20.09.2013 Views

CLAIRLIEU - Canons Regular Blog

CLAIRLIEU - Canons Regular Blog

CLAIRLIEU - Canons Regular Blog

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

p<br />

q ■I A. RAM/W-I-<br />

c<br />

i > X, A. /.VVAKT<br />

K \ON1!'K .<br />

<strong>CLAIRLIEU</strong><br />

,KAUS<br />

Rlj cell )u >ileUm<br />

WINKFI.MOI.<br />

I :., ■<br />

TIIDSCHRIIT<br />

IIBDENIS DER KRUISHHREN<br />

,-,, u. Rj*] a<br />

oeuw C laidicvi ......<br />

W. 5!<br />

i )<br />

K'lrl'.J.i! ,,(<br />

.' so R. JAr;.<br />

.....<br />

Hei Kmis iftrenfcloostcr ce 1 [oorri ....<br />

V I. J F T I G S T E<br />

J A A R G A N G<br />

i 9 9 2<br />

<strong>CLAIRLIEU</strong> — MAASEIK<br />

1- ■<br />

p.<br />

p.<br />

1-<br />

!'■<br />

p.<br />

1 i<br />

1 i/<br />

155


<strong>CLAIRLIEU</strong><br />

TIJDSCHRIFT GEWIJD AAN DE<br />

GESCHIEDENIS DER KRUISHEREN<br />

VIJFTIGSTE<br />

JAARGANG<br />

1992<br />

<strong>CLAIRLIEU</strong> — MAASEIK


Mag. Gen. L. GRAUS


BIJEENJUBILEUM<br />

Met dit nummer bestaat Clairlieu, het tijdschrift gewijd aan de ge-<br />

schiedenis van de Kruisheren, vijftig jaar.<br />

Als generale overste van de Kruisheren kan ik niet anders' dan de<br />

redactie van het tijdschrift en alle leden van de Historische Kring van<br />

harte gelukwensen.<br />

Er is voortreffelijk werk geleverd. Wij kunnen met fierheid neer-<br />

zien op de kwaliteit van het tijdschrift. Dit is niet te verwonderen<br />

want in de tijd van het ontstaan van de Kring en van Clairlieu telde<br />

de Orde een groot aantal confraters die interesse hadden voor de ge-<br />

schiedenis van de Orde en er ook wetenschappelijk voor gevormd wa-<br />

ren. Dit verklaart het degelijk wetenschappelijk karakter van het tijd<br />

schrift. Steeds heeft men dit karakter bewaard en ik ben er zeker van<br />

dat ook de huidige redactie voor kwaliteit zal blijven zorgen.<br />

Ik wil dan ook eer brengen aan de reeds overleden leden van de<br />

Kring en medewerkers van het tijdschrift. Een bijzondere vermelding<br />

verdient wel de vorige voorzitter, Andre Ramaekers, die het tijdschrift<br />

en de Kring met vastberadenheid, beginselvastheid en vaardigheid<br />

heeft geleid gedurende vele decennieen.<br />

Ook de huidige leden wil ik van harte gelukwensen met dit jubileum.<br />

Ik wens hen een goede vaart op de eens ingeslagen wetenschappelijke<br />

weg. De kring en het tijdschrift zijn in goede handen<br />

en, gelukkig, zijn er nog ijverige medewerkers. Ik ben er echter van<br />

overtuigd dat het steeds moeilijker wordt hetzelfde peil te behouden<br />

omdat het aantal medewerkers-Kruisheren steeds kleiner wordt. Toch<br />

hoop ik dat de provinciale besturen blijven meewerken door confra<br />

ters te laten opleiden voor historic Ik denk dan heel bijzonder ook<br />

aan de jonge provincies en regiones van de Orde; vandaar zullen de


4 BIJEENJUBILEUM<br />

leiders van morgen moeten komen, ook voor Clairlieu. Zou Clairlieu<br />

niet een groter internationaal karakter moeten krijgen ? Maar ook in<br />

het oude Europa moeten er confraters opgeleid worden die degelijk<br />

grondwerk kunnen verrichten over de historie waaruit zij zelf gegroeid<br />

zijn; bovendien blijft West-Europa de voedingsbodem voor historisch<br />

onderzoek over onze Orde. Vanuit het Generaal Bestuur en het ge-<br />

neralaat kan ik alleen zeggen dat wij alle mogelijke steun zullen blij-<br />

ven geven. Ook doe ik een oproep tot de confraters om door be-<br />

langstelling en actieve medewerking bij te dragen aan dit voor ons al<br />

ien zo waardevol tijdschrift.<br />

Het verheugt me ook dat leken in de Kring zijn opgenomen en<br />

ook volop meewerken aan Clairlieu. Naar de toekomst toe zal dat<br />

zeer bewust en met overleg moeten gepropageerd worden. Gelukkig<br />

is men daar volop mee bezig. Clairlieu heeft zijn betekenis voor de<br />

historie. Maar: Historia docet. Uit de geschiedenis van de Orde heb-<br />

ben we ook veel kunnen leren over het heden en de toekomst. Al is<br />

Clairlieu geen tijdschrift voor spiritualiteit, het heeft enorm veel bij-<br />

gedragen tot de kennis van het geestelijk leven in het verleden en<br />

deze kennis werkte en werkt inspirerend voor het heden en de toe<br />

komst. In naam van alle Kruisheren wil ik daarom onze dank aanbie-<br />

den aan de huidige voorzitter Clemens Brasseur en in hem aan alle<br />

leden en medewerkers in het heden en het verleden.<br />

Ik wens Clairlieu en zijn bemanning een blijvende goede vaart.<br />

L. GrAUS, Mag. Gen. o.s.c.


EEN HALVE EEUW <strong>CLAIRLIEU</strong><br />

De vijftigste jaargang van Clairlieu is aanleiding genoeg voor een<br />

terugblik en een bezinning.<br />

In elke religieuze groepering zijn er altijd wel leden geweest die zich<br />

bijzonder interesseerden voor de geschiedenis van hun Orde of Congregatie.<br />

Dat was ook al in de Middeleeuwen bij de Kruisbroeders het<br />

geval. Ieder klooster had zijn archiefkist waarin de waardevolle documenten<br />

van het huis, zoals de stichtingsoorkonde, privileges en de eigendomsrechten<br />

zorgvuldig werden opgeborgen. Het waren bewijsstukken<br />

als er moeilijkheden ontstonden. In tijden van oorlog kon<br />

dan het 'archief vrij snel op een veiliger plaats worden gebracht.<br />

Uit vijftiende en zestiende eeuwse handschriften die nog bewaard<br />

gebleven zijn, blijkt de belangstelling voor de oorsprong van de<br />

Orde. Deze oorsprongsverhalen zijn echter niet historisch-critisch in<br />

de moderne zin, maar vinden hun oorsprong in vrome legenden en<br />

voor ons niet meer controleerbare mondelinge en schriftelijke ge-<br />

gevens1.<br />

Een eerste poging tot een systematische beschrijving van de geschie<br />

denis van de Orde werd gedaan door Henricus Russelius, prior van<br />

Suxy, die naar eigen getuigenis het archief van het hoofdklooster te<br />

Hoei in Belgie tot zijn beschikking heeft gehad. Zijn Chronicon Cruciferorum<br />

werd in 1635 te Keulen gedrukt2. De latere geschied-<br />

schrijvers van de Orde in de zeventiende eeuw beroepen zich op Rus<br />

selius. Hieruit blijkt wel, dat zijn gezag binnen de Orde groot was3.<br />

1 Dr. H. VAN ROOIJEN hceft een aantal oorsprongsverhalen uit handschriften verzameld en<br />

besproken in De oorsprong van de Orde der Kruisbroeders ofKruisheren, in Clairlieu 1961,<br />

p. 143-196 en p. 215-233.<br />

2 H. RUSSELIUS, Chronicon Cruciferorum sive Synopsis memorabilium sacri et canonici Ordinis<br />

Sanctae Crucis, Keulen 1635; fotografische herdruk, Diest 1964.<br />

3 o.a. A. HERTZWORMS, Religio sanctissimae Crucis, Roermond 16862.


6 EEN HALVE EEUW <strong>CLAIRLIEU</strong><br />

Na de heropleving van de Orde sinds 1840 was het een van de<br />

eerste daden van de pasgekozen Magister Generaal Henricus van den<br />

Wijmelenberg om zijn vriend, Dr. C.R. Hermans, rector van het stedelijk<br />

gymnasium te 's Hertogenbosch, te verzoeken uit de nog voorhanden<br />

archiefstukken en handschriften een goed gedocumenteerde<br />

geschiedenis van de Orde van het Heilig Kruis samen te stellen. Dit<br />

resulteerde in de uitgave van de Annales Canonicorum <strong>Regular</strong>ium<br />

Sancti Augustini, Ordinis Sanctae Cruets, een driedelig werk dat nog<br />

steeds zijn waarde behouden heeft4.<br />

Een nieuw elan in de belangstelling voor de geschiedenis van de<br />

Orde kunnen wij constateren onder de Kruisheren in de twintiger en<br />

dertiger jaren van onze eeuw. Velen van hen hadden in Rome of<br />

Freiburg gestudeerd. Wij vinden hun namen terug onder de leden<br />

of medewerkers van Clairlieu. In Nederland had de jong, 47 jaar,<br />

gestorven docent in de kerkgeschiedenis, L. Emond, zijn liefde voor<br />

de geschiedenis van de Orde op vele theologiestudenten overgedragen.<br />

Een andere impuls kwam van buiten de Orde. Dr. Robert Haass,<br />

de latere archivaris van het aartsbisdom Keulen, promoveerde in 1932<br />

op een goed gedocumenteerde studie over Die Kreuzherren in den<br />

Rheinlanden1*. Een niet vermoed rijk verleden van de Orde in<br />

Duitsland werd zo aan de vergetelheid ontrukt.<br />

Het was in die dertiger jaren (1934) dat ook twee theologiestuden<br />

ten van St. Agatha, H. Reichert en C. van Dal, het initiatief namen<br />

om een brochure-reeks, gewijd aan onderwerpen uit de ordesgeschiedenis,<br />

uit te geven. Dit idee vond in St. Agatha bij de fraters weer-<br />

klank. De nummers van deze reeks werden met doorslagen getypt en<br />

waren alleen bedoeld voor de studiehuizen van de Orde in Nederland<br />

en Belgie. De reeks kreeg de naam CruciferanaG. Het was een pri-<br />

mitief begin, maar de vele nummers die in korte tijd uitkwamen,<br />

zijn een bewijs dat de interesse onder de fraters groot was.<br />

Deze injteresse verbreidde zich algemeen in de Orde door een ge-<br />

lukkige omstandigheid. In 1936 wordt de zevenhonderdste sterfdag<br />

van Theodorus van Celles, de stichter van de Orde naar de gegevens<br />

4 C.R. HERMANS, Annales Canonicorum regularium S. Augustini, Ordinis sanctae Cruets,<br />

's Hertogenbosch 1858 (3 din.).<br />

5 R. HAASS, Die Kreuzherren in den Rheinlanden, Rheinisches Archiv, Bd. 23, Bonn 1932.<br />

6 Cruciferana, Eerste reeks 1-17. Offsetdruk, Amersfoort 1986-1987. Tweede reeks 1-21<br />

gestencild, vanaif nr. 22 offsetdruk, St. Agatha, Amersfoort, Rome.


EEN HALVE EEUW <strong>CLAIRLIEU</strong> 7<br />

van Russelius, herdacht. Dr. H. van Rooijen, de opvolger van L.<br />

Emond als docent kerkgeschiedenis, krijgt de vererende maar niet eenvoudige<br />

opdracht een biografle van de stichter te schrijven. Dit werk<br />

,, Theodorus van Celles, Een tijds- en levensbeeld" verscheen in het<br />

gedenkjaar7. Het was een goed en knap geschreven werk en als tijdsbeeld<br />

erg geslaagd. Het vond destijds in de Orde grote waardering.<br />

In dit gunstige klimaat ontstond Clairlieu. Tijdens de Tweede Wereldoorlog<br />

kwamen in mei 1941 enkele Kruisheren uit Belgie te Hannut<br />

bijeen om de mogelijkheden te bespreken een beknopte geschiedenis<br />

van de Orde uit te geven. Het zou een populair-wetenschappelijk<br />

werk moeten worden met het doel de Orde meer bekendheid<br />

in Belgie te geven. Dit werk is echter nooit tot stand gekomen, maar<br />

wel resulteerde deze bespreking in de oprichting van een geschiedkundige<br />

kring, die zich met ordesgeschiedenis wilde bezig houden en<br />

de resultaten ervan wilde publiceren in een geschiedkundig tijdschrift<br />

in de trant van Cruciferana*.<br />

In mei 1942 verscheen het eerste nummer als gestencilde uitgave<br />

in een oplage van 75 exemplaren. Het tijdschrift kreeg evenals de<br />

kring de naam Clairlieu als herinnering aan de plek waar de bakermat<br />

van de Orde gestaan had: Clairlieu bij Hoei aan de Maas in Bel<br />

gie. Dit eerste nummer bevatte een studie van Dr. A. van Asseldonk<br />

over de oorsprong van de Orde zoals die te vinden is in drie handschriften,<br />

afkomstig uit het Kruisherenklooster te Hoei en nu be-<br />

rustend in de bibliotheek van het groot-seminarie in Luik9. Dit<br />

eerste nummer vond een gunstig onthaal zowel binnen als buiten de<br />

Orde. Zo rijpte bij de kring het plan om de volgende nummers te la-<br />

ten drukken en als een wetenschappelijk geschiedkundig tijdschrift<br />

over ordesgeschiedenis uit te geven. Vanwege de oorlogsjaren was<br />

daartoe de toestemming nodig van de Abteilung Zeitschriften-Referat<br />

Belgi'en te Brussel. Op de aanvraag van de kring kwam een gunstig<br />

antwoord: ... dasz gegen die Herausgabe einer wissenschaftlichen<br />

Zeitschrift in dem von Ihnen aufgegebenen Umfang keine Bedenken<br />

bestehen10.<br />

7 H. VAN ROOIJEN, Theodorus van Celles. Een tijds- en levembeeId\ Cuyk 1936.<br />

8 C. VAN MECHELEN, Hoe kwam Clairlieu tot stand?, in Clairlieu 1943, p. 6.<br />

9 A. VAN ASSELDONK, Drie handschriften (De en I6e eeuw) uit Clairlieu: 6 L21, 6 L 33<br />

en 25 D 11, in Clairlieu 1942, p. 7-33 en 1943, p. 84-102; Carmen Ad colendum mente pura,<br />

in Clairlieu 1945, p. 32-45.<br />

10 Archief Clairlieu te Maaseik, geordend en beschreven door P. Winkelmolen.


7^^^^^^P^^^^-^^V:-i^^i^^<br />

Tegtdzers dc fee Croioc a<br />

KRUISHERENKLOOSTER CLAIRLffiU tc HOEI.


EEN HALVE EEUW <strong>CLAIRLIEU</strong> 9<br />

Zo verscheen in 1943 het eerste gedrukte nummer van CLAIR<br />

LIEU. TIJDSCHRIFT GEWIJD AAN DE GESCHIEDENIS VAN DE<br />

KRUISHEREN. Dit gedrukte nummer wordt als de eerste jaargang<br />

beschouwd. Een gelukkige bijkomstigheid was, dat de geschiedkundige<br />

kring drie leden telde die zich al geruime tijd in de ordesgeschiedenis<br />

verdiept hadden en reeds voor de eerste jaargangen van het<br />

tijdschrift artikelen gereed hadden. Dr. A. Ramaekers kon zijn doctoraatsthesis<br />

over De privileges der Kruisherenorde vanaf haar ontstaan<br />

tot aan het Concilie van Trente aanbieden; Dr. A. van Asseldonk<br />

een studie over Het brevier bij de Kruisheren en Em. Fontaine<br />

de levensbeschrijving van Mgr. Jacques Dubois, General des Peres<br />

Croisiers a Huy 1778-1796.<br />

In M. Colson, de eigenlijke initiatiefnemer, had de kring een sti-<br />

mulerende organisator en een goede secretaris.<br />

Op het generaal kapittel van de Orde in 1946 werd het werk van<br />

de geschiedkundige kring door het hoofdbestuur van de Orde goedgekeurd<br />

en aangemoedigd. Bovendien werd er op aangedrongen het<br />

aantal leden uit te breiden om zodoende nog beter het erfdeel der<br />

voorvaderen te bewaren en te bestuderen11. Op de jaarvergadering<br />

van 1947 nam men daarom het besluit ook confraters uit Nederland<br />

tot medewerking aan het tijdschrift uit te nodigen. Zo werd de kring<br />

uitgebreid met C. van Dal, J. Francino, L. Heere, Dr. A. van de<br />

Pasch en Dr. H. van Rooijen. In datzelfde jaar werd Dr. A. Ramae<br />

kers voorzitter van de kring, M. Colson bleef secretaris-penningmees-<br />

ter, terwijl de redactieraad werd gevormd door Dr. A. van Asseldonk<br />

en Drs. W. Sangers.<br />

Naast de geschiedenis van kloosters en personen krijgt vooral in de<br />

vijftiger jaren de spiritualiteit van de Orde meer aandacht. In dit ver-<br />

band moeten behalve de artikelen van C. van Dal en Dr. A. van de<br />

Pasch ook de bijdragen van M. Vinken vermeld worden, die voor een<br />

groot gedeelte niet in Clairlieu gepubliceerd wefden12. De in 1954<br />

11 De tekst, opgenomen in het relict van het generaal kapittel 1946, nr. 25 luidt: Ad studium<br />

historiae Ordinis promovendum commissio 'Clairlieu' a Capitulo approbatur et confirmatur.<br />

Zelus et industria membrorum libenter assumatur in bonum totius Ordinis, et de licentia<br />

patris generalis eorum numerus augeatur, ut melius vindicemus haereditatem patrum<br />

nostrorum.<br />

12 Van zijn studies over de Ordesspiritualiteit willen wij vermelden: M. VINKEN, De spiri<br />

tualiteit van de Kruisheren, Antwerpen 1953, en zijn artikelen: Croisiers in Diet, de Spiritu<br />

ality II, p. 2573-2575 en in Diet. d'Hist. et de Geogr. eccl., torn. 13, col. 1042-1062. Vgl.<br />

ook G. REIJNERS, Kruisspiritualiteit in de geschiedenis van de Orde van het H. Kruis, Rome<br />

1988.


10 EEN HALVE EEUW <strong>CLAIRLIEU</strong><br />

te Maaseik gehouden studiedagen over de eigen spiritualiteit van de<br />

Orde getuigden van de grote interesse van de medebroeders voor<br />

deze thematiek.<br />

Omdat voor de bestudering van de middeleeuwse geschiedenis documenten<br />

en handschriften onmisbaar zijn, was Dr. H. van Rooijen<br />

al in 1939 begonnen met behulp van Fr. Jagers en L. Spierings in St.<br />

Agatha documenten, die voor de bestudering van de ordesgeschiedenis<br />

belangrijk zijn, te fotograferen en in een archief te verzamelen.<br />

Na de oorlog werd dit onderzoek uitgebreid tot archieven en bibli-<br />

otheken in het buitenland, voornamelijk in Frankrijk, Duitsland en<br />

Belgie. Dit archief kreeg de naam Archivum photographicum historicum<br />

Ordinis sanctae Cruets, afgekort tot Aphosc11. Later werd dit<br />

archief als onderafdeling aan de geschiedkundige kring toegevoegd.<br />

De viering van het zevenhonderdvijftigjarig bestaan van de Orde<br />

in 1961 werd voor Dr. H. van Rooijen aanleiding voor een nieuwe,<br />

critische bezinning op de oorsprongsgeschiedenis van de Orde14.<br />

In 1966 treden J. Scheerder en Drs. P. van den Bosch als nieuwe<br />

leden tot de kring toe. De eerste specialiseerde zich in de levensbeschrijvingen<br />

van de Magisters Generaal van de Orde tussen 1853 en<br />

1940 en van enkele andere markante persoonlijkheden in de Orde.<br />

Drs. P. van den Bosch promoveerde in 1968 op een proefschrift over<br />

de observance van de Kruisbroeders in de vijftiende eeuw. Zijn in<br />

teresse ging vooral uit naar handschriften uit de bibliotheken van de<br />

vroegere Kruisherenkloosters als bron voor de kennis van de eigen spi<br />

ritualiteit. Na de dood van M. Colson in 1972 werd hij secretaris van<br />

de kring. Tot aan zijn dood in 1985 leverde hij vele bijdragen voor<br />

de kroniek van het tijdschrift en verzorgde samen met Dr. A. Ramaekers<br />

de index van personen- en plaatsnamen op de eerste veertig jaar-<br />

gangen van Clairlieu (1943-1982).<br />

Het belangrijkste werk voor de bestudering van de ordesgeschiedenis<br />

in deze halve eeuw werd in 1969 gepubliceerd. Het draagt als titel<br />

Definities der Generale Kapittels van de Orde van het H. Kruis<br />

1410-17861\ Het was echter te groots van opzet om in Clairlieu te<br />

kunnen verschijnen. Voor dit levenswerk van Dr. A. van de Pasch<br />

kan de Orde hem niet dankbaar genoeg zijn.<br />

13 Clairlieu 1945, p. 55-56.<br />

14 Dr. H. VAN ROOIJEN, De oorsprong van de Orde der Kruisbroeders ofKruisberen. De<br />

geschiedbronnen, in Clairlieu 1961.<br />

15 Uitgegeven door de Koninklijke Academie voor Wetenschappen, Letteren en Schone<br />

Kunsten van Belgie, Brussel 1969-


EEN HALVE EEUW <strong>CLAIRLIEU</strong> 11<br />

Dr. A. Ramaekers heeft ook in de latere jaargangen van Clairlieu<br />

waardevolle artikelen geschreven, o.a. over Magister Generaal Augustinus<br />

Neerius (1619-1648) en zijn opvolger Petrus Blavier<br />

(1648-1654) alsook over de Kruisheren en de Leuvense universiteit.<br />

In de jaarlijkse kroniek dragen ook vele berichten zijn naam. Zonder<br />

overdrijving kunnen we zeggen, dat hij tot aan zijn dood in 1989 zijn<br />

stempel op Clairlieu heeft gedrukt.<br />

Toch klaagde hij als voorzitter van de kring op de jaarvergadering<br />

in 1969 over de geringe belangstelling van de jongere generatie voor<br />

de geschiedenis van de Orde16. Dit tijdsverschijnsel had inderdaad<br />

zijn weerslag op het elan van de geschiedkundige kring. De grote<br />

groep medewerkers van het eerste uur, 'the great old men* zoals een<br />

Amerikaanse medebroeder ze eens noemde, ontviel ons in de<br />

zeventiger- en tachtiger jaren door de dood of moest door ziekte of<br />

ouderdom hun medewerking opgeven. De aanwas van de Orde in<br />

Europa werd geringer, de groep Kruisheren steeds kleiner. Toch<br />

hoopt de kring door een grotere internationalisering de belangstel<br />

ling en medewerking van medebroeders in andere werelddelen aan<br />

te trekken. De samenvattingen van de in het Nederlands geschreven<br />

artikelen in de Franse-, Duitse- en Engelse taal en de opname van<br />

bijdragen in deze talen zijn reeds lang een poging daartoe.<br />

Daarnaast is het een verheugend verschijnsel dat in toenemende<br />

mate ook niet-Kruisheren in Clairlieu hebben gepubliceerd. In dit<br />

verband kunnen we op de publicaties wijzen van Dr. H.U. Weiss<br />

over de Kruisheren in Westfalen, van abbe A. Durand over de<br />

kloosters te Caen en St.-Ursin in Frankrijk en van Prof. J.M. Hayden<br />

over de Kruisheren in Engeland en Frankrijk. Naar aanleiding van het<br />

zeshonderdjarig bestaan van het klooster te St. Agatha in 1971 gaf<br />

de streekarchivaris Drs. H. Douma een beschrijving van het archief<br />

van St. Agatha over de jaren 1371-1887. Tevens verzorgde hij een<br />

voUedige inventaris van dit archief. In de jaargang 1990-1991 vinden<br />

we artikelen van mevr. Drs. N. Vermeulen over de Kruisheren van<br />

Ter Apel en van Pfarrer W. Trappe over J.W. d'Alhaus, prior van<br />

Bentlage en wijbisschop van Miinster en Osnabruck.<br />

De laatste jaren kwamen ook uitgebreide inventarissen gereed van<br />

het archief van het Generalaat van de Orde vanaf 1800, van de Ge-<br />

nerale Procuur te Rome (1920-1982), van het Historisch-Instituut der<br />

16 Clairlieu 1969, p. 67.


12 EEN HALVE EEUW <strong>CLAIRLIEU</strong><br />

de nalatenschap van een aantal Kruisheren-historici geordend en<br />

gei'nventariseerd17.<br />

Dit alles stemt tot voldoening. Eveneens dat vele leden van de kring,<br />

zoals L. Heere, Drs. W. Sangers en Dr. A. Zwart studies over de ordesgeschiedenis<br />

in andere tijdschriften gepubliceerd hebben. Ook hebben<br />

vele Kruisheren hun daadwerkelijke belangstelling getoond door bijdragen<br />

te leveren voor de kroniek van Clairlieu. Ongetwijfeld heeft de<br />

lectuur van Clairlieu hen mede daartoe gestimuleerd.<br />

Het huidige bestuur van de kring Drs. C. Brasseur, voorzitter, Dr.<br />

G. Reijners, secretaris en P. Winkelmolen, penningmeester is dankbaar<br />

gestemd om alles wat in deze vijftig jaren op het gebied van de geschie<br />

denis der Orde is gepresteerd. We hebben nu een duidelijker beeld van<br />

de geschiedenis van de Orde als vijftig jaar geleden. Bovendien staat<br />

ons nu een groot arsenaal aan historisch bronnenmateriaal ter beschikking.<br />

Maar de toekomst is niet zonder zorg. Het bestuur zou graag,<br />

gesteund door het werk van Drs. R. Janssen, lid van de redactie, en hopelijk<br />

van vele medebroeders het tijdschrift Clairlieu in de komende<br />

jaren op dat wetenschappelijk peil houden dat Dr. A. Ramaekers steeds<br />

voor ogen stond. Daarbij hoopt het bestuur ook op de medewerking<br />

van geinteresseerde niet-Kruisheren zoals dit in het verleden het geval<br />

was.<br />

Maar voor het voortbestaan van Clairlieu is een competente en enthousiaste<br />

kern van medewerkers uit de eigen Orde noodzakelijk. Deze<br />

kern moet de drijvende kracht zijn: het gaat tenslotte om de geschie<br />

denis van hun Orde. Zij moet ook in staat zijn om niet-Kruisheren die<br />

inlichtingen te verschaffen die alleen 'insiders' kurinen geven.<br />

Bovendien hebben de Kruisheren in Europa een verantwoordelijke<br />

taak ook op het historisch vlak ten opzichte van hun medebroeders in<br />

andere werelddelen. Hier in West-Europa is de Orde ontstaan en gegroeid,<br />

ook haar karakter en spiritualiteit. Dit 'charisma' van de Orde<br />

kunnen wij alleen maar met vrucht doorgeven, als wij onszelf op de<br />

wortels van ons bestaan als Orde, op haar geschiedenis en spiritualiteit,<br />

blijven bezinnen. Daartoe hoopt Clairlieu ook in de toekomst met me<br />

dewerking van velen te kunnen bijdragen18.<br />

P. Winkelmolen en G. Reijners o.s.c.<br />

17 Dank zij de onvermoeide werklust van P. Winkelmolen, de penningmeester en administrateur<br />

van Clairlieu.<br />

18 Dit artikel is gedeeltelijk als lezing gehouden door P. Winkelmolen voor de historische<br />

kring in Ter Apel op 25 augustus 1990 en voor Clairlieu bewerkt door Dr. G. Reijners.


DE KRUISHEREN<br />

EN<br />

DE LEUVENSE UNIVERSITEIT<br />

NA<br />

DE FRANSE REVOLUTIE<br />

(1840-1958)<br />

door<br />

DR. A. RAMAEKERSt<br />

KRUISHEER


INHOUDSTAFEL<br />

Inleiding 15<br />

Woord vooraf 19<br />

HOOFDSTUKI: DE KRUISHERENORDE VANAF 1840 21<br />

a. Het studieleven in de orde<br />

b. Relaties met de Leuv. Univers.<br />

c. Nood aan univers. studies<br />

HOOFDSTUKII: OPNIEUW KRUISHEREN TE LEUVEN 43<br />

a. G. van Bemmel en A. Huvenaars<br />

b. Tien jaar later: M. Wieers<br />

HOOFDSTUKIII: TUSSEN BEIDE OORLOGEN 62<br />

a. Studenten in het H. Geestcollege:<br />

J. Thonon, C. Custers, J. Dock, A. Lantin<br />

b. Studenten in het Leo XIII-coll.<br />

en bij de Dominicanen:<br />

R. Busse, J. Heuts, J. Claessens, C. Custers,<br />

A. Ramaekers<br />

c. Studenten in de Sociale Hogeschool<br />

te Heverlee:<br />

A. Ramaekers, W. Sangers, H. Gabriels, K. Kusters<br />

HOOFDSTUKIV: BIJ DE PATERS VAN SION 94<br />

a. Het nieuwe tehuis<br />

b. 1942-1950<br />

c. 1951-1955<br />

d. 1955-1958<br />

HOOFDSTUKV: OPNIEUW EEN KRUISHERENCOLLEGE<br />

biz.<br />

TE LEUVEN 122<br />

BIJLAGEN: 130<br />

1. Lijst van studenten-kruisheren 1902-1958<br />

2. Lijst volgens jaar, tehuis, aantal<br />

3. Oorkonden van de nieuwe stichting


INLEIDING<br />

Dr. A. Ramaekers (t) o.s.c. publiceerde in 1982 de eerste afleve-<br />

ring van een gedegen studie over de Kruisheren en de Leuvense Uni-<br />

versiteit (Clairlieu, 1982, jg. 40, pp. 25-136). In 1983 verscheen de<br />

tweede aflevering, die handelde over de tijd van de Hervorming en<br />

de ondergang van het Kruisherencollege (Clairlieu, 1983, jg. 41, pp.<br />

13-138). Een derde aflevering zou als vertrekdatum 1616 hebben en<br />

eindigen met de Franse Revolutie. Deze aflevering kan voorlopig niet<br />

verschijnen. In de nalatenschap van dr. A. Ramaekers vonden wij im-<br />

mers slechts enkele aantekeningen. De heer Jo Corstjens werd bereid<br />

gevonden om eerst het onderzoek te voltooien en later een vervolg op<br />

aflevering twee te publiceren in Clairlieu. Dit onderzoek kan zeer be-<br />

langrijke vondsten opleveren, ook al omdat het gegevens zal opleveren<br />

over de kruisheren en de Verlichting, waarover wij nog te weinig<br />

weten!<br />

Dr. A. Ramaekers besteedde tussen 1983 en 1986 nog veel energie<br />

aan een vierde aflevering. Die zou handelen over de periode<br />

1840 - 1958. Zijn wankele gezondheidstoestand verhinderde hem gedurende<br />

zijn laatste levensjaren nog ernstig historisch werk te leveren.<br />

Bij zijn overlijden op 21 januari 1989 had hij van de vierde af<br />

levering enkel een eerste redactie gereed. Zelf had hij ons herhaaldelijk<br />

toevertrouwd dat er nog heel wat werk aan was (aanvullingen,<br />

correcties, enz.) ...<br />

Deze studie vertoont inderdaad belangrijke tekorten. Wij noemen er<br />

slechts een: de opsteller verdwaalt geregeld in de historische keuken<br />

en we betrappen hem dan bij een autobiografisch menu. Vanuit de<br />

autobiografische invalshoek moeten de ogenschijnlijk onbelangrijke<br />

en sterk geromantiseerde jeugdherinneringen en op het eerste gezicht<br />

irrevelante uitweidingen geduid worden. Het moet uiterst moeilijk<br />

zijn op je oude dag een objectiverend verslag te schrijven over de gebeurtenissen<br />

uit je jeugdjaren. Dr. A. Ramaekers is er slechts gedeeltelijk<br />

in geslaagd!<br />

Na rijp beraad heeft de redactie van Clairlieu besloten deze afle<br />

vering te publiceren! Bovendien besloten wij het script, waar mogelijk,<br />

te handhaven, al was het maar uit pieteit voor dr. A. Ramaekers,<br />

die op de historische kring Clairlieu een onuitwisbare stempel heeft


16 DE KRUISHEREN EN DE LEUVENSE UNIVERSITEIT<br />

Verblijfplaatsen van de Kruisheren-studenten doorheen de eeuwen.<br />

1. Minderbroedersstraat: 1493-1618<br />

2. Luiks College, Muntstraat: 1618 tot Franse Revolutie<br />

3. H.-Geestcollege, Naamsestraat: 1902-1935<br />

4. Dominicanenklooster, J. Iipsiusstraat: 1938-1940<br />

- Samen met 3 en 4: Leo-XIII college, Tiensestraat 1935-1939<br />

5. Sociale Hogeschool Heverlee: 1940-1942<br />

6. Paters van Sion, Schapenstraat: 1942-1958<br />

7. Penitentienenstraat: vanaf 1958


DE KRUISHEREN EN DE LEUVENSE UNIVERSITEIT 17<br />

gedrukt. Wei hebben wij enkele voetnoten geactualiseerd, enkele storende<br />

fouten verbeterd en hier en daar een moderner taalgebruik betracht<br />

... Wij maken ons sterk dat deze vierde aflevering van de<br />

Kruisheren en de Leuvense Universiteit echt de moeite waard is, een<br />

mooie afronding is van dr. A. Ramaekers1 omvangrijk historisch werk<br />

over de orde van het H. Kruis, en precies daarom achten wij publicatie<br />

noodzakelijk en opportuun.<br />

namens de redactie,<br />

R. JANSSEN o.s.c.


WOORD VOORAF<br />

In het tijdschrift voor de geschiedenis van de kruisheren, naar het<br />

moederhuis Clairlieu genoemd, publiceerden we in 1982 en 1983 (jg.<br />

40 en 41) de stichting en geschiedenis van het kruisherencollege te<br />

Leuven en de relaties van de Orde met de Leuvense universiteit van<br />

1491 tot 1616, het jaar dat college en goederen werden verkocht.<br />

Eigenlijk zou daarna een gedeelte moeten volgen over ,, Kruisheren<br />

in het Luiks college te Leuven ". Daar hadden ze twee studiebeurzen<br />

gesticht, zodat de kruisherenstudenten er kost en inwoning konden<br />

genieten.<br />

Voorlopig zal dat gedeelte ongeschreven blijven en gaan we over<br />

naar de periode na de Franse Revolutie, vanaf de nieuwe opbloei van<br />

de orde in 1840 tot aan de stichting van een nieuw kruisherenklooster<br />

te Leuven in 1958.<br />

Van de eerste generaties hoogstudenten, tot 1940, trachten we een<br />

levensschets te geven. Van de nog levenden en van hen die vanaf<br />

1941 naar de universiteit werden gestuurd, volstaan we met de voornaamste<br />

levensdata en de activiteiten na hun Leuvense tijd. We vroegen<br />

hen zelf om hun „ curriculum vitae" en danken alien die ons<br />

door hun antwoord bij deze studie hielpen. Nu nog gemakkelijk te<br />

achterhalen data en feiten blijven zo voor de toekomst bewaard.<br />

Daardoor ook, menen we, blijkt hun invloed in de orde en de uitstraling<br />

van de Leuvense universiteit. Een universitaire vorming bei'nvloedt<br />

immers niet alleen de activiteiten waarop ze direct gericht is;<br />

ze beinvloedt de hele mens.


HOOFDSTUK I - DE ORDE VANAF 1840<br />

a. Het studieleven in de orde<br />

Toen de storm van de Franse Revolutie over Europa gegaan was,<br />

bleef van de eens zo bloeiende kruisherenorde maar weinig over. Het<br />

laatste klooster in Duitsland werd opgeheven in 1814. Enkel twee<br />

kloosters bleven bewaard, Sint-Agatha bij Cuyk en Uden, beide in<br />

het tegenwoordige Noord-Brabant. Maar blijven bestaan betekende<br />

nog niet overleven. Want de goederen van Sint-Agatha werden door<br />

de Staat onteigend en er mochten geen nieuwe leden meer worden<br />

aangenomen. Het enige vooruitzicht leek een langzaam uitsterven te<br />

zijn. Herhaalde pogingen om nieuwe leden te mogen aannemen wer<br />

den verijdeld. Jaren gingen heen. Mensen werden oud. In 1840 ble<br />

ven er te Uden nog twee kruisheren over van 57 en 63 jaar. Het<br />

klooster Sint-Agatha telde er nog drie; de oudste was 81 jaar, de twee<br />

anderen 67 en 57 jaar. Kon die ,,kleine rest" nog ooit uitgroeien tot<br />

een echt levende orde ?<br />

Toen kwam, in 1840, Koning Willem II aan het bewind. Reeds<br />

datzelfde jaar hief hij het verbod om novicen aan te nemen op. Er<br />

kwam een sprankeltje hoop om te overleven. Meerdere jonge mensen<br />

en tegelijk meerdere wereldgeestelijken boden zich voor het noviciaat<br />

aan. Tot dan toe hadden ze voor het volgen van hun kloosterroeping<br />

geen gelegenheid gehad. Reeds in 1845 besloot men tot een<br />

nieuwe stichting over te gaan in Diest, daar het klooster van Uden<br />

met zijn 21 kruisheren te klein werd. In Sint-Agatha waren er elf. In<br />

Diest kon men het oude Augustijnerklooster met kerk overnemen, en<br />

drie kruisheren begonnen de nieuwe stichting. Enkele jaren later konden<br />

ze starten met een college. Nog lang zou dit klooster als dat van<br />

de ,,Kruisheren van Uden" bekend blijven, en zelfs in de veertiger<br />

jaren van deze eeuw kwamen er nog brieven aan die geadresseerd wa<br />

ren aan ,,Les Peres Croisiers d'Uden, Diest".<br />

Meerdere kruisheren vertrokken naar landen overzee, Curasao en<br />

Wisconsin (U.S.A.), maar kwamen niet tot een blijvende stichting.<br />

In 1855 keerden de kruisheren terug naar Maaseik, waar ze voor de


22 DE KRUISHEREN EN DE LEUVENSE UNIVERSITEIT<br />

Franse Revolutie eeuwenlang geweest waren, en begonnen er een<br />

,, college van het H. Kruis" l. Het jaar 1840 had dus inderdaad een<br />

vernieuwing en heropleving ingeluid van een orde die voor de Franse<br />

Revolutie in Frankrijk, Duitsland, Nederland en Belgie en voor 1535<br />

ook in Engeland bekend en verspreid was.<br />

Wei was het in die jaren ,,roeien met de riemen die men had"<br />

om de verschillende kloosters te bevolken en om de noodzakelijke<br />

professoren voor wijsbegeerte en theologie en leraars voor de colleges<br />

te vinden. Het kon moeilijk anders of de opleiding van novicen en<br />

fraters en het les geven op de colleges werd verzorgd door mannen,<br />

die zelf in tamelijk primitieve omstandigheden hun priesterstudies<br />

voltooid hadden en dan voor de hogere studies of voor het middel-<br />

baar onderwijs werden benoemd. De meesten van hen zijn hardwer-<br />

kende mensen geweest, die zich door zelfstudie opwerkten tot be-<br />

kwame professoren en leraars. Het was trouwens in de meeste semi<br />

naries en in de colleges en studiehuizen van orden en congregraties<br />

hetzelfde. Eenmaal priester kon men blijkbaar ,,alles" geven2.<br />

,,Gooi 'n hond in het water en hij zwemt", zo drukte een kruisheer<br />

het een beetje sarcastisch uit. Anton van Duinkerken vertelt in zijn<br />

Brabantse Herinneringen over zijn heeroom, die leraar was in het<br />

klein seminarie van Ypelaer in het begin van deze eeuw, dat hij er<br />

les had gegeven in alle vakken die er gedoceerd werden, behalve En-<br />

gels en Grieks, waar hij zo goed als niets van kende. ,,Dit betekent<br />

niet, schrijft hij, dat hij de leervakken die hij doceerde zou hebben<br />

beheerst", al noemt hij hem toch een bekwaam latinist. ,,Ik geloof<br />

niet, dat hij ooit een boek over opvoedkunde ingekeken heeft. Eerder<br />

lag het in zijn aard te bestrijden, dat van een zo natuurlijke bezig-<br />

heid als opvoeden een ,,kunde" werd gemaakt. Zijn pedagogie<br />

bestond in zijn geestdrift" 3.<br />

1 J. SCHEERDER heeft heel deze periode van de kruisherengeschiedenis van 1800 tot ongeveer<br />

1940 boeiend beschreven in De Kruisheren van Sint-Agatha en JJden in de jaren<br />

1800-1840 in Clairlieu, XXXI, 1973, p. 3-54; IDEM, Henricus van den Wijmelenberg. Een religieus<br />

emancipator in Oost-Brabant 1800-1881, in de serie Bijdragen tot de Geschiedenis van<br />

hetZuiden van Nederland, XXXV, Tilburg, 1976, XXVII en 312 biz. IDEM, Henricus Martinus<br />

Franciscus Hollmann, 1853-1927, in Clairlieu, XXIII-XXIV, 1965-1966, 246 biz. Idem,<br />

Prior A. G. van Mil, 1866-1931, Diest, 1967, 188 biz. Zie voor de stichting van Diest: W.<br />

SANGERS-G. VAN Der LINDEN, De Kruisheren te Diest, 1845-1945, Diest, 1945, 236 biz.; voor<br />

Maaseik: A. WffiERS-Th. BlK, Het klooster en college der Kruisheren de laatste honderdjaren,<br />

in De Kruisheren te Maaseik, Diest, 1955, 334 biz., p. 217-296 passim.<br />

2 J. SCHEERDER, Henricus van den Wijmelenberg, p. 42-55 en 122-134.<br />

3 A. VAN Duinkerken, Brabantse Herinneringen, Utrecht/Antwerp. 1964, p. 73-76.


DE KRUISHEREN EN DE LEUVENSE UNIVERSITEIT 23<br />

Ook bij de kruisheren hebben die opvattingen geheerst. Inzet van<br />

al hun krachten, geestdrift voor hun vakken en liefde voor hun leer-<br />

lingen hebben van velen onder hen goede opvoeders gemaakt en be-<br />

kwame leraars. Een oudleerling van het college te Maaseik sprak het<br />

mooi en typisch uk in zijn feestrede bij het vijftigjarig bestaan van<br />

de retorica in 1948: ,,De opvoedingsmethode van de kruisheren<br />

bestaat erin, dat ze geen methode hebben". Het was niet spottend<br />

of denigrerend bedoeld, integendeel. Wat aan studie van methode<br />

en wetenschap ontbreekt kan aangevuld worden door liefdevolle in<br />

zet, die een ander oudstudent deed spreken van de ,,Harteme-<br />

thode"4. Kazernementaliteit is er in de verschillende kruisherencol-<br />

leges nook geweest. Studenten die in Maaseik kwamen om de twee<br />

hoogste klassen te volgen, die op vele bisschoppelijke colleges van die<br />

tijd niet aanwezig waren, stonden verbaasd over de mentaliteit en de<br />

sfeer van vertrouwen die er tussen leraars en leerlingen heerste. Wie<br />

vertrouwen geeft, krijgt het dubbel terug.<br />

Dat neemt niet weg dat er veel kon verbeterd worden. Het maakt<br />

'n groot verschil of men ,,op zichzelf" zijn lessen moet voorberei-<br />

den of dat men er door jarenlange universitaire of hogere studie op<br />

voorbereid is. Persoonlijk werk zal nook mogen ontbreken. Maar de<br />

achtergrond die men anders slechts na jaren van hard werken stilaan<br />

verkrijgt, zal na hogere vorming van in het begin kunnen aanwezig<br />

zijn.<br />

b. Relaties met Leuven<br />

Ook al waren er in die jaren geen kruisheren-studenten in Leuven,<br />

toch was er enig contact met het Noord-Amerikaans College en met<br />

de Theologische Facultek.<br />

Professor Pulsers<br />

'n Zekere J.J. Pulsers, te Waalwijk geboren op 6 december 1818<br />

en priester van het bisdom den Bosch, was vanaf 1842 professor aan<br />

het groot-seminarie van Haaren. In 1851 vertrok hij met enkele andere<br />

geestelijken naar Detroit, waar hij moraaltheologie doceerde aan<br />

4 A. WlEERS-Th. BlK, Het klooster en college..., p. 274-278 en Kruis en Wereld, XXVII,<br />

1947-1948, feestnummer bij het gouden jubileum van de retorica, p. 98-118 en 120-122. Over<br />

het onderwijs te Maaseik zie R. JANSSEN, Vijfhonderdjaar Kruisheren te Maaseik... een profieltekening,<br />

Maaseik, 1982, p. 61 w.


24 DE KRUISHEREN EN DE LEUVENSE UNIVERSITEIT<br />

het groot-seminarie en 's zondags ,, missiewerk *' deed. Vanaf 1852<br />

op meerdere plaatsen pastoor, keerde hij in 1858 naar Nederland tenig.<br />

Hij ging naar Rome om er moraal en kerkelijk recht te studeren,<br />

doceerde een tijdje aan het Noord-Amerikaans College te Leuven in<br />

de Naamse straat waar jonge geestelijken werden voorbereid voor het<br />

missiewerk in de U.S.A., en trad toen in bij de kruisheren te Sint-<br />

Agatha. Hij leek een veelbelovende kracht te zullen worden, mede<br />

door zijn studie en ervaring. Jammer dat zich juist in die jaren te<br />

Sint-Agatha de treurige gebeurtenissen afspeelden van drie kruisheren<br />

die zich openlijk tegen Mgr. van den Wijmelenberg, de generaal van<br />

de orde, opstelden. Ze voelden zich door de ,,gemeenschap van goederen<br />

" die Mgr. van den Wijmelenberg voor heel de orde invoerde,<br />

waar eerst elk klooster grote onafhankelijkheid van de andere had,<br />

onrechtvaardig behandeld, omdat Sint-Agatha z.g. rijk was. Grote<br />

ruchtbaarheid door pamfletten van hun hand, sensatie in de pers,<br />

spanningen in het klooster waren er de gevolgen van. Pulsers had<br />

voor Mgr. van den Wijmelenberg een grote hoogachting. Hij hield<br />

van hem om zijn bekwaamheid en religieuze geest. Maar later zal hij<br />

schrijven dat de generaal een te zacht bestuur uitoefende, zodat een<br />

herhaling van dergelijke voorvallen niet uitgesloten was. Daarom trok<br />

hij zich in 1865 voor zijn eeuwige professie terug. In vrede en vriendschap<br />

met alien heeft hij het klooster verlaten en deze banden van<br />

vriendschap steeds onderhouden. Opnieuw werd hij professor aan het<br />

Noord-Amerikaans College, waar hij moraal en kerkelijk recht, later<br />

ook nog liturgie en pastoraal doceerde en meerdere juridische tractaten<br />

schreef. In Uden, waar hij een eigen huis had, bracht hij zijn<br />

vakanties door. Dat zijn gehechtheid aan de orde gebleven was, blijkt<br />

wel uit het feit, dat hij te Uden aan de kruisheren een stuk grond en<br />

het nodige geld schonk voor een bescheiden gebouw, vier lokalen,<br />

om les te kunnen geven. In de lente van 1885 gaf hij ontslag te Leu<br />

ven en kwam op rust te Uden. Hij stierf reeds op 17 mei van hetzelfde<br />

jaar5. Aan het Udense convent schonk hij een prachtige gouden<br />

kelk, daterend van 1507.<br />

Professoren A. en M. Verhoeven<br />

Ook met de beide professoren Marianus en Antoon Verhoeven<br />

hebben de Udense kruisheren zeker vriendschappelijke betrekkingen<br />

5 J. SCHEERDER, Henr. van den Wijmelenberg (zie nota 1), p. 184-188; Prior A. G. van Mil<br />

1866-1931, p. 36-37 en 174.


DE KRUISHEREN EN DE LEUVENSE UNIVERSITEIT 25<br />

onderhouden. Beiden waren in Uden geboren in 1808 en 1815 als zo-<br />

nen van de burgemeester-herbergier van Uden en hadden drie broers<br />

en een zuster. Uden was toen, en nog vele jaren later, een erg uit-<br />

gestrekt boerendorp, waar in de dorpskom zelf geen duizend mensen<br />

woonden6. Geestelijken uit eenzelfde dorp, zeker in die tijd, had<br />

den vanzelfsprekend kontakten met elkaar, temeer daar Antoon Ver-<br />

hoeven twee jaar in het kruisherencollege studeerde. Daarna had hij<br />

in Roermond verder gestudeerd en was vandaar naar Rome gegaan.<br />

In 1830 priester gewijd, kwam hij met de doctorstitel in filosofie<br />

en theologie uit Rome terug. Zijn dorpsgenoten zullen met veel en-<br />

thousiasme het priesterfeest van de geleerde burgemeesterszoon heb-<br />

ben gevierd, waarbij de Udense kruisheren zeker het hunne hebben<br />

bijgedragen. Antoon Verhoeven vertrok datzelfde jaar naar Leuven<br />

en volgde vanuit het H. Geestcollege, waar zijn broer Marianus toen<br />

directeur was, de lessen in publiek-kerkelijk recht. Reeds het tweede<br />

jaar werd hij docent in fundamentaaltheologie en in het publiek recht<br />

van de kerk. We gaan op zijn verder leven niet in (een jaar profes<br />

sor te Leuven, 1840 intrede bij de jezui'eten en werkzaamheden tot<br />

1869 in onderwijs en zielzorg, uittrede uit de societeit en aktief in het<br />

Roermondse tot zijn dood in 1891), daar buiten de normaal vriend-<br />

schappelijke relaties met de Udense kruisheren geen andere betrek-<br />

kingen met de orde bekend zijn7.<br />

Anders was het met Marianus Verhoeven. Of hij bij de kruisheren<br />

college liep is niet bekend. Het door Willem I te Leuven opgerichte<br />

,,collegium philosophicum'', jarenlang verplichtend om in een groot<br />

seminarie te kunnen worden opgenomen, deed vele toekomstige se-<br />

minaristen naar het buitenland uitwijken. Marianus ging naar Mainz,<br />

daarna naar Bonn. In 1831 priester gewijd, studeerde hij verder te<br />

Rome en behaalde in 1834 de titel van ,,doctor utriusque juris". Een<br />

jaar praktijk bij rechtbanken en congregaties bezorgde hem de grote<br />

achting van paus Gregorius XVI, die hem de titel van protonotarius<br />

apostolicus gaf en trachtte hem in Rome te houden. Marianus verkoos<br />

echter een docententaak boven administratief werk. Te Leuven werd<br />

hij onmiddellijk benoemd tot professor in kerkelijk recht.<br />

6 J. SCHEERDER, Prior van Mil, p. 12.<br />

7 H. JACOBS, Enige mededelingen over de gebroeders Verhoeven uit Uden, professoren te<br />

Leuven, in Bijdragen tot de geschiedenis bijzonder in het OudHertogdom Brabant \ XXXIX,<br />

1956, p. 33-62; over Antoon, p. 35-42, 51-58, 61-62.


26 DE KRUISHEREN EN DE LEUVENSE UNIVERSITEIT<br />

Het was als co-visitator van Mgr. Corselis van Brugge, die als visitator<br />

apostolicus van de regulieren in die tijd van herstel van de<br />

kloosterorden de hoogste oversten verving, dat hij gemoeid werd in<br />

de stichting van het kruisherenklooster te Diest, het eerste in Belgie<br />

na de Franse Revolutie. De stichting ging uit van het klooster van<br />

Uden, vanwaaruit de eerste drie kruisheren naar Diest kwamen, zodat<br />

professor Verhoeven met goede bekenden te doen had.<br />

Reeds op 3 maart 1845 had Mgr. Corselis aan professor Verhoeven<br />

geschreven over het verzoek van de kruisheren van Uden om te Diest<br />

een klooster te beginnen en de aangekochte gebouwen, kerk en<br />

klooster van de Augustijnen, te betrekken. Mgr. Corselis wist echter<br />

niet of zij voor de aankoop de toestemming van de H. Stoel hadden<br />

gevraagd en of dit nog noodzakelijk was. Hij vroeg Verhoeven om de<br />

zaak voor hem uit te zoeken. Op 24 april vroeg hij hem om inlich-<br />

tingen over de levensmogelijkheden van de kruisheren te Diest8.<br />

Toen op 25 mei onder enorme belangstelling de Sint Barbarakerk<br />

werd opengesteld, en commissaris-generaal van de Wijmelenberg<br />

eerst de inkleding van twee kandidaten voor het noviciaat gedaan<br />

had, werd de solemnele dienst geleid door professor Verhoeven. Prior<br />

G. van der Weyst tekende in zijn kroniek op: ,,De Hooggeleerde en<br />

Zeer Eerwaarde Heer Marjanus Verhoeven, professor aan de catho-<br />

lieke universiteit van Leuven, deed de solemnele dienst, geassisteerd<br />

door den Deken, pastoor van het Begijnhof en van het Gasthuis. De<br />

pastoor van de Onze Lieve Vrouweparochie deed een allerschoonst<br />

sermoon op de plechtigheid toepasselijk ... ". Aan tafel ,, waar een<br />

guile vroolijkheid bestendig geheerscht heeft'' hield professor Ver<br />

hoeven een toost en hij dankte ,,als conservator der reguliere ordens"<br />

de kerkelijke en burgerlijke overheden9.<br />

Ook maakte hij een akte op, waarin hij verklaarde, dat hij op bevel<br />

van Mgr. Corselis het klooster te Diest canoniek had opgericht door<br />

de publieke voorlezing van de oprichtingsoorkonde van Mgr. Corselis.<br />

Hij verzegelde de akte en ondertekende ze: ,,Marianus Verhoeven,<br />

presbyter Conservator apostolicus", samen met Henricus van den<br />

8 W. SANGERS-G. VAN DER LINDEN, De Kruisheren te Diest 1845-1945, Diest, 1945, p.<br />

35-38, en 115-117 de brieven van Corselis aan Verhoeven van 03-03-1845, idem van<br />

24-04-1845, van van den Wijmelenberg aan Verhoeven van 30-04-1845, van Verhoeven aan<br />

Corselis 02-06-1845.<br />

9 Ibidem, p. 40-41 gedeeltelijk; de kroniek van prior van der Weyst, archief kruisheren<br />

Diest, p. 10.


DE KRUISHEREN EN DE LEUVENSE UNIVERSITEIT 27<br />

Wijmelenberg en prior Godefridus van de Weyst. Hij was blijkbaar<br />

20 opgetogen over de feestelijkheden dat hij er op 2 juni aan Mgr.<br />

Corselis een kort verslag over uitbracht en tevens een exemplaar in-<br />

sloot van de reportage in de Diestse krant ,, De Demerbode". Hij<br />

was getroffen door de deelname van de Diesterse clerus, de civiele<br />

overheid en heel de stad, en had nog een lang gesprek met van den<br />

Wijmelenberg. Hij vertelt een en ander over de goede raad die hij<br />

hem gegeven had voor de omgang van de kruisheren met de bewo-<br />

ners van Diest en vermeldt dat de kruisheren reeds de volgende mor-<br />

gen met het koorgebed begonnen waren10. Zijn grote zorg was<br />

blijkbaar een goede verstandhouding van de kruisheren met de secu-<br />

liere clerus.<br />

Professor M. Verhoeven schreef meerdere juridische werken over de<br />

eucharistie, o.a. over de verplichting van de ,,Missa pro grege", de<br />

mis tot intentie van de parochianen die elke pastoor op zon- en feest-<br />

dagen lezen moet voor de parochie. In 1846 gaf hij een werkje uit over<br />

de rechten en plichten van regulieren en seculieren, waarin hij trachtte<br />

tot een strikte interpretatie van de privileges van de regulieren te ko-<br />

men, en zo tot een beperking ervan. In plaats van zijn bedoeling, de<br />

vrede tussen regulieren en seculieren te bevorderen, bereikte hij juist<br />

het tegenovergestelde. Twee jezuieten boorden in een naamloos werk<br />

zijn stellingen de grond in. Ook op de Hollandse Zending had Ver<br />

hoeven nogal wat aanmerkingen evenals op meerdere theologische<br />

theorieen van directeur en professoren van het groot seminarie van<br />

Warmond. Maar altijd zal men zijn eerlijke bedoelingen en zijn wil<br />

om paus en kerk te dienen en te verdedigen moeten erkennen.<br />

In 1849 moest hij vanwege een ziekte aan het strottenhoofd zijn les<br />

sen staken en overleed in den Haag op 10 januari 1850, 41 jaar oud.<br />

Hij werd te Leuven opgevolgd door Henricus Feye, die te Rome de<br />

doctorstitel had behaald in Theologie en te Leuven in kerkelijk<br />

recht11.<br />

Professor Feye<br />

Met hem ontstond een andere vruchtbare relatie gedurende het<br />

Vatikaans Concilie. Mgr. van de Wijmelenberg maakte hier als ma-<br />

10 Sangers-Van Der Linden, o.c, p. 129.<br />

11 JACOBS, a.c, p. 35-36, 42-51, 58-60 en passim; L Heere, )tStudenten " der Latijnse en<br />

Hogeschool van Uden, in Clairlieu, VI, 1948, p. 61.


28 DE KRUISHEREN EN DE LEUVENSE UNIVERSITEIT<br />

gister generaal van een exempte kloosterorde deel van uit. Hoewel het<br />

concilie op 8 december 1969 begon, vertrok van den Wijmelenberg,<br />

samen met zijn confrater Geeraerts als begeleider, pas op 28 decem<br />

ber. Over den Bosch en Diest gingen ze naar Marseille, waar zij in-<br />

scheepten voor Civita Vecchia, o.a. in gezelschap van Mgr. Matthieu,<br />

aartsbisschop van Besangon. Op 5 januari gingen ze aan boord. Op<br />

7 januari woonde Mgr. van den Wijmelenberg voor 't eerst de zittin-<br />

gen bij. Die zeven maanden in Rome moeten voor deze man wel een<br />

openbaring geweest zijn en een onvergetelijke indruk hebben ge-<br />

maakt. De eerste dagen woonde hij bij de Carmelieten, maar hij kon<br />

de italiaanse kost met de vele olie en knoflook niet verteren. Hij trok<br />

in bij particulieren, waar Geeraerts voor hem de keuken deed, 't Was<br />

blijkbaar nogal aan de sobere kant, want hij schreef aan zijn confra-<br />

ters dat het op Goede Vrijdag bij de kruisheren beter was dan op<br />

hoge feestdagen in Rome, en dat de snuif van mindere kwaliteit was.<br />

Blijkbaar heeft hij veel contacten gelegd.<br />

Hij ontving nogal wat bezoek en leerde veel uit zijn gesprekken met<br />

bisschoppen en prelaten. Mgr. Zwijsen van den Bosch kwam geregeld<br />

op bezoek. Bijna elke dag had hij een onderhoud met Professor Feye<br />

van Leuven, die geboortig was van Amsterdam (19-11-1820).<br />

Meermalen verkreeg Mgr. van den Wijmelenberg audientie bij<br />

paus Pius IX, die alle tijd voor hem had en door zijn minzaamheid<br />

op de generaal diepe indruk maakte. Ook met de jezuieten-generaal<br />

Peter Bekx maakte hij er kennis. Deze moet, afkomstig van Zichem,<br />

de kruisheren van Diest wel gekend hebben.<br />

De nauwste relatie was echter die met professor Feye. Hij was in<br />

Leuven de opvolger van prof. Marianus Verhoeven, een Udenaar, zo-<br />

dat ze van het begin af wel gespreksstof gehad hebben. Feye was in-<br />

ternationaal bekend, vooral door zijn Praelectiones luris Canonici in<br />

tien delen (litographie) en later door zijn boek De Impediments et<br />

Dispensationibus Matrimonialibus, dat in 1903 te Leuven in druk ver-<br />

scheen. Op het concilie was hij de enige Nederlandse consultor en te-<br />

vens lid van de centrale commissie en van de commissie voor kerke-<br />

lijke tucht en kerkelijk recht. Mgr. van den Wijmelenberg bewon-<br />

derde hem om zijn geleerdheid en zijn rechtschapenheid.<br />

In de loop van die maandenlange regelmatige gesprekken, waar-<br />

bij de generaal ook wel over zijn vele problemen als generaal zal<br />

gesproken hebben, groeide die bewondering tot een hechte vriend-


DE KRUISHEREN EN DE LEUVENSE UNIVERSITEIT 29<br />

schap en diepe genegenheid. Bij zijn naamfeest op 15 juli, feest van<br />

de H. Henricus, verraste van den Wijmelenberg professor Feye met<br />

een latijns gedicht, veertig regels lang, dat uit een dubbel ,,achrosti-<br />

con" bestaat. De beginletters vormen hier dus de voUedige naam en<br />

een spreuk. De oneven regels beginnen met de letters van de naam:<br />

Henricus Ioannes Feye; de beginletters van de even regels vormen de<br />

woorden: ,, Nonne hie fies vir? Eja! Es", het motto dat boven het<br />

gedicht staat. Het is een van de geliefde spelletjes van de echte lati-<br />

nisten van die tijd. Daar het tot nu toe onuitgegeven bleef, laten we<br />

het hier volgen12.<br />

Programma:<br />

Henricus Joannes Feye<br />

Anagramma:<br />

Nonne hie fies vir ? Eja! Es!<br />

Acrosrichis Paraphrastica<br />

H unc celebrate Virum, Juris Canonumque peritum:<br />

N am fulcrum Cleri Conciliique Patrum.<br />

E minus hinc natus, ex urbe vocatus ad Urbem,<br />

0 blatus Synodo Vir peragenda parate<br />

N ostis, Lovani quos fecerit ille labores:<br />

N unc et in Urbe Petri consulit atque docet.<br />

R es perdifficilis, quin ipsa sophismata solvit:<br />

N avat opus Patribus Pontificique ratum.<br />

Indefessus agit, noctuque diuque paratus<br />

E t sudans quaerit, dum videt ipse nodum.<br />

C ustos Pontificis secreti, nonne meretur<br />

H enricus nostras Pontificate decus ?<br />

V erbo, scriptura, pondus portando diei,<br />

1 nsomnes noctes transiit atque dies.<br />

S iccine promeritae clamant sua praemia laudes ?<br />

C ontulit obsequium consiliumque tulit.<br />

I nterea panem Zouavis aliisque salutis<br />

F regit, porrexit, dulcia vina dedit.<br />

O quantum, quoties quot consultantibus omnes<br />

I mpendit curas deliciasque suas!<br />

12 Over Mgr. van den Wijmelenberg en het concilie, zie J. SCHEERDER, Henricus van den<br />

Wijmelenberg, p. 243-255. Over Professor Feye het Nieuw Ned. Biografisch Woordenboek,<br />

I, Leiden, 1911, p. 863 en Prof. A. VAN HOVE, Prolegomena ad Codicem Juris Canonici,<br />

Mechelen-Rome, 1928, p. 317. Voor het gedicht, Archief generalaat kruisheren, Amersfoort.


30 DE KRUISHEREN EN DE LEUVENSE UNIVERSITEIT<br />

A spera prae molli, prae dulci ponit amara:<br />

E xoptat praesens utilis esse suis:<br />

N ullum contemnit: nullum dimittit inanem:<br />

S ed fert auxilium subsidiumque suum:<br />

N ullius famam, nullius laedit honorem:<br />

V irtutem addunt haec sua facta viro.<br />

E n tibi morales dotes, quas Nominis Omen<br />

I ndicat! O quanti nomen honoris erit!<br />

S i vero spectes, qualis versetur in Urbe,<br />

R ectus, amatus, ovans, omnibus omnis adest.<br />

F elix, qui tali tantoque fruatur amico!<br />

E rigit eloquio, laetificatque dies.<br />

E rgo Viri celebrate diem, celebrate Patronum:<br />

Jure manent tituli, laus, honor atque decus.<br />

I ure manent, inquam: Quis gratis militat umquam ?<br />

A n pro tot curis ullus inanis abit ?<br />

I n meta — nonne — thesi fieri Vir, et esse notatur<br />

E ximius Romae ? Signa futura patent.<br />

E xultate: novo de pectore promite carmen,<br />

S alvificumque Viro sit Modulamen. Amen.<br />

Adm. Rvdo Doctissimoque Dno<br />

Henrico Joanni Feye<br />

Romae festum Patronale celebranti<br />

die 15. Julii 1870.<br />

Programma<br />

Henricus Joannes Feye<br />

Anagram:<br />

Ex animo amicissimo<br />

Nonne hie fies Vir? Eja, ES!<br />

(wordt gij hier, in Rome geen man van aanzien?<br />

Ja, gij zijt het reeds!)<br />

Paraphrastisch Naamgedicht<br />

D.D.D.<br />

Viert nu de man, zo bekwaam in de rechten.<br />

De stut van de Klerus en de Vaders van het Concilie.<br />

Ver van hier stond zijn wieg, maar uit de stad (Leuven) naar de<br />

Stad (Rome) geroepen,


DE KRUISHEREN EN DE LEUVENSE UNIVERSITEIT 31<br />

werd hij geschonken aan deze synode als de Man bereid om te<br />

werken.<br />

Wat hij presteerde te Leuven, is u wel bekend.<br />

Nu doceert hij als raadsman in Petrus' Stede.<br />

Geen probleem zo moeilijk of hij ontzenuwt de drogredenen.<br />

Nauwgezet volbrengt hij het werk, dat de goedkeuring wegdraagt<br />

Onvermoeid is hij bezig, dag en nacht staat hij klaar.<br />

van Vaders en Paus.<br />

Hij zwoegt en zoekt totdat hij de knoop gevonden heeft.<br />

Het pauselijk gebod van geheimhouding is veilig bij hem.<br />

Verdient onze Henricus niet de gunst van de heilige Vader ?<br />

Hij spreekt, hij schrijft, draagt de hitte van de dag.<br />

Zo brengt hij zijn dagen door en ook slapeloze nachten.<br />

Roept de welverdiende lof, die hij oogst, niet om erkenning?<br />

Hij stelt zich ten dienste, verschaft raad.<br />

En ondertussen breekt hij voor Zouaven en anderen<br />

het heilzame brood en reikt hun toe met uitgelezen wijn.<br />

Hoe zeer en hoe dikwijls wijdt hij al zijn zorgen aan de velen,<br />

die bij hem komen om raad en deelt met hen zijn genoegens!<br />

Boven het gemakkelijke verkiest hij het moeilijke.<br />

En boven een aangenaam leven, een leven van gestadige arbeid.<br />

Door persoonlijk aanwezig te zijn wil hij zijn diensten verlenen aan<br />

zijn vrienden.<br />

Niemand kleineert hij, niemand laat hij teleurgesteld heengaan.<br />

Neen, hij schenkt hun zijn hulp en bijstand:<br />

Niemands goede naam, niemands eer krenkt hij:<br />

Zie toch eens naar die geestelijke gaven, die door zijn naam<br />

als voorteken worden aangeduid. Hoe eervol zal die naam nog<br />

worden!<br />

Zie toch eens hoe hij zijn leven doorbrengt in deze Stad,<br />

oprecht, bemind, blijmoedig, zich opofferend voor alien.<br />

Gelukkig hij, die met zulk een grote vriend mag omgaan:<br />

Hij spreekt je moed in, maakt je dagen blij.<br />

Viert dan de feestdag van deze Man, viert zijn Patroon:<br />

Terecht draagt hij zijn eretitels, terecht vallen lof, eer en aanzien<br />

hem ten deel.<br />

Terecht zeg ik: wie toch werpt zich zo belangeloos in de strijd?<br />

Is er wel iemand, die ondanks de vele zorgen zonder hulp van hem<br />

heengaat ?<br />

Tenslotte — Ziet men in Rome hem niet een man van aanzien<br />

worden ?


