20.09.2013 Views

Protocol Huisbezoeken, het huisbezoek als controle ... - Minder Gedoe

Protocol Huisbezoeken, het huisbezoek als controle ... - Minder Gedoe

Protocol Huisbezoeken, het huisbezoek als controle ... - Minder Gedoe

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

PROTOCOL HUISBEZOEKEN<br />

Het <strong>huisbezoek</strong> <strong>als</strong> <strong>controle</strong><br />

instrument<br />

2007 versie 0.4


Inhoudsopgave:<br />

1. Voorwoord bladzijde 3<br />

2. Het <strong>huisbezoek</strong> bladzijde 4<br />

- Redenen voor <strong>controle</strong><br />

- Varianten van <strong>het</strong> <strong>huisbezoek</strong><br />

- Gevolgen<br />

3. Belangrijke wetsartikelen bladzijde 5 t/m 9<br />

- Rechten van de betrokkene(n)<br />

Artikel 8 EVRM<br />

Artikel 10 Grondwet<br />

- Plichten van de betrokkene(n)<br />

Artikel 17 WWB<br />

- Binnentreden van een woning<br />

Artikel 1 AWOB<br />

- Begripsomschrijvingen<br />

Woning<br />

Bewoner(s)<br />

Toestemming<br />

- Ambtelijke huisvredebreuk<br />

Artikel 138 Wetboek van Strafrecht<br />

Artikel 370 Wetboek van Strafrecht<br />

4. Uitvoering van een <strong>huisbezoek</strong> bladzijde 10 t/m 11<br />

- Inleiding<br />

- Proportionaliteits- en Subsidiariteitsbeginsel<br />

- Aanvang van <strong>het</strong> <strong>huisbezoek</strong><br />

- Afsluiting van <strong>het</strong> <strong>huisbezoek</strong><br />

- Beleidsregels voor <strong>het</strong> <strong>huisbezoek</strong><br />

5. Weigering van <strong>het</strong> <strong>huisbezoek</strong> bladzijde 12 t/m 15<br />

- Inleiding<br />

- Dringende redenen<br />

- Consequenties<br />

- Geen hersteltermijn<br />

- informed consent (uitspraak CRvB 11-04-2007)<br />

6. Stappenplan voor <strong>het</strong> <strong>huisbezoek</strong> bladzijde 16 t/m 23<br />

- Uitvoering<br />

- Veiligheid tijdens <strong>het</strong> <strong>huisbezoek</strong><br />

Bronvermelding bladzijde 24<br />

Bijlage bladzijde 25<br />

- A: Stroomschema informed consent<br />

- B: Formulier toestemming <strong>huisbezoek</strong><br />

- C: Jurisprudentie:<br />

CRvB 07-03-2005, nr. 02/3737 NABW<br />

CRvB 14-05-2002, nr. 99/5002 NABW<br />

CRvB 12-12-2000, nr. 98/7831 NABW<br />

CRvB 07-09-2006, nr. AWB 06/1897 WWB


1. Voorwoord<br />

Met de invoering van de Wet Werk en Bijstand (WWB) heeft de gemeente Kerkrade,<br />

nog meer dan voorheen, grote financiële belangen bij <strong>het</strong> terugdringen en<br />

voorkomen van oneigenlijk gebruik en misbruik (fraude) van een bijstandsuitkering.<br />

De ervaring leert dat door betrokkenen regelmatig de woon- en leefvorm<br />

anders wordt voorgesteld dan dat deze in werkelijkheid is. De bedoeling daarvan<br />

is om een (hogere) uitkering te ontvangen of te behouden die zij, <strong>als</strong> de juiste<br />

informatie was verstrekt, niet zouden ontvangen.<br />

Met <strong>het</strong> <strong>huisbezoek</strong> heeft de gemeente een bijzonder effectief instrument in<br />

handen waarmee eventuele oneigenlijk gebruik en misbruik (fraude) van een<br />

bijstandsuitkering kan worden geconstateerd. Na constatering daarvan kan de<br />

gemeente passende maatregelen nemen in de betreffende situatie.<br />

Ook <strong>het</strong> Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid ziet <strong>het</strong> <strong>huisbezoek</strong> <strong>als</strong><br />

een belangrijk <strong>controle</strong>middel.<br />

Bij <strong>het</strong> verrichten van een <strong>huisbezoek</strong> is <strong>het</strong> belangrijk dat er een goede<br />

voorbereiding en een plan van aanpak is. Ook de nodige actuele wetskennis is<br />

hiervoor noodzakelijk. Uit de praktijk blijkt <strong>het</strong> dat voor <strong>het</strong> succesvol afleggen van<br />

een <strong>huisbezoek</strong> de nodige deskundigheid en ervaring vereist is.<br />

De in dit protocol beschreven werkwijze geldt <strong>als</strong> verplichting voor alle <strong>huisbezoek</strong><br />

die door medewerkers worden afgelegd.<br />

Dit protocol behandelt alleen de werkwijze voor <strong>huisbezoek</strong>en die medewerkers<br />

afleggen in <strong>het</strong> kader van de Wet Werk en Bijstand (WWB) en heeft hierdoor een<br />

bestuursrechtelijk karakter. <strong>Huisbezoeken</strong> in <strong>het</strong> kader van een strafrechtelijk<br />

onderzoek worden alleen verricht door sociaal rechercheurs en vallen onder een<br />

ander (hier niet nader te omschreven) regime.<br />

Dit protocol is opgesteld om alle zaken aan de orde te stellen die nauw<br />

samenhangen met <strong>het</strong> uitvoeren van een <strong>huisbezoek</strong>. Onderwerpen <strong>als</strong> wetskennis,<br />

veiligheid en <strong>het</strong> onderkennen van fraudesignalen worden hierin besproken.<br />

De in dit protocol genoemde wetteksten en de daarop berustende toelichtingen zijn niet uitputtend. Het wordt<br />

aanbevolen om ook de besprekingen van de genoemde artikelen te raadplegen. In voorkomende gevallen dient<br />

echter de letterlijke wetstekst te worden geraadpleegd. Deze is ook in deze reader opgenomen, maar bedacht moet<br />

worden dat de wetstekst verouderd kan zijn zodra u deze leest.<br />

Actuele wetsteksten kunnen door een ieder (gratis) worden geraadpleegd op de website www.overheid.nl<br />

In dit protocol wordt in alle gevallen een mannelijke persoonsaanduiding gebruikt, omdat een hij/zij constructie de<br />

tekst onleesbaar zou hebben gemaakt. Uiteraard kunt u overal de mannelijke vorm door de vrouwelijke vervangen.<br />

3


2. Het <strong>huisbezoek</strong><br />

2.1 Redenen voor <strong>controle</strong>:<br />

Om een <strong>huisbezoek</strong> te kunnen afleggen moet u een reden hebben. In deze<br />

paragraaf bekijken we verschillende redenen om bij iemand een <strong>huisbezoek</strong> af te<br />

leggen. Redenen voor een <strong>huisbezoek</strong> kunnen zijn:<br />

Als onderdeel van de dienstverlening richting betrokkene(n), dit is o.a. in<br />

de gevallen waarin deze door ziekte of om andere redenen niet in staat is een<br />

bezoek aan de Sociale dienst te brengen;<br />

Ter beoordeling van een aanvraag bijstand;<br />

Ter beoordeling van een aanvraag bijzondere bijstand;<br />

Als <strong>controle</strong>-instrument bij vermoedens over onrechtmatig gebruik van de<br />

bijstandsuitkering ten aanzien van de woon- en/of leefsituatie van<br />

betrokkene(n).<br />

Als <strong>controle</strong>-instrument bij vermoedens over onrechtmatig gebruik van de<br />

bijstandsuitkering ten aanzien van de inkomsten- en/of vermogenssituatie;<br />

Dit vermoeden moet gebaseerd zijn op signalen welke kunnen zijn ontstaan naar<br />

aanleiding van bijvoorbeeld:<br />

- Een aanvraag voor een nieuwe uitkering;<br />

- Een periodiek heronderzoek;<br />

- Een fraudemelding;<br />

- Een waarneming;<br />

- Een uitgevoerde bestandsanalyse;<br />

- Een risicoanalyse;<br />

- Het gesprek met de betrokkene(n) tijdens de behandeling van de aanvraag<br />

om bijstand/bijzondere bijstand of <strong>het</strong> heronderzoek.<br />

2.2 Varianten van <strong>het</strong> <strong>huisbezoek</strong><br />

U kunt op twee manieren een <strong>huisbezoek</strong> afleggen:<br />

- aangekondigd, of<br />

- onaangekondigd.<br />

Het <strong>huisbezoek</strong> is bedoeld ter verificatie en <strong>controle</strong> van de rechtmatigheid van de<br />

uitkering.<br />

Het beste en meest objectieve resultaat wordt bereikt met <strong>het</strong> onaangekondigd<br />

<strong>huisbezoek</strong>. Op deze manier kan de feitelijke woon- en leefsituatie <strong>het</strong> best worden<br />

ge<strong>controle</strong>erd, met minimale kans op een gefingeerde situatie.<br />

Er zijn echter enkele voorwaarden welke aan <strong>het</strong> verrichten van een aangekondigd<br />

en <strong>het</strong> onaangekondigd <strong>huisbezoek</strong> zijn verbonden. Hierover later meer.<br />

2.3 Gevolgen<br />

Uit de ervaring in de praktijk en jurisprudentie blijkt dat de bevindingen opgedaan<br />

tijdens een <strong>huisbezoek</strong> vaak doorslaggevend zijn om een uitkering al dan niet te<br />

verstrekken, te beëindigen of aan te passen aan de hand van de feitelijke<br />

waargenomen situatie.<br />

4


3. Belangrijke wetsartikelen<br />

Voordat u op <strong>huisbezoek</strong> gaat moet u weten welke regels aan <strong>het</strong> uitvoeren van een<br />

<strong>huisbezoek</strong> zijn verbonden. Immers <strong>het</strong> uitvoeren van een <strong>huisbezoek</strong> is een<br />

behoorlijke inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van een betrokkene.<br />

Er zijn wel grenzen aan de toelaatbaarheid van een dergelijke inbreuk. Deze grenzen<br />

worden bepaald door wetten op Europees en nationaal niveau.<br />

In dit hoofdstuk behandelen we de belangrijkste artikelen uit die wetten<br />

zodat u weet wat u wel en wat u niet mag <strong>als</strong> u een <strong>huisbezoek</strong> verricht.<br />

Ook de rechten en plichten van de betrokkene(n) zijn hierin een belangrijke aspect,<br />

waarvan de plichten zijn beschreven in de Wet Werk en Bijstand (WWB) en de<br />

grondslag vormt voor <strong>het</strong> uitvoeren van <strong>het</strong> <strong>huisbezoek</strong>.<br />

Om een duidelijk overzicht te hebben, maken we onderscheid tussen de rechten<br />

en plichten van de betrokkene(n). Met de eerstgenoemde beginnen we.<br />

3.1 Rechten van de betrokkene(n)<br />

Artikel 8 Europees Verdrag van de Rechten van de Mens en de<br />

Fundamentele Vrijheden (EVRM)<br />

1. Een ieder heeft recht op respect voor zijn privé leven, zijn familie- en gezinsleven, zijn<br />

woning en zijn correspondentie.<br />

2. Geen inmenging van enig openbaar gezag is toegestaan in de uitoefening van dit recht, dan<br />

voor zover bij de wet is voorzien en in een democratische samenleving noodzakelijk is in<br />

<strong>het</strong> belang van de nationale veiligheid, de openbare veiligheid of <strong>het</strong> economisch welzijn<br />

van <strong>het</strong> land, <strong>het</strong> voorkomen van wanordelijkheden en strafbare feiten, de bescherming van<br />

de gezondheid of goede zeden of voor de bescherming van de rechten en vrijheden van<br />

anderen.<br />

Artikel 10 Grondwet<br />

1. Ieder heeft, behoudens bij of krachtens de wet te stellen beperkingen, recht op eerbiediging<br />

van zijn persoonlijke levenssfeer.<br />

2. De wet stelt regels ter bescherming van de persoonlijke levenssfeer in verband met <strong>het</strong><br />

vastleggen en verstrekken van persoonsgegevens.<br />

3. De wet stelt regels inzake de aanspraken van personen op kennisneming van over hen<br />

vastgelegde gegevens en van <strong>het</strong> gebruik dat daarvan wordt gemaakt, <strong>als</strong>mede op<br />

verbetering van zodanige gegevens.<br />

Uit zowel artikel 8 van <strong>het</strong> EVRM <strong>als</strong> uit artikel 10 van de Grondwet wordt duidelijk<br />

dat een ieder recht heeft op eerbiediging van zijn persoonlijke levenssfeer.<br />

Inbreuk op iemands privé leven kan alleen op grond van in de wet gestelde<br />

beperkingen.<br />

Door de Centrale Raad van Beroep is jurisprudentie gemaakt waaruit blijkt dat<br />

<strong>het</strong> afleggen van een (on)aangekondigd <strong>huisbezoek</strong>, gezien moet worden <strong>als</strong> een<br />

inbreuk op de persoonlijke levenssfeer.<br />

Deze inbreuk is volgens de Centrale Raad van Beroep in bijzondere omstandigheden<br />

gerechtvaardigd. Men doet dit op grond van artikel 8, lid 2 van <strong>het</strong> EVRM.<br />

Ook in artikel 10 en 12 van de Grondwet, wordt de mogelijkheid geboden om<br />

(on)aangekondigd een <strong>huisbezoek</strong> af te leggen.<br />

5


3.2 Plichten van de betrokkene(n)<br />

Artikel 17 Wet Werk en Bijstand (WWB)<br />

1. De belanghebbende doet aan <strong>het</strong> college op verzoek of onverwijld uit eigen beweging<br />

mededeling van alle feiten en omstandigheden waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet<br />

zijn dat zij van invloed kunnen zijn op zijn arbeidsinschakeling of <strong>het</strong> recht op bijstand.<br />

2. De belanghebbende is verplicht aan <strong>het</strong> college desgevraagd de medewerking te verlenen<br />

die redelijkerwijs nodig is voor de uitvoering van deze wet.<br />

3. Het college stelt bij de uitvoering van deze wet de identiteit van de belanghebbende vast<br />

aan de hand van een document <strong>als</strong> bedoeld in artikel 1 van de Wet op de Identificatieplicht.<br />

4. Een ieder is verplicht aan <strong>het</strong> college desgevraagd een document <strong>als</strong> bedoeld in artikel 1<br />

van de Wet op de Identificatieplicht of een geldig rijbewijs dat is afgegeven op grond van de<br />

Wegenverkeerswet dan wel een geldig rijbewijs <strong>als</strong> bedoeld in artikel 107 van de<br />

Wegenverkeerswet van 1994 terstond ter inzage te verstrekken, voor zover dit redelijkerwijs<br />

nodig is voor de uitvoering van deze wet.<br />

In artikel 17 van de WWB wordt de inlichtingenplicht van belanghebbende genoemd.<br />

Op grond van dit artikel rust op de belanghebbende de verplichting om desgevraagd<br />

of uit eigen beweging de gemeente te informeren over alles wat van belang is voor<br />

de verstrekking van de bijstand. Tevens dient belanghebbende op verzoek<br />

medewerking te verlenen die nodig is voor de uitvoering van de WWB. Belangrijk<br />

hierbij is dat <strong>het</strong> middel <strong>huisbezoek</strong> in verhouding dient te staan met <strong>het</strong> doel dat<br />

bereikt moet worden.<br />

3.3 Binnentreden van een woning<br />

Artikel 12 Grondwet<br />

1. Het binnentreden in een woning zonder toestemming van de bewoner is alleen geoorloofd<br />

in de gevallen bij of krachtens de wet bepaald, door hen die daartoe bij of krachtens de wet<br />

zijn aangewezen.<br />

2. Voor <strong>het</strong> binnentreden overeenkomstig <strong>het</strong> eerste lid zijn voorafgaande legitimatie en<br />

mededeling van <strong>het</strong> doel van <strong>het</strong> binnentreden vereist, behoudens bij de wet gestelde<br />

uitzonderingen.<br />

3.Aan de bewoner wordt zo spoedig mogelijk een schriftelijk verslag van <strong>het</strong> binnentreden<br />

verstrekt. Indien <strong>het</strong> binnentreden in <strong>het</strong> belang van de nationale veiligheid of dat van de<br />

strafvordering heeft plaatsgevonden, kan volgens bij de wet te stellen regels de verstrekking<br />

van <strong>het</strong> verslag worden uitgesteld. In de bij de wet te bepalen gevallen kan de verstrekking<br />

achterwege worden gelaten, indien <strong>het</strong> belang van de nationale veiligheid zich tegen<br />

verstrekking blijvend verzet.<br />

Artikel 12 van de Grondwet zegt dat <strong>het</strong> binnentreden in een woning zonder<br />

toestemming van de bewoner alleen geoorloofd is in de gevallen bij of krachtens de<br />

wet bepaald, door hen die daartoe bij of krachtens de wet zijn aangewezen.<br />

In de Nederlandse wetgeving is geen regeling te vinden waarin de medewerkers<br />

van de Sociale dienst de bevoegdheid hebben om ter aflegging van een <strong>huisbezoek</strong><br />

tegen de wil van de bewoner binnen te treden. Uitzondering zijn de sociaal<br />

rechercheurs welke met een machtiging tot binnentreden gebruik kunnen maken van<br />

de toegekende bevoegdheden uit <strong>het</strong> Wetboek van Strafvordering.<br />

De voorwaarden die de Grondwet verbindt aan <strong>het</strong> betreden van een woning zijn<br />

verder uitgewerkt in de Algemene Wet op <strong>het</strong> Binnentreden (AWOB). Daarbij gaat de<br />

AWOB zelfs nog verder dan de Grondwet. Zo stelt de AWOB dat voorafgaande<br />

legitimatie en mededeling van <strong>het</strong> doel van <strong>het</strong> binnentreden ook vereist zijn in <strong>het</strong><br />

geval dat een woning met toestemming van de bewoner wordt betreden. Zie hiervoor<br />

onderstaand kader over de AWOB.<br />

6


Artikel 1 Algemene Wet op <strong>het</strong> Binnentreden (AWOB)<br />

1. Degene die bij of krachtens de wet belast is met de opsporing van strafbare feiten of enig<br />

ander onderzoek, met de uitvoering van een wettelijk voorschrift of met <strong>het</strong> toezicht op de<br />

naleving daarvan, dan wel een bevoegdheid tot vrijheidsbeneming uitoefent, en uit dien<br />

hoofde in een woning binnentreedt, is verplicht zich voorafgaand te legitimeren en<br />

mededeling te doen van <strong>het</strong> doel van <strong>het</strong> binnentreden. Indien twee of meer personen voor<br />

