen van gezinnen naar vrije opvangplaatsen,<br />

het informeren van gezinnen over vrije opvangplaatsen, het samenwerken met<br />

kinderopvangvoorzieningen en met andere lokale loketten en tot slot het informeren<br />

van het lokale bestuur en Kind en Gezin over de lokale vraag naar kinderopvang<br />

zodat het beleid hierop kan afgestemd worden. Daarnaast willen we de regierol voor<br />

de buitenschoolse kinderopvang en vrije tijd van lagere schoolkinderen<br />

decentraliseren van het Vlaamse naar het lokale niveau. Op deze manier kan elk<br />

lokaal bestuur, in overleg met de betrokken lokale actoren, een opvang- en<br />

vrijetijdsaanbod voor schoolgaande kinderen uitbouwen, op maat van de lokale<br />

situatie.<br />

De versterking van het lokale niveau veronderstelt een cultuur van vertrouwen ten<br />

aanzien van de lokale besturen. Hoe groter het vertrouwen tussen bestuursniveaus,<br />

hoe minder controle er nodig is en hoe lager de kostprijs van de interbestuurlijke<br />

relaties. In het kader van het planlastendecreet zullen we, we vermeldden dat al,<br />

vanuit ons beleidsdomein meewerken aan planlastverlaging voor lokale besturen en<br />

tevens meer vertrouwen schenken aan de bestuurskracht en competenties van het<br />

lokale bestuursniveau. We zullen dit zeer concreet doen in het kader van het lokaal<br />

sociaal beleid, regionaal welzijnsoverleg, lokaal beleid kinderopvang, het lokaal<br />

beleid ten aanzien van ouderen en hun participatie hierin en het lokaal beleid ten<br />

aanzien van personen met een handicap en hun participatie hierin (cf. opdrachten<br />

Diensten Ondersteuningsplan – voortraject Pmh).<br />

<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />

<strong>2012</strong><br />

173


2. Aandachtspunten Stedenbeleid<br />

3 We bouwen de hulp- en dienstverlening zo uit dat ze voldoende beschikbaar<br />

en toegankelijk is om zorg op maat te kunnen realiseren.<br />

3.1 We investeren in het aanbod en de structuur van de kinderopvang om zo te<br />

bewerkstelligen dat deze haar sociale, economische en pedagogische functie<br />

maximaal kan waar maken.<br />

Uitbreidingsbeleid Pagina 26<br />

In 2011 werd 4miljoen euro vrijgemaakt voor de uitbreiding van de<br />

kinderdagverblijven en diensten voor onthaalouders. Met dit bedrag kunnen in totaal<br />

546 bijkomende opvangplaatsen worden gerealiseerd in de 3 grootsteden<br />

(Antwerpen, Brussel en Gent) en in de 5 gemeenten met het hoogste percentage<br />

aan kansarmoede(Genk, Beringen, Leuven, Mechelen en Menen).<br />

Naast voorschoolse opvang, ook buitenschoolse opvang Pagina 27<br />

Het generatiepact, dat bepaalt dat werkzoekenden jonger dan 30 jaar een opleiding<br />

kunnen volgen en daarna een baan kunnen krijgen in de buitenschoolse<br />

kinderopvang, versterkt deze opvangvorm.<br />

Samen met de sociale partners heeft Kind en Gezin in 2010 en begin 2011 op die<br />

manier werknemers kunnen toewijzen en de buitenschoolse opvang kunnen<br />

uitbreiden in een aantal zorgregio’s die werden geselecteerd op basis van hun graad<br />

van jeugdwerkloosheid. In <strong>2012</strong> zullen nog een beperkt aantal resterende middelen<br />

ingezet worden voor de aanwerving van doelgroepwerknemers (7 VTE) in de steden<br />

Gent en Antwerpen.<br />

<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />

<strong>2012</strong><br />

174


3. Aandachtspunten Inburgering<br />

3.6 We realiseren een toegankelijke en beschikbare dienstverlening waarbij<br />

aandacht is voor de facetten eigen aan de leefsituatie en zorgnoden van de<br />

specifieke doelgroepen.<br />

Diversiteit Pagina 46<br />

Het aandeel van etnisch-culturele minderheden in het cliënteel neemt toe. Daardoor<br />

worden de hulpvragen waarmee voorzieningen geconfronteerd worden complexer.<br />

Verschillen in taal, cultuur en religie en een andere kijk op zorg maken dat<br />

hulpverleners niet altijd weten hoe gepast te reageren en te handelen. Informatie<br />

over goede praktijken en ondersteunende initiatieven zijn een reële nood. Daarnaast<br />

kunnen intervisie en thematische vorming soelaas bieden. Aan die uitdagingen<br />

probeert een Brussels regioproject binnen integrale jeugdhulp tegemoet te komen.<br />

Er is met name een concept ontwikkeld dat stoelt op 2 pijlers: een dialooggroep en<br />

een netwerk dat expertise bundelt, ondersteund door een helpdesk. De dialooggroep<br />

is samengesteld uit minderhedenfora en lokale zelforganisaties. Ze fungeert als<br />

klankbord voor het huidige hulpverleningsaanbod en helpt de jeugdhulp beter bekend<br />

te maken. De helpdesk is de draaischijf voor ondersteuning in individuele casussen.<br />

Daarnaast zal een dergelijke helpdesk instaan voor intervisie en de ondersteuning<br />

van interculturaliseringsprojecten en –trajecten.<br />

Diversiteit wordt ook in de ouderenzorg steeds meer realiteit. Er zijn niet alleen de<br />

specifieke zorgvragen die vanuit een ouder wordende allochtone bevolking aan de<br />

woonzorgvoorzieningen gesteld worden, ook andere minderheden eisen hun plaats<br />

op. Zo werkten we mee aan het door mijn collega van het Vlaamse<br />

gelijkekansenbeleid aangestuurde initiatief van een Roze Belweek in september<br />

2011. Concreet werden oudere holebi’s en hun omgeving uitgenodigd om ervaringen<br />

en commentaren m.b.t. hun leefsituatie, noden, behoeften en verwachtingendoor te<br />

bellen of te mailen. De week werd voorafgegaan door een mediacampagne waarbij<br />

een affiche in alle woonzorgcentra, dienstencentra en thuiszorgwinkels verspreid<br />

werd met een dubbel doel: enerzijds het thema algemeen onder de aandacht<br />

brengen van o.m. de professionele zorg, anderzijds oudere holebi’s en hun<br />

omgeving warm maken om de geïnstalleerde telefoon te contacteren.<br />

In de CGG sector is een recurrente subsidiëring van 3 halftijdse ‘facilitatoren<br />

cultuursensitieve zorg’ gerealiseerd in Antwerpen, Brussel en Gent. Het Steunpunt<br />

Gezondheid en Vreemdelingenrecht wordt verder ondersteund in zijn opdrachten.<br />

Het Steunpunt is vooral actief op het vlak van de verhoging van de toegankelijkheid<br />

tot de gezondheidszorg voor personen die omwille van hun verblijfsstatuut hier<br />

moeilijk toegang toe hebben. Het ontwikkelt voor zijn opdrachten een<br />

vormingsaanbod voor welzijns- en gezondheidsactoren in Vlaanderen en formuleert<br />

beleidsadviezen over duidelijke en toegankelijke procedures en regelgeving.<br />

In de bijzondere jeugdbijstand vervullen de vier Ondersteuningsteams Allochtonen<br />

(OTA) een belangrijke functie. Zij bemiddelen in concrete casussen en geven<br />

vorming of deskundigheidsbevordering aan jeugdhulpverleners. In <strong>2012</strong> zullen we in<br />

overleg met het agentschap Jongerenwelzijn en de OTA ’s een duidelijke afbakening<br />

maken van hun opdracht en voorzien in een regulier kader voor erkenning en<br />

subsidiëring.<br />

<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />

<strong>2012</strong><br />

175


In voorbereiding van het horizontaal plan integratiebeleid zal ik nagaan hoe de<br />

samenwerking tussen de gezondheids- en welzijnsvoorzieningen enerzijds en de<br />

integratiesector anderzijds kan geoptimaliseerd worden. Ik zal ook in overleg gaan<br />

met de Vlaamse minister bevoegd voor inburgering om tot een betere afstemming te<br />

komen tussen de welzijnssector en de sector ‘Integratie en Inburgering’.<br />

5.4 We willen een vernieuwd kader voor inspectie en toezicht initiëren om zo de<br />

voorzieningen maximaal te ondersteunen bij het bepalen en realiseren van een<br />

cliëntgericht kwaliteitsbeleid.<br />

Een kwaliteitskader voor de woonzorgcentra Pagina 61<br />

Kwaliteit van wonen en zorg kan enkel verantwoord zijn indien deze voldoet aan de<br />

vereisten van doeltreffendheid, doelmatigheid, continuïteit, maatschappelijke<br />

aanvaardbaarheid en gebruikersgerichtheid. Bij het verstrekken van die zorg zijn<br />

respect voor de menselijke waardigheid en diversiteit, de bejegening, de<br />

bescherming van de persoonlijke levenssfeer en het zelfbeschikkingsrecht, de<br />

klachtenbemiddeling en –behandeling, de informatie aan en de inspraak van<br />

de gebruiker en iedere belanghebbende uit zijn leefomgeving gewaarborgd.<br />

5.6 We ondersteunen de voorwaarden voor een goed bestuur van de sociale<br />

ondernemingen in de welzijns- en gezondheidssector om zo het professioneel<br />

ondernemerschap en de zorgethiek in ons beleidsdomein te stimuleren.<br />

Pagina 64<br />

VIA 4<br />

Goed besturen steunt ook op goede sociale afspraken. Een nieuw Vlaams<br />

intersectoraal akkoord is in de maak. Op 23 september 2011 bereikte de Vlaamse<br />

Regering een ontwerpakkoord met de sociale partners. Hierbij leggen wij de<br />

grondvesten voor de nieuwe arbeids- en loonsvoorwaarden vast voor de komende<br />

vier jaar, met als rode draad een verantwoorde inzet van gemeenschapsmiddelen<br />

voor zorg en welzijn.<br />

Dit ontwerpakkoord maakt de weg vrij voor ruim 3.500 jobs in de sector. Met de<br />

intersectorale kwaliteitsmaatregelen zetten we stappen vooruit in<br />

Managementondersteuning (H.R. beleid), wordt er een nieuwe intersectorale<br />

functieclassificatie uitgewerkt en verbeteren wij de relatie arbeid en gezin.<br />

We brengen stabiliteit in de arbeidsovereenkomsten, screenen de<br />

werkdrukproblemen en versterken het arbeidsvolume. Dit alles met oog voor<br />

opleiding en vorming.<br />

In de intersectorale maatregelen koopkracht is er geïnvesteerd in de tweede<br />

pensioenpijler en een ernstige opbouw naar een 13e maand.<br />

Ook sectoraal is er aandacht voor uitbreiding en maatregelen kwaliteit in de sectoren<br />

Gezinszorg, gehandicaptenzorg, bijzondere jeugdzorg, algemeen welzijnswerk,<br />

jongerenwelzijn, kinderopvang, geestelijke gezondheidszorg, sociale economie,<br />

inburgering en in werk. Het geheel van deze maatregelen zal geëvalueerd en<br />

opgevolgd worden zowel door een administratieve werkgroep gecoördineerd door<br />

ons departement WVG, als door de onderhandelingsgroep bestaande uit<br />

werkgevers, werknemers en de overheid.<br />

<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />

<strong>2012</strong><br />

176


Bij goedkeuring van het sociaal akkoord zal dit vanaf <strong>2012</strong> uitgevoerd worden. Voor<br />

sommige bepalingen zullen de sociale partners collectieve arbeidsovereenkomsten<br />

moeten afsluiten. Voor andere bepalingen zal de regelgeving worden aangepast. Het<br />

Departement WVG zal de coördinatie opnemen van de uitvoering en opvolging van<br />

het akkoord. De verschillende agentschappen en het departement zullen de<br />

implementatie van het akkoord op zich nemen.<br />

6 We werken nauw samen met alle relevante partners op lokaal, provinciaal,<br />

regionaal, federaal en internationaal niveau om zo het welzijns- en<br />

gezondheidsbeleid onderling af te stemmen en te verbeteren en om elke<br />

partner aan te spreken op zijn verantwoordelijkheid en bijdrage.<br />

6.4 We maximaliseren het Vlaamse welzijns-, gezondheids- en gezinsbeleid<br />

binnen de bestaande staatsstructuur en plegen overleg met de federale<br />

overheid om zo tot een maximaal efficiënte beleidsaanpak te komen.<br />

Justitie Pagina 71<br />

Een goede samenwerking tussen Welzijn en Justitie is noodzakelijk met betrekking<br />

tot de hulp- en dienstverlening aan gedetineerden, geïnterneerden, niet-begeleide<br />

buitenlandse minderjarigen en minderjarigen die een als misdrijf omschreven feit<br />

hebben gepleegd. Maar ook voor pleegzorg, slachtofferzorg, de begeleiding en<br />

behandeling van seksueel delinquenten, herstelbemiddeling, neutrale bezoekruimtes<br />

en de alternatieve gerechtelijke maatregelen. We beogen een raamakkoord met de<br />

toekomstige minister van justitie waarin we de samenwerking vorm geven tussen het<br />

justitieel en veiligheidsbeleid enerzijds en anderzijds een integraal en kwaliteitsvol<br />

welzijns- en gezondheidsbeleid.<br />

Het afgelopen jaar werd een overkoepelend samenwerkingsakkoord voorbereid<br />

betreffende de uitbouw van een goede hulp- en dienstverlening aan jongeren die een<br />

als misdrijf omschreven feit hebben gepleegd. Zodra er een nieuwe federale regering<br />

is kaarten we de effectieve goedkeuring van het samenwerkingsakkoord aan.<br />

Het verloop en de aanbevelingen van de federale “Bijzondere commissie betreffende<br />

de behandeling van seksueel misbruik en feiten van pedofilie binnen een<br />

gezagsrelatie, inzonderheid binnen de kerk”bracht ons tot de oprichting voor van één<br />

meldpunt voor misbruik, geweld en kindermishandeling in Vlaanderen en Brussel,<br />

zoals supra reeds vermeld. Met Justitie werken we samen in het kader van het<br />

globaal actieplan geweld en kindermishandeling.<br />

Samen met de minister bevoegd voor inburgering wil ik werk maken van een kader<br />

voor de begeleiding van niet-begeleide minderjarige nieuwkomers in functie van hun<br />

integratie in de samenleving.<br />

<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />

<strong>2012</strong><br />

177


Beleidsbrief ARMOEDE<br />

1. Aandachtspunten <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />

Regionaal armoedeoverleg Pagina 13<br />

Een regionaal armoedeoverleg zal ook, in het kader van de implementatie van de<br />

interne staatshervorming, zeer belangrijk worden gezien de centrale rol die lokale<br />

besturen toebedeeld krijgen. Het is dus zaak om alle betrekken actoren te betrekken<br />

en hierbij werk te maken van een integrale aanpak van de armoedeproblematiek<br />

waarbij ook het participatief aspect nagestreefd wordt. Door in te zetten op<br />

netwerkvorming en uitwisseling van goede praktijken kan men op een efficiënte<br />

manier lokaal werk maken van een globale aanpak. Netwerkvorming en uitwisseling<br />

zijn hierbij 2 kernbegrippen. De lokale besturen staan het dichtst bij de mensen en<br />

kunnen de regierol opnemen van alle acties ter bestrijding van armoede op hun<br />

grondgebied, in samenwerking met alle relevante partners. De provinciale ronde<br />

kinderarmoede die in de loop van september werd georganiseerd in de verschillende<br />

provincies was hier een mooi aanzet toe.<br />

1.2. De strijd tegen armoede is een zaak van iedereen<br />

1.2.1. Europa Pagina 17<br />

In het najaar 2011 start ik met de organisatie van een peer review rond coördinatie<br />

van gezinsondersteuning op basis van het model Lokaal CliëntOverleg, uitgevoerd in<br />

diverse gemeenten in Vlaanderen, aangevuld door vergelijkbare praktijken uit<br />

Nederland.<br />

2. Kennis over armoede blijven verzamelen<br />

2.2. Onderzoek en kennisverzameling Pagina 23<br />

Daarnaast heeft ook de VVSG een instrument uitgewerkt met betrekking tot de<br />

harmonisering van de OCMW-steun zoals voorzien in het VAPA. Het in 2010<br />

ontwikkelde instrument voor de berekening van de financiële steun wordt verder op<br />

punt gezet. De VVSG organiseert hierover een vormingsaanbod voor lokale<br />

besturen.<br />

Naar de toekomst toe zullen we onderzoeken hoe we deze 2 instrumenten nl. de<br />

budgetstandaard en het instrument ter harmonisering van de OCMW-steun op elkaar<br />

kunnen laten aansluiten om op die manier beter werk te kunnen maken van een<br />

menswaardig bestaan.<br />

3. Diverse actoren vormen beleidsnetwerken<br />

3.1. Stakeholders van het beleid Pagina 23<br />

Een beleid moet een breed gezichtsveld hebben. Vanuit elk ingangspunt en vanuit<br />

elke visie moet dit beleid gestuurd en geëvalueerd worden. Om de horizontale<br />

doorbraken (het verhogen van de financiële slagkracht van de laagste<br />

<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />

<strong>2012</strong><br />

178


inkomenstrekkers, verschillende soorten van kennis over armoede en sociale<br />

uitsluiting blijven verzamelen, kennis over armoede breed verspreiden, expliciete<br />

keuze om armoede te bestrijden en een duurzame coördinatie van de<br />

armoedebestrijding via beleidsnetwerken) te realiseren, is een krachtige en kritische<br />

onderbouwing en opvolging noodzakelijk.<br />

Om dit te realiseren heb ik als coördinerend minister van armoedebeleid<br />

stakeholders nodig. Ik zal dan ook werk maken van de oprichting van een<br />

Kennisplatform Armoede om op die manier de vinger aan de pols te houden. Dit<br />

Kennisplatform combineert de verschillende vormen van kennis die voorhanden is<br />

waaronder theoretische, praktische, feitelijke en ervaringskennis. Dit Kennisplatform<br />

dient als kader waarbinnen deze kennis wordt samen gebracht en zal 2 maal per jaar<br />

samenkomen.<br />

Belangrijke partners in dit kennisplatform zijn:<br />

- De verenigingen waar armen het woord nemen<br />

- Het brede werkveld (waaronder belangrijke actoren zoals de Decenniumdoelen, )<br />

- De sociale partners<br />

- De academici<br />

- De lokale besturen<br />

1. De overheid kiest expliciet voor een samenhangende strategie van<br />

armoede op lange termijn Pagina 28<br />

De resultaten van de provinciale dagen rond kinderarmoede worden in het voorjaar<br />

<strong>2012</strong> gebundeld in een methodiekboek voor lokale actoren. Lokale besturen en<br />

actoren kunnen dit boek als basis gebruiken om werk te maken van een effectieve<br />

aanpak van de kinderarmoede binnen hun gemeente.<br />

Bijlage 3: moties en resoluties Pagina 32<br />

Er wordt verder werk gemaakt van de intensifiëring van de uitvoering van het Vlaams<br />

Actieplan Armoedebestrijding. Ik voer hier rond regelmatig bilaterale gesprekken met<br />

mijn collega – ministers. In samenwerking met mijn collega – ministers maakte ik een<br />

actieprogramma Kinderarmoede op. In hetzelfde kader organiseerde ik samen met<br />

de Vlaamse provincies provinciale ronds kinderarmoede. Tijdens de voorgenoemd<br />

provinciale rondes lanceerde ik de projectoproep ‘kinderarmoede bestrijden op lokaal<br />

niveau’ officieel. Met deze oproep wil ik een impuls geven aan initiatieven ter<br />

versterking van het lokale kinderarmoedebestrijdingsbeleid, gericht op kinderen van 0<br />

tot 3 jaar.<br />

<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />

<strong>2012</strong><br />

179


2. Aandachtspunten Stedenbeleid<br />

Inleiding Pagina 7<br />

Ook op lokaal vlak kunnen heel wat initiatieven genomen worden. In het zopas<br />

goedgekeurde Witboek Interne Staatshervorming is een rol weggelegd voor de<br />

steden en gemeenten in het uitrollen van lokale armoedeplannen.<br />

Inleiding Pagina 10<br />

In het kader van dit Actieprogramma Kinderarmoede organiseerde ik in<br />

samenwerking met de provinciebesturen provinciale overlegrondes met alle lokale<br />

actoren. In het witboek interne staatshervorming onderschrijft de Vlaamse overheid<br />

immers het belang van het lokale niveau, ook op het vlak van armoedebestrijding. Als<br />

alle betrokken actoren lokaal samenwerken, kan dit een belangrijke meerwaarde zijn<br />

in de aanpak van de kinderarmoede De lokale besturen staan het dichtst bij de<br />

mensen en kunnen de regierol opnemen van alle acties ter bestrijding van armoede<br />

op hun grondgebied, in samenwerking met alle relevante partners. Tijdens deze dag<br />

lag de klemtoon op de uitwisseling van goede praktijkvoorbeelden in de strijd tegen<br />

kinderarmoede, met een focus op nul tot drie jaar. De resultaten van de provinciale<br />

dagen worden in het voorjaar <strong>2012</strong> gebundeld in een methodiekboek voor lokale<br />

actoren. Lokale besturen en actoren kunnen dit boek als basis gebruiken om werk te<br />

maken van een effectieve aanpak van de kinderarmoede binnen hun gemeente.<br />

<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />

<strong>2012</strong><br />

180


3. Aandachtspunten Inburgering<br />

Inleiding Pagina 8<br />

12) Aandacht voor gekleurde armoede is eveneens een belangrijke maatregel<br />

ingegeven door het verhoogd armoederisico waarmee mensen van allochtone<br />

origine worden geconfronteerd. Zij worden bovendien geconfronteerd met nog een<br />

aantal andere drempels, zoals de taalbarrière, waardoor verhoogde aandacht<br />

aangewezen is.<br />

2.2. Onderzoek en kennisverzameling Pagina 22<br />

Het Jaarboek van OASeS is een referentiewerk binnen de sector van de<br />

armoedebestrijding. In 2011 werd het Jaarboek voor de 20e keer opgemaakt. Naar<br />

aanleiding van deze jubileumversie wordt een boekje uitgegeven dat gratis wordt<br />

verspreid door de armoedeorganisaties met als doel kennis en inzicht met betrekking<br />

tot de multidimensionele problematiek van armoede aan te kaarten bij de brede<br />

samenleving en het maatschappelijk draagvlak voor armoedebestrijding te vergroten.<br />

