4. Geluid - Wisnet

4. Geluid - Wisnet 4. Geluid - Wisnet

20.09.2013 Views

4. Geluid Wat is een logaritme? 4 Geluid De gelijkheid 10 2 = 100 bevat drie getallen: 10, 2 en 100. Als we van die drie getallen er één niet weten moeten we hem kunnen berekenen. We kunnen dus drie gevallen onderscheiden: 1) We weten de 100 niet, als we op die plaats een x zetten volgt: 10 2 = x de uitkomst x = 100 heet de tweede macht van 10. 2) We weten de 10 niet, als we op die plaats een x zetten volgt: x 2 = 100 de uitkomst x = 10 heet de tweedemachtswortel van 100. 3) We weten de 2 niet, als we op die plaats een x zetten volgt: 10 X = 100 de uitkomst x = 2 noemen we de 10-logaritme van 100. We schrijven dat als x = 10 log 100 waarbij 10 hier het grondtal van de logaritme is. We weten nu dat 10 log 100 = 2 omdat 10 2 = 100. Zo geldt ook dat 3 log 9 = 2 omdat 3 2 = 9. Nog een voorbeeld: 2 log 8 = 3 omdat 2 3 = 2 2 2 = 8. 1 Geef zonder gebruik te maken van de rekenmachine de uitkomst van de volgende logaritmen in drijvende komma notatie met twee cijfers achter de komma: a) 4 log 16 b) 5 log 25 c) 3 log 27 d) 10 log 1000 e) 2 log 16 f) 5 log 125 Als we de vergelijking 10 X = 23 willen oplossen weten we dat x = 10 log 23. Omdat 10 log 10 = 1 en 10 log 100 = 2 schatten we dat 10 log 23 tussen 1 en 2 moet liggen. Als we 10 log 23 exact willen weten moeten we gebruik maken van onze rekenmachine. Op het toetsenbord zien we de LOG-toets waarmee we de 10-logaritme van een getal kunnen uitrekenen. Om dus 10 log 23 uit te rekenen toetsen we op de CASIO fx-82SX [23][LOG]. Op de CASIO fx-82TL typen we [LOG][23][=] en op de TI-30X II wordt het [LOG][23][ )][=]. Het resultaat is 1,3617. Ter controle berekenen we 10 1,3617 = 22,9985. (waarom niet exact 23? ) 2 Los de volgende vergelijkingen op en geef de antwoorden in drijvende komma notatie met vier cijfers achter de komma: a) 10 X = 35 b) 10 X = 200 c) 10 X = 3000 d) 10 3 X = 550 e) 10 5 X = 1200 f) 10 2 X = 4500 Logaritmen met grondtal 10 gebruiken we het meest. Daarom vermelden we bij logaritmen met grondtal 10 meestal niet meer het grondtal, dus log 5 betekent 10 log 5. Blz 1 van 20

<strong>4.</strong> <strong>Geluid</strong><br />

Wat is een logaritme?<br />

4 <strong>Geluid</strong><br />

De gelijkheid 10 2 = 100 bevat drie getallen: 10, 2 en 100. Als we van die drie getallen er één<br />

niet weten moeten we hem kunnen berekenen.<br />

We kunnen dus drie gevallen onderscheiden:<br />

1) We weten de 100 niet, als we op die plaats een x zetten volgt:<br />

10 2 = x de uitkomst x = 100 heet de tweede macht van 10.<br />

2) We weten de 10 niet, als we op die plaats een x zetten volgt:<br />

x 2 = 100 de uitkomst x = 10 heet de tweedemachtswortel van 100.<br />

3) We weten de 2 niet, als we op die plaats een x zetten volgt:<br />

10 X = 100 de uitkomst x = 2 noemen we de 10-logaritme van 100.<br />

We schrijven dat als x = 10 log 100 waarbij 10 hier het grondtal van de logaritme is.<br />

We weten nu dat 10 log 100 = 2 omdat 10 2 = 100. Zo geldt ook dat 3 log 9 = 2 omdat 3 2 = 9.<br />

Nog een voorbeeld: 2 log 8 = 3 omdat 2 3 = 2 2 2 = 8.<br />

1 Geef zonder gebruik te maken van de rekenmachine de uitkomst van de volgende<br />

logaritmen in drijvende komma notatie met twee cijfers achter de komma:<br />

a) 4 log 16 b) 5 log 25 c) 3 log 27<br />

d) 10 log 1000 e) 2 log 16 f) 5 log 125<br />

Als we de vergelijking 10 X = 23 willen oplossen weten we dat x = 10 log 23.<br />

Omdat 10 log 10 = 1 en 10 log 100 = 2 schatten we dat 10 log 23 tussen 1 en 2 moet liggen.<br />

Als we 10 log 23 exact willen weten moeten we gebruik maken van onze rekenmachine.<br />

Op het toetsenbord zien we de LOG-toets waarmee we de 10-logaritme van een getal kunnen<br />

uitrekenen. Om dus 10 log 23 uit te rekenen toetsen we op de CASIO fx-82SX [23][LOG].<br />

Op de CASIO fx-82TL typen we [LOG][23][=] en op de TI-30X II<br />

wordt het [LOG][23][ )][=]. Het resultaat is 1,3617.<br />

Ter controle berekenen we 10 1,3617 = 22,9985. (waarom niet exact 23? )<br />

2 Los de volgende vergelijkingen op en geef de antwoorden in drijvende komma notatie<br />

met vier cijfers achter de komma:<br />

a) 10 X = 35 b) 10 X = 200 c) 10 X = 3000<br />

d) 10 3 X = 550 e) 10 5 X = 1200 f) 10 2 X = 4500<br />

Logaritmen met grondtal 10 gebruiken we het meest. Daarom vermelden we bij logaritmen<br />

met grondtal 10 meestal niet meer het grondtal, dus log 5 betekent 10 log 5.<br />

