19.09.2013 Views

download pdf-file - Historische Vereniging Maassluis

download pdf-file - Historische Vereniging Maassluis

download pdf-file - Historische Vereniging Maassluis

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

Eersame, Vroome, Discreete Schout, Burgemeesteren en Schepenen van<br />

Maassluys.<br />

Alsoo wij van de Schoutsplaatse tot Maassluys vacerende door het overlijden<br />

van de Heer Daniël Vollevens weder hebben gedisponeert, ende daartoe<br />

aangestelt de Heer Samuël Prijn Jz., soo hebben wij Ulieden daarvan kennisse<br />

willen geeven, hopende, en Ulieden Recommanderende met den selve in goede<br />

vrindschap en Eenigheyt te leven, en met hem te Concurreeren in alles wat tot<br />

beste en welstand van onze plaatse van Maassluys sal konnen dienen.<br />

Met deze briefregels kondigt Ulieden genegene vrindinne Anna Arnoldina<br />

van Boetzelaer, Douairière van Pieter Baron van Wassenaer, Heere van<br />

Starrenburg, Vrouwe van Maasland en Maaslandsluys de installatie aan op 11<br />

juni 1763 van de nieuwe schout van <strong>Maassluis</strong> Samuël Prijn.<br />

Maaslandsluys, dat sinds het einde van de 16e eeuw uitgegroeid was tot een<br />

vrij aanzienlijk dorp, gaat in het midden van de 18e eeuw door voor het<br />

grootste, fraaiste en welvarendste dorp van Zuid-Holland en wordt door de<br />

dichter Arnold Hoogvliet zelfs Der dorpen koning genoemd. Voor Schout<br />

Prijn zal het die eerste jaren na zijn benoeming in 1763 dan ook niet zwaar<br />

zijn gevallen in goede vriendschap en eenheid met de <strong>Maassluis</strong>e bevolking,<br />

die dan zo’n 5600 zielen telt, te leven. Begin jaren zeventig wordt het<br />

allemaal wat minder rustig. Wat is er aan de hand? Net als in andere delen van<br />

het land komt de dreiging van een deplorabele economie in zicht: de<br />

achteruitgang ten opzichte van het begin van de eeuw laat zich ook in<br />

Maaslandsluys meer en meer gelden.<br />

In dit Maaslandsluys, heeft de Regeering (Schout, Burgemeesters en<br />

Schepenen) in haar vergadering van 28 mei 1774 een belangrijk stuk ter<br />

bespreking: een proclamatie van de Staten-Generaal van 1 oktober 1773<br />

waarin de Hoogmogende Heren hun mening herhalen over de alleszins<br />

gebrekkige en verouderde rijmpsalmen. Zij gelasten dat de gekozen nieuwe<br />

berijming zo spoedig mogelijk wordt ingevoerd. De hoge kerkelijke<br />

autoriteiten zijn dezelfde mening toegedaan en ook in Maaslandsluys komen<br />

de besprekingen over de invoering op gang. De Regeering stelt voor om met<br />

een commissie uit de Kerkenraad en de kerkmeesters te gaan praten over de<br />

manier waarop de invoering van de nieuwe Psalmberijming het beste kan<br />

plaatsvinden.<br />

42<br />

HETE HOOFDEN, KOUDE HARTEN


So is het dat Schout, Burgemeesteren en Scheepenen composerende de Weth<br />

(= Regeering) van Maassluys mitsgaders den Weleerwaarden Kerkenraadt en<br />

Kerkmeesteren te deeser plaatse met den anderen overwogen hebben, op wat<br />

wijse hetselve alhier met de beste ordre en meeste stigting zijn beslag krijgen,<br />

goed gevonden hebben dese publicatie van de Predikstoelen alhier te doen en<br />

de Gemeente te versoeken, dat deselve sig soms mogelijk van het selve nieuw<br />

verbeterde psalmgesang voorsien sullende soo ver gen(oemd). Collegien<br />

betreft, alles in het werk gesteld worden omme daarmede ten spoedigsten<br />

klaar te zijn en wel sodanig, dat het gen. Collegien niet onaangenaam sal zijn<br />

ingevalle de Gemeente het haare meede contribueeren, omme in de Maand<br />

Augustus alhier te kunnen invoeren ’tgen. nieuwe psalmgesang, terwijl de<br />

precise tijd egter nader aan de gemeente sal worden bekend gemaakt.<br />

Zondag 4 september 1774<br />

Op aandrang van de Ambachtsvrouwe vaardigt de Regeering een resolutie<br />

uit dat op zondag 4 september 1774 de Nieuwe Psalmberijming in de kerk<br />

moet worden ingevoerd. Het zal niet zijn meegevallen voor de Maassluizers<br />

uit die tijd: een tikkeltje behoudend als ze zijn vooral als het over nieuwe<br />

dingen gaat. Maar… enkele kerkgangers zingen, al is het niet zo van harte,<br />

de nieuwe berijming mee en anderen zingen wel, maar zingen de psalmen<br />

van Datheen (zie artikel van Geb van Doornik). Ze hebben trouwens geen<br />

boekjes met nieuwe psalmen en hebben ook geen zin die te kopen. Vooral<br />

niet op bevel! Maar goed, ondanks enig gemor volgt er geen openlijke aanval<br />

tegen de invoering, zoals in het Zeeuwse Sint-Laurens. Daar heeft dominee<br />

Everhardus Kampmeijer de nieuwe berijming op 29 juni 1774 ingevoerd. De<br />

gewone voorzanger is afwezig en zijn plaatsvervanger waagt het de<br />

opgegeven psalm voor te lezen naar de berijming van Datheen en daarna ook<br />

voor te zingen. Grote consternatie in de kerk! ’s Middags is het nog niet<br />

rustig. Een Datheen-liefhebber heeft een boek met nieuwe psalmen open op<br />

de trappen van de preekstoel gelegd. De dominee moet er bij het beklimmen<br />

van de kansel dus op trappen: dát zijn de nieuwe psalmen volgens hem<br />

waard! Ook andere oude-psalmzingers vermaken zich erover bij de gedachte<br />

dat dominee de nieuwe psalmen zal vertrappen. Maar de dominee is ook niet<br />

gek en stapt er gewoon overheen. Nee, in <strong>Maassluis</strong> doen ze zulke dingen<br />

niet. Men zingt zo goed en kwaad als het gaat de nieuwe berijming mee,<br />

maar het moet niet te gek worden: wél op de oude wijs, heel langzaam, met<br />

veel uithalen en alle regels in elkaar overvloeiend. Was het daarbij maar<br />

gebleven...<br />

43


Ritmisch zingen?<br />

Misschien had de invoering van de nieuwe psalmberijming nooit zo’n grote<br />

beroering gegeven, als het bij de berijming gebleven was. Maar er komt iets<br />

