CLAIRLIEU - Canons Regular Blog
CLAIRLIEU - Canons Regular Blog
CLAIRLIEU - Canons Regular Blog
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
<strong>CLAIRLIEU</strong><br />
T11DS<br />
GES( i<br />
lipugwaardig Heer G-h . ■ ■<br />
niC.<br />
PR. R. |ANSS£N<br />
KRON1EK<br />
[NH< Hi! I<br />
De oorsgrong v;in At ( IkI' ^au !ici 11. Kiui<br />
\!<br />
. \ n r
<strong>CLAIRLIEU</strong><br />
TIJDSCHRIFT GEWIJD AAN DE<br />
GESCHIEDENIS DER KRUISHEREN<br />
62ste<br />
JAARGAN G<br />
2 0 0 4<br />
<strong>CLAIRLIEU</strong> — MAASEIK
HOOGWAARDIG HEER G. LEWANDOWSKI<br />
NIEUWE MAGISTER GENERAAL VAN DE<br />
-«*«,<br />
KRUISHEREN<br />
In de zomer van 2003 hid<br />
den de kruisheren Generaal<br />
Kapittel. Tijdens dit kapittel,<br />
dat plaats vond in Brazilie werd<br />
Glen Lewandowski gekozen tot<br />
magister generaal in opvolging<br />
van Rein Vaanhold, die dit<br />
ambt bekleedde sinds 1997 en<br />
niet meer herkozen wenste te<br />
worden. Voor zijn verkiezing<br />
behoorde Glen tot de kruis-<br />
herengemeenschap van Abe-<br />
pura. In de School voor<br />
Theologie doceerde hij Nieuwe<br />
Testament en gaf cursussen over contextuele liturgie en cultuur.<br />
Hij coordineerde ook het postdoctorale programma.<br />
Glen werd geboren in Forley op 21 oktober 1947. In 1969 trad<br />
hij in bij de kruisheren in Hastings. Aan de universiteit studeerde<br />
hij H. Schrift, wijsbegeerte, culturele antropologie en Klassieke<br />
Filologie. In 1981 behaalde hij een doctoraat in de praktische<br />
theologie aan de universiteit van Chicago. Glen was conventualis<br />
in Fort Wayne, Riverview en Chicago. In 1981 verhuisde hij naar<br />
de kruisherengemeenschap in Indonesia. Van 1991 tot 2001 was
4 HOOGWAARDIG HEER G. LEWANDOWSKI<br />
hij de overste van de kruisherenmissie (regionale overste, prior proprovinciaal)<br />
in Irian Jaya. Daarna werd hij socius in het post-noviciaat<br />
in de vormingsgemeenschap in Abepura.<br />
Magister generaal Lewandowski houdt zich ook bezig met<br />
onderzoek en studie rond het priesterschap van religieuzen, sacramenteel-liturgisch<br />
mysticisme, Moslim Soefisme, antropologie van<br />
de wetgeving en bijbelse pneumatologie in modellen van heiligheid.<br />
Daarnaast toont hij interesse voor middeleeuwse bijbelwetenschappen<br />
en de sociologie van de esthetische kennis.<br />
De redactie van Clairlieu wenst de nieuwe Generaal heel veel<br />
inspiratie en motivatie bij de uitoefening van zijn moeilijke<br />
opdracht.
IN MEMORIAM<br />
PIET WINKELMOLEN O.S.C. (1915-2004)<br />
Pater. P. Winkelmolen o.s.c. Foto: 1. Eltink<br />
dr. Roger Janssen o.s.c.<br />
Graag willen we dit in<br />
memoriam beginnen met de<br />
aanhef van de homilie, die<br />
prior M. Martens hield op de<br />
dag van de uitvaart van<br />
kruisheer Piet Winkelmolen:<br />
"Na een zeer actiefleven in ver-<br />
schillende kloosters van onze orde<br />
is confrater Piet Winkelmolen op<br />
zijn tocht naar zijn negentigste<br />
verjaardag en na een kortstondi-<br />
ge ziekte rustig en tevreden van<br />
ons heengegaan op 15 maart<br />
2004. Zijn groot werkterrein<br />
was altijd de Nederlandse<br />
kruisherenprovincie geweest tot<br />
hij op eigen verzoek in juni<br />
1999 voor het klooster in<br />
Maaseik benoemd werd, omdat<br />
het bestuur van de orde besloten<br />
had om het klooster van<br />
Amersfoort, waar hij vanaf<br />
1957 werkzaam was en diverse<br />
functies waarnam, op te hejfen en te sluiten. Wij hebben hem hier in<br />
Maaseik dus slechts korte tijd gekend als archivaris van de orde, als
6 IN MEMORIAM PIET WINKELMOLEN O.S.C (1915-2004)<br />
iemand die gezien zijn gezegende leefiijd niet in een makkelijke stoel<br />
ging zitten maar met een grote interesse voor geschiedenis, voor het<br />
reilen en zeilen van de kruisherenorde dag na dag bezig was. De con<br />
crete mensen die door de eeuwen heen deze geschiedenis mee gemaakt<br />
en geschreven hebben droeg hij een warm hart toe en zo schreefhij zelf<br />
hun geschiedenis mee en dit met een bewonderenswaardige ijver tot<br />
enkele weken voor zijn sterven.(...J'x<br />
Petrus Gerardus Maria Winkelmolen werd geboren in<br />
Rotterdam op 16 januari 1915 als zoon van Gerard Pieter<br />
Winkelmolen en Anna Hubertina Verhart. In het Heilig<br />
Kruiscollege van Uden volgde hij van 1928 tot 1934 middelbaar<br />
onderwijs. In de zomer van 1934 trad hij in bij de kruisheren en<br />
doorliep het noviciaat in Neeritter. Daar legde hij op 28 augustus<br />
1935 tijdelijke geloften af. In Zoeterwoude volgde hij van 1935 tot<br />
1937 de filosofische opleiding en vervolgens studeerde hij tot 1941<br />
theologie in Sint-Agatha. Op 28 augustus 1938 legde hij de<br />
eeuwige geloften af in Sint-Agatha. De priesterwijding ontving hij<br />
van mgr. A. Diepen op 28 juli 1940 in Nijmegen.2<br />
Van augustus 1941 tot juni 1942 was Piet conventualis in Hees.<br />
In 1941 werd hij benoemd voor de kruisherenmissie op Java.<br />
Wegens de oorlogsomstandigheden kon hij niet vertrekken.<br />
Daarom werd hij benoemd voor het kruisherenklooster van Uden,<br />
waar hij conventualis was van juni 1942 tot maart 1946 en van<br />
augustus 1947 tot 1 oktober 1952. Piet werd er leraar geschiede<br />
nis, Nederlands en bijbelonderricht op het Heilig Kruiscollege van<br />
januari 1943 tot december 1945, procurator van het klooster van<br />
September 1947 tot September 1952 en bibliothecaris van oktober<br />
1948 tot September 1952. Tevens deed hij dienst als assistent in<br />
OudeTonge van december 1945 tot maart 1946.<br />
1 M. Martens, In Memoriam Piet Winkelmolen, kruisheer. in: Bulletin van de Europese<br />
provincie van de Kruisheren, nr.4, april 2004, pp. 63-64<br />
2 Voor dit in memoriam steunen wij o.m. op I. Eltink, Interview met p. P. Winkelmolen. in:<br />
Sint Aegten Kroniek, jg-3, nr.l, maart 2000, pp. 1-8; R. Janssen & P. Winkelmoien,<br />
Repertorium Canonicorum <strong>Regular</strong>ium Ordinis Sanctae Crucis 1840-1996. Maaseik,<br />
Geschiedkundige kring "Clairlieu", 1999, pp. 859-860
IN MEMORIAM PIET WINKELMOLEN O.S.C. (1915-2004) 7<br />
In maart 1946 werd Piet benoemd voor het klooster van<br />
Zoeterwoude. Hij bleef er conventualis tot augustus 1947. Hij<br />
werd aalmoezenier van de politieke delinquenten in Leiden van<br />
maart tot oktober 1946 en in Weesp van oktober 1946 tot Sep<br />
tember 1947. Vanuit Zoeterwoude keerde hij in 1947 terug naar<br />
Uden. Op 1 oktober 1952 werd hij conventualis in Sint-Agatha. In<br />
oktober 1953 werd hij er procurator. Dit ambt bekleedde hij tot<br />
1 januari 1957. Dan werd hij benoemd voor het klooster in<br />
Amersfoort, waar hij conventalis bleef tot 6 juni 1999. Toen het<br />
klooster van Amersfoort werd opgeheven, drukte hij de wens uit<br />
zijn laatste levensjaren in Maaseik te mogen doorbrengen. Daar<br />
verbleef hij in het kruisherenklooster van 6 juni 1999 tot aan zijn<br />
dood op 15 maart 2004.<br />
In Amersfoort werd Piet procurator van 1 januari 1957 tot<br />
1963. Van januari 1964 tot oktober 1980 was hij er docent catechese<br />
van de Katholieke Opleidingschool voor Kleuterleidsters en<br />
van 1980 tot oktober 1985 administrator. Tevens was hij gewestelijk<br />
aalmoezenier van KAJ en VKAJ in het aartsbisdom - daartoe<br />
aangesteld door kardinaal Alfrink - van 23 maart 1959 tot oktober<br />
1971. Hij werd aalmoezenier en bestuurslid van de Levensschool<br />
in Amersfoort van 1958 tot 1981 en secretaris van de dekenale<br />
raad Amersfoort van 1970 tot 1975. Op 10 april 1982 werd hij<br />
prior gekozen in het convent van Amersfoort. Dit ambt bekleedde<br />
hij tot 2 december 1988.<br />
Piet was een graag geziene figuur in de kruisherenorde. Als zijn<br />
naam werd aangehaald wist iedereen over wie het ging. Zelf kende<br />
hij heel veel confraters en wist heel wat te vertellen over hun reilen<br />
en zeilen. In 1982 werd hij aangesteld als generale archivaris van de<br />
orde. Hij ordende nagenoeg het volledige generale archief van de<br />
orde en zorgde voor een zeer gedetailleerde analytische inventaris.<br />
Zoals in het hierna volgend bibliografisch overzicht duidelijk<br />
wordt, liet hij het hier niet bij en ordende ook de archieven van de<br />
Belgische en Nederlandse provincie van de orde, van de Duitse<br />
proprovincie, van de Procuria Generalis, van Clairlieu en van het<br />
historisch instituut te Bonn, de persoonlijke papieren van enkele<br />
overleden confraters en de archieven van enkele opgeheven kloos-
8 IN MEMORIAM PIET WINKELMOLEN O.S.C. (1915-2004)<br />
ters. Officieel bleef hij tot 1998 in functie, maar feitelijk bleef hij<br />
als archivaris werkzaam tot aan zijn dood. Als archivaris van de<br />
orde had hij heel wat huidige en oude, verlaten kloosters bezocht<br />
en daardoor vele contacten gelegd.<br />
In 1970 werd Winkelmolen lid van de kring Clairlieu. Tot aan<br />
zijn dood bleef hij bestuurslid - penningmeester, welke opdracht<br />
hij jaar in jaar uit trouw en minutieus uitvoerde. Zelf pleegde hij<br />
weinig wetenschappelijk historisch onderzoek en als gevolg daarvan<br />
publiceerde hij ook niet veel over de geschiedenis van de orde.<br />
Door zijn veelvuldige contacten met personen, die zich inlieten<br />
met de geschiedenis van de orde tout court of van een of ander<br />
klooster, wist hij anderen er echter toe te bewegen om in Clairlieu<br />
te publiceren en/of lid te worden van de kring. Zelf was hij een verwoede<br />
verzamelaar van alles wat maar betrekking kon hebben op<br />
het kruisherenleven: archivalia, knipsels, boeken, fotos en dias,<br />
gedachtenisprentjes, pretiosa (kelken, ringen, borstkruisen,<br />
mijters...), relieken, stempels en dies meer.<br />
Piet Winkelmolen was een opgeruimde, tevreden kruisheer, die<br />
voor zichzelf heel weinig nodig had. Hij kon genieten van het<br />
broederlijke samenzijn en meeleven met de tegenslagen en het verdriet<br />
die een gemeenschap kunnen treffen. Bezinning en gebed<br />
ontbraken geen enkele dag. In de geest van de reguliere kanunniken<br />
vierde hij dagelijks eucharistie en toonde hij nadrukkelijk<br />
zijn aanwezigheid in het koorgebed. De orde was hem heilig, haar<br />
idealen probeerde hij tot de zijne te maken. Daarom wenste hij<br />
ook begraven te worden in zijn kruisherenhabijt. Niettegenstaande<br />
zijn hoge leeftijd, die dankbaar stemt, verliest de kring Clairlieu in<br />
Piet Winkelmolen een gedreven en begaafde medewerker.
IN MEMOR1AM PIET WINKELMOLEN O.S.C. (1915-2004)<br />
Bibliografie Piet Winkelmolen o.s.c.<br />
dr. Roger Janssen o.s.c.<br />
(samen met H. Van de Ven en L. Sips), Verslag der provinciate<br />
bijeenkomst te Amersfoort. in: Bulletin^ 1973, pp.127-132<br />
Inventaris van het archief van het klooster der Kruisheren te Diest.<br />
Diest, 1975<br />
Archiefvan het klooster der Kruisheren te Diest. in: Cellesiana, 1975,<br />
pp. 151-153<br />
Inventaris van het archiefvan het Kruisherenklooster Mater Dolorosa<br />
te Zoeterwoude. Amersfoort, 1980, z.p., getypte versie<br />
Lijst van conventualen van het Kruisherenklooster te Maastricht van<br />
1437 tot 1796. Amersfoort, 1980, 304p., getypte versie<br />
Inventaris van het archiefvan de Belgische Provincie van de Orde van<br />
het Heilig Kruis. Amersfoort, 1982, 2 delen, getypte versie<br />
Inventaris van het Archief van het Generalaat van de Orde van het<br />
Heilig Kruis, 1840-1940. Amersfoort, 1986, z.p., getypte versie<br />
Inventaris van het Archief van het Generalaat van de Orde van het<br />
Heilig Kruis, 1940- Amersfoort, 1986 e.v., 6 delen, getypte versie<br />
Inventaris van het Archiefvan de Procuria Generalis van de Orde van<br />
het H. Kruis te Rome. Amersfoort, 1987, z.p., getypte versie<br />
Mededeling over de bouw van het klooster Ter Apel. in: Clairlieu,<br />
jg.46, 1988, p.127<br />
Bericht over literatuur rond de San Giorgio te Rome, in: Clairlieu,<br />
jg.47, 1989, pp.213-214<br />
Inventaris van het dossier H. Van Rooijen o.s.c. en C. Van Dal o.s.c.<br />
Amersfoort, 1988, getypte versie
10 IN MEMORIAM PIET WINKELMOLEN O.S.C (1915-2004)<br />
Bericht over "Kostbarkeiten aus der UniversitdtsbibL Dusseldorf"<br />
waarin vele banden van het vroegere Kruisherenklooster Dusseldorf.<br />
in: Clairlieu, )%Al, 1989, pp.197-198<br />
Bericht over de Kruisherenkerk in Den Bosch, in: Clairlieu, jg.47,<br />
1989, p.204<br />
Inventaris van het archief Clairlieu. Amerfoort, 1990, getypte ver-<br />
sie<br />
Bericht over de Kruisheren van Briiggen. in: Clairlieu, jg.48-49,<br />
1990-1991, p.143<br />
Bericht over de bestemming van de Kruisherenkerk in Maastricht, in:<br />
Clairlieu, jg.48-49, 1990-1991, pp. 148-149<br />
Bericht over de nieuwe functie van het voormalige Kruisherenklooster<br />
TerApel. in: Clairlieu, jg.48-49, 1990-1991, pp.149-150<br />
(samen met G. Reijners), Een halve eeuw Clairlieu. in: Clairlieu,<br />
jg.5O, 1992, pp.5-12<br />
Bericht over Greenbay (Wisconsin), in: Clairlieu, jg.5O, 1992, pp.<br />
175-176<br />
Inventaris van het archief van de provincie van de heilige Augustinus<br />
van de Orde van het Heilig Kruis. Amersfoort, 1993, 2 delen,<br />
getypte versie<br />
Bericht over Nicolaas van Haarlem en het Kruisherenklooster van<br />
Hoorn. in: Clairlieu, jg.51, 1993, p. 193<br />
Bericht over de voormalige Kruisherenkloosters van Scharmer en Ter<br />
Apel. in: Clairlieu, jg.51, 1993, pp.194-195<br />
Inventaris van het archief van het Kruisherenklooster te Diest.<br />
Amersfoort, 1994, z.p., getypte versie<br />
Bericht over de restauratie van het voormalige Kruisherenklooster in<br />
Bentlage. in: Clairlieu, jg.52, 1994, p.256
IN MEMORIAM PIET WINKELMOLEN O.S.C. (1915-2004) 11<br />
Bericht over een relikwiekruis in de S.Dionysiuskirche in Rheine en<br />
afkomstig uit het voormalige Kruisherenklooster in Bentlage. in:<br />
Clairlieu, jg.52, 1994, pp.26l-262<br />
Bericht over dk voormalige Kruisherenkloosters van Bentlage en Ter<br />
Apel. voormalige Kruisherenklooster in Bentlage. in: Clairlieu, jg.53,<br />
1995, pp.109-110<br />
Inventaris van het archief van de Proprovincie Sint-Helena.<br />
Amersfoort, 1996, z.p., getypte versie<br />
Bericht over de bedevaarten naar en de verering van O.L Vrouw ter<br />
Lindein Uden. in: Clairlieu, jg.53, 1995, pp.118-119<br />
Marienfrede. in: Clairlieu, jg.54, 1996, pp.93-96<br />
Bericht over het feest van Kruisverheffing en de zingeving van het<br />
kruis in het Westen in de vroege middeleeuwen. in: Clairlieu, jg.54,<br />
1996, pp.152-153<br />
Bericht over de restauratie van het voormalige Kruisherenklooster van<br />
Bentlage. in: Clairlieu, jg.54, 1996, pp.157-158<br />
Bericht over de voormalige Kruisherenkerk in Venlo. in: Clairlieu,<br />
jg.54, 1996, pp.163-164<br />
Bericht over Jan de Jager en Jo Zijerveld, beiden kapelaan van<br />
Grathem. in: Clairlieu, jg.56, 1998, pp. 162-163<br />
Bericht over het voormalige Kruisherenklooster van Hoorn. in:<br />
Clairlieu, jg.56, 1998, p.164<br />
Bericht over het voormalige Kruisherenklooster van Maastricht, in:<br />
Clairlieu, jg.56, 1998, pp.168-169<br />
Bericht over het voormalige Kruisherenklooster Ter Apel en de<br />
Sticking St. Aegten. in: Clairlieu, jg.57, 1999, pp. 192-193<br />
(samen met R. Janssen), Repertorium Canonicorum <strong>Regular</strong>ium<br />
Ordinis Sanctae Crucis 1840-19%. Maaseik, Geschiedkundige<br />
kring 'Clairlieu, 1999, 2 delen, 883p.
12 IN MEMORIAM PIET WINKELMOLEN O.S.C. (1915-2004)<br />
Inventaris van het archiefvan het Kruisherenklooster Vallis B.M. V. te<br />
Ehrenstein. Maasik, 2000, z.p., getypte versie<br />
Bericht over een gedachtenisboek over de Nederlandse en Amerikaanse<br />
Kruisheren, 1854-1999. in: Clairlieu, jg.58, 2000, pp.263-264<br />
Bericht over de nieuwsbrief van Museum-klooster Ter Apel. in:<br />
Clairlieu, jg.59, 2001, p.298<br />
(samen met R. Janssen), In Memoriam dr. Gerardus Quirinus<br />
Reijners o.s.c. Bibliografie GerardReijners. in: Clairlieu, jg.60, 2002,<br />
pp.7-18<br />
Bericht over boeken die afkomstig zijn uit de voormalige<br />
Kruisherenkloosters van Beyenburg, Dusseldorf en Marienfrede. in:<br />
Clairlieu, jg.60, 2002, p.203<br />
Bericht over de herdenking van de stichting van het voormalige<br />
Kruisherenklooster Hohenbusch in 1302. in: Clairlieu, jg.60, 2002,<br />
pp.203-204<br />
(samen met R. Janssen), Repertorium Canonicorum <strong>Regular</strong>ium<br />
Ordinis Sanctae Crucis 1248-1840. Maaseik, Geschiedkundige<br />
kring 'Clairlieu', 2002, 4 delen, 1690p.<br />
Bericht over de restauratie van het voormalige Kruisherenklooster in<br />
Bentlage. in: Clairlieu, jg.6l, 2003, pp.286-287<br />
De archiefruimte in het klooster te Maaseik. in: Bulletin van de<br />
Europese provincie van de Kruisheren, nr.9, november 2003,<br />
pp.195-198<br />
Bericht over de Rijnlandse Kruisherenkloosters. in: Clairlieu, jg.6l,<br />
2003, pp.287-288<br />
Bericht over Museum-klooster Ter Apel. in: Clairlieu, jg.6l, 2003,<br />
p.287-288<br />
Bericht over een kazuifel uit het voormalig Kruisherenklooster van<br />
Schwarzenbroich. in: Clairlieu, jg.6l, 2003, pp.292-293
IN MEMORIAM PIET WINKELMOLEN O.S.C (1915-2004) 13<br />
Bericht over het voormalige Kruisherenklooster Marienfrede. in:<br />
Clairlieu, jg.6l, 2003, p.290-291<br />
Inventaris van de nalatenschap van P. Gerard Reijners o.s.c. Maaseik,<br />
2003, z.p., getypte versie<br />
Inventaris van het archiefvan de onderwijsstichting van het Heilig<br />
Kruis. s.l.n.d. (over Uden en Amersfoort, 1947 - ca. 1970),<br />
getypte versie<br />
Inventaris van de nalatenschap van confrater W. Sangers. s.l.n.d.,<br />
getypte versie
Inleiding<br />
DE OORSPRONG VAN DE ORDE<br />
VAN HET H. KRUIS<br />
dr. Roger Janssen<br />
De overlevering wil dat Theodorus van Celles de orde stichtte<br />
omtrent 1210 in Hoei. Sinds twee kruisheren, Lambertus Honhon<br />
en Henri van Rooijen, ieder apart in 1936 een biografie schreven<br />
over de stichter van de Kruisheren1, hebben heel wat historici zich<br />
verdiept in de ontstaansgeschiedenis van de orde. Allen zochten<br />
naar een (ver)band tussen de devotie tot het H. Kruis in het prinsbisdom<br />
Luik, het eremietenideaal (fratres/broeders), de kruistochten<br />
(H. Helena, katharen, dominicanen en predikatie), de reguliere<br />
kanunniken (tweede Regel van Sint-Augustinus), de bedelorden<br />
(het bedelprivilege) en de contacten met godvruchtige figuren uit<br />
de begijnenbeweging (o.a. Maria van Oignies). Zij ontdekten dat<br />
de vraag naar de oorspronkelijkheid van de Kruisheren al heel vlug<br />
na het ontstaan van de orde werd gesteld, met name op het<br />
Concilie van Lyon in 1274. Tijdens dat concilie werden een aantal<br />
nieuwe bewegingen verboden, omdat ze niet oorspronkelijk<br />
genoeg waren of zelfs ketters, maar de kruisbroeders mochten blij-<br />
ven bestaan.<br />
1 H. Van Rooijen, Theodorus van Celles. Een tijds- en levensbeeld. Cuijk, 1936, 248p.;<br />
L. Honhon, Theodorus De Celles. Eerste Generaal en Stichter der Orde van het H. Kruis. Zijn<br />
leven, zijn werken, zijn vruchten. Memoriaal van het zevenhonderdste jaar van zijn overlijden<br />
1236-1936. Diest, 1936, 70p.
DE OORSPRONG VAN DE ORDE VAN HET H. KRUIS 15<br />
In de volgende eeuwen ontwikkelden zij zich helemaal in de lijn<br />
van de reguliere kanunniken en verkondigden dat het vijf kanunniken<br />
uit het bisdom Luik waren, die de orde stichtten in Clarus<br />
Locus, even buiten Hoei. Ten tijde van barok en Contrareformatie<br />
lanceerde Russelius de naam Theodorus van Celles. In die naam<br />
verenigde hij alle elementen van spiritualiteit en origine, die waren<br />
gaan behoren tot de levende traditie van de orde. Theodorus werd<br />
vanaf de zeventiende eeuw de spirituele erflater van de orde. In<br />
Theodorus en zijn gezellen, zoals men de stichter(s) ging noemen,<br />
trof men de wortels van het bestaan van de orde aan, meer nog:<br />
door de recurrente kijk op de spiritualiteit van vele generaties<br />
kruisbroeders en kruisheren, werd Theodorus ook de spirituele<br />
baker en het historische anker van de orde.<br />
Op het einde van de achttiende eeuw werd de Orde van het<br />
Heilig Kruis opgeheven. Toen zij na 1840 herrees gaf magistergeneraal<br />
Henricus Van den Wijmelenberg aan C.R. Hermans de<br />
opdracht om alle mogelijke informatie te verzamelen over het<br />
verleden van de orde. Met de heruitgave in 1858 - door Hermans<br />
- van de publicatie van Henricus Russelius, werd de legendarische<br />
stichting van de orde opnieuw gemtroduceerd.<br />
In het eerste kwart van de twintigste eeuw bouwden de kruis<br />
heren een spiritueel referentiekader op, dat vooral stoelde op de<br />
historische en geestelijke geschriften van ordesgenoten uit de middeleeuwen<br />
en de zeventiende eeuw. Opvallend was de grote voorliefde<br />
voor de historische figuur Theodorus van Celles, voor de<br />
Moderne Devoten en voor de grote schrijvers uit de zeventiende<br />
eeuw. Aan de donkere episoden uit de geschiedenis van de orde<br />
werd stilzwijgend voorbijgegaan. Pas op het einde van deze periode<br />
groeide de belangstelling voor de crisisperioden (de veertiende,<br />
zestiende en achttiende eeuw).2<br />
Vanaf de jaren dertig en vooral na de Tweede Wereldoorlog, toen<br />
het tijdschrift Clairlieu werd opgericht, ontwikkelden de ordeshistorici<br />
een wetenschappelijke belangstelling voor het ontstaan en de<br />
2 R. Janssen, De identiteit van de Orde van het H. Kruis in het eerste kwart van de twintig<br />
ste eeuw. in: Clairlien, jg.58, 2000, p.21
16 DE OORSPRONG VAN DE ORDE VAN HET H. KRUIS<br />
evolutie van de Orde van het H. Kruis. In 1936, bij de viering van<br />
het zevende eeuwfeest van het sterven van Theodorus van Celles,<br />
publiceerde Henri Van Rooijen zijn hierboven geciteerde biografie.<br />
In zijn ter verantwoording verontschuldigde hij zich, dat hij niet<br />
voldoende zorg en aandacht aan dit onderwerp had kunnen beste-<br />
den. De voorbereidingstijd was te kort geweest. Bovendien was dit<br />
gedeelte van de ordesgeschiedenis nooit kritisch bewerkt.3 Sinds<br />
die tijd fascineerde hem in elk geval het onderzoek naar de oor-<br />
sprong en de vroegste geschiedenis van de orde. In 1951 noteerde<br />
hij: "De uitgave van "Theodorus van Celles" beschouw ik ah een goed<br />
bedoelde maar uiterst onvolmaakte poging... Wat betreft de oor-<br />
sprongsgeschiedenis staat alles nog in de kinderschoenen... Belangrijk<br />
is de uitgave en de bewerking van de oorsprongsverhalen. "In 1961,<br />
naar aanleiding van de herdenking van het zevenhonderdvijftigjarig<br />
bestaan van de orde, kreeg hij de kans om een kritische uit<br />
gave te verzorgen van de oudste documenten en oorsprongsver<br />
halen.4 Van Rooijen kwam tot de bevinding dat niet het klooster<br />
van Hoei de bakermat van de orde is geweest, maar Seilles op de<br />
linker Maasoever ten zuiden van Hoei. Theodorus van Celles zou<br />
wel eens Theodericus van Seilles kunnen zijn. Het klooster van<br />
Hoei eigende zich later de leiding toe en liet interpolaties aanbren-<br />
gen in de bestaande afschriften van sommige documenten.5 Dit<br />
boek veroorzaakte nogal wat deining binnen de Orde van het<br />
Heilig Kruis. Lang gekoesterde tradities werden in twijfel<br />
getrokken. Zelfs de redactie van Clairlieu distancieerde zich<br />
enigszins van de visie van de schrijver.6<br />
3 Van Rooijen had de biografie eerst in afleveringen uitgegeven in het missietijdschrift<br />
Kruistriomf, }%A4, 1934-1935, pp. 8-13, 36-40, 69-75, 103-107, 133-138, 164-171, 198-<br />
202, 254-261, 285-292, 316-324, 348-352; jg.15, 1935-1936, pp. 6-12, 36-45, 68-74, 100-<br />
108, 132-140, 164-174, 196-206, 228-236, 260-268, 292-299, 324-333, 355-362; jg.16,<br />
1936-1937, pp. 10-17,28-32<br />
4 H. Van Rooijen, De oorsprong van de Orde der Kruisbroeders ofKruisheren. De<br />
Geschiedbronnen. in: Clairlieu, jg. 19, 1961, 240p.<br />
s G. Reijners, De Ordeshistoricus Dr. Henri Van Rooijen o.s.c. in: Clairlieu, jg.46, 1988,<br />
pp. 14-22<br />
6 G. Reijners, De Ordeshistoricus Dr. Henri Van Rooijen o.s.c. in: Clairlieu, jg.46, 1988,<br />
P.19
DE OORSPRONG VAN DE ORDE VAN HET H. KRUIS 17<br />
Bij gelegenheid van de viering van zevenhonderdvijftig jaar<br />
kruisheren in 1961 ontving de orde de volgende pauselijke boodschap7:<br />
"Aan de geliefde zoon Wilhelmus van Hees, Magister-<br />
Generaal der Orde van het H. Kruis. Geliefde Zoon, Zaligheid en<br />
Apostolische Zegen. Thans worden de zevenhonderdvijftig jaren<br />
gevierd, die verstreken zijn sinds het heuglijke ontstaan der Orde van<br />
het H. Kruis, edele loot uit de mystieke boomgaard van de Kerk. Voor<br />
Uy geliefde Zoon, en voor de religieuze familie, waarvan Gij de leiding<br />
hebt, zal de viering van deze gedenkwaardige verjaardag een<br />
alleszins gegronde reden zijn om God van ganser harte te bedanken,<br />
dat Hij in zijn almacht en goedheid, in de loop van al die eeuwen, uw<br />
orde met zoveel heil en hulp begunstigd en verrijkt heeft. Ook betaamt<br />
het ten zeerste, op dit historisch ogenblik, de merkwaardigste feiten<br />
uwer ordesgeschiedenis op te halen enfeestelijk te herdenken. Zo heeft<br />
uw stichter Theodorus van Celles onder de kruisbanier deelgenomen<br />
aan een van de Kruistochten en een klooster gesticht, dat hij als hospitaal<br />
openstelde voor de Kruisvaarders. Deze lofwaardige trek van<br />
barmhartigheid heeft u alien sindsdien gesierd en een stempel gedrukt<br />
op uw gedragingen, telkens als kritieke tijden zich voordoen. Ook<br />
hebben de leden uwer orde uit zuiver-chriselijke naastenliefde<br />
geestelijke bijstand en troost geschonken aan hen die hetzij in<br />
Frankrijk, hetzij in de omliggende landen, de ketterij van de<br />
Albigenzen trachtten uit te roeien.(...)"<br />
Het ontstaan van de orde en haar vroegste geschiedenis bleef<br />
Van Rooijen ook in de jaren zestig en zeventig bezighouden. In de<br />
oudste oorsprongsverhalen was sprake van "quinque clerici ex<br />
Alemannia\ Zij behoorden tot het gevolg van de Luikse bisschop<br />
Radulphus von Zahringen. Zowel de herkomst van het geslacht<br />
von Zahringen als de aanduiding "ex Alemannia" brachten Van<br />
Rooijen ertoe het geboorteland van deze vijf clerici in Zuid-<br />
Duitsland te zoeken. Theodericus van Seilles werd nu Dietrich von<br />
Zell. Deze vijf clerici namen met hun bisschop deel aan de derde<br />
kruistocht (1189-1191). Zij keerden echter met hun bisschop, die<br />
voor Akko ziek geworden was, voortijdig terug. Na de dood van<br />
7 Vertaald uit het latijn door C. Van Dal. Archief Clairlieu, Dossier C. Van Dal, 09.2
18 DE OORSPRONG VAN DE ORDE VAN HET H. KRUIS<br />
Radulphus leidden ze jaren lang een kluizenaarsleven in Noord-<br />
Italie (Lombardije), in een gebied waar de Patarini, een met de<br />
Albigenzen verwante sekte, grote invloed hadden. Uit die tijd<br />
stamt hun oudste regel, die we terugvinden in het "Devotus libellus<br />
de perfectione fratrum sanctae Crucis. "8 Toen Rome strenger<br />
tegen de Patarini begon op te treden, verlieten de vijf clerici<br />
Noord-Italie. Via Zuid-Duitsland keerden zij naar Luik terug.<br />
Door bemiddeling van de pauselijke legaat, kardinaal Hugolinus<br />
van Ostia, keurde paus Innocentius III hun levenswijze goed. Wel<br />
verplichtte hij hen om de Regel van Sint-Augustinus aan te nemen,<br />
waardoor zij voortaan behoorden tot de groep van de reguliere<br />
kanunniken. Hun eerste vestiging in het Luikse bisdom was een<br />
eilandje in de Maas ter hoogte van Seilles. Eerst Petrus Walcurtius<br />
gaf aan de groep een vaste structuur, onder meer door de overname<br />
van de statuten en het brevier van de Dominicanen. Onder zijn<br />
bestuur volgde een tweede goedkeuring, namelijk door paus<br />
Innocentius IV in 1248. Om de status van Hoei en zijn priorgeneraal<br />
te legaliseren, werden er in de statuten en in de stichtingsoorkonden<br />
interpolaties aangebracht.9<br />
Voor u ligt een geactualiseerde versie van de ontstaansgeschiedenis<br />
van de Orde van het Heilig Kruis. In onderhavige bijdrage<br />
proberen wij te zoeken naar de 'roots' van de orde. Wij zijn er ons<br />
wel van bewust, dat het legendarische verhaal over de stichting van<br />
de orde al heel lang ingeburgerd is, in vele geschriften terug te vinden<br />
is en als zodanig heel moeilijk aan de kant kan worden<br />
geschoven. Overigens werd eeuwenlang aan deze legendarische<br />
oorsprong geloof gehecht en moeten we er daarom terdege rekening<br />
mee houden, zeker wat betreft de spiritualiteit van de<br />
Kruisheren, en wel op grond van vier argumenten10:<br />
♦ De oorsprong van alle groeperingen die zich Kruisbroeders<br />
of Kruisdragers noemen, valt te dateren in de twaalfde en<br />
de dertiende eeuw. Hun stichting hangt ofwel direct samen<br />
8 Deze tekst is uitgegeven door A. Van de Pasch in Clairlieu, jg.l 1, 1953, pp. 58-68<br />
9 H. Van Rooijen, Ecclesia sanctae Crucis de clara loco. The true origins of the Crosiers: A<br />
spiritual Drama. Onamia, 1985 (vertaling door M. Cotone)<br />
10 G. Reijners, Het Kruisofficie in de loop der eeuwen. 1994, pp. 6-7
DE OORSPRONG VAN DE ORDE VAN HET H. KRUIS 19<br />
met de Kruistochten en met de dienst aan kruisvaarders en<br />
pelgrims in Jeruzalem ofwel hebben zij zich in Europa<br />
ingezet voor de verzorging van kruisvaarders en pelgrims.<br />
Veelal herleiden deze groepen hun stichting tot keizerin<br />
Helena en de vinding van het ware Kruis in Jeruzalem.<br />
♦ Theodorus van Celles zou deelgenomen hebben aan de<br />
derde Kruistocht. De Kruisdevotie kende in zijn tijd in het<br />
Luikse land een grote bloei. Na de desillusie van deze kruis<br />
tocht keerde Theodorus terug naar huis. Daarna is hij zich<br />
gaan bezinnen op de diepere, geestelijke zin van Christus'<br />
Kruis.<br />
♦ In de brief van Hendrik van Gelder, de elect-bisschop van<br />
Luik, gedateerd 31 december 1248, werden de kruisbroeders<br />
beschreven als dienaren van het Kruis vanwege hun<br />
verering van de Gekruisigde, hetgeen in hun naam en in het<br />
lijdenssymbool (op hun kleding) op waardige wijze tot uitdrukking<br />
is gebracht.<br />
♦ De ons bekende oorsprongsverhalen uit de veertiende en<br />
vijftiende eeuw brengen de stichting van de orde in verband<br />
met de vinding van het H. Kruis in Jeruzalem en met<br />
de Kruiscultus in de kerk van het H. Kruis aldaar, die kei<br />
zerin Helena aan twaalf mannen onder leiding van<br />
Quiriacus had opgedragen. In deze legende zijn de kruisheren<br />
steeds meer gaan geloven. Dit blijkt o.a. uit de<br />
teksten van de liturgische officies en ook uit de rang<br />
waarmee de beide Kruisfeesten - Kruisvinding en Kruisverheffing<br />
- in de orde werden gevierd. Dit blijkt verder<br />
ook uit de verering van de H. Helena, die ouder is dan die<br />
van de H. Odilia, en uit de verering van de H. Quiriacus,<br />
de legendarische bisschop van Jeruzalem.<br />
1 Situering van de Kruisbroeders/Kruisheren in het<br />
Westerse kloosterwezen.<br />
In de eerste drie eeuwen van onze tijdrekening werden de chris<br />
tenen om hun geloof vervolgd, gemarteld en gedood. Een kleine<br />
duizend martelaren zijn bij naam gekend, maar het is duidelijk dat<br />
veel meer christenen hun trouw aan Christus met de dood hebben
20 DE OORSPRONG VAN DE ORDE VAN HET H. KRUIS<br />
moeten bekopen.11 Sommigen zijn geneigd te denken, dat alle<br />
christenen in die woelige tijden tot het martelaarschap bereid<br />
waren. Dat was natuurlijk niet zo. Ongetwijfeld waren er heel wat<br />
christenen waarin de kracht van God zichtbaar aan het werk was.<br />
Maar daarnaast waren er vele anderen die de kracht misten om<br />
weerstand te bieden aan de druk van de vervolgers en daarom op<br />
de vlucht sloegen of afvallig werden. De meeste van hen dachten<br />
aan hun vrouw/man of aan hun kinderen en konden de moed niet<br />
opbrengen om voor de rechtbank te verschijnen en getuigenis af te<br />
leggen voor Christus.<br />
Vanaf de bekering van keizer Constantijn en de uitvaardiging<br />
van het Edict van Milaan (313) kwam aan de vervolging een officieel<br />
einde. Niettemin bleef het ideaal van de marteldood de chris<br />
tenen nog lang bezielen. Bij een aantal van hen nam dit ideaal de<br />
vorm aan van het monnikenwezen.<br />
1.1 Het Westers monnikenwezen vond zijn oorsprong in het<br />
Oosten.13<br />
• In het Oosten kende men al vrij vroeg de zogenaamde anachoreten<br />
of (h)eremieten die zich, vooral in Syrie en Egypte, uit de<br />
wereld terugtrokken om in onbewoonde streken een aan God<br />
gewijd leven in eenzaamheid te leiden.14 Antonius (+356) werd<br />
beschouwd als de vader van de (h)eremieten. Onmiddellijk na zijn<br />
dood schreef Athanasius, de patriarch van Alexandria, het "Leven<br />
van de heilige Antonius\ dat in de loop van de eeuwen door alle<br />
monniken werd gelezen. Zij onthielden daaruit dat het leven in de<br />
woestijn een zware strijd is: door ontbering, waken en vasten, en<br />
gewapend met zijn gebed, kan de monnik de toestand van apatheia<br />
bereiken, d.i. de volledige afwezigheid van hartstochten.<br />
11 Alleen al onder Diocletianus (284 - 305) wordt hun aantal geraamd op vijftienduizend.<br />
12 De naam monnik is afgeleid van het griekse monachos, dat op zijn beurt afgeleid is van<br />
monos (alleen, op zichzelf). In oorsprong is een monnik daarom een eenling.<br />
13 Zie ook R. Janssen, Vijf breuklijnen van traditie en vernieuwing in de Orde van het H.<br />
Kruis (1248-1998), in: Clairlieu, 1999, jg.57, pp. 12-16 (inclusief een uitgebreid literatuuroverzicht);<br />
Idem, Les origines des Crosiers. 2000, 21 p. www.oscgeneral.org/source/origines_fr.pdf<br />
14 In navolging van Elia, Johannes de Doper en Christus' 40-daagse afzondering
DE OORSPRONG VAN DE ORDE VAN HET H. KRUIS 21<br />
• Kloostergemeenschappen en monnikenwezen. Later ontstonden<br />
in Egypte, eerst onder impuls van Pachomius (ca. 287-347) en<br />
daarna van Basilius (ca. 330-379), vormen van kloostergemeen<br />
schappen.<br />
Pachomius, een Egyptisch monnik, wordt de grondlegger<br />
genoemd van het cenobitisme {koinobion: leven in gemeenschap)<br />
of kloosterlijk gemeenschapsleven {claustrum: afgesloten<br />
plaats). In Tabennisi stichtte hij een klooster. In een<br />
hoog omheinde ruimte stonden huizen, waarin een twintigtal<br />
monniken ieder een eigen eel hadden. Kerk, refter, keuken en<br />
kelder bevonden zich in de gemeenschappelijke gebouwen.<br />
Ook was er een tuin en een gastenverblijf voor vreemdelingen.<br />
Zonder geloften te doen, verplichtten de monniken zich<br />
tot het leiden van een gemeenschappelijk en deugdzaam<br />
leven. De gezamenlijke arbeid diende bijvoorbeeld om te<br />
voorzien in de behoeften van de groep. Omdat er wedstrijden<br />
in ascese werden gehouden, verdwenen de gemeenschap<br />
pelijke maaltijden weldra.15<br />
Basilius trok zich omstreeks 357 terug op een landgoed bij<br />
Neo-Caesarea in Pontus en leidde er een leven van gebed en<br />
studie. Vijf jaar later werd hij in Caesarea tot priester gewijd.<br />
Hij werd een vermaard theoloog. In 370 werd hij aartsbisschop<br />
van Caesarea. Hij leidde een kloostergemeenschap en<br />
beschreef een aantal algemene beginselen van het ascetisch<br />
leven: liturgisch gebed, belijdenis van de zonden, veelvuldige<br />
eucharistieviering, bijbellezing, handenarbeid, liefdadigheid<br />
(gastvrijheid, ziekenzorg, onderwijs). In de plaats van de<br />
wedijver in ascese onder de monniken kwam nu de aanbeveling<br />
van een deugdzame, gereglementeerde gemeenschap, die<br />
15 Pachomius legde een en ander vast in een algemene regel en in concrete voorschriften die<br />
met ijzeren discipline gehandhaafd werden. De geringste afwijking werd meedogenloos met de<br />
zweep of met een draconische vastenkuur bestraft. Was een dergelijke handelwijze wel<br />
bevorderlijk voor een gunstige ontplooiing van het kloosterleven? Blijkbaar wel. Binnen het<br />
klooster van Tabennisi ontstond een regelrechte competitie in ascese en kastijding. En spoedig<br />
werden ook elders in Egypte gelijkaardige en elkaar ondersteunende groepen gesticht, evenals<br />
in de woestijn van Judea, in Klein-Azie (door Basilius van Caesarea), in Nood-Afrika (door<br />
Augustinus), enz. Vooral de autoriteit van Basilius was groot. Zijn beleid en methodiek lagen<br />
in de zesde eeuw mede ten grondslag aan de Regel van de H. Benedictus.
22 DE OORSPRONG VAN DE ORDE VAN HET H. KRUIS<br />
gegrond was op gehoorzaamheid.16 Basilius werd een voorname<br />
inspirator van het Griekse, Koptische en Slavische monnikenwezen.<br />
Augustinus van Hippo (354-430) bracht het kloosterleven<br />
naar Afrika. Hij zag het levenslicht in Noord-Afrika, het<br />
huidige Souk-Ahras. Zijn moeder Monica voedde hem op in<br />
het christelijk geloof, hoewel hij niet gedoopt werd. In zijn<br />
adolescentie zette hij zich af tegen het geloof van zijn moeder<br />
en verdiepte zich in wereldlijke kwesties. Toch bevredigde dit<br />
hem niet. Op filosofische vraagstukken vond hij geen antwoord.<br />
Bovendien leidde hij een liederlijk bestaan. Na zijn<br />
vertrek naar Milaan liet hij zich door de heilige Ambrosius<br />
dopen (387). Hij keerde terug naar Afrika en stichtte er een<br />
gemeenschap. Na 396 werd hij bisschop van Hippo. Hij viel<br />
op als prominent predikant tegen wereldse dwalingen. Ook<br />
schreef hij vele 'klassiekers5 van het westerse Christendom,<br />
zoals de Belijdenissen (Confessiones), de Heilige<br />
Drievuldigheid (De trinitate) en de Stad Gods (De Civitate<br />
Dei). Augustinus stierf in 430 tijdens het beleg van Hippo<br />
door de Vandalen. Na zijn dood werd hij heilig verklaard en<br />
erkend als een van de 33 kerkgeleerden. Zijn geschriften<br />
vormden de grondslag van de Regel van Sint -Augustinus.<br />
• De invloed van het oosters monnikenwezen op het Westen<br />
was aanvankelijk niet groot.<br />
Het oosters monnikenleven had invloed op het Westen. De<br />
eerste monniken genoten hier evenwel niet hetzelfde respect<br />
als de woestijnvaders in het Oosten. In de vierde eeuw<br />
trokken monniken zich terug in ontoegankelijke afzondering,<br />
of verzamelden zich aan de rand van de steden: voorbeelden<br />
waren Ambrosius in Milaan (+397) en Eusebius (+376) in<br />
Vercelli. Martinus van Tours stichtte de kloosters van Liguge<br />
(bij Poitiers) en Marmoutier. Dit laatste nadat hij bisschop<br />
van Tours werd gekozen (in 371 of 372).<br />
16 Gehoorzaamheid zou de monniken niet verhinderen om te wedijveren om het heiligst te<br />
leven. Wei werd de overste van het klooster geacht om excessen te verbieden of ongezonde<br />
wedijver aan banden te leggen. Sinds Basilius tekende m.a.w. de abt de krijtlijnen uit.
DE OORSPRONG VAN DE ORDE VAN HET H. KRUIS 23<br />
In Ierland ontwikkelde het keltische kloosterleven zich tot de<br />
basis voor missiewerk in Noord-Europa. Omstreeks 450 stimuleerde<br />
Sint-Patrick de opkomst van het monnikenwezen in<br />
Bretagne en Ierland.<br />
Joannes Cassianus stichtte omstreeks 415 Sint-Victor in<br />
Marseille. Hij maakte in het Westen de gebruiken en tradities<br />
van het oosters monnikenwezen bekend. Het kloosterwezen<br />
was in het Westen echter vaak zo extravagant dat het onder de<br />
wat nuchtere westerlingen moeilijk wortel kon schieten. Het<br />
duurde tot Benedictus van Nursia voordat het aan God<br />
toegewijde leven een vorm vond die was aangepast aan de<br />
westerse mentaliteit.<br />
1.2 Het kloosterwezen van de zesde tot de twaalfde eeuw in<br />
het Westen in vogelvlucht<br />
• In de zesde eeuw werden in West-Europa verschillende vormen<br />
van religieus leven beoefend: kluizenaars of reclusen, wereld-<br />
schuwe of min of meer zonderlinge (h)eremieten, vaganten (avon-<br />
tuurlijke zwervers en landlopers) en akoimeten (letterlijk: niet-<br />
slapers, die elkaar aflosten om de lof van God geen ogenblik te<br />
onderbreken).17 Kloosters werden opgericht in Romeinse villas,<br />
langs heirbanen of in voorsteden en in de buurt van basilieken<br />
waar de relikwieen van martelaren en van bisschoppen werden<br />
bewaard. Die kloosters werden rijk begiftigd en begunstigd door<br />
vorsten en bisschoppen. De akten waarin de leefregels werden<br />
gedefinieerd bevatten slechts vage termen als "de Regel" of "de tra-<br />
ditie van Basilius", en dies meer.18<br />
17 Het ascetisme en kluizenaarsleven waren ontleend aan het oosters religieuze leven. Beide<br />
vormen van religieus leven waren bijzonder streng. Bij de zwakke elementen gaven ze aanleiding<br />
tot grootdoenerij en recordpogingen.<br />
18 In de zesde en zevende eeuw waren in Europa een twintigtal Regels in gebruik, de meeste<br />
geinspireerd op de oosterse monnikenregels. Zo bijvoorbeeld waren er de Culdees of<br />
Godsgezellen. Ze maakten deel uit van Ierse communiteiten, die bestonden uit derici,<br />
kluizenaars, cenobieten en kanunniken. Ze onderhielden de Regels van Sint - Machuta (+<br />
636) en Maerkruan (+ 792). De Godsgezellen hidden in de zestiende eeuw op te bestaan. Een<br />
ander voorbeeld is Sint - Fructuosus, de schrijver van twee Regels: de Reguia particularis voor<br />
monniken, geinspireerd op de Regel van Benedictus, en de Reguia communis voor 'gezinskloosters',<br />
waarin gezinnen - vader, moeder en kinderen - te samen leefden. Deze gemengde<br />
kloosters kwamen in Spanje veel voor en waren voorlopers van de gemeenschappen zonder<br />
plechtige geloften.
24 DE OORSPRONG VAN DE ORDE VAN HET H. KRUIS<br />
• In het laatste kwart van de zesde eeuw verschenen Ierse missionarissen<br />
in Gallie onder leiding van Columbanus, die rond 590<br />
de abdij van Luxeuil stichtte op de mines van Romeinse thermen.<br />
Columbanus, die bepaalde Keltische gebruiken verdedigde,<br />
begreep dat hij de Galliers niet de regels kon opleggen waarnaar hij<br />
in Ierland had geleefd. Zijn Regel bevatte immers alleen een verzameling<br />
morele voorschriften en sancties die niet toepasbaar waren<br />
in een klooster. Daarom nam hij in Gallie de Regel van Benedictus<br />
aan.19<br />
• Van de zesde tot de achtste eeuw ontwikkelde zich in het Westen<br />
het benedictijns monnikenleven. Benedictus van Nursia bouwde<br />
in Cassinum, een plaats tussen Rome en Napels, een klooster dat<br />
de bakermat zou worden van het westers monnikenleven: Monte<br />
Cassino. Hij schreef er rond 534 de Regel van Benedictus, die in<br />
het kort neerkwam op Ora et Labora (Bid en Werk).<br />
Benedictus wordt de vader genoemd van het westers monastieke<br />
leven. Terwijl men in het Oosten een voorliefde aan de dag legde<br />
voor meditatie en beschouwing van de heilige geheimen, paste hij<br />
het monnikenleven aan aan het temperament, de behoeften en de<br />
gebruiken van de Europese volkeren. Zijn Regel was vervat in een<br />
boekje dat 73 hoofdstukken telde, voorafgegaan door een proloog.<br />
De kortste hoofdstukken telden niet meer dan een paar regels, de<br />
langste slechts een paar bladzijden. Geestelijke raadgevingen en<br />
praktische richtlijnen werden door elkaar aangeboden. Het liturgisch<br />
gebed kwam op de eerste plaats. Zeven maal per dag moesten<br />
de monniken samen bidden. Naast het gebed kwam ook arbeid op<br />
de dagorde voor. Aanvankelijk bestond de handenarbeid uit<br />
tuinieren en ambachtelijke bezigheden - dat was nodig omdat<br />
iedere gemeenschap in principe in het eigen onderhoud moest<br />
voorzien - maar naarmate het aantal geschoolde priesters in de<br />
kloosters toenam, werd ook intellectueel werk ter hand genomen,<br />
o.m. het kopieren van manuscripten die nodig waren voor de lectio<br />
19 Sint-Columbanus verenigde Ierse en Schotse kloosters en kluizenarijen onder de naam<br />
van Familia Columbae. In 591 kwam hij naar Gallie en stichtte er Luxeuil. Rond 614 stichtte<br />
hij Bobbio in Italie. Vanaf de achtste eeuw werd het columbaanse monnikenwezen benedic<br />
tijns.
DE OORSPRONG VAN DE ORDE VAN HET H. KRUIS 25<br />
divina (het aandachtig bestuderen van en mediteren over bijbelteksten<br />
en patristische commentaren). Het kopieren van handschriften<br />
werd gaandeweg zo belangrijk dat sommige abdijen uitgroeiden tot<br />
echte centra van onderwijs en cultuur. Soms deden de monniken<br />
ook aan apostolaat buitenhuis. Altijd bleef dit evenwel beperkt tot<br />
de omgeving van de abdij. Want de benedictijnen kenden de<br />
stabilitas loci. Na een noviciaat van een jaar legde men professie af.<br />
Dit was zowel een toewijding aan de dienst van God als een tweezijdig<br />
contract, gesloten tussen de gemeenschap en de kloosterling,<br />
die zich door de stabilitas loci definitief aan zijn klooster bond.<br />
De Regel van Benedictus stelde een evenwichtige kijk op de dingen<br />
met veel zin voor het concrete in de plaats van het verwarde en<br />
rommelige religieuze en profane leven van zijn tijd. Er was een<br />
duidelijke norm voor de monastieke ascese, met een geestelijke leer<br />
waarin Christus de centrale figuur was. De Regel trad nauwelijks<br />
in de details van het leven en liet de abt (de vader van de monnikengemeenschap,<br />
naar het Oudsyrische abba) een grote interpretatievrijheid.<br />
Innerlijke discipline, onthechting aan de wil en<br />
gehoorzaamheid werden aanbevolen. De monnik zocht vrede in<br />
zijn abdij: een harmonieus geheel van innerlijke rust en het in orde<br />
zijn met God. Hij mocht geen bezittingen hebben, en moest edelmoedig,<br />
barmhartig, rein, kuis en gehoorzaam zijn. De nieuwe<br />
regels werden vaak genegeerd, maar er was tenminste een norm<br />
waarnaar de kloosterlingen moesten streven. Omdat de monniken<br />
hun klooster niet mochten verlaten, verklaarde Benedictus dat hun<br />
klooster alles moest bevatten wat ze nodig hadden om een goed en<br />
godsdienstig leven te kunnen leiden. Zo kwam het dat kloosters uit<br />
vijf verschillende vertrekken bestonden met: een kerk (oratorium),<br />
een slaapzaal (dormitorium), een eetzaal of refter (refectorium) met<br />
daarbij de keuken en de toiletten, een gastenverblijf (cella hospitum)<br />
en een portiersvertrek (portaria) van waaruit de contacten<br />
met de buitenwereld werden onderhouden.<br />
Bij de dood van Benedictus telde de orde drie kloosters: Monte<br />
Cassino, Subiaco en Terracina. Een eeuw later waren het er meer<br />
dan honderd geworden en in de achtste, negende en tiende eeuw<br />
zouden er voortdurend bijkomen.
26 DE OORSPRONG VAN DE ORDE VAN HET H. KRUIS<br />
In de Regel van Benedictus werden/worden drie belangrijke<br />
geloften voorgeschreven: absolute gehoorzaamheid aan de abt, het<br />
bewaren van de ongehuwde staat en armoede (het opgeven van<br />
prive-bezit). De kloosters van oosterse inspiratie die aan de benedictijnen<br />
in het Westen voorafgegaan waren, bleven hun activiteiten<br />
nog een tijdje voortzetten, maar werden weldra door de benedictijnen<br />
in de schaduw gesteld. Hetzelfde gebeurde met de Regel<br />
van Columbanus, die heel sterk de boete benadrukte, daar waar<br />
Benedictus veel meer belang hechtte aan het nastreven van de<br />
innerlijke vrede.<br />
• In de zevende, achtste en negende eeuw ondervond het kloosterleven<br />
grote hinder van de politieke instabiliteit. In de zevende<br />
en achtste eeuw werden de meeste kloosters in het Westen verwoest<br />
door de invallen van de Longobarden, de Arabische strooptochten<br />
en de barbaarse strijd tussen Austrasie en Neustrie. Om zich te<br />
verzekeren van hun trouw schonk Karel Martel bijvoorbeeld abdij-<br />
en en bisschopszetels aan edelen van zijn koninkrijk. Dit<br />
machtsmisbruik deed de kloosters niet verdwijnen, maar orien-<br />
teerde ze meer en meer naar het dienstwerk voor de koningen en<br />
de samenleving. Onder de Karel de Grote werd de Regel van<br />
Benedictus de enig geldende in het Westen. Het netwerk van<br />
kloosters dat op die manier ontstond stelde bijvoorbeeld de Ierse<br />
monnik Bonifatius in staat om effectief zendingswerk in het<br />
Rijnland te verrichten. De benedictijnerkloosters, die vaak door<br />
hemzelf werden gesticht, dienden als zijn uitvalsbasis. De kloosters<br />
ontwikkelden zich hierdoor meer en meer tot centra voor de<br />
missie.<br />
Daarnaast stuurden welstellende edelen, bij gebrek aan onder-<br />
wijsinstellingen, hun kroost vaak een aantal jaren het klooster in<br />
om intellectuele bagage op te doen. De kloosters werden culturele<br />
centra die een rol vervulden voor de hele gemeenschap. In<br />
Frankrijk, Friesland, Vlaanderen en Duitsland kwamen er nieuwe<br />
stichtingen, die brandpunten werden van beschaving en centra van<br />
landbouwkundige, ambachtelijke en commerciele activiteiten.<br />
Door dit cultured succes kwam er van bidden en werken niet veel<br />
meer terecht. De kloosters werden welvarend en de monniken en
DE OORSPRONG VAN DE ORDE VAN HET H. KRUIS 27<br />
de beheerders maakten zich vooral zorgen over hun grondbezit. In<br />
de negende eeuw vernietigden de invallen van Denen, Hongaren,<br />
Bulgaren en Saracenen het resultaat van al die inspanningen. Veel<br />
monniken vluchtten in paniek met hun relikwieen en heilige voor-<br />
werpen.<br />
• In de tiende eeuw ontstonden er allerlei hervormingsbewegingen<br />
in Lotharingen, Duitsland, Bourgondie, Normandie en Italie,<br />
ondanks de hernieuwde invallen van de Noormannen en de steeds<br />
grotere inmenging van de leken in het religieuze leven. De kloos<br />
ters begonnen zich te groeperen in Ordines. Het beroemdste onder<br />
hen, dat van Cluny (910), vestigde zijn gezag over 1.450 huizen in<br />
minder dan een eeuw. Niet elk klooster had in het vervolg een abt:<br />
kleinere kloosters werden geleid door een prior, die verantwoording<br />
aflegde aan de abt van Cluny. De abt op zijn beurt, viel onder<br />
het gezag van de paus. De kloosters werden hiermee onafhankelijk<br />
van bisschoppen of plaatselijke heren. Ze kregen een eigen organisatie<br />
waarop ze hun macht konden baseren. Weldra gingen ze<br />
een politieke rol spelen in de voortdurende strijd tussen paus,<br />
lokale geestelijkheid en adel. Weer kwam van bidden en werken<br />
steeds minder terecht. Toen vanaf 1100 de economie in West -<br />
Europa opbloeide, nam de praalzucht in de cluniacenzische kloos<br />
ters steeds grotere vormen aan. Tegen deze toestand ontstond<br />
protest.<br />
• Op het einde van de elfde eeuw en in de loop van de twaalfde<br />
eeuw ontstonden nieuwe kloosterorden. Een van de eerste nieuwe<br />
orden was die van de kartuizers. Deze orde kwam voort uit de<br />
vestiging van een kluizenaarsgemeenschap die al in 1083 gesticht<br />
was door Bruno van Keulen in La Grande Chartreuse, bij<br />
Grenoble.<br />
De strenge, gei'soleerde levenswijze van de kartuizers, was niet<br />
voor iedereen geschikt. In 1098 stichtte Robert van Molesme in<br />
Citeaux de belangrijkste orde die aan het protest tegen de<br />
praalzucht vorm gaf. Naar de Latijnse naam voor Citeaux -<br />
Cistercium - werden deze kloosterling cistercienzers genoemd. Ze<br />
legden de nadruk op het armoede-ideaal. Vooral onder abt
28 DE OORSPRONG VAN DE ORDE VAN HET H. KRUIS<br />
Bernardus van Clairvaux (1090-1153) kwam deze orde tot grote<br />
bloei. In de sober ingerichte kloosters van de cistercienzers heerste<br />
stilte. De kloosters waren veelal gevestigd in onherbergzame<br />
streken zodat de monniken zich met zwaar handwerk moesten<br />
bezighouden om te kunnen overleven. Ze groeiden uit tot succesvolle<br />
boerderijen, schapenfokkerijen, bierbrouwerijen, enz. Het<br />
handwerk werd er meer en meer verricht door ongeletterde lekenbroeders,<br />
die niet als volwaardige monniken werden beschouwd.<br />
Door het economisch succes kwam van bidden en werken steeds<br />
minder terecht.<br />
Als reactie op de vermeende hebzucht van de cistercienzers wer<br />
den verschillende bedelorden opgericht. Zelfs het gemeenschappelijk<br />
bezit werd door dergelijke orden afgewezen. Ze wilden mid<br />
den in de wereld leven om zielzorg (prediking van het geloof) te<br />
kunnen verlenen. Bij voorkeur vestigden zij zich in de opkomende<br />
steden. Bij deze kloosterlingen werd het religieuze, contemplatieve<br />
leven vermengd met een actief leven (vita mixta). Omdat zij niet<br />
konden voldoen aan de eisen van de Benedictijner Regel, zochten<br />
zij hun inspiratie in de flexibelere kloosterregel van Augustinus.<br />
Belangrijke bedelorden en orden die daar sterk op lijken waren de<br />
Premonstratenzers of Norbertijnen20, de Minderbroeders of<br />
Franciscanen21, de Mercedariers22, de Clarissen23, de Dominicanen24<br />
en de Karmelieten25.<br />
20 Vernoemd naar hun moederklooster Premontre dat in 1120 werd gesticht door<br />
Norbertus.<br />
21 In 1209 gesticht door Franciscus van Assisi<br />
22 Zij legden een vierde gelofte af om de plaats in te nemen van christenen, die door de<br />
Berbers gevangen werden genomen en die gevaar liepen om hun geloof te verliezen.<br />
23 In 1212 door Franciscus van Assisi gestichte orde voor vrouwen. Clara van Assisi was de<br />
eerste die de kloostergelofte aflegde en wordt daarom als medestichter beschouwd.<br />
24 Domingo de Guzman (rond 1170-1221), een Spaanse priester, ontmoette, onderweg in<br />
Zuid-Frankrijk met zijn bisschop Diego van Osma, cistercienzer monniken die de Katharen<br />
probeerden terug te brengen tot het ware geloof. Dominicus zag de minpunten van hun werkwijze.<br />
Hij besloot het beter aan te pakken, door te voet te gaan, zich arm te kleden, te luisteren<br />
naar en te praten met de mensen, op de hoogte te zijn van nieuwe ontwikkelingen en<br />
allereerst het Evangelie te verkondigen. Hij verzamelde een groepje priesters om zich heen. Na<br />
het Vierde Lateraans Concilie van 1215, waarop prediking en zielzorg als belangrijke elementen<br />
van het priesterschap werden genoemd, verkreeg Dominicus in 1216 de goedkeuring<br />
van paus Honorius III om voor deze doelen een nieuwe orde te stichten, de "Ordo<br />
Praedicatorum", onder de Regel van Augustinus. Dominicus stichtte in 1207 al een vrouwen-
DE OORSPRONG VAN DE ORDE VAN HET H. KRUIS 29<br />
Tenslotte waren er de reguliere kanunniken. De eerste kanunniken<br />
liepen reeds in de vroegchristelijke tijd rond, lang voordat<br />
van kapittels gesproken werd. Er was in de kerk al vroeg de<br />
behoefte aan christelijke leefgemeenschappen. Monniken deden<br />
dit om zich van de wereld af te keren, kanunniken richtten zich<br />
daarbij juist op de wereld. Tijdens de synode van Aken in 816 werd<br />
in het Karolingische rijk in alle bisdommen de zogenaamde Akense<br />
Regel ingevoerd, een stelsel van leefregels voor gemeenschappen<br />
van kanunniken. Deze regel was de tegenhanger voor de al<br />
bestaande Benedictijner Regel voor monniken. Naar het voorbeeld<br />
van het paltskapittel in Aken installeerden de hoge edelen en hun<br />
aristocratische vazallen gemeenschappen van kanunniken bij<br />
bepaalde eigenkerken. Hun inplanting viel vaak samen met de<br />
vestiging van de heerlijke macht in een bepaald gebied. In de elfde<br />
eeuw was er veel kritiek te horen op de Akense Regel met name<br />
over het recht van kanunniken op eigen bezit. Er kwam een<br />
nieuwe strengere regel. Sommige gemeenschappen gingen hiertoe<br />
over en werden aangeduid als reguliere kapittels. De meeste bleven<br />
echter de oude Akense Regel volgen. Zij werden aangeduid als<br />
seculiere kapittels.26<br />
klooster te Prouille. Hij zond de leden van zijn kleine groep uit naar alle universiteiten om theologie<br />
te studeren. Dominicus liet geen eigen geschriften na, maar hij legde de grondslagen<br />
voor een succesvolle bedelorde, met als kenmerken intellectuele inspanningen, actieve interesse<br />
in de stedelijke samenleving, grondige studie, prediking, missionaire activiteiten. Het feest<br />
van St. Dominicus wordt gevierd op 8 augustus. Zijn graf is in de San Domenico te Bologna.<br />
Beroemde middeleeuwse Dominioanen zijn Albert de Grote, Thomas van Aquino, Catharina<br />
van Siena, Jacobus de Voragine, paus Innocentius V, Heinrich Suso, Meister Eckhart en Fra<br />
Angelico.<br />
25 Voortgekomen uit westerse kluizenaars die op de berg Karmel volgens de aldaar geldende<br />
gewoonten een ascetisch bestaan leidden. Rond 1230 keerden de karmelieten terug naar West<br />
— Europa, waar ze kloosters stichtten.<br />
26 Interessante en verhelderende informatie vindt men in K. van Vliet, In kringen van<br />
kanunniken. Munsters en kapittels in het bisdom Utrecht 695-122ZWalburg Pers, Zutphan,<br />
2002, 502p. en in B. Meijns, Aken ofJeruzalem. Het ontstaan en de hervorming van de kanonikale<br />
instellingen in Vlaanderen tot circa 1155. Leuven, Universitaire Pers, 2000, 1096p., 2 din.,<br />
krtn.