32 DE KRUISHEREN EN DE LEUVENSE UNIVERSITEIT<br />

Ja, is hij dat niet reeds? Tekenen, die beloven voor de toekomst.<br />

Weest dan blij: Heft uit voile borst een lofzang aan<br />

en moge dit lied hem deugd doen. Amen.<br />

Aan de hoogeerw. en zeergeleerde Heer<br />

Henricus Joannes Feye<br />

die in Rome zijn naamfeest viert,<br />

15 juli 1870<br />

Van ganser harte:<br />

D.D.D.<br />

Of deze vriendschap in de volgende jaren tot meer contacten heeft<br />

geleid, is ons niet bekend. Het zal toen wel gegaan zijn zoals nu:<br />

nog 'n briefje en kaartje bij gelegenheden, totdat de vriendschap stil-<br />

aan afsterft. Maar in de moeilijkheden van 1876 herinnerde van den<br />

Wijmelenberg zich zijn geleerde vriend en vroeg hem om raad in<br />

,, de zaak van Venlo'M3.<br />

Op 22 februari 1797 werden de kruisheren van Venlo onder hun<br />

uitdrukkelijk protest door de Franse revolutionairen gedwongen om<br />

hun klooster te verlaten: elf clerici, twee lekebroeders en vier perso-<br />

neelsleden. Het aanvaarden van de ,,bons" tot levensonderhoud was<br />

toen nog een betwiste kwestie. Kruisheer S. Seyben nam de bon aan,<br />

omdat er mogelijkheid was om daarmee minstens een gedeelte van<br />

kerk, klooster en bijbehorende eigendommen terug te kopen. Seyben<br />

slaagde daar inderdaad in en droeg einde maart die goederen over<br />

aan drie jonge kruisheren van het Venlose klooster. Hij deed dit te-<br />

gen een lijfrente, daar hij bij zijn familie in Briiggen was gaan wo-<br />

nen. Reeds in april 1797 is hij daar gestorven. Nog twee andere kruis<br />

heren vroegen de bons aan om andere kloostergoederen terug te ko<br />

pen. Ook dit lukte, zodat goed twee maanden na hun uitdrijving de<br />

kerk, het klooster en een gedeelte van de andere goederen weer in<br />

hun bezit waren. Samen in het klooster gaan wonen was hun echter<br />

verboden.<br />

13 Over heel dc ,,zaak Venlo", ziej. SCHEERDER, De Onderhandelingen over de Terugkeer<br />

van de Kruisheren naar Venlo, in Clairlieu, XXXTV, 1976, p. 11-63- De brieven van Feye, archief<br />

St. Agatha. Over de tweede onderhandelingspogingen en de tussenkomst van Prof. Feye<br />

J. SCHEERDER, O.C., p. 32-61.


DE KRUISHEREN EN DE LEUVENSE UNIVERSITEIT 33<br />

Drieendertig jaar gingen voorbij. In 1830 waren er nog vier bejaarde<br />

kruisheren van Venlo over, die z.g. bezitters waren van kerk<br />

en klooster, van de inboedel en van een gedeelte van de goederen.<br />

Toekomst zagen ze niet meer. Toch wilden ze de geestelijke verplichtingen<br />

die op de goederen rustten, gewaarborgd zien. De enige mogelijkheid<br />

in hun ogen was blijkbaar een schenking aan het kerkbestuur<br />

van Sint Martinus. 2e deden dit bij notariele akte van 1 juli<br />

1830. Vanwege twijfel aan de geldigheid werd de akte hernieuwd in<br />

1836.<br />

Toen in 1840 in de kloosters van Sint-Agatha en Uden een heropleving<br />

kwam, doordat ze weer novicen mochten aannemen, ontstond<br />

reeds spoedig het verlangen om Venlo terug te krijgen. In 1844 werden<br />

de eerste stappen gezet. Deken Schrijnen van Venlo was een<br />

voorstander van de terugkeer van de kruisheren. Jammer genoeg zijn<br />

de onderhandelingen, die in zo'n gunstige omstandigheden verliepen<br />

op meerdere, speciaal financiele moeilijkheden afgesprongen,<br />

wellicht nog het meest door de ,, zuinigheid'' van de kruisheren.<br />

In 1870 tot 1876 beginnen er nieuwe onderhandelingen. Heeft<br />

Mgr. van den Wijmelenberg er wellicht in Rome met professor Feye<br />

over gesproken? Uit een aantekening van Deken Raetsen, opvolger<br />

van deken Schrijnen, blijkt dat hij in april 1871 reeds aan Mgr. van<br />

den Wijmelenberg geantwoord heeft op een schrijven over de zaak<br />

Venlo. In tegenstelling met Schrijnen verlangde hij helemaal niet<br />

naar de terugkeer van de kruisheren naar Venlo en zal er zich dan<br />

ook tegen blijven verzetten.<br />

Dat de kruisheren het recht hadden op het terugeisen van kerk en<br />

klooster met bijbehoren, was eigenlijk een onaanvechtbaar standpunt.<br />

Waar een klooster door geweld of onrecht wordt opgeheven, behoudt<br />

de orde, eventueel de provincie het recht om het terug te krijgen,<br />

zelfs eeuwen later. Dit recht houdt slechts op als de kloosterorde gedurende<br />

honderd jaar heeft opgehouden te bestaan14. Gewoonlijk<br />

zal de kwestie na lange tijd echter moeilijker worden. Goederen zijn<br />

dan overgegaan in andermans bezit of hebben een andere bestemming<br />

gekregen. In Venlo was dit voor 'n gedeelte het geval. Daarbij<br />

was er de notarieel opgemaakte akte van schenking aan het kerk-<br />

14 A. MONIN, Praelectiones de lure Canonico, Lib. II, De Religions, twee delen, gestencilde<br />

cursus van prof. Monin 1940-1941, I, p. 79; S. Goyeneche, Quaestiones Canonicae de lure<br />

Religiosorum, vol. I, Napels, 1954, p. 108-110.


34 DE KRUISHEREN EN DE LEUVENSE UNIVERSITEIT<br />

bestuur van Sint Martinus. Kort en goed kwam het hierop neer: de-<br />

ken Raetsen zegt, dat de vier overblijvende kruisheren die schenking<br />

gedaan hebben. Volgens van den Wijmelenberg was die akte ongel-<br />

dig, tenzij er eerst een op schrift gestelde uitdrukkelijke pauselijke<br />

goedkeuring gegeven was. Hij kan daar meerdere pauselijke uitspra-<br />

ken voor aanhalen. Religieuzen met solemnele geloften kunnen nl.<br />

geen schenkingen doen zonder dergelijke toestemming.<br />

Deken Raetsen haalt hiertegen het verjaringsrecht aan. Er was<br />

goede trouw en een tijd van veertig jaar die verliep sinds de schen<br />

king. Mgr. van den Wijmelenberg vindt dat die schenking, geldig<br />

volgens het burgerlijk recht, gedaan is in 1836. Sindsdien hebben de<br />

kruisheren meerdere pogingen gedaan om kerk en klooster terug te<br />

krijgen, al vanaf 1843, zodat zowel die goede trouw als de tijd ver-<br />

broken is.<br />

In uitgebreide uiteenzettingen trachten beide partijen hun gelijk<br />

te bewijzen. Zo te zien is het gelijk aan de kant van de kruisheren.<br />

Ook zijn de leden van het kerkbestuur de terugkeer van de kruishe<br />

ren genegen. Maar deken Raetsen raadpleegt het kerkbestuur niet, hij<br />

deelt alleen mee wat hij zelf heeft besloten. Als van deze disputen<br />

en van een bemiddelingspoging van Mgr. Paredis van Roermond<br />

geen heil meer te verwachten is, wil Mgr. van den Wijmelenberg zich<br />

tot Rome richten, maar eerst raadpleegt hij zijn concilievriend pro<br />

fessor Feye. Twee maal schrijft hij uitvoerig en telkens krijgt hij een<br />

uitgebreid antwoord. Ook professor Feye legt de nadruk op de<br />

kwestie of de vier Venlose kruisheren door apostolisch indult een<br />

schenking van de kloostergoederen konden doen; ook of zij een in<br />

dult van secularisatie hadden en als zodanig over goederen konden<br />

beschikken. Verder maakt hij dan nog een onderscheid tussen goe<br />

deren die ze als gesecularizeerden verkrijgen en de goederen die van<br />

het klooster waren. Over welke goederen hebben ze dan als zodanig<br />

beschikt ? Over de quaestio iuris die professor Feye breedvoerig en aan<br />

de hand van te Rome voorgelegde dubia behandelt, kan weinig twij-<br />

fel aanwezig zijn en staat van den Wijmelenberg volkomen in zijn<br />

recht. Maar de quaestio facti zal moeilijk te achterhalen zijn. Zonder<br />

degelijke argumenten over de feiten zal de zaak te Rome zwak staan.<br />

Zijn tweede antwoord op een reeks vragen van van den Wijmelen<br />

berg komt ongeveer op hetzelfde neer. Sterker dan in de eerste brief<br />

drukt hij zijn twijfel uit over de goede afloop van de zaak. Na die


DE KRUISHEREN EN DE LEUVENSE UNIVERSITEIT 35<br />

twee antwoorden van Feye van 13 februari en 29 april 1876 stelt van<br />

den Wijmelenberg het opstellen van een suppliek naar Rome nog uit<br />

tot 1 december, terwijl ook Raetsen op 19 maart 1877 zijn standpun-<br />

ten te Rome bekend maakt. De Propaganda maakt de zaak over aan<br />

de Franse consultor pere Henri Brichet van het Franse seminarie te<br />

Rome. Zijn votum aan de Propaganda dateert van 9 november 1877.<br />

Theoretisch krijgt van den Wijmelenberg gelijk. De vervreemding<br />

van de kloostergoederen was ongeldig. Verjaring houdt geen steek.<br />

Maar praktisch zal een minnelijke schikking de enige manier zijn<br />

waardoor ,, de waardigheid van de H. Stoel (?) en de belangen van<br />

beide partijen" werkelijk gediend worden. De Propaganda heeft dit<br />

votum gevolgd.<br />

Daar zich in mei van dat jaar duitse dominicanen in Venlo gevestigd<br />

hadden, was de terugkeer van de kruisheren praktisch onmogelijk<br />

geworden. Of er nog geprobeerd is om tot een minnelijke<br />

schikking te komen over de goederen en of dit ooit bereikt is, is niet<br />

bekend en lijkt erg onwaarschijnlijk. Deken Raetsen bleef onwillig.<br />

Mgr. Paredis blijkt volledig achter hem gestaan te hebben. Hoe zou<br />

een compromis dan nog mogelijk geweest zijn ?l5<br />

Toen in de tachtiger jaren de moeilijkheden begonnen over de authenticiteit<br />

van de kruisherenaflaat, was Mgr. Feye opnieuw het toevluchtsoord,<br />

nu van Mgr. A. Smits, de opvolger van Mgr. van den<br />

Wijmelenberg. De authenticiteit van de aflaat werd nl. hevig aangevochten<br />

vanuit het bisdom Reims. De jezui'et pater Piat had in de<br />

Nouvelle Revue Theologique van 1879 de authenticiteit verdedigd,<br />

maar vanuit Frankrijk bleef de betwisting voortduren en wendde men<br />

zich tot Rome. Een lid van de Congregatie van Relikwieen en Aflaten<br />

liet weten dat hij de kruisherenaflaat als apokrief beschouwde.<br />

Op 14 maart 1882 richtte Mgr. Smits aan de prior van Diest van<br />

Giersbergen het verzoek naar Leuven te reizen om er met Mgr. Feye<br />

en zo mogelijk ook met pater Piat te spreken. Beiden beloofden<br />

blijkbaar de zaak te bestuderen, daar Mgr. Smits op 9 maart opnieuw<br />

aan prior van Giersbergen schrijft. Hij wacht, aldus de brief, vol<br />

spanning het antwoord van Mgr. Feye en van pater Piat af.<br />

15 DaarJ. SCHEERDER, I.e., heel deze zaak uitvoerig uiteengezet heeft, hebben we ons hier<br />

tot de hoofdlijnen beperkt. Voor vele bijzonderheden zie aangehaald artikel.


36 DE KRUISHEREN EN DE LEUVENSE UNIVERSITEIT<br />

Maar in 1883 werd door de tegenstanders de zaak officieel te Rome<br />

aanhangig gemaakt. De kruisherenaflaat werd er met succes door de<br />

jezui'eten verdedigd. Op 15 maart 1884 werd de uitspraak gedaan dat<br />

de aflaat authentiek was en ook in die tijd niet buitensporig maar<br />

zinvol. Aan de kruisheren was dus algehele voldoening geschonken.<br />

Van een verdere tussenkomst van Mgr. Feye is niets bekend16.<br />

c. De nood aan universitaire studie<br />

Tot aan het bestuur van generaal Hollmann is er blijkbaar niet aan<br />

gedacht om kruisheren te laten opleiden voor de hogere studies of de<br />

colleges. In ieder geval is geen enkele kruisheer van die tijd voor uni<br />

versitaire studies naar Rome of Leuven gestuurd. De vraag dringt zich<br />

dan ook op: hoe was de toestand van de orde rond de eeuwwisseling<br />

voor wat betreft de leraars in de colleges of de hogere priesterstudies ?<br />

Het klooster van Diest, in 1845 gesticht, was in 1852 met een col<br />

lege begonnen. 'n Dertigtal jaren heeft dat college gebloeid ondanks<br />

veel moeilijkheden op gebied van personeel en financies. Vooral de<br />

financiele problemen gaven de doorslag bij de opheffing van het col<br />

lege in 1885, al was zeker het ontbreken van voldoende leerkrachten<br />

ook een der redenen. Maaseik en Diest eisten beiden nogal wat men-<br />

sen op, gezien het klein getal ordeleden, zodat er tussen beide col<br />

leges een zekere rivaliteit ontstond. Na de opheffing van het middelbaar<br />

onderwijs te Diest, werd het klooster vanaf 1885 bestemd als studiehuis<br />

voor retorica en wijsbegeerte. Tot aan de eerste wereldoorlog<br />

bleef het filosofisch studiehuis van de orde, dus voor Nederland en<br />

Belgie. Daarna werd er zowel noviciaat, filosofie als theologie voor<br />

Belgie ondergebracht17.<br />

In Uden, waar in 1743 door de kruisheren de ,,latijnse school"<br />

gesticht was, hadden zij een traditie van onderwijs achter zich. In<br />

1825 was deze school in de handen van seculiere priesters overgegaan,<br />

al hebben later enkele kruisheren er nog les gegeven, tot ze in 1879<br />

werd opgeheven. Toen in 1885 het college te Diest ophield te<br />

16 A. RAMAEKERS, De Kruisherenaflaat, in Clairlieu, VI, 1948, p. 3-52; J. SCHEERDER, Wilhelmus<br />

Fr. A/oysius Smits (1824-1889), vijftigste magister generaal van de Kruisheren, in Clairlieu,<br />

XXXVII, 1979, p. 57-63.<br />

n W. Sangers-G. Van Der Linden, De Kruisheren te Diest 1845-1945, p. 47-70; J.<br />

SCHEERDER, o.c, over Diest, p. 32-44 passim.


DE KRUISHEREN EN DE LEUVENSE UNIVERSITEIT 37<br />

bestaan, was dit voor Uden aanleiding en mogelijkheid om reeds in<br />

1886 met een priestercollege te beginnen, een externaat voor de jon-<br />

gens van Uden zelf. Jongens van buiten Uden vonden plaats in kost-<br />

huizen, waar ze in heel veel gevallen werkelijk ,,thuis" waren. Het<br />

leerprogramma was tamelijk vrij en natuurlijk afgestemd op verdere<br />

seminarie- of kloosteropleiding. Er heerste jarenlang het systeem van<br />

klasleraars, die ongeveer alle vakken in een klas gaven en ,,vader-<br />

den" over hun jongens. Het voordeel was dat er een sfeer van ver-<br />

trouwen en een diepere relatie tussen leraar en leerlingen mogelijk<br />

was. Het nadeel lag voor de hand, nl. het zich moeilijker inwerken<br />

in de verschillende vakken. Met 'n dertig tot veertigtal studenten en<br />

deelname aan het gezinsleven in de kosthuizen, heerste er een gemoedelijke<br />

en prettige sfeer. Strenge tucht was er niet en vaak<br />

moesten de ,,heren" er 's avonds op uit om het gedrag van.hun<br />

,,kosthuisgangers" te controleren. Onder Mgr. Manders, die in 1889<br />

generaal Smits opvolgde in diens drievoudige taak van magister-<br />

generaal, prior en directeur, was er blijkbaar vrij weinig gezag. Ude-<br />

naar van geboorte en van boerenafkomst, streng voor zichzelf en voor<br />

anderen, was hij vaak een moeilijke confrater voor zijn medewerkers<br />

maar een ,,goede papa" voor de jongens18.<br />

Het klooster en college te Maaseik begon in 1855 in financieel penibele<br />

omstandigheden. Na jaren van voorlopig behelpen in<br />

bestaande huizen, moest er in 1856 gebouwd worden, een klooster<br />

en college dat aan de eisen van die tijd kon beantwoorden. In 1897<br />

werd dit verder voltooid tot het gebouw dat wij in onze collegejaren<br />

(1925-1932) nog gekend hebben. Een van de leraars, Jan van Hooff,<br />

die het optrekken van dit gebouw had meegemaakt, sprak nog in<br />

1959 meer dan 60 jaar later, over ,, de nieuwe bouw". De kruisheren<br />

waren in 1855 met 29 leerlingen begonnen. Jarenlang zal dat<br />

getal weinig stijgen en pas rond 1900 aangegroeid zijn tot ongeveer<br />

150 studenten. Vanaf 1897 mochten de kruisheren studenten van<br />

over de grens als internen aannemen. Internen van het bisdom Luik<br />

zelf werden uitgesloten, omdat de bisschop vreesde voor de bisschoppelijke<br />

internaten. Dit duurde tot 1901, toen Maaseik een vrij internaat<br />

werd. Samen met wat de kruisheren zelf verdienden door mis-<br />

is ZieJ. SCHEERDER, Prior A.G. van Mil, p. 31-47 passim; IDEM, IF. Smits..., p. 80-83.


38 DE KRUISHEREN EN DE LEUVENSE UNIVERSITEIT<br />

intenties en assistenties in de omliggende parochies, vormde het kost-<br />

geld van de internen de voornaamste bron van inkomsten. In het be<br />

gin betaalden de leerlingen schoolgeld, 30 tot 50 frank per maand<br />

naargelang de afdeling. Naast een voorbereidende klas en vier jaar<br />

humaniora, was er een ,,middelbare school", waaraan in 1907 een<br />

landbouwcursus verbonden werd. Het studieprogramma richtte zich<br />

naar dat van de bisschoppelijke colleges. Toen in 1897 de poesis en<br />

in 1898 de retorica werd toegestaan, moest men vanzelfsprekend rekening<br />

houden met de eis en van de homologatiecommissie voor de<br />

diploma's, om toegang te verschaffen tot de universiteit. Sinds 1899<br />

kwam bij het middelbaar onderwijs een lagere school, waarvan de les<br />

sen door de kruisheren zelf moesten gegeven worden tot de school in<br />

1917 ,,aanneembaar" werd. Gediplomeerde en door de staat bezoldigde<br />

onderwijzers konden van dan af de kruisheren vervangen.<br />

De godsdienstige verzorging was degelijk, en volgens onze tegen-<br />

woordige begrippen ,,erg overvloedig" door dagelijkse h. mis en rozenhoedje,<br />

oktober- en mei-oefeningen, Mariacongregatie voor de ho-<br />

gere klassen, het maandelijkse ,, biechtbriefje *', de jaarlijkse processie<br />

naar Heppeneert en deelname aan de twee sacramentsprocessies van<br />

de stad. Het waren de normen van die tijd, die in onze eigen studententijd<br />

nog ongewijzigd gebleven waren en die we als vanzelfspre<br />

kend aanvaardden. Feestelijke momenten als de processies, de plech-<br />

tige communie van de studenten, de aanneming van de congregatie-<br />

leden, het een of andere gouden kloosterfeest blijven levenslang in<br />

het geheugen geprent. Daarbij was de sfeer er een van gemoedelijkheid,<br />

goed vertrouwen en familiegeest. Na 1909, toen de studies helemaal<br />

vernederlandst waren — en wellicht ook daarvoor — heerste<br />

er een geest van vlaams jeugdidealisme.<br />

Als men ,,aan de vruchten de boom kent", leren de vele vooraanstaande<br />

katholieke leken en de voor een vrij college — dus geen<br />

priestercollege of juvenaat — erg hoge roepingsgetallen, zowel voor<br />

het bisdom als voor de meest verscheidene orden en congregaties, ons<br />

het college kennen. Markante leraarsfiguren hebben blijvende invloed<br />

op hun studenten uitgeoefend. 't Is de persoonlijkheid van de leraar<br />

die stimuleert en het diepst bijblijft.<br />

Als men bedenkt dat de kruisheren, zowel te Diest als te Uden en<br />

te Maaseik zonder enige staatssubsidie moesten werken, volgt vanzelf


DE KRUISHEREN EN DE LEUVENSE UNIVERSITEIT 39<br />

dat men alles door eigen volk moest laten doen. Leiding, lessen, eco-<br />

nomaat, toezicht, regeling van de ontspanning voor de jongens was<br />

de taak van de priesters; het vele materiele werk van keuken tot en<br />

met slaapzaal werd door de broeders opgeknapt, onmisbare helpers<br />

om een college in stand te kunnen houden.<br />

Het college van Maaseik heeft van 1898 af een subsidie gekregen van<br />

het bisdom voor het geval dat men op de middelbare klassen een of<br />

twee lekeleraars zou moeten aannemen: 1200 firs jaarlijks voor een,<br />

2000 voor twee leerkrachten. Van 1898 tot 1915 hebben de kruishe-<br />

ren die som jaarlijks ontvangen19.<br />

Naast de twee bestaande colleges van Uden en Maaseik waren er<br />

dan nog Sint-Agatha en Diest, de vormingshuizen respectievelijk voor<br />

theologie en wijsbegeerte, terwijl in Sint-Agatha tevens het noviciaat<br />

gevestigd was. Ook dat eiste hoofdzakelijk meerdere krachten voor<br />

begeleiding en lessen: 'n novicenmeester en magister voor de fraters,<br />

professoren voor wijsbegeerte, exegese, dogmatische en moraaltheo-<br />

logie, kerkgeschiedenis, kerkelijk recht en enkele bijvakken.<br />

Hoeveel leden had de orde bij het begin van het generalaat van<br />

Mgr H. Hollman in 1899 ? Hoeveel krachten waren er voor het aan-<br />

vaarde werk beschikbaar? De orde telde 91 leden, nl. 54 priesters, 9<br />

fraters, 23 broeders en 5 novicen (drie fraters en twee broeders). Ze<br />

waren als volgt over de kloosters verdeeld20. In Sint-Agatha waren<br />

twaalf priesters, drie broeders, zes fraters en vier novicen. De gemid<br />

delde leeftijd van de priesters was 42, die van de broeders 30 jaar.<br />

Uden had twaalf priesters en vijf broeders met de gemiddelde leef-<br />

19 Voor vele bijzonderheden over dit erg algemeen gehouden overzicht, zie de artikels bij<br />

het 50 jarig bestaan van poesis en retorica in Kruis en Wereld, XXVII, 1947-1948 van Prof.<br />

J. GESSLER die student was van 1887-1891 Haec olim..., p. 101-104; Prof. dr. L. INDESTEGE,<br />

De Opvoeding bij de Kruisheren, p. 120-122; SPECTATOR, Het college van het H. Kruis in<br />

feest, p. 105-108 waar een overzicht gegeven wordt van de toespraken van de oudstudenten<br />

Kan. Coenen, Kan. E. Vanderdonck en W. Sangers; Mgr. Fr. JOOSTEN, ap. vie. van Ta Tung<br />

Fu, student van 1886-1892, Onuitwisbaar Souvenir, p. 109-110. In Kruis en Wereld, XXXV,<br />

1955 bij het 100 jarig bestaan van klooster en college stukjes van senator J. Custers, p. 162,<br />

van Prof. dr. J. Heuts, p. 166; van senator en oud-burgem. van Antwerpen L. Delwaide, p.<br />

170; van dr. Luc Indestege, p. 184; verder Eeuwfeest college H. Kruis. Resultaten, p. 167-168,<br />

opsomming van priester- en missieroepingen, bisschoppen, universiteitsprofessoren en 't %<br />

geslaagden aan de universiteiten; A. WffiERS-T. BlK, I.e., Verder het op enkele aspecten, zoals<br />

onderwijs en vernederlandsing, diep ingaande werk van R. JANSSEN; zie boven nota 4; zie ook<br />

Clairlieu, XLIII, 1985, p. 17-29.<br />

20 J. SCHEERDER, Prior A. G. van Mil, p. 56; A. WffiERS-T. BlK, I.e., p. 257.


40 DE KRUISHEREN EN DE LEUVENSE UNIVERSITEIT<br />

tijd van respectievelijk 42 en 48 jaar. Te Diest bestond de communiteit<br />

uit vijftien priesters en zeven broeders, terwijl er drie fraters en<br />

een broeder-novice in opleiding waren. De gemiddelde leeftijd zowel<br />

van priesters als van broeders was 41 jaar. Tenslotte was er Maaseik<br />

met dertien priesters waarvan de gemiddelde leeftijd 41 was, en<br />

acht broeders met een gemiddelde leeftijd van 53 jaar. Bij de broe<br />

ders waren de oudsten echter reeds 82, 80, en 78 jaar oud21.<br />

De meeste leden waren dus in voile kracht van hun leven. De<br />

kloosters leken voldoende van krachten voorzien. Maar in het begin<br />

van zijn generalaat zou magister generaal Hollmann het aandurven<br />

om nog een klooster en college op te richten te Hannut, waar men<br />

begon te bouwen in 1903 en in September 1904 met 72 leerlingen de<br />

lessen kon beginnen. Men had er blijkbaar nogal wat mensen voor ter<br />

beschikking, al moest Sint-Agatha een van zijn beste krachten, M.<br />

Konings, afgeven. Met enkelen begonnen, waren er in Hannut in<br />

1911 al vijftien priesters en enkele broeders. Naast de vier klassen humaniora<br />

werd in 1912 de lagere school door de deken van Hannut<br />

aan de kruisheren overgedragen. Lekenonderwijzers gaven de lessen<br />

en werden door de staat betaald. Gebrek aan leraars schijnt zich hier<br />

dus niet direct te hebben voorgedaan. Wei moesten het mensen zijn<br />

die in een vreemde taal, het Frans, moesten lesgeven, wat in Maaseik<br />

tot 1909 trouwens ook het geval was. De meeste leraars waren Nederlanders.<br />

Bij de bevolking van Hannut was dit bekend, zodat men tot<br />

voor ongeveer 25 jaar nog altijd sprak van ,,les Peres hollandais".<br />

In 1912 werd een ,,section agricole" opgericht, door de staat aan-<br />

genomen en gei'nspecteerd. Meerdere landbouwingenieurs uit de<br />

streek hielpen de kruisheren om deze nieuwe afdeling op poten te<br />

krijgen. Maar de oorlog bracht in Hannut veel vernieling aan<br />

klooster- en collegegebouwen met zich mee, terwijl de physicaklas<br />

werd leeggeplunderd. Financiele nood werd spoedig vergezeld van<br />

nood aan personen, toen nl. in 1920 de magister-generaal een oproep<br />

deed voor een missiegebied in Belgisch-Kongo en meerdere leden zich<br />

hiervoor ter beschikking stelden, nl. prior en directeur M. Konings<br />

en drie anderen. In Hannut begonnen allerlei geruchten te gaan: de<br />

kruisheren gaan vertrekken, de school en het college worden opgeheven.<br />

Prior Emile Fontaine, op 1 augustus 1920 tot prior gekozen,<br />

21 Zie de lijsten bij J. Scheerder, Mgr. H. Hollmann, I.e., p. 233-235.


DE KRUISHEREN EN DE LEUVENSE UNIVERSITEIT 41<br />

begon met vanop de preekstoel kordaat die geruchten tegen te spre-<br />

ken. Toen in 1921 het bisdom Luik toestemming gaf tot het openen<br />

van een internaat, was het voortbestaan van de stichting verzekerd.<br />

In 1927 kwam de toestemming om de humaniora voort te zetten met<br />

poesis en retorica, zodat het college volledig was en door de staat ge-<br />

homologeerde diploma's kon afleveren22.<br />

In 1910 had Mgr. Hollmann ook al een ,,missie" in de Verenigde<br />

Staten aangenomen, waar in 1926 nog een missie in Java bijkwam.<br />

Daarmee zijn we echter op de situatie van 1899 vooruitgelopen.<br />

Als men denkt aan de werkzaamheden die er toen reeds waren:<br />

Sint-Agatha en Diest, Uden en Maaseik, vraagt men zich af of er niet<br />

meerdere kruisheren moeten geweest zijn die zowel voor de hogere<br />

studies als voor de colleges de nood aan gespecializeerde krachten<br />

aanvoelden. Dit zou de studenten en eventueel toekomstige roepin-<br />

gen meer geschikt maken voor het volgen van hoger onderwijs. Het<br />

zou tevens zorgen voor een hoger wetenschappelijk peil in de<br />

kloosters zelf. Enkele speciaal gevormde mensen in elke communiteit<br />

zouden heel de communiteit kunnen bei'nvloeden. Zeker in Maaseik<br />

en Uden voelde men die noodzakelijkheid aan om in de hogere klassen<br />

van de humaniora vakmensen in te zetten. Waar dan ook nog<br />

een hele groep mensen werkzaam waren in de hogere studies, zou<br />

men dit standpunt als normaal moeten beschouwen.<br />

Toch was het dit blijkbaar niet. 'n Man van grote verdiensten zoals<br />

prior L. Honhon te Diest die korte tijd leraar te Maaseik was geweest<br />

(1881-1882) en daarna professor van wijsbegeerte en theologie, 'n<br />

,,self-made man" maar 'n echte studax en wetenschapsmens, schijnt<br />

een van de tegenstanders geweest te zijn. ,,Kwade tongen" beweerden<br />

nog in onze fraterstijd te Diest (1932-1939) dat Honhon altijd<br />

bang was geweest dat anderen hem in geleerdheid zouden overtreffen.<br />

Toch ligt een andere reden meer voor de hand. Prior Honhon<br />

was een asceet, evenzeer en wellicht meer nog dan wetenschapsmens.<br />

Hij gaf naast zijn lessen ook elke week een conferentie aan de novicen<br />

en fraters-studenten, waarbij hij uitging van een tekst of hoofdstukje<br />

van de Navolging van Christus van Thomas van Kempen. Zelfs in<br />

22 E. FONTAINE-M. HOEVEN, Coup d'osil sur le Convent et le College Ste-Croix<br />

1904-1979, Hannut, 1979, passim.


42 DE KRUISHEREN EN DE LEUVENSE UNIVERSITEIT<br />

onze fraterstijd, zoveel jaren later, hebben we nog kunnen genieten<br />

van deze conferenties evenals van zijn retraites voor de professie.<br />

Meermalen wees hij op de tekst: ,, Ama nesciri et pro nihilo reputari".<br />

Universitaire studies zouden leiden tot hoogmoed. De orde<br />

moest eenvoudig blijven. Fraters naar universiteiten sturen zou in<br />

strijd zijn met de traditie en de aard van de orde die klein en bescheiden<br />

moest blijven.<br />

Was dit een zich door eigen ervaring en ascese eigengemaakte visie<br />

of had hij ze overgenomen van zijn voorgangers ? De laatste magistergeneraal<br />

voor Hollmann, Mgr. Manders, had diezelfde theorie gehouden<br />

en voorgehouden: ,,Kleine orden als de onze hebben hun plaats<br />

in de Kerk. We zijn klein, zijn altijd klein geweest en zullen altijd<br />

klein blijven"23. Toch blijft het verwonderen voor een man als<br />

Honhon, die zelf zoveel gedaan heeft om het studiepeil te Sint-<br />

Agatha en te Diest te verhogen en die de Diesterse kloosterbibliotheek<br />

met veel waardevolle werken verrijkt heeft24.<br />

Waren er meer mensen die zo dachten ? We kunnen dat zonder<br />

schriftelijke gegevens moeilijk beoordelen. Men kan zich niet voorstellen<br />

dat de andere raadsleden van de magister-generaal dit standpunt<br />

zouden hebben gedeeld. Op het generaal kapittel van 7 tot 9<br />

april 1902 werden, zoals dat door de Constituties was voorgeschreven,<br />

vier nieuwe definitoren of raadgevers van de generaal gekozen. Het<br />

waren Theodorus Bouman, leraar te Maaseik, Lambertus Honhon,<br />

prior te Diest, Franciscus de Bie, oud-leraar van het Diesterse kruis-<br />

herencollege, die aan de fraters-filosofen nog enkele lessen in physica<br />

gaf, en Wilhelmus van Dinter, novicenmeester en magister van de<br />

fraters te Sint-Agatha. Samen met Mgr. Hollmann vormden ze het<br />

hoofdbestuur van de orde van 1902-1905 25. In hun vergaderingen<br />

moet al spoedig het besluit genomen zijn om twee jonge priesters<br />

naar Leuven te sturen, en wel onmiddellijk voor het studiejaar<br />

1902-1903, dat in oktober beginnen zou.<br />

23 J. SCHEERDER, Mgr. H. Hollmann, p. 127-128; C. VAN DAL, De Orde van het H. Kruis<br />

in de geschiedenis, in Kruis en Wereld, XXXV, 1955, p. 148.<br />

24 J. SCHEERDER, Kruisheer L G. J. Honhon 1858-1942, in Clairlieu, XXXV, 1977, p. 16,<br />

22, 24, 29.<br />

25 Chronicon Cruciferorum, III, Diest, 1966, p. 90 bij de akten van de generate kapittels<br />

van 1840-1940; J. SCHEERDER, Mgr. H. Hollmann, p. 127-128.


HOOFDSTUK II - OPNIEUW KRUISHEREN TE LEUVEN<br />

Vaak worden dergelijke beslissingen genomen — in deze tijd door<br />

de provinciaal en zijn raad, — in die tijd door de generaal en zijn definitoren<br />

— omdat vanuit het een of andere klooster vragen of aansporingen<br />

in die zin gedaan worden. Het is een zuivere veronderstelling<br />

als we aannemen dat in dit geval de directeur van het college te<br />

Maaseik, H. van Hasselt, hiertoe heeft bijgedragen. Als nog jonge<br />

man van 36 jaar was hij in 1896 directeur geworden van het college<br />

te Maaseik, waar hij sinds 1893 leraar was. Geboren Rotterdammer<br />

was hij op de leeftijd van 27 jaar in het klooster getreden. Hij was<br />

een zeer werkzaam en ondernemend man, wat wel blijkt uit alles wat<br />

hij voor het Maaseiker college gepresteerd heeft. Lang gekoesterde<br />

verlangens gingen onder zijn bestuur in vervulling, nl. de toelating<br />

om door te gaan met poesis en retorica (1897) en om internen van<br />

het bisdom zelf aan te nemen (1901), terwijl ook nieuwe bouwplannen<br />

gemaakt werden (1896). Dat hij flink ontwikkeld was en een<br />

brede belangstelling had, blijkt o.a. hieruit, dat hij naast zijn drukke<br />

bezigheden als directeur en leraar nog de tijd vond om twee studies<br />

te schrijven over de geschiedenis van de kruisherenkloosters van<br />

Maastricht en Wickraedt, die vanwege hun wetenschappelijke dege-<br />

lijkheid ook nu nog hun waarde behouden hebben. Jammer genoeg<br />

is hij reeds in 1905 overleden. Het ligt voor de hand dat hij, met de<br />

verantwoordelijkheid voor de homologatie van de diploma's van zijn<br />

retoricastudenten, de nood aan gediplomeerde krachten beter dan<br />

wie ook heeft ingezien en er zijn best voor gedaan heeft om dit tot<br />

stand te brengen1.<br />

a. G. van Bemmel en A. Huvenaars<br />

Feit is in elk geval dat Andreas Huvenaars na zijn priesterwijding<br />

benoemd werd voor Leuven, evenals Gerardus van Bemmel die reeds<br />

ij. SCHEERDER, Prior A. G. van Mil, p. 54-57; IDEM, Mgr. H. Hollmann, p. 222; A.<br />

WlEERS-T. BlK, I.e., p. 256-257; H. VAN HASSELT, Geschiedenis van hetKruisherenklooster<br />

te Maastricht, in de Publications... dans le Limbourg, XXXIX, 1903, p. 1-137; Geschiedenis<br />

van het klooster der Kruisheren te Wickrath, in Geschiedkundige Bladen, II, 1906, p. 17-37.


44 DE KRUISHEREN EN DE LEUVENSE UNIVERSITEIT<br />

twee jaar leraar te Maaseik geweest was. Beiden zouden wijsbegeerte<br />

en letteren, afdeling klassieke philologie studeren. 2e zochten hun<br />

verblijf in het H. Geestcollege in de Naamse straat, een groot instituut<br />

waar priesters van verschillende bisdommen, die te Leuven studeerden,<br />

werden ondergebracht en waar toen ook steeds meerdere<br />

kloosterlingen woonden. Meestal hidden die priesters hun recreatie<br />

per bisdom, en als vanzelfsprekend werden de kruisheren bij de<br />

priesters van het bisdom van Luik ingedeeld. Ook later zou dit gebeuren,<br />

toen de kruisheren-studenten niet van het Luikse maar van<br />

het Mechelse bisdom kwamen. Kende men het verleden nog, toen de<br />

kruisheren in het Luikse college in de Muntstraat enkele studiebeurzen<br />

hadden? Ze woonden in ,,het Geestje" zo gunstig mogelijk,<br />

kort bij de bibliotheek die in de tegenwoordige universiteitshallen gevestigd<br />

was en vlak bij de colleges waar hun lessen meestal gegeven<br />

werden, nl. het Pauscollege en het Maria-Theresiacollege.<br />

Het moet een gezellig studentenleven geweest zijn in het Leuven<br />

van die tijd. Niet de massa studenten die met honderden in de collegezalen<br />

zitten, maar kleine groepen die over de verschillende faculteiten<br />

verdeeld waren. In die tijd waren er hooguit 'n 1700 studen<br />

ten, allemaal mannen. De eerste meisjes-studenten werden pas in<br />

1920 ingeschreven. Dit voor onze begrippen kleine getal was verdeeld<br />

over vijf faculteiten, nl. die van theologie en kerkelijk recht, die van<br />

de rechten, van geneeskunde, van wijsbegeerte en letteren en die van<br />

de wetenschappen, de twee laatste met al hun onderverdelingen. Gewoonlijk<br />

kleine klassen dus, zeker voor de speciale vakken; vandaar<br />

gemakkelijk contact met de professoren. Iedereen kende iedereen. De<br />

plechtige opening van het academisch jaar in de Sint-Pieterskerk en<br />

daarna de stoet naar de aula en de plechtige zitting was niet voor uitverkorenen<br />

zoals nu, maar een gebeurtenis die door iedere student<br />

kon bijgewoond worden.<br />

De studies waren helemaal in het Frans. Slechts in 1911 werd een<br />

begin gemaakt met de ,,Vlaamse leergangen" en het zou tot 1930<br />

duren voordat ze vaste vorm kregen. Theologie en kerkelijk recht wer<br />

den in het latijn gegeven; de philologie veelal in de taal van het vak,<br />

al bleef de voertaal Frans2. Voor Gerard van Bemmel zal dit be-<br />

2 550Jaar Universiteit leuven 1425-1975, Leuven, 1975, p. 433, 447; R. AUBERT, De Universiteit<br />

te Leuven 1425-1975, Leuven, 1975, uitgegeven door een team historici onder leiding<br />

van Prof. R. Aubert, p. 304: in 1894, 1636 studenten; in 1914, 1880 st.; in 1940, 4610 St.,<br />

waarvan 437 meisjes (de eerste kwam in 1920, de eerste vrouwelijke professor in 1980); in<br />

1945, 6625 st.; 1950, 7173 st.; in 1967, 20.729 st.


DE KRUISHEREN EN DE LEUVENSE UNIVERSITEIT 45<br />

zwaar wellicht niet 20 groot geweest zijn, daar hij te Maaseik twee<br />

jaar in het Frans les gegeven had. Maar Andre Huvenaars kwam vers<br />

uit Sint-Agatha, zodat hij zeker de praktijk van het Frans niet be-<br />

heerste. Geen van beiden had een gehomologeerd diploma, zodat ze<br />

geen officiele graad konden behalen. Zoals het toen en nog jaren la<br />

ter bij de wereldheren gebruikelijk was, studeerden de meesten in<br />

Leuven om zich op het lesgeven in de colleges voor te bereiden, waar-<br />

voor zij met de kandidatuur meenden te kunnen volstaan.<br />

Na meer dan honderd jaar onderbreking waren die twee de eerste<br />

kruisheren die na de Franse revolutie weer aan de Leuvense Alma Ma<br />

ter terecht kwamen.<br />

Gerardus van Bemmel<br />

Geboren te Cothen in de provincie Utrecht (Nederland) op 7 au-<br />

gustus 1874, trad hij in het noviciaat van de kruisheren te Sint-<br />

Agatha in 1895 en deed er op 4 mei 1896 zijn religieuze professie.<br />

Voor de studie van de wijsbegeerte ging hij naar Diest, waar hij on-<br />

der de leiding kwam te staan van de magister Cornelius van 't<br />

Klooster, die hij later als prior te Maaseik zou ontmoeten, en diens<br />

socius Wilhelmus van Dinter. Het waren twee mannen die met beide<br />

voeten op de grond stonden, voorbeeldige kloosterlingen die in de<br />

orde groot aanzien genoten en in de verdere toekomst een grote rol<br />

zouden spelen. Lambertus Honhon was toen prior te Diest sind 1893.<br />

De professor van wijsbegeerte was Jacobus van de Geer, die onmid-<br />

dellijk na zijn priesterwijding in 1886 voor die taak benoemd was en<br />

ze uitstekend vervulde tot 1919. Hij was een heldere geest die zijn<br />

lessen met veel ijver voorbereidde en gaf. In het begin schijnt hij te<br />

Diest nogal moeilijkheden gehad te hebben. Hij voelde er zich niet<br />

thuis, meende dat hij te weinig werk had en wilde de orde verlaten.<br />

Later heeft hij blijkbaar met nieuwe ijver zijn professoraat vervuld3.<br />

Naast van de Geer die de hoofdprofessor van wijsbegeerte was,<br />

kreeg G. van Bemmel les van prior Honhon, die een cursus van fun-<br />

damentaaltheologie en van kerkgeschiedenis gaf. 's Zondagsmorgens<br />

gaf Chr. Janssens les in welsprekendheid, waarna de ,,academie"<br />

volgde waarin Honhon een voordracht gaf over geschiedenis of lite-<br />

ratuur4. De fraters-filosofen, in casu van Bemmel en later ook Hu-<br />

3 J. SCHEERDER, L Honhon, I.e., p. 24-25; IDEM, Prior A. G. van Mil, p. 151-152.<br />

4 J. SCHEERDER, L. Honhon, p. 24.


46 DE KRUISHEREN EN DE LEUVENSE UNIVERSITEIT<br />

venaars, hadden dus voor opleiding en lessen jonge mensen om zich<br />

heen. Honhon was toen 38 jaar, van 't Klooster 40, van de Geer 33,<br />

van Dinter 27 en Janssen 38. Na twee jaar ging van Bemmel met zijn<br />

klasgenoten M. van Vorst en H. van den Meerendonk terug naar<br />

Sint-Agatha voor de studie van theologie. De lessen werden ook daar,<br />

evenals de wijsbegeerte te Diest, door autodidacten gegeven. Er wa-<br />

ren uitstekende professoren onder, zoals M. Konings, H. Hollmann<br />

en J. Hoogeveen, hardwerkende mensen die zich op de duur hun vak<br />

eigen maakten. Als men echter ziet hoe vaak van de nood een deugd<br />

werd gemaakt, doordat er nogal wisseling van professoren plaats had,<br />

kan men zich moeilijk voorstellen dat de studies op een hoog peil<br />

stonden. G. van Bemmel heeft te Sint-Agatha twee jaar theologie<br />

gestudeerd en werd toen, een jaar voor zijn klasgenoten, priester gewijd.<br />

Men mag gerust veronderstellen dat het besluit om hem naar<br />

Maaseik te sturen hiervan de oorzaak was. Dit zal dan weer verband<br />

gehouden hebben met het begin van de hoogste humanioraklassen<br />

te Maaseik sinds 1897.<br />

G. van Bemmel is er twee jaar leraar geweest. Toen ging hij naar<br />

Leuven. Na twee jaar klassieken zou iedereen verwacht hebben dat<br />

hij naar Maaseik zou terugkeren. Maar inmiddels werd Hannut<br />

gesticht en van Bemmel werd daar leraar. Juist dat schooljaar begon<br />

men met de eerste klas van de humaniora, zodat het voor de hand<br />

lag dat van Bemmel er Latijn, en de daarop volgende jaren Latijn en<br />

Grieks zou geven, naast wellicht minder belangrijke vakken. Hij kon<br />

geen betere voorbereiding hebben voor zijn volgende benoeming te<br />

Uden als leraar van de poesis. Uit zijn curriculum vitae blijkt dat hij<br />

vanaf mei tot September 1908 te Sint-Agatha verbleef vooraleer naar<br />

Uden te gaan. Had dit te maken met zijn gezondheid ? Als hij later,<br />

in 1915, te Hannut tot prior gekozen wordt, zal hij dit ambt weige-<br />

ren vanwege gezondheidsredenen5.<br />

In 1912 werd hij leraar te Maaseik waar hij zeven jaar lang de poe<br />

sis en retorica gaf. Jarenlang zijn de poesis en retorica samen gege<br />

ven, tot ze na 1932 van elkaar gescheiden werden. G. van Bemmel<br />

moest dus om het jaar de leerstof van poesis en retorica geven. Weer<br />

was zijn voorgaand werk te Uden de juiste voorbereiding geweest voor<br />

5 J. SCHEERDER, H. Hollmann, I.e., p. 218 en 147.


DE KRUISHEREN EN DE LEUVENSE UNIVERSITEIT 47<br />

Maaseik. Kanunnik Emile Vanderdonck heeft hem juist in die jaren<br />

te Maaseik gekend, daar hij er van 1912-1920 student was. Hij had<br />

een hoge achting voor van Bemmel en liet uitdrukkelijk blijken dat<br />

in die jaren het college uitstekend verzorgd was wat klassieken en po-<br />

sitieve wetenschappen betrof. Bij het jubileum 50 jaar retorica in<br />

1948 nam hij op de academische zitting het woord en tekende van<br />

Bemmel als een eigen-aardig man, niet felbespraakt maar eerder<br />

schuchter en zwijgzaam van aard. Maar hij had een aparte humor<br />

waarmee hij op de juist gepaste momenten voor de dag kan<br />

komen6.<br />

Hij heeft te Maaseik van 1912 tot 1919 les gegeven, waarschijnlijk<br />

een volledig uurrooster met daarbij de nodige surveillance en assisten-<br />

tie. Hij was kapelaan te Tongerlo in 1915, pastoor te Heppeneert in<br />

1916 en kapelaan te Kessenich in 1917, taken die zich wel tot het<br />

week-end zullen beperkt hebben, omdat men van een leraar-retorica<br />

moeilijk een volledige functie in de zielzorg veronderstellen kan. Dat<br />

hij er hard gewerkt heeft lijdt geen twijfel, zoals hij dat trouwens la<br />

ter te Diest ook gedaan heeft. Daarbij versmaadde hij de goede din-<br />

gen van het leven niet, ook al was hij, op zijn eigen manier, een ern-<br />

stig priester en kloosterling. Van hem kan men gerust zeggen wat iemand<br />

onlangs neerschreef: ,,En als men nu alles meent gezegd te<br />

hebben over school en onderwijs, dan blijft er een ding over, dat<br />

men gewoonlijk niet zegt, en dat is dit: de kwaliteit van het onder<br />

wijs, het weze middelbaar of universitair, wordt niet bepaald door<br />

programma en methoden, maar bijna uitsluitend door de kwaliteit<br />

van de docent" 7. Als oud-leerlingen hem prijzen om de lessen die<br />

ze van van Bemmel kregen, mogen we aannemen dat hij die kwali<br />

teit bezat, die gewoonlijk bestaat in een sterke persoonlijkheid die<br />

met inzet en geestdrift werken kan en die van zijn werk houdt. In de<br />

zeventien jaar van zijn leraarschap is dit duidelijk genoeg gebleken.<br />

Ondanks zijn zwijgzame aard was van Bemmel een goed predi-<br />

kant. In de jaren te Maaseik kwam dat vooral tot uiting in de paro-<br />

chies waar hij 's zondags werkzaam was. Later te Diest was hij de re-<br />

gelmatige zondagspredikant in de hoogmis nadat Honhon hiermee<br />

was moeten ophouden. Ook preekte hij veel retraites o.a. in het col-<br />

6 Zie nota 19, Hoofdstuk I.<br />

7 L. VANDERKERKEN, boekbespreking in de Standaard der Letteren van 25 juli 1980.


48 DE KRUISHEREN EN DE LEUVENSE UNIVERSITEIT<br />

lege te Maaseik in onze studententijd. Hij kon dan boeiend vertel-<br />

len, allerlei histories die hij zelf verzon maar die bij ons als waar over-<br />

kwamen. ,,Er was eens een kruisheer te Londen", begon hij dan. La<br />

ter ondervonden we dat we van het kruisherenklooster in Londen<br />

maar heel weinig afweten. Het deed aan zijn pakkende preektrant<br />

niet af. Onder de oorlog 1940-1944 preekte hij meerdere priesterretraites<br />

voor de geestelijkheid van de omtrek van Diest die toen vanwege<br />

de voedselvoorziening niet op het seminarie terecht konden. Hij<br />

had de preken helemaal uitgeschreven, maar preekte ze totaal van<br />

buiten.<br />

In 1919 werd van Bemmel van Maaseik naar Diest geroepen om er<br />

wijsbegeerte te doceren. Na de oorlog begon te Diest voor de Belgische<br />

fraters naast de cursus van wijsbegeerte ook een cyclus van theologie,<br />

zodat er meer krachten noodzakelijk werden. J. van de Geer<br />

staakte zijn lessen in September 1919, al was hij nog maar 56 jaar. Hij<br />

had 33 jaar les gegeven. Van Bemmel heeft zijn taak overgenomen<br />

en dat zeven jaar volgehouden. Maar al tamelijk vlug na zijn benoeming<br />

kreeg hij er ander werk bij. In 1920 nam de orde een missiegebied<br />

aan in Belgisch-Congo, de Uelemissie in het noord-oosten.<br />

Het gebied hoorde tot dan toe bij de missie van de norbertijnen van<br />

Tongerlo, maar was op enkele missieposten en wat broussekapellen<br />

na — een gebied van twee maal Belgie — nog praktisch onontgon-<br />

nen voor het evangelic Cornelius van 't Klooster, oud-prior van Maa<br />

seik en toen 64 jaar werd de eerste missieprocurator. Hij moest zorgen<br />

voor de uitrusting van de missionarissen en bijzonder voor het<br />

verzamelen van giften. Een van de middelen was de stichting van een<br />

missietijdschrift, dat in Nederland werd opgericht onder de titel<br />

Kruistriomf"en eigenlijk voor Belgie mee bedoeld was. Het was het<br />

initiatief van van Bemmel om er te Diest apart mee te beginnen on<br />

der de naam van Zegepraal des Kruises, daar hij zag dat een samen-<br />

werking met Nederland op z'n minst erg moeilijk was. Alhoewel van<br />

't Klooster te Maaseik de eigenlijke missieprocurator was en dit bleef<br />

tot aan zijn dood in 1943, was de missieprocure, al was het erg primitief,<br />

gevestigd te Diest. Van Bemmel nam de initiatieven. Van het<br />

tijdschrift De Zegepraal des Kruises was hij van 1920 tot 1923 de redacteur.<br />

Van het begin af werd hij hierbij echter geholpen door A.<br />

Schepens die eerst de drukproeven verbeterde maar stilaan heel de re-


DE KRUISHEREN EN DE LEUVENSE UNIVERSITEIT 49<br />

dactie in handen nam en hield tot 1938. Op aanraden van Frans<br />

Uten die in 1921 naar Congo vertrok en met behulp van mevrouw<br />

Uten, de moeder van deze missionaris, richtte van Bemmel een missienaaikring<br />

op, die jaarlijks een tentoonstelling van gemaakte misgewaden<br />

en kleren hield, waarbij dan een tentoonstelling aansloot<br />

van voorwerpen uit de missie. Ook daarvoor had van Bemmel smaak<br />

en zorg, zodat hij spoedig zorgde voor een missiemuseum. De eerste<br />

jaren waren het enkele kasten te Diest en te Maaseik. Maar bij de<br />

nieuwbouw te Diest voor noviciaat en studiehuis voor de fraters,<br />

kreeg hij een ruime ,, missiezaal'' ter beschikking waar de voorwer<br />

pen in glazen kasten werden tentoongesteld. Op de duur was het een<br />

mooi museum met allerlei voorwerpen die men nu zelfs in Zaire tevergeefs<br />

zoekt. Bij elk vertrek van confraters naar de missie was van<br />

Bemmel present om, eerst per trein, later met 'n autobus, samen met<br />

familie en medewerksters naar Antwerpen te rijden en hen uitgeleide<br />

te doen in de haven.<br />

Hij gaf ontelbare missie-avonden met lichtbeelden, waarbij hij zo<br />

boeiend over de missie wist te vertellen alsof hij er jarenlang geweest<br />

was. Ook werden er jaarlijks tentoonstellingen gehouden, samen met<br />

andere orden en congregaties die missies hadden, en waarmee meestal<br />

een tiental dagen gemoeid waren. Ook bij de terugkeer van missionarissen<br />

liet van Bemmel zelden verstek gaan.<br />

Met al die bezigheden als hulpprocurator had hij zoveel werk gekregen<br />

dat zijn lessen er wel onder moesten lijden. Gewoonlijk is het<br />

daarbij zo, dat men al het werk buiten de eigenlijke taak, als dit tenminste<br />

een studietaak is, laat voorgaan en stilaan de belangstelling<br />

voor zijn studievak verliest. Toen Matthieu Deckers, in 1926 te Rome<br />

de licencie in theologie behaalde, bleef hij in Diest en nam de les<br />

sen van wijsbegeerte en geschiedenis van de wijsbegeerte van van<br />

Bemmel over, tegelijk met de lessen van kerkelijk recht van L. van<br />

Hout. Van Bemmel zette zijn vele bezigheden voort, werd meer en<br />

meer praktisch de missieprocurator, waarvoor hij na de dood van Van<br />

\ Klooster officieel benoemd werd. Samen met A. Schepens moest<br />

hij elke maand zorgen voor het ,,vullen" van het missietijdschrift,<br />

vaak door zelf artikels en verhalen en een vaste rubriek met missienieuws<br />

te schrijven. Het was een voortdurende zorg. Bij het eerste<br />

vertrek van missionarissen was er te Diest een feestelijke afscheidsavond<br />

waarbij de fraters toneelspeelden en musiceerden. Van Bemmel


50 DE KRUISHEREN EN DE LEUVENSE UNIVERSITEIT<br />

hield dan het afscheidswoord, waarbij we als refrein telkens weer een<br />

oproep tot de vertrekkenden te horen kregen om te schrijven voor het<br />

missieboekje. ,, Schrijf toch, schrijf toch'' herhaalde hij steeds maar<br />

weer. Zijn oproep had succes in de eerste tijd van het verblijf van de<br />

missionarissen in Congo. Sommigen bleven schrijven, omdat ze in de<br />

studie van het volk en zijn gebruiken voldoende stof hiervoor vonden.<br />

De meesten hidden er al gauw mee op als ze eenmaal de taal kenden<br />

en volop in het werk kwamen te staan.<br />

Heel bijzonder na de wereldoorlog 1940-1945 kreeg van Bemmel<br />

het druk. Vele missionarissen moesten dringend terugkeren uit<br />

Congo, omdat ze al veel te lang waren moeten blijven. Daarbij waren<br />

onder de oorlog elk jaar confraters voor de missie benoemd, die<br />

nu moesten worden uitgerust om te vertrekken. Daar was veel geld<br />

voor nodig en de procurator moest zorgen dat het er kwam, al stond<br />

hij hierbij niet alleen. Aan meerdere confraters in de verschillende<br />

huizen en aan de fraters te Diest had hij een goede hulp om rond te<br />

gaan voor abonnees voor het,, groene boekje'', dat in plaats van De<br />

Zegepraal des Kruises nu de titel Kruis en Werelddroeg en door verandering<br />

van redactie ook innerlijk werd vernieuwd.<br />

G. van Bemmel heeft zijn taak als missieprocurator nog volgehou-<br />

den tot 1949, toen hij op de leeftijd van 75 jaar een welverdiend ontslag<br />

nam. Toch bleef hij na 1949 nog enkele jaren de zondagspredi-<br />

kant in de kloosterkerk en de veelgevraagde biechtvader zowel voor de<br />

kerkbezoekers als voor de eigen confraters. De vele lotgevallen van de<br />

missieprocure, de talrijke tentoonstellingen, lichtbeeldavonden, het<br />

vertrek van de missionarissen, het aantal abonnees van het,, boekje "<br />

en de jaarlijkse winst ervan heeft hij in zijn Kroniek der Missieprokuur,<br />

een honderdtal geschreven foliobladzijden, tot in de details op-<br />

getekend tot de laatste dag, 30 September 1949.<br />

Op 22 augustus 1954 is van Bemmel, na een stilaan zwakker wor-<br />

dende gezondheid, te Diest in het klooster overleden. De ,,Pere", zo-<br />

als hij steeds genoemd werd, kan men moeilijk anders dan met enige<br />

weemoed en met veel dankbaarheid gedenken8.<br />

Andreas Huvenaars<br />

Hij was van een heel andere aard en karakter. Geboren te Zeeland,<br />

een dorpje kort bij Uden in Noord-Brabant (Nederland), deed hij van<br />

8 Onze oud-missieprocurator is heengegaan, in Kruis en Wereld, XXXIII, 1953-1954, p.<br />

253-254.


DE KRUISHEREN EN DE LEUVENSE UNIVERSITEIT 51<br />

1890-1896 zijn middelbare studies op het priestercollege te Uden en<br />

ging vandaar naar Sint-Agatha voor het noviciaat. In 1897 legde hij<br />

zijn kloostergeloften af op het hoogfeest van Kruisverheffing, 14 Sep<br />

tember, en ging kort daarna voor de studie van de wijsbegeerte naar<br />

het klooster van Diest (1897-1899) waar hij praktisch dezelfde omgeving<br />

aantrof die we boven geschetst hebben. Daarna ging hij terug<br />

naar Sint-Agatha voor de studie van theologie en werd op 24 mei 1902<br />

priester gewijd. Voor hem was de aanpak te Leuven zeker moeilijker<br />

dan voor van Bemmel, die in Maaseik al twee jaar in het Frans had lesgegeven.<br />

Van Huvenaars kan men veronderstellen dat zijn kennis van<br />

het Frans gebleven was waar hij er op het college van Uden mee was<br />

opgehouden.<br />

Na twee jaar studie in het toen nog rustige universiteitsstadje, werd<br />

hij leraar benoemd te Maaseik waar hij vanaf 1904 les gaf in Latijn, natuurkunde,<br />

Frans en in de loop van de jaren in meerdere andere vakken.<br />

De directeur van het college, H. van Hasselt, overleed te Maaseik<br />

op 11 mei 1905. Huvenaars, nog maar 28 jaar oud, werd zijn opvolger.<br />

We kunnen hieruit gerust besluiten dat men te Maaseik niet zo overvloedig<br />

van goede krachten voorzien was, temeer daar het pas begonnen<br />

college te Hannut juist toen met nieuwe krachten moest bevolkt<br />

worden. Maar met evenveel recht kunnen we emit afleiden dat Huve<br />

naars in dat ene jaar dat hij te Maaseik had doorgebracht een op de<br />

voorgrond tredende figuur geworden was. Hij was een imponerende<br />

man, groot van gestalte, altijd vriendelijk tenzij zijn taak het anders<br />

eiste, en van een uitstralende goedheid. Die indruk maakte hij op de<br />

studenten en op hun ouders als ze hem spreken wilden. Hij had in die<br />

tijd een sterk gezag over de jongens, wat ook wel voor een gedeelte zal<br />

gelegen hebben aan de kleine klassen die er toen te Maaseik waren. In<br />

latere jaren is dit gezag sterk verminderd. Maar iedereen had eerbied<br />

voor hem. Oudstudenten die men nu, na zoveel jaren, ontmoet, heb<br />

ben die eerbied voor hem bewaard en spreken over hem met achting<br />

en dankbaarheid. We kunnen ook hier weer aanhalen wat kanunnik<br />

Emile Vanderdonck over het college in zijn studentenjaren zei, dat nl.<br />

wat de studies betreft, wiskunde en natuurwetenschappen de kroon<br />

spanden, maar dat ook Latijn en literatuurgeschiedenis, zowel franse<br />

als nederlandse, flink en degelijk onderwezen werden9.<br />

9 Kruis en Wereld, XXVII, 1947-1948, a.c, p. 107-108 en het artikel van Prof. dr. Luc In-<br />

DESTEGE, De opvoeding bijde Kruisheren, ibidem, p. 120-122; A. WffiERS-T. Bik, a.c., bronnenopgave<br />

bij nota 108.


