19.09.2013 Views

ANTICONCEPTIE - VVOG

ANTICONCEPTIE - VVOG

ANTICONCEPTIE - VVOG

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

Verantwoordelijke uitgever: V. Leclercq • Varenslaan 6, 1950 Kraainem GUN_13_10_N_2008<br />

Afgiftekantoor: Charleroi X - P301162<br />

GuNaïKeia Gunaikeia<br />

Koninklijke Belgische<br />

Vereniging voor<br />

Gynaecologie en<br />

Verloskunde<br />

Officieel tijdschrift<br />

Vlaamse Vereniging voor Obstetrie en<br />

Gynaecologie<br />

<strong>VVOG</strong><br />

Speciaal nummer<br />

<strong>ANTICONCEPTIE</strong><br />

ISSN 1373-6647


GuNaïKeia Gunaikeia<br />

9 nummers per jaar<br />

+ 1 speciaal nummer<br />

Gunaïkeia is het officieel<br />

tijdschrift van de<br />

en is uitsluitend bestemd<br />

voor Gynaecologen en Obstetrici<br />

In samenwerking met de<br />

Eindredacteur<br />

Luc De Baene<br />

Redactieraad<br />

Vlaamse Vereniging<br />

voor Obstetrie<br />

en Gynaecologie<br />

Koninklijke Belgische<br />

Vereniging voor<br />

Gynaecologie en<br />

Verloskunde<br />

Hoofdredacteur<br />

Willem Ombelet<br />

Adjunct-hoofdredacteurs<br />

Petra De Sutter<br />

Wiebren Tjalma<br />

Leden<br />

Frédéric Amant<br />

Koen Clasen<br />

Geert Debruyne<br />

Luc De Catte<br />

Eric de Jonge<br />

Paul Defoort<br />

Herman Depypere<br />

Roland Devlieger<br />

Gilbert Donders<br />

Walter Foulon<br />

Jan Gerris<br />

Peter van Dam<br />

Johan Verhaeghe<br />

Steven Weyers<br />

De uitgever kan niet verantwoordelijk<br />

worden gesteld voor de inhoud van de<br />

artikels, die onder de verantwoordelijkheid<br />

van de auteurs vallen.<br />

Omwille van de snelle evolutie van de<br />

medische wetenschap, is het aan te<br />

bevelen de diagnostische richtlijnen en<br />

therapeutische aanbevelingen extern te<br />

verifiëren.<br />

G1095N_2008<br />

Marc Dhont<br />

EDITO<br />

Anticonceptie anno 2008<br />

Dit nummer van Gunaïkeia is volledig gewijd aan anticonceptie en biedt een overzicht van de huidige<br />

middelen, de indicaties en contra-indicaties, positieve en negatieve effecten en de toekomstperspectieven.<br />

Hiervoor werd een beroep gedaan op experts van alle Belgische universiteiten, die elk een bepaald<br />

aspect van het ganse spectrum van anticonceptie toelichten.<br />

Begin mei 2008 werd het 10de congres van de European Society of Contraception gehouden in<br />

Praag. Een verslag hierover wordt gebracht door Marc Vrijens. Hoewel de anticonceptieve middelen<br />

die de laatste 25 jaar worden toegepast in essentie niet veranderd zijn, hebben zich toch aanzienlijke<br />

vernieuwingen voorgedaan en is de informatie toegenomen. Het lijkt erop dat we nu over voldoende<br />

betrouwbare middelen beschikken die voldoen aan specifieke persoonlijke behoeften en voorkeuren en/<br />

of van toepassing zijn in bepaalde fysiologische of pathologische omstandigheden. Men kan zich de<br />

vraag stellen of er grote behoefte is om het spectrum aan contraceptieve middelen nog uit te breiden<br />

en of de bestaande middelen nog vatbaar zijn voor verbetering. De overtuiging dat we op een punt van<br />

verzadiging gekomen zijn is volgens Jean-Jacques Amy één van de redenen waarom farmaceutische<br />

firma’s nog weinig investeren in research naar nieuwe middelen. Anderzijds stellen we vast dat de<br />

plethora aan middelen en de toegankelijkheid van betrouwbare anticonceptie niet hebben geleid tot een<br />

spectaculaire vermindering van het aantal ongewenste zwangerschappen. Wereldwijd worden jaarlijks<br />

19 miljoen zwangerschappen afgebroken op een onveilige manier en 68.000 vrouwen overlijden ten<br />

gevolge van de verwikkelingen (1). Maar ook in<br />

landen zoals België, waar toegankelijkheid tot<br />

anticonceptie in principe geen probleem is, is<br />

er nog steeds een lichte stijging van het aantal<br />

zwangerschapsafbrekingen. De redenen hiervoor<br />

worden door Anne Verougstraete zeer uitvoerig<br />

uit de doeken gedaan. Zou uitbreiding van het<br />

gamma aan middelen hierin verder soelaas<br />

brengen of gaat het hier veeleer om opvoeding<br />

en informatie? Als sluitstuk van haar bijdrage<br />

geeft Verougstraete tal van praktische tips, die<br />

alle artsen zouden moeten kennen en toepassen,<br />

om deze stijgende trend om te buigen. Dat<br />

hier nog werk aan de winkel is, blijkt uit de<br />

toenemende tendens van de moderne vrouw om<br />

de pil de rug toe te keren.<br />

In haar bijdrage onderzoekt Els Elaut, psychologeseksuologe,<br />

in welke mate het effect van de pil<br />

op de seksuele beleving direct of indirect een rol<br />

speelt. Schrik voor kanker is wellicht een andere<br />

reden waarom vrouwen wantrouwig zijn tegenover hormonale anticonceptie. De publiciteit rond de<br />

WHI-studie heeft deze indruk bij het brede publiek op een ongenuanceerde manier versterkt. Joëlle<br />

Desreux maakt de balans op van de epidemiologische studies rond dit onderwerp en Yves Jacquemyn<br />

bekijkt het van de andere kant met een provocatieve titel: de pil als bescherming tegen kanker. Dat<br />

de eindbalans in het voordeel is van de pil kan niet genoeg worden benadrukt bij de patiënt die zich<br />

hierover bekommert. Jammer genoeg heeft de voorpagina van de Lancet van 26 januari 2008 niet<br />

dezelfde aandacht gekregen in de media als de WHI-studie (Zie figuur).<br />

3<br />

GUNAIKEIA - Speciaal nummer


Mijlpalen in de anticonceptie tijdens de afgelopen 20 jaar<br />

Orale anticonceptie<br />

Iedereen herinnert zich nog de grote opschudding in de jaren 1995-96 toen een reeks epidemiologische<br />

studies aantoonden dat OCs met derdegeneratieprogestativa een hoger risico meebrachten<br />

op diepe veneuze trombose. Aanvankelijk werd getracht om deze studies te ontkrachten door het<br />

inroepen van allerlei epidemiologische valkuilen zoals een aantal confounders. Finaal kwam men tot<br />

het inzicht dat dit de prijs was die moest worden betaald voor een pil met een iets meer oestrogeen<br />

karakter. Dit wordt besproken door Johan Verhaeghe die terecht zegt dat het hier in de eerste plaats<br />

ging om een epidemiologisch steekspel dat door de eenzijdige publiciteit in de media aanvankelijk<br />

echter veel schade heeft aangericht. Desalniettemin heeft het iedereen bewust gemaakt, indien dit<br />

nog niet het geval was, dat preparaten met een oestrogeeneffect ook de stolling beïnvloeden en<br />

dus een verhoogd risico op trombose veroorzaken. Het mechanisme hiervan wordt besproken in de<br />

bijdragen van Cedric Hermans.<br />

De evolutie van de pil is enerzijds gekenmerkt geweest door het aftasten van de laagste dosis van het<br />

tot nog toe enige oestrogeen, het ethinylestradiol, dat deel uitmaakt van alle combinatiepreparaten<br />

en anderzijds de zoektocht naar progestativa met selectieve binding van de progesteronreceptor of<br />

progestativa met ‘nuttige’ neveneffecten. Drospirenone is hier een voorbeeld van.<br />

De voorbije decade werden ook alternatieve toedieningswijzen van de pil geïntroduceerd.<br />

Het concept van parenterale toediening was ontleend aan de hormonale behandeling van de<br />

menopauze waarbij sinds lang oestrogenen werden toegediend via pleister, gel of inplant. Kort<br />

na de introductie van de vaginale ring werden een aantal zwangerschappen gesignaleerd. In de<br />

meerderheid der gevallen ging het hier echter om foutieve inserties, niettegenstaande de inspanning<br />

van de firma om via instructies en praktische trainingssessies de juiste procedure kenbaar te maken.<br />

Doorbraakbloedingen bleken voor een groot aantal patiënten onaanvaardbaar waardoor een aantal<br />

afhaakte. Ook de verwijdering van het staafje liep niet altijd van een leien dakje en case reports<br />

over ‘verloren’ staafjes en de methode van detectie en verwijdering deden hun verschijning. Deze<br />

aanvankelijk beloftevolle methode bleek achteraf slechts bij een minderheid van de patiënten in<br />

de smaak te vallen. Om over te stappen van de vertrouwde ‘pil’ naar de pleisterpil en de vaginale<br />

ring moesten veel vrouwen een psychologische barrière overschrijden. Beide systemen hebben hun<br />

voor- en nadelen, zoals duidelijk wordt uiteengezet in de bijdrage van Yannick Manigart.<br />

Waarom heeft het zolang geduurd vooraleer de gynaecologen beseften dat er geen enkele endocriene<br />

reden was om de pil te geven gedurende 21 dagen en dan zeven dagen te stoppen.<br />

Hoewel de pil een aantal ongemakken die geassocieerd zijn met de menstruatie zoals overvloedig<br />

bloedverlies en dysmenorroe verlicht, veroorzaakt de pil bij een aantal vrouwen toch nog<br />

perimenstruele ongemakken. Ulysse Gaspard belicht de voordelen van pilregimes met verkort pilvrij<br />

interval en de continue oestroprogestatieve toediening. Het zal echter nog veel en aangehouden<br />

voorlichting vragen om de patiënt ervan te overtuigen dat menstruatie voor de moderne vrouw<br />

een culturele aberratie is en dat het doornemen van de pil in veel gevallen belangrijke voordelen<br />

kan bieden. Zoals besproken door Linda Ameryckx biedt de ‘progestin-only’-pil hier een uitstekend<br />

alternatief voor vrouwen bij wie een contra-indicatie bestaat voor een behandeling met oestrogenen.<br />

Behalve de progestin only pill zijn er ook twee andere vormen van anticonceptie met progestativa,<br />

namelijk de injecteerbare vorm en het implantaat. Zoals besproken in de bijdrage van Judith Berger<br />

en Gilbert Donders komen zij voornamelijk in aanmerking wanneer therapietrouw een probleem is.<br />

Op het vlak van noodanticonceptie is er ook een belangrijke evolutie geweest van de hoge dosis<br />

oestrogenen van het Yuzpe-schema naar de eenmalige toediening van 1,5mg levonorgestrel die deze<br />

vorm van anticonceptie acceptabel maakt. Het nadeel is echter dat deze methode enkel effectief<br />

is indien LNG wordt ingenomen voor de ovulatie en dat dit in de praktijk moeilijk kan worden<br />

vastgesteld. In geval van twijfel hierover is het veiliger een koper-IUD te plaatsen, in afwachting<br />

van de beschikbaarheid van noodanticonceptie met SPERMs. Zoals besproken in de bijdrage van<br />

4<br />

GUNAIKEIA - Speciaal nummer


Jean-Jacques Amy hebben deze het voordeel dat ze niet alleen de ovulatie kunnen remmen maar<br />

ook een antinidatoir effect hebben op het endometrium.<br />

Intra-uteriene anticonceptie<br />

Er bestaan twee vormen van intra-uteriene anticonceptie: het koper-IUD en het levonorgestrel-<br />

IUD. De veiligheid, de indicaties en de neveneffecten van beide systemen worden uitgebreid<br />

besproken door Pascale Jadoul. Terwijl anticonceptie en noodanticonceptie de enige indicaties zijn<br />

voor het koper-IUD, heeft het levonorgestrel-IUD een extra therapeutische dimensie door de lokale<br />

afgifte van levonorgestrel. Steven Weyers heeft de evidentie voor het therapeutisch effect van het<br />

LNG-IUD voor bepaalde aandoeningen onderzocht en ingedeeld volgens graden A, B en C. Zoals<br />

besproken zowel door Joëlle Desreux als Pascale Jadoul wordt het LNG-IUD afgeraden bij patiënten<br />

met borstkanker.<br />

Sterilisatie<br />

De technieken voor tubaire ligatuur zijn de laatste 20 jaar niet meer gewijzigd. Hoewel in principe<br />

voorbehouden aan vrouwen die hun kinderwens hebben voldaan, bieden microchirurgisch herstel<br />

en indien dit faalt, ivf een oplossing voor spijtoptanten. Desalniettemin is er een belangrijke<br />

vermindering in de vraag naar tubaire ligatuur. Uit de bijdrage van Willy Poppe blijkt dat het aantal<br />

tubaire ligaturen in België op tien jaar tijd met meer dan de helft is gedaald. Ook in andere landen<br />

ziet men dezelfde trend. Volgens de auteur is de beschikbaarheid van andere middelen, voornamelijk<br />

het LNG-IUD, hiervoor verantwoordelijk. Hoewel de Essure-techniek voor hysteroscopische occlusie<br />

van de tuba vrij succesvol is, kent deze methode toch een moeizame start die volgens de auteur<br />

gedeeltelijk te wijten is aan het feit dat het materiaal voor deze ingreep duur is en niet wordt<br />

vergoed. In tegenstelling tot de tubaire ligatuur is de hysteroscopische sterilisatie onomkeerbaar.<br />

Toekomstperspectieven<br />

Na een overzicht van actuele studies met een ander oestrogeen (estetrol), nieuwe progestativa en<br />

antiprogestativa en andere vormen van anticonceptie, overloopt Jean-Jacques Amy enkele mogelijke<br />

denkpistes voor totaal nieuwe vormen van anticonceptie. Wijsheidshalve begint hij met te zeggen<br />

dat niets moeilijker is dan voorspellingen te doen over de toekomst. Het gebrek aan enthousiasme<br />

van de farmaceutische firma’s en het probleem om ingrijpende biologische veranderingen die<br />

bevruchting en/of implantatie verhinderen als methode zowel trefzeker als omkeerbaar te maken<br />

zullen hier de grote struikelstenen zijn. Het beloftevolle concept om vrouwen te immuniseren<br />

tegen het humaan choriongonadotrofine, een idee dat reed dertig jaar meegaat en dat nooit werd<br />

gerealiseerd, is hiervan een illustratie.<br />

De belangrijkste uitdaging is mijn inziens niet het vinden van nieuwe vormen van anticonceptie<br />

maar de bewustwording dat seksualiteit en voortplanting, alhoewel zij biologisch bij elkaar horen,<br />

in de huidige tijd als twee afzonderlijke fenomenen moeten worden beschouwd. Ouders moeten<br />

ervan worden overtuigd dat de biologische toestand van hun dochters er één moet zijn van tijdelijke<br />

onvruchtbaarheid en idem dito voor de volwassen vrouw die niet zwanger wenst te worden. Dit<br />

betekent dat de vrouw tot inzicht moet komen dat vruchtbaarheid en voortplanting het enige doel<br />

is van de menstruele cyclus en dat er tal van middelen zijn om dit doel tijdelijk of definitief uit te<br />

schakelen.<br />

Marc Dhont<br />

Dienst Gynaecologie-Verloskunde, UZ Gent, UG<br />

Referentie<br />

1. Grimes DA, Benson J, Singh S, Romero M, Ganatra B, Okonofua FE, Shah IH. Unsafe abortion: the preventable pandemic. Lancet 2006;368:1908-19.<br />

5<br />

GUNAIKEIA - Speciaal nummer


GuNaïKeia Gunaikeia<br />

Oplage: 2.500 exemplaren<br />

Publicatiedirecteur<br />

Dokter Pierre-Emmanuel Dumortier<br />

Vaste medewerkers<br />

Dokter Jan Bosmans<br />

Apotheker Chantal De Boevere<br />

Dokter Jean-Yves Hindlet<br />

Dokter Alex Van Nieuwenhove<br />

Productie<br />

Nathalie Denys<br />

Coördinatie<br />

Laurence Lafullarde<br />

Publiciteit<br />

Laurence Girasa<br />

Leslie Selvais<br />

Verantwoordelijke uitgever<br />

Dokter V Leclercq<br />

Varenslaan 6<br />

1950 Kraainem<br />

Jaarlijks abonnement<br />

120<br />

Alle rechten voorbehouden,<br />

inclusief vertalingen,<br />

zelfs gedeeltelijk.<br />

Verschijnt eveneens in het Frans.<br />

Copyright<br />

Varenslaan 6 - 1950 Kraainem<br />

02/785.07.20 - www.rmnet.be<br />

onekey@cegedim.fr<br />

Inhoud<br />

EDITO<br />

Anticonceptie anno 2008<br />

Marc Dhont (UZ Gent, UG) 3<br />

10th Congress of the European Society of<br />

Contraception, Praag, 30 april-3 mei 2008<br />

Een kort overzicht van<br />

het congres<br />

Marc Vrijens (AZ Jan Palfijn, Gent) 8<br />

Falen van anticonceptie in België,<br />

moeilijkheden bij het beteugelen<br />

van de fertiliteit<br />

en bij anticonceptiegebruik<br />

Anne Verougstraete (Sjerp-Dilemma-VUB<br />

(abortuscentrum VUB, Brussel); CAW Mozaïek<br />

(anticonceptie); Dienst Gynaecologie-Verloskunde,<br />

HU Erasme, ULB, Brussel) 12<br />

Hormonale anticonceptie:<br />

object van vrijheid of desillusie?<br />

Els Elaut, Griet De Cuypere<br />

(Centrum voor Seksuologie en Genderproblematiek,<br />

UZ Gent, UG) 18<br />

Hormonale anticonceptie<br />

en kanker<br />

Joëlle Desreux, Valérie Bleret<br />

(Borstkliniek, CHU de Liège, site Citadelle, ULg),<br />

Philippe Herman, Eric Lifrange<br />

(Borstkliniek, CHU de Liège, site Sart-Tilman, ULg) 22<br />

Niet-anticonceptieve effecten<br />

van de pil: de pil als bescherming<br />

tegen kanker<br />

Yves Jacquemyn, Hetty Sonnemans<br />

(UZ Antwerpen, UA), Gülseren Palit (Kliniek voor<br />

Borst- en Pelvisheelkunde, Jules Bordetinstituut,<br />

Brussel) 28<br />

Orale anticonceptie met<br />

oestroprogestagenen:<br />

maakt het progestageen<br />

een verschil?<br />

Johan Verhaeghe (UZ Leuven, KUL) 32<br />

Orale anticonceptie en<br />

stollingsstoornissen<br />

Cedric Hermans (Clin. Univ. St-Luc, UCL, Brussel) 35<br />

Orale versus parenterale<br />

(vaginale ring en pleister)<br />

oestroprogestatieve contraceptie<br />

Yannick Manigart<br />

(CETIM-Planning familial, CHU St-Pierre, Brussel) 39<br />

7<br />

GUNAIKEIA - Speciaal nummer<br />

Doorlopende anticonceptie<br />

met oestroprogestativa:<br />

de trend zet zich voort<br />

Ulysse Gaspard (CHU Sart-Tilman, ULg, Liège) 42<br />

Progestin-only pill<br />

Linda Ameryckx (UZ Brussel, VUB) 45<br />

Voor- en nadelen van langwerkende<br />

‘progestagen-only’-preparaten<br />

Judith Berger (Regionaal Ziekenhuis<br />

Heilig Hart, Tienen), Gilbert Donders<br />

(Regionaal Ziekenhuis Heilig Hart, Tienen;<br />

UZ Leuven, KUL; CHR de la Citadelle, ULg, Liège) 48<br />

Welk spiraaltje voor<br />

welke patiënte?<br />

Pascale Jadoul (Clin. Univ. St-Luc, UCL, Brussel) 50<br />

Niet-anticonceptieve toepassingen<br />

van het levonorgestrelspiraal<br />

Steven Weyers (Vrouwenkliniek, UZ Gent, UG) 54<br />

Status presens van de tubaire<br />

sterilisatie<br />

Willy A. J. Poppe (UZ Leuven, KUL) 58<br />

Anticonceptie:<br />

vooruitzichten anno 2008<br />

Jean-Jacques Amy (Emeritus hoogleraar aan de VUB,<br />

Brussel; Hoofdredacteur van het European Journal of<br />

Contraception and Reproductive Health Care) 63


G1070N_2008<br />

Marc Vrijens<br />

Het congres bestond uit twee plenaire sessies, vijf grote congressessies en<br />

drie keynote lectures.<br />

De belangrijkste onderwerpen van de congressessies waren:<br />

- sessie 1: de nevenwerkingen van hormonale anticonceptie<br />

(gemoedsveranderingen, gewichtsveranderingen, botdensiteit,<br />

doorbraakbloedingen, therapietrouw en tromboserisico);<br />

- sessie 2: epidemiologie, preventie en screening van seksueel<br />

overdraagbare aandoeningen met aandacht voor HPV, chlamydia en<br />

hiv;<br />

- sessie 3: IUD’s (nullipare vrouwen, niet-contraceptieve voordelen,<br />

noodanticonceptie, postpartum);<br />

- sessie 4: wereldwijde beleidslijnen voor familieplanning;<br />

- sessie 5: zwangerschapsafbreking: toegankelijkheid, procedures.<br />

De keynote lectures handelden over HPV-vaccinatie, het risico op<br />

trombose met de nieuwe hormonale anticonceptiva en de nieuwe<br />

ontwikkelingen op het gebied van anticonceptie.<br />

De onderwerpen van de plenaire sessies waren metabole voordelen<br />

van anticonceptie, menorragie en cyclusgebonden symptomen. Verder<br />

kwamen passie, liefde en relatievorming, hormonen en seksueel gedrag en<br />

praktische adviezen voor de aanpak van seksuele problemen aan bod.<br />

Hieronder volgt een korte samenvatting van enkele voordrachten.<br />

Menorrhagia<br />

R. Hurskainen<br />

Hevig menstrueel bloedverlies is een veelvoorkomende klacht die zowel fysieke,<br />

mentale als emotionele problemen veroorzaakt. In de westerse wereld<br />

zoekt ongeveer 5% van de vrouwen op vruchtbare leeftijd hulp bij menorragie.<br />

Orale anticonceptiva en LNG-IUD kunnen in primaire setting worden<br />

overwogen vooraleer over te gaan tot ook maar enige vorm van chirurgie.<br />

Non-contraceptive medical benefits:<br />

cycle-related symptoms<br />

I. Milsom<br />

Ongeveer 2,5 miljoen Amerikaanse vrouwen hebben last van dysmenorroe en<br />

menorragie. Orale anticonceptiva (OC) zouden, volgens sommige rapporten,<br />

10th Co n g r e s s o f t h e european so C i e t y o f Co n t r a C e p t i o n,<br />

praag, 30 april-3 m e i 2008<br />

Een kort overzicht<br />

van het congres<br />

Marc Vrijens<br />

Dienst Gynaecologie-Verloskunde, AZ Jan Palfijn, Gent<br />

Ke y w o r d s: menorrhagia – n o n-ContraCeptive – d e p r e s s i o n – i u d – emergenCy<br />

C o n t r a C e p t i o n – n u l l i pa r o u s – levonorgestrel – m i s o p r o s to l – etonogestrel –<br />

i m p l a n t – vaginal r i n g<br />

8<br />

GUNAIKEIA - Speciaal nummer<br />

de klachten met 80% verminderen. 5% van de vrouwen lijdt aan het premenstrueel<br />

syndroom (PMS). Studies uit de jaren 70 vonden een vermindering van<br />

het PMS, maar dit resultaat werd niet bevestigd door andere systematische<br />

studies.<br />

Nieuwe OC met een progestageen met diuretisch effect verminderden de<br />

klachten, zowel fysiek als psychisch.<br />

Mood changes/depression<br />

R.W.H. Van Lunsen<br />

De conclusie van de meeste studies was dat sommige vrouwen zich beter<br />

voelen, anderen minder goed en dat de grootste groep OC-patiënten geen<br />

verandering vermeldt. In Nederland rapporteerden 150.000 pilgebruiksters<br />

negatieve effecten op hun seksueel welzijn en stemming, waardoor de compliance<br />

t.o.v. de OC in het gedrang komt. Het effect van de oestrogenen in de<br />

OC is verwarrend. Fijntuning en individualisering bij het voorschrijven van OC<br />

moeten een plaats krijgen.<br />

Sexual satisfaction as a major determinant<br />

of contraceptive compliance<br />

R.W.H. Van Lunsen<br />

In het algemeen vermindert het gebruik van een methode die in directe relatie<br />

staat met de coïtus (condoom, diafragma) de seksdrive. Natuurlijke methodes<br />

van familieplanning hebben een grote invloed op de coïtusfrequentie.<br />

IUD-gebruikers rapporteren verminderde seksuele activiteit veroorzaakt door<br />

irregulier bloedverlies en pijnlijke coïtus, ook soms bij de man door het oncomfortabele<br />

contact met de IUD-draad.<br />

Bij OC kunnen androgenen de seksuele motivatie versterken. 10% van de<br />

vrouwen die negatief reageert op OC, kan baat vinden bij het herstel van de<br />

androgeenspiegel naar fysiologische niveaus van biobeschikbaarheid.<br />

Emergency Contraception<br />

E. Aubény<br />

Er bestaan twee methodes van emergency contraception (EC): een hormonale<br />

en een mechanische. Hormonale EC bestaat uit een eenmalige dosis<br />

levonorgestrel, zonder enige contra-indicatie. In verschillende landen is dit


eschikbaar, zonder medisch voorschrift. In Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk<br />

gebruiken 1 miljoen vrouwen elk jaar de morning after pill. De effectiviteit<br />

is afhankelijk van het moment van inname.<br />

De mechanische methode bestaat uit het plaatsen van een Cu-IUD tot<br />

5 dagen na de suspecte coïtus.<br />

Helaas maken te weinig vrouwen gebruik van de EC. Er moet meer werk<br />

gemaakt worden van counseling en opvoeding.<br />

IUD: misconceptions<br />

D. Serfaty, I. Batar<br />

Het IUD werkt niet door het verhinderen van een reeds bestaande zwangerschap.<br />

Het IUD veroorzaakt een vreemdlichaamreactie met prostaglandines<br />

en enzymes t.h.v. cavum en tuba waardoor zowel bevruchting als implantatie<br />

van het embryo worden verhinderd.<br />

De karakteristieken van IUD, effectiviteit, en herstel van de fertiliteit na verwijdering<br />

zijn niet altijd goed gekend. Dit maakt dat IUD minder populair is,<br />

hoewel gemakkelijk beschikbaar.<br />

The IUD and nulliparous women<br />

I. Sivin<br />

Gezien de toename van de cohorte nullipare is de vraag naar effectieve en<br />

langdurige methodes groter dan ooit. Door langdurig gebruik van het IUD kan<br />

men de jonge vrouw beschermen gedurende vele jaren tot wanneer zwangerschap<br />

gewenst is. De nadelen zijn bekend: kleine verhoging van het risico<br />

op een pelviene infectie, langduriger bloedverlies en een verhoogd risico op<br />

expulsie.<br />

Non-contraceptive benefits of intrauterine<br />

contraceptives<br />

D. Mansour<br />

Levonorgestrel bevattende IUD’s zorgen voor een sterke vermindering van de<br />

menstruele fluxus en minder dysmenorroe. Dit IUD lijkt nuttig in de behandeling<br />

van endometriose en in een aantal gevallen kan hierdoor ook myomachirurgie<br />

worden vermeden. Het IUD kan volgens recente studies worden<br />

gebruikt bij de behandeling van endometriale hyperplasie, maar niet bij de<br />

therapie van het endometriumcarcinoma.<br />

Intrauterine contraception – Long-term<br />

use/Use beyond recommended time<br />

I. Batar<br />

Er bestaan genoeg anekdotische publicaties over vergeten IUD. In de IUD-<br />

database van Debrecen werden de patiënten die ononderbroken<br />

hetzelfde IUD droegen gedurende 20 jaar of meer, bestudeerd. Er werden niet<br />

significant meer bijwerkingen gevonden.<br />

Op basis van die resultaten kan men stellen dat Cu-houdende IUD’s gerust 20<br />

jaar ter plaatse kan blijven.<br />

9<br />

GUNAIKEIA - Speciaal nummer<br />

Levonorgestrel-releasing intrauterine<br />

system in the treatment of menorrhagia<br />

S. Goncalves, S. Saleiro et al.<br />

Een studie bij 157 patiënten vertoonde bij 35% adenomyosis en 9,5% myomata.<br />

In de studieperiode van 5 jaar werd het IUD verwijderd in 6,4% van de<br />

gevallen. Het IUD werd bij 3 patiënten spontaan geëxpulseerd. In de studiegroep<br />

onderging 12,7% een hysterectomie. In lijn met vroegere studies is het<br />

LNG-IUD een effectieve methode in de behandeling van menorragie en een<br />

belangrijk alternatief voor een hysterectomie.<br />

Contraception and treatment of idiopathic<br />

menorraghia with a frameless intrauterine<br />

levonorgestrel-releasing system<br />

D. Wildemeersch, A. Andrade, D. Janssens<br />

In een groep van 315 patiënten, waarvan 85% pare en 15% nullipare werden<br />

13.105 cycli onder FibroPlant ® geobserveerd. Het IUD is een frameless IUD<br />

(cfr. Cu-Fix) dat 20µg/d levonorgestrel afgeeft. Er ontstond 1 zwangerschap,<br />

ná de spontane expulsie van het IUD. Het IUD is een uitermate effectief anticonceptivum<br />

en wordt goed getolereerd. Het IUD is zeer effectief om het<br />

menstrueel bloedverlies te verminderen. De auteurs vinden dat het LNG-IUD<br />

als eerstelijnsbehandeling dient gebruikt te worden vóór een endometriumablatie<br />

of hysterectomie.<br />

Zwangerschapsonderbreking<br />

Gezien het zeer hoge aantal ongewenste zwangerschappen met onderbreking<br />

tot gevolg, is dit wel een topic waard.<br />

Misoprostol in medical abortion<br />

K. Gemzell<br />

Misoprostol in combinatie met mifepriston is een uiterst effectieve manier<br />

om een zwangerschap af te breken. Indien enkel misoprostol wordt gebruikt,<br />

moet men een hogere dosis toepassen met als gevolg meer bijwerkingen. Het<br />

toedienen van misoprostol kan gebeuren via orale of vaginale weg. Sublinguale<br />

toediening lijkt het meest effectief, vermoedelijk omdat het product<br />

vaginaal niet volledig oplost.<br />

Which women are at risk for repeated abortion?<br />

S. Tschudin, J. Bitzer<br />

Een derde van de vrouwen die zich aanbiedt met een ongewenste zwangerschap<br />

had op zijn minst 1 vroegere zwangerschapsonderbreking ondergaan.<br />

Immigranten (Zwitserland) en non-users van AC zijn oververtegenwoordigd.<br />

Het gebruik van langwerkende AC moet aangemoedigd worden in het kader<br />

van preventie.


Hormonale anticonceptie<br />

Estetrol (E4): a new estrogen in the pill?<br />

M. Visser, H. Coelingh Benninck<br />

Estetrol is een oestrogeen dat wordt aangemaakt door de foetus. Op basis<br />

van zijn biochemisch profiel kan E4 worden geclassificeerd als een natuurlijke<br />

SERM. Wanneer significante klinische voordelen worden vastgesteld, en de<br />

veiligheid en effectiviteit vergelijkbaar zijn met die van ethinylestradiol, zou<br />

E4 ethinylestradiol kunnen vervangen.<br />

New developments in contraception<br />

R. Sitruk-Ware<br />

Hormoon-releasing IUD en inplant zijn nu uitgebreid aanvaard, gel en transdermale<br />

spray worden uitgebreid getest. De vaginale ring is in laatste stadium<br />

van onderzoek (USA!).<br />

Nieuwe AC voor gebruik door gezonde patiënten dienen uitermate safe te<br />

zijn, gemakkelijk in gebruik en omkeerbaar.<br />

Etonogestrel implant in women with diabetes<br />

R. Branco et al.<br />

In een éénjaardurende studie met 23 diabetespatiënten kwam men tot de<br />

vaststelling dat het inplant veilig was, goed aanvaard en zeer weinig klinische<br />

impact had op de glykemie. Bij jonge diabetici werd aangetoond dat de proteinurie<br />

verminderde en het ook een goed AC is bij coëxistent vaatlijden.<br />

Implanon ® -retrospective study of 7 years among<br />

young people<br />

F. Pinto et al.<br />

Bij 235 patiënten werd de bruikbaarheid van het inplant nagegaan. De<br />

effectiviteit bedroeg 100%. De vastgestelde bijwerkingen waren<br />

10<br />

GUNAIKEIA - Speciaal nummer<br />

irregulier bloedverlies, gewichtstoename, hoofdpijn en acne. Oligomenorroe<br />

was het meest voorkomend bloedingspatroon. Gezien de vrij hoge graad van<br />

tevredenheid, hebben slechts 17 patiënten het inplant door een nieuw<br />

laten vervangen. De auteurs menen dat Implanon ® een uitstekende methode<br />

biedt bij slechte compliance en dan vooral in jonge patiënten met sociale en<br />

psychologische problemen.<br />

Review of Implanon ® use in adolescents in a<br />

community service setting<br />

C. Lipetz, C. Fleming<br />

146 patiënten werden bestudeerd, waarvan 47% reeds een ongewenste<br />

zwangerschap achter de rug had. Van diegenen die Implanon ® vroegtijdig<br />

lieten verwijderen, hadden 20 vrouwen een ongewenste zwangerschap in de<br />

36 maanden na de verwijdering. Andere langwerkende AC dienen te worden<br />

overwogen bij het vroegtijdig verwijderen van Implanon ® .<br />

Patients satisfaction results from 2 surveys on<br />

NuvaRing ® in real world settings<br />

I. Lete, A. Rieder<br />

De survey omvatte 2.864 patiënten. De sterktes en zwaktes van de NuvaRing ®<br />

werden geëvalueerd aan de hand van een vragenlijst. De sterkte van de ring<br />

was het gemakkelijk gebruik met weinig bijwerkingen en het feit niet elke dag<br />

te moeten denken aan AC. Voor sommige patiënten is het verplichte voorschrift<br />

een nadeel. In sommige gevallen is er ook interferentie met de coïtus.<br />

In het algemeen is de patiëntentevredenheid met NuvaRing ® zeer hoog.


G1089N_2008<br />

Anne Verougstraete<br />

Alhoewel België lage abortuscijfers kent, zal tussen één vrouw op de<br />

zeven en één op de vijf ooit eens een zwangerschapsafbreking meemaken.<br />

Veranderende levenssituaties, crisismomenten en psychologische<br />

problemen bemoeilijken correct anticonceptiegebruik. De kennis over<br />

vruchtbaarheid, anticonceptie en noodanticonceptie kan duidelijk<br />

beter, en artsen kunnen zeker hun steentje bijdragen om de situatie te<br />

verbeteren.<br />

Epidemiologie van vrijwillige<br />

zwangerschapsafbrekingen<br />

Hoewel België, samen met Nederland, Zwitserland en Duitsland het minst<br />

aantal zwangerschapsafbrekingen heeft ter wereld (< 10/1.000 vrouwen<br />

van 15-44j/jaar), blijven de abortuscijfers in België jaar na jaar licht stijgen<br />

(Figuur 1). In 2005 waren er 17.867 geregistreerde zwangerschaps afbrekingen<br />

in België (Tabel 1) (in tegenstelling tot Zwitserland waar ze dalen).<br />

De kans dat een vrouw ooit eens een abortus zal laten uitvoeren in haar leven<br />

wordt het best weergegeven door de Total Abortion Rate. Deze was voor<br />

België 0,21 in 1996 (het zou in de realiteit iets minder kunnen zijn dan één<br />

vrouw op de vijf omdat sommige vrouwen meerdere abortussen hebben in<br />

hun leven, anderzijds heb je ook onderrapportering). In een representatieve<br />

studie in Nederland (2005-2006) verklaarde 14% van de 55-jarige vrouwen<br />

dat ze ooit een zwangerschap had afgebroken (één vrouw op de zeven); het<br />

gemiddelde was 10,6%. Dit zijn minimale cijfers, gezien bij ethisch geladen<br />

onderwerpen er steeds onderrapportering is. Eens de leeftijd van 45 jaar, zal<br />

35% van de Amerikaanse vrouwen ooit een abortus laten uitvoeren (Guttmacher.org<br />

2006). Abortus komt dus véél voor en in België zal tussen één vrouw<br />

op de zeven en één vrouw op de vijf het ooit eens meemaken. Eén vierde van<br />

de 35-44-jarige Belgische vrouwen is al ooit ongewenst zwanger geworden<br />

(in deze studie werd niet gevraagd of deze ongewenste zwangerschap ook<br />

afgebroken werd) (1).<br />

Hoewel de meeste zwangerschapsafbrekingen te wijten zijn aan het opduiken<br />

van een ongeplande zwangerschap door falen van anticonceptie of van<br />

anticonceptiegebruik, zijn er ook gewenste zwangerschappen die afgebroken<br />

worden omwille van een relatiebreuk of omwille van ernstige problemen in<br />

het gezin.<br />

Falen van anticonceptie in<br />

België, moeilijkheden bij het<br />

beteugelen van de fertiliteit en<br />

bij anticonceptiegebruik<br />

Anne Verougstraete<br />

Sjerp-Dilemma-VUB (abortuscentrum VUB, Brussel); CAW Mozaïek (anticonceptie);<br />

Dienst Gynaecologie-Verloskunde, HU Erasme, ULB, Brussel<br />

Ke y w o r d s: a b o r t i o n – ContraCeptive failure – C o n t r a C e p t i o n –<br />

emergenCy C o n t r a C e p t i o n<br />

12<br />

GUNAIKEIA - Speciaal nummer<br />

Figuur 1: Evolutie van het aantal abortussen in België.<br />

Aantal abortussen/1.000 vrouwen van 15-44 jaar<br />

9<br />

8<br />

7<br />

6<br />

5<br />

4<br />

3<br />

2<br />

1<br />

0<br />

1993 1997 2000 2001 2002 2003 2004 2005<br />

van Bussel, CRZ 2006 op basis van nationale evaluatiecommissie, federale overheid, SPE, ONE<br />

Tabel 1: Evolutie van de aangegeven abortussen bij vrouwen<br />

gedomicilieerd in België.<br />

Illegaliteit (Vekemans)<br />

1985 15.590<br />

Sedert de wet van 1990 (nationale evaluatiecommissie)<br />

1993 13.474<br />

1996 14.533<br />

1999 13.937<br />

2000 14.923<br />

2001 16.178<br />

2002 15.716<br />

2003 16.707<br />

2004 16.932<br />

2005 17.867<br />

Het aantal zwangerschapsafbrekingen volgt de vruchtbaarheidscurve van de<br />

vrouw en is het hoogst (per 1.000 vrouwen) in de groep 20-24-jarige. De<br />

gemiddelde leeftijd van de abortuspatiënte is 27,4 jaar (2005). Men merkt<br />

een stijging in alle leeftijdscategorieën maar vooral in de groep 25-29 jaar<br />

(Figuur 2). Men kan zich afvragen of de preventiecampagnes niet te veel enkel<br />

gericht zijn tot jongeren? Bij de jongvolwassen vrouwen heerst er dikwijls<br />

een pilmoeheid (na een aantal jaren pilgebruik worden vrouwen ongerust<br />

over de invloed van pilgebruik op hun latere vruchtbaarheid, willen ze ‘al die


Tabel 2: Anticonceptiegebruik (%) in België: gezondheidsenquêtes 2004.<br />

Zeer efficiënte anticonceptie: implantaat, prikpil, IUD, sterilisatie<br />

Vlaanderen: 19,6%<br />

Brussel: 8,8%<br />

Wallonië: 13,7%<br />

Pil Patch Implantaat IUD Noodpil Condoom Sterilisatie CI & Geen Geen<br />

vag. ring prikpil period. anticon- seks<br />

onth. ceptie<br />

Vlaanderen 33,3 1,1 1,0 8,3 0,5 6,1 9,3 1,8 21,6 17<br />

Brussel 36,6 0,9 1,1 4,9 1,4 5,2 2,8 0,6 19,9 26,7<br />

Wallonië 42,1 1,6 0,7 8,1 0,6 2,7 4,9 0,2 19,8 19,4<br />

chemische rommel’ uit hun lichaam en ‘gezonder’ gaan leven (biologische<br />

voeding, ‘light’-mania). Het negatief imago van hormonen in de media en in<br />

de maatschappij (hormonen in vlees, hormonale doping in sport, borstkanker<br />

en hormonen in de menopauze) bevordert het vertrouwen in hormonale anticonceptie<br />

uiteraard niet. De Gezondheidsenquête van 2004 toont trouwens<br />

een daling van het pilgebruik (69% in 1997 naar 60% in 2004), een stijging<br />

Figuur 2: Evolutie van het aantal abortussen en de leeftijd in België.<br />

Abortuscijfer bij vrouwen gedomicilieerd in België naar leeftijdsgroep<br />

(1993 ruit, 1995 driehoek, 2000 vierkant, 2005 bolletje).<br />

Aantal abortussen/1.000 vrouwen<br />

Abortuscijfer<br />

60<br />

50<br />

40<br />

30<br />

20<br />

10<br />

14<br />

12<br />

12,98<br />

11,9<br />

10<br />

8,69<br />

7,59<br />

8<br />

6<br />

7,55<br />

6,48<br />

5,89<br />

5,33<br />

4<br />

4,14<br />

3,66<br />

2,19<br />

2<br />

0<br />

15-19 20-24 25-29 30-34 35-39<br />

1,12<br />

40-44<br />

Leeftijdscategorie<br />

van Bussel, CRZ 2006<br />

Figuur 3: Noodsituatie 2005 in %.<br />

0<br />

Gezondheid vrouw of toekomstig kind<br />

Persoonlijke redenen: te jong, te oud, student, alleenstaand, momenteel geen kinderwens, voltooid gezin<br />

Financiële redenen: werksituatie, woonsituatie<br />

Relationele of familiale problemen: relatie verbroken, partner weigert zwangerschap, occasionele relatie,<br />

te recent, buitenechtelijk, partnerrelatiemoeilijkheden, omgeving weigert, juridisch i.v.m. echtscheiding<br />

Zwangerschap na verkrachting of incest<br />

Politiek vluchteling<br />

53,05<br />

14,42<br />

25,17<br />

Noodsituatie<br />

3,4<br />

0,74<br />

2,59<br />

Gezondheid Persoonlijk Geld Relatie Verkrachting Politiek<br />

vluchteling<br />

13<br />

GUNAIKEIA - Speciaal nummer<br />

van het gebruik van spiraaltjes (9% in 1997 naar 13% in 2004) en een stijging<br />

van het condoomgebruik. In Vlaanderen gebruikt 19,6% van de vrouwen zeer<br />

efficiënte anticonceptie (implantaat, prikpil, spiraaltje, sterilisatie); in Wallonië<br />

is dat 13,7% en in Brussel 8,8% (Tabel 2). Het is dan ook niet verwonderlijk<br />

dat men het meest abortussen heeft in Brussel (18,29/1.000 vrouwen<br />

van 15-44j), dan in Wallonië (7,92) en het minst in Vlaanderen (5,86) (2).<br />

Eén vierde van alle zwangerschapsafbrekingen in België wordt uitgevoerd bij<br />

vrouwen die in Brussel wonen. Dertig percent van deze vrouwen verklaart in<br />

een materiële noodsituatie te zitten. In Brussel heeft men ook hoge werkloosheidscijfers,<br />

mensen zonder papieren, en veel migranten.<br />

Zwangerschappen worden vooral omwille van psychosociale redenen<br />

afgebroken (Figuur 3) (3). Van de zwangerschapsafbrekingen wordt 79% in<br />

abortuscentra uitgevoerd en 21% in ziekenhuizen.<br />

Volgens de nationale evaluatiecommissie (2005) gebruikte 43% van de<br />

vrouwen geen anticonceptie in de maand dat ze ongepland zwanger werden<br />

(Figuur 4). Bij een meer nauwkeurige registratie van periodieke onthouding<br />

(PO) en coïtus interruptus (CI) bleek dit in het Collectief Anticonceptie te Gent<br />

wel minder te zijn (28,6% in 2006) (Figuur 5). In de groep jonge vrouwen<br />

had 18% niets gedaan om een zwangerschap te voorkomen (Figuur 6). De<br />

‘pil wordt véél gebruikt en véél vergeten. Het is blijkbaar ook moeilijk om<br />

steeds vlijtig een condoom te gebruiken. De noodpil wordt amper gebruikt na<br />

onbeschermde coïtus.<br />

Seks zonder anticonceptie en zonder<br />

kinderwens<br />

In een representatieve enquête bij Belgische vrouwen van 15-45 jaar gaf de<br />

helft toe dat ze al ooit seks hadden gehad zonder een contraceptiemiddel en<br />

zonder een kinderwens te hebben (Franstalige: 57%, Nederlandstalige: 44%);<br />

25% al meer dan 3 keer en 15% al meer dan 10 keer (1). In de Gezondheidsenquête<br />

van 2004 gaf 16% van de jongeren (15-19j) toe seksueel actief te zijn<br />

zonder anticonceptiegebruik. Bij eerstekandidatuurstudenten (max 20j) was<br />

dit 10% (Van Hove, 2004). Belgisch onderzoek naar de redenen van het niet<br />

gebruiken van anticonceptie is jammer genoeg onbestaand. Het Ierse ‘crisis<br />

pregnancy agency and department of health and children’ ondervroeg de 10%<br />

jongeren (18-24 jaar) waarom ze dan geen anticonceptie hadden gebruikt<br />

tijdens de laatste seksuele betrekking? Alcohol, cannabis en ander druggebruik<br />

werd in 20% aangekaart; 18% had geen anticonceptie bij de hand;<br />

16% had niet gepland om die dag seks te hebben en 15% gaf toe dat ze<br />

niet eens aan anticonceptie hadden gedacht! ‘Saturday Night Fever’<br />

vergemakkelijkt het gebruik van anticonceptie blijkbaar niet!


