SAMENVATTING UITSPRAAK - Onderwijsgeschillen
SAMENVATTING UITSPRAAK - Onderwijsgeschillen
SAMENVATTING UITSPRAAK - Onderwijsgeschillen
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
105576/uitspraak d.d. 11 februari 2013<br />
Pagina 1 van 6<br />
<strong>SAMENVATTING</strong><br />
Commissie van Beroep<br />
BVE<br />
105576/105577 - Beroep tegen ontslag wegens onbekwaamheid/ongeschiktheid en tegen schorsing;<br />
BVE<br />
De werknemer is ontslagen omdat hij onvoldoende geschikt zou zijn voor zijn functie van<br />
Onderwijsassistent. De werkgever meent dat de beheersing van de Nederlandse taal door de<br />
werknemer onvoldoende is en dat hij te weinig assertief is. Hij heeft dit echter onvoldoende weten aan<br />
te tonen zodat hij onvoldoende heeft weten te onderbouwen dat het ontslag wegens<br />
onbekwaamheid/ongeschiktheid gerechtvaardigd is. Van inspanningen om de werknemer te helpen<br />
zich te verbeteren of om de werknemer een andere passende functie aan te bieden, is niet gebleken.<br />
Beroep tegen ontslag gegrond.<br />
De schorsing vond plaats in verband met het voornemen het dienstverband met de werknemer op te<br />
zeggen. Omdat de werkgever het dienstverband daadwerkelijk heeft opgezegd, heeft hij de<br />
werknemer in redelijkheid kunnen schorsen voor de duur van de procedure tot beëindiging van het<br />
dienstverband. Beroep tegen schorsing ongegrond.<br />
in het geding tussen:<br />
<strong>UITSPRAAK</strong><br />
de heer A, wonende te B, appellant, hierna te noemen A<br />
gemachtigde: mevrouw mr. C<br />
en<br />
het College van Bestuur van het ROC D, gevestigd te E, verweerder, hierna te noemen de werkgever<br />
gemachtigde: mevrouw mr. F<br />
1. VERLOOP VAN DE PROCEDURE<br />
Bij beroepschrift met bijlagen van 5 oktober 2012, ingekomen op 9 oktober 2012, heeft A beroep<br />
ingesteld tegen de beslissing van de werkgever d.d. 29 augustus 2012 om het dienstverband met hem<br />
op te zeggen per 1 december 2012 op grond van artikel H-50 juncto H-57 sub b CAO BVE wegens<br />
onbekwaamheid/ongeschiktheid voor de functie van Onderwijsassistent (zaaknummer 105576) en om<br />
hem op grond van artikel H-40 sub c CAO BVE met ingang van 1 september 2012, hangende de<br />
procedure met betrekking tot de opzegging van het dienstverband, te schorsen (zaaknummer<br />
105577).<br />
De werkgever heeft een verweerschrift met bijlagen ingediend, ingekomen op 5 november 2012 en<br />
aangevuld op 11 december 2012.<br />
De beroepen zijn gevoegd mondeling behandeld op 17 december 2012 te Utrecht.<br />
A verscheen in persoon en werd bijgestaan door zijn gemachtigde.<br />
De werkgever werd vertegenwoordigd door de heer G, hoofd HRM, de heer H, unit directeur, en<br />
mevrouw I, loopbaanadviseur, daartoe bijgestaan door de gemachtigde.