52 DE KRUISHEREN EN DE LEUVENSE UNIVERSITEIT<br />

Tot de geest van vertrouwen op het college heeft Huvenaars zeker<br />

het zijne bijgedragen. Hij bleef directeur tot 1909, toen L. Zufang prior<br />

werd en tegelijk de directie van het college op zich nam. Voor een klein<br />

college was dit mogelijk. Van een ontslagnemen van Huvenaars weten<br />

we niets, maar we kunnen dit enigszins veronderstellen, omdat zijn ge-<br />

zondheid zwak was en hij een tijd met zijn longen sukkelde.<br />

Het is eigenaardig dat Huvenaars naast de klassieken, waarin hij<br />

universitaire studies gemaakt had, ook natuurkunde gaf en zich<br />

hierin door eigen studie tot een goed leraar opwerkte. Reeds in 1914,<br />

toen radio's nog maar zeer sporadisch te vinden toestellen waren, had<br />

hij er al een gemaakt. Toen de oorlog uitbrak en dit per radio be-<br />

kend gemaakt werd, was hij de eerste die dit bericht opving en naar<br />

de studentenrefter stormde om het daar bekend te maken, zoals een<br />

van de oudstudenten zich nog herinnerde10. Ook voor zijn lessen<br />

maakte hij zelf allerlei toestellen, soms met erg primitieve middelen;<br />

later bestelde hij de onderdelen en stelde zelf de toestellen samen.<br />

Hij kon interessante natuurkundelessen geven, met allerlei proeven<br />

die men voor zijn verder leven onthield. Ook zijn latijnse en franse<br />

lessen waren degelijk en werden met interesse gevolgd.<br />

Onder de oorlog 1914-1918 onderging het college de lotgevallen<br />

van vele andere instituten: studenten die als vrijwilligers optrokken<br />

naar het front, inkwartiering van duitse soldaten, propaganda voor<br />

het activisme, waarvoor prior Zufang op de prijsuitdeling van 1917<br />

uitdrukkelijk waarschuwde. Op het einde van de oorlog — de ravi-<br />

taillering schijnt over het geheel nogal meegevallen te zijn — kwam<br />

inkwartiering van duitse terugtrekkende soldaten tegelijk met die van<br />

vluchtelingen en uit gevangenschap terugkerende belgische soldaten;<br />

tevens de spaanse griep waaraan tal van studenten leden, maar die<br />

geen enkel dodelijk slachtoffer maakte. Zo goed en zo kwaad als het<br />

ging werden de lessen voortgezet, soms alleen in de voormiddag.<br />

Van 1919 tot 1925 werd G. Klaverweyden prior en directeur. In<br />

1925 koos het convent Huvenaars als prior die tegelijkertijd het di-<br />

recteurschap overnam terwijl Klaverweyden leraar werd te Uden.<br />

Als directeur was Huvenaars in de gastenkamer, bij ontvangst van<br />

de studenten en hun ouders de meest beminnelijke figuur. Maar de<br />

10 A. WffiERS-T. BlK, a.c, p. 259 en 295.


DE KRUISHEREN EN DE LEUVENSE UNIVERSITEIT 53<br />

eerste dag op het college was hij het tegenovergestelde. Hij kwam<br />

dan in de studiezaal om het reglement af te kondigen. Met zijn grote<br />

gestalte stond hij op de toch al zo hoge kadeter en las de reeks van<br />

straffen voor: ,,Op straffe van wegzending ..." enz., enz. De studenten<br />

aanhoorden het allemaal met eerbiedig ontzag. In heel veel<br />

gevallen nam hij het zelf niet zo tragisch op. Bij werkelijk ernstige<br />

vergrijpen tegen de collegetucht werd deze allerstrengste straf meermalen<br />

toegepast, maar dit heeft hem zeker veel nadenken, spijt en<br />

in zekere zin gewetensangst gekost, gezien zijn goedheid en zachtheid<br />

van gemoed.<br />

Als prior en directeur van 1925-1943 heeft hij meerdere uitgevoerde<br />

projecten op zijn naam staan: de bouw van een nieuwe<br />

studie- en tevens toneelzaal, terwijl de oude studiezaal recreatie werd<br />

en de oude recreatiezaal een voor die tijd modern ingericht physicaen<br />

scheikundelokaal (1932); een landbouwcursus bij de middelbare<br />

school (1929); moderne humaniora, wetenschappelijke afdeling<br />

(1939), terwijl toen ook de plannen voor de nieuwbouw klaarlagen,<br />

die door het uitbreken van de oorlog 1940 niet konden worden uitgevoerd.<br />

Men kan natuurlijk al die prestaties niet op de naam van<br />

een man plaatsen. In een college zijn er een aantal leraren die hun<br />

woord meespreken, terwijl elke prior zijn raadsleden heeft aan wie hij<br />

alle belangrijke voorstellen moet voorleggen. Maar het gebeurde onder<br />

zijn bestuur en hij was open en gevoelig voor de raad die hij van<br />

anderen kreeg.<br />

Een oudstudent van het college, die eerst redemptorist en later<br />

protestants dominee werd, schreef in Mijn weg naar het licht met<br />

rancune over zijn collegejaren. Maar er is een figuur waarvoor hij altijd<br />

eerbied en achting behouden heeft, nl. prior Huvenaars. Als dit<br />

van zulke zijde gezegd wordt, bewijst het toch wel iets.<br />

Huvenaars was ook een man met kunst- en schoonheidszin, die<br />

zich buiten zijn lessen o.a. uitte in zijn schilderijtjes, meestal natuurschilderingen.<br />

't Zijn wellicht geen meesterwerken geweest, maar ze<br />

waren mooi en aangenaam om te zien. Ook zorgde hij voor ontspanning<br />

van de leerlingen, en velen zullen zich de filmavonden herinneren,<br />

die hij met een voor die tijd misschien modern toestel gaf. Hij<br />

moest zelf draaien en nu en dan ging de film kapot. Soms, als er een<br />

scene in voorkwam die hij voor de jongens minder geschikt achtte,


54 DE KRUISHEREN EN DE LEUVENSE UNIVERSITEIT<br />

hield hij zijn hand voor de lichtstraal en riep: ,,De film is kapot" !<br />

Maar zij die er vlak naast zaten konden de lange omhelzing in de<br />

kleine projectie op zijn hand bewonderen.<br />

Eigenlijk is hij leraar gebleven tot 1953, al waren het natuurlijk<br />

maar enkele lessen meer die hij nog graag geven wilde. Pensioenleeftijd<br />

bestond toen nog niet. Wat men een heel leven met grote inzet<br />

en liefde gedaan heeft, geeft men alleen maar op als het niet meer<br />

gaat. Reeds in 1947 had hij zijn gouden professiefeest gevierd en in<br />

1952 zijn vijftig jaar priester-zijn herdacht. Op 81 jarige leeftijd, 1<br />

maart 1959 stierf hij.<br />

Naast zijn werk als prior, directeur en leraar heeft hij meerdere<br />

hoge posten bekleed in de orde. Hij werd definitor gekozen op de<br />

generate kapittels van 1914, 1926, 1938 en 1949, de functie van<br />

raadslid van de generaal die telkens duurt tot het volgende generaal<br />

kapittel dat tot dan toe om de drie jaar gehouden werd. Daarbij was<br />

hij onder de oorlog, toen magister-generaal van Dinter overleden was,<br />

van September 1940 tot juni 1946 — de keuze van een nieuwe ge<br />

neraal — vicaris-generaal voor Belgie. Voor Nederland, Belgie en de<br />

Verenigde Staten was toen door Rome een vicaris-generaal aangesteld,<br />

omdat onderling contact onmogelijk was. Ook was hij jarenlang voorzitter<br />

van de V.2.W., de voor de burgerlijke wet bestaande vereniging,<br />

die aan de kruisheren in Belgie rechtspersoonlijkheid verleende.<br />

Al was dit geen taak die veel werk meebracht, toch moest hij de jaarlijkse<br />

algemene vergadering van de beheerraad voorzitten en aanwezig<br />

zijn op bijeenkomsten zoals bv. verkopen van vaste goederen die de<br />

kruisheren soms erfden en die ze vanwege de ,,wet op de dode<br />

hand" niet mochten behouden, tenzij ze voor de eigen doeleinden<br />

van de orde gebruikt konden worden.<br />

We hebben mooie herinneringen bewaard aan deze hoogstaande<br />

religieus en priester, aan de beminde en knappe leraar, aan de ge-<br />

moedelijke en in-goede mens11.<br />

b. Tien jaar later<br />

Na deze twee universitairen van 1902 tot 1904 zou het tien jaar<br />

duren eer men ertoe komen zou om aan meer jonge mensen, en dan<br />

ii Zie over hem Vinculum, IV, 1957, p. 159-160.


DE KRUISHEREN EN DE LEUVENSE UNIVERSITEIT 55<br />

nog erg zeldzaam, een voor hun toekomstige taak als leraar of pro<br />

fessor speciale opleiding te bezorgen. Gebrek aan roepingen moet<br />

hierin wel een rol gespeeld hebben, in de zin dat men voor nieuw<br />

aangenomen apostolaatstaken zoals het college te Hannut in 1904 en<br />

de stichting in de Verenigde Staten in 1910 alle beschikbare mensen<br />

nodig had. Ook andere factoren speelden hierin mee, zoals we ver-<br />

der zullen zien.<br />

De man die hierin een grote rol speelde met steun en hulp van<br />

meerdere anderen, was prior Gerardus van Mil van het klooster te<br />

Uden. Na zijn priesterwijding was hij enkele jaren te Uden leraar ge-<br />

weest (1888-1895). Op de duur kon hij er niet slagen omdat hij on-<br />

voldoende gezag had. Magister-generaal Mgr. Manders gaf hem een<br />

nieuwe kans door hem naar Maaseik te sturen. Geleerd door ervaring<br />

is hij te Maaseik een uitstekend leraar geweest. In 1902 koos de com-<br />

muniteit te Uden hem tot prior, een ambt dat hij tot 1922 zou ver-<br />

vullen. Uden was een priestercollege waar het geestelijke primeerde<br />

op het wetenschappelijke. Vanzelfsprekend stond het Latijn er cen-<br />

traal, terwijl Frans de tweede taal voor de latinist was. Voor andere<br />

vakken was er in zoverre plaats als ze nuttig en nodig waren voor de<br />

kerkelijke wetenschappen, waarop ze de leerlingen moesten voorbe-<br />

reiden.<br />

Reeds als leraar zal G. van Mil ervaren hebben dat er voor het mid-<br />

delbaar onderwijs, ook aan een priestercollege, en zeker voor het ho-<br />

ger onderwijs in wijsbegeerte en theologie meer gevormde mensen<br />

noodzakelijk waren. Als prior en directeur van het college te Uden<br />

is dit nog meer tot hem doorgedrongen. De jezui'et dr. Cl. Wilde,<br />

die hem vaak te Uden bezocht, was hierin een kostbare raadgever<br />

waarnaar prior van Mil aandachtig wist te luisteren. Hij was tegelijk<br />

een helper, die vanaf 1907 meerdere jaren speciale lessen gaf aan W.<br />

Bos, die als onderwijzer in de orde getreden was, en aan L. Meyer die<br />

een diploma H.B.S. had toen hij in het klooster kwam. Eerst kregen<br />

ze les in algebra en meetkunde, terwijl Meyer zich bij dr. Wilde ook<br />

bekwaamde in het lezen van Griekse schrijvers. Het hielp om stilaan<br />

het onderwijsprogramma van het college aan te passen — al was het<br />

dan van verre — aan dat van de gymnasia. Het was ook het begin<br />

van verdere studie. Dr. Moller, directeur van de R.K. Leergangen in<br />

den Bosch, raadde prior van Mil aan om J.B. van Gennip in 1914


56 DE KRUISHEREN EN DE LEUVENSE UNIVERSITEIT<br />

voor middelbaar Nederlands naar die leergangen te sturen. Dr. Mol-<br />

ler was de initiatiefnemer en stichter van deze vorm van hoger katho-<br />

liek onderwijs, waarmee hij in 1912 in Amsterdam begonnen was en<br />

die in 1913 naar den Bosch werd overgebracht. In 1919 zouden de<br />

leergangen overgaan naar Tilburg12. Na van Gennip in 1914 volgde<br />

G. Blockx in 1918 voor middelbaar wiskunde. Dat prior van Mil niet<br />

meer kon bereiken zal zijn voornaamste oorzaak wel gehad hebben<br />

in bovengenoemd gebrek aan krachten. Misschien ook in het onbe-<br />

grip van andere confraters. ,, Wij hebben 't ook zonder dat moeten<br />

doen, en het gaat toch". Maar van Mil zette door en ondervond hier-<br />

bij de krachtige steun van L. Meyer en H. Linnebank. Herman Iin-<br />

nebank had in die tijd een zekere bekendheid als schrijver, criticus<br />

en vriend van Vlaanderen waar hij met vele vooraanstaande literato-<br />

ren bevriend was. Over Vlaanderen en de Vlaamse literatuur, bijzon-<br />

der over G. Gezelle gaf hij voordrachten op talloze plaatsen, waar-<br />

bij hij met smaak en gevoel zelf de gedichten voordroeg13. Meyer<br />

en Linnebank hielpen mee om de plannen van de prior te verwezen-<br />

lijken. Vanuit Sint-Agatha kwam wekelijks een groepje theologanten,<br />

de beste studenten, naar Uden. L. Meyer gaf hun Grieks en wis<br />

kunde, Linnebank letterkunde, om hen zo bekwaam te maken tot<br />

verdere studies. Toen J.B. van Gennip ging studeren voor Neder<br />

lands, schreef Linnebank in een vlaag van enthousiasme in zijn dag-<br />

boek: ,,Hulde aan de prior die het er door wrong, wrong bij Hoog-<br />

waardig Heer". De dominikaan J.G. de Langen-Wendels, hoogleraar<br />

te Freiburg (Zw.), kwam in 1915 naar Uden om met de prior te pra-<br />

ten over eventuele studenten voor zijn universiteit. Op 11 October<br />

kon Linnebank in zijn dagboek vermelden: ,, Hoogwaardig Heer<br />

brengt de blijde tijding dat R.D. van Lieshout — oud student van<br />

ons college — gaat studeren aan de hogeschool van Freiburg. God-<br />

dank, de weg is geopend. Dank aan het herhaalde duwen en drin-<br />

gen van onze prior, die de moeilijkheden voortschopte als keikes van<br />

de baan" 14. Inderdaad was de weg geopend. Hein van Lieshout<br />

studeerde theologie in Freiburg van 1915 tot 1920 en doctoreerde in<br />

1921. Antoon van Asseldonk was de volgende; in 1916 begon hij de<br />

12 J. SCHEERDER, Prior A. G. van Mil 1866-1931, p. 103-105; over de leergangen, zie A.<br />

VAN DUINKERKEN, Brabantse Herinneringen, hoofdstuk Dr. Moller, p. 185-207.<br />

13 D. SNIJDERS, Herman Linnebank 1875-1927. Zijn werk als criticus en Vlamingenvriend><br />

Antwerpen, 1952, 80 biz. in Verhandelingen K. VI. Hogeschooluitbreiding.


DE KRUISHEREN EN DE LEUVENSE UNIVERSITEIT 57<br />

theologiestudie in Freiburg; in 1918 ging hij naar Rome waar hij in<br />

1919 doctoreerde in theologie en aan het Biblicum zijn studies voortzette.<br />

Hij behaalde er in 1921 de licentie in de bijbelwetenschappen.<br />

Piet Rutten ging in 1919 naar Freiburg en begon er de studie van<br />

kerkelijk recht, die hij van 1920 tot 1923 te Rome voortzette en waarin<br />

hij doctoreerde. Te Rome woonden de studenten eerst in de Franse<br />

procure van Saint-Sulpice, tot ze er in 1921 een eigen procure en studiehuis<br />

verkregen15. Voortaan zouden er voortdurend kruisheren<br />

studeren te Rome, meestal aan het Angelicum, en dit met enkele onderbrekingen<br />

tot nu toe16.<br />

Matthieu Wieers<br />

Bij de fraters van Sint-Agatha die elke week naar Uden trokken om<br />

er de lessen van Iinnebank en Meyer te volgen, was ook de belgische<br />

kruisheer Matthieu Wieers. Zijn vader was hoofdonderwijzer in<br />

Geistingen en een van de voorvechters in de schoolstrijd in 1879. Hij<br />

was te Geistingen geboren op 8 november 1889 en maakte de humaniora<br />

bij de kruisheren van Maaseik van 1901 tot 1907. Hierna trad<br />

hij in bij de kruisheren te Sint-Agatha en legde er in 1908 zijn<br />

kloostergeloften af. De wijsbegeerte maakte hij, zoals de anderen, in<br />

Diest van 1908 tot 1910 waarna hij voor de theologische studies opnieuw<br />

naar Sint-Agatha trok. Samen met het groepje ,, uitverkorenen"<br />

kreeg hij te Uden lessen van Meyer en Linnebank. Naar eigen<br />

getuigenis heeft hij bij Meyer 900 wiskunde-opgaven doorworsteld17.<br />

In 1913 werd hij priester gewijd en benoemd tot conventualis<br />

van het klooster te Maaseik. Het zal zeker het initiatief van<br />

prior Zufang geweest zijn dat hij naar Leuven gestuurd werd. Voor<br />

de klassieken was men met G. van Bemmel en A. Huvenaars goed<br />

voorzien. Wat ligt meer voor de hand, ook gezien zijn voorbereiding<br />

te Uden, dan dat Wieers de richting van de positieve wetenschappen<br />

zou ingaan? Een jaar maar is hij te Leuven gebleven. Hij woonde er<br />

in het H. Geestcollege in de Naamsestraat. Doordat hij de humaniora<br />

nog helemaal in het Frans gemaakt had, had hij een voorsprong op<br />

15 A. RAMAEKERS, Doctor Anton van Asseldonk o.s.crucis 1892-1973, in Clairlieu, XXXVI,<br />

1978, p. 5-51; Idem, Oudheidkundige Dr. H. van Lieskout, kruisheer, in Het Oude Land van<br />

Loon, 1949, overdruk 7 biz.<br />

16 Tot aan de oorlog: 22; in 1947 gingen 7 nieuwen; daarna waren er geregeld studenten<br />

tot 1967.<br />

17J. SCHEERDER, Prior van Mil, p. 122-126.


58 DE KRUISHEREN EN DE LEUVENSE UNIVERSITEIT<br />

de confraters die 'n tiental jaren geleden de ,,Alma Mater" be-<br />

zochten.<br />

Nauwelijks het eerste jaar voltooid en de kandidatuur in land-<br />

bouwwetenschappen behaald, viel op 4 augustus 1914 het duitse le-<br />

ger Belgie binnen. De stad Leuven zelf en de universiteit kregen het<br />

zeer zwaar te verduren; denk alleen nog maar aan de universiteits-<br />

hallen die op 26 augustus in brand gestoken werden en waardoor de<br />

bibliotheek van 300.000 werken en een schat aan handschriften en<br />

incunabelen in de vlammen opging, het verlies van een cultuurschat<br />

voor altijd. Alle lessen en examens werden geschorst en, ondanks het<br />

aandringen van de duitse bezetter, bleef de universiteit heel de oor-<br />

log gesloten. Pas op 21 januari 1919 had de feestelijke heropening<br />

plaats18.<br />

Die onderbreking van ruim vier jaar werd voor M. Wieers natuur-<br />

lijk definitief. Als iemand eenmaal volop in het werk zit in een col<br />

lege, is het erg moeilijk die persoon weer vrij te maken. Gesloten<br />

grenzen maakten dat vanaf 1914 tot 1919 niemand vanuit Nederland<br />

in Maaseik benoemd werd. De laatste voor de oorlog was W. Kraan<br />

geweest die van 1914 tot 1918 in Maaseik verbleef. De eersten na de<br />

oorlog in 1919 waren de kruisheren Jan van 't Rood (30 jaar), Jan<br />

Verkuylen (27 jaar), broeder Hubert van Breugel (45 jaar) en Jan<br />

Hoofs (26 jaar).<br />

Matthieu Wieers heeft in Maaseik les gegeven van 1914 tot I960,<br />

niet alleen in wiskunde vanaf het derde jaar humaniora tot in de re-<br />

torica, in landbouwwetenschappen vanaf het ontstaan van de land-<br />

bouwafdeling in 1929, maar ook in plant- en natuurkunde en in<br />

franse taal en letterkunde. Van nature eerder verlegen, kon hij (wel-<br />

licht juist daarom) uiterst streng zijn. Hij sprak niet gemakkelijk, wat<br />

in de literaire vakken die hij geven moest, hinderlijk was. In wis<br />

kunde en natuurkunde was hij jarenlang een goed leraar, streng voor<br />

de lagere en wat soepeler voor de hogere klassen.<br />

Naast zijn lessen was hij van 1919 tot 1931 en van 1945 tot 1946<br />

bestuurder van de ,, academie ", die gevormd werd door de studen-<br />

ten van poesis en retorica en tot doel had in 't openbaar te leren op-<br />

treden door het houden van spreekbeurten, die dan door hiertoe aan-<br />

gewezen studenten moesten geevalueerd worden, al werd dat woord<br />

18 550 jaar Universiteit Leuven, p. 460; AUBERT, o.c. (nota 19), p. 241-242.


DE KRUISHEREN EN DE LEUVENSE UNIVERSITEIT 59<br />

daar toen nog niet voor gebruikt; ook was een meer algemene culturele<br />

vorming zeker een van de doeleinden19. Een oud-student tekende<br />

hem zeer typisch in die fiinctie. De studenten zaten achter tafels<br />

die in hoefijzervorm waren opgesteld, de geelzwarte en met lintjes<br />

versierde ,,cocarde" opgespeld. Dan kwam de bestuurder binnen.<br />

,,Twee tot een lijn op elkaar geperste lippen, waarboven twee vin-<br />

nige speuroogjes vuurvonkten. Van bezijden een ,,ervel" boeken en<br />

periodieken, te groot om normaal onder een arm gevat te kunnen<br />

worden" 20. Vaak las hij na de spreekbeurten voor uit buitenlandse<br />

auteurs die op dat ogenblik aktueel waren. Want hoe eigenaardig het<br />

ook lijkt voor een man die in de wiskunde en positieve wetenscjiappen<br />

gevormd was, hij had een zeer brede belangstelling en was een<br />

lezer en boekenliefhebber zoals er maar weinigen gevonden worden.<br />

De uitgeverij Romen en Zonen van Roermond had een ,, filiaal'' ge-<br />

opend te Maaseik zodat het Romen en Zonen, Roermond-Maaseik<br />

werd. Voor die afdeling te Maaseik zorgde Matthieu Wieers, al stond<br />

ze op de naam van zijn broer Hubert, hoofd van de lagere school in<br />

het college. Daardoor kreeg hij veel boeken zodat zijn kamer stilaan<br />

een bibliotheek werd, waar voor bed, tafel en kleerkast nog nauwe-<br />

lijks ruimte overschoot. Toen de ruime directeurskamer van Huve-<br />

naars vrij kwam, verhuisde Wieers met heel zijn boekenbezit daarheen.<br />

Het waren niet alleen muren vol boeken maar een hele kamer<br />

vol, met dubbele boekenrekken die volgestuwd zaten met werken van<br />

allerlei aard. Men moest door gangetjes van boekenrekken heen eer<br />

men in zijn ,,verblijf" kwam waar hij eigenlijk woonde, een hoek<br />

van die grote kamer bij een van de ramen. Een gemakkelijke zetel,<br />

waaraan een draaibaar lessenaartje was gemonteerd, was blijkbaar een<br />

van de meest gebruikte meubels. Ook was hij een postzegelverzamelaar<br />

die massa's postzegels bijeengebracht heeft. Ook de geschiedenis<br />

van de orde interesseerde hem en, met behulp van te Maaseik berustende<br />

archivalia over het kruisherenklooster van Dinant, schreef hij<br />

een nooit uitgegeven korte geschiedenis van dit klooster met een lijst<br />

van de prioren21.<br />

De speciale bibliotheek van de ,, academie'' viel ook onder zijn<br />

zorgen. 't Was een grote boekenkast die op de poesis-retoricaklas<br />

stond en waar de boekenkwaliteit de kwantiteit ver overtrof.<br />

19 A. WlEERS-T. BlK, I.e., 178-279; artikel in Het Volk van 12-09-1957.<br />

20 DiSClPULUS, Zoete Herinneringen, in Kruis en Wereld, XXVII, 1947-1948, p. 109-110.<br />

21 Eigen archief.


60 DE KRUISHEREN EN DE LEUVENSE UNIVERSITEIT<br />

Wekelijks konden we er twee boeken krijgen, evenals op de gewone<br />

studentenbibliotheek, die ook onder zijn toezicht stond, maar waar-<br />

voor hij studenten als medewerkers had. De echte lezers onder de<br />

studenten konden ook nog bij hem zelf terecht.<br />

Mattljieu Wieers was door en door vlaamsgezind en heeft ook op<br />

dit gebied op vele studenten zijn invloed uitgeoefend. Toen door het<br />

bisdom, en dus ook door directeur Huvenaars, de ,, Blauwvoeta-<br />

genda" en het tijdschrift van A.K.V.S. De Blauwvoet, streng verbo-<br />

den werd, liet hij het oogluikend toe. Hij stond daarbij trouwens niet<br />

alleen. ,,Doe dat ding weg; dat mag ik niet zien", fluisterde hij in<br />

het voorbijgaan in de studiezaal. Juist door zijn hevige vlaamsgezind-<br />

heid, gepaard aan 'n gezond en nuchter verstand, heeft hij zich in<br />

W.O. II strikt van elke actie afzijdig gehouden, zodat hij na de oor-<br />

log geen moeilijkheden gehad heeft.<br />

Als leraar tegenover zijn studenten was M. Wieers evenals zijn<br />

voorgangers en confraters van zijn tijd een man, die van een vertrou-<br />

wensverhouding leraars-studenten hield. Met hem was die relatie ech-<br />

ter niet zo eenvoudig als met vele anderen. In de lessen in de derde<br />

en vierde klas van de humaniora was hij erg streng. Ook al was hij<br />

klein van gestalte, zodat hij in studententaal ,,Wieerske" heette, zijn<br />

gezicht sprak boekdelen als er iets was wat hem niet beviel. In de stu<br />

diezaal was het doodstil als hij op de hoge kadeter zat of zijn ronde<br />

deed. Maar met de ,,grotenM van poesis en retorica kon hij tot die<br />

vertrouwensverhouding komen, zeker als men wat meer met hem in<br />

contact kwam.<br />

Jarenlang is hij een uitstekend leraar geweest, zoals blijkt uit het<br />

reeds aangehaald getuigenis van kannunik Emile Vanderdonck. In<br />

onze studententijd was hij dat nog (1925-1932), zeker in de lagere<br />

klassen van de humaniora en in de ,, middelbare school'' met land-<br />

bouwafdeling. Maar in poesis en retorica was hij goed voor studenten<br />

die een speciale aanleg voor wiskunde hadden. De anderen bleven ach-<br />

ter. Ze kregen voldoende punten voor de examens, maar die waren<br />

dan ook ,, gekregen'' en niet verdiend, omdat hij voor hen in de les<br />

niet te volgen was. In de lessen van franse taal en literatuur kwam hij<br />

vaak met gloednieuwe boeken, waarvan hij dan zo'n 20 tot 30 blad-<br />

zijden behandelde, waarna ze weer door nieuwe vervangen werden.


DE KRUISHEREN EN DE LEUVENSE UNIVERSITEIT 61<br />

Een tijd lang was hij medewerker aan Hooger Leven. Algemeen<br />

Weekblad, waarin hij onder het pseudoniem W.I. Iersma speciaal<br />

over Scandinaafse literatuur schreef in de Rubriek „ Buitenlandse Let-<br />

terkunde". Daarbij was hij vanaf de stichting van de V.Z.W. Kruis-<br />

heren in Belgie, waarvan de zetel in Maaseik gevestigd was, lid van<br />

de beheerraad en daarna jarenlang secretaris, waarvan hij heel het<br />

werk met veel kennis van zaken en interesse deed. Later kreeg men<br />

de indruk, dat het met hem gegaan is zoals met veel leraars en pro-<br />

fessoren die bij hun lessen veel ander werk krijgen. Hun belangstel-<br />

ling voor die andere, soms meer boeiende taken doet hun ijver voor<br />

de eigenlijke taak verflauwen, zodat ze van het substantiele naar het<br />

accidentele overhellen. 't Is een soort vlucht uit de werkelijkheid van<br />

elke dag, die een tamelijk strenge discipline oplegt aan mensen die<br />

zich met onderwijs en ernstige studie bezighouden. Er waren lessen<br />

die M. Wieers zeker goed is blijven geven. Er waren andere waarin<br />

hij steeds maar dicteerde en intussen nieuwe boeken opensneed en<br />

las. Zoals hij de ,,academie" binnenkwam met een stapel boeken<br />

onder de arm, zo kwam hij ook de les binnen met een even grote sta<br />

pel. Hij bleef een interessant en cultured hoogstaand man, waarvan<br />

een bepaalde invloed moest uitgaan. Maar zijn glorie als leraar<br />

taande. Later heeft hij het werk bij Romen en Zonen aan anderen<br />

overgedaan, zodat zijn aandacht weer meer naar zijn lessen uitging.<br />

In 1957 vierde hij zijn gouden kloosterjubileum en in I960 ging hij<br />

op rust, 71 jaar oud.<br />

Nog vier jaar kon hij al lezend en denkend in zijn bibliotheek-<br />

kamer doorbrengen. Hij was blij met een bezoek, kon interessante<br />

feiten vertellen en beoordelen die hij in zijn lang kruisherenleven had<br />

meegemaakt. Door zijn oudstudenten zal hij wel enigszins verschil-<br />

lend beoordeeld worden, al zullen ze hem als cultuurmens hoogach-<br />

ten en als oudleraar veel aan hem te danken hebben.<br />

Op 20 October 1964 is hij te Maaseik overleden en in Heppeneert,<br />

onder grote deelname van zijn oud-studenten, bij zijn confraters be-<br />

graven. O.L. Vrouw van Rust, die daar vereerd wordt, moge hem de<br />

rust geven die hij in zijn druk leven nook gehad heeft22.<br />

22 Vgl. Het Volk, 12-9-1957; zie ook fr. M. WffiERS in Vinculum IV, 1957, p. 161-162 bij<br />

zijn gouden kloosterjubileum; M. CROONENBERGHS, in De Standaard'van 28-10-1964 en Vin<br />

culum, XI, 1964, fasc. 2, p. 111-113.


HOOFDSTUK III - TUSSEN BEIDE OORLOGEN 1919-1940<br />

Weer zou het jaren duren voordat een kruisheer naar de Leuvense<br />

universiteit gezonden werd. Wei werd er alle zorg besteed aan de ho-<br />

gere studies, waar het hoog tijd werd dat meerdere professoren wer-<br />

den vervangen. Ze hadden hun glorietijd gehad of reeds overleefd.<br />

De lijst van kruisheren die vanaf wereldoorlog I tot II naar Freiburg<br />

en daarna naar Rome gingen studeren is welsprekend genoeg om de<br />

vernieuwing van de hogere studies na te gaan, zowel in Nederland<br />

en Belgie als iets later in de Verenigde Staten1. Ook voor de colle<br />

ges werd in zoverre gezorgd, dat meerdere kruisheren, oudstudenten<br />

van Uden, voor het officiele eindexamen werden voorbereid en<br />

daarna meestal gingen studeren aan de Rooms-Katholieke Leergan-<br />

gen in den Bosch en later in Tilburg. In Nijmegen studeerden vanaf<br />

1937, de datum van de stichting der missieprocure waar ook plaats<br />

voor studenten was voorzien, een groot aantal kruisheren aan de uni<br />

versiteit. Ze waren meestal bestemd voor de middelbare studies.<br />

Toen in 1920 de Uelemissie aanvaard werd, werden ook daarvoor<br />

verschillende mensen voorbereid. De eerste die vertrokken waren niet<br />

speciaal geschoold voor hun werk in de tropen. Ze hebben spoedig<br />

ervaren dat in dat uitgestrekte gebied, waar zeker voor de buiten-<br />

posten een geneesheer honderden kilometers ver te zoeken was, een<br />

elementaire kennis van tropische ziekten reeds veel hulp kon bieden.<br />

Piet Andriessen en Frans Uten volgden voor hun vertrek in 1921 en<br />

Hubert Cuypers in 1925 een cursus tropische geneeskunde te Brus-<br />

sel. Ze hebben er de bevolking in die primitieve jaren grote diensten<br />

mee bewezen. Daarna werd meer de nood gevoeld aan mensen die<br />

officieel als inspecteurs van het lager onderwijs konden optreden, zo-<br />

dat meerderen pedagogie gingen studeren. Anderen, maar dat is<br />

reeds na W.O. II, volgden te Leuven het z.g. Universitair Centrum<br />

dat een meer algemene vorming voor Belgisch-Congo gaf en in plaats<br />

van legerdienst kon gemaakt worden. Toen onder de oorlog niemand<br />

i Zie nota 16.


DE KRUISHEREN EN DE LEUVENSE UNIVERSITEIT 63<br />

naar de missie kon vertrekken, hebben enkelen zich bekwaamd in<br />

technische vakken, op de Hogere Technische School te Heerlen, in<br />

de drukkerij van de Standaard te Brussel en te Beringen in de ateliers<br />

van de koolmijnen. Meerderen kregen de gelegenheid om zich in het<br />

Frans te bekwamen, de bestuurstaal en later, sinds 1958, ook de taal<br />

voor het Middelbaar onderwijs.<br />

a. In het H. Geest-college<br />

J. Thonon<br />

Om naar ons onderwerp ,, Leuven'' terug te keren: de volgende<br />

student was Joseph Thonon. Hij was geboren op 6 december 1883 te<br />

Poucet, een dorpje in de nabijheid van Hannut. 't Lag dan ook voor<br />

de hand dat Joseph de lagere school ging volgen bij de kruisheren<br />

van Hannut, waarna de eerste vier klassen van de latijns-griekse humaniora<br />

volgden. Voor poesis en retorica moest hij naar Sint-Truiden,<br />

daar die klassen te Hannut toen nog niet gegeven werden. In 1915<br />

trad hij te Diest bij de kruisheren in het noviciaat, waar hij op 14<br />

September 1916, feest van KruisverhefEng en hoogfeest van de orde,<br />

de kloostergeloften aflegde en daarna de wijsbegeerte begon. Blijk-<br />

baar heeft hij met twee jaar theologie volstaan, daar hij na zijn<br />

priesterwijding op 29 mei 1920 te Hannut leraar wetenschappen<br />

werd, o.a. aan de landbouwafdeling die sinds 1912 aan de middel-<br />

bare school verbonden was. Het was voor hem een zware opdracht<br />

om in 1927, op bijna 34 jarige leeftijd, nog naar Leuven te gaan om<br />

landbouwwetenschappen te studeren. Maar de inspecteur van de<br />

landbouwklassen eiste dit, omdat deze afdeling anders niet meer door<br />

de Staat erkend zou worden. De landbouwwetenschappen te Leuven<br />

vormden toen nog geen aparte faculteit maar waren een onderafde-<br />

ling van de faculteit der wetenschappen2. Joseph Thonon kon hier<br />

in 1929 de eerste licentie afmaken. Hij keerde naar Hannut terug,<br />

klaar om de jongens uit landbouwgezinnen op te vangen en hen voor<br />

nieuwe landbouwmethoden en vruchtbaarder grondbewerking voor<br />

te bereiden. Hij heeft er zich met hart en ziel op toegelegd, zodat<br />

men hem op de duur in heel de streek kende als ,,le pere agro-<br />

nome'' die grondonderzoeken deed en met zijn aangeboren weetgie-<br />

2 550 Jaar Leuven, p. 433.


64 DE KRUISHEREN EN DE LEUVENSE UNIVERSITEIT<br />

righeid bleef studeren om op de hoogte te zijn van alles wat voor zijn<br />

lessen of leerlingen nodig of nuttig was. Hij hield de evolutie van de<br />

landbouw bij, zodat hij voor vele landbouwers de vertrouwensman<br />

werd aan wie ze stalen van hun grond of zaadgoed brachten voor onderzoek.<br />

Door hem was de landbouwafdeling te Hannut gekend en<br />

gewaardeerd. Hij kende de gewassen van de streek en de planten met<br />

al hun eigenschappen. Zijn confrater M. Hoeven schildert hem ons<br />

als de wandelaar die met vlugge stappen langs de velden en door de<br />

bossen ging; die overal bleef staan kijken en die praatte met oud en<br />

jong die hem graag om raad vroegen. Hij was een man zonder enige<br />

pretentie die in eenvoud met iedereen kon omgaan. Hij hield van de<br />

streek en van de mensen, praatte graag, ook met de kinderen voor<br />

wie hij blijkbaar een grote plaats in zijn hart had voorbehouden. Hij<br />

was de vriend en beschermer van de weeskinderen van Latinne, voor<br />

wie hij niet alleen snoep maar ook kleren en geld verzamelde. Onder<br />

de oorlog zorgde hij ervoor dat talrijke stadskindertjes in de boerengezinnen<br />

van de streek konden geplaatst worden en konden genieten<br />

van gezonde lucht en stevig voedsel.<br />

Ook als priester en religieus heeft hij zijn roeping altijd ernstig opgevat.<br />

Hij hield van de orde, van de Kerk met haar rijke liturgie en<br />

haar nog rijkere geloofsschat; hij was begaan met haar moeilijkheden<br />

in de laatste decennia van zijn leven.<br />

Van de V.Z.W. der kruisheren was hij een trouw lid van de beheerraad.<br />

Met zijn hang naar gezelligheid woonde hij graag de jaarlijkse<br />

vergaderingen bij. Hij hield van de ,,geneugten van het leven"<br />

zoals ze hem op feestdagen en bij feestelijke gelegenheden geboden<br />

werden. Als men nu, enkele jaren na zijn dood op 26 augustus 1978,<br />

aan hem terugdenkt, dan is het altijd met een prettige herinnering<br />

aan een man, die voor het studiepeil in het college maar ook voor<br />

zijn confraters in en buiten eigen klooster veel verdiensten heeft gehad<br />

en een kostbare gave was. De bladzijde die M. Hoeven aan hem<br />

wijdt, kan terecht besluiten met de woorden: ,,een bekwaam en toegewijd<br />

leraar, een vriend van de mensen en van de natuur, een<br />

priester die geworteld stond in die Haspengouwse grond die hij van<br />

ganser harte lief had''3.<br />

3 Dank aan E.H. J. Dock die deze gegevens aanvulde; zie ook E. FONTAINE-M. HOEVEN,<br />

Coup cToeil sur le Couvent et le College Ste-Croix 1904-1979, Hannut, 1979, tweede helft, p.<br />

15.


DE KRUISHEREN EN DE LEUVENSE UNIVERSITEIT 65<br />

De volgende kruisheren die voor de studie te Leuven werden benoemd,<br />

waren Clemens Custers, Jules Dock en Albert Lantin. De<br />

eerste twee vertrokken in 1932, de derde in 1933.<br />

Clemens Custers<br />

Clem, 20 noemden we hem, was geboortig van Opoeteren<br />

(5-6-1913), de derde van vier zonen van het schoolhoofd aldaar. Van<br />

huis uit had hij de vlaamsgezindheid meegekregen die heel de familie<br />

kenmerkte en die op het kruisherencollege te Maaseik een geschikte<br />

voedingsbodem vond. Clem was 'n knap student. Toen reeds<br />

was hij, voor zijn leeftijd en opleiding, 'n goed pianist en zanger,<br />

blijkbaar ook iets wat hij uit een muzikale familie meekreeg. In zijn<br />

jaren als frater te Diest heeft hij 'n massa muziek overgeschreven, als<br />

er voor 't een of ander feest meerstemmige muziekstukken nodig wa<br />

ren. 't Kopen van muziek was in die tijd voor het arme Diesterse<br />

klooster te duur, zodat we ons op die manier moesten behelpen. Ook<br />

hielp hij er als organist bij het spelen van de vele gezongen missen.<br />

In augustus 1931 ging Clem, samen met Louis Truyen van Genk<br />

naar het noviciaat te Diest. Gelijkmoedig van aard en humeur paste<br />

hij zich gemakkelijk aan de fratersgroep en aan de toen nog strenge<br />

kloosterdiscipline aan. Op 28 augustus 1932, feest van de H. Au-<br />

gustinus, legde hij er zijn religieuse geloften af. Reeds in oktober ver-<br />

trok hij, samen met Jules Dock naar Leuven. Jules was een Waalse<br />

confrater, oudstudent van Hannut, die van augustus 1931-1932 het<br />

noviciaat in Neeritter (Nederland) had gemaakt. Evenals hun voor-<br />

gangers woonden ze te Leuven in het H. Geestcollege in de Naam-<br />

sestraat. Beiden studeerden ze Wijsbegeerten en Letteren, Clem ger-<br />

maanse filologie, Jules klassieken in de franstalige afdeling.<br />

In Leuven, zoals ook op de andere universiteiten, was men op het<br />

einde van de 19e eeuw de weg ingeslagen van grotere vorming tot<br />

persoonlijk wetenschappelijk onderzoek. De universiteit moest im-<br />

mers niet alleen een school zijn voor vorming tot beroepsuitoefening,<br />

maar ook tot eigen persoonlijk werk. Dit gold zowel voor de humane<br />

als voor de positieve wetenschappen. In de tijd dat Custers en Dock<br />

naar Leuven trokken was de humaniora nog bijna uitsluitend de klassiek<br />

georienteerde, zodat de afdeling klassieken te Leuven de drukst<br />

bezochte was. De professoren Remy, Cochez en Carnoy waren stu-


66 DE KRUISHEREN EN DE LEUVENSE UNIVERSITEIT<br />

dentengeneraties lang de meest opgemerkte professoren van deze afdeling.<br />

Op de germaanse filologie waren dat de professoren van de<br />

Weyer, Boon en Scharpe4.<br />

Met veel ijver en ook met veel plezier en succes heeft Clem de twee<br />

kandidatuursjaren afgewerkt. Literatuur, in eender welke van de drie<br />

talen, Nederlands, Engels of Duits, was zijn lievelingsvak. Hij kon<br />

genieten van de lessen van professor Scharpe die toen nog in een<br />

mooi gerestaureerd huis in de Schapenstraat woonde en soms de stu-<br />

denten aan huis ontving.<br />

Professor L. Scharpe was geacht en bemind bij zijn studenten. Hoe<br />

was hij als professor? Bij zijn dood op 4 mei 1935 schreef Ernest<br />

Claes in zijn dagboek: ,, Scharpe was een slecht professor met een<br />

groot warm hart. Ietwat onevenwichtig, vol plannen waarvan zelden<br />

of nooit iets terecht kwam, fantaisist, dromer, een kunstenaar veeleer<br />

dan een geleerde. Een edel mens was hij" 5.<br />

Clem was ernstig genoeg om flink aan te pakken, maar ook soe-<br />

pel en vrolijk genoeg om van de prettige kanten van het studenten-<br />

leven te genieten. Graag ging hij naar een mooi concert, naar toneel<br />

of film.<br />

Na die twee jaar kwamen hij en Jules beiden als candidaat in Wijs-<br />

begeerte en letteren naar Diest terug om na 'n jaar legerdienst ver-<br />

der theologie te studeren. Op 1 augustus 1937 werden zij samen met<br />

Louis Truyen priester gewijd. Jules Dock ging in 1938 naar Hannut,<br />

Louis Truyen als missionaris naar Congo en Clem opnieuw naar Leu-<br />

ven.<br />

Als frater te Diest was hij een van de fraters die van het gemeen-<br />

schapsleven hield en er ook altijd het zijne toe bijdroeg. En dit niet<br />

alleen door een goed religieus te zijn, maar ook door zang, toneelspel<br />

of voordracht voor de ,, Academie Sint Albertus Magnus'' die door<br />

professor Deckers met en voor de fraters werd opgericht. Op een<br />

,,Verschaeve-dag", die in 1934 bij de zestigste verjaardag van Ver-<br />

schaeve gehouden werd, hield Clem een boeiende voordracht over<br />

het griekse drama en de treurspelen van Verschaeve die zeer veel suc<br />

ces kende. 's Avonds werden gedeelten gespeeld uit Jacob van Arte-<br />

velde. Clem schreef ook vaak artikels in de Zegepraal des Kruises,<br />

waarin er 23 van zijn hand verschenen.<br />

4 Aubert, o.c, p. 333, 334, 363, 364.<br />

5 Uit de Dagboeken van Ernest Claes, Leuven, 1981, p. 70-71.


DE KRUISHEREN EN DE LEUVENSE UNIVERSITEIT 67<br />

Met de theologische studies hebben Clem en zijn tijdgenoten het<br />

niet zo best getroffen, zeker het eerste jaar niet. L. Honhon die ja-<br />

renlang dogma en exegese gaf had zijn glorietijd al lang achter de<br />

rug. Voor dogmatische theologie was hij sinds 1932 vervangen door<br />

dr. A. Ceyssens die een degelijk professor was. Maar Honhon gaf nog<br />

steeds exegese. Het waren altijd de oude stokpaardjes die hij bereed<br />

en een systematisch lesgeven ging hem niet meer af6.<br />

L. Van Hout gaf moraaltheologie. Zijn lessen bestonden in het voor-<br />

lezen van het bekende handboek van Genicot-Salsmans.<br />

Toen in 1935 de wijsbegeerte naar Achel verhuisde omdat het<br />

klooster van Diest te klein werd voor het grote aantal fraters, kwam<br />

professor M. Deckers vrij van de lessen van wijsbegeerte en geschie-<br />

denis van de wijsbegeerte. Voortaan doceerde hij, naast kerkelijk<br />

recht, ook de exegeselessen, terwijl prior Lauwers de lessen van mo<br />

raaltheologie overnam, die hij met meer goede wil dan wetenschap<br />

gaf. P. Selten, van Sint-Agatha gekomen, gaf preeklessen. Wat de<br />

praktijk betreft deed hij dit heel goed. Met de theorie begon hij elk<br />

jaar opnieuw maar die bleef al vlug achterwege. J. Silkens was pro<br />

fessor van liturgie maar hield zich erg trouw aan het voorlezen van<br />

het handboek. Kerkgeschiedenis werd altijd gedurende de twee jaar<br />

wijsbegeerte gegeven, eerst door L. van Hout, later door prior van<br />

Mechelen en van 1934-1935 door L. Jannis, die sinds 1935, het vertrek<br />

van de filosofie naar Achel, een eenjarige cursus van patrologie<br />

gaf op het eerste jaar theologie.<br />

Clem Custers ging opnieuw naar Leuven in 1938 om de licentie<br />

germaanse te halen, in gezelschap van Andre Ramaekers die kerke<br />

lijk recht zou studeren. Op ,, 't Geestje" was geen plaats meer. Prior<br />

Lauwers had half Leuven afgelopen om een passend onderdak voor<br />

ons te vinden en was hierin tenslotte geslaagd bij de Dominicanen<br />

in de Justus-Lipsiusstraat. De oude gebouwen en de tuin, die aan de<br />

Maria-Theresiastraat grensde, zijn nu verdwenen. Kerk en klooster<br />

werden rond 1968 afgebroken en vervangen door een nieuw klooster<br />

— eerder flatgebouw — aan de Ravenstraat. In die jaren grensde het<br />

klooster aan de Ravenstraat en de Justus-Lipsiusstraat waar de ingang<br />

was en waarlangs ook de kerk in de lengte gebouwd was. Het was<br />

6J. SCHEERDER, Kruisheer L. G. J. Honhon (1858-1942), in Clairlieu, XXXV, 1977, p.<br />

73-75 voor meer bijzonderheden.


68 DE KRUISHEREN EN DE LEUVENSE UNIVERSITEIT<br />

niet direkt een mooi klooster, maar 't was wel stemmig met zijn ruim<br />

kloosterpand waarlangs de gemeenschapslokalen lagen. Voor ons was<br />

't een gastvrij tehuis. We werden ondergebracht bij de fraters die in<br />

dat jaar priester gewijd waren, 'n groep van tien. Samen met hen<br />

hielden we de middagrecreatie. Vaak woonden we 's avonds de com-<br />

pleten bij, gezongen in de kloosterkerk. De Dominicanen hielden<br />

nog steeds het oude gebruik in ere dat ook bij de kruisheren eeuwen-<br />

lang in zwang was. Op het einde van de completen nl. trokken alle<br />

leden van de communiteit in processie in twee rijen de kerk in, kniel-<br />

den neer en ontvingen ieder afzonderlijk van de prior — toen pater<br />

van Gestel — de zegen met wijwater. Onder het zingen van het Salve<br />

Regina trokken ze dan weer over het koor de kloostergang in, waarna<br />

ieder naar zijn eel ging. 't Was telkens opnieuw van een wijdingsvolle<br />

schoonheid, dat stilaan uitstervende gezang naarmate ze verder het<br />

kloosterpand ingingen. Voor ons erg opvallend waren de diners op<br />

grote feestdagen, waarbij een glas wijn geschonken werd maar alles<br />

in volledige stilte verliep, omdat in de refter nook gesproken mocht<br />

worden. Men vertelde ons dat prior Perqui in zijn priorstijd de ,,uit-<br />

vinding" gedaan had om op zulke dagen het middagmaal te gebrui-<br />

ken in het tegenover de refter gelegen klaslokaal, waar dan wel ge-<br />

praat mocht worden. Met een volgende visitatie werd dit echter weer<br />

afgeschaft. We hadden er ook de vrije beschikking over een uitge-<br />

breide bibliotheek en leeszaal met tijdschriften, zodat we niet telkens<br />

voor alles naar de universiteitsbibliotheek moesten, al lag die tamelijk<br />

kort bij.<br />

We zijn daar twee jaar gebleven. Na het eerste jaar werden ,,de<br />

tien" afgestudeerde dominicanen over verschillende kloosters en mis<br />

sies verspreid. Clem ging toen over naar de recreatie van de vlaamse<br />

paters, ik naar die van de waalse fraters om wat Frans bij te leren.<br />

Samen gingen we naar de vergaderingen van ,, Met Tijd en Vlijt'',<br />

een letterkundige kring van de germanisten, waar o.a. Jos Aerts, de<br />

latere Albert Westerlinck zijn verzen voordroeg; ook naar films of<br />

avonden waar vermaarde sprekers optraden zoals pater Stracke, Felix<br />

Timmermans, Anton van Duinkerken, professor Daels, Borgignon<br />

e.a.<br />

Clem heeft zijn meeste en voornaamste lessen gehad van toen be-<br />

kende en vermaarde professoren als van de Weyer, Grootaers, de<br />

Vocht, Sobry, Rombauts en Boon, waarover hij steeds typische staalt-


DE KRUISHEREN EN DE LEUVENSE UNIVERSITEIT 69<br />

jes uit hun lessen wist te vertellen. Hij studeerde graag, maar had ook<br />

behoefte om 's avonds na de completen wat te komen praten over<br />

werk en lessen, over zijn licentiaatsthesis waarmee hij niet erg gelukkig<br />

was. Hij werkte bij professor van de Weyer over de toponymie<br />

van Opoeteren. Na onderzoek en moeizaam lezen van stapels handgeschreven<br />

notarisregisters bleek uit de schrale oogst aan plaatsnamen<br />

dat hij zijn onderwerp moest uitbreiden ofwel veranderen. Onvoldoende<br />

materiaal voor een licentiaatsthesis. Maar het is er niet meer<br />

van gekomen.<br />

Want op 10 mei 1940 werden we al vroeg gewekt door afweergeschut.<br />

Rond zes uur stonden we, ons niet bewust van enig gevaar in<br />

de tuin naar de hemel te staren. Maar de werkelijkheid drong spoedig<br />

door. Oorlog. Geen lessen meer. Ze zouden pas in September voor<br />

korte tijd hervat worden waarna dan de examens volgden. Ook<br />

daarna werd ernstig werk bemoeilijkt door de brand van de bibliotheek,<br />

zodat in het Noord-Amerikaanse College een voorlopige bibliotheek<br />

werd ingericht.<br />

Die voormiddag van 10 mei konden we nog een trein halen voor<br />

Diest, waar Clem onmiddellijk zijn soldatenpakje voor de dag moest<br />

halen en ,,ten strijde trok". De strijd zelf heeft niet lang geduurd<br />

maar leidde hem, samen met zijn confrater Martien Hoeven, in<br />

krijgsgevangenschap. Op 11 mei reeds werden ze met 'n vijftiental<br />

andere priesters gevangen genomen. Langs Maastricht vertrokken ze<br />

op 18 mei naar Duitsland, Stalag 6 A te Hemer (Westfalen); waar<br />

ze de avond van 19 mei aankwamen. Men zocht brancardiers voor de<br />

ziekenafdeling van het kamp. Naast M. Hoeven en Clem werden nog<br />

twee priesters, een scholastiek, een broeder van Liefde en een onderwijzer<br />

daarvoor bestemd. Het was erg zwaar werk en het eten was<br />

slecht. Verzorging van gekwetsten en zieken van zes uur in de morgen<br />

tot acht of negen uur *s avonds, en ook 's nachts vaak weinig rust<br />

was op zich al erg; dus zeker onder een voedingsregime dat bestond<br />

uit 250 grammen brood per dag en een beetje margarine. Dit duurde<br />

ongeveer drie maanden, tot in augustus aan de krijgsgevangenen beloofd<br />

werd dat ze naar huis mochten en de brancardiers door Fransen<br />

en Elzassers vervangen werden. Het werd een eindeloos wachten,<br />

meer dan twee maanden lang. Toen werden ze naar Bocholt gevoerd<br />

aan de Duits-Nederlandse grens, Stalag 6 F, waar ze helemaal niets<br />

te doen hadden dan nu en dan aardappelen schillen.


70 DE KRUISHEREN EN DE LEUVENSE UNIVERSITEIT<br />

Weer duurde het zes weken, van einde oktober tot 12 december,<br />

tot ze ontslagen werden en op 13 december te Antwerpen vrijgelaten.<br />

Voor de gezondheid van Clem was dit leven te zwaar geweest.<br />

Reeds in Stalag 6 A had hij onder het verplegerswerk vaak bleek en<br />

vermoeid uitgezien7. Nu was hij erg vermagerd. De gelegenheid<br />

om dit jaar examens af te leggen was voorbij en het zou vanwege zijn<br />

gezondheidstoestand ook niet hebben gekund. Rusten en aansterken<br />

was de eerste noodzaak. Stilaan is Clem toch weer met de studie begonnen<br />

om zijn examens over de twee licentiaatsjaren te kunnen maken.<br />

De thesis zou dan naderhand wel in orde komen.<br />

Begin augustus 1941 slaagde hij met onderscheiding. Was hij toen<br />

al ziek? Had hij de ziekte meegebracht uit Duitsland? In de kliniek<br />

van de zusters Franciscanessen in de Naamse straat te Leuven, wees<br />

het onderzoek ,,vliegende tering" uit. Daar ik in September in Leu<br />

ven terug moest zijn als aalmoezenier van de studenten in de Soci-<br />

ale Hogeschool, kon ik hem dagelijks bezoeken.<br />

Hij bewaarde zijn goed humeur maar teerde stilaan uit. De tiende<br />

oktober hebben we samen nog gepraat over zijn thesis. Hij was zo<br />

zwak dat hij zijn bed niet meer kon verlaten, maar hij kon wel nog<br />

grapjes maken en plagen. Die nacht is hij overleden, 11 oktober<br />

1941. Op 14 oktober werd in de kruisherenkerk te Diest de uitvaartdienst<br />

gehouden en werd hij te Diest op het gemeentekerkhof begraven.<br />

'n Delegatie germanisten, waaronder ook Jose Aerts, woonde de<br />

plechtigheden bij.<br />

Clem was een trouwe vriend. Men voelt dat heel bijzonder aan als<br />

men helemaal op elkaar aangewezen is. Hij was ook een veelbelovend<br />

en talentvol man, ernstig in alles waarin hij als priester en religieus<br />

ernstig moest zijn, maar ook altijd bereid om te lachen, grappen uit<br />

te halen, te plagen en geplaagd te worden. Hij heeft de Kerk en de<br />

orde na zijn vele jaren studie niet meer kunnen dienen. Hij had alle<br />

gaven om een goed leraar en opvoeder te zijn en een veelzijdig ont-<br />

wikkelde te worden. 't Mocht niet zijn!<br />

Jules Dock<br />

Geboren te Lincent 26.05.1914. College Ste-Croix Hannut<br />

1924-1929. Petit Seminaire St. Roch 1929-1931. Noviciaat te Neerit-<br />

7 Meegedeeld door E. H. M. Hoevcn (t), kruisheer te Hannut, die deze gebeurtenissen<br />

zelf meemaakte.


DE KRUISHEREN EN DE LEUVENSE UNIVERSITEIT 71<br />

ter (Ned.). 1931-1932. Professie aldaar 28.08.1932. Student te Leu-<br />

ven wijsbegeerte en letteren, klassieke filologie, franstalige afdeling<br />

1932-1934. Kandidaat klassieke fil. 1934. Theologie te Diest<br />

1934-1938. Priester gewijd 01.08.1937. Na de achttiendaagse veld-<br />

tocht op 31 mei teruggekeerd te Hannut. Leraar klassieken, wis-<br />

kunde, godsdienst, Frans, geschiedenis en aardrijkskunde op verschil-<br />

lende klassen en data; titularis derde humaniora. Als leraar gepen-<br />

sioneerd 1978. Subprior 1951-1953. Prior en directeur 1953-1961. lid<br />

van het provinciaal bestuur 1957-1966. Subprior 1961-1967. Eco-<br />

noom van de scholen vanaf januari 1963, van het convent vanaf<br />

maart 1971. Vast assistent bij de zusters, evenals biechtvader (ordi-<br />

narius en extraordinarius) vanaf 1938. Zondagsassistent te Villers-le-<br />

Bouillet vanaf december 19698.<br />

A. Lantin<br />

Toen Clem Custers en Jules Dock hun tweede jaar in ,, 't Geestje"<br />

begonnen, ging ook Albert Lantin naar Leuven, eveneens voor wijs<br />

begeerte en letteren, afdeling klassieke filologie. Albert was geboren<br />

te Dilsen op 25 november 1912. Hij ging naar het college te Maaseik<br />

waar hij van 1926-1927 de eerste klas van de latijns-griekse humani<br />

ora maakte. In September ging hij over naar het nieuw opgerichte ju-<br />

venaat te Diest. Volgens de Kroniek van de missieprokure door G.<br />

van Bemmel was pater Andriessen op verlof uit Congo teruggekeerd<br />

en had de idee geopperd om in Maaseik een internaat voor priester-<br />

roepingen te maken zoals in Uden. Na raadpleging van het bisdom<br />

verviel dit plan als ongewenst9. Men schijnt er nog aan gedacht te<br />

hebben om het internaat te Maaseik apart te houden voor jongens die<br />

priester en kruisheer wilden worden of er minstens een gescheiden af<br />

deling voor op te richten.<br />

Die plannen zijn gelukkig niet doorgegaan. Juist het ,,open" col<br />

lege van Maaseik heeft veel roepingen voortgebracht. Een afgezon-<br />

derd of uitsluitend internaat zou hier allerwaarschijnlijkst niet meer<br />

toe hebben bijgedragen. Beter was het besluit een juvenaat te ope-<br />

nen te Diest. Men zou er jongens uit een heel andere streek kunnen<br />

8 Voor de nog levende en na 1940 te Leuven gekomen confraters geven we alleen de voornaamste<br />

levensdata.<br />

9 G. van Bemmel, Kroniek der Missieprokuur Kruisheren Diest, handschrift in het archief<br />

van de missieprocure te Diest, p. 27.


72 DE KRUISHEREN EN DE LEUVENSE UNIVERSITEIT<br />

aantrekken, zodat de roepingen niet uitsluitend van Maaseik of Han-<br />

nut moesten komen, terwijl in Nederland het priestercollege te Uden<br />

voor de nodige krachten zorgde.<br />

Het was door die omstandigheden dat Albert Lantin samen met<br />

Jan Denis uit Maaseik weggingen en naar Diest trokken. Albert was<br />

een ernstig en goed student. Hij maakte de humaniora te Diest met<br />

glans af en trad op 23 augustus 1932 bij de kruisheren te Diest in het<br />

noviciaat. Er waren dat jaar vijf novicen, waarvan Albert zeker de<br />

meest stipte was en dit heel zijn leven gebleven is. Hij vatte alles zeer<br />

ernstig op, wat weer niet wil zeggen dat hij vervelend zou zijn of zich<br />

als voorbeeld stelde.<br />

Op 28 augustus 1933 geprofest, werd Albert in oktober naar Leuven<br />

gezonden. Hij verbleef in ,, 't Geestje" samen met Clem Custers<br />

en Jules Dock. Na de behaalde kandidatuur in klassieke filologie in<br />

1935 begon hij de theologische studies te Diest. In 1936 had men te<br />

Hannut blijkbaar dringend volk nodig. Albert werd voor een jaar benoemd<br />

als titularis van de tweede Latijnse klas. Daarna keerde hij<br />

naar Diest terug. Daar het eerste jaar, de theologia fundamental,<br />

apart gegeven werd en de drie andere jaren een cyclus vormden,<br />

bracht dit geen bijzondere moeilijkheid mee. Een van Albert zijn<br />

grote prestaties in zijn fraterstijd was het plan om de verwaarloosde<br />

kloosterbibliotheek in orde te brengen. Hij kon er alle fraters voor<br />

winnen en ze hebben er, volgens zijn plannen en onder zijn leiding,<br />

vaak en hard aan gewerkt en het werk helemaal voltooid. De bibliotheek<br />

was, alhoewel niet erg bijgehouden, toch waardevol en rijk<br />

aan theologische en historische werken, ongetwijfeld een van de grote<br />

verdiensten van prior Honhon. Op een van de nieuwe dubbele rekken<br />

die midden in de bibliotheekruimte kwamen te staan, liet hij de<br />

schrijnwerker, broeder Laurens de Klerk, de woorden uitbeitelen:<br />

,,Colligite ne pereant" 10.<br />

Toen wij op 22 juli 1938 door Mgr. Blessing, apostolisch Vicaris<br />

van de Uelemissie in Congo, te Diest tot priester werden gewijd —<br />

we waren zijn eerste wijdelingen — werd Albert tot subdiaken ge<br />

wijd. Gedeeltelijk door zelfstudie en zeer gewetensvol heeft hij zijn<br />

studies afgemaakt en werd op 6 augustus 1939 priester gewijd te<br />

Leuven.<br />

io Archief kruisheren Diest, 06.14, waar de door A. Lantin gemaakte catalogus nog bewaard<br />

wordt.


DE KRUISHEREN EN DE LEUVENSE UNIVERSITEIT 73<br />

Te Hannut was Albert een goed leraar geweest. Nu werd hij voor<br />

Maaseik benoemd, waar hij naast de klassieken meerdere andere vakken<br />

onderwezen heeft. Men had grote verwachtingen van hem. Hij<br />

was een man die zich inzette en zorgvuldig zijn lessen voorbereidde.<br />

Maar het college van Maaseik had ook een evolutie ondergaan tegen-<br />

over het kleine college van jaren her. Grotere klassen en een aantal<br />

leerlingen dat juist in die jaren een stijging kende tot over de vierhonderd11.<br />

De studenten waren moeilijker dan te Hannut, waar<br />

blijkbaar meer spontane studieijver aanwezig was. Albert gaf zijn les<br />

sen zeker goed, ernstig en verzorgd, maar voor een grote groep on-<br />

stuimige jeugd was hij te goed. Waar vroeger de ,, Hartepedagogie''<br />

met succes gevolgd kon worden, was nu een sterke hand nodig. In de<br />

grote studiezaal was dit nog noodzakelijker dan in de klas. Albert<br />

heeft; blijkbaar niet dat gezag gehad dat in die tijd, en heel bijzonder<br />

in de oorlogs- en na-oorlogse jaren nodig was. In de buitenschoolse<br />

activiteiten kende hij echter groot succes, wat toch wel een teken is<br />

dat hij er bij de jeugd in ging. De K.S.A. bloeide in die tijd onder<br />

leiding van Jan Hoogenbergh, zo zelfs dat hij daarbij hulp nodig<br />

had. Albert werd ,,knapenproost" en hij bleef dit tot hij in 1948 het<br />

college verliet. ,,Van toen af lag praktisch de K.S.A. op het college<br />

stil"12.<br />

In 1948 wilde pater G. van Bemmel te Diest zich stilaan als mis-<br />

sieprocurator terugtrekken. Aan Albert werd gevraagd de taak van<br />

hulpprocurator op zich te nemen, die dan vanzelf tot die van procu<br />

rator zou uitgroeien. Hij aanvaardde dit en keerde naar Diest terug.<br />

Een jaar later, in October 1949 werd hij missieprocurator. In het begin<br />

had hij wel wat moeilijkheden. Zijn voorganger was erg royaal bij het<br />

ontvangen van missionarissen of het belonen van medewerkers. Al<br />

bert was zuinig van aard en sober. G. van Bemmel schrijft op de<br />

laatste bladzijde van zijn Kroniek: ,,Op 30 September 1949 heb ik<br />

mijn jaarlijks en laatste verslag ingeleverd over het jaar 1948-1949<br />

over inkomen en uitgaven van missie en tijdschrift. Gedurende de<br />

maand oktober heb ik nog de boeken bijgehouden. Aan Hoogeerw.<br />

Heer (hij zal hier de magister-generaal bedoelen) heb ik geschreven<br />

dat ik na een jaar samenwerking met Cfr. Lantin het procuratorschap<br />

aan hem geheel wilde overdragen. Twee man voor dezelfde zaak gaat<br />

11 A. Wieers-T. Bik, a.c, p. 250.<br />

12 Ibidem, p. 269-


74 DE KRUISHEREN EN DE LEUVENSE UNIVERSITEIT<br />

niet''. Dit hoeft niet per se een zinspeling op de zuinigheid van Al<br />

bert te zijn. Maar zeker is dat hij 't was. Het ,,Colligite ne pereant"<br />

voor de boeken in zijn fraterstijd, vertaalde hij blijkbaar voor de vaak<br />

moeilijk verkregen inkomsten in ,, houd ze bijeen opdat er niets zou<br />

verloren gaan". Op de duur heeft hij echter geleerd dat men vaak<br />

met een klein visje 'n grote snoek kan vangen.<br />

De activiteiten die hij als missieprocurator ontplooide zijn moei<br />

lijk te overschatten. Hij was vindingrijk en wist telkens opnieuw iets<br />

te organizeren dat volk trok en geld in het laadje bracht. De tijd van<br />

de grote algemene tentoonstellingen was blijkbaar voorbij en hoorde<br />

toen al tot het verleden ,,rijke roomse leven". Kleinere tentoonstel<br />

lingen werden nog wel gehouden, van de kruisheren alleen. G. van<br />

Bemmel in zijn Kroniek noteert er zeven van oktober 1948 tot februari<br />

1949. Stilaan ging Albert over van aparte tentoonstellingen die<br />

hier en daar, bv. bij het vertrek van een missionaris in diens geboortedorp,<br />

nog wel gehouden werden, op de ,, handelsfoor". Als hij<br />

wist dat er ergens een handelsfoor gehouden werd, probeerde hij daar<br />

een eigen stand te krijgen, wat meestal wel lukte. Het volk dat de<br />

handelsfoor bezocht kwam vanzelf ook bij hem terecht, zodat hij<br />

door giften en verkopen van kleinere voorwerpen winst wist te<br />

maken.<br />

De tijd van de avonden met lichtbeelden was eveneens voorbij.<br />

Maar Albert zag dat er in heel veel dorpen geen fllmzalen waren. Hij<br />

huurde filmen van het genre dat de dorpsmens trok, de wat<br />

romantisch-sentimentele film ,,met 'n lach en 'n traan". Gewoonlijk<br />

draaide hij ze eerst voor de confraters in Diest en ging er daarna mee<br />

rond, weer of geen weer, naar de min of meer primitieve dorpszaaltjes.<br />

Hij wist de mensen aan te trekken. 'n Tijdje voordat hij op 'n<br />

bepaald dorp met zijn films kwam, ging hij er ter gelegenheid van<br />

'n kermis, eerste h. mis, gouden huwelijksfeest — alle gelegenheden<br />

waren goed — zelf een filmpje opnemen. De bepaalde dag draaide<br />

hij zijn film 's middags, samen met zijn voorfilmpje, voor de schoolkinderen,<br />

die thuis vertelde welke familieleden of kennissen ze op de<br />

film gezien hadden. Bij dragelijk weer liep dan 's avonds de zaal vol.<br />

Albert, die altijd een grote liefde voor zijn orde gehad heeft, wilde<br />

van zijn filmavonden profiteren om de kruisheren meer bekend te<br />

maken. In 1952-1953 maakte hij zelf een film over de kruisheren in<br />

Belgie die hij dan als voorfilm vertoonde.


