Toelichting - Gemeente West Maas en Waal

edrijfswoning van het voormalige aannemersbedrijf een geluidsbelasting van om en nabij de 48 dB heeft. Dit
betekent dat dit net boven of net onder de voorkeurswaarde zou liggen. Ook heeft de gemeente telgegevens van
de Rooijensestraat tussen de Molenstraat en het Kanteel doorgegeven.
Ondanks het feit dat deze tellingen niet helemaal representatief zijn voor de verkeerssituatie van het Kanteel en
de Molenstraat is onderzocht of het mogelijk is met de telgegevens van de Rooijenstraat een SRM1-berekening
uit te voeren. Dit bleek vanwege de ligging in een 30 km-zone geen betrouwbare weergave van een mogelijke
geluidsbelasting op de gevel te geven. Daarom is bij het inschatten van de geluidssituatie de door de gemeente
aangegeven waarde van 48 dB als uitgangspunt genomen. Als deze waarde geldt voor de bestaande voormalige
bedrijfswoning, kan gezegd worden dat het aannemelijk is dat geluidsbelasting op de drie nieuwe woningen
daaronder zal komen te liggen en dus onder de voorkeurswaarde blijft. Dit gezien het feit dat de afstand van de
gevels van deze drie woningen verder van de dichtsbijgelegen weg (Molenstraat en Kanteel) ligt dan de bestaande
voormalige bedrijfswoning.
Wat betreft de bestaande voormalige bedrijfswoning kan gezegd worden dat deze woning een al bestaande woning
betreft die al geprojecteerd is in het vigerende bestemmingsplan. Daarom hoeft deze woning niet gezien te
worden als een ‘nieuwe situatie’ die getoetst moet worden.
Wat betreft de situatie voor het maximale binnenniveau van 33 dB kan gezegd worden dat als gerekend wordt
met een gevelbelasting van 48 dB dit voor de drie nieuw te bouwen woningen geen problemen zal geven. Immers
met de volgens het bouwbesluit voorgeschreven regelgeving wordt een geluidsreductie van 20 dB bereikt.
Hiermee kan ruimschoots worden voldaan aan het gevraagde binnenniveau van 33 dB.
Er zijn geen andere omstandigheden aanwezig die een nader akoestisch onderzoek rechtvaardigen. Vastgesteld
kan worden dat de akoestische situatie ter plaatse geen belemmeringen opwerpt voor de ontwikkeling van dit
project.
4.3 Bodem
De Wet bodembescherming (Wbb) van 3 juli 1986 vormt de basis voor de regelgeving om bodemverontreiniging
te voorkomen, beperken, onderzoeken en saneren. Daarnaast regelt de wet wie verantwoordelijk is voor
de verontreiniging en de financiële gevolgen ervan. De Woningwet bepaalt dat de gemeente alleen nog voor
bouwwerken die specifiek bedoeld zijn voor het verblijf van mensen, een bodemonderzoek (bodemtoets) moet
uitvoeren. Voordat een bestemmingsplan kan worden vastgesteld, moet worden aangetoond dat de bodem en het
grondwater vrij zijn van verontreinigingen.
• De gemeente heeft aangegeven dat verkennend bodemonderzoek nodig is om aan te tonen dat de bodem
geschikt is voor de geplande functie ‘Wonen’.In opdracht van Aannemersbedrijf Van Koolwijk is op 11 januari en
2 juli 2010 door adviesbureau Certicon Kwaliteitskeuringen B.V. een verkennend en aanvullend bodemonderzoek
uitgevoerd aan de Molenstraat 6 te Dreumel.
Aanleiding tot het uitvoeren van het bodemonderzoek is het inzichtelijk maken van de milieuhygiënische kwaliteit
met het oog op de bestemmingsplanwijziging van bedrijf naar woningen en de geplande verkoop van nog te
bouwen woningen op een deel van het perceel.
Doel van het verkennend onderzoek is aan te tonen dat op de locatie redelijkerwijs gesproken geen verontreinigende
stoffen aanwezig zijn in de grond of het freatisch grondwater in gehalten boven de Achtergrondgehalte
en/of streefwaarde.
Het onderzoek is uitgevoerd volgens protocol NEN 5740:2009. Het rapport (P2010-0003 versie 2) maakt als
losse bijlage deel uit van deze toelichting. Hieronder volgen conclusie en aanbevelingen (zie figuur 7 en 8 voor de
kaarten met boorpunten).
Conclusies en aanbevelingen bodemonderzoek CERTICON
Op basis van de uitgevoerde veldwerkzaamheden en uitgevoerde analyses wordt geconcludeerd, dat:
• Op basis van historisch onderzoek bij de gemeente blijkt dat op de locatie activiteiten hebben plaatsgevonden
(fruitteelt) welke van invloed kunnen zijn op de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem;
• Op basis van de ouderdom van de gebouwen is de locatie verdacht op het voorkomen van asbesthoudende
materiaal. Gezien het gebruik van de locatie is deze onverdacht op het voorkomen van asbest in de bodem;
16