20.09.2013 Views

Samenvatting Fysieke Ergonomie

Samenvatting Fysieke Ergonomie

Samenvatting Fysieke Ergonomie

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

<strong>Samenvatting</strong> <strong>Fysieke</strong> <strong>Ergonomie</strong><br />

Gezocht, geschreven, gekopieerd, geplakt, gemaakt, etc. door Jurriën Dijkstra.<br />

Met dank aan Benne Draijer en Liesbeth Stam voor het controleren van de<br />

gegevens.


<strong>Samenvatting</strong><br />

Deze samenvatting dient ter verheldering van de colleges fysieke ergonomie. Deze<br />

informatie komt grotendeels van Internet en deels uit de sheets van het college. Het is<br />

dus goed mogelijk dat er fouten inzitten! Gebruik deze samenvatting dus op eigen<br />

risico en kom niet bij mij klagen als later blijkt dat je verkeerde dingen hebt geleerd.<br />

Mocht iemand nog verbeteringen/aanvullingen hebben, mail dat dan even door, of<br />

kijk of je het op teletop kan zetten? Veel succes met leren!<br />

Jurriën Dijkstra<br />

Anatomische stand<br />

De anatomische stand is een rechtopstaand mens met de voeten licht gespreid, de<br />

armen afhangend maar iets van het lichaam gehouden en waarbij de handpalmen naar<br />

voren worden gehouden. Bij plaatsaanduidingen kan men deze stand als<br />

referentiekader gebruiken.<br />

De vlakken<br />

We kunnen ons een aantal doorsneden door het lichaam voorstellen:<br />

• het frontale vlak, verticaal en van links<br />

naar rechts lopend.<br />

• het sagittale vlak, verticaal maar van voor<br />

naar achter lopend.<br />

• het transversale vlak, horizontaal door het<br />

lichaam.<br />

Richtingaanduidende termen<br />

Ventraal/Dorsaal Voorkant/achterkant<br />

Anterior/Posterior Voor/achter<br />

Mediaal/Lateraal Binnen/buiten<br />

Craniaal/Caudiaal boven/onder (Hoofd/romp)<br />

Superior/Inferior boven/onder (Hoofd/romp)<br />

Proximaal/Distaal Dichter naar lichaam toe/Van lichaam af (Extremiteiten)<br />

Radiaal/Ulnair Duim-/pinkzijde<br />

Oppositie/Repositie duim tegenover vingers brengen<br />

Palmair/Plantair palm/holte van resp. de hand en de voet<br />

Centraal/perifeer Naar het midden toe/Van het midden af


Palpatie<br />

Palpatie wordt gedefinieerd als het via de tastzin verkrijgen van informatie over de<br />

consistentie, de verschuifbaarheid en/of de vorm van de organen die onderzocht<br />

worden.<br />

pal·pa·tie (de ~ (v.), ~s)<br />

1 geneeskundig onderzoek door betasting en beklopping van het lichaam<br />

bron: www.vandale.nl<br />

Een gewricht<br />

Een gewricht (lat.: articulatio / junctura) is een overgang tussen twee botten waarbij<br />

wel beweging mogelijk is. Dit wordt dan ook wel een discontinue verbinding<br />

genoemd.<br />

Omdat er tijdens het bewegen grote krachten op sommige gewrichten komen te staan<br />

(bijvoorbeeld in de knie), zijn de botuiteindes in elk gewricht beschermd door middel<br />

van kraakbeen. Om de beweging tussen de botten soepel te laten verlopen bevindt<br />

zich in de gewrichtsholte een stroperige vloeistof: de synovia.<br />

De botten in een gewricht worden op hun plaats gehouden door zogenaamde<br />

gewrichtsbanden (ligamenten). Een band bestaat uit zeer stug bindweefsel, zodat<br />

krachten worden opgevangen. Andere hulpstructuren die ter versteviging en<br />

bescherming kunnen voorkomen in gewrichten zijn bijvoorbeeld een meniscus (knie),<br />

een discus (bijvoorbeeld de tussenwervelschijf), en een slijmbeurs (bijvoorbeeld in<br />

schouder en elleboog).<br />

Blessures ontstaan vaak omdat een bepaalde hulpstructuur beschadigd raakt bij<br />