<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />

<strong>2012</strong><br />

181


Economie, Wetenschap & Innovatie (EWI)<br />

Beleidsbrief ECONOMIE<br />

1. Aandachtspunten <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />

III. Bedrijven door crisis helpen<br />

4. Rentetoelage Hinder Openbare Werken Pagina 15<br />

De niche maatregel “Rentetoelage bij Hinder door Openbare Werken” tracht de<br />

gevolgen van openbare werken voor zelfstandigen en KMO’s zo beperkt mogelijk te<br />

houden.<br />

Door de goedkeuring van de aanpassing van het decreet van 7 juli 2006 in het<br />

Vlaamse Parlement op 19 november 2010 en door het uitvoeringsbesluit van de<br />

Vlaamse Regering van 17 december 2010 werd deze maatregel vanaf 1 januari 2011<br />

uitgebreid naar bestaande kredieten die voor de start van de openbare werken<br />

werden aangegaan voor de financiering van investeringen of activiteiten van de<br />

onderneming. Voordien was de maatregel alleen bestemd voor nieuw afgesloten<br />

overbruggingskredieten.<br />

Sindsdien is de instroom van aanvragen aanzienlijk toegenomen (26 in 2010, 138 in<br />

de eerste zes maanden van 2011). Door de uitbreiding is de maatregel een<br />

aantrekkelijk instrument geworden waarvan de getroffen zaken graag gebruik maken<br />

in de financieel moeilijke hinderperiode.<br />

Met de hulp van banken en lokale besturen is men erin geslaagd om de maatregel<br />

alom bekend te maken in de vijf Vlaamse provincies.<br />

In 2010 werd in 27 dossiers 172.701,21 euro rentetoelage toegekend. In de eerste<br />

helft van 2011 werd in 103 dossiers 831.850,27 euro rentetoelage toegekend. Naar<br />

aanleiding van de eerste begrotingscontrole van 2011 diende het initiële budget van<br />

500.000 euro van de rentetoelage te worden verhoogd naar 1.000.000 euro.<br />

De toename van het aantal aanvragen blijkt van structurele aard maar ook<br />

beheersbaar te zijn. Niettemin blijft verdere monitoring noodzakelijk. Op basis van de<br />

verwachte jaarlijkse instroom van aanvragen zal voor <strong>2012</strong> het budget worden<br />

opgetrokken tot 2.000.000 euro.<br />

IV. Meer en sterker ondernemerschap<br />

8. Ruimte om te ondernemen<br />

Kaderdecreet ruimtelijke economie Pagina 26<br />

Op 17 december 2010 keurde de Vlaamse Regering de procesnota ruimtelijke<br />

economie goed. Daarmee werd een eerste aflijning gemaakt van de instrumenten en<br />

initiatieven die verder geconcretiseerd worden in functie van betere regelgeving,<br />

heroriëntering van middelen en nieuwe initiatieven. Deze procesnota werd ook<br />

voorgelegd aan de SARO en de SERV die op haar beurt het werkveld betrok bij haar<br />

advies. In 2011 wordt het voorontwerp van decreet ruimtelijke economie afgerond en<br />

<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />

<strong>2012</strong><br />

182


worden tegelijk een aantal beleidsinitiatieven gelanceerd die wel invulling geven aan<br />

de procesnota of een antwoord vormen op het SERV- en SARO-advies maar niet het<br />

voorwerp uitmaakten van een decretale regeling.<br />

Deze initiatieven betreffen onder meer een betere monitoring van het aanbod aan<br />

bestemde bedrijventerreinen en het aanscherpen van het activeringsbeleid voor<br />

onbenutte bedrijfspercelen.<br />

Gezien het decreet op zich niet de implementatie van het ruimtelijk-economisch<br />

beleid zelf waarborgt, zullen in <strong>2012</strong>, wanneer het decreet normaliter van kracht<br />

wordt, meteen ook de uitvoeringsbesluiten goedgekeurd worden.<br />

Niettegenstaande de aandacht die is besteed aan het op punt stellen van het<br />

beleidskader voor een bedrijfshuisvestingsbeleid, het verkennen van de<br />

mogelijkheden ter versnelling van investeringsprojecten en het continueren van het<br />

brownfieldbeleid, zijn in 2011 ook een aantal realisaties belangwekkend die een<br />

goede illustratie vormen van de doelstellingen die conform de procesnota ruimtelijke<br />

economie worden nagestreefd:<br />

• het ter beschikking stellen van het GIS-bedrijventerreinen aan de stakeholders,<br />

onder meer via de lokale besturen. Samen met een omvattende brochure over<br />

bedrijfsverzamelgebouwen in Vlaanderen met o.m. de bedrijvencentra zorgt dit voor<br />

meer transparantie voor bedrijven die op zoek zijn naar<br />

bedrijfshuisvestingsmogelijkheden;<br />

• verdere uitbouw van de opgevolgde fasen in de ontwikkeling van economische<br />

bestemmingen door monitoring binnen het GIS-bedrijventerreinen van de stand van<br />

zaken inzake uitvoering van RUP’s en de weerslag ervan op de “ijzeren voorraad” en<br />

beschikbaarheid op middellange termijn. Hierdoor zullen ook de geplande activiteiten<br />

mee in GIS worden opgenomen. Bovendien is het de betrachting om deze gegevens<br />

op korte termijn raadpleegbaar te maken via web-services, in overeenstemming met<br />

de doelstellingen van INSPIRE en het GDIdecreet. Dit principe kan verder worden<br />

uitgebreid voor een efficiënte samenwerking met de vastgoedsector om de behoeften<br />

van ruimtevragen op te lossen en knelpunten beter in kaart te brengen;<br />

• de ondersteuning van de lokale besturen die de economische revalorisatie van een<br />

vrijkomend militair domein willen onderzoeken of opstarten. De minister bevoegd<br />

voor de Ruimtelijke Ordening zal op korte termijn uitvoering geven aan de<br />

regeringsbeslissing m.b.t. de opmaak van een globaal afwegingskader teneinde de<br />

nodige bestemmingswijzigingen te initiëren;<br />

• de actiegerichte monitoring ter realisatie van een aantal nieuw bestemde terreinen<br />

en de herstructurering van een aantal bestaande terreinen in het Vlaams Strategisch<br />

Gebied rond Brussel; in dat verband wil ik ook wijzen op de voorbereiding van de<br />

herstructurering en betere positionering van het researchpark in Zellik, het enige<br />

bedrijventerrein dat door Vlaamse overheid wordt beheerd;<br />

• de afronding van de milieubeoordelingen voor enkele zoekzones in het ENA<br />

waardoor de besluitvorming in de schoot van het coördinatieplatform ENA nu kan<br />

<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />

<strong>2012</strong><br />

183


afgerond worden; het <strong>Agentschap</strong> Ondernemen zet zijn werking m.b.t. de ENAdossiers<br />

voort.<br />

9. Beleidsplan “winkelen in Vlaanderen” Pagina 29<br />

De Vlaamse Regering keurde op 23 juli 2010 de startnota ‘winkelen in Vlaanderen’<br />

goed. Met die startnota werd de visie op de detailhandel en kernversterking uit het<br />

regeerakkoord verfijnd. Er werden beleidsinitiatieven aangekondigd om het<br />

evenwicht tussen periferie en kern te herstellen. Daarnaast voorzag de startnota ook<br />

maatregelen om de sector van de detailhandel en de lokale besturen die een<br />

detailhandelsbeleid willen voeren, te versterken. De verdere uitvoering van de<br />

startnota zal gebeuren conform de bepalingen van de interne staatshervorming.<br />

Voor het economische luik werd na overleg met de verschillende belanghebbenden<br />

een aantal maatregelen geselecteerd die in de komende periode worden uitgevoerd:<br />

• EFRO-oproep ‘Gemeentelijke gevelrenovatie en renovatie leegstaande<br />

handelspanden’: de komende 2 jaar kunnen in 42 gemeenten de handelskernen<br />

aantrekkelijker gemaakt worden door de renovatie van handelspanden.<br />

• Uitrol project Commerciële Innovatie. Het succesvolle West-Vlaamse project<br />

Commerciële Innovatie wordt nu ook in de 4 andere provincies uitgerold: ook daar<br />

kunnen detailhandelaars via trajectbegeleiding ondersteund worden bij hun<br />

innovatie-inspanningen.<br />

• De haalbaarheid van een kenniscentrum detailhandel wordt onderzocht.<br />

• Binnen het project Ondernemersvriendelijke Gemeente (OVG) werd een<br />

projectoproep gelanceerd gefocust op detailhandel. De geselecteerde projecten<br />

zullen op lokaal vlak worden uitgevoerd.<br />

Voor het ruimtelijk onderdeel wordt wat voorzien was in de startnota ook verder<br />

uitgevoerd:<br />

• Na het studiewerk dat verricht wordt ten behoeve van de voorbereiding van de<br />

regionalisering van de wet op de handelsvestigingen, kan een concreet voorstel<br />

worden uitgewerkt voor het inzetten van instrumenten ter versterking van de kernen<br />

en tegen de verdere uitwaaiering van baanwinkels.<br />

• De minister van ruimtelijke ordening werkt verder aan de omzendbrief die een<br />

afwegingskader moet aanbieden aan de lokale besturen voor het beoordelen van<br />

grootschalige vestigingen en voor het voeren van een aanbodbeleid.<br />

• Er zal een studie worden uitbesteed voor het opstellen van een leidraad<br />

‘commercieel strategisch plan’. Deze leidraad moet de gemeenten ondersteunen bij<br />

het ontwikkelen van een detailhandelsbeleid op maat.<br />

<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />

<strong>2012</strong><br />

184


VIII. Een efficiënte en effectieve overheid<br />

1. Administratieve vereenvoudiging/uniek loket EDRL<br />

Naar een meer geïntegreerd overheidsoptreden Pagina 45<br />

Een significante verlaging van de administratieve lasten voor de ondernemer zal in<br />

eerste instantie bewerkstelligd worden door als overheid de ondernemer op een<br />

geïntegreerde en op elkaar afgestemde wijze te benaderen en door de uitbouw van<br />

een geïntegreerd loket voor de ondernemer.<br />

De Vlaamse, federale, Europese en lokale bestuursniveaus nemen voortdurend<br />

initiatieven om bedrijven te informeren, adviseren en ondersteunen. Bedrijven komen<br />

dan ook veelvuldig in contact met de verschillende overheden en door de weinig<br />

geïntegreerde aanpak is het voor ondernemers niet altijd even duidelijk waar ze voor<br />

welke vergunningsaanvraag, dienstverlening, informatie,… terecht kunnen.<br />

De beleidsnota economie 2009-2014 geeft al aan dat er om de efficiëntie en<br />

effectiviteit van het overheidsoptreden te verhogen onderzocht dient te worden hoe<br />

synergiën tussen de verschillende actoren op het veld bewerkstelligd kunnen worden<br />

om te komen tot een meer geïntegreerde en eenvoudigere benadering van de<br />

ondernemer.<br />

De beleidsnota <strong>Bestuur</strong>szaken 2009-2014 geeft aan dat om het één loket-principe te<br />

realiseren, de focus in een eerste fase zal liggen op een goede samenwerking en<br />

een afstemming via de klantgerichte processen. Op termijn komen meer structurele<br />

ingrepen aan bod. De kern van het debat moet gaan over de meerwaarde en<br />

gebruiksvriendelijkheid vanuit het oogpunt van de klant.<br />

Om de effectiviteit van het overheidsoptreden naar bedrijven te verhogen is er dan<br />

ook duidelijk een dringende noodzaak aan afstemming tussen de verschillende<br />

actoren op het veld, het concreet invullen en afstemmen van de kerntaken van de<br />

verschillende overheden en stroomlijning van de communicatie naar de bedrijven, en<br />

dit in complementariteit met de taken van de bedrijfsorganisaties. Vanuit die optiek<br />

werd dan ook een sleutelproject ‘Naar een geïntegreerde benadering van de<br />

ondernemer – geïntegreerd ondernemersloket” door het College van ambtenarengeneraal<br />

(CAG) gedefinieerd en opgenomen in het Meerjarenprogramma<br />

Slagkrachtige Overheid waarbij winstdoorbraken zullen worden gerealiseerd voor de<br />

gehele organisatie. De Vlaamse Regering keurde dit Meerjarenprogramma in februari<br />

2011 goed.<br />

Dit project moet er in de eerste plaats voor zorgen dat bedrijven een helder en<br />

duidelijk beeld krijgen van waar ze voor welke vergunningsaanvraag en/of<br />

dienstverlening terecht kunnen en dat er gegeven ieders opdrachten en kerntaken<br />

eenduidige informatie- en communicatiestromen richting ondernemers ontstaan.<br />

Hiervoor wordt in het najaar van 2011 een studie opgestart waarbij in een eerste fase<br />

de bestaande informatie- en communicatiestromen van de Vlaamse overheid richting<br />

ondernemer in kaart worden<br />

gebracht met de daaraan gekoppelde beheerskosten en de administratieve lasten.<br />

Op basis van deze resultaten zal in samenspraak met alle betrokken actoren tegen<br />

medio <strong>2012</strong> een strategische visie en een stappenplan worden uitgewerkt inzake<br />

meetbare efficiëntie-bevorderende maatregelen voor het optimaliseren van het<br />

dienstverleningsaanbod van de Vlaamse overheid richting<br />

<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />

<strong>2012</strong><br />

185


ondernemer.<br />

De voor te stellen maatregelen moeten enerzijds de ondernemer toelaten de<br />

administratieve lastendruk te verminderen en anderzijds de Vlaamse overheid<br />

toelaten zijn dienstverlening aan de ondernemer kwaliteitsvol, effectief, efficiënt en<br />

geïntegreerd te organiseren.<br />

Uitrol van public-procurement (digitaal aanbesteden) naar het bedrijfsleven<br />

Public procurement omhelst de digitale aanpak voor aankopen van de overheid.<br />

Twee modules zijn klaar voor gebruik: E-notification voor het opzoeken van<br />

bekendmakingen en E-tendering voor het digitaal indienen van een offerte of<br />

kandidaatstelling. De applicaties worden beheerd door de federale overheid<br />

waarmee de Vlaamse overheid een contract afsloot. De uitrol binnen de Vlaamse<br />

overheid ligt in handen van het Departement <strong>Bestuur</strong>szaken. Op hun vraag verzorgt<br />

het <strong>Agentschap</strong> Ondernemen de uitrol naar het bedrijfsleven.<br />

Sinds september 2010 worden alle Vlaamse overheidsdiensten aangemoedigd om e-<br />

Tendering toe te staan. Op 20 mei 2011 besliste de Vlaamse overheid om e-<br />

Tendering te verplichten vanaf 1 januari <strong>2012</strong>.<br />

Activiteiten 2011:<br />

• Bekendmaking van het samengaan van het Bulletin der Aanbestedingen met het<br />

Enotificationplatform<br />

via mail naar het bedrijfsleven en artikel in onze nieuwsbrief;<br />

• Organisatie van een maandelijkse infosessie over het digitaal aanbesteden voor<br />

bedrijven, ter ondersteuning van de Vlaamse administraties, in samenwerking met<br />

het Departement <strong>Bestuur</strong>szaken (sinds april 2011 in Brussel);<br />

• Organisatie van een roadshow voor bedrijven over digitaal aanbesteden in<br />

Vlaanderen en de Europese Unie in elke provincie, in samenwerking met Unizo,<br />

Voka, Federale OverheidsDienst P&O, Departement <strong>Bestuur</strong>szaken en Europe<br />

Enterprise Network;<br />

• Actualisering van de brochure Digitaal aanbesteden voor bedrijven;<br />

• Sensibilisering van de geaccrediteerde opleidingsverstrekkers om opleidingen voor<br />

bedrijven aan te bieden;<br />

• Bekendmaking van het besluit van de Vlaamse Regering van 20 mei om Etendering<br />

verplicht in te voeren bij de Vlaamse overheidsdiensten vanaf 1 januari<br />

<strong>2012</strong>, via mail naar de deelnemers aan de infosessies en via artikel in onze<br />

nieuwsbrief;<br />

• Bijdrage aan het speciale nummer over public procurement van het tijdschrift<br />

Binnenband voor lokale besturen;<br />

• Beantwoorden van een beperkt aantal vragen van bedrijven over het Vlaamse<br />

beleid.<br />

Verwachte activiteiten <strong>2012</strong> :<br />

• Bekendmaking van wijzigingen aan de systemen of beleid naar de bedrijfswereld,<br />

via mail of bijdrage in de nieuwsbrief;<br />

• Actualisering van de brochure Digitaal aanbesteden voor bedrijven;<br />

<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />

<strong>2012</strong><br />

186


• Verderzetting van de maandelijkse infosessie, ter ondersteuning van de Vlaamse<br />

administraties en lokale overheden;<br />

• Sensibilisering van de geaccrediteerde opleidingsverstrekkers, Unizo, Voka en<br />

beroepsorganisaties om opleidingen voor bedrijven aan te bieden;<br />

• Samenwerking met Enterprise Europe Network om het grensoverschrijdend<br />

aanbesteden te promoten.<br />

VIII. Een efficiënte en effectieve overheid<br />

2. Efficiënte samenwerking tussen verschillende bestuursniveaus<br />

Ondernemingsvriendelijke gemeenten Pagina 47<br />

In 2011 werd verder gewerkt aan het actieplan Ondernemingsvriendelijke Gemeente.<br />

Doel van ditactieplan is gemeenten te sensibiliseren voor het belang van een<br />

gemeentelijk economisch beleid en hen te ondersteunen bij de uitbouw van hun<br />

beleid en dienstverlening voor ondernemers.<br />

Zo werd in 2011 een nieuwe projectoproep gelanceerd. Deze oproep focuste op het<br />

gemeentelijk kernversterkend winkelbeleid. De beschikbare 2 miljoen euro werd<br />

toegekend aan 9 innovatieve projecten die in de loop van <strong>2012</strong> op kruissnelheid<br />

zullen komen en die op termijn een meerwaarde kunnen betekenen voor heel wat<br />

gemeenten. Samen met de 42 gemeentelijke EFRO-projecten rond gevelrenovatie<br />

van handelspanden en renovatie van leegstaande handelspanden die in 2011<br />

werden gesubsidieerd betekent dit een aanzienlijke versterking van ondersteuning<br />

van de gemeenten op vlak van hun winkelbeleid. De bedoeling is om in <strong>2012</strong> deze<br />

ondersteuning met een leidraad rond gemeentelijke strategisch-commerciële plannen<br />

nog verder te versterken.<br />

Afstemming en samenwerking tussen gesubsidieerde projecten, de betrokkenheid<br />

van zowel gemeenten en hun verenigingen als van ondernemersorganisaties en het<br />

ruim verspreiden van de resultaten van projecten blijven cruciale aandachtspunten in<br />

het beleid ondernemingsvriendelijke gemeente. Daaraan werd niet alleen bij de<br />

toekenning van de subsidies aan de projecten veel aandacht geschonken, ook<br />

tijdens de projectduur zelf tracht het <strong>Agentschap</strong> Ondernemen dit te stimuleren. Zo<br />

verenigt ze de projectpromotoren in het overlegplatform Ondernemingsvriendelijke<br />

gemeente en brengt ze hen een aantal keer per jaar bijeen om kennis en ervaringen<br />

uit te wisselen. Ook in <strong>2012</strong> willen we deze samenwerking en afstemming tussen<br />

gesubsidieerde projecten blijven stimuleren. Verder is het de bedoeling ook in <strong>2012</strong><br />

via nieuwe projectoproepen, zowel in het kader van het actieplan<br />

Ondernemingsvriendelijke gemeente als via EFRO vernieuwende ideeën en<br />

verbeterde praktijken te blijven stimuleren en ingang te doen vinden.<br />

Het <strong>Agentschap</strong> Ondernemen zette in 2011 in op de uitbouw van het relatiebeheer<br />

naar steden en gemeenten. Ook in <strong>2012</strong> zal hier verder op ingezet worden om de<br />

kennisuitwisseling, afstemming en<br />

samenwerking tussen het <strong>Agentschap</strong> Ondernemen en de Vlaamse gemeenten te<br />

stimuleren en zo bij<br />

te dragen aan een meer geïntegreerde benadering van ondernemers vanuit de<br />

verschillende bestuursniveaus. Om dit proces te bevorderen werd in 2011 steun<br />

toegekend aan VVSG om gedurende 2 jaar overlegtafels economie voor gemeenten<br />

in heel Vlaanderen uit te bouwen. Deze overlegtafels zullen in nauw overleg met het<br />

<strong>Agentschap</strong> Ondernemen in de loop van <strong>2012</strong> tot stand komen. Ook de<br />

wisselwerking met UNIZO en Voka en andere projectpromotoren wordt voorzien. Met<br />

de gemeenteraadsverkiezingen in oktober is <strong>2012</strong> alvast voor het actieplan<br />

<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />

<strong>2012</strong><br />

187


ondernemingsvriendelijke gemeente een cruciaal jaar. Het <strong>Agentschap</strong> zal samen<br />

met de partners en gesubsidieerde promotoren nagaan hoe dit momentum maximaal<br />

kan worden benut. We hopen alvast dat de inspanningen van de voorbije jaren<br />

merkbaar zullen zijn in de nieuwe gemeentelijke<br />

beleidsplannen en de nieuwe colleges van burgemeester en schepenen.<br />

2. Aandachtspunten Stedenbeleid<br />

/<br />

3. Aandachtspunten Inburgering<br />

/<br />

<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />

<strong>2012</strong><br />

188


Beleidsbrief ECONOMISCH<br />

OVERHEIDSINSTRUMENTARIUM<br />

1. Aandachtspunten <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />

3. LRM<br />

3.1 Speerpuntsectoren: Limburg als innovatieve provincie<br />

3.1.2 Cleantech en (hernieuwbare) energie Pagina 13<br />

c) Cleantech campus Houthalen<br />

LRM staat op de oude mijnsite van Houthalen mee in voor de ontwikkeling van een<br />

cleantech campus waarop Vlaanderens eerste cleantech-incubator gevestigd wordt.<br />

Het Cleantech gebouw op de campus zal onder meer onderdak bieden aan de vzw I-<br />

Cleantech Vlaanderen. Deze organisatie moet zorgen voor internationalisering van<br />

cleantech in Vlaanderen (aantrekken van buitenlandse bedrijven en investeerders,<br />

netwerkinitiatieven, samenwerking met andere regio’s), opzetten van vernieuwende<br />

projecten, visieontwikkeling en stimuleren van ondernemerschap. LRM zal een<br />

belangrijke partner zijn bij de werking van de vzw. Zo zal LRM onder meer worden<br />

opgenomen in de strategische adviesraad van I-Cleantech Vlaanderen. Het gebouw<br />

moet ook ruimte bieden aan startende en groeiende bedrijven in de cleantech-sector.<br />