30 DE OORSPRONG VAN DE ORDE VAN HET H. KRUIS<br />
De heilige Augustinus (354-430) had omstreeks 397 in een brief<br />
een aantal richtlijnen gegeven aan een groep vrouwen die een<br />
vroom, gemeenschappelijk leven wilden leiden.27 Deze richtlijnen,<br />
die algemeen en summier waren, werden door de augustijner<br />
kanunniken als een regel (canon) gei'nterpreteerd. In tegenstelling<br />
tot de seculiere kanunniken, die aan een kerk of kathedraal verbonden<br />
waren om de getijden te zingen, legden de reguliere<br />
kanunniken de gelofte van armoede a£ De Regel van Augustinus,<br />
die in feite geen orderegel was, werd in de elfde eeuw verder uit-<br />
gewerkt: er werden strengere maatregelen uitgevaardigd om particulier<br />
bezit tegen te gaan en de bewegingsvrijheid van de augustijnen<br />
te beperken. Deze verfijnde versie werd nu als 'tweede regel'<br />
van Augustinus (regula secunda) een echt kloosterstatuut en werd<br />
door de pausen aanbevolen aan kloostergemeenschappen die niet<br />
de Regel van Benedictus volgden.<br />
• In de twaalfde eeuw ontstonden ook de zogenaamde dubbelkloosters<br />
naar Oosters model, bestemd voor monialen en monniken.<br />
Daarnaast waren er de Hospitaalorden. Ze beriepen zich<br />
allemaal min of meer op de Regel van Sint-Augustinus en volgden<br />
een reglement, dat ontleend was aan het statuut van het Hospitaal<br />
van Jeruzalem (1182). De ridderorden, o.a. de Tempeliers en<br />
Teutonische Orde, wijdden zich aan de bescherming van de pelgrims<br />
en aan de verdediging van het Heilig Land. Hun leden<br />
waren reguliere kanunniken, die zowel religieus als soldaat waren.<br />
27 De grondideeen van de Regel van Augustinus zijn opgebouwd vanuit het ideaalbeeld van<br />
de eerste christelijke gemeenschappen te Jeruzalem, dat we vinden in de Handelingen van de<br />
Apostelen (Hand.4,31-35). Liefde en gemeenschapsvorming staan centraal: een goed gemeenschapsleven<br />
is niets anders dan het in praktijk brengen van de liefde. Het ging Augustinus hierbij<br />
om het hart van de mens: het uiterlijke moet de uitdrukking zijn van het innerlijke. Hij<br />
benadrukte niet langer de persoonlijke ascese op zich, bijv. het zich ontzeggen van eten en<br />
drinken of allerhande vormen van zelfkastijding. Hij benadrukte het leven in gemeenschap dat<br />
uiteraard ascese als overwinning van de zelfzucht vereist. De Regel vestigde de aandacht op de<br />
onderlinge relatie, waarin zowel de gelijkwaardigheid als het anders-zijn van de ander erkend<br />
wordt. De Regel van Augustinus vertolkt zeer pregnant de christelijke eis om te komen tot volwaardige<br />
broeder- en zusterschap onder elkaar. Daarin klinkt ook impliciet een protest door<br />
tegen de ongelijkheid in de maatschappij, die sterk getekend is door hebzucht, hoogmoed en<br />
macht. Een kloostergemeenschap is daarom voor Augustinus een alternatieve gemeenschap,<br />
gedragen door de liefde voor elkaar.
DE OORSPRONG VAN DE ORDE VAN HET H. KRUIS 31<br />
1.3 De reguliere kanunniken<br />
• Op het Concilie van Lateranen in 1059 werd het leven van de<br />
kanunniken als volgt aanbevolen: zij die hun kuisheid behouden<br />
hadden en dienden nabij kerken, waaraan ze door wijding verbonden<br />
waren, moesten samen eten en slapen; de inkomsten van de<br />
kerk moesten in gemeenschap gehouden worden en de clerici<br />
moesten streven naar een apostolisch leven Het was wellicht niet<br />
toevallig dat in deze tijden van economische vooruitgang heel wat<br />
mensen zich aangesproken voelden tot de vrijwillige armoede, in<br />
het voetspoor van Jezus en van zijn volgelingen. Verzakend aan<br />
wereldse goederen trokken zij zich terug op onherbergzame plaatsen<br />
om zich te wijden aan een leven van ontbering, gebed en boete.<br />
Hun zelf opgezochte eenzaamheid was vaak van korte duur. Hun<br />
levenswijze werd immers door velen bewonderd. De kluizenaars<br />
werden opgezocht want hun raad werd op prijs gesteld. Velen<br />
zagen zich dan ook snel omringd door volgelingen. Groeide de<br />
groep volgelingen aan, dan stelde zich het probleem van de organisatie.<br />
Veel kluizen evolueerden naar georganiseerde gemeenschappen,<br />
die zich aansloten bij de vernieuwingsstromingen binnen<br />
de ordo monasticus of de ordo canonicus. Andere gaven aanleiding<br />
tot een nieuwe religieuze levensvorm (de Chartreuse in 1084,<br />
onder leiding van Bruno van Keulen, bijvoorbeeld). De<br />
kluizenaars trokken na de vorming van een gemeenschap rondom<br />
hun kluizen soms verder om op een andere plaats opnieuw de een<br />
zaamheid op te zoeken. Nauw verwant aan de kluizenaars waren de<br />
Wanderprediger, de rondtrekkende predikers, die in het voetspoor<br />
van Jezus het woord Gods verkondigden. Niet zelden stuitten zij<br />
op het verzet van de kerkelijke kaders, die het gedachtegoed van de<br />
predikers wensten tegen te houden, zeker wanneer het niet strookte<br />
met de kerkelijke orthodoxie. De eerste duidelijke vertegenwoordigers<br />
van deze armoedebeweging verschenen in het noorden<br />
van Italie of in de Provence, regio s die een commerciele heropleving<br />
kenden. Vanuit Italie volgde de kluizenaarsbeweging de<br />
belangrijkste handelsroute door Frankrijk, via het westen Tangs de<br />
Limousin en Bretagne en via het noorden richting Lotharingen en<br />
Vlaanderen. Toch hebben vooral die kluizenaars sporen nagelaten<br />
in de bronnen, wier vestiging aan de basis lag van een gestruc-
32 DE OORSPRONG VAN DE ORDE VAN HET H. KRUIS<br />
tureerde gemeenschap. We mogen aannemen dat er in werkelijkheid<br />
veel meer lieden de eenzaamheid opgezocht hebben, maar<br />
dat hun acties zonder tastbare resultaten bleven.<br />
• Vanaf de jaren 1060 maakte men in de Kerk een onderscheid<br />
tussen clerici regulares en canonici regulares. De clerici regulares, ook<br />
wel canonici seculares genoemd, hielden vast aan de Regel van<br />
Aken. Zij beleden de vita communis, erkenden de gemeenschap<br />
van goederen, maar aanvaardden daarnaast ook prive-bezit. De<br />
canonici regulares erkenden de Regel van Aken niet en zochten<br />
inspiratie in de gemeenschap van de eerste gelovigen in Jeruzalem<br />
(Regel van Jeruzalem). Vanaf de elfde eeuw weerklonken de woor-<br />
den uit de eerste dagen van de Christenheid met tot dan toe ongehoorde<br />
sterkte. Hun eenvoud sprak niet enkel leden uit de kerke-<br />
lijke rangen aan, maar ook leken. Allen wensten op Jezus' oproep<br />
in te gaan en ad instarprimitivae Ecclesiae een leven uit te bouwen.<br />
Deze nabootsing van wat als de vita apostolica beschouwd werd,<br />
uitte zich op tal van wijzen die nu eens succes boekten, dan weer<br />
op ontgoocheling uitliepen.<br />
De ontvangst van de kanonikale hervormingsideeen kon enorm<br />
varieren naargelang de plaatselijke omstandigheden. Kanunniken<br />
die aangegrepen werden door het ideaal van armoede konden<br />
samen een nieuwe gemeenschap vormen. Anderen poogden de<br />
bestaande kapittels ervan te overtuigen een strikter leven op te<br />
bouwen. De nieuwe ideeen botsten vaak op weerstand en afwij-<br />
zing. Een officiele erkenning van de roeping van de reguliere<br />
kanunniken volgde in 1092 door paus Urbanus II. De reguliere<br />
kanunniken opteerden in de geest van de eerste christenen te<br />
Jeruzalem resoluut voor armoede, kuisheid en gemeenschapsleven.<br />
Ofschoon deze levenswijze neigde naar die van de monniken,<br />
bleven de reguliere kanunniken trouw aan hun roeping als kanunnik<br />
door zich in te zetten voor de goddelijke eredienst in de kerk<br />
waaraan zij verbonden waren. Dit priesterlijke en liturgische ele<br />
ment zorgde ervoor dat de reguliere kanunniken, in tegenstelling<br />
tot de monniken, meer gericht waren op de wereld buiten hun<br />
claustrum die ze onder meer door prediking wensten te bereiken.<br />
Deze sterke pastorale dimensie bracht met zich mee dat de re-
DE OORSPRONG VAN DE ORDE VAN HET H. KRUIS 33<br />
guliere kanunniken zich ook bijzonder geroepen voelden om caritatieve<br />
en educatieve taken op zich te nemen. Zij besteedden aandacht<br />
aan de zwakken, de pelgrims en de reizigers en maakten het<br />
vrouwen mogelijk om als conversen tot hun gemeenschappen toe<br />
te treden.<br />
Het zoeken naar een gepaste levensregel was in de begindagen<br />
van de reguliere kanunniken verre van eenvoudig. De eerste<br />
gemeenschappen die poogden de vita apostolica in de praktijk om<br />
te zetten, vertoonden geen enkele onderlinge samenhang.<br />
Aanvankelijk verwees men ter aanduiding van de levenswijze dan<br />
ook naar verschillende kerkelijke auctoritates, kerkvaders zoals<br />
Sint-Augustinus, Sint-Hieronymus en paus Gregorius de Grote,<br />
die alien de vita apostolica in hun geschriften becommentarieerd<br />
hadden. Pas in 1067 was voor het eerst sprake van de Regel van<br />
Augustinus met betrekking tot de reguliere kanunniken van Saint-<br />
Denis in Parijs. Het duurde nog tot de eerste helft van de twaalfde<br />
eeuw voordat Augustinus5 regel onder de reguliere kanunniken ver-<br />
algemeend werd.<br />
Aan de gemeenschappen van reguliere kanunniken lagen vaak<br />
disparate groeperingen van geestelijken en zelfs van leken ten<br />
grondslag, met als enig gemeenschappelijk punt, het verlangen om<br />
de vita apostolica in de praktijk om te zetten. Het is niet verwonderlijk<br />
dat het enthousiast geexperimenteer in geimproviseerde<br />
gemeenschappen door de gevestigde kerkelijke orde met de nodige<br />
achterdocht werd bekeken. Bisschoppen die niet voor de her-<br />
vormingsideeen gewonnen waren, benaderden deze nieuwe vor-<br />
men van religieus leven eerder aarzelend, soms ronduit vijandig.<br />
Maar ook bij hervormingsgezinde bisschoppen bestond het verlan<br />
gen om de prille gemeenschappen in de bestaande kerkelijke struc-<br />
turen in te passen. Bovendien groeide al snel het besef dat groepe-<br />
ring van gemeenschappen van reguliere kanunniken vruchten kon<br />
afwerpen en het voortbestaan van de individuele instellingen in<br />
positieve zin kon bei'nvloeden. Aan de basis van dergelijke kanonikale<br />
congregaties lag steeds een gemeenschap waarvan de consuetudines<br />
of praktische gewoonten ter aanvulling van de meer<br />
algemene basisregel door andere huizen van reguliere kanunniken
34 DE OORSPRONG VAN DE ORDE VAN HET H. KRUIS<br />
overgenomen werden. De relatie die deze moederabdij' met haar<br />
'dochters' onderhield kon echter aanzienlijk varieren. Een en ander<br />
komt duidelijk aan het licht wanneer men bijvoorbeeld de organisatievormen<br />
naast elkaar legt van de Orde van Saint-Ruf, van de<br />
Premonstratensers, van de orde van Arrouaise en van de orde van<br />
Saint-Victor. Het succes van de orden verhinderde niet dat er nog<br />
steeds gemeenschappen bleven die er een autonome koers op<br />
nahielden. Dit isolement was echter relatief, aangezien de leden<br />
van deze gemeenschappen vaak intense contacten onderhielden in<br />
de vorm van gebedsunies en broederschappen.<br />
Het zich al dan niet aansluiten bij een kanonikale orde kan<br />
gezien worden als het resultaat van de groeiende invloed van de<br />
monastieke organisatie op de ordo canonicus. De voorbeeldfunctie<br />
van de ordo monasticus en vooral van de vernieuwingsbeweging van<br />
Citeaux, kwam tevens tot uiting in de gehanteerde terminologie<br />
met betrekking tot gemeenschappen van reguliere kanunniken.<br />
Hun oversten werden aanvankelijk aangeduid met praepositus, net<br />
zoals in de seculiere kapittels, of ook met prior. Geleidelijk aan<br />
kwam echter de term abbas in zwang. De instellingen zelf werden<br />
op deze wijze veeleer abbatiae dan ecclesiae canonicorum, canonicae<br />
of priorati.28<br />
• De originaliteit van de reguliere kanunniken school in de navolging<br />
van de Regel van Sint-Augustinus. Ongeacht hun diversiteit<br />
qua oorsprong en organisatie, achter deze leidraad konden de verschillende<br />
types reguliere kanunniken zich scharen. Zij waren de<br />
eersten die consequent een leven poogden te leiden volgens de<br />
principes die Sint-Augustinus meer dan zeshonderd jaar eerder had<br />
aangereikt, maar zij bleven niet de enigen. Ook de ridderorden en<br />
de Hospitaalorden, die net als de reguliere kanunniken vanaf de<br />
twaalfde eeuw vorm kregen, werden door deze Regel aangesproken.<br />
In de dertiende eeuw opteerden onder meer de Dominicanen<br />
en de Augustijner eremijten eveneens voor deze Regel.29<br />
28 M. Lemonnier, Histoire de I'Eglise. Paris, 1983, pp.245 e.v.; L. Milis, De Kerk tussen de<br />
Gregoriaanse Hervorming en Avignon, in: Algemene Geschiedenis der Nederlanden, dl.3, 1980,<br />
pp. 166-211.<br />
29 Br. Meijns, Aken ofjeruzalem? Het ontstaan en de hervorming van de kanonikale instellin<br />
gen in Vlaanderen tot circa 1155. Universitaire Pers Leuven, 2000, pp. 677 - 702
DE OORSPRONG VAN DE ORDE VAN HET H. KRUIS 35<br />
Vermoedelijk waren de kruisbroeders gemeenschappen, die nog<br />
moesten kiezen of zij bij een kanonikale orde zouden aansluiten of<br />
niet.30 In verschillende bisdommen waren zij niet welkom. In het<br />
prinsbisdom Luik, waar de bisschopszetel een tijdje vacant was en<br />
de nieuwe elect-bisschop een gering religieus gezag uitoefende kre-<br />
gen zij voet aan de grond. De organisatie en groepering van de ver<br />
schillende priorijen vond pas later plaats, maar de basis voor deze<br />
groepering werd vermoedelijk gelegd door kardinaal-diaken Petrus<br />
Capuccius, die de kruisbroeders aan de Dominicanen verwante<br />
statuten aanreikte.<br />
Het oorspronkelijke karakter van de kruisheren is en blijft<br />
onderwerp van discussie. Over de ontstaansgeschiedenis zijn haast<br />
geen gegevens voorhanden. Vast staat dat de oudste constituties<br />
van de orde, uit 1248, sterk afhankelijk waren van de dominicaanse<br />
wetgeving, maar dit is niet zo uitzonderlijk, aangezien zowel<br />
de kruisheren als de dominicanen hun wortels hadden in de regu-<br />
liere kanunnikenbeweging van de twaalfde eeuw. De beoordeling<br />
wordt niet vereenvoudigd door de bijna gelijktijdige verschijning<br />
over verschillende delen van Europa, van groeperingen met een-<br />
zelfde of verwante benaming, waarover in de volgende eeuwen<br />
niets of nog amper iets vernomen werd. Wij bedoelen de Spaanse,<br />
Italiaanse, Boheemse, Poolse en Zuidduitse kruisheren.31 Het is<br />
mogelijk dat de Belgische kruisheren oorspronkelijk eveneens een<br />
bedelordeactiviteit aan de dag legden, maar na 1274 profileerden<br />
30 B.A.L.Van Luijk, Het Kruisheren-ideaal en de intensivering van de volkszielzorg in de dertiende<br />
eeuw. in: Het Oude Land van Loon, jg. 16, 1961, pp. 135-147. Op het einde van de<br />
twaalfde en in het begin van de dertiende eeuw ontstond naast het monachaal gericht zijn van<br />
de kanunniken het zich geroepen voelen tot een sacerdotaal leven, vooral in de mendikantengroeperingen.<br />
De priester-zielzorger-kanunnik voelde zich naar een monachaal-contemplatief<br />
uitgangspunt getrokken, de contemplatieve monnik werd door een priesterlijke bewogenheid<br />
tot zielzorgelijke activiteit gedreven.<br />
31 We denken speciaal aan de reguliere kanunniken van het H. Kruis, opgericht in 1130 in<br />
Coimbra, de Kruisheren met de rode ster (ca.1231 opgericht als hospitaalorde in Praag), de<br />
Kruisheren van Bologna (omstreeks 1169 als hospitaalorde opgericht en in 1656 opgeheven)<br />
en de Kruisheren met het rode hart (in 1256 opgericht als orde van reguliere kanunniken,<br />
maar vrij vlug geevolueerd naar een bedelorde en in 1274 op het Concilie van Lyon gedwongen<br />
om opnieuw een orde van reguliere kanunniken te worden; het rode kruis, samen met een<br />
rood hart stond centraal in hun spiritualiteit; vanuit Bohemen verspreidde de orde zich naar<br />
Italie, Engeland, Duitsland en Spanje).
36 DE OORSPRONG VAN DE ORDE VAN HET H. KRUIS<br />
zij zich als reguliere kanunniken.32 Wat er ook van is, de kruisheren-auteurs<br />
hebben in de volgende eeuwen een aantal geschriften<br />
opgesteld over het ontstaan van de orde. Die geschriften hebben de<br />
toekomst en de spiritualiteit van de orde sterk bei'nvloed.<br />
• De proliferatie van bewegingen, gekoppeld aan de vrees voor<br />
ketterse bewegingen, heeft geleid tot een aantal maatregelen op het<br />
tweede Concilie van Lyon (1274). Van de nieuwe orden werden de<br />
Dominicanen (ontstaan uit de reguliere kanunniken) en de<br />
Franciscanen (ontstaan uit het eremitisme) zonder meer toegelaten.<br />
Ten aanzien van de Karmelieten en de Augustijner-eremieten<br />
werd de beslissing uitgesteld. De anderen moesten in principe<br />
verdwijnen en heel wat zouden dat ook effectief doen. Vooral het<br />
bedelaspect vervulde de Kerk met wantrouwen. De armoede was<br />
een van de traditionele geloften in het kloosterleven, maar het<br />
betrof de individuele armoede. Het klooster kon en mocht rijk<br />
32 K. Elm, Entstehung und Reform des belgisch-niederldndischen Kreuzherrenordens. Ein<br />
Literaturbericht. in: Zeitschrififur Kirchengeschichte , dl.82, 1971, pp.292-313. Schrijver<br />
bespreekt de uiteenlopende visies en duidt alle belangrijke bronnen en studies aan.<br />
Een korte en kritische aantekening over de ontstaansgeschiedenis van de kruisheren treft men<br />
aan in W. Simons, Stad en apostolaat. De vestiging van de bedelorden in het graafichap<br />
Vlaanderen (ca.1225- ca.1350. in: Verhandelingen van de Koninklijke Academie voor<br />
Wetenschappen, Letteren en Schone Kunsten van Belgie, jg. 49, 1987, nr.l21,pp.65-66<br />
Verschillende auteurs verdedigden de stelling dat de kruisbroeders lange tijd een bedelorde<br />
waren en dat ze zich pas na 1274 tot kanunnikenorde ontwikkelden om aan de suppressie te<br />
ontkomen. Zie bijvoorbeeld: R-E.Emery, The second Council of Lyons and the mendicant<br />
Orders, in: The Catholic Historical Review, 1953, pp.257-271. P. Van den Bosch beweerde met<br />
betrekking tot de bedelorde-activiteiten van de kruisbroeders, dat er geen gegevens voorhanden<br />
zijn, waaruit af te leiden zou zijn dat er bij de kruisbroeders in de dertiende eeuw een con<br />
flict heeft bestaan over het wel of niet wonen in een stad. Men zou eerder denken van niet,<br />
want op enkele na lagen de kruisherenkloosters, die voor 1300 gesticht zijn in of nabij een<br />
stad. In geen enkel besluit van de vijftiende eeuw komt iets aan het licht over een eventueel<br />
conflict betreffende het wel of niet wonen in een stad. In deze eeuw waren er vele stichtingen.<br />
De kruisbroeders vestigden zich zowel in de stad als op het platteland. P. Van den Bosch,<br />
(recensie op bijdragen van o.a. J.Le Goff en M.de Fontette) in: Clairlieu, jg.31, 1973, afl.1-2,<br />
pp. 123-125. Maar voor A.Ramaekers stond het onomstotelijk vast dat het kanunnik zijn tot<br />
het wezenlijke van de orde behoort: " Neemt men b.v. in onze Orde het kanonikale weg, dan<br />
zal ze juist datgene verliezen waardoor ze van alle andere soorten ordes onderscheiden was,<br />
haar voornaamste wezenstrek. (...) M.i. zou het uitschakelen van het kanonikale element in<br />
een orde van reguliere kanunniken, gelijkstaan met het opheffen van die bepaalde inrichting<br />
en het oprichten van een nieuwe". A. Ramaekers, De Kruisherenorde als "ordo canonicus "in:<br />
"Rond inhoud en beleving van de spiritualiteit der orde van het H.Kruis ", Lichtland, Diest,<br />
1955, p.60. Zie ook: C. Van Dal, Zijn de Kruisheren reguliere Kanunniken? m: Cruciferana,<br />
nr.6, 193, reprint 1986; Idem, De regel van Sint-Augustinus in de geschiedenis van de reguliere<br />
kanunniken van de orde van het H.Kruis. in: Clairlieu, 1980, pp.39-70; 1981, pp. 13-28; 1982,<br />
pp.9-24
DE OORSPRONG VAN DE ORDE VAN HET H. KRUIS 37<br />
zijn: een solide rijkdom garandeerde het zorgeloos bestaan van de<br />
monnik, die zich zo helemaal aan de dienst van God kon wijden.<br />
Maar de nieuwe bewegingen poneerden de totale armoede, ook die<br />
van het klooster. Om te overleven moest de monnik bedelen als<br />
aanvuUing op de handenarbeid. SlachtofFer van de maatregelen van<br />
1274 waren o.a. de Zakbroeders en de Eksterbroeders. De<br />
Kruisbroeders wisten blijkbaar de opheffing te voorkomen.33<br />
1.4 Spirituele verankering van de kruisbroeders/kruisheren<br />
Het is niet eenvoudig de spirituele verankering van de kruisheren<br />
kort toe te lichten. Twee geestesstromingen waren o.i. aanvankelijk<br />
bepalend.<br />
Er is vooreerst de kathaarse beinvloeding. In de twaalfde en de<br />
dertiende eeuw was de kerk een machtige en rijke instelling.<br />
De meeste gelovigen aanvaardden die instelling als vanzelfsprekend,<br />
ofschoon zij de investituurstrijd niet vergeten<br />
waren en diep in hun hart overtuigd waren dat de kerk arm<br />
en eenvoudig moest zijn. Juist daarom kon de stroming van<br />
de katharen zo'n opgang maken. Zij was het opnieuw<br />
omhoog komen van het Manichei'sme: heel de stoffelijke orde<br />
was onzuiver, slecht, een schepping van de duivel. Sommige<br />
schrijvers over de kruisheren krijgen de indruk, dat de eerste<br />
kruisbroeders het ideaal van de katharen wilden ombuigen in<br />
katholieke zin. Dat is overigens de uitleg, die in de oudste historische<br />
bronnen aan het rood-witte kruis van de orde<br />
gegeven werd: geheel gedrenkt worden in het Lijden van Jezus<br />
(de verticale, rode balk) om zo deelachtig te worden aan zijn<br />
zuiverheid (de horizontals witte balk).34<br />
Ten tweede is er de eeuwenoude devotie tot het Kruis, die ook<br />
in het prinsbisdom Luik resulteerde in de oprichting van vele<br />
H.-Kruiskapellen en -kerken. In de twaalfde en dertiende<br />
eeuw was de cultuur en de folklore van de volkeren van<br />
Europa, meer dan van welk ander symbool, doortrokken van<br />
het teken van het kruis. Dit kruis was het symbool van Gods<br />
33 L. Milis, De Kerk tussen de Gregoriaanse Hervorming en Avignon, in: Algemene<br />
Geschiedenis der NederUnden, dl.3, 1980, pp. 198-201<br />
34 H. Van Rooijen, Terugblik. in: Kruistriomfi jg.47', 1967, afl.3, p.34
38 DE OORSPRONG VAN DE ORDE VAN HET H. KRUIS<br />
macht en wijsheid. Als Gods macbtwas het kruisteken een ta<br />
lisman tegen het kwaad. Middeleeuwse heiligenlevens in Oost<br />
en West staan vol met verhalen over de wonderlijke kracht<br />
ervan. Vooral in de verschillende volksverhalen verneemt men<br />
over de wonderlijke genezingskracht van het kruis. Er bestond<br />
een nauw verband tussen het gebruik van het kruisteken en<br />
het geloof in de aanwezigheid en de macht van kwade geesten.<br />
Wijwater, relikwieen, bezweringsformules, de geconsacreerde<br />
hostie en vooral het kruisteken waren de kunstgrepen om de<br />
betovering van de duivelse machten te verbreken. Het kruis<br />
kon tegelijk ook dienen als een magisch amulet die door zijn<br />
onverbrekelijke band met de kruisiging van Jezus met min of<br />
meer succes eraan kon herinneren dat de kracht tegen duivels<br />
en ziekten niet in de amulet of het gebaar als zodanig lag,<br />
maar in de macht van God, die in het leven en de dood van<br />
Jezus was gekomen om de macht van het kwaad te breken. De<br />
relikwieen van het authentieke kruis vormden een apart geval<br />
in deze machtsstrijd. Rond 350 begonnen berichten erover de<br />
ronde te doen. De ontdekking van het kruis in Jeruzalem<br />
werd toegeschreven aan de heilige Helena, de moeder van<br />
keizer Constantijn. In de volgende eeuwen kon men overal in<br />
de christelijke wereld stukjes van het kruis aantreffen. De ont<br />
dekking van het kruis kreeg in het Karolingisch tijdperk een<br />
plaats in de liturgische kalender en werd op 3 mei gevierd.<br />
Het ware kruis zou in de zevende eeuw door de Perzen buit-<br />
gemaakt zijn en door keizer Heraclius heroverd, maar in de<br />
twaalfde eeuw werd het door de bisschop van Bethlehem in<br />
een veldslag meegedragen en raakte toen verloren, behalve<br />
natuurlijk de stukjes die overal aangetroffen konden worden.<br />
Het kruis was een teken van de macht van God, niet alleen<br />
om ziekten en rampen af te wenden, maar ook om oorlogen<br />
te winnen. Op het einde van de elfde eeuw werd het kruis het<br />
voornaamste symbool voor de veroveringstochten naar<br />
Palestina. Het bezat deze overwinnende kracht, zo meende<br />
men, omdat het het instrument was geweest voor de kosmi-<br />
sche overwinning van Gods macht over de macht van de<br />
duivel door middel van de dood en de verrijzenis van Jezus.
DE OORSPRONG VAN DE ORDE VAN HET H. KRUIS 39<br />
Het was niet alleen het teken van Gods macht, maar het<br />
diende ook als teken van Gods wijsheid. Daarbij werd verwezen<br />
naar Jezus op het kruis als een voorbeeld van geduld en<br />
liefde te midden van lijden. De navolging van het voorbeeld<br />
van Christus werd het fundament van ware wijsheid. Want<br />
het kruis was enerzijds het duidelijkste bewijs van de macht<br />
van het kwaad in de wereld; maar anderzijds gold het ook als<br />
het grootste bewijs dat de wil en de werkwijze van God uiteindelijk<br />
zouden zegevieren, in weerwil van wat mensen zouden<br />
uitbroeden.35<br />
Uit de eerste eeuwen van het bestaan van de orde bezitten we te<br />
weinig gegevens, die ons zeggen hoe God, Jezus Christus, Maria en<br />
al het geschapene werden gezien. Het geestelijk leven van de kruisbroeders<br />
concentreerde zich rond het Kruis van Jezus Christus. De<br />
alleroudste documenten betreffende de goedkeuring van de orde<br />
leggen hiervan al getuigenis af. In het document van 31 december<br />
1248, waarin de elect-bisschop van Luik de statuten van de orde<br />
goedkeurde, kan men lezen dat de goedkeuring geschiedde, omdat<br />
hij de groei van de Kerk van Christus wilde bevorderen en omdat<br />
hij de aanvragers, de dienaren van het Kruis, wilde bewaren in hun<br />
goede gezindheid en hun goddelijke beschouwing en dit uit<br />
eerbied voor de Gekruisigde, in wiens titel en lijden zij eerbiedig<br />
getekend waren.36 Een belangrijk wezenskenmerk van de orde werd<br />
daarmee aangeduid:<br />
De Orde van het H. Kruis moest in dienst staan van het<br />
Kruis.<br />
Die dienst moest zich vooral richten op de Persoon van de<br />
Gekruisigde. Het kruis, waarmee de kleding van de kruisbroeders<br />
gemerkt werd, bezorgde hen de eretitel cruce signati,<br />
een titel die overigens ook aan de kruisvaarders werd gegeven,<br />
maar bij de kruisbroeders al heel vroeg in een mystieke zin<br />
werd geduid.37<br />
35 J. Pelikan, Jezus door de eeuwen been. Zijn plaats in de cultuurgeschiedenis. Kok-<br />
Agora/DNB-Pelckmans, Kampen/Kapellen, 1987, pp. 113-126<br />
36 C.R. Hermans, Annales, II, p. 70<br />
37 C.R. Hermans, Annales, II, pp. 63, 68, 72, 119, 201, 204 ; III, p. 174 ; M. Vinken, De<br />
spiritualiteit der kruisheren. Antwerpen, 1953, pp. 52 - 53; G. Reijners, Beitrdge zur<br />
Geschichte des Ordens vom heiligen Kreuz und seiner Spiritualitat. Bonn, 1993, pp. 66 - 67
40 DE OORSPRONG VAN DE ORDE VAN HET H. KRUIS<br />
In 1248 werd in de statuten het voorschrift opgenomen om alle<br />
kerken toe te wijden aan het heilig Kruis. Alle religieuze oefeningen,<br />
die in die kerken geschiedden, moesten verricht worden tot<br />
lof van het H. Kruis, als een ononderbroken hulde en gedachtenis<br />
aan de Gekruisigde. In feite hadden verschillende kerken dikwijls<br />
een andere patroon, omdat verscheidene kloosters bij een<br />
bestaande kapel of kerk werden gesticht, die reeds aan een heilige<br />
waren toegewijd. Vaak moest bij het kiezen van de kerkpatroon<br />
ook rekening gehouden worden met de wensen van de weldoeners<br />
die aan de basis lagen van de stichting van een klooster. De<br />
grondgedachte van de orde werd dan toch zoveel mogelijk bewaard<br />
door ofwel het hoofdaltaar aan het H. Kruis toe te wijden of het<br />
H. Kruis als tweede patroon aan de reeds bestaande toe te voegen. 38<br />
In de tweede helft van de veertiende eeuw schreef Petrus<br />
Pincharius Vestis nuptialis, een geestelijk werk, dat omwille van de<br />
positie van de schrijver (een voormalig prior van Caen en priorgeneraal<br />
van de orde) en van het tijdstip (uit die tijd hebben wij<br />
haast geen informatie) een bron van onschatbare waarde is<br />
gebleken in de loop van de geschiedenis van de orde. Met vestis<br />
nuptialis werd in de Middeleeuwen vaak de koorkledij aangeduid.<br />
Pincharius nam de onderdelen van de kruisbroederskledij als symbool<br />
van verschillende deugden. Geillustreerd door vele aanhalingen<br />
uit de H. Schrift en de Vaders werd het geestelijk leven behandeld<br />
volgens het traditioneel schema van de drie wegen: De statu<br />
incipientium?9, proficientium40, perfectorum41. Vestis nuptialis had<br />
meer een ascetische dan een mystieke inslag. Het werd geschreven<br />
in een tijd, waarin de kloostertucht in verval was en sterk de<br />
nadruk moest gelegd worden op het onderhouden ervan.42 Onder<br />
38 CR. Hermans, Annales, II, pp. 64, 78, 119, 145, 148, 150, 167, 180, 203, 220, 376,<br />
410, 426, 534 ; III, pp. 6, 18<br />
39 De staat van de beginnelingen, waarin men zich zuivert door boete en gebed<br />
40 De staat van de gevorderden, waarin de 'nieuwe mens' met Vestis Nuptialis' der deugden<br />
wordt bekleed<br />
41 De staat van de volmaakten, waarin God beslag legt op de ziel en zij de Hemelse<br />
Bruidegom ontmoet<br />
42 De irtstelling op de praktijk deed Pincharius gretig grijpen naar de lectuur van de Vitae<br />
Patrum, waarin hij het leven van de woestijnvaders aantrof. Andere inspiratiebronnen waren<br />
Sint-Augustinus, Paulinus van Nola, Possidius en Orosius, de Victorijnen Richard en Hugo,<br />
de Dominicanen Humbertus a Romanis en Thomas Aquinas. Verder werd hij bemvloed door
DE OORSPRONG VAN DE ORDE VAN HET H. KRUIS 41<br />
de geloften beklemtoonde Pincharius hoofdzakelijk de gehoorzaamheid,<br />
die tot algehele onthechting en volmaakte navolging<br />
van de gekruisigde Christus moest leiden.<br />
Handschriften van de kruisbroeders van Hoei uit de vijftiende<br />
eeuw spraken over het mysterium crucis, dat zich in de stichting van<br />
de orde openbaarde. Men zag in de stichting een tastbaar ingrijpen<br />
van God. In 1635 beschreef Russelius Theodorus van Celles als een<br />
extatisch vereerder van het Lijden en het Kruis van Christus. Door<br />
hun bijzondere devotie tot het Kruis kwamen de kruisbroeders<br />
inderdaad gemakkelijk tot een affectieve vroomheid ten opzichte<br />
van de persoon van Christus. Een oud handschrift van de kruis<br />
broeders van Keulen uit de vijftiende eeuw bevat een Breviarium<br />
secundum modum fratrum Sanctae Crucis. Aan de tekst van het bre<br />
vier gaan enkele private gebeden vooraf, die bijna allemaal<br />
betrekking hebben op de lijdende Jezus. Een van die gebeden richt<br />
zich zelfs tot al de lichaamsdelen van Christus, die in zijn lijden<br />
gepijnigd werden. En in het in 1639 opnieuw uitgegeven werk uit<br />
de veertiende eeuw van Petrus Pincharius kon men lezen:<br />
"Boven alles moet (...) de kruisbroeder mediteren over het lijden<br />
van de Heer; zijn leven en dood moet hij dagelijks ijverig en in<br />
het diepst van zijn hart overwegen en inwendig met de Lijdende<br />
meelijden (...). Want we dragen de tekenen van de Gekruisigde<br />
in ons lichaam en met name en naar ons habijt worden we<br />
kruisdragers genoemd: we moeten dit ook zijn met onze ziel I<br />
(...) Het zou toch belachelijk zijn en volkomen nutteloos het<br />
Kruis des Heren op ons kleed en in onze naam te dragen, indien<br />
we het niet ingenesteldhadden in ons hart.(...) Deze overweging<br />
van het allerheiligste en allerheilzaamste Lijden des<br />
Heren zal de kruisbroeder iedere dag opnieuw verrichten, niet<br />
slechts als dankzegging, maar ook ter navolging, teneinde met-<br />
de sensitieve vroomheid van Sint-Bernardus van Clairvaux. Voor moraalkwesties ging hij<br />
hoofdzakelijk te rade bij de heilige Gregorius de Grote. In de tijd van Pincharius bestond er<br />
in het prins-bisdom Luik grote belangstelling voor schrijvers als Sint-Hieronymus, Sint-<br />
Joannes Chrysostomus en Pseudo-Dionysius. Deze belangstelling vindt men eveneens terug in<br />
Vestis nuptialis. A. Van de Pasch & C. Van Dal, Allegorische beschouwingen over het Kruis op<br />
het Ordekleed. in: Clairlieu, jg.10, 1952, p. 22
42 DE OORSPRONG VAN DE ORDE VAN HET H. KRUIS<br />
terdaaden in waarheidZijn voetstappen te drukken. (...) Om<br />
deze overweginggoed te doen, zal het uiterst nuttig zijn de weldaden,<br />
die Hij aan ons, onwaardigen, rijkelijk verleende,<br />
vluchtig te beschouwen. Vestig er uw aandacht op, dat Christus,<br />
gedreven door een afgrondelijke barmhartigheid, uit de schoot<br />
van zijn Vader, in dit tranendal neerdaalde: 1. Om voor de<br />
mens de straffen te ondergaan en aan de rechtvaardigheid van<br />
de Vader te voldoen en elke mens, die Hij vormde, met Zijn<br />
geduld te sterken; 2. Om aan de dwalenden de rechte weg naar<br />
de hemel te wijzen en de onwetenden te onderrichten; 3. Om de<br />
mensen tot Zijn Liefde te lokken, zodat ze de deugd en de goedheid<br />
zullen beminnen. De mens immers lag neer in zwakheid,<br />
onwetendheid en boosheid en was daardoor ongeschikt geworden<br />
voor de navolging van de goddelijke deugd, tot kennis van<br />
de waarheid en tot liefde voor de goedheid. Daarom daalde<br />
Christus uit de hemel neer en werd mens. Hij gafzich aan de<br />
mens ter navolging, ter kennis en tot liefde. Hij daalde neer<br />
langs een trap van drie treden, nl. die van de nederigheid, de<br />
armoede en de bitterheid. "43<br />
Een dubbele allegorische verklaring van het Kruis treffen we aan in<br />
handschrift 6 L 33, dat zich bevindt op de bibliotheek van het<br />
Groot Seminarie te Luik. Het bevat een verklaring van het kruis uit<br />
de vijftiende eeuw en werd in het kruisherenklooster van Hoei<br />
geschreven omstreeks 1501. Over de specificiteit van het<br />
Kruisherenkruisje rept het handschrift niet. De aandacht gaat uit<br />
naar het kruis in het algemeen. Inspiratie werd gezocht in de alle<br />
gorische benadering van Paulus (Ef.3, 18-19), die getuigde van de<br />
breedte en de lengte, de hoogte en de diepte van het<br />
Christusmysterie. De afmetingen werden overdrachtelijk gebruikt,<br />
43 M. Vinken, De spiritualiteit van de Kruisheren, Antwerpen, 1953, pp.31,37, 69-71. Zie<br />
ook: Idem, Croisiers. in: Dictionnaire de Spiritualite ascitique et mystique, Vol.11, Paris,<br />
1953,kol. 2561-2576; Idem, Chanoines Riguliers de I'Ordre de la Sainte-Croix. in:<br />
Canonicorum <strong>Regular</strong>ium sodalitas, 1954, pp. 171-176; Idem, Croisiers. in: Dictionnaire<br />
d'Histoire et de Giographie ecclisiastique, t.XIII, Paris, 1956, kol.1042- 1061; A- Ceyssens,<br />
Croisiers. in: Dictionnaire de droit canonique. Paris, 1948, t.4, kol. 799-814<br />
In opdracht van prior-generaal Renerus Augustinus Neerius werd het werk van Pincharius,<br />
Vestis Nuptialis, in 1639 in bewerking uitgegeven door Aegidius de Vrese.
DE OORSPRONG VAN DE ORDE VAN HET H. KRUIS 43<br />
met betrekking tot Chrisms' liefde en zo gebeurde het ook in de<br />
allegorische benaderingen van handschrift 6 L 33. In de eerste<br />
verklaring van het kruis werd in de lengte de volharding gezien en<br />
in de breedte de liefde; in de hoogte (het boven uitstekende stuk<br />
van het kruis) zag men de hoop en in de diepte (het behedenste<br />
stuk van het kruis) de nederigheid. In de tweede verklaring zag<br />
men in de lengte de volharding en in de breedte het gebed; in de<br />
hoogte zag men de beschouwing en in de diepte de nederigheid.44<br />
Verschillende handschriften en traktaten van kruisheren behandelden<br />
de symboliek van het Kruisherenkruisje. Zo bijvoorbeeld HS.<br />
II, 193, cat. 241, afkomstig van de kruisheren van Hoei, dat wordt<br />
bewaard in de Koninklijke Bibliotheek in Brussel. Het bevat van<br />
fol. 79r. tot 82v. een traktaatje De misteriis allegorice Crucis habitus<br />
nostri. Dit traktaat is een kopie uit de vijftiende eeuw van een tot<br />
op heden onbekende schrijver. Het kruis op het ordekleed werd<br />
erin geduid als een herinnering en permanente herdenking en<br />
dankzegging. De kruisbroeders moesten het dragen naar het voorbeeld<br />
van de heiligen die de stigmata van Jezus Christus en de versterving<br />
van het kruis in hun lichamen droegen. Ongelukkig<br />
zouden diegenen worden die bij het dragen de navolging niet voor<br />
ogen hadden: zij droegen het kruis wel op het kleed, maar niet in<br />
het hart:<br />
" Hoe we nu dit kruis in ons hart moeten dragen, tonen ons de<br />
uiterlijke vorm, de schikking en de kleur van het kruis op ons<br />
habijt, zo we de geheimen ervan nader onderzoeken. Over de<br />
kleur spreekt trouwens de bruid van het Hooglied uitdrukkelijk,<br />
wanneer ze zegt: "Mijn Beminde is wit en rood, uitverkoren<br />
onder duizenden enz." Ziedaar de twee kleuren: wit en rood.<br />
Wit is Hij, door reinheid en onschuld; rood door liefde en<br />
minne. Rein was Hij voorwaar en onschuldig, daar Hij geen<br />
zonde heeft bedreven en er in Zijn mondgeen bedrog was. Rood<br />
tevens van liefde en minne want, zoals in het eerste hoofdstuk<br />
44 A. Van de Pasch & C. Van Dal, Allegorische beschouwingen over het Kruis op het<br />
Ordekleed. in: Clairlieu, jg.10, 1952, pp. 66 - 67
44 DE OORSPRONG VAN DE ORDE VAN HET H. KRUIS<br />
der Openbaring wordt gezegd: "Hij bemint ons, Hij heeft ons<br />
door Zijn Bloed van de zonde verlost". Ziedaar nog een geheim<br />
van ons kruis: Hij verloste ons, opdat we rein zouden zijn; het<br />
past dat de Kruisbroeders rein zijn, meer dan de andere christenen.<br />
Daarom is de dwarsbalk van ons kruis wit opdat wij, door<br />
zelfverloochening gelouterd, Hem zouden lofzingen. Hij heeft<br />
ons bemind en ons verlost in Zijn bloed omwille van Zijn<br />
mateloze liefde, opdat wij elkaar zouden liefhebben. Om deze<br />
reden is de staande balk van ons kruis rood. En bovendien, om<br />
nog duidelijker deze twee zaken in ons kruis aan te duiden: er<br />
vloeide bloed en water uit de zijde van Christus, door de lans<br />
geopend, nadat Hij reeds gestorven was op het Kruis. Waarlijk<br />
water en bloed, zoals degene zegt die hetgezien heeft en ergetuigenis<br />
van aflegt. In beide nu worden, volgens de schrijvers,<br />
vooral twee sacramenten duidelijk aangegeven, dat van onze<br />
verlossing namelijk en dat van onze wedergeboorte. Maar niet<br />
minder worden ze beide door het wit en rood van ons kruis<br />
beduid, gelijk iedereen duidelijk is. Want het witte verkrijgen<br />
we door de afwassing met water, en de rode kleur door onderdompeling<br />
in bloed. Immers we bekomen ook helderheid en<br />
zuiverheid van ons geweten, ah we het iedere nacht d.i. bij<br />
iedere overschaduwing door de zonde, rein wassen; en de rode<br />
kleur van de liefde, als we het dompelen in het bloed van het<br />
Lam, door de weldaden van Zijn lijden te overwegen. (...) Laat<br />
ons dus, naar de oproep van de Bruidegom, dit teken van het<br />
kruis, aldusgekleurd, dragen bovenop ons hart, (...) Zo zijn we<br />
in waarheid niet alleen door ons habijt, maar ook door onze<br />
geestesgesteldheid Broeders van het heilig Kruis en zo dragen wij<br />
met recht het kruis op onze borst, zodat we kunnen zeggen: met<br />
Christus ben ikgekruisigd. (...)"45<br />
Petrus Pincharius legde in het dragen van het kruis en van het<br />
habijt een andere symboliek. Hij zag in het openhangen van de<br />
mantel het openleggen van het hart, het erkennen en belijden van<br />
de eigen fouten, en in het kruis berouw en voldoening. De witte<br />
45 A. Van de Pasch & C. Van Dal, Allegorische beschouwingen over het Kruis op het<br />
Ordekleed. in: Clairlieu, jg.10, 1952, pp. 73 - 74
DE OORSPRONG VAN DE ORDE VAN HET H. KRUIS 45<br />
batk beduidde voor hem het berouw, de rode de voldoening.46 De<br />
eeuwige bruiloft van het Lam was de kruisbroeders immers slechts<br />
in het vooruitzicht gesteld om hen opgewekt in de voetstappen van<br />
Christus te doen treden. Bij het Laatste Oordeel zou Jezus Christus<br />
verschijnen en dan zijn Heilige Wonden tonen en de werktuigen<br />
van zijn Lijden met zich voeren: die met Hem het Kruis droegen,<br />
zouden dan veilig zijn. De navolging van de Gekruisigde zag hij<br />
gebeuren op drie manieren:<br />
een boetvaardig leven. Door vrijwillige gehoorzaamheid kon<br />
de kruisbroeder zijn eigen wil kruisigen en zichzelf als een<br />
vrijwillig offer aan God opdragen. De vele bekoringen moest<br />
hij beschouwen als een welkom lijden, dat hem gelijkvormig<br />
maakte aan de Gekruisigde.<br />
broederlijke liefde. Vermits de kruisbroeders gewassen waren<br />
in hetzelfde Kostbare Bloed van Jezus Christus, moesten zij<br />
niet alleen hun broeders en vrienden beminnen, maar ook<br />
hun vijanden. Christus stierf immers niet alleen voor zijn<br />
broeders, maar ook voor zijn vijanden. Hij bad zelfs voor zijn<br />
beulen.<br />
In de professie werd de kruisbroeder gedompeld in het<br />
Kostbare Bloed des Heren en getekend met Jezus' Kruis, dat<br />
hij voortaan dragen mocht in naam en op het habijt. Daarom<br />
moest ook de herinnering aan Jezus' lijden en dood voortdurend<br />
in hem aanwezig zijn. Deze Geheimen (van lijden en<br />
dood) moest hij dagelijks overwegen teneinde dank te zeggen<br />
en ze na te volgen. Zijn voornaamste dagtaak, het plechtig<br />
vieren van het heilig officie, het koorgebed en de conventuele<br />
heilige mis, moest de kruisbroeder daarom volbrengen ter<br />
herinnering aan en ter ere van de Mysterien van het Heilig<br />
Kruis. In de meditatie van deze geheimen zou hij kracht kunnen<br />
putten om zijn fouten te bestrijden en tegelijk medelijden<br />
om zijn devotie te voeden. De noden van de Heilige Kerk<br />
46 P. Pincharius, Vestis nuptialis seu ornatus animae devotae maxime religiosae ad nuptias<br />
agni aeternitatispie ambelantis, sub schemate religiosi habitus sacri ordinis salvificae crucis summa<br />
ingenii industria ante annos 250 concinnatus, et in tres libros, pro statu triplici, digestus, per<br />
R.P.EPetrum Pincharium, postmodum totius sacri ordinis S. Crucis 13 a restitution Magistrum<br />
Generalem: Nunc demum iussu et auctoritate Rev. mi P. E Augustini Neerii generalis moderni<br />
recognitus et luce donatus. 1639, pp. 34 - 35
46 DE OORSPRONG VAN DE ORDE VAN HET H. KRUIS<br />
moesten hem zeer ter harte gaan, want ze waren "een zaak van<br />
het Kruis" en daarom moest hij gereed staan om met al zijn<br />
krachten mee te werken aan de leniging ervan.<br />
In Vestis Nuptialis hechtte Pincharius grote waarde aan de volgor<br />
de, waarin men zich de deugden eigen trachtte te maken.47<br />
Aan de basis van alle deugd stond volgens hem de gehoor<br />
zaamheid, die zo verheven is dat ze armoede en kuisheid<br />
omvat en eigen zin en wil overwint, zodat men komt tot algehele<br />
devotie. Uit echte gehoorzaamheid wordt de geest van<br />
armoede geboren. Zijn visie op de navolging van Christus verschafte<br />
Pincharius het beginsel van de vrijwillige armoede, d.i.<br />
"naakt de naakte Christus volgen". Deze onthechting<br />
bevordert de standvastigheid van gemoed (sterkte) en doet<br />
alles voor God verduren (geduld).<br />
Door het geloofgazt God het mensenhart binnen en wordt de<br />
ziel Diens bruid. Door de ondervinding van Gods Oneindige<br />
Goedheid ontstaat in de ziel het vertrouwen of de hoop. Een<br />
levendig Geloofzn een goed geweten (waarop de Hoop wordt<br />
geboren) brengen de Liefde voort.<br />
De Liefde is de moeder van alle deugden. Geeft de ziel zich<br />
geheel aan God in een volkomen devotie en streeft ze met alle<br />
kracht naar de ontmoeting met de Bruidegom, dan verwerft<br />
ze de Minne (Amor): uit haar vloeit vanzelf de naastenliefde<br />
voort.<br />
Nederigheid brengt de ziel tot ware wijsheid en behoedt haar<br />
voor vele bekoringen en droefenis. Ze omringt alle deugden<br />
en bindt ze aan elkaar. Ze brengt de kruisbroeders tot vol-<br />
maakte gehoorzaamheid en onderdanigheid niet alleen aan<br />
oversten, maar ook aan gelijken en minderen, zodat ze graag<br />
de minste van alien zijn.<br />
Nederigheid moet gecombineerd worden met Vreze des Heren,<br />
waardoor men uit Minne alle kwaad wil vluchten, ten einde<br />
47 In de inleiding op boek II schreef hij: "Er worden er heel wat gevonden, die de deugden<br />
prijzen en zelfi liefhebben, en ze toch zelden verwerven, omdat ze deze op een verkeerde manier en<br />
in de omgekeerde volgorde trachten te verwerven: ze streven van het hoogst naar het laagste en verliezen<br />
er mee bij dan dat ze vooruitgaan.n
DE OORSPRONG VAN DE ORDE VAN HET H. KRUIS 47<br />
de Bruidegom van de ziel niet te verliezen. Nederigheid en<br />
Vreze des Heren zal de kruisbroeder verwerven o.m. door zijn<br />
dagelijkse meditatie over Jezus' Kruis, Lijden en Dood.<br />
De Ingetogenheid dient ruime aandacht te genieten.<br />
De maagdelijkheid (zuiverheid) is een deugd die telt, wil de<br />
lichamelijke ongeschondenheid waarde hebben voor God.<br />
Daarom hangt met deze deugd nauw samen de zuiverheid van<br />
het hart. Hoe meer men zich hierdoor op de komst van de<br />
Bruidegom voorbereidt, des te meer wordt de ziel geschikt om<br />
God te zien.48<br />
Conradus van Groenenberg (a Croneberch) schreef omtrent<br />
1436 een allegorische verklaring van het kruisherenhabijt. De<br />
superplie zag hij als symbool voor de contemplatie en het almutium<br />
- het koorkleed van de kanunniken - voor de eenzaamheid en<br />
het vluchten van de wereld.49<br />
2 Historische verankering van de kruisheren/kruisbroeders<br />
Over de historische verankering, c.q. het tijdstip van de stichting<br />
van de Orde en van de goedkeuring door Rome verschillen de<br />
historici grondig van mening. De enen noemen het jaar 1210 als<br />
stichtingsdatum en 1216 als jaar van goedkeuring door Rome.<br />
Anderen beweren dat de Orde omtrent 1232 door (vijf)<br />
geestelijken uit de Duitse landen in Clairlieu (bij Hoei) gesticht<br />
werd en zestien jaar later in 1248 door paus Innocentius IV aanvaard<br />
werd onder de Regel van Augustinus in de trant van de re-<br />
48 A. Van de Pasch & C. Van Dal, Allegorische beschouwingen over het Kruis op het<br />
Ordekleed. in: Clairlieu, jg. 10, 1952, pp. 24 - 29<br />
49 Conradus Scheych van Groenenberg studeerde in Deventer en verbleef in het convict van<br />
het Florens Radewijnshuis. Daar schreef hij in 1418 over de Valde horribilia exempla de pluritate<br />
beneficiorum, visa a Magistro Gerardo dicto Groet, Daventriae. Hij nam met dit handschrift<br />
ook zijn schrijfvaardigheid mee naar Keulen. Daarvan getuigde zijn latere arbeid, want<br />
behalve de zes manuscripten die er nog van zijn hand zijn overgebleven, getuigde hij zelf, dat<br />
hij nog vele andere dingen had overgeschreven. In 1632 vermeldde Godefridus van Lit, dat<br />
Conradus een allegorische verklaring had geschreven van het Kruisherenkleed. Dit handschrift<br />
ging verloren. Conradus van Groenenberg overleed na 1465. A. Van de Pasch &: C. Van Dal,<br />
Allegorische beschouwingen over het Kruis op het Ordekleed. in: Clairlieu, jg.10, 1952, p. 65; C.<br />
Van Dal, Rond "Vestis Nuptialis". in: Clairlieu, jg. 11, 1953, p. 19
48 DE OORSPRONG VAN DE ORDE VAN HET H. KRUIS<br />
guliere kanunniken.50 Het ontbreken van betrouwbare schriftelijke<br />
bronnen zorgt voor grote verwarring. Veruit het grootste deel van<br />
de oorkonden, brieven, minuten van generale kapittels, rekeningenboeken<br />
en dies meer overleefde de troebele tijden van oorlogen<br />
en revoluties niet of is ons overgeleverd via kopieen en/of getuigenissen<br />
uit latere eeuwen. Bovendien vernietigden enkele her-<br />
vormers binnen de orde bewust documenten uit het verleden. De<br />
geringe hoeveelheid documenten die ons sinds de nieuwe start van<br />
de orde in het midden van de negentiende eeuw ter beschikking<br />
staat, laat ons enkel toe op een gemankeerde wijze over de roots van<br />
de orde te schrijven.51<br />
2.1 Berichtgeving buiten de orde<br />
• De berichtgeving van buiten de orde is karig over de kruis-<br />
broeders en begint bovendien zeer laat. In de dertiende en veertiende<br />
eeuw is er een sporadische vermelding in een kroniek of een<br />
historisch geschrift. De stichting van Clairlieu wordt in de Luikse<br />
geschiedbronnen van de dertiende eeuw niet vermeld.52 Het oudste<br />
historische geschrift, waarin over de orde van het Heilig Kruis<br />
wordt gesproken, is het boek van Thomas van Eccleston, De<br />
adventu minorum in Anglia, waarin hij vermeldt hoe de kruisbroeders<br />
door de bisschop van Lincoln werden verdreven.53 Verder<br />
ontmoet men hen in Vie de Saint Louis van Jehan, sire de Joinville,<br />
die echter niet de juiste toedracht van de feiten meedeelt.54 Onjuist<br />
is tevens de informatie in het Chronicon Sanctae Catharinae de<br />
50 Aantekening in de nalatenschap van L. Heere o.s.c. Bewaard in het generaal archief van<br />
de kruisheren in Maaseik onder nr. 44<br />
51 J.M. Hayden, The Crosiers in England and France, in: Clairlieu, jg.22, 1964, pp. 91-92;<br />
H. Van Rooijen, De oorsprong van de Orde der Kruisbroeders of Kruisheren. De<br />
Geschiedbronnen. in: Clairlieu, jg.19, 1961, pp. 35 - 39 en 197 - 238<br />
52 Een overzicht van de karige informatie uit de dertiende vindt men in H. Van Rooijen,<br />
De oorsprong van de Orde der Kruisbroeders of Kruisheren. De Geschiedbronnen. in: Clairlieu,<br />
jg.19, 1961, pp. 124- 126<br />
53 Monumenta Germanica Historica, Scriptores, Leipzig, 1826 e.v., XXVIII, p. 568<br />
54 Jehan de Joinville, Vie de Saint Louis, [edit] Jacques Monfrin. Paris, Gamier, 1998.—<br />
485 p.(Classiques Gamier; 1998: 1). Jehan de Joinville vergezelde koning Lodewijk de Heilig<br />
op Kruistocht. In dit werk vertelde de Joinville dat de kruisbroeders van de koning in Parijs<br />
een klooster kregen. De bewuste passage, waarin deze schenking wordt behandeld, werd<br />
overgenomen in C.R. Hermans, Annales, II, p. 467
DE OORSPRONG VAN DE ORDE VAN HET H. KRUIS 49<br />
Monte Rotomagiy waarin wordt aangehaald dat de Orde van het<br />
Heilig Kruis op het Concilie van Lyon verboden werd.55 De kroniek<br />
van Jan van Hocsem, kanunnik van Sint-Lambertus in Luik56,<br />
vermeldt de kruisbroeders niet. In de Chronique liegeoise de 1402<br />
daarentegen komen de kruisbroeders wel aan bod, met name in de<br />
jaren 1233 en 124857. In deze kroniek treft men fragmenten aan<br />
van enkele, intussen verloren gegane, kronieken uit het midden<br />
van de veertiende eeuw, o.a. de kroniek van Jean le Prestre, pastoor<br />
van Warnant, een dorp in de buurt van Hoei. Voor het jaar 1233<br />
grijpt de kroniekschrijver terug naar het verhaal van de oorsprong<br />
van de orde, die beschreven wordt in het traktaat Ad honorem<br />
Summi Regis (of In honore Summi Regis): de orde werd gesticht<br />
door de heilige Helena, als een wacht van clerici rond de relikwie<br />
van het Heilig Kruis in Jeruzalem. In de tijd van Juliaan de<br />
Apostaat stierven alle leden de marteldood, maar in de dertiende<br />
eeuw herrees zij in Hoei.58 Voor het jaar 1248 benadrukt de kro<br />
niekschrijver dat de orde sedert haar Verrijzenis' op dezelfde plaats<br />
had verbleven. Opnieuw wordt beklemtoond dat die plaats Clarus<br />
locus heette. Een ander, evenmin betrouwbare kroniek uit de veer<br />
tiende eeuw, is Ly myreur des histors van Jean des Preis dit<br />
Outremeuse59, die de bisschop van Luik, Joannes van Eppes, tot<br />
stichter van het klooster van Hoei bombardeerde.60<br />
55 Deze passage wordt geciteerd in H. Van Rooijen, De oorsprong van de Orde der<br />
Kruisbroeders ofKruisheren. De Geschiedbronnen. in: Clairlieu, jg. 19, 1961, p. 126<br />
56 J. de Hocsem, Gesta pontificum Leodiensium. Deze kroniek vat aan bij het begin van het<br />
episcopaat van Hendrik van Gelder en eindigt honderd jaar later bij de aanvang van het episcopaat<br />
van Engelbertus van der Marck. Jan van Hocksem leefde van 1278 tot 1348 en werkte<br />
van 1334 tot 1348 aan zijn kroniek.<br />
57 Uitgegeven door E. Bacha, La chronique liegeoise de 1402. Brussel, 1900, pp. 162 en 173<br />
58 In de Luikse kroniek staat : «Eodem anno, in oppido Hoyensi, in loco ubi nunc habitant,<br />
qui tune nuncupabaturClarus locus, clarificatus est ordefratrum Sancte Crucis, qui longo tempore<br />
dormierat. » H. Van Rooijen ging ervan uit, dat de kruisbroeders van Hoei deze informatie zelf<br />
aanreikten aan Jean le Prestre. Daarom werd beklemtoond, dat de orde daar, waar ze nu<br />
woonde, haar verrijzenis had beleefd. Naast deze vervalsing, is ook de aanduiding van Hoei als<br />
Clarus locus onjuist. H. Van Rooijen, De oorsprong van de Orde der Kruisbroeders of<br />
Kruisheren. De Geschiedbronnen. in: Clairlieu, jg. 19, 1961, p. 129<br />
59 A. Borgnet - S. Bormans, Jean des Preis, dit d'Outremeuse. Ly Myreur des Histors. Brussel,<br />
1864-1887, 7 din.<br />
60Deze kroniek werd vermoedelijk tussen 1395 en 1398 geschreven. Jean des Prez (Preis)<br />
dit d'Outremeuse, stamde uit een Luikse adellijke familie. Hij bezat invloed aan het hof van<br />
de prinsbisschop. In het vijfde deel berichtte hij op biz. 210 over de stichting van het kruisbroedersklooster<br />
in Hoei. Zijn kroniek werd door Borgnet en Bormans uitgegeven. Zij maakten<br />
daarbij gebruik van twee verschillende handschriften, waarvan de tekst niet helemaal<br />
gelijkluidend was.
