20.09.2013 Views

Ventilatiedocument: NIET - RESIDENTIEEL - Energiesparen

Ventilatiedocument: NIET - RESIDENTIEEL - Energiesparen

Ventilatiedocument: NIET - RESIDENTIEEL - Energiesparen

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

<strong>Ventilatiedocument</strong>:<br />

<strong>NIET</strong> - <strong>RESIDENTIEEL</strong><br />

juni 2008<br />

1


2<br />

juni 2008<br />

Inhoud<br />

Vooraf<br />

1 Terminologie 4<br />

2 Wat is een eis, een aanbeveling, een advies? 5<br />

3 Ventilatiecomponenten: eisen bij niet-residentiële gebouwen<br />

3.1 Welke eisen worden er gesteld aan een regelbare toevoeropening (RTO)? 6<br />

3.2 Welke eisen worden er gesteld aan een regelbare afvoeropening (RAO)? 6<br />

3.3 Welke eisen worden er gesteld aan een doorstroomopening (DO)? 7<br />

3.4 Welke eisen worden er gesteld aan een ventilator? 11<br />

3.5 Welke eisen worden er gesteld aan een warmteterugwinapparaat? 12<br />

3.6 Welke eisen worden er gesteld aan natuurlijke afvoerkanalen? 12<br />

4 Basis<br />

4.1<br />

Hygiënische ventilatie – niet-residentieel<br />

Welke normen en documenten worden gehanteerd voor het bepalen van de niet-residentiële<br />

ventilatievoorzieningen? 13<br />

4.2 Hoe worden ventilatiesystemen van een niet-residentieel gebouw gedimensioneerd? 13<br />

5 Type ruimten<br />

5.1 Hoe bepaalt men het ruimtetype? 14<br />

5.2 Wanneer wordt een ruimte beschouwd als een overige ruimte? 15<br />

5.3 Hoe moet een liftkoker geventileerd worden? 16<br />

5.4 Moeten leidingschachten geventileerd worden? 17<br />

5.5 Moet een tochtsas geventileerd worden? 17<br />

6 Debiet<br />

6.1 Hoe wordt het minimaal geëiste ontwerpdebiet bij niet-residentiële gebouwen berekend? 18<br />

6.2<br />

6.3<br />

6.4<br />

Hoe wordt het minimaal geëiste ontwerpdebiet berekend van een ‘ruimte bestemd voor menselijke bezetting’<br />

van een niet-residentieel gebouw? 18<br />

Hoe wordt het minimaal geëiste ontwerpdebiet berekend van een ‘ruimte niet bestemd voor menselijke<br />

bezetting’ van een niet-residentieel gebouw? 21<br />

Hoe wordt het minimaal geëiste ontwerpdebiet berekend van een ‘speciale ruimte’ van een niet-residentieel<br />

gebouw? 22<br />

6.5 Wat gebeurt er als de ontwerpbezetting niet overeenstemt met de ‘minimumbezetting’? 22<br />

6.6<br />

6.7<br />

Kan voor een ruimte met een groot volume een aangepast minimaal geëist ontwerpdebiet berekend<br />

worden? 23<br />

Kan voor een grote ruimte met een kleine bezetting een aangepast minimaal geëist ontwerpdebiet berekend<br />

worden? 23<br />

6.8 Hoe wordt het minimaal geëiste ontwerpdebiet bepaald van een kleine ruimte met een hoge bezetting? 23<br />

6.9 Zijn de eisen van het ARAB nog van toepassing? 23<br />

7 Luchtkwaliteit<br />

7.1 Moet de toevoerlucht van een ruimte altijd buitenlucht zijn? 24<br />

7.2 Hoe moet ik de kwaliteit van de afvoerlucht van een ruimte bepalen? 25<br />

8 Specifieke ruimten<br />

8.1 Hoe bepaal ik de vloeroppervlakte van een trappenhal? 27<br />

8.2 Hoe moet ik kleedkamers en douches ventileren? 27<br />

8.3 Hoe moet ik een loods ventileren? 28<br />

8.4<br />

Hoe moet ik een wachtkamer, praktijkruimte, operatieruimte van een dierenarts, kinesitherapeut, arts…<br />

ventileren? 28


9 Balancering<br />

9.1 Moeten ontwerptoevoer- en ontwerpafvoerdebieten in balans zijn? 29<br />

9.2 Wat is de drukvoorwaarde? Hoe moet ik die berekenen? 29<br />

10 Systemen<br />

10.1 Is de toepassing van een natuurlijk ventilatiesysteem in een niet-residentieel gebouw toegestaan? 31<br />

10.2 Hoe moet een ventilatiesysteem in een niet-residentieel gebouw worden geregeld? 31<br />

11 Componenten<br />

11.1 Welke toevoer- en afvoervoorzieningen moeten in elke ruimte voorzien worden? 34<br />

11.2<br />

Als de buitenlucht natuurlijk wordt toegevoerd en over de volledige breedte van het venster een regelbare<br />

toevoeropening wordt geplaatst, is het geleverde debiet voor de ruimte te klein. Hoe kan dat opgelost<br />

worden? 35<br />

11.3 Mag men een ventilator in een niet-residentieel gebouw kunnen afzetten of terugregelen? 36<br />

12 Uitvoering<br />

12.1<br />

Mag het afvoerkanaal bij een natuurlijk ventilatiesysteem in een niet-residentieel gebouw horizontaal<br />

verlopen? 36<br />

De doelstelling van dit document is om antwoorden te formuleren op vragen die rijzen bij de<br />

toepassing van de ventilatie-eisen uit de energieprestatieregelgeving. Andere aspecten in relatie<br />

met ventilatie, akoestiek en esthetiek, en bouwkundige, financiële of andere aspecten worden hier<br />

dan ook niet of occasioneel behandeld.<br />

juni 2008<br />

3


juni 2008<br />

4<br />

Vooraf<br />

1 Terminologie<br />

Onderstaande lijst geeft een aantal definities van termen of uitdrukkingen die in de vragen en<br />

antwoorden worden gebruikt. Definities, al toegelicht in bijlage I, paragraaf 2 van het besluit van 11<br />

maart 2005, in NBN D50-001:1991 of in NBN EN 13779:2004, worden hier niet allemaal herhaald.<br />

• Afvoervoorziening: de voorziening voor de afvoer van lucht uit een ruimte kan zijn:<br />

o voorziening die de lucht rechtstreeks afvoert naar buiten het gebouw (via RAO en<br />

kanalen of via AO, kanalen, een ventilator…);<br />

o voorziening die de lucht laat doorstromen naar een andere ruimte via een<br />

doorstroomopening (DO);<br />

o voorziening die de lucht laat doorstromen naar een andere ruimte door middel van een<br />

recirculatievoorziening (via kanalen en een ventilator).<br />

• AO: afvoeropening van een ventilatiesysteem waarvan de afvoer mechanisch verloopt.<br />

• Beschermd volume: zie bijlage I van het besluit van 11 maart 2005.<br />

• Bijlage V: bijlage V van het besluit van 11 maart 2005.<br />

• Bijlage VI: bijlage VI van het besluit van 11 maart 2005.<br />

• Buitenlucht: de lucht die in het systeem of door openingen van buiten binnenkomt, zonder eerst<br />

door andere ruimten te gaan.<br />

• DO: doorstroomopening<br />

• EPB-regelgeving: regelgeving met betrekking tot EnergiePrestatie en Binnenklimaat.<br />

• EPU: bepalingsmethode van het peil van primair energieverbruik van kantoor- en<br />

schoolgebouwen (bijlage II).<br />

• EPW: bepalingsmethode van het peil van primair energieverbruik van woongebouwen (bijlage<br />

I).<br />

• Minimaal geëist ontwerpdebiet: het debiet per ruimte waarvoor de installatie volgens de<br />

energieprestatieregelgeving minimaal moet ontworpen worden.<br />

• Nominaal<br />

o nominaal debiet van een ruimte (zoals gebruikt in NBN D50-001): wordt binnen de<br />

energieprestatieregelgeving vervangen door ‘minimaal geëist ontwerpdebiet’;<br />

o nominaal debiet van een RTO, DO of RAO: het debiet dat door de opening (in volledig<br />

open stand) stroomt bij een op te geven drukverschil van 2 of 10 Pa;<br />

o nominaal vermogen van een ventilatormotor: het maximale vermogen dat de motor bij<br />

continu bedrijf kan opnemen. Dat staat los van het vermogen dat de motor opneemt<br />

wanneer hij in een bepaalde toepassing een bepaald debiet levert;<br />

o nominale stand van een ventilator: de stand die verondersteld wordt het ontwerpdebiet<br />

te realiseren. Tenzij anders aangegeven op de standenschakelaar is de maximale stand<br />

de nominale stand. Het nominale debiet is in dit verband het debiet dat de ventilator<br />

levert bij nominale stand.


• Luchtdichtheidsmeting: een meting van de luchtdichtheid van de gebouwschil door gebruik te<br />

maken van overdruk of onderdruk, opgewekt door een ventilator. Het resultaat van de proef is<br />

een lekdebiet over de gebouwschil, bij een opgegeven drukverschil.<br />

• RAO: regelbare afvoeropening<br />

• RTO: regelbare toevoeropening<br />

• TO: toevoeropening van een ventilatiesysteem waarvan de toevoer mechanisch verloopt.<br />

• Toevoervoorziening: de voorziening voor de toevoer van lucht naar een ruimte kan zijn:<br />

o voorziening die de lucht rechtstreeks toevoert van buiten het gebouw (via RTO of via TO,<br />

kanalen, een ventilator…);<br />

o voorziening die de lucht laat doorstromen vanuit een andere ruimte (via een<br />

doorstroomopening (DO));<br />

o voorziening die de lucht laat doorstromen vanuit een andere ruimte door middel van een<br />

recirculatievoorziening (via kanalen en een ventilator).<br />

• Natuurlijke ventilatie: ventilatiesysteem met natuurlijke toevoer en natuurlijke afvoer van lucht.<br />

In woongebouwen wordt dit ventilatiesysteem A genoemd.<br />

• Mechanische toevoerventilatie: ventilatiesysteem met mechanische toevoer en vrije afvoer<br />

van lucht. In woongebouwen wordt dit ventilatiesysteem B genoemd.<br />

• Mechanische afvoerventilatie: ventilatiesysteem met vrije toevoer en mechanische afvoer van<br />

lucht. In woongebouwen wordt dit ventilatiesysteem C genoemd.<br />

• Mechanische toe- en afvoerventilatie: ventilatiesysteem met mechanische toevoer en<br />

mechanische afvoer van lucht. In woongebouwen wordt dit ventilatiesysteem D genoemd.<br />