Figuur 4: De meest gebruikte anticonceptie in % gedurende de laatste<br />

maand: 2005.<br />

45<br />

40<br />

35<br />

30<br />

25<br />

20<br />

15<br />

10<br />

35<br />

30<br />

25<br />

20<br />

15<br />

10<br />

5<br />

0<br />

Geen<br />

Coïtus interruptus<br />

Periodieke onthouding<br />

Spermacide<br />

Pessarium<br />

Condoom<br />

Pil<br />

Methode<br />

Prikpil<br />

IUD<br />

Sterilisatie man<br />

Sterilisatie vrouw<br />

2005<br />

Sterilisatie beiden<br />

Morning after-pil<br />

Nationale evaluatiecommissie<br />

Figuur 5: Anticonceptie voor de abortus (%).<br />

5<br />

0<br />

Collectief Anticonceptie Gent: abortuscentrum Gent<br />

Implantaat<br />

Patch<br />

Vaginale ring<br />

NFP-methode<br />

1986<br />

1996<br />

2006<br />

Niets, PO + CI Condoom Condoom Pil Spiraal Andere??<br />

pilstop + PO<br />

Figuur 6: Anticonceptie gebruikt voor de abortus door jongeren<br />

tot 18 jaar (%).<br />

45<br />

40<br />

35<br />

30<br />

25<br />

20<br />

15<br />

10<br />

5<br />

0<br />

1996<br />

2006<br />

Collectief Anticonceptie Gent: abortuscentrum Gent<br />

Niets, PO CI Condoom Condoom Pil Andere??<br />

pilstop + PO<br />

Andere<br />

14<br />

GUNAIKEIA - Speciaal nummer<br />

Origine van de ongeplande<br />

zwangerschap<br />

Drukke of veranderende situaties in het leven bemoeilijken correct anticonceptiegebruik<br />

(nieuwe relatie, nieuwe job, verhuizen, net bevallen). Als het<br />

koppel een crisis doormaakt of uit elkaar gaat, wordt er weleens overhaastig<br />

met de pil gestopt, waardoor men dan onbeschermd is als het onverwacht<br />

toch weer goed komt. Sommige vrouwen durven niet zeggen dat ze de pil<br />

vergeten zijn, omdat ‘hij toch zoveel zin heeft, en het zou toch wel moeten<br />

lukken zeker…’ (het plezier van de man gaat voor). Sommige mannen willen<br />

geen condoom gebruiken ondanks het feit dat de vrouw vertelt dat ze haar<br />

pil vergeten is of dat ze geen anticonceptie gebruikt (dominante houding van<br />

de man of geweld in het koppel). Vrouwen die ongelukkig zijn in hun seksuele<br />

relatie, zullen ook moeilijker minieme neveneffecten van anticonceptie verdragen<br />

en meer geneigd zijn om er steeds weer mee te stoppen. Ook als seks<br />

sociaal afgekeurd wordt, zal correct anticonceptiegebruik bemoeilijkt worden.<br />

Andere vrouwen hebben een ambivalente kinderwens, waardoor ze hun anticonceptie<br />

makkelijker vergeten. Een kleine groep verwerpt het keurslijf van de<br />

anticonceptie: ‘We zullen wel zien wat er komt’.<br />

Migranten<br />

De etnische achtergrond en de nationaliteit van vrouwen die een abortus<br />

vragen (en in België wonen) wordt door de nationale evaluatiecommissie niet<br />

geregistreerd. In Nederland werd dat in 2005 wel onderzocht: de geschatte<br />

abortusratio (aantal abortussen per 100 zwangerschappen van 15-44 jaar)<br />

is tweemaal hoger voor Marokkaanse en Turkse vrouwen dan voor auto chtone<br />

Nederlandse vrouwen, en nog veel hoger voor vrouwen uit Suriname en<br />

de Nederlandse Antillen (4). Vrouwelijke migranten zijn doorgaans minder<br />

geschoold, sociaal meer geïsoleerd, armer, hebben minder vaak werk en vinden<br />

dikwijls de weg niet zo goed in de gezondheidszorg. Door de dominante<br />

positie van de man hebben de vrouwen vaak minder de kans om autonoom<br />

beslissingen te nemen. Door gebrek aan kennis heerst er ook soms wantrouwen<br />

ten opzichte van de moderne anticonceptie met de vrees dat ze later<br />

niet meer zwanger zullen worden.<br />

In een aantal landen worden vrouwen geëerd voor het aantal kinderen dat<br />

ze op de wereld zetten, en gezien een hoge kindersterfte, moet men veel kinderen<br />

maken in de hoop dat er een paar zullen overleven. Dan blijft er soms<br />

een wat ambivalente kinderwens aanwezig bij het gebruik van anticonceptie.<br />

Een fatalistische houding en de onmacht om hun man te overtuigen om een<br />

condoom te gebruiken zorgen ook voor een verhoogd risico op een ongeplande<br />

zwangerschap als ze bv. pillen vergeten zijn. In Japan, China en Oost-<br />

Europa wordt hormonale anticonceptie frequent met argwaan bekeken, ook<br />

door het medisch korps. Een Russische arts zei: “Ik begrijp die vrouwen van<br />

West-Europa niet die zich dag na dag vergiftigen met hormonen terwijl een<br />

abortus 10 minuten duurt”. Het is dan ook niet te verwonderen dat vrouwen<br />

uit Oost-Europa minder ‘de pil’ gebruiken en ook frequenter niets gebruiken<br />

als anticonceptie. Het is duidelijk dat je die culturele visies niet in enkele<br />

consultaties kan wegwerken, zelfs al heb je het allemaal ‘goed uitgelegd’!<br />

Meestal is het goed om hulpverleners te hebben van dezelfde cultuur of<br />

religie als de patiënt, want dan kunnen ze elkaar veel beter begrijpen. Maar<br />

soms is dat een nadeel, omdat men soms veel vrijer is indien de hulpverlener<br />

niet van dezelfde cultuur of godsdienst is. Dit kan het geval zijn voor<br />

anticonceptie bij ongehuwde meisjes, voor abortus, voor sterilisatie en voor<br />

homoseksualiteit.


Jongeren<br />

Elk jaar wordt één adolescent meisje op de 60 zwanger in België. De helft<br />

(47,5% in 2005) zal beslissen om de zwangerschap af te breken. De laatste<br />

jaren beslissen hoe langer hoe meer meisjes om de zwangerschap af te breken<br />

(in 1995 was dat 36,26%) (Figuur 7). Alhoewel het aantal abortussen ook in<br />

deze groep stijgt, hebben we toch één van de laagste abortuscijfers ter wereld<br />

(7,59/1.000 bij vrouwen 15-19 jaar). Meisjes die toekomstplannen hebben en<br />

willen blijven studeren, zullen eerder kiezen om de zwangerschap af te breken<br />

dan meisjes die het op school en in het leven niet zien zitten: de baby wordt<br />

dan hun toekomstplan.<br />

In België verklaart 80% van de adolescenten dat de ouders hun anticonceptie<br />

betalen (in 67% is het de moeder) (5). We hebben dus goede ouders! Indien<br />

er een open atmosfeer in het gezin heerst rond anticonceptie en seksualiteit,<br />

zullen de jongeren zich beter beschermen (het meisje kan dan haar pil naast<br />

die van haar moeder leggen, zal zo minder haar pil vergeten en kan er ook<br />

over praten als er iets misgaat). Sommige meisjes hebben echter geheime anticonceptie<br />

nodig omdat hun ouders hen verbieden om seksueel actief te zijn<br />

(prikpil, vaginale ring, eventueel spiraaltje). Het probleem is niet enkel praktisch!<br />

Anticonceptie nemen is ‘vrijen met voorbedachte rade’. Bij ongehuwde<br />

moslim- of streng katholieke meisjes belemmeren tegenstrijdige morele normen<br />

correct preventief gedrag: ‘elke dag wordt je eraan herinnerd (door de<br />

pil te nemen) dat je iets doet dat niet mag! je moet naar de dokter, je moeder<br />

kan je pilstrip vinden, of een voorschrift…, het is allemaal veel te riskant’. Ze<br />

beslissen dan om niet meer te vrijen… tot de volgende fuif. De adolescentie is<br />

ook een tijd van spontaneïteit, van ongepland leven, van uitdaging. Sommigen<br />

nemen echt risico’s: take a walk on the wild side op allerlei gebied, maar<br />

ook op seksueel vlak. Soms is dit een teken van depressie. In het Verenigd<br />

Koninkrijk bleken jongeren van 13-14 jaar, die seksueel actief waren, minder<br />

beschermd dan oudere jongeren; één derde van de 13-14-jarige meisjes had<br />

het gevoel dat de partner meer seks wou dan zijzelf (Tabel 3). Het assertief<br />

opvoeden van de meisjes werkt dan ook preventief!<br />

De kennis van jongeren in verband met vruchtbaarheid en anticonceptie kan<br />

zeker beter: zo denkt 6% dat je niet kan zwanger worden als je de allereerste<br />

keer vrijt. Een vierde tot de helft weet niet goed wat te doen als ze pillen vergeten<br />

is. De overgrote meerderheid (87%) weet niet tot wanneer je de noodpil<br />

kan gebruiken en 23% denkt dat je de hele maand beschermd bent na de<br />

inname van één noodpil. Ongeveer 20% denkt dat de noodpil even efficiënt is<br />

als ‘de pil’ (5). In 2002 dacht 20% van de jongeren dat ‘douchen’ een efficiënte<br />

anticonceptie was en 16% dat coïtus interruptus efficiënt was. De meerderheid<br />

(70%) was overtuigd dat je van de pil dikker werd en 1/3 dacht dat het<br />

af en toe goed is om met de pil te stoppen om het lichaam te laten ‘ademen’<br />

(Schering 2002). Over de kennis van oudere vrouwen is veel minder geweten<br />

omdat die weinig ondervraagd worden. Jongeren vergeten vaak ‘de pil’ en zijn<br />

weinig tolerant voor neveneffecten. Zo worden ze ook snel ongerust als er<br />

een doorbraakbloeding of ‘spotting’ optreedt. Ze zijn dan ook geneigd om met<br />

anticonceptie te stoppen omdat ze vrezen voor ernstige gevolgen als infertiliteit.<br />

De WGO, ACOG en anticonceptiespecialisten raden dan ook aan om aan<br />

adolescenten eerder 30µg pillen voor te schrijven (gezien de nefaste gevolgen<br />

van de slechte compliance en het snel stoppen als er spotting is).<br />

Vrouwen na een scheiding<br />

Na een scheiding stoppen veel vrouwen met anticonceptie. Als ze dan plots,<br />

na een periode alleen te zijn geweest, een nieuwe relatie beginnen, zijn ze<br />

15<br />

GUNAIKEIA - Speciaal nummer<br />

Figuur 7: Evolutie van het aantal abortussen en de leeftijd in België.<br />

Abortusratio<br />

Abortusratio bij vrouwen gedomicilieerd in België naar leeftijdsgroep<br />

(1995 driehoek, 2000 bolletje, 2005 vierkant).<br />

Aantal abortussen/100 zwangerschappen<br />

100<br />

90<br />

80<br />

70<br />

60<br />

50<br />

40<br />

30<br />

20<br />

10<br />

0<br />

47,5<br />

39,59<br />

36,26<br />

15-19 20-24 25-29 30-34 35-39 > 40<br />

Leeftijdscategorie<br />

van Bussel, CRZ 2006<br />

Tabel 3: Groot-Brittannië: eerste heterosexuele ervaring (Natsal 2000).<br />

Leeftijd eerste seks 13-14 15 16 17 18-24<br />

Mannen: in %<br />

Had langer willen wachten 42 26 19 12 8<br />

Geen condoom 31 19 19 18 19<br />

Geen voorbehoedmiddel 18 10 8 3 7<br />

Partner meer bereid 9 7 7 6 5<br />

Vrouwen: in %<br />

Had langer willen wachten 84 49 34 34 19<br />

Geen condoom 34 17 20 21 21<br />

Geen voorbehoedmiddel 22 10 9 9 10<br />

Partner meer bereid 33 26 20 16 18<br />

28,31<br />

22,52<br />

dikwijls niet beschermd. Het condoom hebben ze dikwijls nooit gebruikt, en ze<br />

denken niet eens aan de mogelijkheid om de noodpil te gebruiken.<br />

Herhaalde abortussen<br />

In het KAC te Gent wordt 30% van de abortussen uitgevoerd bij vrouwen die<br />

al eerder een abortus gehad hebben (2006). In Nederland was dit 35,7% in<br />

2004 en in de VSA 47-48% in 2002. Het is natuurlijk een heel ander probleem<br />

als je heel snel opnieuw ongewenst zwanger wordt dan als er 10 jaar tussen<br />

zit. Professor Blayo uit Frankrijk (demograaf) vindt dan ook dat men best periodes<br />

van 5 jaar zou beschouwen. Moest een vrouw regelmatig seks hebben<br />

van 15 tot 44 jaar zonder kinderen te hebben en zonder ooit anticonceptie<br />

te gebruiken, zou ze meer dan 30 abortussen ondergaan in de loop van haar<br />

leven (6). Dit betekent dus ook dat de meeste vrouwen pogingen ondernemen<br />

om ongewenste zwangerschappen te voorkomen, zij het niet altijd met succes.<br />

Vrouwen met herhaalde abortussen hebben meer frequent seks. Het komt<br />

ook meer voor bij migranten. Bij vrouwen met herhaalde abortus is er ook een<br />

groter risico op familiaal en seksueel geweld (7) en op seksueel overdraagbare<br />

aandoeningen. Artsen moeten hierop attent zijn om deze vrouwen in nood<br />

te kunnen helpen!<br />

De pil en compliance<br />

Van de Belgische vrouwen vergeet 40% verschillende pillen per jaar (8%<br />

verschillende pillen per maand!) (1). Vrouwen die seks onprettig vinden of


pijnlijk of ongelukkig zijn in hun relatie, zullen meer geneigd zijn om hun pil<br />

te vergeten of om ermee te stoppen. Sanders onderzocht in een prospectieve<br />

studie (2001) het effect van de pil op seksualiteit en het verband met het stoppen<br />

van de pil. In de loop van het jaar stopte 47% met de pil en 14% veranderde<br />

van pil. De beste predictieve factoren voor het stoppen of veranderen<br />

was een emotioneel onbehagen, een verergering van het premenstrueel syndroom,<br />

een vermindering van seksuele gedachten en van de psychoseksuele<br />

respons (8). Pillen met 15µg ethinylestradiol kunnen dyspareunie veroorzaken<br />

(19%) en verminderd seksueel verlangen, activiteit en genot (prospectieve<br />

studie) (9). Deze pillen worden in België weinig voorgeschreven. Een studie<br />

over de vaginale ring en seksualiteit was geruststellend. Als de pil ernstige<br />

dysmenorroe weet op te lossen, is de compliance meestal uitstekend.<br />

Condoom<br />

Bij correct gebruik is het condoom zeer efficiënt (slechts 2% van de vrouwen<br />

wordt zwanger tijdens het eerste jaar correct gebruik). Nochtans slagen veel<br />

koppels er niet in om het steeds correct te gebruiken, zodat meestal 15% van<br />

de vrouwen na één jaar zwanger is (VSA) en 3,3% in Frankrijk. Het vrouwencondoom<br />

is minder efficiënt dan het mannencondoom.<br />

Noodanticonceptie<br />

Kan men het aantal abortussen doen dalen door de noodpil over the counter<br />

ter beschikking te stellen? Theoretisch zou het kunnen omdat de nood pil<br />

zeker 75% van de zwangerschappen kan voorkomen, maar dit is tot nu toe<br />

niet gelukt in Schotland, China noch in de Verenigde Staten. Niet omdat<br />

de noodpil niet efficiënt is, maar omdat er te veel onbeschermd gevreeën<br />

wordt, en de noodpil slechts zelden wordt gebruikt omdat het risico op<br />

zwangerschap slecht wordt ingeschat. In China werd de noodpil niet gebruikt<br />

in 89% van de cycli waarin de vrouwen zwanger waren geworden<br />

omdat ze het risico op zwangerschap niet hadden erkend (10). In Frankrijk<br />

werden abortuspatiënten ondervraagd: slechts 38,5% van de vrouwen was<br />

bewust van het risico toen het bevruchtend seksueel contact plaatsvond. De<br />

helft van deze vrouwen minimaliseerde het risico achteraf zodat ze uiteindelijk<br />

de noodpil niet genomen hebben (terwijl ze de noodpil wel kenden).<br />

De auteurs concluderen dat men de noodpil best bij de hand heeft om die<br />

meteen in te nemen bij onbeschermd seksueel contact. Zij constateren ook<br />

dat de slechte perceptie van het risico op zwangerschap de grootste rem is<br />

op efficiënt gebruik van de noodpil (11). Ander onderzoek heeft uitgewezen<br />

dat de noodpil met levonorgestrel zeer efficiënt is vóór de eisprong<br />

maar weinig of geen effect heeft eens de eisprong heeft plaatsgegrepen.<br />

Gezien men de eisprong niet met zekerheid kan bepalen, neemt men toch<br />

best de noodpil in, maar als de kans groot is dat de eisprong reeds heeft<br />

plaatsgegrepen zou men eerder de plaatsing van een noodspiraaltje moeten<br />

overwegen (koperspiraal) (12).<br />

Perceptie van de vruchtbaarheid<br />

Elke dag constateren we dat er een groot gemis is aan kennis van de cyclus en<br />

van de vruchtbaarheid. Nochtans gebruiken toch nog veel jonge en volwassen<br />

vrouwen periodieke onthouding samen met condoom of met coïtus interruptus,<br />

en baseren ze zich meestal op verkeerde informatie om te beslissen of ze<br />

een condoom zullen gebruiken of de noodpil nodig hebben. Het is belangrijk<br />

dat koppels die beslissen om ‘natuurlijke’ anticonceptie toe te passen, correcte<br />

scholing krijgen om die gekozen methode op zijn best te gebruiken. Daarnaast<br />

moeten ze weten dat de ongeplande zwangerschappen die opduiken bij<br />

16<br />

GUNAIKEIA - Speciaal nummer<br />

gebruikers van deze methoden, dikwijls te wijten zijn aan ‘uitzonderingen’ op<br />

het strikte schema, dat niet altijd makkelijk vol te houden is.<br />

Wat kunnen artsen doen?<br />

- Langwerkende anticonceptie promoten en minder weigerachtig staan<br />

om spiraaltjes, implantaten en prikpil toe te dienen als vrouwen erom<br />

vragen.<br />

- De pil moet niet per se op de eerste dag van de menses gestart worden,<br />

het mag tot de 5de dag zonder bijkomende maatregelen. Als de vrouw<br />

die maand nog geen seksueel contact gehad heeft, mag ze ook later starten<br />

mits condoomgebruik gedurende de volgende 7 dagen (veel vrouwen<br />

worden intussen zwanger terwijl ze op hun maandstonden zitten te<br />

wachten).<br />

- De pil kan continu genomen worden. Men mag er dan af en toe één vergeten<br />

vóór het kwaad kan. (Men kan de pil doornemen tot er een periode<br />

van spotting optreedt, 5 dagen stoppen en dan opnieuw starten.)<br />

- Men moet opletten om niet de duurste pillen voor te schrijven aan adolescenten<br />

die ze zelf moeten betalen. Het is ook niet zo’n goed idee om<br />

de lichtste pillen voor te schrijven aan adolescenten die frequent pillen<br />

vergeten en snel stoppen bij het optreden van spotting.<br />

- Pilcontroles gebruiken om mogelijke pilproblemen te bespreken (braken,<br />

buikloop, vergeten, verlengde pilpauze, wanneer is een noodpil nodig en<br />

aan moeders informatie geven die nuttig is voor hun dochters).<br />

- Indien een noodpil werd genomen, kan men onmiddellijk met de pil starten<br />

en het condoom gebruiken gedurende de volgende 7 dagen.<br />

- Mensen die het condoom als anticonceptie gebruiken, kunnen best de<br />

noodpil al in huis hebben.<br />

- Vrouwen die borstvoeding geven, kunnen na vijf weken starten met een<br />

‘minipil’ (progestageen). Als de baby 6 maanden oud is, kan men onmiddellijk<br />

overschakelen op de gewone pil (en borstvoeding blijven geven).<br />

- Het koperspiraal mag tot de 12de dag van de cyclus geplaatst worden<br />

(WGO).<br />

- Het spiraaltje onmiddellijk na de abortus plaatsen: de helft van de<br />

vrouwen komt nadien niet terug om het te laten plaatsen (tot 9 weken is<br />

de kans op expulsie klein: 2,5%; tussen 9-12 weken: 6%).<br />

- Het noodspiraaltje (koper) binnen de 5 dagen na onbeschermd seksueel<br />

contact zou een reële optie moeten worden.<br />

- Jonge vrouwen erop attent maken dat anticonceptie geen infertiliteit<br />

veroorzaakt, maar een soa wel! Als je later kinderen wil, gebruik een<br />

condoom (bij risico op een soa)! Wacht ook niet tot je fertiele jaren voorbij<br />

zijn om aan kinderen te denken!<br />

Conclusie<br />

We hebben weinig zwangerschapsafbrekingen in België, maar elk jaar blijven<br />

de abortuscijfers licht stijgen. Men kan betreuren dat de meest efficiënte<br />

anti conceptie (koperspiraal, LNG-IUS, implantaat) niet (of voor jongeren<br />

slechts gedeeltelijk) terugbetaald wordt. De kennis over vruchtbaarheid en<br />

anticonceptie is bij jonge zowel als bij volwassen vrouwen niet denderend,<br />

en dit zorgt voor een verkeerde aanpak van anticonceptieproblemen. Noodanticonceptie<br />

(pil en spiraal) wordt veel te weinig gebruikt na onbeschermde<br />

coïtus omdat het risico op zwangerschap slecht ingeschat wordt. De<br />

Gezondheidsenquête is de enige grootschalige studie die de gezondheid van<br />

de Belgen onderzoekt. Het is belangrijk om de vragen over anticonceptie en<br />

falen van anti conceptie meer uit te diepen, zodat preventieve maatregelen<br />

beter zouden kunnen aansluiten bij de specifieke problemen in België. Hoe


Tabel 4: Efficiëntie van de verschillende anticonceptiemethoden.<br />

% vrouwen die ongewenst % vrouwen die<br />

zwanger worden blijven gebruiken<br />

tijdens het eerste jaar na een jaar<br />

Methode Typisch gebruik Perfect gebruik<br />

VSA Wereld<br />

Geen methode 85 85<br />

Spermicide 29 4-25 18 42<br />

Terugtrekking 27 4-19 4 43<br />

Periodieke onthouding 25 2-20 51<br />

- kalendermethode 9<br />

- ovulatiemethode 3<br />

- sympto-thermale 2<br />

- na ovulatie 1<br />

Pessarium<br />

- parae 32 26 46<br />

- nulliparae 16 9 57<br />

Sponsje<br />

- parae 32 20 46<br />

- nulliparae 16 9 57<br />

Diafragma 16 6-20 6 57<br />

Condoom<br />

- vrouwelijk condoom 21 5-15 5 49<br />

- mannelijk condoom 15 2-15 2 53<br />

Gecombineerde pil 8 0,1-3 0,3 68<br />

Gecombineerde hormonale pleister 8 0,6-0.9 0,3 68<br />

Gecombineerde hormonale ring 6 0,4-1,3 0,3 68<br />

DMPA 3 0-1 0,3 56<br />

IUD<br />

- koperspiraaltje 0,8 0,1-1,5 0.6 78<br />

- LNG-IUD 0,1 0-0,6 0,1 81<br />

LNG-implantaat 0,05 0-0,1 0,05 84<br />

Sterilisatie van de vrouw 0,5 0-0,5 0,5 100<br />

Sterilisatie van de man 0,15 0-0,1 0,10 100<br />

Referenties<br />

1. Selected Practice recommendations for contraceptive use. Second edition 2005. World Health Organization, Geneva.<br />

2. De toegevoegde range in de wereldliteratuur komt uit: Contraception, your questions answered. 4de editie van John Guillebaud.<br />

kan men anders de problemen aanpakken als men ze nauwelijks onderzoekt?<br />

Geen enkele vrouw wordt immers graag geconfronteerd met een ongewenste<br />

zwangerschap, ook al is abortus voor haar de juiste keuze en een oplossing<br />

voor haar probleem. We zullen er nooit in slagen om alle zwangerschapsafbrekingen<br />

uit te schakelen omdat anticonceptie kan falen en vrouwen en<br />

koppels kunnen falen, maar het herleiden tot een minimum kan wel veel leed<br />

besparen.<br />

Tabel 4 geeft de efficiëntie weer van de verschillende anticonceptiemethoden<br />

(het is merkwaardig dat anticonceptie in de praktijk veel frequenter faalt in<br />

de VSA dan in Europa).<br />

17<br />

GUNAIKEIA - Speciaal nummer<br />

Referenties<br />

1. Insites: Vrouwen over sex, relaties en contraceptie. Onderzoek uitgevoerd in opdracht van Jansses-Cilag<br />

(2004).<br />

2. Van Bussel J. Zwangerschapsafbreking in België (1993-2005). Centrum voor Relatievorming en<br />

Zwangerschapsproblemen 2006. www.crz.be<br />

3. Nationale Commissie voor de evaluatie van de wet van 3 april 1990 betreffende de zwangerschapsafbreking.<br />

Verslag ten behoeve van het Parlement: 1 januari 2004 – 31 december 2005.<br />

4. Wijsen C, Van Lee L. Landelijke Abortusregistratie 2005. Rutgers Nisso Groep 2006.<br />

5. De Boeck M. Kennis en gebruik van (nood)anticonceptie bij jongeren. Thesis: Interuniversitaire GGS-opleiding<br />

Jeugdgezondheidszorg 2006.<br />

6. Harlap S, Kost K, Forrest JD. Preventing Pregnancy, Protecting Health: A New Look at Birth Control in the<br />

United States, New York: The Allan Guttmacher Institute, 1991,p38.<br />

7. Fisher WA, Singh SS, Shuper PA, Carey M, Otchet F. Characteristics of women undergoing repeat induced<br />

abortion. Can Med Ass J 2005;172(5):637-41.<br />

8. Sanders SA, Graham CA, Bass JL, Bancroft J. A prospective study of the effects of oral contraceptives on<br />

sexuality and well-being and their relationship to discontinuation. Contraception 2001;64(1):51-8.<br />

9. Caruso S, Agnello C, Intelisano G, Di Mari L, Cianci A. Sexual behavior of women taking low-dose oral<br />

contraceptive containing 15 microg ethinylestradiol/60 microg gestodene. Contraception 2004;69(3):237-<br />

40.<br />

10. HU X, Cheng L, Hua X, Glasier A. Advanced provision of emergency contraception to postnatal women in<br />

China makes no difference in abortion rates: a randomized controlled trial. Contraception 2005;72(2):111-6.<br />

11. Moreau C, Bouyer J, Goulard H, Bajos N. The remaining barriers to the use of emergency contraception:<br />

perception of pregnancy risk by women undergoing induced abortions. Contraception 2005;71(3):202-7.<br />

12. Novikova N, Weisberg E, Stanczyk FZ, Croxatto HB, Fraser IS. Effectiveness of levonorgestrel emergency<br />

contraception given before or after ovulation-a pilot study. Contraception 2007;75(2):112-8.


G1091N_2008<br />

Els Elaut<br />

De introductie van de eerste anticonceptiepil in het gros van de<br />

westerse wereld ligt ondertussen veertig jaar achter ons. Hoewel de pil<br />

wordt bestempeld als hét product dat de twintigste eeuw definieert,<br />

groeit onder vrouwen vandaag de pilmoeheid en hormonenmoeheid.<br />

De gezondheidszorg vindt het moeilijk om op hun kritische vragen een<br />

duidelijk antwoord te formuleren: na veertig jaar wetenschappelijke<br />

publicaties blijft de vraag naar de seksuele effecten van hormonale<br />

anticonceptie in de lucht hangen. Welke antwoorden kunnen we vrouwen<br />

bieden op basis van de huidige kennis binnen het onderzoeksveld? De<br />

auteurs verkennen veertig jaar literatuur en stellen nieuwe paden naar<br />

gedegen onderzoek voor.<br />

We schrijven begin jaren zestig. Pincus en collega’s publiceerden net hun bevindingen<br />

rond ‘orale medicatie ter fertiliteitscontrole’ bij vrouwen: efficiënte<br />

anticonceptie ‘zonder negatieve impact op het seksuele leven van vrouwen’<br />

(1, 2) werd op één decennium beschikbaar in het gros van de westerse wereld.<br />

Alom wordt verwezen naar een turbulente en wervelende periode: vrouwen<br />

kregen éénsklaps het zelfbeschikkingsrecht over hun vruchtbaarheid wat hen<br />

in staat stelde om seksualiteit (ook of vooral) als een act van plezier te beleven.<br />

Plots konden zij zelf beslissen of en wanneer er kinderen kwamen en<br />

voluit gaan voor een carrière indien ze dat wensten. Retrospectief lijkt de pil<br />

dan ook dé motor achter de vrouwenemancipatie en de seksuele revolutie.<br />

Of toch niet?<br />

We schrijven begin éénentwintigste eeuw. Panzer en collega’s rapporteren<br />

bevindingen omtrent een verminderd seksueel verlangen bij pilgebruiksters<br />

(in vergelijking met vrouwen die nooit de pil namen) (3). Het artikel werd<br />

massaal opgepikt door de populaire media (‘De pil kan leiden tot blijvende<br />

vermindering van seksueel verlangen’) (4, 5) maar ontving harde kritieken<br />

vanuit de sexual medicine, voornamelijk omwille van een rammelende<br />

methodologie (6). Het feit dat kranten dit artikel desondanks oppikten en<br />

er uitvoerig aandacht aan besteedden, vormt een mooie illustratie van een<br />

steeds meer groeiende bezorgdheid onder vrouwen vandaag. Elke paar maanden<br />

ver schijnt wel ergens een ‘libidodossier’ in een vrouwenmagazine waarin<br />

telkens opnieuw de vraag komt bovendrijven of hormonale anticonceptie<br />

wel zo goed is voor onze seksualiteitsbeleving. Het idee omtrent de pil als<br />

vrouwenemancipatie lijkt overgegaan in een ernstige pilmoeheid en zelfs<br />

hormonenmoeheid. Vrouwen worden kritischer en veeleisender: een excellente<br />

fertiliteitscontrole vinden ze vanzelfsprekend, nu willen ze er niet langer<br />

de bijwerkingen bovenop nemen (7).<br />

Eén vraag dringt zich dan ook op. Hoe gaan we om met vrouwen die een<br />

verminderd seksueel verlangen – of ruimere seksuele klachten – toe schrijven<br />

aan hun anticonceptie? Erkennen we hen daarin en gaan we samen op zoek<br />

naar een alternatief totdat deze klachten zijn verholpen? Of moeten we<br />

Hormonale anticonceptie:<br />

object van vrijheid of desillusie?<br />

Els Elaut, Griet De Cuypere<br />

Centrum voor Seksuologie en Genderproblematiek, UZ Gent, UG<br />

Ke y w o r d s: h o r m o n a l C o n t r a C e p t i o n – s e x u a l effeCt – o e s t r o g e n – p r o g e s ta g e n –<br />

a n d r o g e n<br />

18<br />

GUNAIKEIA - Speciaal nummer<br />

pil- en hormonenmoeheid interpreteren als teken van onderliggende weerstand<br />

tegen het lam leggen van de eigen vruchtbaarheid en als manifestatie<br />

van bijvoorbeeld een ambivalente kinderwens? Of kadert dit alles binnen<br />

een ruimere ‘groene’ trend van bezorgdheid om eigen lichaam en milieu: een<br />

terugkeer naar biologisch ritme van de eigen cyclus? Wat weten we nu eigenlijk<br />

over de incidentie van seksuele klachten bij gebruiksters van hormonale<br />

anticonceptie en de achterliggende mechanismen?<br />

De eerste golf hormonale<br />

anticonceptieliteratuur<br />

Prille studieresultaten rond hormonale<br />

anticonceptie en seksualiteit<br />

Studies naar hormonale anticonceptie zijn al vroeg beducht voor een mogelijke<br />

impact op de vrouwelijke seksualiteit – in eender welke richting. Reeds<br />

in 1959 blijkt dat het aandeel vrouwen dat bij pilgebruik een toegenomen<br />

seksueel verlangen ervaart even hoog is als het aandeel dat blijk geeft van<br />

een verminderd verlangen (ongeveer 20%) (2). Een review uit de jaren zestig<br />

(8) stelt vast dat het ‘libido’ bij 20 à 50% toeneemt, bij 5 à 13% afneemt maar<br />

bij de meeste vrouwen onveranderd blijft (9-11). Ongeveer de helft van de<br />

vrouwen meldt ook een toegenomen frequentie van gemeenschap (2, 11) én<br />

een grotere satisfactie hiervan (10). Bij ongeveer 40% blijven dergelijke veranderingen<br />

echter uit (10, 11). Tevens merkt men op dat vrouwen ‘die slecht<br />

reageren op een bepaald product onder voorbehoud van de nevenwerkingen,<br />

zeer goed reageren bij overschakeling naar een ander product’ (12).<br />

De eerste hypothesevorming<br />

Verschillende psychologische en farmacologische hypothesen voor de gevonden<br />

effecten worden geopperd. De consensus ontstaat dat verbeteringen in<br />

seksueel verlangen én stemming bij pilgebruik moeten voortkomen vanuit<br />

de weggenomen angst voor zwangerschap (8) en vanuit de scheiding van<br />

de anticonceptieve en seksuele act (13). De theorie dat progesteron verantwoordelijk<br />

zou zijn voor een verminderd seksueel verlangen (14) wint aan<br />

belang door de vaststelling dat sterk progestagene preparaten in vergelijking<br />

met sterk oestrogene preparaten een hogere incidentie van een verminderd<br />

seksueel verlangen én depressie zouden geven (28% versus 5 à 7%) (15-17).<br />

Opvallend is de onderlinge variabiliteit in gedragsmatige respons op hormonale<br />

anticonceptie. Wat maakt dat de ene vrouw een positief en de andere<br />

een negatief seksueel effect ervaart? Roept louter het idee anticonceptie te<br />

gebruiken in de vrouwelijke psyche betekenissen op die bepaalde neveneffecten<br />

mediëren? Met deze vraag in het achterhoofd zet Cullberg in 1972


(18) een grootschalige dubbelblinde placebogecontroleerde studie op. 322<br />

vrouwen worden verdeeld over vier preparaten waaronder een placebo; de<br />

vrouwen wordt verteld dat ze ‘zwakke vrouwelijke hormonen of een suikerpil’<br />

krijgen, zonder enige referentie naar anticonceptieve werking. De studie kan<br />

geen verschil in ‘seksuele drive’ of satisfactie aan het licht brengen, noch<br />

tussen de verschillende preparaten, noch tussen de hormonenpreparaten en<br />

de placebogroep (Figuur 1).<br />

Figuur 1: Geen within-group-verschillen in verminderd of toegenomen seksueel verlangen (Bron: Cullberg 1972).<br />

Verandering in<br />

seksueel verlangen (%)<br />

20<br />

10<br />

De resultaten wijzen er dus op dat hormonale anticonceptie geen directe<br />

farmacologische rol speelt in positieve of negatieve seksuele reacties.<br />

Wat Cullberg wél vaststelt, is een direct verband tussen depressief-dysfore<br />

symptomen en een verminderd seksueel verlangen in de pilcondities; hij<br />

komt tot een indirect seksueel effect via stemming (18). Helaas betreft dit een<br />

retrospectieve studie met een ruwe meting voor seksueel verlangen én een<br />

discrepantie tussen interview- en selfratings.<br />

De tweede golf hormonale<br />

anticonceptieliteratuur<br />

9<br />

Een specifieke endocriene denkpiste krijgt vorm:<br />

het tijdperk van John Bancroft<br />

Begin jaren zeventig duiken rapporten op over endogene hormonale veranderingen<br />

bij pilgebruiksters: oestrogenen blijken een toename in het eiwit<br />

Sex Hormone Binding Globulin (SHBG) te veroorzaken (19). Al snel wordt een<br />

nieuwe denkpiste zichtbaar: als oestroprogestativa door deze toename in<br />

SHBG de concentraties vrij testosteron doen dalen en indien exogeen testosteron<br />

vrouwelijke seksualiteit kan verbeteren (20, 21), zit dan daar het geheim<br />

van de link tussen verminderd seksueel verlangen en hormonale anticonceptie?<br />

Geïnspireerd door deze hypothese wordt door John Bancroft en zijn onderzoeksgroep<br />

een reeks studies op touw gezet omtrent androgenen en<br />

vrouwelijke seksualiteit (22-25). De groep bevestigt herhaaldelijk het verlaagd<br />

gehalte (totaal én vrij) testosteron bij pilgebruiksters (22, 25). Hoewel<br />

zij de endocriene hypothese van een verminderd seksueel verlangen bij<br />

12<br />

Groep I<br />

Ng 1,0 mg<br />

Eo 0,05 mg<br />

Toegenomen Verminderd<br />

verlangen verlangen<br />

6<br />

5<br />

Groep II<br />

Ng 0,5 mg<br />

Eo 0,05mg<br />

19<br />

GUNAIKEIA - Speciaal nummer<br />

pilgebruik sters niet volledig kunnen bevestigen, bemerken ze wel een positieve<br />

correlatie tussen testosteron en seksueel verlangen binnen een groep seksueel<br />

gezonde pilgebruiksters (Figuur 2) (23). Dergelijk verband wordt niet teruggevonden<br />

bij vrouwen met een seksuele disfunctie (22) of bij niet-gebruiksters (25).<br />

Dit wordt toegeschreven aan psychische invloeden die de subtiele hormoongedragrelatie<br />

beïnvloeden, of dat nu de aanwezigheid van seksuele disfunctie<br />

is of het idee veilige anticonceptie te gebruiken (26).<br />

10<br />

14<br />

Groep III<br />

Ng 0,06 mg<br />

Eo 0,05 mg<br />

Ook wordt het idee rond het secundaire effect via stemming herbekeken (24).<br />

Men vindt een duidelijke positieve correlatie tussen welzijn en seksueel verlangen<br />

bij niet-pilgebruiksters. Bij pilgebruiksters daarentegen zien zij argumenten<br />

tégen een verband tussen beide concepten in het feit dat verhoogd<br />

premenstrueel seksueel verlangen vaak mogelijk blijkt ondanks een sterk<br />

afgenomen welzijn. De pieken en dalen in de seksuele cyclus van pilgebruiksters<br />

lijken als het ware te vervlakken. Men stelt dat een onafhankelijk effect<br />

van hormonale anticonceptie op seksualiteit een feit is: seksueel verlangen<br />

lijkt niet louter een functie van welzijn maar kent duidelijk andere determinanten<br />

die bij sommige vrouwen de invloed van welzijn overstemmen (24).<br />

Helaas maakt de studie gebruik van, weliswaar grootschalige, retrospectieve<br />

metingen. Een prospectieve studie die deze stelling nogmaals onderschrijft<br />

is deze van Graham en Sherwin in 1993 (27). Zij vinden bij vrouwen met<br />

premenstruele klachten na het starten van een trifasische pil een verminderd<br />

seksueel verlangen en dit ondanks een duidelijke verbetering in premenstruele<br />

stemming. Het lijkt, na deze reeks studies, dat de relatie tussen vrouwelijke<br />

seksualiteit en androgenen een stuk complexer blijkt dan de aanvankelijke<br />

endocriene hypothese suggereerde, met name dat er een potentiële rol blijkt<br />

weggelegd voor psychosociale factoren die de hormonale effecten op seksueel<br />

vlak lijken te beïnvloeden of mediëren.<br />

De derde golf hormonale<br />

anticonceptieliteratuur<br />

De jaren negentig tot heden<br />

De vraag naar differentiële effecten van preparaten blijft: zijn de weinig eenduidige<br />

resultaten te wijten aan verschillende dosissen ethinyloestradiol (EE),<br />

aan verschillende progestagenen of een combinatie van beide? Graham (28)<br />

9<br />

Groep IV<br />

Placebo<br />

11


Figuur 2: Cyclische veranderingen in seksualiteit en endogene hormonen bij één pilgebruikster (Bron: Bancroft en Sanders, 1982).<br />

Oestradiol<br />

(pg/ml)<br />

70<br />

50<br />

30<br />

10<br />

Seksuele 4<br />

betrekkingen<br />

2<br />

(kwaliteit)<br />

Frequentie 4<br />

seksuele<br />

gedachten<br />

2<br />

Pildagen<br />

19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 1 2 3 4 5 6 7<br />

bekijkt een combined oral contraceptive (COC) versus een progestin-only pill<br />