<strong>het</strong>zelfde doel in een woning binnentreden, rusten deze verplichtingen slechts op degene<br />

die bij <strong>het</strong> binnentreden de leiding heeft.<br />

2. Indien de naleving van de in <strong>het</strong> eerste lid bedoelde verplichtingen naar redelijke<br />

verwachting ernstig en onmiddellijk gevaar oplevert voor de veiligheid van personen of<br />

goederen, feitelijk onmogelijk is dan wel naar redelijke verwachting de strafvordering<br />

schaadt ten aanzien van misdrijven waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten, gelden<br />

deze verplichtingen slechts voor zover de naleving daarvan in die omstandigheden kan<br />

worden gevergd.<br />

3. Een persoon in dienst van een bestuursorgaan die zich ingevolge <strong>het</strong> eerste lid legitimeert,<br />

toont een legitimatiebewijs dat is uitgegeven door of in opdracht van dat bestuursorgaan.<br />

Het legitimatiebewijs bevat een foto van de houder en vermeldt diens naam en<br />

hoedanigheid. Indien de veiligheid van de houder van <strong>het</strong> legitimatiebewijs vordert dat zijn<br />

identiteit verborgen blijft, kan in plaats van zijn naam zijn nummer worden vermeld.<br />

4. De persoon, bedoeld in <strong>het</strong> eerste lid, die met toestemming van de bewoner wenst binnen<br />

te treden, vraagt voorafgaand aan <strong>het</strong> binnentreden diens toestemming. De toestemming<br />

moet blijken aan degene die wenst binnen te treden.<br />

Artikel 1, lid 1 AWOB schrijft voor dat wanner een medewerker een woning gaat<br />

binnengetreden uit een genoemde hoedanigheid, dat deze zich moet legitimeren en<br />

de bewoner moet mededelen met welk doel hij wil binnentreden. Deze verplichting<br />

heeft de medewerker altijd en <strong>het</strong> maakt daarbij niet uit of de bewoner de<br />

toestemming verleent of weigert.<br />

Als twee of meer personen voor <strong>het</strong>zelfde doel willen binnentreden moet degene<br />

die de leiding heeft aan deze verplichtingen voldoen. Als er meerdere bewoners<br />

aanwezig zijn hoeft de medewerker zich slechts aan één van hen te legitimeren en te<br />

vertellen wat <strong>het</strong> doel van <strong>het</strong> binnentreden is.<br />

Het vierde lid van artikel 1 AWOB bepaalt nog eens uitdrukkelijk dat de medewerker<br />

voorafgaand aan <strong>het</strong> binnentreden de toestemming aan de bewoner moet vragen en<br />

dat de verleende toestemming hem moet blijken.<br />

3.4 Begripsomschrijvingen<br />

Woning<br />

Omdat de woning bij <strong>het</strong> betreden van plaatsen een aparte positie inneemt moet<br />

duidelijk zijn wat een woning is. De minister van justitie heeft zich bij de behandeling<br />

van diverse wetsvoorstellen daar wel over uitgelaten. Ook zijn rechterlijke<br />

uitspraken van belang om <strong>het</strong> begrip woning te kunnen omschrijven. Het<br />

beste kan de woning worden omschreven zo<strong>als</strong> dat in de AWOB wordt gedaan.<br />

Een van de buitenwereld afgesloten plaats waar iemand zijn privaat huiselijk leven<br />

leidt of pleegt te leiden, <strong>als</strong>mede alle ter beschikking en ten gebruiken van de<br />

bewoner staande besloten ruimten die binnenshuis gemeenschap hebben met de<br />

woning, zonder dat daarvoor andermans gebied behoeft te worden betreden.<br />

Bij een woning zullen veel mensen meteen denken aan een eengezinswoning, flat<br />

of etagewoning. Hoewel dit wel voor de hand ligt zijn er ook andere ruimten die<br />

<strong>als</strong> woning in gebruik kunnen zijn. Denk bijvoorbeeld aan woonwagens, caravans<br />

of kajuiten op binnenvaartschepen. Het is wel een vereiste dat deze ruimten <strong>als</strong><br />

woning in gebruik zijn. Staat een woning leeg en deze is ook niet ingericht <strong>als</strong><br />

woning, dan geeft de wet deze ruimte niet de extra bescherming, omdat ze dan<br />

aangemerkt wordt <strong>als</strong> een besloten lokaal.<br />

7


Bewoner(s)<br />

Als bewoner wordt aangemerkt: Elke persoon, al dan niet meerderjarig, die zich<br />

voordoet <strong>als</strong> gebruiker.<br />

Elk lid van <strong>het</strong> gezin, ongeacht zijn leeftijd, wordt <strong>als</strong> bewoner aangemerkt en<br />

kan al dan niet toestemming verlenen om de woning te betreden. Het is wel van<br />

belang dat <strong>het</strong> gezinslid kan inzien wat de gevolgen zijn van de toestemming of<br />

weigering. Is de persoon zo jeugdig of <strong>als</strong> er een reden is om aan te nemen dat van<br />

hem geen inzicht in de situatie verwacht mag worden, dan kan deze niet <strong>als</strong> bewoner<br />

worden beschouwd.<br />

Een loge en een niet inwonende huishoudelijke hulp zijn weliswaar geen bewoners<br />

maar kunnen wel <strong>als</strong> lasthebbers van de bewoner(s) worden gezien. Deze kunnen<br />

dus namens de bewoners toestemming geven of weigeren<br />

Toestemming<br />

Zijn er meerdere bewoners aanwezig, dan is in beginsel toestemming van één<br />

bewoner voldoende. Uit die toestemming kan gerechtvaardigd worden afgeleid dat<br />

de overige bewoners instemmen met dit binnentreden. Elke bewoner, dus ook<br />

degene die toestemming gaf, heeft evenwel <strong>het</strong> recht om de ambtenaar de verdere<br />

aanwezigheid in de woning te weigeren.<br />

Indien verschillende gebruikers van de woning <strong>het</strong> over de te geven toestemming<br />

oneens zijn, dan gaat <strong>het</strong> verbod boven de toestemming!<br />

Het zou andersom zijn indien de zoon geen toestemming verleent over een deel van<br />

de woning waar diens ouders hun dagelijks leven leiden.<br />

Wanneer in een pand meerdere woningen aanwezig zijn (kamerverhuur) dan heeft<br />

de verhuurder/eigenaar/hoofdbewoner geen recht meer om aan de ambtenaar de<br />

toegang tot de verhuurde kamers te ontzeggen. De toestemming van de huurder<br />

gaat in dit geval voor de weigering van de verhuurder.<br />

Wel kan de verhuurder de ambtenaar geen toestemming verlenen om door <strong>het</strong> deel<br />

van <strong>het</strong> pand waarin de verhuurder zelf woont naar de verhuurde kamer te gaan.<br />

Wanneer er dus in een pand meerdere aparte verhuurde kamers bevinden<br />

(kamerverhuur) dan dienen deze elk <strong>als</strong> woning te worden gezien en dus voor elk<br />

aparte toestemming van de bewoner/huurder.<br />

Wanneer er sprake is van kamerbewoning (kostganger) en de hoofdbewoner en de<br />

kamerbewoner zijn aanwezig, dan moeten beiden toestemming verlenen tot <strong>het</strong><br />

betreden van de woning. Wanneer één van beiden niet aanwezig is ontstaat er een<br />

lastige situatie. De hoofdbewoner kan wel toestemming geven voor die ruimten die<br />

hij <strong>als</strong> bewoner gebruikt maar geen toestemming verlenen om de kamer van de<br />

kamerbewoner te betreden. De kamer kan dan niet betreden worden.<br />

Wanneer alleen de kamerbewoner aanwezig is kunnen alleen die ruimten betreden<br />

worden die hij huurt en gezamenlijk gebruikt met de hoofdbewoner.<br />

Uit een recente uitspraak van de rechtbank Alkmaar (16-03-2007, nr. 06/1995 WWB)<br />

blijkt dat wanneer een belanghebbende zijn medewerking aan een <strong>huisbezoek</strong><br />

afhankelijk maakt van een voorafgaand gesprek met de hoofdbewoner schendt hij<br />

zijn medewerkingsplicht. Het feit dat een belanghebbende voor een <strong>huisbezoek</strong><br />

toestemming van de hoofdbewoner moet of wil hebben komt voor risico van de<br />

belanghebbende.<br />

Als de hoofdbewoner de toegang tot de woning weigert en is geen belanghebbende<br />

dan ontstaat er een lastige situatie. Wanneer de kamerbewoner er niet is dan zal er<br />

op een ander moment nogma<strong>als</strong> geprobeerd moeten worden. Als de kamerbewoner<br />

8


zelf wel aanwezig is dan zal deze gewezen moeten worden op de mogelijke<br />

consequenties. Het is aan de kamerbewoner om voor een oplossing te zorgen dat er<br />

een <strong>huisbezoek</strong> verricht kan worden.<br />

Een bewoner zal op duidelijke wijze kenbaar moeten maken dat hij geen bezwaar<br />

heeft tegen <strong>het</strong> betreden van de woning. De bewoner kan dat zeggen maar kan de<br />

toestemming ook geven door <strong>het</strong> maken van gebaren. Als <strong>het</strong> niet duidelijk is of de<br />

bewoner de toestemming verleent, moet worden aangenomen dat de bewoner de<br />

toestemming weigert. Over de vraag of de bewoner al dan niet toestemming verleent,<br />

mag geen twijfel bestaan.<br />

Bij een positieve reactie van de bewoner is doorgaans geen enkel probleem. Wanner<br />

er door de bewoner geen toestemming wordt verleend, dan dient de bewoner op de<br />

consequentie te worden gewezen <strong>als</strong> hij geen medewerking verleent aan <strong>het</strong><br />

<strong>huisbezoek</strong>. Hierover later meer.<br />

Bij <strong>het</strong> uitvoeren van je onderzoek in de verschillende ruimten is <strong>het</strong> noodzakelijk<br />

telkens toestemming te vragen aan de bewoner(s) voor de toegang tot die ruimten of<br />

plaatsen. Zo zal er dus toestemming moeten worden gevraagd voor <strong>het</strong> openen van<br />

een kamer of laden en kasten.<br />

Elke ruimte moet volledig worden bekeken voorzover dat noodzakelijk is voor <strong>het</strong><br />

onderzoek.<br />

3.5 Ambtelijke huisvredebreuk<br />

Artikel 138 Wetboek van Strafrecht (WvSr)<br />

1. Hij die in de woning of <strong>het</strong> besloten lokaal of erf, bij een ander in gebruik,<br />

wederrechtelijk binnendringt of, wederrechtelijk aldaar vertoevende, zich niet op de<br />

vordering van of vanwege de rechthebbende aanstonds verwijdert, wordt gestraft met<br />

gevangenisstraf van ten hoogste zes maanden of geldboete van de derde categorie.<br />

Artikel 370 Wetboek van Strafrecht (WvSr)<br />

1. De ambtenaar die, met overschrijding van zijn bevoegdheid of zonder inachtneming<br />

van de bij de wet bepaalde vormen, in de woning of <strong>het</strong> besloten lokaal of erf, bij een<br />

ander in gebruik, diens ondanks binnentreedt of, wederrechtelijk aldaar vertoevende,<br />

zich niet op de vordering van of vanwege de rechthebbende aanstonds verwijdert,<br />

wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar of geldboete van de<br />

derde categorie.<br />

Het Wetboek van Strafrecht bevat twee misdrijven, die <strong>het</strong> wederrechtelijk<br />

binnendringen van een woning, besloten lokaal of erf, dan wel <strong>het</strong> wederrechtelijk<br />

aldaar vertoeven onder bepaalde voorwaarden strafbaar stelt. Dat gebeurt in artikel<br />

370, dat een ambtsmisdrijf is en daarom ambtelijke huisvredebreuk genoemd<br />

wordt en in artikel 138, dat een commuun delict is en dat huisvredebreuk<br />

genoemd wordt.<br />

Voor de medewerker is artikel 370 WvSr van belang. In dit artikel is van ambtelijke<br />

huisvredebreuk sprake <strong>als</strong> de woning, <strong>het</strong> besloten lokaal of <strong>het</strong> erf (tegen de wil)<br />

wordt binnengegaan met overschrijding van de bevoegdheid van de ambtenaar of<br />

zonder inachtneming van de bij de wet bepaalde vormen.<br />

Ook is hij strafbaar <strong>als</strong> hij wederrechtelijk in de woning vertoeft en zich dan niet<br />

aanstonds op vordering van de rechthebbende verwijdert.<br />

9


4. Uitvoering van een <strong>huisbezoek</strong><br />

4.1 Inleiding<br />

Een medewerker zal bij elk <strong>huisbezoek</strong> dat afgelegd dient te worden in <strong>het</strong> kader van<br />

een eerste aanvraag om bijstand of een lopende uitkering de afweging moeten<br />

maken of een <strong>huisbezoek</strong> gerechtvaardigd en noodzakelijk is.<br />

Consulenten RIZ kunnen voor <strong>huisbezoek</strong>en waarbij geen sprake is van een<br />

strafrechtelijk onderzoek, gebruik maken van de ondersteuning van de preventie<br />

medewerkers van de Sociale Recherche.<br />

Het verzoek kan middels <strong>het</strong> formulier Recherche Informatie Melding worden<br />

verzonden naar <strong>het</strong> speciaal hiervoor bestemde email adres.<br />

Naar aanleiding van dit verzoek zal de toets van <strong>het</strong> proportionaliteits- en<br />

subsidiariteitsbeginsel gedaan worden door een medewerker van de Sociale<br />

Recherche.<br />

4.2 Proportionaliteits- en Subsidiariteitsbeginsel<br />

Proportionaliteit en subsidiariteit zijn twee uitgangspunten waaraan in elke (formele)<br />

wet gehouden dient te worden.<br />

Het Proportionaliteits- en subsidiariteitsbeginsel staan voor redelijk en gematigd. De<br />

inbreuk moet evenredig (redelijk) zijn tot <strong>het</strong> doel, en <strong>het</strong> doel moet op de minst<br />

ingrijpende manier (gematigd) worden bereikt.<br />

Dit geldt ook voor de uitvoering van <strong>huisbezoek</strong>. Het <strong>huisbezoek</strong> mag geen<br />

onevenredige inbreuk zijn in relatie tot <strong>het</strong> met <strong>het</strong> onderzoek van de verlangende<br />

gegevens nagestreefde doel. Het doel moet verder niet op een minder ingrijpende<br />

wijze kunnen worden bereikt.<br />

Voor <strong>het</strong> vaststellen van <strong>het</strong> recht op en de hoogte van de bijstand is <strong>het</strong> van<br />

wezenlijk belang dat er voldoende duidelijkheid bestaat omtrent de woon- leef en/of<br />

inkomstensituatie. De verificatie van verstrekte gegevens is in veel gevallen niet<br />

anders mogelijk dan door dit in de woning vast te stellen middels een <strong>huisbezoek</strong>.<br />

De methode van <strong>het</strong> onaangekondigd <strong>huisbezoek</strong> zal gebruikt worden op <strong>het</strong><br />

moment dat er daadwerkelijke twijfels bestaan over de rechtmatigheid van de<br />

uitkering of over de van belang zijnde gegevens voor de vaststelling van <strong>het</strong> recht op<br />

uitkering. Voorwaarde is wel dat er een doel gediend wordt met <strong>het</strong> <strong>huisbezoek</strong> en<br />

dat <strong>het</strong> voor de vaststelling van <strong>het</strong> recht op uitkering noodzakelijk is. Het moet<br />

proportioneel zijn en de <strong>controle</strong> of verificatie moet niet op een minder belastende<br />

manier uitgevoerd kunnen worden.<br />

Een onaangekondigd <strong>huisbezoek</strong> kan alleen gebruikt worden bij bijzondere<br />

rechtmatigheidsonderzoeken of eerste aanvragen om bijstand waarbij concrete<br />

vermoedens aanwezig zijn op <strong>het</strong> onrechtmatig gebruik van de bijstandsuitkering. Op<br />

dat moment (bijvoorbeeld bij vermoedens van woon- en/of leefvormfraude) is een<br />

onaangekondigd <strong>huisbezoek</strong> noodzakelijk en proportioneel om <strong>het</strong> recht op bijstand<br />

vast te kunnen stellen. Zo’n onderzoek is gediend bij een onaangekondigd<br />

<strong>huisbezoek</strong>, daar de betrokkene(n) dan niet de mogelijkheid hebben om zich voor te<br />

bereiden op <strong>het</strong> <strong>huisbezoek</strong> en de situatie te fingeren.<br />

In gevallen waar geen sprake is van een bijzonder rechtmatigheidsonderzoek of een<br />

eerste aanvraag om bijstand waarbij concrete vermoedens aanwezig zijn op <strong>het</strong><br />

onrechtmatig gebruik van de bijstandsuitkering, dient een <strong>huisbezoek</strong> aangekondigd<br />

plaats te vinden. Een onaangekondigd <strong>huisbezoek</strong> zou dan disproportioneel zijn.<br />

10


4.3 Aanvang van <strong>het</strong> <strong>huisbezoek</strong><br />

Voor <strong>het</strong> uitvoeren van een <strong>huisbezoek</strong> zijn er concreet een aantal verplichtingen<br />

voor de ambtenaar.<br />

Het zich voorafgaand legitimeren (behoudens de uitzondering van artikel 1 lid 2<br />

van de AWOB);<br />

Het aan de betrokkene(n) mededelen van <strong>het</strong> doel van <strong>het</strong> <strong>huisbezoek</strong>;<br />

Het voorafgaand aan <strong>het</strong> binnentreden, toestemming vragen aan de bewoner(s)<br />

(behoudens uitzondering van binnentreden tegen de wil van de bewoner(s) met<br />

een machtiging tot binnentreden van de Officier van Justitie).<br />

4.4 Afsluiten van <strong>het</strong> <strong>huisbezoek</strong><br />

Wanneer <strong>het</strong> <strong>huisbezoek</strong> is verricht is een kort algemeen gesprek met de<br />

betrokkene(n)/bewoner(s) aan te raden. Dit kan door <strong>het</strong> vervolg traject even toe te<br />

lichten of preventief advies te geven.<br />

11


5. Weigering van <strong>het</strong> <strong>huisbezoek</strong><br />

5.1 Inleiding<br />

Hoewel de betrokkene(n) op grond van <strong>het</strong> huisrecht kan weigeren <strong>het</strong> <strong>huisbezoek</strong><br />

toe te staan, betekent dit niet dat zo’n weigering geen gevolgen heeft voor zijn<br />

uitkering.<br />

Het weigeren mee te werken aan een <strong>huisbezoek</strong> kan aanleiding zijn om de bijstand<br />

niet toe te kennen dan wel in te trekken. De reden hiervoor is dat <strong>het</strong> in dat geval niet<br />

of niet goed mogelijk is om <strong>het</strong> recht op bijstand vast te stellen.<br />

5.2 Dringende redenen<br />

Het weigeren mee te werken aan een <strong>huisbezoek</strong> heeft geen gevolgen voor <strong>het</strong> recht<br />

op bijstand indien er sprake is van zeer dringende redenen die de onmiddellijke<br />

uitvoering van <strong>het</strong> <strong>huisbezoek</strong> in de weg staan.<br />

Hiervan zal zelden of nooit sprake zijn.<br />

Bij <strong>het</strong> weigeren van de medewerking moet er aan de betrokkene(n) gevraagd<br />

worden wat de dringende redenen zijn van de weigering!<br />

De CRvB oordeelde dat de wens van een betrokkene om eerst contact op te nemen<br />

met zijn advocaat, niet <strong>als</strong> zeer dringende reden kan worden aangemerkt. (CRvB 14-<br />