2 Wat is een eis, een aanbeveling, een advies?<br />

• Aan een eis moet verplicht voldaan worden om conform te zijn met de<br />

energieprestatieregelgeving.<br />

• Een aanbeveling is een formulering die afkomstig is uit de norm en moet aanzien worden als<br />

code voor goede praktijk of regel voor goed vakmanschap. Een aanbeveling is geen<br />

verplichting in het kader van de energieprestatieregelgeving. Bij klachten van de bouwheer<br />

kan een afwijking door een expert of rechter aanzien worden als het niet naleven van de<br />

goede praktijk door ontwerper of installateur.<br />

• Bij sommige vragen worden soms bijkomende adviezen, aandachtspunten, opmerkingen of<br />

tips gegeven (puur informatief).<br />

Belangrijke opmerking:<br />

• Ventilatiesystemen die perfect voldoen aan alle eisen en aanbevelingen leiden niet<br />

noodzakelijk tot een steeds goed werkend ventilatiesysteem. De ontwerper kan verder gaan<br />

dan de minimale eisen om tot een goed ventilatiesysteem te komen. Andere aspecten, die<br />

niet in de norm of regelgeving opgenomen zijn, kunnen ook van belang zijn (akoestiek,<br />

esthetiek, gebruiksgemak, duurzaamheid…).<br />

juni 2008<br />

5


juni 2008<br />

6<br />

3 Ventilatiecomponenten: eisen bij niet-residentiële<br />

gebouwen<br />

3.1 Welke eisen worden er gesteld aan een regelbare<br />

toevoeropening (RTO)?<br />

Eisen<br />

• Het (totale) ontwerptoevoerdebiet van de in een ruimte geplaatste RTO(‘s) moet voldoen aan<br />

de ontwerpeisen van die ruimte. Om dat te kunnen beoordelen moet het nominale debiet bij 2<br />

Pa (en in sommige gevallen bij 10 Pa) van elke RTO gekend zijn. Deze debieten worden<br />

bepaald aan de hand van een laboratoriummeting zoals vermeld in NBN EN 13141-1:2004.<br />

• De vrije doorsnede van de opening kan manueel of automatisch geregeld worden hetzij<br />

continu, hetzij in een voldoende aantal (minstens 3) tussenstanden tussen ‘gesloten’ en<br />

‘volledig open’ (dus in totaal minstens 5 standen).<br />

• Het binnendringen van hinderlijk gedierte via de regelbare toevoeropening mag niet mogelijk<br />

zijn, te beoordelen volgens de technische bepalingen met een bolletje en een schijfje zoals<br />

vastgelegd in § 2a van bijlage V en § 7.11 van bijlage VI. Deze eis geldt voor elke mogelijke<br />

open stand.<br />

• Er mag geen waterpenetratie mogelijk zijn tot en met een drukverschil van 150 Pa in de stand<br />

'gesloten' en tot en met een drukverschil van 20 Pa in de stand 'open', te meten volgens de<br />

technische bepalingen beschreven in § 2b van bijlage V en § 7.12 van bijlage VI.<br />

• De comforteis: de onderzijde van de regelbare toevoeropeningen moet geplaatst worden op<br />

een hoogte van minstens 1,80 m boven het niveau van de afgewerkte vloer. De onderzijde<br />

mag lager zijn dan 1,80 m voor zover een testrapport over de luchtverspreiding in de woonzone<br />

volgens de norm NBN EN 13141-1:2004 §4.5 beschikbaar is.<br />

• De opening bestemd voor de toevoer van de lucht heeft een kleine doorsnede en is derwijze<br />

ontworpen dat zelfs in geopende stand het risico op inbraak niet verhoogt.<br />

Opmerking<br />

• Bepaalde productkarakteristieken (zelfregelendheid) kunnen eventueel aanleiding geven tot<br />

een lager E-peil.<br />

• Een gedetailleerde beschrijving van de eisen en testvoorwaarden kan gevonden worden op<br />

www.epbd.be<br />

3.2 Welke eisen worden er gesteld aan een regelbare afvoeropening<br />

(RAO)?<br />

Eisen<br />

• Het (totale) ontwerpafvoerdebiet van de in een ruimte geplaatste RAO(’s) moet voldoen aan<br />

de ontwerpeisen van die ruimte. Om dit te kunnen beoordelen moet het nominale debiet bij 2<br />

Pa (en in sommige gevallen bij 10 Pa) van elke regelbare afvoeropening gekend zijn. Deze<br />

debieten worden bepaald aan de hand van een laboratoriummeting zoals vermeld in NBN EN<br />

13141-1:2004.


• De vrije doorsnede van de opening kan manueel of automatisch geregeld worden hetzij<br />

continu, hetzij in een voldoende aantal (minstens 3) tussenstanden tussen ‘gesloten’ en<br />

‘volledig open’ (dus minstens 5 standen).<br />

Opmerking<br />

• een gedetailleerde beschrijving van de eisen en testvoorwaarden kunt u vinden op<br />

www.epbd.be<br />

3.3 Welke eisen worden er gesteld aan een DoorstroomOpening<br />

(DO)?<br />

Eisen<br />

• Het ontwerptoevoerdebiet of ontwerpafvoerdebiet van de in een ruimte geplaatste DO (één<br />

of meerdere) moet voldoen aan de ontwerpeisen voor de doorstroomopeningen van die<br />

ruimte. Om dit te kunnen beoordelen moet het nominale debiet bij 2 Pa of 10 Pa van elke<br />

doorstroomopening gekend zijn.<br />

• De doorstroomopening is niet regelbaar.<br />

Opmerkingen<br />

• Een DO is een permanente opening of spleet in binnenwanden en in of rond binnendeuren.<br />

Het debiet bij 2 Pa of 10 Pa moet bepaald worden door meting zoals vermeld in NBN EN 13141-<br />

1.<br />

o Een gedetailleerde beschrijving van de eisen en testvoorwaarden kan gevonden worden<br />

op www.epbd.be<br />

• De eis om de capaciteit te meten wordt vervangen door een berekening onder de 2 hieronder<br />

vermelde condities:<br />

o De DO wordt gevormd door een spleet onder een deur. Voor niet-residentiële<br />

toepassingen geldt bovendien dat de kleinste afmeting minimaal 5 mm bedraagt,<br />

gemeten vanaf het niveau van de afgewerkte vloer. Is de vloerafwerking niet gekend,<br />

dan neemt men hiervoor een dikte aan van 10 mm.<br />

o Voor grote openingen neemt het Vlaams Energieagentschap volgend standpunt in:<br />

De DO wordt gevormd door een grote opening in scheidingsconstructies. De oppervlakte<br />

van de opening wordt gevormd door de projectie van de opening loodrecht op deze<br />

scheidingsconstructie waarin ze is geplaatst en beperkt tot het deel dat een volledige<br />

loodrechte doorgang realiseert (zonder omwegen, waar men door kan kijken). De<br />

minimale oppervlakte van de aaneengesloten opening bedraagt 0.5 m². De diameter<br />

van de grootst mogelijke ingeschreven cirkel is hierbij niet kleiner dan 5 cm en niet kleiner<br />

dan de dikte van de scheidingsconstructie.<br />

Voorbeelden die mogelijk leiden tot een aanvaarde ‘grote opening’:<br />

• Een open keuken, die aansluit bij een woonkamer door de aanwezigheid van<br />

een doorloopopening zonder deur, een niet afsluitbare baropening of<br />

doorgeefopening (geen doorgeefluik).<br />

juni 2008<br />

7


8<br />

juni 2008<br />

• Een badkamer die aansluit aan een slaapkamer, zonder afsluitmogelijkheid.<br />

• Een door muren en deur(en) afgescheiden ruimte waarbij de muren niet tot<br />

tegen de zoldering doorlopen, bijvoorbeeld in een loft. De ruimte tussen de<br />

muren en de zoldering kan leiden tot een aanvaarde ‘grote opening’.<br />

• Ruimten met verschillende functies zonder afscherming, bv. loft.<br />

• Een open trapgat zonder afsluitmogelijkheid dat 2 ruimten verbindt.


juni 2008<br />

9


10<br />

juni 2008<br />

Volgende voorbeelden voldoen niet: afschermingen met vele kleine gaatjes of<br />

perforaties, een spleet rond een deur. Deze vereisen dus een meting.


juni 2008<br />

11<br />

• In de 2 bovengenoemde situaties waarbij een meting wordt vervangen door een berekening<br />

wordt de capaciteit van de doorstroomopening bepaald aan de hand van de oppervlakte<br />

van de opening. De te gebruiken formules voor niet-residentiële toepassingen, zijn:<br />

o 0,36 m³/h en per cm² spleet voor een drukverschil van 2 Pa (of 25,2 m³/h bij 2 Pa per 70<br />

cm²);<br />

o 0,80 m³/h en per cm² spleet voor een drukverschil van 10 Pa.<br />

3.4 Welke eisen worden er gesteld aan een ventilator?<br />

Eisen<br />

• Er worden geen prestatie-eisen gesteld aan de ventilator in het kader van de<br />

energieprestatieregelgeving.<br />

• Er zijn wel bepaalde eisen met betrekking tot de regeling van het ventilatiesysteem. Voor nietresidentiële<br />

ventilatie (zie vraag 10.2).<br />

Opmerking<br />

• Het is uiteraard de combinatie van luchtkanalen en ventilatoren die zo moet ontworpen<br />

worden dat de minimaal geëiste ontwerpdebieten kunnen gerealiseerd worden.<br />

• Bepaalde productkarakteristieken (type, laag verbruik) kunnen het E-peil eventueel<br />

beïnvloeden.<br />

• Een gedetailleerde beschrijving van de testvoorwaarden zal u kunnen vinden op<br />

www.epbd.be


juni 2008<br />

12<br />

3.5 Welke eisen worden er gesteld aan een<br />

warmteterugwinapparaat?<br />

Eis<br />

• Er worden geen prestatie-eisen gesteld aan het warmteterugwinapparaat in het kader van de<br />

energieprestatieregelgeving.<br />

Opmerking:<br />

• Bepaalde productkarakteristieken (rendement, regeling, by-pass, …) kunnen het E-peil<br />

eventueel beïnvloeden.<br />

• Een gedetailleerde beschrijving van de testvoorwaarden zal u kunnen vinden op<br />

www.epbd.be<br />

3.6 Welke eisen worden er gesteld aan natuurlijke afvoerkanalen?<br />

Eis<br />

• de kanalen zijn gedimensioneerd voor een maximale luchtsnelheid van 1 m/s;<br />

• de kanalen lopen hoofdzakelijk verticaal - zie vraag 12.1;<br />

• de kanalen monden uit boven het dak.