overbelasting van een gewricht. Voorbeelden zijn de scheuring van een<br />

gewrichtsband (bijvoorbeeld de kruisband of de enkelband), de beschadiging van de<br />

meniscus, of de ontsteking van een slijmbeurs.<br />

Door hun specifieke bouw kunnen er in de verschillende gewrichten verschillende<br />

bewegingen plaatsvinden. Gewrichten kunnen bijvoorbeeld worden ingedeeld naar<br />

het aantal assen (één, twee of drie) waarom kan worden bewogen. De belangrijkste<br />

soorten gewrichten zijn:<br />

Eén-assig<br />

Rolgewricht - Bij een rolgewricht rollen de botten om elkaar heen. Dit gebeurt<br />

bijvoorbeeld in de onderarm waarbij het spaakbeen om de ellepijp draait.<br />

Scharniergewricht - Een scharniergewricht werkt net als een scharnier in bijvoorbeeld<br />

een deur. Dit gewricht kan ook alleen maar heen en weer bewegen. Een voorbeeld van<br />

een scharniergewricht is gewricht tussen je vingerkootjes.<br />

Twee-assig<br />

Zadelgewricht - Bij een zadelgewricht liggen twee zadelvormige botvlakken op<br />

elkaar. Er kan hier om twee assen bewogen worden. Voorbeeld is het gewricht tussen<br />

de handwortel en het middenhandsbeentje van de duim.<br />

Eivormig gewricht - Een eivormige kop in een kom, bijvoorbeeld in het polsgewricht.<br />

De knie wordt soms wel betiteld als een "dubbel-eigewricht", naar de vorm van de<br />

gewrichtsoppervlakken van het bovenbeen. Met gebogen knie kan het onderbeen<br />

geroteerd worden vanuit het kniegewricht. Het is dus geen scharniergewricht, zoals<br />

soms wel gedacht wordt.


Drie-assig<br />

Kogelgewricht - Een kogelgewricht is een gewricht dat bestaat uit een kogel en een<br />

kom. Dit gewricht heeft veel bewegingsvrijheid. Dit gewricht zit bijvoorbeeld in je<br />

heup en schouder. Je kan je arm voor-achterwaarts en zijwaarts bewegen. Daarnaast<br />

kan je de bovenarm in zijn eigen lengterichting roteren.<br />

Verklarende woordenlijst<br />

Abductie Zijwaartse beweging van arm of been van het lichaam af.<br />

Adductie Zijwaartse beweging van arm of been naar het lichaam toe, ook bij kruisen<br />

van de middellijn van het lichaam.<br />

Anteflexie Bewegen van de arm of been voorwaarts omhoog.<br />

Buigen van romp naar voren (ook!)<br />

Circumductie Het in een kegelvormige beweging van achter naar voren zwaaien van een<br />

arm/been.<br />

Dorsaalflexie Opwaarts bewegen van de handrug of voetwreef<br />

Depressie (detractie) Het omlaag trekken van de schoudergordel?<br />

Elevatie Het optrekken van de schoudergordel?<br />

Endorotatie Het naar binnen draaien van de ledematen.<br />

Eversie Het naar buiten draaien van de voet.<br />

Exorotatie Het naar buiten draaien van ledematen.<br />

Extensie Strekken<br />

Hyperextentie Overstrekken<br />

Extremiteit Bovenste extremiteiten zijn de armen.<br />

Flexie Buigen<br />

Onderste extremiteiten zijn de benen<br />

Inversie Het naar binnen draaien van de voet.<br />

Laterale extentie Naar het midden buigen<br />

Lateroflexie Zijwaarts buigen<br />

Laterorotatie Naar buiten draaien van de onderste punt van het schouderblad<br />

Mediorotatie Naar binnen draaien van de onderste punt van het schouderblad<br />

Palmairflexie Neerwaarts bewegen van de handpalm.<br />

Plantairflexie Neerwaarts bewegen van de voetzool<br />

Pronatie Draaien van de onderarm, waarbij de handpalm naar beneden draait.<br />

(Ook bij voet)<br />

Protractie Het naar voren bewegen van de schoudergordel.<br />

Radiaalabductie Hoekverkleining in het frontale vlak tussen je hand en je radiale zijde van de


onderarm.<br />

Retroflexie Het naar achteren bewegen van arm of been<br />

Buigen van romp naar achteren (ook!)<br />

Retractie Het naar achteren bewegen van de schoudergordel<br />

Supinatie Het draaien van de onderarm, waarbij de handpalm naar boven draait.<br />

