20.09.2013 Views

CD^-ze

CD^-ze

CD^-ze

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

POR T RAITEN<br />

— Ego fi rifi, quod incptus<br />

Paftillos Rufillus olet, Gorgonius hircum,<br />

Lividus & mordax videor tibi?<br />

HOR AT. L. U Sat. IK<br />

T WE EDE DEEL.<br />

UTRECHT en AMSTELDAM,<br />

Bij G. T. VAN PADDENBURG, EN ZOON,<br />

SN M. SCHALEKAMP.


VOORREDEN.<br />

'jfTot de uitgaaf de<strong>ze</strong>r weinige bladen, üU<br />

een "vervolg van 't etrfle deel, ben ik i<br />

niet zo luid en dringende verzogt , noch<br />

van mijne vrienden (gelijk men dit anders<br />

zo menigmaal hoort,') zo ernjlig g ié den ;<br />

dat, zoo <strong>ze</strong> niet mogten behaagèn , men<br />

niemand de fchirfd moet geeven , Mn mj<br />

<strong>ze</strong>iven, ' , f (<br />

het ging mij naar de wij<strong>ze</strong> der fchrijl<br />

vers : toen 't boekje klaar was , vónd ik<br />

dat 'er nog veele andere dingen in baddert<br />

kunnen en moeten paan , en , dit w'eeten<br />

de Heeren van het handwerk , is merendeels<br />

de voorbereidende gefteldheid, voor een<br />

tweede Deeltje, in alle aderen cn' zénuweri<br />

des fchrijvers,<br />

* & bit


iv \ VOORREDEN.<br />

Dit deel draagt het kleed van zijnen oud-<br />

flen broeder, dat is, men is daarin bij<br />

de manier van Theophrastus ook getronw<br />

gebleeven , en heeft, volgens een kort op-<br />

fchrift, de trekken, tot een karacler be-<br />

boorende, verzameld.<br />

Het eenige ongelegene , dat de<strong>ze</strong> wij<strong>ze</strong><br />

van fchilderen heeft, is, dat de tijtel<br />

van ieder fluk, naar V welk men zig dus<br />

rigt, niet altijd jiipt bepaald, en men<br />

gewoon is, het gebruikte opfchrift nu eens<br />

tiaauwer , dan weer ruimer te neemen; en<br />

dat daarenboven voor menige dwaasheid ,<br />

onbefchaafd-en zwakheid nog ganfch geen<br />

bepaalde fipte naam is'uitgevonden ; wel­<br />

ken kleinen dwang men ontgaat , wanneer<br />

wen , volgens me andere rmgfchikking en<br />

onder meer bevattende Titels , omtrent als<br />

Bruijere, de Taferelen ten toon field.<br />

e r a a n<br />

Doch , wat n '<br />

ê<br />

e k<br />

£ m ? ln<br />

~<br />

dien de trekken waar zijn, en hunne Ori-<br />

giMelen vinden , dan kan men zig wegens<br />

bunne benaming ligt verf aan.<br />

yoor


V O O R R E D E N .<br />

Voor het overige kan het geen verwijt<br />

voor dit klein werk zijn, dat de trekken,<br />

dikwijls, meer of minder als op zig zdven<br />

Jlaan.<br />

Meerder behandeling en bekleeding, dan<br />

men hen uit hoofde der menigte kon, en wilde<br />

geeven , behoort tot een iooneelfuk of<br />

den Riman.<br />

Inmiddels dagt ik , dat men geen<br />

verkoper daarom veragtte, om dat hij<br />

zijne goederen flegis in een digt gepakte<br />

kist bij zig voert, en niet in een gewoonen<br />

. grooten winkel uitkraamt en uitveilt. Men<br />

vind tog , menigmaal, in den laatflen alleen<br />

een kwakzalver , wiens ganfche voorraad<br />

niet veel geld bedraagt, en welke van<br />

den man met de kist koopen kan , om van<br />

één pond drie te maaken. Wanneer men<br />

de<strong>ze</strong> gelijkenis verklaart, gelijk <strong>ze</strong> verklaard<br />

moet worden, en <strong>ze</strong> van eene menigte nieuwe<br />

Romanfchrijvers en Tooneeldichters verflaat;<br />

dan denkt de fchrijver geenzins. het<br />

* 3 ver-*.


TI V O O R R E D E N .<br />

verwijt van hoogmoed te verdienen. V Is<br />

een bekende zaak, dat men bij hen zo wei­<br />

nig trouwe en echte tekeningen van menfchen<br />

vind , als in menige pragtige vertrekken<br />

goede en bruikbare meubilen. •<br />

Ik beroep mij op een regt braaven Man,<br />

4ie de zaak onlangs rugtbaarer heeft ge­<br />

maakt, dan <strong>ze</strong> nog\hier en daar was, en<br />

teffcns de<strong>ze</strong>n kinderen beloofd heeft, een<br />

Amos Comenius redivivus te wsrden, en<br />

hen in een Orbis pictus wat meer waereld-<br />

en menfchen-kennis te leeren.<br />

* Mop en de tegenwoordige kara&ers , zo<br />

lang als wij ten minflcn dat werk van<br />

dien Man nog niet volledig hebben , tot<br />

dergelijk een nut en voordeel dienen ; dan<br />

Ware des fchrijvers wensch vervuld.<br />

De<strong>ze</strong> verzameling van karaclers maakt<br />

in-<br />

(*) Oottingfch Magazijn der Weetenfchappen<br />

cn Letterkunde. EerfeDeel^ derde Stuk, <strong>ze</strong>sds<br />

l er handeling. (Hoogd).


V O O R R E D E N . vn<br />

inmiddels jlegts een ziekenhuis uit, daar<br />

men als van bed tot bed gaai , en elk- een<br />

over een bijzondere kwaal hoort klaagen.<br />

Het zoude dwaas zijn , zoo men <strong>ze</strong>ggen<br />

wilde, dat het gemaklijker is, een fchoon^<br />

dan een haatelijk karacter • te- - fehilderen;<br />

maar mogt men • ondertusfehen vraagen<br />

, welke van beide verzamelingen algemeen<br />

nutter koude--worden ,-> dan zoude ik<br />

mij bijna voor de laatJJe verklaaren , indien<br />

men anders fchildert met eenen waaren<br />

afkeer van ondeugden en dwaasheden,<br />

en daar liever geheel zwijgt , waar men<br />

eerder verleidend, dan waarfchouwejid en<br />

onderregtend kan worden.<br />

IVmt edele zielen alleen, welke met<br />

<strong>ze</strong>lfkennis en eige verbetering omgaan zijn<br />

in fa at, het waarlijk groote , en ver"<br />

hevene , en te -gelijk de zuivere bronnen ,<br />

beweegredenen en middelen tot uitfleekende<br />

daaden te zien , en , om dat <strong>ze</strong> , geftadig<br />

met zig <strong>ze</strong>lve onledig zijn, te gebruiken<br />

: Over de andere vliegt de klank<br />

* 4 als


vin VOORREDEN.<br />

als heen ; zij vernoegen zig Jlegts met eent<br />

fchijndettgd, en men voert niets omtrent<br />

haar uit, dan dat men daar, waar men<br />

juist zo fpreekt of bandelen laat, als zij<br />

fpreeken en handelen, haar eenige wroegingen<br />

des Geweetens veroorzaakt, en dat <strong>ze</strong><br />

regelregt de<strong>ze</strong> manieren, om dat <strong>ze</strong> 'er tog<br />

zo heel haatelijk uitzien „ of zo <strong>ze</strong>er befpot<br />

worden, vervolgens flaaken.<br />

Geluk genoeg voor den Arts, wanneer<br />

hij eenen zieken, met menigerleie toevallen<br />

en kwaaien belaaden , het èéne of andere<br />

beneemt.<br />

Wij willen mede niet, (en men verflaat<br />

ons verkeerd, indien men dit gelooft, )<br />

dat zig alle de te boek geftelde trekken, al<br />

waren <strong>ze</strong> ook naa malkander opgegeeven ,<br />

te zamen genomen in één Perzoon, die zig<br />

aan dee<strong>ze</strong> of geene dwaasheid fchuldig maakt,<br />

moesten bevinden; maar de<strong>ze</strong> of getne kunnen,<br />

cm <strong>ze</strong>kere reden, in hem ontbreeken:<br />

doch , gemerkt de<strong>ze</strong> trekken , over het al'<br />

ge-


VOORREDEN. «<br />

gemeen, tot het karabl er behoor en, en weer<br />

in een ander Perzoon kunnen gevonden wor»<br />

den , zo moest geen één daarvan worden<br />

weggelaaten.<br />

Wanneer daarom iemand al over bijzon*<br />

dere befchrijvingen wilde fchreeuwen; dan<br />

kon een ander , die met ons dit werkje als<br />

een klein handboek aanwerkt, nog gefladig<br />

over gebrek en onvolmaaktheid klaagen, om<br />

dat hem , hier en daar , nog meerdere in<br />

het oog hopende trekken te binnen komen, en<br />

voor de<strong>ze</strong> laatfle aanmerking en verbetering<br />

zoude en moest de fchrijver altijd dankbaar<br />

zijn, om dat het hem daarom te doen is „<br />

dat hij zijnen kleinen vooorraad van aanmerkingen<br />

over menfcben en <strong>ze</strong>den naarflig<br />

vermeerdere.<br />

In een ander opzigt fchijnt het naauw-<br />

lijks noodig , om aan te merken , dat de<br />

Karacters , hoe perzoneel zij 'er ook /laan,<br />

egter nog eene oneindige vereeniging onder<br />

malkander in bijzondere perzoonen <strong>ze</strong>lva<br />

* 5 ver-


x<br />

VOORREDE.<br />

verdraagen, die menigmaal tot een wonderbaar<br />

Contrast kan gaan.<br />

Zo paart zig-, menigwerf^ 't fchuimloopen<br />

gaarne met vrekheid-, de gierigheid, dikwijls<br />

, gaarne met den lediggang , wanneer<br />

hem naamlijk elke voordeelige handteering vol<br />

gevaar en <strong>ze</strong>er bedenkelijk toeschijnt, en hij<br />

het liever met mindere, doch vastere Interesten<br />

voor lief wil neemen , en Bigotterie<br />

met grootsheid op een adelijk gejlacht, en<br />

beide weer met het hoorendraagen en eige laagheid.<br />

Zelfs driftige Pronkers en Gekskappen<br />

, en bijgeloovige Bramarbasfen en twistzugtige<br />

Lieden van den degen ziet men als<br />

vliegende katten en eekhorens, of jlangen met<br />

voeten , en verminkte <strong>ze</strong>e-leeuwen, of <strong>ze</strong>eheer<br />

en , en Robben met visch f aarten in de<strong>ze</strong><br />

wonder-waereld leeven, wasfen en groeijen.<br />

Dit wonder laat zig verklaar en, wanneer<br />

men bedenkt, deels, dat men behalven de<br />

dwaasheid, die ons eigen, en met on<strong>ze</strong> natuur<br />

innigst verenigd is, door tugt en voorbeeld<br />

nog


VOORREDE. jii<br />

fibg andere kan aannemen, die men gehotte<br />

den is, voor wijs-en aartigheid te houden,<br />

en <strong>ze</strong> 'er ook naderhand voor houd, om dat.<br />

men voor alles, wat men met moeite heeft<br />

geleerd, is ingenomen; deels, dat een zwak<br />

ver ft and, de vader aller gebreken en Spoorloosheden<br />

, een dwaasheid voor eene daaraan<br />

gren<strong>ze</strong>nde deugd houden; en , om dat<br />

het hem zo gemaklijk viel, haar aan te neemen<br />

j zo buitenfpoorig daarmee praaien kan^<br />

dat hij gelooft, in hem zij de regt eigenlijke<br />

grond de<strong>ze</strong>r deugd; én zig des wegen over<br />

zijn voornaam gebrek niet fchaamt ; deels ,<br />

dat men alle de gevallen van noodzaaklijkheid<br />

niet voort kan nagaan, waar eene ondeugd<br />

of dwaasheid gedwongen wordt, eene andere<br />

tot broederlijke onder/leuning opteroepen, eti<br />

men daarom bij vergelijkinge der daaden <strong>ze</strong>lve<br />

Jlrijdigheid meent te vinden. Doch zulke<br />

verenigingen van meerdere $ dikwerf frijdige<br />

eigenfehappen in één Perzoon kunnen ><br />

eigenlijk, alleen in historifche af'beeldingen<br />

ik


m V O O R R E D E .<br />

ik meen Tooneelfpelen en Romans, regt zigtbaar<br />

worden gemaakt, en zijn van de meesters<br />

der kunst, Shakefpear en Fielding nimmer<br />

uit oog gefield. Hier heeft men Jlegts<br />

borjlflukken geleverd', uit wier hoofd, oogen,<br />

neus en mond, ikwenschte, dat men,<br />

volgens Lavaters kunst, iets konde op<br />

makken*<br />

DE


I N H O U D,<br />

Sladz.<br />

DE ONWEETENDE. , . ' . i<br />

DE SCHIJNHEILIGE. ., at<br />

DE ZONDERLINGE, . j dV 22 34<br />

DE GEKSKAP. , , , 48<br />

DE SCHUIMLOOPER. . , 75<br />

DE ARMOEDIGE GROOTSCHE. . pi<br />

DE MAN, DIE ONS VERVEELT. , 101<br />

DE SCHURK. , . 1 1 9<br />

DE RIJKEI MAN , OF TROTSHEID. IN DEN<br />

BURGERSTAAT. . • 13I<br />

DE GEVEINSDE. . , i 4 S<br />

HERCULES ONDER DE VROUWEN. . 160<br />

DE SCHILDER MAAKT PENCEELEN SCHOON,<br />

EN MENGT NIEUWE VERWEN. . j6S<br />

GEMAAKTHEID. . , . 171<br />

IJDELHEID. . , , . 1 7 9<br />

COQUETTERIE. . . . 193<br />

HOOGMOED, WANGUNST, KWAADSPREE­<br />

KING . EN ANDERE GEZELLIGE ONDEUG­<br />

DEN DER DAMES- . . . 217<br />

STUURS-


I N H O U fti l ,<br />

STUURSHEID, DWEEPERIJ, VOORBEREL<br />

DING TOT HET HUWELIJK. . 247<br />

HET MEISJE VAN SMIRNA. . *Sa<br />

JALOEZIJ, GIERIGHEID , AANHOUDENDE<br />

" ONÉENIGHEDEN, EN ANDERE HU1ZEL1J-<br />

KE VERMAAKEN. . . • . 279<br />

D E


D E<br />

O N W E E T E N D E ;<br />

W<br />

at raalcen mij de geenen, die buiten zijn<br />

en buiten willen blijven, dat ik hen zoude beoordeclen?<br />

— Lacht Joris Dommekragt den goe*<br />

den en bekwamen Landman, in des<strong>ze</strong>lfs tegenwoordigheid,<br />

niet fchaamtelöos uit, zoo dra die eens hee<br />

eene of andere woord in eene courant rabraakt, of<br />

eenen naam, dien geeneChriften ziel opzijn dorp<br />

kent of draagt, jammerlijk mismaakt? Zulk ee»<br />

weec nooit van bloo<strong>ze</strong>n, wanneer gij hem te regc<br />

helpt: hij heeft, gelijk hij <strong>ze</strong>gt, nooit op de<br />

ftudie geweest, en kan, indien hij flechts wil,<br />

op zijne beurt u <strong>ze</strong>er veele vraagen, waarop gij<br />

niet één woord zoudt kunnen antwoorden, voor-<br />

Hellen. Maar wanneer'er voof een huisftaat: hief<br />

houdt men Qrdinaris; en men, binnen komende,<br />

potten en pannen leeg ziet, zoodat de Kok <strong>ze</strong>lf<br />

I L D e e i<br />

» A brood?


2 DE O N W E E T E N D Ë .<br />

broods gebrek heeft; dan ziet het 'er armoedig<br />

uit; en iemand, die aldaar van het eene of andere<br />

eene portie ordonneert, moet met een' hongerigen<br />

buik vertrekken.<br />

Evenwel heb ik veele mannen, wier herfenbekken<br />

ledig was, even als een boerenfchuur<br />

voor den oogst, nogthans in het minst niet zien<br />

verbleeken, terwijl zij ftout doorfpraaken, alles<br />

beoordeelden, en 'er hunae gedachten over <strong>ze</strong>iden<br />

, zich diep lieten groeten, en fchraaltjes bedankten<br />

, zijnde gelijk aen het Afgodsdier * '<br />

in. hun fteedje of Had, wiens adem doodelijk<br />

was voor hun, die het niet aanbaden. Weet<br />

dan dac de vrees den haas leert zijne opgefpalkte<br />

oogen en zijne loopers gebruiken ; hij maakt zijdfprongen,<br />

huikt neder, en Iaat den hond over zich<br />

heenfchieten. Niet anders leert de onweetendheid<br />

ook haaren man laveeren, zich verfchanfen ,<br />

en allerlei zijdfprongen maaken, totdat 'er eens een<br />

tijd komt, wanneer hij, even als de haas, niet<br />

meer gejaagd wordt,en dan, gelijk het zorgeloo<strong>ze</strong><br />

dier, in vrede al even dam voorthompelr.<br />

Dit alles <strong>ze</strong>kerlijk was niet noodig voor hem,<br />

die in het bezit is van de aloude kostelijke Panacea,<br />

waarvoor Magister Nafo <strong>ze</strong>lf zijn boekje<br />

fluit: hij meent hier het vijfde rad aan den wagen<br />

te zijn, wien de Vader, de Oom, ofwieandert<br />

in de Familie de Vlaggeman is, beleefdelijk de<br />

hand biedt. — Joris werd en bleef daar toch<br />

(* Slaande op den Draak van Babiion,)<br />

ai-


DE O N W E È T È N D E . 3<br />

altoos de bedrijfal, wat hij, of de Vader, of de<br />

Oom wilden hebben: — maar dit niettemin zijn<br />

'er eenigen, die geene Jorisfen genoemd willen<br />

worden, meenende dat de menfchen den<br />

gek met zulk een' eerlijken naam ftaken, en<br />

hem deswegen uicfchrapten, opdat men hem niet<br />

lee<strong>ze</strong>n mogte. Doch ik heb hem bij veelen heel<br />

duidelijk gelee<strong>ze</strong>n.<br />

Daar zit nu het jonge Pronkertje geprangd;<br />

want morgen is zijn fterf — neen, niet zijn<br />

fterfdag, maar toch zoo iets bijna van de<strong>ze</strong>lfde<br />

natuur — de dag van zijn Examen. Heeft hij<br />

tot dus verre gevloekt, en bij kris en kras gezwooren,<br />

dat dit hem eene klucht, een wisfewasje<br />

was; dat alle de oude Knorpotten flechts<br />

op moesten komen , en ieder van hun in het<br />

bijzonder van hem nog leeren zoude; dat hij dit<br />

alles aan fchoenen afgefleeten, en reeds met<br />

andere Mannen te doen gehad hebbe; en, op<br />

dat de loffelijke broederfchap met vrees bevangen<br />

mogte worden, dat hij den Profes van het<br />

Collegie, en alle de Asfesforen, ut viclus memus<br />

tollerent, gemakkelijk van de bank zoude disputeeren;<br />

hij bidt thans ernftig en vuuriglijk, dat<br />

de<strong>ze</strong> dag des toorns van hem moge voorbij<br />

gaan; hij ziet met vertwijfeling in ettelijke boeken,<br />

waaruit hij, naar het woord van anderen, troost<br />

en heil kan haaien; hij leert half begreepen<br />

Paragrafen van buiten, en gaat eindelijk, terwijl<br />

de fatale klok flaat, bleek en beangst, en <strong>ze</strong>er<br />

A 2 fchoor-


4 DE O N W É E T Ë N D É<br />

fehoorvoetende, naar den armen zondaarsfloel. —<br />

Hoe nu ? — <strong>ze</strong>ker ut iniquae mentis afellus ;<br />

hij grijnst, trekt allerlei rimpels, hakkelt, verbleekt,<br />

en lacht mede, wanneer anderen over<br />

, hem lachgen; hij rochgelt en hoest; defchoenen<br />

wringen hem; de voeten kooken; de tong wordt<br />

door de tanden, en de vingers door de nagelé<br />

deerlijk gekwek, totdat de klok flaat, en de<br />

Heeren Profesforen, het langer rondzien in<br />

zulk eene wöestijne moede, den Candidaat;, ob<br />

deplorandam ignorantiam omnino non optato honore<br />

dïgnum, om zijne verregaande domheid, beveelen<br />

af te treeden. Nu hoort men hem zich<br />

bij zijne Makkers, en vervolgers bij zijne troosteloo<strong>ze</strong><br />

Nabeftaanden, op het ftoutfte verdeedigen:<br />

„of dat ook kunst zij, om iemand zoo te<br />

„ chicaneexen, en met enkele fchoolfche grillen<br />

„ welke voorlang reeds uit de mode waren, te<br />

„ plaagen ? Hij zou wel heel wat anders heb-<br />

„ ben willen antwoorden, zoo men hem flechts<br />

„ in zijn regt vak hadde gebragt": hij noemt<br />

ook wel de<strong>ze</strong> of geene weetenfchap, waarin hij<br />

eigenlijk t'huis ware, en waarvan hij, met<br />

uitfluiting van andere, zijne hoofdftudie gemaakt<br />

hebbe , hoewel hij ook daarin een voïflagen<br />

weetniet zij; of hij klaagt, dat eene koorts, welke<br />

hij al drie dagen onder de leden gehad had, hem<br />

van zijne zinnen en zijn verftand, op dat oogenblik<br />

juist, beroofd hebbe; hij houdt zich <strong>ze</strong>iven nog ziek<br />

voor het oog, e n laat inmiddels den wind der<br />

vee-


DE O N W E E T E N D E . 5<br />

vergeetenheid over zijne behaalde fchande<br />

waaijen.<br />

Zie daar den jongen Babbelaar ! hoe hij, tot<br />

middernacht toe, in een ge<strong>ze</strong>lfchap van meisjes en<br />

zotten zijner foort, den tijd verkwistte, dan op<br />

eenmaal met de hand voor zijn' kop flaat, opfpringt<br />

en uitroept: „ de Droes! ik zou het<br />

„ Wel vergeeten, dat's waar, ik moet morgen<br />

,, preeken": doch hij.gaat voorts weêr nederzitten,<br />

en fnoeft dat hij toch wel eene goede preek, die<br />

ieder met een' gapenden mond zal aanhooren,<br />

ligtelijk uit den mouw zal fchudden: dan 's morgens<br />

vroeg ziet hij eene oude, reeds tienmaal<br />

gedaane preek nog eens flegts ter loops in,<br />

en fpreekt <strong>ze</strong> voorts, met eene domme ftoutheid,<br />

voor de vergaderinge uit, waaröp hij<br />

zich den naam van een groot vernuft, een<br />

Redenaar, die voor de vuist kan fpreeken,<br />

een fchrander en vlug verftand , en wat dergelijke<br />

verheven titels 'er meer zijn, verfchaft,<br />

of ten minde waant te verfchaffen.<br />

Daar wordt ergens een Gouverneur begeerd:<br />


6 t> E O N W E E T E N D E<br />

Ginsch kiest men tot Pedagoog een mannetje ,<br />

dat zich te binnen brengt, alles van de eerfte<br />

nieuwlte fnof, eens in een leerboek van fmaak,<br />

na malkander te hebben zien aangehaald, maar<br />

vooral daaromtrent de Methode, o Methode! verftaat,<br />

ja daar over menigmaal in het bijzijn van<br />

zijnen Principaal disputeert, en volgens den he<<br />

dendaagfchen cours alle lieden, groot en kleen,<br />

uitlacht, waardoor hij de<strong>ze</strong>n, die geen Geleerde<br />

is, doet gelooven, dat hij juist den regten man,<br />

Apollo's Foedjlerling, in dienst genomen hebbe.<br />

• Trouwens, het wordt een gemeen <strong>ze</strong>ggen,<br />

en een compliment der onweetenden: „ wij ftudeeren<br />

over de Methode I," Parrhafius voorhangfel.'<br />

zoek niet daarachter; het is de afbeelding<br />

<strong>ze</strong>lve.<br />

Uit dien hoofde komt ook meenig geëerd man<br />

in een ge<strong>ze</strong>lfchap, en hoorde <strong>ze</strong>kerlijk liever fpreeken<br />

van gebrek aan ooft in dit jaar, en van den<br />

rijken <strong>ze</strong>gen in het voorige, van her bloeijen der<br />

Tulpen en Auriculaas, van paarden en duiventeelt,<br />

en wat ander nog meer dergelijke geliefkoosde<br />

onderwerpen van zijne gefprekken zijn: maar,<br />

o die drommelfche Pedanterie! omdat twee gil»<br />

debroêrs onderling een gefchil hebben, fterk<br />

van hun ambacht fpreeken, en de kwaade Geest<br />

<strong>ze</strong>lfs wel den ééjien inblaast, om zich op dit<br />

Orakel te beroepen, zoo is het niet mogelijk, dat<br />

de<strong>ze</strong> man zich nog langer fiil lun houden. Hij nadert<br />

dan met afgepaste fchreden en een deftig we<strong>ze</strong>n<br />

,


DE Q N W E E T E N D E . 7<br />

<strong>ze</strong>n, of fleekt, voorover buigende, het fchrandere<br />

oor over de tafel, laat zich, naar bevinding van<br />

zaaken, het gefchil nog eens geheel verhaalen»<br />

ftelt alles in groote verwachting, en — het wijst<br />

zfóch van <strong>ze</strong>lf, dat die geene, wie hem anders de<br />

kloekfte en geleerdfte toefcheen, ook ditmaal ge-<br />

lijk krijge: „ ja, ja, <strong>ze</strong>gt hij, het is zoo, gij hebt<br />

„ volkomen gelijk"! Begeer geene reden bij<br />

de<strong>ze</strong> beflisfing; vraag niet, of hij de wet, waar­<br />

over het gefchil was, of het boek, waarvan ge-<br />

fproken wierd, kenne of ooit gelee<strong>ze</strong>n hebbe.<br />

Die arme man heeft hier den èerdans gewaagd;<br />

indien gij hem een beentje <strong>ze</strong>tten wilt, dan valt<br />

hij hals over kop in de grootlte verwarring.<br />

o! Hier is meenigmaal eene fchoone en<br />

ruime ftof; en 't is een regt vermaak om aan<br />

te zien, hoe veelen met het hulfel of de<br />

kap, die hen nog dekte, ongelukkig hangen<br />

blijven, en dan het jammerhartige hoofd, vol<br />

fcheuren, fpleeten en wonden, naakt vertoo-<br />

nen. -— Hoe dit gebeuren kunne? — Juist bij<br />

geval,, even als men aan een' fpijker, aan eens<br />

anders knoopen, fpelde , gespen, enz, blijft<br />

hangen,:<br />

Lompe verwisfelingen der weetenfchappen<br />

onder malkanderen; verwarring der naamen van<br />

Geleerden en merkwaardige Perfonen met zaa-<br />

ken, die 'er eenigzins in lectergreepen naar ge­<br />

lijken j misdagen in de bekendfte tijdrekening;<br />

aanftootelijke, in het oog loopende en kinder?<br />

A 4 achtigs


8 E»E O N r W E E T E N D E .<br />

achtige verwisfeling van bekende Clasfifche<br />

Autheuren, zonder dat men de dwaaling in het<br />

minfte herroept ; onverftandige beweeringen ,<br />

die nogthans, bij tegenkanting, met trotschheid<br />

en eenvoudigen hoogmoed worden doorge<strong>ze</strong>t;<br />

ongegronde en verkeerde berichten , na eene<br />

gedaane uitdaaging ; al te zigtbaare en befchroomde<br />

ontwijkingen in dergelijke gevallen;<br />

lompe en wel dikwerf herhaalde taalfeilen, in<br />

Kleene uitdrukkingen eener taaie, welke men<br />

noodwendig kennen moest; het vasthouden van,<br />

Anecdoten; verandering van het gewigtige en<br />

ernftige in het kluchtige en boertige; boerfche<br />

vergelijkingen van het groote en nieuwe me.<br />

het gemaene en overal bekende , even als<br />

Göthem Abt van Fulda, die geene andere wetten<br />

dan de tien geboden kende; eene geheele<br />

vermomming bij een grondig gefprek, na eene<br />

vooraf in het oogloopende en verveelende rijkheid<br />

vangefprekken; kinderachtige vraagen tusfchen<br />

beide, xvelken men voor geleerd en uirermaate<br />

geestig houdt; handtastelijke onkunde in de ge.<br />

meenfte dingen van het dagelijkfehe leven, in de<br />

meestgewoone gebruiken, of in de fpreekwoorden,<br />

waarvan zich de kinders al bedienen; laage<br />

verwondering bij algemeene bekende dingen,- uitfteekende<br />

goedkeuringe van eigenlijk broddelwerk;<br />

laakingvan, en klagten over eigenfehappen<br />

en fraaiheden, die de hoogachting van regte kennefèn<br />

verdienen; dit en nog veele andere dingen,<br />

hier-


BE O N W E E T E N D E . £<br />

hiertoe behoorende, zijn de bekendfte leu<strong>ze</strong>n der<br />

onweetendheid, ,doorgaans zoo fterk en zoo af-<br />

zigtig, dat niets' den man ontfchuldigen kan,<br />

wanneer hij het <strong>ze</strong>lf al merkt , en dan weder<br />

goed wil maaken.<br />

Hier zijn 'er nog korte bijdragen toe. „ Dat<br />

moet de TaBik beflisfen, mijne Heeren"! riep<br />

met eene geleerde houding een Hooggeleerd<br />

Man, toen hij twee liefhebbers van 't muziek<br />

aan het Clavier over den Tatl van een Stuk<br />

hoorde twisten. „ 't Komt af van DaBylos",<br />

<strong>ze</strong>ide een ander, toen een Heer hem verzocht,<br />

hem 't meer gelee<strong>ze</strong>n woord, DaByliotheek, te<br />

willen verklaaren; „ en, daar dit in het Grieksch<br />

„ een' vinger beteekent, zoo is Da&yliotheek de<br />

„ wectenfchap van de vingeren." Dergelijk een<br />

Held liet zich ftout in het Modegefprek uit over<br />

de Phyfiognomie, waarvan hem onlangs pas iets<br />

ter ooren was gekomen , maar noemde <strong>ze</strong> ge­<br />

nadig Phychologk, en voer 'er, iets van ande­<br />

ren in 't wilde daaromtrent gehoord hebbende,<br />

met alle magt tegen uit, als eene <strong>ze</strong>er on<strong>ze</strong>kere,<br />

geheel belachgelijke en op enkele verbeelding<br />

rustende weetenfchap. De aanzienlijke Do&or<br />

moet eene befchrijving van de Moxa geeven; —<br />

en wat maakt hij 'er van? — eene Forceps, eene<br />

korentang of tang van een' Wondheelerl Iemand,<br />

die mij voorheen eens breed van zijne diepe<br />

kunde in de Franfche taal had opgegeeven,<br />

las in een' Zak-Almanach, bij de afgebeelde<br />

A<br />

? bet


IO DE O N W E E T E N D E ,<br />

hedendaagfche Moden der Dames, de woorden<br />

? Coëffage de M A R I é E , en riep toen<br />

uit: „ waar zal 't nog heen ? zij willen nii<br />

„ <strong>ze</strong>lfs de moeder MARIA naboot<strong>ze</strong>n!" Hij<br />

bezag en las verder; en toen hij de woorden<br />

bonnet a la Barcehnette vond, meende hij den<br />

Natuurkundigen in het verfchiet ontdekt te hebben<br />

, en riep uit: „ wat doet BONNET daö<br />

„ hier? Dat is een lompe drukfeil"! borst een<br />

ander uit, en corrigeerde met rooden inkt, toen<br />

hij eene beoordeelende aanmerking met de<strong>ze</strong><br />

woorden, LIPSII enfe non opus en, zag beginnen<br />

; „ want de Had Leipzig , L ip si A is<br />

9, immers in 't Latijn altoos van het vrouwelijke<br />

„ gedacht geweest." „ Den grooten Gesner kent<br />

„ gij <strong>ze</strong>ker wel"? zoo begon een Geleerde zijn<br />

betoog tegen een ander: een onweetende windbuil<br />

, die daarbij zat, wilde zich, door de perfoneele<br />

kennis met dien uitfteekenden man , verheffen:<br />

zoude ik, viel hij hem in de reden, Gesner<br />

niet kennen ? wij hebben famen fchool ge<br />

„ gaan; hij heeft in de eerfte klasfe nog onder<br />

„ mij ge<strong>ze</strong>eten: hoor, hij was een drommelfche<br />

,, keerel"! Nog meer zotte klap zoude hij uitgeflagen<br />

hebben, zoo de<strong>ze</strong> windbrekerij, die tegen<br />

alle tijden en omflandigheden blijkbaar aanliep,<br />

geen hartelijk gelach van allen had verwekt.<br />

De Haan ftond, op den mesthoop , voor een<br />

edelgefteente, of, dat het <strong>ze</strong>lfde is, een Man,<br />

zoo als wij hem thans bedoelen, ftond voor een<br />

. <strong>ze</strong>er


DE. ONWEET-EJïDE II<br />

<strong>ze</strong>er prachtig oudheidkundig werk, 't welk een<br />

kenner toonde, en onder anderen op een paar<br />

Qriekfche uitfteekendfraai geteekende kampvech-<br />

' ters wees: „ God bewaare ons ! (riep de<br />

„ eerfte uit,) dat de<strong>ze</strong> tijdeq niet wederom ko-<br />

„ men, waarin het vuist- en kolfrecht de Mode<br />

„ was." Iemand zijn we<strong>ze</strong>n dondt erndig<br />

en oplettend, «r las een geleerd gefchrift; en<br />

toen hij, in eene <strong>ze</strong>er wel maar mogelijk voor<br />

hem te verheven opgeftelde zjnuiting, de woorden<br />

pro virili parte vond , hield hij 'er den duim<br />

bij, wees <strong>ze</strong> met een beoordeelend gelaat zijner<br />

vriend, en <strong>ze</strong>ide: „ daar, lees eens die ver-<br />

„ vloekte vuile taal"! „ VOLTAIRES Hen-<br />

„ riade zal ^hem nog lang overleeven"; zoo begon<br />

een verdeediger van dien Dichter: „ ik<br />

„ dacht, die vuile zondaar ware ongehuwd ge-<br />

„ ftorven" <strong>ze</strong>ide een geleerd mannetje, 't welk<br />

tot nu toe.dil ge<strong>ze</strong>ten had, en echter ook iets<br />

voor den dag wilde brengen. „ Hoe maakt men<br />

„ het dan", vraagde iemand, wien de lust tot<br />

fchrijven bekroop, even als meenige arme Familie.,<br />

om te trafteeren „ dat juist eene ge-<br />

„ fchreeven bladzijde eene gedrukte pagina vul-<br />

„ le?" -<br />

Doch al genoeg: het o hadt gij gezweegen!<br />

is oud ; en iemand, wien de verwen hier te hoog en<br />

fterk voorkomen, zal aartflonds, bij den eerden<br />

den besten toeleg, om hier <strong>ze</strong>lf te zoeken, het<br />

penfeel volkomen regtvaardigen. Dan voor hem,<br />

die


12 DE O N W E E T E N D E<br />

die lust heeft, volgt nog een kabinet van een<br />

ivat fijner foort.<br />

De Snoever fpreekt dikwerf, in laage bewoordingen<br />

, van menfchen , die verre boven<br />

hem verheven zijn, om ons het geloof aan de<br />

gemeenzaamheid, welke hij met hun houdt, op te<br />

dringen; even zoo fpreekt de onweetende van<br />

menfchen, zaaken en fchriften, welken de waare<br />

kenner niet dan met eerbied noemt, in eenen gemeenzamen<br />

en gemeenen toon. „ Hoor, Vi~<br />

3, TRUVIUS is toch een drollig fchrijver"! zoo<br />

fpreekt hij, die ons hier mede het waare bewijs<br />

in handen geeft, dat hij ViTRUVIUS nooit<br />

gelee<strong>ze</strong>n heeft. „De fnaakfche Horatius; mijn<br />

„ lijf- en hartfterker Ovidhts; mijn oude keerel<br />

„ Homerus; broeder Leïbnits; mijne liefhebberij<br />

„ de natuurlijke Hiflorie; mijn meisje de Ma-<br />

„ thefis; de Brochure, welke hij toen eens ge-<br />

„ fchreeven heeft; de mondvol Latijn, dat hij<br />

„ fpreekt; het beetje, met verlof te <strong>ze</strong>ggen, histo-<br />

„ riën, dat hij bezit;" dit alles wil, wanneer<br />

men de betekenis vraagt , dikwerf niets meer<br />

<strong>ze</strong>ggen, dan: Horatius, van welken ik Hechts<br />

weet, dat hij verftandig en geestig is; Ovidius,<br />

van wien ik eens twee woorden heb verftaan;<br />

Homerus, van wien ik heb gehoord, dat hij<br />

llmpel en edel verhaalt, en een ond blind man<br />

geweest zou zijn; Leibnits, wiens fchriften ik<br />

nooit heb ingezien , en die ik nimmer denk te<br />

ke<strong>ze</strong>n; de natuurlijke Historie, waarvan ik niet<br />

meer


DE O N W E E T E N D E . , 13<br />

meer weet, dan dat ik eenige kapéllen en uilen<br />

bezit, en <strong>ze</strong> op plaaten gaarne zie afgebeeld;<br />

de MathefiSi, waarin ik gaarne Wenfchte meer<br />

bedreeven te zijn, omdat ik 'er zoo veel Van<br />

hoore fpreeken; het Boek, dat de<strong>ze</strong> of die ge-<br />

fchreeven heeft, maar 't welke ik niet verfta;<br />

het Latijn, waarom ik hem benijde, omdat het<br />

mijne zaak nooit is geweest ; de kennis der<br />

Historiën, waarin ik een volflagen vreemdeling<br />

ben.<br />

Juist als de armhartige Pronker den zijden<br />

of witten doek meteen punt uit den zak, zijn<br />

horologieketting lang naar beneden hangen laat,<br />

en de lobben verre na vooren haalt, opdat dit<br />

alles toch volkomen mogt gezien worden, terwijl<br />

de Rijke dft wel verbergt, zoo kraamt de on~<br />

weetende ook gereed zijnen armoedigen voorraad<br />

uit.<br />

. In het ge<strong>ze</strong>lfchap van eenvoudigen en dammen<br />

is hij daarom gaarne; want bier wordt hem die<br />

ongemeene eer bewee<strong>ze</strong>n, dat hij, als Reineke,<br />

voor de Gan<strong>ze</strong>n mag gaan zitten, om <strong>ze</strong> te leeren.<br />

Hoe kittelt het hem hunnen opgefpalkten mond<br />

en hunne op hem alleen gevestigde oogen te<br />

zien, wat zij niet kunnen begrijpen, ter be-<br />

flisfinge, aan hem te hooren voordraagen , en<br />

hunne vraagen, twijfelingen en zwaarigheden,<br />

door zijne vermeende wij<strong>ze</strong> antwoorden, in de<br />

behoorlijke donkerheid te ftellen!<br />

Maar, tot de verkeering en het ge<strong>ze</strong>lfchap<br />

met


14 DE O N W E E T E N D E .<br />

met Mannen van naam en eene uitgebreider<br />

kennis bereidt hij zich niet <strong>ze</strong>lden vooraf, leert<br />

plaatfen uit fchrijveren in rijm en onrijm van<br />

buiten, en zoekt gelegenheid, meenigmaal onbehouwen<br />

genoeg, om <strong>ze</strong> flechts te pas te kunnen<br />

brengen; Hellingen, woorden en naamen, dié<br />

hij verzamelen kan , worden insgelijks medegenomen<br />

; hij laat <strong>ze</strong> , gelijk de Gochelaar de<br />

Vogels onder den hoed, voor den dag komen $<br />

maar meenigmaal zoo gebrekkig, dat men hun<br />

kortflxmdig verblijf in hunne gevangenis voort<br />

kan bemerken. Zijn de<strong>ze</strong> Mannen , naar zijne<br />

meening, van een' hoogen rang, dan is het heni<br />

eene eer hun te vraagen, en hun twijfelingen<br />

en zwaarigheden voorteftellen, maar alle weêr<br />

zoo kommerlijk ,• dikwerf zoo kinderachtig,<br />

en flechts oppervlakkig, dat de een of ander in<br />

den eerftcn opflag denkt, dat men met hem den<br />

fpot fteekt, maar voort daarna, uit reeds voorafgegaane<br />

blijken , het arme wicht leert kennen ,<br />

en in eene goede luim , een antwoord geeft.<br />

. „ Maar met permisfie, dat ik vraage, droeg<br />

„ Winkelman eene paruik ? Snoof en rookte<br />

„ Wrafer% Doch ik denk niet, dat gij van dit<br />

„ alles hebt gehoord, of iets daarvan u ooit is<br />

„ voorgekomen. Gij zijt immers Luthersch, enz".<br />

Dit en foortgelijke dingen zijn alreeds gewigtigë<br />

vraagen , bedenkingen en twijfelingen , voor<br />

een' man; die flechts de eer wil hebben, dat<br />

hij gevraagd en getwijfeld heeft.<br />

Legt


£>E Ö N W E E T E N D E . 15<br />

Legt 'er hera'werklijk aan gelegen, om iets van<br />

anderen te verneemen, of perst hem de tijd van<br />

nood; dan weet hij, op zijne manier, ftil rond<br />

te fluipen, zoo als hij ten minfte meent, <strong>ze</strong>er<br />

verbloemd te vraagen, maar zich <strong>ze</strong>er <strong>ze</strong>lden zoo<br />

geheel te verbergen , dat men den bedelaar<br />

niet zoude bemerken. „Hij is 'er anders een<br />

„ groot Held in geweest , maar heeft het in<br />

„ langen tijd niet bij de hand gehad: gij behoeft<br />

„ 'er hem flechts één woord van te <strong>ze</strong>ggen, dan<br />

„ zal 't hem volkomen weêr te binnen komen".<br />

Doch ter vertroostinge zijner armoedige ziel,<br />

moet ik verzoeken, dat gij hem toch uitvoerig<br />

onderricht, of liever het werk <strong>ze</strong>lf op u neemt;<br />

want dat is eigenlijk zijn heimelijke wensch:<br />

anders ware zulks even zoo veel, als iemand,<br />

die volftrekt een vreemdeling is, flechts tot de<br />

poort toe te ver<strong>ze</strong>ilen; hij zal dan nog tien an­<br />

deren moeten vraagen , of in het veld overal<br />

omzwerven , en den nacht en het gevaar in de<br />

handen vallen.<br />

Van de meenigte der vaten, tonnen, bosfert<br />

en doo<strong>ze</strong>n befluit men, ten minfte zoo lang als<br />

het niet vrij ftaat, om 'er in te zien, wegens den<br />

voorraad des winkeliers; zoo befluit men ook,<br />

door de meenigte der boeken en hunne fraaije ban­<br />

den , wegens der<strong>ze</strong>lver inhoud , en van alles,<br />

niet <strong>ze</strong>lden, tot den bezitter.<br />

De<strong>ze</strong> drogreden heeft bij mannen , van het be-<br />

fchrceven foort, den fterkften klem: naar hun<br />

oor-


ló DE O N W E E T E M D E .<br />

oordeel befluit ieder in diervoegen; en uit dien<br />

hoofde zijn zij , niet <strong>ze</strong>lden , de grootfte ver­<br />

zamelaars van boeken. Men treft <strong>ze</strong>, wanneer<br />

zijden tijd vooruit weeten, in hun boekvertrek<br />

aan ; zij lee<strong>ze</strong>n met ingefpannen aandacht, ver-<br />

.zaaken gaarne het gehoor , fpringen als ver-<br />

fchrikt op, en moeten zich eerst eenen weg tot<br />

ons baanen door boeken, welken zij met voordacht,<br />

kort te vooren, tot een geleerd bolwerk, op<br />

eikanderen ftapelden: dan volgen veele ontfchul-<br />

digingen, dat <strong>ze</strong> on<strong>ze</strong> komst niet hadden gemerkt;<br />

de geest des boeks had hen gekluisterd; en tot<br />

.ftaavinge hunner kunst, om afgetrokken te kunnen<br />

denken, voert men nog een paar historietjes aan,<br />

dat zij trommel noch brandklok hebben gehoord,,<br />

van geenen flaap wisten , en, wanneer het<br />

ganfche huisgezin 's morgens reeds in de weer<br />

was, nog aan hunne tafel zaten, en in de<br />

letteroefeningen blokten.<br />

Men wil hunne Bibliotheek nader leeren ken­<br />

nen : — o ja! zij leiden u tot verfcheiden kasfen<br />

met boeken, in Franfche, Engelfche en andere<br />

banden gebonden, houden elk boek kort voor<br />

de oogen , want <strong>ze</strong> zijn volflagen bijziende,<br />

prij<strong>ze</strong>n de zwarte en fijngefneeden letters, als<br />

mede de fraaiuitgewerkte titelplaat, en weeten<br />

<strong>ze</strong>lfs, o verheven wijsheid ! dat van Londen ,<br />

Parijs , Ba<strong>ze</strong>l, Amfterdam , Leiden en meer<br />

andere fteden, altoos veele goede en heerlijke<br />

fchriften voor den dag zijn gekomen. — Het<br />

Ge-


DE ONffEETENDE, T_<br />

l<br />

?<br />

Geheugen is bij hen zwak; want men moet weeten,<br />

dat het ene eer is, geen groot geheugen<br />

te hebben; natuurlijk dost dit bij hen op fferk.<br />

te van oordeel befluite-i Wat is wel uwe<br />

kunfl, welke zij -voorde<strong>ze</strong>n ook niet hadden '<br />

fK-.Kff'nd, en waarin <strong>ze</strong> nu al verre gevord.:;d<br />

u-a,en, maar van welke zij, thans,<br />

hadden moeten afzien , daarom alleen , om<br />

dat hun aimt , hunne tijd en oogen de verdfcre<br />

beoeffening niet toelieren. Gij hebt een<br />

werk gefchrceven — juist over de<strong>ze</strong>lfde ftof<br />

wilden <strong>ze</strong> ook eens fchrijven ; zij hadden 't<br />

mogelijk nog wel gedaan , maar nu waart gij<br />

hen daaromtrent ree:is voorgekomen., Zij zijn,<br />

gelijk gij ziet, overal en in alles t'huis ; de<br />

grond, de wanden , de open vakken, de tafels<br />

, waarop kaarten, tekeningen , modellen,<br />

ontwerpen en kunft- tuigen van verfchet<br />

de fcorten liggen, hoewel dikwerf alleen ten<br />

halve en gebrekkig, geevén 'er bewij<strong>ze</strong>n va» #<br />

Op die eigenfte wij<strong>ze</strong> verzamelt de arme alle"<br />

oude vodden en fcherven om 'er zijn anders<br />

armoedig vei trek meê op te (chïkken*<br />

Zij zijn , wanneer men 'er hen over<br />

hoort oordeelen, <strong>ze</strong>lden in hun regt vak gekomen<br />

, maar hadden volgens een heel ander<br />

Pian geftudeerd. De<strong>ze</strong> voqr-of-flocreden heb-<br />

U. Dtsu. B ben


jg DE ONWEETENDE.<br />

ben zij, bij <strong>ze</strong>kere gevallen, <strong>ze</strong>er nodig; doch<br />

nimmer is <strong>ze</strong> van die kragt, om hen , ge­<br />

lijk <strong>ze</strong> gaarne wilden , geheel te ontfchul-<br />

digen.<br />

Maar Saul is nogtans werkliik dikwijls onder<br />

de Propheeten , de blinde een wegwij<strong>ze</strong>r, de<br />

lam.ne een dansmeester , en de ftomme een<br />

voorzanger ! Hoe gaat dit aan ? hoe fchaft hij<br />

r a ad ? — Dit is niets! het moet wel , <strong>ze</strong>gt<br />

„ mijn niet al te fijne fchoenmaaker , wan-<br />

„ neer ik hem klaag , dat de fchoen veel te<br />

„ nauw is , en hij met zijne zwarte vuiften<br />

„ toetaft, het moet wel , wanneer men 'er<br />

„ maar den mond na weet te trekken." •—-<br />

Zo neemt de onweetende fchoolmeefter, naar<br />

de kunft , van 'er den mond na te trekken ,<br />

het grondbegin<strong>ze</strong>l met vermaak aan , dat men<br />

alles (peelende moet leeren , en fpeelt met<br />

zijne leerlingen in een eigenlijken zin; geeft,<br />

wat hem en hun fmaakt , ten beste; vult zij­<br />

ne zwakke maag met lugtige fpijs'; geeft en<br />

neemt, dikwijls, üuren uitfpanning , en fielt<br />

den fpot van de fcholiercn op rekening van den<br />

moedwil der jeugd, weiken een wijs man met<br />

geduld moet verdraagen. De onweetende Ex­<br />

aminator laat den Candidaat de Eere , om in<br />

het Latijn te antwoorden, maar houdt zig uit<br />

ver-


DE ONWEETENDE.<br />

verkiezing aan zijn moedertaal; doet vragen, waar<br />

over men flegts lachen, en die men niet beant­<br />

woorden kan , na dat hij <strong>ze</strong> egter <strong>ze</strong>lfs te vooren<br />

met alles , wat 'er toe behoort, opfehreef<br />

of van buiten leerde , en heeft daarbij wel<br />

zijne dagen, wanneer men hem doet bloo<strong>ze</strong>n,<br />

en hij fmert gevoelt , maar te gelijk een uit-<br />

fteekend geheim , om egter geruft en vet te<br />

blijven , welk arcanum hij tot trooft van de<br />

arme zielen zijner broederen niet met zig in<br />

't graf moeft neemen.<br />

De Prafes van *t gerecht houdt, wie zal<br />

het hem beletten? zijnen grooten jongen, die<br />

nog m-er kan dan Aften innaajen en uitfchrij-<br />

ven, en dit, die gewoonte om eenen grooten<br />

jongen tot zijn dienft te houden, heb ik, an­<br />

ders nog menigmaal in 't geeftelijke en wae-<br />

reldiijke, van hoogen en laagen, met nut en<br />

Eere zien plaats grijpen.<br />

Wie de pis beziet, en de pols voelt, heeft<br />

meer Recepten, óm zijne onweetendheid te red«?<br />

den, dan den Lijder voor den dood te bewaa-<br />

ren. „ Men is een oud Duttor, en heeft zo<br />

„ veele grij<strong>ze</strong> hairen niet op het hoofd , als.<br />

men al gevaarlijke Patiënten heeft onder<br />

„ handen gehad , die het jong borftje (een<br />

„ jong kundig, en ervaaren DoStor) nooit zal<br />

B 2 krij.


DE ONWEETENDE.<br />

„ krijgen ;" of: „ daar , ziet daar! de<strong>ze</strong>n en<br />

„ geene uit de kaaken des doods verloft; den<br />

„ kranken , dien anderen opgaven , gered j<br />

„ de heete koorts voort weggenomen, en den<br />

j, brand in het üghaam uit zijn' fchuiihoek<br />

„ verdreeven ; " wanneer eene gemeene ziek­<br />

te den Patiënt van <strong>ze</strong>lfs verlaaten heeft; of,<br />

wanneer hij onder de Cuur van zijn partij ,<br />

of dat jong borftje fterft , dan het lo triutm<br />

phe ! gefchreeuwt „ mij had men moeten con-<br />

3, fuktren; mij had men moeten haaien ; dan<br />

?, zoude ik mijne kunft; getoond, en, moeft<br />

3, ik dat niet weeten ? hem <strong>ze</strong>ker hebben ge-<br />

3, red." De<strong>ze</strong> of dergelijke taal , daarbij nog<br />

een half dozijn laage en laffe Complimenten,<br />

en de vrije fmul oekt, ten minden voor een<br />

groot gedeelte, de diepfte onwee f<br />

endheid van<br />

den veragtelijken Kwakzalver en maakt den<br />

dommen Tandtreiker tot eenen Esculapius $<br />

want het gemeen loopc met hem heen en de<br />

zot heeft toejuiching aan alle kanten.<br />

De<strong>ze</strong> houdt het altoos met den onwaeten-<br />

den ; het is , als of hij zig waarlijk over de<br />

broederlijke gelijkheid verheugde,- en mogt hij<br />

wat meerder plaat<strong>ze</strong>n vergeeven , dan hij nu<br />

vergeeft, dan zou 't weldra een algemeen voor­<br />

recht worden, de onweetendfte te zijn. Ten<br />

min-


DE ONWEETENDE. z<br />

minden laat hij niet na partijen te maaken ,<br />

en de verdediging zijner Helden op zig te nee-<br />

men. „ on<strong>ze</strong> Heer *• is een <strong>ze</strong>er braaf Heer,<br />

s, cn kan zig naar elk een' fchikken;" of:„ ei!<br />

j, gij zijt reeds een geleerd Heer, gij wik het<br />

„ flegts niet weeten; "of: „ hij zal en moet<br />

„ nu on<strong>ze</strong> Domine worden , want hij is zo regt<br />

„ eenvoudig en, wie ons een' ander opdrin-<br />

„ gen wil , dien zal de Drommel haaien! "<br />

of „ neen, ik prijs den mijnen, ver, boven<br />

„ hem , zijne pillen werken nog , die bij mij<br />

„ heeft gegeeven." Waar men zulke Advo-<br />

caaten vind en de<strong>ze</strong> zoortgelijke Cliënten ziet<br />

wemelen daar is een groot en gegrond ver­<br />

moeden , dat de God Stupnr zijnen Priefter<br />

onder hen gezonden hebbe.<br />

D E


22<br />

D E<br />

S C H I J N H E I L I G E .<br />

"^^"recb met Mannen, welke gelooven, dat<br />

men van de vroomheid van anderen omzigtig<br />

moet oordeelen, en dat de neu<strong>ze</strong>n , die geftadig<br />

fchijnheiligheid gewaar worden, wegens hunne<br />

eige ziekte , eenen bedorven reuk hebben!<br />

'T was of-k, altoos, mijn oud geloof, elk<br />

een', zo als bij wilde , op zijne wij<strong>ze</strong> , en,<br />

zo als hij goed vond, zijne Pfalmen te laaten<br />

zingen, en niet voort; Schaapsvel en<br />

van binnen een wolvenhart! uit te roepen.<br />

Maar, maar! wanneer het licht van verre<br />

niet anders was dan een Stalkaars of verrot<br />

hout , 't geen van verre licht fcbeen te zyn;<br />

dan kan ik evenwel niet <strong>ze</strong>ggen : hier is egt<br />

en we<strong>ze</strong>nlijk vuur ! en , wanneer de wind ,<br />

of eenig toeval de Leeuwenhuid eens opligt,<br />

dan heb ik, met mijne twee gezonde Oogen,<br />

eenen E<strong>ze</strong>l gezien: want nog altoos is 't waar:<br />

il efl de faux devots ainfi que de faux braves.<br />

De Heer Dikken , te boek ftaande als een<br />

vroome , haalt zijnen buurman , den eerlijken<br />

Schoenmaaker , vinnig over den hekel,<br />

waai-


DE SCHIJNHEILIGE. j 3<br />

waarbij hg <strong>ze</strong>lfs Jacch: I 20 aanhaalt, omdat<br />

de<strong>ze</strong> zijn' jongen, dien een' deugniet was, volgens<br />

een goed meesters -gebruik , helder met den<br />

fpanriem om de lenden heeft eegeven; komt<br />

met een vreedzaam en godsdienftig gelaat weêr<br />

in zijn eigen huis , en hoort, dat de MeH,<br />

hoewel bij ongeluk, zijn fraaje kruik gebro­<br />

ken heeft, maar trekt haar , is het niet <strong>ze</strong>er<br />

billijk ? een' rijksdaalder aan de geringe huur<br />

af. —<br />

Dat 'er een nieuwe Preekftoel in de Kerk<br />

ge<strong>ze</strong>t, en hij met fijn Laken bekleed s, en<br />

dat 'er in plaats van den ouden Engel, waar­<br />

op het doopbekken vast , maar van welke»<br />

een arm gebroken was , een nieuwe zij ge­<br />

komen , dit alles wee'en wij dank aan de<br />

mildaadigheid van Mevrouw de Weduwe Hincb.<br />

mijer; maar, dewijl haar fchoonzoon , te­<br />

gen welken zij tog, altoos , haare vroome<br />

bezwaaren hadt, bij eenen rijken huwelijks -<br />

<strong>ze</strong>gen, vrij nadrukkelijk gevoelt, wat iighaams<br />

onderhoud betekent, zo hadt hij al het geld,<br />

door haar b-fteed tot noodzaaküjfce giften,<br />

voor zijne huishouding nog noodiger gehad. —<br />

Dat de oude Heer Bidder alles, met betrekking op<br />

zijne Lijkftaue, al befchreeven , en het geld,<br />

daartoe verëischt a in een bijzonderen , ver*<br />

B 4 2e.


94 DE SCHIJNHEILIGE.<br />

<strong>ze</strong>gelden zak klaar gelegd hebbe, is waar; ik<br />

heb het <strong>ze</strong>lf gezien;, en dit_ getuigen* ben<br />

ik aan smans \ roomheid verfchuJdigd • maar<br />

dat hij , heden , een weinig bedremmeld nog'<br />

rekeningen heeft bezwooren, waar ove* de Hechter<br />

in toorn het hoofd fchudde , oe min erjaarige<br />

traanen ftortte , en ik de deu uit.<br />

liep, dit is insgelijks waar. — Domme Dinijs,<br />

preekt wel tegen de ij ielheid van zijn Grlega,<br />

om dat die niet een breeden ronden hoed, en<br />

eene papsk ter grootte van ten fchaapevagt<br />

draagt , als bij ; mitsgaders niet altoos in 't<br />

zwart gekieed gaat, en Schoenen naar den<br />

hedendnagichen trant , of zomwijlen laar<strong>ze</strong>n<br />

aan hebbe ; maar dat bij <strong>ze</strong>lf ten ujterften<br />

geldgierig zij, in 't g. hei ra des Naaflen Eer<br />

beklad, en door omkooping of bedrog zig <strong>ze</strong>i ven,<br />

poogt te verheffen, dit gaat veel vejrder dan een<br />

opgetoomde hoed , eeo korte paruik , nieuwerwetfche<br />

Schoenen en het dr,aagea van Laar<strong>ze</strong>n.<br />

— Doch dit alles is immers al oud, en<br />

Vader Rabener zoude hier ftof tot de. vermeerdering<br />

van zijne Hekelfchriften in ruimte hebben<br />

gevonden.<br />

Ook dit is oud , dat de jonge Zeto'es , de-<br />

wijl hij nog geene plaats heeft, in het ge<strong>ze</strong>lfchap<br />

van oude Mannen, die zijne Pairoonen<br />

kun-


DE SCHIJNHEILIGEN. 25<br />

kunnen zijn, en hem aan de<strong>ze</strong> of geene plaats<br />

tot den kan<strong>ze</strong>i kunnen helpen van ijver voor<br />

de zuivere en orthodoxe Leer brande, ja de eer-<br />

ite wil!e zijn , die zijne ftem zou geeven, om<br />

allen , die den naam van Ke-ters djaagen of<br />

te verbranden, of, op zijn zagtft. uit 't Land<br />

te bannen ; maar niet bedenkt, dat ik h,m,<br />

vóór drie dagen, nog even ftijf en fterk , op<br />

de wij<strong>ze</strong> van een Student, hunne half betree-<br />

pen ftelliogeq tegen 't orthodoxe fijfteem op<br />

eene verregaande wij<strong>ze</strong> hoorde herkaauwen en<br />

verdedigen : dat de Schurk, van wien<br />

de Klapperman het beft getuigenis kan gee­<br />

ven , in de oefenmge bij een man, die hem<br />

aan het brood helpt, op de kn ërt legge, en<br />

zig zo aanftelle, met fchreeuwen, huilen, en<br />

het maaken van misbaar , als of hem de i'a-<br />

rantul hadt geftoken: dat einde'.ijk de<br />

jonge Weduwe , die anders van de Dommes<br />

in 't algemeen , altoos met uiterfte veragring<br />

fprak, den nieuwen Domme , om dat die nog<br />

ongetrouwd is, <strong>ze</strong>er roerend vindt, den moei-<br />

lijken weg niet fchuwt, en de ganfche Ge­<br />

meente door haarc traanen ftigt ; dtt<br />

alles als ik <strong>ze</strong>ide , is reeds oud : een bewijs,<br />

hoe lang de menfchen, groot en g ring, daar­<br />

mede wisten om te gaan, om de dankbaar; eid<br />

B 5 van


2(5 ȃ SCFIIfNHElLlGE N.<br />

van anderen te ontvonken en zig daartoe van<br />

een gering lokaas bedienen, te weeren van de<br />

door Mienen, woorden en gebaarden uitgedi uk-<br />

te ftelling ; ik huuie het met u, of, ik ben met<br />

u van 't <strong>ze</strong>lfde gevoelen.<br />

Uit dien hoofde behoudt het oude masker,<br />

waar onder men nogtans zo ligt den man ver­<br />

moed, en ook wel iuifr. raad , nog altoos zij­<br />

ne waarde.<br />

Doch , hebzucht is niet de eenige oorzaak<br />

der vermomminge; alle de hartstogten met al­<br />

le haare voortbreng<strong>ze</strong>ls kunnen <strong>ze</strong>er wel met<br />

de<strong>ze</strong>n mantel te regt komen: wie hem gebruikt,<br />

die hangt hem om, of voor een langen, of voor<br />

een korten tijd ; dikwijls vroeg , dikwerf<br />

laat.<br />

De rijke Vrek zou niet zo goed voor een<br />

arm man kimden doorgaan , zoo hij niet te<br />

gelijk den Vroomen fpeelde; , wie de be-<br />

fpotting wegens zij ie onweetendheid te duch­<br />

ten heefc ; die gaat haar tegen door Bigotte,<br />

rie , en geeft voor , dat het tegen pligt en<br />

ge weet en aanloope, meer te doen, dm te bid­<br />

den en preeken, vindende in elke fraaiheid of<br />

gewoonte van Athene of Rome den Duivel en<br />

des<strong>ze</strong>lfs verftrikkingen. —*<br />

Nijd


DE S C II IJ N H E I L I G E N. 27<br />

Nijd err jaloezij rnaaken , gelijk bekend is,<br />

onder beide geflagten de ftrengfte Heiligen ;<br />

meerderheid van andere , en vernederde of te<br />

leur geftdde eerzucht brengen Anachoreten en<br />

eenzaame Stïjliten voort: en, wie zijn' vijand<br />

een oog uirfteeken , hem zijn Beftaan benee-<br />

men , en uit e Stad wil voort helpen , die<br />

doet zulks beft onder godsdienftige fchijnverto-<br />

ning en in Gods naam.<br />

Ja ik heb onbefchofce fpotters gezien, wel­<br />

ke'zig, om heimelijke <strong>ze</strong>tregels, en oogmerken<br />

gedrongen zagen , de ééne of andere vroome<br />

gedagten tot hunne zinfpreuk aan te neemen.<br />

Een oud eerloos Bankrottier , nog elke zon­<br />

de , even als voormaals pkegende, bedekte<br />

fteeds, wanneer daarvan gefproken wierdt ,<br />

zijne eige verkwistingen en befloot die met<br />

de ftelling : Ja, aan Gods <strong>ze</strong>gen is alles ge-<br />

legen : en een ander , welke noch om God<br />

noch zijn gebod gaf, vondt, bij 't herdenken<br />

aan de zonden zijner jeugd en de begeerte ,<br />

llerke begeerte na eene jonge en gezonde<br />

Vrouw, noodig , om te beweeren , dat kin­<br />

deren in den eigemlijken zin een enkel ge-<br />

fchenk des Hemels waren.<br />

Hoe ftout is het , van zijnen doo-lvijmd<br />

te willen leenen ! hoe dom , te gelooven ,<br />

dat


28 DE S C H I J N H E I L I G E N .<br />

dat anderen , die on<strong>ze</strong> vuiligheid kennen ,<br />

't onbefchaamd geleend Eergewaad voor ons<br />

eigendom zouden houden.<br />

De oïijkfte Windbuil is , meerendeels , de<br />

kaalde jakhals ; zonder eenige de minfte zwaa-<br />

righeid zwetst hij vandui<strong>ze</strong>nden en miljoe­<br />

nen , om dat hij gelooft , dat hij den afftand<br />

van zijn waar gereed geld niet hoog genoeg<br />

kan opgeeven , of nog nimmer onder­<br />

vonden heeft , wat het inhebbe , flegts tot<br />

een maatig goed te gèraaken.<br />

Bijna om de<strong>ze</strong>lfde reden gelooft de fnoodfte<br />

Schurk , niet grof en onbefchaamd genoeg te<br />

kunnen huichelen. Wanneer hij bidt; dan<br />

brult, huilt of jankt hij, verdraait de oogen,<br />

en overftemt den voorlee<strong>ze</strong>r ; men kan hem<br />

niet voorbijgaan, zonder een ach, een woord<br />

van jammer, en traanendal , eene les, eene<br />

plaats uit den Bijbel , een vers uit een lied<br />

meê te neemen, welk hij met luider ftem op<br />

een ander' ge<strong>ze</strong>gd wil hebben , maar in de<br />

daad op ons <strong>ze</strong>lv' zngt Hij laat niet na ,<br />

het ge<strong>ze</strong>lfchap , waarin hij komt, met eene<br />

Apostolifche Groet aan te fpreeken. •<br />

„ Van uwen drank, dien gij hem aanbiedt ,<br />

„ te nuttigen ?" — Daar bcwaare mij God.<br />

voor, <strong>ze</strong>ge hij; van de<strong>ze</strong> zonde , Gode zij<br />

dank!