Hygiënische ventilatie – niet-residentieel<br />

4 Basis<br />

juni 2008<br />

13<br />

4.1 Welke normen en documenten worden gehanteerd voor het<br />

bepalen van de niet-residentiële ventilatievoorzieningen?<br />

Voor ventilatie in niet-woongebouwen verwijst bijlage VI van het besluit van 11 maart 2005 onder<br />

andere naar een aantal artikelen uit de Belgische norm NBN EN 13779:2004 (en niet uitgave 2007).<br />

De norm kunt u bestellen via http://www.nbn.be.<br />

Het besluit van 11 maart 2005 en de bijlagen kunt u vrij downloaden van:<br />

http://www.energiesparen.be/energieprestatie/professioneel/info/download.php.<br />

4.2 Hoe worden ventilatiesystemen van een niet-residentieel gebouw<br />

gedimensioneerd?<br />

Bij het dimensioneren worden verschillende stappen doorlopen:<br />

1. Kies het type ventilatiesysteem (natuurlijke ventilatie, mechanische toevoerventilatie,<br />

mechanische afvoerventilatie, mechanische toe- én afvoerventilatie – zie §4 bijlage VI);<br />

2. bepaal voor elke ruimte het ruimtetype (zie vraag 5.1);<br />

3. bepaal voor elke ruimte het minimale geëiste ontwerpdebiet (zie vraag 6.1);<br />

4. bBepaal voor elke ruimte het type van toevoer- en afvoerlucht (zie vragen 7.1 en 7.2);<br />

5. kies voor elke ruimte toevoer- en afvoer voorzieningen (zie vraag 11.1);<br />

6. controleer de drukvoorwaarden voor het gebouw en stuur zo nodig de ontwerpdebieten bij<br />

(zie vraag 9.2);<br />

7. start daarna met de technische uitwerking van de installatie, keuze van kanalen, ventilatoren,<br />

geluid, regeling…


juni 2008<br />

14<br />

5 Ruimtetype<br />

5.1 Hoe bepaalt men het ruimtetype?<br />

Een eerste belangrijk onderscheid wordt gemaakt tussen ruimten binnen het beschermde volume<br />

(BV) van het gebouw enerzijds, waarvoor diverse EPB-eisen kunnen gelden, en ruimten buiten het<br />

beschermde volume anderzijds, waarvoor er in principe geen eisen zijn in het kader van de<br />

energieprestatieregelgeving.<br />

Om de ventilatie-eisen van een ruimte binnen het BV te bepalen moet u eerst het ruimtetype<br />

definiëren.<br />

Volgens bijlage VI van het besluit van 11 maart 2005 is een ruimte ofwel een ‘ruimte niet bestemd<br />

voor menselijke bezetting’, ofwel is een ‘ruimte bestemd voor menselijke bezetting’, ofwel een<br />

‘speciale ruimte’:<br />

o Bijlage VI definieert een ‘ruimte niet bestemd voor menselijke bezetting’ als een ruimte die<br />

bedoeld is om mensen bij een normaal gebruik maar een relatief korte tijd te laten<br />

vertoeven.<br />

o Bijgevolg is een ‘ruimte bestemd voor menselijke bezetting’ een ruimte die bedoeld is om<br />

mensen een langere tijd te laten vertoeven.<br />

o Een ‘speciale ruimte’ is een ruimte met (een risico op) speciale verontreiniging waarvoor<br />

andere (specifieke en/of strengere) eisen qua ventilatie kunnen gelden.<br />

• ‘Ruimten niet bestemd voor menselijke bezetting’<br />

Omdat bijlage VI niet definieert wat onder een ‘relatief korte tijd’ en een ‘langere tijd’ moet<br />

worden verstaan, is het bouwteam verantwoordelijk om dat correct te interpreteren. Er is enige<br />

interpretatievrijheid, maar de keuze is uiteraard niet volledig willekeurig. Ze moet verdedigbaar zijn.<br />

Bijlage VI geeft toch een paar voorbeelden: circulatieruimten (zoals gangen, trappenhallen…),<br />

toiletten, archieven, opslagruimten... zijn ruimten waar mensen maar relatief korte tijd vertoeven.<br />

Opmerking: Ook al is de ruimte voortdurend in gebruik, het feit dat het telkens om andere mensen<br />

gaat die maar een korte tijd van de ruimte gebruikmaken, zorgt ervoor dat de ruimte onder de<br />

categorie ‘niet bestemd voor menselijke bezetting’ valt.<br />

Bijlage VI bevat ook een uitsluiting: als in een ruimte een werkplek ingericht wordt (bijvoorbeeld<br />

een schrijftafel voor de werknemer in een archief), dan valt de ruimte niet in de categorie ‘niet<br />

bestemd voor menselijke bezetting’.<br />

Douches en kleedkamers mogen ook gezien worden als ‘ruimte niet bestemd voor menselijke<br />

bezetting’ (zie vraag 8.2).<br />

Voor het minimaal geëiste ontwerpdebiet van ‘ruimten niet bestemd voor menselijke bezetting’(zie<br />

vraag 6.3).<br />

• ‘Ruimten bestemd voor menselijke bezetting’<br />

De energieprestatieregelgeving is van toepassing op gebouwen waarvoor energie verbruikt wordt<br />

om ten behoeve van mensen een specifieke binnentemperatuur te bereiken (zie artikel 3.18 van<br />

het EPB-decreet). Normaal gezien zijn de meeste ruimten in een gebouw ‘bestemd voor menselijke<br />

bezetting’. Voorbeelden van ‘ruimten bestemd voor menselijke bezetting’: kantoorruimten,<br />

vergaderzalen, lokettenzaal, onthaal …<br />

In een ‘ruimte bestemd voor menselijke bezetting’ is het minimale geëiste ontwerpdebiet<br />

afhankelijk van de ontwerpbezetting. De functie van de ruimte zal in zekere mate de<br />

ontwerpbezetting van de ruimte bepalen. Daarom definieert bijlage VI 37 types van ‘ruimten<br />

bestemd voor menselijke bezetting’, inclusief het type 'overige ruimten' (zie vraag 5.2).


juni 2008<br />

15<br />

Voor het minimaal geëiste ontwerpdebiet van ‘ruimten bestemd voor menselijke bezetting’ (zie<br />

vraag 6.2).<br />

• ‘Speciale ruimten’<br />

De ventilatie van ‘speciale ruimte’, met (een risico op) speciale verontreinigingen, valt buiten het<br />

toepassingsgebied van de energieprestatieregelgeving, maar het is mogelijk dat andere<br />

regelgeving en/of regels van goede praktijk andere specifieke en/of strengere eisen qua ventilatie<br />

opleggen.<br />

Voorbeelden<br />

o garages (als autostalplaats) met een oppervlakte, berekend aan de hand van de<br />

binnenafmetingen, van meer dan 40 m²;<br />

o stookplaatsen;<br />

o brandstofopslagruimten;<br />

o gasmeterruimten;<br />

o ruimten voor drukreduceerinrichtingen van aardgas;<br />

o liftkokers en liftkooien;<br />

o huisvuilkokers en verzamelruimten voor huisvuil;<br />

o bepaalde laboratoria (medisch, biologisch...).<br />

Voor het minimaal geëiste ontwerpdebiet van ‘speciale ruimten’ (zie vraag 6.4).<br />

5.2 Wanneer wordt een ruimte beschouwd als een ‘overige ruimte’?<br />

Een ‘overige ruimte’ is een ‘ruimte bestemd voor menselijke bezetting’ die niet kan beschouwd<br />

worden als één van de andere ruimtetypes van de tabel 1 van bijlage VI. Het spreekt vanzelf dat<br />

de beslissing om een ruimte als ‘overige ruimte’ te beschouwen verdedigbaar moet zijn en dat bij<br />

twijfel altijd de voorkeur moet gegeven worden aan één van de expliciet benoemde ruimtetypes<br />

uit tabel 1.<br />

Voor een definitie van de categorie ‘ruimte bestemd voor menselijke bezetting’ (zie vraag 5.1).<br />

Voor meer uitleg over de verschillende types van ‘ruimten bestemd voor menselijke bezetting’ (zie<br />

vraag 6.2).<br />

Voorbeeld: Overdekte binnenruimte in een schoolgebouw<br />

Een schoolgebouw bevat een overdekte en verwarmde ruimte, centraal gelegen ten opzichte<br />

van de verschillende leslokalen. Die ruimte kan beschouwd worden als één van de volgende<br />

ruimtetypes:<br />

o een polyvalente ruimte: als die ruimte in de praktijk gebruikt wordt als speelplaats bij<br />

slecht weer, voor turnlessen, voor feestjes, voordrachten of vergaderingen of andere<br />

gelijkaardige activiteiten;<br />

o een gang: als die ruimte enkel gebruikt wordt als doorgangsruimte tussen de andere<br />

leslokalen en nutsruimten. Dat veronderstelt dat die ruimte door haar afmetingen of door<br />

de aanwezigheid van een vaste uitrusting (bijvoorbeeld vaste bloembakken, een vijver,<br />

wanden en trappen…) niet kan gebruikt worden als polyvalente ruimte.


16<br />

juni 2008<br />

K2<br />

K1<br />

bureel<br />

K3 K4<br />

Ruimtetype?<br />

sanitair<br />

5.3 Hoe moet een liftkoker geventileerd worden?<br />

inkom<br />

Liftkokers worden volgens bijlage VI van het besluit van 11 maart 2005 beschouwd als ‘speciale<br />

ruimte’. Voor speciale ruimten gelden geen ventilatie-eisen volgens de<br />

energieprestatieregelgeving. Het is echter mogelijk dat andere wetgevingen (bv. betreffende<br />

brandveiligheid) wel ventilatie-eisen bevatten voor een liftkoker.<br />

Als een liftkoker voorkomt in een EPU-volume, is het verplicht om de liftkoker expliciet als ‘ruimte’ in<br />

te geven op het tabblad Ruimten (Bouwkundige gegevens) of op het tabblad Ruimten<br />

(Hygiënische ventilatie) in de EPB-software. Hoewel de liftkoker zich kan uitstrekken over<br />

verschillende verdiepingen, hoeft de gebruiksoppervlakte maar eenmaal ingegeven te worden<br />

(bijvoorbeeld alleen op de gelijkvloerse verdieping). Ook in het luik over de hygiënische ventilatie<br />

moeten dus de nodige gegevens ingevuld worden (‘speciale ruimte’, eventueel het geëiste debiet<br />

uit een andere wetgeving, en de aanwezige ventilatievoorzieningen). De liftkooi mag buiten<br />

beschouwing worden gelaten.<br />

Hoewel er geen ventilatie-eisen worden opgelegd, kunnen er voor een liftkoker binnen het<br />

beschermde volume wel isolatie-eisen gelden voor de scheidingsconstructies (U-max en R-min) - zie<br />

bijlage III van het besluit van 11 maart 2005.<br />

Opmerking<br />

Het minimaal geëiste ontwerpdebiet en het ontwerpdebiet zelf worden alleen bij de EPUberekening<br />

(voor niet-residentiële gebouwen) in rekening gebracht voor het bepalen van het<br />

referentieverbruik (noemer van het E-peil). Bij de EPW-berekening (voor residentiële gebouwen) is<br />

dat niet het geval: daar wordt het referentiedebiet voor het volledige EPW-volume op forfaitaire<br />

wijze bepaald.<br />

K5<br />

K6


5.4 Moeten leidingschachten geventileerd worden?<br />

juni 2008<br />

17<br />

Een leidingschacht wordt in het kader van de energieprestatieregelgeving niet beschouwd als een<br />

ruimte die geventileerd moet worden. Het is daarom niet verplicht om de leidingschacht als ruimte<br />

in te geven in het tabblad Ruimten (Bouwkundige gegevens) of op het tabblad Ruimten<br />

(Hygiënische ventilatie) van de EPB-software.<br />

Hoewel er geen ventilatie-eisen worden opgelegd, kunnen er voor een leidingschacht binnen het<br />

beschermde volume wel isolatie-eisen gelden voor de scheidingsconstructies (U-max en R-min) –<br />

zie bijlage III van het besluit van 11 maart 2005.<br />

Aandachtspunt<br />

Het is mogelijk dat andere wetgevingen (bijvoorbeeld rond brandveiligheid) wel ventilatie-eisen<br />

bevatten voor een leidingschacht.<br />

5.5 Moet een tochtsas geventileerd worden?<br />

Een tochtsas, in de betekenis van een kleine ruimte tussen de buitenomgeving en een gang of een<br />

inkomhal, zonder toegangsdeuren naar een andere ruimte, bijvoorbeeld toiletten of kantoren,<br />

hoeft niet verplicht geventileerd te worden. Het is wel verplicht om het tochtsas expliciet als<br />

‘ruimte’ in te geven in de EPB-software. Als ruimtetype kiest u voor een tochtsas ‘speciale ruimte’.<br />

Uitzondering:<br />

Als een tochtsas expliciet als werkplek wordt ingericht, kan die niet meer als tochtsas beschouwd<br />

worden en moet ze toch geventileerd worden. In de EPB-software wordt dan voor het ruimtetype<br />

de meest logische keuze uit tabel 1 van bijlage VI gemaakt (bv. ‘hoofdingang’, ‘receptie’…).