(Ook bij voet)<br />

Ulnairabductie Hoekverkleining in het frontale vlak tussen je hand en je ulnaire zijde van de<br />

onderarm.<br />

Abductie<br />

Zijwaartse beweging van arm of been van het lichaam af.<br />

Adductie<br />

Zijwaartse beweging van arm of been naar het lichaam toe, ook bij kruisen van de middellijn<br />

van het lichaam.


Anteflexie<br />

Bewegen van de arm voorwaarts omhoog.<br />

Buigen van romp naar voren (ook!)


Retroflexie<br />

Het naar achteren bewegen van arm of been.<br />

Buigen van romp naar achteren (ook!)<br />

Palmairflexie<br />

Neerwaarts bewegen van de handpalm.


Dorsaalflexie<br />

Opwaarts bewegen van de handrug of voetwreef<br />

Radiaalabductie<br />

Hoekverkleining in het frontale vlak tussen je hand en je radiale zijde van de onderarm.<br />

Ulnairabductie<br />

Hoekverkleining in het frontale vlak tussen je hand en je ulnaire zijde van de onderarm.


Retractie<br />

Het naar achteren bewegen van de schoudergordel.<br />

Protractie<br />

Het naar voren bewegen van de schoudergordel.<br />

Extentie<br />

Strekking van romp en/ of ledematen.


Elevatie<br />

Het optrekken van de schoudergordel.<br />

Depressie<br />

Het omlaag trekken van de schoudergordel.<br />

Endorotatie (zie ook laterorotatie)<br />

Het naar binnen draaien van de ledematen.


Exorotatie (zie ook mediorotatie)<br />

Het naar buiten draaien van de ledematen.<br />

Inversie<br />

Het naar binnen draaien van de voet.<br />

Eversie<br />

Het naar buiten draaien van de voet.


Plantairflexie<br />

Neerwaarts bewegen van de voetzool. (Dorsaalflexie is het omgekeerde daarvan)<br />

Lateroflexie<br />

Zijwaarts buigen<br />

Laterale extentie<br />

Naar het midden buigen


Laterorotatie<br />

Naar buiten draaien van het schouderblad<br />

Mediorotatie<br />

Naar binnen draaien van het schouderblad


Pronatie<br />

Draaien van de onderarm, waarbij de handpalm naar beneden draait. (Proosten!)<br />

Supinatie<br />

Het draaien van de onderarm, waarbij de handpalm naar boven<br />

draait. (Soep eten!)<br />

Circumductie<br />

Het in een cirkel<br />

van achter naar voren zwaaien van een arm/been. (extremiteit)


Naslagwerken<br />

Hieronder vind je nog wat informatie die minder relevant is voor de samenvatting,<br />

maar wel van pas kan komen als naslagwerk.<br />

http://www.brianmac.demon.co.uk/musrom.htm<br />

http://www.tkri.org/Reference/lexicon/movement.php?LANGUAGE=english<br />

EXTREMITEITEN<br />

Eindstanden gewrichten bovenste extremiteiten:<br />

Schouder (art. humeri of art. glenohumerale)<br />

Anteflexie 90-100° (daarna tot 180° m.b.v. elevatie)<br />

Retroflexie 60°<br />

Abductie 80° - 90° (daarna tot 180° m.b.v. elevatie)<br />

Adductie 75°<br />

Exorotatie 90°<br />

Endorotatie 90°<br />

MLPP* - art. glenohumerale = 30° anteflexie, 30° abductie en neutrale<br />

supinatie/ pronatie<br />

- art. acromioclaviculare = stand schoudergordel bij normaal ontspannen houding<br />

- art. sternoclaviculare = stand schoudergordel bij normaal ontspannen houding<br />