DE SCHIJNHEILIGEN, 29<br />

dank ! ben ik vrij; hij heeft een bij uitftek<br />

fraaij boek mêe ^gebragt , daarin wil hij een<br />

wijl tijds lee<strong>ze</strong>n , en 'er zijne aanmerkingen<br />

bij voegen. Het is Schaapkinds verzilverde He m<br />

mei - trompet, en daar agter ftaat mg: de dag<br />

in den nacht, of de in den winter zingende fflag*<br />

tegaal, dat is enz. Daaruit wil bij het ge<strong>ze</strong>l­<br />

fchap iets voorlee<strong>ze</strong>n ; en 't Juffertje nr;g 'er<br />

ganfeh niet over lachen ; want de Satan , die<br />

uit haar lacht, zal <strong>ze</strong> weldra doen huilen, en<br />

zulke ftoute meisjes 'wandelen in zijne ftrik-<br />

ken. Tabak rookt hij ook niet ; „ want al-<br />

„ les is immers ! rook en damp in de wae-<br />

„ reld:" men moet, <strong>ze</strong>gt hij in eenen teemen-<br />

den toon , zijn' tijd heel anders befteeden ;<br />

wie geftadig bid, die kan zig daartoe niet<br />

verledigen. En zo moet men , wanneer hij<br />

het te pas kan brengen , genoegen neemen ,<br />

in de eenvoudigfte beftraffingen , en de lomp-<br />

fte zinfpeelingen op alles, wat onder handen<br />

genomen, en gefprooken wordt, mede aan<br />

hooren. Schriftuurplaat<strong>ze</strong>n brengt hij al­<br />

toos bij, wanneer 'er hem flegts één woord<br />

de minfte aanleiding roe geeft, dat iemand bee-<br />

zigt, en dat in eene heel andere betekenis in die<br />

plaats voorkomt, en zulks altoos met de vuil­<br />

te duiding op perzoonen en zaaken , die hij<br />

niet


5 o DE SCHIJNHEILIGEN.<br />

niet Jijden ftnag. Hij heeft <strong>ze</strong> ook klaar ,<br />

wanneer hij in den handel bedriegt ; wan-'<br />

neer hij anders een vuil bedrijf verantwoordt,<br />

of een ijskoude Tijran is van Vrouw en Kin-<br />

deren.<br />

Komt een Predikant in het ge<strong>ze</strong>lfchap, of<br />

is hij 'er reeds; dan is het, of de Geeft hem<br />

voort vervoere; hij fielt alles, wat hij weet,<br />

te werk , en laat de ééne malligheid en zot­<br />

ternij op de andere volgen, alleen om den<br />

man oplettend op zig te maaken. Van zom.<br />

migen is hij wel een geflagen vijand $ hij noemt<br />

<strong>ze</strong> heidenfche Leeraaren, Zeedepreekers, mannen,<br />

die den Geeft niet hebben } waarvan men ligt<br />

de rede raaden kan , indien men dee<strong>ze</strong> Man­<br />

nen <strong>ze</strong>lve kent. „ Hij is wel mijn Naaften;"<br />

<strong>ze</strong>gt hij overluid, of <strong>ze</strong>ndt een andéren vrij-<br />

brief vooruit, wanneer hij hunne of anderer<br />

gebreken vinnig beftrafTen wil.<br />

Overal en op eenen <strong>ze</strong>er ongelukkigen tijd<br />

hoord men hem Leeraaren; hij houdt 'er koo-<br />

pers en verkoopers mede op ; roept een an­<br />

der mans kinderen van de ftaat in zijn huis ,<br />

vraagt hen uit , geeft <strong>ze</strong> lesfen , wenfcht<br />

hen het goede , en vereert hen dit of dat<br />

boek, al is 't , gelijk men ligt kan denken ,<br />

van


DE SCHEINHEILIGEN. „ T<br />

van weinig waarde. De onfchu'digfte Mode en<br />

het geoorloofdfte vermaak doet hem het hoofd<br />

fchudden en perft hem zust op zugt ten boe-<br />

<strong>ze</strong>m uit ; de regtmaatigfte fmert van een an­<br />

der leidt hem tot lompe en geheel vrugtcloo»<br />

<strong>ze</strong> verwijten , en tot domme lofredenen Gp<br />

zijne eige ftand vastigheid in dergelijke ge­<br />

vallen.<br />

Maar men hoore hem , wanneer hem <strong>ze</strong>lv*<br />

iets afgeflageti, ont<strong>ze</strong>gd , of wanneer hij er­<br />

gens regrmatig toe genoodzaakt word is ; dan<br />

komt de Burgermeefter nooit in den Hemel ;<br />

de Schepen is volmaakt Fclix, en zal met zij­<br />

ne fnoode Drufilla den loon wel krijgen ; en<br />

alle de anderen, welken naam <strong>ze</strong> ook draagen,<br />

zijn dienaars der ongerechtigheid , gehuurd<br />

van den vorft de<strong>ze</strong>r waereld, om hem te pij­<br />

nigen , naast welken hij <strong>ze</strong> reeds zitten<br />

ziet midden in den poel , die van vuur en<br />

fulfer brandt*<br />

Is het zijne zaak , iets onder het Gemeen<br />

door te drijven ; dan weet hij 'er , gewis ,<br />

't belang des Hemels onder te vlegten : met<br />

den Bijbel in de hand toont hij de plaats ,<br />

we'ke regt eigenlijk hiertoe behoort ; of God<br />

heeft het hem in eenen droom geopenbaard;<br />

een


3s DE SCHIJN HEILIGEN.<br />

een O ak?3 der Stad heëft 'er zo en zo ovei<br />

gefproken; en, om dat die altijd bij hem is,<br />

en alles met hem fpreekea mag , en menig­<br />

maal voor Stad eh Land met hem bidt, hem<br />

vei zo;t t om het tog voor te ftellen , en<br />

'er fterk op aan te dringen.<br />

Zij zijn mede Prophceten , eri met beide ~~t<br />

h u den ten Hemel ziet men hen ond^r de<br />

eenvoudgen ftaan > en hunne voor<strong>ze</strong>ggingen<br />

bij V^ornaame llerfgevallen v verfchijn<strong>ze</strong>ls, en<br />

tijd ng-n uit de ricu'w?pap:e-en uiten. Wee<br />

den verftandigen in ee e Stad, waar men 'er<br />

vee'^n van dat oort heeft I geene goede<br />

fchikKmg zal o' aangevogten doorge<strong>ze</strong>t kunnen<br />

worden ; Zü WJW en 't Oemeen met bij !<br />

en ,<br />

fp^den , ft 'kken en ftecnen , om alles weder<br />

om te houwen , uit te graavén , en om­<br />

ver 'e fmij en , wat tegen hun' wil of oog.<br />

merk geplant , geboüwd , en opgetrokken<br />

is , en om op de koppen van alle de zul*<br />

ken te fl .an, die zig maar in 't minfte willen<br />

ver<strong>ze</strong>tten.<br />

Vol vreugde gluuren zij de kligten van hun<br />

te gernoet , die zij op de<strong>ze</strong> wij<strong>ze</strong> verhinderd ,<br />

en van hun ampt beroofd , of bij de volvoe-<br />

rii g van een edel vo «meernen hebben gedwars­<br />

boomd. „ N\i, God heeft het niet willen<br />

« heb-


DE SCHIJNHEILIGEN,<br />

3 ) hebben , (grijn<strong>ze</strong>n die fchurken , ) en bui-<br />

„ ten zijn' wil gefchiedt 'er toi niet»."<br />

Met één woort ; n )g gel>adi;r. en geheel<br />

de oude Phari&eën ; maar dikwijls komen er<br />

fcheuren in hun Schaapsvel, en dan ziet men<br />

't vuile wolvenhart in des<strong>ze</strong>lfs natu^riijke<br />

gedaante.<br />

II. DUEL. C D E


34<br />

D E<br />

Z O N D E R L I N G E .<br />

"\^"ie al 'e ver van de groote hoofdftraat<br />

afgaat , en door enkel kleine zijdftraatjes<br />

heen kruipt, die moet 'er zijne reden voor<br />

hebben , (vvnnt het zul , hoope ik , de ftelling<br />

nopens dat alles eenen toereikenden grond<br />

hebbe, niets beneemen,) al zou het ook geene<br />

an Jere reden hebben, dan om 'er ook eens .<br />

te hebben doorgekropen. Maar men zou in<br />

de daad moer bcgceren , dan het geen Kei<strong>ze</strong>rs<br />

, Koningen cn Matresten, dikwijls, in<br />

toorn of in eenen goid.n luim van hunne<br />

Gunftelingen begeerden , en ook meer doen ,<br />

dan de<strong>ze</strong> , met hulp van dit of dat , menig. •<br />

masl gedaan hebben , wanneer men elk een',<br />

die met gezonde voeten op zijne handen gaat,<br />

aan de wanden kruipt , of anders een bekij.<br />

kenswaardige Zonderlinge wordt , terftond<br />

wilde vraagen : vriend! waarom dat? Want,<br />

om niet te <strong>ze</strong>egen, dat wij , even als alle<br />

vraagers en befpieders , met wind belasu<br />

den , na huis zouden komen , wij zouden<br />

zonder eenig privilegie , wapen op den rok<br />

enz. nog vrij'wat meer te duchten hebben ;<br />

ten


DE ZONDERLINGE. ^<br />

.en minden bij de meeften zijn de woorden,<br />

een Onbefuisde en, Dolleman , en een Zonder,<br />

linge , broer en zuster, even si; rnogefijk<br />

op het bifülabum , Adel , nog een ander eea-<br />

fyllabig woord d< orgaans volgt , of gelijk als<br />

ons bij het woordje, School, voort on<strong>ze</strong> eerfte<br />

Leermeeftcr met zijn ftok en plak te binnen<br />

valt, welke wijlen die man , benefieasden<br />

zandlooper , <strong>ze</strong>er gefchikt, in ééne hand<br />

wist re houden. Maar in de Asfociatien der<br />

denkbeelden , en in de vereeniging van beelden<br />

en charackcers is niet altoos evenveel<br />

juiftheid te vinden. Dan gewaagd!<br />

Zie daar , mijn Heer ! twee woorden! -—<br />

wie zijt gij! Die vraag kan U onmogelijk<br />

zo vremd en zonderling voorkomen, als<br />

gij mij <strong>ze</strong>lf zijt.<br />

Ingevolge van den langen Piek of y?o£,..dier*<br />

gij in uwe hand hebt, en welke tw ee voeten<br />

ver boven uw hoofd ui.fteekt, zoude ik<br />

u voor een' quovis modo nakomeling van den<br />

zo moedigen , als bloed/gen Ridder , Goliath<br />

houden, die d:t kostelijk familie ftuk in dappere<br />

handen ba waarde , en u voort bij alle on<strong>ze</strong><br />

Oudheid -mi r naars verklikken, die dan terftond<br />

van de eigenlijke hoogte, maate en 't beflag ?;;nu<br />

C % wen


j£ DE ZONDERLINGE.<br />

wen weversboom verdere notitie konden nee-<br />

men , zoo niet uwe lengte , naar welke gij<br />

geheel en al van GpHatfa verfchilt, alle mijne<br />

vreugde geheel omverre wierp , en u tot de<br />

Pigmeën, ten minden tot de kleine bewoners<br />

der Alpen en tot de Laplanders verwees.<br />

- Verder dan! wegens het grove e<strong>ze</strong>lsgraauwe<br />

wambuis en den wonderlijken fchanslooper, die<br />

zo duidelijk van Grootvaders tyden heugt, ge­<br />

lijkt gij volmaakt eenen Klapperman; maar dan<br />

ontbreekt u weer de ronde hoed; want aan<br />

den fpit<strong>ze</strong>n reishoed zou m:n eer denken, dat<br />

gy een Postbode waart, zoo gy 'er maar de<br />

livreij van hadt, en men den Posthoren maar<br />

aan uwe zijde niet miste.<br />

Een Pelgrim ? daar kwaamt gy, alles faamge-<br />

norr.en nog wel het naaste bij; maar hierom­<br />

trent kan men geen Pe'grmagie doen. En<br />

boven dit alles ftaa ik ver<strong>ze</strong>t wegens die ftar<br />

op de borst, 't Welk, naar ik zie, waarlyk<br />

geen gekfeheeren is. Misfchien nog een ftuk van<br />

een fentimenteelen Reiziger, die alle groot­<br />

heid , uitgezondert dit enkel teken verzaakt ?<br />

Of de werklijke Marquis van Sint A. . . wel­<br />

ke ons eens diets wilde maaken , dat men nooit<br />

beter rei<strong>ze</strong>, dan ci la gargon de métier ?<br />

Maar


DE ZONDERLINGE. 37<br />

Maar "zo gaat het: Onder al dit vraagen en den­<br />

ken aan alles, wat die Heer zijn en niet zijn<br />

kon, is hy my reeds ontfiiapt.<br />

Goede Vriend! wie was die Heer ? „ Was<br />

j, het zijn Excellentie, de Heer Geheime Raad<br />

„ enz. „ Is het een Vrek! Wat vraagt gy,<br />

of die Heer gierig is? „ Neen, iemand, by<br />

j, wien men het wél heeft , en die, geloof<br />

j, me vrij, het wel kan ftellen, want oveiiil<br />

3j leggen goederen van hem." Is hij opreis?<br />

» Hij mag het <strong>ze</strong>lf wel we<strong>ze</strong>n , om dat hy<br />

„ hem niet kent; anders kent hem tog elk<br />

„ Kind." Maar nogthans bedroog hy zig. —<br />

„ Hoe! heeft mijn Heer het zo gelce<strong>ze</strong>n?,"<br />

Ja tog, dat 's zonderling! 5> Wel degelyk ge-<br />

lee<strong>ze</strong>n dat het nog voornaamer is, dan het<br />

3, gemeen voornaame." •<br />

O! nu moet ik duchtenj, dat myn jonge<br />

Neef, welke met niemand meer wil fpreeken<br />

dan met de lieve Maan ; dat mijn Hospes,<br />

welke gelooft , dat zijn botte Jongen van<br />

twaalf jaaren eerst meet in ftaat zijn ,<br />

om <strong>ze</strong>lve 't A. B. C. te kunnen uitvinden,<br />

voor dat hij het behoeve te leeren ; en dat<br />

mijn Buurman, die in zijn geheel huis een vol-<br />

flagen Zonderlinge is, van den duivenflag af tot<br />

in den keider toe, dit alles ook gelee<strong>ze</strong>n heb*<br />

C*3 benj


?8 DE ZONDERLINGE.<br />

hen ; en dan is hunne bekeeringe onmoge-<br />

'ijk, wantj zwart cp wie fcheidt de* menfchen<br />

van een.<br />

Hoe! daar zie ik iemand fterk beezig, om een<br />

volflagen wilde mans werk in een Eigenlijken<br />

zin te doen, en gehee! fine Jove et bove, flegts<br />

met zijne twee vuiften een'boom uit te rukken.<br />

't !s anders een heel gal, nt borftje. — „ Mag<br />

» ik vraagen, mijn Heer, Hoe, waarom dat?<br />

*v 't Is maar om het lee<strong>ze</strong>n." Ei wat! Zotten<br />

ke<strong>ze</strong>n, ik neem alles uit mij <strong>ze</strong>iven. „ 't Is<br />

» ' J<br />

e? kclijkdrift, eigenzinnigheid"? Neen, 't is<br />

flsj 's een bewijs van mijne grondflelling : al<br />

wat ik wil dat kan ik.<br />

Zonderling! — 0p een tijd, waar alles<br />

flegts <strong>ze</strong>etjes en in ftilte fpreekt en zagtfluillert,<br />

daar riemen de jonge lieden fïout^het e<strong>ze</strong>lskinnebakken<br />

weder bij de hand , en fpreeken<br />

op zijn minft van leeuwen te willen dood wurgen.<br />

Inmiddels befchieten zij hun wit; men<br />

fpreekt van hun. „Hoor, <strong>ze</strong>gt men, bij, is<br />

„ één der geene n, die aï'es willen breeken en<br />

„ verfcheuren, zo een zo een weet<br />

je niet, gelijk 'er gfchreeven ftaat, waar<br />

„ het maar op leven of dood gemunt is."<br />

Voor de vuist gevraagd: waarom heeft die<br />

Heer roode en zwarte letters op den Titel


DE Z O N D E R L I N G E .<br />

laaten <strong>ze</strong>tten , en zulk een koddig vignet gekoo<strong>ze</strong>n<br />

? dit is immers gansch geene Mode.<br />

„ Ik weet het wel , maar wilde flegts zien,<br />

„ of het nier behaagde: let 'er maar eens op,<br />

„ binnen een jaar , en mogelijk nog eer , is<br />

,, alles rood, alles rood!" Daar ben ik van<br />

ver<strong>ze</strong>kerd; want , wanneer iemand , thans,<br />

maar zo fchrijft of drukken laat, dat 'er fcherts<br />

mede onderloopt, dan is het onder den zwerm<br />

der navolgers niet anders, dan op een kermis,<br />

wanneer alle jongens den trommel willen roeren<br />

, om dat men aan eenen enkelen eenen<br />

trommel vereerde.<br />

Ik heb het fteeds wanvocgelijk geoordeeld ,<br />

mijn boterham op ftraat te eeren, terwijl ik<br />

het altoos binnen s'h'uis deed: item, om over<br />

dag te flaapen, en s'nachts mijne zaaken waar<br />

te neemen , met mijnen bedienden eene gekkernij<br />

voor 't volk aanteregten , 't werkvolk<br />

overal vrij gelag te geeven, en bij hunne domme<br />

fchertien de eerfte rol te fpelen , of voor<br />

mij aan de deur de tafel te laaten dekken, en<br />

dan onder een koddig Muziek voor 't faamgevloeide<br />

volk mijn maaltijd te houden.<br />

Maar nu ik dit alles, en bijzonder het laatfte<br />

van den jongen genadigen Heer in mijne buurt<br />

thans zie, zo bekruipt mij de lust, om mij me*<br />

C A


40 DE ZONDERLINGE.<br />

de van mijne Christelijke vrijheid te bedienen.<br />

Want de<strong>ze</strong> heeft het heel flipt een iongen<br />

Engehchman afgezien, die zig een tijd lang in<br />

den Doelen ophieldt, en wil die fraaïgheid in<br />

on<strong>ze</strong> kleine dad in de Mode brengen,. alhoewel<br />

<strong>ze</strong> to: nu toe de Oomen en Tantes niet<br />

nobel kunnen vinden, en den kleinen ban tegen<br />

hem al te werk tellen, en de jonge Juf.<br />

fers, zo dra zij hen zien , uit fchaamte voor<br />

dien collemm, hem teritoni den (nek toekeeren.<br />

Mijn Hee- is werklijk fnog die| oude, al<br />

verge',de<br />

fterk met koper befiagen , :<br />

onverflijcelijke<br />

houden band onder de heeie en halve franfche<br />

barden naar de Mode: ik wil 'er mede <strong>ze</strong>ggen,<br />

dat de overgrootvaderiijke opdagen , welke<br />

bijna tot de fchouders reiken; de paruik,<br />

die eigenlijk eenen paruik met knoopen<br />

wordt genoemd; de fiijve rokspanden; het<br />

mislive kwakzalvers kamizool; de ruime, vet<br />

gefineerde laar<strong>ze</strong>n; de roode broek onder een<br />

groenen rokj de lange handlobben; het kleine<br />

rwdrrof e, de lange degen, en het kleine hoedje<br />

t dat dit alles u ongemeen van on<strong>ze</strong>n heden-<br />

daa»


DE ZONDERLINGE.<br />

daagfchen jongen Heer uitmonftert, bij welken<br />

thans alles tot mof, hoed en degen toe,<br />

<strong>ze</strong>er kort moet zijn- En evenwel is mijn<br />

Heer pas 40 jaaren oud , wanneer men tog<br />

wel de Mode nog niet geheel heeft afgezwooren.<br />

• Mag ik nu weeten, waarom?<br />

Ik zal 't u mijn Heer! met de navolgende<br />

korte bewoordingen ontdekken. Indien ik onderftellen,<br />

en po/ito aequali jludio van u vermoeden<br />

mag, dat u de groote, en voor omtrent<br />

13 jaaren overleden juris utriusque Doctor<br />

en Profesfor FAUSTUS niet ten eenemaal<br />

onbekend is ; dan zou ik mij Houtweg mee<br />

regt den weder levendig geworden FAUSTUS<br />

mogen noemen : want gemerkt mij eenigen ,<br />

die dit groot Licht in zijne jeugd hebben gekend<br />

, in mijn triennium academicum flatteeren<br />

wilden , dat ik hem a!s een jonger broeder<br />

<strong>ze</strong>er wel geleek , zo heb ik zodanige gelijkheid<br />

daar door merklijk vergroot, dat ik des<br />

overleeden nalaatenfchap, wat de kleeren betreft<br />

, hebbe gekogt, vooral om dat ik geloove,<br />

dat ik ook, diar door, zijn Geeft aan<br />

mijne fchriften volkomelijk heb meegedeeld.<br />

Maar hoe ? wat <strong>ze</strong>gt gij' daar van ?<br />

dat jong vlug ventje , de lust der ge<strong>ze</strong>lfchappen;<br />

die den geheelen Adel in al-<br />

C 5 Ier-<br />

41


42 DE ZONDERLINGE.<br />

lerlei gewoel met hallen en maaltijden wist te<br />

brengen; die die zou nu niet meer in de<br />

ftad zijn ? waar zou hij dan zijn ? wat is hij<br />

dan geworden ? „ Hij is op zijn landgoed,<br />

,, een flerke Oeconomist, of, zoo gij wilt,<br />

een Boer!" en dat alleen , om dat men<br />

aan het. Hof een ander den voorrang boven<br />

hem gegeeven , en de Minuer hem zijne<br />

dochter heeft geweigerd.<br />

Hij dus , die niet kan krijgen , wat hij<br />

begeert, verre ert zig; hij wordt, waarover<br />

hij anders hartelijk lacl te , voor 't oog een<br />

Heilige, een Geleerde, een Boer; hij pijnigt<br />

zijne oogen, ooren, fmaak en zijne zintuigen<br />

geweldig, en roept uit : lk heb 't heel<br />

wel! '<br />

De Oude trotsheid huist bij den man , als<br />

bij de kinderen! — Of die lang aanhoude ? —<br />

TUi minften voor de kinderen weet ik gefchikte<br />

middelen, en mogelijk kan men 'er<br />

ook wel elders gebruik van maaken: men gee.<br />

ve hun, wat <strong>ze</strong> hebben willen; of men houde<br />

zig, als of men i en in 't geheel niet zag;<br />

in beide gevallen zullen <strong>ze</strong> al fpoedig weer<br />

worden , wat <strong>ze</strong> waren.<br />

Voor 't overige laat zig het verhaalde geval<br />

veel verder toepasfen. —- Gij zijt geen<br />

dig-


DE ZONDERLINGE.<br />

digter meer? zingt voor geen meisje, ja voor<br />

niemand een lied je meer ? Zit geftadig<br />

in huis, en wildct nog Arabisch loeren ? dit<br />

zou ik nooit gelooven , zoo ik niet wist,<br />

dat on<strong>ze</strong> onhebbelijke Schoonen een nieuwen<br />

aartigen , blonden aankoraeling , in uwe<br />

plaats , tot haaren bevalligen Lierdichter<br />

hadden gekoo<strong>ze</strong>n.<br />

Ook die behoort hiertoe , dat de geleerde<br />

wijsneus geen Muziek kan verdraagen , om<br />

dat hij heimelijk gelo ft, dat zij het eenige<br />

is , dat hij niet geleerd heeft ; of een<br />

ander berucht Zonderlinge Bachs Muziek-behandeling<br />

onverdraaglijk vird:, alleen omdat hij<br />

<strong>ze</strong>lf ftelt, en z?er veel onder 't motto: vulpis<br />

& uva.<br />

Een jong Mufikant, die teffens Orgelist is,<br />

mag geene lesfen in het openbaar meer geeven,<br />

en hij is afge<strong>ze</strong>t, om dat hij het veel te bont<br />

gemaakt heeft. Een medelijdend lid van den<br />

Raad, die ten minften over vrouw en kinderen<br />

den dommen lompert fpeelt, heeft de<strong>ze</strong>n beloofd<br />

, zijn best te willen doen, om hem kapelmeefter<br />

van den Vorft te maaken: maar<br />

hij weigert, volftrekt, om dit aan te nee*<br />

men , al kon hij 't ook worden ; hij wil nog<br />

liever, gelijk hij <strong>ze</strong>gt, in krotten en kroegen<br />

gaan<br />

43


44 DE ZONDERLINGE:<br />

gaan fpeelen, hier en daar een les zoeken te<br />

geeven, en zoo zijn brood zien te winnen.<br />

De ganlche flad bewondert den zonderlingen,<br />

die veel liever armoedig en veragt leeven, dan<br />

een deftig Befiaan wil hebben •? • Zou<br />

de man moge'ijk eens van den Notenfchrijver<br />

ROTJSSEAUhebben gehoord? —Ik twijfel: maar<br />

mogü men het hem eens vernaaien; dan zou<br />

hij <strong>ze</strong>ggen: de fchoenen van dien man zija<br />

juist gemaakt naar mijne voeten , en paaien<br />

mij volkomen!<br />

Eer Zonderlinge te zijn in geleerde gevoelens en<br />

begrippen, onderfielt, naar mijn oordeel, dat<br />

m?n, in veele andere ftukken, volkomen<br />

goed , juist, en met een volkomen genoegen<br />

der beoordeelende partij denke; want anders begrijpe<br />

ik niet , waarom men zo veel moeke<br />

doet, om den naam van een' Uitzinnigen zo<br />

fijn en zagt te bekleeden.<br />

Pater HAR DU IN kon, bij voorbeeld, zgnen<br />

ouden Scnrijver nog taamlij£ goed uitgeeven,<br />

en egter van hemen anjeren beweeren,<br />

wat alie Geleerden belachten. Om welke rede<br />

die Man dit deedt? Misfchien om de<strong>ze</strong>lfde,<br />

om welke de Heterodoxe op eenmaal<br />

<strong>ze</strong>er Orthodox wordt, en een fchrander vernuft<br />

op 'c onverwagft en met <strong>ze</strong>er veel moeite


DE ZONDERLINGE. AS<br />

te fpooken en nagtgeefb.n befchermt en voorftaat.<br />

Daar zijn naamlijk te vee] menfchen op<br />

de hand van de partij; en daar onder geteld te<br />

worden is te gemeen, en maakt, dat we niet<br />

worden gezien : maar één woord daar tegen ,<br />

al was 't ook zoo klaar als de zon , en dan<br />

dc dui<strong>ze</strong>nd moal gekoo<strong>ze</strong> wordende naklank,<br />

hij heeft het ge<strong>ze</strong>gd ! dit maakt het fchec pje<br />

van Eere weder vlot.<br />

De geeft van tegenfp-eeking is , daarom ,<br />

meerendeels , bij de Zonderlingen te vinden;<br />

ja, dikwerf verftaat men door een' Zonderlingen<br />

eigenlijk alleen een' tegenfpreeker. „ Een<br />

„ Drommel van een Vent, zoo pleegt, daarom,<br />

mijn kleermaaker het loffchrift op zijn -1<br />

„ bekwaamen en bereisden knecht te eindi-<br />

„ genj ik <strong>ze</strong>g, dat ding is wit; neen, Mees*<br />

„ ter , in Zwaben was het zwart: en ik <strong>ze</strong>g<br />

„ V is zwart; n.en, buiten in den Elfas daar<br />

„ is het wit."<br />

Waarlijk, hier en elders heeft die kleermaker<br />

met zijn knecht zijne <strong>ze</strong>er gelijkende broeders;<br />

en een ge hebben de waereld en de maatfchappij<br />

daarom alleen den dienft opge<strong>ze</strong>gd,<br />

om dat zij hun de Eer niet wilden laaten, van<br />

het laatfte woord te voeren. — Jaag <strong>ze</strong><br />

al-


40 „ »E ZONDERilf-gj,<br />

alle na hun hol, en m 'er de<strong>ze</strong> eervolle woorden<br />

boven : ipfi alhnenta fibu<br />

Uit dit gehouden verhoor , e n uit de tot<br />

dus verre voorgedragen lijst blijkt nu, dat 'er<br />

uit elk Zonderlingen een <strong>ze</strong>ker iets fpreekt, 't<br />

welk des<strong>ze</strong>lfs handen of voeten beftiert, 'en<br />

't welk wij, zonder over een fijner ingrediënt<br />

langer te denken, regtftreeks hoogmoed willen<br />

noemen , die gelijk de liefde volflagen blind<br />

is en blind maakt; en ons, alleen, om bewonderd<br />

te worden , uit de verlochening tot de<br />

we<strong>ze</strong>nlijke waarde , uit de vlugt tot de fterkfte<br />

hinderlaag enz. met grond te laaten befluiten,<br />

om aan de<strong>ze</strong>n of geenen gelijk te fchijnen<br />

, of om zig gecopieerd te zien , een<br />

fcherpgehechten hoed in ftêe van een' gewoonen<br />

doet op<strong>ze</strong>tten, een' zak in plaats van een<br />

karmelijnen mantel ombaren, met allerhande<br />

vodden bekleed , óf naar goedvinden naakt<br />

laat loopen.<br />

Zeifs wanneer men ons de grij<strong>ze</strong> en wij<strong>ze</strong><br />

Oudheid voorhouden , en de beroemde Zonderlingen,<br />

wier naamen op As, Es, Is en Us<br />

uitgaan, wilde noemen , wij gaan van on<strong>ze</strong><br />

ftelling niet af. Een eenig geval zij uitgezonderd,<br />

wanneer men naamlijk Zonderling hoort<br />

roepen, maar opziet en bemerkt, dat alle<br />

roe-


DE ZONDERLINGE. 4 ?<br />

roepers kappen draa?en , waaruit een fterk<br />

vermoeden reist, dat febreeuwers in trotsche en<br />

belaggelijke pra^t eik^nier met geweld willen<br />

overtreffen . en dat iemand , bij hun in een<br />

kwaad blaadje sredeld zijnde, in een afftand van<br />

de zotte waereld ieeve, en zulke dwaa<strong>ze</strong> fieraa-<br />

den niet kenne.<br />

Ziet daar ! nog eenige Be<strong>ze</strong>tenen aan<br />

de behulpzamen toets der vernuften voorgefteld,<br />

naamlijk, een man, die, naar men <strong>ze</strong>gt, in<br />

zijn geheel Lee ven nier. heeft gèlagchen ; vol-<br />

ftrekt geen welgekleed Meisje lijden kan, en zig<br />

met Prophetiên ophoudt; een man , die den<br />

reuk van nieuwe Hof niet kan verdraagen,<br />

en daarom alles van een uitdraager moet koo-<br />

pen i en nog een, die liever brandewijn , dan<br />

wijn drink', Ritten in zijne Kamer te eeten<br />

geeft, en vlojjen voor een bloedzuiverend<br />

middel houdt.<br />

Wil men, wij zullen hen onder de Zonder-<br />

Vingen laaten doorgaan; maar hier is eigentlijk<br />

meu-, dm dit woord <strong>ze</strong>ggen wil; de één<br />

aan de poorten van het dolhuis , de tweede<br />

een inr.aaiige Vrek,' en de derde een z^ijn-<br />

ëgel: —— Zij hebben hunnen loon weg!<br />

D E


4*<br />

D E<br />

G E K S K A P ,<br />

H eer Schilder ! Heer Schilder! roept men<br />

ons toe , hebt ge ons dit bedd niet al<br />

eens? " Maar, op het woord af,<br />

Lee<strong>ze</strong>rs! wij willen een en 't <strong>ze</strong>lfde hoofd niec<br />

tweemaal fchilderen, of flegts een ander kleed<br />

geeven , de hand vei <strong>ze</strong>tten, of 'er eene grap<br />

bij voegen, en dan het <strong>ze</strong>lfde ding met eenen<br />

anderen naam uitdrukken.<br />

De Pronker is niet on<strong>ze</strong> Gekskap ; die blijft<br />

zijne waereld van meisjes getrouw bij, even<br />

als de Maan haare Zon, en menig Infect zyne<br />

plant: Hier is hij onophoudelijk met Oorlog<br />

en Vrede, ontwerpen, veroveringen en belegeringen,<br />

verlies en een gelukkigen Coup zoo<br />

<strong>ze</strong>er onledig , dat hem , vooral wanneer hij<br />

gelds genoeg heeft, de gehele overige waereld<br />

<strong>ze</strong>er onverfchillig is ; en of 'er buiten den<br />

Vorltlijken Moor nog een Apollo , en behal.<br />

ven zijne charmante Helene ooir, eene andere<br />

was , om weike ieeven en ge weids genoeg<br />

in de waereld ontftond, dit en meer andere<br />

zaaken g^an hem niets aan ; dat alles<br />

raakt hem niet.<br />

Het


D E G E K S K A P . 4 9<br />

Het Wijshoofd, dit beangst fchep<strong>ze</strong>l, dat in<br />

een kleinen voorraad van woorden al zijnen<br />

rijkdom ftelt, altoos alleen de fpitzs fteeneü<br />

uitzoekt, en 'er op gaat wentelen, of zijne<br />

weinige in 't bont geldeede manfehap, geldig<br />

in 't g veer laat komen, is mede dat we<strong>ze</strong>n<br />

niet, dat wij hier willen tekenen.<br />

De Neuswy<strong>ze</strong> en bereisde Zot, welke wy<br />

reeds ten toon Helden megten in menige opzigten,<br />

't naaste by hem komen, zoo niet de<br />

één; volgens het taalgebruik, naar zijnen ou^<br />

défedom befch-eeven ware, en de ander door<br />

meer andere dingen wilde behaagen , en door<br />

nog meer andere onverdraaglijk wierdt, dan<br />

alleen door zijne vreemde Incnifiatk.<br />

; — mus ut'riqué<br />

Error, fed variis illudit parlibus. ,.<br />

Het gaat over het algemeen, den menfchen*<br />

befchouwers menigmaal als den Natuu;Iumdi.<br />

gen ; wanneer de<strong>ze</strong> de rargfehikking al; ede<br />

hebben gemaakt; dan komt hen nog een onverwagt,<br />

een nieuw fchep<strong>ze</strong>l voor, het welk<br />

flegts ten deele onder een gedacht of foort gebragt<br />

kan worden, om dat 'er dez» en geen<br />

nog een agterfchenkel, een haakje of een lid.<br />

Ü je


5 o D E G E K S K A P .<br />

je meer of min ter aan ziet. Inmiddels weeten<br />

zi; die Heeren gemakkeiyker te helpen ; zy<br />

<strong>ze</strong>tten 'er m;ar een Schaefferi, Fabricii, Mulleri,<br />

< nz. voor, en laaten 'er dan dit nieuw ding<br />

mede onderloopen. Maar de verheven natuurlijke<br />

Iliftorie des menfchen heeft nog niet veele<br />

voorgangers gevonden, welke met hun gezag<br />

voor <strong>ze</strong>delijke uitwasfen bijzondere bepaalde<br />

naamen hebben opgegeeven. En daar komt<br />

het van daan , dat menigwerf verfcheide dwaasheden<br />

maar éénen naam draagen, alhoewel de<br />

voorwerpen, die men daar onder brengt, grotelijks<br />

verfchillen.<br />

De Gekskap, in het Franscb-, fat, evnporé,<br />

fat, (want men moet <strong>ze</strong>ggen, dat de Franfchen<br />

voor de benamingen van dat geen rijkelijk<br />

gezorgd hebben , 't welk. zy ons. voor<br />

een goed deel hebben gegeven) is, in zijne<br />

ganfche grootte, dat opgebla<strong>ze</strong>n fchep<strong>ze</strong>l, wiens<br />

gebeele aanleg en masfa hoogmoed is, zonder<br />

dat 'er menigmaal flegts een enkel fpoor of<br />

begin<strong>ze</strong>l ter waaie volkomenheid, in eenig opzigt<br />

te vinden is , die op alles, wat gefchat<br />

wordt en luister bij<strong>ze</strong>t, eisch doet, maar te<br />

gelijk, van even zó veele zijden, om dat hij<br />

't niet bezit, of zotternijen als dingen van<br />

belang aanmerkt, befpottelijk wordt; zig ori-<br />

ge-


D E G E K S K A P . 5j<br />

getwijfeld bij elk een' meent aan te prij<strong>ze</strong>n ,<br />

dien hij niet fterker van gunst, liefde en<br />

vriendfchap iiidt kunnen affcbrikken , en de<br />

welvoeglykfreid regtftreeks beledigt, wanneer<br />

hij <strong>ze</strong> regt meent te toonen. ——<br />

Men vind bij hem peen' vonkje gangbaare<br />

waereld- en menfchen-kennis: hier van daan<br />

zo veele fchilderingen en uitzigïen van zijn<br />

aanftaand geluk, die een ander brein als droomen<br />

zou belagchen, en enkel minachting van<br />

het geen waarlijk waarde bezit, en gelukkig<br />

kan maken; geheel verkeerde begrippen van<br />

dingen, als of <strong>ze</strong> zoo ligt te verkrijgen of uit<br />

te voeren waren ; wanneer <strong>ze</strong> toch we<strong>ze</strong>nlijk<br />

veel moeite en infpanning van kragten vorderen;<br />

plompe ftoutheid, doof. en blindheid omtrent<br />

vinnige neepen en fteeken, en <strong>ze</strong>lfs wel<br />

veragting van getrouwe waarfchouwinden.<br />

Het Land , waar op dit kruidje best tiert,<br />

is de verwarmende fchoot van Vader- en Moederlijke<br />

vleijerij, waar elke papegaaje-klap van<br />

de<strong>ze</strong>n Lieveling alreeds vernuft, verftand, genie<br />

en aangebooren grootheid werdt genoemd.<br />

Geen wonder derhalven , dat ons de twee<br />

eerfte rangen des Staats de meeste origineelen,<br />

tot tafereelen van dit foort uitleveren. Die hebben<br />

de eer, om ook hunne Bedienden te vor-<br />

D 2 men;


52 D E G E K S K A P .<br />

men; want men weet, wat een goed voor­<br />

beeld vermag. En, wanneer al kleermakers,<br />

ïlootemaakers, fmeden en andere ambagtslieden<br />

hiertoe hun contingent leveren, zo zal, inge­<br />

val hen geen amptje opgebla<strong>ze</strong>n maakt, de Hi-<br />

ftorie hunner jeu


D E G E K S K A P . 53<br />

deerknmer, of wel eene andere beezigheid ge­<br />

roepen moet worden. Hier danst hij voor<br />

den fpiegel; beziet zig van het hoofd tot de<br />

voeten, en front en en flanc ; fireelt de koo-<br />

nen, grimlacht 'er bevallig bij , en neemt de<br />

proef van hec diep, doch onbezonnen Compli­<br />

ment, het we !<br />

k hij maaken wil.<br />

In dit po/tuur verrast hem onvoorziens de<br />

braave man, die op zijne vjlte muilen zagtjes<br />

kwam aantreeden , en ziet den Zotskap juist<br />

in zijn aart en beftaan zijne natuurlijke ver­<br />

tooningen maaken. Doch de<strong>ze</strong> ziet hem nü<br />

insgelyks, en gaat na hem toe, de éêne hand<br />

in den boe<strong>ze</strong>m, en de andere <strong>ze</strong>lfs wel in de<br />

broeks- of kamizoo!s-zak geftoken , met een<br />

gelaat, het welk den man aadftonds te kennen<br />

geeft, dat zyn bezoek hem eene Eer moet<br />

zyn. Hiertoe behoort de buiging, meer eene<br />

knikking met het hoofd en een ftryken met<br />

den voet, dan iets anders, 't welk men een<br />

Complinent mag noemen. „ Hij heeft zig<br />

„ flegts, bij zijne doorreis, bij zijn vertrek of<br />

„ aankomst in de gunst van mijn Heer * *<br />

„ willen recommandeeren." Nu bedankt men,<br />

gelijk billijk is, heel <strong>ze</strong>er voor de Eer; is ver­<br />

heugd; verzoekt hem, plaats te willen neemen,<br />

leidt hem in eene andere kamer; biedt hem al-<br />

D 3 Ier-


54. D E G E K S K A P .<br />

lerlei ververfchingen aan , eeten en drinken,<br />

naar maate van de tyds- om Handigheden; en<br />

ziet! het is hier zo", als of de Gastheer 't uiter-<br />

Ite belang moest ftellen in den Gast, welke al­<br />

les koeltjes aanneemt of wel weigert, en door<br />

zyne woorden te kennen geeft, dat die ver-<br />

pligting aan hem hebbe , en die weinig of niet<br />

denkt, van ongemak aan te doen, te ftooren<br />

of op te houden: ja menigmaal zullen , wan­<br />

neer men zulke Geesten niet voort beproeft,<br />

, en op zijne hoede is , zij op dit eerfte tête a<br />

tête , eenigc dagen bij u blijven logeeren. —<br />

Weet hij , dat de groote Man, in wiens<br />

gunst hij zig op zulk eene wij<strong>ze</strong> aanbeveelt,<br />

in dit of dat fiuk anders denkt , of gansch<br />

niet Orthodox is ; dan laat hij zig breedvoerig<br />

uit, laat alle vlaggen der Heterodoxie waaijen,<br />

en meent, zig bij hem regt in zijne broeder­<br />

lijke vriendfchap te hebben aanbevolen ; wan­<br />

neer hij rondom in de zuivere Leer maar <strong>ze</strong>ngt<br />

en brandt , zo dat den anderen de hairen te<br />

ber^e rei<strong>ze</strong>n. •<br />

Men vraagt na Geleerden, voornaame Man­<br />

nen , <strong>ze</strong>lfs wel na Vorfteiijke Perfonaadjen ,<br />

die hem bekend zijn kunnen: „ o ja, hij kent<br />

„ <strong>ze</strong> ; de één is een fnapper; de ander een<br />

j, domkop, en de derde een zuiper, een door-<br />

bren-


D E G E K S K A P . 55<br />

„ brenger en bloedzuiger, enz." Een weinig<br />

befchimping, hier bij komende, wil niet veel<br />

<strong>ze</strong>ggen , en fijne fpotternij is riet ad capt<br />

ü n u n De Heer * * heeft een boek ge-<br />

„ fchreeven, dit wenschte hij tog wel, in al-<br />

„ len gevalle , te mogen lee<strong>ze</strong>nt" of anders<br />

weet hij van gewigtige, dikwerf geheime zaaken<br />

bericht te geeven; „ nu daaromtrent mogt<br />

„ gij hem eens gaarne hooren:" met<br />

een woord, in alles de toon en het gelaat van<br />

een, die zaaken kent, fchoon hy nu genoegen<br />

neemt, alleen in zaakjes te befehouwen, waartoe<br />

den fnocshaan, menigmaal, flegts een driejaarige<br />

Univerflteitswind, of eeniglyk het Ampele<br />

lieve Ik recht geeven. • • Eindelyk<br />

rijst hij, na veele echte afdruk<strong>ze</strong>ls zijner zotternijen,<br />

even zo befcheiden weêr op, gaande<br />

zo heen, als hij gekomen was, en is misfehien<br />

al drie hui<strong>ze</strong>n verre, wanneer de ander nog<br />

voor de Eer bedanken, zig in zijne gunst aanbevoelen,<br />

en hem gezondheid wilde wenfehen;<br />

want hij is , moet ge weeten , niet gekomen<br />

om te hooren , maar om zig <strong>ze</strong>lve te laaten<br />

hooren en zien.<br />

Op de ftraat fleept hy den rotting aan den<br />

band naast zig heen , wanneer de hand, die<br />

D 4 hem


56* D E G E K S K A P .<br />

hem moest draagen, in de broekzak fteekt; of<br />

bij houdt hem op den fchouder , op den rug<br />

of tegen de kin, of draagt hem met de hand<br />

in den rokszak; de fchcuders haalt hij op, en<br />

laat het hoofd voor over hangen, om gespen<br />

en knoopen te zien fchitteren.<br />

Waar het verlland de zinnen zo veel werks<br />

verfchaft ; daar kan men niet fleeds groeten ,<br />

wanneer men word gegroet: doch zomtijds doet<br />

bij het, wanneer- hij den hoed tusfchen twee<br />

vingeren ter zijde aanvat, en naar goedvinden<br />

eenigzins opligt, of naar eene gepaste maat<br />

afneemt.<br />

In het ge<strong>ze</strong>lfchap van veelen, inzonderheid<br />

van D>mes, toont hij dikwijls, diepzinnig, en<br />

afgetrokkenheid van gedagten , hebbende het<br />

gaarne , wanneer ht m eene Bekende met een<br />

flag of floot van haaren waaijer opwekt. Hij<br />

ftrijkt de handen over zijne kuiten, waar op<br />

hij grootsch F; melkt den horlogie-ketting;<br />

fpeelt met de Ornamenten; (want diergelijke,<br />

als mede de kwa ten aan den rotting, fchittenende<br />

knoopen, en eenige kleine ge<strong>ze</strong>tte fiihoue'jes<br />

, enz. zijn over 't algemeen zijne grootsheid,)<br />

flaat de hielen der fchoenen tegen malkanderen<br />

, of draait den rotting tusfchen de<br />

bee-


D E G E K S K A P . 5 7<br />

beencn; wrijft dikwijls 't ééne been tegen het<br />

ander ; legt <strong>ze</strong> over malkander , en wappert<br />

mee den ftoel. —<br />

Verhaalt hij de Dame, of dm Heer, die<br />

naast hem zit, laffe geheimen; dan buigt hij<br />

zig in de<strong>ze</strong>n ftaa: voor over, doet zulks onder<br />

een aanhoudend geraas , en flaat daar bij<br />

op zijne k uën of kuiten, dat 't klapt. Word<br />

hij geroepen; dan fpringt hij onftuimig op;<br />

fchourt menigmaal tafelkleden of tabiljés; treed<br />

op de voe en der Dames en de pooten der<br />

fchooihondjes; fcharrelt, desniettemin, na den<br />

roependen of vraagenden toe; <strong>ze</strong>t de beenen<br />

wijd van e.kander, terwijl hij voor hem ftaat,<br />

of trippelt op de teenen, en geeft een laf antwoord<br />

, terwijl hij een fnuifje neemt, of flegts<br />

op de doos met de vingers knipt.<br />

In zulke ge<strong>ze</strong>lfchappen van Neeven en Nichten<br />

, Oomen en Tantes, en verdere Familie,<br />

komt hij eerst regt op zijn praatftoel; vooral,<br />

wanneer hem vreemde kost en lugt, een tijd<br />

lang hebben gevoed. Want hier kan hij alle<br />

zijne waaren verkoopen, het woord geftadig<br />

voeren, Doftoren en Geleerden agter hunnen<br />

Rug befbotten , en van de verliefde Dochter<br />

des Profesfors verteren , maar welke hij vervi<br />

•.. den zak heeft gegeeven.<br />

D 5 De


5g D E G E K S K A P.<br />

De Mama neemt de bril van den neus,<br />

buigt <strong>ze</strong> lamen en legt <strong>ze</strong> ter zijde ; de Tantes<br />

en Zusters flaan den loo<strong>ze</strong>n knaap met de<br />

waajèrs; de Papa houdt zig eerst ftil, en meesmuilt,<br />

maar reept ten laatften uit: ., gij zijt<br />

„ tog een duivelfche. jonge!" Of hij<br />

verhaalt wonderen van het Hof in de hoofdftad,<br />

waar heen hij was gezonden , ten einde befchaafd<br />

- en wellevendheid te leeren, maar waar<br />

van daan hij terug kwam , zonder 't minfte<br />

meê te brengen ; fpreekt van den Staatsdienaar<br />

als van den poortier of van een gemeenen klapperman<br />

van zijn wijk, en van des Konings paard<br />

als van den Bucephalus van Alexander; weet,<br />

dat de Kroonprins geen poejer in zijn hair laat<br />

doen , en neuriet het danslied van de Pnnfes.<br />

Den Staats-Secretaris, van wiens Arrest in de<br />

laatfte nieuwspapieren gewag gemaakt wierdt,<br />

•heeft hij zo goed, als zijn' eigen broeder gekend<br />

; en , wanneer 'er anders iets voorvalt,<br />

dat Stad en Land verblyd of ongerust maakt,<br />

dat komt hem niet vreemd voor, want hij<br />

heeft het toen in het Cement zien leggen, en<br />

heeft, onder ons ge<strong>ze</strong>gd, een oor in 't kabinet<br />

gehad.<br />

Men kan zig ligt verbeelden, hoe hem zulk<br />

een voorrang wettige, om aan zijne tegenwoordi-


D E G E K S K A P . 5g<br />

dige verblijfplaats alles klein, laag en veragte-'<br />

lijk te vinden, en bij elke gelegenheid te <strong>ze</strong>g.<br />

gen: „ in de Stad ** maaken zij het anders;<br />

daar vraagt men 'er niet eens na; daar is het<br />

geen nieuws; daar moest dit iemand eens doen;<br />

daar moest men eens komen; daar moest men<br />

eens zien, enz." Want daar is, zoo men het<br />

wil gelooven , hoewel het 'er maar 12 mijlen<br />

van daan is, nog een overbüjf<strong>ze</strong>l van het Paradijs<br />

; de Zon gaat daar vroeger op, en fchijnt<br />

daar veel helderer; de menfchen worden daar<br />

grooter en ouder; men kan het niet'opeeten,<br />

laaten of draagen , wat men daar voor een<br />

wisfewasje koopt; het fcheelt niet veel, of<br />

men koopt daar zonder geld, en zuipt den<br />

wijn uit volle pokaalen. —<br />

Hier en in andere gevallen is het menigmaal<br />

een regt vermaak, om het aan te zien, wanneer<br />

de Gekskap en de onkundige Weetniet<br />

bij malkander zijn. „ Ho, Ho!" zo pakt hem<br />

de<strong>ze</strong> aan 3 hoewel het anders zijne zaak ook is,<br />

veele dingen beter gezien te hebben; „ z gt<br />

„ wat! maak dat de boeren wijs ; waarom<br />

„ bleeft gij dan niet daar, wanneer het oaar<br />

,, alles zo fraai en <strong>ze</strong>ldzaam is." Wanneer<br />

hem dit niet aanftonds doet verftommen of een<br />

ftatig we<strong>ze</strong>n toonen; dom is de verdediging en de<br />

be-


6b D E G E K S K A P .<br />

bevestiging nog ongemeener en zotter, en<br />

maakt, dat de andere flegts nog rneer vloekt,<br />

en van Aap, ftraatflijper en leugenagtigen<br />

fchurk preutelt. • •<br />

Kennis met vreemdelingen in een ge<strong>ze</strong>lfchap<br />

maakt hij gaarne , wanneer zij hem eenigzins<br />

gewigtig voorkomen, alleen met oogmerk, om<br />

.zig te doen zien, en dan verneemt mei weldra,<br />

hoe de wind zij. Maar is men flegt gekleed,<br />

ftil, of blijft ^ons karacter en ftaat v.iborgen;<br />

dan heeft men het geluk, dat hij ons<br />

verachte, of voorbij gaa, al zingend of fluitend.<br />

Hij ftrekt dikwerf, ten fpot van het gemeen,<br />

en levert de geheele Stad ftof om te lagche f,<br />

om dat hij zig bevoegd agt, in elke nieuwe<br />

mode voor hec waaide publiek te verfchij en,<br />

en hem elke nieuwe frats de ftraarea der geheële<br />

Stad doet doorwandelen. Zeer dikwijls is<br />

het alleen een armhartig en mislukt afdruk<strong>ze</strong>l,<br />

of een gebrekkig patroon, van 't geen hij met<br />

een half oog flegts zag, en <strong>ze</strong>lf nabootfte, of<br />

door handeloo<strong>ze</strong> menfchen liet maken, om dat<br />

'er in zijn fteedje zo weinig kleermakers baa<strong>ze</strong>n<br />

woonen, die geest en fmaak bezitten. Daar<br />

mede toont hij zig dan juist aan zulke plaat<strong>ze</strong>n,<br />

waar zulk eene koordedan<strong>ze</strong>rs- of loo-<br />

pes«


D E G E K S K A P . tfj<br />

0§re rdragt't aller wanvoeglijkst is, in de Kerken<br />

en bij Lijkflaatfien. en dikwijls neemt zijn<br />

vijand, de botterik, onder het gedrang des volksy<br />

die gelegenheid waar, om hem dan iets, dat<br />

in 't oog vair, op den mouw of op den rug<br />

te ftee'-.en , dat hem wel boos , maar nooit<br />

verftandiger maakt.<br />

Op rei<strong>ze</strong>n ei in vreemde ft eden 'n het zijne<br />

zorg, den Hospes en anderen, dikwerf ten<br />

padeeje zijner beur<strong>ze</strong>- dikwijls onder tegenkanting<br />

van de<strong>ze</strong>lve , een hoog gevoelen van zig<br />

in te boe<strong>ze</strong>men. Hier is hij van Adel, of, bij<br />

alle zijne nietigheid in 't Vaderland, Krygsraad,<br />

Hofraad o£ Kaadsheer, en , wanneer het iet»<br />

Kerklijk zijn moet, Kerkeraad, zonder te bedenken<br />

, welk een hoofdfchudden en gelach<br />

'er moet volgen> wanneer iemand, uit hoofde<br />

der vereerende kennis, dien hij met dien Zot<br />

gemaakt heeft, na den Heer Raad verneemt,<br />

en dan verneemt, dat 'er niemand is, die zulk<br />

een eerlijk ampt bekleede, en de<strong>ze</strong>n Titel voere,<br />

maar wel iemand, qui caudam trahit, of<br />

zig, door wind en bedrog, ten fpot van allen<br />

ftelt.<br />

Hij houdt een paard en een' knecht, alhoewel<br />

de ganfche Stad <strong>ze</strong>er nieuwsgierig wordt,<br />

om te weeten, waar hij <strong>ze</strong> beide van kan on.<br />

der-


5


D E . G E K S K A P . 6*3<br />

eerUjk man, in een goed ampt en ftand, een<br />

hongerige hond en luis. Doch hier en daar<br />

is nog een amptje , het welk zijn' man een<br />

goed beflaan en luije dagen belooft; daar is hij<br />

gansch geen vijand van. Het denkbeeld , dat<br />

hij zig daar van heeft gevormd, is geneel aartig<br />

, en wordt in zijne verbeelding zo gewis<br />

gerealifeerd, dat het hem volkomen gerust en<br />

welgemoed houdt, al gaat het anders juist niet<br />

altoos , zo a's 't gaan moest. Hij kiest dan<br />

eene Vrijeer, die hij mag lijden, en die hij in<br />

ge<strong>ze</strong>lfcbappen uitfluitender wij<strong>ze</strong> oppast, en<br />

leefc net baar, „ zo als in Carel van Silber-<br />

„ bach fiaat," zijnen meestgcliefden Roman,<br />

met wiens Held hij heerlijk fimpaufeert, en<br />

dien hij alleen regt meesterlijk meent te ver»<br />

ftaan.<br />

Dan, de waereld laat zig flechts door geld<br />

omkoopen; wie dat niet heeft en geeven kan,<br />

ten einde hem verdierften werden toegefchreeven;<br />

die fchrijft eens boven zijnen ingebeelde»<br />

Hemel op aarde: Troja non capta, dat is, overge<strong>ze</strong>t<br />

zijnde: heel anders.<br />

Die;oude Stads-beedelaar met den kaaien en<br />

afge<strong>ze</strong>tten fiuweelen - rok, wiens teenen uit de<br />

fchoenen fteeken, was in zijn tijd een voornaame<br />

Gekskap. Inmiddels blijven hem zij.ie<br />

ou.


64 D E G E K S K A P .<br />

oude dwaasheden bij; de karei wil geen eerlijk<br />

onderhoud aanneemen, dat men hem heeft aangeboden<br />

; hij verwondert zig, hoe men zijne<br />

Eere zo iets laags kunne vergen ; vaart tegen<br />

't blind en onverdiend ge;uk van anderen hevig<br />

uit, en blijft veel liever een brutaale Beedelaar.<br />

Maar, waar het drie en viermaal hoog aanzienlijke<br />

Sehep<strong>ze</strong>l aanwezig is; daar menge 'er<br />

de Schilder eenige andere verwen in, en beel.<br />

de hunne Excel.'entien af, zo als zij uit de fraai<br />

gefchiiderde koets fpringen , om hem of haar<br />

hunne opwagtinge te maken, ligt en onrustig,<br />

als een ftrandlooper, en met de trotfche bewustheid<br />

in de verheven Ziel, dat de mode<br />

bij hun verpagt zij, en dat zig de arme Graaf<br />

au dernier défespoir zal ergeren, om dat hij hen<br />

nooit kan volgen.<br />

Zij fpreeken , terwijl <strong>ze</strong> ginds en herwanrds<br />

huppelen, en de karei, welke den Thee prefenteert,<br />

naast hun ongehoord, met de kopjes<br />

rammelt, van des Prefidents nieuwe Karos, die<br />

hij naar de hunne heeft laaten maken . maar<br />

daar een vervloekt gebrek aan is j van<br />

eenen Edelman de nouvelle impresfion , welke<br />

zig verftoutte, gisteren in de Asfemblé te komen,<br />

en van 't Saiijrisch Compliment, dat zij<br />

hem


D E G E K S K A P , rx f<br />

hem mankten; zy Jagchen zich bijna te berfteri<br />

over de laatile minnenhandel van den Overeen<br />

Luitenant; zii zijn van oordeel, dat de<br />

tt'euwe Tante zich we! bij haaren fchoert- of<br />

kieermaaker zal engagesren, wanneer haar man<br />

Cour maakt. Wanrieer zij eene Dame nog<br />

'eenige d&u&UrJt zullen ge<strong>ze</strong>gd hebben; dan zullen<br />

<strong>ze</strong> voort vertrekken, want zij moeten nog<br />

wel tien villten afleggen. —<br />

De fraaije Frederïk, htm tweede Ik, werdt<br />

daar door eehigzins verrast; om dat hij onderwijlen<br />

met de Dienstboden köffij dronk, en<br />

meende, dat zijn Heer zo fchielijk niet zoude<br />

afkomen? Want; wanneer 'er Dames waren,<br />

vooral Freule Nv.tje, dan hadt hij pek aan den<br />

rok, en vergat eeten en drinken,<br />

De<strong>ze</strong> kaerl, moet je weeten, heeft forriwijlen<br />

wat magc over hen j en mag zijne aanmerkingen<br />

mededeelen : £ wam Jacre Bleu *<br />

j, men moet 't katlaiile op zijne zijde houden;<br />

i, zij geiooven waarlijk, dat hij een baftard vari<br />

,, een noble is." ——<br />

De geheime Raad heeft hen morgen vërzbgti<br />

— maar ja j zo men zich maar in tien<br />

deelen kon verdeden, de Kamerheer hadt reeds<br />

de<strong>ze</strong>n morgen na hém toe gezonden, én körfc<br />

daar na zondt de Burgermeester Ook hög. ïlij<br />

II. DEEU Ê °mbë£


CS D E G E K S K A P .<br />

moet maar fchielijk weer na zijne Buitenplaats<br />

of na het bad rei<strong>ze</strong>n, veelügt rukte men anders<br />

hem nog van één; want de lieden van<br />

geest en eene fijne levenswij<strong>ze</strong> zijn toch <strong>ze</strong>ldzaam<br />

, en overal getrokken. ——-»<br />

De oude Generaal <strong>ze</strong>ide hem , heden, iets<br />

over tafel; dit ging wat ver; hij heeft het niet<br />

recht begreepen, maar die Wijsneus, die naast<br />

hem zat, zijn Heer Adjutant, lachte'er over.<br />

Hij zal hem wel weer krijgen : „ mijn Heer,<br />

„ wil hij vraagen; hebt gij ook niet den der-<br />

5, tigjaarigen Oorlog mee bijgewoond ? Ha!<br />

„ ha! ha!"<br />

Voor de mannen wordt hij malgrè lui<br />

gevaarlijk; want hij weet par bleu <strong>ze</strong>lf niet,<br />

wat voor aantrekkelijkheden de Vrouwtjes al<br />

in hem moeten zien ; hij behoeft maar eens<br />

met haar te fpreeken, dan zijn <strong>ze</strong> al terftond<br />

op hem verliefd. Noemde hem de Vrouw van<br />

den geheimen Raad, die hij toch voor de eerfie<br />

rraal fprak, niet van daag nog un drole de<br />

corps? ja, en met welke oogen zij dit <strong>ze</strong>ide;<br />

zij wilde nog wel wat meer <strong>ze</strong>ggen, als <strong>ze</strong><br />

fpreeken mogt; zij ftaat, ma foi! voor zijn<br />

plaizier al op de lijst.<br />

Of hij ? — ja toch , hij leest, beaucoup de<br />

plaifameries Die reiziger is een drom-<br />

meliche grappige dief, wie of 't toch we<strong>ze</strong>n<br />

mag?


