2005-1 NL - Umicore

Milieudoelstellingen van
de Groep voor 2006-2010
In 1999 bepaalde Umicore acht milieudoelstellingen voor de Groep voor de periode
2000-2005. U vindt een beoordeling van de prestaties ten opzichte van deze
doelstellingen op de pagina’s 36 tot 40 in dit verslag. Toen deze doelstellingen werden
bepaald, verschilden de samenstelling en de omvang van de Groep aanzienlijk van de
situatie vandaag en bijgevolg is de relevantie van de doelstellingen die in 1999 werden
gedefi nieerd nu minder groot.
Op basis van een proces van interne raadpleging en in samenwerking met externe
partijen heeft Umicore vijf nieuwe milieudoelstellingen voor de Groep bepaald voor de
periode 2006-2010. Deze doelstellingen stemmen overeen met de principes van de “The
Umicore Way” en de rapporteringsrichtlijnen van het Global Reporting Initiative ® .
De doelstellingen bieden de verschillende vestigingen de nodige fl exibiliteit om de
algemene doelstellingen voor 2010 op hun eigen ritme te bereiken. In 2006 worden
de prestaties ten opzichte van de doelstellingen gemeten en vervolgens wordt de
vooruitgang elk jaar gerapporteerd.
De onderstaande sectie geeft een overzicht van de vijf nieuwe doelstellingen en de
indicatoren die zullen worden gebruikt om de vooruitgang te meten.
Doelstelling 1
Alle industriële vestigingen moeten
plannen opstellen en uitvoeren om hun
milieuprestaties inzake procesemissies
naar water en lucht vanuit puntbronnen te
verbeteren en dit volgens het BBT-principe
(“best beschikbare technologieën die een
evenwicht nastreven tussen de kosten voor
het bedrijf en de baten voor het leefmilieu”).
• Voor de vestigingen met metaalemissies
naar lucht en water van meer dan 1 ton per
jaar is een gekwantifi ceerde doelstelling op
basis van BBT vereist.
• Waar nodig moeten de industriële
vestigingen bewijzen dat de controle
van diffuse bronnen permanent wordt
verbeterd.
De kernindicatoren die zullen worden gebruikt,
zijn de emissiegegevens voor de Groep en het
aantal verbeteringsplannen ten opzichte van
het aantal vereiste plannen.
Doelstelling 2
Alle industriële vestigingen dienen de
implementatie van een onafhankelijk
gecertifi ceerd milieubeheersysteem uit te
voeren.
Alle vestigingen dienen de geldende wetten
en reglementen en de bedrijfsnormen na
te leven en hun prestaties in dit opzicht
regelmatig te controleren.
Als kernindicator wordt de vooruitgang in het
toepassen van een onafhankelijk gecertifi ceerd
milieubeheersysteem en het aantal boetes en
vervolgingen wegens het niet-naleven van de
milieuwetgeving gedefi nieerd.
Doelstelling 3
Alle industriële vestigingen dienen de aard,
de omvang en het risico van de impact van
hun huidige en vroegere activiteiten op de
bodem en het grondwater in te schatten.
Vestigingen waar ernstige risico’s werden
vastgesteld, dienen voor het einde van 2010
saneringsmaatregelen te nemen.
De kernindicator is de vooruitgang die geboekt
werd bij het aantal uit te voeren risicoevaluaties.