Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
POR T RAITEN<br />
— Ego fi rifi, quod incptus<br />
Paftillos Rufillus olet, Gorgonius hircum,<br />
Lividus & mordax videor tibi?<br />
HOR AT. L. U Sat. IK<br />
T WE EDE DEEL.<br />
UTRECHT en AMSTELDAM,<br />
Bij G. T. VAN PADDENBURG, EN ZOON,<br />
SN M. SCHALEKAMP.
VOORREDEN.<br />
'jfTot de uitgaaf de<strong>ze</strong>r weinige bladen, üU<br />
een "vervolg van 't etrfle deel, ben ik i<br />
niet zo luid en dringende verzogt , noch<br />
van mijne vrienden (gelijk men dit anders<br />
zo menigmaal hoort,') zo ernjlig g ié den ;<br />
dat, zoo <strong>ze</strong> niet mogten behaagèn , men<br />
niemand de fchirfd moet geeven , Mn mj<br />
<strong>ze</strong>iven, ' , f (<br />
het ging mij naar de wij<strong>ze</strong> der fchrijl<br />
vers : toen 't boekje klaar was , vónd ik<br />
dat 'er nog veele andere dingen in baddert<br />
kunnen en moeten paan , en , dit w'eeten<br />
de Heeren van het handwerk , is merendeels<br />
de voorbereidende gefteldheid, voor een<br />
tweede Deeltje, in alle aderen cn' zénuweri<br />
des fchrijvers,<br />
* & bit
iv \ VOORREDEN.<br />
Dit deel draagt het kleed van zijnen oud-<br />
flen broeder, dat is, men is daarin bij<br />
de manier van Theophrastus ook getronw<br />
gebleeven , en heeft, volgens een kort op-<br />
fchrift, de trekken, tot een karacler be-<br />
boorende, verzameld.<br />
Het eenige ongelegene , dat de<strong>ze</strong> wij<strong>ze</strong><br />
van fchilderen heeft, is, dat de tijtel<br />
van ieder fluk, naar V welk men zig dus<br />
rigt, niet altijd jiipt bepaald, en men<br />
gewoon is, het gebruikte opfchrift nu eens<br />
tiaauwer , dan weer ruimer te neemen; en<br />
dat daarenboven voor menige dwaasheid ,<br />
onbefchaafd-en zwakheid nog ganfch geen<br />
bepaalde fipte naam is'uitgevonden ; wel<br />
ken kleinen dwang men ontgaat , wanneer<br />
wen , volgens me andere rmgfchikking en<br />
onder meer bevattende Titels , omtrent als<br />
Bruijere, de Taferelen ten toon field.<br />
e r a a n<br />
Doch , wat n '<br />
ê<br />
e k<br />
£ m ? ln<br />
~<br />
dien de trekken waar zijn, en hunne Ori-<br />
giMelen vinden , dan kan men zig wegens<br />
bunne benaming ligt verf aan.<br />
yoor
V O O R R E D E N .<br />
Voor het overige kan het geen verwijt<br />
voor dit klein werk zijn, dat de trekken,<br />
dikwijls, meer of minder als op zig zdven<br />
Jlaan.<br />
Meerder behandeling en bekleeding, dan<br />
men hen uit hoofde der menigte kon, en wilde<br />
geeven , behoort tot een iooneelfuk of<br />
den Riman.<br />
Inmiddels dagt ik , dat men geen<br />
verkoper daarom veragtte, om dat hij<br />
zijne goederen flegis in een digt gepakte<br />
kist bij zig voert, en niet in een gewoonen<br />
. grooten winkel uitkraamt en uitveilt. Men<br />
vind tog , menigmaal, in den laatflen alleen<br />
een kwakzalver , wiens ganfche voorraad<br />
niet veel geld bedraagt, en welke van<br />
den man met de kist koopen kan , om van<br />
één pond drie te maaken. Wanneer men<br />
de<strong>ze</strong> gelijkenis verklaart, gelijk <strong>ze</strong> verklaard<br />
moet worden, en <strong>ze</strong> van eene menigte nieuwe<br />
Romanfchrijvers en Tooneeldichters verflaat;<br />
dan denkt de fchrijver geenzins. het<br />
* 3 ver-*.
TI V O O R R E D E N .<br />
verwijt van hoogmoed te verdienen. V Is<br />
een bekende zaak, dat men bij hen zo wei<br />
nig trouwe en echte tekeningen van menfchen<br />
vind , als in menige pragtige vertrekken<br />
goede en bruikbare meubilen. •<br />
Ik beroep mij op een regt braaven Man,<br />
4ie de zaak onlangs rugtbaarer heeft ge<br />
maakt, dan <strong>ze</strong> nog\hier en daar was, en<br />
teffcns de<strong>ze</strong>n kinderen beloofd heeft, een<br />
Amos Comenius redivivus te wsrden, en<br />
hen in een Orbis pictus wat meer waereld-<br />
en menfchen-kennis te leeren.<br />
* Mop en de tegenwoordige kara&ers , zo<br />
lang als wij ten minflcn dat werk van<br />
dien Man nog niet volledig hebben , tot<br />
dergelijk een nut en voordeel dienen ; dan<br />
Ware des fchrijvers wensch vervuld.<br />
De<strong>ze</strong> verzameling van karaclers maakt<br />
in-<br />
(*) Oottingfch Magazijn der Weetenfchappen<br />
cn Letterkunde. EerfeDeel^ derde Stuk, <strong>ze</strong>sds<br />
l er handeling. (Hoogd).
V O O R R E D E N . vn<br />
inmiddels jlegts een ziekenhuis uit, daar<br />
men als van bed tot bed gaai , en elk- een<br />
over een bijzondere kwaal hoort klaagen.<br />
Het zoude dwaas zijn , zoo men <strong>ze</strong>ggen<br />
wilde, dat het gemaklijker is, een fchoon^<br />
dan een haatelijk karacter • te- - fehilderen;<br />
maar mogt men • ondertusfehen vraagen<br />
, welke van beide verzamelingen algemeen<br />
nutter koude--worden ,-> dan zoude ik<br />
mij bijna voor de laatJJe verklaaren , indien<br />
men anders fchildert met eenen waaren<br />
afkeer van ondeugden en dwaasheden,<br />
en daar liever geheel zwijgt , waar men<br />
eerder verleidend, dan waarfchouwejid en<br />
onderregtend kan worden.<br />
IVmt edele zielen alleen, welke met<br />
<strong>ze</strong>lfkennis en eige verbetering omgaan zijn<br />
in fa at, het waarlijk groote , en ver"<br />
hevene , en te -gelijk de zuivere bronnen ,<br />
beweegredenen en middelen tot uitfleekende<br />
daaden te zien , en , om dat <strong>ze</strong> , geftadig<br />
met zig <strong>ze</strong>lve onledig zijn, te gebruiken<br />
: Over de andere vliegt de klank<br />
* 4 als
vin VOORREDEN.<br />
als heen ; zij vernoegen zig Jlegts met eent<br />
fchijndettgd, en men voert niets omtrent<br />
haar uit, dan dat men daar, waar men<br />
juist zo fpreekt of bandelen laat, als zij<br />
fpreeken en handelen, haar eenige wroegingen<br />
des Geweetens veroorzaakt, en dat <strong>ze</strong><br />
regelregt de<strong>ze</strong> manieren, om dat <strong>ze</strong> 'er tog<br />
zo heel haatelijk uitzien „ of zo <strong>ze</strong>er befpot<br />
worden, vervolgens flaaken.<br />
Geluk genoeg voor den Arts, wanneer<br />
hij eenen zieken, met menigerleie toevallen<br />
en kwaaien belaaden , het èéne of andere<br />
beneemt.<br />
Wij willen mede niet, (en men verflaat<br />
ons verkeerd, indien men dit gelooft, )<br />
dat zig alle de te boek geftelde trekken, al<br />
waren <strong>ze</strong> ook naa malkander opgegeeven ,<br />
te zamen genomen in één Perzoon, die zig<br />
aan dee<strong>ze</strong> of geene dwaasheid fchuldig maakt,<br />
moesten bevinden; maar de<strong>ze</strong> of getne kunnen,<br />
cm <strong>ze</strong>kere reden, in hem ontbreeken:<br />
doch , gemerkt de<strong>ze</strong> trekken , over het al'<br />
ge-
VOORREDEN. «<br />
gemeen, tot het karabl er behoor en, en weer<br />
in een ander Perzoon kunnen gevonden wor»<br />
den , zo moest geen één daarvan worden<br />
weggelaaten.<br />
Wanneer daarom iemand al over bijzon*<br />
dere befchrijvingen wilde fchreeuwen; dan<br />
kon een ander , die met ons dit werkje als<br />
een klein handboek aanwerkt, nog gefladig<br />
over gebrek en onvolmaaktheid klaagen, om<br />
dat hem , hier en daar , nog meerdere in<br />
het oog hopende trekken te binnen komen, en<br />
voor de<strong>ze</strong> laatfle aanmerking en verbetering<br />
zoude en moest de fchrijver altijd dankbaar<br />
zijn, om dat het hem daarom te doen is „<br />
dat hij zijnen kleinen vooorraad van aanmerkingen<br />
over menfcben en <strong>ze</strong>den naarflig<br />
vermeerdere.<br />
In een ander opzigt fchijnt het naauw-<br />
lijks noodig , om aan te merken , dat de<br />
Karacters , hoe perzoneel zij 'er ook /laan,<br />
egter nog eene oneindige vereeniging onder<br />
malkander in bijzondere perzoonen <strong>ze</strong>lva<br />
* 5 ver-
x<br />
VOORREDE.<br />
verdraagen, die menigmaal tot een wonderbaar<br />
Contrast kan gaan.<br />
Zo paart zig-, menigwerf^ 't fchuimloopen<br />
gaarne met vrekheid-, de gierigheid, dikwijls<br />
, gaarne met den lediggang , wanneer<br />
hem naamlijk elke voordeelige handteering vol<br />
gevaar en <strong>ze</strong>er bedenkelijk toeschijnt, en hij<br />
het liever met mindere, doch vastere Interesten<br />
voor lief wil neemen , en Bigotterie<br />
met grootsheid op een adelijk gejlacht, en<br />
beide weer met het hoorendraagen en eige laagheid.<br />
Zelfs driftige Pronkers en Gekskappen<br />
, en bijgeloovige Bramarbasfen en twistzugtige<br />
Lieden van den degen ziet men als<br />
vliegende katten en eekhorens, of jlangen met<br />
voeten , en verminkte <strong>ze</strong>e-leeuwen, of <strong>ze</strong>eheer<br />
en , en Robben met visch f aarten in de<strong>ze</strong><br />
wonder-waereld leeven, wasfen en groeijen.<br />
Dit wonder laat zig verklaar en, wanneer<br />
men bedenkt, deels, dat men behalven de<br />
dwaasheid, die ons eigen, en met on<strong>ze</strong> natuur<br />
innigst verenigd is, door tugt en voorbeeld<br />
nog
VOORREDE. jii<br />
fibg andere kan aannemen, die men gehotte<br />
den is, voor wijs-en aartigheid te houden,<br />
en <strong>ze</strong> 'er ook naderhand voor houd, om dat.<br />
men voor alles, wat men met moeite heeft<br />
geleerd, is ingenomen; deels, dat een zwak<br />
ver ft and, de vader aller gebreken en Spoorloosheden<br />
, een dwaasheid voor eene daaraan<br />
gren<strong>ze</strong>nde deugd houden; en , om dat<br />
het hem zo gemaklijk viel, haar aan te neemen<br />
j zo buitenfpoorig daarmee praaien kan^<br />
dat hij gelooft, in hem zij de regt eigenlijke<br />
grond de<strong>ze</strong>r deugd; én zig des wegen over<br />
zijn voornaam gebrek niet fchaamt ; deels ,<br />
dat men alle de gevallen van noodzaaklijkheid<br />
niet voort kan nagaan, waar eene ondeugd<br />
of dwaasheid gedwongen wordt, eene andere<br />
tot broederlijke onder/leuning opteroepen, eti<br />
men daarom bij vergelijkinge der daaden <strong>ze</strong>lve<br />
Jlrijdigheid meent te vinden. Doch zulke<br />
verenigingen van meerdere $ dikwerf frijdige<br />
eigenfehappen in één Perzoon kunnen ><br />
eigenlijk, alleen in historifche af'beeldingen<br />
ik
m V O O R R E D E .<br />
ik meen Tooneelfpelen en Romans, regt zigtbaar<br />
worden gemaakt, en zijn van de meesters<br />
der kunst, Shakefpear en Fielding nimmer<br />
uit oog gefield. Hier heeft men Jlegts<br />
borjlflukken geleverd', uit wier hoofd, oogen,<br />
neus en mond, ikwenschte, dat men,<br />
volgens Lavaters kunst, iets konde op<br />
makken*<br />
DE
I N H O U D,<br />
Sladz.<br />
DE ONWEETENDE. , . ' . i<br />
DE SCHIJNHEILIGE. ., at<br />
DE ZONDERLINGE, . j dV 22 34<br />
DE GEKSKAP. , , , 48<br />
DE SCHUIMLOOPER. . , 75<br />
DE ARMOEDIGE GROOTSCHE. . pi<br />
DE MAN, DIE ONS VERVEELT. , 101<br />
DE SCHURK. , . 1 1 9<br />
DE RIJKEI MAN , OF TROTSHEID. IN DEN<br />
BURGERSTAAT. . • 13I<br />
DE GEVEINSDE. . , i 4 S<br />
HERCULES ONDER DE VROUWEN. . 160<br />
DE SCHILDER MAAKT PENCEELEN SCHOON,<br />
EN MENGT NIEUWE VERWEN. . j6S<br />
GEMAAKTHEID. . , . 171<br />
IJDELHEID. . , , . 1 7 9<br />
COQUETTERIE. . . . 193<br />
HOOGMOED, WANGUNST, KWAADSPREE<br />
KING . EN ANDERE GEZELLIGE ONDEUG<br />
DEN DER DAMES- . . . 217<br />
STUURS-
I N H O U fti l ,<br />
STUURSHEID, DWEEPERIJ, VOORBEREL<br />
DING TOT HET HUWELIJK. . 247<br />
HET MEISJE VAN SMIRNA. . *Sa<br />
JALOEZIJ, GIERIGHEID , AANHOUDENDE<br />
" ONÉENIGHEDEN, EN ANDERE HU1ZEL1J-<br />
KE VERMAAKEN. . . • . 279<br />
D E
D E<br />
O N W E E T E N D E ;<br />
W<br />
at raalcen mij de geenen, die buiten zijn<br />
en buiten willen blijven, dat ik hen zoude beoordeclen?<br />
— Lacht Joris Dommekragt den goe*<br />
den en bekwamen Landman, in des<strong>ze</strong>lfs tegenwoordigheid,<br />
niet fchaamtelöos uit, zoo dra die eens hee<br />
eene of andere woord in eene courant rabraakt, of<br />
eenen naam, dien geeneChriften ziel opzijn dorp<br />
kent of draagt, jammerlijk mismaakt? Zulk ee»<br />
weec nooit van bloo<strong>ze</strong>n, wanneer gij hem te regc<br />
helpt: hij heeft, gelijk hij <strong>ze</strong>gt, nooit op de<br />
ftudie geweest, en kan, indien hij flechts wil,<br />
op zijne beurt u <strong>ze</strong>er veele vraagen, waarop gij<br />
niet één woord zoudt kunnen antwoorden, voor-<br />
Hellen. Maar wanneer'er voof een huisftaat: hief<br />
houdt men Qrdinaris; en men, binnen komende,<br />
potten en pannen leeg ziet, zoodat de Kok <strong>ze</strong>lf<br />
I L D e e i<br />
» A brood?
2 DE O N W E E T E N D Ë .<br />
broods gebrek heeft; dan ziet het 'er armoedig<br />
uit; en iemand, die aldaar van het eene of andere<br />
eene portie ordonneert, moet met een' hongerigen<br />
buik vertrekken.<br />
Evenwel heb ik veele mannen, wier herfenbekken<br />
ledig was, even als een boerenfchuur<br />
voor den oogst, nogthans in het minst niet zien<br />
verbleeken, terwijl zij ftout doorfpraaken, alles<br />
beoordeelden, en 'er hunae gedachten over <strong>ze</strong>iden<br />
, zich diep lieten groeten, en fchraaltjes bedankten<br />
, zijnde gelijk aen het Afgodsdier * '<br />
in. hun fteedje of Had, wiens adem doodelijk<br />
was voor hun, die het niet aanbaden. Weet<br />
dan dac de vrees den haas leert zijne opgefpalkte<br />
oogen en zijne loopers gebruiken ; hij maakt zijdfprongen,<br />
huikt neder, en Iaat den hond over zich<br />
heenfchieten. Niet anders leert de onweetendheid<br />
ook haaren man laveeren, zich verfchanfen ,<br />
en allerlei zijdfprongen maaken, totdat 'er eens een<br />
tijd komt, wanneer hij, even als de haas, niet<br />
meer gejaagd wordt,en dan, gelijk het zorgeloo<strong>ze</strong><br />
dier, in vrede al even dam voorthompelr.<br />
Dit alles <strong>ze</strong>kerlijk was niet noodig voor hem,<br />
die in het bezit is van de aloude kostelijke Panacea,<br />
waarvoor Magister Nafo <strong>ze</strong>lf zijn boekje<br />
fluit: hij meent hier het vijfde rad aan den wagen<br />
te zijn, wien de Vader, de Oom, ofwieandert<br />
in de Familie de Vlaggeman is, beleefdelijk de<br />
hand biedt. — Joris werd en bleef daar toch<br />
(* Slaande op den Draak van Babiion,)<br />
ai-
DE O N W E È T È N D E . 3<br />
altoos de bedrijfal, wat hij, of de Vader, of de<br />
Oom wilden hebben: — maar dit niettemin zijn<br />
'er eenigen, die geene Jorisfen genoemd willen<br />
worden, meenende dat de menfchen den<br />
gek met zulk een' eerlijken naam ftaken, en<br />
hem deswegen uicfchrapten, opdat men hem niet<br />
lee<strong>ze</strong>n mogte. Doch ik heb hem bij veelen heel<br />
duidelijk gelee<strong>ze</strong>n.<br />
Daar zit nu het jonge Pronkertje geprangd;<br />
want morgen is zijn fterf — neen, niet zijn<br />
fterfdag, maar toch zoo iets bijna van de<strong>ze</strong>lfde<br />
natuur — de dag van zijn Examen. Heeft hij<br />
tot dus verre gevloekt, en bij kris en kras gezwooren,<br />
dat dit hem eene klucht, een wisfewasje<br />
was; dat alle de oude Knorpotten flechts<br />
op moesten komen , en ieder van hun in het<br />
bijzonder van hem nog leeren zoude; dat hij dit<br />
alles aan fchoenen afgefleeten, en reeds met<br />
andere Mannen te doen gehad hebbe; en, op<br />
dat de loffelijke broederfchap met vrees bevangen<br />
mogte worden, dat hij den Profes van het<br />
Collegie, en alle de Asfesforen, ut viclus memus<br />
tollerent, gemakkelijk van de bank zoude disputeeren;<br />
hij bidt thans ernftig en vuuriglijk, dat<br />
de<strong>ze</strong> dag des toorns van hem moge voorbij<br />
gaan; hij ziet met vertwijfeling in ettelijke boeken,<br />
waaruit hij, naar het woord van anderen, troost<br />
en heil kan haaien; hij leert half begreepen<br />
Paragrafen van buiten, en gaat eindelijk, terwijl<br />
de fatale klok flaat, bleek en beangst, en <strong>ze</strong>er<br />
A 2 fchoor-
4 DE O N W É E T Ë N D É<br />
fehoorvoetende, naar den armen zondaarsfloel. —<br />
Hoe nu ? — <strong>ze</strong>ker ut iniquae mentis afellus ;<br />
hij grijnst, trekt allerlei rimpels, hakkelt, verbleekt,<br />
en lacht mede, wanneer anderen over<br />
, hem lachgen; hij rochgelt en hoest; defchoenen<br />
wringen hem; de voeten kooken; de tong wordt<br />
door de tanden, en de vingers door de nagelé<br />
deerlijk gekwek, totdat de klok flaat, en de<br />
Heeren Profesforen, het langer rondzien in<br />
zulk eene wöestijne moede, den Candidaat;, ob<br />
deplorandam ignorantiam omnino non optato honore<br />
dïgnum, om zijne verregaande domheid, beveelen<br />
af te treeden. Nu hoort men hem zich<br />
bij zijne Makkers, en vervolgers bij zijne troosteloo<strong>ze</strong><br />
Nabeftaanden, op het ftoutfte verdeedigen:<br />
„of dat ook kunst zij, om iemand zoo te<br />
„ chicaneexen, en met enkele fchoolfche grillen<br />
„ welke voorlang reeds uit de mode waren, te<br />
„ plaagen ? Hij zou wel heel wat anders heb-<br />
„ ben willen antwoorden, zoo men hem flechts<br />
„ in zijn regt vak hadde gebragt": hij noemt<br />
ook wel de<strong>ze</strong> of geene weetenfchap, waarin hij<br />
eigenlijk t'huis ware, en waarvan hij, met<br />
uitfluiting van andere, zijne hoofdftudie gemaakt<br />
hebbe , hoewel hij ook daarin een voïflagen<br />
weetniet zij; of hij klaagt, dat eene koorts, welke<br />
hij al drie dagen onder de leden gehad had, hem<br />
van zijne zinnen en zijn verftand, op dat oogenblik<br />
juist, beroofd hebbe; hij houdt zich <strong>ze</strong>iven nog ziek<br />
voor het oog, e n laat inmiddels den wind der<br />
vee-
DE O N W E E T E N D E . 5<br />
vergeetenheid over zijne behaalde fchande<br />
waaijen.<br />
Zie daar den jongen Babbelaar ! hoe hij, tot<br />
middernacht toe, in een ge<strong>ze</strong>lfchap van meisjes en<br />
zotten zijner foort, den tijd verkwistte, dan op<br />
eenmaal met de hand voor zijn' kop flaat, opfpringt<br />
en uitroept: „ de Droes! ik zou het<br />
„ Wel vergeeten, dat's waar, ik moet morgen<br />
,, preeken": doch hij.gaat voorts weêr nederzitten,<br />
en fnoeft dat hij toch wel eene goede preek, die<br />
ieder met een' gapenden mond zal aanhooren,<br />
ligtelijk uit den mouw zal fchudden: dan 's morgens<br />
vroeg ziet hij eene oude, reeds tienmaal<br />
gedaane preek nog eens flegts ter loops in,<br />
en fpreekt <strong>ze</strong> voorts, met eene domme ftoutheid,<br />
voor de vergaderinge uit, waaröp hij<br />
zich den naam van een groot vernuft, een<br />
Redenaar, die voor de vuist kan fpreeken,<br />
een fchrander en vlug verftand , en wat dergelijke<br />
verheven titels 'er meer zijn, verfchaft,<br />
of ten minde waant te verfchaffen.<br />
Daar wordt ergens een Gouverneur begeerd:<br />
6 t> E O N W E E T E N D E<br />
Ginsch kiest men tot Pedagoog een mannetje ,<br />
dat zich te binnen brengt, alles van de eerfte<br />
nieuwlte fnof, eens in een leerboek van fmaak,<br />
na malkander te hebben zien aangehaald, maar<br />
vooral daaromtrent de Methode, o Methode! verftaat,<br />
ja daar over menigmaal in het bijzijn van<br />
zijnen Principaal disputeert, en volgens den he<<br />
dendaagfchen cours alle lieden, groot en kleen,<br />
uitlacht, waardoor hij de<strong>ze</strong>n, die geen Geleerde<br />
is, doet gelooven, dat hij juist den regten man,<br />
Apollo's Foedjlerling, in dienst genomen hebbe.<br />
• Trouwens, het wordt een gemeen <strong>ze</strong>ggen,<br />
en een compliment der onweetenden: „ wij ftudeeren<br />
over de Methode I," Parrhafius voorhangfel.'<br />
zoek niet daarachter; het is de afbeelding<br />
<strong>ze</strong>lve.<br />
Uit dien hoofde komt ook meenig geëerd man<br />
in een ge<strong>ze</strong>lfchap, en hoorde <strong>ze</strong>kerlijk liever fpreeken<br />
van gebrek aan ooft in dit jaar, en van den<br />
rijken <strong>ze</strong>gen in het voorige, van her bloeijen der<br />
Tulpen en Auriculaas, van paarden en duiventeelt,<br />
en wat ander nog meer dergelijke geliefkoosde<br />
onderwerpen van zijne gefprekken zijn: maar,<br />
o die drommelfche Pedanterie! omdat twee gil»<br />
debroêrs onderling een gefchil hebben, fterk<br />
van hun ambacht fpreeken, en de kwaade Geest<br />
<strong>ze</strong>lfs wel den ééjien inblaast, om zich op dit<br />
Orakel te beroepen, zoo is het niet mogelijk, dat<br />
de<strong>ze</strong> man zich nog langer fiil lun houden. Hij nadert<br />
dan met afgepaste fchreden en een deftig we<strong>ze</strong>n<br />
,
DE Q N W E E T E N D E . 7<br />
<strong>ze</strong>n, of fleekt, voorover buigende, het fchrandere<br />
oor over de tafel, laat zich, naar bevinding van<br />
zaaken, het gefchil nog eens geheel verhaalen»<br />
ftelt alles in groote verwachting, en — het wijst<br />
zfóch van <strong>ze</strong>lf, dat die geene, wie hem anders de<br />
kloekfte en geleerdfte toefcheen, ook ditmaal ge-<br />
lijk krijge: „ ja, ja, <strong>ze</strong>gt hij, het is zoo, gij hebt<br />
„ volkomen gelijk"! Begeer geene reden bij<br />
de<strong>ze</strong> beflisfing; vraag niet, of hij de wet, waar<br />
over het gefchil was, of het boek, waarvan ge-<br />
fproken wierd, kenne of ooit gelee<strong>ze</strong>n hebbe.<br />
Die arme man heeft hier den èerdans gewaagd;<br />
indien gij hem een beentje <strong>ze</strong>tten wilt, dan valt<br />
hij hals over kop in de grootlte verwarring.<br />
o! Hier is meenigmaal eene fchoone en<br />
ruime ftof; en 't is een regt vermaak om aan<br />
te zien, hoe veelen met het hulfel of de<br />
kap, die hen nog dekte, ongelukkig hangen<br />
blijven, en dan het jammerhartige hoofd, vol<br />
fcheuren, fpleeten en wonden, naakt vertoo-<br />
nen. -— Hoe dit gebeuren kunne? — Juist bij<br />
geval,, even als men aan een' fpijker, aan eens<br />
anders knoopen, fpelde , gespen, enz, blijft<br />
hangen,:<br />
Lompe verwisfelingen der weetenfchappen<br />
onder malkanderen; verwarring der naamen van<br />
Geleerden en merkwaardige Perfonen met zaa-<br />
ken, die 'er eenigzins in lectergreepen naar ge<br />
lijken j misdagen in de bekendfte tijdrekening;<br />
aanftootelijke, in het oog loopende en kinder?<br />
A 4 achtigs
8 E»E O N r W E E T E N D E .<br />
achtige verwisfeling van bekende Clasfifche<br />
Autheuren, zonder dat men de dwaaling in het<br />
minfte herroept ; onverftandige beweeringen ,<br />
die nogthans, bij tegenkanting, met trotschheid<br />
en eenvoudigen hoogmoed worden doorge<strong>ze</strong>t;<br />
ongegronde en verkeerde berichten , na eene<br />
gedaane uitdaaging ; al te zigtbaare en befchroomde<br />
ontwijkingen in dergelijke gevallen;<br />
lompe en wel dikwerf herhaalde taalfeilen, in<br />
Kleene uitdrukkingen eener taaie, welke men<br />
noodwendig kennen moest; het vasthouden van,<br />
Anecdoten; verandering van het gewigtige en<br />
ernftige in het kluchtige en boertige; boerfche<br />
vergelijkingen van het groote en nieuwe me.<br />
het gemaene en overal bekende , even als<br />
Göthem Abt van Fulda, die geene andere wetten<br />
dan de tien geboden kende; eene geheele<br />
vermomming bij een grondig gefprek, na eene<br />
vooraf in het oogloopende en verveelende rijkheid<br />
vangefprekken; kinderachtige vraagen tusfchen<br />
beide, xvelken men voor geleerd en uirermaate<br />
geestig houdt; handtastelijke onkunde in de ge.<br />
meenfte dingen van het dagelijkfehe leven, in de<br />
meestgewoone gebruiken, of in de fpreekwoorden,<br />
waarvan zich de kinders al bedienen; laage<br />
verwondering bij algemeene bekende dingen,- uitfteekende<br />
goedkeuringe van eigenlijk broddelwerk;<br />
laakingvan, en klagten over eigenfehappen<br />
en fraaiheden, die de hoogachting van regte kennefèn<br />
verdienen; dit en nog veele andere dingen,<br />
hier-
BE O N W E E T E N D E . £<br />
hiertoe behoorende, zijn de bekendfte leu<strong>ze</strong>n der<br />
onweetendheid, ,doorgaans zoo fterk en zoo af-<br />
zigtig, dat niets' den man ontfchuldigen kan,<br />
wanneer hij het <strong>ze</strong>lf al merkt , en dan weder<br />
goed wil maaken.<br />
Hier zijn 'er nog korte bijdragen toe. „ Dat<br />
moet de TaBik beflisfen, mijne Heeren"! riep<br />
met eene geleerde houding een Hooggeleerd<br />
Man, toen hij twee liefhebbers van 't muziek<br />
aan het Clavier over den Tatl van een Stuk<br />
hoorde twisten. „ 't Komt af van DaBylos",<br />
<strong>ze</strong>ide een ander, toen een Heer hem verzocht,<br />
hem 't meer gelee<strong>ze</strong>n woord, DaByliotheek, te<br />
willen verklaaren; „ en, daar dit in het Grieksch<br />
„ een' vinger beteekent, zoo is Da&yliotheek de<br />
„ wectenfchap van de vingeren." Dergelijk een<br />
Held liet zich ftout in het Modegefprek uit over<br />
de Phyfiognomie, waarvan hem onlangs pas iets<br />
ter ooren was gekomen , maar noemde <strong>ze</strong> ge<br />
nadig Phychologk, en voer 'er, iets van ande<br />
ren in 't wilde daaromtrent gehoord hebbende,<br />
met alle magt tegen uit, als eene <strong>ze</strong>er on<strong>ze</strong>kere,<br />
geheel belachgelijke en op enkele verbeelding<br />
rustende weetenfchap. De aanzienlijke Do&or<br />
moet eene befchrijving van de Moxa geeven; —<br />
en wat maakt hij 'er van? — eene Forceps, eene<br />
korentang of tang van een' Wondheelerl Iemand,<br />
die mij voorheen eens breed van zijne diepe<br />
kunde in de Franfche taal had opgegeeven,<br />
las in een' Zak-Almanach, bij de afgebeelde<br />
A<br />
? bet
IO DE O N W E E T E N D E ,<br />
hedendaagfche Moden der Dames, de woorden<br />
? Coëffage de M A R I é E , en riep toen<br />
uit: „ waar zal 't nog heen ? zij willen nii<br />
„ <strong>ze</strong>lfs de moeder MARIA naboot<strong>ze</strong>n!" Hij<br />
bezag en las verder; en toen hij de woorden<br />
bonnet a la Barcehnette vond, meende hij den<br />
Natuurkundigen in het verfchiet ontdekt te hebben<br />
, en riep uit: „ wat doet BONNET daö<br />
„ hier? Dat is een lompe drukfeil"! borst een<br />
ander uit, en corrigeerde met rooden inkt, toen<br />
hij eene beoordeelende aanmerking met de<strong>ze</strong><br />
woorden, LIPSII enfe non opus en, zag beginnen<br />
; „ want de Had Leipzig , L ip si A is<br />
9, immers in 't Latijn altoos van het vrouwelijke<br />
„ gedacht geweest." „ Den grooten Gesner kent<br />
„ gij <strong>ze</strong>ker wel"? zoo begon een Geleerde zijn<br />
betoog tegen een ander: een onweetende windbuil<br />
, die daarbij zat, wilde zich, door de perfoneele<br />
kennis met dien uitfteekenden man , verheffen:<br />
zoude ik, viel hij hem in de reden, Gesner<br />
niet kennen ? wij hebben famen fchool ge<br />
„ gaan; hij heeft in de eerfte klasfe nog onder<br />
„ mij ge<strong>ze</strong>eten: hoor, hij was een drommelfche<br />
,, keerel"! Nog meer zotte klap zoude hij uitgeflagen<br />
hebben, zoo de<strong>ze</strong> windbrekerij, die tegen<br />
alle tijden en omflandigheden blijkbaar aanliep,<br />
geen hartelijk gelach van allen had verwekt.<br />
De Haan ftond, op den mesthoop , voor een<br />
edelgefteente, of, dat het <strong>ze</strong>lfde is, een Man,<br />
zoo als wij hem thans bedoelen, ftond voor een<br />
. <strong>ze</strong>er
DE. ONWEET-EJïDE II<br />
<strong>ze</strong>er prachtig oudheidkundig werk, 't welk een<br />
kenner toonde, en onder anderen op een paar<br />
Qriekfche uitfteekendfraai geteekende kampvech-<br />
' ters wees: „ God bewaare ons ! (riep de<br />
„ eerfte uit,) dat de<strong>ze</strong> tijdeq niet wederom ko-<br />
„ men, waarin het vuist- en kolfrecht de Mode<br />
„ was." Iemand zijn we<strong>ze</strong>n dondt erndig<br />
en oplettend, «r las een geleerd gefchrift; en<br />
toen hij, in eene <strong>ze</strong>er wel maar mogelijk voor<br />
hem te verheven opgeftelde zjnuiting, de woorden<br />
pro virili parte vond , hield hij 'er den duim<br />
bij, wees <strong>ze</strong> met een beoordeelend gelaat zijner<br />
vriend, en <strong>ze</strong>ide: „ daar, lees eens die ver-<br />
„ vloekte vuile taal"! „ VOLTAIRES Hen-<br />
„ riade zal ^hem nog lang overleeven"; zoo begon<br />
een verdeediger van dien Dichter: „ ik<br />
„ dacht, die vuile zondaar ware ongehuwd ge-<br />
„ ftorven" <strong>ze</strong>ide een geleerd mannetje, 't welk<br />
tot nu toe.dil ge<strong>ze</strong>ten had, en echter ook iets<br />
voor den dag wilde brengen. „ Hoe maakt men<br />
„ het dan", vraagde iemand, wien de lust tot<br />
fchrijven bekroop, even als meenige arme Familie.,<br />
om te trafteeren „ dat juist eene ge-<br />
„ fchreeven bladzijde eene gedrukte pagina vul-<br />
„ le?" -<br />
Doch al genoeg: het o hadt gij gezweegen!<br />
is oud ; en iemand, wien de verwen hier te hoog en<br />
fterk voorkomen, zal aartflonds, bij den eerden<br />
den besten toeleg, om hier <strong>ze</strong>lf te zoeken, het<br />
penfeel volkomen regtvaardigen. Dan voor hem,<br />
die
12 DE O N W E E T E N D E<br />
die lust heeft, volgt nog een kabinet van een<br />
ivat fijner foort.<br />
De Snoever fpreekt dikwerf, in laage bewoordingen<br />
, van menfchen , die verre boven<br />
hem verheven zijn, om ons het geloof aan de<br />
gemeenzaamheid, welke hij met hun houdt, op te<br />
dringen; even zoo fpreekt de onweetende van<br />
menfchen, zaaken en fchriften, welken de waare<br />
kenner niet dan met eerbied noemt, in eenen gemeenzamen<br />
en gemeenen toon. „ Hoor, Vi~<br />
3, TRUVIUS is toch een drollig fchrijver"! zoo<br />
fpreekt hij, die ons hier mede het waare bewijs<br />
in handen geeft, dat hij ViTRUVIUS nooit<br />
gelee<strong>ze</strong>n heeft. „De fnaakfche Horatius; mijn<br />
„ lijf- en hartfterker Ovidhts; mijn oude keerel<br />
„ Homerus; broeder Leïbnits; mijne liefhebberij<br />
„ de natuurlijke Hiflorie; mijn meisje de Ma-<br />
„ thefis; de Brochure, welke hij toen eens ge-<br />
„ fchreeven heeft; de mondvol Latijn, dat hij<br />
„ fpreekt; het beetje, met verlof te <strong>ze</strong>ggen, histo-<br />
„ riën, dat hij bezit;" dit alles wil, wanneer<br />
men de betekenis vraagt , dikwerf niets meer<br />
<strong>ze</strong>ggen, dan: Horatius, van welken ik Hechts<br />
weet, dat hij verftandig en geestig is; Ovidius,<br />
van wien ik eens twee woorden heb verftaan;<br />
Homerus, van wien ik heb gehoord, dat hij<br />
llmpel en edel verhaalt, en een ond blind man<br />
geweest zou zijn; Leibnits, wiens fchriften ik<br />
nooit heb ingezien , en die ik nimmer denk te<br />
ke<strong>ze</strong>n; de natuurlijke Historie, waarvan ik niet<br />
meer
DE O N W E E T E N D E . , 13<br />
meer weet, dan dat ik eenige kapéllen en uilen<br />
bezit, en <strong>ze</strong> op plaaten gaarne zie afgebeeld;<br />
de MathefiSi, waarin ik gaarne Wenfchte meer<br />
bedreeven te zijn, omdat ik 'er zoo veel Van<br />
hoore fpreeken; het Boek, dat de<strong>ze</strong> of die ge-<br />
fchreeven heeft, maar 't welke ik niet verfta;<br />
het Latijn, waarom ik hem benijde, omdat het<br />
mijne zaak nooit is geweest ; de kennis der<br />
Historiën, waarin ik een volflagen vreemdeling<br />
ben.<br />
Juist als de armhartige Pronker den zijden<br />
of witten doek meteen punt uit den zak, zijn<br />
horologieketting lang naar beneden hangen laat,<br />
en de lobben verre na vooren haalt, opdat dit<br />
alles toch volkomen mogt gezien worden, terwijl<br />
de Rijke dft wel verbergt, zoo kraamt de on~<br />
weetende ook gereed zijnen armoedigen voorraad<br />
uit.<br />
. In het ge<strong>ze</strong>lfchap van eenvoudigen en dammen<br />
is hij daarom gaarne; want bier wordt hem die<br />
ongemeene eer bewee<strong>ze</strong>n, dat hij, als Reineke,<br />
voor de Gan<strong>ze</strong>n mag gaan zitten, om <strong>ze</strong> te leeren.<br />
Hoe kittelt het hem hunnen opgefpalkten mond<br />
en hunne op hem alleen gevestigde oogen te<br />
zien, wat zij niet kunnen begrijpen, ter be-<br />
flisfinge, aan hem te hooren voordraagen , en<br />
hunne vraagen, twijfelingen en zwaarigheden,<br />
door zijne vermeende wij<strong>ze</strong> antwoorden, in de<br />
behoorlijke donkerheid te ftellen!<br />
Maar, tot de verkeering en het ge<strong>ze</strong>lfchap<br />
met
14 DE O N W E E T E N D E .<br />
met Mannen van naam en eene uitgebreider<br />
kennis bereidt hij zich niet <strong>ze</strong>lden vooraf, leert<br />
plaatfen uit fchrijveren in rijm en onrijm van<br />
buiten, en zoekt gelegenheid, meenigmaal onbehouwen<br />
genoeg, om <strong>ze</strong> flechts te pas te kunnen<br />
brengen; Hellingen, woorden en naamen, dié<br />
hij verzamelen kan , worden insgelijks medegenomen<br />
; hij laat <strong>ze</strong> , gelijk de Gochelaar de<br />
Vogels onder den hoed, voor den dag komen $<br />
maar meenigmaal zoo gebrekkig, dat men hun<br />
kortflxmdig verblijf in hunne gevangenis voort<br />
kan bemerken. Zijn de<strong>ze</strong> Mannen , naar zijne<br />
meening, van een' hoogen rang, dan is het heni<br />
eene eer hun te vraagen, en hun twijfelingen<br />
en zwaarigheden voorteftellen, maar alle weêr<br />
zoo kommerlijk ,• dikwerf zoo kinderachtig,<br />
en flechts oppervlakkig, dat de een of ander in<br />
den eerftcn opflag denkt, dat men met hem den<br />
fpot fteekt, maar voort daarna, uit reeds voorafgegaane<br />
blijken , het arme wicht leert kennen ,<br />
en in eene goede luim , een antwoord geeft.<br />
. „ Maar met permisfie, dat ik vraage, droeg<br />
„ Winkelman eene paruik ? Snoof en rookte<br />
„ Wrafer% Doch ik denk niet, dat gij van dit<br />
„ alles hebt gehoord, of iets daarvan u ooit is<br />
„ voorgekomen. Gij zijt immers Luthersch, enz".<br />
Dit en foortgelijke dingen zijn alreeds gewigtigë<br />
vraagen , bedenkingen en twijfelingen , voor<br />
een' man; die flechts de eer wil hebben, dat<br />
hij gevraagd en getwijfeld heeft.<br />
Legt
£>E Ö N W E E T E N D E . 15<br />
Legt 'er hera'werklijk aan gelegen, om iets van<br />
anderen te verneemen, of perst hem de tijd van<br />
nood; dan weet hij, op zijne manier, ftil rond<br />
te fluipen, zoo als hij ten minfte meent, <strong>ze</strong>er<br />
verbloemd te vraagen, maar zich <strong>ze</strong>er <strong>ze</strong>lden zoo<br />
geheel te verbergen , dat men den bedelaar<br />
niet zoude bemerken. „Hij is 'er anders een<br />
„ groot Held in geweest , maar heeft het in<br />
„ langen tijd niet bij de hand gehad: gij behoeft<br />
„ 'er hem flechts één woord van te <strong>ze</strong>ggen, dan<br />
„ zal 't hem volkomen weêr te binnen komen".<br />
Doch ter vertroostinge zijner armoedige ziel,<br />
moet ik verzoeken, dat gij hem toch uitvoerig<br />
onderricht, of liever het werk <strong>ze</strong>lf op u neemt;<br />
want dat is eigenlijk zijn heimelijke wensch:<br />
anders ware zulks even zoo veel, als iemand,<br />
die volftrekt een vreemdeling is, flechts tot de<br />
poort toe te ver<strong>ze</strong>ilen; hij zal dan nog tien an<br />
deren moeten vraagen , of in het veld overal<br />
omzwerven , en den nacht en het gevaar in de<br />
handen vallen.<br />
Van de meenigte der vaten, tonnen, bosfert<br />
en doo<strong>ze</strong>n befluit men, ten minfte zoo lang als<br />
het niet vrij ftaat, om 'er in te zien, wegens den<br />
voorraad des winkeliers; zoo befluit men ook,<br />
door de meenigte der boeken en hunne fraaije ban<br />
den , wegens der<strong>ze</strong>lver inhoud , en van alles,<br />
niet <strong>ze</strong>lden, tot den bezitter.<br />
De<strong>ze</strong> drogreden heeft bij mannen , van het be-<br />
fchrceven foort, den fterkften klem: naar hun<br />
oor-
ló DE O N W E E T E M D E .<br />
oordeel befluit ieder in diervoegen; en uit dien<br />
hoofde zijn zij , niet <strong>ze</strong>lden , de grootfte ver<br />
zamelaars van boeken. Men treft <strong>ze</strong>, wanneer<br />
zijden tijd vooruit weeten, in hun boekvertrek<br />
aan ; zij lee<strong>ze</strong>n met ingefpannen aandacht, ver-<br />
.zaaken gaarne het gehoor , fpringen als ver-<br />
fchrikt op, en moeten zich eerst eenen weg tot<br />
ons baanen door boeken, welken zij met voordacht,<br />
kort te vooren, tot een geleerd bolwerk, op<br />
eikanderen ftapelden: dan volgen veele ontfchul-<br />
digingen, dat <strong>ze</strong> on<strong>ze</strong> komst niet hadden gemerkt;<br />
de geest des boeks had hen gekluisterd; en tot<br />
.ftaavinge hunner kunst, om afgetrokken te kunnen<br />
denken, voert men nog een paar historietjes aan,<br />
dat zij trommel noch brandklok hebben gehoord,,<br />
van geenen flaap wisten , en, wanneer het<br />
ganfche huisgezin 's morgens reeds in de weer<br />
was, nog aan hunne tafel zaten, en in de<br />
letteroefeningen blokten.<br />
Men wil hunne Bibliotheek nader leeren ken<br />
nen : — o ja! zij leiden u tot verfcheiden kasfen<br />
met boeken, in Franfche, Engelfche en andere<br />
banden gebonden, houden elk boek kort voor<br />
de oogen , want <strong>ze</strong> zijn volflagen bijziende,<br />
prij<strong>ze</strong>n de zwarte en fijngefneeden letters, als<br />
mede de fraaiuitgewerkte titelplaat, en weeten<br />
<strong>ze</strong>lfs, o verheven wijsheid ! dat van Londen ,<br />
Parijs , Ba<strong>ze</strong>l, Amfterdam , Leiden en meer<br />
andere fteden, altoos veele goede en heerlijke<br />
fchriften voor den dag zijn gekomen. — Het<br />
Ge-
DE ONffEETENDE, T_<br />
l<br />
?<br />
Geheugen is bij hen zwak; want men moet weeten,<br />
dat het ene eer is, geen groot geheugen<br />
te hebben; natuurlijk dost dit bij hen op fferk.<br />
te van oordeel befluite-i Wat is wel uwe<br />
kunfl, welke zij -voorde<strong>ze</strong>n ook niet hadden '<br />
fK-.Kff'nd, en waarin <strong>ze</strong> nu al verre gevord.:;d<br />
u-a,en, maar van welke zij, thans,<br />
hadden moeten afzien , daarom alleen , om<br />
dat hun aimt , hunne tijd en oogen de verdfcre<br />
beoeffening niet toelieren. Gij hebt een<br />
werk gefchrceven — juist over de<strong>ze</strong>lfde ftof<br />
wilden <strong>ze</strong> ook eens fchrijven ; zij hadden 't<br />
mogelijk nog wel gedaan , maar nu waart gij<br />
hen daaromtrent ree:is voorgekomen., Zij zijn,<br />
gelijk gij ziet, overal en in alles t'huis ; de<br />
grond, de wanden , de open vakken, de tafels<br />
, waarop kaarten, tekeningen , modellen,<br />
ontwerpen en kunft- tuigen van verfchet<br />
de fcorten liggen, hoewel dikwerf alleen ten<br />
halve en gebrekkig, geevén 'er bewij<strong>ze</strong>n va» #<br />
Op die eigenfte wij<strong>ze</strong> verzamelt de arme alle"<br />
oude vodden en fcherven om 'er zijn anders<br />
armoedig vei trek meê op te (chïkken*<br />
Zij zijn , wanneer men 'er hen over<br />
hoort oordeelen, <strong>ze</strong>lden in hun regt vak gekomen<br />
, maar hadden volgens een heel ander<br />
Pian geftudeerd. De<strong>ze</strong> voqr-of-flocreden heb-<br />
U. Dtsu. B ben
jg DE ONWEETENDE.<br />
ben zij, bij <strong>ze</strong>kere gevallen, <strong>ze</strong>er nodig; doch<br />
nimmer is <strong>ze</strong> van die kragt, om hen , ge<br />
lijk <strong>ze</strong> gaarne wilden , geheel te ontfchul-<br />
digen.<br />
Maar Saul is nogtans werkliik dikwijls onder<br />
de Propheeten , de blinde een wegwij<strong>ze</strong>r, de<br />
lam.ne een dansmeester , en de ftomme een<br />
voorzanger ! Hoe gaat dit aan ? hoe fchaft hij<br />
r a ad ? — Dit is niets! het moet wel , <strong>ze</strong>gt<br />
„ mijn niet al te fijne fchoenmaaker , wan-<br />
„ neer ik hem klaag , dat de fchoen veel te<br />
„ nauw is , en hij met zijne zwarte vuiften<br />
„ toetaft, het moet wel , wanneer men 'er<br />
„ maar den mond na weet te trekken." •—-<br />
Zo neemt de onweetende fchoolmeefter, naar<br />
de kunft , van 'er den mond na te trekken ,<br />
het grondbegin<strong>ze</strong>l met vermaak aan , dat men<br />
alles (peelende moet leeren , en fpeelt met<br />
zijne leerlingen in een eigenlijken zin; geeft,<br />
wat hem en hun fmaakt , ten beste; vult zij<br />
ne zwakke maag met lugtige fpijs'; geeft en<br />
neemt, dikwijls, üuren uitfpanning , en fielt<br />
den fpot van de fcholiercn op rekening van den<br />
moedwil der jeugd, weiken een wijs man met<br />
geduld moet verdraagen. De onweetende Ex<br />
aminator laat den Candidaat de Eere , om in<br />
het Latijn te antwoorden, maar houdt zig uit<br />
ver-
DE ONWEETENDE.<br />
verkiezing aan zijn moedertaal; doet vragen, waar<br />
over men flegts lachen, en die men niet beant<br />
woorden kan , na dat hij <strong>ze</strong> egter <strong>ze</strong>lfs te vooren<br />
met alles , wat 'er toe behoort, opfehreef<br />
of van buiten leerde , en heeft daarbij wel<br />
zijne dagen, wanneer men hem doet bloo<strong>ze</strong>n,<br />
en hij fmert gevoelt , maar te gelijk een uit-<br />
fteekend geheim , om egter geruft en vet te<br />
blijven , welk arcanum hij tot trooft van de<br />
arme zielen zijner broederen niet met zig in<br />
't graf moeft neemen.<br />
De Prafes van *t gerecht houdt, wie zal<br />
het hem beletten? zijnen grooten jongen, die<br />
nog m-er kan dan Aften innaajen en uitfchrij-<br />
ven, en dit, die gewoonte om eenen grooten<br />
jongen tot zijn dienft te houden, heb ik, an<br />
ders nog menigmaal in 't geeftelijke en wae-<br />
reldiijke, van hoogen en laagen, met nut en<br />
Eere zien plaats grijpen.<br />
Wie de pis beziet, en de pols voelt, heeft<br />
meer Recepten, óm zijne onweetendheid te red«?<br />
den, dan den Lijder voor den dood te bewaa-<br />
ren. „ Men is een oud Duttor, en heeft zo<br />
„ veele grij<strong>ze</strong> hairen niet op het hoofd , als.<br />
men al gevaarlijke Patiënten heeft onder<br />
„ handen gehad , die het jong borftje (een<br />
„ jong kundig, en ervaaren DoStor) nooit zal<br />
B 2 krij.
DE ONWEETENDE.<br />
„ krijgen ;" of: „ daar , ziet daar! de<strong>ze</strong>n en<br />
„ geene uit de kaaken des doods verloft; den<br />
„ kranken , dien anderen opgaven , gered j<br />
„ de heete koorts voort weggenomen, en den<br />
j, brand in het üghaam uit zijn' fchuiihoek<br />
„ verdreeven ; " wanneer eene gemeene ziek<br />
te den Patiënt van <strong>ze</strong>lfs verlaaten heeft; of,<br />
wanneer hij onder de Cuur van zijn partij ,<br />
of dat jong borftje fterft , dan het lo triutm<br />
phe ! gefchreeuwt „ mij had men moeten con-<br />
3, fuktren; mij had men moeten haaien ; dan<br />
?, zoude ik mijne kunft; getoond, en, moeft<br />
3, ik dat niet weeten ? hem <strong>ze</strong>ker hebben ge-<br />
3, red." De<strong>ze</strong> of dergelijke taal , daarbij nog<br />
een half dozijn laage en laffe Complimenten,<br />
en de vrije fmul oekt, ten minden voor een<br />
groot gedeelte, de diepfte onwee f<br />
endheid van<br />
den veragtelijken Kwakzalver en maakt den<br />
dommen Tandtreiker tot eenen Esculapius $<br />
want het gemeen loopc met hem heen en de<br />
zot heeft toejuiching aan alle kanten.<br />
De<strong>ze</strong> houdt het altoos met den onwaeten-<br />
den ; het is , als of hij zig waarlijk over de<br />
broederlijke gelijkheid verheugde,- en mogt hij<br />
wat meerder plaat<strong>ze</strong>n vergeeven , dan hij nu<br />
vergeeft, dan zou 't weldra een algemeen voor<br />
recht worden, de onweetendfte te zijn. Ten<br />
min-
DE ONWEETENDE. z<br />
minden laat hij niet na partijen te maaken ,<br />
en de verdediging zijner Helden op zig te nee-<br />
men. „ on<strong>ze</strong> Heer *• is een <strong>ze</strong>er braaf Heer,<br />
s, cn kan zig naar elk een' fchikken;" of:„ ei!<br />
j, gij zijt reeds een geleerd Heer, gij wik het<br />
„ flegts niet weeten; "of: „ hij zal en moet<br />
„ nu on<strong>ze</strong> Domine worden , want hij is zo regt<br />
„ eenvoudig en, wie ons een' ander opdrin-<br />
„ gen wil , dien zal de Drommel haaien! "<br />
of „ neen, ik prijs den mijnen, ver, boven<br />
„ hem , zijne pillen werken nog , die bij mij<br />
„ heeft gegeeven." Waar men zulke Advo-<br />
caaten vind en de<strong>ze</strong> zoortgelijke Cliënten ziet<br />
wemelen daar is een groot en gegrond ver<br />
moeden , dat de God Stupnr zijnen Priefter<br />
onder hen gezonden hebbe.<br />
D E
22<br />
D E<br />
S C H I J N H E I L I G E .<br />
"^^"recb met Mannen, welke gelooven, dat<br />
men van de vroomheid van anderen omzigtig<br />
moet oordeelen, en dat de neu<strong>ze</strong>n , die geftadig<br />
fchijnheiligheid gewaar worden, wegens hunne<br />
eige ziekte , eenen bedorven reuk hebben!<br />
'T was of-k, altoos, mijn oud geloof, elk<br />
een', zo als bij wilde , op zijne wij<strong>ze</strong> , en,<br />
zo als hij goed vond, zijne Pfalmen te laaten<br />
zingen, en niet voort; Schaapsvel en<br />
van binnen een wolvenhart! uit te roepen.<br />
Maar, maar! wanneer het licht van verre<br />
niet anders was dan een Stalkaars of verrot<br />
hout , 't geen van verre licht fcbeen te zyn;<br />
dan kan ik evenwel niet <strong>ze</strong>ggen : hier is egt<br />
en we<strong>ze</strong>nlijk vuur ! en , wanneer de wind ,<br />
of eenig toeval de Leeuwenhuid eens opligt,<br />
dan heb ik, met mijne twee gezonde Oogen,<br />
eenen E<strong>ze</strong>l gezien: want nog altoos is 't waar:<br />
il efl de faux devots ainfi que de faux braves.<br />
De Heer Dikken , te boek ftaande als een<br />
vroome , haalt zijnen buurman , den eerlijken<br />
Schoenmaaker , vinnig over den hekel,<br />
waai-
DE SCHIJNHEILIGE. j 3<br />
waarbij hg <strong>ze</strong>lfs Jacch: I 20 aanhaalt, omdat<br />
de<strong>ze</strong> zijn' jongen, dien een' deugniet was, volgens<br />
een goed meesters -gebruik , helder met den<br />
fpanriem om de lenden heeft eegeven; komt<br />
met een vreedzaam en godsdienftig gelaat weêr<br />
in zijn eigen huis , en hoort, dat de MeH,<br />
hoewel bij ongeluk, zijn fraaje kruik gebro<br />
ken heeft, maar trekt haar , is het niet <strong>ze</strong>er<br />
billijk ? een' rijksdaalder aan de geringe huur<br />
af. —<br />
Dat 'er een nieuwe Preekftoel in de Kerk<br />
ge<strong>ze</strong>t, en hij met fijn Laken bekleed s, en<br />
dat 'er in plaats van den ouden Engel, waar<br />
op het doopbekken vast , maar van welke»<br />
een arm gebroken was , een nieuwe zij ge<br />
komen , dit alles wee'en wij dank aan de<br />
mildaadigheid van Mevrouw de Weduwe Hincb.<br />
mijer; maar, dewijl haar fchoonzoon , te<br />
gen welken zij tog, altoos , haare vroome<br />
bezwaaren hadt, bij eenen rijken huwelijks -<br />
<strong>ze</strong>gen, vrij nadrukkelijk gevoelt, wat iighaams<br />
onderhoud betekent, zo hadt hij al het geld,<br />
door haar b-fteed tot noodzaaküjfce giften,<br />
voor zijne huishouding nog noodiger gehad. —<br />
Dat de oude Heer Bidder alles, met betrekking op<br />
zijne Lijkftaue, al befchreeven , en het geld,<br />
daartoe verëischt a in een bijzonderen , ver*<br />
B 4 2e.
94 DE SCHIJNHEILIGE.<br />
<strong>ze</strong>gelden zak klaar gelegd hebbe, is waar; ik<br />
heb het <strong>ze</strong>lf gezien;, en dit_ getuigen* ben<br />
ik aan smans \ roomheid verfchuJdigd • maar<br />
dat hij , heden , een weinig bedremmeld nog'<br />
rekeningen heeft bezwooren, waar ove* de Hechter<br />
in toorn het hoofd fchudde , oe min erjaarige<br />
traanen ftortte , en ik de deu uit.<br />
liep, dit is insgelijks waar. — Domme Dinijs,<br />
preekt wel tegen de ij ielheid van zijn Grlega,<br />
om dat die niet een breeden ronden hoed, en<br />
eene papsk ter grootte van ten fchaapevagt<br />
draagt , als bij ; mitsgaders niet altoos in 't<br />
zwart gekieed gaat, en Schoenen naar den<br />
hedendnagichen trant , of zomwijlen laar<strong>ze</strong>n<br />
aan hebbe ; maar dat bij <strong>ze</strong>lf ten ujterften<br />
geldgierig zij, in 't g. hei ra des Naaflen Eer<br />
beklad, en door omkooping of bedrog zig <strong>ze</strong>i ven,<br />
poogt te verheffen, dit gaat veel vejrder dan een<br />
opgetoomde hoed , eeo korte paruik , nieuwerwetfche<br />
Schoenen en het dr,aagea van Laar<strong>ze</strong>n.<br />
— Doch dit alles is immers al oud, en<br />
Vader Rabener zoude hier ftof tot de. vermeerdering<br />
van zijne Hekelfchriften in ruimte hebben<br />
gevonden.<br />
Ook dit is oud , dat de jonge Zeto'es , de-<br />
wijl hij nog geene plaats heeft, in het ge<strong>ze</strong>lfchap<br />
van oude Mannen, die zijne Pairoonen<br />
kun-
DE SCHIJNHEILIGEN. 25<br />
kunnen zijn, en hem aan de<strong>ze</strong> of geene plaats<br />
tot den kan<strong>ze</strong>i kunnen helpen van ijver voor<br />
de zuivere en orthodoxe Leer brande, ja de eer-<br />
ite wil!e zijn , die zijne ftem zou geeven, om<br />
allen , die den naam van Ke-ters djaagen of<br />
te verbranden, of, op zijn zagtft. uit 't Land<br />
te bannen ; maar niet bedenkt, dat ik h,m,<br />
vóór drie dagen, nog even ftijf en fterk , op<br />
de wij<strong>ze</strong> van een Student, hunne half betree-<br />
pen ftelliogeq tegen 't orthodoxe fijfteem op<br />
eene verregaande wij<strong>ze</strong> hoorde herkaauwen en<br />
verdedigen : dat de Schurk, van wien<br />
de Klapperman het beft getuigenis kan gee<br />
ven , in de oefenmge bij een man, die hem<br />
aan het brood helpt, op de kn ërt legge, en<br />
zig zo aanftelle, met fchreeuwen, huilen, en<br />
het maaken van misbaar , als of hem de i'a-<br />
rantul hadt geftoken: dat einde'.ijk de<br />
jonge Weduwe , die anders van de Dommes<br />
in 't algemeen , altoos met uiterfte veragring<br />
fprak, den nieuwen Domme , om dat die nog<br />
ongetrouwd is, <strong>ze</strong>er roerend vindt, den moei-<br />
lijken weg niet fchuwt, en de ganfche Ge<br />
meente door haarc traanen ftigt ; dtt<br />
alles als ik <strong>ze</strong>ide , is reeds oud : een bewijs,<br />
hoe lang de menfchen, groot en g ring, daar<br />
mede wisten om te gaan, om de dankbaar; eid<br />
B 5 van
2(5 ȃ SCFIIfNHElLlGE N.<br />
van anderen te ontvonken en zig daartoe van<br />
een gering lokaas bedienen, te weeren van de<br />
door Mienen, woorden en gebaarden uitgedi uk-<br />
te ftelling ; ik huuie het met u, of, ik ben met<br />
u van 't <strong>ze</strong>lfde gevoelen.<br />
Uit dien hoofde behoudt het oude masker,<br />
waar onder men nogtans zo ligt den man ver<br />
moed, en ook wel iuifr. raad , nog altoos zij<br />
ne waarde.<br />
Doch , hebzucht is niet de eenige oorzaak<br />
der vermomminge; alle de hartstogten met al<br />
le haare voortbreng<strong>ze</strong>ls kunnen <strong>ze</strong>er wel met<br />
de<strong>ze</strong>n mantel te regt komen: wie hem gebruikt,<br />
die hangt hem om, of voor een langen, of voor<br />
een korten tijd ; dikwijls vroeg , dikwerf<br />
laat.<br />
De rijke Vrek zou niet zo goed voor een<br />
arm man kimden doorgaan , zoo hij niet te<br />
gelijk den Vroomen fpeelde; , wie de be-<br />
fpotting wegens zij ie onweetendheid te duch<br />
ten heefc ; die gaat haar tegen door Bigotte,<br />
rie , en geeft voor , dat het tegen pligt en<br />
ge weet en aanloope, meer te doen, dm te bid<br />
den en preeken, vindende in elke fraaiheid of<br />
gewoonte van Athene of Rome den Duivel en<br />
des<strong>ze</strong>lfs verftrikkingen. —*<br />
Nijd
DE S C II IJ N H E I L I G E N. 27<br />
Nijd err jaloezij rnaaken , gelijk bekend is,<br />
onder beide geflagten de ftrengfte Heiligen ;<br />
meerderheid van andere , en vernederde of te<br />
leur geftdde eerzucht brengen Anachoreten en<br />
eenzaame Stïjliten voort: en, wie zijn' vijand<br />
een oog uirfteeken , hem zijn Beftaan benee-<br />
men , en uit e Stad wil voort helpen , die<br />
doet zulks beft onder godsdienftige fchijnverto-<br />
ning en in Gods naam.<br />
Ja ik heb onbefchofce fpotters gezien, wel<br />
ke'zig, om heimelijke <strong>ze</strong>tregels, en oogmerken<br />
gedrongen zagen , de ééne of andere vroome<br />
gedagten tot hunne zinfpreuk aan te neemen.<br />
Een oud eerloos Bankrottier , nog elke zon<br />
de , even als voormaals pkegende, bedekte<br />
fteeds, wanneer daarvan gefproken wierdt ,<br />
zijne eige verkwistingen en befloot die met<br />
de ftelling : Ja, aan Gods <strong>ze</strong>gen is alles ge-<br />
legen : en een ander , welke noch om God<br />
noch zijn gebod gaf, vondt, bij 't herdenken<br />
aan de zonden zijner jeugd en de begeerte ,<br />
llerke begeerte na eene jonge en gezonde<br />
Vrouw, noodig , om te beweeren , dat kin<br />
deren in den eigemlijken zin een enkel ge-<br />
fchenk des Hemels waren.<br />
Hoe ftout is het , van zijnen doo-lvijmd<br />
te willen leenen ! hoe dom , te gelooven ,<br />
dat
28 DE S C H I J N H E I L I G E N .<br />
dat anderen , die on<strong>ze</strong> vuiligheid kennen ,<br />
't onbefchaamd geleend Eergewaad voor ons<br />
eigendom zouden houden.<br />
De oïijkfte Windbuil is , meerendeels , de<br />
kaalde jakhals ; zonder eenige de minfte zwaa-<br />
righeid zwetst hij vandui<strong>ze</strong>nden en miljoe<br />
nen , om dat hij gelooft , dat hij den afftand<br />
van zijn waar gereed geld niet hoog genoeg<br />
kan opgeeven , of nog nimmer onder<br />
vonden heeft , wat het inhebbe , flegts tot<br />
een maatig goed te gèraaken.<br />
Bijna om de<strong>ze</strong>lfde reden gelooft de fnoodfte<br />
Schurk , niet grof en onbefchaamd genoeg te<br />
kunnen huichelen. Wanneer hij bidt; dan<br />
brult, huilt of jankt hij, verdraait de oogen,<br />
en overftemt den voorlee<strong>ze</strong>r ; men kan hem<br />
niet voorbijgaan, zonder een ach, een woord<br />
van jammer, en traanendal , eene les, eene<br />
plaats uit den Bijbel , een vers uit een lied<br />
meê te neemen, welk hij met luider ftem op<br />
een ander' ge<strong>ze</strong>gd wil hebben , maar in de<br />
daad op ons <strong>ze</strong>lv' zngt Hij laat niet na ,<br />
het ge<strong>ze</strong>lfchap , waarin hij komt, met eene<br />
Apostolifche Groet aan te fpreeken. •<br />
„ Van uwen drank, dien gij hem aanbiedt ,<br />
„ te nuttigen ?" — Daar bcwaare mij God.<br />
voor, <strong>ze</strong>ge hij; van de<strong>ze</strong> zonde , Gode zij<br />
dank!