05-2002, nrs. 99/5002 NABW)<br />

Ook <strong>het</strong> feit dat een betrokkene aangeeft dat <strong>het</strong> een beetje een rotzooi is en er<br />

niemand verblijft op de boven verdieping, is ook niet <strong>als</strong> zeer dringende reden aan te<br />

merken, volgens <strong>het</strong> CRvB. (CRvB 07-03-2005, nrs. 02/3737 NABW)<br />

De CRvB heeft in een specifiek geval wel geoordeeld dat de weigering wel dermate<br />

essentieel moet zijn, dat juist <strong>als</strong> gevolg daarvan <strong>het</strong> recht op bijstand niet<br />

vastgesteld kan worden. (CRvB 12-12-2000, nr. 98/7831 NABW)<br />

5.3 Consequenties<br />

Bij <strong>het</strong> weigeren van medewerking aan de uitvoering van een <strong>huisbezoek</strong>, moet de<br />

betrokkene(n) op de consequentie van de weigering gewezen worden.<br />

5.4 Hersteltermijn<br />

Bij <strong>het</strong> weigeren van medewerking aan de uitvoering van een <strong>huisbezoek</strong> is <strong>het</strong> niet<br />

nodig om een hersteltermijn te geven op grond van artikel 54 lid 1 van de WWB. Een<br />

(on)aangekondigd <strong>huisbezoek</strong> dient onmiddellijk ten uitvoer gebracht te worden.<br />

De betrokkene(n) zou dan immers de gelegenheid krijgen om de situatie in de<br />

woning in strijd met de feitelijke situatie tijdelijk aan te passen. (CRvB 14-05-2002,<br />

nrs. 99/5002 NABW)<br />

5.5 Informed consent:<br />

De Centrale Raad van Beroep (CRvB) heeft op 11 april 2007 uitspraak gedaan in<br />

een aantal beroepszaken betreffende <strong>het</strong> uitvoeren van <strong>huisbezoek</strong>en respectievelijk<br />

<strong>het</strong> verbinden van directe consequenties aan de weigering van dat <strong>huisbezoek</strong>.<br />

Belangrijkste conclusie is dat dit hoogste rechtsprekende orgaan aangeeft dat <strong>het</strong><br />

<strong>huisbezoek</strong> een belangrijk en noodzakelijk <strong>controle</strong>-instrument is. Kort gezegd komt<br />

<strong>het</strong> er op neer dat <strong>het</strong> onaangekondigd <strong>huisbezoek</strong> nog steeds gebruikt mag worden<br />

<strong>als</strong> <strong>controle</strong>-instrument. Wel stelt de rechter daar duidelijke voorwaarden aan. Zo<br />

moet er in beginsel een aanleiding zijn voor een <strong>huisbezoek</strong> én moet de klant<br />

duidelijk geïnformeerd zijn over zijn rechten en plichten en toestemming geven voor<br />

<strong>het</strong> <strong>huisbezoek</strong>.<br />

De CRvB geeft in haar uitspraken aan wanneer een <strong>huisbezoek</strong> mag worden<br />

afgelegd in combinatie met de mogelijkheden voor een bewoner om dit te weigeren.<br />

12


Voor wat betreft <strong>het</strong> instellen van een <strong>huisbezoek</strong> zijn verschillende varianten<br />

denkbaar. Daarbij valt te onderscheiden de situatie waarin (A) wél sprake is van een<br />

concrete aanwijzing waardoor gerede twijfel ontstaat over de opgegeven<br />

woonsituatie of (B) waarin géén sprake is van een concrete aanwijzing.<br />

A: Wél aanwijzing:<br />

In deze eerste situatie (wél concrete aanwijzing) kan de betrokkene de toegang nog<br />

steeds weigeren. Hij is echter op basis van wet- en regelgeving wél verplicht zijn<br />

medewerking te verlenen en moet rekening houden met de mogelijke directe<br />

consequenties van die weigering (bijvoorbeeld weigering of beëindiging van de<br />

uitkering). Het ligt voor de hand dat betrokkene in <strong>het</strong> geval van een weigering op<br />

deze verplichting én de directe consequenties wordt gewezen.<br />

Dit kan er toe leiden dat betrokkene de toestemming om de woning te betreden<br />

<strong>als</strong>nog verleent. Het kan ook leiden tot een blijvende weigering toegang te verlenen<br />

waarop de toepasselijke consequentie(s) kan worden geëffectueerd.<br />

Daarbij moeten overigens de gebruikelijke termijnen en bezwaar en<br />

beroepsmogelijkheden in acht worden genomen.<br />

B: Géén aanwijzing:<br />

In de situatie waarin géén concrete aanwijzing is die leidt tot gerede twijfel over de<br />

woonsituatie kan de betrokkene de toegang eveneens weigeren. Denk hierbij aan <strong>het</strong><br />

standaard <strong>huisbezoek</strong> bij intake; periodiek wijkbezoek in <strong>het</strong> kader van <strong>controle</strong> of<br />

zorg. Aan de weigering kunnen dan géén directe consequenties worden verbonden<br />

(bijvoorbeeld weigering of beëindiging van de uitkering). Wél is <strong>het</strong> mogelijk <strong>het</strong><br />

onderzoek naar de woonsituatie voort te zetten met andere middelen dan <strong>het</strong><br />

<strong>huisbezoek</strong>. De bevindingen van dit onderzoek kunnen uiteindelijk <strong>als</strong>nog leiden tot<br />

directe consequenties voor de betrokkene in kwestie. Ook kan een vervolgonderzoek<br />

er toe leiden dat <strong>als</strong>nog concrete aanwijzingen ontstaan waardoor gerede twijfel<br />

ontstaat over de woonsituatie. Hierop kan <strong>als</strong>nog een <strong>huisbezoek</strong> worden uitgevoerd<br />

<strong>als</strong> bedoeld onder A.<br />

Vastlegging instemming bewoner<br />

Op grond van <strong>het</strong> Europese verdrag van de rechten van de mens (EVRM) is <strong>het</strong><br />

noodzakelijk dat bij inbreuk op <strong>het</strong> huisrecht sprake is van een zogenaamde<br />

“informed consent”. Dit begrip houdt in dat de betrokkene/bewoner zijn toestemming<br />

op basis van vrijwilligheid moet verlenen. Deze toestemming moet gebaseerd zijn op<br />

volledige en juiste informatie over de reden en doel van <strong>het</strong> <strong>huisbezoek</strong>. Tevens<br />

moeten hem de rechten en plichten rondom <strong>het</strong> <strong>huisbezoek</strong> duidelijk zijn.<br />

De bewijslast dat sprake is geweest van een zogenaamd “informed consent” ligt bij<br />

de <strong>controle</strong>rende organisatie i.c. de gemeente.<br />

Het is in alle gevallen dus van belang dat de toestemming van de bewoner deugdelijk<br />

wordt vastgelegd. Ook hierbij kunnen de eerder beschreven twee situaties worden<br />

onderscheiden.<br />

A: Wél aanwijzing:<br />

Betrokkene moet allereerst geïnformeerd worden over de reden en <strong>het</strong> doel van <strong>het</strong><br />

onderzoek. Hem kan worden meegedeeld dat <strong>het</strong> niet meewerken aan <strong>het</strong><br />

onderzoek wél directe consequenties kan of zal hebben. In de praktijk zal dit ook<br />

meestal gebeuren om een aanvankelijke weigering tot medewerking <strong>als</strong>nog om te<br />

zetten in toestemming. Daarnaast is <strong>het</strong> wijzen op de mogelijke directe<br />

consequenties van belang in verband met de transparantie die naar de betrokken<br />

burger moet worden betracht.<br />

In deze gevallen is overigens géén sprake van een “informed consent”. De<br />

betrokkene heeft zijn toestemming immers niet op basis van echte vrijwilligheid<br />

13


verleend maar (mede) op basis van de mogelijke directe consequenties. Er is<br />

simpelweg sprake van wel of geen toestemming om de woning te betreden.<br />

B: Géén aanwijzing:<br />

Betrokkene moet eveneens geïnformeerd worden over de reden en <strong>het</strong> doel van <strong>het</strong><br />

onderzoek. Hem moet worden meegedeeld dat <strong>het</strong> niet meewerken aan <strong>het</strong><br />

onderzoek geen directe consequenties kan of zal hebben. Slechts wanneer aan deze<br />

voorwaarden is voldaan is sprake van een zogenaamd “informed consent” en kunnen<br />

de uitkomsten van <strong>het</strong> onderzoek in bezwaar en beroep stand houden.<br />

Status Risicoprofielen:<br />

Uit de uitspraak van de CRvB blijkt dat adresonderzoeken weliswaar kunnen worden<br />

gebaseerd op risicoprofielen maar dat dit niet per definitie leidt tot een concrete<br />

aanwijzing op basis waarvan de woonsituatie ge<strong>controle</strong>erd kan worden mét de<br />

dreiging van mogelijke consequenties.<br />

Het blijft in zijn algemeenheid echter altijd mogelijk een <strong>huisbezoek</strong> af te leggen op<br />

basis van dergelijke risicoprofielen maar dan uitsluitend met een “informed consent”<br />

van de betrokkene(n). Onder dezelfde voorwaarde blijft <strong>het</strong> ook mogelijk, in door de<br />

organisatie zelf te bepalen situaties, standaard een <strong>huisbezoek</strong> af te leggen, dus los<br />

van risicoprofielen.<br />

Waarde risicoprofielen:<br />

Of risicoprofielen nooit tot een concrete aanwijzing kunnen leiden waaruit gerede<br />

twijfel ontstaat over de woonsituatie is overigens de vraag. In de recente uitspraak<br />

van de CRvB wordt aangegeven dat <strong>het</strong> enkele feit dat iemand aan een bepaald<br />

profiel voldeed onvoldoende was. Er zijn echter profielen denkbaar waarbij voldoen<br />

aan <strong>het</strong> profiel wél voldoende oplevert om tot gerede twijfel over de woonsituatie te<br />

komen. Als voorbeeld de 2 –kamerwoning met een (te) groot aatal (GBA -<br />

ingeschreven) bewoners. Ook <strong>het</strong> profiel in combinatie met andere bij de<br />

beoordelend organisatie aanwezige informatie kan leiden tot een concrete twijfel.<br />

Verrijking risicosignalen:<br />

Wanneer iemand in een bepaald risicoprofiel valt zal er dus eerst een minder zwaar<br />

middel moeten worden ingezet. Zo kan dossieronderzoek worden gedaan en/of kan<br />

nadere informatie elders worden opgevraagd en of betrokkene kan voor een gesprek<br />

worden uitgenodigd, op basis waarvan een beter beeld kan worden gevormd van de<br />

woonsituatie van betrokkene(n). De verrijking van de risicosignalen kan op die<br />

manier leiden tot <strong>het</strong> ontstaan van een gerede twijfel over de woonsituatie op basis<br />

van concrete feiten en omstandigheden. Dit kan de benadering van betrokkene via<br />

een “informed consent” overbodig maken.<br />

Uiteindelijk betekent dit dat steeds op basis van de individuele omstandigheden van<br />

een persoon/adres beoordeeld moet worden of sprake is van gerede twijfel c.q. of in<br />

alle redelijkheid van bepaalde instrumenten/bevoegdheden gebruik gemaakt kan,<br />

moet en mag worden.<br />

Tot op heden is er weinig tot geen jurisprudentie bekend waarbij een inhoudelijke<br />

toetsing van de vraag wat nu wel en niet <strong>als</strong> een concrete aanleiding kan worden<br />

beschouwd, heeft plaatsgevonden. <strong>Huisbezoeken</strong> vonden immers “slechts” plaats op<br />

basis van een concrete aanwijzing waardoor al een gerede twijfel was ontstaan over<br />

de woonsituatie. Standaard <strong>huisbezoek</strong>en bij iedere aanvraag of op basis van<br />

risicoprofielen zijn een fenomeen van de laatste paar jaar. Waar de grens ligt om in<br />

alle redelijkheid te twijfelen aan de juistheid van de woonsituatie op basis van<br />

bijvoorbeeld risicoprofielen, zal de komende jaren duidelijk moeten worden uit<br />

nieuwe jurisprudentie.<br />

De uitspraken van de CRvB hebben zeker niet tot gevolg dat <strong>huisbezoek</strong>en niet of<br />

nauwelijks meer mogelijk zijn. Sterker nog, zij geven aan dat een <strong>huisbezoek</strong> altijd<br />

mogelijk is maar dan wel verbonden aan strikte voorwaarden. Ook is in de uitspraken<br />

14


evestigd dat <strong>het</strong> <strong>huisbezoek</strong> <strong>als</strong> een geaccepteerd en belangrijk instrument wordt<br />

gezien. De uitspraken van de CRvB verbieden <strong>het</strong> werken met risicoprofielen dus<br />

niet. Het is vooral belangrijk de bevindingen vanuit de risicoprofielen zo te gebruiken<br />

dat hieruit een aanleiding (onderbouwing) voor <strong>het</strong> uitvoeren van een <strong>huisbezoek</strong><br />

kan worden gehaald. Soms vormt de uitkomst van <strong>het</strong> toepassen van een profiel<br />

voldoende aanleiding; soms geeft die uitkomst onvoldoende aanleiding tot een<br />

<strong>huisbezoek</strong> maar voldoende reden om gericht naar een aanleiding op zoek te gaan<br />

(dossieronderzoek, gesprek cliënt, bronnenonderzoek e.d.).<br />

15


6. Stappenplan voor <strong>het</strong> <strong>huisbezoek</strong><br />

In dit hoofdstuk wordt stap voor stap behandeld hoe op een goede manier<br />

een <strong>huisbezoek</strong> kan worden aflegt.<br />

6.1 Voorbereiding<br />

Alvorens er een <strong>huisbezoek</strong> zal worden uitgevoerd is <strong>het</strong> essentieel dat er actuele<br />

informatie wordt ingewonnen en <strong>controle</strong> plaatsvindt van reeds voorradige informatie.<br />

Dit om bijvoorbeeld te voorkomen dat je naar een oud adres op <strong>huisbezoek</strong> gaat.<br />

Verder is <strong>het</strong> noodzakelijk dat je van te voren weet naar wat voor een pand je gaat.<br />

Betreft <strong>het</strong> een flat/vrijstaande woning/kamerverhuur pand, dan is deze informatie<br />

handig om van te voren te weten. Zo kan je op voorhand rekening houden met<br />

aanwezige extra etages, kelders of bergruimten.<br />

Binnen Kerkrade zijn veel soortgelijk gebouwde woning typen. Dit is dus informatie<br />

die hierbij zeer bruikbaar is ter voorbereiding.<br />

Ook <strong>het</strong> gebruik van luchtfoto’s (GEO Net) kan een goed beeld geven van of er nog<br />

andere ruimten aanwezig zijn die onderdeel zijn van de woning.<br />

Een goede voorbereiding begint bij bronnenonderzoek. Hierbij worden verschillende<br />

bronnen geraadpleegd en de informatie daaruit gevalideerd.<br />

Bronnenonderzoek (stap 1)<br />

In ieder geval dient <strong>als</strong> basis nader te worden onderzocht:<br />

- Het uitkeringsdossier;<br />

- De gemeentelijke basisadministratie;<br />

- De gegevens van de Rijksdienst voor <strong>het</strong> Wegverkeer (RDW);<br />

- Overige open/gesloten bronnen<br />

Het uitkeringsdossier:<br />

Het dossieronderzoek is een essentieel onderdeel in <strong>het</strong> onderzoek naar de<br />

woonsituatie van de betrokkene. Uit de praktijk blijkt dat in dossiers stukken zijn<br />

opgeslagen waarvan de inhoud niet altijd de nodige aandacht heeft gekregen en die<br />

bij nadere bestudering duidelijke fraudesignalen laat zien. Ook is <strong>het</strong> ontbreken van<br />

een goede verslaglegging van de waargenomen fraudesignalen helaas geen<br />

uitzondering. De informatie die tijdens <strong>het</strong> dossieronderzoek wordt verzameld, kan de<br />

effectiviteit van <strong>het</strong> <strong>huisbezoek</strong> vergroten doordat er doelgerichter gewerkt kan<br />

worden.<br />

Bij <strong>het</strong> raadplegen van <strong>het</strong> uitkeringsdossier dient men te letten op <strong>het</strong> volgende:<br />

a) Kopie van <strong>het</strong> legitimatiebewijs.<br />

b) Afschrift van <strong>het</strong> huurcontract: geen of schimmige huurovereenkomst.<br />

c) Is de huurder / verhuurder de ex-partner.<br />

d) Langdurige kamer(ver)huur/kostganger.<br />

e) Relatief lage huur voor de kamer.<br />

f) Jarenlang dezelfde huurprijs voor de kamer / vergoeding kostgangerschap.<br />

g) Geen huursubsidie aangevraagd.<br />

h) Meeverhuizen (herhaaldelijk) van de kamerhuurder / kostganger.<br />

i) De leeftijd van belanghebbende en (ver)huurder, kostganger/hospita<br />

zijn ongeveer gelijk.<br />

j) Niet (tijdig) reageren op oproepen;<br />

k) Het retour komen van poststukken<br />

l) Afschriften van bank en/of giro:<br />

* Wordt bij alleenstaande / 1-ouder voor 2 pasjes betaald.<br />

16


* Na uit elkaar gaan en verhuizing wordt de bankrekening nog<br />

steeds naar <strong>het</strong> oude adres gestuurd;<br />

* Het voortbestaan van gezamenlijke rekeningen, na <strong>het</strong> uit elkaar gaan;<br />