DE KRUISHEREN EN DE LEUVENSE UNIVERSITEIT 75<br />

Een van zijn grote verdiensten is ook, dat hij grote aandacht<br />

besteedde aan het missiemuseum waarmee zijn voorganger begonnen<br />

was. Hij heeft het gereorganizeerd en voor het publiek toegankelijk<br />

gemaakt, zodat bv. klassen met schoolkinderen van de vele scholen<br />

te Diest, bij hun lessen over de belgische kolonie een geleid bezoek<br />

aan het museum konden brengen. In 1958 — sinds 1957 was de orde<br />

in provincies ingedeeld — ging hij, samen met de provinciaal op<br />

diens visitatiereis, naar de Uelemissie. Hij wilde zich op de hoogte<br />

stellen van alles wat er voor de confraters nodig en nuttig kon zijn.<br />

Tegelijk maakte hij van de gelegenheid gebruik om allerlei voorwer-<br />

pen voor het museum te verzamelen en naar Belgie te sturen. Zijn<br />

faam verspreidde zich al vlug in heel de streek en de mensen liepen<br />

hem overal na met ,, antiquiteiten''. Waarschijnlijk heeft hun han-<br />

delsgeest het vaak gewonnen van die van Albert. Hij heeft er in die<br />

vier maanden veel geleerd. Zelfs de malaria leerde hij er uit eigen er-<br />

varing kennen. Dat bezoek heeft: zijn liefde voor de missie zo al niet<br />

vergroot dan toch zeker verdiept.<br />

Hij trok medewerkers aan en ontdekte een nieuwe bron van in-<br />

komsten in de kerkschat van Scherpenheuvel, waarvan hij na enkele<br />

jaren tot conservator werd aangesteld. In de drukke zomermaanden<br />

organizeerde hij een tentoonstelling uit de buitengewoon rijke kerk<br />

schat die daar in de loop der eeuwen was bijeengebracht. Hij voegde<br />

er een missiestand en een winkeltje aan toe en maakte propaganda<br />

voor missie en orde. Zijn brede en steeds volgehouden wetenschap-<br />

pelijke belangstelling, die reeds bleek in 1941 toen hij deel uitmaakte<br />

van het groepje kruisheren dat ,, Clairlieu' \ een kring voor de stu-<br />

die van ordesgeschiedenis stichtte, kwam opnieuw tot uiting in zijn<br />

studie van de bedevaartplaats en de kerkschatten van Scherpenheu<br />

vel. Het resultaat was een degelijk wetenschappelijk verantwoord<br />

werk, dat naast de oorsprong van Scherpenheuvel als bedevaartplaats<br />

een uitgebreide catalogus en beschrijving van kerk en kerkschatten<br />

bevat: Scherpenheuvel Oord van Vrede11.<br />

Het tijdschrift Zegepraal des Kruises, intussen Kruis en Wereld geworden,<br />

had niet alleen administratief en financieel zijn voile be<br />

langstelling, maar hij zorgde ook voor een vijfentwintigtal artikels.<br />

Sinds jaren gaf hij de kruisherenkalender uit, met kinderfoto's die<br />

ook als postkaart konden gebruikt worden.<br />

13 Uitgegeven te Retie, 1971, 287 biz., ge'illustreerd.


76 DE KRUISHEREN EN DE LEUVENSE UNIVERSITEIT<br />

Het grote leed van zijn leven is de rebellie in Congo geweest van<br />

1964 tot 1965, die een voortdurende zorg en spanning meebracht<br />

voor het lot van de missionarissen. Die spanning werd leed en pijn<br />

toen in 1964 te Dakwa en in 1965 te Buta 31 missionarissen werden<br />

vermoord en de missie, zeker materieel gezien, tot een puinhoop<br />

werd teruggebracht. Met veel pieteit heeft hij een mooi gedenkboek<br />

over de gedode kruisheren samengesteld14. ,,We doen toch voort;<br />

we geven het niet op'' was zijn slagzin geworden en de inzet van de<br />

verdere, jammer genoeg maar enkele jaren die hij nog te leven had.<br />

Men kan moeilijk al zijn werk opsommen, waarvan ook de nieuwe<br />

missieprocure in de Diesterse nieuwbouw er een was. Als religieus en<br />

priester bleef hij voor ons alien een voorbeeld. Hij heeft zich nooit<br />

ontzien bij assistenties, preken (en hij kon 't goed!), biechthoren en<br />

helpen van mensen in nood. Publiciteit voor zichzelf heeft hij nooit<br />

gezocht. Hij werkte in stilte, soms een beetje geheimzinnig. 't Was<br />

maar zelden dat hij zei dat een tentoonstelling of filmavond goed<br />

had opgebracht. Als hij dat zei, wist men dat het ,,heel veel" was<br />

geweest.<br />

In 1971 werd hij ziek, ongeneeslijk. Hij klaagde niet. 'n Bezoekje<br />

waardeerde hij maar 't werd telkens evenzeer een bemoediging voor<br />

de bezoeker zelf. Op zaterdag 2 oktober stierf hij in de Sint Jozefs-<br />

kliniek te Diest, 58 jaar oud. Bij de uitvaartdienst van deze stille werker<br />

was de kloosterkerk stampvol. ,, We roemen in het Kruis van de<br />

Heer Jezus Christus" zongen we. Hij had dit als overtuigd kruisheer<br />

en als een goede en trouwe confrater beleefd15.<br />

b. Seminarie Leo XIII en Dominicanenklooster<br />

R. Busse<br />

In 1935 werd Rene Busse naar Leuven gezonden. Hij was af-<br />

komstig van Stevoort, waar hij als zoon van een vlaamse vader en een<br />

waalse moeder op 7 november 1915 geboren werd. In 1928 kwam hij<br />

te Diest naar het juvenaat van de kruisheren en volgde de lessen aan<br />

het Sint Jan Berchmanscollege. Rene was een goed student en had in<br />

14 A. LANTIN, Gedenkboek voor24 Bloedgetuigen van de Kruisberenorde in de Missielanden<br />

van Kongo en Irian Barat, Diest, 1966, 131 biz., geillustreerd.<br />

15 Zie over hem M. COLSON, In memoriam Albert Lantin, missieprokurator, in Kruis en<br />

Wereld, L, 1971, p. 240-245 en iets uitgebreider in Cellesiana, VIII, 1971, p. 266-272; in beide<br />

artikels aansluitend de homilie bij de uitvaart door provinciaal L. Graus.


DE KRUISHEREN EN DE LEUVENSE UNIVERSITEIT 77<br />

die tijd al de karaktertrek die hij altijd behouden heeft, nl. iets<br />

rustigs, men zou bijna zeggen iets flegmatieks, waardoor anderen in<br />

het begin wat onwennig tegenover hem stonden. Dat betekent he-<br />

lemaal niet dat hij geen hartelijke en hulpvaardige medestudent was.<br />

In 1934 trad hij in het noviciaat van de kruisheren te Diest. Ze wa-<br />

ren met z'n zevenen, zes studenten van het college van Maaseik en<br />

Rene. Met z'n zevenen zouden ze ook op 28 augustus 1935 him<br />

eerste professie doen. Zes gingen er naar Achel, al zouden vier van<br />

hen later nog universitaire studies doen waarvan er een de orde verliet<br />

voor zijn eeuwige geloften.<br />

Vanwege plaatsgebrek in Diest was te Achel het kasteel en park<br />

aangekocht van graaf Cornet d'Elzius de Peissant, dat als studiehuis<br />

voor wijsbegeerte werd ingericht. Rene Busse ging in oktober naar<br />

Leuven om Wijsbegeerte en Letteren te gaan studeren, afdeling klas-<br />

sieke filologie, en wel in de franstalige sectie. Het was dus toen al uit-<br />

gemaakt dat hij voor Hannut bestemd was, temeer omdat hij de ken-<br />

nis van het Frans als 't ware van huis uit meegekregen had. Hij ging<br />

niet, zoals zijn voorgangers, naar het H. Geestcollege, waar waar-<br />

schijnlijk geen plaats genoeg was, maar naar het Leo XIII - college op<br />

de Tiensestraat, waar de seminaristen van de belgische bisdommen<br />

die te Leuven studeerden, waren ondergebracht. Meestal maakten ze<br />

er de candidatuur af en gingen dan terug naar het groot-seminarie<br />

om theologie te studeren. Professor de Raeymaker, de beroemde prof,<br />

van wijsbegeerte, was er president. Het was blijkbaar de gewoonte dat<br />

de priesters-professoren het presidentschap van de verschillende col<br />

leges waarnamen, ook daar waar leken-studenten gehuisvest waren.<br />

Zo was professor Coppens president van het PauscoUege en professor<br />

Janssen, in studententaal ,,de Baas" genoemd, van het Justus-<br />

Lipsiuscollege.<br />

Tot dan toe hadden de kruisheren die voor het onderwijs bestemd<br />

waren, zoals de seculiere priesters dit deden, volstaan met de kandi-<br />

datuur, die voldoende geacht werd om in het middelbaar onderwijs<br />

les te geven. Rene zou de eerste zijn die vier jaar te Leuven zou blij-<br />

ven om de licentie in klassieken te halen. Hij voelde zich op Leo XIII<br />

thuis en was een echte studax. Toen in 1938 Custers en Ramaekers<br />

naar Leuven gingen, zochten ze hem vaak op in Leo XIII. 't College<br />

lag tamelijk kort bij het klooster der Dominicanen waar zij hun te-<br />

huis hadden. Rene was 'n prettige mens in de omgang en had een


78 DE KRUISHEREN EN DE LEUVENSE UNIVERSITEIT<br />

brede belangstelling, die zich ook tot de studie van anderen uitstrekte<br />

en zich niet tot eigen vakken beperkte. In de loop der jaren zou deze<br />

belangstelling een steeds grotere en diepere dimensie krijgen.<br />

In 1939 werd hij licentiaat in de klassieke filologie met een thesis<br />

over de dorpsbestuurder in de klassieke oudheid16 en kwam naar<br />

Diest terug voor zijn theologische studies. Daar hadden zich in het<br />

professorencorps meerdere wijzigingen voorgedaan. M. Deckers, sinds<br />

1926 professor in meerdere vakken, had zijn verlangen te kennen ge-<br />

geveri om als missionaris naar Congo te gaan. Voor exegese was in<br />

1938 reeds dr. Antoon Buse naar Diest gekomen; hij was na zijn doc-<br />

toraat te Rome in theologie leraar in Uden geworden en had zich in<br />

Tilburg aan de Leergangen verder bekwaamd in de klassieken. Hij<br />

was een veeleisend maar ook een zeer bekwaam professor die op boeiende<br />

wijze les wist te geven.<br />

Vanwege de nieuwe bestemming voor professor Deckers was in au-<br />

gustus 1939 vanuit het studiehuis te Sint-Agatha dr. Emile Peeters<br />

naar Diest verplaatst. Ook hij had te Rome gestudeerd en er een doctoraat<br />

behaald in wijsbegeerte en in theologie. Hij nam de lessen van<br />

moraal en kerkelijk recht van Deckers over. Dr. Alfons Ceyssens was<br />

reeds vanaf 1932 professor in dogmatische theologie en gaf zowel de<br />

theologia fundamentals als de driejarige cydus. Maar bij het ontslag<br />

van A. Verhofstadt in 1937 als novicenmeester en magister van de<br />

fraters — hij was pas 61 jaar maar ziekelijk, en had die taak 33 jaar<br />

lang vervuld — werd Ceyssens in zijn plaats hiervoor benoemd. Om<br />

zijn te zware taak te verlichten was in 1938 vanuit Sint-Agatha Marinus<br />

Fleskens naar Diest gekomen die de fundamentaaltheologie en<br />

de preeklessen gaf.<br />

In dit in zoverre nieuwe midden kwam Rene Busse terecht. Zijn<br />

aanwezigheid onder de fraters heeft zeker haar invloed gehad, zo niet<br />

op de studie dan toch op de sfeer en mentaliteit. Zijn woorden had<br />

den, vanwege het verschil in leeftijd en zijn voorsprong op studiegebied,<br />

invloed op zijn confraters.<br />

Op 6 augustus 1942 werd hij te Diest in de kruisherenkerk samen<br />

met vier medestudenten priester gewijd. In juli 1943 werd hij be<br />

noemd voor Hannut. Zoals dat vaak gaat met nieuwgekomen leraars,<br />

moest ook Rene zich tevreden stellen met lessen die anderen minder<br />

16 R. BUSSE, Les fonctionnaires principaux de village en Egypte hellenitique au Hie siecle<br />

avantj. C.


DE KRUISHEREN EN DE LEUVENSE UNIVERSITEIT 79<br />

graag gaven. Hij kwam echter per se in de klassieken terecht en was<br />

twee jaar klasleraar van de tweede klas humaniora; daarna werd hij,<br />

in 1945, klasleraar van poesis en bleef dit drieentwintig jaar lang, tot<br />

1968. Toen in 1957 A. van Asseldonk op pensioen gesteld werd, werden<br />

zijn lessen in de retorica voor 't latijn overgenomen door M.<br />

Hoeven, terwijl Rene de griekse lessen toegewezen kreeg. In 1965<br />

kwam hierbij nog de taak van ,,secretaris generaal" van de verschillende<br />

afdelingen van de humaniora, 'n functie die hij drie jaar vervulde.<br />

Prior Martien Hoeven had nl. door een studiebureau een pro<br />

ject laten maken om, met de grote toename van klassen en lekeleraars,<br />

tot een betere coordinatie van het geheel te komen. ,,Secretaris<br />

generaal" was een nieuwe functie. De juiste invulling hiervan zou afhangen<br />

van de persoon die ze zou vervullen. Rene heeft zich voiledig<br />

achter deze taak gezet en hij slaagde er met de hulp van zijn collega's<br />

in, om te komen tot een samenwerking van het lerarencorps,<br />

de ouderverenigingen en de studenten. Hij was, trouwens op alle gebied,<br />

nogal progressief en modern. Sommige van zijn plannen of<br />

voorstellen over het leerplan, de methode, het wetenschappelijk afnemen<br />

en evalueren van de examens, de fiisie met het meisjeslyceum<br />

van de zusters moesten ,, tot betere tijden'' of gunstiger omstandigheden<br />

worden uitgesteld. Dan was Rene niet de doordrijver die toch<br />

zijn wil wilde doorzetten, maar de kalme flegmatieke man, die de<br />

tijd had om te wachten en nooit zou dwingen, hoe overtuigd hij ook<br />

was van de juistheid van zijn voorstellen. Hij richtte een apart secretariaat<br />

op met verschillende diensten, waarbij Pol Carremans, oudmissionaris<br />

maar de stiptheid in persoon, zijn rechterhand was. Ook<br />

zorgde hij voor de oprichting van een nieuwe afdeling, de technische<br />

handelsschool, waarvan hij de eerste directeur werd van 1968 tot<br />

1971. Toen kon deze afdeling haar eerste diploma's afleveren en was<br />

de tijd rijp om er een gemengde afdeling van te maken, samen met<br />

de meisjes van het ,, Institut Saint-Coeur de Marie'' van de zusters<br />

te Hannut17.<br />

In 1968 werd Rene ook nog directeur van de humaniora en bleef<br />

dit tot 1975. Toen nam hij pensioen, na 32 jaar werk aan het college.<br />

Dit betekende voor hem geen rust, integendeel. Hij kreeg nu de gelegenheid<br />

om zich helemaal te wijden aan een werk, waaraan hij tot<br />

17 Zie het meermalen geciteerde gedenkboek bij het 75 jarig bestaan van klooster en col<br />

lege, E. FONTAINE-M. HOEVEN, tweede gedeelte, p. 33 en p. 2 van de tussengevoegde biz.


80 DE KRUISHEREN EN DE LEUVENSE UNIVERSITEIT<br />

dan toe zijn vrije dagen en uren besteed had, nl. het bibliotheekwezen<br />

in de streek en in het Waalse land. Reeds vanaf 1950 had hij zich<br />

beziggehouden met de collegebibliotheek. Hij had ervoor gezorgd<br />

dat het een erkende en gesubsidieerde bibliotheek werd. Door avondlessen<br />

had hij een cursus van bibliothecarissen gevolgd en het vereiste<br />

diploma gehaald. Ook op dit terrein zag Rene breed en ver vooruit.<br />

Hij raakte bekend in die aparte wereld van boeken en bibliothecaris<br />

sen. Hij speelde er zijn rol met de rust en de kalmte die hem kenmerkte.<br />

Alle vergaderingen vanaf 1950, die als doel hadden de verspreiding<br />

en de cultuur van het boek, woonde hij bij. Hij zag de<br />

krachten- en geldverspilling door de massa kleine plaatselijke bibliotheekjes<br />

en ijverde voor regionalizering en voor gezond pluralisme.<br />

In het begin ontmoette hij nogal wat tegenstanders onder de plaat<br />

selijke bibliothecarissen, maar hij won het pleit, eerst regionaal, la<br />

ter nationaal toen hij kon bijdragen tot het oprichten van de ^Fede<br />

ration Nationale des Bibliothecaires chretiens". Hij werd in de verschillende<br />

organen van provincie en staat een gewaardeerd bestuurslid<br />

dat steeds aanwezig was op de bijeenkomsten en zijn verantwoordelijkheid<br />

wist te nemen zoals hij ze ook op het college genomen had.<br />

Sinds 1954 was hij lid van het redactiecomite van Le Bibliothecaire, *<br />

maandelijks orgaan van de christelijke bibliothecarissen, waarvoor hij<br />

talrijke bijdragen leverde. Als veelzijdig ontwikkeld man, die ook om<br />

de kerkelijke en wereldproblemen bekommerd was, was hij mede<br />

dank aan zijn karakter een wijs en bezadigd mens geworden, altijd<br />

gematigd in zijn oordeel en uitspraken, progressief maar met de<br />

kalmte van iemand die, berekend zou men soms zeggen, zijn tijd afwacht.<br />

Zo tekent M. Hoeven hem in het gedenkboek van klooster en<br />

college van 197918.<br />

Met zijn goede gezondheid had Rene wellicht nog jaren kunnen<br />

werken in het Waalse bibliotheekwezen. Maar op 29 januari 1978<br />

verraste hem de dood bij een auto-ongeval. Klooster en college hebben,<br />

ook voor verdere uitstraling naar buiten, veel aan hem te dan-<br />

ken.<br />

J. Heuts<br />

In 1935 was te Diest, samen met zeven klasgenoten, Jos Heuts in-<br />

getreden. Hij was geboren te Lanaken op 15 augustus 1917 maar<br />

18 Zie vorige nota.


DE KRUISHEREN EN DE LEUVENSE UNIVERSITEIT 81<br />

woonachtig te Maaseik, waar hij bij de kruisheren de humanioraklassen<br />

volgde (1929-1935). Zijn tijdelijke professie deed hij te Diest op 28<br />

augustus 1936. Hij werd naar Leuven gezonden om in de faculteit van<br />

de wetenschappen biologie te studeren. Maar na twee jaar succesvolle<br />

studies meende hij dat zijn roeping niet in het klooster maar op de weg<br />

van de wetenschap lag. Hij bleef met veel vriendschap en goede herinneringen<br />

denken aan zijn college- en kloosterjaren bij de kruisheren,<br />

getuige o.a. zijn artikeltje bij het honderdjarig bestaan van klooster en<br />

college te Maaseik in Kruis en WereId19. Na voltooiing van zijn stu<br />

dies te Leuven bleef hij aan de universiteit verbonden, waar hij in 1953<br />

aan de faculteit van de wetenschappen professor werd.<br />

J. Claessens<br />

Jef Claessens ging naar Leuven om pedagogie te studeren van 1936<br />

tot 1938, en volgde de lessen als vrij student. Hij woonde te Diest en<br />

ging meerdere dagen per week als spoorstudent naar Leuven.<br />

Jef was afkomstig van Vucht waar hij op 25 September 1911 geboren<br />

werd. Hij was een van de zonen van het hoofd der school en ging<br />

in 1924 naar het college van Maaseik om de grieks-latijnse humaniora<br />

te volgen. Wat studiecapaciteiten betreft was hij een goed student,<br />

maar erg moe heeft hij zich nook gemaakt. Zijn belangstelling ging<br />

blijkbaar andere richtingen uit. Een mieren- of hommelnest had voor<br />

hem aantrekkingskracht en minder geheimen dan eender welk leervak.<br />

Hij bleef te Maaseik tot 1929. Het was in die jaren nog mogelijk,<br />

en 't bleef bestaan tot 1931, dat jongens die kruisheer wilden<br />

worden, vanaf het vijfde jaar humaniora in 't noviciaat konden treden.<br />

Dat jaar 1929 gingen zes studenten van Maaseik naar 't novi<br />

ciaat te Diest. Normaal had de inkleding plaats op 27 augustus, zodat<br />

de professie een jaar later op 28 augustus, het feest van onze Vader<br />

Augustinus, kon afgelegd worden. Dat jaar gebeurde de inkle<br />

ding een dag later omdat een van de aspiranten zijn vormselbewijs<br />

niet tijdig had kunnen krijgen. Vijf van de zes deden 29 augustus<br />

1930 hun professie; de zesde was voor het einde van het noviciaat<br />

naar huis teruggekeerd.<br />

Het was een flinke aanwinst voor het studiehuis te Diest en zou dit<br />

later ook voor het apostolaat van de orde kunnen zijn, als ... Want<br />

!9 Vgl. ondcr nota 11.


82 DE KRUISHEREN EN DE LEUVENSE UNIVERSITEIT<br />

van deze vijf fraters zouden er vier op jonge leeftijd sterven. Piet<br />

Coolen van Neeritter overleed reeds in 1938, twee jaar na de voleinding<br />

van zijn studies, 29 jaar oud. Jef Claessens zou volgen in 1943,<br />

Jan Hoogmartens uit Meeuwen in 1944 als missionaris in Baye (Belg.<br />

Congo), 35 jaar en Lambert Dieben van Geistingen in 1958 te Maaseik<br />

als gevolg van een auto-ongeluk, 47 jaar oud. Piet Ramaekers van<br />

Kessel (Ned.) was van 1936 tot 1970 leraar te Maaseik en daarna rec<br />

tor van het bejaardenhuis aldaar (tot 1992).<br />

Jef Claessens maakte de wijsbegeerte mee te Diest van 1930 tot<br />

1932 en werd toen naar Rome gezonden om aan het Angelicum the-<br />

ologie te studeren. Van daaruit schreef hij boeiende brieven naar<br />

Diest, soms sarcastisch als het over kerkelijke toestanden in Rome<br />

ging, zoals de jaarlijkse huiszegening op paaszaterdag of het koorgebed<br />

van de kanunniken van Sint Jan. ,,In de goede week had ik ei-<br />

genlijk eens graag naar de St. Jan gegaan, naar het koor van Mgr. Ca-<br />

simiri. Maar het gedacht alleen al aan het ongegeneerde geschreeuw<br />

van die akelige dikke kanunniken is meer dan voldoende om 'n mens<br />

van dergelijke buitensporigheden te weerhouden''. Maar in een brief<br />

van 18 april 1933, in het heilig jaar, kan hij dan ook weer enthousiast<br />

schrijven over de grootse plechtigheden in de Sint Pieter of over<br />

het bijwonen van de goede-week-diensten met de keurig verzorgde<br />

meerstemmige responsoria.<br />

Begin 1934 schreef hij nog heel opgetogen over Mussolini, die hij<br />

gehoord en gezien had toen hij 30.000 ,,alpini" toesprak. ,,Geweldig<br />

enthousiasme. Kan 't best geloven. 't Is ook een keurige, kranige<br />

vent". Maar later ergerde hij zich over de Mussolini-parades van de<br />

fascistische jeugdorganisaties. ,,Schoon maar uiterst treurig! Schoon<br />

vanwege de keurige uniformen en pakjes. Treurig vanwege het brute<br />

militarisme. Jongens en meisjes van 8-15 jaar, die nog enkele jaren<br />

kindmoesten zijn, zijn nu reeds op en top soldaat, met geweren, mi-<br />

trailleuzen en gasmaskers!! 50.000 romeinse kinderen hebben we zo<br />

voorbij zien marcheren, toegejuicht door duizenden opgetogen Ita-<br />

lianen. Dat zijn dan de ,,meesters van morgen" !! Dergelijke opvoeding<br />

moet noodzakelijk tot oorlog leiden. Op de Piazza Venezia werd<br />

een enthousiaste groet gebracht aan de Duce. De Balilla zwaaide met<br />

geweer en bajonet, de officieren met de dolk ... De toespraak van de<br />

Duce was natuurlijk ... oorlog en vechten wat de klok slaat. Als ge<br />

zo iets gezien hebt, dan voelt ge wel waar Italie naartoe wil". *t Was


DE KRUISHEREN EN DE LEUVENSE UNWERSITEIT 83<br />

zijn laatste jaar in Rome dat hij deze brief schreef en er blijkt duidelijk<br />

uit dat hij er niet graag was. Hij was geen studax, al had hij<br />

er de talenten voor. ,,Een ding is zeker; ze houden me geen uur langer<br />

hier dan strikt noodzakelijk is om m'n boeltje op te ruimen. 'k<br />

Zal trachten zo weinig mogelijk sporen achter te laten van m'n vierjarig<br />

verblijf (propter STUDIUM!!) op de monte Tarpeo" 20. Zoals<br />

hij te Maaseik en Diest al was, zo was hij ook in Rome, waar hij in<br />

juni 1936 de licentie haalde in theologie. 't Jaar daarvoor was hij op<br />

11 augustus priester gewijd.<br />

Na deze studies bleef hij te Diest, om vandaar naar Leuven te gaan<br />

met de bedoeling een reeks pedagogische lessen te gaan volgen, zodat<br />

hij zou voldoen aan de eisen die in Congo voor het ambt van inspec<br />

ted lager onderwijs gesteld werden. Jef was de studie al lang beu,<br />

maar vanwege dat getuigschrift ging hij dan toch maar naar Leuven.<br />

Tegen zijn zin heeft hij het er nog twee jaar volgehouden.<br />

In 1923 was in de faculteit van Wijsbegeerte en Letteren een school<br />

gesticht voor ,, Opvoedkunde en psychologie op de opvoedkunde''.<br />

De taalsplitsing was er in 1925 begonnen maar bereikte haar voltooiing<br />

pas in 1941, zodat Jef de lessen gedeeltelijk nog in het Frans<br />

moest volgen. In 1944 werd deze school het ,,Instituut voor Psycho<br />

logie en pedagogische wetenschappen''. Tot 1969 bleef het behoren<br />

bij de faculteit van Wijsbegeerte en Letteren maar werd toen een onafhankelijke<br />

faculteit21.<br />

Een officieel diploma kon Jef niet krijgen omdat hij vanaf de poesis<br />

naar het noviciaat was gegaan en dus geen gehomologeerd diploma<br />

had. Maar een getuigschrift met de vermelding van de gevolgde les<br />

sen was al lang voldoende. Meerdere missionarissen zijn ook zonder<br />

zulk getuigschrift onderwijsinspecteur geworden. Voor Jef was het gewone<br />

missionarisleven zoals hij zich dat voorstelde, erover las en<br />

hoorde vertellen door de confraters op verlof, veel aanlokkelijker dan<br />

twee jaar aparte studie en het vooruitzicht op een tamelijk administratieve<br />

loopbaan. In juli 1938 was hij te Leuven klaar en kon op<br />

vakantie. Met die vakantie waren in die tijd nogal bedelpredikaties<br />

en coUectes verbonden, omdat de missionarissen zoveel mogelijk zelf<br />

het geld voor hun reis en allerlei benodigdheden bij elkaar haalden.<br />

Het vertrek was bepaald op 4 november. Jef zou samen met vijf<br />

20 Brief van 18-04-1933, 30-04-1934 en 14-04-1936, in eigen archief.<br />

21 AUBERT, o.c, p. 280 en 385; 550 Jaar Leuven, p. 433 en 487.


84 DE KRUISHEREN EN DE LEUVENSE UNIVERSITEIT<br />

confraters naar Congo vertrekken. Zoals dat de gewoonte was bij een<br />

eerste vertrek was er 's avonds van te voren te Diest een afscheidsa-<br />

vond, waarbij de fraters voor toneel en zang, de missieprocurator voor<br />

de tractatie zorgde. De volgende morgen werd dan het missiekruis<br />

uitgereikt (soms gebeurde dit ook de avond van te voren of bij een<br />

plechtigheid op een van de colleges) en werd het reisgebed gebeden.<br />

Het was altijd een ontroerend ogenblik als de vredekus gegeven werd<br />

en heel de communiteit samen met de missionarissen onder het zin-<br />

gen van het Ave Maria Stella in stoet vanuit de kerk naar de klooster-<br />

poort trok, waar ze van de vertrekkenden afscheid nam.<br />

Jef Claessens heeft blijkbaar altijd, vanaf zijn collegejaren, naar de<br />

missie verlangd. Het einde van zijn lange studies heeft hij met een<br />

zucht van bevrijding begroet. Het werkelijke leven kon voor hem be-<br />

ginnen. Met zijn opgeruimd en blij karakter, zijn goedheid van hart<br />

onder de soms wat ruwe schors en zijn verlangen om goed te doen<br />

aan de mensen waarheen zijn verlangen uitging, kon hij een moei-<br />

lijk maar ook vruchtbaar missieleven tegemoet zien.<br />

Is het voor Jef een teleurstelling geworden? Zijn missionarisroeping<br />

en werk zeker niet. Hij werd na aankomst, aldus het getuigenis van<br />

oud-missionaris B. Dijkman, benoemd op de hoofdpost Bondo, waar<br />

hij natuurlijk eerst de taal moest leren. Mgr. Blessing, die dat jaar<br />

Apostolisch Vicaris geworden was en bisschop gewijd, woonde en<br />

,,heerste" er. Hij was vanaf het begin van de missie in 1920 met de<br />

zes eerste vertrokken en had jarenlang hard en goed gewerkt. Maar<br />

evenals Mgr. Konings voor hem, bekleedde hij twee ambten tegelijk:<br />

dat van Apostolisch Vicaris, dus overste van het missiegebied, en te<br />

gelijk dat van superior regularis, overste van de kruisheren als reli-<br />

gieuzen. Deze twee functies konden niet bij dezelfde persoon be-<br />

rusten. Maar van het begin af was deze situatie scheef gegroeid en lag<br />

heel het gezag bij een man. Mgr. Blessing was een man die bijzon-<br />

der hartelijk en vriendelijk kon zijn en met een breed gebaar de<br />

jonge kruisheren welkom heette. Maar hij kon ook hard zijn en zijn<br />

gezag doen voelen. De werkelijke genegenheid van zijn confraters<br />

heeft hij nook gehad. Voordat de nieuwelingen een beetje waren in-<br />

geleefd en de taal voldoende kenden, eiste hij van hen wat ze onmo-<br />

gelijk fatsoenlijk konden volbrengen. Dat bracht frustraties mee,<br />

moeilijke verhoudingen en antipathic Niet voor niets zouden de mis-


DE KRUISHEREN EN DE LEUVENSE UNIVERSITEIT 85<br />

siestatuten later eisen dat er een religieus huis moest zijn. Daar of op<br />

een aangewezen post, bij mensen met leeftijd en ervaring, moesten<br />

de nieuwgekomenen geplaatst worden om de taal en het apostolaat<br />

te leren kennen. Als ze dan door de reguliere overste, die onderscheiden<br />

moest zijn van de missie-overste, bekwaam genoeg geacht werden,<br />

stelde deze hen aan de bisschop voor om hen jurisdictie te verlenen<br />

en hen te benoemen voor een bepaald werk22.<br />

Jef Claessens heeft hieronder geleden en moet het wel als een weldaad<br />

beschouwd hebben toen hij in 1939 als leraar op het seminarie<br />

kwam. Ook daar was Mgr. Blessing heer en meester, maar de directeur<br />

Andre Creemers was 'n prettige en goede man, die wist dat<br />

er naast gebed en werk ook de nodige hartelijkheid en gezelligheid<br />

moest zijn. Pere Dre, zoals hij genoemd werd had hieraan ook zelf<br />

grote behoefte. Daarbij had hij een eigenschap — die in dit geval<br />

een gave bleek te zijn —, nl. dat hij met Mgr. Blessing wist te<br />

,,schipperen". Bij het groepje kruisheren op het klein-seminarie<br />

heeft Jef de sfeer gevonden die hij nodig had23. Hij kon zich soms<br />

wat onverschillig en ruw voordoen, maar innerlijk was hij dat niet.<br />

Zo vaak is dit bij gevoelige mensen een schild om hun eigen aard,<br />

hun verlegenheid en gevoeligheid voor anderen te verbergen.<br />

Zover we weten uit wat we na de oorlog van op verlof komende<br />

missionarissen hoorden, heeft Jef op het seminarie graag en goed gewerkt.<br />

De in Rome en Leuven opgedane kennis en wetenschappelijke<br />

vorming zal hem ook hier van pas gekomen zijn. Zijn universitaire<br />

opleiding heeft hem de veelzijdigheid bijgebracht die voor een leraar<br />

in het middelbaar onderwijs zo niet noodzakelijk, dan toch zeer nuttig<br />

is. De oorlogsjaren maakten een normale correspondentie onmogelijk.<br />

Voor en na kwamen berichten door met Rode-Kruisbrieven,<br />

die gecensureerd waren en dus geen spontane briefwisseling konden<br />

zijn. In februari schreef Jef nog zo'n briefje met de mededeling:<br />

22 Statutum pro Missionibus Ordini Sanctae Cruets concreditis, Generaal Kapittel 1949 en<br />

1955, p. 10-11, nrs. 31, 25, 26. Over Mgr. Konings en Mgr. Blessing, zie: In Memoriam Mgr.<br />

Konings O.S.Cr. Eerste Apostolische prefekt van Bondo, in De Zegepraal des Kruises, VIII,<br />

1928-1929, p. 241-244; M. Kijzers, In Memoriam, I.e., p. 245-247; P. Silkens, In Memoriam,<br />

I.e., p. 247-250. Over Mgr. Blessing verscheen een apart nr. van De Zegepraal des Kruises,<br />

XVII, 1937-1938, p. 169-200 met bijdragen van M. Colson, J. Denis, J. Rynja; W. Sangers,<br />

F. Hulskamp.<br />

23 Over de latere Mgr. Creemers zie: Rond het overlijden van Mgr. Creemers, met de homilie<br />

van de uitvaartdienst door A. Ramaekers, in Kruis en Wereld, L, 1971, p. 227-230 en<br />

Gaston NlJS, Mgr. Creemers en de broeders van Sint Gabriel, ibidem, p. 231-239.


86 DE KRUISHEREN EN DE LEUVENSE UNIVERSITEIT<br />

,,Paters, broeders en zusters gezond. Veel werk. Hartelijke groeten".<br />

Hij wilde blijkbaar niemand ongerust maken, want zo gezond was hij<br />

niet.<br />

Begin augustus 1943 kwam op de missieprocure te Diest het be-<br />

richt aan van zijn overlijden tengevolge van zwartwaterkoorts. Een<br />

overlijdensdatum werd niet vermeld. Wat later ontving de familie<br />

een briefje van Dre Creemers. ,,Hij was nu en dan wel eens ziek, had<br />

ook 'n paar keer 'n klein ongeluk, doch niemand kon denken dat zo<br />

iets op komst was. 's Zaterdags 's avonds voelde Jef zich niet goed en<br />

ging rillend naar bed. Het bleek bloedwateren te zijn, hematurie, die<br />

tot 's maandags aanhield en hem totaal verzwakte. Dinsdag 29 juni<br />

1943 om 2 uur overleed hij".<br />

Pas na de oorlog kwamen uitvoeriger berichten door over drie<br />

jonge missionarissen die in 1943 en 1944 gestorven warenjef op 29<br />

juni (31 jaar), Frans Cloosterman op 22 december (37 jaar) en Jan<br />

Hoogmartens op 18 September 1944 (35 jaar). Jef had reeds in Sep<br />

tember 1942 een ongeluk gehad met oorlogstuig dat hij aan 't ,,ontleden"<br />

was. Het kostte hem zijn rechteroog en de toppen van drie<br />

vingers van zijn linkerhand. Na twee maanden verzorging in Elisabethville<br />

kwam hij erg verzwakt maar hersteld naar Bondo terug. Na<br />

een rustperiode kon hij zijn werk hervatten tot die fatale 26e juni.<br />

Die avond had hij nog gewoon de studie gegeven op het seminarie.<br />

Toen hij 's nachts om twee uur merkte dat hij bloed waterde, reed<br />

hij per fiets naar pater Andriessen die op 'n 300 meter afstand van<br />

het seminarie woonde. De bijgeroepen dokter liet hem naar het huis<br />

van de zusters brengen waar hij de 29e overleed. \ Enige dat hij nog<br />

gezegd had was: ,, 't Is toch erg". Mgr. Blessing en Dre Creemers,<br />

die voor een bisschopswijding naar Lisala waren, op 800 km van<br />

Bondo, en na een telegram over Jef zijn ziekte inderhaast terugkeer-<br />

den, konden alleen nog zijn graf bezoeken op het ,,blanke kerk-<br />

hof"24.<br />

A. Ramaekers<br />

In 1938 ging samen met Clem Custers Andre Ramaekers naar Leuven.<br />

Beiden woonden bij de Dominicanen in de Justus-Lipsiusstraat.<br />

24 L. D. (Lambert Dieben, zijn klasgenoot) ijozefClaessens o.s.c, in De Zegepraal des<br />

Kruises, XXIV, 1944-1945, p. 7; In Memoriam, ibidem, p. 18-19; A. CREEMERS in de rubriek<br />

Echo's, ibidem, p. 9. In De Zegepraal des Kruises, XXIII, 1943-1944, p. 6, een kort overlijdensbericht<br />

in de rubriek Echo's. In de Kroniek van G. van Bemmel p. 64 bijzonderheden over<br />

de uitvaartdiensten te Vucht en te Diest.


DE KRUISHEREN EN DE LEUVENSE UNIVERSITEIT 87<br />

Andre Ramaekers moest kerkelijk recht studeren om later voor de fra-<br />

ters te Diest les te geven. 'n Moeilijkheid was dat de meeste lessen<br />

in het Latijn of in het Frans gegeven werden. In Diest waren op the-<br />

ologie de handboeken in het Latijn terwijl de lessen in het Neder-<br />

lands gegeven werden. Te Leuven was alleen de cursus van Romeins<br />

recht, van belgisch burgerlijk recht en van de relaties Kerk en Staat<br />

in het Nederlands, omdat die samen met studenten van de rechten<br />

of van politieke en sociale wetenschappen werden gedoceerd. De les<br />

sen in kerkelijk recht, negen uur per week, waren op zich niet bijster<br />

interessant en zeker niet boeiend. Maar ze werden het bij verschil-<br />

lende professoren, die het ontstaan en de geschiedenis van de wet-<br />

ten en rechtsnormen nagingen. Professor A. van Hove, een man met<br />

international faam, gaf de inleiding op het kerkelijk recht en het<br />

eerste boek van de codex. Hij gebruikte daarvoor zijn eigen boeken,<br />

vijf flinke delen van gemiddeld 300 bladzijden. 't Was een cursus<br />

van vier jaren, twee uur per week. Professor Monin, bekend door een<br />

werk over de Romeinse curie, had de zwaarste taak, omdat hij de<br />

meeste tractaten voor zijn rekening nam, speciaal ,,de judiciis", ,,de<br />

matrimonio" en ,,de religiosis''. Hij was een gemoedelijke, erg lij-<br />

vige man. Sommige van de tractaten die hij gaf, waren enigszins op-<br />

pervlakkig, wat de studenten voor ,,de judicis" en ,,de poenis et de-<br />

lictis" erg gelukkig vonden. Over het huwelijks- en het religieuzen-<br />

recht gaf hij een degelijke cursus die ook in het latere leven nog vaak<br />

van pas kwam. Zijn lessen waren klaar en duidelijk, in tegenstelling<br />

tot die van professor van Hove, die vaak erg moeilijk was in zijn uit-<br />

eenzettingen. Professor Koerperich, de latere vicaris generaal van het<br />

bisdom Doornik, gaf een interessante en degelijke cursus over ,,Les<br />

Associations sans but lucratif" en over de kerkfabrieken, die beide<br />

ook later praktisch waren. Samen met de studenten van de rechtsfa-<br />

culteit volgde het eerste jaar vijf uur Romeins recht van professor<br />

Caes, die juist dat jaar zijn taak als professor begon en, waarschijn-<br />

lijk als ijverige beginneling, de studenten een scriptie deed maken<br />

waarvan ze het onderwerp zelf mochten kiezen. Het kostte veel op-<br />

zoekingswerk op de bibliotheek. Alles werd door de prof, nauwkeurig<br />

nagezien, meerdere nota's verbeterd en aangevuld, maar zijn oordeel<br />

was een aanmoediging, terwijl het onderzoek een leerschool geweest<br />

was voor later werk. Vooral het onmiddellijk contact met de bronnen<br />

zelf betekende een verrijking tegenover het alleen maar studeren van


88 DE KRUISHEREN EN DE LEUVENSE UNIVERSITEIT<br />

een gegeven cursus. Professor W. Onclin, later lid en voorzitter van<br />

de pauselijke commissie voor de hervorming van het kerkelijk recht<br />

maar toen nog een jong professor, gaf de eerste canons van het<br />

tractaat ,,de personis" en, samen met de studenten van de rechtsfaculteit,<br />

een cursus over de betrekkingen van Kerk en Staat. Het<br />

eerste jaar kwam daar nog een cursus bij van burgerlijk recht, sa<br />

men met de studenten van politieke en sociale wetenschappen in<br />

een van de grotere zalen van het Handelsinstituut op de Dekenstraat.<br />

Naar keuze kon men dan nog ofwel een cursus van moraaltheologie<br />

volgen van professor Janssen die als een van de meest befaamde<br />

moraaltheologen van West-Europa beschouwd werd maar<br />

verschrikkelijk vervelend les gaf en eigenlijk alleen maar een latijnse<br />

tekst dicteerde, ofwel voor de twee laatste jaren, kerkgeschiedenis<br />

door professor A. de Meyer, die in die tijd de redactie had van de<br />

Dictionnaire d'Archeologie et d'Histoire ecclesiastique en tevens een<br />

van de voornaamste redactieleden was van de Revue d'Histoire ec<br />

clesiastique. De lessen van kerkgeschiedenis gaf hij aan ons, samen<br />

met de theologiestudenten. Het ,,seminarie" met praktische oefeningen,<br />

waar we elk jaar voor een korte ,,status questionis" over<br />

't een of ander onderwerp aan de beurt kwamen, gaf hij voor de<br />

canonisten afzonderlijk in een van de kleine zaaltjes van de bibliotheek.<br />

Een van zijn eerste ,, seminaries" was een rondleiding in<br />

de universiteitsbibliotheek waar hij ons het doelmatig gebruik van<br />

de bibliotheek aanleerde. Hij was een praktische geleerde, die de<br />

studenten werkelijk inleidde in de historische wetenschappen, mede<br />

door een eenjarige cursus van ,, Critique historique '', lessen die je<br />

voor je verder leven bijbleven, niet zozeer door de inhoud van de<br />

cursus dan wel door het praktische gebruiken van allerlei geschiedbronnen.<br />

In deze les, die we samen met meerdere andere faculteiten<br />

kregen, zodat er een groot aantal studenten aanwezig was, kon<br />

hij erg streng optreden als er hier of daar gestoord werd. Maar ver<br />

der was hij een hartelijk mens die bij de examens geen extravagante<br />

eisen stelde. Als men voor kerkgeschiedenis koos inplaats van voor<br />

moraal, hoorde daar ook nog een cursus bij van professor E. Lousse<br />

over oorkondenleer en van professor Leclercq o. praem. over Latijnse<br />

paleografie. Zo gingen de twee eerste jaren voorbij. Maar na de<br />

eerste licentie stelde zich opnieuw het probleem van de huisvesting.


M. Co/son<br />

DE KRUISHEREN EN DE LEUVENSE UNIVERSITEIT 89<br />

In het tweede jaar dat we bij de Dominicanen woonden was Marcel<br />

Colson, conventualis van Diest, assistent bij de ziekelijke pastoor van<br />

Waasmont. Na de voleinding van de theologie in 1939 was hij voor<br />

Diest benoemd om de administratie en verzending op zich te nemen<br />

van de Zegepraal des Kruises, waarvan hij later redacteur zou worden.<br />

ZodraJ. Kolkman, kruisheer te Diest en elders coadjutor, zou vrijkomen,<br />

zou Marcel zijn taak te Waasmont eindigen.<br />

Marcel was een Maaseikenaar, apothekerszoon, geboren op 12 maart<br />

1914. Hij studeerde in het kruisherencollege te Maaseik van 1925 tot<br />

1932, toen hij naar het noviciaat te Diest toog en daar in 1933 op 't<br />

feest van de H. Augustinus zijn professie deed. Op 22 juli 1938 werd<br />

hij priester gewijd. Hij had een grote interesse voor de missie en zou<br />

er wellicht zijn heengegaan als zijn gezondheid dit had toegelaten.<br />

Missiologie en alles wat ermee verband hield had zijn belangstelling,<br />

heel bijzonder natuurlijk de gebieden waar de kruisheren werkten.<br />

Daar hij te Waasmont nogal over wat vrije tijd beschikte kwam hij<br />

regelmatig een dag in de week naar Leuven om daar aan het Handelsinstituut<br />

in de Dekenstraat lessen van Koloniale wetenschappen te volgen.<br />

Hij deed dit twee jaar lang als vrij student, eerst vanuit<br />

Waasmont, naderhand vanuit Diest, na in overleg met het secretariaat<br />

een keuze van vakken te hebben gemaakt. Eigenlijk was aan die<br />

lessen geen bijzondere titel verbonden. Maar op het Handelsinstituut<br />

en met goedkeuring van Mgr. van Waeyenbergh, de rector magnificus,<br />

kreeg hij gedaan, dat hij mits de examens van de gevolgde cursussen<br />

met succes te maken, de graad kon bekomen van ,, kandidaat in<br />

de koloniale wetenschappen". In juli 1941 slaagde hij hiervoor en<br />

kreeg een getuigschrift met genoemde titel. Bij zijn werk voor de mis<br />

sie, de redactie van De Zegepraal des Kruises en ook in zijn later leven<br />

als secretaris van de provinciaal is die kennis hem vaak te pas gekomen<br />

en een basis geweest voor verdere studie. Zo had hij tot ongeveer<br />

1971 een volledige bibliotheek samengesteld over de kruisherenmissie<br />

in Congo. Hij is op 57-jarige leeftijd op 4 februari 1972 te Leu<br />

ven overleden. Daar hij, samen met meerdere andere confraters, de<br />

stichter was van de historische kring van de kruisherenorde, die evenals<br />

het tijdschrift de naam Clairlieu kreeg, de naam van het oude<br />

moederhuis te Hoei, werd hij in dit tijdschrift uitvoerig herdacht25.<br />

25 A. WffiERS, In Memoriam E. H. Marcel Colson, in Clairlieu, XXX, 1972, p. 5-8; A. RA-<br />

MAEKERS, Ter herinnering aan de stichter van Clairlieu, I.e., p. 9-15; S. AJERTS, Toespraak bij<br />

de uitvaartdienst, I.e., p. 17-19; A. RAMAEKERS, Kronologische Bibliografie van M. Colson,


90 DE KRUISHEREN EN DE LEUVENSE UNIVERSITEIT<br />

c. In de Sociale Hogeschool te Heverlee<br />

Vanaf het schooljaar 1940-1941 was er bij de Dominicanen blijk-<br />

baar geen plaats meer om vreemde studenten aan te nemen. Door<br />

hun bemiddeling kon Andre Ramaekers echter de functie krijgen van<br />

aalmoezenier van de Sociale Hogeschool van Heverlee, toen gelegen<br />

aan de Naamse Poort. Pater Perqui o.p. was er directeur en had een<br />

aalmoezenier gevraagd. Karel Theunissen, oud-student van het col<br />

lege te Maaseik en broer van kruisheer Jef Theunissen was er secretaris.<br />

De taak van de aalmoezenier bestond in de dagelijkse h. mis voor<br />

de zusters, die er het huishouden in handen hadden, en de studen<br />

ten ; een wekelijks preekje voor de Vlaamse en de Waalse studenten<br />

apart, het bijwonen van de avondrecreatie van de jonge mannen en<br />

verder, in beurtsysteem samen met de secretaris en de monitoren een<br />

gedeelte van de vakanties doorbrengen in de school. In ruil daarvoor<br />

een zit- en een slaapkamer, verblijf en maaltijden. Het was geen zware<br />

taak en ze was goed te verenigen met het universiteitsleven. De stu<br />

denten waren meestal jonge mensen tussen de achttien en een eind<br />

in de twintig. Sommigen hadden de humaniora of de lagere cyclus ervan<br />

afgemaakt; anderen werden door de arbeidsbewegingen gestuurd<br />

waar ze blijk gegeven hadden van meer dan gewone begaafdheid of<br />

organisatietalent. De afstand naar de Kraekenstraat, waar de meeste<br />

lessen van de faculteir van kerkelijk recht gegeven werden, naar de So<br />

ciale Hogeschool was ongeveer tien minuten lopen. De tram stopte<br />

trouwens vlakbij. De omgang met de studenten was gemoedelijk. 's<br />

Avonds in de recreatie werd er gekaart en problemen met de tucht wa<br />

ren er zelden of nooit. Men kreeg er contact met de professoren en<br />

met mensen uit de vakbewegingen, die er kwamen les geven en 's<br />

middags bleven eten. De directeur pater Perqui had de school gesticht<br />

en dit werk steeds gecombineerd met zijn taak van prior in 't een of<br />

andere dominicanenklooster. Toen echter was hij op jaren en werd<br />

twee jaar later door pater Lauwers o.p. vervangen.<br />

Na het eerste jaar verblijf aldaar, stelde zich de kwestie van woonplaats<br />

voor meerdere andere confraters uit Diest die naar Leuven zouden<br />

komen studeren. Kees Kusters van Maaseik en Harrie Gabriels<br />

van Stokkem zouden de landbouwwetenschappen volgen, de eerste<br />

in de franstalige afdeling omdat hij voor Hannut benoemd was; bei-<br />

/.c, p. 21-24; W. SANGERS, Kruisheer Marcel Co/son overleden, in De Maaseikenaar, III, 1972,<br />

Nr. 2, p. 40.


DE KRUISHEREN EN DE LEUVENSE UNIVERSITEIT 91<br />

den behaalden in 1945 de graad van landbouwingenieur. Willem<br />

Sangers was voor geschiedenis bestemd waarin hij in 1945 de licentie<br />

haalde. Ze konden voor het schooljaar 1941 tot 1942 alle drie in<br />

de sociale school komen wonen zodat er een klein kruisherenconvent<br />

ontstond. We kwamen vaak 's avonds samen om een kop thee te<br />

drinken, wat stilaan een vaste gewoonte werd waarbij zich de monitoren<br />

al spoedig aansloten. Ondanks de oorlogsjaren was het er goed<br />

leven, al was de ravitaillering erg moeilijk en de kost schraal.<br />

Voor de paasvakantie 1942 kregen de nederlandse studenten van<br />

de duitse bezetter een paspoort om naar Nederland op vakantie te<br />

gaan. Maar toen we na de vakantie te Maastricht de voor terugkeer<br />

beloofde pas gingen halen, kregen we er geen. Eigenlijk was het een<br />

kleinigheid om over de grens te komen. We durfden het niet wagen<br />

omdat de bezetter onze papieren had. Toch zijn we nog eens heen<br />

en weer naar Leuven gereisd om wat boeken te halen en dan te trachten<br />

in Nederland onze examens voor te bereiden. Na geruime tijd bij<br />

de familie te hebben doorgebracht maakten Sangers en ik een reisje<br />

naar de nederlandse kloosters Sint-Agatha, Nijmegen en Rotterdam.<br />

Daar vroegen we aan prior Nillesen, toen vicaris-generaal voor het<br />

Nederlandse gebied, of hij ons niet voorlopig in een klooster kon benoemen.<br />

't Was meteen geregeld. Willem ging in Nijmegen (Hees)<br />

les geven aan 'n klas van het door de Duitsers ontruimde Udense col<br />

lege, terwijl ik naar Zoeterwoude ging, kort bij de Leidse universiteit,<br />

om mijn proefschrift af te maken. In juli kregen we bericht dat we<br />

een paspoort kregen om naar Belgie terug te keren. Het was te laat<br />

om examens te doen, zodat deze werden uitgesteld tot September. In<br />

november kon ik mijn proefschrift met de 24 theses uit verschillende<br />

vakken verdedigen en het doctoraat behalen in kerkelijk recht.<br />

Andre Ramaekers<br />

Geboren te Baarlo 03.02.1914. Humaniora te Maaseik 1925-1932. Noviciaat Diest<br />

1932-1933. Professie 28.08.1933. Philosofie en theologie te Diest 1933-1938. Scriptie Romeins<br />

recht De Kloosterwetgeving van keizer Justinianus volgens Codex en de NoveUen, 40 biz.<br />

Priesterwijding 22.07.1938. Leuven faculteit kerkelijk recht 1938-1942. Doctor in kerkelijk recht<br />

1942 met als thesis De Privileges der Kruisherenorde vanaf haar ontstaan tot aan het Concilie<br />

van Trente, in Clairlieu, I, 1943, p. 9-82. Aalmoezenier Sociale Hogeschool 1940-1942. Pro<br />

fessor kerkelijk recht te Diest 1943-1967; van kerkmuziek, tevens koorleider 1949-1955. Chro-<br />

nista Diest 1948-1955, Leuven 1955-1957. Prior Diest 1943-1949. Organist college Maaseik<br />

1929-1932, Diest O.L. Vrouwekerk en Broeders Alexianen 1933-1938, in kruisherenkerk en Be-<br />

gijnhofkerk in afwisseling met andere confraters 1933-1955. Sint Michielskerk te Leuven


92 DE KRUISHEREN EN DE LEUVENSE UNIVERSITEIT<br />

1955-1957. Subprior te Diest 1949-1955. Orgelschool Hasselt 1949-1954 (orgel, piano, har-<br />

monie, begeleiding gregoriaans, eerste beginselen contrapunt). Voordrachten Davidsfonds over<br />

muziek 1950-1954. Zondagsassistent Kwaadmechelen-Genebos 1949-1955. lid van de commis-<br />

sie voor herziening van de Constituties 1953-1955, 1966-1967, 1976-1979, 1983; van de mis-<br />

siestatuten 1979-1980; van de provinciale statuten 1968-1969, 1981. ,,Rector" van de<br />

kruisheren-studenten Leuven 1955-1957. Definitor 1948-1949, 1955-1957, 1967-1969. Prior-<br />

provinciaal van de Belgische provincie 1957-1969- Voorzitter van de V.Z.W. (vereniging zonder<br />

winstoogmerk) 1958-1979- Lid dagelijks bestuur voor de oprichting van het C.K.S. Leuven<br />

(centrum voor kerkelijke studies) 1966-1968. Pastoor Achel-Statie 1969-1977. Vanwege ziekte<br />

op rust te Achel december 1977. Lid van de generate raad 1970-1979- Redactie Clair-Iieu sinds<br />

1943; voorzitter van de historische kring ,,Clairlieu" sinds 1947. Auteur van meerdere stu<br />

dies over de geschiedenis en de spiritualiteit van de kruisheren 26.<br />

Harrie Gabriels<br />

Geboren te Stokkem 12.01.1915. College H. Kruis te Maaseik 1928-1934. Noviciaat Diest<br />

1934-1935. Professie 28.08.1935. Wijsbegeerte Achel en organist 1935-1937. Theologie Diest<br />

1937-1941. Soldaat mei 1940. Priesterwijding 13.04.1941. Leuven Landbouwwetenschappen<br />

1941-1945. Scheikundig landbouwingenieur met als thesis De Versuikering van Cellulose 1945.<br />

Leraar Maaseik, wis- en natuurkunde, godsdienst, Frans 1945-1971. Organist in de klooster-<br />

kerk 1945-1971. Oprichter en dirigent van collegeharmonie 1946-1951. Prefect van de exter-<br />

nen 1951-1953. Korte tijd voorzitter van het Davidsfonds. 1954 proost C.O.V. Inspecteur M.O.<br />

op eigen colleges voor wetenschappen 1957. Landbouwcursussen avondlessen in Maaseik, Bree,<br />

Eisden enz. Leiding van gezinsgroepen en gezocht geestelijk raadsman. Prior Denderleeuw<br />

1971-1974. Leraar aldaar van wis- en scheikunde 1972-1973. Na meerdere nieroperaties, in het<br />

ziekenhuis van Genk na een derde operatie op 29.03.1974, overleden op 09-04.1974 27.<br />

Willem Sangers<br />

Geboren te Stevensweert (Ned. L.) 18.01.1915. College H. Kruis Maaseik 1927-1934. No<br />

viciaat Diest 1934-1935. Professie 28.08.1935. Wijsbegeerte Achel 1935-1937. Theologie Diest<br />

26 Over A. Ramaekers vgl. M. COLSON, Fr. A. Ramaekers, in Vinculum Crucigerorum,<br />

Diest, V, 1958, p. 80-82; L. GrAUS, Clairlieu en zijn voorzitter jubileren, in Clairlieu, XL,<br />

1982, p. 3-4. De gegevens over personen, jaartallen enz. zijn ontleend aan de jaarlijks verschijnende<br />

Elencbus Fratrum Ordinis Sanctae Crucie, maar vooral aan de kronieken van elk klooster<br />

vanaf 1946 die verschenen in het Chronicon Cruciferorum (Diest, 1948 tot 1969) 1946 tot 1952<br />

en hernomen worden in Vinculum Crucigervrum, dat verscheen van 1955-1958 te Diest en van<br />

1958-1967 te Leuven. Verder werden zoveel mogelijk de Leuvense oudstudenten zelf om hun<br />

,,curiculum vitae" gevraagd. Van de meesten mochten we antwoord ontvangen, waarvoor we<br />

hen hier hartelijk danken.<br />

zie ook:<br />

C. BRASSEUR-G. THEVISSEN-F. SALMAN-R. JANSSEN, in Memoriam Dr. A. Ramaekers o.s.c.<br />

(1914-1989). in: Clairlieu, 1989, jg. 47, pp. 3-35.<br />

27 Over H. Gabriels: Cellesiana, XI, 1974, p. 66 en 75 korte nota; S. AERTS, Homilie bij<br />

de rouwdienst, p. 76-78; A. WlEERS, Portret van Harrie Gabriels; Een poging tot inzicht en<br />

waardering, p. 118-119; meerdere korte stukjes, meestal zonder titel, van A. Bleukx, J. Op<br />

De Kamp, W. Goessens, V. en E. Goessens-Hendrix, W. Slangen, p. 120-123.


DE KRUISHEREN EN DE LEUVENSE UNIVERSITEIT 93<br />

1937-1941. Priesterwijding 25.08.1940. Leuven, Wijsbegeerte en Letteren, afdeling moderne<br />

geschiedenis. Licentie 1946. Leraar te Maaseik 1946-1972. Veel gevraagd predikant. Stichter<br />

culturele kring Maaseik en voorzitter vanaf 1947. Stichter van de geschied- en oudheidkundige<br />

kring 1948. Bouwer van het eerste georganizeerd woonwagenkamp in Belgie, Siemkensheuvel<br />

Maaseik 1957 en van dan af verzorger in materieel en geestelijk opzicht. Mede-oprichter van<br />

de Maasketenjan van Eyck 1966. Functies: bestuurslid van meerdere provinciale en andere cul-<br />

turele en heemkundige verenigingen, van de Culturele Raad, afdeling Volkskunde en monu-<br />

mentencommissie in Nederlands en Belgisch Limburg, Commissie geschiedenis, Archief- en<br />

Museumwezen in Belgisch Limburg. Onderscheidingen: Juliana-Boudewijnprijs 1966; Ridder<br />

in de Orde van Oranje-Nassau 1969; ereburgerschap in Stevensweert 1971; Pro-Civitateprijs<br />

1971 en 1973; Ridder in de Kroonorde 1973; Gouden Legpenning van Wessem 1975 e.a. Pu-<br />

blikaties over de kruisherenorde, Stevensweert, Maaseik en Aldeneik, stedenschoon van Maaseik,<br />

heemkunde van Nederlands en Belgisch Limburg enz. genealogie e.a. 40 boeken en brochures,<br />

talloze artikelen. Medewerker van De Zegepraal des Kruises, Het Scapulier, Vox, De Autotou-<br />

rist, Het Nederlandse Volksleven, Limburg, Limburg Vandaag, De Maaseikenaar, Ons Con<br />

tact, Kerkelijk Leven, Nieuws van Limburg, Mariaklokje van Heppeneert, Wij smeden de Toe-<br />

komst, De Band, Clairlieu, Nieuwsblaadje Siemkesheuvel, Voorwaarts, Sint Lucas, Foorleven,<br />

De Tijdspiegel, Promino, De Schakel, e.a. 28.<br />

Kees Kusters<br />

Geboren te Maaseik 08.03.1915. Kruisherencollege Maaseik 1927-1933. Noviciaat Diest<br />

1933-1934. Professie 28.08.1934. Filosofie Diest 1934-1935 en te Achel 1935-1936. Theolo-<br />

gie Diest 1936-1940. Priesterwijding 26.08.1939. Soldaat artillerie mei 1940. Faculteit weten-<br />

schappen te Leuven, afdeling landbouwwetenschappen 1941-1945. Scheikundig landbouwin-<br />

genieur 1945 met als thesis: Chlorurations des Noyaux benzenique et naphtalemique en vue<br />

de robtention d'Insecticides, uitgegeven in de Verhandelingen van het eerste internationaal<br />

Congres voorPhytopharmacie, door de Vlaamse chemistische Vereniging, 1947. Leraar te Han-<br />

nut 1945-1980 in wiskunde en positieve wetenschappen. Zondagassistenties. Scoutsaalmoezenier<br />

1940-1980 29.<br />

28 Over W. Sangers en zijn vele aktiviteiten en onderscheidingen verschenen talrijke artike<br />

len in de dagbladpers. Voor een overzicht hiervan, voor zijn werk als leraar en historicus, heem<br />

kundige en conferencier, predikant en zielzorger van de woonwagenbewoners van Siemkens<br />

heuvel, zie R. JANSSEN, Altematieve Miscellanea Pater Sangers. Rondwandelingen in het zwerversleven<br />

van Pater Willem Sangers o.s.c., Maaseik, 1980, ruim 600 biz., uitgegeven bij zijn<br />

65ste verjaardag en 40 jarig priesterjubileum. Hierin ook een nagenoeg vollecUge bibliografie<br />

van 286 nummers. Voor de verder geciteerde brief van A. Huvenaars van 19 jan. 1946, o.c,<br />

p. 87-89; R. JANSSEN, GesigneerdPater Willem Sangers, Maaseik, 1981, 108 biz.; Pater San<br />

gers op losse schroeven, Hasselt, 1984, 84 biz. met aanvulling van zijn bibliografie 287-388.<br />

Willem Sangers o.s.c. stierf op 6 juli 1987. Zie over hem ook: C.M.F. BRASSEUR, In Memoriam<br />

Drs. Willem Sangers Kruisheer. in: Clairlieu, 1988, jg. 46, pp. 3-8.<br />

R. JANSSEN, Chronologische Bibliografie Sangers. in: Clairlieu, 1988, jg. 46, pp. 9-12; IDEM,<br />

Bibliografie W. Sangers o.s.c, in: Limburg, jg. 66, 1987, afl. 4, pp. 148-165.<br />

29 FONTAINE-HOEVEN, o.c, (zie boven: nota 3), tweede gedeelte p. 2.


HOOFDSTUK IV - BIJ DE PATERS VAN SION<br />

Voor het schooljaar 1942 tot 1943 zouden er te Leuven zes kruis-<br />

heren studeren. In de sociale hogeschool van Heverlee waren daarvoor<br />

onvoldoende kamers beschikbaar. Een van de redenen voor het gro-<br />

tere aantal studenten van de kruisheren in die jaren was de oorlog,<br />

die belette dat voor Congo benoemde missionarissen daarheen ver-<br />

trokken. Voor het nieuwe academische jaar bleven W. Sangers, K.<br />

Kusters en H. Gabriels te Leuven, terwijl er drie voor Congo<br />

bestemde confraters bijkwamen, Jef Theunissen, Michel van Musch<br />

en Martien Franse. Ze waren evenals de anderen, conventuales van<br />

Diest en zouden te Leuven het z.g. „Universitair Centrum" volgen,<br />

een reeks lessen die gegeven werden als voorbereiding voor toe-<br />

komstige missionarissen en voor jonge mensen die naar de Belgische<br />

kolonie wilden gaan. Men leerde er een en ander over het land en<br />

volk kennen, over zijn gebruiken en cultuur, over de toestanden op<br />

geneeskundig en hygienisch gebied, zodat ook een cursus over tro-<br />

pische ziekten en ziekteverwekkers er op zijn plaats was. De lessen<br />

werden gegeven vanaf het begin van het schooljaar tot einde maart,<br />

waarop een examen volgde dat aan de missionarissen de ,, titel'' van<br />

„ missionaris-verpleger" gaf. Degenen die deze lessenreeks volgden,<br />

voldeden daardoor tevens aan hun legerdienst in Belgie.<br />

a. Het nieuwe tehuis<br />

Na veel zoeken werd eindelijk een woongelegenheid gevonden bij<br />

de paters van O.L.Vrouw van Sion in de Schapenstraat. Het huis nr.<br />

49 was de ingang van een mooi goed, gelegen tussen de Scha<br />

penstraat en de Naamsestraat. Het klooster lag hoger dan het huis<br />

aan de straat en had een prachtige tuin, omringd door een dubbele<br />

rij hoge bomen. Die tuin kwam uit aan de Naamsestraat. Van de<br />

Schapenstraat tot de Naamsestraat was er een hoogteverschil van on-<br />

geveer vijftien meter. De tuin lag op de hoogte van de eerste verdie-<br />

ping van huis nr. 49. Achter in de tuin was een stenen trap en 'n<br />

poortje dat uitkwam naast een gebouw van de faculteit der weten-


DE KRUISHEREN EN DE LEUVENSE UNIVERSITEIT 95<br />

schappen, leszalen en laboratoria van het scheikundig instituut dat<br />

aan de Naamsestraat ligt en tegenwoordig vandaar tot in de Schapenstraat<br />

doorloopt. Het grensde zo aan de tuin van het klooster. In<br />

de Schapenstraat lagen vier huizen die aan de paters van Sion toebehoorden,<br />

de nummers 49 tot 55, smalle huizen tegen elkaar. Num-<br />

mer 49 had twee verdiepingen, de andere een. Ze waren aan gezin-<br />

nen verhuurd. Huis nr. 49 stond leeg, evenals een groot gedeelte van<br />

het klooster. De paters van Sion hadden er een huis voor hogere stu<br />

dies, maar door de oorlog waren de aanwezige fraters naar Frankrijk<br />

uitgeweken. De overste, pere Nicolas was er met een confrater ach-<br />

tergebleven. Na de oorlog zouden er meerdere jaren enkele fraters<br />

zijn. Zoals klooster en tuin daar lagen, verborgen achter de vier hui<br />

zen, was het in oorlogstijd een prachtig onderduikadres voor de jo-<br />

den die er regelmatig kwamen, er 'n tijdje doorbrachten en dan hun<br />

gewaagde reis voortzetten naar veiliger oorden.<br />

De kruisheren konden het huis nr. 49 huren. Het was niet groot,<br />

al leek het van de straat af gezien heel wat. Op het gelijkvloers wa<br />

ren de traphal en twee ontvangkamers. De smalle gang langs de trap<br />

leidde naar een bredere gang met trappen, rechtaf, zodat men op het<br />

peil van ,,onze" eerste verdieping kwam, waar klooster en tuin la<br />

gen. Op die eerste verdieping was 'n slaapzaaltje ingericht met zes<br />

chambretten die voorheen voor de novicen dienden, erg primitief en<br />

in de winter door en door koud. Daarachter lag nog een kamer. Op<br />

de tweede verdieping was de grote kamer boven de slaapzaal als stu-<br />

diekamer ingericht. Ze werd ook gebruikt voor ontbijt en avondmaal,<br />

terwijl men 's middags in de stad ging eten. Er werd gestookt met<br />

gaskachels. Vanaf de eerste verdieping kon men in een klein zaaltje<br />

komen, dat echter niet bij de toen gehuurde ruimte hoorde. Pere Ni<br />

colas woonde met een zuster-huishoudster van de Sint-Maartenstraat<br />

en de nu en dan aanwezige pater in het klooster. Voor het opdragen<br />

van de H. Mis was er de kapel en een kamertje in het klooster waar<br />

een altaar stond.<br />

De studenten hebben op verschillende adressen het middagmaal<br />

gebruikt, o.a. een tijd lang bij de paters van de HH. Harten (Picpus-<br />

sen) op de Antoniusberg. Voor het maaltijdenprobleem kwam de<br />

oplossing enkele jaren later toen Mej. Maria Ceyssens zich te Leuven<br />

vestigde, spoedig in bepaalde studentenkringen en ook bij de kruis<br />

heren bekend als ,, tante Marie' \ Ze was een zuster van kruisheer dr.