DE SCHIJNHEILIGEN, 29<br />
dank ! ben ik vrij; hij heeft een bij uitftek<br />
fraaij boek mêe ^gebragt , daarin wil hij een<br />
wijl tijds lee<strong>ze</strong>n , en 'er zijne aanmerkingen<br />
bij voegen. Het is Schaapkinds verzilverde He m<br />
mei - trompet, en daar agter ftaat mg: de dag<br />
in den nacht, of de in den winter zingende fflag*<br />
tegaal, dat is enz. Daaruit wil bij het ge<strong>ze</strong>l<br />
fchap iets voorlee<strong>ze</strong>n ; en 't Juffertje nr;g 'er<br />
ganfeh niet over lachen ; want de Satan , die<br />
uit haar lacht, zal <strong>ze</strong> weldra doen huilen, en<br />
zulke ftoute meisjes 'wandelen in zijne ftrik-<br />
ken. Tabak rookt hij ook niet ; „ want al-<br />
„ les is immers ! rook en damp in de wae-<br />
„ reld:" men moet, <strong>ze</strong>gt hij in eenen teemen-<br />
den toon , zijn' tijd heel anders befteeden ;<br />
wie geftadig bid, die kan zig daartoe niet<br />
verledigen. En zo moet men , wanneer hij<br />
het te pas kan brengen , genoegen neemen ,<br />
in de eenvoudigfte beftraffingen , en de lomp-<br />
fte zinfpeelingen op alles, wat onder handen<br />
genomen, en gefprooken wordt, mede aan<br />
hooren. Schriftuurplaat<strong>ze</strong>n brengt hij al<br />
toos bij, wanneer 'er hem flegts één woord<br />
de minfte aanleiding roe geeft, dat iemand bee-<br />
zigt, en dat in eene heel andere betekenis in die<br />
plaats voorkomt, en zulks altoos met de vuil<br />
te duiding op perzoonen en zaaken , die hij<br />
niet
5 o DE SCHIJNHEILIGEN.<br />
niet Jijden ftnag. Hij heeft <strong>ze</strong> ook klaar ,<br />
wanneer hij in den handel bedriegt ; wan-'<br />
neer hij anders een vuil bedrijf verantwoordt,<br />
of een ijskoude Tijran is van Vrouw en Kin-<br />
deren.<br />
Komt een Predikant in het ge<strong>ze</strong>lfchap, of<br />
is hij 'er reeds; dan is het, of de Geeft hem<br />
voort vervoere; hij fielt alles, wat hij weet,<br />
te werk , en laat de ééne malligheid en zot<br />
ternij op de andere volgen, alleen om den<br />
man oplettend op zig te maaken. Van zom.<br />
migen is hij wel een geflagen vijand $ hij noemt<br />
<strong>ze</strong> heidenfche Leeraaren, Zeedepreekers, mannen,<br />
die den Geeft niet hebben } waarvan men ligt<br />
de rede raaden kan , indien men dee<strong>ze</strong> Man<br />
nen <strong>ze</strong>lve kent. „ Hij is wel mijn Naaften;"<br />
<strong>ze</strong>gt hij overluid, of <strong>ze</strong>ndt een andéren vrij-<br />
brief vooruit, wanneer hij hunne of anderer<br />
gebreken vinnig beftrafTen wil.<br />
Overal en op eenen <strong>ze</strong>er ongelukkigen tijd<br />
hoord men hem Leeraaren; hij houdt 'er koo-<br />
pers en verkoopers mede op ; roept een an<br />
der mans kinderen van de ftaat in zijn huis ,<br />
vraagt hen uit , geeft <strong>ze</strong> lesfen , wenfcht<br />
hen het goede , en vereert hen dit of dat<br />
boek, al is 't , gelijk men ligt kan denken ,<br />
van
DE SCHEINHEILIGEN. „ T<br />
van weinig waarde. De onfchu'digfte Mode en<br />
het geoorloofdfte vermaak doet hem het hoofd<br />
fchudden en perft hem zust op zugt ten boe-<br />
<strong>ze</strong>m uit ; de regtmaatigfte fmert van een an<br />
der leidt hem tot lompe en geheel vrugtcloo»<br />
<strong>ze</strong> verwijten , en tot domme lofredenen Gp<br />
zijne eige ftand vastigheid in dergelijke ge<br />
vallen.<br />
Maar men hoore hem , wanneer hem <strong>ze</strong>lv*<br />
iets afgeflageti, ont<strong>ze</strong>gd , of wanneer hij er<br />
gens regrmatig toe genoodzaakt word is ; dan<br />
komt de Burgermeefter nooit in den Hemel ;<br />
de Schepen is volmaakt Fclix, en zal met zij<br />
ne fnoode Drufilla den loon wel krijgen ; en<br />
alle de anderen, welken naam <strong>ze</strong> ook draagen,<br />
zijn dienaars der ongerechtigheid , gehuurd<br />
van den vorft de<strong>ze</strong>r waereld, om hem te pij<br />
nigen , naast welken hij <strong>ze</strong> reeds zitten<br />
ziet midden in den poel , die van vuur en<br />
fulfer brandt*<br />
Is het zijne zaak , iets onder het Gemeen<br />
door te drijven ; dan weet hij 'er , gewis ,<br />
't belang des Hemels onder te vlegten : met<br />
den Bijbel in de hand toont hij de plaats ,<br />
we'ke regt eigenlijk hiertoe behoort ; of God<br />
heeft het hem in eenen droom geopenbaard;<br />
een
3s DE SCHIJN HEILIGEN.<br />
een O ak?3 der Stad heëft 'er zo en zo ovei<br />
gefproken; en, om dat die altijd bij hem is,<br />
en alles met hem fpreekea mag , en menig<br />
maal voor Stad eh Land met hem bidt, hem<br />
vei zo;t t om het tog voor te ftellen , en<br />
'er fterk op aan te dringen.<br />
Zij zijn mede Prophceten , eri met beide ~~t<br />
h u den ten Hemel ziet men hen ond^r de<br />
eenvoudgen ftaan > en hunne voor<strong>ze</strong>ggingen<br />
bij V^ornaame llerfgevallen v verfchijn<strong>ze</strong>ls, en<br />
tijd ng-n uit de ricu'w?pap:e-en uiten. Wee<br />
den verftandigen in ee e Stad, waar men 'er<br />
vee'^n van dat oort heeft I geene goede<br />
fchikKmg zal o' aangevogten doorge<strong>ze</strong>t kunnen<br />
worden ; Zü WJW en 't Oemeen met bij !<br />
en ,<br />
fp^den , ft 'kken en ftecnen , om alles weder<br />
om te houwen , uit te graavén , en om<br />
ver 'e fmij en , wat tegen hun' wil of oog.<br />
merk geplant , geboüwd , en opgetrokken<br />
is , en om op de koppen van alle de zul*<br />
ken te fl .an, die zig maar in 't minfte willen<br />
ver<strong>ze</strong>tten.<br />
Vol vreugde gluuren zij de kligten van hun<br />
te gernoet , die zij op de<strong>ze</strong> wij<strong>ze</strong> verhinderd ,<br />
en van hun ampt beroofd , of bij de volvoe-<br />
rii g van een edel vo «meernen hebben gedwars<br />
boomd. „ N\i, God heeft het niet willen<br />
« heb-
DE SCHIJNHEILIGEN,<br />
3 ) hebben , (grijn<strong>ze</strong>n die fchurken , ) en bui-<br />
„ ten zijn' wil gefchiedt 'er toi niet»."<br />
Met één woort ; n )g gel>adi;r. en geheel<br />
de oude Phari&eën ; maar dikwijls komen er<br />
fcheuren in hun Schaapsvel, en dan ziet men<br />
't vuile wolvenhart in des<strong>ze</strong>lfs natu^riijke<br />
gedaante.<br />
II. DUEL. C D E
34<br />
D E<br />
Z O N D E R L I N G E .<br />
"\^"ie al 'e ver van de groote hoofdftraat<br />
afgaat , en door enkel kleine zijdftraatjes<br />
heen kruipt, die moet 'er zijne reden voor<br />
hebben , (vvnnt het zul , hoope ik , de ftelling<br />
nopens dat alles eenen toereikenden grond<br />
hebbe, niets beneemen,) al zou het ook geene<br />
an Jere reden hebben, dan om 'er ook eens .<br />
te hebben doorgekropen. Maar men zou in<br />
de daad moer bcgceren , dan het geen Kei<strong>ze</strong>rs<br />
, Koningen cn Matresten, dikwijls, in<br />
toorn of in eenen goid.n luim van hunne<br />
Gunftelingen begeerden , en ook meer doen ,<br />
dan de<strong>ze</strong> , met hulp van dit of dat , menig. •<br />
masl gedaan hebben , wanneer men elk een',<br />
die met gezonde voeten op zijne handen gaat,<br />
aan de wanden kruipt , of anders een bekij.<br />
kenswaardige Zonderlinge wordt , terftond<br />
wilde vraagen : vriend! waarom dat? Want,<br />
om niet te <strong>ze</strong>egen, dat wij , even als alle<br />
vraagers en befpieders , met wind belasu<br />
den , na huis zouden komen , wij zouden<br />
zonder eenig privilegie , wapen op den rok<br />
enz. nog vrij'wat meer te duchten hebben ;<br />
ten
DE ZONDERLINGE. ^<br />
.en minden bij de meeften zijn de woorden,<br />
een Onbefuisde en, Dolleman , en een Zonder,<br />
linge , broer en zuster, even si; rnogefijk<br />
op het bifülabum , Adel , nog een ander eea-<br />
fyllabig woord d< orgaans volgt , of gelijk als<br />
ons bij het woordje, School, voort on<strong>ze</strong> eerfte<br />
Leermeeftcr met zijn ftok en plak te binnen<br />
valt, welke wijlen die man , benefieasden<br />
zandlooper , <strong>ze</strong>er gefchikt, in ééne hand<br />
wist re houden. Maar in de Asfociatien der<br />
denkbeelden , en in de vereeniging van beelden<br />
en charackcers is niet altoos evenveel<br />
juiftheid te vinden. Dan gewaagd!<br />
Zie daar , mijn Heer ! twee woorden! -—<br />
wie zijt gij! Die vraag kan U onmogelijk<br />
zo vremd en zonderling voorkomen, als<br />
gij mij <strong>ze</strong>lf zijt.<br />
Ingevolge van den langen Piek of y?o£,..dier*<br />
gij in uwe hand hebt, en welke tw ee voeten<br />
ver boven uw hoofd ui.fteekt, zoude ik<br />
u voor een' quovis modo nakomeling van den<br />
zo moedigen , als bloed/gen Ridder , Goliath<br />
houden, die d:t kostelijk familie ftuk in dappere<br />
handen ba waarde , en u voort bij alle on<strong>ze</strong><br />
Oudheid -mi r naars verklikken, die dan terftond<br />
van de eigenlijke hoogte, maate en 't beflag ?;;nu<br />
C % wen
j£ DE ZONDERLINGE.<br />
wen weversboom verdere notitie konden nee-<br />
men , zoo niet uwe lengte , naar welke gij<br />
geheel en al van GpHatfa verfchilt, alle mijne<br />
vreugde geheel omverre wierp , en u tot de<br />
Pigmeën, ten minden tot de kleine bewoners<br />
der Alpen en tot de Laplanders verwees.<br />
- Verder dan! wegens het grove e<strong>ze</strong>lsgraauwe<br />
wambuis en den wonderlijken fchanslooper, die<br />
zo duidelijk van Grootvaders tyden heugt, ge<br />
lijkt gij volmaakt eenen Klapperman; maar dan<br />
ontbreekt u weer de ronde hoed; want aan<br />
den fpit<strong>ze</strong>n reishoed zou m:n eer denken, dat<br />
gy een Postbode waart, zoo gy 'er maar de<br />
livreij van hadt, en men den Posthoren maar<br />
aan uwe zijde niet miste.<br />
Een Pelgrim ? daar kwaamt gy, alles faamge-<br />
norr.en nog wel het naaste bij; maar hierom<br />
trent kan men geen Pe'grmagie doen. En<br />
boven dit alles ftaa ik ver<strong>ze</strong>t wegens die ftar<br />
op de borst, 't Welk, naar ik zie, waarlyk<br />
geen gekfeheeren is. Misfchien nog een ftuk van<br />
een fentimenteelen Reiziger, die alle groot<br />
heid , uitgezondert dit enkel teken verzaakt ?<br />
Of de werklijke Marquis van Sint A. . . wel<br />
ke ons eens diets wilde maaken , dat men nooit<br />
beter rei<strong>ze</strong>, dan ci la gargon de métier ?<br />
Maar
DE ZONDERLINGE. 37<br />
Maar "zo gaat het: Onder al dit vraagen en den<br />
ken aan alles, wat die Heer zijn en niet zijn<br />
kon, is hy my reeds ontfiiapt.<br />
Goede Vriend! wie was die Heer ? „ Was<br />
j, het zijn Excellentie, de Heer Geheime Raad<br />
„ enz. „ Is het een Vrek! Wat vraagt gy,<br />
of die Heer gierig is? „ Neen, iemand, by<br />
j, wien men het wél heeft , en die, geloof<br />
j, me vrij, het wel kan ftellen, want oveiiil<br />
3j leggen goederen van hem." Is hij opreis?<br />
» Hij mag het <strong>ze</strong>lf wel we<strong>ze</strong>n , om dat hy<br />
„ hem niet kent; anders kent hem tog elk<br />
„ Kind." Maar nogthans bedroog hy zig. —<br />
„ Hoe! heeft mijn Heer het zo gelce<strong>ze</strong>n?,"<br />
Ja tog, dat 's zonderling! 5> Wel degelyk ge-<br />
lee<strong>ze</strong>n dat het nog voornaamer is, dan het<br />
3, gemeen voornaame." •<br />
O! nu moet ik duchtenj, dat myn jonge<br />
Neef, welke met niemand meer wil fpreeken<br />
dan met de lieve Maan ; dat mijn Hospes,<br />
welke gelooft , dat zijn botte Jongen van<br />
twaalf jaaren eerst meet in ftaat zijn ,<br />
om <strong>ze</strong>lve 't A. B. C. te kunnen uitvinden,<br />
voor dat hij het behoeve te leeren ; en dat<br />
mijn Buurman, die in zijn geheel huis een vol-<br />
flagen Zonderlinge is, van den duivenflag af tot<br />
in den keider toe, dit alles ook gelee<strong>ze</strong>n heb*<br />
C*3 benj
?8 DE ZONDERLINGE.<br />
hen ; en dan is hunne bekeeringe onmoge-<br />
'ijk, wantj zwart cp wie fcheidt de* menfchen<br />
van een.<br />
Hoe! daar zie ik iemand fterk beezig, om een<br />
volflagen wilde mans werk in een Eigenlijken<br />
zin te doen, en gehee! fine Jove et bove, flegts<br />
met zijne twee vuiften een'boom uit te rukken.<br />
't !s anders een heel gal, nt borftje. — „ Mag<br />
» ik vraagen, mijn Heer, Hoe, waarom dat?<br />
*v 't Is maar om het lee<strong>ze</strong>n." Ei wat! Zotten<br />
ke<strong>ze</strong>n, ik neem alles uit mij <strong>ze</strong>iven. „ 't Is<br />
» ' J<br />
e? kclijkdrift, eigenzinnigheid"? Neen, 't is<br />
flsj 's een bewijs van mijne grondflelling : al<br />
wat ik wil dat kan ik.<br />
Zonderling! — 0p een tijd, waar alles<br />
flegts <strong>ze</strong>etjes en in ftilte fpreekt en zagtfluillert,<br />
daar riemen de jonge lieden fïout^het e<strong>ze</strong>lskinnebakken<br />
weder bij de hand , en fpreeken<br />
op zijn minft van leeuwen te willen dood wurgen.<br />
Inmiddels befchieten zij hun wit; men<br />
fpreekt van hun. „Hoor, <strong>ze</strong>gt men, bij, is<br />
„ één der geene n, die aï'es willen breeken en<br />
„ verfcheuren, zo een zo een weet<br />
je niet, gelijk 'er gfchreeven ftaat, waar<br />
„ het maar op leven of dood gemunt is."<br />
Voor de vuist gevraagd: waarom heeft die<br />
Heer roode en zwarte letters op den Titel
DE Z O N D E R L I N G E .<br />
laaten <strong>ze</strong>tten , en zulk een koddig vignet gekoo<strong>ze</strong>n<br />
? dit is immers gansch geene Mode.<br />
„ Ik weet het wel , maar wilde flegts zien,<br />
„ of het nier behaagde: let 'er maar eens op,<br />
„ binnen een jaar , en mogelijk nog eer , is<br />
,, alles rood, alles rood!" Daar ben ik van<br />
ver<strong>ze</strong>kerd; want , wanneer iemand , thans,<br />
maar zo fchrijft of drukken laat, dat 'er fcherts<br />
mede onderloopt, dan is het onder den zwerm<br />
der navolgers niet anders, dan op een kermis,<br />
wanneer alle jongens den trommel willen roeren<br />
, om dat men aan eenen enkelen eenen<br />
trommel vereerde.<br />
Ik heb het fteeds wanvocgelijk geoordeeld ,<br />
mijn boterham op ftraat te eeren, terwijl ik<br />
het altoos binnen s'h'uis deed: item, om over<br />
dag te flaapen, en s'nachts mijne zaaken waar<br />
te neemen , met mijnen bedienden eene gekkernij<br />
voor 't volk aanteregten , 't werkvolk<br />
overal vrij gelag te geeven, en bij hunne domme<br />
fchertien de eerfte rol te fpelen , of voor<br />
mij aan de deur de tafel te laaten dekken, en<br />
dan onder een koddig Muziek voor 't faamgevloeide<br />
volk mijn maaltijd te houden.<br />
Maar nu ik dit alles, en bijzonder het laatfte<br />
van den jongen genadigen Heer in mijne buurt<br />
thans zie, zo bekruipt mij de lust, om mij me*<br />
C A
40 DE ZONDERLINGE.<br />
de van mijne Christelijke vrijheid te bedienen.<br />
Want de<strong>ze</strong> heeft het heel flipt een iongen<br />
Engehchman afgezien, die zig een tijd lang in<br />
den Doelen ophieldt, en wil die fraaïgheid in<br />
on<strong>ze</strong> kleine dad in de Mode brengen,. alhoewel<br />
<strong>ze</strong> to: nu toe de Oomen en Tantes niet<br />
nobel kunnen vinden, en den kleinen ban tegen<br />
hem al te werk tellen, en de jonge Juf.<br />
fers, zo dra zij hen zien , uit fchaamte voor<br />
dien collemm, hem teritoni den (nek toekeeren.<br />
Mijn Hee- is werklijk fnog die| oude, al<br />
verge',de<br />
fterk met koper befiagen , :<br />
onverflijcelijke<br />
houden band onder de heeie en halve franfche<br />
barden naar de Mode: ik wil 'er mede <strong>ze</strong>ggen,<br />
dat de overgrootvaderiijke opdagen , welke<br />
bijna tot de fchouders reiken; de paruik,<br />
die eigenlijk eenen paruik met knoopen<br />
wordt genoemd; de fiijve rokspanden; het<br />
mislive kwakzalvers kamizool; de ruime, vet<br />
gefineerde laar<strong>ze</strong>n; de roode broek onder een<br />
groenen rokj de lange handlobben; het kleine<br />
rwdrrof e, de lange degen, en het kleine hoedje<br />
t dat dit alles u ongemeen van on<strong>ze</strong>n heden-<br />
daa»
DE ZONDERLINGE.<br />
daagfchen jongen Heer uitmonftert, bij welken<br />
thans alles tot mof, hoed en degen toe,<br />
<strong>ze</strong>er kort moet zijn- En evenwel is mijn<br />
Heer pas 40 jaaren oud , wanneer men tog<br />
wel de Mode nog niet geheel heeft afgezwooren.<br />
• Mag ik nu weeten, waarom?<br />
Ik zal 't u mijn Heer! met de navolgende<br />
korte bewoordingen ontdekken. Indien ik onderftellen,<br />
en po/ito aequali jludio van u vermoeden<br />
mag, dat u de groote, en voor omtrent<br />
13 jaaren overleden juris utriusque Doctor<br />
en Profesfor FAUSTUS niet ten eenemaal<br />
onbekend is ; dan zou ik mij Houtweg mee<br />
regt den weder levendig geworden FAUSTUS<br />
mogen noemen : want gemerkt mij eenigen ,<br />
die dit groot Licht in zijne jeugd hebben gekend<br />
, in mijn triennium academicum flatteeren<br />
wilden , dat ik hem a!s een jonger broeder<br />
<strong>ze</strong>er wel geleek , zo heb ik zodanige gelijkheid<br />
daar door merklijk vergroot, dat ik des<br />
overleeden nalaatenfchap, wat de kleeren betreft<br />
, hebbe gekogt, vooral om dat ik geloove,<br />
dat ik ook, diar door, zijn Geeft aan<br />
mijne fchriften volkomelijk heb meegedeeld.<br />
Maar hoe ? wat <strong>ze</strong>gt gij' daar van ?<br />
dat jong vlug ventje , de lust der ge<strong>ze</strong>lfchappen;<br />
die den geheelen Adel in al-<br />
C 5 Ier-<br />
41
42 DE ZONDERLINGE.<br />
lerlei gewoel met hallen en maaltijden wist te<br />
brengen; die die zou nu niet meer in de<br />
ftad zijn ? waar zou hij dan zijn ? wat is hij<br />
dan geworden ? „ Hij is op zijn landgoed,<br />
,, een flerke Oeconomist, of, zoo gij wilt,<br />
een Boer!" en dat alleen , om dat men<br />
aan het. Hof een ander den voorrang boven<br />
hem gegeeven , en de Minuer hem zijne<br />
dochter heeft geweigerd.<br />
Hij dus , die niet kan krijgen , wat hij<br />
begeert, verre ert zig; hij wordt, waarover<br />
hij anders hartelijk lacl te , voor 't oog een<br />
Heilige, een Geleerde, een Boer; hij pijnigt<br />
zijne oogen, ooren, fmaak en zijne zintuigen<br />
geweldig, en roept uit : lk heb 't heel<br />
wel! '<br />
De Oude trotsheid huist bij den man , als<br />
bij de kinderen! — Of die lang aanhoude ? —<br />
TUi minften voor de kinderen weet ik gefchikte<br />
middelen, en mogelijk kan men 'er<br />
ook wel elders gebruik van maaken: men gee.<br />
ve hun, wat <strong>ze</strong> hebben willen; of men houde<br />
zig, als of men i en in 't geheel niet zag;<br />
in beide gevallen zullen <strong>ze</strong> al fpoedig weer<br />
worden , wat <strong>ze</strong> waren.<br />
Voor 't overige laat zig het verhaalde geval<br />
veel verder toepasfen. —- Gij zijt geen<br />
dig-
DE ZONDERLINGE.<br />
digter meer? zingt voor geen meisje, ja voor<br />
niemand een lied je meer ? Zit geftadig<br />
in huis, en wildct nog Arabisch loeren ? dit<br />
zou ik nooit gelooven , zoo ik niet wist,<br />
dat on<strong>ze</strong> onhebbelijke Schoonen een nieuwen<br />
aartigen , blonden aankoraeling , in uwe<br />
plaats , tot haaren bevalligen Lierdichter<br />
hadden gekoo<strong>ze</strong>n.<br />
Ook die behoort hiertoe , dat de geleerde<br />
wijsneus geen Muziek kan verdraagen , om<br />
dat hij heimelijk gelo ft, dat zij het eenige<br />
is , dat hij niet geleerd heeft ; of een<br />
ander berucht Zonderlinge Bachs Muziek-behandeling<br />
onverdraaglijk vird:, alleen omdat hij<br />
<strong>ze</strong>lf ftelt, en z?er veel onder 't motto: vulpis<br />
& uva.<br />
Een jong Mufikant, die teffens Orgelist is,<br />
mag geene lesfen in het openbaar meer geeven,<br />
en hij is afge<strong>ze</strong>t, om dat hij het veel te bont<br />
gemaakt heeft. Een medelijdend lid van den<br />
Raad, die ten minften over vrouw en kinderen<br />
den dommen lompert fpeelt, heeft de<strong>ze</strong>n beloofd<br />
, zijn best te willen doen, om hem kapelmeefter<br />
van den Vorft te maaken: maar<br />
hij weigert, volftrekt, om dit aan te nee*<br />
men , al kon hij 't ook worden ; hij wil nog<br />
liever, gelijk hij <strong>ze</strong>gt, in krotten en kroegen<br />
gaan<br />
43
44 DE ZONDERLINGE:<br />
gaan fpeelen, hier en daar een les zoeken te<br />
geeven, en zoo zijn brood zien te winnen.<br />
De ganlche flad bewondert den zonderlingen,<br />
die veel liever armoedig en veragt leeven, dan<br />
een deftig Befiaan wil hebben •? • Zou<br />
de man moge'ijk eens van den Notenfchrijver<br />
ROTJSSEAUhebben gehoord? —Ik twijfel: maar<br />
mogü men het hem eens vernaaien; dan zou<br />
hij <strong>ze</strong>ggen: de fchoenen van dien man zija<br />
juist gemaakt naar mijne voeten , en paaien<br />
mij volkomen!<br />
Eer Zonderlinge te zijn in geleerde gevoelens en<br />
begrippen, onderfielt, naar mijn oordeel, dat<br />
m?n, in veele andere ftukken, volkomen<br />
goed , juist, en met een volkomen genoegen<br />
der beoordeelende partij denke; want anders begrijpe<br />
ik niet , waarom men zo veel moeke<br />
doet, om den naam van een' Uitzinnigen zo<br />
fijn en zagt te bekleeden.<br />
Pater HAR DU IN kon, bij voorbeeld, zgnen<br />
ouden Scnrijver nog taamlij£ goed uitgeeven,<br />
en egter van hemen anjeren beweeren,<br />
wat alie Geleerden belachten. Om welke rede<br />
die Man dit deedt? Misfchien om de<strong>ze</strong>lfde,<br />
om welke de Heterodoxe op eenmaal<br />
<strong>ze</strong>er Orthodox wordt, en een fchrander vernuft<br />
op 'c onverwagft en met <strong>ze</strong>er veel moeite
DE ZONDERLINGE. AS<br />
te fpooken en nagtgeefb.n befchermt en voorftaat.<br />
Daar zijn naamlijk te vee] menfchen op<br />
de hand van de partij; en daar onder geteld te<br />
worden is te gemeen, en maakt, dat we niet<br />
worden gezien : maar één woord daar tegen ,<br />
al was 't ook zoo klaar als de zon , en dan<br />
dc dui<strong>ze</strong>nd moal gekoo<strong>ze</strong> wordende naklank,<br />
hij heeft het ge<strong>ze</strong>gd ! dit maakt het fchec pje<br />
van Eere weder vlot.<br />
De geeft van tegenfp-eeking is , daarom ,<br />
meerendeels , bij de Zonderlingen te vinden;<br />
ja, dikwerf verftaat men door een' Zonderlingen<br />
eigenlijk alleen een' tegenfpreeker. „ Een<br />
„ Drommel van een Vent, zoo pleegt, daarom,<br />
mijn kleermaaker het loffchrift op zijn -1<br />
„ bekwaamen en bereisden knecht te eindi-<br />
„ genj ik <strong>ze</strong>g, dat ding is wit; neen, Mees*<br />
„ ter , in Zwaben was het zwart: en ik <strong>ze</strong>g<br />
„ V is zwart; n.en, buiten in den Elfas daar<br />
„ is het wit."<br />
Waarlijk, hier en elders heeft die kleermaker<br />
met zijn knecht zijne <strong>ze</strong>er gelijkende broeders;<br />
en een ge hebben de waereld en de maatfchappij<br />
daarom alleen den dienft opge<strong>ze</strong>gd,<br />
om dat zij hun de Eer niet wilden laaten, van<br />
het laatfte woord te voeren. — Jaag <strong>ze</strong><br />
al-
40 „ »E ZONDERilf-gj,<br />
alle na hun hol, en m 'er de<strong>ze</strong> eervolle woorden<br />
boven : ipfi alhnenta fibu<br />
Uit dit gehouden verhoor , e n uit de tot<br />
dus verre voorgedragen lijst blijkt nu, dat 'er<br />
uit elk Zonderlingen een <strong>ze</strong>ker iets fpreekt, 't<br />
welk des<strong>ze</strong>lfs handen of voeten beftiert, 'en<br />
't welk wij, zonder over een fijner ingrediënt<br />
langer te denken, regtftreeks hoogmoed willen<br />
noemen , die gelijk de liefde volflagen blind<br />
is en blind maakt; en ons, alleen, om bewonderd<br />
te worden , uit de verlochening tot de<br />
we<strong>ze</strong>nlijke waarde , uit de vlugt tot de fterkfte<br />
hinderlaag enz. met grond te laaten befluiten,<br />
om aan de<strong>ze</strong>n of geenen gelijk te fchijnen<br />
, of om zig gecopieerd te zien , een<br />
fcherpgehechten hoed in ftêe van een' gewoonen<br />
doet op<strong>ze</strong>tten, een' zak in plaats van een<br />
karmelijnen mantel ombaren, met allerhande<br />
vodden bekleed , óf naar goedvinden naakt<br />
laat loopen.<br />
Zeifs wanneer men ons de grij<strong>ze</strong> en wij<strong>ze</strong><br />
Oudheid voorhouden , en de beroemde Zonderlingen,<br />
wier naamen op As, Es, Is en Us<br />
uitgaan, wilde noemen , wij gaan van on<strong>ze</strong><br />
ftelling niet af. Een eenig geval zij uitgezonderd,<br />
wanneer men naamlijk Zonderling hoort<br />
roepen, maar opziet en bemerkt, dat alle<br />
roe-
DE ZONDERLINGE. 4 ?<br />
roepers kappen draa?en , waaruit een fterk<br />
vermoeden reist, dat febreeuwers in trotsche en<br />
belaggelijke pra^t eik^nier met geweld willen<br />
overtreffen . en dat iemand , bij hun in een<br />
kwaad blaadje sredeld zijnde, in een afftand van<br />
de zotte waereld ieeve, en zulke dwaa<strong>ze</strong> fieraa-<br />
den niet kenne.<br />
Ziet daar ! nog eenige Be<strong>ze</strong>tenen aan<br />
de behulpzamen toets der vernuften voorgefteld,<br />
naamlijk, een man, die, naar men <strong>ze</strong>gt, in<br />
zijn geheel Lee ven nier. heeft gèlagchen ; vol-<br />
ftrekt geen welgekleed Meisje lijden kan, en zig<br />
met Prophetiên ophoudt; een man , die den<br />
reuk van nieuwe Hof niet kan verdraagen,<br />
en daarom alles van een uitdraager moet koo-<br />
pen i en nog een, die liever brandewijn , dan<br />
wijn drink', Ritten in zijne Kamer te eeten<br />
geeft, en vlojjen voor een bloedzuiverend<br />
middel houdt.<br />
Wil men, wij zullen hen onder de Zonder-<br />
Vingen laaten doorgaan; maar hier is eigentlijk<br />
meu-, dm dit woord <strong>ze</strong>ggen wil; de één<br />
aan de poorten van het dolhuis , de tweede<br />
een inr.aaiige Vrek,' en de derde een z^ijn-<br />
ëgel: —— Zij hebben hunnen loon weg!<br />
D E
4*<br />
D E<br />
G E K S K A P ,<br />
H eer Schilder ! Heer Schilder! roept men<br />
ons toe , hebt ge ons dit bedd niet al<br />
eens? " Maar, op het woord af,<br />
Lee<strong>ze</strong>rs! wij willen een en 't <strong>ze</strong>lfde hoofd niec<br />
tweemaal fchilderen, of flegts een ander kleed<br />
geeven , de hand vei <strong>ze</strong>tten, of 'er eene grap<br />
bij voegen, en dan het <strong>ze</strong>lfde ding met eenen<br />
anderen naam uitdrukken.<br />
De Pronker is niet on<strong>ze</strong> Gekskap ; die blijft<br />
zijne waereld van meisjes getrouw bij, even<br />
als de Maan haare Zon, en menig Infect zyne<br />
plant: Hier is hij onophoudelijk met Oorlog<br />
en Vrede, ontwerpen, veroveringen en belegeringen,<br />
verlies en een gelukkigen Coup zoo<br />
<strong>ze</strong>er onledig , dat hem , vooral wanneer hij<br />
gelds genoeg heeft, de gehele overige waereld<br />
<strong>ze</strong>er onverfchillig is ; en of 'er buiten den<br />
Vorltlijken Moor nog een Apollo , en behal.<br />
ven zijne charmante Helene ooir, eene andere<br />
was , om weike ieeven en ge weids genoeg<br />
in de waereld ontftond, dit en meer andere<br />
zaaken g^an hem niets aan ; dat alles<br />
raakt hem niet.<br />
Het
D E G E K S K A P . 4 9<br />
Het Wijshoofd, dit beangst fchep<strong>ze</strong>l, dat in<br />
een kleinen voorraad van woorden al zijnen<br />
rijkdom ftelt, altoos alleen de fpitzs fteeneü<br />
uitzoekt, en 'er op gaat wentelen, of zijne<br />
weinige in 't bont geldeede manfehap, geldig<br />
in 't g veer laat komen, is mede dat we<strong>ze</strong>n<br />
niet, dat wij hier willen tekenen.<br />
De Neuswy<strong>ze</strong> en bereisde Zot, welke wy<br />
reeds ten toon Helden megten in menige opzigten,<br />
't naaste by hem komen, zoo niet de<br />
één; volgens het taalgebruik, naar zijnen ou^<br />
défedom befch-eeven ware, en de ander door<br />
meer andere dingen wilde behaagen , en door<br />
nog meer andere onverdraaglijk wierdt, dan<br />
alleen door zijne vreemde Incnifiatk.<br />
; — mus ut'riqué<br />
Error, fed variis illudit parlibus. ,.<br />
Het gaat over het algemeen, den menfchen*<br />
befchouwers menigmaal als den Natuu;Iumdi.<br />
gen ; wanneer de<strong>ze</strong> de rargfehikking al; ede<br />
hebben gemaakt; dan komt hen nog een onverwagt,<br />
een nieuw fchep<strong>ze</strong>l voor, het welk<br />
flegts ten deele onder een gedacht of foort gebragt<br />
kan worden, om dat 'er dez» en geen<br />
nog een agterfchenkel, een haakje of een lid.<br />
Ü je
5 o D E G E K S K A P .<br />
je meer of min ter aan ziet. Inmiddels weeten<br />
zi; die Heeren gemakkeiyker te helpen ; zy<br />
<strong>ze</strong>tten 'er m;ar een Schaefferi, Fabricii, Mulleri,<br />
< nz. voor, en laaten 'er dan dit nieuw ding<br />
mede onderloopen. Maar de verheven natuurlijke<br />
Iliftorie des menfchen heeft nog niet veele<br />
voorgangers gevonden, welke met hun gezag<br />
voor <strong>ze</strong>delijke uitwasfen bijzondere bepaalde<br />
naamen hebben opgegeeven. En daar komt<br />
het van daan , dat menigwerf verfcheide dwaasheden<br />
maar éénen naam draagen, alhoewel de<br />
voorwerpen, die men daar onder brengt, grotelijks<br />
verfchillen.<br />
De Gekskap, in het Franscb-, fat, evnporé,<br />
fat, (want men moet <strong>ze</strong>ggen, dat de Franfchen<br />
voor de benamingen van dat geen rijkelijk<br />
gezorgd hebben , 't welk. zy ons. voor<br />
een goed deel hebben gegeven) is, in zijne<br />
ganfche grootte, dat opgebla<strong>ze</strong>n fchep<strong>ze</strong>l, wiens<br />
gebeele aanleg en masfa hoogmoed is, zonder<br />
dat 'er menigmaal flegts een enkel fpoor of<br />
begin<strong>ze</strong>l ter waaie volkomenheid, in eenig opzigt<br />
te vinden is , die op alles, wat gefchat<br />
wordt en luister bij<strong>ze</strong>t, eisch doet, maar te<br />
gelijk, van even zó veele zijden, om dat hij<br />
't niet bezit, of zotternijen als dingen van<br />
belang aanmerkt, befpottelijk wordt; zig ori-<br />
ge-
D E G E K S K A P . 5j<br />
getwijfeld bij elk een' meent aan te prij<strong>ze</strong>n ,<br />
dien hij niet fterker van gunst, liefde en<br />
vriendfchap iiidt kunnen affcbrikken , en de<br />
welvoeglykfreid regtftreeks beledigt, wanneer<br />
hij <strong>ze</strong> regt meent te toonen. ——<br />
Men vind bij hem peen' vonkje gangbaare<br />
waereld- en menfchen-kennis: hier van daan<br />
zo veele fchilderingen en uitzigïen van zijn<br />
aanftaand geluk, die een ander brein als droomen<br />
zou belagchen, en enkel minachting van<br />
het geen waarlijk waarde bezit, en gelukkig<br />
kan maken; geheel verkeerde begrippen van<br />
dingen, als of <strong>ze</strong> zoo ligt te verkrijgen of uit<br />
te voeren waren ; wanneer <strong>ze</strong> toch we<strong>ze</strong>nlijk<br />
veel moeite en infpanning van kragten vorderen;<br />
plompe ftoutheid, doof. en blindheid omtrent<br />
vinnige neepen en fteeken, en <strong>ze</strong>lfs wel<br />
veragting van getrouwe waarfchouwinden.<br />
Het Land , waar op dit kruidje best tiert,<br />
is de verwarmende fchoot van Vader- en Moederlijke<br />
vleijerij, waar elke papegaaje-klap van<br />
de<strong>ze</strong>n Lieveling alreeds vernuft, verftand, genie<br />
en aangebooren grootheid werdt genoemd.<br />
Geen wonder derhalven , dat ons de twee<br />
eerfte rangen des Staats de meeste origineelen,<br />
tot tafereelen van dit foort uitleveren. Die hebben<br />
de eer, om ook hunne Bedienden te vor-<br />
D 2 men;
52 D E G E K S K A P .<br />
men; want men weet, wat een goed voor<br />
beeld vermag. En, wanneer al kleermakers,<br />
ïlootemaakers, fmeden en andere ambagtslieden<br />
hiertoe hun contingent leveren, zo zal, inge<br />
val hen geen amptje opgebla<strong>ze</strong>n maakt, de Hi-<br />
ftorie hunner jeu
D E G E K S K A P . 53<br />
deerknmer, of wel eene andere beezigheid ge<br />
roepen moet worden. Hier danst hij voor<br />
den fpiegel; beziet zig van het hoofd tot de<br />
voeten, en front en en flanc ; fireelt de koo-<br />
nen, grimlacht 'er bevallig bij , en neemt de<br />
proef van hec diep, doch onbezonnen Compli<br />
ment, het we !<br />
k hij maaken wil.<br />
In dit po/tuur verrast hem onvoorziens de<br />
braave man, die op zijne vjlte muilen zagtjes<br />
kwam aantreeden , en ziet den Zotskap juist<br />
in zijn aart en beftaan zijne natuurlijke ver<br />
tooningen maaken. Doch de<strong>ze</strong> ziet hem nü<br />
insgelyks, en gaat na hem toe, de éêne hand<br />
in den boe<strong>ze</strong>m, en de andere <strong>ze</strong>lfs wel in de<br />
broeks- of kamizoo!s-zak geftoken , met een<br />
gelaat, het welk den man aadftonds te kennen<br />
geeft, dat zyn bezoek hem eene Eer moet<br />
zyn. Hiertoe behoort de buiging, meer eene<br />
knikking met het hoofd en een ftryken met<br />
den voet, dan iets anders, 't welk men een<br />
Complinent mag noemen. „ Hij heeft zig<br />
„ flegts, bij zijne doorreis, bij zijn vertrek of<br />
„ aankomst in de gunst van mijn Heer * *<br />
„ willen recommandeeren." Nu bedankt men,<br />
gelijk billijk is, heel <strong>ze</strong>er voor de Eer; is ver<br />
heugd; verzoekt hem, plaats te willen neemen,<br />
leidt hem in eene andere kamer; biedt hem al-<br />
D 3 Ier-
54. D E G E K S K A P .<br />
lerlei ververfchingen aan , eeten en drinken,<br />
naar maate van de tyds- om Handigheden; en<br />
ziet! het is hier zo", als of de Gastheer 't uiter-<br />
Ite belang moest ftellen in den Gast, welke al<br />
les koeltjes aanneemt of wel weigert, en door<br />
zyne woorden te kennen geeft, dat die ver-<br />
pligting aan hem hebbe , en die weinig of niet<br />
denkt, van ongemak aan te doen, te ftooren<br />
of op te houden: ja menigmaal zullen , wan<br />
neer men zulke Geesten niet voort beproeft,<br />
, en op zijne hoede is , zij op dit eerfte tête a<br />
tête , eenigc dagen bij u blijven logeeren. —<br />
Weet hij , dat de groote Man, in wiens<br />
gunst hij zig op zulk eene wij<strong>ze</strong> aanbeveelt,<br />
in dit of dat fiuk anders denkt , of gansch<br />
niet Orthodox is ; dan laat hij zig breedvoerig<br />
uit, laat alle vlaggen der Heterodoxie waaijen,<br />
en meent, zig bij hem regt in zijne broeder<br />
lijke vriendfchap te hebben aanbevolen ; wan<br />
neer hij rondom in de zuivere Leer maar <strong>ze</strong>ngt<br />
en brandt , zo dat den anderen de hairen te<br />
ber^e rei<strong>ze</strong>n. •<br />
Men vraagt na Geleerden, voornaame Man<br />
nen , <strong>ze</strong>lfs wel na Vorfteiijke Perfonaadjen ,<br />
die hem bekend zijn kunnen: „ o ja, hij kent<br />
„ <strong>ze</strong> ; de één is een fnapper; de ander een<br />
j, domkop, en de derde een zuiper, een door-<br />
bren-
D E G E K S K A P . 55<br />
„ brenger en bloedzuiger, enz." Een weinig<br />
befchimping, hier bij komende, wil niet veel<br />
<strong>ze</strong>ggen , en fijne fpotternij is riet ad capt<br />
ü n u n De Heer * * heeft een boek ge-<br />
„ fchreeven, dit wenschte hij tog wel, in al-<br />
„ len gevalle , te mogen lee<strong>ze</strong>nt" of anders<br />
weet hij van gewigtige, dikwerf geheime zaaken<br />
bericht te geeven; „ nu daaromtrent mogt<br />
„ gij hem eens gaarne hooren:" met<br />
een woord, in alles de toon en het gelaat van<br />
een, die zaaken kent, fchoon hy nu genoegen<br />
neemt, alleen in zaakjes te befehouwen, waartoe<br />
den fnocshaan, menigmaal, flegts een driejaarige<br />
Univerflteitswind, of eeniglyk het Ampele<br />
lieve Ik recht geeven. • • Eindelyk<br />
rijst hij, na veele echte afdruk<strong>ze</strong>ls zijner zotternijen,<br />
even zo befcheiden weêr op, gaande<br />
zo heen, als hij gekomen was, en is misfehien<br />
al drie hui<strong>ze</strong>n verre, wanneer de ander nog<br />
voor de Eer bedanken, zig in zijne gunst aanbevoelen,<br />
en hem gezondheid wilde wenfehen;<br />
want hij is , moet ge weeten , niet gekomen<br />
om te hooren , maar om zig <strong>ze</strong>lve te laaten<br />
hooren en zien.<br />
Op de ftraat fleept hy den rotting aan den<br />
band naast zig heen , wanneer de hand, die<br />
D 4 hem
56* D E G E K S K A P .<br />
hem moest draagen, in de broekzak fteekt; of<br />
bij houdt hem op den fchouder , op den rug<br />
of tegen de kin, of draagt hem met de hand<br />
in den rokszak; de fchcuders haalt hij op, en<br />
laat het hoofd voor over hangen, om gespen<br />
en knoopen te zien fchitteren.<br />
Waar het verlland de zinnen zo veel werks<br />
verfchaft ; daar kan men niet fleeds groeten ,<br />
wanneer men word gegroet: doch zomtijds doet<br />
bij het, wanneer- hij den hoed tusfchen twee<br />
vingeren ter zijde aanvat, en naar goedvinden<br />
eenigzins opligt, of naar eene gepaste maat<br />
afneemt.<br />
In het ge<strong>ze</strong>lfchap van veelen, inzonderheid<br />
van D>mes, toont hij dikwijls, diepzinnig, en<br />
afgetrokkenheid van gedagten , hebbende het<br />
gaarne , wanneer ht m eene Bekende met een<br />
flag of floot van haaren waaijer opwekt. Hij<br />
ftrijkt de handen over zijne kuiten, waar op<br />
hij grootsch F; melkt den horlogie-ketting;<br />
fpeelt met de Ornamenten; (want diergelijke,<br />
als mede de kwa ten aan den rotting, fchittenende<br />
knoopen, en eenige kleine ge<strong>ze</strong>tte fiihoue'jes<br />
, enz. zijn over 't algemeen zijne grootsheid,)<br />
flaat de hielen der fchoenen tegen malkanderen<br />
, of draait den rotting tusfchen de<br />
bee-
D E G E K S K A P . 5 7<br />
beencn; wrijft dikwijls 't ééne been tegen het<br />
ander ; legt <strong>ze</strong> over malkander , en wappert<br />
mee den ftoel. —<br />
Verhaalt hij de Dame, of dm Heer, die<br />
naast hem zit, laffe geheimen; dan buigt hij<br />
zig in de<strong>ze</strong>n ftaa: voor over, doet zulks onder<br />
een aanhoudend geraas , en flaat daar bij<br />
op zijne k uën of kuiten, dat 't klapt. Word<br />
hij geroepen; dan fpringt hij onftuimig op;<br />
fchourt menigmaal tafelkleden of tabiljés; treed<br />
op de voe en der Dames en de pooten der<br />
fchooihondjes; fcharrelt, desniettemin, na den<br />
roependen of vraagenden toe; <strong>ze</strong>t de beenen<br />
wijd van e.kander, terwijl hij voor hem ftaat,<br />
of trippelt op de teenen, en geeft een laf antwoord<br />
, terwijl hij een fnuifje neemt, of flegts<br />
op de doos met de vingers knipt.<br />
In zulke ge<strong>ze</strong>lfchappen van Neeven en Nichten<br />
, Oomen en Tantes, en verdere Familie,<br />
komt hij eerst regt op zijn praatftoel; vooral,<br />
wanneer hem vreemde kost en lugt, een tijd<br />
lang hebben gevoed. Want hier kan hij alle<br />
zijne waaren verkoopen, het woord geftadig<br />
voeren, Doftoren en Geleerden agter hunnen<br />
Rug befbotten , en van de verliefde Dochter<br />
des Profesfors verteren , maar welke hij vervi<br />
•.. den zak heeft gegeeven.<br />
D 5 De
5g D E G E K S K A P.<br />
De Mama neemt de bril van den neus,<br />
buigt <strong>ze</strong> lamen en legt <strong>ze</strong> ter zijde ; de Tantes<br />
en Zusters flaan den loo<strong>ze</strong>n knaap met de<br />
waajèrs; de Papa houdt zig eerst ftil, en meesmuilt,<br />
maar reept ten laatften uit: ., gij zijt<br />
„ tog een duivelfche. jonge!" Of hij<br />
verhaalt wonderen van het Hof in de hoofdftad,<br />
waar heen hij was gezonden , ten einde befchaafd<br />
- en wellevendheid te leeren, maar waar<br />
van daan hij terug kwam , zonder 't minfte<br />
meê te brengen ; fpreekt van den Staatsdienaar<br />
als van den poortier of van een gemeenen klapperman<br />
van zijn wijk, en van des Konings paard<br />
als van den Bucephalus van Alexander; weet,<br />
dat de Kroonprins geen poejer in zijn hair laat<br />
doen , en neuriet het danslied van de Pnnfes.<br />
Den Staats-Secretaris, van wiens Arrest in de<br />
laatfte nieuwspapieren gewag gemaakt wierdt,<br />
•heeft hij zo goed, als zijn' eigen broeder gekend<br />
; en , wanneer 'er anders iets voorvalt,<br />
dat Stad en Land verblyd of ongerust maakt,<br />
dat komt hem niet vreemd voor, want hij<br />
heeft het toen in het Cement zien leggen, en<br />
heeft, onder ons ge<strong>ze</strong>gd, een oor in 't kabinet<br />
gehad.<br />
Men kan zig ligt verbeelden, hoe hem zulk<br />
een voorrang wettige, om aan zijne tegenwoordi-
D E G E K S K A P . 5g<br />
dige verblijfplaats alles klein, laag en veragte-'<br />
lijk te vinden, en bij elke gelegenheid te <strong>ze</strong>g.<br />
gen: „ in de Stad ** maaken zij het anders;<br />
daar vraagt men 'er niet eens na; daar is het<br />
geen nieuws; daar moest dit iemand eens doen;<br />
daar moest men eens komen; daar moest men<br />
eens zien, enz." Want daar is, zoo men het<br />
wil gelooven , hoewel het 'er maar 12 mijlen<br />
van daan is, nog een overbüjf<strong>ze</strong>l van het Paradijs<br />
; de Zon gaat daar vroeger op, en fchijnt<br />
daar veel helderer; de menfchen worden daar<br />
grooter en ouder; men kan het niet'opeeten,<br />
laaten of draagen , wat men daar voor een<br />
wisfewasje koopt; het fcheelt niet veel, of<br />
men koopt daar zonder geld, en zuipt den<br />
wijn uit volle pokaalen. —<br />
Hier en in andere gevallen is het menigmaal<br />
een regt vermaak, om het aan te zien, wanneer<br />
de Gekskap en de onkundige Weetniet<br />
bij malkander zijn. „ Ho, Ho!" zo pakt hem<br />
de<strong>ze</strong> aan 3 hoewel het anders zijne zaak ook is,<br />
veele dingen beter gezien te hebben; „ z gt<br />
„ wat! maak dat de boeren wijs ; waarom<br />
„ bleeft gij dan niet daar, wanneer het oaar<br />
,, alles zo fraai en <strong>ze</strong>ldzaam is." Wanneer<br />
hem dit niet aanftonds doet verftommen of een<br />
ftatig we<strong>ze</strong>n toonen; dom is de verdediging en de<br />
be-
6b D E G E K S K A P .<br />
bevestiging nog ongemeener en zotter, en<br />
maakt, dat de andere flegts nog rneer vloekt,<br />
en van Aap, ftraatflijper en leugenagtigen<br />
fchurk preutelt. • •<br />
Kennis met vreemdelingen in een ge<strong>ze</strong>lfchap<br />
maakt hij gaarne , wanneer zij hem eenigzins<br />
gewigtig voorkomen, alleen met oogmerk, om<br />
.zig te doen zien, en dan verneemt mei weldra,<br />
hoe de wind zij. Maar is men flegt gekleed,<br />
ftil, of blijft ^ons karacter en ftaat v.iborgen;<br />
dan heeft men het geluk, dat hij ons<br />
verachte, of voorbij gaa, al zingend of fluitend.<br />
Hij ftrekt dikwerf, ten fpot van het gemeen,<br />
en levert de geheele Stad ftof om te lagche f,<br />
om dat hij zig bevoegd agt, in elke nieuwe<br />
mode voor hec waaide publiek te verfchij en,<br />
en hem elke nieuwe frats de ftraarea der geheële<br />
Stad doet doorwandelen. Zeer dikwijls is<br />
het alleen een armhartig en mislukt afdruk<strong>ze</strong>l,<br />
of een gebrekkig patroon, van 't geen hij met<br />
een half oog flegts zag, en <strong>ze</strong>lf nabootfte, of<br />
door handeloo<strong>ze</strong> menfchen liet maken, om dat<br />
'er in zijn fteedje zo weinig kleermakers baa<strong>ze</strong>n<br />
woonen, die geest en fmaak bezitten. Daar<br />
mede toont hij zig dan juist aan zulke plaat<strong>ze</strong>n,<br />
waar zulk eene koordedan<strong>ze</strong>rs- of loo-<br />
pes«
D E G E K S K A P . tfj<br />
0§re rdragt't aller wanvoeglijkst is, in de Kerken<br />
en bij Lijkflaatfien. en dikwijls neemt zijn<br />
vijand, de botterik, onder het gedrang des volksy<br />
die gelegenheid waar, om hem dan iets, dat<br />
in 't oog vair, op den mouw of op den rug<br />
te ftee'-.en , dat hem wel boos , maar nooit<br />
verftandiger maakt.<br />
Op rei<strong>ze</strong>n ei in vreemde ft eden 'n het zijne<br />
zorg, den Hospes en anderen, dikwerf ten<br />
padeeje zijner beur<strong>ze</strong>- dikwijls onder tegenkanting<br />
van de<strong>ze</strong>lve , een hoog gevoelen van zig<br />
in te boe<strong>ze</strong>men. Hier is hij van Adel, of, bij<br />
alle zijne nietigheid in 't Vaderland, Krygsraad,<br />
Hofraad o£ Kaadsheer, en , wanneer het iet»<br />
Kerklijk zijn moet, Kerkeraad, zonder te bedenken<br />
, welk een hoofdfchudden en gelach<br />
'er moet volgen> wanneer iemand, uit hoofde<br />
der vereerende kennis, dien hij met dien Zot<br />
gemaakt heeft, na den Heer Raad verneemt,<br />
en dan verneemt, dat 'er niemand is, die zulk<br />
een eerlijk ampt bekleede, en de<strong>ze</strong>n Titel voere,<br />
maar wel iemand, qui caudam trahit, of<br />
zig, door wind en bedrog, ten fpot van allen<br />
ftelt.<br />
Hij houdt een paard en een' knecht, alhoewel<br />
de ganfche Stad <strong>ze</strong>er nieuwsgierig wordt,<br />
om te weeten, waar hij <strong>ze</strong> beide van kan on.<br />
der-
5
D E . G E K S K A P . 6*3<br />
eerUjk man, in een goed ampt en ftand, een<br />
hongerige hond en luis. Doch hier en daar<br />
is nog een amptje , het welk zijn' man een<br />
goed beflaan en luije dagen belooft; daar is hij<br />
gansch geen vijand van. Het denkbeeld , dat<br />
hij zig daar van heeft gevormd, is geneel aartig<br />
, en wordt in zijne verbeelding zo gewis<br />
gerealifeerd, dat het hem volkomen gerust en<br />
welgemoed houdt, al gaat het anders juist niet<br />
altoos , zo a's 't gaan moest. Hij kiest dan<br />
eene Vrijeer, die hij mag lijden, en die hij in<br />
ge<strong>ze</strong>lfcbappen uitfluitender wij<strong>ze</strong> oppast, en<br />
leefc net baar, „ zo als in Carel van Silber-<br />
„ bach fiaat," zijnen meestgcliefden Roman,<br />
met wiens Held hij heerlijk fimpaufeert, en<br />
dien hij alleen regt meesterlijk meent te ver»<br />
ftaan.<br />
Dan, de waereld laat zig flechts door geld<br />
omkoopen; wie dat niet heeft en geeven kan,<br />
ten einde hem verdierften werden toegefchreeven;<br />
die fchrijft eens boven zijnen ingebeelde»<br />
Hemel op aarde: Troja non capta, dat is, overge<strong>ze</strong>t<br />
zijnde: heel anders.<br />
Die;oude Stads-beedelaar met den kaaien en<br />
afge<strong>ze</strong>tten fiuweelen - rok, wiens teenen uit de<br />
fchoenen fteeken, was in zijn tijd een voornaame<br />
Gekskap. Inmiddels blijven hem zij.ie<br />
ou.
64 D E G E K S K A P .<br />
oude dwaasheden bij; de karei wil geen eerlijk<br />
onderhoud aanneemen, dat men hem heeft aangeboden<br />
; hij verwondert zig, hoe men zijne<br />
Eere zo iets laags kunne vergen ; vaart tegen<br />
't blind en onverdiend ge;uk van anderen hevig<br />
uit, en blijft veel liever een brutaale Beedelaar.<br />
Maar, waar het drie en viermaal hoog aanzienlijke<br />
Sehep<strong>ze</strong>l aanwezig is; daar menge 'er<br />
de Schilder eenige andere verwen in, en beel.<br />
de hunne Excel.'entien af, zo als zij uit de fraai<br />
gefchiiderde koets fpringen , om hem of haar<br />
hunne opwagtinge te maken, ligt en onrustig,<br />
als een ftrandlooper, en met de trotfche bewustheid<br />
in de verheven Ziel, dat de mode<br />
bij hun verpagt zij, en dat zig de arme Graaf<br />
au dernier défespoir zal ergeren, om dat hij hen<br />
nooit kan volgen.<br />
Zij fpreeken , terwijl <strong>ze</strong> ginds en herwanrds<br />
huppelen, en de karei, welke den Thee prefenteert,<br />
naast hun ongehoord, met de kopjes<br />
rammelt, van des Prefidents nieuwe Karos, die<br />
hij naar de hunne heeft laaten maken . maar<br />
daar een vervloekt gebrek aan is j van<br />
eenen Edelman de nouvelle impresfion , welke<br />
zig verftoutte, gisteren in de Asfemblé te komen,<br />
en van 't Saiijrisch Compliment, dat zij<br />
hem
D E G E K S K A P , rx f<br />
hem mankten; zy Jagchen zich bijna te berfteri<br />
over de laatile minnenhandel van den Overeen<br />
Luitenant; zii zijn van oordeel, dat de<br />
tt'euwe Tante zich we! bij haaren fchoert- of<br />
kieermaaker zal engagesren, wanneer haar man<br />
Cour maakt. Wanrieer zij eene Dame nog<br />
'eenige d&u&UrJt zullen ge<strong>ze</strong>gd hebben; dan zullen<br />
<strong>ze</strong> voort vertrekken, want zij moeten nog<br />
wel tien villten afleggen. —<br />
De fraaije Frederïk, htm tweede Ik, werdt<br />
daar door eehigzins verrast; om dat hij onderwijlen<br />
met de Dienstboden köffij dronk, en<br />
meende, dat zijn Heer zo fchielijk niet zoude<br />
afkomen? Want; wanneer 'er Dames waren,<br />
vooral Freule Nv.tje, dan hadt hij pek aan den<br />
rok, en vergat eeten en drinken,<br />
De<strong>ze</strong> kaerl, moet je weeten, heeft forriwijlen<br />
wat magc over hen j en mag zijne aanmerkingen<br />
mededeelen : £ wam Jacre Bleu *<br />
j, men moet 't katlaiile op zijne zijde houden;<br />
i, zij geiooven waarlijk, dat hij een baftard vari<br />
,, een noble is." ——<br />
De geheime Raad heeft hen morgen vërzbgti<br />
— maar ja j zo men zich maar in tien<br />
deelen kon verdeden, de Kamerheer hadt reeds<br />
de<strong>ze</strong>n morgen na hém toe gezonden, én körfc<br />
daar na zondt de Burgermeester Ook hög. ïlij<br />
II. DEEU Ê °mbë£
CS D E G E K S K A P .<br />
moet maar fchielijk weer na zijne Buitenplaats<br />
of na het bad rei<strong>ze</strong>n, veelügt rukte men anders<br />
hem nog van één; want de lieden van<br />
geest en eene fijne levenswij<strong>ze</strong> zijn toch <strong>ze</strong>ldzaam<br />
, en overal getrokken. ——-»<br />
De oude Generaal <strong>ze</strong>ide hem , heden, iets<br />
over tafel; dit ging wat ver; hij heeft het niet<br />
recht begreepen, maar die Wijsneus, die naast<br />
hem zat, zijn Heer Adjutant, lachte'er over.<br />
Hij zal hem wel weer krijgen : „ mijn Heer,<br />
„ wil hij vraagen; hebt gij ook niet den der-<br />
5, tigjaarigen Oorlog mee bijgewoond ? Ha!<br />
„ ha! ha!"<br />
Voor de mannen wordt hij malgrè lui<br />
gevaarlijk; want hij weet par bleu <strong>ze</strong>lf niet,<br />
wat voor aantrekkelijkheden de Vrouwtjes al<br />
in hem moeten zien ; hij behoeft maar eens<br />
met haar te fpreeken, dan zijn <strong>ze</strong> al terftond<br />
op hem verliefd. Noemde hem de Vrouw van<br />
den geheimen Raad, die hij toch voor de eerfie<br />
rraal fprak, niet van daag nog un drole de<br />
corps? ja, en met welke oogen zij dit <strong>ze</strong>ide;<br />
zij wilde nog wel wat meer <strong>ze</strong>ggen, als <strong>ze</strong><br />
fpreeken mogt; zij ftaat, ma foi! voor zijn<br />
plaizier al op de lijst.<br />
Of hij ? — ja toch , hij leest, beaucoup de<br />
plaifameries Die reiziger is een drom-<br />
meliche grappige dief, wie of 't toch we<strong>ze</strong>n<br />
mag?