(POP). Schotse vrouwen melden een matig negatief effect van de POP op hun<br />

seksuele interesse in vergelijking met placebo, maar een sterker negatief effect<br />

van het COC. De sterke troef ligt in de proefgroep: deelnemende vrouwen<br />

(of hun partner) hadden een sterilisatie achter de rug waardoor een eventuele<br />

psychische impact van het anticonceptief effect kon worden uitgeschakeld.<br />

Figuur 3 vormt een mooie illustratie van hoe cultureel verschillend deze resultaten<br />

kunnen zijn.<br />

Recent kwam vanuit deze onderzoeksgroep een studie met twee verschillende<br />

trifasische preparaten (zelfde progestageen maar verschillende doses EE) bij<br />

61 starters. Een hogere dosis EE veroorzaakt een sterkere daling in vrij en<br />

totaal testosteron, evenwel zonder significante verschillen op te leveren op<br />

het domein van seksueel verlangen (29). Wél vindt men beperkte steun voor<br />

een correlatie tussen de mate van verandering in totaal en vrij testosteron<br />

en seksueel verlangen (30). Het ziet er dan ook naar uit dat een substantiële<br />

proportie vrouwen die hormonale anticonceptie starten een ernstige daling in<br />

androgeenconcentraties kennen zonder daar uitgesproken negatieve seksuele<br />

effecten in te ervaren. Het zwakke punt van deze studie is helaas dat de meerderheid<br />

van de bevraagde vrouwen geen vaste partner heeft. Het starten van<br />

hormonale anticonceptie op zich gaat op dat moment dan ook waarschijnlijk<br />

gepaard met een aantal andere psychologische en relationele factoren (30).<br />

Een nieuw product, nieuwe resultaten?<br />

De laatste generatie ‘low dose’-preparaten doen verder de vraag rijzen of deze<br />

lagere dosis oestrogenen niet voor nieuwe problemen zorgt: 19% van een<br />

groep vrouwen klaagt na 9 maanden gebruik over dyspareunie vanuit een<br />

onvoldoende lubrificatie tijdens het vrijen (31). Het is een boeiende denkpiste<br />

die ook wordt geopperd binnen studies met het jongste zusje in de rij hormonale<br />

anticonceptie, de vaginale ring. Hoewel dit product zou zorgen voor<br />

een toename in seksueel verlangen en in seksuele fantasieën in vergelijking<br />

met een eerder negatief effect van een klassieke combinatiepil, bevat ook de<br />

vaginale ring een lage oestrogene dosering en moeten we ook daar de ogen<br />

openhouden voor eventuele seksuele pijnklachten (32, 33).<br />

20<br />

Stopzetting<br />

GUNAIKEIA - Speciaal nummer<br />

Een heel andere insteek vormt de bevraging waarom vrouwen hun anticonceptie<br />

soms zo vroeg de rug toekeren. Een studie van Sanders en collega’s<br />

(34) volgt 79 starters van een monofasisch of trifasisch preparaat gedurende<br />

twaalf maanden. Maar liefst 47% zet de anticonceptie stop in de loop van<br />

de studie: bij 33% zijn emotionele nevenwerkingen de boosdoener, bij 8%<br />

seksuele neveneffecten. Stoppers ervaren een sterkere daling in de frequentie<br />

van seksuele activiteit en seksuele gedachten, rapporteren ernstiger seksuele,<br />

emotionele en lichamelijke nevenwerkingen en een verminderde psychoseksuele<br />

opwindbaarheid (arousability). Deze groep stoppers had ook in het verleden<br />

al verschillende anticonceptieve methoden uitgeprobeerd. De auteurs<br />

besluiten dat negatieve effecten op stemming en seksualiteit belangrijke<br />

factoren vormen in het stopzetten van hormonale anticonceptie én dat duidelijk<br />

directe negatieve effecten bestaan van hormonale anticonceptie op de<br />

vrouwelijke seksualiteit (34).<br />

En wat met IUD’s, sterilisatie en andere<br />

methoden?<br />

In tegenstelling tot de orale preparaten, hebben andere vormen van anticonceptie<br />

disproportioneel weinig aandacht gekregen vanuit het onderzoeksveld.<br />

Een recent Spaans prospectief onderzoek vergelijkt pilgebruiksters met<br />

gebruiksters van IUD’s en kunnen geen verschil aan het licht brengen in<br />

seksueel verlangen: de prevalentie van een verminderd seksueel verlangen<br />

bedraagt 10% onder pilgebruiksters versus 12% bij gebruiksters van een IUD.<br />

De meerderheid van alle vrouwen ervaart echter geen enkele verandering<br />

(89%). Seksueel verlangen blijkt wel toe te nemen bij een langer gebruik<br />

van de methode en daalt vooral bij nullipare vrouwen (35). Hoewel crossculturele<br />

vergelijkingen moeilijk zijn, besloot ook een Chinese studie dat IUD<br />

en sterilisatie geen negatieve impact kenen op levenskwaliteit en seksueel<br />

functioneren van vrouwen. In de groep gesteriliseerde vrouwen vindt men<br />

een hogere seksuele satisfactie en een hoger seksueel verlangen na drie à<br />

vier maanden (36).<br />

400<br />

300<br />

200<br />

Testosteron<br />

(pg/ml)


Conclusie<br />

Na meer dan veertig jaar wetenschappelijke publicaties hebben we vandaag<br />

helaas geen duidelijk beeld van de samenhang tussen hormonale anticonceptie<br />

en vrouwelijke seksualiteit: we kunnen niet voorspellen welke vrouwen<br />

negatieve effecten zullen ondervinden op hun stemming of seksualiteit, noch<br />

welke groep preparaten daar een grotere kans op biedt. De cijfers tonen wél<br />

dat een groot aandeel vrouwen zeer vroeg hormonale anticonceptie stopzet.<br />

Grondiger counseling rond mogelijke nevenwerkingen lijkt dan ook nog<br />

steeds geen overbodige luxe in een gynaecologisch consult.<br />

Subtiele veranderingen in het patroon van seksualiteitsbeleving doorheen<br />

de pilcyclus zijn waarschijnlijk zeer frequent. Voor de meerderheid van de<br />

vrouwen lijkt hormonale anticonceptie geen ingrijpende veranderingen<br />

teweeg te brengen in hun seksuele leven terwijl bij een minderheid negatieve<br />

seksuele effecten een reden vormen om het gebruik stop te zetten. Gegevens<br />

om deze minderheid te detecteren zijn er helaas nog niet: we tasten zelfs nog<br />

in het duister of we deze oorzaken moeten gaan zoeken in endocriene of psychische<br />

hoek. Grootschalige onderzoeken waarbij vrouwen achtereenvolgens<br />

verschillende producten gebruiken (within-subject cross-over opzet) met<br />

aandacht voor relationele mediërende factoren en psychische mechanismen<br />

(ruimer dan stemming) in combinatie met androgeenbepalingen zijn dan ook<br />

nog altijd hard nodig. Enkel dergelijk opzet zal ons toelaten modellen te ontwikkelen<br />

om de mechanismen te identificeren waarlangs seksuele effecten<br />

plaatsvinden (www.koppelonderzoek.be).<br />

Referenties<br />

1. Pincus G, Rock J, Garcia CR, Riceway E, Paniagua M, Rodriguez I. Fertility control with oral medication. Am J<br />

Obstet Gynecol 1958;75:1333-46.<br />

2. Pincus G, Garcia CR, Rock J, Paniagua M, Pendleton A, Laraque F et al. Effectiveness of an oral contraceptive:<br />

effects of an progestin-estrogen combination upon fertility, menstrual phenomena, and health. Science<br />

1959; 130(3367):81-83.<br />

3. Panzer C, Wise S, Fantini G, Kan D, Munarriz R, Guay A et al. Impact of oral contraceptives on sex hormonebinding<br />

globulin and androgen levels: a retrospective study in women with sexual dysfunction. J Sex Med<br />

2006;3:104-13.<br />

4. Can taking the pill dull a woman’s desire forever? New Scientist, 27 mei 2005, http://www.newscientist.com/<br />

channel/sex/mg18625015.600-can-taking-the-pill-dull-a-womans-desire-forever.html<br />

5. De pil kan leiden tot blijvende vermindering van seksueel verlangen. De Morgen, 27 mei 2005.<br />

21<br />

GUNAIKEIA - Speciaal nummer<br />

6. Bancroft J, Hammond G, Graham C. Do oral contraceptives produce irreversible effects on women’s<br />

sexuality? Letter to the editor J Sex Med 2006;3:568-70.<br />

7. Mijn pil, mijn vrijheid? Steeds meer vrouwen zijn pilmoe. De Standaard, 7-8 juni 2008.<br />

8. Glick I. Mood and behavioral changes associated with the use of the oral contraceptive agents. A review of<br />

the literature. Psychopharmacologia 1967;10:363-74.<br />

9. Tyler E. An oral contraceptive, a 4 year study of norethindrone. Obstet and Gynec 1961;18:363-7.<br />

10. Ringrove C. The emotional responses of married women receiving oral contraceptives. Canad Med Ass J<br />

1965;92:1207-9.<br />

11. Rice-wray E, Schulz-Contreras M, Guerrero I, Aranda-Rosell A. Long term administration of norethindrone in<br />

fertility control. JAMA 1962;180:355-8.<br />

12. British Medical Society Symposium. Oral contraceptives. Br Med J 1963;5355:489-91;5356:550-1.<br />

13. Zell J, Crisp W. A psychiatric evaluation of the use of oral contraceptives. Obstet and Gynec 1964;23:657-61.<br />

14. Benedek T, Rubinstein BB. Correlations between ovarian activity and psychodynamic processes: ovulative<br />

phase. Psychosom Med 1939;1:245.<br />

15. Grant ECG, Pryse-Davies J. Effect of oral contraceptives on depressive mood changes and on endometrial<br />

monoamine oxidase and phosphates. Br Med J 1968;28(3):777-80.<br />

16. Grant ECG, Mears E. Mental effects of oral contraceptives. The Lancet 1967;2:945.<br />

17. Carey HM. Principles of oral contraception: 2. Side effects of oral contraceptives. Med J Aust 1971;2:1242.<br />

18. Cullberg J. Mood changes and menstrual symptoms with different gestagen/estrogen combinations: a<br />

double blind comparison with a placebo. Acta Psychiatr Scand 1972;S236:3-86.<br />

19. Anderson DC. Sex-hormone binding globulin. Clin Endocrinol 1974;3(1):69-96.<br />

20. Carter AC, Cohen EG, Shorr E. Use of androgens in women. Vit Horm 1947;5:317-91.<br />

21. Carney A, Bancroft J, Mathews A. Combination of hormonal and psychological treatment for female sexual<br />

unresponsiveness: a comparative study. Brit J Psychiatr 1978;132:339-46.<br />

22. Bancroft J, Davidson D, Warner P, Tyrer G. Androgens and sexual behaviour in women using oral<br />

contraceptives. Clin Endocrinol 1980;12:327-40.<br />

23. Bancroft J, Sanders D. Hormones and the sexuality of women – the menstrual cycle. Clin Endocrinol<br />

Metab1982;11(3):639-59.<br />

24. Warner P, Bancroft J. Mood, sexuality, oral contraceptives and the menstrual cycle. J Psychosom Res<br />

1988;32:417-27.<br />

25. Bancroft J, Sherwin BB, Alexander GM, Davidson D, Walker A. Oral contraceptives, androgens, and the<br />

sexuality of young women: II. The role of androgens. Arch Sex Beh 1991;20(2):121-35.<br />

26. Bancroft J, Sartorius N. The effects of oral contraceptives on well-being and sexuality. Oxf Rev Reprod Biol<br />

1990;12:57-92.<br />

27. Graham C, Sherwin BB. The relationship between mood and sexuality in women using an oral contraceptive<br />

as a treatment for premenstrual symptoms. Psychoneuroendocrinology 1993;18(4):273-81.<br />

28. Graham CA, Ramos R, Bancroft J, Maglaya C, Farley TMM. The effects of steroidal contraceptives on the<br />

well-being and sexuality of women: a double-blind, placebo-controlled, two-centre study of combined and<br />

progestin-only methods. Contraception 1995;52:363-9.<br />

29. Greco T, Graham CA, Bancroft J, Tanner A, Doll HA. The effects of oral contraceptives on androgen levels<br />

and their relevance to premenstrual mood and sexual interest: a comparison of two triphasic formulations<br />

containing norgestimate and either 35 or 25 µg of ethinyl estradiol. Contraception 2007;76:8-17.<br />

30. Graham CA, Bancroft J, Doll HA, Greco T, Tanner A. Does oral contraceptive-induced reduction in free<br />

testosterone adversely affect the sexuality or mood of women? Psychoneuroendocrinology 2007;32:246-55.<br />

31. Caruso S, Agnello C, Intelisano G, Farina M, Di Mari L, Cianc A. Sexual behavior of women taking low-dose<br />

oral contraceptive containing 15µg ethinylestradiol/60µg gestodene. Contraception 2004;69:237-40.<br />

32. Guida M, Di Spiezio Sardo A, Bramante S, Sparice S, Acunzo G, Tommaselli GA et al. Effects of two types of<br />

hormonal contraception – oral versus vaginal – on the sexual life of women and their partners. Hum Reprod<br />

2005;20(4):1100-6.<br />

33. Sabatini R, Cagiano R. Comparison of profiles of cycle control, side effects and sexual satisfaction of three<br />

hormonal contraceptives. Contraception 2006;74:220-3.<br />

34. Sanders SA, Graham CA, Bass JL, Bancroft J. A prospective study of the effects of oral contraceptives on<br />

sexuality and well-being and their relationship to discontinuation. Contraception 2001;64:51-8.<br />

35. Martin-Loeches M, Ortí RM, Monfort M, Ortega E, Rius J. A comparative analysis of the modification of<br />

sexual desire of users of oral hormonal contraceptives and intrauterine contraceptive devices. Eur J Contr<br />

Reprod Health Care 2003;8:129-34.<br />

36. Li RHW, Lo SST, Teh DKG, Tong NC, Tsui MHY, Cheung KB et al. Impact of common contraceptive methods on<br />

quality of life and sexual function in Hong Kong Chinese women. Contraception 2004;70:474-82.<br />

Figuur 3: Gemiddelde scores seksueel verlangen naar product (placebo, progestin-only pill en combined oral contraceptive) in menstruele fase in baseline en<br />

treatment* = p < 0,001 significantie (Bron: Graham et al. 1995).<br />

Meer<br />

Minder<br />

2,0<br />

1,5<br />

1,0<br />

0,5<br />

0<br />

Menstrueel Postmenstrueel<br />

Intermenstrueel<br />

Premenstrueel<br />

Seksuele interesse<br />

Baseline Maniia-behandeling Edinburgh-behandeling<br />

Edinburgh<br />

Maniia<br />

Menstrueel Postmenstrueel<br />

Intermenstrueel<br />

Fases<br />

Placebo<br />

POP<br />

COC<br />

* * *<br />

Premenstrueel<br />

Menstrueel Postmenstrueel<br />

Intermenstrueel<br />

Premenstrueel


G1085N_2008<br />

Joëlle Desreux<br />

Dit is een overzicht van de recente literatuur inzake de risico’s op<br />

kanker bij gebruik van hormonale anticonceptiva (en hoofdzakelijk orale<br />

gecombineerde oestroprogestativa) en de veiligheid ervan bij gebruik na<br />

kanker. Algemeen kunnen we stellen dat de recente orale anticonceptiva<br />

(OAC) het risico op borstkanker zeer weinig of niet verhogen. Ze<br />

verhogen het risico op baarmoederhalskanker licht, maar beschermen<br />

zeer significant en langdurig tegen endometrium- en ovariumkanker. De<br />

netto balans is gunstig en wordt geraamd op 10 tot 45 gevallen minder<br />

per 100.000 vrouwjaren. Er zijn nog geen gegevens over de kankersterfte.<br />

Een individueel, zorgvuldig afgewogen voorschrift en duidelijke<br />

informatie over het relatieve belang van de risicofactoren en de daaruit<br />

voortvloeiende adviezen voor een gezonde levenswijze zijn het beste<br />

middel om een verhoogde incidentie van kanker te voorkomen, vooral bij<br />

risicopatiënten.<br />

De veiligheid van hormonale anticonceptie na kanker is nog niet goed<br />

bekend. Theoretisch is hormonale anticonceptie niet gecontra-indiceerd<br />

na een kanker waarvoor ze geen risicofactor is, maar ze is gecontraindiceerd<br />

na een hormoonafhankelijke kanker. Na borstkanker, en vooral<br />

hormoonafhankelijke borstkanker, zijn LHRH-agonisten de veiligste<br />

anticonceptie, maar ze worden niet goed verdragen. Het IUD-LNG<br />

heeft zijn veiligheid helemaal nog niet bewezen en wordt ontraden na<br />

borstkanker. Het koperspiraaltje is het redelijkste alternatief.<br />

Inleiding<br />

Wereldwijd gebruiken meer dan 100 miljoen vrouwen (ongeveer 10% van de<br />

vrouwen van vruchtbare leeftijd) gecombineerde oestroprogestatieve anticonceptiva.<br />

300 miljoen vrouwen hebben die minstens eenmaal in hun leven<br />

gebruikt, in totaal dus meer dan 80% van de vrouwen van vruchtbare leeftijd<br />

in de ontwikkelde landen. Bovendien neemt het verbruik ervan almaar toe.<br />

De evaluatie van het kankerrisico bij gebruik van hormonale anticonceptiva<br />

is dan ook één van de eerste doelstellingen van de Wereldgezondheidsorganisatie.<br />

In de zomer van 2005 heeft een werkgroep van het IARC (International<br />

Agency for Research on Cancer) op grond van meta-analyses van<br />

epidemiologische studies en fundamentele studies alle oestroprogestatieve<br />

combinaties (anticonceptiva en HST) als kankerverwekkende stoffen van de<br />

eerste orde bestempeld. De werkgroep erkende weliswaar dat orale anticonceptiva<br />

(OAC) beschermen tegen endometrium- en ovariumkanker en dat HST<br />

beschermt tegen colorectale, endometrium- en ovariumkanker, maar stelde<br />

dat die gunstige effecten niet opwegen tegen het risico op borst-, baarmoederhals-<br />

en leverkanker (1). Die publicatie heeft een massa reacties uitgelokt,<br />

waarbij vooral de nadruk werd gelegd op de vele niet-oncologische voordelen<br />

Hormonale anticonceptie<br />

en kanker<br />

Joëlle Desreux 1 , Valérie Bleret 1 , Philippe Herman 2 , Eric Lifrange 2<br />

1. Borstkliniek, CHU de Liège, site Citadelle, ULg<br />

2. Borstkliniek, CHU de Liège, site CHU Sart-Tilman, ULg<br />

Ke y w o r d s: oral ContraCeptives – h o r m o n a l C o n t r a C e p t i o n – CanCer<br />

22<br />

GUNAIKEIA - Speciaal nummer<br />

van orale anticonceptie, op het feit dat in de meeste epidemiologische studies<br />

geen rekening werd gehouden met de levenswijze (en dat zou een vertekenende<br />

factor kunnen zijn), en op gegevens die aantonen dat de kankersterfte<br />

niet toeneemt bij gebruiksters.<br />

Verhoogt hormonale anticonceptie het<br />

risico op bepaalde kankergezwellen?<br />

Borstkanker<br />

Hoewel niet iedereen het erover eens is dat oestrogenen borstkanker in de<br />

hand werken, promoten ze zeker hormoonafhankelijke tumoren. Het effect<br />

van OAC is evenwel veel minder duidelijk, want naast de endogene oestrogenen,<br />

die inconstant worden afgeremd door OAC, zijn er dan nog het ethinyloestradiol<br />

en het progestativum van de OAC, zodat het netto-effect op tumoren<br />

zeer moeilijk te evalueren is. De meta-analyse van Oxford die in 1996<br />

werd gepubliceerd, was gebaseerd op de gegevens van 54 epidemiologische<br />

studies met in totaal 50.000 vrouwen met borstkanker en 100.000 controlevrouwen<br />

(2). De belangrijkste bevindingen van die meta-analyse waren een<br />

stijging van het risico met 24% bij de vrouwen die OAC gebruikten (RR 1,24;<br />

95% BI 1,15-1,33), een lager, maar toch nog significant verhoogd risico bij exgebruiksters<br />

en een verdwijnen van het risico meer dan 10 jaar na stopzetting<br />

van de OAC. Het risico was ook hoger bij de vrouwen die hun OAC gestart waren<br />

voor de leeftijd van 20 jaar en voor hun eerste voldragen zwangerschap,<br />

periodes waarin de borsten gevoeliger zijn voor carcinogenen. Die gegevens<br />

werden bevestigd door de recentere meta-analyse van Kahlenborn (3), waarin<br />

een RR van 1,52 (95% BI 1,26-1,82) werd gemeten bij multiparae die langer<br />

dan 4 jaar OAC hadden gebruikt voor hun eerste voldragen zwangerschap. Die<br />

gegevens zijn vrij verontrustend als we weten dat vrouwen al vroeg beginnen<br />

met de pil. Maar aangezien borstkanker zo weinig frequent is op die leeftijd,<br />

is het absolute risico uiterst laag (Tabel 1).<br />

Tabel 1: Absoluut aantal extra gevallen van borstkanker per 10.000<br />

Europese vrouwen tijdens het gebruik en de eerste 10 jaar na stopzetting<br />

van OAC (4).<br />

Gebruik op de leeftijd van 16 tot 19 jaar + 0,5 gevallen/10.000<br />

Gebruik op de leeftijd van 20 tot 24 jaar + 1,5 gevallen/10.000<br />

Gebruik op de leeftijd van 25 tot 29 jaar + 4,7 gevallen/10.000


Die gegevens stoelen bovendien op OAC die vaak een hoge dosis oestrogenen<br />

(50µg) en oudere progestativa bevatten. Een langetermijnfollow-up is immers<br />

van kapitaal belang bij epidemiologische studies van risicofactoren van<br />

borstkanker. Volgens de laatste studie, die werd gepubliceerd in 2002, is het<br />

risico op borstkanker niet verhoogd bij vrouwen die OAC gebruiken of hebben<br />

gebruikt, en stijgt het risico niet met de duur van gebruik of de dosis van<br />

oestrogenen, zolang die ≤ 35µg is (5).<br />

In een recente studie van 4.200 patiënten die borstkanker hadden gehad, werd<br />

geen verband aangetoond tussen de sterfte aan borstkanker en het gebruik<br />

van OAC, ongeacht de duur van gebruik, de duur sinds het eerste gebruik, de<br />

leeftijd waarop ermee werd gestart, en het gebruik van verschillende formuleringen<br />

(6). Die resultaten werden bevestigd door Trivers et al. (7), die ook<br />

geen toename van de totale sterfte hebben waargenomen bij pilgebruiksters.<br />

Het risico op borstkanker bij gebruik van de moderne anticonceptiva is nog<br />

niet bekend, maar zal naar alle waarschijnlijkheid niet correleren met de dosering<br />

of de samenstelling qua oestrogenen en progestativa. Die postulaten<br />

moeten echter door studies empirisch worden getoetst.<br />

De gegevens over het effect van HST op het risico op borstkanker zijn tegenstrijdig.<br />

Er werden twee studies met een soortgelijke design (vragenlijsten)<br />

uitgevoerd: de NOWAC-studie werd uitgevoerd bij meer dan 30.000 Noorse<br />

vrouwen en de E3N-studie bij meer dan 68.000 Franse vrouwen (8,9). In de<br />

eerste studie werd een significante stijging van het risico waargenomen bij<br />

HST-gebruiksters die voordien OAC hadden ingenomen. In de tweede studie<br />

werd een niet-significante daling met 10% vastgesteld. Eén van de mogelijke<br />

verklaringen voor die tegenstrijdige gegevens is het frequentere gebruik van<br />

OAC van de tweede generatie en van testosteronderivaten bij Noorse vrouwen,<br />

wat uitmondt in hogere cumulatieve doses van oestrogenen en krachtige<br />

progestativa (8).<br />

OAC hebben echter ook gunstige effecten op de borsten. Het risico op ziekenhuisopname<br />

wegens fibroadenoom of fibrocystische ziekte is lager bij<br />

gebruik van oestroprogestatieve combinaties, ongeacht de dosering van het<br />

oestrogeen. Progestativa alleen bieden dat voordeel niet (10). Het is nog niet<br />

bewezen dat OAC het natuurlijke verloop van al bestaande fibroadenomen<br />

beïnvloeden.<br />

OAC en andere risicofactoren van borstkanker<br />

Het risico stijgt licht met OAC, ongeacht de andere bekende risicofactoren van<br />

borstkanker: familiale antecedenten, alcohol, sociaal-economisch niveau… In<br />

een studie werd een verdrievoudiging van het risico op borstkanker vastgesteld<br />

bij gebruik van hooggedoseerde OAC voor 1975 (> 50µg ethinyloestradiol)<br />

in geval van familiale antecedenten bij eerstegraadsverwanten (11). In<br />

recente studies met lager gedoseerde OAC, werd geen verhoogd risico waargenomen<br />

(2, 5). In één van die studies, een Canadese studie, werd zelfs een<br />

niet-significante daling van het risico gemeten (12).<br />

Er zijn schaarse gegevens over patiënten met een BRCA1- of BRCA2-mutatie<br />

en die gegevens zijn tegenstrijdig. Het is nog te vroeg om die patiënten een<br />

sluitend advies te geven. Orale anticonceptiva verlagen weliswaar hun risico<br />

op ovariumkanker, maar de mogelijkheid dat ze het risico op borstkanker verhogen,<br />

kan nog niet worden uitgesloten. Daarom mogen OAC niet worden<br />

aangeraden als chemopreventie zonder andere valabele reden. In een studie<br />

werd alleen een hoger risico op borstkanker vastgesteld bij vrouwen met<br />

een BRCA2-mutatie die gedurende meer dan 5 jaar OAC hadden ingenomen,<br />

maar niet bij vrouwen met een BRCA1-mutatie (13). In een andere studie, die<br />

23<br />

GUNAIKEIA - Speciaal nummer<br />

veel verontrustender is, werd echter een verhoogd risico waargenomen met<br />

beide mutaties, vooral bij langdurig gebruik voor de eerste zwangerschap. Het<br />

risico bleef verhoogd meer dan 10 jaar na stopzetting van de OAC (14).<br />

Andere gynaecologische kankergezwellen<br />

Baarmoederhalskanker<br />

Er is nog veel discussie over de rol van OAC in de pathogenese van baarmoederhalskanker.<br />

Doordat er zoveel vertekenende factoren meespelen, is het<br />

moeilijk om op grond van epidemiologische studies uit te maken welk effect<br />

OAC hebben op het risico op baarmoederhalskanker. Bij vrouwen die de pil<br />

gebruiken, is de waarschijnlijkheid immers hoger dat ze op jongere leeftijd<br />

beginnen met seksuele betrekkingen, dat ze nog geen kinderen ter wereld<br />

hebben gebracht, dat ze meerdere seksuele partners hebben, dat ze roken en<br />

dat ze geen condoom gebruiken. Anderzijds worden ze vaker gescreend dan<br />

niet-gebruiksters. De prevalentie van HPV-infectie blijkt nochtans niet hoger<br />

te zijn bij vrouwen die OAC gebruiken dan bij niet-gebruiksters (15).<br />

Tabel 2: Cumulatief risico op baarmoederhalskanker per 10.000 vrouwen<br />

van 50 jaar.<br />

Gebruiksters Niet-gebruiksters<br />

Ontwikkelde landen<br />

- Gebruik gedurende 5 jaar 40 38<br />

vanaf de leeftijd van 20 jaar<br />

- Gebruik gedurende 10 jaar 45 38<br />

vanaf de leeftijd van 20 jaar<br />

Ontwikkelingslanden<br />

- Gebruik gedurende 5 jaar 75 73<br />

vanaf de leeftijd van 20 jaar<br />

- Gebruik gedurende 10 jaar 83 73<br />

vanaf de leeftijd van 20 jaar<br />

De grootste meta-analyse tot dusver van 24 epidemiologische studies (waarvan<br />

ongeveer de helft werd uitgevoerd in ontwikkelingslanden) met in totaal<br />

16.573 vrouwen met baarmoederhalskanker en 35.509 vrouwen zonder baarmoederhalskanker<br />

wijst na correctie voor alle bekende risicofactoren op een<br />

significante stijging van het risico op baarmoederhalskanker bij vrouwen die<br />

langer dan 5 jaar OAC hebben gebruikt (RR 1,90; 95% BI 1,69-2,13) (16). Het<br />

risico daalt echter geleidelijk na stopzetting van de OAC en verdwijnt 10 jaar<br />

later. Dat doet eerder denken aan een bevorderend dan aan een initiërend effect<br />

(waarvoor HPV-infectie verantwoordelijk is). Aangezien het basale risico<br />

op baarmoederhalskanker laag is bij jonge vrouwen, stijgt het absolute risico<br />

op baarmoederhalskanker meer bij gebruik van OAC op latere leeftijd en als<br />

het gebruik langer duurt (Tabel 2). Maar aangezien gebruiksters regelmatiger<br />

worden gescreend, kan het reële risico worden geraamd op 2 extra gevallen<br />

per 10.000 vrouwen van 50 jaar die gedurende meer dan 10 jaar<br />

OAC hebben gebruikt sinds de leeftijd van 20 jaar (17). Dat risico zal in de<br />

toekomst allicht verdwijnen dankzij een veralgemeende toediening van het<br />

HPV-vaccin. Injecteerbare anticonceptiva met progestativa alleen blijken nog<br />

minder effect te hebben op het risico op baarmoederhalskanker dan OAC.<br />

In de literatuur worden meerdere mechanistische hypothesen geformuleerd:<br />

de hogere viscositeit van het cervixslijm zou een doeltreffende drainage van<br />

viruspartikels tegengaan (18), oestrogenen zouden de transcriptie tot viraal<br />

mRNA promoten en zouden invloed hebben op het immuunsysteem, wat een<br />

permanente infectie in de hand kan werken.


Endometriumkanker<br />

De risicofactoren zijn bekend: nulliparitas, late menopauze, vroege menarche,<br />

obesitas, diabetes, hypertensie, gebruik van oestrogenen zonder progestativa.<br />

In de grootste recente casus-controlestudie van 434 gevallen van<br />

endometriumkanker en 2.557 controlevrouwen uit de CASH-studie (Cancer<br />

and Steroid Hormone Study, VS) werd andermaal een zeer sterke daling van<br />

het risico op endometriumkanker waargenomen bij de vrouwen die continue<br />

gecombineerde OAC innamen, ongeacht of hun pil krachtige (RR 0,21; 95% BI<br />

0,10-0,43) dan wel zwakke progestativa bevatte (RR 0,39; 95% BI 0,25-0,60).<br />

Bij zwaarlijvige vrouwen hebben krachtige progestativa echter een sterker<br />

beschermend effect dan zwakke (19). De studie was echter niet voldoende<br />

sterk om de effecten van de dosis van het oestrogeen op het risico op endometriumkanker<br />

te ramen. OAC, zelfs bij gebruik gedurende minder dan een<br />

jaar, beschermen vooral tegen agressieve histologische types (seropapillaire,<br />

heldercellige en adenosquameuze endometriumkanker) en verlagen dus de<br />

sterfte aan endometriumkanker significant (20). Het beschermende effect van<br />

progestativa op het endometrium wordt klassiek toegeschreven aan remming<br />

van de door oestrogenen verwekte proliferatie door een verminderde expressie<br />

van oestrogeenreceptoren, maar er worden ook nieuwe hypothesen geformuleerd,<br />

zoals stimulering van de expressie van TGFβ-3 en inductie van<br />

apoptose.<br />

Ovariumkanker<br />

Jaarlijks worden in de VS meer dan 23.000 nieuwe gevallen van ovariumkanker<br />

gediagnosticeerd, twee derde na de menopauze. De mortaliteit is zeer<br />

hoog (ongeveer 50%). Dit jaar werd een meta-analyse gepubliceerd van 45<br />

epidemiologische studies met in totaal 23.257 gevallen van ovariumkanker en<br />

87.303 controles. De conclusies zijn dat het beschermende effect toeneemt<br />

met de duur van gebruik (daling van de incidentie met 35% na 5 jaar, met<br />

45% na 10 jaar en met 60% na meer dan 15 jaar) en dat het beschermende<br />

effect nog langer dan 30 jaar aanhoudt na stopzetting van de OAC, ook al<br />

neemt het mettertijd af. Na 5 jaar gebruik daalde het risico met 29% 10 jaar<br />

na stopzetting van de OAC, met 19% 10 tot 19 jaar na stopzetting en met<br />

15% 20 tot 29 jaar na stopzetting, ongeacht de dosering van oestrogenen.<br />

Die langdurige bescherming is bijzonder merkwaardig. De auteurs van de<br />

meta-analyse ramen dat 10 jaar gebruik van OAC in de ontwikkelde landen de<br />

incidentie van ovariumkanker voor de leeftijd van 75 jaar verlaagt met 8 tot<br />

12 gevallen per 1.000 vrouwen en de sterfte met 5 tot 7 gevallen per 1.000<br />

vrouwen. Het aantal pilgebruiksters en de levensverwachting nemen almaar<br />

toe, vooral in de ontwikkelingslanden. Ze voorspellen dan ook dat het aantal<br />

vermeden gevallen de komende decennia hoger zal zijn dan 30.000 per jaar.<br />

Die bescherming hangt niet af van het ras, de opleiding, de leeftijd bij de menarche,<br />

het aantal zwangerschappen, familiale antecedenten van borstkanker,<br />

het gebruik van HST, de BMI, de buikomtrek, de alcoholconsumptie of het<br />

rookgedrag (21). Alle histologische types nemen af behalve het mucineuze<br />

carcinoom, dat ongeveer 12% van de gevallen van ovariumkanker uitmaakt<br />

(22). Een kleinere studie is geruststellend wat laaggedoseerde OAC betreft<br />

(< 35µg ethinyloestradiol en < 0,3mg desogestrel); hun beschermende effect<br />

zou minstens even krachtig zijn als dat van hoger gedoseerde pillen (23).<br />

De belangrijkste drie hypothesen die naar voren worden geschoven om het<br />

beschermende effect te verklaren, zijn: remming van de eisprong (het is net<br />

bij de eisprong dat de proliferatie van het ovariumepitheel sterk wordt gestimuleerd);<br />

stimulering van apoptose door progestativa, waardoor getransformeerde<br />

cellen uit de ovaria worden verwijderd; en inductie van expressie van<br />

TGFβ-3 door progestativa (22).<br />

24<br />

GUNAIKEIA - Speciaal nummer<br />

Niet-gynaecologische kanker<br />

Colorectale kanker<br />

Colorectale kanker is de op één na belangrijkste oorzaak van kankersterfte in<br />

de Verenigde Staten. Er zijn veel aanwijzingen dat vrouwelijke geslachtshormonen<br />

beschermen tegen colorectale kanker: de lagere incidentie van sporadische<br />

en familiale gevallen bij vrouwen, de gunstige resultaten van het<br />

WHI, het remmende effect dat via oestrogeenreceptoren wordt uitgeoefend<br />

op kankercellen in vitro enz. Een nieuwe analyse van de 39.680 vrouwen die<br />

aan het WHI hebben deelgenomen en bij wie 267 gevallen werden gediagnosticeerd<br />

tijdens een follow-up van 11 jaar, leert dat pilgebruiksters een lager<br />

risico op ontwikkeling van colorectale kanker liepen vanaf 6 maanden<br />

gebruik (RR 0,67; 95% BI 0,50-0,89). Het beschermende effect nam eerder<br />

toe met de duur van het gebruik, maar die tendens was niet significant (24).<br />

Die resultaten stroken met die van de Nurses’ Health Study en werden zeer<br />

recentelijk bevestigd door een prospectieve Canadese studie waarin meer dan<br />

89.000 vrouwen van 40 tot 59 jaar gedurende gemiddeld 16,4 jaar werden<br />

gevolgd. In die periode werden 1.142 gevallen van colorectale kanker gediagnosticeerd<br />

(RR 0,83; 95% BI 0,73-0,94) (25). De meeste patiënten waren hun<br />

OAC evenwel gestart voor 1975. Er zijn dus nog niet voldoende gegevens over<br />

laaggedoseerde OAC. Andere kenmerken zoals de menarche, de menopauze<br />

en zwangerschappen hebben vreemd genoeg geen invloed. OAC zouden hun<br />

beschermende effect uitoefenen via de lever: ze verlagen de circulerende<br />

spiegels van IGF-1 en IGFBP-3 en dat zijn krachtige groeifactoren van colorectale<br />

kanker.<br />

Andere kankergezwellen<br />

Longkanker: vrouwen zijn gevoeliger voor longkanker dan mannen, ongeacht<br />

hun rookgedrag. Er werden oestrogeenreceptoren ontdekt in normaal<br />

en kwaadaardig longweefsel. De belangrijkste en recentste epidemiologische<br />

studie is een prospectieve Canadese cohortestudie waarin 89.835 vrouwen<br />

van 40 tot 59 jaar gedurende 16,4 jaar werden gevolgd. In die periode werden<br />

750 gevallen van longkanker gediagnosticeerd. Het gebruik van OAC had<br />

geen invloed op het risico op longkanker, ongeacht het rookgedrag van de<br />

vrouwen (26).<br />

Hersenkanker<br />

De frequentste twee hersentumoren zijn gliomen en meningiomen. De oorzaken<br />

daarvan zijn nog niet bekend. De incidentie van meningioom is 2- tot<br />

3-maal hoger bij vrouwen dan bij mannen, maar anderzijds is de incidentie<br />

van gliomen lager bij vrouwen vanaf de menarche (en vooral als de menarche<br />

op zeer jonge leeftijd optreedt) (27) en tot de menopauze dan bij mannen van<br />

dezelfde leeftijd. Een meningioom groeit sneller tijdens de zwangerschap en<br />

de luteale fase van de menstruatiecyclus, wat erop wijst dat progesteron een<br />

direct effect heeft op de proliferatie. 92% van de meningiomen brengt een<br />

progesteronreceptor tot expressie (28). De belangrijkste studie is een Zweedse<br />

casus-controlestudie van 178 meningiomen, 115 gliomen en 323 controles. In<br />

die studie werd geen significante verandering van het risico op meningioom<br />

of glioom waargenomen bij gebruik van OAC. Die resultaten werden bevestigd<br />

door de Canadese prospectieve cohortestudie met 120 gliomen (27). Er<br />

was echter wel een niet-significante tendens tot toename van het risico op<br />

meningioom na 10 jaar gebruik van progestativa in de vorm van implantaten,<br />

injecties of spiraaltjes (RR 2,7; 95% BI 0,9-7,5) (29).