MCPP* - art. glenohumerale = maximale abductie en exorotatie<br />

- art. acromioclaviculare = 90° abductie zonder rotatie<br />

- art. sternoclaviculare = maximale elevatie<br />

Capsulair patroon = exorotatie > abductie > endorotatie (ook in deze volgorde onderzoeken<br />

dus)<br />

Elleboog (art. cubiti & art. radio-ulnaris)<br />

Flexie 150°<br />

Extensie 0° - 10°<br />

Pronatie 70° - 90°<br />

Supinatie 85° - 90°


MLPP - art. humero-ulnaris = 70° flexie, onderarm 10° suppinatie<br />

- art. humero-radialis = extensie, onderarm gesupineerd<br />

- art. radio-ulnaris proximalis = 70° flexie, onderarm 10° supinatie<br />

MCPP - art. humero-ulnaris = extensie, onderarm gesupineerd<br />

- art. humero-radialis = 70° flexie, onderarm 10° supinatie<br />

- art. radio-ulnaris proximalis = onderarm ± 5° supinatie<br />

Capsulair patroon = flexie > extensie en supinatie > pronatie<br />

Pols (art. radiocarpea)<br />

Palmairflexie 80°<br />

Dorsaalflexie 70°<br />

Radiaal deviatie 20°<br />

Ulnair deviatie 30°<br />

Capsulair patroon = flexie > extensie<br />

MLPP = 5° palmairflexie, ± 5° ulnairdeviatie<br />

MCPP = maximale dorsaalflexie<br />

* Maximally loose-packed position = MLPP = de ruststand van het gewricht,<br />

waarbij de spierspanning en bindweefselspanning minimaal is. Dit is de meest<br />

mobiele positie die mogelijk is.<br />

* Maximally close-packed position = MCPP = de vergrendelstand van het<br />

gewricht, waarbij de spierspanning en de bindweefselspanning maximaal is. Het gewricht<br />

staat dan ‘op slot’, in zijn stabielste positie.<br />

De nulstand is een afgesproken stand: 90° enkel, 180° knie, 180° heup.<br />

Leeg eindgevoel = de spieren nemen de eindpositie over, zodat je het eindgevoel<br />

niet kan bepalen. Dit heet ook wel defense musculaire , bijv. bij de schouders.<br />

Hard, stug eindgevoel = bij het (passief) bewegen van een gewricht voel je<br />

dat je absoluut niet verder kunt rekken, bijv. dorsaalflexie enkels, extensie knie.<br />

Elastisch eindgevoel = bij het passief bewegen van een gewricht voel je dat je<br />

nog een stukje verder kunt rekken. Het lijkt elastisch. Bijv. anteflexie heup, of<br />

flexie knie. Soms wordt het eindgevoel bepaalt door de weke delen, d.w.z.<br />

(passieve) spiermassa die niet op rek gebracht wordt, maar de beweging verder wel


elemmert. Bijv. bij passieve flexie knie, dan kan er niet verder geflecteerd worden door de<br />

weke delen massa van de m. hamstrings.<br />

Eindstanden gewrichten onderste extremiteiten<br />

Heup<br />

Flexie 120°<br />

Extensie 30°<br />

Exorotatie 45° (met extensie art. genus) 70° (met flexie art. genus)<br />

Endorotatie 30° (met extensie art. genus) 45° (met flexie art. genus)<br />

Abductie 50°<br />

Adductie 40°<br />

MLPP* = 30° flexie, 30° abductie en lichte exorotatie<br />

MCPP** = maximale extensie, endorotatie en abductie<br />

Knie<br />

Flexie 135° (145°)<br />

(hyper)extensie 5° (is redelijk normaal bij jong volwassenen)<br />

exorotatie 45°<br />

endorotatie 15°<br />

MLPP = 25° flexie van de knie<br />

MCPP = maximale extensie<br />

enkel<br />

Plantairflexie 50°<br />

Dorsaalflexie 20°<br />

Inversie*** 30° (dit is: plantairflexie, adductie en suppinatie*)<br />

Eversie*** 20° (dit is: dorsaalflexie, abductie en pronatie*)<br />

MLPP = 10° (plantair)flexie in het BSG en midden tussen inversie en eversie<br />

MCPP = maximale dorsaalflexie (extensie)