50 DE OORSPRONG VAN DE ORDE VAN HET H. KRUIS<br />
• In de kroniek van Jan van Brusthem, die door Baku in zijn<br />
verzameling van Luikse kronieken werd uitgegeven, werd het<br />
bericht van Jean des preis dit Outremeuse nog een beetje<br />
aangedikt: Joannes van Eppes was niet alleen de stichter van het<br />
klooster van Hoei, het initiatief tot het bouwen zou van hem zelf<br />
uitgegaan zijn.61 G. Braun en Fr. Hogenberg publiceerden een<br />
gravure van het Hoeise kruisherenklooster. In de toelichting van de<br />
gravure werd niet gesproken van Verrijzenis' van de orde, maar wel<br />
van het verlaten en onbewoond zijn van "Mont-clair ou mont aere"<br />
gedurende vele jaren als gevolg van de ongeregeldheden en rampen<br />
van de oorlog. Het 'slapen van de orde' werd nu gezien als een<br />
periode van tijdelijke verwoesting, die door een heropleving ge-<br />
volgd werd.62<br />
• In 1641 schreef Laurent Melart, een burgemeester van de stad<br />
Hoei, een Histoire de la ville et chasteau de Huy et de ses antuiquitez<br />
avec une chronologie de ses comtes et evesques. Dit boek, dat in<br />
Luik werd uitgegeven, was deels een compilatie van Jean<br />
d'Outremeuse en van de Luikse kronieken, deels het resultaat van<br />
eigen onderzoekingen. Zes jaar voor de publicatie van dit boek ver-<br />
scheen Russelius' Chronicon Cruciferorum. Dit werk werd door<br />
Melart niet gebruikt. Voor hem was 1234 het begin van de orde en<br />
Jan van Eppes de stichter.63 Het klooster van Hoei werd gesticht als<br />
een hospitaal voor pelgrims, die naar Palestina gingen of er van<br />
terugkwamen. Heren en ridders van Hoei, die zich bij de kruistochten<br />
hadden aangesloten, waren de eigenlijke stichters. Het<br />
waren echte kruisvaarders, mannen die het Kruis hadden<br />
aangenomen en zich ertoe verplicht hadden om op kruistocht te<br />
gaan. Het is niet duidelijk over welke kruistocht dan sprake kan<br />
zijn. In 1248, toen het kruisherenklooster van Hoei door paus<br />
Innocentius IV aanvaard werd, vertrok in de maand augustus de<br />
61 S. Baku - F. Fairon, Chroniques lUgeoises, dl.II, 1931, p. 45<br />
62 G. Braun — F. Hogenberg, Civitates Orbis terrarum. Keulen , dl. II, uitgegeven tussen<br />
1579 en 1583, nr.19. Een fragment van deze gravure werd afgedrukt in Clairlieu, 1959, jg.17,<br />
p. 72<br />
63 L. Melart, Histoire de la ville et chasteau de Huy et de ses antuiquitez avec une chronologie<br />
de ses comtes et tvesques, Luik, 1641, p. 11
DE OORSPRONG VAN DE ORDE VAN HET H. KRUIS 51<br />
heilige Lodewijk met een groot Kruisleger naar Egypte. Zijn kruistocht<br />
was al jaren voorbereid en ook de hertog van Brabant sloot<br />
zich aan. Dat ridders en heren uit de omgeving van Hoei zich bij<br />
dit leger aansloten, zou perfect mogelijk kunnen zijn. Het zou ook<br />
kunnen dat deze Hoeise kruisvaarders naar het oosten trokken en<br />
zich aansloten bij de expeditie tegen de stad Aken, waaraan de paus<br />
het karakter van een kruistocht had verleend en waaraan kruistochtaflaten<br />
werden verbonden. Dat kruisvaarders voor hun<br />
vertrek naar het oosten geestelijke stichtingen bedachten, was niet<br />
ongewoon. Men wist, dat de gevaren groot en dreigend waren tijdens<br />
de kruistocht en dat velen nooit naar huis zouden terugkeren.<br />
Velen wilden voor hun vertrek orde op zaken stellen en door<br />
werken van naastenliefde - het stichten van een hospitaal voor<br />
armen en pelgrims bijvoorbeeld - de zegen van de hemel over de<br />
kruistocht afroepen.<br />
• In de achttiende lichtte Helyot64 uitvoerig in over de<br />
Kruisbroeders, maar zijn verhaal stoelde duidelijk op hetgeen hij<br />
terug kon vinden in de geschriften van de kruisheren-historici.<br />
2.2 Berichtgeving binnen de orde vanaf de veertiende eeuw<br />
2.2.1 Vijf kanunniken wilden "kruisbroeders van Jeruzalem"<br />
zijn...<br />
• Diverse documenten uit de veertiende tot de zeventiende eeuw<br />
spreken over het ontstaan van de Orde.65 Vooreerst zijn er enkele<br />
schutbladen van handschrift 692 (Bibl. Mazarini, Paris) uit de<br />
veertiende eeuw. Vervolgens is er het gedicht Ad colendam mente<br />
pura. Hs 6 L 21, bibliotheek van het Groot Seminarie van Luik,<br />
begin vijftiende eeuw. In hetzelfde handschrift staat In honore<br />
summi Regis, dat waarschijnlijk uit de tijd voor 1450 stamt. Hs. II<br />
193, dat zich in de Koninklijke Bibliotheek in Brussel bevindt,<br />
64 P, Helyot, Histoire des ordres monastiques, religieux et militaires et des congregations<br />
skulieres de Vun et de I'autre sexe, qui ont He" itablies jusqu a present. Paris, 1714 - 1719.<br />
65 De lijst van deze documenten vindt men o.m. in M. Vinken, De spiritualiteit der kruisheren.<br />
Antwerpen, 1953, p. 10, noot 3; A. Van de Pasch, Het klooster Clairlieu en zijnpriorengeneraal<br />
1210- 1796. in: Clairlieu, jg.17, 1959, pp. 67 - 85
52 DE OORSPRONG VAN DE ORDE VAN HET H. KRUIS<br />
stamt uit de vijftiende eeuw. Hs. 21643, dat zich eveneens in de<br />
Koninklijke Bibliotheek in Brussel bevindt, werd geredigeerd in<br />
het begin van de zestiende eeuw. Uit de tweede helft van de vijf<br />
tiende eeuw stamt Hs. germ. qu. 812, dat zich bevindt in de<br />
Staatsbibliotheek in Berlijn; het bevat een korte ordesgeschiedenis<br />
De Ordine Cruciferorum. Een bullarium van het kruisbroedersklooster<br />
van Roermond wordt bewaard in het Rijksarchief<br />
Limburg, Hs. 2763, n.3. het bevat een traktaat Notula compendiosa<br />
de ordinis nostri instituticione, dat een korte samenvatting is<br />
van In honori summi Regis. Twee handschriften uit de zestiende<br />
eeuw worden bewaard op de bibliotheek van het Grootseminarie<br />
van Luik, met name Hs. 25 D 11 en Hs. 6 L 33. Andere hand<br />
schriften uit de zestiende eeuw bevinden zich in de Pruisische<br />
Staatsbibliotheek in Berlijn (Hs. 774) en in het Staatsarchief in<br />
Diisseldorf (Hs. H XI 3). Codex Ponti Coeli wordt bewaard in de<br />
kloosterbibliotheek Sint-Agatha en werd opgesteld in de acht-<br />
tiende eeuw. De meeste van de hierboven geciteerde handschriften<br />
waren al voorwerp van onderzoek.66<br />
Vervolgens zijn er de werken van de kroniekschrijvers van de<br />
orde: J. Stochemius, Notitia historica Ord. S. Crucis (1532); P.<br />
Halloix, De onmibus rebus concernentibus Ord. S. Crucis (1596); H.<br />
Russelius, Chronicon Cruciferorum sive synopsis memombilium Sacri<br />
et Canonici Ordinis Sanctae Crucis (Keulen, 1635; fotografische<br />
herdruk Diest, 1964); P. Verduc, La Vie du Bien-heureux Theodore<br />
de Celles, hospitalier de Sainte-Croix (Perigueux, 1681) en A.<br />
Hertzworms, Religio S. Crucis (Roermond, 1661 en 1680).<br />
E. Fontaine heeft zich veel moeite getroost om uit de beschikbare<br />
informatie van handschriften en werken van kruishroeders/kruisheren<br />
te destilleren, dat de Orde van het Heilig Kruis<br />
66 A. Van Asseldonk, Drie Handschriften uit Clairlieu. in: Clairlieu, 1942, gestencilde uitgave;<br />
Idem, Handschriften van Kruisheren uit de XVde en XVJde eeuw over het ontstaan van de<br />
Orde van het H Kruis. in: Clairlieu, jg.l, 1943, pp. 84-102 en jg.3, 1945, pp. 32 - 45; A.<br />
Van de Pasch, De Codex Pontis Coeli en de Codex Coloniensis. in: Clairlieu, jg.6, 1948, pp. 66<br />
- 78; G. Reijners, "De Ordine Cruciferorum"(Hs. germ. qu. 812. Staatsbibliothek Berlin), in:<br />
Clairlieu, jg. 55, 1997, pp. 113-119
DE OORSPRONG VAN DE ORDE VAN HET H. KRUIS 53<br />
reeds in 1216 een eerste kerkelijke goedkeuring van Innocentius<br />
III zou ontvangen hebben.67 Misschien was hij daarin een beetje te<br />
voortvarend. Een aantal oorsprongsverhalen hadden immers eerder<br />
een stichtend dan een historisch doel68. Sommige stichtende verhalen<br />
bevatten niettemin een aantal betrouwbare historische<br />
gegevens. Daaruit heeft men kunnen afleiden dat op het terrein<br />
van het latere moederklooster van de Orde van het H. Kruis, voor<br />
de poorten van Hoei, omstreeks 1210 een kapelletje stond, dat was<br />
toegewijd aan de heilige Theobald. Het was een kapelletje zonder<br />
enige architectonische betekenis, dat aangebouwd was tegen de<br />
rotswand. In 1828, een tijdje na de verwoesting van het klooster<br />
Clairlieu, vond men de resten ervan terug. Ze was tot boven toe<br />
met zand gevuld, wat vermoedelijk geschiedde toen het eerste<br />
kruisbroedersklooster van Hoei werd gebouwd.69<br />
• Ruim tweehonderd jaar na de stichting van de orde van het<br />
H.Kruis kopieerde Christianus van Sittard70 een eerste, zeer korte<br />
"geschiedenis van de orde" in dichtvorm, die vermoedelijk in de<br />
tweede helft van de dertiende eeuw werd opgesteld.71 Deze<br />
geschiedenis bestaat uit vier delen:<br />
Het gedicht begint met een oproep tot verering van het Kruis<br />
en wijst dan de orde aan die "in het geloof aan het Kruis<br />
gevestigd, door diens glorie hoog is gestegen en bloeit".<br />
67 E. Fontaine, Nouvelles Recherches sur les origines de I'Ordre des PP. Croisiers, handschrift,<br />
1947, passim<br />
68 M. Vinken, De spriritualiteit der kruisheren. Antwerpen, 1953, p. 11<br />
69 E Gorrissen, Histoire de la ville et du chdteau de Huy, dapres Laurent Milan, continue1<br />
jusqua nos jours. Huy, 1839, p. 309<br />
70 Christianus van Sittard, zoon van Thomas Sittard en Elizabet Schotten werd geboren in<br />
Sittard. Zijn vader was handelaar: eerst kleermaker, later handelaar in kaarsen, boter, kaas, olie<br />
en vet. Tussen 1475 en 1483 was hij kruisbroeder in Hoei. Hij was scriptor. Van zijn hand<br />
worden verschillende handschriften bewaard in de bibliotheek van het Grootseminarie van<br />
Luik en op de universiteitsbibliotheek van Luik. Hij overleed in 1483. R. Janssen & P.<br />
Winkelmolen, Repertorium Canonicorum <strong>Regular</strong>ium Ordinis Sanctae Crucis 1248 - 1840.<br />
Maaseik, Geschiedkundige kring "Clairlieu", 2002, pp. 1447 - 1448<br />
71 Het gedicht draagt als titel Ad colendam mente pura. Het werd opnieuw uitgegeven door<br />
A. Van Asseldonk, Handschriften van Kruisheren uit de XVe en XVIe eeuw over het ontstaan der<br />
orde van het H.Kruis. in: Clairlieu, jg.3, 1945, pp.32-45; zie ook H. Van Rooijen, De<br />
Oorsprong van de orde der Kruisbroeders ofKruisheren. De Geschiedbronnen. in: Clairlieu, je.19,<br />
1961, pp.144 - 150 en 215 - 218
54 DE OORSPRONG VAN DE ORDE VAN HET H. KRUIS<br />
Vervolgens wordt verhaald hoe het begin van de orde teruggaat<br />
op keizerin Helena72, die toen ze het kruis gevonden had,<br />
een wacht aanstelde van twaalf zorgvuldig uitgekozen mannen,<br />
die het Kruis van Christus moesten bewaken. Zelf<br />
moesten ze een kruis op hun kleren dragen, om zo " het ware<br />
kruis op te roepen voor de ogen van de gelovigen." Deze<br />
twaalf werden Broeders van het Heilig Kruis geheten.<br />
Weldra ontstond echter vervolging. De broeders van de orde<br />
stierven de marteldood en de ganse orde stierf uit en viel ten<br />
prooi aan de vergetelheid.<br />
72 Helenas zoon Constantijn was christen geworden nadat hij voor een cruciale veldslag<br />
tegen Maxentius in 312 in een visioen een lichtend kruis had gezien met de woorden "in dit<br />
teken zulje overwinnen \ Constantijn plaatste een kruis op het banier en op de schilden van<br />
zijn soldaten en won de strijd glansrijk. Het kruisteken had vanaf dat moment een speciale<br />
betekenis voor hem. Het is dan ook niet vreemd dat Helena in Jeruzalem op zoek ging naar<br />
het Graf en het Kruis van Christus. Zij had 'openbaringen' ontvangen, zo wil het verhaal, over<br />
de plaats waar zij het Kruis en het Graf zou kunnen vinden. De joden hadden de plaatsen<br />
namelijk met grond bedekt en er gebouwen op geplaatst, zodat het geen plaats van verering<br />
voor christenen zou worden. Aanvankelijk weigerden zij de plaats bekend te maken waar het<br />
Kruis zou liggen. Helena sloeg de woordvoerder van de Joden, een zekere Judas, in de boeien<br />
en liet hem een week vasten. Daarna kreeg zij greep op hem. Met zijn hulp werden de drie<br />
kruisen, van Christus en de met hem gekruisigde moordenaars, opgegraven. Om het ware<br />
Kruis te identificeren, werden ze naar het bed van een ten dode opgeschreven zieke vrouw<br />
gebracht, die bij aanraking van een van de drie plotseling genas. Een gedeelte van het kruis liet<br />
Helena in Jeruzalem achter, een deel stuurde ze naar Constantinopel en de rest nam ze mee<br />
naar Rome met andere eveneens gevonden relikwieen van het lijden van Christus en met aarde<br />
van de Calvarieberg. Helena zocht twaalf uitmuntende mannen om het Kruis te bewaken. Zij<br />
waren de eerste Kruisbroeders. Als overste werd Judas aangesteld, die zich ondertussen had<br />
laten dopen en de naam Quiriacus (kruiszoeker) had aangenomen. Na de dood van bisschop<br />
Macharius werd Quiriacus tevens tot bisschop van Jeruzalem benoemd. De twaalf wachters<br />
werden vermoord door de heidense keizer Julianus (331-363).<br />
Is de vondst van het Heilig Kruis door Helena vrome legende of historie? Aanhangers van de<br />
legendetheorie wijzen erop dat de gezagvolle kerkhistoricus Eusebius wel schrijft over Helenas<br />
verblijf in het Heilig Land, maar niets over de kruisvinding. Daar staan echter vele andere<br />
schrijvers tegenover die wel vermelden dat zij de vindster van het 'Heilig Hout' is. Na Sint-<br />
Ambrosius en Rufinus gaan alle schrijvers in de vijfde eeuw uit van Helenas vondst.<br />
Na de overbrenging naar Rome werden de relieken in een speciaal daarvoor gebouwde kapel<br />
bij het paleis van Helena geplaatst. Na haar dood werd er de basiliek van het Heilig Kruis van<br />
Jeruzalem opgetrokken. Eeuwenlang zijn de kostbare relieken in de oorspronkelijke kapel half<br />
onder de grond bewaard. Nog altijd zijn daar de prachtige mozaieken te bewonderen die het<br />
verhaal van de kruisvinding uitbeelden. De uiterst indrukwekkende relieken bevinden zich nu<br />
in een vrij nieuwe kapel aan de linkerzijde van het priesterkoor achter glas. In een zilveren<br />
kruisvormige reliekschrijn bevinden zich de resten van het Heilig Kruis; andere schrijnen<br />
bevatten: een nagel van het Kruis, twee doornen van de doornenkroon, een deel van het<br />
Kruisopschrift, een steentje van de Geboortegrot, een van het Heilig Graf, een van de geselpaal<br />
en een deel van de wijsvinger van de heilige Thomas.
DE OORSPRONG VAN DE ORDE VAN HET H. KRUIS 55<br />
God wilde echter niet dat de orde voor goed verdwenen was.<br />
Hij wekte vijf mannen op, kanunniken uit het Duitse rijk, die<br />
zich hadden toegelegd op een heilig leven, op ascese, op handenarbeid<br />
en op de viering van het goddelijk officie. Zij richtten<br />
zich tot paus Innocentius III (1198-1216). Deze wilde in<br />
hen de verering van het Kruis herstellen. Hij beval hun de<br />
Regel van Augustinus aan, deed hen leven onder de<br />
bescherming van het Heilig Kruis en bevestigde dit in een<br />
officiele oorkonde. De vijf kanunniken keerden terug naar<br />
het Duitse rijk, verkregen daar een mansio (verblijfplaats) en<br />
trachtten door hun werkzaamheid in genade medebroeders te<br />
De Luikse kronieken van 1402 verhalen dat in 1233 in oppido<br />
Huyensis in loco ubi nunc habitant, qui tune nuncupabuntur clarus<br />
locus (clarus mons) clarificatus est ordo fratrum sanctae crucis, qui<br />
longo tempore dormierat. Hieruit blijkt dat de schrijver op een of<br />
andere manier het traktaatje In honore summi regis moet hebben<br />
gekend, dat de oorsprongsgeschiedenis van de Orde verhaalt en in<br />
diverse handschriften van de vijftiende en de zestiende eeuw wordt<br />
gevonden.74 Dit verhaal ontstond in het Rijnland. Er worden<br />
Duitse vorsten genoemd, die deelnamen aan de kruistocht tegen<br />
de Albigenzen. In dit traktaatje wordt het ontstaan van de Orde<br />
teruggebracht tot de heilige Helena, die na de vinding van het H.<br />
Kruis een erewacht van religieuzen rond het H. Kruis in de basiliek<br />
boven Calvarie plaatste. Alzo ontstond en bloeide de orde van het<br />
H. Kruis, totdat Julianus de Afvallige ze uitmoordde. Daarna<br />
sluimerde ze, totdat vijf geestelijken in Hoei ze voortzetten, met<br />
goedkeuring van paus Innocentius III, in 1210 na de beeindiging<br />
van de kruistocht tegen de Albigenzen.<br />
73 P. Van den Bosch, Sie teilten mit Jedermann. Einde kurze Geschichte des Ordens der<br />
Kreuzherren. Bonn, 1978, pp. 12-14; H. Van Rooijen, De Oorsprong van de orde der<br />
Kruisbroeders ofKruisheren. De Geschiedbronnen. in: Clairlieu, jg. 19, 1961, pp. 144-151<br />
74 A. Van de Pasch, Het klooster CUtirlieu en zijn prioren-generaal 1210-1796. in: Clairlieu*<br />
1959, jg. 17, p.87; A. Van Asseldonk, Handschriften van Kruisheeren uit deXve en XVE eeuw<br />
over het ontstaan der Orde van het H. Kruis. in: Clairlieu, jg. 1, 1943, pp. 84-102; H. Van<br />
Rooijen, De oorsprong van de Orde der Kruisbroeders of Kruisheren.De Geschiedbronnen. in:<br />
Clairlieuy jg. 19, 1961, pp. 151-157; Hs. Luik, Bibliotheek Grootseminarie, 6L21
56 DE OORSPRONG VAN DE ORDE VAN HET H. KRUIS<br />
Van het traktaat In honore summi regis otAdhonorem summi regis<br />
bestaat ook een redactie, die werd aangebracht op de schutbladen<br />
van een handschrift van de Parijse kruisbroeders.75 Deze redactie<br />
wijkt af van de Hoeise (Bibl. Grootseminarie Luik 6 L 21), omdat<br />
ook het leven van de eerste kruisbroeders uitvoeriger werd<br />
beschreven en veel strenger werd voorgesteld, dan in de Hoeise<br />
redactie. In de latere handschriften uit de vijftiende, zestiende en<br />
achttiende eeuw vindt men de Parijse redactie niet meer terug.<br />
Men krijgt met name de indruk dat de orde zelf voor een bepaalde<br />
redactie van haar oorsprongsgeschiedenis gekozen heeft en daarna<br />
de exemplaren van de oudere redactie systematisch heeft<br />
opgeruimd. Die keuze was mogelijk het resultaat van het streven<br />
naar uniformiteit na 1410. De akten van de generale kapittels van<br />
voor 1410 werden vernietigd en tussen 1450 en 1470 streefde men<br />
naar uniformiteit in Regel, statuten, liber ordinarius, liturgie en<br />
muzikale notatie van de zangboeken. 76<br />
Andere handschriften, die over het ontstaan van de orde<br />
spreken, hanteren de jaartallen 1211, 1212, 1214 en 1215.77<br />
Conradus de Molendino, de procurator van het Keulse kruisherenklooster,<br />
die in 1341, na ernstig kritiek, de orde voor de<br />
Keulse Curie verdedigde, sprak niet van een stichting door de<br />
H. Helena en ook niet van een goedkeuring door Innocentius III.<br />
Wei stelde hij, dat de orde onder Innocentius IV opnieuw werd<br />
opgericht. Bij deze gelegenheid gaf de Keulse Curie een authentieke<br />
kopie van de bul van Innocentius IV van 1 oktober 1248.<br />
Toen het in Keulen in 1374 opnieuw nodig was de wettigheid van<br />
de orde te verdedigen, kwam prior-generaal Petrus Pincharius met<br />
de prioren van Beyenburg, Keulen en Schwarzenbroich voor de<br />
officiaal van Keulen en legde hem vier pauselijke bullen en twee<br />
75 Hs. Parijs, Bibl. Mazarini, 792: een handschrift van de vijftiende eeuw met een kopie van<br />
In honore summi regis uit de veertiende eeuw<br />
76 Men kan dit afleiden uit de akten van de generale kapittels van 1450, 1457, 1461, 1464,<br />
1465, 1467 en 1470.<br />
77 A. Van de Pasch, Het klooster Clairlieu en zijn prioren-generaal 1210 - 1796. in:<br />
Clairlieu, 1959, jg.17, p.88
DE OORSPRONG VAN DE ORDE VAN HET H. KRUIS 57<br />
brieven van bisschoppen voor, waarvan eveneens door de Keulse<br />
Curie authentieke kopieen werden gegeven. Opnieuw werd<br />
Innocentius III niet genoemd. 78<br />
In het traktaat Notula compendiosa de ordinis nostri institutione,<br />
dat werd opgenomen in een bullarium van de kruisbroeders van<br />
Roermond, wordt het verhaal van de vijf clerici tot het pontificaat<br />
van Innocentius III en het jaar 1210 teruggebracht. Er wordt over<br />
een goedkeuring van Innocentius III en een latere van Innocentius<br />
IV gesproken. Van de eerste goedkeuring wordt gezegd, dat zij in<br />
het bullarium niet werd opgenomen, omdat zij door onachtzaam-<br />
heid verloren ging. Wanneer de schrijver bij Innocentius IV over<br />
de Regel van Sint-Augustinus spreekt, dan herhaalt hij wat in de<br />
pauselijke oorkonden van 1 en 23 oktober 1248 te vinden is (zie<br />
verder). Tot tweemaal toe wordt over Clarus locus gesproken, zon-<br />
der dat daar extra muros oppidi hoyensis aan wordt toegevoegd. Uit<br />
het feit, dat met veel ophef over de beschermingsbrief van keizer<br />
Sigismond van 1417 gesproken wordt, mag men waarschijnlijk<br />
opmaken, dat de beschermingsbrief van Frederik III nog niet<br />
geschonken was en het traktaat dus voor 1456 vervaardigd werd.79<br />
... na de kruistocht tegen de Albigenzen<br />
Op het einde van de vijftiende of in het begin van de zestiende<br />
eeuw werd een klein historisch traktaat samengesteld, dat de volgende<br />
titel meekreeg: De inicio ac Privilegiis ordinisfratrum Sanctae<br />
Crucis.80 In dit handschrift werd de geschiedenis van de heilige<br />
Helena zonder meer weggelaten. De legende, die in het traktaat In<br />
honore summi regis werd verhaald over het binnentreden in de Sint-<br />
Jan-van-Lateranen, terwijl in een sequentie gezongen werd "non<br />
sunt nova Sacramenta nee recenter est inventa Crucis haec religid\<br />
werd in het handschrift opgenomen. Vervolgens werd meegedeeld<br />
dat de orde de novo werd bevestigd. In de pauselijke en bisschop-<br />
78 A. Van de Pasch, Het klooster CUirlieu en zijn prioren-generaal 1210 - 1796. in:<br />
Clairlieu, 1959, jg.17, p.88<br />
79 H. Van Rooijen, De Oorsprong van de orde der Kruisbroeders of Kruisheren. De<br />
Geschiedbronnen. in: Clairlieu, jg. 19, 1961, pp. 158 - 159<br />
80 Bibliotheek Grootseminarie Luik, Hs. 25 D 11
58 DE OORSPRONG VAN DE ORDE VAN HET H. KRUIS<br />
pelijke documenten van de dertiende eeuw betekende dit, dat een<br />
instelling als iets geheel nieuws werd goedgekeurd. Het is niet zeker<br />
dat de auteur dat bedoeld heeft. Vervolgens beschreef de auteur de<br />
kruistocht tegen de Albigenzen. Daarmee voegde hij een nieuw ele<br />
ment toe aan de legendarische oorsprong van de orde. Geen enkel<br />
ander handschrift had voorheen immers een verband gelegd tussen<br />
de Orde van het Heilig Kruis en de prediking van deze kruistocht.<br />
Eigenlijk is spreken over een verband te sterk uitgedrukt, omdat de<br />
stichting van de orde en de prediking van deze kruistocht in het<br />
handschrift simpelweg naast elkaar werden geplaatst. In het verhaal<br />
van de Albigenzenkruistocht was sprake van paus Innocentius. H.<br />
Van Rooijen heeft uitgedokterd, dat in het verhaal van de kruis<br />
tocht tegen de Albigenzen niet de kruisbroeders van Hoei, maar wel<br />
de Cruciferivan Italie bedoeld werden.81<br />
De bibliotheek van het Grootseminarie van Luik bezit nog een<br />
derde handschrift (6 L 33), eveneens een oorsprongsverhaal,<br />
waarin zowel het tractaat In honore summi regis (Hs 6 L 21) en het<br />
oorsprongsbericht De inicio ac Privilegiis ordinis fratrum Sanctae<br />
Crucis (25 D 11) . 82<br />
volledig verwerkt werden en aangedikt.8<br />
De kroniek van Jan van Stockem (Stochemius) uit 1532 was een<br />
compilatie van diverse, hierboven geciteerde traktaten.83<br />
Veelzeggend was de mededeling over de prioren-generaal en magisters,<br />
waarover hij bijna niets kon vinden. In feite hadden de<br />
kruisbroeders zich enkele eeuwen lang met een vrij povere<br />
geschiedschrijving tevreden gesteld. Maar in de vijftiende eeuw<br />
bloeide de studiegeest open en nu wilde men meer weten over de<br />
oorsprong van de orde. Uit een uitdrukking in handschrift 25 D<br />
11 over de milia monimentay die er omtrent de oorsprong van de<br />
orde bleken te zijn, wordt duidelijk dat er in die dagen in Hoei<br />
81 Van Rooijen wees op de uitgave v66r i486 in Venetie van de kroniek van Jacobus<br />
Philippus Bergomas, Supplementum Chronicorum. H. Van Rooijen, De Oorsprong van de<br />
orde der Kruisbroeders ofKruisheren. De Geschiedbronnen. in: Clairlieu, jg. 19, 1961, pp. 164 -<br />
165<br />
82 Een uitgave van dit traktaat werd verzorgd door A. van Asseldonk in Clairlieu, jg.l,<br />
1942-1943, pp. 84 - 105<br />
83 Voor meer uitleg zie H. Van Rooijen, De Oorsprong van de orde der Kruisbroeders of<br />
Kruisheren. De Geschiedbronnen. in: Clairlieu, jg. 19, 1961, p. 167
DE OORSPRONG VAN DE ORDE VAN HET H. KRUIS 59<br />
heel wat historisch werk verricht werd. De schrijver van handschrift<br />
6 L 21 (Christianus van Sittard) vertelde, dat hij door de<br />
toenmalige generaal van de orde, Nicolaas van Haarlem, tot de<br />
studie van het verleden werd aangespoord. Jan van Stockem was de<br />
eerste die de vraag naar de persoon van de eerste prioren op schrift<br />
stelde. Het zou nog honderd jaar duren, eer iemand - Henricus<br />
Russelius met name - een werkelijke poging deed, om deze vraag<br />
te beantwoorden.<br />
In 1596 voltooide Pierre Halloix het tweede deel van zijn<br />
geschrift De onmibus rebus concernentibus Ord. S. Cruets. Naarmate<br />
de eeuwen vorderden werd de bekende informatie aangedikt en<br />
met allerlei details verrijkt. Na 1212 dook nu ook het jaar 1215 op<br />
als het jaar van de eerste goedkeuring. Kardinaal Hugo werd<br />
gezonden om het kruis te prediken tegen de Albigenzen en<br />
bezorgde de zaak van de kruisbroeders bij de paus. Deze verleende<br />
hun de bevestiging van hun orde in het achttiende jaar van zijn<br />
pontificaat. Net als al zijn voorgangers kon Halloix deze goed<br />
keuring nergens vinden. Dit probleem loste hij op door te beweren<br />
dat ze in beginsel verleend werd, maar praktisch nooit werd uitgevoerd.<br />
Want de paus werd door de dood verrast.<br />
Samenvattend kunnen we stellen dat de kruisbroeders van de<br />
vijftiende en de zestiende eeuw ons een aantal oorsprongsgeschiedenissen<br />
nalieten.84 De oorsprong van de orde en de stich-<br />
84 Volgens de " geschiedschrijvers " was de heilige Helena in 333 het Kruis op het spoor<br />
gekomen dank zij een zekere Judas, die haar de plaats wees waar het Kruis verstopt was. Judas<br />
bekeerde zich tot het Christendom, bekwam de naam Quiriacus en werd later bisschop van<br />
Jeruzalem. Bisschop Quiriacus en zijn gezellen vonden de marteldood onder keizer Julianus<br />
(361-363). Het kruis dat de wachters in Jeruzalem op de kleding droegen werd duidelijker<br />
beschreven. De rode kleur van de verticale balk symboliseerde het Bloed van Christus en de<br />
witte kleur het Water van Christus.<br />
Vanaf 1483 vierden de kruisheren op 4 mei het feest van de heilige Quiriacus, 66n dag na het<br />
feest van Krussvinding. Daaruit moge blijken dat de kruisheren hun ontstaan niet alleen verbonden<br />
met de andere kruisherenorden in Europa, en dat zij hun oorsprong rechtstreeks relateerden<br />
aan de heiligen Helena en Quiriacus. Voor hen stond het bovendien vast dat zij als<br />
orde nog ouder waren: er waren al kruisbroeders voor de tijd van de heilige Helena. Zij had<br />
enkel de orde heropgericht. De eigenlijke stichter was paus Cletus, die de pelgrims op weg naar<br />
Rome opvang, onderdak en verzorging wilde aanbieden. Daartoe had hij een klooster voor<br />
hospitaalbroeders opgericht en de broeders kregen de opdracht om een kruis op hun kleding<br />
te dragen als herkenningsteken voor de pelgrims. P. Van den Bosch, Sie teilten mit Jedermann.<br />
Einde kurze Geschichte des Ordens der Kreuzherren. Bonn, 1978, pp. 15-16
60 DE OORSPRONG VAN DE ORDE VAN HET H. KRUIS<br />
ting nabij Hoei werden met veel legendarische details aangevuld.85<br />
Niet alleen zochten zij het ontstaan van de orde in de beginjaren<br />
van het Christendom, maar ook verstrekten zij meer informatie<br />
over de stichting in de dertiende eeuw: vijf kanunniken uit het bisdom<br />
Luik begaven zich na de kruistocht tegen de Albigenzen in<br />
1210 naar Rome, legden hun plannen aan de paus voor en op het<br />
feest van Kruisvinding traden zij in de basiliek van Sint-Jan in<br />
Lateranen in. De paus willigde hun vrome verlangens in, maar<br />
koppelde daaraan zijn droom om de oude orde van de kruisbroeders<br />
opnieuw op te richten. Bovendien bepaalde hij dat de vijf<br />
kanunniken zouden leven volgens de Regel van de heilige<br />
Augustinus, in gemeenschap {vita communis) en dat zij zelf in hun<br />
levensonderhoud moesten voorzien. Wei mochten zij zich, voor<br />
wat betreft het eten en het drinken, aanpassen aan de plaatselijke<br />
gebruiken. De kanunniken keerden terug naar huis en gingen<br />
wonen buiten de muren van Hoei op een plaats die Clarus Locus<br />
werd genoemd.86<br />
• In 1621 vermeldde J. Banelt de stichting door de H. Helena en<br />
de goedkeuring door Innocentius III. Hij noemde geen naam van<br />
stichter of stichters. Enkele jaren later, in 1628, toen de Venlose<br />
kruisheer Thomas Dalenius een lijst van pauselijke bullen opmaakte,<br />
noemde hij Innocentius niet.87<br />
85 Indien het waar is dat de vijf kanunniken zich na de kruistocht tegen de Albigenzen naar<br />
Rome begaven, dan ontmoetten zij daar paus Innocentius III. Deze paus stierf in 1216. De<br />
Orde van het H.Kruis zou dan gesticht zijn tussen 1210 en 1216.<br />
Johannes Stockem schreef in 1532 dat de orde volgens de overlevering in 1210 werd gesticht.<br />
Maar de eerste sporen van haar bestaan doken pas op in een rekeningenboek uit 1233, toen<br />
Joannes van Eppa (1229-1238) bisschop van Luik was. P. Van den Bosch, Sie teilten mit<br />
Jedermann. Einde kurze Geschichte des Ordens der Kreuzherren. Bonn, 1978, p.25; H. Van<br />
Rooijen, De Oorsprong van de Orde der Kruisbroeders of Kruisheren. De Geschiedbronnen. in:<br />
Clairlieu, jg.19, 1961, p.226<br />
86 Met deze plaatsaanduiding wilden de kruisheren-auteurs aanduiden dat zij tot een echte<br />
orde van kruisbroeders behoorden. Zij woonden in Noordwest-Europa. De overige kruisherenorden<br />
leefden en werkten in Midden-, Oost- en Zuid-Europa en hadden een andere<br />
stichtingsdatum en een ander hoofdklooster...P. Van den Bosch, Sie teilten mit Jedermann.<br />
Einde kurze Geschichte des Ordens der Kreuzherren. Bonn, 1978, p. 18<br />
87 A. Van de Pasch, Het klooster Clairlieu en zijn prioren-generaal 1210 -1796. in: Clairlieu,<br />
1959,jg.l7, p.88
DE OORSPRONG VAN DE ORDE VAN HET H. KRUIS 61<br />
2.2.2 Theodoras van Celles<br />
Henricus Russelius publiceerde in 1635 de eerste uitvoerige<br />
geschiedenis over het ontstaan van de orde.88 Het verhaal van de<br />
stichting door de heilige Helena en de heilige Quiriacus en de<br />
goedkeuring en hernieuwing door Innocentius III werden weer<br />
opgevoerd. In zijn boek werd voor het eerst gesproken van een<br />
Luikse kanunnik, Theodoricus of Theodorus van Celles, die de<br />
stichter van de Orde van het Heilig Kruis zou zijn in het Duitse<br />
Rijk, in Frankrijk, Engeland, Schotland en ook in de<br />
Nederlanden.89 Hij was een zoon van Wauthier de Beaufort en<br />
88 H. Russelius, Chronicon Cruciferorum sive synopsis memorabilium Sacri et Canonici<br />
Ordinis Sanctae Crucis. Keulen, 1635; fotografische herdruk Diest, 1964.<br />
Russelius was prior van het kruisherenklooster van Suxy. In zijn inleiding deelde hij mee dat<br />
hij aan dit werk ruim twintig jaar had gewerkt en dat hij meer dan driehonderd handschriften<br />
en boeken had geraadpleegd. Hij zou ook de archieven van het klooster van Hoei hebben<br />
geconsulteerd. Zijn opzet was een kroniek te schrijven vanaf het begin van de orde tot aan het<br />
jaar 1618. Die kroniek wilde hij opstellen aan de hand van realia over de prioren-generaal. In<br />
een bespreking van dit werk zegt dr.A.van de Pasch o.a.: "Inderdaad worden meermalen de<br />
gegevens van Russelius door andere historische documenten bevestigd. Vaak echter is hij te<br />
onkritisch in het gebruik van zijn bronnen, terwijl vele daarvan tegenwoordig niet meer te<br />
kontroleren zijn. Men kan dus alleen met een grote gereserveerdheid op Russelius steunen."<br />
A. Van de Pasch, Het klooster Clairlieu en zijn prioren-generaal, in: Clairlieu, 1959, jg-17, afl.2,<br />
p.67.<br />
C.R.Hermans heeft het werk van Russelius geheel uitgegeven en van vele aantekeningen<br />
voorzien. C.R. Hermans, Annales Canonicorum regularium S.Augustini Ordinis S. Crucis. Den<br />
Bosch, 1858, dl.l, pp.28 e.v.<br />
Over de onnauwkeurigheden en onwaarheden in Russelius' werk, zie de kritische bespreking<br />
in: P. Van den Bosch, Sie teilten mit Jedermann. Einde kurze Geschichte des Ordens der<br />
Kreuzherren. Bonn, 1978, pp. 22-25.<br />
89 Russelius zou Theodorus van Celles hebben opgespoord via een naamlijst van prioren<br />
van Clarus Locus, in de nabijheid van Hoei. Daarin stond dat Theodorus de eerste prior was<br />
en gestorven was in 1236. H. Van Rooijen, De Oorsprong van de Orde der Kruisbroeders of<br />
Kruisheren. De Geschiedbronnen. in: Clairlieu, jg. 19, 1961, pp. 172-193; zie ook J. Francino,<br />
In Cruce Vita. De Orde der Kruisheren in Nederland. Uden, 1936, pp.8-18. Theodorus van<br />
Celles zou een telg zijn van de adellijke familie de Beaufort. Zijn vader werd door zijn huwelijk<br />
met Oda, heer van Celles. In de omgeving van Celles-sur-Lesse bouwde dit adellijk geslacht<br />
de burcht van Veves. H. Van Rooijen, Theodorus van Celles. Een tijds- en levensbeeld. Cuijk,<br />
1936. In een latere versie spreekt Van Rooijen van het dorp Seyil of Seilles aan de Maas, op<br />
12 km afstand van Hoei. In Seilles zou het eerste klooster van de kruisbroeders hebben gestaan,<br />
maar het was spoedig verdwenen, misschien nog voor 1270. Daardoor werd Hoei,<br />
opgericht in 1248, het oudste van de nog bestaande Idoosters en het eigende zich de titel<br />
"Clarus Locus " toe. H. Van Rooijen, De Oorsprong van de Orde der Kruisbroeders of<br />
Kruisheren. De Geschiedbronnen. in: Clairlieu, jg. 19, 1961, p. 194; Idem, Les origines des<br />
Croisiers. in: Bulletin de la Sociiti dart et d'histoire du diocese de Liege, jg.42, 1961, pp.87- 113
62 DE OORSPRONG VAN DE ORDE VAN HET H. KRUIS<br />
o<br />
—<br />
J p
DE OORSPRONG VAN DE ORDE VAN HET H. KRUIS 63<br />
Oda, vrouwe van Celles.90 In het gevolg van de Luikse bisschop<br />
Radulf van Zahringen (1167-1191) nam hij deel aan de derde<br />
Kruistocht (1189-1192). Na de herovering van Akko (12 juli<br />
90 In de familiepapieren van het geslacht de Beaufort was de naam Theodoricus niet terug<br />
te vinden. In de zeventiende eeuw gaf men hem een plaats in de genealogische lijsten en maakte<br />
hem zoon van Walter van Beaufort en Oda van Bretagne. H. Van Rooijen, De oorsprong<br />
van de Orde der Kruisbroeders ofKruisheren. De geschiedbronnen. in: Clairlieu, jg. 19, 1961, p.<br />
191. De huidige toeristische gids van het Kasteel van Veves, Celles-sur-Lesse (Houyet), d.d.<br />
2002, vermeldt "In 1187 nam Theodore de Celles, jongste zoon van Wauthier en Ode deel<br />
aan de derde kruistocht. Later stichtte hij de nu nog bestaande Orde van de Kruisheren. Zijn<br />
oudste broer, Rasse, nam als taak het kasteel en domein te beschermen. Rond 1200 namelijk<br />
brandde Veves af. In 1230 werd het opnieuw opgebouwd en Rasse liet het na aan zijn enige<br />
zoon Jacques".<br />
91 Oignies-sur-Sambre was in de eerste helft van de dertiende eeuw internationaal befaamd<br />
vanwege het rijke spirituele leven. In dit kleine dorp was een bescheiden augustijnenpriorij<br />
gevestigd die grote successen behaalde in het vergaren van relieken.<br />
De aantrekkingskracht van Oignies was echter al enige jaren vroeger gestart met de vestiging<br />
van de pauper schola. Giles, de kapelaan van de heer van Walcourt, deed in 1187 samen met<br />
twee van zijn broers, afstand van zijn erfdeel en wilde in de geest van het Nieuwe Testament<br />
in gemeenschap van goederen gaan leven. Met de opbrengst van hun vaders erfgoed stichtten<br />
zij een kleine priorij in Oignies waar ze konden leven volgens de regel van de heilige<br />
Augustinus. Giles (overleden in 1234) was de eerste prior.<br />
De broers trokken naar Oignies vergezeld van hun moeder. Dit had mede tot gevolg dat er<br />
enige voorzieningen voor een communiteit voor vrouwen getroffen moesten worden.<br />
Oignies' reputatie werd spoedig in de wijde omtrek gevestigd en het voorbeeldige leven dat de<br />
broers leidden door zelfverloochening, armoede en opoffering sprak enorm tot de verbeelding<br />
van de toestromende bezoekers. De belangrijkste figuur evenwel was een vrouw uit het nabijgelegen<br />
Nijvel. De toewijding waarmee ze zorg droeg voor de relieken, voegde een geheel<br />
nieuwe dimensie toe aan dit toch al gerespecteerde oord. Maria verliet in 1207 de leprozenkolonie<br />
Willambroux om aan de aandacht van haar vele volgelingen te ontsnappen. Ze<br />
sloot zich aan bij de bijna honderdjarige moeder en enkele andere vrouwelijke familieleden van<br />
de gebroeders van Walcourt. Maria verkoos te leven in een kleine eel vlak bij de in 1204 door<br />
Hugo van Pierrepont gewijde kloosterkerk, vanwaar zij via een raam dat op het altaar uitzag,<br />
deel kon nemen aan de gemeenschappelijke officies en tevens het apostolisch werk van de<br />
kanunniken kon gadeslaan. Onder hen bevond zich vanaf 1211 de befaamde in Parijs opgeleide<br />
doctor in de theologie Jacobus van Vitry (overl.1240). Maria en Jacobus voelden zich sterk<br />
tot elkaar aangetrokken. Hij beschouwde haar als zijn geestelijke moeder; door haar voorbeeld<br />
kon hij Christus met nieuwe ogen zien. Jacobus van Vitry stelde na de dood van Maria van<br />
Oignies haar levensbeschrijving samen. Hij deed dit niet alleen om de herinnering aan haar<br />
leven intens te houden maar ook om aan de christenen in de belegerde Languedoc en elders<br />
te tonen dat zij er goed aan zouden doen het voorbeeld van Maria te volgen, zowel in geloof<br />
als leefwijze, zoals de begijnen dit al deden. B. Bolton, Spiegeh van vroomheid. Relieken van<br />
Maria van Oignies. in: M. Monteiro, G. Rooijakkers & J. Roosendaal, De dynamiek van<br />
religie en cultuur. Geschiedenis van het Nederlands katholicisme, Kok-Kampen, 1993, pp. 124-<br />
125<br />
Maria van Oignies (1177-1213) had een buitengewone verering voor het Kruis en de<br />
Lijdensdood van Jezus. Volgens C.Van Dal heeft Theodorus van Celles van haar een affectieve<br />
vroomheid geleerd jegens de mensheid van Jezus, zijn Kruis en zijn Lijden. C. Van Dal, De<br />
Kruisheren in de geschiedenis. Lichtland-Diest, 1956, p.7; P. Van den Bosch, Sie teilten mit<br />
Jedermann. Einde kurze Geschichte des Ordens der Kreuzherren. Bonn, 1978, p.23
64 DE OORSPRONG VAN DE ORDE VAN HET H. KRUIS<br />
1191) kwam Theodorus in contact met de reguliere kanunniken<br />
van het H.Graf. Zij leefden volgens de Regel van Sint-Augustinus.<br />
Hun gebedsleven en de opvang van zieken en pelgrims fascineerde<br />
hem. Op de terugreis stierf de Luikse bisschop. Voor zijn dood verleende<br />
hij Theodorus een kanonikaat aan de Luikse kathedraal.<br />
Terug in Luik was Theodorus getuige van een poging tot hervorming<br />
van de kapittels. Toen deze poging mislukte, zocht hij het<br />
gezelschap van godvruchtige figuren uit de begijnen-beweging<br />
(1204) en kwam in contact met de heilige Maria van Oignies.91 In<br />
1209 nam hij deel aan de kruistocht tegen de Albigenzen, raakte<br />
bevriend met de heilige Dominicus en ontving van een pauselijke<br />
legaat de opdracht om in zijn vaderland de kruistocht te preken.92<br />
Hij mocht ook gezellen aanwerven. Hij reisde met Fulco, de bis<br />
schop van Toulouse naar Belgie terug en bezocht met hem Maria<br />
van Oignies. Terug in Luik deed Theodorus afstand van zijn<br />
kanonikaat en kreeg van de Luikse bisschop, Hugo van Pierrepont,<br />
de kleine kapel van Sint-Theobaldus in de nabijheid van Hoei.93<br />
Van daaruit trok hij predikend rond en wierf hij vier clerici als<br />
gezellen aan. Ze besloten God te dienen onder de Regel van de<br />
heilige Augustinus volgens de levenswijze van de Cruciferi van<br />
Jeruzalem. In 1214 wendden ze zich tot kardinaal Hugolinus, de<br />
pauselijke legaat die van Keulen naar Luik was gekomen, met het<br />
verzoek hun levenswijze goed te keuren. Deze antwoordde, dat<br />
alleen de paus hun verzoek kon inwilligen. Maar omdat er een<br />
concilie gehouden zou worden, konden ze met kardinaal<br />
Hugolinus meereizen en hun wensen aan de paus voorleggen. De<br />
92 De overlevering wil dat enkele kruisbroeders deelnamen aan de vijfde kruistocht; andere<br />
participeerden aan de de kruistochten van Lodewijk IX en nog andere volgden Albertus van<br />
Bremen, de bisschop van Riga. J. Francino, In Cruce Vita. De Orde der Kruisheren in<br />
Nederland, Uden, 1936, p. 15<br />
93 De priester-kluizenaar Theobaldus bekommerde zich vooral om pelgrims. Hij stierf in<br />
1006. De kapel in de nabijheid van Hoei werd door de burgers van Hoei gebouwd om pel<br />
grims op te vangen. Het is niet duidelijk op welke manier de kruisbroeders in het bezit kwamen<br />
van deze kapel. Sommigen menen uit het verhaal van de kapel van de H.Theobaldus te<br />
mogen afleiden dat de kruisbroeders naast de predikatie van het Kruis ook zorg moesten dragen<br />
voor de pelgrims en de zieken. Onafhankelijk van Russelius schreef Laurent Melart, een<br />
burgemeester van Hoei, in 1641 dat de kruisbroeders door de ridders en de heren van Hoei<br />
en door bisschop Johannes van Eppes gesticht werden met als doel de opvang van de pelgrims<br />
die op weg waren naar het Heilig Land. P. Van den Bosch, Sie teilten mitjedermann. Einde<br />
kurze Geschichte des Ordens der Kreuzherren. Bonn, 1978, pp.26-27.
DE OORSPRONG VAN DE ORDE VAN HET H. KRUIS 65<br />
concilievaders begroetten hen enthousiast, maar omdat ze door<br />
ernstige zaken in beslag genomen waren, werd de kwestie van de<br />
kruisbroeders een jaar uitgesteld. Op 3 mei 1216, het feest van<br />
Kruisvinding, keurde de paus de nieuwe orde goed en verenigde de<br />
in Italie, op Kreta en Cyprus nog bestaande delen van de oude orde<br />
van de Cruciferi met die van Belgie tot een geheel onder<br />
Theodorus. Theodorus spoorde de Italiaanse Kruisdragers tot<br />
vroomheid en observantie aan en keerde naar het prinsbisdom<br />
Luik terug. Hij zond broeders naar Syrie en naar de Provence. De<br />
Italiaanse Kruisdragers wijdden zich vooral aan ziekenverpleging<br />
en ook Theodorus ging zich daarop toeleggen. De Luikse bisschop<br />
Hugo van Pierrepont, die de kruisbroeders in Clairlieu herhaaldelijk<br />
bezocht, beloofde nu voor hen een klooster te zullen<br />
bouwen. Het lukte hem niet meer zelf deze belofte in te lossen,<br />
maar kort voor zijn dood in 1229 stelde hij een testament op, dat<br />
door zijn neef en opvolger, Jan van Eppes, werd uitgevoerd.<br />
Theodorus had een zeer grote verering voor het kruis en het lijden<br />
van Jezus Chrisms en geraakte bij zijn beschouwingen soms in<br />
extase.94 In 1227, toen Hugolinus als Gregorius IX paus was<br />
geworden, reisde Theodorus met Jacobus van Vitry (1160/1170-<br />
1240) - geestesverwant van Maria van Oignies en ook een<br />
beroemde kruistochtprediker, die later bisschop van Akko werd en<br />
zelf de veldtocht in Egypte meemaakt en beschreef - naar Rome.<br />
Op de terugweg visiteerde hij nog de Italiaanse huizen en de<br />
provincie van Toulouse. Hij stierf in Hoei op 18 augustus 1236.<br />
94 H. Van Rooijen, De oorsprong van de Orde der Kruisbroeders ofKruisheren. De geschied-<br />
bronnen. in: Clairlieu, jg. 19, 1961, p. 188.
66 DE OORSPRONG VAN DE ORDE VAN HET H. KRUIS<br />
Constantijn en Helena (drieluik in de abdij Maria Laach)
DE OORSPRONG VAN DE ORDE VAN HET H. KRUIS 67<br />
Russelius beweerde meer dan driehonderd werken gelezen te<br />
hebben. Uit deze lectuur stelde hij een vroom mengsel samen, dat<br />
hij extra kruidde met zijn persoonlijke verzuchtingen. Het<br />
Chronicon bevatte tal van onjuistheden en conjecturen. We<br />
beperken ons tot enkele opvallende vervalsingen:<br />
S Enkele punten moeten geelimineerd worden, omdat ze strijdig<br />
zijn met bekende, historische feiten. Theodorus kan de<br />
kerk van het Heilig Graf niet bezocht hebben na de val van<br />
Akko. Die val vond plaats op 12 juli 1291, terwijl<br />
aangenomen wordt dat Radulf von Zahringen rond<br />
Pinksteren - 22 juni 1291 - naar Europa terugkeerde.<br />
Bovendien waren er geen kanunniken in de kerk van het<br />
Heilig Graf; zij bevonden zich met de patriarch in het legerkamp<br />
voor Akko.<br />
S In 1210 keerde Theodorus met bisschop Fulco naar 'Belgie'<br />
terug en begon in dat jaar zijn teruggetrokken leven. De<br />
datering is onjuist, vermits Fulco in 1213 naar het noorden<br />
kwam.<br />
S Evenals de samensteller van handschrift 25 D 11 stelde<br />
Russelius dat de Cruciferi uit Italie met de broeders van het<br />
Heilig Kruis van Clairlieu tot een orde werden verenigd. Uit<br />
de eigen bronnen van de geschiedenis van de orde wist<br />
Russelius van de aanvang rond 1210 en een goedkeuring in<br />
1216 door paus Innocentius III. In de Italiaanse kronieken<br />
werd gesproken van een goedkeuring in 1216 van de<br />
Cruciferi door dezelfde paus, samenhangend met de kruistocht<br />
tegen de Albigenzen. Er was sprake van twee verschillende<br />
goedkeuringen. Russelius ging er echter van uit dat de<br />
Cruciferi en de fratres sanctae crucis de claro loco in 1216<br />
samensmolten. De Italiaanse kruisheren hebben een<br />
volkomen onafhankelijk bestaan gehad en een provincie van<br />
Toulouse bestond niet. Wei heeft er reeds vroeg een kruisbroedersklooster<br />
in Toulouse bestaan, als was dit vroeg bijna<br />
een halve eeuw na de stichting van de orde.95<br />
95 In 1256 schonk de meester-pelsmaker Stephanus aan de prior van de kruisbroeders van<br />
Toulouse, frater Joannes, diens opvolgers en medebroeders, een huis met bijbehoren. A. Van de<br />
Pasch, Hetklooster Clairlieu en zijn prior-generaal 1210 - 1796. in: Clairlieu, jg. 17, 1959, p.90
68 DE OORSPRONG VAN DE ORDE VAN HET H. KRUIS<br />
S Russelius benadrukte dat Theodorus op kruistocht ging.<br />
Daarvoor beriep hij zich op een manuscript in Hoei, dat<br />
sindsdien verloren ging. Zoals hierboven werd aangegeven, is<br />
het niet onmogelijk dat het kruisbroedersklooster van Hoei<br />
gesticht werd door Hoeise ridders, die op kruistocht wilden<br />
gaan. Sterker nog: het plan voor een kruistocht lijkt heel aan-<br />
nemelijk wanneer men constateert dat een ecclesia sanctae crucis<br />
werd gesticht in de tijd van de kruistochten en dat de<br />
broeders \clerici) van die ecclesia het kruis op hun mantels<br />
droegen. Er is echter een probleem: enkel de derde kruistocht<br />
(1189 - 1192) kon Theodorus naar het heilig Land voeren en<br />
hem met de kanunniken van het Heilig Graf in contact bren-<br />
gen. In de zevende kruistocht (1248-1254) trachtte de Franse<br />
koning Lodewijk IX, de Heilige, de staatjes van de kruis-<br />
vaarders te helpen. Hij viel Cyprus, Syrie en Egypte aan, maar<br />
boekte geen succes. In 1248 was Theodorus van Celles vol-<br />
gens Russelius echter al dood. Hij beleefde de stichtingsoorkonden<br />
van 1248 niet meer en evenmin de stichting van<br />
de kloosters van Toulouse en Parijs...<br />
S Het bevestigen van het kruis op de kleding, ten teken van te<br />
willen strijden voor de zaak van het kruis, was zeker een idee<br />
ontleend aan de kruistochten; het rood en wit van het<br />
ordeskruis lag volkomen in de lijn van de kruismystiek, die in<br />
die dagen leefde in het bisdom Luik.96<br />
^ Russelius geloofde dat een visioen van Joannes Abbatulus, dat<br />
in het Vita Odiliae*7 omstandig verteld werd, iets met de<br />
kruisbroeders van Clairlieu had uit te staan. Het Vita Odiliae<br />
had het over viri quidem in habitu monachali. Nergens werd<br />
echter een toespeling gemaakt op de fratres sanctae crucis.<br />
Russelius maakte er quinque viros van. Hij liet Theodorus en<br />
96 E. Poncelet, Actes des princes-iveques de Liege. Hugues de Pierrepont 1200-1229. Brussel,<br />
1946, p. 56 : « sous le pontifical de Hugues, il regna dans le diocese de Liege, un singulier rnysticisme.<br />
Parmi ceux et celles qui s'acquirent alors une particuliere reputation de saintete ou<br />
d'ascetisme les plus connus sont Jean de Nivelles, Jean de Lierre, Jacques de Vitry, Thomas de<br />
Cantimpre, Baudouin de Barbencon, Thierry de Celles, fondateur de I'ordre des croisiers, Ivette de<br />
Huy, Marie d'Oignies, Lutgard d'Awir, Christine Vadmirable, Sainte Julienne de Cornillon. »<br />
97 Vita Odiliae abbatissae Hohenburgensis (heruitgegeven door Wilhelm Levison (= MGH<br />
SRM VI), pp. 24-50; A. Neten, £tude critique de la Vita Odiliae (ca. 1241-1251), U. Liege,<br />
licentiaatsverhandeling, 1993.