96 DE KRUISHEREN EN DE LEUVENSE UNIVERSITEIT<br />

A. Ceyssens, professor van theologie te Diest en van pater Lucianus<br />

o.f.m., professor aan het ,, Antonianum'', de franciskaanse univer-<br />

siteit in Rome. Ze was te Leuven gaan wonen aan het einde van de<br />

Frederik Iintstraat, voorbij het pleintje, vlak bij de Naamse vest. Haar<br />

huis diende als woon- en kosthuis voor haar neefjes en nichtjes die<br />

in Leuven kwamen studeren. Daar vonden ook de kruisheren meerdere<br />

jaren een keurig verzorgde tafel, tot professor A. Dondeyne van<br />

de faculteit wijsbegeerte voor zijn tehuis ,, Universitas'' in de Jan<br />

Stasstraat een huishoudster zocht en tante Marie wist te overtuigen<br />

zich daar te vestigen en de leiding van het huishouden op zich te ne-<br />

men. De kruisheren hebben ook daar nog lang van haar kookkunst<br />

genoten.<br />

Bijna ononderbroken hebben ze op nummer 49 in de Schapenstraat<br />

gewoond, tot ze in 1958 naar een eigen huis, een nieuw<br />

,, collegium cruciferorum'' konden verhuizen.<br />

b. 1942-1950<br />

Dat eerste jaar waren er de zes bovengenoemde studenten. Het<br />

tweede jaar waren ze opnieuw met z'n zessen. De drie toekomstige<br />

missionarissen hadden het Universitair Centrum afgemaakt. M.<br />

Franse werd voor Diest benoemd waar hij met zijn predikatietalent<br />

ruim voldoende werk vond. Hij ging daar zo in op, dat het na de<br />

oorlog moeilijk was om hem nog naar Congo te laten gaan en hij op<br />

eigen verzoek te Diest bleef. M. van Musch ging naar het klooster van<br />

Achel en vond werk op het bisschoppelijk college van Bree. 't Is niet<br />

te verwonderen dat hij, evenals Theo Hacken te Vise en Jules Snyders<br />

te Neerpelt, op die manier buiten het gewone werkterrein van de<br />

kruisheren werkzaam was. In Maaseik waren reeds twee toekomstige<br />

missionarissen geplaatst L. van Heugten en A. Braeken; te Hannut<br />

E. Lauwers en H. Indemans; te Diest en Achel waren er drie, J.<br />

Theunissen, M. Franse en T. Hacken te Diest, M. van Musch, J.<br />

Custers en J. Snyders te Achel, zodat men in die jaren eerder met te<br />

veel dan met te weinig volk zat. Jef Theunissen bleef in Leuven stu<br />

deren in de koloniale landbouwwetenschappen. Na drie jaren zou hij<br />

hierin met een thesis over de katoenteelt in Congo de titel van Iicentiaat<br />

in de koloniale landbouwwetenschappen behalen. Als vijfde<br />

kwam Bernard ten Haaft, die te Diest de theologie beeindigd had,


DE KRUISHEREN EN DE LEUVENSE UNIVERSITEIT 97<br />

om de lessen te volgen aan de faculteit van wijsbegeerte; als zesde<br />

Hein Schoof, die reeds vanaf 1942 leraar was te Maaseik en nu de gelegenheid<br />

kreeg zich in de economische wetenschappen te bekwamen.<br />

Dit schooljaar 1943-1944 was echter erg onregeknatig. Vanwege<br />

de verplichte arbeidsdienst voor de eerste-jaars-studenten werden de<br />

cursussen voor het eerste jaar niet volledig gegeven. Het studiejaar dat<br />

normaal in oktober had moeten beginnen, begon, ten behoeve van<br />

de hogejaarsstudenten, pas in januari. Onvolledig gegeven vakken,<br />

onregelmatige lessen en de oorlogssfeer met de steeds vaker voorkomende<br />

bombardementen leidden tot een examenperiode waar de<br />

professoren niet steeds rekening hielden met de gebeurde feiten en<br />

toch examens over al de cursussen eisten, ook van de ontbrekende gedeelten.<br />

Geen wonder dat vooral reeds oudere studenten, waaronder<br />

Hein Schoof, het opgaven en naar hun normale werkkring terugkeerden.<br />

Jcf Theunissen<br />

Geboren te Maaseik 26.01.1914. College H. Kruis Maaseik 1927-1933. Noviciaat Diest<br />

1933-1934. Professie 28.08.34. Wijsbegeerte Diest 1934-1935, Achel 1935-1936. Theologie<br />

Diest 1936-1940. Priesterwijding 24.08.1939- Diest, assistentie, predikatie na benoeming voor<br />

Congo 1940-1942. Leuven Universitair Centrum 1942-1943; faculteit der Wetenschappen, Ko-<br />

loniale Landbouw 1943-1946. Licentie Kol. Landbouw 1946 met thesis De Katoencultuur in<br />

Be/gisch-Congo. Vertrek naar de missie 09.10.1946. Bijna onafgebroken directeur van de land-<br />

bouwschool in Bondo tot aan de onafhankelijkheid in I960. Leraar college Denderleeuw<br />

1960-1965 in Frans (lagere cyclus). Vaste assistentie in Kattem. Directeur van het college<br />

1965-1976. Op pensioen 1976. Plotseling overleden 29.08.1977 l.<br />

Michel van Musch<br />

Geboren te Belfeld (Ned. L.) 21.12.1914. Door zijn broer, missionaris in China, Lazarist,<br />

eerste klassen gymnasium te Wernhoutsburg bij Zundert (Ned. N. Br.) 1927-1930. College<br />

H. Kruis Maaseik 1930-1934. Noviciaat Diest 1934-1935. Professie 28.08.1935. Wijsbegeerte<br />

Achel 1935-1937. Theologie Diest 1937-1941. Priesterwijding 25.08.1940. Diest, assistentie,<br />

predikatie 1941-1942. Leuven Universitair Centrum 1942-1943 met diploma ,,missionaris-<br />

verpleger". Achel 1944-1946, leraar aan het diocesaan college te Bree; assistentie. Vertrek<br />

Congo 31.05.1946, geplaatst te Baye voor 't leren van de taal. Teruggekeerd, ziek van heimwee,<br />

18.10.1947. Diest 1947-1948 assistentie en predikatie. Maaseik 1948-1975; eerst leraar Neder-<br />

lands en muziek, het volgende jaar geschiedenis en d.d. kapelaan te Rotem. Recollecties voor<br />

B.B., BJ.B. e.a. Godsdienstleraar technische school Sint-Jansberg-Maaseik en Instituut<br />

i OverJ. Theunissen: Cellesiana, XIV, 1977; W. SLANGEN, In Memoriam Kjr. Jozef Theu<br />

nissen, p. 130; L. RAEDSCHELDERS, Homilie bij de uitvaart van Kfr. J. Theunissen, p. 130-132.


98 DE KRUISHEREN EN DE LEUVENSE UNIVERSITEIT<br />

O.L.Vrouw ter Engelen te Maaseik, naast een gedeeltelijke leeropdracht in het college. Vaste<br />

assistent in Buchten, daarna Roosteren en Illikhoven. Plotseling overleden te Weert<br />

29.07.1975 2.<br />

Martien Franse<br />

Geboren Rotterdam (Ned.) 25.12.1914. Internaat broeders van S. Louis van Oudenbosch<br />

te Rotterdam 1927-1929. College Maaseik 1929-1935. Noviciaat Diest 1935-1936. Professie<br />

28.08.1936. Wijsbegeerte Achel 1936-1938. Theologie te Diest 1938-1942. Priesterwijding<br />

06.08.1941. Benoemd voor Congo 1942. Leuven Universitair Centrum 1942-1943 met de ti-<br />

tel van missionaris-verpleger. Diest 1943-1949 predikatie van tridua, missies, gelegenheidspre-<br />

ken, retraites. Amersfoort 1949-1950 van waaruit hij de orde verlaten heeft.<br />

Hein Schoof<br />

Geboren te Amsterdam 09.10.1913. Bij de broeders van Oudenbosch aldaar L.O., twee jaar<br />

M.U.L.O. en eerste jaar kweekschool 1919-1928. Jongste kantoorbediende op meerdere bedrij-<br />

ven; avondlessen Nederlands, Engels, boekhouden en handelsrekenen. 1928-1930. College<br />

Maaseik 1930-1935. Noviciaat Diest 1935-1936. Professie 28.08.1936. Wijsbegeerte Achel<br />

1936-1938. Theologie Diest 1938-1942. Priesterwijding 06.08.1941. Leraar Maaseik, reeds tij-<br />

delijk in 1940, 1942-1943. Leuven 1943-1944 handelswetenschappen. Vanwege schorsing van<br />

de lessen te Leuven tot januari tijdelijk leraar te Bree. Leraar Maaseik wiskunde, boekhouden<br />

en handelsrekenen, geleidelijk op de hoogste klassen 1944-1974. Sindsdien op het secretari-<br />

aat druk-, typ- en stencilwerk voor het college. Vanaf 1944 tot het invoeren van de vijfdagen-<br />

week platenstudio voor de studenten. Filmvertoningen voor de studenten 1948-1951. Typ-klas<br />

vanaf 1948 tot 1974. Regisseur studententoneel, medestichter en leider volleybalploegen. Zon-<br />

dagskapelaan Elen 1942-1943, Lanklaar 1945-1959, Ophoven Bond van het H. Hart en Rotem<br />

vanaf 1959- Biechtvader van zusters en van de studenten vakschool St. Jansberg. Dagelijkse as-<br />

sistentie bij de zusters Klein Klooster Maaseik vanaf 1945. Overleden te Maaseik 30.10.1984 3.<br />

Het derde jaar dat de kruisherenstudenten bij de paters van Sion<br />

doorbrachten, schooljaar 1944-1945, waren ze met acht. W. Sangers<br />

begon de eerste, H. Gabriels en K. Kusters de tweede licentie, B. ten<br />

Haaft begon eveneens de eerste licentie, evenals J. Theunissen. H.<br />

Schoof was naar Maaseik teruggekeerd, maar als nieuwelingen kwa-<br />

men Jan Moors en Donaat Snijders voor de eerste candidatuur Wijs<br />

begeerte en Letteren, de eerste in klassieke, de tweede in germaanse<br />

filologie. Van januari tot juli was er als achtste Albert Wieers, die<br />

vanaf 1941 leraar te Maaseik was; als vrij student volgde hij een reeks<br />

lessen van romaanse filologie. Maar het volgende jaar zouden er maar<br />

vier kruisheren in Sion zijn. K. Kusters en H. Gabriels waren klaar<br />

2 Zie over hem: Cellesiana, XII, 1975, p. 120, nota door W. S(langen).<br />

3 W. SLANGEN, In Memoriam Confrater Hein Schoof, in Cellesiana, 21, 1984, p. 104; J.<br />

JURGENS, In memoriam cfr. H. Schoof, ibidem, p. 106.


DE KRUISHEREN EN DE LEUVENSE UNIVERSITEIT 99<br />

als landbouwingenieur en werden respectievelijk voor Hannut en<br />

Maaseik benoemd. A. Wieers ging terug naar Maaseik. Jan Moors<br />

kreeg een benoeming voor Diest en nieuwelingen kwamen er niet.<br />

Of er dat jaar in Sion bijzondere moeilijkheden geweest zijn wat<br />

betreft de observance van H. Mis en meditatie weten we niet. Er is<br />

echter een brief van A. Huvenaars, die toen vicaris-generaal voor Belgie<br />

was, van 19 januari aan de confraters te Leuven. Hij legt de nadruk<br />

op zijn zware verantwoordelijkheid voor hun geestelijk leven en<br />

op het feit dat hij de kruisheren die vanuit Maaseik naar Leuven wa-<br />

ren gestuurd, steeds had gewezen op hun eerste plicht, de verzorging<br />

van hun geestelijk leven en voorzichtigheid in hun betrekkingen met<br />

anderen. Ook al schrijft: Huvenaars dat hij al die jaren geen ernstige<br />

klachten hierover ontving, toch schrijft hij een minimum aan dagorde<br />

voor: 's morgens om 5.30 opstaan; om 6 uur beurtelings mislezen en<br />

meditatie houden; 's avonds op een zelf te bepalen uur gezamenlijk<br />

rozenhoedje en gewetensonderzoek. W. Sangers stelt hij aan als<br />

,, custos domus''; deze zal hem elke drie maanden verslag uitbrengen<br />

over de al of niet vervulling van zijn voorschriften4.<br />

Bleven dus over W. Sangers voor tweede licentie geschiedenis, J.<br />

Theunissen tweede licentie koloniale landbouw, B. ten Haaft tweede<br />

licentie wijsbegeerte en D. Snijders tweede kandidatuur germaanse.<br />

De drie eersten zouden dat jaar klaar komen. W. Sangers ging als leraar<br />

geschiedenis naar Maaseik, B. ten Haaft als professor wijsbegeerte<br />

naar Achel, terwijl J. Theunissen zijn vertrek naar Congo kon voorbereiden.<br />

Albert Wieers<br />

Geboren te Geistingen 17.12.1914. H. Kruiscollege Maaseik 1926-1933. Noviciaat Diest<br />

1933-1934. Professie 28.08.1934. Wijsbegeerte te Diest 1934-1935, Achel 1935-1936. Theologie<br />

Diest 1936-1940. Priesterwijding 24.08.1939. Soldaat 10.05.1940. Krijgsgevangene Nurnberg<br />

mei-juli 1940. Leraar Maaseik jan 1941-1945. Leuven Wijsbegeerte en Letteren afdeling<br />

romaanse filologie studiejaar 1945-1946. Maaseik leraar 1946-1980, Frans en geschiedenis. Vaste<br />

assistent Heppeneert (eerste zondag) 1941 tot heden; Heppeneert predikatie eerste zondag<br />

1957 tot heden. Coadjutor aldaar jan. tot juli 1949 en mei 1950 tot maart 1956. St Antoni-<br />

uskapel Solt-Opitter (Bree) weekenddienst derde en vierde zondag en feestdagen 1956 tot he<br />

den. Secretaris V.Z.W. Orde der Kruisheren in Belgie vanaf 1946. Chronista 1948-1953 en<br />

1955-1958. Heroprichter en leider Kevelaar-bedevaart 1951-1972. Vakantie-assistent Wien vanaf<br />

1973. Voorzitter Davidsfonds 1970-1977. Provinciaal-econoom vanaf 1957 tot 1990. Plaatse-<br />

4 Zie boven: nota 28.


100 DE KRUISHEREN EN DE LEUVENSE UNIVERSITEIT<br />

lijk en kantonnaal proost Christen-Middenstand vanaf 1962. Plaatsvervangend generaal-<br />

econoom 1984. Lid van commissie voor financien van de orde 1984.<br />

Bernard ten Haaft<br />

Geboren te Buschhausen (Duitsland) 28.04.1915. Studies te Sittard St Jozefscollege<br />

1929-1931, Wernhoutsburg 1931-1932, college Maasmechelen 1932-1934, college H. Kruis<br />

Maaseik 1934-1936. Noviciaat Diest 1936-1937. Professie 28.08.1937. Wijsbegeerte Achel<br />

1937-1939. Theologie Diest 1939-1943. Priesterwijding 06.08.1942. Leuven Hoger Instituut<br />

voor Wijsbegeerte 1943-1946, waarvan hij de examens met succes maakte maar de thesis voor<br />

de licentie niet voltooide. Achel 1946-1966 professor van wijsbegeerte (psychologie, kosmo-<br />

logie) en geschiedenis van de filosofie; vanaf 1948 Theodicea, geschiedenis van filosofie en bi-<br />

ologie (wisselende cursussen); assistentie, economaat. 1966 benoemd voor het secretariaat te<br />

Leuven, tevens econoom van het huis. Vakantie-assistenties in Duitsland en Oostenrijk. Plot-<br />

seling overleden te Selbach 21.12.1982 5.<br />

Geboren te Ophoven 14.10.1919. College H. Kruis Maaseik 1931-1937. Noviciaat Diest<br />

1937-1938. Professie 28.08.1938. Wijsbegeerte Achel 1938-1940. Theologie Diest 1940-1944.<br />

Priesterwijding 05.08.1943. Leuven Wijsbegeerte en Letteren, afdeling klassieke filologie, eerste<br />

kandidatuur 1944-1945. Conventualis te Diest en kapelaan te Tessenderlo 1945-1946. Magister<br />

spiritus van de fraters-filosofen te Achel 1946-1960. Professor kerkgeschiedenis, gewijde welspre-<br />

kendheid en kerkmuziek 1946-1960. Predikatie, conferenties, biechtvader van zusters, zang-<br />

lessen voor 't kerkkoor van Achel en Achel-Statie. Leraar college Neerpelt 1951-1953. Vanaf<br />

1954-1960 leraar Latijn en Grieks aan de meisjes-humaniora te Overpelt. Conventualis, novi-<br />

cenmeester en magister van de fraters-theologen te Diest 1960-1969. Conventualis te Hasselt,<br />

jeugd- en volwassenencatechese, koordirigent en zondagsassistent Sint-Christoffel Runkst<br />

1969-1975. Pastoor St. Christoffel Runkst 1975-1976. Pastoor St. Hubertus Runkst 27.06.1976.<br />

Plotseling overleden 23.09-1976 6.<br />

Voor het jaar 1946-1947 bleef D. Snijders voor de eerste licentie<br />

germaanse en kwamen vier nieuwe studenten. Armand Put en Phi<br />

lip Salman begonnen Wijsbegeerte en Letteren, afdeling klassieken,<br />

Arie van Dijk politieke en sociale wetenschappen en Leo van Noort<br />

kerkelijk recht. Deze laatste behaalde in 1947 het baccalaureaat in<br />

kerkelijk recht en ging verder studeren in Rome, waar hij drie jaar la<br />

ter de titel van doctor utriusque iuris verwierf. De vier anderen studeerden<br />

verder te Leuven. D. Snijders voltooide dat jaar (1948) zijn<br />

studie germaanse filologie met een thesis over kruisheer Linnebank,<br />

die in 1952 als nr. 425 in de Verhandelingen K. V.H. U. (Katholieke<br />

5 Over hem W. SLANGEN, In Memoriam Bernard ten Haaft, in Cellesiana, XX, 1983, p. 2.<br />

6 Over J. Moors, Cellesiana, XIII, 1976, p. 117-118, een In Memoriam van W. S(langen).


DE KRUISHEREN EN DE LEUVENSE UNIVERSITEIT 101<br />

Vlaamse Hogeschool Uitbreiding) van de Standaard-Boekhandel verscheen<br />

onder de titel: Herman Linnebank 1875-1927. Zijn werk als<br />

criticus en vlamingenvriend; een prettig leesbaar en leerzaam boekje<br />

van 80 bladzijden over een man die geen groot schrijver was maar in<br />

de rij van de „minor stars", aldus de auteur, zijn betekenis heeft in<br />

de geschiedenis van de Nederlandse letteren.<br />

Voor het schooljaar 1948-1949 waren er nog drie studenten: Arie<br />

van Dijk voor het laatste jaar politieke en sociale wetenschappen, Phi<br />

lip Salman en Armand Put voor de licentie klassieken. Maar Salman<br />

had, als oudstudent van het priestercollege te Uden, geen gehomologeerd<br />

diploma en zou dus geen wettige titel kunnen behalen.<br />

Daarom studeerde hij van augustus tot het einde van het jaar de hu-<br />

maniorastof en maakte in december te Brussel voor de centrale exa-<br />

mencommissie een succesvol examen. Daar zijn kandidatuur klassie<br />

ken niet wettig behaald was, moest hij eerst nog een examen maken<br />

van de tweede kandidatuur, wat door de professoren natuurlijk als<br />

een zuivere maar noodzakelijke formaliteit beschouwd werd. Maar<br />

voor de eerste examensessie van 1949 werd hij ziek. Ruim anderhalf<br />

jaar bracht hij in het sanatorium van de Leuvense Universiteit te Eupen<br />

door, van mei 1949 tot januari 1951. Voor verder herstel verbleef<br />

hij nog ongeveer 'n half jaar in ,,Berg en Bosch" bij Utrecht. Het<br />

werd dan ook oktober 1951 voordat hij zijn tweede licentie klassie<br />

ken kon beginnen. Het gevolg van deze ziekteperiode was, dat A.<br />

Put voor het jaar 1949 tot 1950 alleen in Sion overbleef, al kwam er<br />

nu en dan een van de vroegere studenten om zijn thesis af te maken.<br />

In juli 1950 behaalde hij de licentie en werd leraar te Maaseik.<br />

Tijdens het volgende academiejaar stond nr. 49 in de Schapenstraat<br />

leeg. Nu en dan verbleef A. Put er om zijn thesis af te maken. De<br />

oorzaak hiervan ligt in het feit dat men meende dat de lichtere en<br />

kortere studie van het regentaat even goed in de behoeften van de<br />

colleges kon voorzien als de zware en lange studies te Leuven. Louis<br />

Raedschelders van Maaseik studeerde van 1949 tot 1951 in Antwerpen<br />

Frans en Nederlands aan de vrije Middelbare Normaalschool, en<br />

behaalde in 1951 de titel van Letterkundig Regent, geaggregeerde<br />

van het Lager Middelbaar Onderwijs. Piet Vandesande, eveneens van<br />

Maaseik, ging naar Antwerpen voor wis- en natuurkunde, maar


102 DE KRUISHEREN EN DE LEUVENSE UNIVERSITEIT<br />

staakte in de loop van het jaar deze studie om het in Leuven te pro-<br />

beren.<br />

Donaat Snijders<br />

Geboren te Geistingen 23.11.1919. College H. Kruis Maaseik 1931-1937. Noviciaat Diest<br />

1937-1938. Professie 28.08.1938. Wijsbegeerte Achel 1938-1940. Theologie Diest 1940-1944.<br />

Priesterwijding 05.08.1943. Leuven 1944-1948. Licentie Germaanse met thesis Herman Lin-<br />

nebank 1985-1927. Zijn werk als criticus en Vlamingenvriend. Denderleeuw leraar Nederlands,<br />

Duits, Engels, godsdienst, geschiedenis, aardrijkskunde, lichamelijke opvoeding, muziek en<br />

biologie, lesrooster dat zich met de jaren toespitste op de Germaanse talen, 1948-1964. Inspec-<br />

teur Germaanse talen op eigen colleges 1957. Subprior 1959-1964. Stichter en eindredactie col-<br />

legeblad Were di\ oprichter collegebibliotheek 1948; scouting groepsaalmoezenier, districts-<br />

verkennersaalmoezenier, hoofdbestuur Vlaams Verbond Kath. Scouts 1950-1964. Sportbege-<br />

leiding college 1948-1956. Bouwer van 2 scoutslokalen, medestichter groep Lombeek en Te-<br />

ralfene, oprichter Kath. Meisjesgidsen Denderleeuw 1961. Vaste assistenties Ninove, Appelterre-<br />

Eichem, Okegem tot 1964. Biechtvader zusters-kloosters 1959-1964. Ondervoorzitter Davids-<br />

fonds Denderleeuw tot 1964. Medestichter Kath. Oudleerlingen Vereniging en bestuurslid tot<br />

1964. Medestichter gemeentelijke Jeugdraad Denderleeuw. Bestuurslid Geschiedkundige Kring<br />

,,Het Land van Aalst" tot 1964. Medewerker tijdschriften Kompas (voortrekkers), Viermoet<br />

branden (scoutsaalmoezeniers), Vinculum Crucigerorum, Toortsen, Cellesiana, Het Scapulier,<br />

De Tijdspiegel, 't Bazuintje, Pro Petri Sede, Umburg, Het Komt (scoutsblad). Vanaf 1964 con-<br />

ventualis Maaseik met als hoofdopdracht het beginnen van een college lagere cyclus te Neer-<br />

oeteren; directeur 1964-1980; schoolbouw, eerste jaar onbezoldigd leraar Nederlands, gods<br />

dienst, geschiedenis, aardrijkskunde; hoofdsurveillant. Leraar godsdienst tot 1969- Vaste as-<br />

sistentie Voorshoven (Neeroeteren). Leider sectie Heemkunde Kultuurkring Neeroeteren vanaf<br />

1970. Leider museumproject Neeroeteren vanaf 1971. Voorzitter gemeentelijke kultuurraad<br />

Neeroeteren 1975-1978. Stichter en voorzitter Geschied- en Heemkundige Kring Kinrooi vanaf<br />

1976. Bestuurslid Regionaal Komitee Lodewijk de Raet Maasland 1973-1978. Redactielid van<br />

Veldeke 1976-1978. Medewerker aan Limburg, Het Oude Land van Loon, Vlam, De Band, Kri-<br />

tisch Krijt (redactie), Ons Heem, TerEiken, De Maaseikenaar, Veldeke. lid van ,, Vereniging<br />

Christel. Kunstenaars" rond tijdschrift Vlaanderen, ,, Vereniging Iimburgse Auteurs", meer-<br />

dere ,, Groenkomitees " en ,, anti-ontgrindingskomitees ". Publikaties: boeken over eigen<br />

streek, gedichtenbundels, tijdschriftartikels over historie en heemkunde. lid van de provincial<br />

raad en vice-provinciaal vanaf 1972-1984. Lid van ,,Clairlieu" 1983 7.<br />

Leo van Noort<br />

Geboren in 's Gravenhage 05.05.1920. College H. Kruis Uden 1932-1938. Noviciaat Nee-<br />

ritter 1938-1939. Professie 28.08.1939. Wijsbegeerte Zoeterwoude 1939-1941. Theologie Sint-<br />

Agatha 1941-1945. Priesterwijding 10.08.1944. Leuven, faculteit van Kerkelijk Recht<br />

1945-1946. Baccalaureus I.C. 1946. Rome studie in beide rechten 1946-1949. Doctor utrius-<br />

7 Over D. Snijders, zie Veur de Veurzitter, Kinrooi, 1979, 40 biz., hem opgedragen bij zijn<br />

60ste verjaardag door de Geschied- en Heemkundige Kring Kinrooi, met 'n bibliografie van<br />

219 nrs.; Toespraak bij het afscheid van kfr. D. Snijders als directeur van het kollege te 'Nee<br />

roeteren, z. n., in Cellesiana, XVII, 1980, p. 157-160.


DE KRUISHEREN EN DE LEUVENSE UNIVERSITEIT 103<br />

que Iuris met een proefschrift Ius Postliminii, 1949. Professor kerkelijk recht Sint-Agatha<br />

1949-1958. Vormingswerk Land van Cuyk 1950-1958. Verbonden aan het ofFicialaat van bis-<br />

dom Haarlem, resp. Rotterdam vanaf 1955. Studentenpastoor universiteit Leiden 1958-1964.<br />

Prior Sint-Agatha en regens studiorum 1964-1967. Medewerker secretariaat S(tichting) N(ederl.)<br />

P(riester) R(eligieuzen) en P(astoraal) I(nstituut) N(ederl.) K(erkprovincie) 1967-1969. Verte-<br />

genwoordiger van de provinciaal bij de K(ath.) T(heol.) H(ogeschool) A(msterdam) 1967-1969.<br />

Deken van Leiden 1969-1976. Pastoor te Ridderkerk vanaf 1976-1985. Schrijver van meerdere<br />

juridische artikels.<br />

Armand Put<br />

Geboren te Paal 19.05.1920. Juvenaat Diest, voorbereidend jaar 1932-1933; humaniora<br />

1933-1939 (lessen St Jan BerchmanscoUege). Noviciaat Diest 1939-1940. Professie (verlaat door<br />

oorlogsvlucht) 19.09.1940. Wijsbegeerte Achel 1940-1942. Theologie Diest 1942-1946, onder-<br />

broken door een interim te Maaseik juni-aug. 1945. Priesterwijding 22.04.1946. Leuven Wijs<br />

begeerte en Letteren, afdeling klassieke filologie 1946-1950. Licentie klassieken en kandida-<br />

tuur oude geschiedenis met als thesis Het publiek notariaat in Ptolemaeisch Egypte; aggregaat<br />

M.O.H.G. oktober 1951. Leraar Maaseik 1950-1980, Latijn en Grieks in poesis en retorica, van<br />

af I960 ook godsdienst retorica. Proost K.S.A. 1953-1965. Aalmoezenier Kath. Filmliga<br />

1955-1964. Filmclub college vanaf 1956. Bibliotheek college vanaf 1962. Renovabisgroep<br />

1963-1965. Geloof en Wetenschap 1965-1975. Aalmoezenier gezinsgroep vanaf 1971. Acade-<br />

mie college 1959-1964. Adjunct-directeur voor studies vanaf 1964-1985. Godsdienstleraar vrije<br />

humaniora meisjes 1967-1971. Prior van het klooster vanaf 1970-1982.<br />

Arie van Dijk<br />

Geboren te Uden 29.01.1919. College Uden 1931-1937. Noviciaat Neeritter 1937-1938. Pro<br />

fessie 28.08.1938. Wijsbegeerte Zoeterwoude 1938-1940. Theologie St-Agatha 1940-1944.<br />

Priesterwijding 19.06.1943. Leraar Amersfoort 1944-1946. Leuven politieke en sociale weten-<br />

schappen Handelsinstituut 1946-1949- Amersfoort 1949-1952. Leraar Denderleeuw 1952-1965<br />

in geschiedenis, aardrijkskunde, Nederlands en voordracht; econoom. Kapelaan te Mere bij<br />

Aalst 1965-1967. Daarna werkzaam in de zielzorg in Nederland 1967-1971 Waalwijk,<br />

1971-1972 Oss, 1972-1973 Eindhoven, 1973-1974 Nijmegen, 1974-1975 Odiliapeel, 1975-1979<br />

Gennep, vanaf 1979 Afferden, vanaf 1986 te Eckebrade. Overleden te Oss op 14 april 1989.<br />

c. Schap enstraat 49, van 1951 tot 1955<br />

Gelukkig hoefde het huis aan de Schapenstraat niet lang leeg te<br />

staan. Pere Nicolas wilde het blijkbaar niet aan anderen verhuren en<br />

de kruisheren konden weer over het huis beschikken voor de studen<br />

ten die dat jaar naar Leuven kwamen. Het huis was tamelijk klein,<br />

al was er strikt genomen woonruimte genoeg. Het klooster stond ongeveer<br />

leeg, maar Pere Nicolas wilde dat liever vrijhouden. Hij<br />

hoopte nog steeds op studenten vanuit Frankrijk en er zijn er in die<br />

jaren ook wel enkelen geweest. Twee van de zes kruisheren die in ok-


104 DE KRUISHEREN EN DE LEUVENSE UNIVERSITEIT<br />

tober 1951 naar Leuven kwamen zouden maar een jaar blijven. Philip<br />

Salman begon na zijn lange ziekte aan de tweede licentie klassieken.<br />

Verder was er Theo Huybers, die in Rome aan het Angelicum een li<br />

centie in theologie en filosofie gehaald had en het doctoraat wijsbe<br />

geerte voorbereidde. Hij wilde te Leuven, als vrij student maar met<br />

een volledig uurrooster, de lessen volgen van de professoren Baltha-<br />

sar, Leclercq, de Waelhens, Dondeyne en Mansion. Daar hij bestemd<br />

was om filosofie te doceren te Zoeterwoude, het Nederlandse studiehuis<br />

voor wijsbegeerte, zou een nadere kennismaking met de moderne<br />

wijsbegeerte hem in de toekomst dienstig zijn. Hij bracht het<br />

academisch jaar 1951-1952 dan ook te Leuven aan het Hoger Insti-<br />

tuut voor wijsbegeerte door. Samen, Salman en Huybers, vonden ze<br />

een tehuis in Wezemaal. Een kruisheer van Diest, dr. Antoon Buse<br />

was nl. gouwproost Brabant van de K.S.A., die tijdelijk het later afgebroken<br />

kasteel van Wezemaal als ,, hoofdkwartier " gekozen had.<br />

De andere vier woonden bij de paters van Sion. Het waren Louis<br />

Raedschelders, regent, die Wijsbegeerte en Letteren afdeling romaanse<br />

filologie zou volgen, Piet Vandesande ging wiskunde studeren,<br />

Kees van de Molen eerste kandidatuur toegepaste economische<br />

wetenschappen in het Handelsinstituut, Joseph Gilis, een waalse<br />

kruisheer, Wijsbegeerte en Letteren, afdeling moderne geschiedenis,<br />

Franse sectie. Louis Raedschelders zou reeds in april 1952 de studie<br />

staken vanwege een oogziekte die hem tot een langdurige rust veroordeelde.<br />

Na dit schooljaar bleven Raedeschelders, Salman en Huybers weg.<br />

Voor het jaar 1952-1953 kwamen er, naast de drie die bleven, twee<br />

anderen bij. Piet Vandesande ging door met wiskunde, Jos Gilis met<br />

moderne geschiedenis en Kees van de Molen met handelswetenschappen.<br />

Jan Gerits kwam ook toegepaste economische wetenschappen<br />

studeren aan het Handelsinstituut. Daarbij kwam nog Joseph Boly,<br />

een waalse confrater. Hij had gedurende en na zijn theologische stu<br />

dies achttien maanden soldatendienst gedaan als brankardier, eerst<br />

te Brussel en Leuven praktische dienst in de hospitalen, daarna te<br />

Aalst, centrum voor priesterstudenten die hun legerdienst deden. Be<br />

gin februari was hij naar Diest teruggekeerd. Als knap student en<br />

daarbij enthousiast voor de franse cultuur, ging hij studeren om voor<br />

de centrale jury te Brussel examen af te leggen over de vakken van de<br />

eerste kandidatuur Wijsbegeerte en Letteren, afdeling romaanse fi-


DE KRUISHEREN EN DE LEUVENSE UNIVERSITEIT 105<br />

lologie. Vanaf zijn studententijd te Hannut was hij een minnaar van<br />

literatuur en kunst geweest. Hij had, ook in al die jaren te Diest en<br />

in zijn soldatentijd, deze ,,hobby'* steeds bijgehouden.<br />

Resultaat was dat hij te Brussel slaagde en te Leuven onmiddellijk<br />

met de tweede kandidatuur kon beginnen. Een andere kruisheer,<br />

Lambert Kreuwels was ook voor Leuven benoemd om wiskunde te<br />

studeren, maar zou zich dat jaar bezig houden met het volgen van<br />

privaatlessen bij 'n leraar van het Sint Jan Berchmanscollege te Diest,<br />

Louis De Koninck, de latere directeur van de vrije technische school<br />

te Diest. Het schooljaar verliep zonder bijzondere gebeurtenissen. In<br />

de eerste examensessie slaagdenjos Boly en Jos Gilis voor de tweede<br />

kandidatuur romaanse en moderne geschiedenis en Jan Gerits voor<br />

de eerste kandidatuur handel. Kees van de Molen gaf het op en werd<br />

voor Hannut benoemd. Piet Vandesande kwam ook in September<br />

niet klaar en zou daarom het volgende schooljaar te Diest blijven om<br />

dan in 1954 opnieuw te proberen. Maar Piet zag het niet erg zitten<br />

in een ,, wetenschappelijke loopbaan", zodat hij in 1955 een benoe-<br />

ming voor Congo kreeg en daarheen vertrok. Het is eigenaardig dat<br />

meerdere kruisheren die te Leuven wiskunde studeerden ook in de<br />

volgende jaren, het al spoedig opgaven. Het waren steeds knappe stu-<br />

denten, ook in wiskunde. Na de tijd van Piet Vandesande had ik in<br />

1955, als verantwoordelijke voor de studenten te Leuven aangesteld,<br />

een onderhoud met een van de professoren van wiskunde, prof, van<br />

Paemel, om dit probleem te bespreken. Volgens hem hadden studen<br />

ten van de latijns-griekse humaniora toch al een achterstand op an-<br />

deren die de wetenschappelijke afdeling gevolgd hadden. Daarbij<br />

kwam de volgens hem voornaamste oorzaak, nl. dat je, als je zeven<br />

jaar lang tussen je humaniora en de universiteit totaal andere studies<br />

hebt gevolgd, te oud bent om opnieuw wiskunde te beginnen. Wat<br />

ervan zij, de feiten hebben hem in ieder geval gelijk gegeven.<br />

Theo Huybers<br />

Geboren te Oploo (N. Br. Ned.) 25.05.1923. H. Kruiscollege Uden 1935-1941. Noviciaat<br />

Neeritter 1941-1942. Professie 28.08.1942. Wijsbegeerte Zoeterwoude 1942-1944. Theologie<br />

Sint-Agatha 1944-1946. Rome, Angelicum theologie 1946-1949. Priesterwijding 10.03.1947.<br />

Iicentiaat theologie, juni 1949. Filosofie Angelicum 1949-1951; juni 1950 Iicentiaat, juni 1951<br />

doctoraat. Leuven Hoger Instituut Wijsbegeerte 1951-1952. April 1952 promotie te Rome op<br />

proefschrift Het beeld van God in de zielvolgens St. Augustinus' ,,De Trinitate ", gepubli-<br />

ceerd in Augustiniana 1953 en 1954 (gedeeltelijk). Zoeterwoude docent filosofie (metafysica,<br />

theodicea, epistemologie), tevens magister spiritualis van de fraters 1952-1965. Praefectus stu-


106 DE KRUISHEREN EN DE LEUVENSE UNIVERSITEIT<br />

diorum 1962-1965. Magister cantus 1953-1962. Vice-rector en docent fllosofie aan de studie-<br />

concentratie Cuyk-Venray, standplaats St-Agatha. Definitor van de orde 1965-1967. Indonesia,<br />

vertrek 15.01.1968. Rector Instituut filosofie en theologie te Bandung 1969-1970. Rector Ho-<br />

geschool voor Wijsbegeerte en Theologie vanaf 1977. Docent filosofie Bandung I.F.T. en<br />

S.T.F.T. (studieconcentraties) vanaf 1969 in wijsbegeerte, anthropologie, geschiedenis westerse<br />

filosofie, epistemologie. Docent kath. universiteit Paranyangan vanaf 1970 in wijsbegeerte,<br />

Godsleer en geschiedenis van de filosofie van het recht. Bij de oprichting van Java als propro-<br />

vincie, proprovinciaal 1968-1974. Vice-provinciaal 1974-1977. Na de oprichting van de pro-<br />

vincie Sang Kristus raadslid van de provinciaal vanaf 1980. Rector van het klooster St. Augusti<br />

nus te Bandung vanaf 1977. Publikaties over spiritualiteit, ordesgeschiedenis, wijsgerige anth<br />

ropologie, natuurwetenschap en godsdienst. Verliet de orde in juli 1983. Overleed te Jakarta<br />

op 12 januari 1992.<br />

Philip Salman<br />

Geboren te Hillegom 19.01.1920. H. Kruiscollege Uden 1933-1939. Noviciaat Neeritter<br />

1939-1940. Professie 28.08.1940. Wijsbegeerte Zoeterwoude 1940-1942. Theologie Sint-Agatha<br />

1942-1946. Priesterwijding 16.03.1946. Leuven Wijsbegeerte en Letteren, afdeling klassieke<br />

filologie 1946-1949 en 1951-1952. Licentie met een thesis Het publiek archiefwezen bij de<br />

Grieken voor Alexander. Leiden universiteit 1952-1954 voor doctoraal klassieken. Uden leraar<br />

klassieken vanaf 1954; rector van het college 1955-1976; lid van bestuur ,,Bond Klein-<br />

seminaries in Nederland", lid van commissie ,,Roepingen" bisdom den Bosch, e.a. Lid van<br />

het provinciaal bestuur van de kruisherenprovincie St. Augustinus Nederland 1966-1980. Vaste<br />

weekendassistent 1964-1976 Nistelrode St. Lambertusparochie. Rotterdam pastoor van de pa-<br />

rochie H. Kruisvinding vanaf 1976. Sindsdien lid schoolbestuur Montfortcollege Rotterdam;<br />

lid bestuur ,,Pastorale Overleggroep Rotterdam-Zuid". Verblijft thans in het Kruisheren-<br />

klooster te Uden.<br />

Louis Raedschelders<br />

Geboren te Maaseik 21.06.1923. College H. Kruis Maaseik 1935-1942. Noviciaat Diest<br />

1942-1943. Professie 28.08.1943. Wijsbegeerte Achel 1943-1945. Theologie Diest 1945-1949.<br />

Priesterwijding 22.07.1948. Studie Vrije middelbare normaalschool Antwerpen 1949-1951 (Fr.-<br />

Ned.). Letterkundig regent, geaggregeerde van het Lager Middelbaar Onderwijs 1951. Uni<br />

versiteit Leuven eerste kandidatuur Wijsbegeerte en Letteren, afdeling romaanse filologie 1951<br />

- april 1952, toen hij vanwege een oogziekte gedwongen werd tot volledige rust, eerst te Diest,<br />

van sept. 1953 - aug. 1954 in Ilanz (Zw.). 1954 tot Pasen 1955 godsdienstleraar bij de Zusters<br />

van de Godd. Voorzienigheid te Diest en hulponderpastoor van Sint Sulpitius. Pasen 1955 -<br />

juli 1957 Leraar Frans college Maaseik. 1957 leraar Frans en godsdienst, later ook aesthetica col<br />

lege kruisheren Denderleeuw. 1957 inspecteur Frans op eigen colleges. Prior aldaar vanaf<br />

1974-1983. Lid van het provinciaal bestuur 1972-1984. Para-scolaire activiteiten: kath. film-<br />

liga vanaf 1959-1979; bestuurslid Davidsfonds vanaf 1964; schoolreizen Frankrijk en Italie; oudervereniging<br />

en vriendenkring van het college; lid pastorale raad van college. Verder vanaf<br />

1970 gezinsgroepen, huwelijksschool dekenaat Pamel-Iiedekerke, conferenties over kunst voor<br />

Davidsfonds, over godsd. onderwerpen voor KWB en KAV. Assistentie vanaf 1959 in Lede-<br />

berg (St. Apollonia). Vanaf 1986 rector van het kruisherenklooster te Leuven.


Piet Vandesande<br />

DE KRUISHEREN EN DE LEUVENSE UNIVERSITEIT 107<br />

Geboren te Maaseik 05.06.1924. H. Kruiscollege Maaseik 1936-1943. Noviciaat Diest<br />

1943-1944. Professie 28.08.1944. Wijsbegeerte Achel 1944-1946. Theologie Diest 1946-1950.<br />

Priesterwijding 26.07.1949. Vrije middelbare normaalschool Antwerpen, afdeling wetenschap-<br />

pen 1950-1951. Leuven faculteit wetenschappen, afdeling wiskunde 1951-1953. Diest<br />

1953-1955. Congo vanaf 1955 waar hij werkte op de missieposten Baye, Dakwa, Lobi en<br />

Monga. Teruggekeerd na de onafhankelijkheid van Congo, verbleef hij een jaar te Achel als<br />

leraar godsdienst staatsschool Overpelt en proost onderwijzersverbond O.V.K.A. Vanaf juli 1963<br />

opnieuw in Congo werkzaam, op een jaar middelbaar onderwijs na, op de posten van Monga<br />

en Baye. Gedurende de simbatijd leraar godsdienst aan de meisjesafdeling van het H. Kruis<br />

college te Maaseik.<br />

Kees van de Molen<br />

Geboren te Haarlem 10.01.1923. Gymnasium Mill-Hill te Hoorn 1935-1937, Triniteitsly-<br />

ceum Haarlem 1937-1944. Staatsexamen 17.04.1944. Noviciaat te Neeritter 1944-1945. Pro<br />

fessie 28.08.1945. Filosofie Zoeterwoude 1945-1947. Theologie Sint-Agatha 1947-1951. Leuven<br />

handelswetenschappen kandidatuur 1951-1953. Leraar te Hannut, Engels, wiskunde, gods<br />

dienst, tevens pastoor te Crehen 1953-1956. Voor herstei en wat parochiehulp Ehrenstein (D.)<br />

1956-1957. Wuppertal, rector Sint Jozefziekenhuis 1957-1958. Ziekteverlof te St. Karl-Illgau<br />

(Zw.) en Wuppertal, Suitbertusparochie 1958-1959. Kapelaan in Wuppertal, parochie St. Lau-<br />

rentius 1959-1970. Na een jaar pastoraat te Kiidinghoven (Bonn) en Lintorf, St. Johannes,<br />

pastoor in Kettwig vor der Briicke sinds 1971. Daar ook ,,Kreiskurat" van de padvinders, gods-<br />

dienstonderwijs in lager en middelbaar onderwijs en opleiding van catechisten.<br />

Joseph Gilis<br />

Geboren te Lens-Saint-Remy 15.04.1925. Middelbaar onderwijs college Ste-Croix kruishe-<br />

ren Hannut 1938-1944. Noviciaat te Diest 1944-1945. Professie 28.08.1945. Filosofie Achel<br />

1945-1947. Theologie Diest 1947-1951. Priesterwijding 25.07.1950. Leuven kandidatuur Wijs<br />

begeerte en Letteren, Franstalige afdeling, moderne geschiedenis 1951-1953. Leraar te Han<br />

nut vanaf 1953, geschiedenis, godsdienst e.a. Assistentie, predikatie, jeugdwerk vanaf 1953.<br />

Prior 1979-1982. Publiceerde enkele dichtbundels. Overleden op 30 maart 1992.<br />

Gedurende het nieuwe academische jaar 1953-1954 woonden er zes<br />

studenten bij de paters van Sion. Jos Gilis was na een geslaagde<br />

tweede kandidatuur naar Hannut verplaatst. Jos Boly volgde de eerste<br />

licentie romaanse, Jan Gerits de tweede kandidatuur economische we<br />

tenschappen. Daarbij waren er vier nieuwelingen. Lambert Kreuwels<br />

kwam het voorbereidend jaar doen voor de Speciale Scholen om<br />

daarna eventueel door te gaan voor wiskunde. Clemens Brasseur had<br />

na zijn priesterstudies een jaar doorgebracht in Malonne bij Namen,<br />

om er als vrij student zoveel mogelijk de vakken Frans te volgen van<br />

de twee jaar hogere normaalschool en zich zo, in een geheel Frans-


108 DE KRUISHEREN EN DE LEUVENSE UNIVERSITEIT<br />

sprekend midden, te bekwamen om in Leuven Wijsbegeerte en Let<br />

teren, afdeling romaanse filologie te volgen. Het waren, zeker voor<br />

Nederlandssprekenden, moeilijke jaren, zodat dit voorbereidingsjaar<br />

noodzakelijk was. De bekendste professoren, waaronder meerderen<br />

erg veeleisend waren, waren vanaf 1938 tot 1958 kanunnik P. Groult<br />

die Italiaans, Spaans en vergelijkende grammatica doceerde; O. Jo-<br />

dogne, specialist in middeleeuws Frans, linguistiek en Waalse dialec-<br />

tologie; Ch. de Trooz, moderne literatuur en prof. Hanse, de Franse<br />

literatuur in Belgie. Jef Silkens begon de eerste kandidatuur Wijsbe<br />

geerte en Letteren afdeling germaanse filologie. Paul Delbrassine was<br />

voor Congo bestemd, maar kwam de pedagogische wetenschappen en<br />

beroepsorientering volgen, met het doel later in Congo inspecteur<br />

van het lager onderwijs te worden. De school voor opvoedkunde was<br />

nog wel geen aparte faculteit, maar was toch van een reeks pedago<br />

gische lessen uitgegroeid tot een instituut voor psychologie en op<br />

voedkunde met een vierjarige cursus voor elk der twee afdelingen8.<br />

Wat de examens betreft was het een tamelijk gunstig jaar. Toch zou-<br />

den enkele kruisheren voor het volgende academiejaar niet inschrij-<br />

ven. L. Kreuwels werd blijkbaar voor leraar wiskunde op een college<br />

voldoende onderlegd geacht en werd tot leraar te Maaseik benoemd.<br />

J. Silkens had ondanks geslaagde examens de raad gekregen een jaar<br />

naar Duitsland te gaan, omdat de ervaring geleerd had dat zijn ken-<br />

nis van het Duits onvoldoende was voor verdere studie. Er waren voor<br />

1954-1955 geen nieuwe kandidaten, zodat de vier overgeblevenen<br />

wat meer ,, Lebensraum'' kregen. Ook mochten ze nog beschikken<br />

over een reftertje en een keukentje, een trapje hogerop vanaf de<br />

eerste verdieping van het eigenlijke huis, gelegen in een bijgebouwd<br />

gedeelte. In een ,,kroniek" van Leuven, waarinjos Boly deze bijzon-<br />

derheden vertelt, schrijft hij ook dat de kruisheren in dat jaar het<br />

koorgebed, zij het dan in geringe mate, in hun kleine communiteit<br />

invoerden door 's avonds samen de completen te bidden9.<br />

Op het einde van het studiejaar 1954-1955 had Jan Gerits er een<br />

stuk van zijn gezondheid bij ingeboet en bleef een jaar te Diest, tot<br />

hij in 1956 tot conventualis in Hannut benoemd werd. Joseph Boly<br />

8 550 Jaar Leuven Universiteit, p. 510; Aubert, o.c., p. 280, 385; voor de romaanse filo<br />

logie, p. 364-465. Jodogne publiceerde Un ecrit en ,, Roman de Tournai" de I'extreme fin du<br />

Moyen Age, in Bulletin de la Commission Royale de Toponymie et Dialectologie, 26, 1952,<br />

p. 203-228 over Kruisherenhandschrift 6M24 Gr. Sem. Luik.<br />

9 Vinculum Crucigerorum, II, 1955, p. 16.


DE KRUISHEREN EN DE LEUVENSE UNIVERSITEIT 109<br />

legde met glans de examens tweede licentie romaanse af. Zijn the<br />

sis over L 'annonce faite a Marie van Paul Claudel zou in 1956 klaar<br />

komen, terwijl hij al volop leraar te Hannut was. Als student te Leu-<br />

ven was hij reeds medewerker aan meerdere tijdschriften met o.a. een<br />

artikel dat men bijna als motto boven heel zijn uitgebreid later werk<br />

zou kunnen plaatsen, Sa Majeste la langue frangaise in Vie frangaise<br />

van de universiteit van Quebec (Canada). Zijn thesis werd in 1957<br />

uitgegeven en in 1965 herdrukt. De Franse taal en literatuur zou hem<br />

blijven bezielen wat tot uiting zou komen in een tot nu toe vijftiental<br />

werken en honderden artikels.<br />

Geboren te Bocholt (L.) 03.02.1927. H. Kruiscollege Maaseik 1939-1945. Noviciaat kruis-<br />

heren Diest 1945-1946. Professie 28.08.1946. Wijsbegeerte Achel 1946-1948. Thcologie te Diest<br />

1948-1952. Priesterwijding 25.07.1951. Leuven toegepaste economische wetenschappen Han-<br />

delsinstituut 1952-1955. Vanwege ziekte vrijgesteld van lessen 1955-1956. Getuigschrift eerste<br />

kandidatuur en in juni 1956 getuigschrift talen: Engels, Frans en Italiaans, tweede kandida-<br />

tuur. 1956 conventualis van Hannut, coadjutor Crehen en surveillant college, tijdelijk onder-<br />

broken van mei-augustus 1957 door een verblijf te Denderleeuw om een confrater te vervan-<br />

gen. Augustus 1957 Hannut, coadjutor Crehen, hulpaalmoezenier in Home Loriers, leraar col<br />

lege in Nederlands, rekenen en godsdienst, waarbij surveillance. Vanaf 1957 pastoor Crehen<br />

en leraar college. Vanaf 1964 daarbij aalmoezenier Home Loriers en van de zusters Francisca-<br />

nessen te Crehen. Biechtvader van meerdere zusterkloosters.<br />

Lambert Kreuwels<br />

Geboren te Gulpen (Ned. L.) 11.10.1925. Humaniora H. Kruiscollege Maaseik 1939-1945.<br />

Noviciaat Diest 1945-1946. Professie 28.08.1946. Wijsbegeerte Achel 1946-1948. Theologie<br />

Diest 1948-1952. Priesterwijding 25.07.1951. Privaatlessen wiskunde 1952-1953. Leuven voor-<br />

bereidend jaar Speciale Scholen 1953-1954. Leraar Maaseik: lessen wiskunde en catechese, sur<br />

veillant 1954-1958. Prior 1958-1970 en directeur van het college 1958-1974. Lid van het pro-<br />

vinciaal bestuur maart 1960-1972; vicaris provinciaal 1966-1972. Opnieuw lid prov. raad en<br />

vicaris provinciaal in 1984. lid van de Verbeteringsraad Nat. Verbond M.O. 1960-1963. Van<br />

af oktober 1974 Directeur diocesaan Bureau Onderwijs bisdom Hasselt, waardoor lid van de<br />

beheerraad van meerdere scholengemeenschappen en van talrijke commissies, zodat deze taak<br />

te Hasselt en te Brussel hem volledig opeiste. Prior te Maaseik 1982.<br />

Joseph Boly<br />

Geboren te Jauche (Waals Brabant) 27.01.1926. Humaniora College Ste-Croix Hannut<br />

1938-1944. Noviciaat Diest 1944-1945. Professie 28.08.1945. Wijsbegeerte Achel 1945-1947.<br />

Theologie Diest 1947-1950. Legerdienst 18 maanden Leuven, Brussel en Aalst aug. 1950 - einde<br />

januari 1952. Priesterwijding 05.10.1952. Intussen voorbereiding voor examen Centrale Jury<br />

te Brussel over de eerste kandidatuur wijsbegeerte en letteren, romaanse filologie. Leuven


110 DE KRUISHEREN EN DE LEUVENSE UNIVERSITEIT<br />

tweede kandidatuur in 1952. Licentie 1953-1955 en thesis 1956 over ,,L'Annonce faite a Ma<br />

rie" van Paul Claudel. Leuven aggregatie hoger middelbaar onderwijs 1962. Vanaf 1953 le-<br />

raar te Hannut Franse taal en literatuur, vanaf 1957 titularis van retorica. Directeur van de la-<br />

gere school 1957-1967. Prior 1967-1976. Stichter-uitgever van het Bulletin de la Societe Paul<br />

Claudel en Belgique vanaf I960. Predikatie, conferenties speciaal over de Franse taal en let-<br />

terkunde. lid van de ,,Commission des programmes de Frangais", leidde als zodanig een se-<br />

minarie over de Franse literatuur buiten Europa aan de ,,Facultes universitaires de Namur".<br />

Nov. 1980 - febr. 1981 verblijf aan de ,,universite des Mutants" te Dakar (Senegal Afrika),<br />

onderwerp ,,Dialogue des Culturels". Schrijver van 'n vijftiental boeken en talloze artikels in<br />

tijdschriften. Begonnen met de uitgaven van zijn licentiaatsthesis in 1957 (tweede uitgave 1965)<br />

over VAnnonce faite a Marie, Parijs, is ook een later verschenen werk gewijd aan dezelfde au-<br />

teur, Melanges claudeliens, Dinant, 1981. Daartussenin een rijke schakering van alles wat met<br />

de Franse cultuur, taal en literatuur te maken heeft, zowel in als buiten Europa waar hij aan<br />

vele colloquia deelnam in Afrika (franssprekende landen), de Antillen en Canada (Quebec,<br />

Acadie). Sinds 1954 medewerker aan meerdere tijdschriften, dag- en weekbladen waarvan de<br />

voornaamste zijn: VEscholier (Leuven), Vie frangaise (Quebec), L'Ecole (Parijs), Cabiers des<br />

midis de lapoesie (Namen), Claudel Studies (Dallas), Presence francophone (Sherbrooke).<br />

Van 1970-1974 de culturele rubriek in het weekblad Renovation (Brussel), ongeveer 200 ar<br />

tikels; vanaf 1974 de culturele rubriek in 4 Millions 4 (Brussel), ongeveer 400 artikels; vanaf<br />

1979 verzorgde hij zes afleveringen van de Dossiers-Anthologies 4 Millions 4. Meerdere boe<br />

ken in voorbereiding. Corresponderend lid van de ,, Conseil international de la Langue Fran<br />

gaise" en van de ,,Union internationale desjournalistes de Langue Frangaise", lid van ,,1'As<br />

sociation des Ecrivains de Langue Frangaise mer et outre-mer", van ,, 1'Association des ecrivains<br />

Beiges" en van het ,,Bureau de 1'Association Royale des Ecrivains Wallons". President van<br />

de ,,Societe Paul Claudel en Belgique". Prior te Hannut 1982 10.<br />

d. 1955-1958<br />

Voor het jaar 1955-1956 waren er zes hoogstudenten voorzien, terwijl<br />

een kruisheer naar de Sociale Hogeschool te Heverlee zou gaan.<br />

De oversten van de orde en speciaal de magister-generaal Mgr.dr. W.<br />

van Hees zagen al meerdere jaren met lede ogen dat jonge mensen,<br />

die pas hun theologische studies hadden afgemaakt, te Leuven verbleven,<br />

tamelijk aan eigen lot overgelaten. Men kwam tot het besluit<br />

dat er iemand moest worden aangesteld om als „rector" bij de studenten<br />

te verblijven.<br />

10 Zie over J. Boly: artikels van Armand Crabin in Le Bibliothecaire, Brussel, 1974, nr. 9,<br />

p. 4-8; Jacques RASSART in L'Ethnie frangaise, Brussel 1978, nr. 3, p. 189-192; L. SAROT in<br />

Les 1920 dans la poesie frangaise de Belgique, Doornik, p. 21; Marcel LOBET, Un Temoinprivilegie,<br />

voorwoord van Melanges claudeliens, 1981; in Anthologie 80, Associations des Ecri<br />

vains beiges, p. 46-47; Portrait du mois, in L'Appel, nr. 47, Luik, septembernummer 1980.<br />

Voor een zo volledig mogelijke bibliografie, zie Vinculum Crucigerorum vanaf jaargang IV,<br />

1957 tot XIV, 1967 de rubriek bibliographica, en in Cruciferana, nrs. 25 (1969), 26 (1970),<br />

27 (1973), 28 (1979) en 29 (1990), die helemaal aan de bibliografie van en over de kruisheren<br />

gewijd zijn.