* Maximally loose-packed position = MLPP = de ruststand van het gewricht, waarbij de<br />

spierspanning en bindweefselspanning minimaal is. Dit is de meest mobiele positie die<br />

mogelijk is.<br />

** Maximally close-packed position = MCPP = de vergrendelstand van het gewricht, waarbij<br />

de spierspanning en de bindweefselspanning maximaal is. Het gewricht staat dan ‘op slot’, in<br />

zijn stabielste positie.<br />

*** Inversie en eversie zijn de bewegingsmogelijkheden rond de compromis-as die loopt van<br />

achter-lateraal-onder naar voor-mediaal-boven. Omdat deze zo lastig loopt zijn deze<br />

bewegingen theoretisch ontleedbaar in de boven genoemde samengestelde<br />

deelbewegingen.<br />

De nulstand is een afgesproken stand: 90° enkel, 180° knie, 180° heup.<br />

Leeg eindgevoel = de spieren nemen de eindpositie over, zodat je het eindgevoel niet kan<br />

bepalen. Dit heet ook wel defense musculaire , bijv. bij de schouders.<br />

Hard, stug eindgevoel = bij het (passief) bewegen van een gewricht voel je dat je absoluut<br />

niet verder kunt rekken, bijv. dorsaalflexie enkels, extensie knie.<br />

Elastisch eindgevoel = bij het passief bewegen van een gewricht voel je dat je nog een stukje<br />

verder kunt rekken. Het lijkt elastisch. Bijv. anteflexie heup, of flexie knie. Soms wordt het<br />

eindgevoel bepaalt door de weke delen, d.w.z. (passieve) spiermassa die niet op rek<br />

gebracht wordt, maar de beweging verder wel belemmert. Bijv. bij passieve flexie knie, dan<br />

kan er niet verder geflecteerd worden dan waar de m. hamstrings zit.