DE OORSPRONG VAN DE ORDE VAN HET H. KRUIS 69<br />
zijn gezellen het monnikskleed dragen, terwijl hij later (op<br />
biz. 52 van het Chronicon) aanstipte dat Walcurtius aan de<br />
paus om goedkeuring van de nieuwe statuten verzocht en<br />
eraan toevoegde "una cum Monachali sacro habitu; nam<br />
Clericali hactenus usi erant".<br />
S Russelius liet Theodorus deelnemen aan de eerste veldtocht<br />
tegen de Albigenzen in 1209 en liet de toekomst van de orde<br />
ervan afhangen. In 1210 was hij terug in het prinsbisdom<br />
Luik en stichtte de orde. De prediking van de kruistocht van<br />
1209 was in Belgie echter nooit doorgedrongen. De Luikse<br />
kroniekschrijvers berichtten slechts over een prediking in<br />
1210. V66r de zestiende eeuw was in de geschiedschrijving<br />
over het ontstaan van de Orde van het Heilig Kruis van de<br />
Albigenzenkruistocht geen sprake. De oudste oorsprongsverhalen<br />
wekten het vermoeden dat de kruisbroeders ontstonden<br />
uit de eremitische beweging.<br />
S Zonder meer fout was Russelius' verslag over de schenking<br />
van de kapel van Sint-Theobaldus en de vestiging bij Hoei in<br />
1210 en later het bezoek van bisschop Hugo van Pierrepont<br />
in Hoei en zijn testament ten gunste van de Kruisbroeders,<br />
waarna bisschop Jan van Eppes het klooster van Hoei<br />
bouwde.<br />
S Russelius duidde Theodorus van Celles aan als eerste prior<br />
van het kruisbroedersklooster van Hoei. Hij liet Theodorus<br />
sterven op 18 augustus 1236. Achttien augustus was de<br />
feestdag van de heilige Helena en als men bedenkt dat sommige<br />
kronieken de vinding van het kruis lieten plaats hebben<br />
in 336, dan is het niet onmogelijk dat Russelius Theodorus<br />
een passende sterfdatum heeft bezorgd.<br />
In 1661 en 1686 publiceerde A. Hertzworms98 zijn Religio sanctissimae<br />
Crucis seu brevis ac solida informatio de ortu ac progressu neenon<br />
memorabilibus quibusdam gestis virisque Ordinis sanctae Crucis<br />
98 Arnold Hertzworms (ca.1625 - ca.1693) was lector in de theologie en achtereenvolgens<br />
subprior van Roermond (1660-1664), prior van Schwarzenbroich (1664-1670), Bentlage<br />
(1670-1671), Maaseik (1671-1691) en Venlo (1691-1693). In 1669, 1677 en 1682 was hij<br />
definitor van de orde. R. Janssen & P. Winkelmolen, Repertorium Canonicorum <strong>Regular</strong>ium<br />
Ordinis Sanctae Crucis 1248-1840. Maaseik, 2002, p. 846
70 DE OORSPRONG VAN DE ORDE VAN HET H. KRUIS<br />
vel Cruciferorum (Roermond, eerste uitgave in 1661, tweede uitgave<br />
in 1686). In de tweede uitgave van zijn werk beschreef hij dat<br />
men in 1656 in de kxuisherenkerk in Hoei diep moest graven voor<br />
de fundamenten van een nieuw altaar en hoe men toen het<br />
gebeente vond van twee grote lichamen, waarvan de generaal<br />
veronderstelde, dat het de lichamen waren van Theodorus van<br />
Celles en van Johannes van Eppa, die het gebeente van de heilige<br />
Odilia had overgebracht naar Hoei. Hertzworms citeerde ook een<br />
aantal pauselijke stukken, die betrekking hadden op de Italiaanse<br />
kruisheren, en die hij ten onrechte koppelde aan de 'Belgische'<br />
kruisheren." Hij meende overigens dat de Orde haar oorsprong<br />
vond bij Jezus Christus en de apostelen, maar als religieus<br />
instituut terugging op paus Cletus (79-90) en zo in Italie een grote<br />
verbreiding vond. De eerste kruisbroeders wijdden zich aan hospitaliteit.<br />
Hun instituut werd later door Sint-Quiriacus<br />
overgenomen en kwam ten tijde van paus Innocentius III tot<br />
nieuwe wasdom.100<br />
2.3 De oudste documenten binnen de orde<br />
• Enkele documenten hebben betrekking op de schenking van<br />
Robert d'Oyry omtrent 1240: "(...) dat iky Robertus de Oiri (...) heb<br />
gegeven en toegestaan in deze, mijn onderhavige oorkonde als zuivere<br />
en eeuwige aalmoes aan God en de zalige Maria van nieuwerood van<br />
Quappelad, aan broeder Thomas van Cressi101 van de orde van Heilig<br />
Kruis en zijn broeders van dezelfde orde en hun opvolgers een opstand<br />
met kapel, gebouwen en een tuin, een asbelt en zes en een halve morgen<br />
bouwlandy aansluitend bij die opstand op dat geiisurpeerde terreiny<br />
dat ligt tussen Saturdaidik en Hassocdic, tussen mijn bouwland<br />
in het noorden en het bouwland dat vroeger van Petrus Burneville was<br />
in het zuiden, om het in vrede en voor eeuwig van God te hebben en<br />
te houden, vrij en los, als maar enige aalmoes vrijer en rustiger gegeven<br />
99 In de uitgave van 1686 op pp. 49-56<br />
100 C. Van Dal, De Regel van Sint-Augustinus in de geschiedenis van de Reguliere Kanunniken<br />
van de Orde van het H. Kruis. in: Clairlieu, jg.39, 1981, p.27<br />
101 Thomas van Cressi was prior van Whaplode in 1246. R. Janssen & P. Winkelmolen,<br />
Repertorium Canonicorum <strong>Regular</strong>ium Ordinis Sanctae Cruets 1248 — 1840. Maaseik,<br />
Geschiedkundige kring "Clairlieu", 2002, p. 511
DE OORSPRONG VAN DE ORDE VAN HET H. KRUIS 71<br />
kan worden. Zodat genoemde broeders en hun opvolgers daar ten<br />
eeuwige dage de mis zullen vieren door broeders van hun orde die daar<br />
wonen. Zodat daar dagelijks de mis gevierd zal worden en zo vaak het<br />
nodig is een nieuwe prior te hebben, moet een geschikte door de broe<br />
ders van diezelfde plaats gekozen worden en aan mij en mijn erfgenamen<br />
gepresenteerd worden. (...) En als het gebeurt, dat genoemde<br />
broeders daar de mis niet kunnen vieren en de regel niet onderhouden,<br />
dan moeten voornoemde opstand (...) naar mij of mijn erfgenamen<br />
terugkeren, zodat geen enkele bisschop ofprelaat uit hoofde van voor<br />
noemde schenking enig recht ofenige eis kan laten gelden, (...). "J.M.<br />
Hayden toonde aan dat de eerste Engelse kruisbroeders afkomstig<br />
waren uit de Lage Landen, ten vroegste in 1230 en ten laatste in<br />
1244.102 De gift, waarvan hierboven sprake is, betreft de stichting<br />
Whaplode. In 1238 verkreeg Robert d'Oyry van de bisschop van<br />
Lincoln toestemming om op zijn eigen landgoed een kapel te<br />
hebben met een eigen kapelaan. Hij en zijn gezin mochten daar de<br />
mis bijwonen, behalve op zon- en feestdagen. Dan moesten ze naar<br />
de parochiekerk van Whaplode komen, tenzij ze door slecht weer<br />
of ziekte of een andere redelijke oorzaak verhinderd werden. Alle<br />
inkomsten van de kapel waren voor de pastoor van de parochie<br />
kerk, sacramenten mochten er niet worden toegediend en de ridderslag<br />
mocht niet gegeven worden, tenzij met toestemming van<br />
de pastoor. De kapelaan viel dus volledig ten laste van Robert<br />
d'Oyry. De landlord was met deze regeling uiteindelijk niet tevreden.<br />
Hij wilde iedere dag een mis hebben in zijn eigen kapel.<br />
Vandaar dat hij op de gedachte kwam er een klooster van te<br />
maken. Als voorwaarden stelde hij dat de kloosterlingen dagelijks<br />
de mis zouden celebreren en dat zij hun kloosterregel zouden<br />
onderhouden. Hun prior mochten ze zelf kiezen, maar ze moesten<br />
hem wel presenteren aan hun patronus, Robert d'Oyry. De naam<br />
van het kloostertje luidde Beata Maria de novo loco.103 De schen-<br />
102 J.M. Hayden, Religious Reform and Religious Orders in England, 1490 - 1540: the case<br />
of the Crutched Friars, in: The Catholic Historical Review, Washington D.C., 2000, vol.<br />
LXXXVI, nr.3, p. 423<br />
103 H. Van Rooijen, De oorsprong van de Orde der Kruisbroeders of Kruisheren. De<br />
Geschiedbronnen. in: Clairlieu, jg. 19, 1961, pp. 40 - 46; K. Major, An unknown house of<br />
Crutched Friars at Whaplode. in: Reports and Papers of the Architectural and Archaeological<br />
Societies of the county ofLincoln and the county ofNorthampton, vol. XLI, 1935, pp. 149-155
72 DE OORSPRONG VAN DE ORDE VAN HET H. KRUIS<br />
king van Robert d'Oyry verkreeg haar pauselijke bevestiging op<br />
1 april 1247.104<br />
Terecht vroeg Hayden zich af, waarvandaan Robert d'Oyry de<br />
kruisbroeders kende. Naar alle waarschijnlijkheid had hij ze zelf<br />
niet uit de Lage Landen naar Engeland gelokt/geloodst. Dat<br />
betekent dan, dat de kruisbroeders al ergens in Engeland moeten<br />
verbleven hebben, alvorens naar Whaplode te komen. Andere historici<br />
toonden aan dat in Colchester een hospitaal werd gesticht<br />
door kruisbroeders tussen 1233 en 1235-105 In Ospring in Kent<br />
zouden kruisbroeders in 1234 het Hospital of St. Mary gesticht<br />
hebben. Colchester hield op te bestaan in 1392, Ospring in<br />
1407.106 Beide stichtingen waren gelegen dichtbij de oostkust van<br />
Engeland, het deel van Engeland dat nauwe contacten onderhield<br />
met de Lage Landen omwille van de wolhandel. In de bul van<br />
1 oktober 1248 (zie verder) werden Ospring en Colchester niet<br />
genoemd. Waarom weten we niet. Wei droeg Innocentius IV op<br />
21 oktober 1248 aan de bisschop van Lincoln op, de door de prior<br />
en broeders van het Heilig Kruis in zijn diocees aan de<br />
Dominicanen ontleende statuten te onderzoeken en zo mogelijk<br />
goed te keuren.107<br />
• Op 21 mei 1247 richtte paus Innocentius IV het volgende verzoek<br />
aan de deken en het kapittel van Luik: "Daar onze beminde<br />
zonen, de Prior en broeders van de orde van Heilig Kruis van het<br />
Luikse diocees, verlangen volgens de regel der predikbroeders, zoals ze<br />
104 H. Van Rooijen, De oorsprong van de Orde der Kruisbroeders of Kruisheren. De<br />
Geschiedbronnen. in: Clairlieu, jg. 19, 1961, pp. 47 — 50. De paus richtte zich daarbij naar de<br />
broeders van het Heilig Kruis van de orde van Sint-Augustinus, dus naar broeders van een orde<br />
van reguliere kanunniken.<br />
105 H.F. Chettle, The Friars of the Holy Cross in England, in: History, the Journal of the<br />
Historical Association, 1949, XXXIV, pp. 204 - 220; D. Knowles & R. Neville Hadcock,<br />
Medieval Religious Houses in England and Wales. London, 1953, pp. 204 - 205; E. Beck, The<br />
Order of the Holy Cross (Crutched Friars) in England, in: Transactions of the Royal Historical<br />
Society. Derde reeks, VII, 1913, pp. 191 - 208<br />
106 Colchester werd opnieuw gesticht in 1496.<br />
107 J.M. Hayden, The Crosiers in England and France, in: Clairlieu, jg.22, 1964, pp. 98 -<br />
99; H. Van Rooijen, De oorsprong van de Orde der Kruisbroeders of Kruisheren. De<br />
Geschiedbronnen. in: Clairlieu, jg. 19, 1961, pp. 203 - 204. Misschien hebben de kruisbroe<br />
ders even voor 1248 een klooster gesticht in La Chantoire in de buurt van Venders. Over deze<br />
stichting bleef geen informatie bewaard. In 1410 bestond het klooster in ieder geval niet meer.
DE OORSPRONG VAN DE ORDE VAN HET H. KRUIS 73<br />
verzekeren, God te dienen, hebben ze ons nederig verzocht, hun (...)<br />
toestemming te verlenen om het goddelijk officie van diezelfde (predikbroeders)<br />
en hun instellingen te volgen, behalve datzij een under kleed<br />
kunnen dragen en bezittingen kunnen ontvangen, als die hun (...)<br />
worden geschonken. Omdat de kerk van Luik vacant is, dragen wij U<br />
op dit moment op, hen op ons gezag het gevraagde te verlenen, als uw<br />
verstandig inzicht dit (...) nuttig oordeelt. (...)"*<br />
'108<br />
H. Van Rooijen verbaasde zich bij de lectuur van deze oorkonde<br />
over de haast, die met het goedkeuren van deze statuten gemaakt<br />
werd. De Luikse zetel was immers vacant en gewoonlijk maakte<br />
Rome geen haast. In het licht van de strijd tussen paus en keizer<br />
kon een en ander, aldus Van Rooijen, verklaard worden. Paus<br />
Innocentius IV voelde aan hoe de publieke opinie hem zou kun<br />
nen steunen in zijn strijd tegen de Duitse keizer. Mechanische<br />
hulpmiddelen stonden hem nog niet ter beschikking. Hij bediende<br />
zich daarom van de orden der bedelmonniken, die zijn standpunt<br />
vanuit Rome door geheel Europa tot in Denemarken rondvertelden.<br />
Zijn tegenstander Keizer Frederik II bestookte zijn mederegeerders<br />
en andere invloedrijke tijdgenoten in de omliggende<br />
landen met een waar spervuur van geschreven propagandastukken<br />
die zijn goed recht moesten bewijzen. Op 17 juli 1245 werd de<br />
keizer op het Concilie van Lyon echter plechtig van de troon vervallen<br />
verklaard. Met het doel een degelijke en aannemelijke kandidaat-keizer<br />
te vinden, zond Innocentius IV een bijzondere legaat<br />
naar de Duitse landen in de persoon van kardinaal-diaken Petrus<br />
Capuccius. Deze kreeg de opdracht mede door de prediking van<br />
een kruistocht alle aanwezige krachten tegen Frederik II te mobiliseren.<br />
In het begin van mei 1247 vertrok hij uit Lyon naar het<br />
Noorden. Op 21 mei 1247 werd de hierboven geciteerde oorkonde<br />
opgesteld...<br />
108 Deze oorkonde vindt men in de authentieke pauselijke registers terug. H. Van Rooijen,<br />
De oorsprong van de Orde der Kruisbroeders of Kruisheren. De Geschiedbronnen. in: Clairlieu,<br />
jg. 19, 1961, pp. 35 en 51 - 53. In het voorjaar van 1247 was de Luikse bisschopszetel vacant.<br />
Daarom werd het pauselijk document aan de deken en het kapittel gezonden. Jean de<br />
Rumigny was van 1230 tot 1253 deken.
74 DE OORSPRONG VAN DE ORDE VAN HET H. KRUIS<br />
Hendrik van Gelder, elect-bisschop van Luik sinds 26 Septem<br />
ber 1247, verleende op 26 januari 1248 de volgende oorkonde: "<br />
(...) Daar de broeders van Heilig Kruis van de orde van sint<br />
Augustinus, door vrome schenking van gelovigen, bij Hoei een plek<br />
hebben, geschikt om God te dienen, waar ze de novo een ecclesia<br />
willen stichten en dit tot ons gezag behoort, hebben ze ons (...)<br />
gevraagd, om tot vermeerdering van de godsdienst, hun toe te staan op<br />
voormelde plaats een ecclesia te bouwen en de goddelijke eredienst te<br />
vieren. (...)?<br />
In deze oorkonde werd niet gesproken van de broeders van<br />
Heilig Kruis, maar wel van de broeders van het Heilig Kruis<br />
van Sint-Augustinus. Mocht de oorkonde spreken van broe<br />
ders van het Heilig Kruis, dan moest er een ecclesia of hoofdklooster<br />
bestaan dat aan het Heilig Kruis was toegewijd. Maar<br />
de oorkonde sprak van broeders van het Heilig Kruis van Sint-<br />
Augustinus, waarmee aangeduid werd dat deze broeders reguliere<br />
kanunniken waren.<br />
Henricus Russelius verhaalde later dat de Luikse bisschop<br />
Hugo van Pierrepont de kapel van Sint-Theobaldus bij Hoei<br />
aan Theodorus van Celles schonk. In hun verzoek aan de bis<br />
schop vermeldden de kruisbroeders deze schenking niet.<br />
Nochtans zou de vermelding ervan een extra motief geweest<br />
zijn om de bisschoppelijke toestemming tot het bouwen van<br />
een ecclesia te verkrijgen.109<br />
Wat moeten wij ons overigens voorstellen bij de begrippen de<br />
novo en eeclesiat Vermoedelijk was er sprake van een<br />
volkomen nieuwe stichting. Vandaar de term de novo. Deze<br />
stichting zou niet alleen een kapel of een kerk omvatten, maar<br />
ook een klooster. Vandaar de term ecclesia. Uit deze oorkonde<br />
meende Henricus Van Rooijen te mogen besluiten dat de<br />
kruisbroeders eerst in 1247-1248 bij Hoei gingen wonen, op<br />
de plaats die later als Clairlieu werd aangeduid. Hun ecclesia<br />
m Het verhaal van Russelius is waarschijnlijk tendentieus. H. Van Rooijen, De oorsprong<br />
van de Orde der Kruisbroeders of Kruisheren. De Geschiedbronnen. in: Clairlieu, jg.19, 1961,<br />
p. 55
DE OORSPRONG VAN DE ORDE VAN HET H. KRUIS 75<br />
was echter niet toegewijd aan het Heilig Kruis, maar aan Sint-<br />
Theobald. Pas in 1322 werd zij door een ecclesia Sanctae<br />
Cruets vervangen.1 no<br />
• In een oorkonde van 1 oktober 1248, getiteld Religiosam vitam<br />
eligentibus, richtte paus Innocentius IV zich "(...) aan de beminde<br />
zonen, de prior van het Heilig Kruis van Clairlieu en zijn broeders.(...)<br />
Wij nemen de ecclesia van het Heilig Kruis van Clairlieu,<br />
van het Luikse diocees, onder Sint-Petru/ en onze bescherming. (...)<br />
Allereerst vaststellend, dat de canonieke orde (...) volgens de regel van<br />
de zalige Augustinus (...) daar voor eeuwig ongeschonden geobserveerd<br />
moet worden. Vervolgens (...) moeten alle bezittingen engoederen, (...)<br />
huidige of toekomstige hen (...) onaangetast blijven toebehoren.<br />
Daaronder meenden we de volgende goederen met hun eigen naam<br />
te moeten omschrijven: de plaats zelf, waar die voormelde ecclesia<br />
gelegen is, met al haarpertinentiae, dat wil zeggen, de huizen, bouwlanden,<br />
wijngaarden, bezittingen en inkomsten, molens, bossen, wei<br />
landen en weiderechten, die gij bezit bij de plaats die Seyil heet.<br />
De huizen, inkomsten en bezittingen, bouwlanden, wijngaarden,<br />
bossen, weiden en weiderechten, die gij hebt bij de plaats die Hoei<br />
heet.<br />
De huizen, landerijen, inkomsten, wijngaarden, bossen, weilanden en<br />
weiderechten, die gij hebt bij de plaats die Libinis wordt genoemd.<br />
De huizen, inkomsten, bouwlanden, bossen, weilanden en wei<br />
derechten, die gij hebt bij de plaatsen van Cubley en van Quaplade.<br />
De huizen, landerijen, bezittingen en inkomsten, bossen, weilanden<br />
en weiderechten, bij de plaats, die Comburgheet.<br />
De huizen, inkomsten, wijngaarden, bouwlanden, bossen, weiden en<br />
weiderechten, die gij hebt bij de plaats, die Hamuletrad<br />
(Hamulocerdis) heet."lu<br />
In deze oorkonde keurde de paus de Orde van het H. Kruis als<br />
kanonikale instelling (lees: als instelling van reguliere kanunniken)<br />
goed. Hermans ging ervan uit, dat met Clairlieu het in<br />
110 H. Van Rooijen, De oorsprong van de Orde der Kruisbroeders of Kruisheren. De<br />
Geschiedbronnen. in: Clairlieu^ jg. 19, 1961, pp. 56 — 60.<br />
111 H. Van Rooijen, De oorsprong van de Orde der Kruisbroeders of Kruisheren. De<br />
geschiedbronnen. in: Clairlieu, jg.19, 1961, pp. 62, 200 - 203
76 DE OORSPRONG VAN DE ORDE VAN HET H. KRUIS<br />
bescherming nemen van het klooster van Hoei met zijn bezittingen<br />
werd bedoeld.112 Vermoedelijk waren de kruisbroeders echter al<br />
op verschillende plaatsen neergestreken en al die plaatsen samen<br />
werden nu tot 66n orde verenigd.113 E6n van de lokaliteiten werd<br />
hierboven al aangehaald: Quaplade of Whaplode. De andere vernoemde<br />
plaatsen konden tot op heden niet met zekerheid worden<br />
gelokaliseerd. Een nauwkeurige lezing van de oorkonde wekt<br />
overigens het vermoeden dat het klooster van Hoei niet de aanvankelijke<br />
bakermat van de orde was, maar wel Seyil (Seilles). Dit<br />
Seyil heeft vermoedelijk na 1248 niet zo'n heel lang bestaan gekend,<br />
evenmin als een aantal andere huizen die naast Hoei genoemd<br />
werden.114<br />
Van de andere vernoemde plaatsen moeten we Combourg misschien<br />
plaatsen in het tegenwoordige departement d'llle-et-<br />
Vilaine. De archieven van dit departement in Rennes bezitten geen<br />
gegevens over kruisbroeders in de dertiende eeuw. Hamelincourt<br />
(Hamulocerdis, Hamulocardis) ligt in het departement du Pas-de-<br />
Calais. De archieven van dit departement in Arras bezitten geen<br />
gegevens over kruisbroeders in de dertiende eeuw.115<br />
Eveneens op 1 oktober 1248 nam paus Innocentius IV een niet<br />
nader genoemd klooster van het Heilig Kruis in het bisdom Luik<br />
in bescherming.116<br />
112 CR. Hermans, Annales, I (1), pp. 50 e.v.; II, p. 64<br />
113 Een dergelijke oorkonde werd in 1228 verstrekt aan de Cruciferi van Italie. Met de<br />
opsomming van de pertinentiae werden toen de verschillende kloosters bedoeld. L. Auvray,<br />
Les Re'gistres de Gregoire DC, Paris, 1896,1, p. 209.<br />
114 Over de andere plaatsnamen uit de oorkonde: Seyil, Libines, Cubley, Comburg en<br />
Hamuletrad, heeft H. Van Rooijen onderzoek verricht, echter niet met een bevredigend resultaat.<br />
H. Van Rooijen, De oorsprong van de Orde der Kruisbroeders ofKruisheren. De geschiedbronnen.<br />
in: Clairlieu, jg. 19, 1961, pp. 66 - 73<br />
Toen het huis van Seyil verdwenen was, miste de jonge stichting de bron, waaruit zij ontstaan<br />
was en waarvan zij leefde. Als oudste der overgebleven huizen trad het huis van Hoei in de<br />
rechten van Seyil.<br />
115 CR. Hermans, Annales, II, p. 65; Handschrift 25 D 11, Luik, Bibliotheek<br />
Grootseminarie; Codex Pontis Coeli, Diisseldorf, Staatsarchiv, H XI,3, fol. 3r<br />
116 H. Van Rooijen, De oorsprong van de Orde der Kruisbroeders ofKruisheren. Degeschiedbronnen.<br />
in: Clairlieu, jg.19, 1961, pp. 74-75. Hermans voegde de naam "Hoei" toe. CR.<br />
Hermans, Annales, II, p. 529
DE OORSPRONG VAN DE ORDE VAN HET H. KRUIS 77<br />
Poort en kerk van het voormalige kruisherenklooster van Doornik
78 DE OORSPRONG VAN DE ORDE VAN HET H. KRUIS<br />
• Op 21 oktober 1248 schreef de paus aan de bisschoppen van<br />
Lincoln, Langres en twee dagen later ook aan de elect-bisschop van<br />
Luik117: "(...) Daarde (...) prior en broeders van Heilig-Kruis van uw<br />
bisdom verlangen, volgens de regel van de zalige Augustinus en sommige<br />
instellingen van de predikbroeders, naar ze verzekeren, de Heer<br />
te dienen, vragen ze ons (...) hun toestemming te verlenen, het goddelijk<br />
officie en de instellingen van diezelfde (predikbroeders) te<br />
gebruiken, zo echter, dat er een ander kleed mogen dragen en bezittingen<br />
mogen ontvangen(...). Daar wij nu op ditpunt (de zaak) op u<br />
willen afwentelen, die de plaatselijke bisschop zijt, dragen wij u op,<br />
hen op onsgezag hetgevraagde toe te staan, ah het u nuttig lijkt (...)"<br />
De bisschoppen van drie diocesen kregen de opdracht om de<br />
kruisbroeders in hun diocees toe te laten om God te dienen, vol<br />
gens de Regel van Sint-Augustinus en sommige instellingen van de<br />
Dominicanen, met een nadrukkelijk voorbehoud voor een eigen<br />
kleding en het bezitten van goederen in gemeenschap. Nu bijna<br />
een halve eeuw geleden, waren een aantal Engelstalige vorsers<br />
ervan overtuigd, dat de Orde van het H. Kruis oorspronkelijk<br />
bestond uit broeders, die tot de familie van de mendikanten behoorden.<br />
Pas later ontwikkelde de orde zich tot een orde van reguliere<br />
kanunniken en wist daardoor in 1274 op het Concilie van<br />
Lyon de opheffing te voorkomen.118<br />
In 1248 was Robert Grosseteste (ca.1170 — 1253) bisschop van<br />
het grootste Engelse bisdom. Hij had grote bewondering voor de<br />
nieuwe beweging van de bedelorden, in het bijzonder voor de<br />
Franciscanen en de Dominicanen. Hij vroeg voortdurend om be-<br />
kwame mannen uit deze orden, die in zijn bisdom werkzaam konden<br />
zijn. Wei kwam hij in conflict met de oude orden, die voor de<br />
handhaving van hun privileges opkwamen. Want Grosseteste was<br />
een fervent aanhanger van het recht op bisschoppelijke visitaties.<br />
Hij zag geen brood in kleine groepen kloosterlingen die zich<br />
bovendien op exemptie beriepen. De kruisbroeders was hij niet<br />
117 Het origineel ging verloren, maar een kopie uit de veertiende eeuw bleef bewaard.<br />
118 J.M. Hayden, The Crosiers in England and France, in: Clairlieu, jg.22, 1964, pp. 92<br />
- 93, inch voetnoot 1.
DE OORSPRONG VAN DE ORDE VAN HET H. KRUIS 79<br />
genegen. Het klooster van Whaplode kreeg geen bisschoppelijke<br />
goedkeuring.119 De goederen van Whaplode werden in 1260 door<br />
Petrus, die zich later prior provincialis fratrum sancte Crucis in<br />
Anglia noemde, aan Adam de Hakebech, een erfgenaam van<br />
Robert d'Oyry, terugverkocht en gingen via hen over aan de<br />
Benedictijnen van Spalding. Vanuit Whaplode verhuisden de<br />
kruisbroeders vermoedelijk naar London: in 1249 verleende de<br />
koning van Engeland simple protection aan de kruisbroeders.120<br />
Hoe belandden de kruisbroeders van het bisdom Luik in het bisdom<br />
Langres? In 1240 werd Robertus de Thorota (de Torote, de<br />
Tourotte) van Langres naar de bisschopszetel van Luik verplaatst.<br />
Voor zijn benoeming tot bisschop van Langres was hij van 1229<br />
tot 1232 aartsdiaken van Luik geweest. In 1245 was hij aanwezig<br />
op het concilie van Lyon. Hoeveel kruisbroeders in Langres leefden<br />
en in welke kloosters, weten we niet. In 1248 was Hugo III van<br />
Rochecorbon bisschop van Langres. Hij hechtte zijn goedkeuring<br />
aan de statuten van de kruisbroeders niet. Op het ogenblik van het<br />
pauselijk schrijven was hij namelijk met de heilige Lodewijk op<br />
kruistocht. Hij stierf op 13 april 1250 aan de pest tijdens het beleg<br />
van Damiate in Egypte.<br />
De enige, die op de pauselijke opdracht reageerde, was de electbisschop<br />
van Luik. Hij deed dat in een oorkonde op 31 december<br />
1248121: "aan de beminde zonen, de prior en broeders van Heilig<br />
Kruis van ons Luiks bisdom.(...) En omdat wij de kerk der Christusgelovigen<br />
in onze tijd naarstig verlangen uit te breiden, en ook U<br />
119 J. Bulloch, The crutchedfriars, in: Records of the Scottish Church History Society, 1951,<br />
p. 97; H. Van Rooijen, De oorsprong van de Orde der Kruisbroeders ofKruisheren. De geschiedbronnen.<br />
in: Clairlieu^ j'g.19, 1961, p. 80<br />
120 Van Rooijen veronderstelde dat Grosseteste tegen de kruisbroeders was, omdat zij te<br />
weinig op wetenschap gericht waren. H. Van Rooijen, De oorsprong van de Orde der<br />
Kruisbroeders of Kruisheren. De geschiedbronnen. in: Clairlieu, jg. 19, 1961, pp. 80-81; J.M.<br />
Hayden, The Crosiers in England and France, in: Clairlieu, jg.22, 1964, pp. 99-100<br />
H. Van Rooijen, De oorsprong van de Orde der Kruisbroeders ofKruisheren. De geschied<br />
bronnen. in: Clairlieu, 1961, pp. 84-96. De oudste kopieen van deze oorkonde stammen uit<br />
de zestiende eeuw! Vermoedelijk werd de oorkonde op verschillende plaatsen aangepast'. Zo<br />
bijvoorbeeld in de aanhef werd "prior en zonen van Heilig Kruis van ons Luiks bisdom" vervangen<br />
door "prior en zonen van Heilig Kruis buiten de muren van de stad Hoei van ons Luiks<br />
bisdom".
80 DE OORSPRONG VAN DE ORDE VAN HET H. KRUIS<br />
dienaars van het Kruis om de eerbied voor de Gekruisigde, in wiens<br />
titel en lijden gij eerbiedig getekend zijt, in uw goede gezindheden en<br />
goddelijke beschouwingen (verlangen) te bewaren, door onze raad met<br />
rijpe en voorzichtige beraadslaging; gezien en beschouwd hebbende uw<br />
verzoeky dat in de brief van onze allerheiligste heer in Christus, de<br />
paus vervat is en bijzonderlijk aan onze uitvoering is toevertrouwd;<br />
(gezien) ook de goedgekeurde regel van de zalige Augustinus; gezien de<br />
instellingen van de predikbroeders, waardoor gij in het bijzonder<br />
bestuurd wilt worden}(...)'\ Uit de tekst van de oorkonde blijkt dat<br />
de kruisbroeders van plan waren om verschillende hoofdstukken<br />
uit de statuten van de Dominicanen te compileren. De oertekst<br />
bestaat niet meer, maar wel beschikken we over een tiental kopieen<br />
van latere datum.122<br />
H. Van Rooijen heefi: deze oorkonde nauwgezet onderzocht en<br />
is tot het besluit gekomen dat ze vermoedelijk in de loop van de<br />
veertiende eeuw werd vervalst, toen de kruisbroeders van Hoei de<br />
behoefte voelden om hun rechten als moederhuis en bakermat van<br />
de orde door officiele documenten te bekrachtigen.123 Hoei was<br />
aanvankelijk niet de bakermat van de orde. De ecclesia S. Crucis de<br />
Clara loco, gelegen apud villam quae dicitur Seyil was het middelpunt,<br />
waartoe ook de huizen van Hoei, Libines (?), Cubley (?)<br />
en Whaplode, Comburg en Hamuletrad behoorden. Kleine<br />
kanonikale stichtingen konden zich echter vaak niet handhaven en<br />
werden gemakkelijk opgeslorpt door grotere instellingen. Daarom<br />
is het niet uitgesloten dat van de eerste stichtingen tenslotte alleen<br />
Hoei overbleef, dat dan de plaats van het oorspronkelijke moeder<br />
huis innam.<br />
122 M. Vinken, De spiritualiteit der kruisheren, Antwerpen, 1953, p. 14<br />
123 Op verschillende plaatsen werd de oorkonde vervalst door prior en broeders van Heilig<br />
Kruis van ons Luiks bisdom te vervangen door prior en broeders van Heilig Kruis buiten de<br />
muren van de stad Hoei van ons Luiks bisdom. In 1248 was de prior van het klooster, dat bij<br />
Hoei was opgetrokken, prior van Sint-Theobaldus. Zijn broeders werden broeders van Heilig<br />
Kruis genoemd, omdat dit klooster een pertinentia was van de ecclesia Sanctae Crucis de Clara<br />
loco. Het klooster buiten de muren van Hoei werd in de (vervalste) oorkonde fons et caput<br />
van de ganse orde der Cruciferi genoemd. De naam Cruciferi werd in de dertiende eeuw nooit<br />
gebruikt om er de kruisbroeders mee aan te duiden. Pas op het einde van de veertiende eeuw<br />
duikt deze naam op. H. Van Rooijen, De oorsprong van de Orde der Kruisbroeders of<br />
Kruisheren. De geschiedbronnen. in: Clairlieu, 1961, pp. 84 - 87
DE OORSPRONG VAN DE ORDE VAN HET H. KRUIS 81<br />
Een analyse van de oorkonde van Hendrik van Gelder en de<br />
tekst van de oudste constituties van de kruisbroeders leverde volgens<br />
A. Van de Pasch een verrassend resultaat op. In de oorkonde<br />
ontbraken namelijk de hoofdstukken De electione Prioris Generalis<br />
en De cellis. Bij de keuze uit de statuten van de Dominicanen vond<br />
men blijkbaar het hoofdstuk over de verkiezing van de priores voldoende,<br />
terwijl men de Dominicanen heel zeker niet wilde volgen<br />
in hun wetenschappelijke aspiraties.124 Vermoedelijk was in 1248<br />
het ordesverband nog niet sterk. De huizen stonden in zekere zin<br />
als evenwaardige gemeenschappen naast elkaar. Wei kon men de<br />
andere huizen beschouwen zlsfiliaevan Clarus locus. Een dergelijk<br />
verband tussen mater en filiae was ook bij de oudere orden al bekend.<br />
Dat belette de afzonderlijke huizen niet om autonoom een<br />
prior te kiezen. Bovendien was er geen plaats voor een algemene<br />
overste, een prior-generaal, die ook prior van het moederklooster<br />
was. De prior van het moederklooster werd gekozen zoals de<br />
andere priores. Hooguit was hij primus inter pares.<br />
Vanaf een zeker ogenblik hebben de prior en de communiteit<br />
van Hoei getracht om het prioraat van Hoei aan betekenis te doen<br />
winnen. Anders gezegd: niet alleen werd het 'centrum' van de orde<br />
naar Hoei verplaatst, dat later Clairlieu heette, maar ook de beteke<br />
nis van dit 'centrum' ten overstaan van de andere communiteiten<br />
nam toe. Die verplaatsing kon uiteraard maar geschieden, nadat<br />
het oorspronkelijke centrum aan betekenis verloor of helemaal<br />
verdween. Dit gebeurde voor 1322. In dat jaar werd de nieuwe<br />
kerk van Hoei geconsacreerd. Ze was toegewijd aan het Heilig<br />
Kruis. Tot dan toe was de kerk van Hoei een ecclesia Sancti<br />
Theobaldi geweest. Nu was het laten vallen van een kerkpatroon<br />
volgens het vigerende kerkelijk recht een zeer uitzonderlijk feit.<br />
Maar toen Heilig Kruis van Clairlieu wegviel, moest er naar de<br />
toen geldende opvattingen een ander Heilig Kruis voor in de plaats<br />
komen, of de orde zou haar naam verliezen. Vermoedelijk heeft:<br />
Hoei toen zijn kerkpatroon laten vallen om het monasterium<br />
124 A. Van de Pasch, De tekst van de constituties der Kruisheren van 1248. in: Handelingen<br />
van de Koninklijke Commissie voor Geschiedenis, Brussel, t. 117, 1952, pp. 1-96. Het hoofdstuk<br />
De cellis heette bij de Dominicanen De studentibus.
82 DE OORSPRONG VAN DE ORDE VAN HET H. KRUIS<br />
Sanctae Cruets te worden. Toch bleef de herinnering aan Sint-<br />
Theobaldus bewaard: een suppliek van 1361 wees op het bestaan<br />
van een altaar van Sint-Jan-de-Doper en Sint-Theobaldus in de<br />
kruisbroederskerk van Hoei.125<br />
In 1322 heette het klooster van Hoei ecclesia Sanctae Crucis de<br />
Huyo. De naam Clarus locus werd vooralsnog niet toegevoegd. Pas<br />
in een keizerlijke oorkonde van 1417 werd voor het eerst gesproken<br />
van de Prior principalis et fontalis Domus Cruciferorum suorumque<br />
professorum ordinis Sanctae Augustini, in Claw Loco prope<br />
Hoyum. Uit deze oorkonde blijkt voor het eerst, dat de kruisbroeders<br />
van Hoei, die de positie van het eerste huis van de orde<br />
waren gaan innemen en ook in die zin hun kerkpatroon wijzigden,<br />
eveneens de plaatselijke benaming van het oudste klooster hadden<br />
overgenomen. Daarmee hadden ze de oorkonde van paus<br />
Innocentius IV van 1 oktober 1248 volledig op hun eigen kloos<br />
ter toepasselijk gemaakt.1 126<br />
Enkele oorkonden uit de eerste helft van de veertiende eeuw<br />
maken gewag van de grotere invloed van Hoei in de orde.<br />
De eerste oorkonde - die van Johannes XXII, uitgegeven op<br />
29 maart 1318 — werd door de paus gericht Priori Generali et<br />
Fratribus Sanctae Crucis Ordinis beati Augustini. Met Prior<br />
Generalis werd de prior van Hoei bedoeld. Geleidelijk aan<br />
begon het convent van Hoei de plaats van de ecclesia Sanctae<br />
Crucis in te nemen. Vier jaar later werd de nieuwe kerk van<br />
Hoei officieel aan het Heilig Kruis toegewijd, maar door in<br />
1318 al te spreken van de prior generaliswas Hoei in dat jaar<br />
de facto "het Heilig Kruis" geworden.<br />
De tweede oorkonde - die van Benedictus XII, uitgegeven op<br />
4 mei 1340 — was gericht priori et conventui Prioratus princi<br />
palis Sanctae Crucis de Huyo Ordinis Sancti Augustini<br />
Leodiensis Diocensis. Hoei werd hier aangeduid als het voor-<br />
125 H. Van Rooijen, De oorsprong van de Orde der Kruisbroeders ofKruisheren. De geschiedbronnen.<br />
in: Clairlieu, 1961, pp. 92-93, noot 13<br />
126 C.R. Hermans, Annales, II, p. 215; H. Van Rooijen, De oorsprong van de Orde der<br />
Kruisbroeders of Kruisheren. De geschiedbronnen. in: Clairlieu, 1961, p. 105
DE OORSPRONG VAN DE ORDE VAN HET H. KRUIS 83<br />
naamste prioraat van het Heilig Kruis. Daarmee werd de positie<br />
van Hoei veilig gesteld. Aangezien immers een statuut<br />
opgesteld werd, waarin gevraagd werd om alle kerken van de<br />
orde aan het Heilig Kruis toe te wijden, werden ook de andere<br />
kloosters een ecclesia Sanctae Crucis.127<br />
Vermoedelijk startte het getouwtrek om het centrum van de orde<br />
te worden vanuit het klooster van Hoei al geruime tijd voor 1322.<br />
Verschillende feiten ondersteunen deze stelling:<br />
> Op 4 juli 1254 verleende paus Innocentius IV een<br />
oorkonde aan de kruisbroeders van Hoei, "(...) aan de<br />
beminde zonen, de prior en broeders van Heilig Kruis in de eccle<br />
sia van Hoei, van de orde van Sint-Augustinus, van het Luikse<br />
diocees. (...) wij staan U toe, om als het land onder een algemeen<br />
interdict ligt, met gesloten deuren, terwijl de onder interdict<br />
gestelde en geexcommuniceerde zijn buitengesloten, zonder<br />
klokgelui, met gedempte stem, het goddelijk officie te mogen<br />
vieren, als gij maar niet de oorzaak van het interdict geleverd<br />
hebt, en gij niet zelfspeciaal onder interdict geplaatst zijt. (.. .)"m<br />
Op 1 oktober 1248 stond de paus in de bul Religiosam vitam<br />
eligentubus hetzelfde al toe aan de kruisbroeders van Clarus<br />
locus iw aan zi)n pertinentiae. In 1248 werd Hoei genoemd als<br />
pertinentia van Clarus locus. Nu blijkt dat er van een eigen<br />
ecclesia de Huyo sprake was. Deze ecclesia van Hoei werd niet<br />
ecclesia van Heilig Kruis genoemd, omdat zij dat toen niet was.<br />
Een volledige aanduiding had van Ecclesia Sancti Theobaldi<br />
moeten spreken.<br />
> Bestond Clarus locus Seyil nog in 1270? Voorheen werden<br />
de kruisbroeders aangeduid als fratres Sanctae Crucis, waarvan<br />
het centrum de ecclesia Sanctae Crucis de Claw loco was. Vanaf<br />
1270 werden de leden van de orde aangeduid As fratres Crucesignati,<br />
de 'met het kruis getekende broeders'. In het Frans<br />
sprak men van les Croisies (Croizies) en in het Engels van the<br />
127 A. Van de Pasch, De tekst van de constituties der Kruisheren van 1248. in: Handelingen<br />
van de Koninklijke Commissie voor Geschiedenis, Brussel, t. 117, 1952, p. 47<br />
128 H. Van Rooijen, De oorsprong van de Orde der Kruisbroeders ofKruisheren. De geschied-<br />
' bronnen. in: Clairlieu, 1961, pp. 104 - 105
84 DE OORSPRONG VAN DE ORDE VAN HET H. KRUIS<br />
Crutched Friars. Cruce-signati was ook de naam waarmee de<br />
Kruisvaarders werd aangeduid. Op een eventuele band van de<br />
kruisbroeders met de Kruisvaarders/Kruistochten werd in de<br />
statuten van de kruisbroeders en ook in de bewaard gebleven<br />
kopieen van oorkonden evenwel nergens gewezen.<br />
> In 1287 groef Johannes Novelan, een Parijse kruisbroeder, in<br />
Keulen het gebeente op van de heiligen Ida en Odilia. Vijf<br />
jaar later werden de relieken van Odilia in Hoei plechtig in<br />
een schrijn opgeborgen. Odilia werd de beschermheilige van<br />
de Orde van het Heilig Kruis (zie verder 3.2.2).<br />
> Op 27 September 1291 verleende paus Nicolaas IV aan de<br />
prior en de broeders van het Heilig Kruis in Caen in het bis-<br />
dom Bayeux, aflaten, die jaarlijks in de kloosterkerk verdiend<br />
konden worden op de feesten van Sint-Augustinus, Sint-<br />
Theobaldus en het H. Kruis en de acht daarop volgende<br />
dagen. Het voorkomen van Sint-Theobaldus, toen nog<br />
patroon van Hoei, was volgens H. Van Rooijen veel-<br />
zeggend.129<br />
> In de tweede helft van de dertiende heeft stichtten de kruis<br />
broeders een aantal kloosters, waarvan de band met een<br />
moederhuis niet direct aanwijsbaar was. Omstreeks 1250<br />
hadden de kruisbroeders in Namen een klooster gesticht, dat<br />
toegewijd was aan het Heilig Kruis. In Toulouse vestigden zij<br />
zich voor 1256. Korte tijd later gingen zij ook wonen in Parijs<br />
(voor 1258), York (ca. 1260), Kildale (voor 1260) en Luik<br />
(voor 1270). Nog andere stichtingen vonden plaats in de der<br />
tiende eeuw: Welnetham (1274), Caen (ca. 1275), Condren<br />
(1280), London (1282), Doornik (1284), Carignan (1286),<br />
Suxy (1286), Banet (1292), Barham (1293) en Beyenburg<br />
(1298). Voor de meeste van deze kloosters weten we<br />
nauwelijks iets over de herkomst van de eerste kruisbroeders<br />
en over de band met een moederklooster.<br />
129 H. Van Rooijen, De oorsprong van de Orde der Kruisbroeders ofKruisheren. De geschiedbronnen.<br />
in: Clairlieu, 1961, p. 93
DE OORSPRONG VAN DE ORDE VAN HET H. KRUIS 85<br />
Namen: F. Danhaive en V. Berliere beweerden dat het<br />
klooster gesticht werd rond 1220 door Theodorus van<br />
Celles, dus nog voor de orde door de paus werd<br />
goedgekeurd.130 Danhaive beweerde bovendien dat<br />
Theodorus het klooster plaatste onder de bescherming<br />
van de heilige Odilia, terwijl op dat ogenblik van Odilia-<br />
verering nog geen sprake was. De oudste documenten<br />
stammen uit 1250. Op dat ogenblik was het klooster<br />
toegewijd aan het Heilig Kruis.131 Op 1 juli 1254 verleende<br />
de paus de bul Religiosam vitam eligentibus, die op<br />
1 oktober 1248 aan de prior en de kruisbroeders van<br />
Clairlieu verstrekt werd, eveneens aan de prior en de<br />
broeders van de ecclesia van het Heilig Kruis van<br />
Namen.132<br />
Toulouse: net als in Hoei en in Namen werd het kloos<br />
ter gebouwd buiten de stadswallen. De kloosterkerk was<br />
toegewijd aan het Heilig Kruis. De eerste documenten<br />
die handelen over Toulouse, spreken over 1256 als begindatum.<br />
Russelius gaf 1248 als stichtingsjaar en er is zelfs<br />
een traditie die zegt dat Theodorus van Celles himself<br />
het klooster stichtte in 1220, toen hij in Toulouse tegen<br />
de Albigenzen preekte.133<br />
Parijs: De kruisbroeders kwamen naar Parijs tijdens de<br />
regering van Lodewijk de Heilige (1216-1270). De ko-<br />
ning stichtte een aantal hospitalen en nodigde kloos-<br />
terorden uit om de zorg voor de armen van hem over te<br />
nemen. Vermoedelijk arriveerden de kruisbroeders rond<br />
130 F. Danhaive, Notice historique sur le Convent des Croisiers de Namur. Namur, 1931, Le<br />
Guetteur Wallon, 8, 1931, pp. 3-36 ; V. Berliere, Les Croisiers de Namur. in : Monasticon Beige,<br />
t. 1, 1890, 1897, pp. 150-152, 189-190, 462 en 490<br />
131 R. Janssen & P. Winkelmolen, Repertorium Canonicorum <strong>Regular</strong>ium Ordinis Sanctae<br />
Crucis 1248- 1840, Maaseik, 2002, pp. 117 en 147<br />
132 H. Van Rooijen, De oorsprong van de Orde der Kruisbroeders ofKruisheren. De geschiedbronnen.<br />
in: Clairlieu, 1961, pp. 101 - 103<br />
133 Die traditie zag een zekere logica in de stichting van Toulouse. De Dominicanen kwa<br />
men er wonen in 1215, de Franciscanen in 1222, de Trinitariers in 1237, de Mercedariers in<br />
1251, de Zakbroeders in 1262, de Karmelieten in 1263 en de Augustijnen in 1267. R.<br />
Janssen & P. Winkelmolen, Repertorium Canonicorum <strong>Regular</strong>ium Ordinis Sanctae Crucis<br />
1248-1840, Maaseik, 2002, p. 186
86 DE OORSPRONG VAN DE ORDE VAN HET H. KRUIS<br />
1250 in Parijs. In 1258 stond de koning hen toe om zich<br />
te vestigen in de Rue de la Bretonnerie nadat zij ermee<br />
akkoord gingen de gronden, die ze tot dan toe in eigendom<br />
hadden, over te dragen aan Robert de Sorbonne<br />
voor de oprichting van de Sorbonne.134<br />
0 York en Kildale: Omstreeks 1260 trachtten de kruisbroeders<br />
een klooster te stichten in York en Kildale.<br />
Omdat de bisschop van York zich tegen hun komst<br />
verzette, moesten zij hun plannen al vlug opgeven.135<br />
° Luik: na Hoei en Namen was Luik de derde Maasstad<br />
die de kruisbroeders verwelkomde. Omstreeks 1270<br />
stond prins-bisschop Hendrik van Gelder hen toe om<br />
een klooster te bouwen op een terrein dat toebehoorde<br />
aan de Sint-Jacobsabdij. De omstandigheden, die tot de<br />
oprichting van het klooster leidden, bleven onbekend.<br />
Bewaard bleef wel een overeenkomst van 26 September<br />
1273, die betrekking had op de definitieve vestiging van<br />
het klooster.136<br />
° Welnetham: drie karakteristieken kenmerkten alle cruciferi<br />
in Engeland: een legendarische oorsprong, de Regel<br />
van Sint-Augustinus en een voorliefde voor hospitalen.<br />
Niet alleen de 'Belgische' maar ook de Italiaanse en<br />
Boheemse kruisbroeders waren in Engeland werkzaam.<br />
Over de Engelse kloosters van de Belgische kruisbroeders<br />
weten we niet veel. Ook niet over Welnetham, dat in de<br />
verslagen van de generale kapittels enkele keren werd<br />
vernoemd.137<br />
° Caen: de eerste leden van dit convent kwamen omstreeks<br />
1275 uit het klooster van Parijs. De eerste honderd jaren<br />
van hun bestaan waren vol kommer en zorg.1 138<br />
134 J.M. Hayden, The Croisiers in England and France, in: Clairlieu, jg.22, 1964, p. 103<br />
135 R. Janssen & P. Winkelmolen, Repertorium Canonicorum <strong>Regular</strong>ium Ordinis Sanctae<br />
Crucis 1248 - 1840, Maaseik, 2002, p. 210<br />
136 R. Janssen & P. Winkelmolen, Repertorium Canonicorum <strong>Regular</strong>ium Ordinis Sanctae<br />
Crucis 1248 - 1840, Maaseik, 2002, p. 128<br />
137 R. Janssen & P. Winkelmolen, Repertorium Canonicorum <strong>Regular</strong>ium Ordinis Sanctae<br />
Crucis 1248 - 1840, Maaseik, 2002, pp. 88 - 89<br />
138 R. Janssen & P. Winkelmolen, Repertorium Canonicorum <strong>Regular</strong>ium Ordinis Sanctae<br />
Crucis 1248 - 1840, Maaseik, 2002, p. 63
DE OORSPRONG VAN DE ORDE VAN HET H. KRUIS 87<br />
c<br />
'a<br />
■J-.<br />
%<br />
; 1
88 DE OORSPRONG VAN DE ORDE VAN HET H. KRUIS<br />
0 Condren: Omstreeks 1280 werd in Condren een klein<br />
klooster voor de kruisbroeders gebouwd. De kerk werd<br />
toegewijd aan Sint-Eligius. De eerste prior, Jean de<br />
Hargny (prior ca.1284) stond aan de wieg van het<br />
kruisherenklooster van Doornik. Tot in de vijftiende<br />
eeuw wisselden Condren en Doornik conventualen uit.<br />
Het klooster bezat een hospitium.139<br />
° London: (zie Welnetham); de namen van de eerste kruis<br />
broeders van London duiken op in 1298: Adam (prior, +<br />
1319), Ralph Hosier en William Sebem (Sabernes).<br />
Ralph Hosier en William Sebem waren weldoeners en<br />
commensaal van het klooster. In 1298, onder het prioraat<br />
van Adam), trokken zij het habijt aan.140<br />
° Doornik: Op verzoek van Guy de Chatillon, graaf van<br />
St.-Pol, stichtte Jean de Hargny, prior van de kruis<br />
broeders van Condren ( bisdom Noyon) in 1284 een<br />
klooster in Doornik. Deze Franse kruisbroeders vestigden<br />
zich in de Montpaillart, een buurt met veel herbergen<br />
en logementen. De graaf schonk hen grond om een<br />
klooster te bouwen in de parochie van Saint-Jean des<br />
Chauffours in Montpaillart. Verder beloofde hij bossen<br />
en landerijen. Maar die belofte loste hij niet in. In 1288<br />
keurde paus Nicolaas IV de stichting van het nieuwe<br />
klooster goed.141<br />
° Carignan: Vanaf 1286 verbleven er kruisheren in<br />
Carignan. Op verzoek van de graaf van Chiny vestigden<br />
zij zich buiten de muren van de stad en namen de zorg<br />
op zich van een hospitaal en een kapel die was toegewijd<br />
aan de heilige Gertrudis. Minstens een kruisheer<br />
resideerde in Carignan, soms waren er twee, waarvan een<br />
priester was.142<br />
139 R. Janssen & P. Winkelmolen, Repertorium Canonicorum <strong>Regular</strong>ium Ordinis Sanctae<br />
Crucis 1248 - 1840, Maaseik, 2002, p. 69<br />
140 J.M. Hayden, The Crutched Friars revisited, in: Clairlieu, jg. 53, 1995, p. 66<br />
141 R. Janssen & P. Winkelmolen, Repertorium Canonicorum <strong>Regular</strong>ium Ordinis Sanctae<br />
Crucis 1248 - 1840, Maaseik, 2002, p. 72<br />
142 R. Janssen & P. Winkelmolen, Repertorium Canonicorum <strong>Regular</strong>ium Ordinis Sanctae<br />
Crucis 1248 - 1840, Maaseik, 2002, p. 66
DE OORSPRONG VAN DE ORDE VAN HET H. KRUIS 89<br />
0 Suxy: De graven van Chiny stichtten drie priorijen van<br />
de kruisheren, met name in Suxy, Carignan en Virton.<br />
Deze drie priorijen moesten gastvrijheid verschaffen aan<br />
voorbijtrekkende religieuzen, armen en pelgrims.<br />
Daarom was aan elk van deze kloosters een hospitaal of<br />
gasthuis verbonden. In de stichtingsoorkonde van Suxy<br />
werd over deze vorm van gastvrijheid nochtans niet<br />
gerept. Lodewijk V, graaf van Chiny, bood de kruis<br />
broeders van Hoei in 1286 de kapel van de heilige<br />
Theobald bij Suxy aan. Zij lag op de weg van Keulen<br />
naar Reims. In de onmiddellijke nabijheid van deze<br />
kapel bouwden de kruisbroeders hun klooster. De graaf<br />
van Chiny zorgde ervoor dat zij een redelijk bestaan konden<br />
leiden en in hun eigen behoeften zouden kunnen<br />
voorzien: ze kregen land om op te wonen en in cultuur<br />
te brengen, ongeveer twintig ha. Ze mochten hout<br />
sprokkelen in de bossen van de graaf voor hun ovens en<br />
hun haarden. Bovendien ontvingen ze hout om een huis<br />
en een molen te bouwen. Tenslotte mochten ze in de ri-<br />
vieren van de graaf vissen voor eigen gebruik. Het is<br />
zeker dat van de opbrengst van de landerijen die de graaf<br />
van Chiny geschonken had, een aantal kruisbroeders<br />
konden leven. Toch werd het klooster van Suxy door-<br />
gaans slechts door een kruisheer bewoond. Het beheer<br />
van de landerijen was zijn belangrijkste taak. In de kerk<br />
vierde hij de jaargetijden voor de gestorven weldoeners<br />
en voor de overleden inwoners van Suxy. 143<br />
° Banet: Misschien hebben de kruisbroeders in 1292 een<br />
klooster gesticht in het Noorden van Frankrijk, met<br />
name in Banet. We weten niet of dit het geval was. Waar<br />
het klooster gestaan zou hebben en hoe groot het was, is<br />
evenmin bekend. Er bleven ook geen namen van conventuales<br />
bewaard.144<br />
° Barham: (zie Welnetham)<br />
143 R. Janssen & P. Winkelmolen, Repertorium Canonicorum <strong>Regular</strong>ium Ordinis Sanctae<br />
Crucis 1248-1840, Maaseik, 2002, p. 183<br />
144 R. Janssen & P. Winkelmolen, Repertorium Canonicorum <strong>Regular</strong>ium Ordinis Sanctae<br />
Crucis 1248 - 1840, Maaseik, 2002, p. 47
90 DE OORSPRONG VAN DE ORDE VAN HET H. KRUIS<br />
° Beyenburg: Het eerste kruisherenklooster in het<br />
Rijnland werd in 1298 in Beyenburg gesticht. Het<br />
plaatsje Beyenburg was gelegen aan de Wupper en aan de<br />
hoofdverbindingswegen tussen het Rijnland en<br />
Westfalen. Zo lag het op de hanseroute tussen Keulen en<br />
Dortmund. Graaf Adolf V von Berg (1259-1296) riep de<br />
kruisbroeders naar Beyenburg en schonk hun de bedie<br />
ning van de slotkapel van zijn domein Steinhaus, die<br />
toegewijd was aan de heilige Maria Magdalena. Vlak bij<br />
deze kapel lag een gasthuis, waarvan de handelaars en de<br />
pelgrims gebruik maakten. De eerste kruisbroeders kwamen<br />
vermoedelijk uit het klooster van Luik. Zij namen<br />
de zorg van dit gasthuis op zich. Verbonden aan dit hospitaal<br />
was ook het tolrecht van de brug over de Wupper.<br />
Van dit tolrecht maakten de kruisheren gebruik tot aan<br />
het einde van de achttiende eeuw. Graaf Adolf von Berg<br />
gaf de kruisbroeders verlof zich te vestigen in zijn versterkte<br />
hoeve Steinhaus. De aartsbisschop van Keulen<br />
stemde in 1301 in met hun komst, maar de parochiekerk<br />
van Liittringhausen, waaronder Steinhaus viel,<br />
mocht er geen hinder van ondervinden. Wei kregen de<br />
religieuzen verlof om op hun erf een klooster te bouwen.<br />
Van dit verlof maakten zij evenwel geen gebruik. Want<br />
samen met Steinhaus hadden zij immers de bediening<br />
gekregen van de kapel die was toegewijd aan Maria<br />
Magdalena. Die kapel was niet afhankelijk van een ander<br />
klooster of van een parochie. De kruisheren oefenden er<br />
op bescheiden wijze zielzorg uit. Vooral openden zij hun<br />
deuren voor armen en behoeftigen. Verder brachten zij<br />
de dagen door met studie en gebed. Vanuit dit klooster<br />
Beyenburg werd in 1307 het klooster van Keulen ge<br />
sticht.145<br />
> Tussen de hierboven genoemde kloosters bestond, zeker in de<br />
dertiende eeuw, geen (h)echte band. Een paar gemeenschappelijke<br />
kenmerken vallen niettemin op, zij het niet bij alle<br />
145 R. Janssen & P. Winkelmolen, Repertorium Canonicorum <strong>Regular</strong>ium Ordinis Sanctae<br />
Cruets 1248 - 1840, Maaseik, 2002, pp. 52 - 53
DE OORSPRONG VAN DE ORDE VAN HET H. KRUIS 91<br />
stichtingen in even sterke mate: van de beginjaren van de<br />
meeste stichtingen bleef heel weinig informatie bewaard; bij<br />
voorkeur vestigden de kruisbroeders hun kloosters buiten de<br />
stadsmuren; plaatselijke heren schonken gronden en bronnen<br />
van inkomsten; vaak bezaten zij een hospitium; in de kloosterkerken<br />
waren er altaren van het Heilig Kruis, maar ook ter<br />
ere van reeds voor de komst van de kruisbroeders plaatselijk<br />
vereerde heiligen; slechts een paar stichtingen onderhielden<br />
onderlinge contacten; de kruisbroeders stonden in voor de<br />
goddelijke eredienst in de kerk waaraan ze verbonden waren.<br />
De gemeenschappelijke kenmerken van de in de dertiende<br />
eeuw gestichte kloosters van kruisbroeders verwezen naar het<br />
ontstaan en de groei van de instituten van reguliere kanunniken.<br />
• Op 10 januari 1249 verleende kardinaal-diaken Petrus<br />
Capuccius de kruisbroeders het recht " (...) op uw devoot verzoek,<br />
het gezag te moeten verlenen, om in uw kerken en kapellen, ook als ze<br />
nog niet gewijd zijn, klokken te mogen hebben en het goddelijk officie<br />
te vieren, als ten minstegeen ander recht in de wegstaat. (...)"146 Deze<br />
oorkonde was waarschijnlijk de afspiegeling van de bewogen tijd,<br />
waarin ze werd opgesteld. Aken was gevallen, de tegenkeizer was<br />
gekroond, maar Frederik II bezat nog tal van aanhangers in het<br />
rijk. In dergelijke omstandigheden was het niet gemakkelijk om<br />
nieuw gestichte kerken en kapellen onmiddellijk te laten inwijden.<br />
Capuccius stamde uit een beroemd Romeins geslacht en stond<br />
in de gunst van paus Innocentius IV (1243-1254). De paus verhief<br />
hem tot kardinaal-diaken, met als titelkerk San Giorgio in Velabro.<br />
Tweemaal werd hij als pauselijke legaat aangewezen in de strijd<br />
tegen keizer Frederik II, de eerste maal in Duitsland (1247-1249),<br />
de tweede maal in Italie (1249-1251). Na de dood van Innocentius<br />
IV week hij meer naar de achtergrond. Hij verbleef voortdurend<br />
aan het pauselijk hof en overleed op 19 mei 1259 in Anagni, waar<br />
146 H. Van Rooijen, De oorsprong van de Orde der Kruisbroeders ofKruisheren. De geschiedbronnen.<br />
in: Clairlieu, 1961, p. 97
92 DE OORSPRONG VAN DE ORDE VAN HET H. KRUIS<br />
het hof zich toen bevond. Tijdens zijn Duitse legatie-reis behoorde<br />
de Kruisprediking tot zijn voornaamste taak. In 1940 verkreeg de<br />
Orde van het Heilig Kruis in Rome de bediening van zijn titel-<br />
kerk, San Giorgio in Velabro.<br />
De elect-bisschop van Luik, Hendrik van Gelder, was op dat<br />
ogenblik nog maar twintig jaar oud. Hij was een man van de<br />
wapenhandel, niet van kerkelijke cultuur. De kroniekschrijver Jan<br />
van Hocsem noemde hem een ongeletterde en deelde mee, dat hij<br />
niet eens in staat was zijn brevier te bidden. Capuccius was ver-<br />
moedelijk de inspirator en de gedeeltelijke opsteller van de<br />
oorkonde van 31 december 1248. De oorkonde draagt met name<br />
de kenmerken van een curiale oorkonde, namelijk de opsomming<br />
van de hoofdstukken van de statuten. De Dominicanen steunden<br />
Rome in de strijd tegen de keizer. Als uiterst bekwame jurist was<br />
Capuccius op de hoogte van de eisen, die men in Rome aan zo'n<br />
oorkonde stelde. In zekere zin stond hij daardoor aan de wieg van<br />
de Orde van het Heilig Kruis.<br />
• Op 25 oktober 1356 verleende paus Innocentius VI een<br />
oorkonde met de volgende inhoud: "(...) aan de beminde zonen,<br />
alle prioren en broeders van de priorijen en huizen van het Heilig<br />
Kruis van de orde van Sint - Augustinus, afhangende van het huis<br />
van het Heilig Kruis van Hoei, van genoemde orde, van het Luikse<br />
diocees (...). Een verzoek (...) onsgedaan van de kant van de beminde<br />
zonen, de prior en broeders van het Heilig Kruis van Hoei, van de<br />
orde van Sint-Augustinus, van het Luikse diocees, hield in,<br />
/ dat, ofichoon zowel krachtens een oude en goedgekeurde en tot nu<br />
toe geobserveerde gewoonte, als krachtens de bepalingen van de<br />
regel van hun orde, die door de apostolische stoel bevestigd worden,<br />
de visitatie van u alien tesamen en afoonderlijk en van uw<br />
priorijen en huizen, als ook de verbetering en bestraffing van<br />
buitensporigheden, als die door iemand uwer bij tijd en wijl<br />
bedreven worden, en de instelling en bevestiging van de prioren<br />
van al uw priorijen en huizen aan de prior van genoemd huis,<br />
die er op dat ogenblik is, en die ook wel de generale prior van de<br />
broeders van het Heilig Kruis genoemd wordt, erkend wordt toe<br />
te komen;
DE OORSPRONG VAN DE ORDE VAN HET H. KRUIS 93<br />
/ dat alle broeders, die in uw genoemde priorijen worden<br />
aangenomen naargelang de tijd verplicht zijn uitdrukkelijk in<br />
handen van de prior zelfhun geloften afte leggen:<br />
y en dat gij prioren, ieder afzonderlijk, met afzonderlijke broeders<br />
van uw priorijen en huizen, iederjaar na het generate ofprovin<br />
ciate kapittel, dat ieder jaar gevierd wordt, verplicht zijt te<br />
komen:<br />
/ en dat zij, die niet komen, tenzij ze zich om wettige redenen<br />
verontschuldigen, als opstandige en ongehoorzame broeders door<br />
dezelfde prior met de verschuldigde strafbeboet kunnen worden.<br />
/ Sommigen onder u echter, die God niet voor ogen hebben en<br />
tegen de prior zelf in opstand komen, weigeren het bovenstaande<br />
te onderhouden en de prior zelfde verschuldigde eerbiedte bewijzeny<br />
(...). Wij derhalve, die vurig de rust en de vrede van alle<br />
gelovigen verlangen en tweedracht en ergernis allermeest verfoeien,<br />
(...) sporen u alien aan en vermanen u nadrukkelijk en<br />
leggen u door een apostolisch schrijven op, om aan dezelfde prior,<br />
volgens voornoemde instellingen, de vereiste en godvruchtige<br />
gehoorzaamheid en eerbied te bewijzen zodanig, dat daaruit<br />
voor u en uw orde heil en vrede voortvloeien en dezelfde prior<br />
niet gedwongen wordt om andere middelen te zoeken, die tot<br />
bescherming van u en van uw orden zouden leiden.(...)"<br />
Honderd jaar na de bul Religiosam vitam eligentubus was de priorij<br />
van Hoei het hoofdklooster van de orde geworden, in die zin<br />
dat alle andere priorijen van haar afhingen.147<br />
2.4 Juridische betekenis en betrouwbaarheid van de oudste<br />
documenten<br />
• Meer dan een halve eeuw geleden onderzocht A. Ramaekers de<br />
juridische betrouwbaarheid van de oudste documenten van de<br />
orde.148 De voornaamste bron van zijn onderzoek was de verzame-<br />
147 H. Van Rooijen, De oorsprong van de Orde der Kruisbroeders ofKruisheren. De geschiedbronnen.<br />
in: Clairlieu, 1961, pp. 113- 118<br />
148 A. Ramaekers, De Privileges der Kruisheerenorde vanafhaar ontstaan tot aan het Concilie<br />
van Trente. in: Clairlieu, jg.l, 1943, pp. 9 - 82
94 DE OORSPRONG VAN DE ORDE VAN HET H. KRUIS<br />
ling van documenten, die C.R. Hermans in 1858 samenstelde,<br />
waarin ook de pauselijke diplomata werden opgenomen, die de<br />
privileges van de orde bevatten.149 Ramaekers oordeelde: "De<br />
betrouwbaarheid van Hermans is over het algemeen boven alle twijfel<br />
verheven. Dit bleek ons voldoende uit de vergelijking van de teksten<br />
der pauselijke documenten in de Annales, met die der oude hand-<br />
scbrifien, die ervan bewaard bleven, en met de teksteny die in andere<br />
verzamelingen voorkomen.(...)"l5° Een andere vraag luidde of de<br />
oude handschriften en de verzamelingen, waarin de meeste<br />
pauselijke oorkonden voorkwamen, betrouwbaar waren.<br />
Ramaekers oordeelde van wel, ook al waren meestal de oor-<br />
spronkelijke oorkonden verloren gegaan en alleen afschriften<br />
voorhanden:<br />
♦ De formules, die in deze oorkonden werden gebruikt,<br />
komen overeen met die welke in de middeleeuwen aan de<br />
pauselijke kanselarij in gebruik waren.<br />
♦ Verschillende oorkonden, o.a. die van 1248, zijn terug te<br />
vinden in verzamelingen die gemaakt werden naar de registers<br />
van het Vaticaans Archief, waar de oorkonden geregistreerd<br />
werden, alvorens ze aan de bestemmeling werden verzon-<br />
den.151<br />
♦ Het handschrift 25 D 11 uit de bibliotheek van het<br />
Grootseminarie in Luik (de initio ac privilegiis ER Ordinis s.<br />
Crucis ab anno 1200 usque ad 1677) is afkomstig uit het<br />
kruisherenklooster van Hoei. Het werd geschreven in het<br />
begin van de zestiende eeuw en op het einde van de zeven-<br />
tiende eeuw met later verkregen oorkonden aangevuld.<br />
Hermans heeft bij de samenstelling van zijn Annales dit hand<br />
schrift meestal niet gebruikt, omdat hij het pas in handen<br />
kreeg, toen hij het grootste deel van zijn werk al had voltooid.<br />
De voornaamste bron waaruit Hermans de pauselijke oorkon-<br />
149 C.R. Hermans, Annales Canonicorum <strong>Regular</strong>ium Ordinis S. Crucis. s-Hertogenbosch,<br />
1858, 3 din.<br />
150 A. Ramaekers, De Privileges der Kruisheerenorde vanafhaar ontstaan tot aan het Concilie<br />
van Trente. in: Clairlieu, jg.l, 1943, p. 10<br />
151 E. Berger, Les re'gistres d'Innocent IV, dl. II, Parijs, 1887, p. 9; Analecta Vaticano-Belgica,<br />
vol. XV, dl.II, nr. 2374; H. Sauerland, Urkunden und Regesten zur Geschichte der Rheinlande<br />
aus dem Vatikanischen Archiv. Bonn, 1902-1913, dl. II, nr. 2332; dl. Ill, nr. 918; dl. IV, nr.<br />
836; dl. VII, nr. 128 en 1083
DE OORSPRONG VAN DE ORDE VAN HET H. KRUIS 95<br />
den overnam, was de Codex Pontis Coeli, afkomstig uit het<br />
kruisherenklooster van Briiggen. In het handschrift 25 D 11<br />
vinden we de meeste pauselijke oorkonden, die de orde vanaf<br />
1248 ontving, terug. De overeenkomst van de teksten uit dit<br />
manuscript met die van Hermans is treffend.152<br />
♦ Voor de echtheid van de eerste documenten uit 1248 en 1254<br />
pleit het feit dat Miraeus en Foppens, die in hun Opera diplomatica<br />
deze oorkonden opnamen, niet putten uit de ons bekende<br />
handschriften, maar hun bronnen vonden in het<br />
archief van het Naamse kruisbroedersklooster, waar zich identieke<br />
afschriften bevonden van de bewuste oorkonden uit het<br />
Hoeise kruisherenklooster.153<br />
• Op 1 oktober 1248 nam Innocentius IV de Orde van het Heilig<br />
Kruis in bescherming en verleende haar verschillende tiendenprivileges,<br />
het privilege om in tijd van interdict godsdienstoefeningen<br />
te houden en het begrafenisrecht. De orde was vanaf 1248 een<br />
kanunnikenorde. Daarom werd een bijzondere zorg besteed aan<br />
het koorgebed. Het oorspronkelijk doel van de orde was half<br />
beschouwend, half actief. Naast de kanonieke levenswijze, het vita<br />
communis met de zorg voor de eredienst en het koorgebed, hid<br />
den de kruisbroeders zich bezig met de prediking van het Kruis. In<br />
de constituties werden dan ook naast het koorgebed vooral de<br />
studie en de prediking onderlijnd, hoewel er ook over de scriptores<br />
gesproken werd.154<br />
• Het klooster van Namen ontving in 1254 van Innocentius IV<br />
dezelfde beschermingsbrief en de privileges, die Hoei in 1248 had<br />
ontvangen. In 1254 kreeg Hoei de bevestiging van zijn privilege<br />
152 De schrijver van Hs. 25 D 11 verwees soms naar originele documenten, die zich in het<br />
archief van het Hoeise klooster bevonden. Voor andere oorkonden staat in het handschrift zelf<br />
een bevestiging, nl. wanneer op 5 december 1638 in de marge een authenticiteitsverklaring<br />
werd bijgeschreven door Joannes del Tombor, apostolisch protonotarius, kanunnik van Briinn.<br />
Het handschrift werd overigens in 1883 door verschillende specialisten onderzocht om de<br />
authenticiteit van de Kruisherenaflaat aan te tonen. A. Ramaekers, De Privileges der<br />
Kruisheerenorde vanafhaar ontstaan tot aan het Concilie van Trente. in: Clairlieu, jg.l, 1943, p.<br />
153 A. Miraeus & J. Foppens, Opera diplomatica et historic^ IV, Brussel, 1748, pp. 38-40<br />
154 C.R. Hermans, Annales, II, pp. 32, 57-58, 44
96 DE OORSPRONG VAN DE ORDE VAN HET H. KRUIS<br />
om in tijd van interdict godsdienstoefeningen te houden. Daarop<br />
volgden in 1277 en 1284 enkele confirmaties van alle vroeger ontvangen<br />
voorrechten, de eerste door Joannes XXI en de andere door<br />
Martinus IV. Beide waren in dezelfde bewoordingen opgesteld.155<br />
De eerste werd door Johannes Fontanus aangevraagd, vanwege de<br />
moeilijkheden die de door hem op prediking uitgezonden broe-<br />
ders ondervonden hadden, zowel van de kant van de seculiere<br />
geestelijken als van andere kloosterlingen. De andere werd<br />
gegeven, nadat Johannes Ryckius in Rome zijn beklag had gemaakt<br />
over de geldelijke lasten, die hem voortdurend door de wereldlijke<br />
geestelijken werden opgelegd.156 Beide confirmaties werden<br />
opgesteld in forma communi, in een vaste formule, waarin Rome de<br />
privileges bevestigde, waardoor ze behalve het extrinsiek gezag,<br />
verder van geen belang waren.<br />
• Op 29 maart 1318 ontvingen de kruisbroeders een schrijven van<br />
paus Johannes XXII, die niet alleen hun privileges opnieuw beves<br />
tigde, maar ook aanmerkelijk uitbreidde. Nicolaus de Rochefort<br />
had deze bevestiging aangevraagd om een einde te maken aan het<br />
opleggen van belastingen, waarvan de kruisbroeders voortdurend<br />
het slachtoffer waren, vermoedelijk omwille van de voortdurende<br />
oorlog van prins-bisschop Adolf van der Marck tegen verschillende<br />
steden van het bisdom Luik, o.a. Hoei.157 Johannes XXII nam de<br />
orde in bescherming en gaf haar tevens het exemptie-privilege.<br />
Aldus stelde hij haar niet alleen veilig tegen de moeilijkheden van<br />
wege de vorsten, maar werd ook de macht van de bisschop terdege<br />
beperkt. Ook aan het wijdingsrecht van de bisschop werden ze<br />
onttrokken. Verder mochten ze preken en biechthoren en kregen<br />
het privilege om eenmaal per jaar aalmoezen te verzamelen.<br />
Vermits het hoofddoel van deze oorkonde was, hen in het vervolg<br />
van belastingen te vrijwaren, bevatte ze ook nog het uitdrukkelijk<br />
verbod voor iedereen, om aan de kruisbroeders eender welke last of<br />
tol op te leggen. Bovendien werden hun vroeger verkregen privi-<br />
155 C.R. Hermans, Annales, II, pp. 81, 83 en 84<br />
156 C.R. Hermans, Annales, I, 1, pp. 53 en 56<br />
157 J. Daris, Histoire du diocese et de la principauti de Liige. Luik, II, 1896, pp. 394-412
DE OORSPRONG VAN DE ORDE VAN HET H. KRUIS 97<br />
leges bevestigd, niet in forma communu zoals in 1277 en 1289,<br />
maar in forma specifica, wat gelijk stond met een nieuwe verlening<br />
van deze gunsten.158<br />
• In 1340 kreeg het klooster van Hoei opnieuw een pauselijk<br />
schrijven over de privileges. Het was geen eigenlijke bevestiging,<br />
maar wel een toelating om de vroeger verkregen privileges te<br />
gebruiken. De prior-generaal had namelijk een smeekschrift naar<br />
Rome gestuurd, waarin hij deze toelating vroeg. Al verschillende<br />
jaren hadden de kruisbroeders van hun privileges geen gebruik<br />
meer gemaakt wegens zorgeloosheid, nalatigheid en een gemis aan<br />
kennis van het eigen orderecht. Benedictus XII gaf aan de priorgeneraal<br />
de macht om weerspannigen te straffen.159 In 1356 vond<br />
de nieuwe prior-generaal Johannes de Manna Villa (1355-1358)<br />
het nodig opnieuw de pauselijke hulp in te roepen, niet alleen om<br />
misbruiken in Hoei te beteugelen, maar ook om de verslapping<br />
van de kloostertucht in de andere kloosters van de orde onder han-<br />
den te nemen.160<br />
• Onder prior-generaal Petrus Pincharius (1363-1382) deden zich<br />
nieuwe moeilijkheden voor, vooral in Frankrijk en Engeland. In<br />
1378 bereikten deze moeilijkheden een hoogtepunt door het<br />
Westers Schisma: de Franse kloosters kozen de zijde van de tegenpaus<br />
Clemens VII, terwijl de andere huizen met de prior-generaal<br />
aan het hoofd zich schaarden aan de kant van Urbanus VI.161<br />
2.4.1 Het beschermprivilege<br />
De eerste beschermingsoorkonden van de kruisbroeders werden<br />
gegeven op 1 oktober 1248 aan het klooster van Hoei. Behalve een<br />
speciale beschermingsbrief, die in algemene termen het klooster-<br />
m A. Ramaekers, De Privileges der Kruisheerenorde vanafhaar ontstaan tot aan het Concilie<br />
van Trente. in: Clairlieu, jg. 1, 1943, p. 18<br />
159 C.R. Hermans, Annales, II, p. 108<br />
160 C.R. Hermans, Annales, II, pp. 118-119<br />
161 C.R. Hermans, Annales, 1,1, p. 74
98 DE OORSPRONG VAN DE ORDE VAN HET H. KRUIS<br />
bezit aangaf, gaf Innocentius IV op dezelfde dag ook nog een<br />
oorkonde, Religiosam vitam eligentibus, het gemeenschappelijk<br />
privilege van de Augustijnerorden.<br />
♦ Eerst werd de eigenlijke bescherming uitgedrukt, gevolgd<br />
door de goedkeuring van de orde en het noemen van de<br />
Regel, het recht tot het bezitten en aanvaarden van tijdelijke<br />
goederen en de volledige opsomming van de bezittingen van<br />
de kruisheren, waarbij tevens een gedeeltelijke tiendenvrijheid<br />
gegeven werd.<br />
♦ Dan volgde het recht tot het vrij aannemen van clerici - ook<br />
zonder toelating van de bisschop -, van ongehuwde leken en<br />
van gehuwden met toelating van de andere partij.<br />
♦ De eenmaal geprofeste kloosterlingen mochten zonder de toe<br />
lating van de prior het klooster niet meer verlaten, tenzij ze<br />
naar een strengere orde wilden overgaan, en zelfs dan moch<br />
ten ze niet worden aangenomen zonder de aanbevelingsbrieven<br />
van de prior.<br />
♦ Op de kloostergrond mocht geen vreemde kerk of bidplaats<br />
gebouwd worden zonder de toelating van de bisschop en de<br />
prior van het klooster, met voorbehoud echter, dat zij, die een<br />
pauselijk privilege hiertoe bekwamen, dit mochten uitoefe-<br />
nen.<br />
♦ De vrijheid bij de keuze van de overste werd gewaarborgd.<br />
♦ De rust van het klooster mocht op generlei wijze verstoord<br />
worden. Elke roof of diefstal, brandstichting, verwonding,<br />
gevangenneming, doodslag of welke gewelddaad ook, werd<br />
krachtens pauselijk gezag verboden.<br />
♦ Het bisschoppelijk wijdingsrecht bleef ongeschonden en de<br />
paus behield zich het recht om de gegeven voorrechten te her-<br />
roepen.<br />
♦ De kruisbroeders mochten godsdienstoefeningen houden ten<br />
tijde van interdict, buitenstaanders begraven en de afgenomen<br />
tienden terugvorderen.<br />
Beschermingsoorkonden werden ook verleend aan het kloosters<br />
van Namen (1254), Keulen (1311), Beyenburg (1318) en Sint-<br />
Agatha (1433).