2. DE FEITEN<br />
105576/uitspraak d.d. 11 februari 2013<br />
Pagina 2 van 6<br />
Commissie van Beroep<br />
BVE<br />
A, is sinds 29 oktober 1999 werkzaam bij het ROC D, laatstelijk in een vast dienstverband met een<br />
betrekkingsomvang van 1 fte. Op de arbeidsverhouding is van toepassing de CAO BVE.<br />
A is in dienst getreden als beheerder Open Leercentrum (OLC). Nadien is zijn functie gewijzigd in<br />
medewerker Opleiding specifieke leeromgeving (OSLO). Met ingang van schooljaar 2011-2012 vervult<br />
A de functie van Onderwijsassistent in schaal 5. De feitelijke werkzaamheden van A gedurende het<br />
dienstverband zijn grotendeels hetzelfde gebleven.<br />
Op 19 december 2005 heeft A een functioneringsgesprek gehad met zijn leidinggevende, tevens<br />
locatiemanager, waarvan d.d. 19 mei 2006 het verslag is vastgesteld. Blijkens het verslag functioneert<br />
A naar tevredenheid. Daarnaast adviseert de locatiemanager aan A om zowel in woord als geschrift te<br />
werken aan zijn Nederlandse taalvaardigheid, als hij zich vakinhoudelijk verder wil ontwikkelen en<br />
serieus genomen wil worden.<br />
In de periode september 2007 tot november 2007 is A begeleid door een coach omdat A volgens de<br />
werkgever onvoldoende mondelinge uitdrukkingsvaardigheid van het Nederlands had en vanwege zijn<br />
gebrek aan assertiviteit naar leerlingen. A heeft vijf gesprekken gehad met zijn coach en er heeft één<br />
observatie op de werkplek plaatsgevonden. In de tussentijdse verklaring d.d. 9 november 2007<br />
concludeert de coach dat A zich in zijn werk assertief opstelt, maar dat hij slecht is te verstaan en dat<br />
hij hiervoor een verwijzing van de huisarts voor logopedie heeft ontvangen. Van oktober tot en met<br />
december 2009 heeft bureau J, een expertisebureau op het gebied van arbeid en gezondheid, in<br />
opdracht van de werkgever een Persoonlijke Functie Scan (PFS) afgenomen bij A. In de rapportage<br />
van deze PFS d.d. 19 januari 2010 concludeert J onder meer: “A functioneert op een zeer goed<br />
begaafd niveau, vergelijkbaar met universitair niveau. Zijn denkniveau met taal is van MBO-niveau 4.<br />
In zijn spreekvaardigheid heeft A met name moeite met uitspraak, waardoor hij soms wat lastiger te<br />
volgen is. (…) Dit betekent dat hij anderen zal aanspreken wanneer zij zich niet aan de regels houden.<br />
Dit doet hij op vriendelijke, doch duidelijke wijze. Hij neemt gemakkelijk initiatief tot aanspreken en<br />
heeft weinig aanmoediging nodig in zijn handelen.” De algemene conclusie is dat A voldoende<br />
geschikt is voor zijn eigen functie. “Wel gelden er aandachtspunten: geadviseerd is daarom het<br />
functioneren en de aandachtspunten in het bijzonder regelmatig te evalueren, en deze evaluaties vast<br />
te leggen. Indien na deze geadviseerde langere periode met regelmatige en vastgelegde<br />
evaluatiemomenten de aandachtspunten onverhoopt niet voldoende zijn weggenomen, wordt<br />
geadviseerd bemiddeling naar een andere passende functie intern in overweging te nemen.”<br />
Op 31 maart 2009 heeft A een gesprek gevoerd met de unitdirecteur en de adviseur HR over de<br />
mogelijkheden voor hem binnen de organisatie, gezien de sluiting van de werklocatie waar A<br />
werkzaam was.<br />
Op 6 juni 2011 heeft er een functioneringsgesprek plaatsgevonden. In het verslag d.d. 9 juni 2011 is<br />
onder meer opgenomen: “A is geen goede OSLO medewerker. Hij is slecht te verstaan en heeft ook<br />
niet een lichaamshouding en attitude die voor rust en orde zorgt. (…) A mist de competenties die voor<br />
OSLO medewerker nodig zijn. Die competenties liggen vooral op het vlak van communicatie en<br />
sociale vaardigheden.” Op 14 juli 2011 heeft er een beoordelingsgesprek plaatsgevonden over de<br />
periode 2009 tot 6 juni 2011, waarvan het verslag d.d. 8 september 2011 is opgesteld. Hierin is<br />
geconcludeerd dat het functioneren van A onvoldoende is. Voorts is opgenomen: “Met de<br />
loopbaanadviseur wordt bekeken op welk vlak [A] zijn sociale en communicatieve vaardigheden kan<br />
ontwikkelen. Er zal een duidelijk tijdpad met evaluatiemomenten worden afgesproken. Aan het eind<br />
van dit pad, in het gesprek is 1 januari als datum genoemd, zal bekeken worden of [A] functioneert op<br />
het niveau van Onderwijsassistent schaal 5. (…) Kennis en kunde zullen voor een volgend gesprek<br />
door middel van een 360 graden evaluatie worden getoetst. De eisen aan de werksfeer en de eisen<br />
aan het functioneren van Onderwijsassistent schaal 5 in verband met het OSLO zullen voor [A]<br />
expliciet worden gemaakt.”<br />
Op 6 oktober 2011 vindt er een gesprek plaats tussen A en de loopbaanadviseur om de<br />
ontwikkelpunten vanuit het beoordelingsgesprek te bespreken.