* Brandstof tanken terwijl betrokkene(n) geen voertuig op naam heeft;<br />

* Hoge / lage energielasten;<br />

* Afrekening van de Essent (betrokkene(n) krijgt geld terug);<br />

* Afschrijvingen naar Essent bij een kamerhuurder of kostganger;<br />

* Geldopnames / betalingen op plaatsen die sterk afwijken van <strong>het</strong><br />

adres waar de betrokkene(n) beschreven staat;<br />

* Inkomsten / uitgaven patroon;<br />

* Kasstortingen;<br />

* Overboekingen naar andere (onbekende) rekeningnummers in <strong>het</strong><br />

bijzonder bank of giro;<br />

* Verzekeringen / premiebetalingen;<br />

* Lidmaatschap verenigingen;<br />

* Betaalbewijzen van de huur.<br />

m) Bescheiden met betrekking tot echtscheiding;<br />

n) Verschillende telefoonnummers;<br />

o) Echtscheidingsprocedure wordt niet in- of voortgezet;<br />

p) Voldoet de onderhoudsplichtige aan zijn verplichtingen;<br />

q) Komen bij geschreven stukken de handschriften overeen (denk ook<br />

aan de rechtmatigheidsformulieren (RMF) die bij <strong>het</strong> dossier behoren);<br />

r) Alert zijn op <strong>het</strong> betere knip- en plakwerk bij ingeleverde stukken;<br />

s) Opgegeven vakanties (waarheen, hoelang, kosten, wijze van verblijf,<br />

manier van reizen);<br />

t) Fraudemeldingen.<br />

De gemeentelijke basisadministratie (GBA):<br />

Uit <strong>het</strong> GBA is onder andere de navolgende informatie belangrijk:<br />

a) Welke personen staan ingeschreven op <strong>het</strong> adres van betrokkene(n)?<br />

b) Wat is de burgerlijke staat van de betrokkene(n)?<br />

c) Wat is de burgerlijke staat van de overige ingeschreven personen?<br />

d) Kind wel of niet erkent/vader wel of niet bekend/wie heeft kind aangegeven?<br />

e) Staat (oudere) betrokkene(n) bij ouders of familie ingeschreven?<br />

f) Waar staat de ex-partner ingeschreven (schoon-familie / buren)?<br />

g) Aantal ingeschreven personen in overeenstemming met de grootte<br />

van de woning (plaatselijke bekendheid)?<br />

h) Heeft betrokkene(n) een rijbewijs?<br />

i) Is de leeftijd van betrokkene(n) en (ver)huurder, kostganger/<br />

hospita ongeveer gelijk?<br />

j) Meeverhuizen (herhaaldelijk) van de kamerhuurder/kostganger<br />

De Rijksdienst voor <strong>het</strong> Wegverkeer (RDW):<br />

Bij de RDW kan men onder andere inzicht krijgen in:<br />

a) Kenteken (auto – motor – caravan) op naam van betrokkene(n).<br />

b) Kenteken (auto – motor – caravan) geregistreerd op adres van<br />

betrokkene(n).<br />

(opvraagbaar bij de Sociale Recherche)<br />

Overige bronnen:<br />

Hierbij moet worden gedacht aan:<br />

a) Openbronnen op Internet;<br />

b) KvK register;<br />

c) GEO Net;<br />

d) Fraude Registratie Informatie Systeem (FRIS) Sociale Recherche;<br />

e) Suwinet<br />

17


f) Essent verbruiksgegevens;<br />

g) Informatie Beheergroep (IBG)<br />

h) WML verbruiksgegevens;<br />

i) X-pol of BPS van Politie en/of Koninklijke Marechaussee;<br />

j) Verwijs Index Personen (VIPS).<br />

De basis van de inlichtingenplicht en gegevensuitwisseling is gelegd in de<br />

artikelen 63 en 64 van de Wet Werk en Bijstand.<br />

Bovenstaande bronnen a t/m h dienen doelmatig te worden geraadpleegd.<br />

De bronnen vermeld onder i en j zijn in specifieke gevallen door de Sociale<br />

Recherche opvraagbaar.<br />

Het uitnodigen van betrokkene(n) (stap 2)<br />

Uitnodigingsbrief versturen aan de betrokkene(n) om op de dienst te verschijnen voor<br />

<strong>het</strong> verstrekken van inlichtingen.<br />

a) Onderwerp: de toewijzing dan wel de voortzetting van de uitkering (niet<br />

vermelden dat <strong>het</strong> om een <strong>huisbezoek</strong> gaat).<br />

b) Aangeven hoelang <strong>het</strong> onderzoek ongeveer kan gaan duren.<br />

c) Verzoeken tot <strong>het</strong> meebrengen noodzakelijke bescheiden.<br />

Je kunt natuurlijk ook fase 2 overslaan en direct op <strong>huisbezoek</strong> gaan.<br />

Uitvoeringsafspraken en informeren (stap 3)<br />

Maak tijdig een afspraak met een consulent of een preventiemedewerker over de<br />

geplande datum en tijdstip van <strong>het</strong> <strong>huisbezoek</strong>. Maak van te voren duidelijke<br />

afspraken wie <strong>het</strong> woord voert en wie noteert.<br />

Melden van <strong>het</strong> <strong>huisbezoek</strong> (stap 4)<br />

Zorg dat bekend is bij een collega dat je op <strong>huisbezoek</strong> bent. Geef o.a. door:<br />

- Het adres waar je op <strong>huisbezoek</strong> gaat;<br />

- De naam van de betrokkene(n) waarbij je op <strong>huisbezoek</strong> gaat;<br />

- Geef <strong>het</strong> tijdstip aan waarop je denkt terug te zijn;<br />

- Vraag aan de collega op te bellen zodra je niet op <strong>het</strong> verwachte tijdstip terug<br />

bent (zorg dat er een mobiel telefoonnummer bekend is).<br />

6.2 Uitvoering<br />

Houd bij de uitvoering van <strong>het</strong> <strong>huisbezoek</strong> rekening met de volgende<br />

aandachtspunten:<br />

- Het <strong>huisbezoek</strong> dient te worden uitgevoerd gedurende kantoortijden. Slechts<br />

bij uitzondering kan hiervan worden afgeweken;<br />

- Het <strong>huisbezoek</strong> wordt altijd door 2 medewerkers verricht. Blijf in de woning<br />

steeds bij elkaar. Dit in verband met eigen veiligheid en bewijskracht;<br />

- Bij <strong>het</strong> vermoeden dat 2 betrokkenen, die op afzonderlijke adressen<br />

staan beschreven, een gezamenlijke huishouding voeren, verdient<br />

<strong>het</strong> de aanbeveling om op beiden adressen gelijktijdig een <strong>huisbezoek</strong> te<br />

verrichten. Dit kan ook indien 1 van de partijen geen betrokkene is. Echter<br />

mocht de niet-betrokkene geen medewerking verlenen, dan kunnen<br />

daar geen consequenties aan verbonden worden;<br />

- Parkeer de auto uit <strong>het</strong> zicht van <strong>het</strong> adres waar je <strong>het</strong> <strong>huisbezoek</strong> gaat<br />

verrichten;<br />

- Kijk in de omgeving of je een auto (kenteken) ziet van een mogelijke<br />

partner;<br />

- Kijk welke naam of namen je op <strong>het</strong> naambordje ziet.<br />

Opsomming daadwerkelijke uitvoering van <strong>het</strong> <strong>huisbezoek</strong>:<br />

1) Aan bellen;<br />

2) Degene die <strong>het</strong> pand/woning gaan betreden tonen aan de<br />

betrokkene/bewoner die de deur opent <strong>het</strong> door de dienst verstrekte<br />

18


legitimatiebewijs met bekend maken van de reden en <strong>het</strong> doel van <strong>het</strong><br />

<strong>huisbezoek</strong>.<br />

Het is raadzaam wel eerst even de vraag te stellen aan de betrokkene of<br />

deze woonachtig is op <strong>het</strong> adres, anders zal aan een andere bewoner de<br />

nadrukkelijke toestemming moeten worden gevraagd om <strong>het</strong> pand/woning te<br />

gaan betreden.<br />

twee mogelijkheden:<br />

Geen signalen van onrechtmatig gebruik/misbruik van de bijstandsuitkering:<br />

3) Vraag toestemming om de woning te betreden en deel de betrokkene mede<br />

dat <strong>het</strong> weigeren van medewerking aan <strong>het</strong> <strong>huisbezoek</strong> geen consequenties<br />

hebben voor de aanvraag om bijstand/lopende uitkering. Verzoek de<br />

betrokkene <strong>het</strong> formulier “toestemming <strong>huisbezoek</strong> te lezen en voor akkoord<br />

te ondertekenen.<br />

4) Indien de toestemming wordt geweigerd vraag of er dringende redenen of<br />

algemene redenen zijn en leg dit vast op <strong>het</strong> formulier “toestemming<br />

<strong>huisbezoek</strong>”<br />

Wel signalen van onrechtmatig gebruik/misbruik van de bijstandsuitkering:<br />

3) Vraag toestemming om de woning te betreden en deel de betrokkene mede<br />

dat <strong>het</strong> weigeren van medewerking aan <strong>het</strong> <strong>huisbezoek</strong> geen<br />

consequenties hebben voor de aanvraag om bijstand/lopende<br />

uitkering. Verzoek de betrokkene <strong>het</strong> formulier “toestemming<br />

<strong>huisbezoek</strong> te lezen en voor akkoord te ondertekenen.<br />

4) Indien de toestemming wordt geweigerd wijs dan op de<br />

consequenties daarvan en vraag of er dringende redenen zijn;<br />

5) Indien de betrokkene vervolgens wel toestemming geeft, ga je naar<br />

binnen en vang je met <strong>het</strong> <strong>huisbezoek</strong> aan. Ga dan verder met punt 10.<br />

6) Indien de betrokkene bij zijn weigering blijft, geef dan aan betrokkene<br />

duidelijk en bondig aan wat de consequenties zijn voor <strong>het</strong> recht op uitkering<br />

en vraag wat de reden is van de weigering en leg dit vast op <strong>het</strong> formulier<br />

“toestemming <strong>huisbezoek</strong>”;<br />

7) Als de betrokkene bij zijn weigering blijft, wordt de woning verlaten;<br />

8) Maak direct rapport op omtrent de bevindingen. De uitkering dient<br />

middels een beschikking te worden beëindigd of te worden<br />

afgewezen in verband met <strong>het</strong> schenden van de inlichtingen- en<br />

medewerkingsplicht;<br />

9) Indien de betrokkene <strong>als</strong>nog toestemming geeft, ga je naar<br />

binnen en vang je aan met <strong>het</strong> <strong>huisbezoek</strong>;<br />

10) Voer <strong>het</strong> gesprek binnen en niet aan de deur omwille van de privacy<br />

van de betrokkene(n);<br />

11) Vraag, afhankelijk van de situatie, voordat je naar binnengaat aan<br />

betrokkene(n) hoeveel en welke personen op dat moment in de woning<br />

aanwezig zijn en waar deze zich bevinden;<br />

12) Begin direct met waarnemen en <strong>het</strong> noteren van je bevindingen.<br />

13) Tijdens <strong>het</strong> <strong>huisbezoek</strong> kom je verschillende signalen tegen die kunnen<br />

wijzen op verschillende fraude soorten. Het is zaak deze signalen goed te<br />

onderkennen en de betrokkene(n)/bewoner(s) daarmee direct of later bij <strong>het</strong><br />

opmaken van een verklaring tactisch te confronteren.<br />

14) Begin op de begane grond. Pas <strong>als</strong> je daar klaar bent ga je naar de<br />

volgende woonlaag en zo verder. Vergeet een eventueel souterrain,<br />

zolder en afzonderlijke berging, schuur en/of garage niet;<br />

15) Maak van elke aangetroffen ruimte een plattegrond en of notities en<br />

19


vermeldt daarop de eventuele bijzonderheden. Je hebt<br />

vaak maar 1 maal de mogelijkheid om dingen goed te bekijken.<br />

Noteer dus wat je waar hebt aangetroffen;<br />

16) Noteer alleen de feiten en maak geen eigen interpretaties;<br />

17) Laat de betrokkene(n) je niet door <strong>het</strong> huis rond leiden want dan geef je de<br />

betrokkene(n) <strong>het</strong> initiatief;<br />

18) Bij aantreffen van kleding / schoenen is <strong>het</strong> afhankelijk van de<br />

persoon (man/vrouw) en de norm van de uitkering waar je in <strong>het</strong><br />

bijzonder op moet letten. Denk aan maten, dames of heren en<br />

jaargetijde. Is <strong>het</strong> winter en wordt door de alleenstaande vrouwelijke<br />

betrokkene verklaard dat op dit moment een vriend voor een<br />

weekend logeert en de kast hangt vol met heren zomerkleding dan<br />

geeft dat te denken;<br />

19) Let op de zogenoemde “hotspots” in een woning. Dit zijn o.a.<br />

koelkast/voorraadkast, afvalbak, wasmand, medicijnenkastje, plaats waar de<br />

post en administratie wordt bewaard.<br />

20) Let goed op <strong>het</strong> gedrag van de betrokkene. Weet hij de weg in<br />

huis. Weet hij direct de gevraagde spullen te tonen;<br />

21) Let ook op <strong>het</strong> gedrag van in de woning aanwezige andere personen.<br />

Bewegen die zich vrij door de woning of vragen zij om toestemming<br />

van bepaalde zaken. Mengt hij of zij zich in <strong>het</strong> gesprek? Vraag de<br />

overige in de woning aanwezige personen zich te legitimeren en<br />

noteer hun gegevens;<br />

22) Heeft betrokkene zelf de sleutels van afgesloten ruimten, of<br />

moet hij deze eerst aan een ander vragen;<br />

23) Vraag aan de betrokkene eerst wat er zich in een bepaalde<br />

kamer, kast of lade bevindt alvorens hij deze gaat openen;<br />

24) Vraag de betrokkene de kamer, kast of lade te openen. Doe dit<br />

niet zelf tenzij hij daarvoor uitdrukkelijke toestemming heeft gegeven;<br />

25) Vraag naar de bank- en/of giroafschriften. Loop mee naar de lade of<br />

kast waaruit deze bescheiden worden gehaald. Kijk of er nog meerdere<br />

rekeningen zijn dan die bij de dienst bekend zijn;<br />

26) Vraag naar verzekeringspolissen e.d. Kijk op wiens naam deze staan<br />

geregistreerd en vanaf welke datum. Indien er sprake is van kamerbewoning<br />

of kostgangerschap let dan op of de administratieve gegevens<br />

afzonderlijk van de andere bewoner worden bewaard;<br />

27) Let op of er nog andere administratieve stukken in de woning zijn.<br />

Kijk dan vooral aan wie <strong>het</strong> stuk is gericht, de adressering, de<br />

afzender en de data;<br />

28) Van wie zijn de aangetroffen goederen in de woning? Vraag naar<br />

betalingsbewijzen en kijk op wiens naam en adres de nota is gesteld;<br />

29) Indien zich foto’s aan de muur of op kastjes bevinden kijk dan wie<br />

erop staan afgebeeld en de wijze waarop.Vraag de betrokkene<br />

ernaar. Waar gemaakt, wanneer, wie staan erop, enz;<br />

30) Wordt er wel gewoond in de woning? Voelt <strong>het</strong> warm of koud aan?<br />

31) Staat er wel of geen water in de closetpot?<br />

32) Zijn er wel of geen levensmiddelen aanwezig?<br />

33) Staat de koelkast aan of uit? En zijn er levensmiddelen in aanwezig en wat is<br />

hiervan de houdbaarheidsdatum?<br />

34) Ligt er een grote hoeveelheid post op de mat of in de brievenbus?<br />

35) Is de afvalbak buiten in gebruik?<br />

36) Is er in huis wel of geen afvalbak?<br />

37) Bij aantreffen van medicijnen. Kijk op <strong>het</strong> doosje naar de naam, de<br />

datum en de adressering van de gebruiker. Kijk ook waar de<br />

apotheker is gevestigd;<br />

38) Tref je autosleutels aan en de betrokkene verklaarde eerder<br />

geen auto te hebben. Ga dan doorvragen.<br />

20


39) Tref je sigaretten of shag aan en de betrokkene verklaarde niet<br />

te roken. Ga dan doorvragen;<br />

40) Wanneer er tijdens <strong>het</strong> <strong>huisbezoek</strong> meerdere personen aanwezig zijn in de<br />

woning, is <strong>het</strong> raadzaam de personen te scheiden om zo te voorkomen dat<br />

gesprekken worden beïnvloed;<br />

41) Wanneer een verklaring moet worden opgenomen van de<br />

betrokkene(n)/bewoner(s) dan is <strong>het</strong> aan te raden dit in een rustige omgeving<br />

te doen. Bij voorkeur op <strong>het</strong> Stadskantoor van de gemeente Kerkrade, maar<br />

in sommige situaties is <strong>het</strong> denkbaar om dit gewoon ter plaatse te doen in de<br />

woning;<br />

42) Wanneer er meerdere personen tegelijk moeten worden gehoord is <strong>het</strong><br />

raadzaam de personen te scheiden om zo afstemming van elkaars<br />

verklaringen of beïnvloeding van de antwoorden te voorkomen. Besloten kan<br />

dan worden om een van de personen mee te nemen naar <strong>het</strong> Stadskantoor<br />

van de gemeente Kerkrade.<br />

Tot slot <strong>het</strong> volgende: de betrokkene(n)/bewoner(s) bepalen de huisregels tijdens <strong>het</strong><br />

<strong>huisbezoek</strong>, maar de ambtenaar bepaald de wijze waarop <strong>het</strong> <strong>huisbezoek</strong> wordt<br />

uitgevoerd. Dit in overeenstemming met de daarvoor geldende wettelijke bepalingen<br />

en richtlijnen.<br />

6.3 Afsluiting van <strong>het</strong> <strong>huisbezoek</strong><br />

Nadat u <strong>het</strong> <strong>huisbezoek</strong> heeft gedaan, kunnen er zich drie mogelijkheden<br />

voordoen:<br />

1. Van fraude is geen sprake;<br />

2. Er kan niet voldoende aannemelijk worden gemaakt dat er sprake is van<br />

fraude;<br />

3. Er is voldoende aannemelijk gemaakt dat er sprake is van fraude.<br />

Mogelijkheid 1: Van fraude is geen sprake:<br />

Aan de betrokkene kan de mededeling worden gedaan dat de zaak in<br />

orde is bevonden en dat <strong>het</strong> advies gegeven zal worden om geen nader<br />

onderzoek in te stellen.<br />

Mogelijkheid 2: Niet voldoende bewijs voor fraude:<br />

Er bestaat een vermoeden van fraude. De betrokkene ontkent te frauderen.<br />

Betrokkene wordt voorgelicht wat de mogelijkheden van de dienst zijn.<br />

Indien nodig kan de betrokkene geplaatst worden in een Tijdelijk intensief <strong>controle</strong><br />

traject, waardoor betrokkene nadere ge<strong>controle</strong>erd zal worden.<br />

Mogelijkheid 3: Er is voldoende bewijs om fraude aan te tonen:<br />

Van betrokkene(n) een verklaring opnemen waarin betrokkene(n) wordt<br />

geconfronteerd met de bevindingen van <strong>het</strong> <strong>huisbezoek</strong>. Mochten er nog<br />

onduidelijkheden in de situatie zijn, vraag dan door. Neem geen genoegen met<br />

ontwijkende of vage antwoorden.<br />

Wijs de betrokkene(n) erop dat <strong>het</strong> recht dan niet vastgesteld kan<br />

worden. Waardoor de uitkering dus niet verstrekt of gecontinueerd wordt.<br />

Indien noodzakelijk kan <strong>het</strong> opnemen van de verklaring in de woning, maar <strong>het</strong> heeft<br />

de voorkeur dit te doen op <strong>het</strong> Stadskantoor van de gemeente Kerkrade.<br />

Wanneer de uitkering beëindigd zal worden gaat de normale procedure in werking<br />

en zal aan betrokkene(n) een beschikking moeten worden toegezonden.<br />

6.4 Rapporteren<br />

Bij terugkomst van <strong>het</strong> <strong>huisbezoek</strong> worden de bevindingen weergegeven in een<br />

verslag <strong>huisbezoek</strong>. De situatie zit dan namelijk nog goed in <strong>het</strong> geheugen.<br />

In <strong>het</strong> verslag <strong>huisbezoek</strong> dient <strong>het</strong> navolgende weer gegeven te worden:<br />