DE OORSPRONG VAN DE ORDE VAN HET H. KRUIS 99<br />
Op 29 maart 1318 verleende Johannes XXII een beschermingsbrief<br />
Religiosam vitam agentibus aan de prior-generaal en kruisbroeders,<br />
waarin hij gans de orde onder zijn bescherming nam.<br />
Uitdrukkelijk werd hier de vrijheid gegeven tot het aangaan van<br />
nieuwe stichtingen, het recht om volgens Regel en statuten te<br />
leven, het recht om koorofficie te houden en het recht om nieuwe<br />
leden aan te nemen.162<br />
2.4.2 De exemptie<br />
Onder de exemptie van de religieuzen verstaat men het ont-<br />
trokken worden aan de rechtsmacht van de bisschop en het<br />
onmiddellijk onderworpen worden aan de H. Stoel. De kruis-<br />
broeders waren vanaf hun ontstaan helemaal onderworpen aan de<br />
jurisdictie van de bisschop en bleven dit tot het jaar 1248. Samen<br />
met de pauselijke bescherming ontvingen ze toen verschillende<br />
privileges, die hen wel niet helemaal bevrijdden van de bisschop<br />
pelijke rechtsmacht, maar hierop toch enigszins inbreuk maakten.<br />
Vooreerst kon, door het vermelden van de Regel in de bescher-<br />
mingsbrief, de bisschop hieraan geen veranderingen meer aan-<br />
brengen. Ook werd het recht gegeven goederen aan te nemen,<br />
waarvoor anders de bisschoppelijke toelating nodig was. Verder<br />
mochten de kruisheren clerici in hun orde opnemen zonder de<br />
bisschoppelijke toestemming en buitenstaanders op hun kerkhof<br />
begraven. Behalve het feit, dat de bisschop op kloostergoed geen<br />
kerk kon laten bouwen, werd ook door het privilege om godsdienstoefeningen<br />
te houden in tijd van interdict, de strafmacht van<br />
de bisschop beperkt. Voor de rest bleef de bisschoppelijke macht<br />
ongeschonden bewaard tot in 1318.<br />
Op 29 maart 1318 verleende paus Johannes XXII het exemptierecht<br />
aan prior-generaal Nicolas de Rochefort.163 De oorkonde<br />
bevatte twee bepalingen waaruit blijkt dat de kruisbroeders werkelijk<br />
exempt werden.<br />
162 Meer uitleg vindt men in A. Ramaekers, De Privileges der Kruisheerenorde vanaf haar<br />
ontstaan tot aan het Concilie van Trente. in: Clairlieu, jg.l, 1943, pp. 24-28<br />
163 In Hs. 25 D 11 werd de volgende aantekening in margine gemaakt: "exemptio personarum<br />
et monasteriorum". in A. Ramaekers, De Privileges der Kruisheerenorde vanaf haar<br />
ontstaan tot aan het Concilie van Trente. in: Clairlieu, jg.l, 1943, p. 31
100 DE OORSPRONG VAN DE ORDE VAN HET H. KRUIS<br />
♦ De kruisbroeders konden niet meer door de bisschop voor de<br />
rechtbank gedaagd worden. In het vervolg mochten zij alleen<br />
geoordeeld worden door rechters, die door de H. Stoel waren<br />
gedelegeerd. Bij misbruik van hun privileges konden zij echter<br />
wel door de oridinarius loci voor de (bisschoppelijke) recht<br />
bank worden gedaagd.<br />
♦ De kruisbroeders werden onttrokken aan het wijdingsrecht<br />
van de eigen bisschop. In de oorkonden van 1248 (Hoei) en<br />
1254 (Namen) werden de kruisbroeders onderworpen aan het<br />
wijdingsrecht van de bisschop, maar nu werden zij aan dit<br />
recht onttrokken. In het vervolg mochten zij de ordines door<br />
eender welke bisschop laten toedienen.<br />
De in 1318 vastgestelde rechtstoestand bleef nagenoeg onveranderd<br />
voortduren tot het jaar 1488, waarin door paus Innocentius<br />
VIII de algehele exemptie van de bisschoppelijke rechtsmacht werd<br />
gegeven.164<br />
2.4.3 De kerkelijke diensten<br />
Voor wat het bouwen van kerken en bidplaatsen betreft, hebben<br />
de kruisheren slechts een privilege gekregen. Samen met de<br />
pauselijke bescherming werd in 1248 in Hoei en in 1254 in<br />
Namen aan derden het verbod gegeven om op de kloostergoederen<br />
een nieuwe kapel of oratorium te bouwen, tenzij met toelating van<br />
de bisschop en van de prior van de kruisbroeders. Verdere<br />
bouwvoorrechten kregen de kruisbroeders niet, zodat ze hiervoor<br />
altijd afhankelijk bleven van de bisschop. Wel ontvingen ze verschillende<br />
andere privileges vooor de eredienst, waarvan het eerste<br />
en voornaamste was, dat ze ook in tijden van interdict godsdienstoefeningen<br />
mochten houden. Hierdoor werd verstaan: het opdragen<br />
van het H. Misoffer, het houden van het koorofficie en het<br />
gebruik van de sacramentalien. Dit werd echter slechts op de volgende<br />
voorwaarden toegestaan: de deuren moesten gesloten<br />
blijven, zodat geen buitenstaander de kans kreeg om de goddelijke<br />
164 Meer uitleg vindt men in A. Ramaekers, De Privileges der Kruisheerenorde vanafhaar<br />
ontstaan tot aan het Concilie van Trente. in: Clairlieu, jg.l, 1943, pp. 29-36
DE OORSPRONG VAN DE ORDE VAN HET H. KRUIS 101<br />
diensten bij te wonen; de klokken mochten niet geluid worden;<br />
alles moest met gedempte stem geschieden, vooral zonder gezang.<br />
Een ander voorrecht voor de eredienst werd verleend op 4 janua-<br />
ri 1249. De kruisbroeders kregen van de kardinaal-legaat de toelating<br />
voortaan in hun kerken en kapellen, waarvan de wijding nog<br />
niet had plaats gehad, toch de godsdienstoefeningen te houden en<br />
de klokken te luiden, hoewel dit door het algemene kerkelijke<br />
recht verboden was.165<br />
In 1380 werd door kardinaal Pileus, in naam van paus Urbanus<br />
VI, het recht tot het gebruiken van het draagaltaar aan de kruis<br />
broeders geschonken.166 Waarom de kruisbroeders dit privilege<br />
aanvroegen, is niet duidelijk.167 Misschien vroeg prior-generaal<br />
Petrus Pincharius deze gunst aan voor de visitatoren, om moeilijkheden<br />
op hun visitatiereizen te vermijden. Want juist in die<br />
jaren van het Westers Schisma bezochten zij de Franse kloosters,<br />
die aan de zijde van de tegenpaus Clemens VII stonden en daarom<br />
Pincharius als schismatiek beschouwden. In 1432 werd dit privi<br />
lege door paus Eugenius IV bevestigd en uitgebreid. Er werd<br />
namelijk bijgevoegd, dat, als het nodig mocht zijn, de goddelijke<br />
diensten ook reeds voor het aanbreken van de dag mochten uitgeoefend<br />
worden.168<br />
165 Ramaekers veronderstelde dat deze toelating gevraagd werd voor het klooster van<br />
Namen, waarvan de kerk pas in 1256 door de suffragaanbisschop van Luik geconsacreerd<br />
werd. A. Ramaekers, De Privileges der Kruisheerenorde vanafhaar ontstaan tot aan het Concilie<br />
van Trente. in: Clairlieu, jg.l, 1943, p. 41<br />
166 Het draagaltaar was vanaf de eerste eeuwen van de Kerk in gebruik vanwege de moeilijkheden<br />
om altijd over vaste altaren te kunnen beschikken. Verschillende malen werd dit<br />
gebruik veroordeeld: de H. Mis mocht alleen gelezen worden op door de bisschop geconsacreerde<br />
plaatsen. Alleen bij hoge uitzondering, zoals bij het ontbreken van een kerkgebouw,<br />
werd een draagbaar altaar toegestaan. Met de komst van de bedelorden werd echter een grotere<br />
vrijheid op dit gebied noodzakelijk, zowel vanwege hun reizen, die nodig waren voor de apostolische<br />
arbeid, als vanwege hun armoede, die hen belette overal vaste altaren op te richten.<br />
167 Officieel kregen de kruisbroeders dit privilege wegens de trouwe aanhankelijkheid van<br />
Petrus Pincharius aan Urbanus VI, de Kerk en de apostolische legaat.<br />
168 Meer uitleg vindt men in A. Ramaekers, De Privileges der Kruisheerenorde vanafhaar<br />
ontstaan tot aan het Concilie van Trente. in: Clairlieu, jg.l, 1943, pp. 37 - 42
102 DE OORSPRONG VAN DE ORDE VAN HET H. KRUIS<br />
2.4.4 Zielzorgprivileges<br />
In 1300 trof Bonifatius VIII maatregelen in verband met de ziel<br />
zorgprivileges van de mendikanten. Hij hoopte daarmee de<br />
betrekkingen tussen de seculiere geestelijkheid en de bedelorden te<br />
normaliseren. De door hem uitgevaardigde constitutie super<br />
Cathedram bleef gedurende enkele eeuwen voor de bedelorden de<br />
leidende norm in de uitoefening van hun apostolaatswerk. In him<br />
eigen kerken en op publieke plaatsen mochten de bedelorden vrij<br />
preken voor clerus en volk, uitgenomen op dat uur, waarop de<br />
bisschop zelf preekte of in zijn aanwezigheid liet preken. In de<br />
parochiekerken mochten zij niet preken, tenzij met toelating van<br />
de pastoor. Voor het biechthoren moesten zij geschikte kandidaten<br />
ter goedkeuring voordragen aan de bisschop. De toegestane jurisdictie<br />
bleef beperkt tot de stad of het bisdom, waarin het klooster<br />
gelegen was. De Franciscanen en Dominicanen kregen deze con<br />
stitutie, de Kruisbroeders niet.<br />
Op 29 maart 1318 ontvingen de kruisbroeders van paus<br />
Johannes XXII de oorkonde, waarin samen met de exemptie ook<br />
het preek- en biechtprivilege gegeven werd. Dit pauselijk schrijven<br />
luidde in de orde een nieuw tijdperk in. Want juist door het voorrecht<br />
van preken en biechthoren kwam, naast het contemplatieve,<br />
het actieve leven meer dan tot hiertoe het geval was geweest tot uiting.<br />
De actieradius, die zich binnen de kloostermuren uitstrekte,<br />
zou nu meer en meer naar buiten uitstralen.<br />
Hebben de kruisbroeders voor 1318 de predikatie en het<br />
biechthoren dan niet gerekend tot hun activiteiten? In de latere<br />
stichtingsverhalen predikte Theodorus van Celles het Kruis tegen<br />
de Albigenzen en samen met anderen doorkruiste hij het prinsbisdom<br />
Luik om anderen aan te zetten tot deelname aan de kruistochten<br />
naar het Heilig Land. Waren de samenstellers van deze<br />
stichtingsverhalen er niet van op de hoogte dat een dergelijk pri<br />
vilege pas in 1318 aan de orde werd geschonken? Hier en daar werden<br />
de kruisbroeders voor 1318 door de bisschoppen tot<br />
biechthoren en predikatie gemachtigd. In 1259 gaf de bisschop<br />
van Parijs aan de kruisbroeders van de stad de toestemming om te
DE OORSPRONG VAN DE ORDE VAN HET H. KRUIS 103<br />
preken. In 1298 kregen de kruisbroeders in Beyenburg een<br />
slotkapel, waarvan de rector, onafhankelijk van de parochiekerk, de<br />
zielzorg over de aldaar wonende onderdanen van de graaf von<br />
Steinhaus uitoefende. Later groeide hieruit een zelfstandige<br />
parochie.169<br />
In 1318 kreeg de prior-generaal van de kruisbroeders het privi<br />
lege van preken en biechthoren. Hij kon deze macht delegeren aan<br />
confraters, die hij geschikt bevond, m.a.w. hun de nodige jurisdictie<br />
geven. Er werd echter nadrukkelijk bepaald, dat aan de kruis<br />
broeders geen grotere macht gegeven werd, dan die welke de<br />
parochiepriesters in de parochiekerken bezaten. Bovendien mocht<br />
het recht van de parochiepriesters door dit privilege niet geschonden<br />
worden. In de praktijk werd de uitoefening van dit privilege<br />
heel dikwijls door de bisschoppen en de pastoors nader<br />
omschreven, zeker bij de stichting van nieuwe kloosters.<br />
Gewoonlijk werd er dan een pact gesloten, om in de toekomst<br />
wrijvingen te vermijden. Soms werd de bevoegdheid van de kruis<br />
broeders beperkt, soms ook werd hun heel de zielzorg van nieuwe<br />
of reeds gestichte parochies opgedragen.<br />
In de eerste beschermingsbrief door Innocentius IV in 1248 en<br />
in 1254 ook in de bulle aan het klooster van Namen, kregen de<br />
kruisbroeders het vrije begrafenisrecht voor alle gelovigen. Dit<br />
privilege gaf aan de kruisbroeders het recht gelovigen, die bij hen<br />
hun begraafplaats gekozen hadden, te begraven. De geexcommuniceerden<br />
en de publieke woekeraars mochten echter niet door de<br />
kruisbroeders begraven worden.<br />
In heel wat kloosterkerken van de kruisbroeders werden gelovi<br />
gen begraven in de kerk en niet op het kloosterkerkhof. Gegoede<br />
leken prefereerden een familiegraf in de kloosters, omdat dit hun<br />
veiliger en zekerder leek dan op het parochiekerkhof. Voor de ver-<br />
mogenstoestand van het klooster was dit privilege van enorm<br />
belang, omdat juist de begrafenis de stichting van jaargetijden en<br />
169 A. Ramaekers, De Privileges der Kruisheerenorde vanafhaar ontstaan tot aan het Concilie<br />
van Trente. in: Clairlieu, jg.l, 1943, pp. 48-49
104 DE OORSPRONG VAN DE ORDE VAN HET H. KRUIS<br />
verdere giften en legaten tot gevolg had. Daaruit vloeide vanzelf<br />
een benadeling van de pastoor voort, hetgeen leidde tot ruzie en<br />
twisten tussen klooster en parochie. Om dergelijke twisten te vermijden<br />
werd aan elk begrafenisprivilege, ook dat van de kruis<br />
broeders, de bepaling gekoppeld, dat het klooster aan de pastoor<br />
de portio canonica moest betalen, d.i. een gedeelte van alle legaten<br />
en giften, die bij gelegenheid van de begrafenis aan het klooster<br />
werden geschonken.170<br />
2.4.5 Aflaten<br />
In de elfde eeuw begon men voor het geven van aalmoezen aan<br />
kerken en kloosters of voor het bezoeken van bepaalde kerken op<br />
vastgestelde dagen aflaten te verlenen. Dit gebruik nam in de<br />
twaalfde eeuw toe. Meestal bedroegen deze aflaten veertig dagen,<br />
soms een jaar, soms een jaar en veertig dagen. Hogere aflaten voor<br />
aalmoezen kwamen zelden voor. Dergelijke aflaten waren ook voor<br />
de kloosters van de kruisbroeders heel belangrijk, vooral bij de<br />
bouw van nieuwe huizen of kerken. Behalve de aflaten van afzonderlijke<br />
klooosters, gaven de pausen ook enkele aflaten voor aal<br />
moezen en kerkbezoek aan heel de orde. In 1318 kregen de kruis<br />
broeders naast het bedelprivilege ook de aflaat van een jaar en een<br />
carena. In 1380 verleende de paus via kardinaal Pileus een andere<br />
aflaat aan de ganse orde: iedereen, die een van de kerken van de<br />
kruisbroeders bezocht op de feesten van de kerkwijding en van de<br />
patroonheiligen van deze kerken, verdiende een aflaat van een jaar.<br />
Bovendien kreeg men een aflaat van honderd dagen, telkens men<br />
in die kerken de predikatie bijwoonde, of een bezoek bracht op de<br />
volgende feestdagen: Kerstmis, Driekoningen, Goede Vrijdag,<br />
Pasen, Hemelvaart, Pinksteren, Drievuldigheidszondag,<br />
Sacramentsdag, alle feesten van Maria en van de apostelen, Sint-<br />
Jan de Doper, Augustinus, Theobaldus, Maria Magdalena,<br />
Catharina, Agnes en Odilia, en gedurende het octaaf van die<br />
feesten.171<br />
170 Meer uitleg vindt men in A. Ramaekers, De Privileges der Kruisheerenorde vanafhaar<br />
ontstaan tot aan bet Concilie van Trente. in: Clairlieu, jg.l, 1943, pp. 45 - 56<br />
171 Meer uitleg vindt men in A. Ramaekers, De Privileges der Kruisheerenorde vanafhaar<br />
ontstaan tot aan het Concilie van Trente. in: Clairlieu, jg.l, 1943, pp. 56-60
2.4.6 Strafmachten<br />
DE OORSPRONG VAN DE ORDE VAN HET H. KRUIS 105<br />
In de eerste statuten van de orde werden verschillende kloosterstraffen<br />
vastgesteld, die zwaarder of lichter waren naargelang de<br />
overtredingen of begane misdrijven. Voor lichte overtredingen<br />
werd gewoonlijk het bidden van enkele psalmen opgelegd;<br />
zwaardere misstappen werden gestraft met vasten op water en<br />
brood, lichamelijke kastijding of het innemen van de laatste plaats<br />
in koor, kapittel of refter; voor grote misdrijven werden lijfstraffen<br />
opgelegd, het actieve en passieve stemrecht kon ontnomen worden,<br />
men kon veroordeeld worden tot uitsluiting van de sacramenten<br />
en zelfs tot excommunicatie.<br />
Andere strafbevoegdheden kreeg de orde door pauselijke privi<br />
leges, die in netelige omstandigheden werden aangevraagd. Ze<br />
werden gegeven vanaf 1340, in een tijd waarin de kloostertucht te<br />
wensen overliet. In dat jaar bekloeg de prior-generaal zich immers<br />
bij paus Benedictus XII over het feit dat verschillende kruisbroeders<br />
zich onttrokken aan de hun opgelegde straffen door in hoger<br />
beroep te gaan. De paus gaf aan de prior-generaal de macht om,<br />
niettegenstaande het hoger beroep, de opgelegde straffen toch uit<br />
te voeren.<br />
Tot aan de hervorming van de orde in 1410 werden geen nieuwe<br />
privileges tot herstel van de tucht aangevraagd. Nochtans bereikte<br />
de discipline juist in de tweede helft van de veertiende eeuw een<br />
dieptepunt. Wei had in 1356 Joannes de Manna Villa nog eens de<br />
pauselijke hulp ingeroepen, maar behalve een strenge vermaning<br />
tot gehoorzaamheid en eerbied, bevatte het pauselijk antwoord<br />
geen verdere strafmachten.172<br />
2.4.7 De tienden<br />
Onder tienden verstond men een gedeelte van de opbrengst van<br />
land of vee, van de winst van handel of nijverheid, dat door de<br />
172 Meer uitleg vindt men in A. Ramaekers, De Privileges der Kruisheerenorde vanaf hoar<br />
ontstaan tot aan het Concilie van Trente. in: CUirlieu^ jg.l, 1943, pp. 65-68
106 DE OORSPRONG VAN DE ORDE VAN HET H. KRUIS<br />
gelovigen voor haar onderhoud aan de geestelijkheid betaald werd.<br />
Naargelang ze van de persoonlijke opbrengst of van de opbrengst<br />
van zaken betaald werden, noemde men ze persoonlijke of zakelijke<br />
tienden. De zakelijke tienden werden onderverdeeld in landen<br />
veetienden. De landtienden werden op hun beurt<br />
onderverdeeld in veteres en novales, naargelang ze voortkwamen<br />
van een reeds lange tijd bebouwd land of van braakland. De tien<br />
den moesten niet alleen betaald worden door de gewone gelovigen,<br />
maar ook door de kloosterlingen. Ook de exempte orden waren<br />
aan de algemene tiendenwet onderworpen.173<br />
De eerste tiendenprivileges van de kruisbroeders dateren van<br />
1248 en werden verleend door Innocentius IV. Het voornaamste<br />
ervan was een gedeeltelijke tiendenvrijheid, nl. van de novalia en<br />
van het veevoeder. Op de novalia werd een dubbele restrictie<br />
gemaakt. Alleen van dat braakland mochten ze de tienden<br />
behouden, dat ze zelf met eigen werkkrachten of ten minste op<br />
eigen kosten lieten bebouwen en waarvan tot dan toe nog niemand<br />
tienden had ontvangen. Van al het andere, dat ze verpachtten of<br />
waarvan ze tot nu toe tienden hadden afgestaan, moesten ze ook in<br />
het vervolg blijven betalen. Tegelijk met deze tienden-exemptie<br />
werd tevens die van het veevoeder gegeven. In de oorkonde van het<br />
klooster van Namen uit 1254 bevindt zich hetzelfde privilege.<br />
Behalve de tiendenvrijheid was er ook sprake van het tiendenrecht,<br />
van het recht om tienden op te eisen. In kortere bescher-<br />
mingsbrieven gericht aan het klooster van Hoei in 1248 en aan dat<br />
van Keulen in 1311, werden de tienden uitdrukkelijk vermeld.<br />
Ook later werden aan het klooster van Sint-Agatha meermaals<br />
tienden geschonken.<br />
173 De reden waarom ook zij deze lasten moesten dragen lag hierin, dat de bezittingen, die<br />
de kloosterlingen verkregen, dikwijls bestonden in onroerende goederen, vooral landerijen,<br />
waarvan v66r de inbezitname door de kloosterlingen, de tienden aan pastoor of bisschop<br />
betaald werden. Indien de kloosterlingen de tienden niet meer betaalden, dan werd hierdoor<br />
aan de parochiegeestelijkheid en aan de bisschop nadeel berokkend. Het recht om de tienden<br />
te innen kwam toe aan de pastoor, die daarvan dikwijls een gedeelte aan de bisschop moest<br />
afstaan.
DE OORSPRONG VAN DE ORDE VAN HET H. KRUIS 107<br />
Naast deze bepalingen over de tienden bevatten de pauselijke<br />
documenten een andere maatregel om zoveel mogelijk het<br />
opleggen van geldelijke lasten aan de kloosters te verhinderen,<br />
namelijk het verbod om nieuwe belastingen aan de kruisbroeders<br />
op te leggen. Deze voorzorgsmaatregel bleek niet krachtig genoeg<br />
te zijn, want in 1318 moest Johannes XXII opnieuw de orde in<br />
bescherming nemen. Hij deed dit door te verbieden om in de<br />
toekomst bepaalde belastingen van de kruisbroeders te eisen.<br />
2.4.8 Het verkrijgen en vervreemden van goederen<br />
De eerste pauselijke diplomata, die de kruisbroeders ontvingen,<br />
bevatten een bekrachtiging van het bezit dat de orde reeds had,<br />
evenals de toelating om in het vervolg goederen in bezit te nemen<br />
en te behouden. Hierdoor werd het recht gegeven om schenkingen<br />
te aanvaarden, zonder daarvoor de pauselijke toestemming te vragen.<br />
Bij de wijze waarop die goederen konden verkregen worden,<br />
werd ook de oblatio fidelium genoemd: de giften in natura of in<br />
geld, die de gelovigen bij gelegenheid van missen of andere kerke<br />
lijke diensten offerden. Dergelijke giften mochten de kruisbroe<br />
ders aanvaarden, mits ze daarvan de portio canonica afstonden aan<br />
de parochiegeestelijkheid.<br />
In 1318 schonk paus Johannes XXII het bedelprivilege aan de<br />
orde: eens per jaar mochten de kruisbroeders in de parochies en<br />
kerken rondgaan om aalmoezen te verzamelen. De bisschoppen en<br />
pastoor waren verplicht dit toe te laten. Aan hen die de kruis<br />
broeders bij deze gelegenheid hielpen door hun aalmoezen, verleende<br />
de paus een aflaat van een jaar en een carena. Dit voorrecht,<br />
dat samen met het privilege tot preken en biechthoren werd<br />
gegeven, plaatste de orde dichter bij de mendikanten, waarvan ze,<br />
alhoewel ze een orde van kanunniken was, verschillende elementen<br />
had overgenomen.<br />
Wat betreft het vervreemden van onroerende goederen vielen de<br />
kruisbroeders in de eerste eeuwen van hun bestaan onder de<br />
algemene kerkelijke wetgeving. Voor het vervreemden van<br />
onroerende kerkelijke goederen was een speciale toelating nodig
108 DE OORSPRONG VAN DE ORDE VAN HET H. KRUIS<br />
van de H. Stoel. Daarenboven moesten er, behalve een iusta causa<br />
nog verschillende voorwaarden worden vervuld om tot het<br />
vervreemden over te gaan. Zo bijvoorbeeld was de toestemming<br />
nodig van het kapittel van het convent, waarvan de goederen wer<br />
den vervreemd. Werden deze bepalingen niet nageleefd, dan was<br />
het gesloten contract nietig, werd de verkoper streng gestraft en<br />
was de andere partij verplicht het verkregene terug te bezorgen.<br />
Dikwijls hielpen de pausen de kloosters om het aldus vervreemde<br />
terug te krijgen door personen aan te stellen die hiervoor te zorgen<br />
hadden. Zo beval Clemens V in 1311, op aanvraag van het con<br />
vent van de kruisbroeders van Keulen, aan de abt van het nieuwe<br />
klooster van Neufmoustier in Hoei, dat hij de onwettig<br />
vervreemde goederen aan de kruisbroeders moest terug bezorgen.<br />
In 1338 gaf Benedictus XII eenzelfde opdracht aan de schatbewaarder<br />
van de Sint-Cunibertuskerk in Keulen.174<br />
2.5 Hermans' Annales in het spoor van de ascetische en<br />
historische traditie van de Orde van het Heilig Kruisl75<br />
• Vier eeuwen na haar stichting in het begin van de dertiende<br />
eeuw bereikte de Orde van het H. Kruis een hoogtepunt van<br />
observantie en cultuur. Daarvan getuigden in hoofdzaak drie<br />
werken, waarvan er twee van ascetische aard waren en een de<br />
geschiedenis van de orde behandelde. Het ene ascetische werk was<br />
toen al twee en een halve eeuw oud en bestond nog slechts in<br />
handschrift. Het stond op naam van prior-generaal Pincharius. Dit<br />
werk, Vestis Nuptialis (het bruiloftsldeed) werd door Aegidius de<br />
Vriese, waarschijnlijk met enige aanpassing, in druk uitgegeven in<br />
Keulen in 1639. Hermans citeerde dit werk als bron van de<br />
174 Meer uitleg vindt men in A. Ramaekers, De Privileges der Kruisheerenorde vanafhaar<br />
ontstaan tot aan het Concilie van Trente. in: Clairlieuy jg.l, 1943, pp. 72-81<br />
175 De hierna volgende bladzijden vormen een sterk gereduceerde versie van R. Janssen,<br />
C.R. Hermans en de geschiedenis van de Orde van het H. Kruis, 1854 - 1858. In: J. Art & L.<br />
Francois red.., Docendo Discimus Liber Amicorum Romain van Eenoo. Universiteit Gent,<br />
Vakgroep Nieuwste Geschiedenis, 1999, pp. 1047 - 1063
DE OORSPRONG VAN DE ORDE VAN HET H. KRUIS 109<br />
Annales.176 Eveneens in de jaren dertig van de zeventiende eeuw<br />
schreef de prior van Venlo, Godefridus van Lit, een patristischascetische<br />
commentaar op de statuten van de orde. In 1632 werd<br />
deze commentaar, getiteld Lucernam Splendens, gepubliceerd in<br />
Keulen. Hermans schonk aan dit werk uitgebreide aandacht in de<br />
Annales.177 En Henricus Russelius, prior van Suxy, vervaardigde het<br />
eerste Chronicon Ordinis S.Crucis, de eerste annalen van de<br />
geschiedenis van de kruisheren, uitgegeven in Keulen in 1635.<br />
Hermans publiceerde het werk van Russelius in de Annales,<br />
voorzag het van aantekeningen en voltooide de geschiedenis na<br />
1635.178<br />
De hierboven geciteerde werken uit de jaren dertig van de zeven<br />
tiende eeuw getuigden alle drie van eenzelfde geest van ascetische<br />
verdieping, van bijbelse en patristische bezinning en van waardering<br />
van de eigen roeping en traditie. Van Lit uitte dit het sterkst,<br />
toen hij schreef, dat hij hoopte op een heropleving van de oude<br />
luister, die, zoals de traditie leerde, zo reeel straalde bij de grond-<br />
176 Petrus Pincharius werd geboren rond 1320 in Caen. Hij trad in bij de kruisheren van<br />
Hoei. In 1355 werd hij prior van Caen. Hij stond bekend als een stevige predikant en een<br />
degelijke theoloog. Tijdens zijn prioraat in Caen schreef hij een boek: Vestis Nuptialis, waarin<br />
hij zijn medebroeders voorhield hoe zij zich als vrome kruisbroeders moesten gedragen. In<br />
1364 werd hij prior-generaal. Tijdens zijn generalaat was er sprake van stichtingen in Georgeslez-Trediar,<br />
Waldena, Saint-Ursin, Sint-Agatha en Aken. Tijdens het Westers Schisma koos<br />
Pincharius de kant van Urbanus VI; daarom werd hij bij zijn hervormingspogingen soms voor<br />
schismatiek uitgemaakt. In 1372 verkreeg hij van de koning van Frankrijk, dat de<br />
voortvluchtige kruisbroeders door de burgerlijke overheid werden opgespoord en gevangen<br />
genomen; ook in Engeland kreeg hij bisschoppelijke steun bij zijn hervormingspogingen; maar<br />
in Keulen moest hij in 1374 de wettigheid van de orde verdedigen. Hij stierf in 1382 in Sint-<br />
Agatha, waar hij ook begraven werd. C. Van Dal, Rond Vestis Nuptialis. in: Clairlieu,<br />
jg. 11,1953, pp.3-6; A. Van De Pasch, Het klooster Clairlieu en zijn prioren-generaal, 1210-<br />
1796. in: Clairlieu, jg.17', 1959, pp.109-111<br />
177 C.R. Hermans, Annales, dl.I(2), pp.47-54 ; Godefridus van Lit werd in 1614 prior van<br />
het kruisherenklooster van Venlo. In 1619 richtte hij een Latijnse school op. In 1627 werd hij<br />
definitor van de orde en speelde vooral in de Maasprovincie een belangrijke rol, eerst als 'discretus'<br />
en later als vicaris-generaal. Als prior van Venlo schreef hij een commentaar op de constituties<br />
van de kruisbroeders. In Lucerna splendens wilde hij een beschrijving geven van het<br />
ordeleven om het religieuze leven van zijn confraters te bevorderen. C. Van Dal, De Regel van<br />
Sint - Augustinus in de geschiedenis van de Reguliere Kanunniken van het H. Kruis. in: Clairlieu,<br />
jg.39, 1981, pp.17-23.<br />
178 C.R. Hermans, Annales, dl.I(l), pp.27-204; dl.I(2), pp.1-39<br />
H. Russelius, Chronicon Cruciferorum she synopsis memorabilium Sacri et Canonici Ordinis<br />
Sanctae Cruets. Keulen, 1635; fotografische herdruk Diest, 1964.
110 DE OORSPRONG VAN DE ORDE VAN HET H. KRUIS<br />
leggers van de orde.179 Datzelfde fiere gevoel van "antiquas Me religionis<br />
nostrae decor, majestas et splendor' bezielde, volgens A.Van<br />
Asseldonk, na 1840 zeer sterk de kring rond Van den<br />
Wijmelenberg, die de heropleving van de orde na de Franse<br />
Revolutie zeer intens beleefde. Uit dat gevoel ontstond het verlangen<br />
de historische en ascetische bronnen van de orde opnieuw op<br />
te sporen, te vervolledigen en uit te geven.180<br />
• De regionale historicus Hermans181 aanvaardde de opdracht van<br />
magister-generaal Van den Wijmelenberg om een geschiedenis van<br />
de orde te schrijven. Het resultaat kreeg als titel: Annales<br />
Canonicorum <strong>Regular</strong>ium S.Augustini Ordinis S. Crucis. Ex monu-<br />
179 "Fieri enim tunefacillimepoterit, utantiquus Hie religionis nostrae decor, majestas, et splen<br />
dor, quern in priscis illis patribus, qui ordinis nostri optima jecere fundamenta, vera, et constanti<br />
fama coruscare didicimus, etiam nostris temporibus aliqua ex parte in nobis elucescat " C.R.<br />
Hermans, Annales, dl.I(2), p.51<br />
180 A. Van Asseldonk, Hermans en de Annalen, manuscript, 1958, p.4 (gerypt door P.<br />
Winkelmolen en bewaard in zijn persoonlijke verzameling onder nr.244), pp.8-9<br />
181 Cornells Wilhelmus Hermans werd op 22 februari 1805 in Oss geboren en overleed op<br />
14 december 1869. Hij genoot een opleiding aan het klein-seminarie in Berlicum vanaf 1819.<br />
Vanaf 1825 tot 5 januari 1831 studeerde hij aan het groot-seminarie in Sint-Michielsgestel.<br />
Niet iedereen gaat met deze data akkoord. Sommigen voeren aan dat Hermans na de grote<br />
vakantie van het leerjaar 1829 - 1830 niet meer naar het seminarie terugkeerde. Van oktober<br />
1830 tot oktober 1834 was hij immers conrector aan de Latijnse school in Eindhoven. Op 30<br />
november 1833 liet hij zich inschrijven als vierdejaars student aan de faculteit der Letteren te<br />
Leiden. Hij werd historicus. Zijn belangstelling ging vooral uit naar de geschiedenis van<br />
Noord-Brabant. Reeds op 26 juni 1834 promoveerde hij tot doctor in de letteren, met als<br />
proefschrift: Dissertatio inauguratis litteraria sive introductio in notitiam rei litterariae maxime<br />
provinciae Brabantiae Septemtrionalis. Daarin hield hij o.a. een pleidooi voor de oprichting van<br />
een openbare bibliotheek in iedere provincie, waarin ook geschiedbronnen zouden worden<br />
ondergebracht en van een gewestelijk genootschap voor taal, geschiedenis en oudheid. Dat<br />
deze idealen in Noord-Brabant verwezenlijkt werden, was voor een groot deel aan hem te<br />
danken. Op 14 oktober 1834 werd Hermans benoemd als rector van de Latijnse school in<br />
Den Bosch. Drie jaar later richtte hij het Provinciaal Genootschap voor Kunsten en<br />
Wetenschappen in Noord-Brabant op. Hij werd de eerste bibliothecaris van dit genootschap.<br />
Daarnaast werd hij in 1841 stadsarchivaris van Den Bosch. Al spoedig werd hij ook in andere<br />
provincies lid van soortgelijke organisaties. Op 9 September 1837 trad hij in het huwelijk met<br />
LafFertee Maria Henrica. Zij schonk hem zes kinderen, waarvan er vier op jeugdige leeftijd<br />
overleden.<br />
In 1848 werd de Latijnse school van Den Bosch een gymnasium. Hermans werd er rector van.<br />
Een raadsbesluit van 15 januari 1849 vermeldde de opheffing van het ambt van stads<br />
archivaris. De raad besloot dit ambt te verenigen met dat van stadssecretaris om op die manier<br />
honderd gulden salaris te besparen. Op 30 januari 1849 verzocht Hermans om als niet<br />
bezoldigde archivaris werkzaam te mogen blijven. Dit verzoek werd ingewilligd. In 1851 werd<br />
hij genomineerd als hoogleraar in de klassieke letteren, geschiedenis en oudheden in<br />
Amsterdam. Zijn katholieke gezindheid werd echter een struikelblok. Hermans werd in 1858<br />
door de koning tot ridder in de Eikenkroon verheven.