DE KRUISHEREN EN DE LEUVENSE UNIVERSITEIT 111<br />

Er was nog een andere reden die hiertoe aanleiding gaf. De<br />

hoogstudenten te Leuven bleven behoren tot de communiteit van<br />

Diest. Reeds meermalen was er te Diest, 20 al niet openlijk geredameerd,<br />

dan toch erover gesproken dat dit bij een priorkeuze moeilijkheden<br />

met zich meebracht. De studenten stemden, als conventuales,<br />

mee, terwijl sommigen van hen kort daarna voor een ander huis<br />

werden benoemd. Als de stemmen verdeeld waren konden enkele Lovanienses<br />

bij een priorkeuze de doorslag geven, terwijl ze praktisch<br />

buiten de communiteit leefden.<br />

Ook over de studiekosten was meermalen sprake geweest. De<br />

oplossing zou liggen in het zo mogelijk vooraf bepalen van het con<br />

vent waar de studenten later zouden komen. Dit laatste kon soms gemakkelijk<br />

zijn, bv. juist dat jaar toen vier kruisheren voor Congo wer<br />

den benoemd, terwijl waalse confraters bijna per se voor Hannut<br />

bestemd waren. Voor anderen was dat moeilijker, omdat men vier of<br />

meer jaren van te voren niet kon voorzien waar dan nood aan krach-<br />

ten zou zijn. Als er te Leuven een overste was kon deze de admi-<br />

nistratie over de kosten helemaal bijhouden en hiervan verslag uitbrengen<br />

aan de missieprocurator en aan de magister-generaal.<br />

Het gevolg was dat A. Ramaekers, professor te Diest, tot verantwoordelijke<br />

— we zullen hem in het vervolg gemakshalve ,, rector''<br />

noemen — werd aangesteld. Hij zou twee dagen per week naar Diest<br />

komen om de lessen van kerkelijk recht te geven en voor de rest in<br />

Leuven bij de studenten zijn. Samen met hen zou hij de vakanties<br />

te Diest doorbrengen. Zijn eerste taak zou zijn om met pere Nico<br />

las van Sion alles te regelen voor volgend schooljaar. Dit was gemakkelijk<br />

genoeg. Pere Nicolas, die gedurende al die jaren de kruishe<br />

ren en hun mentaliteit had leren kennen, wenste zich geen andere<br />

huurders en liet dit duidelijk aan alles merken. Hij was blij dat hij,<br />

nu hij steeds vaker en voor langere tijd naar Parijs ging, de verantwoordelijkheid<br />

voor huis en klooster aan de nieuwe rector kon overlaten.<br />

Deze kon dan ook maandelijks de huur innen van de drie<br />

huisjes: de nummers 51 tot 55 van de Schapenstraat. De huurders<br />

brachten maandelijks zelf het geld, 200 frs per maand, zodat men er<br />

nook achterheen moest zitten. Behalve het huis nr. 49 en de daarmee<br />

verbonden refter en keuken kregen we nog drie kamers in het<br />

klooster. Vier studenten bleven de slaapzaal en het erboven gelegen<br />

vertrek als studiezaaltje gebruiken. De rector had zijn zit- en slaap-


112 DE KRUISHEREN EN DE LEUVENSE UNIVERSITEIT<br />

kamer aan de achterkant op de tweede verdieping. Drie studenten<br />

kregen een zit-slaapkamer in het klooster.<br />

De tweede taak was de regeling van het ,,kloosterleven". Men kon<br />

moeilijk aan hoogstudenten een volledig kruisherenleven met koor-<br />

gebed opleggen. Het was 's morgens al moeilijk voor het lezen van<br />

de h. mis, daar er maar twee altaren waren, een in de kapel en een<br />

op 'n kamer in het klooster. Met acht bewoners hadden we alleen<br />

daar al twee uur voor nodig. De concelebratie was toen in de Kerk<br />

nog niet opnieuw ingevoerd, zodat we in twee groepen beurtelings<br />

de h. mis lazen en dienden. De eerste groep van vier begon om zes<br />

uur, de tweede om zeven. Het misdienen was meteen gelegenheid<br />

tot meditatie of breviergebed. Zij die 't eerste klaar waren zorgden<br />

voor het ontbijt. Vaak begonnen de lessen om 8 uur zodat door de<br />

week een gezamenlijk ontbijt niet mogelijk was. Vanuit Sion gingen<br />

we samen eten in het studentenrestaurant Sint-Barbara in de Sint-<br />

Barbarastraat, waar we een aparte kelderkamer tot onze beschikking<br />

hadden. Voor de aanwezigen was er om 4 uur Jn kop koffie, 's<br />

avonds hadden we samen completen en rozenhoedje, terwijl beurte<br />

lings een van de studenten het avondmaal bereidde. Gewoonlijk was<br />

er daarna nog wat recreatie tot half negen. Na 'n kort gewetenson-<br />

derzoek en avondgebed ging ieder naar zijn kamer om te studeren of<br />

te lezen. Op zon- en feestdagen was er wat meer ruimte, zodat na<br />

privaatmissen en meditatie het ontbijt gezamenlijk was, waarna de<br />

hoogmis werd gezongen in de kapel, voorafgegaan door priemen en<br />

terts. Om 12 uur sext en noon, waarna middagmaal in Sint-Barbara.<br />

Om 4 uur was 'n half uur recreatie met 'n kop koffie, om 7 uur<br />

vespers, completen en rozenhoedje en na het avondmaal recreatie met<br />

'n ,,drink" tot 10 uur. Door de week was er natuurlijk de gelegen<br />

heid tot het bijwonen van de faculteitskringen en nu en dan een<br />

voordracht of een film bij de paters Jozefieten. Dat was toen de enige<br />

voor priesters toegelaten filmzaal. De diocesane statuten waren op dat<br />

gebied evenals op dat van gemengd toneel uiterst streng en golden<br />

vanwege het ,,decorum externum" ook voor de religieuzen. Toen<br />

waren er voldoende gelegenheden om een interessante conferentie of<br />

'n concert bij te wonen als dat door de faculteiten was ingericht.<br />

De rector die te Diest organist geweest was en dit een beetje wilde<br />

onderhouden, zocht te Leuven naar een geschikte gelegenheid om te<br />

kunnen oefenen. Hij vond die bij pastoor L. Schammel van de Sint


DE KRUISHEREN EN DE LEUVENSE UNIVERSITEIT 113<br />

Michielskerk, die de kruisheren goed kende, daar hij leraar geweest<br />

was aan het college te Diest. De Sint Michiels op de Naamsestraat<br />

was onder de oorlog vreselijk gebombardeerd maar toen weer hersteld<br />

en bezat een groot nieuw orgel. De pastoor stelde een voorwaarde,<br />

nl. dat A. Ramaekers met de hoge feestdagen en bij bijzondere gelegenheden<br />

de hoogmis zou spelen. Dan zong het gemengde koor<br />

waarvan de organist dirigent was. Gelukkig was deze nogal gemakkelijk<br />

voor het bijwonen van de repetities die hijzelf leidde in het parochiezaaltje<br />

rechts van de kerk. Alleen voor de drie of vier laatste re<br />

petities vroeg hij de aanwezigheid van de organist.<br />

Op 3 oktober begon het academiejaar. Het aantal studenten te<br />

Leuven was sinds jaren erg opgelopen. Terwijl er in het begin van de<br />

eeuw 1700 tot 2000 studenten waren, was het getal voor W.O. II gegroeid<br />

tot 5000, waaronder 437 meisjes. Maar in de vijftiger jaren bereikte<br />

men de 15.000. Vandaar dat men in 1955 besloot om de<br />

plechtige openingsmis ter ere van de H. Geest in de basiliek van Koekelberg<br />

te houden. De studenten Jef Silkens en Herman Simons zouden<br />

de Leuvense kruisheren vertegenwoordigen. Later werd dit simpele<br />

voorval een bron van hilariteit, daar alle studenten door hun<br />

examens kwamen behalve de twee die de mis ter ere van de H. Geest<br />

hadden bijgewoond. In de tweede examenzitting heeft de H. Geest<br />

dit echter weer goed gemaakt.<br />

We begonnen dat jaar met de studenten Clemens Brasseur voor de<br />

eerste licentie romaanse filologie, Paul Delbrassine voor de eerste licentie<br />

pedagogische wetenschappen, Jef Silkens voor de tweede kandidatuur<br />

germaanse en de vier missionarissen. Twee van hen, Jef Eerdekens<br />

en Herman Simons volgden de lessen van het ,, Universitair<br />

Centrum " en voldeden zo tevens aan hun soldatendienst./^ Bierens<br />

ging pedagogische wetenschappen volgen, terwijl Kik Snijkers<br />

naar de Sociale Hogeschool van Heverlee ging. Al spoedig werd hij<br />

daar ook als vaste mislezer aangeworven, bleef er meteen ontbijten<br />

en de lessen volgen, zodat we hem pas aan het middagmaal te zien<br />

kregen. Bij de verder vermeldenswaardige feiten van dat studiejaar<br />

meldt de door de rector bijgehouden ,,kroniek" nog dat op 12 ok<br />

tober Clem Brasseur het onderwerp voor zijn licentiaatsthesis koos.<br />

Samen met twaalf klasgenoten ging hij onder leiding van professor<br />

Hanse werken aan een critische uitgave met commentaar van de


114 DE KRUISHEREN EN DE LEUVENSE UNIVERSITEIT<br />

dichtwerken van Emile Verhaeren. Ze moesten van het him toegewe-<br />

zen werk de verschillende uitgave zoeken en vergelijken om tenslotte<br />

tot de definitieve tekst met de verschillende varianten en een wetenschappelijke<br />

en literaire interpretatie te komen. Delbrassine werd dat<br />

jaar voorzitter van de pedagogische kring, waarvoor hij op het einde<br />

van het vorige studiejaar gekozen was, wat nogal wat werk meebracht<br />

voor voorbereiding van vergaderingen, feestjes en wetenschappelijke<br />

uitstappen naar de meest gevarieerde onderwijscentra. Hij werkte aan<br />

een thesis over de Franse pedagoog Roger Cousinet, die hij ook te Pa-<br />

rijs opzocht om over zijn pedagogische theorieen te praten.<br />

Begin januari 1956 deelde pere Nicolas ons mee dat hij het<br />

klooster, samen met de huizen aan de straat zou gaan verkopen. Het<br />

hoofdbestuur van de congregatie had beslist het Leuvense klooster op<br />

te heffen. Als de kruisheren liefhebbers waren zouden ze de voorkeur<br />

krijgen. De voorlopige prijs zou 1.500.000 firs. zijn. Zij die er woonden<br />

zouden allemaal blij geweest zijn met zulke koop. Huis nr. 49<br />

en het klooster waren in goede staat. De ligging met betrekking tot<br />

de universiteitsgebouwen was erg goed. De huisjes aan de straat evenals<br />

de kapel en het aangrenzende vertrek, later bijgebouwd, waren<br />

van weinig waarde en erg licht gebouwd. Maar de huisjes zou men<br />

kunnen blijven verhuren. Verder was er de prachtige tuin waar we<br />

menige zomeravond recreatie hidden en naar de vuurkevertjes keken<br />

en waar men zo rustig brevierend op en neer kon lopen, iets enigs in<br />

Leuven. De toegang tot het klooster en de vele trappen maakten op<br />

eerstkomenden geen prettige indruk, maar de bewoners waren er aan<br />

gewoon.<br />

De rector die op het generaal kapittel van juli 1955 tot definitor<br />

gekozen was, stelde de magister generaal op de hoogte van deze<br />

enige gelegenheid tot een vestiging in Leuven. Mgr. W. van Hees<br />

met zijn secretaris en de confraters J. Hendrix en P. Royackers van<br />

Hannut — beheerders van de onder de Belgische kloosters opgerichte<br />

,, bouwkas " om lasten en voordelen van nieuwbouw evenredig te verdelen<br />

— kwamen reeds op 21 januari op bezoek. Na bezichtiging<br />

bleken zij wel geneigd tot kopen, maar raadden aan nog eerst eens<br />

naar andere mogelijkheden uit te zien. Op 14 februari bezocht de<br />

rector samen met Hendrix en Royackers een mooi te koop staand huis<br />

in de Justus-Lipsiusstraat met 'n kleine tuin. De eigenaar vroeg<br />

1.600.000 frs. Als studentenhuis zou het groot genoeg geweest zijn


DE KRUISHEREN EN DE LEUVENSE UNIVERSITEIT 115<br />

terwijl ook de ligging gunstig was. Maar er was nog een andere fac<br />

tor die meespeelde. Het generale kapittel van 1955 had besloten de<br />

orde in provincies te verdelen: een Nederlandse met de missies van<br />

Java en Brazilie, een Belgische met de Congomissie, een Amerikaanse<br />

met de missie van Irian Jaya. In juli 1957 zouden de eerste provinciale<br />

kapittels plaats hebben, waarin de provinciaals moesten gekozen<br />

worden. Men moest er rekening mee houden dat de provinciaal<br />

Leuven als zijn verblijf zou kiezen en men dan meteen over een vast<br />

huis voor de studenten zou beschikken. Daarvoor was Sion groot genoeg,<br />

het huis in de Justus-Lipsiusstraat niet. (Het werd trouwens<br />

kort daarna aangekocht door de ,, Filles de la Sagesse").<br />

Einde februari was er vergadering van de magister generaal en de<br />

definitoren, waar ook Sion op de agenda stond. Maar de toelating tot<br />

de koop werd geweigerd, omdat de financiele lasten te hoog waren.<br />

Het was voor de kruisheren te Leuven een grote teleurstelling, ook<br />

voor pere Nicolas. In ieder geval konden ze rustig blijven wonen tot<br />

het huis verkocht werd. Pere Nicolas vertrok weer naar Parijs. Zo nu<br />

en dan kwamen kopers opdagen, zusters en broeders die een studiehuis<br />

te Leuven wilden hebben. De eerste indruk was ongunstig en de<br />

meesten kwamen niet meer terug. Men moet een huis bewoond heb<br />

ben om er in een universiteitsstad als Leuven de voor- en nadelen van<br />

te kunnen afwegen. Toen pere Nicolas 15 juli uit Parijs terugkeerde,<br />

bracht hij de boodschap mee dat hij het huis zo spoedig mogelijk<br />

moest verkopen. Maar kopers bleven uit. A. Ramaekers probeerde<br />

nog een kans door de prioren van de Belgische kloosters te Diest sa-<br />

men te roepen op 24 juni. Tevergeefs: financieel niet mogelijk!<br />

We gingen naar verschillende huizen kijken. Huurhuizen waren er<br />

genoeg, maar toen reeds aan 4.500 frs per maand. De huizen die te<br />

koop stonden waren meestal te klein: ,, 'n verkrot huis in de Boomgaardenstraat,<br />

twee mooie huizen in Heverlee op de Naamse steenweg,<br />

een op de Naamse Vest, twee in de Schapenstraat, nl. dat waar<br />

de Witte zusters woonden in het begin van de straat links, en een tamelijk<br />

groot huis vlak naast de pedagogie ,, Bethlehem " die schuin<br />

tegenover Sion lag. Aan die pedagogie voor meisjesstudenten blijft<br />

altijd de herinnering verbonden van een van de donkere dagen voor<br />

kerstmis. 'n Groep studenten kwamen dan, met kaarsjes in de hand,<br />

kerstliederen zingen, meerstemmig. De tamelijk donkere straat, waar<br />

alleen enkele gaslantaarns brandden (een hing er aan ons huis) kreeg


116 DE KRUISHEREN EN DE LEUVENSE UNIVERSITEIT<br />

er een poetisch uitzicht door, met de liederen die weerklonken doorheen<br />

de straat. Alle ramen werden geopend, zuster portierster liet de<br />

studenten binnen, waar ze waarschijnlijk wel getracteerd werden op<br />

'n pint en op de aanwezigheid van de meisjesstudenten. 't Was de<br />

enige avond in het jaar dat een groep studenten de drempel van deze<br />

,, maagdenburcht" mocht overschrijden.<br />

Rechts in het begin van de Naamsestraat woonde de fotograaf Al<br />

bert Graux, een oud student van Maaseik en enkele jaren frater te<br />

Achel en Diest. We kwamen er nogal eens en hij kende ons probleem.<br />

Op 'n avond kwam hij Sion binnenvallen met een uitgeknipte<br />

krantenadvertentie: ,,Huis te koop voor de prijs van de<br />

grond: 350.000 frs.". 't Lag in de Penitentenstraat, een linkse<br />

zijstraat van de Mechelsestraat, even voorbij de Sint-Geertrui. Reeds<br />

de volgende dag gingen we, samen met de eigenaar apotheker Dewamme,<br />

Naamse steenweg, kijken. Het huis was oud maar leek stevig.<br />

Het was vuil en voor het g^ootste gedeelte ongebruikt. In de<br />

laatste kamer aan de tuinkant, ruim en met witte lambrizering, was<br />

het laboratorium van de apotheker waar hij eigen producten tegen<br />

zonnebrand maakte en blijkbaar experimenteerde, daar een gedeelte<br />

van de vloer, de muren en het plafond er zwart geblakerd uitzagen.<br />

Op 30 juni was te Zoeterwoude een definitorenvergadering, waar<br />

de rector nog eens de voordelen van Sion benadrukte en de nieuwe<br />

mogelijkheid voorlegde. Sion werd opnieuw afgekeurd, Peniten<br />

tenstraat 17 aanvaard op conditie dat een kruisheer, T. Bik, die op<br />

de hoogte was van bouwen en verbouwen, eerst het huis zou komen<br />

keuren. Reeds op 3 juli was hij te Leuven. Hij bevond het huis sterk<br />

en goed gebouwd, al moest er nogal wat veranderd en hersteld worden<br />

om tot een voordelige verdeling van de ruimte te komen; hij liet<br />

echter duidelijk zijn voorkeur voor Sion blijken. Na verslag aan de<br />

magister-generaal kwam deze met zijn secretaris op 6 juli naar Leu<br />

ven en gaf de definitieve toelating om het huis in de Penitentenstraat<br />

te kopen. Op 7 juli reisde de rector naar Denderleeuw om met prior<br />

Hendrix te spreken over de financies en op 13 augustus werd het huis<br />

gekocht11. 't Was allemaal vlug gegaan, omdat Sion elk ogenblik<br />

kon worden verkocht. Maar intussen konden de studenten rustig blij-<br />

ii De meeste gegevens van deze jaren zijn uit het archief provincialaat Leuven, map Leu<br />

ven, waarin ook de Kroniek van A. Ramaekers over de jaren 1955-1957.


DE KRUISHEREN EN DE LEUVENSE UNIVERSITEIT 117<br />

ven studeren. Pere Nicolas kwam samen met een frater uit Parijs alvast<br />

inpakken wat meegenomen moest worden, en verkopen wat gemist<br />

kon worden. Iiefhebbers kwamen en gingen, maar kochten niet.<br />

Brasseur, Delbrassine, Bierens en Henckens, die volgend jaar naar<br />

Leuven zou komen, gingen onder de vakantie naar Frankrijk voor het<br />

vervolmaken van hun taalkennis; Silkens ging naar Engeland. Toen<br />

in oktober het nieuwe academiejaar geopend werd zaten we nog in<br />

Sion en konden er heel het jaar blijven.<br />

De twee missionarissen die het Universitair Centrum gevolgd hadden,<br />

maakten zich klaar om naar Congo te vertrekken. Rik Snijkers<br />

ging op aanraden van de directeur van de sociale hogeschool dit studiejaar<br />

naar het Instituut voor koloniale vorming te Brussel en<br />

woonde daar bij de broeders van Sint Gabriel, Nothombstraat 54. De<br />

weekends en feestdagen kwam hij naar Leuven. Hij maakte in juli<br />

examens waarin hij met de hoogste onderscheiding slaagde en vertrok<br />

naar Congo. Jammer genoeg heeft hij er maar acht jaar kunnen werken<br />

als leraar van het seminarie-college. Samen met 22 medebroeders,<br />

zeven broeders van Sint Gabriel en drie paters capucijnen werd<br />

hij op 30 mei 1965 te Buta vermoord12.<br />

Jozef Eerdekens<br />

Geboren te Helchteren 19.04.1927. College Don Bosco Hechtel 1940-1943. H. Kruiscollege<br />

Maaseik 1943-1948. Noviciaat Diest 1948-1949. Professie 28.08.1949. Wijsbegeerte Achel<br />

1949-1951. Theologie Diest 1951-1955. Priesterwijding 25.07.1954. Leuven Universitair Cen<br />

trum 1955-1956; Congo, Bondo leraar seminarie en college 1956-1960; Ango leraar orienta-<br />

tieklassen 1960-1964. Vanwege de simba-opstand verblijf in Belgie, leraar godsdienst bij de<br />

zusters van Berlaar te Neerpelt, Sancta Maria, assistentie Grote Heide en Valkenswaard<br />

1965-1967. Congo, Bondo leraar seminarie-college 1967-1972. Dienst missieprocure 1972-1973.<br />

Prior te Achel 1973-1985. Leraar godsdienst Sancta Maria 1973-1977, V.S.O. Ursulinen Over-<br />

pelt vanaf 1977. Vaste assistentie H. Kruisvinding Achel-Statie. Subprior Achel 1985. Thans<br />

aalmoezenier bejaardentehuis Beringen.<br />

Herman Simons<br />

Geboren te Elen 31.10.1928. College Don Bosco Hechtel 1941-1943. H. Kruiscollege Maaseik<br />

1943-1948. Noviciaat Diest 1948-1949- Professie 28.08.1949. Wijsbegeerte Achel 1949-1951.<br />

Theologie Diest 1951-1955. Priesterwijding 25.07.1954. Leuven Universitair Centrum<br />

1955-1956. Congo, Bondo 1957-1959, Dakwa 1959-1965. Door de para's bevrijd in Ango<br />

04.12.1964. Rekem kinderdorp aalmoezenier 1965-1966. Achel godsdienstleraar Sancta Ma-<br />

12 Vinculum Crucigerorum, IV, 1957, p. 70-71; A. LANTIN, Gedenkboek voor vierentwintig<br />

Bloedgetuigen van de Kruisherenorde in de missielanden Kongo en Irian Barat, Diest, 1966.


118 DE KRUISHEREN EN DE LEUVENSE UNIVERSITEIT<br />

ria Neerpelt 1966-1967. Congo, Ango 1967, Bondo 1968-1973, Monga 1973-1976, Bondo va-<br />

naf 1976.<br />

1956-1957<br />

Naast A. Ramaekers waren er dat jaar zes hoogstudenten: Brasseur<br />

en Delbrassine tweede licentie, Silkens eerste licentie, Bierens tweede<br />

kandidatuur, Jan Henckens die na een jaar Malonne Wijsbegeerte en<br />

Letteren, afdeling romaanse filologie kwam studeren en Lambert<br />

Graus, die te Diest bij leraar L. de Koninck speciaie lessen van wiskunde<br />

gevolgd had en hierin zou doorgaan. Sion bleef ons verblijf.<br />

Maar pere Nicolas had intussen zoveel meubels verkocht dat wij, die<br />

voor de vakantie het allernoodzakelijkste hadden gekocht, er schaars<br />

kwamen in te zitten en op uitverkopen het een en ander bijkochten.<br />

Het werd een rustig en normaal studiejaar, waarvan als voornaamste<br />

folkloristische bijzonderheid de konijnenfokkerij van Jan Henckens<br />

kan vermeld worden, die leidde tot drama's, als katers jonge konijnt-<br />

jes kwamen vermoorden, maar ook tot feesten als ze de volwassen<br />

leeftijd bereikten en Jan aan 't slachten en braden ging. Brasseur en<br />

Delbrassine kwamen dat jaar klaar en verlieten Leuven. Silkens ging<br />

zijn laatste jaar in, Graus schakelde over op aardrijkskunde en Henc<br />

kens had na de examens van September genoeg van de taal van Mo-<br />

liere en werd godsdienstleraar te Diest. Als studenten bleven over<br />

Graus, Silkens en Bierens, waar voor het volgend studiejaar een<br />

Waalse kruisheer bijkwam, Joseph Hamande die Wijsbegeerte en Let-<br />

teren, afdeling klassieke filologie, franstalige sectie zou studeren.<br />

Intussen werd in juli het eerste provinciaal kapittel van de Belgi-<br />

sche provincie gehouden, waarop A. Ramaekers tot provinciaal gekozen<br />

werd. Deze koos, zoals verwacht, Leuven tot zijn verblijfplaats,<br />

zodat het nieuwe huis als provincialaat en studentenhuis zou dienen.<br />

Het zou echter tot oktober 1958 duren voordat de herstellingswerken<br />

zover waren dat het huis bewoonbaar was. Tot dan toe verbleef de<br />

provinciaal te Diest13.<br />

Ook het jaar 1957 tot 1958 zouden de vier hoogstudenten in Sion<br />

kunnen blijven tot er een koper opdaagde. Dat gebeurde begin 1958<br />

in de persoon van dokter Anciaux. Toen de herstel- en verbouwings-<br />

13 Voor versJag van provinciaal kapittel en provinciaalskeuze, zie Chronicon Cruciferorum,<br />

II, 1959, p. 119-135.


DE KRUISHEREN EN DE LEUVENSE UNIVERSITEIT 119<br />

werken begonnen, moest voor het tweede semester een andere oplos-<br />

sing gevonden worden. lets verder in de Schapenstraat stond een<br />

klein huisje te huur. De vier studenten hebben er tot juli 1958 zeer<br />

eng behuisd gewoond, met z'n tweeen op een kamer die tegelijk<br />

studeer- en slaapkamer was. Er was verder een klein keukentje en een<br />

vertrekje dat als kapelletje diende.<br />

Allen die Sion bewoond hebben denken er vaak met gemengde<br />

gevoelens aan terug, aan het kille slaapzaaltje, maar toch ook aan het<br />

,,eigen huis" dat ze er hadden, de laatste jaren met meer ruimte en<br />

een meer geregeld leven. Er blijven mooie herinneringen aan de grote<br />

tuin en vooral aan het ernstig maar ook broederlijk en gezellig sa-<br />

menleven. In al die jaren hebben we pere Nicolas leren waarderen als<br />

een goede man en een ernstig religieus en we blijven hem dankbaar<br />

voor de zestien jaren die de kruisheren Lovanienses in Sion mochten<br />

doorbrengen.<br />

Als we het aantal studenten berekenen die vanaf 1902 te Leuven<br />

studeerden, komen we tot een aarzelend begin, vier tot 1932; tot een<br />

geleidelijke toename vanaf 1932-1942, elf op tien jaar, en vanaf 1942<br />

tot 1958 dertig op zestien jaar. Van die vijfenveertig kwamen er ze-<br />

ven in de priesteropleiding terecht als professoren of magisters van<br />

novicen en fraters; achtentwintig in het middelbaar onderwijs, tien<br />

in de missie en acht voor en na in de parochiezielzorg; daar er soms<br />

wisseling van werkzaamheden is, komt het totaalgetal boven de vijf<br />

enveertig uit. Allen hebben langere of kortere tijd de invloed onder-<br />

gaan van de katholieke universiteit, van een wetenschappelijke oplei-<br />

ding en van een sfeer die de belangstelling verruimt en verdiept. Die<br />

ondergane invloed wordt per se uitgedragen op de mensen met wie<br />

men later in aanraking komt door leven en werk. Het is een invloed<br />

die niet te meten is, maar die ongetwijfeld aanwezig is, in de<br />

kloostergemeenschappen en erbuiten. Een verrijkt mens kan niet an-<br />

ders dan zijn geestelijke rijkdom meedelen aan anderen.<br />

Jan Henckens<br />

Geboren te Geistingen 10.04.1928. H. Kruiscollege Maaseik 1942-1948. Noviciaat Diest<br />

1948-1949. Professie 28.08.1949. Wijsbegeerte Achel 1949-1951. Theologie Diest 1951-1955.<br />

Institut St. Berthuin Malonne 1955-1956. Leuven Wijsbegeerte en Letteren, afdeling romaanse<br />

filologie 1956-1957. Leraar godsdienst Rijksmiddelbare meisjesschool Diest 1957-1958. Hoger<br />

Rijksinstituut technisch onderwijs Diest 1958-1967; tevens Rijkshogere handelsschool Diest


120 DE KRUISHEREN EN DE LEUVENSE UNIVERSITEIT<br />

1962-1968; Sint Leonardus Zoutleeuw 1967-1976, tevens humaniora Zusters v.d. Voorzienig-<br />

heid Diest 1968-1973; Regina Coeli, Zusters van Iiefde Tessenderlo in meerdere afdelingen<br />

1967-1976. Toen deze scholen te Tessenderlo een nieuwe inrichtende macht kregen (V.Z.W.<br />

Kath. Onderwijs Tessenderlo): directeur vanaf 1977, directeur van vier scholen te Tessenderlo,<br />

Vorst en Kwaadmechelen sinds 1979. Later directeur en coordinator van zes, gedeeltelijk ge-<br />

mengde, scholen met de meest uiteenlopende afdelingen, om te komen tot V.S.O., tot 1989.<br />

Van 1989 tot 1992 prior in Denderleeuw. Rector in Rome 1992.<br />

Jan Bierens<br />

Geboren te Kinrooi 20.06.1930. H. Kruiscollege Maaseik 1941-1948. Noviciaat Diest<br />

1948-1949. Professie 28.08.1949. Wijsbegeerte Achel 1949-1951. Theologie Diest 1951-1955.<br />

Leuven pedagogische wetenschappen 1955-1959. Licentie met thesis ,,D


Paul Delbrassine<br />

DE KRUISHEREN EN DE LEUVENSE UNIVERSITEIT 121<br />

Geboren te Stembert (Verviers) 25.01.1929. Sint Jan Berchmanscollege Diest 1940-1946. No-<br />

viciaat kruisheren Diest 1946-1947. Professie 28.08.1947. Wijsbegeerte Achel 1947-1949- The-<br />

ologie Diest 1949-1953. Priesterwijding 25.07.1953. Leuven pedagogische wetenschappen<br />

1953-1957. Licentiaat met thesis: over Roger Cousinet. Bijdrage tot de analyse van zijn peda<br />

gogische geschriften; gedeeltelijk uitgegeven als: Roger Cousinet, Frans pionnier derprogres-<br />

sieve opvoeding, in Tijdschrift voor Opvoedkunde, Antwerpen - den Bosch, III, 1957-1958,<br />

p. 20-36 en 65-76. Congo, Bondo, inspecteur onderwijs 1958-1960; leraar seminarie-college<br />

1961-1964; aalmoezenier van de gidsen 1958-1964. Vanaf 1964 in Belgie. Enkele weken verblijf<br />

te Hannut. Diest, assistentie en in 1965 dienstdoende kapelaan aan de St. Sulpitiuskerk. Be-<br />

dienaar van de St. Janskerk te Genebos (Kwaadmechelen), godsdienstleraar Technisch Insti-<br />

tuut Maria Middelares te Kwaadmechelen, geestelijk raadgever van de A. A. groep (anonieme<br />

alcoholisten) aldaar 1965-1976, met een onderbreking van vier maanden ter vervanging van<br />

de amerikaanse zielzorger te Thoshavn op de Faroe Isles. Hasselt vanaf 1976 pastoor Christof-<br />

felparochie, geestelijk raadgever AA groep Hasselt en herder van de charismatische gebedsgroep<br />

Virga Jesse. Pastoor en novicenmeester te Avin vanaf 1988.<br />

Lambert Graus<br />

Geboren te Geistingen 20.01.1930. H. Kruiscollege Maaseik 1942-1948. Noviciaat Diest<br />

1948-1949. Professie 28.08.1949- Wijsbegeerte Achel 1949-1951. Theologie te Diest 1951-1955.<br />

Priesterwijding 24.07.1955. Speciale lessen wiskunde te Diest 1955-1956. Leuven wiskunde<br />

1956-1957; aardrijkskunde 1957-1958; hoger instituut voor wijsbegeerte 1958-1961. Profes<br />

sor wijsbegeerte Achel antropologie, moraalfilosofie, sociale wijsbegeerte, pedagogie 1961-1966;<br />

magister spiritus van de fraters. Vaste zondagsassistentie Achel-Statie, conferenties voor zusters<br />

in de omtrek, proost volleybal 1961-1966. Subprior in Achel 1966-1968. Professor Wijsbegeerte<br />

dezelfde vakken aan de studieconcentratie kruisheren-norbertijnen, 1966-1967 te Averbode en<br />

1967-1969 te Diest. Vanaf het vertrek van de fraters-filosofen naar het C.K.S. te Leuven, le<br />

raar godsdienst technisch onderwijs Zusters Voorzienigheid Diest vanaf 1969- Professor wijs<br />

begeerte aan het vormingscentrum ,,Het Schrijn" voor zusters te Leuven 1969-1977- Prior te<br />

Diest 1969-1975 met vaste zondagsassistentie te Donk en gedurende een jaar plaatsvervanger<br />

van de pastoor, conferenties voor talrijke zusterkloosters, retraites. Lid van de provinciale raad<br />

van 1966-1975. Vice-provinciaal 1972-1975. Provinciaal 1975-1982. Magister-generaal met ver<br />

blijf te Rome sinds 1982.<br />

Joseph Hamande<br />

Geboren te Latinne 04.03.1931- Humaniora College Ste-Croix Hannut 1944-1950. Noviciaat<br />

Diest 1950-1951. Professie 28.08.1951. Filosofie Achel 1951-1953. Theologie Diest 1953-1954,<br />

1956-1957. Legerdienst Aalst (C.I.C.E.) en hospitaal Brussel 1954-1956. Priesterwijding<br />

28.07.1957. Leuven klassieke filologie 1957-1961. Licentie met thesis Gotten et son traite ,,De<br />

Vinfluence du corps sur I*ante en aggregaat hoger middelbaar onderwijs 1962. Leraar Hannut<br />

vanaf 1961: Latijn en Grieks op de hogere klassen, Frans en godsdienst. Vaste surveillance over<br />

de studios van de internen vanaf 1965. Geestelijke leiding en aalmoezenier scoutsgroep sinds<br />

1967; idem van deJ.E.C. (jeunesse etudiante catholique) 1961-1976. Organisatie caritatieve<br />

initiatieven (11.11.11., melaatsenaktie enz.). Infirmier voor de leerlingen vanaf 1973. Plaats-


122 DE KRUISHEREN EN DE LEUVENSE UNIVERSITEIT<br />

vervangend pastoor in 1970 6 maanden te Oteppe, in 1979 11 maanden te Wasseiges. Assisten-<br />

ties. Sinds 1967 aalmoezenier van de ,,Equipe Notre-Dame" (foyers); idem van 1968-1975<br />

van een ,,Equipe de la Fraternite des veuves; sinds 1961 idem van ,,roeuvre Hesbignonne des<br />

malades". Biechtvader Zusters Clarissen sinds 1969- Lid van de ,,Equipe regionale" (5 de-<br />

kanaten) en van de ,,Equipe diocesaine pour la pastorale des vocations" sinds 1976. Schooljaar<br />

1982-1983 ontwikkelingshelper seminarie Bondo. Sindsdien weer leraar enz. te Hannut.<br />

HOOFDSTUK V - OPNIEUW EEN KRUISHERENCOLLEGE<br />

TE LEUVEN<br />

Op 13 augustus 1956 was voor de notaris Andre Peeters te Leuven<br />

de koopacte gesloten tussen de ,,V.Z.W. Kruisheren in Belgie" vertegenwoordigd<br />

door J. Lijnen, prior te Diest en A. Ramaekers con-<br />

ventualis van Diest en rector bij de kruisherenstudenten te Leuven en<br />

van de andere kant apotheker Jules Dewamme, Naamse Steenweg<br />

156 te Heverlee. Deze had het huis gekocht van de erfgenamen van<br />

Kanunnik Louis Leon G. Marchal, professor aan de universiteit en<br />

hoofdopziener van de universitaire gebouwen. Die had er gewoond<br />

samen met zijn huishoudster sinds 1923. Vanwege het bommengevaar<br />

op het einde van de oorlog had hij in de tuin, vlak aan de Dijle,<br />

die de grens van zijn eigendom vormde, een schuilkelder laten bou-<br />

wen. Op 12 mei 1944 trof een bom niet het huis maar wel de schuil-<br />

plaats, zodat beiden de dood vonden. Apotheker Dewamme had een<br />

gedeelte van de tuin, waardoor men over een bruggetje in de Peren-<br />

boomstraat kon komen, verkocht aan zijn buurman Vanderveren.<br />

Deze had een leerlooierij, die ook door het bombardement getroffen<br />

was. Door dat achterste gedeelte van de tuin te kopen kon hij de fa<br />

briek, die heropgebouwd werd, uitbouwen tot ze heel de lengte van<br />

zijn domein samen met het aangekochte gedeelte van Dewamme<br />

besloeg. Onze tuin grensde dus aan de fabriek. De gevel van het huis<br />

was 7,80 meter breed, maar het domein Hep naar de Dijle toe bre-<br />

der uit. In 1946 was het goed 6 are en 26 ca groot. Toen wij het in<br />

1956 kochten stond het in het kadaster als 4 are en 91 ca, wijk F. n.<br />

319 El. Links van het huis lagen de magazijnen van de firma J. van<br />

der Elst, de nummers 13 en 15. Rechts lag het huis van Vanderveren,<br />

waarachter de fabriek, nr. 19. Het grootste gedeelte van de fabriek<br />

i Koopakten in archief provnicialaat Leuven, map Leuven.


DE KRUISHEREN EN DE LEUVENSE UNIVERSITEIT 123<br />

was toen al buiten gebruik. Er werden alleen nog zeemlappen ge-<br />

maakt uit schapenhuiden die uit Australie werden ingevoerd. De heer<br />

Vanderveren, die samen met zijn broer de fabriek uitbaatte, vertelde<br />

ons deze bijzonderheden bij ons eerste bezoek en rondleiding door<br />

de gebouwen. Aan de ramen, met omlijsting uit natuursteen, van<br />

ons huis en het zijne was duidelijk te zien dat het gebouw vroeger<br />

een geheel geweest was.<br />

Broeder Laurens de Klerk uit Diest zou de verbouwing doen, maar<br />

kon voorlopig niet beginnen omdat hij te St. Agatha het broederju-<br />

venaat ,,de Hantert" aan 't ombouwen was. Wei begon hij alvast<br />

materiaal aan te kopen dat hij aan gunstprijzen kon krijgen, zoals ra-<br />

diatoren bij de Grauwzusters te Diest die een nieuwe verwarming<br />

gingen leggen en wasbakken en sanitair die hij door afbraak van een<br />

kazerne te Leuven voor 'n prikje krijgen kon. Begin 1957 begon hij<br />

de werkzaamheden, samen met een knecht en nu en dan enkele losse<br />

werklui. Ook hier werd het spreekwoord bewaarheid: ,,Als je een<br />

huis gaat verbouwen weet je wel waar je begint, maar niet waar je<br />

uitkomt". Een in mei 1957 te Brussel gehouden vergadering van de<br />

religieuze hogere oversten beinvloedde de verbouwing door het<br />

besluit dat voortaan het ,,pastoraal jaar", het z.g. ,,vijfde jaar the-<br />

ologie" te Leuven zou worden ingericht. Dus zouden er meer kamers<br />

beschikbaar moeten zijn, die op de grote zolder van het achterste ge-<br />

deelte van het huis gemakkelijk konden worden bijgemaakt. Het<br />

werk werd nog een tijd lang onderbroken door een ongeluk van broe<br />

der Laurens, maar het huis zou voor het studiejaar 1958 tot 1959 ge-<br />

bruiksklaar zijn. Het werd een mooi huis met een schoongemaakte<br />

voorgevel, de nieuwe voordeur en een poortje, waar de studenten met<br />

hun fiets doorkonden, met dezelfde rand van natuursteen als de ra-<br />

men, op de plaats waar vroeger een kolenhok was. Boven dit poortje<br />

werd in een nis een beeldje geplaatst van de ordestichter Theodorus<br />

van Celles, vervaardigd door Pierre Cox van Maasniel (Ned.). Het ge-<br />

lijkvloers bevatte twee ontvangkamers en traphal, gedeeltelijk onder-<br />

kelderd, een refter-recreatievertrek en keuken met bijkeuken; verder<br />

een binnenplaatsje met overdekte fietsenstalling en de tuin van 25 op<br />

ongeveer 10 meter. Op de eerste verdieping waren de zitkamer en<br />

een slaapkamertje voor de provinciaal, bibliotheek, secretariaat en<br />

twee kamers, waarbij nog een klein kamertje waar, voordat de con-<br />

celebratie werd ingevoerd, een altaar stond. De tweede verdieping


124 DE KRUISHEREN EN DE LEUVENSE UNIVERSITEIT<br />

bood ruimte voor kapel met twee altaren, en sacristie, logeerkamer,<br />

drie kamers en een kleine slaapkamer, badkamer en sanitair, dat<br />

trouwens op alle verdiepingen aanwezig was. De derde verdieping al-<br />

leen aan de achterkant, had een klein kamertje met altaar en vier studentenkamers.<br />

Onder aan de trap begon het toen nog streng onderhouden<br />

,, slot". De Roermondse firma Stroucken leverde heel het<br />

meubilair behalve de stalen meubels voor het secretariaat en de bibliotheek<br />

die van de firma Ahrendt van Antwerpen kwamen. Een eikenhouten<br />

altaar met tabernakel en drie bidstoelen konden we goedkoop<br />

van Universitas overnemen, terwijl de drie andere altaren door<br />

broeder Laurens werden gemaakt. Drie eikenhouten banken, een har<br />

monium en de sacristiemeubelen kwamen van Sion. Voor de refter<br />

kregen we een mozaiek, 'n Madonnavoorstelling, geschenk en werk<br />

van Henk Fonville van Heerlen, schoonbroer van de provinciaal, die<br />

ook een groot schilderij op hout schilderde voor de refter, de lijdende<br />

Christus met links de ordestichter Theodorus van Ceiles en gezellen<br />

en rechts de H. Odilia, patrones van de orde. In het bovenlicht van<br />

KRUISHEREN - LEUVEN<br />

1958 - Schildering in Refter (Henk Fonville - Heerlen)


DE KRUISHEREN EN DE LEUVENSE UNIVERSITEIT 125<br />

de tochtdeur in de gang werd een glas-in-loodraam geplaatst van de<br />

glazenier Roger Daniels van Sint-Truiden, met 't wapen van de bel-<br />

gische provincie van de kruisheren; op de achtergrond de kerk van<br />

Clairlieu en het kasteel van Celles; eronder een chronogram, gemaakt<br />

door kruisheer A. Schepens van Diest: ,,orDo sanCtae CrUCIs In Me<br />

serlo fLoresCat''. Van meerdere kloosters kregen we kerkgerief, boe-<br />

ken voor de bibliotheek, enz.<br />

De eerste maand was alles nog wat rommelig door het werkvolk<br />

dat nog allerlei karweitjes op te knappen had. Einde oktober konden<br />

we een vaste dagorde invoeren met volledig koorgebed en rozen-<br />

hoedje, waarvan de hoogstudenten echter door de week vrijgesteld<br />

waren behalve voor de kleine uren 's morgens om 6 uur waarna de<br />

privaatmissen volgden. Dat jaar telde het huis tien bewoners, getal<br />

dat in de volgende jaren tussen zes en twaalf zou liggen2.<br />

Ook voor de officiele kerkelijke stichting was alles in orde gebracht.<br />

Reeds op 31 januari 1957 had A. Ramaekers op verzoek van de<br />

magister-generaal een onderhoud met Mgr. Theeuws, zijn klasgenoot<br />

van Leuven, om een principieel akkoord, terwijl de officiele toestem-<br />

ming later zou worden gevraagd. Reeds op 3 februari liet Mgr.<br />

Theeuws weten dat 2. Em. Kardinaal van Roey geen principiele be-<br />

zwaren had. In augustus 1957 vroeg de provinciaal te Mechelen de<br />

officiele toelating aan van het bisdom, die op 2 September gegeven<br />

werd, ,,excluso tamen oratorio publico", wat gezien de ligging vlak<br />

bij de Sint Geertruikerk ook geen zin zou hebben. De toestemming<br />

van de Congregatie van de Religieuzen te Rome werd door de<br />

magister-generaal aangevraagd en verkregen op 24 oktober 1957. De<br />

canonieke oprichting door de magister-generaal zou pas 'n jaar later<br />

volgen, toen we het huis bewoonden, op 8 oktober 1958. Behalve op<br />

het provinciaal huis en het tehuis voor de kruisheren-hoogstudenten<br />

zinspeelde de generaal in zijn oorkonde op het vroegere kruisheren-<br />

college: ,, erigimus a mortuis excitantes domum regularem Lovanien-<br />

sem, quam Sancto Patri nostro Aurelio Augustino dicare volumus".<br />

Omdat het huis in de zomermaanden 1959 zou geschilderd worden,<br />

werd de officiele inwijding door de magister-generaal uitgesteld tot<br />

de eerste zondag van oktober 1959. Na de gezongen conventsmis verrichtte<br />

Mgr. W. van Hees de inwijding van het huis en zegende de<br />

2 Zie hierover uitgebreid M. COLSON, Leuven 1958-1959, in Vinculum Crucigerorum, VI,<br />

1959, p. 68-72.


126 DE KRUISHEREN EN DE LEUVENSE UNIVERSITEIT<br />

kruisen voor de verschillende vertrekken. Aan het feestmaal mochten<br />

we naast de magister-generaal volgende gasten welkom heten: Mgr.<br />

F. Blessing, oud-apostolisch vicaris van Bondo, Kanunnik J. Creten,<br />

deken van Leuven, F. van den Eynde, pastoor van Sint Geertrui, ar<br />

chitect G. Daniels van Maaseik, die ons met zijn gratis-adviezen grote<br />

diensten bewezen had, vicaris generaal Y. Snabel en de definitoren<br />

J. Lijnen en S. Aerts, de nederlandse provinciaal H. van de Ven, J.<br />

Hendrix, vicaris provinciaal en de leden van de provinciate raad, de<br />

prioren van de belgische kloosters, provinciaal-econoom A. Wieers,<br />

Cor Huygens, die bij de verbouwing en aankoop van meubels veel<br />

dienst bewezen had, broeder Laurens en de vaste bewoners van het<br />

huis. Aan tafel werd het woord gevoerd door de provinciaal, de<br />

magister-generaal en deken Creten3.<br />

't Bleek dat mensen die de weg naar de Penitentenstraat vroegen,<br />

bij de Leuvenaars niet begrepen werden, tot ze opeens zeiden: ,,O,<br />

u bedoelt de Pintontienenstroat''. In de volksmond was blijkbaar de<br />

naam blijven bestaan die officieel ,, Penitentenstraat" geworden was,<br />

vertaling uit het Frans van ,,rue des Penitentes". Eigenaardig was<br />

ook dat in de koopakte van apotheker Dewamme van 1946 de naam<br />

in het Frans voorkwam als ,,rue des Penitentes" en in *t Nederlands<br />

als ,,Penitentinnenstraat"4. Tegenover het huis lag een gedeelte<br />

van de mouterijen van Artois in bierbrouwerijstijl. 's Morgens was het<br />

er druk door de vrachtwagens van Artois en van der Elst, maar heel<br />

de dag door was de straat rustig. Met de pastoor leefden we in de<br />

beste verstandhouding, verleenden hem hulp waar hij die nodig had<br />

3 Vinculum Crucigerorum, VI, p. 228.<br />

4 Zie akten in archief provincialaat Leuven, map Leuven, M. Colson vroeg bij de gemeente<br />

de straatbordjes in die zin te veranderen, wat inderdaad gebeurde. De naam Penitentienenstraat<br />

(rue des Penitentes) was afkomstig van het klooster van Zusters Penitentienen, die vlak tegen<br />

over ons huis een klooster hadden, waar later de mouterijen van Artois gebouwd zijn. Het<br />

klooster liep niet helemaal door tot aan het einde van de straat (dus tot op de hoek van de Mechelse<br />

en de Penitentienenstraat), maar in de Melchelsestraat was tussen twee huizen een smal<br />

gangetje, waardoor de zusters de ingang van hun klooster konden bereiken. De ingang lag dus<br />

eigenlijk in de Mechelsestraat terwijl de gebouwen aan de Penitentienenstraat grensden. E. VAN<br />

EVEN, Louvain monumental ou description historique et artistique de tous les edifices civils et<br />

religieux de la dite ville, Leuven, 1860, p. 103 ,,rue des Penitentes of Penitentienenstraat, voorheen<br />

geheten ,,Nieuwe Ham" of ,,Ham" of Hamstraat", tijdens de Franse tijd ,,rue de Jean<br />

Jacques"; p. 268: ,,Penitentes ou Soeurs Grises". Stichting onbekend; in 1518 komt de naam<br />

het eerst voor in de stadsrekeningen als ,,Grauwe Susteren" ; op 08-11-1796 opgeheven. Het<br />

klooster werd in 1804 afgebroken. Een groot gedeelte van de gebouwen werd ingenomen door<br />

de brouwerij ,,le Cornet".


DE KRUISHEREN EN DE LEUVENSE UNIVERSITEIT 127<br />

en werden bij gelegenheid van de processies bij hem aan tafel geno-<br />

digd. In huis was de sfeer prettig en broederlijk. Naast de broeder,<br />

Jef Willems, die het huis schoon hield, hadden we, na enkele<br />

mislukte pogingen, door bemiddeling van deken Creten een goede<br />

huishoudster gevonden die 's morgens kwam en na de afwas 's mid-<br />

dags weer wegging. Men merkt een vrouwenhand vlug in een man-<br />

nengemeenschap. Alles was keurig verzorgd en het eten smakelijk en<br />

afwisselend.<br />

Ook de verhouding met onze buren was hartelijk. Maar bij de fa-<br />

milie Vanderveren gingen de zaken niet goed en dacht men aan slui-<br />

ting en verkoop. Tamelijk spoedig kwam het zo ver. We stonden<br />

voor een moeilijke keuze, kopen of niet. Ons huis was, wat kamers<br />

betreft, g*root genoeg. Maar de gemeenschapslokalen, refter en recrea-<br />

tie samen, kapel, bibliotheek, secretariaat en enkele slaapkamertjes<br />

waren al spoedig te klein of ongemakkelijk gelegen. Een garage was<br />

er niet, zodat we twee huizen verder in een garage een plaats huur-<br />

den. Het buurhuis vormde een geheel met het onze, al waren de<br />

muren met dikke verflagen bezet. Daarbij, wie kon de toekomst<br />

voorzien ? Een eigendom naast de zijne koopt men als dit dienstig<br />

kan zijn, ook al kan men alles niet ineens gebruiken. Een schatter in<br />

Leuven, August Porton, die ons meer van dienst geweest was, kwam<br />

30 januari I960 kijken en schatte het huis, inbegrepen een gedeelte<br />

van de achterbouw, op 750.000 tot 775.000 frs. Na de noodzakelijke<br />

beraadslagingen met de provinciale raad en de econoom kochten we<br />

het huis op 16 maart. Die dag verschenen de gebroeders Antoine<br />

Vanderveren, Penitentienenstraat 19 en zijn broer Edmond, Volmo-<br />

lenstraat 2 samen met de provinciaal en de provinciaaleconoom A.<br />

Wieers voor notaris Gillis te Kessel-Lo en werd een ,,woning met in-<br />

rijpoort en koer en deel van annexegebouw wijk F 322/z, deel en nr<br />

320/u, oppervlakte 3 are en 88 ca en gevelbreedte 9,88 meter" ver-<br />

kocht en gekocht. De fabriek was verkocht aan de firma L. van Er-<br />

menghem, die op de Tiensestraat, iets voor de kerk van de conven-<br />

tuelen een zaak had — sindsdien afgebroken — van allerlei voor<br />

schei- en natuurkunde bestemde glasproducten. Die zaken zouden<br />

voortaan in de fabriek achter ons huis vervaardigd worden onder de<br />

firmanaam V.E.L. Als grenzen werden dan ook in de notarisakte op-<br />

gegeven: links de kruisheren Penitentienenstraat 17, rechts Francois<br />

vanden Acker en aan de achterkant de firma V.E.L.


128 DE KRUISHEREN EN DE LEUVENSE UNIVERSITEIT<br />

Voor de familie Vanderveren moet het hard geweest zijn de zaak<br />

en het ouderlijk huis, in 1916 door hun vader gekocht, te moeten afstaan.<br />

Wij kregen, na verbouwing, een mooie bibliotheek erbij, 'n<br />

T.V. zaaltje en een recreatieruimte, een poortingang, tegelijk garage,<br />

waaraan rechts nog twee kamertjes en een trapportaal grensden; op<br />

de eerste verdieping een slaapkamer met aangrenzende badkamer,<br />

een ruim secretariaat en ineenlopend de zitkamer voor de secretaris<br />

en een eveneens mime kapel en sacristie; op de tweede verdieping<br />

drie studentenkamers en een lage en daardoor moeilijk bniikbare zolderruimte.<br />

Nadat de voorgevel gezandstraald was, hier en daar afgekapt<br />

en van dezelfde glas-in-lood-ramen voorzien als nr. 15, vormde<br />

het huis een mooi geheel.<br />

Leuven sinds 1958: Penitentienenstraat 15


DE KRUISHEREN EN DE LEUVENSE UNIVERSITEIT 129<br />

Het huis moet in de jaren 1750 tot 1760 gebouwd zijn. Het heeft<br />

een horizontaal gerichte rastergevel, m.a.w. de zandstenen raamomlijstingen<br />

vertonen een duidelijk horizontaal doorlopende richting,<br />

in tegenstelling met vele zeventiende-eeuwse huizen te Leuven die<br />

vertikaal gericht zijn, waar dus de stenen lijsten vertikaal doorlopen.<br />

Het geheel is in meerdere gedeelten gebouwd. Voorzichtigheidshalve<br />

houden we ons aan de vaktermen: 'baksteengebouw uit de XVIIIe<br />

eeuw met gebruik van zandsteen voor de sokkel, steigergaten,<br />

vensteromlijsting en doorlopende banden naast beneden en bovendorpels.<br />

Arduinen, mooi geprofileerde Lodewijk XV-deur. Rechts bijgebouwen<br />

van twee traveeen en aanbrengen van een nieuwe inrij-<br />

poort". In zijn geheel maakt het huis een voorname indruk3.<br />

Moge degene die later eventueel de verdere geschiedenis van het<br />

kruisherenconvent te Leuven schrijft, getuigen van een religieus ge-<br />

meenschapsleven, een gelukkig, ongestoord en werkzaam studenten-<br />

bestaan en van een provincialaat dat leiding en steun gaf aan een<br />

bloeiende kruisherenprovincie. De crisis van de twintig laatste jaren<br />

in Kerk en maatschappij en de daarmee gepaard gaande roepingencrisis<br />

geeft hier niet direct aanleiding toe. Maar ook tegen de ver-<br />

schijnselen van de tijd in, kan men op een mooiere toekomst hopen.<br />

5 Door bemiddeling van kruisheer H. Wagemans verkregen we deze technische gegevens,<br />

evenals die van nota 4 over het klooster van de zusters Penitentienen, van Lie. F. A. Lefever<br />

uit Kessel-Lo, kenner van de Leuvense gevelarchitectuur, waarvoor we beiden van harte danken.<br />

De tussen aanhalingstekens geplaatste tekst ontleende de heer Lefever aan Bouwen door<br />

de eeuwen been, lnventaris van het cultuurbezit in Vlaanderen, architectuur deel I, provincie<br />

Brabant, arrondissement Leuven, Luik, 1971. Uit het Leuvense stadsarchief diepte de heer<br />

Lefever nog een verbouwingsplan op voor de linkerhelft van de tegenwoordige gevel van<br />

14-03-1844, waar ,,rue des Penitentines 11" staat aangegeven (fotocopie in eigen archief).


BIJLAGEN<br />

1. UJSTKRUISHEREN-STUDENTEN AAN DE LEUVENSE UNIVERSITEIT 1902-1958<br />

Gerardus van Bemmel, Wijsbeg. en Lett., afd. Klassieke filologie, 1902-1904.<br />

Andreas Huvenaars, W. L., afd. klassieke filologie 1902-1904.<br />

Matthieu Wieers, fac. der wetensch., afd. Landb.wet. 1913-1914.<br />

Joseph Thonon, fac. der wetensch. afd. landb.wet. 1927-1929.<br />

Clemens Custers, W. en L, afd. Germ. fil. 1932-1934 en 1938-1940.<br />

Jules Dock, W. en L., afd. klass. fil., Franst. sectie, 1932-1934.<br />

Albert Lantin, W. en L., afd. klass. fil., 1933-1935.<br />

Jos Heuts, Fac. Wetensch., biologie, 1935-1937.<br />

Rene Busse, W. en L., afd. klass. fil., Franst. sectie, 1935-1939-<br />

Jos Claessens, W. en L, afd. pedag. wetensch., 1936-1938.<br />

Andre Ramaekers, Fac. kerk. recht, 1938-1942.<br />

Marcel Colson, Handelsinst., kolon. wetensch., 1939-1941.<br />

Willem Sangers, W. en L, afd. moderne geschiedenis, 1941-1946.<br />

Kees Kusters, Fac. Wetensch., landbouwingenieur, 1941-1945.<br />

Harrie Gabriels, Fac. Wetensch., landbouwingenieur, 1941-1945.<br />

Jos Theunissen, Fac. Wetensch., kolon. landbouw en Universitair Centrum, 1942-1946.<br />

Michel van Musch, Fac. Wetensch., Universitair Centrum, 1942-1943.<br />

Martien Franse, Fac. Wetensch., Univ. Centrum, 1942-1943.<br />

Bernard ten Haaft, Hoger Inst. vr. Wijsbeg., 1943-1946.<br />

Hein Schoof, Handelsinst., toegep. econom. wetensch., 1943-1944.<br />

Albert Wieers, W. en L, afd. Romaanse fil., 1944-1945.<br />

Jan Moors, W. en L., afd. klassieke fil., 1944-1945.<br />

Donaat Snijders, W. en L, afd. Germaanse fil., 1944-1948.<br />

Adrianus van Dijk, Handelsinst., pol. en soc. wetensch., 1946-1949.<br />

Philip Salman, W. en L, afd. klass. fil., 1946-1949, 1951-1952.<br />

Armand Put, W. en L., afd. klassieke fil., 1946-1950.<br />

Leo van Noort, Fac. Kerkel. Recht, 1946-1947.<br />

Louis Raedschelders, W. en L., afd. Romaanse fil., 1951-1952.<br />

Kees van de Molen, Handelsinst., econom. wetensch., 1951-1952.<br />

Jos Gilis, W. en L., afd. moderne geschied., franst. afd., 1951-1953.<br />

Piet Vandesande, Fac. Wetensch., afd., wiskunde, 1951-1953.<br />

Theo Huybers, Hoger Inst. vr. Wijsbeg., 1951-1952.<br />

Joseph Boly, W. en L., afd. Romaanse fil., franst. sectie 1952-1955.<br />

Jan Gerits, Handelsinst., toegep. econ. wetensch., 1952-1955.<br />

Lambert Kreuwels, Fac. Wetensch., voorber. jaar Spec. Scholen, 1953-1954.<br />

Clemens Brasseur, W. en L., afd. Romaanse fil., 1953-1957.<br />

Jos Silkens, W. en L., afd. Germaanse fil., 1953-1954, 1955-1958, 1959-1960 (thesis).<br />

Paul Delbrassine, Inst. vr. psych, en pedag. wetensch., afd. pedagogie en beroepskeuze,<br />

1953-1957.<br />

Jos Eerdekens, Universitair Centrum, 1955-1956.<br />

Herman Simons, Universitair Centrum, 1955-1956.'<br />

Jan Bierens, Inst. psych, en pedag. wetensch., afd. pedagogie, 1955-1959-<br />

Lambert Graus, Wetensch., Thomistische Wijsbeg., 1956-1961.<br />

Jan Henckens, W. en L., afd. Romaanse fil., 1956-1957.<br />

Joseph Hamande, W. en L., afd. klass. fil., Franst. s., 1957-1961.


DE KRUISHEREN EN DE LEUVENSE UNIVERSITEIT 131<br />

2. KRUISHERENSTUDENTEN VOLGENS TEHUIS ENJAAR<br />

1902-1904, H. Geestcollege, G. van Bemmel, en A. Huvenaars (2).<br />

1913-1914, H. Geestcollege, M. Wieers (1).<br />

1927-1929, H. Geestcollege,]. Thonon (1).<br />

1932-1933, H Geestcollege, C. Custers en J. Dock (2).<br />

1933-1934, H. Geestcollege, C. Custers, J. Dock, A. Lantin (3).<br />

1934-1935, H. Geestcollege, A. Lantin (1).<br />

1935-1936, Leo XIIIcollege,]. Hems, R. Busse (2).<br />

1936-1937, Leo XIIIcollege,]. Heuts, R. Busse; Diest: spoorstudent: J. Claessens (2).<br />

1937-1938, Leo XIII college, R. Busse; Diest, spoorst. J. Claessens (2).<br />

1938-1939, Leo XIIIcollege, R. Busse; DominikanenkloosterC. Custers, A. Ramaekers (3).<br />

1939-1940, Dominikanenklooster, C. Custers, A. Ramaekers; Waasmont, spoorstudent M. Colson<br />

(3).<br />

1940-1941, Sociale HogeschoolHeverlee, A. Ramaekers; Diest, spoorstudent M. Colson (2).<br />

1941-1942, Sociale Hogeschool Heverlee, A. Ramaekers, W. Sangers, H. Gabriels, K. Kusters<br />

(4).<br />

1942-1943, Priesters van O.LVrouw van Sion, W. Sangers, H. Gabriels, K. Kusters, J. Theunissen,<br />

M. van Musch, M. Franse (6).<br />

1943-1944, Sion, W. Sangers, H. Gabriels, K. Kusters, J. Theunissen, B. ten Haaft, H. Schoof<br />

(6).<br />

1944-1945, Sion, W. Sangers, H. Gabriels, K. Kusters, J. Theunissen, B. ten Haaft, A. Wieers,<br />

J. Moors, D. Snijders (8).<br />

1945-1946, Sion, W. Sangers, B. ten Haaft, J. Theunissen, D. Snijders (4).<br />

1946-1947, Sion, D. Snijders, A. van Dijk, Ph. Salman, A. Put, L. van Noort (5).<br />

1947-1948, Sion, D. Snijders, A. van Dijk, Ph. Salman, A. Put (4).<br />

1948-1949, Sion, A. van Dijk, Ph. Salman, A. Put (3).<br />

1949-1950, Sion, A. Put (1).<br />

1950-1951, geen studenten.<br />

1951-1952, Sion, L. Raedschelders, P. Vandesande, K. van de Molen, J. Gilis; Kasteel Wezemaal,<br />

Ph. Salman, T. Huybers (6).<br />

1952-1953, Sion,]. Gilis, P. Vandesande, J. Boly, J. Gerits (4).<br />

1953-1954, Sion,]. Boly, J. Gerits, L. Kreuwels, C. Brasseur, J. Silkens, P. Delbrassine (6).<br />

1954-1955, Sion,]. Boly, J. Gerits, C. Brasseur, P. Delbrassine (4).<br />

1955-1956, Sion, (rector A. Ramaekers), C. Brasseur, P. Delbrassine, J. Silkens, J. Eerdekens,<br />

H. Simons, J. Bierens (6); medebewoner H. Snijkers.<br />

1956-1957, Sion, (r. A. Ramaekers), C. Brasseur, J. Silkens, P. Delbrassine, J. Bierens, J. Henckens,<br />

L. Graus (6); medebewoner H. Snijkers.<br />

1957-1958, Sion, (eerste semester) J. Silkens, L. Graus, J. Hamande, J. Bierens (4); (tweede<br />

semester) klein huis iets verder rechts Schapenstraat.<br />

1958, Provincialaat, (provinciaal, secretaris, broeder)J. Hamande, A. Paumen, L. Graus, J.<br />

Bierens, J. van Oort, K. Boets, H. de Laat (4 hoogstudenten, 1 voor het pastoraal jaar, twee<br />

voor het Z-Amerikaans college).


132 DE KRUISHEREN EN DE LEUVENSE UNIVERSITEIT<br />

3. OORKONDEN<br />

Goedkeuring voor de kanonieke oprichting van kardinaal van Roey - 02-09-1957<br />

JOSEPHUS ERNESTUS<br />

Titulis Mariae Aracoeli S.R.E. Presbyter Cardinalis van Roey<br />

Dei et Apostolicae Sedis gratia Archiepiscopus Mechliniensis<br />

Primas Belgii<br />

Ad instantiam Reverendi admodum Patris Andreae Ramaekers, Superioris Provincialis in Belgio<br />

Ordinis Sanctae Crucis, auctoritate Nostra ordinaria canonice erectam declaramus excluso tamen<br />

oratorio publico, hujus Ordinis Domum provincialem, sitam Lovanii, ad Sanctam Gertrudam,<br />

Penitentenstraat 17.<br />

Datum Mechliniae, sub nostris signo sigilloque ac secretarii Nostri chirographo, die 2 Septembris<br />

1957.<br />

Prot. N. 6058/57-<br />

t J. E. Card, van Roey<br />

Arch. Mechlinien.<br />

De mandato Eminentissimi Domini<br />

L. V. Jonckheyd, seer.<br />

(archief provincialaat Leuven)<br />

Goedkeuring van de Congregate der Religieuzen - 24 October 1957<br />

Beatissime Pater,<br />

Magister Generalis Ordinis S. Crucis humilime petit a Sanctitate Vestra canonicam domus<br />

erectionem in civitate Lovanii Archidioecesis Mechliniensis.<br />

Et Deus, etc...<br />

Vigore facultatem a SSmo Domino Nostro concessarum, Sacra Congregatio Negotiis Religiosorum<br />

Sodalium praepositam attends expositis a Rev.mo Oratore, Eidem benigne facultatem<br />

tribuit ad canonicam erectionem enunciatae domus cum omnibus privileges et gratiis spiritualibus,<br />

quibus legitima aliae domus praefati Ordinis fruuntur et gaudent, proviso tamen ut omnia<br />

habeantur, quae de iure requiruntur ad normam Sacrarum Canonum et Apostolicarum<br />

Constitutionum.<br />

Datum Romae, die 24 Octobris 1957.<br />

L + S.<br />

P. Arc. Larraona, Seer.<br />

L. Addivinola Ad. a Studiis.<br />

(origineel in archief Generalaat Amersfoort; authentieke copie in archief provincialaat Leuven).<br />

Oprichtingsoorkonde van de magister-generaal van de kruisheren<br />

08-10-1958<br />

IN CRUCE SALUS<br />

Quandoquidem Nobis consulendum ac providendum est ne Priori Provinciae Beati Theodori<br />

Fundatoris sedes apta desit, neve Fratres Studiorum Universitatem frequentantes nimia incommoda<br />

sustineant, — tenore praesentium ex beneplacito Sanctissimi Domini PII Papae XII<br />

- annuente Eminentissimo Domino Josepho Ernesto Cardinale VAN ROEY, — in honorem Jesu<br />

Christi Cruciflxi ac Beatissimae Matris Mariae, Virginis perdolentis, Nos, Magister Generalis CC.<br />

RR. Ordinis Sanctae Crucis, erigimus a mortuis excitantem


DE KRUISHEREN EN DE LEUVENSE UNIVERSITEIT 133<br />

DOMUM REGULAREM LOVANIENSEM<br />

quam Sancto Patri nostro Aurelio Augustino dicare volumus, in nomine Patris et Filii et Spiritus<br />

Sancd, Amen.<br />

Datum Amisfurti, ex Generalatu, die VIII octobris, anni MCMLVIII.<br />

sigillum s. fr. Wilhelmus van Hees<br />

Mag. glis O.S.C.


134 DE KRUISHEREN EN DE LEUVENSE UNIVERSITEIT<br />

SAMENVATTING<br />

In de 4de aflevering van de kruisheren en de Leuvense Universiteit wordt aandacht geschonken<br />

aan de periode vanaf de nieuwe opbloei van de Orde in 1840 tot aan de stichting van een<br />

nieuw kruisherenklooster te Leuven in 1958.<br />

In de eerste jaren waren er geen kniisheren-studenten in Leuven. Wei was er vanuit de Orde<br />

enig contact met het Noord-Amerikaans College en met de Theologische Faculteit (o.a. met<br />

de professoren Pulsers, Marianus en Antoon Verhoeven, Feye).<br />

Onder het bestuur van Magister Generaal Hollmann groeide bij het definitorium het besef<br />

dat de Orde gebaat was bij enkele universitair gediplomeerde kruisheren. Vanaf 1902 verbleven<br />

weer enkele kruisheren in Leuven. Het begin was zeer aarzelend: vier tot 1932. Van 1932 tot<br />

1942 studeerden elf kruisheren in Leuven. Andere kruisheren studeerden in Rome, Freiburg,<br />

Den Bosch of Tilburg. Want geleidelijk aan werd meer zorg besteed aan hogere studies...<br />

Van 1942 tot 1958 studeerden dertig kruisheren aan de Leuvense Universiteit.<br />

Van de vijfenveertig studenten die alzo te Leuven studeerden kwamen er zeven in de priesteropleiding<br />

terecht als professoren of magisters van de novicen en de fraters, achtentwintig belandden<br />

in het middelbaar onderwijs, tien in de missie en acht voor en na in de parochiezielzorg.<br />

Tijdens het interbellum verbleven de kruisheren eerst in het H.Geestcollege, daarna in het<br />

Leo XHI-college en nog later in de sociale hogeschool te Heverlee. Onder de Tweede Wereldoorlog<br />

vond men een onderkomen bij de paters van Sion. Daar bleef men verblijf houden tot<br />

1958. Elke verblijfplaats zorgde ook voor eigen leefomstandigheden en details die het studentenleven<br />

inkleurden...<br />

In 1958 kochten de kruisheren het (huidige) klooster in de Penitentienenstraat te Leuven.<br />

De geschiedenis van dit klooster moet nog geschreven worden.<br />

ZUSAMMENFASSUNG<br />

Roger JANSSEN o.s.c.<br />

In diesem vierten Teil iiber die Verbindungen der Kreuzherren mit der Lowener Universi<br />

tat wird die Zeitspanne behandelt vom Wiederaufleben des Ordens seit 1840 bis zur Griindung<br />

des neuen Lowener Klosters im Jahr 1958. In den ersten Jahrzehnten dieses Wiederauflebens<br />

absolvierten noch keine Kreuzherren ein Studium an dieser Universitat. Freilich gab es Kontakte<br />

vom Orden aus mit dem nordamerikanischen Kolleg sowie mit einzelnen Professoren der<br />

theologischen Fakultat, u.a. mit Feije, Pulsers sowie Anton und Marianus Verhoeven.<br />

Wahrend der Amtszeit des Generalmagisters Henricus Hollmann (1899-1927) setzte sich die<br />

Einsicht durch, dafi auch der Orden fur die Ordenseigenen Gymnasien in Belgien und fur die<br />

theologische Ausbildung der Ordensmitglieder universitar gebildete Lehrer brauchte. Der Anfang<br />

in Lowen war sehr bescheiden: 4 Studenten bis 1932. Ab 1932 bis 1942 schon 11 Stu<br />

denten. Zwischen 1942 und 1958 belegten weitere 30 Kreuzherren Kurse an der Lowener Uni<br />

versitat. Von diesen insgesamt 45 alumni der Universitat waren spater 28 als Lehrer tatig an<br />

ordenseigenen Gymnasien, 10 erteilten Unterricht an weiterfuhrenden Schulen in der Mission<br />

(Kongo/Zaire), 7 waren Dozent an der philosophisch-theologischen Ordenshochschule in<br />

Belgien.<br />

In der Zeit zwischen dem Ersten und Zweiten Weltkrieg wohnten die Studenten zunachst<br />

im HI. Geist Kolleg, dann im Leo XIII Kolleg in Lowen, spater im Institut fur Sozialwissenschaften<br />

in Heverlee. Von 1942-1958 bei den Patres von Sion in Lowen. Jeder Wohnsitz hat<br />

seine eigene Charme und Atmosphare.<br />

Im Jahr 1958 kauften dann die Kreuzherren selbst ein Haus in der Penitentienenstrafise, das<br />

als Kloster und Studienhaus eingerichtet wurde. Die Geschichte dieses Hauses zu schreiben ist<br />

spateren Generationen vorbehalten.<br />

Gerard REIJNERS o.s.c.