- datum/tijd/adres van <strong>het</strong> <strong>huisbezoek</strong>;<br />

21


- verricht door wie en in welke hoedanigheid;<br />

- aanleiding (motivatie en signalen) voor <strong>het</strong> verrichten van <strong>het</strong><br />

(on)aangekondigd <strong>huisbezoek</strong>;<br />

- legitimatie, reden en doel bekendmaken aan betrokkene(n)<br />

- waaruit bleek de vrijwillige toestemming om de woning te betreden en<br />

vermelding van <strong>het</strong> gebruik van <strong>het</strong> formulier “toestemming <strong>huisbezoek</strong>”<br />

- bij weigering vermelding van <strong>het</strong> vragen naar de dringende redenen en wijzen<br />

op de consequenties.<br />

- wijze van vaststelling van de identiteit van de aanwezige<br />

betrokkene(n)/bewoner(s)<br />

- waarnemingen en bevindingen<br />

- advies<br />

De bevindingen dienen zo volledig mogelijk te worden verwoord, waarbij details vaak<br />

van belang blijken te zijn. Het is hierbij van belang om dit weer te geven in redenen<br />

van wetenschap. Dit is: Ik zag, ik hoorde, ik voelde, ik rook etc…<br />

In <strong>het</strong> verslag <strong>huisbezoek</strong> dienen alleen feiten en omstandigheden te worden<br />

vermeld die relevant zijn. Doe dit objectief. Schrijf geen vermoedens op.<br />

Een handig hulpmiddel bij <strong>het</strong> opmaken van <strong>het</strong> rapport is gebruikmaking<br />

van de 7 gouden W’s. Te weten:<br />

Wie<br />

Wat<br />

Waar<br />

Waarmee<br />

Wanneer<br />

Wijze waarop<br />

Welke periode<br />

Het verslag <strong>huisbezoek</strong> wordt gebruikt voor verschillende doeleinden. Bijvoorbeeld<br />

om de uitkering te beëindigen of de norm te wijzigen.<br />

Ook <strong>het</strong> bedrag van de terugvordering kan daarop mede worden gebaseerd. Verder<br />

dient <strong>het</strong> de toets van kritiek bij een mogelijke bezwaar- en beroepsprocedure<br />

te kunnen doorstaan. Ook kan <strong>het</strong> rapport de basis zijn van een in te stellen<br />

bestuursrechtelijk of strafrechtelijk onderzoek.<br />

6.5 Veiligheid tijdens <strong>het</strong> <strong>huisbezoek</strong><br />

Bij de uitoefening van <strong>het</strong> <strong>huisbezoek</strong> staat de veiligheid van de medewerkers<br />

altijd voorop. Het uitgangspunt, dat bij conflictsituaties de inzet van communicatieve<br />

vaardigheden de situatie moet normaliseren, geldt ook bij <strong>het</strong> verrichten<br />

van een <strong>huisbezoek</strong>. Is <strong>het</strong> duidelijk dat een poging daartoe niet lukt, dan zal men<br />

de woning zo spoedig mogelijk dienen te verlaten in verband met de eigen veiligheid.<br />

Zo mogelijk wordt de betrokkene(n) in zo’n situatie medegedeeld dat <strong>het</strong> recht op<br />

uitkering niet kan worden vastgesteld met de daarbij behorende consequenties.<br />

Eerder zijn in de tekst al een aantal veiligheidsaspecten aan de orde gekomen.<br />

Hieronder worden deze, aangevuld met nog enige andere aspecten, nog eens<br />

op een rijtje gezet.<br />

Het <strong>huisbezoek</strong> dient altijd met twee personen te worden uitgevoerd;<br />

Laat aan je collega’s weten dat je op <strong>huisbezoek</strong> gaat;<br />

Geef de naam en <strong>het</strong> adres op van de betrokkene waar je op <strong>huisbezoek</strong><br />

gaat;<br />

Parkeer de auto uit <strong>het</strong> zicht van <strong>het</strong> adres waar je op <strong>huisbezoek</strong> gaat;<br />

22


Vraag bij <strong>het</strong> naar binnen gaan wie er nog meer in de woning aanwezig zijn<br />

en waar deze personen zich dan bevinden;<br />

Het is verder vereist dat je bij <strong>het</strong> binnentreden van <strong>het</strong> pand/woning je de<br />

indeling goed onthoudt. Dit voor <strong>het</strong> geval je <strong>het</strong> pand snel moet verlaten<br />

(vluchtroute);<br />

Zorg dat je tijdens <strong>het</strong> uitvoeren van <strong>het</strong> <strong>huisbezoek</strong> ten alle tijden oogcontact<br />

of <strong>als</strong> de situatie dat niet toelaat, er altijd stemcontact is met je collega;<br />

Zorg dat je ten alle tijden een veilige afstand bewaart ten opzichte van de<br />

betrokkene(n)/bewoner(s). Kies je plaats in de ruimte zorgvuldig. Denk hierbij<br />

aan een V vorm waarin je staat met je collega en de betrokkene(n)/<br />

bewoner(s) of mogelijk een voorwerp/meubel tussen jou en de<br />

betrokkene(n)/bewoner(s) heb staan.<br />

Dit is zeker vereist wanneer een betrokkene(n)/bewoner(s) zich agressief<br />

opstelt;<br />

Blijf steeds goed om je heen kijken. Let daarbij vooral op voorwerpen<br />

die eventueel <strong>als</strong> wapen tegen je gebruikt kunnen worden (mes,<br />

schaar, schroevendraaier, overig gereedschap). Wanner er gevaarlijke<br />

voorwerpen in een ruimte zijn, zorg dan dat je deze afschermt van de<br />

betrokkene(n)/bewoner(s);<br />

Blijf niet (te) lang in de keuken met de belanghebbende praten<br />

(messen op aanrecht en in laden);<br />

Laat de betrokkene niet <strong>als</strong> eerste en zeker niet <strong>als</strong> laatste een bepaalde<br />

ruimte betreden. Dit om te voorkomen dat de vluchtweg wordt afgesloten of<br />

dat jezelf wordt opgesloten in een ruimte;<br />

Laat de betrokkene in <strong>het</strong> midden lopen bij <strong>het</strong> op- en aflopen van een trap;<br />

Geef de betrokkene wel de gelegenheid om vragen te stellen<br />

maar ga niet met hem in discussie;<br />

Mocht de betrokkene of een van zijn huisgenoten overgaan tot bedreiging met<br />

geweld of daadwerkelijk geweld gaan aanwenden doe dan altijd aangifte bij de<br />

politie. Handel verder zo<strong>als</strong> in <strong>het</strong> agressieprotocol van de dienst is voorgeschreven.<br />

Tijdens een <strong>huisbezoek</strong> kunnen er noodsituaties ontstaan. Hierbij valt te denken aan<br />

een medische situatie (onwel worden van betrokkene(n)/bewoner(s) of een onveilige<br />

situatie voor je eigen persoon.<br />

Bij medische noodsituaties is <strong>het</strong> zaak de betreffende maatregelen te nemen ter<br />

afwending hiervan en <strong>het</strong> in kennisstellen van de vereiste hulpdiensten.<br />

Bij een onveilige noodsituatie is <strong>het</strong> noodzakelijk <strong>het</strong> pand direct te verlaten,<br />

maatregelen te nemen ter afwending hiervan en <strong>het</strong> in kennisstellen van de vereiste<br />

diensten.<br />

Onveilige situaties kunnen zijn dat er gevaar is voor brand- of ontploffingsgevaar,<br />

gevaar voor de gezondheid of een onmiddellijke aanranding van diens eigen lichaam<br />

of van een ander.<br />

23


Bronvermelding<br />

Ter samenstelling van deze reader is gebruik gemaakt van de onderstaande<br />

bronnen:<br />

- Zakboek Politie - Grondwet<br />

- Burgerlijk Wetboek - Wetboek van Strafvordering<br />

- Wetboek van Strafrecht - Wet Werk en Bijstand<br />

- Algemene Bijstandswet - Gemeente Tilburg<br />

- Gemeente Kerkrade - Schulinck<br />

- Stimulanz, Sociale Recherche - Landelijk Contact Sociale Recherche<br />

- Regionaal Coördinatiepunt Fraudebestrijding (RCF), Zuid-Oost Nederland<br />

24


Bijlagen<br />

Bijlage A:<br />

25


Bijlage B:<br />

Sector SoZaWe (wel aanwijzingen)<br />

SOCIALE RECHERCHE<br />

Bezoekadres: Markt 33<br />

Ambtenaar<br />

FORMULIER BEVESTIGING TOESTEMMING HUISBEZOEK<br />

Datum :<br />

Adres :<br />

Tijdstip betreden woning: uur<br />

Tijdstip verlaten woning : uur<br />

Naar aanleiding van bovenvermeld <strong>huisbezoek</strong> bevestig ik <strong>het</strong> volgende:<br />

De medewerkers hebben zich gelegitimeerd <strong>als</strong> zijnde <strong>controle</strong>urs van de Sector Sociale<br />

Zaken en Werkgelegenheid (SoZaWe) van de gemeente Kerkrade door <strong>het</strong> tonen van een<br />

door de gemeente Kerkrade afgegeven legitimatiebewijs;<br />

mij/ons is uitgelegd dat de Sector SoZaWe mij/ons bezoekt om te <strong>controle</strong>ren of de door<br />

mij/ons opgegeven woon- en leefsituatie overeenkomt met de werkelijke situatie en wat de<br />

oorzaak is van dit onderzoek;<br />

mij/ons is uitgelegd dat gedurende <strong>het</strong> <strong>huisbezoek</strong> steeds toestemming gevraagd zal worden<br />

voor <strong>het</strong> betreden van tot en/of bij de woning behorende ruimten en/of <strong>het</strong> tonen van<br />

bescheiden;<br />

Datum :<br />

Naam betrokkene :<br />

Handtekening :<br />

26


Soort en nummer getoonde ID bewijs bewoner:<br />

Bijzonderheden:<br />

....................................................................................................................<br />

............................................................................................................................<br />

............................................................................................................<br />

....................................................................................................................<br />

....................................................................................................................<br />

....................................................................................................................<br />

....................................................................................................................<br />

Naar aanleiding van bovenvermeld <strong>huisbezoek</strong> bevestig ik <strong>het</strong> volgende:<br />

U heeft mij medegedeeld dat <strong>het</strong> weigeren van medewerking aan <strong>het</strong> <strong>huisbezoek</strong> een<br />

schending is van de medewerkings- en inlichtingenplicht, genoemd in artikel 17 van<br />

de Wet Werk en Bijstand. U heeft mij duidelijk gemaakt dat dit mogelijk<br />

consequenties kan hebben op mijn aanvraag om bijstand/ lopende uitkering bij de<br />

gemeente Kerkrade. U heeft mij in de gelegenheid gesteld om hierover na te denken<br />

en de weigering tot medewerking aan <strong>het</strong> <strong>huisbezoek</strong> te herzien. Ik blijf bij de<br />

weigering om medewerking te verlenen aan <strong>het</strong> verrichten aan een <strong>huisbezoek</strong> op<br />

mijn adres. De reden is:<br />

....................................................................................................................<br />

....................................................................................................................<br />

....................................................................................................................<br />

....................................................................................................................<br />

....................................................................................................................<br />

....................................................................................................................<br />

....................................................................................................................<br />

....................................................................................................................<br />

....................................................................................................................<br />

....................................................................................................................<br />

....................................................................................................................<br />

....................................................................................................................<br />

....................................................................................................................<br />

....................................................................................................................<br />

....................................................................................................................<br />

Datum :<br />

27


Naam betrokkene :<br />

Handtekening :<br />

Bijlage B:<br />

Sector SoZaWe (geen aanwijzingen)<br />

SOCIALE RECHERCHE<br />

Bezoekadres: Markt 33<br />

Ambtenaar<br />

FORMULIER BEVESTIGING TOESTEMMING HUISBEZOEK<br />

Datum :<br />

Adres :<br />

Tijdstip betreden woning: uur<br />

Tijdstip verlaten woning : uur<br />

Naar aanleiding van bovenvermeld <strong>huisbezoek</strong> bevestig ik <strong>het</strong> volgende:<br />

De medewerkers hebben zich gelegitimeerd <strong>als</strong> zijnde <strong>controle</strong>urs van de Sector Sociale<br />

Zaken en Werkgelegenheid (SoZaWe) van de gemeente Kerkrade door <strong>het</strong> tonen van een<br />

door de gemeente Kerkrade afgegeven legitimatiebewijs;<br />

mij/ons is uitgelegd dat de Sector SoZaWe mij/ons bezoekt om te <strong>controle</strong>ren of de door<br />

mij/ons opgegeven woon- en leefsituatie overeenkomt met de werkelijke situatie en wat de<br />

oorzaak is van dit onderzoek;<br />

mij/ons is uitgelegd dat gedurende <strong>het</strong> <strong>huisbezoek</strong> steeds toestemming gevraagd zal worden<br />

voor <strong>het</strong> betreden van tot en/of bij de woning behorende ruimten en/of <strong>het</strong> tonen van<br />

bescheiden;<br />

mij/ons is uitgelegd dat <strong>het</strong> niet verlenen van toestemming voor <strong>het</strong> afleggen van <strong>het</strong><br />

<strong>huisbezoek</strong> geen aanleiding vormt tot <strong>het</strong> afwijzen van de aanvraag om bijstand dan wel<br />

beëindigen van de bijstand.<br />

28


Datum :<br />

Naam betrokkene :<br />

Handtekening :<br />

Soort en nummer getoonde ID bewijs bewoner:<br />

Bijzonderheden:<br />

....................................................................................................................<br />

............................................................................................................................<br />

............................................................................................................<br />

....................................................................................................................<br />

....................................................................................................................<br />

....................................................................................................................<br />

....................................................................................................................<br />

Naar aanleiding van bovenvermeld <strong>huisbezoek</strong> bevestig ik <strong>het</strong> volgende:<br />

U heeft mij medegedeeld dat <strong>het</strong> weigeren van medewerking aan <strong>het</strong> <strong>huisbezoek</strong> een<br />

schending is van de medewerkings- en inlichtingenplicht, genoemd in artikel 17 van<br />

de Wet Werk en Bijstand. U heeft mij duidelijk gemaakt dat dit mogelijk<br />

consequenties kan hebben op mijn aanvraag om bijstand/ lopende uitkering bij de<br />

gemeente Kerkrade. U heeft mij in de gelegenheid gesteld om hierover na te denken<br />

en de weigering tot medewerking aan <strong>het</strong> <strong>huisbezoek</strong> te herzien. Ik blijf bij de<br />

weigering om medewerking te verlenen aan <strong>het</strong> verrichten aan een <strong>huisbezoek</strong> op<br />

mijn adres. De reden is:<br />

....................................................................................................................<br />

....................................................................................................................<br />

....................................................................................................................<br />

....................................................................................................................<br />

....................................................................................................................<br />

....................................................................................................................<br />

....................................................................................................................<br />

....................................................................................................................<br />

....................................................................................................................<br />

....................................................................................................................<br />

....................................................................................................................<br />

....................................................................................................................<br />

29


....................................................................................................................<br />

....................................................................................................................<br />

....................................................................................................................<br />

Datum :<br />

Naam betrokkene :<br />

Handtekening :<br />

Bijlage C:<br />

CRvB 07-03-2005, nr. 02/3737 NABW<br />

Met betrekking tot deze uitspraak is de volgende informatie beschikbaar:<br />

Trefwoorden<br />

gezamenlijke huishouding, (onaangekondigd) <strong>huisbezoek</strong>, weigering, (geen) zeer dringende<br />

reden, rechtvaardigheidsgrond<br />

Samenvatting<br />

Twee sociaal rechercheurs hebben een onaangekondigd <strong>huisbezoek</strong> afgelegd bij<br />

belanghebbende om duidelijkheid te verkrijgen over haan woonsituatie en haar recht op<br />

uitkering. Belanghebbende heeft hierbij de sociaal rechercheurs, ook nadat zij op de<br />

mogelijke gevolgen was gewezen, geweigerd de bovenverdieping te laten zien. Het college<br />

heeft vervolgens <strong>het</strong> recht op bijstand beëindigd omdat <strong>als</strong> gevolg van de weigering van<br />

belanghebbende <strong>het</strong> recht op bijstand niet langer kan worden vastgesteld.<br />

De CRvB overweegt dat een onaangekondigd <strong>huisbezoek</strong> een inbreuk op de persoonlijke<br />

levenssfeer <strong>als</strong> bedoeld in artikel 8 lid 1 EVRM en artikel 10 lid 1 Grondwet vormt en dat deze<br />

inbreuk, indien bijzondere omstandigheden van <strong>het</strong> geval dit noodzakelijk maken,<br />

gerechtvaardigd kan zijn op grond van artikel 8 lid 2 EVRM terwijl ook artikel 10 lid 1<br />

Grondwet zich daartegen niet verzet. De CRvB ziet in de omstandigheden voldoende grond<br />

om een toereikende basis voor een onaangekondigd <strong>huisbezoek</strong> aanwezig te achten.<br />

De CRvB overweegt dat alleen een zeer dringende reden die aan de onmiddellijke uitvoering<br />

van een - onaangeknodigd - <strong>huisbezoek</strong> in de weg staat, een rechtvaardigingsgrond oplevert<br />

voor <strong>het</strong> verlenen van de vereiste medewerking. Er is in casu geen zeer dringende reden die<br />

een rechtvaardigingsgrond oplevert voor <strong>het</strong> niet toelaten van de sociaal rechercheurs tot de<br />

bovenverdieping.<br />

Wetsartikelen<br />

Deze uitspraak is (mogelijk) relevant voor de uitleg van de volgende wetsartikelen:<br />

Abw: 65, 66<br />

WWB: 17, 53a<br />

EVRM: 8<br />

Grondwet: 10<br />

Opmerkingen:<br />

30


Eventuele links verwijzen naar de actuele tekst van <strong>het</strong> betreffende artikel. De uitspraak ziet<br />

mogelijk op een oudere versie van dit artikel. Deze oudere versie kan in veel gevallen worden<br />

achterhaald door op de pagina met de actuele tekst in de blauwe balk op "toelichting" te<br />

klikken en de historie van <strong>het</strong> artikel te volgen.<br />

Ten aanzien van verwijzingen naar WWB-artikelen bij Abw-uitspraken geldt dat de uitspraak<br />

mogelijk ook relevant is voor de uitleg <strong>het</strong> betreffende WWB-artikel.<br />

Integrale tekst van de uitspraak<br />

in <strong>het</strong> geding tussen:<br />

[appellante], wonende te [woonplaats], appellante,<br />

en <strong>het</strong> College van burgemeester en wethouders van de gemeente O., gedaagde.<br />

Ontstaan en loop van <strong>het</strong> geding:<br />

Namens appellante heeft mr. P. R., advocaat te O., hoger beroep ingesteld tegen de<br />

uitspraak van de rechtbank ’s-Hertogenbosch van 12 juni 2002, reg.nr. 01/1239 NABW.<br />

Gedaagde heeft een verweerschrift ingediend.<br />

Het geding is behandeld ter zitting van 20 september 2004, waar appellante zich heeft laten<br />

vertegenwoordigen door mr. R. en gedaagde door mr. M. R., werkzaam bij de gemeente O..<br />