D E G E K S K AP; 07<br />

mag? Zo hij het weet, dan vereert hij u ge~<br />

wis, eens met een bezoek op zijne rei<strong>ze</strong>n ëri<br />

<strong>ze</strong>gt: dat gij hem gegouieerd hebbe. Den<br />

ouden fnaak, Volt air e, heeft hij mede op zijne<br />

rei<strong>ze</strong>n bezogt; die drenk <strong>ze</strong>lfs eene hmnade<br />

met hem, en hij heeft nog een paar vari<br />

zijne bon mots, welke toen te Parys in Couré<br />

waren, in zijn memorieboekje, — 1<br />

O ja, zo wat van de gemeene landtaal, moét<br />

men ook weeten; immers weet hij nu, dat wij<br />

met den Godsdienst al gebee! kl.ar zijn, en<br />

dat geen verflandige meer eene ziel heeft.<br />

Maar zo op zijn Schutters te leeven, eri<br />

alles maar onder den voet te fm'rjten , gelijk dié<br />

oude Minister doet, welke nog den ouden Flatus,<br />

en wat al meer voer oude Turken dagelijks<br />

leest, dat is eigént'ijk vo >r hem liefhebberij.<br />

Voor het overig; he.ft hij van alles de"<br />

noodige Teihture, en oordeelt trc.fT.iijk, juist atè<br />

het zulke fchrandere vernuften natuurlijk is ,<br />

met eigen fpeculaüen, gepaard met fiouten lof<br />

of beflisfende veragting. Hij <strong>ze</strong>gt den Generaal<br />

, dat hij des<strong>ze</strong>lfs volk heeft zien exerceeren,<br />

en dat het hem Veel eer aangedaan heeft;<br />

maar dat hij nochthans, wanneer hij het moest<br />

leiden , nog meer Op hét eigeritlijk marfcheez<br />

ren zoude zien: hij bedilt Vorftelijke Hover^<br />

E % Schouw^


6 8 DE G E K S K A P .<br />

Schouwburgen en Kunllenaars van allerlei foort,<br />

en vindt alle loopende berichten daaromtrent<br />

valsch ; hij alleen bezit de echte en <strong>ze</strong>kere;<br />

hij wordt menigmaal befchaamd gemaakt; maar<br />

hij telt het niet veel, en is fpoedig weder op<br />

den ouden dreef.<br />

Verrasfchingen, grappige flagcn ('t gemeen<br />

<strong>ze</strong>gt, gekke ftreeken,) zijn zijne zaak. Hij<br />

verlaat hierom meenigmaal , onder dit of dat<br />

voorwend<strong>ze</strong>l, voor eenigen tijd de ge<strong>ze</strong>lfchap*<br />

pen, en komt fpoedig verkleed weder; recht<br />

veelerleije raare en koddige potfen aan, maa?<br />

brengt zich niet <strong>ze</strong>lden daar door in den haat ,<br />

en verliest veeltijds ijders vriendfehap, om dat<br />

hij het te bont maakt, en dikwerf laat blijken<br />

wat hem of anderen tot geene eere ftrekt, ja<br />

gemeenlijk zot of vuil is. —-<br />

Men ziet hem dikwerf als Courier rijden :<br />

dan gaat het gewis naar eene bruiloft, of een<br />

Feftijn , waar elk ver<strong>ze</strong>t zal ftaan oyer zijne<br />

Onverwachte komst, of daar fchuilt nog eene<br />

andere heimelijke ftreek van zijne eigen Fabriek<br />

agter: hij heeft de uitnodiging misfehieh reeds<br />

afgeflagen , maar zal nu echter als Bedelaar,<br />

Kok of Bedien ..e verschijnen, ten einde 'er naderhand<br />

nog langen tijd van den joli cuifinier<br />

of van den fiche pauyre gefprooken worne»<br />

Snaa-


D E G E K S K A P . £ g<br />

Snaakerijen met boeren, Jooden, en eenvoudige<br />

jongens of meisjes behooren mede tot zijne<br />

geliefkoosde taak, en worden, niettegenftaande<br />

het nadeel, dat zij veroorzaken, of haare<br />

vuil- en lompheid , onder een geftadig gelach,<br />

en gefchreeuw, als grappen, vernuft en koddi-,<br />

ge gemeenzaamheid verkogt.<br />

Zoo wordt zijn groote Geest geftadig gevoed,<br />

houdt alle kunftenaars en handwerkslieden<br />

werkzaam, en is dikwerf de man, waarop<br />

de ftad of het land zijne oogen gevestigd houdt.<br />

De verftandigen fchudden w el het hoofd, en<br />

willen het geen hij doet, niet altijd voor aartig<br />

houden, aanneemen of goedkeuren; maar<br />

wat kunnen zij tegen dc menigte der liefhebberen<br />

, of <strong>ze</strong>lfs wel- der hoogachteren en aann<br />

bidders Z<br />

Want onder de cerfïen, inzonderheid waar<br />

de waaijers zwieren,'n'oort men: ,, het is toch<br />

een man du grand monde, die zijne waereld,<br />

», verftaat, eene Dame best bedient, en een<br />

„ geheel ge<strong>ze</strong>lfchap weet te amufeeren; en onv<br />

der de andere»;" gij zijt, bij mijn ziel! de<br />

„ rijkfte Cavaliier in het land— geld als drek!<br />

, ? waarlijk gij zijt een Heer, die om een hand<br />

n vol dukaaten niet geeft, en het gejd" onder<br />

93 de menfchen brengt. Hadden wij flechts een<br />

E g „ vijf-N


fo P E G E K S K A P .<br />

„ vijftigtal van zulke Ileeren meer." .<br />

Men zou bijna fchrikken, op het hooren van<br />

zulk eenen fleuren wemch.<br />

Dan, quid pauper? ride! ~ Zeifs alles,<br />

wat de naald, den fpanriem, den els, den beitel<br />

of den hamer roert, vo^d, als reeds ge<strong>ze</strong>gd<br />

is, dikwerf zijn'hoofmo-d m.er met eene grap,<br />

dan zich <strong>ze</strong>i ven me t zijn handwerk.<br />

„ Met verlofr* <strong>ze</strong>gt de fchrijnwerker, die<br />

voor mij werkt, zoo meenigmaal hij een boek<br />

bij mij ziet leggen : bij ziet den Titel in, en<br />

leest hem voor zich <strong>ze</strong>iven zagt, of roept wel<br />

pit: „ ho! ho! ik kenne u." Dan is het hoog<br />

tijd, hem naar zijn werk te wij<strong>ze</strong>n , zal hij<br />

niet recht onverdraaglijk geleerd worden. Voor<br />

het overige is hij een <strong>ze</strong>er gemeen werkman,<br />

en bij eene vrouw en veele kinders een arme<br />

jakhals.<br />

Hoe km het ook anders we<strong>ze</strong>n ? Lee<strong>ze</strong>n,<br />

of gelijk hij <strong>ze</strong>gt, ftudeeren is zijn element:<br />

om zijne boekenkamer cf Bibelotheek , gelijk<br />

hij <strong>ze</strong> noemt, recht vol te maken, ziet men<br />

hem op alle Auftien voor aan ftaan, en, zonder<br />

onderfcheid van formaat van boeken, allereerst<br />

twee dubbeltjes bieden, en dan voor een<br />

halven gulden koopen ; terwijl zijn fchrijnwerkers<br />

gild hem neenigmaal beftraft, om dat<br />

bij,


D E G E K S K A P . ? 1<br />

hij, wanneer eene vergadering belegd wordt,<br />

nooit daarin komen wil; want, <strong>ze</strong>gt hij, met<br />

zulke Weetnieten kan ik niet diskureeren.<br />

Bij openbaare redevoeringen in tegendeel,<br />

proeven, aanneemingen, enz. is zijne tegenwoordigheid<br />

altoos <strong>ze</strong>ker; daar ziet men hem<br />

het hoofd fchudden , bedenkelijke gebaaren maken<br />

, en prij<strong>ze</strong>n of laaken. En dat <strong>ze</strong>ker Geleerde<br />

eerst een fchrijnwerkers knecht was,<br />

dit voorbeeld gaat hem nooit uit de gedachten;<br />

bij zijne Bekenden plagt hij het verhaal daarvan,<br />

met de<strong>ze</strong> bedenkelijke woorden te eindigee:<br />

„ heb alleen wat geduld! het zal nog wel<br />

„ beter komen."<br />

Het loffelijke fchoenmaakers - en kleermaakers-gild<br />

levert in elke Stad of Steedje, haare<br />

treffende Origineelen voor dee<strong>ze</strong> afbeelding.<br />

Hier ziet men alles in het klein, wat de overige<br />

waereld ons in het groote vertoont.<br />

Een rok van de nieuwfte koleur, een zijden<br />

vest, een mof, een fluweelen broek, fchoenen<br />

en kou<strong>ze</strong>n naar den hedendaagfchen fmaak,<br />

een rotting met een fterk vergulden knop,<br />

waar voor het loon noch niet betaald is; ziet<br />

daar! hoe fraai de knaap is uitgedost, en hoe<br />

juist alles aan het lijf, aan armen, handen en<br />

voeten pasfe! hier mede huppelt hij door alle<br />

E 4 Itraa-


%%<br />

D<br />

E G E K S K A P<br />

ftraaten, weet niet hoe hij gaan, zich in po­<br />

rtuur <strong>ze</strong>tten 0f houden za! ? om toch gezien te;<br />

worden. Zijne arme kameraaden kent 'hij in X<br />

geheel niet, wanneer zij hem tegen komen ,<br />

en vriendelijk aanfpreeken.<br />

De fraaije Gekskap der Steden *** en ***,<br />

die op een paar witte zijden koufen grootsch<br />

is, en een horlogic- in zijn' zak draaft', (laat,<br />

wanneer hij flechts tien fchreeden heeft gegaan,<br />

en eenig vuil op de fchoenen ziet, metW<br />

zakdoek het ftof vair de<strong>ze</strong>lve, haalt zijn horlc-<br />

gie op ftraat uit den zak , houdt het aan het<br />

oor, kijkt' naar de Stadsklok, om het 'er naar<br />

te <strong>ze</strong>tten, en gaat, op dat het toch van allen<br />

gezien moge worden, met genoegen in de kerk<br />

en in de herberg.<br />

Eenigen gaan trippelende op deteenen, hou-<br />

den hunne armen ftijf, en verre van het lijf<br />

af, en den duim aan den middel-Ten vinger':<br />

anderen doen wijde fchreeden, trekken het<br />

hoofd achter uit, houden de écne hand in den<br />

ingevallen rug, en rekken zich uit, om zich<br />

nog wat langer te toonen: nog anderen <strong>ze</strong>tten<br />

beide armen in de zijde, draaijen den kop als<br />

een' weerhaan, en toonen de buigzaamheid<br />

hunner beenen op eene verwonderlijke wij<strong>ze</strong>.<br />

Wil men zich verder overtuigen, dat 'er niets<br />

ge-


D E G E K S K A P . ^»<br />

gemeens in hen fteèkt, dan geeve men hen<br />

flechts gelegenheid, om hunnen leevensloop te<br />

verhaalcn. Even als hunne ganfche Orden, zijn<br />

zij uitermate gereed, om 'er u terftond op te<br />

pnthaalcn. Daar behoort <strong>ze</strong>kerlijk wat ledige tijd<br />

toe , want, wegens de wonderlijke avontuuren,<br />

is men bij hen in een goed uur nog niet geheel<br />

verre gevorderd, cn, volgens hun eigen<br />

<strong>ze</strong>ggen, kon men 'er <strong>ze</strong>lfs gemakkelijk een geheel<br />

boek van ichrijven , of een geheel jaar<br />

over vertellen. Want daar zijn <strong>ze</strong>er veele dingen,<br />

welken zij, gcduurcnJe hun leeven, nooit<br />

willen vergeeten, en anderen , waar aan zij<br />

denken zullen , zoo lang hunne' oogen open<br />

ftaan , en weêr andere , welke men op de<strong>ze</strong><br />

wijs niet gehoord heeft, en nog andere, waar<br />

bij zij eene huivering door alle dc leden krijgen,<br />

en hunne hairen te berg rij<strong>ze</strong>n, wanneer<br />

<strong>ze</strong> 'er flechts om denken.<br />

Dikwerf komt 'er eene kluchtige vertooning<br />

bij ; maar dan vooral zij men op zijne hoede.'<br />

Zij zijn, even als alle Gekken , verregaande verachters<br />

van hunne tegenwoordige verblijfplaats;<br />

en men gaat hen nooit voorbij , zonder hen<br />

eene groote Stad, waar alles geheel anders en<br />

veel beter is, te hooren noemen: en, wanneer<br />

een ander uit de groote waereld, die hen<br />

evenaart, onder zijn ftout gebabbel eenigé'Fran*<br />

E 5 fche


74 D E G E K S K A P .<br />

fche brokken mengt, dan is het bij hen een<br />

vreemde Nederlandfche uitfpraak , waar mede<br />

zij hun Vaderland verzaaken.<br />

De Barbiers doch geene fchilderij, die<br />

in ieders hoofd zoo <strong>ze</strong>ker gevonden wordt, als<br />

de vier winden in eenen Atlas.<br />

Alles, wat met die en pakken loopt, behoort<br />

van ouds af, mede tot dee<strong>ze</strong> foort: het<br />

is waar, hunne kleine figuur is bij de meesten<br />

ongemeen gewigtig; en de gang hunner voeten,<br />

even als de loop hunner gedachten en woorden,<br />

is <strong>ze</strong>lden gefchikt, om 'er gemaklijk mede<br />

over weg te komen; maar nochthans ftaan<br />

zij hier met geen meer recht, dan veele leerlingen<br />

der wijsheid, die de oude goede Dame,<br />

wanneer <strong>ze</strong> van de kunst, om te behaagen<br />

fpreekt, weinig geloof geeven, en van meening<br />

zijn , dat zulks van <strong>ze</strong>lf zal fchikken, wanneer<br />

de kleermaaker en Frifeur het hunne alleen gedaan<br />

hebben, en 'er dan flechts een paar droppels<br />

van het edele vocht, bon ton, daar bij doen #<br />

„ Ach! dee<strong>ze</strong> laat de wieken fterk hangen,"<br />

is meenigmaal het antwoord , wanneer men<br />

naar eenen eertijds beruchten en befchuldigden<br />

Gekskap verneemt, waar uit niets anders<br />

te vermoeden is, dan dat hij eens voor zijne<br />

dwaasheden helder geftraft zij, en men hem<br />

TOEGEVOEGD HEBBE Veie l Weel ——<br />

DE


D E<br />

S C H U I M L O O P E R .<br />

?s<br />

Jf^edorven kindsheid en verwaarloosde jeugd,<br />

verkwisting en hierop gevolgde armoede, een<br />

goed gedeelte grootsheid op afkomst en geflacht,<br />

die geringe, maar eerlijke bedieningen<br />

van de hand wijst, en liever hier en daar wat<br />

rondloopen, en flechts proeven, dan zich door<br />

werken zat eeten wil, traagheid bij toereikende<br />

krachten of bekwaamheden, maar niet befchaafd,<br />

fiat mixtura, men menge dit onder<br />

een, en ftraks zien wij den vriend, dien wij<br />

juist begeeren.<br />

Hij is en heet Heer N . . . , woont waarfchijniijk<br />

in een achterftraatje bij een' fmjder,<br />

op de derde verdieping, heeft het geheele jaar<br />

door geen licht op zijne kamer , dan van de<br />

zon en maan, maar gaat zingende en fluitende,<br />

?<br />

s morgens vroeg reeds, het huis uit, en klautert<br />

's avonds dus de trappen weder op. Den<br />

ouden rok verwisfeit hij jaarlijks met een anderen<br />

ouden , zomtijds te korten, zomwijlen<br />

te langen rok, die hem van milde handen toegeworpen<br />

wordt, Met kousfen , broek en<br />

fchoe-


DE SCHUIM LOOPER.<br />

fcboenen, leefc hij op de<strong>ze</strong>lfde wij<strong>ze</strong>; en voor<br />

het overige gaar het, als volgt:<br />

Hij telt van twintig tot dertig hui<strong>ze</strong>n in de<br />

Stad, waarvan hem dagelijksch twee of wel<br />

meer de fchatting, welke hij hen oplegt, betaaleri,<br />

zoo dat de cirkel alle week juist rond<br />

Somt. In eenigen is of de man een Neef, of<br />

de vrouw eene Nicht, welke hem de kost geeven;<br />

in een ander houdt hij de winkelknechts<br />

tot vrienden, en heeft ten minlle den brandewijn<br />

ter ontnuchteringe vrij; in een derde mogen<br />

hem de kinders <strong>ze</strong>er wel lijden , om dat<br />

hij paarden en osfcn van papier ihijden, en<br />

fcheepjes maken kan; in een vierde moet hij<br />

den Heer de nieuwspapieren voorlee<strong>ze</strong>n , om<br />

dat de<strong>ze</strong> van zulk een werk een' afkeer heeft;<br />

in een vijfde moet hij klein hout maken, gebrooken<br />

zaakeu herftellen, en anders de ééne<br />

of andere beu<strong>ze</strong>ling uitvoeren, om dat hij 'er<br />

handig me? kan omgaan; in een <strong>ze</strong>sde zijn het<br />

een paar oude lijideunLj.es op. de viool of het<br />

klavercimbel, die hij naar den Gufla van den<br />

Heer of de Dame fpeelen kan, terwijl zij hem<br />

het verblijf aldaar verfchaifen; in een <strong>ze</strong>vende<br />

is hij de lang verwachte paketboot van allerlei<br />

Stads nieuwigheden; en in een achtfte ontbrak<br />

'er de<strong>ze</strong>lfde fnaak nog bij het fpeelen van<br />

een


DE SCHUIM LOOPER, yy<br />

een kfertje of eche vrolijke partij, zo hij 'er<br />

niet bij ware.<br />

Geen Stuurman moet zig zo goed op de<br />

winden verftaan , dan hij zich verflaat op de<br />

luimen en buijen, die bij Heer en Jufvrouw,<br />

bij kinderen en dienstboden, in elk de<strong>ze</strong>r hui<strong>ze</strong>n<br />

heerfchen , en hem voor- of nadeelig kunnen<br />

zijn. Bij eenigen brengt hij het <strong>ze</strong>lfs tot<br />

de heerfchappij toe ; hij gaat batsch en ftout, 1<br />

zonder zich eerst te laten aandienen, terftond<br />

in de kamer, heeft daar zijn' eigen ftoel, zijne<br />

pijp , zijn glas en andere gerieflijkheden^<br />

en word wel eens kwaad , wanneer men <strong>ze</strong><br />

van hunne plaats ver<strong>ze</strong>t of ongelukkig gebroken<br />

heeft, In verfcheiden opzichten, heeft hij<br />

zich als raadgeever, rentmeesrer en onderhandelaar<br />

noodzaakhjk gemaakt. Hij neemt alles<br />

aan, even als of het zoo flechts hoorde, en<br />

zonder te bedanken; hij tast vrij in den fchotel<br />

, of fchenkt voor zich <strong>ze</strong>iven in ; laat wei<br />

fpijs naar zijn' fmaak klaar maken , voert het<br />

bevel over de dienstboden, en teiftert of leert<br />

de honden , heeft in den tuin gezaaid en geplant,<br />

de hennen te broeden ge<strong>ze</strong>t, en elders,<br />

hier en daar, zich reeds een klein eigendom,'<br />

't welk heilig is, en waarömtrend de Heer en<br />

Juf-


7g DE SCHTJIMLOOPER.<br />

Jufvrouw <strong>ze</strong>lfs waaken, en dieswegens ftrengè<br />

verboden geven, volflrekt aangematigd.<br />

In een ander huis waait een andere wind ;<br />

weshalve hij de <strong>ze</strong>ilen hier anders moet fpannen.<br />

Hij ziet, dat het hier niet gaan zou,<br />

zoo hij hier 't eene en andere niet voor lief<br />

name; want mijn Heer of Jufvrouw, of de<br />

oudfte Zoon beminnen den doortrapten Jokus;<br />

en, om dat <strong>ze</strong> meenen in hem ten dien einde<br />

den rechten man gevonden te hebben , zoo<br />

moet hij, nu en dan ook wat kunnen verdraagen.<br />

Hierom laat hij zich bij den hai»zak trekken<br />

, met den arm aan den ftoel vast binden,<br />

de paruik van het hoofd neemen en verbergen,<br />

een' knevel maaken, en de pijp aan ftukken<br />

flaan: men houdc hem voor het zotje; en bij<br />

het pandfpel laat men hem zijn paod losfen op<br />

eene wij<strong>ze</strong>, zoo als niemand 't doen zou. Alle<br />

pijlen der listigfte fpotternij worden op hem<br />

afgefchooten: hij heeft meer dan een' bijnaam;<br />

en vreemden ondei houdt men met allerlei verdichte<br />

hiftorien ten zijnen opzichte.<br />

'Dikwijls geeft hij 'er <strong>ze</strong>lf aanleiding toe, dewijl<br />

hij allerlei kluchten vertelt, zich verkleed^<br />

of met een ander fpot, doch die hem gewis<br />

met de<strong>ze</strong>lfde munt betaalt, en al de lagchers<br />

op


DE SCHÜIMLÓOPER. 79<br />

op zijne zijde heeft. Niet <strong>ze</strong>lden komt hét<br />

hem nogthans wat te ftreng voor, en naar den<br />

bekenden loop van zulke fchert<strong>ze</strong>n haak men<br />

den ftoel ftil weg, zoo dat hij op den grond<br />

valt; of men beftort hem, of fteekt hem iets,<br />

dat leeft of dood is, in den zak: dan wordt<br />

hij boos, begint te fchelden, en loopt heen,<br />

maar laat zich voort weer terug roepen, en verdraagt<br />

dan nog gaarne den nagalm dier fpotternij.<br />

Hier en daar mag hem flechts eene partij van<br />

het huis lijden ; dan moet hij laveeren , en<br />

eerst naar den wind verneemen; en, wanneer<br />

het al te fterk ftormt, keert hij te rug: non<br />

femper idem ; na een paar dagen, is het wêer<br />

misichien bedaarder.<br />

Voor het overige moet hij de ooren fteeds<br />

openhouden, overal toefpringen en behulpzaam<br />

zijn, zo dra men iets zoekt of gedaan wil heb»<br />

ben, het kleine kind op den arm ncemen, iets<br />

aartigs of zoets voor het<strong>ze</strong>lve medebrengen;<br />

den hond prij<strong>ze</strong>n en ftreelen, met de papegaai<br />

praaten, of zich van het ééne en andere kanaal<br />

tot het hart van Heer of Jufvrouw ver<strong>ze</strong>keren.<br />

Vrienden en vijanden des hui<strong>ze</strong>s mogen hem<br />

niet onbekend zijn. Van de laatften moet hij<br />

fomtijds verhaalen , hoe toch alles, wat 'er<br />

blinkt,


?o DE «CHHIMLOOPER;<br />

blinkt, geen goud zij, hoe hij met <strong>ze</strong>kerheid<br />

gehoord, en <strong>ze</strong>if gezien hebbe, hoe <strong>ze</strong> bij de<strong>ze</strong>n<br />

of genen ook al in een kwaad blaadje Honden,<br />

de ganfche Stad van de zaak of het laatst<br />

voorgevallen in 't geheel geen goed fpreeke, of<br />

'er <strong>ze</strong>lfs! nog wel gruwelijke dingen aan den<br />

dag kwamen.<br />

Dan ziet hij weldra, hoe de bijl in de fteel<br />

fteeke. „ Hoe ! wil je dan zo fpoedig al weder<br />

„ gaan? blijf toch hier; gij zijt immers in Jan-<br />

9, gen tijd niet hier geweest; reeds ftaat voor<br />

w u een bord op tafel."<br />

Gelijk ge<strong>ze</strong>gd is, zijne ftiidie is menfchenkennis;<br />

deswege weet hij vast, wat de knecht<br />

of meid in flaat zijn te bewerken; den eerRen<br />

gemeenzaam bij de hand gevat, wanneer hij<br />

hem tegen komt, Heer en UE. genoemd, en<br />

hem een fnuifje gegeeven, of van hem genomen<br />

; de andere de kin of de wangen geftreeld;<br />

iets van trouwen uit het droomboek, of anders<br />

over iets fraais of liefs met haar gefprooken;<br />

dit is altoos van eene heerlijke werking;<br />

bij het aandienen kunnen zij 'er dan reeds een<br />

goed woordje, dat van invloed is, mede laten<br />

ondervloeijen, of ook anders wel, bij andere<br />

gelegenheden, van zijne goede inborst en van<br />

zijnen bekrompen ftaat fpreeken.


DE SCHÜIMLÖOFEk. 8l<br />

Sotri'yds biéngt hij het nog veel verder j<br />

fen geniet böd'en'öon ; hij zal het briefje<br />

juist in de lieve ha ;den leveren, en ten r'eg*<br />

tcri tij 'e antwoord brengen ; men kan, orri<br />

dat hij weet te zwi'gèn , hm iets best toé"<br />

betröuwen , en hem dëtachecren , öni een*<br />

ander , terwijl men iets waagt, op te houden<br />

, werk te verfchaffèn , ên middêlervvijl<br />

bij de<strong>ze</strong>n teh besté te fpreekénó<br />

ja , meenigmaal ziet men wel dra ëri duidelijk<br />

, uit de taal der oogen, tusfchen herri<br />

en de Dame, uit de wèêrkeerige mömpeüngeri<br />

onder en na liet eeterl , het geftadig uitlach»<br />

gen en befchimpen de fijne wij<strong>ze</strong>, waar op hij<br />

haar dient e'nz., dat hem nog een veel wéZendlijker<br />

dienst in dit huis het voedfel verfchaft, ter-<br />

Wijl de mari in aèh leünftoöl <strong>ze</strong>er genist en<br />

onbekommerd kucht of blaast. Of de Hèeï<br />

hoort gaarne over zijne hivaliën lacligeri , en,:<br />

om dat dit herri iri geen ge<strong>ze</strong>lfchap wil gelukken<br />

, blijft hij liever t'huis, én laat Heer N;<br />

komen. De<strong>ze</strong> verftaat die kunst meesterlijk en<br />

wil zich , bij elk verhaal,' of voorbeeld, óf<br />

iinecdote i als tö bersten lachgen , vergeetende<br />

nog in geene twee uuren; „ hoe was het ook<br />

met den Burgemeester ? Ik kan den' Bür j<br />

h gemeester nog niet vergeeten ; neen ifc<br />

JL DSS-L, F weflssfrj


82 DE SCHOIMLOOPE1L'<br />

„ wenschte gaarne, dat gij het nog eens ver-<br />

„ telde ; men zou 'er eeten en drinken door<br />

9, vergeeten."<br />

Of die oude Raadshecrs-vrouw , die reeds<br />

jaar en dag op haaren ftoel, aan het venfter,<br />

ongelukkig flechts een klein hoekje van de<br />

ftraat overzien kan , zou reeds lang overleeden<br />

zijn , zoo de<strong>ze</strong> man niet ten minfte een<br />

kopje Thee met haar voor lief nam. Want<br />

daar gaat het in <strong>ze</strong>er Christelijke vraagen, antwoorden<br />

en verwonderingen, .verfch van den<br />

rooster , over alles , wat zich in het fleedje<br />

flechts roert, op de volgende manier: „ Heb-<br />

„ ben dan die luiden al ? hoe/ dan heb-<br />

„ ben <strong>ze</strong> reeds. Zijn <strong>ze</strong> dan al — —? hoe S<br />

„ zijn <strong>ze</strong> tog; —— hoort men dan niets—?<br />

„ ziet eens, dan heb ik het tog regt ge-<br />

3, hoord."<br />

Of die Heer, in <strong>ze</strong>ker ander huis, mag dikwerf<br />

niet of niet openlijk doen, wat hij toch zoo<br />

gaarne doet ; deswegens en , om dat reeds<br />

twee meiden verraaderlijke kanaaljes omtrent<br />

hem zijn geworden , zoo kan Heer N. . .,<br />

met een klein gefleepen borrelfleschje, de beste<br />

dienflen doen. .<br />

Kortom, dit armoedige Leeven is zoo<br />

vol van behoeftigheden, dat de<strong>ze</strong> Dieren hun<br />

plaats-


DE SCHÜIMLOÓPER. j£<br />

plaatsje op de lijst der fchep<strong>ze</strong>len m?t nut en<br />

voordeel aanvullen , en 'er over het utile en<br />

honestum , van <strong>ze</strong> te houden en te voeden ,<br />

wel iets fraais ware uit te geeven.<br />

De draajen , waarmede zij het liever eeten<br />

en het gaarne hebben willen, uitdrukken, zijn<br />

OD hunne manier <strong>ze</strong>er fijn * wanneer <strong>ze</strong> het<br />

niet altoos tot rege regte bcveelen gebragt heb­<br />

ben: zij w« eten de cere van den Heer of de Juf­<br />

frouw , d'.e thans tiróteert, in 't Jpel te men­<br />

gen , en tftiar.de te maaken. Zij verhaulen *<br />

naamlijk * hoe het reeds heel gemeen en- oud<br />

zij: „ dat bevreemdt mij, dat gij nog geene<br />

5, nieuwe voorfpijs' hebt; bij den Burgemees­<br />

ter ... . heb ik dee<strong>ze</strong> en ciie groerte al.<br />

„ tweemaal gegceten , en , in vergelijking<br />

,j van zijn huis > dagt ik, dat <strong>ze</strong> bij u al<br />

„ vroeger op tafel moest geweest zijn:" of<br />

zij hebben gehoord , dat men het wel kan of<br />

ai werkelijk gedaan hebbe , en verwonderen<br />

zig van het <strong>ze</strong>lfs nog niet gezien en gehoord<br />

te hebben: „onlangs hoorde ik, dat Mevrouw<br />

den Ka per mét de Poolfchs faus 't Bilt*<br />

„ eaatfl kende opa'irfeher; men wist 'er niet<br />

genoeg van te roemen.''<br />

Op eenen anderen tijd maaken zij de zaa-<br />

Jien ten uit«rfte gering en willen ons tot het<br />

F 2 weg-


$4 DE SCHUIMLOOPÈË.<br />

Wegdoen van dit of dat kleed overreden: „ el {<br />

zulk een rijk en vermogend Heer! wat wilt<br />

j, gij 'er dan langer mede doen? de menfchen<br />

,, zouden u flegts voor een gierigaarr uitmaaken;<br />

één on<strong>ze</strong>r, in on<strong>ze</strong>n langen ftaat moet zoo<br />

,, iets alleen draagen." Of zij roemen , hoe<br />

Wel zij het hier en daar hebben gehad, en<br />

Willen ons tot eene goede navolging aarmoe-<br />

» digen: „ ja, in dat huis was ik a'.s een eigen<br />

„ kind ; ik behoefde flegts te <strong>ze</strong>ggen of te<br />

klaagen , wat mij ontbrak, dan had ik het<br />

„ voort: ik had den fleutel van den wijnkel-<br />

„ de.-, van dc provifiekamer , en alles was<br />

j, ten mijnen dienst."<br />

Of bij eene andere gelegenheir, ftaan zij <strong>ze</strong>er<br />

ver<strong>ze</strong>t, wanneer <strong>ze</strong> iets hooren noemen; Zij<br />

hadden het in hun Leeven niet gegeeten, en<br />

konden in 't geheel niet begrijpen, hoe zulks<br />

goed kan fmaaken ; waarop dan wel eene<br />

eerlievende juffrouw , die gaarre trableert ,<br />

en de eere van haaren fmaak en vin haare<br />

kookkunde verdeedigen wil, een' tijd daartoe<br />

bepaalt, en vooraf reeds noodigt : of zii be-<br />

fchrijven <strong>ze</strong>lve een gefcégt als ten ui e" ten de-<br />

Acaat, en verzoeken het flechts eens klaarte laa­<br />

ien maaken, om hun <strong>ze</strong>ggen te rechtvaardigen,<br />

Willen zij wel <strong>ze</strong>lve Kok zijn, en noemen zifs<br />

eenl


DE SCHUIMLOOPER.<br />

een' Graaf of Vorst, die "er bijna niet van<br />

affcheiden kon , of 'cr te veel van had gegeeten.<br />

Hebben <strong>ze</strong> teffens gereist; dan is 'er<br />

voor hen de beerlijkfte gelegenheid , om iets<br />

Framch , Duitsch , Criekscfi , Turksch enz,<br />

te noemen , en daarbij zoo reprefentatief te<br />

kooken, de fpijs zoo te ichilderen, en zoo ge*<br />

weld'g te fnoeven, dat de Heer, die 'er reeds<br />

naar begint te watertanden, zijne vrouw ernfiig<br />

verzoekt, om 'er toch wel op te letten<br />

en het. zich liever te laaten opfebrijven, of in<br />

de tegenv. oord ;<br />

gheid van mijn Heer te koo»<br />

ken.<br />

Op de<strong>ze</strong>lfde wij<strong>ze</strong> worden , ook meenig-*<br />

maal , vreemde wijnen geroemd , en met<br />

allerlei houdingen en teekenen ten top gevij,<br />

<strong>ze</strong>ld ten aanhooren van den man, die gelds<br />

genoeg heeft , om <strong>ze</strong> te ontbieden , en goed<br />

genoeg is , om de ééne flesch na de andere<br />

ten beste te geeven.<br />

Op eenen anderen tijd, wanneer zij juist op<br />

't eeten inkomen, willen zij flechts eens proe-.<br />

ven , om dat <strong>ze</strong> hunne vrouw , of hunnen<br />

kok nimmer kunnen bcweegen, dat <strong>ze</strong> dit ge*<br />

recht ook klaar maaken , daar het nogihans,<br />

ééne hunner lieffte fpij<strong>ze</strong>n is; en, geduuren-,<br />

de het proeven , komt, de graagte , ter huns<br />

F 3 n§


$6 DE SCHUIMLOOPER,<br />

ne groote verwondering:;, on 't nieuw reheel<br />

weder ; want <strong>ze</strong>ker , zij heLben toch ai —<br />

eens gerceten.<br />

De geheel plompen karnen <strong>ze</strong>lfs altoos op<br />

eetenstijd ; zi'ten dan onbeweeglijk ftil , en<br />

zien het huisgezin druk bezig, tot dat zij het<br />

medelijden van den Meer of r'es<strong>ze</strong>lfs vrouw<br />

gaande maaken , en men hun beveèlt , mede<br />

aan te zitten , of ook wel, tot dat men iets,<br />

dat niet wel fmaakt , op eene zijdtafel voor<br />

hun opdischt ; of zij likken van de borden ,<br />

en ta?ten na het óverfchot, tot dat men hun<br />

insgelijks met eene ganfche portie te hulpq<br />

komt. Dikwerf worden <strong>ze</strong> kwalijk , om dat<br />

<strong>ze</strong> wegens hunne drukke bezigheden nog rug-<br />

teren zijn , en egter eeten ruiken , of iets<br />

onverteerbaars gegeeten , en vernecten heb­<br />

ben hierop een zakkortje t4n wijn of bran­<br />

dewijn te gebruiken; dan zal men, hoopeik,<br />

den man met den geeuwhonger toch niet laa­<br />

ten gaan , of hem , met zijn mal au ceeur<br />

aan zijn lot overlaten. •<br />

Zij fpreeken met ons , aan het glas , of<br />

voor de deur, doch in bette en koude,<br />

regenen fne uw, zoo lang, dat men ge­<br />

noodzaakt is hen, om het weer te verzoe­<br />

ken , binnen te komen ; of zij ver<strong>ze</strong>ilen ons<br />

vrien-


DE SCHUIMLOOPER. 87<br />

vriendijk naar huis, brengen en haaien, <strong>ze</strong>lfs,<br />

het geene <strong>ze</strong> hadden kunnen en hadden behooren,<br />

te laaten brengen en haaien , enz.<br />

Over het algemeen moet de<strong>ze</strong> Broederfchap<br />

wel in acht neemen, het geene de Heer Nofa<br />

zijne lieve Gemeente geftadig voorpreekt, en<br />

met het flaan op den Kanfcl quisquis es, of<br />

tnagna canam tracht in te ilampen. Gevoeligheid<br />

moet in geen opzigt onheil ftigten of<br />

den handel bederven , en het verder gelukkig<br />

inloopcn in de haven beletten. Men moet<br />

zich den tijd niet laaten verdrieten , en eene<br />

zitplaats aan de deur voor lief r.eemen, met<br />

de kindei en intusfehen wat fnappen , of wat<br />

drentelen , tot dat de Heer op zijn Comp*<br />

toir zijn werk verrigt, de brieven gelee<strong>ze</strong>n<br />

of gefchreeveu , en de vrouw m de keuken<br />

genoeg getierd en gebulderd hebbe.<br />

Wanneer een man van meer fatfoen genoodigd<br />

is , dan moet on<strong>ze</strong> ge<strong>ze</strong>l het zich<br />

laaten welgevallen , met de kleine Familie apart<br />

te fpijzigen. ' Men hoort in het Salet<br />

fterk fpreeken : wie is het ? —— De A, B,<br />

C, D, E, F, G, Raad —— zoo, zoo; nu<br />

dan zal men hen niet ftooren , mtsar in de<br />

keuken waf wachten , tol dat <strong>ze</strong> weg zijn. —<br />

Men wilde 'er wel op zweeren, dat men mijn<br />

F 4 Heers


fS DË SCHUIMLOOPER.<br />

Heers Japon eenige beweegmgën in de Gaap.<br />

kamer had zien maaken , den Goden-damp'<br />

van verfch aangcftoken fcariasfer gerookcn, of<br />

het klawier nog fpeelen, of het gewoon fterk'<br />

nie<strong>ze</strong>n gehóórd hebbe; — of, ja, ja, zoo dc<br />

Heer niet bij zijn leevend lijf heeft gefpookt,<br />

dan heeft men hem waarlijk gezien j juist<br />

met alle oroftandigheden , hoe hij naar een<br />

tuin toe ging, en het fchaapje achter zich<br />

d .ann lokte ; of ten aanzien van de Dame,<br />

hoe men haaren aschgraauwen rok en haare.<br />

beide voeten bij het opmaaken van de deur<br />

zag: inmiddels moet men de onbefchaamde kamenier,<br />

welke taamlijk fpijtig en met verachting<br />

roept: dat 'er geene leevende, ziel t'huis<br />

is, zonder tegenfpraak gelooven , en dee<strong>ze</strong><br />

onderrechttng , op een' anderen tijd, met<br />

dank en een onderdaanig Compliment aan mijn<br />

Heer en Mejuffrouw aanneemen. Driemaal<br />

geweigerde Audiëntie maakt de vierde des te<br />

bereidwilliger en aangenaamer: het medelijden<br />

toch fpreekt fterk voor den beftendigen en<br />

aanhoudenden j maar , wie zich , zonder voltrekt<br />

noodzakelijk te zijn , gevoelig toont,<br />

dienis zijn paspoort voor altoos gefchreeven.<br />

Trouwens, even als 'er geen regel is zonder<br />

uitzondering , zoo is het ook hier:, het bui.<br />

gen


DE SCHUIMLOOPER. g 5<br />

gen en ftrijken heeft gansch geene plaats, waar<br />

iemand eenig amptje heeft, en hij eenigzins<br />

kan <strong>ze</strong>ggen : ik kan u weder dienen. Wat<br />

daarom op het fluiken let, de peilroe draagt<br />

en de toezienders ver<strong>ze</strong>lt, ('t Gemeen noemt<br />

<strong>ze</strong> v k kkers en kraaijèis en peilders, ) dat<br />

leeft vee al voornaam ijk op een anders kosten.<br />

Hun fdiertfen en lachgen is even als de<br />

onwillige dans van een nog niet geheel getemden<br />

Beer, of het kittelen met een mes, „ Nu,<br />

„ fehiet 'er voor mij niets over ? :— Zul-<br />

„ len we geen trooitje wijn hebben? Een<br />

,, gelukzalig nieuwjaar , een goede kermis ,<br />

„ es z." Dergelijke plompe voorftellingen zijn<br />

gemakiijk te begrijpen , en zij bereiken ook<br />

altoos hun oogmerk. Men vult hun gereedelijk<br />

den balg, en men doet hun zoo zagt<br />

de oogen toe, op dat zij ter regeer tijd niet<br />

zien mogen.<br />

Vraag. Ik ken een' Jonker , die <strong>ze</strong>lfs geen<br />

licht op zijne kamer heeft, noch iets anders,<br />

waaruit of waar mede men eeten kan, maar<br />

die alles vindt bij mijn Neef Cafimir , die.<br />

hem treffelijk onthaalt, naast zijne vrouw<br />

laat zitten , en hem met zijne dochter laat<br />

F s ftoei-


90 DE SCHUIMLOOPER,<br />

ftoeijen , dartelen en mallen. En zo ken<br />

ik ook eene adelijke Dame , die met vier<br />

Jonkers bij den boer , die! op haar kiein<br />

landgoed woont^ eenen inval doet, en met<br />

eene verfierking van vier Freulens weldra<br />

dreigt weer te komen , en eenige hoenders<br />

en gan<strong>ze</strong>n als gij<strong>ze</strong>laars mede neemt. De<br />

vraag is: of die edele Jonker en de<strong>ze</strong> adelijke<br />

Dame onder het tot dusverre befchree»<br />

ven hoofddeel zijn te brengen ?<br />

Antwoord. Neen , daar voor beware ons dc<br />

Hemel! neen! wij leggen 'er eere bij in,<br />

met zulke voornaame Gasten in de fchotels<br />

te mogen tasten, en <strong>ze</strong> met burgerkost te<br />

kunnen onthaalen.<br />

D E


1<br />

D E<br />

ARMOEDIGE GROOTSCHE,<br />

9i<br />

<strong>CD^</strong>- <strong>ze</strong><br />

oude Grootvader, met Griehfchen<br />

baard en mantel, plagt, op al.es <strong>ze</strong>er naauwkeurig<br />

te letten. Onder de weinige fchilder-<br />

Hukken , die uk zijn kabinet geborgen<br />

zijn , ziet men lieden , waarbij men in het<br />

begin zou zweeren , dat hunne kappen en gedaanten<br />

eveneens waren ; maar , wanneer<br />

men <strong>ze</strong> meer van nabij beichouwt, dan ziet<br />

men nogthans dat het alles anders is. Hij laat<br />

drie hunner (happen en klappen; maar allen praaten<br />

zij geheel anders : even zoo veeien zijn ook<br />

hebzuchtig; doch allen gaan zij <strong>ze</strong>er verfchillende<br />

te werk.<br />

Hij onderfcheidt den Hoogmoedigen of trotfchen<br />

van den pronker , en de<strong>ze</strong>n weder van<br />

den Armoedigen grootfchen ; en daaromtrent<br />

kunnen wij hem on<strong>ze</strong> toeftemming geenfins<br />

weigeren , maar zullen hier veeleer zijn voetipoor<br />

volgen.<br />

Bij den eerften ligt de ondprfcheidende trek<br />

in de zigtbaare verachting en verwerping van<br />

anderen , en dee<strong>ze</strong> beledigt openlijk. _De aftde*


93 DE ARMOEDIGE GROOTSCHE.<br />

dere wil flechts gaarne zijn , wat hij niet is,<br />

en gaarne fchijnen te bezitten, wat hij niet<br />

bezit, daarom liegt hij. En de laatfte belooft<br />

zich van kleenlgheden, welke| hij overal<br />

ten toon fielt , den roem en naam van den<br />

rijken en voornaamen.<br />

Armoede of fchraapzucht werken hier tegen<br />

de begeerte van iets te vertoonen , en vormen<br />

haaren Nafidinus , haaren van Sotenyitte,<br />

en Don Kanudo de Kalibrados. Het is het<br />

benngfte en kommerlijke vladderen van een'<br />

Vogel, die gekortwiekt is.<br />

Zulke menfchen'wandelen doorgaans, met<br />

hunne zaaken en bezittingen, als in den vollen<br />

dag. Zij haaien al hun geld te gelijk uit<br />

den zak , en ftellen ook gaarne hun zilverwerk<br />

, porfeiein en alle andere dingen , die.<br />

flechts van eenig belang zijn , ten toon.<br />

Men moet zien, dat <strong>ze</strong> wat lekkers hebben<br />

gegeeten ; want zij fmijten de ovqrblijffels<br />

en fcheUen daarvan altijd op de ftia.it. Men<br />

hoort weldra , dat <strong>ze</strong> <strong>ze</strong>lfs tratleeren , of in<br />

ge<strong>ze</strong>lfchappen gaan , of reeds weer moeten<br />

vertrekken ; want zij zullen of eene kleenigheid<br />

leenen, of anders onder dit en dat voorwend<strong>ze</strong>l<br />

eene boodfehap bij ons maaken ; en<br />

dan blijft het aanaang<strong>ze</strong>l nooit vergeeten: „ Zij,<br />

„ moesr


DE ARMOEDIGE GROOTSCHE.<br />

moesten heden of morgen enz,"<br />

Om de<strong>ze</strong> <strong>ze</strong>lfde reden willen <strong>ze</strong> , meenigmaal<br />

. iets van ons weeten , en nauwkeurig<br />

verneemen , dikwerf dingen , die <strong>ze</strong> <strong>ze</strong>lfs<br />

natuurlijk moeten weeten , of in openbaare<br />

berichten kunnen vinden : men zal, naamlijk,<br />

hiervan tot hunne bezigheden , groote<br />

ontvangst of uitgaave , kosten , voornaame<br />

kennislen , enz. natuurlijk verder befluiten.<br />

Zij haaien <strong>ze</strong>lfs wel briefjes met den zakdoek<br />

uit , verlie<strong>ze</strong>n <strong>ze</strong> gaarne , of leggen <strong>ze</strong> ter<br />

plaat<strong>ze</strong>, waar wij <strong>ze</strong> ligt vinden, en 'er dan uit<br />

zien kunnen , wat we 'er uit moeten zien.<br />

De<strong>ze</strong> Orden is ongemeen groot, en mij ftaat<br />

niet voor in eene ftraat gewoond te hebben ,<br />

waar ik 'er niet met <strong>ze</strong>kerheid eenigen van<br />

heb mogen tellen.<br />

Een man, dien ik kenne, en die allerhande<br />

waaren in het klein te koop heeft, is een<br />

kabinetftuk; van dit flag. Even als de hen<br />

kakelt, wanneer <strong>ze</strong> een ei gelegd heeft, zoo<br />

maakt hij, met de pen achter het oor , alle<br />

zijne kalanten bekend: „ zijdraagen mijn'win-<br />

„ kei nog leeg, wanneer het zoo voortgaat,"<br />

roept hij den fchoenmaaker toe, die over zijne<br />

deur woont, na dat hij een' boer eenige<br />

maaien berecht heeft $ of , ai weer ie»<br />

„ mand.


DE ARMOEDIGE GROOTSCHE. $g<br />

fcich gaarne, in ge<strong>ze</strong>lfchappen zijnde, buiten<br />

roepen, en antwoordt dan, in de deur ftaande<br />

, op dat de aanwe<strong>ze</strong>nden hooren , welke<br />

zorge , moeite en werk men , geftadig , op<br />

zijns fchoudcrs heeft, wanneer men rijk is.<br />

Alles gèfchiedt met een groot gebaar en geraas<br />

, en , om dit aan zijne regte plaats te<br />

toonen , zoo zijn zijne vrouw, kinderen en<br />

meiden, volgens eene geheime kabinets ordre,<br />

volkomen afgericht, of hebben mijn' Heers<br />

Natuur en oogmerken zoo gelukkig geraaden,<br />

dat ieder , met loopen , draaven , fchreeuwen<br />

, roepen en boodfchappen , het zijne<br />

doet. Wat hem het bouwen van zijn<br />

breed huis in het geheel gekost hebbe weete<br />

ik net ; want hij heeft het eiken voorbijganger<br />

verhaald, en ik ftaa , met reden , over<br />

de fomme ver<strong>ze</strong>t. Hij heeft het eiken vreemdeling<br />

duidelijk afgebeeld, en kenbaar gemaakt:<br />

„ gij kunt niet misfen, <strong>ze</strong>gt hij, midden in de<br />

„ ftraat, dat fraaje, groote , nieuwe huis ,<br />

,, waar het kostelijk uithangbord is, de Moor<br />

„ met de Tabakspijp."<br />

De<strong>ze</strong> week heeft hij veel geld moeten uitgeeven<br />

; want het is kermis geweest, en hij<br />

heeft niet alleen veele buitenlieden gehad,<br />

maar ook zoo veelen, als zijne voornaamfte<br />

ka-


#Q CE ARMOEDIGE GïtOÖTSCM,<br />

kalanten waren , he'der mieten tratleeren;<br />

eri dee<strong>ze</strong>n dit, een' ander' dat , ert allen,<br />

èene kermis moeten geeven. Daarbij heeft<br />

hij zijne vrouw eii kinderen, behalve Chics,<br />

Catoen , Waaijers , Parapluis , verfcheideft<br />

andere fnuifteiiién moeten knopen, welk alles<br />

ial eeh mooje ftuiver, gelijk hij <strong>ze</strong>ide, beliep',<br />

De<strong>ze</strong> Prefenten, zoo heerlijk in zijne oogen,<br />

moest elk een zien , die in de buUrt woonde,<br />

op dat men toch getuigen zoude kunnen, dat<br />

het een welgefteld man ware, wien het, vooral<br />

op zulken tijd , op geen geld aankwam;<br />

Nooit heb ik bij dee<strong>ze</strong>n man gegeeten , of<br />

Wel gelegenheid gehad, zijn huis van binnen<br />

te bezien , en wat 'er voor meubilen in waren<br />

; maar ik zou 'er dit of dat onder durven<br />

Ver<strong>ze</strong>tten, dat hij het op zijne wij<strong>ze</strong> niet anders<br />

maaken zal, als ik het in andere hui<strong>ze</strong>n, die<br />

hieromtrent het bord uithingen , heb gevonden.<br />

Alles , wat de beste kamer of de zaal<br />

verfiert, is meenigmaal armhartig en gemeen é<br />

èn wordt nogthans, wanneer men het <strong>ze</strong>lfs<br />

niet ftuk voor ftuk gaat bezien en bewonderen<br />

, van zijne plaats genomen , en vertoond.<br />

,» Hebt gij wel dergelijk iets ooit ge-<br />

„ zien?" is dan het woo-d: of, „ ziet eens,<br />

dat is fraai, dat noeme ik nog een ^<br />

zoö-;


DE ARMOEDIGE GROOTSCfJF.<br />

» Zodanig iets vindt men juist niet overal;"<br />

of, „ zuik eene kunftige hebt<br />

„ gij nooit gezien ; maar zij kost ook een<br />

„ goede Huiver gelds." Over tafel is 'er volftrekt<br />

geen einde van demonftreerm en rscom*<br />

mendeeren ;' dat is iets delicaats ; ik denk,<br />

„ dat zal u fma;ïken; gebruik daar wat van |<br />

3, want het komt niet op alle tafels: laat rtog<br />

„ een hoekje open ; want daar zal nog iets'<br />

5> komen, dat men alle drgen niet eet." 1<br />

Men vind menfchen , die bij eene enkele<br />

kom Puncn , of een anderen crank , dien <strong>ze</strong><br />

ten beste geeven, een leeven kunnen maaken><br />

als of Prometheus , d e AartsJ.ef, den Vader<br />

der Goden en menfchen het napje van den<br />

mond weggenomen , en hun gebragt hadde.<br />

Niet waar, is dat geen heerlijk flokje ?<br />

„ niet waar, dat fmaakt naar meer? ja, dat<br />

,, wist ik wel , dat ge dit niet zoude weige-<br />

,, ren ; want dat brouwt men toch niet in a.U<br />

ie hui<strong>ze</strong>n." „ Zulke menfchen moeten wel<br />

,, anders water drinken," plagt mijn Neet de<br />

wijnkoopcr, de dikbuik, te <strong>ze</strong>ggen, wannee? -<br />

hij, op dee<strong>ze</strong> wij^e , bij iemand had gege:ten<br />

; en de man had , daaromtrent, meen".maal<br />

geen ongelijk.<br />

II DEEU G ?JWÖ


p§ DE ARMOEDIGE GROOTSCHE.<br />

Uwe Genade is van een' öuden Adel; dit<br />

weet elk, wie u daarover <strong>ze</strong>lfs niet heeft hooren<br />

fpreeken , wanneer hij flechts ëenigzins<br />

de Familiën on<strong>ze</strong>s lands kenr. Daar gij nu<br />

de verheven kennis reeds bezit , dat het, om<br />

de<strong>ze</strong>n fluister te vermeerderen , noódzaakiijk<br />

is een eigen eqüipagie te houden ; zoo kan<br />

men <strong>ze</strong>kerlijk niet van u bcgeeren , dat gij<br />

ook het lagchen en fpotten daarover zoudt<br />

hooren, om dat het geheel niet zoo regt naar<br />

den fmaak van het Publiek is. Want van de<br />

paarden, de<strong>ze</strong> arme fchan^loopers, is het bekend<br />

» dat de ftraatjongens meenigmaal vermaak<br />

fcheppen in de<strong>ze</strong>!/en mot broot të<br />

Voeren, en daar door de koets op 'e houden;<br />

het vierde rad aan dee<strong>ze</strong> koets ftaat op het<br />

punt om te breeken; asn de regte zijde kan<br />

uwe Genade in het geheel niet uitflappen ,<br />

om dat 'er de trede ontbreekt; de koets <strong>ze</strong>lve<br />

helt al <strong>ze</strong>er fterk naar den regten kant<br />

over, en iemand , die 'er ingezien heeft,<br />

wilde ver<strong>ze</strong>keren, dat het poortier , van binfiëtt,<br />

met een ftuk touw vast gehouden wierdt.<br />

Den kleinen boeren jongen , welken gij nü<br />

tot uw Lakei hebt aangenomen , is de onterSnderde<br />

livrei van den ouden , irt uwen<br />

dienst overleeden, Jurrie, toch werklijk watts


DE ARMOEDIGE GROOTSCHE. g£<br />

te lang en te wijd ; en de koetfier mag zijn,<br />

wie hij wil ; maar zijn ruiters mantel heefc ï<br />

waarachtig al lang een' nieuwen verdiend. Dat<br />

de wapens op de koets verbeterd, en op nieuw<br />

gcfchilderd zijn , is regt braaf; maar moge<br />

ik een onderdaanig verzoek doen ? het betreft<br />

het arme volk, dat het byden tegenwoordigeri<br />

<strong>ze</strong>er fcherpen Noordenwind, in de keuken, alwaar<br />

zoo veele gla<strong>ze</strong>n aan ftukken zijn , waarlijk<br />

kwaad heeft.<br />

Ontelbaar is de meenigte der geencn, dié<br />

èene huisdeur fierlijk laaten maaken en fchilderen<br />

, maar voor het dak van het hüis óf<br />

het digt zij in het geheel niet zorgen; dié<br />

ftoelen , kabinetten en fp'iegels koopen , maar<br />

voor de keuken Hechte zorg draagen ; die<br />

de pluim op dén hoed recrtiteeren 9 maar met<br />

gelapte of gefcheurde fchoenen loopen ; die<br />

den kapper dagelijksch laaten komen, en zich<br />

voor het oog deftig opfchikken , maar den<br />

flager, bakker, lakenkooper, winkelier, enz,<br />

fcherp en vinnig laaten maanen ; dief in de<br />

komedie gaan , eii t'huis broods gebrek hebben<br />

; die het laindgoed verkoopen , óm een<br />

paar oude magere fchansloopers kommerlijk te<br />

kunnen onderhouden dié verder liever honger<br />

ISdeü, dan tegen eene aangeboode fom-<br />

G2 èïe


jco EÉ ARMOEDIGE GROOTSCHE.<br />

me gelds een gering recht der Fami'ie willen<br />

afflaan ; en , dat het ergfte is , die , om<br />

de fpeelpartij mede te kunnen bijwoonenj den<br />

Gouverneur of de Meester voor hunne kinderen<br />

affchaffen.<br />

Hier moet de Jongen \ den Vader . geene<br />

fchande aandoen , maar ftudeeren , hoewel<br />

'er niet zoo veel voorhanden is , waarmede<br />

, in een onderfteld geval, een eerlijk<br />

Meester zou kunnen te vreden gefield worden;<br />

en ginds zal de geprce<strong>ze</strong>n fehoonheid van het<br />

meisje v,eldra verflenst zijn, indien men voortvaart<br />

, onder de vrijers nog langer naar eene<br />

hooge geboorte en titel om te zien.<br />

Zco meenigmaal als ik <strong>ze</strong>keren man raade,<br />

zijn huis liever te verkoopen , dan het ver.<br />

der te laaten vervallen , en eene Huishoudfier<br />

, alsmede Hendrik, Flip en Cornelia den<br />

zak te geeven, en zich met Frederik en Kaatje<br />

alleen te behelpen ; dan krijge ik ten antwoord<br />

: wat zouden 'er de menfchen van<br />

5, <strong>ze</strong>ggen ?'<br />

Wie is zoo gelukkig, dat hij de begrippen,<br />

nopens eere en fchande , onder den grooten<br />

hoop volkomen zuiveren en de dwaa<strong>ze</strong> nietigheid<br />

Van veele moreele harfenfehimmen , en zotte<br />

vooroordeek-n, voor ieder duidelijk bewij<strong>ze</strong>n<br />

kan»


BE ARMOEDIGE GROOTSCHE. ï oy<br />

kan. • Ik vo«r mij ken niemand , vol-<br />

Itrekt niemand., daar toe in fhat.<br />

Uit dien hoofde houdt het die verarmde<br />

Schurk voor eene wezcndüjke fchande, den<br />

ViijwilJigen ondcrftand zijner vermogende vrien­<br />

den aan te reemen; <strong>ze</strong>er fpijtig <strong>ze</strong>ndt hy het<br />

geld terug, en iaat hen op eene norfche wij<strong>ze</strong><br />

<strong>ze</strong>sgen : „ dat hij hen nog. om geen geld aan-<br />

5, i elf reken hebbe;" maar om zig met ge­<br />

weld in vreemde hui<strong>ze</strong>n in te dringen „<br />

en, gelijk hij <strong>ze</strong>gt ,* 'er zijn Complimenten<br />

of opwagting te maaken, dit rekent hij geen<br />

fchande. —<br />

„ Wat, mijne kinderen te laaten dienen ?"<br />

vliegt de Weduwe van den Koopman N. „ .<br />

cp, wanneer men haar <strong>ze</strong>ker welvoeglijk aan-<br />

bod op gepaste en redelijke voorwaarden doet;<br />

en voegt 'er ïchampere bewoordingen bij ; zij<br />

berst uit in traanen, en <strong>ze</strong>gt, dat haar over*<br />

leeden Man , Vader en Grootvader , ja alle<br />

haarc Voorouders zig in het graf nog omdraa­<br />

ien , cn haar voor het gerecht zouden daa-<br />

gen , indien <strong>ze</strong> dit deedt , zoo dat men zijn<br />

meelijden ftaakt , en boes, word , dat men<br />

haar dien goeden raad heeft gegeeven ; hoe­<br />

wel 't bekend is, dat de kleine kinders, door<br />

hunne bedelaarijen , den Buuren lastig vallen-, '<br />

G 5 m


J02 DE ARMOEDIG^ GROOTSCHE.<br />

en de grootere al begonnen zijn om eqn nqg<br />

flegter handwerk te oefenen. •<br />

„ Neen , neen , in de openbaare fchool,<br />

onder al dat gefpuis , <strong>ze</strong>gt een ander, zal<br />

„ mijn kleine Jan niet gaan; " maar, wijl<br />

hy tot nog toe tegen kruiers loon nog geen fchep<strong>ze</strong>l<br />

heeft kunnen vinden , dat zig Gouverneur<br />

heeft willen laaten noemen , zo is Jan.<br />

reeds lomp , en bedorven , en de zaak nopens<br />

zyn eerfte oncjerwijs, blijft nog , geftadig<br />

voor de vierfchaar der Hooggevoelende<br />

Ouders onafgedaan. Want hier zijn , <strong>ze</strong>ker,<br />

lijk , gewigtiger dingen veel gewigtiger zaaken<br />

, af te doen ; by voorbeeld.<br />

Hy : De<strong>ze</strong> week is het on<strong>ze</strong> beurt , kind<br />

lief, hoe ftaat het 'er mede ? •<br />

Hebt gij voor twaalf menfchen klaar gemaakt<br />

? gij weet — —<br />

Zy: Ik <strong>ze</strong>nd bij on<strong>ze</strong> Buurvrouw « dat volk<br />

fteld 'er eene Eere in. Hoorde gij niet,<br />

hoe die buurvrouw zig onlangs <strong>ze</strong>lve aanboodt?<br />

't Is een eenvoudige goede fioof;<br />

wanneer <strong>ze</strong> met my maar eens een praatje<br />

mag houden ; dan loopt <strong>ze</strong> voor mij.<br />

door een vuur.<br />

Hy: En hoe ziet het 'er in de keuken uit ?


DE ARMOEDIGE GROOTSCHE. 103<br />

gyï Rijd eens na den Schout Kinkel toe,<br />

en neem mijn Heer uw' Zoon, Augustus %<br />

medf, Hij zal u tog niet zonder een<br />

Haas laaten gaan.<br />

Hy: Dat ware dan Nommer een , maar<br />

verder! ••<br />

Zy: De nieuwe Koopman heeft verfche Oesters<br />

gekreegen ; en de Heer %heodoru%<br />

Goedhloed heeft aller delicaatften wijn ; dan<br />

heeft men den lompen hond Vuilbek , die<br />

ons onlangs zoo fcherp gemaand heefc ,<br />

niet eens een goed woord te geeven, enz,<br />

Dit Tafereel is reeds oud; anderen hebben<br />

het reeds gefchetst en vertoond. Wij<br />

weeten het; maar , -wien kan men dit kwalijk<br />

duiden, wanneer 't altoos nog op den duur<br />

aan eenigen behangt , om zig in dit morlig<br />

en afzigtig kleed te laaten afbeelden ?<br />

G 4 3*1


Ï94<br />

DE MA N,<br />

D I E ONS VERVEELT.<br />

Uit opfchrift was biliiik zo wel M Ioófl,<br />

dat allen toekomt, als hec Compbrnènt , cv<br />

men aan allen moe.t maaken. vVa: t n eene<br />

waereld , alwaar de m efien r>ucn wij te<br />

veel <strong>ze</strong>g^n? ) met hunne dwaalden elkander<br />

aan alle zijden dwars te geraeet loopen,<br />

wat is daar gemecner te hoorei , dan ! de<br />

man is voor my haaielyk ; ik kan hem voU<br />

firekt niet lyden ; hy is Jlhielyk vcrvcelend.<br />

Zelfs de verHandigcn , die me: zodan.go ongeftelden<br />

nog.het meeste geduld hebben, cm<br />

dat <strong>ze</strong> gelooyen, dat 'er v^êl 'aan eene ongelukkige<br />

verwaarloozLg der zolken zij toetefchnjvcn<br />

, bevinden z :<br />

g nogtaus , nimmer<br />

heel wel in hun ge<strong>ze</strong>Tehnp, enl&gen altoos<br />

over afkeer en tegenzin.<br />

Wie ware dan «genflijk de man, dien men<br />

met de<strong>ze</strong>n Titel wilde uitduiden? tfj e.<br />

mand van de zo regelregt beledigcnden ; nie<br />

mand hunner , die men van verre kan ruiken',<br />

of welke men aan den gang , het gelaat , de<br />

gebaarden en de dragt airede als zodanig kend;<br />

maar


DE MAN, DIE ONS VERVEELT. I 0 5<br />

maar een man , elders in zijn ampt en Hand<br />

geenzins ongefchikt; van wien de nijd geen boos­<br />

heden met grond kan verfpreiden ; een man,<br />

d;e misichien in vrede en liefde met elk leeft;<br />

een goed huishouder, een eerlijk man, en<br />

vnn welken men anders nog, met uitzon.ie-<br />

rïnge on<strong>ze</strong>r kleine bedenkinge , 't een en an­<br />

der , dat lief en goed is, beweeren mag.<br />

Weshalven we ook verzoeken hem de b-ste<br />

plaats in 't Kabinet te geeven , hem hever<br />

afzonderlijk te Hellen , nimmer op hem aller­<br />

eerst wij<strong>ze</strong>n, en<br />

Maar , zonder Kompliment, wie is dan de<br />

Man ? waar zit 't afzigtige ? — Waar huist<br />

eigentlijk de bedwehning ?<br />

Hij is een man, bij wien de zielsvermogens<br />

een weinig te bekrompen en te ongefleepen<br />

zijn; van eene al te groote traagheid, om op<br />

het welvoeglijke nauwkeurig agt te geeven, en<br />

Hipt op iemands woorden te letten ; geheel<br />

zonder eenigen fmaak , en als navolger plomp<br />

en lastig; geweldig langwijlig en magtig praat­<br />

ziek ; een vremdeh'ng in veele dingen , die<br />

tot eene goede zamenforaak onontbeerlijk zijn;<br />

meer voor 't gemeene en dagelijks voorvallen­<br />

de ; tot een bevalligen fcherts gansch niet ge-<br />

fchikt. Hier van daan allerlei ten eenemaal<br />

G 5 mis-


lo6 DE MAN. DIE ONS VERVEELT.<br />

mislukkende fnrrwgen, laffe en matte inva'Ien s<br />

orbedagtzaar-e en beledigende uitdrukkingen,<br />

maar zonder eenig kwaad oogmerk; en<br />

bij dir alles bezit hij een groot deel eigenliefde<br />

die geene verbetering gedoogt , zoo dat<br />

hij vol <strong>ze</strong>lfsvOidoening zich <strong>ze</strong>lv' hartelijk toejuicht.<br />

Ha, ha! gevolgelijk dom en eenvoudig?<br />

Indien men wil, doch eeniglijk met opzigt<br />

tot het bevallige en welvoeglijke , zonder opzigt<br />

op handel en wandel , waarin de man<br />

waarlijk zijne waarde bezitten kan , en waarömtrent<br />

hem niemand of weinige evenaaren.<br />

Ach Hemel! zoo dc man het 'er maar niet völllrektop<br />

ge<strong>ze</strong>t had, ons te willen vernaaien* zco.<br />

<strong>ze</strong>ggen zijne vrienden en bekenden van hem, die<br />

menigmaal zijnenthalven beangst en'bevreesd<br />

worden; en bijdit al verhaalt hij zo gaarne, dat hij<br />

het altijd een anderen als met geweld voor den<br />

mond weg neemt, al is 't, dar die het op het nauwkeurigste<br />

weet of 't <strong>ze</strong>lfs beleefd heeft. De<br />

Historie nopens den laatften brand , waarvan<br />

men nog met een woord, flegts in 't voorbijgaan<br />

, wilde fpreeken, om dat allen , die in<br />

het ge<strong>ze</strong>lfchap zijn, <strong>ze</strong> mede beleefd hebben,<br />

het omflagtig verhaal deswegens zal hij zig egter<br />

niet* laaten ontwringen. Zijne vrouw heeft,<br />

we!


DE MAN, DIE ONS VERVEELT. ï o?<br />

W.e\ is waar, al begonnen ; maar zij verhaalt<br />

het ganfch niet wel, en hij merkt voort een<br />

groven misflag. 't Was immers biere pap, en<br />

geene meel pap, die 'er juist op de tafel was,<br />

toen men voor de eerfte maal de brandklok<br />

luidde ; zco men hem maar niet wilde tegenfpreeken<br />

, hij weet het heel precies , hij gaf<br />

zijnen Gerret juist nog wat op zijn bord,<br />

en klaagde nog, dat het bier reeds wat zuur,<br />

en de zuiker vergeeten was. Naa dat het nu<br />

in eenige minuten toe de nodige klaarheid gebragt<br />

is, dat het werklijk eene biere-en geene<br />

meelpap is geweest, zoo gaat de reden wat<br />

verder. Hy trok zig voort aan , want hy<br />

was, met verlof te <strong>ze</strong>ggen ; flegts nog op<br />

zijne muilen, en fprong maarzoo in zijn groenen<br />

damasten japon, met de blaauwe voering,<br />

dien gy buiten kijf zult kennen , buiten de<br />

deur , en op de ftraat. Daar ontmoette hem<br />

zijn Buurman, wiens naam is .... en is .. .<br />

anders een heel eerlijk en braaf man , dit alleen<br />

is jammer , dat hij zomtijds wat al te<br />

diep in zijn glaasje kijkt; want , na dat zijne<br />

vrouw , die eene goede floof was, geftorven<br />

is , en hij nu met zijne meid huishoudt, zo<br />

is hij wat aan den drank geraakt , maar , als<br />

ge<strong>ze</strong>gd is, anders een braaf en goed flag van<br />

een


Jo8 DE MAN, DIE ONS VERVEELT,<br />

een man , gaande een weinig trekbeenen.<br />

Die nu <strong>ze</strong>ide , en hierop <strong>ze</strong>ide hij weer; daar<br />

vroeg zijn buirma i, en daar antwoordde hij,<br />

daar meende die en <strong>ze</strong>ide, maar hierop gaf<br />

hij hem ten antwoord , en <strong>ze</strong>ide : en zo zal<br />

hij nog wel een h af dozijn anderen, die hem<br />

tegenkwamen , en met welken hij fprak, invoeren<br />

, tot dat hij eindelijk komt, , om dat<br />

geen te verbaalen , wat allen reeds weeten.<br />

Heeft hij nog al eenig gevoel van biliijkheid<br />

cm den verhaaler niet geheel en al van de<br />

bank te praaten , uit den zadel tc Ijgtèn, en*<br />

'er zig <strong>ze</strong>lv' op te <strong>ze</strong>tten; dan heeft hij egter<br />

altijd invallen „ die hij nooit voor zig <strong>ze</strong>iven<br />

houden kan, maar altoos uiten moet, als aanvallen<br />

tegen hem, die verhaalt. Ten minften<br />

moet hij 't <strong>ze</strong>ggen, dat hij dit al weete, doch<br />

bedriegt zig dikwerf , wanneer hij 't voort<br />

uit de eerfte paar woorden giste, doch bij het<br />

flot geheel anders vindt ; maar des niet temin<br />

dient hij 't ge<strong>ze</strong>lfchap ook met zijne His.<br />

torie, doch die <strong>ze</strong>kerlijK de andere in waardij<br />

en gewigt m het geheel niet evenaart , en de<br />

toehoorders flegts moeilijk maakt , o;n dat de<br />

betere verhaaler in zijne reden zoo geftoord<br />

is.<br />

Of is het gefprek eigenthjk betrekkelijk tot<br />

den


DE MAN, DÏE ONS VERVEELT. 109<br />

den kring zijner ondervinding; dan valt hij<br />

tusfchen beide , en verbetert of valt aan :<br />

„ met uw verlof, het was eene fluweele-en<br />

geene lakenfche broek ; in het voorbijgaan<br />

„ moet ik u <strong>ze</strong>gden , hij hadt een' broeder ,<br />

, mee welken ik eens in de fchuit van . . .<br />

5, op . . . heb. gevaaren , dat-was een heel<br />

„ ander ventje , gij vergeet nog het g val<br />

„ met den fnijer ; dan hebt gij het niet wel<br />

„ gehoord;" en r


il® DE MAN, DIE ONS VÊRVÈELT;<br />

Of hij heeft het beste, het eigenlijke purèt<br />

vergeet en ; brengt wisfewasjes te berde ; laat<br />

zijne gedagten over het regte gaan, maar<br />

kan 't niet vinden, tot dat een ander, flegts<br />

óm de goede zaak te bevorderen , het woord<br />

opvat, en terftond eene heel anderë werking<br />

bij de toehoorders voortbrengt:<br />

Nooit geeft hij , in het geën hij op de<strong>ze</strong><br />

en dergelijke wij<strong>ze</strong> in ge<strong>ze</strong>lfchappen van anderen<br />

overneemt , voldoening. Men klaagt,<br />

en hy wil troosten, maar, in de daad; hij beledigt.<br />

Hij wil iets met een voorbeeld , of<br />

<strong>ze</strong>lfs beleefd geval bevestigen; maar het raakt<br />

nóch kant noch wal; de perfoonen zijn te<br />

laag; de omflandigheden zyn zo verfcheiden, dat<br />

de toepasfing op hem , op wien <strong>ze</strong> tog moest<br />

doorgaan, gansch niet gemaakt kan worden,<br />

en menigmaal dikwils <strong>ze</strong>lfs <strong>ze</strong>er aanflootelijk<br />

wordt. Alles is teff'ens weer zoo vol van beu<strong>ze</strong>lingen<br />

, dat het aartige , zoo 'er nog iets<br />

van in is, ten eenemaal zijn' fmaak verliest.<br />

Om dat hij overal voort invalt , als eene<br />

End in een Wak , en het zijne te markt wil<br />

brengen, zonder eerst regt toe te luifteren ,<br />

en zig behoorlijk te onderregten , of zijne<br />

praatzugt eenigzints te bedwingen; èn , wijl<br />

bü"


DE MAN* DIE ONS VERVEELT. m<br />

boven dat zijne begrippen niet verder , dan<br />

het gcmeene en dagelijkfche gaan ; zoo ontftaan<br />

, dikwerf , bsfpotfelijke verwisfelingen<br />

in naarnen en züaken« waar over men, <strong>ze</strong>lfs<br />

bij degröötfte ipfchikkelijkheid, moet lachgen,<br />

en die de fpottör gebrtrkt> om met hem den<br />

fpot te drijven.<br />

Onder eenigen, die zamen ftaan te praaten ,<br />

fpreekt iemand van den veroveraar Cortes,<br />

des<strong>ze</strong>lfs voortvaaréndheü , geluk , blinden<br />

Godsdienst-yver, én wreedheid omtrent de<br />

Mexicanen ; hij valt 'er, dien naam flegts<br />

hoorende , voort tusfchen in, ver<strong>ze</strong>kert, dat<br />

die een <strong>ze</strong>er goeden ichoen maake , en voor<br />

hem en zijn geheel huis werke , tot dat hij<br />

naar een groot gelach eerst hoort, dat men<br />

niet van Meester Kortes, den fchoenmaaker,<br />

maar van den Spanjaard, Cortes , dien hij<br />

misfehien in 't geheel niet kent, gefproken<br />

hebbe.<br />

Op eene artdere plaats fpreeken een paar philofophen<br />

zamen , alwaar zig één hunner op<br />

Meier beroept; hij gaat 'er digter na toe, en<br />

ver<strong>ze</strong>kert, dat die een Aartswindbuil en fpotvogel<br />

zij ; men verwondert zig , hoe hij dit<br />

van zulk een' man kunne <strong>ze</strong>ggen ; hij beweert<br />

, dat hij dit eerst onlangs <strong>ze</strong>lf in eigen<br />

pee-


ïfï DE MAN, DIE ONS VERVEELT.<br />

perfoon hebbe ondervonden: men ftaat verbaasd,<br />

hoe hij tot een geïprek met een'man,<br />

die al voor eenige jaaren' geïTorven is, kome;<br />

eindHijk ontknoopt zig alles , en 't blijkt ,<br />

dr>c 1<br />

ij den Holnes te Bodengrave , en niet<br />

den P'oresibr Meier gemeend nebbe.<br />

Wat hem behaagt , dat ftaat ook anderen ,<br />

naar zijne verbeelding , zonder tegenfpraak<br />

aan; en dit is ce rede , waarom hij, niet<br />

<strong>ze</strong>iden ; tot de uiterfte vei vecling van het<br />

g^<strong>ze</strong>liclwp, een voorie <strong>ze</strong>r of betooger wo~ü:,<br />