SUMMARY<br />

DE KRUISHEREN EN DE LEUVENSE UNIVERSITEIT 135<br />

In this fourth part of the item 'Crosiers and the university of Louvain' there is paid attention<br />

to the period starting with the revival of the Order in 1840 till the erection of the new crosierconvent<br />

of Louvain in 1958.<br />

Those first years there were no crosier students in Louvain. There were only a few contacts out<br />

of the Order with the North-American College there and the theological faculty (among others<br />

the professors Pulsers, Marianus and Anton Verhoeven, Feye).<br />

Under magister general Hollman the definitorium became more and more aware that for the<br />

benefit of the Order there was a growing need of at least some crosiers with a university-diploma.<br />

Beginning in 1902 again some crosiers stayed in Louvain.<br />

A start with much hesitation to say the truth!<br />

Only four up to 1932!<br />

In the period 1932-1942 eleven crosiers were studying there. Others went the same way in<br />

Rome, Freiburg, Den Bosch or Tilburg. Litde by little there was more care for bringing studies<br />

on a higher level.<br />

From 1942 till 1958 thirty crosier-students followed courses at the university of Louvain.<br />

Out of the above mentioned 45 crosiers 7 went afterwards to the training of students for the<br />

priesthood, as professor or magister of the novices and the fratres.<br />

28 were engaged in secondary schools, 10 in the missions and 8 sooner or later in parishes and<br />

pastoral activities.<br />

During the interbellum those crosiers were living at first in the Holy Ghost College, thereafter<br />

in the Leo XHI-College and still later in the Social Highschool at Heverlee. During World War<br />

II they found their lodging with the Fathers of Sion. It was there they stayed till 1958.<br />

Each lodging brought its own way of life and circumstances and all sort of details with may<br />

be its own charms in a roaring city full of all kind of students.<br />

In 1958 the crosiers bought the still existing convent in the Penitentienenstraat. The story of<br />

this convent is to be written up to this date.<br />

RESUME<br />

Donaat Snijders o.s.c.<br />

«Les Croisiers et l'Universite de Louvain*... 4e partie. Ce texte decrit la periode de la nouvelle<br />

eclosion de l'Ordre a partir de 1840 jusqu'a la fondation de la maison actuelle en 1958.<br />

Pendant les premieres annees, il n'y eut pas d'Etudiants Croisiers a Louvain. On avait des<br />

contacts plutot restreints avec le College americain du Nord et avec la Faculte de Theologie (e.a.<br />

avec les professeurs Pulsers, Marianus et Antoon Verhoeven, Feye).<br />

Sous le regime du Maltre General Hollmann, le definitorium commence a insister sur<br />

1'importance d'avoir des Croisiers munis de diplomes universitaires.<br />

A partir de 1902, des Croisiers residerent a Louvain. Les debuts furent plutot hesitants: 4<br />

jusqu'en 1932, 11 entre 1932 et 1942. D'autres Croisiers etudierent a Rome, a Fribourg, a Boisle-Duc<br />

et a Tilburg. Ce n'est que petit a petit que leur nombre va s'accroitre. De 1942 a 1958<br />

l'Universite de Louvain compta 30 Croisiers.<br />

Sur un total de 45 qui ont etudie a Louvain, on en retrouve plus tard 7 dans les maisons de<br />

formation comme professeurs ou maitres des novices et des jeunes Croisiers; 28 seront occupes<br />

dans l'enseignement secondaire; 10 dans les Missions. Huit de ces 45 ont travaille aussi dans<br />

la pastorale paroissiale.<br />

Entre les deux guerres, les Croisiers ont trouve logement successivement au College du Saint-<br />

Esprit, au College Leon XIII, a l'Ecole sociale de Heverlee. Pendant la deuxieme guerre mondiale,<br />

ils ont habite chez les Peres de Sion et y resterent jusqu'en 1958. Tous ces endroits hospitaliers<br />

avaient leur charme et leur couleur locale, selon les circonstances et les aleas de la vie<br />

estudiantine.<br />

En 1958, les Croisiers ont achete la maison actuelle, rue des Penitentes. L'histoire de cette<br />

maison sera ecrite plus tard.<br />

Clem Brasseur o.s.c.


IN MEMORIAM DR. ALBERT ZWART<br />

(1912-1991)<br />

Op 29 december 1991 verloren we een van onze Kringleden: mijnheer<br />

Zwart, oud-prior van Achel, oud-professor van filosofie, lid van<br />

onze Kring vana/1982. Hi/ was bijna 80 jaar.<br />

Hij vertelde mij ooit dat hij eerder<br />

'toevallig' bij onze Kring was<br />

gekomen, omdat het 'hoofdkwartier'<br />

van Clairlieu indertijd ook<br />

'toevallig' in Achel was terecht ge<br />

komen. Door de benoeming van<br />

Mr. Ramaekers naar ACHEL was<br />

ook het hele archief naar Achel<br />

verhuisd. Samenwonend met Mr.<br />

Ramaekers werd Mr. Zwart op zekere<br />

dag overgehaald om het fameuze<br />

dagboek van Prior Spick<br />

(uit Marienfrede 1598-1609) voor<br />

publikatie te bewerken en te vertalen.<br />

Dat is tenslotte, gespreid over<br />

drie jaargangen, verschenen in<br />

,}Unser Bocholt" van 1984-86.<br />

Later werd het gebundeld en prachtig uitgegeven op groot formaat<br />

in 1987.<br />

Er is nog een tweede dagboek uit datzelfde Marienfrede, vijftigjaar<br />

later, (1656-1719) dat wacht op eventuele publikatie. Het bestaat in<br />

uitgetikte versie, maar Mr. Zwart heeft niet meer de tijd gehad om<br />

het af te werken.<br />

In feite was Mr. Zwart Doctor in Theologie, die zijn hele leven fi<br />

losofie heeft gegeven en voor de rest levende belangstelling had voor


138 IN MEMORIAM DR. ALBERT ZWART<br />

Geschiedenis, vooral Kerkgeschiedenis en Ordesgeschiedenis. Vanaf<br />

1946 was hij de accurate verslaggever en seere tarts van die Generate<br />

Kapittels en vanaf1957 ook van de Belgische Provinciate Kapittels.<br />

Een maand voor zijn dood kwam hij nog klaar met een tweetal ar-<br />

tikels, die we zullen opnemen in Clairlieu, ditjaar en volgendjaar.<br />

Cfr. Slangen van onze Kring schreefeen ,,In Memoriam " voor het<br />

Ordestijdschrift van het Generalaat ,, Vinculum Crucigerorum''<br />

(Rome, Jan. 1992). Omdat deze publikatie practisch alleen binnen<br />

de Orde verspreid wordt, drukken we hier de tekst over.<br />

C.B.<br />

In de vroege voormiddag van zondag 29 deccmber overleed onze<br />

confrater Albertus, Wilhelmus Zwart in het ziekenhuis van Maaseik,<br />

waar hij nog naar overgebracht werd. Enkele maanden geleden werd<br />

hij met zijn toch al wankele gezondheid opgenomen in het zieken<br />

huis ; terug thuis is hij zwakker en zwakker geworden en nog tame-<br />

lijk onverwachts overleden.<br />

Cfr. Albert Zwart werd geboren in Sloten (Amsterdam) op 9 april<br />

1912. Zijn middelbare studies deed hij bij de Kruisheren in Uden<br />

(1925-1930). In augustus 1930 trad hij in bij de Kruisheren in Neer-<br />

itter. Zijn filosofie-studies deed hij in Zoeterwoude (1931-1933).<br />

Voor zijn theologische studies werd hij naar Rome gezonden, waar hij<br />

aan het Angelicum studeerde (1933-1938). Hij behaalde er in 1938<br />

een doctoraat in de theologie met een doctoraatsthesis over ,, De es-<br />

sentiele elementen van het cultusmysterie en het Christendom''. Later<br />

verscheen deze thesis in boekvorm onder de titel: ,,Heidense en<br />

christelijke Mysterien' \ De theologische grondslagen der Mysterien-<br />

liturgie (De Kinkhoorn, Brussel-Amsterdam, 1947).<br />

Op 18 augustus 1936 werd hij in St.Agatha priester gewijd door<br />

Mgr. Diepen. Na zijn studies in Rome werd cfr. Zwart voor het fi-<br />

losofisch studiehuis in Achel benoemd. Het was een voorlopige be-<br />

noeming, zei hij altijd, maar ze is ongeveer blijvend geworden. Tot<br />

in februari 1989 bleef hij in Achel, daarna is hij naar Maaseik ver-<br />

huisd. Allereerst was hij in Achel professor filosofie (1938-1967). In<br />

1967 ging hij vanuit Achel les geven in Diest in de filosofie-concen-<br />

tratie Diest-Averbode (1967-1969) en daarna nog sporadisch aan


IN MEMORIAM DR. ALBERT ZWART 139<br />

onze novicen en aan de leerlingen van het middelbaar onderwijs.<br />

Want cfr. Zwart was tevens leraar Grieks en Latijn van de retoricaklas<br />

in de humaniora van de Zusters Ursulinen in Overpelt (1952-1977).<br />

In het convent van Achel was hij subprior (1940-1961), toen werd<br />

hij prior gekozen (1961-1973). Van 1973-1985 was hij opnieuw subprior<br />

om daarna nog eens voor drie jaar prior te worden (1985-1988).<br />

Daarnaast was hij magister van de fraters filosofen (1940-1946),<br />

studieprefect voor de filosofie (1946-1969) en Regens Studiorum in<br />

de Beigische provincie van de Orde (1957-1969).<br />

Cfr. Zwart heeft zowat alle na-oorlogse generate kapittels verslagen,<br />

van 1946 tot 1979 en in de eerste was dat allemaal in het Latijn. Ook<br />

de verslagen van de provinciale kapittels van de Beigische provincie<br />

staan op zijn naam: van 1957 tot 1981 en daarna nog het verslag van<br />

1990. Je mag wel zeggen dat hij een heel stuk na-oorlogse geschiedenis<br />

van de Orde geschreven heeft. Hij heeft ooit plannen gehad<br />

om daarover te schrijven. Het is er niet van gekomen. Men kan dus<br />

niet beweren dat hij zijn brood in ledigheid gegeten heeft.<br />

Cfr. Zwart was een man van studie. Hij heeft enorm veel gelezen<br />

en gestudeerd, niet alleen voor zijn professoraat filosofie. Na Vatica-<br />

num II heeft hij zich vol ijver terug op de theologie geworpen. Het<br />

is voor hem een hele ommekeer in zijn leven geweest, een bekering<br />

zoals hij me ooit zegde. Want aan Vat. II waren voor hem moeilijke<br />

tijden voorafgegaan juist in verband met theologische opvattingen.<br />

Na 1977, het jaar waarin hij gepensioneerd werd, heeft hij naast een<br />

verhevigde toeleg op de theologie (o.m. de bevrijdingstheologie) ook<br />

veel tijd gegeven aan de historische kring van de Orde ,, Clairlieu' *<br />

en aan het historisch tijdschrift van de Orde met dezelfde naam. Zo<br />

publiceerde hij de nederlandse en duitse vertaling van het ,, Manu-<br />

ale Actorum" van Johannes Spick osc, 1598-1609, Dagboek van een<br />

Prior. Dat was in 1987.<br />

De Orde deed nog een laatste beroep op hem in 1983 om assistent<br />

a.i. van de Generaal te worden, in die hoedanigheid maakte hij het<br />

generaal kapittel van 1985 nog mee.<br />

Een man die niet stil gezeten heeft. Vele uren zat hij aan zijn studeertafel<br />

en achter zijn schrijfmachine. Maar bij dit alles was hij te<br />

vens nog een aantal jaren zondagsassistent in parochies, recollectie-<br />

predikant bij zusters en biechtvader van zusters.


140 IN MEMORIAM DR. ALBERT ZWART<br />

Zijn ontspanning in al deze drukte waren indertijd een kaartje leggen<br />

en de zorg voor zijn bijen. Ook over deze ldeine beestjes had hij<br />

als imker heel wat gestudeerd en kon hij er boeiend over vertellen.<br />

In onze studentenogen was hij een echte filosoof, of datgene wat<br />

wij ons voorstelden van een filosoof: verstrooid, een beetje over de<br />

hoofden heen lesgevend, maar toch wel degelijk aanwezig, vaak tot<br />

onze verrassing.<br />

Een man, die als hij op zijn praatstoel zat, met sigaar en borreltje<br />

liefst, mensen kon boeien met zijn visies en zijn ,,en dergelijke din-<br />

gen meer..." en ,,moet je weten, jongen,<br />

De man die er in slaagde altijd mager te zijn, met last van zijn<br />

darmen, zijn maag. De man die moreel ook veel geleden heeft onder<br />

zijn onmacht het beter te doen, vooral naar mensen toe.<br />

Een zoeker was hij. Heel zijn leven was cirkelen rond het mysterie<br />

van het leven, als filosoof, als theoloog, als Kruisheer, als mens<br />

Albert.<br />

Van aanschijn tot aanschijn ontmoet hij nu de bron van alle leven.<br />

Hij ruste in vrede!<br />

Wim SLANGEN, osc.


HET SINT-PIETERSDAL<br />

OF<br />

HET KRUISBROEDERSKLOOSTER TE HOORN<br />

Drie kruisheren hebben zich reeds bezig gehouden met de geschie-<br />

denis van dit klooster1. Naast Hermans konden zij beschikken over<br />

wat er gevonden werd in het stads- of gemeente-archief van Hoorn,<br />

in het obituarium osc van Hoorn en de kroniek van Velius2.<br />

Sindsdien is echter het magistrale werk van Dr. A. van de Pasch<br />

verschenen, dat alle besluiten en beslissingen bevat van de generale<br />

kapittels gehouden van 1410-17863. Dank zij dit werk zijn we in<br />

staat om een complete lijst van prioren samen te stellen, waardoor we<br />

te weten komen onder welke prior een bepaalde, soms belangrijke,<br />

gebeurtenis heeft plaats gevonden. Het jaartal van die gebeurtenis<br />

wijst dan aan wie er toen prior was: onnauwkeurigheden kunnen<br />

worden verbeterd en de lijst van prioren is op zichzelf al een waar-<br />

devolle aanvulling. Na de lijst van de prioren willen we dan wat na-<br />

der ingaan op de rebellie in het klooster, waarover het generaal ka-<br />

pittel van 1512 spreekt4.<br />

1 S. DROST: Geschiedkundig overzicht van het Kruisheerenklooster te Hoorn in Geschiedkundige<br />

Bidden — 2e Jg. 2e Halfjaar 1906, 177-189.<br />

H. NffiNHUlS: Het klooster Sint Pietersdalte Hoorn in Cruciferana le serie nr. 16 - St. Aga<br />

tha 1939<br />

L. Heere : Het Sint-Pietersdal ofHet Kruisbroederklooster te Hoorn in Cruciferana 2e serie nr.<br />

22 - Amersfoort 1963<br />

2 C.R. HERMANS: Annales canonicorum regularium S. Augustini, Ordinis S. Cruets 1(1),<br />

118 ss - Silvae-Ducis 1858<br />

CJ. GONNET & R.D. BAART: Inventaris van het archiefvan de stadHoorn — Haarlem 1918.<br />

Cartularium van het Hoornse Kruisherenklooster (COSCH) - Gemeentearchief van Hoorn n.<br />

1796.<br />

Obituarium (Martyrologium osc.) Hornae — Archief St. Agatha<br />

THEODORUS VELIUS: Chronyk van Hoorn - Hoorn 1740.<br />

3 A. VAN De PASCH: Definities der Generale Kapittels van de Orde van het H. Kruis 1410<br />

- 1786. Brussel 1969.<br />

4 Def., 254 s.


142 HET SINT-PIETERSDAL OF HET KRUISBROEDERSKLOOSTER TE HOORN<br />

Als leidraad voor onze op- en aanmerkingen gebruiken wij het<br />

werkje van L. Heere, reden waarom dit artikeltje dezelfde titel draagt.<br />

I LIJST VAN DE PRIOREN VAN HOORN<br />

Deze lijst van prioren hebben wij zonder veel moeite kunnen samenstellen,<br />

dank zij het feit dat toen, op een enkele uitzondering<br />

na, jaarlijks een generaal kapittel plaats vond en, ook op een enkele<br />

uitzondering na, de lijst van de overledenen nauwkeurig werd bijgehouden.<br />

Achter de naam van een prior staat dan ,,prior Hornensis"<br />

of ,,quondam (eertijds) prior Hornensis". In dit laatste geval moet<br />

men soms raden, maar dan hebben we naar een plausibele reden gezocht<br />

om het juiste jaar van de beeindiging van dat prioraat vast te<br />

stellen.<br />

1. NlCOLAAS VAN HAARLEM (CLAES Jansz) - Prior 1462-1474<br />

Onder zijn bestuur werd het kloostertje van de Tertianen vergroot<br />

en werd in plaats van de kapel een kerk gebouwd, die in 1465 ge-<br />

reed kwam. In 1470 sloot de prior met de pastoor van Hoorn een<br />

overeenkomst, wat betreft de werkzaamheden van het convent<br />

naar buiten over biechthoren en dergelijke zaken. In hetzelfde jaar<br />

1470 keurde Paus Paulus II de overgang van de Tertianen naar de<br />

Kruisheren goed5. Het einde van zijn prioraat viel samen met<br />

zijn keuze tot Prior-Generaal.<br />

2. Johannes Ridders - Prior 1474-1485<br />

Tijdens zijn prioraat en niet tijdens het prioraat van Gerbrandus<br />

Engelsz, zoals L. Heere meende6, werd in de nabijheid van<br />

Hoorn, in de Bangert (Westerblokker) een kloostertje gesticht van<br />

Tertiarissen, Bethlehem geheten, waarmede de Kruisbroeders later<br />

nauwe betrekkingen onderhielden. Dit in 1475.<br />

Tengevolge van de Hoekse en Kabeljouwse twisten, werd de stad<br />

Hoorn in 1482 door een ramp getroffen. Huurtroepen richtten<br />

grote verwoestingen aan en de kruisbroeders, die buiten de wal-<br />

len en vestigingen woonden, werden de eerste slachtoffers. Het<br />

klooster werd een mine, de kerk leed grote schade en werd ge-<br />

5 Heere a.w., 22.<br />

6 Ibid., 24.


HET SINT-PIETERSDAL OF HET KRUISBROEDERSKLOOSTER TE HOORN 143<br />

plunderd7. De kloosterlingen trokken zich waarschijnlijk terug<br />

in enkele huizen, die zij in de stad bezaten8, terwijl de kerk<br />

enigszins werd hersteld. Na deze ramp besloot het stadsbestuur de<br />

wallen en vestingen uit te breiden, zodat in de toekomst klooster<br />

en kerk binnen de versterkingen zouden komen te liggen. Daartoe<br />

moest het St.Pietersdal enkele meters worden verhoogd. Dit kostte<br />

tijd. Johannes Ridders stierf als prior9.<br />

3. Gerbrandus Angeli (Engelz) Prior 1485-1494<br />

Gerbrandus was een echte voorganger in nauwgezet kloosterleven.<br />

Het beheer van de geldzaken schijnt hij geheel te hebben over-<br />

gelaten aan zijn procurator. Eerst in 1493 besluit het convent een<br />

geheel nieuw klooster te bouwen en ook een nieuwe grotere kruiskerk10.<br />

Dit betekende tegelijk ook het einde van zijn prioraat.<br />

Hetzelfde jaar werd hij door de toenmalige Prior Generaal, Everhardus<br />

van Orsoy naar Engeland gezonden om te trachten de<br />

kloosters aldaar te hervormen. Het convent van Hoorn zal hem<br />

niet meer terugzien, want het jaar daarop wordt hij tot Prior Ge<br />

neraal gekozen. De uitvoering van de bouwplannen moest hij<br />

overlaten aan zijn opvolger.<br />

4. Petrus van Oudenaarde (Aldenarde) Prior 1494-1503<br />

Deze leek wel de man om het besluit van 1493 tot uitvoering te<br />

brengen. Hij was al supprior geweest en econoom onder Johannes<br />

Ridders, zoals blijkt uit het stadsarchief van Hoorn u. We mogen<br />

aannemen dat hij die ambten, toch zeker het ambt van procura<br />

tor, uitoefende onder zijn voorganger Gerbrandus. Hij bouwde<br />

het nieuwe klooster en begon in 1500 met de bouw van de<br />

was.<br />

nieuwe kerk. Men liet de oude voorlopig staan, zodat de diensten<br />

konden doorgaan. Men bouwde het nieuwe koor, waavan de muren<br />

reeds de hoogte tot de ramen bereikten12. De prior legde<br />

toen zijn ambt, waarschijnlijk in 1503, neer13. Was het uit geld-<br />

7 Heerc ibid. 15, cfr. 26.<br />

8 Heere a.w., 27.<br />

9 Van de Pasch Def. 169 cfr. ibid, nota 8.<br />

10 Heere, 16.<br />

11 Stadsarchief Hoorn Reg. 890 geciteerd door Nienhuis a.w. 26.<br />

12 Heere, 16.<br />

13 Nienhuis a.w., 49. Nienhuis moet ergens gelezen hebben dat na 1503 een ander prior


144 HET SINT-PIETERSDAL OF HET KRUISBROEDERSKLOOSTER TE HOORN<br />

gebrek en zag hij er tegen op nieuwe leningen aan te gaan of<br />

voelde hij zich te oud om die lasten nog te dragen ? Wilde hij de<br />

voltooiing overlaten aan een jongere kracht? Hij stierf in 1507 als<br />

,,eertijds prior, eertijds supprior en eertijds procurator" 14.<br />

5. Harcko (Herk) Claes Prior 1503-1518<br />

Prior Herk legde de bouw stil. Men kon al met moeite de be-<br />

lasting betalen en hij was ook niet van plan door geldleningen de<br />

schuld van het klooster nog te vergroten. Ook niet na 1508 toen<br />

het stadsbestuur vrijstelling van belasting verleende, omdat op het<br />

terrein van de kruisbroeders de stadsmuren werden gebouwd en<br />

grachten waren gegraven. Bovendien mochten de kruisheren 4 jaar<br />

lang een bedeltocht of een collecte houden in de stad. Verder<br />

werden de kloosterlingen ook vrijgesteld van accijns op bier en<br />

wijn13, maar de prior bleef bij zijn mening en wilde blijkbaar<br />

betere tijden afwachten.<br />

Onder zijn bestuur heeft dan een soort kloosterrevolutie plaats ge-<br />

had, waarover Heere spreekt en ook het kapittel van 1512 16. We<br />

willen daarop terugkomen in een commentaar. Harcko stierf als<br />

prior17.<br />

6. Johannes Lambertz Cruiff (Hornecke) Prior 1518-1523 (le<br />

Prioraat)<br />

Deze prior was vanaf het begin van plan om koste wat het koste<br />

de nieuwe kerk af te bouwen en te voltooien. Hij benoemde als<br />

supprior en procurator twee medebroeders, die hem zeker zouden<br />

steunen18.<br />

Ze verkochten een stuk land en in 1519 waren ze aan het bouwen.<br />

Het jaar daarop sloten zij leningen af met twee zusterkloosters19<br />

en in 1521 begon men het dak met leien te bedekken20. Omdat<br />

ze zuinig moesten zijn deden ze zelf zoveel mogelijk het werk,<br />

hetgeen echter zijn tegenvallers had21. De oude kerk werd afge-<br />

14 Van de Pasch, Def. 240.<br />

15 Heere, 26.<br />

16 Heere, 20, en Gen. Kapittel 1512 = Def. 254-255.<br />

17 Def. 267 cfr. ibid, nota 3.<br />

18 Def. 255 nota 1 en 2.<br />

19 Heere, 16.<br />

20 Heere, 16.<br />

21 Heere ibid. 16.


HET SINT-PIETERSDAL OF HET KRUISBROEDERSKLOOSTER TE HOORN 145<br />

broken en in 1523 was de nieuwe kerk klaar. Het stadsbestuur<br />

hielp ook in 1519 met vrijdom van belasting en de toestemming<br />

om twee jaarlijkse collecten in de stad te houden22. Het was een<br />

zwaar karwei en de prior trad in 1523 af. Hij wordt in 1524 ,,eer-<br />

tijds prior" genoemd23. Heere overdraft, wanneer hij zegt dat<br />

de bouw in 1462 was begonnen en eerst in 1522 het werk onge-<br />

veer voltooid was24. Hij schijnt te vergeten dat eerst in 1493<br />

besloten was om een geheel nieuw klooster en een geheel nieuwe<br />

kerk te bouwen.<br />

Conrad Juliaci Prior 1524-1525<br />

Conrad Juliaci werd samen met Theodoricus Elborch door het Ge<br />

neraal Kapittel van 1524 naar hun eigen klooster Hoorn terugge-<br />

zonden en nog hetzelfde jaar werd Juliaci tot prior gekozen25.<br />

Lang kan dat prioraat niet hebben geduurd. Rond die tijd moet<br />

het verlangen van de Tertiarissen van het klooster Bethlehem in<br />

de Bangert in vervulling zijn gegaan, evenals vroeger de Tertianen<br />

van Hoorn, de regel van St.Augustinus te volgen en zich te plaat-<br />

sen onder het Generaal Kapittel van de Kruisheren. Juliaci moet<br />

toen al spoedig zijn benoeming hebben ontvangen om daar rector<br />

te worden, ambt, dat niet verenigbaar was met het ambt van prior<br />

te Hoorn. Hij sterft in ieder geval als pater sororum in 1539 en als<br />

,,eertijds prior" 26. Juliaci schijnt de eerste kruisheer te zijn, die<br />

daar als rector benoemd werd. Enkele anderen zijn toevallig bekend<br />

nl. Peter Plas rond 1540 en Franciscus Vaes rond 1545 tot<br />

zijn dood in 1550 en Henricus Norman gestorven omstreeks<br />

156627. De visitatoren, die Hoorn bezochten, bezochten ook dit<br />

zusterklooster28. De zusters werden dan ook wel cruciferinnen<br />

genoemd.<br />

Theodoricus Elborch Prior 1525-1530<br />

Elborch stierf als prior29<br />

22 Heere ibid. 27.<br />

23 Def. 255 nota 3.<br />

24 Heere, 28.<br />

25 Def. 280 en ibid, nota 3.<br />

26 Def. 323.<br />

27 Heere 24.<br />

28 zie b.v. Gen. Kapittel 454 = Def. 358.<br />

29 Def. 296.


146 HET SINT-PIETERSDAL OF HET KRUISBROEDERSKLOOSTER TE HOORN<br />

9. Johannes Lambertz Cruiif Prior 1530-1531 (2e prioraat)<br />

Hij stierf als prior30<br />

10. GERARDUS JELLISZ. VAN SCHAGEN Prior 1531-1541<br />

Stierf als prior31<br />

11. TheodoricusJansz Prior 1541-1544<br />

Stierf in 1557 als ,,eertijds prior*'32. De eindterm van zijn pri<br />

oraat blijkt uit de beginterm van zijn opvolger.<br />

12. Antonius Fresenius Van Odorp Prior 1544-1561<br />

De beginterm heeft hij zelf opgeschreven. In Hoorn vond hij de<br />

tijd om de cursus filosofie, die hij gevolgd had te Leuven op te<br />

schrijven en uit te werken. Dat werk is bewaard in de bibliotheek<br />

te Luik. Daarin schrijft hij dat hij die beeindigde in 1547, het<br />

derde jaar van zijn prioraat33. De eindterm is het jaar, waarop<br />

hij gekozen werd als Prior-Generaal.<br />

13. Cornelius Van Oy(e) Prior 1562-1572<br />

In 1572 opende Hoorn de poorten van de stad voor de troepen<br />

van Willem van Oranje en werd het klooster opgeheven. Van<br />

Oye stierf als prior van St.Agatha in ballingschap te Gennep in<br />

160534.<br />

Deze meer uitwendige geschiedenis van Hoorn wettigde het oordeel<br />

van Heere: ,,In de 110 jaren dat de kruisbroeders in Hoorn<br />

verbleven, hebben ze weinig peis en vrede en welstand gekend,<br />

zodat deze geschiedenis in mineur geschreven staat" 3\ Maar er<br />

bestaat ook een inwendige geschiedenis nl. de observantie, waar-<br />

in Hoorn uitmuntte en die P. van den Bosch beschreven heeft,<br />

althans tot het jaar 150036. Hij verwijst dan naar de le en 3e<br />

prior, die beiden tot prior-generaal werden gekozen en echte<br />

hervormers kunnen worden genoemd. Van uit Hoorn werden<br />

30 Def. 299.<br />

31 Def. 329 cfr. ibid, nota 3.<br />

32 Def. 364 en ibid, nota 4.<br />

33 Def. 375 nota 4.<br />

34 Heere 31.<br />

35 Heere biz. 7.<br />

36 P. van den Bosch: Studien over de observantie der Kruisbroederrs in de vijftiende eeuw<br />

in Clairlieujg. 26 (1968), over Hoorn biz. 109-110.


HET SINT-PIETERSDAL OF HET KRUISBROEDERSKLOOSTER TE HOORN 147<br />

observante kloosterlingen gestuurd naar andere kloosters, terwijl<br />

uit andere kloosters minder observante kloosterlingen naar Hoorn<br />

verplaatst werden om de observance te leren kennen. P. van den<br />

Bosch beeindigt zijn beschouwingen over Hoorn met te wijzen op<br />

het feit dat geen enkele kruisbroeder uit Hoorn werd gestraft37.<br />

Des te onbegrijpelijker wordt dan dat in Hoorn, waar een bloeiend<br />

kloosterleven bestond zeker de helft van het convent38 in<br />

opstand kwam en de harde maatregelen waardoor die opstand<br />

werd neergeslagen.<br />

37 a.w. biz. 10.<br />

38 Volgens Heere woonden er gemiddeld 12-14 conventualen. Hij leidt dat af uit het aantal<br />

dat, in de 110 jaar van het bestaan een 50-tal bedroeg, maar cfr. van de Pasch noemt er een<br />

goede 70, zodat wij als gemiddelde nemen: 14-16 bewoners. Zie Heere biz. 17 en 20; van de<br />

Pasch Def. biz. 585-586. Het aantal opstandelingen, die met name worden genoemd, bedroeg<br />

8 personen.


148 HET SINT-PIETERSDAL OF HET KRUISBROEDERSKLOOSTER TE HOORN<br />

II. DE REBELLEN IN HET KLOOSTER VAN HOORN<br />

Met opzet schreven we ,,De rebellen" en niet ,,rebellie". De re-<br />

bellie heeft maar kort geduurd terwijl de Rebellen bleven en uitein-<br />

delijk verkregen wat ze wilden. De geschiedenis van de ,,rebellie"<br />

is een fase. We onderscheiden drie fasen in die geschiedenis. Prioren<br />

blijven niet leven en ook de prioren-generaal niet. Nu we de lijst van<br />

prioren kennen kunnen we vaststellen wie de prior was en waarom de<br />

helft van de conventualen in opstand kwamen.<br />

EERSTE FASE: DE REBELLIE 1510-1512<br />

De opstand had plaats onder het prioraat van van Harcko (Herk)<br />

Claes, de 5e prior van Hoorn, die in 1503 de bouw van de nieuwe<br />

kerk stil legde; in geen geval leningen wilde aangaan om de schuld<br />

niet te vergroten. Jaar na jaar ging voorbij en niettegenstaande het<br />

stadsbestuur privileges schonk, bleef prior Herk bij zijn standpunt1.<br />

Dat was niet onredelijk, want Hoorn was arm. Van de andere kant<br />

kon het niet goed zijn dat het nieuwe koor, waarvan de muren reeds<br />

gebouwd waren tot 3 meter hoogte, jarenlang aan wind en regen wa-<br />

ren blootgesteld en de oude kerk steeds meer vervallen raakte. Boven-<br />

dien wat is een klooster zonder een degelijke kerk, waar de gods-<br />

dienstige plechtigheden moesten worden gevierd ?<br />

In de veroordeling worden de opstandelingen ook halsstarrig (con-<br />

tumax)2 genoemd. Dit wijst er op dat er reeds enkele waarschuwin-<br />

gen aan voorafgegaan zijn. In 1509 werden ze gevisiteerd door de<br />

prioren van Asperen en Sneek, die in hun verslag wel daarvan mel<br />

ding gemaakt hebben3. In het Generaal kapittel van 1510 lezen we<br />

dat Johannes Ithenhovie uit Sneek, die supprior was in Hoorn, terug-<br />

gestuurd wordt naar zijn domus nativa en Tilmannus Hornensis te-<br />

rug gezonden wordt naar Hoorn en daar supprior werd4. Tilmannus<br />

moet een observant kloosterling geweest zijn. Men moet gehoopt<br />

hebben dat deze de vrede zou kunnen herstellen. Maar het tegeno-<br />

vergestelde werd waar. Tilmannus gaf in 1511 de opstandelingen ge-<br />

1 Zie boven lijst van de prioren.<br />

2 ,,contumax" Def. 254.<br />

3 Def. 248.<br />

4 Def. 250.


HOORN - Blaeu Atlas<br />

a<br />

o<br />

s<br />

o


PQ<br />

S<br />

3<br />

150 HET SINT-PIETERSDAL OF HET KRUISBROEDERSKXOOSTER TE HOORN


HET SINT-PIETERSDAL OF HET KRUISBROEDERSKLOOSTER TE HOORN 151<br />

lijk en oordeelde dat ze wettig in opstand kwamen. Misschien had er<br />

een conventskapittel plaats gehad en wilde de prior de meerderheid<br />

niet volgen. Dan besluit de prior-generaal Cornelius van Clotingen<br />

er een eind aan te maken. Hij stuurt twee definitoren van het kapittel<br />

van 1511 naar Hoorn om de zaken te onderzoeken. Na beide partijen<br />

gehoord te hebben, geven ze als hun mening dat de opstand<br />

onwettig is5.<br />

Wie was Cornelius van Clotingen? A. Van de Pasch schildert hem<br />

als een groot geleerde, die hoog in aanzien stond ook bij andere prelaten6.<br />

Wij echter willen hem zien als een strenge hervormingsgeneraal.<br />

Van het begin van zijn bestuur in 1501 tot het einde in<br />

1512 wordt er elk jaar een grote lijst gepubliceerd van verplaatsingen<br />

en benoemingen: Supprioren worden afgezet, anderen worden benoemd.<br />

Hij maakte volop gebruik van zijn volmachten, vergezeld<br />

met bedreigingen. Het lijkt wel of elke stabiliteit is afgeschaft. Ook<br />

hier treedt hij hard op. Allen moeten de straffen ondergaan, die verbonden<br />

zijn aan de culpa gravis. Niettegenstaande de opstandelingen<br />

het grootste deel uitmaken van het convent verliezen ze alien<br />

hun stemrecht. De supprior Tilmannus wordt afgezet en naar Sneek<br />

gestuurd, terwijl de prior van Sneek de opdracht krijgt een nieuwe<br />

supprior te benoemen. De voornaamste rebel nl. Johannes Lambertz<br />

wordt verbannen naar Goes. Deze straffen worden bepaald op het<br />

Kapittel, dat plaats had de 9-11 Mei. De generaal stierf nog hetzelfde<br />

jaar in October7.<br />

TWEEDE FASE: MEER BEGRIP VOOR HET STANDPUNT VAN<br />

DEREBELLEN 1513-1518<br />

De opvolger van Cornelius van Clotingen was Wilhelmus van de<br />

Oever, een soort tegenpool van zijn voorganger. In zijn artikelen over<br />

de prioren-generaal tekent A. van de Pasch Willem van den Oever<br />

met deze woorden: ,,Geduldig in moeilijkheden en een goed zakenman,<br />

was hij toegevelijk in de kloostertucht. Als prior van Kolen had<br />

hij Franciscus Conioels leren kenen als een goed financier en maakte<br />

die conventualis en procurator van Hoei. Er werd een koor gebouwd<br />

5 Def. 250.<br />

6 Clairlieu en zijnprioren-Generaal in Clairlieu jg. 18 (I960 biz. 26-27).<br />

7 Def. 254-255, zie ook A. van de Pasch a.w. ibid.


152 HET SINT-PIETERSDAL OF HET KRUISBROEDERSKLOOSTER TE HOORN<br />

en een prachtige toren met een beiaard. In het koor kwam een ko-<br />

peren kandelaar. Hij schafte een kostbare koorkap aan van goudla-<br />

ken, een verguld zilveren kruis, waarin de relikwie van het H.Kruis<br />

werd geplaatst en andere zilveren reliekhouders'' 8.<br />

Hij was dus een man, die hield van plechtige liturgische vieringen<br />

en van een mooi kerkgebouw. Van strenge straffen hield hij niet en<br />

tijdens zijn bestuur kwamen in de Generale Kapittels geen lijsten<br />

voor van verplaatsingen en benoemingen. Telkens wordt daar gezegd<br />

dat wat dit betreft alles aan de generaal was voorbehouden9.<br />

Het lag niet in zijn aard supprioren af te zetten en anderen te be-<br />

noemen. Eerst onder zijn opvolger Laurentius van Gladbach begonnen<br />

de lijsten weer. Hij moet sympathie gehad hebben voor de rebellen<br />

van Hoorn, de strafmaatregelen wel hebben afgeschaft en wie<br />

onder zijn voorganger verbannen waren, weer terug hebben laten<br />

gaan. Vanzelfsprekend trad hij niet op om de prior van Hoorn ongelijk<br />

te geven. Zo brak voor de rebellen een tijd van rust en geduld<br />

aan. Het werd een periode van geduldig afwachten tot een nieuwe<br />

prior kon worden gekozen en dat was in 1519.<br />

DERDE FASE: EIND GOED AL GOED 1519-1523<br />

Prior-generaal van de Oever was geen man om een vrije keuze vanwege<br />

een zware fout uit het verleden te verhinderen. De opstandelingen<br />

moeten hem als een man van de Voorzienigheid hebben ge-<br />

zien. Niemand minder dan het kopstuk van de rebellie Johannes<br />

Lambertz (Hornecke) werd gekozen en twee anderen werden supprior<br />

(Johannes Kruse of Cruiff en Otto Benoit of Dydam)10 en<br />

procurator. Nog in 1519 werd de bouw hervat hoewel, hetgeen men<br />

lange tijd vreesde, de schutting of de muren door de storm op 4 november<br />

van dat jaar werden omvergeworpen n. In 1520 leenden het<br />

drietal geld van twee zusterkloosters12. In 1521 kon men de leien<br />

op het dak leggen13. De oude kerk werd afgebroken en in 1523 was<br />

alles voltooid. Nu nam de prior ontslag, terwijl de supprior en de<br />

8 a.a. biz. 27-28.<br />

9 Zie generale kapittels van 1513-1521. Def. 157-274.<br />

10 Def. 255, noot 1-3.<br />

11 zie Heere biz. 16.<br />

12 Heere ibid.<br />

13 Heere ibid.


HET SINT-PIETERSDAL OF HET KRUISBROEDERSKLOOSTER TE HOORN 153<br />

procurator hun dienst bleven vervullen onder de volgende prior14.<br />

Het besluit van 1493 was eindelijk uitgevoerd.<br />

De opstandelingen werden gedreven door de ijver voor Gods Huis.<br />

14 Def. 255 noot 1-3.<br />

(t) Dr. A. ZwARTo.s.c.


KRONIEK<br />

JAARVERGADERING <strong>CLAIRLIEU</strong> 1991 op woensdag 3 April te Maaseik.<br />

Aanwezig: Cl. Brasseur, voorzitter van de kring, en de leden: J. Corstjens, H.<br />

Douma, R. Janssen, G. Reijners, W. Slangen, D. Snijders, P. Winkelmolen en<br />

A. Zwart. Verontschuldigd had zich K. Cools.<br />

Het verslag van de jaarvergadering 1990 werd goedgekeurd. Daarna lichtte P.<br />

Winkelmolen het financiele verslag over het boekjaar 1990 toe. De voorzitter<br />

dankte hem voor zijn goed beheer.<br />

Mandaat: Het gehele bestuur stelde, omdat de statutaire termijn verlopen was,<br />

zijn mandaat ter beschikking. De vergadering verzocht echter het bestuur, een<br />

nieuwe termijn te aanvaarden. In de functieverdeling kwam geen verandering:<br />

Cl. Brasseur voorzitter, G. Reijners secretaris en P. Winkelmolen penning-<br />

meester.<br />

Ook het mandaat van Cl. Brasseur als hoofd van het redactieteam werd met<br />

drie jaren verlengd.<br />

Clairlieu: Door brand in de computer van de drukkerij en door een ongeval van<br />

de zetter kon de achtenveertigste jaargang (1990) pas in 1991 verschijnen. Dit<br />

was voor het bestuur de aanleiding om een gecombineerd nummer 1990-1991<br />

(achtenveertigste en negenenveertigste jaargang) uit te geven. De omvang van<br />

dit nummer rechtvaardigde dit besluit. Bovendien kwam zo meer tijd en geld<br />

beschikbaar om van de vijftigste jaargang een echt jubileumnummer te maken.<br />

In dit nummer zal P. Winkelmolen de geschiedenis van de kring Clairlieu beschrijven.<br />

We hebben ook al een artikel van Dr. H.-U. Weifi over het boekenbezit<br />

van het klooster Bentlage bij de opheffing (1803) en van Dr. A. Zwart<br />

over prior P.J.H. Hoogen van Wegberg. Misschien kunnen we een artikel van<br />

Prof. Dr. K. Elm over de oorsprong van de Kruisherenordes tegemoetzien. Bo<br />

vendien liggen er nog notities van Dr. A. Ramaekers over de verdere geschie<br />

denis van de Kruisheren in Leuven: een derde nog vrij onafgewerkt deel (ge<br />

schiedenis vanaf 1616) en een vierde deel, dat de contacten in deze eeuw beschrijft.<br />

Mogelijk is ook al een deel van de studie van Roger Janssen over de


156 KRONIEK<br />

Kruisherenorde tussen 1800 en 1920 beschikbaar. De kring wil in elk geval in<br />

1992 een goed verzorgd jubileumnummer uitgeven.<br />

lnventaris van archiefvan Clairlieu: Pater P. Winkelmolen heeft het archief van<br />

Clairlieu, dat nog in Achel berustte, geordend en beschreven. Hij overhandigde<br />

een copie van deze beschrijving. Het archief zelf en het boekenbezit van Clair<br />

lieu komen in het archief te Maaseik. De leden van de kring Clairlieu zijn pater<br />

Winkelmolen zeer erkentelijk voor dit monnikenwerk. Rome en Bonn zullen<br />

een copie krijgen van deze inventaris.<br />

Cruciferana: Dit is een reeks van opstellen uit de ordesgeschiedenis, begonnen<br />

door de fraters C. van Dal en H. Reichert in 1934. De eerste nummers in deze<br />

reeks werden met enige doorslagen getypt. Deze eerste serie (nrs. 1-17) werd<br />

enige jaren geleden opnieuw in offset uitgegeven. Een tweede reeks opstellen<br />

(nova series) werd gestencild en uitgegeven in meer exemplaren. De redactie<br />

berustte achtereenvolgens bij P. Winkelmolen, J. van den Bosch en P. van den<br />

Bosch. De nummers 25-28 van deze nova series bevatten een bibliografie van<br />

en over Kruisheren over de jaren 1967-1978. Door de zorg van leden van Clair<br />

lieu en met medewerking van het Generalaat te Rome verscheen als nummer<br />

29 een aanvulling van deze bibliografie over de jaren 1979-1989. De kring<br />

Clairlieu uitte de wens deze bibliografie te vervolledigen en voort te zetten.<br />

Onder verantwoordelijkheid van het Generalaat verschenen nog twee num<br />

mers in de reeks Cruciferana: nr. 30: Ghis Thevissen, Een van ziel en een van<br />

hart naar God, en nr. 31: Bob Rossi, Things old and new.<br />

Gedenkboek f,Buta": In 1990 was het vijfentwintig jaar geleden dat drieentwintig<br />

Kruisheren in Zaire door opstandelingen vermoord werden. Dit was de<br />

aanleiding tot de uitgave van een gedenkboek ,, Buta-Kruisheren ", waaraan<br />

meerdere confraters uit Belgie en Nederland hun medewerking hebben ver-<br />

leend.<br />

Tentoonstellingen: In Wickrath bij Monchengladbach, waar de Kruisheren zich<br />

in 1491 gevestigd hebben, werd door de goede zorgen van de heren K. Jacobi<br />

en M. Otten een tentoonstelling over het klooster Wickrath georganiseerd. (Zie<br />

Clairlieu 90-91, pp. 152-155).<br />

In Langerwehe bij Diiren hield de Heimat- und Geschichtsverein ,,De Merode"<br />

een tentoonstelling over het vroegere Kruisherenklooster Schwarzenbroich.<br />

Vooral de heer St. Scheidt en de familie Krieger hebben zich daarvoor<br />

ingezet. De grote trekpleister van de tentoonstelling was een maquette van 3<br />

bij 4 meter, die een getrouwe weergave was van het klooster Schwarzenbroich<br />

in de achttiende eeuw. (Zie Kroniek in dit nummer).<br />

Ter Ape/: Het voormalige Kruisherenklooster Ter Apel is nu als museum<br />

voor religieuze geschiedenis en kerkelijke kunst ingericht. Een nieuwgevormde


KRONIEK 157<br />

stichting heeft grootse plannen; ze wil o.a. ieder jaar (van mei tot november)<br />

het thema van de tentoonstelling ietwat varieren. Zo werd voor 1990 onder het<br />

motto ,,Monnikenwerk, Klooster Ter Apel" de nadruk vooral op de bouwgeschiedenis<br />

gelegd. Voor 1991 is als thema genomen: ,,Kruisheren in de loop<br />

van de Geschiedenis " (Zie Kroniek in dit nummer).<br />

Statuten: Op verzoek van het Generaal Bestuur van de Orde werden de gewijzigde<br />

statuten aan een juridisch adviseur (Hasselt) voorgelegd. Deze raadde ten<br />

sterkste af van onze geschiedkundige kring een V.2.W. te maken. Volgens hem<br />

kunnen we het beste een 'feitelijke' vereniging blijven zoals tot nu toe. Onze<br />

statuten dienen vooral voor intern gebruik.<br />

Bestuursleden van de kring zullen dit op het a.s. Generale Kapittel met de<br />

Magister-Generaal bespreken.<br />

De volgende jaarvergadering werd vastgesteld op woensdag 22 April 1992, te<br />

beginnen om 14.30 uur, wederom te Maaseik.<br />

Dr. G. Reijners o.s.c.<br />

KREUZHERREN im ,,Lexikon des Mittelalters", Artemis-Verlag, Munchen-<br />

Ziirich, Band V, Lieferung 7 (1991), Sp. 1500-1502.<br />

Dieses Lexikon des Mittelalters will in 8 Banden (80 Faszikeln) unser heutiges<br />

Wissen iiber das Mittelalter zusammenfassen. Ein Gremium von 100 Mediaevisten<br />

garantieren fur das wissenschaftliche Niveau der Artikel. Fiir dieses Lexi<br />

kon schrieb Professor Kaspar Elm (Berlin) unter dem Stichwort ,,Kreuzherren"<br />

iiber mehrere Gruppierungen, die unter dem Namen Kreuzherren, Kreuzbriider,<br />

Cruciferi, Crucigeri bekannt sind. Diese Gruppierungen sind alle im 12.<br />

oder 13. Jh. unabhangig voneinander entstanden. Gemeinsam haben sie: die<br />

Verehrung des hi. Kreuzes, die Verbindung ihrer Anfange mit den Kreuzziigen<br />

sowie das Riickdatieren ihres Ursprungs in die Friihzeit der Kirche (Papst<br />

Anaklet bzw. Kaiserin Helena und Cyriakus); auch die Augustinusregel ist ihnen<br />

gemeinsam. In gedrangter Form behandelt K.E. nacheinander die italienischen<br />

Kreuzherren (Kreuzherren von Bologna), die Kreuzherren mit dem roten<br />

Stern (Bohmen), die Kreuzherren mit dem roten Herzen (vor allem in<br />

Bohmen, Polen und Litauen) und schliefilich die belgisch-niederlandischen<br />

Kreuzherren (Ordo fratrum sanctae Crucis). Die Kreuzherren von Coimbra wer<br />

den offensichtlich an anderer Stelle noch besprochen.<br />

Prof. Elm setzt voraus, dafi die Kreuzbriider von Clairlieu bereits vor 1248 mit<br />

ahnlich orientierten Gruppen in Frankreich und England Kontakt hatten, von<br />

denen sich einige nach der Regulierung (1248) dem Orden anschlossen. Was<br />

die Absichten des Griinders betrifft, ubernimmt er die Anschauung des Russelius:<br />

Theoderich von Celles und fiinf (?) weitere Liitticher Chorherren haben


158 KRONEEK<br />

nach der Ruckkehr aus dem 3. Kreuzzug und dem Albigenserkrieg den Orden<br />

gegriindet, um nach Art der Chorherren vom hi. Grab in Jerusalem zu leben<br />

und damit eine altere, auf Helena und Cyriakus zuriickgehende Tradition fort-<br />

zusetzen. Dafi die hi. Odilia ,,diese Tradition schon fruher an der Maas hei-<br />

misch gemacht hat" ist mir jedoch vollig neu. Bemerkenswert ist, dafi er bei<br />

den Kreuzherren von Clairlieu nicht wie bei den anderen Kreuzherren den<br />

Hospitaldienst eigens erwahnt. Die Iiteraturangabe ist auf den neuesten Stand<br />

gebracht. Leider fehlt die grundlegende und noch immer bedeutende Studie<br />

von Robert Haaft, Die Kreuzherren in den Rheinlanden, Bonn 1932. Es ist be-<br />

dauerlich, daft Prof. Elm, dem eminenten Kenner der mittelalterlichen Ordens-<br />

geschichte, fur seine Darstellung so wenig Raum zur Verfiigung stand.<br />

ORDENSGESCHICHTLICHES TREFFEN.<br />

Dr. Ger. Q. Reijners o.s.c.<br />

Zum dritten Mai traf sich am 6. Oktober 1990, diesmal in Ehrenstein, eine<br />

Gruppe von Personen, die ihr Interesse fur die Geschichte unseres Ordens schon<br />

unter Beweis gestellt hatte.<br />

Nach der Begriifiung beim Stehkaffee im Kreuzgang des Klosters hielt Pater<br />

Bernhard Leisenheimer in der Kirche eine Meditation uber die religios-<br />

kunstlerische Bedeutung dieses Kirchenraumes.<br />

Am Nachmittag referierte Frau Dr. Mia Schmidtberg iiber die Geschichte des<br />

Klosters Ehrenstein.<br />

Beim Mittagessen und beim Kaffeetrinken gab es reichlich Gelegenheit, zur<br />

personlichen Begegnung und zum gegenseitigen Austausch.<br />

Auch die Sonne wirkte mit und legte einen herbstlichen Zauber iiber Kloster<br />

und Landschaft.<br />

Alles in allem ein gelungener Tag, auch durch die Mitwirkung der Ehrenstei-<br />

ner Gemeinschaft.<br />

G.R.<br />

G. SCHEERDER, De ordo canonicus regularis en hetprioraat, Cruciferana N.S.<br />

Nr. 32, Rome 1991.<br />

G. SCHEERDER, De prior conventualis in de orde van het Hei/ig Kruis, Cru<br />

ciferana N.S Nr. 33, Rome 1991.<br />

Daar beide Cruciferanas elkaar aanvullen, ja ten dele overlappen en de schrijver<br />

bovendien meermalen in herhalingen vervalt, betrekt zich volgende bespre-<br />

king op beide nummers.


KRONIEK 159<br />

Pater G. Scheerder had zich tot doel gesteld na een algemene schets van de<br />

historische ontwikkeling van de vita canonica vanaf Augustinus, via Chrodegang<br />

van Metz en de regel van Aken, de plaats van het prioraat en de prior conventualis<br />

in het algemeen en in het bijzonder bij de Kruisheren te behandelen. Op<br />

zich een interessant en belangrijk, maar wel veelomvattend onderwerp. Bij mijn<br />

weten is dit de eerste keer dat dit probleem in zijn historische ontwikkeling in<br />

on2e Orde behandeld wordt. Op zich dus een pluspunt. De schrijver beschouwt<br />

het prioraat vooral als een structuurprobleem en verbindt het prioraat en de<br />

prior conventualis in onze Orde rechtstreeks met de kanunnikentraditie. Volgens<br />

hem loopt er een directe verbindingslijn, ook in de constituties, van de<br />

Praemonstratensers naar de Kruisheren. Hier beginnen voor mij al de vraagte-<br />

kens, die ik achter vele beweringen van mijn medebroeder zetten moet.<br />

In deze bespreking wil ik mij tot enkele kernkwesties beperken. De auteur<br />

wekt de indruk dat de eerste Kruisbroeders — hij neemt aan dat alle vijf de-<br />

rici in Luik kanunniken waren — van meet af aan voor een uitgesproken kano-<br />

nikale opbouw van hun nieuwe gemeenschap gekozen hebben. Daarvan ben ik<br />

echter niet overtuigd. Van de oudste periode (c. 1211-1248) weten wij practisch<br />

niets met zekerheid. Een pauselijke goedkeuring onder Innocentius III (1215 ?)<br />

is helemaal niet zo zeker als pater G.S. het doet voorkomen. Ik voel veel meer<br />

voor de mening van de bekende belgische kerkhistoricus, pater E. de Moreau<br />

s.j., die ook voor de ontwikkeling bij de Kruisheren aanneemt, wat bij vele<br />

Middeleeuwse Ordes het geval was l: Het begin en de eerste ontwikkeling ver-<br />

liepen in twee fasen; in de eerste leidde de stichter(s) een teruggetrokken leven<br />

of trok als prediker rond; volgelingen sloten zich bij hem aan; er was veel spon-<br />

taneiteit en enthousiasme. Pas in een tweede fase begon men ernstig na te den-<br />

ken over duidelijke structuren en was men gedwongen tot institutionalisering<br />

om ,, wildgroei'' te voorkomen. Zo is het o.a. bij de Praemonstratensers, Fran-<br />

ciscanen en Carmelieten gegaan. De ons ter beschikking staande oudste oor-<br />

sprongsverhalen2 wekken de indruk dat de ontwikkeling bij de Kruisheren niet<br />

anders verlopen is.<br />

De oudste documenten waarop we ons kunnen baseren, zijn: de goedkeu-<br />

ringsbulle van Innocentius IV (Religiosam vitam eligentibus), gedateerd 1 Oc<br />

tober 1248, en de oorkonde van Innocentius IV van 23 October 1248, gericht<br />

aan de elect-bisschop van Luik, Hendrik van Gelder3. In het laatstgenoemde<br />

document vraagt de Paus aan Hendrik van Gelder een onderzoek in te stellen<br />

naar de levensregels van de Kruisbroeders. Deze hadden namelijk aan de Paus<br />

verzocht te mogen leven naar de regel van St. Augustinus en sommige (quae-<br />

dam) constituties van de Predikbroeders (Dominicanen). Bovendien hadden ze<br />

gevraagd om de liturgie van de Predikbroeders te mogen overnemen. Wel wil<br />

1 Vgl. Clairlieu 1945, p. 7-12.<br />

2 Vgl. H. van Rooijen, De oorsprong van de Orde der Kruisbroeders of Kruisheren. De geschiedbronnen.<br />

Clairlieu 1961, p. 143-196.<br />

3 Vgl. H. van Rooijen, a.w. resp. p. 62-75 (Latijnse tekst p. 200-204) en p. 76-83 (Latijnse<br />

tekstp. 205).


160 KRONIEK<br />

den ze een eigen kloosterkleed dragen en in tegenstelling met de Predikbroe<br />

ders gemeenschappelijk bezit kunnen aanvaarden. De Paus geeft Hendrik van<br />

Gelder als de verantwoordelijke voor het diocees Luik de opdracht de leefregels<br />

van de Kruisbroeders te onderzoeken en dan naar bevinding van zaken zijn<br />

goedkeuring te geven of niet. De elect van Luik voert deze opdracht uit en geeft<br />

op 31 December 1248 aan de Kruisbroeders het gevraagde verlof. In dit schrijven,<br />

dat ons behouden is4, somt hij ook de titels van de hoofdstukken van de<br />

constituties van de Kruisbroeders op. In deze opsomming vinden wij al een<br />

eerste aanwijzing, dat de Kruisbroeders hun constituties, zij het met enige veranderingen,<br />

direct aan de Predikbroeders, niet aan de Praemonstratensers, ontleend<br />

hebben. Nog veel duidelijker wordt dit uit het onderzoek van Dr. A. van<br />

de Pasch5, die de tekst van de oudste constituties van de Kruisheren critisch en<br />

minutieus met die van de Predikbroeders in de redactie van Raymundus van<br />

Pennafort (1241) vergeleken heeft. Het is verbazingwekkend, hoeveel bepalingen<br />

de Kruisbroeders van de Predikbroeders hebben overgenomen. Het zal ook<br />

voor G.S. interessant zijn te vernemen, dat de constituties van de Dominicanen<br />

bij de priorkeuze de volgende formulering gebruiken6: ,,Priores conventuales<br />

a suis conventibus secundum formam canonicam eligantur. '' Ik zie dus helemaal<br />

geen reden om de tetmen prior conventualis en forma canonica als typisch<br />

voor reguliere kanunniken te bestempelen. Ik denk dat de Kruisbroeders hier<br />

zoals in vele andere gevallen in de tweede distinctie van hun constituties eenvoudig<br />

de structuur en tevens de termen van die van de Dominicanen hebben<br />

overgenomen.<br />

Dat ze niet de hoofdstukken over ,,provincies " en ,,provinciaals" hebben<br />

overgenomen is m.i. geen principiele beslissing, zoals G.S. beweert, maar een<br />

practische. Het verspreidingsgebied van onze Orde was in de beginperiode veel<br />

beperkter als dat der Dominicanen, die zich in de dertiende eeuw vrij snel in<br />

geheel het christelijke Europa verspreid hebben.<br />

Een ander punt: Wij mogen onze stabilitas loci niet vergelijken met die van<br />

de Praemonstratensers. Zeker, ook voor de Kruisbroeders was de ,, domus nativa'\<br />

het huis van intrede en professie, belangrijk. Maar de Kruisbroeders heb<br />

ben nooit hun professie afgelegd voor een bepaald huis (of kerk), maar aan de<br />

Prior-Generaal van Huy, ook als een ander de professie afnam. Hun professieformule<br />

hebben ze woordelijk van de Dominicanen overgenomen7.<br />

Het kanonikale karakter van onze Orde was in de eerste eeuwen niet zo duidelijk<br />

als pater G. Scheerder het doet voorkomen. De naam ,, Kruisbroeders"<br />

wekte op zich al een associatie met de ,,minderbroeders" en ^predikbroe<br />

ders", zeker in de dertiende en veertiende eeuw. Ook het privilege van ,,op<br />

4 Vgl. H. van Rooijen, a.w. p. 84-96 (Latijnse tekst p. 206-207).<br />

5 A. van de Pasch, De tekst van de constituties van de Kruisheren van 1248, Brussel 1952.<br />

Waarom G.S. in beide Cruciferanas steeds spreekt van de constituties van 1245 is mij een<br />

raadsel.<br />

6 Vgl. A. van de Pasch, a.w. p. 79, voetnoot 4.<br />

7 Vgl. A.v.d. Pasch, a.w., p. 67.


KRONIEK 161<br />

termijn te mogen gaan" (1318) paste niet bij de levensstijl van kanunniken.<br />

De eenvoudige huizen en kerken en de sobere levenswijze der Kruisbroeders<br />

evenmin. Het is dan ook niet verwonderlijk dat een goed kenner van de ge-<br />

schiedenis van onze Orde, Dr. Robert Haaft, lange tijd de mening toegedaan<br />

was dat men de Kruisbroeders eerder tot de Mendicanten als tot de Reguliere<br />

Kanunniken moest rekenen8. Pas in de zeventiende eeuw neemt in de Orde<br />

het bewustzijn toe, een Orde van Reguliere Kanunniken te zijn. Eerst vanaf die<br />

tijd vinden wij in de Definitiones9 veelvuldig dat woord 'canonia' in plaats<br />

van ldomus\<br />

Een ander belangrijk punt in de beschouwingen van pater G.S. is de verhouding<br />

van de Kruisbroeders tot de bisschoppen van het eigen diocees. Ook hier<br />

kan ik het niet geheel met hem eens zijn. Natuurlijk hadden de Kruisbroeders<br />

voor een nieuwe vestiging de goedkeuring van de plaatselijke bisschop nodig en<br />

ook die van de pastoor van de parochie, waarin het klooster gelegen was. Na<br />

tuurlijk moesten ze voor wat de zielzorg betreft onder alien die niet tot de<br />

kloostergemeenschap behoorden, de richtlijnen van de ordinarius loci volgen.<br />

Maar evenals andere Middeleeuwse Ordes hebben de Kruisbroeders naar een<br />

steeds grotere onttrekking aan de macht van de bisschoppen gestreefd (de zgn.<br />

exemptio). Zij voelden zich in die tijden blijkbaar veiliger bij Rome dan bij de<br />

bisschop van het diocees.<br />

In zijn goedkeuringsbulle van 1 Oktober 1248 erkende de Paus officieel de<br />

Orde, gaf haar het recht zelf een prior te kiezen en candidaten aan te nemen.<br />

Bovendien nam de paus de goederen van het klooster Huy onder pauselijke bescherming.<br />

In 1318 gaf Johannes XXII aan de Kruisbroeders het privilege van volledige<br />

exemptie. Dit hield in dat de Orde van toen af aan aan de rechts- en wijdingsmacht<br />

van de bisschop onttrokken was behalve in die gevallen, die door<br />

het kerkelijk recht uitdrukkelijk waren uitgezonderd. Dit privilege betekende<br />

in feite een ruime mate van zelfstandigheid en een geringe afhankelijkheid van<br />

de bisschop van het eigen diocees 10.<br />

Ook de zienswijze van pater G. Scheerder dat de kloostergemeenschap als een<br />

'parochie' opgevat werd, waarin de Donaten dan het lekenelement zouden vertegenwoordigen,<br />

klinkt wel idealiserend, maar wordt niet door de documenten<br />

gedekt. Integendeel, uit de Definitiones en de ons nog bewaarde documenten<br />

en geschriften krijgt men veeleer de indruk, dat de Orde eeuwenlang sterk con-<br />

8 R. Haafi, Kreuzherren-Kreuzbriider, Ein Beitrag zum Wechsel ihrer Bezeichnung und zu<br />

ihrer inneren Wandlung, in Rheinische Vierteljahrblatter 1933, p. 124-129 en R. Haaft, Spatmittelalterliche<br />

Reformbestrebungen im niederlandisch-niederrheinischcn Raum und der Kreuzherrenorden,<br />

in Annalen des historischen Vereins fur den Niederrhein 1946-1947, p. 44w.<br />

9 Vgl. A. van de Pasch, Definities der Generale Kapittels van de Orde van het Heilig Kruis<br />

1410-1786, Brussel 1969, vooral bij de definities van de Generale Kapittels in de zeventiende<br />

en achttiende eeuw (passim).<br />

io Vgl. A. Ramaekers, De privileges van de Kruisherenorde vanaf haar ontstaan tot aan het<br />

concilie van Trente, Clairlieu 1943, p. 29-36.