Blz 1 van 20


4 <strong>Geluid</strong><br />

In de techniek krijgen we vaak met logaritmen te maken.<br />

We gebruiken in diagrammen een logaritmische schaal wanneer een grootheid kan variëren<br />

van heel klein tot heel groot zoals bij transistorkarakteristieken en frequentiediagrammen.<br />

In de geluidstechniek wordt de geluidsintensiteit uitgedrukt in decibel, een logaritmisch<br />

verhoudingsgetal. Dat geldt ook voor de geluidsisolatie van een wand.<br />

In de audiotechniek drukken we de versterking van een versterker vaak uit in decibel. Om<br />

het volume te regelen gebruiken we logaritmische potentiometers. In de chemie geven we de<br />

sterkte van een zuur weer door zijn zuurgraad. Deze wordt uitgedrukt in een pH-getal. Zuiver<br />

water heeft een pH-waarde van 7. Hoe lager het pH-getal, hoe zuurder de vloeistof. Ook dit<br />

pH-getal is een logaritmische waarde.<br />

In de seismologie registreren we aardbevingen met een seismograaf. Dit apparaat geeft de<br />

uitwijking door een aardbevingsgolf weer in een seismogram. De kracht van een aardbeving<br />

wordt uitgedrukt door een getal op de schaal van Richter. Bij deze schaal wordt de logaritme<br />

gebruikt van de grootste uitwijking die in het seismogram voorkomt. Om aardbevingen met<br />

elkaar te kunnen vergelijken gebruiken we seismogrammen die op een afstand van 100 km<br />

van het epicentrum zijn gemaakt. Het epicentrum is de plaats aan het oppervlak van de aarde<br />

waar de beving het eerste optreedt.<br />

Diagrammen<br />

Onderstaande figuur toont een diagram met transistorkarakteristieken.<br />

Figuur 1<br />

We zien dat zowel de horizontale als de verticale as logaritmisch zijn.<br />

Het grote voordeel is dat de grafieken over een groot gebied afleesbaar zijn.<br />

Het nadeel is dat de waarden op de assen soms moeilijk te bepalen zijn.<br />

We zien eenvoudig waar 0,1 mA en 2 mA liggen maar waar ligt bijvoorbeeld 0,15 mA?<br />

Blz 2 van 20


Figuur 2<br />

4 <strong>Geluid</strong><br />

In bovenstaand diagram ontbreekt een voldoende fijne schaalverdeling van de logaritmische<br />

y-as. Daarom is het bijzonder moeilijk om voor bijvoorbeeld x = 1 de bijbehorende waarde<br />

van f(x) op die y-as af te lezen. We zien wel dat f(1) in het logaritmische interval [1, 10] ligt.<br />

De waarde van f(1) leggen we eerst vast door een getal a in het lineaire interval [0, 1] waarbij<br />

de grenzen van beide intervallen samenvallen.<br />

Voor f(1) geldt a = 0,75 (15 mm ÷ 20 mm). Daarna gaan we met behulp van die waarde f(1)<br />

berekenen. We gaan daarvoor een formule afleiden:<br />

Logaritmische schaal: O x B Figuur 3<br />

(O=ondergrens, B=bovengrens)<br />

Lineaire schaal: 0 a 1<br />

In bovenstaande figuur 3 geldt: log B - log O 1 - 0 1 log (B/O) 1.<br />

Ook geldt log x - log O a log x - log O a 1 log x - log O a log (B/O).<br />

log x log O + a log (B/O) log x log O + log (B/O) a<br />

log x log ( O (B/O) a )<br />

B<br />

x O O<br />

a<br />

formule 1<br />

In ons geval met a = 0,75, O = 1 en B = 10 volgt f(1) = 1 (10 /1) 0,75 = 5,62<br />

Nog een voorbeeld: f(7) ligt in het logaritmische interval [100, 1000].<br />

Door opmeting vinden we a = 0,375 (7,5 mm ÷ 20 mm).<br />

Met verder A = 100 en B = 1000 volgt f(7) = 100 (1000 /100) 0,375 = 237.<br />

3 Bepaal met behulp van figuur 2 de waarde f(x) als:<br />

a) x = 0 b) x = 2 c) x = 3 d) x = 4 e) x = 5 f) x = 6 g) x = 8.<br />

Blz 3 van 20


4 <strong>Geluid</strong><br />

Als we met onderstaand diagram g(0,5) willen bepalen moeten we eerst de exacte plaats van<br />

x = 0,5 opzoeken. We gaan daarom de bijbehorende a bepalen:<br />

Figuur 4<br />

Met behulp van onderstaande figuur berekenen we een getal a in het lineaire interval [0,1]<br />

Logaritmische schaal: O x B Figuur 5<br />

Lineaire schaal: 0 a 1<br />

Uit de formule x<br />

O (B/O) a volgt (x/A) (B/O) a<br />

log (B/O) a log (x/O) a log (B/O) log (x/O)<br />

a<br />

x<br />

log<br />

O<br />

B<br />

log<br />

O<br />

Formule 2<br />

(B/O) a<br />

(x/O)<br />

Voor x = 0,5 , O = 0,1 en B = 1 berekenen we a = 0,7.<br />

Met a = 0,7 weten we de plaats van x = 0,5. We kunnen dat punt nu tekenen.<br />

Van daaruit trekken we een verticale lijn omhoog tot de grafiek.<br />

Vervolgens gaan we horizontaal naar links tot we de y-as snijden.<br />

Bij dat snijpunt meten we eerst weer de bijbehorende a = 0,3 (6 mm ÷ 20 mm).<br />

Blz 4 van 20


Tenslotte berekenen we met formule 1 een waarde van 19,9 zodat geldt dat g(0,5) = 19,9.<br />