18<br />

juni 2008<br />

6 Debiet<br />

6.1 Hoe wordt het minimaal geëiste ontwerpdebiet bij nietresidentiële<br />

gebouwen berekend?<br />

Het minimaal geëiste ontwerpdebiet van een ruimte hangt in de eerste plaats af van het<br />

ruimtetype. Daarom moet eerst bepaald worden of het gaat om een ‘ruimte bestemd voor<br />

menselijke bezetting’, een ‘ruimte niet bestemt voor menselijke bezetting’, of een ‘speciale ruimte’<br />

(zie vraag 5.1).<br />

De procedure is in de volgende figuur geschematiseerd.<br />

Voor meer uitleg over het minimaal geëiste ontwerpdebiet van ‘ruimten bestemd voor menselijke<br />

bezetting’ (zie vraag 6.2).<br />

Voor meer uitleg over het minimaal geëiste ontwerpdebiet van ‘ruimten niet bestemd voor<br />

menselijke bezetting’ (zie vraag 6.3).<br />

Voor meer uitleg over het minimaal geëiste ontwerpdebiet van ‘speciale ruimten’ (zie vraag 6.4).<br />

6.2 Hoe wordt het minimaal geëiste ontwerpdebiet berekend van<br />

een ‘ruimte bestemd voor menselijke bezetting’ van een nietresidentieel<br />

gebouw?<br />

Voor een definitie van de categorie ‘ruimte bestemd voor menselijke bezetting’ (zie vraag 5.1).<br />

Ontwerpbezetting<br />

De ontwerpbezetting geeft aan voor hoeveel personen de ruimte bestemd is. Het bouwteam heeft<br />

de volledige vrijheid om de ontwerpbezetting te bepalen.


juni 2008<br />

19<br />

De zogenaamde ’minimumbezetting’ is de bezetting berekend op basis van de vloeroppervlakte<br />

per persoon vermeld in tabel 1 van bijlage VI voor het ruimtetype dat het bouwteam heeft<br />

gekozen.<br />

Opmerking<br />

Het spreekt voor zich dat er geen wettelijke minimumeis is aan de werkelijke bezetting of de<br />

ontwerpbezetting van een ruimte; de term ‘minimumbezetting’ werd alleen als hulpmiddel<br />

ingevoerd.<br />

De termen ontwerpbezetting en minimumbezetting worden gebruikt om het minimaal geëiste<br />

ontwerpdebiet van een ‘ruimte bestemd voor menselijke bezetting’ van een niet-residentieel<br />

gebouw te bepalen.<br />

Minimaal geëiste ontwerpdebiet<br />

De regelgever legt per ruimte een minimaal geëist ontwerpdebiet op, dat in principe bepaald<br />

wordt op basis van de ontwerpbezetting en een minimumdebiet per persoon.<br />

Als de ontwerpbezetting voor een ruimte kleiner is dan de waarde bepaald op basis van tabel 1<br />

van bijlage VI of als het bouwteam zelf geen ontwerpbezetting vastlegt, dan moet bij de bepaling<br />

van het minimaal geëiste ontwerpdebiet, de bezetting volgens tabel 1 van bijlage VI<br />

aangehouden worden. Daarbij wordt het berekende aantal personen op de eenheid naar boven<br />

afgerond.<br />

Het bouwteam is dus altijd verplicht om het ruimtetype te bepalen. De ontwerpbezetting, echter,<br />

moet niet worden opgegeven als ze niet vastgelegd is. In dat geval wordt het minimaal geëiste<br />

ontwerpdebiet alleen bepaald op basis van de ‘minimumbezetting’ - zie vraag 6.5.<br />

Op die manier wil de overheid garanderen dat, ook als voor een ruimte bij het ontwerp een zeer<br />

lage bezetting voorzien wordt, nog een goede binnenluchtkwaliteit (minimaal IDA3 voor de<br />

minimumbezetting van het gekozen ruimtetype) bereikt kan worden, mocht er in een latere fase<br />

een meer gangbare bezetting optreden (bijvoorbeeld bij verandering van gebouwgebruiker)<br />

zonder dat daarvoor de hardware van het ventilatiesysteem aangepast moet worden (wat een<br />

ingrijpende en dure operatie kan zijn).<br />

In een ‘ruimte bestemd voor menselijke bezetting’, is het minimaal geëiste ontwerpdebiet per<br />

persoon (ook minimumdebiet genoemd) gelijk aan:<br />

o 22 m³/h.persoon 1 als roken in de ruimte expliciet verboden is;<br />

o 43 m³/h.persoon 2 als roken in de ruimte niet expliciet verboden is.<br />

Ruimtetype<br />

Het bouwteam is verantwoordelijk voor het bepalen van het ruimtetype. Ze kiezen het type dat de<br />

ruimte volgens hen het best beschrijft. Zoals vermeld in bijlage VI en in de helpfunctie van de EPBsoftware,<br />

zijn de hoofdcategorieën (vette druk in tabel 1) alleen indicatief. Dat wil zeggen dat alle<br />

ruimtetypes in alle gebouwen kunnen worden geselecteerd, onafhankelijk van de hoofdcategorie.<br />

Natuurlijk moet de gemaakte keuze verdedigbaar zijn. Een slaapzaal in een vakantiecentrum als<br />

een kantoor definiëren is vanzelfsprekend niet aanvaardbaar. Een leslokaal als ‘overige ruimte’<br />

definiëren is dat evenmin.<br />

Als een ruimtetype niet expliciet of bij benadering in tabel 1 van bijlage VI is opgenomen, moet<br />

‘overige ruimte’ geselecteerd worden.<br />

1 Volgens bijlage VI (§ 7.1) mag het ontwerpdebiet niet kleiner zijn dan het minimumdebiet dat overeenkomt met<br />

binnenluchtklasse IDA3.<br />

Volgens tabel 11 van de norm NBN EN 13779: 2004 is dat minimumdebiet in ‘ruimten bestemd voor menselijke bezetting’,<br />

waar roken verboden is, gelijk aan 22 m³/h.persoon.<br />

2 Volgens bijlage VI (§ 7.1) mag het ontwerpdebiet niet kleiner zijn dan het minimumdebiet dat overeenkomt met<br />

binnenluchtklasse IDA3.<br />

Volgens tabel 11 van de norm NBN EN 13779: 2004 is dat minimumdebiet in ‘ruimten bestemd voor menselijke bezetting’,<br />

waar roken niet verboden is, gelijk aan 43 m³/h.persoon.


20<br />

juni 2008<br />

Samenvatting: stappenplan voor het bepalen van het minimaal geëiste ontwerpdebiet<br />

Stap 1:<br />

Het bouwteam bepaalt, als het dat wenst, de ontwerpbezetting.<br />

Stap 2:<br />

• het bouwteam kiest het type ruimte;<br />

• het type ruimte bepaalt de vloeroppervlakte per persoon volgens tabel 1 van bijlage VI;<br />

• de gebruiksoppervlakte van de ruimte wordt gedeeld door die vloeroppervlakte per persoon;<br />

• de ‘minimumbezetting’ wordt naar boven afgerond op de eenheid.<br />

Stap 3:<br />

Het bouwteam bepaalt of er in de ruimte al dan niet gerookt mag worden. Het minimumdebiet<br />

dat overeenkomt met binnenluchtklasse IDA 3 bedraagt voor niet-rokers 22 m³/h.persoon; voor<br />

rokers bedraagt dat 43 m³/h.persoon.<br />

Stap 4:<br />

Het maximum van de resultaten uit stappen 1 en 2 wordt vermenigvuldigd met het minimumdebiet<br />

uit stap 3. Het resultaat is het minimaal geëiste ontwerpdebiet.<br />

Voorbeeld 1: bureel van de directeur van een school, met een oppervlakte van 20 m²<br />

Stap 1:<br />

De ontwerpbezetting is voor dat bureel gelijk aan 1. In de EPB-software geeft men dat aan door<br />

het selectievakje ‘ontwerpbezetting gekend’ aan te vinken en ‘1’ in te vullen als ontwerpbezetting.<br />

Stap 2:<br />

Een bureel is expliciet in tabel 1 opgenomen als ‘kantoor’ onder de hoofdcategorie<br />

‘kantoorgebouwen’. In het EPB-software moet men ‘kantoorgebouwen’ in het veld ‘ruimtecategorie<br />

(indicatief)’ en ‘kantoor’ in het veld ‘soort ruimte’ kiezen.<br />

Volgens tabel 1 van bijlage VI is de vloeroppervlakte per persoon in een kantoor gelijk aan 15<br />

m²/persoon. Dat leidt tot een minimumbezetting van 20/15 = 1,33, naar boven afgerond = 2<br />

personen. Deze minimumbezetting is groter dan de bezetting die bepaald is door het bouwteam<br />

(ontwerpbezetting = 1) en bijgevolg wordt deze minimumbezetting gebruikt om het minimaal<br />

geëiste ontwerpdebiet te bepalen.<br />

Stap 3:<br />

In de ruimte wordt niet gerookt. Het minimumdebiet bedraagt dus 22 m³/h.persoon.<br />

Stap 4:<br />

Het minimaal geëiste ontwerpdebiet voor de ruimte is in het voorbeeld dus gelijk aan 2 personen *<br />

22 m³/h.persoon = 44 m³/h.<br />

Voorbeeld 2: indoor speeltuin met een oppervlakte van 180 m²<br />

Stap 1:<br />

Volgens de bouwheer kunnen er gedurende de week 35 personen en tijdens één namiddag per<br />

week 70 personen in de speelruimte aanwezig zijn. Het ventilatiesysteem moet dus voor 70


juni 2008<br />

21<br />

personen ontworpen worden. In de EPB-sofware wordt het selectievakje ‘ontwerpbezetting<br />

gekend’ aangevinkt en ‘70’ als ontwerpbezetting ingevuld.<br />

Stap 2:<br />

Een indoor speeltuin is niet expliciet in tabel 1 opgenomen. Volgens het bouwteam benadert geen<br />

enkel ruimtetype uit de tabel die ruimte. De speeltuin is immers voorzien van vaste speeltoestellen<br />

en kan dus enkel als speeltuin worden gebruikt. Bijgevolg kan die ruimte niet als polyvalente ruimte<br />

worden aanzien. Men kiest dus voor ‘overige ruimten’. In de EPB-software moet men ‘overige<br />

ruimten’ in het veld ‘ruimte-categorie (indicatief)’ en in het veld ‘soort ruimte’ kiezen.<br />

Volgens tabel 1 van bijlage VI is de gangbare vloeroppervlakte per persoon in een ‘overige ruimte’<br />

gelijk aan 15 m²/persoon. Dat leidt tot een minimumbezetting van 180/15 = 12, naar boven<br />

afgerond = 12 personen. Dat is kleiner dan de bezetting die door het bouwteam werd bepaald en<br />

bijgevolg wordt niet de minimumbezetting maar wel de ontwerpbezetting gebruikt om het<br />

minimaal geëiste ontwerpdebiet te bepalen.<br />

Stap 3:<br />

In de ruimte wordt niet gerookt. Het minimumdebiet bedraagt dus 22 m³/h.persoon.<br />