D E G E K S K AP; 07<br />
mag? Zo hij het weet, dan vereert hij u ge~<br />
wis, eens met een bezoek op zijne rei<strong>ze</strong>n ëri<br />
<strong>ze</strong>gt: dat gij hem gegouieerd hebbe. Den<br />
ouden fnaak, Volt air e, heeft hij mede op zijne<br />
rei<strong>ze</strong>n bezogt; die drenk <strong>ze</strong>lfs eene hmnade<br />
met hem, en hij heeft nog een paar vari<br />
zijne bon mots, welke toen te Parys in Couré<br />
waren, in zijn memorieboekje, — 1<br />
O ja, zo wat van de gemeene landtaal, moét<br />
men ook weeten; immers weet hij nu, dat wij<br />
met den Godsdienst al gebee! kl.ar zijn, en<br />
dat geen verflandige meer eene ziel heeft.<br />
Maar zo op zijn Schutters te leeven, eri<br />
alles maar onder den voet te fm'rjten , gelijk dié<br />
oude Minister doet, welke nog den ouden Flatus,<br />
en wat al meer voer oude Turken dagelijks<br />
leest, dat is eigént'ijk vo >r hem liefhebberij.<br />
Voor het overig; he.ft hij van alles de"<br />
noodige Teihture, en oordeelt trc.fT.iijk, juist atè<br />
het zulke fchrandere vernuften natuurlijk is ,<br />
met eigen fpeculaüen, gepaard met fiouten lof<br />
of beflisfende veragting. Hij <strong>ze</strong>gt den Generaal<br />
, dat hij des<strong>ze</strong>lfs volk heeft zien exerceeren,<br />
en dat het hem Veel eer aangedaan heeft;<br />
maar dat hij nochthans, wanneer hij het moest<br />
leiden , nog meer Op hét eigeritlijk marfcheez<br />
ren zoude zien: hij bedilt Vorftelijke Hover^<br />
E % Schouw^
6 8 DE G E K S K A P .<br />
Schouwburgen en Kunllenaars van allerlei foort,<br />
en vindt alle loopende berichten daaromtrent<br />
valsch ; hij alleen bezit de echte en <strong>ze</strong>kere;<br />
hij wordt menigmaal befchaamd gemaakt; maar<br />
hij telt het niet veel, en is fpoedig weder op<br />
den ouden dreef.<br />
Verrasfchingen, grappige flagcn ('t gemeen<br />
<strong>ze</strong>gt, gekke ftreeken,) zijn zijne zaak. Hij<br />
verlaat hierom meenigmaal , onder dit of dat<br />
voorwend<strong>ze</strong>l, voor eenigen tijd de ge<strong>ze</strong>lfchap*<br />
pen, en komt fpoedig verkleed weder; recht<br />
veelerleije raare en koddige potfen aan, maa?<br />
brengt zich niet <strong>ze</strong>lden daar door in den haat ,<br />
en verliest veeltijds ijders vriendfehap, om dat<br />
hij het te bont maakt, en dikwerf laat blijken<br />
wat hem of anderen tot geene eere ftrekt, ja<br />
gemeenlijk zot of vuil is. —-<br />
Men ziet hem dikwerf als Courier rijden :<br />
dan gaat het gewis naar eene bruiloft, of een<br />
Feftijn , waar elk ver<strong>ze</strong>t zal ftaan oyer zijne<br />
Onverwachte komst, of daar fchuilt nog eene<br />
andere heimelijke ftreek van zijne eigen Fabriek<br />
agter: hij heeft de uitnodiging misfehieh reeds<br />
afgeflagen , maar zal nu echter als Bedelaar,<br />
Kok of Bedien ..e verschijnen, ten einde 'er naderhand<br />
nog langen tijd van den joli cuifinier<br />
of van den fiche pauyre gefprooken worne»<br />
Snaa-
D E G E K S K A P . £ g<br />
Snaakerijen met boeren, Jooden, en eenvoudige<br />
jongens of meisjes behooren mede tot zijne<br />
geliefkoosde taak, en worden, niettegenftaande<br />
het nadeel, dat zij veroorzaken, of haare<br />
vuil- en lompheid , onder een geftadig gelach,<br />
en gefchreeuw, als grappen, vernuft en koddi-,<br />
ge gemeenzaamheid verkogt.<br />
Zoo wordt zijn groote Geest geftadig gevoed,<br />
houdt alle kunftenaars en handwerkslieden<br />
werkzaam, en is dikwerf de man, waarop<br />
de ftad of het land zijne oogen gevestigd houdt.<br />
De verftandigen fchudden w el het hoofd, en<br />
willen het geen hij doet, niet altijd voor aartig<br />
houden, aanneemen of goedkeuren; maar<br />
wat kunnen zij tegen dc menigte der liefhebberen<br />
, of <strong>ze</strong>lfs wel- der hoogachteren en aann<br />
bidders Z<br />
Want onder de cerfïen, inzonderheid waar<br />
de waaijers zwieren,'n'oort men: ,, het is toch<br />
een man du grand monde, die zijne waereld,<br />
», verftaat, eene Dame best bedient, en een<br />
„ geheel ge<strong>ze</strong>lfchap weet te amufeeren; en onv<br />
der de andere»;" gij zijt, bij mijn ziel! de<br />
„ rijkfte Cavaliier in het land— geld als drek!<br />
, ? waarlijk gij zijt een Heer, die om een hand<br />
n vol dukaaten niet geeft, en het gejd" onder<br />
93 de menfchen brengt. Hadden wij flechts een<br />
E g „ vijf-N
fo P E G E K S K A P .<br />
„ vijftigtal van zulke Ileeren meer." .<br />
Men zou bijna fchrikken, op het hooren van<br />
zulk eenen fleuren wemch.<br />
Dan, quid pauper? ride! ~ Zeifs alles,<br />
wat de naald, den fpanriem, den els, den beitel<br />
of den hamer roert, vo^d, als reeds ge<strong>ze</strong>gd<br />
is, dikwerf zijn'hoofmo-d m.er met eene grap,<br />
dan zich <strong>ze</strong>i ven me t zijn handwerk.<br />
„ Met verlofr* <strong>ze</strong>gt de fchrijnwerker, die<br />
voor mij werkt, zoo meenigmaal hij een boek<br />
bij mij ziet leggen : bij ziet den Titel in, en<br />
leest hem voor zich <strong>ze</strong>iven zagt, of roept wel<br />
pit: „ ho! ho! ik kenne u." Dan is het hoog<br />
tijd, hem naar zijn werk te wij<strong>ze</strong>n , zal hij<br />
niet recht onverdraaglijk geleerd worden. Voor<br />
het overige is hij een <strong>ze</strong>er gemeen werkman,<br />
en bij eene vrouw en veele kinders een arme<br />
jakhals.<br />
Hoe km het ook anders we<strong>ze</strong>n ? Lee<strong>ze</strong>n,<br />
of gelijk hij <strong>ze</strong>gt, ftudeeren is zijn element:<br />
om zijne boekenkamer cf Bibelotheek , gelijk<br />
hij <strong>ze</strong> noemt, recht vol te maken, ziet men<br />
hem op alle Auftien voor aan ftaan, en, zonder<br />
onderfcheid van formaat van boeken, allereerst<br />
twee dubbeltjes bieden, en dan voor een<br />
halven gulden koopen ; terwijl zijn fchrijnwerkers<br />
gild hem neenigmaal beftraft, om dat<br />
bij,
D E G E K S K A P . ? 1<br />
hij, wanneer eene vergadering belegd wordt,<br />
nooit daarin komen wil; want, <strong>ze</strong>gt hij, met<br />
zulke Weetnieten kan ik niet diskureeren.<br />
Bij openbaare redevoeringen in tegendeel,<br />
proeven, aanneemingen, enz. is zijne tegenwoordigheid<br />
altoos <strong>ze</strong>ker; daar ziet men hem<br />
het hoofd fchudden , bedenkelijke gebaaren maken<br />
, en prij<strong>ze</strong>n of laaken. En dat <strong>ze</strong>ker Geleerde<br />
eerst een fchrijnwerkers knecht was,<br />
dit voorbeeld gaat hem nooit uit de gedachten;<br />
bij zijne Bekenden plagt hij het verhaal daarvan,<br />
met de<strong>ze</strong> bedenkelijke woorden te eindigee:<br />
„ heb alleen wat geduld! het zal nog wel<br />
„ beter komen."<br />
Het loffelijke fchoenmaakers - en kleermaakers-gild<br />
levert in elke Stad of Steedje, haare<br />
treffende Origineelen voor dee<strong>ze</strong> afbeelding.<br />
Hier ziet men alles in het klein, wat de overige<br />
waereld ons in het groote vertoont.<br />
Een rok van de nieuwfte koleur, een zijden<br />
vest, een mof, een fluweelen broek, fchoenen<br />
en kou<strong>ze</strong>n naar den hedendaagfchen fmaak,<br />
een rotting met een fterk vergulden knop,<br />
waar voor het loon noch niet betaald is; ziet<br />
daar! hoe fraai de knaap is uitgedost, en hoe<br />
juist alles aan het lijf, aan armen, handen en<br />
voeten pasfe! hier mede huppelt hij door alle<br />
E 4 Itraa-
%%<br />
D<br />
E G E K S K A P<br />
ftraaten, weet niet hoe hij gaan, zich in po<br />
rtuur <strong>ze</strong>tten 0f houden za! ? om toch gezien te;<br />
worden. Zijne arme kameraaden kent 'hij in X<br />
geheel niet, wanneer zij hem tegen komen ,<br />
en vriendelijk aanfpreeken.<br />
De fraaije Gekskap der Steden *** en ***,<br />
die op een paar witte zijden koufen grootsch<br />
is, en een horlogic- in zijn' zak draaft', (laat,<br />
wanneer hij flechts tien fchreeden heeft gegaan,<br />
en eenig vuil op de fchoenen ziet, metW<br />
zakdoek het ftof vair de<strong>ze</strong>lve, haalt zijn horlc-<br />
gie op ftraat uit den zak , houdt het aan het<br />
oor, kijkt' naar de Stadsklok, om het 'er naar<br />
te <strong>ze</strong>tten, en gaat, op dat het toch van allen<br />
gezien moge worden, met genoegen in de kerk<br />
en in de herberg.<br />
Eenigen gaan trippelende op deteenen, hou-<br />
den hunne armen ftijf, en verre van het lijf<br />
af, en den duim aan den middel-Ten vinger':<br />
anderen doen wijde fchreeden, trekken het<br />
hoofd achter uit, houden de écne hand in den<br />
ingevallen rug, en rekken zich uit, om zich<br />
nog wat langer te toonen: nog anderen <strong>ze</strong>tten<br />
beide armen in de zijde, draaijen den kop als<br />
een' weerhaan, en toonen de buigzaamheid<br />
hunner beenen op eene verwonderlijke wij<strong>ze</strong>.<br />
Wil men zich verder overtuigen, dat 'er niets<br />
ge-
D E G E K S K A P . ^»<br />
gemeens in hen fteèkt, dan geeve men hen<br />
flechts gelegenheid, om hunnen leevensloop te<br />
verhaalcn. Even als hunne ganfche Orden, zijn<br />
zij uitermate gereed, om 'er u terftond op te<br />
pnthaalcn. Daar behoort <strong>ze</strong>kerlijk wat ledige tijd<br />
toe , want, wegens de wonderlijke avontuuren,<br />
is men bij hen in een goed uur nog niet geheel<br />
verre gevorderd, cn, volgens hun eigen<br />
<strong>ze</strong>ggen, kon men 'er <strong>ze</strong>lfs gemakkelijk een geheel<br />
boek van ichrijven , of een geheel jaar<br />
over vertellen. Want daar zijn <strong>ze</strong>er veele dingen,<br />
welken zij, gcduurcnJe hun leeven, nooit<br />
willen vergeeten, en anderen , waar aan zij<br />
denken zullen , zoo lang hunne' oogen open<br />
ftaan , en weêr andere , welke men op de<strong>ze</strong><br />
wijs niet gehoord heeft, en nog andere, waar<br />
bij zij eene huivering door alle dc leden krijgen,<br />
en hunne hairen te berg rij<strong>ze</strong>n, wanneer<br />
<strong>ze</strong> 'er flechts om denken.<br />
Dikwerf komt 'er eene kluchtige vertooning<br />
bij ; maar dan vooral zij men op zijne hoede.'<br />
Zij zijn, even als alle Gekken , verregaande verachters<br />
van hunne tegenwoordige verblijfplaats;<br />
en men gaat hen nooit voorbij , zonder hen<br />
eene groote Stad, waar alles geheel anders en<br />
veel beter is, te hooren noemen: en, wanneer<br />
een ander uit de groote waereld, die hen<br />
evenaart, onder zijn ftout gebabbel eenigé'Fran*<br />
E 5 fche
74 D E G E K S K A P .<br />
fche brokken mengt, dan is het bij hen een<br />
vreemde Nederlandfche uitfpraak , waar mede<br />
zij hun Vaderland verzaaken.<br />
De Barbiers doch geene fchilderij, die<br />
in ieders hoofd zoo <strong>ze</strong>ker gevonden wordt, als<br />
de vier winden in eenen Atlas.<br />
Alles, wat met die en pakken loopt, behoort<br />
van ouds af, mede tot dee<strong>ze</strong> foort: het<br />
is waar, hunne kleine figuur is bij de meesten<br />
ongemeen gewigtig; en de gang hunner voeten,<br />
even als de loop hunner gedachten en woorden,<br />
is <strong>ze</strong>lden gefchikt, om 'er gemaklijk mede<br />
over weg te komen; maar nochthans ftaan<br />
zij hier met geen meer recht, dan veele leerlingen<br />
der wijsheid, die de oude goede Dame,<br />
wanneer <strong>ze</strong> van de kunst, om te behaagen<br />
fpreekt, weinig geloof geeven, en van meening<br />
zijn , dat zulks van <strong>ze</strong>lf zal fchikken, wanneer<br />
de kleermaaker en Frifeur het hunne alleen gedaan<br />
hebben, en 'er dan flechts een paar droppels<br />
van het edele vocht, bon ton, daar bij doen #<br />
„ Ach! dee<strong>ze</strong> laat de wieken fterk hangen,"<br />
is meenigmaal het antwoord , wanneer men<br />
naar eenen eertijds beruchten en befchuldigden<br />
Gekskap verneemt, waar uit niets anders<br />
te vermoeden is, dan dat hij eens voor zijne<br />
dwaasheden helder geftraft zij, en men hem<br />
TOEGEVOEGD HEBBE Veie l Weel ——<br />
DE
D E<br />
S C H U I M L O O P E R .<br />
?s<br />
Jf^edorven kindsheid en verwaarloosde jeugd,<br />
verkwisting en hierop gevolgde armoede, een<br />
goed gedeelte grootsheid op afkomst en geflacht,<br />
die geringe, maar eerlijke bedieningen<br />
van de hand wijst, en liever hier en daar wat<br />
rondloopen, en flechts proeven, dan zich door<br />
werken zat eeten wil, traagheid bij toereikende<br />
krachten of bekwaamheden, maar niet befchaafd,<br />
fiat mixtura, men menge dit onder<br />
een, en ftraks zien wij den vriend, dien wij<br />
juist begeeren.<br />
Hij is en heet Heer N . . . , woont waarfchijniijk<br />
in een achterftraatje bij een' fmjder,<br />
op de derde verdieping, heeft het geheele jaar<br />
door geen licht op zijne kamer , dan van de<br />
zon en maan, maar gaat zingende en fluitende,<br />
?<br />
s morgens vroeg reeds, het huis uit, en klautert<br />
's avonds dus de trappen weder op. Den<br />
ouden rok verwisfeit hij jaarlijks met een anderen<br />
ouden , zomtijds te korten, zomwijlen<br />
te langen rok, die hem van milde handen toegeworpen<br />
wordt, Met kousfen , broek en<br />
fchoe-
DE SCHUIM LOOPER.<br />
fcboenen, leefc hij op de<strong>ze</strong>lfde wij<strong>ze</strong>; en voor<br />
het overige gaar het, als volgt:<br />
Hij telt van twintig tot dertig hui<strong>ze</strong>n in de<br />
Stad, waarvan hem dagelijksch twee of wel<br />
meer de fchatting, welke hij hen oplegt, betaaleri,<br />
zoo dat de cirkel alle week juist rond<br />
Somt. In eenigen is of de man een Neef, of<br />
de vrouw eene Nicht, welke hem de kost geeven;<br />
in een ander houdt hij de winkelknechts<br />
tot vrienden, en heeft ten minlle den brandewijn<br />
ter ontnuchteringe vrij; in een derde mogen<br />
hem de kinders <strong>ze</strong>er wel lijden , om dat<br />
hij paarden en osfcn van papier ihijden, en<br />
fcheepjes maken kan; in een vierde moet hij<br />
den Heer de nieuwspapieren voorlee<strong>ze</strong>n , om<br />
dat de<strong>ze</strong> van zulk een werk een' afkeer heeft;<br />
in een vijfde moet hij klein hout maken, gebrooken<br />
zaakeu herftellen, en anders de ééne<br />
of andere beu<strong>ze</strong>ling uitvoeren, om dat hij 'er<br />
handig me? kan omgaan; in een <strong>ze</strong>sde zijn het<br />
een paar oude lijideunLj.es op. de viool of het<br />
klavercimbel, die hij naar den Gufla van den<br />
Heer of de Dame fpeelen kan, terwijl zij hem<br />
het verblijf aldaar verfchaifen; in een <strong>ze</strong>vende<br />
is hij de lang verwachte paketboot van allerlei<br />
Stads nieuwigheden; en in een achtfte ontbrak<br />
'er de<strong>ze</strong>lfde fnaak nog bij het fpeelen van<br />
een
DE SCHUIM LOOPER, yy<br />
een kfertje of eche vrolijke partij, zo hij 'er<br />
niet bij ware.<br />
Geen Stuurman moet zig zo goed op de<br />
winden verftaan , dan hij zich verflaat op de<br />
luimen en buijen, die bij Heer en Jufvrouw,<br />
bij kinderen en dienstboden, in elk de<strong>ze</strong>r hui<strong>ze</strong>n<br />
heerfchen , en hem voor- of nadeelig kunnen<br />
zijn. Bij eenigen brengt hij het <strong>ze</strong>lfs tot<br />
de heerfchappij toe ; hij gaat batsch en ftout, 1<br />
zonder zich eerst te laten aandienen, terftond<br />
in de kamer, heeft daar zijn' eigen ftoel, zijne<br />
pijp , zijn glas en andere gerieflijkheden^<br />
en word wel eens kwaad , wanneer men <strong>ze</strong><br />
van hunne plaats ver<strong>ze</strong>t of ongelukkig gebroken<br />
heeft, In verfcheiden opzichten, heeft hij<br />
zich als raadgeever, rentmeesrer en onderhandelaar<br />
noodzaakhjk gemaakt. Hij neemt alles<br />
aan, even als of het zoo flechts hoorde, en<br />
zonder te bedanken; hij tast vrij in den fchotel<br />
, of fchenkt voor zich <strong>ze</strong>iven in ; laat wei<br />
fpijs naar zijn' fmaak klaar maken , voert het<br />
bevel over de dienstboden, en teiftert of leert<br />
de honden , heeft in den tuin gezaaid en geplant,<br />
de hennen te broeden ge<strong>ze</strong>t, en elders,<br />
hier en daar, zich reeds een klein eigendom,'<br />
't welk heilig is, en waarömtrend de Heer en<br />
Juf-
7g DE SCHTJIMLOOPER.<br />
Jufvrouw <strong>ze</strong>lfs waaken, en dieswegens ftrengè<br />
verboden geven, volflrekt aangematigd.<br />
In een ander huis waait een andere wind ;<br />
weshalve hij de <strong>ze</strong>ilen hier anders moet fpannen.<br />
Hij ziet, dat het hier niet gaan zou,<br />
zoo hij hier 't eene en andere niet voor lief<br />
name; want mijn Heer of Jufvrouw, of de<br />
oudfte Zoon beminnen den doortrapten Jokus;<br />
en, om dat <strong>ze</strong> meenen in hem ten dien einde<br />
den rechten man gevonden te hebben , zoo<br />
moet hij, nu en dan ook wat kunnen verdraagen.<br />
Hierom laat hij zich bij den hai»zak trekken<br />
, met den arm aan den ftoel vast binden,<br />
de paruik van het hoofd neemen en verbergen,<br />
een' knevel maaken, en de pijp aan ftukken<br />
flaan: men houdc hem voor het zotje; en bij<br />
het pandfpel laat men hem zijn paod losfen op<br />
eene wij<strong>ze</strong>, zoo als niemand 't doen zou. Alle<br />
pijlen der listigfte fpotternij worden op hem<br />
afgefchooten: hij heeft meer dan een' bijnaam;<br />
en vreemden ondei houdt men met allerlei verdichte<br />
hiftorien ten zijnen opzichte.<br />
'Dikwijls geeft hij 'er <strong>ze</strong>lf aanleiding toe, dewijl<br />
hij allerlei kluchten vertelt, zich verkleed^<br />
of met een ander fpot, doch die hem gewis<br />
met de<strong>ze</strong>lfde munt betaalt, en al de lagchers<br />
op
DE SCHÜIMLÓOPER. 79<br />
op zijne zijde heeft. Niet <strong>ze</strong>lden komt hét<br />
hem nogthans wat te ftreng voor, en naar den<br />
bekenden loop van zulke fchert<strong>ze</strong>n haak men<br />
den ftoel ftil weg, zoo dat hij op den grond<br />
valt; of men beftort hem, of fteekt hem iets,<br />
dat leeft of dood is, in den zak: dan wordt<br />
hij boos, begint te fchelden, en loopt heen,<br />
maar laat zich voort weer terug roepen, en verdraagt<br />
dan nog gaarne den nagalm dier fpotternij.<br />
Hier en daar mag hem flechts eene partij van<br />
het huis lijden ; dan moet hij laveeren , en<br />
eerst naar den wind verneemen; en, wanneer<br />
het al te fterk ftormt, keert hij te rug: non<br />
femper idem ; na een paar dagen, is het wêer<br />
misichien bedaarder.<br />
Voor het overige moet hij de ooren fteeds<br />
openhouden, overal toefpringen en behulpzaam<br />
zijn, zo dra men iets zoekt of gedaan wil heb»<br />
ben, het kleine kind op den arm ncemen, iets<br />
aartigs of zoets voor het<strong>ze</strong>lve medebrengen;<br />
den hond prij<strong>ze</strong>n en ftreelen, met de papegaai<br />
praaten, of zich van het ééne en andere kanaal<br />
tot het hart van Heer of Jufvrouw ver<strong>ze</strong>keren.<br />
Vrienden en vijanden des hui<strong>ze</strong>s mogen hem<br />
niet onbekend zijn. Van de laatften moet hij<br />
fomtijds verhaalen , hoe toch alles, wat 'er<br />
blinkt,
?o DE «CHHIMLOOPER;<br />
blinkt, geen goud zij, hoe hij met <strong>ze</strong>kerheid<br />
gehoord, en <strong>ze</strong>if gezien hebbe, hoe <strong>ze</strong> bij de<strong>ze</strong>n<br />
of genen ook al in een kwaad blaadje Honden,<br />
de ganfche Stad van de zaak of het laatst<br />
voorgevallen in 't geheel geen goed fpreeke, of<br />
'er <strong>ze</strong>lfs! nog wel gruwelijke dingen aan den<br />
dag kwamen.<br />
Dan ziet hij weldra, hoe de bijl in de fteel<br />
fteeke. „ Hoe ! wil je dan zo fpoedig al weder<br />
„ gaan? blijf toch hier; gij zijt immers in Jan-<br />
9, gen tijd niet hier geweest; reeds ftaat voor<br />
w u een bord op tafel."<br />
Gelijk ge<strong>ze</strong>gd is, zijne ftiidie is menfchenkennis;<br />
deswege weet hij vast, wat de knecht<br />
of meid in flaat zijn te bewerken; den eerRen<br />
gemeenzaam bij de hand gevat, wanneer hij<br />
hem tegen komt, Heer en UE. genoemd, en<br />
hem een fnuifje gegeeven, of van hem genomen<br />
; de andere de kin of de wangen geftreeld;<br />
iets van trouwen uit het droomboek, of anders<br />
over iets fraais of liefs met haar gefprooken;<br />
dit is altoos van eene heerlijke werking;<br />
bij het aandienen kunnen zij 'er dan reeds een<br />
goed woordje, dat van invloed is, mede laten<br />
ondervloeijen, of ook anders wel, bij andere<br />
gelegenheden, van zijne goede inborst en van<br />
zijnen bekrompen ftaat fpreeken.
DE SCHÜIMLÖOFEk. 8l<br />
Sotri'yds biéngt hij het nog veel verder j<br />
fen geniet böd'en'öon ; hij zal het briefje<br />
juist in de lieve ha ;den leveren, en ten r'eg*<br />
tcri tij 'e antwoord brengen ; men kan, orri<br />
dat hij weet te zwi'gèn , hm iets best toé"<br />
betröuwen , en hem dëtachecren , öni een*<br />
ander , terwijl men iets waagt, op te houden<br />
, werk te verfchaffèn , ên middêlervvijl<br />
bij de<strong>ze</strong>n teh besté te fpreekénó<br />
ja , meenigmaal ziet men wel dra ëri duidelijk<br />
, uit de taal der oogen, tusfchen herri<br />
en de Dame, uit de wèêrkeerige mömpeüngeri<br />
onder en na liet eeterl , het geftadig uitlach»<br />
gen en befchimpen de fijne wij<strong>ze</strong>, waar op hij<br />
haar dient e'nz., dat hem nog een veel wéZendlijker<br />
dienst in dit huis het voedfel verfchaft, ter-<br />
Wijl de mari in aèh leünftoöl <strong>ze</strong>er genist en<br />
onbekommerd kucht of blaast. Of de Hèeï<br />
hoort gaarne over zijne hivaliën lacligeri , en,:<br />
om dat dit herri iri geen ge<strong>ze</strong>lfchap wil gelukken<br />
, blijft hij liever t'huis, én laat Heer N;<br />
komen. De<strong>ze</strong> verftaat die kunst meesterlijk en<br />
wil zich , bij elk verhaal,' of voorbeeld, óf<br />
iinecdote i als tö bersten lachgen , vergeetende<br />
nog in geene twee uuren; „ hoe was het ook<br />
met den Burgemeester ? Ik kan den' Bür j<br />
h gemeester nog niet vergeeten ; neen ifc<br />
JL DSS-L, F weflssfrj
82 DE SCHOIMLOOPE1L'<br />
„ wenschte gaarne, dat gij het nog eens ver-<br />
„ telde ; men zou 'er eeten en drinken door<br />
9, vergeeten."<br />
Of die oude Raadshecrs-vrouw , die reeds<br />
jaar en dag op haaren ftoel, aan het venfter,<br />
ongelukkig flechts een klein hoekje van de<br />
ftraat overzien kan , zou reeds lang overleeden<br />
zijn , zoo de<strong>ze</strong> man niet ten minfte een<br />
kopje Thee met haar voor lief nam. Want<br />
daar gaat het in <strong>ze</strong>er Christelijke vraagen, antwoorden<br />
en verwonderingen, .verfch van den<br />
rooster , over alles , wat zich in het fleedje<br />
flechts roert, op de volgende manier: „ Heb-<br />
„ ben dan die luiden al ? hoe/ dan heb-<br />
„ ben <strong>ze</strong> reeds. Zijn <strong>ze</strong> dan al — —? hoe S<br />
„ zijn <strong>ze</strong> tog; —— hoort men dan niets—?<br />
„ ziet eens, dan heb ik het tog regt ge-<br />
3, hoord."<br />
Of die Heer, in <strong>ze</strong>ker ander huis, mag dikwerf<br />
niet of niet openlijk doen, wat hij toch zoo<br />
gaarne doet ; deswegens en , om dat reeds<br />
twee meiden verraaderlijke kanaaljes omtrent<br />
hem zijn geworden , zoo kan Heer N. . .,<br />
met een klein gefleepen borrelfleschje, de beste<br />
dienflen doen. .<br />
Kortom, dit armoedige Leeven is zoo<br />
vol van behoeftigheden, dat de<strong>ze</strong> Dieren hun<br />
plaats-
DE SCHÜIMLOÓPER. j£<br />
plaatsje op de lijst der fchep<strong>ze</strong>len m?t nut en<br />
voordeel aanvullen , en 'er over het utile en<br />
honestum , van <strong>ze</strong> te houden en te voeden ,<br />
wel iets fraais ware uit te geeven.<br />
De draajen , waarmede zij het liever eeten<br />
en het gaarne hebben willen, uitdrukken, zijn<br />
OD hunne manier <strong>ze</strong>er fijn * wanneer <strong>ze</strong> het<br />
niet altoos tot rege regte bcveelen gebragt heb<br />
ben: zij w« eten de cere van den Heer of de Juf<br />
frouw , d'.e thans tiróteert, in 't Jpel te men<br />
gen , en tftiar.de te maaken. Zij verhaulen *<br />
naamlijk * hoe het reeds heel gemeen en- oud<br />
zij: „ dat bevreemdt mij, dat gij nog geene<br />
5, nieuwe voorfpijs' hebt; bij den Burgemees<br />
ter ... . heb ik dee<strong>ze</strong> en ciie groerte al.<br />
„ tweemaal gegceten , en , in vergelijking<br />
,j van zijn huis > dagt ik, dat <strong>ze</strong> bij u al<br />
„ vroeger op tafel moest geweest zijn:" of<br />
zij hebben gehoord , dat men het wel kan of<br />
ai werkelijk gedaan hebbe , en verwonderen<br />
zig van het <strong>ze</strong>lfs nog niet gezien en gehoord<br />
te hebben: „onlangs hoorde ik, dat Mevrouw<br />
den Ka per mét de Poolfchs faus 't Bilt*<br />
„ eaatfl kende opa'irfeher; men wist 'er niet<br />
genoeg van te roemen.''<br />
Op eenen anderen tijd maaken zij de zaa-<br />
Jien ten uit«rfte gering en willen ons tot het<br />
F 2 weg-
$4 DE SCHUIMLOOPÈË.<br />
Wegdoen van dit of dat kleed overreden: „ el {<br />
zulk een rijk en vermogend Heer! wat wilt<br />
j, gij 'er dan langer mede doen? de menfchen<br />
,, zouden u flegts voor een gierigaarr uitmaaken;<br />
één on<strong>ze</strong>r, in on<strong>ze</strong>n langen ftaat moet zoo<br />
,, iets alleen draagen." Of zij roemen , hoe<br />
Wel zij het hier en daar hebben gehad, en<br />
Willen ons tot eene goede navolging aarmoe-<br />
» digen: „ ja, in dat huis was ik a'.s een eigen<br />
„ kind ; ik behoefde flegts te <strong>ze</strong>ggen of te<br />
klaagen , wat mij ontbrak, dan had ik het<br />
„ voort: ik had den fleutel van den wijnkel-<br />
„ de.-, van dc provifiekamer , en alles was<br />
j, ten mijnen dienst."<br />
Of bij eene andere gelegenheir, ftaan zij <strong>ze</strong>er<br />
ver<strong>ze</strong>t, wanneer <strong>ze</strong> iets hooren noemen; Zij<br />
hadden het in hun Leeven niet gegeeten, en<br />
konden in 't geheel niet begrijpen, hoe zulks<br />
goed kan fmaaken ; waarop dan wel eene<br />
eerlievende juffrouw , die gaarre trableert ,<br />
en de eere van haaren fmaak en vin haare<br />
kookkunde verdeedigen wil, een' tijd daartoe<br />
bepaalt, en vooraf reeds noodigt : of zii be-<br />
fchrijven <strong>ze</strong>lve een gefcégt als ten ui e" ten de-<br />
Acaat, en verzoeken het flechts eens klaarte laa<br />
ien maaken, om hun <strong>ze</strong>ggen te rechtvaardigen,<br />
Willen zij wel <strong>ze</strong>lve Kok zijn, en noemen zifs<br />
eenl
DE SCHUIMLOOPER.<br />
een' Graaf of Vorst, die "er bijna niet van<br />
affcheiden kon , of 'cr te veel van had gegeeten.<br />
Hebben <strong>ze</strong> teffens gereist; dan is 'er<br />
voor hen de beerlijkfte gelegenheid , om iets<br />
Framch , Duitsch , Criekscfi , Turksch enz,<br />
te noemen , en daarbij zoo reprefentatief te<br />
kooken, de fpijs zoo te ichilderen, en zoo ge*<br />
weld'g te fnoeven, dat de Heer, die 'er reeds<br />
naar begint te watertanden, zijne vrouw ernfiig<br />
verzoekt, om 'er toch wel op te letten<br />
en het. zich liever te laaten opfebrijven, of in<br />
de tegenv. oord ;<br />
gheid van mijn Heer te koo»<br />
ken.<br />
Op de<strong>ze</strong>lfde wij<strong>ze</strong> worden , ook meenig-*<br />
maal , vreemde wijnen geroemd , en met<br />
allerlei houdingen en teekenen ten top gevij,<br />
<strong>ze</strong>ld ten aanhooren van den man, die gelds<br />
genoeg heeft , om <strong>ze</strong> te ontbieden , en goed<br />
genoeg is , om de ééne flesch na de andere<br />
ten beste te geeven.<br />
Op eenen anderen tijd, wanneer zij juist op<br />
't eeten inkomen, willen zij flechts eens proe-.<br />
ven , om dat <strong>ze</strong> hunne vrouw , of hunnen<br />
kok nimmer kunnen bcweegen, dat <strong>ze</strong> dit ge*<br />
recht ook klaar maaken , daar het nogihans,<br />
ééne hunner lieffte fpij<strong>ze</strong>n is; en, geduuren-,<br />
de het proeven , komt, de graagte , ter huns<br />
F 3 n§
$6 DE SCHUIMLOOPER,<br />
ne groote verwondering:;, on 't nieuw reheel<br />
weder ; want <strong>ze</strong>ker , zij heLben toch ai —<br />
eens gerceten.<br />
De geheel plompen karnen <strong>ze</strong>lfs altoos op<br />
eetenstijd ; zi'ten dan onbeweeglijk ftil , en<br />
zien het huisgezin druk bezig, tot dat zij het<br />
medelijden van den Meer of r'es<strong>ze</strong>lfs vrouw<br />
gaande maaken , en men hun beveèlt , mede<br />
aan te zitten , of ook wel, tot dat men iets,<br />
dat niet wel fmaakt , op eene zijdtafel voor<br />
hun opdischt ; of zij likken van de borden ,<br />
en ta?ten na het óverfchot, tot dat men hun<br />
insgelijks met eene ganfche portie te hulpq<br />
komt. Dikwerf worden <strong>ze</strong> kwalijk , om dat<br />
<strong>ze</strong> wegens hunne drukke bezigheden nog rug-<br />
teren zijn , en egter eeten ruiken , of iets<br />
onverteerbaars gegeeten , en vernecten heb<br />
ben hierop een zakkortje t4n wijn of bran<br />
dewijn te gebruiken; dan zal men, hoopeik,<br />
den man met den geeuwhonger toch niet laa<br />
ten gaan , of hem , met zijn mal au ceeur<br />
aan zijn lot overlaten. •<br />
Zij fpreeken met ons , aan het glas , of<br />
voor de deur, doch in bette en koude,<br />
regenen fne uw, zoo lang, dat men ge<br />
noodzaakt is hen, om het weer te verzoe<br />
ken , binnen te komen ; of zij ver<strong>ze</strong>ilen ons<br />
vrien-
DE SCHUIMLOOPER. 87<br />
vriendijk naar huis, brengen en haaien, <strong>ze</strong>lfs,<br />
het geene <strong>ze</strong> hadden kunnen en hadden behooren,<br />
te laaten brengen en haaien , enz.<br />
Over het algemeen moet de<strong>ze</strong> Broederfchap<br />
wel in acht neemen, het geene de Heer Nofa<br />
zijne lieve Gemeente geftadig voorpreekt, en<br />
met het flaan op den Kanfcl quisquis es, of<br />
tnagna canam tracht in te ilampen. Gevoeligheid<br />
moet in geen opzigt onheil ftigten of<br />
den handel bederven , en het verder gelukkig<br />
inloopcn in de haven beletten. Men moet<br />
zich den tijd niet laaten verdrieten , en eene<br />
zitplaats aan de deur voor lief r.eemen, met<br />
de kindei en intusfehen wat fnappen , of wat<br />
drentelen , tot dat de Heer op zijn Comp*<br />
toir zijn werk verrigt, de brieven gelee<strong>ze</strong>n<br />
of gefchreeveu , en de vrouw m de keuken<br />
genoeg getierd en gebulderd hebbe.<br />
Wanneer een man van meer fatfoen genoodigd<br />
is , dan moet on<strong>ze</strong> ge<strong>ze</strong>l het zich<br />
laaten welgevallen , met de kleine Familie apart<br />
te fpijzigen. ' Men hoort in het Salet<br />
fterk fpreeken : wie is het ? —— De A, B,<br />
C, D, E, F, G, Raad —— zoo, zoo; nu<br />
dan zal men hen niet ftooren , mtsar in de<br />
keuken waf wachten , tol dat <strong>ze</strong> weg zijn. —<br />
Men wilde 'er wel op zweeren, dat men mijn<br />
F 4 Heers
fS DË SCHUIMLOOPER.<br />
Heers Japon eenige beweegmgën in de Gaap.<br />
kamer had zien maaken , den Goden-damp'<br />
van verfch aangcftoken fcariasfer gerookcn, of<br />
het klawier nog fpeelen, of het gewoon fterk'<br />
nie<strong>ze</strong>n gehóórd hebbe; — of, ja, ja, zoo dc<br />
Heer niet bij zijn leevend lijf heeft gefpookt,<br />
dan heeft men hem waarlijk gezien j juist<br />
met alle oroftandigheden , hoe hij naar een<br />
tuin toe ging, en het fchaapje achter zich<br />
d .ann lokte ; of ten aanzien van de Dame,<br />
hoe men haaren aschgraauwen rok en haare.<br />
beide voeten bij het opmaaken van de deur<br />
zag: inmiddels moet men de onbefchaamde kamenier,<br />
welke taamlijk fpijtig en met verachting<br />
roept: dat 'er geene leevende, ziel t'huis<br />
is, zonder tegenfpraak gelooven , en dee<strong>ze</strong><br />
onderrechttng , op een' anderen tijd, met<br />
dank en een onderdaanig Compliment aan mijn<br />
Heer en Mejuffrouw aanneemen. Driemaal<br />
geweigerde Audiëntie maakt de vierde des te<br />
bereidwilliger en aangenaamer: het medelijden<br />
toch fpreekt fterk voor den beftendigen en<br />
aanhoudenden j maar , wie zich , zonder voltrekt<br />
noodzakelijk te zijn , gevoelig toont,<br />
dienis zijn paspoort voor altoos gefchreeven.<br />
Trouwens, even als 'er geen regel is zonder<br />
uitzondering , zoo is het ook hier:, het bui.<br />
gen
DE SCHUIMLOOPER. g 5<br />
gen en ftrijken heeft gansch geene plaats, waar<br />
iemand eenig amptje heeft, en hij eenigzins<br />
kan <strong>ze</strong>ggen : ik kan u weder dienen. Wat<br />
daarom op het fluiken let, de peilroe draagt<br />
en de toezienders ver<strong>ze</strong>lt, ('t Gemeen noemt<br />
<strong>ze</strong> v k kkers en kraaijèis en peilders, ) dat<br />
leeft vee al voornaam ijk op een anders kosten.<br />
Hun fdiertfen en lachgen is even als de<br />
onwillige dans van een nog niet geheel getemden<br />
Beer, of het kittelen met een mes, „ Nu,<br />
„ fehiet 'er voor mij niets over ? :— Zul-<br />
„ len we geen trooitje wijn hebben? Een<br />
,, gelukzalig nieuwjaar , een goede kermis ,<br />
„ es z." Dergelijke plompe voorftellingen zijn<br />
gemakiijk te begrijpen , en zij bereiken ook<br />
altoos hun oogmerk. Men vult hun gereedelijk<br />
den balg, en men doet hun zoo zagt<br />
de oogen toe, op dat zij ter regeer tijd niet<br />
zien mogen.<br />
Vraag. Ik ken een' Jonker , die <strong>ze</strong>lfs geen<br />
licht op zijne kamer heeft, noch iets anders,<br />
waaruit of waar mede men eeten kan, maar<br />
die alles vindt bij mijn Neef Cafimir , die.<br />
hem treffelijk onthaalt, naast zijne vrouw<br />
laat zitten , en hem met zijne dochter laat<br />
F s ftoei-
90 DE SCHUIMLOOPER,<br />
ftoeijen , dartelen en mallen. En zo ken<br />
ik ook eene adelijke Dame , die met vier<br />
Jonkers bij den boer , die! op haar kiein<br />
landgoed woont^ eenen inval doet, en met<br />
eene verfierking van vier Freulens weldra<br />
dreigt weer te komen , en eenige hoenders<br />
en gan<strong>ze</strong>n als gij<strong>ze</strong>laars mede neemt. De<br />
vraag is: of die edele Jonker en de<strong>ze</strong> adelijke<br />
Dame onder het tot dusverre befchree»<br />
ven hoofddeel zijn te brengen ?<br />
Antwoord. Neen , daar voor beware ons dc<br />
Hemel! neen! wij leggen 'er eere bij in,<br />
met zulke voornaame Gasten in de fchotels<br />
te mogen tasten, en <strong>ze</strong> met burgerkost te<br />
kunnen onthaalen.<br />
D E
1<br />
D E<br />
ARMOEDIGE GROOTSCHE,<br />
9i<br />
<strong>CD^</strong>- <strong>ze</strong><br />
oude Grootvader, met Griehfchen<br />
baard en mantel, plagt, op al.es <strong>ze</strong>er naauwkeurig<br />
te letten. Onder de weinige fchilder-<br />
Hukken , die uk zijn kabinet geborgen<br />
zijn , ziet men lieden , waarbij men in het<br />
begin zou zweeren , dat hunne kappen en gedaanten<br />
eveneens waren ; maar , wanneer<br />
men <strong>ze</strong> meer van nabij beichouwt, dan ziet<br />
men nogthans dat het alles anders is. Hij laat<br />
drie hunner (happen en klappen; maar allen praaten<br />
zij geheel anders : even zoo veeien zijn ook<br />
hebzuchtig; doch allen gaan zij <strong>ze</strong>er verfchillende<br />
te werk.<br />
Hij onderfcheidt den Hoogmoedigen of trotfchen<br />
van den pronker , en de<strong>ze</strong>n weder van<br />
den Armoedigen grootfchen ; en daaromtrent<br />
kunnen wij hem on<strong>ze</strong> toeftemming geenfins<br />
weigeren , maar zullen hier veeleer zijn voetipoor<br />
volgen.<br />
Bij den eerften ligt de ondprfcheidende trek<br />
in de zigtbaare verachting en verwerping van<br />
anderen , en dee<strong>ze</strong> beledigt openlijk. _De aftde*
93 DE ARMOEDIGE GROOTSCHE.<br />
dere wil flechts gaarne zijn , wat hij niet is,<br />
en gaarne fchijnen te bezitten, wat hij niet<br />
bezit, daarom liegt hij. En de laatfte belooft<br />
zich van kleenlgheden, welke| hij overal<br />
ten toon fielt , den roem en naam van den<br />
rijken en voornaamen.<br />
Armoede of fchraapzucht werken hier tegen<br />
de begeerte van iets te vertoonen , en vormen<br />
haaren Nafidinus , haaren van Sotenyitte,<br />
en Don Kanudo de Kalibrados. Het is het<br />
benngfte en kommerlijke vladderen van een'<br />
Vogel, die gekortwiekt is.<br />
Zulke menfchen'wandelen doorgaans, met<br />
hunne zaaken en bezittingen, als in den vollen<br />
dag. Zij haaien al hun geld te gelijk uit<br />
den zak , en ftellen ook gaarne hun zilverwerk<br />
, porfeiein en alle andere dingen , die.<br />
flechts van eenig belang zijn , ten toon.<br />
Men moet zien, dat <strong>ze</strong> wat lekkers hebben<br />
gegeeten ; want zij fmijten de ovqrblijffels<br />
en fcheUen daarvan altijd op de ftia.it. Men<br />
hoort weldra , dat <strong>ze</strong> <strong>ze</strong>lfs tratleeren , of in<br />
ge<strong>ze</strong>lfchappen gaan , of reeds weer moeten<br />
vertrekken ; want zij zullen of eene kleenigheid<br />
leenen, of anders onder dit en dat voorwend<strong>ze</strong>l<br />
eene boodfehap bij ons maaken ; en<br />
dan blijft het aanaang<strong>ze</strong>l nooit vergeeten: „ Zij,<br />
„ moesr
DE ARMOEDIGE GROOTSCHE.<br />
moesten heden of morgen enz,"<br />
Om de<strong>ze</strong> <strong>ze</strong>lfde reden willen <strong>ze</strong> , meenigmaal<br />
. iets van ons weeten , en nauwkeurig<br />
verneemen , dikwerf dingen , die <strong>ze</strong> <strong>ze</strong>lfs<br />
natuurlijk moeten weeten , of in openbaare<br />
berichten kunnen vinden : men zal, naamlijk,<br />
hiervan tot hunne bezigheden , groote<br />
ontvangst of uitgaave , kosten , voornaame<br />
kennislen , enz. natuurlijk verder befluiten.<br />
Zij haaien <strong>ze</strong>lfs wel briefjes met den zakdoek<br />
uit , verlie<strong>ze</strong>n <strong>ze</strong> gaarne , of leggen <strong>ze</strong> ter<br />
plaat<strong>ze</strong>, waar wij <strong>ze</strong> ligt vinden, en 'er dan uit<br />
zien kunnen , wat we 'er uit moeten zien.<br />
De<strong>ze</strong> Orden is ongemeen groot, en mij ftaat<br />
niet voor in eene ftraat gewoond te hebben ,<br />
waar ik 'er niet met <strong>ze</strong>kerheid eenigen van<br />
heb mogen tellen.<br />
Een man, dien ik kenne, en die allerhande<br />
waaren in het klein te koop heeft, is een<br />
kabinetftuk; van dit flag. Even als de hen<br />
kakelt, wanneer <strong>ze</strong> een ei gelegd heeft, zoo<br />
maakt hij, met de pen achter het oor , alle<br />
zijne kalanten bekend: „ zijdraagen mijn'win-<br />
„ kei nog leeg, wanneer het zoo voortgaat,"<br />
roept hij den fchoenmaaker toe, die over zijne<br />
deur woont, na dat hij een' boer eenige<br />
maaien berecht heeft $ of , ai weer ie»<br />
„ mand.
DE ARMOEDIGE GROOTSCHE. $g<br />
fcich gaarne, in ge<strong>ze</strong>lfchappen zijnde, buiten<br />
roepen, en antwoordt dan, in de deur ftaande<br />
, op dat de aanwe<strong>ze</strong>nden hooren , welke<br />
zorge , moeite en werk men , geftadig , op<br />
zijns fchoudcrs heeft, wanneer men rijk is.<br />
Alles gèfchiedt met een groot gebaar en geraas<br />
, en , om dit aan zijne regte plaats te<br />
toonen , zoo zijn zijne vrouw, kinderen en<br />
meiden, volgens eene geheime kabinets ordre,<br />
volkomen afgericht, of hebben mijn' Heers<br />
Natuur en oogmerken zoo gelukkig geraaden,<br />
dat ieder , met loopen , draaven , fchreeuwen<br />
, roepen en boodfchappen , het zijne<br />
doet. Wat hem het bouwen van zijn<br />
breed huis in het geheel gekost hebbe weete<br />
ik net ; want hij heeft het eiken voorbijganger<br />
verhaald, en ik ftaa , met reden , over<br />
de fomme ver<strong>ze</strong>t. Hij heeft het eiken vreemdeling<br />
duidelijk afgebeeld, en kenbaar gemaakt:<br />
„ gij kunt niet misfen, <strong>ze</strong>gt hij, midden in de<br />
„ ftraat, dat fraaje, groote , nieuwe huis ,<br />
,, waar het kostelijk uithangbord is, de Moor<br />
„ met de Tabakspijp."<br />
De<strong>ze</strong> week heeft hij veel geld moeten uitgeeven<br />
; want het is kermis geweest, en hij<br />
heeft niet alleen veele buitenlieden gehad,<br />
maar ook zoo veelen, als zijne voornaamfte<br />
ka-
#Q CE ARMOEDIGE GïtOÖTSCM,<br />
kalanten waren , he'der mieten tratleeren;<br />
eri dee<strong>ze</strong>n dit, een' ander' dat , ert allen,<br />
èene kermis moeten geeven. Daarbij heeft<br />
hij zijne vrouw eii kinderen, behalve Chics,<br />
Catoen , Waaijers , Parapluis , verfcheideft<br />
andere fnuifteiiién moeten knopen, welk alles<br />
ial eeh mooje ftuiver, gelijk hij <strong>ze</strong>ide, beliep',<br />
De<strong>ze</strong> Prefenten, zoo heerlijk in zijne oogen,<br />
moest elk een zien , die in de buUrt woonde,<br />
op dat men toch getuigen zoude kunnen, dat<br />
het een welgefteld man ware, wien het, vooral<br />
op zulken tijd , op geen geld aankwam;<br />
Nooit heb ik bij dee<strong>ze</strong>n man gegeeten , of<br />
Wel gelegenheid gehad, zijn huis van binnen<br />
te bezien , en wat 'er voor meubilen in waren<br />
; maar ik zou 'er dit of dat onder durven<br />
Ver<strong>ze</strong>tten, dat hij het op zijne wij<strong>ze</strong> niet anders<br />
maaken zal, als ik het in andere hui<strong>ze</strong>n, die<br />
hieromtrent het bord uithingen , heb gevonden.<br />
Alles , wat de beste kamer of de zaal<br />
verfiert, is meenigmaal armhartig en gemeen é<br />
èn wordt nogthans, wanneer men het <strong>ze</strong>lfs<br />
niet ftuk voor ftuk gaat bezien en bewonderen<br />
, van zijne plaats genomen , en vertoond.<br />
,» Hebt gij wel dergelijk iets ooit ge-<br />
„ zien?" is dan het woo-d: of, „ ziet eens,<br />
dat is fraai, dat noeme ik nog een ^<br />
zoö-;
DE ARMOEDIGE GROOTSCfJF.<br />
» Zodanig iets vindt men juist niet overal;"<br />
of, „ zuik eene kunftige hebt<br />
„ gij nooit gezien ; maar zij kost ook een<br />
„ goede Huiver gelds." Over tafel is 'er volftrekt<br />
geen einde van demonftreerm en rscom*<br />
mendeeren ;' dat is iets delicaats ; ik denk,<br />
„ dat zal u fma;ïken; gebruik daar wat van |<br />
3, want het komt niet op alle tafels: laat rtog<br />
„ een hoekje open ; want daar zal nog iets'<br />
5> komen, dat men alle drgen niet eet." 1<br />
Men vind menfchen , die bij eene enkele<br />
kom Puncn , of een anderen crank , dien <strong>ze</strong><br />
ten beste geeven, een leeven kunnen maaken><br />
als of Prometheus , d e AartsJ.ef, den Vader<br />
der Goden en menfchen het napje van den<br />
mond weggenomen , en hun gebragt hadde.<br />
Niet waar, is dat geen heerlijk flokje ?<br />
„ niet waar, dat fmaakt naar meer? ja, dat<br />
,, wist ik wel , dat ge dit niet zoude weige-<br />
,, ren ; want dat brouwt men toch niet in a.U<br />
ie hui<strong>ze</strong>n." „ Zulke menfchen moeten wel<br />
,, anders water drinken," plagt mijn Neet de<br />
wijnkoopcr, de dikbuik, te <strong>ze</strong>ggen, wannee? -<br />
hij, op dee<strong>ze</strong> wij^e , bij iemand had gege:ten<br />
; en de man had , daaromtrent, meen".maal<br />
geen ongelijk.<br />
II DEEU G ?JWÖ
p§ DE ARMOEDIGE GROOTSCHE.<br />
Uwe Genade is van een' öuden Adel; dit<br />
weet elk, wie u daarover <strong>ze</strong>lfs niet heeft hooren<br />
fpreeken , wanneer hij flechts ëenigzins<br />
de Familiën on<strong>ze</strong>s lands kenr. Daar gij nu<br />
de verheven kennis reeds bezit , dat het, om<br />
de<strong>ze</strong>n fluister te vermeerderen , noódzaakiijk<br />
is een eigen eqüipagie te houden ; zoo kan<br />
men <strong>ze</strong>kerlijk niet van u bcgeeren , dat gij<br />
ook het lagchen en fpotten daarover zoudt<br />
hooren, om dat het geheel niet zoo regt naar<br />
den fmaak van het Publiek is. Want van de<br />
paarden, de<strong>ze</strong> arme fchan^loopers, is het bekend<br />
» dat de ftraatjongens meenigmaal vermaak<br />
fcheppen in de<strong>ze</strong>!/en mot broot të<br />
Voeren, en daar door de koets op 'e houden;<br />
het vierde rad aan dee<strong>ze</strong> koets ftaat op het<br />
punt om te breeken; asn de regte zijde kan<br />
uwe Genade in het geheel niet uitflappen ,<br />
om dat 'er de trede ontbreekt; de koets <strong>ze</strong>lve<br />
helt al <strong>ze</strong>er fterk naar den regten kant<br />
over, en iemand , die 'er ingezien heeft,<br />
wilde ver<strong>ze</strong>keren, dat het poortier , van binfiëtt,<br />
met een ftuk touw vast gehouden wierdt.<br />
Den kleinen boeren jongen , welken gij nü<br />
tot uw Lakei hebt aangenomen , is de onterSnderde<br />
livrei van den ouden , irt uwen<br />
dienst overleeden, Jurrie, toch werklijk watts
DE ARMOEDIGE GROOTSCHE. g£<br />
te lang en te wijd ; en de koetfier mag zijn,<br />
wie hij wil ; maar zijn ruiters mantel heefc ï<br />
waarachtig al lang een' nieuwen verdiend. Dat<br />
de wapens op de koets verbeterd, en op nieuw<br />
gcfchilderd zijn , is regt braaf; maar moge<br />
ik een onderdaanig verzoek doen ? het betreft<br />
het arme volk, dat het byden tegenwoordigeri<br />
<strong>ze</strong>er fcherpen Noordenwind, in de keuken, alwaar<br />
zoo veele gla<strong>ze</strong>n aan ftukken zijn , waarlijk<br />
kwaad heeft.<br />
Ontelbaar is de meenigte der geencn, dié<br />
èene huisdeur fierlijk laaten maaken en fchilderen<br />
, maar voor het dak van het hüis óf<br />
het digt zij in het geheel niet zorgen; dié<br />
ftoelen , kabinetten en fp'iegels koopen , maar<br />
voor de keuken Hechte zorg draagen ; die<br />
de pluim op dén hoed recrtiteeren 9 maar met<br />
gelapte of gefcheurde fchoenen loopen ; die<br />
den kapper dagelijksch laaten komen, en zich<br />
voor het oog deftig opfchikken , maar den<br />
flager, bakker, lakenkooper, winkelier, enz,<br />
fcherp en vinnig laaten maanen ; dief in de<br />
komedie gaan , eii t'huis broods gebrek hebben<br />
; die het laindgoed verkoopen , óm een<br />
paar oude magere fchansloopers kommerlijk te<br />
kunnen onderhouden dié verder liever honger<br />
ISdeü, dan tegen eene aangeboode fom-<br />
G2 èïe
jco EÉ ARMOEDIGE GROOTSCHE.<br />
me gelds een gering recht der Fami'ie willen<br />
afflaan ; en , dat het ergfte is , die , om<br />
de fpeelpartij mede te kunnen bijwoonenj den<br />
Gouverneur of de Meester voor hunne kinderen<br />
affchaffen.<br />
Hier moet de Jongen \ den Vader . geene<br />
fchande aandoen , maar ftudeeren , hoewel<br />
'er niet zoo veel voorhanden is , waarmede<br />
, in een onderfteld geval, een eerlijk<br />
Meester zou kunnen te vreden gefield worden;<br />
en ginds zal de geprce<strong>ze</strong>n fehoonheid van het<br />
meisje v,eldra verflenst zijn, indien men voortvaart<br />
, onder de vrijers nog langer naar eene<br />
hooge geboorte en titel om te zien.<br />
Zco meenigmaal als ik <strong>ze</strong>keren man raade,<br />
zijn huis liever te verkoopen , dan het ver.<br />
der te laaten vervallen , en eene Huishoudfier<br />
, alsmede Hendrik, Flip en Cornelia den<br />
zak te geeven, en zich met Frederik en Kaatje<br />
alleen te behelpen ; dan krijge ik ten antwoord<br />
: wat zouden 'er de menfchen van<br />
5, <strong>ze</strong>ggen ?'<br />
Wie is zoo gelukkig, dat hij de begrippen,<br />
nopens eere en fchande , onder den grooten<br />
hoop volkomen zuiveren en de dwaa<strong>ze</strong> nietigheid<br />
Van veele moreele harfenfehimmen , en zotte<br />
vooroordeek-n, voor ieder duidelijk bewij<strong>ze</strong>n<br />
kan»
BE ARMOEDIGE GROOTSCHE. ï oy<br />
kan. • Ik vo«r mij ken niemand , vol-<br />
Itrekt niemand., daar toe in fhat.<br />
Uit dien hoofde houdt het die verarmde<br />
Schurk voor eene wezcndüjke fchande, den<br />
ViijwilJigen ondcrftand zijner vermogende vrien<br />
den aan te reemen; <strong>ze</strong>er fpijtig <strong>ze</strong>ndt hy het<br />
geld terug, en iaat hen op eene norfche wij<strong>ze</strong><br />
<strong>ze</strong>sgen : „ dat hij hen nog. om geen geld aan-<br />
5, i elf reken hebbe;" maar om zig met ge<br />
weld in vreemde hui<strong>ze</strong>n in te dringen „<br />
en, gelijk hij <strong>ze</strong>gt ,* 'er zijn Complimenten<br />
of opwagting te maaken, dit rekent hij geen<br />
fchande. —<br />
„ Wat, mijne kinderen te laaten dienen ?"<br />
vliegt de Weduwe van den Koopman N. „ .<br />
cp, wanneer men haar <strong>ze</strong>ker welvoeglijk aan-<br />
bod op gepaste en redelijke voorwaarden doet;<br />
en voegt 'er ïchampere bewoordingen bij ; zij<br />
berst uit in traanen, en <strong>ze</strong>gt, dat haar over*<br />
leeden Man , Vader en Grootvader , ja alle<br />
haarc Voorouders zig in het graf nog omdraa<br />
ien , cn haar voor het gerecht zouden daa-<br />
gen , indien <strong>ze</strong> dit deedt , zoo dat men zijn<br />
meelijden ftaakt , en boes, word , dat men<br />
haar dien goeden raad heeft gegeeven ; hoe<br />
wel 't bekend is, dat de kleine kinders, door<br />
hunne bedelaarijen , den Buuren lastig vallen-, '<br />
G 5 m
J02 DE ARMOEDIG^ GROOTSCHE.<br />
en de grootere al begonnen zijn om eqn nqg<br />
flegter handwerk te oefenen. •<br />
„ Neen , neen , in de openbaare fchool,<br />
onder al dat gefpuis , <strong>ze</strong>gt een ander, zal<br />
„ mijn kleine Jan niet gaan; " maar, wijl<br />
hy tot nog toe tegen kruiers loon nog geen fchep<strong>ze</strong>l<br />
heeft kunnen vinden , dat zig Gouverneur<br />
heeft willen laaten noemen , zo is Jan.<br />
reeds lomp , en bedorven , en de zaak nopens<br />
zyn eerfte oncjerwijs, blijft nog , geftadig<br />
voor de vierfchaar der Hooggevoelende<br />
Ouders onafgedaan. Want hier zijn , <strong>ze</strong>ker,<br />
lijk , gewigtiger dingen veel gewigtiger zaaken<br />
, af te doen ; by voorbeeld.<br />
Hy : De<strong>ze</strong> week is het on<strong>ze</strong> beurt , kind<br />
lief, hoe ftaat het 'er mede ? •<br />
Hebt gij voor twaalf menfchen klaar gemaakt<br />
? gij weet — —<br />
Zy: Ik <strong>ze</strong>nd bij on<strong>ze</strong> Buurvrouw « dat volk<br />
fteld 'er eene Eere in. Hoorde gij niet,<br />
hoe die buurvrouw zig onlangs <strong>ze</strong>lve aanboodt?<br />
't Is een eenvoudige goede fioof;<br />
wanneer <strong>ze</strong> met my maar eens een praatje<br />
mag houden ; dan loopt <strong>ze</strong> voor mij.<br />
door een vuur.<br />
Hy: En hoe ziet het 'er in de keuken uit ?
DE ARMOEDIGE GROOTSCHE. 103<br />
gyï Rijd eens na den Schout Kinkel toe,<br />
en neem mijn Heer uw' Zoon, Augustus %<br />
medf, Hij zal u tog niet zonder een<br />
Haas laaten gaan.<br />
Hy: Dat ware dan Nommer een , maar<br />
verder! ••<br />
Zy: De nieuwe Koopman heeft verfche Oesters<br />
gekreegen ; en de Heer %heodoru%<br />
Goedhloed heeft aller delicaatften wijn ; dan<br />
heeft men den lompen hond Vuilbek , die<br />
ons onlangs zoo fcherp gemaand heefc ,<br />
niet eens een goed woord te geeven, enz,<br />
Dit Tafereel is reeds oud; anderen hebben<br />
het reeds gefchetst en vertoond. Wij<br />
weeten het; maar , -wien kan men dit kwalijk<br />
duiden, wanneer 't altoos nog op den duur<br />
aan eenigen behangt , om zig in dit morlig<br />
en afzigtig kleed te laaten afbeelden ?<br />
G 4 3*1
Ï94<br />
DE MA N,<br />
D I E ONS VERVEELT.<br />
Uit opfchrift was biliiik zo wel M Ioófl,<br />
dat allen toekomt, als hec Compbrnènt , cv<br />
men aan allen moe.t maaken. vVa: t n eene<br />
waereld , alwaar de m efien r>ucn wij te<br />
veel <strong>ze</strong>g^n? ) met hunne dwaalden elkander<br />
aan alle zijden dwars te geraeet loopen,<br />
wat is daar gemecner te hoorei , dan ! de<br />
man is voor my haaielyk ; ik kan hem voU<br />
firekt niet lyden ; hy is Jlhielyk vcrvcelend.<br />
Zelfs de verHandigcn , die me: zodan.go ongeftelden<br />
nog.het meeste geduld hebben, cm<br />
dat <strong>ze</strong> gelooyen, dat 'er v^êl 'aan eene ongelukkige<br />
verwaarloozLg der zolken zij toetefchnjvcn<br />
, bevinden z :<br />
g nogtaus , nimmer<br />
heel wel in hun ge<strong>ze</strong>Tehnp, enl&gen altoos<br />
over afkeer en tegenzin.<br />
Wie ware dan «genflijk de man, dien men<br />
met de<strong>ze</strong>n Titel wilde uitduiden? tfj e.<br />
mand van de zo regelregt beledigcnden ; nie<br />
mand hunner , die men van verre kan ruiken',<br />
of welke men aan den gang , het gelaat , de<br />
gebaarden en de dragt airede als zodanig kend;<br />
maar
DE MAN, DIE ONS VERVEELT. I 0 5<br />
maar een man , elders in zijn ampt en Hand<br />
geenzins ongefchikt; van wien de nijd geen boos<br />
heden met grond kan verfpreiden ; een man,<br />
d;e misichien in vrede en liefde met elk leeft;<br />
een goed huishouder, een eerlijk man, en<br />
vnn welken men anders nog, met uitzon.ie-<br />
rïnge on<strong>ze</strong>r kleine bedenkinge , 't een en an<br />
der , dat lief en goed is, beweeren mag.<br />
Weshalven we ook verzoeken hem de b-ste<br />
plaats in 't Kabinet te geeven , hem hever<br />
afzonderlijk te Hellen , nimmer op hem aller<br />
eerst wij<strong>ze</strong>n, en<br />
Maar , zonder Kompliment, wie is dan de<br />
Man ? waar zit 't afzigtige ? — Waar huist<br />
eigentlijk de bedwehning ?<br />
Hij is een man, bij wien de zielsvermogens<br />
een weinig te bekrompen en te ongefleepen<br />
zijn; van eene al te groote traagheid, om op<br />
het welvoeglijke nauwkeurig agt te geeven, en<br />
Hipt op iemands woorden te letten ; geheel<br />
zonder eenigen fmaak , en als navolger plomp<br />
en lastig; geweldig langwijlig en magtig praat<br />
ziek ; een vremdeh'ng in veele dingen , die<br />
tot eene goede zamenforaak onontbeerlijk zijn;<br />
meer voor 't gemeene en dagelijks voorvallen<br />
de ; tot een bevalligen fcherts gansch niet ge-<br />
fchikt. Hier van daan allerlei ten eenemaal<br />
G 5 mis-
lo6 DE MAN. DIE ONS VERVEELT.<br />
mislukkende fnrrwgen, laffe en matte inva'Ien s<br />
orbedagtzaar-e en beledigende uitdrukkingen,<br />
maar zonder eenig kwaad oogmerk; en<br />
bij dir alles bezit hij een groot deel eigenliefde<br />
die geene verbetering gedoogt , zoo dat<br />
hij vol <strong>ze</strong>lfsvOidoening zich <strong>ze</strong>lv' hartelijk toejuicht.<br />
Ha, ha! gevolgelijk dom en eenvoudig?<br />
Indien men wil, doch eeniglijk met opzigt<br />
tot het bevallige en welvoeglijke , zonder opzigt<br />
op handel en wandel , waarin de man<br />
waarlijk zijne waarde bezitten kan , en waarömtrent<br />
hem niemand of weinige evenaaren.<br />
Ach Hemel! zoo dc man het 'er maar niet völllrektop<br />
ge<strong>ze</strong>t had, ons te willen vernaaien* zco.<br />
<strong>ze</strong>ggen zijne vrienden en bekenden van hem, die<br />
menigmaal zijnenthalven beangst en'bevreesd<br />
worden; en bijdit al verhaalt hij zo gaarne, dat hij<br />
het altijd een anderen als met geweld voor den<br />
mond weg neemt, al is 't, dar die het op het nauwkeurigste<br />
weet of 't <strong>ze</strong>lfs beleefd heeft. De<br />
Historie nopens den laatften brand , waarvan<br />
men nog met een woord, flegts in 't voorbijgaan<br />
, wilde fpreeken, om dat allen , die in<br />
het ge<strong>ze</strong>lfchap zijn, <strong>ze</strong> mede beleefd hebben,<br />
het omflagtig verhaal deswegens zal hij zig egter<br />
niet* laaten ontwringen. Zijne vrouw heeft,<br />
we!