4 Bepaal met figuur 4 de functiewaarde g(x) als:<br />

a) x = 0,8 b) x = 6 c) x = 15 d) x = 75<br />

Figuur 6<br />

5 Bepaal uit bovenstaande figuur 6 de functiewaarde h(x) als:<br />

a) x = 3,5 b) x= 7 c) x = 8,4 d) x = 12 e) x = 16.<br />

6 Bepaal uit de transistorkarakteristieken van figuur 1 de hie voor de BC548A bij:<br />

a) UCE = 5 V en IC = 0,5 mA.<br />

b) UCE = 5 V en IC = 0,15 mA.<br />

c) UCE = 10 V en IC = 2 mA.<br />

d) UCE = 10 V en IC = 4 mA.<br />

4 <strong>Geluid</strong><br />

Blz 5 van 20


<strong>Geluid</strong>stechniek<br />

L = 10 log<br />

I<br />

I0<br />

4 <strong>Geluid</strong><br />

<strong>Geluid</strong>sgolven ontstaan als lucht (of een ander medium) in trilling wordt gebracht.<br />

Er ontstaan achtereenvolgende verdichtingen en verdunningen in de lucht.<br />

Het gevolg zijn achtereenvolgende verhogingen en verlagingen van de gemiddelde luchtdruk.<br />

De gemiddelde luchtdruk bedraagt ongeveer 1 bar, dat is gelijk aan 10 5 = 100000 Pa (Pascal).<br />

De sterkste geluiden die onze oren kunnen verdragen veroorzaken een drukverandering van<br />

ongeveer 29 Pa (pijngrens). Het zwakste geluid dat we nog kunnen waarnemen veroorzaakt<br />

slechts een drukverandering van ongeveer 3 10 -5 Pa (hoordrempel).<br />

<strong>Geluid</strong>sgolven vertegenwoordigen energie. Deze energie wordt door een geluidsbron zoals<br />

een luidspreker uitgezonden. De hoeveelheid energie die per sekonde door een oppervlak van<br />

1 m 2 passeert noemen we de geluidsintensiteit I met als eenheid W/m 2 .<br />

Deze geluidsintensiteit is voor de mens eigenlijk geen goede grootheid om de geluidssterkte<br />

uit te drukken. Een geluid met een twee maal zo grote intensiteit wordt door ons namelijk niet<br />

als twee maal zo hard ervaren. Ons oor werkt namelijk niet lineair maar logaritmisch.<br />

Dat betekent dat een geluid 10 maal zoveel vermogen moet krijgen om door ons als 2 maal zo<br />

hard te worden ervaren. Daarom is de grootheid geluidsniveau L ingevoerd:<br />

Daarbij is I0 het zogenaamde nulniveau, I0 = 10 -12 W/m 2 .<br />

Formule 3<br />

We zien dat L een logaritmisch verhoudingsgetal (dimensieloos) is.<br />

Logaritmische verhoudingsgetallen worden gewoonlijk uitgedrukt in dB (decibel).<br />

Voorbeeld: Langs de snelweg wordt een geluidsintensiteit I van 10 -4 W/m 2 gemeten.<br />

Bereken het intensiteitsniveau L.<br />

Oplossing: L = 10 log( I / I0 ) L = 10 log( 10 -4 / 10 -12 ) L = 80 dB.<br />

7 Bereken het geluidsniveau L bij een geluidsintensiteit I van:<br />

a) 0,5 W/m 2<br />

b) 2 W/m 2<br />

c) 6 nW/dm 2<br />

d) 12 pW/cm 2<br />

Voorbeeld: Langs de snelweg wordt een intensiteitniveau L van 60 dB gemeten.<br />

Bereken de geluidsintensiteit I.<br />

Oplossing: L = 10 log( I / I0 ) 60 = 10 log( I / I0 )<br />

I / I0 = 10<br />

log( I / I0 ) = 6<br />

6<br />

I = 10 6 I0 I = 10 6 10 -12<br />

I = 10 -6 W/m 2 .<br />

8 Bereken de geluidsintensiteit I bij een geluidsniveau L van:<br />

a) 20 dB b) 65 dB c) 100 dB d) 120 dB<br />

Blz 6 van 20


Voorbeeld: Bereken het gezamenlijke geluidsniveau Ltot van een geluidsbron met een<br />

geluidsniveau L1 van 95 dB en een geluidsbron met een geluidsniveau<br />

L2 van 85 dB.<br />

L1/10 L2/10 Ln/10<br />

Ltot = 10 log ( 10 + 10 + .. + 10 )<br />

4 <strong>Geluid</strong><br />

Oplossing 1: L1 = 10 log( I1 / I0 ) 95 = 10 log( I1 / I0 ) log( I1 / I0 ) = 9,5 I1 / I0 = 10 9,5<br />

I1 = 10 9,5 I0 I1 = 10 9,5 10 -12<br />

I1 = 10 -2,5 W/m 2<br />

I1 = 3,1623 10 -3 W/m 2 .<br />

Op dezelfde manier berekenen we I2 = 3,1623 10 -4 W/m 2 .<br />

Itot = I1 + I2 Itot = 3,1623 10 -3 + 3,1623 10 -4 = 3,4785 10 -3 W/m 2 .<br />

Ltot = 10 log( Itot / I0 ) Ltot = 10 log( 3,4785 10 -3 / 10 -12 ) Ltot = 95,41 dB.<br />

We zien dat dit een behoorlijke berekening vergt, zeker als we het gezamenlijke geluidsniveau<br />

Ltot van drie of meer geluidsbronnen moeten berekenen.<br />

Eenvoudiger is daarom het gebruik van de volgende formule:<br />

Oplossing 2: Ltot = 10. log ( 10 9,5 + 10 8,5 ) = 95,41 dB.<br />

Formule 4<br />

Geef de antwoorden van de volgende vraagstukken in twee decimalen achter de komma.<br />