bij wat voor velen weerzinwekkend is. De Kerkenraad wil overgaan tot het<br />

zingen op een Verkorte Wijze om hierdoor het langzame en gerekte zingen te<br />

vervangen. Hoewel bij de aanvang van de Reformatie in Genève het ritmisch<br />

zingen in gebruik is – en het zingen als vanzelf een bepaald ritme vereist –<br />

zijn vele Maassluizers er niet van gediend om onder overheidsdwang in Gods<br />

kerk ritmisch te zingen. En is het niet zo, dat je in dit langzame, statige<br />

psalmzingen je ziel kan leggen: piëtisch vroom, smeltend in je eigen galmen<br />

en uithalen? Maar ook, zij het minder devoot, zoals dominee Aegidius<br />

Francken het tijdens een preek in de Groote Kerk in 1732 het zingen van het<br />

kerkvolk al eens omschreef als z’n kunst in het zingen aan anderen toonen,<br />

meer acht gevend op de vallen en toonen en hoe zij het beste hun stem zouden<br />

buigen niet alsof God zogt te Looven. Maar als of men om den hoogsten prijs<br />

zong. Nee, het is allerminst rustig in de <strong>Maassluis</strong>e kerken.<br />

En dan ligt er ook nog dat adres, die niet-ondertekende open brief, aan den<br />

Eerwaarden Kerkenraad der Gereformeerde Gemeente alsmeede aan<br />

Kerkmeesteren te Maassluys waarin de anonieme opstellers aangeven<br />

waarom huns inziens niet tot invoering moet worden besloten:<br />

1e De pogingen tot invoering veroorzaken ongenoegen en ontstichting.<br />

2e Velen zijn ongezind om van de gebruikelijke wijze van zingen af te gaan.<br />

3e Ze weten niet, dat de overheid hiertoe order heeft gegeven.<br />

4e Ze geloven niet dat de kerkeraad hiertoe het recht heeft.<br />

5e Het is voor velen onmogelijk de nieuwe zangwijze aan te leren.<br />

6e Bij terugkomst der ’Zeevaarende Persoonen’ wordt hevige tegenstand<br />

geducht.<br />

7e Er zijn geen redenen aanwezig om het bestaande gezang te wijzigen,<br />

al is dit geschied in enkele gemeenten, bij welke meer ’inclinatie’<br />

(= welwillendheid) is.<br />

8e De invoering zal nadelige gevolgen hebben voor de Diaconie, omdat velen<br />

in andere gemeenten ter kerk zullen gaan.<br />

De schrijvers van dit adres blijken een voorzeggende geest te hebben.<br />

Oorzaak van alle ellende<br />

Velen zeggen dat de invoering van de korte zang de oorzaak van alle ellende<br />

is.<br />

44


Dat denkt ook Josua van Iperen, predikant te Veere en lid van de commissie<br />

die van (stadhouder) Prins Willem V opdracht kreeg om een nieuw<br />

Psalmboek samen te stellen. Dominee Van Iperen heeft zijn bevindingen over<br />

het <strong>Maassluis</strong>e psalmenoproer uitvoerig opgeschreven in de Kerkelijke<br />

Historie van het Psalmgezang der Christenen uit 1778. De aanhef van zijn<br />

verslag over die toestand liegt er niet om:<br />

De bewegingen, die in andere plaatsen over de veranderingen in den<br />

zingtrant plaats hadden, komen in geene de minste aanmerking, of zijn<br />

enigszins gelijk te stellen met den geweldigen opstand, die er te<br />

Maaslandsluys wegens het invoeren van den korten zingtrant uitgebarsten en<br />

nog ternauwernood gedempt is . . .<br />

Fraay en stigtelijk<br />

Begin mei 1775 horen Kerkenraad en Kerkmeesters dat er in Rotterdam,<br />

behalve de nieuwe berijming, ook een nieuwe manier van zingen is<br />

ingevoerd, die byzonder fraay en stigtelijk wordt genoemd. Daar willen we<br />

meer van weten, moeten ze gedacht hebben en omdat aan de fraaiheid en<br />

stichtelijkheid van het <strong>Maassluis</strong>e kerkpubliek wel wat op aan te merken valt<br />

en daarin enige verbetering meegenomen is, begeeft zich op zondagmorgen<br />

14 mei 1775 een illuster gezelschap naar de kerk in Rotterdam om zich daar<br />

op de hoogte te stellen van de nieuwe zangtrant. Het zijn de predikant van de<br />

Groote Kerk Daniël van Sprang, de ouderling Nicolaas Daniël de Hoest, heer<br />

van Holy, de diaken Sonneveld, de kerkmeesters Bartholomeus Van Dorp, Jan<br />

Schim en Dirk Kooy, de organist van de Groote Kerk Jan Hendrik<br />

Bruyninkhuyzen en de voorzanger van de Kleine Kerk Bartholomeus<br />

Ouboter. De heren komen enthousiast thuis; het is hun uitstekend bevallen en<br />

ze zeggen met veel genoegen de nieuwe zangwijze gehoord te hebben. Ze<br />

struikelen over hun woorden waarmee ze het verschil tussen de oude en de<br />

nieuwe zangwijze duidelijk proberen te maken. Ze zeggen dat als de nieuwe<br />

zangwijze wordt ingevoerd de woorden niet meer sleepende en draaijende,<br />

maar ras afgebroken worden gezongen; dat voordat het gezang begint het<br />

orgel eerst een kort praeludium of aanslag maakt en bij het eindigen van<br />

iedere regel een kleine rusting plaats heeft, gedurende welke rusting het orgel<br />

weder door een zacht movement of tussenspel de gemeente tot de volgende<br />

regel overbrengt.<br />

Kerkenraad en Kerkmeesters hebben daarom geen bezwaar om naar het<br />

voorbeeld van Rotterdam de eerste stappen te zetten tot het verkorten en<br />

verbeteren van de zingtrant. Maar heeft de Regeering daar niets over te<br />

45


zeggen? De Kerkenraad denkt van niet, want de kerk mag dan wel een<br />

Staatskerk zijn, ook in Rotterdam heeft men slechts de Heeren Kerkmeesteren<br />

erover aangesproken en daarom kan dat op die manier ook wel worden<br />

uitgevoerd in Maaslandsluys. Die mening valt bij velen echter in het<br />

verkeerde keelgat. Wie denken die Kerkbestuurders wel wie ze zijn?<br />

Havenkom van <strong>Maassluis</strong> met de vele vissersschepen en Groote Kerk.<br />

(Foto: Collectie T. Mastenbroek)<br />

Uit de maat zingen<br />

Hoe dan ook, het besluit wordt genomen om in <strong>Maassluis</strong> op de nieuwe<br />

manier te gaan zingen. Ergens is men toch wel bang dat er een addertje in het<br />

gras zit en dat de Maassluizers en dan vooral de <strong>Maassluis</strong>e visserlui zich toch<br />

niet zo gemakkelijk laten overhalen de oude zangtrant zomaar over boord te<br />

zetten. Die visserlui van <strong>Maassluis</strong> zijn nou niet bepaald erg volgzame<br />

heerschappen, dát had de geschiedenis allang al bewezen. Voorzichtigheid is<br />