DE MAN, DIE ONS VERVEELT. ï o?<br />
W.e\ is waar, al begonnen ; maar zij verhaalt<br />
het ganfch niet wel, en hij merkt voort een<br />
groven misflag. 't Was immers biere pap, en<br />
geene meel pap, die 'er juist op de tafel was,<br />
toen men voor de eerfte maal de brandklok<br />
luidde ; zco men hem maar niet wilde tegenfpreeken<br />
, hij weet het heel precies , hij gaf<br />
zijnen Gerret juist nog wat op zijn bord,<br />
en klaagde nog, dat het bier reeds wat zuur,<br />
en de zuiker vergeeten was. Naa dat het nu<br />
in eenige minuten toe de nodige klaarheid gebragt<br />
is, dat het werklijk eene biere-en geene<br />
meelpap is geweest, zoo gaat de reden wat<br />
verder. Hy trok zig voort aan , want hy<br />
was, met verlof te <strong>ze</strong>ggen ; flegts nog op<br />
zijne muilen, en fprong maarzoo in zijn groenen<br />
damasten japon, met de blaauwe voering,<br />
dien gy buiten kijf zult kennen , buiten de<br />
deur , en op de ftraat. Daar ontmoette hem<br />
zijn Buurman, wiens naam is .... en is .. .<br />
anders een heel eerlijk en braaf man , dit alleen<br />
is jammer , dat hij zomtijds wat al te<br />
diep in zijn glaasje kijkt; want , na dat zijne<br />
vrouw , die eene goede floof was, geftorven<br />
is , en hij nu met zijne meid huishoudt, zo<br />
is hij wat aan den drank geraakt , maar , als<br />
ge<strong>ze</strong>gd is, anders een braaf en goed flag van<br />
een
Jo8 DE MAN, DIE ONS VERVEELT,<br />
een man , gaande een weinig trekbeenen.<br />
Die nu <strong>ze</strong>ide , en hierop <strong>ze</strong>ide hij weer; daar<br />
vroeg zijn buirma i, en daar antwoordde hij,<br />
daar meende die en <strong>ze</strong>ide, maar hierop gaf<br />
hij hem ten antwoord , en <strong>ze</strong>ide : en zo zal<br />
hij nog wel een h af dozijn anderen, die hem<br />
tegenkwamen , en met welken hij fprak, invoeren<br />
, tot dat hij eindelijk komt, , om dat<br />
geen te verbaalen , wat allen reeds weeten.<br />
Heeft hij nog al eenig gevoel van biliijkheid<br />
cm den verhaaler niet geheel en al van de<br />
bank te praaten , uit den zadel tc Ijgtèn, en*<br />
'er zig <strong>ze</strong>lv' op te <strong>ze</strong>tten; dan heeft hij egter<br />
altijd invallen „ die hij nooit voor zig <strong>ze</strong>iven<br />
houden kan, maar altoos uiten moet, als aanvallen<br />
tegen hem, die verhaalt. Ten minften<br />
moet hij 't <strong>ze</strong>ggen, dat hij dit al weete, doch<br />
bedriegt zig dikwerf , wanneer hij 't voort<br />
uit de eerfte paar woorden giste, doch bij het<br />
flot geheel anders vindt ; maar des niet temin<br />
dient hij 't ge<strong>ze</strong>lfchap ook met zijne His.<br />
torie, doch die <strong>ze</strong>kerlijK de andere in waardij<br />
en gewigt m het geheel niet evenaart , en de<br />
toehoorders flegts moeilijk maakt , o;n dat de<br />
betere verhaaler in zijne reden zoo geftoord<br />
is.<br />
Of is het gefprek eigenthjk betrekkelijk tot<br />
den
DE MAN, DÏE ONS VERVEELT. 109<br />
den kring zijner ondervinding; dan valt hij<br />
tusfchen beide , en verbetert of valt aan :<br />
„ met uw verlof, het was eene fluweele-en<br />
geene lakenfche broek ; in het voorbijgaan<br />
„ moet ik u <strong>ze</strong>gden , hij hadt een' broeder ,<br />
, mee welken ik eens in de fchuit van . . .<br />
5, op . . . heb. gevaaren , dat-was een heel<br />
„ ander ventje , gij vergeet nog het g val<br />
„ met den fnijer ; dan hebt gij het niet wel<br />
„ gehoord;" en r
il® DE MAN, DIE ONS VÊRVÈELT;<br />
Of hij heeft het beste, het eigenlijke purèt<br />
vergeet en ; brengt wisfewasjes te berde ; laat<br />
zijne gedagten over het regte gaan, maar<br />
kan 't niet vinden, tot dat een ander, flegts<br />
óm de goede zaak te bevorderen , het woord<br />
opvat, en terftond eene heel anderë werking<br />
bij de toehoorders voortbrengt:<br />
Nooit geeft hij , in het geën hij op de<strong>ze</strong><br />
en dergelijke wij<strong>ze</strong> in ge<strong>ze</strong>lfchappen van anderen<br />
overneemt , voldoening. Men klaagt,<br />
en hy wil troosten, maar, in de daad; hij beledigt.<br />
Hij wil iets met een voorbeeld , of<br />
<strong>ze</strong>lfs beleefd geval bevestigen; maar het raakt<br />
nóch kant noch wal; de perfoonen zijn te<br />
laag; de omflandigheden zyn zo verfcheiden, dat<br />
de toepasfing op hem , op wien <strong>ze</strong> tog moest<br />
doorgaan, gansch niet gemaakt kan worden,<br />
en menigmaal dikwils <strong>ze</strong>lfs <strong>ze</strong>er aanflootelijk<br />
wordt. Alles is teff'ens weer zoo vol van beu<strong>ze</strong>lingen<br />
, dat het aartige , zoo 'er nog iets<br />
van in is, ten eenemaal zijn' fmaak verliest.<br />
Om dat hij overal voort invalt , als eene<br />
End in een Wak , en het zijne te markt wil<br />
brengen, zonder eerst regt toe te luifteren ,<br />
en zig behoorlijk te onderregten , of zijne<br />
praatzugt eenigzints te bedwingen; èn , wijl<br />
bü"
DE MAN* DIE ONS VERVEELT. m<br />
boven dat zijne begrippen niet verder , dan<br />
het gcmeene en dagelijkfche gaan ; zoo ontftaan<br />
, dikwerf , bsfpotfelijke verwisfelingen<br />
in naarnen en züaken« waar over men, <strong>ze</strong>lfs<br />
bij degröötfte ipfchikkelijkheid, moet lachgen,<br />
en die de fpottör gebrtrkt> om met hem den<br />
fpot te drijven.<br />
Onder eenigen, die zamen ftaan te praaten ,<br />
fpreekt iemand van den veroveraar Cortes,<br />
des<strong>ze</strong>lfs voortvaaréndheü , geluk , blinden<br />
Godsdienst-yver, én wreedheid omtrent de<br />
Mexicanen ; hij valt 'er, dien naam flegts<br />
hoorende , voort tusfchen in, ver<strong>ze</strong>kert, dat<br />
die een <strong>ze</strong>er goeden ichoen maake , en voor<br />
hem en zijn geheel huis werke , tot dat hij<br />
naar een groot gelach eerst hoort, dat men<br />
niet van Meester Kortes, den fchoenmaaker,<br />
maar van den Spanjaard, Cortes , dien hij<br />
misfehien in 't geheel niet kent, gefproken<br />
hebbe.<br />
Op eene artdere plaats fpreeken een paar philofophen<br />
zamen , alwaar zig één hunner op<br />
Meier beroept; hij gaat 'er digter na toe, en<br />
ver<strong>ze</strong>kert, dat die een Aartswindbuil en fpotvogel<br />
zij ; men verwondert zig , hoe hij dit<br />
van zulk een' man kunne <strong>ze</strong>ggen ; hij beweert<br />
, dat hij dit eerst onlangs <strong>ze</strong>lf in eigen<br />
pee-
ïfï DE MAN, DIE ONS VERVEELT.<br />
perfoon hebbe ondervonden: men ftaat verbaasd,<br />
hoe hij tot een geïprek met een'man,<br />
die al voor eenige jaaren' geïTorven is, kome;<br />
eindHijk ontknoopt zig alles , en 't blijkt ,<br />
dr>c 1<br />
ij den Holnes te Bodengrave , en niet<br />
den P'oresibr Meier gemeend nebbe.<br />
Wat hem behaagt , dat ftaat ook anderen ,<br />
naar zijne verbeelding , zonder tegenfpraak<br />
aan; en dit is ce rede , waarom hij, niet<br />
<strong>ze</strong>iden ; tot de uiterfte vei vecling van het<br />
g^<strong>ze</strong>liclwp, een voorie <strong>ze</strong>r of betooger wo~ü:,<br />
Paar heeft h/. m , bij voorbeeld , een buitenlandsch<br />
vriend ©en bruiloftsvers gezonden , 't<br />
.welk hij , met voordagt, bij zig heeft geftol<br />
, om hét te kunnen voorlee<strong>ze</strong>n, en wagt<br />
'ér nu, ten tijde der maaltijd, wanneer zulke<br />
waar juist allerongezondst is, de vrienden me*<br />
de op. Men ziet elkander aan , hoe hij<br />
het kunne waagen, om dat het blijkbaar in<br />
den laagilen ftijl is opgefteld; maar hij leest<br />
met het vriendelijkst gelaat verder ; eindelijk<br />
wordt het vuil, en men hoest; men in uit ,<br />
en flaat de oogen neder ; maar bij hem gaat<br />
het geiust , en zonder den minften aanftoot<br />
v
DE MAN, DIE ONS VERVEELT. l l 3<br />
het geheel lee<strong>ze</strong>n. Is hij <strong>ze</strong>lf dichter of<br />
fchrijvcr; dan ja dan is het ongeluk niet<br />
over te zien:<br />
" 1 » velut urfus,<br />
Objeclos cavea valuit fi frangere clathoSy<br />
men kan volftrekt niet onbelee<strong>ze</strong>n heen gaan,<br />
al hield men de deur <strong>ze</strong>lfs in de hand.<br />
j , Nu, hoor maar eens, <strong>ze</strong>gt hij, het veer-<br />
„ tiende Kapittel van de Reu<strong>ze</strong>n. Het is<br />
3, buiten allen kijf, dat 'er eertijds menfchen<br />
„ waren enz." —— Wat moet men daar dan<br />
anders doen, dan zig maar op discretie over<br />
geeven: maar de uiterfte penitentie, wanneer<br />
de man mogt vraagen, hoe ons dit alles hebbe<br />
aangeftaan!<br />
De anderen, die het zo verre in 't lee<strong>ze</strong>n,<br />
of in zulke weetenfchappen niet hebben ge.<br />
bragt, worden flegts indiervoege [lastig , dat<br />
<strong>ze</strong> ons vast houden, om een <strong>ze</strong>er breedvoerig<br />
verflag van hun ampt, hunne [ bezigheden ,<br />
huishouding en leevenswij<strong>ze</strong> te geeven , hunne<br />
Procesfen en bijzondere vijandfchappen ,<br />
van de eerfte aanleiding daartoe, tot den tegenwoordigen<br />
tijd toe te verklaaren, maagfchappen<br />
tot in den vijfden of <strong>ze</strong>sden graad<br />
U. DEEL. H uit
f Ti<br />
DE MAN, DIE ONS VERVEELT.<br />
uit te leggen, zig menigmaal , zo als 't bij<br />
dergelijke rekeningen pleegt te gaan , voor<br />
den kop te flaan, te bedenken, en te verbe<br />
teren, vingers, en krijt te hulp te neemen,<br />
en zulk eene dubbeltaal uit te flaan, dat het<br />
de toehoorders , ten uiterften verveelt, of<br />
anders zijn zij bezig, eene andere onaange-<br />
naame, ten minften <strong>ze</strong>er onverfchillige zaak<br />
uit te plui<strong>ze</strong>n , en dit alles zo ruimfchootig<br />
en zo ganticheüjk alleen tot hun eigen ver<br />
maak, dat 'er voor den anderen niets overig<br />
blijft , dan zijne gedagten met op<strong>ze</strong>t ergens<br />
anders op te vestigen, of onder het rooken<br />
van; een pijp tabak-, de opgaande damp-wolk<br />
jes ha te zien.<br />
,, Mijne leevenswij<strong>ze</strong> is nu zo , is het<br />
„ woord, 's winters ftaa ik om elven, en 's<br />
„ zomers om vijf uuren op ; dan moet de<br />
„ kcffi klaar ftaan, waarbij ik dan onmiddelijk<br />
„ een pijpje zo fchoon uit rooke, dat ik de<br />
s, asch dp den nagel kan uitkloppen ; dan<br />
eete ik eene boterham, en geeve mijne vo-<br />
„ gels eeten en drinken, dan begiete ik de<br />
„ bloemen , en wind het horologie op, en<br />
^ rook 'er nog eens bij, maar uit een fchoo;-<br />
f ) ne pijp i voort daarna flaat het negen uu-<br />
ƒ, ren, enz."<br />
Uit
DE MAN, DIE ONS VERVEELT. jji<br />
Uit de<strong>ze</strong> proef zal men zien 3 hoe veel ga.<br />
wigts 'er nog tot 's avonds iaat toe over blij?<br />
ve van te verhaalen. Is het <strong>ze</strong>lfs een ftuk van<br />
zijne Lcevens-historie, van zijne liefdeverkla»<br />
ring of een aanmerkelijk geval, waarmee men<br />
zig op die wij<strong>ze</strong> belegerd ziet; dan wee-te ik<br />
geene troost; want men heeft voorbeelden»,<br />
dat <strong>ze</strong> het eerfte deel vóór, en het tweede,<br />
deel naa de maaltijd ten beste gaven , 3<br />
zonder<br />
noghunneeifchenop ons, geduurendehet eetsna te vergeetcn. Hunne draajen en toeren toonen<br />
voort, den rijkdom der ftofle: 2, vóór dat ik<br />
„ u dit verhaale, moet ik u nog <strong>ze</strong>ggen; nu,<br />
3, waar waren wij aan toe? — ja; nu s dat<br />
5, was goed , maar hoor eens, hoe het verj,<br />
ders afliep ! goed, msar niet al te goed ,<br />
„ enz.''<br />
Een ander hunner gewone middelen, óm'<br />
het ge<strong>ze</strong>lfchap het genoegen te beneemen , en<br />
den Kring rondom zig heen tot geeuwen,<br />
en tot eene aangenaame rust te brengen, zija<br />
verhaalen hunner ziekte , aanmerkingen over<br />
den verfchillenden aart hunner Kinderen, <strong>ze</strong>lfs<br />
wel wonderen en- eigentiijk menfehenver-.<br />
'ftand der huisdieren , waarbij ben foortgclijke<br />
praatvaêrs en oude Dames eeniglijk tête kunïien<br />
bieder?, dewelke, wanneer <strong>ze</strong> hunne<br />
H z tand"
n/5 DE MAN, DIE ONS VERVEELT.<br />
pijnen , en haare fijmpatherifche Cuuren , of<br />
van verkoudheid in het voor - en najaar mappen<br />
, 'er ook een breed lied van weeten op<br />
te fnijden , en 't mede tot den laatften man<br />
toe uithouden.<br />
Meerendeels zijn <strong>ze</strong> ftrenge aanhangers en<br />
verflinders van het oude Ceremonieel, en<br />
neemen niet nieuws aan , binden zig, bij Titels<br />
en bewij<strong>ze</strong>n van hofiïjkheid, aan hun<br />
voormaals gekreegen voorflhrift , en laaten<br />
de blijkbaarfte verdienften , om dat zij <strong>ze</strong><br />
niet kunnen waardeeren, geen onderfcneid<br />
maaken, waar door zij insgelijks fmaakeloos<br />
worden, en bij zommige, niet erger hadden<br />
kunnen zondigen. Zij fpreeken van Monfieur<br />
en Hij, waar 't in de daad nogtans iets<br />
veel meer zijn moest.<br />
Dit, als ge<strong>ze</strong>gd is, bij veelen eene belediging<br />
van het welvoeglijke en bevallige zijnde,<br />
zo is 't bij andeien niet minder een <strong>ze</strong>kere,<br />
naar hunnen fmaak bevallige, maar we<strong>ze</strong>nlijk<br />
een bijna kinderSetige toon: mijn Hartje, mijn<br />
Engeltje, mijn Liefje, heet bij hen zonderonde<br />
cheid tene jon,e juffrouw, en Mamaatje,<br />
Moedertje lief eene Dame. De eerfte zou <strong>ze</strong>ker<br />
liever j nge Juffrouw en de laatfte Mevrouw<br />
hebben gehoord, om dat in het eerfte<br />
te
DE MAN, DIE ONS VERVEELT. Uy<br />
te veel gemeens lag, en men niet gaarne elks<br />
Hartje en Mamaatje is.<br />
Als ge<strong>ze</strong>gd is , fchertfen moeten <strong>ze</strong> niet,<br />
hoewel <strong>ze</strong> zig , helaas ! daartoe geregtigd en<br />
bevoegd oordeelen , en juist daar door zo<br />
fchielijk doen walgen. Hun oor is voor geere<br />
befchaafdheid vatbaar; hunne geheele voorraad<br />
van bon mots is oude verlege waar, naauwlijks<br />
meer in 't fpinwiel nieuw en gangbaar; zij verraaden<br />
zig voort a's bij de inleiding : „ Ze-<br />
„ ker Goedbloed <strong>ze</strong>ide; <strong>ze</strong>ker Roer wierdt ge-<br />
„ vraagd ; <strong>ze</strong>kere goede Juffer wilde enz."<br />
Hunne liedjes en versjes waren reeds, ten tijde<br />
der Allonge-paruiken echte nemeene deuntjes,<br />
en de Melodiën daarvan fpcelt niemand,<br />
dan enkel nog de blinde Lierman. Doorgaans<br />
<strong>ze</strong>gt men van hen : „ het komt 'er alles zo<br />
lam uit," dat is, zij voldoen nooit aan de<br />
verwagtirg, en het Gerecht, 't geen zij opdisfen,<br />
waarop <strong>ze</strong> willen traéteeren, is fteeds<br />
Aefopus linfen. Menigmaal blijven <strong>ze</strong> <strong>ze</strong>lfs ergens<br />
in de deur aan hangen, ftorten, of laaten<br />
val'en wanneer <strong>ze</strong> willen opdraagen, en brengen<br />
zig en anderen flegts fchimp en misnoegente<br />
wege.<br />
En, wanneer <strong>ze</strong> diep in de <strong>ze</strong>stig jaaren<br />
oud , of met een vrij onbevallig voorkomen,<br />
H 3 eg-
uf DE MAN, DIE ONS VERVEELT.<br />
11 *<br />
egter nog gaarne likken en zoenen, eene beevende<br />
Item bij hun zingen willen maaken, met<br />
bet jonge frisfe Vrouwtje ftoeijen, de meisjes<br />
door de kamers en op de trappen na'.oopen,<br />
de kaar<strong>ze</strong>n gaarne uitfnuiten, en <strong>ze</strong>lfs wel andere<br />
zotternijen aanregten; dan is het, even<br />
als of een oude klepper tusfchen zijne karboopien<br />
nog eenige kromme fprongen maakt.<br />
Zij verbruijen het met de bedaagden en befchaafden,<br />
met de jongere, die <strong>ze</strong> bij 't geld<br />
en hun 'beroep als mededingers aanmerken, en<br />
met de Vrijfters <strong>ze</strong>lve , wier vlugten ditmaal<br />
we<strong>ze</strong>nlijk ernst is. Niet dan bij eenige weinige<br />
draagen <strong>ze</strong> nog den naam van aardige,<br />
kortswijlige Heeren; dan, men lette flegts op<br />
den toon en het gelaat, waarmede zij dit ui><br />
fpreeken; en men zal bevinden, dat <strong>ze</strong> of <strong>ze</strong>iye<br />
uit de fchool dier lugthartige windmakers<br />
zijn, of anders flegts het gewoons, een klugtemaaker<br />
en oude Gek, <strong>ze</strong>er toegevend willen<br />
mijden.<br />
Voegt men 'er nu nog, gelijk <strong>ze</strong>er denkelijk<br />
wat tegenfpreekerij bij, waarheids - vertooning,<br />
en oordeelveHerij, het welk zo goed is,<br />
sis a;fa foetlda of Duivelsdrek; dan krijgt men<br />
het voimaakst Ex:ra% tot een braakmiddel.<br />
D E
D E<br />
S C H U R K ,<br />
Iï9<br />
"^^"an kindfche jaaren af gekoesterde ledig*<br />
gang en zorgeloosheid, bekwaamheden zonder<br />
eenige onderrigt en naaiftigheid , <strong>ze</strong>er dikwijls<br />
gepaard met hoogmoed en menfchen haat, dit<br />
vormt den Schurk, een' Kaerl, die noch om<br />
God noch zijn gebod iets geeft; die fchaamte<br />
en eerbaarheid geheel uit de oogen fielt, die<br />
de waereld, bij zijn verworpen lotgeval, alleen<br />
de fchuld geeft, en zig daarom ook aan haar<br />
door allerlei ondeugt, of wel door zijne eige<br />
fchande zoekt te wreeken.<br />
Want hij lastert zijn' overleeden Vader, als<br />
de oorzaak Van zijne armoede of van zijn ongeluk<br />
; laat, bij genoegzaame kragt tot werken<br />
, zijne moeder liever honger lijden, ver.<br />
haaiende van beiden gebreken en misdrijven,<br />
welke ieder een , <strong>ze</strong>lfs, om zijn eige eer<br />
zwijgen zoude. Hen , of eenige verftandige<br />
Verwandten , welke hem gefchikt poogden te<br />
maaken, is hij, gelijk hij <strong>ze</strong>gt, alleen ten fpijt<br />
Komediant of Zoldaat geworden, en zal alle<br />
mogelijke vrijheid, die de<strong>ze</strong> ftand maar geeft,<br />
H 4 tot
120 D E S C H U R K ,<br />
tot beledigingen bezigen , om hen te beledigen<br />
of te befchimpen.<br />
Even zo hoort men hem , menigmaal, de<br />
braaffte en aanzienlijkfte Mannen nafchreeuwsn,<br />
en fchandelijke dingen van hen aan anderen<br />
verhaalen: „ dat is ook waarlijk de reg-<br />
„ ta Kaerl; wat 'er tog van iemand nog wor-<br />
„ den kan; denkt eens, zijn Vader was, met<br />
„ verlof te melden enz." Want dat is de<br />
gang aller ondeugenden; zij haaten de zulken,<br />
die door deugd en naarftigheid grooter opgang<br />
hebben gemaakt , en die zij , mogelijk, uit<br />
hoofde hunner geboorte, hadden moeten overtreffen,<br />
maar wegens hunne lui- cn losbandigheid,<br />
niet konden.<br />
Schalkerijen en bedrog zijn de bronnen van<br />
zijn onderhoud, en allerlei opruijing, verwarring<br />
en fchimp is 't loon der geenen, die zig<br />
met hem ophouden.<br />
Daarbij bezit hij eenige bekwaamheid, om<br />
de zwakheden van hen, met welken hij te doen<br />
heeft, weldra te zien , <strong>ze</strong> hem afteleeren ,<br />
en <strong>ze</strong> dan te misbruiken, maar dikwerf verlaat<br />
hij zig te veel op dee<strong>ze</strong> kunst, en wordt<br />
betrapt.<br />
't Is daarom, dat hij zig gaarne laat ge-<br />
brui-
D E S C H U R K .<br />
ken en fcuaren , of zig <strong>ze</strong>iven wel aanbied,<br />
om in te zamelen, te huuren en te verhuuren,<br />
te verkoopen en te koppelen; ontfteelt alsdan<br />
van het ontvangen geld , verandert getallen,<br />
maakt de handtekeningen van anderen na,<br />
fchrijft valfche brieven, paaif met de fterkfte<br />
beloften, overreed andere Schurken tot allerlei<br />
vermomming en valfche getuigenisfen. —<br />
De leugens zyn ontelbaar, en gaan alle verbeelding<br />
te boven; en <strong>ze</strong>er dikwijls zijn <strong>ze</strong> ,<br />
menigmaal om haare ongelooflijke ftoutheid en<br />
vermetelheid , voor zommigen overredend en<br />
van gevolg.<br />
Want dit is de fnaak, die eene dieverij kan<br />
voorwenden , om hem, een ander diefftuk, dat<br />
hij gepleegd heeft, tö verbergen; die een ander<br />
mans hui<strong>ze</strong>n voor de zijne opgeeft, en anderen<br />
in een vremden tuin als in zijn eigendom<br />
leidt, <strong>ze</strong>lf gefenreeven brieven aan zig laat<br />
toe<strong>ze</strong>nden, om zig Crediet te verfchafFen, of<br />
die in de hui<strong>ze</strong>n van domme eenvoudigen<br />
voor fpook fpeelt, na fchatten zoekt en duivels<br />
bant.<br />
Met een Eed regt men bij hem niets uit:<br />
en om een paar woorden, meent hij, zoo hij het<br />
<strong>ze</strong>ggen mag,, moet men zig geen angst verfchafFen;<br />
hij . heeft wel meer dan eens den<br />
H 5 Rech-
12» D E S C H U R K .<br />
Rechter daaromtrent nog daarenboven ftout en<br />
ftrak in het oog gezien, of ftijf en fterk gezwooren,<br />
en egter geweeten, wat andere menfchen<br />
niet mogten weeten.<br />
In gevangenisfen weet hij raad: zotternijen!<br />
men kan daar zo goed flaapen als t' huis.<br />
Prccesfen zijn ook daarom zijne zaak ; het is<br />
hem bijna lief, wanneer hij 'er bij de geene,<br />
die hij reeds heeft, nog een bij krijgt, Hij<br />
draagt verfcheide klagren en befcheiden geftadig<br />
in zijn zak , leest <strong>ze</strong> op de ftraaten, in herbergen<br />
voor, fchimpt en vloekt op de partij,<br />
de Rechters en zijn' Advocaat; den laatften,<br />
die een kruk en bloedbeuling was, heeft hij<br />
afgedankt, en een ander aangenomen, die ,<br />
zo hij ver<strong>ze</strong>kert, den dief, in allen gevalle,<br />
den dief van de galg kan vrij pleiten. „ O ja!<br />
„ Papieren heeft hij reeds genoeg t' huis, en<br />
„ kan 'er den halven winter wel van ftooken."<br />
Zijne broodwinning is vcrlcheiden; de ééne<br />
algemeener en fiegter , dan de andere ; thans<br />
heeft hij eene gaarkeuken of herberg op; en<br />
over vier weeken, wanneer zijn inboel voor<br />
de fchulden is verkogt, loopt hij weer met<br />
Vagebonden, Kwakzalvers en Koordedan<strong>ze</strong>rs;<br />
brengt hunne briefjes rond , en fpeelt voor<br />
Gek; dan drijft bij weêr eens eenige koopman-
D E S C H U R K . I 23<br />
manfchapmisfchien met hoven en hu ;<br />
<strong>ze</strong>n,<br />
welke hij hier of daar <strong>ze</strong>lf gaat opkoopen;<br />
of wordt voor eenigen tijd onzigtbaar, en<br />
dient, wanneer 'er oorlog is, als Marketenter<br />
of Spion. Hiervan fpreekt hij naderhand <strong>ze</strong>er<br />
gaarne, en vermeerdert <strong>ze</strong>lf zijne gevaaren nog<br />
met zijne fchande.<br />
Voor de leegloopers is hij een beftendig<br />
fchouwfpel of 't onderwerp van hun gefprek;<br />
nu eens <strong>ze</strong>t men hem in de gevangenis, om<br />
dat hij bedrogen , of wel aan eene dieverij<br />
heeft deel genomen, dan weer worde hij voor<br />
eenige dagen te water en te brood ge<strong>ze</strong>t, om<br />
dat hij in een Zuiphais rufie maakte, en een<br />
ander' deerlijk heeft gefiagen; nu eens is hij in<br />
een gefchil of wel gevegt, met een vuil<br />
Vrouwsperzoon betrapt, waarmede hij losbandig<br />
leefde; dan weer ziet men hem onder een<br />
hoop volks ftaan, het welk hij met een groot<br />
gefchreeuw en misbaar iets klaagt of verhaalt..<br />
De verftandigften hunner gaan voort heen, zo<br />
dra zij hem maar zien , <strong>ze</strong>ggende : daar is<br />
weêr de oude Schurk! Hij dreigt openlijk, de<br />
gla<strong>ze</strong>n bij hen in te flaon , van welken hij<br />
meent, onrechtvaardig behandeld te zijn; en<br />
men heeft, in de daad, alle vuilheid van hem<br />
te duchten , zoo hem niet, een nisuw werk<br />
van
124<br />
D E<br />
S C H U R K .<br />
zijn flag, voort onledig houdt, en 'er van aftrekt.<br />
Doch , ik beken het, zo ziet 'er de KaerI<br />
niet altijd uit, dien men nogtans, met recht,<br />
een' Schurk noemd, dus eene Groep of<br />
verzameling van beelden 9 ten einde elk een<br />
die 'er maar voor treedt, om overeenkomst te<br />
ontdekken, <strong>ze</strong>ggen kan: „ dit is mijn hoofd!"<br />
Men kan flegts op tweederlei wij<strong>ze</strong> in de<br />
waereld voortkomen, door naarftigheid en verdienft<br />
n, of door de zwakheid van andere<br />
menfchen. Wanneer de eerfte weg voor veelen<br />
te moejelijk is ; dan is de andere des te<br />
gevaarlijk;r; veelen dooien op dien, en maaken<br />
zig ten laatften ongelukkig.<br />
Onder een' hoop van dertig Gevangenen,<br />
die het affchuwelijkst gezigt opleveren, 't welk<br />
men in eene groote Stad kan hebben , treft<br />
men, gewis, meerendeels een' Onderbedienden,<br />
dewelke , voor dat hij in dien ftaat kwam,<br />
een langen tijd , door de zwakheid van zijn'<br />
Overheid de geesfel der Stad was; een' jonge»<br />
Raad, die den Minister 't aartigfte Compliment<br />
maakte, of een' allerliefften brief fchreef, en<br />
daar door bij alle onkunde, en bij nog grootere<br />
fnoodheid op een' post wierdt gefteld, waar<br />
ftad en land, op zijn hoogst flegts één jaar<br />
on-
D E S C H U R K . Ï$5<br />
onverhoord over hem konden zugten; een'<br />
Profeikt, welke de Eerwaardige Mannen, door<br />
zijne traanen en den honger na de zuivere<br />
Leer, beter en met een gelukkiger gevolg,<br />
wi.'t te bedriegen, dan de kasfe, waarbij hij,<br />
op hunne voorfpraak, wierdt aangefteld; Be<br />
dienden en Schrijvers, die de boe<strong>ze</strong>mvrienden<br />
hunner domme Heeren waren, en anders nog<br />
Lievelingen van de<strong>ze</strong>n en geenen Grooten.<br />
De voormaalige leevensloop de<strong>ze</strong>r Schurken<br />
is, ten deele, te raaden, ten minften wat de<br />
hoofdtrekken betreft. Zij waren leegloopers,<br />
niet geheel onbekwaam, maar onweetend;<br />
daarom namen <strong>ze</strong> weldra en ligt een <strong>ze</strong>kere<br />
uiterlijke befchaafdheid aan, die men bij 't le<br />
dig gaan, leert, beogen zig, ftreeken met den<br />
voet, vleiden en behaagden daar door, (zo<br />
als bet dan geen kunst is, om op die wij<strong>ze</strong><br />
te behaagen,,) en , om nog meerder liefs en<br />
zoets van hen te hooren, bevorderde men<br />
hen; maar aan alle de geene, die tot dus ver<br />
re nog van hen geloofd hadden, dat zij, om<br />
zig zo hoog te kunnen verheffen, verftand be<br />
zaten , bewee<strong>ze</strong>n zij, dat <strong>ze</strong> dit niet hadden,<br />
althans om zig daarin te houden: de verzadig<br />
de E<strong>ze</strong>ls floegen agter uit, en , wat anders<br />
bij hen op den grond had gelegen, dreef nu<br />
zigt-
I£6 D E S C H U R K .<br />
zigtbaar boven, bij den éénen verkwisting, bij<br />
den tweeden gierigheid, bij den derden trotsen<br />
wreedheid; zij raasden en tierden', misfchien<br />
onder de begunftiging van hen', die hen hadden<br />
bevorderd , ftout genoeg om elk een', die<br />
flegts mienen maakte , hen te befchuldigen ,<br />
den mond te (hoeren , en de Hiftorie van<br />
hunnen val- is <strong>ze</strong>er dikwijls gelijk aan die van'<br />
<strong>ze</strong>kere ziekten: een gering , niet veel- geteld<br />
Zeer deedt de kwaade Hof in het lighaam zamen<br />
loopen, en veroorzaakte den kanker.<br />
Parva, ut aiunt, declinatione , met een<br />
greintje meer verftands, door eene geringe<br />
emftandigheid zijn andere dit lot ontgaan, die<br />
veel meer bedrogen, na zig gefleept, een auder<br />
mans Goed doorgebragt 3 en verfcheide anderen<br />
gedrukt en ongelukkig hebben gemaakt,<br />
wier fchuld. eisfehers tegenwoordig al beedelen,<br />
terwijl zig hunne tafel, Garderobe en Equipa.<br />
gie flegts naar den nieuwften fmaak veranderen<br />
, een volk, dat zonder Proteus kunst of<br />
weetenfehap, nogtans wonderen van bedriegerij<br />
heeft weeten uittevoeren, en wier gefchiede-nis,<br />
wanneer men <strong>ze</strong> verhaalt, meer werking<br />
op de toehoorders doet, dan die van<br />
Nickel List, Kaafebier,oï die van den Raubgraaf,<br />
welke zijn paard de hoefij<strong>ze</strong>rs verkeerd<br />
liet
D E S C H U R K . IJ*<br />
liet aanflaan , en buiten dien ook nog menig<br />
kunstje verftondt, en eene loffelijke burgerij,<br />
wélke te voet en te paard tegen hem optrok,<br />
wel tienmaal bedroog. ——<br />
Zal men terftond Amen <strong>ze</strong>ggen > op het geen<br />
men gemeenlijk van hen hoort fpreeken: „ het<br />
„ is zonde en jammer , dat zij hun uitftee-<br />
kètld verftand niet beter gebruiken?" of zal<br />
Chriftppus en zijne fchool gelijk hebben en be<br />
houden , dat de fchaamteloo<strong>ze</strong> bedrieger een<br />
bedorven verftand heeft? —-<br />
Ten minften 't is niet denkelijk, dat een<br />
verftandige , met vcordagt, zig eene wonde<br />
zou toebrengen , om flegts zijne heelkunde te<br />
kunnen toonen , en 't gantfchelijk verhoeden<br />
is beter, dan een kommerlijk lappen. En<br />
wanneer men het loopen en draaven van zu.1-<br />
ken alleszins beangften, bedriegenden Schulde<br />
naar nagaat, dan vindt men, dat alle zijne<br />
buitenfprongen fchreden zijn van de uirerfte<br />
los- en vermetelheid, die flegts zodanig een<br />
verftand konde kie<strong>ze</strong>n, het welk vooraf reeds<br />
veele fchulden heeft gemaakt, en dat de gan-<br />
fche waereld voor dom genoeg houdt, om zig,<br />
op zijne mienen, gerust te laaten bedotten.<br />
't Geen wij daarbij kunnen bewonderen,<br />
is meerendeels alleen de zamenloop van gunfiige'
128 D E S C H U R K .<br />
ftige omftandigheden voor hem, en de we<strong>ze</strong>nlijke<br />
domheid van andere menfchen. Bijkans<br />
in elke Hiftorie van zulk een' Beruchten hoort<br />
men, voort, van grove en ftoute kunstgreepen;<br />
van Rijken en Dames, welke, uit<br />
hoofde van de Eere der verkeeringe, borg<br />
bleeven, of geld fchooten; van huwelijken ,<br />
die binnen een uur tot ftand kwamen, om dat<br />
het meisje op het aartige postuurtje fmoorlijk<br />
verliefd was, en de luister der Equipagie en livrei<br />
alle navraag na mijn Heers goederen noodeloosmaakte;<br />
van fchaakingen ; van HansNorths<br />
ruime beloften, en een geheel fteedje vol domme<br />
ligtgeloovige zielen ; van een ftrengst Incognito<br />
; van hartbreekende brieven, welke,<br />
in plaats van den gedreigden vloek, een nieuwen<br />
<strong>ze</strong>gen te wege bragten; van verdigte Doctorale<br />
atteftatien, waar men tog een' man, die<br />
met den dood worftelde , met geene. lastige<br />
informatien drukken konde en wilde; van Hannibals<br />
potten met geld en daartoe behoorende<br />
Cretenfers, of ver<strong>ze</strong>gelde koffers met losfe bodemen<br />
, en wel bewaarde kisten met fteenen<br />
opgevuld; van heimelijke of befchoote deuren,<br />
waarbij het inclitum judicium, in cas van ver<strong>ze</strong>geling<br />
, met blindheid was geflagen; eindelijk<br />
<strong>ze</strong>lfs wel eene dronken gemaakte en bedrogen<br />
Wagt,
D E S C H U R K ; ! 129<br />
Wagt , welke aan den gevangenen eenen m in'daadigen<br />
fleer vondt, en hen daarom zo naauw<br />
niet met hem nam, hem in dien roes en dat<br />
vermaak dok niet eerder miste , tot dat hij<br />
niet meer te agtcrhaalen was.<br />
Dikwijls verfchijnen medehelpers in de hart3<br />
deling, waar door het zo gepree<strong>ze</strong>n en opgevij<strong>ze</strong>ld<br />
geluk, bij alle dollighcid, nog verklaarbaarer<br />
wordt; dikwerf een Advocaat, om dat<br />
hij het derde gedeelte van het voor U . . .<br />
verfchöoten Kapitaal ais Defervit voort mag<br />
aftrekken, goed Crediet maaken , de wisfels<br />
behoorlijk verdeden , en de bedenkingen der<br />
Crediteuren als zwaarmoedige invallen oplosfen<br />
kan , of anders in 't geheel niet bleekt nog<br />
bloost wanneer hij met den Ciient over uitvlugt<br />
en uitkomst weet raad te nleegen; menigmaal<br />
Vader of Schoonvader, druk bezig, om, het<br />
lek fcheepje van Eere , door pompen te redden;<br />
menigwerf een jonge vriend aan 't Hof,<br />
door gefqhenken verkreegen en bevestigd, en<br />
daarvoor gewillig , eiken verduivelden ftreek<br />
in eene enkele gril te veranderen, en de klaa"<br />
gers, als afgematte windhonden!, terug te<br />
<strong>ze</strong>nden.<br />
Men toont 'er ons] nog eenigen, en bijt<br />
II. DEEL, I ons
130 D E S C H U R K .<br />
ons in het oor , „ Aards-fchurken! " Wie<br />
zijn <strong>ze</strong>?<br />
Een oud afzigtig man met een Reu<strong>ze</strong>n-oog<br />
6n opflag , met magere beevende handen en<br />
gezwolle voeten, wciken ik flegts in het voorbijgaan<br />
, eene lofreden op de voorige dagen,<br />
Hameiend en kugchend , hoor voortbrengen ,<br />
toen toen men dui<strong>ze</strong>nde bij dui<strong>ze</strong>nde ver«<br />
diende.<br />
Men <strong>ze</strong>gt mij, de halve ftad zij hem cijnsbaar<br />
, hij zij ih utroque Cafar , aan Kapitaalen<br />
en vaste goederen een rijk man , en veele<br />
der beste hui<strong>ze</strong>n hebbe hij als fchuld aangenomen.<br />
Na zijn ampt, kunst, of handwerk<br />
verder verneemende, hoore ik, hij hebbe<br />
geen een van dit alles ooit regt gehad en gedaan<br />
, en ik weet, behalven het voorafgemelde,<br />
niets meer van hem.<br />
Dus moet men na den naam raaden.<br />
Misfchien heeft hij verfcheide maaien eert<br />
rijk huwelijk en goede flagen gedaan , veele<br />
voogdijfchappen waargenomen , zijn geld omzigtig<br />
uitge<strong>ze</strong>t, met één woord , zijn<br />
fortuin in de waereld gemaakt, en met zijn<br />
talent gewoekerd ? de<strong>ze</strong> laatfte fraaje fpreek-<br />
Wij<strong>ze</strong>n fchrapt een ander plompe uitlegger door,<br />
en
D E S C H U R K . jg,<br />
en meent, die man bebbe den ligtgeloovigen,<br />
domme weetnieten en ligtvaardige verkwisters<br />
alle listen en laagen gelegd, en daarbij iemand<br />
op zijne zijde gehad, welke een goed woord<br />
voor hem gedaan hebbe , om dat hij hem op<br />
heeter daad niet hebbe durven verraaden: of<br />
het dan dok kunst zij, geld re winnen?<br />
Fen fchraal mager fchep<strong>ze</strong>l, met uitpuilende<br />
oogen , en t'saamgebetene lippen, hij is<br />
thans werkeloos, maar <strong>ze</strong>er onrustig fchijnt<br />
iets té verwagten, nijpt onverduldig de vingers<br />
, bijt aan de nagels, of knijpt in zijne<br />
kin.<br />
Men <strong>ze</strong>gt mij , dat hij een oud, bekend,<br />
voordeelig handwerk doet; dat hij 'er zijn'<br />
meester wel eens in wille zien ; dat hij nog<br />
gisteren eenen eenvoudigen bloed , die een<br />
kans met hem waagde , co: wanhoop heeft<br />
gebragt; dat hij op allé jaarmarkten kome ,<br />
en de grootfte ftedcn bezoeke; dat hij 'er<br />
wegens zijn aanhoudend nachtbraaken, zo bleek<br />
én vaats uit ziet; wanneer hij iets aankoopen<br />
wille,' dat hij , voort , op een paar ridder<br />
goederen kunne bieden, want men kunne<br />
hem nooit anders , dan ih het geen men met<br />
zijne oo£§n heeft gezien, narekenen enz. Meri<br />
word ïiog geestiger in de befchrijving dé<strong>ze</strong>s<br />
I s ntafiS j'
!g 2 D E S C H U R K ,<br />
mans, en befluit eindelijk: miilta'• ndit, fecitque<br />
puer, fudavit & al fit. Waarom is<br />
men zo duister ? ——<br />
Die man is een fpeeler van zijn beroep ;<br />
thans , juist, zie ik , hoe zijn we<strong>ze</strong>n opheldert<br />
, hij in een' kring begint te werken, en,<br />
daar het ge<strong>ze</strong>lfchap vermeerdert, tafels , en<br />
banken laat <strong>ze</strong>'.ten. Het zien van de<strong>ze</strong> ratelflang<br />
doet mij fferk aan , en ik begrijp niet,<br />
hoe die kleine moedwillige diertjes het zo ge*<br />
rust bij haar kunnen uithouden onbekommerd<br />
met t^aar fchertfen. Mogte ik ooit zijne wooning<br />
betreeden, en den voorraad van ontnomen<br />
hcriogien , doo<strong>ze</strong>n en ringen, waarvan<br />
men mij <strong>ze</strong>gt, zien; dan<br />
Een man in een Eerwaardig gewaad ; men<br />
Ver<strong>ze</strong>kert van hem, dat hij op handen en voeten<br />
na de plaats gekroopen is, waarop hij ,<br />
thans, zo regt, als mogelijk is, ftaat, tot op<br />
<strong>ze</strong>kere tijden, wanneer hij raadzaam oordeelt,<br />
in de eerfte postuur te verfchijnen ; die de<br />
rest van Tet<strong>ze</strong>ls aflaatsbrieven verkoopt, en<br />
'er in de Testamenten voor bedagt is; maar<br />
van den Leerftoel geweldig uitvaart en dondert,<br />
niet tegen zonden, maar tegen Mannen<br />
en boe 1<br />
en, zo dat fchoenmaakers en fnijders<br />
den Antichrist leeren kennen, en die, wanneer
D E S C H U K K.<br />
J33<br />
hij daar ter plaat<strong>ze</strong> is, htm allen hartfeer<br />
aandoen ; ' die , zo veel hij kan , geeftiijke<br />
bedieningen vc knopt , den brief van aanbc<br />
veeling in de handen van den armen gebukten<br />
Candidaat <strong>ze</strong>lf geeft , wanneer hij zijne disrecommandatie<br />
reeds vooruit gezonden heeft ,<br />
maar de E<strong>ze</strong>ls, met klinkende munt belaaden,<br />
tegerj allen, die met de;<strong>ze</strong>iver ooren Ipotten,<br />
in zijne befcherming neemt; die het fpook -<br />
en tover-register van den Bijgeloovigen vermeerdert,<br />
en s'fpottcrs geest uitjouwt % met<br />
de jonge mesjes , tot bloo<strong>ze</strong>ns toe, zoet en<br />
aartig praat, maar met de Oudtn van het<br />
naderend einde der waci'eld <strong>ze</strong>er ernftig fpreekt;<br />
c.ie op zijne Intr'gues meer denkt, dan op<br />
ftigtclijke voordragen, en die, met één woord,<br />
te vee! talenten voor zijnen dienft in zijne<br />
kleine Christen-gezindte bezit, maar ten zijnen<br />
tijde, als bicchtvadcr aan het . . . fche<br />
Jiof, zijn Eer-ampt gevonden hadt.<br />
. Nog etnige Figuurep , die Geheimen gaan<br />
venten, of die ai cana ten besten hebben van<br />
verfchc ide foort voor menfchen en vee; zulken<br />
, die Adverdsfemcnten uitdeden ; iets in<br />
een uur wüicn leere.i, of het waarde Publiek<br />
hunnen geestige i kweekhof cf kostfchool aanprij<strong>ze</strong>n<br />
, zo', dat <strong>ze</strong> den kweekeling in al hes<br />
I % noo-
Ï34 P E<br />
S C H U R K .<br />
noodige willen onderwij<strong>ze</strong>n , en zig wegers<br />
de Conditiën reklijk gedragen.<br />
Vooraan een DoBer, thans • om de nieuwigheid<br />
in een afgelegen fleedje , de Husfaren-doBer,<br />
die breed opgeeft, men zou aan<br />
hem flegts toe <strong>ze</strong>nden, wat anderen niet konden<br />
cureer-en, en die , om dat hij reeds eeriige<br />
doosjes .en flesjes gratis heeft uitgedeeld,<br />
en de Armen voor niec wil helpen, bij het<br />
Gemeen in groote agting is.<br />
Wanneer hij uitgaat, loopen allen uit, om,<br />
hem te zien ; de boeren brengen water van<br />
den Patiënt mede in de Stad , of brengen<br />
<strong>ze</strong>lfs de zieken aan zijn Logement; hij geeft<br />
poeiers, pillen en drankjes, ontvangt zijn<br />
geld, belooft gezondheid en alles goeds, haastende<br />
zig voorts , met eene koets , welke<br />
reeds meer, dan een uur, op hem heeft gewagt<br />
na de<strong>ze</strong> en geene vöotnaame hui<strong>ze</strong>n, alwaar<br />
hij ontbooden was , om ook de pols tc<br />
voelen, en de Lijders met zijnen raad te<br />
dienen.<br />
Inmiddels fterven of de Patiënten op hunne<br />
ftilletjes, of, zoo zij nog in het ieeven blij<br />
ven , zien zij 'er bleek uit, gaan met dikke<br />
beenen, en zijn 'er nog veel erger aan dan te<br />
vooren , <strong>ze</strong>er veelen worden arm , en moe<br />
ten<br />
¥
D E S C H U R K . 135<br />
ten beedelcn , om dat hen hunne kragten tot<br />
werken zijn b-nomen.<br />
Wanneer zulk ccn bedrog flegts vier wee.<br />
ken aanhoudt , en zulk een verderfengel zig<br />
dan 't zoek heeft gemaakt; dan is tog in een<br />
fleedje , het welk niet veele inwooners mis-<br />
fen kan, de lijst der dooden in dit jaar <strong>ze</strong>er<br />
groot.<br />
Wanneer de<strong>ze</strong> met de ééne of andere Bul.<br />
Ie bewees, dat hij vrij moge dooden; zo haalt<br />
de ander , die voor een Pedagoog en Leerpteefier<br />
wil doorgaan , zijne brieven van aanbeveling<br />
uit den zak, welke hem Hoogwaardige<br />
en Hooggeleerde Heeren , nu eens om<br />
dit, dan om dat inzigt, dikwijls , alleen om<br />
maar fpoedig van hem ontflagen te worden s<br />
hebben gegeeven ; tnft daarmede de mannen<br />
van fmaak en kenners , aan welken, die brie.<br />
ven gerigt zijn , aan de regte zijde aan , die<br />
wegens zulke eerzaame Groete, alles voorhem<br />
doen , hunne kinderen hem allereerft<br />
toebetrouwen , des<strong>ze</strong>lfs lof en naam in alle<br />
flraaten en ftraatjes uitbazuinen , en daar door.<br />
«Hen , die de Eere hunner verkeeringe verder<br />
willen genieten , noodigen , zulk een' man,<br />
en zulk een nuttig inftituut te onderfteunen,<br />
die huns gelijk niet hadden.<br />
I 4 Of
Ï36* P E S C H U R K .<br />
Of anders, hij <strong>ze</strong>lfs, de man , iaat drukken<br />
: hoe hij maaken wille, dat het, binnen<br />
drie jaaren , daar ter plaat<strong>ze</strong> 'er heel anders<br />
z I uitzien ; hoe hij konftgrëepen hebbe , die<br />
niemand in fta'at zij om hem natedoen; hoe<br />
'c bijna fchande zij, ter bevorderinge der goede<br />
zaake nog zo veel te moeten <strong>ze</strong>ggen en<br />
bekend maaken.<br />
liet Publiek 'chaamt zig; koopt zijne Eer<br />
tegen drie honderd gulden voor elk kind ; en<br />
onderhoudt, op zulk eene manier, jaar en<br />
dag een mensen, die, om'dat hij nergens<br />
regt in Haat toe is, zulk ë< n goudmaaker<br />
wierd , wiens mond én pen zo fterk en hartelijk<br />
van een werk' kan fpreeken en fchiijven,<br />
waarin de braaffte man zijne moeijdijke zwarigheden<br />
vindt, maar welke hij in 't geheel<br />
niet kent, nooit onderwonden heeft, ofonbedagt<br />
, <strong>ze</strong> geheel ter zijde ftêlt , en die de<br />
kennis aan de künftén of wee'.enfehappen ,<br />
waarin hij andere onderwij<strong>ze</strong>n wil , geheel en<br />
al verdigt , even als een ander becdelaar, op<br />
zijnen voormaalden goéden ftaat of voornaame<br />
afkomst, v, elke hij nimmer 'hadt , roemt<br />
; i<br />
en ftoft. •. ' ' *<br />
En zo nog veele andéren, die in de vrugt-<br />
baare velden van dom en ligtgeloovigheid van<br />
an-
D E S C H U R K . IJ7<br />
anderen hun onderhoud vinden ; niets doen ,<br />
waarvoor zij aangenomen zijn, om dat <strong>ze</strong> veel<br />
te duchten hebben ; heimelijk veele listen en<br />
uitvlugten bedenken; zig eindelijk geheel tegen<br />
fchande verharden, en dikwerf daarom nog<br />
• alleen op hunnen poft worden onderhouden ,<br />
om dat men, door [hunne af<strong>ze</strong>tting of wegjaaging,<br />
niet gaarne wil te kennen geeven, dat<br />
men omtrent hen in zijne gedagten gantfche]<br />
lijk bedrogen is.<br />
Wat moet men bij de menigte de<strong>ze</strong>r Hee'<br />
ren doen , d;e volgens 't taalgebruik eenerlei<br />
naamen draagen , en egter niet ligt in één<br />
perfoon verëenigd 1<br />
kunnen worden ? — Mijn<br />
i n<br />
raad is, een Nederduitfch ftuk ,'' de manier<br />
van Temer , te vervaardigen, en dan de fijhften<br />
onder hen, op den agtergrond te brengen.
i38<br />
D E<br />
R IJ K E MAN,<br />
o P<br />
T R O T S H E I D<br />
I N D E N<br />
B U R G E R S T A N D .<br />
Dat geen , waartoe men bijna alle andere<br />
menfchen kan brengen, het geld , wiens trek<br />
en werking, <strong>ze</strong>lfs bij de verftandigften, groot<br />
is, het welk alle andere begeerten gehalte en<br />
fchijn<strong>ze</strong>l geeft , vormt eenige heel zwakke<br />
zielen ook geheel ; het flaat in hen uit, als<br />
de Salpeter aan den wand; men ziet het in<br />
alle hunne beweegingen, van het hoofd af tot<br />
het fpits hunner vingeren toe, wanneer <strong>ze</strong><br />
zitten of ftaan ; men kan geene andere aanmerkingen<br />
over hen maaken ; alles verëenigt<br />
zig in eene; men weet niets verder van hen;<br />
en <strong>ze</strong>lve weeten zij ook niets van zig, dan<br />
dat <strong>ze</strong> geld hebben.<br />
Wat
TROTSHEID IN DEN BURGERSTAND, jgjj<br />
Wat belooft dit volle j roode gezigt, de<strong>ze</strong><br />
bolle wangen , die groote wijde mond, het<br />
fTiïve domme org , de breede fchouderen ,<br />
die dikke buik-, die vaste langziame fchrede,<br />
die hoed diep over de oogen , die Arm in<br />
de zijde ? Wie fteekt 'er tog in de<strong>ze</strong> Masfa?<br />
Op de<strong>ze</strong> laatfte vraag kan ik eerder en ligter<br />
antwoorden.<br />
't Is on<strong>ze</strong> Heer Christiaan * *, geboortig<br />
van hier, de eenige Zoon en erfgenaam van<br />
wijlen den Heer Jan David * *, leevend nog<br />
'ongehuwd, en vin zijne Renten; wiens rijkdom<br />
de gemtene man aan den gevonden fchat<br />
zijnes Grootvaders toefchrijft; omtrent wel.<br />
ken hij wil , dat z"ne kir.deren <strong>ze</strong>er beleefd<br />
zullen zijn , en dv n hij <strong>ze</strong>lf eerbiedig g'oet,<br />
wanneer hij hem tegen komt; wiens fchuldboek<br />
en lijst van goederen men maar eens<br />
wenschte te zien-<br />
Zij <strong>ze</strong>^fs, die met hem mogen fpreeken ,<br />
beginnen, nog eenige fchreden van hem aflijnde<br />
, al te buigen , en naderen hem zo wat<br />
boogswij<strong>ze</strong> en bloodshoofds.<br />
Hij houdt den hoed op , antwoordt langzaam<br />
op hunne vraagen , rolt den zakdoek<br />
uit
' ï 4o DtJt R !ƒ K E M A N, O F<br />
uit malkander , fnuit fterk , fpuwt hoog en<br />
wijd van zig af, niest,' dat zisi de damp rondom<br />
verfpréidt, en nu eerst laat hij herhaalen,<br />
wat men inmiddels heeft ge<strong>ze</strong>g'd. Hij valt in<br />
de reden, en men zwijgt; hij ichreeuwt overluid<br />
, en men iuiftert eerbiedig en met een<br />
vriendelijk gelaat toe ; hij doet eenige fchreden<br />
voorwaarts, en men kiest voort de linke<br />
hand , fluipend als naast, hem heen ; hij<br />
ftaat wêer ftil, en <strong>ze</strong>t den rotting in de zijde<br />
, en men ftaat voort ook ftil ; neemt een<br />
kort affcheid , en laat hen , welke met hem<br />
hebben gefproken , de Eere , agter zijn Rug<br />
nog een Compliment te maaken.<br />
Wien heeft men genoodigd , of wat toont<br />
en verhaalt men als iets, dat verheven, nieuw<br />
gewigtig, fijn , en naar den hedendasgfchen<br />
fmaak is , 't welk hem oplettend maaken , of<br />
zijn gelaat veranderen kondc ? hij zal 'er zig<br />
niet heen begecven, en van zijn' ftoel opftaan,<br />
waarop hij zig met al 't gevaar van hem te<br />
breeken, neergeworpen heeft, noch.omzien,<br />
of de oogen opflaan.<br />
De eerfte zijn tog maar arme flokkers; en,<br />
wanneer hij bij het laatfte vraagen kan , hoe<br />
veel het koste, dan heeft hij 'er niets op te<br />
ant.
TROTSHEID fit DEN BURGERSTAND. 14!<br />
antwoorden, dan dat het een gering ftuiver<br />
gelds is, niet om te <strong>ze</strong>ggen, dat 'er een<br />
grpdtër Waarde in de zaak fteeke , en dat<br />
men wel gekogt bdfeer, maar dat de<strong>ze</strong> uitgaave<br />
voor hem flegts een Bagatel is. Voor 't overige<br />
mogt Apdles <strong>ze</strong>lf gefchilderd, en Orpheus<br />
gefpeeld hebben, hij verwaardigt zig niet<br />
eens , 't ftuk Chits open te flaan , en is het<br />
eenige gevoelloos dier het welk niet nadert,<br />
om te hooren.<br />
Verder; laat u door uwen Bedienden bij hem<br />
aandienen ; rijd met fraaje Equipagie <strong>ze</strong>lf na<br />
hem toe ; vertoon u aan hem in uwe beste<br />
kleeding ; ik wed , hij zal u niet anders<br />
aanfpreeken, dan hij allen aanfpreekt: „ wat<br />
t i is 'er nieuws ? of, wat is 'er van uw<br />
j, dienst?" Ook dit maakt u bij hem niet<br />
aangenaamer, en behaaglijker , dat gij u onder<br />
zijne Nabeftaanden tellen, en u over zijne<br />
perzoneele kennis wilt verheugen: gij zult<br />
u over zijne onverfchilligheid ergeren, hoewel<br />
de Vorst <strong>ze</strong>lfs bij hem niet veel meer hadt<br />
te wagten.<br />
En gij goede ge<strong>ze</strong>llige zielen, die gij u gaarne<br />
mededeelt, en die belangeloo<strong>ze</strong> vriend-<br />
fchap nog voor moogelijk houdt, Jaat u hier<br />
tog
142 °E RIJKE MAN, O F<br />
tog voor dwaaling waarfchouwen ; dat zijn de<br />
menfchen , die ü voor eeuwig konden affchrikken.<br />
Uwe eerfte bezoeken geeft gij hen , om<br />
door hunnen overvloed befchaamd te worden;,<br />
terftond <strong>ze</strong>tten zij hunne kasfen voor u open;<br />
verblinden u met hun zilver; fpreeken veragtelijk,<br />
van 't geen gij niec anders, dan fraaij<br />
en pragtig vinden kunt, en, zo dra zij uweri<br />
middelmaatigen ftaat of uwe armoede hebben<br />
ontdekt; dan zullen zé zig over u fchaamen,<br />
ën u veragten.<br />
Gij zijt zagtzinnig, tëti üiterften gedienftig,<br />
fpraakzaam, ipreekt verftandig, hebt verdien<br />
den , "<br />
n i e t s<br />
» n i e t s<br />
J dit alles geldt hier<br />
niets; zij vraagen dom en ftout; wat is verdiende<br />
? even als Pilatus na de waarheid<br />
vroeg , maar zij zijn even zo min begeerig<br />
om het te Ieeren kennen, als hij het was.<br />
De eenige fchep<strong>ze</strong>ls, welke zig hunne vrienden<br />
noemen, en ook wel van hen met d.<strong>ze</strong>n<br />
titel worden vereerd, is een fcort van Bee.<br />
delaars, welke, bij alle vesting, tegen eene<br />
van tijd tot tijd toegeworpe kleinigheid ,<br />
met hunne hu de voortvaaren.<br />
Een onbefchreeven boek zoude hen nog<br />
hc£
TROTSHEID IN DEN BURGERSTAND. 143<br />
het lieffte zijn; zij konden 'er alleszins posten<br />
in draagen; want anders is 't onbegrijpelijk ,<br />
hoe men kunne lee<strong>ze</strong>n, zonder in flaap te<br />
vallen , en be'botteüjk , hoe men met boe<br />
ken te fchrijven geld verdiene: „ zij wilden<br />
„ 'er tog wel in ééne week twee vol fchrijven,<br />
„ indien het 'er op aan kwam." Want laag<br />
en gemeen denken zij van elk werk en ver<br />
maak , dat niet het hunne is ; en *t hunne is<br />
eenig, te winnen en geen penning te ver<br />
lie<strong>ze</strong>n , de termijnen in den Almanak door<br />
te loopen , in Contraéten , brieven en wis-<br />
fels te woelen , met hunne fchuldenaars te<br />
bulderen, met arreft en Executie te dreigen,<br />
en veelen dee<strong>ze</strong>r flaaven voor zig te laaten<br />
wemelen , ondertusfchen dat zij , met wijde<br />
fchreden, de kamer op en nedergaan , of<br />
met hunnen dikken buik aan hunnen tafel<br />
zitten , den laatften brok of het laatfte glas<br />
met tegenzin doorzwelgen , en <strong>ze</strong>kerlijk op<br />
dien tijd niet begrijpen , hoe men over ge<br />
brek aan brood kan klaagen.<br />
Men vraage niet , hoe hunne huwelijken<br />
zijn ; hoe zij hunne kinderen opvoeden , en<br />
hoe zij hunne fchoonzoonen kie<strong>ze</strong>n ; zij zijn<br />
noch Echtgenooten, noch ouders, noch vrin<br />
den, —zij hebben geld*<br />
j, Niets,
144<br />
Ö E R J K E<br />
J<br />
MAN, OF<br />
„ Niets, <strong>ze</strong>gt hierbij een groot man, laat<br />
ons duidelijker zien, welke geringe goederen<br />
God in den overvloed van geld en rijkdommen<br />
wilde geeven, dan de uicdeeling <strong>ze</strong>lve ,<br />
die hij 'er van maakt, en het foort van menfchen<br />
, die 'er het meest van hebben gekrec<br />
gen"<br />
D E
D E<br />
G E V E I N S D Ê<br />
MS<br />
\JFeveinsdheid ? wie verwenscht Ze nis: f<br />
en — wie is 'er , die <strong>ze</strong> niet lxzk? Zij is t>ij.<br />
na het eerfte, waaram wij het verftatid önzér<br />
kinderen erkennen willen, en , wanneer men<br />
hunne kleine leugens, hünne onwaare aanbreit-<br />
gingen , hnn ftout ontkennen moet beitraf-<br />
fen, dan laat men egter <strong>ze</strong>lden na, zig in ftil-<br />
te ten minden geluk te wen'chen , meeneiï"<br />
de, dat het kind niet dom is.<br />
Tot nog toe heert men geen volk ontdekt,'<br />
bij 't welk <strong>ze</strong> gansch niet wierdt gevonden ,<br />
en ik behoef 't niet eerst te <strong>ze</strong>ggen, dat meh<br />
met hem in bet geheel niets kan uitregten, dié<br />
<strong>ze</strong> geheel en al derft.<br />
Zij is (men vóelt het menigmaal/, hoè na)<br />
verwandt aan de agterhoudendheid, welke meri<br />
onder de deugden heeft aangenomen; waar<br />
om dan wilde men haar, regeiregt, ónder de<br />
ondeugden plaat<strong>ze</strong>n? %<br />
Bij * den regtfchapenften is zij, dikwijls , het<br />
moesje of pleiftertje, dat het verftand oplegt,<br />
li. DEEL; E ?, wan» 1
ÏJL6 DE GEVEINSDE.<br />
Wanneer het eens niet regt gewaakt heeft, en<br />
eenen misflag beging , dien elke Zot nogtans<br />
niet zal befpotten en vergrooten ; of 't manteltje,<br />
het welk zij moeten omdoen, om <strong>ze</strong>lv'<br />
iets eoeds ter uitvoer te brengen. Maar, wie<br />
den Geveinsden altijd fpeelf, of fteeds met 't<br />
masker gaat, die heeft eene vuile neus , een<br />
haafelijk lidteken, of wat 'er'anders nog meer<br />
agter verborgen is.<br />
Een ondeugend en een zwak hart hooren<br />
hier, menigwerf, de<strong>ze</strong>lfde verwijten; de waereld<br />
is niet fteeds zo billijk , van <strong>ze</strong> naauwkeurig<br />
te onderfcheiden ; genoeg is her. , dat<br />
<strong>ze</strong> eene ontdekking heeft gedaan, enfchreeuwt,<br />
dikwijls uit wraak, dikwerf ter hulde van haar<br />
fcherp gezigt , over valsch-en trouwlooshe'd ,<br />
waar <strong>ze</strong> flegts over zwakheid klaagen of lach-<br />
gen moest. Wij willen beide gezig*<br />
ten naast elkander ftellen.<br />
De<strong>ze</strong> kattenkop wierdt van <strong>ze</strong>keren fterk<br />
gefpierden, niet heel fijnen man lomp beledigd<br />
; ik was 'er <strong>ze</strong>lf bij, en vreesde, naar<br />
zijne manier , voor een vinnig antwoord, dan<br />
een plomp tegenantwoord , en zo vervolgens<br />
fchoot op fchoot.<br />
Maar hij zweeg ; niemand merkte , dat hij<br />
beledigd was , en <strong>ze</strong>lfs de opruijers regtten<br />
niets
DE GEVEINSDE.<br />
niets uit. Heden kwam hij wéér met hem in<br />
ge<strong>ze</strong>lfchap ging allereerst na hem toe , omhelsde<br />
hem, vleide hem fterk , klaagde mede,<br />
toen hij iets klaagde , en de ander begon bijna<br />
reeds , zig over 't voorgevallene te fchaa-<br />
. men.<br />
Doch alleen , die hem nog niet kennen ]<br />
wil ik '/eggen, dat men bij hem te vroeg tot<br />
grootmoedigheid befluit: hij heeft ten minflen<br />
een amptje, waar mede hij gevaarlijk kan<br />
worden > om wel dra eens tot den rcan onder<br />
den duim te kunnen <strong>ze</strong>ggen: het zij nu zo;<br />
hij hebbe het niet vergeeten; men moetc zig<br />
flegts te binnen brengen enz. dit is hem veel<br />
té zoet, dan dat hij niet tot d«s verre alle<br />
voldoening ukftcilen zou.<br />
De<strong>ze</strong> man, of, zoo gij wilt, een anderen,<br />
die zijn handwerk vcrflaat , ontmoete ik bij<br />
het doen van een kuijertje , en zie mij gedrongen,<br />
ten minften tot de naafte poort toe, met<br />
hem ie wandelen. (<br />
Na dat we ons onderfing op 't Vi iendelijkfte<br />
hebben.gegroet, en wij reeds eenige fchreden<br />
vc'-der beginnen te gaan , fpringt hij fchielijk<br />
van mijne zijde , loopt met open armen na<br />
eene Figutir, die ons tegen komt, en fchrecuwt<br />
overluid: nu zie ik u tog eindelijk eens, mijn<br />
I\ 2' waard 3
ï 4g DE GEVEINSDE.<br />
waardfte vriend ! maar wanner zal ik de Eèr 1<br />
hebben, dat gij mij komt bezoeken , gij finguliere<br />
man ! neen , gij kunt het voor God en<br />
menfchen niet verantwoorden , mij zo lang te<br />
laaten wanten.<br />
Die Pezoon bepaalt hem een' tijd , en hij is<br />
üitgelaaten van vreügde , maakt nog eenige<br />
diépe buigingen , en komt nu geheel buiten<br />
„zig , wêer bij mij , om dat ik, geene vrienden-geheimen<br />
willende beluifteren, wat vooruit<br />
gegaan was, ——*<br />
Wie is die Heer ? Ik ken hen hem niet<br />
dan kent gij een flegt hoofd minder; het is<br />
de zotfte , comité mensch , die 'er op den<br />
,j aardbodem is, een kaeïl, die énz." Terwijl<br />
ik bij mij <strong>ze</strong>lv' dit antwoord met zijne<br />
voorige ongemeene blijdfehap vergelijk, beproeft<br />
hij, bij mij wegens eene zaak na een<br />
<strong>ze</strong>ker' man te verneemen , dien hij gelijk hij<br />
<strong>ze</strong>gt, niet kent en ^an welken hij egter, gaarne<br />
een <strong>ze</strong>ker bericht wilde hebben.<br />
Dewijl ik de kennis met de<strong>ze</strong>n man volftrekt<br />
niét kan ontkennen , zo verhaale ik het bekendlte<br />
en onverfchilligfte , maar zie hem ,<br />
Bij elk woord , <strong>ze</strong>er verwonderd en ontfteld<br />
ftaan, tot dat juist, om den hoek van een pad,<br />
de man, waarvan w| fpraken, <strong>ze</strong>lf ons- tegen<br />
komt-
DE GEVEINSDE. 149<br />
komt. —• Hoe! wat moet ik denken? naauwlijks<br />
kunnen immers broed:rs vertrouwder<br />
zijn, dan de<strong>ze</strong> twee mannen ; ik moet 'er<br />
genoegen in neemen , dat hem de<strong>ze</strong> ter zijdetrekt<br />
, om hem een Geheim in te luisteren ,<br />
h§t welk ik Leek niet hooien mag , en van<br />
mij met eene gemeepe. buiging affcheid<br />
neemt. ——<br />
Doch de<strong>ze</strong> verrasfing , heefc hem in eene<br />
zigtbaare verwarring gebragt; hij breekt met<br />
voordagt af , verhaalende mij voot, hoe hij,<br />
thans, eenige honderde guldens op eene goede<br />
en veilige plaats, zoeke uit te <strong>ze</strong>tten; mij<br />
komt hieröp een eerlijk vriend te binnen, welken<br />
ik, zonder zwaarighejd , alle mijne goe*<br />
' deren zou toebetrouwen; indien ik geld had,<br />
om uit te <strong>ze</strong>tten, en welke'mij, onlangs, zij*<br />
ne verlegenheid hieromtrent bekend maakte.<br />
De aangenaame heldere dag , die alles op dq.<br />
been gebragt heeft, brengt ook de<strong>ze</strong>n vriend<br />
op den wandelweg bij ons. Ik <strong>ze</strong>g hem »<br />
voort, naar 't eerfte Compliment, dat de<strong>ze</strong><br />
Heer meer, dan zijne begeeide fomme be?<br />
draage , wille fchieten.<br />
Naauwlijks ziet hij de<strong>ze</strong>n mijnen ernst. ofhij<br />
ontfchuldigt zig niet zonder ontroering ,<br />
dat hij die penningen reeds de<strong>ze</strong>n mórgen een.'<br />
K 3 b
150 DE GEVEINSDE<br />
bekenden man beloofd , cn de<strong>ze</strong> liem al den<br />
wisfel hebbe toegezonden.<br />
Hij wordt vervolgens overtuigd, dat die<br />
genoemde man reeds eenige dagen van huis<br />
is geweest, cn behoudt pas de uitvlugt, van<br />
te <strong>ze</strong>ggen , dat hij zulks door eenen, aan<br />
hem nagelaaten brief gedaan hebbe.<br />
Naauvviijks kan ik hem verfchoonen , en vervolg<br />
ftom en met een du'fler gelaat mijnen weg<br />
met hem, wanneer hem nog een vierde flegts<br />
haastig en in het voorbijgaan toeroept; nu, zo<br />
als hij beloofd hebbe, wegens de bewuste zaak,<br />
nog de<strong>ze</strong>n avond bij hem te komem.<br />
Zo zagt als hij hem ook het antwoord in<br />
het oor bijt, ik hoor egter , dat hij zig onfchuldigt,<br />
want dat 't onmogelijk zij, en dat<br />
ik hem ver<strong>ze</strong>gt hadt, met mij'na mijn huis te<br />
gaan , en de<strong>ze</strong>n avond verder met mij te flijten.<br />
Dit is onverantwoordelijk!<br />
Ten gelukke zijn wij nabij de poort ; ik<br />
neem van hem affcheid op eene wij<strong>ze</strong>, welke<br />
den anderen, nog kon verraaden, hoe weinig<br />
ik de<strong>ze</strong> Eer van hem vei wagte , en heb nu<br />
tijd, om over den ganfehen man en zijne ftudie<br />
in flihe na te denken.<br />
Daar zijn andere, die wanneer wij hen in<br />
een geval, dat <strong>ze</strong> beleeft, of bij een Ampt,<br />
dat
DE GEVEINSDE.<br />
151<br />
dat <strong>ze</strong> <strong>ze</strong>lve bekleed hebben , om raad vraagen<br />
, hunne onkunde of vergeetenheid voorwenden<br />
, met een, ik geloof, ik denk , ons<br />
tegen ons voordeel raaden , en zig verheugen<br />
zouden, wanneer men overhaast genoeg wa*<br />
re om toe te loopen ; die hunne vrienden<br />
en beguftigers met moeite voor ons verbergen<br />
, <strong>ze</strong>lfs wel kwalijk van hen fpreeken , alleen,<br />
om ons daar door terug te houden, dat<br />
ook wij niet na hunne verkeering zouden<br />
ftaan, en daar door de<strong>ze</strong>lfde voordeden met<br />
hen genieten ; menfchen , die ons , onder befchuldiging<br />
van eene al te groote bevreesdheid,<br />
flipte naauwkcurigheid, en vernedering<br />
afraaden , iets te doen , dat <strong>ze</strong> nogtans tcr<br />
flond daar na <strong>ze</strong>lfs werkftellig maaken ; die<br />
men , tot zijne grootfte verwondering, in de<br />
hui<strong>ze</strong>n der geenen aantreft, wier geflage vijanden<br />
zij voorgeeven te zijn, of geheel alleen<br />
op ftraat ziet flenteren, wanneer <strong>ze</strong> zig , onder<br />
het voorvvend<strong>ze</strong>l van dingende bezigheden<br />
, van ons ontdoen ; die zig met eenen<br />
vuurigen ijver over domme gewoonten , Ceremoniën<br />
en Orthodoxie uitiaaten , cm dit alles,<br />
als den fijnften kunstgreep, om daar door<br />
het volk te winnen., voor zig zclv' te behour<br />
deq.; — met één woord, bij wier raad,<br />
K 4 voos-
l$% DE GEVEINSDE.<br />
yoorncemen of gefprek, men het wedra tot<br />
de hebbeliijkbeid brengtom <strong>ze</strong>kerlijk in alle<br />
gewoone gevallen het tegendeel daarvan te<br />
yerflaan en m't te voeren.<br />
Dit zijn, misfchien, die geenen juist, welke<br />
dikwerf bij ons over anderen klaagen, on<strong>ze</strong>n<br />
goeden raad begeeren , en ons oordeel ,<br />
bij hen van groot belang, willen hooren, of<br />
iets , als min gewig jg, onder het gefprek<br />
mengen ; maar in het eerfte geval alleen bedoelen<br />
, om door on<strong>ze</strong> handen de castanjen<br />
uit 't vuur te laten haaien, of voor hunne<br />
vuile zaak willen wierooken , in 't andere geval<br />
ons met dee<strong>ze</strong> Eer in flaap zoeken te brengen<br />
, oin op een anderen tijd des te onbefchroomder<br />
te kunnen handelen, en in het<br />
derde geval on<strong>ze</strong> woorden bijna van buiten<br />
mogten leeren, om 'er zig van te kunnen bedienen<br />
, waar het voor hun npodig is.<br />
Het zijn menfchen, die van een geval, voor<br />
hen van 't uiterfte aanbelang , kunnen zwijgen,<br />
en wanneer men hen 'c te binnen brengt,<br />
naar goedvinden , of 'er eene kleinigheid van<br />
maaVen, ofwel in de onverfchoonelijkfte onkunde<br />
leéveni zo dat men hen, het welk bijna niet<br />
te gelooven'ïs, hun gelukf, hunne hoope of hun<br />
gevaar ah voor 't eerst aankondigd, maar op<br />
een
DE GEVEINSDE.<br />
(gen anderen tijd over dingen , die fien niet<br />
veel kunnen fcheelen , uitgelaaten van vreug.<br />
de zijn, of van droefheid worden overgooten;<br />
die ons menigmaal <strong>ze</strong>ggen , dan <strong>ze</strong> zwak van<br />
gezigt, gehoor en geheugen zijn, voorc wêer<br />
vergeeten, dat <strong>ze</strong> dit hebben gedaan , en ons<br />
op de omgekeerde zijde verfchjnen ; die zig<br />
met hunne eenzaamheid en ingetogen levenswij<strong>ze</strong><br />
ontfchuldigen , maar hunne Gezandten<br />
en verfpieders onder het volk hebben.<br />
Of 't zijn zodanigen , diö , wanneer men ,<br />
wegens iets gebrekkigs , uit hunne Fabriek ,<br />
bij hen klagtig valt , ons terftond met beide<br />
handen aanvatten, met ons klaagen, weenen,<br />
of een groot Leeven maaken en fchimpen ,<br />
dan een wijdloopig verhaal beginnen, waarin zij<br />
toonen , waar het van daan kon komen en<br />
kwam, wel hunne laagfte bedienden de fchuld<br />
geeven , en de<strong>ze</strong>n dreigen de hal<strong>ze</strong>n te breeken<br />
, en ons z > vle jen en lleemen , tot dat<br />
wrj of als verftomd he< nen gaan, of een nieuw<br />
verbond onder een fles wijn fluiten.<br />
Over het algemeen een theatraal volk , in<br />
het fpreeken en zwijgen alleraarmerkeiijkst ,<br />
ij veraars en lachgers over beu<strong>ze</strong>lingen.<br />
En dezulken!- mijd <strong>ze</strong>!<br />
K 5 Doch
DE GEVEINSDE<br />
Doch vaart zo niet tegen de<strong>ze</strong>n uit, die 'er<br />
uitzien, even als het Dier uitziet, maar noch<br />
tanden noch k krauwen heeft : hij is één van<br />
de zwakke broederfchap , die gaarne allen alles<br />
worden , niet bedroeven , niet toornig<br />
maaken, niet neen willen <strong>ze</strong>ggen , hier gaarne<br />
hunnen buik vol eeten, en egter daar ook<br />
hunne portie wenschten te hebben, niet geeven<br />
en te vrede kunnen ftellcn , en nogtans<br />
fchijnen wilden , te vrede gefteld te hebben.,<br />
en daarom zo veele vremde fprongen maaken,<br />
en zo befchroomd met 't reukvat rondloopen,<br />
om eene vermeende ongeregeldheid met een<br />
welriekende reuk te verdrijven , dat hij , aan<br />
wien dit hun zwak onbekend is, als tegen<br />
den fnoodften fchurk en verklikker uitvaart,<br />
of dat 'er <strong>ze</strong>lfs wel van beide de zijden, tusfchen<br />
welke zij wankelden, fteenen op hen gegeworpen<br />
worden.<br />
Antwoord mij eens, mijn Heer, ten einde<br />
wij weldra klaar raaken, op mijne vraagen<br />
cathegorisch.<br />
Waarom hebt gij een <strong>ze</strong>keren man beloofd,<br />
aan iets te helpen, waartoe gij volflrekt buiten<br />
ftaat zijn ? ., Het gefchiedde bij het laat-<br />
„ fte glas wijn , toen ik een goeden luim<br />
„ had." Maar, hoe zult gij het ftellen, wan.<br />
neer
DE GEVEINSDE» 355<br />
neer hij u uwe belofte te binnen b eiit ?<br />
„ Ik zal <strong>ze</strong>ggen , dac ik hec tot nu toe oir<br />
„ gelukkig vergeeten had," Dan zal hij u<br />
voort weer maanen , hoe dan ? „ ïk doe<br />
„ hem eenige beloften , dat ik 'er ver mêe<br />
„ ben gevorderd." Hoe verder ? „ Ik ver-<br />
„ digte een ongelukkig geval, eene onv.r vag-<br />
„ te tusfchenkomst , een onvoorzien kwaad."<br />
Welke wijdloopigheid! waarom <strong>ze</strong>gt gij het hem<br />
niet nog af, vóór dat zijne hoope en zijn misnoegen<br />
grooter word? Dat kan ik niet!"<br />
Waarom gaat gij nooit met mij voorbij <strong>ze</strong>ker<br />
huis , maar neemt altijd een' omweg, of<br />
zoekt u van mij te ontdoen? — „ Dé man,<br />
„ die in dat huis woont , is uw vijand, cn<br />
„ zou mijn,vijand ook worden, indien hij zag,<br />
„ dat ik met u ging" Waarom liet Gij mij,<br />
gisteren , op mijne uitnoodiginge <strong>ze</strong>ggen , dat<br />
gij te veel te doen hadt, daar ik u evenwel<br />
kort daarna heb zien uitgaan? „ De<br />
„ man , bij wien ik reeds genoodig.1 was,<br />
„ was geringer, dan gij, en ik duchtte gij'<br />
„ zoudt mij daaromtrent verwijten doen."<br />
Waarom hebt gij den Heer * * op zijne<br />
beide eigenhandige brieven niet geantwoord?<br />
hij kan boos worden.<br />
„ Ach! ik heb vier uuren met een regt<br />
fijn
itf DE GEVEINSDE,<br />
fijn bekleed antwoord doorgebragt , om het<br />
hem niet ronduit af te flaan , maar de re
DE GEVEINSDE. 157<br />
hebt öpgewagt juist geen onbillijk meisj<br />
6 . , Haar hart zou zij wel fchenken ,<br />
maar 't is reeds elders met eene driedubbele<br />
keten gebonden Hoe? Ach!<br />
Genoeg ! ik kan mij alles verbeelden : met<br />
één vtoord, mijn Heer , waak over uwe<br />
drift en hart in 't algemeen, zo als misfchien<br />
een ander over zijnen toorn of zuiplust; begeer<br />
niet , dat het altoos naar uven harten-<br />
Wensch mogt gaan , en gij geftadig op eene<br />
vriendelijke wij<strong>ze</strong> moet gegroet worden ; leer<br />
floutmoedig afflaan , en een grilligen onder de<br />
oogen zien ; want dit heeft elk regtfchapene,<br />
zo lang als wij nog onder de Engelen<br />
niet leeven , te wagten.<br />
Elke vreugde , die wij bij anderen , door<br />
on<strong>ze</strong> te voorbaarig gefchepte hoope, verwekken<br />
, ié als een ontijdige zonnefchijn, waarop<br />
enkel ftorm en onweer volgen. De wij<strong>ze</strong><br />
oprechte , heeft ook wel zijne vijanden ,<br />
maar mogelijk zo aanhoudend niet, althans<br />
<strong>ze</strong>ker met meerder onrecht en met meerder<br />
kalmte der ziele, dan de fchoonpraater en vlijit;<br />
't fteeds gebukt te gaan is tog eene lastige<br />
leevenswijzé. Dixi.<br />
Voor 't overige behoeft men. niet eerft aan
j 5g DE GEVEINSDE.<br />
't Hof te paan , cm menfchen te zien', die<br />
hun masker welvoeglijk en vrij bevallig weeten<br />
te draagen. v<br />
JReeds in èen ft ad, daar de Adel zo fterk is,<br />
dat zij Asfembleeq kan houden , en ook de<br />
eerfte burgers met de fmaaken der aanzieneJijken<br />
niet onbekend zijn , en den Familie-nijd<br />
eene kleur weeten te geeven, befpeurd men<br />
eene vermoeijende pooging , zig onderling te<br />
kwellen , zijne tijd en rust op te offeren, en<br />
<strong>ze</strong> anderen te beneemen, zijne oogen en zijn'<br />
mond in den onnatuurlijkften ftand te houden ,<br />
cn tegen alle zijne gewaarwordingen te fpreeken<br />
en te handelen. Men rold in koct<strong>ze</strong>n ;<br />
men loopt te voet; men haast zig; men is<br />
buitén zijn' adem, ten uitenten verblijd ,<br />
hier eenen man of eene vrouw te hooren<br />
fpreeken, die men <strong>ze</strong>er ongaarne hoord fpreeken<br />
; daar eene onaangenaame gewaarwording<br />
in zig te vernieuwen; op eenen anderen tijd<br />
weer eene nieuwe mêe te neemen ; wat men<br />
reeds hoord en ziet , nog <strong>ze</strong>er om Handig te<br />
vraagen, en even zo breedvoerig te beantwoorden<br />
; met alle infpanninge der ziele gefprekken<br />
van het minft belang op de baan te<br />
brengen, om nu eens op eene belachgelijke dan<br />
weer
DE GEVEINSD!. J 59<br />
weer verveelende wij<strong>ze</strong> den tijd door te brengen<br />
, of zig te laaten onderregten in dingen ,<br />
die men voor lang en beter weet.<br />
Wie geweldige pijnen zonder eenige trekkingen<br />
of merklijke begeerte na verlosfing kan<br />
doorftaan , 'er vriendlijk bij zien, en nog<br />
wenfchen kan , dat zij hem h^el dikwijls aangedaan<br />
moge worden, die — yerflaat zijn waereld.<br />
— Die <strong>ze</strong> ontvlied , die — is gemeen, en<br />
weet niet te leeven.<br />
HEK:
l6b<br />
H E R C U L E S<br />
O N D E R DE V R O U W E N .<br />
"Jjjjen man met een baard , een man , die<br />
eene bediening heeft, maar die met alle zijne<br />
gedagren , fpreeken en handelingen liefst<br />
en beftendigst onder het vrouwvolk is, en in<br />
de<strong>ze</strong> bekwramheid iets bijzonders zoekt: hij<br />
verwekt bij de verftandigen hoofdichudding ,<br />
en daarom treede hij een oogenblik aan den<br />
fchilders-e<strong>ze</strong>l.<br />
Nu: unde & quo Catius ? —— doch verfchoon<br />
, mijn Heer, de<strong>ze</strong> Pedanterie, die mij<br />
aan den ouden Heiden deedt denken welke u<br />
ten deele fchijnt gekend te hebben eigenlijk<br />
wilde ik alleen vraagen , hoe gij , gisteren<br />
, bij on<strong>ze</strong>n nieuwen Heer * * zijt onthaald<br />
; zijn kok wordt <strong>ze</strong>er. „ Laat<br />
3, fier u niet wijs maaken, flegt, Jpparetur<br />
en Arrangement flegt; <strong>ze</strong>s fchotelen , en<br />
„ daarmede gedaan! Ik fchreeuwde mij bijna<br />
„ dood.<br />
De Pastij , bij voorbeeld , wij waren met<br />
ons twaalven , en ik geloof niet, God vergeef<br />
me de zonde ! dat 'er een half pond
EJÈRCULES ÓNDER DE VROUWEN. M<br />
vleesch in was. Té vöoren kreeften* 1<br />
• ' •<br />
nl waren mijne handen gebonden , dan zdadé<br />
ik het nog beter maaken. De Mam' bij de med-'<br />
we vcorfpijs zoude eèn WeflphaaJfchs zijn 2*<br />
maar dan ben ik 'er ook een • nèen \<br />
ik weet fe te rooken; want dan moet h'et begin<br />
hiervan eerst met een fijnen rook van' ei^<br />
ken of nooterf bladeren worden gemaakt , of<br />
wel van jenevfirbesfen' cn Ro<strong>ze</strong>marijn; en' dari<br />
ben ik 'er ook altijd <strong>ze</strong>lf bij, cn cómmandee»<br />
fe ,• want, wanneer men naderhand zo iéts<br />
op tafel <strong>ze</strong>t , en 't is niet, zo als 't we<strong>ze</strong>n<br />
moet, dan heeft men 'er eeuwig fchande van*'<br />
En zo was al het overige even gemeen en'<br />
flegt. . _ , (<br />
Ik zal dien goeden Heer een beetje befchaamcf<br />
maaken , en hem de<strong>ze</strong> week nog bij mij ver-'<br />
zoeken ; dan zal hij wat anders zien, en , :<br />
dit ftei ik vast , alles in de uiterfte ordé vinden<br />
: want één woord zo goed, als dui<strong>ze</strong>nd ^<br />
ik brak mijne bedienden den nëk, wanneer<br />
<strong>ze</strong> mij maar het Desfart zo fchotsch door malkander<br />
<strong>ze</strong>tten, als de Zijné deeden : Hard ge=<br />
dreigd , maar dan ook zijn woord' gehóuden 5"<br />
want dit is de man J die gdwefdig opvliegt,<br />
zo dat 'er dé gasten van beeven , én tegen'<br />
een armen' verfchrikten bedienden üb vihnfg<br />
II. DEiut É7 é&
i6 2 HERCULES ONDER DE VROUWEN<br />
begint te bulderen, alleen om dat —— ach i<br />
men bedenke 'c flegts! het Asfiet met a*<br />
mandelen niet regt tegen over dat met Rozijnen<br />
ftondt.<br />
Hij kent het bruidskleed reeds, dat de Bruid<br />
aan zal hebben , en heeft welk eene<br />
vreugde over die ontdekking! de ftof<br />
alreeds in handen gehad, toen 't uit den winkel<br />
kwam. Het is een ligte ftof naar de Mo.<br />
de , van vier gulden de El, en zal 4 volgens<br />
zijne eige opgaave , naar den uicerften zwier<br />
gegarneerd worden. De moeder en de bruigom<br />
wilden het wel anders hebben; maar dat<br />
was door het zotte heen , waar over de gan.<br />
fche ftad zou hebben gelachgen , en dan had<br />
men 'er hem wel de fchuld van kunnen geeven,<br />
om dat hij fpeelnood was; en dien fchimp<br />
hadt hij niet kunnen opkroppen. Het eeten<br />
op de bruiloft heeft hij die goede lieden ook<br />
vooi gefchie^even , en , zo de kok geen domme<br />
joris is, dan moet het wel goed wee<strong>ze</strong>n,<br />
ten minften beter , dan op de bruiloft van<br />
den Heer . . , daar de Gasten hunnen buik<br />
maar half vol kreegen. Ha, ha, ha! hij moet<br />
'er nog <strong>ze</strong>lf over lachgen ; hij brengt nog alle<br />
aardige meisjes uit de ftad ; dat is nu al de<br />
vierde , die hij buiten da ftad aan den man<br />
brengt.