Stap 4:<br />

Het minimaal geëiste ontwerpdebiet voor de ruimte is in het voorbeeld dus gelijk aan 70 personen *<br />

22 m³/h.persoon = 1.540 m³/h.<br />

Opmerkingen<br />

o Een kleuterklas wordt ook als leslokaal aanzien.<br />

o Bij niet-residentiële gebouwen wordt er geen maximumgrens aan het ontwerpdebiet<br />

opgelegd.<br />

o Met betrekking tot het regelen van debieten, zie vraag 10.2.<br />

o Andere regelgevingen of regels van goede praktijk kunnen ook van toepassing zijn, zoals<br />

het Algemeen Reglement voor ArbeidsBescherming (ARAB). Volgens het ARAB moet het<br />

debiet minstens gelijk zijn aan 30 m³/h.werknemer of gelijkgesteld, zie vraag 6.9.<br />

6.3 Hoe wordt het minimaal geëiste ontwerpdebiet berekend van<br />

een ‘ruimte niet bestemd voor menselijke bezetting’ van een nietresidentieel<br />

gebouw?<br />

Voor een definitie van de categorie ‘ruimte niet bestemd voor menselijke bezetting’, zie vraag 5.1.<br />

Er zijn twee soorten ‘ruimten niet bestemd voor menselijke bezetting’:<br />

o ‘toiletten’;<br />

o ‘andere’.<br />

In ‘ruimten niet bestemd voor menselijke bezetting’ en die niet in de categorie ‘toiletten’ vallen, is<br />

het minimaal geëiste ontwerpdebiet 3 gelijk aan 1,3 m³/h.m². Het minimaal geëiste ontwerpdebiet<br />

is dus afhankelijk van de vloeroppervlakte. In de EPB-software zal u ‘ruimte niet voor menselijke<br />

3 Volgens bijlage VI (§ 7.1) mag, bij de dimensionering van ventilatiesystemen, het ontwerpdebiet niet kleiner zijn dan het<br />

minimumdebiet dat overeenkomt met binnenluchtklasse IDA3.<br />

Volgens tabel 12 van de norm NBN EN 13779: 2004 is dat minimumdebiet in ruimten die niet bestemd zijn voor menselijke<br />

bezetting, gelijk aan 1,3 m³/h.m².


22<br />

juni 2008<br />

bezetting’ in het veld ‘ruimte-categorie (indicatief)’ kiezen. De EPB-software berekent het minimaal<br />

geëiste ontwerpdebiet van de ruimte.<br />

In toiletruimten is het minimaal geëiste ontwerpdebiet gelijk aan 25 m³/h per wc (tel het totale<br />

aantal toilettoestellen en urinoirs) of 15 m³/h per m² vloeroppervlakte als het aantal wc’s/urinoirs<br />

niet gekend is op het ogenblik van de dimensionering van het ventilatiesysteem. In de EPB-software<br />

zal u ‘toiletten’ in het veld ‘ruimte-categorie (indicatief)’ kiezen en eventueel het selectievakje<br />

‘aantal toiletten gekend’ aanvinken. In het geval dat het aantal toiletten gekend is, moet u het<br />

aantal invullen. De EPB-software berekent het minimaal geëiste ontwerpdebiet van de ruimte.<br />

6.4 Hoe wordt het minimaal geëiste ontwerpdebiet van een ‘speciale<br />

ruimte’ van een niet-residentieel gebouw berekend?<br />

Voor een definitie van ‘speciale ruimte’, zie vraag 5.1.<br />

In § 6.4 van bijlage VI worden ‘speciale ruimten’ omschreven als ruimten met (een risico op)<br />

speciale verontreinigingen waarvoor andere (specifieke of strengere) regelgeving of andere eisen<br />

op het vlak van ventilatie gelden. Bijgevolg valt de ventilatie van speciale ruimten buiten het<br />

toepassingsgebied van de energieprestatieregelgeving. Het ventilatiesysteem moet volgens die<br />

andere regelgevingen, eisen of regels van goede praktijk ontworpen worden.<br />

In de EPB-software moet u ‘speciale ruimte’ in het veld ‘ruimte-categorie (indicatief)’ kiezen, en het<br />

ontwerpdebiet invullen.<br />

Aandachtspunt<br />

In een speciale ruimte zou het ontwerpdebiet minstens gelijk moeten zijn aan het minimaal geëiste<br />

ontwerpdebiet van het overeenkomstige ruimtetype, als er geen speciale verontreiniging zou<br />

optreden.<br />

Voorbeeld<br />

Een sterk verontreinigde gang van 33 m², die bijvoorbeeld in verbinding staat met een chemisch<br />

laboratorium, zal beschouwd worden als een speciale ruimte. Het ventilatiesysteem kan volgens<br />

andere regels van goede praktijk (bijvoorbeeld internationale of buitenlandse normen)<br />

gedimensioneerd worden. In elk geval zou het ontwerpdebiet gelijk aan of groter moeten zijn dan<br />

het minimaal geëiste ontwerpdebiet van een ‘ruimte niet voor menselijke bezetting’, dus 33 m² *<br />

1,3 m³/h.m² = 42,9 m³/h.<br />

6.5 Wat gebeurt er als de ontwerpbezetting niet overeenstemt met<br />

de ‘minimumbezetting’?<br />

Als de ontwerpbezetting, zoals het bouwteam die heeft gedefinieerd, bekend is, dan vinkt u het<br />

selectievakje ‘ontwerpbezetting gekend’ aan en geeft u de ontwerpbezetting in.<br />

Als de ontwerpbezetting, zoals het bouwteam die heeft gedefinieerd, kleiner is dan de<br />

‘minimumbezetting’, moet het ventilatiesysteem gedimensioneerd worden voor het minimaal<br />

geëiste ontwerpdebiet dat overeenkomt met de ‘minimumbezetting’. Dat werd zo vastgelegd<br />

omdat de werkelijke bezetting gedurende de levensduur van het gebouw sterk kan variëren (zie<br />

vraag 6.2).


23<br />

6.6 Kan voor een ruimte met een groot volume een aangepast<br />

minimaal geëist ontwerpdebiet berekend worden?<br />

Het minimaal geëiste ontwerpdebiet van een ruimte in een niet-residentieel gebouw dat al of niet<br />

bestemd is voor menselijke bezetting, wordt bepaald volgens de procedure die volledig in de<br />

vragen 6.2 en 6.3 is beschreven.<br />

Het minimaal geëiste ontwerpdebiet van een ruimte hangt af van het ruimtetype en van de<br />

ontwerpbezetting en/of de gebruiksoppervlakte, maar niet van het volume. De berekening houdt<br />

geen rekening met de hoogte. De hoogte heeft immers nauwelijks invloed op het aantal<br />

aanwezige personen of op de (vervuilende) activiteiten.<br />

Voor een ruimte met een groot volume en een kleine bezetting mag u geen aangepast minimaal<br />

geëist ontwerpdebiet berekenen. Zoals voor alle ruimten is het ook voor hogere ruimten toegelaten<br />

om voor een hoger ontwerpdebiet te kiezen, maar het is niet verplicht.<br />

6.7 Kan voor een grote ruimte met een kleine bezetting een<br />

aangepast minimaal geëist ontwerpdebiet berekend worden?<br />

Het minimaal geëiste ontwerpdebiet van een ‘ruimte bestemd voor menselijke bezetting’ van een<br />

niet-residentieel gebouw wordt bepaald volgens de procedure die volledig in vraag 6.2 is<br />

beschreven.<br />

Het specifieke geval waarbij de ontwerpbezetting kleiner is dan de ‘minimumbezetting’, berekend<br />

door de EPB-software, wordt in vraag 6.5 beschreven.<br />

Samengevat: u mag voor een grote ruimte met een kleine bezetting geen kleiner minimaal geëist<br />

ontwerpdebiet hanteren.<br />

6.8 Hoe wordt het minimaal geëiste ontwerpdebiet bepaald van een<br />

kleine ruimte met een hoge bezetting?<br />

Het minimaal geëiste ontwerpdebiet van een ‘ruimte bestemd voor menselijke bezetting’ van een<br />

niet-residentieel gebouw wordt bepaald volgens de procedure die volledig in vraag 6.2 is<br />

beschreven.<br />

Het specifieke geval waarbij de ontwerpbezetting hoger is dan de ‘minimumbezetting’, berekend<br />

door de EPB-software, wordt in vraag 6.5 beschreven.<br />

Samengevat: als de ontwerpbezetting die bepaald werd door het bouwteam, hoger is dan de<br />

‘minimumbezetting’, berekend door de EPB-software, wordt de ontwerpbezetting gebruikt bij het<br />

bepalen van het minimaal geëiste ontwerpdebiet.<br />

6.9 Zijn de eisen van het ARAB nog van toepassing?<br />

Het Algemeen Reglement voor ArbeidsBescherming (ARAB) stelt dat ruimten waarin werknemers<br />

tewerk worden gesteld, minimaal met een debiet van 30 m³/h per werknemer of gelijkgesteld<br />

moeten worden geventileerd. Die reglementering blijft geldig, onafhankelijk van de eisen van de<br />

energieprestatieregelgeving - zie http://meta.fgov.be/WorkArea/showcontent.aspx?id=2062 voor<br />

meer details. Omdat de energieprestatieregelgeving een andere methode hanteert dan het<br />

ARAB, zal u vooraf moeten aftoetsen welke regelgeving het hoogste minimaal geëiste<br />

ontwerpdebiet oplegt.<br />

juni 2008


juni 2008<br />

24<br />

7 Luchtkwaliteit<br />

7.1 Moet de toevoerlucht van een ruimte altijd buitenlucht zijn?<br />

Het antwoord op deze vraag varieert afhankelijk van de ruimte.<br />

• ‘ruimten bestemd voor menselijke bezetting’<br />

Het minimaal geëiste ontwerptoevoerdebiet van een ‘ruimte bestemd voor menselijke bezetting’,<br />

moet gerealiseerd worden met buitenlucht. Alle bijkomende debieten mogen gerealiseerd worden<br />

met buitenlucht, opnieuw gebruikte lucht van ETA 1 of doorstroomlucht van ETA1.<br />

Bij hergebruik van afvoerlucht moet immers voldaan worden aan elk van de richtlijnen in bijlage<br />

A.6 van de norm NBN EN 13779:2004. Met andere woorden, het bijkomende debiet moet van<br />

luchtkwaliteit ETA1 zijn (zie vraag 7.2).<br />

• ‘ruimten niet bestemd voor menselijke bezetting’<br />

In afwijking van de voorschriften van NBN EN 13779:2004 kan in ‘ruimten niet bestemd voor<br />

menselijke bezetting’, het ontwerptoevoerdebiet volledig worden gerealiseerd met afvoerlucht uit<br />

andere ruimten van de kwaliteit ETA 1 of ETA 2.<br />

Bijlage VI stelt daarbij toch een voorwaarde. De bijdrage van afvoerlucht van kwaliteit ETA 1 of ETA<br />

2 uit andere ruimten in het ontwerptoevoerdebiet van een ruimte, hangt af van het ontwerpdebiet<br />

van de ruimte of ruimten waaruit die lucht betrokken wordt. De som van de ontwerpdebieten<br />

vanuit een ruimte naar andere ruimten kan niet groter zijn dan het eigen ontwerpdebiet van die<br />

ruimte (zie onderstaand figuur).<br />

Opmerking: het minimaal geëiste ontwerptoevoerdebiet van een ‘ruimte niet bestemd voor<br />

menselijke bezetting’, mag natuurlijk ook (volledig of gedeeltelijk) gerealiseerd worden met<br />

buitenlucht.<br />

• Speciale ruimten<br />

De ventilatie van speciale ruimten valt buiten het toepassingsgebied van de energieprestatieregelgeving.<br />

Het is toch sterk aanbevolen om aan elk van de richtlijnen in bijlage A.6 van de norm<br />

NBN EN 13779:2004 te voldoen.<br />

Algemene opmerking<br />

Het ruimtetype heeft ook invloed op de kwaliteit van de afgevoerde lucht (zie vraag 7.2).