Paar heeft h/. m , bij voorbeeld , een buitenlandsch<br />

vriend ©en bruiloftsvers gezonden , 't<br />

.welk hij , met voordagt, bij zig heeft geftol<br />

, om hét te kunnen voorlee<strong>ze</strong>n, en wagt<br />

'ér nu, ten tijde der maaltijd, wanneer zulke<br />

waar juist allerongezondst is, de vrienden me*<br />

de op. Men ziet elkander aan , hoe hij<br />

het kunne waagen, om dat het blijkbaar in<br />

den laagilen ftijl is opgefteld; maar hij leest<br />

met het vriendelijkst gelaat verder ; eindelijk<br />

wordt het vuil, en men hoest; men in uit ,<br />

en flaat de oogen neder ; maar bij hem gaat<br />

het geiust , en zonder den minften aanftoot<br />

v


DE MAN, DIE ONS VERVEELT. l l 3<br />

het geheel lee<strong>ze</strong>n. Is hij <strong>ze</strong>lf dichter of<br />

fchrijvcr; dan ja dan is het ongeluk niet<br />

over te zien:<br />

" 1 » velut urfus,<br />

Objeclos cavea valuit fi frangere clathoSy<br />

men kan volftrekt niet onbelee<strong>ze</strong>n heen gaan,<br />

al hield men de deur <strong>ze</strong>lfs in de hand.<br />

j , Nu, hoor maar eens, <strong>ze</strong>gt hij, het veer-<br />

„ tiende Kapittel van de Reu<strong>ze</strong>n. Het is<br />

3, buiten allen kijf, dat 'er eertijds menfchen<br />

„ waren enz." —— Wat moet men daar dan<br />

anders doen, dan zig maar op discretie over<br />

geeven: maar de uiterfte penitentie, wanneer<br />

de man mogt vraagen, hoe ons dit alles hebbe<br />

aangeftaan!<br />

De anderen, die het zo verre in 't lee<strong>ze</strong>n,<br />

of in zulke weetenfchappen niet hebben ge.<br />

bragt, worden flegts indiervoege [lastig , dat<br />

<strong>ze</strong> ons vast houden, om een <strong>ze</strong>er breedvoerig<br />

verflag van hun ampt, hunne [ bezigheden ,<br />

huishouding en leevenswij<strong>ze</strong> te geeven , hunne<br />

Procesfen en bijzondere vijandfchappen ,<br />

van de eerfte aanleiding daartoe, tot den tegenwoordigen<br />

tijd toe te verklaaren, maagfchappen<br />

tot in den vijfden of <strong>ze</strong>sden graad<br />

U. DEEL. H uit


f Ti<br />

DE MAN, DIE ONS VERVEELT.<br />

uit te leggen, zig menigmaal , zo als 't bij<br />

dergelijke rekeningen pleegt te gaan , voor<br />

den kop te flaan, te bedenken, en te verbe­<br />

teren, vingers, en krijt te hulp te neemen,<br />

en zulk eene dubbeltaal uit te flaan, dat het<br />

de toehoorders , ten uiterften verveelt, of<br />

anders zijn zij bezig, eene andere onaange-<br />

naame, ten minften <strong>ze</strong>er onverfchillige zaak<br />

uit te plui<strong>ze</strong>n , en dit alles zo ruimfchootig<br />

en zo ganticheüjk alleen tot hun eigen ver­<br />

maak, dat 'er voor den anderen niets overig<br />

blijft , dan zijne gedagten met op<strong>ze</strong>t ergens<br />

anders op te vestigen, of onder het rooken<br />

van; een pijp tabak-, de opgaande damp-wolk­<br />

jes ha te zien.<br />

,, Mijne leevenswij<strong>ze</strong> is nu zo , is het<br />

„ woord, 's winters ftaa ik om elven, en 's<br />

„ zomers om vijf uuren op ; dan moet de<br />

„ kcffi klaar ftaan, waarbij ik dan onmiddelijk<br />

„ een pijpje zo fchoon uit rooke, dat ik de<br />

s, asch dp den nagel kan uitkloppen ; dan<br />

eete ik eene boterham, en geeve mijne vo-<br />

„ gels eeten en drinken, dan begiete ik de<br />

„ bloemen , en wind het horologie op, en<br />

^ rook 'er nog eens bij, maar uit een fchoo;-<br />

f ) ne pijp i voort daarna flaat het negen uu-<br />

ƒ, ren, enz."<br />

Uit


DE MAN, DIE ONS VERVEELT. jji<br />

Uit de<strong>ze</strong> proef zal men zien 3 hoe veel ga.<br />

wigts 'er nog tot 's avonds iaat toe over blij?<br />

ve van te verhaalen. Is het <strong>ze</strong>lfs een ftuk van<br />

zijne Lcevens-historie, van zijne liefdeverkla»<br />

ring of een aanmerkelijk geval, waarmee men<br />

zig op die wij<strong>ze</strong> belegerd ziet; dan wee-te ik<br />

geene troost; want men heeft voorbeelden»,<br />

dat <strong>ze</strong> het eerfte deel vóór, en het tweede,<br />

deel naa de maaltijd ten beste gaven , 3<br />

zonder<br />

noghunneeifchenop ons, geduurendehet eetsna te vergeetcn. Hunne draajen en toeren toonen<br />

voort, den rijkdom der ftofle: 2, vóór dat ik<br />

„ u dit verhaale, moet ik u nog <strong>ze</strong>ggen; nu,<br />

3, waar waren wij aan toe? — ja; nu s dat<br />

5, was goed , maar hoor eens, hoe het verj,<br />

ders afliep ! goed, msar niet al te goed ,<br />

„ enz.''<br />

Een ander hunner gewone middelen, óm'<br />

het ge<strong>ze</strong>lfchap het genoegen te beneemen , en<br />

den Kring rondom zig heen tot geeuwen,<br />

en tot eene aangenaame rust te brengen, zija<br />

verhaalen hunner ziekte , aanmerkingen over<br />

den verfchillenden aart hunner Kinderen, <strong>ze</strong>lfs<br />

wel wonderen en- eigentiijk menfehenver-.<br />

'ftand der huisdieren , waarbij ben foortgclijke<br />

praatvaêrs en oude Dames eeniglijk tête kunïien<br />

bieder?, dewelke, wanneer <strong>ze</strong> hunne<br />

H z tand"


n/5 DE MAN, DIE ONS VERVEELT.<br />

pijnen , en haare fijmpatherifche Cuuren , of<br />

van verkoudheid in het voor - en najaar mappen<br />

, 'er ook een breed lied van weeten op<br />

te fnijden , en 't mede tot den laatften man<br />

toe uithouden.<br />

Meerendeels zijn <strong>ze</strong> ftrenge aanhangers en<br />

verflinders van het oude Ceremonieel, en<br />

neemen niet nieuws aan , binden zig, bij Titels<br />

en bewij<strong>ze</strong>n van hofiïjkheid, aan hun<br />

voormaals gekreegen voorflhrift , en laaten<br />

de blijkbaarfte verdienften , om dat zij <strong>ze</strong><br />

niet kunnen waardeeren, geen onderfcneid<br />

maaken, waar door zij insgelijks fmaakeloos<br />

worden, en bij zommige, niet erger hadden<br />

kunnen zondigen. Zij fpreeken van Monfieur<br />

en Hij, waar 't in de daad nogtans iets<br />

veel meer zijn moest.<br />

Dit, als ge<strong>ze</strong>gd is, bij veelen eene belediging<br />

van het welvoeglijke en bevallige zijnde,<br />

zo is 't bij andeien niet minder een <strong>ze</strong>kere,<br />

naar hunnen fmaak bevallige, maar we<strong>ze</strong>nlijk<br />

een bijna kinderSetige toon: mijn Hartje, mijn<br />

Engeltje, mijn Liefje, heet bij hen zonderonde<br />

cheid tene jon,e juffrouw, en Mamaatje,<br />

Moedertje lief eene Dame. De eerfte zou <strong>ze</strong>ker<br />

liever j nge Juffrouw en de laatfte Mevrouw<br />

hebben gehoord, om dat in het eerfte<br />

te


DE MAN, DIE ONS VERVEELT. Uy<br />

te veel gemeens lag, en men niet gaarne elks<br />

Hartje en Mamaatje is.<br />

Als ge<strong>ze</strong>gd is , fchertfen moeten <strong>ze</strong> niet,<br />

hoewel <strong>ze</strong> zig , helaas ! daartoe geregtigd en<br />

bevoegd oordeelen , en juist daar door zo<br />

fchielijk doen walgen. Hun oor is voor geere<br />

befchaafdheid vatbaar; hunne geheele voorraad<br />

van bon mots is oude verlege waar, naauwlijks<br />

meer in 't fpinwiel nieuw en gangbaar; zij verraaden<br />

zig voort a's bij de inleiding : „ Ze-<br />

„ ker Goedbloed <strong>ze</strong>ide; <strong>ze</strong>ker Roer wierdt ge-<br />

„ vraagd ; <strong>ze</strong>kere goede Juffer wilde enz."<br />

Hunne liedjes en versjes waren reeds, ten tijde<br />

der Allonge-paruiken echte nemeene deuntjes,<br />

en de Melodiën daarvan fpcelt niemand,<br />

dan enkel nog de blinde Lierman. Doorgaans<br />

<strong>ze</strong>gt men van hen : „ het komt 'er alles zo<br />

lam uit," dat is, zij voldoen nooit aan de<br />

verwagtirg, en het Gerecht, 't geen zij opdisfen,<br />

waarop <strong>ze</strong> willen traéteeren, is fteeds<br />

Aefopus linfen. Menigmaal blijven <strong>ze</strong> <strong>ze</strong>lfs ergens<br />

in de deur aan hangen, ftorten, of laaten<br />

val'en wanneer <strong>ze</strong> willen opdraagen, en brengen<br />

zig en anderen flegts fchimp en misnoegente<br />

wege.<br />

En, wanneer <strong>ze</strong> diep in de <strong>ze</strong>stig jaaren<br />

oud , of met een vrij onbevallig voorkomen,<br />

H 3 eg-


uf DE MAN, DIE ONS VERVEELT.<br />

11 *<br />

egter nog gaarne likken en zoenen, eene beevende<br />

Item bij hun zingen willen maaken, met<br />

bet jonge frisfe Vrouwtje ftoeijen, de meisjes<br />

door de kamers en op de trappen na'.oopen,<br />

de kaar<strong>ze</strong>n gaarne uitfnuiten, en <strong>ze</strong>lfs wel andere<br />

zotternijen aanregten; dan is het, even<br />

als of een oude klepper tusfchen zijne karboopien<br />

nog eenige kromme fprongen maakt.<br />

Zij verbruijen het met de bedaagden en befchaafden,<br />

met de jongere, die <strong>ze</strong> bij 't geld<br />

en hun 'beroep als mededingers aanmerken, en<br />

met de Vrijfters <strong>ze</strong>lve , wier vlugten ditmaal<br />

we<strong>ze</strong>nlijk ernst is. Niet dan bij eenige weinige<br />

draagen <strong>ze</strong> nog den naam van aardige,<br />

kortswijlige Heeren; dan, men lette flegts op<br />

den toon en het gelaat, waarmede zij dit ui><br />

fpreeken; en men zal bevinden, dat <strong>ze</strong> of <strong>ze</strong>iye<br />

uit de fchool dier lugthartige windmakers<br />

zijn, of anders flegts het gewoons, een klugtemaaker<br />

en oude Gek, <strong>ze</strong>er toegevend willen<br />

mijden.<br />

Voegt men 'er nu nog, gelijk <strong>ze</strong>er denkelijk<br />

wat tegenfpreekerij bij, waarheids - vertooning,<br />

en oordeelveHerij, het welk zo goed is,<br />

sis a;fa foetlda of Duivelsdrek; dan krijgt men<br />

het voimaakst Ex:ra% tot een braakmiddel.<br />

D E


D E<br />

S C H U R K ,<br />

Iï9<br />

"^^"an kindfche jaaren af gekoesterde ledig*<br />

gang en zorgeloosheid, bekwaamheden zonder<br />

eenige onderrigt en naaiftigheid , <strong>ze</strong>er dikwijls<br />

gepaard met hoogmoed en menfchen haat, dit<br />

vormt den Schurk, een' Kaerl, die noch om<br />

God noch zijn gebod iets geeft; die fchaamte<br />

en eerbaarheid geheel uit de oogen fielt, die<br />

de waereld, bij zijn verworpen lotgeval, alleen<br />

de fchuld geeft, en zig daarom ook aan haar<br />

door allerlei ondeugt, of wel door zijne eige<br />

fchande zoekt te wreeken.<br />

Want hij lastert zijn' overleeden Vader, als<br />

de oorzaak Van zijne armoede of van zijn ongeluk<br />

; laat, bij genoegzaame kragt tot werken<br />

, zijne moeder liever honger lijden, ver.<br />

haaiende van beiden gebreken en misdrijven,<br />

welke ieder een , <strong>ze</strong>lfs, om zijn eige eer<br />

zwijgen zoude. Hen , of eenige verftandige<br />

Verwandten , welke hem gefchikt poogden te<br />

maaken, is hij, gelijk hij <strong>ze</strong>gt, alleen ten fpijt<br />

Komediant of Zoldaat geworden, en zal alle<br />

mogelijke vrijheid, die de<strong>ze</strong> ftand maar geeft,<br />

H 4 tot


120 D E S C H U R K ,<br />

tot beledigingen bezigen , om hen te beledigen<br />

of te befchimpen.<br />

Even zo hoort men hem , menigmaal, de<br />

braaffte en aanzienlijkfte Mannen nafchreeuwsn,<br />

en fchandelijke dingen van hen aan anderen<br />

verhaalen: „ dat is ook waarlijk de reg-<br />

„ ta Kaerl; wat 'er tog van iemand nog wor-<br />

„ den kan; denkt eens, zijn Vader was, met<br />

„ verlof te melden enz." Want dat is de<br />

gang aller ondeugenden; zij haaten de zulken,<br />

die door deugd en naarftigheid grooter opgang<br />

hebben gemaakt , en die zij , mogelijk, uit<br />

hoofde hunner geboorte, hadden moeten overtreffen,<br />

maar wegens hunne lui- cn losbandigheid,<br />

niet konden.<br />

Schalkerijen en bedrog zijn de bronnen van<br />

zijn onderhoud, en allerlei opruijing, verwarring<br />

en fchimp is 't loon der geenen, die zig<br />

met hem ophouden.<br />

Daarbij bezit hij eenige bekwaamheid, om<br />

de zwakheden van hen, met welken hij te doen<br />

heeft, weldra te zien , <strong>ze</strong> hem afteleeren ,<br />

en <strong>ze</strong> dan te misbruiken, maar dikwerf verlaat<br />

hij zig te veel op dee<strong>ze</strong> kunst, en wordt<br />

betrapt.<br />

't Is daarom, dat hij zig gaarne laat ge-<br />

brui-


D E S C H U R K .<br />

ken en fcuaren , of zig <strong>ze</strong>iven wel aanbied,<br />

om in te zamelen, te huuren en te verhuuren,<br />

te verkoopen en te koppelen; ontfteelt alsdan<br />

van het ontvangen geld , verandert getallen,<br />

maakt de handtekeningen van anderen na,<br />

fchrijft valfche brieven, paaif met de fterkfte<br />

beloften, overreed andere Schurken tot allerlei<br />

vermomming en valfche getuigenisfen. —<br />

De leugens zyn ontelbaar, en gaan alle verbeelding<br />

te boven; en <strong>ze</strong>er dikwijls zijn <strong>ze</strong> ,<br />

menigmaal om haare ongelooflijke ftoutheid en<br />

vermetelheid , voor zommigen overredend en<br />

van gevolg.<br />

Want dit is de fnaak, die eene dieverij kan<br />

voorwenden , om hem, een ander diefftuk, dat<br />

hij gepleegd heeft, tö verbergen; die een ander<br />

mans hui<strong>ze</strong>n voor de zijne opgeeft, en anderen<br />

in een vremden tuin als in zijn eigendom<br />

leidt, <strong>ze</strong>lf gefenreeven brieven aan zig laat<br />

toe<strong>ze</strong>nden, om zig Crediet te verfchafFen, of<br />

die in de hui<strong>ze</strong>n van domme eenvoudigen<br />

voor fpook fpeelt, na fchatten zoekt en duivels<br />

bant.<br />

Met een Eed regt men bij hem niets uit:<br />

en om een paar woorden, meent hij, zoo hij het<br />

<strong>ze</strong>ggen mag,, moet men zig geen angst verfchafFen;<br />

hij . heeft wel meer dan eens den<br />

H 5 Rech-


12» D E S C H U R K .<br />

Rechter daaromtrent nog daarenboven ftout en<br />

ftrak in het oog gezien, of ftijf en fterk gezwooren,<br />

en egter geweeten, wat andere menfchen<br />

niet mogten weeten.<br />

In gevangenisfen weet hij raad: zotternijen!<br />

men kan daar zo goed flaapen als t' huis.<br />

Prccesfen zijn ook daarom zijne zaak ; het is<br />

hem bijna lief, wanneer hij 'er bij de geene,<br />

die hij reeds heeft, nog een bij krijgt, Hij<br />

draagt verfcheide klagren en befcheiden geftadig<br />

in zijn zak , leest <strong>ze</strong> op de ftraaten, in herbergen<br />

voor, fchimpt en vloekt op de partij,<br />

de Rechters en zijn' Advocaat; den laatften,<br />

die een kruk en bloedbeuling was, heeft hij<br />

afgedankt, en een ander aangenomen, die ,<br />

zo hij ver<strong>ze</strong>kert, den dief, in allen gevalle,<br />

den dief van de galg kan vrij pleiten. „ O ja!<br />

„ Papieren heeft hij reeds genoeg t' huis, en<br />

„ kan 'er den halven winter wel van ftooken."<br />

Zijne broodwinning is vcrlcheiden; de ééne<br />

algemeener en fiegter , dan de andere ; thans<br />

heeft hij eene gaarkeuken of herberg op; en<br />

over vier weeken, wanneer zijn inboel voor<br />

de fchulden is verkogt, loopt hij weer met<br />

Vagebonden, Kwakzalvers en Koordedan<strong>ze</strong>rs;<br />

brengt hunne briefjes rond , en fpeelt voor<br />

Gek; dan drijft bij weêr eens eenige koopman-


D E S C H U R K . I 23<br />

manfchapmisfchien met hoven en hu ;<br />

<strong>ze</strong>n,<br />

welke hij hier of daar <strong>ze</strong>lf gaat opkoopen;<br />

of wordt voor eenigen tijd onzigtbaar, en<br />

dient, wanneer 'er oorlog is, als Marketenter<br />

of Spion. Hiervan fpreekt hij naderhand <strong>ze</strong>er<br />

gaarne, en vermeerdert <strong>ze</strong>lf zijne gevaaren nog<br />

met zijne fchande.<br />

Voor de leegloopers is hij een beftendig<br />

fchouwfpel of 't onderwerp van hun gefprek;<br />

nu eens <strong>ze</strong>t men hem in de gevangenis, om<br />

dat hij bedrogen , of wel aan eene dieverij<br />

heeft deel genomen, dan weer worde hij voor<br />

eenige dagen te water en te brood ge<strong>ze</strong>t, om<br />

dat hij in een Zuiphais rufie maakte, en een<br />

ander' deerlijk heeft gefiagen; nu eens is hij in<br />

een gefchil of wel gevegt, met een vuil<br />

Vrouwsperzoon betrapt, waarmede hij losbandig<br />

leefde; dan weer ziet men hem onder een<br />

hoop volks ftaan, het welk hij met een groot<br />

gefchreeuw en misbaar iets klaagt of verhaalt..<br />

De verftandigften hunner gaan voort heen, zo<br />

dra zij hem maar zien , <strong>ze</strong>ggende : daar is<br />

weêr de oude Schurk! Hij dreigt openlijk, de<br />

gla<strong>ze</strong>n bij hen in te flaon , van welken hij<br />

meent, onrechtvaardig behandeld te zijn; en<br />

men heeft, in de daad, alle vuilheid van hem<br />

te duchten , zoo hem niet, een nisuw werk<br />

van


124<br />

D E<br />

S C H U R K .<br />

zijn flag, voort onledig houdt, en 'er van aftrekt.<br />

Doch , ik beken het, zo ziet 'er de KaerI<br />

niet altijd uit, dien men nogtans, met recht,<br />

een' Schurk noemd, dus eene Groep of<br />

verzameling van beelden 9 ten einde elk een<br />

die 'er maar voor treedt, om overeenkomst te<br />

ontdekken, <strong>ze</strong>ggen kan: „ dit is mijn hoofd!"<br />

Men kan flegts op tweederlei wij<strong>ze</strong> in de<br />

waereld voortkomen, door naarftigheid en verdienft<br />

n, of door de zwakheid van andere<br />

menfchen. Wanneer de eerfte weg voor veelen<br />

te moejelijk is ; dan is de andere des te<br />

gevaarlijk;r; veelen dooien op dien, en maaken<br />

zig ten laatften ongelukkig.<br />

Onder een' hoop van dertig Gevangenen,<br />

die het affchuwelijkst gezigt opleveren, 't welk<br />

men in eene groote Stad kan hebben , treft<br />

men, gewis, meerendeels een' Onderbedienden,<br />

dewelke , voor dat hij in dien ftaat kwam,<br />

een langen tijd , door de zwakheid van zijn'<br />

Overheid de geesfel der Stad was; een' jonge»<br />

Raad, die den Minister 't aartigfte Compliment<br />

maakte, of een' allerliefften brief fchreef, en<br />

daar door bij alle onkunde, en bij nog grootere<br />

fnoodheid op een' post wierdt gefteld, waar<br />

ftad en land, op zijn hoogst flegts één jaar<br />

on-


D E S C H U R K . Ï$5<br />

onverhoord over hem konden zugten; een'<br />

Profeikt, welke de Eerwaardige Mannen, door<br />

zijne traanen en den honger na de zuivere<br />

Leer, beter en met een gelukkiger gevolg,<br />

wi.'t te bedriegen, dan de kasfe, waarbij hij,<br />

op hunne voorfpraak, wierdt aangefteld; Be­<br />

dienden en Schrijvers, die de boe<strong>ze</strong>mvrienden<br />

hunner domme Heeren waren, en anders nog<br />

Lievelingen van de<strong>ze</strong>n en geenen Grooten.<br />

De voormaalige leevensloop de<strong>ze</strong>r Schurken<br />

is, ten deele, te raaden, ten minften wat de<br />

hoofdtrekken betreft. Zij waren leegloopers,<br />

niet geheel onbekwaam, maar onweetend;<br />

daarom namen <strong>ze</strong> weldra en ligt een <strong>ze</strong>kere<br />

uiterlijke befchaafdheid aan, die men bij 't le­<br />

dig gaan, leert, beogen zig, ftreeken met den<br />

voet, vleiden en behaagden daar door, (zo<br />

als bet dan geen kunst is, om op die wij<strong>ze</strong><br />

te behaagen,,) en , om nog meerder liefs en<br />

zoets van hen te hooren, bevorderde men<br />

hen; maar aan alle de geene, die tot dus ver­<br />

re nog van hen geloofd hadden, dat zij, om<br />

zig zo hoog te kunnen verheffen, verftand be­<br />

zaten , bewee<strong>ze</strong>n zij, dat <strong>ze</strong> dit niet hadden,<br />

althans om zig daarin te houden: de verzadig­<br />

de E<strong>ze</strong>ls floegen agter uit, en , wat anders<br />

bij hen op den grond had gelegen, dreef nu<br />

zigt-


I£6 D E S C H U R K .<br />

zigtbaar boven, bij den éénen verkwisting, bij<br />

den tweeden gierigheid, bij den derden trotsen<br />

wreedheid; zij raasden en tierden', misfchien<br />

onder de begunftiging van hen', die hen hadden<br />

bevorderd , ftout genoeg om elk een', die<br />

flegts mienen maakte , hen te befchuldigen ,<br />

den mond te (hoeren , en de Hiftorie van<br />

hunnen val- is <strong>ze</strong>er dikwijls gelijk aan die van'<br />

<strong>ze</strong>kere ziekten: een gering , niet veel- geteld<br />

Zeer deedt de kwaade Hof in het lighaam zamen<br />

loopen, en veroorzaakte den kanker.<br />

Parva, ut aiunt, declinatione , met een<br />

greintje meer verftands, door eene geringe<br />

emftandigheid zijn andere dit lot ontgaan, die<br />

veel meer bedrogen, na zig gefleept, een auder<br />

mans Goed doorgebragt 3 en verfcheide anderen<br />

gedrukt en ongelukkig hebben gemaakt,<br />

wier fchuld. eisfehers tegenwoordig al beedelen,<br />

terwijl zig hunne tafel, Garderobe en Equipa.<br />

gie flegts naar den nieuwften fmaak veranderen<br />

, een volk, dat zonder Proteus kunst of<br />

weetenfehap, nogtans wonderen van bedriegerij<br />

heeft weeten uittevoeren, en wier gefchiede-nis,<br />

wanneer men <strong>ze</strong> verhaalt, meer werking<br />

op de toehoorders doet, dan die van<br />

Nickel List, Kaafebier,oï die van den Raubgraaf,<br />

welke zijn paard de hoefij<strong>ze</strong>rs verkeerd<br />

liet


D E S C H U R K . IJ*<br />

liet aanflaan , en buiten dien ook nog menig<br />

kunstje verftondt, en eene loffelijke burgerij,<br />

wélke te voet en te paard tegen hem optrok,<br />

wel tienmaal bedroog. ——<br />

Zal men terftond Amen <strong>ze</strong>ggen > op het geen<br />

men gemeenlijk van hen hoort fpreeken: „ het<br />

„ is zonde en jammer , dat zij hun uitftee-<br />

kètld verftand niet beter gebruiken?" of zal<br />

Chriftppus en zijne fchool gelijk hebben en be­<br />

houden , dat de fchaamteloo<strong>ze</strong> bedrieger een<br />

bedorven verftand heeft? —-<br />

Ten minften 't is niet denkelijk, dat een<br />

verftandige , met vcordagt, zig eene wonde<br />

zou toebrengen , om flegts zijne heelkunde te<br />

kunnen toonen , en 't gantfchelijk verhoeden<br />

is beter, dan een kommerlijk lappen. En<br />

wanneer men het loopen en draaven van zu.1-<br />

ken alleszins beangften, bedriegenden Schulde­<br />

naar nagaat, dan vindt men, dat alle zijne<br />

buitenfprongen fchreden zijn van de uirerfte<br />

los- en vermetelheid, die flegts zodanig een<br />

verftand konde kie<strong>ze</strong>n, het welk vooraf reeds<br />

veele fchulden heeft gemaakt, en dat de gan-<br />

fche waereld voor dom genoeg houdt, om zig,<br />

op zijne mienen, gerust te laaten bedotten.<br />

't Geen wij daarbij kunnen bewonderen,<br />

is meerendeels alleen de zamenloop van gunfiige'


128 D E S C H U R K .<br />

ftige omftandigheden voor hem, en de we<strong>ze</strong>nlijke<br />

domheid van andere menfchen. Bijkans<br />

in elke Hiftorie van zulk een' Beruchten hoort<br />

men, voort, van grove en ftoute kunstgreepen;<br />

van Rijken en Dames, welke, uit<br />

hoofde van de Eere der verkeeringe, borg<br />

bleeven, of geld fchooten; van huwelijken ,<br />

die binnen een uur tot ftand kwamen, om dat<br />

het meisje op het aartige postuurtje fmoorlijk<br />

verliefd was, en de luister der Equipagie en livrei<br />

alle navraag na mijn Heers goederen noodeloosmaakte;<br />

van fchaakingen ; van HansNorths<br />

ruime beloften, en een geheel fteedje vol domme<br />

ligtgeloovige zielen ; van een ftrengst Incognito<br />

; van hartbreekende brieven, welke,<br />

in plaats van den gedreigden vloek, een nieuwen<br />

<strong>ze</strong>gen te wege bragten; van verdigte Doctorale<br />

atteftatien, waar men tog een' man, die<br />

met den dood worftelde , met geene. lastige<br />

informatien drukken konde en wilde; van Hannibals<br />

potten met geld en daartoe behoorende<br />

Cretenfers, of ver<strong>ze</strong>gelde koffers met losfe bodemen<br />

, en wel bewaarde kisten met fteenen<br />

opgevuld; van heimelijke of befchoote deuren,<br />

waarbij het inclitum judicium, in cas van ver<strong>ze</strong>geling<br />

, met blindheid was geflagen; eindelijk<br />

<strong>ze</strong>lfs wel eene dronken gemaakte en bedrogen<br />

Wagt,


D E S C H U R K ; ! 129<br />

Wagt , welke aan den gevangenen eenen m in'daadigen<br />

fleer vondt, en hen daarom zo naauw<br />

niet met hem nam, hem in dien roes en dat<br />

vermaak dok niet eerder miste , tot dat hij<br />

niet meer te agtcrhaalen was.<br />

Dikwijls verfchijnen medehelpers in de hart3<br />

deling, waar door het zo gepree<strong>ze</strong>n en opgevij<strong>ze</strong>ld<br />

geluk, bij alle dollighcid, nog verklaarbaarer<br />

wordt; dikwerf een Advocaat, om dat<br />

hij het derde gedeelte van het voor U . . .<br />

verfchöoten Kapitaal ais Defervit voort mag<br />

aftrekken, goed Crediet maaken , de wisfels<br />

behoorlijk verdeden , en de bedenkingen der<br />

Crediteuren als zwaarmoedige invallen oplosfen<br />

kan , of anders in 't geheel niet bleekt nog<br />

bloost wanneer hij met den Ciient over uitvlugt<br />

en uitkomst weet raad te nleegen; menigmaal<br />

Vader of Schoonvader, druk bezig, om, het<br />

lek fcheepje van Eere , door pompen te redden;<br />

menigwerf een jonge vriend aan 't Hof,<br />

door gefqhenken verkreegen en bevestigd, en<br />

daarvoor gewillig , eiken verduivelden ftreek<br />

in eene enkele gril te veranderen, en de klaa"<br />

gers, als afgematte windhonden!, terug te<br />

<strong>ze</strong>nden.<br />

Men toont 'er ons] nog eenigen, en bijt<br />

II. DEEL, I ons


130 D E S C H U R K .<br />

ons in het oor , „ Aards-fchurken! " Wie<br />

zijn <strong>ze</strong>?<br />

Een oud afzigtig man met een Reu<strong>ze</strong>n-oog<br />

6n opflag , met magere beevende handen en<br />

gezwolle voeten, wciken ik flegts in het voorbijgaan<br />

, eene lofreden op de voorige dagen,<br />

Hameiend en kugchend , hoor voortbrengen ,<br />

toen toen men dui<strong>ze</strong>nde bij dui<strong>ze</strong>nde ver«<br />

diende.<br />

Men <strong>ze</strong>gt mij, de halve ftad zij hem cijnsbaar<br />

, hij zij ih utroque Cafar , aan Kapitaalen<br />

en vaste goederen een rijk man , en veele<br />

der beste hui<strong>ze</strong>n hebbe hij als fchuld aangenomen.<br />

Na zijn ampt, kunst, of handwerk<br />

verder verneemende, hoore ik, hij hebbe<br />

geen een van dit alles ooit regt gehad en gedaan<br />

, en ik weet, behalven het voorafgemelde,<br />

niets meer van hem.<br />

Dus moet men na den naam raaden.<br />

Misfchien heeft hij verfcheide maaien eert<br />

rijk huwelijk en goede flagen gedaan , veele<br />

voogdijfchappen waargenomen , zijn geld omzigtig<br />

uitge<strong>ze</strong>t, met één woord , zijn<br />

fortuin in de waereld gemaakt, en met zijn<br />

talent gewoekerd ? de<strong>ze</strong> laatfte fraaje fpreek-<br />

Wij<strong>ze</strong>n fchrapt een ander plompe uitlegger door,<br />

en


D E S C H U R K . jg,<br />

en meent, die man bebbe den ligtgeloovigen,<br />

domme weetnieten en ligtvaardige verkwisters<br />

alle listen en laagen gelegd, en daarbij iemand<br />

op zijne zijde gehad, welke een goed woord<br />

voor hem gedaan hebbe , om dat hij hem op<br />

heeter daad niet hebbe durven verraaden: of<br />

het dan dok kunst zij, geld re winnen?<br />

Fen fchraal mager fchep<strong>ze</strong>l, met uitpuilende<br />

oogen , en t'saamgebetene lippen, hij is<br />

thans werkeloos, maar <strong>ze</strong>er onrustig fchijnt<br />

iets té verwagten, nijpt onverduldig de vingers<br />

, bijt aan de nagels, of knijpt in zijne<br />

kin.<br />

Men <strong>ze</strong>gt mij , dat hij een oud, bekend,<br />

voordeelig handwerk doet; dat hij 'er zijn'<br />

meester wel eens in wille zien ; dat hij nog<br />

gisteren eenen eenvoudigen bloed , die een<br />

kans met hem waagde , co: wanhoop heeft<br />

gebragt; dat hij op allé jaarmarkten kome ,<br />

en de grootfte ftedcn bezoeke; dat hij 'er<br />

wegens zijn aanhoudend nachtbraaken, zo bleek<br />

én vaats uit ziet; wanneer hij iets aankoopen<br />

wille,' dat hij , voort , op een paar ridder<br />

goederen kunne bieden, want men kunne<br />

hem nooit anders , dan ih het geen men met<br />

zijne oo£§n heeft gezien, narekenen enz. Meri<br />

word ïiog geestiger in de befchrijving dé<strong>ze</strong>s<br />

I s ntafiS j'


!g 2 D E S C H U R K ,<br />

mans, en befluit eindelijk: miilta'• ndit, fecitque<br />

puer, fudavit & al fit. Waarom is<br />

men zo duister ? ——<br />

Die man is een fpeeler van zijn beroep ;<br />

thans , juist, zie ik , hoe zijn we<strong>ze</strong>n opheldert<br />

, hij in een' kring begint te werken, en,<br />

daar het ge<strong>ze</strong>lfchap vermeerdert, tafels , en<br />

banken laat <strong>ze</strong>'.ten. Het zien van de<strong>ze</strong> ratelflang<br />

doet mij fferk aan , en ik begrijp niet,<br />

hoe die kleine moedwillige diertjes het zo ge*<br />

rust bij haar kunnen uithouden onbekommerd<br />

met t^aar fchertfen. Mogte ik ooit zijne wooning<br />

betreeden, en den voorraad van ontnomen<br />

hcriogien , doo<strong>ze</strong>n en ringen, waarvan<br />

men mij <strong>ze</strong>gt, zien; dan<br />

Een man in een Eerwaardig gewaad ; men<br />

Ver<strong>ze</strong>kert van hem, dat hij op handen en voeten<br />

na de plaats gekroopen is, waarop hij ,<br />

thans, zo regt, als mogelijk is, ftaat, tot op<br />

<strong>ze</strong>kere tijden, wanneer hij raadzaam oordeelt,<br />

in de eerfte postuur te verfchijnen ; die de<br />

rest van Tet<strong>ze</strong>ls aflaatsbrieven verkoopt, en<br />

'er in de Testamenten voor bedagt is; maar<br />

van den Leerftoel geweldig uitvaart en dondert,<br />

niet tegen zonden, maar tegen Mannen<br />

en boe 1<br />

en, zo dat fchoenmaakers en fnijders<br />

den Antichrist leeren kennen, en die, wanneer


D E S C H U K K.<br />

J33<br />

hij daar ter plaat<strong>ze</strong> is, htm allen hartfeer<br />

aandoen ; ' die , zo veel hij kan , geeftiijke<br />

bedieningen vc knopt , den brief van aanbc<br />

veeling in de handen van den armen gebukten<br />

Candidaat <strong>ze</strong>lf geeft , wanneer hij zijne disrecommandatie<br />

reeds vooruit gezonden heeft ,<br />

maar de E<strong>ze</strong>ls, met klinkende munt belaaden,<br />

tegerj allen, die met de;<strong>ze</strong>iver ooren Ipotten,<br />

in zijne befcherming neemt; die het fpook -<br />

en tover-register van den Bijgeloovigen vermeerdert,<br />

en s'fpottcrs geest uitjouwt % met<br />

de jonge mesjes , tot bloo<strong>ze</strong>ns toe, zoet en<br />

aartig praat, maar met de Oudtn van het<br />

naderend einde der waci'eld <strong>ze</strong>er ernftig fpreekt;<br />

c.ie op zijne Intr'gues meer denkt, dan op<br />

ftigtclijke voordragen, en die, met één woord,<br />

te vee! talenten voor zijnen dienft in zijne<br />

kleine Christen-gezindte bezit, maar ten zijnen<br />

tijde, als bicchtvadcr aan het . . . fche<br />

Jiof, zijn Eer-ampt gevonden hadt.<br />

. Nog etnige Figuurep , die Geheimen gaan<br />

venten, of die ai cana ten besten hebben van<br />

verfchc ide foort voor menfchen en vee; zulken<br />

, die Adverdsfemcnten uitdeden ; iets in<br />

een uur wüicn leere.i, of het waarde Publiek<br />

hunnen geestige i kweekhof cf kostfchool aanprij<strong>ze</strong>n<br />

, zo', dat <strong>ze</strong> den kweekeling in al hes<br />

I % noo-


Ï34 P E<br />

S C H U R K .<br />

noodige willen onderwij<strong>ze</strong>n , en zig wegers<br />

de Conditiën reklijk gedragen.<br />

Vooraan een DoBer, thans • om de nieuwigheid<br />

in een afgelegen fleedje , de Husfaren-doBer,<br />

die breed opgeeft, men zou aan<br />

hem flegts toe <strong>ze</strong>nden, wat anderen niet konden<br />

cureer-en, en die , om dat hij reeds eeriige<br />

doosjes .en flesjes gratis heeft uitgedeeld,<br />

en de Armen voor niec wil helpen, bij het<br />

Gemeen in groote agting is.<br />

Wanneer hij uitgaat, loopen allen uit, om,<br />

hem te zien ; de boeren brengen water van<br />

den Patiënt mede in de Stad , of brengen<br />

<strong>ze</strong>lfs de zieken aan zijn Logement; hij geeft<br />

poeiers, pillen en drankjes, ontvangt zijn<br />

geld, belooft gezondheid en alles goeds, haastende<br />

zig voorts , met eene koets , welke<br />

reeds meer, dan een uur, op hem heeft gewagt<br />

na de<strong>ze</strong> en geene vöotnaame hui<strong>ze</strong>n, alwaar<br />

hij ontbooden was , om ook de pols tc<br />

voelen, en de Lijders met zijnen raad te<br />

dienen.<br />

Inmiddels fterven of de Patiënten op hunne<br />

ftilletjes, of, zoo zij nog in het ieeven blij­<br />

ven , zien zij 'er bleek uit, gaan met dikke<br />

beenen, en zijn 'er nog veel erger aan dan te<br />

vooren , <strong>ze</strong>er veelen worden arm , en moe­<br />

ten<br />

¥


D E S C H U R K . 135<br />

ten beedelcn , om dat hen hunne kragten tot<br />

werken zijn b-nomen.<br />

Wanneer zulk ccn bedrog flegts vier wee.<br />

ken aanhoudt , en zulk een verderfengel zig<br />

dan 't zoek heeft gemaakt; dan is tog in een<br />

fleedje , het welk niet veele inwooners mis-<br />

fen kan, de lijst der dooden in dit jaar <strong>ze</strong>er<br />

groot.<br />

Wanneer de<strong>ze</strong> met de ééne of andere Bul.<br />

Ie bewees, dat hij vrij moge dooden; zo haalt<br />

de ander , die voor een Pedagoog en Leerpteefier<br />

wil doorgaan , zijne brieven van aanbeveling<br />

uit den zak, welke hem Hoogwaardige<br />

en Hooggeleerde Heeren , nu eens om<br />

dit, dan om dat inzigt, dikwijls , alleen om<br />

maar fpoedig van hem ontflagen te worden s<br />

hebben gegeeven ; tnft daarmede de mannen<br />

van fmaak en kenners , aan welken, die brie.<br />

ven gerigt zijn , aan de regte zijde aan , die<br />

wegens zulke eerzaame Groete, alles voorhem<br />

doen , hunne kinderen hem allereerft<br />

toebetrouwen , des<strong>ze</strong>lfs lof en naam in alle<br />

flraaten en ftraatjes uitbazuinen , en daar door.<br />

«Hen , die de Eere hunner verkeeringe verder<br />

willen genieten , noodigen , zulk een' man,<br />

en zulk een nuttig inftituut te onderfteunen,<br />

die huns gelijk niet hadden.<br />

I 4 Of


Ï36* P E S C H U R K .<br />

Of anders, hij <strong>ze</strong>lfs, de man , iaat drukken<br />

: hoe hij maaken wille, dat het, binnen<br />

drie jaaren , daar ter plaat<strong>ze</strong> 'er heel anders<br />

z I uitzien ; hoe hij konftgrëepen hebbe , die<br />

niemand in fta'at zij om hem natedoen; hoe<br />

'c bijna fchande zij, ter bevorderinge der goede<br />

zaake nog zo veel te moeten <strong>ze</strong>ggen en<br />

bekend maaken.<br />

liet Publiek 'chaamt zig; koopt zijne Eer<br />

tegen drie honderd gulden voor elk kind ; en<br />

onderhoudt, op zulk eene manier, jaar en<br />

dag een mensen, die, om'dat hij nergens<br />

regt in Haat toe is, zulk ë< n goudmaaker<br />

wierd , wiens mond én pen zo fterk en hartelijk<br />

van een werk' kan fpreeken en fchiijven,<br />

waarin de braaffte man zijne moeijdijke zwarigheden<br />

vindt, maar welke hij in 't geheel<br />

niet kent, nooit onderwonden heeft, ofonbedagt<br />

, <strong>ze</strong> geheel ter zijde ftêlt , en die de<br />

kennis aan de künftén of wee'.enfehappen ,<br />

waarin hij andere onderwij<strong>ze</strong>n wil , geheel en<br />

al verdigt , even als een ander becdelaar, op<br />

zijnen voormaalden goéden ftaat of voornaame<br />

afkomst, v, elke hij nimmer 'hadt , roemt<br />

; i<br />

en ftoft. •. ' ' *<br />

En zo nog veele andéren, die in de vrugt-<br />

baare velden van dom en ligtgeloovigheid van<br />

an-


D E S C H U R K . IJ7<br />

anderen hun onderhoud vinden ; niets doen ,<br />

waarvoor zij aangenomen zijn, om dat <strong>ze</strong> veel<br />

te duchten hebben ; heimelijk veele listen en<br />

uitvlugten bedenken; zig eindelijk geheel tegen<br />

fchande verharden, en dikwerf daarom nog<br />

• alleen op hunnen poft worden onderhouden ,<br />

om dat men, door [hunne af<strong>ze</strong>tting of wegjaaging,<br />

niet gaarne wil te kennen geeven, dat<br />

men omtrent hen in zijne gedagten gantfche]<br />

lijk bedrogen is.<br />

Wat moet men bij de menigte de<strong>ze</strong>r Hee'<br />

ren doen , d;e volgens 't taalgebruik eenerlei<br />

naamen draagen , en egter niet ligt in één<br />

perfoon verëenigd 1<br />

kunnen worden ? — Mijn<br />

i n<br />

raad is, een Nederduitfch ftuk ,'' de manier<br />

van Temer , te vervaardigen, en dan de fijhften<br />

onder hen, op den agtergrond te brengen.


i38<br />

D E<br />

R IJ K E MAN,<br />

o P<br />

T R O T S H E I D<br />

I N D E N<br />

B U R G E R S T A N D .<br />

Dat geen , waartoe men bijna alle andere<br />

menfchen kan brengen, het geld , wiens trek<br />

en werking, <strong>ze</strong>lfs bij de verftandigften, groot<br />

is, het welk alle andere begeerten gehalte en<br />

fchijn<strong>ze</strong>l geeft , vormt eenige heel zwakke<br />

zielen ook geheel ; het flaat in hen uit, als<br />

de Salpeter aan den wand; men ziet het in<br />

alle hunne beweegingen, van het hoofd af tot<br />

het fpits hunner vingeren toe, wanneer <strong>ze</strong><br />

zitten of ftaan ; men kan geene andere aanmerkingen<br />

over hen maaken ; alles verëenigt<br />

zig in eene; men weet niets verder van hen;<br />

en <strong>ze</strong>lve weeten zij ook niets van zig, dan<br />

dat <strong>ze</strong> geld hebben.<br />

Wat


TROTSHEID IN DEN BURGERSTAND, jgjj<br />

Wat belooft dit volle j roode gezigt, de<strong>ze</strong><br />

bolle wangen , die groote wijde mond, het<br />

fTiïve domme org , de breede fchouderen ,<br />

die dikke buik-, die vaste langziame fchrede,<br />

die hoed diep over de oogen , die Arm in<br />

de zijde ? Wie fteekt 'er tog in de<strong>ze</strong> Masfa?<br />

Op de<strong>ze</strong> laatfte vraag kan ik eerder en ligter<br />

antwoorden.<br />

't Is on<strong>ze</strong> Heer Christiaan * *, geboortig<br />

van hier, de eenige Zoon en erfgenaam van<br />

wijlen den Heer Jan David * *, leevend nog<br />

'ongehuwd, en vin zijne Renten; wiens rijkdom<br />

de gemtene man aan den gevonden fchat<br />

zijnes Grootvaders toefchrijft; omtrent wel.<br />

ken hij wil , dat z"ne kir.deren <strong>ze</strong>er beleefd<br />

zullen zijn , en dv n hij <strong>ze</strong>lf eerbiedig g'oet,<br />

wanneer hij hem tegen komt; wiens fchuldboek<br />

en lijst van goederen men maar eens<br />

wenschte te zien-<br />

Zij <strong>ze</strong>^fs, die met hem mogen fpreeken ,<br />

beginnen, nog eenige fchreden van hem aflijnde<br />

, al te buigen , en naderen hem zo wat<br />

boogswij<strong>ze</strong> en bloodshoofds.<br />

Hij houdt den hoed op , antwoordt langzaam<br />

op hunne vraagen , rolt den zakdoek<br />

uit


' ï 4o DtJt R !ƒ K E M A N, O F<br />

uit malkander , fnuit fterk , fpuwt hoog en<br />

wijd van zig af, niest,' dat zisi de damp rondom<br />

verfpréidt, en nu eerst laat hij herhaalen,<br />

wat men inmiddels heeft ge<strong>ze</strong>g'd. Hij valt in<br />

de reden, en men zwijgt; hij ichreeuwt overluid<br />

, en men iuiftert eerbiedig en met een<br />

vriendelijk gelaat toe ; hij doet eenige fchreden<br />

voorwaarts, en men kiest voort de linke<br />

hand , fluipend als naast, hem heen ; hij<br />

ftaat wêer ftil, en <strong>ze</strong>t den rotting in de zijde<br />

, en men ftaat voort ook ftil ; neemt een<br />

kort affcheid , en laat hen , welke met hem<br />

hebben gefproken , de Eere , agter zijn Rug<br />

nog een Compliment te maaken.<br />

Wien heeft men genoodigd , of wat toont<br />

en verhaalt men als iets, dat verheven, nieuw<br />

gewigtig, fijn , en naar den hedendasgfchen<br />

fmaak is , 't welk hem oplettend maaken , of<br />

zijn gelaat veranderen kondc ? hij zal 'er zig<br />

niet heen begecven, en van zijn' ftoel opftaan,<br />

waarop hij zig met al 't gevaar van hem te<br />

breeken, neergeworpen heeft, noch.omzien,<br />

of de oogen opflaan.<br />

De eerfte zijn tog maar arme flokkers; en,<br />

wanneer hij bij het laatfte vraagen kan , hoe<br />

veel het koste, dan heeft hij 'er niets op te<br />

ant.


TROTSHEID fit DEN BURGERSTAND. 14!<br />

antwoorden, dan dat het een gering ftuiver<br />

gelds is, niet om te <strong>ze</strong>ggen, dat 'er een<br />

grpdtër Waarde in de zaak fteeke , en dat<br />

men wel gekogt bdfeer, maar dat de<strong>ze</strong> uitgaave<br />

voor hem flegts een Bagatel is. Voor 't overige<br />

mogt Apdles <strong>ze</strong>lf gefchilderd, en Orpheus<br />

gefpeeld hebben, hij verwaardigt zig niet<br />

eens , 't ftuk Chits open te flaan , en is het<br />

eenige gevoelloos dier het welk niet nadert,<br />

om te hooren.<br />

Verder; laat u door uwen Bedienden bij hem<br />

aandienen ; rijd met fraaje Equipagie <strong>ze</strong>lf na<br />

hem toe ; vertoon u aan hem in uwe beste<br />

kleeding ; ik wed , hij zal u niet anders<br />

aanfpreeken, dan hij allen aanfpreekt: „ wat<br />

t i is 'er nieuws ? of, wat is 'er van uw<br />

j, dienst?" Ook dit maakt u bij hem niet<br />

aangenaamer, en behaaglijker , dat gij u onder<br />

zijne Nabeftaanden tellen, en u over zijne<br />

perzoneele kennis wilt verheugen: gij zult<br />

u over zijne onverfchilligheid ergeren, hoewel<br />

de Vorst <strong>ze</strong>lfs bij hem niet veel meer hadt<br />

te wagten.<br />

En gij goede ge<strong>ze</strong>llige zielen, die gij u gaarne<br />

mededeelt, en die belangeloo<strong>ze</strong> vriend-<br />

fchap nog voor moogelijk houdt, Jaat u hier<br />

tog


142 °E RIJKE MAN, O F<br />

tog voor dwaaling waarfchouwen ; dat zijn de<br />

menfchen , die ü voor eeuwig konden affchrikken.<br />

Uwe eerfte bezoeken geeft gij hen , om<br />

door hunnen overvloed befchaamd te worden;,<br />

terftond <strong>ze</strong>tten zij hunne kasfen voor u open;<br />

verblinden u met hun zilver; fpreeken veragtelijk,<br />

van 't geen gij niec anders, dan fraaij<br />

en pragtig vinden kunt, en, zo dra zij uweri<br />

middelmaatigen ftaat of uwe armoede hebben<br />

ontdekt; dan zullen zé zig over u fchaamen,<br />

ën u veragten.<br />

Gij zijt zagtzinnig, tëti üiterften gedienftig,<br />

fpraakzaam, ipreekt verftandig, hebt verdien­<br />

den , "<br />

n i e t s<br />

» n i e t s<br />

J dit alles geldt hier<br />

niets; zij vraagen dom en ftout; wat is verdiende<br />

? even als Pilatus na de waarheid<br />

vroeg , maar zij zijn even zo min begeerig<br />

om het te Ieeren kennen, als hij het was.<br />

De eenige fchep<strong>ze</strong>ls, welke zig hunne vrienden<br />

noemen, en ook wel van hen met d.<strong>ze</strong>n<br />

titel worden vereerd, is een fcort van Bee.<br />

delaars, welke, bij alle vesting, tegen eene<br />

van tijd tot tijd toegeworpe kleinigheid ,<br />

met hunne hu de voortvaaren.<br />

Een onbefchreeven boek zoude hen nog<br />

hc£


TROTSHEID IN DEN BURGERSTAND. 143<br />

het lieffte zijn; zij konden 'er alleszins posten<br />

in draagen; want anders is 't onbegrijpelijk ,<br />

hoe men kunne lee<strong>ze</strong>n, zonder in flaap te<br />

vallen , en be'botteüjk , hoe men met boe­<br />

ken te fchrijven geld verdiene: „ zij wilden<br />

„ 'er tog wel in ééne week twee vol fchrijven,<br />

„ indien het 'er op aan kwam." Want laag<br />

en gemeen denken zij van elk werk en ver­<br />

maak , dat niet het hunne is ; en *t hunne is<br />

eenig, te winnen en geen penning te ver­<br />

lie<strong>ze</strong>n , de termijnen in den Almanak door<br />

te loopen , in Contraéten , brieven en wis-<br />

fels te woelen , met hunne fchuldenaars te<br />

bulderen, met arreft en Executie te dreigen,<br />

en veelen dee<strong>ze</strong>r flaaven voor zig te laaten<br />

wemelen , ondertusfchen dat zij , met wijde<br />

fchreden, de kamer op en nedergaan , of<br />

met hunnen dikken buik aan hunnen tafel<br />

zitten , den laatften brok of het laatfte glas<br />

met tegenzin doorzwelgen , en <strong>ze</strong>kerlijk op<br />

dien tijd niet begrijpen , hoe men over ge­<br />

brek aan brood kan klaagen.<br />

Men vraage niet , hoe hunne huwelijken<br />

zijn ; hoe zij hunne kinderen opvoeden , en<br />

hoe zij hunne fchoonzoonen kie<strong>ze</strong>n ; zij zijn<br />

noch Echtgenooten, noch ouders, noch vrin­<br />

den, —zij hebben geld*<br />

j, Niets,


144<br />

Ö E R J K E<br />

J<br />

MAN, OF<br />

„ Niets, <strong>ze</strong>gt hierbij een groot man, laat<br />

ons duidelijker zien, welke geringe goederen<br />

God in den overvloed van geld en rijkdommen<br />

wilde geeven, dan de uicdeeling <strong>ze</strong>lve ,<br />

die hij 'er van maakt, en het foort van menfchen<br />

, die 'er het meest van hebben gekrec<br />

gen"<br />

D E


D E<br />

G E V E I N S D Ê<br />

MS<br />

\JFeveinsdheid ? wie verwenscht Ze nis: f<br />

en — wie is 'er , die <strong>ze</strong> niet lxzk? Zij is t>ij.<br />

na het eerfte, waaram wij het verftatid önzér<br />

kinderen erkennen willen, en , wanneer men<br />

hunne kleine leugens, hünne onwaare aanbreit-<br />

gingen , hnn ftout ontkennen moet beitraf-<br />

fen, dan laat men egter <strong>ze</strong>lden na, zig in ftil-<br />

te ten minden geluk te wen'chen , meeneiï"<br />

de, dat het kind niet dom is.<br />

Tot nog toe heert men geen volk ontdekt,'<br />

bij 't welk <strong>ze</strong> gansch niet wierdt gevonden ,<br />

en ik behoef 't niet eerst te <strong>ze</strong>ggen, dat meh<br />

met hem in bet geheel niets kan uitregten, dié<br />

<strong>ze</strong> geheel en al derft.<br />

Zij is (men vóelt het menigmaal/, hoè na)<br />

verwandt aan de agterhoudendheid, welke meri<br />

onder de deugden heeft aangenomen; waar­<br />

om dan wilde men haar, regeiregt, ónder de<br />

ondeugden plaat<strong>ze</strong>n? %<br />

Bij * den regtfchapenften is zij, dikwijls , het<br />

moesje of pleiftertje, dat het verftand oplegt,<br />

li. DEEL; E ?, wan» 1


ÏJL6 DE GEVEINSDE.<br />

Wanneer het eens niet regt gewaakt heeft, en<br />

eenen misflag beging , dien elke Zot nogtans<br />

niet zal befpotten en vergrooten ; of 't manteltje,<br />

het welk zij moeten omdoen, om <strong>ze</strong>lv'<br />

iets eoeds ter uitvoer te brengen. Maar, wie<br />

den Geveinsden altijd fpeelf, of fteeds met 't<br />

masker gaat, die heeft eene vuile neus , een<br />

haafelijk lidteken, of wat 'er'anders nog meer<br />

agter verborgen is.<br />

Een ondeugend en een zwak hart hooren<br />

hier, menigwerf, de<strong>ze</strong>lfde verwijten; de waereld<br />

is niet fteeds zo billijk , van <strong>ze</strong> naauwkeurig<br />

te onderfcheiden ; genoeg is her. , dat<br />

<strong>ze</strong> eene ontdekking heeft gedaan, enfchreeuwt,<br />

dikwijls uit wraak, dikwerf ter hulde van haar<br />

fcherp gezigt , over valsch-en trouwlooshe'd ,<br />

waar <strong>ze</strong> flegts over zwakheid klaagen of lach-<br />

gen moest. Wij willen beide gezig*<br />

ten naast elkander ftellen.<br />

De<strong>ze</strong> kattenkop wierdt van <strong>ze</strong>keren fterk<br />

gefpierden, niet heel fijnen man lomp beledigd<br />

; ik was 'er <strong>ze</strong>lf bij, en vreesde, naar<br />

zijne manier , voor een vinnig antwoord, dan<br />

een plomp tegenantwoord , en zo vervolgens<br />

fchoot op fchoot.<br />

Maar hij zweeg ; niemand merkte , dat hij<br />

beledigd was , en <strong>ze</strong>lfs de opruijers regtten<br />

niets


DE GEVEINSDE.<br />

niets uit. Heden kwam hij wéér met hem in<br />

ge<strong>ze</strong>lfchap ging allereerst na hem toe , omhelsde<br />

hem, vleide hem fterk , klaagde mede,<br />

toen hij iets klaagde , en de ander begon bijna<br />

reeds , zig over 't voorgevallene te fchaa-<br />

. men.<br />

Doch alleen , die hem nog niet kennen ]<br />

wil ik '/eggen, dat men bij hem te vroeg tot<br />

grootmoedigheid befluit: hij heeft ten minflen<br />

een amptje, waar mede hij gevaarlijk kan<br />

worden > om wel dra eens tot den rcan onder<br />

den duim te kunnen <strong>ze</strong>ggen: het zij nu zo;<br />

hij hebbe het niet vergeeten; men moetc zig<br />

flegts te binnen brengen enz. dit is hem veel<br />

té zoet, dan dat hij niet tot d«s verre alle<br />

voldoening ukftcilen zou.<br />

De<strong>ze</strong> man, of, zoo gij wilt, een anderen,<br />

die zijn handwerk vcrflaat , ontmoete ik bij<br />

het doen van een kuijertje , en zie mij gedrongen,<br />

ten minften tot de naafte poort toe, met<br />

hem ie wandelen. (<br />

Na dat we ons onderfing op 't Vi iendelijkfte<br />

hebben.gegroet, en wij reeds eenige fchreden<br />

vc'-der beginnen te gaan , fpringt hij fchielijk<br />

van mijne zijde , loopt met open armen na<br />

eene Figutir, die ons tegen komt, en fchrecuwt<br />

overluid: nu zie ik u tog eindelijk eens, mijn<br />

I\ 2' waard 3


ï 4g DE GEVEINSDE.<br />

waardfte vriend ! maar wanner zal ik de Eèr 1<br />

hebben, dat gij mij komt bezoeken , gij finguliere<br />

man ! neen , gij kunt het voor God en<br />

menfchen niet verantwoorden , mij zo lang te<br />

laaten wanten.<br />

Die Pezoon bepaalt hem een' tijd , en hij is<br />

üitgelaaten van vreügde , maakt nog eenige<br />

diépe buigingen , en komt nu geheel buiten<br />

„zig , wêer bij mij , om dat ik, geene vrienden-geheimen<br />

willende beluifteren, wat vooruit<br />

gegaan was, ——*<br />

Wie is die Heer ? Ik ken hen hem niet<br />

dan kent gij een flegt hoofd minder; het is<br />

de zotfte , comité mensch , die 'er op den<br />

,j aardbodem is, een kaeïl, die énz." Terwijl<br />

ik bij mij <strong>ze</strong>lv' dit antwoord met zijne<br />

voorige ongemeene blijdfehap vergelijk, beproeft<br />

hij, bij mij wegens eene zaak na een<br />

<strong>ze</strong>ker' man te verneemen , dien hij gelijk hij<br />

<strong>ze</strong>gt, niet kent en ^an welken hij egter, gaarne<br />

een <strong>ze</strong>ker bericht wilde hebben.<br />

Dewijl ik de kennis met de<strong>ze</strong>n man volftrekt<br />

niét kan ontkennen , zo verhaale ik het bekendlte<br />

en onverfchilligfte , maar zie hem ,<br />

Bij elk woord , <strong>ze</strong>er verwonderd en ontfteld<br />

ftaan, tot dat juist, om den hoek van een pad,<br />

de man, waarvan w| fpraken, <strong>ze</strong>lf ons- tegen<br />

komt-


DE GEVEINSDE. 149<br />

komt. —• Hoe! wat moet ik denken? naauwlijks<br />

kunnen immers broed:rs vertrouwder<br />

zijn, dan de<strong>ze</strong> twee mannen ; ik moet 'er<br />

genoegen in neemen , dat hem de<strong>ze</strong> ter zijdetrekt<br />

, om hem een Geheim in te luisteren ,<br />

h§t welk ik Leek niet hooien mag , en van<br />

mij met eene gemeepe. buiging affcheid<br />

neemt. ——<br />

Doch de<strong>ze</strong> verrasfing , heefc hem in eene<br />

zigtbaare verwarring gebragt; hij breekt met<br />

voordagt af , verhaalende mij voot, hoe hij,<br />

thans, eenige honderde guldens op eene goede<br />

en veilige plaats, zoeke uit te <strong>ze</strong>tten; mij<br />

komt hieröp een eerlijk vriend te binnen, welken<br />

ik, zonder zwaarighejd , alle mijne goe*<br />

' deren zou toebetrouwen; indien ik geld had,<br />

om uit te <strong>ze</strong>tten, en welke'mij, onlangs, zij*<br />

ne verlegenheid hieromtrent bekend maakte.<br />

De aangenaame heldere dag , die alles op dq.<br />

been gebragt heeft, brengt ook de<strong>ze</strong>n vriend<br />

op den wandelweg bij ons. Ik <strong>ze</strong>g hem »<br />

voort, naar 't eerfte Compliment, dat de<strong>ze</strong><br />

Heer meer, dan zijne begeeide fomme be?<br />

draage , wille fchieten.<br />

Naauwlijks ziet hij de<strong>ze</strong>n mijnen ernst. ofhij<br />

ontfchuldigt zig niet zonder ontroering ,<br />

dat hij die penningen reeds de<strong>ze</strong>n mórgen een.'<br />

K 3 b


150 DE GEVEINSDE<br />

bekenden man beloofd , cn de<strong>ze</strong> liem al den<br />

wisfel hebbe toegezonden.<br />

Hij wordt vervolgens overtuigd, dat die<br />

genoemde man reeds eenige dagen van huis<br />

is geweest, cn behoudt pas de uitvlugt, van<br />

te <strong>ze</strong>ggen , dat hij zulks door eenen, aan<br />

hem nagelaaten brief gedaan hebbe.<br />

Naauvviijks kan ik hem verfchoonen , en vervolg<br />

ftom en met een du'fler gelaat mijnen weg<br />

met hem, wanneer hem nog een vierde flegts<br />

haastig en in het voorbijgaan toeroept; nu, zo<br />

als hij beloofd hebbe, wegens de bewuste zaak,<br />

nog de<strong>ze</strong>n avond bij hem te komem.<br />

Zo zagt als hij hem ook het antwoord in<br />

het oor bijt, ik hoor egter , dat hij zig onfchuldigt,<br />

want dat 't onmogelijk zij, en dat<br />

ik hem ver<strong>ze</strong>gt hadt, met mij'na mijn huis te<br />

gaan , en de<strong>ze</strong>n avond verder met mij te flijten.<br />

Dit is onverantwoordelijk!<br />

Ten gelukke zijn wij nabij de poort ; ik<br />

neem van hem affcheid op eene wij<strong>ze</strong>, welke<br />

den anderen, nog kon verraaden, hoe weinig<br />

ik de<strong>ze</strong> Eer van hem vei wagte , en heb nu<br />

tijd, om over den ganfehen man en zijne ftudie<br />

in flihe na te denken.<br />

Daar zijn andere, die wanneer wij hen in<br />

een geval, dat <strong>ze</strong> beleeft, of bij een Ampt,<br />

dat


DE GEVEINSDE.<br />

151<br />

dat <strong>ze</strong> <strong>ze</strong>lve bekleed hebben , om raad vraagen<br />

, hunne onkunde of vergeetenheid voorwenden<br />

, met een, ik geloof, ik denk , ons<br />

tegen ons voordeel raaden , en zig verheugen<br />

zouden, wanneer men overhaast genoeg wa*<br />

re om toe te loopen ; die hunne vrienden<br />

en beguftigers met moeite voor ons verbergen<br />

, <strong>ze</strong>lfs wel kwalijk van hen fpreeken , alleen,<br />

om ons daar door terug te houden, dat<br />

ook wij niet na hunne verkeering zouden<br />

ftaan, en daar door de<strong>ze</strong>lfde voordeden met<br />

hen genieten ; menfchen , die ons , onder befchuldiging<br />

van eene al te groote bevreesdheid,<br />

flipte naauwkcurigheid, en vernedering<br />

afraaden , iets te doen , dat <strong>ze</strong> nogtans tcr<br />

flond daar na <strong>ze</strong>lfs werkftellig maaken ; die<br />

men , tot zijne grootfte verwondering, in de<br />

hui<strong>ze</strong>n der geenen aantreft, wier geflage vijanden<br />

zij voorgeeven te zijn, of geheel alleen<br />

op ftraat ziet flenteren, wanneer <strong>ze</strong> zig , onder<br />

het voorvvend<strong>ze</strong>l van dingende bezigheden<br />

, van ons ontdoen ; die zig met eenen<br />

vuurigen ijver over domme gewoonten , Ceremoniën<br />

en Orthodoxie uitiaaten , cm dit alles,<br />

als den fijnften kunstgreep, om daar door<br />

het volk te winnen., voor zig zclv' te behour<br />

deq.; — met één woord, bij wier raad,<br />

K 4 voos-


l$% DE GEVEINSDE.<br />

yoorncemen of gefprek, men het wedra tot<br />

de hebbeliijkbeid brengtom <strong>ze</strong>kerlijk in alle<br />

gewoone gevallen het tegendeel daarvan te<br />

yerflaan en m't te voeren.<br />

Dit zijn, misfchien, die geenen juist, welke<br />

dikwerf bij ons over anderen klaagen, on<strong>ze</strong>n<br />

goeden raad begeeren , en ons oordeel ,<br />

bij hen van groot belang, willen hooren, of<br />

iets , als min gewig jg, onder het gefprek<br />

mengen ; maar in het eerfte geval alleen bedoelen<br />

, om door on<strong>ze</strong> handen de castanjen<br />

uit 't vuur te laten haaien, of voor hunne<br />

vuile zaak willen wierooken , in 't andere geval<br />

ons met dee<strong>ze</strong> Eer in flaap zoeken te brengen<br />

, oin op een anderen tijd des te onbefchroomder<br />

te kunnen handelen, en in het<br />

derde geval on<strong>ze</strong> woorden bijna van buiten<br />

mogten leeren, om 'er zig van te kunnen bedienen<br />

, waar het voor hun npodig is.<br />

Het zijn menfchen, die van een geval, voor<br />

hen van 't uiterfte aanbelang , kunnen zwijgen,<br />

en wanneer men hen 'c te binnen brengt,<br />

naar goedvinden , of 'er eene kleinigheid van<br />

maaVen, ofwel in de onverfchoonelijkfte onkunde<br />

leéveni zo dat men hen, het welk bijna niet<br />

te gelooven'ïs, hun gelukf, hunne hoope of hun<br />

gevaar ah voor 't eerst aankondigd, maar op<br />

een


DE GEVEINSDE.<br />

(gen anderen tijd over dingen , die fien niet<br />

veel kunnen fcheelen , uitgelaaten van vreug.<br />

de zijn, of van droefheid worden overgooten;<br />

die ons menigmaal <strong>ze</strong>ggen , dan <strong>ze</strong> zwak van<br />

gezigt, gehoor en geheugen zijn, voorc wêer<br />

vergeeten, dat <strong>ze</strong> dit hebben gedaan , en ons<br />

op de omgekeerde zijde verfchjnen ; die zig<br />

met hunne eenzaamheid en ingetogen levenswij<strong>ze</strong><br />

ontfchuldigen , maar hunne Gezandten<br />

en verfpieders onder het volk hebben.<br />

Of 't zijn zodanigen , diö , wanneer men ,<br />

wegens iets gebrekkigs , uit hunne Fabriek ,<br />

bij hen klagtig valt , ons terftond met beide<br />

handen aanvatten, met ons klaagen, weenen,<br />

of een groot Leeven maaken en fchimpen ,<br />

dan een wijdloopig verhaal beginnen, waarin zij<br />

toonen , waar het van daan kon komen en<br />

kwam, wel hunne laagfte bedienden de fchuld<br />

geeven , en de<strong>ze</strong>n dreigen de hal<strong>ze</strong>n te breeken<br />