HERCULES ONDER DE VROUWEN, f&<br />
brengt -— „ Maar, daar zal, gelijk gij wel<br />
„ weet, nie^s van komen hier bijt hij eene<br />
Dame veele dingen in 't oor ; wijft nu eens<br />
Op baar kleed, dan wéér op het hoofdcierfel |<br />
nu eens op het optooij<strong>ze</strong>l , dan wêer op de<br />
fchoenen ; zo dat men wel ziet, dat hij fterk<br />
beczig is , met eene andere over den hekel te<br />
haaien , die waarfehijnlijk wegens haaré kleeding<br />
bij hem in het oog liep.<br />
Thans fpringt hij lachgende op , ftaat in de<br />
handen , en fchrëeuwt overluid , hoe hij tot<br />
haar , of zij .tot hem ge<strong>ze</strong>gd hebbe. „ En<br />
„ hoor eens,'" hier valt hij weer op den ftoel<br />
nêer , om de merkwaardige historie voluit te<br />
verhaalen.<br />
't Is hem gantsch niet aangenaam (men kan<br />
het aan hem zien, ) dat hij hver juist onder<br />
de mannen wordt geroepen, die hem iet, raakend<br />
zijne amptsbezigheden , willen vraagen ;<br />
hij doet het <strong>ze</strong>er kort af , en gaat terftond<br />
weer heen, van waar bij gekoomen was.<br />
Daar hij nu hoort , dat twee Dames, ohdertusfehen<br />
, in eene andere kamer zijn ge.<br />
gaan, om <strong>ze</strong> te bezigtigen, zo volgt hij <strong>ze</strong>;<br />
en zijn eerfte discours is over de porcclleineftel<strong>ze</strong>ls,<br />
welke hij zo jammerhartig vindt, dat<br />
hij <strong>ze</strong> voor niet in zijn huis niet zou willen<br />
f» * IkUi
l
HERCULES ONDER DE VROUWEN. 165<br />
<strong>ze</strong>lf voor den dag, wat zijne vrouw , onder<br />
zijne voorzitting, heeft laaten maaken, waarbij<br />
zij hem zo aan den gang houden, dat hem<br />
de mannen tot een verder gefprek of fpel te<br />
vergeefsch roepen , niets ten einde kunnen<br />
brengen, en onderwijlen van hem , als van<br />
eenen Janhen of Jan de waschter, al fterk beginnen<br />
te mompelen. Ik bid u laat hem<br />
tog geworden; hij is daar <strong>ze</strong>er wel ; geeft<br />
juist 't Recept, om goede <strong>ze</strong>ep te kooken ,<br />
of hoe men vrugtën moete inleggen, of vlak.<br />
ken uit kleeren -en tafelgoed maaken ; alles<br />
voor de vuist —>—• dat is evenwel veel! Die<br />
man is evenwel bruikbaar, hij za!, ten bewij<strong>ze</strong><br />
daarvan , mij nog eene <strong>ze</strong>er goede Min<br />
en Meid bezorgen : ik weet , dat hij 'er bij •<br />
zonder de flag Van heeft.<br />
Wat hebt gij daar afgebeeld, mijn Heer?-"<br />
3<br />
t famenweeffel van eenen <strong>ze</strong>er kleinen geest.—<br />
Eenen onweetenden in zijn ampt , een eigen»<br />
zinnigen fchreeuwer in zijn eigenhuis, eenen<br />
bemoei-al in dat van anderen, een' ledigganger,<br />
en onbefcheiden praatvaar over wisfewasjes.<br />
't * BE
ï66<br />
D E<br />
S C H I L D E R<br />
maakt penceeïen fchoon, en maakt<br />
nieuwe verwen , waarbij hij<br />
[preekt.<br />
"^^annecr de mannen de vrouwen gemeenlijk<br />
de eigenzinnigheid , heersehzugt, en arglistigheid<br />
verwijten; dan vij<strong>ze</strong>len zij daarentegen<br />
haare bekwaamheden ten top, welk Compliment,<br />
gelijk men weet , in dank wordt opgevat<br />
, ma .r nog meer verheffen <strong>ze</strong> haar wegens<br />
hun gedult, tocgcevende liefde en tederheid.<br />
Over het algemeen bemerkt men, dat de mannen,<br />
die anders onder malkander 't gevoeligst<br />
tegen de verwijten , van hun verftand zijn,<br />
de vrouwen eenige voordeelen daaromtrent<br />
tceftaan, en daarentegen bij haar alleen gebreken<br />
des harte willen ontdekken.<br />
Misfchien dat hunne hovaardij, waar door<br />
zij \an hunne we<strong>ze</strong>nlijke meerderheid in 't<br />
verftand meenen ver<strong>ze</strong>kerd te zijn , het an-<br />
de-
(DE S C H I L D E R , enz. ifij<br />
dcre geflacht ook dat geen wil ontrooven, naar<br />
't welke men het <strong>ze</strong>lve 't meest pleegt te<br />
fchatten.<br />
De<strong>ze</strong> hoogmoed worde daar door zigtbaar,<br />
dat wij ons on<strong>ze</strong> voorrangen des verftands terftond<br />
weer ter harte neemen en <strong>ze</strong> verdedigen<br />
, zodra de vrouwen zig onledig houden<br />
met zaaken, welke eene oude gewoonte wil,<br />
dat wij alleen zullen uitvoeren; als dan behandelen<br />
en benijden wij <strong>ze</strong>, gelijk wij anders ons<br />
onderling <strong>ze</strong>lv' doen. Een bewijs, dat we<br />
anders , over het geheel genomen , niet veel<br />
van haar verftand dachten , en <strong>ze</strong> eeniglijk<br />
van de zijde des harte bedillen. ——<br />
Dit is onredelijk-! —• Haar geflacht heeft<br />
haar een heel ander veld van volkomenheid<br />
aangewee<strong>ze</strong>n. Haare bevalligheden , de eerfte<br />
grond van haare Eere en van haar geluk ,<br />
eifchen zorg yoor de<strong>ze</strong>lve en eene goede keu<strong>ze</strong><br />
van opfchik; eene gelukkige bevinding raadt<br />
haar tot eene gemakkelijk - en vaardigheid in<br />
haare bezigheden, die de<strong>ze</strong> aantrekkelijkheden<br />
vergroot, en tot een bevallig gedrag, maakt dat<br />
de bewonderaars vermeerdert ; het oude lied<br />
van der mannen trouwloosheid} het welke zij<br />
van der jeugd aan hooren, legt haar op, de<br />
geeften te beproeven en gemeenzaamheid te<br />
L 4 vlie-
ï5§ DE SCHILDER cm.<br />
vlieden , en de nijd haa'rer fêxe , waarvan <strong>ze</strong><br />
yeldra bevinding krijgen , om behalven zig op<br />
de volkomcnite onfchuld roeteleggen, ook over<br />
de keu<strong>ze</strong> haarer vriendinnen te denken , en<br />
van alle haare bedrijven, openlijk, ftomme<br />
rekening te doen, *<br />
„Wie van de mannen niet kan zien, dat hier<br />
toe het fijnfte verftand noodig is, om klippen<br />
zonder tal te mijden ; die zou ook, bij<br />
eene mogelijke herfcheppiug wegens zijne ligt*<br />
vaardigheid, geheel onbekwaam zijn, om de<strong>ze</strong>n<br />
uitftcekenden , en gewigtigen post met Eere<br />
ooit t.e bekleeden. Dit gevaar der vrijeer<br />
verwislelt flegts met dat der vrouwe; zij<br />
heeft alleen eeuq andere rol en een ander<br />
Parterre, het welke haar, ware het mogelijk,<br />
de «goedkeuring gaarne onttrok. Haar man ,<br />
zijne en haare vrienden, hunne kinderen, hunne<br />
bedienden welke artikels tot ver-<br />
ftandige boeken voor haar, die men voorlang<br />
gefchreeven heeft ,• en fchrijven zal , maar<br />
welke even zo min nut doen zouden , als alle<br />
die fle'ilingefl , die de fchraale man op den<br />
leejMoel , a! kucbgende , voortbrengt, zo 'er,<br />
niet een vrotiwen-verftand bij kwam, het welk<br />
in allen gevalle , tot het boek <strong>ze</strong>if hadt kun-*<br />
ijen medehelpen.<br />
Wan-
DE SCHILDER, ena.' i$g<br />
Wanneer men dus haare ziekten niet viert,<br />
maar <strong>ze</strong> als de on<strong>ze</strong> behandeld , dan bewijst<br />
men juist daar door, hoe <strong>ze</strong>er men van de<br />
mogelijkheid der volkomenheid haarér. Sexe overtuigd<br />
is, en doet haar daar door veel meerder<br />
recht, dan we<strong>ze</strong>nlijk zonimige beu<strong>ze</strong>laars,<br />
die alks aan h-ire neigingen willen toefchrijven,<br />
haar daar door veele vijanden maaken , maar<br />
voor de Eere , van <strong>ze</strong> te overwinnen , <strong>ze</strong>er<br />
kwalijk zorgen.<br />
Eenige haarer zieken , gelijken de on<strong>ze</strong> zq<br />
<strong>ze</strong>er , dat men <strong>ze</strong> <strong>ze</strong>lfs , om die rede , Manninnen<br />
noemen , en niet zo <strong>ze</strong>er , van on<strong>ze</strong><br />
zijde, op eene volftrekte mannelijke fekte roemen<br />
mogt. Haare Coquetten, haare Gcmaakten<br />
, haare Loo<strong>ze</strong> zijn on<strong>ze</strong> Pronkers, on<strong>ze</strong><br />
Gekskappen , on<strong>ze</strong> Superfijnen.<br />
Eenige gebreken , die men haar, uitfluiten"<br />
der wij<strong>ze</strong> , als geflachts gebreken toerekend ,<br />
als nieuwsgierigheid en gebrek- van ftilzwijgèndheid,<br />
hebben meeftal hunnen grond in de.<br />
wij<strong>ze</strong> haarer werkzaamheid , die haaren geeft<br />
niet genoeg beezig houdt, en te veel ledige<br />
plaats open laat, om aan te vullen.<br />
Andere gebreken zijn de<strong>ze</strong> Sexe meer eigen ,<br />
maar beweegen zig, als de on<strong>ze</strong> , rondom<br />
de bekende fpil, Eigenliefde , die tog bij ee-<br />
L 5 njga
,|70 DE SCHILDER, esz/1<br />
nige Heldinnen het verftand tot' verwonderens<br />
toe inneemt, tot verwonderens toe ,<br />
wanneer men bedenkt, hoe veele handen hier<br />
onledig zijn , om dit diertje, dat bij ons<br />
mannen dikwijls, van honger moet vergaan ,<br />
3<br />
t nodige voed<strong>ze</strong>l voor te houden. • Nu<br />
%ïjn de Verwen klaar!<br />
G E,
GEMAAKTHEID.<br />
371<br />
23e natuur gaat bij mij nooit gantfch alleen,<br />
of geheel naakt, ook niet halfnaakt; ik geef<br />
haar, fteeds, ééne on<strong>ze</strong>r bevalligfte Moden,<br />
en zij blijft bij mij tog altoos Natuur.<br />
Vóór dat mij dus dit, naar de Mode opge<strong>ze</strong>t,<br />
Hoofd, nader komt, dat men van<br />
verre reeds uitjouwt ; eer ik het hoor<br />
fpreeken, en gang en beweeging van nabij<br />
befchouwen kan; eer kan ik, hoe <strong>ze</strong>er<br />
mij ook de Damen, die ik voorftelle, daartoe<br />
uitdaagen, niet met haar beweeren, 't geen<br />
<strong>ze</strong> daaromtrent ftaande houden. ——<br />
—- Nu eerst kan ik oordeelen , myne Damen<br />
hebben, om mij te overtuigen, een oogenblik<br />
ftil geftaan, en ik mag haar nog zo dikwijls<br />
<strong>ze</strong>ggen, dat <strong>ze</strong> gelijk hebben, zij leggen mij<br />
tog, nog eens, het gantlche beeld, maar waarlijk<br />
trouw getekend, voor. ,, Neen, hebt gij<br />
„ wel gezien, hoe <strong>ze</strong> geftadig met het hoofd<br />
, 5 fchudde; hoe <strong>ze</strong> geduurig knipoogde, en<br />
„ den mond als eene beurs toetrok ? heeft <strong>ze</strong><br />
„ wel
,j 7s G E M A A K T H E I D .<br />
„ wel een woord gefproken ? haare Moeder<br />
„ antwoordde on alles , wat wij vroegen»<br />
„ Wij hadden nog den ganfchen avond by haar<br />
„ kunnen zyn, en zouden tog niets van haar,<br />
dan een paar korte frotterende antwoorden<br />
„ hebben gehoord. En de kaale verminkte<br />
„ buiging, ö ! zij heeft eene verbeelding, daar<br />
„ komt" —•— ja, ja, gij hebt volkomen<br />
gelijk!<br />
Mag ik op myne Vriendinnen volkomen aangaan<br />
; dan copiëert de<strong>ze</strong> Dame een <strong>ze</strong>kere andere,<br />
en herhaait der<strong>ze</strong>lver geleende veragtende<br />
Miene, gebaarden en houding, elke reis,<br />
wanneer zy uitgaat, voor den fpiegel. .<br />
Dit heet, veele moeite doen, om te mishaagen!<br />
Zo afkeerig is Ceetje, de oudfte van dee<strong>ze</strong><br />
twee Vriendinnen, niet; maar nogtans is het al<br />
te blijkbaar , dat, fchoon <strong>ze</strong> zig gemeenlijk<br />
deftig kleedt, alles aan haar niet natuurlijk zij:<br />
want haare Hem is langzaam, zagt en zingend; zij<br />
beneemt mij de eer, haar landsman te zijn,<br />
en wordt in eenige gevallen, by haareuitfpraak,<br />
<strong>ze</strong>er <strong>ze</strong>ldzaam; lardeert haar gefprek met Franfche<br />
woorden, fpreekt die al te delicaat uit, en<br />
is <strong>ze</strong>er grootfch op de<strong>ze</strong> uitgezogte vremde<br />
waar;
waar. •— 1<br />
G E M A A K T H E I D ; JJ^<br />
Niet zo! niet zo! lieve Ceetje$<br />
eigen haard is goud waard!<br />
Zagre, minzame, ernst, en Atalantes, lee»<br />
vendigheid, 't bedaard, <strong>ze</strong>dig oog en het fpottend<br />
gelaat onder den hoed, alles behaagt; alles<br />
vindt zijne bewonderaars; doch alleen daar,<br />
waar de natuur en geene copij de trekken daartoe<br />
geeft, en de ziel zig geheel <strong>ze</strong>lve heeft gevormd.<br />
Was ik een ' geftadig , en naarftig Lee<strong>ze</strong>r<br />
van de Hiftorien on<strong>ze</strong>r Grandizons en Pamelaas,<br />
dan zoude ik, altijd, flipt kunnen <strong>ze</strong>ggen,<br />
waardoor <strong>ze</strong> zig, in den kleinen kring<br />
myner Vriendinnen, op nieuw; in het ge<strong>ze</strong>lfchap<br />
wanftallig maakten ; gij zoudt ver<strong>ze</strong>tftaan,<br />
wanneer ik hen met den geliefden naam van<br />
Emilia, Frederica, Ulrica, die <strong>ze</strong> eigenlijk<br />
niet draagen, riep, en hunne vremde fpreekmanieren<br />
enz. verklaarde.<br />
Een anders lief meisje onder haar, van<br />
<strong>ze</strong>ventien jaaren, huislijk, bevallig, befcheiden,<br />
en met een aanlokkend gelaat van onfchuld,<br />
is, federt eenigen tijd, ganfch niet<br />
meer, wat <strong>ze</strong> was.<br />
Zij doet alles driftig en jagtig; zij gaat niet<br />
meer, maar fpringt, wanneer <strong>ze</strong> wordt geroeoen;<br />
lacht overluid; vliegt haare Vriendinnen<br />
om
«te G E M A A K T H E I D .<br />
. om den'hals, en voert <strong>ze</strong> mede weg, wanneer<br />
de<strong>ze</strong> eene bekende rede en antwoord willen gee-<br />
Ven; zij verhaalt openlijk met fterke beweegingen;<br />
antwoordt eenige mansperzoonen fpijtig<br />
en bits; omtrent anderen wordt <strong>ze</strong>, tot haare<br />
eige befchaaming toe, geefiig en vrij; deelt Hagen<br />
onder hen wit; verkoopt geheimen , en<br />
laat over haar lachgen oordeelen; zij is woeiagtig;<br />
haare oogen ftaan wild; zij zingt, huppelé,<br />
maakt andere door ha;>r fïoejen en mailen,<br />
boos, en wordt <strong>ze</strong>lve afkeerig. -—<br />
Ik laat, om redenen de Moeder haar gevoelen<br />
daaromtrent, die gelooft, dat zig de<br />
temperamenten geweldig konden Veranderen;<br />
het Meisje zij volkomen een Hufaar geworden:<br />
ik voor mij, heb mijne andere gisfingen: zou<br />
dat goede Kind, mogelijk, van eene geeftige<br />
fchoone, of van 't vrolijk Meisje hebben gelee<strong>ze</strong>n?<br />
Zij leest thans; en ik weet flegts zo veel<br />
uit de Fabriek, dat men , lang genoeg alles hebbende<br />
willen vertederen, thans weer begint,<br />
alles, fchier tot wildheid toe, te verftaalen en<br />
te verharden.<br />
Anderen verftaa ik niet; haare reden vliegt als<br />
een pijl; haare Hem is voorbedagtelijk fchor of<br />
<strong>ze</strong>erzagt; anderen raogten door een'Tolktpreeken;<br />
ik kan <strong>ze</strong> pas antwoorden, wanneer <strong>ze</strong> na<br />
mijn'
G E M A A K T H E I D . 1 ? $<br />
mijn' weldftand vraagen; of wanneer zij over<br />
hoofdpijn of ongefteldheid klaagen; zo veel kost<br />
het, de pragt weg te doen, en 't ingewikkelde<br />
te vinden.<br />
Eenige, die ik nog niet eens in de laagfte<br />
klaffe mogt ftellen , hebben zo veele flop.<br />
en andere woorden, haar zo natuurlijk eigen,<br />
dat ik <strong>ze</strong>, gaarne, de taal haarer kindfchheid<br />
te rug wenfchte, om <strong>ze</strong> watdraagelijk te doen<br />
worden. De weinigfte kunnen <strong>ze</strong>lfs, wat den<br />
naam aangaat, 't model verbergen, dat haare<br />
beangfte mienen, gebaarden en ftem in alles<br />
poogen natemaaken; men hoord <strong>ze</strong> de leevenden<br />
als de dooden citeeren, en van de gemeenzaame<br />
verkeering met hen fpreeken; zij<br />
daagen ons dus, als regtftreekfch uit, om<br />
haar copie met het model te vergelijken, en<br />
egter zal het haar eigendom zijn: welke<br />
verbeelding! Andere hebben niet een model,<br />
maar mogelijke meer dan één, zonder het <strong>ze</strong>lv' te<br />
weeten; 't is, als of't baar op de <strong>ze</strong>nuwen<br />
gevallen was; fchoon zij niet weeten waar en<br />
wanneer.<br />
Moed is dat geen, waarop de mannenftoffen,<br />
om dat hen hunne beftemming beveelt, het<br />
leeven menigmaal niet te agten, dat <strong>ze</strong> tog zo<br />
lief hebben.<br />
De
i 75 G E M A A K T H E I D .<br />
De béftemming der vrouwen daarentegèn<br />
èifcht zorgvuldige liefde en tederheid voor 't<br />
leeven, en bij 't gevaar van anderen.<br />
De meefte beginnen daarom bij de zorgvuk<br />
digh.'id voor zig <strong>ze</strong>lve, en niet ligt wordt 'er<br />
eene gevonden, welke het niet <strong>ze</strong>er noodig<br />
keurt, voor 't een of ander <strong>ze</strong>er bang tc zijn.<br />
Wie kent niet de beruchte dieren, kikvorfchen,<br />
mui<strong>ze</strong>n, fpinncn, enz. ? Bloed en aderlaaten<br />
, de naam daarvan alleen genoemd, welke<br />
vreeslijke werkingen brengen <strong>ze</strong> niet dikwijls<br />
voort. Honni foit il qui mal y penfe f Maar,<br />
wijl Fytje de jonge Heeren van haare kennis gewend<br />
heeft, om haar met eene fpin door het geheele<br />
huis, of met eén kikker door den grooteiï<br />
tuin te jaagen, tot dat <strong>ze</strong> beide ver buiten het<br />
gezigt zijn; dan dagt ik evenwel, die loo<strong>ze</strong><br />
Heertjes moet men wat in 't oog houden. Haar<br />
Oom meent wel, zij hebbe dit <strong>ze</strong>er natuurlijk<br />
van haare Moeder, en dat het met de jaaren<br />
overgaat; want de<strong>ze</strong> hebbe in haare jeugd<br />
<strong>ze</strong>er aandoenlijke <strong>ze</strong>nuwen gehad; hebbe veele<br />
dingen niet kunnen ruiken en zien, en haar<br />
overleden man, menigmaal, door fiaauwte geheel<br />
van zijn ftel gebragt, wanneer hij haar<br />
als Vrijlier Zijne ver<strong>ze</strong>n voorlas, en waaromtrent<br />
het egter nog lang niet zo heel gevaarlijk<br />
toe*'
G E M A A K T H E I D : fjj<br />
toeging; maar, als ge<strong>ze</strong>gd is, in den lieveri<br />
echten ftaat ware dit alles ganfchelijk ver*<br />
dwenen.<br />
Schijndeugd is de fchrdéiijkfte tboh vöor<br />
vrouwen, ik heb gemaakte vrolijke gezien, wien<br />
werklijk het bedrog bij zommigen gelukte, maar<br />
den rcgten vuurigen liefhebber eener ingeto-<br />
gene en fchrandere wenfchte ik te leeren ken<br />
nen.<br />
Dér mannen hoogmoed verwagt geene wijs<br />
heid, vcrfchrikt bijna; wanneer zij <strong>ze</strong> meereri<br />
te vinden , en verheugt zig, wanneer zij het<br />
bëdrog ontdekken. Men verfchoond niet, eri<br />
hét fpotteh met de wij<strong>ze</strong> verfchaft den beften cn<br />
<strong>ze</strong>kerften toegang bij de andere.<br />
Wat is daar voor een geraas en gefchater?<br />
Alles vergadert zig in eenen kring, en, wat<br />
nog zat, ftaat óp, én fchijnt daar ftof tot eer!<br />
gefprek te vinden.<br />
Een jonge Heer verkoopt Antonetta's wijl-<br />
heid weder, waarmede zij hem, kort te voo»<br />
ren, bij 't kuijeren in den tuin. heeft onder<br />
houden. Zij heeft tegcfl hem geijverd tegen de<br />
Komedie , de hedendaagfche flegte opvoeding<br />
getoond, en het plan voorgelegd, naar 't welk<br />
zij, ten eenigen tijde, haare Kinderen zal op»<br />
brengén.<br />
II. DEEL. U El
I 78 G E M A A K T H E I D .<br />
De goedkeuring!, die hij vindt, maakt hem<br />
ftout, hij voert haar fpreekende in, bootst haane<br />
ftem na, en wil, naar hij <strong>ze</strong>gt, wanneer hij<br />
weer alleen met haar is, pen en inkt mêeneeflien,<br />
om alles op te fchrijven, en 't dan in 't<br />
lichs te geeven.<br />
Daar zit <strong>ze</strong> verlaaten in het ge<strong>ze</strong>lfchap eener<br />
eenige cude Dame, en, wanneer die weg is,<br />
zo zal men haar in het pandfpel weggeeven,<br />
aan den ergften Pedant in de Stad uithuwelij*<br />
ken, haaren toekomenden Echt fchilderen, en<br />
zo zijnen moedwil omtrent haar den vollen loop<br />
laaten. 't Moeit mij, ik kan <strong>ze</strong> niet befchermen;<br />
zij heeft met Contrebande gehandeld.<br />
IJDEL
Ij D E L H E I Ö.<br />
179<br />
"'^^anneer eene fraajé jonge Dame zig, verbeeld<br />
vee! geest te hebben; wanneer het den=<br />
ken aan hare fchoonheid, haare hooge afkomst<br />
of gelukkige uitzigten haar eenige kleine trekkingen<br />
veroorzaakt, het hoofd verdraait, en<br />
den hals ftijf maakt, zo dat <strong>ze</strong> noch ter regte,<br />
noch ter linke hand omzien, en dé poogipgen<br />
der jonge Hceren merken , dat het oog niet<br />
lachgeu, en de mond niet fpreeken kan; dan is<br />
de fchaade voor haar groot. De fchuwe Vrijers<br />
fluiten 't dak<strong>ze</strong>i van hun hart, dat <strong>ze</strong> reeds half<br />
ontflooten hadden, geheel wéder' toe, en, wat<br />
tot nu toe, ter oorzaakc van hoop , groette i<br />
diende, liep en viel, dat neemt ter nauwer nood<br />
nog de wellevendheid waar, met een gedwongen<br />
gelaat: maar, wanneer lelijkheid en ouderdom beginnen<br />
in 't oog te loopen, en het geweeten bij<br />
eene eerwaardige reeks van jaaren zozagt flaapt,<br />
dat men Meisjes van <strong>ze</strong>ftien en agrtien jaaren<br />
nog volftrekt geene voorrechten laaten wil j<br />
en alle hunne rechten mede wil genieten; dan<br />
begeeft men zig op de vlugt; dan word men<br />
verlaaten; dan is hét, als of dé fteenuil overdag<br />
ware uitgevlogen; de aartigtle vogels gaan<br />
M % vhij/
iZo IJ D E L H E I D.<br />
vlugten, en al wat noch overblijft zijn enkel<br />
fpot vogels , die hem onder den Hemel uit*<br />
jouwen.<br />
Terwijl de magere vrouw met haare holle<br />
oogen voor haar Toilet zit , de valfche<br />
tanden fchoon maakt , zig opfmukt en blanket;<br />
is 'er iets ik weet !<br />
niet wat, dat haar tot<br />
<strong>ze</strong>er ernflige gedagten brengt ; zij maakt de<br />
aanmerking , dat 'er werklijk een tijd is, wanneer<br />
men dit niet meer moet doen ; zij<br />
brengt zig <strong>ze</strong>lfs teiige van haare bekenden<br />
te binnen, die de<strong>ze</strong>n tijd volkomen hebben<br />
bereikt, doch voor haar is die 'er nog verre<br />
af: twee drie jaaren , ja gewis nog <strong>ze</strong>er<br />
verre af — en dus is het nogtans ook eene<br />
waarheid, dat <strong>ze</strong>kere gezigten in het geheel<br />
met oud worden.<br />
Met de<strong>ze</strong> hartflxrking laat <strong>ze</strong> zig het nieuwe<br />
zijde kleed geeven, 't welk buiten haar<br />
nog niemand draagt, en 't welk heden voor<br />
de eerfte maal de Asfemblée zal doen verwonderd<br />
ftaai. —-<br />
Let nu wel ! de deuren gaan open , haar<br />
waaijer gaat open en toe , bij het gaan in de<br />
vergadering ; het goud horlogie en de kofte*<br />
lijke opflhk verblindt de jonge Dames ; zij<br />
gaan bij malkander ftaan , de jonge Heeren<br />
ko-
IJ D E L H E I D. I8Ï<br />
komen 'er ook bij ; men mengd boert en<br />
ernst; zij zien haar loens aan en rmaken nieuwe<br />
ontdekkingen over hatelijkheid en opfchik<br />
, en het flot van alles is, dat een hoofd,<br />
het welk reeds fchudt, wanneer het zo fterk<br />
gekapt en met linten behangen is, nog veel<br />
haatelijker fchudde.<br />
Een gelukkige afpand laat een blijvend wdruk<strong>ze</strong>l<br />
na: dit is de goude fpreuke , welke<br />
vindingen veroorzaakt , de moden debiteert,<br />
de Promenaden bezielt, en menigmaal<br />
't getal der jaaren voor de Nul verjongt, —<br />
maar ach ! met de verbruide Claufel, dat zo<br />
dra het bedrog van nabij te groot is, misnoegen<br />
en wraak de fchuld vergrooten. —<br />
Hoe oud fchat gij die Dame, mijn Heer? —<br />
„ De<strong>ze</strong> hooge fijne fchoen , de<strong>ze</strong> beflagen<br />
Cirkasfinne met harre fjerp , de<strong>ze</strong> — hoe<br />
oud ik <strong>ze</strong> fchatte ? ruim twintig jaaren?<br />
'* — Voor-waar, vijftig! laaten wij ons<br />
haatten, en, wanneer wij <strong>ze</strong> hebben ingehaald,<br />
beziet haar langzaam en naauwkeurig,<br />
ziet <strong>ze</strong> ftijf onder de oogen -— — —-<br />
——. ,, Zestig , <strong>ze</strong>stig mijn Heer 1 of ik<br />
zal het kwijt we<strong>ze</strong>n."' — Wat waar en billijk<br />
is, vijftig en geen ftip meer.<br />
M 3 Wat
iSz IJ D E L H E I D.<br />
Wat meent gij nu , wanneer de<strong>ze</strong> ftootvo»<br />
gel onder 'de duiven raakt, dat is , bij den<br />
eerfte ftreek op de viool de voeten ligt, en<br />
<strong>ze</strong>lfs de dochter de Eere der uitnoodiging misgunt,<br />
en zig daar tegen aankant , de<strong>ze</strong>, hoewel<br />
<strong>ze</strong> reeds meer , dan huwbaar is , egter<br />
nog gaarne als een kind behandelt , en een<br />
wemigjc benijdt, deswegen de Moden en anders<br />
veel goeds voor zig behoudt-, mee meni«<br />
gen braaven jongman den ganfehen dag gaat<br />
fienteren , en zig van hem laat vleijen, zo<br />
dat de arme bloed , wanneer de andere paartjes<br />
zig helder vrolijk maaken, zo wat tantaüfeert?<br />
Wat meent gij dan ?<br />
Stel verder dat <strong>ze</strong> geen fpel, hoe genaamd,<br />
afflaat , tegen verliefden conlpireert, en <strong>ze</strong><br />
heimelijk volgt , <strong>ze</strong> verraadt en haare vuile<br />
nukken heeft, de bevallige zangeres verdringt,<br />
en haare beevende ftem daar voor verkoopt; de<br />
fra;ye fpeelfter. met ongedu.'d aanhoort, en<br />
dan haare lijfftukjes ook wil fpeelen ; half de<br />
vertrouwde , half de Gouvernante van de jonge<br />
dochters is; haar de vroege liefde mt het<br />
hoofd ml praaten , den regten tjjd tot 't trouwen<br />
vast ftelt , van haaren man nog als van<br />
eergifteren , en n, t een bijna befehaamd gelaat<br />
Ipreekt , van nieuwe kaanzoeken ten huwe-
IJ D E L H E I D.<br />
welijk gewaagt, en daarbij, om dat men over<br />
zo iets moet bloo<strong>ze</strong>n, den waajer of de hand<br />
voor de oogen houdt; in het ge<strong>ze</strong>Hchap met<br />
den fpiegel raadpleegt, de een befchuldigt,<br />
over haar vuurig geitel klagtig vak , op den<br />
fchoenmaaker boos is , die haar alle fchoenen<br />
te groot en te wijd maakt; geftadig veel<br />
hitte gevoelt, en daarom den boe<strong>ze</strong>m ——•<br />
neen , dat is zonde !<br />
Mijne lieve Tante , ook bijna aan de poort<br />
van vijftig jaaren , danst en kust niet meer ,<br />
nochtans komt <strong>ze</strong> mij hier , juist ter regte<br />
plaat<strong>ze</strong>, te binnen.<br />
Van haare zuster fpreekt <strong>ze</strong> geftadig , als<br />
van een <strong>ze</strong>er jong meisje , eindigende meerendeels<br />
van haar met de<strong>ze</strong> woorden : „ men<br />
weet wel , hoe jonge lieden zijn." D.iar nu<br />
de<strong>ze</strong> , in de daad , geene volkomen acht jaaren<br />
jonger is, zo hoort de toehoorder hoe<br />
hij met haar moet leeven , en dat hij <strong>ze</strong> ook<br />
voor zo oud noch niet moet aanzien,<br />
Eene vrouw in haare beste jaaren is daarom,<br />
volgens eene echte uitlegging haarer reden<br />
, eene vrouw, die niet veel ouder is ,<br />
dan zij <strong>ze</strong>lve , en een geheel jong onfcnuldig<br />
bloed kon wel reeds twintig en meer jaaren<br />
tellen. Eene Bruinet kan zich, altoos*, van<br />
M 4 hw-
Ipj. IJ D E L H E I D.<br />
haare goedkeuring bij uitftek ver<strong>ze</strong>keren ,<br />
wanneer <strong>ze</strong> maar van haar hoort, dat <strong>ze</strong> de<br />
aartigfte hiftorien weet te verhaalen ; waar<br />
de<strong>ze</strong> kleur haar fortuin al aan Hoven heeft<br />
gemaakt; even als zij, voor 't tegendeel, de<br />
blanke Mode gezigten , gelijk <strong>ze</strong> zich uitdrukt<br />
het hunne recht weet te geeven ;<br />
want zij heeft volkomen de kleur van dc<br />
Kaap.<br />
Zij heeft, weder , haare Favorit - neu<strong>ze</strong>n ,<br />
die <strong>ze</strong> verdedigt , en de grootfte fchoonheid<br />
zoude, in weerwil van al 't demonftreeren,<br />
bij haar geheel wegvallen , indien het oor,<br />
naar haare meenig te groot ware ; want de<strong>ze</strong><br />
zijn bij haar <strong>ze</strong>er klein.<br />
Doch in dit alles gaat het haar volkomen<br />
naar de wij<strong>ze</strong> der vrouwen : maar, wat haar.<br />
inzonderheid hier eene plaats geeft , is , dat<br />
<strong>ze</strong> , federt eenigen tijd, haar zwart hair, om<br />
<strong>ze</strong>kere reden , begint te poejeren , en zich ,<br />
hoe <strong>ze</strong>er ook baar gezicht daar door eene<br />
doodskleur krijgt, des te beter voor den fpiegel<br />
behaagt, dat <strong>ze</strong> noch altoos, bij inlandfche<br />
Oorlogen haare zuster dreigt, zig te veranderen<br />
, en dat <strong>ze</strong> met mij fterk overhoop legt,<br />
alleen om dat ik haar , onlangs, op haaren<br />
waarcn geboortedag geluk gewenscht , en niet<br />
als
IJ D E L H; E I D. igj.<br />
als de fehaduw op Achas wij<strong>ze</strong>r tien graaden<br />
agteruit ging.<br />
Thans legt zij aan de geelzucht , en ver<strong>ze</strong>kert<br />
met traanen , dat <strong>ze</strong> zich gansch niet<br />
meer gelijke, en dat <strong>ze</strong> haaren Teint wel zal<br />
verlie<strong>ze</strong>n. Haare lieve zuster beweert , in<br />
eenige ftukken, het tegendeel ; die gebruikt,<br />
gelijk de Griekfche kerk tegen de Roomfche ,<br />
reprefaillen , en doet , op haaren tijd , de<br />
Bruinetten in den ban , en kan , wegens de<br />
neu<strong>ze</strong>n en ooren , haare Item niet >aanftonds<br />
geeven: „ gaa toch eens na, <strong>ze</strong>gt <strong>ze</strong>, ma<br />
Soeur ! Gansch geene fraaje handen, en een<br />
paar lompe voeten." Beide zijn , in de daad,<br />
bij haar heel evenredig , en. de eerfte weet<br />
<strong>ze</strong>, bij het uittrekken der handfehoenen, die<br />
<strong>ze</strong> <strong>ze</strong>lfs 's nachts aan heeft , met veel bevalligheid<br />
over malkander te leggen , te wrijven<br />
, en met de vingers te fpeelen.<br />
Dat lieve kind is een weinig fcheef , en<br />
heeft een ftaar op 't linke oog, maar de muil<br />
is bijna Chineesch i doch daarom is haar hart<br />
noch aan de waereldfche vermaaken gehegt,<br />
en zij wil het nog niet geheel ver<strong>ze</strong>ggen,<br />
wanneer de lieve God eens over haare zus»<br />
ter mogt gebieden.<br />
„ Is zij frater, dan ik ?" dee<strong>ze</strong> vraag<br />
M f heugt
186 IJ D E L H E I D.<br />
heugt mij, maar van eene eenige gehoord te<br />
hebben , zij is zo fterk , zo dooi* de uiterfte<br />
nood afgeperst , dat ik de waarheid daarvan<br />
tegen de menfchenkenners , welke die ftaande<br />
houden, dat men de ralenten zijns lichaams<br />
'alleen in ftiite aanbid , niet anders , dan- met<br />
mijne eerlijke tronie kan verdediger*. Met<br />
omfchrijving en eenige beklajfeïs heb ik <strong>ze</strong><br />
dui<strong>ze</strong>nd maal gehoord : heeft <strong>ze</strong> een fijn vel?<br />
heeft <strong>ze</strong> fraaje witte tanden? zwarte hairen ?<br />
waarvan men, zoo men opziet , ten minften<br />
noch de fragmenten der vraagende partij gewaar<br />
zal worden ; of : is <strong>ze</strong> fraaijer, dan<br />
de * * ? men begrijpt alsdan , dat mén zig ,<br />
met de<strong>ze</strong>n aangenomen maatftok , noch altoos<br />
gemakkelijk denkt , te kunnen vergelijken.<br />
De Moden vinden , ten opzichte van het<br />
gevoeglijke en goedkoope , hoe <strong>ze</strong>er ook andere<br />
daaromtrent misfen , de grootfte verde.<br />
digers onder dezulken , wien bij 't bekende<br />
oordeel der waereld het Geweeten knaagt, of<br />
die, ten aanzien haarer jaaren, geene ontfchuldiging<br />
meer hebben.<br />
» 'T is we<strong>ze</strong>nlijk een wisfewasje, en kost<br />
maar het maakloon:" zo omtrent <strong>ze</strong>gt men,<br />
wanneer ook , federt eenige maanden , merk-<br />
üjk
IJ D E L H E I D, J8 7<br />
lijk gefpawrd en bezuinigd is, om eene Mode<br />
na te voigen > die bewondering verwekken ,<br />
ten minften voor eenigen tijd met zich z$v'<br />
vernoegder yiaaken zal j want men zou al het<br />
het ge<strong>ze</strong>lfchap vlieden , men zou de duifternis<br />
zoeken, en van droefheid en hartfeer vergaan<br />
, wanneer men zich hieromtrent zag<br />
voorbij gegaan. En mogt de Heer nog leeven,<br />
dan heeft hij te kie<strong>ze</strong>n , den koopman<br />
en kleermaaker, of den Docter en Apotheker<br />
te betaalen.<br />
„ Ik ben niet" of „ ik ben niets minder ,<br />
dan" de<strong>ze</strong> fpreekwij<strong>ze</strong> is , in meerdere gevallen<br />
, zo ook hier , als het Hemmen voor het<br />
hoofdgeluid aan te merken ; men zal weldra<br />
hooren, hoe het met maar inftemme. Eene<br />
Dame derhalve , welke opheft: ik ben niets<br />
minder, dan ijdel, en 'er nu nog wel eenige<br />
perioden ter rechtvaardiginge bij voegt, is van<br />
voorneemen iets , dat <strong>ze</strong>er ijdel is , van zich<br />
<strong>ze</strong>iven te <strong>ze</strong>ggen.<br />
Oud , arm en ijdel verwekken medelijden<br />
en fpotternij ; zij geeven aanleiding jtot befpottelijkheden,<br />
die het Gemeen doen opzien,<br />
den zot doen berften , en zich nergens door<br />
laaten ontfchuldigen. Gierig- en ijdelheid kunnen<br />
zamen woonen. Domheid houdt onder<br />
haar
Sgg IJ D E L H E I D;<br />
haar den vrede. Wanneer de ijdelheid den<br />
eisch doet; dan koopt de gierige oude merkt<br />
en goedkoop in ; domheid houdt den fpiegel,<br />
en laat geen onderfcheid merken. Nu komt<br />
de klugtige Figuur met haar oud goed, lappen<br />
en leuren behangen voor den dag ; de<br />
waereld lacht , jouwe uit , en wijst met vingeren<br />
na; dan , waar men niets vreest, daar<br />
hoord of ziet men ook niets.<br />
Men weet , dat men de huwelijken die in<br />
den ouden dag gefchieden , de ijdelheid verwijt<br />
; men beezigd een verftandig middel :<br />
Juffer Louifa koopt , voor haare twintig dui<strong>ze</strong>nd<br />
gulden en <strong>ze</strong>stig jaaren , een' man van<br />
dertig jaaren. „ O ijdelheid !" Roept de ftad<br />
en haare zuster fchreeuwt het mede uit ; zij<br />
betaalde voor lang aan haaren lompen Ga«<br />
lant, jaarlijks, vier honderd gulden , en nog<br />
een bijzonder Don Gratuit voor eiken openbaaren<br />
kus.<br />
Eene Dame van rijper jaaren, die zich de<br />
overwinningen haarer jeugd bewust is , en,<br />
wanneer ftaat en. goederen haar daartoe wettigen<br />
, nog altijd gaarne de oude kampplaat<strong>ze</strong>n<br />
, Ballen en Redouten bezoekt , de Mode<br />
navolgt , door fpel en fcherts 't ge<strong>ze</strong>lfchap<br />
dient, maar te verftandig is , om te benij<br />
den.
