20.09.2013 Views

Vervoegen van werkwoorden

Vervoegen van werkwoorden

Vervoegen van werkwoorden

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

Tegenwoordige tijd<br />

Regel 1: normale zinnen: onderwerp komt vóór het werkwoord<br />

- De stam <strong>van</strong> een werkwoord vind je door “en” weg te laten: werken → werk<br />

- Als de stam op 'v' eindigt verandert deze 'v' ook in een 'f' (als er geen klinker volgt):<br />

weven → weef<br />

ik [stam] ik werk (hier kan je onthouden met ik drink nooit thee<br />

jij [stam]+t jij werkt<br />

hij, u [stam]+t hij of u werkt<br />

wij [stam]+en wij werken<br />

jullie [stam]+en jullie werken<br />

zij [stam]+en zij werken<br />

- Als de stam eindigt op een d: bieden → bied<br />

ik bied<br />

jij biedt<br />

hij biedt<br />

wij bieden<br />

jullie bieden<br />

zij bieden<br />

Regel 2: geïnverteerde zinnen: het werkwoord komt voor onderwerp<br />

[stam] ik werk ik zing ik<br />

[stam] jij werk jij zing je<br />

[stam]+t hij, u werkt hij zingt hij<br />

[stam]+en wij werken wij zingen wij<br />

[stam]+en jullie werken jullie zingen jullie<br />

[stam]+en zij werken zij zingen zij<br />

Hier GEEN t bij de jij-vorm. Het is dus “jij wordt” en “word jij”.<br />

! Wordt je zuster. Hier wel wordt met een t omdat ‘je zuster” hier het onderwerp is.<br />

Regel 3: bevelen<br />

Hier gewoon de stam <strong>van</strong> het werkwoord. Geen t toevoegen<br />

Stop onmiddellijk.<br />

1


Voltooide tijd<br />

Hier steeds een hulpwerkwoord + voltooid deelwoord<br />

- VTT: Voltooid tegenwoordige tijd<br />

Wordt gebruikt voor handelingen die gezien <strong>van</strong>uit het moment <strong>van</strong> spreken in het<br />

verleden plaatsvonden en afgerond zijn. T<br />

egenwoordige tijd<br />

De kinderen hebben in de tuin gespeeld.<br />

- VVT: Voltooid verleden tijd<br />

Wordt gebruikt voor handelingen die <strong>van</strong>uit het verleden gezien in het verleden<br />

plaatsvonden en al afgerond waren.<br />

We hadden in de tuin gespeeld.<br />

‘t Ex-kofschip-regel (of ’t ex fokschaap)<br />

→ het is een hulpmiddeltje om de medeklinkers te onthouden waarna een t volgt. Met de<br />

klinkers moet je geen rekening houden<br />

• Als de stam eindigt op x, t, k, f, s, ch of p, volgt een ‘t’ achter de stam<br />

Werken → ik heb gewerkt<br />

Knippen → De kapper heeft mijn haar geknipt<br />

• Als de stam eindigt op een andere letter volgt een ‘d’<br />

Luisteren → ik heb geluisterd<br />

Babbelen → ik heb gisteren veel gebabbeld<br />

• ! <strong>werkwoorden</strong> met een ‘v’ en ‘z’ zoals in ‘beleven’ en ‘vrezen’ krijgen<br />

geen ‘t’<br />

Je schrijft de stam weliswaar als ‘beleef’ en ‘vrees’, maar voor de ‘ex-kofschipregel’<br />

gelden de ‘v’ en de ‘z’ uit het werkwoord<br />

Vrezen → ik heb gevreesd<br />

Leven → ik heb geleefd<br />

2


Onvoltooid verleden tijd (OVT)<br />

-sterke <strong>werkwoorden</strong>: veranderen <strong>van</strong> klank<br />

Komen → kwam<br />

Lopen → liep<br />

Zingen → zong<br />

Houden → hield<br />

-zwakke <strong>werkwoorden</strong>: krijgen een achtervoegsel. Ook hier kan<br />

je gebruik maken <strong>van</strong> ‘t ex-kofschip<br />

• Als de laatste letter <strong>van</strong> de stam in ’t ex-kofschip voorkomt dan schrijf je ‘-te’<br />

(enkelvoud) of ‘-ten’ (meervoud) achter de stam<br />

Werken → werkte<br />

Juichen → juichte<br />

• Komt de letter niet voor in ’t ex-kofschip dan schrijf je ‘-de’ of ‘-den’ achter<br />

de stam.<br />

Horen → ik hoorde<br />

Vuren → wij vuurden<br />

Huilen → ze huilde<br />

• Let hierbij wel weer op de ‘v’ en ‘z’.<br />

Vrezen → Wij vreesden het ergste.<br />

Kleven → Ik kleefde een postzegel<br />

• Indien de stam al eindigt op een ‘d’ of een ‘t’ schrijf je een dubbele ‘d’ of ‘t’<br />

Antwoorden → ik antwoordde<br />

Branden → de kaarsen brandden<br />

Wachten → Hij wachtte gisteren lang op mij.<br />

Praten → Ze praatte aan een stuk door.<br />

3


Voltooide deelwoorden<br />

Voltooide deelwoorden eindigen op –en: gelopen, verdronken, gesneden.<br />

Ze veranderen nooit, ook niet als ze bijvoeglijk worden gebruikt: De gelopen race, het<br />

verdronken paard, het gesneden brood.<br />

Uitzonderingen op deze regel vormen deelwoorden die eindigen op –n. Als je<br />

deze bijvoeglijk gebruikt, moet je ze zo kort mogelijk schrijven. (vergaan –<br />

vergane, gezien – geziene).<br />

Eindigen op –d of –t: gered, gewit. Als je ze bijvoeglijk gebruikt komt er een e<br />

na. Je schrijft ze dan:<br />

-zoals je ze hoort: het geredde paard, het gewitte plafond<br />

-zo kort mogelijk: de gehate dictator, de gepote bloembollen<br />

Het onvoltooid deelwoord<br />

Toont aan dat de handeling nog bezig is, zegt iets over hoe je iets doet. Je kunt er steeds al<br />

voorzetten. Deze <strong>werkwoorden</strong> eindigen steeds op d<br />

(Al) zingend liep het meisje door de straat<br />

(Al) lachtend kwamen ze binnen.<br />

Engelse <strong>werkwoorden</strong><br />

Engelse <strong>werkwoorden</strong> worden vervoegd als zwakke <strong>werkwoorden</strong> in het Nederlands. Ze<br />

krijgen in de verleden tijd stam plus –de(n).<br />

Voorbeelden: rugbyde, jogde, tackelde<br />

Als de stam eindigt op een <strong>van</strong> de medeklinkers uit ’t ex fokschaap of ’t ex kofschip krijg je<br />

stam plus -te(n).<br />

Voorbeelden: faxte, racete<br />

4

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!