, en ons z > vle jen en lleemen , tot dat<br />

wrj of als verftomd he< nen gaan, of een nieuw<br />

verbond onder een fles wijn fluiten.<br />

Over het algemeen een theatraal volk , in<br />

het fpreeken en zwijgen alleraarmerkeiijkst ,<br />

ij veraars en lachgers over beu<strong>ze</strong>lingen.<br />

En dezulken!- mijd <strong>ze</strong>!<br />

K 5 Doch


DE GEVEINSDE<br />

Doch vaart zo niet tegen de<strong>ze</strong>n uit, die 'er<br />

uitzien, even als het Dier uitziet, maar noch<br />

tanden noch k krauwen heeft : hij is één van<br />

de zwakke broederfchap , die gaarne allen alles<br />

worden , niet bedroeven , niet toornig<br />

maaken, niet neen willen <strong>ze</strong>ggen , hier gaarne<br />

hunnen buik vol eeten, en egter daar ook<br />

hunne portie wenschten te hebben, niet geeven<br />

en te vrede kunnen ftellcn , en nogtans<br />

fchijnen wilden , te vrede gefteld te hebben.,<br />

en daarom zo veele vremde fprongen maaken,<br />

en zo befchroomd met 't reukvat rondloopen,<br />

om eene vermeende ongeregeldheid met een<br />

welriekende reuk te verdrijven , dat hij , aan<br />

wien dit hun zwak onbekend is, als tegen<br />

den fnoodften fchurk en verklikker uitvaart,<br />

of dat 'er <strong>ze</strong>lfs wel van beide de zijden, tusfchen<br />

welke zij wankelden, fteenen op hen gegeworpen<br />

worden.<br />

Antwoord mij eens, mijn Heer, ten einde<br />

wij weldra klaar raaken, op mijne vraagen<br />

cathegorisch.<br />

Waarom hebt gij een <strong>ze</strong>keren man beloofd,<br />

aan iets te helpen, waartoe gij volflrekt buiten<br />

ftaat zijn ? ., Het gefchiedde bij het laat-<br />

„ fte glas wijn , toen ik een goeden luim<br />

„ had." Maar, hoe zult gij het ftellen, wan.<br />

neer


DE GEVEINSDE» 355<br />

neer hij u uwe belofte te binnen b eiit ?<br />

„ Ik zal <strong>ze</strong>ggen , dac ik hec tot nu toe oir<br />

„ gelukkig vergeeten had," Dan zal hij u<br />

voort weer maanen , hoe dan ? „ ïk doe<br />

„ hem eenige beloften , dat ik 'er ver mêe<br />

„ ben gevorderd." Hoe verder ? „ Ik ver-<br />

„ digte een ongelukkig geval, eene onv.r vag-<br />

„ te tusfchenkomst , een onvoorzien kwaad."<br />

Welke wijdloopigheid! waarom <strong>ze</strong>gt gij het hem<br />

niet nog af, vóór dat zijne hoope en zijn misnoegen<br />

grooter word? Dat kan ik niet!"<br />

Waarom gaat gij nooit met mij voorbij <strong>ze</strong>ker<br />

huis , maar neemt altijd een' omweg, of<br />

zoekt u van mij te ontdoen? — „ Dé man,<br />

„ die in dat huis woont , is uw vijand, cn<br />

„ zou mijn,vijand ook worden, indien hij zag,<br />

„ dat ik met u ging" Waarom liet Gij mij,<br />

gisteren , op mijne uitnoodiginge <strong>ze</strong>ggen , dat<br />

gij te veel te doen hadt, daar ik u evenwel<br />

kort daarna heb zien uitgaan? „ De<br />

„ man , bij wien ik reeds genoodig.1 was,<br />

„ was geringer, dan gij, en ik duchtte gij'<br />

„ zoudt mij daaromtrent verwijten doen."<br />

Waarom hebt gij den Heer * * op zijne<br />

beide eigenhandige brieven niet geantwoord?<br />

hij kan boos worden.<br />

„ Ach! ik heb vier uuren met een regt<br />

fijn


itf DE GEVEINSDE,<br />

fijn bekleed antwoord doorgebragt , om het<br />

hem niet ronduit af te flaan , maar de re


DE GEVEINSDE. 157<br />

hebt öpgewagt juist geen onbillijk meisj<br />

6 . , Haar hart zou zij wel fchenken ,<br />

maar 't is reeds elders met eene driedubbele<br />

keten gebonden Hoe? Ach!<br />

Genoeg ! ik kan mij alles verbeelden : met<br />

één vtoord, mijn Heer , waak over uwe<br />

drift en hart in 't algemeen, zo als misfchien<br />

een ander over zijnen toorn of zuiplust; begeer<br />

niet , dat het altoos naar uven harten-<br />

Wensch mogt gaan , en gij geftadig op eene<br />

vriendelijke wij<strong>ze</strong> moet gegroet worden ; leer<br />

floutmoedig afflaan , en een grilligen onder de<br />

oogen zien ; want dit heeft elk regtfchapene,<br />

zo lang als wij nog onder de Engelen<br />

niet leeven , te wagten.<br />

Elke vreugde , die wij bij anderen , door<br />

on<strong>ze</strong> te voorbaarig gefchepte hoope, verwekken<br />

, ié als een ontijdige zonnefchijn, waarop<br />

enkel ftorm en onweer volgen. De wij<strong>ze</strong><br />

oprechte , heeft ook wel zijne vijanden ,<br />

maar mogelijk zo aanhoudend niet, althans<br />

<strong>ze</strong>ker met meerder onrecht en met meerder<br />

kalmte der ziele, dan de fchoonpraater en vlijit;<br />

't fteeds gebukt te gaan is tog eene lastige<br />

leevenswijzé. Dixi.<br />

Voor 't overige behoeft men. niet eerft aan


j 5g DE GEVEINSDE.<br />

't Hof te paan , cm menfchen te zien', die<br />

hun masker welvoeglijk en vrij bevallig weeten<br />

te draagen. v<br />

JReeds in èen ft ad, daar de Adel zo fterk is,<br />

dat zij Asfembleeq kan houden , en ook de<br />

eerfte burgers met de fmaaken der aanzieneJijken<br />

niet onbekend zijn , en den Familie-nijd<br />

eene kleur weeten te geeven, befpeurd men<br />

eene vermoeijende pooging , zig onderling te<br />

kwellen , zijne tijd en rust op te offeren, en<br />

<strong>ze</strong> anderen te beneemen, zijne oogen en zijn'<br />

mond in den onnatuurlijkften ftand te houden ,<br />

cn tegen alle zijne gewaarwordingen te fpreeken<br />

en te handelen. Men rold in koct<strong>ze</strong>n ;<br />

men loopt te voet; men haast zig; men is<br />

buitén zijn' adem, ten uitenten verblijd ,<br />

hier eenen man of eene vrouw te hooren<br />

fpreeken, die men <strong>ze</strong>er ongaarne hoord fpreeken<br />

; daar eene onaangenaame gewaarwording<br />

in zig te vernieuwen; op eenen anderen tijd<br />

weer eene nieuwe mêe te neemen ; wat men<br />

reeds hoord en ziet , nog <strong>ze</strong>er om Handig te<br />

vraagen, en even zo breedvoerig te beantwoorden<br />

; met alle infpanninge der ziele gefprekken<br />

van het minft belang op de baan te<br />

brengen, om nu eens op eene belachgelijke dan<br />

weer


DE GEVEINSD!. J 59<br />

weer verveelende wij<strong>ze</strong> den tijd door te brengen<br />

, of zig te laaten onderregten in dingen ,<br />

die men voor lang en beter weet.<br />

Wie geweldige pijnen zonder eenige trekkingen<br />

of merklijke begeerte na verlosfing kan<br />

doorftaan , 'er vriendlijk bij zien, en nog<br />

wenfchen kan , dat zij hem h^el dikwijls aangedaan<br />

moge worden, die — yerflaat zijn waereld.<br />

— Die <strong>ze</strong> ontvlied , die — is gemeen, en<br />

weet niet te leeven.<br />

HEK:


l6b<br />

H E R C U L E S<br />

O N D E R DE V R O U W E N .<br />

"Jjjjen man met een baard , een man , die<br />

eene bediening heeft, maar die met alle zijne<br />

gedagren , fpreeken en handelingen liefst<br />

en beftendigst onder het vrouwvolk is, en in<br />

de<strong>ze</strong> bekwramheid iets bijzonders zoekt: hij<br />

verwekt bij de verftandigen hoofdichudding ,<br />

en daarom treede hij een oogenblik aan den<br />

fchilders-e<strong>ze</strong>l.<br />

Nu: unde & quo Catius ? —— doch verfchoon<br />

, mijn Heer, de<strong>ze</strong> Pedanterie, die mij<br />

aan den ouden Heiden deedt denken welke u<br />

ten deele fchijnt gekend te hebben eigenlijk<br />

wilde ik alleen vraagen , hoe gij , gisteren<br />

, bij on<strong>ze</strong>n nieuwen Heer * * zijt onthaald<br />

; zijn kok wordt <strong>ze</strong>er. „ Laat<br />

3, fier u niet wijs maaken, flegt, Jpparetur<br />

en Arrangement flegt; <strong>ze</strong>s fchotelen , en<br />

„ daarmede gedaan! Ik fchreeuwde mij bijna<br />

„ dood.<br />

De Pastij , bij voorbeeld , wij waren met<br />

ons twaalven , en ik geloof niet, God vergeef<br />

me de zonde ! dat 'er een half pond


EJÈRCULES ÓNDER DE VROUWEN. M<br />

vleesch in was. Té vöoren kreeften* 1<br />

• ' •<br />

nl waren mijne handen gebonden , dan zdadé<br />

ik het nog beter maaken. De Mam' bij de med-'<br />

we vcorfpijs zoude eèn WeflphaaJfchs zijn 2*<br />

maar dan ben ik 'er ook een • nèen \<br />

ik weet fe te rooken; want dan moet h'et begin<br />

hiervan eerst met een fijnen rook van' ei^<br />

ken of nooterf bladeren worden gemaakt , of<br />

wel van jenevfirbesfen' cn Ro<strong>ze</strong>marijn; en' dari<br />

ben ik 'er ook altijd <strong>ze</strong>lf bij, cn cómmandee»<br />

fe ,• want, wanneer men naderhand zo iéts<br />

op tafel <strong>ze</strong>t , en 't is niet, zo als 't we<strong>ze</strong>n<br />

moet, dan heeft men 'er eeuwig fchande van*'<br />

En zo was al het overige even gemeen en'<br />

flegt. . _ , (<br />

Ik zal dien goeden Heer een beetje befchaamcf<br />

maaken , en hem de<strong>ze</strong> week nog bij mij ver-'<br />

zoeken ; dan zal hij wat anders zien, en , :<br />

dit ftei ik vast , alles in de uiterfte ordé vinden<br />

: want één woord zo goed, als dui<strong>ze</strong>nd ^<br />

ik brak mijne bedienden den nëk, wanneer<br />

<strong>ze</strong> mij maar het Desfart zo fchotsch door malkander<br />

<strong>ze</strong>tten, als de Zijné deeden : Hard ge=<br />

dreigd , maar dan ook zijn woord' gehóuden 5"<br />

want dit is de man J die gdwefdig opvliegt,<br />

zo dat 'er dé gasten van beeven , én tegen'<br />

een armen' verfchrikten bedienden üb vihnfg<br />

II. DEiut É7 é&


i6 2 HERCULES ONDER DE VROUWEN<br />

begint te bulderen, alleen om dat —— ach i<br />

men bedenke 'c flegts! het Asfiet met a*<br />

mandelen niet regt tegen over dat met Rozijnen<br />

ftondt.<br />

Hij kent het bruidskleed reeds, dat de Bruid<br />

aan zal hebben , en heeft welk eene<br />

vreugde over die ontdekking! de ftof<br />

alreeds in handen gehad, toen 't uit den winkel<br />

kwam. Het is een ligte ftof naar de Mo.<br />

de , van vier gulden de El, en zal 4 volgens<br />

zijne eige opgaave , naar den uicerften zwier<br />

gegarneerd worden. De moeder en de bruigom<br />

wilden het wel anders hebben; maar dat<br />

was door het zotte heen , waar over de gan.<br />

fche ftad zou hebben gelachgen , en dan had<br />

men 'er hem wel de fchuld van kunnen geeven,<br />

om dat hij fpeelnood was; en dien fchimp<br />

hadt hij niet kunnen opkroppen. Het eeten<br />

op de bruiloft heeft hij die goede lieden ook<br />

vooi gefchie^even , en , zo de kok geen domme<br />

joris is, dan moet het wel goed wee<strong>ze</strong>n,<br />

ten minften beter , dan op de bruiloft van<br />

den Heer . . , daar de Gasten hunnen buik<br />

maar half vol kreegen. Ha, ha, ha! hij moet<br />

'er nog <strong>ze</strong>lf over lachgen ; hij brengt nog alle<br />

aardige meisjes uit de ftad ; dat is nu al de<br />

vierde , die hij buiten da ftad aan den man<br />

brengt.


HERCULES ONDER DE VROUWEN, f&<br />

brengt -— „ Maar, daar zal, gelijk gij wel<br />

„ weet, nie^s van komen hier bijt hij eene<br />

Dame veele dingen in 't oor ; wijft nu eens<br />

Op baar kleed, dan wéér op het hoofdcierfel |<br />

nu eens op het optooij<strong>ze</strong>l , dan wêer op de<br />

fchoenen ; zo dat men wel ziet, dat hij fterk<br />

beczig is , met eene andere over den hekel te<br />

haaien , die waarfehijnlijk wegens haaré kleeding<br />

bij hem in het oog liep.<br />

Thans fpringt hij lachgende op , ftaat in de<br />

handen , en fchrëeuwt overluid , hoe hij tot<br />

haar , of zij .tot hem ge<strong>ze</strong>gd hebbe. „ En<br />

„ hoor eens,'" hier valt hij weer op den ftoel<br />

nêer , om de merkwaardige historie voluit te<br />

verhaalen.<br />

't Is hem gantsch niet aangenaam (men kan<br />

het aan hem zien, ) dat hij hver juist onder<br />

de mannen wordt geroepen, die hem iet, raakend<br />

zijne amptsbezigheden , willen vraagen ;<br />

hij doet het <strong>ze</strong>er kort af , en gaat terftond<br />

weer heen, van waar bij gekoomen was.<br />

Daar hij nu hoort , dat twee Dames, ohdertusfehen<br />

, in eene andere kamer zijn ge.<br />

gaan, om <strong>ze</strong> te bezigtigen, zo volgt hij <strong>ze</strong>;<br />

en zijn eerfte discours is over de porcclleineftel<strong>ze</strong>ls,<br />

welke hij zo jammerhartig vindt, dat<br />

hij <strong>ze</strong> voor niet in zijn huis niet zou willen<br />

f» * IkUi


l


HERCULES ONDER DE VROUWEN. 165<br />

<strong>ze</strong>lf voor den dag, wat zijne vrouw , onder<br />

zijne voorzitting, heeft laaten maaken, waarbij<br />

zij hem zo aan den gang houden, dat hem<br />

de mannen tot een verder gefprek of fpel te<br />

vergeefsch roepen , niets ten einde kunnen<br />

brengen, en onderwijlen van hem , als van<br />

eenen Janhen of Jan de waschter, al fterk beginnen<br />

te mompelen. Ik bid u laat hem<br />

tog geworden; hij is daar <strong>ze</strong>er wel ; geeft<br />

juist 't Recept, om goede <strong>ze</strong>ep te kooken ,<br />

of hoe men vrugtën moete inleggen, of vlak.<br />

ken uit kleeren -en tafelgoed maaken ; alles<br />

voor de vuist —>—• dat is evenwel veel! Die<br />

man is evenwel bruikbaar, hij za!, ten bewij<strong>ze</strong><br />

daarvan , mij nog eene <strong>ze</strong>er goede Min<br />

en Meid bezorgen : ik weet , dat hij 'er bij •<br />

zonder de flag Van heeft.<br />

Wat hebt gij daar afgebeeld, mijn Heer?-"<br />

3<br />

t famenweeffel van eenen <strong>ze</strong>er kleinen geest.—<br />

Eenen onweetenden in zijn ampt , een eigen»<br />

zinnigen fchreeuwer in zijn eigenhuis, eenen<br />

bemoei-al in dat van anderen, een' ledigganger,<br />

en onbefcheiden praatvaar over wisfewasjes.<br />

't * BE


ï66<br />

D E<br />

S C H I L D E R<br />

maakt penceeïen fchoon, en maakt<br />

nieuwe verwen , waarbij hij<br />

[preekt.<br />

"^^annecr de mannen de vrouwen gemeenlijk<br />

de eigenzinnigheid , heersehzugt, en arglistigheid<br />

verwijten; dan vij<strong>ze</strong>len zij daarentegen<br />

haare bekwaamheden ten top, welk Compliment,<br />

gelijk men weet , in dank wordt opgevat<br />

, ma .r nog meer verheffen <strong>ze</strong> haar wegens<br />

hun gedult, tocgcevende liefde en tederheid.<br />

Over het algemeen bemerkt men, dat de mannen,<br />

die anders onder malkander 't gevoeligst<br />

tegen de verwijten , van hun verftand zijn,<br />

de vrouwen eenige voordeelen daaromtrent<br />

tceftaan, en daarentegen bij haar alleen gebreken<br />

des harte willen ontdekken.<br />

Misfchien dat hunne hovaardij, waar door<br />

zij \an hunne we<strong>ze</strong>nlijke meerderheid in 't<br />

verftand meenen ver<strong>ze</strong>kerd te zijn , het an-<br />

de-


(DE S C H I L D E R , enz. ifij<br />

dcre geflacht ook dat geen wil ontrooven, naar<br />

't welke men het <strong>ze</strong>lve 't meest pleegt te<br />

fchatten.<br />

De<strong>ze</strong> hoogmoed worde daar door zigtbaar,<br />

dat wij ons on<strong>ze</strong> voorrangen des verftands terftond<br />

weer ter harte neemen en <strong>ze</strong> verdedigen<br />

, zodra de vrouwen zig onledig houden<br />

met zaaken, welke eene oude gewoonte wil,<br />

dat wij alleen zullen uitvoeren; als dan behandelen<br />

en benijden wij <strong>ze</strong>, gelijk wij anders ons<br />

onderling <strong>ze</strong>lv' doen. Een bewijs, dat we<br />

anders , over het geheel genomen , niet veel<br />

van haar verftand dachten , en <strong>ze</strong> eeniglijk<br />

van de zijde des harte bedillen. ——<br />

Dit is onredelijk-! —• Haar geflacht heeft<br />

haar een heel ander veld van volkomenheid<br />

aangewee<strong>ze</strong>n. Haare bevalligheden , de eerfte<br />

grond van haare Eere en van haar geluk ,<br />

eifchen zorg yoor de<strong>ze</strong>lve en eene goede keu<strong>ze</strong><br />

van opfchik; eene gelukkige bevinding raadt<br />

haar tot eene gemakkelijk - en vaardigheid in<br />

haare bezigheden, die de<strong>ze</strong> aantrekkelijkheden<br />

vergroot, en tot een bevallig gedrag, maakt dat<br />

de bewonderaars vermeerdert ; het oude lied<br />

van der mannen trouwloosheid} het welke zij<br />

van der jeugd aan hooren, legt haar op, de<br />

geeften te beproeven en gemeenzaamheid te<br />

L 4 vlie-


ï5§ DE SCHILDER cm.<br />

vlieden , en de nijd haa'rer fêxe , waarvan <strong>ze</strong><br />

yeldra bevinding krijgen , om behalven zig op<br />

de volkomcnite onfchuld roeteleggen, ook over<br />

de keu<strong>ze</strong> haarer vriendinnen te denken , en<br />

van alle haare bedrijven, openlijk, ftomme<br />

rekening te doen, *<br />

„Wie van de mannen niet kan zien, dat hier<br />

toe het fijnfte verftand noodig is, om klippen<br />

zonder tal te mijden ; die zou ook, bij<br />

eene mogelijke herfcheppiug wegens zijne ligt*<br />

vaardigheid, geheel onbekwaam zijn, om de<strong>ze</strong>n<br />

uitftcekenden , en gewigtigen post met Eere<br />

ooit t.e bekleeden. Dit gevaar der vrijeer<br />

verwislelt flegts met dat der vrouwe; zij<br />

heeft alleen eeuq andere rol en een ander<br />

Parterre, het welke haar, ware het mogelijk,<br />

de «goedkeuring gaarne onttrok. Haar man ,<br />

zijne en haare vrienden, hunne kinderen, hunne<br />

bedienden welke artikels tot ver-<br />

ftandige boeken voor haar, die men voorlang<br />

gefchreeven heeft ,• en fchrijven zal , maar<br />

welke even zo min nut doen zouden , als alle<br />

die fle'ilingefl , die de fchraale man op den<br />

leejMoel , a! kucbgende , voortbrengt, zo 'er,<br />

niet een vrotiwen-verftand bij kwam, het welk<br />

in allen gevalle , tot het boek <strong>ze</strong>if hadt kun-*<br />

ijen medehelpen.<br />

Wan-


DE SCHILDER, ena.' i$g<br />

Wanneer men dus haare ziekten niet viert,<br />

maar <strong>ze</strong> als de on<strong>ze</strong> behandeld , dan bewijst<br />

men juist daar door, hoe <strong>ze</strong>er men van de<br />

mogelijkheid der volkomenheid haarér. Sexe overtuigd<br />

is, en doet haar daar door veel meerder<br />

recht, dan we<strong>ze</strong>nlijk zonimige beu<strong>ze</strong>laars,<br />

die alks aan h-ire neigingen willen toefchrijven,<br />

haar daar door veele vijanden maaken , maar<br />

voor de Eere , van <strong>ze</strong> te overwinnen , <strong>ze</strong>er<br />

kwalijk zorgen.<br />

Eenige haarer zieken , gelijken de on<strong>ze</strong> zq<br />

<strong>ze</strong>er , dat men <strong>ze</strong> <strong>ze</strong>lfs , om die rede , Manninnen<br />

noemen , en niet zo <strong>ze</strong>er , van on<strong>ze</strong><br />

zijde, op eene volftrekte mannelijke fekte roemen<br />

mogt. Haare Coquetten, haare Gcmaakten<br />

, haare Loo<strong>ze</strong> zijn on<strong>ze</strong> Pronkers, on<strong>ze</strong><br />

Gekskappen , on<strong>ze</strong> Superfijnen.<br />

Eenige gebreken , die men haar, uitfluiten"<br />

der wij<strong>ze</strong> , als geflachts gebreken toerekend ,<br />

als nieuwsgierigheid en gebrek- van ftilzwijgèndheid,<br />

hebben meeftal hunnen grond in de.<br />

wij<strong>ze</strong> haarer werkzaamheid , die haaren geeft<br />

niet genoeg beezig houdt, en te veel ledige<br />

plaats open laat, om aan te vullen.<br />

Andere gebreken zijn de<strong>ze</strong> Sexe meer eigen ,<br />

maar beweegen zig, als de on<strong>ze</strong> , rondom<br />

de bekende fpil, Eigenliefde , die tog bij ee-<br />

L 5 njga


,|70 DE SCHILDER, esz/1<br />

nige Heldinnen het verftand tot' verwonderens<br />

toe inneemt, tot verwonderens toe ,<br />

wanneer men bedenkt, hoe veele handen hier<br />

onledig zijn , om dit diertje, dat bij ons<br />

mannen dikwijls, van honger moet vergaan ,<br />

3<br />

t nodige voed<strong>ze</strong>l voor te houden. • Nu<br />

%ïjn de Verwen klaar!<br />

G E,


GEMAAKTHEID.<br />

371<br />

23e natuur gaat bij mij nooit gantfch alleen,<br />

of geheel naakt, ook niet halfnaakt; ik geef<br />

haar, fteeds, ééne on<strong>ze</strong>r bevalligfte Moden,<br />

en zij blijft bij mij tog altoos Natuur.<br />

Vóór dat mij dus dit, naar de Mode opge<strong>ze</strong>t,<br />

Hoofd, nader komt, dat men van<br />

verre reeds uitjouwt ; eer ik het hoor<br />

fpreeken, en gang en beweeging van nabij<br />

befchouwen kan; eer kan ik, hoe <strong>ze</strong>er<br />

mij ook de Damen, die ik voorftelle, daartoe<br />

uitdaagen, niet met haar beweeren, 't geen<br />

<strong>ze</strong> daaromtrent ftaande houden. ——<br />

—- Nu eerst kan ik oordeelen , myne Damen<br />

hebben, om mij te overtuigen, een oogenblik<br />

ftil geftaan, en ik mag haar nog zo dikwijls<br />

<strong>ze</strong>ggen, dat <strong>ze</strong> gelijk hebben, zij leggen mij<br />

tog, nog eens, het gantlche beeld, maar waarlijk<br />

trouw getekend, voor. ,, Neen, hebt gij<br />

„ wel gezien, hoe <strong>ze</strong> geftadig met het hoofd<br />

, 5 fchudde; hoe <strong>ze</strong> geduurig knipoogde, en<br />

„ den mond als eene beurs toetrok ? heeft <strong>ze</strong><br />

„ wel


,j 7s G E M A A K T H E I D .<br />

„ wel een woord gefproken ? haare Moeder<br />

„ antwoordde on alles , wat wij vroegen»<br />

„ Wij hadden nog den ganfchen avond by haar<br />

„ kunnen zyn, en zouden tog niets van haar,<br />

dan een paar korte frotterende antwoorden<br />

„ hebben gehoord. En de kaale verminkte<br />

„ buiging, ö ! zij heeft eene verbeelding, daar<br />

„ komt" —•— ja, ja, gij hebt volkomen<br />

gelijk!<br />

Mag ik op myne Vriendinnen volkomen aangaan<br />

; dan copiëert de<strong>ze</strong> Dame een <strong>ze</strong>kere andere,<br />

en herhaait der<strong>ze</strong>lver geleende veragtende<br />

Miene, gebaarden en houding, elke reis,<br />

wanneer zy uitgaat, voor den fpiegel. .<br />

Dit heet, veele moeite doen, om te mishaagen!<br />

Zo afkeerig is Ceetje, de oudfte van dee<strong>ze</strong><br />

twee Vriendinnen, niet; maar nogtans is het al<br />

te blijkbaar , dat, fchoon <strong>ze</strong> zig gemeenlijk<br />

deftig kleedt, alles aan haar niet natuurlijk zij:<br />

want haare Hem is langzaam, zagt en zingend; zij<br />

beneemt mij de eer, haar landsman te zijn,<br />

en wordt in eenige gevallen, by haareuitfpraak,<br />

<strong>ze</strong>er <strong>ze</strong>ldzaam; lardeert haar gefprek met Franfche<br />

woorden, fpreekt die al te delicaat uit, en<br />

is <strong>ze</strong>er grootfch op de<strong>ze</strong> uitgezogte vremde<br />

waar;


waar. •— 1<br />

G E M A A K T H E I D ; JJ^<br />

Niet zo! niet zo! lieve Ceetje$<br />

eigen haard is goud waard!<br />

Zagre, minzame, ernst, en Atalantes, lee»<br />

vendigheid, 't bedaard, <strong>ze</strong>dig oog en het fpottend<br />

gelaat onder den hoed, alles behaagt; alles<br />

vindt zijne bewonderaars; doch alleen daar,<br />

waar de natuur en geene copij de trekken daartoe<br />

geeft, en de ziel zig geheel <strong>ze</strong>lve heeft gevormd.<br />

Was ik een ' geftadig , en naarftig Lee<strong>ze</strong>r<br />

van de Hiftorien on<strong>ze</strong>r Grandizons en Pamelaas,<br />

dan zoude ik, altijd, flipt kunnen <strong>ze</strong>ggen,<br />

waardoor <strong>ze</strong> zig, in den kleinen kring<br />

myner Vriendinnen, op nieuw; in het ge<strong>ze</strong>lfchap<br />

wanftallig maakten ; gij zoudt ver<strong>ze</strong>tftaan,<br />

wanneer ik hen met den geliefden naam van<br />

Emilia, Frederica, Ulrica, die <strong>ze</strong> eigenlijk<br />

niet draagen, riep, en hunne vremde fpreekmanieren<br />

enz. verklaarde.<br />

Een anders lief meisje onder haar, van<br />

<strong>ze</strong>ventien jaaren, huislijk, bevallig, befcheiden,<br />

en met een aanlokkend gelaat van onfchuld,<br />

is, federt eenigen tijd, ganfch niet<br />

meer, wat <strong>ze</strong> was.<br />

Zij doet alles driftig en jagtig; zij gaat niet<br />

meer, maar fpringt, wanneer <strong>ze</strong> wordt geroeoen;<br />

lacht overluid; vliegt haare Vriendinnen<br />

om


«te G E M A A K T H E I D .<br />

. om den'hals, en voert <strong>ze</strong> mede weg, wanneer<br />

de<strong>ze</strong> eene bekende rede en antwoord willen gee-<br />

Ven; zij verhaalt openlijk met fterke beweegingen;<br />

antwoordt eenige mansperzoonen fpijtig<br />

en bits; omtrent anderen wordt <strong>ze</strong>, tot haare<br />

eige befchaaming toe, geefiig en vrij; deelt Hagen<br />

onder hen wit; verkoopt geheimen , en<br />

laat over haar lachgen oordeelen; zij is woeiagtig;<br />

haare oogen ftaan wild; zij zingt, huppelé,<br />

maakt andere door ha;>r fïoejen en mailen,<br />

boos, en wordt <strong>ze</strong>lve afkeerig. -—<br />

Ik laat, om redenen de Moeder haar gevoelen<br />

daaromtrent, die gelooft, dat zig de<br />

temperamenten geweldig konden Veranderen;<br />

het Meisje zij volkomen een Hufaar geworden:<br />

ik voor mij, heb mijne andere gisfingen: zou<br />

dat goede Kind, mogelijk, van eene geeftige<br />

fchoone, of van 't vrolijk Meisje hebben gelee<strong>ze</strong>n?<br />

Zij leest thans; en ik weet flegts zo veel<br />

uit de Fabriek, dat men , lang genoeg alles hebbende<br />

willen vertederen, thans weer begint,<br />

alles, fchier tot wildheid toe, te verftaalen en<br />

te verharden.<br />

Anderen verftaa ik niet; haare reden vliegt als<br />

een pijl; haare Hem is voorbedagtelijk fchor of<br />

<strong>ze</strong>erzagt; anderen raogten door een'Tolktpreeken;<br />

ik kan <strong>ze</strong> pas antwoorden, wanneer <strong>ze</strong> na<br />

mijn'


G E M A A K T H E I D . 1 ? $<br />

mijn' weldftand vraagen; of wanneer zij over<br />

hoofdpijn of ongefteldheid klaagen; zo veel kost<br />

het, de pragt weg te doen, en 't ingewikkelde<br />

te vinden.<br />

Eenige, die ik nog niet eens in de laagfte<br />

klaffe mogt ftellen , hebben zo veele flop.<br />

en andere woorden, haar zo natuurlijk eigen,<br />

dat ik <strong>ze</strong>, gaarne, de taal haarer kindfchheid<br />

te rug wenfchte, om <strong>ze</strong> watdraagelijk te doen<br />

worden. De weinigfte kunnen <strong>ze</strong>lfs, wat den<br />

naam aangaat, 't model verbergen, dat haare<br />

beangfte mienen, gebaarden en ftem in alles<br />

poogen natemaaken; men hoord <strong>ze</strong> de leevenden<br />

als de dooden citeeren, en van de gemeenzaame<br />

verkeering met hen fpreeken; zij<br />

daagen ons dus, als regtftreekfch uit, om<br />

haar copie met het model te vergelijken, en<br />

egter zal het haar eigendom zijn: welke<br />

verbeelding! Andere hebben niet een model,<br />

maar mogelijke meer dan één, zonder het <strong>ze</strong>lv' te<br />

weeten; 't is, als of't baar op de <strong>ze</strong>nuwen<br />

gevallen was; fchoon zij niet weeten waar en<br />

wanneer.<br />

Moed is dat geen, waarop de mannenftoffen,<br />

om dat hen hunne beftemming beveelt, het<br />

leeven menigmaal niet te agten, dat <strong>ze</strong> tog zo<br />

lief hebben.<br />

De


i 75 G E M A A K T H E I D .<br />

De béftemming der vrouwen daarentegèn<br />

èifcht zorgvuldige liefde en tederheid voor 't<br />

leeven, en bij 't gevaar van anderen.<br />

De meefte beginnen daarom bij de zorgvuk<br />

digh.'id voor zig <strong>ze</strong>lve, en niet ligt wordt 'er<br />

eene gevonden, welke het niet <strong>ze</strong>er noodig<br />

keurt, voor 't een of ander <strong>ze</strong>er bang tc zijn.<br />

Wie kent niet de beruchte dieren, kikvorfchen,<br />

mui<strong>ze</strong>n, fpinncn, enz. ? Bloed en aderlaaten<br />

, de naam daarvan alleen genoemd, welke<br />

vreeslijke werkingen brengen <strong>ze</strong> niet dikwijls<br />

voort. Honni foit il qui mal y penfe f Maar,<br />

wijl Fytje de jonge Heeren van haare kennis gewend<br />

heeft, om haar met eene fpin door het geheele<br />

huis, of met eén kikker door den grooteiï<br />

tuin te jaagen, tot dat <strong>ze</strong> beide ver buiten het<br />

gezigt zijn; dan dagt ik evenwel, die loo<strong>ze</strong><br />

Heertjes moet men wat in 't oog houden. Haar<br />

Oom meent wel, zij hebbe dit <strong>ze</strong>er natuurlijk<br />

van haare Moeder, en dat het met de jaaren<br />

overgaat; want de<strong>ze</strong> hebbe in haare jeugd<br />

<strong>ze</strong>er aandoenlijke <strong>ze</strong>nuwen gehad; hebbe veele<br />

dingen niet kunnen ruiken en zien, en haar<br />

overleden man, menigmaal, door fiaauwte geheel<br />

van zijn ftel gebragt, wanneer hij haar<br />

als Vrijlier Zijne ver<strong>ze</strong>n voorlas, en waaromtrent<br />

het egter nog lang niet zo heel gevaarlijk<br />

toe*'


G E M A A K T H E I D : fjj<br />

toeging; maar, als ge<strong>ze</strong>gd is, in den lieveri<br />

echten ftaat ware dit alles ganfchelijk ver*<br />

dwenen.<br />

Schijndeugd is de fchrdéiijkfte tboh vöor<br />

vrouwen, ik heb gemaakte vrolijke gezien, wien<br />

werklijk het bedrog bij zommigen gelukte, maar<br />

den rcgten vuurigen liefhebber eener ingeto-<br />

gene en fchrandere wenfchte ik te leeren ken­<br />

nen.<br />

Dér mannen hoogmoed verwagt geene wijs­<br />

heid, vcrfchrikt bijna; wanneer zij <strong>ze</strong> meereri<br />

te vinden , en verheugt zig, wanneer zij het<br />

bëdrog ontdekken. Men verfchoond niet, eri<br />

hét fpotteh met de wij<strong>ze</strong> verfchaft den beften cn<br />

<strong>ze</strong>kerften toegang bij de andere.<br />

Wat is daar voor een geraas en gefchater?<br />

Alles vergadert zig in eenen kring, en, wat<br />

nog zat, ftaat óp, én fchijnt daar ftof tot eer!<br />

gefprek te vinden.<br />

Een jonge Heer verkoopt Antonetta's wijl-<br />

heid weder, waarmede zij hem, kort te voo»<br />

ren, bij 't kuijeren in den tuin. heeft onder­<br />

houden. Zij heeft tegcfl hem geijverd tegen de<br />

Komedie , de hedendaagfche flegte opvoeding<br />

getoond, en het plan voorgelegd, naar 't welk<br />

zij, ten eenigen tijde, haare Kinderen zal op»<br />

brengén.<br />

II. DEEL. U El


I 78 G E M A A K T H E I D .<br />

De goedkeuring!, die hij vindt, maakt hem<br />

ftout, hij voert haar fpreekende in, bootst haane<br />

ftem na, en wil, naar hij <strong>ze</strong>gt, wanneer hij<br />

weer alleen met haar is, pen en inkt mêeneeflien,<br />

om alles op te fchrijven, en 't dan in 't<br />

lichs te geeven.<br />

Daar zit <strong>ze</strong> verlaaten in het ge<strong>ze</strong>lfchap eener<br />

eenige cude Dame, en, wanneer die weg is,<br />

zo zal men haar in het pandfpel weggeeven,<br />

aan den ergften Pedant in de Stad uithuwelij*<br />

ken, haaren toekomenden Echt fchilderen, en<br />

zo zijnen moedwil omtrent haar den vollen loop<br />

laaten. 't Moeit mij, ik kan <strong>ze</strong> niet befchermen;<br />

zij heeft met Contrebande gehandeld.<br />

IJDEL


Ij D E L H E I Ö.<br />

179<br />

"'^^anneer eene fraajé jonge Dame zig, verbeeld<br />

vee! geest te hebben; wanneer het den=<br />

ken aan hare fchoonheid, haare hooge afkomst<br />

of gelukkige uitzigten haar eenige kleine trekkingen<br />

veroorzaakt, het hoofd verdraait, en<br />

den hals ftijf maakt, zo dat <strong>ze</strong> noch ter regte,<br />

noch ter linke hand omzien, en dé poogipgen<br />

der jonge Hceren merken , dat het oog niet<br />

lachgeu, en de mond niet fpreeken kan; dan is<br />

de fchaade voor haar groot. De fchuwe Vrijers<br />

fluiten 't dak<strong>ze</strong>i van hun hart, dat <strong>ze</strong> reeds half<br />

ontflooten hadden, geheel wéder' toe, en, wat<br />

tot nu toe, ter oorzaakc van hoop , groette i<br />

diende, liep en viel, dat neemt ter nauwer nood<br />

nog de wellevendheid waar, met een gedwongen<br />

gelaat: maar, wanneer lelijkheid en ouderdom beginnen<br />

in 't oog te loopen, en het geweeten bij<br />

eene eerwaardige reeks van jaaren zozagt flaapt,<br />

dat men Meisjes van <strong>ze</strong>ftien en agrtien jaaren<br />

nog volftrekt geene voorrechten laaten wil j<br />

en alle hunne rechten mede wil genieten; dan<br />

begeeft men zig op de vlugt; dan word men<br />

verlaaten; dan is hét, als of dé fteenuil overdag<br />

ware uitgevlogen; de aartigtle vogels gaan<br />

M % vhij/


iZo IJ D E L H E I D.<br />

vlugten, en al wat noch overblijft zijn enkel<br />

fpot vogels , die hem onder den Hemel uit*<br />

jouwen.<br />

Terwijl de magere vrouw met haare holle<br />

oogen voor haar Toilet zit , de valfche<br />

tanden fchoon maakt , zig opfmukt en blanket;<br />

is 'er iets ik weet !<br />

niet wat, dat haar tot<br />

<strong>ze</strong>er ernflige gedagten brengt ; zij maakt de<br />

aanmerking , dat 'er werklijk een tijd is, wanneer<br />

men dit niet meer moet doen ; zij<br />

brengt zig <strong>ze</strong>lfs teiige van haare bekenden<br />

te binnen, die de<strong>ze</strong>n tijd volkomen hebben<br />

bereikt, doch voor haar is die 'er nog verre<br />

af: twee drie jaaren , ja gewis nog <strong>ze</strong>er<br />

verre af — en dus is het nogtans ook eene<br />

waarheid, dat <strong>ze</strong>kere gezigten in het geheel<br />

met oud worden.<br />

Met de<strong>ze</strong> hartflxrking laat <strong>ze</strong> zig het nieuwe<br />

zijde kleed geeven, 't welk buiten haar<br />

nog niemand draagt, en 't welk heden voor<br />

de eerfte maal de Asfemblée zal doen verwonderd<br />

ftaai. —-<br />

Let nu wel ! de deuren gaan open , haar<br />

waaijer gaat open en toe , bij het gaan in de<br />

vergadering ; het goud horlogie en de kofte*<br />

lijke opflhk verblindt de jonge Dames ; zij<br />

gaan bij malkander ftaan , de jonge Heeren<br />

ko-


IJ D E L H E I D. I8Ï<br />

komen 'er ook bij ; men mengd boert en<br />

ernst; zij zien haar loens aan en rmaken nieuwe<br />

ontdekkingen over hatelijkheid en opfchik<br />

, en het flot van alles is, dat een hoofd,<br />

het welk reeds fchudt, wanneer het zo fterk<br />

gekapt en met linten behangen is, nog veel<br />

haatelijker fchudde.<br />

Een gelukkige afpand laat een blijvend wdruk<strong>ze</strong>l<br />

na: dit is de goude fpreuke , welke<br />

vindingen veroorzaakt , de moden debiteert,<br />

de Promenaden bezielt, en menigmaal<br />

't getal der jaaren voor de Nul verjongt, —<br />

maar ach ! met de verbruide Claufel, dat zo<br />

dra het bedrog van nabij te groot is, misnoegen<br />

en wraak de fchuld vergrooten. —<br />

Hoe oud fchat gij die Dame, mijn Heer? —<br />

„ De<strong>ze</strong> hooge fijne fchoen , de<strong>ze</strong> beflagen<br />

Cirkasfinne met harre fjerp , de<strong>ze</strong> — hoe<br />

oud ik <strong>ze</strong> fchatte ? ruim twintig jaaren?<br />

'* — Voor-waar, vijftig! laaten wij ons<br />

haatten, en, wanneer wij <strong>ze</strong> hebben ingehaald,<br />

beziet haar langzaam en naauwkeurig,<br />

ziet <strong>ze</strong> ftijf onder de oogen -— — —-<br />

——. ,, Zestig , <strong>ze</strong>stig mijn Heer 1 of ik<br />

zal het kwijt we<strong>ze</strong>n."' — Wat waar en billijk<br />

is, vijftig en geen ftip meer.<br />

M 3 Wat


iSz IJ D E L H E I D.<br />

Wat meent gij nu , wanneer de<strong>ze</strong> ftootvo»<br />

gel onder 'de duiven raakt, dat is , bij den<br />

eerfte ftreek op de viool de voeten ligt, en<br />

<strong>ze</strong>lfs de dochter de Eere der uitnoodiging misgunt,<br />

en zig daar tegen aankant , de<strong>ze</strong>, hoewel<br />

<strong>ze</strong> reeds meer , dan huwbaar is , egter<br />

nog gaarne als een kind behandelt , en een<br />

wemigjc benijdt, deswegen de Moden en anders<br />

veel goeds voor zig behoudt-, mee meni«<br />

gen braaven jongman den ganfehen dag gaat<br />

fienteren , en zig van hem laat vleijen, zo<br />

dat de arme bloed , wanneer de andere paartjes<br />

zig helder vrolijk maaken, zo wat tantaüfeert?<br />

Wat meent gij dan ?<br />

Stel verder dat <strong>ze</strong> geen fpel, hoe genaamd,<br />

afflaat , tegen verliefden conlpireert, en <strong>ze</strong><br />

heimelijk volgt , <strong>ze</strong> verraadt en haare vuile<br />

nukken heeft, de bevallige zangeres verdringt,<br />

en haare beevende ftem daar voor verkoopt; de<br />

fra;ye fpeelfter. met ongedu.'d aanhoort, en<br />

dan haare lijfftukjes ook wil fpeelen ; half de<br />

vertrouwde , half de Gouvernante van de jonge<br />

dochters is; haar de vroege liefde mt het<br />

hoofd ml praaten , den regten tjjd tot 't trouwen<br />

vast ftelt , van haaren man nog als van<br />

eergifteren , en n, t een bijna befehaamd gelaat<br />

Ipreekt , van nieuwe kaanzoeken ten huwe-


IJ D E L H E I D.<br />

welijk gewaagt, en daarbij, om dat men over<br />

zo iets moet bloo<strong>ze</strong>n, den waajer of de hand<br />

voor de oogen houdt; in het ge<strong>ze</strong>Hchap met<br />

den fpiegel raadpleegt, de een befchuldigt,<br />

over haar vuurig geitel klagtig vak , op den<br />

fchoenmaaker boos is , die haar alle fchoenen<br />

te groot en te wijd maakt; geftadig veel<br />

hitte gevoelt, en daarom den boe<strong>ze</strong>m ——•<br />

neen , dat is zonde !<br />

Mijne lieve Tante , ook bijna aan de poort<br />

van vijftig jaaren , danst en kust niet meer ,<br />

nochtans komt <strong>ze</strong> mij hier , juist ter regte<br />

plaat<strong>ze</strong>, te binnen.<br />

Van haare zuster fpreekt <strong>ze</strong> geftadig , als<br />

van een <strong>ze</strong>er jong meisje , eindigende meerendeels<br />

van haar met de<strong>ze</strong> woorden : „ men<br />

weet wel , hoe jonge lieden zijn." D.iar nu<br />

de<strong>ze</strong> , in de daad , geene volkomen acht jaaren<br />

jonger is, zo hoort de toehoorder hoe<br />

hij met haar moet leeven , en dat hij <strong>ze</strong> ook<br />

voor zo oud noch niet moet aanzien,<br />

Eene vrouw in haare beste jaaren is daarom,<br />

volgens eene echte uitlegging haarer reden<br />

, eene vrouw, die niet veel ouder is ,<br />

dan zij <strong>ze</strong>lve , en een geheel jong onfcnuldig<br />

bloed kon wel reeds twintig en meer jaaren<br />

tellen. Eene Bruinet kan zich, altoos*, van<br />

M 4 hw-


Ipj. IJ D E L H E I D.<br />

haare goedkeuring bij uitftek ver<strong>ze</strong>keren ,<br />

wanneer <strong>ze</strong> maar van haar hoort, dat <strong>ze</strong> de<br />

aartigfte hiftorien weet te verhaalen ; waar<br />

de<strong>ze</strong> kleur haar fortuin al aan Hoven heeft<br />

gemaakt; even als zij, voor 't tegendeel, de<br />

blanke Mode gezigten , gelijk <strong>ze</strong> zich uitdrukt<br />

het hunne recht weet te geeven ;<br />

want zij heeft volkomen de kleur van dc<br />

Kaap.<br />

Zij heeft, weder , haare Favorit - neu<strong>ze</strong>n ,<br />

die <strong>ze</strong> verdedigt , en de grootfte fchoonheid<br />

zoude, in weerwil van al 't demonftreeren,<br />

bij haar geheel wegvallen , indien het oor,<br />

naar haare meenig te groot ware ; want de<strong>ze</strong><br />

zijn bij haar <strong>ze</strong>er klein.<br />

Doch in dit alles gaat het haar volkomen<br />

naar de wij<strong>ze</strong> der vrouwen : maar, wat haar.<br />

inzonderheid hier eene plaats geeft , is , dat<br />

<strong>ze</strong> , federt eenigen tijd, haar zwart hair, om<br />

<strong>ze</strong>kere reden , begint te poejeren , en zich ,<br />

hoe <strong>ze</strong>er ook baar gezicht daar door eene<br />

doodskleur krijgt, des te beter voor den fpiegel<br />

behaagt, dat <strong>ze</strong> noch altoos, bij inlandfche<br />

Oorlogen haare zuster dreigt, zig te veranderen<br />

, en dat <strong>ze</strong> met mij fterk overhoop legt,<br />

alleen om dat ik haar , onlangs, op haaren<br />

waarcn geboortedag geluk gewenscht , en niet<br />

als


IJ D E L H; E I D. igj.<br />

als de fehaduw op Achas wij<strong>ze</strong>r tien graaden<br />

agteruit ging.<br />

Thans legt zij aan de geelzucht , en ver<strong>ze</strong>kert<br />

met traanen , dat <strong>ze</strong> zich gansch niet<br />

meer gelijke, en dat <strong>ze</strong> haaren Teint wel zal<br />

verlie<strong>ze</strong>n. Haare lieve zuster beweert , in<br />

eenige ftukken, het tegendeel ; die gebruikt,<br />

gelijk de Griekfche kerk tegen de Roomfche ,<br />

reprefaillen , en doet , op haaren tijd , de<br />

Bruinetten in den ban , en kan , wegens de<br />

neu<strong>ze</strong>n en ooren , haare Item niet >aanftonds<br />

geeven: „ gaa toch eens na, <strong>ze</strong>gt <strong>ze</strong>, ma<br />

Soeur ! Gansch geene fraaje handen, en een<br />

paar lompe voeten." Beide zijn , in de daad,<br />

bij haar heel evenredig , en. de eerfte weet<br />

<strong>ze</strong>, bij het uittrekken der handfehoenen, die<br />

<strong>ze</strong> <strong>ze</strong>lfs 's nachts aan heeft , met veel bevalligheid<br />

over malkander te leggen , te wrijven<br />

, en met de vingers te fpeelen.<br />

Dat lieve kind is een weinig fcheef , en<br />

heeft een ftaar op 't linke oog, maar de muil<br />

is bijna Chineesch i doch daarom is haar hart<br />

noch aan de waereldfche vermaaken gehegt,<br />

en zij wil het nog niet geheel ver<strong>ze</strong>ggen,<br />

wanneer de lieve God eens over haare zus»<br />

ter mogt gebieden.<br />

„ Is zij frater, dan ik ?" dee<strong>ze</strong> vraag<br />

M f heugt


186 IJ D E L H E I D.<br />

heugt mij, maar van eene eenige gehoord te<br />

hebben , zij is zo fterk , zo dooi* de uiterfte<br />

nood afgeperst , dat ik de waarheid daarvan<br />

tegen de menfchenkenners , welke die ftaande<br />

houden, dat men de ralenten zijns lichaams<br />

'alleen in ftiite aanbid , niet anders , dan- met<br />

mijne eerlijke tronie kan verdediger*. Met<br />

omfchrijving en eenige beklajfeïs heb ik <strong>ze</strong><br />

dui<strong>ze</strong>nd maal gehoord : heeft <strong>ze</strong> een fijn vel?<br />

heeft <strong>ze</strong> fraaje witte tanden? zwarte hairen ?<br />

waarvan men, zoo men opziet , ten minften<br />

noch de fragmenten der vraagende partij gewaar<br />

zal worden ; of : is <strong>ze</strong> fraaijer, dan<br />

de * * ? men begrijpt alsdan , dat mén zig ,<br />

met de<strong>ze</strong>n aangenomen maatftok , noch altoos<br />

gemakkelijk denkt , te kunnen vergelijken.<br />

De Moden vinden , ten opzichte van het<br />

gevoeglijke en goedkoope , hoe <strong>ze</strong>er ook andere<br />

daaromtrent misfen , de grootfte verde.<br />

digers onder dezulken , wien bij 't bekende<br />

oordeel der waereld het Geweeten knaagt, of<br />

die, ten aanzien haarer jaaren, geene ontfchuldiging<br />

meer hebben.<br />

» 'T is we<strong>ze</strong>nlijk een wisfewasje, en kost<br />

maar het maakloon:" zo omtrent <strong>ze</strong>gt men,<br />

wanneer ook , federt eenige maanden , merk-<br />

üjk


IJ D E L H E I D, J8 7<br />

lijk gefpawrd en bezuinigd is, om eene Mode<br />

na te voigen > die bewondering verwekken ,<br />

ten minften voor eenigen tijd met zich z$v'<br />

vernoegder yiaaken zal j want men zou al het<br />

het ge<strong>ze</strong>lfchap vlieden , men zou de duifternis<br />

zoeken, en van droefheid en hartfeer vergaan<br />

, wanneer men zich hieromtrent zag<br />

voorbij gegaan. En mogt de Heer nog leeven,<br />

dan heeft hij te kie<strong>ze</strong>n , den koopman<br />

en kleermaaker, of den Docter en Apotheker<br />

te betaalen.<br />

„ Ik ben niet" of „ ik ben niets minder ,<br />

dan" de<strong>ze</strong> fpreekwij<strong>ze</strong> is , in meerdere gevallen<br />

, zo ook hier , als het Hemmen voor het<br />

hoofdgeluid aan te merken ; men zal weldra<br />

hooren, hoe het met maar inftemme. Eene<br />

Dame derhalve , welke opheft: ik ben niets<br />

minder, dan ijdel, en 'er nu nog wel eenige<br />

perioden ter rechtvaardiginge bij voegt, is van<br />

voorneemen iets , dat <strong>ze</strong>er ijdel is , van zich<br />

<strong>ze</strong>iven te <strong>ze</strong>ggen.<br />

Oud , arm en ijdel verwekken medelijden<br />

en fpotternij ; zij geeven aanleiding jtot befpottelijkheden,<br />

die het Gemeen doen opzien,<br />

den zot doen berften , en zich nergens door<br />

laaten ontfchuldigen. Gierig- en ijdelheid kunnen<br />

zamen woonen. Domheid houdt onder<br />

haar


Sgg IJ D E L H E I D;<br />

haar den vrede. Wanneer de ijdelheid den<br />

eisch doet; dan koopt de gierige oude merkt<br />

en goedkoop in ; domheid houdt den fpiegel,<br />

en laat geen onderfcheid merken. Nu komt<br />

de klugtige Figuur met haar oud goed, lappen<br />

en leuren behangen voor den dag ; de<br />

waereld lacht , jouwe uit , en wijst met vingeren<br />

na; dan , waar men niets vreest, daar<br />

hoord of ziet men ook niets.<br />

Men weet , dat men de huwelijken die in<br />

den ouden dag gefchieden , de ijdelheid verwijt<br />

; men beezigd een verftandig middel :<br />

Juffer Louifa koopt , voor haare twintig dui<strong>ze</strong>nd<br />

gulden en <strong>ze</strong>stig jaaren , een' man van<br />

dertig jaaren. „ O ijdelheid !" Roept de ftad<br />

en haare zuster fchreeuwt het mede uit ; zij<br />

betaalde voor lang aan haaren lompen Ga«<br />

lant, jaarlijks, vier honderd gulden , en nog<br />

een bijzonder Don Gratuit voor eiken openbaaren<br />

kus.<br />

Eene Dame van rijper jaaren, die zich de<br />

overwinningen haarer jeugd bewust is , en,<br />

wanneer ftaat en. goederen haar daartoe wettigen<br />

, nog altijd gaarne de oude kampplaat<strong>ze</strong>n<br />

, Ballen en Redouten bezoekt , de Mode<br />

navolgt , door fpel en fcherts 't ge<strong>ze</strong>lfchap<br />

dient, maar te verftandig is , om te benij<br />

den.


Ij D È L H E I D. !g£<br />

den , integendeel haare dochteren , öf wie 't<br />

ook mogte we<strong>ze</strong>n, ongeftoorde vreugden gunt»<br />

en <strong>ze</strong>lv' verzadigd is, is, wat het gemeen<br />

ook moge <strong>ze</strong>ggen , minder ijdel, dan menige<br />

kwe<strong>ze</strong>l , die het licht fchuwt, en de waereld,<br />

volgens haare uitdrukkingen, ten eenemaal<br />

heeft afgedankt. —<br />

Amptspligt deedt mij eene onberispelijke<br />

rijke weeuw bezoeken. Zij is nog maar in de veertig<br />

jaaren , maar heeft zig , naa haar mans<br />

dood, met een vetten Boulogneefen hond en<br />

twee luije katten van de waereld afgezonderd,<br />

draagt een kleine Muts en een gemeen half<br />

Sakje.<br />

Zij groette <strong>ze</strong>er befchaafd , neeg fierlijk,<br />

en overtrof mij verre , die ik anders ook geen<br />

gemeen Complimentist ben, even als ik, naderhand<br />

nog bij de koffi , die <strong>ze</strong> bij uitftek<br />

wist te fchenken , terdegen buigen moest, en<br />

mij gelijk 't behoorde, verantwoorden. Voor<br />

't overige was alles blank geld, wat <strong>ze</strong> uitgaf,<br />

heerlijke fijne fpreuken en onuitfpreekelijke<br />

woorden met fierlijke gebaarden, die ik<br />

des te geruster beftudeeren kon , als zij zig<br />

<strong>ze</strong>lve in een grooten fpiegel b;zag , die regc<br />

tegen over haar hing.<br />

Van mijne zaak dus half ver<strong>ze</strong>kerd;, begon<br />

ik


I O O IJ D E L H E I D.<br />

ik op de<strong>ze</strong> wij<strong>ze</strong> : Mevrouw , gij hebt,<br />

waarlijk, de waereld te vroeg verlaaten , en<br />

de eenzaamheid gezogt. „ 'T is waar , was<br />

het antwoord, wat de jaaren betreft, dan kon<br />

men het nog wel uithouden ; maar de tegenwoord'ge<br />

waereld is al te bedorven , en bidt<br />

flegts haare aapen aan, daarom toont zig de<br />

wij<strong>ze</strong> in de eenzaamheid." Amen !<br />

Men heeft doorgaans te veel van de waereld<br />

gevorderd ; haare uitzigten mislukten $<br />

men word kwaad, vaart tegen de domme blinde<br />

koopers uit ; men onderhoud zich in de<br />

eenzaamheid met zijne grimat<strong>ze</strong>n , en vermaakt<br />

zig in zijne eige woorden , behaagt zig<br />

dagelijks meer, boeleerd met zig <strong>ze</strong>iven , en<br />

wagt alleen den tijd af , om voor den dag gehaald<br />

te worden , en de waereld dan zijnen<br />

Triumph te toonen.<br />

Men kan ook op eene <strong>ze</strong>er ijdele wij<strong>ze</strong><br />

van den dood fpreeken, <strong>ze</strong>lfs zorg dragen,<br />

dat men in eene fchoone nachtmuts fterve , en<br />

dat de Arts of Domine het Negligé bewonde*<br />

re , waarin men fterven wil , of dat 't Gemeen<br />

van de kostbaare lijkftaatfie Ipreeke. Dat<br />

is leeds menigmaal bemerkt en ge<strong>ze</strong>gd.<br />

Men leerd dikwijls begrijpen, dat men niet<br />

meer het vuur der oogen > de roode wangen<br />

en


IJ D E L H E I D. I 5 I<br />

en frisfe lippen hebbe , om voort bij 't eerst<br />

gezigt na beneden te zien; men begint te gelooven<br />

, dat die niet elks zaak is, dat men<br />

bevallig en beminnenswaardig zijn kan , zonder<br />

bloejend fraaij en vuurig te zijn. Men<br />

word rijk en kostbaar in woorden , net in het<br />

leggen en draagen der handen, lang wij lig in het<br />

befchrijven en verhaalen , laf in verftand en<br />

oordeel, fpottend met fchoonheid, bijtend omtrent<br />

natuurlijke bevalligheid en eenvoudigheid, —<br />

met een woord , men gaat zo verre , dat <strong>ze</strong>lfs<br />

de onzijdigfte man , voort naa het eerst gefprek<br />

, hoort , waar het hier eigentlijk hapere.<br />

Men ziet af van loffpraaken voor den tegenwoordigen<br />

tijd ; men wijst flegts] na zijne<br />

jeugd* „ Toen hadt ge mij moeten kennen,<br />

voor twintig jaar hadt ge mij moeten zien. —<br />

Wat denkt gij,van de<strong>ze</strong> jeugd? — „ Dat <strong>ze</strong><br />

blijvende indruk<strong>ze</strong>ls heeft nagelaaten ; dat <strong>ze</strong><br />

thans nog aantrekkelijkheden kan vertoonen."<br />

— Gij hebt wel gefproken!<br />

Het denkbeeld nopens de waarde ón<strong>ze</strong>r fchoonheid<br />

en afkomst, het welke vart jongs af ons<br />

ingeboe<strong>ze</strong>md, en door veele gelukkige omftandigheden<br />

gevoed is; de afffand, waarin wij<br />

alles onder ons zien, en de volftrekte onkunde<br />

in


2 o 2 IJ D E L H E I t).<br />

in zaakèn , waarop ook de verftandige eene<br />

Waarde fielt, bewij<strong>ze</strong>n menigmaal ëene Ziekte<br />

die men nog veel te zagt ijdelheid, hoogmoed<br />

of eigenzinnigheid noemd.<br />

Mejuffer Dings , des Docters vrouw, houdt<br />

haaren man voor onrein tot aan den avond,<br />

wanneer hij, door de Praktijk de Patiënt<br />

in de eeuwige rust heeft gebragt , éven als<br />

hij anders, naa elke vifite^ na water voor hand<br />

en mond gewee<strong>ze</strong>n wordt; laat het geld voor<br />

haare beurs zorgvuldig laaten fchoon maaken ,<br />

voor dat zij het waagt, om 't aan té tasten; laat<br />

haare meid niet toe, haar anders, dan met handfchoenen<br />

aan, te bedienen , en zoU over eenen<br />

fchrap met de naald buiten haar verffarid raaken;<br />

fpreekt met de arme meid alleen door tekenen ;<br />

kan alleen op gan<strong>ze</strong>veeren zitten, en op dons<br />

en zijde flaapen ; aliéen bij waskaar<strong>ze</strong>n ëéteh ;<br />

zal met haaren onderfok ,- kou<strong>ze</strong>n en fehoenen<br />

afgoderij pleegen ; beduidt haarert man tot elke<br />

nieuwe levering met weenen en fnikken; valt<br />

dikwijls in flaauwte, kan niet groeten, niet bedanken',<br />

niet fpreeken, niet lachgen. — Die<br />

arme man ! trouwens, hij is ook Doctor van<br />

het krankzinnighuis.<br />

C O-


COQUETTERIE.<br />

_]J3aar zijn» <strong>ze</strong>gt een kenner, zulke vol-<br />

,, maakte en verheve fchoonheden , dat men<br />

„ bij haar alle zijne wenfchen alleen bepaald j<br />

om <strong>ze</strong> te zien, en met haar te fpreeken."<br />

Daar zijn andere , bij wier eerfte gezigt men<br />

weinig is aangedaen, die men bijna als onverfchiilig<br />

aanzien kan, doch van wier onfchuld,<br />

befcheidenheid, en heel eige manieren men niet<br />

lang een ooggetuige behoefd te zijn, om niet<br />

voort te belijden, dat men beminne.<br />

Tot geene van beide kan het Coquetterie bij<br />

de verftandigen brengen; een zo fterk Debit<br />

verdraagt de waare liefde niet; dé domme kan<br />

om haar kirren; de gek en onbefuisde na haar<br />

hunkeren; maar de eerfte zal, weldra eens<br />

berouw hebben van zijne moeite, en 't ander<br />

onbeftendig gefriuis heeft flegts zijn tijdverdrijf<br />

gezogt, en trekt, even als 't Kermisvolk, dra<br />

van <strong>ze</strong>lf heen.<br />

In den winkel ftaat de kleine winkelier, en<br />

lacht eiken boer toe, om veel, raar en goedkoop<br />

te koopeh, voor het glas de Coquetre,<br />

mogelijk met eenig handwerk of een boek in de<br />

hand, die ik voor waare winkelhoeders vërklaa-<br />

II. DEEL. N ïeV


194 COQUETTERIE.<br />

re, gereed, om voor elk een, die zig bij haar<br />

door kleed, kou<strong>ze</strong>n en krullen aanprij<strong>ze</strong>n zal,<br />

her. glas open te deen, en zig aan hem, door<br />

een <strong>ze</strong>er vriendelijk tegen Compliment, voor<br />

't eerst te ontdekken, dat <strong>ze</strong> hier woone, en<br />

juist geen ftuurfch fchep<strong>ze</strong>l zij.<br />

Is nu het Heertje een Pronker, bij zijnen<br />

ópfchik ook met Nardus overgooten , een<br />

Ridder, onbevreesd en moedig, de oogjes op<br />

avontuur geveftigd houdende, voor 't overige<br />

eerst uit verre Landen komende, en in de<br />

ftraaten en fteegen der Stad nog onbedreeven;<br />

dan zal men zien, hoe hij voort weder terug<br />

keere, en dan ook iets onder zijn Compliment<br />

menge, waarop het antwoord volgt, dat hij<br />

een aartig, koddig gekje zij, dat men zig <strong>ze</strong>er<br />

over zijnen welftand verheuge , en zulk een<br />

groeten verder wel moge lijden; zoude hij,<br />

Voor de derde maal, niet eenige woorden na<br />

boven mogen <strong>ze</strong>nden, waarop men hem, voor<br />

de vierde maal, aan 't open glas of aan de<br />

deur verwagten , en bij het flordige weer meelijden<br />

met hem hebben, en bij het fraaje op de<br />

reis geluk kon wenfchen ?<br />

Nu verheugt zig het Heertje, dat hij zo<br />

dra tot de overwinning is gekomen, meenende<br />

aelfs wel, dat zulk eea fijn geitel, als hij in<br />

het


CÓQUETTÈRIE. J Q^<br />

het geheele fteedje, federt menfchengèheugen y<br />

niet verfcheenen is, dewijl zulk een aanzienlijke<br />

post tot dus verre onbe<strong>ze</strong>t geblseven , eri<br />

hem, aller eerst aankomende, ware opgedraagen<br />

geworden.<br />

Hij fteft alles te werk; vliegt, huppelt, gaaë<br />

dagelijks voorbij; toont geftadig een nieuw ftuk<br />

zijner Equipagie; fchrijft klaagbrieven; verkrijgt<br />

den toegang; moet ftilzwijgendheid beloóven;<br />

behoudt voor zig, het geen hij kan;<br />

fpreekt met 't afwc<strong>ze</strong>nd fchep<strong>ze</strong>l op zijne kamer,<br />

in bofch en velden , in het flaapen eri<br />

waaien; "vari zijn geluk en liefde; wil Dichter<br />

worden; vlegt'er den zoeten naam onder; zorgt<br />

voor eene Silhouette, om het liefje aan te bidden<br />

; houdt eiken heimelijken wenk voor eene<br />

Godlijke roeping; is van liefde dronken 2<br />

tot dat hij eens, bij geval, als eene reeds lang<br />

bekende waerheid verneemt, dat zo veele Jonkers<br />

j aldaar, reeds lang hadden Verkeerd, eri<br />

dit fpël moede warert.<br />

Zulk volkje ftelt zig overal veil in de Kerk,"<br />

zó wel, als in de Komedie, óp de wandelwegen<br />

en op 't Concert, bij Campementen éri<br />

vreugdebedrijven; onder dien grooten hoop 5<br />

z;et mén hunne pluimen en linten Waajen.'<br />

Jonge en bilde gekken voegen zig bij tfsitrj<br />

Na hM


tgG COQÜÏTTER IE.<br />

haar lachgeh en gefchreeuw overftemt alles; ds<br />

oude Dames zien met veragting naar den moed­<br />

wil om; de fnaak in de Komedie ver<strong>ze</strong>t zig<br />

tegen haar, en de fpeelers gebieden te zwij­<br />

gen*<br />

De Officier, de jonge Raad , de Man, de<br />

Weeuwenaar , de lafbek , ailes is van haare,<br />

kennis, ten zijnen tijde in haaren dienst, en<br />

krijgt lonkende oogen en nieuwe hoope. —— 1<br />

Wat moet men niet doen, om niemand van<br />

hun te verlie<strong>ze</strong>n, en zijne magt zonder nadeel,<br />

te verdeelen?<br />

Men moet verwijten aanhooren en beantwoorden<br />

, zwaarigheden opruimen, toevallen bedenken,<br />

den écnen de woorden, den anderen de<br />

oogeil geeven; de<strong>ze</strong>n ten vertrouwden maaken,<br />

en geenen toonen, dat hij egter nog meer, dan<br />

een vertrouwde is; den onverfchilligen eene offërhande<br />

doen, den blooden de vreesbeneemen,<br />

den toornigen ontwapenen, den zorgeloo<strong>ze</strong>n bevreesd<br />

maaken. Men moet de geringfte ontrouw<br />

zig ten nutte maaken, op alle wegen der Heelen<br />

letten , veel weeten, nog meer vermoe»<br />

den, verfchoonen en zwijgen, veragten, wee-<br />

nen, buiten fluitèn. Welk een werk!<br />

fchier moest men hier verftand vooronder-<br />

feilen.<br />

De


COQUETTERIE. 19^<br />

De taal van vertrouwde Coquetten onder malkanderen<br />

is geheimvol en raad<strong>ze</strong>lagtig; zij lee<strong>ze</strong>n<br />

haare Ridders tegen eikander op, fpreeken<br />

met tekenen, <strong>ze</strong>ggen zig de eerfte letteren, of<br />

beeldsn <strong>ze</strong> op de tafels en in de handen af,<br />

doen aan gifteren en eergifteren denken, aan<br />

wegen en fteegen, merkwaardige boomen en<br />

onvergeetelijke bergen, handelen met herdersnaamen,<br />

roepen zig aan de gla<strong>ze</strong>n en in hoeken,<br />

luifteren zig in deooren, verlaaten malkanderen<br />

met gefchreeuw, en komen ook zo<br />

wêer zamen, doen heimelijke wenfchen; de<br />

ééne wil de andere <strong>ze</strong>ggen, wat <strong>ze</strong> denkt, uit<br />

de oogen Jee<strong>ze</strong>n, wat haar febort; de andere<br />

laat raaden, wie gifteren daar was, wie morgen<br />

wêer zal komen, van wien dit briefje zij, of<br />

op wien dit versje pasfe. •<br />

Mejuffers, hoe lang zal het ge<strong>ze</strong>lfchap het<br />

genoegen hebben, uwe gefprekken aan te hooren<br />

? Eene vèrffandigë Dame heeft mij reeds in<br />

het kort haare gedagten des harte ontdekt, die<br />

<strong>ze</strong>er treffend zijn; en de<strong>ze</strong> jongman, welken ik<br />