46


dus geboden en het is daarom het beste met de invoering te beginnen als de<br />

meeste zeelieden op zee en dus ook de kerken het ledigst zijn. En om een<br />

chaos te voorkomen wordt aan voorzanger Ouboter en aan de schoolmeester<br />

gevraagd om kosteloos onderwijs in het zingen te geven.<br />

Besloten wordt een gezelschap van liefhebbers van de zangkunst bijeen te<br />

brengen, dat alvast kan gaan oefenen in de nieuwe manier van zingen voordat<br />

die officieel wordt ingevoerd. Als dit gezelschap dan voldoende maatvast<br />

heeft leren zingen en er geen gevaar is dat de tegenstanders hen uit de maat<br />

zouden zingen, dan kan de gehele kerkelijke gemeente gemakkelijk op de<br />

nieuwe manier meezingen! Dát hadden ze gedacht, die handige<br />

kerkbestuurders van 1775! Ze hebben buiten de waard, in dit geval buiten de<br />

kelen van de <strong>Maassluis</strong>e vissers gerekend. Die blijken zo krachtig te zijn, dat<br />

zelfs het orgel het ertegen moet afleggen.<br />

In pais en vree<br />

Het voorbereidend zangonderwijs begint in mei 1775 in de Groote Kerk, met<br />

open deuren, vier dagen per week, ’s avonds van zeven tot acht uur en zes<br />

weken lang. Er zijn nogal wat mensen die de kerk binnenlopen om te luisteren<br />

en om mee te zingen. Het plan lijkt dus te slagen en in pais en vree te<br />

verlopen. Het Kerkbestuur durft al snel de stap te wagen de nieuwe kortere<br />

zangwijze in te voeren. Op zondag 25 juni 1775 is het zover. Dominee Daniël<br />

van Sprang houdt een toepasselijke preek over Colossenzen 3:16: Leert en<br />

vermaant elkander met psalmen en lofzangen en geestelijke liederen,<br />

zingende de Heere met aangenaamheid in uw hart. En het lukt: in deze dienst<br />

wordt zonder noemenswaardige incidenten voor het eerst niet langer<br />

sleepende en draayende gezongen, maar ras afgebroken. Iedereen is<br />

opgelucht, deze dienst is rustig verlopen.<br />

Nee, dan in Westkapelle op Walcheren. Daar had men zo’n drie maanden<br />

eerder besloten de nieuwe zangwijze in te voeren: vanaf zondag 17 maart.<br />

Maar voorzanger Krijger met enkele notabelen konden zo vlug zingen als ze<br />

wilden, de meeste kerkgangers hielden zich aan de oude woorden en aan de<br />

oude slepende wijs. Als teken dat hij klaar was zette de voorzanger zijn hoed<br />

op, zodat de dominee met zijn preek kon beginnen (vroeger luisterden<br />

ouderwetse mannen met gedekten hoofde naar de preek, alleen onder het<br />

zingen en bidden werd de hoed afgezet). Maar de voorzanger kon dan wel<br />

klaar zijn, de dominee kon niet beginnen eer de langzame zangers hun vers<br />

hadden uitgezongen en dat duurde wel even!<br />

47


Smaadschriften<br />

Overigens hebben de tegenstanders in Maaslandsluys niet stilgezeten. Vooral<br />

veel werknemers van de scheepswerf van Leendert Steur (diaken én schepen)<br />

maken de nieuwe zangwijze voor Paaps en Luthers uit en het zal de vissers<br />

als vloeken in de oren klinken. Ze sturen krullenjongen Gideon van der Kraan<br />

op 27 juni op pad, dus twee dagen na de zondag van de invoering, om de<br />

scheldkanonnades rond te bazuinen. Hij kan dan gelijk ook even een<br />

smaadschrift onder de deur schuiven van Willem van der Jagt, Contrarolleur<br />

der Convoyen en Licenten en bij dominee Van Sprang. Ze houden deze<br />

mannen voor de uitvinders en doordrijvers van den Dans- en Comediezang.<br />

Het gemeen zal u wel krijgen, dreigen ze in het smaadschrift, dat ze ook in de<br />

kerkenzakjes stoppen, maar daar trekt men zich weinig van aan.<br />

Twee maanden later, tijdens een kerkdienst in de Groote Kerk op zondag 27<br />

augustus, saboteren een visser, een kuiper en een straatwerker de kerkdienst<br />

door zich tussen het zingen door te gedragen als schapen, en luidkeels te<br />

blaten. In die tijd worden ook op woensdagen kerkdiensten gehouden en iets<br />

dergelijks gebeurt drie dagen later op woensdag 30 augustus, maar dan in de<br />

Kleine Kerk. In de dienst zet voorzanger Bartholomeus Ouboter (de Kleine<br />

Kerk heeft geen orgel) de nieuwe zangwijze in. Dat is niet naar de zin van een<br />

groepje vrouwen en vissers, die Ouboter meteen al bij het voorgezang al<br />

bulderend en tierend van de wijs proberen te brengen. Dat lukt ze niet,<br />

Ouboter is met zijn krachtige stem niet van de wijs te brengen, maar dat<br />

maakt de tegenstanders zó kwaad dat ze ook na de voorzang doorgaan met<br />

schreeuwen en schelden. De overige kerkgangers vinden het verschrikkelijk<br />

en ook dominee Kornelis van Waenen weet er geen raad mee. Hij is zo van<br />

streek dat hij niet meer in staat is om te preken, breekt de dienst dan ook af<br />

en vraagt de mensen naar huis te gaan. Twee dagen later, op 1 september gaat<br />

het wat beter, maar dat komt omdat de Baljuw van Delfland met zijn dienders<br />

in de kerk aanwezig is. Een oud-Koopvaardijschipper trekt zich van die<br />

aanwezigheid niets aan en blijft, extra luid en lijzig, tussen de regels door<br />

zingen.<br />

Het blijft ook de week daarop heel onrustig. Eigenlijk gaat het van kwaad tot<br />

erger. De voorstanders van de oude manier van zingen sturen keer op keer de<br />

boel in de war, maar de korte zangers laten het er ook niet bij zitten. Dan weer<br />

heeft de ene, dan weer de andere partij de overhand, al naar de geaardheid van<br />

de kerkbezoekers. De lange zangers komen meestal bijeen in de Kleine Kerk.<br />

48


Zoals gezegd is daar geen orgel en ze denken dat ze de anderen, de<br />

voorzanger incluis, gemakkelijk kunnen overschreeuwen, maar in de Groote<br />

Kerk laten ze zich ook niet onbetuigd. Daar staat op zondag 3 september een<br />

bende kuipers en scheepstimmerlieden voor het koor te schreeuwen. En<br />

tijdens een dienst op vrijdag 8 september van dominee Van Sprang leunt een<br />

oude visserman op zijn gemak tegen het koorhek en zingt in z’n eentje een<br />

paar psalmverzen van Datheen, natuurlijk op de oude wijs.<br />

Kleine Kerk 1598 (toren 1612), kopie van een tekening door A. van der Leeuw<br />