SPIEREN<br />

Trapezius<br />

De trapezius (monnikskapspier) is een ruitvormige spier boven aan<br />

de achterkant van het lichaam. De trapezius loopt van de<br />

schedelbasis tot aan het midden van de rug, en is aan de zijkanten<br />

ook verbonden aan het schouderblad.<br />

De trapezius heeft de volgende functies:<br />

retractie : het naar achteren trekken van het schouderblad<br />

elevatie : het omhoog trekken van het schouderblad<br />

depressie : het omlaag trekken van het schouderblad<br />

Deltoideus Anterior<br />

De deltoideus spier (in het Nederlands vaak aangeduid als 'de<br />

schouders') wordt vaak verdeeld in drie delen, namelijk een<br />

voorste, middelste en achterste deel. Dit komt door de verschillende<br />

aanhechtingen van de spier aan de botten, waardoor de delen een<br />

verschillende functie krijgen.<br />

Het voorste gedeelte van de deltoideus - de deltoideus anterior -<br />

heeft de volgende functies:<br />

anteflexie : het voorwaarts heffen van de arm<br />

endorotatie : het naar binnen draaien van de schouder (naar<br />

de borst toe)<br />

horizontale abductie : het van het lichaam af bewegen van de<br />

arm in het horizontale vlak


Deltoideus Lateralis<br />

De deltoideus spier (in het Nederlands vaak aangeduid als 'de<br />

schouders') wordt vaak verdeeld in drie delen, namelijk een<br />

voorste, middelste en achterste deel. Dit komt door de verschillende<br />

aanhechtingen van de spier aan de botten, waardoor de delen een<br />

verschillende functie krijgen.<br />

Het middelste gedeelte (de zijkant van de spier, die de schouders<br />

de breedte geeft) van de deltoideus - de deltoideus lateralis - heeft<br />

slechts één functie:<br />

abductie tot 90° : het van het lichaam af bewegen van de arm<br />

naar de zijkant tot 90° (daarna wordt de beweging<br />

overgenomen door de trapezius)<br />

Deltoideus Medialis<br />

De deltoideus spier (in het Nederlands vaak aangeduid als 'de<br />

schouders') wordt vaak verdeeld in drie delen, namelijk een<br />

voorste, middelste en achterste deel. Dit komt door de verschillende<br />

aanhechtingen van de spier aan de botten, waardoor de delen een<br />

verschillende functie krijgen.<br />

Het achterste gedeelte van de deltoideus - de deltoideus medialis -<br />

heeft de volgende functies:<br />

retroflexie : het achterwaarts heffen van de arm<br />

exorotatie : het naar buiten draaien van de schouder (naar de<br />

rug toe)<br />

horizontale abductie : het van het lichaam af bewegen van de<br />

arm in het horizontale vlak<br />

Biceps<br />

De biceps zit aan de voorkant van de arm, en wordt voor<br />

trainingsdoeleinden verdeeld in drie aparte spieren:<br />

biceps brachii (tweehoofdige armbuiger)<br />

brachialis<br />

brachioradialis<br />

Hoewel de spieren allemaal meewerken als de 'biceps' getraind<br />

worden, hebben ze alle drie een iets andere functie, omdat ze net


iets anders aan de botten zijn gehecht:<br />

Biceps brachii:<br />

flexie : het buigen van de arm<br />

anteflexie : het voorwaarts heffen van de arm<br />

supinatie : het naar buiten draaien van de hand (van het<br />

lichaam af)<br />

Brachialis:<br />

flexie : het buigen van de arm zonder supinatie<br />

Brachioradialis:<br />

flexie vanaf 90° buiging : het buigen van de arm, vanaf het<br />

moment dat de onderarm gelijk is met de grond (halverwege<br />

de beweging) tot aan de schouder<br />

ondersteuning van pronatie en supinatie : werkt mee als de<br />

hand naar binnen en naar buiten draait<br />

Triceps<br />

De triceps brachii (driehoofdige armstrekker) zit aan de achterkant<br />

van de arm, en heeft drie spierkoppen (met drie<br />

aanhechtingspunten) met verschillende functies:<br />

Lange kop (aan de binnenkant van de arm):<br />

extensie : het strekken van de arm<br />

retroflexie : het achterwaarts heffen van de arm<br />

Mediale kop (aan de binnenkant van de arm) en laterale kop (aan<br />

de buitenkant van de arm):<br />

extensie : het strekken van de arm<br />

pronatie : het naar binnen draaien van de hand


Onderarmen<br />

Bovenkant:<br />

dorsaalflexie : het buigen van de pols naar boven<br />

Onderkant:<br />

palmairflexie : het buigen van de pols naar beneden<br />

Pectoralis<br />

De pectoralis zit vast aan de buitenkant van de bovenarm, aan het<br />

sleutelbeen, aan het borstbeen, en aan de pees van de rectus<br />

abdominis rechte buikspier). De pectoralisgroep bestaat uit twee<br />

spieren met hun eigen functies:<br />

Pectoralis major (grote borstspier):<br />

horizontale adductie : het naar het lichaam toe bewegen van<br />

de arm in het horizontale vlak<br />

anteflexie : het voorwaarts heffen van de arm<br />

adductie : het naar het lichaam toe bewegen van de arm<br />

endorotatie : het naar binnen draaien van de schouder (naar<br />

de borst toe)<br />

Pectoralis minor (kleine borstspier):<br />

depressie : het omlaag trekken van het schouderblad<br />