heb mêegebragt, die, gelijk gij bekennen moet,<br />

eene, groote front flaat, en een regtfehapen<br />

hart fchenken kan, heeft het voor u;als een oefter<br />

toegeflooten.<br />

Anders geeft men onbekenden van aanzien de<br />

N 3 eerfte


IQ3 COQUETTERIE.<br />

eerfte laading fterk. Het lange kleed mag^<br />

eens voor al, den fijnen naar, niet verbergen;<br />

men laat hem en den waajer te gelijk zijn agteloos<br />

fpel waarneemen, inmiddels dat de oo.<br />

gen en de mond de wel beftudeerde mine<br />

laaten zien, waarvan men, wel of kwalijk,<br />

zig verbeeld, dat <strong>ze</strong> emwêerftaanlijk zij.<br />

Men fpreekt zijnen man vriendelijk aan,<br />

grmlacht over het geen hij <strong>ze</strong>ggen zal, en<br />

lacht met het aartige, dat hij heeft voortge..<br />

bragt; hij is, heden, de eerfte; vraagen,<br />

zwaarigheden, klagten, verhaalen, alles is aan<br />

hem gerigt. Men ve-bied den ftoucen fnap.<br />

pers in de reden te vallen; verzoekt, ongeftoord<br />

voort te vaaren; herdenkt de laatfte<br />

woorden, buigt zig voor hem.<br />

Hij zal, naar ik hoope, galant zijn , en zulk<br />

een doen al half weg te gemoet komen, mede<br />

opftaan, wanneer men opftaat, de tweede<br />

plaats aan het glas, alwaar men verfche Jugt<br />

fchept, niet onbe<strong>ze</strong>t laaten, of, om dat het<br />

aan een wandelen in den tuin gaat, de keu<strong>ze</strong><br />

onder de Dames behoorlijk doen, en zig door<br />

geen onverzogten laaten voorkomen.<br />

Hier kan hij — ö! wat kan hij niet, —alles<br />

dieper beftudeeren, Hemellche woorden aanhoo.<br />

ren, en <strong>ze</strong>lf onuitfpreekelijke taal uitflaan.<br />

Men


COQUETTERIE. 199<br />

Men fchempt op het ge<strong>ze</strong>lfchap; ver<strong>ze</strong>kerd,<br />

dat men alleen door hem onderhouden zij, en<br />

dat men de<strong>ze</strong>n dag, wegens eene zo gelukkige<br />

kennis, zal aantekenen. Hij ver<strong>ze</strong>kert daarentegen,<br />

kragtig, met eenige handkusjes, dat<br />

hij ach! wie zal dit hier na <strong>ze</strong>ggen ?<br />

gaat niet van den zoeten Engel niet af, bedient<br />

met alle oplettènheid over tafel; heeft de eere»<br />

te huis te brengen; word volkomen in dienst<br />

genomen, en welk een vermaak mogt<br />

hij nog niet te gemoet zien , zoo nier zijne Excellentie<br />

of zijne genade als een eerlijken gast<br />

waren genoodigd, en, om dat die een ouder<br />

recht hebben, in zijne tegenwoordigheid, hunne<br />

oude fchertfen methet zoetelief vernieuwen,<br />

of, om dat die anders een aartig, vrolijk lieer<br />

is, zig het recht niet wil laaten beneemen,<br />

haar veele zoetigheden voor te praaten, narr<br />

alleen te bezitten, en den vromen Coridon zo<br />

lomp verdringen, dat hij naa (iac het<br />

nu zo is, den degen trekken, zig dood<br />

fchieten, of een gedicht met traancn* inkt over<br />

de trouwloosheid fchrijven wil.<br />

Net zo in de burgerlijke bezoeken., als op da<br />

voornaame Thee faletten.<br />

Juffer Philippina zit nu reeds, federt vijf<br />

jaaren, mede aan de fpeeltafe.s op de Asfem-<br />

N 4 blee,


SOQ C O Q U E T T E R I E .<br />

blee, en van zo veel tijd herwaards weet <strong>ze</strong>,<br />

dat haare oogen met het diamant, haare wangen<br />

met haar roo<strong>ze</strong>kleurd kleed, en haare lippen<br />

met purper worden vergeleeken; dat men<br />

met zulk eene fchittering eene verwarring in de<br />

verftanden aanregten, en leeven geeven of benemen<br />

kan.<br />

Men weet, dat thans, onder vier fmagtende.<br />

Ridders , de Baron van * * de eerfte bediening<br />

en dagelijkfche opwagting bij haar hadt. Gifteren<br />

heeft hij, voor de laatfte maal, nog de<strong>ze</strong>n<br />

gelukkigen post bekleed, en <strong>ze</strong> met grootsheid<br />

na het Affemblee geleid. Want daar heeft <strong>ze</strong><br />

den Graaf * * voor de eerfte maal gezien , en<br />

hij heeft haar gezien. De belegering zou heftig,<br />

en de verovering fchielijk geweest zijn ; zij<br />

nam voort zijn geleide in zijne Equipagie na<br />

huis aan; hij heeft, heden, een lang bezoek bij<br />

haar afgelegd, en zijne vrienden reeds beleeden,<br />

dat hij in 't hart gewond is.<br />

De goede Baron, van een zagt Karafter zijnde,<br />

is onvertrooftelijk: inmiddels dagtik, kon<br />

hij het, altoos nog, met den tweeden post,<br />

welke hem nogtans bleef, voor lief neemen, en<br />

zijne fchielijke wraak aan een ander' overlaaten.<br />

Wantik hoor, dat zijn wat driftige voorganger<br />

van zijne rei<strong>ze</strong>n na Frankrijk onderwegen is,<br />

en


COQUETTERIE. J2QI<br />

en binnen kort t'huis verwagt wordt, die waarfchijnüjk<br />

zijne oude eifcben wêer opzoeken,<br />

en, wanneer hij anders behoorlijk toegerust<br />

is, gewis ook wêer zal vinden. Dan zal men<br />

zien, hoe de <strong>ze</strong>s Heeren gerangeerd worden.<br />

Waar de veröverings-zugt zo fterk was; daar<br />

maakt het trouwen niet altoos vergenoegd en<br />

wedcrlievend. —<br />

Wanneer eens de hoogmoed der Famielie, of<br />

wat anders niet vrij laat zijn, eene meefteres<br />

van 't hart tot den Echt dwingt; dan<br />

treedt de geheele zwerm der aanbidders, voor<br />

een korten tijd, ter zijde, en troost zig, bij<br />

allen fmert, met de hoop, van weldra weder<br />

geroepen te worden, voor welke vermoedens<br />

hij, menigmaal, de fterkfte reden uit de gedane<br />

keu<strong>ze</strong> <strong>ze</strong>lve neemt.<br />

Hij bedriegt zig <strong>ze</strong>lden; dikwijls maakt de<br />

Figuur, welke nu aan de zijde der vergode<br />

fchoonheid hinkt, kucht, gebochgeld en gekromd<br />

binnen fluipt, zulke eerverdedigers<br />

noodwendig; eene we<strong>ze</strong>nlrke trouw zoude,<br />

in zulk een geval, haar verftand voor de galante<br />

waareld nog minder eer te wege brengen.<br />

Dikwerf voor<strong>ze</strong>gd men even zo gelukkig uit<br />

het bekend humeur van den Heer , welken<br />

N s pas


a 0 2 COQUETTERIE.<br />

pas vier weeken vóór de bruiloft, den noo-<br />

éigen dwang hebben kunnen geeven, en die agt<br />

dagen daarna wêer alles is, wat hij was: een<br />

ritgemergelde Ligtmis , een zuiper, een fpee-<br />

ler', een flaaper en onverfchillige, een ftomme<br />

en doove geleerde , en looper en wat des<br />

meer is.<br />

Of laat hij dit alles niet we<strong>ze</strong>n, waarop de<br />

waareld voort vergiffenisfe fchenkt; maakt hem<br />

tot een Adonis en Oedipus teffens; dan <strong>ze</strong>gt hij<br />

egter, hoe teder hij 't ook moge <strong>ze</strong>ggen, enkel<br />

en alleen, dat hij berninne, en zulk een Solo<br />

mag zijne aantrekkelijkheden voor den kenner<br />

hebben ; maar er zijn oorea, die eeniglijk het<br />

volle beminnen.<br />

Maar hoe komen de Heeren wêer hier? —<br />

wie noodigt hen, binnen te komen ? —<br />

den.<br />

De<strong>ze</strong> vraag kan voor de laage klasfen gel­<br />

Waar vastgefteld is, zig weekelijks eens of<br />

tweemaal te zien, en drie of vier uuren bij<br />

malkanderen te blijven; daar is de minfte fcha-<br />

duw van jaloezij het eerfte bewijs van domheid<br />

en flegtheid.<br />

Hoe! genadig Heer, gij zoude, werkhjk,<br />

uwe Gemaalin hebben geboden, den Kamerheer<br />

en Stalmeefter niet altoos met u en haar op de<br />

kaart


COQUETTERIE. 2 0j<br />

kaart te laaten fpeelen, hun bezoek in uwe af»<br />

wezcndheid niet aan te neernen, den wagen of<br />

arm van beiden menigmaal te weigeren, en <strong>ze</strong><br />

niet tot eene gefladige bediening te hebben?<br />

Wees op uwe hoede; de zaak wordt rugtbaar;<br />

ik heb u reeds, aan twee plaat<strong>ze</strong>n, met een<br />

regt medelijden hooren uitlachgen.<br />

Waar dit niet is, daar zijn de Heeren vanzulken<br />

luifter; hun arm rijkt tot het Hof toe; zij<br />

geeven <strong>ze</strong>gen of vloek; kunnen dooden en leevendig<br />

maaken; zij zijn • hun Heer Vader<br />

was hun Oom is of hebben<br />

den flapel van den goeden fmaak, de fleutels tot<br />

den Tempel des roems, zo dat <strong>ze</strong>, waar <strong>ze</strong> binnen<br />

komen, het huis welvaart toebrengen, en<br />

de man van alles <strong>ze</strong>er onafhanglijk zijn moet,<br />

cn Botterik genoeg is, om hunne groetenis en op.<br />

wagting niet te te'len. •<br />

Of men eet bij hen <strong>ze</strong>er goed, en hunne<br />

gastvrijheid is bewonderenswaardig, en buiten<br />

dat ontbieden zij Delicatesfen, en deelen <strong>ze</strong><br />

rijklijk mede, waarin men tot fchande, tot dus<br />

verre, heel onkundig was. „ Wilt gij niet van<br />

de Talingen toetaften? <strong>ze</strong> zijn heerlijk, er is<br />

mij eene goede portie van prefent gedaan, 't Is<br />

een prefent van den Heer * *. • Kent gij<br />

hem niet ? o! 't is een Divin man, regt tot<br />

vriend-


$04 COQUETTERIE,<br />

vrisndfchap gemaakt. „ Welk een vrijheidsbrief<br />

voor de Dame van het huis, die den<br />

Heer * * dagelijks, ter een geleider en ge<strong>ze</strong>lfchaphouder<br />

heeft, met herm voor het glas<br />

Haat te lachgen , in eene ongegeneerde kleeding<br />

langs de ftiraaten loopt, tot s'avonds laat<br />

gaat wandelen, zonder her/; in het ge<strong>ze</strong>lfchap<br />

Hom , en met hem 'er onverdraaglijk wordt,<br />

en meer door hem, dan door haar' man, in<br />

de ftad bekend is !<br />

Dikwerf is dit alles gansch niet noodig, maar<br />

men is door een ftom verdrag overéén gekomen<br />

, elkander niet te ftooren. Zij gaat met<br />

den geliefden Cicisbeen in de koets zitten, om,<br />

het Diné behoorlijk bij te woonen; de Gemaal<br />

klimt te paard, om de vrouw van zijn<br />

hoevenaar te bezoeken.<br />

Zij fchrijft haare vriendin breedvoerig nopens<br />

het Ball, fchildert de Festijnen en Vreemde<br />

lingen naauwkeurig af, en ten flot laat zij<br />

haar man groeten, — hij meldt zijn' vriend ,<br />

dat de haa<strong>ze</strong>njagc nog het beste vermaak op<br />

het land is; dat hij het gedresfeerde paard ten<br />

eerften <strong>ze</strong>nden zal , en verzoekt hem , de<br />

daarnevens gaande vijftig ducaaten zijne Gemaalin<br />

ter hand te ftellen. •<br />

„ Wat <strong>ze</strong>gt gij, kind lief! is hij niet een<br />

uit-


COQUETTERIE. 205<br />

Ökfieekend man ? een man van eene brillante<br />

leevenswij<strong>ze</strong>? die eene Dame gelukkig maaken<br />

kan? Gij moei; hem verzoeken , dat hij ter*<br />

minften nog veertien dagen bij ons blijft; waarlijk,<br />

gij zoudt van hem nog <strong>ze</strong>er veel leeren*<br />

Maar ik weet niet hoe gij zijt, men moet u<br />

alles eerst <strong>ze</strong>ggen , v/at gij moet doen , en<br />

anderen moeten u eerft toonen, dat gij eene<br />

vrouw hebt. en hoe zal 't zijn ? Zullen we<br />

dit jaar in geheel niet na Akm of Spa rei<strong>ze</strong>n?.<br />

Ik ben het eeuwig een<strong>ze</strong>lvige in de ftad taamlijfc<br />

moede." - ~ D i t laatfte is bijna reeds,<br />

eenige vredebreuk, want ever alle de<strong>ze</strong> vraagen<br />

moet de Heer denken , en, eer hij gaat<br />

flaapen , met ja antwoorden.<br />

„ Hij \i dé vriendelijkfte ziel; zijne tafel is.<br />

voor elk een gedekt ; zijn huis ftaat dag en<br />

nacht open:" de<strong>ze</strong> en meer ander, uitfteekende<br />

Titels zal men menigmaal, vooal wanneer<br />

men gelegenheid heeft, de gasten te befchouwen,<br />

ter bevestiging der waarheid, met de be\<br />

vallige vrouw deelen , en eenige eerlijke menfchen<br />

moeten <strong>ze</strong>ggen, dat <strong>ze</strong> zig niet zo re-><br />

gelregt aan den Heer moeten houden , wanneer<br />

<strong>ze</strong> herberg zoeken , maar terdegen toezien<br />

, wien <strong>ze</strong> voor zig hebben.<br />

Menig vrouw zou den raad , om haaren.<br />

man


loé COQUETTERIE.<br />

man voor jaloezij te bewaaren , <strong>ze</strong>er helachgelijk<br />

vinden; zij heeft een grootere zorg; dat is<br />

de<strong>ze</strong> : om haare boeiers onderling te verënigen<br />

, ten minften de uitberfting der grooffte<br />

jaloezij onder hen voor te komen.<br />

Zij beeft, met recht, van de<strong>ze</strong>n kattenoorlog<br />

meer te duchten, dan van het kijven<br />

hares mans.<br />

De<strong>ze</strong> zou tog alleen in huis gebulderd, en<br />

op zijn hoogft blaauwe plekken gemaakt hebben<br />

, welke zig ligt lieten verbergen. Maar<br />

de eerftfen brengen het onfeilbaar onder 't volk •<br />

en verfchoonen niet.<br />

De Adel fchrijft 2i g onderling brieven van<br />

uitdaaginge, fchiet en vegt, z o dat de onzij-<br />

«ügften <strong>ze</strong>lfs na de rede Van zulk bloedvergieten<br />

verneemen, en de-Historie voor e!k ecri<br />

ihgtelijk onderhoud op levert.<br />

' De anderen pasfen elkander alleen voor de<br />

deur of in het huis op, en beproeven hunne<br />

nagels en vuiften op malkander , zo | u,d<br />

en fchaamteloos , dat meniemaai de gerechtsdienaar<br />

door het gepaard Gemeen heendringt, of<br />

in het huis <strong>ze</strong>lf de goede zagte Heer door<br />

zulk geweld verfchrikt wordt, met de ftu.deerlamp<br />

komt toefchicten, veele reden gebruikt<br />

, om <strong>ze</strong> van malkander te fcheiden<br />

éi


COQUETTERIE. 207<br />

en voor den éénen nog pleifters /meert, en<br />

wind<strong>ze</strong>l maakt.<br />

Een oude liefhebber, welke van ouds <strong>ze</strong>er<br />

bekend is , vergeeft de minfte ontrouwheid<br />

niet. Hij heerfcht despotiek over oogen, woorden<br />

en gangen. Men is bevreesd voor zijne<br />

tegenw001 digheid en zijne bezoeken , zonder<br />

het jok mee Eere te kunnen affchudden. Hij<br />

komt boos binnen , werpt den ftok in een<br />

hoek, hoed en handfehoenen op de tafel, en<br />

begint zijne verwijten, waartoe het Ball of<br />

gastmaal van gisteren hem aanleiding geeft.<br />

Men ontfchuldigd zig , bid , weend ; hij is<br />

onverbiddelijk, behoudt het laatfte woord, tast<br />

opvliegend wêer na hoed, ftok en handfehoe<br />

nen; vloekt en zweert nog in de deur; men<br />

loopt hem na , valt hem om den hals, met<br />

traanen in de oogen , beloofd beterfchap. —•<br />

„ nu, zweer mij dan!' men zweerd.<br />

Welke zorg, kommer en hartfeer heeft men<br />

niet aan de andere zijde, wanneer een Minister<br />

uit zijn dienst wil gaan, en elcers dienst<br />

fchijnt te willen neemen.<br />

Zijne fpaarzaame bezoeken , zijn vroeg vertrek<br />

, zijne menigvuldige en ijdele ontfchuldigingen,<br />

zijne korte beangfte antwoorden «—•<br />

ijslijke voorgevoelens ! Daarbij komen de bericht»


«ÓJt C'0 QUETTERIE.<br />

richten, welke men met ontroering hoord j<br />

en egter kunftig mt anderen weet te lokken j<br />

dat hij werklijk in dit en dat huis gezien, of<br />

zij , de bewuste, in 't duiftere aan zijn' Arm<br />

ontdekt is; dat hij hier of daar eene bijeenkomst<br />

belegd heeft, en hij zig zo en zo liet<br />

verluiden.<br />

Men waagd alles; <strong>ze</strong>nd de gétrotnre Bediende<br />

na hém toe; legt haar de woerden in den<br />

mond, of fchrjft fpottehd of teder; hij komt,<br />

men doet hem verwijten; hij koomt niet, men<br />

zoekt hem <strong>ze</strong>lve op , jj d»kw:j!s vermomd en in<br />

den nacht ,• ziet nu <strong>ze</strong>ivé, wat men hiet<br />

wenschttezien; hijgt van vermoeidheid; denkt<br />

op wraak; ftoort de verliefden,- en word meer<br />

óf minder laaghartig , naar gelange de fpiegel<br />

meer of minder Iaat vermoeden, dat 'er wel<br />

reden van veragting zijn moete.<br />

Men verklaare uit dit alles, wat zo menigmaal<br />

de lastigheid der ge<strong>ze</strong>lfchappen maake :<br />

de man is fraaij en wakker, en gaat ftatig $ het<br />

borstje , een appelbakhuis , een dwerg , mismaakt<br />

aan kuiten én neus, een hakkelaar, eeri<br />

houteklaas een domkop , die nergens in ftaat<br />

toe is. De eerfte heeft opgehouden, ha twintig<br />

jaaren dat geen te <strong>ze</strong>ggen , wat hij anders<br />

wel met nadruk <strong>ze</strong>ide; da laatfte legt hét mefc<br />

eeri


COQUETTERIE. Jfcp<br />

een aapehfprong eh zoete grimatfen af, <strong>ze</strong>gt het<br />

misfchien nog alleen — wie zou zulk een aar*<br />

tig diertje niet onderhouden?<br />

Onder het trots Commando , dat een liefhebber<br />

, menigmaal, in een huis over den<br />

Keer van 't huis , over kind , meid en badienden<br />

voert, zijn eenige bevelen , die de<br />

Dame alleen aangaan , die <strong>ze</strong> nooit vergeet<br />

Van hem op te volgen , en welke hem het<br />

recht tot de overige magt en aanzien geeven;<br />

te weeten , hoe zig elk een kleeden , en zijne<br />

hairen moet laaten op<strong>ze</strong>tten.<br />

Zo lang als hij de<strong>ze</strong> niet , gelijk de man »<br />

met onverichilligheid uitdeelt, zo lang is hij<br />

het onöntbeerlijkfte fchep<strong>ze</strong>l in het huis.<br />

Daarbij is men van zijnen juiften fmaak zc*<br />

Volkomen overtuigd, dat men gelooft, hij'<br />

heeft niet alleen voor zig <strong>ze</strong>lv' maar ook vöor<br />

andéren <strong>ze</strong>er goed gekoo<strong>ze</strong>n, en komt met<br />

het gefterkt vertrouwen van overwinning in<br />

het ge<strong>ze</strong>lichap.' -<br />

Maar geeft den frian Argus oogen , en eeri<br />

goed gedeelte meer waakzaamheid , dan de<strong>ze</strong><br />

vuile huurling bij zijne toébetrouwde melkerij<br />

hadt, wanneer hij eéné Coqüette oppaft , dan<br />

is hij een arm wicht, behoudt wel hoofd en<br />

oogen, maar de koe verliest hij.<br />

II. DEEL. Ó


SIO COQUETTERIE.<br />

De kerk en 't klooster zijn voor hem niet<br />

»3e veiligfte plaat<strong>ze</strong>n ; de Do&er en de Zedepreeker<br />

niet altoos de minstgevaarlijke lieden;<br />

zijn tienjaarige vriend <strong>ze</strong>lf is , thans, voor<br />

de beproeving bloot gefield. Hij is niet <strong>ze</strong>ker,<br />

dat 'er niet aan de zijde van zijn' Arm een<br />

briefje in de hand geflopt , of een aangenomen<br />

word, nooit <strong>ze</strong>ker dat de oogen niet eene<br />

nieuwe verovering maaken, en door wenken<br />

ver<strong>ze</strong>kering en onderrigting geeven.<br />

Haare gedienftigheid , haare nieuwsgierigheid<br />

, haar verlie<strong>ze</strong>n , haar zoeken , alles is<br />

Verdagt.<br />

„ Ik wil het u haaien , mijn Engel; ik<br />

weet waar het legt!"- hoe? waar?<br />

va nu we ftudeerkamer haaien? komen de venfiers<br />

niet uit in het komijn- ftraatje ? kan <strong>ze</strong><br />

daar niet den jongen Heer Kruidenier zien ,<br />

en hem in allen gevalled de hand geeven?<br />

Laat ons tog daar heen gaan, ik mag zodanig<br />

iets gaarne hooren. „ Hoe 1 dat<br />

is iets zonderlings; een jonge Dame gaarne<br />

eene Lijkpreek hooren , en dat van een bekenden<br />

<strong>ze</strong>er onnoo<strong>ze</strong>len Redenaar ? .<br />

Maar gij hebt gelijk ; de ftaatfie van alle de<br />

Offieciers zal buitengemeen zijn, en de<strong>ze</strong> gaan<br />

juist voor haaren kerkftoel zitten. Zij kon<br />

<strong>ze</strong>


COQUETTERIE. ^11<br />

<strong>ze</strong> wel in haar huis voorbij zien gaan; maar het<br />

eerfte is nogtans om verfcheide redenen b««<br />

ter,<br />

Venigting en fchimpen op bekende galante<br />

Heeren is, insgelijks, een gewoone Kunstgreep<br />

eener Coquette , die onder den druk leeft*<br />

„ Neen, ik kan hem niet lijden, die gekskap j<br />

„ ik wou dat hij maar met zijne Complimen-<br />

„ ten wegbleef; ik haat hem als de pest.' 4<br />

Wel hem, die zo diep in de gunst ftaat! heÈ<br />

welbehaagen zo groot.<br />

De lof, die in zulk een geval zo gierig aati<br />

andere vrouwen wordt gegeeven, de magnetifche<br />

vriendfchaps-trek, welke men voorgeeft,<br />

na haar te gevoelen, is voorlang verdagt geweest;<br />

dus gaan wij dit bekende maar voorbij.<br />

Men is menigmaal op den man, dikwijls op<br />

den volwasfen Zoon, dikwerf op eenige andere<br />

kennis en omgang der goede gepree<strong>ze</strong> Dame gevallen,<br />

aan wier jaaren, of lompheid, ofduiftec<br />

droevig we<strong>ze</strong>n enz. men niet voort vinden kon,<br />

wat wel eene jonge galante vrouw na haar moest<br />

trekken.<br />

Zelfs onder den gemeenen hoop zijn 'er menfchen,<br />

die zigi men weet niet hoe, op de<br />

kragrigfte wij<strong>ze</strong> Weeten intedringeh. Wanneej<br />

ïysje 9<br />

de neuswij<strong>ze</strong> zdttin, van <strong>ze</strong>s familien ><br />

O a fe);


JTS C O Q U E T T E R I E .<br />

Welke zij reeds heeft gediend, haar af fcheid met<br />

't getuigenis eener Aartskanalje heeft gekreegen;<br />

dan kan zij in een <strong>ze</strong>vende huishuur fortuin msa.<br />

kén. De Dame in 't <strong>ze</strong>lve mag haar Jijden,<br />

vindt alle de haar te last gelegde gebreken niet<br />

in haar, en zal <strong>ze</strong> tegen allé aankiagt verdedigen*<br />

en waarlijk, wien kan men zig ook veiliger in<br />

allen geval toebetrouwen, wie kan behendiger<br />

üitvoerert, het geen men <strong>ze</strong>ide, en, hoe men<br />

óók daaromtrent uitzag; wie kan btvaliiger onder<br />

her. Ideeden onderhouden, iets loo<strong>ze</strong>r verhinderen<br />

of iemand ophouden, ftouter ontkennen,<br />

eene kraakende deur fchieUjker doen zwijgen<br />

, een flot voorzigtiger open maaken, en<br />

reiliger onïfut<strong>ze</strong>len, dan dit <strong>ze</strong>lfde fchep<strong>ze</strong>l ? -<br />

In een nog dringender geval is ook Truitje,<br />

defchoenmaakers vrouw, eene vrouw vaneen<br />

zonderling vernuft en gaaven, die altoos eenen<br />

vrijen toegang heeft, en met welke men zig menigmaal,<br />

uuren lang <strong>ze</strong>er aangenaam onderhouden<br />

kan. — Met een woord, hadt de goede<br />

man, die met zijn derde boekje: over de kunst,<br />

om te beminnen, de fraaije Sexe te hulpe wilde<br />

komen , in on<strong>ze</strong> critieke en jour'naüftifche eeuw<br />

gefchreeven; dan zou de Recement hem nog<br />

menige gewigtige, van hem overgeflage omftandigheid<br />

hebben kunnen onder 't oog brengen.<br />

Wat


C O Q U E T T E R I E . 313<br />

Wat de oogen en de mond in het agttiende<br />

jaar ceeden; dat doen <strong>ze</strong>, gemeenlijk, ook nog<br />

in 't veertigfte; eene Coquette is onverzadeiijk in<br />

de begeerte, van te behaagen; noch tijd, noch<br />

fpiegel, noch de vlugt der ljefnebbers kunnen<br />

van haare ridderfchap een einde maaken.<br />

Wat JS'mon werk lijk deedc, dat gelooven al­<br />

le, insgelps te kunnen doen. Men vind het<br />

«Heen ncoiig, de voorwerpen te verwisfelen ;<br />

dit gefchied: zonder merfclijk berouw en kn;:a-<br />

ging van 't geweeLc.n; in die verandering gaat,<br />

men even zo gerust te werk, als of men, zom-<br />

tijds, van een japon, een rok, en van den rok<br />

eindelijk een borstrok laat maaken.<br />

Wanneer de lamp aan 't Hof wil uitgaan , dan<br />

gaat men in ce Stad woonon, en onderhoud <strong>ze</strong><br />

niet wat 'gc.neeneren Olij; men merkt naauw-<br />

l.ijks in 't geheel niet, dat zig de Heeren daafi<br />

ji:ist zo fijn niet uitdrukken; men denkt, om<br />

zig niet <strong>ze</strong>lve te vernederen, flegts <strong>ze</strong>lden aan<br />

den luifter van den voorigen ftaat, en is te vre-s.<br />

den , onder de D;:rr.es van den laagen Adel en<br />

de Eurceresien van den eerften rang jaloezij tfj<br />

verwekken.<br />

. Bij haar bekleeden de Zoenen, menigmaal,<br />

wêer de plaats der Vaderen:, dat'er inmiddels<br />

O 3 bijna


$14<br />

COQUETTERIE;<br />

bijna reeds twintig jaaren zijn verloopen, dit<br />

voeld men niet, en men denkt ?<br />

er niet aan,<br />

wanneer het cnverftand en de eerfte drift de<strong>ze</strong>r<br />

jonge lieden voor ons grimlachgen en grijn<strong>ze</strong>n<br />

flegts aandoenlijk wordt,<br />

Dat men ook in prijs vermindere, wel <strong>ze</strong>lve<br />

opzoeke, en den lof allereerst geeve, is maar<br />

billijk: men wil van zig <strong>ze</strong>lv' bemerkt hebben,<br />

dat men tot nu tos te ftuurfch geweest<br />

is, en m«n ziet aan andere , wa,t ftuursheid<br />

voor een gebrek zij.<br />

Derhalven het jong gekje maar altoos de<br />

zoetfte naamen gegeven, de bolle wangen geliefkoosd,<br />

den vlasbaard geftreeld, de guitagtige<br />

oogen gepree<strong>ze</strong>n, de zagte handen bewonderd,<br />

de tanden met elpenbeen, en de hair.cn<br />

met kooien vergeleeken; dit alles heeft zijn<br />

nut; het gekje bezoekt, dagelijks, ons huis;<br />

ftoeit met ons aan 't glas, en doet de Siad<br />

gelooven, dat on<strong>ze</strong> ftar nog met ondergegaan<br />

is.<br />

Niets is onverandelijker, dan de gewoonte<br />

eener Coquette, vraagt 'er naa tien jaaren wêer<br />

na, zoo <strong>ze</strong> nog leeft, dan leeft <strong>ze</strong> ook nog<br />

voor haar venfter, roept nog altoos de bekenden<br />

aan 5 houdt <strong>ze</strong> met beu<strong>ze</strong>lpraat op, giert<br />

en


COQUETTERIE. 315<br />

en lacht met hen, en noodigt hen, binnen te<br />

komen, om haar armhartig Kof nog den mo*<br />

gelijkften luider bij te <strong>ze</strong>tten. Zij is altoos<br />

nog de eerfte en <strong>ze</strong>kerfte bij de<strong>ze</strong> en geene vermaak<br />

en, waar <strong>ze</strong> flegts zijn te vinden; waar <strong>ze</strong><br />

voorheen anders dc jonge manfchap rondom zig<br />

verzamelde, en haare werfplaats hadt; maar<br />

thans w )rdt <strong>ze</strong>, naauwlijks, nog door een meelijdenden<br />

Arm dervvaards geleid, of aan de zijde<br />

eener vriendin , wien gelijke mangel drukt,<br />

nog altijd met het op<strong>ze</strong>t om van verre na zig toe<br />

te lokken, en is gevaarlijk voor de geenen, die<br />

haar tegen komen, en van haare kennis zijn,<br />

want zij zal <strong>ze</strong> met haar getalm ftaande houden,<br />

bij hem blijven, en met hem terug gaan,<br />

om hem, naar de oude gewoonte, tot veele<br />

vriendelijke dienften te verpligten.<br />

Invaliden worden in zommige landen poorters;<br />

maar oude Coqustten worden StaJs-kkppeijen.<br />

Daar het volftrekte dwaasheid ware, alöm<br />

de vlag te voeren; zo fpreeken en vonr.isfen<br />

zij egter liefst over haar voormaaiig handwerk,<br />

houten het regifter over huwbaïren en<br />

de zu'ken, die trouwen willen, weeten da<br />

/tmouretten der Prinfesfen en Wasjneisjes ,<br />

O 4 V4,


416 COQUETTERIE.<br />

vallen de voorbijgangers aan, en vraagen uit,<br />

<strong>ze</strong>nden na, belöonen luiftervinkeu en toekijkers,<br />

en braaken haare ga! uit op fchoonheid,<br />

onfchuld en gelukkige liefde. •••• • •• Van<br />

hier! van hier! in de<strong>ze</strong> ftraat is 't<br />

gantfch niet pluis.<br />

HOOG-


H O O G M O E D ,<br />

217<br />

fVangunst, Kwaadfpreekendheïd, en andere ge<strong>ze</strong>llige<br />

ondeugden der Dames.<br />

Y an oudsher hebben de menfchen- befchou><br />

wers de uitfpraak gedaan, dat vriendfehap dec<br />

Vrouwen onder Vrouwen eene heel <strong>ze</strong>ldzame<br />

zaak is •— twee — driemaal <strong>ze</strong>ldzaamer als zi]<br />

het, volgens alle klagten , onder ons is. In de<br />

daad, zij hebben niets tot de beroemde en,<br />

nieuw- vereende paaren , toegebragt, die de.<br />

Dichters geftadig in den mond hebben, wanneer<br />

het daarop aan komt, om een paar mannen<br />

hoog op te vij<strong>ze</strong>len, die voor hunne waareld<br />

elkander honing om den mond fmeerden , of<br />

welken naam zulke geeften, wegens de verre<br />

gaande en overeenftemmende bevinding, zig<br />

<strong>ze</strong>lv' toeëigenen.<br />

Doch dit zoude en moest ons nog niet beletten,<br />

om haar zo veel aandeel aan de waare.<br />

yriendfehap te laaten, als wij van haar willen<br />

hebben, zoo de ondervinding zulks maar eenig-<br />

Zins begunftigde.<br />

Maar de<strong>ze</strong> getuigt in 't geheel niet gunftig.<br />

O 5 Zelfs


2 I§ T HOOGMOED, WANGUNST, enz.<br />

Zelfs in de kunst, van zig te verbergen, wil het<br />

haar niet lukken , en, wanneer de mannen<br />

den fchijn van vriendfehap nog zo taamlijk<br />

onder zig weeten te behouden, zo berst de vlam<br />

van vijandfchap onder hunne Vrouwen meerendeels<br />

allereerst en hevigst uit.<br />

De<strong>ze</strong> beweering zou het lot veeier edele zielen<br />

onder haar droevig maaken, zoo niet de waare<br />

deugd eene bewonderenswaardige fterkte mede»<br />

bragt, en de gelukkige liefde <strong>ze</strong> menigmaalfchadeloos<br />

hielde.<br />

Bij de eerfte zamenkomst van nog onbekende<br />

Vrouwen uit de gewoone menigte vind men<br />

eene kie<strong>ze</strong> agterhouding , welke veel verder<br />

gaat, dan de kloekzinnigheid difteert, naar welke<br />

men eerst lang bij elkander moet geweest<br />

zijn , vóór dat men zijae regte meening<br />

<strong>ze</strong>gt.<br />

Wanneer de mogelijk nog even ZD onbekende<br />

mannen den eerften dwang met hoed en ftok te<br />

gelijk hebben afgelegd, nu reeds gemeenzaam<br />

onder malkander loopen, driesten ftoutvraagen<br />

en beantwoorden, en het gefprek zo aan den<br />

gang houden; dan heerfcht onder de Dames nog<br />

het eerfte langwijlige gaapen en verwonderen,<br />

dikwijls de uiterfte ftilte, die de verkeering<br />

geejjziijs eenen goeden voortgang belooft.<br />

Metp


HOOGMOED. WANGUNST, enz. 2 ' ?<br />

Men zit tegen en naast malkanderen zo ftijf<br />

en zo onbeweegelijk, even als of het aan een<br />

pourtraiteeren zoude gaan; men waaid zig met<br />

den waajer, zonder hette te bevinden; men<br />

neemt langzaam en fpeelend een fnuifje, of legt<br />

en vouvvd de handfchoenen; ' m 't kort,<br />

men doet alles, om eene tastbaare ledige plaats<br />

te vullen, zonder 't nogtans op de regte wij<strong>ze</strong><br />

te doen ; want het ontbreekt 't gefprek aan<br />

trouwhartigheid en goedheid: het ftaat bijna geheel<br />

op 't vriespunt.<br />

Elke vraag is bijna een Mein offer, elk antwoord<br />

een tegengefchcnk , welk alles zo min<br />

verftrekt, als het brood in de grootfte duurte.<br />

„ Reeds lang aangekomen?" > • „ Sedert<br />

„ eergifteren avond." • '<br />

„ 't Is heden een moije dag!' • ja,<br />

„ mooij lief Weertje." Maar <strong>ze</strong>er warm.<br />

. „ ja, wel <strong>ze</strong>er warm." —'• *<br />

. De oogen<br />

gaan intusfchen heimelijk gins en herwaards,<br />

om het nieuw Model top tot teen van fchoenen<br />

tot het fatfoen van 't hoofdftel<strong>ze</strong>l toe te<br />

recognofceeren- en, wanneer men zig op de<strong>ze</strong><br />

fluipwegen ontmoet, dan bloost men als over<br />

een dievenftuk.<br />

Waar moet men hiér na flaan? —— Is 't<br />

klein-


u z o HOOGMOED, WANGUNST, enz.<br />

kleinheid van ziel? gemeene opvoeding? ja tog;<br />

maar de<strong>ze</strong> altoos met haare trouwe ge<strong>ze</strong>llinnen,<br />

trotsheid, hoogmoed, nijd en fterke neiging tot<br />

een liefdeloos oordeel, die daarom op de gebrei<br />

ken van het voorwerp loert»<br />

De deur gaat open, en Mevrouw N. N. ziet<br />

nu, dat ook een man met zijne vrouw genodigd<br />

is, die zij, om <strong>ze</strong>kere reden, uit haar vrindelijk<br />

hart heeft uirgeüooten.<br />

De lippen worden terftond opgetrokken; de<br />

neus wordt opgefchort; zij deelt Mevrouw * *,<br />

die naast haar zit, haare fatijrifche aanmerkingen<br />

wegens dit verfchijn<strong>ze</strong>l mede, men draait<br />

zig om, cn lacht op eene onbehoorlijke wijzo<br />

agter den waajer.<br />

Ondertusfchen nadert die goede vrouw, om<br />

haar Compliment afteleggen; wordt met eene<br />

korte buiging en een veragteiijk gelaat afge<strong>ze</strong>t,<br />

en is van nu af aan hare eigene gedagtcn, of aan<br />

de gedienftigheid der vrouwe van het huis alleen<br />

overgelaaten. Want men heeft een Complot<br />

tegen haar gemaakt, om haare reden niet te<br />

hooren, en onbeantwoord te laaten, 't discours<br />

zo fijn en raad<strong>ze</strong>liigtig in te rigten, dat <strong>ze</strong> niet<br />

volgen kan: bij haar gefprek op te ftaan, of een<br />

geheim onder eikanderen te verhandelen, zo dat<br />

haar alle toegang geheel is afgefneeden,<br />

Mog-


HOOGMOED, WANGUNST, enz; S 2ï<br />

Mögteni al de andere, met welke men op de<strong>ze</strong><br />

wij<strong>ze</strong> zamrhrot, en <strong>ze</strong> vertrouwd in een'<br />

hoek trekt, verre beneden on<strong>ze</strong>n ftaat, en anders<br />

wel voor ons fchier niets beduidend zijn;<br />

zij dienen egter, thans, ter vernederinge van<br />

iemand, die men vcragten wil.<br />

Want 't is de gevvoone loop van hoogmoed<br />

en verwaandheid, ten einde iemand klein te<br />

agten, om dezulken , die hem gelijk of wel<br />

beneden hem zijn, met minzaamheid en vertrouwen<br />

te overlaaden.<br />

Men wend zig eeniglijk na hen, vraagd na<br />

de geringde kleinigheden , houd zig nieuwsgierig<br />

en verwonderd, neemt zo een teder,<br />

aandeel aan hunne imerten en vreugde, federt<br />

jaar en dag beleefd, omhelst<strong>ze</strong> vuurigiijk, beveelt<br />

zig hl hunne gunst, ver<strong>ze</strong>kert hen, <strong>ze</strong><br />

binnen kort te bezoeken, en is zo ongemeen<br />

vriendelijk, dat <strong>ze</strong> <strong>ze</strong>lv', menigmaal, niet kunnen<br />

bedenken, hoe <strong>ze</strong> tot de<strong>ze</strong> <strong>ze</strong>ldzaame eer<br />

komen, zoo <strong>ze</strong> niet weeten, wat de perzoon<br />

naast hen heeft misdaan, die daar door met<br />

de felfte veriigting geftraft zal worden. —<br />

En de zonden waar voor? o! <strong>ze</strong> zijn<br />

volftrekt onvergeevelijk. — Die heeft haare<br />

fchuldige opwagting niet op haaren behoorlijken<br />

tijd gemaakt,- heeft te weinig agting laaten


a 2 ï HOOGMOED, WANGUNST, enz<br />

ten blijken , is beter en meer na de Mode;<br />

gekleed ; men moet zig over ha.ir van het<br />

hoofdgeftel af tot de voeten toe fchaamen; of<br />

men <strong>ze</strong>gt dat zij aardig en fraaij zij, en hoewel<br />

men zulks in haar in 't geheel niet vinden<br />

kan, het ftremt egter al haar vreugd, en<br />

verbittert 't hart zodanig iets te hooren.<br />

Men zal zig ook, daarom, tegen zulke oiï.<br />

bezonne oordeelea , ten eiken tijde, mannelijk<br />

ver<strong>ze</strong>tten , en <strong>ze</strong> zo belachgelijb afbeelden<br />

, dat de Heer 6f de Dame hunne ftoute<br />

beweeging volftrekt moeten herroepen, zal hun<br />

fmaak niet bij de geheele waereld als heel flegt<br />

te boek gefield worden: *, nu j dan wist ik<br />

tog 'waarfchijnlijk [niet, waarin het aardige<br />

©f fraaje lag ? mogelijk in de kromme, gebochgelde<br />

neus , of in dat fiertje rood op de<br />

wangen ? de Oogen ? wel, daa<br />

moet ge nog niet veel fraaje oogen hebben<br />

gezien, wanneer ge de<strong>ze</strong>n zo ongemeen vindt.<br />

Neen mijn goede , * * , ik moet over uwe<br />

fraaje befchrijving hartelijk lachgen." ——<br />

Daar hebt gij het, mijn Heer, eens<br />

voor al een' goeden raad ! haal uwen lof der<br />

fchoonheid in eene bijeenkomst der Dames in;<br />

gelijk of ongelijk ; men word daar altijd<br />

Midff.


HOOGMOED, WANGUNST, enz. 2 2^<br />

Eene juffer , welke met eene andere, die<br />

<strong>ze</strong> benijdt of haat, in ge<strong>ze</strong>lfchap is, wordt<br />

ongemeen <strong>ze</strong>dekundig.<br />

'Er zal niet ligt een verhaal ten beste worden<br />

gegeeven , dat <strong>ze</strong> niet met eene toepas*<br />

fing of <strong>ze</strong>defpreuk wist te eindigen , die <strong>ze</strong><br />

haare vijndin voorlegt. Men geeve volgende<br />

uitfpraaken , naar bevinding , een grooveren<br />

of fijneren draai, en ik ftel vast, * dat men<br />

zig de perzoonen wel zal te binnen brengen,<br />

die. <strong>ze</strong> in dergelijke omftandigheden beezigden.<br />

„ Ja, zulke zottinnen zijn' er genoeg, die<br />

onverzadelijk [in de pragt zijn , en alles moeten<br />

navolgen ; zo gaat het tog in de waereld,<br />

wanneer men «en ftuivertje geld heeft, dan<br />

denkt men , men moete alles mede doen, en<br />

dan neemt het met fchrik een einde ; denken<br />

dan niet veele jonge vrouwen even zo, wanneer<br />

men haar gedrag meer van nabij be-><br />

fchouwd ? of <strong>ze</strong> verftand hebben , dan niet,<br />

daar geeven <strong>ze</strong> niets om, enz."<br />

De<strong>ze</strong> woorden worden den naaftbijzittenden,<br />

die men 't verhaalt, zo luid toegeroepen, dat<br />

•men wel dra ziet, hoe <strong>ze</strong>er men ook de verst<br />

af zittende perzoonen daar <strong>ze</strong>er gaarne doof<br />

wenscht te ftigten.<br />

De*e bekende manier , om zijne partij ge.;<br />

voe-


•224 HOOGMOED, WANGUNST, enz.<br />

voelig te raaken, zal men ook wel onder de<br />

mannen vinden; maar hier, bij de fexe, fchijnt<br />

<strong>ze</strong> tog meer t'huis te hooren.<br />

Voor't overige heeft men, <strong>ze</strong>kerlijk, meer,<br />

dan ééneibert van pijlen. Van het één of ah*<br />

der fghaams-gebrek, dat een afwe<strong>ze</strong>nde heeft,<br />

kwaadaartig te fpreeken, het welk iemand, die<br />

tegenwoordig is, en dien men op het oog<br />

heeft,'juist ook hééft; eene ontfchuldiging, dat<br />

men zo niet is, ais menige andere; een ongemeens<br />

lof op iemand, een gebruik, eene lee-venswij<strong>ze</strong>,<br />

enz. waarvan men ten naaften bij<br />

het tegendeel in een lid van het ge<strong>ze</strong>lfchap vinden<br />

kan; het prij<strong>ze</strong>n van dezulken, die openbaare<br />

vijanden, of'tugtmeeftes» van zulk eene<br />

<strong>ze</strong>er gehaate zijn; 'daarentegen bedenkingen en<br />

opgeworpe bedillingen omtrent hén, welke ><br />

naar men'weet, met haar <strong>ze</strong>er gemeenzaam<br />

verkeeren, - <strong>ze</strong>er vernederende uitfpraaken no-pens<br />

volkomenheden, die in de bewufte perzoon<br />

worden bewonderd.- Di: zijn <strong>ze</strong>er gewoone<br />

kunstgreepen, om eenigen overloop der<br />

gal te verwekken, en van zig als eerre loo<strong>ze</strong>.<br />

rvrouw te doen fpreeken, die men tog wei zoeken<br />

moete, tot eene; vriendin te behouden'^<br />

doch welke laatfte liefelijke reuk moerendeels<br />

niet volgt., en daarentegen, van alle kanten,<br />

met duivelsdrek gerookt wordt. Zie


HOOGMOED, WANGUNST, enz. i2g<br />

Zie hier eenige ophelderingen over het ge<strong>ze</strong>gde.<br />

„ Het is een Vosje, en een fproetig<br />

,, ding," <strong>ze</strong>gt Juffer Snip} , bij gelegenheid,<br />

dat men na de gedaante van eene afwe<strong>ze</strong>nde<br />

Dame vroeg, maar raakt, naar haare meering<br />

, mee dee<strong>ze</strong> tekening juist eene Perzoon<br />

van het ge<strong>ze</strong>lfchap , <strong>ze</strong>er nadrukkelijk, die <strong>ze</strong><br />

wegens haare uMeekende kleeding <strong>ze</strong>er -benijdt<br />

, en aan wien men, bij een anders volkomen<br />

bevallig gezigt , wat een weinig te<br />

blond hair en eenige fproeten zou kunnen<br />

ïaakeni<br />

„ Neen , ik bedanke u ; die Eer wil ik anderen<br />

gaarne overlaaten, die 'er happig na zijn;'»<br />

zo wordt een jong Heer vrij lomp afge<strong>ze</strong>t ;<br />

die , bij het wenfchen van een ge<strong>ze</strong>gende maaltijd<br />

, haare hand wil kusfen , na dat de andere<br />

Dames de<strong>ze</strong> hulde hebben aangenomen."<br />

Ik prijs het in haar', dat <strong>ze</strong> de Modes in allen<br />

opzigte niet navolgt, maar <strong>ze</strong>dig huishoudt<br />

, en haare kinderen met haar voorbeeld<br />

voorgaat; menige andere konden van haar<br />

leeven: „ zo is omtrent de verweerrede eener<br />

vrouw , met welker gierig-en morfigheicl<br />

het ge<strong>ze</strong>lfchap den fpot dreef, en te gelijk<br />

èehe fcherpc hekeling op eene tegenwoordig<br />

H. DEEL. p zim-


22Ö HOOGMOED, WANGUNST, enz.<br />

zijnde Dame , door welker pragt men zig beledigd<br />

vond."<br />

„ 'W el een paar zwarte oogen maaken nog<br />

geene fchoonheid uit ; te Parijs heeft <strong>ze</strong> elk<br />

kameniertje: „ dit zal een vinnig Nitrum zijn<br />

voor eene beminnenswaardige Bruinette, met<br />

welke her. jor ge tafelge<strong>ze</strong>lfchap eene kleine afgoderij<br />

pleegde, die '.noodwendig tot feite wraak<br />

uitdaagde. ——<br />

Wie zig tegen zulk een fchep<strong>ze</strong>l behoorlijk<br />

verdedigt , die doet zig en anderen dienst ;<br />

en , wanneer een man , ter wraake van zijne<br />

door haar beledigde vrouw, zig zo verre vergreep<br />

, dat hij 't haar op de een of de andere<br />

wij<strong>ze</strong> eens helder betaald <strong>ze</strong>tte, dan zou hij<br />

ecniglijk tegen het ge<strong>ze</strong>lfchap, en niet tegen<br />

haar gezondigd hebben.<br />

De kwaadfpreekendheid heeft eenige kunstgreepen,<br />

die haar van de grove lasteringen onderfckeiden,<br />

maar die het gevaar voor den goeden<br />

naam nog merkelijk vergrooten.<br />

Men hoort, ©f den lof van iemand <strong>ze</strong>er<br />

bedaard aan , helpt hem <strong>ze</strong>lfs wei mede voleinden<br />

, maar' oppert dan als geheel belangeloos<br />

half fpreekend en zwijgend, meest al vraagswij<strong>ze</strong><br />

en <strong>ze</strong>er kort en raad<strong>ze</strong>lagtig zijne bedenkin-


HOOGMOED WANGUNST, enz. 227'<br />

kingen ; of men <strong>ze</strong>nd het hatelijke zo fel mogelijk<br />

, vooruit, en iaat, dat, het welk eene laauwè!<br />

ontfchuldiging zal zijn, volgen, maar her welk<br />

in 't geheel de kragt niet heeft, om wêer geheel<br />

of fchoon te maaken.<br />

Naa een voorafgegaan prij<strong>ze</strong>n èener Dame?<br />

<strong>ze</strong>gt eene ande- e uit het ge<strong>ze</strong>lfchap , zij hebbe<br />

ook haaren man veele goede vrienden bezorgd;<br />

het ge<strong>ze</strong>lfchap wil daaromtrent meer wëeren s*<br />

maar zij lacht, voer zig heen ziende, en laat<br />

raaden.<br />

Van"eens andere verhaalt men iets <strong>ze</strong>er om*<br />

u n.;ig, en met een zigtbaar kittelend genoegen,<br />

't geen nameiijk, van haar en een <strong>ze</strong>ker'<br />

jong Heer ge<strong>ze</strong>gd en gehoord is: maar, voegt<br />

men 'er bij, de mèrifehén praaten <strong>ze</strong>kerlijk<br />

veel, wel veel, wat daarom nog niet waar is;'<br />

wie weet, of zij hem niet uit hoofde van haaren<br />

man moet duiden.<br />

Schempetiiseen veel te gevaarlijk handwerk ;<br />

dan dat men met <strong>ze</strong>kerheid zou kunnen <strong>ze</strong>g­<br />

gen, waar het góed of niet goed waare.<br />

Men gebruikt <strong>ze</strong> meerendeels omtrent haar,'<br />

. waai? mede men in één en 't <strong>ze</strong>lfde ftuk rjvert,<br />

of die mén benijd, cn die juist wégeiïs de<strong>ze</strong><br />

<strong>ze</strong>kere zaaS haaren Eö'-ihang heeft.<br />

Den uitflag geeft derhalve de menigte' vin 9


s sg HOOGMOED, WANGUNST, enz.<br />

lachgen, en een op die wij<strong>ze</strong> verongelukte<br />

fpotternij is bijna fmerteüjker, dan een icherts,<br />

die men <strong>ze</strong>lve gekreegen beeft.<br />

Terwijl men alle woorden der anderen aanvalt,<br />

en 'er iets befchaamend of belachgelïjk van<br />

zoekt te. maaken, ja <strong>ze</strong>lfs wel vooraf Viïïoria<br />

roept, zo geeft de Dame <strong>ze</strong>lve, of wat haar<br />

dient, een goed of verkeerd repliek; nu berst<br />

de ganfche aanhang met een geweldig lachgen<br />

uit, en wat men ook nog <strong>ze</strong>ggen kan en wil,<br />

men word overbluft, en trekt met verlies<br />

terug.<br />

Zoo dit vernederend is, dan is het volkomen<br />

ftilzwijgen van het ge<strong>ze</strong>lfchap op zulk<br />

eene fcherpe en ftekelagtige reden beftraffend;<br />

men heeft de dciicafèsfe van het ganfche ge<strong>ze</strong>lfchap<br />

beledigd; men heeft de befte perzoon<br />

aangetast, wier hoogagting <strong>ze</strong>lfs, door de ver.<br />

dediging omtrent zulk eene wanvceglijkheid,<br />

iets verlie<strong>ze</strong>n zoude; of men heeft met haar<br />

ongeluk den fpot gedreeven; of men is, door<br />

zijne geftadige gal- uitbraaking, voorlang alreeds<br />

bij allen zo walglijk en haatelijk geworden,<br />

dat men geenzins waardig geagt word, noch befpot,<br />

noch wederlegd te worden.<br />

1<br />

Goede lesfen ter verbeteringe! Doch<br />

de<strong>ze</strong> is ten eenemaal onmogelijk, daar waar<br />

mes


HOOGMOED, WANGUNST, enz.<br />

men zijne eigeüefde alleen, nog kommerlijk<br />

voed met de fcherpfle veragtinge van anderen.,<br />

en woedende van honger word.<br />

Met eene afwe<strong>ze</strong>nde den fpot te drijven<br />

brengt, <strong>ze</strong>lden, de gehoopte werking voort.<br />

Eene jonge, vlugge Juffer beledigt dair door<br />

de Ouderen, die het oordeel voor zig willen<br />

behouden, en met tegenzin verbaasd flaan,<br />

wanneer zij iemand, te vroeg, in de<strong>ze</strong> kunst<br />

bedreeven vinden. De oude en haatelijke<br />

worden daar door onverdraagelijk.<br />

Eene bejaarde vrouw in het gezêlfchip flnafe<br />

op, om eene jonge, nog onbekende perzoon<br />

af te beelden, die zij alleen gezien heeft, om<br />

het <strong>ze</strong>ggen van een Heer te weerleggen, die<br />

haar als beminnenswaardig befchreef; zij ftelt<br />

zig ten dien einde in een afzigtig, <strong>ze</strong>er trot-.<br />

<strong>ze</strong>nd pronkend poftuur, maakt grimatfen en<br />

trekkingen, en doet allerlei haatelijkheden aan<br />

haar zo zigtbaar worden, dat de geheele mei<br />

nigte der aanfehouwers agter haaren rug eenpaarig<br />

van oordeel is, dat de verfehijning van<br />

den kwaaden geest <strong>ze</strong>lve <strong>ze</strong>ker zo <strong>ze</strong>er niet<br />

kon verfchrikken.<br />

Men zoekt iemand zijne onverfchilligheid,<br />

veriigting en minteiling te kennen te geeven;,,<br />

dien men nogtans voor zo gewigtig houd,. dat;<br />

P 3 mer*


«3o .HOOGMOED , WANGUNSN' enz,<br />

. men geftadig aan hem denkt; waar men maai'<br />

kan , 't gefprek over hem doet gaan; na alle zijne<br />

handelingen ? na zijn blotij of zijne onheilen<br />

yemeemt, en een gcbeelen dag van hem<br />

zou kunren fpreeken, zonder moede te wor*<br />

den; dat is, men benijd hem-<br />

.Zekere aanzienelijke Dame heeft de vrouw<br />

yan * *, reeds lang, door haar veragtelijk gelaat,<br />

te verftaan gegeeven, dat <strong>ze</strong> maar een<br />

burgerlijke kennisfe is, en dat 'er ganfeh geene<br />

vergelijking tusfchen haar en zig plaats vinde;<br />

evenwel vernedert zig de Mevrouw, bij het<br />

laatfte gastmaal, naa 't getuigenis de<strong>ze</strong>r vrouwe<br />

bij eene andere, die 'er bericht van geeven<br />

kan, verftandig te vernoemen, en van<br />

daar verder tot de huislijke regeering de<strong>ze</strong>r gevaarlijke<br />

vrouw over te gaan, zo naauwkeurig,<br />

dat de gevraagde niet eens op alle de gewigtige<br />

vraagen een behoorlijk antwoord geeven<br />

kan.<br />

Eene vrouw, waarvan men niets verder kan<br />

<strong>ze</strong>ggen, dan dat <strong>ze</strong> grootfeh is, is zo gevaarlijk<br />

niet , en heeft den haat niet, dien eene<br />

<strong>ze</strong>er benijdende en bijtende allerwegen vindt.<br />

De eerfte is geheel ongevoelig omtrent dc<br />

waareld, die buiten haar is; haar geluk is, zij<br />

is werklijk zo groot, of haar gevoelen daarom-


HOOGMOED, WANGUNST, ens. 2%i<br />

omtrent zo gemeen, of haare gedagte» over<br />

de waarde en voorrechten zijn zo eenzijdig ,<br />

dat <strong>ze</strong> ten minften ter plaat<strong>ze</strong>, waar <strong>ze</strong> zig<br />

ophoudt, er in het geheel geene vink, die,<br />

bij haar te vergelijken ware; z.j is hovaardig<br />

in haare koets, of aan haar mans arm, of op<br />

den ftoel, zonder eenigen groet of compliment;<br />

de oegen zijn op één voorwerp geves.<br />

tigd, en de ziel fiuimert in haare eige grootte;<br />

veelen hebben haar <strong>ze</strong>lfs nog niet hooren fpreeken<br />

, al is het, dat <strong>ze</strong> <strong>ze</strong>lfs een uur lang in een<br />

ge<strong>ze</strong>lfchap tegen over haar zaten. Men wend<br />

'er daarom ook fpoedig aan, haar als een leevenloos<br />

bee :<br />

d aan te zien , waar voor men, uit<br />

een foort van devoote gewoonte, <strong>ze</strong>kerlijk met<br />

eenigen dwang, en daarom kaal genoeg, den<br />

hoed afneemen, of eene buiging moet maaken<br />

, zonder zig flegts eens te laaten voorftaan,<br />

iets meerder te hoopen of te wenfchen, zonder<br />

zig te verbeelden > met betrekking tot haar aan<br />

eenige vriend-of vijandfehap , jegens ons to<br />

denken; om dat men ver<strong>ze</strong>kerd is, dat <strong>ze</strong> ichier<br />

in 't geheel niet aan ons denke. *<br />

De laatfte is alleen van gedagte, dat niemand<br />

een grooter geluk waardig is, dan zij. Haare<br />

gedagten omtrent voorrechten en volkomenheden<br />

gaan verder; zij waardeert niet alleen fp-<br />

P 4 boor-


23& HOOGMOED , WANGUNST, enz.<br />

boorte of ftaat, of goederen, maar ookfchoonbeid,<br />

verftand, leevensraanier, belee<strong>ze</strong>nheid,<br />

enz. Zij wenfcht daarom alles in zig te verëenigen,<br />

zonder dat <strong>ze</strong> mogelijk van natuure, of<br />

door naarftigheid 't minst van dit alles hadt verkreegen;<br />

zij heeft daarom veel meerdere, met<br />

welke zij zig geftadig vergelijkt, en die <strong>ze</strong> benijdt;<br />

haare kamenier <strong>ze</strong>lve is 'er niet van uitgezonderd<br />

, wanneer men in dit meisje 't een of<br />

ander mogt waardeeren, ook de fraaije zangeres<br />

te Florence of Rome niet, <strong>ze</strong>lfs de betoverende<br />

Venus in de gaanderij niet, wanneer <strong>ze</strong> daarvan<br />

hoorde fpreeken.<br />

„ Wel! berst zij uit, en verraadt zig, 't zal<br />

,, evenwel nog worden bewaarheid , en haar<br />

„ zal evenwel nog wel ééne evenaaren."<br />

Dit geheele huis verdient haaren haat; want<br />

men bewonderd de fraaije meubilen in 't <strong>ze</strong>lve;<br />

en dat huisgezin <strong>ze</strong>lve; want daaromtrent roemd<br />

men op eene goede en verftandige opvoeding der<br />

kinderen;. en een. derde; want men fpreekt van<br />

de huishoudfter, als van eene <strong>ze</strong>er verftandige<br />

en liefderijke vrouw,<br />

Men kan <strong>ze</strong> aanftonds met een lint, met eene<br />

ftrik of een gqsp beledigen; zij ziet na alles;<br />

zij vraagt na alles, en, alles wat <strong>ze</strong> ziet of<br />

\ 0 0 ï t<br />

> ftcekt tot haare gevoelige krenking,<br />

in-


HOOGMOED, WANGUNST, enz. ^<br />

indien het beter is, of voor beter gehouden<br />

wordt, dan zij het heeft; dit alles maakt haar<br />

met zig ?elve en de waereld misnoegd; veroorzaakt<br />

haar <strong>ze</strong>lve flaapeloo<strong>ze</strong> nachten , huilen en<br />