Melanomen<br />

Die tumoren zijn bijzonder frequent bij vrouwen van vruchtbare leeftijd.<br />

De huid brengt receptoren tot expressie voor oestrogenen, progesteron en<br />

androgenen. De effecten van OAC op de incidentie van melanomen werden<br />

nochtans helemaal niet bevestigd door epidemiologische studies (30). In een<br />

studie van 183.693 vrouwen werd een verdubbeling van het risico op melanoom<br />

gemeten bij de vrouwen die sinds meer dan 10 jaar hooggedoseerde<br />

orale anticonceptiva hadden ingenomen, maar er werd geen rekening gehouden<br />

met andere risicofactoren (vooral blootstelling aan uv) (31). In een<br />

recentere case-controlestudie kon die verhoging van het risico niet worden<br />

bevestigd (32). Een verandering van een naevus tijdens of kort na een zwangerschap<br />

of orale anticonceptie is echter een risicofactor van latere ontwikkeling<br />

van een melanoom en moet nopen tot voorzichtigheid.<br />

Hepatocarcinomen<br />

Er zijn meerdere aanwijzingen dat oestrogenen een rol spelen: expressie<br />

van receptoren in normaal en maligne weefsel, hogere incidentie van adenomen<br />

en nodulaire hyperplasie bij pilgebruiksters (en de incidentie wordt<br />

weer normaal na stopzetting van de anticonceptie) en enkele kleine casuscontrolestudies.<br />

In een recente meta-analyse van 12 casus-controlestudies<br />

met in totaal 739 gevallen en 5.223 controles werd een licht verhoogd risico<br />

waargenomen bij de pilgebruiksters, maar het verschil was niet significant<br />

(RR 1,57; 95% BI 0,96-2,54). De gegevens waren evenwel zeer heterogeen. De<br />

vraag blijft dus open (33).<br />

Andere kankergezwellen<br />

Volgens de Nurses’ Health Study (34) is er geen verband tussen blaaskanker<br />

en OAC. In een Canadese casus-controlestudie van 326 gevallen van<br />

maag adenocarcinooom werd een niet-significante daling van het risico<br />

waargenomen bij pilgebruiksters (35).<br />

In een zeer grote Amerikaanse prospectieve cohortestudie (Cancer Prevention<br />

Study-II) bij meer dan 387.000 patiënten werden 1.959 gevallen van<br />

pancreas kanker vastgesteld. OAC hadden geen invloed op het risico (36).<br />

Volgens een Canadese prospectieve studie verhogen OAC het risico op<br />

nierkanker in lichte mate (37).<br />

Bij een systematisch literatuuroverzicht werd tot slot een duidelijk verband<br />

waargenomen tussen het gebruik van OAC na een mola hydatiformis en het<br />

risico op latere ontwikkeling van een trofoblasttumor. Steroïdhormonen<br />

hebben vermoedelijk een effect op de getransformeerde trofoblast, maar dat<br />

is niet met zekerheid bewezen (38). Dat mag volgens de auteurs dus geen<br />

contra-indicatie zijn voor het gebruik van OAC na een mola.<br />

Conclusies<br />

Het Royal College of General Practitioners (VK) heeft zeer recentelijk een grote<br />

cohortestudie uitgevoerd bij in totaal 339.000 vrouwjaren zonder gebruik van<br />

OAC en 744.000 vrouwjaren met gebruik van OAC. Daarin werd een daling<br />

van de incidentie van kanker in het algemeen en van gynaecologische kanker<br />

vastgesteld: 10 tot 45 kankergezwellen minder per 100.000 vrouwjaren (39).<br />

De resultaten van die studie stroken dus met die van de Oxford Family Planning<br />

Association contraceptive study. In die laatste studie werd na een uiterst<br />

lange follow-up (van 1968 tot 2004) een gunstig effect waargenomen op<br />

de incidentie van baarmoeder- en ovariumkanker, en dat effect woog ruim<br />

op tegen het negatieve effect op de incidentie van baarmoederhalskanker.<br />

25<br />

GUNAIKEIA - Speciaal nummer<br />

Er werd geen effect gemeten op de incidentie van borstkanker en van nietgynaecologische<br />

kanker. De auteurs komen ook uit op een netto gunstig effect<br />

op kanker in het algemeen (40). Die gegevens stoelen hoofdzakelijk op<br />

hooggedoseerde OAC (> 50µg ethinyloestradiol). De laaggedoseerde pil blijkt<br />

minder effect te hebben op de borsten en een soortgelijk effect op het endometrium<br />

en de ovaria. De gegevens over de kankersterfte zijn nog niet<br />

significant.<br />

Die gegevens zijn dus al bij al geruststellend, zeker als rekening wordt gehouden<br />

met de vele niet-hormonale voordelen van orale anticonceptiva: doeltreffende<br />

anticonceptie, minder miskramen en dus ook minder lichamelijke<br />

en psychologische complicaties als gevolg van de miskramen, maatschappelijke<br />

bevrijding van de vrouw, minder botverlies, minder goedaardige borstaandoeningen<br />

(fibroadenomen, fibrocystische ziekte), minder pelviperitonitis<br />

(PID), minder ectopische zwangerschappen, minder reumatoïde artritis, doeltreffende<br />

behandeling van acne, hirsutisme, premenstrueel syndroom, endometriose,<br />

regularisatie van de menstruatiecyclus en behandeling van het<br />

vasomotorische syndroom in de perimenopauze (3).<br />

Hormonale anticonceptie na kanker<br />

Om voor de hand liggende ethische redenen werden nooit prospectieve, gerandomiseerde<br />

studies uitgevoerd van de veiligheid van hormonale anticonceptie<br />

bij vrouwen die een kanker hebben overleefd. Observationele studies<br />

worden stelselmatig vertekend door het ‘healthy user effect’: patiënten met<br />

de beste prognose zijn vaak de patiënten die het vaakst OAC gebruiken. We<br />

kunnen ons dan ook alleen laten leiden door het theoretische voorzorgsprincipe.<br />

Het is logisch te veronderstellen dat kankergezwellen waarvan bewezen<br />

is dat ze niet beïnvloed worden door oestrogenen of progestativa, geen contra-indicatie<br />

zijn voor OAC, maar dat werd nooit door een stevige klinische<br />

studie aangetoond.<br />

Het eerste principe van anticonceptie na kanker is de doeltreffendheid: een<br />

ongewenste zwangerschap is werkelijk catastrofaal bij vrouwen die een kanker,<br />

vooral een hormoonafhankelijke kanker, hebben overleefd. Dat niet alleen<br />

om psychologische redenen, maar ook omdat de zwangerschapshormonen<br />

een krachtig stimulerend effect kunnen hebben en omdat oncologische behandelingen<br />

een teratogeen effect kunnen hebben. De anticonceptie moet<br />

worden gestart of voortgezet zodra een diagnose van kanker wordt gesteld.<br />

Bij vrouwen die op het ogenblik van de diagnose nog niet in de menopauze<br />

zijn, betekent een door chemotherapie veroorzaakte amenorroe niet steeds<br />

een definitieve onvruchtbaarheid. De cycli kunnen immers ineens opnieuw<br />

beginnen tot drie jaar na het begin van de amenorroe, vooral bij vrouwen<br />

jonger dan 35 jaar en na een hormonale behandeling met tamoxifen of een<br />

aromataseremmer. Die laatste hebben een krachtig stimulerend effect op de<br />

ovariële functie.<br />

Bij amenorroe na chemotherapie moet steeds eerst een zwangerschap<br />

worden uitgesloten. Het is bijzonder delicaat om een diagnose te stellen van<br />

definitieve door chemotherapie verwekte menopauze, omdat de klassieke<br />

bloedtests (LH, FSH, oestradiol) niet volstaan. Er wordt veel verwacht van<br />

dosering van de serumconcentratie van het anti-Mülleriaanse hormoon (AMH).<br />

AMH wordt constant geproduceerd door de cellen van de granulosa. De AMH-<br />

concentratie weerspiegelt de ovariële reserve en wordt niet beïnvloed door LH<br />

en FSH. Een stijging van de AMH-spiegel zou een gevoeligere predictor kunnen<br />

zijn van een hervatting van de werking van de ovaria dan oestradiol. Dat<br />

werd echter nog niet uitgetest in grootschalige klinische studies. Principieel<br />

moet een doeltreffende anticonceptie worden voortgezet, zelfs bij amenorroe


door chemotherapie, tot minstens drie jaar amenorroe en gedurende de hele<br />

duur van adjuvante hormonale behandeling. De andere principes van anticonceptie<br />

na kanker zijn de reversibiliteit (als kankerpatiënten een kinderwens<br />

hebben, moeten de artsen dat respecteren zonder een waardeoordeel te vellen;<br />

bij sommige vrouwen kan die wens immers sterker zijn dan de angst om<br />

aan hun kanker te sterven), de veiligheid en de afwezigheid van interferentie<br />

met de oncologische behandelingen (bijvoorbeeld adjuvante hormonale therapie<br />

bij borstkanker).<br />

In geval van een hormoonafhankelijke borstkanker zijn OAC gecontra-indiceerd<br />

omdat ze in principe eventuele micrometastasen kunnen stimuleren.<br />

OAC heffen het effect van adjuvante hormonale behandeling, vooral van<br />

aromataseremmers, geheel of gedeeltelijk op. Progestativa alleen en vooral<br />

het IUD-LNG, hebben hun onschadelijkheid helemaal nog niet bewezen. Er<br />

zijn tal van preklinische en klinische aanwijzingen dat progestativa alleen<br />

een bevorderend effect hebben op hormoonafhankelijke borstkanker. Het<br />

IUD-LNG wijzigt weliswaar de respons van het endometrium op tamoxifen,<br />

maar het is niet bewezen dat het beschermt tegen endometriumkanker.<br />

Bovendien veroorzaken ze bij die patiënten vaak bloedingen, wat een door<br />

tamoxifen veroorzaakte endometriumkanker zou kunnen maskeren (41). Bij<br />

20% van de patiënten leiden ze bovendien tot functionele ovariumcysten,<br />

waardoor de endogene oestrogeenspiegels stijgen, wat micrometastasen zou<br />

kunnen stimuleren.<br />

Het veiligste en doeltreffendste voorbehoedmiddel is dus een LHRH-agonist.<br />

Het is immers bewezen dat amenorroe beschermt tegen sterfte aan hormoonafhankelijke<br />

borstkanker.<br />

Een langdurige behandeling met LHRH-agonisten is echter niet haalbaar omdat<br />

ze slecht worden verdragen en omdat ze op lange termijn de cardiovasculaire<br />

mortaliteit verhogen (met factor 4,4) en ook het risico op colonkanker<br />

verhogen. Alleen het koperspiraaltje wordt als onschadelijk en doeltreffend<br />

beschouwd, hoewel het de ovulatie niet remt; er kunnen dus nog steeds<br />

endogene oestrogenen worden afgescheiden.<br />

Er zijn geen gegevens over het effect van OAC op de mortaliteit of het risico<br />

op recidief van een hormoononafhankelijke borstkanker. In de LIBERATEstudie<br />

(tibolon na borstkanker, nog niet gepubliceerd) werd geen stijging<br />

vastgesteld van het risico op plaatselijk recidief of metastasering van hormoononafhankelijke<br />

kanker, maar dat werd nog niet onderzocht met OAC. In<br />

enkele studies werden hormoonafhankelijke circulerende tumorcellen teruggevonden<br />

bij vrouwen met een hormoononafhankelijke kanker, en dat noopt<br />

tot voorzichtigheid.<br />

Er werd een studie uitgevoerd bij 650 patiënten met een CIN of een HPVinfectie<br />

die een conisatie of laservaporisatie van de baarmoederhals hadden<br />

ondergaan en daarna OAC hebben gebruikt, en 670 patiënten die een behandeling<br />

hadden gekregen voor diezelfde letsels en die nadien geen OAC hebben<br />

gebruikt. In die studie kon geen hoger risico op recidief van de letsels worden<br />

vastgesteld bij de pilgebruiksters na een follow-up van 5 jaar (42).<br />

26<br />

GUNAIKEIA - Speciaal nummer<br />

Referenties<br />

1. Cogliano V, Grosse Y, Baan R, Secretan B, El Ghissassi F. WHO International Agency for Research on Cancer.<br />

The Lancet Oncology 2005;6:552-3.<br />

2. Collaborative group on Hormonal Factors in Breast Cancer. Breast cancer and hormonal contraceptives:<br />

collaborative reanalysis of individual data on 53 297 women with breast cancer and 100 239 women<br />

without breast cancer from 54 epidemiological studies. The Lancet 1996;347(9017):1713-27.<br />

3. Kahlenborn C, Modugno F, Potter D, Severs W. Oral contraceptive use as a risk factor for premenopausal<br />

breast cancer: a meta-analysis. Mayo Clinic Proc 2006;81(10):1290-1302.<br />

4. Casey P, Cerhan J, Pruthi S. Oral contraceptive use and the risk of breast cancer. Mayo Clinic Proc<br />

2008;83(1):86- 91.<br />

5. Marchbanks P, McDonald J, Wilson H et al. Oral contraceptives and the risk of breast cancer. N Engl J Med<br />

2002;346(26):2025-32.<br />

6. Wingo P, Austin H, Marchbanks P et al. Oral contraceptives and the risk of death from breast cancer. Obstet<br />

Gynecol 2007;110(4):793-800.<br />

7. Trivers K, Gammen M, Abrahamson P et al. Oral contraceptives and survival in breast cancer patients aged 20<br />

to 54 years. Cancer Epidemiol Biomarkers Prev 2007;16(9):1822-7.<br />

8. Lund E, Bakken K, Dumeaux V, Andersen V, Kumle M. Hormone replacement therapy and breast cancer in<br />

former users of oral contraceptives – The Norwegian women and cancer study. Int J Cancer 2007;121:645-8.<br />

9. Dumeaux V, Fournier A, Lund E, Clavel-Chapelon F. Previous oral contraceptive use and breast cancer risk<br />

according to hormone replacement therapy use among postmenopausal women. Cancer Causes Control<br />

2005;16(5):537-44.<br />

10. Vessy M, Yeates D. Oral contraceptives and benign breast disease: an update of findings in a large cohort<br />

study. Contraception 2007;76: 418-24.<br />

11. Grabrick D, Hartmanna L, Cerhan J et al. Risk of breast cancer with oral contraceptive use in women with<br />

family history of breast cancer. JAMA 2000;284(14):1791-8.<br />

12. Silvera S, Miller A, Rohan T. Oral contraceptive use and risk of breast cancer among women with family<br />

history of breast cancer: a prospective cohort study. Cancer Causes Control 2005;16:1059-63.<br />

13. Haile R, Thomas D, McGuire V et al. BRCA1 and BRCA2 mutation carriers, oral contraceptive use, and breast<br />

cancer before age 50. Cancer Epidemiol Biomarkers Prev 2006; 5(10):1863-70.<br />

14. Brohet R, Goldgar D, Easton D et al. Oral contraceptives and breast cancer risk in the international BRCA1/2<br />

carrier cohort study: a report from EMBRACE, GENEPSO, GEO-HEBON, and the IBCCS Collaborative Group. J<br />

Clin Oncol 2007;25(25):3831-6.<br />

15. Vaccarella S, Herrero R, Dai M et al. Reproductive factors, oral contraceptive use, and human papillomavirus<br />

infection: pooled analysis of the IARC HPV prevalence surveys. Cancer Epidemiol Biomarkers Prev<br />

2006;15(11):2148-53.<br />

16. International Collaboration of Epidemiological Studies of Cervical Cancer. Cervical cancer and hormonal<br />

contraceptives: collaborative reanalysis of individual data for 16 573 women with cervical cancer and 35<br />

509 women without cervical cancer from 24 epidemiological studies. The Lancet 2007;370:1609-21.<br />

17. Sasieni P. Cervical cancer prevention and hormonal contraception. The Lancet 2007;370:1591-2.<br />

18. Guven S, Kart C, Guvendag Guven ES, Gunalp G. The underlying ause of cervical cancer in oral contraceptive<br />

use may be related to cervical mucus changes. Med Hypotheses 2007;69(3):550-2.<br />

19. Maxwell G, Schildkraut J, Calingaert B et al. Progestin and estrogen potency of combination oral<br />

contraceptives and endometrial cancer risk. Gynecol Oncol 2006;103:535-40.<br />

20. Weiss J, Saltzman B, Doherty J et al. Risk factors for the incidence of endometrial cancer according to the<br />

aggressiveness of disease. Am J Epidemiol 2006;164(1):56-62.<br />

21. Collaborative Group on Epidemiological Studies of Ovarian Cancer. Ovarian cancer and oral contraceptives:<br />

collaborative reanalysis of data from 45 epidemiological studies including 23 257 women with ovarian<br />

cancer and 87 303 controls. The Lancet 2008;371:303-14.<br />

22. Moorman P, Calingaert B, Palmieri R et al. Hormonal risk factors for ovarian cancer in premenopausal and<br />

postmenopausal women. Am J Epidemiol 2008;167(9):1059-769.<br />

23. Lurie G, Thompson P, Mc Duffie K, Carney M, Terada K. And Goodman M. Association of estrogen and<br />

progestin potency of oral contraceptives with ovarian carcinoma risk. Obstet Gynecol 2007;109(3):597-607.<br />

24. Lin J, Zhang S, Cook N, Manson J, Buring J, Lee I. Oral contraceptives, reproductive factors, and risk of<br />

colorectal cancer among women in a prospective cohort study. Am J Epidemiol 2007;165 (7):794-801.<br />

25. Kabat G, Miller A, Rohan T. Oral contraceptive use, hormone replacement therapy, reproductive history and<br />

risk of colorectal cancer in women. Int J Cancer 2008;122:643-6.<br />

26. Kabat G, Miller A, Rohan T. Reproductive and hormonal factors and risk of lung cancer in women: a<br />

prospective cohort study. In J Cancer 2007;120:2214-20.<br />

27. Silvera S, Miller A, Rohan T. Hormonal and reproductive factors and risk of glioma: a prospective cohort<br />

study. Int J Cancer 2006;118(5):1321-4.<br />

28. Custer B, Longstreth W, Phillips L, Koepsell T, Van Belle G. Hormonal exposures and the risk of intracranial<br />

meningioma in women: a population-based case-control study. BMC Cancer 2006;152(6):1-9.<br />

29. Wigertz A, Lönn S, Mathiesen T et al. Risk of brain tumors associated with exposure to exogenous female sex<br />

hormones. Am J Epidemiol 2006;164 (7):629-36.<br />

30. Piérard G, Piérard-Franchimont C, Quatresooz P, Kridelka F, Gaspard U. Peut-on sortir de l’embrouillamini<br />

relatif aux contraceptives oraux et aux cancers cutanés? Rev Med Liege 2007;62(5-6):463-6.<br />

31. Feskanich D, Hunter D, Willett W et al. Oral contraceptive use and risk of melanoma in premenopausal<br />

women. Br J Cancer 1999;81:918-23.<br />

32. Lea S, Holly E, Hartge P et al. Reproductive risk factors for cutaneous melanoma in women: a case-control<br />

study. Am J Epidemiol 2006;165(5):505-13.<br />

33. Maheshwari S, Sarraj A, Kramer J, El-Serag H. Oral contraception and the risk of hepatocellular carcinoma. J<br />

Hepatol 2007;47:506-13.<br />

34. Mc Grath M, Michaud D, De Vivo I. Hormonal and reproductive factor and the risk of bladder cancer in<br />

women. Am J Epidemiol 2005;163 (3):236-44.<br />

35. Frise S, Kreiger N, Gallinger S, Tomlinson G, Cotterchio M. Menstrual and reproductive risk factors and risk<br />

for gastric adenocarcinoma in women: findings from the canadian national enhanced cancer surveillance<br />

system. Am J Epidemiol 2006;16(12):908-16.<br />

36. Teras L, Patel A, Rodriguez C, Thun M, Calle E. Parity, other reproductive factors and risk of pancreatic cancer<br />

mortality in a large cohort of US women (United States). Cancer Causes Control 2005;16(9):1035-40.<br />

37. Kabat G, Silvera S, Miller A, Rohan T. A cohort study of reproductive and hormonal factors and renal cell<br />

cancer risk in women. Br J Cancer 2007;96(5):845-9.<br />

38. Costa HL, Doyle P. Influence of oral contraceptives in the development of post-molar trophoblastic neoplasia<br />

– a systematic review. Gynecol Oncol 2006;100(3):579-85.<br />

39. Hannaford P, Selvaraj S, Elliott A, Angus V, Iversen L, Lee A. Cancer risk among users of oral contraceptives:<br />

cohort data from the Royal College of General Practitioner’s oral contraception study. Br Med J<br />

2007;335:651-9.<br />

40. Vessey M, Painter R. Oral contraceptive use and cancer. Findings in a large cohort study, 1968-2004. Br J<br />

Cancer 2006;95:385-9.<br />

41. Boutet G. Dispositif intra-utérin au lévonorgestrel (Mirena ® ) et cancer du sein: que nus apporte la littérature<br />

pour la pratique quotidienne? Gynécol Obstét Fertil 2006;34:1015-23.<br />

42. Frega A, Scardamaglia P, Piazze J et al. Oral contraceptives and clinical recurrence of human paipllomavirus<br />

lesions and cervical intraepithelial neoplasia following treatment. Int J Gynaecol Obstet 2008;100(2):175-8.


G1092N_2008<br />

Yves Jacquemin<br />

Een nieuwe analyse van de Royal College of General Practitioners’ Oral<br />

Contraception Study heeft aangetoond dat het algemene kankerrisico<br />

bij vrouwen die ooit de pil genomen hebben, iets lager is dan bij nietgebruiksters.<br />

Heranalyse van epidemiologische studies heeft bevestigd<br />

dat de orale anticonceptiepil een beschermende invloed heeft tegen<br />

ovariumcarcinoom. Over het netto-effect van de pil bij BRCA 1- en /of<br />

2-draagsters zijn de gegevens nog niet volkomen duidelijk.<br />

Inleiding<br />

Regelmatig worden we als gynaecoloog op de raadpleging geconfronteerd<br />

met de vraag van een patiënte die al meerdere jaren een orale anticonceptiepil<br />

neemt of het niet beter zou zijn om hiermee minstens een tijdje te stoppen<br />

wegens een vermeend verhoogd risico op kanker. Recent kwamen enkele<br />

publicaties ter beschikking die het antwoord op deze vraag verduidelijken.<br />

In deze tekst bespreken we enkele van die publicaties en kaarten we de nog<br />

bestaande vragen aan.<br />

Nieuwe gegevens uit de Royal College of<br />

General Practitioners’ Oral Contraception<br />

Study (1)<br />

De Royal College of General Practitioners’ Oral Contraception-studie is een<br />

prospectieve cohortestudie, opgestart in mei 1968. Over een periode van 14<br />

maanden volgden 1.400 huisartsen, verspreid over het Verenigd Koninkrijk,<br />

ongeveer 23.000 vrouwen die orale contraceptiva gebruikten, evenals 23.000<br />

vrouwen die ze nooit gebruikt hadden. Die groep bestond uit vrouwen van<br />

gemiddeld 29 jaar, die allemaal getrouwd waren of een stabiele relatie hadden.<br />

De overgrote meerderheid was blank. Er werden gegevens verzameld<br />

over het rookgedrag, de sociale klasse, de pariteit en uit de medische voorgeschiedenis.<br />

Om de 6 maanden werden gegevens over het gebruik van hormonale<br />

preparaten of tussenkomende ziekten waaronder kanker, geregistreerd<br />

door de huisartsen. De vrouwen bleven onder follow-up bij de huisarts tot ze,<br />

ofwel het werkgebied van de huisarts verlieten (ongeveer 56% van de totale<br />

cohorte), of tot hun arts uit de studie stapte (13%), of tot ze hun contraceptiva<br />

niet meer bij de huisarts gingen halen, ze stierven of ten slotte tot op het<br />

Niet-anticonceptieve<br />

effecten van de pil: de pil als<br />

bescherming tegen kanker<br />

Yves Jacquemyn 1 , Hetty Sonnemans 1 , Gülseren Palit 2<br />

1. Dienst Gynaecologie-Verloskunde, UZ Antwerpen, UA<br />

2. Kliniek voor Borst- en Pelvisheelkunde, Jules Bordetinstituut, Brussel<br />

Ke y w o r d s: oral C o n t r a C e p t i o n – breast CanCer – ovarian CanCer<br />

28<br />

GUNAIKEIA - Speciaal nummer<br />

moment dat de follow-up door de huisartsen werd beëindigd eind 1996. In<br />

het midden van de jaren 70 werd ongeveer drie vierde van de originele cohorte<br />

gevlagd bij de National Health Service in Schotland en Engeland zodat alle<br />

daarna volgende sterfgevallen, al of niet ten gevolge van kanker, gerapporteerd<br />

konden worden, zelfs wanneer de follow-up bij de huisarts stopgezet<br />

was. Van de vrouwen kon 24% niet gevlagd worden omdat zij of de dokter de<br />

studie hadden verlaten voor deze procedure werd ingevoerd. Op die manier<br />

ontstonden eigenlijk 2 datasets, een grote uitgebreide dataset met informatie<br />

tot december 2004 en een meer gedetailleerde, maar minder patiëntenbevattende<br />

dataset met observaties door de huisartsen tot december 1996. De<br />

auteurs zochten naar de gevallen van kanker bij vrouwen die ooit of nooit de<br />

pil gebruikt hebben uit beide gegevensbestanden. Er werd naar verschillende<br />

groepen kankers gezocht, met name ter hoogte van dikke darm of rectum,<br />

galblaas of lever, long, borst, naar invasief cervixcarcinoom, uteruscorpuscarcinoom,<br />

ovarium, ter hoogte van het centrale zenuwstelsel of hypofyse, op<br />

ongekende locaties, ... De grote databank bevat ongeveer 744.000 vrouwenjaren<br />

van observatie voor de gebruiksters en 339.000 vrouwenjaren voor de<br />

niet-gebruiksters. De pilgebruiksters vertoonden de tendens om iets jonger te<br />

zijn op het moment van rekrutering, vaker te roken, een iets hogere pariteit te<br />

hebben en tot een iets lagere sociale klasse te behoren, zij gebruikten later in<br />

hun leven vaker hormoonsubstitutietherapie.<br />

Het bleek dat de gebruiksters een reductie van 12% in het globaal risico van<br />

eender welke kanker hadden (relatief risico 0,88; 95% betrouwbaarheidsinterval<br />

0,83 tot 0,94). Er waren statistisch significant minder gevallen van coloncarcinoom<br />

of rectumkanker, corpuscarcinoom en ovariumcarcinoom evenals<br />

voor de restgroep ‘andere’. Er waren kleine, maar statistisch niet-significante<br />

toenames in het risico op longkanker, cervixcarcinoom en carcinoom van<br />

het centrale zenuwstelsel. Op het gebied van borstcarcinoom was er geen<br />

significant verschil (relatief risico 0,98; 95% betrouwbaarheidsinterval 0,87<br />

tot 1,10). Een meer gedetailleerde analyse toonde aan dat wanneer de pil 8<br />

of meer jaren werd gebruikt er wel een statisch significante toename was<br />

van cervixcarcinoom, tumoren van het centrale zenuwstelsel of de hypofyse:<br />

cervixcarcinoom (relatief risico 2,73; 95% betrouwbaarheidsinterval 1,61 tot<br />

4,61) en carcinomen van het centrale zenuwstelsel en de hypofyse (relatief<br />

risico 5,51; 95% betrouwbaarheidsinterval 1,38 tot 2,05). Anderzijds bleek<br />

langdurig gebruik met een statistisch significante daling van het risico op<br />

ovariumcarcinoom gepaard te gaan (relatief risico 0,38; 95% betrouwbaarheidsinterval<br />

0,16 tot 0,88). Het beschermend effect tegen ovariumcarcinoom<br />

leek tot 15 jaar na het stoppen van de pil aanwezig te blijven. Het gestegen<br />

risico op cervixcarcinoom neemt af naarmate het langer geleden is dat met<br />

de pil werd gestopt.


Een sterk punt van deze studie is dat ze kan corrigeren voor een aantal mogelijke<br />

confounders zoals leeftijd, rookgedrag, sociale klasse, pariteit en het<br />

gebruik van hormoonsubstitutietherapie. Een zwak punt is dat er een vrij<br />

groot verlies aan follow-up is, aangezien uiteindelijk over slechts 67% van de<br />

oorspronkelijke ingesloten vrouwen gegevens bekend zijn. Anderzijds werd<br />

aangetoond dat vrouwen die niet meer in follow-up waren bij de huisarts<br />

een gelijkaardig mortaliteitsrisico hadden als diegenen die nog verder onder<br />

begeleiding waren. Dit pleit tegen een systematische bias in de groep die niet<br />

in het vervolgonderzoek is opgenomen.<br />

Men kan uit deze studie besluiten dat bij pilgebruik een vermindering van 3<br />

tot 12% van het algemeen kankerrisico wordt vastgesteld, het percentage<br />

wisselt naargelang men gebruikmaakt van de volledige dataset met mortaliteitsgegevens<br />

of de beperkte dataset met gegevens uit de huisartsendossiers.<br />

Het komt overeen met een absolute risicovermindering bij de pilgebruiksters<br />

van 45 tot 10 per 100.000 vrouwenjaren.<br />

De dosis combinatiepillen die in deze studie werd gebruikt, in driekwart van<br />

de gevallen tabletten die 50µg oestrogeen bevatten, is zeker meer dan momenteel<br />

zou worden vastgesteld. In de loop van de studie schakelden de<br />

meeste vrouwen naar een lagere dosis over.<br />

Deze studie bevestigt een patroon dat ook door andere onderzoeken reeds<br />

werd aangetoond, zoals dat van de Oxford Family Planning Association (2), in<br />

tegenspraak met een vroegere publicatie over dezelfde gegevensbank (3). Dit<br />

laatste komt omdat de piekleeftijd voor endometrium- en ovariumcarcinoom<br />

op het moment van de vorige publicatie, in 1988, voor de bestudeerde vrouwen<br />

nog niet bereikt was. Een goede verklaring voor het verhoogd optreden<br />

van tumoren van het centrale zenuwstelsel of hypofyse is niet voorhanden.<br />

Gesuggereerd werd dat de pil meer bij cyclusstoornissen wordt voorgeschreven<br />

en dat vrouwen met een hersentumor vaker een onregelmatige cyclus<br />

hebben; een gedetailleerde postfactumanalyse toonde echter aan dat geen<br />

enkele tumor van de hypofyse uitgaat, maar heel vaak werd geen autopsie<br />

verricht.<br />

Specifiek voor borstcarcinoom werd vastgesteld dat het risico op borstcarcinoom<br />

verband houdt met het tijdstip sinds het gebruik van de pil. Er was geen<br />

verband met de duur dat de pil werd genomen. In tegenstelling tot andere<br />

onderzoeken, toont de studie aan dat het risico op borstcarcinoom bij de huidige<br />

gebruiksters of vrouwen waarbij het gebruik minder dan 5 jaar geleden<br />

is, niet gestegen is, bij vrouwen die echter met de pil gestopt zijn tussen 15<br />

en 20 jaar is wel een verhoogd risico vastgesteld (relatief risico 2,45; 95%<br />

betrouwbaarheidsinterval 0,79 tot 3,35). Wanneer het pilgebruik echter nog<br />

langer geleden is, blijkt de pil beschermend te werken. Meer dan 20 jaar na<br />

het stoppen bedraagt het relatief risico 0,54 (95% betrouwbaarheidsinterval<br />

0,35 tot 0,82). Als algemeen besluit lijkt voor deze populatie het gebruik van<br />

orale anticonceptie niet met een stijging van het algemeen risico op kanker<br />

gepaard te gaan maar eerder een gunstig netto resultaat te vertonen. Deze<br />

resultaten mogen natuurlijk niet naar niet-vergelijkbare populaties overgezet<br />

worden.<br />

29<br />

GUNAIKEIA - Speciaal nummer<br />

Het rapport van de Collaborative<br />

Group on Epidemiological Studies of<br />

Ovarian Cancer (4)<br />

Reeds lang wordt gesteld dat het risico op ovariumcarcinoom verminderd<br />

wordt door pilgebruik, hoe groot dit effect is en hoe lang dit duurt na het<br />

stoppen van de pil blijven echter open vragen. De Collaborative Group on<br />

Epidemiological Studies of Ovarian Cancer heeft hiervoor een groot aantal<br />

epidemiologische studies verzameld. Zij konden 48 studies identificeren en<br />

van 45 de gegevens verkrijgen. De 3 studies die niet konden worden opgenomen,<br />

hadden in 2 gevallen geen individuele gegevens meer beschikbaar<br />

over de patiënten en van één studie kon geen enkele auteur meer worden<br />

teruggevonden. Op deze manier kon voor elke individuele vrouw informatie<br />

over sociodemografische factoren, de reproductieve geschiedenis, het gebruik<br />

van hormonale contraceptiva, postmenopauzale hormoonsubstitutie, lengte,<br />

gewicht, familiale voorgeschiedenis van borst- en ovariumkanker, het gebruik<br />

van alcohol, tabak en dergelijke worden verkregen. Er werd gebruikgemaakt<br />

van zogenaamde nested case control design waarbij tot 4 controles at random<br />

werden gekoppeld aan de cases op het gebied van follow-up, de duur van<br />

follow-up, leeftijd en zo mogelijk geografische regio. Er werden ook zoveel<br />

mogelijk details over de histologische classificatie verzameld. Het relatief risico<br />

voor ovariumcarcinoom van gebruiksters versus nooit-gebruiksters was<br />

0,73 (95% betrouwbaarheidsinterval van 0,70 tot 0,76).<br />

Er bleek een relatie te zijn met de duur van het gebruik van orale contraceptiva<br />

waarbij er een afname was van 20% per 5 jaar gebruik. Er werd hierbij gecorrigeerd<br />

voor etnische groep, opleidingsniveau, leeftijd bij de eerste geboorte,<br />

familiale voorgeschiedenis van borstcarcinoom, leeftijd bij de menarche, menopauzale<br />

status, gebruik van hormoonsubstitutietherapie, lengte, hoogte,<br />

BMI, alcohol- en tabakgebruik. Het beschermend effect bleek enigszins af te<br />

nemen naargelang het langer geleden was dat het pilgebruik stopgezet was.<br />

Maar zelfs in de groep ‘20 tot 29 jaar gestopt’, was nog enig beschermend<br />

effect aanwezig. Meer dan 30 jaar na het stoppen van de pil bleek nog een<br />

significant beschermend effect aanwezig te zijn. In één model bleek de duur<br />

van het gebruik en de tijd sinds het stoppen van het gebruik de enige significante<br />

factoren te zijn om het risico op ovariumcarcinoom te voorspellen.<br />

De risicoreductie was zowel voor epitheliale als niet-epitheliale tumoren zeer<br />

vergelijkbaar. Bij de epitheliale tumoren bleek het beschermend effect bij de<br />

mucineuze tumoren echter zo goed als niet aanwezig. De auteurs berekenden<br />

dat het gebruik van orale contraceptiva reeds ongeveer 200.000 gevallen van<br />

ovariumcarcinoom zou voorkomen hebben en dat er per jaar in de toekomst<br />

waarschijnlijk nog 30.000 gevallen/jaar zullen voorkomen worden.<br />

Bespreking<br />

Alhoewel deze nieuwe studies zeker geruststellend zijn voor de meeste<br />

vrouwen en men dus op een vrij gunstige balans van het gebruik van orale<br />

contraceptiva en het kankerrisico komt, blijven er problemen bestaan, zoals<br />

bijvoorbeeld bij BRCA 1- of BRCA 2-mutatiedraagsters. Een recente matched<br />

case control study in The Lancet Oncology bij 799 vrouwen met een voorgeschiedenis<br />

van invasief ovariumcarcinoom waarvan 770 BRCA 1, 28 BRCA 2<br />

en één beide mutaties droeg en 2.224 controles zonder ovariumcarcinoom<br />

waarvan 2.043 BRCA 1, 180 BRCA 2 en één beide mutaties droeg, toonde<br />

aan dat het risico op ovariumcarcinoom zowel voor BRCA 1-draagsters (odds<br />

ratio 0,56; 95% betrouwbaarheidsinterval 0,45 tot 0,71) als voor BRCA 2-mutatiedraagsters<br />

(odds ratio 0,39; 95% betrouwbaarheidsinterval 0,23 tot 0,66)


daalde (5). Op het gebied van ovariumcarcinoom werkt de pil bij deze patiënten<br />

dus beschermend. Wat echter met borstcarcinoom? Studies hierover zijn<br />

bijzonder tegenstrijdig. In een case control-onderzoek uit 2002 door Narod<br />

et al (6) werd vastgesteld dat het ooit gebruikt hebben van de pil bij BRCA<br />

1-draagsters met een lichte stijging van het risico op borstkanker gepaard<br />

ging (odds ratio 1,20; 95% betrouwbaarheidsinterval 1,02 tot 1,40) en bij<br />

BRCA 2-draagsters geen stijging van het risico optrad. Het risico bij de BRCA<br />

1-draagsters nam toe naargelang ze de pil gebruikt hadden voor de leeftijd<br />

van 30 jaar of gedurende 5 of meer jaar, bij de BRCA 2-draagsters was er geen<br />

invloed. Milne et al (7) daarentegen kwamen tot een heel andere conclusie,<br />

maar hun studie was slechts gebaseerd op een groep van 47 BRCA 1-, 36<br />

BRCA 2-mutatiedraagsters en 815 controles. Na correctie voor een aantal<br />

confounders werd het gebruik van orale contraceptiva gedurende ten minste<br />

12 maanden geassocieerd met een verminderd risico op borstcarcinoom voor<br />

BRCA 1-draagsters (odds ratio 0,22; 95% betrouwbaarheidsinterval 0,10 tot<br />

0,49) daar waar geen invloed was bij de BRCA 2-draagsters (odds ratio 0,02;<br />

95% betrouwbaarheidsinterval 0,34 tot 3,09). Enigszins vergelijkbaar zijn de<br />

resultaten van Haile et al (8) die op een groep van 497 BRCA 1- en 307 BRCA<br />

2-mutatiedraagsters vaststelden dat er voor de BRCA 1-draagsters geen significante<br />

associatie was tussen het risico op borstcarcinoom en het gebruik<br />

van orale contraceptiva gedurende ten minste 1 jaar en dat er ook geen significant<br />

verschil ontstond bij langduriger gebruik. Bij de BRCA 2-draagsters<br />

echter was er geen associatie met het gebruik gedurende ten minste 1 jaar<br />

maar wel indien de pil gedurende ten minste 5 jaar werd gebruikt (odds ratio<br />

2,06; 95% betrouwbaarheidsinterval 1,08 tot 3,94). De meest recente en<br />

meest grootschalige studie (9) is een retrospectieve cohortestudie bij 1.593<br />

BRCA 1- en/of 2-draagsters waarin een verhoogd risico werd gezien bij pilgebruiksters.<br />

Dit risico verhoogde naargelang de pil langer werd gebruikt, zowel<br />

voor BRCA 1- als voor BRCA 2-draagsters.<br />

30<br />

GUNAIKEIA - Speciaal nummer<br />

Een relevante maar onopgeloste vraag in deze materie blijft of mutatiedraagsters<br />

die afzien van ovariële en/of mammaire chirurgie baat hebben bij de pil<br />

als bescherming tegen ovariumcarcinoom versus een eventuele extra toename<br />

van het risico op borstcarcinoom.<br />

Referenties<br />

1. Hannaford Ph C, Selvaraj S, Elliot AM, Angus V, Iversen L, Lee AJ. Cancer risk among users of oral<br />

contraceptives: cohort data from the Royal College of General Practitioners’ oral contraception study. BMJ<br />

2007 doi:10.1136/bmj.39289.649410.55.<br />

2. Vessey M, Painter R. Oral contraceptive use and cancer. Findings in a large cohort, 1968-2004. Br J Cancer<br />

2006;95:385-9.<br />

3. Beral V, Hannaford P, Kay C. Oral contraceptive use and malignancies of the genital tract. Results fom trhe<br />

Royal College of General Practitioners’ oral contraception study. Lancet 1988;2:1331-5.<br />

4. Collaborative group on epidemiological studies of ovarian cnacer. Ovarian cancer and oral contraceptives:<br />

collaborative reanalysis of data from 45 epidemiological studies including 23 257 women with ovarian<br />

cancer and 87 303 controls. Lancet 2008;371:303-14.<br />

5. McLaughlin JR, Rish HA, Lubinski J, Moller P, Ghadirian P, Lynch H et al. Reproductive risk factors for ovarian<br />

cancer in carriers of BRCA1 or BRCA2 mutations: a case control study. Lancet Oncol 2007;8:26-34.<br />

6. Narod SA, Dubé MP, Klijn J, Lubinsky J, Lynch Ht, Ghadirian P et al. Oral contraceptives and the risk of breast<br />

cancer in BRCA 1 and BRCA 2 mutation carriers. J Natl Cancer Inst 2002;94:1773-9.<br />

7. Milne RL, Knight JA, John EM, Dite GS, Balbuena R, Ziogas A et al. Oral contraceptive use and risk of<br />

early-onset breast cancer in carriers and noncarriers of BRCA1 and BRCA2 mutations. Cancer Epidemiol<br />

Biomarkers Prev 2005;14:350-6.<br />

8. Haile RW, Thomas DC, McGuire V, Felberg A, John EM, Milne RL et al. BRCA1 and BRCA2 mutation carriers,<br />

oral contraceptive use, and breast cancer before age 50. Cancer Epidemiol Biomarkers Prev 2006;15:1863-<br />

70.<br />

9. Brohet RM, Goldgar DE, Easton DF, Antoniou AC, Andrieu N, Chang-Claude J et al. Oral contraceptives and<br />

breast cancer risk in the international BRCA1/2 carrier cohort study: a report from EMBRACE, GENEPSO,<br />

GEO-HEBON, and the IBCCS Collaborating Group. J Vlin Oncol 2007;25:3831-6.


G1093N_2008<br />

Johan Verhaeghe<br />

De beschikbare pillen verschillen in de dosis van ethinylestradiol en in het<br />

soort en de dosis van het progestageen. Zogenaamde derdegeneratiepillen<br />

(3eGP) bevatten desogestrel of gestoden, en het gebruik van 3eGP<br />

leidt tot 1 extra veneuze trombo-embolie per 10.000 vrouwenjaren.<br />

Oorzaak is een ‘oestrogener’ effect van 3eGP, wat een meer uitgesproken<br />

resistentie tegen geactiveerd proteïne C en een grotere daling van<br />

proteïne S met zich meebrengt; proteïne C en S zijn anticoagulante<br />

factoren. Gestodenpillen met 30µg ethinylestradiol geven wel een goede<br />

cycluscontrole. Drosperinonpillen zijn waarschijnlijk een goede keus bij<br />

acne of hirsutisme, en bij het premenstruele syndroom.<br />

Oestroprogestagenen:<br />

niet vrij van complicaties<br />

Alle orale en niet-orale anticonceptieve oestroprogestagenen bevatten hetzelfde<br />

oestrogeen: ethinylestradiol, in een dosis van 15-50µg/dag. Het voordeel<br />

van ethinylestradiol is de lange ervaring met dit krachtig semisynthetisch<br />

oestrogeen, dat via een negatieve feedback op de secretie van de gonadotrofines<br />

(vooral van FSH) bijdraagt tot de anticonceptieve werking. De robuustheid<br />

vertaalt zich ook echter in een invloed op de hepatische eiwitten betrokken in<br />

de hemostase. Oestroprogestagenen verhogen onmiskenbaar het risico van<br />

trombo-embolische processen, vooral in het veneuze systeem en in mindere<br />

mate in het arteriële systeem. Ondanks de lagere dosis hormonen in moderne<br />

pillen blijft dit de belangrijkste complicatie: veneuze trombo-embolieën zijn<br />

~ 4 keer frequenter bij pilgebruiksters dan bij niet-gebruiksters (1). Hoewel<br />

het risico van veneuze trombo-embolie (VTE) kan teruggedrongen worden<br />

met pillen die < 50µg vergeleken met ≥ 50µg ethinylestradiol bevatten (1), is<br />

er geen opmerkelijk verschil onder de preparaten met 15-35µg ethinylestradiol,<br />

die nu veruit het meeste worden voorgeschreven. Vandaar de volgende<br />

vragen: kan dit risico verlaagd worden via niet-orale toediening van ethinylestradiol<br />

of door gebruik te maken van ‘natuurlijkere’ oestrogeenpreparaten<br />

(bv. estradiol zelf)? Is het ook afhankelijk van het progestageen? Inmiddels<br />

weten wij dat de transdermale toediening van oestroprogestagenen het risico<br />

van VTE niet reduceert (2) (in sommige studies nam het risico zelfs toe).<br />

Orale anticonceptie met<br />

oestroprogestagenen:<br />

maakt het progestageen<br />

een verschil?<br />

Johan Verhaeghe<br />

Dienst Gynaecologie-Verloskunde, UZ Leuven, KUL<br />

Ke y w o r d s: ContraCeptive pill – p r o g e s to g e n s – t r o m b o e m b o l iC disease<br />

32<br />

GUNAIKEIA - Speciaal nummer<br />

Klinische studies met estradiolpillen zullen moeten uitwijzen of ze anticonceptief<br />

even veilig zijn en een beter veiligheidsprofiel bieden. Blijft de<br />

vraag van het progestageen.<br />

De 19-nor-testosteronderivaten zijn veruit de meest gebruikte progestagenen<br />

voor anticonceptie (Tabel 1), en gaan terug op de synthese van norethynodrel<br />

en norethindrone (norethisteron) in de jaren 50. In de jaren 70 werd levonorgestrel<br />

geïntroduceerd, dat wereldwijd het meest gebruikte progestageen<br />

blijft in orale anticonceptie. In de jaren 80 werden de derdegeneratieprogestagenen<br />

desogestrel (en zijn metaboliet 3-keto-desogestrel of etonogestrel)<br />

en gestoden geïntroduceerd. Drosperinon wordt soms verkeerdelijk een vierdegeneratieprogestageen<br />

genoemd, het is immers geen 19-nor-testosteronderivaat.<br />

De controverse rond<br />

derdegeneratieprogestagenen<br />

Derdegeneratieprogestagenen hebben een minimaal of afwezig androgeen<br />

effect in vitro, in tegenstelling tot levonorgestrel (3). De doelstellingen bij<br />

de introductie van desogestrel en gestoden als component van de pil waren<br />

multipel, bv. een beter klinisch effect verkrijgen op symptomen zoals acne,<br />

frequent bij jonge vrouwen; een minimaal effect creëren op gewichtstoename<br />

(reële of gepercipieerde gewichtstoename is één van de belangrijkste<br />

redenen van pilstop); en – belangrijkste objectief – de cardiovasculaire<br />

gezondheid minimaal belasten. In ons land zijn pillen met derdegeneratieprogestagenen<br />

de meest gebruikte. Het is enigszins onduidelijk of<br />

norgestimaat een tweede- of derdegeneratieprogestageen is; het wordt<br />

vooral omgezet in levonorgestrel, maar heeft anderzijds een vrij gelijkaardig<br />

metabool profiel als desogestrel en gestoden (4).<br />

De objectieven van de derdegeneratiepillen (3eGP) werden deels gerealiseerd<br />

(Tabel 2). Desogestrelpillen hebben een gunstig effect op acne en hirsutisme,<br />

dat sterker is dan dat van levonorgestrelpillen met evenveel ethinylestradiol<br />

(5). Het onderliggend mechanisme is een meer uitgesproken stijging van het


Tabel 1: Indeling van de progestagenen.<br />

Progesteronderivaten 19-nor-testosteronderivaten 17a-spirinolactonderivaten<br />

Pregnanes Oestranes Drosperinon<br />

Dydrogesteron Lynestrenol 1e<br />

Medroxyprogesteronacetaat Norethisteron(acetaat) 1e<br />

Cyproteronacetaat Norethynodrel 1e<br />

Norpregnanes Gonanes<br />

Nomegestrolacetaat Levonorgestrel 2e<br />

Norgestimaat 2e? 3e?<br />

Desogestrel 3e<br />

Gestoden 3e<br />

Dienogest?<br />

De progestagenen die in het vet staan, worden anno 2008 gebruikt in orale anticonceptie.<br />

Sex Hormone Binding Globulin (SHBG), zoals aangetoond in een prospectieve<br />

cross-overstudie (6). Dus, 3eGP zijn ‘oestrogener’. Er is ook een beperkte maar<br />

klinisch relevante stijging van de HDL-cholesterolspiegel (~ 10%) met 3eGP<br />

(4, 7) die niet wordt geobserveerd met 2eGP. Dit zou moeten resulteren in een<br />

minder atherogene omgeving en minder ischemisch hartlijden. Deze hypothese<br />

lijkt bevestigd te worden. In een aggregatie van 7 observationele studies<br />

(8) werd een lager risico van myocardinfarct vastgesteld bij het gebruik van<br />

3eGP vergeleken met 2eGP (38-56% minder). Het risico van myocardinfarct<br />

met 3eGP was niet hoger dan zonder pil, terwijl het risico ~ 2 keer hoger<br />

was bij gebruik van 2eGP dan zonder pil. In absolute cijfers gaat het echter<br />

om zeer kleine aantallen, namelijk een incidentie van myocardinfarct van<br />

~ 1,3/100.000 vrouwenjaren.<br />

Tabel 2: Vergelijking tussen tweede- en derdegeneratiepillen.<br />

Voordelen<br />

- Robuuster effect op acne en hirsutisme<br />

- Milde verhoging van HDL-cholesterol (~ 10%)<br />

- Geen verhoging van de incidentie van myocardinfarct t.o.v. niet-gebruiksters<br />

Nadelen<br />

- Verhoogde incidentie van veneuze trombo-embolie (RR = 1,7)<br />

Onbekend<br />

- Effect op borstkanker?<br />

Maar de keerzijde van de medaille is een verhoogde incidentie van VTE. Een<br />

debat hierover woedde in alle hevigheid in 1995-6 in de medische literatuur<br />

(1), met een opvallende interesse vanwege de media (een ‘oefensessie’<br />

voor wat zou komen met menopauzetherapie in 2002-3). Het voorspelbare,<br />

van anticonceptief standpunt onacceptabel resultaat van dit in wezen epidemiologische<br />

debat was een toename in het aantal impulsieve pilstakers<br />

en zwangerschapsafbrekingen (9). In vele Europese landen leidden de gegevens<br />

tot een sterke reductie in het gebruik van 3eGP. Een meta-analyse van<br />

de observationele studies toont uiteindelijk een relatief risico van 1,7 (95%<br />

confidentie-intervallen (CI) 1,4-2,0) bij gebruik van 3eGP vergeleken met<br />

33<br />

GUNAIKEIA - Speciaal nummer<br />

2eGP (10). In absolute cijfers betekent dit ~ 1 extra VTE (3 i.p.v. 2) per 10.000<br />

vrouwenjaren. Anderzijds werd geen verschil vastgesteld tussen gebruiksters<br />

van 3eGP en 2eGP in de incidentie van ischemische (trombotische) cerebrovasculaire<br />

accidenten (11).<br />

Sommige mechanismen die aan de basis liggen van dit verschil in incidentie<br />

van VTE zijn reeds blootgelegd. De pil veroorzaakt een partiële aPC-resistentie,<br />

waarbij de geactiveerde factor V (Va) in mindere mate wordt geïnactiveerd<br />

door het geactiveerd proteïne C (aPC) dat dus dienstdoet als anticoagulante<br />

factor. Deze verworven aPC-resistentie is meer uitgesproken bij pillen met<br />

desogestrel dan met levonorgestrel, en is additief aan genetisch bepaalde<br />

aPC-resistentie veroorzaakt door een veelvoorkomende mutatie in factor V<br />

(V Leiden genoemd) (6, 12). Inderdaad, carriers van V Leiden (~ 5% van de bevolking)<br />

vertonen ook een extra toename van de aPC-resistentie bij gebruik van<br />

desogestrel vergeleken met levonorgestrelpillen (12). Daarnaast veroorzaakt<br />

de pil – zoals de zwangerschap – een daling in de spiegels van totaal en vrij<br />

proteïne S, een andere belangrijke anticoagulante factor. Opnieuw is de daling<br />

in proteïne S meer uitgesproken bij desogestrel- dan bij levonorgestrelpillen<br />

(12). Interessant is dat de verandering in SHBG veroorzaakt door een<br />

bepaald oestroprogestageen correleert met de verandering in aPC-resistentie<br />

(6); dus, de oestrogeniciteit van een pilpreparaat bepaalt de procoagulante<br />

werking in vivo, wat logisch is.<br />

Of er een klinisch verschil bestaat tussen desogestrel- en gestodenpillen, is<br />

onduidelijk. Desogestrelpillen zijn de meest bestudeerde van de twee (en meer<br />

voorgeschreven in ons land). In vitro zijn er verschillen in binding aan de androgeenreceptor<br />

en mineralocorticoïdreceptor (3). Desogestrelpillen worden<br />

meestal als iets ‘oestrogener’ omschreven: de stijging van de SHBG-concentratie<br />

is meer uitgesproken op termijn, en de suppressie van de vrijetestosteronconcentratie<br />

is dus robuuster (13). Anderzijds lijkt er iets meer kans te<br />

zijn op tussenbloeding en -spotting met desogestrelpillen (14).<br />

Gezien het verschil in oestrogeniciteit, dient verder onderzoek uit te maken<br />

of er een verschil is in borstkankerincidentie tussen 3eGP en 2eGP. De zeer<br />

beperkte beschikbare data zijn geruststellend (15).