1833. (Foto: H. Tulp, Collectie archief Hervormde Gemeente <strong>Maassluis</strong>)<br />

Na de dienst, tijdens het uitspreken van de zegen, barst er een waar spektakel<br />

los: een bende vissers, vrouwen en andere relschoppers loopt krijsend door de<br />

kerk. Organist Jan Hendrik Bruyninkhuyzen doet vreselijk z’n best om door<br />

gebruik van de zwaarste orgeltonen het lawaai te overstemmen, maar dat lukt<br />

49


hem met geen mogelijkheid. Na de dienst gaat de herrie op straat door. De<br />

onenigheden en baldadigheden nemen hand over hand toe en opnieuw moet<br />

de Baljuw van Delft eraan te pas komen om de orde te herstellen.<br />

Robbert van Nijn en Leendert Verschoor, raddraaiers van het eerste uur en<br />

voorstanders van de oude wijze, de lange zang, zetten intussen alles in het<br />

werk de nieuwlichterij weg te krijgen. Zij stellen drie smeekschriften van<br />

gelijke inhoud op om de nieuwe zang weer af te schaffen. De smeekschriften<br />

zijn gericht aan de Ambachtsvrouwe van Maaslandsluys Anna Arnoldina van<br />

Boetzelaar, aan de Regeering van Maaslandsluys en aan de Kerkenraad en<br />

Kerkmeesters. Het exemplaar in de Waag (een openbaar gebouw dat in de<br />

Wagenstraat stond) wordt door eenenveertig personen ondertekend.<br />

De liefhebbers van de<br />

nieuwe zangtoon verliezen,<br />

ondanks alle tegenstand, de<br />

moed niet. Zij huren een<br />

leeg huis in de Nieuwstraat<br />

en richten er een zanggezelschap<br />

op onder leiding<br />

van voorzanger Ouboter.<br />

Woensdag 20 september<br />

begint Ouboter met zijn<br />

nieuwe zanglessen, maar<br />

ver komt hij niet, want<br />

enkele jonge vissers, pas<br />

uit zee terug, lopen samen<br />

met ander gespuis naar het<br />

repetitielokaal en dreigen<br />

het pand onderuit te halen<br />

en Ouboter in het water te<br />

smijten. Gelukkig is<br />

Kornelis Langerak, schilder<br />

en glazenmaker, in de<br />

buurt. Hij weet door zijn<br />

tijdige en bedaarde aanpak<br />

de heethoofden te<br />

kalmeren.<br />

50<br />

1732 Kopergravure van het Garrels-orgel<br />

vervaardigd door F. Van Bleyswyck 1732<br />

(Foto: Koninklijke Bibliotheek ’s-Gravenhage)


Een boze organist<br />

De stichtelijkheid die het Kerkbestuur voor ogen had gestaan bij het invoeren<br />

van de nieuwe manier van zingen is ver te zoeken; de gemoederen raken hoe<br />

langer hoe meer verhit. Het conflict dreigt geheel uit de hand te lopen, want<br />

twee dagen later, op vrijdag 22 september, stuift een groep vissers, jongens en<br />

vrouwen, dit keer aangevoerd door Kaat Persoons - Kaat de Frans wordt ze<br />

ook wel genoemd - al schreeuwend en joelend de Groote Kerk in, waar<br />

dominee Van Sprang bezig is met zijn voorbereidingspreek voor de komende<br />

zondag. Hij krijgt alle mogelijke verwensingen naar z’n hoofd geslingerd en<br />

ook organist Jan Hendrik Bruyninkhuyzen krijgt te horen dat, als er<br />

aanstaande zondag geen verandering in de zangtrant komt, het orgel omver<br />

zal worden gehaald en de pijpen er uit zullen worden gebroken.<br />

Bruyninkhuyzen doet z’n uiterste best, maar ziet nauwelijks kans de<br />

gemeente weer in het gareel te krijgen. De Ambachtsvrouwe van<br />

Maaslandsluys gaat zich er ook mee bemoeien: Het is ook de schuld van de<br />

organist zegt ze en ze vindt dat hij veel langzamer speelt dan vroeger en stuurt<br />

Schout Samuel Prijn op Bruyninkhuyzen af. Die verontschuldigt zich en zegt,<br />

dat hij er ook niets aan kan doen; als hij niet wat langzamer speelt dan raakt<br />

hij helemaal uit de maat met het zingende kerkvolk. Niks mee te maken, vindt<br />

de Schout en eist van de organist de verzekering dat het niet meer zal<br />

gebeuren. Bruyninkhuyzen wordt witheet en zegt tegen de Schout: Ik ben een<br />

goed inwoonder van Maaslandsluys en heb als zoodanig veel veneratie (=<br />

eerbied) voor de Ambachtsvrouwe, maar ik neem, wat mijn beroep betreft,<br />

alleen orders aan dan die welke mij gegeven worden door de kerkmeesteren<br />

die mij hebben aangesteld. Daar kan de Schout het mee doen en<br />

Bruyninkhuyzen gaat voor alle zekerheid naar de kerkmeesters om te<br />

vertellen, wat hem nu weer overkomen is. Die vinden op hun beurt, dat het<br />

niet op de weg van de Schout ligt zulke zaken met de organist te overleggen:<br />

de Schout had bij hen moeten komen. De organist is bij hen in dienst en ze<br />

geven Bruyninkhuyzen opdracht om precies in hetzelfde tempo te spelen als<br />

vóór de invoering van de nieuwe zangtrant. Zo gebeurt het dat op zondag 24<br />

september 1775 de oude wijs weer wordt gezongen, even langdradig,<br />

langgerekt en sleepende en draayende als voorheen.<br />

Overwinning dus voor de lange zangers: de oude manier van zingen is in ere<br />

hersteld, maar als het Kerkbestuur al hoopte dat hiermee de rust weer is<br />

teruggekeerd, dan is dat een misrekening. Hoewel het tot de zomer van 1776<br />

vrij rustig blijft, de korte zangers zijn tegen het zere been geschopt en het<br />

wordt tijd dat er ook eens naar hen wordt geluisterd.<br />

51


En zo gaan metselaar Ary Luyendijk, horlogemaker Pieter van der Stolk en<br />

blik- en koperslager Maarten van Bommel naar de vergadering van het<br />

Kerkbestuur. De heren nemen geen blad voor de mond. Het is geen manier<br />

van doen om uit angst voor de lange zangers de korte manier van zingen dan<br />

maar af te schaffen. Weten de heren wel dat ook zij in Maaslandsluys veel<br />

aanhangers hebben? En ze dreigen: als de lange zang blijft gehandhaafd, nou,<br />

