Woonwagenbewoners In Nederland PRIMO 2006 - Woonwagenwijzer
Woonwagenbewoners In Nederland PRIMO 2006 - Woonwagenwijzer
Woonwagenbewoners In Nederland PRIMO 2006 - Woonwagenwijzer
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
Aan het nummerbord E 1295<br />
is te zien dat deze wagen een<br />
vergunning heeft gekregen.<br />
(Staring <strong>In</strong>stituut, Deventer)<br />
Op sommige wagens werd al snel een huif aangebracht, ter bescherming van de te vervoeren goederen.<br />
Reizigers ontdekten zo de mogelijkheid van bewoning. De woonwagenbewoonster Frederika Brummer<br />
beschrijft in haar boekje Frederika hoe haar overgrootouders in zo’n huifwagen leefden.<br />
“Het waren hele kleine woonwagens, waar tien, twaalf; veertien, soms vijftien mensen in leefden. De<br />
woonwagens en huifkarren waren 3 bij 2 meter en heel laag. De mensen konden er meestal niet in staan. Daar<br />
moesten we allemaal in slapen en wonen. De bedden waren bossen stro. De stoelen en tafels maakten ze zelf<br />
van oude planken. Die werden ‘s avonds onder de wagens gezet om ruimte te maken. De bossen stro werden<br />
dan uitgerold op de vloer om te kunnen slapen.<br />
‘s Morgens bonden ze ze aan een bos en die werd dan in een hoek gezet. De wagentjes waren wel zo klein,<br />
dat bij het slapen de voeten buiten de wagen staken. De vloer werd dan doorgetrokken, zodat die buiten de<br />
wagen stak, de voorplank noemden ze die. <strong>In</strong> de winter werd er een stuk zeil aan de overstek boven aan<br />
het dak getimmerd om geen natte of koude voeten te krijgen. <strong>In</strong> de zomer werd dat zeil omhoog gerold en<br />
vastgebonden met wat spijkers en een stukje touw. De mensen waren heel schoon. Ze boenden iedere dag de<br />
planken vloeren.“<br />
<strong>In</strong> die periode waren er ook al karren of wagentjes die meer beantwoordden aan het idee van een woonwagen.<br />
Sommige reizigers bouwden een woongedeelte op hun kar of wagen, met de steunribben aan de buitenkant.<br />
Aan de binnenkant van de ‘ribbenkast’ – zoals die wagens wel genoemd werden – timmerden ze houten<br />
planken. Het waren meestal woonkarren, wagentjes op twee wielen.<br />
Tussen 1900 en 1920 stonden er op de standplaatsen ook al luxer uitgevoerde wagens van kermisreizigers.<br />
Ze hadden een voorportaaltje en gedraaide, houten stijlen, die het vakmanschap van een meubelmaker of<br />
houtdraaier verrieden. Steeds vaker werden wagenmakers ingeschakeld voor het bouwen van woonwagens.<br />
De verschillende typen wagens heetten vaak naar de vestigingsplaats van de wagenbouwer. Tielse wagens<br />
werden vanaf het begin van de eeuw bijvoorbeeld gemaakt in een timmerfabriek in Tiel.<br />
De Woonwagenwet van 1918 moest een einde maken aan het gebruik van bouwvallige woonwagens en de<br />
wildgroei in kwaliteit en afmetingen indammen. Met talloze voorschriften wilde de overheid voorkomen dat er<br />
krakkemikkige wagens op de weg verschenen. De bewoner van een wagen die niet aan de gestelde eisen<br />
voldeed, kreeg geen vergunning, zo stond in de wet. De wagen moest op ten minste twee assen en vier wielen<br />
rusten. De bovenkant van de vloer mocht zich ten hoogste één meter boven de grond bevinden, om kantelen te<br />
voorkomen.<br />
I n f o r m a t i e c d - r o m ‘ W o o n w a g e n b e w o n e r s i n N e d e r l a n d ( 1 8 8 0 - 2 0 0 6 ) ’ 2 9<br />
▼<br />
<strong>In</strong>dex