105576/uitspraak d.d. 11 februari 2013<br />
Pagina 3 van 6<br />
Commissie van Beroep<br />
BVE<br />
Op 6 december 2011 heeft A een toets Nederlands schrijven, luisteren en spreken afgelegd bij bureau<br />
ICE, gespecialiseerd in toetsen en examens. Op basis van deze toets wordt het Nederlands van A op<br />
niveau A2 vastgesteld. Voor de functie van onderwijsassistent is echter het hogere niveau B2 vereist.<br />
In een gesprek op 31 januari 2012 tussen A, zijn leidinggevende en de loopbaanadviseur is het<br />
onvoldoende resultaat van de toets besproken en heeft de werkgever voorgesteld om met elkaar de<br />
mogelijkheden tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst te bespreken.<br />
Op 29 juni 2012 heeft de werkgever A het voornemen meegedeeld om de arbeidsovereenkomst met<br />
hem op te zeggen op grond van artikel H-50 juncto H-57 sub b CAO BVE wegens<br />
ongeschiktheid/onbekwaamheid voor de functie, alsmede om hem in het belang van de instelling te<br />
schorsen op grond van artikel H-40 sub c CAO BVE. A heeft hiertegen bij brief van 23 juli 2012<br />
verweer gevoerd. Bij beslissing van 29 augustus 2012 heeft de werkgever A meegedeeld het<br />
dienstverband met hem op te zeggen en hem te schorsen op de in de brief van 29 juni 2012<br />
genoemde gronden.<br />
Tegen beide beslissingen is het beroep gericht.<br />
3. STANDPUNTEN VAN PARTIJEN<br />
Standpunt A<br />
A stelt dat de werkgever niet heeft aangetoond dat hij onvoldoende zou functioneren. Hij heeft pas<br />
eind 2005 voor het eerst een functioneringsgesprek gehad. In al die jaren dat A bij het ROC werkt<br />
heeft hij slechts twee functioneringsgesprekken en één beoordelingsgesprek gehad. Wanneer A<br />
inderdaad zo slecht zou functioneren, dan had hij (vaker) op zijn functioneren moeten zijn<br />
aangesproken, zodat hij in de gelegenheid zou zijn geweest om zijn functioneren te verbeteren. A<br />
heeft nooit klachten of opmerkingen ontvangen van collega’s en/of cursisten over zijn vermeende<br />
slechte verstaanbaarheid.<br />
A heeft anders dan het kortlopende coachingstraject in 2007 geen begeleiding gekregen. Bovendien<br />
heeft de betreffende coach geconstateerd dat zijn taalniveau en assertiviteit ten opzichte van de<br />
leerlingen voldoende waren. Ook uit de PFS van bureau J bleek dat A assertief genoeg is en dat zijn<br />
taalniveau goed genoeg is voor de functie die hij vervult. Aan de taaltoets van bureau ICE kan dan<br />
ook niet de conclusie worden verbonden dat zijn beheersing van de Nederlandse taal onvoldoende is,<br />
nu dit een momentopname betrof en er bovendien sprake was van geluidsoverlast bij het afleggen van<br />
de test, waardoor hij zich onvoldoende kon concentreren.<br />
A heeft zich overigens in 2006 na het functioneringsgesprek aangemeld voor een cursus Nederlands,<br />
maar hij kreeg toen te horen dat zijn Nederlands daarvoor te goed was. Daarnaast heeft A logopedie<br />
gekregen waardoor zijn uitspraak is verbeterd, zoals ook de unitdirecteur in het gesprek op 31 maart<br />
2009 heeft aangegeven.<br />
A heeft verschillende keren te kennen gegeven dat hij zich verder wilde ontwikkelen binnen het ROC.<br />
In plaats van een verdieping van zijn functie heeft de werkgever hem de functie van conciërge<br />
aangeboden. A heeft deze functie niet aanvaard omdat hij zich daarvoor, mede vanwege zijn<br />
gezondheid, minder geschikt acht.<br />
Naar aanleiding van het beoordelingsgesprek op 14 juli 2011 was afgesproken dat er een<br />