DE OORSPRONG VAN DE ORDE VAN HET H. KRUIS 111<br />
mentis authenticis: Volumen I (Annalium Pars I et II)y Volumen II<br />
(Codex Diplomaticus, Tom. I); Volumen III ( Codex Diplomaticus,<br />
Tom.II), Den Bosch, 1858. Deze Annales bevatten geen afgeronde<br />
studie van de geschiedenis van de Orde van het H.-Kruis. Veeleer<br />
bevatten ze een chronologisch geordend archief, in druk verschenen.182<br />
Aan de levensbeschrijvingen van de prioren-generaal voegde<br />
Hermans aantekeningen toe, waarin hij verwees naar de documenten<br />
in de Codex Diplomaticus. Ook werd bij iedere oorkonde<br />
de bron vermeld waaraan deze werd ontleend. De grondslag van de<br />
Annales vormde het werk van Russelius. In dit werk stond achteraan<br />
de Regel van Sint-Augustinus. Hermans vond die eveneens in<br />
een handschrift, dat in Sint-Agatha berustte, geschreven door de<br />
Luikse kruisheer Petrus Halloix.183 De tekst van de oudste constituties<br />
boden hem vooral twee handschriften, waarvan het oudste<br />
dateerde uit de vijftiende eeuw en stamde uit het klooster van Den<br />
Bosch en bewaard werd op de kloosterbibliotheek in Uden184. Het<br />
andere handschrift was dat van Petrus Halloix. Dit handschrift<br />
telde twee deeltjes en werd afgesloten in 1596. Voor Hermans was<br />
dit werk van Halloix "maximo mihifuit adjumentd\m Behalve de<br />
tekst van de constituties, zoals die in 1596 geevolueerd was, bevat-<br />
In 1848 verscheen het eerste deel van Hermans' belangrijkste en bekendste werk: Verzameling<br />
van Charters en Geschiedkundige Bescheiden Betrekkelijk het Land van Ravenstein. Het tweede<br />
deel werd in 1850 gepubliceerd. Een van zijn medewerkers was A. van Hoogstraaten, kapelaan<br />
in Uden. Tussen 1846 en 1848 werkte Hermans in Uden aan de voorbereiding van deze uitgave.<br />
Vermoedelijk via van Hoogstraaten kwam kruisheer Henricus Van den Wijmelenberg,<br />
algemene overste van de Orde van het H. Kruis, toen met C.R. Hermans in contact. Hun<br />
belangstelling liep gelijkopgaand. Van den Wijmelenberg was een goed latinist. Bovendien<br />
verdiepte hij zich in de geschiedenis van zijn orde. De orde die hij bestuurde, had toen nog<br />
een typisch Brabants karakter. Eeuwenlang had zij een opmerkelijke rol gespeeld in de<br />
geschiedenis van het Land van Ravenstein en het aangrenzende Land van Cuijk. Het archief<br />
van het kruisherenkiooster van Uden en vooral dat van Sint-Agatha konden bronnen bevat<br />
ten, die waardevol konden zijn voor de ontsluiting van de streekgeschiedenis. Allicht had C.R.<br />
Hermans belangstelling voor beide archieven. Vandaar zijn contact met Van den<br />
Wijmelenberg.<br />
"* Russelius noemde zijn werk "Chronicon". Men zou kunnen denken, dat Hermans de<br />
titel "Annales" gekozen had als synoniem van "Chronicon". Doch dit was niet zo. Russelius gaf<br />
als ondertitel "Synopsis memorabilium ". Hij gaf een lijst van gedenkwaardige feiten. Deze lijst<br />
leverde hem de serie van de prioren-generaal van de orde op. Hermans hield aan deze serie<br />
vast, maar volgde de gedenkwaardige gebeurtenissen tijdens elk generalaat van jaar tot jaar.<br />
C.R. Hermans, Annales, dl.I(2), pp.40-4l<br />
183 C.R. Hermans, Annales, dl.II, p.l<br />
184 C.R. Hermans, Annales, dl.II, p.30<br />
185 C.R. Hermans, Annales, dl.I(2), p.33
112 DE OORSPRONG VAN DE ORDE VAN HET H. KRUIS<br />
Torenkruis van Asperen, thans in St. Agatha
DE OORSPRONG VAN DE ORDE VAN HET H. KRUIS 113<br />
te het handschrift namelijk ook de kapittelbesluiten vanaf 1410 tot<br />
1596. Hermans vatte nu het plan op om het grondplan van<br />
Russelius, dat op de prioren-generaal was opgebouwd, parallel uit<br />
te breiden met de besluiten van de generate kapittels.186 In de<br />
kloosterbibliotheek van Uden vond hij drie Codices Definitionum,<br />
die slechts gedeeltelijk dezelfde inhoud hadden als het handschrift<br />
van Halloix.187 Ook dit materiaal verwerkte hij in zijn stramien: de<br />
Regel, de Constituties, Russelius, de kapittelbesluiten van Halloix<br />
en van de Codices Definitionum. Daarnaast beschikte hij van meet<br />
af aan over 33 oorkonden, die berustten in het Udense kloosterarchief.188<br />
Vanaf 1855 beschikte Hermans ook over het rijke<br />
oorkondenarchief van Sint-Agatha. Dit archief bood hem 255 do<br />
cumenten, waarvan hij er 199 volledig opnam.189 Deze ruim 300<br />
documenten behelsden niet alleen gegevens over Uden en Sint-<br />
Agatha. Ook de andere kloosters van de orde kwamen er in aan<br />
bod. Daarnaast had hij, voor de geschiedenis van Sint-Agatha<br />
alleen al, verschillende handgeschreven bronnen, die zich niet in<br />
het oorkondenarchief bevonden, o.a. een necrologium, een Codex<br />
donationum een Codex Diplomatum191', een Cronicon conventus<br />
SAgatha prope Cuik192 en het rond 1800 door W. Wynantz<br />
geschreven Chronicon Agathense.193 Hermans beschikte bovendien<br />
over de publicatie van prior Gielen in De Godsdienstvriend en van<br />
C.W.A. De Bruijn in de Revue de la presse catholique. Voor de<br />
recente geschiedenis kon Hermans een beroep doen op het persoonlijke<br />
archief van de magister-generaal194 en op het kostbaar<br />
186 De facto begon hij daarmee in Annales, dl.II, vanaf bladzijde 204. De citaten uit<br />
Halloix alleen vulden 69 bladzijden. A. Van Asseldonk, Hermans en de Annalen, p.26<br />
187 C.R. Hermans, Annales, dl.II, p.437 e.v.; dl.HI, p.75 e.v.<br />
188 Alles bijeen beslaat dit materiaal 86 bladzijden. A. Van Asseldonk, Hermans en de<br />
Annalen, p.27<br />
189 Voor de Annales betekenden deze 199 documenten een bijdrage van 446 bladzijden. A.<br />
Van Asseldonk, Hermans en de Annalen, p.27<br />
;» C.R. Hermans, Annales, dl.II, pp.185-186, 206, 218-219, 265,280; dl.HI, p.20<br />
C.R. Hermans, Annales, dl.III, p.5<br />
192 C.R. Hermans, Annales, dl.III, pp.46-47 en 55-57<br />
193 C.R. Hermans, Annales, dl.I(l), p.77; dl.II, pp.124-135; dl.III, pp.594-596 en 609-<br />
615. Wilhelmus Wynantz werd geboren in Venray in 1736. In 1755 trad hij in bij de kruisheren<br />
in Sint - Agatha. Hij werd geschiedschrijver van de orde en van zijn klooster. Hij verzamelde<br />
verschillende oude documenten. Hij werd catecheet en sacrista en later praeses van Sint<br />
- Agatha. Hij overleed in 1810. J. Scheerder, De kruisheren van Sint - Agatha en Uden in de<br />
jaren 1800 - 1840. in: Clairlieu, jg.31, 1973, afl.l - 2, pp. 3 - 54
114 DE OORSPRONG VAN DE ORDE VAN HET H. KRUIS<br />
handschrift uit het klooster van Briiggen, dat nu in Sint-Agatha<br />
werd bewaard, de Codex Pontis Coeli.m Voor de gehele ordesgeschiedenis<br />
putte Hermans informatie uit de werken van prior<br />
Arnoldus Hertzworms196, van kruisheer Pierre Verduc197 en de publicaties<br />
van de Luikse kruisheren over de H. Odilia.198<br />
• Uit de door C.R. Hermans geschreven opdracht en epiloog<br />
blijkt, dat het verzoek tot het schrijven van de Annales voortkwam<br />
uit de groep rond Van den Wijmelenberg, dus van het Udense con<br />
vent. Vooral C.W.A. De Bruijn speelde hierin een voorname rol.199<br />
Deze verdedigde als secretaris van Van den Wijmelenberg overigens<br />
de overlevingskansen van het klooster Sint-Agatha in Den<br />
Haag en kreeg daarom inzage in diverse documenten. In 1851<br />
publiceerde hij een bijdrage over Sint-Agatha200. Vanaf 1855 werd<br />
hij prior van Maaseik en etaleerde ook daar een bijzondere ijver in<br />
het ontsluiten van oude documenten over de geschiedenis van de<br />
orde. Ook als prior van Maaseik speurde hij naarstig naar oude<br />
bescheiden en tekende ze op in zijn . 201<br />
Codex Diplomatum?<br />
194 CR. Hermans, Annales, dl.III, pp.641 - 764, passim<br />
195 CR. Hermans, Annales, cQ.II, pp.64 - 283, passim<br />
196 Van Asseldonk rekende uit dat Hermans 26 keer citeerde uit Hertzworms en er bovendien<br />
17 keer naar verwees. A. Van Asseldonk, Hermans en deAnnalen, p.28<br />
197 P. Verduc, La vie du Bienheureux Thiodore de Celles, hospitaller de Sainte-Croix.<br />
Pe'rigueux, 1681; Idem, Antiquiti de Vordre de Sainte Croix. Pe'rigueux, 1683. Verduc was in<br />
de tweede helft van de 17e eeuw achtereenvolgens kruisheer in Toulouse en prior in Verger.<br />
198 CR. Hermans, Annales, dl.I(l), p.58; 1(2), p.157<br />
199 R. Janssen, Vijfhonderdjaar Kruisheren te Maaseik. Een profieltekening. Maaseik, 1982,<br />
passim. Hermans noemde De Bruijn zelfs de voornaamste persoon, die hem tot dit werk<br />
aanzette: " mihique primarius auctor fuit ut Annales Ordinis S. Crucis scriberem. " CR.<br />
Hermans, Annales..., t.I(2), p.234<br />
In de epiloog schreef C.R.Hermans: " Benevolo lubentique animo Annales Ordinis Crucis erui<br />
ex tot monumentis, quae vel in canonia Sanctae Agathae, vel in conventu Udensi servantur, sive<br />
mihi suppeditata sunt a domorum moderatoribus, quorum auxilio adjutus, historiam Ordinis<br />
S. Crucis continuam et non interruptam, inde ab institutione B. Cellesii ad hunc usque diem perducere<br />
mihi licuit. Quid in hisce conscribendis, adjumenti mihi praestiterint, Reverendissimus<br />
D.H. van den Wymelenberg, Amplissimus D. de Bruin, caeterique fratres, saepius gratus in operis<br />
decursu agnovi, neque celavi alios viros, turn ecclesiasticos, turn laicos, quorum studium etfavorem<br />
non uno in loco manifestavi et jam repeto, gratiasque iis ago quam maximas. " C.R.Hermans,<br />
Annales..., t.I(2), p.235<br />
200 q^, De Bruijn, Tableau historique du couvent de Sainte Agathe, pres de Kuyk, et des<br />
evenements qui le concernent, depuis safbndation, qui date depres de cinq siecles. in: Revue de la<br />
Presse Catholique, 1851, pp.401 - 408, 410 - 414.<br />
201 Archief Kruisheren Maaseik., V.A.I
DE OORSPRONG VAN DE ORDE VAN HET H. KRUIS 115<br />
• Op het ogenblik, dat Hermans zijn opdracht aanvaardde,<br />
verbleef het bestuur van de orde nog in Uden. In Sint-Agatha kon<br />
hij echter op minder goodwill rekenen dan in Uden. Prior Gielen,<br />
en voor hem Wynantz, hadden zelf al veel documenten verzameld<br />
en tot een geschiedenis van hun klooster verwerkt. De lotgevallen<br />
van het klooster werden door Gielen beschreven in een uitvoerige<br />
bijdrage in De Godsdienstvriend202 en in de diverse rekesten aan de<br />
regering. Toen Hermans in 1854 een eerste bezoek bracht aan Sint-<br />
Agatha, werd hij niet verder toegelaten dan de gastenkamer.203 De<br />
prior van Sint-Agatha hing het verhaal op van de tragische lot<br />
gevallen van het klooster. Maar het archief en de bibliotheek kreeg<br />
Hermans niet te zien. Vandaar kon hij ook slechts een oppervlakkige<br />
mededeling doen omtrent de bibliotheek van Sint-Agatha met<br />
haar kostbare wiegendrukken en rijk vergulde handschriften.204<br />
Ook het Chronicon Agathense, sive onus et perogressus canoniae<br />
SAgathae, collectum anno 1785, dat kruisheer W. Wynantz had<br />
geschreven, kreeg hij niet te zien. Kruisheer A. van der Voort, die<br />
wat soepeler dan zijn prior bleek te zijn, schreef het echter netjes<br />
voor hem over.205 Dat kon, omdat Wynantz "confecit compendium,<br />
quod nitide in tabulis scriptum ibi pendet in refectorio."206 Op die<br />
manier kon Hermans de tekst integraal publiceren in de Annales.207<br />
7. Gielen, Geschiedkundige Schets der Stichting, Lotgevallen en merkwaardige bijna vijf<br />
honderdjarige voortduring van het Klooster te StAgatha, Lande van Cuijk, Provincie Noord-<br />
Braband. in: De Godsdienstvriend, 6130, 1833, pp. 1-21<br />
203 C.R. Hermans, Annales, dl.I(l), p.172 ; Simon Willem Gielen werd geboren in 1781<br />
in Ohe" en Laak. In 1803 trad hij in bij de kruisheren van Sint - Agatha. Twee jaar later werd<br />
hij er prior gekozen. In 1809 probeerde hij tevergeefs van Lodewijk Bonaparte te bekomen,<br />
dat het admodiatiecontract met 24 jaar verlengd zou worden. Vanaf 1812 moest Gielen strijden<br />
voor het behoud van het klooster Sint - Agatha. Eerst wilden de Fransen zich de kloostergoederen<br />
toeeigenen, later weigerde Willem I het klooster te erkennen. Het duurde tot<br />
1843 voordat er weer nieuwe confraters geprofest werden. Sint - Agatha was toen op sterven<br />
na dood. In 1848 wilde de Nederlandse overheid Sint - Agatha verkopen. Gielen deed al het<br />
mogelijke om het klooster te redden. De kwestie Sint - Agatha sleepte nog vele jaren aan, maar<br />
Gielen beleefde de oplossing niet meer. Op 13 februari 1855 vond men hem dood op zijn<br />
kamer. W. Sangers & A.H. Simonis, Er ligt een eiland in de Maas. Stevensweert, 1955, pp.<br />
421 - 426<br />
204 C.R. Hermans, Annales, dl.I(l), pp.173 - 174; Hermans kwam wel een en ander te<br />
weten uit de fiches van prior Gielen. Verder moest hij zich tevreden stellen met het bekijken<br />
van drie in koper gegraveerde oude zegels. C.R.Hermans, Annales, dl.I(l), p.79<br />
205 C.R. Hermans, Annales, dl.I(l), p.77, noot (a)<br />
206 C.R. Hermans, Annales, dl.II, p. 124<br />
207 C.R. Hermans, Annales, dl.II, Cod.Dipl.Tom.I, nr.35, pp. 124-135
116 DE OORSPRONG VAN DE ORDE VAN HET H. KRUIS<br />
Hermans vulde deze schaarse gegevens aan met een korte aantekening<br />
van J. Knippenberg208 en met het necrologium of obituarium<br />
van het klooster. Na de dood van prior Gielen bracht<br />
Hermans in de zomer van 1855 een nieuw bezoek aan Sint-<br />
Agatha. Daarbij geholpen door bibliothecaris Henricus Verkuilen<br />
raadpleegde hij nu alle wiegendrukken van het klooster, eenenvijftig<br />
in het totaal.210 Vanzelfsprekend kreeg hij nu ook inzage in<br />
alle handschriften en oorkonden.<br />
• Oorspronkelijk was het Hermans' plan om het gehele werk in<br />
twee delen uit te geven. Van elk deel zou het eerste gedeelte de<br />
annalen van de daarin behandelde tijd bevatten. In elk van de twee<br />
delen zou het tweede gedeelte betrekking hebben op de oorkonden<br />
en bescheiden, die Hermans in bibliotheken en archieven had kun-<br />
nen opsporen. Hij noemde dit tweede gedeelte de Codex diplo-<br />
maticus. In de concrete uitwerking liep een en ander echter uit de<br />
hand. Hermans volgde namelijk deze werkmethode, dat hij telkens<br />
liet drukken wat hij dacht dat persklaar was. Zo verscheen in 1855<br />
het Tomus primus, dat de splitsing tussen Annales en Codex<br />
Diplomaticus doorvoerde. De daarin behandelde stof liep ongeveer<br />
tot het jaar 1500. Volgens het oorspronkelijke plan zou op dit<br />
eerste deel een Tomus secundus volgen, dat de nog resterende<br />
eeuwen op dezelfde wijze zou behandelen en verwerken. Het bron-<br />
nenmateriaal, waarover Hermans beschikte, was met de jaren<br />
echter zozeer aangegroeid, dat het tweede deel te lijvig dreigde te<br />
worden, namelijk meer dan duizend bladzijden. Een groot deel<br />
ervan had eigenlijk thuis gehoord in het reeds uitgegeven eerste<br />
deel. Hermans oordeelde het nu beter om in 1858 de voltooide<br />
Annales in hun geheel opnieuw uit te geven in drie boekdelen. Het<br />
eerste deel zou de strikte annalen in hun volledigheid bevatten en<br />
in twee delen worden verdeeld, namelijk de reeds in 1855 gepu-<br />
bliceerde historische gegevens van voor 1500 en vervolgens de rest<br />
tot aan 1857. De zogenaamde Codex Diplomaticus, de verzameling<br />
208 Knippenberg schreef in 1719 over de kruisheren van Sint-Agatha, Venlo, Roermond,<br />
Maastricht, e.a. C.R. Hermans, Annales, dl.II, Cod.Dipl.Tom.I, nr.34, pp.120 -123<br />
209 C.R. Hermans, Annales, dl.I(l), p.77; dl.II, Cod.Dipl.Tom I, nr.36, pp.136 - 143<br />
210 C.R. Hermans, Annales, dl.I(l), pp.175 - 181
DE OORSPRONG VAN DE ORDE VAN HET H. KRUIS 117<br />
van oorkonden en bescheiden die betrekking hebben op ieder van<br />
de twee delen, zouden in een tweede en een derde boekdeel worden<br />
gepubliceerd. In een annex van het derde deel gaf hij nog aanvullingen.<br />
• De Annales verschenen in januari 1858. In zijn opdracht<br />
vertelde Hermans, dat hij er ongeveer vier jaar aan had gewerkt en<br />
dat hij dit alleen maar had kunnen doen tijdens zijn vakanties en<br />
in zijn vrije uren.211 Van den Wijmelenberg stuurde op 27 november<br />
1858 twee exemplaren naar de internuntius Vecchiotti. Een<br />
ervan was bestemd voor Pius IX, het tweede exemplaar voor inter<br />
nuntius. Tegelijk vroeg de magister-generaal de mening van<br />
Vecchiotti over het privilege van de magister-generaal, dat behandeld<br />
werd in de Annales I, 2, pp.70-71 en III, p. 186. Met deze<br />
vraag had Van den Wijmelenberg het in 1630 aan Augustinus<br />
Neerius en zijn opvolgers verleende privilege op het oog van de<br />
pontificalia, het zegenen van liturgische gebruiksvoorwerpen en<br />
het toedienen van de tonsuur en de lagere wijdingen. Tevens vroeg<br />
hij of er genoeg redenen waren om het feest van Theodorus van<br />
Celles, de stichter van de orde, te herdenken.212 De paus bedankte<br />
Van den Wijmelenberg voor het toezenden van de Annales en<br />
schonk hem een gouden medaille. Enkele weken later, op 13 ja<br />
nuari 1859, deelde Van den Wijmelenberg de internuntius mee,<br />
dat Hermans exemplaren van de Annales had aangeboden aan koning<br />
Willem III, aan de Prins van Oranje en aan Prins Frederik.213<br />
211 J. Scheerder, Henricus Van den Wijmelenberg: een religieus emancipator in Oost-Brabant<br />
1800 - 1881, pp.148 - 149. Uit de prospectus, die in September 1857 verscheen en waarmee<br />
hij het verschijnen van de Annales in hun geheel aankondigt, blijkt dat hij tot het laatste toe<br />
aan het oorspronkelijke plan wilde vasthouden. Hij beweerde daarin, dat het werk zou bestaan<br />
uit twee delen: het eerste zou de periode 1312 tot 1500 beslaan en het tweede zou lopen van<br />
1500 tot 1857. Het eerste deel, stelde hij, was reeds gedrukt; met het andere deel was men<br />
gevorderd tot het jaar 1816 en nog in de loop van 1857 zou het van de pers rollen. Ook de<br />
Voorwaarde van inteekening, gesigneerd door P.Stokvis, boek- en krantendrukker, sprak in Sep<br />
tember 1857 nog van " beide delen".<br />
212 J. Scheerder, Henricus Van den Wijmelenberg: een religieus emancipator in Oost-Brabant<br />
1800-1881, p.\50<br />
213 J. Scheerder, Henricus Van den Wijmelenberg: een religieus emancipator in Oost-Brabant<br />
1800-1881, p. 150
118 DE OORSPRONG VAN DE ORDE VAN HET H. KRUIS<br />
. ....<br />
Beyenburg, kruisbeeld uit de 15'k eeuw
DE OORSPRONG VAN DE ORDE VAN HET H. KRUIS 119<br />
FJ.M. van de Ven gaf in 1958 de volgende appreciatie aan de<br />
Annales: "(...) Het werk is op het terrein van de ordesgeschiedenis voor<br />
de negentiende eeuw een van de eerste publicaties. Ondanks het vrij<br />
groot aantal onjuistheden (diverse stukken zijn slordig gecopieerd) en<br />
de onvolledigheid is het nog steeds van groot belang voor de Orde der<br />
Kruisheren en vormde het lange tijdde enige bron voor haar geschiedenis.<br />
In 1953 verscheen de index, die nog steeds ontbrak, samengesteld<br />
door L. Heere, o.s.c"iu<br />
Voor de orde zelf had dit werk het voordeel, dat de geest van de<br />
orde er gemakkelijk in kon worden teruggevonden en dat de grote<br />
lijnen van de tradities van de orde aan het licht kwamen. Zo<br />
bijvoorbeeld zette Hermans' briljante verhandeling over de univer-<br />
sitaire studies in Leuven, het bestuur van de orde rond de eeuwwisseling<br />
aan het denken, vooral omdat sceptici binnen de orde<br />
weinig heil verwachtten van hogere opleidingen.215<br />
Hoe groot de oplage van de Annales is geweest en welke correspondentie<br />
er met de drukker is gevoerd, valt niet meer te achterhalen.216<br />
Wei bevatten de kasboeken van procurator J. de Vlam<br />
enkele interessante gegevens. Op 7.september 1855 vermeldde hij<br />
in het Journaal van Uitgaven, dat hij honderd gulden had gegeven<br />
aan Hermans voor papier tot het drukken van de geschiedenis van<br />
de orde. Op 13 augustus 1857 ontving Hermans zeventien gulden<br />
voor de aanschaf van boeken. P. Stokvis in Den Bosch ontving op<br />
214 FJ.M. Van de Ven, Dr.C.R Hermans, leven en werk van de pionier van de Noord-<br />
Brabantse geschiedschrijving in de 19e eeuw. in: Brabantia, jg.7, 1958, p.223<br />
Het werk van Russelius bijvoorbeeld is helemaal geen heruitgave van het oorspronkelijke<br />
boek (o.a. veel spellingsfouten, zinnen die weggelaten worden en zelfs drie titels van hoofdstukken<br />
die ontbreken). Soms oordeelde Hermans te vlug. Het oude dominicaanse kruisherenbrevier,<br />
dat in Uden bewaard werd, beoordeelde hij bijvoorbeeld gans fout. Na een<br />
vluchtige oogopslag meende hij dat de gebeden, die fraai verlucht in het begin van het<br />
brevier waren ingelast, gebruikelijk waren bij de kruisheren. Het waren integendeel volksgebeden,<br />
zoals blijkt uit A. Van Asseldonk, Middeleeuwse gebeden in Udens I6e eeuws brevier.<br />
in: Clairlieu, 1954, pp.17-38<br />
215 C.R. Hermans, Annales, dl.I(l), pp.156 - 158; A. Ramaekers & R. Janssen, De<br />
Kruisheren en de Leuvense Universiteit na de Franse Revolutie. in: Clairlieu, jg.5O, 1992,<br />
pp.13-136<br />
216 Het archief van P. Stokvis ging in 1940 verloren. J. Scheerder, Henricus Van den<br />
Wijmelenberg: een religieus emancipator in Oost-Brabant 1800 - 1881, p. 150
120 DE OORSPRONG VAN DE ORDE VAN HET H. KRUIS<br />
24 februari 1859 een bedrag van/459,37 voor het drukken van de<br />
Annales. Dezelfde dag betaalde de magister-generaal/49,80. Op 2<br />
juni 1859 en 26 juni 1859 betaalde de Vlam telkens 300 gulden<br />
aan Stokvis.217 Het verslag van het definitoriaal kapittel, dat in<br />
Sint-Agatha werd gehouden van 10 tot 12 September 1860, vermeldt<br />
een bedrag van 2.449,19 ^ 218<br />
BEE2"<br />
3 De aanvangsjaren van de Orde van het Heilig Kruis, ? -<br />
1248 - 1410<br />
3.1 De economische context<br />
• Kooplieden uit het gebied van Luik, Hoei, Namen en Dinant<br />
doorkruisten al vanaf de elfde eeuw het Europese vastland en<br />
Engeland in verband met de lakenhandel en de metaalnijverheid.<br />
Talloze schrijnen, bronzen crucifixen en kleine reliekhouders, die<br />
produkten waren van de Maaslandse metaalindustrie, bleven in<br />
geheel Europa bewaard. Ook goud- en zilversmeden uit deze<br />
streken vonden overal in Europa werk in de twaalfde en dertiende<br />
eeuw, toen de rijken door grote giften aan kerken en kloosters de<br />
gunst van de hemel probeerden te verwerven. Het aardewerk van<br />
Andenne, ten zuiden van de Maas tussen Hoei en Namen, kreeg<br />
een wijde verspreiding tot in Friesland toe met uitlopers naar<br />
Engeland en Scandinavie. De stad Keulen oefende als handelsmetropool<br />
een grote aantrekkingskracht uit voor alle gewesten<br />
van de 'Nederlanden'. Via Keulen kreeg men toegang tot de rest<br />
van Duitsland.<br />
In het hertogdom Brabant hadden de handel en de nijverheid in<br />
de twaalfde eeuw wel zekere impulsen gekregen doordat de<br />
landwegen naar Keulen doorheen het hertogdom heen liepen,<br />
maar vergeleken met de naburige gebieden als Vlaanderen en de<br />
Maasstreek, waren zij toch in een primitief stadium blijven steken.<br />
In de dertiende eeuw kwam daarin verandering. In 1225 verleende<br />
Engeland een collectief privilege aan alle Brabantse kooplui en in<br />
27 ArchiefSint-Agatha, nr.199<br />
28 Archief Generalaat, 006. IB
DE OORSPRONG VAN DE ORDE VAN HET H. KRUIS 121<br />
1264 kregen de kooplui van Brugge, Gent, leper, Mechelen,<br />
Brussel, Leuven, Sint-Truiden, Luik en Hoei toelating om zich<br />
vrijelijk naar de Engelse markten te begeven. Lakenindustrie en de<br />
daarmee verbonden handel in wol en laken hebben in de dertiende<br />
eeuw Brabant uit zijn economische dommel gewekt. De steden<br />
groeiden. Verschillende andere exportnijverheden, zoals bier-<br />
brouwerijen (Leuven) en tapijtweverijen (Brussel) zorgden voor<br />
een aanmerkelijke expansie. Samen met de hertogen beoogden de<br />
Brabantse steden een uitbreidingspolitiek in oostelijke richting,<br />
waar Keulen lag.<br />
In de Maasstreek bloeide de textielnijverheid in de dertiende<br />
eeuw als nook tevoren, maar men gebruikte daarvoor nauwelijks<br />
Engelse wol. De lakens van Hoei waren vrij klein en ook die van<br />
Maastricht en van Luik waren niet van uitzonderlijke kwaliteit.<br />
Toch waren ze zeer gevraagd op de buitenlandse markten en wisten<br />
ze diep in Zuidoost-Europa door te dringen. Lakens van<br />
Dinant waren daarentegen zeer gevraagd in Engeland. Alle<br />
Maaslandse steden bezochten de markten in Keulen en ook op de<br />
jaarmarkten van Champagne ontbraken ze niet. Van passieve han<br />
del in het Maasland was weinig sprake: Keulenaars kwamen er<br />
niet, andere Hanzeaten evenmin. Vanaf de twaalfde eeuw bestond<br />
in Hoei en Luik ook al linnenfabricage. Elders in de Maasstreek en<br />
ook in Vlaanderen en Henegouwen kwam de linnennijverheid in<br />
de dertiende eeuw tot ontwikkeling. Ook de steenkool werd in de<br />
streek van Luik vanaf de dertiende eeuw op bescheiden schaal<br />
geexploiteerd.219<br />
• Er bestonden al kruisbroedersgemeenschappen voor 1248.<br />
Zoals we hierboven aangaven waren er al rond 1240 kloosters in<br />
Engeland, die echter geen steun van de bisschoppen genoten. Het<br />
is niet onmogelijk dat die eerste kruisbroederskloosters bevolkt<br />
werden door religieuzen van het vasteland, c.q. uit het prinsbisdom<br />
Luik of daaromtrent, die via de handelscontacten door plaatselijke<br />
heren werden uitgenodigd. Russelius zag het ontstaan van de orde<br />
219 H.P.H. Jansen, Handel en nijverheid 1000-1300. in: Algemene Geschiedenis der<br />
Nederlanden, dl.2, 1982, pp. 148-186
122 DE OORSPRONG VAN DE ORDE VAN HET H. KRUIS<br />
echter gebeuren rond Theodorus van Celles, wiens jonge leven hij<br />
koppelde aan de kruistochten en aan de predikatie tegen de ket-<br />
ters...<br />
3.2 De politiek-territoriale context<br />
3.2.1 De kruisbroeders en de Kruistochten<br />
• De oorsprong van de orde varieert al naar gelang van de visie op<br />
de startdatum. Wie uitgaat van de stichting rond 1210 plaatst de<br />
orde in het panorama van de kruistochten, waarvan er in de der<br />
tiende eeuw nog een aantal plaatsvonden. Het discours over het<br />
ontstaan van de orde verloopt dan langs het kruis op het habijt, de<br />
derde kruistocht, het stichten van hospitia, de strijd tegen de<br />
Albigenzen en de naam Cruce-signati.<br />
Men zou haast denken dat men te maken heeft met de incubatietijd<br />
van een geestelijke ridderorde.220 Maar zo was het niet, beslist<br />
niet vanaf de jaren twintig van de dertiende eeuw. De Duitse keizer<br />
Frederik II zou dan immers een beroep op hen gedaan hebben.<br />
In 1225 was deze in het huwelijk getreden met Isabelle van<br />
Brienne, de erfgename van het koninkrijk Jeruzalem. Ter gelegenheid<br />
van dit huwelijk beloofde hij aan paus Honorius III een kruis<br />
tocht te zullen ondernemen. Toen hij draalde met zijn expeditie,<br />
werd hij geexcommuniceerd. Uiteindelijk vertrok hij toch in 1228<br />
naar het Oosten en sloot in 1229 een tienjarige vrede met de<br />
Egyptische sultan, die de christenen ruime bewegingsvrijheid gaf<br />
in Palestina. Frederik II kroonde zichzelf in 1229 tot koning van<br />
Jeruzalem, wat een geweldige opschudding veroorzaakte, omdat<br />
hij nog steeds geexcommuniceerd was. Bovendien kreeg hij<br />
onenigheid met de Tempeliers. Zij waren vooral Fransen, terwijl de<br />
keizer een grotere rol zag weggelegd voor Duitse ridders.<br />
220 Verschillende geestelijke ridderorden, die tijdens de kruistochten waren ontstaan, vestigden<br />
zich vanaf de dertiende eeuw in de Maasstreek. Waarschijnlijk was in Maastricht in de<br />
twaalfde eeuw een vestiging van de Tempeliers geweest, die in 1311 werd opgeheven. De orde<br />
der Johannieters of Maltezerorde vestigde zich in het begin van de dertiende eeuw in Mechelen<br />
bij Wittem. Vanaf 1220 vestigde de Duitse Orde, die tijdens het beleg van Akko in 1190 werd<br />
opgericht voor de verzorging van zieken, zich in Alden Biezen en later in Maastricht. Een<br />
beknopt en helder overzicht van de geestelijke ridderorden treft men aan in P. Janssens, De<br />
ridderorden in een historisch perspectief. in: Ons Heem, jg.57, 2004, afl.l, pp. 3-14
DE OORSPRONG VAN DE ORDE VAN HET H. KRUIS 123<br />
In plaats van een tocht naar Jeruzalem neemt men een wijde bocht<br />
langs het eremitisme en de mystieke bewegingen om Theodorus<br />
van Celles veilig te laten landen in Hoei. Wat na zijn dood in 1236<br />
volgt, lijkt amper te corresponderen met het prille begin. Want de<br />
Engelse kruisbroeders waren geen predikanten en evenmin kruisvaarders.<br />
Ze stichtten hun kloosters op dezelfde wijze als een tijd<br />
later in Duitsland zou geschieden. Waar zij zich vestigden, hoopten<br />
zij in alle sereniteit het goddelijk officie te kunnen verrichten, ter-<br />
wijl ze in dienst van adellijke begunstigers liturgische vieringen<br />
waarborgden en voor de buitenwereld de zorg van een hospitium<br />
opnamen. In 1248 versmolten een zestal 'kloosters' uit Engeland<br />
en vermoedelijk uit het prinsbisdom Luik tot een Orde van het<br />
Heilig Kruis: een orde van reguliere kanunniken, die de statuten<br />
van de Dominicanen grotendeels overnamen. In de volgende<br />
decade werd de orde uitgebreid met stichtingen in Namen,<br />
Toulouse en Parijs. De eventuele ontmoeting van Theodorus van<br />
Celles en de heilige Dominicus en de kruistocht tegen de<br />
Albigenzen vormen geenszins de verklaringsgrond voor de stichting<br />
van een klooster in Toulouse, een halve eeuw later, en de<br />
gedeeltelijke overname van de constituties van de Dominicanen.<br />
Wie de denkpiste rond de kruistochten niet terzijde wil schuiven,<br />
kan er gebruik van maken met het oog op de eerste stichtingen van<br />
de Franse kruisbroederskloosters. Want het kruistochtideaal leefde<br />
helemaal bij de Franse koning Lodewijk IX, de Heilige (1226-<br />
1270). Zijn vader Lodewijk VIII kwam on in de kruistocht tegen<br />
de Albigenzen en zijn moeder, Blanche van Castilie, heerste als<br />
regentes tot in 1234. Daarna kreeg hij de werkelijke macht. In<br />
1239 kocht hij de schulden die de keizer van Constantinopel had<br />
bij de Venetianen af om op die manier in bezit te komen van de<br />
doornenkroon, de lijkwade en een houtsplinter van het Kruis van<br />
Jezus. Zijn intense vroomheid uitte zich in de deelname aan de<br />
zevende kruistocht (1248-1250). De moslims heroverden<br />
Jeruzalem eind oktober 1244. Alleen Lodewijk IX spande zich nog<br />
in om in de toestand in Palestina verbetering te brengen. In 1249<br />
veroverde hij de Egyptische stad Damiate. Zijn leger was echter<br />
uitgeput door ziekten, ontberingen en voortdurende aanvallen en<br />
in 1250 werd het verslagen. Lodewijk IX werd gevangen genomen
124 DE OORSPRONG VAN DE ORDE VAN HET H. KRUIS<br />
en tegen een enorm losgeld vrijgelaten. Na zijn vrijlating verbleef<br />
hij nog vier jaren in Syrie, waar hij op versterking wachtte en de<br />
kuststeden in staat van verdediging bracht. De verhouding met de<br />
Tempeliers verslechterde omdat de koning hen te eigengereid<br />
vond. Korte tijd na zijn terugkeer in Frankrijk vestigden kruisbroeders<br />
zich in Toulouse en Parijs. Later ondernam Lodewijk IX<br />
een nieuwe kruistocht, tegen Tunis, waarbij hij de dood vond.<br />
Keren we nog even terug naar een mogelijk verband tussen de<br />
kruisbroeders en de geestelijke ridderorden.221 De kruisbroeders<br />
waren reguliere kanunniken, die zich toelegden op de verzorging<br />
van de eredienst in hun kerken en kapellen, maar ook op de vita<br />
apostolica, d.w.z. op gemeenschappelijke eigendom en op zielzorg.<br />
Tot de zielzorg van de reguliere kanunniken behoorde o.m. het<br />
hospitaalwerk: zorg voor armen en zieken, voor melaatsen en<br />
pestlijders, voor passanten en pelgrims. Het beter beleven van hun<br />
gemeenschappelijk leven, vonden de reguliere kanunniken, moest<br />
ook zin hebben. Deze zin, dit doel voor hun leven vonden zij<br />
vooral in het hospitaalwerk en daaraan gekoppeld het bevorderen<br />
van bedevaarten en pelgrimstochten. Wat zij uitspaarden, was voor<br />
mensen die het nodig hadden. Anders gezegd, het hospitaalwerk<br />
was voor de reguliere kanunniken een consequentie van hun<br />
streven naar gemeenschappelijk leven. Men kan de hospitalen van<br />
de kruisbroeders als volgt typeren:<br />
> Ze waren verbonden aan kerken of kapellen.<br />
> Ze werden gebouwd: op het platteland langs pelgrimswegen,<br />
bij samenkomst van of op een kruispunt van wegen; in de steden,<br />
even buiten de stadsmuur vlakbij een poort.<br />
> De kerken en kapellen werden zelf ook bedevaartskerken of<br />
-kapellen. Men wilde niet alleen zorgen voor een lichamelijke<br />
maar ook voor een geestelijke rustpauze. Men was er op uit<br />
in de eigen kerk of kapel relieken van heiligen te verkrijgen<br />
en het de pelgrims mogelijk te maken aflaten te verdienen.<br />
221 Hierbij dient men niet uit het oog te verliezen dat ca. 1231 in Praag de ordo militaris<br />
Crucigerorum cum rubea Stella (de kruisheren met de Rode Ster) werd opgericht. Deze hospitaalbroeders<br />
namen in 1237 de Regel van de H. Augustinus aan en een jaar later werden ze<br />
geplaatst onder de geestelijke leiding van de Dominicanen. In 1252 namen zij het Kruis en<br />
Ster als embleem van de orde aan.
DE OORSPRONG VAN DE ORDE VAN HET H. KRUIS 125<br />
> Langzamerhand namen de religieuzen, in plaats van pelgrims<br />
en armen tijdelijk - voor een paar nachten - onder te brengen,<br />
mensen als commensalen of kostgangers op, dus mensen die<br />
betaalden en niet tijdelijk bleven.222<br />
• Wie uitgaat van de jaren rond 1248, en voorbijgaat aan de<br />
legendarische jaren tussen 1210 en 1248, lokaliseert het begin van de<br />
orde in de context rond de strijd om de macht tussen pans en keizer.<br />
Als gevolg van het vroegtijdig overlijden van keizer Hendrik VI in<br />
1197 ontbrandde in het Duitse Rijk namelijk een hevige troonstrijd.<br />
De vorsten waren verdeeld in aanhangers van de Staufen en<br />
de Welfen. Beide partijen kozen hun keizer, waarna een felle strijd<br />
ontbrandde. De hertog van Brabant rukte nu op tegen Luik om de<br />
prinsbisschop, Hugo van Pierrepont (1200-1229), tot het kamp<br />
van de Welfen te bekeren. Hij veroverde de stad Luik en de prins<br />
bisschop vluchtte naar Hoei. In 1213 sloeg de prinsbisschop terug.<br />
Gesteund door de graaf van Loon versloeg hij de hertog van<br />
Brabant bij Steppes en verwierf het graafschap Moha in de omgeving<br />
van Sint-Truiden.<br />
In 1215 besteeg Frederik II de troon. Hij was een zoon van<br />
Hendrik VI en behoorde tot het geslacht van de Hohenstaufen.<br />
Vanaf 1227 lag hij overhoop met paus Gregorius IX (+ 1241). Hij<br />
werd meermaals in de kerkban geslagen. In 1247 werd graaf<br />
Willem II van Holland tot koning van Duitsland gekozen. Hij<br />
regeerde tot 1256. Koenraad IV, de zoon van Frederik II, regeerde<br />
tot 1255 als tegenkoning. Hij was de laatste telg van de familie<br />
Hohenstaufen op de troon. Van 1256 tot 1273 was er een inter<br />
regnum en daarna bestegen de Habsburgers de troon.<br />
Petrus Walcurtius (de Walcura, Walcurtius), een telg uit het adellijk<br />
geslacht van de graven van Rochefort, Clermont en Loon,<br />
stelde omstreeks 1248 aan de kruisbroeders van een zestal stichtin-<br />
222 P. Van den Bosch, De orde van de Kruisheren in het verleden een hospitaalorde? in:<br />
Handelingen van het XLI Kongres van de Federatie van de Kringen voor Oudheidkunde en<br />
Geschiedenis van Belgie\ Mechelen, 1970, pp. 173-180
126 DE OORSPRONG VAN DE ORDE VAN HET H. KRUIS<br />
gen voor om samen een orde te vormen. De pauselijke legaat<br />
Petrus Capuccius hielp, zoals we hierboven hebben aangegeven, de<br />
orde op gang: hij was de redacteur van de oprichtingsoorkonde van<br />
31 december 1248, hij zorgde ervoor dat de statuten van de<br />
Dominicanen gedeeltelijk werden overgenomen en hij zorgde<br />
ervoor dat de kruisbroeders in hun kerken en kapellen, ook als die<br />
nog niet geconsacreerd waren, het goddelijke officie mochten bid<br />
den en de klokken mochten luiden.223<br />
Op 26 januari 1248 stond de Luikse bisschop Hendrik van Gelder<br />
de kruisbroeders toe een kerk te bouwen in Hoei op de plaats waar<br />
tot dan toe de kapel van de H. Theobaldus stond.224 De voltooing<br />
van de bouw van deze kerk beleefde Walcurtius niet meer: hij overleed<br />
op 30 december 1249 en werd op verlangen van de graaf van<br />
Loon overgebracht naar Maaseik om daar plechtig in de nog niet<br />
zo lang geleden gebouwde parochiekerk begraven te worden.225<br />
Walcurtius had wel nog meegemaakt dat de Engelse koning,<br />
Hendrik III, op 17 oktober 1249 de kruisbroeders in bescherming<br />
nam.226<br />
De verwantschap van Walcurtius met de graaf van de Loon was<br />
voor het ontstaan van de Orde van het Heilig Kruis in het prinsbisdom<br />
Luik een bonus. De toenmalige graaf van Loon, Arnold IV<br />
(geboren ca.1200 en overleden ca.1278), huwde op twintigjarige<br />
leeftijd met Johanna, de erfdochter van Lodewijk IV, graaf van<br />
223 H. Van Rooijen, De Oorsprong van de Orde der Kruisbroeders of Kruisheren. De<br />
Geschiedbronnen. in: Clairlieu, jg.19, 1961, pp. 174-176<br />
224 Aan deze kapel verbond Russelius en na hem de ganse orde een wonderlijk verhaal. Op<br />
het einde van de maand augustus 1066 bemerkte men een merkwaardig fel licht aan de<br />
zuidoostkant van Hoei, buiten de muren, onder een hoge eik, die oprees aan de voet van een<br />
steile hoogte. Men beschouwde het felle licht als een teken van de hemel en daarom bouwde<br />
men er een veldkapel. Die werd toegewijd aan de heilige Theobaldus, een kluizenaar, die een<br />
paar maanden tevoren in Italie was overleden en die na zijn dood talloze wonderen verrichtte.<br />
Het volk had ook al vlug een naam gevonden voor de merkwaardig verlichte plek: ze werd<br />
lichtoord, klaaroord, Clair-Lieu genoemd. R. Janssen, Vijf breuklijnen van traditie en<br />
vernieuwingin de Orde van het H. Kruis (1248-1998). in: Clairlieu, jg. 57, 1999, pp. 49-50<br />
225 A. Van de Pasch, Het klooster Clairlieu en zijnprioren generaal 1210-1796. in: Clairlieu,<br />
jg.17, 1959, pp. 96-97.<br />
226 A. Van de Pasch, Het klooster Clairlieu en zijn prioren generaal 1210-1796. in: Clairlieu,<br />
jg.17, 1959, p. 97
DE OORSPRONG VAN DE ORDE VAN HET H. KRUIS 127<br />
Chiny. Dit graafschap was gelegen in het zuiden van de provincie<br />
Luxemburg en in het noorden van Frankrijk. In 1226 werd Arnold<br />
graaf van Chiny, in 1227 graaf van Loon. In beide graafschappen<br />
voerde hij een actieve stedelijke politiek.227 De voornaamste karaktertrek<br />
van zijn regering was de onwankelbare trouw aan de Luikse<br />
kerk.228<br />
Arnold IV vocht heel zijn leven lang in dienst van vreemde machten<br />
aan het hoofd van zijn feodaal leger. De lijst van zijn militaire<br />
ondernemingen is lang en bevat o.a. de deelname aan een kruistocht<br />
tegen de heidenen van Oldenburg (Bremen) in 1234, een<br />
veldtocht in dienst van de prinsbisschop van Luik tegen Waleran<br />
van Limburg in 1238, de strijd in diernst van de aartsbisschop van<br />
Keulen tegen de heer van Heinsberg in 1244, de belegering van<br />
Mouzon in 1250 aan de zijde van de prinsbisschop van Luik en de<br />
onderwerping van de opstandige Luikse steden, als steun van<br />
Hendrik van Gelder in 1255.229 In 1245, toen Frederik II werd<br />
afgezet als Duits koning, sloot Arnold IV zich aan bij een coalitie<br />
ten gunste van de Roomse koning Willem II van Holland, waaraan<br />
ook Luik, Brabant en Gelre deelnamen. De verovering van Aken<br />
in 1248 voor koning Willem geschiedde met Loonse hulp.<br />
Gelre stond in de eerste helft van de dertiende eeuw onder voogdij<br />
van Brabant, maar vanaf de jaren veertig verwierf Otto II van Gelre<br />
meer zelfstandigheid. De Nederrijnse territoria en het prinsbisdom<br />
Luik genoten zijn belangstelling. Zijn zoon Hendrik werd in 1247<br />
bisschop van Luik. Vader en zoon mengden zich samen in de<br />
geschillen tussen de aartsbisschop van Keulen en de stad Luik. In<br />
1267 werd de aartsbisshop bij Zulpich verslagen.<br />
227 B. Mersch, Maaseik in de Loonse periode (1244-1366). in: Maaseik, ontstaan en groei<br />
van een grensstad. Standaard Uitgeverij, Antwerpen, 1994, pp. 83-84. Maaseik werd in 1244<br />
door de graaf van Loon gesticht.<br />
228 J. Baerten, Het graafichap Loon (11^-14^ eeuw. Ontstaan-politiek-instellingen). Van<br />
Gorcum-Assen, 1968, pp. 88-94<br />
229 J. Lyna, Het graafichap Loon. Politieke en sociaU overzichtelijke eeschiedenis. Berineen,<br />
1956, pp. 53-54
128 DE OORSPRONG VAN DE ORDE VAN HET H. KRUIS<br />
Op prinsbisschop Hendrik III van Gelder (1247-1274) konden de<br />
kruisbroeders in de jaren na 1250 nauwelijks rekenen bij de groei<br />
en ontwikkeling van de orde. De prinsbisschop was bepaald geen<br />
voorbeeld van ingetogen levenswandel. Geestelijk en cultured was<br />
hij een pluimgewicht. In 1274 werd hij door de paus in de ban geslagen<br />
nadat hij binnen een jaar veertien buitenechtelijke kinderen<br />
had verwekt. Na zijn afeetting verbleef hij in Montfort, dat na zijn<br />
overlijden definitief aan Gelre kwam.230<br />
In 1248 leek het prinsbisdom Luik de bakermat te worden van een<br />
georganiseerde Orde van het Heilig Kruis. De politiek-territoriale<br />
strubbelingen van de tweede helft van de dertiende eeuw sloten<br />
deze evolutie evenwel uit. De vaak met elkaar strijdige belangen<br />
van de naburige landsheren - de hertogen van Brabant, de bisschoppen<br />
van Luik, de graven van Gelre, de graven van Loon en<br />
de graven van Gulik - en hun partijkiezen in de strijd tussen de<br />
Duitse koningen en de paus stonden de expansie van de orde bin<br />
nen het prinsbisdom in de weg.<br />
3.2.2 De Franse invloed in de orde<br />
• Petrus Walcurtius werd op 14 September 1250 opgevolgd door<br />
Joannes Sacri-Fontanus (Jean de Sainte-Fontaine, Fontanus). Hij<br />
overleed op 10 augustus 1277.<br />
In de eerste decennia na 1248 had het kruisbroedersklooster van<br />
Hoei geen overwicht op de andere kloosters. In 1252 consacreerde<br />
Arnoldus, bisschop van Semgallen, verschillende kapellen van de<br />
kerk van de kruisheren van Hoei en in 1256 de kerk zelf. Op 25<br />
September 1252 verleende Innocentius IV aflaten aan hen die meehielpen<br />
aan de bouw en het onderhoud van het klooster in Namen.<br />
Op 1 juli 1254 verkreeg het klooster van Namen, gelegen in het<br />
gelijknamige graafschap, eenzelfde beschermingsbul als Hoei op<br />
1 oktober 1248. Op 4 juli 1254 verleende Innocentius IV de kruis<br />
broeders opnieuw het recht om ook in tijd van interdict het goddelijk<br />
officie te vieren. Voor 1270 werd ook het klooster van Luik<br />
gesticht.<br />
230 W. Jappe Alberts, Geschiedenis van de beide Limburgen. Assen, 1972, dl.l, pp. 72-7A
DE OORSPRONG VAN DE ORDE VAN HET H. KRUIS 129<br />
In de jaren vijftig werden de eerste kruisbroederskloosters in<br />
Frankrijk gesticht. In de negentiende eeuw beweerde Stephani dat<br />
de orde zich in Frankrijk verbreidde door de preken van Jean de<br />
Sainte-Fontaine.231 In 1248 speelde de predikatie nog geen rol van<br />
betekenis. Tijdens het bestuur van Sacri-Fontanus ontstonden er<br />
moeilijkheden omdat hij medebroeders op prediking uitzond.<br />
Seculiere geestelijken en andere kloosterlingen protesteerden<br />
hiertegen dermate, dat Sacri-Fontanus op 13 april 1277 aan paus<br />
Joannes XXI een bevestiging vroeg van de tot dan toe verkregen<br />
privileges. Misschien hoopte hij ook op het preekprivilege, maar<br />
dat verwierven de kruisbroeders pas in 1318. De aanvraag zal<br />
tevens wel verband gehouden hebben met het feit dat op het concilie<br />
van Lyon in 1274 een aantal nieuw gestichte orden werden<br />
opgeheven, terwijl de kruisbroeders erkend bleven.<br />
A. Van de Pasch opperde de mogelijkheid dat Sacri-Fontanus<br />
een conventuaal van Toulouse was. Indien dit het geval zou zijn,<br />
dan moest in Toulouse al voor 1250 een kruisbroedersklooster gestaan<br />
hebben. Bovendien beweerde Van de Pasch dat de Heilige<br />
Lodewijk de kruisbroeders naar Parijs ontboden had. Nadat zij er<br />
eerst een huis bewoonden in de Coupegueule, verhuisden zij in<br />
1258 naar de Rue de la Bretonnerie.232<br />
Had de orientering op Frankrijk te maken met de politieke<br />
instabiliteit in het prinsbisdom? In de tweede helft van de dertiende<br />
eeuw werden de politieke en militaire kaarten in en rond het<br />
prinsbisdom Luik opnieuw geschud in het voordeel van de hertog<br />
van Brabant. In 1278 werden de graaf van Gulik en zijn zoon bij<br />
een poging om de stad Aken te bemachtigen door de burgers<br />
doodgeslagen. Dit was voor de hertog van Brabant het sein om zijn<br />
invloed in Aken te vestigen. Gulik en Loon verzetten zich hierte<br />
gen, maar verloren. Kort na 1280 ontbrandde een hevige<br />
erfenisoorlog rond het verkeersgeografisch belangrijke hertogdom<br />
231 J.P.R. Stephani, Memoires pour servir a I'histoire monastique du pays de Lifee. Luik, t 1.<br />
1876, p. 152 FJ *<br />
232 A. Van de Pasch, Het klooster Clairlieu en zijnprioren generaal 1210-1796. in: Clairlieu,<br />
jg.17, 1959, pp. 97-98
130 DE OORSPRONG VAN DE ORDE VAN HET H. KRUIS<br />
Limburg. In 1288 werd deze oorlog beslecht nabij Woeringen in<br />
het nadeel van de Gelders-Keulse-Luxemburgse coalitie. De aartsbisschop<br />
van Keulen en de graaf van Gelre werden een tijdlang<br />
gevangen genomen. Na langdurige onderhandelingen en Franse<br />
bemiddeling kwam een regeling tot stand en verkreeg de hertog<br />
van Brabant de gehele Limburgse erfenis.233 De aartsbisschop van<br />
Keulen moest zijn aspiraties ter verkrijging van de hegemonie aan<br />
de Nederrijn vaarwel zeggen, terwijl de graaf van Gelre berooid en<br />
daardoor machteloos uit de strijd kwam.234 In de Brabantse territoria<br />
stichtten de kruisbroeders geen kloosters, wel zouden zij tien<br />
jaar later uitgenodigd worden door de Brabantse bondgenoot,<br />
graaf Adolf V van Berg.<br />
• In 1277 werd Joannes Rijck van Cuyck generate overste van de<br />
kruisbroeders. Het land van Cuijk, zijn geboortestreek, kreeg meer<br />
en meer een scharnierfunctie tussen Brabant en Gelre. Hij overleed<br />
op 7 maart 1298. Nadat hij in Rome zijn beklag had gemaakt over<br />
de geldelijke lasten, die voortdurend door wereldlijke heren wer<br />
den opgelegd, gaf Martinus IV op 11 oktober 1284 de bul Solet<br />
annuere, waarmee de vroegere privileges werden bevestigd.<br />
Onder Joannes Rijck van Cuyck was Hoei het belangrijkste<br />
klooster van de orde. Dat bleek ondermeer uit het relaas van de<br />
overbrenging uit Keulen van de relieken van de heilige Odilia. Aan<br />
Johannes van Eppa uit Novelan, kruisbroeder van het klooster van<br />
Parijs, verscheen op een nacht in het jaar 1287 de H.Odilia, een<br />
van de maagden, die als gezellin van de H.Ursula voor de poorten<br />
van Keulen door de Hunnen waren gedood. Odilia gaf aan<br />
Johannes van Eppa aanwijzingen, waar haar lichaam in Keulen<br />
begraven lag en beval hem, haar gebeente op te graven en naar het<br />
233 Het gebied ten Oosten van de Maas maakte in de Middeleeuwen deel uit van het graafschap,<br />
later het hertogdom Limburg, dat in de elfde eeuw ontstond, en zijn naam ontleende<br />
aan het slot op de plaats waar thans Limbourg ligt (in de huidige provincie Liege). Na de slag<br />
bij Woeringen in 1288 werd het met Brabant verenigd. Het gebied ten Westen van de Maas<br />
was het graafschap Loon.<br />
234 Voor meer uitleg zie R. Janssen, De slag van Woeringen en zijn gevolgen. Een terugblik.<br />
in: J. Goossens (ed.), Woeringen en de orientatie van het Maasland. Diest, 1988, pp. 37-52 ;<br />
zie ook W. Jappe Alberts, Overzicht van de geschiedenis van de Nederrijnse territoria tussen<br />
Maas en Rijn.Wzn Gorcum Assen, 1979, 2 din., passim
DE OORSPRONG VAN DE ORDE VAN HET H. KRUIS 131<br />
klooster van Hoei over te brengen. Want zij was door God bestemd<br />
om de beschermheilige van de Orde van het H.Kruis te worden.<br />
Johannes van Eppa reisde naar Keulen. Op de nauwkeurig door de<br />
verschijning aangegeven plaats vond hij de relieken en in de sarcofaag<br />
een perkament, waarop de naam van de H.Odilia vermeld<br />
stond. Hij bracht de bisschop van Keulen op de hoogte en diens<br />
officiaal stelde een akte op over het gebeurde. Deze akte namen de<br />
Bollandisten op in hun Ada Sanctorum (dl.IX, p.250, nr.122).<br />
Tijdens het overbrengen van de kostbare relieken naar Hoei<br />
gebeurden tal van wonderen, aldus Russelius en Banelius. Nog volgens<br />
de legende beloofde de H.Odilia bij haar verschijning, dat zij<br />
de Orde van het H.Kruis steeds zou blijven beschermen zolang de<br />
Kerk zou bestaan.235 De relieken werden in Hoei plechtig ontvangen<br />
en in 1292 in een reliekschrijn neergelegd.236 Op dit<br />
beschilderde Odiliaschrijn bevindt zich de oudste afbeelding van<br />
kruisbroeders in ordeskledij: de clerici droegen een habijt (tunica)<br />
van ongeschoren wol, een grijs scapulier en een zwarte mantel<br />
(cappa). Op het scapulier en de mantel was op borsthoogte een<br />
kruis genaaid, waarvan de opstaande balk van rode en de dwarsbalk<br />
van witte stof was. Het was een achtpuntig kruis dat aan de<br />
vier uiteinden holronde vormen had. Het deed denken aan het<br />
Johanniter- en Maltheserkruis en daarmee aan de tijd van de kruistochten.<br />
Ook de cingel van witte stof (cingulum) en de monnikskap<br />
(caputium) behoorden tot de kloosterkleding van de<br />
kruisbroeders.237<br />
235 J. Steinmetz, De verering van Odilia in de loop der eeuwen. in: Maaslandse Sprokkelingen,<br />
Nova Series, jg.3, nr.6, april 1980, 34 p.; jg.4, nr.6, april 1981, 40 p.; jg.5, nr.10, oktober<br />
1982, 24 p.; E. Valgaerts & L. Machiels, De Keltische erfenis. Riten en symbolen in het volksgeloof.<br />
Gent, Sticking Mens en Cultuur, 1992, pp.125-126. Over de ontmaskering van de "<br />
geschiedenis " van de H.Ursula en de elfduizend maagden vindt men een degelijk rapport in<br />
L. Moulnier, Elisabeth, Ursule et les Onze mille vierges. Un cas d'invention de reliques a Cologne<br />
au Xlle s. in: Midiivales, 1992, nr.22-23, pp. 173-186<br />
236 Dit schrijn wordt thans bewaard in klooster Marienlof in Kolen-Kerniel.<br />
237 Deze beschrijving betreft de clerici. In de constituties van 1248 werd ook de kleding<br />
van de lekenbroeders vermeld. Ze droegen brede en lange scapulieren van zwarte stof over hun<br />
kortere grijze scapulieren. Deze laatsten waren aan de achterkant onderaan rond, aan de<br />
voorkant onderaan spits. Op beide scapulieren werd op borsthoogte het rood-witte kruis<br />
aangebracht. G. Reijners, De ordeskleding van de kruisbroeders/kruisheren. in: Clairlieu, ie 59<br />
2001, pp. 268-269
132 DE OORSPRONG VAN DE ORDE VAN HET H. KRUIS<br />
Vanuit Hoei heeft de devotie tot de H.Odilia zich langzamerhand<br />
over heel de orde verspreid. Vanaf het einde van de vijftiende<br />
eeuw werd zij erkend als de patrones van de ganse orde.238 De<br />
kruisheren hebben de devotie tot de H.Odilia ook buiten hun orde<br />
verspreid. In het bijzonder werd haar hulp ingeroepen tegen oog-<br />
kwalen. Overigens hebben de kruisheren een verband gezocht<br />
tussen de H.Odilia en het H.Kruis: zij schreven haar graag een<br />
grote devotie tot het H.Kruis toe.239<br />
A. Van Asseldonk heeft aangetoond dat de sporen van de Odilia-<br />
verering spoedig na de hervorming van de orde in 1410 duidelijk<br />
en veelvuldig naar voren traden: "Ja, het valt te geloven dat deze cul-<br />
tus toen zozeer werd aangewakkerd, dat hij onder de oorzaken en zelfs<br />
de voornaamste der voortgezette hervorming kon gerekend worden, en<br />
dat - met een reflexbeweging - de heilige Odilia zelfals de stuwkracht<br />
dezer hervorming werd. Dit zien we althans reeds in 1439 gebeuren<br />
in de feestpredikatie van Petrus van Amsterdam." Vermoed kan wor<br />
den, dat deze intensere verering van Odilia een nieuwe datum<br />
heeft toegevoegd aan de tot dan toe gebruikelijke viering van haar<br />
feest. Voorheen werd zij vereerd, samen met de elfduizend maag-<br />
den, op 21 oktober. De nieuwe datum werd 18 juli.240<br />
Tijdens het generalaat van Joannes Rijck van Cuyck werd een<br />
klooster gesticht in Condren (1280), in London (1282), in<br />
Doornik (1282), in Carignan (1286), in Suxy (1286), in Caen<br />
(voor 1290) en in Beyenburg (ca. 1298).<br />
> Condren werd gesticht in 1280 als kleine nederzetting van<br />
kruisbroeders. Het klooster was gelegen aan de samenvloeiing<br />
van l'Oise en La Serre. Reizigers uit Vlaanderen, Keulen,<br />
Aken en het Maasgebied, die op weg waren naar Parijs,<br />
Orleans of Tours, passeerden Condren en vonden onderdak<br />
in het hospitium van het klooster.<br />
238 De generale kapittels van 1419, 1420 en 1421 schreven de feestdag van de H. Odilia<br />
voor de orde voor, te vieren op 18 juli. Dit voorschrift werd herhaald in de kapittels van 1461,<br />
1470, 1471 en 1472.<br />
239 H. Van Rooijen, Sinte Odilia. Legende of Historie? Diest, 1946, pp.113-142; Idem,<br />
Onze H.Patrones Sinte-Odilia. in: Kruis en Wereld, 1947-1948, jg.27, pp.226-228<br />
240 A. Van Asseldonk, De Odilia-preek van 1439 te Hoei. in: Clairlieu, jg. 17, 1959, pp.27-<br />
28.
DE OORSPRONG VAN DE ORDE VAN HET H. KRUIS 133<br />
> Na hun verdrijving uit Whaplode kregen de Engelse kruisbroeders<br />
in 1282 weer vaste grond dicht bij de Tower in<br />
London.<br />
> Doornik werd gesticht vanuit Condren (bisdom Noyon) op<br />
vraag van de graaf van St.-Pol. De kruisbroeders vestigden zich<br />
op de linkeroever van de Schelde, in het gedeelte van de stad<br />
dat ressorteerde onder het bisdom Kamerijk. Toen de relieken<br />
van de heilige Odilia naar Hoei werden overgebracht, werd<br />
Doornik in 1287 begiftigd met het gebeente van Languida,<br />
evenals Odilia een van de elfduizend maagden die in Keulen<br />
waren vermoord.<br />
> Carignan en Suxy werden gesticht vanuit Hoei op vraag van de<br />
graaf van Chiny Tot 1268 voerde de graaf van Loon, Arnold<br />
IV de titel van graaf van Chiny. Daarna droeg hij Chiny over<br />
aan zijn jongste zoon Lodewijk. Als Lodewijk V regeerde deze<br />
tot 1299 over Chiny. Hij stierf kinderloos, waarna Chiny tot<br />
1313 herenigd werd met Loon onder Arnold V van Loon<br />
(Arnold IV van Chiny). In 1288 nam hij aan de zijde van<br />
Brabant met honderd zwaarbewapende en honderd lichtbewapende<br />
krijgers deel aan de slag van Woeringen.<br />
> Caen werd gesticht vanuit het kruisbroedersklooster van<br />
Parijs.<br />
> In 1280 overleed Walram IV, de hertog van Limburg. De<br />
aartsbisschop van Keulen en de graaf von Berg maakten<br />
aanspraken op de erfenis. De graaf van Berg droeg zijn rechten<br />
over aan de hertog van Brabant. In de slag van Woeringen<br />
werd de aartsbisschop van Keulen, Siegfried von Westerburg,<br />
gevangen genomen door graaf Adolf V von Berg (1259-1296).<br />
Gedurende dertien maanden zat hij gevangen in een kerker in<br />
het slot Burg. In 1288 verleende de graaf Diisseldorf stadsrechten<br />
en hoopte op die manier invloed te kunnen uitoefenen<br />
op de Rijnhandel. Maar in 1292 werd hij op zijn beurt gevan<br />
gen genomen door de aartsbisschop. Hij stierf in gevangenschap<br />
in 1296. Tussen 1288 en 1296 had hij de kruisbroeders<br />
uitgenodigd om in zijn graafschap een klooster te stichten.<br />
Onder het bewind van zijn broer, Wilhelm I von Berg (1296-<br />
1308) vestigden zij zich op het grafelijk domein Steinhaus.