Ij D È L H E I D. !g£<br />
den , integendeel haare dochteren , öf wie 't<br />
ook mogte we<strong>ze</strong>n, ongeftoorde vreugden gunt»<br />
en <strong>ze</strong>lv' verzadigd is, is, wat het gemeen<br />
ook moge <strong>ze</strong>ggen , minder ijdel, dan menige<br />
kwe<strong>ze</strong>l , die het licht fchuwt, en de waereld,<br />
volgens haare uitdrukkingen, ten eenemaal<br />
heeft afgedankt. —<br />
Amptspligt deedt mij eene onberispelijke<br />
rijke weeuw bezoeken. Zij is nog maar in de veertig<br />
jaaren , maar heeft zig , naa haar mans<br />
dood, met een vetten Boulogneefen hond en<br />
twee luije katten van de waereld afgezonderd,<br />
draagt een kleine Muts en een gemeen half<br />
Sakje.<br />
Zij groette <strong>ze</strong>er befchaafd , neeg fierlijk,<br />
en overtrof mij verre , die ik anders ook geen<br />
gemeen Complimentist ben, even als ik, naderhand<br />
nog bij de koffi , die <strong>ze</strong> bij uitftek<br />
wist te fchenken , terdegen buigen moest, en<br />
mij gelijk 't behoorde, verantwoorden. Voor<br />
't overige was alles blank geld, wat <strong>ze</strong> uitgaf,<br />
heerlijke fijne fpreuken en onuitfpreekelijke<br />
woorden met fierlijke gebaarden, die ik<br />
des te geruster beftudeeren kon , als zij zig<br />
<strong>ze</strong>lve in een grooten fpiegel b;zag , die regc<br />
tegen over haar hing.<br />
Van mijne zaak dus half ver<strong>ze</strong>kerd;, begon<br />
ik
I O O IJ D E L H E I D.<br />
ik op de<strong>ze</strong> wij<strong>ze</strong> : Mevrouw , gij hebt,<br />
waarlijk, de waereld te vroeg verlaaten , en<br />
de eenzaamheid gezogt. „ 'T is waar , was<br />
het antwoord, wat de jaaren betreft, dan kon<br />
men het nog wel uithouden ; maar de tegenwoord'ge<br />
waereld is al te bedorven , en bidt<br />
flegts haare aapen aan, daarom toont zig de<br />
wij<strong>ze</strong> in de eenzaamheid." Amen !<br />
Men heeft doorgaans te veel van de waereld<br />
gevorderd ; haare uitzigten mislukten $<br />
men word kwaad, vaart tegen de domme blinde<br />
koopers uit ; men onderhoud zich in de<br />
eenzaamheid met zijne grimat<strong>ze</strong>n , en vermaakt<br />
zig in zijne eige woorden , behaagt zig<br />
dagelijks meer, boeleerd met zig <strong>ze</strong>iven , en<br />
wagt alleen den tijd af , om voor den dag gehaald<br />
te worden , en de waereld dan zijnen<br />
Triumph te toonen.<br />
Men kan ook op eene <strong>ze</strong>er ijdele wij<strong>ze</strong><br />
van den dood fpreeken, <strong>ze</strong>lfs zorg dragen,<br />
dat men in eene fchoone nachtmuts fterve , en<br />
dat de Arts of Domine het Negligé bewonde*<br />
re , waarin men fterven wil , of dat 't Gemeen<br />
van de kostbaare lijkftaatfie Ipreeke. Dat<br />
is leeds menigmaal bemerkt en ge<strong>ze</strong>gd.<br />
Men leerd dikwijls begrijpen, dat men niet<br />
meer het vuur der oogen > de roode wangen<br />
en
IJ D E L H E I D. I 5 I<br />
en frisfe lippen hebbe , om voort bij 't eerst<br />
gezigt na beneden te zien; men begint te gelooven<br />
, dat die niet elks zaak is, dat men<br />
bevallig en beminnenswaardig zijn kan , zonder<br />
bloejend fraaij en vuurig te zijn. Men<br />
word rijk en kostbaar in woorden , net in het<br />
leggen en draagen der handen, lang wij lig in het<br />
befchrijven en verhaalen , laf in verftand en<br />
oordeel, fpottend met fchoonheid, bijtend omtrent<br />
natuurlijke bevalligheid en eenvoudigheid, —<br />
met een woord , men gaat zo verre , dat <strong>ze</strong>lfs<br />
de onzijdigfte man , voort naa het eerst gefprek<br />
, hoort , waar het hier eigentlijk hapere.<br />
Men ziet af van loffpraaken voor den tegenwoordigen<br />
tijd ; men wijst flegts] na zijne<br />
jeugd* „ Toen hadt ge mij moeten kennen,<br />
voor twintig jaar hadt ge mij moeten zien. —<br />
Wat denkt gij,van de<strong>ze</strong> jeugd? — „ Dat <strong>ze</strong><br />
blijvende indruk<strong>ze</strong>ls heeft nagelaaten ; dat <strong>ze</strong><br />
thans nog aantrekkelijkheden kan vertoonen."<br />
— Gij hebt wel gefproken!<br />
Het denkbeeld nopens de waarde ón<strong>ze</strong>r fchoonheid<br />
en afkomst, het welke vart jongs af ons<br />
ingeboe<strong>ze</strong>md, en door veele gelukkige omftandigheden<br />
gevoed is; de afffand, waarin wij<br />
alles onder ons zien, en de volftrekte onkunde<br />
in
2 o 2 IJ D E L H E I t).<br />
in zaakèn , waarop ook de verftandige eene<br />
Waarde fielt, bewij<strong>ze</strong>n menigmaal ëene Ziekte<br />
die men nog veel te zagt ijdelheid, hoogmoed<br />
of eigenzinnigheid noemd.<br />
Mejuffer Dings , des Docters vrouw, houdt<br />
haaren man voor onrein tot aan den avond,<br />
wanneer hij, door de Praktijk de Patiënt<br />
in de eeuwige rust heeft gebragt , éven als<br />
hij anders, naa elke vifite^ na water voor hand<br />
en mond gewee<strong>ze</strong>n wordt; laat het geld voor<br />
haare beurs zorgvuldig laaten fchoon maaken ,<br />
voor dat zij het waagt, om 't aan té tasten; laat<br />
haare meid niet toe, haar anders, dan met handfchoenen<br />
aan, te bedienen , en zoU over eenen<br />
fchrap met de naald buiten haar verffarid raaken;<br />
fpreekt met de arme meid alleen door tekenen ;<br />
kan alleen op gan<strong>ze</strong>veeren zitten, en op dons<br />
en zijde flaapen ; aliéen bij waskaar<strong>ze</strong>n ëéteh ;<br />
zal met haaren onderfok ,- kou<strong>ze</strong>n en fehoenen<br />
afgoderij pleegen ; beduidt haarert man tot elke<br />
nieuwe levering met weenen en fnikken; valt<br />
dikwijls in flaauwte, kan niet groeten, niet bedanken',<br />
niet fpreeken, niet lachgen. — Die<br />
arme man ! trouwens, hij is ook Doctor van<br />
het krankzinnighuis.<br />
C O-
COQUETTERIE.<br />
_]J3aar zijn» <strong>ze</strong>gt een kenner, zulke vol-<br />
,, maakte en verheve fchoonheden , dat men<br />
„ bij haar alle zijne wenfchen alleen bepaald j<br />
om <strong>ze</strong> te zien, en met haar te fpreeken."<br />
Daar zijn andere , bij wier eerfte gezigt men<br />
weinig is aangedaen, die men bijna als onverfchiilig<br />
aanzien kan, doch van wier onfchuld,<br />
befcheidenheid, en heel eige manieren men niet<br />
lang een ooggetuige behoefd te zijn, om niet<br />
voort te belijden, dat men beminne.<br />
Tot geene van beide kan het Coquetterie bij<br />
de verftandigen brengen; een zo fterk Debit<br />
verdraagt de waare liefde niet; dé domme kan<br />
om haar kirren; de gek en onbefuisde na haar<br />
hunkeren; maar de eerfte zal, weldra eens<br />
berouw hebben van zijne moeite, en 't ander<br />
onbeftendig gefriuis heeft flegts zijn tijdverdrijf<br />
gezogt, en trekt, even als 't Kermisvolk, dra<br />
van <strong>ze</strong>lf heen.<br />
In den winkel ftaat de kleine winkelier, en<br />
lacht eiken boer toe, om veel, raar en goedkoop<br />
te koopeh, voor het glas de Coquetre,<br />
mogelijk met eenig handwerk of een boek in de<br />
hand, die ik voor waare winkelhoeders vërklaa-<br />
II. DEEL. N ïeV
194 COQUETTERIE.<br />
re, gereed, om voor elk een, die zig bij haar<br />
door kleed, kou<strong>ze</strong>n en krullen aanprij<strong>ze</strong>n zal,<br />
her. glas open te deen, en zig aan hem, door<br />
een <strong>ze</strong>er vriendelijk tegen Compliment, voor<br />
't eerst te ontdekken, dat <strong>ze</strong> hier woone, en<br />
juist geen ftuurfch fchep<strong>ze</strong>l zij.<br />
Is nu het Heertje een Pronker, bij zijnen<br />
ópfchik ook met Nardus overgooten , een<br />
Ridder, onbevreesd en moedig, de oogjes op<br />
avontuur geveftigd houdende, voor 't overige<br />
eerst uit verre Landen komende, en in de<br />
ftraaten en fteegen der Stad nog onbedreeven;<br />
dan zal men zien, hoe hij voort weder terug<br />
keere, en dan ook iets onder zijn Compliment<br />
menge, waarop het antwoord volgt, dat hij<br />
een aartig, koddig gekje zij, dat men zig <strong>ze</strong>er<br />
over zijnen welftand verheuge , en zulk een<br />
groeten verder wel moge lijden; zoude hij,<br />
Voor de derde maal, niet eenige woorden na<br />
boven mogen <strong>ze</strong>nden, waarop men hem, voor<br />
de vierde maal, aan 't open glas of aan de<br />
deur verwagten , en bij het flordige weer meelijden<br />
met hem hebben, en bij het fraaje op de<br />
reis geluk kon wenfchen ?<br />
Nu verheugt zig het Heertje, dat hij zo<br />
dra tot de overwinning is gekomen, meenende<br />
aelfs wel, dat zulk eea fijn geitel, als hij in<br />
het
CÓQUETTÈRIE. J Q^<br />
het geheele fteedje, federt menfchengèheugen y<br />
niet verfcheenen is, dewijl zulk een aanzienlijke<br />
post tot dus verre onbe<strong>ze</strong>t geblseven , eri<br />
hem, aller eerst aankomende, ware opgedraagen<br />
geworden.<br />
Hij fteft alles te werk; vliegt, huppelt, gaaë<br />
dagelijks voorbij; toont geftadig een nieuw ftuk<br />
zijner Equipagie; fchrijft klaagbrieven; verkrijgt<br />
den toegang; moet ftilzwijgendheid beloóven;<br />
behoudt voor zig, het geen hij kan;<br />
fpreekt met 't afwc<strong>ze</strong>nd fchep<strong>ze</strong>l op zijne kamer,<br />
in bofch en velden , in het flaapen eri<br />
waaien; "vari zijn geluk en liefde; wil Dichter<br />
worden; vlegt'er den zoeten naam onder; zorgt<br />
voor eene Silhouette, om het liefje aan te bidden<br />
; houdt eiken heimelijken wenk voor eene<br />
Godlijke roeping; is van liefde dronken 2<br />
tot dat hij eens, bij geval, als eene reeds lang<br />
bekende waerheid verneemt, dat zo veele Jonkers<br />
j aldaar, reeds lang hadden Verkeerd, eri<br />
dit fpël moede warert.<br />
Zulk volkje ftelt zig overal veil in de Kerk,"<br />
zó wel, als in de Komedie, óp de wandelwegen<br />
en op 't Concert, bij Campementen éri<br />
vreugdebedrijven; onder dien grooten hoop 5<br />
z;et mén hunne pluimen en linten Waajen.'<br />
Jonge en bilde gekken voegen zig bij tfsitrj<br />
Na hM
tgG COQÜÏTTER IE.<br />
haar lachgeh en gefchreeuw overftemt alles; ds<br />
oude Dames zien met veragting naar den moed<br />
wil om; de fnaak in de Komedie ver<strong>ze</strong>t zig<br />
tegen haar, en de fpeelers gebieden te zwij<br />
gen*<br />
De Officier, de jonge Raad , de Man, de<br />
Weeuwenaar , de lafbek , ailes is van haare,<br />
kennis, ten zijnen tijde in haaren dienst, en<br />
krijgt lonkende oogen en nieuwe hoope. —— 1<br />
Wat moet men niet doen, om niemand van<br />
hun te verlie<strong>ze</strong>n, en zijne magt zonder nadeel,<br />
te verdeelen?<br />
Men moet verwijten aanhooren en beantwoorden<br />
, zwaarigheden opruimen, toevallen bedenken,<br />
den écnen de woorden, den anderen de<br />
oogeil geeven; de<strong>ze</strong>n ten vertrouwden maaken,<br />
en geenen toonen, dat hij egter nog meer, dan<br />
een vertrouwde is; den onverfchilligen eene offërhande<br />
doen, den blooden de vreesbeneemen,<br />
den toornigen ontwapenen, den zorgeloo<strong>ze</strong>n bevreesd<br />
maaken. Men moet de geringfte ontrouw<br />
zig ten nutte maaken, op alle wegen der Heelen<br />
letten , veel weeten, nog meer vermoe»<br />
den, verfchoonen en zwijgen, veragten, wee-<br />
nen, buiten fluitèn. Welk een werk!<br />
fchier moest men hier verftand vooronder-<br />
feilen.<br />
De
COQUETTERIE. 19^<br />
De taal van vertrouwde Coquetten onder malkanderen<br />
is geheimvol en raad<strong>ze</strong>lagtig; zij lee<strong>ze</strong>n<br />
haare Ridders tegen eikander op, fpreeken<br />
met tekenen, <strong>ze</strong>ggen zig de eerfte letteren, of<br />
beeldsn <strong>ze</strong> op de tafels en in de handen af,<br />
doen aan gifteren en eergifteren denken, aan<br />
wegen en fteegen, merkwaardige boomen en<br />
onvergeetelijke bergen, handelen met herdersnaamen,<br />
roepen zig aan de gla<strong>ze</strong>n en in hoeken,<br />
luifteren zig in deooren, verlaaten malkanderen<br />
met gefchreeuw, en komen ook zo<br />
wêer zamen, doen heimelijke wenfchen; de<br />
ééne wil de andere <strong>ze</strong>ggen, wat <strong>ze</strong> denkt, uit<br />
de oogen Jee<strong>ze</strong>n, wat haar febort; de andere<br />
laat raaden, wie gifteren daar was, wie morgen<br />
wêer zal komen, van wien dit briefje zij, of<br />
op wien dit versje pasfe. •<br />
Mejuffers, hoe lang zal het ge<strong>ze</strong>lfchap het<br />
genoegen hebben, uwe gefprekken aan te hooren<br />
? Eene vèrffandigë Dame heeft mij reeds in<br />
het kort haare gedagten des harte ontdekt, die<br />
<strong>ze</strong>er treffend zijn; en de<strong>ze</strong> jongman, welken ik<br />
heb mêegebragt, die, gelijk gij bekennen moet,<br />
eene, groote front flaat, en een regtfehapen<br />
hart fchenken kan, heeft het voor u;als een oefter<br />
toegeflooten.<br />
Anders geeft men onbekenden van aanzien de<br />
N 3 eerfte
IQ3 COQUETTERIE.<br />
eerfte laading fterk. Het lange kleed mag^<br />
eens voor al, den fijnen naar, niet verbergen;<br />
men laat hem en den waajer te gelijk zijn agteloos<br />
fpel waarneemen, inmiddels dat de oo.<br />
gen en de mond de wel beftudeerde mine<br />
laaten zien, waarvan men, wel of kwalijk,<br />
zig verbeeld, dat <strong>ze</strong> emwêerftaanlijk zij.<br />
Men fpreekt zijnen man vriendelijk aan,<br />
grmlacht over het geen hij <strong>ze</strong>ggen zal, en<br />
lacht met het aartige, dat hij heeft voortge..<br />
bragt; hij is, heden, de eerfte; vraagen,<br />
zwaarigheden, klagten, verhaalen, alles is aan<br />
hem gerigt. Men ve-bied den ftoucen fnap.<br />
pers in de reden te vallen; verzoekt, ongeftoord<br />
voort te vaaren; herdenkt de laatfte<br />
woorden, buigt zig voor hem.<br />
Hij zal, naar ik hoope, galant zijn , en zulk<br />
een doen al half weg te gemoet komen, mede<br />
opftaan, wanneer men opftaat, de tweede<br />
plaats aan het glas, alwaar men verfche Jugt<br />
fchept, niet onbe<strong>ze</strong>t laaten, of, om dat het<br />
aan een wandelen in den tuin gaat, de keu<strong>ze</strong><br />
onder de Dames behoorlijk doen, en zig door<br />
geen onverzogten laaten voorkomen.<br />
Hier kan hij — ö! wat kan hij niet, —alles<br />
dieper beftudeeren, Hemellche woorden aanhoo.<br />
ren, en <strong>ze</strong>lf onuitfpreekelijke taal uitflaan.<br />
Men
COQUETTERIE. 199<br />
Men fchempt op het ge<strong>ze</strong>lfchap; ver<strong>ze</strong>kerd,<br />
dat men alleen door hem onderhouden zij, en<br />
dat men de<strong>ze</strong>n dag, wegens eene zo gelukkige<br />
kennis, zal aantekenen. Hij ver<strong>ze</strong>kert daarentegen,<br />
kragtig, met eenige handkusjes, dat<br />
hij ach! wie zal dit hier na <strong>ze</strong>ggen ?<br />
gaat niet van den zoeten Engel niet af, bedient<br />
met alle oplettènheid over tafel; heeft de eere»<br />
te huis te brengen; word volkomen in dienst<br />
genomen, en welk een vermaak mogt<br />
hij nog niet te gemoet zien , zoo nier zijne Excellentie<br />
of zijne genade als een eerlijken gast<br />
waren genoodigd, en, om dat die een ouder<br />
recht hebben, in zijne tegenwoordigheid, hunne<br />
oude fchertfen methet zoetelief vernieuwen,<br />
of, om dat die anders een aartig, vrolijk lieer<br />
is, zig het recht niet wil laaten beneemen,<br />
haar veele zoetigheden voor te praaten, narr<br />
alleen te bezitten, en den vromen Coridon zo<br />
lomp verdringen, dat hij naa (iac het<br />
nu zo is, den degen trekken, zig dood<br />
fchieten, of een gedicht met traancn* inkt over<br />
de trouwloosheid fchrijven wil.<br />
Net zo in de burgerlijke bezoeken., als op da<br />
voornaame Thee faletten.<br />
Juffer Philippina zit nu reeds, federt vijf<br />
jaaren, mede aan de fpeeltafe.s op de Asfem-<br />
N 4 blee,
SOQ C O Q U E T T E R I E .<br />
blee, en van zo veel tijd herwaards weet <strong>ze</strong>,<br />
dat haare oogen met het diamant, haare wangen<br />
met haar roo<strong>ze</strong>kleurd kleed, en haare lippen<br />
met purper worden vergeleeken; dat men<br />
met zulk eene fchittering eene verwarring in de<br />
verftanden aanregten, en leeven geeven of benemen<br />
kan.<br />
Men weet, dat thans, onder vier fmagtende.<br />
Ridders , de Baron van * * de eerfte bediening<br />
en dagelijkfche opwagting bij haar hadt. Gifteren<br />
heeft hij, voor de laatfte maal, nog de<strong>ze</strong>n<br />
gelukkigen post bekleed, en <strong>ze</strong> met grootsheid<br />
na het Affemblee geleid. Want daar heeft <strong>ze</strong><br />
den Graaf * * voor de eerfte maal gezien , en<br />
hij heeft haar gezien. De belegering zou heftig,<br />
en de verovering fchielijk geweest zijn ; zij<br />
nam voort zijn geleide in zijne Equipagie na<br />
huis aan; hij heeft, heden, een lang bezoek bij<br />
haar afgelegd, en zijne vrienden reeds beleeden,<br />
dat hij in 't hart gewond is.<br />
De goede Baron, van een zagt Karafter zijnde,<br />
is onvertrooftelijk: inmiddels dagtik, kon<br />
hij het, altoos nog, met den tweeden post,<br />
welke hem nogtans bleef, voor lief neemen, en<br />
zijne fchielijke wraak aan een ander' overlaaten.<br />
Wantik hoor, dat zijn wat driftige voorganger<br />
van zijne rei<strong>ze</strong>n na Frankrijk onderwegen is,<br />
en
COQUETTERIE. J2QI<br />
en binnen kort t'huis verwagt wordt, die waarfchijnüjk<br />
zijne oude eifcben wêer opzoeken,<br />
en, wanneer hij anders behoorlijk toegerust<br />
is, gewis ook wêer zal vinden. Dan zal men<br />
zien, hoe de <strong>ze</strong>s Heeren gerangeerd worden.<br />
Waar de veröverings-zugt zo fterk was; daar<br />
maakt het trouwen niet altoos vergenoegd en<br />
wedcrlievend. —<br />
Wanneer eens de hoogmoed der Famielie, of<br />
wat anders niet vrij laat zijn, eene meefteres<br />
van 't hart tot den Echt dwingt; dan<br />
treedt de geheele zwerm der aanbidders, voor<br />
een korten tijd, ter zijde, en troost zig, bij<br />
allen fmert, met de hoop, van weldra weder<br />
geroepen te worden, voor welke vermoedens<br />
hij, menigmaal, de fterkfte reden uit de gedane<br />
keu<strong>ze</strong> <strong>ze</strong>lve neemt.<br />
Hij bedriegt zig <strong>ze</strong>lden; dikwijls maakt de<br />
Figuur, welke nu aan de zijde der vergode<br />
fchoonheid hinkt, kucht, gebochgeld en gekromd<br />
binnen fluipt, zulke eerverdedigers<br />
noodwendig; eene we<strong>ze</strong>nlrke trouw zoude,<br />
in zulk een geval, haar verftand voor de galante<br />
waareld nog minder eer te wege brengen.<br />
Dikwerf voor<strong>ze</strong>gd men even zo gelukkig uit<br />
het bekend humeur van den Heer , welken<br />
N s pas
a 0 2 COQUETTERIE.<br />
pas vier weeken vóór de bruiloft, den noo-<br />
éigen dwang hebben kunnen geeven, en die agt<br />
dagen daarna wêer alles is, wat hij was: een<br />
ritgemergelde Ligtmis , een zuiper, een fpee-<br />
ler', een flaaper en onverfchillige, een ftomme<br />
en doove geleerde , en looper en wat des<br />
meer is.<br />
Of laat hij dit alles niet we<strong>ze</strong>n, waarop de<br />
waareld voort vergiffenisfe fchenkt; maakt hem<br />
tot een Adonis en Oedipus teffens; dan <strong>ze</strong>gt hij<br />
egter, hoe teder hij 't ook moge <strong>ze</strong>ggen, enkel<br />
en alleen, dat hij berninne, en zulk een Solo<br />
mag zijne aantrekkelijkheden voor den kenner<br />
hebben ; maar er zijn oorea, die eeniglijk het<br />
volle beminnen.<br />
Maar hoe komen de Heeren wêer hier? —<br />
wie noodigt hen, binnen te komen ? —<br />
den.<br />
De<strong>ze</strong> vraag kan voor de laage klasfen gel<br />
Waar vastgefteld is, zig weekelijks eens of<br />
tweemaal te zien, en drie of vier uuren bij<br />
malkanderen te blijven; daar is de minfte fcha-<br />
duw van jaloezij het eerfte bewijs van domheid<br />
en flegtheid.<br />
Hoe! genadig Heer, gij zoude, werkhjk,<br />
uwe Gemaalin hebben geboden, den Kamerheer<br />
en Stalmeefter niet altoos met u en haar op de<br />
kaart
COQUETTERIE. 2 0j<br />
kaart te laaten fpeelen, hun bezoek in uwe af»<br />
wezcndheid niet aan te neernen, den wagen of<br />
arm van beiden menigmaal te weigeren, en <strong>ze</strong><br />
niet tot eene gefladige bediening te hebben?<br />
Wees op uwe hoede; de zaak wordt rugtbaar;<br />
ik heb u reeds, aan twee plaat<strong>ze</strong>n, met een<br />
regt medelijden hooren uitlachgen.<br />
Waar dit niet is, daar zijn de Heeren vanzulken<br />
luifter; hun arm rijkt tot het Hof toe; zij<br />
geeven <strong>ze</strong>gen of vloek; kunnen dooden en leevendig<br />
maaken; zij zijn • hun Heer Vader<br />
was hun Oom is of hebben<br />
den flapel van den goeden fmaak, de fleutels tot<br />
den Tempel des roems, zo dat <strong>ze</strong>, waar <strong>ze</strong> binnen<br />
komen, het huis welvaart toebrengen, en<br />
de man van alles <strong>ze</strong>er onafhanglijk zijn moet,<br />
cn Botterik genoeg is, om hunne groetenis en op.<br />
wagting niet te te'len. •<br />
Of men eet bij hen <strong>ze</strong>er goed, en hunne<br />
gastvrijheid is bewonderenswaardig, en buiten<br />
dat ontbieden zij Delicatesfen, en deelen <strong>ze</strong><br />
rijklijk mede, waarin men tot fchande, tot dus<br />
verre, heel onkundig was. „ Wilt gij niet van<br />
de Talingen toetaften? <strong>ze</strong> zijn heerlijk, er is<br />
mij eene goede portie van prefent gedaan, 't Is<br />
een prefent van den Heer * *. • Kent gij<br />
hem niet ? o! 't is een Divin man, regt tot<br />
vriend-
$04 COQUETTERIE,<br />
vrisndfchap gemaakt. „ Welk een vrijheidsbrief<br />
voor de Dame van het huis, die den<br />
Heer * * dagelijks, ter een geleider en ge<strong>ze</strong>lfchaphouder<br />
heeft, met herm voor het glas<br />
Haat te lachgen , in eene ongegeneerde kleeding<br />
langs de ftiraaten loopt, tot s'avonds laat<br />
gaat wandelen, zonder her/; in het ge<strong>ze</strong>lfchap<br />
Hom , en met hem 'er onverdraaglijk wordt,<br />
en meer door hem, dan door haar' man, in<br />
de ftad bekend is !<br />
Dikwerf is dit alles gansch niet noodig, maar<br />
men is door een ftom verdrag overéén gekomen<br />
, elkander niet te ftooren. Zij gaat met<br />
den geliefden Cicisbeen in de koets zitten, om,<br />
het Diné behoorlijk bij te woonen; de Gemaal<br />
klimt te paard, om de vrouw van zijn<br />
hoevenaar te bezoeken.<br />
Zij fchrijft haare vriendin breedvoerig nopens<br />
het Ball, fchildert de Festijnen en Vreemde<br />
lingen naauwkeurig af, en ten flot laat zij<br />
haar man groeten, — hij meldt zijn' vriend ,<br />
dat de haa<strong>ze</strong>njagc nog het beste vermaak op<br />
het land is; dat hij het gedresfeerde paard ten<br />
eerften <strong>ze</strong>nden zal , en verzoekt hem , de<br />
daarnevens gaande vijftig ducaaten zijne Gemaalin<br />
ter hand te ftellen. •<br />
„ Wat <strong>ze</strong>gt gij, kind lief! is hij niet een<br />
uit-
COQUETTERIE. 205<br />
Ökfieekend man ? een man van eene brillante<br />
leevenswij<strong>ze</strong>? die eene Dame gelukkig maaken<br />
kan? Gij moei; hem verzoeken , dat hij ter*<br />
minften nog veertien dagen bij ons blijft; waarlijk,<br />
gij zoudt van hem nog <strong>ze</strong>er veel leeren*<br />
Maar ik weet niet hoe gij zijt, men moet u<br />
alles eerst <strong>ze</strong>ggen , v/at gij moet doen , en<br />
anderen moeten u eerft toonen, dat gij eene<br />
vrouw hebt. en hoe zal 't zijn ? Zullen we<br />
dit jaar in geheel niet na Akm of Spa rei<strong>ze</strong>n?.<br />
Ik ben het eeuwig een<strong>ze</strong>lvige in de ftad taamlijfc<br />
moede." - ~ D i t laatfte is bijna reeds,<br />
eenige vredebreuk, want ever alle de<strong>ze</strong> vraagen<br />
moet de Heer denken , en, eer hij gaat<br />
flaapen , met ja antwoorden.<br />
„ Hij \i dé vriendelijkfte ziel; zijne tafel is.<br />
voor elk een gedekt ; zijn huis ftaat dag en<br />
nacht open:" de<strong>ze</strong> en meer ander, uitfteekende<br />
Titels zal men menigmaal, vooal wanneer<br />
men gelegenheid heeft, de gasten te befchouwen,<br />
ter bevestiging der waarheid, met de be\<br />
vallige vrouw deelen , en eenige eerlijke menfchen<br />
moeten <strong>ze</strong>ggen, dat <strong>ze</strong> zig niet zo re-><br />
gelregt aan den Heer moeten houden , wanneer<br />
<strong>ze</strong> herberg zoeken , maar terdegen toezien<br />
, wien <strong>ze</strong> voor zig hebben.<br />
Menig vrouw zou den raad , om haaren.<br />
man
loé COQUETTERIE.<br />
man voor jaloezij te bewaaren , <strong>ze</strong>er helachgelijk<br />
vinden; zij heeft een grootere zorg; dat is<br />
de<strong>ze</strong> : om haare boeiers onderling te verënigen<br />
, ten minften de uitberfting der grooffte<br />
jaloezij onder hen voor te komen.<br />
Zij beeft, met recht, van de<strong>ze</strong>n kattenoorlog<br />
meer te duchten, dan van het kijven<br />
hares mans.<br />
De<strong>ze</strong> zou tog alleen in huis gebulderd, en<br />
op zijn hoogft blaauwe plekken gemaakt hebben<br />
, welke zig ligt lieten verbergen. Maar<br />
de eerftfen brengen het onfeilbaar onder 't volk •<br />
en verfchoonen niet.<br />
De Adel fchrijft 2i g onderling brieven van<br />
uitdaaginge, fchiet en vegt, z o dat de onzij-<br />
«ügften <strong>ze</strong>lfs na de rede Van zulk bloedvergieten<br />
verneemen, en de-Historie voor e!k ecri<br />
ihgtelijk onderhoud op levert.<br />
' De anderen pasfen elkander alleen voor de<br />
deur of in het huis op, en beproeven hunne<br />
nagels en vuiften op malkander , zo | u,d<br />
en fchaamteloos , dat meniemaai de gerechtsdienaar<br />
door het gepaard Gemeen heendringt, of<br />
in het huis <strong>ze</strong>lf de goede zagte Heer door<br />
zulk geweld verfchrikt wordt, met de ftu.deerlamp<br />
komt toefchicten, veele reden gebruikt<br />
, om <strong>ze</strong> van malkander te fcheiden<br />
éi
COQUETTERIE. 207<br />
en voor den éénen nog pleifters /meert, en<br />
wind<strong>ze</strong>l maakt.<br />
Een oude liefhebber, welke van ouds <strong>ze</strong>er<br />
bekend is , vergeeft de minfte ontrouwheid<br />
niet. Hij heerfcht despotiek over oogen, woorden<br />
en gangen. Men is bevreesd voor zijne<br />
tegenw001 digheid en zijne bezoeken , zonder<br />
het jok mee Eere te kunnen affchudden. Hij<br />
komt boos binnen , werpt den ftok in een<br />
hoek, hoed en handfehoenen op de tafel, en<br />
begint zijne verwijten, waartoe het Ball of<br />
gastmaal van gisteren hem aanleiding geeft.<br />
Men ontfchuldigd zig , bid , weend ; hij is<br />
onverbiddelijk, behoudt het laatfte woord, tast<br />
opvliegend wêer na hoed, ftok en handfehoe<br />
nen; vloekt en zweert nog in de deur; men<br />
loopt hem na , valt hem om den hals, met<br />
traanen in de oogen , beloofd beterfchap. —•<br />
„ nu, zweer mij dan!' men zweerd.<br />
Welke zorg, kommer en hartfeer heeft men<br />
niet aan de andere zijde, wanneer een Minister<br />
uit zijn dienst wil gaan, en elcers dienst<br />
fchijnt te willen neemen.<br />
Zijne fpaarzaame bezoeken , zijn vroeg vertrek<br />
, zijne menigvuldige en ijdele ontfchuldigingen,<br />
zijne korte beangfte antwoorden «—•<br />
ijslijke voorgevoelens ! Daarbij komen de bericht»
«ÓJt C'0 QUETTERIE.<br />
richten, welke men met ontroering hoord j<br />
en egter kunftig mt anderen weet te lokken j<br />
dat hij werklijk in dit en dat huis gezien, of<br />
zij , de bewuste, in 't duiftere aan zijn' Arm<br />
ontdekt is; dat hij hier of daar eene bijeenkomst<br />
belegd heeft, en hij zig zo en zo liet<br />
verluiden.<br />
Men waagd alles; <strong>ze</strong>nd de gétrotnre Bediende<br />
na hém toe; legt haar de woerden in den<br />
mond, of fchrjft fpottehd of teder; hij komt,<br />
men doet hem verwijten; hij koomt niet, men<br />
zoekt hem <strong>ze</strong>lve op , jj d»kw:j!s vermomd en in<br />
den nacht ,• ziet nu <strong>ze</strong>ivé, wat men hiet<br />
wenschttezien; hijgt van vermoeidheid; denkt<br />
op wraak; ftoort de verliefden,- en word meer<br />
óf minder laaghartig , naar gelange de fpiegel<br />
meer of minder Iaat vermoeden, dat 'er wel<br />
reden van veragting zijn moete.<br />
Men verklaare uit dit alles, wat zo menigmaal<br />
de lastigheid der ge<strong>ze</strong>lfchappen maake :<br />
de man is fraaij en wakker, en gaat ftatig $ het<br />
borstje , een appelbakhuis , een dwerg , mismaakt<br />
aan kuiten én neus, een hakkelaar, eeri<br />
houteklaas een domkop , die nergens in ftaat<br />
toe is. De eerfte heeft opgehouden, ha twintig<br />
jaaren dat geen te <strong>ze</strong>ggen , wat hij anders<br />
wel met nadruk <strong>ze</strong>ide; da laatfte legt hét mefc<br />
eeri
COQUETTERIE. Jfcp<br />
een aapehfprong eh zoete grimatfen af, <strong>ze</strong>gt het<br />
misfchien nog alleen — wie zou zulk een aar*<br />
tig diertje niet onderhouden?<br />
Onder het trots Commando , dat een liefhebber<br />
, menigmaal, in een huis over den<br />
Keer van 't huis , over kind , meid en badienden<br />
voert, zijn eenige bevelen , die de<br />
Dame alleen aangaan , die <strong>ze</strong> nooit vergeet<br />
Van hem op te volgen , en welke hem het<br />
recht tot de overige magt en aanzien geeven;<br />
te weeten , hoe zig elk een kleeden , en zijne<br />
hairen moet laaten op<strong>ze</strong>tten.<br />
Zo lang als hij de<strong>ze</strong> niet , gelijk de man »<br />
met onverichilligheid uitdeelt, zo lang is hij<br />
het onöntbeerlijkfte fchep<strong>ze</strong>l in het huis.<br />
Daarbij is men van zijnen juiften fmaak zc*<br />
Volkomen overtuigd, dat men gelooft, hij'<br />
heeft niet alleen voor zig <strong>ze</strong>lv' maar ook vöor<br />
andéren <strong>ze</strong>er goed gekoo<strong>ze</strong>n, en komt met<br />
het gefterkt vertrouwen van overwinning in<br />
het ge<strong>ze</strong>lichap.' -<br />
Maar geeft den frian Argus oogen , en eeri<br />
goed gedeelte meer waakzaamheid , dan de<strong>ze</strong><br />
vuile huurling bij zijne toébetrouwde melkerij<br />
hadt, wanneer hij eéné Coqüette oppaft , dan<br />
is hij een arm wicht, behoudt wel hoofd en<br />
oogen, maar de koe verliest hij.<br />
II. DEEL. Ó
SIO COQUETTERIE.<br />
De kerk en 't klooster zijn voor hem niet<br />
»3e veiligfte plaat<strong>ze</strong>n ; de Do&er en de Zedepreeker<br />
niet altoos de minstgevaarlijke lieden;<br />
zijn tienjaarige vriend <strong>ze</strong>lf is , thans, voor<br />
de beproeving bloot gefield. Hij is niet <strong>ze</strong>ker,<br />
dat 'er niet aan de zijde van zijn' Arm een<br />
briefje in de hand geflopt , of een aangenomen<br />
word, nooit <strong>ze</strong>ker dat de oogen niet eene<br />
nieuwe verovering maaken, en door wenken<br />
ver<strong>ze</strong>kering en onderrigting geeven.<br />
Haare gedienftigheid , haare nieuwsgierigheid<br />
, haar verlie<strong>ze</strong>n , haar zoeken , alles is<br />
Verdagt.<br />
„ Ik wil het u haaien , mijn Engel; ik<br />
weet waar het legt!"- hoe? waar?<br />
va nu we ftudeerkamer haaien? komen de venfiers<br />
niet uit in het komijn- ftraatje ? kan <strong>ze</strong><br />
daar niet den jongen Heer Kruidenier zien ,<br />
en hem in allen gevalled de hand geeven?<br />
Laat ons tog daar heen gaan, ik mag zodanig<br />
iets gaarne hooren. „ Hoe 1 dat<br />
is iets zonderlings; een jonge Dame gaarne<br />
eene Lijkpreek hooren , en dat van een bekenden<br />
<strong>ze</strong>er onnoo<strong>ze</strong>len Redenaar ? .<br />
Maar gij hebt gelijk ; de ftaatfie van alle de<br />
Offieciers zal buitengemeen zijn, en de<strong>ze</strong> gaan<br />
juist voor haaren kerkftoel zitten. Zij kon<br />
<strong>ze</strong>
COQUETTERIE. ^11<br />
<strong>ze</strong> wel in haar huis voorbij zien gaan; maar het<br />
eerfte is nogtans om verfcheide redenen b««<br />
ter,<br />
Venigting en fchimpen op bekende galante<br />
Heeren is, insgelijks, een gewoone Kunstgreep<br />
eener Coquette , die onder den druk leeft*<br />
„ Neen, ik kan hem niet lijden, die gekskap j<br />
„ ik wou dat hij maar met zijne Complimen-<br />
„ ten wegbleef; ik haat hem als de pest.' 4<br />
Wel hem, die zo diep in de gunst ftaat! heÈ<br />
welbehaagen zo groot.<br />
De lof, die in zulk een geval zo gierig aati<br />
andere vrouwen wordt gegeeven, de magnetifche<br />
vriendfchaps-trek, welke men voorgeeft,<br />
na haar te gevoelen, is voorlang verdagt geweest;<br />
dus gaan wij dit bekende maar voorbij.<br />
Men is menigmaal op den man, dikwijls op<br />
den volwasfen Zoon, dikwerf op eenige andere<br />
kennis en omgang der goede gepree<strong>ze</strong> Dame gevallen,<br />
aan wier jaaren, of lompheid, ofduiftec<br />
droevig we<strong>ze</strong>n enz. men niet voort vinden kon,<br />
wat wel eene jonge galante vrouw na haar moest<br />
trekken.<br />
Zelfs onder den gemeenen hoop zijn 'er menfchen,<br />
die zigi men weet niet hoe, op de<br />
kragrigfte wij<strong>ze</strong> Weeten intedringeh. Wanneej<br />
ïysje 9<br />
de neuswij<strong>ze</strong> zdttin, van <strong>ze</strong>s familien ><br />
O a fe);
JTS C O Q U E T T E R I E .<br />
Welke zij reeds heeft gediend, haar af fcheid met<br />
't getuigenis eener Aartskanalje heeft gekreegen;<br />
dan kan zij in een <strong>ze</strong>vende huishuur fortuin msa.<br />
kén. De Dame in 't <strong>ze</strong>lve mag haar Jijden,<br />
vindt alle de haar te last gelegde gebreken niet<br />
in haar, en zal <strong>ze</strong> tegen allé aankiagt verdedigen*<br />
en waarlijk, wien kan men zig ook veiliger in<br />
allen geval toebetrouwen, wie kan behendiger<br />
üitvoerert, het geen men <strong>ze</strong>ide, en, hoe men<br />
óók daaromtrent uitzag; wie kan btvaliiger onder<br />
her. Ideeden onderhouden, iets loo<strong>ze</strong>r verhinderen<br />
of iemand ophouden, ftouter ontkennen,<br />
eene kraakende deur fchieUjker doen zwijgen<br />
, een flot voorzigtiger open maaken, en<br />
reiliger onïfut<strong>ze</strong>len, dan dit <strong>ze</strong>lfde fchep<strong>ze</strong>l ? -<br />
In een nog dringender geval is ook Truitje,<br />
defchoenmaakers vrouw, eene vrouw vaneen<br />
zonderling vernuft en gaaven, die altoos eenen<br />
vrijen toegang heeft, en met welke men zig menigmaal,<br />
uuren lang <strong>ze</strong>er aangenaam onderhouden<br />
kan. — Met een woord, hadt de goede<br />
man, die met zijn derde boekje: over de kunst,<br />
om te beminnen, de fraaije Sexe te hulpe wilde<br />
komen , in on<strong>ze</strong> critieke en jour'naüftifche eeuw<br />
gefchreeven; dan zou de Recement hem nog<br />
menige gewigtige, van hem overgeflage omftandigheid<br />
hebben kunnen onder 't oog brengen.<br />
Wat
C O Q U E T T E R I E . 313<br />
Wat de oogen en de mond in het agttiende<br />
jaar ceeden; dat doen <strong>ze</strong>, gemeenlijk, ook nog<br />
in 't veertigfte; eene Coquette is onverzadeiijk in<br />
de begeerte, van te behaagen; noch tijd, noch<br />
fpiegel, noch de vlugt der ljefnebbers kunnen<br />
van haare ridderfchap een einde maaken.<br />
Wat JS'mon werk lijk deedc, dat gelooven al<br />
le, insgelps te kunnen doen. Men vind het<br />
«Heen ncoiig, de voorwerpen te verwisfelen ;<br />
dit gefchied: zonder merfclijk berouw en kn;:a-<br />
ging van 't geweeLc.n; in die verandering gaat,<br />
men even zo gerust te werk, als of men, zom-<br />
tijds, van een japon, een rok, en van den rok<br />
eindelijk een borstrok laat maaken.<br />
Wanneer de lamp aan 't Hof wil uitgaan , dan<br />
gaat men in ce Stad woonon, en onderhoud <strong>ze</strong><br />
niet wat 'gc.neeneren Olij; men merkt naauw-<br />
l.ijks in 't geheel niet, dat zig de Heeren daafi<br />
ji:ist zo fijn niet uitdrukken; men denkt, om<br />
zig niet <strong>ze</strong>lve te vernederen, flegts <strong>ze</strong>lden aan<br />
den luifter van den voorigen ftaat, en is te vre-s.<br />
den , onder de D;:rr.es van den laagen Adel en<br />
de Eurceresien van den eerften rang jaloezij tfj<br />
verwekken.<br />
. Bij haar bekleeden de Zoenen, menigmaal,<br />
wêer de plaats der Vaderen:, dat'er inmiddels<br />
O 3 bijna
$14<br />
COQUETTERIE;<br />
bijna reeds twintig jaaren zijn verloopen, dit<br />
voeld men niet, en men denkt ?<br />
er niet aan,<br />
wanneer het cnverftand en de eerfte drift de<strong>ze</strong>r<br />
jonge lieden voor ons grimlachgen en grijn<strong>ze</strong>n<br />
flegts aandoenlijk wordt,<br />
Dat men ook in prijs vermindere, wel <strong>ze</strong>lve<br />
opzoeke, en den lof allereerst geeve, is maar<br />
billijk: men wil van zig <strong>ze</strong>lv' bemerkt hebben,<br />
dat men tot nu tos te ftuurfch geweest<br />
is, en m«n ziet aan andere , wa,t ftuursheid<br />
voor een gebrek zij.<br />
Derhalven het jong gekje maar altoos de<br />
zoetfte naamen gegeven, de bolle wangen geliefkoosd,<br />
den vlasbaard geftreeld, de guitagtige<br />
oogen gepree<strong>ze</strong>n, de zagte handen bewonderd,<br />
de tanden met elpenbeen, en de hair.cn<br />
met kooien vergeleeken; dit alles heeft zijn<br />
nut; het gekje bezoekt, dagelijks, ons huis;<br />
ftoeit met ons aan 't glas, en doet de Siad<br />
gelooven, dat on<strong>ze</strong> ftar nog met ondergegaan<br />
is.<br />
Niets is onverandelijker, dan de gewoonte<br />
eener Coquette, vraagt 'er naa tien jaaren wêer<br />
na, zoo <strong>ze</strong> nog leeft, dan leeft <strong>ze</strong> ook nog<br />
voor haar venfter, roept nog altoos de bekenden<br />
aan 5 houdt <strong>ze</strong> met beu<strong>ze</strong>lpraat op, giert<br />
en
COQUETTERIE. 315<br />
en lacht met hen, en noodigt hen, binnen te<br />
komen, om haar armhartig Kof nog den mo*<br />
gelijkften luider bij te <strong>ze</strong>tten. Zij is altoos<br />
nog de eerfte en <strong>ze</strong>kerfte bij de<strong>ze</strong> en geene vermaak<br />
en, waar <strong>ze</strong> flegts zijn te vinden; waar <strong>ze</strong><br />
voorheen anders dc jonge manfchap rondom zig<br />
verzamelde, en haare werfplaats hadt; maar<br />
thans w )rdt <strong>ze</strong>, naauwlijks, nog door een meelijdenden<br />
Arm dervvaards geleid, of aan de zijde<br />
eener vriendin , wien gelijke mangel drukt,<br />
nog altijd met het op<strong>ze</strong>t om van verre na zig toe<br />
te lokken, en is gevaarlijk voor de geenen, die<br />
haar tegen komen, en van haare kennis zijn,<br />
want zij zal <strong>ze</strong> met haar getalm ftaande houden,<br />
bij hem blijven, en met hem terug gaan,<br />
om hem, naar de oude gewoonte, tot veele<br />
vriendelijke dienften te verpligten.<br />
Invaliden worden in zommige landen poorters;<br />
maar oude Coqustten worden StaJs-kkppeijen.<br />
Daar het volftrekte dwaasheid ware, alöm<br />
de vlag te voeren; zo fpreeken en vonr.isfen<br />
zij egter liefst over haar voormaaiig handwerk,<br />
houten het regifter over huwbaïren en<br />
de zu'ken, die trouwen willen, weeten da<br />
/tmouretten der Prinfesfen en Wasjneisjes ,<br />
O 4 V4,
416 COQUETTERIE.<br />
vallen de voorbijgangers aan, en vraagen uit,<br />
<strong>ze</strong>nden na, belöonen luiftervinkeu en toekijkers,<br />
en braaken haare ga! uit op fchoonheid,<br />
onfchuld en gelukkige liefde. •••• • •• Van<br />
hier! van hier! in de<strong>ze</strong> ftraat is 't<br />
gantfch niet pluis.<br />
HOOG-
H O O G M O E D ,<br />
217<br />
fVangunst, Kwaadfpreekendheïd, en andere ge<strong>ze</strong>llige<br />
ondeugden der Dames.<br />
Y an oudsher hebben de menfchen- befchou><br />
wers de uitfpraak gedaan, dat vriendfehap dec<br />
Vrouwen onder Vrouwen eene heel <strong>ze</strong>ldzame<br />
zaak is •— twee — driemaal <strong>ze</strong>ldzaamer als zi]<br />
het, volgens alle klagten , onder ons is. In de<br />
daad, zij hebben niets tot de beroemde en,<br />
nieuw- vereende paaren , toegebragt, die de.<br />
Dichters geftadig in den mond hebben, wanneer<br />
het daarop aan komt, om een paar mannen<br />
hoog op te vij<strong>ze</strong>len, die voor hunne waareld<br />
elkander honing om den mond fmeerden , of<br />
welken naam zulke geeften, wegens de verre<br />
gaande en overeenftemmende bevinding, zig<br />
<strong>ze</strong>lv' toeëigenen.<br />
Doch dit zoude en moest ons nog niet beletten,<br />
om haar zo veel aandeel aan de waare.<br />
yriendfehap te laaten, als wij van haar willen<br />
hebben, zoo de ondervinding zulks maar eenig-<br />
Zins begunftigde.<br />
Maar de<strong>ze</strong> getuigt in 't geheel niet gunftig.<br />
O 5 Zelfs
2 I§ T HOOGMOED, WANGUNST, enz.<br />
Zelfs in de kunst, van zig te verbergen, wil het<br />
haar niet lukken , en, wanneer de mannen<br />
den fchijn van vriendfehap nog zo taamlijk<br />
onder zig weeten te behouden, zo berst de vlam<br />
van vijandfchap onder hunne Vrouwen meerendeels<br />
allereerst en hevigst uit.<br />
De<strong>ze</strong> beweering zou het lot veeier edele zielen<br />
onder haar droevig maaken, zoo niet de waare<br />
deugd eene bewonderenswaardige fterkte mede»<br />
bragt, en de gelukkige liefde <strong>ze</strong> menigmaalfchadeloos<br />
hielde.<br />
Bij de eerfte zamenkomst van nog onbekende<br />
Vrouwen uit de gewoone menigte vind men<br />
eene kie<strong>ze</strong> agterhouding , welke veel verder<br />
gaat, dan de kloekzinnigheid difteert, naar welke<br />
men eerst lang bij elkander moet geweest<br />
zijn , vóór dat men zijae regte meening<br />
<strong>ze</strong>gt.<br />
Wanneer de mogelijk nog even ZD onbekende<br />
mannen den eerften dwang met hoed en ftok te<br />
gelijk hebben afgelegd, nu reeds gemeenzaam<br />
onder malkander loopen, driesten ftoutvraagen<br />
en beantwoorden, en het gefprek zo aan den<br />
gang houden; dan heerfcht onder de Dames nog<br />
het eerfte langwijlige gaapen en verwonderen,<br />
dikwijls de uiterfte ftilte, die de verkeering<br />
geejjziijs eenen goeden voortgang belooft.<br />
Metp
HOOGMOED. WANGUNST, enz. 2 ' ?<br />
Men zit tegen en naast malkanderen zo ftijf<br />
en zo onbeweegelijk, even als of het aan een<br />
pourtraiteeren zoude gaan; men waaid zig met<br />
den waajer, zonder hette te bevinden; men<br />
neemt langzaam en fpeelend een fnuifje, of legt<br />
en vouvvd de handfchoenen; ' m 't kort,<br />
men doet alles, om eene tastbaare ledige plaats<br />
te vullen, zonder 't nogtans op de regte wij<strong>ze</strong><br />
te doen ; want het ontbreekt 't gefprek aan<br />
trouwhartigheid en goedheid: het ftaat bijna geheel<br />
op 't vriespunt.<br />
Elke vraag is bijna een Mein offer, elk antwoord<br />
een tegengefchcnk , welk alles zo min<br />
verftrekt, als het brood in de grootfte duurte.<br />
„ Reeds lang aangekomen?" > • „ Sedert<br />
„ eergifteren avond." • '<br />
„ 't Is heden een moije dag!' • ja,<br />
„ mooij lief Weertje." Maar <strong>ze</strong>er warm.<br />
. „ ja, wel <strong>ze</strong>er warm." —'• *<br />
. De oogen<br />
gaan intusfchen heimelijk gins en herwaards,<br />
om het nieuw Model top tot teen van fchoenen<br />
tot het fatfoen van 't hoofdftel<strong>ze</strong>l toe te<br />
recognofceeren- en, wanneer men zig op de<strong>ze</strong><br />
fluipwegen ontmoet, dan bloost men als over<br />
een dievenftuk.<br />
Waar moet men hiér na flaan? —— Is 't<br />
klein-
u z o HOOGMOED, WANGUNST, enz.<br />
kleinheid van ziel? gemeene opvoeding? ja tog;<br />
maar de<strong>ze</strong> altoos met haare trouwe ge<strong>ze</strong>llinnen,<br />
trotsheid, hoogmoed, nijd en fterke neiging tot<br />
een liefdeloos oordeel, die daarom op de gebrei<br />
ken van het voorwerp loert»<br />
De deur gaat open, en Mevrouw N. N. ziet<br />
nu, dat ook een man met zijne vrouw genodigd<br />
is, die zij, om <strong>ze</strong>kere reden, uit haar vrindelijk<br />
hart heeft uirgeüooten.<br />
De lippen worden terftond opgetrokken; de<br />
neus wordt opgefchort; zij deelt Mevrouw * *,<br />
die naast haar zit, haare fatijrifche aanmerkingen<br />
wegens dit verfchijn<strong>ze</strong>l mede, men draait<br />
zig om, cn lacht op eene onbehoorlijke wijzo<br />
agter den waajer.<br />
Ondertusfchen nadert die goede vrouw, om<br />
haar Compliment afteleggen; wordt met eene<br />
korte buiging en een veragteiijk gelaat afge<strong>ze</strong>t,<br />
en is van nu af aan hare eigene gedagtcn, of aan<br />
de gedienftigheid der vrouwe van het huis alleen<br />
overgelaaten. Want men heeft een Complot<br />
tegen haar gemaakt, om haare reden niet te<br />
hooren, en onbeantwoord te laaten, 't discours<br />
zo fijn en raad<strong>ze</strong>liigtig in te rigten, dat <strong>ze</strong> niet<br />
volgen kan: bij haar gefprek op te ftaan, of een<br />
geheim onder eikanderen te verhandelen, zo dat<br />
haar alle toegang geheel is afgefneeden,<br />
Mog-
HOOGMOED, WANGUNST, enz; S 2ï<br />
Mögteni al de andere, met welke men op de<strong>ze</strong><br />
wij<strong>ze</strong> zamrhrot, en <strong>ze</strong> vertrouwd in een'<br />
hoek trekt, verre beneden on<strong>ze</strong>n ftaat, en anders<br />
wel voor ons fchier niets beduidend zijn;<br />
zij dienen egter, thans, ter vernederinge van<br />
iemand, die men vcragten wil.<br />
Want 't is de gevvoone loop van hoogmoed<br />
en verwaandheid, ten einde iemand klein te<br />
agten, om dezulken , die hem gelijk of wel<br />
beneden hem zijn, met minzaamheid en vertrouwen<br />
te overlaaden.<br />
Men wend zig eeniglijk na hen, vraagd na<br />
de geringde kleinigheden , houd zig nieuwsgierig<br />
en verwonderd, neemt zo een teder,<br />
aandeel aan hunne imerten en vreugde, federt<br />
jaar en dag beleefd, omhelst<strong>ze</strong> vuurigiijk, beveelt<br />
zig hl hunne gunst, ver<strong>ze</strong>kert hen, <strong>ze</strong><br />
binnen kort te bezoeken, en is zo ongemeen<br />
vriendelijk, dat <strong>ze</strong> <strong>ze</strong>lv', menigmaal, niet kunnen<br />
bedenken, hoe <strong>ze</strong> tot de<strong>ze</strong> <strong>ze</strong>ldzaame eer<br />
komen, zoo <strong>ze</strong> niet weeten, wat de perzoon<br />
naast hen heeft misdaan, die daar door met<br />
de felfte veriigting geftraft zal worden. —<br />
En de zonden waar voor? o! <strong>ze</strong> zijn<br />
volftrekt onvergeevelijk. — Die heeft haare<br />
fchuldige opwagting niet op haaren behoorlijken<br />
tijd gemaakt,- heeft te weinig agting laaten
a 2 ï HOOGMOED, WANGUNST, enz<br />
ten blijken , is beter en meer na de Mode;<br />
gekleed ; men moet zig over ha.ir van het<br />
hoofdgeftel af tot de voeten toe fchaamen; of<br />
men <strong>ze</strong>gt dat zij aardig en fraaij zij, en hoewel<br />
men zulks in haar in 't geheel niet vinden<br />
kan, het ftremt egter al haar vreugd, en<br />
verbittert 't hart zodanig iets te hooren.<br />
Men zal zig ook, daarom, tegen zulke oiï.<br />
bezonne oordeelea , ten eiken tijde, mannelijk<br />
ver<strong>ze</strong>tten , en <strong>ze</strong> zo belachgelijb afbeelden<br />
, dat de Heer 6f de Dame hunne ftoute<br />
beweeging volftrekt moeten herroepen, zal hun<br />
fmaak niet bij de geheele waereld als heel flegt<br />
te boek gefield worden: *, nu j dan wist ik<br />
tog 'waarfchijnlijk [niet, waarin het aardige<br />
©f fraaje lag ? mogelijk in de kromme, gebochgelde<br />
neus , of in dat fiertje rood op de<br />
wangen ? de Oogen ? wel, daa<br />
moet ge nog niet veel fraaje oogen hebben<br />
gezien, wanneer ge de<strong>ze</strong>n zo ongemeen vindt.<br />
Neen mijn goede , * * , ik moet over uwe<br />
fraaje befchrijving hartelijk lachgen." ——<br />
Daar hebt gij het, mijn Heer, eens<br />
voor al een' goeden raad ! haal uwen lof der<br />
fchoonheid in eene bijeenkomst der Dames in;<br />
gelijk of ongelijk ; men word daar altijd<br />
Midff.
HOOGMOED, WANGUNST, enz. 2 2^<br />
Eene juffer , welke met eene andere, die<br />
<strong>ze</strong> benijdt of haat, in ge<strong>ze</strong>lfchap is, wordt<br />
ongemeen <strong>ze</strong>dekundig.<br />
'Er zal niet ligt een verhaal ten beste worden<br />
gegeeven , dat <strong>ze</strong> niet met eene toepas*<br />
fing of <strong>ze</strong>defpreuk wist te eindigen , die <strong>ze</strong><br />
haare vijndin voorlegt. Men geeve volgende<br />
uitfpraaken , naar bevinding , een grooveren<br />
of fijneren draai, en ik ftel vast, * dat men<br />
zig de perzoonen wel zal te binnen brengen,<br />
die. <strong>ze</strong> in dergelijke omftandigheden beezigden.<br />
„ Ja, zulke zottinnen zijn' er genoeg, die<br />
onverzadelijk [in de pragt zijn , en alles moeten<br />
navolgen ; zo gaat het tog in de waereld,<br />
wanneer men «en ftuivertje geld heeft, dan<br />
denkt men , men moete alles mede doen, en<br />
dan neemt het met fchrik een einde ; denken<br />
dan niet veele jonge vrouwen even zo, wanneer<br />
men haar gedrag meer van nabij be-><br />
fchouwd ? of <strong>ze</strong> verftand hebben , dan niet,<br />
daar geeven <strong>ze</strong> niets om, enz."<br />
De<strong>ze</strong> woorden worden den naaftbijzittenden,<br />
die men 't verhaalt, zo luid toegeroepen, dat<br />
•men wel dra ziet, hoe <strong>ze</strong>er men ook de verst<br />
af zittende perzoonen daar <strong>ze</strong>er gaarne doof<br />
wenscht te ftigten.<br />
De*e bekende manier , om zijne partij ge.;<br />
voe-
•224 HOOGMOED, WANGUNST, enz.<br />
voelig te raaken, zal men ook wel onder de<br />
mannen vinden; maar hier, bij de fexe, fchijnt<br />
<strong>ze</strong> tog meer t'huis te hooren.<br />
Voor't overige heeft men, <strong>ze</strong>kerlijk, meer,<br />
dan ééneibert van pijlen. Van het één of ah*<br />
der fghaams-gebrek, dat een afwe<strong>ze</strong>nde heeft,<br />
kwaadaartig te fpreeken, het welk iemand, die<br />
tegenwoordig is, en dien men op het oog<br />
heeft,'juist ook hééft; eene ontfchuldiging, dat<br />
men zo niet is, ais menige andere; een ongemeens<br />
lof op iemand, een gebruik, eene lee-venswij<strong>ze</strong>,<br />
enz. waarvan men ten naaften bij<br />
het tegendeel in een lid van het ge<strong>ze</strong>lfchap vinden<br />
kan; het prij<strong>ze</strong>n van dezulken, die openbaare<br />
vijanden, of'tugtmeeftes» van zulk eene<br />
<strong>ze</strong>er gehaate zijn; 'daarentegen bedenkingen en<br />
opgeworpe bedillingen omtrent hén, welke ><br />
naar men'weet, met haar <strong>ze</strong>er gemeenzaam<br />
verkeeren, - <strong>ze</strong>er vernederende uitfpraaken no-pens<br />
volkomenheden, die in de bewufte perzoon<br />
worden bewonderd.- Di: zijn <strong>ze</strong>er gewoone<br />
kunstgreepen, om eenigen overloop der<br />
gal te verwekken, en van zig als eerre loo<strong>ze</strong>.<br />
rvrouw te doen fpreeken, die men tog wei zoeken<br />
moete, tot eene; vriendin te behouden'^<br />
doch welke laatfte liefelijke reuk moerendeels<br />
niet volgt., en daarentegen, van alle kanten,<br />
met duivelsdrek gerookt wordt. Zie
HOOGMOED, WANGUNST, enz. i2g<br />
Zie hier eenige ophelderingen over het ge<strong>ze</strong>gde.<br />
„ Het is een Vosje, en een fproetig<br />
,, ding," <strong>ze</strong>gt Juffer Snip} , bij gelegenheid,<br />
dat men na de gedaante van eene afwe<strong>ze</strong>nde<br />
Dame vroeg, maar raakt, naar haare meering<br />
, mee dee<strong>ze</strong> tekening juist eene Perzoon<br />
van het ge<strong>ze</strong>lfchap , <strong>ze</strong>er nadrukkelijk, die <strong>ze</strong><br />
wegens haare uMeekende kleeding <strong>ze</strong>er -benijdt<br />
, en aan wien men, bij een anders volkomen<br />
bevallig gezigt , wat een weinig te<br />
blond hair en eenige fproeten zou kunnen<br />
ïaakeni<br />
„ Neen , ik bedanke u ; die Eer wil ik anderen<br />
gaarne overlaaten, die 'er happig na zijn;'»<br />
zo wordt een jong Heer vrij lomp afge<strong>ze</strong>t ;<br />
die , bij het wenfchen van een ge<strong>ze</strong>gende maaltijd<br />
, haare hand wil kusfen , na dat de andere<br />
Dames de<strong>ze</strong> hulde hebben aangenomen."<br />
Ik prijs het in haar', dat <strong>ze</strong> de Modes in allen<br />
opzigte niet navolgt, maar <strong>ze</strong>dig huishoudt<br />
, en haare kinderen met haar voorbeeld<br />
voorgaat; menige andere konden van haar<br />
leeven: „ zo is omtrent de verweerrede eener<br />
vrouw , met welker gierig-en morfigheicl<br />
het ge<strong>ze</strong>lfchap den fpot dreef, en te gelijk<br />
èehe fcherpc hekeling op eene tegenwoordig<br />
H. DEEL. p zim-
22Ö HOOGMOED, WANGUNST, enz.<br />
zijnde Dame , door welker pragt men zig beledigd<br />
vond."<br />
„ 'W el een paar zwarte oogen maaken nog<br />
geene fchoonheid uit ; te Parijs heeft <strong>ze</strong> elk<br />
kameniertje: „ dit zal een vinnig Nitrum zijn<br />
voor eene beminnenswaardige Bruinette, met<br />
welke her. jor ge tafelge<strong>ze</strong>lfchap eene kleine afgoderij<br />
pleegde, die '.noodwendig tot feite wraak<br />
uitdaagde. ——<br />
Wie zig tegen zulk een fchep<strong>ze</strong>l behoorlijk<br />
verdedigt , die doet zig en anderen dienst ;<br />
en , wanneer een man , ter wraake van zijne<br />
door haar beledigde vrouw, zig zo verre vergreep<br />
, dat hij 't haar op de een of de andere<br />
wij<strong>ze</strong> eens helder betaald <strong>ze</strong>tte, dan zou hij<br />
ecniglijk tegen het ge<strong>ze</strong>lfchap, en niet tegen<br />
haar gezondigd hebben.<br />
De kwaadfpreekendheid heeft eenige kunstgreepen,<br />
die haar van de grove lasteringen onderfckeiden,<br />
maar die het gevaar voor den goeden<br />
naam nog merkelijk vergrooten.<br />
Men hoort, ©f den lof van iemand <strong>ze</strong>er<br />
bedaard aan , helpt hem <strong>ze</strong>lfs wei mede voleinden<br />
, maar' oppert dan als geheel belangeloos<br />
half fpreekend en zwijgend, meest al vraagswij<strong>ze</strong><br />
en <strong>ze</strong>er kort en raad<strong>ze</strong>lagtig zijne bedenkin-
HOOGMOED WANGUNST, enz. 227'<br />
kingen ; of men <strong>ze</strong>nd het hatelijke zo fel mogelijk<br />
, vooruit, en iaat, dat, het welk eene laauwè!<br />
ontfchuldiging zal zijn, volgen, maar her welk<br />
in 't geheel de kragt niet heeft, om wêer geheel<br />
of fchoon te maaken.<br />
Naa een voorafgegaan prij<strong>ze</strong>n èener Dame?<br />
<strong>ze</strong>gt eene ande- e uit het ge<strong>ze</strong>lfchap , zij hebbe<br />
ook haaren man veele goede vrienden bezorgd;<br />
het ge<strong>ze</strong>lfchap wil daaromtrent meer wëeren s*<br />
maar zij lacht, voer zig heen ziende, en laat<br />
raaden.<br />
Van"eens andere verhaalt men iets <strong>ze</strong>er om*<br />
u n.;ig, en met een zigtbaar kittelend genoegen,<br />
't geen nameiijk, van haar en een <strong>ze</strong>ker'<br />
jong Heer ge<strong>ze</strong>gd en gehoord is: maar, voegt<br />
men 'er bij, de mèrifehén praaten <strong>ze</strong>kerlijk<br />
veel, wel veel, wat daarom nog niet waar is;'<br />
wie weet, of zij hem niet uit hoofde van haaren<br />
man moet duiden.<br />
Schempetiiseen veel te gevaarlijk handwerk ;<br />
dan dat men met <strong>ze</strong>kerheid zou kunnen <strong>ze</strong>g<br />
gen, waar het góed of niet goed waare.<br />
Men gebruikt <strong>ze</strong> meerendeels omtrent haar,'<br />
. waai? mede men in één en 't <strong>ze</strong>lfde ftuk rjvert,<br />
of die mén benijd, cn die juist wégeiïs de<strong>ze</strong><br />
<strong>ze</strong>kere zaaS haaren Eö'-ihang heeft.<br />
Den uitflag geeft derhalve de menigte' vin 9
s sg HOOGMOED, WANGUNST, enz.<br />
lachgen, en een op die wij<strong>ze</strong> verongelukte<br />
fpotternij is bijna fmerteüjker, dan een icherts,<br />
die men <strong>ze</strong>lve gekreegen beeft.<br />
Terwijl men alle woorden der anderen aanvalt,<br />
en 'er iets befchaamend of belachgelïjk van<br />
zoekt te. maaken, ja <strong>ze</strong>lfs wel vooraf Viïïoria<br />
roept, zo geeft de Dame <strong>ze</strong>lve, of wat haar<br />
dient, een goed of verkeerd repliek; nu berst<br />
de ganfche aanhang met een geweldig lachgen<br />
uit, en wat men ook nog <strong>ze</strong>ggen kan en wil,<br />
men word overbluft, en trekt met verlies<br />
terug.<br />
Zoo dit vernederend is, dan is het volkomen<br />
ftilzwijgen van het ge<strong>ze</strong>lfchap op zulk<br />
eene fcherpe en ftekelagtige reden beftraffend;<br />
men heeft de dciicafèsfe van het ganfche ge<strong>ze</strong>lfchap<br />
beledigd; men heeft de befte perzoon<br />
aangetast, wier hoogagting <strong>ze</strong>lfs, door de ver.<br />
dediging omtrent zulk eene wanvceglijkheid,<br />
iets verlie<strong>ze</strong>n zoude; of men heeft met haar<br />
ongeluk den fpot gedreeven; of men is, door<br />
zijne geftadige gal- uitbraaking, voorlang alreeds<br />
bij allen zo walglijk en haatelijk geworden,<br />
dat men geenzins waardig geagt word, noch befpot,<br />
noch wederlegd te worden.<br />
1<br />
Goede lesfen ter verbeteringe! Doch<br />
de<strong>ze</strong> is ten eenemaal onmogelijk, daar waar<br />
mes
HOOGMOED, WANGUNST, enz.<br />
men zijne eigeüefde alleen, nog kommerlijk<br />
voed met de fcherpfle veragtinge van anderen.,<br />
en woedende van honger word.<br />
Met eene afwe<strong>ze</strong>nde den fpot te drijven<br />
brengt, <strong>ze</strong>lden, de gehoopte werking voort.<br />
Eene jonge, vlugge Juffer beledigt dair door<br />
de Ouderen, die het oordeel voor zig willen<br />
behouden, en met tegenzin verbaasd flaan,<br />
wanneer zij iemand, te vroeg, in de<strong>ze</strong> kunst<br />
bedreeven vinden. De oude en haatelijke<br />
worden daar door onverdraagelijk.<br />
Eene bejaarde vrouw in het gezêlfchip flnafe<br />
op, om eene jonge, nog onbekende perzoon<br />
af te beelden, die zij alleen gezien heeft, om<br />
het <strong>ze</strong>ggen van een Heer te weerleggen, die<br />
haar als beminnenswaardig befchreef; zij ftelt<br />
zig ten dien einde in een afzigtig, <strong>ze</strong>er trot-.<br />
<strong>ze</strong>nd pronkend poftuur, maakt grimatfen en<br />
trekkingen, en doet allerlei haatelijkheden aan<br />
haar zo zigtbaar worden, dat de geheele mei<br />
nigte der aanfehouwers agter haaren rug eenpaarig<br />
van oordeel is, dat de verfehijning van<br />
den kwaaden geest <strong>ze</strong>lve <strong>ze</strong>ker zo <strong>ze</strong>er niet<br />
kon verfchrikken.<br />
Men zoekt iemand zijne onverfchilligheid,<br />
veriigting en minteiling te kennen te geeven;,,<br />
dien men nogtans voor zo gewigtig houd,. dat;<br />
P 3 mer*
«3o .HOOGMOED , WANGUNSN' enz,<br />
. men geftadig aan hem denkt; waar men maai'<br />
kan , 't gefprek over hem doet gaan; na alle zijne<br />
handelingen ? na zijn blotij of zijne onheilen<br />
yemeemt, en een gcbeelen dag van hem<br />
zou kunren fpreeken, zonder moede te wor*<br />
den; dat is, men benijd hem-<br />
.Zekere aanzienelijke Dame heeft de vrouw<br />
yan * *, reeds lang, door haar veragtelijk gelaat,<br />
te verftaan gegeeven, dat <strong>ze</strong> maar een<br />
burgerlijke kennisfe is, en dat 'er ganfeh geene<br />
vergelijking tusfchen haar en zig plaats vinde;<br />
evenwel vernedert zig de Mevrouw, bij het<br />
laatfte gastmaal, naa 't getuigenis de<strong>ze</strong>r vrouwe<br />
bij eene andere, die 'er bericht van geeven<br />
kan, verftandig te vernoemen, en van<br />
daar verder tot de huislijke regeering de<strong>ze</strong>r gevaarlijke<br />
vrouw over te gaan, zo naauwkeurig,<br />
dat de gevraagde niet eens op alle de gewigtige<br />
vraagen een behoorlijk antwoord geeven<br />
kan.<br />
Eene vrouw, waarvan men niets verder kan<br />
<strong>ze</strong>ggen, dan dat <strong>ze</strong> grootfeh is, is zo gevaarlijk<br />
niet , en heeft den haat niet, dien eene<br />
<strong>ze</strong>er benijdende en bijtende allerwegen vindt.<br />
De eerfte is geheel ongevoelig omtrent dc<br />
waareld, die buiten haar is; haar geluk is, zij<br />
is werklijk zo groot, of haar gevoelen daarom-
HOOGMOED, WANGUNST, ens. 2%i<br />
omtrent zo gemeen, of haare gedagte» over<br />
de waarde en voorrechten zijn zo eenzijdig ,<br />
dat <strong>ze</strong> ten minften ter plaat<strong>ze</strong>, waar <strong>ze</strong> zig<br />
ophoudt, er in het geheel geene vink, die,<br />
bij haar te vergelijken ware; z.j is hovaardig<br />
in haare koets, of aan haar mans arm, of op<br />
den ftoel, zonder eenigen groet of compliment;<br />
de oegen zijn op één voorwerp geves.<br />
tigd, en de ziel fiuimert in haare eige grootte;<br />
veelen hebben haar <strong>ze</strong>lfs nog niet hooren fpreeken<br />
, al is het, dat <strong>ze</strong> <strong>ze</strong>lfs een uur lang in een<br />
ge<strong>ze</strong>lfchap tegen over haar zaten. Men wend<br />
'er daarom ook fpoedig aan, haar als een leevenloos<br />
bee :<br />
d aan te zien , waar voor men, uit<br />
een foort van devoote gewoonte, <strong>ze</strong>kerlijk met<br />
eenigen dwang, en daarom kaal genoeg, den<br />
hoed afneemen, of eene buiging moet maaken<br />
, zonder zig flegts eens te laaten voorftaan,<br />
iets meerder te hoopen of te wenfchen, zonder<br />
zig te verbeelden > met betrekking tot haar aan<br />
eenige vriend-of vijandfehap , jegens ons to<br />
denken; om dat men ver<strong>ze</strong>kerd is, dat <strong>ze</strong> ichier<br />
in 't geheel niet aan ons denke. *<br />
De laatfte is alleen van gedagte, dat niemand<br />
een grooter geluk waardig is, dan zij. Haare<br />
gedagten omtrent voorrechten en volkomenheden<br />
gaan verder; zij waardeert niet alleen fp-<br />
P 4 boor-
23& HOOGMOED , WANGUNST, enz.<br />
boorte of ftaat, of goederen, maar ookfchoonbeid,<br />
verftand, leevensraanier, belee<strong>ze</strong>nheid,<br />
enz. Zij wenfcht daarom alles in zig te verëenigen,<br />
zonder dat <strong>ze</strong> mogelijk van natuure, of<br />
door naarftigheid 't minst van dit alles hadt verkreegen;<br />
zij heeft daarom veel meerdere, met<br />
welke zij zig geftadig vergelijkt, en die <strong>ze</strong> benijdt;<br />
haare kamenier <strong>ze</strong>lve is 'er niet van uitgezonderd<br />
, wanneer men in dit meisje 't een of<br />
ander mogt waardeeren, ook de fraaije zangeres<br />
te Florence of Rome niet, <strong>ze</strong>lfs de betoverende<br />
Venus in de gaanderij niet, wanneer <strong>ze</strong> daarvan<br />
hoorde fpreeken.<br />
„ Wel! berst zij uit, en verraadt zig, 't zal<br />
,, evenwel nog worden bewaarheid , en haar<br />
„ zal evenwel nog wel ééne evenaaren."<br />
Dit geheele huis verdient haaren haat; want<br />
men bewonderd de fraaije meubilen in 't <strong>ze</strong>lve;<br />
en dat huisgezin <strong>ze</strong>lve; want daaromtrent roemd<br />
men op eene goede en verftandige opvoeding der<br />
kinderen;. en een. derde; want men fpreekt van<br />
de huishoudfter, als van eene <strong>ze</strong>er verftandige<br />
en liefderijke vrouw,<br />
Men kan <strong>ze</strong> aanftonds met een lint, met eene<br />
ftrik of een gqsp beledigen; zij ziet na alles;<br />
zij vraagt na alles, en, alles wat <strong>ze</strong> ziet of<br />
\ 0 0 ï t<br />
> ftcekt tot haare gevoelige krenking,<br />
in-
HOOGMOED, WANGUNST, enz. ^<br />
indien het beter is, of voor beter gehouden<br />
wordt, dan zij het heeft; dit alles maakt haar<br />
met zig ?elve en de waereld misnoegd; veroorzaakt<br />
haar <strong>ze</strong>lve flaapeloo<strong>ze</strong> nachten , huilen en<br />
klappertanden, en haaren man, de Hemel kome<br />
hem te hulp! onophoudelijke verwijten en<br />
waare dolhuisdagen.<br />
Wat wonder derhalve, wanneer dezulke daar<br />
voor eenige ftraf lijden, die door haare gcftalte<br />
en fchoonheid , door haar vermogen en welvaart,<br />
door haare aardigheid en bewondering,<br />
zuik een geweldig werkend vergift in haare aderen<br />
hebben uitgeftort, en deswegen, waar <strong>ze</strong><br />
maar kan, van haar vergiftig gebeetcn worden.<br />
Men bewonderd de wel gekoo<strong>ze</strong>, bevallige<br />
kleeding eencr afwee<strong>ze</strong>nde: j, 't is maar jam-<br />
5, mer, dat 'er een zo dom fchep<strong>ze</strong>l in fteekt ï'<br />
Men doet eene algemeen "erkende fchoonheid 't<br />
billijk recht: ,, zij zou nog fraajer zijn, zoo<br />
<strong>ze</strong> eene ziel hadt!" Men is verrukt over de uitmuntende<br />
tederheid van een jong paar : zij<br />
wenfehi, dat het maar lang moge duuren; voorde<br />
waereld kunne men wel veel <strong>ze</strong>ggen en doen,<br />
wat tog in der daad inwendig heel anders gefield<br />
ware.<br />
En nu nog een goed gedeelte vuiiaartige<br />
P.5 vreugd
2 3 4. HOOGMOED, WANGUNST, enz.<br />
vreugd over 't onheil van anderen, wanneer<br />
ons de Hemel aan zulke zondaars met meenigerlei<br />
huiskruis heeft gewroken, of <strong>ze</strong> eens eene<br />
onvoorzigtigheid begingen, waarover het ge*<br />
meen een groot geweid en leeven maakt:<br />
„ wel nu, dan zal het tog een beetje mee haar<br />
gedaan zijn; tot nu toe heeft haar immers geene<br />
eerlijke vrouw kunnen evenaaren: neen-,<br />
ik moet er in de daad om lachgen, enz." Waar<br />
zulk eene Harpij haare vuiligheid op S. V. uit»<br />
ftort,* daar gebruikt men, dikwijls, als <strong>ze</strong>kere<br />
braave mannen, 't huisrecht, en waarfchouwd,<br />
boven dat, nog de geheele waereld voor den<br />
vuilen vogel, die niemand zijnen goeden beet<br />
met rust verteeren laat.<br />
Men fchrikt, om haar in een ge<strong>ze</strong>lfchap aan<br />
te treffen, alreeds bij ondervinding overtuigd,<br />
dat men eenige fijne uitvallen haarer foort moet<br />
verdraagen of beftraffen.<br />
Haar het bezoek te geeven, is, zoo niet<br />
nik - .. _<br />
even zo gevaarlijk, nogtans langwijlig en ver.<br />
veelend; want <strong>ze</strong> is Niobe, en men zal zulk<br />
een geluk uitdrukkelijk moeten bewonderen,<br />
of als een verftokte domkop worden behandeld.<br />
Alles.wordt 'er, als in eene Toverlantaarn t<br />
voor den dag gehaald en vertoond; Ferdinant-<br />
P
HOOGMOED, WANGUNST, enz. 235<br />
ie moet zijne Latijnfche woorden op<strong>ze</strong>ggen ,<br />
en in het Franfch foraake&jfc eeten , en eene<br />
aangenaame nachtrust wenfchen, en op de gezondheid<br />
van Mama drinken, en Jantje moet<br />
de fabel van den Leeuw en de Muis opfnijden,<br />
en Fytje zonder liefde en zonder wijn op 't Ciavercimpel<br />
fpeelen, en daarbij dingen, en dan<br />
met Ceetje een menuet dan<strong>ze</strong>n.<br />
Dan wordende Liefjes, om hunnen lof in te<br />
oogftcn, de één naa den anderen op de fchoot<br />
genomen en getroeteld, of op ftoelen aan tafel<br />
ge<strong>ze</strong>t, en met banket of wijn gevoerd, en dit<br />
alles gepaard met een breedvoerig verhaal van<br />
hun verftand en overige bekwaamheden, hunnen<br />
goeden inborst en fterke bijlagen van reeds<br />
gegeeven voorbeelden, zo dat men reeds <strong>ze</strong>er<br />
veel tot hunne ontfchuldiging zal kunnen <strong>ze</strong>ggen,<br />
wanneer al de een of ander, door zijne ongeregeldheden<br />
, eene Dame wat koften, of het<br />
ganfche ge<strong>ze</strong>lfchap fchrik mogt aanjaagen.<br />
Meer had men eigenlijk niet nooclig, om te<br />
mishaagen; maar 'er karnen nog, menigmaal,<br />
veele andere dingen bij.<br />
Men toond zig aan de gaften in een ftaat,<br />
waarbij niemand zal haaien; doet alles met een<br />
veriigtend gelaat; heeft men een' Bedienden;<br />
dan toont men, dat men hem heeft, cn <strong>ze</strong>t<br />
den
aj6 HOOGMOED, WANGUNST, enz.<br />
den kae*el in een hoek; heeft men eene Equipagie<br />
, dan fpreekt men van haar , en geeft<br />
de bevelen aan den kofitfier overluid, en wel<br />
verfcheide maaien ; roept Frederick, en bekijft<br />
Clara , en laat Maricmm 't een of ander <strong>ze</strong>ggen<br />
, ten einde de gasten , welke te voet gekomen<br />
zijn , en die flegts eenen bedienden<br />
hebben , wel bedenken mogen, hoe te vreden<br />
men zijn ! kunne , wanneer God iemand in zulke<br />
omftandighedcn gefield heeft.<br />
Men heeft de fpraak alleen ; laat niemand<br />
zijn geval uic vertellen , maar fielt 'er een<br />
van de zijne voor die falie <strong>ze</strong>ker veel gewigtiger<br />
zijn ; men weet gevo'gelijk ligtelijk te<br />
pas te brengen , hoe vriendelijk ons zijne<br />
Hoog-en Doorluchtigheid lieten groeten, of<br />
<strong>ze</strong>er gemeenzaam met ons praatten ; hoe men<br />
over geringe lieden hartelijk moet lachgen; men<br />
field breedvoerig voor , wie de Heer Vader<br />
of Heer Grootvader van de<strong>ze</strong>n , of geenen<br />
zijn , of waren , en hoe <strong>ze</strong>er men zig vernederd<br />
hebbe, door dit of dat huwelijk.<br />
En wanneer dan de. Heer Gemaal die Glorie<br />
eenigzins wil tegenfpreeken, en meent/dat<br />
het zo erg niet is , dat het maar zo en zo<br />
zij of zij anders in haare haatelijke zijden, eenigermaate<br />
bloot worde, —- dan moest iemand<br />
de
HOOGMOED, WANGUNST, enz. 237<br />
de gebaarden zien, waarmede hij voort geftraft J<br />
of, aan een zijde getrokken nog veel zwaarder<br />
fententie hooren moet.<br />
Waar zulke gaaven worden gevonden als wij<br />
<strong>ze</strong> tot dus verre hebben opgegeeven ; daar<br />
kan men op veele andere dingen ftaat maaken<br />
die anders, gewoonlijk onder het .Gemeen alleen<br />
in gebruik zijn; gcfcbülen om den rang, kwestie<br />
, geraas over tafel en bij het dan<strong>ze</strong>n opvliegen<br />
, huilen en Ich'impen.<br />
Denk maar eens, verhaalt Mevrouw Naps ,<br />
des Schepens vrouw, van eene.andere, over<br />
welke men reeds een tijd lang heeft gefproken,<br />
toen we de laatfte maal,bij * * te gast war<br />
e n 5 _ God vergeef me de zonde, 't<br />
is wel een beu<strong>ze</strong>ling, maar het moeide<br />
mij egter geweldig , ik kan het u niet <strong>ze</strong>ggen<br />
, toen wierdt dat. domme fchep<strong>ze</strong>l nog<br />
voor mij bediend. „ Wanneer men nu bedenkt<br />
, dat haar man dit jaar in de regering<br />
is; dan wordt de klagt alleszins gewigtig. —<br />
Op het Ball, waarop zig de geringe Adel<br />
met de burgerij verëenigt, wenkt de Freule * *<br />
haaren Jonker om de burgerpaaren voorbij te<br />
gaan ; daar door word de best Angloife bedorven<br />
, en de Mufikanten kunnen, voor eerst,<br />
hunne ftrijkftokken nederleggen, of op de<br />
fna-
HOOGMOED, WANGUNST, enz.<br />
fnaaren knippen, om dat geene Juffer aan<br />
den dans wêer wil , en de Heeren zig eerst<br />
onderling moeten bevredigen. •<br />
Heerlijke , gewenschte vreugd op Heer<br />
Joostem bruiloft dag! de Partijen fmaaken den<br />
Gasten in het algemeen brj uitftek , en den<br />
Heeren mondt inzonderheid de deli.caate<br />
wijn , even als allen de fraaje gedichten <strong>ze</strong>er<br />
behaagen , ter Eere van het bruilofcs paar gemaakt<br />
, en het ge<strong>ze</strong>lfchap .is uitermaate vrolijk,<br />
tot dat 't is, of 'er de Duivel,<br />
altoos meefpeclde, —•— de beide moeders»<br />
die zig reeds lang met dë oogen van liefde heb-'<br />
ben aangezien , ais klepel en klok vinnig aan<br />
elkander raafcen.<br />
De beledigde fpringt op, fmijt den ftoel<br />
weg , en mes en vork op tafel, weent fterk<br />
agter den voorgehouden doek , en loopt eindelijk<br />
met een bekreeten aangezigt en onverftaanbaare<br />
klagren en verwenfchingen in de keuken<br />
onder alle dienftboden.<br />
Men fpringt van vier zijden op , om zé te<br />
troosten , en terug te brengen, maar alles te<br />
Vergeefs.<br />
De Brir'd trekt de partij van haare moeder;<br />
vier vriendinnen haar ten ge<strong>ze</strong>lfchap mede, en<br />
nu huilt of vlugt alles , loopt rond , of ftaat in<br />
ee-
HOOGMOED, WANGUNST, enz.<br />
eenen kring bij malkan deren , uitgenomen de<br />
goede Bruidegom , die de Neutraliteit voor<br />
't veiligst houdt, en de op tafel ge<strong>ze</strong>tte Forellen<br />
eeten wil, - terwijl <strong>ze</strong> nog warm zijn ,<br />
behoudende tot ge<strong>ze</strong>lfchap alleen nog twee'<br />
cude Heeren die mede van gevoelen zijn, dat<br />
vrede voede, maar tweedragt verwoeste.<br />
Van veele andere weet men reeds, dat men<br />
<strong>ze</strong> nooit te gelijk noodigen moet, zal men<br />
met fmaak eeten en drinken : Zij hebben zig<br />
elders eens den oorlog openlijk aangekondigd;<br />
en het is waereld!.und :<br />
g geworden.<br />
Heeft men misfehien uit onkunde, daaromtrent<br />
gedwaald ; of komen <strong>ze</strong> eens bij geval<br />
znmen ; dan is 't gefprek , <strong>ze</strong>lfs voor de infchikkeüjkfte<br />
ziel, lastig en verveelend.<br />
De eene zal niet lachgen , wanneer 'er de<br />
andere de fterkfte gelegenheid toe vindt, niet'<br />
bewonderen , niet prij<strong>ze</strong>n , niet beklaagen ,<br />
wanneer het de andere doet ; wanneer geene<br />
van haare hui<strong>ze</strong>lijke zaaken en kinderen fpreekt,<br />
dan zal dée<strong>ze</strong> uit het venfter kijken , of met<br />
den houd fpeelen ; wanneer men met de<strong>ze</strong><br />
fchertst, dan zal geene hoesten of fnuiten ,<br />
wanneer men beide aan fpreekt , dan zal de<br />
eene zwijgen, de oogen neder flaan, of van<br />
ter
2 4 0 HOOGMOED, WANGUNST, enz.<br />
ter zijde zien , tot dat <strong>ze</strong> in het bijzonder aangefproken<br />
wordt.<br />
Dat twee trotfche mannen, huune oude<br />
kweftie moede, zig formeel verzoenden, dat<br />
de één luid en voor de vuift <strong>ze</strong>ide, ik heb mis<br />
gehad, en de ander even zo oprecht antwoordde,<br />
zwijg flegts, het is al vergeeven, daarvan<br />
mag men alleszins <strong>ze</strong>lfs eenige voorbeelden in<br />
zijn leeven kunnen bijbrengen; maar onder<br />
vrouwsperzooncn twijfel ik, of men zal kunnen<br />
ftaande houden , dit <strong>ze</strong>lfs maar ooit gehoord<br />
te hebben, dit <strong>ze</strong>lfs alleen van hooren<br />
<strong>ze</strong>gden te kunnen bewij<strong>ze</strong>n.<br />
Ik heb bedelaarfters gekend, die voor haare<br />
vijandinnen in 't ftuk van glorie, met welke zij,<br />
voorde<strong>ze</strong>n, om ftrijd hadden geftreeden, elkander<br />
in 't vaarwater zaten, of met veragting nederfpuwden,<br />
zo dra <strong>ze</strong> haar zagen; ik heb gezien,<br />
dat het laatfte geld, dat <strong>ze</strong> op een rijk<br />
pand of voor een verkogt ftuk lands ontfingeni<br />
befteed wierd, alleen om de partij nog eens met<br />
vollen luifter onder de oogen te zien.<br />
Het eenige, wat wel geene formeele verzoening,<br />
maar nogtans eenige herëeniging ligtst<br />
bewerkt, is, wanneer er eene derde is, die <strong>ze</strong><br />
beide veragt.<br />
De
HOOGMOED, WANGUNST, enz.<br />
De ééne partij laat, bij geval, in een ge<strong>ze</strong>lfchap<br />
zijne kiagten daarover hooren; de andere,<br />
hoe vel men haar niet regtftreeksch aanfprak,<br />
gee^t haar gelijk; men flaatde oogen hu, voor<br />
de eerfte maal , wêer tegen malkander op,<br />
word tegen elkander vrij en infchikkelijk. Nooit<br />
hadt 'er een gelukfciger gefprek op de baan kunnen<br />
gebragt worden; misfchién dar. men zig<br />
morgen rèeds bij elkander laat aandienen, orri<br />
van de zaak verder té fpreeken.<br />
Zo menigmaal als wij van ons geluk droomén,<br />
denken' wij teffens aan on<strong>ze</strong> vijanden en veragters;<br />
men dagt lang genoeg te vooren, hoe men<br />
hen wilde vernederen , en bij alle wijsheid<br />
behoord er evenwel noch veel toe, om té<br />
ontdekken hoe men zijné wraak zal oefeheri.<br />
,<br />
Eene Juffer, die bij haare fierheid, éenigeri<br />
tijd veragung meent geleéden te hebben, is'<br />
ènverza'rielijk in haaren triumph, wanneer haar<br />
geluk, 't uur eener genoegelijke wraak voor<br />
fiaar fchijrit gekomen té zijn.<br />
Zij dwingt haaren vrijer, door <strong>ze</strong>kére flraatèn<br />
en juist voorbij <strong>ze</strong>keré nui<strong>ze</strong>n met haar<br />
te gaan, die <strong>ze</strong>, wegens een' vee! naderen<br />
weg, wel hadden kunnen vooibijgaan ; juist<br />
tlan wórdt zij mét hém 't gemeenzaamst; én<br />
& DEEL. 0 h#
2 4£ HOOGMOED, WANGUNST, enz.<br />
hij kan haare caresfen niet weigeren; zij heeft<br />
'er hem toe genoodzaakt. Of op eenen anderen<br />
tijd laat zij de gla<strong>ze</strong>n van de koets neder,<br />
en ziet met een vf^agtelijk oog op allen, dis<br />
<strong>ze</strong> meent te moeten ftraffen; bezoekt nu Komedien<br />
en wandelwegen naarftig, die <strong>ze</strong> te<br />
vooren in haare eenzaamheid onbezogt liet ;<br />
lacht, in 't voorbijgaan over <strong>ze</strong>kere perzoo.<br />
nen overluid, wel niet altijd over hen, maar<br />
nogtans wegens hen, op dat <strong>ze</strong> ten minften<br />
haare wraak daar uit vermoeden, en berouw<br />
van haare zonden hebben zouden; hij mag niet<br />
groeten, want zij groet niet. •<br />
Met één woord, zij doet alles, om te tponen,<br />
dat het nu ook haare beurt is, om gunst<br />
uit te deelen en te weigeren, en ik raade elk<br />
eene, die het aangaat, zig liever eenige dagen<br />
fchuil te houden, tot dat dit gelukkig paar de<br />
Stad heeft verlaaten, wanneer de Vrijer , het<br />
welk haare trotsheid vergroot, uit verre landen<br />
•Zijn mogt. s<br />
Men moest bij jonge Juffers eerder vriendfchap<br />
en zufterlijke liefde vermoeden, dan bij<br />
oudere en bejaarde; men ziet ten minften, hoe<br />
<strong>ze</strong> zig in de gemeenzaame verkeering aanvatten,<br />
als onverduldig elkander opzoeken, wanneer <strong>ze</strong><br />
zig vinden, liefderijk omhel<strong>ze</strong>n, en zo zamen<br />
lee-
HOOGMOED, WANGUNST, enz,<br />
Je'even. Mnar veele honds ik eenigzins verdagt,<br />
en men zal 'er mij zo terftond niet zonder kwaade<br />
verwijten van af brengen, zoo men de moeite<br />
doen wil, het gemaakte, de angstvallige;<br />
pooging zulker fchouwfpclen, en de zo blijkbaar<br />
bewondering zoekende oegen dier fraaje Actri»<br />
een daarbij meer van nabij te befchouwen.<br />
Men kan naamlijk in ge<strong>ze</strong>lfchap beter handé-'<br />
len, dan Voor zig <strong>ze</strong>lve; alles krijgt hier meer<br />
leeven én uitfteekendheid; men kan metdefterü<br />
ên de handen fpreeken; men verkoopt daar<br />
geeftige flagen, vernuft en raifennement overluid,<br />
en veild den voorbijgangers zijn Karacter<br />
tot een billijken prijs. «—»<br />
Met één woord, vriendinnen brengen vrienden.<br />
Jammer is het, dat de<strong>ze</strong> laatfte de eerfte'<br />
gemeenlijk verdringen, en dat de gelukkige<br />
nimphen eikander haare Chooren leeren betwiflen.<br />
De vrouwen hullen zig gaarne in den mantel<br />
der eere van haare mannen, al ware de<strong>ze</strong> ook<br />
nog zo klein en armhartig, dat hij ter nauwer<br />
nood in ftaat was hem <strong>ze</strong>iven de noodige dienften<br />
te doen, dat is, zij fpreeken gaarne van de<br />
ampten i waardigheden, eere aanbrengende'<br />
werken en bezigheden hunner mannen bij zul-<br />
Q 2 • tem
244 HOOGMOED, WANGClfST, enz.<br />
ken, die op zodanig iets van de hunne niét<br />
kunnen roemen.<br />
Des Burgermeeftcs Vrouw Zal nimmer nalasten,<br />
bij haar ge<strong>ze</strong>lfchap menigmaal te herhaaen,<br />
dat haar man nog op 't Stadhuis is; dat<br />
daar <strong>ze</strong>ker eene gewigcige zaak moet worden<br />
verhandeld, om dat hij zolang wegblijft, en dat<br />
fle goede man van 's morgens vroeg tot 's avonds<br />
laat geene rust hebbe. Eene andere, Wier man<br />
Notaris en Procureur is, fpreekt van geheele<br />
kaften, tafels en ftoelen van Aften, waar tusfchen<br />
hij als ten eenemaal verfchanst zitr.e, van<br />
's mans nagtbtaaken en andere gevaarlijkheden,<br />
dat natuurlijk tot zaaken van 't uiterst belang<br />
doet befluiten. En de vrouw van eenen Autheur<br />
ontdekt haar mans zonden, wanneer zij<br />
<strong>ze</strong>lfs verborgen moeften blijven: „ mijn lief,<br />
„ <strong>ze</strong>gt <strong>ze</strong>, 't was juist, toen gij uw laatfte<br />
„ werk uitgaaft."<br />
En oordeel over 't gewigt Van de bezigheden .<br />
hunner egtgenooten: de één vindt op 't Stad*<br />
huis zijn befte rust, den anderen worden de Acten<br />
flegts pro forma t'huis gezonden; en de<br />
derde heeft, ten behoeve der boter-ver<strong>ze</strong>ndingen,<br />
een ding van drie bladen groot, en detail<br />
laaten drukken.<br />
Me-
HOOGMOED, WANGUNST, enz. 24$<br />
Menige vrouwen zijn zo <strong>ze</strong>er met haar<br />
voorigë verblijf , haare voorige verkeering en<br />
viiendinnen ingenomen, dat <strong>ze</strong> deswegen 'er<br />
in 't geheel geene aan de tegenwoordige plaats<br />
kunnen vinden ; of de burgervrouwen noemen<br />
bij haars gelijke , de Conduiten des Adels,<br />
zo uitfluitender wij<strong>ze</strong> dat men zig moet<br />
verwonderen , hoe weinig men, dikwijls -, de<br />
zijne Sexe zo eigen Delicatesfe heeft afgeleerd»<br />
welk zig nogtan6 zo duidelijk toont, en zulks<br />
niet ongetëraft laat.<br />
De fcbadelijkfte alleenhandel, die eene vrouw,<br />
ter vernedcringe van andere, kan drijven, is<br />
Geleerdheid , zo lang als zij naamlijk al het<br />
overige nog niet geheel geftaakt, en met haare<br />
Sexe nog eenige gemeenfehap heest.<br />
Alle die bij haare diepzinnige gefprekken<br />
moeten verftommen , wanneer <strong>ze</strong> gewigtigo<br />
boeken en Geleerden beoordeelt , de laatfte*<br />
artikels uit de geleerde nieuwspapieren nog<br />
verfch en warm opfnijdt, met haar of een<br />
ander man over een' naam of eene fprcekwij<strong>ze</strong><br />
zintwist , boek en kapittel aanhaalt ,<br />
waar zij het laatst heeft gelee<strong>ze</strong>n , of haar<br />
Geheugen aan eene Periode of eenen Paragraaf<br />
fchemt, alie , die hier bij tegenswoordig zijn,<br />
en door het vertoon haarer geleerdheid moeien<br />
vernederd worden, fchreeuwen wraak. Mta,
246 HOOGMOED, WANGUNST, enz.<br />
Men geeve 't hart de<strong>ze</strong>r laatften lugt, dag<br />
is , men helpe haar tot een vrij oordeel over<br />
de<strong>ze</strong> vrouw ; dan zal men hooren , hoe weinig<br />
zulk UTtgeftroöid zaad van eere in haar hart<br />
is opgegaan , en hoe daarentegen eene menig»<br />
te van kleine fpotternijen daar uit zijn opgegroeid,<br />
die <strong>ze</strong> voor zulke verveelende uttfei*<br />
fèhadeföos houden , wanneer z ;<br />
j gatègehheid<br />
hebben &m <strong>ze</strong> te mogen uiten.<br />
Wee baar , die met dit pronkftuk verkeerd<br />
praalt, en van Welke men <strong>ze</strong>ggen kan , dat <strong>ze</strong><br />
niet verftaat, wat <strong>ze</strong> <strong>ze</strong>gt! zij word gevieren?<br />
deeld, verfcheurd, en allerwegen heen gezonden;<br />
honderde ge<strong>ze</strong>lfchappen onderhouden zig<br />
met haare verfierfeien'; men lacbt luidkeels t<br />
wanneer 't iemand onderneemt, om haaïfpteêir<br />
kende in te voeren.<br />
Zelfs zijne voorrangen in het huishouden met<br />
op<strong>ze</strong>t te toonen ; even als Croefus zijn ge<strong>ze</strong>lfchap<br />
, uit eige bewteging, door alle provifie -<br />
kamers heen leiden, en aan haare deuren zuinig,<br />
heid, overleg en voorzienigheid in zijn voorbeeld<br />
preeken , is niet altoos 't blijk van deugd van<br />
nut en voordeel. — De Titel eener wij<strong>ze</strong><br />
vrouw is belgend en ftoctend.<br />
In 't kort: wanneer wij ons 't meest behaagen<br />
,| in digt voor het licht te zijn; dan moet men<br />
bedenken , da* men anderen fchaduw maake.<br />
STUURS-
S Tü U R S H E I D ,<br />
Lweejerij, voorbereiding tot het huwelijk.<br />
247<br />
Jj)'- verbeelding bedriegt Wij<strong>ze</strong>n cn Dwaa„<br />
2 e n # — Waarom ook niet een jong fchep<strong>ze</strong>l,<br />
het welke zich , van 't eerfte gebruik zijner<br />
ooren af, door allerlei vleijerijen der Ouderen<br />
geftreeld en geliefkoosd vindt ; dat het<br />
Troetelkind van Oom en Tante; was ; door<br />
het welke, om dat men 't Wicht niets weigeren<br />
raeg^ , de dienstboden , cn wie anders<br />
noch iets begeerde, den <strong>ze</strong>kerfren weg tot het<br />
hart van mijn Heer en Mevrouw vond ; ja ,<br />
even als 't Mariabeeld in haaren Bijbel , den<br />
fchoonen fraajen bruidegom voor zij ren geest<br />
doet zweeren, cn nu in haar <strong>ze</strong>stiende jaar %<br />
den Spiegel cn de Romans , in allen haaren<br />
ledigen tijd, tot eenige beftierders heeft..<br />
Kier moet de verbeelding werkzaam zijn,<br />
of het gaat niet als 't behoort.<br />
Thans ftaa ik in de voorzaal van één'<br />
mijner Bekenden: — luister! wie fpreekt hier?<br />
wie memorifeert 'er ? „ Wanneer dan uw<br />
voet in de<strong>ze</strong> gewesten doolt , niet wetende ,<br />
Q^4 ckt?