25<br />

7.2 Hoe moet ik de kwaliteit van de afvoerlucht van een ruimte<br />

bepalen?<br />

Als men de afvoerlucht van een ruimte wil laten doorstromen of opnieuw gebruiken, is het<br />

noodzakelijk om de kwaliteit van de afvoerlucht te bepalen om te oordelen of ze daarvoor<br />

geschikt is. De kwaliteit van de afvoerlucht is afhankelijk van de activiteiten die in de ruimte<br />

plaatsvinden. De norm onderscheidt vier klassen (aan de hand van een omschrijving). Als een<br />

luchtstroom lucht bevat die afkomstig is van verschillende ruimten, is het de categorie met het<br />

hoogste cijfer die de klasse bepaalt.<br />

Tabel 1 Classificatie van de afvoerlucht (volgens de norm NBN EN 13779: 2004 – tabel 3)<br />

Klasse Omschrijving Voorbeelden (ter informatie)<br />

ETA1<br />

ETA2<br />

ETA3<br />

ETA4<br />

Lage vervuilingsgraad<br />

Lucht, afkomstig uit ruimten waarin de<br />

vervuiling voornamelijk teweeggebracht<br />

wordt door de menselijke stofwisseling en<br />

het gebouw, met uitzondering van<br />

ruimten waar mag worden gerookt<br />

Matige vervuilingsgraad<br />

Lucht, afkomstig uit bezette ruimten die<br />

meer onzuiverheden bevat dan lucht uit<br />

de ruimten uit categorie ETA1 of uit<br />

ruimten met andere activiteiten en lucht<br />

uit ruimten die normaal gesproken tot<br />

categorie ETA1 zouden behoren, maar<br />

waar mag worden gerookt<br />

Hoge vervuilingsgraad<br />

Lucht, afkomstig uit ruimten waar de<br />

luchtkwaliteit sterk beperkt wordt door de<br />

productie van vocht, chemische stoffen<br />

enzovoort<br />

Zeer hoge vervuilingsgraad<br />

Lucht die geuren en onzuiverheden<br />

bevat die schadelijk zijn voor de<br />

gezondheid, in concentraties die hoger<br />

zijn dan die welke toegestaan zijn voor<br />

de binnenlucht van bezette ruimten<br />

juni 2008<br />

Kantoren, met inbegrip van kleine<br />

opslagruimten, openbare ruimten,<br />

klaslokalen, trappen, gangen,<br />

vergaderzalen, handelsruimten zonder<br />

andere bron van vervuiling<br />

Restaurants, keukens waar warme<br />

drank wordt bereid, winkels,<br />

opslagruimten, hotelkamers<br />

Toiletten, sauna's, keukens, bepaalde<br />

chemische laboratoria,<br />

fotokopieerruimten, rookruimten<br />

Afzuiging voor grills en<br />

keukendampkappen, garages,<br />

wegtunnels, parkings, schildersateliers,<br />

wasserijen, bepaalde chemische<br />

laboratoria, veelvuldig gebruikte<br />

rookruimten …<br />

Toegepast op de ruimtetypes van tabel 1 van bijlage VI, kan aan de kwaliteit van de afvoerlucht<br />

van elk ruimtetype een ETA-klasse toegekend worden; zie de tabel op pagina 26. Deze tabel is<br />

louter informatief.


26<br />

juni 2008<br />

Ruimtetypes die bestemd zijn voor menselijke bezetting Klasse<br />

Ruimten uit tabel 1 of gelijkaardig, waar roken expliciet<br />

verboden is en met afwezigheid van een gelijkaardige<br />

vervuiling<br />

Restaurants, cafetaria’s, snelbuffetten, kantines, bars …<br />

Slaapkamers in hotels, motels, vakantiecentra …<br />

Slaapzalen in vakantiecentra<br />

Kapsalons, schoonheidssalons<br />

Winkels voor meubilair, tapijten, textiel …<br />

Supermarkten, grootwarenhuizen<br />

Dierenspeciaalzaken<br />

Kleedkamers<br />

Sportclubs: aerobicruimten, fitnessruimten, bowlingclubs<br />

Cellen, dagverblijven<br />

Keukens, kitchenettes, douches<br />

Wasserettes, wassalons<br />

Discotheken, dansgelegenheden<br />

Fotostudio’s, donkere kamers …<br />

Apotheken, bereidingsruimten<br />

Kopieerruimten, ruimten voor printers<br />

Dampkappen en andere directe afzuigingen ETA4<br />

ETA1<br />

bij twijfel valt u terug op een<br />

slechtere ETA<br />

ETA2<br />

bij twijfel valt u terug op een<br />

slechtere ETA<br />

ETA3<br />

bij twijfel valt u terug op een<br />

slechtere ETA<br />

Voor ‘ruimten niet bestemd voor menselijke bezetting’ moet het bouwteam de ETA-klasse geval<br />

per geval bepalen.<br />

De voorschriften van bijlage VI en van de norm NBN EN 13779:2004 zijn in de volgende tabel<br />

samengevat.<br />

Tabel 2 Hergebruik van de afvoerlucht (NBN EN 13779 – tabel A.2)<br />

Klasse Omschrijving<br />

ETA1<br />

ETA2<br />

Geschikt voor doorstroom en voor hergebruik, maar omdat het geen<br />

buitenlucht betreft, wordt het niet meegerekend om te voldoen aan het<br />

minimaal geëiste ontwerptoevoerdebiet van een ‘ruimte bestemd voor<br />

menselijke bezetting’<br />

Alleen geschikt voor doorstroom en voor hergebruik naar ‘ruimten niet<br />

bestemd voor menselijke bezetting’ (of speciale ruimten).<br />

ETA3 Niet geschikt voor doorstroom en voor hergebruik<br />

ETA4 Niet geschikt voor doorstroom en voor hergebruik<br />

In de EPB-software is er een selectievakje ‘roken toegestaan’ in het scherm ‘eigenschappen van<br />

een ruimte’. Het selectievakje kan bij ‘ruimten bestemd voor menselijke bezetting’, worden<br />

aangevinkt. In dat geval verschijnt een boodschap: ‘Er mag niet gecirculeerd worden naar andere<br />

ruimten voor mensen!’. Dat is een vertaling van de hierboven vermelde regels, namelijk:<br />

o de afvoerlucht uit een ruimte waar roken niet expliciet verboden is, behoort tot klasse ETA2 of<br />

slechter;<br />

o ETA2 is alleen geschikt voor hergebruik in of doorstroom naar ‘ruimten niet bestemd voor<br />

menselijke bezetting’ (of speciale ruimten).<br />

(zie vraag 7.1)


8 Specifieke ruimten<br />

8.1 Hoe bepaal ik de vloeroppervlakte van een trappenhal?<br />

juni 2008<br />

27<br />

Om de vloeroppervlakte van trappen en hellende vloeren te bepalen, stelt §.2 van bijlage II van<br />

het besluit van 11 maart 2005 dat de verticale projectie op het horizontale vlak van de trap of vlak<br />

moet beschouwd worden.<br />

U kunt de volledige trappenhal als één ruimte invoeren. De vloeroppervlakte van de volledige<br />

trappenhal bepaalt u dan door de som te maken van alle tussenliggende vloeroppervlaktes en de<br />

geprojecteerde oppervlaktes van alle trappen (zie onderstaand figuur).<br />

Voor het voorbeeld uit de figuur resulteert dat in:<br />

de gelijkvloerse verdieping V1<br />

projectie van trappen van de gelijkvloerse verdieping naar de 1e verdieping<br />

T1 + T2<br />

overloop tussen de gelijkvloerse verdieping en de 1e verdieping V2<br />

overloop van de 1e verdieping V3<br />

projectie van de trappen van de 1e naar de 2e verdieping T3<br />

overloop van de 2e verdieping V4<br />

totale vloeroppervlakte van de traphal (V1+V2+V3+V4) + (T1+T2+T3)<br />

8.2 Hoe moet ik kleedkamers en douches ventileren?<br />

Eisen<br />

Kleedkamers waar dezelfde personen een langere tijd aanwezig zijn (bijvoorbeeld een kleedster,<br />

schminkster …) moeten beschouwd worden als ‘ruimten bestemd voor menselijke bezetting’ - zie<br />

tabel 1.<br />

In vele gevallen kunnen kleedkamers en douches beschouwd worden als ‘ruimten niet bestemd<br />

voor menselijke bezetting’ - zie vraag 5.1, namelijk als dezelfde mensen zich slechts een relatieve<br />

korte tijd aan- of uitkleden en/of wassen. Bijgevolg mag het ontwerptoevoerdebiet volledig<br />

worden gerealiseerd met afvoerlucht uit andere ruimten van de kwaliteit ETA 1 of ETA 2 (zie vraag<br />

7.1).


28<br />

juni 2008<br />

Volgens NBN EN 13779:2004 is de afvoerluchtkwaliteit van douches van klasse ETA3 (of zelfs ETA4).<br />

Die lucht mag bijgevolg niet hergebruikt worden, en moet onmiddellijk naar buiten afgevoerd<br />

worden (zie vraag 7.2).<br />

Aandachtspunten voor douches<br />

Het minimaal geëiste ontwerpdebiet voor een ‘ruimte niet bestemd voor menselijke bezetting’, is<br />

erg klein (1,3 m³/h.m², zie vraag 6.3) en is zeker niet aangepast aan doucheruimten. Bijgevolg is het<br />

sterk aangeraden om het ventilatiesysteem van doucheruimten volgens andere regels van goede<br />

praktijk te dimensioneren, bijvoorbeeld die van NBN D 50-001 voor kleine doucheruimten (50 m³/h)<br />

of die van NBN EN 13779:2004, § 6.4.3. (mechanische extractie die minstens 50% van de tijd een<br />

debiet van 7,2 m³/h.m² afvoert, met een minimum van 36 m³/h per ruimte).<br />

8.3 Hoe moet ik een loods ventileren?<br />

Als de loods niet verwarmd of gekoeld 4 wordt ten behoeve van mensen, is de energieprestatieregelgeving<br />

niet van toepassing. Toch is het ook in dat geval aanbevolen om die loods volgens de<br />

regels van goede praktijk te ventileren.<br />

Als de loods wel verwarmd wordt ten behoeve van mensen, is bijlage VI van het besluit van 11<br />

maart 2005 van toepassing. In dat geval moet men de procedure in 4.2 volgen om het<br />

ventilatiesysteem te dimensioneren. De belangrijke stap is de bepaling van het ruimtetype (zie<br />

vraag 5.1).<br />

o Een loods kan een ‘ruimte bestemd voor menselijke bezetting’ zijn, bijvoorbeeld als mensen<br />

daar hun werkplek hebben.<br />

o Een verwarmde loods kan ook een ‘ruimte niet bestemd voor menselijke bezetting’ zijn. Er is dus<br />