Klasse of geen klasse?<br />

De marketing van pillen accentueert de onderlinge verschillen, en leidt tot<br />

diversiteit van pillen; pillen voor jonge vrouwen, pillen bij slechte cycluscontrole,<br />

pillen tegen hyperandrogenisme, pillen tegen het premenstrueel syndroom<br />

(PMS), etc. Kritische analyses van de gepubliceerde data ondersteunen<br />

niet altijd de marketingstrategie.<br />

In een recente richtlijn van de Endocrine Society vormen de oestroprogestagenen<br />

als een ‘klasse’ de eerstelijnsbehandeling van hirsutisme (16). Er zijn<br />

inderdaad goede argumenten voor een klasse-effect: zowel 2eGP, 3eGP als<br />

antiandrogene pillen verbeteren acne en hirsutisme (16). Alle oestroprogestagenen<br />

verhogen immers de SHBG-concentratie en onderdrukken de LH- en<br />

testosteronconcentratie. Niettemin zijn de beschikbare vergelijkende studies<br />

beperkt in duur en aantal patiënten, en de klinische evaluatie van hirsutisme<br />

is subjectief. Op basis van de farmacologie worden krachtige effecten<br />

gepostuleerd van pillen met cyproteronacetaat (CPA), drosperinon en desogestrel<br />

(in die volgorde?). Maar het risico van VTE is 2,2 (95% CI, 1,4-3,6)<br />

keer hoger bij gebruik van CPA-pillen dan ‘conventionele’ pillen (2eGP?) en<br />

liefst 7,4 (95% CI, 3,7-15,1) keer hoger dan bij niet-gebruiksters (17). Daarom<br />

zijn CPA-pillen niet de eerste keus bij acne/hirsutisme. Een uitgebreide<br />

fase 4-farmacovigilantiestudie toonde daarentegen geen exces aan VTE en<br />

andere cardiovasculaire morbiditeit aan met drosperinonpillen vergeleken met<br />

levonorgestrelpillen (18).<br />

Alle pillen kunnen gepaard gaan met bloeding of spotting tijdens inname,<br />

het gaat hier om een ‘klassenevenwerking’. In vergelijkende studies zijn er<br />

echter kleine verschillen opgemerkt naargelang van de dosis ethinylestradiol<br />

en het soort en de dosis van het progestageen. Zo is er zowel bij desogestrel-<br />

als gestodenpillen minder kans op tussenbloeding indien ze gecombineerd<br />

worden met 30µg vergeleken met 20µg ethinylestradiol; en, zoals vermeld, is<br />

de kans op tussenbloeding iets kleiner bij gestoden- dan bij desogestrelpillen<br />

(14, 19-21). Een lage incidentie van tussentijdse bloeding of spotting<br />

(≤ 10% na 3 cycli) wordt aldus bereikt met de combinatie gestoden 75µg +<br />

ethinyl estradiol 30µg (14). Deze gegevens kunnen van belang zijn indien men<br />

semicontinue of continue pilinname overweegt (22). Met sommige andere<br />

progestagenen (bv. drosperinon) is de cycluscontrole bij verlengde inname<br />

maar matig (23). Bij tussenbloeding is het ook belangrijk anatomische<br />

pathologie uit te sluiten (Chlamydia-endocervicitis, ectropion, etc.). Roken<br />

moet afgeraden worden, en stipte inname aangemoedigd (14).<br />

Verbetering van dismenorroe is een klasse-effect van oestroprogestagenen.<br />

Dismenorroe is, naast acne, een belangrijke niet-anticonceptieve reden voor<br />

pilgebruik bij jonge vrouwen. De verbetering ervan hangt af van de graad van<br />

cyclussuppressie, theoretisch kan men kleine verschillen verwachten naargelang<br />

van de dosis van ethinylestradiol en het soort en de dosis van het<br />

progestageen. Uit een paar vergelijkende studies (bv. 20) kwam naar voor dat<br />

gestodenpillen dismenorroe beter verhelpen dan desogestrelpillen.<br />

In een eerdere bijdrage stelden wij dat de verbetering van het premenstruele<br />

syndroom (PMS) geen klasse-effect is van anticonceptieve pillen (24), alhoewel<br />

de redenen hiervoor niet volledig duidelijk zijn. Theoretisch wordt een<br />

beter effect verwacht met robuuste cyclussupressie, maar anderzijds zijn<br />

vrouwen met PMS zeer sensitief voor endogene en exogene oestrogenen en<br />

progestagenen. Placebogecontroleerde studies zijn de enige manier om de<br />

werkzaamheid van geneesmiddelen bij PMS te onderzoeken. Eén oestroprogestageenpreparaat<br />

met 20µg ethinylestradiol en 3mg drosperinon ingeno-<br />

34<br />

GUNAIKEIA - Speciaal nummer<br />

men gedurende 24 dagen (met 4 dagen pilstop) verbeterde de disforische<br />

symptomen van PMS (25). De verbetering was slechts matig (48% ondervond<br />

minstens een halvering van de klachten vergeleken met 36% in de placebogroep).<br />

Niettemin kan deze pil met dit doseringsschema geprobeerd worden<br />

bij milde tot matige gevallen van PMS, samen met andere therapeutische<br />

maatregelen (24).<br />

Referenties<br />

1. World Health Organization Collaborative Study of Cardiovascular Diseases and Steroid Hormone<br />

Contraception. Venous tromboembolic disease and combined oral contraceptives: results of international<br />

multicentre case-control study. Lancet 1995;346:1575-82.<br />

2. Jick S, Kaye JA, Li L, Jick H. Further results on the risk of nonfatal venous tromboembolism in users of the<br />

contraceptive transdermal patch compared to users of oral contraceptives containg norgestimate and 35µg<br />

of ethinyl estradiol. Contraception 2007;76:4-7.<br />

3. Wiegratz I, Kuhl H. Progestagen therapies: differences in clinical effects? Trends Endocrinol Metab<br />

2004;15:277-85.<br />

4. Speroff L, DeCherney A. Evaluation of a new class of oral contraceptives. Obstet Gynecol 1993;81:1034-47.<br />

5. Winkler UH, Ferguson H, Mulders JAPA. Cycle control, quality of life and acne with two low-dose oral<br />

contraceptives containing 20µg ethinylestradiol. Contraception 2004;69:469-76.<br />

6. van Rooijen M, Silveira A, Hamsten A, Bremme K. Sex hormone-binding globulin – a surrogate marker for<br />

the protrombotic effects of combined oral contraceptives. Am J Obstet Gynecol 2004;190:332-7.<br />

7. Cauci S, Di Santolo M, Culhane JF, Stel G, Gonano F, Guaschino S. Effects of third-generation oral<br />

contraceptives on high-sensitivity C-reactive protein and homocysteine in young women. Obstet Gynecol<br />

2008;111:857-64.<br />

8. Spitzer WO, Faith JM, MacRae KD. Myocardial infarction and third generation oral contraceptives:<br />

aggregation of recent studies. Hum Reprod 2002;17:2307-14.<br />

9. Skjeldestad FE. Increased number of induced abortions in Norway after media coverage of adverse vascular<br />

events from the use of third-generation oral contraceptives. Contraception 1997;55:11-4.<br />

10. Kemmeren JM, Algra A, Grobbee DE. Third generation oral contraceptives and risk of venous trombosis:<br />

meta-analysis. BMJ 2001;323:1-9.<br />

11. Kemmeren JM, Tanis BC, van den Bosch MAAJ et al. Risk of arterial trombosis in relation to oral<br />

contraceptives (RATIO) study: oral contraceptives and the risk of ischemic stroke. Stroke 2002;33:1202-8.<br />

12. Kemmeren JM, Algra A, Meijers JCM et al. Effect of second- and third-generation oral contraceptives on<br />

the protein C system in the absence or presence of factor VLeiden mutation: a randomized trial. Blood<br />

2004;103:927-33.<br />

13. Mango D, Ricci S, Manna P, Mingiano GAD, Serra GB. Clinical and hormonal effects of ethinylestradiol<br />

combined with gestodene and desogestrel in young women with acne vulgaris. Contraception 1996;53:163-<br />

70.<br />

14. Rosenberg MJ, Waugh MS, Higgins JE. The effect of desogestrel, gestodene, and other factors on spotting<br />

and bleeding. Contraception 1996;53:85-90.<br />

15. Marchbanks PA, McDonald JA, Wilson HG et al. Oral contraceptives and the risk of breast cancer. N Engl J<br />

Med 2002;346:2025-32.<br />

16. Martin KA, Chang RJ, Ehrmann DA et al. Evaluation and treatment of hirsutism in premenopausal women:<br />

an Endocrine Society clinical practice guideline. J Clin Endocrinol Metab 2008;93:1105-20.<br />

17. Seaman HE, de Vries CS, Farmer RDT. The risk of venous tromboembolism in women prescribed cyproterone<br />

acetate in combination with ethinyl estradiol: a nested cohort analysis and case-control study. Hum Reprod<br />

2003;18:522-6.<br />

18. Dinger JC, Heinemann LAJ, Kühl-Habich D. The safety of a drosperinone-containing oral contraceptive: final<br />

results from the European Active Surveillance study on oral contraceptives based on 142,475 women-years<br />

of observation. Contraception 2007;75:344-54.<br />

19. Åkerlund M, Rødez A, Westergaard J. Comparative profiles of reliability, cycle control and side effects of two<br />

oral contraceptive formulations containing 150 µg desogestrel and either 30µg or 20µg ethinyl estradiol. Br<br />

J Obstet Gynaecol 1993;100:832-8.<br />

20. Endrikat J, Jaques M-A, Mayerhofer M, Pelissier C, Müller U, Düsterberg B. A twelve-month comparative<br />

clinical investigation of two low-dose oral contraceptives containing 20µg ethinylestradiol/75µg gestodene<br />

and 20µg ethinylestradiol/150µg desogestrel, with respect to efficacy, cycle control and tolerance.<br />

Contraception 1995;52:229-35.<br />

21. Endrikat J, Müller U, Düsterberg B. A twelve-month comparative clinical investigation of two low-dose oral<br />

contraceptives containing 20 µg ethinylestradiol/75µg gestodene and 30µg ethinylestradiol/75µg gestodene,<br />

with respect to efficacy, cycle control and tolerance. Contraception 1997;55:131-7.<br />

22. Kornaat H, Geerdink MH, Klitsie JW. The acceptance of a 7-week cycle with a modern low-dose oral<br />

contraceptive. Contraception 1992;45:119-27.<br />

23. Foidart J-M, Sulak PJ, Schellschmidt I, Zimmermann D. The use of an oral contraceptive containing<br />

ethinylestradiol and drosperinone in an extended regimen over 126 days. Contraception 2006;73:34-40.<br />

24. Raus N, Verhaeghe J. De behandeling van het premenstruele syndroom: leidraad voor de clinicus (deel 2).<br />

unaikea 2006;11:71-4.<br />

25. Yonkers KA, Brown C, Pearlstein TB, Foegh M, Sampson-Landers C, Rapkin A. Efficacy of a new low-dose oral<br />

contraceptive with drosperinone in premenstrual dysphoric disorder. Obstet Gynecol 2005;106:492-501.


G1078N_2008 Orale<br />

anticonceptie en<br />

stollingsstoornissen<br />

Cedric Hermans<br />

Dienst Hematologie, eenheid Hemostase-trombose, Clin. Univ. St-Luc, UCL, Brussel<br />

Ke y w o r d s: Combined oral C o n t r a C e p t i o n – C o a g u l at i o n – t h r o m b o p h i l iC diseases<br />

Orale anticonceptie met oestroprogestativa verhoogt het risico op veneuze<br />

trombo-embolie. De eerste ernstige gevallen van veneuze tromboembolie<br />

werden beschreven kort na de invoering van oestroprogestatieve<br />

anticonceptie in de loop van de jaren 60. Aangezien die accidenten vroeg<br />

optraden, schreef men dat soort anticonceptie niet voor aan patiënten<br />

met een hoog risico op veneuze trombo-embolie. Tegelijkertijd werd de<br />

oestroprogestatieve anticonceptie gewijzigd via een verlaging van de<br />

dosis ethinyloestradiol en de opkomst van nieuwe progestatieve stoffen.<br />

Recentelijker werden nieuwe toedieningswegen ingevoerd zoals de<br />

huidpleister en de vaginale ring. In dit artikel geven we een overzicht van<br />

de stollingsstoornissen die gepaard gaan met een oestroprogestatieve<br />

behandeling en hun gevolgen op het voorschrijven van dat soort<br />

anticonceptie.<br />

Veneuze trombo-embolie: epidemiologie<br />

en trombofiele afwijkingen<br />

Veneuze trombo-embolie (diepe veneuze trombose en longembolie) zijn tamelijk<br />

zeldzame aandoeningen. De gemiddelde incidentie ligt immers tussen<br />

1 en 3 gevallen op 1.000 vrouwen/jaar. Volgens de huidige schattingen<br />

worden in Frankrijk bijna 70.000 mensen per jaar getroffen door een diepe<br />

veneuze trombose van de onderste ledematen. De incidentie van veneuze<br />

trombo-embolie neemt toe met de leeftijd en bedraagt per jaar tussen 0,4<br />

en 1,5 gevallen per 10.000 vrouwen tussen 25 en 29 jaar en tussen 0,6 en 3<br />

gevallen per 10.000 vrouwen tussen 40 en 44 jaar. Op dit moment veroorzaakt<br />

longembolie in Frankrijk naar schatting 20.000 overlijdens per jaar.<br />

Veneuze trombo-embolie wordt momenteel beschouwd als de belangrijkste<br />

doodsoorzaak van vasculaire oorsprong bij jonge vrouwen. De aandoening<br />

heeft typisch een multifactoriële oorsprong (Tabel 1).<br />

De predisponerende genetische factoren (trombofilie) gaan meestal gepaard<br />

met omgevingsfactoren. De pathofysiologie van veneuze trombo-embolie<br />

wordt goed samengevat door de triade van Virchow die bestaat uit stase van<br />

het bloed, een letsel van de vaatwand en een stollingsstoornis. Er bestaan<br />

meerdere risicofactoren voor veneuze trombo-embolie, ze staan samengevat<br />

in tabel 2.<br />

Verschillende afwijkingen in de bloedstolling verhogen het risico op veneuze<br />

trombo-embolie. Die afwijkingen zijn aangeboren of verworven. Denken we<br />

aan de tamelijk zeldzame tot uitzonderlijke antitrombine-, proteïne C- en<br />

proteïne S-deficiënties, die klassiek gepaard gaan met een verminderde remming<br />

van de coagulatiecascade. Andere afwijkingen, die recentelijker werden<br />

ontdekt, gaan gepaard met een sterkere werking van sommige factoren van de<br />

35<br />

GUNAIKEIA - Speciaal nummer<br />

Tabel 1: Multifactoriële oorsprong van veneuze trombose.<br />

Erfelijke factor<br />

Trombofilie:<br />

- Factor V Leiden<br />

- Mutatie van<br />

het protrombine (FII)<br />

- …<br />

Tabel 2: Belangrijkste risicofactoren.<br />

Risicofactoren Niveau van het relatieve risico<br />

Antecedenten van een DVT 16-35<br />

Operatie 6-22<br />

Kanker 6<br />

Zwangerschap – post partum 4-14<br />

Immobilisatie 13<br />

Biologische trombofilie 2-50<br />

Oestroprogestatief OAC 3-4<br />

HST (peroraal) 3-4<br />

Obesitas, lange reizen, varices 2-4<br />

Figuur 1: Erfelijke trombofilie.<br />

Antitrombinedeficiëntie<br />

(uitzonderlijk)<br />

???<br />

Nog onbekende afwijkingen<br />

Verworven factor/<br />

uitlokkende factor:<br />

- Operatie<br />

- Zwangerschap<br />

- De pil<br />

- …<br />

Vorming van<br />

trombine<br />

Proteïne C-deficiëntie<br />

(zeldzaam) Proteïne S-deficiëntie<br />

(?)<br />

Factor V Leiden<br />

Heel frequent<br />

Cedric Hermans<br />

cascade. De meest voorkomende afwijking is resistentie tegen het geactiveerde<br />

proteïne C (APC), secundair aan een factor V Leidenmutatie, waardoor de<br />

geactiveerde factor V minder geremd wordt door het geactiveerde proteïne C.<br />

Die afwijking komt vaak voor: bijna 5% van de algemene bevolking in ons land<br />

wordt erdoor getroffen. De andere afwijking die gepaard gaat met een sterkere<br />

werking is de G20210A-mutatie van het gen voor protrombine of factor II die<br />

bijna 1% van de algemene populatie treft. Door die mutatie stijgt de protrombinespiegel<br />

in het bloed. Daardoor wordt meer trombine gevormd, een enzym<br />

dat de omzetting van fibrinogeen in fibrine katalyseert (Figuren 1 en 2).<br />

Een andere veel voorkomende trombofiele afwijking is de suprafysiologische<br />

=<br />

Stijging van FVIII<br />

(> 200%)<br />

Frequent<br />

Trombose<br />

G20210A-mutatie FII<br />

Frequent


stijging van stollingsfactor VIII. Hyperhomocysteïnemie vormt ook een risicofactor<br />

voor veneuze trombo-embolie, al is de betrokkenheid daarvan minder<br />

duidelijk vastgesteld. Die aandoening kan het gevolg zijn van een vitaminetekort<br />

in de voeding en wordt doorgaans bevorderd door een polymorfisme<br />

van een gen dat betrokken is bij het metabolisme van homocysteïne. Het<br />

gaat om de C677T-mutatie van het MTHFR-gen, die bijzonder vaak voorkomt<br />

(heterozygote toestand: 30% – homozygote toestand 15%). De belangrijkste<br />

verworven trombofiele afwijking is de aanwezigheid van antifosfolipidenantistoffen.<br />

Het gaat om het lupusanticoagulans en/of de aanwezigheid van<br />

anticardiolipinenantistoffen.<br />

Die verschillende trombofiele afwijkingen werken in bepaalde omstandigheden<br />

als bevorderende of predisponerende factoren. Een geïmmobiliseerde,<br />

zwangere vrouw, die draagster is van een factor V Leidenmutatie loopt een<br />

groter risico om een veneuze trombose te ontwikkelen dan eenzelfde patiënte<br />

die geen draagster is van die afwijking (Figuur 3).<br />

Tromboserisico<br />

Figuur 2: Erfelijke trombofilie.<br />

Antitrombinedeficiëntie<br />

Figuur 3: Invloed van factor V Leiden.<br />

Drempel voor DVT/LE<br />

Aangepast van Rosendaal FR. The Lancet 1999;353:1167.<br />

TF + VIIa<br />

FIXa + FVIIIa<br />

Fxa + FVa<br />

FIIa<br />

Fibrineklonter<br />

Zwangerschap<br />

Proteïne C- of -S-deficiëntie<br />

Resistentie tegen het geactiveerde proteïne C<br />

(Factor V Leidenmutatie)<br />

G20210A-mutatie van het FII-gen<br />

Immobilisatie<br />

Factor V Leiden<br />

De pil Basisniveau<br />

Leeftijd<br />

Die verschillende trombofiele afwijkingen brengen niet hetzelfde tromboembolische<br />

risico met zich mee. Volgens de huidige schattingen wordt de<br />

laagste incidentie vastgesteld bij patiënten die draagster zijn van de factor V<br />

Leidenmutatie, namelijk 1,5 geval voor 1.000 patiëntenjaren. Het risico is hoger<br />

bij patiënten die drager zijn van een gemengde of gecombineerde trombofilie<br />

(8,4 gevallen voor 1.000 patiëntenjaren). De hoogste incidentie wordt<br />

36<br />

GUNAIKEIA - Speciaal nummer<br />

vastgesteld bij patiënten die draagster zijn van een antitrombinedeficiëntie<br />

(zeldzaam, zo niet uitzonderlijk) (1,7%/jaar).<br />

De expressie van trombofiele afwijkingen kan sterk variëren van de ene tot de<br />

andere familie. Het is bij elke risicopersoon belangrijk om een stamboom op<br />

te stellen en te informeren naar trombose bij andere familieleden (leeftijd en<br />

omstandigheden van optreden). Met die klinische gegevens kan de penetratiegraad<br />

van een trombofilie in een familie worden geëvalueerd.<br />

Veneuze trombo-embolie: trombofilie en<br />

anticonceptie<br />

Het gebruik van een oestroprogestatieve pil verhoogt het risico op veneuze<br />

trombo-embolie met een factor 3 tot 6 in vergelijking met vrouwen die<br />

dat soort behandeling niet gebruiken. Die toename werd aanvankelijk toegeschreven<br />

aan de dosis ethinyloestradiol. Dosissen van 50µg of meer werden<br />

in verband gebracht met een hoger risico dan de lage dosissen. Het risico<br />

op trombo-embolie wordt ook beïnvloed door de aard van de progestativa<br />

die samen met het ethinyloestradiol worden gebruikt. Naar schatting is het<br />

risico op trombo-embolie bijna tweemaal (1,4 tot 2) groter bij vrouwen die<br />

oestroprogestatieve contraceptiva gebruiken met een progestativum van de<br />

derde generatie in vergelijking met het risico bij vrouwen die een pil van de<br />

zogenaamde tweede generatie gebruiken. Het tromboserisico is het grootst<br />

tijdens het eerste jaar dat de pil wordt ingenomen en daalt daarna geleidelijk.<br />

Dat verhoogde risico verdwijnt na drie maanden onderbreking. Er werd<br />

geen enkele significante stijging van het risico op veneuze trombo-embolie<br />

vastgesteld met progestativa in een lage dosis. We moeten echter benadrukken<br />

dat de studies over dat soort contraceptivum tamelijk zeldzaam zijn en<br />

doorgaans onvoldoende statistische kracht hebben.<br />

Wijzigingen in de hemostase bij het<br />

gebruik van oestroprogestatieve<br />

anticonceptie<br />

Het gebruik van een orale oestroprogestatieve pil wijzigt de stollingsparameters<br />

en veroorzaakt een toestand van hypercoagulabiliteit. Die hypercoagulabiliteit<br />

vloeit voort uit de toename van verschillende stollingsfactoren<br />

(fibrino geen, factor II, factor VIII, factor VII, factor X) en de afname van<br />

verschillende fysiologische remmers, zoals antitrombine en proteïne S. Een<br />

verworven vorm van resistentie tegen het geactiveerde proteïne C die in verband<br />

wordt gebracht met het gebruik van een oestroprogestatieve pil werd<br />

ook aangetoond. Die verworven resistentie tegen proteïne C wordt meer veroorzaakt<br />

door pillen van de derde dan door pillen van de tweede generatie.<br />

Orale progestatieve anticonceptiemiddelen wijzigen de stollingsparameters<br />

niet, ongeacht of het om microprogestativa of hoger gedoseerde progestativa<br />

gaat. Spiraaltjes en implantaten met een progestativum worden ook niet<br />

beschouwd als middelen die het risico op veneuze trombo-embolie verhogen.<br />

Er lijkt geen verschil te bestaan tussen anticonceptie via een huidpleister en<br />

orale anticonceptie. Ook anticonceptie via een vaginale ring verhoogt het<br />

tromboserisico. Daarom zijn zowel de huidpleister als de vaginale ring gecontra-indiceerd<br />

bij patiënten met antecedenten van of een risico op veneuze<br />

trombo-embolie.


Gevolgen van trombofiele aandoeningen<br />

op het tromboserisico door orale<br />

anticonceptie<br />

Het relatieve risico op veneuze trombo-embolie bij gebruiksters van orale<br />

oestroprogestatieve anticonceptie die ook draagster zijn van de factor V<br />

Leidenmutatie bedraagt ongeveer 15 (betrouwbaarheidsinterval van 8,6 tot<br />

28,1). Dat risico is slechts 3,1 (2,1 tot 4,4) bij gebruiksters van orale oestroprogestatieve<br />

anticonceptie zonder factor V Leidenmutatie en 3,8 bij patiënten<br />

die draagster zijn van de factor V Leidenmutatie, maar geen pil gebruiken. Er<br />

bestaat dus een synergisch effect van de combinatie tussen de factor V Leidenmutatie<br />

en het gebruik van een oestroprogestatieve pil (Tabel 3).<br />

Tabel 3: Factor V Leiden en orale anticonceptie.<br />

Context Aantal tromboses<br />

Geen O-P-pil 0,8/10.000 vrouwen/jaar<br />

O-P-pil 3,0/10.000 vrouwen/jaar<br />

Factor V Leiden 5,7/10.000 vrouwen/jaar<br />

FVL + O-P-pil 28,5/10.000 vrouwen/jaar<br />

Zwangerschap 10,0/10.000 vrouwen/jaar<br />

Tabel 4: Vragen die moeten worden gesteld vóór OC.<br />

Antecedenten van DVT/OVT<br />

- Plaats<br />

- Diagnosemiddelen<br />

- Bevorderende factoren...<br />

Familiale antecedenten<br />

Bekende trombofilie in de familie<br />

Tabel 5: Aanbevelingen over de opsporing van trombofilie.<br />

ATCD veneuze trombose Onderzoek naar trombofilie<br />

Geen persoonlijke of familiale ATCD NEE<br />

Persoonlijke ATCD (DVT-OVT) JA<br />

Familiale ATCD<br />

- indien vroegere zwangerschap(pen) NEE<br />

en OC zonder VT<br />

- geen zwangerschap en geen OAC JA<br />

Het risico lijkt kleiner te zijn voor patiënten die draagster zijn van de G20210Amutatie<br />

van het protrombinegen. Rekening houdend met hun zeldzaamheid,<br />

is het moeilijk om de impact op het tromboserisico van een antitrombine-,<br />

proteïne C- en proteïne S-deficiëntie in te schatten, zelfs al is het meer dan<br />

waarschijnlijk verhoogd (vooral bij een antitrombinedeficiëntie).<br />

Praktische gevolgen voor het voorschrijven<br />

Voor een oraal contraceptivum wordt voorgeschreven, moet worden geïnformeerd<br />

naar een voorgeschiedenis van veneuze trombo-embolie (Tabel 4).<br />

Het is nuttig om te vragen naar de plaats van de trombose (oppervlakkige of<br />

diepe veneuze trombose, longembolie), de uitgebreidheid, de diagnostische<br />

middelen die werden gebruikt om de diagnose te bevestigen, de aanwezigheid<br />

37<br />

GUNAIKEIA - Speciaal nummer<br />

van eventuele bevorderende factoren (trauma...). Het is ook belangrijk om te<br />

vragen naar familiale antecedenten om andere gevallen van veneuze tromboembolie<br />

in de familie te identificeren. Het is aanbevolen om te informeren of<br />

in de familie eventueel al een trombofilie werd vastgesteld om doelgerichter<br />

te kunnen evalueren.<br />

Op basis van de op dit moment, in 2008, beschikbare gegevens, kunnen de<br />

volgende aanbevelingen worden opgesteld (Tabel 5).<br />

1. Het is niet gerechtvaardigd om vóór het voorschrijven van de pil een<br />

check-up voor trombofilie uit te voeren bij een patiënt die al een oraal<br />

oestroprogestatief contraceptivum heeft gebruikt en geen persoonlijke of<br />

familiale antecedenten van veneuze trombo-embolie heeft.<br />

2. Bij een patiënte met familiale antecedenten van veneuze trombo-embolie<br />

die een zwangerschap zonder complicaties heeft gehad en die eerder<br />

orale oestroprogestatieve anticonceptie heeft gebruikt zonder veneuze<br />

trombose, is het eveneens niet aanbevolen om een check-up voor trombofilie<br />

te voeren.<br />

3. Een check-up voor trombofilie is gerechtvaardigd in geval van persoonlijke<br />

antecedenten van een trombo-embolische aandoening.<br />

4. Bij een patiënte met familiale antecedenten van trombo-embolie die<br />

nooit zwanger is geweest en nooit een oraal contraceptivum heeft<br />

gebruikt, is een check-up geïndiceerd.<br />

Als er een indicatie is voor een check-up voor trombofilie voor de pil wordt<br />

voorgeschreven, moet die in optimale omstandigheden en in een gespecialiseerd<br />

centrum worden uitgevoerd. Een zekere voorzichtigheid is geboden,<br />

in het bijzonder als naar een partiële proteïne S-deficiëntie wordt gezocht.<br />

We mogen inderdaad niet vergeten dat de proteïne S-concentratie onder een<br />

oestroprogestatieve pil vermindert. Het bloedonderzoek moet dus een tijd na<br />

de stopzetting van de oestroprogestatieve pil worden uitgevoerd. Het is ook<br />

belangrijk om elke bewezen trombofiele afwijking te bevestigen. Een check-up<br />

voor trombofilie kan alleen worden uitgevoerd nadat de patiënte goed werd<br />

geïnformeerd over de aard van de gezochte afwijkingen en de persoonlijke en<br />

familiale gevolgen (overdracht op haar kinderen, verzekering…). Als een trombofiele<br />

afwijking is aangetoond, moeten de patiënten opnieuw op consultatie<br />

komen en goed worden geïnformeerd over het resultaat en de gevolgen. In<br />

het ideale geval krijgen ze een identificatiekaart en een attest dat de belangrijkste<br />

voorzorgsmaatregelen beschrijft die moeten worden genomen.<br />

Zoals goed werd aangetoond in grote studies, is het op dit moment niet<br />

gerechtvaardigd om systematisch te screenen naar trombofilie voor een<br />

oestroprogestatieve pil wordt voorgeschreven. Er zouden inderdaad twee<br />

miljoen vrouwen moeten worden ‘gescreend’ op de factor V Leidenmutatie<br />

om een fatale longembolie en 200 gevallen van veneuze trombo-embolie te<br />

vermijden. Zo’n systematische screening zou tienduizenden patiënten orale<br />

anticonceptie ontzeggen.<br />

Naargelang van de antecedenten van veneuze trombo-embolie en het eventuele<br />

bestaan van trombofilie, kunnen de volgende voorschrijfaanbevelingen<br />

worden opgesteld.<br />

1. In geval van een antecedent van veneuze trombo-embolie is het uitdrukkelijk<br />

gecontra-indiceerd om een oestroprogestatieve pil te gebruiken.<br />

Alternatieven zijn het gebruik van een laaggedoseerde progestatieve pil<br />

of de plaatsing van een spiraaltje van het type Mirena.<br />

2. In geval van antecedenten van veneuze trombo-embolie in combinatie<br />

met voorbijgaande risicofactoren (trauma), is voorzichtigheid geboden.<br />

Het gebruik van een pil is niet uitdrukkelijk gecontra-indiceerd.


3. Patiënten met een bekende trombofiele afwijking zonder persoonlijke<br />

voorgeschiedenis van trombose moeten goed worden geïnformeerd over<br />

het verhoogde tromboserisico onder de pil. Voor die laatsten kunnen<br />

eventueel pillen van de tweede generatie worden verkozen boven pillen<br />

van de derde generatie. Die patiënten moeten ervan op de hoogte worden<br />

gebracht dat laaggedoseerde progestatieve pillen en spiraaltjes het risico<br />

op trombose niet verhogen.<br />

Oestroprogestatieve pillen en het risico op<br />

arteriële trombose<br />

Op dit moment is duidelijk aangetoond dat het gebruik van een oestroprogestatieve<br />

pil het risico op een myocardinfarct (x5), een CVA (x3) en perifere<br />

arteritis (x4) verhoogt. Dat effect lijkt niet afhankelijk te zijn van de dosis oestrogenen.<br />

In tegenstelling tot wat geldt bij veneuze trombo-embolie, lijken de<br />

verschillen tussen de derde- en tweedegeneratiepillen marginaal te zijn. Het<br />

risico op een arteriële trombose wordt sterk beïnvloed door roken (x14), de<br />

combinatie met arteriële hypertensie (x6), hypercholesterolemie (x25), diabetes<br />

(x17) en obesitas (x5). De aanwezigheid van trombofilie lijkt geen speciale<br />

gevolgen te hebben.<br />

Conclusies<br />

Het risico op trombo-embolie is significant verhoogd bij het gebruik van ethinyloestradiol,<br />

ongeacht de toedieningswijze. Het is bovendien biologisch heel<br />

waarschijnlijk dat dat verband reëel is. Protrombotische stollingsstoornissen<br />

staan duidelijk in verband met het gebruik van oestroprogestatieve pillen.<br />

Op basis van die bewijzen is het gebruik van een oestroprogestatieve pil<br />

gecontra-indiceerd bij patiënten met een hoog risico op een veneuze<br />

trombose.<br />

Het is gerechtvaardigd om bij alle patiënten met persoonlijke antecedenten<br />

van veneuze trombo-embolie of familiale antecedenten te zoeken naar een<br />

trombofiele afwijking.<br />

Er mag echter niet systematisch voor elk voorschrift van oestroprogestatieve<br />

hormonale anticonceptie naar een trombofilie worden gezocht.<br />

38<br />

GUNAIKEIA - Speciaal nummer<br />

Referenties<br />

1. Plu-Bureau, Horellou MH, Gompel A, Conard J. Hormonal contraception and risk of venous<br />

thromboembolism: When to ask for an assessment of hemostasis? Which parameters?. Gynecol Obstet Fertil<br />

2008 April;36(4):448-54.<br />

2. Johnson JV, Lowell J, Badger GJ, Rosing J, Tchaikovski S, Cushman M. Effects of oral and transdermal<br />

hormonal contraception on vascular risk markers: a randomized controlled trial. Obstet Gynecol 2008<br />

February;111(2 Pt 1):278-84.<br />

3. Conard J, Gompel A. Pregnancy, contraception and HRT and venous thromboembolism. Rev Prat 2007 April<br />

15;57(7):759-66.<br />

4. Blickstein D, Blickstein I. Oral contraception and thrombophilia. Curr Opin Obstet Gynecol 2007<br />

August;19(4):370-6.<br />

5. Martinez F, Avecilla A. Combined hormonal contraception and venous thromboembolism. Eur J Contracept<br />

Reprod Health Care 2007 June;12(2):97-106.<br />

6. Dinger JC, Heinemann LA, Kuhl-Habich D. The safety of a drospirenone-containing oral contraceptive: final<br />

results from the European Active Surveillance Study on oral contraceptives based on 142,475 women-years<br />

of observation. Contraception 2007 May;75(5):344-54.<br />

7. Middeldorp S. Oral contraceptives and the risk of venous thromboembolism. Gend Med 2005;2 Suppl<br />

A:S3-S9.<br />

8. Vandenbroucke JP, Rosing J, Bloemenkamp KW, Middeldorp S, Helmerhorst FM, Bouma BN, Rosendaal FR.<br />

Oral contraceptives and the risk of venous thrombosis. N Engl J Med 2001 May 17;344(20):1527-35.<br />

9. Middeldorp S, Rosing J, Bouma BN, Buller HR. Effects of second and third generation oral contraceptives on<br />

hemostasis. Ned Tijdschr Geneeskd 2001 February 10;145(6):252-6.<br />

10. Tans G, Curvers J, Middeldorp S, Thomassen MC, Meijers JC, Prins MH et al. A randomized cross-over study<br />

on the effects of levonorgestrel- and desogestrel-containing oral contraceptives on the anticoagulant<br />

pathways. Thromb Haemost 2000 July;84(1):15-21.<br />

11. Middeldorp S, Meijers JC, van den Ende AE, van EA, Bouma BN, Tans G et al. Effects on coagulation of<br />

levonorgestrel- and desogestrel-containing low dose oral contraceptives: a cross-over study. Thromb<br />

Haemost 2000 July;84(1):4-8.<br />

12. Rosing J, Middeldorp S, Curvers J, Christella M, Thomassen LG, Nicolaes GA et al. Low-dose oral<br />

contraceptives and acquired resistance to activated protein C: a randomised cross-over study. Lancet 1999<br />

December 11;354(9195):2036-40.<br />

13. Mohllajee AP, Curtis KM, Martins SL, Peterson HB. Does use of hormonal contraceptives among women<br />

with thrombogenic mutations increase their risk of venous thromboembolism? A systematic review.<br />

Contraception 2006 February;73(2):166-78.<br />

14. Conard J, Plu-Bureau, Bahi N, Horellou MH, Pelissier C, Thalabard JC. Progestogen-only contraception in<br />

women at high risk of venous thromboembolism. Contraception 2004 December;70(6):437-41.<br />

15. Kemmeren JM, Algra A, Grobbee DE. Third generation oral contraceptives and risk of venous thrombosis:<br />

meta-analysis. BMJ 2001 July 21;323(7305):131-4.<br />

16. Vasilakis-Scaramozza C, Jick H. Risk of venous thromboembolism with cyproterone or levonorgestrel<br />

contraceptives. Lancet 2001 October 27;358(9291):1427-9.<br />

17. Sitruk-Ware R, Plu-Bureau, Menard J, Conard J, Kumar S, Thalabard JC et al. Effects of oral and transvaginal<br />

ethinyl estradiol on hemostatic factors and hepatic proteins in a randomized, crossover study. J Clin<br />

Endocrinol Metab 2007 June;92(6):2074-9.<br />

18. Rad M, Kluft C, Menard J, Burggraaf J, de Kam ML, Meijer P et al. Comparative effects of a contraceptive<br />

vaginal ring delivering a nonandrogenic progestin and continuous ethinyl estradiol and a combined oral<br />

contraceptive containing levonorgestrel on hemostasis variables. Am J Obstet Gynecol 2006 July;195(1):72-<br />

7.<br />

19. Vandenbroucke JP, van Der Meer FJ, Helmerhorst FM, Rosendaal FR. Factor V Leiden: should we screen oral<br />

contraceptive users and pregnant women? BMJ 1996 November 2;313(7065):1127-30.