162 KRONIEK<br />

templatief gericht was en dat de 'zielzorg' eerst geleidelijk aan in de gehele<br />

Orde een grotere rol begon te spelen. En dan vooral in parochies die 'gei'ncor-<br />

poreerd' waren. In dit verband is het veelzeggend dat tot en met de uitgave van<br />

1925 in onze constituties een apart hoofdstuk over het apostolaat ontbrak. Eerst<br />

in de uitgave van 1955/1962 wordt een hoofdstuk over het apostolaat opge-<br />

nomen11.<br />

Die grotere gerichtheid op de pastoraal veronderstelt een verandering in men-<br />

taliteit en die meen ik vooral na 1840 te kunnen constateren. Het wordt steeds<br />

duidelijker dat 1840 een nieuw begin geweest is, niet de voortzetting van een<br />

eeuwenoude traditie, ook al was men 'traditiebewust'. Door hun vorming was<br />

Henricus van den Wijmelenberg en alien, die na hem als priester in de Orde<br />

traden, sterker op pastorale activiteit gericht. Wei bestond er in dit opzicht een<br />

zekere spanning tussen het meer contemplatief gerichte klooster van St. Aga<br />

tha en het meer dynamische convent van Uden 12. De stichting van het<br />

klooster te Diest (met school) in 1845, de heroprichting van het klooster te<br />

Maaseik (met school) in 1855, de uitzending van missionarissen naar de Antil-<br />

len en de U.S.A. (Bay Settlement), dit alles getuigt van een sterke tendens tot<br />

activiteit. De communitas bonorum etpersonarum (1855) bracht een sterkere<br />

centralisatie mee ten koste van de zelfstandigheid van de afzonderlijke huizen.<br />

Toch hebben de Kruisheren zoveel mogelijk aan de letter van de oude consti<br />

tuties vastgehouden, hoewel de mentaliteit en de situatie zich sterk veranderd<br />

hadden. Daarom kan ik de constituties van 1925, vergeleken met de vooraf-<br />

gaande, niet als een radicale hervorming zien, zoals pater G.S. het dramatiseert.<br />

De tendens tot centralisme was al vanaf 1855 duidelijk te merken. Dat deze<br />

tendens ook in een verandering van de volgorde van de hoofdstukken in de<br />

constituties tot uitdrukking kwam, is dan ook meer een erkenning van de rea-<br />

liteit dan ,,een staatsgreep ". Afgezien van de vele bepalingen ontleend aan de<br />

Codex iuris canonicivzn 1917, zijn de constituties van 1925 inhoudelijk in grote<br />

lijn dezelfde als die van 1868, van 1660, ja van 1248. Ook na 1925 zijn in de<br />

generale kapittels de afzonderlijke huizen door hun prior en twee procuratoren<br />

vertegenwoordigd. Naar mijn mening zijn de constituties van 1967 — voorzover<br />

de naam 'constituties' juridisch nog juist is — een veel radicalere breuk met het<br />

verleden. Bij deze algemene opmerkingen zou ik het hier willen laten.<br />

Beide Cruciferanas zijn erg vlot, in een begrijpelijke taal geschreven. Hier en<br />

daar zijn de beelden goed getroffen en de typeringen raak.<br />

Pater G. Scheerder heeft ons in elk geval op een structuurprobleem gewezen,<br />

dat zich leent voor een diepgaand wetenschappelijk onderzoek.<br />

Dr. Ger. Q. Reijners o.s.c.<br />

11 Uitgave Constitutiones OSC, Amersfoort 1962, cap. 19: De vita apostolica, nrs. 219-236.<br />

12 Vgl. J. Scheerder, Henricus van den Wijmelenberg: een religieus emancipator in Oost-<br />

Brabant 1800-1881, Tilburg 1976, passim.


AMERSFOORT (raam Constantijn de Grote)<br />

KRONIEK 163<br />

In het trappenhuis aan het einde van de vroegere gymnasium-vleugel van het<br />

Constantijncollege (sinds 1968 EemlandcoUege) aan de Daam Fockemalaan 12<br />

te Amersfoort bevindt zich een gebrandschilderd raam, 53 bij 91 cm, met de<br />

afbeelding van Constantijn de Grote, gezeten te paard en met in de linkerhand<br />

het zwaard. Boven zijn hoofd, tussen groene takken met bladeren en knoppen,<br />

is een kruis aangebracht met brede balken van gelijke lengte, die in de vier uiteinden<br />

de letters i h s v (in hoc signo vinces) dragen; in het centrum prijkt een<br />

kleiner kruis in de bij onze Orde gebruikelijke vorm. Rechts in het raam trekt<br />

een wapen de aandacht: een geel veld met drie zwarte wat plompe vogels en<br />

de naam Bredius, de milde gever van het raam. Blijkbaar heeft de kunstenaar<br />

het familiewapen van Bredius (drie zwarte kraaien), het nieuwe gebouwencomplex<br />

met zijn Kremlin-achtige torentjes en het karakteristieke herkenningsteken<br />

van de religieuze bouwheren op een speelse manier in de voorstelling willen sa-<br />

menbrengen.<br />

Mr. Joseph Willem Leonard Marie Bredius (Amsterdam 11-6-1900 — Bussum<br />

21-9-1973), gehuwd met Elisabeth Julia Feitz (Leeuwarden 29-4-1903 -<br />

Bussum 9-11-1980) woonde op het tijdstip van de schenking te Bussum, Bosboom<br />

Toussaintlaan 5, waar hij een advokatenpraktijk had. Met vele anderen<br />

was hij er sterk voor geporteerd, dat de Kruisheren in Bussum een middelbare<br />

school zouden stichten. Toestemming hiervoor was reeds tegen het einde van<br />

de oorlog door het Bisdom Utrecht verleend. Twee van zijn zonen, Gijs en Pie-<br />

ter, werden in 1945-46 de eerste leerlingen van het nieuwe gymnasium te Bus-<br />

sum. Van de zijde van het Hilversums Lyceum, dat aanspraak maakte op het alleenrecht<br />

voor de hele Gooistreek, werd allesbehalve medewerking ondervonden.<br />

Hoewel de voorstanders van de school te Bussum al hun invloed aanwendden<br />

om dit monopolie aan te vechten, trok het Bisdom het verleende verlof in<br />

en wees Amersfoort aan als vestigingsplaats voor een nieuwe katholieke middel<br />

bare school. Enkele Bussumse ouders stuurden in 1946, het tweede schooljaar,<br />

hun kinderen naar Amersfoort, op deze wijze hun sympathie voor de Kruishe<br />

ren betuigend. Zo kreeg de school te Amersfoort een Bussumse bovenbouw. In<br />

de daarop volgende jaren zou een toenemend aantal 'keientrekkers' de klassen<br />

gaan bevolken. Gijs Bredius slaagde in 1951 voor het eindexamen, broer Pie-<br />

ter haakte echter na het vijfde jaar af. Het is wellicht aardig te vermelden, dat<br />

de gebroeders Bredius tot op de dag van vandaag nog in contact staan met de<br />

school, al is het nu slechts een louter zakelijke relatie via de firma C. Klap, ma-<br />

kelaars in assurantien, Leidsegracht 3 te Amsterdam. Bij het in gebruik nemen<br />

van de nieuwe gebouwen aan de Daam Fockemalaan schonk Mr. Bredius in het<br />

schooljaar 1955-56 als blijk van zijn vreugde over het welslagen van de onder-<br />

neming bovengenoemd raam aan het schoolbestuur.<br />

Het raam is niet gesigneerd. Het was niet gemakkelijk de naam van de<br />

kunstenaar op te sporen. Pater Drs. F. Jagers, oud-leraar wis- en natuurkunde,<br />

die nog heeft meegewerkt aan de opbouw van de school, herinnerde zich va-<br />

gelijk dat het raam in een 'Belgisch klooster' vervaardigd zou zijn. De gegevens


Raam Constantijn de Grote - Amersfoort


KRONIEK 165<br />

verstrekt door Gijs en Pieter Bredius leidden tot het doen van verdere naspeuringen<br />

bij de Trappisten te Tegelen, waar Mr. Bredius al voor het intreden in<br />

1954 van zijn neef en petekind Hans Feitz herhaaldelijk te gast was, en vervolgens<br />

bij dezelfde Orde te Pey-Echt in Iimburg. Met de aanvullende gegevens<br />

van de streekarchivaris Brabant-noordoost, de heer H. Buyks te Oss, is het mo-<br />

gelijk een beeld te vormen over de schepper van het raam.<br />

Het raam werd ontworpen en uitgevoerd door pater Abraham Johannes<br />

(kloosternaam: Victor) van Mil o.c.s.o., geboren op 6 februari 1910 te Iith<br />

(N.Br.) — en nlet te Rotterdam zoals de archivaris van de abdij te Echt mij<br />

meedeelde — als zoon van Johannes Arnoldus van Mil, destijds 35 jaar oud en<br />

slager van beroep, en Maria Lyda Versfelt. Als interne leerling volgde Abraham<br />

de gymnasiale opleiding van het college dat aan abdij ,,Lilbosch" te Echt was<br />

verbonden. In 1931 trad hij in bij deze Trappisten van de Strenge Observantie,<br />

studeerde filosofie en theologie in de eigen abdij en werd in 1940 priester<br />

gewijd. In februari 1943 werden college en abdij door de Duitsers bezet. Een<br />

groep monniken, onder wie Victor van Mil, vond onderdak in de abdij te Te<br />

gelen. Pater Victor zou hier tot april 1955 blijven. Met het oog op het herstel<br />

van de abdij, die door de oorlogshandelingen zwaar beschadigd was, gaf de abt<br />

van Tegelen aan Victor, die blijkbaar goed kon tekenen en schilderen, opdracht<br />

zich te bekwamen in de glazenierskunst. Hiertoe ging hij in de leer bij Joep Ni<br />

colas (Roermond 6-10-1897 — Tegelen 25-7-1972) en ontwikkelde hij zijn vak-<br />

bekwaamheid en artistieke talent verder bij Charles Eyck (Meerssen 1899 —<br />

Meerssen 1983) die omstreeks 1930 bij Joep Nicolas zich bepaalde technieken<br />

had eigen gemaakt. Na 1945 werkte Van Eyck voornamelijk bij atelier Flos in<br />

Steyl bij Tegelen. In samenwerking met Hein Bouman en Charles Eyck vervaar<br />

digde pater Victor een groot aantal ramen voor de Tegelense abdij. De abdijkerk<br />

van Echt bevat ramen naar tekeningen van Charles Eyck, waarmee Victor<br />

van Mil om zo te zeggen de meesterproef heeft afgelegd. Zijn opleiding heeft<br />

pater Victor dus genoten bij de twee belangrijkste vertegenwoordigers van de<br />

zogenaamde Limburgse barokstijl.<br />

Omstreeks 1955 is Victor van Mil als zelfstandig kunstenaar gaan werken,<br />

eerst in een atelier van de abdij te Westmalle — hoe juist was de herinnering<br />

van pater Jagers o.s.c.! — enkele jaren later, in 1958, in een eigen atelier van<br />

de abdij te Echt. Het Eemlandcollege te Amersfoort is dus de gelukkige bezitter<br />

van een van de eerste zelfstandig vervaardigde kunstwerken van deze monnik<br />

— glazenier, dankzij de goede gave van Mr. J. Bredius.<br />

Victor van Mil o.s.c.o. overleed in het Maaslandziekenhuis te Sittard op 19<br />

mei 1987, 77 jaar oud. De archivaris van de abdij te Echt sprak er zijn verba-<br />

zing over uit dat er bij gelegenheid van zijn dood over Victor van Mil niets was<br />

gepubliceerd. In het monumentale naslagwerk Glas in hod in Nederland<br />

1817-1968 (hoofdred. Carine Hoogveld) 's-Gravenhage 1989, wordt in de 'lijst<br />

van kunstenaars van wie geen biografie is opgenomen' slechts zijn naam ver-<br />

meld: ,,Mil, V. van , Lith 1910".<br />

Deze bijdrage moge een bescheiden hommage zijn aan deze 'anonieme'<br />

kunstenaar.


166 KRONIEK<br />

Gebrandschilderde ramen gemaakt door Victor van Mil o.c.s.o.<br />

1. In de abdij 'Lilbosch' te Echt (naar opgave van pater Egidius): A. boven het<br />

hoogaltaar: 1. Adam en Eva. 2. Stamboom van Christus. 3. Kruis. 4. Stamboom<br />

van de monniken. 5. Zachaeus in de boom. B. In de achterkerk (getekend<br />

door Charles Eyck, gemaakt door pater Victor): 1. Benedictus. 2. Bernardus.<br />

3. Robertus. 4. Stefanus Harding, stichters van de Orde der cistercienzers.<br />

C. In het kloosterpand: 1. Benedictus. 2. Bernardus. 3. een paar engelen.<br />

2. In de abdij te Tegelen (naar opgave van A. Jansen o.c.s.o.): 1. Kruisweg<br />

(ramen in het pand). 2. Bernardus (zijraam van de kerk). 3. Maria, Jozef, biddende<br />

monniken (hangraampjes in de gastenkamers). 4. Silentio studere (kamer<br />

van de prior). 5. Maria boodschap en uitbeelding van de hymne 'Benedicite'<br />

(trappenhuis van de hal voor de kerk). 6. Benoit Labre (werkhuis). 7.<br />

Drie Christusfiguren: ecce homo, verrezen Heer, ten hemel opgenomen (achter<br />

hoogaltaar in de crypte). 8. Maria en gelovigen (buitenraampjes in de gang van<br />

de crypte). 9- Vignetten (vroegere broedersleesplaats). 10. Benedictus en Ave<br />

Maria (abtskamer). 11. Vier elementen: water, vuur, lucht, aarde, en een raam<br />

met tekst (achter het H.Hartbeeld). 12. Twaalf engelen met teksten uit de Re-<br />

gel (in de oude Kapittelzaal).<br />

BENTLAGE<br />

L. VAN Belkom o.s.c.<br />

In den letzten Jahren ist das ehemalige Kreuzherrenkloster ,,Bentlage" bei<br />

Rheine mehr ins Blickfeld der Rheiner Bevolkerung geriickt. Angefangen hat<br />

es mit dem Ankauf des Gelandes samt dem Klostergebaude durch die Stadt<br />

Rheine im Jahr 1978. Seitdem hat sich ein Forderverein ,, Kloster-Schoft-<br />

Bentlage" energisch fur die Instandsetzung des Klosters eingesetzt. Die Ausstellung<br />

,,Die Kreuzherren in Bentlage" im alten Kloster 1988 hat Tausende von<br />

Besuchern aus Rheine und Umgebung angezogen. Ebenso haben Veroffentlichungen<br />

in der Lokalpresse ihre Wirkung nicht verfehlt.<br />

In diesem gunstigen Klima kommt der Aufsatz von Dr. Hans Ulrich WEISS,<br />

Die Kreuzherren von Bentlage, in der Zeitschrift Rheine, Gestern-Heute-<br />

Morgen 11/89, S. 59-80 zu rechter Zeit.<br />

Dr. Weifi ist ein bewanderter Fachmann; seine Doktorarbeit hat er namlich<br />

uber ,,Die Kreuzherren in Westfalen" geschrieben (veroffentlicht in Clairlieu<br />

1962-1963).<br />

In diesem Zeitschriftenartikel hat er das Thema ,,Kloster Bentlage" wieder<br />

aufgegriffen, die neuere Literatur verarbeitet und die bewegte Klostergeschichte<br />

fur die Rheiner Bevolkerung in einer gemeinverstandlichen Sprache dargesteJlt.<br />

Mit Recht reagiert er anfangs aus zwei ziemlich negative Urteile liber die Bentlager<br />

Kreuzherren, namlich das von Josef Tonsmeyer in ,,Das Landesfurstentum


KRONIEK 167<br />

Rheina-Wolbeck", Rheine 1962, S. 56-78 sowie das von Anton Fiihrer in ,,Geschichte<br />

der Stadt Rheine", Rheine2 1974, S. 147. Dabei verschlieflt Dr. Weifi<br />

seine Augen nicht vor den Schattenseiten der Klostergeschichte, u.a. dem umfangreichen<br />

Grundbesitz mit seiner eigenen Problematik, aber er hebt vor allem<br />

die eigentliche, religiose Bedeutung des Klosters hervor. Auf diese religiose<br />

Bedeutung weisen u.a. hin: die vielen Eintritte im 15. Jh., besonders aus den<br />

Kreisen der Devotio moderna (Deventer und Miinster), weiter die Tatsache,<br />

daft das Kloster Bentlage sich an vielen Neugriindungen des Ordens (u.a.<br />

Sneek, Ter Apel und Schermer) fuhrend beteiligt hat. Mehrere Bentlager Kon-<br />

ventualen wurden in anderen Ordenshausern zum Prior gewahlt und die eige<br />

nen Prioren oft zum Definitor. Prior Eberhard Kerskorflf wurde 1483 sogar Ge-<br />

neralprior des ganzen Ordens.<br />

Im Zeitalter der Reformation hat der Konvent trotz der verwirrten Lage in<br />

Minister (1532-1566) am katholischen Glauben festgehalten.<br />

Im 17. und 18. Jh. hat das Kloster sich durch pastorale Tatigkeit um den Erhalt<br />

des Glaubens sehr verdient gemacht, besonders in den Grafschaften Bent-<br />

heim und Lingen sowie in Salzbergen. Der Bentlager Prior Johannes d'Aalhausen<br />

wurde 1759 Weihbischof von Miinster und 1764 zusatzlich von Osnabriick<br />

(vgl. Wilhelm Trappe in Clairlieu 1990-1991, S. 107-122).<br />

Auch im sozialen Bereich hat das Kloster sich Verdienste erworben. Es unter-<br />

hielt ein ,,armelude Hues bei der Porten" ; taglich wurden dort Arme gespeist.<br />

Es ist Dr. Weifi gelungen, in seinem Aufsatz vor allem die positive Wirkung<br />

des Klosters zu betonen; er stiitzt sich dabei auf historische Fakten und Doku-<br />

mente. Auch das schone Bildmaterial gibt uns einen guten Einblick in die kunst-<br />

volie Ausstattung der ehemaligen Kreuzherrenkirche.<br />

DULKEN<br />

Dr. Ger. Q. Reijners o.s.c.<br />

Der 500. Jahrestag der Einweihung der Kirche vom ehemaligen Kreuzherren-<br />

kloster in Diilken (Rheinland) am 28. September 1491 wurde Anlafi zu einer<br />

grofien Gedenkfeier. Diese Klosterkirche war nach der Sakularisation (1801)<br />

mehrere Jahre als Hilfskirche der Pfarre St. Cornelius gebraucht worden. Von<br />

1833 bis 1857 war sie Biirgermeisteramt und Friedensgericht. Spater wurde sic<br />

teilweise zu einer Madchenschule umgebaut. Im Jahr 1872 griff ein Grofibrand<br />

im Nachbarhaus auch auf das Kirchengebaude iiber und liefi es bis auf die Um-<br />

fassungsmauern abbrennen.<br />

Im ehemaligen Kloster richtete die Stadt Diilken, die nach der Sakularisation<br />

in den Besitz der Gebaude gelangt war, 1833 eine Schule ein, die im Volksmund<br />

den Namen ,, Klosterkirche " erhielt. Das Schulgebaude, einschliefilich der zur<br />

Schule umgebauten Klosterkirche, wurde im Laufe der Zeit mehrmals renoviert.<br />

Imjahr 1971 erhielt diese Schule den Namen ,, Kreuzherrenschule " als Erinne


168 KRONIEK<br />

an die Diilkener Kreuzherren, die dort im 17. und 18. Jh. in ihrer Klosterschule<br />

Unterricht erteilt hatten. Auch der Name der Strafie wurde von ,,Klosterstrafle"<br />

in ,,Kreuzherrenstrafle" umgeandert.<br />

Der heutige Schulleiter, Herr J. Peter Brauweiler, und der Forderverein der<br />

Schule wollten am 500. Jahrestag der Kirchweihe ein Jubilaumfest veranstalten<br />

und hatten dazu das Historische Institut der Kreuzherren in Bonn um seine<br />

Mitwirkung gebeten.<br />

Am Samstag, dem 28. September 1991, wurde im ,, Alten Waisenhaus" in<br />

Diilken die Gedenkfeier mit einem Festakt erofFnet. Zu den geladenen Gasten<br />

gehorten die Biirgermeisterin von Viersen, worin Diilken seit einigen Jahren<br />

eingemeindet ist, und der Viersener Schulrat sowie der Verwalter des Historischen<br />

Instituts der Kreuzherren. Die offiziellen Ansprachen wechselten sich ab<br />

mit Musik- und Theaterdanbietungen. Unter Leitung vom Herrn Jakob Pasch<br />

fuhrten Schiiler und ehemalige Schiiler das Buhnestiick ,, Das Jubilaumfest: 500<br />

Jahre Kreuzherrenkloster in Dulken" auf, das eigens fur dieses Jubilaum geschrieben<br />

worden war.<br />

Am Sonntag, dem 29. September, fand in der Pfarrkirche St. Cornelius eine<br />

Eucharistiefeier statt unter grofier Beteiligung von Schiilern, Lehrern, Eltem und<br />

ehemaligen Schiilern, die auch zum Jubilaum eingeladen waren. Danach miindete<br />

das Jubilaum in ein buntes Schulfest fiir alle Diilkener auf dem Schulhof<br />

und im Schulgebaude. Gedenkmiinzen mit dem Wappen des Kreuzherrenordens<br />

und einem stilisierten Wappen des Diilkener Konvents (St. Sebastian)<br />

wurde an Ort und Stelle gepragt.<br />

In einer Gedenkschrift: ,,Die Kreuzherren in Dulken, Kloster-Schule<br />

1491-1991", einer Chronik, die der Forderverein anlafilich des Jubilaums herausgegeben<br />

hat, schrieb Frank Benthiem eine lesenswerte Geschichte iiber ,,Die<br />

Kreuzherren in Dulken" (S. 9-27). In diesem Aufsatz griindet er sich vor allem<br />

auf die Forschungen von Dr. Robert Haafi, Die Kreuzherren in den Rheinlanden,<br />

Bonn 1932, S. 148-154 und Ferdinand Dohr, Aus dem alten Dulken,<br />

Viersen 1976 (passim).<br />

Das Jubilaumfest hat in bedeutendem Mafie dazu beigetragen, das Leben<br />

und Wirken der Kreuzherren in Dulken (1479-1801) im Gedachtnis der Diil<br />

kener Bevolkerung wieder neu zu beleben.<br />

DtJSSELDORF Die bewegte Geschichte der Kreuzherrenkirche<br />

Dr. Ger. Q. Reijners o.s.c.<br />

Im Jahr 1443 iibertrug Herzog Gerhard II von Jiilich-Berg dem Kreuzherrenorden<br />

die Betreuung einer Marienkapelle an der Ratingerstrafie in Diisseldorf.<br />

Der Orden sollte an dieser Stelle ein Kloster errichten. Die Arbeiten daran dauerten<br />

von 1445 bis etwa 1460. Die Klosterkirche wurde als eine zweischifEge,<br />

spatgotische Hallenkirche gebaut, ein seltener Bautypus. Diese Bauweise griin-


N3M1OQ1<br />

o<br />

s


170<br />

KRONIEK


KRONIEK 171<br />

dete auf der Absicht, das bestehende Marienheiligtum in den Neubau zu integrieren.<br />

So war dafiir das siidliche Seitenschiff reserviert, das nordliche diente<br />

dem Chorgebet der Kreuzherren und dem Gottesdienst fiir das Volk.<br />

Bei der Sakularisation 1812 wurde die Kirche zweckentfremdet. Sie wurde<br />

beispielsweise von der Zollbehorde als Lagerraum gebraucht; russische Soldaten<br />

nutzten sie als Pferdenstall; das preufiische Militar machte ein Montierungsdepot<br />

daraus.<br />

Nach dem Zweiten Weltkrieg waren Schaden wie der ausgebrannte Dachstuhl<br />

notdiirftig repariert worden. Aber eine gmndlegende Instandsetzung war erforderlich.<br />

Das Erzbistum Koln iibernahm 1958 den Besitz von der Landesverwaltung<br />

und sagte zu, die Kirche fachgerecht restaurieren zu lassen, so dafi sie auch<br />

wieder fur Gottesdienste genutzt werden konnte. Zunachst wurde die Bausubstanz<br />

gesichert, die baulichen Veranderungen des 19. Jhs. beseitigt und das<br />

Dach erneuert. Zum Teil konnten die alten Gewolbemalereien wieder freigelegt<br />

werden. Dabei kam die wahrscheinlich alteste Darstellung des Diisseldorfer<br />

Stadtwappens (um 1446) auf einem Gewolbeschlufistein ans Tageslicht.<br />

Von 1968 bis 1973 diente die Kreuzherrenkirche der Kirchengemeinde St.<br />

Andreas und dann der Kirchengemeinde St. Lambertus als Notkirche, wahrend<br />

die beiden Pfarrkirchen renoviert wurden. Von 1980 bis 1984 war die Kirche<br />

wieder Notunterkunft fiir die religiose Kunst der Kunstmuseums, das wahrenddessen<br />

umgebaut wurde.<br />

Seitdem wurde die Orgel wieder hergestellt und ein Altar eingebaut. Am<br />

Samstag, dem. 8. September 1990, wurde die Kirche von Weihbischof, Dr.<br />

Hubert Luthe, neu eingeweiht und dem St. Ursula-Gymnasium als Schulkirche<br />

iibergeben. Der Kirchraum wird nun gleichzeitig als Schulaula verwendet.<br />

Durch diese Erweiterung der St. Ursula-Schule wurde der historische Klosterbau<br />

gewissermafien wieder hergestellt: die Kreuzherrenkirche bildet wieder den<br />

siidlichen Abschlufi einer vierflugeligen Anlage.<br />

So bleibt die Kreuzherrenkirche, eines der altesten religiosen Denkmaler Diisseldorfs,<br />

auch kiinftig seinem urspriinglichen Zweck erhalten.<br />

(Vgl. M. Buchwald, kideiKolnerKirchenzeitungvon 14. September 1990, S. 24)<br />

Dr. G.Q. Reijners o.s.c.<br />

FALKENHAGEN Heinrich RUTHING, Die Wirtschaft des Klosters Falkenhagen<br />

zu Beginn des 16. Jhs., in ,,Lippische Mitteilungen aus Geschichte<br />

undLandeskunde" 57, 1988, S. 123-143.<br />

Im Staatsarchiv Detmold sind uns zwei Rechnungsbucher des aus Hoxter<br />

stammenden Kreuzherren Johannes Vrese erhalten1, der von 1510-1518 und<br />

Staatsarchiv Detmold MS D 71, Nr. 5 und Ms D 71, Nr. 7.


172 KRONIEK<br />

wieder von etwa 1527-1535 Prokurator des Klosters Falkenhagen war. Sie sind<br />

deshalb besonders interessant, weil sie nicht Jahr fur Jahr Einnahmen und Ausgaben<br />

einander gegeniiberstellen, sondern andere wichtige Fragen im Vordergmnd<br />

stehen, u.a.: Wo liegen die Aufgaben des Prokurators ? Was mufi er tun,<br />

damit seine Mitbriider mit dem Notwendigen versorgt werden? Dazu stellt Jo<br />

hannes Vrese immer neue Bedarfsplane auf: Was brauchen wir fur die Kikhe,<br />

die Brauerei, die Schneiderei, die Schmiede ? Was benotigen wir zum Betrieb<br />

der eigenen Landwirtschaft ? Wie konnen wir diesen Bedarf decken usw. ?<br />

Das erste Rechnungsbuch (1510-1518) ist schon von Erich KlTTEL2 griindlich<br />

ausgewertet worden. In seinem Aufsatz berucksichtigt dr. Riithing starker<br />

die Entwicklungen in den zwanziger und dreifiiger Jahren des 16. Jhs. und wirfr<br />

teilweise andere Fragen auf. So hebt er hervor, dafi die Kreuzherren seit der<br />

Ubernahme des Klosters (c. 1443) die bedenkliche wirtschaftliche Lage nur<br />

meistern konnten, weil Kleriker und Laienbriider bereit waren, ihren Lebensun-<br />

terhalt gemeinsam zu erwirtschaften, sei es auch unter teilweisem Verzicht auf<br />

das, was Kleriker als ihre wichtigste Aufgabe betrachteten: die Versorgung der<br />

Iiturgie und das Studium. Auf diese Weise gelang es der Klostergemeinschaft<br />

in der zweiten Halfte des 15. Jhs., eine gesunde Wirtschaft (Ackerbau, Viehzucht,<br />

Gewerbe) aufzubauen.<br />

So ist auch die grofie Anzahl der ,,Briider" 3 zu erklaren, die die erste und<br />

einzige Konventualenliste aus dem Jahr 1518 aufweist. Dieses Verzeichnis fiihrt<br />

insgesamt 89 Mitglieder der Klostergemeinschaft auf: 27 Kleriker, 44 Laienbrii<br />

der mit und 18 Laienbriider ohne Profefi4. Falkenhagen war somit 1518 der<br />

bei weitem grofite Konvent des Ordens. Dafi diese Uberzahl von Laienbriidern<br />

zu internen Spannungen fuhren mufite, lag auf der Hand. Im Gegensatz zu<br />

den Monchsorden war bei den Kreuzherren als Orden von <strong>Regular</strong>kanonikern<br />

der Stellenwert der Priester ein anderer als der der Briider. Nur die Priester wa<br />

ren bei einer Priorswahl wahlberechtigt, nur sie waren Mitglieder des Konvents-<br />

kapitels. In einem Konvent, der so sehr von der Eigenwirtschaft gepragt war wie<br />

Falkenhagen, war bei dieser Uberzahl der Briider ein Konflikt vorprogrammiert.<br />

Vor diesem Hintergrund ist die Bestimmung des Generalkapitels von 1522 zu<br />

deuten: ,, Propter excessum fratrum donatorum conventus vallis liliorum ( =<br />

Falkenhagen) prohibemus, ne de cetero donatos in maiori numero adprofes-<br />

sionem recipi (sicI) quam sit numerus clericorum "5. Der Verfasser bemerkt<br />

mit Recht, ,, Excessum " brauche man nicht unbedingt als ,, Ausschreitung " zu<br />

deuten; es konnte auch einfach die Oberzahl der Donaten gemeint sein. Dann<br />

bleibt jedoch noch die Frage: Was hat das Generalkapitel von 1522 veranlafit,<br />

unter Hinweis auf Falkenhagen diese Bestimmung zu treffen ? Man kommt<br />

2 Das Kreuzherrenkloster Falkenhagen, in Dona Westfalica Georg Schreiber zum 80. Geburtstag...,<br />

Miinster 1963, S. 137-166.<br />

3 Nach der Meinung von Dr. R. gab es in Falkenhagen nur Donaten, keine Konversen. Er<br />

berufic sich auf die Konventualenliste von 1518 (S. 126).<br />

4 Vgl. E. KlTTEL, a.a.O., S. 162-166.<br />

5 Vgl. A. van de Pasch, Definities der generate kapittels van de Orde van het H.Kruis<br />

1410-1786, Briissel 1969, S. 274.


KRONIEK 173<br />

nicht um die Annahme herum: Es mufi in Falkenhagen Streitigkeiten gegeben<br />

haben. Wirtschaftlich hatte dieser Beschlufi des Generalkapitels fur Falkenha<br />

gen grofie Folgen: Er bedeutete fiir eine absehbare Zukunft den Verlust von<br />

mehr als der Halfte der ordenseigenen Arbeitskrafte. Die Kreuzherren mufiten<br />

umdisponieren. In den 15 Jahren von 1522-1536 wurden daher im naheren<br />

Umkreis des Klosters, meistens auf Rodland, Bauernstellen von im Durchschnitt<br />

knapp 40 Morgen Grofie angelegt und verpachtet. Auch der Aufienhof des<br />

Klosters in Sabbenhausen (seit 1516) wurde aufgeteilt. Neben diesen neuen<br />

Bauern halfen auch mehr als fruher Lohnarbeiter des Klosters mit. Dies war die<br />

unausweichliche Konsequenz des Ordensbeschlusses von 1522, die Zahl der Donaten<br />

zu beschranken. Das zweite Rechnungsbuch von Johannes Vrese fiir die<br />

Jahre 1527-1535 spiegelt diese Entwicklung deutlich wieder.<br />

Die Getreideproduktion blieb die Schwachstelle der Falkenhagener Landwirtschaft.<br />

Versuche, diesen Mangel zu beheben, haben die gesamte Wirtschaftspolitik<br />

des Klosters in den Jahren 1510-1535 entscheidend mitbestimmt.<br />

Die starkere Seite der Falkenhagener Wirtschaft war die Viehzucht (Rindvieh,<br />

Schweine, Schafe und Ziegen). Die gewerblichen Eigenbetriebe — Schneiderei,<br />

Schusterei, Schmiede — dienten vermutlich ausschliefilich der Versorgung<br />

des Klosters. Das Ol der Olmuhle dagegen sowie die Steine und Dachpfanne<br />

der Ziegelei wurden auch verkauft.<br />

Am Ende seines Aufsatzes lobt der Verfasser die Fahigkeit der Kreuzherren<br />

von Falkenhagen, die okonomischen Voraussetzungen und Bedingungen, unter<br />

denen sie leben und arbeiten mufiten, immer neu zu reflektieren und sich<br />

notfalls anzupassen. Dieses Lob gilt an erster Stelle dem Prokurator Johannes<br />

Vrese.<br />

Dieser Aufsatz ist mit grofier Sorgfalt und in klarem Stil geschrieben. Man<br />

spurt, dafi Dr. Riithing es bedauert, dafi Johannes Vrese so wenig von den geistlichen<br />

Leitgedanken des Ordens durchblicken lafit. Ob jedoch die Sorge fur<br />

Arme und Kranke die urspriingliche, alles bestimmende Zielsetzung des Ordens<br />

gewesen sei, wie der Verfasser, sich dabei auf Pater Dr. P. van den Bosch berufend6,<br />

behauptet (S. 143), scheint mir mehr als fraglich.<br />

Dr. Ger. Q. Reijners o.s.c.<br />

FALKENHAGEN Willy Gerking, Die fruhneuzeitliche Wiederbesiedlung<br />

mittelalterlicher Wustungen im Klosterbereich Falkenhagen, in ,,Lippische<br />

Mitteilungen" 58, 1989, S. 37-63.<br />

Dieser Aufsatz beschreibt die Durchfuhrung der Siedlungspolitik der Falken<br />

hagener Kreuzherren in den Jahren 1522-1535. Auch hier bilden die Aufzeichnungen<br />

des Klosterprokurators Johannes Vrese die wichtigste Quelle.<br />

6 P. van den Bosch, Die Kreuzherren undihre KJosterin Westfalen in Monastisches Westfalen.<br />

Kloster und Stifle 800-1800, Minister 1982, S. 179ff.


174 KRONIEK<br />

Es handelt sich um die Wiederbesiedlung von Wiistungen l im Gebiet der<br />

Grundherrschaft des Klosters Falkenhagen. In den Jahren 1522-1535 bemiih-<br />

ten die Kreuzherren sich, neue Siedler fur das Klostergebiet anzulocken. Sie<br />

versprachen sich davon eine Starkung der Klosterwirtschaft vor allem durch Getreidelieferungen,<br />

zugleich aber Schutz und Unterstiitzung bei der Sicherung<br />

des Klosterbesitzes. So wurden die heutigen Ortschaften Niese, Worderfeld,<br />

Sabbenhausen — dort gab es schon seit 1516 einen Auftenhof des Klosters —<br />

ferner Ratsiek, Koterberg und Hiinkergrund neubesiedelt.<br />

Die erste Aufgabe der Neusiedler war die Rodung der verwilderten Felder.<br />

Mit den Neuburgern wurde zunachst ein Vertrag geschlossen, der ausschliefilich<br />

das neue Abhangigkeitsverhaltnis zwischen ihnen und dem Kloster Falkenha<br />

gen regelte. Den Bauern wurden drei Freijahre zugestanden, in denen sie keine<br />

Pacht zu zahlen hatten. Wohl mufken sie schon nach dem ersten Jahr den<br />

Zehnten von alien angebauten Getreidesorten sowie Wicken und Erbsen entrichten.<br />

Alle Siedler waren aufterdem verpflichtet, dem Kloster jahrlich drei Ta-<br />

gedienste zu leisten (vgl. S. 53).<br />

Johannes Vrese hat uns den Zuzug eines jeden Neusiedlers im Einzelnen geschildert.<br />

Die meisten Neusiedler stammten aus dem westfalisch-lippischen<br />

Raum. Einige waren ehemalige Knechte des Klosters. Der Verfasser hat seinem<br />

Aufsatz eine Iiste mit den Namen der Siedler und ihrer Herkunft beigefugt.<br />

Er nennt dieses Vorgehen der Kreuzherren in der Edelherrschaft Lippe ,,einma-<br />

Hg" (vgl. S. 54). Einige topographische Karten verdeutlichen den Text.<br />

Dieser Aufsatz ist eine willkommene Erganzung des Artikels van Dr. H. Riithing<br />

iiber die Wirtschaft des Klosters Falkenhagen zu Beginn des 16. Jhs.<br />

(siehe Besprechung in dieser Chronik).<br />

FALKENHAGEN<br />

Dr. Ger. Q. Reijners o.s.c.<br />

Am Donnerstag, dem 9. August 1990 hat eine Gruppe Kreuzherren, die in<br />

Deutschland tatig sind, das ehemalige Kreuzherrenkloster Falkenhagen (bei<br />

Hoxter) besucht. Obwohl die Anfahrt etwa drei Stunden forderte, hat sich die<br />

ser Ausflug vollends gelohnt. Das Kloster Falkenhagen wurde von c. 1440-1596<br />

von Kreuzherren bewohnt. Seitdem gehort es der lippischen (evangelisch-<br />

i Was mit ,,Wiistungen" gemeint ist, umschreibt Willy Gerking in: Die mittelalterlichen<br />

Siedlungen der Grofigemeinde Lugde. Eine historisch-archdologische Studie zur Wustenforschung<br />

(Schriften des lippischen Landesmuseums Band 2), Detmold 1986, S. 16: ,,... Sied<br />

lungen, die wahrend des Mittelalters von ihren Bewohnern aus den verschiedensten Griinden<br />

verlassen worden sind. Der Begriff wird aber auch auf die mittelalterlichen Felder und Fluren<br />

angewandt, die, nachdem sie mehrere Jahrzehnte nicht bearbeitet worden waren, von Wald<br />

und Gestriipp iiberwuchert wurden. "


KRONIEK 175<br />

reformierten) Landeskirche. Die Klosterkirche wird als evangelische Pfarrkirche<br />

gebraucht, der noch vorhandene Teil der Klostergebaude als Pfarrhaus und<br />

Pfarrheim verwendet.<br />

Vom heutigen Pfarrer Jiirgen Wieggrebe und seiner Frau wurde die Gruppe<br />

herzlichst empfangen und bewirtet. Der Pfarrer gab einen Uberblick iiber die<br />

Geschichte des Klosters, anschlieftend eine Fiihrung durch das noch existierende<br />

Klostergebaude und durch die spatgotische Klosterkirche aus 1497, deren Chorgestuhl<br />

noch teilweise erhalten ist. Die schonen bleiverglasten Chorfenster, iiber<br />

die Pfarrer Wieggrebe selbst eine Studie herausgegeben hat, erlauterte er mit<br />

Begeisterung.<br />

Zum Abschluft gab es beim Kaffee und Kuchen ein reges Gesprach in einer<br />

okumenischen Atmosphare. Am Ende dankte der Proprovinzial, Pater Nico van<br />

Rijn, im Namen aller Pfarrer und Frau Wieggrebe fur den gastfreundlichen<br />

Empfang und die gute Bewirtung.<br />

Wir Kreuzherren miissen der lippischen Landeskirche und besonders Pfarrer<br />

und Frau Wieggrebe erkentlich sein, daft sie aus Respekt vor der Tradition das<br />

geistliche Erbe der Vergangenheit so pietatsvoll pflegen.<br />

GREENBAY (Wisconsin)<br />

Op 11 december 1991 promoveerde<br />

Drs. H. van Stekelenburg aan<br />

de Katholieke Universiteit Brabant<br />

te Tilburg op het proefschrift<br />

(XXXV-291 bl.) Landverhuizing als<br />

regionaal verschijnsel. Van Noord-<br />

Brabant naar Noord-Amerika<br />

1820-1880. Het proefschrift handelt<br />

over de emigratie van boeren uit<br />

Uden en omgeving; schenkt vooral<br />

aandacht aan de achtergronden en<br />

motieven van deze emigratie en ver-<br />

haalt uitvoerig over het lot van deze<br />

Brabanders in hun nieuwe omge<br />

ving. Van Stekelenburg rekent af<br />

met een aantal mythen en legenden<br />

die zich in de loop der tijden rond<br />

deze emigratie naar de Verenigde<br />

Staten hebben gevormd. Het voor-<br />

naamste motief voor deze Oost-<br />

Brabanders om te emigreren was<br />

vooral gelegen in het gebrek aan<br />

G.R.


176 KRONIEK<br />

grond voor hun kinderen. Het was geen overhaaste uittocht van arme boeren<br />

zoals vaak is verhaald. Veel van deze emigranten kwamen terecht in Greenbay<br />

en Little Chute in de staat Wisconsin. Onder hen waren familieleden en goede<br />

bekenden van de Kruisheren te Uden. Na een bezoek van p. Th. van den<br />

Broek, O.P. aan Nederland in 1847 nam deze emigratie gestadig toe. In 1850<br />

doet de Udenaar J.B. van den Heuvel, die pater Van den Broek behulpzaam<br />

was in de zielzorg, een beroep op mag. gen. H. van den Wijmelenberg om<br />

Kruisheren te zenden naar Amerika. In enkele jaren vertrekken minstens vijf<br />

priesters en twee broeders naar Wisconsin. Onder hen bevindt zich ook Eduard<br />

Daems uit Schaffen (B.) die later als Vicaris-Generaal mede het bisdom Greenbay<br />

zal besturen. In het proefschrift wordt de werkzaamheid van de Kruishe<br />

ren geprezen. Alles bijeen geeft dit werk ons een goed inzicht over de missionarissen<br />

als voortrekkers, de oorzaken en motieven tot landverhuizing, de acculturatie<br />

en assimilatie van deze agrarische pioniers in hun nieuwe vaderland.<br />

Wij wensen Van Stekelenburg proficiat met zijn werk, dat voor ons een aanwinst<br />

is voor de geschiedenis van het werkterrein van de Kruisheren aldaar.<br />

HOHENBUSCH<br />

P. WlNKELMOLEN O.S.C.<br />

Vom 24. August bis 2. September 1990 war die Stadt Erkelenz Standort der<br />

jahrlichen Landeskulturtage in Nordrhein-Westfalen. Der Kulturausschlufi der<br />

Stadt hatte von Anfang an vor, das Gelande des ehemaligen Kreuzherrenklosters<br />

Hohenbusch (1302-1802) wegen seiner kulturellen Bedeutung fur Er<br />

kelenz und Umgebung in die Gestaltung dieser Kulturtage einzubeziehen.<br />

Schon 1983 hatte die Stadt alle Gebaude des ehemaligen Klosters samt den<br />

noch dazugehorenden Grundstiicken vom damaligen Eigentumer gekauft. Es<br />

ist erfreulich zu sehen, wieviel Geld und Miihe Erkelenz seitdem fur<br />

Restaurierungs- und Renovierungsarbeiten aufgewandt hat. Die Dacher aller<br />

Gebaude wurden erneuert. Im Hauptgebaude, das teilweise als Stadtarchiv gebraucht<br />

wird, hat man eine Zentralheizung eingebaut. Die Klostermauer ist<br />

ganz restauriert. Die grofie Zehntscheune beherfrergt jetzt eine Reiterschule. Das<br />

Gestriipp hinter dem Hauptgebaude ist in eine riesige Rasenflache umgewandelt,<br />

das Torgebaude zu einer Hausmeisterwohnung umgebaut. Im Hauptge<br />

baude selbst sind die Renovierungsarbeiten in vollem Gange. Dies alles zeugt<br />

davon, wieviel Wert die Stadt auf den Erhalt dieser traditionsreichen Kul-<br />

turstatte legt.<br />

Am Sonntag, dem 26. August, wurde in der Erkelenzer Pfarrkirche als Erinnerung<br />

an den Choralsang der Kreuzbriider von Hohenbusch ein Choralamt gefeiert,<br />

an dem sich der Provinzial Pater Nico van Rijn und der Berichterstatter<br />

als Konzelebranten beteiligten. Es wurde von der Schola cantorum Coloniensis<br />

musikalisch gestaltet.


KRONIEK 177<br />

Die Veranstakungen am 1. und 2. September spielten sich weitgehend auf<br />

dem Gelande von Hohenbusch ab. Am Sonntag, dem 2. September, fand auf<br />

dem Klosterhof eine Eucharistiefeier statt, von Pralat Arnold Poll (Aachen) zelebriert,<br />

die ich als Konzelebrant mitfeiern durfte. An diesem Gottesdienst im<br />

Freien beteiligten sich mehr als 600 Glaubige, unter ihnen der Burgermeister<br />

und Stadtdirektor von Erkelenz sowie der Vorsitzende des Kulturausschlusses.<br />

An der musikalischen Gestaltung dieser Feier wirkten mit: der Kirchenchor von<br />

Golkrath, das Musikorchester St. James und die Jugendblaser aus Hetzerath.<br />

Nach der Eucharistiefeier war auf dem Gelande von Hohenbusch vielerlei zu<br />

erleben. Verschiedene Handwerke aus friiheren Zeiten wurden vorgestellt: Ein<br />

Pferdeschmied, ein Sattler und ein Imker zeigten ihre Arbeitstechniken. Die<br />

Verarbeitung von Milch — Buttern und Weichkasebereitung — wurde gezeigt.<br />

Man konnte ein Reiterballett bewundern und auch mehrere lustige Einakter auf<br />

der Buhne. Zum Abschlufi wurden vom Chor des Handel-Collegium in Koln<br />

zusammen mit Erkelenzer Choren, begleitet von den niederrheinischen Symphonikern<br />

unter der Leitung von Norbert Brendt die Carmina burana von Carl<br />

Orff aufgefuhrt. Diese Aufzahlung der Veranstakungen ist noch keineswegs<br />

vollstandig. Nur das Wichtigste vor allem, was sich auf dem Gelande von Ho<br />

henbusch abspieke, konnte erwahnt werden. Eins aber ist sicher: diese Kulturtage<br />

in Erkelenz lenkten das Interesse der Offentlichkeit auch auf das ehemalige<br />

Kloster Hohenbusch und auf jene Kreuzbriider, die dort die Jahrhunderte<br />

hindurch gebetet und gewirkt haben. Das konnen wir heutigen Kreuzherren<br />

dem Erkelenzer Kulturausschlufi, besonders Frau Kathe Micus, gegeniiber nur<br />

sehr dankbar anerkennen.<br />

KOLEN - Kerniel<br />

Ger. Q. Reijners o.s.c.<br />

In het 'tijdschrift voor familiegeschiedenis' 'VLAAMSE STAM', Jg. 26, 1990,<br />

611-631 publiceerde JJ.M. van Ormelingen een uitvoerig artikel 'Dotatie van<br />

geestelijken voor Tongerse notarissen'.<br />

Met tientallen notarisprotokollen voor Tongeren en omgeving.<br />

Voor een goed begrip iets uit zijn inleidende woorden rond familiegeschie<br />

denis :<br />

,,De vele kinderen uit het Oud Regime waarvan men enkel de doopakte<br />

vindt, worden verondersteld jong overleden te zijn: kindersterfte was toen immers<br />

een dagelijks feit. Nochtans kunnen sommigen onder hen op jeugdige<br />

leeftijd hun heil gezocht hebben in een klooster, waar zij misschien een gezegende<br />

ouderdom bereikt hebben. Aangezien zij uit de wereld getreden waren<br />

om God te dienen, worden zij in de officiele bescheiden slechts uitzonderlijk<br />

vermeld. Hun spoor terugvinden in de omvangrijke archieven van ontelbare<br />

geestelijke instellingen is onbegonnen werk indien men niet eerst over een aanwijzing<br />

beschikt om het onderzoek doeltreffend te orienteren.


178 KRONIEK<br />

Zulke aanwijzingen kan men vinden in de notarisprotokoUen. Alvorens deze<br />

wereld definitief vaarwel te zeggen bij het afleggen van hun^eeuwige geloften,<br />

moesten de toekomstige kloosterlingen en hun familie enkele materiele schikkingen<br />

treffen waarvoor beroep kon gedaan worden op de tussenkomst van een<br />

notaris.<br />

Vooreerst dienden de ouders of de voogden van de kandidaat-kloosterling een<br />

overeenkomst af te sluiten met de oversten van de instelling omtrent de door<br />

hen te betalen dote of bruidschat, aangezien de kloostergemeenschap in het vervolg<br />

zou instaan voor alle materiele behoeften van de postulant. Soms werd de<br />

uitzet — kledingstukken, tafellinnen, beddegoed, gebruiksvoorwerpen, ... —<br />

waarmee de toekomstige kloosterling moest voorzien worden, nauwkeurig opgesomd<br />

in de notarisakte. Ook de vermakelijkheden die de ouders aan hun genodigden<br />

en aan de andere kloosterlingen moesten aanbieden bij de inkleding,<br />

bij de professie of bij de Eerste Mis, konden kontraktueel vastgelegd worden.<br />

Na zijn professie werd de kloosterling door de buitenwereld als overleden beschouwd.<br />

Ten persoonlijke titel kon hij geen eigendom meer bezitten; hij kon<br />

geen aanspraak maken op een erfenis en kwam zelfs niet meer tussen bij de verdeling<br />

van de ouderlijke nalatenschap. De gegoede novice moest dus voor zijn<br />

professie een testament opstellen waarbij hij zijn bezittingen vermaakte. Indien<br />

hij slechts eigenaar was van de naakte eigendom, dan deed de vruchtgebruiker<br />

gewoonlijk afstand van zijn tocht om hem te laten beschikken over de voile ei<br />

gendom. Het testament van een novice, meestal vastgelegd door een notaris,<br />

was uitvoerbaar zodra de geloften waren uitgesproken.<br />

De kloosterlingen mochten wel over wat eigen zakgeld beschikken. De ou<br />

ders voorzagen hierin door, bij notariele akte, een speelrente te stichten tot ene<br />

soetigheit van hun kinderen in het klooster. Die speelrente was een lijfrente, die<br />

na het overlijden van de begunstigde verviel of terugkeerde naar de familie.<br />

In tegenstelling met de reguliere geestelijkheid legde de sekuliere geestelijkheid<br />

geen gelofte van armoede af. Priesters en begijnen bleven ,, in de wereld''<br />

leven en konden eigendom erven of verwerven. Hun spoor volgen in de archieven<br />

levert minder problemen voor de genealoog omdat zij dikwijls in de familie<br />

als doopheffers gevraagd werden en omdat hun erfenis meestal niet ongemerkt<br />

voorbijging''.<br />

De auteur geeft beknopt een 250-tal van deze protokollen weer van Tongerse<br />

notarissen, met aanduiding van verdere mogelijkheden tot nader onderzoek.<br />

Wij vonden onder hen vier kruisheren, die wij hier noemen:<br />

DOMEN: dotatie in het klooster van Kolen (Kerniel) van Bernardus Domen,<br />

zoon van Thomas Domen, oud-burgemeester van Tongeren en van Catharina<br />

Reynart 3-10-1762.<br />

HUSCH: speelrente voor Paulus-Josephus Husch, kanunnik regulier in het<br />

klooster te Kolen, zoon van Jan-Willem Husch, doctor in de geneeskunde en<br />

van Barbara Houble, weduwe van Leonard van Carlo uit Maaseik 4-3-1756<br />

LEMMENS Nicolaus L. en Maria-Catharina Moers stichten een speelrente voor<br />

hun zoon Joannes-Guillelmus Lemmens novice bij de reguliere kanunniken van<br />

Sint-Kruis te Maaseik 1.5.1785.


KRONIEK 179<br />

Pe(e)TERS: dotatie in het kruisherenklooster te Maastricht van Joannes<br />

Pe(e)ters zoon van wijlen Renier Pe(e)ters en van Catharina Palmen 28.12.1779.<br />

MAASEIK - 'Genealogie Drost'<br />

D. Snijders o.s.c.<br />

Bij zijn overlijden liet kruisheer Sybrandus Drost (Harlingen 1871 - Maaseik<br />

1945) een schat van gegevens na op genealogisch, toponymisch en bibliografisch<br />

gebied. Hij werd herdacht door zijn huisgenoot W. Sangers in dit tijdschrift<br />

(Clairlieu, Jg. 3 enjg. 7), met opgave van wat hij publiceerde. Dat was niet<br />

het geval met naar schatting rond de 130.000 door hem ordelijk gerangschikte<br />

steekkaartjes, die hij in de loop van de jaren had verzameld uit allerlei hand-<br />

geschreven parochie- en stadsregisters van Maaseik en omstreken.<br />

Deze schat aan gegevens is nu beschikbaar in ingebonden delen die berusten<br />

op het documentatiecentrum van de Heemkring Kinrooi (Weertersteenweg, 419<br />

te Molenbeersel (Kinrooi) (bereikbaar op kantooruren). D. Snijders wijdde er<br />

een bijdrage aan in het tijdschrift van die vereniging 'Dao raostjget' (Jg. 10,<br />

nr. 1, 1991, p- 15-18). Bedoeling van dit enorm werk was verdere openstelling<br />

van dit belangrijk archief; tevens definitief behoud (er was in de loop van de<br />

jaren al een en ander verdwenen...) Het gevolg van deze 'bekendmaking' is te<br />

vens geweest dat ook de Heemkring van Thorn, even over de nederlandse grens,<br />

kopie van kopie verlangde (te bereiken Wijngaard 8, 6017 AG Thorn aldaar in<br />

het gemeentehuis) en dat ook het documentatiecentrum, verbonden aan de<br />

Stedelijke Boekerij (Bleumerstraat, 68, 3680 Maaseik) met goedvinden van de<br />

Maaseiker kruisheren bezig is met een derde stel.<br />

Kinrooi en Thorn zijn dus af. Vele banden met nuttige gegevens rond 16° -<br />

17°- 18°- 19°-eeuwse families die hier hun 'roots' hadden. Meerdere registers<br />

waar Drost uit geput heeft, zijn overigens momenteel onvindbaar geworden.<br />

Wij gaan er een beetje fier op op deze wijze andermaal 'de mensheid' te die-<br />

nen, vooral in een tijd nu 'de kleine man' en de familiekunde in grote opmars is.<br />

De 'genealogie Drost' is in deze streken al een 'begrip' geworden.<br />

D. Snijders o.s.c<br />

MAASEIK - Louis Maria Jozef HEERE, kruisheer en monastiek historicus<br />

Kruisheer Heere (Amsterdam 1901 - Bree 1972) is in dit tijdschrift bij zijn<br />

overlijden herdacht (Jg. 30, 43-46, 47-48, 49-56) met een onvolledige bibliografie<br />

van zijn vele bijdragen in boek en (vooral) blad.<br />

Vanaf 1954 tot aan zijn dood was hij de altijd-aanwezige bibliotekaris te<br />

Maaseik waar deze 'Hollander' zijn hart stilaan aan verloren had. Vooral het<br />

stadje genoot zijn grote belangstelling: hij was er een geziene figuur geworden.


180 KRONIEK<br />

Dr. Guido Hendrix wijdde hem een gedegen bijdrage in het 'Nationaal Biografisch<br />

Woordenboek', 13° deel, Brussel, 1990, kol. 380-383.<br />

Wij mogen deze bijdrage een eerbetoon noemen aan deze geduldige vorser<br />

en echte kanunnik-kruisheer. De auteur benutte omzeggens alles wat over<br />

Heere geschreven werd. Niets nieuws dus, maar een goed bijeengebracht ge-<br />

heel. Gebeurlijk te raadplegen.<br />

OSTERBERG (bij Osnabriick)<br />

D. SNIJDERS o.s.c.<br />

De ons welgezinde Dr. J. VENNEBUSCH (Historisches Archiv-Koln) bezorgde<br />

ons een 'Sonderdruck' = overdruk van een bijdrage van zijn hand van een ar-<br />

tikel rond de 'revelationes Cornelii' in: VERFASSERSLEXIKON DER DEUT-<br />

SCHEN UTERATUR DES MITTELALTERS, een monumentaal werk in vele de-<br />

len en dat nog voortduurt. (Band 8, Lieferiug 1. Walter de Gruyter, Berlin-<br />

New York).<br />

De overdruk vermeldt kol. 6-9. 'Revelationes Cornelii'<br />

Zeer zeker zijn die 'verschijningen' of wat het ook was in Osterberg weinig<br />

bekend in deze Nederlanden: ik had er nog nooit van gehoord in ieder geval.<br />

Ofschoon het vaststaat dat volgens de bibliografie ook Hermans in zijn 'Annales'<br />

er weet van had.<br />

Het artikel maakt gewag van de RC = Revelationes Cornelii, een 16-jarige<br />

novice van Osterberg; en wat dat in zijn klooster teweegbracht. Het verhaal start<br />

in 1451 met allerlei 'ongewone' verschijningen en 'boodschappen'. Een overleden<br />

kloosterling zou met hem in kontakt zijn gekomen, mondeling en zelfs<br />

visueel. Er bestaan geschriften over. Zelfs rond gemengde gevoelens in het<br />

klooster, gaandeweg overslaande in geloof en — wat eeuwig menselijk is —:<br />

vragen stellen over de toekomst... Wij kennen zelfs de naam van die novice<br />

niet. Is hij kruisheer geworden? Er bestaan een paar handschriften (wat anders<br />

?) daaromtrent. Eenvoudig. Meer moralistisch. De meest indringende tekst<br />

wil wel duidelijk de reformatiebeweging van 1410 steunen. Bovendien die laatmiddeleeuwse<br />

doodsangst en doodsnood bestrijden.<br />

Alles wijst erop dat dit autentiek moet genoemd worden. Er zit niets onwaarschijnlijks<br />

in, toch niet voor een klooster uit de late Middeleeuwen. Er is sprake<br />

in deze 'verschijningen' van vagevuur, van boete. De vragen die aan 'de geest'<br />

gesteld worden zijn agrarisch te noemen: wie heeft de schuur in brand gestoken?<br />

Er is duidelijk niet wat wij nu zouden noemen 'een verre horizont' waar<br />

te nemen. Het is wel zeker dat het konvent van Osterberg dit alles in 1451 mee<br />

beleefd heeft. Men was ervoor, men was ertegen. Wat moest zo een novice zich<br />

inbeelden... Maar ook de prior bezweek... En de auteur legt er de nadruk op<br />

dat dit alles in de streek van Osnabriick in die tijden invloed heeft gehad.<br />

Vooral dan op gebied van de door het generaal kapittel van de kruisheren zo<br />

verlangde 'reformatie'.


KRONIEK 181<br />

'Revelationes' zijn meestal niet zo gegeerd, vooral niet in oudere kloosterinstellingen:<br />

die hebben tenslotte zo van alles meegemaakt in de loop der eeuwen.<br />

Geexalteerden, 'profeten', geroepenen, charismatici zegt men nu... Men blijft<br />

dan meestal rustig daarbij. Het gaat veelal wel over. Het is ook wel typisch dat<br />

wij van die Cornelius niets meer verder vernemen. Ging hij ? Bleef hij ? lets als<br />

met Jean de Eppa... In ieder geval een bijdrage tot de kruisherenmentaliteit rond<br />

1500. Op de vooravond toch wel van 'nieuwe tijden'. Want de 'middeleeuwen'<br />

liepen af.<br />

SCHWARZENBROICH<br />

D. SNIJDERS o.s.c.<br />

Aus Anlafi des 650. 'Geburtstags' des Klosters Schwarzenbroich — hatte es<br />

noch gestanden — hat der Heimat- und Geschichtsverein 'Herrschaft de Merode'<br />

vom 27. Januar bis zum 3. Marz 1991 im Topfereimuseum zu Langerwehe (bei<br />

Diiren) eine Ausstellung iiber das Kloster veranstaltet. Zu den wichtigsten Exponaten<br />

der Ausstellung gehorten die originale Griindungsurkunde des Klosters<br />

vom Ritter Werner V de Merode (1340) und die Bestatigungsurkunde vom Erzbischof<br />

Walram von Koln (1340), Leihgaben vom Staatsarchiv Diisseldorf. Das<br />

Stadtarchiv Diiren hat ein altes Brevier aus dem 15. Jh. und das 'Liber villarum<br />

et granorum' (Verzeichnis der Hofe und Landereien — Einkiinfte des Klosters)<br />

aus 1714 ausgeliehen. Auf Tafeln waren auf instruktive Weise Informationen<br />

iiber den Orden und die Geschichte des Klosters Schwarzenbroich angebracht<br />

und Erlauterungen zu den Exponaten. Kernstiick der Ausstellung war ein aus<br />

Holz gefertigtes Modell des Klosters (3 x 4 M.), wie es am Ende des 18. Jhs. aussah.<br />

Angehorige der Familie Krieger haben an diesem Modell in monatelanger,<br />

geduldiger Arbeit gebaut. Anhaltspunkte fur den originalgetreuen Nachbau wa<br />

ren ein Aquarell aus dem Jahr 1814, das Kloster darstellend, weiter Zeichnungen<br />

und alte Fotos aus dem 19. und 20. Jh. sowie Vermessungen an Ort und<br />

Stelle durchgefuhrt.<br />

Leider sind nur noch Ruinenreste iibrig vom einstigen schonen Klosterbau, der<br />

dem hi. Matthias (vallis sancti Matthiae) geweiht war.<br />

Fur diese erfreuliche Initiative sind wir dem Heimat- und Geschichtsverein zu<br />

Dank verpflichtet.<br />

G.R.<br />

SNEEK en FRANEKER - J.A. MOL, Kruisheren op de Friese zieleheilsmarkt in<br />

de vijftiende eeuw. De vestiging van de kloosters te Sneek en Franeker, in<br />

Tijdschrift voor sociale geschiedenis, Jrg. 16 (1990) p. 327-348.<br />

Terecht merkt Dr. Mol in het begin van zijn artikel op: het woord „ziele<br />

heilsmarkt" doet op het eerste gezicht wat vreemd aan. Het is ongebruikelijk de


182 KRONIEK<br />

werkzaamheid van religieuzen in economische termen te beschrijven. Kloostergeschiedenis<br />

is meestal het verhaal van oorsprong, groei, bloei en verval van een<br />

religieuze gemeenschap. Toch kan het zijn nut hebben ter verklaring van het<br />

succes of het falen van zulk een gemeenschap ook begrippen uit de economie<br />

te hanteren, bijzonder de wetmatigheid van vraag en aanbod (vgl. p. 327). Zo<br />

typeert de schrijver kloosters als instellingen ,,waar men zich tegen de risico's<br />

van het hiernamaals verzekeren kan''.<br />

Men moet inderdaad eerst wennen aan deze typische beschouwingswijze, die<br />

Dr. M. dan toepast op het kloosterlandschap in Friesland en waarmee ook de<br />

komst van de Kruisbroeders naar Sneek (1464) en Franeker (1466) verklaard<br />

wordt.<br />

Daar de Kruisbroeders in het midden van de vijftiende eeuw als observant<br />

bekend stonden en geen hoge materiele eisen stelden, was er in de stadjes Sneek<br />

en Franeker nog plaats voor hen. Zij vormden geen bedreiging voor de grote bedelorden,<br />

die onderling Friesland al in termijngebieden hadden ingedeeld.<br />

Deze medicanten sloten zich overigens eerst na 1470 bij de observance aan.<br />

Bij de stichting van het Kruisbroederklooster te Franeker werd uitdrukkelijk<br />

aangegeven dat het de stichters ging om het bidden van de ,,zeven getijden".<br />

Het naleven van de observance werd als voorwaarde gesteld. Als dit niet gebeurde,<br />

zou op de bronnen van inkomst beslag worden gelegd.<br />

Hoewel in Sneek het Kruisbroederklooster in het oude gasthuis werd gehuisvest,<br />

is er geen enkele aanwijzing dat de Kruisbroeders zich bijzonder voor de<br />

ziekenzorg hebben ingezet.<br />

Het artikel van Dr. Mol over deze twee Friese kruisbroederkloosters bevat vele<br />

interessante gegevens over twee huizen, waarvan we eigenlijk niet zoveel weten.<br />

Het geheel munt uit door zakelijkheid. Van de andere kant is de schrijver het<br />

beslist met mij eens dat we het kloosterleven als zodanig of de geschiedenis van<br />

een bepaald klooster niet in de eerste plaats vanuit een economisch perspectief<br />

kunnen verklaren.<br />

TER APEL<br />

Dr. Ger. Q. Reijners o.s.c.<br />

Op 31 mei 1991 werd door mgr. L Graus, mag.gen. van de Kruisheren in Ter<br />

Apel de tentoonstelling In Cruce Salus geopend. Deze tentoonstelling (31 mei<br />

- 3 november 1991) gaf een beeld van de Orde van het H.Kruis in de loop der<br />

eeuwen. Een twintigtal Kruisheren woonden de opening bij en zo was het<br />

klooster weer voor enkele uren het domein van een complete kloostercommuniteit<br />

van Kruisheren.<br />

De openingshandeling bestond in het plechtig openslaan van het pronkstuk<br />

van de tentoonstelling: het handgeschreven en rijk versierde graduale van Jo<br />

annes van Deventer. Kostbare zilveren en gouden voorwerpen vulden de verschillende<br />

vitrines.


KRONIEK 183<br />

Aan de hand van een zeer goed verzorgde en geillustreerde catalogus konden<br />

de ruim 20.000 bezoekers in deze maanden hun weg vinden in de diverse ruim-<br />

ten van het klooster.<br />

Naast de beschrijving van de objecten, gevolgd door herkomst en literatuuropgave,<br />

geven mevr. drs. R. Broekhuis en dhr. H. Drenth een goed gefundeerde<br />

beschrijving van het ontstaan van de kloosters in het algemeen en van<br />

de geschiedenis van de Kruisherenorde. Ook de nauwkeurige beschrijving van<br />

de objecten van de tentoonstelling laat niets te wensen over. Het bestuur van<br />

de Stichting Museum Klooster Ter Apel heeft een goede greep gedaan met de<br />

inrichting van deze tentoonstelling en de opzet van de catalogus in handen te<br />

geven van deze twee personen.<br />

Als geschiedkundige kring zijn we het bestuur van de Stichting buitengewoon<br />

dankbaar voor hun inzet en zorg om het oude klooster in stand te houden.<br />

Wij wensen hun veel succes in de toekomst. De grondslag is gelegd, mo-<br />

gen zij op dit fundament voortbouwen.<br />

P. WlNKELMOLEN O.S.C.


,,CL AIR1IEU"<br />

lijtlscLinj! gewijd-'iutw de Gexchiedanis van de Kriusba<br />

gfwel &fnm&al ■ IQO bh,<br />

ofwel ah<br />

De a ii I cms<br />

die<br />

Peh<br />

/>' 3.680 Maaseik (BeigiJe)<br />

voor i:" ■ ■ Kr. ■ Hen<br />

ADR!<br />

!■<br />

, . . I)<br />

:V. di i »'iiifOl<br />

i ■<br />

>: vnckt'-w.ddilil 10<br />

\orl<br />

L'GRAUS, 1 i .■ /w<br />

!,. i ,.,.■■ . ■;. ~)JQO Bonn I Deu<br />

R,-JAW ' i<br />

C,'. BRASSELIR, i ■ l686Maasfik~Bel%ie

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!