dan kunnen zij er niets aan doen als ze de korte zangers niet meer in bedwang<br />

kunnen houden en dan moet het kerkbestuur zelf maar zien wat ervan komt...<br />

De Kerkenraad stuurt dominee Van Sprang, ouderling Alexander van Yperen<br />

en diaken Dirk van der Leeuw naar de Schout en namens de Kerkmeesters<br />

vragen later ook Jan Schim en Dirk Kooy belet. Schout Pieter Schim, die<br />

Samuël Prijn inmiddels is opgevolgd, doet verslag aan de Regeering en die<br />

machtigt op haar beurt burgemeester Cornelis Swanenburg en schepen Jacob<br />

van der Lely om met afgevaardigden van het Kerkbestuur in onderhandeling<br />

te treden en te zoeken naar een oplossing die beide partijen bevredigt. En zo<br />

begint het geconfereer en geredeneer opnieuw met Robbert van Nijn en<br />

Leendert Verschoor als voormannen van de lange zang en met Ary Luyendijk<br />

en Pieter van der Stolk namens de korte zangers. De twee laatsten willen zich<br />

wel schikken en vragen meteen maar of er voordat de dominee met de preek<br />

begint een bedezang mag worden ingevoerd: hun zanggezelschap heeft<br />

daarop gerepeteerd. Dat is te veel gevraagd; Van Nijn en Verschoor willen de<br />

‘oude zangtoon’ handhaven. Nou ja vooruit, achter iedere regel mag dan een<br />

korte rustpauze worden ingelast.<br />

Het helpt allemaal niets. De partijen staan zó onverzoenlijk tegenover elkaar,<br />

dat alle vriendelijke verzoeken van de Kerkenraad om de vrede toch te<br />

bewaren en om met elkaar tot een oplossing te komen, niets uithalen.<br />

Uiteindelijk besluit de Kerkenraad met een beroep op beide partijen elk wat<br />

water in de wijn te doen tot een tussenoplossing is gevonden. Beide partijen<br />

worden op 5 februari op het Raadhuis ontboden en daar wordt hen<br />

meegedeeld, dat men, te beginnen met den elfden, vier weeken lang eens<br />

beproeven zou, hoe een middelmatige zangtoon, die niet te kort afgebroken,<br />

en niet te lang gerekt wierd, aan de Gemeente voldoen zou en dat men<br />

middelerwijl vrijheid zou hebben, om van weerskanten zijne bedenkingen en<br />

bezwaarnissen in te dienen.<br />

Robbert van Nijn stormt buiten zichzelf van woede het Raadhuis uit en<br />

52


schreeuwt het uit: We zijn de oude toon kwijt! Inmiddels heeft zich een hele<br />

menigte voor het Raadhuis verzameld en met Cornelis Aryentz. Van der<br />

Hoeve aan het hoofd stormen ze de raadzaal weer in en eisen in heftige<br />

bewoordingen de terugkomst van de oude zangwijs. De Regeering zwicht niet<br />

voor de overmacht: het besluit is nu eenmaal genomen en de proefzang blijft,<br />

alle schreeuwpartijen en bedreigingen ten spijt, gehandhaafd tot eind maart.<br />

Geen woorden, maar daden<br />

Het lijkt erop dat het van woorden eindelijk tot daden komt. Om het aanzien<br />

van schout Pieter Schim weer wat op te vijzelen, die toch maar met<br />

voorzichtigheid en vlijtige medewerking de eendracht tussen het Raadhuis en<br />

de Kerk heeft hersteld, maakt Contrarolleur Willem van der Jagt, die<br />

eveneens bekendstaat als dichter (van o.a. het opschrift van de nieuwe klok<br />

van de Kleine Kerk, 1764), een boekje met de titel Vredebazuin, of<br />

Aansporinge tot eendrachtig Psalmgezang aan de Gemeente van <strong>Maassluis</strong>.<br />

Of voegt het, dat Elkeen<br />

Onkundig, Lid of geen,<br />

Het Kerk-gezang koom’ dwingen?<br />

’t Kan wezen! ….. ’t is gebeurd!<br />

Waar Godsvrucht nog om treurt,<br />

Met al haar voedsterlingen<br />

schrijft Van der Jagt in gloedvolle woorden. Had hij dat maar niet gedaan,<br />

want het boekje en zijn plan het te verkopen, valt verschrikkelijk slecht. Daar<br />

komt oproer van. Wacht maar eens als de vloot in de haven terugkeert! Van<br />

der Jagt, die van de Regeering het dringend verzoek krijgt het werkje in te<br />

trekken, besluit de verkoop ervan acht dagen uit te stellen.<br />

En inderdaad, daar komt rotzooi van... Op donderdag 28 maart trommelen<br />

Gideon van der Kraan en Ary Woutersz., oproerkraaiers van het eerste uur,<br />

enkele vissers op en beramen ten huize van hoekmaker Sloot hun snode<br />

plannen. Hier werden ze op anijs en zoete koek onthaald en het is niet<br />

onwaarschijnlijk, dat men daar toen geweldige maatregelen beraamde. Het<br />

drietal gaat naar de kerk, waar ze onder het zingen schreeuwend en razend<br />

door de kerk heen en weer lopen. Bij het uitgaan schelden, dreigen en<br />

vervloeken ze Willem van der Jagt en zijn jongste zoontje. Van der Jagt<br />

probeert ze tot bedaren te brengen, maar niets helpt en het loopt volkomen uit<br />

de hand. Matroos Hendrik Gerritszoon van der Hoeve geeft Van der Jagt een<br />

aframmeling en smijt hem tegen een boom aan. Dat is zelfs Gideon van der<br />

53


Kraan te bar en hij bevrijdt Van der Jagt en zijn zoon.<br />

De volgende middag slaat de woede weer toe als men de Baljuw van Delfland<br />

in het dorp waarneemt. Van der Kraan, Woutersz. en Van der Hoeve houden<br />

hem staande en dagen hem al sarrend uit om hen gevangen te nemen. De<br />

Baljuw weet te ontkomen, maar de groep heeft al een ander slachtoffer in het<br />

vizier: de blinde organist Bruyninkhuyzen (hij was van kinds af aan blind aan<br />

beide ogen) krijgt een pak slaag en ze sleuren hem mee langs de huizen van<br />

de Schout, de Regeerders, de predikanten en kerkmeesters en de<br />

kerkenraadsleden: ze moeten allemaal beloven voortaan lang te zingen en<br />

doen ze dat niet dan volgt moord en doodslag! Als hebben ze de overwinning<br />

al behaald, loopt de bende, inmiddels aangegroeid tot zo’n tweehonderd<br />

jongens en wijven, al zwaaiend met hun hoeden en hoezee roepend verder<br />

naar burgemeester Izaak Bubbezon, waar met een kruiwagen de deur wordt<br />

opengebroken en het meubilair op straat wordt gesmeten. Bij de ouderling<br />

Willem van Mechelen gaan de ruiten aan diggelen. Op weg naar het huis van<br />

Willem van der Jagt, proberen ze bij de gemeentesecretaris Bartholomeus<br />

Kooy binnen te komen, maar dat lukt niet. Bij Van der Jagt aangekomen,<br />

dringt de bende met Kaat Persoons aan het hoofd, via de achterplaats de<br />

keuken binnen. De vrouw van Van der Jagt brengt helemaal ontdaan uit dat<br />

haar man er niet is en dat ze zijn boekje niet eens heeft gelezen. Ze weet Kaat<br />