248 STUURSHEID, enz.<br />
dat uw Arnöldus , onder de<strong>ze</strong>n heuvel, deq<br />
doodsflaap Oaapt, - dan «weeve mijn geest<br />
voor u, en beademe u toe , gelijk als de<br />
Gccs.cn adelen, — doe; frat hij in zijn leeven<br />
deedt, en zógte i-oor u — gij voele het,<br />
en <strong>ze</strong>gge : dat ü Arnoldus Geest, en<br />
zoek dan dén ücen.die u den naam <strong>ze</strong>gge.<br />
Ci<br />
i ïoekt w vergeefs, hij <strong>ze</strong>gt hem u ntet«weg<br />
v o o r e e u w,g vveg ; is zijne gedagtems<br />
onder de leerenden , maar de roos waasfemt<br />
u dan vm zijn g -af te gemoet, die ieere<br />
u, dat hij voor Kofalinde ftierf, de eenige<br />
onder de fterveln gen , de aanbidding voor<br />
hem in het.<br />
~ ;» Jammer, <strong>ze</strong>er jammer is 't, dat<br />
de moeder mij hier nu juist verrest:" ach!<br />
gij verwondert u naar gedachten ? — 't is<br />
mijne dochter. Ja , (terwijl de moeder de<br />
deur van een ander vertrek voor mij ontfluit,)<br />
daar is d ;<br />
e nu vohïrekt niet van af te brengen<br />
; niets in de waereld kan haar aandoen ,<br />
daar zit <strong>ze</strong> den ganfehen dag met de oogen<br />
in de boeken , ik <strong>ze</strong>g merigma d — ik <strong>ze</strong>g ,<br />
hoe is 't toch mogelijk, Caroüntje ? Zeg ik,<br />
maar, om dat het dus haar eenigst vermaak<br />
is, zo willen wij 'er haar ook niet van afhouden.<br />
En , wanneer het dan zo iets is,<br />
als
S E U U R S H E I D , enz.<br />
249<br />
als men thans fchrjfr., daar kan zij wel acht<br />
da.en naa malkander aan bikken , en ziet 'er<br />
uit als een Geest, en weent, zo, dat haar<br />
de aarde moge antwoorden."<br />
Terwijl ik mijne geringe gedachten, bij het<br />
ophaalen der fchouderen , vo^rdraagen wil,<br />
treed Carolintje met rood bekfeeten oogen<br />
en een natten zakdoek <strong>ze</strong>lve in on<strong>ze</strong> kamer,<br />
valt haare moeder om den hals , en fnikt het<br />
uit: „ ach! moedertje, moederlief! bedenk<br />
maar cehs, ach ! hij fteekt zich ten laatften,<br />
aan 't flot noch dood , en daar begraaft hem<br />
zijn vriend Ferdinandus , en dan komt zij, en<br />
fterft ook daar, ach i 't is niet om uit te<br />
ftaan ."<br />
„ Nu , ftel u toch maar gerust , 't is immers<br />
maar een boek , zi t! ••'.'a ir is Heer * *." -<br />
Maar, ik arme bloed, bij zulk eenen gleed<br />
van allerlei vuin.ge driften , heb dan liefst met<br />
niets te doen ; zij wendt ha^re natte oogen<br />
van ons af, en h sast zich weer na de cerite<br />
bron van haare traanen. —<br />
Carolintje is we<strong>ze</strong>nlijK fraai], de eenige erfgenaam<br />
van groote goederen , en ja en neen<br />
hangt eenigiijk van haar af, maar de keu<strong>ze</strong> is<br />
in haar hart alreeds gemaakt.<br />
Heer Quious , aliereerst van de Academie<br />
Q. 5 ko-
2 5 0 S T U U R S H E I D , enz.<br />
komend , een Gek, die even als Amoldus<br />
praat, een Dichter in folio, die met de vuist<br />
op de borst flaat, en ver<strong>ze</strong>kert, dat her. met<br />
den dolk volmaakt op de<strong>ze</strong>lfde wij<strong>ze</strong> zal gaan,<br />
en uit hoofde van het gevoel van des<strong>ze</strong>ifs<br />
kragtig vuur reeds vrijheid heeft gekreegen,<br />
om aan haare zijde, zig met onderlinge gelijkheid<br />
van zoortgelijke gevoelens te mogen'<br />
vex^maken.<br />
Doch de voltrekking mogt <strong>ze</strong>kerlijk noch<br />
wat verre afzijn ; want Heer Quïbus heeft,<br />
buiten zulke praatjes en traanen-ftorting, niet<br />
veel letteren gekaauwd, weike hem fchjelijk,<br />
aan een voordeelig ampt konden he'pen, en,<br />
wat anders nog aan Eere en Titels helpt , dat<br />
ontbreekt hem mede geheel.<br />
Inmiddels dienen zulke belei<strong>ze</strong>ls , menigmaal<br />
, om den verliefden den tijd lang met<br />
genoegen te fpeelen, en men begint zig, raenigwerf,<br />
niet eer te fchaamen, voor dat zich<br />
anderen over ons fchaamen.<br />
Onder dui<strong>ze</strong>nde voorbeelden aan dit foort<br />
flegts een eenig , om eik een' aan te <strong>ze</strong>tten,<br />
de geene, die hij <strong>ze</strong>lf beleefd heeft 'er bij te<br />
voegen.<br />
Een jong meisje, tugt- en eerlievend, maar<br />
volkomen bedreeven in de taal der Romans,<br />
zogt
S T U U R S H E I D , enz.<br />
zogt onder de jongmans haarer ftad , te vergeefs<br />
, na eenen , die in die taal en zo fprak,<br />
gelijk zij het gelee<strong>ze</strong>n hadt.<br />
Alle de jonge Heeren , en vooral de geenen,<br />
wien zij behaagde , welge<strong>ze</strong>ten kooplie^<br />
den , brsavc Huishouders, enz. vergrepen zich<br />
daarin, dat <strong>ze</strong> vaak met vader en moeder den<br />
handel begonnen , en noch niet eens gezugt,<br />
geweend en geknield hadden , voor dat <strong>ze</strong><br />
bij haar van een huwelijk ipraken.<br />
Eindelijk kwaa zulk een Saletjonker aangevlogen<br />
, die juist naar genoegen fnorde,<br />
en, voor dat hij haar aanfpreeken mogt, reeds<br />
tweemaal op de groote brug geftann hadt, om<br />
haarent Wille iets gedenkwaardigs te doen.<br />
De<strong>ze</strong> was het, maar, dewijl dit mannetje zijn<br />
Ecltaan in 't vaderland niet vondt, zn wordt<br />
befiooten, zijn fortuin in verre landen to zoeken<br />
, en. in een anders dienst het verdere af<br />
te wagten. i<br />
Men floot het laatst verbond in 't bijzijn<br />
van de zilver bleeke maan , onder een heiligen<br />
boom, en zwoer, dat *cr de ftarren van<br />
tintelden ; en nu ging het heen.<br />
In den beginne ging het juist, als het zijn<br />
moest, en gelijk zij hadt gelee<strong>ze</strong>n ; zij fprak<br />
met de maan en met den goeden boom; en<br />
hij
a 5 2 STUURSHEID, e:iz.<br />
hij kirde in alle zijne brieven , klaagde de<br />
waereld aan , die bij veïdienften blind was,<br />
en was bij 't flor. altoos, — tot dat de nacht<br />
des grafs bedekte, — de haare.<br />
Allengs wierden de<strong>ze</strong> Hemelfche brieven minder<br />
, en eindelijk hielden <strong>ze</strong> geheel op. Het<br />
goede meisje betaalde voor de haare altoos<br />
dubbeld , want zij kwamen geftadig weer terug<br />
; zij ondervondt nu weldra dat zij door<br />
geenerlei uitzicht van nieuwe hoop zich tegen<br />
de fpotternljen der Joage<strong>ze</strong>llen en Vrij fters ,<br />
wreeken kon, en zij hoorde eerst in het laatfte<br />
jaar van haar uitgeteerd leeven , dat haar<br />
Phoebus, in een ver , heel ver land zijn fortuin<br />
door een huwelijk gemaakt, en daar dooreen<br />
fchooldienftje hadt gekreegen.<br />
Wanneer men van on<strong>ze</strong> ftad den rechten<br />
weg noord-oostwaarts neemt , komt men aan<br />
een voornaam dorp en eene ftreek , die op<br />
4e fpcciale kaart van ons land , wegers den<br />
aartigcn kerktoren van dat dprp, bijzonder<br />
fraaij getekend ftaan.<br />
Hier heeft de Edelman , die 'er zijn buitenplaats<br />
kort bij hadt liggen , een ongeluk<br />
met zijne oudfte Freule dochter beleeft.<br />
De Onderwij<strong>ze</strong>r, die *- «• -—<br />
fraaij kon voorlee<strong>ze</strong>n • • • • — —- het bloed<br />
bedorven,—; 'X
STUURSHEID, enz. 253<br />
'T is jammer van de goede Freule, zij fprak<br />
Wcrklijk zo, dit men het voort op 't papier<br />
had mogen brengen 5 haa -e brieven tastten<br />
het hart regt aan ; zij fleet met eenen brief<br />
wel twee dagen , maar dan voelde men ook ;<br />
wat men noch niet gevoeld had ; zij leerde het<br />
ganfche dorp bevinden , en <strong>ze</strong>lfs den Predikant<br />
, die haar voormaalige onderwij<strong>ze</strong>r was<br />
geweest, hadt <strong>ze</strong> zo verre bewoogeri , dat<br />
haar, weeklijks, zijne fchets voor de Zondagspreek<br />
overgaf, om'er den behoorlijken zwier<br />
in te verbeteren , als waaromtrent zij hem ,<br />
volgens zijne eige belijdenis, verre overtrof.<br />
Doch dezé alle ,<strong>ze</strong>gt men, behooren voor het<br />
gemeen der lee<strong>ze</strong>rs, en maaken deklasfenog niet<br />
alleen uit, daar zijn 'er menigen , die zich nog aan<br />
geen boeken hebpen misgreepen—Maarnogtans<br />
aan eenige andere harfenfehim ?—-Door wondervolle<br />
verhaalen en koddige voorbeelden worden<br />
zij <strong>ze</strong>elieden en dooiende Ridders , en op<br />
de<strong>ze</strong>lfde wij<strong>ze</strong> dweepige fchoonen en kribbige<br />
ftuurfchen.<br />
Wanneer de Mama in 't bijzijn haarer dochter<br />
noch met genoegen verhaalt, hoe zij haaren<br />
man, als vrijer in zijnen minnegloed, heb«<br />
be behandeld ; wat hij voor blijken van tederheid<br />
bewe<strong>ze</strong>n hebbe , en hoe zij hem daarënte-
254<br />
ST UURSHEID, er*<br />
tegen met veragting beloond hebbe ; welke<br />
uitftekende moeite hij om haar hebbe gedaan,<br />
en hoe hij eindelijk bijna wanhoopig ware geworden<br />
, zo dat zij ten laatften meelijden met<br />
hem gehad hebbe; dan bekruipt de jonge dochters<br />
een hartelijke lust, om te overwinnen ,<br />
even als den jongen Helden , wien een Oud<br />
zoldaat van Kosbach verhaat, alwaar alle dj<br />
Franfchen het op een loopen fielden.<br />
Men zweert, het zal 'er in 't geheel niet anders<br />
gaan, maar vroeg of laat ondervind men,<br />
dat het ten dien tijde anders moet geweest<br />
zijn dan nu, terwijl de eerste proeven gantsch<br />
niet gelukkig uitvallen. De fchuwc vrijers<br />
naderen met zagte treden , vraagen met een<br />
befcheiden gelaat acces , belooven trouwen<br />
dienst; maar , om dat <strong>ze</strong> niet geheel gevoelloos<br />
zijn omtrent de eige Waarde , zo is hen<br />
de<strong>ze</strong> noordpools-koude , die men hen gevoelen<br />
Iaat, veel te aandoenlijk zij gaan bedeest<br />
agter uit , en , welke kruipend gekskap<br />
, hier naderhand , ook gelukkiger moge<br />
ankeren , de eerfte zouden van een eerlijker<br />
gevolg geweest zijn, volgens het oude fpreekwoord:<br />
goedkoop is duurkoop.<br />
Wat bij den éénen recht is, is bij den an<br />
deren billijk ; maar 'er kunnen nogtans zo<br />
vee-
STUURSHEID, enz. 255<br />
veels omftandigheien zijn , die anderen<br />
perfen , van die recht geredelijk af te zien ,<br />
althans , zoo het geluk hem niet verhaten<br />
zal.<br />
Lipje ziet , hoe Truitje haare oudfte zuster<br />
, mee haaren vrijer fpeelt; hoe haare eigenzinnigheid<br />
hem, aan haare zijde, nog veel<br />
vuuriger maakt, en haare fchoonheid den armen<br />
flaaf op allerleie wij<strong>ze</strong> toetst; zij neemt<br />
liet vast befluit , de hette der verdrukkingé ,<br />
ten eenige tijde, niet minder te maaken; maar<br />
de uitvoering mislukt; alle de Heeren blijven<br />
niet in dienst ; en de eerfte proef drijft hen<br />
alleen op de vlugt.<br />
Truitje was een fraaij meisje , Lijfje is het<br />
niet, wat <strong>ze</strong> ook daartegen moge inbrengen.<br />
De Heeren <strong>ze</strong>ggen 't immers duidelijk terwijl<br />
<strong>ze</strong> vlieden.<br />
In zulk een geval fteile men billijker prij<strong>ze</strong>n<br />
, dan vind men tog altoos koopers.<br />
Veelen beelden van't huwelijk lijken volkomen<br />
na <strong>ze</strong>kere fchilderftukken , waarbij men<br />
wel de fraaje verwen en de fijnheid van het<br />
penceel bewonderd, terwij! men hartelijk lacht,<br />
om dat men de waarheid en ?<br />
t geen gebruikelijk<br />
is, 'er ten eenemaal heeft uit het oog<br />
geftelt.<br />
Men
25Ö STUURSHEID, enz.<br />
Men wil daaromtrent zo en zo doen , ea<br />
dat zal dan zo en zo worden ; thans hsefr,<br />
men flegts ééne papegaai) , dan zal men 'er<br />
twee houden : thans kan men flegts twee uuréh<br />
, dagelijks , uitbreeken , om te lee<strong>ze</strong>n ,<br />
dan heeft men den ganfehen dag voor zig f<br />
tha^s kan men ter naauwer nood met het<br />
zakgeld uitkomen , dan zal men heel anders<br />
voor den dag kunnen komen.<br />
Maar mijn raad zou zijn, den vogel weg te<br />
geeven , de uüren nog , met ééne te verminderen<br />
, en van zakgeld nog wat te fpaaren<br />
; zulke vrijwillige offerhanden gaan dart<br />
veel onaangen.iamen dwang verre te boven.<br />
De rijkdom maakt ftug; dat metaal fchijnt<br />
zijne natuur aan fpieren en peè<strong>ze</strong>n mee tè<br />
deelen; men is keurig met zijne oogen, met<br />
zijne groeten , buigingen en antwoorden; e*<br />
ven eens als men, vervolgens, eens misfciien<br />
met iijn geld gierig zal zijn ; de vrijers worden<br />
flegts van verrè, en eeniglijk naar bet<br />
aanzien, gefchat, tn men kittelt zig alleszins<br />
, den eenen of den anderen , als<br />
te ligt te kunnen verwerpen , behaagt zig <strong>ze</strong>lve<br />
<strong>ze</strong>er , in zijne fpotternijen over de k!ee><br />
ding van den éénen , over 't ampt des andéren<br />
, en over de afkomst van den derden ,<br />
tot
S T U U R S H E I D, enz.<br />
tot dat de tijd , om. 'er een uitfcbot uit te<br />
maaken , ongemerkt verloopt.<br />
Hoe veele vrouwsperzoonen zijn 'er ? wien<br />
haar groot Goed, of wel groote fchoonheid,<br />
gedunrende haar Leeven , tot niets' verder<br />
diende, dan ora een groot fortuin te verwagren<br />
! hoe veele andere , dewelke s naa {dflt<br />
zij elk een' met fpot en hoon hebben behandeld<br />
, de daarop volgende ftil te gevaarlijk vinden<br />
, en dan met der haast toetasten ! dan<br />
valt de keu<strong>ze</strong> of op een kreupelen , of op<br />
een'.ouden., een' botterik, een' Gek. Dan<br />
word-het de beurt der verjaagden; zij verzamelen<br />
zich, om te lagehen, . ,<br />
'Er zijn vrouwsperzoonen , die het huwelijk<br />
als de groc tfEe Eer haarer fchoonheid ,,<br />
maar ook als het graf der<strong>ze</strong>lvc aanmerken: haar<br />
berouw , haare verwijten , haare traanen zijn<br />
yoor den man gewis; op dc onfchulcigfte wij<strong>ze</strong><br />
kan hij 'er toe komen. , ,<br />
Is 't mogelijk ? eene Equipapie ;<br />
eenige bedienden, een geringe Titel kan ,' me"<br />
nigmaal, de eenige groote gedagte zijn, die een.<br />
vrouwsperzoon koeftert ,• en voorlang zonder<br />
eenige werkzaame tegenworfte'irig gehad heeft».<br />
Redelijk gelukkig kan <strong>ze</strong> , .misfehien haarf,<br />
verbeelding nog verbergen; zij fchijnt sig'<br />
II.DEEU 8 &
2-g STUURSHEID, e«*.<br />
haar <strong>ze</strong>lve te fchaamen ; maar op het<br />
oogenbük , dat zulk eene glorie zig aan<br />
haar met een taamlijk overwigt van fchande<br />
aanbiedt, is 't haar niet mogelijk , te wederftaan<br />
Nu 5 zij is dan eindelijk verloofd, de verftandige<br />
, de vriendelijke, die de ganfche ftad<br />
onder de<strong>ze</strong>n naam eerde. Hoe ?<br />
waar ? — :<br />
wie is toch die gelukkige? —<br />
Daar komt hij aan rijden. —- Een postkoets?ja<br />
, dat is fraaij , ook al het tuig is uitfteekend<br />
; twee bedienden openen het poortier,<br />
om 'er hem uit te helpen. Ziet !<br />
Hemel ! welk een afzigtige vent , die men<br />
daar uit de koets licht ! waar is dan de kop?<br />
men ziet fchier niets, dan een romp , en een<br />
paar korte beerien , die in 't geheel niet deu-<br />
gen, om te gaan. En nu, hij is een<br />
zuiper , een fpéeler ; zij zal twee derde gedeelten<br />
van haar Goed moeten beftceden, om<br />
zijne fchulden te betaalen.<br />
Die vrijer is niet altoos alreeds gelukkig,<br />
die over één' of meerder medevrijers heeft<br />
ge<strong>ze</strong>gevierd , of welken de geheele ftad ver<strong>ze</strong>kerirge<br />
geeft, dat hij 'er geen' heeft gehad.<br />
Hij kan eene kamenier beledigen ; hij<br />
kan het met den fchoothond verbruijen; dan<br />
is zijn affcheid gereed. In 't bezit haarer<br />
gunfi;
STUURSHEID, 'enz. 259<br />
gunst waren zij alleszins langer, dan hij.<br />
Jk rsade hem , zoo hij 'er de man na is \<br />
om den ban«blik<strong>ze</strong>m door geen bidden te ver"<br />
nietigen ; hij kan ver<strong>ze</strong>kerd zijn, dat in 't gemaakte<br />
huwelijks plan nog veel gevaarlijker<br />
dingen tegen hem opgetekend ftaan.<br />
Veele vrouwsperzoonen fpreeken zo dikwijls<br />
en zo fterk van den afkeer, die <strong>ze</strong> vari<br />
de<strong>ze</strong>n of dien ftarid hebben , dat ik voor haar<br />
bevreest ben , hoe <strong>ze</strong> zich tog zul !<br />
en<br />
gedraagen , wanneer haar de liefde eenè<br />
binnen kórt eene fpots fpeelt , en haar on«<br />
wederftaanbaare volkomenheden in een perzoon<br />
van de<strong>ze</strong>n <strong>ze</strong>lfden ftand opdringt.<br />
Naa jaar en dag <strong>ze</strong>gt men nog menigmaal:<br />
„ Ja , had mij iemand ge<strong>ze</strong>gd , gij zult eens<br />
met een * * trouwen , dan had ik hem helder<br />
uitgelachgen; " waarmee de Heer Gemaal ,<br />
altoos , als met een Compliment, den fpot<br />
kan drijven.<br />
Verloofden , die bij het naderen van den<br />
bruiloftsdag weenen , hebben of heimelijke gelukkige<br />
verbindtenisfen moeten laacen vaaren,<br />
of airede van den aanmaanden man te vroegtijdige<br />
ontdekkingen gedaan, óf zijn onder louter<br />
voorbeelden van lompe huwelijken opgevoed<br />
, naar welke de Eer, Van Bruid te zijn}<br />
de hoogfie , maar ook te ge'lik de allerlajitïUl<br />
R 2 Eere
STUURSHEID, eiïi.<br />
Eere is, die men ooit genieten kan, en de bruï><br />
loftsdrg is bij hen aan te merken, alscarême-pre-<br />
nant of marot - gras een Vasten avond.<br />
Men fielt in gefprekkea en brieven de<br />
ziels volkomenheden van hem , die men in 't<br />
toekomend? voor zijnen minnatfr kie<strong>ze</strong>n zal ,<br />
uitnemend fraaij voor ; men begeert groot<br />
moedigheid en ernst, met zagtmoedigheid ver-<br />
ëenigd , er> gepaard gaande met een mannelijk<br />
verftand , een' regt medelijden , liefde tot de<br />
waarheid , werkzaamheid zonder eenige haas<br />
tigheid, en een foort van Vrolijkheid, die ver<br />
ftandig en gemaatigd is , nog zuinigheid, die<br />
geene gemeenfehap heeft met gierigheid ,- en<br />
mildheid , waaraan hart en ve-ftand een<strong>ze</strong>lfde<br />
asvndeel hebben en eene van' verwijfdheid en<br />
ftrengheid even wijd af zijnde ftandvaftig-<br />
heid, of tederhartigheid daarenboven, fpraak-<br />
zaamheid. zonder praatzugt , en orde zonder<br />
beangstheid en eigenzinnigheid, en dwangloo*<br />
<strong>ze</strong> <strong>ze</strong>delijkheid , en- — en zo nog al voorts<br />
het lieve heir der deugden , in alle betrek<br />
kingen bij uiiflek fraaij getekend en in de<br />
beste orde gefchaard, waarbij-men , voor het<br />
G/erige , onbegrijpelijk houd en onverfchillig<br />
fcitijnt, te zijn , of de<strong>ze</strong> Geest aller geeflen<br />
ons , et. m , in een dwergje of Lelïepnttertje<br />
of
STUURSHEID, enz. 3öi<br />
of in een aanzienlijden en volwas r<br />
en man te<br />
gemoet wandele.<br />
Zo menigmaal als men , op die wij<strong>ze</strong> , alleen<br />
de gaaven der ziele zo fterk complimenteert,<br />
en die van 't lighaam, ter nauwernood<br />
het Accejjit pas vergunt, komt mij de flikkefloojer<br />
te binnen , die den écnen honing om<br />
den mond fmeert , terwijl hij een anderen ,<br />
met welken hij in eene naauwe, vriendelijke<br />
vcrftandhouding leeft, heimelijk aanziet, maar<br />
ter zijde af fpoedig meer zal <strong>ze</strong>ggen.<br />
Men kan het beeld van den toekomenden<br />
Beminden met zo leeyendige verwen hebben<br />
afgebeeld, of, dat het <strong>ze</strong>lfde is , voor <strong>ze</strong>kere<br />
volkomenheden, zo. geheel zijn ingenomen,<br />
dat men bij alle andere waarde , die dui<strong>ze</strong>nd<br />
anderen in een' Perzoon vinden, onvcrfchillig<br />
en onaandoenlijk blijft , en , wanneer htj<br />
beminnen wil , tegen hem. ftreng en wreed<br />
word.<br />
Eindelijk toont zich eens het volkomen Origineeï<br />
van on<strong>ze</strong> gelehilderde copij , van eenen<br />
<strong>ze</strong>er fraaijen geest ; n aar — maar<br />
het is niet voor ons., het vliedt ons , dat is<br />
recht helfche pijn ; m q kan 'er , als Bijblis,<br />
aan fterven. In plaats van a!le betchrijvin»<br />
gen volgt hier een qntieerjde. historie.<br />
% 3 HET
262<br />
H E T M E I S J E<br />
V A N<br />
S M I R N A.<br />
^JJeheel Smirna bewonderde Emirc, zij was<br />
fchoon als zo fchoon a's men maar ooit ergens<br />
bij zou kunnen vergelijken, en <strong>ze</strong>dig tot<br />
ftrengheid toe , en , wat eigenlijk nog bet<br />
wonderbaare uitmaakte , onverfchillig omtrent<br />
aile mansperzoonen.<br />
Zij zag <strong>ze</strong> zonder gevaar , en kwamen zij<br />
baar nader , dan was het vriendfehap of genegenheid<br />
, gelijk <strong>ze</strong> die voor haare broeders<br />
hadt , waarmêe <strong>ze</strong> zich moeften vergenoegen.<br />
Wie meer begeerde en dringender wierdt,<br />
die werkte tot zijne gantfcheüjke verbanning;<br />
hij verloor het eenige , wat <strong>ze</strong> kon geeven,<br />
haare vriendfehap,.<br />
En, hoe verre men het ooit in de<strong>ze</strong> bragt,<br />
men had altoos toch een perzoon haarer eigene<br />
Sexe boven zich , die men wegens het<br />
meerdere in haare liefde moest benijden.<br />
Euphrojïne naamlijk , jong en bekoorlijk,<br />
hadt
HET MEISJE VAN SMIRNA. 26 3<br />
hadt Emir es hart geheel , haare dagelijkfche<br />
verkeering kon geene verzadiging bewerken;<br />
de ééne hadt reeds lang gehaakt , en de ande<br />
re reeds lang gewagt , wanneer <strong>ze</strong> zich , op<br />
eiken dag , op nieuw omhelsden. Geen van<br />
beiden hadt e.r.en an eren we:.sch , dan dien<br />
ter onderlinge altoosduurende verëeniging , en<br />
niemand kende fterkere aandoeningen , dan de<br />
tederheid en het vertrouwen, dat haare zie<br />
len op 't naauwst verëenigde.<br />
Emire fprak alleen' van Euphrofine ; Et*-<br />
phrofine alleen van Emire , en j gansch Smirna<br />
eeniglijk van beide H iarc vriendfehap wierdt<br />
tot een fpreekwoord bij hoogen en laagen.<br />
Emire en Euphrofine hadden broeders , wier<br />
fchoonheid de oogen van menige Dame te<br />
Smirna na zich trok, elke beminde de zijnen<br />
hartelijk, en als broeders der geliefde zufters<br />
hadden zij onder alle mansperzoonén den eer-<br />
ften onverhinderden toegang tot haare vriend<br />
fehap ; maar aan iets meer mogt men niet eens<br />
denken.<br />
Inmiddels ftonden de oogen van menig een,<br />
die zich van zulke eene zuivere geeftigheid<br />
niet overtuigen kon, fterk in het hoofd te.,<br />
branden; de één vondt dit, een ander dat ia<br />
zich , waarvan hij meende, dat maar alleen<br />
R 4 21)1-
i ?6y HET ME f<br />
SJE VAN" SMIRNA.<br />
zulke <strong>ze</strong>ldfaams graven aan Emire nog niet<br />
ivaaren voorgekomen , en die , met de behoorlijke<br />
voördragt vergeld', gewis , haar fortuin<br />
zouden maaken.<br />
Een jonge Priefter van een gezond en zaprijk-<br />
geitel, en loos genoeg, om met'tfontzag<br />
van het Gemeen de gunst der Dames té<br />
'verëenigen', die toegang in het huis van Emfr<br />
•res Vader hadt, nam allereerst de proef ,<br />
haar te <strong>ze</strong>ggen , wat hij veele andere met<br />
zulk' een gelukkig gevolg alreeds ge<strong>ze</strong>gd hadt,<br />
én * moest met befchaamde kaaken vertrekken.<br />
Een ecnigzins bejaard Heer zogt de plaats<br />
zijner overïede teergeliefde vrouw, eene moeder<br />
van iccr wel opgebragte kinderen , naa<br />
dat hij <strong>ze</strong> lang genoeg beweend hadt, we êr<br />
te be<strong>ze</strong>tten. Wegens zijne aanzienlijke geboorte<br />
, grooten rijkdom , ftaat en aanzien ,<br />
meende hij reeds gerec! tigd te zijn ?<br />
, bij de<br />
eerfte aller fchoonen , welke gar.s.h Smirna<br />
zp noemde, te beginnen.<br />
Hij ging ra Emlres huis, en , door haar<br />
Vaders vriendfehap onderftsund, ook terftond<br />
in haare kamer, om baar <strong>ze</strong>lve zjjre zuivere oogmerken<br />
te ontdekken.<br />
Maar men ver<strong>ze</strong>kerde hem dra , dat men<br />
voor
HET MEISJE VAN SMIRNA. 2 ^<br />
van zijne hooge geboorte, voor zijn aanzien,<br />
en rijkdom alle mogelijke achting had , maar<br />
in 't geheel niet voor zjn zotten inval.<br />
Waarlijk een Priester en een bejaard Heer<br />
konden geene zo gevaarlijke belegeringen<br />
onderneemen, over wier gelukkige ont<strong>ze</strong>tting<br />
men overluid mogt triumpheeren , alhoewel<br />
beide met hun aanbod flegts één huis verder<br />
behoefden te gaan , om terftond verhoord te<br />
worden; maar zij waren ook flegts de voorloopers<br />
geweest van een gansch heir van aanbidders<br />
, die 'er nu onftuimig aan alle kanten op<br />
kwamen aandringen , doordien Emires fchoonheid<br />
, van dag tot dag , nog volmaakter, en<br />
<strong>ze</strong>lfs al buiten Smirna fcheen bekend te worden.<br />
De één beefde al , wanneer hij den anderen<br />
zag , meende , dat die het misfehien reeds<br />
verder hadt gebragt, dan hij , droomde van<br />
zijne gelukkige uuren ; alle knerften zij dikwerf<br />
met de tanden , maar geen één hadt in<br />
de daad meer, dan de ander, alle knorden of<br />
zugtedenen men liet <strong>ze</strong> zugten.<br />
Van drie regt fraaje jonge Heeren , welke<br />
de ganfche ftad beweende , toen het ongeluk<br />
gefchied was , en die kort naa malkander den<br />
minnedienst om haar met ween en , zugten ,<br />
R 5 waï
%fó HET MEISJE VAN SMIRNA.<br />
waaken en bidden , <strong>ze</strong>er vuurig ter harte namen<br />
, maar die alle eerder uit een ftuk ijs<br />
eene vonk , dan uit dit gelaat eenen beloovenden<br />
lonk hadden kunnen uitlokken , van<br />
de<strong>ze</strong> drie bevallige jongelingen viel de één uit<br />
hartfeer voor haare voeten in zijn eigen degen<br />
, de tweede ging uit wanhoop ten oorlog<br />
tegen Creta , en ftortte zig met geweld in<br />
den drom der vijanden, cn de derde eindigde<br />
zijn Leeven in eenzaamheid en bedwelmende<br />
wanhoop,<br />
Eindelijk verfcheen hij, die <strong>ze</strong> in eens allen<br />
zoude wreeken.<br />
De oude Heer, die onder allen zijn lot nog<br />
't geduldigst' hadt verdraagen, en door rijpe<br />
overdenkingen van zijne jaaren en door het<br />
karaóter der Dame , waarop hij zijne zinnen<br />
hadt gefteld, wêer was genee<strong>ze</strong>n, voer voort,<br />
dat huis te bezoeken, en wierdt als een vriend<br />
ook van Emire <strong>ze</strong>er wel ontvangen.<br />
Eens bragt hij , zonder eenig opzigt op de<br />
Dame, zijn' Zoon mede , die nu van zijne<br />
rei<strong>ze</strong>n terug gekomen was. Jeugd, eene mannelijke<br />
fraaije gedaante met zagte trekken , en<br />
een ongemeen postuur pree<strong>ze</strong>n hem op het<br />
eerfte gezigt aan. Emire zag hem } hij was<br />
de eerfte , die zig,'mogelijk , met haar beeld<br />
liet
HET MEISJE VAN SMIRNA. 267<br />
liet vergelijken ; maar , dewijl hij in het bijzijn<br />
van zijn Vader meerendeels zweeg, zo<br />
fcheen het, dat hij weinig wist voorn te brengen,<br />
en dus, dat dit fraaje huis <strong>ze</strong>er flegt bewoond<br />
ware. Emire geloofde het doch <strong>ze</strong>er<br />
ongaarne.<br />
Zij zag hem weldra bij eene andere gelegenheid<br />
, en zonder dat hij van zijn vadei ver<strong>ze</strong>ld<br />
was, hij fprak veel en met verftand;<br />
maar, om dat hij haar <strong>ze</strong>iden aanzag, en nog<br />
minder van haar en haare fchoonheid fprak ,<br />
zo betreurde zij met eenig misnoegen , dat<br />
een zo welgemaakt en zo verftandig jongman<br />
zo min galant was.<br />
Zij fprak van en over hem met haare vriendin<br />
; de<strong>ze</strong> wenschte hem eens te zien.<br />
De gelegenheid deedt szig wel dra op. Ctefiphhn<br />
zag Euphrofine ; Al ras wierden zijne<br />
oogen vuur; hij zogt 't gefprek met haar, <strong>ze</strong>ggende<br />
haar op de bevaüigfte wij<strong>ze</strong> , dat <strong>ze</strong><br />
fraaij was.<br />
Emire wierdt overtuigd, dat hij niet alleen<br />
galant, maar dat hij <strong>ze</strong>lfs <strong>ze</strong>er teerhartig was;<br />
zij wierdt jaloers, en van dien tijd af meer<br />
agterhoudend en veel onverfchilliger jegens haare<br />
vriendin.<br />
Doch zij wenschte <strong>ze</strong> nog wel eens bij malkan-*
20*S HET MEISJE VAN SMIRNA.<br />
kander te zien , om ook mogelijk geen onrechtvaardigen<br />
argwaan te voeden; maar, het<br />
geen <strong>ze</strong> bij de<strong>ze</strong> tweede bijeenkomst zag, was<br />
veel meer, dan <strong>ze</strong> duchtte ; haare argwaan<br />
wierd <strong>ze</strong>kerheid.<br />
Zij verliet Euphrofine; alle fmaak in haare<br />
verkeering ging over j zrj bezat in haare oogen<br />
in 't geheel geene verdienfte meer , die,<br />
geduurende eenige jaaren, het voornaamfte<br />
yoed<strong>ze</strong>l haarer vriendfehap was geweest; zij<br />
beminde <strong>ze</strong> niet meer , en de<strong>ze</strong> gantfchelijke<br />
verandering gaf haar duidelijk te kennen , dat<br />
de liefde in haar hart de vriendfehap hadt ver?<br />
drongen.<br />
Ondertusfchen zogten en vonden Gtefiphon<br />
en Euphrofine gelegenheid , zig dagelijks te<br />
zien , zwoeren elkander eene eeuwige trouw,<br />
en trouwden zamen.<br />
De tijding hiervan verbriedde zig door de<br />
geheele ftad ; elk hoorde <strong>ze</strong> met vermaak :<br />
„ eindelijk , <strong>ze</strong>ide men , zie: *nen eens twee<br />
„ volkomen gelukkige , welke de volle, zuivere<br />
liefde vereeuigt,"<br />
Emire hoorde het met vertwijfeling; zij voel-*<br />
de den ganfehen last der onverhoorde liefde,<br />
doch zocht Euphrofines vriendfehap weder ;<br />
het heimelijk oogmerk daarvan is Ctefiphop;<br />
zij
HET MEISIE VAN SMIRNA. ^<br />
zij wil, zij moet hem zien. Maar de<strong>ze</strong> jongè<br />
Gemaal was nog altoos de <strong>ze</strong>lfde teerha--r!s:e<br />
minnaar zijner tegenwoordige vrouw, en Emire<br />
was bij hem enkel de vriendin van haar ,<br />
die zijne ganfche lief je bezat.<br />
Zij was ongelukkig, dit voelde zij en di£<br />
zagen ook anderen ; de kommer benam haare<br />
fchoone gedaante, haare kleur verging, haar<br />
lighaam teerde uit, haare ziel wierdt diepzinnig<br />
, en zij raakte ganfchelijk in de war: dikwerf<br />
was Ctefiphon haar broeder; zij fprak<br />
met hem zo teder f als zij noch nooit hadt<br />
gefproken ,• zij bekwam bloo<strong>ze</strong>nd en fchaamrood<br />
van haare verwarring, om weldra in eene<br />
nog grootere te vervallen.<br />
Nu was <strong>ze</strong> fchuw van ahe mannen; zij verborg<br />
zich en floot zich op, • Zij wierdt<br />
geheel uitzinnig; niet dan <strong>ze</strong>lden kwam <strong>ze</strong> bij<br />
haar verftand, en dan zugtte zij, om 't wêer<br />
te vinden. • —<br />
In geheel Smirna was 'er geen vrouwsper*<br />
zoon, welke dit naare voorbeeld niet ter waarfchouwing<br />
diende , en geduurende een langen<br />
tijd badt geen minnaar onverhoord;<br />
JA-
JALOEZIJ, GIERIGHEID,<br />
aanhoudende onëenigheden, en andere<br />
hui<strong>ze</strong>üjke vermaaken.'<br />
oe weinig Familien , van dewelke wij<br />
reeds gereed ftonden, naar 't uiterlijke<br />
aanzien , den roem van tederheid , vernoegzaamheid<br />
, vrede , kloekzinnigheid en geluk<br />
te verbreiden , ftaan de nadere proef door!<br />
Wantrouwen , Jaloezij , tegenzin zijn folterende<br />
geeften , die met 't huwelijks goed<br />
menigmaal te gelijk in huis gebragt worden.<br />
Een bezoek, dat wij gaven, en waarbij we zonder<br />
eenig onderling ongenoegen worden onderhouden<br />
, heeft, mogelijk , alleen eenen korten<br />
fiilftand van wapenen in een gefchil veroorzaakt<br />
, het welke voort wêer zijn begin zal<br />
neemen 5 zo dra de deur agter ons toe is.<br />
En , wanneer wij onaangediend komen, en<br />
het huis, na 't welke wij toe willen , reeds<br />
zien , of 'er wel al reede voor ftaan;<br />
dan mogten wij, altijd, een korten zugt vooruit<br />
<strong>ze</strong>nden, dat 'er ten tijde, dat wij komen,<br />
tog vrede in zij.<br />
Want
JALOEZIJ , G1EF JGHEID, enz. fyï<br />
Want 't is altoos, als of we befcbaarnd<br />
worden, wanneer we, tegen omen wil , aanfchouwers<br />
zijn geworden van een bediijf, dat<br />
eigenlijk gansch geene aanfchouwers moest<br />
hebben , mogelijk de laatfte heftige woorden<br />
mede aanhooren , of de oorzaak der rood bekreeten<br />
oogen , het fnikken en het boos gelaat<br />
kannen raaden , zonder de<strong>ze</strong> oorzaak te<br />
mogen beklaagen.<br />
Zal men gaan, of zal men blijven ? Zal men<br />
na den welftand vraagen, of zulk - eene afzigtige<br />
vraag , als reeds volkomen weerlegd,<br />
agterwege laaten ? of wat moet men anders<br />
doen . dat het Geheim niet aan den dag kome,<br />
en men op een gevoeglijke wij<strong>ze</strong>, het<br />
geen men heeft gezien of gehoord , kunne<br />
ontkennen ? Al had men <strong>ze</strong>lfs een Complimenten-<br />
boek, of de kunst ,om Complaifant en galant<br />
te converferen , gefchreeven ; dan vind<br />
men hier noch zijn Geweetens - geval.<br />
Jaloezij moet een harfenfchim zijn , of in<br />
iemand woonen , die geen recht tot liefde<br />
heeft, maar een' beteren raad hadt moeten<br />
volgen, indien men recht zal hebben , om<br />
<strong>ze</strong> te befpotten : in elk ander geval verdient<br />
de misnoegdheid eener gekrenkte fchoone, met<br />
het meelijden, dat men haar is verfchuldigd,<br />
ook
2jr X JALOEZIJ, GIERIGHEID , enz,<br />
ook eenen anderen naam , dan de<strong>ze</strong>n zo <strong>ze</strong>er<br />
gehaaten.<br />
Maar daar , waar de we<strong>ze</strong>nlijke fpec'm] tot<br />
de mixtuur in 't. geheel 'er niec zijn , daar lachge<br />
, daar fpotte men ten beste van een armen<br />
bewaakten man , ten einde zig 't wag.thoudend<br />
vrouwmenfch fchaame , en den goeden<br />
man eenige oogenblikkeu, orgeftoorci, in<br />
ons vrolijk ge<strong>ze</strong>lfchap laate.<br />
Juffer Trip heeft, bij haaren ouderdom van<br />
vijftig en bij dien van haaren man van dertig<br />
jaaren , ailes gedaan, wat haar kan beveiligen.<br />
Haare vröuwlijke bediening beftaat uit oude<br />
meiden, die uit een Hospitaal, nogmaals, ten<br />
dienst zijn opontboden; Zij <strong>ze</strong>lve loopt , zo<br />
dra men de fchel aan de deur trekt, na vooren,<br />
om Complimenten en briefjes aan te<br />
neemen , ten einde 'er volftrekt geene heimelijke<br />
verftandhouding mede onderloope , en<br />
gebeurt het , dat de Heer, zonder erg , 'er<br />
't eerst bij is, dan is haare tusfchenkomst egter<br />
gewis, dikwijls met neergehakte fchoenen,<br />
en hangende koufen, of anders in eene kleeding<br />
, die blijkbaar nood en jagt verraadt,-~<br />
want „ ach ! zij dagt, dat nog niemand open<br />
$ gedaan hadt;" of „ zrj heeft zig eens voorat
JALOEZIJ, GIERIGHEID, en» | - i<br />
fd de gehaaté nieuwsgierigheid aangewend * më<br />
<strong>ze</strong> altijd zclv' moet zien, wanneer 'er iemand<br />
komt, en wie het is;" het laatfte gefcbied Vol ><br />
gcns een bekenden loop der menfchelijke loos<br />
heid , om de écne zonde met eene andere te<br />
ontfohukiigen.<br />
voor t overige zijn er eenige verdragen<br />
voorhanden, die de Echtgenoot, welke we<strong>ze</strong>n-<br />
lijk van een wat traag humeur is, en boven dat!<br />
voor het gevonden kapitaaltje een <strong>ze</strong>er dankbaar<br />
hart fchijnt te bezitten, heel gewillig en onver-<br />
fchiijig ondertekend'.,<br />
Vremde ui:noodigingen, waar men den Heer<br />
alleen Iaat verzoeken, worden voort afgeflageni<br />
om zoortgeüjke verzoeken te beantwoorden 5'<br />
daaromtrent is elke meid, zonder eenige verde*<br />
re navraag, volgens haare inftruclie volkomen<br />
onderregc; ,, mijn Heer is niet wel j of van<br />
„ huis, of heeft reeds elders zijn woord gegee»<br />
,, ven, het za? hem <strong>ze</strong>ker <strong>ze</strong>er fpijten." Moge<br />
het al, aan eene bedenkelijke plaats, eershalve<br />
niet wel .afgeflagen kunnen worden; dan is er<br />
alle reden, om te vree<strong>ze</strong>n, dat men htm veel<br />
vroeger zal misfen, dan hij en het ge<strong>ze</strong>lfchap<br />
wenfehte. Men bijt hem over tafai iets in "t<br />
oor « hoe? daar is een knecht van hem —<br />
tin. men wil tog niet hoopdi? —-— ja, zij-<br />
ii, D'ÊEL'. S m
274 JALOEZIJ, GIERIGHEID , enz;<br />
he lieve vrouw is onpasfelijk. zij zulleri het niet<br />
kwalijk neemen, dat hij niet langer blijven kan;<br />
aanftondts kgt hij het fervet neer, en tast na<br />
hoed en ftok.<br />
Het ge<strong>ze</strong>lfchap moeit het <strong>ze</strong>er, eh wénfcht*<br />
dat de onprsfelijkbeid van geen gevolg mogë<br />
we<strong>ze</strong>n, maar vangt op 't ogenblik een vrolijk<br />
gefprek aan, raadt de waare rede heel gelukkig,<br />
en maakt den vrem delingen , die daar tegenwoordig<br />
zijn, den toeftand des armen mans bekend.<br />
Voor een ge<strong>ze</strong>lfchap , waartoe zij mede<br />
is verzogt, zijn andere voorfchrifton gegeeven.<br />
'Hij mag niet uit haare oogen gaan; moet haar<br />
meriigmaél navolgen, vraagen, wat <strong>ze</strong> doet,<br />
hoe <strong>ze</strong> zig bevinde? haar omhel<strong>ze</strong>n , teder kusfén,<br />
bij haar gaan zitten, den arm over haare<br />
fchouders leggen, en haar caresfeeren, haar met<br />
den warrjer lugt toe waajen , over tafel haar<br />
goelijk toelachgen , en geene kusfen fpaaien,<br />
vooral niet met de aartige juffer, die naast hem<br />
zit, fchertfen, of aan Iosfc bedrijven der overige<br />
Heeren ceel neemen.<br />
Wegens elk verzuim hiervan en het overtree-<br />
den van eenig gebod zou hij fpoedig ter zijde ge<br />
roepen, en hem het noodige worden inge-<br />
fcherpt, cn, om van de laatfte zotternij een<br />
fpoedig einde te maaken, kon zij hoofdpijn krij<br />
gen»
JALOEZIJ, GIERIGHEID, enz.<br />
gen, en begecren, baar na huls xtè ge»<br />
leiden.<br />
In een ander huis heeft men zig daar tegen j<br />
in tij Is, zo goed niet gewapend; maar des te<br />
meer heeft men te bedenken, te waaienj te<br />
hoe 'cn, en te verd/iiven.<br />
Lijs je, de Kamenier, is cenmirie, dat een<br />
loo<strong>ze</strong> feeks is, en de Heer •• — bij hem helpt<br />
gëén' verbieden, dit ziet men, helaas! in ge-<br />
<strong>ze</strong>lfcinppcn, daar de jonge Vrouwen cn Vrij-<br />
fters hem g-elbdig in hunnen kring nebben.<br />
Men heeft cok reeds eenige bewij<strong>ze</strong>n, dat<br />
dit merifch een ontugtig VróU'.vspcrzoon is s<br />
cn men haar met recht vcrd:;gt houd, Z| is al<br />
tijd zo' ras en vaardig , wanneer de Heer<br />
roept; gij moest een.-; zien , hoe <strong>ze</strong>._fpringt<br />
en viiopt, en altoos van den Heer fpreekt ,<br />
cn, wan-eer hij ic s bevee't, dit fteeds eerst<br />
doet;, cn ö.ilangs wilde zij zwceren, dat hij<br />
haar iets in de hand gedrukt hadt. Men vo'gd<br />
haar heimelijk na; men luiftert aan de deuren;<br />
men Inopt, men zal <strong>ze</strong> c'ndelijk eens tref<br />
fen : ja, ja! men Leeft <strong>ze</strong>; na; larf vergeefs<br />
te hebben geroepen, komt 22 êifidv.H}k', en,<br />
geüjk men gewis bemerken' wil , onge<br />
meen roe d utfc mijn Heers kanier. AYcs is<br />
nu rijp en <strong>ze</strong>er g^éfchlkt tot twist, men valt<br />
!