G1072N_2008 Orale<br />

versus parenterale<br />

(vaginale ring en pleister)<br />

oestroprogestatieve<br />

contraceptie<br />

Yannick Manigart<br />

CETIM-Planning familial, CHU St-Pierre, Brussel<br />

Ke y w o r d s: C o n t r a C e p t i o n – oral – parenteral – patC h – vaginal r i n g<br />

De laatste tien jaar zijn er nieuwe oestroprogestatieve anticonceptiva<br />

ontwikkeld. De recentste zijn de pleister (0,6mg ethinylestradiol (EE)<br />

en 6mg norelgestromin) en de vaginale ring (2,7mg ethinylestradiol<br />

en 11,7mg etonorgestrel). Welk voorbehoedsmiddel wordt gekozen<br />

hangt af van veel, zeer persoonlijke factoren (medische, chirurgische<br />

en gynaecologische antecedenten, culturele achtergrond, seksuele en<br />

reproductieve voorgeschiedenis…). Op het congres van de GGOLFB van 1<br />

juni 2008 werd veel gediscussieerd, vooral over de voor- en nadelen van<br />

orale en parenterale oestroprogestatieve anticonceptiva. Dit artikel geeft<br />

een stand van zaken.<br />

Algemene beschouwingen<br />

Een fundamenteel argument in het voordeel van de pil is dat ze al zo lang<br />

bestaat. De pil is in 1960 op de markt gebracht en de effecten ervan zijn<br />

in tal van studies onderzocht. Als we de zoekterm ‘oral contraception’ invoeren<br />

in de zoekrobot Pubmed, krijgen we 12.500 hits tegen ongeveer 50<br />

voor de pleister of de vaginale ring. Die laatste worden vooral gesteund door<br />

farmaceutische firma’s. Dat getuigt van het gebrek aan middelen van onafhankelijke<br />

structuren (universiteiten en openbare organen). De tijd dat een<br />

product op de markt is, is een fundamentele waarborg bij de evaluatie van<br />

de verschillende aspecten van een behandeling. Het beste bewijs daarvan is<br />

de mogelijk hogere incidentie van trombose met de pleister. We komen daar<br />

nog op terug. De pil heeft stilaan het vertrouwen gewonnen van de patiënten<br />

en artsenkorps. In prestigieuze tijdschriften zijn grootschalige studies gepubliceerd,<br />

waarin een daling van kanker in het algemeen (1) en van de totale<br />

sterfte werd aangetoond bij vrouwen die de pil gebruiken, in vergelijking met<br />

niet-gebruiksters (2).<br />

Wijze van toediening en gevolgen<br />

Anticonceptiepil<br />

Na inname wordt ‘de pil’ in het bovenste gedeelte van de dunne darm geabsorbeerd<br />

en via de vena portae naar de lever gevoerd. Daarbij worden de<br />

oestrogenen gedeeltelijk (ongeveer 50%) gemetaboliseerd. Een ander deel<br />

wordt verspreid over de rest van het lichaam en in een tweede fase gemetaboliseerd.<br />

Die gemetaboliseerde, geconjugeerde oestrogenen worden via de<br />

gal in de darmen uitgescheiden. De darmflora (vooral Clostridium-species)<br />

kan ze ‘deconjugeren’ en die oestrogenen worden dan opnieuw in het colon<br />

geabsorbeerd. De gereabsorbeerde oestrogenen dragen bij tot het behoud van<br />

39<br />

GUNAIKEIA - Speciaal nummer<br />

Yannick Manigart<br />

de bloedspiegels. Verstoring van de flora door bepaalde antibiotica kan de<br />

reabsorptie verminderen (Tabel 1) en gevolgen hebben voor de bloedspiegels<br />

van de oestrogenen. Maar die reabsorptie blijkt in de meeste gevallen niet<br />

noodzakelijk te zijn om een doeltreffende contraceptieve spiegel te handhaven.<br />

In verschillende studies bij patiënten met een ileostomie of die antibiotica<br />

innamen, werd soms een daling van de serumspiegel van ethinylestradiol<br />

(EE) aangetoond, maar met nog steeds een doeltreffende suppressie van de<br />

eisprong. Het is evenwel onmogelijk de minderheid te identificeren bij wie<br />

de flora vernietigd wordt door antibiotica, en daarom blijft voorzichtigheid<br />

geboden (Tabel 1).<br />

De zaken liggen anders wat progesteron betreft: 80 tot 100% van de progestativa<br />

is biologisch beschikbaar vanuit de dunne darm en de metaboliet<br />

die in het colon wordt gereabsorbeerd, is biologisch inactief. Er zijn dus geen<br />

interacties met antibiotica (progestin-only pill, implantaat, depot-MPA).<br />

Het belangrijkste mechanisme van medicamenteuze interactie is inductie van<br />

leverenzymen. Dat verhoogt het metabolisme en dus de eliminatie van EE<br />

en progestativa door de gal. Tabel 1 toont de geneesmiddelen die de leverenzymen<br />

induceren.<br />

Vaginale ring en anticonceptiepleister<br />

De vaginale ring wordt uiteraard vaginaal toegediend en de pleister transdermaal.<br />

Zo kan de eerste passage door de lever worden voorkomen. De darmflora<br />

heeft dus geen invloed op de circulerende hormoonspiegels en er hoeven<br />

dus geen bijzondere voorzorgsmaatregelen te worden genomen bij de inname<br />

van antibiotica. Maar de geneesmiddelen die de leverenzymen induceren,<br />

blijven wel invloed uitoefenen. Hoewel daaromtrent nog geen enkele studie is<br />

uitgevoerd, zijn er geen wetenschappelijke argumenten om aan te nemen dat<br />

de contraceptieve doeltreffendheid van de ring en pleister gewaarborgd blijft<br />

bij inname van geneesmiddelen die de leverenzymen induceren (en die ook<br />

het metabolisme van oestrogenen in de lever versnellen). Eén van de gunstige<br />

effecten is trouwens dat patiënten die de vaginale ring gebruiken, minder<br />

insulineresistentie blijken te vertonen dan patiënten die orale anticonceptiva<br />

innemen. Ook wordt een sterkere daling van de vrije androgenen en van<br />

DHEAS gemeten (3).<br />

Concentratie van oestrogenen in het bloed<br />

De pil geeft een hormoonspiegel met dagelijkse pieken, die verschillen naargelang<br />

het uur van inname (Figuur 1). De vaginale ring levert dagelijks 15µg<br />

ethinylestradiol en 120µg etonorgestrel af. De bloedspiegels zijn veel stabieler<br />

en de maandelijkse blootstelling aan oestrogenen is tweemaal lager dan


Serumconcentratie van EE (pg/ml)<br />

Tabel 1: Geneesmiddelen die de doeltreffendheid van oestroprogestativa verlagen.<br />

Klasse Geneesmiddelen Belangrijkste werking Implicatie voor het gebruik<br />

Anti-epileptica Barbituraten Inductie van leverenzymen Tricyclisch gebruik met kort vrij interval,<br />

(bv. fenobarbituron) waardoor hun vermogen om bij gebruik van 50µg<br />

Fenytoïne steroïden te metaboliseren, Opmerking:<br />

Primidon toeneemt natriumvalproaat, vigabatrine, lamotrigine en<br />

Carbamazepine clonazepam zijn anti-epileptica die geen effect<br />

Oxcarbazepine hebben op oestroprogestativa<br />

Topiramaat<br />

Andere<br />

(a) Tuberculostatica Rifamycine Belangrijke inductor van de Lange termijn: een alternatief anticonceptivum<br />

(bv. rifampicine, rifabutine) leverenzymen wordt aanbevolen; DMPA om de 8 weken<br />

(b) Andere Sint-janskruid Krachtige enzyminductor Zie anti-epileptica<br />

Aprepitant Enzyminductor Zie anti-epileptica<br />

Nevirapine en effavirenz Enzyminductor Zie combinatietherapie want proteaseremmers<br />

remmen het cytochroom<br />

(c) Antibiotica Penicilline, Verandering van de darmflora, Korte periode: ander anticonceptivum gebruiken<br />

ampicilline en in mindere mate minder enterohepatische tijdens de behandeling en 14d later hervatten en<br />

tetracyclines en cefalosporines recirculatie van EE en OK na 7d. Langetermijnbehandeling met lage<br />

dosis van tetracycline voor acne: geen probleem zie<br />

waarschijnlijke ontwikkeling van resistentie van de<br />

kiemen binnen 2 weken<br />

In het vet de krachtigste remmers<br />

Figuur 1: Plasmaspiegels van EE.<br />

200<br />

150<br />

100<br />

50<br />

0<br />

Stabiele plasmaspiegels<br />

0 5 10 15 20 25<br />

Aantal dagen na de eerste toediening<br />

Farmacokinetisch profiel: NuvaRing® vs. pleister/pil<br />

Schommelingen van de serumspiegels van EE:<br />

- pil (dagelijks) > pleister (wekelijks) > NuvaRing® (maandelijks),<br />

- NuvaRing®: ± constante serumspiegels,<br />

- minder bijwerkingen; betere cycluscontrole.<br />

NuvaRing® (n = 8)<br />

Pleister (n = 8)<br />

LNG/EE OC (n = 8)<br />

met een pil van 30µg (Figuur 1). De pleister bevat 0,6mg ethinylestradiol en<br />

6mg norelgestromin (actieve metaboliet van norgestimaat) en geeft dagelijks<br />

ongeveer 20µg ethinylestradiol en 150µg norelgestromin af. Maar de totale<br />

bloedconcentratie van ethinylestradiol is 60% hoger dan bij een patiënte die<br />

een pil van 35µg gebruikt. De pleister stemt overeen met een pil van ongeveer<br />

50µg ethinylestradiol (Figuur 1). Dat heeft twee belangrijke gevolgen. In een<br />

eerste vergelijkende casus-controlestudie werd geen verschil in de incidentie<br />

van trombose waargenomen tussen de pleister en de oestroprogestatieve pil<br />

van 35µg (OR van 1) (4). In een tweede studie die werd gepubliceerd in 2007<br />

en waarin de pleister ook werd vergeleken met een pil van 35µg, werd een<br />

significant hoger risico op diepe veneuze trombose (DVT) waargenomen bij de<br />

vrouwen die de pleister gebruikten (OR van 2,42) (5). Maar die studie is vertekend<br />

aangezien nieuwe pleistergebruiksters werden vergeleken met patiënten<br />

40<br />

GUNAIKEIA - Speciaal nummer<br />

die al de pil innamen. Het risico op DVT is immers hoger in het eerste jaar van<br />

inname van de pil (een eventueel stollingsprobleem wordt dan aan het licht<br />

gebracht door gebruik van anticonceptiva). Bovendien blijft de incidentie van<br />

DVT zeer laag. Het verschil in incidentie van DVT tussen de pleister en de pil<br />

is hetzelfde als het verschil tussen een pil die desogestrel bevat en een pil<br />

die levonorgestrel bevat. Dit neemt niet weg dat de meeste gynaecologen<br />

die trombogenere pillen van de 3e generatie voorschrijven. Continu gebruik<br />

van een pleister is dus mogelijk, maar toch is grote voorzichtigheid geboden<br />

(hoewel de resultaten wat bloedingen en aanvaarding betreft goed zijn).<br />

Anderzijds kan het gebruik van de pleister sterkere oestrogene effecten geven,<br />

vooral gespannen borsten, nausea en dysmenorroe (6).<br />

Doeltreffendheid, cycluscontrole,<br />

therapietrouw en prijs<br />

De contraceptieve doeltreffendheid van de drie producten is vergelijkbaar.<br />

De Pearlindex is 0,8 tot 1,8 met de vaginale ring, 0,99 tot 1,24 met de pleister<br />

en 1,25 tot 2,18 met de pil (7, 8). Voorzichtigheid is echter geboden bij<br />

zwaarlijvige patiënten die de pleister gebruiken, hoewel de oestrogeenconcentratie<br />

hoger is (invloed van de vetlaag waardoor de absorptie vermindert?).<br />

De literatuurgegevens over de cycluscontrole zijn zeer uiteenlopend.<br />

Een belangrijk gegeven is dat de ring een betere cycluscontrole lijkt te geven<br />

dan de pleister en orale anticonceptiva (9). De gegevens over de therapietrouw<br />

zijn nog tegenstrijdiger. Volgens een studie is de pleister doeltreffend<br />

en kost hij dus minder voor de maatschappij (10). Een andere studie toonde<br />

aan dat het stopzettingspercentage en zwangerschapspercentage zeer hoog<br />

waren in een risicopopulatie wat gezinsplanning betreft: 67% persistentie de<br />

eerste 3 maanden tegen 87% met orale anticonceptiva en een Pearlindex van<br />

3,62 met orale anticonceptiva versus 14,8 met de pleister (11). Een dergelijke<br />

studie is niet uitgevoerd met de ring bij een populatie die een risico liep op<br />

ongewenste zwangerschap. In een andere studie werd aan vrouwen die orale<br />

anticonceptiva gebruikten en graag een voorbehoedmiddel hadden dat ze<br />

niet dagelijks hoefden te gebruiken, voorgesteld om over te schakelen op een<br />

pleister of een ring gedurende 4 cycli (12). Na 3 cycli was het persistentiepercentage<br />

94,6% met de ring en 88% met de pleister. Van de patiënten die de


Tabel 2: Samenvattende tabel.<br />

Methode Kenmerken Doeltreffendheid Voordelen Bijwerkingen en risico’s Opmerkingen<br />

Orale anticonceptiva (OA) Werkingsmechanisme Adequaat gebruik Doeltreffend en Bijwerkingen - veroorzaakt geen<br />

- remming ovulatie 99,7% reversibel - onregelmatig bloedverlies gewichtstoename<br />

- effect op het Courant gebruik Niet-contraceptieve en spotting - het is niet nodig de<br />

endometrium 92% voordelen - gevoelige borsten inname een week stop<br />

- effect op het - regelmatige cycli, - hoofdpijn te zetten<br />

cervixslijm minder dysmenorroe - geen beperking van<br />

- effect op de en minder menstrueel Risico’s de duur van gebruik<br />

peristaltiek van bloedverlies - risico op DVT: stijging bij gezonde vrouwen<br />

de eileiders - hogere botdichtheid met factor 3-5; absoluut - geen impact op de<br />

- minder risico 1 tot 1,5/10.000 latere vruchtbaarheid<br />

1 tablet/d cyclisch perimenopauzale gebruiksters per jaar, - mag worden gebruikt<br />

of continu symptomen vooral het 1e jaar door gezonde<br />

- minder acne en - hogere incidentie van vrouwen ouder dan 35<br />

hirsutisme infarct of cerebrovasculair jaar die niet roken<br />

- minder risico op accident bij gezonde - niet teratogeen<br />

ovarium- en vrouwen<br />

endometriumkanker - zeer lichte toename<br />

en waarschijnlijk van borstkanker<br />

ook colorectale kanker (omstreden)<br />

- lagere incidentie van<br />

en minder ernstige<br />

premenstruele<br />

symptomen<br />

vaginale ring hadden geprobeerd, wilde 71% die methode voortzetten; met de<br />

pleister was dat 26,5% (significant verschil).<br />

De belangrijkste redenen voor stopzetting waren meer dysmenorroe, langere<br />

cycli, nausea en huiduitslag met de pleister en meer vaginale afscheiding met<br />

de ring. De therapietrouw hangt ook af van veel persoonlijkere elementen, los<br />

van fysiologische en medische factoren. We moeten dus vooraf een grondig<br />

gesprek hebben met de patiënten. De therapietrouw van de patiënte hangt<br />

in grote mate af van de uitleg die wordt gegeven, en van hoe goed ze de<br />

uitleg begrijpt. De pil moet dagelijks worden ingenomen, wat een probleem<br />

kan zijn bij jonge, verstrooide vrouwen of vrouwen met een beroep waarvan<br />

de werktijden vaak veranderen. Maar de pil is cultureel goed aanvaard en het<br />

wantrouwen van de mensen is mettertijd afgenomen. De meeste vrouwen<br />

hebben er al over gehoord. De pil symboliseert voor veel jonge meisjes de<br />

overgang naar de volwassen leeftijd. De pleister is er nog niet in geslaagd<br />

om door te breken. De pleister is zichtbaar en is dus niet geschikt voor vrouwen<br />

van wie de partner of de ouders niet op de hoogte zijn en bovendien<br />

is die zichtbaarheid vervelend in bepaalde situaties (zwembad, vakantie…).<br />

Ook moet de pleister om de week worden vervangen. Er is dus nog steeds de<br />

mogelijkheid dat de patiënte dat vergeet. Andere aspecten die de patiënte<br />

kunnen ontmoedigen, zijn de kleur en het onethetische van de pleister, contactdermatitis<br />

en het risico op loskomen. De zaken liggen nog anders wat de<br />

ring betreft. Ook de ring mag men niet vergeten te vervangen, maar de veiligheidsmarge<br />

is wel vrij groot (7 tot 10 dagen). Het is moeilijk een ring voor te<br />

schrijven aan patiënten die nog geen seksuele betrekkingen hebben gehad of<br />

aan vaginisme lijden of die gewoonweg niet goed hun lichaam kennen. Ook<br />

kunnen er culturele en educatieve bezwaren zijn.<br />

Prijs<br />

Het grote probleem met de pleister en de ring blijft de prijs. Die laatste is<br />

voor jonge patiënten een element dat meespeelt bij de keuze van een<br />

voorbehoedsmiddel. Sommige pillen zijn gratis voor vrouwen jonger dan<br />

21 jaar. Om de 3 maanden 37,80 euro uitgeven voor de ring en 34 euro voor<br />

de pleisters kan een belangrijk obstakel zijn.<br />

41<br />

Conclusie<br />

GUNAIKEIA - Speciaal nummer<br />

Alle drie anticonceptiemethoden hebben hun voor- en nadelen. Ze verschillen<br />

wat de wijze van toediening betreft, maar zijn even doeltreffend. De risico’s<br />

zijn die van oestroprogestatieve contraceptie en de pleister stemt overeen<br />

met een pil van 50µg. De pleister mag niet worden aangeraden aan patiënten<br />

met risicofactoren of antecedenten van DVT in de familie en is ook niet<br />

geschikt voor zwaarlijvige vrouwen. De ring lijkt een betere cycluscontrole<br />

en interessante metabole veranderingen te geven (Tabel 2). Een goed<br />

gesprek is geïndiceerd om de patiënten raad te geven en hun therapietrouw<br />

te verbeteren.<br />

Referenties<br />

1. Hannaford PC, Selvaraj S, Elliott AM, Angus V, Iversen L, Lee AJ. Cancer risk among users of oral<br />

contraceptives: cohort data from the Royal College of General Practitioner’s oral contraception study. BMJ<br />

2007 Sep 29;335(7621):651.<br />

2. Vessey M. Painter R. Yeates D. Mortality in relation to oral contraceptive use and cigarette smoking. Lancet<br />

2003 Jul 19;362(9379):185-91.<br />

3. Elkind-Hirsch KE, Darensbourg C, Ogden B, Ogden LF, Hindelang P. Contraceptive vaginal ring use for women<br />

has less adverse metabolic effects than an oral contraceptive. Contraception 2007 Nov;76(5):348-56.<br />

4. Jick S, Kaye JA, Li L, Jick H. Further results on the risk of nonfatal venous thromboembolism in users of the<br />

contraceptive transdermal patch compared to users of oral contraceptives containing norgestimate and 35<br />

microg of ethinyl estradiol. Contraception 2007 Jul;76(1):4-7.<br />

5. Cole JA, Norman H, Doherty M, Walker AM. Venous thromboembolism, myocardial infarction, and stroke<br />

among transdermal contraceptive system users. Obstet Gynecol 2007 Feb;109(2 Pt 1):339-46.<br />

6. Sibai BM, Odlind V, Meador ML, Shangold GA, Fisher AC, Creasy GW. A comparative and pooled analysis of<br />

the safety and tolerability of the contraceptive patch (Ortho Evra/Evra). Fertil Steril 2002 Feb;77(2 Suppl<br />

2):S19-26.<br />

7. Audet MC, Moreau M, Koltun WD, Waldbaum AS, Shangold G, Fisher AC et al. Evaluation of contraceptive<br />

efficacy and cycle control of a transdermal contraceptive patch vs an oral contraceptive: a randomized<br />

controlled trial. JAMA 2001 May 9;285(18):2347-54.<br />

8. Smallwood GH, Meador ML, Lenihan JP, Shangold GA, Fisher AC, Creasy GW. Efficacy and safety of a<br />

transdermal contraceptive system. Obstet Gynecol 2001 Nov;98(5 Pt 1):799-805.<br />

9. Oddsson K, Leifels-Fischer B, Wiel-Masson D, de Melo NR, Benedetto C, Verhoeven CH et al. Superior cycle<br />

control with a contraceptive vaginal ring compared with an oral contraceptive containing 30 microg<br />

ethinylestradiol and 150 microg levonorgestrel: a randomized trial. Hum Reprod 2005 Feb;20(2):557-62.<br />

Epub 2004 Nov 11.<br />

10. Sonnenberg FA, Burkman RT, Speroff L, Westhoff C, Hagerty CG. Cost-effectiveness and contraceptive<br />

effectiveness of the transdermal contraceptive patch. Am J Obstet Gynecol 2005 Jan;192(1):1-9.<br />

11. Bakhru A, Stanwood N. Performance of contraceptive patch compared with oral contraceptive pill in a highrisk<br />

population. Obstet Gynecol 2006 Aug;108(2):378-86.<br />

12. Creinin MD, Meyn LA, Borgatta L, Barnhart K, Jensen J, Burke AE et al. Multicenter Comparison of the<br />

Contraceptive Ring and Patch: A Randomized Controlled Trial. Obstet Gynecol 2008 Feb;111(2):267-77.


G1071N_2008<br />

Ulysse Gaspard<br />

Willen vrouwen menstrueren?<br />

Tegenwoordig menstrueren vrouwen gemiddeld 450 keer tijdens hun reproductieve<br />

leven, omdat ze minder kinderen krijgen en korter of helemaal geen<br />

borstvoeding geven. Hun jongste voorouders, vrouwen in de 19ste eeuw,<br />

menstrueerden twee keer minder vaak (1). Bovendien is het niet om een of<br />

andere endocrinologische reden, maar wel uit respect voor tradities en uit<br />

angst voor sociaalfilosofische reacties (2) dat het cyclische schema van de<br />

orale anticonceptiva (21 dagen pilinname en een stopweek van 7 dagen) een<br />

kopie is van de menstruatiecyclus. Tachtig procent van de vrouwen klaagt<br />

over problemen bij de spontane menstruatie of tijdens de pilvrije week bij een<br />

klassieke pil (21/7 dagen) en 20 tot 40% van de vrouwen consulteert hiervoor<br />

een arts. De meeste van deze problemen zijn het gevolg van de daling van de<br />

hormoonspiegel tussen de cycli (3). Sulak (4) vond premenstruele syndromen<br />

bij 45% van 262 vrouwen die een klassieke pil (21/7) gebruikten. Bij 40% was<br />

er sprake van dysmenorroe/pijn in de onderbuik, 36% had hypermenorroe,<br />

35% had hoofdpijn/perimenstruele migraine en 10% acne tijdens de menstruatie.<br />

Er waren ook nog andere problemen, zoals mastodynie en vochtretentie.<br />

In de VS heeft men berekend dat de arbeidsproductiviteit met 25%<br />

daalt tijdens de menstruatieweek; het economische verlies daardoor wordt op<br />

8% van het salaris geschat (5). Een groeiend aantal vrouwen wil liever geen<br />

menstruatie, niet alleen om fysieke redenen, maar ook met het oog op haar<br />

sociale en seksuele leven. Daarom passen deze vrouwen doorlopende hormonale<br />

anticonceptie toe (enkele weken, enkele maanden of ononderbroken), als<br />

ze zeker weten dat hun menstruatie én hun fertiliteit onmiddellijk terugkeren<br />

als ze stoppen met deze langdurende anticonceptie. Overal ter wereld zijn<br />

er belangrijke sociale, filosofische en opvoedkundige barrières voor de doorlopende<br />

anticonceptie en daardoor passen vooral Kaukasische vrouwen van<br />

het noordelijk halfrond deze methode toe. Van deze vrouwen wil 10 tot 40%<br />

anticonceptie zonder menstruatie en dat aantal stijgt met de reproductieve<br />

leeftijd (6-8).<br />

Effect van een INGEKORT hormoonvrij<br />

interval (Hormone Free Interval, HFI)<br />

Zowel bij een natuurlijke cyclus als met de klassieke pil (21/7) veroorzaakt<br />

de daling van de hormoonspiegel niet alleen symptomen, maar ook rebound<br />

gonadotrope secretie en versnelde follikelrijping (9). Als de vrouw bij het begin<br />

van de cyclus één of meerdere pillen vergeet, dan kan er alsnog ovulatie<br />

– en een niet-geplande zwangerschap – optreden. Door het hormoonvrije<br />

Doorlopende anticonceptie<br />

met oestroprogestativa:<br />

de trend zet zich voort<br />

Ulysse Gaspard<br />

CHU Sart Tilman, ULg, Liège<br />

Ke y w o r d s: extended Combined C o n t r a C e p t i o n – C o n t i n u o u s Combined C o n t r a C e p t i o n<br />

– effiCaCy – safety – benefit – s i d e effeCt<br />

42<br />

GUNAIKEIA - Speciaal nummer<br />

interval met 3 tot 4 dagen in te korten (bijvoorbeeld met een 24/4-schema)<br />

wordt de ovariële activiteit onderdrukt en verloopt de follikelrijping significant<br />

beter dan bij een klassieke 21/7-cyclus met dezelfde steroïddosis (10, 11),<br />

zelfs met laaggedoseerde oestroprogestageencombinaties. Mirelle ® behoort<br />

tot deze groep van oestroprogestativa met een 24/4-schema. Het bevat 15µg<br />

estradiol (EE) en 60µg gestodeen (GSD) en is bij ons verkrijgbaar. Binnenkort<br />

komen Yaz ® (20µg EE en 3mg drospirenon, DRSP) en Belarina ® (20µg EE en<br />

2mg chloormadinonacetaat) daar misschien bij. Deze producten zijn zeer betrouwbare<br />

anticonceptiva met minder symptomen als gevolg van de dalende<br />

hormoonspiegel (12). In een grote, gerandomiseerde studie hebben Yonkers<br />

et al (13) aangetoond dat de symptomen van het premenstruele syndroom<br />

significant verbeteren bij gebruik van een combinatie van 20µg EE/3mg DRSP<br />

(24/4).<br />

Effect van ONDERDRUKTE menstruatie:<br />

doorlopende anticonceptie met<br />

oestroprogestativa<br />

In bepaalde omstandigheden (seksuele activiteit, reizen, werk, dienstplicht)<br />

wordt deze methode al vaak gebruikt om de menstruatie uit te stellen totdat<br />

het de vrouw beter past. Langdurende anticonceptie is in de VS officieel ingevoerd<br />

in 2003, toen de FDA Seasonale ® (30µg EE/150µg LNG) goedkeurde. Dit<br />

middel wordt drie maanden na elkaar (84/7) ingenomen.<br />

Deze ontwikkeling leidt tot een aantal vragen. Hoe veilig zijn deze anticonceptiva?<br />

Herstelt de fertiliteit zich? Wat is de therapietrouw met dit schema?<br />

Zijn er bijwerkingen? Wat is het effect op het metabolisme en de bloedstolling?<br />

Zijn er risico’s voor borstklierweefsel en endometrium?<br />

Uiteraard wordt er bij een 28/28-schema 25% meer steroïden toegediend dan<br />

bij een 21/7-schema en is er geen onderbreking (misschien noodzakelijk voor<br />

de apoptose van borstepitheelcellen?). Deze twee punten zijn ook belangrijk.<br />

Heel wat vragen zijn trouwens inmiddels al beantwoord.<br />

Anticonceptieve bescherming en therapietrouw<br />

Uit onderzoek waarbij Seasonale ® (84/7) en Anya ® (20µg EE /90µg LNG) gedurende<br />

een jaar of langer werden gebruikt en uit studies over het doorlopend<br />

gebruik van Lowette ® , Yasmin ® en de intravaginale Nuvaring ® blijkt<br />

dat de anticonceptieve bescherming vergelijkbaar is met die van de klassieke<br />

pillen. Gegevens van de Coraliance-studie zouden wijzen op een betere therapietrouw<br />

bij doorlopend gebruik dan bij een 21/7-schema met een stopweek<br />

van 7 dagen (14).


Regulering van de bloedingen<br />

Met Seasonale ® (84/7) is er elke drie maanden een bloeding gepland. Langdurig<br />

gebruik gaat wel gepaard met tussentijdse bloedingen en spotting, die<br />

allengs afnemen. Tijdens de eerste drie maanden zijn er 12 dagen met een<br />

tussentijdse bloeding of spotting, maar in het 4de gebruikstrimester zijn dat<br />

er nog slechts 4. In totaal zijn er per jaar maar 12 dagen met geplande bloedingen<br />

(menstruatie, in dit geval 4 keer per jaar) tegenover ongeveer 40 met<br />

een klassiek anticonceptiemiddel (21/7) (15). De resultaten bij doorlopend gebruik<br />

van Lowette ® (20µg EE/100µg LNG) gedurende 6 maanden zijn hiermee<br />

vergelijkbaar (16). Hetzelfde geldt voor het hiervan afgeleide Anya ® (17), ook<br />

voor doorlopend gebruik. Met dit product is er na 12 maanden in 60% van<br />

de gevallen totale amenorroe. Amenorroe en spotting treden op in 20% van<br />

de gevallen en bij nog eens 20% zijn er blijvende bloedingen. Bij doorlopend<br />

gebruik van Yasmin ® (30µg EE/3mg DRSP) gedurende 126 dagen (ongeveer 4<br />

maanden) zagen Foidart et al (18) 17 dagen met bloeding en spotting. Na vier<br />

maanden was 20% van de patiënten met de behandeling gestopt. Gebruik<br />

van de vaginale Nuvaring ® (32/7) geeft significant minder spotting/bloeding<br />

dan vergelijkbare, orale combinaties. Deze ring wordt ook goed verdragen<br />

bij langdurig gebruik (van 6 weken tot 12 maanden). Volgens onderzoek van<br />

Miller levert 3 maanden doorlopend gebruik (84/7) van de Nuvaring ® de beste<br />

verhouding op tussen verwachte en onverwachte bloeding/spotting (19). Als<br />

deze driemaandelijkse combinatie een jaar lang wordt toegepast, is het mediane<br />

aantal jaarlijkse dagen geplande bloedingen/spotting 14 en het mediaan<br />

aantal jaarlijkse dagen tussentijdse bloeding/spotting 15,5, volgens Barreiros<br />

(2). Na een jaar is 20% van de gebruikers gestopt.<br />

Uit deze studies blijkt dus een duidelijke daling van de geplande bloedingen<br />

en een toename van de tussentijdse bloedingen en spotting, die na 3 tot<br />

6 maanden ononderbroken gebruik afnemen. Iets meer vrouwen stopt met<br />

de behandeling in vergelijking met de klassieke anticonceptiva (20 tot 40%<br />

na een jaar). Zo stopt 17% van de vrouwen na een jaar met Anya ® wegens<br />

bijwerkingen, waaronder 8,7% wegens uterusbloedingen (17). Over het algemeen<br />

daalt het aantal vrouwen dat stopt na verloop van tijd en is dit aantal<br />

beduidend lager na 6 maanden doorlopend anticonceptiegebruik (15).<br />

Minder cyclische perimenstruele<br />

symptomen<br />

Dit is één van de belangrijkste redenen voor doorlopende behandeling, naast<br />

de vermindering van de geplande bloedingen. Afname van de perimenstruele<br />

symptomen en problemen is al aangetoond voor de 24/4-producten (13),<br />

maar ook voor de doorlopend in te nemen oestroprogestativa. Bijvoorbeeld:<br />

de tijd dat de vrouw vocht vasthoudt, daalt met een factor 15 (p = 0,04) en<br />

de dysmenorroe met een factor 7 (p = 0,01) (16) bij doorlopende inname van<br />

Lowette ® vergeleken met het klassieke gebruik ervan. Bij doorlopende inname<br />

van Anya ® gedurende een jaar daalde de premenstruele symptoomscore significant<br />

vanaf de 3de maand (p < 0,001). Ook de dysmenorroe verminderde<br />

en de arbeidsproductiviteitscore steeg (21). Uit prospectieve studies met gebruik<br />

van Yasmin ® in lange cycli (18, 22) blijkt dat er minder premenstrueel<br />

syndroom, perimenstruele hoofdpijn en gebruik van pijnstillers (p < 0,0001)<br />

zijn vergeleken met zowel de uitgangswaarde als de klassieke inname van<br />

hetzelfde orale anticonceptivum. Bovendien verminderden het oedeem van<br />

de ledematen, de spanning en pijn in de borsten en was het algemeen welzijn<br />

significant beter bij doorlopend gebruik in vergelijking met Yasmin ® in<br />

21/7-toediening. Bij langdurend gebruik van Nuvaring ® verminderden de<br />

43<br />

GUNAIKEIA - Speciaal nummer<br />

perimenstruele symptomen met 81% en nam het gevoel van welzijn toe ten<br />

opzichte van de uitgangswaarde (19).<br />

Veiligheid van langdurige gebruiksschema’s<br />

In vergelijking met de klassieke inname van oestroprogestativa zijn bij langdurige<br />

gebruikscycli gewicht of bloeddruk niet significant verschillend en<br />

zijn er geen ongunstige veranderingen wat spanning en pijn in de borsten,<br />

de spijsvertering, hoofdpijn, de neiging tot depressie of het libido betreft.<br />

Het groter aantal dagen met tussentijdse bloedingen blijft beperkt in vergelijking<br />

met de klassieke schema’s en heeft geen invloed op het hemoglobine<br />

en de hematocriet. Op dat vlak is er dus geen specifiek gezondheidsrisico<br />

(4,15-17, 23).<br />

Overschakeling van 21/7-gebruik op doorlopend pilgebruik betekent dat er<br />

25% meer steroïden wordt ingenomen, ook al gaat het om laaggedoseerde<br />

oestroprogestativa. Toch zijn de algemene klinisch-biologische parameters<br />

en in het bijzonder de levertesten vergelijkbaar tussen beide anticonceptieve<br />

schema’s. Ook de parameters van het lipiden- en glucosemetabolisme en de<br />

impact op stolling/fibrinolyse zijn niet significant verschillend (23). Het lijkt<br />

dus waarschijnlijk dat de cardiovasculaire weerslag van beide anticonceptieve<br />

schema’s vergelijkbaar is. Zonder observatie op lange termijn is geen uitspraak<br />

over de veiligheid voor de borstklieren mogelijk. We weten met name<br />

niet of doorlopende inname geen negatieve effecten heeft op de epitheliale<br />

apoptose, die sterker is in de intercyclische periode. Wat we wel weten is dat<br />

doorlopende toediening van enkel progestagenen het risico van borstkanker<br />

niet vergroot (24).<br />

De veiligheid van het endometrium is bestudeerd bij 12 maanden gebruik<br />

van Seasonale ® en Anya ® (25, 26) en de resultaten zijn volkomen geruststellend.<br />

In de meeste gevallen was er endometriumatrofie, geen hyperplasie<br />

of adenocarcinoom en vond men een progestageen geïmpregneerd stroma<br />

zonder hyperhyalinisatie. De vasculaire morfologie van het endometrium was<br />

vergelijkbaar met wat we zien bij klassieke anticonceptie. Een ander belangrijk<br />

punt is dat de normale morfologie van het endometrium volledig terugkeert<br />

vanaf de eerste spontane cyclus die volgt op één jaar gebruik (25). Birtch et<br />

al. toonden bovendien aan (27) dat een dominante follikel er 2,8 dagen later is<br />

en de ovulatie 5,3 dagen later bij een spontane cyclus direct na doorlopende<br />

anticonceptie gedurende 3 maanden dan bij een natuurlijke cyclus. Deze beperkte<br />

vertraging is toch significant en wijst erop dat de snelheid van de<br />

follikelrijping beter wordt afgeremd en dat er een uitstekende reversibiliteit<br />

is. Meerdere auteurs (15) toonden een snel herstel van de fertiliteit aan bij<br />

vrouwen die de doorlopende anticonceptie afbraken wegens een zwangerschapswens.<br />

Belangrijke indicaties voor doorlopende<br />

toediening van oestroprogestativa<br />

De orale of vaginale doorlopende toediening van laaggedoseerde oestrogeenprogestageencombinaties<br />

(vaak 3 tot 12 maanden ononderbroken) houdt de<br />

menstruatiebloedingen doeltreffend tegen zonder dat de gebruikelijke, intercyclische<br />

daling van de hormoonspiegel optreedt. Dit betekent niet alleen<br />

meer comfort door het hoge percentage amenorroe, maar ook een aanzienlijke<br />

en significante afname van de meeste symptomen die het gevolg zijn van<br />

menstruatie en hormonale onttrekking. De duidelijkst omschreven indicaties<br />

zijn in tabel 1 samengebracht. Voor sommige van deze indicaties is nog verder<br />

onderzoek nodig (28).


G1105N_2008<br />

Tabel 1: De belangrijkste indicaties voor langdurige/doorlopende<br />

anticonceptie met oestroprogestativa.<br />

- Uterusbloedingen<br />

- Disfunctionele bloedingen, myomen, adenomyose<br />

- Erfelijke of verworven stollingsstoornissen<br />

- Von Willebrand, hemofilie, factor XI-deficiëntie<br />

- Langdurig gebruik van anticoagulantia, trombocytopenie<br />

- Anemie<br />

- Endometriose<br />

- Dysmenorroe en chronische pijn in de onderbuik<br />

- Premenstrueel syndroom, premenstruele dysforie<br />

- Cyclische complicaties van<br />

- Astma, artritis, migraine, hoofdpijn, epilepsie, depressie, diabetescontrole,<br />

de overgang<br />

- Comfort en gemak<br />

-<br />

Conclusies<br />

Ondanks de sociale, opvoedkundige en filosofische barrières vinden steeds<br />

meer vrouwen de menstruatie negatief en onaangenaam. Hierdoor wordt<br />

anticonceptieve amenorroe geleidelijk aan meer aanvaardbaar (29). Een voordeel<br />

van amenorroe is de onderdrukking van de menstruatiebloeding (vooral<br />

als deze sterk is) en van de stoornissen die samenhangen met de cyclus en<br />

het hypohormonale intercyclische interval. Deze stoornissen brengen diverse<br />

problemen en ongemakken met zich mee: over het algemeen heeft meer dan<br />

60% van de vrouwen reeds oestroprogestativa gebruikt voor de niet-anticonceptieve<br />

effecten (3). Uit studies blijkt dat de folliculaire activiteit beter<br />

onderdrukt wordt en dat de anticonceptieve bescherming uitstekend is. Uit de<br />

resultaten vallen een betere therapietrouw af te leiden, maar ook tussentijdse<br />

bloedingen en spotting. De geplande (menstruele) bloedingen worden doeltreffend<br />

tegengehouden en amenorroe zonder bloeding (maar met spotting)<br />

treedt op in ongeveer 80% van de gevallen.<br />

In het kort<br />

44<br />

GUNAIKEIA - Speciaal nummer<br />

Zoals in de Cochrane Review (30) wordt benadrukt, is er bijkomend onderzoek<br />

nodig naar de regulering bij langer durende cycli, de perimenstruele symptomen,<br />

de tolerantie en de veiligheid op lange termijn, in vergelijking met<br />

gebruikelijke oestroprogestageenschema’s. Er zijn ook follow-uponderzoeken<br />

nodig om het herstel van de vruchtbaarheid te bestuderen. Ten slotte kunnen<br />

de risico’s van doorlopende hormonale toediening voor hart- en bloedvaten<br />

en de borsten enkel beoordeeld worden in langlopend, observationeel onderzoek<br />

(genre Periodic Safety Update Reports, PSUR). Het is van belang om<br />

vrouwen goed te informeren over deze opties, vooral als ze last blijven houden<br />

van problemen die met hun cyclus samenhangen. Elisabeth Aubény vindt<br />

dat artsen langdurende anticonceptie nog al te vaak onvoldoende waarderen<br />

en kennen. Zij is niet de enige die deze mening is toegedaan (31).<br />

Referenties<br />

1. Thomas SL et al. Lancet 2000;355:922.<br />

2. Pincus G. The control of Fertility, New York and London Academic Press, 1965, pp 219.<br />

3. Sulak P et al. Obstet Gynecol 2000;95:261.<br />

4. Sulak P et al. Contraception 2004;70:281.<br />

5. Dawood MY. Clin Obstet Gynecol 1990;33:168.<br />

6. Glasier AF et al. Contraception 2003;67:1.<br />

7. Archer DF. Contraception 2006;74:359.<br />

8. Edelman A et al. Contraception 2007;75:450.<br />

9. Baerwald A et al. Contraception 2004;70:371.<br />

10. Spona J et al. Contraception 1996;54:71.<br />

11. Willis S et al. Contraception 2006;74:100.<br />

12. Sulak PJ. Gynaecology Forum 2007;12:7.<br />

13. Yonkers KA et al. Obstet Gynecol 2005;106:492.<br />

14. Aubeny E et al. Eur J Contracept Reprod Health Care 2004;9:267.<br />

15. Anderson FD et al. Contraception 2003;68:89.<br />

16. Kwiecien M et al. Contraception 2003;67:9.<br />

17. Archer DF et al. Contraception 2006;74:439.<br />

18. Foidart JM et al. Contraception 2005;73:34.<br />

19. Miller L et al. Obstet Gynecol 2005;106:473.<br />

20. Barreiros FA et al. Contraception 2007;75:204.<br />

21. Freeman EW et al. Fertil Steril 2005;84(suppl 1):S25.<br />

22. Sillem M et al. Eur J Contracept Reprod Health Care 2003;8:162.<br />

23. Machado RB et al. Contraception 2004;70:265.<br />

24. Strom BL et al. Contraception 2004;69:353.<br />

25. Anderson FD et al. Contraception 2005;71:55.<br />

26. Johnson JV et al. Contraception 2007;75:23.<br />

27. Birtch RL et al. Contraception 2006;73:235.<br />

28. Gaspard U et al. Rev Med Liège 2006;61:23.<br />

29. Ferrero S et al. Contraception 2006;7:537.<br />

30. Edelman A et al. Human Reprod 2006;21:573.<br />

31. Aubeny E. Eur J Contracept Health Care 2006;11:1.<br />

Stopzetting Ovidol ®<br />

De commercialisering van Ovidol ® (sequentieel oraal contraceptivum met 50µg ethinyloestradiol en 0mcg/125µg desogestrel) van de laboratoria<br />

Schering-Plough nv werd stopgezet. Enkel de nog in de handel beschikbare verpakkingen worden verkocht. Het gaat om een internationale beslissing. Voor<br />

verdere informatie: 02/370.92.11 of contraceptie@organon.be


G1087N_2008 Progestin-only<br />

pill<br />

Linda Ameryckx<br />

Dienst Gynaecologie, UZ Brussel, VUB<br />

Ke y w o r d s: minipill – p r o g e s t i n-o n ly pill – C o n t r a C e p t i o n<br />