Een cluster van diensten biedt hierbij een meerwaarde aan de gebruikers. In 2010<br />

sloten LRM en de gemeente Houthalen-Helchteren een<br />

aandeelhoudersovereenkomst en een dienstverleningsovereenkomst met het oog op<br />

de oprichting van de vennootschap GreenVille. GreenVille werd medio 2011<br />

opgericht en staat in voor de realisatie en vervolgens de exploitatie van het<br />

dienstencentrum. De oplevering van de werken en de start van de uitbating is<br />

voorzien in de eerste helft van <strong>2012</strong>.<br />

d) Wetenschapspark Waterschei – EnergyVille<br />

Op het Thorpark in Waterschei (Genk) is 20 ha voorbehouden voor de uitbouw van<br />

een wetenschapspark. De stad Genk, de Katholieke Universiteit Leuven en LRM<br />

sloten een overeenkomst voor de oprichting van een holdingmaatschappij die de<br />

ontwikkeling van de 11 clusters van het wetenschapspark in goede banen moet<br />

leiden. Voor de invulling van de 2 eerste clusters worden twee<br />

projectvennootschappen opgericht. Eén van de clusters zal EnergyVille huisvesten.<br />

EnergyVille is een initiatief waarbij de Katholieke Universiteit Leuven, IMEC en VITO<br />

samenwerken in een Europees erkend energie-instituut. Eind <strong>2012</strong> zullen hier 200<br />

wetenschappers aan de slag zijn in onderzoeksthema’s zoals energieopslag en<br />

‘smart grids’. Naast de Holding, investeren de Katholieke Universiteit Leuven, IMEC<br />

en VITO in de infrastructuur voor EnergyVille. Op een tweede cluster wordt een<br />

incubator ontwikkeld. De incubator wordt een 100% dochtermaatschappij van de<br />

Holding. Dit dienstencentrum biedt ruimte aan spin-offbedrijven en aan starters die<br />

aansluiting vinden met het onderzoek op het wetenschapspark en in het bijzonder<br />

met EnergyVille.<br />

<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />

<strong>2012</strong><br />

189


3. LRM<br />

3.2 Infrastructuur: Ruimte creëren om te ondernemen in Limburg Pagina 16<br />

De Vlaamse en Limburgse economie heeft nood aan extra bedrijventerreinen.<br />

Daarom ontwikkelt LRM KMO-zones, industrieterreinen en business- en<br />

wetenschapsparken die extra ruimte scheppen om te ondernemen. In het verleden<br />

werden al heel wat terreinen ontwikkeld: Brustem Industriepark in Sint-Truiden,<br />

Mobility Center Genk-Zuid, Hermes, het logistieke bedrijventerrein van Genk-Noord,<br />

KMO-zone As en KMO-zone Zonhoven.<br />

De belangrijke projecten die op dit ogenblik in samenwerking met LRM gerealiseerd<br />

worden zijn:<br />

a) Kristalpark III (Balim) – Lommel<br />

LRM heeft een voorraad van 240 ha bedrijventerreinen in Lommel. Deze terreinen<br />

maken deel uit van een aaneengesloten industriezone van maar liefst 900 ha. Door<br />

de trimodale ontsluiting (auto-, sporen waterwegen) en de grootte van de percelen is<br />

het terrein van strategisch belang voor de Limburgse en Vlaamse economie.<br />

Kristalpark III wordt in vier zones verdeeld:<br />

1. een ‘trimodale’ zone voor logistiek, transport en distributie inclusief<br />

overslagterminals;<br />

2. een zone voor megaprojecten en ondersteunende bedrijvigheid;<br />

3. een zone voor grootschalige regionale bedrijven;<br />

4. een groen bedrijvenpark voor kennisintensieve bedrijvigheid.<br />

De infrastructuurwerken werden in juni 2011 opgeleverd. Het volledige bedrijvenpark<br />

is inmiddels bouwrijp.<br />

c) Thorpark<br />

De stad Genk is eigenaar van het hoogwaardig bedrijvenpark op de voormalige<br />

mijnsite van Waterschei: Thorpark. LRM heeft een samenwerkingsovereenkomst met<br />

de Stad Genk voor de ontwikkeling van het bedrijvenpark. De plannen voorzien de<br />

gefaseerde realisatie van een tiental gebouwen met parkeerfaciliteiten.<br />

5. Vlaams Energiebedrijf Pagina 19<br />

Op 17 december 2010 hechtte de Vlaamse Regering haar principiële goedkeuring<br />

aan het voorontwerp van decreet en aan de bijhorende memorie van toelichting<br />

houdende machtiging tot oprichting van de NV Vlaams Energiebedrijf (VEB). Na het<br />

inwinnen van diverse adviezen en een grondig debat in het Vlaams Parlement werd<br />

op 15 juli 2011 het machtigingsdecreet tot oprichting van het Vlaams Energiebedrijf<br />

definitief aangenomen door het Vlaams Parlement. Het decreet werd gepubliceerd in<br />

het Staatsblad op 10 augustus 2011.<br />

Het VEB past volledig in de doelstellingen van Vlaanderen in Actie en Pact 2020.<br />

Daarin wordt gesteld dat de transitie van de Vlaamse energievoorziening naar<br />

energie-efficiëntie en hernieuwbare energie, noodzakelijk is. Ten eerste vanwege<br />

milieuoverwegingen (CO2-uitstoot), ten tweede vanwege economische overwegingen<br />

(het is een belangrijke motor van een nieuwe economische ontwikkeling), ten derde<br />

<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />

<strong>2012</strong><br />

190


uit financiële/strategische overwegingen (afhankelijkheid van buitenlandse<br />

grondstoffen en buitenlandse energie). Meer groene energie is niet alleen een<br />

doelstelling uit Pact 2020 maar ook een innovatieknooppunt dat dient als springplank<br />

om innovatieve energietechnologieën en –diensten te ontwikkelen tot ware<br />

oplossingen voor de grote energietransitie. Vooruitstrevende Vlaamse innovaties<br />

garanderen ons op die manier een sterke positie in het toekomstige Europa.<br />

Met een startkapitaal van 200 miljoen euro wordt het VEB een hefboom om meer<br />

energie te besparen, en meer groene energie te stimuleren. De hoofddoelstelling van<br />

het Vlaams Energiebedrijf is dus energiebesparing. De goedkoopste en gezondste<br />

energie is namelijk de energie die we niet gebruiken. Prioritair moeten<br />

verheidsgerelateerde gebouwen aangepakt worden. De overheid heeft namelijk een<br />

voorbeeldrol, en hier kan alvast snel een belangrijke energiebesparing gerealiseerd<br />

worden door isolatie, warmtekrachtkoppeling, intelligente verlichtingssystemen,<br />

hoogrendementsbeglazing, enz.<br />

Dit alles zal gebeuren volgens het ESCO-principe (“Energy Services Company”).<br />

Daarbij is het de taak van het VEB om advies te geven over mogelijke maatregelen<br />

om energie te besparen, het begeleiden van de eigenaars van de gebouwen bij de<br />

uitvoering van de werken, en eventueel het financieren van deze maatregelen. Het is<br />

wel duidelijk dat het VEB meestal zelf geen werken zal uitvoeren, maar deze dus<br />

vooral zal uitbesteden aan private bedrijven. Belangrijkste voordeel van deze<br />

aanpak is dat de beheerders van (overheids)gebouwen geen specialist moeten<br />

Beleidsbrief WETENSCHAP<br />

1. Aandachtspunten <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />

/<br />

2. Aandachtspunten Stedenbeleid<br />

/<br />

3. Aandachtspunten Inburgering<br />

/<br />

Beleidsbrief INNOVATIE<br />

1. Aandachtspunten <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />

/<br />

2. Aandachtspunten Stedenbeleid<br />

/<br />

3. Aandachtspunten Inburgering<br />

/<br />

<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />

<strong>2012</strong><br />

191


Leefmilieu, Natuur & Energie (LNE)<br />

Beleidsbrief LEEFMILIEU<br />

Aandachtspunten <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />

SD 65 – Pagina 11<br />

“In het kader van het streven naar sociaal warme steden, maakt Vlaanderen verder<br />

werk van de beschikbaarheid van nabije natuur-, bos- of groenwaarden voor elke<br />

stadsbewoner”.<br />

OD 13 – Pagina 18-19<br />

Milieuoverwegingen worden geïntegreerd in het mobiliteitsbeleid<br />

Via-sleutelproject 46-1 Lokale knelpunten luchtkwaliteit en geluid aanpakken<br />

- “Een kader werd opgesteld dat de randvoorwaarden aangeeft voor de ontwikkeling<br />

van nieuwe woonzones langs drukke infrastructuren i.f.v. het heersende<br />

geluidsklimaat in het gebied”<br />

- “De brochure “duurzame ruimtelijke planning: maatregelen om de impact van<br />

verkeer op de luchtkwaliteit te verminderen is verspreid naar de steden en<br />

gemeenten”,<br />

- “Er zal een praktische methode worden uitgewerkt om milieuaspecten (beter) te<br />

integreren binnen het gemeentelijk mobiliteitsbeleid”<br />

OD 16 - Pagina 20<br />

De planning en procedures van het integraal waterbeleid worden<br />

vereenvoudigd<br />

Via-sleutelproject 44-4 Vereenvoudiging planning en procedures van het<br />

integraal waterbeleid<br />

“De heroriëntatie van de waterschappen en het integreren van de<br />

waterschapssecretariaten in de bekkensecretariaten, waarbij de betrokkenheid van<br />

de lokale waterbeheerders in de bekkenstructuren wordt verstrekt”.<br />

OD 20 – Pagina 22<br />

De waterzuivering in Vlaanderen wordt verder uitgebouwd<br />

“Het Vlaamse Gewest blijft ook de gemeenten financieel ondersteunen bij de uitbouw<br />

van het gemeentelijk stelsel….<br />

.In het kader van het witboek interne staatshervorming besliste de Vlaamse Regering<br />

dat het gemeentelijk aandeel van de Samenwerkingsovereenkomst Leefmilieu, vanaf<br />

2014 herbestemd wordt naar riolering ten behoeve van de gemeenten”.<br />

<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />

<strong>2012</strong><br />

192


OD 21 - Pagina 22<br />

Overheden werken beter samen aan een betere waterkwaliteit<br />

MINA-plan 4-24 Gerichte aanpak waterbeheer in speerpuntgebieden<br />

In het witboek interne staatshervorming heeft de Vlaamse Regering aangegeven dat<br />

een aanpassing van de wetgeving op de Polders en de Wateringen noodzakelijk is.<br />

Inactieve Polders en Wateringen kunnen worden opgeheven en andere kunnen<br />

worden samengesmolten waar mogelijk en opportuun.<br />

De inschaling van de onbevaarbare waterlopen wordt herbekeken in samenspraak<br />

met de betrokken besturen en diensten aan de hand van zowel beheergebonden als<br />

beleidsgerichte maatstaven”<br />

OD 23 – Pagina 24<br />

De schade door overstromingen wordt maximaal beperkt en voorkomen<br />

“Binnen de CIW wordt een portaalsite en informatieplatform opgericht voor<br />

crisiscommunicatie bij (dreigende) overstromingen in samenwerking met alle<br />

waterbeheerders en de hulp- en crisisdiensten bij steden en provincies. Tegen het<br />

voorjaar van <strong>2012</strong> zal de portaalsite beschikbaar zijn. Daarnaast wordt ook werk<br />

gemaakt van een intern informatieplatform voor waterbeheerders, hulpdiensten en<br />

crisiscellen. Het crisisbeheer wordt verder geoptimaliseerd door onder meer de<br />

bijzondere noodplannen voor overstromingen verder uit te werken”<br />

OD 26 – Pagina 25<br />

Maximaal stimuleren van recyclage van afvalstoffen<br />

“De focus wordt gelegd op het ondersteunen en stimuleren van lokale besturen met<br />

minder goede inzamelcijfers. De gemeenten met meer dan 180 kg<br />

restafval/jaar/inwoner worden geïnventariseerd, de oorzaken onderzocht en een plan<br />

van aanpak voor dit en volgend jaar opgesteld. De bestaande subsidieregelingen<br />

worden geëvalueerd met het oog op bijsturing.<br />

Tegen eind <strong>2012</strong> wordt een aanpak uitgewerkt voor de toename van de selectieve<br />

inzameling van met huishoudelijk afval vergelijkbaar bedrijfsafval. In samenwerking<br />

met het bedrijfsleven en de lokale beturen wordt verder gewerkt aan een stimulerend<br />

kader voor optimale inzamelstructuren voor afvalstoffen van zelfstandigen en KMO’s”<br />

OD 29 – Pagina 27<br />

Maximaal stimuleren van milieuverantwoorde consumptie<br />

MINA-plan 4-15 Stimuleren van milieuverantwoorde consumptie<br />

“Verder wordt er nauw samengewerkt rond Educatie voor duurzaam wonen en<br />

bouwen. De daar voorziene provinciale steunpunten zullen zich o.m. richten op<br />

gerichte vormingen en infosessies voor zowel particulieren als bouwprofessionelen”<br />

<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />

<strong>2012</strong><br />

193


OD 30 – SP 32 – Pagina 27<br />

Via integraal ketenbeheer streven naar een maximale vermindering van de<br />

milieu-impact<br />

Uitwerken van oplossingen op maat voor lokale besturen met complexe<br />

uitdagingen op het vlak van afval- en materiaalbeheer en bodemverontreiniging<br />

Tijdens een proeffase (van 2011 tot <strong>2012</strong>) wordt vertrokken vanuit concrete<br />

(geplande) projecten over afval-, materialen en bodembeheer. Hiervoor zijn een 20tal<br />

gemeenten en hun bijhorende intercommunales geselecteerd op basis van<br />

diverse afval- en bodemcriteria. In het najaar van 2011 volgt een <strong>screening</strong> van de<br />

ingediende voorstellen. Nadien worden enkele partnerschappen met lokale besturen<br />

afgesloten voor de uitvoering van de projecten”.<br />

.<br />

OD 39 – Pagina 29<br />

Verfijning van het onderzoeks- en saneringsbeleid<br />

“Voor de inventarisering van verontreinigde terreinen werd in 2011 gefocust op de<br />

gronden die binnen de strategische projecten “drinkwaterwinning” en “gemeentelijke<br />

gasfabrieken” vallen. Via een selectief aanmaningsbeleid wordt dit ondersteund, met<br />

name in beschermingszones voor drinkwaterwinning. Tegen eind <strong>2012</strong> wordt een<br />

operationeel systeem uitgewerkt dat de overdracht van gegevens optimaliseert. Het<br />

in 2011 uitgewerkt plan van aanpak ter ondersteuning van de gemeenten voor de<br />

werking van hun gemeentelijke inventaris werd getest in 5 gemeenten. Tegen eind<br />

<strong>2012</strong> worden eveneens systemen uitgewerkt voor de opvolging van “melding van<br />

verontreinigingen” en “termijnopvolging onderzoeks- en saneringsplicht”<br />

OD 40 – SP 45 – Pagina 30<br />

Stimuleren van duurzaam beheer van bodem (-verontreiniging)<br />

Bodemonderzoek en – sanering beschermt drinkwaterwinningen<br />

“In het verleden hebben enkele drinkwaterwinningen problemen ondervonden van<br />

bodemverontreinigingen. In 2011 werd een eerste plan van aanpak uitgewerkt en<br />

werd in samenwerking met de gemeenten en waterwinningsmaatschappijen een<br />

inventarisatie van nog actieve risico-inrichtingen in beschermingszones uitgevoerd.<br />

Risico-inrichtingen die niet aan hun periodieke onderzoeksplicht hebben voldaan,<br />

werden stapsgewijze aangeschreven (zie ook OD 24). In <strong>2012</strong> legt de inventarisatieoefening<br />

de focus op risicogronden van niet-actieve risico-inrichtingen en vindt<br />

verdere handhaving plaats van de geïnventariseerde actieve risico-inrichtingen die<br />

hun periodieke plicht nog niet na kwamen”<br />

OD 47 – Pagina 31<br />

We stimuleren gemeenten en landbouwers om over te gaan tot<br />

erosiebestrijdingswerken en passende beheersmaatregelen<br />

“Begin september 2011 beschikken 96 gemeenten die met erosiefenomenen te<br />

kampen hebben, over een goedgekeurd erosiebestrijdingsplan. Tien gemeenten zijn<br />

vóór 2011 begonnen met de opmaak van een plan of hebben in 2011 hiertoe een<br />

subsidieaanvraag ingediend. In 2010 kregen 51 gemeenten een subsidie om zich te<br />

<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />

<strong>2012</strong><br />

194


laten begeleiden door een erosiecoördinator; zeven andere gemeenten hebben in<br />

2011 hiertoe een subsidieaanvraag ingediend. In 2011 hebben 14 gemeenten een<br />

subsidieaanvraag ingediend voor het uitvoeren van erosiebestrijdingswerken in 17<br />

knelpuntgebieden. Vanaf <strong>2012</strong> wordt een sterke stijging verwacht van het aantal<br />

erosiebestrijdingswerken door de inzet van de erosiecoördinatoren.”<br />

OD 60 – Pagina 35<br />

Vlaanderen zet maximaal in op samenwerking en integratie tussen<br />

beleidsvelden en sectoren met het oog op het behoud, het herstel en de<br />

versterking van de biodiversiteit<br />

MINA-plan 4-33 Stimuleren van geïntegreerd natuurbeheer door NGO’s, private<br />

eigenaars en lokale overheden.<br />

“Er is een inhoudelijke visie uitgewerkt om de verschillende bestaande statuten voor<br />

natuurreservaten, bosreservaten, domeinbossen en parken te integreren en te<br />

vereenvoudigen. Hierover is overleg met de actoren gestart”.<br />

OD 63 – Pagina 37<br />

Vlaanderen zet Regionale landschappen in om, vanuit een geïntegreerde visie<br />

en rekening houdend met de lokale draagkracht, de beleefbaarheid van de<br />

open ruimte te versterken en in samenspraak met alle actoren het<br />

maatschappelijk draagvlak voor natuur- en landschapsbeleid duurzaam te<br />

versterken en te vergroten.<br />

“Vanaf het najaar 2011 maar vooral in <strong>2012</strong> zal de overdracht van de regionale<br />

landschappen naar de provincies worden uitgewerkt waarbij erkenning, subsidiëring<br />

en opvolging onder de bevoegdheid van de provincies gebracht worden volgens de<br />

krijtlijnen van het witboek Interne Staatshervorming”.<br />

OD 66 – Pagina 38<br />

We realiseren multifunctionele stads(rand)bossen en herbestemmen de<br />

zonevreemde bossen waar nuttig en mogelijk<br />

- “Er wordt gezocht naar opportuniteiten voor projecten rond multifunctionele<br />

stadsrandbossen in … stedelijke of kleinstedelijke gebieden Daarnaast zal in <strong>2012</strong><br />

extra ingezet worden op kennisdeling tussen de verschillende lopende projecten om<br />

zo extra impulsen te creëren.”<br />

- “In 2011 werd het boscompensatiefonds ingezet via een projectoproep voor<br />

integrale bebossingsprojecten door lokale overheden met focus op het ondersteunen<br />

van de realisatie van stadsrandbossen en het versterken van lokale<br />

bosuitbreidingsinitiatieven. Er werden aanvragen ingediend voor de aankoop van een<br />

totale oppervlakte van 95,89 ha. Met het voorziene budget kon echter slechts 15.54<br />

ha gesubsidieerd worden. Gelet op het succes van de projectgroep werd dit bedrag<br />

verdubbeld. Er wordt een nieuwe en verbrede projectoproep voor <strong>2012</strong> voorbereid”.<br />

<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />

<strong>2012</strong><br />

195


OD 98 – Pagina 45<br />

Beleid open ruimte<br />

Door het invoeren van nieuwe pakketten en de gebiedgerichte inzet ervan,<br />

neemt de efficiëntie van het instrument beheersovereenkomsten gevoelig toe.<br />

“In 16 gebieden voeren landbouwers sinds 2011 maatregelen uit die goed zijn voor<br />

akkervogels. Er werden 5 nieuwe dergelijke akkervogelprojecten voorbereid om in<br />

<strong>2012</strong> uit te voeren. Verder zijn er 8 agrobeheergroepen opgericht en lopen er 18<br />

initiatieven die kunnen leiden tot het oprichten van een agrobeheergroep. Ook sloten<br />

1000 landbouwers een beheersovereenkomst. Lokale waterbeheerders worden<br />

aangezet om de nieuwe maatregel “’Inrichtingsmaatregelen voor de KR Water door<br />

Landbouwers” uit te voeren.<br />

OD 112 – Pagina 49<br />

Het handhavingsbeleid wordt uitgevoerd<br />

“In <strong>2012</strong> ligt de focus op de invoering en toepassing van bijkomende<br />

handhavingsinstrumenten en de decretaal voorziene globale evaluatie van het<br />

Milieuhandhavingsdecreet. Waar nodig en wenselijk zullen voorstellen tot<br />

aanpassing van de regelgeving worden geformuleerd (bv. inzake een<br />

vereenvoudigde boeteprocedure voor bepaalde milieumisdrijven…). Ik maak<br />

eveneens werk van de implementatie van het Witboek Interne Staatshervorming<br />

inzake milieuhandhaving. Het Milieuhandhavingsprogramma <strong>2012</strong> en het<br />

Milieuhandhavingsrapport 2011 zullen een belangrijke inbreng zijn voor de bijsturing<br />

van het milieuhandhavingsbeleid. De werkgroep van de Vlaamse Hoge Raad voor de<br />

Milieuhandhaving analyseren verschillende handhavingknelpunten. Indien een<br />

bijsturing van het beleid noodzakelijk blijkt, kan de VHRM hieromtrent aanbevelingen<br />

formuleren, zoals de uitvoering van de studie “Lokale Milieuhandhaving – de<br />

implementatie van het Milieuhandhavingsdecreet” in <strong>2012</strong>”<br />

OD 128 – Pagina 51<br />

Het milieuklachten registratie- en opvolgingssysteem MKROS wordt verder<br />

ontwikkeld<br />

“Met jaarlijks bijna 10.000 meldingen van milieuhinder is MKROS op dit moment één<br />

van de meest uitgebreide en representatieve databanken van milieuklachten in<br />

Vlaanderen. In 2011 werd de koppeling met enkele externe lokale<br />

klachtendatabanken gerealiseerd. In <strong>2012</strong> zullen er nog volgen, waardoor we<br />

andermaal een stijging van het aantal geregistreerde meldingen mogen verwachten.<br />

Er wordt in <strong>2012</strong> bekeken op welke manier de aangekondigde wijzigingen m.b.t. de<br />