een onderscheid tussen de kwalificaties ‘verwarmd ten behoeve van mensen’ en ‘niet<br />

bestemd voor menselijke bezetting’. Het is mogelijk dat men de loods toch wil verwarmen, niet<br />

alleen voor de goederen die daar blijven (om vorstgevaar of vochtproblemen te vermijden),<br />

maar ook voor de mensen die daar een relatief korte tijd verblijven.<br />

o De loods kan in sommige gevallen ook een speciale ruimte zijn, bijvoorbeeld een loods die een<br />

garage is van meer dan 40 m² (zie vraag 6.4).<br />

8.4 Hoe moet ik een wachtkamer, praktijkruimte, operatieruimte van<br />

een dierenarts, kinesitherapeut, arts… ventileren?<br />

Een dierenartsenpraktijk valt onder ‘andere specifieke bestemming’ en is daarom onderworpen<br />

aan de ventilatie-eisen van bijlage VI.<br />

Voor elke ruimte moet het bouwteam het meeste geschikte ruimtetype bepalen, zoals in vraag 5.1<br />

is beschreven. Het bouwteam heeft daarbij enige vrijheid, maar de keuze moet verantwoord en<br />

verdedigbaar zijn.<br />

Bv. : in een dierenartsenpraktijk kunnen de voorbereidings- en de nabehandelingskamer en de RXruimte<br />

als ‘ruimte niet bestemd voor menselijke bezetting’ of als ‘speciale ruimten’ beschouwd<br />

worden, afhankelijk van de tijd die personen er doorbrengen.<br />

In een dierenartsenpraktijk is het van belang de kwaliteit van de afvoerlucht goed te bepalen, om<br />

te vermijden dat het ventilatiesysteem geuren en andere verontreinigende stoffen in het gebouw<br />

verspreidt.<br />

4 Met ‘verwarmd’ of ‘gekoeld’ wordt bedoeld dat in de loods energie verbruikt wordt om een specifieke<br />

binnentemperatuur te bereiken ten behoeve van mensen.


9 Balancering<br />

juni 2008<br />

29<br />

9.1 Moeten ontwerptoevoer- en ontwerpafvoerdebieten in balans<br />

zijn?<br />

Om diverse redenen kan er best gestreefd worden naar een evenwicht tussen het totale<br />

ontwerptoevoerdebiet en het totale ontwerpafvoerdebiet op gebouwniveau. De<br />

energieprestatieregelgeving eist geen perfect evenwicht, maar er moet wel voldaan worden aan<br />

de drukvoorwaarde (zie vraag 9.2).<br />

9.2 Wat is de drukvoorwaarde? Hoe moet ik die berekenen?<br />

De drukvoorwaarde (PC) wordt veroorzaakt in het gebouw door een onevenwicht tussen de<br />

ontwerptoevoerdebieten (qv,supply) en de ontwerpafvoerdebieten (qv,extract).<br />

De definitie van, de berekeningsmethode voor en de eis van de drukvoorwaarde, zijn in § 6.3.1 en<br />

§ 7.5 van bijlage VI te vinden. Ze kunnen als volgt worden samengevat.<br />

De drukvoorwaarde in een gebouw of gedeelte van een gebouw, ten gevolge van het verschil in<br />

ontwerpdebiet tussen de luchttoevoer en de luchtafvoer, wordt berekend met behulp van de<br />

volgende formule:<br />

PC = sign(<br />

q<br />

met :<br />

v,<br />

supply<br />

− q<br />

v,<br />

extract<br />

⎛abs( qv,<br />

supply −q<br />

) ⋅<br />

⎜<br />

⎝ V&<br />

50<br />

v,<br />

extract<br />

• PC = drukvoorwaarde [Pa]<br />

• qv, supply = ontwerptoevoerdebiet [m³.h-1 ]<br />

• qv, extract = ontwerpafvoerdebiet [m³.h-1]<br />

• V = lekdebiet bij 50 Pa [m³.h-1] van het gebouw of van een deel van het gebouw zoals<br />

&<br />

50<br />

gedefinieerd door de norm NBN EN 13829, per conventie gelijkgesteld aan V, het volume<br />

(berekend op basis van de buitenafmetingen, in m³) van het gebouw of van het beschouwde<br />

deel van het gebouw.<br />

• Sign (x) : een functie die het teken van het argument x aanneemt. M.a.w.:<br />

o sign (x) = 1, als x ≥ 0<br />

o sign (x) = -1 als x < 0<br />

o voorbeeld: het teken van 5 is “+1”, het teken van -5 is “-1“<br />

• abs (x): de absolute waarde van x. M.a.w.:<br />

o abs (x) = x als x ≥ 0<br />

o abs (x) = -x als x < 0<br />

o voorbeeld: de absolute waarde van 5 is “5”, de absolute waarde van -5 is eveneens “5”<br />

De drukvoorwaarde mag niet kleiner zijn dan -5 Pa (onderdruk) of groter zijn dan 10 Pa (overdruk).<br />

Het doel van deze eis is om te grote onbalans tussen luchttoevoerdebiet en luchtafvoerdebiet te<br />

vermijden.<br />

) ⎞<br />

⎟<br />

⎠<br />

1<br />

0,<br />

65<br />

⋅ 50


30<br />

juni 2008<br />

Voorbeeld van een kantoorgebouw<br />

Het gebouw bestaat uit twee identieke verdiepingen met kantoren en toiletten. Het totale volume<br />

is gelijk aan 3136 m³.<br />

Het ontwerptoevoerdebiet in de kantoren is gelijk aan 1122 m³/h.<br />

Het ontwerpafvoerdebiet in de toiletten is gelijk aan 360 m³/h.<br />

De drukvoorwaarde is gelijk aan:<br />

PC =<br />

sign(<br />

1122<br />

⎛ abs(<br />

1122 − 360)<br />

⎞<br />

− 360)<br />

⋅ ⎜<br />

⎟<br />

⎝ 3136 ⎠<br />

1<br />

0,<br />

65<br />

⋅ 50 = 5,<br />

7Pa<br />

In dat geval is er dus aan de eis voor de drukvoorwaarde voldaan.


10 Systemen<br />

juni 2008<br />

31<br />

10.1 Is de toepassing van een natuurlijk ventilatiesysteem in een nietresidentieel<br />

gebouw toegestaan?<br />

Het is toegestaan om een natuurlijk ventilatiesysteem toe te passen in een niet-residentieel<br />

gebouw.<br />

Opmerking<br />

De verplichting om bepaalde regelsystemen te gebruiken, is alleen geldig voor mechanische<br />

ventilatiesystemen. Natuurlijke ventilatiesystemen blijven uiteraard regelbaar door middel van de<br />

regelbare toevoeropeningen (RTO’s) en regelbare afvoeropeningen (RAO’s) (zie vraag 10.2).<br />

10.2 Hoe moet een ventilatiesysteem in een niet-residentieel gebouw<br />

worden geregeld?<br />

Het ontwerpdebiet hoeft bij gebruik van het gebouw niet altijd (24 uur per dag, 7 dagen per<br />

week...) effectief gerealiseerd te worden. Het is toegestaan om op bepaalde momenten het<br />

debiet te verminderen of zelfs helemaal te stoppen 5 .<br />

Zorgen voor een doordachte regeling op het ventilatiedebiet heeft een groot aantal voordelen:<br />

o het levert de luchtverversing die men in de praktijk nodig heeft en het grootste deel van de tijd<br />

zal die veel lager zijn dan het ontwerpdebiet van de installatie, zodat op elk ogenblik een<br />

aangenaam binnencomfort kan worden gegarandeerd;<br />

o het bespaart op de verwarmingskosten die nodig zijn om de ventilatielucht voor te verwarmen;<br />

o het bespaart op het elektrische verbruik van de ventilator (afhankelijk van het soort<br />

ventilatieregeling) als men het hoge ventilatiedebiet niet nodig heeft;<br />

o door gebruik van de ventilatie-installatie kan, afhankelijk van het seizoen, een koelend effect<br />

worden gerealiseerd.<br />

De energieprestatieregelgeving laat toe om de luchtkwaliteit te regelen door het aanpassen van<br />

de debieten en moedigt een zuinige regeling zelfs aan in de E-peilberekening.<br />

De eisen voor de regeling van natuurlijke en mechanische ventilatiesystemen worden in<br />

onderstaande beschreven:<br />

• Natuurlijke ventilatiesystemen (systemen A volgens de terminologie die geldig is voor<br />

ventilatiesystemen in residentiële gebouwen)<br />

Eisen<br />

Er zijn geen eisen voor de regeling van het systeem. Er zijn wel eisen voor de regelbare<br />

toevoeropeningen (RTO’s) en regelbare afvoeropeningen (RAO’s). Volgens § 7.8 van bijlage VI<br />

moeten de RTO’s en RAO’s ‘manueel of automatisch regelbaar zijn. Ze moeten in voldoende<br />

tussenstanden kunnen worden afgesteld tussen de standen « Gesloten » en « Volledig open ». Die<br />

afstelling kan hetzij continu gebeuren, hetzij via minstens 3 tussenstanden tussen de standen «<br />

Gesloten » en « Volledig open »’ (zie vraag 3.1).<br />

5 Opmerking: dit is alleen geldig bij niet-residentiële gebouwen. Bij residentiële gebouwen moet de mechanische toevoer of<br />

de mechanische afvoer permanent werken, eventueel op een lager debiet. Zie ventilatiedocument - residentieel voor meer<br />

uitleg.


32<br />

Opmerking<br />

juni 2008<br />

De regelbaarheid van een RTO of RAO heeft niets te maken met de IDA-C klasse, zoals hieronder<br />

wordt beschreven.<br />

• Mechanische ventilatiesystemen (systemen B, C, D volgens de terminologie die geldig is voor<br />

ventilatiesystemen in residentiële gebouwen)<br />

Eisen<br />

Mechanische ventilatiesystemen moeten minstens een regelsysteem van het type IDA-C3 bevatten<br />

- zie § 7.4, bijlage VI.<br />

De definities van de verschillende IDA-C-klassen staan in de norm NBN EN 13779: 2004:<br />

o IDA–C1: geen controle - het systeem werkt permanent<br />

o IDA–C2: manuele controle - het systeem heeft een handbediende schakelaar<br />

o IDA-C3: kloksturing<br />

o IDA-C4: bezettingscontrole - infraroodsensoren en dergelijke<br />

o IDA-C5: regeling afhankelijk van aantal aanwezigen<br />

o IDA-C6: directe controle van de luchtkwaliteit.<br />

Regeling van de luchtkwaliteit kan bijvoorbeeld door het regelen van de ventilator, door het<br />

werken met automatische regelkleppen in het kanaalnet of in andere componenten van het<br />

ventilatiesysteem (bijvoorbeeld automatisch gestuurde regelbare toevoeropeningen).<br />

De toevoeropeningen voor mechanische afvoerventilatiesystemen en de afvoeropeningen voor<br />

mechanische toevoerventilatiesystemen moeten blijvend voldoen aan de eis voor regelbaarheid,<br />

zoals hierboven is beschreven (voor het geval van een volledig natuurlijk ventilatiesysteem).<br />

Opmerkingen<br />

Bij een regeling is er altijd sprake van:<br />

o een input (het signaal waarop het regelapparaat zal reageren);<br />

o het regelapparaat zelf, met ingebouwde regelstrategie of regellogica;<br />

o een output (het signaal dat het regelapparaat genereert om het debiet te wijzigen).<br />