Omdat de ‘minipil’ geen negatief effect heeft op de kwantiteit en<br />

samenstelling van de melk, is ze de eerste keuze hormonale anticonceptie<br />

tijdens de borstvoeding. Hoewel de progestin-only pill (POP) een<br />

effectieve tweedelijn-anticonceptiemethode is, wordt ze relatief zelden<br />

voorgeschreven buiten de lactatieperiode. Ze biedt nochtans een goed<br />

alternatief voor vrouwen met absolute of relatieve contra-indicaties<br />

voor oestrogenen of waarbij de COC (Combined Oral Contraceptives)<br />

onaangename subjectieve neveneffecten veroorzaken zoals nausea,<br />

hoofdpijn en borstspanning. Toch gebruikt slechts 5% van de vrouwen<br />

tussen 16-49 jaar de POP als anticonceptie. De oorzaak hiervan zijn<br />

ongetwijfeld de nadelen die aan deze vorm van hormonale anticonceptie<br />

verbonden zijn. Het strikte innameschema, de lagere doeltreffendheid (bij<br />

de eerste generatie POP’s) en vooral het onvoorspelbare bloedingspatroon<br />

zijn frequente redenen voor het stopzetten van de behandeling.<br />

Maar, misschien draagt de relatieve onwetendheid van huisartsen en<br />

gynaecologen omtrent deze vorm van anticonceptie ook bij tot het lage<br />

voorschrijfgedrag.<br />

Werkingsmechanisme<br />

In België zijn momenteel 2 POP-preparaten op de markt: de traditionele POP<br />

met levonorgestrel 30µg (L30: Microlut ® ) en de recentere POP met desogestrel<br />

75µg (D75: Cerazette ® ).<br />

De anticonceptieve eigenschappen van de POP’s worden toegeschreven aan<br />

een combinatie van verschillende werkingsmechanismen ter hoogte van<br />

meerdere doelorganen: ovulatie-inhibitie, suppressie van de luteale fase,<br />

ver andering van de histologie van het endometrium en hun effect op de<br />

cervicale mucus.<br />

De traditionele POP’s onderdrukken de ovulatie slechts in 50% van de cycli.<br />

Hun anticonceptieve effect wordt dan ook voornamelijk bereikt via de veranderde<br />

eigenschappen van de mucus in de cervix. Reeds een 4-tal uren na<br />

inname merkt men een daling van het volume van de cervicale mucusproductie,<br />

alsook een gestegen viscositeit. Deze slijmprop maakt het cervicaal kanaal<br />

ondoordringbaar voor spermatozoïden. Gezien dit effect minder dan 27 uren<br />

persisteert, is een strikt innameschema essentieel om de anticonceptieve eigenschappen<br />

te verzekeren. Bij het overschrijden van het 3 uren-window bij<br />

inname van het volgende tablet, daalt de effectiviteit van de methode (1, 2).<br />

45<br />

GUNAIKEIA - Speciaal nummer<br />

Linda Ameryckx<br />

De nieuwe generatie POP bevat desogestrel 75µg. Dit wordt in de lever omgezet<br />

in zijn actieve metaboliet etonogestrel. In tegenstelling tot de traditionele<br />

POP’s, inhibeert deze formule de ovulatie in bijna 99% van de cycli. Etonogestrel<br />

heeft een hoge affiniteit voor de progesteronreceptor maar een lage<br />

affiniteit voor de androgene receptor. Door deze hoge selectiviteitsindex, kan<br />

de dosis desogestrel verhoogd worden zodat deze resulteert in blokkade van<br />

de hypothalamo-hypofysaire-ovariële as, zonder androgene neveneffecten<br />

te veroorzaken die eigen zijn aan progestagenen. Het effect op de ovulatie<br />

en dus op de doeltreffendheid blijft behouden, zelfs wanneer L75 12u later<br />

wordt ingenomen dan het voorziene tijdstip. De estradiolproductie wordt onderdrukt<br />

maar blijft in de marge van de folliculaire fase. Daarnaast blijft het<br />

effect op de slijmprop en het endometrium bewaard en zorgt aldus voor een<br />

bijkomend anticonceptief effect (1, 3).<br />

Effect op het endometrium<br />

In een normale ovulatoire cyclus, prolifereert het endometrium zich in de<br />

folliculaire fase onder invloed van estradiol. Progesteron, gesecreteerd door<br />

het corpus luteum, transformeert het endometrium in een secretoire status.<br />

De ontregeling van het corpus luteum alsook de continue blootstelling van<br />

het endometrium aan progesteron veroorzaken interferentie met de normale<br />

cyclische veranderingen van het endometrium waardoor bloedingen onvoorspelbaar<br />

worden. Onderdrukking van endogeen estradiol als gevolg van<br />

anovulatie leidt tot een hoog percentage inactief of atrofisch endometrium.<br />

Betrouwbaarheid<br />

Gezien het anticonceptieve effect voor de oudere generatie POP’s grotendeels<br />

berust op de productie van ‘ondoordringbaar’ mucus, is het respecteren van<br />

het kleine safety window uitermate belangrijk. De betrouwbaarheid van deze<br />

methode is dan ook lager bij jonge fertiele vrouwen in vergelijking met de<br />

COC.<br />

Het belangrijkste werkingsmechanisme van desogestrel is de suppressie van<br />

de ovulatie. Herstel van een volledig onderdrukte Hpt-Hf-Ovariële as vergt<br />

enige tijd, waardoor het safety window ruim 12u bedraagt. De verandering<br />

ter hoogte van het cervicale slijm vormt een additioneel anticonceptief effect.<br />

De anticonceptieve betrouwbaarheid van D75 bij vrouwen die geen borstvoeding<br />

geven, is vergelijkbaar met die van de COC.<br />

De Pearl Index (aantal zwangerschappen per 100 vrouwenjaren) bedraagt<br />

0,14 en 1,17 voor respectievelijk desogestrel 75 en levonorgestrel 30.<br />

Om de veiligheid te maximaliseren dient de POP gestart te worden op de<br />

eerste dag van de menses. De pil dient elke dag te worden ingenomen rond


hetzelfde tijdstip en er wordt geen pilvrije periode ingelast. Wanneer de pil<br />

later in de cyclus gestart wordt, dan dient een extra barrièremethode gebruikt<br />

te worden gedurende de eerste 7 dagen. Een ‘back-upmethode’ dient eveneens<br />

gebruikt te worden bij overschrijding van het safety window (3u voor<br />

L30, 12h voor D75) of wanneer een tablet vergeten werd, gedurende 7 dagen<br />

in het geval van D75, 2 dagen voor L30.<br />

Aangezien borstvoeding op zich reeds een bescherming biedt tegen zwangerschap<br />

als gevolg van anovulatie bereikt de betrouwbaarheid bijna 100%<br />

voor beide formules.<br />

Extra-uteriene zwangerschap (EUG): er bestaat een verhoogd risico op EUG<br />

bij gebruiksters van de traditionele POP. Tot 10% van de zwangerschappen<br />

die tot stand komen onder de POP zijn ectopisch, wat vergelijkbaar is met<br />

vrouwen die geen anticonceptie gebruiken. Progesteron vertraagt het ovumtransport<br />

in de eileider, wat kan bijdragen tot het risico op een EUG wanneer<br />

de mucusbarrière verbroken wordt tijdens de periode van ovulatie (4).<br />

Dit percentage ligt vermoedelijk veel lager bij desogestrel gezien het hogere<br />

anticonceptieve effect.<br />

Neveneffecten<br />

Onregelmatig bloedverlies<br />

Onvolledige onderdrukking van de ovariële activiteit ligt mede aan de oorsprong<br />

hiervan. Episodes van folliculaire groei en atresie resulteren in onregelmatige<br />

en onvoorspelbare bloedingen en spotting, zoals we zien bij<br />

vrouwen in de perimenopauze of de eerste jaren na de menarche. Voor de<br />

individuele vrouw die de POP gebruikt, hangt het bloedingspatroon grotendeels<br />

af van haar ovariële respons op het progestageen, maar een endometriale<br />

oorzaak kan eveneens mee aan de basis liggen. Vrouwen die verder<br />

ovuleren kunnen eerder regelmatige menses verwachten, zij die echter variabele<br />

onderdrukking van de ovulatie hebben of anovulatie, zullen onregelmatig<br />

bloedverlies vertonen. Het is echter niet te voorspellen hoe een individu<br />

zal reageren. Er lijkt geen associatie te bestaan met de leeftijd of het gewicht<br />

van de patiënte. Ook bij D75 is dit onregelmatig bloedverlies de belangrijkste<br />

reden voor het stopzetten van de methode. Omdat er hier weinig of geen<br />

oestrogene invloed aanwezig is op het endometrium, zal continue aanwezigheid<br />

van progesteron interfereren met de normale cyclische veranderingen<br />

ter hoogte van het endometrium met als gevolg dat de bloedingen onvoorspelbaar<br />

worden. Amenorroe komt voor bij 10% van de gebruiksters, dit is<br />

3,4x hoger dan bij de traditionele POP. De incidentie van onregelmatig bloedverlies<br />

is echter ook 1,5-2x hoger in deze groep. Bij langdurig gebruik stijgt<br />

het percentage vrouwen met amenorroe tot 20% en daalt het aantal dagen<br />

waarbij bloedverlies of spotting optreden (5).<br />

Folliculaire cystes<br />

Onvolledige suppressie van de ovulatie is eveneens een recept voor het ontstaan<br />

van functionele ovariële cystes (follikel > 30mm). Meestal zijn deze<br />

cystes asymptomatisch, maar ze kunnen aan de oorzaak liggen van laag<br />

abdominale pijn of diepe dyspareunie. Ze worden gediagnosticeerd bij 20%<br />

van de desogestrel – en bij 40% van de levonorgestrel-gebruiksters en verdwijnen<br />

spontaan. Er is dus geen nood aan heelkunde of het stopzetten van<br />

de pil. Persisterende cystes komen slechts zelden voor, bij 0,2-0,3% in beide<br />

groepen (1).<br />

46<br />

Dysmenorroe<br />

GUNAIKEIA - Speciaal nummer<br />

Dysmenorroe komt minder vaak voor in anovulatoire cycli. Inhibitie van de<br />

cyclische ontwikkeling van het endometrium onderdrukt de vrijstelling van<br />

endometriale prostaglandines die mede aan de basis liggen van dysmenorroe.<br />

Het effect is dan ook meer uitgesproken bij desogestrel 75. De POP is<br />

eveneens effectief in patiënten met endometriose. Endometriosenodules produceren<br />

eveneens prostaglandines die verantwoordelijk zijn voor de inflammatoire<br />

status, pijn en neoangiogenese. Progesteron oefent ook een direct<br />

effect uit op het ectopisch endometriaal weefsel door glandulaire atrofie en<br />

decidualisatie (6). Ze blijken even effectief als andere geneesmiddelen (bv.<br />

danazol, GnRh-agonisten, COC) en vormen een perfecte langdurige medische<br />

eerstelijnsbehandeling voor vrouwen met milde endometriose zonder kinderwens.<br />

Ze zijn bovendien veel goedkoper en hebben minder neveneffecten.<br />

Acne<br />

De androgene eigenschappen van progesteron kunnen acne veroorzaken. Het<br />

wordt gezien in 4% van de gebruiksters van de POP. De hogere dosis progesteron<br />

in D75 lijdt echter niet tot een verhoogde incidentie als gevolg van de<br />

hoge selectiviteitsindex van de actieve metaboliet etonogestrel.<br />

Gewicht<br />

Gewichtstoename is geen neveneffect van POP.<br />

Hoofdpijn<br />

Hoofdpijn komt minder vaak voor in vergelijking met andere hormonale<br />

contraceptiva.<br />

Cardiovasculair<br />

- Vetmetabolisme: een reductie van high-density lipoprotein- (HDL) cholesterol<br />

vormt een onafhankelijke risicofactor voor arterosclerose en<br />

acuut myocard infarct (AMI). COC verlagen de concentratie HDL in het<br />

bloed en dragen zo bij tot een hoger risico op endotheliale beschadiging.<br />

POP’s hebben een verwaarloosbaar effect op het vetmetabolisme. Er is<br />

een lichte daling van de HDL-cholesterol, maar die lijkt klinisch niet relevant<br />

(7);<br />

- Hemostase: het belangrijkste ‘safety issue’ van COC is hun associatie met<br />

veneuze trombose (VT). Dit risico is geassocieerd aan de dosis oestrogenen.<br />

COC zijn daarom gecontra-indiceerd bij vrouwen met risicofactoren<br />

voor VT. Er was bezorgdheid dat het risico op COC mede te wijten was aan<br />

de 3e generatie-progestagenen, waaronder desogestrel en levonorgestrel.<br />

Recentere epidemiologische studies spreken dit echter tegen. Analyses<br />

hebben geen belangrijk effect op de hemostase aangetoond met de<br />

POP. Er werd eerder een trend vastgesteld van reductie in coagulatie- en<br />

stijging van fibrinolytische factoren (8);<br />

- Bloeddruk: de POP had geen negatief effect op de gemiddelde systolische<br />

of diastolische bloeddruk.<br />

Grote epidemiologische studies hebben geen verhoogd risico op VT, AMI of<br />

CVA geïdentificeerd bij gebruiksters van de POP. Ze vormt dan ook een goed<br />

alternatief voor vrouwen met een verhoogd cardiovasculair risico of antecedenten<br />

van VT.


Carbohydraatmetabolisme<br />

Bij hoge dosissen hebben de meeste progestagenen een negatieve impact<br />

op het suikermetabolisme. Dit effect is afhankelijk van het type progesteron.<br />

Een gerandomiseerde dubbelblinde studie (9) bevestigde dat de POP met levonorgestrel<br />

of desogestrel klinisch een te verwaarlozen impact heeft of de<br />

glucosehuishouding.<br />

Andere mogelijke bijwerkingen?<br />

Kanker<br />

Er bestaat tot op heden geen significante associatie met borstkanker (Collaborative<br />

Group on Hormonal Factors in Breast Cancer, 1996).<br />

Progestagenen hebben een protectief effect op de ontwikkeling van endometriumcarcinoom.<br />

Osteoporose<br />

Depot-medroxyprogesteron heeft een bewezen negatief effect op de Bone<br />

Mineral Density (BMD) als gevolg van een laag estradiol. Tot op heden zijn er<br />

geen gegevens beschikbaar in verband met het effect van de POP op osteoporose<br />

buiten de lactatieperiode. Slechts 1 studie toont een mogelijk protectief<br />

effect aan bij vrouwen die borstvoeding geven (10).<br />

Gezien de oestrogeenconcentraties die van de folliculaire fase benaderen, verwachten<br />

we geen negatief effect op de botcapaciteit bij langdurig gebruik.<br />

De POP en borstvoeding<br />

Hormonale preparaten kunnen in theorie de melkproductie beïnvloeden door<br />

hun effect op prolactine. De meeste studies suggereren inderdaad een negatief<br />

effect van de COC op de melkproductie. De POP zou noch de kwantiteit,<br />

noch de samenstelling van de melk beïnvloeden en wordt daarom verkozen<br />

als eerstelijn-anticonceptiemethode tijdens de lactatieperiode. Een kleine<br />

hoeveelheid progesteron wordt gesecreteerd in de melk via passieve diffusie<br />

maar heeft geen impact op de groei van het kind (11). De POP mag in de<br />

directe postpartumperiode opgestart worden (ACOG, The American College of<br />

Obstetricians and Gynecologists).<br />

47<br />

GUNAIKEIA - Speciaal nummer<br />

Conclusie<br />

In tegenstelling tot de traditionele minipil waarborgt de nieuwe generatie<br />

POP’s inhibitie van de ovulatie. Daardoor is de effectiviteit vergelijkbaar met<br />

die van combinatiepreparaten, alsook de ‘veiligheidsmarge’ waarbinnen een<br />

vergeten tablet kan ingenomen worden. Ze vormen dan ook een volwaardig<br />

alternatief ten opzichte van de COC. Vrouwen die nevenwerkingen ondervinden<br />

van de oestrogeencomponent van de COC, patiënten met een verhoogd<br />

cardiovasculair risico of antecedenten van veneuze trombose zijn ideale kandidates<br />

voor de minipil. Ook in de langdurige behandeling van endometriose<br />

is de POP een goedkope en effectieve behandeling. Het enige nadeel blijft een<br />

variabel bloedingspatroon, vooral dan tijdens de eerste maanden van inname.<br />

Bij persisterend gebruik stijgt het percentage vrouwen met amenorroe. Een<br />

goede counseling van de patiënten is essentieel om het succes van deze anticonceptiemethode<br />

te vrijwaren.<br />

Referenties<br />

1. Rice CF, Killick SR, Dieben T, Coelingh Bennink. A comparison of the inhibition of ovulation achieved by<br />

desogestrel 75 µg and levonorgestrel 30µg daily. Hum Reprod 1999;14:982-5.<br />

2. The ESHRE Capri Workshop Group. Hormonal contraception without estrogens. Hum Reproduction Update<br />

2003;9:373-86.<br />

3. Korver T, Klipping C, Heger-Mahn D, Duijkers I, van Osta G, Dieben T. Maintenance of ovulation<br />

inhibition with the 75µg desogestrel-only contraceptive pill after scheduled 12-h delays in tablet intake.<br />

Contraception 2005;71:8-13.<br />

4. Countinho EM, Maia H, Xavier Da Costa R. The effect of a continuous low dose of progestin on tubal and<br />

uterine motility. In J Fertil 1973;18:161-6.<br />

5. Kovacs G. Progestogen-only pills and bleeding disturbances. Hum Reprod 1996;11(2):20-3.<br />

6. Razzi S et al. Use of a progestageen only preparathion containing desogestrel 75 µg in the treatment<br />

of recurrent pelvic pain after conservative surgery for endometriosis. Eur J Obstet Gynecol Reprod Bio<br />

2007;135:188-90.<br />

7. Barkfeldt J, Virkkunen A Dieben T. The effect of two progestagen only pills containing desogestrel 75µg or<br />

levonorgestrel 30µg on lipid metabolisme. Copntraception 2001;64:295-9.<br />

8. Winkler UH et al. A randomised controlled double blind study of the effect on haemostasis of two<br />

progestagen-only pills containing desogestrel 75µg or levonorgestrel 30µg. Contraception 1998;57:385-92.<br />

9. Kivela A, Ruuskanen M, Agren U, Dieben T. The effect of two progestagen-only pills containing either<br />

desogestrel 75µg or levonorgestrel 30µg on carbohydrate metabolism and adrenal and thyroid function. Eur<br />

J Contr Reprod Health Care 2001;6:71-7.<br />

10. Caird LE et al. Oral progestagen-only contraception may protect against loss of bone mass in breast-feeding<br />

women. Clin Endocrinol 1994;41:739.<br />

11. Truitt ST, Fraser, AB, Grimes DA, Gallo MF, Schultz KF. Hormonal contraception during lactation: systematic<br />

review of randomised controlled trials. Contraception 2003;68:233-8.


G1097N_2008<br />

Judith Berger<br />

In bepaalde gevallen is het aangewezen om voor anticonceptieve en<br />

andere doeleinden enkel progestagenen te gebruiken, meestal in continue<br />

lage dosering. De orale preparaten en de intra-uteriene toediening via<br />

het trageafgifte- (slow release) systeem op een spiraal worden elders<br />

in dit nummer belicht. De voordelen van continue lage doseringen van<br />

progestagenen hebben meestal betrekking op de wens om amenorroe<br />

op te wekken, en/of contra-indicaties of slechte verdraagzaamheid van<br />

oestrogenen. Vermits de zeldzame preparaten die progesteron via de huid<br />

of de vagina doen opnemen niet op de markt zijn als ovulatieremmers,<br />

bespreken we hier de injecteerbare en de intradermale vorm van continu<br />

progesterongebruik.<br />

Injecteerbare progesteronpreparaten<br />

Depotpreparaten die medroxyprogesteronacetaat bevatten, remmen de<br />

secretie van hypofysaire gonadotrofinen waardoor follikelrijping wordt<br />

voorkomen, wat bij vrouwen in de vruchtbare leeftijd langdurige ovulatieremming<br />

veroorzaakt. De resorptie vindt langzaam plaats vanuit de injectieplaats.<br />

De eliminatie geschiedt zowel via de feces als met de urine. De<br />

halfwaardetijd is 6 weken na een enkelvoudige injectie (1).<br />

Depot-medroxyprogesteronacetaat is gecontra-indiceerd bij een bestaande<br />

of eerder doorgemaakte ernstige leveraandoening, en mag niet toegediend<br />

worden zolang de leverfunctiewaarden niet genormaliseerd zijn. Ook bij progestageenafhankelijke<br />

tumoren (zoals sommige borsttumoren) wordt het<br />

best niet voorgeschreven. Bij een actieve veneuze trombo-embolische aandoening<br />

en bij osteoporose is depot-medroxyprogesteronacetaat ook gecontra-indiceerd<br />

(1).<br />

Men mag niet uit het oog verliezen dat progestagenen de waarden van sommige<br />

stollingstesten zoals protrombine (factor II), factor VII, VIII, IX en X kunnen<br />

doen stijgen (1).<br />

Er dient 150mg diep i.m. te worden ingespoten (in bilspier of eventueel<br />

bovenarm) elke 12 weken. Het tijdstip van toediening is afhankelijk van<br />

voorafgaand anticonceptivumgebruik. Indien er geen anticonceptiva werden<br />

gebruikt, dient de injectie op dag 1-5 van de menstruatie te gebeuren. Na<br />

gebruik van een oraal anticonceptivum, vindt de injectie plaats op de dag na<br />

inname van de laatste tablet. Na gebruik van een uitsluitend progestageenbevattend<br />

anticonceptivum kan op elke dag worden gestart. Na een abortus<br />

in het eerste trimester kan de behandeling direct worden gestart. Na een<br />

bevalling of abortus in het tweede trimester, start men binnen de 18 dagen<br />

na de partus of na de abortus. Indien de behandeling later wordt gestart, is<br />

Voor- en nadelen van<br />

langwerkende<br />

‘progestagen-only’-preparaten<br />

Judith Berger 1 , Gilbert Donders 1,2,3<br />

1. Dienst Gynaecologie-Verloskunde, Regionaal Ziekenhuis Heilig Hart, Tienen<br />

2. Dienst Gynaecologie-Verloskunde, UZ Leuven, KUL<br />

3. Dienst Gynaecologie-Verloskunde, CHR de la Citadelle, ULg, Liège<br />

Ke y w o r d s: p r o g e s ta g e n o n ly C o n t r a C e p t i o n — l o n g a C t i n g C o n t r a C e p t i o n –<br />

s l o w release system – injeCtion – i m p l a n t<br />

48<br />

GUNAIKEIA - Speciaal nummer<br />

tijdens de eerste 14 dagen gebruik van aanvullende anticonceptie noodzakelijk.<br />

Indien de periode tussen twee injecties langer is dan 89 dagen, moet vóór<br />

toediening zwangerschap worden uitgesloten en tevens aanvullende anticonceptie<br />

worden gebruikt gedurende 14 dagen na de injectie (1).<br />

Injecteerbare progesteronpreparaten zijn een uitstekende methode voor<br />

vrouwen die moeite hebben om dagelijks een pil te nemen. Bovendien hangt<br />

de mate van absorptie niet af van de gastro-intestinale functie, waardoor<br />

er ook geen First Pass-effect is (2). Depot-medroxyprogesteronacetaat wordt<br />

uitgescheiden in de moedermelk, maar er zijn geen aanwijzingen voor schadelijke<br />

effecten (3, 4). Doordat depot-medroxyprogesteronacetaat de secretie<br />

van hypofysaire gonadotrofines blokkeert, is de incidentie van amenorroe<br />

hoog en is de Pearl-index slechts 0,2-0,4/100/jaar. Er is geen verhoogd risico<br />

op cardiovasculaire ziekten. Mogelijk zou er zelfs een gunstig cardiovasculair<br />

effect zijn (5-7).<br />

Meer dan 10% van de vrouwen heeft last van hoofdpijn, nervositeit en<br />

gewichtsverandering. Een kleine, doch significante groep komt meer dan<br />

10kg bij in gewicht. Ook depressie, slapeloosheid en verminderd libido worden<br />

regelmatig gerapporteerd, alsook acne, alopecia en mastodynie. Een<br />

extra nadeel is dat in geval van dergelijke bijwerkingen de methode niet kan<br />

gestopt worden en dat deze intramusculaire injectie 12 weken blijft werken.<br />

Na staking van het gebruik, duurt het trouwens enige tijd voor de normale<br />

ovulatoire cyclus is teruggekeerd. De mediane tijd tot conceptie is 10 maanden<br />

met een spreiding van 4-31 maanden na de laatste injectie en is onafhankelijk<br />

van de gebruiksduur. Kaunitz et al. onderzochten de langetermijneffecten<br />

van depot-medroxyprogesteronacetaat op de botdichtheid. Verlies aan<br />

botdichtheid werd onomstotelijk vastgesteld, maar blijkt volledig omkeerbaar<br />

te zijn. Binnen de 24 weken was dit al merkbaar (8).<br />

Progestageenimplantaat<br />

Het etonogestrelbevattend traag vrijzettend implantaat wordt subdermaal<br />

geplaatst, bij voorkeur in de bovenarm van de niet-dominante hand. De afgiftesnelheid<br />

uit het implantaat is 60-70mg per dag in week 5-6 en neemt<br />

af tot 35-45mg per dag aan het einde van het eerste jaar, tot 30-40mg per<br />

dag aan het einde van het tweede jaar en tot 25-30mg per dag aan het einde<br />

van het derde jaar. De anticonceptieve werking berust zowel op ovulatieremming<br />

als op veranderingen in het cervixslijm die de passage van spermatozoa<br />

bemoeilijken. Binnen 1 dag worden ovulatieremmende concentraties bereikt.<br />

De ovariële activiteit wordt niet volledig onderdrukt: de gemiddelde estradiolspiegels<br />

blijven boven het niveau van de vroegfolliculaire fase. Ovulaties


zijn in de eerste twee gebruiksjaren niet en tijdens het derde gebruiksjaar af<br />

en toe waargenomen. Na verwijdering van het implantaat keert de normale<br />

menstruatiecyclus snel terug. Het implantaat wordt niet afgebroken in het<br />

lichaam. Naarmate het lichaamsgewicht hoger is, is de plasmaconcentratie<br />

ven etonogestrel lager. Bij vrouwen met overgewicht zou de anticonceptieve<br />

werking in het derde jaar daardoor verminderd kunnen zijn (1). Zoals voor alle<br />

progestativa is etonogestrelimplantaat gecontra-indiceerd bij vrouwen met<br />

een actieve trombo-embolische aandoening, bij progestageenafhankelijke<br />

tumoren en bij ernstige leverfunctiestoornissen (1). Leverenzyminducerende<br />

stoffen zoals barbituraten, primidon, carbamazepine en rifampicine versnellen<br />

de afbraak van hormonen, met verminderde betrouwbaarheid tot gevolg.<br />

Het tijdstip van inbrenging van het implantaat is afhankelijk van voorafgaand<br />

anticonceptivumgebruik. Indien er voorafgaand geen hormonale anticonceptiva<br />

werden gebruikt, dient het implantaat op dag 1 tot uiterlijk dag 5 van de<br />

cyclus te worden geplaatst. Na een combinatie oraal anticonceptivum, een<br />

vaginale ring of een transdermale pleister, kan het implantaat ingebracht<br />

worden op de dag na inname van de laatste tablet of op de dag waarop de<br />

vaginale ring of de transdermale pleister wordt verwijderd. Bij inname van de<br />

minipil kan op ieder gewenste dag worden gestart. Bij het overschakelen op<br />

een injectiepreparaat of een IUD, kan het implantaat respectievelijk op de dag<br />

waarop de volgende injectie zou plaatsvinden of op de dag van verwijdering<br />

van het IUD worden ingebracht. Na een abortus in het eerste trimester, kan<br />

het implantaat direct worden ingebracht. Na een bevalling of een abortus in<br />

het tweede trimester, wordt het implantaat best op dag 21-28 na de partus of<br />

de abortus geplaatst. Indien het implantaat later wordt ingebracht, is tijdens<br />

de eerste 7 dagen een aanvullend anticonceptivum aangewezen. Bij twijfel<br />

dient men eerst een zwangerschap uit te sluiten of op de eerste menstruatie<br />

te wachten. Na 3 jaar (bij vrouwen met overgewicht eventueel na 2 jaar) dient<br />

het implantaat te worden verwijderd. Indien direct een nieuw implantaat<br />

wordt ingebracht, is een continue anticonceptieve werking gewaarborgd (1).<br />

Indien goed geplaatst, is het etonogestrelimplantaat zeer betrouwbaar. De<br />

Pearl-index is 0,2-0,4. Na plaatsing dient direct de localisatie van het staafje<br />

te worden bevestigd (eventueel ook door patiënte zelf). Het implantaat heeft<br />

geen nadelige invloed op de kwaliteit en kwantiteit van de borstvoeding.<br />

Kleine hoeveelheden gaan over in de moedermelk. Taneepanichskul et al. onderzochten<br />

lengte, gewicht en schedelomtrek van zuigelingen van moeders<br />

die een etonogestrelimplantaat gebruikten tijdens de borstvoeding. Zij keken<br />

ook naar de psychomotorische ontwikkeling van de zuigelingen gedurende 1<br />

jaar. Zij zagen geen verschil met de controlegroep (9).<br />

Het implantaat heeft geen nadelen van oestrogeendeficiëntie zoals osteoporose,<br />

waardoor het een geschikt anticonceptivum is voor jonge meisjes (10).<br />

Wijzelf onderzochten enkele jaren geleden de langetermijneffecten van het<br />

etonogestrelimplantaat bij 180 vrouwen. Bij plaatsing werd een vragenlijst<br />

ingevuld, en dit werd herhaald na 3 maanden en 1 jaar. Opvallend was dat<br />

patiënten met een hormoonafhankelijke migraine 16 keer minder klachten<br />

hadden. Voor vrouwen met een ander type hoofdpijn gold dit niet (11). Wel<br />

had na een jaar nog 41% van de vrouwen 3 keer of meer een bloeding gehad<br />

tijdens de laatste drie maanden. Tweeënzeventig procent van die groep had<br />

bloedverlies langer dan 14 dagen. Irregulier bloedverlies was 3-maal zo hoog<br />

als voor het gebruik. Meer dan de helft van de vrouwen met bloedverlies<br />

onder implantaat had een aanvullende behandeling gehad voor abnormale<br />

bloeding en bij 8% van alle vrouwen werd het implantaat verwijderd wegens<br />

abnormaal bloedverlies (11). Ongeveer 20% heeft een amenorroe onder het<br />

etonogestrelimplantaat (1).<br />

49<br />

GUNAIKEIA - Speciaal nummer<br />

Androgene bijwerkingen (acne, vet haar, vette huid) werden frequenter gezien<br />

na een jaar gebruik van het etonogestrelimplantaat. Anderzijds voelden de<br />

vrouwen zich psychisch goed en hadden meer zin om uit te gaan, hetgeen<br />

dan weer bijdraagt tot een sneller voorkomen van vermoeidheid, mede door<br />

het bloedverlies in de hand gewerkt. De ganse set aan positieve en negatieve<br />

invloeden kan samengevat worden in figuur 1.<br />

Figuur 1: Positieve en negatieve nevenwerkingen bij gebruiksters van het<br />

etonogestrelimplantaat.<br />

Bloeding Migraine??<br />

Anemie<br />

Slaapkwaliteit?<br />

Vermoeidheid<br />

Concentratie<br />

Uitgaan<br />

Eetlust?<br />

Apathie?<br />

Androgenische effecten<br />

Acne<br />

Vet haar<br />

Minder droog haar<br />

Estrogenische effecten<br />

Borstgevoeligheid<br />

Minder bacteriële vaginitis<br />

(AV!)<br />

Het etonogestrelimplantaat is een goed alternatief voor vrouwen met weinig<br />

therapietrouw, en voor patiënten met een contra-indicatie voor oestrogenen.<br />

In onze handen is het etonogestrelimplantaat een fantastisch alternatief voor<br />

vrouwen met een hormoonafhankelijke migraine. Zij moeten goed ingelicht<br />

worden over de mogelijkheid van vervelend bloedverlies, maar ervaring leert<br />

dat bij vrouwen met zware menstruele migraine, dit nadeel ruimschoots<br />

opweegt tegen de voordelen.<br />

Referenties<br />

1. Farmacotherapeutisch kompas 2006/2007. Medisch Farmaceutische voorlichting. Roto Smeets Utrecht.<br />

2. The ESHRE Capri Workshop Group. Hormonal contraception without estrogens. Hum Reprod Update<br />

2003;9(4):373-86.<br />

3. No authors listed. Progestogen-only contraceptives during lactation: I. Infant growth. World Health<br />

Organization Task force for Epidemiological Research on Reproductive Health; Special Programme of<br />

Research, Development and Research Training in Human Reproduction. Contraception 1994;50(1):35-53.<br />

4. No authors listed. Progestogen-only contraceptives during lactation: I. Infant development. World Health<br />

Organization Task force for Epidemiological Research on Reproductive Health; Special Programme of<br />

Research, Development and Research Training in Human Reproduction. Contraception 1994;50(1):55-68.<br />

5. Bakry S, Merhi ZO, Scalise TJ, Mahmoud MS, Fadiel A, Naftolin F. Depot-medroxyprogesterone acetate: an<br />

update. Arch Gynecol Obstet 2008;278(1):1-12.<br />

6. Westhoff C. Depot-medroxyprogesterone acetate injection (Depo-provera): a highly effective contraception<br />

option with proven long-term safety. Contraception 2003;58(2):75-87.<br />

7. Hermsmeyer RK, Thompson TL, Pohost GM, Kaski JC. Cardiovascular effects of medroxyprogesterone acetate<br />

and progesterno: a case of mistaken identity? Nat Clin Pract Cardiovasc Med 2007;5(7):387-95.<br />

8. Kaunitz AM, Arias R, McClung M. Bone density recovery after depot medrosyprogesterone acetate injectable<br />

contraception use. Contraception 2008;77(2):67-76.<br />

9. Taneepanichskul S, Reinpryoon D, Thaithumyanon P, Praisuwanna P, Tosukhowong P, Dieben T. Effects of the<br />

etonogestrel-releasing implant Implanon ® an a nonmedicated intrauterine device on the growth of breastfed<br />

infants. Contraception 2006;73(4):368-71.<br />

10. Hohmann H, Creinin MD. The contraceptive implant. Clin Obstet Gynecol 2007;50(4):907-17.<br />

11. Donders G, Riphagen I, Van den Bosch T, Bellen G. Less hormonal migraine after 1 year subcutaneous<br />

etonorgestrel contraception (Implanon ® ). Submitted.


G1082N_2008<br />

Pascale Jadoul<br />

In dit artikel vergelijken we de doeltreffendheid, de risico’s en de nadelen<br />

van de verschillende spiraaltjes. Is een bepaald spiraaltje beter voor een<br />

gegeven patiënte?<br />

Spiraaltjes met een groter koperoppervlak hebben doorgaans een betere<br />

anticonceptieve doeltreffendheid dan spiraaltjes die minder koper<br />

bevatten, en veroorzaken niet meer bijwerkingen.<br />

De risico’s op perforatie, expulsie, pijn, abnormaal bloedverlies, infectie<br />

of extra-uteriene zwangerschap blijken vergelijkbaar te zijn met de<br />

verschillende spiraaltjes. Een kleiner spiraaltje veroorzaakt mogelijk<br />

minder bijwerkingen bij patiënten die nog nooit zwanger zijn geweest.<br />

Het levonorgestrelspiraaltje is vooral interessant in geval van menorragie,<br />

dysmenorroe en anemie, maar moet worden vermeden bij patiënten met<br />

een voorgeschiedenis van borstkanker.<br />

Inleiding<br />

Het spiraaltje of IUD (intra-uterine device) is het meest gebruikte reversibele<br />

voorbehoedmiddel ter wereld. Het wordt vrij veel gebruikt in Europa, terwijl in<br />

de Verenigde Staten slechts 1% van de vrouwen een spiraaltje gebruikt (1).<br />

In België gebruikt 13% van de koppels een spiraaltje als voorbehoedmiddel<br />

(Tabel 1) (2).<br />

Tabel 1: Prevalentie van de verschillende voorbehoedmiddelen<br />

in België in 2004.<br />

Methoden % gebruiksters<br />

Pil 60<br />

Spiraaltje 13<br />

Barrièremethode* 8<br />

Sterilisatie 12<br />

Andere 7<br />

Totaal 100<br />

* diafragma, spermicide, sponsje, condoom<br />

In België zijn de volgende koperspiraaltjes te verkrijgen: Nova-T ® , Gynefix ® ,<br />

Multiload CU 375 ® , Mithra ® Flexi-T, Mithra ® Flexi-T Large, Mithra ® Flexi-T 380<br />

en Mirena ® , een spiraaltje dat levonorgestrel afgeeft (IUD-LNG).<br />

Het IUD-LNG is een spiraaltje zonder koper dat een capsule bevat die in utero<br />

ongeveer 20µg LNG per 24 uur afgeeft gedurende 5 jaar.<br />

Het combineert de werking van een klassiek spiraaltje (steriele ontstekingsreactie<br />

in de baarmoederholte die toxisch is voor de gameten) en die<br />

van een progestatieve anticonceptie. De anticonceptieve doeltreffendheid<br />

stoelt dus op een plaatselijk effect van het IUD op het endometrium, op een<br />

verdikking van het cervixslijm waardoor passage van de spermatozoa door<br />

Welk spiraaltje voor welke<br />

patiënte?<br />

Pascale Jadoul<br />

Dienst Gynaecologie, Clin. Univ. St-Luc, UCL, Brussel<br />

Ke y w o r d s: i u d – infeCtion – nulliparity – breast CanCer<br />

50<br />

GUNAIKEIA - Speciaal nummer<br />

de cervix wordt verhinderd, en in mindere mate op remming van de eisprong<br />

(bij sommige vrouwen). Het IUD-LNG heeft een effect op het baarmoederslijmvlies<br />

en veroorzaakt een belangrijke atrofie van het endometrium. Door<br />

dat effect op het endometrium is het niet alleen een voorbehoedmiddel, maar<br />

is het ook doeltreffend als behandeling van disfunctionele bloedingen.<br />

Het essentiële voordeel van het spiraaltje als voorbehoedmiddel is zijn hoge<br />

doeltreffendheid dankzij een hoge compliance. De Pearlindex van het koperspiraaltje<br />

bedraagt 0,8 en die van het IUD-LNG 0,1 (3).<br />

Tabel 2 vat de nadelen en de risico’s van spiraaltjes samen.<br />

Tabel 2: Risico’s bij gebruik van een spiraaltje.<br />

- Vagale malaise en pijn bij plaatsing<br />

- Perforatie bij plaatsing<br />

- Expulsie<br />

- Secundaire migratie<br />

- Menorragie en metrorragie<br />

- Endometritis, salpingitis met risico op secundaire tubaire steriliteit<br />

- Zwangerschap op spiraaltje waarvan 1/30 ectopische zwangerschap (EUZ)<br />

In dit artikel vergelijken we de doeltreffendheid, de risico’s en de nadelen van<br />

de verschillende spiraaltjes om na te gaan of een bepaald spiraaltje beter is<br />

voor een gegeven patiënte.<br />

Patiënten bij wie een spiraaltje<br />

gecontra-indiceerd is<br />

Het spiraaltje heeft een slechte reputatie. Zo wordt onder meer beweerd dat<br />

het infecties in de hand zou werken en zo de vruchtbaarheid in het gedrang<br />

zou kunnen brengen. Veel van de aanvankelijk geformuleerde contra-indicaties<br />

zijn gebaseerd op het infectierisico. Het is inderdaad zo dat de oude<br />

spiraaltjes (Dalkon Shield) veel infecties hebben veroorzaakt, maar dat risico<br />

wordt sterk gerelativeerd door tal van meta-analyses en reviews van de recente<br />

spiraaltjes.<br />

Een review van Farley uit 1992 van 12 gecontroleerde, gerandomiseerde studies<br />

van 2 types IUD en één niet-gerandomiseerde studie van één enkel type<br />

IUD leert dat de incidentie van infectieuze pelviperitonitis bij gebruik van een<br />

koperspiraaltje 1,54 per 1.000 vrouwen per jaar bedraagt en dat de incidentie<br />

het hoogst is de eerste 20 dagen na plaatsing van het IUD (9,66 gevallen van<br />

infectieuze pelviperitonitis per 1.000 vrouwen per jaar). Daarna daalt de incidentie<br />

en blijft ze constant tijdens een follow-up van 8 jaar (4).<br />

Volgens een review uit 2006 stijgt het risico op bekkeninfectie licht in geval<br />

van een Chlamydia- of gonokokkeninfectie op het ogenblik dat het spiraaltje<br />

wordt ingebracht, maar de incidentie blijft sowieso laag (0-5% in de


groep met een seksueel overdraagbare aandoening (soa) en 0-2% in de groep<br />

zonder soa bij het inbrengen) (5).<br />

Om het risico op pelviperitonitis te verlagen, stellen sommige auteurs voor<br />

om profylactische antibiotica toe te dienen. Volgens een Cochrane Database-<br />

review die in 2007 door Grimes werd gepubliceerd, heeft systematische profylactische<br />

toediening van antibiotica geen zin behalve bij vrouwen die een<br />

risico lopen op soa (6).<br />

Volgens meerdere studies blijft de vruchtbaarheid gevrijwaard na gebruik van<br />

een spiraaltje (7). Nulliparitas, antecedenten van soa, mucupurulente cervicitis<br />

en vaginitis zijn dan ook geen contra-indicaties meer voor plaatsing van<br />

een spiraaltje.<br />

Tabel 3 vat de echte contra-indicaties samen.<br />

-<br />

-<br />

-<br />

-<br />

-<br />

-<br />

-<br />

-<br />

Tabel 3: Contra-indicaties voor een spiraaltje.<br />

Zwangerschap<br />

Onverklaarde bloeding<br />

Misvorming van de baarmoederholte, cervixstenose<br />

Te grote baarmoederholte<br />

Te kleine baarmoederholte<br />

Baarmoederinfectie<br />

Baarmoederkanker<br />

Ziekte van Wilson<br />

Vergelijking van de spiraaltjes<br />

Koperspiraaltjes<br />

O’Brien heeft in 2008 een review gepubliceerd van 35 gerandomiseerde, vergelijkende<br />

studies van 10 verschillende spiraaltjes (8).<br />

Spiraaltjes met een groter koperoppervlak zijn doorgaans doeltreffender dan<br />

spiraaltjes met minder koper en veroorzaken niet meer bijwerkingen. Het<br />

zwangerschapspercentage bedraagt 1,5-2,2% met spiraaltjes met een koperoppervlak<br />