Samenwerkingsovereenkomst Milieu uit het witboek Interne Staatshervorming<br />

kunnen worden opgevangen, zodat ook na 2013 MKROS een instrument blijft<br />

waarmee gemeenten aan de slag gaan”.<br />

OD 131 - Pagina 52<br />

De Vlaamse Overheid benut haar mogelijkheden als marktspeler om de<br />

transitie naar een duurzame economie te stimuleren<br />

“De Vlaamse overheid engageert zich in het eerste Vlaams actieplan Duurzame<br />

Overheidsopdrachten 2009-2011 om tegen 2020 100 % duurzame<br />

<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />

<strong>2012</strong><br />

196


overheidsopdrachten te plaatsen. Er werden duurzaamheidscriteria voor voeding en<br />

catering opgesteld en er werd een helpdesk voor duurzame overheidsopdrachten<br />

opgericht. Er werd richting Vlaamse en lokale overheidsaankopers gecommuniceerd<br />

over de verschillende instrumenten voor duurzame overheidsopdrachten”<br />

OD 133 – Pagina 52<br />

We optimaliseren de impact van subsidies op het leefmilieu<br />

Begin 2011 is een studie gestart over verbetervoorstellen voor LNE-subsidies aan<br />

lokale overheden op basis van een integrale evaluatie. Hierin worden de<br />

verschillende subsidieregelingen van het beleidsdomein richting gemeenten,<br />

provincies en lokale overheden onderzocht. Het gaat o.m. over subsidies voor<br />

riolering, erosiebestrijding, harmonisch park- en groenbeheer en subsidies in het<br />

kader van de Samenwerkingsovereenkomst. In eerste instantie worden deze<br />

subsidies getoetst op hun effectiviteit, d.w.z. op het verschil dat ze maken naar<br />

impact op het terrein. Begin <strong>2012</strong> zal deze studie resulteren in aanbevelingen. Het<br />

witboek Interne Staatshervorming zal daarbij als randvoorwaarde meegenomen<br />

worden”<br />

OD 139 – Pagina 76<br />

De Samenwerkingsovereenkomst 2008 – 2013 met de lokale overheden wordt<br />

in overleg met alle betrokkenen bijgestuurd.<br />

“De huidige samenwerkingsovereenkomst loopt eind 2013 af. Momenteel is het nog<br />

onduidelijk op welke wijze een verdere samenwerking met lokale overheden zal<br />

verlopen. Het Witboek Interne Staatshervorming geeft aan dat de middelen voorzien<br />

voor de huidige samenwerkingsovereenkomsten vanaf 2014 worden verschoven<br />

naar enerzijds riolering en anderzijds handhaving. Hierover wordt nog verder<br />

overlegd met o.m. de gemeenten en provincies.<br />

In uitvoering van het planlastendecreet zal de Vlaamse Regering in het najaar van<br />

<strong>2012</strong> haar beleidsprioriteiten per beleidsdomein/minister bezorgen aan de lokale<br />

overheden. Op basis hiervan zullen de lokale overheden hun meerjarenplan moeten<br />

vorm geven. De beleidsprioriteiten geven binnen een groter kader een beeld van wat<br />

van de gemeenten verwacht wordt. Daarbij kan ook aangegeven worden voor wat en<br />

op welke wijze de Vlaamse overheid hierbij steun kan verlenen – ook maar niet<br />

alleen financieel.<br />

Bovenstaande initiatieven en de resultaten daarvan zullen duidelijk maken hoe de<br />

samenwerking met de lokale overheden vanaf 2014 zal verlopen”.<br />

<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />

<strong>2012</strong><br />

197


Beleidsbrief ENERGIE<br />

Aandachtspunten <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />

6. Stimuleren Sociale energierenovaties<br />

6.1 Invoeren waarborgregeling voor lokale entiteiten in het kader van het Fonds<br />

voor de Reductie van de Globale Energiekost. Pagina 32<br />

Met het regeringsbesluit van 10 september 2010 (BVR houdende vaststelling van de<br />

voorwaarden waaronder een waarborg kan worden verleend voor de terugbetaling<br />

van de leningen, toegestaan door het Fonds ter Reductie van de Globale<br />

Energiekost - FRGE) staat de Vlaamse overheid garant voor de correcte<br />

terugbetaling van de door het FRGE aan de Lokale Entiteiten geleende bedragen.<br />

Het FRGE diende sinds januari 2011 voor 19 Lokale Entiteiten een aanvraag voor<br />

gewestwaarborg in. Om de FRGE-leningen nog beter bekend te maken bij het<br />

publiek, werd door het VEA een brochure opgesteld. Deze brochure, ‘Geld en<br />

energie sparen’, wordt vanaf april 2011 verspreid in alle Vlaamse gemeenten.<br />

De Lokale Entiteiten bereiken nu bijna 2/3 van de Vlaamse bevolking.<br />

20. Versterken en verbeteren van de marktwerking door een efficiente en<br />

effectieve informatieverlening en communicatie naar de afnemers.<br />

Pagina 46-47<br />

“De VREG ondernam ook specifieke informatiecampagnes naar allochtonen (focus<br />

op de vrije leverancierskeuze, het veranderen van energieleverancier, het recht op<br />

gratis stroom en wat te doen bij een verhuis), gemeentelijke woonloketten, sociale<br />

huisvestingsmaatschappijen, gemeentebesturen en OCMW’s (bekendmaking<br />

dienstverlening van de VREG)<br />

V. Linken met andere beleidsvelden en –niveaus<br />

1. Wisselwerking met andere beleidsdomeinen binnen de Vlaamse Overheid<br />

1.4 Overheidspatrimonium Pagina 51<br />

Het nieuwe voorstel van energie-efficiëntierichtlijn voorziet een jaarlijkse<br />

renovatiedoelstelling van 3% van de totale vloeroppervlakte van de publieke<br />

gebouwen groter dan 250 m 2 .<br />

V. Linken met andere beleidsvelden en –niveaus<br />

3. Wisselwerking met het Lokale niveau Pagina 54<br />

Het VEA pleegt overleg met de lokale overheden via het VVSG en met de<br />

steunpunten duurzaam bouwen in verband met:<br />

- de voorbeeldrol van de overheden bij de realisatie van bijna-energieneutrale<br />

publieke gebouwen, zoals deze wordt geimplementeeerd in het actieplan bijnaenergieneutrale<br />

gebeouwen ter uitvoering van de Europese verplichting hiervoor<br />

vanaf 2019<br />

<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />

<strong>2012</strong><br />

198


- het voorstel tot herziening van de europese richtlijn energie-efficientie, met<br />

de verplichting voor overheidsgebouwen tot jaarlijkse renovatie van 3% van de<br />

oppervlakte van het patrimonium tot het kostenoptimaal niveau.<br />

Aandachtspunten Stedenbeleid<br />

/<br />

Aandachtspunten Inburgering & Integratie<br />

/<br />

<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />

<strong>2012</strong><br />

199


Mobiliteit & Openbare Werken (MOW)<br />

Beleidsbrief MOBILITEIT<br />

1. Aandachtspunten <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />

Verkeersbordendatabank Pagina 35<br />

De inventarisatie van de verticale signalisatie op alle berijdbare wegen in Vlaanderen<br />

is in de zomer van 2011 afgerond. De digitale toepassing waarmee steden en<br />

gemeenten de signalisatie kunnen raadplegen en wijzigen, werd verder<br />

geoperationaliseerd. De toepassing werd in 2011 gebruiksvriendelijker en<br />

performanter gemaakt. Ze zal begin <strong>2012</strong>2011 volledig web-based zijn, zodat alle<br />

wegbeheerders ze gemakkelijker kunnen gebruiken en vooral de data blijvend<br />

kunnen updaten. Het <strong>Agentschap</strong> Wegen en Verkeer werkte in 2011 verder aan de<br />

integratie van de databank in de eigen werking.<br />

Midden 2011 zijn gesprekken opgestart met de twee grootste digitale kaartenmakers<br />

om de data van de Verkeersbordendatabank te kunnen gebruiken voor de opmaak<br />

van hun kaarten (bv. in kaarten zoals die onder andere in gps’en worden toegepast).<br />

In een eerste testfase wordt nagegaan welke data op welke manier<br />

voor de kaartenmakers integreerbaar en relevant zijn.<br />

Ook zal de Verkeersbordendatabank een handig werkinstrument zijn, nu in het<br />

najaar van 2011 aan de hand van twee proefvakken de snelheidsregimes op de<br />

gewestwegen in Vlaanderen onder de loep worden genomen. Dat sluit aan op een<br />

onderzoek binnen het Steunpunt Mobiliteit en Openbare Werken – spoor<br />

Verkeersveiligheid, met de volgende onderzoeksvragen.<br />

Kunnen snelheidsscenario’s worden ontwikkeld om minder trajecten te krijgen<br />

waar er steeds wisselende snelheidszones zijn?<br />

Hoe kan het homogeniseren van snelheden bijdragen tot het verminderen van<br />

verkeersborden?<br />

Een doeltreffend juridisch en organisatorisch kader Pagina 36<br />

“Sinds 1 januari 2008 is Vlaanderen bevoegd voor het toezicht op de aanvullende<br />

reglementen voor de politie over het wegverkeer. Die reglementen passen het<br />

algemeen verkeersreglement aan de plaatselijke omstandigheden aan. Het is<br />

belangrijk dat de kwaliteit van die aanvullende reglementen zo hoog mogelijk is.<br />

We ondersteunen de lokale overheden dan ook met advies en werken aan een<br />

ondersteunende tool om de opmaak van aanvullende reglementen te<br />

vergemakkelijken”<br />

Realisaties 2011<br />

In 2011 zullen, net als in de twee voorgaande jaren, een 2000-tal aanvullende<br />

reglementen zijn opgemaakt. e meeste daarvan komen van de lokale overheden en<br />

werden ter kennisgeving aan de Vlaamse overheid meegedeeld. 15 % heeft<br />

betrekking op gewestwegen en moet daarom ter goedkeuring worden voorgelegd.<br />

<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />

<strong>2012</strong><br />

200


Op jaarbasis heeft de Vlaamse overheid in 2011 ruim 600 adviezen verstrekt. Het<br />

gaat om ondersteuning aan de lokale overheden en politie over procedurele,<br />

vormelijke en inhoudelijke aspecten van aanvullende reglementen, maar ook om<br />

preadviezen voor de aanvullende reglementen over gewestwegen.<br />

De ontwikkeling van de Interactieve Reglementengenerator (IRG), een<br />

ondersteunende tool voor de opmaak van aanvullende reglementen, werd<br />

voortgezet. De toepassing vertrekt van het verkeersteken (uit de bordenbibliotheek<br />

van de Verkeersbordendatabank) dat de gebruiker wil plaatsen. Na selectie van het<br />

gewenste verkeersteken, geeft de tool de mogelijke combinaties die met dat<br />

verkeersteken gemaakt kunnen worden. Aan elke combinatie hangt een eigen unieke<br />

maatregel vast. Door de gewenste maatregel te kiezen, kan de gebruiker vervolgens<br />

de gewenste plaatsbepaling selecteren en eventuele opschriften invullen. Op basis<br />

van die invoer van de gebruiker geeft het IRG een volledig ingevuld artikel. De<br />

procedure wordt herhaald tot alle maatregelen in artikels zijn opgenomen. Zo kan<br />

men de aanpak die men op het terrein voor ogen heeft correct in een ontwerp van<br />

aanvullend reglement weergegeven is.<br />

De huidige toepassing helpt dus in eerste instantie de wegbeheerder om de<br />

aanvullende reglementen snel en juridisch correct op te stellen. Tijdens de<br />

ontwikkeling werd regelmatig een testsessie opgezet met een gebruikersgroep.<br />

Begin juli 2011 is IRG in zijn huidige vorm in productie gegaan. De fase die nu volgt<br />

is er een van real life testen en verwerken van opmerkingen die daaruit voortkomen.<br />

De bedoeling is om de testfase tegen het jaareinde te kunnen afsluiten. De<br />

verzamelde opmerkingen worden dan verwerkt en waar nodig wordt het IRG<br />

aangepast aan eventuele tekortkomingen.<br />

te realiseren <strong>2012</strong><br />

Na aanpassing van de IRG zal de digitale ondersteuningstool ter beschikking komen<br />

van alle steden en gemeenten. De streefdatum is voorjaar <strong>2012</strong>. Ook zal worden<br />

nagegaan of en hoe de IRG bij het <strong>Agentschap</strong> Wegen en Verkeer kan worden<br />

gebruikt. Omdat de verkeersreglementering niet stilstaat, moet ook werk<br />

worden gemaakt van beheersmodules zodat de Vlaamse Overheid, als beheerder<br />

van de IRG, snel en eenvoudig wijzigingen kan aanbrengen. Alleen zo kan de IRG<br />

een volwaardige ondersteuning blijven bieden.<br />

We schenken ook aandacht aan het verdere ontwikkeltraject voor de integratie met<br />

de Verkeersbordendatabank. Doorgedreven analyse en consultatie van de<br />

gebruikersgroepen zal uitmaken welke integratie de voorkeur geniet, mogelijk en<br />

haalbaar is.<br />

Vrachtroutenetwerk Pagina 54<br />

Vrachtwagens rijden zich vast in dorpskernen of te nauwe straten. Het principe van<br />

functionaliteit en homogeniteit van het wegennet moet ervoor zorgen dat de<br />

goederenstromen zoveel mogelijk worden afgewikkeld op wegen die daar goed voor<br />

uitgerust zijn. Voor het vrachtverkeer gaat het in het bijzonder om autosnelwegen en<br />

primaire wegen. Met het vrachtroutenetwerk wil de Vlaamse overheid naast de<br />

toegelaten ook de gewenste routes opbouwen en inrichten.<br />

<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />

<strong>2012</strong><br />

201


Bewegwijzering zal een van de facetten zijn van deze inrichting. Deze zal dan in de<br />

verkeersbordendatabank terechtkomen. Maar ook nu reeds bevat de<br />

verkeersbordendatabank nuttige basisinformatie voorvrachtwagenspecifieke<br />

routering (hoogtebeperkingen, breedtebeperkingen, toegangsbeperkingen, …). De<br />

Vlaamse overheid zal met de digitale kaartenmakers nagaan hoe deze data kan<br />

worden gebruikt (zie ook hoger).<br />

Realisaties 2011<br />

Naar analogie van het in Limburg uitgewerkte ontwerp voor een vrachtroutenetwerk<br />

is nu ook voor de rest van Vlaanderen een bovenlokaal raamwerk uitgetekend, met<br />

de bekende en gewenste vrachtroutes en de bekende knelpunten. Om een<br />

duidelijker beeld te krijgen van de knelpunten op lokaal niveau werden steden<br />

en gemeenten bevraagd. De enquête had een zeer hoge responsgraad. Het<br />

bovenlokaal raamwerk moet de basis vormen voor een verdere detaillering op<br />

regioniveau.<br />

In september 2011 is voor deze verdere regionale detaillering een dienstenopdracht<br />

uitgeschreven. Het bestek vraagt om voor vijf typeregio’s het bovenlokaalraamwerk<br />

verder te detailleren naar het regionale niveau in een door overleg gedragen proces.<br />

Ook moet die oefening vertaald worden in een bewegwijzeringsmodel en<br />

terugkoppeld worden naar het bovenlokaal raamwerk. Verwacht wordt dat eind<br />

2011 nog een gunning mogelijk is om dan van start te gaan met de vijf typeregio’s en<br />

de overige regio’s te laten volgen.<br />

Te realiseren in <strong>2012</strong><br />

Het bovenlokaal raamwerk wordt, regio per regio verder gedetailleerd. Overleg is<br />

hierbij belangrijk om diverse actoren zoals wegbeheerders, steden en gemeenten,<br />

provincies, transportsector, VOKA, POM, …<br />

inspraak te geven en tot een gedragen geheel te komen.<br />

Per regio zal er ook een bewegwijzeringsmodel beschikbaar komen dat door het<br />

<strong>Agentschap</strong> Wegen en Verkeer, voor wat betreft de gewestwegen, zal worden<br />

opgenomen in het algemene bewegwijzeringsbeleid.<br />

Ook worden de mogelijkheden nagegaan om het vrachtroutenetwerk als informatieve<br />

laag te laten doorstromen naar de digitale kaartenmakers.<br />

1.5.3. De regelgeving voor de realisatie van infrastructuurwerken wordt<br />

vereenvoudigd. Pagina 66<br />

Eind vorig jaar heb ik, samen met collega’s Schauvliege en Muyters, de Visienota<br />

inzake het versnellen van investeringsprojecten op de agenda geplaatst. De Vlaamse<br />

Regering nam er akte van op 15 oktober 2010.Momenteel zijn de acties uit de<br />

visienota al voor een aanzienlijk deel geïmplementeerd.<br />

Zo werd o.a. in maart 2011 het Rooilijndecreet aangepast waarbij een rechtszekere<br />

oplossing wordt gecreëerd voor het uitvoeren van isolatiewerken aan gevels van<br />

woningen langs gewestwegen.<br />

Eind 2010 werd een specifiek projectteam Versnelling Investeringsprojecten<br />

opgericht met vertegenwoordigers van de beleidsdomeinen MOW, RWO en LNE,<br />

Kenniscentrum PPS en Team Stedenbeleid. Dat beleidsdomeinoverschrijdende<br />

<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />

<strong>2012</strong><br />

202


projectteam is de motor voor de implementatie van de visienota en de uitvoering van<br />

de acties. Het wordt aangestuurd door een Task Force van leidend ambtenaren<br />

uit de betrokken beleidsdomeinen.<br />

Het belangrijkste luik van de visienota is ongetwijfeld de nieuwe procesaanpak. Het<br />

projectteam heeft na een intensieve participatieve consultatieronde met experts en<br />

strategische adviesraden, en na een ambtelijke en politieke terugkoppeling, een<br />

voorstel van implementatieplan uitgewerkt. Het implementatieplan omvat<br />

onder meer de opmaak van regelgeving, kennisopbouw en communicatie, en<br />

organisatorische maatregelen.<br />

De nieuwe procesaanpak wordt uitvoerig geïllustreerd in een routeplanner met de<br />

zogenaamde ‘drietrapsraket’: van probleemstelling en doelstellingen, over de inbreng<br />

van belanghebbenden en participatie en de afweging en trechtering van<br />

alternatieven, naar de concretisering van de oplossing en de uitvoering.<br />

Communicatie en participatie staan centraal in de nieuwe aanpak. Essentieel is ook<br />

de keuze voor een volledig transparante aanpak. Alle gemaakte keuzes moeten<br />

voldoende worden gemotiveerd en<br />

beargumenteerd.<br />

In het najaar van 2011 zullen we een eerste concept van het kaderdecreet uitwerken<br />

dat de nieuwe procesaanpak omvat. Het kaderdecreet overkoepelt de<br />

desbetreffende sectorwetgeving. De krachtlijnen ervan zijn opgenomen in het<br />

actieplan dat op 22 juli 2011 aan de Vlaamse Regering is voorgelegd. We<br />

leggen in dat kaderdecreet alleen die zaken vast die noodzakelijk zijn voor het<br />

nieuwe proces: de verschillende fases en klikmomenten, verplichtingen door<br />

bijvoorbeeld Europese regelgeving en inzake openbaarheid, hoe beslissingen al dan<br />

niet kunnen worden betwist, enzovoort.<br />

Voor het nieuwe proces is ook een cultuurverandering nodig binnen de Vlaamse<br />

overheid. Samen met de leidend ambtenaren van de entiteiten waak ik erover dat die<br />

noodzakelijke attitudewijziging doorgang vindt.<br />

Zo keurde de Vlaamse Regering op 22 juli 2011 een startnota goed voor de<br />

uitwerking van een ‘unieke omgevingsvergunning’. Die omgevingsvergunning<br />

integreert de stedenbouwkundige vergunning en de milieuvergunning. Intussen werd<br />

ook een aantal minder ingrijpende aanpassingen aan sectorale regelgeving<br />

goedgekeurd die moeten bijdragen tot een versnelde realisatie van<br />

investeringsprojecten.<br />

De projectvergadering biedt de initiatiefnemer de mogelijkheid om een<br />

vergunningsaanvraag te bespreken met de vergunningverlener en met de<br />

adviesverleners. Ik geloof dat de projectvergadering als tijdig vooroverleg ten goede<br />

komt aan initiatiefnemers, maar ook aan de vergunningverlenende en adviserende<br />

overheid. Daarom wil ik het instrument binnen mijn beleidsdomein promoten. De<br />

meeste machtigingen en toestemmingen werden, via de wijziging van tal van<br />

sectorale bepalingen, in de stedenbouwkundige<br />

vergunningsprocedure geïntegreerd.<br />

Samenhangend hiermede dient hier opgemerkt dat op 29 april 2011 de Vlaamse<br />

Regering een nota goedkeurde waarin de gouverneurs expliciet worden<br />

gemandateerd om als commisarissen van de Vlaamse Regering een coördinerende<br />

rol op te nemen in de relaties tussen de lokale besturen en de verschillende<br />

buitendiensten van de Vlaamse overheid.<br />

<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />

<strong>2012</strong><br />

203


Onteigeningen Pagina 67<br />

Voor de realisatie van infrastructuurwerken moet de overheid vaak onroerende<br />

goederen verwerven, zoals gronden, woningen of bedrijven. Daartoe worden<br />

onteigeningsbesluiten genomen. In de praktijk kan de initiatiefnemer meestal een<br />

belangrijk aantal percelen in der minne verwerven. Slechts in een minderheid<br />

van de gevallen komt het tot een onteigening via de rechtbank.<br />

Zowel voor de verwervingen in der minne als voor de gerechtelijke onteigeningen<br />

doet de Vlaamse overheid een beroep op de Patrimoniumdiensten van de FOD<br />

Financiën. De dienst Opmetingen en Waarderingen en de Comités tot Aankoop<br />

staan in voor de opmeting, de waardering, de schatting, de onderhandeling en het<br />

opmaken en afsluiten van een akte.<br />

Ondersteuning<br />

Met de huidige personeelsbezetting kunnen de bovenstaande diensten de door de<br />