Motivering:<br />

De Raad gaat, gelet op de gedingstukken en <strong>het</strong> verhandelde ter zitting, uit van de volgende<br />

in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.<br />

Appellante, met haar twee kinderen woonachtig op <strong>het</strong> adres [adres 1] te [woonplaats],<br />

ontving sinds 8 maart 1993 een uitkering, laatstelijk ingevolge de Algemene bijstandswet<br />

(Abw) naar de norm voor een alleenstaande ouder. Haar voormalige partner [voormalige<br />

partner], ingeschreven op <strong>het</strong> adres van zijn moeder [adres 2] te [woonplaats], ontving tot 16<br />

november 2000 eveneens een uitkering ingevolge de Abw. De twee kinderen van appellante<br />

zijn door [voormalige partner] erkend.<br />

Bij de bijstandsconsulent van [voormalige partner] was, mede op grond van binnengekomen<br />

signalen, <strong>het</strong> vermoeden gerezen dat [voormalige partner] inkomsten zou hebben en voorts<br />

dat hij niet zou verblijven op <strong>het</strong> door hem opgegeven adres, maar op <strong>het</strong> - in de directe<br />

nabijheid daarvan gelegen - adres van appellante. Uit <strong>het</strong> naar aanleiding daarvan door een<br />

sociaal rechercheur ingestelde onderzoek bleek dat [voormalige partner] zich met ingang van<br />

16 november 2000 bij de gemeente [woonplaats] had laten uitschrijven met de mededeling<br />

dat hij zich in de Bondsrepubliek Duitsland ging vestigen, echter zonder een bepaald adres<br />

daar op te geven. Voorts bleek dat in verband met zijn vertrek uit de gemeente [woonplaats]<br />

de uitkering van [voormalige partner] inmiddels was beëindigd.<br />

Het gegeven dat [voormalige partner] geen nieuw adres had opgegeven, gevoegd bij <strong>het</strong><br />

gegeven dat al eerder twijfel was gerezen omtrent zijn verblijfplaats en bij <strong>het</strong> gegeven dat bij<br />

de bijstandsconsulent van [voormalige partner] bekend was dat hij nog zeer regelmatig bij<br />

appellante zou komen, deed bij de sociaal rechercheur <strong>het</strong> vermoeden rijzen dat appellante<br />

en [voormalige partner] een gezamenlijke huishouding zouden voeren op <strong>het</strong> adres van<br />

appellante. Daarop is, na overleg met <strong>het</strong> hoofd Juridische Zaken van de Sector Sociale<br />

Zaken en Werk gemeente O., besloten een onaangekondigd <strong>huisbezoek</strong> bij appellante af te<br />

leggen om duidelijkheid te verkrijgen over haar woonsituatie en haar recht op uitkering.<br />

Blijkens <strong>het</strong> rapport van 7 februari 2001 hebben op 5 februari 2001 omstreeks 10.45 uur twee<br />

sociaal rechercheurs zich bij de woning van appellante gemeld met de mededeling dat zij een<br />

<strong>huisbezoek</strong> kwamen afleggen onder meer om de woonsituatie van appellante vast te stellen.<br />

Appellante liet vervolgens de sociaal rechercheurs binnen in de woonkamer. Appellante gaf te<br />

kennen dat zij alleen met haar twee kinderen in de woning woonde. Desgevraagd gaf zij aan<br />

dat er geen omgangsregeling tussen [voormalige partner] en de kinderen was en dat hij nog<br />

wel eens bij haar kwam en ook wel eens bij haar bleef slapen. Er zou kleding van [voormalige<br />

31


partner] in de woning aanwezig zijn en appellante zou voor hem ook kleding wassen, zodat hij<br />

<strong>als</strong> hij bij haar was altijd schone kleding had. De sociaal rechercheurs vroegen vervolgens<br />

aan appellante of zij de kleding en de bovenverdieping mochten zien. Appellante antwoordde<br />

dat zij dat niet wilde, omdat <strong>het</strong> “een beetje een rotzooi” was. Zij gaf ook aan dat zich<br />

niemand op de bovenverdieping bevond. Appellante volhardde in haar weigering, ook nadat<br />

de sociaal rechercheurs haar - andermaal - erop hadden gewezen dat op die wijze de<br />

woonsituatie niet kon worden vastgesteld en daarmee ook niet haar recht op uitkering.<br />

Daarop hebben de sociaal rechercheurs de woning verlaten.<br />

Naar aanleiding hiervan heeft gedaagde bij besluit van 8 februari 2001, in bezwaar<br />

gehandhaafd bij besluit van 9 april 2001, <strong>het</strong> recht op bijstand van appellante met ingang van<br />

5 februari 2001 beëindigd op de grond dat <strong>als</strong> gevolg van de weigering van appellante <strong>het</strong><br />

recht op bijstand niet langer kan worden vastgesteld.<br />

Bij de aangevallen heeft de rechtbank <strong>het</strong> beroep tegen <strong>het</strong> besluit van 9 april 2001<br />

ongegrond verklaard.<br />

Appellante heeft in hoger beroep, kort weergegeven, <strong>het</strong> volgende aangevoerd:<br />

- Uit de rechtspraak van de Raad blijkt weliswaar dat een onaangekondigd <strong>huisbezoek</strong> ter<br />

vaststelling van de woonsituatie in <strong>het</strong> kader van <strong>het</strong> recht op bijstand in voorkomende<br />

gevallen een gepast <strong>controle</strong>middel is, maar in <strong>het</strong> geval van appellante waren er geen<br />

deugdelijke gronden om de inzet van dit vergaande middel noodzakelijk te achten.<br />

- Appellant had in elk geval een zeer dringende reden om de sociaal rechercheurs niet tot de<br />

bovenverdieping toe te laten, zodat de weigering haar niet mag worden tegengeworpen.<br />

De Raad komt tot de volgende beoordeling.<br />

Zo<strong>als</strong> de Raad reeds heeft overwogen in zijn - nog onder de werking van de Algemene<br />

Bijstandswet tot stand gekomen - uitspraak van 22 augustus 1995 (gepubliceerd in RSV<br />

1996/86), vormt een onaangekondigd <strong>huisbezoek</strong> een inbreuk op de persoonlijke levenssfeer<br />

<strong>als</strong> bedoeld in artikel 8, eerste lid, van <strong>het</strong> Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten<br />

van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) en artikel 10, eerste lid, van de<br />

Grondwet. Indien de bijzondere omstandigheden van <strong>het</strong> geval dit noodzakelijk maken, kan<br />

deze inbreuk echter gerechtvaardigd zijn op grond van artikel 8, tweede lid, van <strong>het</strong> EVRM,<br />

terwijl ook artikel 10, eerste lid, van de Grondwet zich daartegen niet verzet. De Raad voegt<br />

daaraan toe dat onder de werking van de Abw de vereiste wettelijke basis is gelegen in artikel<br />

65, derde lid, van de Abw, en voorts in artikel 66, tweede lid, van de Abw in verbinding met<br />

artikel 65, eerste lid, van de Abw.<br />

Anders dan appellante heeft betoogd ziet de Raad, even<strong>als</strong> de rechtbank, in de - hiervoor<br />

weergegeven - omstandigheden voldoende grond om een toereikende basis voor een<br />

onaangekondigd <strong>huisbezoek</strong> aanwezig te achten.<br />

Appellante heeft de sociaal rechercheurs in haar woning toegelaten en de aan haar gestelde<br />

vragen over de aard en de frequentie van <strong>het</strong> verblijf van [voormalige partner] in de woning<br />

beantwoord. De door appellante gegeven antwoorden waren ook naar <strong>het</strong> oordeel van de<br />

Raad zodanig, dat deze <strong>het</strong> - daarop gevolgde - specifieke verzoek tot <strong>het</strong> verlenen van<br />

toegang tot de bovenverdieping eveneens rechtvaardigden.<br />

Onder andere in zijn uitspraak van 20 oktober 1998 (gepubliceerd in RSV 1999/15) heeft de<br />

Raad overwogen dat alleen een zeer dringende reden die aan de onmiddellijke uitvoering van<br />

een - onaangekondigd - <strong>huisbezoek</strong> in de weg staat, een rechtvaardigingsgrond kan<br />

opleveren voor <strong>het</strong> niet verlenen van de vereiste medewerking.<br />

De Raad acht - met de rechtbank - in <strong>het</strong>geen appellante heeft aangevoerd <strong>als</strong> grond om de<br />

sociaal rechercheurs niet ook tot de bovenverdieping toe te laten, een dergelijke zeer<br />

dringende reden niet gelegen.<br />

Uit <strong>het</strong> voorgaande volgt dat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.<br />

Voor een veroordeling in de proceskosten ziet de Raad geen aanleiding.<br />

III. BESLISSING<br />

De Centrale Raad van Beroep,<br />

Recht doende:<br />

Bevestigt de aangevallen uitspraak.<br />

32


Aldus gewezen door mr. drs. Th.G.M. Simons <strong>als</strong> voorzitter en mr. H.J. de Mooij en mr.J.N.A.<br />

Bootsma <strong>als</strong> leden, in tegenwoordigheid van mr. M.C.M. Hamer <strong>als</strong> griffier, en uitgesproken in<br />

<strong>het</strong> openbaar op 7 maart 2005.<br />

Noot:<br />

Er is geen commentaar beschikbaar bij deze uitspraak.<br />

CRvB 14-05-2002, nrs. 99/5002 NABW<br />

Met betrekking tot deze uitspraak is de volgende informatie beschikbaar:<br />

Trefwoorden:<br />

Schending medewerkings- en informatieplicht, onterechte weigering medewerking bij<br />

<strong>huisbezoek</strong>, mondelinge mededeling is geen besluit, mondelinge mededeling valt niet<br />

(ex artikel 138 Abw) met besluit gelijk te stellen, maatregel, grondslag beëindiging,<br />

beëindiging met terugwerkende kracht, (geen) gerechtvaardigde verwachting<br />

Samenvatting:<br />

Geding onder nummer 99/5002<br />

Naar aanleiding van onderzoek naar belanghebbendes woon- en leefsituatie heeft een<br />

sociaal rechercheur mondeling medegedeeld dat haar uitkering zou worden beëindigd en<br />

heeft <strong>het</strong> gemeentebestuur bij besluit de uitkering beëindigd.<br />

De Raad oordeelt dat de mondelinge mededeling van de sociaal rechercheur geen besluit<br />

noch een met een besluit gelijk te stellen handeling <strong>als</strong> bedoeld in artikel 138 Abw is. De<br />

Raad is verder van oordeel dat <strong>het</strong> gemeentebestuur zich terecht op <strong>het</strong> standpunt heeft<br />

gesteld dat belanghebbende door te weigeren, aansluitend aan een onderhoud met de<br />

sociaal rechercheur, een <strong>huisbezoek</strong> toe te staan, de wettelijke informatieplicht van artikel 30,<br />

lid 2, ABW heeft geschonden, zodat ten gevolge daarvan niet kon worden vastgesteld of zij<br />

nog langer verkeerde in bijstandbehoevende omstandigheden <strong>als</strong> bedoeld in artikel 1 ABW.<br />

De aangevoerde reden om <strong>het</strong> <strong>huisbezoek</strong> te weigeren is niet vallabel. De terugwerkende<br />

kracht van de beëindiging is terecht, nu belanghebbende geen gerechtvaardigde verwachting<br />

kon hebben dat zij langer aanspraak op uitkering kon maken.<br />

Geding onder nummer 99/5003<br />

Het gemeentebestuur heeft een nieuwe aanvraag van 2 januari 1997 en 17 februari 1997<br />

buiten behandeling gelaten respectievelijk afgewezen en de daartegen ingediende bezwaren<br />

ongegrond verklaard onder verwijzing naar artikel 14 (oud) Abw.<br />

De Raad stelt vast dat eventuele toepassing van <strong>het</strong> sanctie-artikel 14 (oud) Abw eerst aan<br />

de orde kan komen, indien <strong>het</strong> recht op bijstand is vastgesteld. Nu <strong>het</strong> gemeentebestuur van<br />

mening is dat <strong>het</strong> recht op bijstand door de gedragingen van belanghebbende niet kan<br />

worden vastgesteld, vernietigt de Raad <strong>het</strong> bestreden besluit nu <strong>het</strong> op een onjuiste wettelijke<br />

grondslag berust. De Raad laat de rechtsgevolgen evenwel in stand en overweegt daartoe<br />

voor wat betreft de aanvraag van 2 januari 1997 dat <strong>het</strong> gemeentebestuur, nu<br />

belanghebbende in de periode van 2 januari tot 17 februari 1997 wederom heeft geweigerd<br />

daadwerkelijk medewerking te verlenen aan <strong>het</strong> <strong>huisbezoek</strong>, gerechtigd was die aanvraag bij<br />

besluit van 24 maart 1997 af te wijzen op grond van artikel 65 in samenhang met artikel 7<br />

Abw. De Raad overweegt voor wat betreft de aanvraag van 17 februari 1997 dat <strong>het</strong><br />

gemeentebestuur, nu uit <strong>het</strong> op 14 maart 1997 toegestane <strong>huisbezoek</strong> is gebleken dat<br />

belanghebbende haar inlichtingenplicht heeft geschonden, niet in staat was <strong>het</strong> recht op<br />

bijstand vast te stellen.<br />

Wetsartikelen<br />

33


WWB: 11, 17, 18, 79<br />

Abw: 7, 14, 63, 65, 69, 138<br />

ABW: 1, 14, 30 Awb: 1:3, 8:72<br />

Uitspraak:<br />

in de gedingen tussen: [appellante], wonende te [woonplaats], appellante,<br />

en <strong>het</strong> College van burgemeester en wethouders van de gemeente G., gedaagde.<br />

Ontstaan en loop van <strong>het</strong> geding:<br />

Namens appellante heeft mr. R.A., advocaat te G., op bij aanvullend beroepschrift<br />

aangevoerde gronden hoger beroep ingesteld tegen twee door de rechtbank Groningen op 15<br />

september 1999 gewezen uitspraken, geregistreerd onder de nrs. AWB 97/891 ABW V13<br />

respectievelijk AWB 97/1477 ABW V13, waarnaar hier wordt verwezen.<br />

Gedaagde heeft in beide zaken een verweerschrift ingediend.<br />

De gedingen zijn gevoegd ter behandeling aan de orde gesteld ter zitting van 2 april 2002,<br />

waar partijen - zo<strong>als</strong> tevoren aangekondigd - niet zijn verschenen.<br />

Motivering:<br />

De Raad gaat bij zijn oordeelsvorming uit van de volgende feiten en omstandigheden.<br />

Appellante is sedert 25 maart 1986 gescheiden van tafel en bed van de heer [de man]<br />

(hierna: [de man]). Uit hun relatie zijn nadien nog drie kinderen geboren respectievelijk [in]<br />

1987 (2x) en [in] 1988. Na haar vertrek uit [woonplaats] in 1991 heeft appellante zich met<br />

haar drie kinderen laten inschrijven op <strong>het</strong> adres [adres] te [plaatsnaam] en is haar door<br />

gedaagde een uitkering ingevolge de Rijksgroepsregeling werkloze werknemers (RWW)<br />

toegekend naar de norm voor een één-oudergezin. Bij besluit van<br />

30 september 1996 heeft gedaagde appellantes RWW-uitkering met ingang van 1 januari<br />

1997 omgezet in een uitkering ingevolge de Algemene bijstandswet (Abw).<br />

Op 26 november 1996 is appellante in <strong>het</strong> kader van een bijzonder onderzoek naar haar<br />

woon- en leefsituatie door een sociaal rechercheur mondeling meegedeeld dat haar uitkering<br />

met ingang van 1 december 1996 zou worden beëindigd. Bij besluit van<br />

20 januari 1997 is appellantes bijstandsuitkering met ingang van 1 december 1996 beëindigd<br />

omdat uit onderzoek zou zijn gebleken dat zij niet in de gemeente Groningen verblijft<br />

(artikel 63, eerste lid, Abw) en bovendien geen medewerking heeft verleend aan een<br />

<strong>huisbezoek</strong> en dit verzuim niet heeft hersteld (artikel 69, derde lid (oud), Abw).<br />

De tegen de mondelinge mededeling van 26 november 1996 en <strong>het</strong> besluit van 20 januari<br />

1997 ingediende bezwaarschriften heeft gedaagde bij besluit van 29 april 1997 respectievelijk<br />

niet-ontvankelijk en (met wijziging van de wettelijke grondslag, te weten: artikel 14 en 30,<br />

tweede lid, in verbinding met artikel 1 van de Algemene Bijstandswet (ABW) in plaats van<br />

artikel 63 en 69, derde lid, van de Abw) ongegrond verklaard.<br />

Het tegen <strong>het</strong> besluit van 29 april 1997 ingestelde beroep is, voorzover hier van belang, door<br />

de rechtbank ongegrond verklaard. Daarbij heeft de rechtbank, kort gezegd, overwogen dat<br />

de mondelinge mededeling van de sociaal rechercheur niet <strong>als</strong> een besluit in de zin van<br />

artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is aan te merken en daar ook niet mee<br />

kan worden gelijkgesteld, <strong>als</strong>mede dat appellante zonder gegronde reden medewerking heeft<br />

geweigerd aan een woningonderzoek zodat gedaagde de uitkering op goede gronden heeft<br />

kunnen beëindigen.<br />

Namens appellante is dit oordeel in hoger beroep bestreden.<br />

Ondertussen had appellante zich op 2 januari 1997 en 17 februari 1997 wederom tot<br />

gedaagde gewend met <strong>het</strong> verzoek om haar voor een uitkering ingevolge de Abw in<br />

aanmerking te brengen. De aanvraag van 2 januari 1997 is door gedaagde bij besluit van 24<br />

maart 1997 buiten behandeling gelaten omdat appellante nog steeds weigerde medewerking<br />

te verlenen aan een <strong>huisbezoek</strong>, terwijl de aanvraag van 17 februari 1997 bij besluit van 24<br />

maart 1997 is afgewezen omdat uit een zoge<strong>het</strong>en woononderzoek was gebleken dat de<br />

kinderen van appellante niet feitelijk verbleven op <strong>het</strong> door appellante opgegeven woonadres.<br />

De daartegen gerichte bezwaren zijn bij besluit van 30 september 1997, onder wijziging van<br />

de wettelijke grondslag, ongegrond verklaard. Daarbij is overwogen dat <strong>het</strong> niet meewerken<br />

34


aan een <strong>huisbezoek</strong> respectievelijk <strong>het</strong> verstrekken van onjuiste inlichtingen over de feitelijke<br />

verblijfplaats van appellante en haar kinderen <strong>als</strong> een zeer ernstige gedraging in de zin van<br />

artikel 14, vierde lid (oud), van de Abw moet worden aangemerkt.<br />

Het daartegen ingestelde beroep is door de rechtbank ongegrond verklaard, onder de<br />

overweging dat gedaagde bevoegd was appellante met toepassing van artikel 14, vierde lid<br />