9 Bereken in een punt het totale geluidsniveau Ltot als gevolg van meerdere geluidsbronnen.<br />

a) L1 = 70 dB en L2 = 70 dB.<br />

b) L1 = 70 dB en L2 = 80 dB.<br />

c) L1 = 60 dB en L2 = 90 dB.<br />

d) L1 = 60 dB, L2 = 90 dB en L3 = 80 dB.<br />

10 Een machine heeft een geluidsniveau van 60 dB.<br />

Wat wordt het geluidsniveau als er vier dezelfde machines bijkomen?<br />

11 Machine A heeft een geluidsniveau van 60 dB. Als we machine B ook in bedrijf<br />

nemen meten we een resulterend geluidsniveau van 65 dB.<br />

Bereken het geluidsniveau van machine B.<br />

(Tip: probeer weer gebruik te maken van formule 4)<br />

Als er twee niet met elkaar verband hebbende ("ongecorreleerde") geluidsbronnen in een<br />

kamer zijn, bijvoorbeeld een radio met een gemiddeld geluidniveau van 62.0 dB, en een<br />

televisie die geluid produceert met 73.0 dB, dan is het totale geluidniveau in decibel een<br />

logaritmische optelling van 62 en 73 dB namelijk 73,3 dB.<br />

Bij optelling van twee verschillende geluiden, kan het totale niveau nooit meer zijn dan 3 dB<br />

boven de hoogste van de twee geluidniveaus. Als er echter een fase relatie (correlatie) is<br />

tussen de twee geluidbronnen, dan kan het totale niveau maximaal 6 dB hoger zijn dan de<br />

hoogste van de twee waarden.<br />

Blz 7 van 20


Audiotechniek<br />

AP(dB) = 20 log<br />

Uuit<br />

Uin<br />

4 <strong>Geluid</strong><br />

Een belangrijke eigenschap van een versterker is zijn versterkingsfactor.<br />

We onderscheiden de vermogensversterkingsfactor AP, de stroomversterkingsfactor AI en de<br />

spanningsversterkingsfactor AU.<br />

De vermogensversterkingsfactor Ap is het uitgangsvermogen gedeeld door het ingangs-<br />

vermogen, in formulevorm: AP = Puit / Pin.<br />

Zo n versterkingsfactor is dus een dimensieloos verhoudingsgetal.<br />

Hiervan kunnen we weer de logaritme nemen en met 10 vermenigvuldigen.<br />

We krijgen dan de vermogensversterking in dB.<br />

Puit<br />

AP(dB) = 10 log . Omdat geldt P = U 2 / R volgt:<br />

Pin<br />

U 2 uit / Ruit<br />

AP(dB) = 10 log . Als Ruit = Rin vereenvoudigen we tot:<br />

U 2 in / Rin<br />

U 2 uit Uuit 2<br />

AP(dB) = 10 log AP(dB) = 10 log<br />

U 2 in Uin<br />

Formule 5<br />

12 De ingangsspanning van een versterker bedraagt 20 mV. In- en uitgangsweerstand<br />

zijn gelijk. Bereken de vermogensversterking in dB als Uuit gelijk is aan:<br />

a) 5 mV b) 200 mV c) 1 V d) 5 V<br />

13 De ingangsspanning van een versterker bedraagt 2 mV. In- en uitgangsweerstand<br />

zijn gelijk. Bereken de uitgangsspanning als de vermogensversterking gelijk is aan:<br />

a) 6 dB b) -6 dB c) 14 dB d) 46 dB<br />

Blz 8 van 20


Luidheid<br />

4 <strong>Geluid</strong><br />

De sterkte van een geluid kan worden uitgedrukt in objectieve (fysische) grootheden zoals de<br />

geluiddruk en geluidintensiteit. Als zodanig zeggen deze grootheden weinig over de<br />

luidheidssensatie die een geluidsignaal veroorzaakt. Luidheid is een subjectieve ervaring.<br />

Luidheid is niet meetbaar, het is een gewaarwording. In het verleden is er onderzoek gedaan<br />

met als doel het begrip luidheid te kwantificeren. Hiertoe werd de luidheid die verschillende<br />

signalen bij de luisteraar veroorzaken onderling vergeleken. Curven van gelijke luidheid<br />

noemen we isofonen.Voor sinustonen is op deze wijze het verband tussen geluidsniveau<br />

in dB, frequentie in Hz en luidheidsniveau in foon vastgelegd in een isofonendiagram:<br />

Zo is het luidheidsniveau van een toon in foon gelijk aan het geluidsniveau van een even luide<br />

toon van 1000 Hz. De luidheidsschaal in foon loopt dus globaal van 0 foon bij de<br />

gehoordrempel tot 120 foon bij de pijngrens. Toename van het luidheidsniveau met 10 foon<br />

wordt ervaren als een verdubbeling van de luidheid.<br />

Voorbeeld: Bepaal het geluidsniveau van een toon van 500 Hz die net zo hard klinkt als<br />

een toon van 63 Hz met een geluidsniveau van 60 dB.<br />

Oplossing: 63 Hz / 60 dB ligt op de 40 foon isofoon. Snijden van deze isofoon met de<br />

500 Hz rasterlijn levert een geluidsniveau op van 38 dB.<br />

14 Bepaal het geluidsniveau van een toon van 500 Hz die net zo hard klinkt als een toon<br />

van a) 250 Hz / 32 dB b) 2500 Hz / 55 dB c) 5000 Hz / 45 dB<br />

Blz 9 van 20


15 Een MIT-student hoort een toon van 100 Hz met een luidheid van 80 foon.<br />

a) Bereken de intensiteit I.<br />

b) Bereken de intensiteit van een toon van 4000 Hz die even hard wordt ervaren.<br />

c) Hoe verhouden zich de intensiteiten van de twee tonen?<br />

16 Jaap hoort uit een luidspreker een toon van 200 Hz en 50 foon.<br />

Welke tonen met hetzelfde geluidsniveau worden door hem even luid ervaren?<br />

Luidsprekers<br />

Een luidspreker zet elektrische vermogen om in geluidsvermogen.<br />

Als we aannemen dat dat geluidsvermogen zich bolvormig verspreidt kunnen we de<br />

geluidsintensiteit op een afstand r van de luidspreker als volgt berekenen.<br />