Vlaamse overheid gevraagde onteigeningen en minnelijke verwervingen niet<br />

afwerken binnen een redelijke termijn. Daarom werd in overleg met de<br />

Patrimoniumdiensten nagegaan hoe de behandelingstermijnen kunnen worden<br />

beperkt. De volgende twee maatregelen werden afgesproken.<br />

Voor investeringsprojecten en natuurontwikkelingwerken waarvoor een groot aantal<br />

grondverwervingen noodzakelijk is, kan de Vlaamse overheid ondersteunend<br />

administratief personeel en ICT-infrastructuur ter beschikking stellen van het Comité<br />

tot Aankoop. In het verleden werd al een dergelijke ondersteuning aangeboden, en<br />

dat werd door alle betrokkenen als positief ervaren. Als de entiteiten van de Vlaamse<br />

overheid die ondersteuning entiteitoverschrijdend kunnen organiseren, kan de<br />

efficiëntie nog worden verhoogd. Dergelijke ondersteuning blijft echter een adhocoplossing<br />

die project per project met de betrokken Aankoopcommissaris moet<br />

worden afgesproken.<br />

De Patrimoniumdiensten stemden er ook mee in dat de Vlaamse overheid beëdigde<br />

landmeters-expert inschakelt voor de opmeting en de waardering van projecten met<br />

een belangrijk aantal grondverwervingen.<br />

Het volstaat dat de initiatiefnemer en de betrokken Aankoopcommissaris daarover<br />

een akkoord bereiken. De afgelopen jaren werden voor een aantal Vlaamse<br />

projecten al landmeters-experts ingeschakeld, onder meer voor de<br />

grondverwervingen voor de Kempense noord-zuidverbinding en de ontwikkeling van<br />

het regionaal bedrijventerrein Ham Zwartenhoek langs het Albertkanaal. Ook een<br />

aantal lokale overheden deed de afgelopen jaren een beroep op landmeters-experts.<br />

In het kader van de uitvoering van module 13-projecten (aanleg fietspaden langs<br />

gewestwegen door<br />

gemeenten) kunnen gemeenten deze voorbereidende werkzaamheden op zich<br />

nemen en vallen de kosten hiervoor onder de gesubsidieerde kosten van de module.<br />

Dit moet de aanleg van fietspaden langs gewestwegen versnellen.<br />

In overleg met de federaties van landmeters-experts en de Patrimoniumdiensten is<br />

nu een typebestek opgesteld dat binnen de Vlaamse overheid werd verspreid en ter<br />

beschikking zal worden gesteld van gemeentebesturen. Het typebestek kan in de<br />

toekomst ook als basis dienen voor raamcontracten voor opmetingen en<br />

waarderingen.<br />

<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />

<strong>2012</strong><br />

204


Daarnaast levert de dienst Vastgoedakten van het Departement Financiën en<br />

Begroting authentieke akten af die vroeger door de Comités tot aankoop werden<br />

afgeleverd. Dat creëert extra tijd en ruimte.<br />

Regelgeving<br />

De onteigeningswetgeving bestaat uit verschillende federale wetten en decreten die<br />

de federale overheid, de Gemeenschappen en de Gewesten, de provincies, de<br />

gemeenten en overheidsinstellingen de mogelijkheid<br />

geven om tot onteigening over te gaan.<br />

De toepassing van die regelgeving is complex en erg tijdrovend. Daarom<br />

onderzoeken we, in overleg met de federale overheid en de collega’s van andere<br />

gewesten, hoe de federale regelgeving kan worden aangepast<br />

om de onteigeningen te versnellen en de onteigeningsprocedures in te passen in het<br />

verbeterde proces voor investeringsprojecten.<br />

Met de resultaten van het onderzoek kan de Vlaamse Regering de aanpassing van<br />

de onteigeningswetgeving aankaarten op het federale niveau.<br />

1.5.5 Efficiënte inzet van het overheidsapparaat en het vervoerssysteem:<br />

De werking van de mobiliteitsconvenants optimaliseren Pagina 70<br />

Realisaties 2011<br />

Het proces van evaluatie en bijsturing van de gemeentelijke mobiliteitsplannen zet<br />

zich nog steeds door. 300 steden en gemeenten hebben een eerste<br />

conformverklaard mobiliteitsplan. Voor 277 gemeenten (92 %) is dat mobiliteitsplan<br />

vijf jaar of ouder. 255 van die 277 gemeenten (92 %) rondden al de sneltoets af. Bij<br />

de sneltoets kiezen de meeste gemeenten (71 %) voor spoor 2: verbreden en<br />

verdiepen van het bestaande mobiliteitsplan. 20 gemeenten kiezen voor een<br />

vernieuwing van het mobiliteitsplan gebaseerd op een te vernieuwen<br />

beleidsscenario. 51 gemeenten bevestigden hun mobiliteitsplan en beperkten zich tot<br />

de actualisatie van het actieprogramma. Op 4 plaatsen verkozen gemeenten om<br />

samen te werken voor de uitwerking van bovengemeentelijke thema’s. 85<br />

gemeenten, dat is bijna een derde van de gemeenten met een mobiliteitsplan van vijf<br />

jaar of ouder, beschikken al over een tweede generatie mobiliteitsplan.<br />

Daarnaast werden het afgelopen jaar 87 modules afgesloten. 30 % daarvan zijn<br />

fietsinfrastructuurprojecten met een module 13. Ook de implementatie van<br />

verlichtingsprojecten via de module 4, dikwijls in combinatie met<br />

infrastructuurprojecten, blijft hoog scoren. Er werden 16 modules 4 afgesloten<br />

tegenover 3 modules 17 (verlichtingsprojecten buiten de bebouwde kom). In<br />

vergelijking met de voorgaande jaren zijn er iets meer<br />

modules 10 (herinrichting van schoolomgevingen), modules 6 (net houden van<br />

gewestwegen) en modules 3 (herinrichting van doortochten) afgesloten.<br />

De uitwerking van een vernieuwd decretaal en reglementair kader is opgestart. De<br />

basisprincipes van de convenantwerking worden geïntegreerd in het decreet van 20<br />

maart 2009 betreffende het mobiliteitsbeleid. Het gemeentelijk mobiliteitsplan wordt<br />

centraal geplaatst als basis en afsprakenkader voor de mobiliteitsprojecten en –<br />

maatregelen in de gemeente. Het gemeentelijk mobiliteitsplan wordt ook verplicht<br />

gemaakt. Dat geeft geen zware planlast aangezien nagenoeg alle gemeenten al over<br />

een gemeentelijk mobiliteitsplan beschikken.<br />

<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />

<strong>2012</strong><br />

205


Het decreet verankert de regeling tot besluitvorming rond plannen, projecten en<br />

maatregelen en hun financiering. Er wordt een organisatiestructuur en taakverdeling<br />

bepaald waarbinnen voortaan de gemeentelijke begeleidingscommissie de centrale<br />

rol opneemt in de beraadslaging en beslissing over projecten. Bepalingen rond<br />

integrale kwaliteitszorg leggen vast welke projectmethodologie moet worden gevolgd<br />

en hoe de kwaliteitsbewaking gebeurt. De typemodules worden vervangen door een<br />

lijst projectendie het voorwerp uitmaken van een samenwerkings-overeenkomst en<br />

een lijst projecten die in aanmerking komen voor subsidiëring. De decretale<br />

verankering moet ervoor zorgen dat de financiering van mobiliteits-<br />

projecten en het projectproces zelf ook administratief worden vereenvoudigd.<br />

Te realiseren <strong>2012</strong><br />

Het ontwerp van decreet werd na definitieve goedkeuring door de Vlaamse Regering<br />

voorgelegd aan het Vlaams Parlement. De administratie bereidt met externe<br />

juridische ondersteuning het bijbehorende uitvoeringsbesluit voor. Dat proces wordt<br />

begeleid door een kernteam waarin de betrokken entiteiten van de Vlaamse overheid<br />

en VVSG zijn vertegenwoordigd. De ontwerpteksten worden voor formeel advies<br />

voorgelegd aan de Task Force Mobiliteitsconvenant. Er wordt over gewaakt dat het<br />

uitvoeringsbesluit beschikbaar zal zijn op het ogenblik dat het decreet in werking<br />

treedt.<br />

Dit najaar wordt ook het implementatietraject vastgelegd met afspraken voor<br />

communicatie en vorming, te organiseren bij de start van vernieuwde aanpak. Het is<br />

belangrijk om de gemeenten zorgvuldig te informeren<br />

over de gewijzigde procedures. Zowel de gemeentelijke beleidsverantwoordelijken<br />

als de mobiliteitsambtenaren moeten op de hoogte zijn van de principes en<br />

doelstellingen van het duurzame lokale mobiliteitsbeleid, en de belangrijke rol die het<br />

gemeentelijk mobiliteitsplan daarin opneemt. Ook de verantwoordelijkheden en taken<br />

van de gemeentelijke begeleidingscommissie worden gewijzigd: elke<br />

partner krijgt een nieuwe rol. Dat is een aandachtspunt voor de betrokkenen in de<br />

gemeenten en voor alle MOW-personeel dat bijdraagt tot het duurzaam<br />

mobiliteitsbeleid.<br />

Interne staatshervorming Pagina 71<br />

Een consistent beleid inzake mobiliteit en openbare werken, met zijn vele raakpunten<br />

met milieu en ruimtelijke ordening, situeert zich het best op gewestelijk niveau. Toch<br />

kunnen bepaalde facetten van het beleid effectiever op het lokale niveau gebeuren.<br />

In overeenstemming met het subsidiariteitsbeginsel is een eenduidige allocatie van<br />

bevoegdheden aan het gewestelijk, provinciaal en gemeentelijk niveau nodig.<br />

Onder de noemer ‘interne staatshervorming’ zal daarom een aantal taken worden<br />

geheroriënteerd.<br />

De Vlaamse Regering keurde op vrijdag 8 april 2011 het witboek interne<br />

staatshervorming goed. Na het groenboek en het bijbehorende advies en overleg<br />

met de betrokken bestuursniveaus, sectoren en middenveldorganisaties, zijn nu de<br />

definitieve uitvoeringslijnen goedgekeurd.<br />

Via de hervorming van de mobiliteitsconvenants schuift het zwaartepunt op in de<br />

richting van het lokale niveau, door een groter gewicht te hechten aan de<br />

gemeentelijke begeleidingscommissie als forum voor overleg en besluitvorming<br />

tussen de betrokken gemeentelijke en gewestelijke actoren inzake<br />

<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />

<strong>2012</strong><br />

206


mobiliteitsplanning en projecten. Ook een vrijwillige samenwerking tussen<br />

gemeenten is mogelijk om te komen tot een intergemeentelijk mobiliteitsplan of om<br />

samen projecten te realiseren (via de intergemeentelijke begeleidingscommissie).<br />

Zoals de door de Vlaamse Regering goedgekeurde beheersovereenkomst met De<br />

Lijn 2011-2015 vermeldt, zullen de steden en gemeenten meer inspraak krijgen en<br />

actief betrokken worden bij het beleid van De Lijn. Bij de evaluatie van de bestaande<br />

lijnen en de invoering van nieuwe lijnen worden de lokale overheden actief<br />

betrokken, zodat de steden en gemeenten een belangrijkere en meer toonaan-<br />

gevende rol spelen in de uitbouw van een vraaggestuurd aanbod. Dat maakt het<br />

mogelijk om voldoende draagvlak te realiseren.<br />

Sinds het kerntakendebat binnen het kaderdecreet bestuurlijk beleid zijn de<br />

provinciale bevoegdheden met een grondgebonden karakter afgebouwd. Zo werden<br />

de provinciale wegen overgedragen naar het gewestelijk of gemeentelijk niveau. Een<br />

niet-exhausieve lijst van provinciale bevoegdheden inzake mobiliteit in het<br />

witboek interne staatshervorming:<br />

_ beslissingen van de gemeenten goedkeuren rond buurtwegen (in afwachting van<br />

de aanpassing in de<br />

regelgeving),<br />

_ de atlas buurtwegen coördineren,<br />

_ het bovenlokaal fietsbeleid (beheer Bovenlokaal Functioneel Fietsroutenetwerk en<br />

subsidiëring via<br />

het Fietsfonds (cofinanciering provincies-Vlaamse Gewest)<br />

In overleg met de provincies zal een mobiliteitsovereenkomst worden opgesteld met<br />

bijzondere aandacht voor het provinciaal fietsbeleid en het bedrijfsvervoermanagement.<br />

2. EEN KWALITATIEF HOOGSTAANDE EN GOED<br />

DOORDACHTE INFRASTRUCTUUR<br />

2.1 De schakels van het vervoersnetwerk optimaal beheren en<br />

uitbouwen<br />

2.1.1 Het wegennet onderhouden en gericht uitbreiden<br />

Een goed onderhouden wegennet Pagina 74<br />

Het <strong>Agentschap</strong> Wegen en Verkeer werkt tegen 2015 de achterstand weg inzake het<br />

structureel onderhoud op autosnelwegen. AWV opteert ervoor om grotere trajecten<br />

aan te pakken. Zo wordt de hinder voor de weggebruiker beperkt. Er wordt steeds<br />

naar gestreefd om de kwaliteit van de werken zo hoog mogelijk te<br />

krijgen.<br />

Realisaties 2011<br />

Wegdek<br />

In 2010 werd versie 2.2 van het Standaardbestek 250 gepubliceerd. Alle bestekken<br />

voor wegenwerken die vanaf 1 april 2011 door AWV worden aanbesteed, zijn<br />

opgemaakt op basis van die versie. Aansluitend werd een dienstorder opgemaakt<br />

over de keuze van de asfaltmengsels in functie van de wegcategorie en de<br />

bouwklasse. De nieuwe voorschriften moeten mee de kwaliteit van de uitgevoerde<br />

werken garanderen.<br />

<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />

<strong>2012</strong><br />

207


Om de duurzaamheid van het hoofdwegennet te verbeteren, heeft AWV richtlijnen<br />

opgesteld om te bepalen op welke wegvakken een verharding in doorgaand<br />

gewapend beton moet komen. In principe zijn dat de zwaar belaste autosnelwegen<br />

(A14/E17 Antwerpen-Kortrijk, A10/E40 Brussel-Jabbeke, A13/E313<br />

Antwerpen-Lummen, A1/E19 Brussel-Antwerpen-Nederland) en de twee<br />

belangrijkste ringwegen (R0 enR1). In 2010 heeft AWV de technische eisen<br />

opgesteld om werken te laten uitvoeren met een langere waarborgtermijn van 7 à 10<br />

jaar, in plaats van 3 jaar. In 2011 worden de administratieve consequenties<br />

onderzocht om die nadien toe te passen op een drietal projecten.<br />

In 2011 werden er voor ongeveer 170 miljoen euro werken in het kader van<br />

structureel onderhoud uitgevoerd. In de begroting zijn hiervoor middelen voorzien<br />

onder artikelnummer MDU MH210.<br />

Naast het rapport Toestand van het wegennet werd op 18 oktober 2010 een<br />

tussentijds rapport Toestand van de Autosnelwegen voorgesteld. Het rapport<br />

verschijnt in het jaar waarin de meting werd uitgevoerd. Bij de opmaak van het<br />

volgende investeringsprogramma kan dus rekening worden gehouden met de<br />

resultaten van het rapport en worden autosnelwegen in slechte toestand sneller<br />

aangepakt.<br />

De ontwikkeling van een PMS (pavement management system) is lopende. Dat<br />

wegdekbeheersysteem wordt in eerste instantie ontwikkeld voor het<br />

autosnelwegennet. Een eerste versie van het PMS met de opbouw van<br />

de autosnelwegen zal eind 2011 beschikbaar zijn.<br />

Voorbeelden van grote investeringswerken voor structureel onderhoud zijn de<br />

werken op de E17, de E313/E34, het viaduct van Vilvoorde (R0) en de N49<br />

_ Op de E17 tussen het op- en afrittencomplex in Deinze en het klaverblad in<br />

Zwijnaarde (11 km), werd in beide richtingen de verharding tot en met de fundering<br />

uitgebroken en heraangelegd in duurzaam doorlopend gewapend beton. Dit deel van<br />

de E17 was in een heel slechte toestand.<br />

_ Op de E313/E34 werd de eerste spitsstrook tussen de ring van Antwerpen en de<br />

splitsing van de E313 en de E34 in Ranst in gebruik genomen.<br />

_ De E313 wordt in Ham, Tessenderlo en Beringen volledig gerenoveerd. De kosten<br />

bedragen 20 miljoen euro. Om de hinder te beperken, werd in 3 fasen gewerkt.<br />

_ Op de R0 is het viaduct van Vilvoorde aangepakt: sanering, vernieuwing van de<br />

uitzettingsvoegen en waterdichting. De timing en fasering van de verschillende<br />

werken werden op elkaar afgestemd om zo weinig mogelijk hinder te veroorzaken.<br />

_ De werken aan de N49 ten oosten en ten westen van Zelzate zijn een voorbeeld<br />

van de structureelonderhoudsprojecten op het Vlaamse Gewestwegennet. Hier wordt<br />

de verharding vervangen door een doorlopend gewapend betonverharding.<br />

Het Vlaamse wegennet heeft de afgelopen winter veel winterschade opgelopen.<br />

Deze winterschade ontstaat door het bevriezen en uitzetten van water in het asfalt.<br />

Voor de winter 2010-2011 heeft AWV een opdracht<br />

uitgeschreven om tijdens de winter herstellingen uit te voeren met warm asfalt in<br />

plaats van koud asfalt.<br />

Verlichting<br />

De administratie voert regelmatig inventarisaties en inspecties van de wegverlichting<br />

uit. Verlichtingspalen worden continu nagekeken, zowel steekproefsgewijs door<br />

werftoezichters, als structureel bij onderhoud door onderhoudsaannemers. In 2011<br />

werd aan de aannemers de bestaande richtlijnen inzake visuele inspecties<br />

<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />

<strong>2012</strong><br />

208


schriftelijk herinnerd. Het IIR-project werd opgestart. IIR staat voor Inventarisering,<br />

Inspectie en Rapportering. Voor alle wegaanhorigheden wordt een gedetailleerde<br />

inventaris opgemaakt en bijgehouden via een inspectieprogramma en een<br />

tweejaarlijks rapport. Met wegaanhorigheden wordt onder meer bedoeld:<br />

verlichtingspalen, portieken, verkeerslichten, bomen en vangrails. Er wordt een<br />

planning qua timing en budget opgemaakt om verouderde installaties te vernieuwen<br />

in 2011- <strong>2012</strong>. Een verlichtingspaal zal nooit zomaar vervangen worden, de<br />

noodzaak tot vervanging wordt in het kader van de lichtvisie nagekeken.<br />

Bij nieuwe projecten worden, volgens de in het dienstorder MOW/AWV/2010/6<br />

voorziene voorwaarden, kreukelpalen geplaatst. Dat is bijvoorbeeld het geval langs<br />

het nieuwe stuk R25 in Aarschot (55 kreukelpalen), de hertracering van de N19 in<br />

Leuven Noord (22 kreukelpalen), en de nieuwe rotonde op de<br />

N207 in Liedekerke (27 kreukelpalen).<br />

Te realiseren <strong>2012</strong><br />

Wegdek<br />

Voor de winter 2011-<strong>2012</strong> werd opnieuw een opdracht uitgeschreven om tijdens die<br />

periode tijdelijke herstellingen met warm asfalt uit te voeren. De extra inspanningen<br />

om de onderhoudsachterstand op de autosnelwegen weg te werken, worden ook in<br />

<strong>2012</strong> voortgezet.<br />

Ook voor de gewestwegen wordt een PMS ontwikkeld. Bij het beheer van<br />

gewestwegen moet veel meer rekening worden gehouden met andere betrokken<br />

partijen, zoals gemeenten of rioolbeheerders. Daarom zal in een paar pilootdistricten<br />

worden onderzocht hoe PMS bij een groter aantal betrokken partijen kan worden<br />

toegepast.<br />

Verlichting<br />

De uitbouw en implementatie van het project IIR wordt voortgezet.<br />

Veiligheid<br />

Vanaf <strong>2012</strong> zal het <strong>Agentschap</strong> Wegen en Verkeer de procedures van het decreet en<br />

Besluit van de Vlaamse Regering omtrent het beheer van de verkeersveiligheid van<br />

weginfrastructuur integreren in zijn bedrijfsprocessen. Zo zal het agentschap voor de<br />

wegen die deel uitmaken van het Trans-Europees netwerk<br />

de regelgeving correct kunnen toepassen.<br />

Winterdienst<br />

Realisaties 2011<br />

Naar aanleiding van de winter 2009-2010 maakte het <strong>Agentschap</strong> Wegen en Verkeer<br />

met diverse belanghebbenden afspraken over een verbeterde samenwerking tijdens<br />

extreme winterse omstandigheden. Het Winteractieprotocol (WAP) is daarvan het<br />

resultaat. Dat WAP is grondig getest tijdens de winterperiode 2010-2011 en<br />

resulteerde in een betere verkeersdoorstroming bij sneeuw en gladheid. In het<br />

voorjaar van 2011 werd het WAP met de diverse partijen geëvalueerd en waar nodig<br />

bijgestuurd.<br />

<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />

<strong>2012</strong><br />

209


Tijdens de winter van 2010-2011 publiceerde het <strong>Agentschap</strong> Wegen en Verkeer<br />

informatie over de winterdienst op de website www.wegenenverkeer.be. De site gaf<br />

onder andere een overzicht van de prioritaire strooiroutes. Daarnaast gaven AWV en<br />

het Vlaams Verkeerscentrum dagelijks via verschillende media informatie en tips<br />

voor weggebruikers.<br />

Te realiseren <strong>2012</strong><br />

AWV besteedt veel aandacht aan de problematiek van het zouttekort bij<br />

aanhoudende extreme winterse omstandigheden. Zuinig omspringen met het<br />

beschikbare zout is een van de oplossingen. Dat heeft niet alleen zijn voordeel in<br />

tijden van zoutschaarste maar is ook beter voor het milieu. Daarom werk ik aan een<br />

plan om de verouderde strooiers te vervangen door moderne zuinige strooiers die<br />

uitgerust zijn met een automatische aansturing. Die besparen 20 % zoutverbruik per<br />

rit. De komende 4 jaar worden de resterende verouderde strooiers vervangen.<br />

Voorts heeft AWV een zoutloods gehuurd zodat de opslagcapaciteit voor de<br />

komende winter is opgelopen tot 42.000 ton smeltmiddelen. AWV bereidt ook<br />

proefprojecten voor om op fietspaden sneeuw te ruimen en te pekelen in één<br />

passage.<br />

Bijzondere aandacht gaat naar het sneeuwvrij maken van fietspaden op<br />

hoofdfietsroutes in samenwerking met de lokale besturen<br />

Investeren in capaciteitsuitbreiding en wegwerken van missing links Pagina 76<br />

We maken verder werk van nog ontbrekende maar noodzakelijke schakels in ons<br />

wegennet, de zogenaamde missing links, en enkele bottlenecks. Ook belangrijke<br />

ringwegen staan op het programma. De voortgang in deze dossiers wordt<br />

gerapporteerd via de jaarlijkse projectfiches.<br />

Realisaties 2011<br />

Missing links Via-Invest (PPS)<br />

Voor het project Noordelijke ontsluiting naar de luchthaven van Zaventem is de<br />

uitvoering lopende.<br />

Momenteel zijn de fly-over en de fietserstunnel in opbouw en werkt men aan de<br />

afwerking van de noordoostelijke<br />

lus van het complex. De opgelopen vertragingen hebben tot nu toe nog geen impact<br />

gehad op het kritisch pad, waardoor men ervan mag uitgaan dat de infrastructuur<br />

eind februari <strong>2012</strong> beschikbaar zal zijn.<br />

Voor het project noord-zuidverbinding Kempen (N19 tot E313 Kasterlee) is Via-<br />