klappertanden, en haaren man, de Hemel kome<br />

hem te hulp! onophoudelijke verwijten en<br />

waare dolhuisdagen.<br />

Wat wonder derhalve, wanneer dezulke daar<br />

voor eenige ftraf lijden, die door haare gcftalte<br />

en fchoonheid , door haar vermogen en welvaart,<br />

door haare aardigheid en bewondering,<br />

zuik een geweldig werkend vergift in haare aderen<br />

hebben uitgeftort, en deswegen, waar <strong>ze</strong><br />

maar kan, van haar vergiftig gebeetcn worden.<br />

Men bewonderd de wel gekoo<strong>ze</strong>, bevallige<br />

kleeding eencr afwee<strong>ze</strong>nde: j, 't is maar jam-<br />

5, mer, dat 'er een zo dom fchep<strong>ze</strong>l in fteekt ï'<br />

Men doet eene algemeen "erkende fchoonheid 't<br />

billijk recht: ,, zij zou nog fraajer zijn, zoo<br />

<strong>ze</strong> eene ziel hadt!" Men is verrukt over de uitmuntende<br />

tederheid van een jong paar : zij<br />

wenfehi, dat het maar lang moge duuren; voorde<br />

waereld kunne men wel veel <strong>ze</strong>ggen en doen,<br />

wat tog in der daad inwendig heel anders gefield<br />

ware.<br />

En nu nog een goed gedeelte vuiiaartige<br />

P.5 vreugd


2 3 4. HOOGMOED, WANGUNST, enz.<br />

vreugd over 't onheil van anderen, wanneer<br />

ons de Hemel aan zulke zondaars met meenigerlei<br />

huiskruis heeft gewroken, of <strong>ze</strong> eens eene<br />

onvoorzigtigheid begingen, waarover het ge*<br />

meen een groot geweid en leeven maakt:<br />

„ wel nu, dan zal het tog een beetje mee haar<br />

gedaan zijn; tot nu toe heeft haar immers geene<br />

eerlijke vrouw kunnen evenaaren: neen-,<br />

ik moet er in de daad om lachgen, enz." Waar<br />

zulk eene Harpij haare vuiligheid op S. V. uit»<br />

ftort,* daar gebruikt men, dikwijls, als <strong>ze</strong>kere<br />

braave mannen, 't huisrecht, en waarfchouwd,<br />

boven dat, nog de geheele waereld voor den<br />

vuilen vogel, die niemand zijnen goeden beet<br />

met rust verteeren laat.<br />

Men fchrikt, om haar in een ge<strong>ze</strong>lfchap aan<br />

te treffen, alreeds bij ondervinding overtuigd,<br />

dat men eenige fijne uitvallen haarer foort moet<br />

verdraagen of beftraffen.<br />

Haar het bezoek te geeven, is, zoo niet<br />

nik - .. _<br />

even zo gevaarlijk, nogtans langwijlig en ver.<br />

veelend; want <strong>ze</strong> is Niobe, en men zal zulk<br />

een geluk uitdrukkelijk moeten bewonderen,<br />

of als een verftokte domkop worden behandeld.<br />

Alles.wordt 'er, als in eene Toverlantaarn t<br />

voor den dag gehaald en vertoond; Ferdinant-<br />

P


HOOGMOED, WANGUNST, enz. 235<br />

ie moet zijne Latijnfche woorden op<strong>ze</strong>ggen ,<br />

en in het Franfch foraake&jfc eeten , en eene<br />

aangenaame nachtrust wenfchen, en op de gezondheid<br />

van Mama drinken, en Jantje moet<br />

de fabel van den Leeuw en de Muis opfnijden,<br />

en Fytje zonder liefde en zonder wijn op 't Ciavercimpel<br />

fpeelen, en daarbij dingen, en dan<br />

met Ceetje een menuet dan<strong>ze</strong>n.<br />

Dan wordende Liefjes, om hunnen lof in te<br />

oogftcn, de één naa den anderen op de fchoot<br />

genomen en getroeteld, of op ftoelen aan tafel<br />

ge<strong>ze</strong>t, en met banket of wijn gevoerd, en dit<br />

alles gepaard met een breedvoerig verhaal van<br />

hun verftand en overige bekwaamheden, hunnen<br />

goeden inborst en fterke bijlagen van reeds<br />

gegeeven voorbeelden, zo dat men reeds <strong>ze</strong>er<br />

veel tot hunne ontfchuldiging zal kunnen <strong>ze</strong>ggen,<br />

wanneer al de een of ander, door zijne ongeregeldheden<br />

, eene Dame wat koften, of het<br />

ganfche ge<strong>ze</strong>lfchap fchrik mogt aanjaagen.<br />

Meer had men eigenlijk niet nooclig, om te<br />

mishaagen; maar 'er karnen nog, menigmaal,<br />

veele andere dingen bij.<br />

Men toond zig aan de gaften in een ftaat,<br />

waarbij niemand zal haaien; doet alles met een<br />

veriigtend gelaat; heeft men een' Bedienden;<br />

dan toont men, dat men hem heeft, cn <strong>ze</strong>t<br />

den


aj6 HOOGMOED, WANGUNST, enz.<br />

den kae*el in een hoek; heeft men eene Equipagie<br />

, dan fpreekt men van haar , en geeft<br />

de bevelen aan den kofitfier overluid, en wel<br />

verfcheide maaien ; roept Frederick, en bekijft<br />

Clara , en laat Maricmm 't een of ander <strong>ze</strong>ggen<br />

, ten einde de gasten , welke te voet gekomen<br />

zijn , en die flegts eenen bedienden<br />

hebben , wel bedenken mogen, hoe te vreden<br />

men zijn ! kunne , wanneer God iemand in zulke<br />

omftandighedcn gefield heeft.<br />

Men heeft de fpraak alleen ; laat niemand<br />

zijn geval uic vertellen , maar fielt 'er een<br />

van de zijne voor die falie <strong>ze</strong>ker veel gewigtiger<br />

zijn ; men weet gevo'gelijk ligtelijk te<br />

pas te brengen , hoe vriendelijk ons zijne<br />

Hoog-en Doorluchtigheid lieten groeten, of<br />

<strong>ze</strong>er gemeenzaam met ons praatten ; hoe men<br />

over geringe lieden hartelijk moet lachgen; men<br />

field breedvoerig voor , wie de Heer Vader<br />

of Heer Grootvader van de<strong>ze</strong>n , of geenen<br />

zijn , of waren , en hoe <strong>ze</strong>er men zig vernederd<br />

hebbe, door dit of dat huwelijk.<br />

En wanneer dan de. Heer Gemaal die Glorie<br />

eenigzins wil tegenfpreeken, en meent/dat<br />

het zo erg niet is , dat het maar zo en zo<br />

zij of zij anders in haare haatelijke zijden, eenigermaate<br />

bloot worde, —- dan moest iemand<br />

de


HOOGMOED, WANGUNST, enz. 237<br />

de gebaarden zien, waarmede hij voort geftraft J<br />

of, aan een zijde getrokken nog veel zwaarder<br />

fententie hooren moet.<br />

Waar zulke gaaven worden gevonden als wij<br />

<strong>ze</strong> tot dus verre hebben opgegeeven ; daar<br />

kan men op veele andere dingen ftaat maaken<br />

die anders, gewoonlijk onder het .Gemeen alleen<br />

in gebruik zijn; gcfcbülen om den rang, kwestie<br />

, geraas over tafel en bij het dan<strong>ze</strong>n opvliegen<br />

, huilen en Ich'impen.<br />

Denk maar eens, verhaalt Mevrouw Naps ,<br />

des Schepens vrouw, van eene.andere, over<br />

welke men reeds een tijd lang heeft gefproken,<br />

toen we de laatfte maal,bij * * te gast war<br />

e n 5 _ God vergeef me de zonde, 't<br />

is wel een beu<strong>ze</strong>ling, maar het moeide<br />

mij egter geweldig , ik kan het u niet <strong>ze</strong>ggen<br />

, toen wierdt dat. domme fchep<strong>ze</strong>l nog<br />

voor mij bediend. „ Wanneer men nu bedenkt<br />

, dat haar man dit jaar in de regering<br />

is; dan wordt de klagt alleszins gewigtig. —<br />

Op het Ball, waarop zig de geringe Adel<br />

met de burgerij verëenigt, wenkt de Freule * *<br />

haaren Jonker om de burgerpaaren voorbij te<br />

gaan ; daar door word de best Angloife bedorven<br />

, en de Mufikanten kunnen, voor eerst,<br />

hunne ftrijkftokken nederleggen, of op de<br />

fna-


HOOGMOED, WANGUNST, enz.<br />

fnaaren knippen, om dat geene Juffer aan<br />

den dans wêer wil , en de Heeren zig eerst<br />

onderling moeten bevredigen. •<br />

Heerlijke , gewenschte vreugd op Heer<br />

Joostem bruiloft dag! de Partijen fmaaken den<br />

Gasten in het algemeen brj uitftek , en den<br />

Heeren mondt inzonderheid de deli.caate<br />

wijn , even als allen de fraaje gedichten <strong>ze</strong>er<br />

behaagen , ter Eere van het bruilofcs paar gemaakt<br />

, en het ge<strong>ze</strong>lfchap .is uitermaate vrolijk,<br />

tot dat 't is, of 'er de Duivel,<br />

altoos meefpeclde, —•— de beide moeders»<br />

die zig reeds lang met dë oogen van liefde heb-'<br />

ben aangezien , ais klepel en klok vinnig aan<br />

elkander raafcen.<br />

De beledigde fpringt op, fmijt den ftoel<br />

weg , en mes en vork op tafel, weent fterk<br />

agter den voorgehouden doek , en loopt eindelijk<br />

met een bekreeten aangezigt en onverftaanbaare<br />

klagren en verwenfchingen in de keuken<br />

onder alle dienftboden.<br />

Men fpringt van vier zijden op , om zé te<br />

troosten , en terug te brengen, maar alles te<br />

Vergeefs.<br />

De Brir'd trekt de partij van haare moeder;<br />

vier vriendinnen haar ten ge<strong>ze</strong>lfchap mede, en<br />

nu huilt of vlugt alles , loopt rond , of ftaat in<br />

ee-


HOOGMOED, WANGUNST, enz.<br />

eenen kring bij malkan deren , uitgenomen de<br />

goede Bruidegom , die de Neutraliteit voor<br />

't veiligst houdt, en de op tafel ge<strong>ze</strong>tte Forellen<br />

eeten wil, - terwijl <strong>ze</strong> nog warm zijn ,<br />

behoudende tot ge<strong>ze</strong>lfchap alleen nog twee'<br />

cude Heeren die mede van gevoelen zijn, dat<br />

vrede voede, maar tweedragt verwoeste.<br />

Van veele andere weet men reeds, dat men<br />

<strong>ze</strong> nooit te gelijk noodigen moet, zal men<br />

met fmaak eeten en drinken : Zij hebben zig<br />

elders eens den oorlog openlijk aangekondigd;<br />

en het is waereld!.und :<br />

g geworden.<br />

Heeft men misfehien uit onkunde, daaromtrent<br />

gedwaald ; of komen <strong>ze</strong> eens bij geval<br />

znmen ; dan is 't gefprek , <strong>ze</strong>lfs voor de infchikkeüjkfte<br />

ziel, lastig en verveelend.<br />

De eene zal niet lachgen , wanneer 'er de<br />

andere de fterkfte gelegenheid toe vindt, niet'<br />

bewonderen , niet prij<strong>ze</strong>n , niet beklaagen ,<br />

wanneer het de andere doet ; wanneer geene<br />

van haare hui<strong>ze</strong>lijke zaaken en kinderen fpreekt,<br />

dan zal dée<strong>ze</strong> uit het venfter kijken , of met<br />

den houd fpeelen ; wanneer men met de<strong>ze</strong><br />

fchertst, dan zal geene hoesten of fnuiten ,<br />

wanneer men beide aan fpreekt , dan zal de<br />

eene zwijgen, de oogen neder flaan, of van<br />

ter


2 4 0 HOOGMOED, WANGUNST, enz.<br />

ter zijde zien , tot dat <strong>ze</strong> in het bijzonder aangefproken<br />

wordt.<br />

Dat twee trotfche mannen, huune oude<br />

kweftie moede, zig formeel verzoenden, dat<br />

de één luid en voor de vuift <strong>ze</strong>ide, ik heb mis<br />

gehad, en de ander even zo oprecht antwoordde,<br />

zwijg flegts, het is al vergeeven, daarvan<br />

mag men alleszins <strong>ze</strong>lfs eenige voorbeelden in<br />

zijn leeven kunnen bijbrengen; maar onder<br />

vrouwsperzooncn twijfel ik, of men zal kunnen<br />

ftaande houden , dit <strong>ze</strong>lfs maar ooit gehoord<br />

te hebben, dit <strong>ze</strong>lfs alleen van hooren<br />

<strong>ze</strong>gden te kunnen bewij<strong>ze</strong>n.<br />

Ik heb bedelaarfters gekend, die voor haare<br />

vijandinnen in 't ftuk van glorie, met welke zij,<br />

voorde<strong>ze</strong>n, om ftrijd hadden geftreeden, elkander<br />

in 't vaarwater zaten, of met veragting nederfpuwden,<br />

zo dra <strong>ze</strong> haar zagen; ik heb gezien,<br />

dat het laatfte geld, dat <strong>ze</strong> op een rijk<br />

pand of voor een verkogt ftuk lands ontfingeni<br />

befteed wierd, alleen om de partij nog eens met<br />

vollen luifter onder de oogen te zien.<br />

Het eenige, wat wel geene formeele verzoening,<br />

maar nogtans eenige herëeniging ligtst<br />

bewerkt, is, wanneer er eene derde is, die <strong>ze</strong><br />

beide veragt.<br />

De


HOOGMOED, WANGUNST, enz.<br />

De ééne partij laat, bij geval, in een ge<strong>ze</strong>lfchap<br />

zijne kiagten daarover hooren; de andere,<br />

hoe vel men haar niet regtftreeksch aanfprak,<br />

gee^t haar gelijk; men flaatde oogen hu, voor<br />

de eerfte maal , wêer tegen malkander op,<br />

word tegen elkander vrij en infchikkelijk. Nooit<br />

hadt 'er een gelukfciger gefprek op de baan kunnen<br />

gebragt worden; misfchién dar. men zig<br />

morgen rèeds bij elkander laat aandienen, orri<br />

van de zaak verder té fpreeken.<br />

Zo menigmaal als wij van ons geluk droomén,<br />

denken' wij teffens aan on<strong>ze</strong> vijanden en veragters;<br />

men dagt lang genoeg te vooren, hoe men<br />

hen wilde vernederen , en bij alle wijsheid<br />

behoord er evenwel noch veel toe, om té<br />

ontdekken hoe men zijné wraak zal oefeheri.<br />

,<br />

Eene Juffer, die bij haare fierheid, éenigeri<br />

tijd veragung meent geleéden te hebben, is'<br />

ènverza'rielijk in haaren triumph, wanneer haar<br />

geluk, 't uur eener genoegelijke wraak voor<br />

fiaar fchijrit gekomen té zijn.<br />

Zij dwingt haaren vrijer, door <strong>ze</strong>kére flraatèn<br />

en juist voorbij <strong>ze</strong>keré nui<strong>ze</strong>n met haar<br />

te gaan, die <strong>ze</strong>, wegens een' vee! naderen<br />

weg, wel hadden kunnen vooibijgaan ; juist<br />

tlan wórdt zij mét hém 't gemeenzaamst; én<br />

& DEEL. 0 h#


2 4£ HOOGMOED, WANGUNST, enz.<br />

hij kan haare caresfen niet weigeren; zij heeft<br />

'er hem toe genoodzaakt. Of op eenen anderen<br />

tijd laat zij de gla<strong>ze</strong>n van de koets neder,<br />

en ziet met een vf^agtelijk oog op allen, dis<br />

<strong>ze</strong> meent te moeten ftraffen; bezoekt nu Komedien<br />

en wandelwegen naarftig, die <strong>ze</strong> te<br />

vooren in haare eenzaamheid onbezogt liet ;<br />

lacht, in 't voorbijgaan over <strong>ze</strong>kere perzoo.<br />

nen overluid, wel niet altijd over hen, maar<br />

nogtans wegens hen, op dat <strong>ze</strong> ten minften<br />

haare wraak daar uit vermoeden, en berouw<br />

van haare zonden hebben zouden; hij mag niet<br />

groeten, want zij groet niet. •<br />

Met één woord, zij doet alles, om te tponen,<br />

dat het nu ook haare beurt is, om gunst<br />

uit te deelen en te weigeren, en ik raade elk<br />

eene, die het aangaat, zig liever eenige dagen<br />

fchuil te houden, tot dat dit gelukkig paar de<br />

Stad heeft verlaaten, wanneer de Vrijer , het<br />

welk haare trotsheid vergroot, uit verre landen<br />

•Zijn mogt. s<br />

Men moest bij jonge Juffers eerder vriendfchap<br />

en zufterlijke liefde vermoeden, dan bij<br />

oudere en bejaarde; men ziet ten minften, hoe<br />

<strong>ze</strong> zig in de gemeenzaame verkeering aanvatten,<br />

als onverduldig elkander opzoeken, wanneer <strong>ze</strong><br />

zig vinden, liefderijk omhel<strong>ze</strong>n, en zo zamen<br />

lee-


HOOGMOED, WANGUNST, enz,<br />

Je'even. Mnar veele honds ik eenigzins verdagt,<br />

en men zal 'er mij zo terftond niet zonder kwaade<br />

verwijten van af brengen, zoo men de moeite<br />

doen wil, het gemaakte, de angstvallige;<br />

pooging zulker fchouwfpclen, en de zo blijkbaar<br />

bewondering zoekende oegen dier fraaje Actri»<br />

een daarbij meer van nabij te befchouwen.<br />

Men kan naamlijk in ge<strong>ze</strong>lfchap beter handé-'<br />

len, dan Voor zig <strong>ze</strong>lve; alles krijgt hier meer<br />

leeven én uitfteekendheid; men kan metdefterü<br />

ên de handen fpreeken; men verkoopt daar<br />

geeftige flagen, vernuft en raifennement overluid,<br />

en veild den voorbijgangers zijn Karacter<br />

tot een billijken prijs. «—»<br />

Met één woord, vriendinnen brengen vrienden.<br />

Jammer is het, dat de<strong>ze</strong> laatfte de eerfte'<br />

gemeenlijk verdringen, en dat de gelukkige<br />

nimphen eikander haare Chooren leeren betwiflen.<br />

De vrouwen hullen zig gaarne in den mantel<br />

der eere van haare mannen, al ware de<strong>ze</strong> ook<br />

nog zo klein en armhartig, dat hij ter nauwer<br />

nood in ftaat was hem <strong>ze</strong>iven de noodige dienften<br />

te doen, dat is, zij fpreeken gaarne van de<br />

ampten i waardigheden, eere aanbrengende'<br />

werken en bezigheden hunner mannen bij zul-<br />

Q 2 • tem


244 HOOGMOED, WANGClfST, enz.<br />

ken, die op zodanig iets van de hunne niét<br />

kunnen roemen.<br />

Des Burgermeeftcs Vrouw Zal nimmer nalasten,<br />

bij haar ge<strong>ze</strong>lfchap menigmaal te herhaaen,<br />

dat haar man nog op 't Stadhuis is; dat<br />

daar <strong>ze</strong>ker eene gewigcige zaak moet worden<br />

verhandeld, om dat hij zolang wegblijft, en dat<br />

fle goede man van 's morgens vroeg tot 's avonds<br />

laat geene rust hebbe. Eene andere, Wier man<br />

Notaris en Procureur is, fpreekt van geheele<br />

kaften, tafels en ftoelen van Aften, waar tusfchen<br />

hij als ten eenemaal verfchanst zitr.e, van<br />

's mans nagtbtaaken en andere gevaarlijkheden,<br />

dat natuurlijk tot zaaken van 't uiterst belang<br />

doet befluiten. En de vrouw van eenen Autheur<br />

ontdekt haar mans zonden, wanneer zij<br />

<strong>ze</strong>lfs verborgen moeften blijven: „ mijn lief,<br />

„ <strong>ze</strong>gt <strong>ze</strong>, 't was juist, toen gij uw laatfte<br />

„ werk uitgaaft."<br />

En oordeel over 't gewigt Van de bezigheden .<br />

hunner egtgenooten: de één vindt op 't Stad*<br />

huis zijn befte rust, den anderen worden de Acten<br />

flegts pro forma t'huis gezonden; en de<br />

derde heeft, ten behoeve der boter-ver<strong>ze</strong>ndingen,<br />

een ding van drie bladen groot, en detail<br />

laaten drukken.<br />

Me-


HOOGMOED, WANGUNST, enz. 24$<br />

Menige vrouwen zijn zo <strong>ze</strong>er met haar<br />

voorigë verblijf , haare voorige verkeering en<br />

viiendinnen ingenomen, dat <strong>ze</strong> deswegen 'er<br />

in 't geheel geene aan de tegenwoordige plaats<br />

kunnen vinden ; of de burgervrouwen noemen<br />

bij haars gelijke , de Conduiten des Adels,<br />

zo uitfluitender wij<strong>ze</strong> dat men zig moet<br />

verwonderen , hoe weinig men, dikwijls -, de<br />

zijne Sexe zo eigen Delicatesfe heeft afgeleerd»<br />

welk zig nogtan6 zo duidelijk toont, en zulks<br />

niet ongetëraft laat.<br />

De fcbadelijkfte alleenhandel, die eene vrouw,<br />

ter vernedcringe van andere, kan drijven, is<br />

Geleerdheid , zo lang als zij naamlijk al het<br />

overige nog niet geheel geftaakt, en met haare<br />

Sexe nog eenige gemeenfehap heest.<br />

Alle die bij haare diepzinnige gefprekken<br />

moeten verftommen , wanneer <strong>ze</strong> gewigtigo<br />

boeken en Geleerden beoordeelt , de laatfte*<br />

artikels uit de geleerde nieuwspapieren nog<br />

verfch en warm opfnijdt, met haar of een<br />

ander man over een' naam of eene fprcekwij<strong>ze</strong><br />

zintwist , boek en kapittel aanhaalt ,<br />

waar zij het laatst heeft gelee<strong>ze</strong>n , of haar<br />

Geheugen aan eene Periode of eenen Paragraaf<br />

fchemt, alie , die hier bij tegenswoordig zijn,<br />

en door het vertoon haarer geleerdheid moeien<br />

vernederd worden, fchreeuwen wraak. Mta,


246 HOOGMOED, WANGUNST, enz.<br />

Men geeve 't hart de<strong>ze</strong>r laatften lugt, dag<br />

is , men helpe haar tot een vrij oordeel over<br />

de<strong>ze</strong> vrouw ; dan zal men hooren , hoe weinig<br />

zulk UTtgeftroöid zaad van eere in haar hart<br />

is opgegaan , en hoe daarentegen eene menig»<br />

te van kleine fpotternijen daar uit zijn opgegroeid,<br />

die <strong>ze</strong> voor zulke verveelende uttfei*<br />

fèhadeföos houden , wanneer z ;<br />

j gatègehheid<br />

hebben &m <strong>ze</strong> te mogen uiten.<br />

Wee baar , die met dit pronkftuk verkeerd<br />

praalt, en van Welke men <strong>ze</strong>ggen kan , dat <strong>ze</strong><br />

niet verftaat, wat <strong>ze</strong> <strong>ze</strong>gt! zij word gevieren?<br />

deeld, verfcheurd, en allerwegen heen gezonden;<br />

honderde ge<strong>ze</strong>lfchappen onderhouden zig<br />

met haare verfierfeien'; men lacbt luidkeels t<br />

wanneer 't iemand onderneemt, om haaïfpteêir<br />

kende in te voeren.<br />

Zelfs zijne voorrangen in het huishouden met<br />

op<strong>ze</strong>t te toonen ; even als Croefus zijn ge<strong>ze</strong>lfchap<br />

, uit eige bewteging, door alle provifie -<br />

kamers heen leiden, en aan haare deuren zuinig,<br />

heid, overleg en voorzienigheid in zijn voorbeeld<br />

preeken , is niet altoos 't blijk van deugd van<br />

nut en voordeel. — De Titel eener wij<strong>ze</strong><br />

vrouw is belgend en ftoctend.<br />

In 't kort: wanneer wij ons 't meest behaagen<br />

,| in digt voor het licht te zijn; dan moet men<br />

bedenken , da* men anderen fchaduw maake.<br />

STUURS-


S Tü U R S H E I D ,<br />

Lweejerij, voorbereiding tot het huwelijk.<br />

247<br />

Jj)'- verbeelding bedriegt Wij<strong>ze</strong>n cn Dwaa„<br />

2 e n # — Waarom ook niet een jong fchep<strong>ze</strong>l,<br />

het welke zich , van 't eerfte gebruik zijner<br />

ooren af, door allerlei vleijerijen der Ouderen<br />

geftreeld en geliefkoosd vindt ; dat het<br />

Troetelkind van Oom en Tante; was ; door<br />

het welke, om dat men 't Wicht niets weigeren<br />

raeg^ , de dienstboden , cn wie anders<br />

noch iets begeerde, den <strong>ze</strong>kerfren weg tot het<br />

hart van mijn Heer en Mevrouw vond ; ja ,<br />

even als 't Mariabeeld in haaren Bijbel , den<br />

fchoonen fraajen bruidegom voor zij ren geest<br />

doet zweeren, cn nu in haar <strong>ze</strong>stiende jaar %<br />

den Spiegel cn de Romans , in allen haaren<br />

ledigen tijd, tot eenige beftierders heeft..<br />

Kier moet de verbeelding werkzaam zijn,<br />

of het gaat niet als 't behoort.<br />

Thans ftaa ik in de voorzaal van één'<br />

mijner Bekenden: — luister! wie fpreekt hier?<br />

wie memorifeert 'er ? „ Wanneer dan uw<br />

voet in de<strong>ze</strong> gewesten doolt , niet wetende ,<br />

Q^4 ckt?


248 STUURSHEID, enz.<br />

dat uw Arnöldus , onder de<strong>ze</strong>n heuvel, deq<br />

doodsflaap Oaapt, - dan «weeve mijn geest<br />

voor u, en beademe u toe , gelijk als de<br />

Gccs.cn adelen, — doe; frat hij in zijn leeven<br />

deedt, en zógte i-oor u — gij voele het,<br />

en <strong>ze</strong>gge : dat ü Arnoldus Geest, en<br />

zoek dan dén ücen.die u den naam <strong>ze</strong>gge.<br />

Ci<br />

i ïoekt w vergeefs, hij <strong>ze</strong>gt hem u ntet«weg<br />

v o o r e e u w,g vveg ; is zijne gedagtems<br />

onder de leerenden , maar de roos waasfemt<br />

u dan vm zijn g -af te gemoet, die ieere<br />

u, dat hij voor Kofalinde ftierf, de eenige<br />

onder de fterveln gen , de aanbidding voor<br />

hem in het.<br />

~ ;» Jammer, <strong>ze</strong>er jammer is 't, dat<br />

de moeder mij hier nu juist verrest:" ach!<br />

gij verwondert u naar gedachten ? — 't is<br />

mijne dochter. Ja , (terwijl de moeder de<br />

deur van een ander vertrek voor mij ontfluit,)<br />

daar is d ;<br />

e nu vohïrekt niet van af te brengen<br />

; niets in de waereld kan haar aandoen ,<br />

daar zit <strong>ze</strong> den ganfehen dag met de oogen<br />

in de boeken , ik <strong>ze</strong>g merigma d — ik <strong>ze</strong>g ,<br />

hoe is 't toch mogelijk, Caroüntje ? Zeg ik,<br />

maar, om dat het dus haar eenigst vermaak<br />

is, zo willen wij 'er haar ook niet van afhouden.<br />

En , wanneer het dan zo iets is,<br />

als


S E U U R S H E I D , enz.<br />

249<br />

als men thans fchrjfr., daar kan zij wel acht<br />

da.en naa malkander aan bikken , en ziet 'er<br />

uit als een Geest, en weent, zo, dat haar<br />

de aarde moge antwoorden."<br />

Terwijl ik mijne geringe gedachten, bij het<br />

ophaalen der fchouderen , vo^rdraagen wil,<br />

treed Carolintje met rood bekfeeten oogen<br />

en een natten zakdoek <strong>ze</strong>lve in on<strong>ze</strong> kamer,<br />

valt haare moeder om den hals , en fnikt het<br />

uit: „ ach! moedertje, moederlief! bedenk<br />

maar cehs, ach ! hij fteekt zich ten laatften,<br />

aan 't flot noch dood , en daar begraaft hem<br />

zijn vriend Ferdinandus , en dan komt zij, en<br />

fterft ook daar, ach i 't is niet om uit te<br />

ftaan ."<br />

„ Nu , ftel u toch maar gerust , 't is immers<br />

maar een boek , zi t! ••'.'a ir is Heer * *." -<br />

Maar, ik arme bloed, bij zulk eenen gleed<br />

van allerlei vuin.ge driften , heb dan liefst met<br />

niets te doen ; zij wendt ha^re natte oogen<br />

van ons af, en h sast zich weer na de cerite<br />

bron van haare traanen. —<br />

Carolintje is we<strong>ze</strong>nlijK fraai], de eenige erfgenaam<br />

van groote goederen , en ja en neen<br />

hangt eenigiijk van haar af, maar de keu<strong>ze</strong> is<br />

in haar hart alreeds gemaakt.<br />

Heer Quious , aliereerst van de Academie<br />

Q. 5 ko-


2 5 0 S T U U R S H E I D , enz.<br />

komend , een Gek, die even als Amoldus<br />

praat, een Dichter in folio, die met de vuist<br />

op de borst flaat, en ver<strong>ze</strong>kert, dat her. met<br />

den dolk volmaakt op de<strong>ze</strong>lfde wij<strong>ze</strong> zal gaan,<br />

en uit hoofde van het gevoel van des<strong>ze</strong>ifs<br />

kragtig vuur reeds vrijheid heeft gekreegen,<br />

om aan haare zijde, zig met onderlinge gelijkheid<br />

van zoortgelijke gevoelens te mogen'<br />

vex^maken.<br />

Doch de voltrekking mogt <strong>ze</strong>kerlijk noch<br />

wat verre afzijn ; want Heer Quïbus heeft,<br />

buiten zulke praatjes en traanen-ftorting, niet<br />

veel letteren gekaauwd, weike hem fchjelijk,<br />

aan een voordeelig ampt konden he'pen, en,<br />

wat anders nog aan Eere en Titels helpt , dat<br />

ontbreekt hem mede geheel.<br />

Inmiddels dienen zulke belei<strong>ze</strong>ls , menigmaal<br />

, om den verliefden den tijd lang met<br />

genoegen te fpeelen, en men begint zig, raenigwerf,<br />

niet eer te fchaamen, voor dat zich<br />

anderen over ons fchaamen.<br />

Onder dui<strong>ze</strong>nde voorbeelden aan dit foort<br />

flegts een eenig , om eik een' aan te <strong>ze</strong>tten,<br />

de geene, die hij <strong>ze</strong>lf beleefd heeft 'er bij te<br />

voegen.<br />

Een jong meisje, tugt- en eerlievend, maar<br />

volkomen bedreeven in de taal der Romans,<br />

zogt


S T U U R S H E I D , enz.<br />

zogt onder de jongmans haarer ftad , te vergeefs<br />

, na eenen , die in die taal en zo fprak,<br />

gelijk zij het gelee<strong>ze</strong>n hadt.<br />

Alle de jonge Heeren , en vooral de geenen,<br />

wien zij behaagde , welge<strong>ze</strong>ten kooplie^<br />

den , brsavc Huishouders, enz. vergrepen zich<br />

daarin, dat <strong>ze</strong> vaak met vader en moeder den<br />

handel begonnen , en noch niet eens gezugt,<br />

geweend en geknield hadden , voor dat <strong>ze</strong><br />

bij haar van een huwelijk ipraken.<br />

Eindelijk kwaa zulk een Saletjonker aangevlogen<br />

, die juist naar genoegen fnorde,<br />

en, voor dat hij haar aanfpreeken mogt, reeds<br />

tweemaal op de groote brug geftann hadt, om<br />

haarent Wille iets gedenkwaardigs te doen.<br />

De<strong>ze</strong> was het, maar, dewijl dit mannetje zijn<br />

Ecltaan in 't vaderland niet vondt, zn wordt<br />

befiooten, zijn fortuin in verre landen to zoeken<br />

, en. in een anders dienst het verdere af<br />

te wagten. i<br />

Men floot het laatst verbond in 't bijzijn<br />

van de zilver bleeke maan , onder een heiligen<br />

boom, en zwoer, dat *cr de ftarren van<br />

tintelden ; en nu ging het heen.<br />

In den beginne ging het juist, als het zijn<br />

moest, en gelijk zij hadt gelee<strong>ze</strong>n ; zij fprak<br />

met de maan en met den goeden boom; en<br />

hij


a 5 2 STUURSHEID, e:iz.<br />

hij kirde in alle zijne brieven , klaagde de<br />

waereld aan , die bij veïdienften blind was,<br />

en was bij 't flor. altoos, — tot dat de nacht<br />

des grafs bedekte, — de haare.<br />

Allengs wierden de<strong>ze</strong> Hemelfche brieven minder<br />

, en eindelijk hielden <strong>ze</strong> geheel op. Het<br />

goede meisje betaalde voor de haare altoos<br />

dubbeld , want zij kwamen geftadig weer terug<br />

; zij ondervondt nu weldra dat zij door<br />

geenerlei uitzicht van nieuwe hoop zich tegen<br />

de fpotternljen der Joage<strong>ze</strong>llen en Vrij fters ,<br />

wreeken kon, en zij hoorde eerst in het laatfte<br />

jaar van haar uitgeteerd leeven , dat haar<br />

Phoebus, in een ver , heel ver land zijn fortuin<br />

door een huwelijk gemaakt, en daar dooreen<br />

fchooldienftje hadt gekreegen.<br />

Wanneer men van on<strong>ze</strong> ftad den rechten<br />

weg noord-oostwaarts neemt , komt men aan<br />

een voornaam dorp en eene ftreek , die op<br />

4e fpcciale kaart van ons land , wegers den<br />

aartigcn kerktoren van dat dprp, bijzonder<br />

fraaij getekend ftaan.<br />

Hier heeft de Edelman , die 'er zijn buitenplaats<br />

kort bij hadt liggen , een ongeluk<br />

met zijne oudfte Freule dochter beleeft.<br />

De Onderwij<strong>ze</strong>r, die *- «• -—<br />

fraaij kon voorlee<strong>ze</strong>n • • • • — —- het bloed<br />

bedorven,—; 'X


STUURSHEID, enz. 253<br />

'T is jammer van de goede Freule, zij fprak<br />

Wcrklijk zo, dit men het voort op 't papier<br />

had mogen brengen 5 haa -e brieven tastten<br />

het hart regt aan ; zij fleet met eenen brief<br />

wel twee dagen , maar dan voelde men ook ;<br />

wat men noch niet gevoeld had ; zij leerde het<br />

ganfche dorp bevinden , en <strong>ze</strong>lfs den Predikant<br />

, die haar voormaalige onderwij<strong>ze</strong>r was<br />

geweest, hadt <strong>ze</strong> zo verre bewoogeri , dat<br />

haar, weeklijks, zijne fchets voor de Zondagspreek<br />

overgaf, om'er den behoorlijken zwier<br />

in te verbeteren , als waaromtrent zij hem ,<br />

volgens zijne eige belijdenis, verre overtrof.<br />

Doch dezé alle ,<strong>ze</strong>gt men, behooren voor het<br />

gemeen der lee<strong>ze</strong>rs, en maaken deklasfenog niet<br />

alleen uit, daar zijn 'er menigen , die zich nog aan<br />

geen boeken hebpen misgreepen—Maarnogtans<br />

aan eenige andere harfenfehim ?—-Door wondervolle<br />

verhaalen en koddige voorbeelden worden<br />

zij <strong>ze</strong>elieden en dooiende Ridders , en op<br />

de<strong>ze</strong>lfde wij<strong>ze</strong> dweepige fchoonen en kribbige<br />

ftuurfchen.<br />

Wanneer de Mama in 't bijzijn haarer dochter<br />

noch met genoegen verhaalt, hoe zij haaren<br />

man, als vrijer in zijnen minnegloed, heb«<br />

be behandeld ; wat hij voor blijken van tederheid<br />

bewe<strong>ze</strong>n hebbe , en hoe zij hem daarënte-


254<br />

ST UURSHEID, er*<br />

tegen met veragting beloond hebbe ; welke<br />

uitftekende moeite hij om haar hebbe gedaan,<br />

en hoe hij eindelijk bijna wanhoopig ware geworden<br />

, zo dat zij ten laatften meelijden met<br />

hem gehad hebbe; dan bekruipt de jonge dochters<br />

een hartelijke lust, om te overwinnen ,<br />

even als den jongen Helden , wien een Oud<br />

zoldaat van Kosbach verhaat, alwaar alle dj<br />

Franfchen het op een loopen fielden.<br />

Men zweert, het zal 'er in 't geheel niet anders<br />

gaan, maar vroeg of laat ondervind men,<br />

dat het ten dien tijde anders moet geweest<br />

zijn dan nu, terwijl de eerste proeven gantsch<br />

niet gelukkig uitvallen. De fchuwc vrijers<br />

naderen met zagte treden , vraagen met een<br />

befcheiden gelaat acces , belooven trouwen<br />

dienst; maar , om dat <strong>ze</strong> niet geheel gevoelloos<br />

zijn omtrent de eige Waarde , zo is hen<br />

de<strong>ze</strong> noordpools-koude , die men hen gevoelen<br />

Iaat, veel te aandoenlijk zij gaan bedeest<br />

agter uit , en , welke kruipend gekskap<br />

, hier naderhand , ook gelukkiger moge<br />

ankeren , de eerfte zouden van een eerlijker<br />

gevolg geweest zijn, volgens het oude fpreekwoord:<br />

goedkoop is duurkoop.<br />

Wat bij den éénen recht is, is bij den an­<br />

deren billijk ; maar 'er kunnen nogtans zo<br />

vee-


STUURSHEID, enz. 255<br />

veels omftandigheien zijn , die anderen<br />

perfen , van die recht geredelijk af te zien ,<br />

althans , zoo het geluk hem niet verhaten<br />

zal.<br />

Lipje ziet , hoe Truitje haare oudfte zuster<br />

, mee haaren vrijer fpeelt; hoe haare eigenzinnigheid<br />

hem, aan haare zijde, nog veel<br />

vuuriger maakt, en haare fchoonheid den armen<br />

flaaf op allerleie wij<strong>ze</strong> toetst; zij neemt<br />

liet vast befluit , de hette der verdrukkingé ,<br />

ten eenige tijde, niet minder te maaken; maar<br />

de uitvoering mislukt; alle de Heeren blijven<br />

niet in dienst ; en de eerfte proef drijft hen<br />

alleen op de vlugt.<br />

Truitje was een fraaij meisje , Lijfje is het<br />

niet, wat <strong>ze</strong> ook daartegen moge inbrengen.<br />

De Heeren <strong>ze</strong>ggen 't immers duidelijk terwijl<br />

<strong>ze</strong> vlieden.<br />

In zulk een geval fteile men billijker prij<strong>ze</strong>n<br />

, dan vind men tog altoos koopers.<br />

Veelen beelden van't huwelijk lijken volkomen<br />

na <strong>ze</strong>kere fchilderftukken , waarbij men<br />

wel de fraaje verwen en de fijnheid van het<br />

penceel bewonderd, terwij! men hartelijk lacht,<br />

om dat men de waarheid en ?<br />

t geen gebruikelijk<br />

is, 'er ten eenemaal heeft uit het oog<br />

geftelt.<br />

Men


25Ö STUURSHEID, enz.<br />

Men wil daaromtrent zo en zo doen , ea<br />

dat zal dan zo en zo worden ; thans hsefr,<br />

men flegts ééne papegaai) , dan zal men 'er<br />

twee houden : thans kan men flegts twee uuréh<br />

, dagelijks , uitbreeken , om te lee<strong>ze</strong>n ,<br />

dan heeft men den ganfehen dag voor zig f<br />

tha^s kan men ter naauwer nood met het<br />

zakgeld uitkomen , dan zal men heel anders<br />

voor den dag kunnen komen.<br />

Maar mijn raad zou zijn, den vogel weg te<br />

geeven , de uüren nog , met ééne te verminderen<br />

, en van zakgeld nog wat te fpaaren<br />

; zulke vrijwillige offerhanden gaan dart<br />

veel onaangen.iamen dwang verre te boven.<br />

De rijkdom maakt ftug; dat metaal fchijnt<br />

zijne natuur aan fpieren en peè<strong>ze</strong>n mee tè<br />

deelen; men is keurig met zijne oogen, met<br />

zijne groeten , buigingen en antwoorden; e*<br />

ven eens als men, vervolgens, eens misfciien<br />

met iijn geld gierig zal zijn ; de vrijers worden<br />

flegts van verrè, en eeniglijk naar bet<br />

aanzien, gefchat, tn men kittelt zig alleszins<br />

, den eenen of den anderen , als<br />

te ligt te kunnen verwerpen , behaagt zig <strong>ze</strong>lve<br />

<strong>ze</strong>er , in zijne fpotternijen over de k!ee><br />

ding van den éénen , over 't ampt des andéren<br />

, en over de afkomst van den derden ,<br />

tot


S T U U R S H E I D, enz.<br />

tot dat de tijd , om. 'er een uitfcbot uit te<br />

maaken , ongemerkt verloopt.<br />

Hoe veele vrouwsperzoonen zijn 'er ? wien<br />

haar groot Goed, of wel groote fchoonheid,<br />

gedunrende haar Leeven , tot niets' verder<br />

diende, dan ora een groot fortuin te verwagren<br />

! hoe veele andere , dewelke s naa {dflt<br />

zij elk een' met fpot en hoon hebben behandeld<br />

, de daarop volgende ftil te gevaarlijk vinden<br />

, en dan met der haast toetasten ! dan<br />

valt de keu<strong>ze</strong> of op een kreupelen , of op<br />

een'.ouden., een' botterik, een' Gek. Dan<br />

word-het de beurt der verjaagden; zij verzamelen<br />

zich, om te lagehen, . ,<br />

'Er zijn vrouwsperzoonen , die het huwelijk<br />

als de groc tfEe Eer haarer fchoonheid ,,<br />

maar ook als het graf der<strong>ze</strong>lvc aanmerken: haar<br />

berouw , haare verwijten , haare traanen zijn<br />

yoor den man gewis; op dc onfchulcigfte wij<strong>ze</strong><br />

kan hij 'er toe komen. , ,<br />

Is 't mogelijk ? eene Equipapie ;<br />

eenige bedienden, een geringe Titel kan ,' me"<br />

nigmaal, de eenige groote gedagte zijn, die een.<br />

vrouwsperzoon koeftert ,• en voorlang zonder<br />

eenige werkzaame tegenworfte'irig gehad heeft».<br />

Redelijk gelukkig kan <strong>ze</strong> , .misfehien haarf,<br />

verbeelding nog verbergen; zij fchijnt sig'<br />

II.DEEU 8 &


2-g STUURSHEID, e«*.<br />

haar <strong>ze</strong>lve te fchaamen ; maar op het<br />

oogenbük , dat zulk eene glorie zig aan<br />

haar met een taamlijk overwigt van fchande<br />

aanbiedt, is 't haar niet mogelijk , te wederftaan<br />

Nu 5 zij is dan eindelijk verloofd, de verftandige<br />

, de vriendelijke, die de ganfche ftad<br />

onder de<strong>ze</strong>n naam eerde. Hoe ?<br />

waar ? — :<br />

wie is toch die gelukkige? —<br />

Daar komt hij aan rijden. —- Een postkoets?ja<br />

, dat is fraaij , ook al het tuig is uitfteekend<br />

; twee bedienden openen het poortier,<br />

om 'er hem uit te helpen. Ziet !<br />

Hemel ! welk een afzigtige vent , die men<br />

daar uit de koets licht ! waar is dan de kop?<br />

men ziet fchier niets, dan een romp , en een<br />

paar korte beerien , die in 't geheel niet deu-<br />

gen, om te gaan. En nu, hij is een<br />

zuiper , een fpéeler ; zij zal twee derde gedeelten<br />

van haar Goed moeten beftceden, om<br />

zijne fchulden te betaalen.<br />

Die vrijer is niet altoos alreeds gelukkig,<br />

die over één' of meerder medevrijers heeft<br />

ge<strong>ze</strong>gevierd , of welken de geheele ftad ver<strong>ze</strong>kerirge<br />

geeft, dat hij 'er geen' heeft gehad.<br />

Hij kan eene kamenier beledigen ; hij<br />

kan het met den fchoothond verbruijen; dan<br />

is zijn affcheid gereed. In 't bezit haarer<br />

gunfi;


STUURSHEID, 'enz. 259<br />

gunst waren zij alleszins langer, dan hij.<br />

Jk rsade hem , zoo hij 'er de man na is \<br />

om den ban«blik<strong>ze</strong>m door geen bidden te ver"<br />

nietigen ; hij kan ver<strong>ze</strong>kerd zijn, dat in 't gemaakte<br />

huwelijks plan nog veel gevaarlijker<br />

dingen tegen hem opgetekend ftaan.<br />

Veele vrouwsperzoonen fpreeken zo dikwijls<br />

en zo fterk van den afkeer, die <strong>ze</strong> vari<br />

de<strong>ze</strong>n of dien ftarid hebben , dat ik voor haar<br />

bevreest ben , hoe <strong>ze</strong> zich tog zul !<br />

en<br />

gedraagen , wanneer haar de liefde eenè<br />

binnen kórt eene fpots fpeelt , en haar on«<br />

wederftaanbaare volkomenheden in een perzoon<br />

van de<strong>ze</strong>n <strong>ze</strong>lfden ftand opdringt.<br />

Naa jaar en dag <strong>ze</strong>gt men nog menigmaal:<br />

„ Ja , had mij iemand ge<strong>ze</strong>gd , gij zult eens<br />

met een * * trouwen , dan had ik hem helder<br />

uitgelachgen; " waarmee de Heer Gemaal ,<br />

altoos , als met een Compliment, den fpot<br />

kan drijven.<br />

Verloofden , die bij het naderen van den<br />

bruiloftsdag weenen , hebben of heimelijke gelukkige<br />

verbindtenisfen moeten laacen vaaren,<br />

of airede van den aanmaanden man te vroegtijdige<br />

ontdekkingen gedaan, óf zijn onder louter<br />

voorbeelden van lompe huwelijken opgevoed<br />

, naar welke de Eer, Van Bruid te zijn}<br />

de hoogfie , maar ook te ge'lik de allerlajitïUl<br />

R 2 Eere


STUURSHEID, eiïi.<br />

Eere is, die men ooit genieten kan, en de bruï><br />

loftsdrg is bij hen aan te merken, alscarême-pre-<br />

nant of marot - gras een Vasten avond.<br />

Men fielt in gefprekkea en brieven de<br />

ziels volkomenheden van hem , die men in 't<br />

toekomend? voor zijnen minnatfr kie<strong>ze</strong>n zal ,<br />

uitnemend fraaij voor ; men begeert groot­<br />

moedigheid en ernst, met zagtmoedigheid ver-<br />

ëenigd , er> gepaard gaande met een mannelijk<br />

verftand , een' regt medelijden , liefde tot de<br />

waarheid , werkzaamheid zonder eenige haas­<br />

tigheid, en een foort van Vrolijkheid, die ver­<br />

ftandig en gemaatigd is , nog zuinigheid, die<br />

geene gemeenfehap heeft met gierigheid ,- en<br />

mildheid , waaraan hart en ve-ftand een<strong>ze</strong>lfde<br />

asvndeel hebben en eene van' verwijfdheid en<br />

ftrengheid even wijd af zijnde ftandvaftig-<br />

heid, of tederhartigheid daarenboven, fpraak-<br />

zaamheid. zonder praatzugt , en orde zonder<br />

beangstheid en eigenzinnigheid, en dwangloo*<br />

<strong>ze</strong> <strong>ze</strong>delijkheid , en- — en zo nog al voorts<br />

het lieve heir der deugden , in alle betrek­<br />

kingen bij uiiflek fraaij getekend en in de<br />

beste orde gefchaard, waarbij-men , voor het<br />

G/erige , onbegrijpelijk houd en onverfchillig<br />

fcitijnt, te zijn , of de<strong>ze</strong> Geest aller geeflen<br />

ons , et. m , in een dwergje of Lelïepnttertje<br />

of


STUURSHEID, enz. 3öi<br />

of in een aanzienlijden en volwas r<br />

en man te<br />

gemoet wandele.<br />

Zo menigmaal als men , op die wij<strong>ze</strong> , alleen<br />

de gaaven der ziele zo fterk complimenteert,<br />

en die van 't lighaam, ter nauwernood<br />

het Accejjit pas vergunt, komt mij de flikkefloojer<br />

te binnen , die den écnen honing om<br />

den mond fmeert , terwijl hij een anderen ,<br />

met welken hij in eene naauwe, vriendelijke<br />

vcrftandhouding leeft, heimelijk aanziet, maar<br />

ter zijde af fpoedig meer zal <strong>ze</strong>ggen.<br />

Men kan het beeld van den toekomenden<br />

Beminden met zo leeyendige verwen hebben<br />

afgebeeld, of, dat het <strong>ze</strong>lfde is , voor <strong>ze</strong>kere<br />

volkomenheden, zo. geheel zijn ingenomen,<br />

dat men bij alle andere waarde , die dui<strong>ze</strong>nd<br />

anderen in een' Perzoon vinden, onvcrfchillig<br />

en onaandoenlijk blijft , en , wanneer htj<br />

beminnen wil , tegen hem. ftreng en wreed<br />

word.<br />

Eindelijk toont zich eens het volkomen Origineeï<br />

van on<strong>ze</strong> gelehilderde copij , van eenen<br />

<strong>ze</strong>er fraaijen geest ; n aar — maar<br />

het is niet voor ons., het vliedt ons , dat is<br />

recht helfche pijn ; m q kan 'er , als Bijblis,<br />

aan fterven. In plaats van a!le betchrijvin»<br />

gen volgt hier een qntieerjde. historie.<br />

% 3 HET


262<br />

H E T M E I S J E<br />

V A N<br />

S M I R N A.<br />

^JJeheel Smirna bewonderde Emirc, zij was<br />

fchoon als zo fchoon a's men maar ooit ergens<br />

bij zou kunnen vergelijken, en <strong>ze</strong>dig tot<br />

ftrengheid toe , en , wat eigenlijk nog bet<br />

wonderbaare uitmaakte , onverfchillig omtrent<br />

aile mansperzoonen.<br />

Zij zag <strong>ze</strong> zonder gevaar , en kwamen zij<br />

baar nader , dan was het vriendfehap of genegenheid<br />

, gelijk <strong>ze</strong> die voor haare broeders<br />

hadt , waarmêe <strong>ze</strong> zich moeften vergenoegen.<br />

Wie meer begeerde en dringender wierdt,<br />

die werkte tot zijne gantfcheüjke verbanning;<br />

hij verloor het eenige , wat <strong>ze</strong> kon geeven,<br />

haare vriendfehap,.<br />

En, hoe verre men het ooit in de<strong>ze</strong> bragt,<br />

men had altoos toch een perzoon haarer eigene<br />

Sexe boven zich , die men wegens het<br />

meerdere in haare liefde moest benijden.<br />

Euphrojïne naamlijk , jong en bekoorlijk,<br />

hadt


HET MEISJE VAN SMIRNA. 26 3<br />

hadt Emir es hart geheel , haare dagelijkfche<br />

verkeering kon geene verzadiging bewerken;<br />

de ééne hadt reeds lang gehaakt , en de ande­<br />

re reeds lang gewagt , wanneer <strong>ze</strong> zich , op<br />

eiken dag , op nieuw omhelsden. Geen van<br />

beiden hadt e.r.en an eren we:.sch , dan dien<br />

ter onderlinge altoosduurende verëeniging , en<br />

niemand kende fterkere aandoeningen , dan de<br />

tederheid en het vertrouwen, dat haare zie­<br />

len op 't naauwst verëenigde.<br />

Emire fprak alleen' van Euphrofine ; Et*-<br />

phrofine alleen van Emire , en j gansch Smirna<br />

eeniglijk van beide H iarc vriendfehap wierdt<br />

tot een fpreekwoord bij hoogen en laagen.<br />

Emire en Euphrofine hadden broeders , wier<br />

fchoonheid de oogen van menige Dame te<br />

Smirna na zich trok, elke beminde de zijnen<br />

hartelijk, en als broeders der geliefde zufters<br />

hadden zij onder alle mansperzoonén den eer-<br />

ften onverhinderden toegang tot haare vriend­<br />

fehap ; maar aan iets meer mogt men niet eens<br />

denken.<br />

Inmiddels ftonden de oogen van menig een,<br />

die zich van zulke eene zuivere geeftigheid<br />

niet overtuigen kon, fterk in het hoofd te.,<br />

branden; de één vondt dit, een ander dat ia<br />

zich , waarvan hij meende, dat maar alleen<br />

R 4 21)1-


i ?6y HET ME f<br />

SJE VAN" SMIRNA.<br />

zulke <strong>ze</strong>ldfaams graven aan Emire nog niet<br />

ivaaren voorgekomen , en die , met de behoorlijke<br />

voördragt vergeld', gewis , haar fortuin<br />

zouden maaken.<br />

Een jonge Priefter van een gezond en zaprijk-<br />

geitel, en loos genoeg, om met'tfontzag<br />

van het Gemeen de gunst der Dames té<br />

'verëenigen', die toegang in het huis van Emfr<br />

•res Vader hadt, nam allereerst de proef ,<br />

haar te <strong>ze</strong>ggen , wat hij veele andere met<br />

zulk' een gelukkig gevolg alreeds ge<strong>ze</strong>gd hadt,<br />

én * moest met befchaamde kaaken vertrekken.<br />

Een ecnigzins bejaard Heer zogt de plaats<br />

zijner overïede teergeliefde vrouw, eene moeder<br />

van iccr wel opgebragte kinderen , naa<br />

dat hij <strong>ze</strong> lang genoeg beweend hadt, we êr<br />

te be<strong>ze</strong>tten. Wegens zijne aanzienlijke geboorte<br />

, grooten rijkdom , ftaat en aanzien ,<br />

meende hij reeds gerec! tigd te zijn ?<br />

, bij de<br />

eerfte aller fchoonen , welke gar.s.h Smirna<br />

zp noemde, te beginnen.<br />

Hij ging ra Emlres huis, en , door haar<br />

Vaders vriendfehap onderftsund, ook terftond<br />

in haare kamer, om baar <strong>ze</strong>lve zjjre zuivere oogmerken<br />

te ontdekken.<br />

Maar men ver<strong>ze</strong>kerde hem dra , dat men<br />

voor


HET MEISJE VAN SMIRNA. 2 ^<br />

van zijne hooge geboorte, voor zijn aanzien,<br />

en rijkdom alle mogelijke achting had , maar<br />

in 't geheel niet voor zjn zotten inval.<br />

Waarlijk een Priester en een bejaard Heer<br />

konden geene zo gevaarlijke belegeringen<br />

onderneemen, over wier gelukkige ont<strong>ze</strong>tting<br />

men overluid mogt triumpheeren , alhoewel<br />

beide met hun aanbod flegts één huis verder<br />

behoefden te gaan , om terftond verhoord te<br />

worden; maar zij waren ook flegts de voorloopers<br />

geweest van een gansch heir van aanbidders<br />

, die 'er nu onftuimig aan alle kanten op<br />

kwamen aandringen , doordien Emires fchoonheid<br />

, van dag tot dag , nog volmaakter, en<br />

<strong>ze</strong>lfs al buiten Smirna fcheen bekend te worden.<br />

De één beefde al , wanneer hij den anderen<br />

zag , meende , dat die het misfehien reeds<br />

verder hadt gebragt, dan hij , droomde van<br />

zijne gelukkige uuren ; alle knerften zij dikwerf<br />

met de tanden , maar geen één hadt in<br />

de daad meer, dan de ander, alle knorden of<br />

zugtedenen men liet <strong>ze</strong> zugten.<br />

Van drie regt fraaje jonge Heeren , welke<br />

de ganfche ftad beweende , toen het ongeluk<br />

gefchied was , en die kort naa malkander den<br />

minnedienst om haar met ween en , zugten ,<br />

R 5 waï


%fó HET MEISJE VAN SMIRNA.<br />

waaken en bidden , <strong>ze</strong>er vuurig ter harte namen<br />

, maar die alle eerder uit een ftuk ijs<br />

eene vonk , dan uit dit gelaat eenen beloovenden<br />

lonk hadden kunnen uitlokken , van<br />

de<strong>ze</strong> drie bevallige jongelingen viel de één uit<br />

hartfeer voor haare voeten in zijn eigen degen<br />

, de tweede ging uit wanhoop ten oorlog<br />

tegen Creta , en ftortte zig met geweld in<br />

den drom der vijanden, cn de derde eindigde<br />

zijn Leeven in eenzaamheid en bedwelmende<br />

wanhoop,<br />

Eindelijk verfcheen hij, die <strong>ze</strong> in eens allen<br />

zoude wreeken.<br />

De oude Heer, die onder allen zijn lot nog<br />

't geduldigst' hadt verdraagen, en door rijpe<br />

overdenkingen van zijne jaaren en door het<br />

karaóter der Dame , waarop hij zijne zinnen<br />

hadt gefteld, wêer was genee<strong>ze</strong>n, voer voort,<br />

dat huis te bezoeken, en wierdt als een vriend<br />

ook van Emire <strong>ze</strong>er wel ontvangen.<br />

Eens bragt hij , zonder eenig opzigt op de<br />

Dame, zijn' Zoon mede , die nu van zijne<br />

rei<strong>ze</strong>n terug gekomen was. Jeugd, eene mannelijke<br />

fraaije gedaante met zagte trekken , en<br />

een ongemeen postuur pree<strong>ze</strong>n hem op het<br />

eerfte gezigt aan. Emire zag hem } hij was<br />

de eerfte , die zig,'mogelijk , met haar beeld<br />

liet


HET MEISJE VAN SMIRNA. 267<br />

liet vergelijken ; maar , dewijl hij in het bijzijn<br />

van zijn Vader meerendeels zweeg, zo<br />

fcheen het, dat hij weinig wist voorn te brengen,<br />

en dus, dat dit fraaje huis <strong>ze</strong>er flegt bewoond<br />

ware. Emire geloofde het doch <strong>ze</strong>er<br />

ongaarne.<br />

Zij zag hem weldra bij eene andere gelegenheid<br />

, en zonder dat hij van zijn vadei ver<strong>ze</strong>ld<br />

was, hij fprak veel en met verftand;<br />

maar, om dat hij haar <strong>ze</strong>iden aanzag, en nog<br />

minder van haar en haare fchoonheid fprak ,<br />

zo betreurde zij met eenig misnoegen , dat<br />

een zo welgemaakt en zo verftandig jongman<br />

zo min galant was.<br />

Zij fprak van en over hem met haare vriendin<br />

; de<strong>ze</strong> wenschte hem eens te zien.<br />

De gelegenheid deedt szig wel dra op. Ctefiphhn<br />

zag Euphrofine ; Al ras wierden zijne<br />

oogen vuur; hij zogt 't gefprek met haar, <strong>ze</strong>ggende<br />

haar op de bevaüigfte wij<strong>ze</strong> , dat <strong>ze</strong><br />

fraaij was.<br />

Emire wierdt overtuigd, dat hij niet alleen<br />

galant, maar dat hij <strong>ze</strong>lfs <strong>ze</strong>er teerhartig was;<br />

zij wierdt jaloers, en van dien tijd af meer<br />

agterhoudend en veel onverfchilliger jegens haare<br />

vriendin.<br />

Doch zij wenschte <strong>ze</strong> nog wel eens bij malkan-*


20*S HET MEISJE VAN SMIRNA.<br />

kander te zien , om ook mogelijk geen onrechtvaardigen<br />

argwaan te voeden; maar, het<br />

geen <strong>ze</strong> bij de<strong>ze</strong> tweede bijeenkomst zag, was<br />

veel meer, dan <strong>ze</strong> duchtte ; haare argwaan<br />

wierd <strong>ze</strong>kerheid.<br />

Zij verliet Euphrofine; alle fmaak in haare<br />

verkeering ging over j zrj bezat in haare oogen<br />

in 't geheel geene verdienfte meer , die,<br />

geduurende eenige jaaren, het voornaamfte<br />

yoed<strong>ze</strong>l haarer vriendfehap was geweest; zij<br />

beminde <strong>ze</strong> niet meer , en de<strong>ze</strong> gantfchelijke<br />

verandering gaf haar duidelijk te kennen , dat<br />

de liefde in haar hart de vriendfehap hadt ver?<br />

drongen.<br />

Ondertusfchen zogten en vonden Gtefiphon<br />

en Euphrofine gelegenheid , zig dagelijks te<br />

zien , zwoeren elkander eene eeuwige trouw,<br />

en trouwden zamen.<br />

De tijding hiervan verbriedde zig door de<br />

geheele ftad ; elk hoorde <strong>ze</strong> met vermaak :<br />

„ eindelijk , <strong>ze</strong>ide men , zie: *nen eens twee<br />

„ volkomen gelukkige , welke de volle, zuivere<br />

liefde vereeuigt,"<br />

Emire hoorde het met vertwijfeling; zij voel-*<br />

de den ganfehen last der onverhoorde liefde,<br />

doch zocht Euphrofines vriendfehap weder ;<br />

het heimelijk oogmerk daarvan is Ctefiphop;<br />

zij


HET MEISIE VAN SMIRNA. ^<br />

zij wil, zij moet hem zien. Maar de<strong>ze</strong> jongè<br />

Gemaal was nog altoos de <strong>ze</strong>lfde teerha--r!s:e<br />

minnaar zijner tegenwoordige vrouw, en Emire<br />

was bij hem enkel de vriendin van haar ,<br />

die zijne ganfche lief je bezat.<br />

Zij was ongelukkig, dit voelde zij en di£<br />

zagen ook anderen ; de kommer benam haare<br />

fchoone gedaante, haare kleur verging, haar<br />

lighaam teerde uit, haare ziel wierdt diepzinnig<br />

, en zij raakte ganfchelijk in de war: dikwerf<br />

was Ctefiphon haar broeder; zij fprak<br />

met hem zo teder f als zij noch nooit hadt<br />

gefproken ,• zij bekwam bloo<strong>ze</strong>nd en fchaamrood<br />

van haare verwarring, om weldra in eene<br />

nog grootere te vervallen.<br />

Nu was <strong>ze</strong> fchuw van ahe mannen; zij verborg<br />

zich en floot zich op, • Zij wierdt<br />

geheel uitzinnig; niet dan <strong>ze</strong>lden kwam <strong>ze</strong> bij<br />

haar verftand, en dan zugtte zij, om 't wêer<br />

te vinden. • —<br />

In geheel Smirna was 'er geen vrouwsper*<br />

zoon, welke dit naare voorbeeld niet ter waarfchouwing<br />

diende , en geduurende een langen<br />

tijd badt geen minnaar onverhoord;<br />

JA-


JALOEZIJ, GIERIGHEID,<br />

aanhoudende onëenigheden, en andere<br />

hui<strong>ze</strong>üjke vermaaken.'<br />

oe weinig Familien , van dewelke wij<br />

reeds gereed ftonden, naar 't uiterlijke<br />

aanzien , den roem van tederheid , vernoegzaamheid<br />

, vrede , kloekzinnigheid en geluk<br />

te verbreiden , ftaan de nadere proef door!<br />

Wantrouwen , Jaloezij , tegenzin zijn folterende<br />

geeften , die met 't huwelijks goed<br />

menigmaal te gelijk in huis gebragt worden.<br />

Een bezoek, dat wij gaven, en waarbij we zonder<br />

eenig onderling ongenoegen worden onderhouden<br />

, heeft, mogelijk , alleen eenen korten<br />

fiilftand van wapenen in een gefchil veroorzaakt<br />

, het welke voort wêer zijn begin zal<br />

neemen 5 zo dra de deur agter ons toe is.<br />

En , wanneer wij onaangediend komen, en<br />

het huis, na 't welke wij toe willen , reeds<br />

zien , of 'er wel al reede voor ftaan;<br />

dan mogten wij, altijd, een korten zugt vooruit<br />

<strong>ze</strong>nden, dat 'er ten tijde, dat wij komen,<br />

tog vrede in zij.<br />

Want


JALOEZIJ , G1EF JGHEID, enz. fyï<br />

Want 't is altoos, als of we befcbaarnd<br />

worden, wanneer we, tegen omen wil , aanfchouwers<br />

zijn geworden van een bediijf, dat<br />

eigenlijk gansch geene aanfchouwers moest<br />

hebben , mogelijk de laatfte heftige woorden<br />

mede aanhooren , of de oorzaak der rood bekreeten<br />

oogen , het fnikken en het boos gelaat<br />

kannen raaden , zonder de<strong>ze</strong> oorzaak te<br />

mogen beklaagen.<br />

Zal men gaan, of zal men blijven ? Zal men<br />

na den welftand vraagen, of zulk - eene afzigtige<br />

vraag , als reeds volkomen weerlegd,<br />

agterwege laaten ? of wat moet men anders<br />

doen . dat het Geheim niet aan den dag kome,<br />

en men op een gevoeglijke wij<strong>ze</strong>, het<br />

geen men heeft gezien of gehoord , kunne<br />

ontkennen ? Al had men <strong>ze</strong>lfs een Complimenten-<br />

boek, of de kunst ,om Complaifant en galant<br />

te converferen , gefchreeven ; dan vind<br />

men hier noch zijn Geweetens - geval.<br />

Jaloezij moet een harfenfchim zijn , of in<br />

iemand woonen , die geen recht tot liefde<br />

heeft, maar een' beteren raad hadt moeten<br />

volgen, indien men recht zal hebben , om<br />

<strong>ze</strong> te befpotten : in elk ander geval verdient<br />

de misnoegdheid eener gekrenkte fchoone, met<br />

het meelijden, dat men haar is verfchuldigd,<br />

ook


2jr X JALOEZIJ, GIERIGHEID , enz,<br />

ook eenen anderen naam , dan de<strong>ze</strong>n zo <strong>ze</strong>er<br />

gehaaten.<br />

Maar daar , waar de we<strong>ze</strong>nlijke fpec'm] tot<br />

de mixtuur in 't. geheel 'er niec zijn , daar lachge<br />

, daar fpotte men ten beste van een armen<br />

bewaakten man , ten einde zig 't wag.thoudend<br />

vrouwmenfch fchaame , en den goeden<br />

man eenige oogenblikkeu, orgeftoorci, in<br />

ons vrolijk ge<strong>ze</strong>lfchap laate.<br />

Juffer Trip heeft, bij haaren ouderdom van<br />

vijftig en bij dien van haaren man van dertig<br />

jaaren , ailes gedaan, wat haar kan beveiligen.<br />

Haare vröuwlijke bediening beftaat uit oude<br />

meiden, die uit een Hospitaal, nogmaals, ten<br />

dienst zijn opontboden; Zij <strong>ze</strong>lve loopt , zo<br />

dra men de fchel aan de deur trekt, na vooren,<br />

om Complimenten en briefjes aan te<br />

neemen , ten einde 'er volftrekt geene heimelijke<br />

verftandhouding mede onderloope , en<br />

gebeurt het , dat de Heer, zonder erg , 'er<br />

't eerst bij is, dan is haare tusfchenkomst egter<br />

gewis, dikwijls met neergehakte fchoenen,<br />

en hangende koufen, of anders in eene kleeding<br />

, die blijkbaar nood en jagt verraadt,-~<br />

want „ ach ! zij dagt, dat nog niemand open<br />

$ gedaan hadt;" of „ zrj heeft zig eens voorat


JALOEZIJ, GIERIGHEID, en» | - i<br />

fd de gehaaté nieuwsgierigheid aangewend * më<br />

<strong>ze</strong> altijd zclv' moet zien, wanneer 'er iemand<br />

komt, en wie het is;" het laatfte gefcbied Vol ><br />

gcns een bekenden loop der menfchelijke loos­<br />

heid , om de écne zonde met eene andere te<br />

ontfohukiigen.<br />

voor t overige zijn er eenige verdragen<br />

voorhanden, die de Echtgenoot, welke we<strong>ze</strong>n-<br />

lijk van een wat traag humeur is, en boven dat!<br />

voor het gevonden kapitaaltje een <strong>ze</strong>er dankbaar<br />

hart fchijnt te bezitten, heel gewillig en onver-<br />

fchiijig ondertekend'.,<br />

Vremde ui:noodigingen, waar men den Heer<br />

alleen Iaat verzoeken, worden voort afgeflageni<br />

om zoortgeüjke verzoeken te beantwoorden 5'<br />

daaromtrent is elke meid, zonder eenige verde*<br />

re navraag, volgens haare inftruclie volkomen<br />

onderregc; ,, mijn Heer is niet wel j of van<br />

„ huis, of heeft reeds elders zijn woord gegee»<br />

,, ven, het za? hem <strong>ze</strong>ker <strong>ze</strong>er fpijten." Moge<br />

het al, aan eene bedenkelijke plaats, eershalve<br />

niet wel .afgeflagen kunnen worden; dan is er<br />

alle reden, om te vree<strong>ze</strong>n, dat men htm veel<br />

vroeger zal misfen, dan hij en het ge<strong>ze</strong>lfchap<br />

wenfehte. Men bijt hem over tafai iets in "t<br />

oor « hoe? daar is een knecht van hem —<br />

tin. men wil tog niet hoopdi? —-— ja, zij-<br />

ii, D'ÊEL'. S m


274 JALOEZIJ, GIERIGHEID , enz;<br />

he lieve vrouw is onpasfelijk. zij zulleri het niet<br />

kwalijk neemen, dat hij niet langer blijven kan;<br />

aanftondts kgt hij het fervet neer, en tast na<br />

hoed en ftok.<br />

Het ge<strong>ze</strong>lfchap moeit het <strong>ze</strong>er, eh wénfcht*<br />

dat de onprsfelijkbeid van geen gevolg mogë<br />

we<strong>ze</strong>n, maar vangt op 't ogenblik een vrolijk<br />

gefprek aan, raadt de waare rede heel gelukkig,<br />

en maakt den vrem delingen , die daar tegenwoordig<br />

zijn, den toeftand des armen mans bekend.<br />

Voor een ge<strong>ze</strong>lfchap , waartoe zij mede<br />

is verzogt, zijn andere voorfchrifton gegeeven.<br />

'Hij mag niet uit haare oogen gaan; moet haar<br />

meriigmaél navolgen, vraagen, wat <strong>ze</strong> doet,<br />

hoe <strong>ze</strong> zig bevinde? haar omhel<strong>ze</strong>n , teder kusfén,<br />

bij haar gaan zitten, den arm over haare<br />

fchouders leggen, en haar caresfeeren, haar met<br />

den warrjer lugt toe waajen , over tafel haar<br />

goelijk toelachgen , en geene kusfen fpaaien,<br />

vooral niet met de aartige juffer, die naast hem<br />

zit, fchertfen, of aan Iosfc bedrijven der overige<br />

Heeren ceel neemen.<br />

Wegens elk verzuim hiervan en het overtree-<br />

den van eenig gebod zou hij fpoedig ter zijde ge­<br />

roepen, en hem het noodige worden inge-<br />

fcherpt, cn, om van de laatfte zotternij een<br />

fpoedig einde te maaken, kon zij hoofdpijn krij­<br />

gen»


JALOEZIJ, GIERIGHEID, enz.<br />

gen, en begecren, baar na huls xtè ge»<br />

leiden.<br />

In een ander huis heeft men zig daar tegen j<br />

in tij Is, zo goed niet gewapend; maar des te<br />

meer heeft men te bedenken, te waaienj te<br />

hoe 'cn, en te verd/iiven.<br />

Lijs je, de Kamenier, is cenmirie, dat een<br />

loo<strong>ze</strong> feeks is, en de Heer •• — bij hem helpt<br />

gëén' verbieden, dit ziet men, helaas! in ge-<br />

<strong>ze</strong>lfcinppcn, daar de jonge Vrouwen cn Vrij-<br />

fters hem g-elbdig in hunnen kring nebben.<br />

Men heeft cok reeds eenige bewij<strong>ze</strong>n, dat<br />

dit merifch een ontugtig VróU'.vspcrzoon is s<br />

cn men haar met recht vcrd:;gt houd, Z| is al­<br />

tijd zo' ras en vaardig , wanneer de Heer<br />

roept; gij moest een.-; zien , hoe <strong>ze</strong>._fpringt<br />

en viiopt, en altoos van den Heer fpreekt ,<br />

cn, wan-eer hij ic s bevee't, dit fteeds eerst<br />

doet;, cn ö.ilangs wilde zij zwceren, dat hij<br />

haar iets in de hand gedrukt hadt. Men vo'gd<br />

haar heimelijk na; men luiftert aan de deuren;<br />

men Inopt, men zal <strong>ze</strong> c'ndelijk eens tref­<br />

fen : ja, ja! men Leeft <strong>ze</strong>; na; larf vergeefs<br />

te hebben geroepen, komt 22 êifidv.H}k', en,<br />

geüjk men gewis bemerken' wil , onge­<br />

meen roe d utfc mijn Heers kanier. AYcs is<br />

nu rijp en <strong>ze</strong>er g^éfchlkt tot twist, men valt<br />

!