Persoons te overtuigen en deze schijnt door de ontroerde vrouw en de drie<br />

jongste kinderen bewogen te zijn. Dat belet haar en haar kornuiten overigens<br />

niet de hele keukeninventaris aan stukken te slaan. Onwetend van alle ellende<br />

die zich op dat moment bij hem thuis afspeelt, komt Willem van der Jagt met<br />

zijn zoon Adriaan het dorp via de Zuiddijk te paard binnenrijden. Hij wordt<br />

tijdig gewaarschuwd en verbergt zich bij familie in het dorp. Adriaan echter<br />

rijdt in volle galop door naar de stal; hij zal ze wel krijgen, maar de overmacht<br />

is te groot. Ze pakken hem z’n zweep af en ranselen hem ermee af: Waar is je<br />

vader die in zijn boekje het lef heeft de vissers de schuld te geven en wat let<br />

me jou hond, dat ik de zweep niet op je kop in stukken sla. Kornelis<br />

Arendszoon Ladrijven grijpt in, hij vindt dat wel wat te ver gaan, maar roept<br />

ondertussen luidkeels, dat zij het vandaag voor het zeggen hebben; zij zijn<br />

Prins, Staten, Regeering, Dominees en alles tegelijk en zij moeten dus hun zin<br />

krijgen. De groep duldt geen tegenspraak en laten de Van der Jagten beloven<br />

voortaan de oude toon weer te zingen. Al hoezee roepend trekt de bende het<br />

dorp weer in; en passant doen ze het huis van scheepstimmerman Pieter van<br />

Leeuwen nog even aan, breken ook daar de boel af, mishandelen de zoon en<br />

54


eisen ook hier dat de oude toon weer wordt gezongen, wat echter door de<br />

Vrouw manmoedig en opzettelijk wordt geweigerd.<br />

Twee dagen daarna, op zondag 31 maart, lossen de Van der Jagten in de<br />

Groote Kerk hun belofte in en zingen weer de oude toon. Tijdens de voorzang<br />

rukken Abraham Lamboy en Ary Woutersz. de deur van de kerkbank open en<br />

gaan naast Willem van der Jagt zitten. Hij zingt niet naar hun genoegen en ze<br />

houden hem in de gaten. Maar Van der Jagt zingt het nagezang zo naar de zin<br />

van Lamboy en Woutersz., dat ze de aanwezige gemeente verzoeken Van der<br />

Jagt te prijzen en hem vergiffenis te vragen voor wat men hem en zijn gezin<br />

heeft aangedaan en hem te beschermen voor verdere aanvallen. Jammer<br />

genoeg bevinden zich nog meer aanstokers in de kerk die witheet zijn over het<br />

lompe hekelschrift zoals ze het boekje van Van der Jagt noemen en waarin<br />

Van Nijn, Verschoor, en Van der Hoeve volgens hen in niet mis te verstane<br />

bewoordingen worden beschimpt. Volkert Langerak, die hoort dat ook hij in<br />

dat paskwil wordt genoemd, raakt buiten zichzelf van woede en alles en<br />

iedereen raakt weer in rep en roer. Een bende oproerkraaiers onder leiding van<br />

Gideon van der Kraan, Ary Woutersz. en Jan van der Thuyn wil bloed zien en<br />

de Paskwilmakers en al de nieuwe zangers moeten worden vermoord. De<br />

bende trekt opnieuw het dorp in en een dag daarna, op maandag 1 april, staat<br />

heel Maaslandsluys op stelten.<br />

Maaslandsluys op stelten<br />

Als de oude Deumes van der Zalm niet weet te vertellen of zijn zoon het<br />

lasterschrift heeft en waar hij het heeft verborgen, wordt hij jammerlijk<br />

afgerost. Het huis van z’n zoon, die nog op tijd weet te vluchten, wordt<br />

doorzocht en ook daar gaan de ruiten eraan. Het volgende slachtoffer is<br />

Hendrik Valk die, nadat z’n huis van zolder tot kelder wordt geplunderd, van<br />

het ene naar het andere huis onder de grofste verwensingen wordt<br />

meegesleurd. Bij gebrek aan schoenmaker Pieter Fool, die het gevaar is<br />

ontvlucht, wordt zijn vrouw bij de haren tot op de Markt langs de straat<br />

gesleurd en zo afgetuigd, dat ze er letterlijk gek van wordt en een paar<br />

maanden lang doodziek te bed ligt.<br />

Bijzonder schandalig maakt de bende het wel bij voorzanger Ouboter. Zoals<br />

ze daar in zijn huis en winkel (hij was van zijn beroep schilder en<br />

glazenmaker) huishielden was verschrikkelijk. Hij wordt zo vreselijk<br />

geslagen, dat ze hem voor dood houden; in z’n huis wordt alles kort en klein<br />

55


geslagen. Als de man het niet zelf had verteld in een later Aan den Edel<br />

Achtbare Geregte van Maaslandsluys gericht verzoek om vergoeding voor de<br />

geleden schade, zou je ’t nauwelijks geloven.<br />

Op de eerste april zo licht hij zijn verzoek toe, verstoutten zich eenige lieden<br />

met geweld mijn huis binnen te dringen en aldaar genoegzaam alle mijne<br />

meubelen en huissieraden in stukken te slaan, mijn zilverwerk en andere<br />

goederen te roven, mitsgaders in mijn glazenmakerswinkel een menigte glas<br />

te verbrijzelen, de verf en olie door de winkel te werpen en aldaar de linnen<br />

en wollen kleederen van mijzelven en zijn vrouw en kinderen in te wentelen en<br />

te bederven en hen allen in een zoodanigen toestand te brengen, dat het mij<br />

gedurende geruime tijd onmogelijk was, iets tot onderhoud van mijn talrijk<br />

gezin te verdienen en zelfs daarenboven vele kosten heeft moeten maken tot<br />

het bekomen van doktoren, chirurgijns en de nodige medicamenten.<br />

Het Gerecht stelt het verzoekschrift op advies in handen van de Kerkmeesters<br />

maar schrijven er meteen bij, dat adressant zich moet richten tot de Heeren<br />