134 DE OORSPRONG VAN DE ORDE VAN HET H. KRUIS<br />
• In 1298 werd Joannes de Hargny (de Harengier, de Harengi,<br />
Harengerius) tot prior-generaal gekozen. Vermoedelijk was hij<br />
afkomstig uit het Noord-Franse plaatsje Hergnies, dat thans deel<br />
uitmaakt van de agglomeratie Valenciennes. Hij overleed in<br />
London op 1 augustus 1304. Tot 1284 was hij prior geweest in<br />
Condren en vanaf 1284 in Doornik. Russelius verhaalt dat Hargny<br />
er vooral op uit was, dat het klooster van Hoei in gebouwen en<br />
bezittingen de andere huizen zou overtreffen. Omdat hij toeliet dat<br />
geschenken van familieleden voor eigen gebruik werden<br />
aangewend, bracht hij de kloostertucht in gevaar en week hij af van<br />
een van de grondprincipes van het kloosterleven van de reguliere<br />
kanunniken.<br />
In de parochie Doveren (Kreis Erkelenz), in het dekenaat<br />
Wassenberg, dat toen tot het bisdom Luik behoorde, lag in 1235<br />
een kapel op het landgoed Hobusch. De kapel was toegewijd aan de<br />
heilige Laurentius, een van de hospitaalheiligen. Door bemiddeling<br />
van Goswinus de Hugenrode (Hugenraedt, Hiingenraedt) en<br />
zijn vrouw Berta, werd Hohenbusch in 1302 een kruisbroedersklooster.241<br />
Op 27 oktober 1343 kreeg de kerk van het prioraat te<br />
Hohenbusch een aflaatbrief van Clemens VI, twee aartsbisschoppen<br />
en elf bisschoppen van Avignon.242<br />
• Jacobus Anglus (Jacques Anglais, Jacques Ange Anglois)<br />
studeerde in Parijs, trad daar in de orde, werd achtereenvolgens<br />
procurator in Parijs, provinciaal in Engeland en vandaar prior-<br />
generaal gekozen in 1304. Hij overleed op 5 februari 1308. Op 24<br />
maart 1308 werd Petrus Duns (de Dun) prior-generaal gekozen.<br />
Korte tijd later werd hij ziek en stierf reeds in de vierde maand van<br />
zijn generalaat. Hij was de auteur van libellus praeparamentorum.245<br />
241 R. Haass, Die Kreuzherren in den Rheinlanden. Rheinisches Archiv, 23, Bonn, 1932,<br />
pp. 59-70; K. Lehmkuhl e.a., Hohenbusch. Im Wandel der Jahrhunderte. Erkelenz, 2002, pp.<br />
10-14<br />
242 A. Van de Pasch, Het klooster Clairlieu en zijnprioren-generaal 1210-1796. in: Clairlieu,<br />
1959, jg. 17, p. 106<br />
243 C.R. Hermans, Annales, II, p. 463
DE OORSPRONG VAN DE ORDE VAN HET H. KRUIS 135<br />
In 1307 werd vanuit Beyenburg een klooster in Keulen gesticht.<br />
De weduwe Gudelind Hardevust besloot haar eigendommen (o.a.<br />
een vijftal huizen) in de parochie van de heilige Columba aan de<br />
kruisbroeders te schenken. Twee kruisbroeders, Johannes de Brugis<br />
(een lekenbroeder) en Reinardus (een priester) stichtten het kloos<br />
ter, wijdden het toe aan het Heilig Kruis en plaatsten de kloosterkapel<br />
onder de bescherming van de H. Barbara. De pauselijke<br />
beschermingsoorkonde volgde in 1311. Enkele prioren uit de veertiende<br />
eeuw bleven bij naam gekend: Rupernus, prior op 12 juli<br />
1341, toen hij de rechtsgeldigheid van de orde trachtte aan te<br />
tonen behulp van de bulle van Innocentius IV van 1 oktober 1248<br />
244, Henricus Caesar, prior op 24 juli 1374245 en Johannes van<br />
Gelria, prior in 1399.246 Hoewel regelmatig bevoegdheidskwesties<br />
met de parochiegeestelijkheid uitgeklaard moesten worden, kwam<br />
het klooster tot grote welstand. In 1390 werd besloten om de vervallen<br />
Barbarakapel uit te breiden tot een kerk met toren en klok<br />
en de kloostergebouwen grondig te herstellen. De kruisbroeders<br />
van Keulen behartigden vanaf hun komst in Keulen de zielzorg in<br />
de begijnhoven.247<br />
• Nicolas de Rochefort (a Ruperforti), zoon van de graaf van<br />
Rochefort en neef van de eerste prior-generaal Petrus Walcurtius,<br />
werd op 14 September 1308 tot prior-generaal gekozen. Hij over-<br />
leed op 3 mei 1320.<br />
In 1318 bevestigde paus Johannes XXII de vroeger verkregen<br />
priviliges van de orde en verleende nieuwe: de leden van de orde<br />
kregen verlof te preken en biecht te horen; bovendien kregen zij<br />
het recht om jaarlijks "op termijn te gaari\ d.i. aalmoezen in te<br />
zamelen in de kerken en parochies voor de verzorging van de<br />
armen, de zieken en de pelgrims. De bedelmonniken bezaten deze<br />
rechten vanaf hun stichting, de kruisbroeders niet, hoewel sommi-<br />
244 C.R. Hermans, Annales, I, p.71 en II, p. 115<br />
245 C.R. Hermans, Annales, II, p. 160<br />
246 H.V. Sauerland, Urkunden und Regesten zur Geschichte der Rheinlande aus dem<br />
Vatikanischen Archiv, VI, Bonn, 1912, nr. 1229<br />
247 R. Janssen & P. Wlnkelmolen, Repertorium Canonicorum <strong>Regular</strong>ium Ordinis Sanctae<br />
Crucis 1248-1840. Maaseik, Geschiedkundige kring Clairlieu, 2002, pp. 112-113
136 DE OORSPRONG VAN DE ORDE VAN HET H. KRUIS<br />
gen niet uitsluiten dat de privileges van 1318 de bevestiging zijn<br />
van een reeds lang in de orde gevestigde praktijk. Vermoedelijk<br />
vroeg prior-generaal Nicolas de Rochefort de bevestiging van de<br />
priviliges in Rome aan, om een einde te maken aan het opleggen<br />
van belastingen, waarvan de kruisbroeders voortdurend het<br />
slachtoffer waren. Johannes XXII nam de orde in bescherming en<br />
verleende haar bovendien het exemptie-privilege.<br />
In 1314 werd vanuit Keulen het kruisbroedersklooster van<br />
Asperen gesticht. De kruisbroeders woonden nog maar zeven jaren<br />
in Keulen, toen daar een deftige bruiloft werd gevierd. Jan, zoon<br />
van Jan XI, heer van Arkel en Gorcum, huwde met Ermgard,<br />
dochter van de graaf van Kleef en een nicht van de bisschop van<br />
Keulen, Hendrik II van Virnenburg, die in 1307 de kruisbroeders<br />
verlof had gegeven om zich in Keulen te vestigen. Tijdens zijn<br />
verblijf in Keulen maakte de heer van Arkel kennis met de kruis<br />
broeders, die hij uitnodigde om in Gorcum een klooster te stichten.<br />
Toen de eerste kruisbroeders in Gorcum aankwamen, bleek dit<br />
echter zo volgebouwd te zijn, dat er amper plaats was voor een<br />
nieuw klooster. Aanvankelijk namen de kruisbroeders daarom hun<br />
intrek in enkele reeds bestaande huizen. Later vestigden zij zich<br />
binnen de muren van het naburige Asperen. In hun kerk werden<br />
de heren van Asperen begraven. De eerste prior, die ook reeds in<br />
Gorcum het convent bestuurde, was Martinus d'Auvans, een<br />
geleerd man van aanzienlijke komaf. 248<br />
In 1302/1316 stichtten de kruisbroeders van Caen een klooster<br />
in Saint-Ursin. Twee hospitalen werden aan hun zorgen toevertrouwd<br />
door de adellijke familie de Doucelle: het eerste was<br />
gelegen in Saint-Ursin zelf, het tweede - een leprozenhospitaal -<br />
lag in Couptrain. In beide plaatsen bedienden de kruisbroeders de<br />
kapel van de H. Magdalena. In 1316 bekwam de pastoor van<br />
Lignieres-la-Doucelle, in wiens parochie het klooster was gelegen,<br />
van de bisschop van Mans, dat er slechts twee kruisbroeders<br />
mochten wonen in hun klooster en dat hun pastorale en liturgi-<br />
248 R. Janssen & P. Winkelmolen, Repertorium Canonicorum <strong>Regular</strong>ium Ordinis Sanctae<br />
Crucis 1248-1840. Maaseik, Geschiedkundige kring Clairlieu, 2002, pp. 44-45
DE OORSPRONG VAN DE ORDE VAN HET H. KRUIS 137<br />
sche diensten beperkt zouden blijven. De pauselijke goedkeuring<br />
bekwamen de kruisbroeders in 1319 van Johannes XXII, de paus<br />
van Avignon. In 1327 volgde de koninklijke instemming.249<br />
• Martinus d'Auvans (d'Avans) bleef niet lang prior van Asperen.<br />
In 1320 werd hij prior-generaal. Op ongeveer dertigjarige leeftijd<br />
was hij bij de kruisbroeders ingetreden. In welk klooster is niet<br />
bekend. Tijdens zijn generalaat werd de bouw van een nieuwe<br />
kloosterkerk in Hoei voltooid. Op 12 april 1322 werd ze door<br />
Herman van Keulen, bisschop van Henna en wijsbisschop van<br />
Luik geconsacreerd. Ze was grotendeels bekostigd met de bijdragen<br />
van pelgrims en anderen, die de relikwieen van de H. Odilia<br />
en gezellinnen en van de H. Theobald kwamen vereren.<br />
Tevergeefs probeerde d'Auvans de eenvormigheid en observantie<br />
binnen de orde te bewaren. In 1326 bezat hij een vicarius, een vicegeneraal:<br />
Baudoiun van St.-Gilles, conventuaal van Hoei, die in<br />
dat jaar prior van Doornik werd gekozen.250 Op 4 mei 1340 gaf<br />
Benedictus XII een bevestiging van vroeger gegeven privileges. In<br />
zijn suppliek had de prior-generaal het merkwaardig motief<br />
aangegeven, dat de privileges in het klooster van Hoei een tijd lang<br />
niet gebruikt waren. In 1318 had Johannes XXII nochtans een<br />
bevestiging van de privileges verleend. Maar door zorgeloosheid,<br />
nalatigheid en een gemis aan kennis van het eigen orde-recht, had-<br />
den de kruisbroeders van Hoei bijna zwijgend afstand gedaan van<br />
hun rechten. Het gezag van de prior-generaal werd ondermijnd<br />
door confraters die appelleerden, wanneer de generaal wilde straffen,<br />
waardoor de straf werd opgeschort. Op zijn verzoek verleende<br />
Benedictus XII op 12 juni 1340 aan de generaal de faculteit om te<br />
straffen ondanks appel, dus ook als ze reeds een beroep hadden<br />
gedaan op de H. Stoel.251<br />
249 R. Janssen & P. Winkelmolen, Repertorium Canonicorum <strong>Regular</strong>ium Ordinis Sanctae<br />
Crucis 1248-1840. Maaseik, Geschiedkundige kring "Clairlieu", 2002, p. 168<br />
250 A. Van de Pasch, Het klooster Clairlieu en zijn prioren-generaal 1210-1796. in: Clairlieu,<br />
1959,jg.l7,p. 105<br />
251 A. Ramaekers, De Privileges der Kruisheerenorde vanafhaar ontstaan tot aan het Concilie<br />
van Trente. in: Clairlieu, jg.l, 1943, p. 19
138 DE OORSPRONG VAN DE ORDE VAN HET H. KRUIS<br />
In 1340 werd een klooster gesticht in Schwarzenbroich door<br />
Werner de Merode, aan wie St.-Matthias dit in een verschijning<br />
gevraagd zou hebben. De aartsbisschop van Keulen, Walram von<br />
Jiilich, stemde in met de oprichting van het klooster. In de oprich-<br />
tingsoorkonde werden Werner IV van Merode, zijn echtgenote<br />
Elisabeth de Montigny en hun zoon Werner V genoemd. Het St.-<br />
Matthiasconvent van Luik kreeg de opdracht er enkele confraters<br />
naar toe te sturen. Het geslacht de Merode schonk het nieuwe con<br />
vent renten en cijnzen op huizen, bos en akkerland. Het klooster<br />
Mattiastal hield zich vanaf de stichting bezig met de verpleging van<br />
armen, zieken en pelgrims, o.a. in het gasthuis Geich, een vroegere<br />
stichting van de familie de Merode. Enige tijd na de stichting<br />
schonk Werner de Merode aan de kruisbroeders het patronaatsrecht<br />
over de parochie Mariaweiler.252<br />
In 1341 onderhandelden inwoners van Virton met de kruis<br />
broeders van Suxy en Carignan om het stedelijk gasthuis over te<br />
nemen. De stedelingen wensten dat er altijd minstens twee kruis<br />
broeders in Virton zouden wonen, waarvan er een priester moest<br />
zijn. Want ze moesten niet alleen pelgrims en armen opvangen,<br />
maar ook het goddelijk officie bidden voor de overledenen en de<br />
levenden van de stad Virton. Bij het gasthuis lag een kapel, die<br />
door de kruisbroeders aan het Heilig Kruis werd toegewijd. Het<br />
stadsbestuur gaf de schenking over in gehoorzaamheid en onderwerping<br />
aan de gravin van Chiny. De aartsbisschop van Trier,<br />
Boudewijn van Luxemburg, gaf zijn toestemming voor de stich<br />
ting op 10 mei 1341. Het huis, dat de kruisbroeders van de<br />
stedelingen kregen en dat "Maison-Dieu" werd genoemd, lag<br />
buiten de stadspoorten.253<br />
• In 1344 werd Libertus de Hunbusset (Busset de Hun) tot priorgeneraal<br />
gekozen. Hij overleed op 13 oktober 1355 tijdens een<br />
visitatie in Toulouse. Russelius verhaalde dat hij veel goeds had<br />
gedaan tijdens een pestepidemie in 1347. Onder zijn bestuur werd<br />
252 R. Janssen & P. Winkelmolen, Repertorium Canonicorum <strong>Regular</strong>ium Ordinis Sanctae<br />
Crucis 1248-1840. Maaseik, Geschiedkundige kring Clairlieu, 2002, p. 173<br />
253 R. Janssen & P. Winkelmolen, Repertorium Canonicorum <strong>Regular</strong>ium Ordinis Sanctae<br />
Crucis 1248-1840. Maaseik, Geschiedkundige kring Clairlieu, 2002, pp. 202-203
DE OORSPRONG VAN DE ORDE VAN HET H. KRUIS 139<br />
in 1343 een klooster gesticht in Laines-aux-Bois in de buurt van<br />
Troyes. In de buurt sprak men van les Croisiers of van les Porte-<br />
Croix. Vermoedelijk was dit klooster afhankelijk van het kruisbroedersklooster<br />
van Parijs. We weten er nauwelijks iets over.254<br />
3.2.3. Crisis in de orde vanaf het midden van de veertiende<br />
eeuw<br />
• Jean de Mannevilhe (de Manna Villa) ontving vanwege zijn grote<br />
gaven vanwege generaal Libertus de opdracht zijn studies voor te<br />
zetten — wellicht aan de Sorbonne — en werd spoedig bekend door<br />
zijn soberheid, geleerdheid en welsprekendheid. Van hem werd<br />
beweerd, dat hij door zijn vroomheid het vertouwen had van de<br />
Franse koning, Jan de Goede, wiens geestelijke leider hij werd op<br />
de kansel en in de biecht. Hij weigerde de bisschopszetel van Meaux<br />
en van Laon, toen de koning hem deze aanbood. Volgens Russelius<br />
was hij gedurende drie jaren prior van Parijs. Na de dood van<br />
Libertus de Hunbusset werd hij prior-generaal gekozen op 19<br />
november 1355. Hij bleef hofpredikant en biechtvader van koning<br />
Jan de Goede, totdat deze, ondanks de vredespogingen van<br />
Innocentius VI, een oorlog begon tegen Engeland en hiervoor zelfs<br />
belastingen van kerkelijke goederen opeiste. Jan de Goede werd in<br />
de slag bij Poitiers op 19 September 1356 gevangen genomen.<br />
Jean de Mannevilhe was van november 1355 tot September 1356<br />
dikwijls niet in Hoei, maar in Parijs. Op 25 oktober 1356 ontving<br />
hij van de paus de bul Sicut obedientiae. Hierin herinnerde de paus<br />
eraan, dat de prior van Hoei het recht had van visitatie, van confirmatie<br />
van de prioren en van het aannemen van nieuwe leden. Ook<br />
wees de paus de kruisbroeders op hun plicht van deel te nemen aan<br />
het jaarlijkse generate of provinciale kapittel. Er zijn er, aldus de<br />
paus, die zich tegen de prior van Hoei verzetten, hem gehoorzaamheid<br />
en eerbied weigeren en zelfs de hulp van de bisschoppen<br />
trachten in te roepen. Op het generaal kapittel van 1358 deed Jean<br />
de Mannevilhe afstand van het generalaat. In 1359 was hij prior in<br />
Luik. Later zou hij in Schwarzenbroich geleefd hebben.<br />
254 R. Janssen & P. Winkelmolen, Repertorium Canonicorum <strong>Regular</strong>ium Ordinis Sanctae<br />
Crucis 1248-1840. Maaseik, Geschiedkundige kring Clairlieu, 2002, p. 121
140 DE OORSPRONG VAN DE ORDE VAN HET H. KRUIS<br />
• Joannes van Zwolle werd prior-generaal gekozen in het generaal<br />
kapittel van 1358. Hij overleed op 4 april 1363. Hij werd opgevolgd<br />
door Martinus de Burgis, die voor 1369 zijn ambt neerlegde.<br />
Vanaf het midden van de veertiende eeuw maakte de orde een<br />
ernstige crisis door: sommige prioren namen geen deel meer aan<br />
het generaal kapittel en weigerden de generale visitatie. Een aantal<br />
kruisbroeders verwierf private bezittingen. Door het persoonlijk<br />
bezit toe te laten ging in een aantal ldoosters het gemeenschapsleven<br />
verloren en tegelijk viel ook de zorg voor armen en zieken<br />
weg. Tijdens het Westers Schisma (1378-1418) verslapte de kloostertucht<br />
zeer snel en de ldoosters in Frankrijk gehoorzaamden de<br />
paus van Avignon en niet hun prior-generaal, die trouw was aan de<br />
paus van Rome. Het geestelijk verval was groot, al bleven vele<br />
kruisbroeders het kloosterideaal trouw. Zij vonden een geestelijke<br />
leidsman in prior-generaal Petrus Pincharius (1320-1382), die zeer<br />
. **J<br />
Beyenburg, kerk en klooster
DE OORSPRONG VAN DE ORDE VAN HET H. KRUIS 141<br />
krachtig optrad tegen simonie: hij wilde bij de opname van<br />
nieuwelingen in de orde geen schenkingen voor kerk of klooster of<br />
beloften van toekomstige schenkingen aanvaarden. Daarmee<br />
bestreed hij een sinds het midden van de veertiende eeuw ingeburgerd<br />
gebruik in de orde. Inderdaad, toen heel wat kloosters<br />
ontvolkt raakten als gevolg van de verschrikkingen van de Zwarte<br />
Dood, zochten de plaatselijke oversten dringend nieuwe leden en<br />
gingen daarbij vaak niet bijzonder kritisch te werk, vooral niet<br />
wanneer de nieuwe kandidaten door schenkingen de materiele si-<br />
tuatie van het klooster konden verbeteren. Bovendien waren vele<br />
rijken er op uit hun zonen in het klooster van extra inkomsten te<br />
voorzien om hen een beter leven te verschaffen. Pincharius gaf zich<br />
veel moeite om de religieuze tucht in de conventen te herstellen.<br />
Tijdens het Westers Schisma koos Pincharius de kant van<br />
Urbanus VI; daarom werd hij bij zijn hervormingspogingen soms<br />
voor schismatiek uitgemaakt. In 1372 verkreeg hij van de koning<br />
van Frankrijk, dat de voortvluchtige kruisbroeders door de burgerlijke<br />
overheid werden opgespoord en gevangen genomen. Ook in<br />
Engeland kreeg hij bisschoppelijke steun bij zijn hervormings<br />
pogingen. Maar in Keulen moest hij in 1374 de wettigheid van de<br />
orde verdedigen. Hij stierf op 13 juli 1382 in Sint-Agatha, waar hij<br />
ook begraven werd. 255<br />
Tijdens het generalaat van Pincharius was er sprake van stich-<br />
tingen in Georges-lez-Trediar, Sint-Agatha, Donnington en Aken.<br />
Het klooster van Donnington werd gesticht in 1376. Er is weinig<br />
over bekend. Vast staat, dat de stichting nooit naar een groot<br />
klooster evolueerde. Het klooster van Saint-Georges de Tremeur<br />
werd aanvaard door de kruisbroeders van Saint-Ursin. Een gedeelte<br />
van het klooster fungeerde als hospitium. De kruisbroeders boden<br />
er tijdelijk onderdak aan armen en pelgrims. Dat was ook de wens<br />
geweest van Geoffroy Le Voyer die in Saint-Georges de Tredias en<br />
Tremeur een hospitium stichtte en dat aan de kruisbroeders<br />
schonk. Het hospitaal was gelegen langs het 550 km lange traject<br />
255 C. Van Dal, Rond Vestis Nuptialis. in: Clairlieu, jg.l 1,1953, pp.3-6; A. Van De Pasch,<br />
Het klooster Clairlieu en zijn prioren-generaal, 1210-1796, pp. 109-111
142 DE OORSPRONG VAN DE ORDE VAN HET H. KRUIS<br />
van de dertig daagse bedevaart ter ere van de zeven Bretoense heiligen.<br />
Met de bedevaart kon men starten met Pasen, Pinksteren,<br />
Sint-Michiel of Kerstmis. Heel wat adellijke geslachten begiftigden<br />
het kruisbroedersklooster met schenkingen van gronden of met<br />
misfundaties. Geoffroy Le Voyer en zijn tweede echtgenote, Renee<br />
Madeuc, werden in de kapel van Saint-Georges begraven. 256<br />
Rond 1315 bouwden bewoners van het Land van Cuijk een<br />
kapel ter ere van Sint-Agatha. In 1367 werd deze kapel door Dirk<br />
van Hoorn, heer van Perweis, Duffel en Kranenburg, die optrad als<br />
voogd van de minderjarige Jan IV, heer van Cuijk, aangeboden aan<br />
de Orde van het Heilig Kruis. Van de kant van de orde trad Jan van<br />
Roermond, kruisbroeder van Asperen, in 1371 op als gevolmatigde<br />
van de prior-generaal en aanvaardde de schenking. De pastoors van<br />
Cuijk en Vlieringsbeeck deden afstand van hun rechten tussen<br />
1367 en 1374. De kruisbroeders van Asperen kregen van de orde<br />
de opdracht om de kapel te aanvaarden. In 1375 vestigden zich een<br />
drietal kruisbroeders naast de kapel om er een klooster te bouwen.<br />
In 1378 bevestigde Jan IV de schenking, die zijn voogd in 1371<br />
had gedaan. De aartsdiaken van Kempenland erkende de schenk<br />
ing in 1379 en een jaar later verleende Rome de goedkeuring.257<br />
Dank zij de vele schenkingen in de volgende eeuwen groeide Sint-<br />
Agatha uit tot een van de voornaamste kloosters van de orde. De<br />
stichtingsoorkonde sprak niet over een hospitium. Toch mag<br />
aangenomen worden dat de kruisbroeders de armenzorg beoefenden.<br />
In 1342, dertig jaar voor de komst van de kruisbroeders naar<br />
Sint-Agatha, verkreeg de kapel de zogenaamde collectieve aflaat,<br />
d.w.z. twaalf bisschoppen gaven elk een aflaat van veertig dagen.<br />
Een dergelijke aflaat werd gegeven aan kerken en kapellen, waar<br />
arme pelgrims en reizigers op hun lange boetetocht een pauze voor<br />
ziel en lichaam zochten. De heilige Agatha was overigens de<br />
patrones van de reizigers, speciaal van reizigers die per schip reisden.<br />
256 R. Janssen & P. Winkelmolen, Repertorium Canonicorum <strong>Regular</strong>ium Ordinis Sanctae<br />
Cruets 1248-1840. Maaseik, Geschiedkundige kring "Clairlieu", 2002, p. 167<br />
257 R. Janssen & P. Winkelmolen, Repertorium Canonicorum <strong>Regular</strong>ium Ordinis Sanctae<br />
Crucis 1248-1840. Maaseik, Geschiedkundige kring "Clairlieu", 2002, p. 176
DE OORSPRONG VAN DE ORDE VAN HET H. KRUIS 143<br />
De weduwe Gertrud von Bongart stond in 1372 de Sint-<br />
Juliaankapel in Aken af aan de kruisbroeders. De stad Aken voegde<br />
er het daarnaast gelegen gasthuis aan toe. De inkomsten waren gering.<br />
Het gasthuis was zo klein en bouwvallig dat de kruisbroeders<br />
dadelijk begonnen te bouwen. Toch duurde het nog tot omstreeks<br />
1469 vooraleer een gerieflijk klooster gereed kwam. Aken behoorde<br />
in die tijd tot het bisdom Luik. De eerste kruisbroeders<br />
waren afkomstig uit het klooster van Keulen.258<br />
• Ferricus van der Putte (Dupuys, Puteanus, de Puteo), de opvolger<br />
van Pincharius werd in Venlo geboren. Hij stamde uit een bekende<br />
Venlose familie. Nadat hij in Hoei intrad bij de kruisbroe<br />
ders, werd hij door generaal de Mannevilhe naar Parijs gezonden<br />
om theologie te studeren. Later werd hij procurator in Hoei en<br />
subprior. Op 27 augustus 1382 werd hij prior-generaal gekozen.<br />
Hij ondernam allerlei pogingen om de discipline in de Engelse<br />
kloosters te herstellen en deed daarvoor een beroep op de aartsbisschop<br />
van London.259 Van der Putte overleed op 14 juni 1393.<br />
Tijdens zijn generalaat stichtten de kruisbroeders een klooster in<br />
1391 een klooster in Varennes-sur-Allier. Zij richtten er een hospitium<br />
in. Pierre Esteverre, kruisbroeder van Parijs, was de eerste<br />
kruisbroeder van deze priorij.260<br />
• Onder prior-generaal Nicolaus Dieux-le-Cresse (Deocrescentius,<br />
Dieu-Croissant, Dieu-Cressant), die afkomstig was uit<br />
Luik en zelf een beminnelijk en gelovig man was, waren armoede<br />
en discipline zoek: de tafels bij gelegenheid van professie of<br />
priesterwijding leken wel koningsmalen; ook stond hij de kruis<br />
broeders toe de stipendia van de door hen gelezen missen naar<br />
eigen goeddunken te besteden. Er heerste een grote uithuizigheid<br />
en de spreekkamers waren regelmatig druk bezet, zodat er van<br />
silentium en kloosterlijke ingetogenheid weinig of niets restte.<br />
258 R. Janssen & P. Winkelmolen, Repertorium Canonicorum <strong>Regular</strong>ium Ordinis Sanctae<br />
Crucis 1248-1840. Maaseik, Geschiedkundige kring "Clairlieu", 2002, p.42<br />
259 A. Van de Pasch, Het klooster Clairlieu en zijn prioren-generaal 1210-1796. in: Clairlieu,<br />
jg.17, 1959, p.lll<br />
260 R. Janssen & P. Winkelmolen, Repertorium Canonicorum <strong>Regular</strong>ium Ordinis Sanctae<br />
Crucis 1248-1840. Maaseik, Geschiedkundige kring "Clairlieu", 2002, p. 193
144 DE OORSPRONG VAN DE ORDE VAN HET H. KRUIS<br />
Het Sinte-Odiliaschrijn in het kruisherenklooster in Diest.<br />
In 1292 lieten de kruisheren van Hoei een rijk beschilderd eikenhouten schrijn vervaardigen<br />
in Luik, om de relieken van de heilige Odilia op vvaardige wijze te bewaren en te vereren. Na<br />
de Franse Revolutie kwam dit schrijn in het bezit van de parochiekerk van Kerniel, waar het<br />
in 1832 langs alle kanten werd afgezaagd, om het in een zijaltaar te kunnen plaatsen. Het<br />
schrijn van Diest is van het oorspronkelijke schrijn een reconstructie, vervaardigd in 1951<br />
door kunstschilder Koos van der Horst jr.
DE OORSPRONG VAN DE ORDE VAN HET H. KRUIS 145<br />
Dieux-le-Cresse benoemde de prior van Beyenburg tot provinciaal<br />
voor Duitsland. Hij overleed in 1396.<br />
• Nog erger maakte het zijn opvolger Jean van Avins die via<br />
simonie het generaalsambt verkreeg en op totaal geen gezag bij zijn<br />
medebroeders kon rekenen. Jean van Avins werd prior-generaal<br />
gekozen in 1396. Volgens Russelius staakten de stemmen en was<br />
een helft voor de subprior van Hoei en de andere helft voor Jean<br />
van Avins, de prior van Namen. Omdat geen van beide partijen<br />
wilde toegeven, maakte men de zaak aanhangig in Rome. Jean van<br />
Avins won door beroep te doen op vrienden en door de inbreng<br />
van geld. De keuze werd echter aangevochten: volgens de oudste<br />
constituties moest immers bij gelijkheid van stemmen een andere<br />
prior erbij gehaald worden en zijn stem zou de beslissende<br />
meerderheid geven.<br />
Tijdens zijn generalaat werd het klooster van Venlo gesticht.<br />
Schippers bouwden in 1378 een straatkapelletje voor "Sinter<br />
Klaas" in Venlo. Prior-generaal Ferricus van der Putten trachtte<br />
deze kapel voor de orde te bekomen, maar slaagde daar niet in. De<br />
kruisbroeders van Sint-Agatha kregen van het stadsbestuur, de pastoor<br />
van de Hogekerk en de prins-bisschop van Luik in 1399<br />
gedaan dat de kapel aan de orde werd afgestaan. In 1400 werd de<br />
eerste steen van het klooster naast de kapel gelegd.261<br />
Op verzoek van confraters, in het bijzonder van Johannes de<br />
Merode, procurator in Venlo, en op aansporing van diens broer die<br />
kanunnik was van de Sint-Lambertus te Luik, riep Jean van Avins<br />
op 30 juni 1410 een generaal kapittel bijeen. Tijdens de opening<br />
van dit kapittel maakten de kapittelleden Jean van Avins duidelijk,<br />
dat hij ongeschikt was om zijn ambt uit te oefenen. Hij bleek nederig<br />
genoeg om dit te erkennen en legde vrijwillig zijn ambt neer.<br />
Hij stierf in het kruisherenklooster van Namen.262<br />
261 R. Janssen & P. Winkelmolen, Repertorium Canonicorum <strong>Regular</strong>ium Ordinis Sanctae<br />
Crucis 1248-1840. Maaseik, Geschiedkundige kring "Clairlieu", 2002, p. 194<br />
262 A. Van de Pasch, Het klooster Clairlieu en zijn prioren-generaal, 1210-1796. in:<br />
Clairlieu, jg. 17, 1959, p.112.
146 DE OORSPRONG VAN DE ORDE VAN HET H. KRUIS<br />
4 Namen van kruisbroeders uit de dertiende en veertiende<br />
eeuw<br />
Adam, kruisbroeder in London in 1298 en in 1319, prior<br />
Alain, Raoul, kruisbroeder in Saint-Ursin in 1316<br />
Andre, Bernard, kruisbroeder in Toulouse in 1386<br />
Anglus (Anglais, Ange, Anglois), Jacobus, kruisbroeder in Parijs in<br />
1287, procurator; provinciaal in Engeland in 1304; kruisbroeder in<br />
Hoei van 1304 tot 1308, prior-generaal<br />
Arnhem van, Herman, kruisbroeder in Hoei in 1404<br />
Asperen van, Hugo, kruisbroeder in Asperen in 1406<br />
Atrecht van, Robertus, kruisbroeder in Doornik in 1324<br />
Augier, Jean, kruisbroeder in Caen in 1407<br />
Avans de (Auvans de), Martinus, kruisbroeder in Asperen van 1315 tot<br />
1320, prior; kruisbroeder in Hoei van 1320 tot 1344, prior-<br />
generaal<br />
Avins van (Avinus, Davinus), Joannes, kruisbroeder en prior in Namen<br />
in 1396; kruisbroeder in Hoei van 1396 tot 1410, prior-generaal<br />
Bachiler, Simon, kruisbroeder in London in 1382<br />
Ball, Robert, kruisbroeder in London in 1365<br />
Barneburgh, John, kruisbroeder in London in 1369<br />
Belhomme, Ellis, kruisbroeder in London in 1350 en in 1360, procu<br />
rator<br />
Belley, Pierre, kruisbroeder in Caen in 1356<br />
Berlo de, Wilhelmus, kruisbroeder in Namen in 1367<br />
Bermerys, Thomas, kruisbroeder in London in 1412<br />
Bette, John, kruisbroeder in London in 1406<br />
Bloc, Theodorus, kruisbroeder in Asperen in 1402<br />
Bocken, Johannes, kruisbroeder in Beyenburg in 1383<br />
Bourget, Richard, kruisbroeder in Caen in 1404<br />
Boxstede, Roger, kruisbroeder in London in 1411<br />
Brackerfeld de (Breckerfeld de), Johannes, kruisbroeder in Beyenburg<br />
in 1390<br />
Brilon de Gobelinus, Gerhard, kruisbroeder in Beyenburg van 1374<br />
tot 1383, prior<br />
Bristowe, John, kruisbroeder in London in 1370
DE OORSPRONG VAN DE ORDE VAN HET H. KRUIS 147<br />
Brugis de, Johannes, kruisbroeder in Beyenburg en in Keulen in 1307,<br />
lekenbroeder<br />
Bures, John, kruisbroeder in London van 1379 tot 1391, prior<br />
Burgis de, Martinus, kruisbroeder in Hoei van 1363 tot 1369, priorgeneraal<br />
Bylesham, John, kruisbroeder in London in 1412<br />
Caesar, Henricus, kruisbroeder in Keulen in 1374, prior<br />
Camily de, Nicolle, kruisbroeder in Caen in 1404<br />
Canville de, Robin, kruisbroeder in Caen in 1407<br />
Carpentier le, Jean, kruisbroeder in Caen in 1404, prior<br />
Cauqueterne, Henri, kruisbroeder in Caen in 1356 en 1357, prior<br />
Charingworth de, William, kruisbroeder in London in 1350, prior<br />
Charpentier le, Guillaume, kruisbroeder in Caen in 1407, prior<br />
Charteseye, William, kruisbroeder in London in 1382<br />
Chastonte de, John, kruisbroeder in London in 1351<br />
Chimay de, Hugo, kruisbroeder in Luik in 1399 en in 1400, prior,<br />
definitor<br />
Chretien, Raoul, kruisbroeder in Saint-Ursin in 1350, prior<br />
Chruche de, John Atte, kruisbroeder in London in 1366<br />
Clerk, Thomas, kruisbroeder in London in 1369<br />
Clifford, Thomas, kruisbroeder in London in 1409<br />
Clopton, Ralph, kruisbroeder in London in 1396<br />
Cloutier le, Jean, kruisbroeder in Caen in 1356<br />
Coustelier le, Nicolde, kruisbroeder in Saint-Ursin in 1373, prior<br />
Cressenes, Alexander, kruisbroeder in Barham in 1348<br />
Cressi van, Thomas, kruisbroeder in Whaplode in 1247, prior<br />
Damman, James, kruisbroeder in Engeland in 1386<br />
Dellwick, Henricus, kruisbroeder in Beyenburg in 1373<br />
Delmal, Remigius, kruisbroeder in Parijs in 1286, prior<br />
Descamps, Ludovicus, kruisbroeder in Parijs in 1287<br />
Desjardins, Pierre, kruisbroeder in Caen in 1367, prior<br />
Deyull, Thomas, kruisbroeder in London in 1369<br />
Dieux-le-Cresse (Deocresencius, Dieu-Croissant, Dieu-Cressant),<br />
Nicolas, kruisbroeder in Hoei van 1393 tot 1396, prior-generaal<br />
Duns de (Dun de), Petrus, kruisbroeder in Hoei in 1308, prior-gene<br />
raal
148 DE OORSPRONG VAN DE ORDE VAN HET H. KRUIS<br />
Esteverre, Pierre, kruisbroeder in Parijs in 1391 en in Varennes-sur-<br />
Allier in 1391; prior in Parijs in 1391<br />
Everhardus, kruisbroeder van Keulen van 1409 tot 1420, prior; kruis<br />
broeder in Namen in 141 en 1422, prior; definitor in 1419, 1420 en<br />
1422; visitator in 1421<br />
Fleuret, Gilles, kruisbroeder in Caen in 1404<br />
Floreye (Flory), William, kruisbroeder in London in 1370<br />
Fontenay, Guillaume, kruisbroeder in Saint-Ursin in 1316<br />
Fouquier, Thomas, kruisbroeder in Caen in 1404<br />
Fourneaux (Furnewes), Thomas, kruisbroeder in London in 1370<br />
Frowyk, Richard, kruisbroeder in London in 1382<br />
Fylingley, Roger, kruisbroeder in London in 1399<br />
Gate, Walter, kruisbroeder in London in 1410<br />
Gelria van (Cocus), Johannes, kruisbroeder in Keulen in 1399, prior<br />
Gerardus, kruisbroeder in Asperen in 1323<br />
Gerardus, kruisbroeder in Hoei in 1412<br />
Gerardus, kruisbroeder in Venlo in 1412<br />
Gilbert, kruisbroeder in Welnetham in 1390, prior<br />
Glocoucester, Thomas, kruisbroeder in London in 1400<br />
Gowda, Walter, kruisbroeder in London in 1411<br />
Graunfelde, William, kruisbroeder in London in 1391; kruisbroeder in<br />
Donnington van 1391 tot 1404, prior<br />
Guillebert, Roger, kruisbroeder in Caen in 1356<br />
Gulmyn, Thomas, kruisbroeder in London in 1382<br />
Halveren de, Henricus, kruisbroeder in Beyenburg in 1390<br />
Hankeboot, Bernard, kruisbroeder in Beyenburg in 1300<br />
Hargny de (Harengier de, Harengi de, Harengerius), kruisbroeder in<br />
Condren in 1284, prior; kruisbroeder in Doornik vanaf 1294, kruis<br />
broeder in Hoei in 1304, prior-generaal<br />
Herlet, Martinus, kruisbroeder in Parijs in 1286, prior<br />
Hermannus, kruisbroeder in Suxy in 1341, prior<br />
Heyne, Richard, kruisbroeder in Barham in 1293<br />
Hosier Ralph, kruisbroeder in London in 1298<br />
Humbusset de (Busset de Hun), Libertus, kruisbroeder in Hoei van<br />
1344 tot 1355, prior-generaal
DE OORSPRONG VAN DE ORDE VAN HET H. KRUIS 149<br />
Ignotius Huyensis, kruisbroeder in Hoei in 1364, scriptor<br />
Isabel, Guillaume, kruisbroeder in Caen in 1404<br />
Jacobus, kruisbroeder in Doornik in 1322, prior<br />
Janssen van Bommel, Libertus, kruisbroeder in Sint-Agatha in 1399,<br />
prior; kruisbroeder en prior in Venlo van 1399 tot 1410; kruisbroeder<br />
in Hoei in 1410 en 1411, prior-generaal<br />
John, kruisbroeder in London in 1371, prior<br />
Jourdain, Pierre, kruisbroeder in Caen in 1407<br />
Ketternich de (Ketturig, Ketturiuch, Kettwig), Petrus, kruisbroeder in<br />
Beyenburg van 1394 tot 1405, prior; provinciaal van de Rijnlandse<br />
kloosters in 1394<br />
Kok de, Joannes, kruisbroeder in Namen in 1376<br />
Lambe, Thomas, kruisbroeder in London in 1396<br />
Lebrun, Jean, kruisbroeder in Doornik in 1411, prior<br />
Lenne de, John, kruisbroeder in London in 1366<br />
Lennepe de, Lubertus, kruisbroeder in Beyenburg in 1410<br />
Liard, Pierre, kruibroeder in Caen in 1404<br />
Lumbard, John, kruisbroeder in London in 1352<br />
Maistra, Etienne, kruisbroeder in Toulouse in 1258<br />
Mannevilhe de (Manna Villa de), Jean, kruisbroeder in Parijs in 1352,<br />
prior; kruisbroeder in Hoei van 1355 tot 1359, prior-generaal; kruis<br />
broeder in Luik in 1359, prior; kruisbroeder in Schwarzenbroich na<br />
1359<br />
Marchand le, Thomas, kruisbroeder in Caen in 1404<br />
Meijershoven van, Lambertus, kruisbroeder in Luik in 1375,<br />
scirptor<br />
Merten van (Martonius, Martin), Johannes, kruisbroeder in Asperen in<br />
1411, prior; kruisbroeder in Hoei van 1411 tot 1415, prior-generaal<br />
Molendino de, Conradus, kruisbroeder in Keulen in 1341,<br />
procurator<br />
Molenheim de, Johannes, kruisbroeder in Beyenburg in 1383<br />
Novelan de (van Eppa), Johannes, kruisbroeder van Parijs in 1258 en<br />
1287<br />
Noviomagio de, Henricus, kruisbroeder in Luik in 1329, scriptor
150 DE OORSPRONG VAN DE ORDE VAN HET H. KRUIS<br />
Peepkens, Lambertus, kruisbroeder in Luik in 1419, scriptor<br />
Petrus, kruisbroeder in Asperen in 1342, prior<br />
Petrus, kruisbroeder in Toulouse in 1404<br />
Peytevyn, Thomas, kruisbroeder in London in 1371<br />
Pincharius (Pinchar, Pincar, Pinchard, Pinchart, Pinchare), Petrus,<br />
kruisbroeder in Caen van 1355 tot 1364, prior; kruisbroeder in Hoei<br />
van 1364 tot 1382, prior-generaal<br />
Piquet le, Fillis, kruisbroeder in Caen in 1404<br />
Powuscret, William, kruisbroeder in London in 1397<br />
Putte van der (Puteanus, de Puteo, Dupuys), Ferricus, kruisbroeder in<br />
Hoei van (1382) tot 1393, procurator en subprior voor 1382, priorgeneraal<br />
Quyntyn, John, kruisbroeder in London in 1370<br />
Reinardus, kruisbroeder in Beyenburg en in Keulen in 1307<br />
Reppes, Geoffrey, kruisbroeder in London in 1396<br />
Rijck van Cuijck, Joannes, kruisbroeder in Hoei in 1298, prior-gene<br />
raal<br />
Rochefort de, Nicolaus, kruisbroeder in Hoei van 1308 tot 1320,<br />
prior-generaal<br />
Roermond van, Johannes, kruisbroeder in Asperen in 1367<br />
Roermond van, Nicolaus, kruisbroeder in Scharzenbroich van ? tot<br />
1413 en in Asperen in 1413<br />
Rolf, William, kruisbroeder in London in 1412<br />
Rupernus, kruisbroeder in Keulen in 1341, prior<br />
Sacri-Fontanus (Fontanus), Johannes, kruisbroeder in Hoei in 1277,<br />
prior-generaal<br />
Savage, Thomas, kruisbroeder in London in 1387<br />
Say, William, kruisbroeder in London in 1399<br />
Schellenberg, Johannes, kruisbroeder in Hoei in 1405, scriptor<br />
Schurvogel, Henricus, kruisbroeder in Beyenburg in 1383<br />
Sebem (Sabernes), William, kruisbroeder in London in 1298<br />
Seggebill, John, kruisbroeder in London in 1368<br />
Sittard van, Johannes, kruisbroeder in Suxy in 1400, prior<br />
Sporles de (Sporler, Spurle), Philip, kruisbroeder in London in 1363<br />
Stapilford, Richard, kruisbroeder in London in 1385
DE OORSPRONG VAN DE ORDE VAN HET H. KRUIS 151<br />
St.Gilles de, Baudoin, kruisbroeder in Doornik in 1326, prior en vicaris-generaal<br />
van de prior-generaal<br />
Stoke Neylond de, John, kruisbroeder in London in 1352<br />
Stoke, William, kruisbroeder in London in 1409<br />
Tebaud, William, kruisbroeder in London in 1391<br />
Touchard, Nicolde, kruisbroeder in Saint-Ursin in 1410, prior<br />
Tracy, John, kruisbroeder in London in 1397<br />
Tremonia de, Segebodus, kruisbroeder in Beyenburg in 1307<br />
Trenquart, Nicole, kruisbroeder in Caen in 1407<br />
Veal, Simon, kruisbroeder van Oxford in 1352, prior, excommunicatie<br />
Veynhumius, Henricus, kruisbroeder in Sint-Agatha in 1416, procura<br />
tor<br />
Voet, Johannes, kruisbroeder in Parijs in 1406, scrip tor<br />
Waddesworth, James, kruisbroeder in London in 1391<br />
Wairstein de, Deytmarus, kruisbroeder in Beyenburg in 1386<br />
Walcourt de (Walcurtius, Walcura), Petrus, kruisbroeder in Hoei in<br />
1249, prior-generaal<br />
Ward, Richard, kruisbroeder in London in 1400<br />
Werdena de, Henricus, kruisbroeder in Beyenburg in 1374<br />
Westcappel van, Simon, kruisbroeder in Asperen in 1375<br />
Westende, Richard, kruisbroeder in London in 1399<br />
Weston, Lionel, kruisbroeder in London in 1401<br />
Westwode, John, kruisbroeder in London in 1387 en in Barham van<br />
1387 tot 1406<br />
Whithby, William, kruisbroeder in London in 1372<br />
Wipperfiirt de, Golehnus, kruisbroeder in Beyenburg in 1410<br />
Wipperfurt, Lambertus, kruisbroeder in Beyenburg in 1372<br />
Wipperfurdt de, Johannes, kruisbroeder in Beyenburg in 1402<br />
Wipperfiirdt de, Tilmannus, kruisbroeder in Beyenburg van 1407 tot<br />
1414, prior<br />
Withus, Godefridus, kruisbroeder in Luik in 1329, scriptor<br />
Wyngham de, Henry, kruisbroeder in London in 1365<br />
Yon, Jean, kruisbroeder in Caen in 1407<br />
Zwolle van, Joannes, kruisbroeder in Hoei van 1359 tot 1363, priorgeneraal
152 DE OORSPRONG VAN DE ORDE VAN HET H. KRUIS<br />
Besluit<br />
De Orde van het Heilig Kruis ontstond in de eerste helft van de<br />
dertiende eeuw. De eerste decennia betekenden een moeizaam<br />
zoeken en tasten naar het te volgen evangelisch parcours.<br />
Misschien moeten we de incubatietijd zoeken bij de eremieten: een<br />
of meer vrome mannen trokken 'predikend' rond en waar zij een<br />
tijdje verblijf hielden, ontstond een kleine religieuze gemeenschap<br />
van kruisbroeders. Een dergelijke gemeenschap had slechts een<br />
geringe levensvatbaarheid. Daarom verdwenen enkele/de meeste<br />
gemeenschappen spoedig na hun ontstaan. Maar in het prinsbis-<br />
dom Luik, waar een speciale devotie tot het Heilig Kruis bestond,<br />
wisten enkele gemeenschappen te overleven, omdat ze zich vestig-<br />
den op de rand van een stad en/of contacten onderhielden met<br />
edelen, die landerijen bezaten langs de handelsroutes. Die edelen<br />
wilden een kapel bouwen voor zichzelf en een hospitium voor<br />
reizigers en pelgrims en waren op zoek naar priesters voor de ere-<br />
dienst en de hospitaalzorg.<br />
De plaatselijke seculiere geestelijken en de bisschoppen waren<br />
niet opgetogen over de aanwezigheid van de kruisbroeders. Dat<br />
was zeker het geval in Engeland, waar de kruisbroeders al een tijd<br />
je voor 1248 aanwezig waren, maar toch pas echt wortel schoten<br />
nadat de koning hun klooster in London in 1249 in bescherming<br />
nam. In 1248 besloten een aantal religieuze gemeenschappen van<br />
kruisbroeders om samen een orde van reguliere kanunniken te worden.<br />
Dat dit gebeurde in het prinsbisdom Luik kan niet afgedaan<br />
worden als louter toeval. De strijd van de aanhangers van de paus<br />
tegen de geexcommuniceerde Duitse keizer Hendrik II, de aan-<br />
bevelingen van de pauselijke legaat Capuccius, de vacante Luikse<br />
bisschopszetel en de ondersteuning van de graaf van Loon speelden<br />
een rol van betekenis bij de oprichting van de orde.<br />
Tot op heden zoeken sommigen de oorsprong van de Orde van<br />
het Heilig Kruis in de Kruistochten. Uit de oprichtingsoorkonden<br />
en de pauselijke goedkeuringsdocumenten blijkt echter nergens<br />
een verband met de Kruistochten. De oorkonden uit 1248 tonen<br />
wel duidelijk aan, dat de kruisbroeders al verschillende stichtingen
DE OORSPRONG VAN DE ORDE VAN HET H. KRUIS 153<br />
hadden, maar dat een samenhangende structuur vooralsnog ontbrak.<br />
Van zodra zij de statuten van de Dominicanen grotendeels<br />
kopieerden, kwam daarin verandering.<br />
Van de in de oprichtingsoorkonde vermelde gemeenschappen,<br />
verdwenen de meeste spoedig na 1248. Hoei hield echter stand.<br />
Weldra volgden andere kloosters, ook buiten het prinsbisdom<br />
Luik, waardoor de Orde van het Heilig Kruis geleidelijk aan een<br />
internationaal gehalte kreeg. De kruisbroeders zochten in deze<br />
jaren naar een gepaste spiritualiteit. Als reguliere kanunniken van<br />
het Heilig Kruis van Sint-Augustinus leefden zij in armoede, bedienden<br />
zij (bedevaart)kapellen en verzorgden zij in hun hospitia<br />
armen en pelgrims. De verleiding was misschien groot om, zoals<br />
hun naamgenoten elders in Europa, een hospitaalorde te worden.<br />
Mogelijk overdreven de eerste kloosterlingen ook in de armoedebeleving.<br />
De kruisbroeders onderhielden contacten met de Franse<br />
koning Lodewijk IX, die meer dan eens op kruistocht ging. Hun<br />
klooster in Parijs zou later, onder de Franse kruisbroederskloosters,<br />
een grote uitstraling kennen. Tijdens het concilie van Lyon in<br />
1274, toen vele nieuwe religieuze gemeenschappen werden opgeheven,<br />
konden de kruisbroeders aantonen dat zij wel degelijk een<br />
orde van reguliere kanunniken waren en daarom werden zij niet<br />
opgeheven. In de volgende decennia bekwamen zij nieuwe kloos<br />
ters, niet alleen in Frankrijk, maar ook in het Duitse Rijk. De verwerving<br />
van een aantal privileges verstevigde de rechtspositie van<br />
de orde, waarin het klooster van Hoei zich langzaam maar zeker als<br />
het hoofdklooster begon te manifesteren. Toen de orde in 1317 het<br />
exemptierecht bekwam, kreeg dit Hoeise streven een voorlopige<br />
bekroning. In de volgende jaren manifesteerde de prior van het<br />
Hoeise klooster zich geleidelijk aan als de prior-generaal. Hij werd<br />
in het £bestuur' van de orde bijgestaan door een vicaris-generaal<br />
(bijvoorbeeld de prior van Doornik in 1326) en door twee prioren-<br />
provinciaal: de eerste voor de Rijnlandse kloosters en de tweede<br />
voor de Engelse kloosters. De overige kloosters vielen rechtstreeks<br />
onder het bestuur van de prior-generaal<br />
Dertien jaar na het Concilie van Lyon bekwamen de kruis<br />
broeders de bevestiging dat zij een door de hemel beschermde orde
154 DE OORSPRONG VAN DE ORDE VAN HET H. KRUIS<br />
waren. Voor de middeleeuwers betekende bescherming door een<br />
heilige inderdaad een hemelse garantie. Een kloosterorde was pas<br />
echt, had pas levensrechten en vitale kracht, als ze ergens in con<br />
tact met de hemel stond. Zoals Christus naar de hemel was<br />
teruggekeerd, zo moest ook de orde iemand hebben, die naar de<br />
hemel was voorgegaan en door wie dus de orde zelf iets hemels<br />
geworden was. In 1287 bracht de Parijse kruisbroeder Joannes van<br />
Eppa de relieken van de heilige Odilia naar Hoei. Het duurde<br />
echter nog een hele tijd vooraleer haar devotie in alle huizen van<br />
de orde werd aanvaard. Blijkbaar voelden de kruisbroeders de<br />
behoefte om verder in de tijd terug te keren, op zoek naar een heiligenfiguur,<br />
waaraan zij hun oorsprong konden koppelen. Zeker, ze<br />
behoorden tot de orde van Sint-Augustinus, maar speciaal als<br />
kruis-broeders kozen zij, vermoedelijk al in de dertiende eeuw, Sint-<br />
Helena tot hun stichteres en patrones.<br />
Op het platteland lagen de kloosters van het kruisbroeders bij<br />
verkeersknooppunten (Condren, Beyenburg, Schwarzenbroich).<br />
Een aantal kloosters lag langs de Maas (Namen, Hoei, Luik, Venlo,<br />
Sint-Agatha) of langs de Rijn (Keulen). In de steden lagen de<br />
kloosters bij een stadspoort, zowel buiten de omwalling (Hoei,<br />
Namen, Doornik, Aken, Caen, Toulouse) als binnen de omwalling<br />
(Luik, Venlo). De kruisbroeders streefden ernaar hun kerken en<br />
kapellen tot doel te maken van pelgrimstochten door het verwer-<br />
ven van relieken en de daarbij behorende aflaten, o.a. te Hoei,<br />
Doornik, Namen, Luik, Venlo en Toulouse. De contemplatieve<br />
dimensie van het kloosterleven haalde in de dertiende en veer-<br />
tiende eeuw bij de kruisbroeders dan ook niet de bovenhand.<br />
Daarvoor waren zij te actief bezig met de bediening van hun<br />
kapellen en vooral met de opvang en verzorging van zieken, armen<br />
en reizigers.<br />
In de veertiende eeuw bleek het cement tussen de verschillende<br />
kruisbroederskloosters niet hecht genoeg. Het Westers Schisma, de<br />
politieke instabiliteit in Duitsland, Luik en Frankrijk en het verschil<br />
in mentaliteit tussen de Duitse en de Franse kloosters<br />
bevorderden geenszins de autoriteit van de prior van Hoei als<br />
prior-generaal van de orde. Verschillende prioren-generaal rela-
DE OORSPRONG VAN DE ORDE VAN HET H. KRUIS 155<br />
tiveerden bovendien het armoede-ideaal. In 1304 gaf Joannes van<br />
Hargny daartoe het startschot, toen hij zijn plannen bekend maak-<br />
te om het klooster van Hoei groter en mooier te maken dan enig<br />
ander klooster van de orde. In de volgende jaren Vergaten de<br />
kruisbroeders diverse bepalingen uit hun constituties en zelfs hun<br />
privileges. Sommige prioren, aangevoerd door de oversten van de<br />
Franse kloosters, namen geen deel meer aan het generaal kapittel<br />
en weigerden de generate visitatie. Het generaal kapittel van 1410<br />
riep de verloedering van het kloosterleven tenslotte een halt toe en<br />
zette de eerste stappen op weg naar het herstel van het armoede-<br />
ideaal en van de kloostertucht.<br />
Kort na 1410 werden de meeste oorkonden en bescheiden ver-<br />
nietigd om, met de statuten van 1248 als uitgangspunt, een<br />
nieuwe start te kunnen nemen en het verleden te kunnen vergeten.<br />
Niet alle sporen werden uitgewist. Wat restte werd later - er werd<br />
daar overigens al vanaf het midden van de veertiende eeuw mee<br />
begonnen tot diep in de zeventiende eeuw - met legendarische verhalen<br />
verweven, waardoor de stichting naar de jaren 1210 werd<br />
verschoven en enkele eeuwen later zelfs met zekerheid werd<br />
toegeschreven aan Theodorus van Celles, die op kruistocht was<br />
gegaan en in Toulouse kennis had gemaakt met de heilige<br />
Dominicus, wiens constituties hij gedeeltelijk gekopieerd had bij<br />
de oprichting van de Orde van het Heilig Kruis.<br />
De religieuze instituten hebben een taai leven. Zij hebben een<br />
prenatale tijd van tien tot twintig jaar nodig. Bijna het dubbele van<br />
die tijd gebruiken zij voor hun consolidatie. Hun ontplooiing<br />
beslaat ongeveer honderd jaar, de stabilisering haast even lang.<br />
Daarna volgt een dalende curve. Toegepast op de kruisbroeders<br />
betekende de periode voor 1248 een prenatale tijd van ruim vijftien<br />
tot achtendertig jaar (1210/1233 - 1248). De consolidatie,<br />
c.q. de verwerving van het generaal bestuur door de prior van<br />
Hoei, duurde tot het begin van de veertiende eeuw en ging<br />
mogelijk gepaard met het vervalsen van oorkonden uit de der-<br />
tiende eeuw. Onmiddellijk na de consolidatie tekende het verval<br />
zich al af, wegens het verlaten van het armoede-ideaal in een aantal<br />
kloosters. Omdat het aantal huizen gestaag steeg en in de
156 DE OORSPRONG VAN DE ORDE VAN HET H. KRUIS<br />
nieuwe stichtingen aanvankelijk de observantie in acht werd<br />
genomen, viel het verval van de orde pas echt op vanaf het midden<br />
van de veertiende eeuw. Vanaf 1410 werd orde op zaken gesteld en<br />
in de loop van de vijftiende eeuw overwonnen de kruisbroeders de<br />
inzinking uit de veertiende eeuw. Deze overwinning ging echter<br />
gepaard met het wissen van een aantal, vermoedelijk minder fraaie<br />
en profane sporen uit het verleden, en het opvoeren van legendarische<br />
en vrome verhalen met betrekking tot de strijd tegen heidenen<br />
en de bekering van ketters.<br />
SUMMARY<br />
The order of the Holy Cross originated in the first half of the thirteenth century.The<br />
first decades meant a laborious and difficult search for the evangelical track to be fol<br />
lowed.<br />
Maybe the incubation period is related to the hermits: one or more pious itinerant<br />
preachers; where they stayed for a while a small religious community of brothers of the<br />
Cross was established. Such a community was hardly feasible. That's why some/most<br />
communities disappeared soon after their inception (origin). But in the episcopal princi<br />
pality of Liege where an exceptional devotion for the Holy Cross existed, some commu<br />
nities succeeded in surviving, because they had settled at the edge of a city and / or had<br />
connections with noblemen, who owned estates along the trade routes. These noblemen<br />
wanted to build a chapel for themselves and a hospice for travellers and pilgrims and thus<br />
they were looking for priests for religious services and hospital care.<br />
The local secular priests and the bishops however were not delighted with the pres<br />
ence of the brothers of the Cross. This was certainly true for England, where the broth<br />
ers of the Cross had been present some time before 1248, but only really took root after<br />
the king had safeguarded their London convent. In 1248 a number of religious commu<br />
nities of brothers of the Cross decided to become one order of regular canons. The fact<br />
that this happened in the episcopal principality of Liege was certainly no coincidence.<br />
The fight of the pope's followers against the excommunicated German emperor Henry<br />
II, the recommendations by the nuncio Capuccius, the vacant Liege bishopric and the<br />
support from the count of Loon played a sgnificant role in the foundation of the order.<br />
Up till now some have tried to trace back the origin of the Order of the Holy Cross<br />
to the crusades. From the foundation charters and the papal documents of approval no<br />
such connections can be shown. The charters from 1248 clearly demonstrate that the<br />
brothers of the Cross already had several foundations but that they lacked a coherent<br />
stucture. As soon as they copied the statutes of the Dominicans for the greater part, this<br />
changed.<br />
From the communities mentioned in the foundation charter, most disappeared soon<br />
after 1248. Huy however survived. Presently other convents followed, also outside the<br />
episcopal principality of Liege, so that the order of the Holy Cross slowly gained inter<br />
national recognition. During this period the brothers of the Cross were looking for an<br />
appropriate spirituality. As regular canons of the Holy Cross (rule of Saint Augustine)<br />
they lived in poverty, served pilgrims'chapels and took care of the poor and the pilgrims
DE OORSPRONG VAN DE ORDE VAN HET H. KRUIS 157<br />
in their hospices.The temptation to become a Hospital Order - just like many of their<br />
namesakes elsewhere in Europe- may have been great. Possibly the first conventuals exag<br />
gerated their ideal of poverty. The brothers of the Cross had relations with the French<br />
King Louis IX, who went on a crusade more than once. Later their Paris convent would<br />
experience a radiating influence on the French convents of the brothers of the<br />
Cross.During the council of Lyon in 1274, when many new religious communities were<br />
abolished, the brothers of the Cross could prove they really were an order of regular<br />
canons and for that reason they weren't suppressed. During the following decade Huy<br />
obtained new convents, not only in France but also in the German Empire.The acquisi<br />
tion of a number of privileges consolidated the legal position of the Order, in which the<br />
Huy convent gradually manifested itself as the mother convent.When the Order gained<br />
the right of exemption in 1317, this Huy ambition was awarded a temporary crown. In<br />
the following years the prior of the Huy convent gradually manifested himself as priorgeneral.<br />
He was assisted in the government and the administration of the Order by a<br />
vicar-general (e.g. the prior of Doornik in 1326) and by two priores-provincial: one for<br />
the convents in the Rhineland area and one for the English convents. The remaining con<br />
vents directly came under the government of the prior-general.<br />
Thirteen years after the Council of Lyon, the brothers of the Cross received confir<br />
mation they were an order protected by heaven.Indeed for medieval man the protection<br />
by a saint meant heavenly warrantyA convent order could only be real, could only have<br />
rights to life and develop virtality if, in some way, it had contact with heaven. Just like<br />
Christ had returned to heaven, the order needed someone who had preceded to heaven<br />
and through whom the order itself became something heavenly. In 1287 the Parisian<br />
brother of the Cross Joannes van Eppa transferred the relics of Saint Odilia to Huy. But<br />
it took some time before the devotion of this saint was accepted in all convents of the<br />
order.<br />
Obviously the brothers of the Cross felt the need to go further back in time to look<br />
for a saint to relate their origin to. To be sure, they belonged to the order of Saint<br />
Augustine, but especially as brothers ofthe Cross they chose for St Helen as their foundress<br />
and patron saint, presumably already in the thirteenth century.<br />
In the fourteenth century the cement between the various convents of the brothers of<br />
the Cross proved to be insufficiently firm. The Great Western Schism, the political insta<br />
bility in Germany, Liege and France, together with the difference in mentality between<br />
the German and French convents by no means advanced the authority of the prior of<br />
Huy as prior-general of the order. Moreover certain priors-general became somewhat<br />
casual concerning the ideal of poverty. In 1304 Joannes van Hargny gave the green light<br />
when he announced his plans to expand and embellish the Huy convent more than any<br />
other convent of the order. In the following years the brothers of the Cross "forgot" about<br />
diverse regulations from their constitutions and even their privileges. Some priors, led by<br />
the priors of the French convents, no longer participated in the general chapter and they<br />
refused general visitation. The general chapter of 1410 finally put a stop to the degener<br />
ation of convent life and took the first steps to restore the ideal of poverty and monastic<br />
discipline.<br />
Soon after 1420 most charters and records were destroyed to proceed with the statutes<br />
of 1248 as starting-point and to forget about the past. Not all traces were erased, though<br />
what was left was interwoven with legendary stories: this already started in the second<br />
half of the fourteenth century and went on till deep in the seventeenth century; this way<br />
the foundation was deferred to 1210 and some centuries later it was - with great cer<br />
tainty- attributed to Theodorus from Celles,who had been on a crusade and had met
158 DE OORSPRONG VAN DE ORDE VAN HET H. KRUIS<br />
Saint Dominic in Toulouse, whose constitutions were partly copied at the foundations of<br />
the Order of the Holy Cross.<br />
Religious institutions lead a tough life. They need a prenatal period of ten to twenty<br />
years. Almost twice as much time is needed for their consolidation. Their development<br />
lasts almost a hundred years, and their stabilisation period is equally long. A declining<br />
graph follows. When this theory is applied to the brothers of the Cross the period before<br />
1248 can be regarded as a prenatal period of well over fifteen to thirty-eight years (1210<br />
/ 1233 - 1248). The consolidation, c.q. the acquisition of the general government by the<br />
Huy prior, continued till the beginning of the fourteenth century and possibly involved<br />
falsification of charters from the thirteenth century. Immediately after the consolidation,<br />
the decline became obvious, due to the abandonment of the ideal of poverty in some<br />
convents. Because the number of convents steadily rose, and the observance was com<br />
plied with in the new foundations at first, the decline of the order became really con<br />
spicuous in the middle of the fourteenth century. From 1410 onwards order was restored<br />
and in the course of the fifteenth century the brothers of the Cross conquered the reces<br />
sion from the fourteenth century. This conquest was accompanied by the erasure of some<br />
probably less fine and profane traces from the past and the increase in the number of leg<br />
endary and pious stories about the fight against the heathen and the conversion of<br />
heretics.<br />
RfiSUMfi<br />
M.B.<br />
L'ordre de la sainte Croix est ne dans la premiere moitie du treizieme siecle. Les pre<br />
mieres de'cennies etaient marquees par la recherche d'un parcours evangelique a suivre.<br />
Peut-etre on en trouve les premieres traces dans les cercles des ermites: de petits groupes<br />
qui parcouraient le pays en prechant et la ou ils s'arretaient seraient ndes de petites communautes<br />
religieuses de freres de la Croix. Mais de telles communautes n'etaient pas tres<br />
viables et elles disparaissaient bie/i vite apres leur naissance. Seulement dans la princi-<br />
paute de Liege ou existait une devotion speciale de la sainte Croix quelques commu-<br />
nautis parvenaient a survivre parce qu'elles s'installerent aux abords d'une ville ou qu'elles<br />
avaient des contacts avec des nobles qui possedaient des terres le long des routes commerciales.<br />
Ces nobles voulaient y batir une chapelle pour eux-memes et un hospice pour<br />
voyageurs et pelerins et ils avaient besoin de pretres pour le culte et le soin des malades.<br />
Le clerge* seculier et les eveques ne regardaient pas d'un bon oeil la presence des freres<br />
de la Croix. C'e'tait surtout le cas en Angleterre ou les freres de la Croix e'taient deja<br />
presents avant 1248 mais s'enracineront definitivement apres que le roi avait assume' la<br />
protection de leur couvent a Londres en 1248. En 1248 un certain nombre de commu<br />
nautes religieuses de freres de la Croix deciderent de former ensemble un ordre de<br />
chanoines re'guliers. Que cela se faisait dans la principaute de Liege n'est pas du au hasard.<br />
La lutte des partisans du pape contre l'empereur excommunie d'Allemagne Henri II; les<br />
recommandations du l£gat papal et le soutien du due de Looz ont joue* un role impor<br />
tant dans la fondation de 1'ordre.<br />
Jusqu'a maintenant il y en a qui cherchent l'origine de l'ordre dans les croisades. Mais<br />
nulle part dans les documents d'origine on trouve des traces d'un lien avec les croisades.<br />
Les documents de 1248 montrent clairement que les freres avaient deja plusieurs fondations<br />
mais sans structure d'ensemble. Cette lacune a e*te combine des qu'ils se sont donne<br />
des statuts largement copies sur ceux des dominicains
DE OORSPRONG VAN DE ORDE VAN HET H. KRUIS 159<br />
La plupart des communautis signalees dans l'acte de fondation ont cesse bien vite<br />
d'exister. Seul Huy a subsiste. Bientot d'autres couvents ont eke fondes en dehors de la<br />
principaute de Liege et ainsi Pordre prend un caractere international. Au cours de ces<br />
annees les croisiers etaient a la recherche d'une spiritualite adaptee. En tant que<br />
chanoines reguliers de la sainte Croix de saint Augustin ils vivaient pauvrement,<br />
exerc,aient le ministere dans des chapelles et lieux de pelerinage et soignaient les malades<br />
et les pelerins dans leurs hospices. La tentation a ete probablement grand de devenir un<br />
ordre hospitalier comme leurs congeneres ailleurs en Europe. Peut-etre ont-ils exagere' la<br />
pratique de la pauvrete. Les croisiers ont eu des contacts avec Louis IX, roi de France qui<br />
participait a des croisades. Leur couvent de Paris aura un grand rayonnement dans l'ordre.<br />
Au concile de Lyon en 1274 lorsque plusieurs nouvelles communautes religieuse<br />
furent suspendues les croisiers parvinrent a demontrer qu'ils etaient un vrai ordre de<br />
chanoines reguliers et ne furent pas importunes. Au cours des decennies suivantes ils<br />
fonderent de nouveaux couvents non seulement en France mais aussi dans l'Empire allemand.<br />
L'octroi d'un grand nombre de privileges renforc,ait leur situation juridique dans<br />
laquelle le couvent de Huy se manifestait de plus en plus comme couvent principal. Le<br />
droit d'exemption que 1'ordre obtint en 1317 etait le couronnement des efforts du cou<br />
vent de Huy. Le prieur du couvent de Huy se profilait petit a petit comme prieur-general.<br />
Dans le gouvernement de 1'ordre il etait seconde par un vicaire-general (en 1320 c'etait<br />
le prieur de Tournai) et par deux prieurs-provinciaux: un pour les couvents de la<br />
Rhenanie et un deuxieme pour ceux d'Angleterre. Les autres couvents etaient du ressort<br />
direct du prieur-general.<br />
Treize ans apres le concile de Lyon les croisiers eurent la confirmation d'etre un ordre<br />
protige' par le ciel. Pour les gens du moyen age les droits d'exister et la garantie celeste<br />
dependaient d'un contact visible avec le ciel. Comme le Christ etait retourne au ciel ainsi<br />
1'ordre devait pouvoir compter sur quelqu'un qui leur etait precede au ciel et par qui 1'or<br />
dre meme avait quelque chose de celeste. En 1287 le frere-convers Jean d'Eppa du cou<br />
vent de Paris ramena les reliques de sainte Odile a Huy. Mais cela prit du temps avant<br />
que sa devotion fut acceptee dans toutes les maisons de 1'ordre.<br />
Mais apparemment les croisiers ressentaient le besoin de remonter dans le temps afin<br />
de trouver un saint a qui Attribuer leur origine. Certes ils faisaient partie de 1'ordre de<br />
saint Augustin mais en tant que freres de la Croix ils ont choisi, probablement deja au<br />
XIII° siecle, sainte Helene comme fondatrice et patronne.<br />
Au XIV° siecle l'union entre les differents couvents semblait assez solide. Le schisme<br />
d'Occident, l'instabilite de l'Allemagne, de Liege et de France et la difference de mentalite<br />
entre les couvents allemands et francos ne renforcerent pas l'autorite du prieur de Huy<br />
en tant que prieur-general.<br />
Plusieurs prieurs-generaux relativisaient l'ideal de la pauvrete. En 1304 Joannes<br />
d'Hargny s'est heurte a une opposition, quand il a publie ses projets pour faire de Huy<br />
le couvent le plus grand et le plus beau de tout 1'ordre. On oubliait volontiers certains<br />
decrets des constitutions et meme certains privileges. II y a eu meme des prieurs qui, sous<br />
la houlette de superieurs de couvents francais, ne participerent plus au chapitre general<br />
et s'opposaient aux visitations generates. Le chapitre general de 1410 a voulu mettre fin<br />
a la degeneration de la vie religieuse et a fait les premiers pas sur le chemin de la pratique<br />
de la pauvrete et de la discipline religieuse.<br />
Peu apres 1410 on a meme detruit la plupart des chartes et documents afin de pou<br />
voir prendre un nouveau depart avec comme base les statuts de 1248 afin d'oublier le<br />
passe\ Mais on n'a pas pu en effacer tous les vestiges. A partir de la moitie' du XlVe siecle<br />
jusqu'a tard dans le XVIe siecle on les retrouve entremeles a des contes legendaires qui
160 DE OORSPRONG VAN DE ORDE VAN HET H. KRUIS<br />
situent la fondation a 1210 environ; quelques siecles plus tard celle-ci a ete attribute a<br />
Theodore de Celles qui aurait participe' a une croisade et aurait fait la connaissance de<br />
saint Dominique a Toulouse; il se serait servi de copies partielles de ses statuts lors de la<br />
fondation de l'ordre.<br />
Les instituts religieux ont la vie dure. Us ont besoin d'un temps prenatal de 20 ans.<br />
Leur consolidation prend presque le double de ce temps. Leur de'ploiement exige a peu<br />
pres cent ans, leur stabilisation aussi. Apres suit une courbe descendante. Applique' aux<br />
croisiers la peViode avant 1248 est un temps prenatal d'au moins quinze a trente-huit<br />
ans(1210-1248). La consolidation, c-a-d. rinstallation d'un gouvernement general par le<br />
prieur de Huy a dure* jusqu au de*but du quatorzieme siecle et a probablement coincide<br />
avec la falsification des documents du treizieme siecle. Imme'diatement apres la consoli<br />
dation le de*din s'est manifest^ par l'abandon de Tid^al de pauvrete dans un certain nombre<br />
de couvents. Parce que le nombre de couvent augmentait et qu'au ddbut dans ces<br />
nouveaux couvents Piddal de la pauvrete' e*tait ve*cu, le de'din de l'ordre se manifestait<br />
seulement au milieu du XTVe siecle. A partir de 1410 on se reprend et on vainc la crise.<br />
Cela allait de pair avec l'effacement des vestiges moins beaux du passe' et l'essor des contes<br />
pieux et ldgendaires concernant la lutte contre les payens et la conversion des here'-<br />
tiques.<br />
ZUSAMMENFASSUNG<br />
Der Orden des Heiligen Kreuzes entstand in der ersten Halfte des dreizehnten<br />
Jahrhunderts. Kennzeichnend fur die ersten Jahrzehnte war ein muhsames Suchen und<br />
Tasten, wie sich der evangelische Parcours gestalten sollte. Vielleicht soil man die<br />
Inkubationszeit bei den Eremiten suchen: ein frommer Mann oder mehrere fromme<br />
Manner zog / zogen 'predigend' herum und dort, wo sie sich eine Weile aufhielten, ent<br />
stand eine kleine religiose Gemeinde von Kreuzbriidern. Eine derartige Gemeinde hatte<br />
nur eine geringe Lebensfahigkeit. Deshalb verschwanden einige / die meisten Gemeinden<br />
kurz nach ihrem Entstehen. Im Prinzbistum Liittich aber, wo es eine besondere<br />
Verehrung des Heiligen Kreuzes gab, gelang es einigen Gemeinden zu iiberleben, weil sie<br />
sich am Rande einer Stadt niederlie?en oder Kontakte zu Adligen, die Landereien an den<br />
Handelsrouten besa?en, unterhielten. Die Adligen wollten fur sichselbst eine Kapelle und<br />
fur Reisende und Pilger ein Herbergskloster errichten und waren auf der Suche nach<br />
Priestern fur den Gottesdienst und fur die Spitalsorge.<br />
Die ortlichen Weltgeistlichen und die Bischofe waren von der Anwesenheit der<br />
Kreuzbriider nicht gerade begeistert. Das war bestimmt der Fall in England, wo es die<br />
Kreuzherren schon eine Weile vor 1248 gab, aber wo sie erst recht Wurzel fassten, nachdem<br />
der Konig 1249 ihr Kloster in London in Schutz nahm. 1248 entschieden sich<br />
einige religiose Gemeinden von Kreuzbriidern, um zusammen einen Orden reguldrer<br />
Kanoniker zu werden. Dass dies im Prinzbistum Liittich geschah, ist nicht reiner Zufall.<br />
Der Streit der Papstanhanger gegen den exkommunizierten deutschen Kaiser Heinrich<br />
den Zweiten, die Empfehlungen des papstlichen Legaten Capuccius, der freie Liitticher<br />
Bischofssessel und die Unterstutzung des Grafen von Loon spielten bei der Errichtung<br />
des Ordens eine bedeutende Rolle.<br />
Bis heute suchen manche den Ursprung des Ordens des Heiligen Kreuzes in den<br />
Kreuzziigen. Aus den Errichtungsurkunden und den papstlichen<br />
Genehmigungsdokumenten stellt sich aber nirgendwo ein Zusammenhang mit den<br />
L.R.