Kempen aangeduid als voorkeursbieder. De gunning vond plaats op 17 juni 2011.<br />

Momenteel voeren de nutsmaatschappijen de voorbereidende werken uit en zijn de<br />

werken voor de minderhinderkruispunten gestart.<br />

Voor het project noord-zuidverbinding in Limburg lag het kennisgevingsdossier van<br />

het project-MER ter inzage tot 24 oktober 2010. Op 22 maart 2011 vond de<br />

richtlijnvergadering plaats. Het project-MER bevindt<br />

zich in eindfase.<br />

Parallel met de lopende procedures werd in 2010 het referentieontwerp afgerond en<br />

konden geïnteresseerde consortia hun kandidatuur indienen. De Vlaamse Regering<br />

<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />

<strong>2012</strong><br />

210


hechtte op 17 december 2010 haar goedkeuring aan het selectieverslag en liet de<br />

geselecteerde kandidaten toe tot de gunningsfase. Medio augustus 2011 is<br />

de eerste offerteronde ingegaan met de indiening van de dossiers van de kandidaatconsortia.<br />

Voor het project R4-Zuid werd eind september een aangepaste bouwvergunning<br />

verleend. Momenteel zijn de voorbereidende werken lopende, zijnde het<br />

archeologisch onderzoek, de verplaatsing van de nutsmaatschappijen, de afbraak<br />

van de woningen en de overige onteigeningen. Ook hier is de voorkeursbieder voor<br />

de werken bekend. Rekening houdend met de voorbereidingstijd voor de<br />

opdrachtnemer zullen de werken vermoedelijk starten in het voorjaar van <strong>2012</strong>.<br />

De nieuwe A11 havenrandweg zuid naar Zeebrugge werkt de ontbrekende schakel<br />

weg tussen de N31 in Brugge en de N49 in Westkapelle. Zo wordt de bereikbaarheid<br />

van de haven en de kust verbeterd en stijgt tegelijk de leefbaarheid in de omliggende<br />

gemeenten. In 2010 werd het referentieontwerp afgerond en konden geïnteresseerde<br />

consortia hun kandidatuur indienen. De onderhandelingen zijn dus opgestart.<br />

De aanleg van de A11 zorgt voor een versnippering van landbouwpercelen. Daarom<br />

wordt een gebruiksruilproject opgezet om de negatieve gevolgen voor de<br />

landbouwers te milderen. Het is de eerste keer in Vlaanderen dat dat voor een<br />

infrastructuurdossier gebeurt. De gebruiksruil wordt gerealiseerd in<br />

samenwerking met de VLM (Vlaamse Landmaatschappij).<br />

Na de workshops met de adviesverlenende instanties eind 2010 vonden in 2011 de<br />

ontwerptekstbesprekingen van het plan-MER N60 plaats. De knooppuntoplossingen<br />

zullen in <strong>2012</strong> worden onderzocht tijdens het project-MER-proces. Tegelijk worden<br />

het RUP en het bestek opgemaakt.<br />

Andere missing links<br />

Sinds de ingebruikname van de nieuwe bruggen op het knooppunt Lummen<br />

(E313/E314) eind november 2010 zijn er geen files meer geconstateerd.<br />

In de zomer van 2010 is het structureel onderhoud op de E40 van Sterrebeek tot<br />

Bertem uitgevoerd. Voor de herinrichting met een vierde rijstrook wordt een project-<br />

MER uitgevoerd. Momenteel loopt de mobiliteitsstudie die input zal leveren voor het<br />

project-MER. De studie, in opdracht van het Vlaams Verkeerscentrum, wordt<br />

regelmatig met de betrokken actoren binnen de diverse administraties besproken en<br />

bijgestuurd.<br />

De A12 Boom-Brussel wordt omgebouwd tot een snelweg. De aanbestedingen voor<br />

de ontwerpstudie en het MER zijn gepubliceerd. Na goedkeuring van de<br />

dienstopdrachten kunnen beide studies van start gaan. Om de ontsluitingsproblemen<br />

van de omringende bedrijven op te lossen, zal de ontwerper de optie van een<br />

zwevende rotonde boven de A12 verder uitwerken.<br />

De plan-MER-procedure om de A8 in Halle om te vormen tot een autosnelweg is in<br />

2011 opgestart. Ze wordt samen uitgevoerd met de MER-procedure voor het<br />

afbakeningsproces van het kleinstedelijk gebied rond Halle door de provincie<br />

Vlaams-Brabant. Voor een deel van het tracé werd al een voorontwerp<br />

<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />

<strong>2012</strong><br />

211


opgemaakt. De belangrijkste elementen van het voorontwerp zijn een tunnel van<br />

ongeveer 2 kilometer lang en een aanpassing van het aansluitingscomplex met de<br />

R0.<br />

De studie voor de aanpassing knooppunt 2 (Rieme-Noord) op de R4-west is lopende<br />

en de projectnota werd op de PAC goedgekeurd. Voor het kruispunt van de<br />

Zeeschipstraat met de R4 in Evergem is het grondmechanisch onderzoek in<br />

uitvoering. De technische studie wordt eind 2011 op de markt gebracht. Het<br />

programma voor de ombouw van R4-Oost wordt verder gezet.<br />

Met het oog op de omvorming van de N49 tot snelweg (van Westkapelle tot Zelzate)<br />

is de aanleg gestart van ventwegen op het grondgebied Damme. Het MER schrijft<br />

een aantal ingrepen voor die vooraf moeten gebeuren. Omdat de aanleg van de N49<br />

onder de Vredestraat in Damme niet onderzocht werd in het vorige MER, wordt nu<br />

nagegaan welke MER en RUP-procedures moeten worden gevolgd. In 2010 zijn de<br />

werken gestart op de N31 in Brugge, waar de kruispunten met de Legeweg en de<br />

Koning Albert I-laan worden hervormd tot ongelijkgrondse kruisingen. Op die manier<br />

worden twee gevaarlijke kruispunten veiliger gemaakt en komt er een betere<br />

doorstroming op de Expresweg. Boven de rotonde op de Koning Albert I-laan komt er<br />

een fietsers- en voetgangersbrug. Ook de dossiers voor de kruispunten van de N31<br />

met de Chartreuzeweg en de Bevrijdingslaan zijn in voorbereiding. Het is de<br />

bedoeling om het dossier van de Chartreuzeweg eind 2011 te kunnen aanbesteden.<br />

Er werd een studie opgestart die de technische en stedenbouwkundige haalbaarheid<br />

van de heraanleg van de doortocht in Lissewege onderzoekt. Die studie zal tegen het<br />

najaar 2011 afgerond zijn.<br />

In 2010 werd een project-MER-studie (inclusief optimalisatiestudie) van de N8 Ieper-<br />

Veurne aanbesteed. De studie is momenteel lopende. Al in 2009 werden de eerste<br />

stappen gezet voor de onteigening. De sloop van een tiental woningen start in het<br />

najaar 2011.<br />

Het project R11–N171 is een onderdeel van het Masterplan 2020 en omvat 3<br />

onderdelen:<br />

de vertunneling van de R11 tussen de aansluitingen met de E19 en E313,<br />

de verbinding N10-R11 in Mortsel,<br />

ontsluiting van de Rupelzone naar de A12 door de N171.<br />

Het project van de R11 moet prioritair worden aangepakt om de leefbaarheid van de<br />

dichtbevolkte zuidoostrand te verbeteren. Als eerste concreet project zal ter hoogte<br />

van de luchthaven van Antwerpen een volledige ondertunneling worden uitgevoerd.<br />

Die wordt zo geconcipieerd dat een latere verlenging mogelijk is. De bouwkost zal<br />

sterk afhankelijk zijn van het project dat na het doorlopen van het plan-MER als<br />

meest wenselijke alternatief uit de bus komt. Een van de te onderzoeken<br />

alternatieven voorziet in een gecombineerde aanleg spoor/weg in het openbaar<br />

domein van de R11.<br />

Ik heb de Antwerpse gouverneur eind 2010 verzocht om de opmaak van een nieuw<br />

streefbeeld te begeleiden in overleg met de betrokken gemeenten en alle<br />

<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />

<strong>2012</strong><br />

212


stakeholders. Met dat streefbeeld wil de Vlaamse overheid in overleg met de<br />

verschillende partners een visie ontwikkelen voor de R11, zowel voor de lokale<br />

bovengrondse R11 als voor de vertunnelde doorgaande R11 (vanaf nu R11bis<br />

genoemd).<br />

Het is mogelijk dat Infrabel bij een gedeelte van de R11 betrokken wordt, als een van<br />

de varianten van de MER-studie voor de tweede ontsluiting van de Antwerpse Haven<br />

wordt gekozen. De streefbeeldstudie zal tegen oktober afgerond zijn. Vóór het<br />

jaareinde zal de tunnel aan de luchthaven aanbesteed worden. In <strong>2012</strong><br />

zal de plan-MER-procedure starten.<br />

Te realiseren <strong>2012</strong><br />

Missing links Via-Invest (PPS)<br />

Volgens planning worden in <strong>2012</strong> de Noordelijke ontsluiting van de luchthaven en de<br />

werken aan de verkeerswisselaar in Lummen afgerond. De werken van het project<br />

noord-zuidverbinding Kempen en de R4-Zuid worden zijn in <strong>2012</strong> normaliter lopende.<br />

Voor de projecten A11 en de noord-zuidverbinding Limburg loopt de onderhandelings<br />

fase. In <strong>2012</strong> start de procedure voor het project-MER voor de omleiding van Ronse<br />

(N60). Parallel wordt het referentieontwerp met DBM-bestek opgemaakt. Indien nodig<br />

wordt ook het RUP opgestart.<br />

Andere missing links<br />

Voor het ombouwen van de A12 Boom-Brussel tot autosnelweg wordt in <strong>2012</strong> het<br />

project-MER afgerond en wordt de ontwerpstudie voortgezet. In de loop van <strong>2012</strong> zal<br />

het project-MER worden opgestart voor de omvorming van de A8 in Halle tot<br />

autosnelweg.<br />

Het Masterplan 2020 bevat een aantal maatregelen die de mobiliteit in het Waasland<br />

moeten verbeteren. Dat luik omvat de oostelijke tangent in Sint-Niklaas:<br />

verbindingsweg E34-N70 en parallelwegen tussen Sint-Niklaas en Zwijndrecht. Voor<br />

die twee laatste deelprojecten wordt een conceptontwerp opgemaakt.<br />

De oostelijke tangent vormt het sluitstuk van de ring rond Sint-Niklaas, tussen de N70<br />

en E17, langs de spoorlijn Sint-Niklaas-Puurs. In een eerste fase wordt een nieuwe<br />

verkeerswisselaar (Sint-Niklaas oost) gebouwd en worden de laterale wegen langs<br />

de E17 aangepast en verlengd tot op de nieuwe verkeerswisselaar. In een tweede<br />

fase wordt de verbindingsweg aangelegd tussen de nieuwe verkeerswisselaar en de<br />

N70-R42. Die verbindingsweg wordt een weg met één rijstrook in beide richtingen<br />

en een ontwerpsnelheid van 70 km/u.<br />

De voorbereiding van de realisatie van de Handelsdokbrug wordt verder gezet,<br />

waarbij aansluitend gestreefd wordt naar een spoedige start van de werken.<br />

Oosterweelverbinding<br />

De concrete stand van zaken met betrekking tot de Oosterweelverbinding wordt<br />

gerapporteerd in de zesmaandelijkse voortgangsrapporten met betrekking tot het<br />

<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />

<strong>2012</strong><br />

213


Masterplan 2020 in de Commissie Mobiliteit en Openbare Werken van het Vlaams<br />

Parlement.<br />

Minder hinder en optimale planning en afstemming van wegenwerken<br />

Pagina 79<br />

De laatste jaren zijn heel wat maatregelen genomen om de hinder bij<br />

wegwerkzaamheden te beperken en zo het draagvlak voor werken te vergroten.<br />

Concreet gebeurt dat door:<br />

externe bereikbaarheidsadviseurs aan te stellen die het aanspreekpunt vormen<br />

voor de burger en de handelszaken,<br />

interne communicatieverantwoordelijken in te zetten om tijdig, duidelijk en beter te<br />

communiceren naar burger en weggebruiker,<br />

waar mogelijk alternatieve uitvoeringsmethodes te gebruiken die minder hinder<br />

veroorzaken en de faseringen aan de noden van de omgeving aan te passen.<br />

Onderhoudswerken op autosnelwegen mogen bijvoorbeeld alleen in de daluren<br />

worden uitgevoerd.<br />

Op 15 september 2009 ondertekende ik het minderhinderprotocol, samen met het<br />

<strong>Agentschap</strong> Wegen en Verkeer, het Vlaams Verkeerscentrum en de organisaties<br />

Touring, VAB, Transport en Logistiek Vlaanderen, Febetra, UPTR, Unizo, Voka, NSZ<br />

en NAVB. De partners komen driemaandelijks samen om alle belangrijke<br />

wegenwerken op autosnelwegen en primaire wegen te bespreken. Zo kan AWV<br />

vooraf communiceren over de geplande werken en hebben de protocolpartners de<br />

mogelijkheid om suggesties en verbetervoorstellen te doen voor de timing en de<br />

organisatie van de werken.<br />

Realisaties 2011<br />

Het <strong>Agentschap</strong> Wegen en Verkeer bepaalt na overleg met het Verkeerscentrum en<br />

het Coördinatiepunt Wegenwerken (CPW) de meest aangewezen<br />

minderhindermaatregelen.<br />

Voor de meest hinderlijke projecten voert AWV, boven op het gewone<br />

driemaandelijkse overleg, een apart overleg met de protocolleden, om grondig te<br />

overleggen over projectgebonden hinder en eventueel het bestek aan te passen.<br />

Voor het structureel onderhoud op de E17 en op de E34 informeerde de leidend<br />

ambtenaar van het <strong>Agentschap</strong> Wegen en Verkeer de protocolleden rechtstreeks<br />

over de werken. Alle partijen ervaren dat als positief. Een dergelijk overleg werd ook<br />

gevoerd voor de werken aan het viaduct te Vilvoorde. Mede door de intensieve<br />

informatiecampagnes rond die werven bleef de hinder al bij al beperkt.<br />

Voor de werken aan het viaduct van Vilvoorde en voor de werken aan de<br />

verkeerswisselaar in Lummen heeft het <strong>Agentschap</strong> Wegen en Verkeer een<br />

signalisatiesimulator gebruikt om vooraf in te schatten of designalisatie duidelijk<br />

genoeg was. Op basis daarvan werden de signalisatieplannen aangepast. Voor de<br />

werken in Vilvoorde maakten de protocolleden deel uit van het testpanel van de<br />

signalisatiesimulator.<br />

Sinds dit jaar heeft AWV een dienstorder om de hinder tot een minimum te beperken.<br />

Het bevat enerzijds richtlijnen over hinder op autosnelwegen en over de aanpassing<br />

<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />

<strong>2012</strong><br />

214


van de tijdsvensters. Uitgangspunten zijn een goede planning, en een doordachte<br />

fasering en uitvoeringswijze.<br />

Tijdens de werken aan het viaduct van Vilvoorde zijn verschillende werven in de<br />

ruime omgeving niet voortgezet of opgestart. De werken aan het viaduct zijn<br />

uitgebreid aangekondigd via radiospots en een insert in een weekblad, maar ook via<br />

de website, elektronische nieuwsbrieven en sms. Er waren ook aankondigingen op<br />

VMS-borden boven de snelweg in Vlaanderen, Wallonië en het Brussels<br />

Hoofdstedelijk Gewest.<br />

Er wordt een evaluatie gemaakt van de grote werken om na te gaan waar eventueel<br />

nog ruimte voor verbetering is.<br />

Dankzij een nieuwe informaticatool kan AWV omleidingen en faseringen van werken<br />

publiceren op de website van het Coördinatiepunt Wegenwerken. Op dit ogenblik zijn<br />

meer dan 4700 werken ingegeven in de databank van het Coördinatiepunt<br />

Wegenwerken. De databank bevat ook informatie over werken op gemeentewegen.<br />

Op basis van die gegevens en afspraken tussen de verschillende opdrachtgevers,<br />

worden de werken beter op elkaar afgestemd en kon de hinder in 2011 bij 110<br />

werven worden beperkt.<br />

De website www.wegenwerken.be, die gebaseerd is op de databank, is ook voor de<br />

burger een belangrijke informatiebron over wegenwerken en kreeg in 2011 een<br />

volledig nieuw kleedje. De website kreeg in 2011 gemiddeld 1200 unieke bezoekers<br />

per dag. Dat is een verdubbeling ten opzichte van 2010.<br />

We doen belangrijke inspanningen om de gemeenten te informeren over het CPW.<br />

De ontwikkeling van het Generiek Informatie Platform Openbaar Domein (GIPOD) -<br />

een databank waarin alle mogelijke informatie over het openbaar domein kan worden<br />

opgenomen – zal het gebruik van het CPW zeker bevorderen.<br />

Het Vlaams Instituut voor Mobiliteit (VIM) heeft een minderhinderdraaiboek opgesteld<br />

voor alle wegen. De aanbevelingen gaan uit van een minderhindertoets: een<br />

checklist voor elk soort weg.<br />

Te realiseren <strong>2012</strong><br />

De bestaande initiatieven voor minder hinder worden voortgezet, aangevuld en<br />

verfijnd. Ook de activiteiten van het CPW worden verder uitgewerkt.<br />

Bij werken langs autosnelwegen zal per project een minderhinderrapport worden<br />

opgemaakt dat gevalideerd wordt door de minderhinderwerkgroep. Bij grote werken<br />

worden het projectmatige protocoloverleg en informatiecampagnes voortgezet.<br />

Waar mogelijk zal optimaal gebruik worden gemaakt van dynamische<br />

sturingssystemen met mobiele borden of via het intussen uitgebreide netwerk van<br />

vaste informatieschermen op de portieken boven de weg. Het <strong>Agentschap</strong> Wegen en<br />

Verkeer zal voor werken met grote hinder systematisch de mogelijkheden<br />

onderzoeken om real-time informatie aan te bieden. De volgende stap in de uitbouw<br />

van het CPW is dat andere initiatiefnemers, zoals Infrax, TMVW, Infrabel of W&Z de<br />

werken systematischer gaan invoeren in de databank.<br />

De implementatiefase van de eerste fase van het GIPOD wordt in <strong>2012</strong> afgerond.<br />

<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />

<strong>2012</strong><br />

215


AWV zal de aanbevelingen uit het minderhinderdraaiboek van het VIM verfijnen en<br />

implementeren. In <strong>2012</strong> zorgt het <strong>Agentschap</strong> Wegen en Verkeer voor een tijdige,<br />

duidelijke en goede communicatie met alle verkeersdeelnemers. Op die manier is de<br />

burger altijd op de hoogte van de geplande werken en de eventuele hinder.<br />

2.1.2 Fiets- en voetpaden die veilig stappen en trappen mogelijk maken<br />

Pagina 82<br />

Realisaties 2011<br />

In 2011 heb ik voor het eerst een meerjareninvesteringsprogramma<br />

fietsinvesteringen goedgekeurd: het IFI 2011-2014. Om praktische redenen wordt het<br />

IFI als rollend meerjarenprogramma afgestemd op de goedgekeurde<br />

investeringsprogramma’s van het <strong>Agentschap</strong> Wegen en Verkeer, Waterwegen en<br />

Zeekanaal NV, nv De Scheepvaart, het <strong>Agentschap</strong> Maritieme Dienstverlening en<br />

Kust en De Lijn. Ook met de subsidieprojecten van het departement MOW (afdeling<br />

Beleid Mobiliteit en Verkeersveiligheid) wordt afstemming gezocht.<br />

Een rollend meerjarenprogramma over een periode van 3 jaar heeft als voordeel dat<br />

er meer zekerheid is over toekomstige investeringen, inclusief reserveprogramma,<br />

zodat alle beschikbare kredieten effectief worden benut. Dat maakt het mogelijk om<br />

sneller te starten met de voorbereiding (onder meer onteigeningen).<br />

Voorbeelden van dergelijke projecten zijn te vinden op www.mobielvlaanderen.be/ifi.<br />

Aan het Zennegat in Mechelen zijn in het najaar van 2011 de bruggen over het<br />

kanaal Leuven-Dijle en de Zenne voltooid. De geautomatiseerde beweegbare brug<br />

over het kanaal Leuven-Dijle wordt door W&Zingeschakeld in de centrale<br />

afstandsbediening. In Vilvoorde werd de technische studie opgestart voor de<br />

bouw van een fietsbrug over het Zeekanaal Brussel–Schelde. Verder is de bouw van<br />

de Damiaanbrug over de Dijle tussen Tremelo en Haacht begonnen en werd de<br />

bouw van een fietsbrug over de Demer in Aarschot.<br />

Over de Zuidervaart in Brugge werd, ter hoogte van de Lurquinstuw, een nieuwe<br />

fietsbrug aangelegd. De ontwerpstudies zijn opgemaakt van de fietsbrug over de<br />

IJzer in Alveringem, van de fietsbrug over het Kanaal Nieuwpoort-Duinkerke in<br />

Adinkerke en van de onderdoorgang onder de Ter Platenbrug in Gent. Op<br />

verschillende plaatsen langs de Bovenschelde werd het jaagpad heraangelegd of<br />

hersteld om een veilig gebruik mogelijk te maken.<br />

De convenantprocedure wordt in 2011 opnieuw uitgetekend. Daarbij komt de nadruk<br />

van het overlegmodel op het niveau van de GBC te liggen. Ook de subsidieregeling<br />

wordt herzien.<br />

Het nieuwe fiets-GIS werd in het najaar 2011 voorbereid. De gegevens in de<br />

databank zullen jaarlijks worden geactualiseerd, zodat we de uitrol op het terrein van<br />

het BFF nauwgezet kunnen opvolgen.<br />

In september 2011 vond het derde Fietscongres plaats dat de laatste ontwikkelingen<br />

op het vlak van het fietsbeleid in Vlaanderen presenteerde. Op het Fietscongres<br />

werd de verkiezing van een Fietsstad en Fietsgemeente <strong>2012</strong> aangekondigd. De<br />

kandidaatstelling zal in het najaar van 2011 plaatsvinden.<br />

<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />

<strong>2012</strong><br />

216


Te realiseren <strong>2012</strong><br />

De projecten uit het meerjareninvesteringsprogramma IFI worden jaar na jaar<br />

uitgevoerd. In <strong>2012</strong> wordt volgens de gangbare principes van een rollend<br />

meerjarenprogramma, een bijgesteld IFI <strong>2012</strong>-2015 opgesteld. Een<br />

accentverschuiving is dat het Vlaamse Gewest zelf opnieuw meer fietspaden aanpast<br />

of aanlegt. Gemeenten blijven nog altijd een belangrijke partner om een<br />

aaneensluitend fietsnetwerk te creëren.<br />

Het zwaartepunt van hun werkzaamheden zal echter meer en meer komen te liggen<br />

op Fietsfondsprojecten langs gemeentewegen, en minder op convenantgebonden<br />

modules voor de subsidiëring van fietspaden langs gewestwegen.<br />

W&Z zal in <strong>2012</strong> werk maken van een aantal bijkomende vernieuwingen, zoals de<br />

aanleg van jaagpaden in het binnengebied van het GOG Kruibeke-Bazel-<br />

Rupelmonde, de bouw van een nieuwe fietsbrug over de Grote Nete in Hulshout–<br />