scholingstraject zou komen. Er is toen niet gesproken over een taaltoets. Uiteindelijk is alleen een<br />
taaltoets afgenomen, maar heeft de werkgever hem geen enkele scholing aangeboden.<br />
Omdat er geen grond is voor ontslag had de werkgever ook niet tot schorsing over mogen gaan.<br />
Standpunt werkgever<br />
De werkgever heeft al in 2005 in het functioneringsgesprek aangegeven dat A zijn Nederlands in<br />
zowel woord als geschrift diende te verbeteren. Ook is toen aan de orde geweest dat A meer initiatief<br />
moest nemen richting de cursisten.<br />
Tijdens het verbetertraject in 2007 stonden ook weer zijn taalprobleem en zijn assertiviteit centraal.<br />
Ondanks het verbetertraject en de door de werkgever bekostigde logopedist, werd in 2009 in het
105576/uitspraak d.d. 11 februari 2013<br />
Pagina 4 van 6<br />
Commissie van Beroep<br />
BVE<br />
kader van het loopbaanbegeleidingstraject wederom het taalprobleem aan de orde gesteld, zowel<br />
door de leidinggevende als door bureau J. Ook uit het gespreksverslag van 31 maart 2009 blijkt dat er<br />
veelvuldig signalen waren binnengekomen over zijn slechte verstaanbaarheid. Na het gesprek op 14<br />
juli 2011 is afgesproken een nieuw verbetertraject in te gaan waarna in januari 2012 beoordeeld zou<br />
worden of A functioneerde op het niveau dat van een Onderwijsassistent niveau 5 mag worden<br />
verwacht. Onderdeel van dit traject was onder meer het afleggen van een taaltoets bij bureau ICE. Uit<br />
deze toets kwam dat A niet het vereiste taalniveau heeft. Weliswaar heeft A achteraf aangegeven dat<br />
hij zich wegens geluidsoverlast onvoldoende kon concentreren, maar dit heeft de werkgever in het<br />
terugluisteren van de bandopnamen niet kunnen constateren. Echter, indien er daadwerkelijk sprake<br />
zou zijn geweest van geluidsoverlast, dan had A op dat moment assertief genoeg moeten zijn om hier<br />
ten tijde van de toets iets aan te doen.<br />
Het verbetertraject was gericht op zowel de verbetering van de Nederlandse taal als de assertiviteit<br />
ten opzichte van cursisten. Nu de taaltoets onvoldoende was en er naar het oordeel van de werkgever<br />
onvoldoende vooruitgang was geboekt en er ook geen verdere verbetering viel te verwachten, heeft<br />
de werkgever besloten om de arbeidsovereenkomst met A wegens onbekwaamheid/ongeschiktheid<br />
op te zeggen. Als gevolg van de onvoldoende vaardigheden is A niet plaatsbaar in een andere functie<br />
binnen het ROC.<br />
Omdat de werkgever het niet wenselijk achtte dat A hangende de procedure tot opzegging van zijn<br />
dienstverband zijn werkzaamheden zou verrichten, heeft de werkgever hem met ingang van 1<br />
september 2012 geschorst.<br />
4. OVERWEGINGEN VAN DE COMMISSIE<br />
De bevoegdheid en de ontvankelijkheid<br />
Aangezien de instelling is aangesloten bij deze Commissie en het beroep is gericht tegen één van de<br />
beslissingen, genoemd in artikel 4.1.5. Wet educatie en beroepsonderwijs (WEB), en binnen de<br />
daartoe geldende termijn is ingesteld, is de Commissie bevoegd van het beroep kennis te nemen en is<br />
het beroep ontvankelijk.<br />
Het ontslag<br />
De Commissie constateert allereerst dat de werkgever de voornemenprocedure van artikel H-45 CAO<br />
BVE heeft gevolgd.<br />
De werkgever heeft de opzegging gebaseerd op artikel H-57 sub b CAO BVE, zijnde onbekwaamheid<br />
of ongeschiktheid van de werknemer voor de door hem uitgeoefende functie anders dan ten gevolge<br />