(oud), van de Abw de verzochte bijstand te weigeren.<br />

Ook tegen deze uitspraak heeft appellante zich in hoger beroep gekeerd.<br />

De Raad overweegt <strong>het</strong> volgende.<br />

Met betrekking tot <strong>het</strong> geding onder nr. 99/5002 NABW<br />

De Raad stelt voorop dat voorzover <strong>het</strong> hoger beroep zich richt tegen <strong>het</strong> oordeel van de<br />

rechtbank, inhoudende dat de mondelinge mededeling van de sociaal rechercheur van 26<br />

november 1996 niet <strong>als</strong> een besluit in de zin van artikel 1:3 van Abw kan worden aangemerkt,<br />

de Raad dit oordeel onderschrijft. Hieraan wordt nog toegevoegd dat die mondelinge<br />

mededeling evenmin kan worden beschouwd <strong>als</strong> een handeling in de zin van artikel 138 van<br />

de Abw.<br />

De Raad is voorts met de rechtbank en onder verwijzing naar de in de aangevallen uitspraak<br />

genoemde feiten en omstandigheden, van oordeel dat op 26 november 1996 voldoende<br />

grond bestond voor <strong>het</strong> afleggen van een <strong>huisbezoek</strong> ter <strong>controle</strong> en verificatie van <strong>het</strong> door<br />

appellante opgegeven woonadres aan de [adres] te [plaatsnaam].<br />

Vaststaat dat appellante geweigerd heeft aan een <strong>huisbezoek</strong> haar medewerking te verlenen.<br />

De door appellante voor die weigering aangevoerde reden, namelijk dat zij eerst contact wilde<br />

opnemen met haar advocaat, is door gedaagde en de rechtbank terecht niet <strong>als</strong> zeer<br />

dringende reden (die aan onmiddellijke uitvoering van <strong>het</strong> <strong>huisbezoek</strong> in de weg zou staan)<br />

aangemerkt. De Raad acht daarbij mede van belang dat uitstel tot een nadere datum in die<br />

gevallen waarin een onaangekondigd <strong>huisbezoek</strong> is aangewezen, al snel met zich zal<br />

brengen dat de effectiviteit van dit (onderzoeks)middel tot nul of althans in zeer sterke mate<br />

wordt gereduceerd.<br />

Voor de Raad staat op grond van de gedingstukken tevens vast dat appellante vanwege<br />

gedaagde genoegzaam is gewezen op de consequenties van <strong>het</strong> niet verlenen van<br />

medewerking aan een <strong>huisbezoek</strong>. Wat hieromtrent namens appellante in hoger beroep is<br />

gesteld, kan dan ook niet worden gevolgd.<br />

Hetgeen namens appellante in hoger beroep nog naar voren is gebracht met betrekking tot<br />

vermeende strijd met een of meer beginselen van behoorlijk bestuur en <strong>het</strong> Europees<br />

Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden acht de<br />

Raad dermate vaag en algemeen gesteld dat daarin geen grond voor vernietiging van <strong>het</strong><br />

bestreden besluit kan zijn gelegen.<br />

Het vorenstaande leidt de Raad tot de slotsom dat gedaagde zich terecht op <strong>het</strong> standpunt<br />

heeft gesteld dat appellante door te weigeren, aansluitend aan een onderhoud met de<br />

sociaal rechercheur, een <strong>huisbezoek</strong> toe te staan, de wettelijke informatieplicht van artikel 30,<br />

tweede lid, van de ABW heeft geschonden, zodat ten gevolge daarvan niet kon worden<br />

vastgesteld of zij nog langer verkeerde in bijstandbehoevende omstandigheden <strong>als</strong> bedoeld in<br />

artikel 1 van de ABW.<br />

De bijstandsuitkering van appellante is dan ook terecht met ingang van 1 december 1996<br />

beëindigd. De Raad neemt daarbij nog in aanmerking dat appellante, gelet op de schending<br />

van artikel 30, tweede lid, van de ABW èn de vooraf gedane mededeling van de sociaal<br />

rechercheur terzake een op handen zijnde beëindiging van de uitkering, geen<br />

gerechtvaardigde verwachting kon hebben dat zij ook vanaf 30 november 1996 nog<br />

aanspraak kon maken op een bijstandsuitkering.<br />

De aangevallen uitspraak onder nr. AWB 97/891 ABW V13 komt derhalve voor bevestiging in<br />

aanmerking.<br />

Met betrekking tot <strong>het</strong> geding onder nr. 99/5003 NABW:<br />

De Raad stelt allereerst vast dat, gegeven de systematiek van de Abw, eventuele toepassing<br />

van <strong>het</strong> sanctie-artikel 14 (oud) van de Abw eerst aan de orde kan komen, indien <strong>het</strong> recht op<br />

35


ijstand is vastgesteld. Aangezien gedaagde van mening is dat juist vanwege <strong>het</strong> niet<br />

meewerken aan een <strong>huisbezoek</strong> respectievelijk vanwege de schending van de<br />

inlichtingenplicht (na <strong>het</strong> <strong>huisbezoek</strong>) <strong>het</strong> recht op bijstand niet kan worden vastgesteld, moet<br />

worden geoordeeld dat <strong>het</strong> bestreden besluit - nu dit is gebaseerd op artikel 14, vierde lid<br />

(oud), van de Abw - op een onjuiste wettelijke grondslag berust.<br />

Dit betekent dat <strong>het</strong> bestreden besluit en de aangevallen uitspraak onder nr. AWB 97/1477<br />

ABW V13, waarbij deze grondslag is overgenomen, reeds daarom voor vernietiging in<br />

aanmerking komen.<br />

De Raad zal vervolgens bezien of er grond is met toepassing van artikel 8:72, derde lid van<br />

de Awb, de rechtsgevolgen van <strong>het</strong> te vernietigen besluit geheel of gedeeltelijk in stand te<br />

laten. Hij overweegt daaromtrent <strong>het</strong> volgende.<br />

Vaststaat dat appellante ook in de periode waarop <strong>het</strong> besluit op de aanvraag van 2 januari<br />

1997 betrekking heeft, te weten van 2 januari 1997 tot 17 februari 1997, wederom heeft<br />

geweigerd daadwerkelijk medewerking te verlenen aan een <strong>huisbezoek</strong>. Ook toen was<br />

gedaagde, op grond van dezelfde overwegingen <strong>als</strong> hierboven vermeld, gerechtigd<br />

medewerking van appellante te verlangen voor <strong>het</strong> afleggen van een <strong>huisbezoek</strong> en bij<br />

weigering daarvan tot afwijzing van de aanvraag over te gaan, aangezien aldus door toedoen<br />

van appellante <strong>het</strong> recht op bijstand niet kon worden vastgesteld. De Raad wijst hierbij op<br />

artikel 65 in samenhang met artikel 7 van de Abw.<br />

Met betrekking tot <strong>het</strong> bestreden besluit naar aanleiding van de aanvraag van 17 februari<br />

1997 overweegt de Raad <strong>het</strong> volgende.<br />

Blijkens de stukken heeft uiteindelijk eerst op 14 maart 1997 vanwege gedaagde met<br />

toestemming van appellante een <strong>huisbezoek</strong>/woononderzoek in de woning op <strong>het</strong> adres<br />

[adres] plaatsgevonden. Gelet op de daar aangetroffen situatie, bezien in samenhang met de<br />

overige feiten en omstandigheden zo<strong>als</strong> die uit de gedingstukken naar voren komen, moet<br />

ook naar <strong>het</strong> oordeel van de Raad worden vastgesteld dat ten tijde in geding een feitelijk en<br />

duurzaam verblijf aldaar van appellante en haar drie kinderen niet aannemelijk was. De Raad<br />

heeft daarbij met name acht geslagen op de onbewoonde indruk die de woning tijdens <strong>het</strong><br />

<strong>huisbezoek</strong> maakte, <strong>het</strong> vastgestelde extreem lage energieverbruik van de woning, <strong>het</strong> feit<br />

dat de kinderen reeds geruime tijd (vanaf 1994/1995) naar de gemeentelijke<br />

basisadministratie van [woonplaats] waren overgeschreven en in die plaats de school<br />

bezochten, <strong>het</strong> geconstateerde verblijf van de kinderen bij [de man] respectievelijk de<br />

schoonouders van appellante op <strong>het</strong> adres [adres 2] en [adres 3] te [woonplaats], de<br />

tegenstrijdige verklaringen omtrent <strong>het</strong> verblijf van de kinderen bij appellante in de weekends<br />

en appellantes in eerste instantie afgelegde eigen verklaring dat zij sinds enige tijd bij haar<br />

schoonouders te [woonplaats] verbleef.<br />

Nu een en ander niet strookte met de gegevens die appellante aan gedaagde had<br />

opgegeven, moet worden geconcludeerd dat appellante ten tijde in geding de op haar<br />

rustende inlichtingenplicht heeft geschonden. Gegeven <strong>het</strong> belang van de feitelijke woon- en<br />

leefsituatie voor de vaststelling van bijstandsaanspraken, was gedaagde ten gevolge van de<br />

schending van de inlichtingenplicht niet in staat <strong>het</strong> recht op bijstand van appellante vast te<br />

stellen.<br />

Het vorenstaande leidt de Raad tot de slotsom dat de rechtsgevolgen van <strong>het</strong> te vernietigen<br />

besluit geheel in stand kunnen blijven.<br />

De Raad acht, ten slotte, termen aanwezig om gedaagde te veroordelen in de proceskosten<br />

van appellante in beroep en in hoger beroep, voorzover gericht tegen <strong>het</strong> besluit op bezwaar<br />

van 30 september 1997. Deze kosten worden in beroep begroot op € 644,-- en in hoger<br />

beroep op € 322,-- wegens verleende rechtsbijstand.<br />

Beslissing:<br />

Met betrekking tot <strong>het</strong> geding onder nr. 99/5002 NABW<br />

Bevestigt de aangevallen uitspraak.<br />

Met betrekking tot <strong>het</strong> geding onder nr. 99/5003 NABW<br />

Vernietigt de aangevallen uitspraak van 15 september 1999 nr. AWB 97/1477 ABW V13;<br />

Verklaart <strong>het</strong> inleidend beroep gegrond en vernietigt <strong>het</strong> bestreden besluit van 30 september<br />

36


1997;<br />

Bepaalt dat de rechtsgevolgen van <strong>het</strong> vernietigde besluit geheel in stand blijven;<br />

Veroordeelt gedaagde in de proceskosten van appellante in beroep en hoger beroep van in<br />

totaal € 966,--, te betalen door de gemeente G.; Bepaalt dat de gemeente G. aan appellante<br />

<strong>het</strong> door haar betaalde griffierecht van in totaal € 102,10 (f 225,--) vergoedt.<br />

Aldus gewezen door mr. Th.C. van Sloten <strong>als</strong> voorzitter en mr. drs. Th.G.M. Simons en mr.<br />

R.H.M. Roelofs <strong>als</strong> leden, in tegenwoordigheid van B.M. Biever-van Leeuwen <strong>als</strong> griffier, en<br />

uitgesproken in <strong>het</strong> openbaar op 14 mei 2002.<br />

CRvB 12-12-2000, nr. 98/7831 NABW<br />

Met betrekking tot deze uitspraak is de volgende informatie beschikbaar:<br />

Trefwoorden:<br />

Beëindiging Abw-uitkering, opschortingsbesluit ontbreekt, gezamenlijke huishouding, (geen)<br />

schending medewerkingsplicht<br />

Samenvatting:<br />

Het gemeentebestuur heeft de Abw-uitkering beëindigd aangezien belanghebbende heeft<br />

geweigerd inzage te geven van de tenaamstelling van papieren. In bezwaar is <strong>als</strong> grond voor<br />

beëindiging primair genoemd artikel 69 Abw en subsidiair (zo<strong>als</strong> de Raad deze grond<br />

verstaat) op de grond dat belanghebbende een gezamenlijke huishouding <strong>als</strong> bedoeld in<br />

artikel 3, tweede lid, oud, van de Abw voerde met C. en samen met hem over voldoende<br />

middelen beschikte om in de noodzakelijke kosten van <strong>het</strong> bestaan te voorzien.<br />

De Raad stelt, onder verwijzing naar <strong>het</strong> bepaalde in artikel 69 Abw, vast dat, aangezien aan<br />

<strong>het</strong> beëindigingsbesluit geen opschortingsbesluit is voorafgegaan, waarin belanghebbende op<br />

haar verzuim is gewezen en een termijn is gesteld waarbinnen dit verzuim dient te worden<br />

hersteld, artikel 69, vierde lid, van de Abw geen grondslag kan bieden om tot beëindiging over<br />

te gaan. Het besluit is in strijd met de Abw.<br />

De Raad overweegt met betrekking tot de subsidiair aangevoerde grond dat op grond van de<br />

thans beschikbare gegevens niet kan worden vastgesteld dat C. doorgaans <strong>het</strong> merendeel<br />

van de nachten en zijn vrije tijd in de woning van belanghebbende in B. doorbracht en aldaar<br />

zijn hoofdverblijf had. De feitelijke situatie van samenwoning ondanks <strong>het</strong> aanhouden van een<br />

afzonderlijke woonruimte door C. is niet voldoende aannemelijk gemaakt. Het besluit is in<br />

strijd met artikel 7:12 Awb.<br />

Tijdens de zitting is van gemeentezijde aangevoerd dat de beëindiging zou kunnen<br />

geschieden op basis van de artikelen 65 en 7 van de Abw. Dit is naar <strong>het</strong> oordeel van de<br />

Raad niet <strong>het</strong> geval. De enkele weigering om bij <strong>het</strong> <strong>huisbezoek</strong> medewerking te verlenen<br />

door de verificatie te belemmeren van haar mededeling dat zich in een kastje geen<br />

waardepapieren van C. bevonden, was niet zo essentieel dat juist daardoor <strong>het</strong> recht op<br />

bijstand van belanghebbende niet langer kon worden vastgesteld. De Raad merkt in dit<br />

verband onder meer op dat <strong>het</strong> gemeentebestuur op grond van de toegezonden<br />

bankafschriften heeft kunnen vaststellen dat de bankafschriften van C. aan zijn adres in D.<br />

waren geadresseerd en dat de bankafschriften van beiden geen relevante aanwijzingen voor<br />

financiële verstrengeling lieten zien.<br />

Wetsartikelen<br />

Deze uitspraak is (mogelijk) relevant voor de uitleg van de volgende wetsartikelen:<br />

WWB: 3, 11, 17, 54<br />

Abw: 69, 3 (oud), 65, 7<br />

Opmerkingen:<br />

Eventuele links verwijzen naar de actuele tekst van <strong>het</strong> betreffende artikel. De uitspraak ziet<br />

mogelijk op een oudere versie van dit artikel. Deze oudere versie kan in veel gevallen worden<br />

achterhaald door op de pagina met de actuele tekst in de blauwe balk op "toelichting" te<br />

klikken en de historie van <strong>het</strong> artikel te volgen.<br />

Ten aanzien van verwijzingen naar WWB-artikelen bij Abw-uitspraken geldt dat de uitspraak<br />

mogelijk ook relevant is voor de uitleg <strong>het</strong> betreffende WWB-artikel.<br />

37


Integrale tekst van de uitspraak in <strong>het</strong> geding tussen:<br />

A., wonende te B., appellante, en <strong>het</strong> College van burgemeester en wethouders van de<br />

gemeente Z., gedaagde.<br />

Ontstaan en loop van <strong>het</strong> geding:<br />

Namens appellante heeft mr P. J., advocaat te Zaandam, op bij een aanvullend beroepschrift<br />

aangegeven gronden hoger beroep ingesteld tegen een door de Arrondissementsrechtbank<br />

te Haarlem op 13 oktober 1998 tussen partijen gewezen uitspraak, waarnaar hierbij wordt<br />

verwezen.<br />

Gedaagde heeft een verweerschrift ingediend.<br />

Het geding is behandeld ter zitting van 31 oktober 2000, waar appellante in persoon is<br />

verschenen, bijgestaan door mr J. voornoemd, en waar gedaagde zich heeft doen<br />

vertegenwoordigen door mr Ph. A., werkzaam bij de gemeente Z..<br />

Motivering:<br />

Appellante ontving laatstelijk een uitkering ingevolge de Algemene bijstandswet (Abw) naar<br />

de norm voor een alleenstaande ouder.<br />

Bij besluit van 1 april 1998 is deze uitkering met ingang van 18 maart 1998 beëindigd op de<br />

grond dat appellante heeft geweigerd om inzage te geven van de tenaamstelling van<br />

papieren die van belang zijn voor de hoogte en duur van de uitkering, waardoor niet langer<br />

kan worden beoordeeld of appellante nog recht heeft op uitkering.<br />

Bij besluit van 22 juni 1998 heeft gedaagde de namens appellante tegen <strong>het</strong> primaire<br />

beëindigingsbesluit van 1 april 1998 ingediende bezwaren ongegrond verklaard op grond van<br />

de volgende motivering:<br />

"De primaire grond voor ons besluit is artikel 69 lid 4 van de Algemene bijstandswet.<br />

Subsidiair is ons besluit gebaseerd op artikel 7 lid 1 en artikel 26 lid 1 onder b van de<br />

Algemene bijstandswet. Immers wij stellen ons op <strong>het</strong> standpunt dat u samen met de heer C.<br />

een gezin vormt en dat u met hem over voldoende middelen van bestaan beschikt.".<br />

De rechtbank heeft <strong>het</strong> tegen <strong>het</strong> besluit van 22 juni 1998 ingestelde beroep ongegrond<br />

verklaard.<br />

De Raad overweegt <strong>het</strong> volgende.<br />

Het bestreden besluit berust primair op <strong>het</strong> bepaalde in artikel 69, vierde lid, van de Abw.<br />

Blijkens dit besluit en de door gedaagde ter zitting daarop gegeven toelichting had <strong>het</strong><br />

<strong>huisbezoek</strong> bij appellante tot doel om vast te stellen of C. hoofdverblijf had in de woning van<br />

appellante. In verband daarmee werd van belang geacht of de administratie van C. zich in<br />

haar woning bevond. Volgens gedaagde was <strong>het</strong> in dit geval gerechtvaardigd om onmiddellijk<br />

toepassing aan artikel 69, vierde lid, van de Abw te geven.<br />

Ingevolge artikel 69 van de Abw, voorzover hier van belang, schorten burgemeester en<br />

wethouders <strong>het</strong> recht op bijstand op, indien de belanghebbende de voor de verlening van<br />

bijstand van belang zijnde gegevens of de gevorderde bewijsstukken niet, niet tijdig of<br />

onvolledig heeft verstrekt en hem dit te verwijten valt, dan wel indien de belanghebbende<br />

anderszins onvoldoende medewerking verleent aan <strong>het</strong> onderzoek (lid 1). Burgemeester en<br />

wethouders doen aan de belanghebbende mededeling doen van de opschorting en nodigen<br />

hem uit binnen een door hen te stellen termijn <strong>het</strong> verzuim te herstellen (lid 2). De bijstand<br />

wordt beëindigd met ingang van de eerste dag van de periode waarover de bijstand is<br />

opgeschort, indien de belanghebbende <strong>het</strong> verzuim niet herstelt binnen de daarvoor gestelde<br />

termijn (lid 4).<br />

De Raad stelt vast dat artikel 69, vierde lid, van de Abw uitsluitend een rechtsgrond biedt voor<br />

beëindiging van de bijstandsverlening, indien <strong>het</strong> verzuim om inlichtingen te verstrekken<br />

binnen de in een eerder genomen opschortingsbesluit gestelde termijn niet wordt hersteld.<br />