Kerkmeesters, indien hij beweert dat hij klachten tegen hen heeft.<br />

Er zijn nog meer slachtoffers. Oud-burgemeester en ouderling Jacob van der<br />

Gaag wordt blootsvoets in zijn nachtgoed de straat op gejaagd en moet op<br />

zoek naar zijn zoon Albert die het paskwil, het boekje van Van der Jagt, in zijn<br />

bezit zou hebben. Bij de metselaar Ary Luyendijk wordt de deur open geramd<br />

en een zware steen naar binnen gegooid, die een sponning van de bedstee<br />

vernielt en ternauwernood het kindje mist, dat daar ligt te slapen. De zieke<br />

vrouw van Luyendijk wordt geslagen en mishandeld en Luyendijk verweert<br />

zich zo goed als hij kan, maar moet het onderspit delven. Hij vlucht via muren<br />

en daken op zoek naar een veilige schuilplaats. Hij vindt die uiteindelijk in<br />

Delft, maar erg blij zijn ze daar niet met hem, bang als ze zijn voor kwade<br />

gevolgen.<br />

Er lijkt aan het oproer geen eind te komen, maar uiteindelijk, om middernacht<br />

lukt het, nota bene door een van de aanstichters, matroos Hendrik van der<br />

Hoeve het volk tot stilte te manen. Het is nu genoeg geweest en iedereen moet<br />

naar z’n eigen huis terug.<br />

Maaslandsluys in oproer<br />

Schepen Lambregt Schelvisvanger heeft er schoon genoeg van en staat erop<br />

dat er nu eindelijk eens een vergadering zal worden belegd om heilzame<br />

maatregelen te nemen, om verdere ongevallen te voorkomen en om de eer der<br />

56


Regeering te handhaven. Dinsdag 2 april komt de Regeering in alle vroegte<br />

bijeen in het huis van de Schout Pieter Schim. Besloten wordt dat de Schout,<br />

de burgemeester Swanenburg en de schepen Van der Lely naar Delft gaan om<br />

de Baljuw van Delfland te spreken. Ze vertrekken in alle vroegte, maar in<br />

Delft aangekomen horen zij dat de Baljuw door de Fiscaal en Procureur-<br />

Generaal aan het Hof is ontboden. De zaak is al bij de Staten van Holland en<br />

Westvriesland aanhangig gemaakt en ook de Stadhouder, Prins Willem V,<br />

weet inmiddels dat Maaslandsluys in oproer is en dat er daarom misschien<br />

wel troepen moeten worden gestuurd. De <strong>Maassluis</strong>e afgevaardigden gaan de<br />

Baljuw achterna en vinden aan het Hof tot hun verrassing ook Ary Luyendijk,<br />

die net als Fool, Ouboter en Valk de afgelopen nacht Maaslandsluys zijn<br />

ontvlucht. Arie Luyendijk, vies en gehavend als hij is, heeft die ochtend de<br />

Prins van Oranje in de tuin zien wandelen en zijn kans schoon gezien de Prins<br />

een smeekschrift aan te bieden. Zijne Hoogheid verzoekt hem om tien uur op<br />

het Hof te verschijnen. Luyendijk wordt door de Raadsheren binnengeroepen<br />

en doet, in het bijzijn van de Baljuw en de afgevaardigden van de Regering<br />

van Maaslandsluys, uitvoerig verhaal van alles wat hij heeft gehoord en<br />

gezien en van alles wat hem is overkomen. Waarschijnlijk zal Luyendijk zich,<br />

beledigd als hij is, nogal sterk hebben uitgedrukt en de <strong>Maassluis</strong>e<br />

afgevaardigden zullen, om toch nog voor de burgerij op te komen, hem hier<br />

en daar wel hebben tegengesproken en sommige van zijn uitspraken hebben<br />

afgezwakt. Hoe dan ook, het is duidelijk dat er om de rust en de orde te<br />

herstellen maatregelen moeten worden genomen. En die zijn niet mis...<br />

In Maaslandsluys is diezelfde ochtend de geruchtenstroom goed op gang<br />

gekomen. De reis van de Schout is al gauw uitgelekt en de wildste geruchten<br />

doen de ronde. Er is krijgsvolk uit Den Haag in aantocht, weet men te<br />

vertellen en sommigen winden zich zo op, dat ze die krijgsbenden wel tegen<br />

zullen houden en als ze aan de ene kant het dorp binnenkomen, nou, dan<br />

steken ze de andere kant in brand. Weer anderen zuipen genever met buskruid,<br />

bijten de roemers aan stukken en dreigen dat zij de harten hunner<br />

tegenstanders ten lijve zullen uittrekken. De komst van enig krijgsvolk blijkt<br />

een vals gerucht te zijn, maar de angst voor strafmaatregelen zit er danig in!<br />

De korte zangers krijgen intussen weer wat moed en verspreiden anonieme<br />

pamfletten. Daartegen komen de lange zangers weer in het geweer en even<br />

lijkt de strijd opnieuw te ontbranden. De korte en de lange zangers trekken<br />

gezamenlijk naar het Raadhuis, stormen de trappen op en zien kans de<br />

Regeering de belofte af te persen dat voortaan in beide kerken de oude wijze<br />

57


wordt gezongen, gelijk ook sedert geschiedde.<br />

Overtredingen worden beboet<br />

Eindelijk, ruim een maand na de ergste schermutselingen, komt er op 3 april<br />

1776 een waarschuwing van de Baljuw en Welgeboren Mannen van Delfland,<br />

waarbij een beloning van vijftig gulden wordt uitgeloofd aan iedereen die de<br />

makers van de lasterschriften ontdekt. Het verspreiden van pamfletten en het<br />

samenrotten is voortaan ten strengste verboden en er geldt een verbod op alle<br />

wanorde in de kerk; elke overtreding zal worden beboet.<br />

Zal het net zo gegaan zijn als in de kerk van het Zeeuwse Axel? Daar zou men<br />

ook op de korte manier gaan zingen. De eerste zondag lukte dat niet erg. De<br />

dominee moest een poos wachten tot de langzame zangers klaar waren, eer hij<br />

aan zijn preek kon beginnen. In tegenstelling tot de <strong>Maassluis</strong>e dominee Van<br />