van ziels- of lichaamsgebreken. De werkgever heeft als motivering van de ontslagbeslissing<br />
aangegeven dat A over onvoldoende vaardigheden beschikt om de functie van Onderwijsassistent<br />
niveau 5 te vervullen wegens onvoldoende beheersing van de Nederlandse taal en gebrek aan<br />
assertiviteit tegenover cursisten. De werkgever verwacht ook niet dat A zich op de genoemde punten<br />
zal verbeteren.<br />
Ten aanzien van de door de werkgever gestelde onbekwaamheid of ongeschiktheid van A voor de<br />
door hem uitgeoefende functie van docent, overweegt de Commissie dat A al ruim dertien jaar in<br />
dienst is bij de werkgever. De Commissie acht het zeker in een geval als dit, waarbij sprake is van een<br />
langdurig dienstverband, noodzakelijk dat de werkgever helder en overtuigend aantoont dat sprake is<br />
van zodanig disfunctioneren dat voortzetting van het dienstverband in redelijkheid niet van hem<br />
gevergd kan worden, alsook dat de werkgever zich maximaal inspant om A in een vast te stellen<br />
verbetertraject te begeleiden.
105576/uitspraak d.d. 11 februari 2013<br />
Pagina 5 van 6<br />
Commissie van Beroep<br />
BVE<br />
De Commissie merkt in dat kader op dat beoordelingscriteria in de loop der tijd kunnen worden<br />
aangescherpt, bijvoorbeeld als gevolg van wettelijke veranderingen of beleidskeuzes van de<br />
werkgever. In die zin kan het voorkomen dat zaken die voorheen niet of minder zwaar werden<br />
meegewogen bij een beoordeling, op zeker moment zwaarder gaan meetellen. Dit neemt echter niet<br />
weg dat het gestelde disfunctioneren onder meer voldoende dient te blijken uit verslagen van<br />
functionerings- en beoordelingsgesprekken en andere stukken.<br />
De Commissie stelt op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting vast dat de beheersing van<br />
de Nederlandse taal van A weliswaar aan de orde is geweest in het functioneringsgesprek in<br />
december 2005, maar dat dit blijkens het verslag - in het kader van ontwikkelmogelijkheden - in<br />
adviserende zin is geweest. Aan deze constatering heeft de werkgever blijkens het<br />
functioneringsverslag verder geen consequenties verbonden. Voorts is het de Commissie niet<br />
gebleken, dat A tot het coachingstraject in 2007 tussentijds is aangesproken op zijn taalbeheersing.<br />
De visie van de werkgever dat sprake zou zijn van onvoldoende taalbeheersing en van onvoldoende<br />
assertiviteit, aanleiding voor het coachingstraject, wordt door de coach niet (volledig) onderschreven,<br />
zo blijkt uit het tussentijds verslag van de coach. Vervolgens in de periode tussen het beëindigen van<br />
het coachingstraject en de start van het traject bij bureau J in oktober 2009 is A niet aangesproken op<br />
zijn taalbeheersing en assertiviteit. Bureau J concludeert in zijn rapport dat A voldoende geschikt is<br />
voor zijn functie, maar dat er wel enkele aandachtspunten zijn. Niet gebleken is dat de werkgever de<br />
betreffende aandachtspunten actief heeft opgepakt. Pas in september 2011 is met A een nieuw<br />
verbetertraject gestart, waarvan de einddatum begin januari 2012 was. In dit traject heeft de<br />
werkgever enkel een taaltoets laten afnemen, maar geen inspanningen verricht ter ondersteuning van<br />
A. Nadat de uitslag van de taaltoets onvoldoende was, heeft de werkgever het traject stopgezet. Van<br />
de werkgever had echter verwacht mogen worden, omdat de uitslag van de taaltoets afweek van de<br />