De geluidsintensiteit I wordt uitgedrukt in W/m 2 .<br />

De formule voor de oppervlakte van een bol luidt: A = 4 r 2 .<br />

Daaruit kunnen we afleiden dat I = Pgeluid / 4 r 2<br />

Voorbeeld: Een luidspreker produceert een geluidsvermogen van 0,01 W.<br />

De geluidsintensiteit op 3 m afstand wordt dan 0,01 / 4 3 2 = 8,842 10 -5 W/m 2 .<br />

Voor het geluidsniveau berekenen we 10 log(8,842 10 -5 /10 -12 ) = 47,68 dB.<br />

Als we niet het geluidsvermogen weten maar wel het toegevoerde elektrisch vermogen,<br />

krijgen we te maken met het rendement van de luidspreker.<br />

4 <strong>Geluid</strong><br />

Het toegevoerde elektrisch vermogen aan een luidspreker wordt omgezet in warmte en in<br />

geluidsvermogen. Het rendement wordt in het algemeen gedefinieerd als het<br />

geluidsvermogen gedeeld door het elektrisch vermogen uitgedrukt in procenten.<br />

Vaak zien we het rendement opgegeven in dB: Dit getal geeft het aantal decibel weer wat een<br />

luidspreker in een dode ruimte produceert, op 1 meter afstand en met 1 Watt versterker-<br />

vermogen met rose ruis als meetsignaal.<br />

Hi-fi luidsprekers hebben gemiddeld een rendement van 80 à 90 dB.<br />

Luidsprekers voor het zwaardere werk hebben gemiddeld een rendement van 90 à 120 dB.<br />

Een hoog rendement luidspreker heeft minder elektrisch vermogen nodig om een bepaalde<br />

geluidsdruk te verkrijgen dan een laag rendement luidspreker.<br />

Blz 10 van 20


Het volgende voorbeeld laat zien hoe we die twee rendementsnotaties in elkaar kunnen<br />

omrekenen:<br />

Een luidspreker heeft een rendement dB van 90 dB, gevraagd % :<br />

dB = 90 dB L = 90 dB 90 = 10 log( I / 10 -12 ) I = 10 -3 W/m 2<br />

I = Pgeluid / 4 r 2<br />

Pgeluid = 10 -3<br />

4 1 2 = 0,013 W.<br />

Pelektrisch = 1 W % = 0,013 ÷ 1 100 % = 1,3 %<br />

Voorbeeld: We voeren een elektrisch vermogen van 30 W toe aan een luidspreker met<br />

dB = 92 dB. Bereken het geluidsniveau L op 4 m afstand van de luidspreker.<br />

Oplossing 1: Uit dB = 92 dB berekenen we Pgeluid = 0,01992 W bij Pelektrisch = 1 W.<br />

Als Pelektrisch = 30 W volgt dus Pgeluid = 0,01992 30 = 0,5975 W.<br />

I = Pgeluid / 4 r 2 = 0,5975 / 4 4 2 = 0,00297 W/m 2 .<br />

Tenslotte L =10 log( 0,00297 / 10 -12 ) = 94,73 dB.<br />

Oplossing 2: We kunnen ook gebruik maken van de volgende formule.<br />

L = 10 log 4<br />

L = 10 log 4<br />

% Pelektrisch % 1 Pelektrisch<br />

L = dB + 10 log<br />

r 2 = 10 log 4<br />

10 -12 10 -12<br />

% 1 Pelektrisch<br />

1 2 + 10 log<br />

10 -12 r 2<br />

Pelektrisch<br />

r 2<br />

1 2 r 2<br />

Formule 6<br />

Met formule 6 volgt dan L = 92 + 10 log ( 30 / 4 2 ) = 94,73 dB.<br />

17 Bereken het geluidsniveau L op 3 m afstand van de volgende luidsprekers:<br />

a) dB = 92 dB, Pelektrisch = 20 W<br />

b) dB = 95 dB, Pelektrisch = 25 W<br />

c) % = 2 %, Pelektrisch = 30 W<br />

d) % = 3 %, Pelektrisch = 15 W<br />

4 <strong>Geluid</strong><br />

Blz 11 van 20


A-, B-, C- en D-weging van geluidniveaus<br />

4 <strong>Geluid</strong><br />

De gevoeligheid van ons gehoorzintuig is niet voor alle frequenties gelijk. De grootste<br />

gevoeligheid bezit ons gehoor voor frequenties rond de 1000 Hz. Lagere en hogere tonen<br />

worden minder goed waargenomen. Dat de luidheid van een bepaalde toon zoals wij die<br />

ervaren behalve van het geluiddrukniveau ook nog sterk afhangt van de frequentie blijkt uit<br />

het verloop van de isofonen.<br />

Hierdoor is het gewone lineair gemeten geluiddrukniveau geen goede maat voor de<br />

ondervonden hinder van een bepaald geluid. Een veel betere hindermaat wordt verkregen<br />

indien het meetinstrument waarmee wordt gemeten niet alle frequenties even sterk meetelt.<br />

Dit wordt bereikt door het instrument te voorzien van een filter dat qua vorm de karakteristiek<br />

van ons gehoorzintuig benadert. De met ingeschakeld filter gemeten niveaus worden gewogen<br />

niveaus genoemd. Er is op het signaal een frequentieafhankelijke weging toegepast. In het<br />

geval weging is toegepast op de geluiddruk spreekt men niet meer van een geluiddrukniveau<br />

maar van een geluidniveau.<br />

Er zijn vier genormeerde filters voor de weging van geluid beschikbaar die als A-,B-,C-, en<br />