protractie : het naar voren trekken van het schouderblad<br />

Serratus Anterior<br />

De serratus anterior (zaagspier) vormt mooie 'bobbeltjes' in een<br />

zaagpatroon tussen de borstkas en de onderkant van het<br />

schouderblad. De serratus heeft de volgende functies:<br />

depressie : het omlaag trekken van het schouderblad<br />

protractie : het naar voren trekken van het schouderblad<br />

Latissimus Dorsi


De latissimus dorsi (brede rugspier) loopt van de voorzijde van de<br />

bovenarm via binnenkant arm naar de rand van de heup, en zit vast<br />

aan de borstwervels. Door de aanhechting aan de voorzijde van de<br />

bovenarm worden de spieren het beste getraind als de handen niet<br />

te ver van elkaar afzitten. Dit strekt de latissimus dorsi het beste.<br />

Goed ontwikkelde latissimus dorsi ('lats') zorgen voor een brede en<br />

dikke rug.<br />

De latissimus dorsi heeft de volgende functies:<br />

retroflexie : het achterwaarts heffen van de arm<br />

adductie : het naar het lichaam toe bewegen van de arm<br />

endorotatie : het naar binnen draaien van de schouder (naar<br />

de borst toe)<br />

Erector Spinae<br />

De erector spinae loopt van de nekwervels en achterkant schedel<br />

helemaal naar het heiligbeen. De erector spinae heeft de volgende<br />

functies:<br />

dorsaalflexie : het achterwaarts buigen in de wervelkolom<br />

rotatie : rotatie in de wervelkolom<br />

lateraalflexie : het zijwaarts buigen in de wervelkolom<br />

Gluteus<br />

De gluteusspieren - de bilspieren - bestaan uit de gluteus maximus,<br />

gluteus medius en gluteus minimus. De gluteus maximus - of grote<br />

bilspier - is degene die je ziet. De gluteusspieren lopen van het<br />

heiligbeen tot de buitenkant van het bovenbeen.<br />

De functies van de gluteusspieren zijn:<br />

retroflexie (1 kant) : het achterwaarts heffen van het been<br />

exorotatie (1 kant) : het naar buitendraaien van het been


Quadriceps<br />

De quadriceps (vierkoppige bovenbeenspier) bestaat uit vier<br />

spieren. Deze spieren zitten aan de voorkant van het bovenbeen, en<br />

lopen van de heup en het bovenbeen tot het bovenste deel van het<br />

scheenbeen. De spieren hebben hun eigen functies:<br />

Rectus femoris:<br />

De rectus femoris is de enige van de quadriceps die ook over de<br />

heup loopt, en heeft hierdoor een iets andere functie van de andere<br />

drie spieren:<br />

anteflexie : het in voorwaartse richting heffen van het been<br />

extensie : het strekken van de knie<br />

Vastus medialis (binnenkant been), vastus lateralis (buitenkant<br />

been) en vastus intermedius (ligt onder de rectus femoris):<br />

extensie : het strekken van de knie<br />

Hamstrings<br />

De hamstrings zitten aan de achterkant van het bovenbeen, en<br />

lopen van het zitbeen naar de kuit en de achterkant van het<br />

scheenbeen. De hamstrings bestaan uit drie spieren, met hun eigen<br />

functies:<br />

Biceps femoris:<br />

retroflexie : het in achterwaartse richting heffen van het been<br />

(als de knie gebogen is!)<br />

flexie : het buigen van de knie<br />

exorotatie : het naar buiten draaien van het been<br />

Semitendinosus:<br />

retroflexie : het in achterwaartse richting heffen van het been<br />

(als de knie gebogen is!)<br />

flexie : het buigen van de knie<br />

endorotatie : het naar binnen draaien van het been<br />

Semimembranosus:<br />

retroflexie : het in achterwaartse richting heffen van het been<br />

(als de knie gebogen is!)<br />

flexie : het buigen van de knie


endorotatie : het naar binnen draaien van het been<br />

Tibialis Anterior<br />

De tibialis anterior zit aan de voorkant van het onderbeen, en loopt<br />

van de bovenkant van het kuitbeen en het scheenbeen naar het<br />

midden van de bovenkant van de voet.<br />

De tibialis anterior heeft de volgende functie:<br />

dorsaalflexie : het buigen van de enkel (tenen naar boven<br />

brengen)<br />

Kuiten<br />

De kuiten - de triceps surae - zijn vaak zeer moeilijk tot<br />

ontwikkeling te brengen, omdat ze al de hele dag werken bij het<br />

lopen. De kuiten moeten dus zeer zwaar aangepakt worden om ze<br />

tot ontwikkeling te dwingen.<br />

De kuiten bestaan uit twee spieren, met aparte aanhechtingen en<br />

daardoor ook verschillende functies:<br />

Gastrocnemius:<br />

Loopt van de onderkant van de achterzijde van het bovenbeen naar<br />

het hielbeen. De functies zijn:<br />

flexie : het buigen van de knie<br />

plantairflexie : het strekken van de enkel (tenen naar<br />

beneden brengen)<br />

supinatie : het naar buiten draaien van de enkel<br />

Soleus (scholspier):<br />

Loopt van de achterzijde van het scheenbeen naar het hielbeen. De<br />

soleus kan alleen worden getraind als de knie 90° gebogen is.<br />

De functies zijn:<br />

plantairflexie : het strekken van de enkel (tenen naar<br />

beneden brengen)<br />

supinatie : het naar buiten draaien van de enkel

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!