Houtvenne en de bouw van een nieuwe fietsbrug over de Dijle ter hoogte van de<br />

Hanenwijk in Werchter. De Damiaanbrug over de Dijle tussen Tremelo en Haacht<br />

wordt afgewerkt. Hetjaagpad op de linkeroever van de Dijle tussen Werchter en<br />

Haacht wordt verhard.<br />

In <strong>2012</strong> zal binnen het Landrinrichtingsproject De Westhoek, de houten fietsbrug<br />

over de IJzer worden gebouwd ter hoogte van de Haringebeek in Alveringem. Over<br />

het kanaal Nieuwpoort-Duinkerke wordt in Adinkerke een nieuwe fietsbrug gebouwd.<br />

In Gent wordt de onderdoorgang onder de Ter Platenbrug gerealiseerd. De<br />

ontwerpstudie voor de fietsbrug over de Bovenschelde in Avelgem is voorzien. Die<br />

brug verbindt de Trimaarzate in Avelgem, op een oude spoorwegbedding, met het<br />

RAVEL-fietsnetwerk in Wallonië.<br />

De tweede fase van het jaagpad langs de Oostkaai in Ieper wordt gerealiseerd. Het<br />

pad maakt een veilige woon-werkverbinding mogelijk met het lokale bedrijventerrein.<br />

In <strong>2012</strong> wordt de studie van de fietsbrug over het Zeekanaal Brussel-Schelde te<br />

Vilvoorde voorzien.<br />

Langs het kanaal Dessel-Turnhout-Schoten wordt tussen brug 8 Rijkevorsel en brug<br />

9 Sint-Lenaarts een nieuw jaagpad aangelegd.<br />

In het kader van de groenpool Parkbos in Gent worden de nodige voorbereidingen<br />

getroffen in functie van de geplande realisatie van de Parkbosbruggen in 2013.<br />

Dit heeft binnen AWV impact op de artikelnummer MDU/3MH-E-2-D/WT.<br />

Investeringen in deze acties hebben bij nv De Scheepvaart impact op het<br />

artikelnummer MB0/1MG-E-5- Z/IS (investeringsdotatie <strong>2012</strong> : 54.875.000 euro).<br />

De kwaliteit van bestaande en nieuwe fietsvoorzieningen verhogen. Ik vind het heel<br />

belangrijk dat we bij de (her)aanleg van wegen, inclusief fietspaden, specifiek<br />

aandacht besteden aan veilige voorzieningen voor voetgangers, fietsers en<br />

motorrijders. Meer in het algemeen moeten we aandacht blijven hebben voor een<br />

verkeersveilige weginrichting en –uitrusting voor alle weggebruikers.<br />

Realisaties 2011<br />

<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />

<strong>2012</strong><br />

217


Sinds 2007 voert het <strong>Agentschap</strong> Wegen en Verkeer visuele inspecties uit van het<br />

comfort van fietspaden langs gewestwegen. In 2009 werden de inspecties een<br />

tweede maal uitgevoerd en in 2011 werden opnieuw alle fietspaden geïnspecteerd.<br />

De inspecteurs letten onder meer op problemen met waterafvoer, overgroeiing,<br />

obstakels, lokale en globale oneffenheden en langse gebreken.<br />

De uitgebreide inspecties worden verwerkt in het rapport Staat van de fietspaden. In<br />

2011 wordt het rapport uitgebreid en zal het ook informatie geven over de<br />

conformiteit met de richtlijnen van het Vademecum Fietsvoorzieningen met<br />

betrekking tot de veiligheid van de fietspaden.<br />

In april 2011 werd de nieuwe vlakheidsnorm uit het Standaardbestek 250van kracht<br />

voor fietspaden.<br />

Het pilootproject met 5 trillingsmeetfietsen, uitgevoerd door de Fietsersbond, werd in<br />

2011 met succes afgerond. De meetfietsen, ontwikkeld door de KU Leuven, werden<br />

nog verbeterd door ze uit te rusten met een derde sensorwiel zodat de metingen<br />

onafhankelijk van de eigenschappen van de bestuurder gebeuren.<br />

De kwaliteit (comfort en veiligheid) van 1.300 km fietspaden in 16 proefgemeenten<br />

werd gemeten. Vooral op het vlak van trillingscomfort lagen de meetwaarden te laag.<br />

Nieuwe richtlijnen in het Vademecum Fietsvoorzieningen en de sensibilisering van<br />

wegbeheerders en aannemers moeten verbetering brengen.<br />

Ik heb er net als de vorige jaren op aangestuurd dat de fietspaden een gerichte<br />

schoonmaakbeurt krijgen.<br />

Voor het eerste jaar vond een veegactie in de lente plaats en voor het vierde jaar een<br />

veegactie bij het begin van het nieuwe schooljaar. Het <strong>Agentschap</strong> Wegen en<br />

Verkeer plant de gerichte veegacties standaard in. De VVSG spoort de steden en<br />

gemeenten aan om bij de start van het nieuwe schooljaar veegacties op<br />

gemeentelijke fietspaden uit te voeren.<br />

Het Meldpunt Fietspaden registreerde in 2010 1.607 meldingen. In 78,1 % van de<br />

gevallen volgde een reactie van de wegbeheerder (gemeente of gewest) via het<br />

meldpunt. Voorbeelden van investeringen om fietspaden te verbeteren, zijn te vinden<br />

op www.mobielvlaanderen.be/ifi. W&Z heeft in 2011 het jaagpadherstel langs de<br />

Vlaamse waterwegen voortgezet. Langs het Zeekanaal Brussel-Schelde werd het<br />

jaagpad vernieuwd op de linkeroever tussen Humbeek en Zemst. Op het kanaal<br />

Leuven-Dijle zijn in 2011 verschillende delen van het jaagpad hersteld, zoals op<br />

linkeroever in Herent tussen Cargill en de zwaaikom over een afstand van 1.000 m,<br />

en op rechteroever tussen sluis Kampenhout en sluis Boortmeerbeek over een<br />

afstand van 3.300 m. W&Z heeft ook een nieuwe fietsbrug over de Dijle in Rotselaar<br />

gebouwd.<br />

De eerste fase van het fietspad langs de Oostkaai in Ieper is gerealiseerd. Een<br />

nieuwe fietsbrug werd geplaatst over het kanaal Plassendale-Nieuwpoort ter hoogte<br />

van het Plassendale-sluizencomplex. Ze herstelt een fietsverbinding die al jaren<br />

onderbroken was. De bouw van de fietsbrug over de Durme te Lokeren werd<br />

aangevat. De verharding van de fiets- en voetgangersbrug in Rijkevorsel werd<br />

gebruiksvriendelijker en veiliger gemaakt. Langs het Albertkanaal werd de<br />

jaagpadverharding tussen Kwaadmechelen en Olen vernieuwd. Hetzelfde gebeurde<br />

op verschillende plaatsen langs het kanaal Bocholt-Herentals in Lommel, Dessel,<br />

Mol, Geel en Olen.<br />

<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />

<strong>2012</strong><br />

218


Te realiseren <strong>2012</strong><br />

Onder meer de lokale overheden zullen de 5 meetfietsen kunnen gebruiken om de<br />

kwaliteit van alle fietspaden op hun grondgebied te meten. De resultaten van de<br />

metingen worden ondergebracht in een online databank. Het Vademecum<br />

Fietsvoorzieningen zal in <strong>2012</strong> worden geactualiseerd en uitgebreid met een<br />

onderdeel over het uitvoeren van comfortmetingen en verfijningen van de richtlijnen<br />

op basis van recent gepubliceerde fietsongevallenanalyses.<br />

Voor <strong>2012</strong> wordt de rechteroever van het kanaal Leuven-Dijle ter hoogte van de<br />

kanoclub Mechelen hersteld over een afstand van 2.000 m. Op het Netekanaal wordt<br />

het gedeelte op de linkeroever hersteld tussen de duiker Bollaak en de brug Emblem<br />

over een afstand van 1.000 m.<br />

De fietsbrug over de Durme in Lokeren zal in gebruik worden genomen. Die fietsbrug<br />

maakt deel uit van de integrale fietsverbinding langs de spoorweg Gent-Antwerpen.<br />

Meer en meer fietsers zoeken dergelijke trajecten op om naar het werk, naar school<br />

of naar vrienden te fietsen. Het is een verbinding die een groot<br />

groeipotentieel heeft.<br />

Binnen het beheersgebied van nv De Scheepvaart zijn vernieuwings- en<br />

onderhoudswerken gepland voor een globaal bedrag van 2 miljoen euro. Ook het<br />

fiets- en voetveer over de Gemeenschappelijke Maas in Uikhoven zal worden<br />

vernieuwd.<br />

Investeringen in deze acties hebben bij nv De Scheepvaart impact op het<br />

artikelnummer MB0/1MG-E-5- Z/IS (investeringsdotatie <strong>2012</strong> : 54.875.000 euro).<br />

Investeringen in deze acties hebben bij Waterwegen en Zeekanaal NV een impact op<br />

het artikelnummer MB0/1MG-E-5-Z/IS (investeringsdotatie <strong>2012</strong>: 124.109.000 euro).<br />

Interregionaal beleid Binnen het Vlaams-Brussels ministerieel overleg over<br />

interregionale mobiliteit en onder coördinatie van de Vlaamse en Brussels<br />

fietsmanagers kwam de werkgroep FietsGEN verschillende keren samen. In<br />

samenwerking met de provincie Vlaams-Brabant werd een voorbereidende studie<br />

voor de realisatie van een FietsGEN uitgeschreven. Ondertussen zijn concrete<br />

projecten verder uitgevoerd, zoals de aanleg van nieuwe fietswegen in Zaventem en<br />

Machelen, op de grens met het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest (opengesteld<br />

in september 2011). Verschillende samenwerkingsovereenkomsten zijn afgesloten<br />

om enkele missing links op te lossen in de fietsroutes tussen Vlaanderen en Brussel.<br />

Comodaliteit fiets-openbaar vervoer Fietspunten stimuleren het gebruik van de fiets<br />

in combinatie met het openbaar vervoer door fietsdiensten aan te bieden in de<br />

directe omgeving van drukke mobiliteitsknooppunten. De medewerkers houden<br />

toezicht op de fietsenstallingen en onderhouden ze. Fietsgebruikers kunnen er een<br />

fiets huren of kleine herstellingen laten uitvoeren die noodzakelijk zijn om veilig en<br />

reglementair thuis te geraken, meer uitgebreide informatie<br />

staat op www.fietsenwerk.be.<br />

De fiets is een belangrijke schakel in de duurzame mobiliteitsketen en kent een groot<br />

potentieel als voor- en natransportmiddel bij het openbaar vervoer. De combinatie<br />

van fiets en openbaar vervoer vormt dus een sterk wapen in de strijd tegen koning<br />

auto. Fietsgebruikers hebben alle recht om met een uitstekende dienstverlening in de<br />

watten te worden gelegd. De fietspunten tekenen daarvoor present. Bovendien<br />

<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />

<strong>2012</strong><br />

219


worden ze uitgebaat door ondernemingen uit de sociale economie die voor de<br />

uitbouw van de diensten een beroep doen op mensen die moeilijk hun weg vinden<br />

naar het normale arbeidscircuit. Een win-winsituatie dus.<br />

Voorlopig zijn de fietspunten vooral te vinden aan treinstations. Het concept is<br />

immers gegroeid vanuit een oproep van de NMBS-Holding rond het beheer van<br />

fietsenstallingen. In 2007 zijn de eerste fietspunten opgericht aan de acht grootste<br />

treinstations in Vlaanderen en Brussel. Sindsdien kende het netwerk dankzij<br />

het grote succes een exponentiële groei: in 2008 kwamen er nog vijf fietspunten bij,<br />

in 2009 werd het aantal meer dan verdubbeld. Begin 2010 opende in Namen het<br />

eerste fietspunt op Waalse bodem. Halfweg 2011 is de kaap van veertig fietspunten<br />

bijna gerond en is nog een tiental locaties in ontwikkeling.<br />

Realisaties 2011<br />

De Vlaamse overheid zette in 2011 actief in op de comodaliteit van fiets en openbaar<br />

vervoer via:<br />

_ de bouw van fietsenstallingen aan halteplaatsen van De Lijn. In de nieuwe<br />

beheersovereenkomst is opgenomen dat 95 % van de hoofdhaltes tegen 2015 moet<br />

uitgerust zijn met een fietsenstalling,<br />

_ de ondersteuning van het project Velo in Antwerpen, van 2011 tot 2013 door De<br />

Lijn (250.000 euro/jaar). De deelfietsen van Velo vormen duidelijk een verlengstuk<br />

van het openbaar vervoeraanbod in Antwerpen,<br />

_ de ondersteuning van de opstartfase van het deelfietsproject Blue Bike in 30<br />

stationsomgevingen met fietspunten in Vlaanderen (subsidie van 150.000 euro).<br />

Abonnees van het systeem kunnen de fietsen gebruiken voor ritten die aansluiten op<br />

het openbaar vervoer. Blue bikes zijn vooral interessant voor occasionele bezoekers<br />

die de fietsen gebruiken om hun eindbestemming te bereiken en de fiets dezelfde<br />

dag nog terugbrengen bij het fietspunt (naar het voorbeeld van de Nederlandse<br />

OV-fiets). Zie ook www.blue-bike.be.<br />

Te realiseren <strong>2012</strong><br />

De ondersteunde fietsprojecten hebben vooral tot doel om het fietsgebruik in het<br />

voor- en natransport van het openbare vervoer te stimuleren. In <strong>2012</strong> wordt<br />

onderzocht in welke mate de comodaliteit fiets-openbaar vervoer bijdraagt tot een<br />

duurzamere vervoerswijzekeuze (modal shift).<br />

2.1.3 Het openbaarvervoernetwerk verder uitbouwen Pagina 85<br />

Tram- of lightrailprojecten in alle Vlaamse provincies<br />

Om de verkeersdruk op de grootstedelijke en regionaalstedelijke gebieden op te<br />

vangen, voorzag het RSV (tweede herziening) in de uitbouw van netwerken voor het<br />

voorstedelijk collectief vervoer.<br />

Het Gewestelijk Expressnet Brussel houdt een verdubbeling in van het aantal sporen<br />

op 5 spoorlijnen. Op de lijnen Brussel–Halle en Brussel–Leuven is die verdubbeling<br />

al gerealiseerd. De volledige afwerking van het GEN werd uitgesteld naar 2016. Voor<br />

de tak naar Nijvel werd 2018-2019 voorgesteld.<br />

De integratie van de spoorlijnen met de andere vervoersmodi wordt uitgewerkt in de<br />

mobiliteitsvisie 2020 van De Lijn, die in de regio Brussel/Vlaams-Brabant 4 tramlijnen<br />

<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />

<strong>2012</strong><br />

220


plant (Boom-Willebroek-Londerzeel- Brussel, Ninove/Gooik-Lennik-Dilbeek-Brussel,<br />

Heist-op-den-Berg-Haacht-Zaventem Luchthaven-Brussel en de tangentiële<br />

verbinding in de Rand rond Brussel Jette-Heizel-Vilvoorde-Zaventem luchthaven-<br />

Kraainem-Tervuren).Voor het voorstedelijk vervoer rond Leuven worden concepten<br />

met de bus uitgewerkt.<br />

De Mobiliteitsvisie 2020 van De Lijn en het Masterplan 2020 vormen het kader voor<br />

de uitbreiding van het voorstedelijk vervoer in Antwerpen.<br />

In navolging van het RSV en binnen de Mobiliteitsvisie 2020 is een onderzoek<br />

gevoerd naar de mogelijkheden om het voorstedelijk vervoer in de Gentse regio uit te<br />

breiden. Met die studieresultaten als uitgangspunt zullen de tramverlenging van<br />

Zwijnaarde Brug naar Zwijnaarde, de bediening van The Loop (Flanders Expo) en UZ<br />

Gent worden gerealiseerd. De heraanleg van de Kortrijksesteenweg, met<br />

traminfrastructuur voor een verbinding tussen Sint-Denijs-Westrem en de Dampoort,<br />

volgt daarna.<br />

Voor het Spartacusproject is een netwerk uitgewerkt van snelle<br />

openbaarvervoersverbindingen in Limburg, waarbij het regionaalstedelijk gebied<br />

Hasselt-Genk wordt verbonden met de Limburgse kleinstedelijke<br />

gebieden.<br />

De uitbouw van het spoorgebonden streekvervoer in West-Vlaanderen legt het<br />

accent op het voorbereiden van de doortrekking van de kusttram van Koksijde naar<br />

Veurne, een nieuwe interstedelijke snelle spoorverbinding tussen Brugge en<br />

Zeebrugge, en het SHIP-project in Zeebrugge.<br />

Realisaties 2011<br />

In 2011 werden de verschillende tram- en sneltramprojecten uit de Mobiliteitsvisie<br />

2020 verder onderzocht op hun vervoerskundige meerwaarde en financiële<br />

haalbaarheid. In 2011 werden de volgende stappen genomen.<br />

Antwerpen<br />

Voor de lightrailprojecten en de ontwikkeling van het voorstedelijk tramnet besteedt<br />

het Masterplan 2020 vooral aandacht aan het voorstedelijk tramnet dat<br />

complementair is met het NMBS-net.<br />

De Vlaamse Regering heeft op 30 maart 2010 beslist om de volgende vier<br />

tramverlengingen toe te voegen aan de al goedgekeurde tramprojecten uit het<br />

oorspronkelijke Masterplan en de uitbreiding daarop, LIVAN<br />

1. Dat laatste behelst de ingebruikname van de premetrokoker onder de<br />

Turnhoutsebaan, het doortrekken van de tramlijn tot de August van de Wielelei en<br />

een aftakking langs de E 313 tot aan de P+R in Wommelgem (op langere termijn tot<br />

P+R Ranst).<br />

De vier tramprojecten zijn:<br />

_ een tramverlenging tot Beveren,<br />

_ een tramuitbreiding naar Wilrijk,<br />

_ een tramuitbreiding van Wijnegem via de N12 tot de KMO-zone Waterstaat in<br />

Schilde (op termijn tot in Oostmalle),<br />

<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />

<strong>2012</strong><br />

221


_ de verdere uitbreiding van de tramlijn parallel aan de E313 (LIVAN 1) tot de P+R in<br />

Ranst.<br />

Concreet werd eind 2010/ begin 2011 het volgende gerealiseerd.<br />

_ Brabo I: de tramverlengingen Mortsel–Boechout, Deurne–Wijnegem en de bouw<br />

van de tramstelplaats in Deurne. De werken zijn in oktober 2009 gestart. De werken<br />

voor de tramlijnverlenging Mortsel–Boechout zitten op schema. Ondanks de<br />

vernietiging van de bouwvergunning voor de tramlijn Deurne–Wijnegem door de<br />

Raad van State, werd de bouwvergunning eind september geregulariseerd, zodat er<br />

een reële kans is dat er geen substantiële vertraging komt.<br />

_ Brabo II: in mei 2010 startte de verdere concretisering van de studies over de<br />

tramverlenging naar Ekeren, de verbinding Eilandje–Brusselstraat en de<br />

verkeersorganisatie van het Operaplein. Ook de stedenbouwkundige studie werd<br />

heropgestart. In 2011 zal de voorziene MER-procedure worden opgestart. Op 23<br />

september 2011 werd door de Vlaamse Regering beslist tot de aanleg en<br />

financiering.<br />

_ LIVAN 1: Voor de ingebruikname van de premetrokoker onder de Turnhoutsebaan,<br />

de verlenging naar Wijnegem en de aftakking naar de P+R in Wommelgem zit het<br />

plan-MER in de eindfase en werd het bestek verder uitgewerkt. De gunningprocedure<br />

is opgestart.<br />

Limburg<br />

In september 2011 werd een nota voorgelegd aan de Vlaamse Regering over de<br />

actualisering van kostprijs, potentiëlen en timing van sneltramlijn 1 Hasselt–<br />

Maastricht en over de stand van zaken voor de sneltramlijn 2 Hasselt–<br />

Maasmechelen en sneltramlijn 3 Hasselt– Neerpelt– Lommel. Op 23 september 2011<br />

werd door de Vlaamse Regering een principiële keuze gemaakt voor een elektrische<br />

tram tussen Hasselt en Maastricht.<br />

De Vlaamse Regering heeft aan De Lijn gevraagd om de nodige ontwerp<br />

samenwerkingsovereenkomsten met Nederland uit te werken en de overeenkomsten<br />

met de Vlaamse steden en gemeenten af te ronden. Als deze openstaande zaken<br />

uitgeklaard zijn, is het dossier voor Spartacuslijn 1 volledig.<br />

Het dossier van de sneltramlijn 2 Hasselt – Genk – Maasmechelen bevindt zich in<br />

een fase van trajectafweging (plan-MER fase) en wordt verdergezet.<br />

Voor de verbinding Hasselt – Neerpelt – Lommel werd op vraag van Federaal<br />

minister Vervotte en mij een vergelijkende studie uitgevoerd. Gezien uit de studie is<br />

gebleken dat een treinverbinding een betere optie is, werd door de Vlaamse<br />

Regering beslist, gesprekken op te starten met de Federale minister van<br />

Overheidsbedrijven zodat de realisatie van de verbinding Hasselt – Neerpelt –<br />

Lommel opgenomen wordt in het meerjareninvesteringsprogramma van de NMBSgroep.<br />

De PlanMER procedure voor de verbinding Hasselt – Neerpelt – Lommel zal<br />

worden verdergezet met zowel de optie Lightrail (sneltram) als Lighttrain<br />

(trein) zodat een eventuele realisatie door De Lijn van deze verbinding uit het<br />