DE OORSPRONG VAN DE ORDE VAN HET H. KRUIS 161<br />
Kreuzziigen heraus. Die Urkunden aus 1248 weisen zwar deutlich nach, dass die<br />
Kreuzbriider schon verschiedene Gemeinden hatten, aber dass eine im Zusammenhang<br />
stehende Struktur vorlaufig fehlte. Sobald sie die Grundordnung der Dominikaner weitgehend<br />
iibernahmen, anderte sich die Sache.<br />
Die meisten der in der Errichtungsurkunde erwahnten Gemeinden verschwanden<br />
kurz nach 1248. Hoei aber hielt Stand. Bald folgten andere Kloster, auch manche<br />
au?erhalb des Prinzbistums, wodurch der Orden des Heiligen Kreuzes allmahlich einen<br />
internationalen Gehalt bekam. Die Kreuzbriider such ten in diesen Jahren nach einer<br />
angemessenen Spiritualitat. Als regulare Kanoniker des Heiligen Kreuzes des Heiligen<br />
Augustinus lebten sie in Armut, bedienten (Pilger-)Kapellen und versorgten in ihren<br />
Herbergsklostern Arme und Pilger. Die Verfiihrung war vielleicht gro? um, wie ihre<br />
Namensgenossen sonstwo in Europa, einen Spitalorden zu werden. Moglicherweise tibertrieben<br />
die ersten Klosterbriider auch in der Art und Weise, wie sie die Armut gestalteten.<br />
Die Kreuzbruder unterhielten Kontakte mit dem franzosischen Konig Ludwig dem<br />
Vierzehnten, der mehrmals auf einen Kreuzzug ging. Ihr Kloster in Paris wiirde spater,<br />
unter den franzosischen Kreuzbriiderklostern, eine gro?e Ausstrahlung bekommen.<br />
Wahrend des Konzils von Lyon im Jahre 1274, als viele neue religiose Gemeinden aufgehoben<br />
wurden, konnten die Kreuzbruder beweisen, dass sie ganz entschieden ein Orden<br />
regularer Kanoniker waren und deshalb wurde ihre Gemeinde nicht aufgehoben. In den<br />
Jahrzehnten, die darauf folgten, bekamen sie neue Kloster, nicht nur in Frankreich, sondern<br />
auch im Dritten Reich. Die Erwerbung zahlreicher Privilegien verstarkte die<br />
Rechtsposition des Ordens, in dem das Kloster von Hoei allmahlich als Hauptkloster<br />
sichtbar wurde. Als der Orden 1317 das Ausnahmerecht bekam, bedeutete das die vorlaufige<br />
Kronung des Hoeier Strebens. In den Jahren, die darauf folgten, zeigte sich der<br />
Prior des Hoeier Klosters allmahlich als der Prior-General. Ihm wurde in der Verwaltung<br />
des Ordens von einem Generalvikar ( 1326 z.B. vom Doorniker Prior) und von zwei<br />
Provinzialprioren geholfen: dem ersten fur die rheinlandischen Kloster und dem zweiten<br />
fur die englischen Kloster. Die ubrigen Kloster standen unmittelbar unter der<br />
Verwaltung des Priors-General.<br />
Dreizehn Jahre nach dem Konzil von Lyon bekamen die Kreuzbruder die Bestatigung,<br />
dass sie ein vom Himmel beschiitzter Orden waren. Fur die Leute des Mittelalters<br />
bedeutete die Beschiitzung von einem Heiligen tatsachlich eine himmlische Garantie.<br />
Ein Klosterorden war erst reell, hatte erst Lebensfahigkeit und Lebenskraft, wenn er<br />
irgendwie im Kontakt zum Himmel stand. Sowie Christus in den Himmel zuriickgekehrt<br />
war, so sollte auch der Orden jemanden haben, der ihm in den Himmel vorgegangen<br />
war und durch wen der Orden selbst etwas Himmlisches geworden war. 1287<br />
brachte der Pariser Kreuzbruder Joannes von Eppa die Reliquien der heiligen Odilia nach<br />
Hoei. Es dauerte aber noch eine Weile, bevor ihre Verehrung in alien Gemeinden des<br />
Ordens akzeptiert wurde. Offensichtlich fuhlten die Kreuzbruder die Not, weiter in die<br />
Zeit zuriickzukehren, auf der Suche nach einer Heiligenfigur, mit der sie ihren Ursprung<br />
verkniipfen konnten. Gewiss, sie gehorten einem Augustinerorden, aber ins Besondere<br />
als Kreuzbruder wahlten sie, vermutlich im dreizehnten Jahrhundert schon, die heilige<br />
Helena als Stifterin und Patronin.<br />
Im vierzehnten Jahrhundert schien der Zusammenhang zwischen den verschiedenen<br />
Kreuzbriiderklostern nicht stark genug. Die westliche Kirchenspaltung, die politische<br />
Instabilitat in Deutschland, Luttich und Frankreich und die unterschiedliche Mentalitat<br />
zwischen den deutschen und den franzosischen Klostern forderte keineswegs die<br />
Autoritat des Hoeier Priors als Prior-General des Ordens. Verschiedene Prioren-General<br />
stellten au?erdem das Armutideal in Frage. 1304 gab Joannes von Hargny dazu den
162 DE OORSPRONG VAN DE ORDE VAN HET H. KRUIS<br />
Startschuss, als er bekannt gab, dass er das Hoeier Kloster gro?er und schdner als irgen-<br />
dein anderes Kloster des Ordens machen wollte. In den Jahren, die darauf folgten,<br />
Verga?en die Kreuzbriider samtliche Bestimmungen ihrer Konstitutionen und sogar ihre<br />
Privilegien. Manche Prioren, die Prioren der franzosischen Kloster an erster Stelle, nah-<br />
men an dem Generalkapittel keinen Teil mehr und verweigerten die<br />
Generalheimsuchung. Das Generalkapittel aus dem Jahre 1410 setzte der Verluderung<br />
des Klosterlebens schlie?lich ein Ende und machte die ersten Schritte auf den Weg zur<br />
Wiederherstellung des Armutideals und der Klosterdisziplin.<br />
Kurz nach 1410 wurden die meisten Urkunden und Bescheide zerstort um, mit der<br />
Grundordnung aus dem Jahre 1248 als Ausgangspunkt, neu anfangen zu konnen und die<br />
Vergangenheit hinter sich zu lassen. Nicht alle Spuren wurden ausgewischt. Was iibrig-<br />
blieb, wurde spater - es wurde iibrigens damit schon ab der Mitte des vierzehnten<br />
Jahrhunderts bis tief ins siebzehnte Jahrhundert hinein ein Anfang genommen - mit legendarischen<br />
Geschichten verwoben, wodurch die Griindung auf das Jahr 1210 verschoben<br />
wurde und einige Jahrhunderte spater sogar mit Sicherheit Thedorus von Celles<br />
zugeschrieben wurde, der auf einen Kreuzzug gegangen war und in Toulouse mit dem<br />
heiligen Dominicus Bekanntschaft gemacht hatte, dessen Konstitutionen er bei der<br />
Errichtung des Ordens des Heiligen Kreuzes teilweise kopierte.<br />
Die religiosen Institutionen fiihren ein zahes Leben. Sie brauchen eine<br />
Inkubationszeit von zehn bis zwanzig Jahre. Fur ihre Konsolidierung brauchen sie fast<br />
zweimal soviel Zeit. Ihre Entfaltung beschlagnahmt etwa hundert Jahre, die<br />
Stabilisierung fast genau so lang. Danach folgt eine abfallende Kurve. Was die<br />
Kreuzherren angeht, ist die Periode vor 1248 eine Inkubationszeit von gut fiinfzehn bis<br />
achtunddreiGig Jahre (1210/1233 - 1248). Die Konsolidierung, d.h. die Tatsache, dass<br />
der Prior aus Hoei die Generalverwaltung erwarb, dauerte bis Anfang des vierzehnten<br />
Jahrhunderts und war moglicherweise mit der Falschung von Urkunden aus dem<br />
dreizehnten Jahrhundert verbunden. Unmittelbar nach der Konsolidierung zeichnete<br />
sich der Niedergang schon dadurch ab, dass man in einigen Klostern auf das Armutideal<br />
verzichtete. Weil die Zahl der Gemeinden standig stieg und in den neuen Gemeinden<br />
anfangs die Observanz eingehalten wurde, fiel der Niedergang des Ordens ab der Mitte<br />
des vierzehnten Jahrhunderts erst recht auf. Ab 1410 wurde Ordnung geschaffen und im<br />
Laufe des fiinfzehnten Jahrhunderts iiberwanden die Kreuzherren den Niedergang des<br />
vierzehnten Jahrhunderts. Diese Uberwindung ging aber mit dem Loschen einiger, vermutlich<br />
unschonen und profanen Spuren aus der Vergangenheit und mit der Darbietung<br />
legendarischer und frommer Geschichten, die sich auf den Streit gegen die Heiden und<br />
die Bekehrung von Ketzern bezogen, einher.<br />
R. E.
Inhoud<br />
DE OORSPRONG VAN DE ORDE VAN HET H. KRUIS 163<br />
Inleiding 14<br />
1 Situering van de Kruisbroeders/Kruisheren in het<br />
Westerse kloosterwezen \ 9<br />
1.1 Het Westers monnikenwezen vond zijn oorsprong<br />
in het Oosten 20<br />
1.2 Het kloosterwezen van de zesde tot de twaalfde eeuw<br />
in het Westen in vogelvlucht 22<br />
1.3 De reguliere kanunniken 31<br />
1.4 Spirituele verankering van de kruisbroeders/kruisheren 37<br />
2 Historische verankering van de kruisheren/kruisbroeders 47<br />
2.1 Berichtgeving buiten de orde 48<br />
2.2 Berichtgeving binnen de orde vanaf de veertiende eeuw 51<br />
2.2.1 Vijf kanunniken wilden "kruisbroeders van Jeruzalem" zijn...<br />
... na de kruistocht tegen de Albigenzen 57<br />
2.2.2 Theodorus van Celles 61<br />
2.3 De oudste documenten binnen de orde 70<br />
2.4 Juridische betekenis en betrouwbaarheid<br />
van de oudste documenten 93<br />
2.4.1 Het beschermprivilege 97<br />
2.4.2 De exemptie 99<br />
2.4.3 De kerkelijke diensten 100<br />
2.4.4 Zielzorgprivileges 102<br />
2.4.5 Aflaten 104<br />
2.4.6 Strafmachten 105<br />
2.4.7 De tienden 105<br />
2.4.8 Het verkrijgen en vervreemden van goederen 107<br />
2.5 Hermans' Annales in het spoor van de ascetische en historische<br />
traditie van de Orde van het Heilig Kruis 108<br />
3 De aanvangsjaren van de Orde van het Heilig Kruis,<br />
?-1248-l4lO 120<br />
3.1 De economische context 120<br />
3.2 De politiek-territoriale context 122<br />
3.2.1 De kruisbroeders en de Kruistochten 122<br />
3.2.2 De Franse invloed in de orde 123<br />
3.2.3 Crisis in de orde vanaf het midden van de veertiende eeuw 139<br />
4 Namen van kruisbroeders uit de dertiende en veertiende<br />
eeuw 146<br />
Besluit 152
KRONIEK<br />
De toekomst van het tijdschrift Clairlieu<br />
De voorbije twintig jaar verloor het tijdschrift Clairlieu heel wat gemo-<br />
tiveerde leden, redactieleden en schrijvers: C. Van Dal (12 januari 1983), P. Van<br />
den Bosch (20 april 1985), W. Sangers (11 juli 1987), H. Van Rooijen (9<br />
november 1987), A. Ramaekers (21 januari 1989), G. van Hoorn (2 januari<br />
1990), A. Zwart (29 december 1991), D. Snijders (25 oktober 1992), J.<br />
Scheerder (9 oktober 1994), Th. van den Elzen (29 oktober 1994), G. Reijners<br />
(11 juni 2001) en P. Winkelmolen (15 maart 2004).<br />
Geconfronteerd met het tanend aantal leden van de historische kring boog<br />
het generaal bestuur van de orde zich in de loop van 2003 over de toekomst van<br />
het tijdschrift. Twee afgevaardigden van het generaal bestuur, R. Vaanhold en W.<br />
Slangen, ontmoetten de redactie van Clairlieu in September 2003 voor overleg.<br />
Het standpunt van het generaal bestuur was duidelijk: in 2010, wanneer het<br />
800-jarig bestaan van de orde wordt gevierd zal een volledig vernieuwde internationale<br />
redactie de leiding van het tijdschrift op zich nemen. In de aanloop<br />
naar de transformatie in 2010 mag de huidige redactie gedurende vijf opeen-<br />
volgende jaren aandacht schenken aan de breuklijnen, beschreven in de studie<br />
van Roger Janssen over 750 jaar Kruisherenleven sinds 1248 (gepubliceerd in<br />
Clairlieu, 1999). Vanuit een geactualiseerde, wetenschappelijke benadering kan<br />
op die manier in vijf jaargangen een synthese gebracht worden van meer dan zes-<br />
tig jaar wetenschappelijke arbeid door ordeshistorici en deskundige historici van<br />
buiten de orde. Magister-generaal, Glen Lewandowski, sprak op 29 december<br />
2003 deze hoop uit: " The general council and I appreciate the contributions of<br />
Clairlieu over these almost sixty years. You and your predecessors have increased the<br />
common knowledge of Crosier history within the Order and with others, and have<br />
made significant contributions to assure the quality of an already well-respected<br />
journal. Thank you for your efforts andyour pledge to continue to explore and share<br />
the history ofour Order as we approach a significant milestone in our common life<br />
as followers the Crucified Lord. May he continue to bless your efforts. "<br />
De redactie van Clairlieu is bereid om aan de wensen van het generaal bestu<br />
ur tegemoet te komen. De gestelde vraag is legitiem: de huidige redactie is gere-<br />
duceerd tot twee leden (Cl. Brasseur en R. Janssen) en het aantal schrijvende<br />
leden is gering. Terecht wordt heel veel heil verwacht van de niet-Europese
166 KRONIEK<br />
provincies van de Orde. Een oproep wordt dan ook gedaan om in iedere provincie<br />
een gedegen archiefbeleid te voeren en een documentatiecentrum op te richten<br />
waar periodieken, boeken, knipsels, gedachtenisprentjes, beeldmateriaal en<br />
pretiosa het mogelijk maken de herinnering aan het verleden te bewaren. Jonge<br />
kruisheren kunnen via een historische opleiding wetenschappelijke arbeid verrichten<br />
en over enkele jaren aansluiten bij de kring en naar de redactie<br />
doorstromen. In 2010 kan de fakkel dan overgenomen worden, wanneer een<br />
internationaal team (lees een redactie van historici van over de hele wereld) met<br />
veel enthousiasme aantreedt en borg staat voor de publicatie van het tijdschrift<br />
Clairlieu gedurende enkele tientallen jaren.<br />
Roger Janssen o.s.c.<br />
DUITSLAND<br />
M. Jilesen & H. van Berlo (red.)> 50 Jahre Kreuzherren in Deutschland<br />
1953-2003. Personen — Gemeinschafien — Ereignisse — Erinnerungen —<br />
Zusammenhdnge — Deutungen. Bonn, maart 2004, 335p., ill.<br />
Een heel mooi gedenkboek met een groot aantal korte bijdragen werd uitgegeven<br />
bij gelegenheid van het vijftig jarig verblijf van de kruisheren in<br />
Duitsland. In zesendertig hoofdstukken wordt het wel en wee van de kruisheren<br />
in Duitsland behandeld. Een korte historische inleiding, waaraan we stilzwijgend<br />
voorbijgaan, voert ons naar de feiten en data van de voorbije halve eeuw.<br />
Het is goed, dat deze informatie gebundeld en uitgegeven wordt. Zo blijft een<br />
en ander bewaard voor straks, wanneer geinteresseerde vorsers dieper willen<br />
graven en vanuit deze handleiding kunnen starten. Interessant zijn de korte his<br />
torische beschrijvingen van de kloosters, die de kruisheren bewoonden en de<br />
pastorale arbeid die ze verrichtten. Boeiend en voor latere generaties belangrijk<br />
zijn de autobiografische notas van de afzonderlijke kruisheren. Het is een<br />
boeiend boek, zeker vanuit de levende (lees beleefde) kruisherenspiritualiteit.<br />
Later zullen mentaliteitshistorici er zeker gebruik van maken.<br />
Roger Janssen o.s.c.<br />
LUIK<br />
A.Deblon, Religieux ordonnis par le sufjragant Pauli-Stravius (1642-1653).<br />
in : Leodium, tome 88, 2003, pp.5-31. De kruisheren, die in deze bijdrage wor<br />
den vernoemd, werden overgenomen uit A. Deblon, Les Croisiers ordonnis a<br />
Liege aux 17* et 18? sticks, in Clairlieu, jg.32, 1975, pp. 63-65<br />
Roger Janssen o.s.c
MAASEIK<br />
KRONIEK 167<br />
In De Maaseikenaar, jg.34, 2003, publiceerde confrater Roger Janssen weer<br />
verschillende bijdragen over de kruisheren. In de eerste aflevering treffen we de<br />
Namenlijst van Kruisheren van Maaseik, 1476-1796 zzn (pp. 5 5-60): een korte<br />
historiek van het klooster en de namen van alle kruisheren die in Maaseik<br />
geleefd hebben v66r de Franse Revolutie. In de tweede aflevering lezen we: Telde<br />
de Orde van het H.Kruis in dejaren dertig van de twintigste eeuw teveel roepingen?<br />
(pp.64-67): een interessante bijdrage over het verschil in visie tussen magistergeneraal<br />
W.A. van Dinter, de definitoren en de prioren van Uden en Maaseik.<br />
Roepingen voor het klooster waren er in die jaren genoeg, aan werkzaamheden<br />
was er geen gebrek, maar de orde miste de financiele armslag om veel jongeren<br />
tot de religieuze opleiding toe te laten. In aflevering vier schreef Janssen over<br />
Kruisheer Anton van Dooren, 1914-1997 (pp.226-228).<br />
Cl. Brasseur o.s.c.<br />
MAASEIK<br />
In de 34ste jaargang van De Maaseikenaar worden de Kruisheren van<br />
Maaseik diverse malen vernoemd. Op biz. 6 lezen we dat in december 1944<br />
twee granaten door het dak en de zoldering van de kruisherenkerk vielen. Op<br />
biz. 11 vernemen we meer over Jan Baptist Poukens, e'e'n van de oprichters van<br />
het Ruusbroecgenootschap in Antwerpen en oud-leerling van het H.-<br />
Kruiscollege. Poukens was leerling bij de kruisheren in de jaren dat het<br />
schoolleven grondig werd vernederlandst. Op de bladzijden 19 t/m 25 kunnen<br />
we een schatboek van Heppeneert uit de tweede helft van de achttiende eeuw<br />
inkijken. De Kruisheren van Maaseik en die van Roermond hadden toen ver<br />
schillende eigendommen in Heppeneert. Van bladzijde 46 tot bladzijde 49 blikt<br />
kruisheer Peter Snijkers terug op zes jaar apostolaatwerk in Congo. Kruisheer<br />
Jan Bierens verzorgde een bijdrage over de bokkenrijders en het kruisbeeld van<br />
de kruisherenkerk van Maaseik (pp. 131-135). Bijzonder interessant is tenslotte<br />
de bijdrage van Rik Nulens over twee gerestaureerde zonnewijzers in de kloostertuin<br />
van de kruisheren (pp.216-225).<br />
Roger Janssen o.s.c.
168 KRONIEK<br />
Namenlijst van kruisheren, 1840-1996<br />
In 1999 verscheen het Repertorium Canonicorum Regukrium Ordinis Sanctae<br />
Crucis 1840-1996. Maaseik, 1999, 2 din. (door R. Janssen en P. Winkelmolen).<br />
Een aantal kandidaat-kruisheren ontbrak in dit repertorium. Vandaar de hierna<br />
volgende aanvulling:<br />
Akker, Lambertus van den (geboren in Nistelrode op 30.05.1913; postulant in<br />
Sint-Agatha op 07.03.1931; laicus; uitgetreden na het postulaat in 1931)<br />
Andrea, Edward de (geboren in South Plainsfield op 07.03.1931; gekleed in<br />
Hastings op 06.08.1947; clericus; uitgetreden in april 1948)<br />
Bakker, Carolus (geboren in Rotterdam op 24.10.1918; intrede in Neeritter op<br />
27.08.1941; uitgetreden op 01.06.1942)<br />
Baily, David (intrede in Fort Wayne in augustus 1951; uitgetreden in oktober<br />
1952)<br />
Bariteau, Joel (geb. in Waterford op 06.06.1931; intrede in Hastings op<br />
01.02.1949; laicus; uitgetreden in Wawasee in oktober 1949)<br />
Beckstrom, Duane (intrede in Hastings op 27.08.1954; uitgetreden in<br />
Hastings op 14.03.1955)<br />
Berg, Theodorus van den (zoon van Joannes van den Berg en Theodora Jansen;<br />
geb. in Noorwijkershout op 06.02.1930; intrede op 27.08.1950; uitgetreden op<br />
19.06.1951)<br />
Bernards, Gerardus (geb. in Uden op 24.05.1913; intrede in Neeritter op<br />
27.08.1930; uitgetreden op 08.07.1931)<br />
Birken, Werner (zoon van Heinrich Birken en Katharina Romer; geb. in Aken<br />
op 5.12.1934; intrede in Neeritter op 27.08.1956; uitgetreden op 06.04.1957)<br />
Blonde, Hendrikus (zoon van Martinus Blonde en Catharina Verheijen; geb. in<br />
Nijmegen op 14.01.1932; intrede in Neeritter op 27.08.1952; uitgetreden op<br />
25.06.1953)<br />
Boggess, Robert (geb. in Giwin op 28.07.1914; intrede in Hastings op<br />
27.08.1941; uitgetreden op 20.05.1942)<br />
Bokeloh, Joannes (geb. in Amsterdam op 02.11.1914; intrede in Neeritter op<br />
27.08.1936; uitgetreden op 07.10.1936)<br />
Boland, James (intrede in Hastings in november 1949; uitgetreden in Hastings<br />
op 08.04.1950)<br />
Bongers, Henricus (geb. in Zeeland op 17.08.1911; intrede in Sint-Agatha op<br />
18.09.1933; uitgetreden in Sint-Agatha op 22.10.1931; opnieuw ingetreden in<br />
Sint-Agatha op 22.01.1935; uitgetreden in Sint-Agatha op 11.02.1935)<br />
Brugge, Marinus van (geb. in Rotterdam op 10.01.1928; intrede in Neeritter<br />
op 27.08.1947; uitgetreden op 16.07.1948)<br />
Bos, Eusebius (zoon van Joannes Bos en Anna ?; geb. in Kloosterburen op<br />
05.07.1935; intrede in Neeritter op 27.08.1956; uitgetreden op 11.05.1957)<br />
Burgo, Louis (geb. in Johnstown op 04.06.1921; intrede in Hastings op<br />
13.09.1948; uitgetreden op 16.12.1948)<br />
Buying, Wilhelmus (zoon van Henricus Buying en Maria Nijsten; geb. in<br />
Rotterdam op 05.09.1925; intrede in Sint-Agatha op 27.08.1953; laicus; uitge<br />
treden op 22.09.1953)
KRONIEK 169<br />
Ceelen, Theodorus (geboren in Oss op 04.10.1905; intrede op 01.09.1931;<br />
laicus; uitgetreden v66r 09.03.1932)<br />
Chopnick, Edward (geb. in Munhall op 09.05.1906; intrede in Hastings op<br />
27.08.1950; uitgetreden op 01.07.1951)<br />
Claassen, Johannes (geb. in Haps op 13.01.1935; intrede in Neeritter op<br />
27.08.1954; uitgetreden op 01.05.1955)<br />
Close, Kenneth (geb. in Ellsworth op 27.07.1921; intrede in Hastings op<br />
27.08.1941; uitgetreden op 01.01.1948)<br />
Coors, Henricus (geb. in Madioen - Indonesia - op 16.02.1919; intrede in<br />
Neeritter op 27.08.1941; uitgetreden op 10.10.1941)<br />
Colimont, Modestus (geb. in As op 05.04.1925; intrede in Diest op<br />
19.08.1944; uitgetreden op 26.04.1945)<br />
Coppens, Paulus (geb. in Appelterre op 18.04.1929; intrede in Diest op<br />
27.08.1949; uitgetreden op 10.07.1950)<br />
Coyne, Robert (geb. in Fort Wayne op ?; intrede in Hastings op 27.08.1952;<br />
uitgetreden in juni 1953)<br />
Crommert, Martinus van de (geb. in Veghel op 17.12.1916; intrede in Sint-<br />
Agatha op 26.06.1953; laicus; uitgetreden op 07.07.1953)<br />
Custers, Albertus (geb. in Opoeteren op 30.09.1916; intrede in Diest op<br />
27.08.1935; uitgetreden op 03.08.1936)<br />
Dieltjens, Augustinus (geb. in Turnhout op 01.05.1912; intrede in Diest op<br />
27.08.1934; uitgetreden wegens ziekte op 17.08.1935)<br />
Dijk, Wilhelmus van (geb. in Uden op 20.04.1916; intrede in Sint-Agatha op<br />
30.10.1935; laicus; uitgetreden op 24.06.1936)<br />
Dolan, Peter (geb. in Ottawa op 03.07.1921; intrede in Hastings op<br />
05.01.1948; uitgetreden op 09.05.1949)<br />
Dooren, Hendricus van (geb. in Erp op 29.08.1942; intrede in Sint-Agatha op<br />
26.08.1959; laicus; uitgetreden in Sint-Agatha op 25.08.1960)<br />
Dortmans, Joannes (zoon van Martinus Dortmans en Francisca Bos; geb. in<br />
Uden op 03.11.1938; intrede in Sint-Agatha op 27.02.1956; laicus; uitgetreden<br />
op 06.02.1957)<br />
Dumortier, Marcellus (geb. in Tongeren op 02.12.1921 ; intrede in Diest op<br />
18.09.1939; laicus; uitgetreden wegens ziekte op 24.08.1940)<br />
Dun, Leonard (geb. in Perw. Indiana op 13.04.1921; intrede in Hastings op<br />
27.08.1945; uitgetreden op 21.08.1946)<br />
Elzen, Antonius van den (geb. in Zeeland op 13.04.1894; intrede in Sint-<br />
Agatha op 07.06.1919; laicus; uitgetreden op 13.06.1919)<br />
Elzen, Antonius van den (geb. op 09.12.1905; intrede op 30.11.1928; laicus;<br />
uitgetreden in 1929)<br />
Elzen, Henricus van den (geb. in Volkel op 09.06.1909; intrede in Sint-Agatha<br />
op 12.05.1930; laicus; uitgetreden in 1933)<br />
Elzen, Hubertus van den (geb. in Boekel op 18.02.1913; intrede op<br />
27.08.1933; uitgetreden in Neeritter op 04.07.1934)<br />
Evanoff, George (geb. in South St.Paul op 16.05.1927; intrede in Hastings op<br />
27.08.1952; uitgetreden op 28.08.1953)
170 KRONIEK<br />
Erken, Leonardus (zoon van Cornells Erken en Anna de Goey; geb. in<br />
Schiedam op 01.07.1935; intrede in Neeritter op 27.08.1955; uitgetreden op<br />
01.02.1956)<br />
Fraser, Lawrence (geb. in Blue Island op 13.08.1931; intrede in Hastings op<br />
18.03.1950 ; kleine professie op 19.03.1951; uitgetreden op 03.08.1951)<br />
Ganzeboom, Henricus (geb. in Deventer op 04.02.1907; intrede op<br />
27.08.1928; uitgetreden op 10.01.1929)<br />
Gelder, Stephanus van (geb. in Deest op 11.01.1913; intrede in Sint-Agatha op<br />
04.04.1931; laicus; uitgetreden op 20.10.1931)<br />
Goffins, Arthur (geb. in Vliermaal op 03.02.1906; intrede in Diest op<br />
31.05.1935; laicus; uitgetreden op 05.10.1935)<br />
Haas, Joannes (zoon van Johannes Haas en Johanna van Ackeren; geb. in<br />
Rotterdam op 15.04.1935; intrede in Neeritter op 27.08.1956; uitgetreden op<br />
02.04.1957)<br />
Haesevoets, Edgard (geb. in Stevoort op 19.04.1922; intrede in Sint-Agatha op<br />
24.12.1954; laicus; uitgetreden in 1955)<br />
Hanssen, Leonardus (geb. in Millingen op 25.03.1916; intrede in Neeritter op<br />
27.08.1936; uitgetreden op 15.09.1936)<br />
Haterd, Hendricus van den (zoon van Arnoldus Haterd en Gertrudis van de<br />
Ham; geb. in Rotterdam op 08.03.1930; intrede in Neeritter op 27.08.1951;<br />
uitgetreden op 07.07.1952<br />
Hayden, James (geb. in Abron op 04.06.1934; intrede in Hastings op<br />
27.08.1951; uitgetreden op 14.07.1955; werd professor geschiedenis aan de<br />
universiteit van Saskatoon)<br />
Heiden, Julis van der (geb. in Nistelrode op 08.03.1931; intrede in Sint-Agatha<br />
op 08.09.1955; laicus; uitgetreden op 04.12.1955)<br />
Heijden, Joannes van der (geb. in Tilburg op 09.04.1918; intrede in Sint-<br />
Agatha op 08.04.1934; laicus; uitgetreden op 07.11.1934)<br />
Hoek, Albertus van (geb. in Tilburg op 12.05.1920; intrede in Neeritter op<br />
27.08.1936; uitgetreden op 08.08.1939)<br />
Hollink, Johannes (zoon van Johannes Hollink en Christina Stapels; geb. in<br />
Rotterdam op 18.04.1928; intrede in Sint-Agatha op 02.04.1946; laicus; uitge<br />
treden op 07.02.1947)<br />
Hooiboer, - - (broeder Josias) (geb. in Utrecht op 16.01.1940; intrede in Sint-<br />
Agatha op 26.02.1957; laicus; uitgetreden op 14.08.1957)<br />
Hornikx, Arnoldus (zoon van Petrus Hornikx en Catharina Kiippers; geb. in<br />
Roermond op 15.02.1924; intrede in Sint-Agatha op 17.01.1944; laicus; uitge<br />
treden op 08.01.1945)<br />
Hout, Joannes van (geb. in Beek en Donk op ?; intrede in Sint-Agatha op<br />
23.11.1920; laicus; uitgetreden op 18.05.1921)<br />
Jackson, Martin (geb. in Middletown op 02.03.1922; intrede in Fort Wayne op<br />
28.08.1949; uitgetreden in november 1949)<br />
Jacobs, Theodorus (geb. in Cuyk op 17.02.1943; intrede in Sint-Agatha op<br />
26.08.1959; laicus; uitgetreden op 16.11.1959)
KRONIEK 171<br />
Jacobs, Antonius (zoon van Antonius Jacobs en Joanna van Tiel; geb. in<br />
Zeeland op 20.04.1915; intrede in Sint-Agatha op 02.02.1941; laicus; uitgetredenop<br />
15.09.1941)<br />
Jaegers, Franciscus (geb. in Simpelveld op 17.12.1907; intrede in Neeritter op<br />
27.08.1933; uitgetreden op 11.03.1934)<br />
Janssen, Christianus (zoon van Wilhelmus Janssen en Agnes Goumans; geb. in<br />
Maashees op 08.04.1922; intrede in Neeritter op 27.08.1940; uitgetreden op<br />
09.05.1941)<br />
Janssen, Petrus (zoon van Antonius Janssen en Hermina van den Heuvel; geb.<br />
in Overloon op 18.12.1925; intrede in Neeritter op 27.08.1944; uitgetreden op<br />
14.01.1945)<br />
Jong, Martinus de (geb. in s Gravenhage op 15.08.1914; intrede in Sint-Agatha<br />
op 07.03.1931; laicus; uitgetreden in 1931, v66r het begin van het noviciaat)<br />
Jong, Thomas de (zoon van Johannis de Jong en Sitske Huitema; geb. in<br />
Kolderwolde op 23.09.1928; intrede in Sint-Agatha op 02.09.1947; kleine professie<br />
in Sint-Agatha op 03.09.1948; uitgetreden in augustus 1951)<br />
Kalkers, Wilhelmus (zoon van Christianus Kalkers en Henrica van den Broek;<br />
geb. in Aalst op 16.12.1935; intrede in Neeritter op 27.08.1955; uitgetreden op<br />
15.06.1956)<br />
Kellner, Henricus (zoon van Henricus Kellner en Joanna van Oorschot; geb. in<br />
Beek en Donk op 08.03.1917; intrede in Sint-Agatha op 10.03.1940; laicus;<br />
uitgetreden op 11.04.1940)<br />
Klijs, Adrianus (geb. in Heerlen op 11.05.1914; intrede in Neeritter op<br />
27.08.1934; uitgetreden in juli 1935)<br />
Knijnenburg, Leonardus (geb. in s Gravenhage op 02.07.1923; intrede in<br />
Neeritter op 27.08.1946; uitgetreden op 23.10.1946)<br />
Kolken, Nicolaus (zoon van Laurentius Kolken en Margaretha Oly; geb. in<br />
Zwaagdijk op 29.02.1936; intrede in Neeritter op 27.08.1955; uitgetreden op<br />
27.06.1956)<br />
Kooijman, Joannes (geb. in Utrecht op 13.06.1916; intrede in Neeritter op<br />
27.08.1935; kleine professie op 28.08.1936; uitgetreden op 29.08.1939)<br />
Kuijpers, Antonius (geb. in Mill op 28.08.1913; intrede in Neeritter op<br />
27.08.1932; uitgetreden op 14.04.1933<br />
Kuypers, - - broeder Fidelis (zoon van Petrus Kuypers en Maria van den Berg;<br />
geb. in Uden op 09.11.1938; intrede in Sint-Agatha op 27.02.1956; laicus; uit<br />
getreden op 22.12.1956)<br />
Kuyten, Martinus (zoon van Petrus Kuyten en Johanna van den Hurk; geb. in<br />
Nuenen op 20.12.1915; intrede in Sint-Agatha op 01.03.1944; laicus; uitgetre<br />
den op 27.04.1944)<br />
Laat, Franciscus de (zoon van Franciscus de Laat en Antonia Somers; geb. in<br />
Vorstenbosch op 14.07.1927; intrede in Sint-Agatha op 26.08.1953; laicus; uit<br />
getreden op 29.09.1953)<br />
Lafeber, Petrus (zoon van Johannes Lafeber en Elisabeth Soos; geb. in<br />
Schipluiden op 03.07.1931; intrede in Neeritter op 27.08.1953; laicus; uitge<br />
treden op 22.06.1954)
172 KRONIEK<br />
Lamet, Johannes (geb. in s Gravenhage op 05.04.1927; intrede in Diest op<br />
27.08.1951; uitgetreden op 08.01.1952)<br />
Leger, Camille (geb. in Fichtburg op 14.10.1929; intrede in Fort Wayne op<br />
18.03.1950; kleine professie op 19.03.1951; laicus; uitgetreden op 19.03.1954)<br />
Lensen, Wilhelmus (geb. in Wanssum op 21.07.1930; intrede in Sint-Agatha<br />
op 01.09.1950; laicus; uitgetreden op 11.01.1951)<br />
Leur, Joannes van (zoon van Goswinus van Leur en Wilhelmina van Veghel;<br />
geb. in Oss op 19.08.1916; intrede in Sint-Agatha op 02.09.1941; laicus; uit<br />
getreden op 24.07.1942)<br />
Lienden, Theodorus van der (geb. in Volkel op 11.12.1934; intrede in Sint-<br />
Agatha op 26.02.1951; laicus; uitgetreden op 02.12.1951)<br />
Lierop, Fernand (geb. in Malang - Indonesia - op 01.09.1928; intrede in<br />
Neeritter op 27.08.1953; uitgetreden op 28.07.1954)<br />
Linssen, Joannes (geb. in Beugen op 07.07.1915; intrede in Neeritter op<br />
27.08.1934; uitgetreden wegens ziekte op 22.11.1934)<br />
Litjens, Alphonsus (zoon van Petrus Litjens en Joanna Vorstermans; geb. in<br />
Blerick op 29.07.1927; intrede in Neeritter op 27.08.1946; uitgetreden op<br />
13.01.1947)<br />
Lugt, Franciscus van der (geb. in Leuwen-Boven op 22.01.1897; intrede in<br />
Sint-Agatha op 17.04.1923; laicus; uitgetreden op 15.06.1923)<br />
Luijnen, Cornelius (geb. in Amsterdam op 11.02.1904; intrede in Diest op<br />
13.09.1926; laicus; uitgetreden op 08.08.1927)<br />
Manders, Jacob (geb. in Uden op 02.07.1935; intrede in Sint-Agatha op<br />
07.03.1955; laicus; uitgetreden op 05.04.1955)<br />
Manders, - - broeder Martin (geb. op 12.02.1942; intrede in Sint-Agatha op<br />
26.08.1958; laicus; uitgetreden op 22.12.1958)<br />
Martens, Christianus (zoon van Petrus Martens en Wilhelmina Ardts; geb. in<br />
Groot-Linden op 27.10.1925; intrede in Neeritter op 27.08.1944; uitgetreden<br />
op 15.05.1945)<br />
Martens, Matthias (geb. in Achel op 25.11.1938; intrede in Sint-Agatha op<br />
07.03.1955; laicus; uitgetreden op 01.11.1955)<br />
McAuliff, Robert (geb. in Johnstown op 29.05.1932; intrede in Hastings op<br />
27.08.1951; uitgetreden in juli 1952)<br />
Meemken, Dennis (geb. in Minneapolis op 09.01.1939; intrede in Fort Wayne<br />
op 18.09.1953; uitgetreden op 10.05.1954)<br />
Meuffels, Eugenius (geb. in Dieteren op 01.10.1911; intrede in Diest op<br />
27.08.1930; kleine professie op 28.08.1931; uitgetreden op 27.08.1934)<br />
Mondloch, Robert (geb. in Freeport op 03.10.1931; intrede in Hastings op<br />
27.08.1931; uitgetreden op 03.01.1952)<br />
Morrison, Francis (geb. in Philadelphia op 13.07.1922; intrede in Hastings op<br />
21.02.1939; kleine professie in Hastings op 22.02.1940; laicus; uitgetreden<br />
°P.?).<br />
Neidlinger, Edward (geb. in Canton op 22.12.1926; intrede in Hastings op<br />
27.08.1946; uitgetreden op 31.01.1947)
KRONIEK 173<br />
Nevdrez, Rodrigo (geb. in Valedon, New Mexico op 14.03.1931; intrede in<br />
Hastings op 25.02.1957; laicus; uitgetreden op 19.03.1957)<br />
Nistelrooij, - - broeder Jason van (geb. in Nistelrode op 31.09.1940; intrede op<br />
26.02.1957; laicus; uitgetreden op 12.11.1957)<br />
Nowak, Paul (geb. in Little Falls op 29.11.1931; intrede in Hastings op<br />
27.08.1951; uitgetreden op 14.07.1952)<br />
Oomens, Waltherus (geb. in Delft op 21.01.1911; intrede op 27.08.1930; uit<br />
getreden op 06.09.1930)<br />
Oijen, Petrus (geb. op 16.03.1913; intrede in Diest op 03.03.1929; uitgetreden<br />
op 24.03.1930)<br />
Pickers, Thomas (geb. in Del Noste op 23.12.1932; intrede in Hastings op<br />
14.09.1948; uitgetreden in Hastings op 23.08.1949)<br />
Pirson, Armandus (geb. in Hannut op 17.08.1910 ; intrede in Neeritter op<br />
27.08.1930 ; uitgetreden op 26.05.1931)<br />
Plas, - - broeder Maurice (geb. in Achel op 02.12.1940; intrede in Sint-Agatha<br />
op 26.02.1957; laicus; uitgetreden op 04.10.1958)<br />
Raad, Josephus de (geb. in Breda op 11.01.1911; intrede in Sint-Agatha op<br />
01.09.1928; laicus; uitgetreden begin mei 1929)<br />
Raaij, Aloysius (geb. in Didam op 25.11.1926; intrede in Neeritter op<br />
27.08.1947; uitgetreden op 05.07.1948)<br />
Ras, Antonius (zoon van Johannes Ras en Antonia Kwanten; geb. in Rotterdam<br />
op 28.03.1925; intrede in Sint-Agatha op 02.04.1946; laicus; uitgetreden op<br />
09.04.1946)<br />
Rooijen, Aloysius van (geb. in Montfoort op 23.08.1916; intrede in Neeritter<br />
op 27.08.1936; uitgetreden op 26.05.1937)<br />
Rutten, Michiel (zoon van Herman Rutten en Anna van de Pasch; geb. in<br />
Wanssum op 20.04.1931; intrede in Neeritter op 27.08.1949; uitgetreden op<br />
05.05.1950)<br />
Rutten, Wilhelmus (zoon van Joannes Rutten en Wilhelmina van der Venne;<br />
geb. in Uden op 29.06.1929; intrede in Neeritter op 27.08.1949; uitgetreden<br />
op 01.05.1950)<br />
Rijt, Henricus van de (geb. in St. Oedenrode op 23.08.1916; intrede in<br />
Neeritter op 27.08.1936; uitgetreden op 20.02.1937)<br />
Rijnders, Godefridus (geb. in Bergeyck op 10.05.1923; intrede in Diest op<br />
05.03.1940; laicus; kleine professie in Diest op 28.08.1941; uitgetreden in<br />
1942)<br />
Santvoort, Albertus van (zoon van Henricus van Santvoort en Henrica Langens;<br />
geb. in Nuland op 08.10.1936; intrede in Sint-Agatha op 27.02.1954; laicus;<br />
uitgetreden op 26.02.1955)<br />
Siroen, Petrus (geb. in Beers op 05.06.1902; intrede in Sint-Agatha op ?; laicus;<br />
uitgetreden op 31.01.1921)<br />
Sartor, Ronald (geb. in Sandusky op 28.04.1935; intrede in Hastings op<br />
27.08.1955; laicus; uitgetreden in Hastings op 01.03.1956)<br />
Smits, Andreas (geb. in Oud-Valkenburg op 07.10.1916; intrede in Diest op<br />
27.08.1938; uitgetreden in Diest in augustus 1939)
174 KRONIEK<br />
Spieker, Hubertus (zoon van Heinrich Spieker en Maria Meijerrathen; geb. in<br />
Augustenfeld bei Loningen op 27.06.1928; intrede in Neeritter op 14.09.1953;<br />
uitgetreden op 23.09.1953)<br />
Straver, Joannes (geb. in Boskoop op 24.12.1919; intrede in Sint-Agatha op<br />
09.09.1939; laicus; uitgetreden op 12.12.1939)<br />
Sustarsie, Jacobus (geb. in Cleveland op 15.02.1909; intrede in Hastings op<br />
26.10.1933; laicus; uitgetreden op 09.01.1934)<br />
Thewissen, Gerardus (geb. in Hamont op 30.07.1927; intrede in Diest op<br />
27.08.1947; uitgetreden in augustus 1948)<br />
Tol, Cees van (zoon van Petrus Tol en Alida ?; geb. in Sassenheim op<br />
12.01.1933; intrede in Sint-Agatha op 16.10.1953; laicus; uitgetreden wegens<br />
ziekteop 11.12.1953)<br />
Tremper, William (geb. in Elyria op 21.06.1931; intrede in Hastings op<br />
27.08.1951; uitgetreden in mei 1952)<br />
Veen, Arnoldus van der (geb. in Essen op 10.12.1921; intrede in Diest op<br />
01.03.1938; laicus; uitgetreden in augustus 1938)<br />
Veltman, Antonius (geb. in Nederhorst-den-Berg op 29.11.1926; intrede in<br />
Neeritter op 27.08.1947; uitgetreden op 29.05.1948)<br />
Ven, Adrianus van de (geb. in Zeeland op 02.12.1906; intrede in Sint-Agatha<br />
op 27.08.1927; uitgetreden op 23.08.1928)<br />
Verheijden, Petrus (zoon van Petrus Verheijden en Anna Goyens; geb. in<br />
Hunsel op 26.06.1923; intrede in Sint-Agatha op 01.03.1944; laicus; uitgetre<br />
den op 26.10.1944)<br />
Verhoeven, Wilhelmus (geb. in Mariaheide op 22.08.1929; intrede in Sint-<br />
Agatha op 01.02.1949; laicus; uitgetreden op 10.02.1949)<br />
Vermeulen, Adrianus (geb. in Eerde op 30.04.1924; intrede in Sint-Agatha op<br />
02.01.1947; laicus; uitgetreden op 16.04.1947)<br />
Verstraten, Arnoldus (zoon van Cornelius Verstraten en Cornelia Broeren; geb.<br />
in Zeeland op 29.10.1931; intrede in Sint-Agatha op 02.03.1949; laicus; uitge<br />
treden op 06.02.1950)<br />
Verwey, Cornelis (zoon van Hendrik Verwey en Cornelia Elshout; geb. in<br />
Tilburg op 18.10.1925; intrede in Neeritter op 27.08.1944; uitgetreden op<br />
14.05.1945)<br />
Vossenberg, Andreas (zoon van Andreas Vossenberg en Johanna Verhofstadt;<br />
geb. in Aarle-Rixtel op 13.10.1930; intrede in Sint-Agatha op 26.02.1954;<br />
laicus; uitgetreden op 29.04.1954)<br />
Vranken, Karel (geb. in Sint-Truiden op 29.03.1919; intrede in Diest op<br />
25.10.1933; laicus; uitgetreden op 14.06.1934)<br />
Waard, Joannes (zoon van Leonardus Waard en Gubina Brinker; geb. in s<br />
Gravenhage op 21.08.1932; intrede in Neeritter op 27.08.1953; uitgetreden op<br />
08.07.1954)<br />
Wagtendonck, Theo (geb. in 's Gravenhage op 28.12.1922; intrede in Diest op<br />
27.08.1943; uitgetreden op 15.09.1943)
KRONIEK 175<br />
Walsh, Michael (geb. in Kokomo - Indiana - op 28.10.1926; intrede in<br />
Hastings op 27.08.1945; kleine professie op 28.08.1946; uitgetreden op<br />
27.08.1947)<br />
Weemink, Bernardus (geb. in Rotterdam op 04.06.1921; intrede in Sint-Agatha<br />
op 09.09.1939; laicus; uitgetreden op 20.01.1940)<br />
Weijers, Cornelius (geb. in Hillegom op 03.05.1920; intrede in Neeritter op<br />
27.08.1940; uitgetreden op 08.01.1941)<br />
Weijters, Walther (geb. in Tilburg op ?; postulant in Uden op 01.03.1928;<br />
intrede in Sint-Agatha op 01.09.1928; laicus; uitgetreden in mei 1929)<br />
Winkel, Petrus van den (geb. in Wanssum op 01.02.1930; intrede in Neeritter<br />
op 27.08.1948; uitgetreden op 01.07.1949)<br />
Zom, Martinus (geb. in Rotterdam op 27.05.1923; intrede in Neeritter op<br />
27.08.1942; uitgetreden op 03.08.1943)<br />
Zweegers, Theodorus (geb. in Einhoven op 30.04.1912; intrede in Neeritter op<br />
27.08.1929; uitgetreden op 07.11.1929)<br />
Zwiers, Fransciscus (geb. in Volkel op 09.05.1919; intrede in Sint-Agatha op<br />
01.03.1939; laicus; uitgetreden op 10.03.1939)<br />
Zijlmans, Lucas (geb. in Schiebroek op 20.01.1934; intrede in Sint-Agatha op<br />
26.02.1951; laicus; uitgetreden op 24.03.1951)<br />
Aantal kruisheren in 1952<br />
Roger Janssen & + Piet Winkelmolen<br />
Thans worstelen de religieuze gemeenschappen in Europa met vergrijzing. In<br />
1952 zag de leeftijdspiramide van de Orde van het H. Kruis er gans anders uit:<br />
priesters in de Orde van het H. Kruis in<br />
100<br />
80<br />
aantal ^0<br />
20<br />
0 -'<br />
1952<br />
85- 75- 65- 55- 45- 35- 25- 15-<br />
89 79 69 59 49 39 29 19<br />
leeftijd
176 KRONIEK<br />
broeders in de Orde van het H. Kruis<br />
op het einde van<br />
Nederland<br />
Belgie<br />
VSA<br />
in 1952<br />
85- 75- 65- 55- 45- 35- 25- 15-<br />
89 79 69 59 49 39 29 19<br />
leeftijd<br />
Groei van de Orde van het H. Kruis, 1945 - 1952<br />
priesters<br />
fraters<br />
broeders<br />
totaal<br />
priesters<br />
fraters<br />
broeders<br />
totaal<br />
priesters<br />
fraters<br />
broeders<br />
totaal<br />
1945<br />
113<br />
56<br />
39<br />
211<br />
89<br />
21<br />
26<br />
136<br />
45<br />
21<br />
14<br />
80<br />
1946<br />
102<br />
52<br />
38<br />
192<br />
84<br />
19<br />
25<br />
128<br />
46<br />
26<br />
13<br />
85<br />
1947<br />
104<br />
53<br />
39<br />
196<br />
92<br />
21<br />
25<br />
138<br />
46<br />
23<br />
14<br />
83<br />
1948<br />
107<br />
52<br />
40<br />
199<br />
92<br />
25<br />
26<br />
143<br />
45<br />
26<br />
13<br />
84<br />
1949<br />
109<br />
53<br />
41<br />
203<br />
94<br />
28<br />
27<br />
149<br />
48<br />
24<br />
17<br />
89<br />
1950<br />
107<br />
45<br />
40<br />
192<br />
102<br />
25<br />
28<br />
155<br />
55<br />
25<br />
20<br />
100<br />
1951<br />
105<br />
45<br />
40<br />
190<br />
103<br />
25<br />
29<br />
157<br />
61<br />
24<br />
26<br />
111<br />
1952<br />
107<br />
53<br />
40<br />
200<br />
111<br />
24<br />
29<br />
164<br />
64<br />
23<br />
34<br />
121
Congo<br />
Java<br />
Brazilie<br />
Rome<br />
totaal<br />
priesters<br />
broeders<br />
totaal<br />
priesters<br />
priesters<br />
priesters<br />
fraters<br />
broeders<br />
totaal<br />
priesters<br />
fraters<br />
broeders<br />
totaal<br />
29<br />
12<br />
41<br />
21<br />
9<br />
1<br />
1<br />
2<br />
307<br />
101<br />
92<br />
500<br />
KRONIEK 177<br />
41<br />
15<br />
56<br />
27<br />
13<br />
3<br />
1<br />
2<br />
6<br />
316<br />
98<br />
93<br />
507<br />
38<br />
14<br />
52<br />
28<br />
15<br />
8<br />
2<br />
10<br />
331<br />
97<br />
94<br />
522<br />
39<br />
13<br />
52<br />
30<br />
16<br />
9<br />
2<br />
11<br />
338<br />
103<br />
94<br />
535<br />
40<br />
13<br />
53<br />
28<br />
19<br />
6<br />
2<br />
8<br />
344<br />
105<br />
100<br />
549<br />
40<br />
13<br />
53<br />
30<br />
22<br />
6<br />
1<br />
7<br />
362<br />
95<br />
102<br />
559<br />
40<br />
13<br />
53<br />
29<br />
24<br />
5<br />
1<br />
6<br />
367<br />
94<br />
109<br />
570<br />
41<br />
12<br />
53<br />
30<br />
26<br />
4<br />
2<br />
6<br />
383<br />
100<br />
117<br />
600<br />
Roger Janssen o.s.c.<br />
Sint Agatha<br />
Twee bijdragen willen we signaleren in verband met de stichting Sint Aegten.<br />
In het septembernummer van de Sint Agatha Kroniek (jrg.l, nr.3, pp. 1-2)<br />
wordt de bouwgeschiedenis van het kruisherenklooster van Sint Agatha summier,<br />
maar heel verhelderend verteld. In het decembernummer (jrg.l, nr.4,<br />
pp. 1-2) bespreekt dr. O.S. Lankhorst op een zeer onderhoudende en verhelderende<br />
wijze het huidige en het te verwachten boekenbestand van de<br />
Stichting Sint Aegten.<br />
Roger Janssen o.s.c.
"Cl A1RLIEU '<br />
Tijdschriftgpiv ■ dc knusheren.<br />
Ri'dactic : Eh; R.j M. Jam ks -<br />
Atmiinistrdtie<br />
'Ni'derutiitl<br />
•■;:! - Maiueik<br />
(rcschivdi ■<br />
(RC. 7)th ■<br />
i < i!rv ' .*! ■' ■<br />
in tekst.