D-filter worden aangeduid. Een geluiddrukniveau gemeten met een A-filter wordt uitgedrukt<br />

in dB(A) en toegepast voor algemeen gebruik (industrie, bouw, verkeer, ...). B-filters worden<br />

bijna niet meer gebruikt. Het C-filter wordt nog regelmatig gebruikt bij installatielawaai en<br />

pieklawaai op de arbeidsplaats. Het D-filter wordt toegepast bij metingen van vliegtuiglawaai.<br />

Absorptie, reflectie en isolatie van geluid<br />

In het algemeen zal van een geluidgolf die op een wand invalt een gedeelte van de akoestische<br />

energie worden gereflecteerd, een gedeelte worden geabsorbeerd (= omgezet in warmte) en<br />

een gedeelte worden doorgelaten.<br />

In de figuur is schematisch de invallende, gereflecteerde, geabsorbeerde en doorgelaten<br />

energie getekend.<br />

De absorptiecoëfficiënt is de fractie van het verschil tussen invallende en gereflecteerde<br />

intensiteit en de invallende intensiteit of, wat hetzelfde is, de fractie van de som van<br />

geabsorbeerde en doorgelaten intensiteit en de invallende intensiteit.<br />

De absorptiecoëfficiënt is dus in feite een maat voor de niet gereflecteerde energie. Als 100 %<br />

van de energie wordt geabsorbeerd (open raam) dan is de absorptiecoëfficiënt gelijk aan 1 en<br />

indien alles wordt gereflecteerd is de absorptiecoëfficiënt gelijk aan 0.<br />

De hoeveelheid absorptiemateriaal in een ruimte bepaald het gedrag van het geluid in<br />

afgesloten ruimten.<br />

Het vervelende van de absorptiecoëfficiënt als materiaalgrootheid is dat deze behalve van het<br />

materiaal en de dikte ook afhankelijk is van de frequentie, de hoek van inval van de golf en de<br />

Blz 12 van 20


4 <strong>Geluid</strong><br />

wijze van bevestiging van het materiaal. Het gevolg is dat er een aantal verschillende<br />

absorptiecoëfficiënten in omloop is.<br />

Zo is er de absorptiecoëfficiënt voor statistische inval zijnde een geïdealiseerde grootheid<br />

gedefinieerd voor een oneindig groot oppervlak en alzijdige inval. Het invallende geluidveld<br />

moet dus volledig diffuus zijn. Deze absorptiecoëfficiënt wordt gebruikt bij theoretische<br />

beschouwingen en het opzetten van berekeningen aan bronnen in afgesloten ruimten.<br />

Een andere absorptiecoëfficiënt is die voor normale inval. Deze grootheid wordt onder<br />

laboratoriumomstandigheden gemeten. Daarbij wordt gebruik gemaakt van een staande golf<br />

buis waarvan één van de uiteinden is afgesloten met een monster van het te onderzoeken<br />

materiaal. Vaak betreft het hier kleine monsters hetgeen de absorptiecoëfficiënt voor normale<br />

inval een onbetrouwbare grootheid maakt. Bovendien is er in de praktijk zelden sprake van<br />

normale inval.<br />

Een derde absorptiecoëfficiënt is de Sabine absorptiecoëfficiënt. Dit is de waarde die volgt uit<br />

een standaard meting in een galmkamer met een vrijwel diffuus geluidveld. De Sabine<br />

absorptiecoëfficiënt kan dan worden berekend uit de snelheid waarmee het geluidniveau in<br />

die kamer afneemt indien wordt gemeten met en zonder monster.<br />

Het verschil tussen de absorptiecoëfficiënt voor statistische inval en de Sabine<br />

absorptiecoëfficiënt zit in het feit dat de laatste wordt gemeten aan een monster met een<br />

eindig oppervlak. Hierdoor ontstaat een extra absorptie aan de randen van het monster. Voor<br />

frequenties in de buurt van 500 Hz kan de Sabine absorptiecoëfficiënt meer dan 50% van de<br />

absorptiecoëfficiënt voor statistische inval afwijken. Bij hogere frequenties wordt dit verschil<br />

kleiner (15% bij 8 kHz).<br />

Fabrikanten en leveranciers van absorberende materialen geven vrijwel altijd de waarde<br />

volgens Sabine op. Deze absorptiecoëfficiënt wordt in de praktijk het meest gebruikt.<br />

Een andere veel gebruikte grootheid is de N.R.C.-waarde (Noise Reduction Coefficient). Dit<br />

is het rekenkundig gemiddelde van de absorptiecoëfficiënten bij de frequenties 250, 500, 1000<br />

en 2000 Hz, afgerond op 0,05.<br />

Is de absorptiecoëfficiënt een maat voor de geabsorbeerde energie, de transmissiecoëfficiënt<br />

is een maat voor de door een akoestisch medium doorgelaten energie.<br />

De transmissiecoëfficiënt is daarmee een maat voor de isolerende werking van een materiaal.<br />

Vaak wordt de mate waarin een materiaal geluid kan isoleren aangegeven met de isolatieindex<br />

of de R-waarde.<br />

Ten aanzien van akoestische materialen is het van belang om goed onderscheid te maken<br />

tussen de absorberende en de isolerende eigenschappen ervan. Een bron van verwarring<br />

hierbij is dat materialen waarmee een hoge thermische isolatie kan worden bereikt, zoals<br />

bijvoorbeeld steenwol, akoestisch slecht isoleren. Akoestisch gezien is steenwol een<br />

absorptiemateriaal.<br />

De absorberende eigenschappen van een materiaal hebben betrekking op de mate waarin dat<br />

materiaal geluid reflecteert terwijl isolerende eigenschappen betrekking hebben op de mate<br />

waarin het materiaal geluid al dan niet verzwakt doorlaat.<br />

Absorptiematerialen zijn in het algemeen licht van gewicht en bezitten meestal een poreuze<br />

open structuur terwijl isolatiematerialen niet poreus zijn en bij voorkeur een grote massa per<br />

oppervlak hebben.<br />

Isolatiematerialen hebben een kleine transmissiecoëfficiënt en derhalve een grote isolatieindex.<br />