Aangezien aan <strong>het</strong> beëindigingsbesluit van 1 april 1998 geen opschortingsbesluit vooraf is<br />

gegaan, waarin appellante op haar verzuim is gewezen en een termijn is gesteld waarbinnen<br />

dit verzuim dient te worden hersteld, kan artikel 69, vierde lid, van de Abw geen grondslag<br />

bieden om tot beëindiging van de bijstandsverlening aan appellante over te gaan. De door<br />

gedaagde gestelde omstandigheid dat <strong>het</strong> verzuim in <strong>het</strong> onderhavige geval niet te herstellen<br />

zou zijn en <strong>het</strong> nemen van een opschortingsbesluit geen zin had, maakt dit niet anders.<br />

38


Voorzover <strong>het</strong> bestreden besluit is gebaseerd op artikel 69, vierde lid, van de Abw, is dit dan<br />

ook in strijd met de wet.<br />

Gelet op de gedingstukken en de ter zitting gegeven toelichting verstaat de Raad de<br />

subsidiair aan <strong>het</strong> bestreden besluit ten grondslag gelegde motivering aldus dat appellante<br />

een gezamenlijke huishouding <strong>als</strong> bedoeld in artikel 3, tweede lid, oud, van de Abw voerde<br />

met C. en samen met hem over voldoende middelen beschikte om in de noodzakelijke kosten<br />

van <strong>het</strong> bestaan te voorzien.<br />

De Raad overweegt daaromtrent dat op grond van de thans ter beschikking staande<br />

gegevens niet kan worden vastgesteld dat C. doorgaans <strong>het</strong> merendeel van de nachten en<br />

zijn vrije tijd in de woning van appellante in B. doorbracht en aldaar zijn hoofdverblijf had.<br />

Appellante heeft tijdens <strong>het</strong> <strong>huisbezoek</strong> op 18 maart 1998 verklaard dat C. niet meer dan drie<br />

dagen per week bij haar thuis was en regelmatig naar D. ging. Ter zitting van 16 juli 1998<br />

heeft appellante verklaard dat C. aan de P.straat in D. een gemeubileerde kamer heeft. Dat is<br />

volgens haar <strong>het</strong> adres waar zich zijn persoonlijke eigendommen bevonden. Zij heeft tevens<br />

aangegeven dat hij veel bij familie en vrienden verbleef. De verklaringen van C., die niet<br />

alleen <strong>als</strong> schoonmaker in B. maar tevens in Limburg <strong>als</strong> rondreizend kapper actief was, zijn<br />

daarmee in overeenstemming.<br />

De door gedaagde overgelegde lijst van observaties is beperkt gebleven tot een aantal<br />

waarnemingen in de omgeving van appellante en biedt, ook wanneer deze in samenhang<br />

worden bezien met <strong>het</strong>geen tijdens <strong>het</strong> <strong>huisbezoek</strong> in die woning is waargenomen,<br />

onvoldoende basis om te oordelen dat ondanks <strong>het</strong> aanhouden van afzonderlijke woonruimte<br />

door C. toch een feitelijke situatie van samenwoning bestond doordat slechts de woning van<br />

appellante door hen werd gebruikt.<br />

Reeds hierom kon de beëindiging van de uitkering van appellante evenmin worden<br />

gebaseerd op de grond dat appellante en C. een gezamenlijke huishouding <strong>als</strong> bedoeld in<br />

artikel 3, tweede lid, oud, van de Abw voerden. Hiervan uitgaande voldoet <strong>het</strong> bestreden<br />

besluit wat de subsidiaire grondslag betreft niet aan <strong>het</strong> bepaalde in artikel 7:12, eerste lid,<br />

van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).<br />

Partijen hebben in dit geding uitvoerig gedebatteerd over de vraag of de beëindiging van de<br />

uitkering van appellante <strong>als</strong>nog zou kunnen worden gestoeld op <strong>het</strong> bepaalde in artikel 65 in<br />

samenhang met artikel 7, eerste lid, van de Abw. Om proceseconomische redenen zal de<br />

Raad ook hierop ingaan. Dienaangaande merkt de Raad op dat appellante in zoverre geen<br />

medewerking heeft verleend aan <strong>het</strong> <strong>huisbezoek</strong>, dat zij op dat moment de verificatie heeft<br />

belemmerd van haar mededeling dat zich in een kastje van haar woning geen papieren van<br />

C. bevonden. De Raad ontkent niet dat die verificatie mogelijk enig licht had kunnen werpen<br />

op de vraag of C. in die woning zijn hoofdverblijf had.<br />

Naar <strong>het</strong> oordeel van de Raad kan echter niet worden gezegd dat die enkele weigering zo<br />

essentieel was dat juist daardoor <strong>het</strong> recht op bijstand van appellante niet langer was vast te<br />

stellen. De Raad merkt in dit verband op dat appellante voor <strong>het</strong> overige wel de medewerking<br />

heeft verleend die bij <strong>het</strong> <strong>huisbezoek</strong> van haar werd verlangd en bovendien heeft<br />

aangeboden om al haar stukken in kopie op de sociale dienst te laten zien. Zij heeft<br />

vervolgens eigener beweging niet alleen haar bankafschriften maar ook die van C. aan<br />

gedaagde doen toekomen. Aldus heeft gedaagde ten minste kunnen vaststellen dat de<br />

bankafschriften van C. aan zijn adres in D. waren geadresseerd en dat de bankafschriften<br />

van beiden geen relevante aanwijzingen voor financiële verstrengeling lieten zien. Aan de<br />

tijdens <strong>het</strong> <strong>huisbezoek</strong> aanwezige C. zijn slechts enkele vragen gesteld. Afgezien van de<br />

ziektekostenverzekering zijn hem toen geen vragen gesteld over de (tenaamstelling en<br />

adressering van) andere administratieve gegevens.<br />

In <strong>het</strong> voorgaande ligt besloten dat <strong>het</strong> besluit van 18 juni 1998 en ook de aangevallen<br />

uitspraak, waarbij dit besluit in stand is gelaten, voor vernietiging in aanmerking komen.<br />

Gedaagde zal een nieuw besluit op bezwaar dienen te nemen met inachtneming van <strong>het</strong>geen<br />

de Raad heeft overwogen.<br />

Namens appellante is in <strong>het</strong> aanvullend beroepschrift om schadevergoeding verzocht, in ieder<br />

geval bestaande uit de wettelijke rente over de <strong>als</strong>nog uit te betalen uitkering. Omdat de<br />

omvang van de schade mede afhangt van de vraag hoe <strong>het</strong> nieuwe besluit op bezwaar zal<br />

luiden, ligt <strong>het</strong> thans niet op de weg van de Raad om zich daarover uit te spreken. De Raad<br />

39


acht <strong>het</strong> aangewezen dat gedaagde zich bij <strong>het</strong> nemen van <strong>het</strong> nieuwe besluit op bezwaar<br />

tevens beraadt over de vraag in hoeverre er termen zijn om schade te vergoeden.<br />

Gezien <strong>het</strong> voorgaande acht de Raad termen aanwezig om op grond van artikel 8:75 van de<br />

Awb gedaagde te veroordelen in de proceskosten van appellante in beroep en hoger beroep.<br />

Deze kosten worden begroot op ƒ 1.420,-- in eerste aanleg en op ƒ 1.420,-- in hoger beroep,<br />

wegens verleende rechtsbijstand.<br />

Beslissing:<br />

De Centrale Raad van Beroep, Recht doende:<br />

Vernietigt de aangevallen uitspraak;<br />

Verklaart <strong>het</strong> inleidend beroep gegrond en vernietigt <strong>het</strong> bestreden besluit;<br />

Bepaalt dat gedaagde een nieuw besluit op bezwaar zal nemen met inachtneming van deze<br />

uitspraak;<br />

Veroordeelt gedaagde in de proceskosten van appellante tot een bedrag groot ƒ 2.840,--, te<br />

betalen door de gemeente Z.;<br />

Gelast de gemeente Z. aan appellante <strong>het</strong> gestorte recht van ƒ 55,-- in beroep en ƒ 160,-- in<br />

hoger beroep (totaal ƒ 215,--) te vergoeden.<br />

Aldus gewezen door mr G.A.J. van den Hurk <strong>als</strong> voorzitter en mr Ch. de Vrey en mr drs N.J.<br />

van Vulpen-Grootjans <strong>als</strong> leden, in tegenwoordigheid van I.J.M. Peereboom-Nieuwenburg <strong>als</strong><br />

griffier, en uitgesproken in <strong>het</strong> openbaar op 12 december 2000.<br />

Noot:<br />

Er is voor<strong>als</strong>nog geen commentaar beschikbaar bij deze uitspraak.<br />

CRvB 07-09-2006, nr. AWB 06/1897 WWB Rechtbank Amsterdam (met<br />

noot mr. Karolien van de Laar)<br />

Trefwoorden<br />

inlichtingenplicht, onaangekondigd <strong>huisbezoek</strong>, inbreuk op de persoonlijke levenssfeer,<br />

onrechtmatig verkregen bewijs.<br />

Samenvatting<br />

Het college heeft <strong>het</strong> recht op bijstand ingetrokken omdat belanghebbende zijn<br />

inlichtingenplicht heeft geschonden door geen melding te maken van de tijdens een<br />

(onaangekondigd) <strong>huisbezoek</strong> aangetroffen softdrugs en de inkomsten uit de handel in deze<br />

drugs. De rechtbank oordeelt ten aanzien van de rechtmatigheid van <strong>het</strong> <strong>huisbezoek</strong> dat een<br />

onaangekondigd <strong>huisbezoek</strong> ter vaststelling of <strong>het</strong> recht op uitkering bestaat een inbreuk<br />

vormt op de persoonlijke levenssfeer <strong>als</strong> bedoeld in artikel 8 lid 1 EVRM en artikel 10 lid 1<br />

Grondwet. Indien de bijzondere omstandigheden van <strong>het</strong> geval dit noodzakelijk maken, kan<br />

deze inbreuk echter gerechtvaardigd zijn op grond van artikel 8 lid 2 EVRM, terwijl ook artikel<br />

10 lid 1 Grondwet zich daartegen niet verzet (zie CRvB 07-03-2005, nr. 02/3737 NABW). De<br />

rechtbank constateert dat de jurisprudentie van de CRvB met betrekking tot<br />

onaangekondigde <strong>huisbezoek</strong>en in <strong>het</strong> algemeen betrekking heeft op noodzakelijk te achten<br />

<strong>huisbezoek</strong>en. Hierbij concludeert de rechtbank dat <strong>het</strong> begrip “noodzakelijk” duidt op de<br />

situaties waarin een specifieke aanleiding bestaat voor de inzet van <strong>het</strong> middel van<br />

<strong>huisbezoek</strong>. Die aanleiding kan bestaan uit aanwijzingen omtrent mogelijke (verzwegen)<br />

omstandigheden die relevant zijn voor <strong>het</strong> vaststellen van <strong>het</strong> recht. In casu is er sprake van<br />

“niet-noodzakelijke” <strong>huisbezoek</strong>en, waarin er geen bijzondere aanleiding was om juist de<br />

woning van belanghebbende te bezoeken. De rechtbank oordeelt dat niet is gebleken van<br />

een objectieve grond om te twijfelen aan de woonsituatie noch van bijzondere<br />

omstandigheden die de inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van belanghebbende<br />

noodzakelijk maakten of rechtvaardigden. Voorts acht de rechtbank ondubbelzinnige<br />

40


toestemming van de belanghebbende om de woning te betreden zodanig noodzakelijk en van<br />

wezenlijk belang dat daarover geen misverstand mag bestaan. Hetzelfde geldt voor de<br />

bekendheid van belanghebbende met de gevolgen bij weigering die toestemming te verlenen.<br />

De rechtbank concludeert dat de tijdens <strong>het</strong> <strong>huisbezoek</strong> aangetroffen bewijsmiddelen door<br />

<strong>het</strong> college zijn verkregen op een wijze die zodanig indruist tegen <strong>het</strong>geen van een behoorlijk<br />

handelende overheid mag worden verwacht dat dit gebruik onder alle omstandigheden<br />

ontoelaatbaar moet worden geacht.<br />

Noot<br />

In deze zaak moet de rechtbank twee wezenlijke vragen beantwoorden.<br />

Ten eerste of <strong>het</strong> (onaangekondigde) <strong>huisbezoek</strong> rechtmatig is. In <strong>het</strong> onderhavige geval is<br />

sprake van een onaangekondigd <strong>huisbezoek</strong> bij een lopende bijstandsuitkering, zonder<br />

bijzondere aanleiding. Naar vaste jurisprudentie van de CRvB vormt een onaangekondigd<br />

<strong>huisbezoek</strong> een inbreuk op de persoonlijke levenssfeer <strong>als</strong> bedoeld in artikel 8 lid 1 EVRM en<br />

artikel 10 lid 1 Grondwet, maar, indien bijzondere omstandigheden van <strong>het</strong> geval dit<br />

noodzakelijk maken, kan deze inbreuk gerechtvaardigd zijn. De rechtbank oordeelt dat zo’n<br />

inbreuk niet gerechtvaardigd is <strong>als</strong> er geen bijzondere reden is waarom <strong>het</strong> college <strong>het</strong><br />

<strong>huisbezoek</strong> wil verrichten. Dit oordeel lijkt mij juist. Een <strong>huisbezoek</strong> bij wijze van steekproef<br />

verdraagt zich immers ook niet met de jurisprudentie van de CRvB (zie CRvB 03-09-2002, nr.<br />

00/178 NABW waarin een objectieve grond om te twijfelen aan de woonsituatie werd<br />

verlangd, voordat mocht worden overgegaan tot een <strong>huisbezoek</strong>).<br />

Ten tweede gaat <strong>het</strong> hier om de toelaatbaarheid van <strong>het</strong> bij <strong>het</strong> onaangekondigde <strong>huisbezoek</strong><br />

verkregen bewijs. Bij <strong>het</strong> <strong>huisbezoek</strong> was belanghebbende onder invloed van marihuana en<br />

verklaarde sedert 2003 te handelen in softdrugs. Nu <strong>het</strong> <strong>huisbezoek</strong> <strong>als</strong> zodanig niet door de<br />

beugel kon, moet de vraag beantwoord worden of de bij dit <strong>huisbezoek</strong> verkregen informatie<br />

wel mag worden gebruikt.<br />

In <strong>het</strong> strafrecht wordt dan gesproken van onrechtmatig verkregen bewijs. Dergelijk bewijs<br />

mag niet in een strafproces worden gebruikt. ln <strong>het</strong> bestuursrecht ontbreekt een algemene<br />

regeling van <strong>het</strong> bewijsrecht. Dat wil echter niet zeggen dat bewijzen in <strong>het</strong> bestuursrecht<br />

normloos is. De verdeling van de bewijslast, bewijsmiddelen en bewijswaardering is primair<br />

overgelaten aan de rechter (vrije bewijsleer). De bestuursrechter velt een eigen oordeel over<br />

de rechtmatigheid en de toelaatbaarheid van <strong>het</strong> bewijs. In <strong>het</strong> bestuursrecht wordt de<br />

beoordeling ten aanzien van de bewijsvoering beheerst door de algemene beginselen van<br />

behoorlijk bestuur.<br />

Het gebruik van bewijsmiddelen is volgens vaste rechtspraak slechts dan niet toegestaan<br />

indien deze zijn verkregen op een wijze die zozeer indruist tegen <strong>het</strong>geen van een behoorlijk<br />

handelende overheid mag worden verwacht, dat gebruik onder alle omstandigheden<br />

ontoelaatbaar moet worden geacht. In de praktijk oordeelt de CRvB niet snel dat dit <strong>het</strong> geval<br />

is (zie bijvoorbeeld CRvB 03-01-2006, nr. 04/2827 NABW en CRvB 13-01-2004, nr. 01/2690<br />

NABW, waarin de CRvB geen betekenis hechtte aan <strong>het</strong> feit dat de auto van belanghebbende<br />

zonder toestemming van de Officier van Justitie was doorzocht, respectievelijk aan <strong>het</strong> feit dat<br />

de zoon van belanghebbende niet was gewezen op zijn verschoningsrecht.) De Hoge Raad is<br />

mogelijk iets strenger dan de CRvB (zie HR 12-03-1997, nr. 30478 (gepubliceerd in FED<br />

1997, 621), waarin <strong>het</strong> feit dat bepaalde stukken waren verkregen door middel van schending<br />

van <strong>het</strong> (afgeleid) verschoningsrecht, maakte dat zij ook in een fiscaalrechtelijke procedure<br />

niet meer mochten worden gebruikt).<br />

41


De rechtbank constateert dat <strong>het</strong> <strong>huisbezoek</strong> in strijd was met <strong>het</strong> recht op privacy en dat<br />

deze inbreuk niet gerechtvaardigd was en voorts dat er ook geen ondubbelzinnig duidelijke<br />

toestemming was verleend om de woning te betreden. Daarmee komt de rechtbank tot <strong>het</strong><br />

oordeel dat deze bewijsmiddelen zijn verkregen op een wijze die zozeer indruist tegen<br />

<strong>het</strong>geen van een behoorlijk handelende overheid mag worden verwacht, dat dit gebruik onder<br />

alle omstandigheden ontoelaatbaar moet worden geacht.<br />

In tegenstelling tot <strong>het</strong> oordeel van de rechtbank zou ik verwachten dat hiervan in <strong>het</strong><br />

onderhavige geval geen sprake is, gezien de (vele) voorbeelden uit de jurisprudentie van de<br />

CRvB waarin <strong>het</strong> gebruik van ‘onrechtmatig verkregen’ bewijs werd toegestaan (waaronder<br />

de hierboven genoemde uitspraken CRvB 03-01-2006, nr. 04/2827 NABW en CRvB 13-01-<br />

2004, nr. 01/2690 NABW).<br />

Naar mijn mening zou dit anders zijn <strong>als</strong> er in een soortgelijk geval ondanks een uitdrukkelijke<br />

weigering van belanghebbende, een <strong>huisbezoek</strong> heeft plaatsgevonden.<br />

De rechtbank geeft echter ook aan dat <strong>als</strong> zij in dit geval <strong>het</strong> bewijs niet had uitgesloten, <strong>het</strong><br />

recht op eerbieding van de persoonlijke levenssfeer voor belanghebbende een loze letter zou<br />

zijn. Ook daar wil ik een kanttekening bij plaatsen. Het recht op privacy brengt immers mee<br />

dat een belanghebbende kan weigeren mee te werken aan een steekproefsgewijs<br />

<strong>huisbezoek</strong> zonder dat hem vervolgens een schending van zijn medewerkings- en/of<br />

inlichtingenplicht ingevolge artikel 17 WWB kan worden tegengeworpen.<br />

42

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!