Spartacusplan mogelijk blijft.<br />

<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />

<strong>2012</strong><br />

222


Oost-Vlaanderen<br />

Het traject van tramlijn 1 werd aangepakt, met onder meer de realisatie van deel 1<br />

van het Kobra-project, de heraanleg van de Elisabethlaan, Kortrijksesteenweg,<br />

Schouwburgstraat en Korte Meer. Daardoor rijdt de drukste tramlijn van Vlaanderen<br />

sinds april 2011 in beide richtingen via een volledig vernieuwd tracé tussen<br />

Gent Sint-Pieters en het centrum.<br />

Voor de heraanleg van de Rozemarijnbrug en de PAG-as (zie verder onder <strong>2012</strong>)<br />

startte Eandis met voorbereidende nutswerken. Sedert 5 september 2011 werd<br />

daarom een aangepast tramnet in gebruik genomen, met omleidingen voor<br />

verschillende tramlijnen. De omleidingen blijven van kracht tot het beëindigen van de<br />

werken aan de PAG-as, voorzien in het najaar van 2013.<br />

De finale bouwaanvraag van de tramverlenging lijn 21 naar Zwijnaarde Dorp en het<br />

bestek zijn klaar en werd de financiering goedgekeurd. De werken van De Lijn zijn<br />

voorzien om op te starten in het najaar van <strong>2012</strong>.<br />

De Elisabethlaan en het deel van de Kortrijksesteenweg tussen R40 en<br />

Elisabethlaan worden volledig heringericht, goed voor een weg- en spoorvernieuwing<br />

én de invoering van een toeritdosering op het kruispunt R40–N414 voor de<br />

doorstroming van tramlijn 1. De wegeniswerken zijn eind oktober 2009<br />

gestart. De werken aan het dubbelspoor zijn gestart in april 2011. Het einde van de<br />

werken op de R40 is voorzien tegen november 2011.<br />

In december 2011 wordt een studiefase opgestart voor de tramverlengingen, , van de<br />

lijnen 3 (as Mariakerke–Korenmarkt–Sint-Jacobs–Dampoort), waarbij de optie<br />

Trolleybus ook wordt meegenomen en 7 (as Sint-Denijs-Westrem–Gent Sint-Pieters–<br />

Zuid– Dampoort).<br />

Vlaams-Brabant<br />

De shortlist van prioritaire tramprojecten voor de provincie Vlaams-Brabant bevat,<br />

naast de inspanningen voor het GEN, de volgende voorstellen:<br />

_ Boom–Willebroek–Londerzeel–Brussel,<br />

_ Ninove/Gooik– Dilbeek–Brussel.<br />

_ Heist-op-den-Berg–Haacht–Zaventem Luchthaven–Brussel,<br />

_ Tangentiële verbinding Rand Brussel: Jette–Heizel–Vilvoorde–Zaventem<br />

Luchthaven–Kraainem–Tervuren,<br />

De eerste drie tramlijnen vullen de missing links in het NMBS-netwerk in en vormen<br />

een interessante aanvulling op het GEN-netwerk van de NMBS. De laatste twee<br />

tramlijnen kunnen instaan voor een betere ontsluiting met de nationale luchthaven in<br />

Zaventem. Bovendien ondersteunt de tangentiële verbinding de aannames in de<br />

afbakening van het Vlaams Strategisch Gebied rond Brussel en de ontlasting van de<br />

R0. De MER-studie voor deze tramlijnen werd uitgeschreven in het voorjaar 2011.<br />

Het studiebureau werd in juni 2011 geselecteerd.<br />

<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />

<strong>2012</strong><br />

223


West-Vlaanderen<br />

Voor het tramproject Koksijde-Veurne werd begin 2010 een studiebureau<br />

aangesteld. Ondertussen is de trechteringsstudie afgewerkt en is het schetsontwerp<br />

opgemaakt. De project-MER-procedure en de GBC/PAC-procedure werden<br />

opgestart.<br />

Midden 2011 heeft De Lijn het kennisgevingsdossier van het project-MER voor het<br />

StrategischHaveninfrastructuurproject (SHIP) in Zeebrugge ontvangen voor<br />

opmerkingen.<br />

Te realiseren <strong>2012</strong><br />

Antwerpen<br />

De lopende studies, aanbestedingsprocedures en de opgestarte werken van de<br />

diverse tramprojecten worden voortgezet. Voor de volgende tramclusters worden<br />

MKBA’s opgemaakt: Wijnegem–Schilde en<br />

Wommelgem (tracé naast E 313), Wilrijk, Borsbeek, Mortsel-Edegem-Kontich en<br />

Hoboken: Schoonselhof– Hemiksem.<br />

Oost-Vlaanderen<br />

In Gent zijn er de komende jaren grootschalige werken op belangrijke verkeersassen<br />

en knooppunten, met diverse tramonderbrekingen tot gevolg. Daarvoor worden de<br />

nodige omleidingen voorzien.<br />

De Rozemarijnbrug wordt helemaal heraangelegd, een gezamenlijk project van De<br />

Lijn, de stad Gent, W&Z en TMVW. De brug wordt vernieuwd met een waterdichte<br />

rok waarop nieuwe sporen en een nieuwe bestrating worden geplaatst. Ook de<br />

sporen in de bochten Bernard Spaelaan en de Coupure Rechts worden vervangen<br />

door trillingswerende materialen die de geluidshinder van de tram tot een minimum<br />

herleiden. De start van de werken is voorzien in maart <strong>2012</strong> en zouden in oktober<br />

van dat jaar afgerond zijn.<br />

Aansluitend hierop starten de werken aan de PAG-as (heraanleg Papegaaistraat,<br />

Annonciadenstraat en Gebroeders Vandeveldestraat). Een vernieuwing van gevel tot<br />

gevel over een totale lengte van 650 m, waarna ook de Recollettenbrug wordt<br />

vernieuwd. Het einde van de werken is voorzien in het najaar van<br />

2013. Tot zolang is een aangepast tramnet in gebruik.<br />

Voor deel 2 van het Kobra-project worden de tramsporen in de Cataloniëstraat<br />

doorgetrokken in de (te heraanleggen) Belfortstraat. De start van de spoorwerken is<br />

voorzien in februari <strong>2012</strong>.<br />

De tramlijnen 21 en 22 worden doorgetrokken tot in Zwijnaarde. De start van de<br />

werken is volgens de huidige planning voorzien in het najaar van <strong>2012</strong> en het einde<br />

is voorzien in 2014.<br />

In functie van de volgende toekomstige projecten wordt in <strong>2012</strong> verder werk gemaakt<br />

van de volgende studies.<br />

<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />

<strong>2012</strong><br />

224


_ The Loop (Flanders Expo): het rondmaken van de tramlus van lijn 1 op de site<br />

Flanders Expo. De start van de werken is gepland voor midden 2014.<br />

_ Tram- of Trolleyverbinding lijnen 3 & 7: studiefase tot december 2013. De studie<br />

Muide – Dok Noord – Dok Zuid –Dampoort (lijn 4) zal in <strong>2012</strong> opgestart worden.<br />

_ Tramverlenging UZ: tramlijn 4 wordt doorgetrokken op de site van het UZ Gent. Het<br />

begin van de werken is gepland in het najaar 2013. Een jaar later moet lijn 4 een<br />

nieuwe halte hebben op de terreinen van het Universitair ziekenhuis.<br />

_ Heraanleg Brusselsesteenweg: De volledige Brusselsesteenweg wordt<br />

heraangelegd vanaf de Schooldreef tot de Keizersbrug. De werken beginnen in het<br />

voorjaar van 2013 en moeten twee jaar later afgerond zijn. De werken worden<br />

verdeeld in verschillende fases, waarbij fase 1 het deel tussen de Schoolstraat en de<br />

Hoveniersstraat aanpakt. In volgende fases wordt het deel Hoveniersstraat tot<br />

en met de Keizersbrug aangepakt.<br />

_ Stelplaats Wissenhage: de uitbreiding van het tramnet in Gent vraagt een<br />

stelplaats aangepast aan de normen van vandaag. Daarom start in 2014 de bouw<br />

van de stelplaats Wissenhage. Die zou in 2015 in dienst moeten zijn. De ontsluiting<br />

van de nieuwe stelplaats gebeurt via de Gaardeniersbrug.<br />

_ Heraanleg as Brabantdam–Vogelmarkt–Kouter: na de realisatie van de PAG-as<br />

staat het vervolg van die as op de planning. De Kouter, Vogelmarkt en Brabantdam<br />

krijgen vernieuwde sporen, een nieuwe bestrating en een herziening van de halteinplanting<br />

over een lengte van 380 m. Timing: najaar 2014.<br />

Limburg<br />

Nu de Vlaamse Regering een principiële beslissing heeft genomen over sneltramlijn<br />

1 Hasselt-Maastricht kan De Lijn het dossier concreet uitwerken. De Lijn zal de<br />

nodige ontwerp samenwerkingsovereenkomsten met Nederland uitwerken en de<br />

overeenkomsten met de Vlaamse steden en gemeenten afronden. Als deze<br />

openstaande zaken uitgeklaard zijn, is het dossier voor Spartacuslijn 1 volledig.<br />

Voor sneltramlijn 2 zal verder worden gewerkt aan het plan-MER.<br />

De PlanMER procedure voor de verbinding Hasselt – Neerpelt – Lommel zal worden<br />

verdergezet met zowel de optie Lightrail (sneltram) als Lighttrain (trein) zodat een<br />

eventuele realisatie door De Lijn van deze :verbinding uit het Spartacusplan mogelijk<br />

blijft.<br />

Vlaams-Brabant<br />

De streefdatum voor de oplevering van het plan-MER voor de vier prioritaire<br />

tramlijnen in Vlaams-Brabant wordt voorzien in het voorjaar van 2013. Op dat<br />

moment is er een beter zicht op het traject, de haltes en de haalbare snelheid,<br />

waarna men de project-MKBA kan opstarten.<br />

West-Vlaanderen<br />

Voor de tramlijn Koksijde–Veurne zal in <strong>2012</strong> op basis van het schetsontwerp een<br />

stedenbouwkundige studie worden uitgevoerd en worden voorontwerp en ontwerp<br />

opgemaakt in voorbereiding van het bestek.<br />

<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />

<strong>2012</strong><br />

225


De project-MER-procedure start eind 2011 met het oog op een definitieve<br />

goedkeuring van het MER eind <strong>2012</strong>. Eind <strong>2012</strong> zal de MKBA afgewerkt worden en<br />

zal de projectnota besproken worden op GBC en PAC.<br />

De haalbaarheidsstudie in samenwerking met de NMBS-groep voor de snelle<br />

spoorverbinding (lightrail of lighttrain) Brugge – Zeebrugge wordt in <strong>2012</strong> opgestart.<br />

Dit naar analogie van sneltramlijn 3 in Limburg.<br />

In <strong>2012</strong> wordt de MER-procedure voor SHIP verder opgevolgd. Die heeft tot doel om<br />

de meest effectieve en efficiënte oplossing te vinden voor de tramverbinding tussen<br />

Blankenberge en Knokke. Een verdere analyse van de technische modaliteiten en<br />

voorwaarden van alle vervoersmodi worden daarin uitgewerkt, met onder<br />

andere de auto- en tramtunnel. De Kusttram Knokke – Oostende – De Panne wordt<br />

in <strong>2012</strong> verder uitgebouwd en geoptimaliseerd.<br />

Voorstadnetten versterken Pagina 90<br />

De Lijn besteedt bij de realisatie van haar Mobiliteitsvisie 2020 bijzonder aandacht<br />

aan de uitbouw van de voorstadsnetten, zeker in de regio's Brabant-Brussel,<br />

Antwerpen en Gent. Zo zal in december 2015 het Regionet Brabant-Brussel, het<br />

snelbusonderdeel van het GEN, fors uitgebreid zijn. Ook de (voor)stedelijke<br />

vervoernetwerken in Antwerpen en Gent worden verder uitgebouwd. Daarbij wordt de<br />

nadruk gelegd op kwaliteit, met speciale aandacht voor snelheid, regelmaat en<br />

capaciteit. De voorstedelijke bediening in andere regionaalstedelijke gebieden is een<br />

belangrijk actiedomein.<br />

De Lijn houdt bij het uittekenen van haar openbaarvervoersaanbod rekening met het<br />

aanbod van de andere stads- en streekvervoermaatschappijen en de spoorwegen.<br />

Het agentschap voert daarom constructief overleg met die maatschappijen, onder<br />

meer om vraag en aanbod, halten, reiswegen en dienstregelingen<br />

(aansluitingsmogelijkheden) optimaal op elkaar af te stemmen.<br />

Realisaties 2011<br />

De interne studies om de voorstadnetten van Antwerpen en Gent te versterken in<br />

samenhang met de tramprojecten zijn lopende. Gelijktijdig met de ontwikkeling van<br />

de Mobiliteitsvisie 2020 werd een afzonderlijke detailstudie opgestart die een<br />

toekomstige structuur uittekent voor het openbaarvervoersnetwerk van De Lijn in de<br />

omgeving van Leuven. De resultaten van die studie worden in het projectplan<br />

ingepast.<br />

In West-Vlaanderen moet worden ingezet op de (voor)stadsnetten van de<br />

regionaalstedelijke gebieden Brugge, Oostende, Kortrijk en Roeselare. De<br />

regionaalstedelijke gebieden zijn immers belangrijke aantrekkingspolen op het vlak<br />

van woon-werk- en woon-schoolverkeer (onder meer ook in functie van<br />

aansluiting met de NMBS-stations), maar evengoed op het vlak van winkel-,<br />

recreatief en toeristisch verkeer, zowel voor de randgemeenten als voor de<br />

verdergelegen gebieden.<br />

Daarnaast blijft De Lijn uiteraard ook continu werken aan de verdere optimalisatie<br />

van de bestaande stadsen voorstadsnetten in Vlaanderen.<br />

Te realiseren in <strong>2012</strong><br />

<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />

<strong>2012</strong><br />

226


_ Het voorstadsnet van Antwerpen wordt aangepast volgens de<br />

netmanagementprincipes in samenhang met de tramprojecten.<br />

_ Het Spartacusplan bevat de netmanagement-uitgangspunten voor de aanpassing<br />

van het openbaarvervoersnet in Hasselt-Genk.<br />

_ Het voorstadsnet van Gent wordt aangepast volgens de netmanagementprincipes<br />

in samenhang met de tramprojecten.<br />

_ De voorstadsnetten Oostende, Brugge, Kortrijk en Roeselare worden verder<br />

geoptimaliseerd en aangepast volgens de netmanagementprincipes.<br />

_ In <strong>2012</strong> wordt de haalbaarheidsstudie opgestart voor een mogelijke sneltramlijn<br />

Aalst – Dendermonde – Sint-Niklaas. Dit maakt onderdeel uit van nieuw beleid en<br />

dient ook aan een MKBA toets te worden onderworpen. In dat kader wordt ook de<br />

link gelegd naar de voorstadsnetten van respectievelijk Aalst, Dendermonde en Sint-<br />

Niklaas.<br />

3.2 Integraal Waterbeleid Pagina 112<br />

De Vlaamse minister voor Leefmilieu en Waterbeleid is verantwoordelijk voor de<br />

coördinatie en organisatie van het integraal waterbeleid. Het beleidsdomein MOW<br />

heeft een vertegenwoordiging in de Coördinatiecommissie Integraal Waterbeleid<br />

(CIW) en past de principes van het geïntegreerd waterbeleid toe bij het beheer van<br />

de waterwegen. In de CIW- werkgroepen bekkenwerking, waterkwantiteit,<br />

overstromingsrichtlijn, watersysteemkennis, bagger- en ruimingspecie vervult het<br />

beleidsdomein MOW een voortrekkersrol. De waterwegbeheerders en het<br />

departement zijn ook actief aanwezig in diverse fora van het<br />

integraal waterbeleid in Vlaanderen en internationaal.<br />

Om wateroverlast en verdroging te voorkomen, werken we duurzame oplossingen<br />

uit. De waterwegbeheerders en het departement zijn initiatiefnemers van acties in de<br />

bekkenbeheerplannen en in de stroomgebiedbeheerplannen.<br />

Verschillende realisaties voor een duurzaam kustbeheer (hoofdstuk 3.1) sluiten aan<br />

bij de doelstellingen van het integraal waterbeleid.<br />

3.2.1 Van een integraal waterbeleid naar een geïntegreerd waterbeleid<br />

Pagina 112<br />

De vertegenwoordigers van MOW in de CIW–structuren en bekkenstructuren<br />

brengen hun expertise in en toetsen ze af met de andere beleidsdomeinen. Voor<br />

projecten gebeurt ook een aftoetsing met sectoren, andere beleidsdomeinen en de<br />

andere waterbeheerders. De basiswaarden veiligheid, economie, duurzaamheid en<br />

kwaliteit zijn daarbij de krachtlijnen.<br />

Realisaties 2011<br />

Voor de vereenvoudiging en afstemming van de regelgeving inzake integraal<br />

waterbeleid is een aantal wijzigingen van het Decreet inzake Integraal Waterbeleid<br />

(DIWB) voorbereid. In verband daarmee werd ook de volgende regelgeving<br />

voorbereid:<br />

een besluit tot aanpassingen van het Organisatiebesluit,<br />

het uitvoeringsbesluit Vismigratie in uitvoering van de Beneluxbeschikking<br />

vismigratie, Naar aanleiding van de overstromingen van november 2010 en januari<br />

2011 heeft CIW een globale evaluatie gemaakt met voorstellen voor bijsturing en<br />

aanvulling. De entiteiten voorzien oplossingen voor de vastgesteld knelpunten binnen<br />

<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />

<strong>2012</strong><br />

227


de budgettaire mogelijkheden De uitbreiding en integratie van de gedetailleerde<br />

voorspellings- en waarschuwingsmodellen werd voortgezet, samen met stakeholders<br />

uit het waterbeheer en de crisisbeheersing. Om de toegang tot de verschillende<br />

voorspellers en modellen te optimaliseren, wordt één portaalsite uitgebouwd. De<br />

huidige websites voor de bevaarbare en onbevaarbare waterlopen zijn aangepast<br />

zodat ze dezelfde kleuren en definities hanteren.<br />

Te realiseren <strong>2012</strong><br />

De interactie tussen de waterbeleidsplannen en de andere plannen waarvoor de<br />

waterbeheerder bevoegd is, wordt gestroomlijnd. Dat gebeurt door een gerichte<br />

toepassing van de gewijzigde regelgeving. De portaalsite met informatie over<br />

bevaarbare en onbevaarbare waterlopen voor Vlaanderen zal in <strong>2012</strong> operationeel<br />

zijn en via een aantal communicatie-initiatieven worden bekendgemaakt. We<br />

automatiseren en stroomlijnen de uitwisselingen van gegevens en informatie door<br />

middel van een intern platform voor professionele gebruikers waterbeheer en<br />

crisisbeheersing.<br />

3.2.2 De Europese kaderrichtlijn Water, de Europese Overstromingsrichtlijn en<br />

het Vlaams Integraal Waterbeleid verder implementeren Pagina 113<br />

De bekkenbeheerplannen en de stroomgebiedbeheerplannen worden verder<br />

uitgevoerd. De nwaterwegbeheerders en het departement voorzien de nodige<br />

projecten in de investeringsprogramma’s. In nieuwe projecten worden de principes<br />

van integraal waterbeleid toegepast.<br />

Realisaties 2011<br />

Het beleidsdomein MOW werkte mee aan een blauwdruk en een draaiboek voor de<br />

tweede generatie stroomgebiedbeheerplannen. Vlaanderen heeft geopteerd voor de<br />

overgangsbepaling van Art. 13 §1 b uit de Europese Overstromingsrichtlijn om geen<br />

voorlopige risicobeoordeling uit te voeren en onmiddellijk over te gaan tot de opmaak<br />

van de kaarten en de plannen.<br />

De doelstellingen voor overstromingsrisicobeheer worden uitgewerkt, waarbij de<br />

doelstellingen die in bestaande plannen opgenomen zijn, maximaal worden<br />

meegenomen. Het departement MOW heeft hierin een voortrekkersrol.<br />

De hydrologische en hydrodynamische modellen om overstromingsschade te<br />

berekenen, zijn aangepast aan de voorwaarden van de overstromingsrichtlijn. De<br />

verschillende Vlaamse waterbeheerders werden bij de ontwikkeling betrokken. De<br />

technische specificaties voor de overstromingsgevaar- en –risicokaarten die uit<br />

de modellen worden afgeleid, zijn gedefinieerd. Een basiskaart hydrografisch<br />

netwerk geeft aan over welke waterlopen binnen de Overstromingsrichtlijn zal<br />

worden gerapporteerd. De kaart werd afgestemd met de buurlanden en –gewesten.<br />

De overstromingsmaatregelen voor de stroomgebiedbeheerplannen werden<br />

volledig geherstructureerd om aan te sluiten bij de rapporteringsverplichtingen van de<br />

Overstromingsrichtlijn.<br />

Te realiseren <strong>2012</strong><br />

<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />

<strong>2012</strong><br />

228


Het beleidsdomein MOW werkt mee aan een langetermijnvisie integraal waterbeleid<br />

met als belangrijkste componenten de bijdrage van het integraal waterbeleid aan het<br />

Beleidsplan Ruimte Vlaanderen en aan het Vlaams Adapatieplan. Daarnaast werkt<br />

MOW mee aan de voorbereiding van de waterbeleidsnota. Die legt<br />

de visie van de Vlaamse Regering vast op het integraal waterbeleid voor het<br />

Vlaamse Gewest in zijn geheel en per stroomgebied afzonderlijk, inclusief een<br />

overzicht van de belangrijkste waterbeheerkwesties die zijn vastgesteld in het<br />

stroomgebied. De waterbeleidsnota geeft ook aan in hoeverre de krachtlijnen ervan<br />

afgestemd zijn op gewestelijke beleidsplannen.<br />

De tweede generatie stroomgebiedbeheerplannnen worden verder uitgewerkt. De<br />

verschillende MOWentiteiten leveren input voor maatregelen om de doelstellingen<br />

van de Europese kaderrichtlijn te halen.<br />

Doelstellingen voor overstromingsrisicobeheer en maatregelen tegen overstromingen<br />

worden verder uitgewerkt. MOW draagt ook bij tot de wateruitvoeringsplannen, die de<br />

huidige bekkenvoortgangsrapporten zullen vervangen.<br />

Voor de Europese studie Amice worden gemeenschappelijke schade- en<br />

risicoberekeningen uitgevoerd voor het internationale stroomgebied van de Maas.<br />

Het modelinstrumentarium Latis wordt uitgebreid om naast toekomstige<br />

klimaatontwikkelingen ook toekomstige bodemgebruikontwikkelingen mee te kunnen<br />

nemen.<br />

<strong>Agentschap</strong> voor <strong>Binnenlands</strong> <strong>Bestuur</strong><br />

<strong>2012</strong><br />

229

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!