Deze materialen zijn van belang indien moet worden voorkomen dat geluid vanuit een<br />

ruimte naar buiten treedt. Isolatiematerialen zijn niet poreus, hebben vaak een grote massa per<br />

oppervlak en maken meestal deel uit van de constructie.<br />

Blz 13 van 20


4 <strong>Geluid</strong><br />

Voorbeeld: De vlakken van een ruimte van 4 m x 5 m x 3 m zijn volledig bedekt met<br />

mineraalwol van 30 mm dikte. Bereken het equivalent absorptieoppervlak A<br />

in m 2 Sabine voor een frequentie van 1000 Hz.<br />

Oplossing: We gebruiken de formule A = S waarbij de absorptiecoëfficiënt is en S het<br />

werkelijke oppervlak in m 2 . vinden we in tabel 6 op bladzijde 19 van het<br />

theorieboek: = 0,78. De oppervlakte van alle vlakken samen is 94 m 2 zodat<br />

wij berekenen; A = 0,78 x 94 = 73,32 m 2 Sabine.<br />

18 De wanden van een ruimte van 5 m x 6m x 3 m bestaan uit metselwerk. Het plafond is<br />

van houtwolcementplaat terwijl op de vloer hoogpolig tapijt ligt met = 0,9.<br />

In de wand bevindt zich een openstaande deur van 2 m 2 .<br />

Bereken het equivalent absorptieoppervlak A in m 2 Sabine voor:<br />

a) een frequentie van 1000 Hz.<br />

b) een frequentie van 2000 Hz.<br />

Nagalmtijd<br />

De nagalmtijd is gedefinieerd als de tijd die nodig is om het geluiddrukniveau in de ruimte<br />

met 60 dB te laten afnemen. Voor meting van de nagalmtijd is het niet noodzakelijk om<br />

daadwerkelijk dit traject van 60 dB te doorlopen.<br />

De nagalmtijd is een belangrijke ruimteparameter die afhangt van de totale absorptie en het<br />

volume van de ruimte.<br />

Blz 14 van 20


4 <strong>Geluid</strong><br />

Naarmate de hoeveelheid absorptie in een ruimte toeneemt wordt er per reflectie meer energie<br />

geabsorbeerd en neemt de nagalmtijd af. Neemt daarentegen het volume toe dan wordt de<br />

gemiddelde vrije weglengte in die ruimte groter en daarmee het aantal reflecties per tijd<br />

kleiner. Hierdoor wordt er minder vermogen aan de ruimte onttrokken. Als het volume<br />

toeneemt neemt derhalve ook de nagalmtijd toe.<br />

Hier blijkt al uit dat de nagalmtijd in een grote zaal (met een groot volume) groter zal zijn dan<br />

in een kleine kamer.<br />

Waarom is nagalmtijd belangrijk?<br />

1. Voor de verstaanbaarheid van spraak. In een goede zaal die voor lezingen of voor<br />

lessen gebruikt wordt, is de nagalmtijd vrij kort. Als de nagalmtijd erg lang is (zoals in<br />

een kerk) dan wordt de verstaanbaarheid veel slechter. Daarom komt een preek in een<br />

grote kerk alleen goed over als er langzaam gesproken wordt.<br />

2. Voor de kwaliteit van een concertzaal. Daar moet de nagalmtijd wat langer zijn. Dan<br />

wordt een luisteraar omhuld door het geluid, dat hem of haar van alle kanten bereikt.<br />

De nagalmtijd in een grote kerk is nog langer dan in een concertzaal. Statige<br />

orgelmuziek en zang komt dan juist heel mooi over.<br />

3. Voor verlaging van het geluidsniveau. In een grote hal (bijvoorbeeld een zwembad,<br />

sporthal of een stationshal) heeft een een lange nagalmtijd tot gevolg dat het<br />

geluidsniveau erg hoog wordt. Het geschreeuw van enthousiaste kinderen in een<br />

zwembad galmt bijvoorbeeld erg lang na. Daarom is het in een zwembad vaak zo'n<br />

lawaai.<br />

De nagalmtijd kan verkort worden door de absorptie van de wanden van de zaal te verhogen.<br />

Gewenste praktijkwaarden voor nagalmtijden (500-1000Hz):<br />

sportzalen 1,5-2,0 sec<br />

zwembaden (voor laag geluidsnivo) 0,7-1,0 sec<br />

zwembaden algemeen 1,0-1,8 sec<br />

concertzalen 1,5-2,2 sec<br />

schouwburg, theater 0,9-3,5 sec<br />

kerken 1,0-3,5 sec<br />

Huiskamer 0,4-0,6 sec<br />

kamerkantoor 0,5-0,7 sec<br />

kantoortuin 0,3-0,5 sec<br />

vergaderzaal 0,5 sec<br />

kantine 0,6-0,8 sec<br />

gangen 0,6-1,0 sec<br />

computerruimten 0,4-0,6 sec<br />

Scholen<br />

theorielokalen 0,6-0,8 sec<br />

spel/gymlokalen 1,0-1,5 sec<br />

praktijklokalen 0,5-0,8 sec<br />

gangen 1,0-1,5 sec<br />

muzieklokalen 0,8-1,2 sec<br />

Blz 15 van 20


Voorbeeld: De vlakken van een ruimte van 4 m x 5 m x 3 m zijn volledig bedekt met<br />