2 7£ JALOEZIJ, GIERIGHEID, enz;<br />
haar aan • woorden op woorden, onuitfpreckelijke<br />
woorden, verwijten op verwijten.<br />
-<br />
Het mcLje, van haare goede zaak ver<strong>ze</strong>-*<br />
kerd, want de Heer is geheel niet in de<br />
kamer, maar rookt een pijp tabak in den tuin<br />
bij zijne bloemen, en zij heeft van de<strong>ze</strong><br />
oogenblikken gebruik gemaakt, om met mijn<br />
Heers inkt een briefje aan Mohfr. Frederik,<br />
die bij den Heer * * dient, te fchrijven,<br />
verantwoordt zig goed en bondig.<br />
Alen ziet airede na een inftrument om, om<br />
haar te doen zwijgen wie zoekt, die<br />
vindt —• aan de deur ftaat juist de paruikenftok<br />
van mijn Heer, een waare hijdra Lernaca<br />
met <strong>ze</strong>ven hoofden, de<strong>ze</strong>n fmijt men de<br />
vlugtende meid op de ti ap agter na. Nu gehuil cn<br />
gefchreeuw door het ganfche huis; de Kamenier<br />
pakt haar goed cn gaat heen; de Meer in<br />
een ftd, bitter misnoegen trekt het-zig ook aan ,*<br />
en gaat om de geweldige en verdere uitbraak<strong>ze</strong>ls<br />
van den tooinigen Vulcaan te ontwijken,<br />
agt dagen lang buiten s'huis eeten.<br />
Jaloezij , even als alle driften, veroorzaakt<br />
, laaghartigheid; men deeid de wagten onder de<br />
dienstboden uit, houd met de keukenmeid en<br />
den koetfier grooten raad, en laat zig van den<br />
keu-
JALOEZIJ , GIERIGHEID , eaz. a'/J<br />
keukejongen iets in het oor bijten, en verftaat<br />
hem door tekenen. Is de perfoon, die men<br />
verdenkt, onder hen <strong>ze</strong>lve; dan begunftigt men<br />
de oorlogen en vijandfehappen met de<strong>ze</strong>n ; men<br />
hitst op; men beveelt, da;: de nagels en vuiftcn<br />
regelregt na het gezigt gerigt worden. Een<br />
van de keukemeid deerlijk afgerost en helder<br />
gekrabd kameniertje, hec we'k onder groot<br />
verdagt is, is eindelijk voor de Dame een Triumph,<br />
die 'c anders zijn affheid nier geeven<br />
kan of mag; men zal de eerfte met geld onderftcunen,<br />
indien de andere mogt klaagen.<br />
En mogt de fieer, om dar. 't gcfchrceu'.v het<br />
huis doorklinkt , toetreeclen , en zijn gewigt<br />
aan de zwakkere zijde hangen, de aanvallende<br />
partij voort baar loon geeven en laaten vertrekken,<br />
of op enige andere wij<strong>ze</strong> 't gefchil ten<br />
voordeele van de afgerofre en gekrabde decidee*<br />
ren; dan heeft men het volledig bewijs in han.<br />
den, dat men tot heden toe Keer juist gegist<br />
hebbe; de verwijten worden luid; do oorlog<br />
gaat al van de keuken over tot de kamer van<br />
mijn Heer en Mevrouw. De Dame huilt,<br />
fnikt, raast en tiert; de Heer bromt, vloekt,<br />
en bijt aan de nagels; heeft hij een Landgoed of<br />
een' vriend op het Land; dan kat hij het paard<br />
zadelen, heeft hij er geen, dan. gaat hij, dat Mjj<br />
$ 3<br />
a<br />
9-
2(-73 JALOEZIJ, GIERIG BEID, cn.-<br />
anders nietdeedt, in'f Koffihuis, of doorkruist<br />
eenzaams- plaat<strong>ze</strong>n; en verraadt zjg bij vrien<br />
den cn vijanden , dat het niet helder in zijn<br />
huis, weer gantfeh niet helder zij, <strong>ze</strong>h's neg voor<br />
dat meiden of knechts op de markt en ftraatcn<br />
daarover verflag doen.<br />
Denkt hij mede niet aan eer en fchande; dan<br />
zal bij insgelijks vertrouwen onder dit volkje<br />
uitzoeken, mogelijk den jaagcr, die van de par<br />
tij nog niet gchuurt is.<br />
Ln nu zijn er twee partijen in huis, waarvan<br />
elke, bchrd.'cn dcgewoone foldij, nog cm dou<br />
ceurs dienen, 'die de bevelen van de andere par<br />
tij morrend cn knorrend aar;nc-men, cn <strong>ze</strong> de<br />
andure bits opdraagen , luid uitroepen: „ ik<br />
„ dien mijn lieer, wat raakt ir.ij dac?" of.,<br />
„ ik dien Mevrouw, dat gaat mij niet aan!"<br />
die bij 't frifeeren of aankjeedea haare regtmaa-<br />
tige zaak uitvoeren , dagelijks nieuwe wolkjes<br />
tot eene onweersbuij zamcudrijven; die men<br />
niet beftraffen, en niet verwijten mag, om 't<br />
gemaakte verdrag niet te verzwakken; die al<br />
veel te veel weeten, dan dat men <strong>ze</strong> bij dieve<br />
rijen en ande#e beu<strong>ze</strong>iingen ronder fchroom haar<br />
aftcheid kondc geeven.<br />
Is het verdagte voorwerp buiten s'huis, en<br />
saogelijk zo fraaij wegens benijdenswaardige hoe-<br />
da-
JALOEZIJ, GIERIGHEID, ens. 079<br />
danigheden, rang cn ftaat; dan behandelt men<br />
het koel en met veiiigting, en den man <strong>ze</strong>lve»<br />
ftcckend; beloont zijne licfkoozingen met bit.<br />
tere verwijten, en wijst hem telkens tot zijne<br />
onfehuidire galanterie» te rug. —r Een gevaarlijke<br />
weg, van te beftrrmea!<br />
Ik heb, menigmaal, uit eene bitter verweeten<br />
liefde eene waare liefde zien ontftaan; de<br />
befchul'digae wil zig wreeken en zijn partij vernederen<br />
; hij doet mcermaalen en voorbedagteiijk,<br />
wat hij ande.s flegts nu en daa, en onverfctullig<br />
deedt; daarbij dringen de oogen dieper in nog<br />
ongemerkte voorrangen in; hij voelt, dat hij<br />
reeds eerder hadt kunnen beminnen, cn hcefc<br />
nu geen aandrang meer, om zijne neiging met<br />
geweld te rag te houden.<br />
Jaloezij onderfteit niet altoos eene grootedrift<br />
voor iemand, zo min als de nijd over tafel<br />
altijd toteenen grooten honger befluiten iaat;<br />
ware dit zo niet, dan liet zig dei ziekte, menigmaal,<br />
vee! eerder gence<strong>ze</strong>n, dan 'c nu bij de<br />
meeften kan gefchieden: want de fterfce drift,<br />
waarmede men voor iemand ingenomen is, I
2So JALOEZIJ, GIERIGHEID, cv.z.<br />
De verregaande, galzugtige Jaloezij is beledigde<br />
eigeüefde, met het fombér gevoel vau<br />
zijne onwaarde gepaard met 'c be<strong>ze</strong>f van de<br />
voorrechten van anderen, waarbij nog, menig*<br />
maal, komt oude ondervinding in zijne eige<br />
voormaaligë minnerijen, die ons tot gisüngen<br />
en allerlei agterdogt opleidt.<br />
Mevrouw Zagthart, die het ganfche ge<strong>ze</strong>lfchap<br />
reeds bewij<strong>ze</strong>n haarer gevoeligheid heeft<br />
gegeéven, kan niet naiaaten, haaren man al onderwege<br />
na huis, terftond zijn vrij gedrag op<br />
heden te verwijten: „ nu, <strong>ze</strong>gt <strong>ze</strong>, gij waart<br />
tog, heden, dat vremde ding wêer ongemeen<br />
genegen; zo verliefd heb ik u in langen tijd<br />
niet gez jien; waarlijk, de arme vrouwen hebbe?<br />
gedaan!"<br />
De arme man zweert, dat hij niet weete,<br />
hoe <strong>ze</strong> tot de<strong>ze</strong>n argwaan kome; dat hij niets<br />
anders gedaan hebbe, dan wat de wedevendheid<br />
omtrent eene vremde Juffer, die hem daarbij<br />
nog fchier in vriendelijkheid hadt overtrcHen,<br />
medebragÉ cn eifchte. „ Neen, mijn Engel!-'<br />
fluit hij eindelijk, en wil dit alles n:et een kus<br />
ver<strong>ze</strong>gelen; maar de<strong>ze</strong> laatfte wordt hem bits<br />
geweigerd, en door de eerfte verdediging heeft<br />
hij het b,ij haar nog veel verergert, hij heef:<br />
haar de eere haarer oplettendheid, die niets ont-<br />
flipt,
JALOEZIJ, GIERIGHEID, enz. ggj<br />
flipt 9 benomen: ,, neen, vaart <strong>ze</strong> voort, dat<br />
moet gij eene dommere wijs maaken; uwe<br />
vrouw is zo eenvoudig niet,, als gij <strong>ze</strong> verflijt;<br />
ik weet mede, hoe men gewooniijk doet,<br />
wanneer men elkander gaarne ziet." Den eerlijken<br />
man vait niet in, hoe hy mogelijk hie öp<br />
met nadruk kon antwoorden; want Mevrouw<br />
Zagthart was eene onfatfoenlijke Lais, vóór<br />
dat zij haaren man verwaardigde, om hem de<br />
hand te geeven. Doch zijne gerustheid maakt<br />
hem veel gelukkiger, dan al het bondig antwoorden.<br />
Nog eer zoude men de Deücateiïe, als eene<br />
eigenfchap van waare liefde, kunnen aanmer*<br />
ken, zoo niet de eigeliefde de waare liefde,<br />
memgwerf, zo <strong>ze</strong>er geleek, dat men <strong>ze</strong> ligt<br />
verwisfelt.<br />
Dit prikkelend gevoel, raakende de verloore<br />
waarde in de oogen des Beminden, of de<strong>ze</strong><br />
fchielijke gedagte nopens de vermindering zijner<br />
liefde onderftelt niet altijd een derde voorwerp<br />
't geen men vreest; het wordt door elk<br />
toefchijnend verzuim, dikwerf door redeneer<br />
ringen zonder eenig bijzonder oogmei k, door<br />
't een of ander te doen, door zwijgen, door<br />
gedagteloosheid van den eenen bij den anderen<br />
in beweeging gebragt.<br />
S5 't Ge-
2g 2<br />
JALOEZIJ, GIERIGHEID, enz.<br />
't Gelukkigfte verftand kan 't niet altijd geheel<br />
overwinnen; dat brengt het flegts tot gerustftelling<br />
voor de andere partij ; het hart,<br />
waarin de argwaan opkwam, lijdt alsdan maar<br />
alleen.<br />
Gelukkig, wanneer alles enkel bedrog ware,<br />
en eene aangenaame ontknooping der vreezc<br />
een gevolg is van eene gelukkige en trooftendc<br />
ondervinding!<br />
Een jong Paar, b. v, het welk zig in 't eerst<br />
onderling het overwigt der liefde betwistte,<br />
raaakte in de eerfte maand naa het trouwen, in<br />
zulk eene verhtjftering „ Weet gij wel, Lief,<br />
<strong>ze</strong>ide de Vrouw, die in een ledig oogenblik den<br />
Almanak doorbladerde, dat heden mijn geboortedag<br />
is ?' De man , die juist zijne gedag ten<br />
liet gaan over Ampts- bezigheden en rekeningen,<br />
en die in de daad onder de zuiken behoorde, bij<br />
wien de ziel zo vast aan 't werk gebonden is,<br />
dat zij het lighaam eenigiijk voortduwt, zonder<br />
het als 't ware te beleevcn, £ag bij de<strong>ze</strong>n, voor<br />
hem onvcrfchiliigen klank even op, en met een<br />
gelaat vol getallen , cn vervolgde toen zijne<br />
houding en gedagten.<br />
Dit duifter gezigt, dat voor geene nieuw ge*<br />
trouwde eigcntlijk behoore'e., die haaren geboortedag<br />
hadt bekend gemaakt, bleef hem nog ee-<br />
pi*
JALOEZIJ, GIERIGHEID, enz. 2gg<br />
nigen tijd bij; <strong>ze</strong>er afgetrokken en pein<strong>ze</strong>nde<br />
ging hij met dit ftroef gelaat, over zijn ampt<br />
onledig, en eenige gedagteloo<strong>ze</strong> Complimenten<br />
heen, zonder één enkel woord van den geboor<br />
tedag te reppen.<br />
Het Wijfje, dat hem nog nooit in de<strong>ze</strong> fraa<br />
iigheid hadt gezien, maakte nu, in haa.e een<br />
zaamheid, verregaande aanmerkingen over dit<br />
gezigt en dit geheel gedrag. —— Gewis hadt<br />
hij haare ontijdige herinnering als eene nood-.ging<br />
tot een gefehenk aangemerkt, dat liet noatans<br />
inderdaad nog niet was, maar een eenige kus,<br />
eene kleine deelricemende vreugd hadt aiics ten<br />
vollen bevredigd; hij hadt zig reeds meer, dan<br />
te mild bewec<strong>ze</strong>n; men deed immers gaarne af»<br />
ftand op den naam- en geboortedag maar<br />
wie denkt zo baatzu-tig van eene bewec<strong>ze</strong> en<br />
onbaatzugtige liefde?<br />
Over 't algemeen was 't een kwaad teken<br />
voor den toekomenden tijd, cn een wen'; j (';.c<br />
de'bruiloftsdagen ten einde waren.<br />
Bij verdere overdenkingen wierdt hij nu eens<br />
befchuldigd, dan weder vrijgefproken; doch hij<br />
zoude geene verwijten krijgen; men wilde zig<br />
te vrede fteilen, en wierd egttr menigmaal<br />
onruftig.<br />
Onder tusfchen en naa zijne verrigte bezighe-<br />
x ' den
284 IJALOEZIJ, GIERIGHEID, enz.<br />
den dagt de man aan zijne vrouw, aan welke<br />
hij heden, helaas! nog'niet veel hadt gedagt;<br />
en teffens viel hem de geboortedag wêer in,<br />
dien hij zo onverfchillig hadt aangehoord; hij<br />
ging na een winkel, en kogt voor haar een<br />
fraaij prefent.<br />
Bij zijne 'terugkomst trof hij zijne vrouw aan<br />
in een flaat, die hem eene gelukkige verrasfmg<br />
beloofde; zij zat juist met haar werk na het<br />
venfter toe, en vervolgde het. Hij omhelsde<br />
haar met eene vuurigheid, die reeds alleen allen<br />
argwaan hadt opgeruimd, en hieldt haar te gelijk<br />
het prefent voor. Hierop volgde eenige<br />
verwondering, terwijl hij met zijne omhelzingen<br />
voortvoer, en een droevige mine , die in<br />
tranen fcheen uittebei ften, weer zoenen, dan<br />
de geheele oprechte belijdenis van eenen opgevatten<br />
argwaan met alle des<strong>ze</strong>lfs befebaamende<br />
gronden, en eindelyk het nieuw plegtig verbond,<br />
waarbij zij beloofde, nooit te veel te<br />
zullen denken , en hy, niet weder zo gedagteloos<br />
te zyn.<br />
Doch, waar geen verftand in het geheel tegen<br />
dit gevoel aanwerkt, en men den agterdogt<br />
meer zoekt, dan vindt; daar wordt het verre<br />
gaande gevoelig en eigenzinnigheid, daar is men<br />
gcn?gen, hij eiken opklimmenden damp al te<br />
bul-
JALOEZIJ, GIERIGHEID, enz. ag 5<br />
bulderen; daar worden zo veele fchertfen verkeerd<br />
opgevat; zo veele aartigheden onder de<br />
onlelchoftheden gerekend ; daar hebben alle<br />
mannen verdienften, uitgenomen hij, dien men<br />
gekco<strong>ze</strong>n heeft.<br />
Men heeft hoofdpijnen, zo dat men denftee.<br />
nen klaagen, en de<strong>ze</strong> wêer mogten antwoorden;<br />
maar hij is 'er heel bedaard bij; hij heeft nog<br />
niet eens van den Doctor gefproken; andere<br />
mannen zöuden 'er <strong>ze</strong>lve voort om gaan, die<br />
zouden hem opzoeken en bezweeren ——— maar<br />
hij, hij meent, dat 't zig wel fchikken zal;<br />
dat het van de watmte der Zon van gifteren<br />
kwam; ja, warmte der Zon! het is de fterkfte<br />
koorts, een voorbode des doods.<br />
Boven zit hij, hij houdt zig, even als of<br />
hij geene zieke Vrouw hadt — lieve HemelI<br />
thans fpeelt hij <strong>ze</strong>lfs een deuntje, welke ongevoeligheid!<br />
wanneer men dood is, dan zal<br />
hij dan<strong>ze</strong>n. •<br />
Men prijst de<strong>ze</strong> ftof, houd <strong>ze</strong> voor zig, en<br />
kijkt dan in den fpiegel; zij is juist zo, als<br />
die van Mevrouw * *, en bijna neg fraajer,<br />
en ganfeh niet te duur, niet waar , kind<br />
lief?<br />
Maar alle proeven zijn vrugteloos; da Heer<br />
is juist aan den vijfden paragraaf van het <strong>ze</strong>sde
285 JALOEZIJ, GIERIGHEID, enz.<br />
de hoofdftuk welke hem wat bedenkelijk voorkomt<br />
,• htj is <strong>ze</strong>er diep in gedagten ; men<br />
moet den koopman maar weer Jaatcn inpakken<br />
; morgen of heden nog zal hij beter zijn<br />
te fpreeken ; een wat ftaatig wce<strong>ze</strong>n , korte<br />
antwoorden, fpraakelooshcid en eene afgebroken<br />
ademhaa'ing kunnen hem , die gewoon<br />
is te denken . ruim zo veel werks verfchaffen,<br />
als de gewigtigfb para.y.aaf. „ Mün<br />
kind ! waarom weent gij ? hebt gij ecm:e<br />
verveeling gehad ?" Hoe kunt gij zo vraagen<br />
mijn Heer ? gij zyt 'er <strong>ze</strong>lf de oorzaaü van;<br />
bedenk u maar; de<strong>ze</strong>n morgen, aan het midden<br />
-venfter , kort vóór dat gij weg ging,<br />
valt het u niet in , wat gij toen <strong>ze</strong>ide ? —<br />
Hij wil zwoeren , dat hij 'er geene kwaade<br />
gedagten bij heeft gehad; dat zulks zo en zo<br />
verftaan moet worden; dit baat niets,<br />
gij moet herroepen , herroepen moet gij.<br />
Waar zulk eene al te groote gevoeligheid is;<br />
daar behoeft men , bij de andere partij flegts<br />
een klein gewigt van ftraf en eigenzinnigheid<br />
te hangen , en zig den hui<strong>ze</strong>lijken vrede juist<br />
als eenen omvergeworpen , en aan neus en<br />
armen verminkten Afgod te verbeelden , welke<br />
flegts <strong>ze</strong>lden met verëenigde kragten wêer<br />
öpgeregt wordt. -———<br />
Het
JALOEZIJ, GIERIGHEID, enz. 2 g 7<br />
Het tooneel verbeeldt eene kamer, waarin<br />
de Heer met zijne handen op den rug op- en<br />
neergaat , fterk rogchelt en verre van zig<br />
heen fpuwt; terwijl de vrouw op een ftoel<br />
in den hoek, en met den éenen Arm op de<br />
tafel leunende zit en fnikt, tot dat de Heer<br />
voor de tafel blijft ftaan. „ Hij (opftuivende:) nu<br />
<strong>ze</strong>g mij tog eens , waarom huilt gij weer ?<br />
Wie heeft u teg eenig leet gedaan? Zijftora,<br />
vaart intusfehen voort met geweldig fnikken.<br />
Hij : dat ik uwen wil niet aanftonds gedaan,<br />
en de vijftig gulden niet op ftraat gegooid<br />
hebbe ? dat maakt, om dat ik ook mijn kop<br />
hebbe , en hem ook eens wil toonen , naa<br />
dat ik honderde zotternijen reeds met geduld<br />
heb door de vingeren- gezien. Zij, (met afgebroke<br />
woorden, ) had ik tog nooit dit huis<br />
betreeden ! Hij , (op de tafel flaande, > zo<br />
gaa dan weder heen; het ftaat u vrij , eene<br />
zotte vrouw , of geene vrouw!" 'T bedrijf<br />
eindigt met de vlugt en het geweldig toeflaan<br />
van de deur,<br />
Ja, ja , <strong>ze</strong> is voort de knegt, die de<br />
tafel dekt, ver<strong>ze</strong>kert het; de Keer eet alleen,<br />
fteekt met de vork ïn 't brood , en krabbelt<br />
op het tafelbord.<br />
De volgenden morgen verfchijnt de Heer<br />
Schoon-
2ga JALOEZIJ, GIERIGHEID, era.<br />
Schoonvader hafla et caduceo fimul, <strong>ze</strong>er onwillig<br />
, om de dochter weder daar te hebben,<br />
waar hij <strong>ze</strong> heeft laaten uitgaan , en voorbereid<br />
, om oVer de<strong>ze</strong>n zijnen Text te preeken.<br />
Wat mag hij tog uitregten ? hoe zal het afloopen<br />
? • Dit kunnen de Heeren <strong>ze</strong>lve<br />
aan de deur gaan lurfteren.<br />
Ondewijlen hoope ik , dat de eehtfcheiding<br />
geen' voorgang moge hebben ; het huwelijk<br />
fchijnt nog flegts ingeluid te zijn. Elke nevel<br />
in Maart voorfpelt, volgens een oud geloof,<br />
nog lang naderhand zijne on veersbuijen, en van<br />
de<strong>ze</strong> pleegt men menigmaal te <strong>ze</strong>ggen, al woedden<br />
zij s'morgens nog zo <strong>ze</strong>er: de lugt is egter<br />
nog niet zuiver, tegen den avond hebben<br />
wij 'er wêer eene !<br />
En wat ligt ons ook niet in den weg, wanneer<br />
eens gekrenkte eigenliefde den argwaan<br />
oproept, om fïreng te waaken ? alles ziet de<br />
domme waaker voor vijanden aan. Dat Petit<br />
getrapt en gefchopt wierdt, Klaart je, de Vertrouwde,<br />
een fcherp verwijt kreeg, en Jantje<br />
voor zijn overbrengen met de roeden beloond<br />
wierdt, dit alles gefchiedt , men weet wel<br />
waarom. „ Want de Vader mag dit arme<br />
kind niet regt lijden ; ja tog , het lijkt na<br />
zijne moeder, als twee droppelen fraters.*'<br />
Bij
JALOEZIJ, GIERIGHEID, euz.<br />
Bij de<strong>ze</strong> neiging behaagt men zig , •<br />
even als over het algemeen niet ligter is, dan<br />
zig eene martelaarskroon te vlegten.<br />
Men vraagt kinderenen bedienden en verzamelt<br />
Uit hunne trouwe berigteq, gaarne»nieuw voed<strong>ze</strong>l<br />
voor zijnen kinderlijken haat, waarvan men,<br />
ten regten tijde , gebruik zal maaken.<br />
Kunt gij 't ontkennen ? is het woord; hebt<br />
gij het niet , voorleden zondag , tegen Jantje,<br />
cn fijtje ge<strong>ze</strong>gd?" De vertoornde Vader fpringt<br />
op , om voor eerst de getuigen helder af te<br />
rosfen.<br />
Men verandere het tooneel maar ecnigzins,<br />
en geeve , bij zulken geest der vrouwe , den<br />
man Silenus dikken buik en flaapiust ,<br />
of laate hem een Gek in nieuwspapieren en<br />
boeken zijn, of een fchraale vinger-Dijter ,<br />
die iets voor den dag wil brengen, of anders<br />
een, die alles weggeeft, en bij dit alles met<br />
het hoofd knikt, om bedaard te kunnen bii] -<br />
ven ; dan heeft men eene geheel anderen<br />
dampkring.<br />
Hij kan, eens voor al, die eere en die aanbidding<br />
niet geeven, welke men zoekt; •<br />
wel, dan geeft hij 'er het geld toe^ hij |hoor't in<br />
zulke bittere verwijten, dat hij die koude, duiftere<br />
Planeet, al zijn licht van ons krijge; dat<br />
ij. DEEL. Ï ^e»
2C-0 JALOEZIJ, GïFEIGHEfD, enz.<br />
Uien zig, bil bewónderde fchoonheid, ftaat.cn.<br />
afkomst, niét dieper had kunnen vernederen;<br />
zo dat hij allen, die in zijne plaats gehuurd<br />
zijn, cm de hulde te doen, mee geduld en<br />
vrede na genoegen moet zien komen en heen<br />
gaan.<br />
Is het een eerzaam Heer met blanken rok<br />
en degen, die op de<strong>ze</strong> wij<strong>ze</strong> tot dit werk gebruikt<br />
wordt; can ziet men regte broederlijke<br />
liefde: hij ontmoet hem in huis, terwijl dc man<br />
wil uitgaan: „ nu, gij weet al reeds befcheid,<br />
mijne 3 effte is boven!" hij gaat met de Dame<br />
uit rijden, de man brengt haar in de koets, en<br />
wenfcht haar, zig wel te diverteeren. Is het<br />
de Lcermeeficr of Lijfknecht; dan zijn het menfchen<br />
, zo trouw als goud ; in de huishouding,<br />
de regte hand; men moet <strong>ze</strong> niet onnutten,<br />
men moet <strong>ze</strong> verzoeken te blijven en te doen,<br />
wat hun ipïigt meebrengt. Ze zijn naar eene<br />
verftandige keuzè aangefteld, en hebben hunne<br />
verdien':en, waarop men zig kan verlaaten.<br />
Heer Ferheï-, de nieuws Pedagoog, heeft in<br />
zi'n Examen aan Mevrouw * * wonder wel<br />
voldaan; hij belooft, de kinderen met liefde op<br />
te kweeken; nam Keesje voort op zijn' fchoot,<br />
en zoende hem, en is anders een regt fraaij en<br />
aar-
JALOEZIJ, GIERIGHEID, enz. a 0 I<br />
aartig jongman, die gewis elk een' behaa^en<br />
moet, en die alles even bevallig kan doen, en<br />
op eene <strong>ze</strong>er inntem.ende manier weet te prij<strong>ze</strong>n.<br />
Zij vroeg hem, wie hem zo allerliefst kapte ,<br />
want zijne hairen waren uitermaate fraaij opge.<br />
maakt; hij <strong>ze</strong>ide, dat hij dit <strong>ze</strong>lf deedt, om dat<br />
het hem niemand naar zijn' zin kon doen, en<br />
dat hij ook Keesje <strong>ze</strong>lf wilde kappen, wanneer<br />
die met hem moest uitgaan. „ Ziet gij wel,<br />
Keesje lief! nu krygt gij een' regt moojer. Pedagoog<br />
, die een regt aartig Heertje van u maaken<br />
en \\ regt lief zal hebben. 1<br />
'<br />
Voor 't overige /.al de Heer zien, wat hij in<br />
zijn kamertje van de geheele huisbediening hebbe<br />
te wagten.<br />
Hij ziet de deur ujt, en vraagt Frederik, die<br />
juist voorbijgaat!, of hij zijne fchoenen wat<br />
fchoon genaakt kon krijgen ? ik zal eens<br />
zien, is het antwoord, wanneer ik met Mevrouw<br />
klaar ben " Hier en mogelijk nog in<br />
den tuin is zijn Latium, alwaar hij de onweervogels<br />
om en naast zig voorbij hoort vliegen,<br />
en maar <strong>ze</strong>lden een kind durft vraagen, waarom<br />
Mama zo boos zij? Heeft Mar ij de kindermeid,<br />
geftolen , of heeft <strong>ze</strong> weerom gefcholden, of<br />
heeft <strong>ze</strong> 't huis befchimnt, dat <strong>ze</strong> deswegens is.<br />
T 2 wes-
292, JALOEZIJ, GIERIGHEID, euz.<br />
weggejaagd? hij weet het niet; ziet flegts in.<br />
haare plaats een nieuw ichep<strong>ze</strong>l, en hoort in<br />
het voorbijgaan, dat <strong>ze</strong> reeds de week te voo«.<br />
ren haar affcheid kreeg.<br />
Voor 't overige weet men, wat anders ook<br />
menigmaal, den geest van onëenigheid onder dit<br />
volkje en de vrouw van 't huis veroorzaakt.<br />
Am je de naaiftcr en waichopdoenfter en de<br />
fraaje Joost zijn goede vrienden; alie de dienstboden<br />
geeven er getuigenis van, en weeten,<br />
dat zu'k eene ontdekking voor Mevrouw niet<br />
onverfchillig zijn kan; zij hokkefokten ,<br />
<strong>ze</strong>gd men, onder een, wanneer <strong>ze</strong> alleen waren,<br />
moest men eens zien, hoe <strong>ze</strong> zig onderling<br />
verftonden. ——r<br />
Hoe? Joost? zoo 't nog een ander ware,<br />
tnaar juist ——.<br />
Nu bemerkt de knegt weldra, uit de<strong>ze</strong> en<br />
geene fchempfchooten,, en het meisje, om dat<br />
<strong>ze</strong> in 't geheel geen goed meer doen kan, en.<br />
uit de harde behandeling van Mevrouw, dat <strong>ze</strong><br />
verraaden zijn. ——r<br />
Eens vat <strong>ze</strong> vuur, en berst uit: Zij wette<br />
nu wel, waarom <strong>ze</strong> 't thans niets meer naar<br />
den zin kan maaken ; zij kan het niet gebeteren<br />
, dat Joost haar ook genegen zij. Zo<br />
iets in 't aangezigt ge<strong>ze</strong>gd, onderfteit, dat net<br />
reeds
-JALOEZIJ, GIERIGHEID, enü. 393<br />
reeds tienmaal buiten 's huis ge<strong>ze</strong>gd, en de eer<br />
des hui<strong>ze</strong>s groot zij.<br />
ZuJken <strong>ze</strong>gen van geduld hadt on<strong>ze</strong> lieve, nü<br />
overlecden, Heer Jujlus Magnus Hammelferr.<br />
Vóór dat hij het nog volkomen gewend was,<br />
plagt hij wel, de wijk na een goed vriend te<br />
reemcn, en zig met de<strong>ze</strong> woorden aantemelden:<br />
m mijn huis is de Duivel weer gaande! of anders<br />
ook wel met Sirach te fpreeken.<br />
Maar naderhand verliet hij de geheele voorftè<br />
behuizing, ging met een waterhond, altoos t<br />
een agterdeur uit en in, betaalde voor het overige<br />
de kost aan zijne vrouw rigtig en behoorlijk,<br />
en verneemt dikwijls alleen door den reuk<br />
van gebraad en pafteijen, wanneer Mevrouw<br />
tracleerde; waartoe hij anders plegtig moest ge.<br />
noodigd worden, indien hij vrijheid zou heb.<br />
ben, om te verfchijnen.<br />
In de voorige week is hij geftorven; daar<br />
door heeft menig eert, die na perzoonen, met<br />
welken hij niet fpreeken wil, ook niet gewoon<br />
is te vraagen, eerst gehoord, dat dit rijk, trots<br />
wijf in haar fraaij masfief huis nog een' man in<br />
het Leeven heeft gehad.<br />
Men verfchoone ons tog met eene afbeelding<br />
van een huis, daar men geftadig hoort kijverij<br />
fen ziet huilen; daar de Familie nooit zamen eet;<br />
T 3 daaf
2$4, JALOEZIJ, GIERIGHEID, enz.<br />
daar zig 't geweld uit de keuken in den tuin, en<br />
van den tuin wêer tot den zolder toe verfpreidt,"<br />
Voor welk huis de menfchen blijven ftil ftaan,<br />
en uit het welke de buuren de vlugtelingen in<br />
hun huis opr eemen. • Men denke aan eene<br />
kwaade Stiefmoeder, en aan veele kinderen van<br />
de v torige Vrouw, Verëenigd met de hoop van<br />
anderen uit den tcenwoordigtm echt<br />
Doch, zo veel is 'er altijd niet noodig, om<br />
Van 't verlooren Paradijs met regt te kunnen<br />
ipreeken.<br />
Indien men nagaat , welk eene hartelijke<br />
Vreugde men gewaar worde, wanneer men eene<br />
afbeelding klaar heeft, en welke eene ergernis,<br />
wanneer 'er eene klad op valt; dan kan men,<br />
Zonder veel moeite, de rede bedenken, waarom<br />
de liefde bij zo menig jong paar fchieüjk vergaat.<br />
De jonge man hadt waarlijk fraaij gefchilderd:<br />
's morgens wek-e hij zijn Liefje op of — dat het<br />
Zelfde is, — zij hem met een kus, volgers het<br />
lied: wekt uwe Gaden kusfende op, gij fchoonen<br />
teTernate; dan drinken <strong>ze</strong> zamen, beide van<br />
vreugde dronken, Thee, bij het genot van allerlei<br />
verrukking, en terwijl hij haar op 't tederfte<br />
verlaat, om zijne bezigheden waar te neemen,'<br />
ftaat zij reeds net gekleed voor hem; nu gaat<br />
<strong>ze</strong>
JALOEZIJ, GIERIGHEID, enz. 295<br />
<strong>ze</strong> <strong>ze</strong>lv' na baar vermaak , ran de huisfelijke zaaken,<br />
cn zorgt in de keuken en den kelder;<br />
om fpijs en drank juist klaar te hebben, wanneerhij<br />
t'huis komt, en zij hem blijde omhel<strong>ze</strong>n'<br />
zal, gelijk de Dichter zingt:<br />
Dan geeft zij haare meid de noodigc bevelen<br />
, en zorgt voor lek/ere fpijs en drank,<br />
om zo het hart vnn haaren Man, wanneer<br />
hij komt, daardoor te falen.<br />
Nu rooken de fchotels reeds , en bevatten<br />
menige onverwagte lekkernij, regt naar zijn'<br />
Fmaak, die zij listig heefc weeten uittevorfchen,<br />
en van haar <strong>ze</strong>lve klaar gemaakt ; zij kittelt<br />
'er zig hartelijk mede , en wenscht , dat het<br />
maar moge fmaaken , terwijl <strong>ze</strong> zonder ophouden<br />
flegts kusfen inöogst.<br />
De namiddag is geheel voor haar en tót zijne<br />
vreugde; men kiest onder dui<strong>ze</strong>nd vermaaken<br />
een onfchuïdig tijdverdrijf gelukkig en<br />
eenftemmig ; gaat, of uit wandelen, of na den<br />
tuin, en in een Prieel zitten, waarin de eerfte<br />
kus fmaakt als Ambrozijn; of verrast zomtijds<br />
een paar insgelijks eenzaam beminnende<br />
Vrienden, én<br />
T 4
4£5 JALOEZff, GIERIGHEID , enz.<br />
Verfchiint nu de Avondftar, of wordt V fchijn»<br />
'<strong>ze</strong>t der bleeke maan op de Velden gezien , zo<br />
dat het tijd is , om na huis te gaan;<br />
Dan enz,<br />
Dit beeld heeft lang bij hem op den e<strong>ze</strong>l ge»<br />
ftaan , en hij heeft 5<br />
er geftadig;, wanneer hij nog<br />
*t een en ander tot hei! der zuivere huwelijksriiin<br />
las , of boorde , of zag, nog menigen<br />
fraajen trek bij gevoegd , zo dat hij het voor<br />
veel geld tog nier, zou overgeven. Zijn kost<br />
kunnende winnen , heeft; hij eene keu<strong>ze</strong> gedaan<br />
, en zijne Bruid reeds t'huis gehaald.<br />
Dit Liefje heeft —-— wie vraagt dit nog f<br />
mede gefchilderd -— maar dit ftuk ziet 'etheel<br />
anders uit! Omtrent den eerften kus is<br />
het bij haar beeld even eens gelegen , maar,<br />
dat hij haar zoude opwekken, daar dagt <strong>ze</strong><br />
iiiet aan, toen <strong>ze</strong> fchilderde : om negen uuren<br />
drinkt <strong>ze</strong> juist Thee, en mijn Heer moet hem<br />
Vroeger drinken ; zo wil zij 't hebben , om<br />
dat <strong>ze</strong> daarbij leest; nu komt de kaerel, om<br />
te kappen ; alsdan is het nog tijd , tot half<br />
één, wanneer <strong>ze</strong> wil eeten , om voor haare<br />
kleeding üe zorgen ; dat menfeh zal immers<br />
Wel een ftuk eeten kunnen klaar maaken , op<br />
dat <strong>ze</strong> rust kan hebben ? —* een tuin ? —-<br />
wel!
JALOEZIJ, GIERIGHEID, ent. 297<br />
I<br />
Wel! er eens thee in te drinken , dat gaat<br />
nog, maar voor 't overige kan <strong>ze</strong> geen fraaij<br />
in bloemen vinden: haare tante was zo zot,<br />
die kon zig , even als een kind over eene<br />
Auricula of Angelier verheugen. s'Zomers moet<br />
men rei<strong>ze</strong>n , en buitenlandfche kennisfen maaken<br />
of vernieuwen; dan in den winter, wanneer<br />
de ftad weer vol rrienfchen wordt, vangen<br />
de vifiten, de kransjes en fpeelge<strong>ze</strong>lfchap.<br />
pen weder aan : het is tog een armhartig Lee-<br />
ven, zonder ge<strong>ze</strong>lfchap.<br />
Nu fielle men dit jonge Paar voor zijne<br />
afbeeldingen , elk trekt een vies we<strong>ze</strong>n over<br />
des anderen zijn linnengoed; men <strong>ze</strong>gt eikander,<br />
dat men flegt gefchilderd hebbe; men begeerd<br />
te veranderen; maar wat zal men veranderen?<br />
en egter was alles zo fraaij gefchilderd;<br />
dat men bijna had willen zweeren , dat het<br />
de natuur <strong>ze</strong>lve ware.<br />
Ondeitusfchen dat Truitje, de jonge vrouw,<br />
bij de kenmerken van den eerften huwelijsk<br />
<strong>ze</strong>gen , tot eene kleine raa<strong>ze</strong>rnij vervalt, haaren<br />
man, den Eerfchender en den doodflager,<br />
niet meer luchten nog zien wil, van haaren<br />
dood met de<strong>ze</strong>lfde <strong>ze</strong>kerheid als van den dag<br />
van morgen praat, de ge<strong>ze</strong>lfchappen vermyd<br />
en met het volkomen gelaat van iemand, dieniet<br />
T 5 wel
2p8 JALOEZIJ, GIERIGHEID, enz.<br />
wel bij zijn hoofd is , in een hoek gaat zitten<br />
, om daar ongetroost te weencn , zij bedient<br />
zig van de kinderen van haare langer<br />
getrouwde zuster alleen , om haaren man te<br />
vergeeten. Zij is geftadig onder hen; zij neemt<br />
<strong>ze</strong> tegen de verdiende tugtigingen haares mars<br />
in befcherming ; dc ontaarde kinderen ftaan<br />
•rondom haar, of vérfchuifön zig agter haar;<br />
zij fpreekt met hen van s'vaders ftraffén aart,<br />
en paait <strong>ze</strong> met allerlei beloften ; hunne gemaakte<br />
ongefteldheid, hun builen en jankert<br />
houden haar bij hun bed , alwaar <strong>ze</strong> met rood<br />
en dik bekreeten oogen zit, met hoofdpijn<br />
nadenkt , om een eigenzhmigen jongen of<br />
meisje met allerlei zuikergoed uit de banketwinkels<br />
te bevredigen, en haaren man verwijt j<br />
dat hij zig over zulk een hartfeer niet bekreune.<br />
De<strong>ze</strong> ën haare vrienden verzoeken vrugteloos,<br />
tog heden van den fraajen Lentedag<br />
met hen gebruik te maaken , of daar de Familie<br />
bij malkander is , ten beftemden hui<strong>ze</strong><br />
mede te willen komen , of wel 't vermaak<br />
te neemen , van den fraajen nieuw aangelegden<br />
tuin met het ge<strong>ze</strong>lfchap te gaan zien:<br />
j, ach! 't is haar niet mogdii?,- want Pauwt-<br />
„ je is ziek , of Stijntje heeft eenen zo gevaar'
JALOEZIJ, GIERIGHEID, ent. 299<br />
„ vaarlijken hoest , en dit arme kind is zo aan<br />
„ haar gewend , dat het geen anderen bij zig<br />
„ kan lijden." Hij , de man, moet <strong>ze</strong> roepen<br />
; men wil gaarne de eer hebben , haar<br />
te ontmoeten5 cn een Compl ;<br />
nent bij haar<br />
af te leggen ! ~ hij kan met ; zij ziet<br />
'er zo morfig uit, als een fchoonmaakfter ,<br />
en wie weeiT wat <strong>ze</strong> anders nog voor eenen<br />
Vie<strong>ze</strong>n reuk uit de kinderkamer medebrengt: —<br />
met een woord , zij bemint niet haaren man,<br />
aiet het toekomende geluk haarer kinderen j<br />
zij bemint zig in haare kinderen: eene andere<br />
zoude , misfehien uit de<strong>ze</strong>lfde inzigten,<br />
den Aap , den hond of de kat beminnen, en<br />
de moedwilligheden de<strong>ze</strong>r dieren met traanen<br />
en fnikken verdedigen, om dat <strong>ze</strong> zig van<br />
haar alleen laaten aantasten, roeren enftreelcn.<br />
Bij alle zulke bedenkingen is het, waar édn<br />
mijner voorzaaten , in eene regte?beklemdheid<br />
des harte, dien uitroep doet: zou men dan<br />
niet eene kunst kunnen uitvinden , om de lief.<br />
de zijner vrouw te behouden ? Doch , wat hij<br />
daarmee te veel ge<strong>ze</strong>gd heeft, willen wij geenzins<br />
verantwoorden.<br />
Ten minften bij veele der eerfte huwelijken<br />
was, naar men hoort, de tedere genegenheid<br />
zo groot, en het prij<strong>ze</strong>n van den overledenen
5oo JALOEZIJ,GIERIGHEID, enz;<br />
nen is zo luid, dat men zig geenzins behoeft<br />
te verwonderen , wanneer de liefde in een<br />
tweede huwelijk nooit tot de gewenschte kras:<br />
ten koomt.<br />
Men fpreekt van den overledenen over tafel,<br />
bij de namiddags-bezoeken, en zugt, over<br />
hem, voor dat men na bed gaat; men fpreekt<br />
van hem tegen dezulken, die hem hebben gekend<br />
, en fielt hem in breedvoe; ige verhaalen<br />
den gecncn voor, die hem niet kenden; men<br />
<strong>ze</strong>gt, dat hij wel een hoofd grooter was, dan<br />
de tegenwoordige, en ook fterker en ftaatiger;<br />
dat hij bevallig lachte , en elk een' voort innam<br />
; men begint van zijne eerfte kennis en<br />
Vrijagie , en vaart daarmede voort tot de begraavenis<br />
toe ; wil zijne laatfte aanmerkelijke<br />
woorden nooit vergeeten , en behoud <strong>ze</strong> als<br />
Geheimen, die het denken aan hem fteeds zullen<br />
verwekker.<br />
Alles* ook 'tgeringfte veroorzaakt, dat men<br />
terftond aan hem denkt; men beezigt zijne<br />
<strong>ze</strong>gswij<strong>ze</strong>n, en bekragtigt zijne vervulde voor*<br />
fpellingen ; men toont , dat de<strong>ze</strong> ring van<br />
hem is, en de Sak is nog zo goed ais nieuw,<br />
die hij kort voor zijn dood voor haar liet maaken.<br />
Hij bezat, buiten kijf, alie deugden; hij<br />
was flegts al te maaiig , te werkzaam , te<br />
lief
JALOEZIJ, GIERIGHEID, enz. 301<br />
liefderijk en al te goed : zij <strong>ze</strong>ide menigmaal<br />
toe hem<br />
m<br />
^ r<br />
l t i<br />
a n<br />
^<br />
w a s a<br />
i^<br />
zijn antwoord het fpreekt van<br />
<strong>ze</strong>lfdat 'er nu een Engel dprcekende wordt<br />
ingevoerd. •<br />
En dit alles gefchiedt in het bijzijn des mans,<br />
van wien de gaften na goedvinden mogen oordeelen,<br />
dewijl men hem, op die wij<strong>ze</strong> , als<br />
een' Leerling in den Tempel der deugd en<br />
verdienften inleid, en die ook, dikwerf <strong>ze</strong>er<br />
wel gevoelt, wat hem daardoor ge<strong>ze</strong>gd wordt,<br />
zo dat hij befchaamd op 't tafelbort krabbelt,<br />
of de broodkruimen in zijn fervet verzamelt,<br />
of ftijf in "t glas kijkt.<br />
De arme man! hij zal in zijn geheel Leeven des<br />
<strong>ze</strong>lfs voorbeeld bezwaarlijk evenaaren:<br />
inmiddels, wanneer hij fterft, dan ver<strong>ze</strong>keren<br />
wij hem, dat hij op zijne vergoding gewis<br />
ftaat kan maaken. De overledene hadt, naar<br />
men <strong>ze</strong>gt, ook zijne gebreken.<br />
Wanneer eene Vrouw, bij haar Leeven,<br />
haaren man begraaft, of wanneer zij over alles<br />
alleen de beflelling heeft; dan is het vrij<br />
duidelijk, dat hij een droomer is, en haare<br />
drift haar ongeftoord beheerfcht j wat het ook,<br />
in
S°2<br />
JALOEZIJ, GIFRIGHEiD, enz-.<br />
in zulke omftandigbeden, voor eene drift zijn<br />
moge.<br />
Maar, wanneer de man, insgelijks, van een<br />
vluggen, werkzaamen aart W s cn rgfer over<br />
dat geen, waaiöver anderen, om dat zij het<br />
bij de vrouw vinden, zo <strong>ze</strong>er kJaa^en, met<br />
genoegen lacht, en <strong>ze</strong> in alles naar haaien zin<br />
laat begaan; dan is het in«gelijks bewec<strong>ze</strong>n,<br />
dat hij, het geen zij bij de hand neemt, <strong>ze</strong>lf<br />
beminnen, en gaarne hebben moet, en dit is<br />
wel niets anders; dan overmaatige zuinigheid,<br />
vrek- of gierigheid. Want door geene drift<br />
werkt men zig onderiing, ftaande het huwelijk<br />
, zo gelukkig in de handen, dan door de<strong>ze</strong>;<br />
geen drift maakt hen onderling vernoegder<br />
en voor elkander behaaglijker, dan de<strong>ze</strong>, even<br />
als men kinderen nooit met meer rust en vrede<br />
ziet fpeelen , dan wanneer zij al hun'fpeelgoed<br />
op een' hoop zamen draagen.<br />
Hoogmoed en eigenzinnigheid in een paar<br />
perzoonen, die geftadig bij malkanderen zijn,<br />
overdwar<strong>ze</strong>n elkander, waar <strong>ze</strong> zig niet kunnen<br />
ontgaan, wanneer zij anders al tegen een'<br />
derden als één' man ftaan • verkwifting en<br />
pragt in beide brengt verwijlen en twist,<br />
wanneer de één van den gemeenfchappelijken<br />
hoop
JALOEZIJ, GIERIGHEID, enz. 303<br />
hoop voor zig meer neemt, dan de ander;<br />
een naar flaapers konden ten minften over<br />
meerder gemak onëenig worden, maar even<br />
gierige echegenooten heb ik, altoos, in vrede<br />
en eendragt zamen zien wooncn.<br />
Wanneer de man, bij winterdag, in het<br />
koude vertrek aller eerst in de handen blaast,<br />
of <strong>ze</strong> wrijft; dan weet de vrouw hem te befchsamen,<br />
cn hij is voort te vreden, zonder<br />
<strong>ze</strong>lfs eens zuur te zien: mogt hem de lust bekruipen<br />
, eens te vraagen, of 'er de<strong>ze</strong> en geene<br />
nieuwe groente voor de keuken en tafel<br />
nog niet ware? dan wordt, hoe laat hij ook<br />
ooit vraage, zijne lekkernij hartelijk uitge-<br />
'lachgen, en hij lacht mede: „ eet tog mijn<br />
kind! ik vind het <strong>ze</strong>er lekker!" hij proeft her,<br />
legt het half gekaauwd wêer op zijn bord-,<br />
„ ja, 't is <strong>ze</strong>er lekker." Heel eehpaarig gaat;<br />
het bij de raadpleeging over uitgaaven en noodige<br />
koften: „ twintig gulden zullen we evenwel<br />
moeten *— —- Ei! waar zijn nu uwe<br />
gedagten? geer.e tien. — Nu, 200 gij meent:"<br />
of, „ niet minder dan agt gerechten mogen<br />
we evenwel niet —— Oho! krijgen we dan<br />
een Regiment ten eeten ? Ik denk flegts<br />
zo; doe naar uw' zin, mijn zoetere. „ Het<br />
volk
S04 JALOEZIJ, GIERIGHEID, enz.<br />
volk in hun huis pleegt van hen te <strong>ze</strong>ggen,<br />
wanneer het., naar bekende vrijheid , het ka-,<br />
rafter van hun Heer en Vrouw onder zig onc<br />
werpt: zij fr.ijd de pijien, en hij moet <strong>ze</strong>-,<br />
affchieten, dat is, voor zo verre de bedienden<br />
aangaat, zij waakt over de minfte ontrouw of<br />
agteloosheid , en , waar <strong>ze</strong> <strong>ze</strong>lve niet durft<br />
fpreeken , daar brengt zij het den man over;<br />
die vaart alsdan geweldig uit, raast en tiert,<br />
dreigt met flagen en gevangenis: verder toegepast<br />
, mogt het in 't algemeen zo veei beteke<br />
nen , als, zij fmeed den aanflag, en hij fchaamc<br />
zig nooit, dien uit te voeren.<br />
Maar, waar de<strong>ze</strong> drift bij de ééne helft met<br />
eerzugtige miidaadigheid, met lust rot de waereld<br />
en ge<strong>ze</strong>lligheid, met fmaaK en zugt tot<br />
eenen lekkeren difch bij de andere helft gepaard,<br />
gaat; daar is het? ais of de haas met de veldmuis<br />
voor eenen winter zamen wilde huishouden.<br />
Grollen en fchrollen over tafel, en, wanneer<br />
de bediende met het tafelgoed de kamer uit is,<br />
van vooren wêer aan. „ Wat was dat nu wêer<br />
voor een vreeten ? de verkens krijgen 't beter!"<br />
— Hoe kunt ge dat nu <strong>ze</strong>ggen, ik heb<br />
*er heerlijk aan te gast geweest; het was wijlen<br />
mijn
JALOEZIJ, GIERIGHEID, bhf. g 0|<br />
mijn Papa's befte fpijs, hij plagt het wel"<br />
„ Hij mag geplagt hebben , zo lang als hij<br />
. wil; ik denk anders, en mijn fmaak is anders."<br />
Hierop voort na hoed en ftok getakt, en de<br />
deur toegefmeeten , om de<strong>ze</strong>n avónd bij<br />
den éénen of anderen vriend beter te gast ta<br />
gaan.<br />
Zekerlijk komt het 'er, om hier alles in 'È<br />
regte daglicht te fteilen, <strong>ze</strong>er veel op aan * of<br />
de Heer voorncemens en geregtigd is, zijn kop<br />
te toonen, en 'er mee door te draven, dan of<br />
hij beter meent te doen, wanneer hij zig dom<br />
houdt, maar agter den rug intusfchen zijn ziri<br />
doet, ;<br />
of zij, gelijk men <strong>ze</strong>gt, hem eerst tot<br />
een' man gemaakt hebbe, dan of hij, naar zulken<br />
ftijl, nog meer een man zal worden, wan»<br />
neer hij tot een gewenfcht einde in geduld volhardt<br />
en zijnen loop zo ftil voleindigd.<br />
In dit laatfte geval moest hij het voor lief<br />
neemen, dat hij in 't donkere zat, om dat het<br />
licht, naar onveranderlijke wetten, eerst, als'<br />
het duifter is, werdt aangeftoken, en men het<br />
's zomers geheel kan misfen; dat hij van dert<br />
wijnkelder als van de gelukkige Eilanden<br />
hoorde praaten, en ook bij een gégeeven gastmaal<br />
in zijn huis niet te veel gèzöndhedèn iflftelde,<br />
of anders door zijn voorbeeld töt drint-<br />
31. EE«L, V kea
3oö JALOEZIJ, GIERIGHEID, en?.<br />
ken aanmoedigde, om niet order de tafel met<br />
den voet te worden aangeftooten, of een befchaamende<br />
wenk te krijgen; dat hij uitnoodigingcn<br />
en opdringende intekeningen tot Ballen<br />
, Concerten en Speelge<strong>ze</strong>ifchappen <strong>ze</strong>er<br />
vaardig leere afflaan, zonder zigtbaare fchaamte<br />
met haar in een armhartigen bolderwagen kruipe,<br />
en zig aan een paar Joude knollen van paarden<br />
, om voort te fleepen, toebetrouwe; maa*<br />
nende en op betaaling dringende ambagts'deden<br />
helder uit<strong>ze</strong>tte, en bij dit ailes egter nog over<br />
een ouden jichtigen knecht of dergelijk eene<br />
rteid te beveelen hebbe, dewelke onder wijlen<br />
zijne fchoonöuders reeds even aan mors* en gierigheid<br />
, als de hofhond aan de keten , gewend zij n.<br />
Inmiddels blijven hem, zóo hij 'er verftands<br />
genoeg toe heeft, nog wel uitkomften overig.<br />
De keukenjongen, het loopmeisje, of eenig<br />
ander flobbeije zijn 'er regt toe gemaakt, om<br />
den ouden jakhals van een knecht, die flegts<br />
geftadig op het keldergat, op het gat in de provifie-kamer,<br />
en andere openbaar verdagte plaat<strong>ze</strong>n<br />
let, te bedotten, en weeten de fluiphoe-<br />
ken in het huis, als rotten en mui<strong>ze</strong>n.<br />
Moet ik 't aan den dag brengen, waar de wijn<br />
en verfche oefters ftaan ? • Binnen in de<br />
fraaije nieuwe koets, die in het koetshuis met<br />
een
JALOEZIJ, GIERIGHEID, énu k$J<br />
een kleed overdekt ftaat, men zit daar even zó<br />
veiiig, als bij den Heer Butelli, den ItaliaanJ<br />
of zoude men 't wel denken ? de kelderdeuf<br />
laat zig, wanneer men <strong>ze</strong> flegts beneden, daar<br />
<strong>ze</strong> war gaapt, vat, zo gelukkig ligtcn, dat 'er<br />
het wat te korte en gezakte flot over zijne neiis<br />
dóór een gat in. de fteenen uit gaat, en het beloofde<br />
land geheel open ligt; daarheen wordt<br />
Flip de getrouwe, die de ontdekking heeft gedaan,<br />
het fpreekt van <strong>ze</strong>lf als een dief iri deii<br />
nacht, gezonden, en geeft den volgenden dag<br />
heimelijKe wenken. •<br />
Waar hij het geld van daan haale? — is<br />
hy een'fterk en gelukkig fpeeler; dan is hij<br />
klaar; zoo niet, dan kan hij klaagen, hoe hij,<br />
gifteren, in een ge<strong>ze</strong>lfchap, daar hij volftrekt<br />
moest we<strong>ze</strong>n, verboren hebbe, en, geen gelds<br />
genoeg bij zig hebbende, moest leenen; hoe hij<br />
de geldbeurs op eene onvoorzigtige wij<strong>ze</strong> hebbe<br />
laaten leggen, na welke nu te vraagen het niet<br />
pasfe; of hoe hij in de uiterfte drift, in plaats<br />
van een <strong>ze</strong>ltehalf een' gulden gegeeven hebbe i<br />
en daar door zijn fpeelgeld verminderd zij enz.<br />
Eene beftrarfmg is nog al wel te verdraagen,<br />
wanneer men maar wêer geld krijgt. Anders<br />
zijn ook wel de Heeren, welke tot fiü toe met<br />
nat en diëog tevreden zijn, infchikkelijk ge-<br />
V s noeg-*
3o8 JALOEZIJ, GIERIGHEID, enz.<br />
noeg, de betaling van het verfchootene zo lang<br />
uit te ftellen, tot dat de Heer, waartoe hoope<br />
is, weldra mondig zal zijn.<br />
Dat gierigheid en wellust in eeue ziei bij malkander<br />
kunnen woonen, zo dat elk zijne rechten<br />
oefene, is een zo dagelijkfch verfchijn<strong>ze</strong>i,<br />
dat men <strong>ze</strong> ganfeh niet onder de bijzon*<br />
der heden ftellen moet.<br />
Men ziet de echte Origirteelen van vrouwelijke<br />
Harpagom om aartige jonge mansperzoonen<br />
heen trippelen: wanneer <strong>ze</strong> 't ganfche<br />
Jaar niet hebben gelachgen; zo draaven zij<br />
grimlachgende rondom hen heen; zij doen haare<br />
vermolmde Kabinetten open, om zig alleen,<br />
ten bunnen gevalle op' te fchikken, en, wanneer<br />
zij <strong>ze</strong> <strong>ze</strong>lve huisveften, dan weet het<br />
ganfche huis van plegtige onthaalen te fpreeken;<br />
zij haten <strong>ze</strong>lfs bij de kofii room haaien,<br />
en <strong>ze</strong>tten 'er anijsbefchuitjes bij.<br />
Men noeme dit, gelijk wij hebben gedaan,<br />
wellust, welke zig alleen, volgens eene regt<br />
vleiende loosheid, van de<strong>ze</strong> kleine offerhanden<br />
tot e?ne inleiding bedient, en 'er zig heel veel<br />
cn eene <strong>ze</strong>er fpoedige werking van belooft;<br />
maar die, waar <strong>ze</strong> zig bedrogen vindt, zonder<br />
veel berouw terftond omkeert om voor billijker<br />
prij<strong>ze</strong>n te koopen.<br />
De
JALOEZIJ , GIERIGHEID, enz. c,oo<br />
De aanbiedingen van liefde eener gierige<br />
zijn daarom plomp en onbefchaamd , om dat<br />
<strong>ze</strong> ftomme , met kosten gepaard gaande bewij<strong>ze</strong>n<br />
haarer drift , welke elke andere liever<br />
zoude kie<strong>ze</strong>n , ontziet.<br />
De huwelijken der meeste onder haar, vooral<br />
der oude, komen ook daarom fchielijk tot<br />
ftand , volgens eene gaande gemaakte lust en<br />
de manieren van een fehurk , welke beloofde<br />
, dat hij met weinig te vreden , en voor<br />
wien , gelijk hij <strong>ze</strong>gt, alles goed genoeg is.<br />
Bij de Huwelijken der jonger bedenke men<br />
flegts , hoe flegt de echte trouw bewaart, en<br />
hoe welkom de Galant zijn moete , wanneer<br />
hij gefchenken doet ; en bij nog andere valt<br />
de aantrekkelijkheid der nieuwheid op een'<br />
bedienden , die , naar het fchijnt , met<br />
<strong>ze</strong>er weinig is te paajen , en die juist<br />
naar genoegen de dieverijen van andere weet<br />
aantewij<strong>ze</strong>n, om <strong>ze</strong>lve des te veiliger <strong>ze</strong>lfs te<br />
mui<strong>ze</strong>n.<br />
Men ziet het uit de wij<strong>ze</strong> , en hoort het<br />
uit den toon, waar mêe dien kaerl iets wordt<br />
belast, en uit de manieren , waarmede hij<br />
<strong>ze</strong>lf iets voor de vrouw doet, of haar iets<br />
?egt, dat de guit de eerfte bedrijf-al in het<br />
huis is,<br />
V 3<br />
Hij
gip JALOEZIJ, GIERIGHEID, enz.<br />
Hij legt zijne hand op haar fchouder, wanneer<br />
hij haar iets in het oor bijt; luiftert haar<br />
heimelijk nog iets bijzonders in, en krijgt ten<br />
antwoord een gelaat, het welk omtrent <strong>ze</strong>gt,<br />
dat dit anders wel heel aartig is, maar dat<br />
men thans alleen moete op zijn hoede zijn.<br />
Hij fpreekt mede, en wordt ook wel geroepen<br />
, om te verhaalen of te befchrijven; bekijft<br />
de kinderen , twist met de dienstboden ,<br />
dat het door 't ganfche huis klinkt, op dat de<br />
vrienden zijne magt hooren, en roept of wenkt<br />
iemand dikwijls buiten , in welken tijd dan<br />
het ge<strong>ze</strong>lfchap , wanneer het anders veilig is,<br />
zijne aanmerkingen daarover maakt.<br />
Hij verzaakt gaarne liverij en een gebcorden<br />
hoed , maar vertoont zig liever in een burgerlijk<br />
kleed, dat geene afhangiijkhcid verraadt;<br />
|s 0ok —- daarin heeft men mis, geen<br />
Bediende in het huis , maar flegts de Kapper<br />
van Mevrouw, of hij kijkt maar na het geen<br />
ïegt is, en , wanneer men iets van] den<br />
Heer begeert.', dan zal hij het wel ftellen ;<br />
men kan 'er zig op verlaaten.<br />
Ontrouw is het beste geneeskruid tegen de<br />
Jaloezij.<br />
Wanneer men zig dikwijls genoeg over de<br />
veïre gaande luimen van den Heer onder de<br />
vrouwt-
JALOEZIJ , GIERIGHEID , enz. 3 r i<br />
vrouwtjes en vrijsters in de ge<strong>ze</strong>lfchappen heimelijk<br />
en luid heeft geërgerd ; dan vind men<br />
in de behandeling van de<strong>ze</strong>n of geenen > dit<br />
men egter ook nog niet is vergoeten.<br />
Men komt hem halver wege tegen. Maar<br />
men is liever voor de zagte zielverkwikkende<br />
vermaaken , en haat de ongelegenheden in<br />
ge<strong>ze</strong>lfchappen ; hij mede. Nu is 'er verëeniging<br />
des harte ; waar zal men zig zamen dikwils<br />
vinden , om dit vermaak regt menigmaal<br />
te genieten<br />
Zij beichrijft hem den tuin buiten de poort,<br />
waar <strong>ze</strong> s'namiddags haar vermaak voor zig in<br />
ftilte heeft.<br />
Den anderen dag klopt hij reeds aan de<br />
poort, of loert op den weg. Zal nu de Heer<br />
niet de<strong>ze</strong>n avond wêer na een vrolijk ge<strong>ze</strong>l»<br />
fchap gaan ? zal hij niet haast wêer ter zake<br />
van koophandel moeten rei<strong>ze</strong>n l Men is ten<br />
minften wegens het eerfte gerust of onvedchillig,<br />
en wenscht hartelijk het laatfte.<br />
^Bigotterie is de de laatfte vijand , voor de»<br />
man; die laat zig , volgens een oud <strong>ze</strong>ggen,<br />
alsdan zien , wanneer de andere zijn opgeruimd.<br />
Onder den laagen hoop, is <strong>ze</strong> wel veel<br />
gemeener, dan daar, waar % van oudsher,<br />
V 4. ï&eer
31^ JALOEZIJ, GIERIGHEID, enz.<br />
meer gelegenheid wes , om 'er fpotternij over<br />
aan te hooren.<br />
Inmiddels even als men, eindelijk , menigmaal<br />
eene Mode navolgt en verdedigt, waar<br />
over men voorheen zo dikwils lachte ; zo<br />
tast men ten laatften, ook nog wel eens hier<br />
toe.<br />
Zij is ook een al te kragtig middel, om<br />
«Itoos onder het voorwend<strong>ze</strong>l van voornamere<br />
en wigtigere bezigheden den geenen dienst,<br />
hulp of bevordering te weigeren , met wien<br />
men overhoop legt, en welken men gaarne<br />
drukt of mishandelt, om niet te <strong>ze</strong>ggen, welke<br />
andere ontfchuldigingen en verdedigingen zij<br />
nog meer toelaat, om 'er zig, bij voorvallende<br />
gelegenheden , van te bedienen.<br />
Tegen een' man, bij voorbeeld , die s'morgens<br />
vroeg en fchielijk gediend en geholpen<br />
wil we<strong>ze</strong>n, ware niets beter , dan het morgen-gebed<br />
driemaal te her haaien , of zig zo<br />
lang met bidden onledig te houden , tot dat<br />
hij eindelijk boos wierdt ; want als dan had<br />
men tog een blijkbaar recht , hem voor een<br />
Turk cn Heiden uit te maaken : En eene<br />
meid , die in het zingen ftoort, al ware zij<br />
van den Heer gezonden, om iets te vraagen,<br />
I<br />
of
JALOEZIJ, GIERIGHEID, enz.<br />
313<br />
of haar iets te berigten, voegt natuurlijk eene<br />
Oorvijg.<br />
Tegen andere kleine zonden laaten zig al<br />
lerlei kragtige plaat<strong>ze</strong>n uit de<strong>ze</strong> en geene ftig-<br />
telijke boeken, of wel ver<strong>ze</strong>n uit een gezang<br />
boek , met een dat is wel juist, daar wordt<br />
het bewaarheid, daar kan ik wel met mijnen.<br />
* * <strong>ze</strong>ggen enz. bijbrengen; want wat wil hij<br />
tog tegen zulk eenen geeftlijken houw of fteek<br />
doen ? men heeft niet gefcholden , niet ge-<br />
raast en getierd ; men heeft flegts iets aani<br />
gehaald.<br />
Een bidkamer kan weldra eene zo heilige<br />
plaats worden, als een klooster in Spanje, die<br />
men niet betreeden , en waarop men niets<br />
zoeken of van zijn plaats mag leggen; en mogt<br />
men zig hier al niet tegen allerlei woeste aan<br />
vallen kunnen ver<strong>ze</strong>keren, dan kan een gd<br />
geftadig denken aan den dood een zoort van<br />
doodkist, hier of daar in een hoek van 't huis<br />
geplaatst enz. een bewaarder van gevvigtige ,<br />
maar heel aardfche Geheimen worden.<br />
Toevoer is 'er genoeg; want om agt uuren<br />
komt Juffer Lipje, tot het gebed bij gefloofe<br />
deuren, en om tien uuren Juffer Martijntje,<br />
en s'namiddags om twee uuren gaat <strong>ze</strong> <strong>ze</strong>lve<br />
na eene geestelijke oefening , en Doch<br />
gee-
314 JALOEZIJ, GIERIGHEID, enz.<br />
geene trekken meer; men fchildert hier altijd<br />
flegts fchoorfteenftukken en hoekbeelden.<br />
Indien men wil ; dan flaa men, in plaats<br />
van dit, zijne oogen op den man en de kinderen<br />
, waarvan de eerfte, om dat hij fteeds<br />
met de uiterfte veragting als een geflagen vijand<br />
van de Christenheid behandeld wordt, ook<br />
zijne Alliantien maakt, met zijne verëenigde<br />
vrienden dagelijks op kondfchap uitgaat, aantast<br />
, uitvalt of ont<strong>ze</strong>t, en zo wanneer hij<br />
maar flegts genoeg denkt, zijn vermaak neemt;<br />
tot de echtfeheiding toe en waarvan de laatften<br />
, welke partij <strong>ze</strong> ook mogen trekken ,<br />
zig geheel eigenlijk in de fchool der deugnieten<br />
cn galgeniia<strong>ze</strong>n zullen bevinden.<br />
In huwelijken van Voornaamen en Rijken<br />
gaat men zig hierin iets uit den weg, zonder<br />
nogtans fchade te verhoeden.<br />
Terwijl de vrouw op 't Landgoed woont,<br />
bepaalde Biduuren houdt, en het geheele dorp<br />
in devotie vuurig maakt, leeft de man in de<br />
ftad , boeleert met andere vrouwen » fiijt den<br />
tijd met banketten, doet kostelijke gefchenken,<br />
wordt ziek, en fterft in armoede, of gaat bankrot,<br />
laatènd» eene fchuld na van twintig dui<strong>ze</strong>nd<br />
gulden. Alle, die hem gekend hebben,<br />
<strong>ze</strong>ggen, het ware <strong>ze</strong>kerlijk zo verre niet met<br />
hem
JALOEZIJ, GIERIGHEID, enz. 3^<br />
hem gekomen, hadt zij zijn hoofd niet op den<br />
hol gebragt, en hem? op de kwaadaartigfte wij<strong>ze</strong><br />
buiten den Hemel geflooten.<br />
Is dit de gewoone winter naa den zomer? —<br />
Zijn dit de onfeilbaare gevolgen van tedere<br />
huwelijken ? — Foeij! wie denkt zo ? *<br />
Het zijn de gevolgen van eene dwaa<strong>ze</strong> keu<strong>ze</strong><br />
, van eenen droeven gedwongen koop, van<br />
winzugtige koppelingen , verhaafte fchreden<br />
van toornige en galzugtige gemoederen, die<br />
zig door hunne huwelijken aan hunne bloedverwandten<br />
wiilen wreeken.<br />
Hier een meisje, dom en plomp cpgebragt,<br />
van de ouders verkogt aan iemand, die geld<br />
zoekt, of <strong>ze</strong>lf in een ongelukkig of zwak uur<br />
van een betitelden fchurk verrast; daar een<br />
Doóter, of Advocaat, of ander.ledig gaande<br />
Makelaar, die voor <strong>ze</strong>s honderd douceurs van<br />
dertig dui<strong>ze</strong>nden het jawoord haalt, en daarvoor<br />
nog op den bruiloftsdag mêe vrolijk is;<br />
daar eene weduwe, of anders eene van de<br />
waereld vergeetene, die niet meer onder haare<br />
nicht wil ftaan, en het zo kort houden van<br />
haar Voogd volflxekt niet meer verdraagen<br />
wil, en daarom heden nog wenkt, uit<strong>ze</strong>ndt,<br />
roepen laat, of in ge<strong>ze</strong>lfchap gaat, en ja<br />
<strong>ze</strong>gt,
«,£ JALOEZIJ, GIERIGHEID, enz.<br />
<strong>ze</strong>gt, en anders nog veel doet, wat boven<br />
reeds ftaat opgetekend.<br />
Zo zouden tog de mannen <strong>ze</strong>er veel fchuld<br />
hebben aan 't ongeluk? om dat zij<br />
het verkiezingsrecht hebben; de meefte! ——<br />
En zo raakten de verwijten geenzins het gansch<br />
geflacht? ——• Waarom denkt gij zo kwaad<br />
in uw hart!