Een automatische regeling veronderstelt dat die drie componenten met elkaar verbonden zijn en<br />

als geheel automatisch functioneren.<br />

De eisen richten zich nagenoeg alleen tot de input. Die kan bestaan uit één van de<br />

bovenvermelde geaccepteerde klassen:<br />

o een klok waarbij de ventilatie buiten de gebruiksuren wordt uitgeschakeld of verlaagd in<br />

debiet. Die klok kan een eenvoudig dag-nachtregime bevatten of een veel complexere<br />

instelling met verschillende uurprogramma’s, weekenddienst…;<br />

o een aanwezigheidssensor zoals een infraroodsensor die aangeeft of er personen aanwezig zijn<br />

(maar niet hoeveel);<br />

o een regeling afhankelijk van het aantal aanwezigen, bijvoorbeeld een telmechanisme aan de<br />

ingang van een bioscoop;<br />

o een directe controle van de luchtkwaliteit, bijvoorbeeld met een CO 2 -meting, een<br />

vochtmeting of een meting van andere verontreinigingen.<br />

Het verbod op regelsystemen die alleen gebruik maken van een IDA-C1 of IDA-C2-regelsystemen<br />

slaat op regelsystemen die alleen op die wijze werken. Een IDA-C3 regeling mag voorzien worden<br />

van een manuele schakelaar om, los van de automatische regeling, het debiet tijdelijk te<br />

verhogen (of te verlagen en zelfs af te zetten, zie vraag 11.3). Worden kantoren bijvoorbeeld


juni 2008<br />

33<br />

gebruikt voor een receptie buiten de normale werkuren, dan kan de ventilatie manueel bediend<br />

worden.<br />

Welke regellogica gebruikt moet worden, wordt overgelaten aan de keuze van het bouwteam en<br />

de gebruiker.<br />

Uitzondering (zie § 7.4, bijlage VI)<br />

Een regelsysteem dat gebaseerd is op luchttemperatuur dat toelaat het ventilatiedebiet onder het<br />

minimaal geëiste ontwerpdebiet te verlagen, is niet toegestaan. Bij het regelen van<br />

luchtverwarming door in te spelen op het debiet zal er vanuit de verwarmingsregeling steeds<br />

minstens het minimaal geëiste ontwerpdebiet worden aangehouden. Vanuit luchtkwaliteitsregeling<br />

is regeling naar onder toe wel toegestaan.<br />

Er kan gewerkt worden met een aan-uit-regime, met een regeling in enkele stappen, met een<br />

proportionele regeling of met een regeling naar een grenswaarde.<br />

Met een CO2-sensor kan bijvoorbeeld op volgende wijze geregeld worden:<br />

o boven 500 ppm (aanwezigheid van personen waarschijnlijk) aan, eronder uit;<br />

o tussen 500 ppm en 1000 ppm op halve snelheid, eronder uit, erboven op maximale snelheid, of<br />

volledig traploos;<br />

o regeling naar een concentratie van 1000 ppm: als veel personen aanwezig zijn, vergt dat een<br />

sterke ventilatie, met weinig personen zal het resulteren in een lage luchtwisseling.<br />

Ook de wijze waarop de ventilatiedebieten worden gereduceerd, wordt niet vastgelegd in eisen.<br />

Zo bieden zich bijvoorbeeld de volgende mogelijkheden aan:<br />

o aan-uitschakeling van de ventilator;<br />

o toerentalregeling van de ventilatormotor met transformator, triac, frequentiesturing, DCmotoren<br />

…;<br />

o aanpassen van de ventilatorkarakteristieken door waaierschoepverstelling, inlaatklepverstelling;<br />

o plaatsen van regelkleppen in de kanalen;<br />

o gebruik van automatisch regelbare toevoer- of afvoeropeningen.<br />

Aandachtspunt<br />

Het is niet altijd zo dat een terugregeling van het debiet zorgt voor een verlaging van het<br />

energieverbruik van de ventilator. Een aantal regelstrategieën zal alleen het debiet verlagen,<br />

terwijl het energieverbruik van de ventilator toch niet kleiner wordt.<br />

Voorbeeld 1<br />

In een hal van 1000 m² met een bezetting (waarde bij ontstentenis) van 67 personen (=1000/15,<br />

naar boven afgerond) is het minimaal geëiste ontwerpdebiet 67 x 22 m³/h.persoon = 1474 m³/h.<br />

Dat betekent echter niet dat de ventilatie continu dat debiet moet leveren. Als er minder mensen<br />

aanwezig zijn in de hal, kan het ventilatiedebiet bijvoorbeeld verlaagd worden. Bij niet-residentiële<br />

gebouwen mag de ventilatie ook stilgelegd worden tijdens bepaalde periodes, bv. ’s nachts als<br />

het gebouw niet in gebruik is.<br />

Voorbeeld 2<br />

Men kan in een showroom opteren voor een klokgestuurde regeling, die bijvoorbeeld buiten de<br />

openingsuren de ventilatie uitschakelt en tijdens de openingsuren de ventilatie op een lage stand<br />

zet. Tevens is een manuele bijregeling (hogere ventilatiestand) mogelijk op speciale tijdstippen<br />

zoals tijdens een opendeurdag of na het verplaatsen van wagens in de showroom.


juni 2008<br />

34<br />

11 Componenten<br />

11.1 Welke toevoer- en afvoervoorzieningen moeten in elke ruimte<br />

voorzien worden?<br />

Het type van toevoer- en afvoervoorzieningen dat in een ruimte moet voorzien worden, is<br />

afhankelijk van de kwaliteit van de toevoer- en afvoerlucht en van het type van ventilatiesysteem.<br />

Bij ‘eigenschappen van de toevoeropeningen’ heeft u de keuze tussen:<br />

Keuze bij ‘eigenschappen van de<br />

toevoeropeningen’<br />

Regelbare toevoeropeningen (RTO)<br />

Mechanische toevoer<br />

Doorstroomopeningen (DO)<br />

Doorstroomopeningen (DO) en regelbare<br />

toevoeropeningen (RTO)<br />

Doorstroomopeningen (DO) en<br />

mechanische toevoer<br />

Voorbeeld van toepassing<br />

Ontwerptoevoerdebiet van een ‘ruimte bestemd<br />

voor menselijke bezetting’ bij systemen met<br />

natuurlijke toevoer<br />

Ontwerptoevoerdebiet van een ‘ruimte bestemd<br />

voor menselijke bezetting’ bij systemen met<br />

mechanische toevoer<br />

Ontwerptoevoerdebiet van een ‘ruimte niet<br />

bestemd voor menselijke bezetting’<br />

RTO: Ontwerptoevoerdebiet van een ‘ruimte<br />

bestemd voor menselijke bezetting’ bij systemen<br />

met natuurlijke toevoer<br />

DO: Bijkomende debiet – wordt niet meegeteld in<br />

het ontwerptoevoerdebiet<br />

Mechanische toevoer: Ontwerptoevoerdebiet van<br />

een ‘ruimte bestemd voor menselijke bezetting’ bij<br />

systemen met mechanische toevoer<br />

DO: Bijkomende debiet – wordt niet meegeteld in<br />

het ontwerptoevoerdebiet


Bij ‘eigenschappen van de afvoeropeningen’ heeft u de keuze tussen:<br />

Keuze bij ‘eigenschappen van de<br />

afvoeropeningen’<br />

Regelbare afvoeropeningen (RAO)<br />

Mechanische afvoer<br />

Doorstroomopeningen (DO)<br />

Doorstroomopeningen (DO) en regelbare<br />

afvoeropeningen (RAO)<br />

Doorstroomopeningen (DO) en<br />

mechanische afvoer<br />

Voorbeeld van toepassing<br />

juni 2008<br />

35<br />

Ontwerpafvoerdebiet van een ruimte bij systemen<br />

met natuurlijke afvoer<br />

Ontwerpafvoerdebiet van een ruimte bij systemen<br />

met mechanische afvoer<br />

DO: Ontwerpafvoerdebiet van een ruimte met<br />

afvoerlucht van klasse ETA1 naar een ‘ruimte<br />

bestemd voor menselijke bezetting’, of van klasse<br />

ETA 1 of ETA2 naar een ‘ruimte niet bestemd voor<br />

menselijke bezetting’<br />

RAO: Ontwerpafvoerdebiet van een ruimte met<br />

afvoerlucht van klasse ETA1 of ETA2, bij systemen<br />

met natuurlijke afvoer<br />

DO: Ontwerpafvoerdebiet van een ruimte met<br />

afvoerlucht van klasse ETA1 naar een ‘ruimte<br />

bestemd voor menselijke bezetting’, of van klasse<br />

ETA 1 of ETA2 naar een ‘ruimte niet bestemd voor<br />

menselijke bezetting’<br />

Mechanische afvoer: Ontwerpafvoerdebiet van een<br />

ruimte met afvoerlucht van klasse ETA1 of ETA2, bij<br />

systemen met mechanische afvoer<br />

DO: Ontwerpafvoerdebiet van een ruimte met<br />

afvoerlucht van klasse ETA1 naar een ‘ruimte<br />

bestemd voor menselijke bezetting’, of van klasse<br />

ETA 1 of ETA2 naar een ‘ruimte niet bestemd voor<br />

menselijke bezetting’<br />

11.2 Als de buitenlucht natuurlijk wordt toegevoerd en over de<br />

volledige breedte van het venster een regelbare toevoeropening<br />

wordt geplaatst, is het geleverde debiet voor de ruimte te klein.<br />

Hoe kan dat opgelost worden?<br />

Er zijn verschillende manieren om het ontwerpdebiet op te voeren:<br />

o er kan geopteerd worden voor een andere RTO, met een groter ontwerptoevoerdebiet (per<br />

lopende meter);<br />

o er kunnen aanvullend RTO’s in de muur voorzien worden;<br />

o er kan beslist worden om geen RTO in het venster te plaatsen, maar alleen RTO’s in de muur te<br />

realiseren waarmee het minimaal geëiste ontwerptoevoerdebiet kan worden gehaald;<br />

o in het geval van mechanische afvoerventilatie, kan er geopteerd worden voor een directe<br />

mechanische extractie uit de ruimte zelf, zodat de RTO’s mogen gedimensioneerd worden voor<br />

een drukverschil van 10 Pa;<br />

o er kan in de volledige ventilatiezone gekozen worden voor een systeem met mechanische<br />

toevoer.


juni 2008<br />

36<br />

11.3 Mag men een ventilator in een niet-residentieel gebouw kunnen<br />

afzetten of terugregelen?<br />

Een automatische regeling mag het debiet van de toevoer- of afzuigventilatoren terugregelen of<br />

afzetten. Het systeem mag ook manueel teruggeregeld of volledig uitgeschakeld worden. Bij<br />

volledige uitschakeling moet een automatische regeling het systeem opnieuw kunnen aanzetten.<br />

Voor meer detail in verband met regelmogelijkheden, zie vraag 10.2.<br />

12 Uitvoering<br />

12.1 Mag het afvoerkanaal bij een natuurlijk ventilatiesysteem in een<br />

niet-residentieel gebouw horizontaal verlopen?<br />

De regelbare afvoeropeningen voor natuurlijke afvoer moeten verbonden zijn met een<br />

afvoerkanaal dat uitmondt boven het dak. De afvoerkanalen moeten zo veel mogelijk een<br />

verticaal traject hebben. Afwijkingen van hoogstens 30° ten opzichte van de verticale worden<br />

toegestaan.

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!