conclusie van bureau J aangaande het taalniveau van A, dat hij het verbetertraject niet zonder meer<br />
zou stoppen, maar het traject zou gebruiken om aandacht te besteden aan en inzicht te krijgen in het<br />
taalniveau van A. Het is de Commissie voorts niet gebleken dat de werkgever voldoende<br />
inspanningen heeft verricht om A een andere passende functie binnen het ROC aan te bieden. De<br />
werkgever heeft A weliswaar de functie van conciërge aangeboden, maar de Commissie ziet niet in<br />
hoe het aanbieden van de functie van conciërge zich verhoudt tot het ongeschikt achten van A voor<br />
de functie Onderwijsassistent niveau 5 met betrekking tot taalbeheersing en assertiviteit. Immers, ook<br />
van een conciërge mag worden verwacht dat hij goed verstaanbaar is vanwege het veelvuldig contact<br />
met cursisten, collega’s en andere bezoekers van het ROC. Ook dient een conciërge assertief te zijn<br />
in het aanspreken van cursisten en anderen.<br />
Op grond van het voorgaande oordeelt de Commissie dan ook dat de werkgever onvoldoende heeft<br />
onderbouwd, dat het ontslag wegens onbekwaamheid/ongeschiktheid gerechtvaardigd is en er geen<br />
andere passende functie voorhanden is. Dientengevolge zal de Commissie het beroep gegrond<br />
verklaren.<br />
De schorsing<br />
De werkgever heeft A bij brief van 29 juni 2012 meegedeeld voornemens te zijn hem te schorsen op<br />
grond van artikel H-40 sub c CAO BVE. Deze schorsing kan worden opgelegd wanneer sprake is van<br />
een voornemen tot onvrijwillige beëindiging op grond van de dienstbetrekking op grond van onder<br />
meer onbekwaamheid of ongeschiktheid, anders dan op grond van ziels- of lichaamsgebreken. Indien<br />
een dergelijk voornemen niet binnen zes weken wordt gevolgd door een ontslagbesluit van de<br />
werkgever, vervalt de schorsing. A heeft bij brief van 23 juli 2012 bezwaar gemaakt tegen het<br />
voornemen tot ontslag en schorsing. Bij brief van 29 augustus 2012 heeft de werkgever het definitieve<br />
ontslagbesluit aan A meegedeeld. Hiermee is het voornemen binnen zes weken gevolgd door een<br />
ontslagbesluit, zodat de schorsing niet is komen te vervallen. De werkgever heeft eveneens bij brief<br />
van 29 augustus 2012 de definitieve schorsingsbeslissing genomen. Middels deze beslissing is A voor
105576/uitspraak d.d. 11 februari 2013<br />
Pagina 6 van 6<br />
Commissie van Beroep<br />
BVE<br />
de resterende duur van het dienstverband geschorst op grond van artikel H-40 sub c CAO BVE. Nu de<br />
werkgever het dienstverband met A daadwerkelijk heeft opgezegd, heeft hij A bij beslissing van 29<br />
augustus 2012 in redelijkheid kunnen schorsen voor de periode tot beëindiging van het dienstverband.<br />
Dat de Commissie, zoals hierboven overwogen, het beroep tegen de ontslagbeslissing gegrond acht,<br />
doet daaraan niet af. De Commissie constateert dat de werkgever de voornemenprocedure correct<br />
heeft gevolgd. Dientengevolge zal de Commissie het beroep tegen de schorsingsbeslissing<br />
ongegrond verklaren.<br />
5. OORDEEL<br />
Op grond van bovenstaande overwegingen verklaart de Commissie het beroep tegen de<br />
ontslagbeslissing gegrond en het beroep tegen de schorsingsbeslissing ongegrond.<br />
Aldus gedaan te Utrecht op 11 februari 2013 door mr. L.C.J. Sprengers, voorzitter,<br />
mr. E.M.W.P. Hermans, mr. C.H. Kemp-Randewijk, drs. P. Koppe en mr. K.P. Piena, leden,<br />
in aanwezigheid van mr. O.A.B. Luiken, secretaris.<br />
mr. L.C.J. Sprengers mr. O.A.B. Luiken<br />
voorzitter secretaris