Sprang was de predikant van die kerk een nogal heetgebakerd man en pleegde<br />

na de kerkdienst meteen overleg met de Regeering. De volgende zondag werd<br />

vanwege de Regeering afgekondigd, dat iedereen die op een andere manier<br />

zou zingen dan de voorzanger, voor de eerste keer twintig gulden boete moest<br />

betalen. Bij herhaling werd de boete verdubbeld. Tussen de kerkgangers<br />

gingen enkele rechtsdienaars zitten. Ook de dienstbode van de dominee zou<br />

erop letten of alles wel ordelijk toeging. Iemand besloot te zingen zoals hij dat<br />

wilde. Toen de gemeente klaar was zong hij op z’n eentje de laatste regels<br />

achterna. Onmiddellijk klonk het dreigend van de kansel: Kaatje, wie zingt<br />

daar? Kaatje noemde hardop de naam van de zondaar, die zonder pardon<br />

twintig gulden moest betalen voor zijn nazang.<br />

Arrestaties<br />

In Maaslandsluys hebben de lange zangers door hun gewelddadigheden dan<br />

wel hun zin gekregen, maar de straffen voor de oproerkraaiers zijn niet mis.<br />

De Baljuw en zijn gerechtsdienaars zijn bekende verschijningen in het<br />

<strong>Maassluis</strong> van die dagen. Kaat Persoons en een paar andere vrouwen worden<br />

gearresteerd en in Delft gevangengezet. Jan van der Thuyn, die denkt te<br />

kunnen rekenen op een grote achterban, heeft zich op een aan de Haven<br />

afgemeerd schip verscholen, maar wordt voor de ogen van de toegestroomde<br />

menigte door de gerechtsdienaars weggehaald. Niemand verzet zich tegen<br />

deze aanhouding, maar toch is de Regeering niet gerust: er moeten meer<br />

gerechtsdienaars bij, om Cornelis Ladrijven en Frans Steil in hechtenis te<br />

nemen. Ladrijven ontkomt via de daken en vlucht naar Zeeland. Er gaat haast<br />

58


geen dag voorbij of er vinden arrestaties plaats en dan wordt ook Gideon van<br />

der Kraan, onruststoker van het eerste uur, op helderen dag uit zijn huis<br />

gehaald, ’t geen een droevig opzien en groote vreeze wekt. Deze arrestatie<br />

maakt zo’n indruk op Ary Woutersz. en nog ruim zeventig anderen, dat zij de<br />

volgende dag op de vlucht slaan.<br />

Amnestie voor heel Maaslandsluys<br />

Ondertussen hebben de Staten van Holland en Westvriesland een verzoek om<br />

amnestie ontvangen van de Ambachtsvrouwe van Maaslandsluys voor een<br />

seer groot aantal van haar Ingezeetenen die sig aan gemelde feitelijkheden<br />

als andersints hebbende schuldig gemaakt, maar dat zij voorsiet, dat de<br />

Justitie te dier saake niet souden kunnen blijven buiten nog meerder activiteit,<br />

en dat deselve teffens had geconsidereert……. dat een groot aantal van de<br />

Ingezeetenen harer Heerlijkheid ongelukkig gemaakt, veele Vrouwen en<br />

Kinderen in de uiterste armoede gedompelt, en haar Heerlijkheid van veele<br />

haarer Ingezeetenen berooft en te gronde gebragt soude worden.<br />

Van een ontvolking van Maaslandsluys moet het niet komen, vinden ook de<br />

Staten en na het inwinnen van het hoogwijs Advis van sijn Hoogheid den Heer<br />

Prince van Orange en Nassau verlenen zij in de Publicatie van 26 juli 1776<br />

goedgunstig de gevraagde amnestie. Dat geldt echter niet voor de ergste<br />

raddraaiers. Kaat Persoons en Jan van der Thuyn worden voor twaalf jaar en<br />

Gideon van der Kraan en Ary Woutersz. voor zes jaar verbannen. De anderen<br />

krijgen een ernstige waarschuwing zich van verdere wandaden te onthouden,<br />

anders zullen ze op het rigoureuste na exigentie van saaken worden gestraft.<br />

Bedrieglijke rust<br />

Het blijft redelijk rustig na dit gerechtelijk ingrijpen, maar begin 1778 laait de<br />

strijd weer op. De lange zangers zijn weer dwars gaan liggen, omdat van<br />

lieverlee toch weer is overgegaan tot de korte en ras afgebroken zang. De<br />

Heeren Bailluw en Welgeboorenmannen van den Hove en Hooge Vierschaar<br />

van Delfland hebben met de grootste verontwaardiging vernomen dat velen<br />

zich dus niet meer houden aan de Publicatie van 26 juli 1776. Twee jaar later,<br />

op 14 mei 1778 laten ze een ernstige waarschuwing uitgaan: De<br />

oneenigheeden zijn niet alleen niet opgehouden, maar ook zeedert eenige tijd<br />

wierd het Psalmgezang onder den Godsdienst in de publycque Kerken door<br />

verscheide Persoonen werkelijk gestoord, zoo door het maaken van een<br />

verward geschreeuw zonder eenige agt te geeven nog op het Orgel nog op de<br />

59


Voorzangers, als door het voortgaan met hun gezang, nadat het Orgel en<br />

Voorzangers reeds hadden opgehouden.<br />

Elk en een yder, wie hij zoude mogen zijn krijgt een ernstige waarschuwing en<br />

wordt gelast zich voortaan in de kerk onder het psalmgezang betamelijk te<br />

gedragen, in het zingen het orgel en de voorzangers na te volgen en op geen<br />

enkele wijze de kerkdienst te verstoren en voorts dient een yder zig te<br />

onthouden van alle samenrottingen en oproerige beweegingen, ’t zij met<br />

woorden of met daden, zo in de Kerk als daar buyten. En als iemand zich daar<br />

in het vervolg toch op enigerlei wijze schuldig aan maakt, dan zullen deze<br />

verstoorders van de rust in de gemeente en als ontheiligers van de openbare<br />

godsdienst zonder enig pardon worden bestraft.<br />

Dat schijnt te helpen, want de archieven zwijgen verder over deze kwestie.<br />

Maar de onrust heeft, ook in Maaslandsluys, vaste bodem gekregen: een<br />

andere woelige periode volgt. Het Ancien Régime kraakt in al zijn voegen en<br />

met de Franse Revolutie in 1789 wordt de burgerlijke democratie ingesteld.<br />

De macht komt niet meer van God maar van het volk. De gezagsdragers van<br />

de Franse Revolutie willen de ideeën van de Verlichting uitdragen tot over de<br />

grenzen. Onze streken komen in 1795 in Franse handen. De Franse<br />

geschiedenis wordt nu ook onze geschiedenis.<br />

Maar dat is een heel ander verhaal. Wilt u weten welke invloed de Franse<br />

Revolutie, zo kort na het eigen ‘Psalmenoproer’, had op het leven in<br />

<strong>Maassluis</strong>? In nummer 39 van de <strong>Historische</strong> Schetsen kunt u er alles over<br />

lezen!<br />

Gerry Hanneman-de Jong<br />

Bronnen:<br />

Kerkelijke Historie van het Psalmgezang der Christenen<br />

van Josua van Iperen, Amsterdam 1778<br />

Geschiedenis van <strong>Maassluis</strong> door S. Blom, 1948<br />

60

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!