mineraalwol van 30 mm dikte.<br />

Bereken de nagalmtijd T in seconden voor een frequentie van 1000 Hz.<br />

Oplossing: We gebruiken de formule T = 0,167 x V / A waarbij V het volume van de<br />

ruimte is en A het equivalente absorptieoppervlak.<br />

Er volgt: T = 0,167 x 60 / 73,32 = 0,137 s.<br />

4 <strong>Geluid</strong><br />

19 De wanden van een ruimte van 5 m x 6m x 3 m bestaan uit metselwerk. Het plafond is<br />

van dichte gipsplaat terwijl op de vloer hoogpolig tapijt ligt met = 0,9.<br />

In de wand bevindt zich een dichte deur van 2 m 2 met = 0,1 en twee openstaande<br />

ramen van elk 3 m 2 . Bereken voor een frequentie van 500 Hz:<br />

a) het equivalent absorptieoppervlak A in m 2 Sabine.<br />

b) de nagalmtijd T in seconden.<br />

Bouw- en zaalakoestiek<br />

Bouw- en zaalakoestiek heeft betrekking op het gedrag van geluid in gebouwen zoals<br />

woningen, kantoren, theaters en dergelijke. Het gaat daarbij altijd om de akoestische kwaliteit<br />

van het gebouw. Een goede akoestische kwaliteit kenmerkt zich door een laag<br />

stoorgeluidniveau en een ruimte-akoestiek die past bij de bestemming van de ruimte.<br />

Een laag stoorgeluidniveau kan worden verkregen door een goede geluidwering van de<br />

gevels, een goede geluidwering tussen ruimten onderling en een laag installatiegeluidniveau.<br />

Het Bouwbesluit (Stb. 1991, 680) stelt ook akoestische prestatie-eisen waaraan gebouwen<br />

moeten voldoen. Voor de bepaling van bouwkundig-akoestische grootheden is er een<br />

Nederlandse norm beschikbaar, de NEN 5077.<br />

De zaal- en ruimte-akoestiek houdt zich bezig met het akoestisch klimaat in een ruimte.<br />

Hierbij gaat het om zaken als de nagalm en de klankkleur van een zaal. Een collegezaal vraagt<br />

om een andere akoestiek dan een concertzaal.<br />

Blz 16 van 20


Antwoorden geluid<br />

1 a) 2 b) 2 c) 3 d) 3 e) 4 f) 3<br />

2 a) 1,5441 b) 2,3010 c) 3,4771 d) 0,9135 e) 0,6158 f) 1,8266<br />

3 a) f(x) 1,4 b) f(x) 14 c) f(x) 32 d) f(x) 56<br />

e) f(x) 100 f) f(x) 158 g) f(x) 316<br />

4 a) g(x) 32 b) g(x) 158 c) g(x) 251 d) g(x) 500<br />

5 a) h(x) 23 b) h(x) 5 c) h(x) 4 d) h(x) 3 e) h(x) 2,4<br />

6 a) hie = 9 k<br />

b) hie = 30 k<br />

c) hie = 3 k<br />

d) hie = 1,7 k<br />

7 a) L = 116,99 dB b) L = 63,01 dB c) L = 57,78 dB d) L = 50,79 dB<br />

8 a) I = 10 -10 W/m 2<br />

b) I = 3.16 10 -6 W/m 2 c) I = 10 -2 W/m 2 d) I = 1 W/m 2<br />

9 a) Ltot = 73,01 dB b) Ltot = 80,41 dB c) Ltot = 90,00 dB d) Ltot = 90,42 dB<br />

10 Ltot = 66,99 dB<br />

11 LB = 63,35 dB<br />

12 a) AP(dB) = -12,04 dB b) AP(dB) = 20,00 dB c) AP(dB) = 33,98 dB<br />

d) AP(dB) = 47,96 dB<br />

4 <strong>Geluid</strong><br />

13 a) Uuit = 3,99 mV b) Uuit = 1,00 mV c) Uuit = 10,02 mV d) Uuit = 399,05 mV<br />

14 a) 30 foon 28 dB b) 60 foon 57 dB c) 50 foon 47,5 dB<br />

15 a) 3,16 10 -4 W/m 2<br />

16 1250 Hz en 6300 Hz.<br />

b) 10 -5 W/m 2<br />

c) 31,6 : 1<br />

17 a) 95,47 dB b) 99,44 dB c) 97,25 dB d) 96,00 dB<br />

18 a) 49.84 m 2 Sabine. b) 55.92 m 2 Sabine.<br />

19 a) 42,5 m 2 Sabine. b) 0,354 s.<br />

Blz 17 van 20


Bijlage 1<br />

Formules:<br />

B<br />

x O O<br />

a<br />

x<br />

log<br />

O<br />

B<br />

log<br />

O<br />

a<br />

4 <strong>Geluid</strong><br />

Blz 18 van 20


Bijlage 2<br />

Vermogensversterking van een audioversterker:<br />

uit<br />

A P(dB)<br />

= 20 log<br />

Uin<br />

Intensiteitsniveau L in dB<br />

waarbij I de geluidsintensiteit in W/m 2 is : Optellen van geluidsniveaus L1 en L2:<br />

I<br />

L 10 log 10<br />

A =<br />

S<br />

V<br />

T 0,167 A<br />

12<br />

U<br />

tot<br />

L1 L2<br />

10 10<br />

L 10 log 10 10<br />

Equivalent absorptieoppervlak A in m 2 Sabine<br />

waarbij de absorptiecoëfficiënt is en S het werkelijke oppervlak in m 2 .<br />

4 <strong>Geluid</strong><br />

Nagalmtijd T in seconden waarbij V het volume van de ruimte is in m 3 en<br />

A het equivalente absorptieoppervlak.<br />

Blz 19 van 20


Bijlage 3<br />

Absorptiecoëfficiënt van enige materialen en constructies:<br />

4 <strong>Geluid</strong><br />

Blz 20 van 20

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!