2 7£ JALOEZIJ, GIERIGHEID, enz;<br />

haar aan • woorden op woorden, onuitfpreckelijke<br />

woorden, verwijten op verwijten.<br />

-<br />

Het mcLje, van haare goede zaak ver<strong>ze</strong>-*<br />

kerd, want de Heer is geheel niet in de<br />

kamer, maar rookt een pijp tabak in den tuin<br />

bij zijne bloemen, en zij heeft van de<strong>ze</strong><br />

oogenblikken gebruik gemaakt, om met mijn<br />

Heers inkt een briefje aan Mohfr. Frederik,<br />

die bij den Heer * * dient, te fchrijven,<br />

verantwoordt zig goed en bondig.<br />

Alen ziet airede na een inftrument om, om<br />

haar te doen zwijgen wie zoekt, die<br />

vindt —• aan de deur ftaat juist de paruikenftok<br />

van mijn Heer, een waare hijdra Lernaca<br />

met <strong>ze</strong>ven hoofden, de<strong>ze</strong>n fmijt men de<br />

vlugtende meid op de ti ap agter na. Nu gehuil cn<br />

gefchreeuw door het ganfche huis; de Kamenier<br />

pakt haar goed cn gaat heen; de Meer in<br />

een ftd, bitter misnoegen trekt het-zig ook aan ,*<br />

en gaat om de geweldige en verdere uitbraak<strong>ze</strong>ls<br />

van den tooinigen Vulcaan te ontwijken,<br />

agt dagen lang buiten s'huis eeten.<br />

Jaloezij , even als alle driften, veroorzaakt<br />

, laaghartigheid; men deeid de wagten onder de<br />

dienstboden uit, houd met de keukenmeid en<br />

den koetfier grooten raad, en laat zig van den<br />

keu-


JALOEZIJ , GIERIGHEID , eaz. a'/J<br />

keukejongen iets in het oor bijten, en verftaat<br />

hem door tekenen. Is de perfoon, die men<br />

verdenkt, onder hen <strong>ze</strong>lve; dan begunftigt men<br />

de oorlogen en vijandfehappen met de<strong>ze</strong>n ; men<br />

hitst op; men beveelt, da;: de nagels en vuiftcn<br />

regelregt na het gezigt gerigt worden. Een<br />

van de keukemeid deerlijk afgerost en helder<br />

gekrabd kameniertje, hec we'k onder groot<br />

verdagt is, is eindelijk voor de Dame een Triumph,<br />

die 'c anders zijn affheid nier geeven<br />

kan of mag; men zal de eerfte met geld onderftcunen,<br />

indien de andere mogt klaagen.<br />

En mogt de fieer, om dar. 't gcfchrceu'.v het<br />

huis doorklinkt , toetreeclen , en zijn gewigt<br />

aan de zwakkere zijde hangen, de aanvallende<br />

partij voort baar loon geeven en laaten vertrekken,<br />

of op enige andere wij<strong>ze</strong> 't gefchil ten<br />

voordeele van de afgerofre en gekrabde decidee*<br />

ren; dan heeft men het volledig bewijs in han.<br />

den, dat men tot heden toe Keer juist gegist<br />

hebbe; de verwijten worden luid; do oorlog<br />

gaat al van de keuken over tot de kamer van<br />

mijn Heer en Mevrouw. De Dame huilt,<br />

fnikt, raast en tiert; de Heer bromt, vloekt,<br />

en bijt aan de nagels; heeft hij een Landgoed of<br />

een' vriend op het Land; dan kat hij het paard<br />

zadelen, heeft hij er geen, dan. gaat hij, dat Mjj<br />

$ 3<br />

a<br />

9-


2(-73 JALOEZIJ, GIERIG BEID, cn.-<br />

anders nietdeedt, in'f Koffihuis, of doorkruist<br />

eenzaams- plaat<strong>ze</strong>n; en verraadt zjg bij vrien­<br />

den cn vijanden , dat het niet helder in zijn<br />

huis, weer gantfeh niet helder zij, <strong>ze</strong>h's neg voor<br />

dat meiden of knechts op de markt en ftraatcn<br />

daarover verflag doen.<br />

Denkt hij mede niet aan eer en fchande; dan<br />

zal bij insgelijks vertrouwen onder dit volkje<br />

uitzoeken, mogelijk den jaagcr, die van de par­<br />

tij nog niet gchuurt is.<br />

Ln nu zijn er twee partijen in huis, waarvan<br />

elke, bchrd.'cn dcgewoone foldij, nog cm dou­<br />

ceurs dienen, 'die de bevelen van de andere par­<br />

tij morrend cn knorrend aar;nc-men, cn <strong>ze</strong> de<br />

andure bits opdraagen , luid uitroepen: „ ik<br />

„ dien mijn lieer, wat raakt ir.ij dac?" of.,<br />

„ ik dien Mevrouw, dat gaat mij niet aan!"<br />

die bij 't frifeeren of aankjeedea haare regtmaa-<br />

tige zaak uitvoeren , dagelijks nieuwe wolkjes<br />

tot eene onweersbuij zamcudrijven; die men<br />

niet beftraffen, en niet verwijten mag, om 't<br />

gemaakte verdrag niet te verzwakken; die al<br />

veel te veel weeten, dan dat men <strong>ze</strong> bij dieve­<br />

rijen en ande#e beu<strong>ze</strong>iingen ronder fchroom haar<br />

aftcheid kondc geeven.<br />

Is het verdagte voorwerp buiten s'huis, en<br />

saogelijk zo fraaij wegens benijdenswaardige hoe-<br />

da-


JALOEZIJ, GIERIGHEID, ens. 079<br />

danigheden, rang cn ftaat; dan behandelt men<br />

het koel en met veiiigting, en den man <strong>ze</strong>lve»<br />

ftcckend; beloont zijne licfkoozingen met bit.<br />

tere verwijten, en wijst hem telkens tot zijne<br />

onfehuidire galanterie» te rug. —r Een gevaarlijke<br />

weg, van te beftrrmea!<br />

Ik heb, menigmaal, uit eene bitter verweeten<br />

liefde eene waare liefde zien ontftaan; de<br />

befchul'digae wil zig wreeken en zijn partij vernederen<br />

; hij doet mcermaalen en voorbedagteiijk,<br />

wat hij ande.s flegts nu en daa, en onverfctullig<br />

deedt; daarbij dringen de oogen dieper in nog<br />

ongemerkte voorrangen in; hij voelt, dat hij<br />

reeds eerder hadt kunnen beminnen, cn hcefc<br />

nu geen aandrang meer, om zijne neiging met<br />

geweld te rag te houden.<br />

Jaloezij onderfteit niet altoos eene grootedrift<br />

voor iemand, zo min als de nijd over tafel<br />

altijd toteenen grooten honger befluiten iaat;<br />

ware dit zo niet, dan liet zig dei ziekte, menigmaal,<br />

vee! eerder gence<strong>ze</strong>n, dan 'c nu bij de<br />

meeften kan gefchieden: want de fterfce drift,<br />

waarmede men voor iemand ingenomen is, I


2So JALOEZIJ, GIERIGHEID, cv.z.<br />

De verregaande, galzugtige Jaloezij is beledigde<br />

eigeüefde, met het fombér gevoel vau<br />

zijne onwaarde gepaard met 'c be<strong>ze</strong>f van de<br />

voorrechten van anderen, waarbij nog, menig*<br />

maal, komt oude ondervinding in zijne eige<br />

voormaaligë minnerijen, die ons tot gisüngen<br />

en allerlei agterdogt opleidt.<br />

Mevrouw Zagthart, die het ganfche ge<strong>ze</strong>lfchap<br />

reeds bewij<strong>ze</strong>n haarer gevoeligheid heeft<br />

gegeéven, kan niet naiaaten, haaren man al onderwege<br />

na huis, terftond zijn vrij gedrag op<br />

heden te verwijten: „ nu, <strong>ze</strong>gt <strong>ze</strong>, gij waart<br />

tog, heden, dat vremde ding wêer ongemeen<br />

genegen; zo verliefd heb ik u in langen tijd<br />

niet gez jien; waarlijk, de arme vrouwen hebbe?<br />

gedaan!"<br />

De arme man zweert, dat hij niet weete,<br />

hoe <strong>ze</strong> tot de<strong>ze</strong>n argwaan kome; dat hij niets<br />

anders gedaan hebbe, dan wat de wedevendheid<br />

omtrent eene vremde Juffer, die hem daarbij<br />

nog fchier in vriendelijkheid hadt overtrcHen,<br />

medebragÉ cn eifchte. „ Neen, mijn Engel!-'<br />

fluit hij eindelijk, en wil dit alles n:et een kus<br />

ver<strong>ze</strong>gelen; maar de<strong>ze</strong> laatfte wordt hem bits<br />

geweigerd, en door de eerfte verdediging heeft<br />

hij het b,ij haar nog veel verergert, hij heef:<br />

haar de eere haarer oplettendheid, die niets ont-<br />

flipt,


JALOEZIJ, GIERIGHEID, enz. ggj<br />

flipt 9 benomen: ,, neen, vaart <strong>ze</strong> voort, dat<br />

moet gij eene dommere wijs maaken; uwe<br />

vrouw is zo eenvoudig niet,, als gij <strong>ze</strong> verflijt;<br />

ik weet mede, hoe men gewooniijk doet,<br />

wanneer men elkander gaarne ziet." Den eerlijken<br />

man vait niet in, hoe hy mogelijk hie öp<br />

met nadruk kon antwoorden; want Mevrouw<br />

Zagthart was eene onfatfoenlijke Lais, vóór<br />

dat zij haaren man verwaardigde, om hem de<br />

hand te geeven. Doch zijne gerustheid maakt<br />

hem veel gelukkiger, dan al het bondig antwoorden.<br />

Nog eer zoude men de Deücateiïe, als eene<br />

eigenfchap van waare liefde, kunnen aanmer*<br />

ken, zoo niet de eigeliefde de waare liefde,<br />

memgwerf, zo <strong>ze</strong>er geleek, dat men <strong>ze</strong> ligt<br />

verwisfelt.<br />

Dit prikkelend gevoel, raakende de verloore<br />

waarde in de oogen des Beminden, of de<strong>ze</strong><br />

fchielijke gedagte nopens de vermindering zijner<br />

liefde onderftelt niet altijd een derde voorwerp<br />

't geen men vreest; het wordt door elk<br />

toefchijnend verzuim, dikwerf door redeneer<br />

ringen zonder eenig bijzonder oogmei k, door<br />

't een of ander te doen, door zwijgen, door<br />

gedagteloosheid van den eenen bij den anderen<br />

in beweeging gebragt.<br />

S5 't Ge-


2g 2<br />

JALOEZIJ, GIERIGHEID, enz.<br />

't Gelukkigfte verftand kan 't niet altijd geheel<br />

overwinnen; dat brengt het flegts tot gerustftelling<br />

voor de andere partij ; het hart,<br />

waarin de argwaan opkwam, lijdt alsdan maar<br />

alleen.<br />

Gelukkig, wanneer alles enkel bedrog ware,<br />

en eene aangenaame ontknooping der vreezc<br />

een gevolg is van eene gelukkige en trooftendc<br />

ondervinding!<br />

Een jong Paar, b. v, het welk zig in 't eerst<br />

onderling het overwigt der liefde betwistte,<br />

raaakte in de eerfte maand naa het trouwen, in<br />

zulk eene verhtjftering „ Weet gij wel, Lief,<br />

<strong>ze</strong>ide de Vrouw, die in een ledig oogenblik den<br />

Almanak doorbladerde, dat heden mijn geboortedag<br />

is ?' De man , die juist zijne gedag ten<br />

liet gaan over Ampts- bezigheden en rekeningen,<br />

en die in de daad onder de zuiken behoorde, bij<br />

wien de ziel zo vast aan 't werk gebonden is,<br />

dat zij het lighaam eenigiijk voortduwt, zonder<br />

het als 't ware te beleevcn, £ag bij de<strong>ze</strong>n, voor<br />

hem onvcrfchiliigen klank even op, en met een<br />

gelaat vol getallen , cn vervolgde toen zijne<br />

houding en gedagten.<br />

Dit duifter gezigt, dat voor geene nieuw ge*<br />

trouwde eigcntlijk behoore'e., die haaren geboortedag<br />

hadt bekend gemaakt, bleef hem nog ee-<br />

pi*


JALOEZIJ, GIERIGHEID, enz. 2gg<br />

nigen tijd bij; <strong>ze</strong>er afgetrokken en pein<strong>ze</strong>nde<br />

ging hij met dit ftroef gelaat, over zijn ampt<br />

onledig, en eenige gedagteloo<strong>ze</strong> Complimenten<br />

heen, zonder één enkel woord van den geboor­<br />

tedag te reppen.<br />

Het Wijfje, dat hem nog nooit in de<strong>ze</strong> fraa­<br />

iigheid hadt gezien, maakte nu, in haa.e een­<br />

zaamheid, verregaande aanmerkingen over dit<br />

gezigt en dit geheel gedrag. —— Gewis hadt<br />

hij haare ontijdige herinnering als eene nood-.ging<br />

tot een gefehenk aangemerkt, dat liet noatans<br />

inderdaad nog niet was, maar een eenige kus,<br />

eene kleine deelricemende vreugd hadt aiics ten<br />

vollen bevredigd; hij hadt zig reeds meer, dan<br />

te mild bewec<strong>ze</strong>n; men deed immers gaarne af»<br />

ftand op den naam- en geboortedag maar<br />

wie denkt zo baatzu-tig van eene bewec<strong>ze</strong> en<br />

onbaatzugtige liefde?<br />

Over 't algemeen was 't een kwaad teken<br />

voor den toekomenden tijd, cn een wen'; j (';.c<br />

de'bruiloftsdagen ten einde waren.<br />

Bij verdere overdenkingen wierdt hij nu eens<br />

befchuldigd, dan weder vrijgefproken; doch hij<br />

zoude geene verwijten krijgen; men wilde zig<br />

te vrede fteilen, en wierd egttr menigmaal<br />

onruftig.<br />

Onder tusfchen en naa zijne verrigte bezighe-<br />

x ' den


284 IJALOEZIJ, GIERIGHEID, enz.<br />

den dagt de man aan zijne vrouw, aan welke<br />

hij heden, helaas! nog'niet veel hadt gedagt;<br />

en teffens viel hem de geboortedag wêer in,<br />

dien hij zo onverfchillig hadt aangehoord; hij<br />

ging na een winkel, en kogt voor haar een<br />

fraaij prefent.<br />

Bij zijne 'terugkomst trof hij zijne vrouw aan<br />

in een flaat, die hem eene gelukkige verrasfmg<br />

beloofde; zij zat juist met haar werk na het<br />

venfter toe, en vervolgde het. Hij omhelsde<br />

haar met eene vuurigheid, die reeds alleen allen<br />

argwaan hadt opgeruimd, en hieldt haar te gelijk<br />

het prefent voor. Hierop volgde eenige<br />

verwondering, terwijl hij met zijne omhelzingen<br />

voortvoer, en een droevige mine , die in<br />

tranen fcheen uittebei ften, weer zoenen, dan<br />

de geheele oprechte belijdenis van eenen opgevatten<br />

argwaan met alle des<strong>ze</strong>lfs befebaamende<br />

gronden, en eindelyk het nieuw plegtig verbond,<br />

waarbij zij beloofde, nooit te veel te<br />

zullen denken , en hy, niet weder zo gedagteloos<br />

te zyn.<br />

Doch, waar geen verftand in het geheel tegen<br />

dit gevoel aanwerkt, en men den agterdogt<br />

meer zoekt, dan vindt; daar wordt het verre<br />

gaande gevoelig en eigenzinnigheid, daar is men<br />

gcn?gen, hij eiken opklimmenden damp al te<br />

bul-


JALOEZIJ, GIERIGHEID, enz. ag 5<br />

bulderen; daar worden zo veele fchertfen verkeerd<br />

opgevat; zo veele aartigheden onder de<br />

onlelchoftheden gerekend ; daar hebben alle<br />

mannen verdienften, uitgenomen hij, dien men<br />

gekco<strong>ze</strong>n heeft.<br />

Men heeft hoofdpijnen, zo dat men denftee.<br />

nen klaagen, en de<strong>ze</strong> wêer mogten antwoorden;<br />

maar hij is 'er heel bedaard bij; hij heeft nog<br />

niet eens van den Doctor gefproken; andere<br />

mannen zöuden 'er <strong>ze</strong>lve voort om gaan, die<br />

zouden hem opzoeken en bezweeren ——— maar<br />

hij, hij meent, dat 't zig wel fchikken zal;<br />

dat het van de watmte der Zon van gifteren<br />

kwam; ja, warmte der Zon! het is de fterkfte<br />

koorts, een voorbode des doods.<br />

Boven zit hij, hij houdt zig, even als of<br />

hij geene zieke Vrouw hadt — lieve HemelI<br />

thans fpeelt hij <strong>ze</strong>lfs een deuntje, welke ongevoeligheid!<br />

wanneer men dood is, dan zal<br />

hij dan<strong>ze</strong>n. •<br />

Men prijst de<strong>ze</strong> ftof, houd <strong>ze</strong> voor zig, en<br />

kijkt dan in den fpiegel; zij is juist zo, als<br />

die van Mevrouw * *, en bijna neg fraajer,<br />

en ganfeh niet te duur, niet waar , kind<br />

lief?<br />

Maar alle proeven zijn vrugteloos; da Heer<br />

is juist aan den vijfden paragraaf van het <strong>ze</strong>sde


285 JALOEZIJ, GIERIGHEID, enz.<br />

de hoofdftuk welke hem wat bedenkelijk voorkomt<br />

,• htj is <strong>ze</strong>er diep in gedagten ; men<br />

moet den koopman maar weer Jaatcn inpakken<br />

; morgen of heden nog zal hij beter zijn<br />

te fpreeken ; een wat ftaatig wce<strong>ze</strong>n , korte<br />

antwoorden, fpraakelooshcid en eene afgebroken<br />

ademhaa'ing kunnen hem , die gewoon<br />

is te denken . ruim zo veel werks verfchaffen,<br />

als de gewigtigfb para.y.aaf. „ Mün<br />

kind ! waarom weent gij ? hebt gij ecm:e<br />

verveeling gehad ?" Hoe kunt gij zo vraagen<br />

mijn Heer ? gij zyt 'er <strong>ze</strong>lf de oorzaaü van;<br />

bedenk u maar; de<strong>ze</strong>n morgen, aan het midden<br />

-venfter , kort vóór dat gij weg ging,<br />

valt het u niet in , wat gij toen <strong>ze</strong>ide ? —<br />

Hij wil zwoeren , dat hij 'er geene kwaade<br />

gedagten bij heeft gehad; dat zulks zo en zo<br />

verftaan moet worden; dit baat niets,<br />

gij moet herroepen , herroepen moet gij.<br />

Waar zulk eene al te groote gevoeligheid is;<br />

daar behoeft men , bij de andere partij flegts<br />

een klein gewigt van ftraf en eigenzinnigheid<br />

te hangen , en zig den hui<strong>ze</strong>lijken vrede juist<br />

als eenen omvergeworpen , en aan neus en<br />

armen verminkten Afgod te verbeelden , welke<br />

flegts <strong>ze</strong>lden met verëenigde kragten wêer<br />

öpgeregt wordt. -———<br />

Het


JALOEZIJ, GIERIGHEID, enz. 2 g 7<br />

Het tooneel verbeeldt eene kamer, waarin<br />

de Heer met zijne handen op den rug op- en<br />

neergaat , fterk rogchelt en verre van zig<br />

heen fpuwt; terwijl de vrouw op een ftoel<br />

in den hoek, en met den éenen Arm op de<br />

tafel leunende zit en fnikt, tot dat de Heer<br />

voor de tafel blijft ftaan. „ Hij (opftuivende:) nu<br />

<strong>ze</strong>g mij tog eens , waarom huilt gij weer ?<br />

Wie heeft u teg eenig leet gedaan? Zijftora,<br />

vaart intusfehen voort met geweldig fnikken.<br />

Hij : dat ik uwen wil niet aanftonds gedaan,<br />

en de vijftig gulden niet op ftraat gegooid<br />

hebbe ? dat maakt, om dat ik ook mijn kop<br />

hebbe , en hem ook eens wil toonen , naa<br />

dat ik honderde zotternijen reeds met geduld<br />

heb door de vingeren- gezien. Zij, (met afgebroke<br />

woorden, ) had ik tog nooit dit huis<br />

betreeden ! Hij , (op de tafel flaande, > zo<br />

gaa dan weder heen; het ftaat u vrij , eene<br />

zotte vrouw , of geene vrouw!" 'T bedrijf<br />

eindigt met de vlugt en het geweldig toeflaan<br />

van de deur,<br />

Ja, ja , <strong>ze</strong> is voort de knegt, die de<br />

tafel dekt, ver<strong>ze</strong>kert het; de Keer eet alleen,<br />

fteekt met de vork ïn 't brood , en krabbelt<br />

op het tafelbord.<br />

De volgenden morgen verfchijnt de Heer<br />

Schoon-


2ga JALOEZIJ, GIERIGHEID, era.<br />

Schoonvader hafla et caduceo fimul, <strong>ze</strong>er onwillig<br />

, om de dochter weder daar te hebben,<br />

waar hij <strong>ze</strong> heeft laaten uitgaan , en voorbereid<br />

, om oVer de<strong>ze</strong>n zijnen Text te preeken.<br />

Wat mag hij tog uitregten ? hoe zal het afloopen<br />

? • Dit kunnen de Heeren <strong>ze</strong>lve<br />

aan de deur gaan lurfteren.<br />

Ondewijlen hoope ik , dat de eehtfcheiding<br />

geen' voorgang moge hebben ; het huwelijk<br />

fchijnt nog flegts ingeluid te zijn. Elke nevel<br />

in Maart voorfpelt, volgens een oud geloof,<br />

nog lang naderhand zijne on veersbuijen, en van<br />

de<strong>ze</strong> pleegt men menigmaal te <strong>ze</strong>ggen, al woedden<br />

zij s'morgens nog zo <strong>ze</strong>er: de lugt is egter<br />

nog niet zuiver, tegen den avond hebben<br />

wij 'er wêer eene !<br />

En wat ligt ons ook niet in den weg, wanneer<br />

eens gekrenkte eigenliefde den argwaan<br />

oproept, om fïreng te waaken ? alles ziet de<br />

domme waaker voor vijanden aan. Dat Petit<br />

getrapt en gefchopt wierdt, Klaart je, de Vertrouwde,<br />

een fcherp verwijt kreeg, en Jantje<br />

voor zijn overbrengen met de roeden beloond<br />

wierdt, dit alles gefchiedt , men weet wel<br />

waarom. „ Want de Vader mag dit arme<br />

kind niet regt lijden ; ja tog , het lijkt na<br />

zijne moeder, als twee droppelen fraters.*'<br />

Bij


JALOEZIJ, GIERIGHEID, euz.<br />

Bij de<strong>ze</strong> neiging behaagt men zig , •<br />

even als over het algemeen niet ligter is, dan<br />

zig eene martelaarskroon te vlegten.<br />

Men vraagt kinderenen bedienden en verzamelt<br />

Uit hunne trouwe berigteq, gaarne»nieuw voed<strong>ze</strong>l<br />

voor zijnen kinderlijken haat, waarvan men,<br />

ten regten tijde , gebruik zal maaken.<br />

Kunt gij 't ontkennen ? is het woord; hebt<br />

gij het niet , voorleden zondag , tegen Jantje,<br />

cn fijtje ge<strong>ze</strong>gd?" De vertoornde Vader fpringt<br />

op , om voor eerst de getuigen helder af te<br />

rosfen.<br />

Men verandere het tooneel maar ecnigzins,<br />

en geeve , bij zulken geest der vrouwe , den<br />

man Silenus dikken buik en flaapiust ,<br />

of laate hem een Gek in nieuwspapieren en<br />

boeken zijn, of een fchraale vinger-Dijter ,<br />

die iets voor den dag wil brengen, of anders<br />

een, die alles weggeeft, en bij dit alles met<br />

het hoofd knikt, om bedaard te kunnen bii] -<br />

ven ; dan heeft men eene geheel anderen<br />

dampkring.<br />

Hij kan, eens voor al, die eere en die aanbidding<br />

niet geeven, welke men zoekt; •<br />

wel, dan geeft hij 'er het geld toe^ hij |hoor't in<br />

zulke bittere verwijten, dat hij die koude, duiftere<br />

Planeet, al zijn licht van ons krijge; dat<br />

ij. DEEL. Ï ^e»


2C-0 JALOEZIJ, GïFEIGHEfD, enz.<br />

Uien zig, bil bewónderde fchoonheid, ftaat.cn.<br />

afkomst, niét dieper had kunnen vernederen;<br />

zo dat hij allen, die in zijne plaats gehuurd<br />

zijn, cm de hulde te doen, mee geduld en<br />

vrede na genoegen moet zien komen en heen<br />

gaan.<br />

Is het een eerzaam Heer met blanken rok<br />

en degen, die op de<strong>ze</strong> wij<strong>ze</strong> tot dit werk gebruikt<br />

wordt; can ziet men regte broederlijke<br />

liefde: hij ontmoet hem in huis, terwijl dc man<br />

wil uitgaan: „ nu, gij weet al reeds befcheid,<br />

mijne 3 effte is boven!" hij gaat met de Dame<br />

uit rijden, de man brengt haar in de koets, en<br />

wenfcht haar, zig wel te diverteeren. Is het<br />

de Lcermeeficr of Lijfknecht; dan zijn het menfchen<br />

, zo trouw als goud ; in de huishouding,<br />

de regte hand; men moet <strong>ze</strong> niet onnutten,<br />

men moet <strong>ze</strong> verzoeken te blijven en te doen,<br />

wat hun ipïigt meebrengt. Ze zijn naar eene<br />

verftandige keuzè aangefteld, en hebben hunne<br />

verdien':en, waarop men zig kan verlaaten.<br />

Heer Ferheï-, de nieuws Pedagoog, heeft in<br />

zi'n Examen aan Mevrouw * * wonder wel<br />

voldaan; hij belooft, de kinderen met liefde op<br />

te kweeken; nam Keesje voort op zijn' fchoot,<br />

en zoende hem, en is anders een regt fraaij en<br />

aar-


JALOEZIJ, GIERIGHEID, enz. a 0 I<br />

aartig jongman, die gewis elk een' behaa^en<br />

moet, en die alles even bevallig kan doen, en<br />

op eene <strong>ze</strong>er inntem.ende manier weet te prij<strong>ze</strong>n.<br />

Zij vroeg hem, wie hem zo allerliefst kapte ,<br />

want zijne hairen waren uitermaate fraaij opge.<br />

maakt; hij <strong>ze</strong>ide, dat hij dit <strong>ze</strong>lf deedt, om dat<br />

het hem niemand naar zijn' zin kon doen, en<br />

dat hij ook Keesje <strong>ze</strong>lf wilde kappen, wanneer<br />

die met hem moest uitgaan. „ Ziet gij wel,<br />

Keesje lief! nu krygt gij een' regt moojer. Pedagoog<br />

, die een regt aartig Heertje van u maaken<br />

en \\ regt lief zal hebben. 1<br />

'<br />

Voor 't overige /.al de Heer zien, wat hij in<br />

zijn kamertje van de geheele huisbediening hebbe<br />

te wagten.<br />

Hij ziet de deur ujt, en vraagt Frederik, die<br />

juist voorbijgaat!, of hij zijne fchoenen wat<br />

fchoon genaakt kon krijgen ? ik zal eens<br />

zien, is het antwoord, wanneer ik met Mevrouw<br />

klaar ben " Hier en mogelijk nog in<br />

den tuin is zijn Latium, alwaar hij de onweervogels<br />

om en naast zig voorbij hoort vliegen,<br />

en maar <strong>ze</strong>lden een kind durft vraagen, waarom<br />

Mama zo boos zij? Heeft Mar ij de kindermeid,<br />

geftolen , of heeft <strong>ze</strong> weerom gefcholden, of<br />

heeft <strong>ze</strong> 't huis befchimnt, dat <strong>ze</strong> deswegens is.<br />

T 2 wes-


292, JALOEZIJ, GIERIGHEID, euz.<br />

weggejaagd? hij weet het niet; ziet flegts in.<br />

haare plaats een nieuw ichep<strong>ze</strong>l, en hoort in<br />

het voorbijgaan, dat <strong>ze</strong> reeds de week te voo«.<br />

ren haar affcheid kreeg.<br />

Voor 't overige weet men, wat anders ook<br />

menigmaal, den geest van onëenigheid onder dit<br />

volkje en de vrouw van 't huis veroorzaakt.<br />

Am je de naaiftcr en waichopdoenfter en de<br />

fraaje Joost zijn goede vrienden; alie de dienstboden<br />

geeven er getuigenis van, en weeten,<br />

dat zu'k eene ontdekking voor Mevrouw niet<br />

onverfchillig zijn kan; zij hokkefokten ,<br />

<strong>ze</strong>gd men, onder een, wanneer <strong>ze</strong> alleen waren,<br />

moest men eens zien, hoe <strong>ze</strong> zig onderling<br />

verftonden. ——r<br />

Hoe? Joost? zoo 't nog een ander ware,<br />

tnaar juist ——.<br />

Nu bemerkt de knegt weldra, uit de<strong>ze</strong> en<br />

geene fchempfchooten,, en het meisje, om dat<br />

<strong>ze</strong> in 't geheel geen goed meer doen kan, en.<br />

uit de harde behandeling van Mevrouw, dat <strong>ze</strong><br />

verraaden zijn. ——r<br />

Eens vat <strong>ze</strong> vuur, en berst uit: Zij wette<br />

nu wel, waarom <strong>ze</strong> 't thans niets meer naar<br />

den zin kan maaken ; zij kan het niet gebeteren<br />

, dat Joost haar ook genegen zij. Zo<br />

iets in 't aangezigt ge<strong>ze</strong>gd, onderfteit, dat net<br />

reeds


-JALOEZIJ, GIERIGHEID, enü. 393<br />

reeds tienmaal buiten 's huis ge<strong>ze</strong>gd, en de eer<br />

des hui<strong>ze</strong>s groot zij.<br />

ZuJken <strong>ze</strong>gen van geduld hadt on<strong>ze</strong> lieve, nü<br />

overlecden, Heer Jujlus Magnus Hammelferr.<br />

Vóór dat hij het nog volkomen gewend was,<br />

plagt hij wel, de wijk na een goed vriend te<br />

reemcn, en zig met de<strong>ze</strong> woorden aantemelden:<br />

m mijn huis is de Duivel weer gaande! of anders<br />

ook wel met Sirach te fpreeken.<br />

Maar naderhand verliet hij de geheele voorftè<br />

behuizing, ging met een waterhond, altoos t<br />

een agterdeur uit en in, betaalde voor het overige<br />

de kost aan zijne vrouw rigtig en behoorlijk,<br />

en verneemt dikwijls alleen door den reuk<br />

van gebraad en pafteijen, wanneer Mevrouw<br />

tracleerde; waartoe hij anders plegtig moest ge.<br />

noodigd worden, indien hij vrijheid zou heb.<br />

ben, om te verfchijnen.<br />

In de voorige week is hij geftorven; daar<br />

door heeft menig eert, die na perzoonen, met<br />

welken hij niet fpreeken wil, ook niet gewoon<br />

is te vraagen, eerst gehoord, dat dit rijk, trots<br />

wijf in haar fraaij masfief huis nog een' man in<br />

het Leeven heeft gehad.<br />

Men verfchoone ons tog met eene afbeelding<br />

van een huis, daar men geftadig hoort kijverij<br />

fen ziet huilen; daar de Familie nooit zamen eet;<br />

T 3 daaf


2$4, JALOEZIJ, GIERIGHEID, enz.<br />

daar zig 't geweld uit de keuken in den tuin, en<br />

van den tuin wêer tot den zolder toe verfpreidt,"<br />

Voor welk huis de menfchen blijven ftil ftaan,<br />

en uit het welke de buuren de vlugtelingen in<br />

hun huis opr eemen. • Men denke aan eene<br />

kwaade Stiefmoeder, en aan veele kinderen van<br />

de v torige Vrouw, Verëenigd met de hoop van<br />

anderen uit den tcenwoordigtm echt<br />

Doch, zo veel is 'er altijd niet noodig, om<br />

Van 't verlooren Paradijs met regt te kunnen<br />

ipreeken.<br />

Indien men nagaat , welk eene hartelijke<br />

Vreugde men gewaar worde, wanneer men eene<br />

afbeelding klaar heeft, en welke eene ergernis,<br />

wanneer 'er eene klad op valt; dan kan men,<br />

Zonder veel moeite, de rede bedenken, waarom<br />

de liefde bij zo menig jong paar fchieüjk vergaat.<br />

De jonge man hadt waarlijk fraaij gefchilderd:<br />

's morgens wek-e hij zijn Liefje op of — dat het<br />

Zelfde is, — zij hem met een kus, volgers het<br />

lied: wekt uwe Gaden kusfende op, gij fchoonen<br />

teTernate; dan drinken <strong>ze</strong> zamen, beide van<br />

vreugde dronken, Thee, bij het genot van allerlei<br />

verrukking, en terwijl hij haar op 't tederfte<br />

verlaat, om zijne bezigheden waar te neemen,'<br />

ftaat zij reeds net gekleed voor hem; nu gaat<br />

<strong>ze</strong>


JALOEZIJ, GIERIGHEID, enz. 295<br />

<strong>ze</strong> <strong>ze</strong>lv' na baar vermaak , ran de huisfelijke zaaken,<br />

cn zorgt in de keuken en den kelder;<br />

om fpijs en drank juist klaar te hebben, wanneerhij<br />

t'huis komt, en zij hem blijde omhel<strong>ze</strong>n'<br />

zal, gelijk de Dichter zingt:<br />

Dan geeft zij haare meid de noodigc bevelen<br />

, en zorgt voor lek/ere fpijs en drank,<br />

om zo het hart vnn haaren Man, wanneer<br />

hij komt, daardoor te falen.<br />

Nu rooken de fchotels reeds , en bevatten<br />

menige onverwagte lekkernij, regt naar zijn'<br />

Fmaak, die zij listig heefc weeten uittevorfchen,<br />

en van haar <strong>ze</strong>lve klaar gemaakt ; zij kittelt<br />

'er zig hartelijk mede , en wenscht , dat het<br />

maar moge fmaaken , terwijl <strong>ze</strong> zonder ophouden<br />

flegts kusfen inöogst.<br />

De namiddag is geheel voor haar en tót zijne<br />

vreugde; men kiest onder dui<strong>ze</strong>nd vermaaken<br />

een onfchuïdig tijdverdrijf gelukkig en<br />

eenftemmig ; gaat, of uit wandelen, of na den<br />

tuin, en in een Prieel zitten, waarin de eerfte<br />

kus fmaakt als Ambrozijn; of verrast zomtijds<br />

een paar insgelijks eenzaam beminnende<br />

Vrienden, én<br />

T 4


4£5 JALOEZff, GIERIGHEID , enz.<br />

Verfchiint nu de Avondftar, of wordt V fchijn»<br />

'<strong>ze</strong>t der bleeke maan op de Velden gezien , zo<br />

dat het tijd is , om na huis te gaan;<br />

Dan enz,<br />

Dit beeld heeft lang bij hem op den e<strong>ze</strong>l ge»<br />

ftaan , en hij heeft 5<br />

er geftadig;, wanneer hij nog<br />

*t een en ander tot hei! der zuivere huwelijksriiin<br />

las , of boorde , of zag, nog menigen<br />

fraajen trek bij gevoegd , zo dat hij het voor<br />

veel geld tog nier, zou overgeven. Zijn kost<br />

kunnende winnen , heeft; hij eene keu<strong>ze</strong> gedaan<br />

, en zijne Bruid reeds t'huis gehaald.<br />

Dit Liefje heeft —-— wie vraagt dit nog f<br />

mede gefchilderd -— maar dit ftuk ziet 'etheel<br />

anders uit! Omtrent den eerften kus is<br />

het bij haar beeld even eens gelegen , maar,<br />

dat hij haar zoude opwekken, daar dagt <strong>ze</strong><br />

iiiet aan, toen <strong>ze</strong> fchilderde : om negen uuren<br />

drinkt <strong>ze</strong> juist Thee, en mijn Heer moet hem<br />

Vroeger drinken ; zo wil zij 't hebben , om<br />

dat <strong>ze</strong> daarbij leest; nu komt de kaerel, om<br />

te kappen ; alsdan is het nog tijd , tot half<br />

één, wanneer <strong>ze</strong> wil eeten , om voor haare<br />

kleeding üe zorgen ; dat menfeh zal immers<br />

Wel een ftuk eeten kunnen klaar maaken , op<br />

dat <strong>ze</strong> rust kan hebben ? —* een tuin ? —-<br />

wel!


JALOEZIJ, GIERIGHEID, ent. 297<br />

I<br />

Wel! er eens thee in te drinken , dat gaat<br />

nog, maar voor 't overige kan <strong>ze</strong> geen fraaij<br />

in bloemen vinden: haare tante was zo zot,<br />

die kon zig , even als een kind over eene<br />

Auricula of Angelier verheugen. s'Zomers moet<br />

men rei<strong>ze</strong>n , en buitenlandfche kennisfen maaken<br />

of vernieuwen; dan in den winter, wanneer<br />

de ftad weer vol rrienfchen wordt, vangen<br />

de vifiten, de kransjes en fpeelge<strong>ze</strong>lfchap.<br />

pen weder aan : het is tog een armhartig Lee-<br />

ven, zonder ge<strong>ze</strong>lfchap.<br />

Nu fielle men dit jonge Paar voor zijne<br />

afbeeldingen , elk trekt een vies we<strong>ze</strong>n over<br />

des anderen zijn linnengoed; men <strong>ze</strong>gt eikander,<br />

dat men flegt gefchilderd hebbe; men begeerd<br />

te veranderen; maar wat zal men veranderen?<br />

en egter was alles zo fraaij gefchilderd;<br />

dat men bijna had willen zweeren , dat het<br />

de natuur <strong>ze</strong>lve ware.<br />

Ondeitusfchen dat Truitje, de jonge vrouw,<br />

bij de kenmerken van den eerften huwelijsk<br />

<strong>ze</strong>gen , tot eene kleine raa<strong>ze</strong>rnij vervalt, haaren<br />

man, den Eerfchender en den doodflager,<br />

niet meer luchten nog zien wil, van haaren<br />

dood met de<strong>ze</strong>lfde <strong>ze</strong>kerheid als van den dag<br />

van morgen praat, de ge<strong>ze</strong>lfchappen vermyd<br />

en met het volkomen gelaat van iemand, dieniet<br />

T 5 wel


2p8 JALOEZIJ, GIERIGHEID, enz.<br />

wel bij zijn hoofd is , in een hoek gaat zitten<br />

, om daar ongetroost te weencn , zij bedient<br />

zig van de kinderen van haare langer<br />

getrouwde zuster alleen , om haaren man te<br />

vergeeten. Zij is geftadig onder hen; zij neemt<br />

<strong>ze</strong> tegen de verdiende tugtigingen haares mars<br />

in befcherming ; dc ontaarde kinderen ftaan<br />

•rondom haar, of vérfchuifön zig agter haar;<br />

zij fpreekt met hen van s'vaders ftraffén aart,<br />

en paait <strong>ze</strong> met allerlei beloften ; hunne gemaakte<br />

ongefteldheid, hun builen en jankert<br />

houden haar bij hun bed , alwaar <strong>ze</strong> met rood<br />

en dik bekreeten oogen zit, met hoofdpijn<br />

nadenkt , om een eigenzhmigen jongen of<br />

meisje met allerlei zuikergoed uit de banketwinkels<br />

te bevredigen, en haaren man verwijt j<br />

dat hij zig over zulk een hartfeer niet bekreune.<br />

De<strong>ze</strong> ën haare vrienden verzoeken vrugteloos,<br />

tog heden van den fraajen Lentedag<br />

met hen gebruik te maaken , of daar de Familie<br />

bij malkander is , ten beftemden hui<strong>ze</strong><br />

mede te willen komen , of wel 't vermaak<br />

te neemen , van den fraajen nieuw aangelegden<br />

tuin met het ge<strong>ze</strong>lfchap te gaan zien:<br />

j, ach! 't is haar niet mogdii?,- want Pauwt-<br />

„ je is ziek , of Stijntje heeft eenen zo gevaar'


JALOEZIJ, GIERIGHEID, ent. 299<br />

„ vaarlijken hoest , en dit arme kind is zo aan<br />

„ haar gewend , dat het geen anderen bij zig<br />

„ kan lijden." Hij , de man, moet <strong>ze</strong> roepen<br />

; men wil gaarne de eer hebben , haar<br />

te ontmoeten5 cn een Compl ;<br />

nent bij haar<br />

af te leggen ! ~ hij kan met ; zij ziet<br />

'er zo morfig uit, als een fchoonmaakfter ,<br />

en wie weeiT wat <strong>ze</strong> anders nog voor eenen<br />

Vie<strong>ze</strong>n reuk uit de kinderkamer medebrengt: —<br />

met een woord , zij bemint niet haaren man,<br />

aiet het toekomende geluk haarer kinderen j<br />

zij bemint zig in haare kinderen: eene andere<br />

zoude , misfehien uit de<strong>ze</strong>lfde inzigten,<br />

den Aap , den hond of de kat beminnen, en<br />

de moedwilligheden de<strong>ze</strong>r dieren met traanen<br />

en fnikken verdedigen, om dat <strong>ze</strong> zig van<br />

haar alleen laaten aantasten, roeren enftreelcn.<br />

Bij alle zulke bedenkingen is het, waar édn<br />

mijner voorzaaten , in eene regte?beklemdheid<br />

des harte, dien uitroep doet: zou men dan<br />

niet eene kunst kunnen uitvinden , om de lief.<br />

de zijner vrouw te behouden ? Doch , wat hij<br />

daarmee te veel ge<strong>ze</strong>gd heeft, willen wij geenzins<br />

verantwoorden.<br />

Ten minften bij veele der eerfte huwelijken<br />

was, naar men hoort, de tedere genegenheid<br />

zo groot, en het prij<strong>ze</strong>n van den overledenen


5oo JALOEZIJ,GIERIGHEID, enz;<br />

nen is zo luid, dat men zig geenzins behoeft<br />

te verwonderen , wanneer de liefde in een<br />

tweede huwelijk nooit tot de gewenschte kras:<br />

ten koomt.<br />

Men fpreekt van den overledenen over tafel,<br />

bij de namiddags-bezoeken, en zugt, over<br />

hem, voor dat men na bed gaat; men fpreekt<br />

van hem tegen dezulken, die hem hebben gekend<br />

, en fielt hem in breedvoe; ige verhaalen<br />

den gecncn voor, die hem niet kenden; men<br />

<strong>ze</strong>gt, dat hij wel een hoofd grooter was, dan<br />

de tegenwoordige, en ook fterker en ftaatiger;<br />

dat hij bevallig lachte , en elk een' voort innam<br />

; men begint van zijne eerfte kennis en<br />

Vrijagie , en vaart daarmede voort tot de begraavenis<br />

toe ; wil zijne laatfte aanmerkelijke<br />

woorden nooit vergeeten , en behoud <strong>ze</strong> als<br />

Geheimen, die het denken aan hem fteeds zullen<br />

verwekker.<br />

Alles* ook 'tgeringfte veroorzaakt, dat men<br />

terftond aan hem denkt; men beezigt zijne<br />

<strong>ze</strong>gswij<strong>ze</strong>n, en bekragtigt zijne vervulde voor*<br />

fpellingen ; men toont , dat de<strong>ze</strong> ring van<br />

hem is, en de Sak is nog zo goed ais nieuw,<br />

die hij kort voor zijn dood voor haar liet maaken.<br />

Hij bezat, buiten kijf, alie deugden; hij<br />

was flegts al te maaiig , te werkzaam , te<br />

lief


JALOEZIJ, GIERIGHEID, enz. 301<br />

liefderijk en al te goed : zij <strong>ze</strong>ide menigmaal<br />

toe hem<br />

m<br />

^ r<br />

l t i<br />

a n<br />

^<br />

w a s a<br />

i^<br />

zijn antwoord het fpreekt van<br />

<strong>ze</strong>lfdat 'er nu een Engel dprcekende wordt<br />

ingevoerd. •<br />

En dit alles gefchiedt in het bijzijn des mans,<br />

van wien de gaften na goedvinden mogen oordeelen,<br />

dewijl men hem, op die wij<strong>ze</strong> , als<br />

een' Leerling in den Tempel der deugd en<br />

verdienften inleid, en die ook, dikwerf <strong>ze</strong>er<br />

wel gevoelt, wat hem daardoor ge<strong>ze</strong>gd wordt,<br />

zo dat hij befchaamd op 't tafelbort krabbelt,<br />

of de broodkruimen in zijn fervet verzamelt,<br />

of ftijf in "t glas kijkt.<br />

De arme man! hij zal in zijn geheel Leeven des<br />

<strong>ze</strong>lfs voorbeeld bezwaarlijk evenaaren:<br />

inmiddels, wanneer hij fterft, dan ver<strong>ze</strong>keren<br />

wij hem, dat hij op zijne vergoding gewis<br />

ftaat kan maaken. De overledene hadt, naar<br />

men <strong>ze</strong>gt, ook zijne gebreken.<br />

Wanneer eene Vrouw, bij haar Leeven,<br />

haaren man begraaft, of wanneer zij over alles<br />

alleen de beflelling heeft; dan is het vrij<br />

duidelijk, dat hij een droomer is, en haare<br />

drift haar ongeftoord beheerfcht j wat het ook,<br />

in


S°2<br />

JALOEZIJ, GIFRIGHEiD, enz-.<br />

in zulke omftandigbeden, voor eene drift zijn<br />

moge.<br />

Maar, wanneer de man, insgelijks, van een<br />

vluggen, werkzaamen aart W s cn rgfer over<br />

dat geen, waaiöver anderen, om dat zij het<br />

bij de vrouw vinden, zo <strong>ze</strong>er kJaa^en, met<br />

genoegen lacht, en <strong>ze</strong> in alles naar haaien zin<br />

laat begaan; dan is het in«gelijks bewec<strong>ze</strong>n,<br />

dat hij, het geen zij bij de hand neemt, <strong>ze</strong>lf<br />

beminnen, en gaarne hebben moet, en dit is<br />

wel niets anders; dan overmaatige zuinigheid,<br />

vrek- of gierigheid. Want door geene drift<br />

werkt men zig onderiing, ftaande het huwelijk<br />

, zo gelukkig in de handen, dan door de<strong>ze</strong>;<br />

geen drift maakt hen onderling vernoegder<br />

en voor elkander behaaglijker, dan de<strong>ze</strong>, even<br />

als men kinderen nooit met meer rust en vrede<br />

ziet fpeelen , dan wanneer zij al hun'fpeelgoed<br />

op een' hoop zamen draagen.<br />

Hoogmoed en eigenzinnigheid in een paar<br />

perzoonen, die geftadig bij malkanderen zijn,<br />

overdwar<strong>ze</strong>n elkander, waar <strong>ze</strong> zig niet kunnen<br />

ontgaan, wanneer zij anders al tegen een'<br />

derden als één' man ftaan • verkwifting en<br />

pragt in beide brengt verwijlen en twist,<br />

wanneer de één van den gemeenfchappelijken<br />

hoop


JALOEZIJ, GIERIGHEID, enz. 303<br />

hoop voor zig meer neemt, dan de ander;<br />

een naar flaapers konden ten minften over<br />

meerder gemak onëenig worden, maar even<br />

gierige echegenooten heb ik, altoos, in vrede<br />

en eendragt zamen zien wooncn.<br />

Wanneer de man, bij winterdag, in het<br />

koude vertrek aller eerst in de handen blaast,<br />

of <strong>ze</strong> wrijft; dan weet de vrouw hem te befchsamen,<br />

cn hij is voort te vreden, zonder<br />

<strong>ze</strong>lfs eens zuur te zien: mogt hem de lust bekruipen<br />

, eens te vraagen, of 'er de<strong>ze</strong> en geene<br />

nieuwe groente voor de keuken en tafel<br />

nog niet ware? dan wordt, hoe laat hij ook<br />

ooit vraage, zijne lekkernij hartelijk uitge-<br />

'lachgen, en hij lacht mede: „ eet tog mijn<br />

kind! ik vind het <strong>ze</strong>er lekker!" hij proeft her,<br />

legt het half gekaauwd wêer op zijn bord-,<br />

„ ja, 't is <strong>ze</strong>er lekker." Heel eehpaarig gaat;<br />

het bij de raadpleeging over uitgaaven en noodige<br />

koften: „ twintig gulden zullen we evenwel<br />

moeten *— —- Ei! waar zijn nu uwe<br />

gedagten? geer.e tien. — Nu, 200 gij meent:"<br />

of, „ niet minder dan agt gerechten mogen<br />

we evenwel niet —— Oho! krijgen we dan<br />

een Regiment ten eeten ? Ik denk flegts<br />

zo; doe naar uw' zin, mijn zoetere. „ Het<br />

volk


S04 JALOEZIJ, GIERIGHEID, enz.<br />

volk in hun huis pleegt van hen te <strong>ze</strong>ggen,<br />

wanneer het., naar bekende vrijheid , het ka-,<br />

rafter van hun Heer en Vrouw onder zig onc<br />

werpt: zij fr.ijd de pijien, en hij moet <strong>ze</strong>-,<br />

affchieten, dat is, voor zo verre de bedienden<br />

aangaat, zij waakt over de minfte ontrouw of<br />

agteloosheid , en , waar <strong>ze</strong> <strong>ze</strong>lve niet durft<br />

fpreeken , daar brengt zij het den man over;<br />

die vaart alsdan geweldig uit, raast en tiert,<br />

dreigt met flagen en gevangenis: verder toegepast<br />

, mogt het in 't algemeen zo veei beteke­<br />

nen , als, zij fmeed den aanflag, en hij fchaamc<br />

zig nooit, dien uit te voeren.<br />

Maar, waar de<strong>ze</strong> drift bij de ééne helft met<br />

eerzugtige miidaadigheid, met lust rot de waereld<br />

en ge<strong>ze</strong>lligheid, met fmaaK en zugt tot<br />

eenen lekkeren difch bij de andere helft gepaard,<br />

gaat; daar is het? ais of de haas met de veldmuis<br />

voor eenen winter zamen wilde huishouden.<br />

Grollen en fchrollen over tafel, en, wanneer<br />

de bediende met het tafelgoed de kamer uit is,<br />

van vooren wêer aan. „ Wat was dat nu wêer<br />

voor een vreeten ? de verkens krijgen 't beter!"<br />

— Hoe kunt ge dat nu <strong>ze</strong>ggen, ik heb<br />

*er heerlijk aan te gast geweest; het was wijlen<br />

mijn


JALOEZIJ, GIERIGHEID, bhf. g 0|<br />

mijn Papa's befte fpijs, hij plagt het wel"<br />

„ Hij mag geplagt hebben , zo lang als hij<br />

. wil; ik denk anders, en mijn fmaak is anders."<br />

Hierop voort na hoed en ftok getakt, en de<br />

deur toegefmeeten , om de<strong>ze</strong>n avónd bij<br />

den éénen of anderen vriend beter te gast ta<br />

gaan.<br />

Zekerlijk komt het 'er, om hier alles in 'È<br />

regte daglicht te fteilen, <strong>ze</strong>er veel op aan * of<br />

de Heer voorncemens en geregtigd is, zijn kop<br />

te toonen, en 'er mee door te draven, dan of<br />

hij beter meent te doen, wanneer hij zig dom<br />

houdt, maar agter den rug intusfchen zijn ziri<br />

doet, ;<br />

of zij, gelijk men <strong>ze</strong>gt, hem eerst tot<br />

een' man gemaakt hebbe, dan of hij, naar zulken<br />

ftijl, nog meer een man zal worden, wan»<br />

neer hij tot een gewenfcht einde in geduld volhardt<br />

en zijnen loop zo ftil voleindigd.<br />

In dit laatfte geval moest hij het voor lief<br />

neemen, dat hij in 't donkere zat, om dat het<br />

licht, naar onveranderlijke wetten, eerst, als'<br />

het duifter is, werdt aangeftoken, en men het<br />

's zomers geheel kan misfen; dat hij van dert<br />

wijnkelder als van de gelukkige Eilanden<br />

hoorde praaten, en ook bij een gégeeven gastmaal<br />

in zijn huis niet te veel gèzöndhedèn iflftelde,<br />

of anders door zijn voorbeeld töt drint-<br />

31. EE«L, V kea


3oö JALOEZIJ, GIERIGHEID, en?.<br />

ken aanmoedigde, om niet order de tafel met<br />

den voet te worden aangeftooten, of een befchaamende<br />

wenk te krijgen; dat hij uitnoodigingcn<br />

en opdringende intekeningen tot Ballen<br />

, Concerten en Speelge<strong>ze</strong>ifchappen <strong>ze</strong>er<br />

vaardig leere afflaan, zonder zigtbaare fchaamte<br />

met haar in een armhartigen bolderwagen kruipe,<br />

en zig aan een paar Joude knollen van paarden<br />

, om voort te fleepen, toebetrouwe; maa*<br />

nende en op betaaling dringende ambagts'deden<br />

helder uit<strong>ze</strong>tte, en bij dit ailes egter nog over<br />

een ouden jichtigen knecht of dergelijk eene<br />

rteid te beveelen hebbe, dewelke onder wijlen<br />

zijne fchoonöuders reeds even aan mors* en gierigheid<br />

, als de hofhond aan de keten , gewend zij n.<br />

Inmiddels blijven hem, zóo hij 'er verftands<br />

genoeg toe heeft, nog wel uitkomften overig.<br />

De keukenjongen, het loopmeisje, of eenig<br />

ander flobbeije zijn 'er regt toe gemaakt, om<br />

den ouden jakhals van een knecht, die flegts<br />

geftadig op het keldergat, op het gat in de provifie-kamer,<br />

en andere openbaar verdagte plaat<strong>ze</strong>n<br />

let, te bedotten, en weeten de fluiphoe-<br />

ken in het huis, als rotten en mui<strong>ze</strong>n.<br />

Moet ik 't aan den dag brengen, waar de wijn<br />

en verfche oefters ftaan ? • Binnen in de<br />

fraaije nieuwe koets, die in het koetshuis met<br />

een


JALOEZIJ, GIERIGHEID, énu k$J<br />

een kleed overdekt ftaat, men zit daar even zó<br />

veiiig, als bij den Heer Butelli, den ItaliaanJ<br />

of zoude men 't wel denken ? de kelderdeuf<br />

laat zig, wanneer men <strong>ze</strong> flegts beneden, daar<br />

<strong>ze</strong> war gaapt, vat, zo gelukkig ligtcn, dat 'er<br />

het wat te korte en gezakte flot over zijne neiis<br />

dóór een gat in. de fteenen uit gaat, en het beloofde<br />

land geheel open ligt; daarheen wordt<br />

Flip de getrouwe, die de ontdekking heeft gedaan,<br />

het fpreekt van <strong>ze</strong>lf als een dief iri deii<br />

nacht, gezonden, en geeft den volgenden dag<br />

heimelijKe wenken. •<br />

Waar hij het geld van daan haale? — is<br />

hy een'fterk en gelukkig fpeeler; dan is hij<br />

klaar; zoo niet, dan kan hij klaagen, hoe hij,<br />

gifteren, in een ge<strong>ze</strong>lfchap, daar hij volftrekt<br />

moest we<strong>ze</strong>n, verboren hebbe, en, geen gelds<br />

genoeg bij zig hebbende, moest leenen; hoe hij<br />

de geldbeurs op eene onvoorzigtige wij<strong>ze</strong> hebbe<br />

laaten leggen, na welke nu te vraagen het niet<br />

pasfe; of hoe hij in de uiterfte drift, in plaats<br />

van een <strong>ze</strong>ltehalf een' gulden gegeeven hebbe i<br />

en daar door zijn fpeelgeld verminderd zij enz.<br />

Eene beftrarfmg is nog al wel te verdraagen,<br />

wanneer men maar wêer geld krijgt. Anders<br />

zijn ook wel de Heeren, welke tot fiü toe met<br />

nat en diëog tevreden zijn, infchikkelijk ge-<br />

V s noeg-*


3o8 JALOEZIJ, GIERIGHEID, enz.<br />

noeg, de betaling van het verfchootene zo lang<br />

uit te ftellen, tot dat de Heer, waartoe hoope<br />

is, weldra mondig zal zijn.<br />

Dat gierigheid en wellust in eeue ziei bij malkander<br />

kunnen woonen, zo dat elk zijne rechten<br />

oefene, is een zo dagelijkfch verfchijn<strong>ze</strong>i,<br />

dat men <strong>ze</strong> ganfeh niet onder de bijzon*<br />

der heden ftellen moet.<br />

Men ziet de echte Origirteelen van vrouwelijke<br />

Harpagom om aartige jonge mansperzoonen<br />

heen trippelen: wanneer <strong>ze</strong> 't ganfche<br />

Jaar niet hebben gelachgen; zo draaven zij<br />

grimlachgende rondom hen heen; zij doen haare<br />

vermolmde Kabinetten open, om zig alleen,<br />

ten bunnen gevalle op' te fchikken, en, wanneer<br />

zij <strong>ze</strong> <strong>ze</strong>lve huisveften, dan weet het<br />

ganfche huis van plegtige onthaalen te fpreeken;<br />

zij haten <strong>ze</strong>lfs bij de kofii room haaien,<br />

en <strong>ze</strong>tten 'er anijsbefchuitjes bij.<br />

Men noeme dit, gelijk wij hebben gedaan,<br />

wellust, welke zig alleen, volgens eene regt<br />

vleiende loosheid, van de<strong>ze</strong> kleine offerhanden<br />

tot e?ne inleiding bedient, en 'er zig heel veel<br />

cn eene <strong>ze</strong>er fpoedige werking van belooft;<br />

maar die, waar <strong>ze</strong> zig bedrogen vindt, zonder<br />

veel berouw terftond omkeert om voor billijker<br />

prij<strong>ze</strong>n te koopen.<br />

De


JALOEZIJ , GIERIGHEID, enz. c,oo<br />

De aanbiedingen van liefde eener gierige<br />

zijn daarom plomp en onbefchaamd , om dat<br />

<strong>ze</strong> ftomme , met kosten gepaard gaande bewij<strong>ze</strong>n<br />

haarer drift , welke elke andere liever<br />

zoude kie<strong>ze</strong>n , ontziet.<br />

De huwelijken der meeste onder haar, vooral<br />

der oude, komen ook daarom fchielijk tot<br />

ftand , volgens eene gaande gemaakte lust en<br />

de manieren van een fehurk , welke beloofde<br />

, dat hij met weinig te vreden , en voor<br />

wien , gelijk hij <strong>ze</strong>gt, alles goed genoeg is.<br />

Bij de Huwelijken der jonger bedenke men<br />

flegts , hoe flegt de echte trouw bewaart, en<br />

hoe welkom de Galant zijn moete , wanneer<br />

hij gefchenken doet ; en bij nog andere valt<br />

de aantrekkelijkheid der nieuwheid op een'<br />

bedienden , die , naar het fchijnt , met<br />

<strong>ze</strong>er weinig is te paajen , en die juist<br />

naar genoegen de dieverijen van andere weet<br />

aantewij<strong>ze</strong>n, om <strong>ze</strong>lve des te veiliger <strong>ze</strong>lfs te<br />

mui<strong>ze</strong>n.<br />

Men ziet het uit de wij<strong>ze</strong> , en hoort het<br />

uit den toon, waar mêe dien kaerl iets wordt<br />

belast, en uit de manieren , waarmede hij<br />

<strong>ze</strong>lf iets voor de vrouw doet, of haar iets<br />

?egt, dat de guit de eerfte bedrijf-al in het<br />

huis is,<br />

V 3<br />

Hij


gip JALOEZIJ, GIERIGHEID, enz.<br />

Hij legt zijne hand op haar fchouder, wanneer<br />

hij haar iets in het oor bijt; luiftert haar<br />

heimelijk nog iets bijzonders in, en krijgt ten<br />

antwoord een gelaat, het welk omtrent <strong>ze</strong>gt,<br />

dat dit anders wel heel aartig is, maar dat<br />

men thans alleen moete op zijn hoede zijn.<br />

Hij fpreekt mede, en wordt ook wel geroepen<br />

, om te verhaalen of te befchrijven; bekijft<br />

de kinderen , twist met de dienstboden ,<br />

dat het door 't ganfche huis klinkt, op dat de<br />

vrienden zijne magt hooren, en roept of wenkt<br />

iemand dikwijls buiten , in welken tijd dan<br />

het ge<strong>ze</strong>lfchap , wanneer het anders veilig is,<br />

zijne aanmerkingen daarover maakt.<br />

Hij verzaakt gaarne liverij en een gebcorden<br />

hoed , maar vertoont zig liever in een burgerlijk<br />

kleed, dat geene afhangiijkhcid verraadt;<br />

|s 0ok —- daarin heeft men mis, geen<br />

Bediende in het huis , maar flegts de Kapper<br />

van Mevrouw, of hij kijkt maar na het geen<br />

ïegt is, en , wanneer men iets van] den<br />

Heer begeert.', dan zal hij het wel ftellen ;<br />

men kan 'er zig op verlaaten.<br />

Ontrouw is het beste geneeskruid tegen de<br />

Jaloezij.<br />

Wanneer men zig dikwijls genoeg over de<br />

veïre gaande luimen van den Heer onder de<br />

vrouwt-


JALOEZIJ , GIERIGHEID , enz. 3 r i<br />

vrouwtjes en vrijsters in de ge<strong>ze</strong>lfchappen heimelijk<br />

en luid heeft geërgerd ; dan vind men<br />

in de behandeling van de<strong>ze</strong>n of geenen > dit<br />

men egter ook nog niet is vergoeten.<br />

Men komt hem halver wege tegen. Maar<br />

men is liever voor de zagte zielverkwikkende<br />

vermaaken , en haat de ongelegenheden in<br />

ge<strong>ze</strong>lfchappen ; hij mede. Nu is 'er verëeniging<br />

des harte ; waar zal men zig zamen dikwils<br />

vinden , om dit vermaak regt menigmaal<br />

te genieten<br />

Zij beichrijft hem den tuin buiten de poort,<br />

waar <strong>ze</strong> s'namiddags haar vermaak voor zig in<br />

ftilte heeft.<br />

Den anderen dag klopt hij reeds aan de<br />

poort, of loert op den weg. Zal nu de Heer<br />

niet de<strong>ze</strong>n avond wêer na een vrolijk ge<strong>ze</strong>l»<br />

fchap gaan ? zal hij niet haast wêer ter zake<br />

van koophandel moeten rei<strong>ze</strong>n l Men is ten<br />

minften wegens het eerfte gerust of onvedchillig,<br />

en wenscht hartelijk het laatfte.<br />

^Bigotterie is de de laatfte vijand , voor de»<br />

man; die laat zig , volgens een oud <strong>ze</strong>ggen,<br />

alsdan zien , wanneer de andere zijn opgeruimd.<br />

Onder den laagen hoop, is <strong>ze</strong> wel veel<br />

gemeener, dan daar, waar % van oudsher,<br />

V 4. ï&eer


31^ JALOEZIJ, GIERIGHEID, enz.<br />

meer gelegenheid wes , om 'er fpotternij over<br />

aan te hooren.<br />

Inmiddels even als men, eindelijk , menigmaal<br />

eene Mode navolgt en verdedigt, waar<br />

over men voorheen zo dikwils lachte ; zo<br />

tast men ten laatften, ook nog wel eens hier<br />

toe.<br />

Zij is ook een al te kragtig middel, om<br />

«Itoos onder het voorwend<strong>ze</strong>l van voornamere<br />

en wigtigere bezigheden den geenen dienst,<br />

hulp of bevordering te weigeren , met wien<br />

men overhoop legt, en welken men gaarne<br />

drukt of mishandelt, om niet te <strong>ze</strong>ggen, welke<br />

andere ontfchuldigingen en verdedigingen zij<br />

nog meer toelaat, om 'er zig, bij voorvallende<br />

gelegenheden , van te bedienen.<br />

Tegen een' man, bij voorbeeld , die s'morgens<br />

vroeg en fchielijk gediend en geholpen<br />

wil we<strong>ze</strong>n, ware niets beter , dan het morgen-gebed<br />

driemaal te her haaien , of zig zo<br />

lang met bidden onledig te houden , tot dat<br />

hij eindelijk boos wierdt ; want als dan had<br />

men tog een blijkbaar recht , hem voor een<br />

Turk cn Heiden uit te maaken : En eene<br />

meid , die in het zingen ftoort, al ware zij<br />

van den Heer gezonden, om iets te vraagen,<br />

I<br />

of


JALOEZIJ, GIERIGHEID, enz.<br />

313<br />

of haar iets te berigten, voegt natuurlijk eene<br />

Oorvijg.<br />

Tegen andere kleine zonden laaten zig al­<br />

lerlei kragtige plaat<strong>ze</strong>n uit de<strong>ze</strong> en geene ftig-<br />

telijke boeken, of wel ver<strong>ze</strong>n uit een gezang­<br />

boek , met een dat is wel juist, daar wordt<br />

het bewaarheid, daar kan ik wel met mijnen.<br />

* * <strong>ze</strong>ggen enz. bijbrengen; want wat wil hij<br />

tog tegen zulk eenen geeftlijken houw of fteek<br />

doen ? men heeft niet gefcholden , niet ge-<br />

raast en getierd ; men heeft flegts iets aani<br />

gehaald.<br />

Een bidkamer kan weldra eene zo heilige<br />

plaats worden, als een klooster in Spanje, die<br />

men niet betreeden , en waarop men niets<br />

zoeken of van zijn plaats mag leggen; en mogt<br />

men zig hier al niet tegen allerlei woeste aan­<br />

vallen kunnen ver<strong>ze</strong>keren, dan kan een gd<br />

geftadig denken aan den dood een zoort van<br />

doodkist, hier of daar in een hoek van 't huis<br />

geplaatst enz. een bewaarder van gevvigtige ,<br />

maar heel aardfche Geheimen worden.<br />

Toevoer is 'er genoeg; want om agt uuren<br />

komt Juffer Lipje, tot het gebed bij gefloofe<br />

deuren, en om tien uuren Juffer Martijntje,<br />

en s'namiddags om twee uuren gaat <strong>ze</strong> <strong>ze</strong>lve<br />

na eene geestelijke oefening , en Doch<br />

gee-


314 JALOEZIJ, GIERIGHEID, enz.<br />

geene trekken meer; men fchildert hier altijd<br />

flegts fchoorfteenftukken en hoekbeelden.<br />

Indien men wil ; dan flaa men, in plaats<br />

van dit, zijne oogen op den man en de kinderen<br />

, waarvan de eerfte, om dat hij fteeds<br />

met de uiterfte veragting als een geflagen vijand<br />

van de Christenheid behandeld wordt, ook<br />

zijne Alliantien maakt, met zijne verëenigde<br />

vrienden dagelijks op kondfchap uitgaat, aantast<br />

, uitvalt of ont<strong>ze</strong>t, en zo wanneer hij<br />

maar flegts genoeg denkt, zijn vermaak neemt;<br />

tot de echtfeheiding toe en waarvan de laatften<br />

, welke partij <strong>ze</strong> ook mogen trekken ,<br />

zig geheel eigenlijk in de fchool der deugnieten<br />

cn galgeniia<strong>ze</strong>n zullen bevinden.<br />

In huwelijken van Voornaamen en Rijken<br />

gaat men zig hierin iets uit den weg, zonder<br />

nogtans fchade te verhoeden.<br />

Terwijl de vrouw op 't Landgoed woont,<br />

bepaalde Biduuren houdt, en het geheele dorp<br />

in devotie vuurig maakt, leeft de man in de<br />

ftad , boeleert met andere vrouwen » fiijt den<br />

tijd met banketten, doet kostelijke gefchenken,<br />

wordt ziek, en fterft in armoede, of gaat bankrot,<br />

laatènd» eene fchuld na van twintig dui<strong>ze</strong>nd<br />

gulden. Alle, die hem gekend hebben,<br />

<strong>ze</strong>ggen, het ware <strong>ze</strong>kerlijk zo verre niet met<br />

hem


JALOEZIJ, GIERIGHEID, enz. 3^<br />

hem gekomen, hadt zij zijn hoofd niet op den<br />

hol gebragt, en hem? op de kwaadaartigfte wij<strong>ze</strong><br />

buiten den Hemel geflooten.<br />

Is dit de gewoone winter naa den zomer? —<br />

Zijn dit de onfeilbaare gevolgen van tedere<br />

huwelijken ? — Foeij! wie denkt zo ? *<br />

Het zijn de gevolgen van eene dwaa<strong>ze</strong> keu<strong>ze</strong><br />

, van eenen droeven gedwongen koop, van<br />

winzugtige koppelingen , verhaafte fchreden<br />

van toornige en galzugtige gemoederen, die<br />

zig door hunne huwelijken aan hunne bloedverwandten<br />

wiilen wreeken.<br />

Hier een meisje, dom en plomp cpgebragt,<br />

van de ouders verkogt aan iemand, die geld<br />

zoekt, of <strong>ze</strong>lf in een ongelukkig of zwak uur<br />

van een betitelden fchurk verrast; daar een<br />

Doóter, of Advocaat, of ander.ledig gaande<br />

Makelaar, die voor <strong>ze</strong>s honderd douceurs van<br />

dertig dui<strong>ze</strong>nden het jawoord haalt, en daarvoor<br />

nog op den bruiloftsdag mêe vrolijk is;<br />

daar eene weduwe, of anders eene van de<br />

waereld vergeetene, die niet meer onder haare<br />

nicht wil ftaan, en het zo kort houden van<br />

haar Voogd volflxekt niet meer verdraagen<br />

wil, en daarom heden nog wenkt, uit<strong>ze</strong>ndt,<br />

roepen laat, of in ge<strong>ze</strong>lfchap gaat, en ja<br />

<strong>ze</strong>gt,


«,£ JALOEZIJ, GIERIGHEID, enz.<br />

<strong>ze</strong>gt, en anders nog veel doet, wat boven<br />

reeds ftaat opgetekend.<br />

Zo zouden tog de mannen <strong>ze</strong>er veel fchuld<br />

hebben aan 't ongeluk? om dat zij<br />

het verkiezingsrecht hebben; de meefte! ——<br />

En zo raakten de verwijten geenzins het gansch<br />

geflacht? ——• Waarom denkt gij zo kwaad<br />

in uw hart!

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!