< 300mm 2 en 0,1-1% met spiraaltjes die meer dan 300mm 2 koper<br />

bevatten. Het risico op mislukking van de plaatsing hangt niet af van de vorm<br />

of de grootte van het spiraaltje en is van de ordegrootte van 1/300. Ook de<br />

frequentie van pijn bij inbrenging en de frequentie van perforatie hangen niet<br />

af van het type spiraaltje.<br />

Gynefix ® , een spiraaltje zonder armatuur, bestaat uit een polypropyleenmonofilament<br />

omgeven door 6 kopermoffen met een systeem om de draad in het<br />

myometrium te verankeren. Het werd ontwikkeld om het risico op uitdrijving<br />

en bepaalde bijwerkingen van de klassieke spiraaltjes te verminderen.<br />

In de eerste studies waarin dat spiraaltje zonder armatuur werd vergeleken<br />

met het TCu380A, werd een hoger risico op expulsie vastgesteld met de<br />

Gynefix ® . In een recentere studie waarin een ander invoermechanisme werd<br />

toegepast, werd geen significant verschil vastgesteld. Het mogelijke gunstige<br />

effect op pijn en bloedingen kon in die studies niet worden bevestigd (9).<br />

Levonorgestrelspiraaltje<br />

Een meta-analyse uit 2000, die werd gesteund door het Engelse National<br />

Health System en de Cochrane Library, heeft de klinische doeltreffendheid<br />

van het IUD-LNG vergeleken met die van andere voorbehoedmiddelen en<br />

vooral van koperspiraaltjes. In de 3 gerandomiseerde studies waarop de analyse<br />

werd uitgevoerd, werd geen statistisch significant verschil in anticoncep-<br />

51<br />

GUNAIKEIA - Speciaal nummer<br />

tieve doeltreffendheid waargenomen bij vergelijking met koperspiraaltjes met<br />

een koperoppervlakte > 250mm 2 (10).<br />

In die studie leek het risico op uitdrijving iets hoger met een IUD-LNG dan<br />

met een koperspiraaltje. Dat werd echter niet bevestigd in een Nederlandse<br />

studie (11).<br />

De frequentie van extra-uteriene zwangerschap bij patiënten met een<br />

IUD-LNG is 0,02 per 100 vrouwen per jaar. Net zoals met hormonale anticonceptiva<br />

en koperspiraaltjes is die frequentie significant lager dan bij vrouwen<br />

die geen voorbehoedmiddel gebruiken. In de 2 gerandomiseerde studies<br />

(12, 13) werd geen verschil waargenomen tussen het IUD-LNG en koperspiraaltjes<br />

ongeacht hun koperoppervlakte (> 250mm 2 of < 250mm 2 ).<br />

In één van de studies werd echter een verschil met factor 10 waargenomen<br />

na 3 jaar en 5 jaar in het voordeel van het IUD-LNG in vergelijking met koperspiraaltjes<br />

met een koperoppervlakte < 250mm 2 (13).<br />

Het vruchtbaarheidspercentage 1 en 2 jaar na verwijdering van het<br />

IUD-LNG was vergelijkbaar met dat na verwijdering van een koperspiraaltje:<br />

er was geen significant verschil, ongeacht de koperoppervlakte (> 250mm 2 of<br />

< 250mm 2 ).<br />

Voor de meta-analyse van optreden van pelviperitonitis met een IUD-LNG of<br />

een koperspiraaltje werden maar 3 studies geselecteerd. Eén van die studies<br />

was een vergelijkende studie met CuT 380Ag en in die studie werd geen statistisch<br />

significant verschil waargenomen (12). Een tweede studie was een<br />

vergelijkende studie met Nova-T ® en ook in die studie werd geen statistisch<br />

significant verschil gemeten (14).<br />

De enige gerandomiseerde studie die voor de meta-analyse werd geselecteerd,<br />

was een vergelijkende studie van de ‘hormonale’ bijwerkingen met alleen<br />

Nova-T ® (13).<br />

Na 5 jaar follow-up werd geen statistisch significant verschil waargenomen<br />

in termen van functionele ovariumcysten, spanning in de borsten, hoofdpijn,<br />

acne en nausea.<br />

Een levonorgestrelspiraaltje is vooral interessant in geval van menorragie,<br />

dysmenorroe en anemie. Het menstruele bloedverlies vermindert met 88%<br />

na 3 maanden gebruik van een IUD-LNG bij vrouwen met menorragie en ook<br />

de frequentie van dysmenorroe vermindert en wel in dezelfde mate als met<br />

orale anticonceptiva.<br />

De meest gerapporteerde bijwerkingen zijn menstruatiestoornissen, tussentijdse<br />

bloedingen (spotting), langdurige of kortere maandstonden, onregelmatige<br />

bloedingen, oligomenorroe en amenorroe. In sommige culturen wordt<br />

amenorroe als een negatief effect beschouwd.<br />

In de meta-analyse van French (10) was amenorroe de belangrijkste reden van<br />

stopzetting bij gebruik van een IUD-LNG en overvloedige bloedingen en pijn<br />

bij gebruik van een koperspiraaltje.<br />

Bijzondere gevallen<br />

Nulliparae<br />

Uit een overzicht van de bijwerkingen van koperspiraaltjes bij nulliparae (15)<br />

blijkt dat de incidentie van expulsie en van verwijdering wegens pijn en bloeding<br />

hoger is bij nulliparae. Mogelijk treden die bijwerkingen minder op bij


gebruik van een kleiner spiraaltje, maar dat kon niet worden aangetoond in de<br />

studie van Hubacher. Ook het spiraaltje zonder armatuur zou nuttig kunnen<br />

zijn bij nulliparae, maar dat werd nog niet onderzocht in het kader van een<br />

klinische studie.<br />

In een overzicht van de effecten van een IUD-LNG bij nulliparae komt Prager<br />

(16) tot de conclusie dat het risico op perforatie of expulsie niet hoger is bij<br />

nulliparae. Het aanvaardingspercentage na 1 jaar (80%) is hoger dan bij nulliparae<br />

die de oestroprogestatieve pil innemen. Er is geen studie waarin het<br />

infectierisico bij nulliparae werd vergeleken bij gebruik van een IUD-LND of<br />

een koperspiraaltje.<br />

Ondanks het hogere risico op uitdrijving en het risico op seksueel overdraagbare<br />

aandoeningen gezien het seksuele gedrag van sommige jongere vrouwen<br />

klasseert de WGO het gebruik van een spiraaltje bij nulliparae in categorie 2.<br />

De WGO beschouwt het spiraaltje dus als een voorbehoedmiddel dat over<br />

het algemeen bruikbaar is omdat ‘de voordelen van het spiraaltje doorgaans<br />

opwegen tegen de theoretische of bewezen risico’s’ (17).<br />

De richtlijnen van de NHS volgen die van de WGO (18).<br />

De American Academy of Pediatrics raadt dat voorbehoedmiddel aan bij adolescenten<br />

met een weinig riskant seksueel gedrag die geen ander voorbehoedmiddel<br />

kunnen gebruiken (19).<br />

Patiënten met een voorgeschiedenis van<br />

borstkanker<br />

Mag een levonorgestrelspiraaltje worden voorgeschreven aan een vrouw met<br />

een voorgeschiedenis van kanker? Het spiraaltje heeft vooral een plaatselijk<br />

werkingsmechanisme, maar het is de plasmaconcentratie van LNG die hier<br />

van belang is.<br />

De plasmaconcentratie van LNG is vrij stabiel bij een gegeven vrouw, maar<br />

er bestaan grote variaties van de ene vrouw tot de andere. De gemiddelde<br />

plasmaconcentratie van LNG is 175,2pg/ml bij vrouwen die maandstonden<br />

hebben, en 179,9pg/ml bij vrouwen in amenorroe. De gemiddelde spiegel<br />

daalt mettertijd: 180pg/ml na een jaar, ongeveer 150pg/ml na twee jaar en<br />

ongeveer 120pg/ml na vijf jaar (20).<br />

Er werd geen enkele studie uitgevoerd, laat staan een gerandomiseerde, dubbelblinde<br />

studie, om met voldoende zekerheid een antwoord te kunnen geven<br />

op de vraag of de diffusie van levonorgestrel vanuit een IUD-LNG naar het<br />

plasma bij vrouwen met een voorgeschiedenis van borstkanker een extra risico<br />

inhoudt op recidief of therapeutische mislukking. Er is trouwens nog<br />

discussie over het effect van progestativa op het risico op borstkanker bij<br />

vrouwen zonder borstkanker (21).<br />

Bij gebrek aan gerandomiseerde studie moeten we de bestaande richtlijnen<br />

voor de klinische praktijk toepassen.<br />

Wat borstkanker betreft, moeten we twee situaties onderscheiden: actieve<br />

borstkanker en borstkanker in remissie sinds vijf jaar of langer.<br />

Het gebruik van een IUD-LNG bij een patiënte met borstkanker wordt door de<br />

WGO geklasseerd in categorie 4 (onaanvaardbaar risico); als de borstkanker<br />

al vijf jaar in remissie is, betreft het een categorie 3 (de voordelen wegen<br />

doorgaans niet op tegen het theoretische of bewezen risico), maar de WGO<br />

voegt eraan toe: “Borstkanker is een hormoonafhankelijke kanker. Het risico<br />

op progressie van de ziekte is minder groot met een IUD-LNG dan met gecombineerde<br />

orale anticonceptiva of hooggedoseerde progestativa alleen.”<br />

52<br />

Conclusies<br />

GUNAIKEIA - Speciaal nummer<br />

Volgens gerandomiseerde, vergelijkende studies zijn spiraaltjes met een koperoppervlakte<br />

van meer dan 300mm 2 doeltreffender dan spiraaltjes met een<br />

koperoppervlakte < 300mm 2 . Het levonorgestrelspiraaltje is vergelijkbaar met<br />

koperspiraaltjes met een koperoppervlakte > 250mm 2 .<br />

Op grond van die studies kan niet worden uitgemaakt of een bepaald spiraaltje<br />

minder risico inhoudt op perforatie, expulsie, pijn, abnormaal bloedverlies,<br />

infectie of extra-uteriene zwangerschap dan een ander.<br />

Het infectierisico met spiraaltjes blijkt trouwens volgens alle studies zeer relatief<br />

te zijn.<br />

Het is evenmin bewezen dat het levonorgestrelspiraaltje doeltreffender is of<br />

minder bijwerkingen zou veroorzaken.<br />

Het levonorgestrelspiraaltje biedt echter een belangrijk voordeel: het vermindert<br />

de menorragie, de anemie en de dysmenorroe.<br />

Bij nulliparae is het risico op uitdrijving hoger. Nulliparae zijn waarschijnlijk<br />

vatbaarder voor soa en bij hen is het infectierisico dus iets hoger. Volgens de<br />

literatuur is er echter ook wat dat betreft geen duidelijk verschil tussen de<br />

verschillende spiraaltjes. Er wordt beweerd dat kleinere spiraaltjes en spiraaltjes<br />

zonder armatuur minder bijwerkingen zouden veroorzaken bij nulliparae,<br />

maar dat is ook nog niet bewezen.<br />

Het levonorgestrelspiraaltje resulteert in niet te verwaarlozen bloedspiegels<br />

van levonorgestrel en moet worden vermeden bij patiënten met een voorgeschiedenis<br />

van borstkanker.<br />

Conclusie, als er geen contra-indicatie is voor de plaatsing van een spiraaltje,<br />

kan om het even welk spiraaltje worden voorgesteld. In geval van menstruatiestoornissen<br />

zoals menorragie, disfunctionele bloedingen en dysmenorroe<br />

moet een IUD-LNG worden aanbevolen. Dat laatste is evenwel gecontra-indiceerd<br />

in geval van borstkanker.<br />

Referenties<br />

1. ESHRE Capri Workshop Group. Intrauterine devices and intrauterine systems. Hum Reprod Update. 2008<br />

May-Jun;14(3):197-208.<br />

2. Bayingana K, Demarest S, Gisle L, Hesse E, Miermans PJ, Tafforeau J, Van der Heyden J. Enquête de Santé<br />

par Interview Belgique 2004. Bruxelles, Institut Scientifique de la Santé Publique et Direction générale<br />

Statistique et Information économique. IPH/EPI REPORTS N°2006-034. www.iph.fgov.be/epidemio/epifr/<br />

crospfr/hisfr/his04fr/hisfr.pdf<br />

3. Hatcher RA. Contraceptive technology: eighteenth revised edition. New York NY: Ardent Media, 2004.<br />

4. Farley TMM, Rosenberg MJ, Rowe PJ, Chen JH, Meirik O. Intrauterine devices and pelvic inflammatory<br />

disease: an international perspective. Lancet 1992;339(8796):785-8.<br />

5. Mohllajee A, Curtis K, Peterson H. Does insertion and use of an intrauterine device increase the risk of<br />

pelvic inflammatory disease among women with sexually transmitted infection? A systematic review.<br />

Contraception 2006; 73:133-45.<br />

6. Grimes DA, Lopez LM, Manion C, Schulz KF. Cochrane systematic reviews of IUD trials: lessons learned.<br />

Contraception. 2007 Jun;75(6 Suppl):S55-9.<br />

7. Hov GG, Skjeldestad FE, Hilstad T. Use of IUD and subsequent fertility-follow-up after participation in a<br />

randomized clinical trial. Contraception. 2007 Feb;75(2):88-92.<br />

8. O’Brien PA, Kulier R, Helmerhorst FM, Usher-Patel M, d’Arcangues C. Copper-containing, framed intrauterine<br />

devices for contraception: a systematic review of randomized controlled trials. Contraception. 2008<br />

May;77(5):318-27.<br />

9. O’Brien PA, Marfleet C. Frameless versus classical intrauterine device for contraception. Cochrane Database<br />

Syst Rev 2005;CD003282.<br />

10. French RS, Cowan FM, Mansour D, Higgins JPT, Robinson A, Procter T et al. Levonorgestrel releasing (20µg/<br />

day) intrauterine systems (Mirena) compared with other methods of reversible contraceptives. Br J Obstet<br />

Gynaecol 2000;107(10):1218-25.<br />

11. Veldhuis H. Complications of the intrauterine device in nulliparous and parous women. Eur Gen Pract<br />

2004;10:82-7.<br />

12. Sivin I, Stern J. Health during prolonged use of levonorgestrel 20µg/d and the copper TCu 380Ag intrauterine<br />

contraceptive devices: a multicenter study. Fertil Steril 1994;61(1):70-7.<br />

13. Andersson K, Odlind V, Rybo G. Levonorgestrel-releasing and copper-releasing (Nova T) IUDs during five<br />

years of use: a randomized comparative trial. Contraception 1994;49(1):56-72.<br />

14. Nilsson CG, Allonen H, Diaz J, Luukkainen T. Two years’ experience with two levonorgestrelreleasing<br />

intrauterine devices and one copperreleasing intrauterine device: a randomised comparative performance<br />

study. Fertil Steril 1983;39(2):187-92.<br />

15. Hubacher D. Copper intrauterine device use by nulliparous women: review of side effects. Contraception<br />

2007;75:s8-s11.<br />

16. Prager S, Darney P. The levonorgestrel intrauterine system in nulliparous women. Contraception<br />

2007;75:S12-S15.<br />

17. Organisation mondiale de la santé. Pour un meilleur accès à des soins de qualité en matière de planification<br />

familiale. Critères de recevabilité pour l’adoption et l’utilisation continue de méthodes contraceptives. 2nd<br />

ed. Genève: OMS; 2002.<br />

18. Prodigy, National Health Service. Prodigy clinical recommendation. Contraception 2004. <br />

19. American Academy of Pediatrics, Committee on Adolescence. Contraception and adolescents. Pediatrics<br />

1999;104(5 Pt 1):1161-6.<br />

20. Luukkainen T, Lähteenmäki P, Toivonen J. Levonorgestrel-releasing intrauterine device. Ann Med 1990;22:85-<br />

90.<br />

21. Boutet G. [Levonorgestrel-releasing intrauterine device (Mirena) and breast cancer: what do we learn from<br />

literature for clinical practice?] Gynecol Obstet Fertil. 2006 Nov;34(11):1015-23.


G1090N_2008<br />

Steven Weyers<br />

Op 15 maart 2003 hield onze Nederlandse collega Rob Beerthuizen<br />

(Stichting Anticonceptie) op de lentevergadering van de VWAG (nota<br />

bene de eerste <strong>VVOG</strong>-vergadering die werd georganiseerd door de pas<br />

opgerichte VWAG) een presentatie over het levonorgestrel houdend intrauterien<br />

systeem (LNG-IUS) met als titel: ‘Meer dan een anticonceptivum’.<br />

Toen het dit jaar opnieuw aan de VWAG was om in te staan voor de<br />

organisatie van de lentevergadering werd beslist om dit onderwerp<br />

nogmaals aan bod te laten komen met de nadruk op de evidence die de<br />

voorbije 5 jaren hieromtrent is verzameld.<br />

Rob Beerthuizen besloot in 2003 als volgt: «Behalve als uitermate effectief<br />

anticonceptivum kan het LNG-IUS toegepast worden ter conservatieve<br />

behandeling van menorragieën, dysmenorroe en endometriose en op<br />

deze wijze kan bij 2/3 van de patiënten een operatieve ingreep zoals<br />

een transcervicale endometriumresectie en/of hysterectomie worden<br />

voorkomen. Bovendien is het LNG-IUS bijzonder effectief als adjuvante<br />

therapie bij oestrogene substitutietherapie (EST) en ter voorkoming van<br />

poliepvorming bij patiënten die tamoxifen gebruiken.» In dit artikel gaan<br />

we na of de evidence die 5 jaar terug aanwezig was nog steeds geldt en of<br />

er intussen ook aanwijzingen zijn dat het LNG-IUS voor andere doeleinden<br />

efficiënt kan worden aangewend.<br />

Methodologie<br />

Op basis van de recente overzichtsartikels van Varma uit 2006 (1) en<br />

Chrisman uit 2007 (2) en een uitgebreide medline-search voor de voorbije 2<br />

Tabel 1: Samenvatting van de kosten voor gezondheidszorg.<br />

Niet-anticonceptieve<br />

toepassingen van het<br />

levonorgestrelspiraal<br />

Steven Weyers<br />

Vrouwenkliniek, UZ Gent, UG<br />

Ke y w o r d s: l n g-i u s – n o n ContraCeptive effeCt<br />

54<br />

GUNAIKEIA - Speciaal nummer<br />

jaren (2006-2008) op de zoektermen ‘LNG-IUS’, ‘LNG-IUD’, ‘Levonorgestrel<br />

and IUD’, ‘Levonorgestrel and IUS’, ‘intrauterine and progesterone’ en ‘Mirena’<br />

werd de effectiviteit van het LNG-IUS nagegaan voor de volgende pathologieën:<br />

menorragie, myomen, endometriosis, adenomyosis en endometriumhyperplasie.<br />

Verder werd ook de bewezen effectiviteit van het LNG-IUS<br />

nagegaan wat endometriumprotectie bij hormonale substitutietherapie<br />

en bij tamoxifengebruik betreft. Ten slotte werd ook aandacht besteed aan<br />

de relatie tussen het LNG-IUS en borstkanker. Op basis van de al dan niet<br />

beschikbaarheid van randomised controlled trials (RCT), cohortestudies en<br />

observationele studies wordt voor elke topic een ‘level of evidence’ bekomen.<br />

Bovendien wordt voor elk topic de belangrijkste studie sinds maart 2003 kort<br />

samengevat.<br />

Menorragie<br />

- In totaal werden 11 RCT’s, 2 cohortestudies en 2 observationele studies<br />

weerhouden. Op basis hiervan kan een aanbeveling graad A worden gegeven.<br />

Het LNG-IUS blijkt uitermate efficiënt voor de behandeling van<br />

menorragie met een reductie in de hoeveelheid menstrueel bloedverlies<br />

van 79-97% na één jaar. Het evenaart hierin de efficiëntie van de<br />

orale progestativa. Hierbij werden verschillende technieken gebruikt om<br />

het bloedverlies een score toe te kennen (scorekaart, alkaline-hematinemethode…).<br />

De patiëntentevredenheid na één jaar is hoog (72-94%), wat<br />

resulteert in een mate van voortzetting van 65-88% na één jaar en van<br />

48% na vijf jaar. Patiëntentevredenheid en QOL zijn even goed als na conservatieve<br />

chirurgie (TCRE of ballonablatie). In een studie bleken de PBACscores<br />

na 24 maanden significant lager in de LNG-IUS-groep versus de<br />

Mirena Hysterectomie<br />

Directe kosten<br />

- Totale kosten gezondheidszorg 237.153 331.525<br />

- Bijgewerkte totale kosten per deelneemster (95% Bl)<br />

Indirecte kosten<br />

1.892 (1.352-2.189) 2.787 (2.312-3.133)<br />

- Dagen ziekteverlof 115.747 220.459<br />

- Bijgewerkt productiviteitsverlies per deelneemster (95% BI) 925 (725-1.232) 1.873 (1.650-2.096)<br />

Totale kosten 352.900 551.984<br />

- Totale kosten per deelneemster (95% Bl) 2.966 (2.362-3.679) 4.718 (4.072-5.238)<br />

Bijgewerkte totale kosten 335.172 545.272<br />

- Bijgewerkte totale kosten per deelneemster (95% Bl) 2.817 (2.222-3.530) 4.660 (4.014-5.180)


allonablatiegroep (RCT n = 79). Uiteindelijk is nog een hysterectomie<br />

nodig bij 20% van de LNG-IUS-gebruiksters met menorragie na 1 jaar<br />

en bij 42% na 2 jaar. Chirurgische methodes blijken evenwel efficiënter<br />

in inductie van amenorroe. Het LNG-IUS is meer kostenefficiënt dan een<br />

hysterectomie na 1 en 5 jaar follow-up. Eén studie toont bovendien aan<br />

dat het LNG-IUS bij 68% van de 28 vrouwen met een aangeboren stollingsafwijking<br />

een significante reductie geeft in de hoeveelheid bloedverlies<br />

(3).<br />

- In een RCT van Hurskainen et al., gepubliceerd in het JAMA in 2004 (4),<br />

werden 236 vrouwen met menorragie gedurende 5 jaar prospectief opgevolgd<br />

wat betreft de klinische uitkomst en kosten na een hysterectomie<br />

versus het plaatsen van een LNG-IUS (Tabel 1). Hieruit bleek dat er in de<br />

groep van het LNG-IUS nog 48% van de vrouwen na 5 jaar het spiraal<br />

verder gebruikte. Hoewel 42% (50/119) van de vrouwen in de LNG-IUSarm<br />

in de loop van die 5 jaar toch een hysterectomie onderging, had deze<br />

arm toch nog een gunstiger kosten-batenprofiel. Bovendien was er geen<br />

verschil in algemeen, emotioneel en seksueel welzijn tussen LNG-IUS en<br />

hysterectomie na 5 jaar.<br />

Myomen<br />

- In totaal werden 3 RCT (1 met > 50 vrouwen in de LNG-arm), 1 cohortestudie<br />

en 6 observationele studies weerhouden, leidend tot een sterkte<br />

van aanbeveling graad B.<br />

Ook in het geval van een uterus myomatosus is er een significante reductie<br />

in de hoeveelheid menstrueel bloedverlies met 84-90%. Er is geen<br />

consistentie over het al dan niet reduceren van de myoomgrootte. In 1<br />

grote RCT (n = 2.226) blijkt er wel een verminderde incidentie van nieuwe<br />

myoomvorming bij het LNG-IUS versus het CU-IUD. Bovendien toont 1<br />

RCT (n = 122) 13% minder myomen in vrouwen die tamoxifen + LNG-IUD<br />

gebruiken vs tamoxifen alleen.<br />

- In een prospectief observationele studie waarbij bij 67 vrouwen met myomen<br />

(39% met significante menorragie en 28% met bewezen anemie)<br />

een LNG-IUS werd geplaatst, toonden Grigorieva et al. in 2003 aan dat<br />

er een kleine, maar statistisch significante reductie optrad in het volume<br />

van de myomen en in het totale volume van de uterus (Tabel 2) (5).<br />

Bovendien was er na 12 maanden een significante reductie in de hoeveelheid<br />

bloedverlies: PBAC gemiddeld van 97 naar 16 (p < 0,001) en Hb<br />

gemiddeld van 12,6 naar 13,6 (p < 0,001).<br />

Endometriosis<br />

- Voor endometriosis werden uiteindelijk maar 2 RCT (met < 50 vrouwen<br />

in de LNG-arm) en 3 observationele studies weerhouden, wat slechts een<br />

sterkte van aanbeveling graad C oplevert. Het gaat bovendien om alle-<br />

55<br />

GUNAIKEIA - Speciaal nummer<br />

maal kleine studies met sterke heterogeniciteit in de studiepopulaties wat<br />

de sterkte van de evidence nog verkleint. In een studie blijkt een 40%-absolute<br />

risicoreductie van dysmenorroe en chronische pelviene pijn na één<br />

jaar gebruik van het LNG-IUS. De tevredenheid is goed: 75% is tevreden<br />

na 1 jaar, wat leidt tot een voortzetting van 68%. Eén prospectieve observationele<br />

studie waarbij een diagnostische laparoscopie met bioptname<br />

werd verricht voor insertie en een repeat laparoscopie na 6 maanden<br />

gebruik van het LNG-IUS, toont een significante verbetering van de<br />

AFS-stadiëring. Een RCT (n = 82) waarbij het gebruik van het LNG-IUS<br />

werd vergeleken met gebruik van GnRH-analogen toont een vergelijkbare<br />

verbetering in dysmenorroe na 6 maanden met weliswaar minder<br />

amenorroe in de LNG-IUS-groep.<br />

Tabel 2: Reductie in het volume van de myomen en in het totale volume van de uterus.<br />

Uitgangswaarde 3 maanden na insertie 6 maanden na insertie 12 maanden na insertie<br />

(n = 67) (n = 56) (n = 56) (n = 61)<br />

Uterien volume (ml) 138 ± 72 131 ± 68 125 ± 58 122 ± 73<br />

p = 0,009 p = 0,006 p = 0,002<br />

Totaal 30 ± 29 27 ± 34 19 ± 21 19 ± 21<br />

leiomyoomvolume (ml) p = 0,10 p < 0,0001 p < 0,0001<br />

- Vercellini et al. publiceerden in 2003 de resultaten van hun RCT waarbij<br />

40 vrouwen na een conservatieve laparoscopie werden gerandomiseerd<br />

tussen een LNG-IUS versus geen medicamenteuze behandeling (6). Uit<br />

deze studie bleek 75% van de vrouwen tevreden in de LNG-IUS-groep<br />

versus 50% in de groep zonder IUS. Bovendien zag men bij slechts 10%<br />

van diegenen met een LNG-IUS recidief van dysmenorroe binnen een jaar<br />

versus 45% in de groep zonder.<br />

Adenomyosis<br />

- Omtrent deze pathologie werden 1 RCT (met > 50 vrouwen in de LNGarm)<br />

en 2 observationele studies geselecteerd. De sterkte van aanbeveling<br />

hier is graad B. Er is een significante reductie in de hoeveelheid bloedverlies<br />

na 1 jaar (100% vs 9% amenorroe). Een RCT omtrent het verrichten<br />

van een TCRE al dan niet met het achteraf plaatsen van een LNG-IUS,<br />

toonde na één jaar een significant verschil ten voordele van het LNG-IUS<br />

aan in de daling van dysmenorroe (10% bij TCRE + LNG-IUS vs 80% zonder<br />

LNG-IUS). Bovendien bleek 19% van de vrouwen een tweede ingreep<br />

nodig te hebben na TCRE zonder LNG-IUS versus 0% na TCRE met het<br />

LNG-IUS.<br />

- In een prospectief observationele studie waarbij bij 29 vrouwen met adenomyosis<br />

(bewezen op MRI), menorragie en dysmenorroe een LNG-IUS<br />

werd geplaatst, toonden Bragheto et al. in 2007 aan dat er na 6 maanden<br />

een vermindering van 24% in de dikte van de junctiezone (p < 0,0001)<br />

optrad, er was geen verschil in het totale uterien volume (7). Wel was er<br />

een significante afname in de pijnscore (p < 0,001) en een afname van de<br />

hoeveelheid bloedverlies.<br />

Endometriumhyperplasie<br />

- Omtrent deze pathologie werden geen RCT teruggevonden, slechts 1 cohortestudie<br />

en 3 observationele studies. De sterkte van aanbeveling is<br />

dan ook maar graad C. Uit drie kleine prospectieve observationele studies


samen blijkt regressie van de endometriumhyperplasie in 55/57 gevallen<br />

na één jaar.<br />

- Uit een cohortestudie van Vereide et al. uit 2003 waarbij 26 vrouwen met<br />

endometriumhyperplasie en LNG-IUS werden vergeleken met 31 historische<br />

controles onder orale progestativa blijkt een sterkere regressie van<br />

hyperplasie na 3 maanden in de groep met het LNG-IUS (100 vs 55%)<br />

(Tabel 3) (8).<br />

Tabel 3: Histologische resultaten na 3 maanden, voor de groep van het<br />

LNG-IUS en voor de systematisch behandelde groep.<br />

Persistente Normaal Fulminant<br />

hyperplasie endometrium gestageen effect<br />

Orale inname (n = 31) 14 15 2<br />

Levonorgestrel (n = 26) 0 2 24<br />

Figuur 1: Hormonale substitutie met het LNG-IUS in combinatie met<br />

continu oraal estradiol 2mg vergeleken met cyclisch oraal estradiol in<br />

combinatie met norethisteronacetaat.<br />

Aantal vrouwen<br />

Continueringscijfers<br />

110<br />

100<br />

90<br />

80<br />

70<br />

60<br />

50<br />

40<br />

30<br />

LNG-IUS<br />

OT<br />

0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26<br />

Cyclus<br />

56<br />

GUNAIKEIA - Speciaal nummer<br />

Endometriumbescherming bij hormonale<br />

substitutietherapie<br />

- Zeven RCT (3 met > 50 vrouwen in de LNG-arm), 3 cohortestudies en 7<br />

observationele studies werden geïdentificeerd. Dit geeft uiteindelijk een<br />

sterkte van aanbeveling van graad A. Endometriumsuppressie blijkt adequaat<br />

in alle studies ongeacht dosis en type van het oestrogeen. Met<br />

het LNG-IUS wordt een betere endometriumsuppressie bekomen dan<br />

met orale progestativa (RCT n = 163). Er blijkt geen statistisch verschil in<br />

efficiëntie van endometriumsuppressie tussen dagelijkse release van<br />

5mcg en 10mcg LNG-IUS in één studie (RCT n = 96). In de postmenopauze<br />

zal uiteindelijk 61-100% niet meer bloeden, in de perimenopauze<br />

is dit 38-83%.<br />

- In een RCT bij 200 vrouwen werd door Boon et al. (2003) hormonale<br />

substitutie met het LNG-IUS in combinatie met continu oraal estradiol<br />

2mg vergeleken met cyclisch oraal estradiol (2mg d1-21 en 1mg d22-28)<br />

in combinatie met norethisteronacetaat (1mg d13-22) (Figuur 1) (9). De<br />

mate van voortzetting bleek significant hoger in de LNG-IUS-groep (82<br />

vs 68%) terwijl de patiëntentevredenheid na cyclus 26 in beide groepen<br />

gelijk was: 81% (zeer) goed bij LNG-IUS vs 74% bij norethisteronacetaat.<br />

De efficiëntie van endometriumsuppressie was in beide groepen gelijk.<br />

Het gemiddeld aantal bloedingsdagen was lager in de LNG-IUS-groep<br />

(p < 0,001), dit wel ten koste van meer spotting, zeker in de eerste 5 cycli.<br />

Het gemiddeld bloedverlies (PBAC) was significant lager bij het LNG-IUS<br />

(p = 0,0001).<br />

Endometriumbescherming bij<br />

tamoxifengebruik<br />

- Hier werden 2 RCT (met > 50 vrouwen in de LNG-arm) en 1 observationele<br />

studie geïdentificeerd. De sterkte van aanbeveling is hier graad<br />

A. Met een LNG-IUS wordt in een RCT bij 122 vrouwen (Gardner 2000)<br />

bij 91% endometriumsuppressie bekomen in de groep met het LNG-IUS<br />

versus bij 75% in de groep zonder progestagenen. Verder is ook minder<br />

poliepvorming aangetoond bij gebruik van een LNG-IUS. Wel zijn er meer<br />

episodes van bloedverlies.<br />

- In een RCT werden 113 vrouwen bij wie tamoxifen zou gestart worden,<br />

gerandomiseerd tussen een LNG-IUS versus nihil (Chan 2007) (10). Voor<br />

de aanvang van tamoxifen werd een ambulante hysteroscopie en een<br />

biopsie verricht en dit werd herhaald na 12 maanden. In de groep met<br />

het LNG-IUS werd significant minder poliepvorming gezien: 1,8 vs 15,5%<br />

(p < 0,05). De mate van voortzetting in de LNG-IUS-groep was 95% na<br />

Tabel 4: Menstruatiepatroon van de twee groepen, na 6 en 12 maanden.<br />

Controle (n = 58) Behandeling (n = 55) p-waarde<br />

n (%) n (%)<br />

Menstruatiepatroon na 6 maanden follow-up<br />

Amenorroe 46 (79,3) 18 (32,7) < 0,001<br />

Menstruatiecyclus tussen 30 en 60 dagen 6 (10,3) 8 (14,5) 0,50<br />

Menstruatiecyclus tussen 60 en 180 dagen 5 (8,6) 9 (16,4) 0,21<br />

Abnormale vaginale spotting 1 (1,7) 20 (36,4) < 0,001<br />

Menstruatiepatroon na 12 maanden follow-up<br />

Amenorroe 49 (84,5) 43 (78,2) 0,39<br />

Menstruatiecyclus tussen 30 en 60 dagen 5 (8,6) 4 (7,3) 0,79<br />

Menstruatiecyclus tussen 60 en 180 dagen 3 (5,2) 2 (3,6) 1,00<br />

Abnormale vaginale spotting 1 (1,7) 6 (10,9) 0,06


één jaar. Er was minder amenorroe en meer spotting in de LNG-IUSgroep,<br />

dit was significant na 6 maanden maar niet meer na 12 maanden<br />

(Tabel 4).<br />

Borstkanker<br />

Backman et al. publiceerden in 2005 de resultaten van hun cohortestudie<br />

waarbij op basis van het Fins bevolkingsregister vragenlijsten werden<br />

verstuurd naar 17.360 vrouwen met een LNG-IUS (11). Hieruit bleek geen verhoogde<br />

noch verlaagde incidentie van borstkanker bij LNG-IUS-gebruiksters.<br />

De incidentie per 100.000 vrouwenjaren verschilt naargelang van de leeftijdscategorie.<br />

27,2 vs 25,5 30-34 jaar<br />

74,0 vs 49,2 35-39 jaar<br />

120,3 vs 122,4 40-44 jaar<br />

203,6 vs 232,5 45-49 jaar<br />

258,5 vs 272,6 50-54 jaar<br />

Conclusie<br />

De efficiëntie van het LNG-IUS voor de behandeling van menorragie en ter<br />

preventie van endometriumhyperplasie bij het gebruik van oestrogenen en<br />

tamoxifen staat inmiddels buiten kijf (allen graad van aanbeveling A). Ook<br />

57<br />

GUNAIKEIA - Speciaal nummer<br />

wat betreft het gebruik bij een uterus myomatosus zijn er inmiddels redelijk<br />

wat argumenten pro LNG-IUS en bovendien zijn er de voorbije jaren ook<br />

aanwijzingen dat het LNG-IUS met succes kan worden gebruikt bij vrouwen<br />

met adenomyosis (beide graad van aanbeveling B). De voorbije jaren zijn er<br />

daarentegen niet meer overtuigende argumenten gevonden ten gunste van<br />

het gebruik van het LNG-IUS bij endometriosis en ook ter behandeling van<br />

endometriumhyperplasie is de efficiëntie van het LNG-IUS nog onvoldoende<br />

bewezen (graad van aanbeveling C). Het gebruik van het LNG-IUS is wellicht<br />

niet geassocieerd met een hoger risico op borstkanker, alhoewel daar voorlopig<br />

nog maar één cohortestudie over is verricht.<br />

Referenties<br />

1. Varma R, Sinha D and Gupta JK. Non-contraceptive uses of levonorgestrel-releasing hormone system (LNG-<br />

IUS)-A systematic enquiry and overview. Eur J Obstet Gynecol Reprod Biol 2006;125:9-28.<br />

2. Chrisman C, Ribeiro P and Dalton VK. The levonorgestrel-releasing intrauterine system: an updated review of<br />

the contraceptive and non-contraceptive uses. Clin Obstet Gynecol 2007;50:886-97.<br />

3. Schaedel ZE, Dolan G and Powell MC. The use of the levonorgestrel-releasing intrauterine system in the<br />

management of menorrhagia in women with hemostatic disorders. AJOG 2005;193:1361-3.<br />

4. Hurskainen R, Teperi J, Rissanen P et al. Clinical outcomes and costs with the levonorgestrel-releasing intrauterine<br />

system or hysterectomy for treatment of menorrhagia. JAMA 2004;291:1456-63.<br />

5. Grigorieva V, Chen-Mok M, Tarasova M and Mikhailov A. Use of a levonorgestrel-releasing intrauterine<br />

system to treat bleeding related to uterine leiomyomas. Fertil Steril 2003;79:1194-8.<br />

6. Vercellini P, Frontino G, De Giorgi O et al. Comparison of a levonorgestrel-releasing intrauterine device<br />

versus expectant management after conservative surgery for symptomatic endometriosis: a pilot study.<br />

Fertil Steril 2003;80:305-9.<br />

7. Bragheto AM, Caserta N, Bahamondes L and Petta CA. Effectiveness of the levonorgestrel-releasing<br />

intrauterine system in the treatment of adenomyosis diagnosed and monitored by magnetic resonance<br />

imaging. Contraception 2007;76:195-9.<br />

8. Vereide AB, Arnes M, Straume B et al. Nuclear morphometric changes and therapy monitoring in patients<br />

with endometrial hyperplasia: a study comparing effects of intrauterine levonorgestrel and systemic<br />

medroxyprogesterone. Gynecol Oncol 2003;91:526-33.<br />

9. Boon J, Scholten PC, Oldenhave A and Heintz PM. Continuous intrauterine compared with cyclic oral<br />

progestin administration in perimenopausal HRT. Maturitas 2003;46:69-77.<br />

10. Chan SSC, Tam WH, Yeo W et al. A randomised controlled trial of prophylactic levonorgestrel intrauterine<br />

system in tamoxifen-treated women. BJOG 2007;114:1510-5.<br />

11. Backman T, Rauramo I, Jaakkola K et al. Use of levonorgestrel-releasing intrauterine system and breast<br />

cancer. Obstet Gynecol 2005;106:813-7.


G1096N_2008<br />

Willy Poppe<br />

Hoewel de heelkundige sterilisatie van de vrouw een betrouwbare en<br />

veilige vorm van definitieve anticonceptie is, kiezen minder koppels na een<br />

vervulde zwangerschapswens voor een sterilisatie. Dit heeft waarschijnlijk<br />

te maken met het uitgebreide spectrum van tijdelijke anticonceptieve<br />

middelen, zowel hormonale als niet-hormonale. Door de komst van<br />

het levonorgestrel-intra-uteriene systeem (LNG-IUS) en zijn gewenste<br />

niet-anticonceptieve eigenschappen, vooral de reductie van de duur en<br />

de hoeveelheid van het uteriene bloedverlies, en de uitbreiding van het<br />

arsenaal koperhoudende intra-uteriene devices, verkiest een aanzienlijk<br />

aantal vrouwen deze anticonceptiva ter vervanging van meestal de<br />

combinatiepil of condomen. Anderzijds mag niet vergeten worden dat de<br />

vrouw door de keuze voor een sterilisatie ook vrijgesteld wordt van een<br />

reeks kosten, nadelen en neveneffecten van deze tijdelijke anticonceptiva.<br />

De meeste zijn banaal en tijdelijk, maar andere neveneffecten zijn niet<br />

onschuldig, zoals het verhoogde risico op trombo-embolische ziekte<br />

door het gebruik van de combinatiepil. Het mogelijke langetermijneffect<br />

van hormonale anticonceptiemethoden, zoals de combinatiepil en<br />

het LNG-IUS, op het borstkankerrisico blijft zowel voor vrouwen als<br />

artsen een reden tot bezorgdheid en twijfel. Een sterilisatie heeft geen<br />

langetermijngevolgen, maar biedt ook geen gynaecologische voordelen.<br />

Zorgvuldige counseling blijft aangewezen om een spijtreactie en de<br />

vraag naar een nieuwe zwangerschap na een sterilisatie te voorkomen.<br />

Nochtans zijn niet alle situaties te voorzien. Een relatiewissel blijft immers<br />

een frequente reden om een sterilisatie ongedaan te maken. Vooral bij<br />

jonge koppels, of kort na een al dan niet voldragen zwangerschap of een<br />

acute verwikkeling van een zwangerschap, moet op de vraag naar een<br />

sterilisatie met de nodige voorzorg geantwoord worden.<br />

De laparoscopische ring- en clipmethoden dragen de voorkeur weg. Zij<br />

zijn gemakkelijk in gebruik, hebben een laag falingsrisico, en vernietigen<br />

slechts een klein gedeelte van de tuba.<br />

De nieuwe hysteroscopische sterilisatie, de Essure-methode, biedt het<br />

voordeel een sterilisatie zonder verdoving of laparoscopie te verrichten,<br />

zelfs als een ambulante procedure in de consultatieruimte. Het is hoog tijd<br />

dat ons land zorgt voor een terugbetaling van de kosten van het materiaal<br />

zodat deze praktische methode van sterilisatie het klassieke aanbod kan<br />

verruimen.<br />

Inleiding<br />

De heelkundige sterilisatie van de vrouw is wereldwijd de meest frequent<br />

toegepaste methode van anticonceptie (1). Volgens de studiedienst van de<br />

Vlaamse regering voor vrijwillige sterilisatie in Vlaanderen is het een zeer<br />

Status presens van<br />

de tubaire sterilisatie<br />

Willy A. J. Poppe<br />

Dienst Gynaecologie-Verloskunde, UZ Leuven, KUL<br />

Ke y w o r d s: f e m a l e sterilization – t u b a l ligation<br />

58<br />

GUNAIKEIA - Speciaal nummer<br />

vaak toegepaste techniek (2). Volgens het NEGO V-vervolgonderzoek bleek<br />

dat in 1996 veertig procent van de 40 tot 44-jarige vrouwen gesteriliseerd<br />

waren of een partner hadden die een vrijwillige sterilisatie hadden ondergaan.<br />

Negen procent van hen onderging een sterilisatie om medische redenen.<br />

Volgens cijfers van het Riziv werden 4.549 laparoscopische sterilisaties<br />

uitgevoerd in 1999, naast 947 tubaire ligaties tijdens een laparotomie en 775<br />

vasoligaties. De aantallen zijn daarna verminderd. In 2007 waren er nog 1.395<br />

laparoscopische sterilisaties, 782 sterilisaties via laparotomie en 401 vasoligaties.<br />

In Wallonië worden meer sterilisaties uitgevoerd dan in Vlaanderen.<br />

In andere Europese landen zoals in Groot-Brittannië wordt ook een daling<br />

waargenomen, van 48.203 in 1998/1999 naar 20.013 in 2004/2005 (3). Er<br />

zijn daarenboven grote verschillen tussen de landen. In Frankrijk wordt een<br />

sterilisatie relatief zelden uitgevoerd. Volgens cijfers van de Verenigde Naties<br />

van 2001 ging het in 1994 om acht procent van de koppels in de reproductieve<br />

leeftijdsgroep, 5,7% van de 35 tot 39-jarigen en 16,3% van de 40<br />

tot 44-jarigen (4). Voor Italië wordt vermeld dat 5,9% van de koppels voor<br />

een sterilisatie koos. Voor andere landen worden percentages van maximaal<br />

45,5% (vrouwen) en 18% (mannen) vermeld.<br />

De heelkundige sterilisatie wordt beschouwd als een permanente, veilige en<br />

betrouwbare methode van anticonceptie. Anderzijds zijn de uitbreiding van<br />

tijdelijke anticonceptieve middelen en de eigenschappen van deze methoden<br />

meer dan vroeger een reden om niet voor een sterilisatie te kiezen. In deze<br />

tekst wordt ingegaan op de praktische aspecten van de sterilisatie, nieuwe<br />

technieken, en de noodzakelijke counseling.<br />

Technieken<br />

We onderscheiden verschillende toegangswegen tot de eileiders en verschillende<br />

methoden om de doorgang van de eileiders te blokkeren.<br />

Anderzijds worden ook cijfers over efficiëntie, neveneffecten en complicaties<br />

gegeven. Als bronnen werden de recentste systematische reviews van de<br />

Cochrane Collaboration geraadpleegd (5, 6).<br />

Toegangswegen<br />

De eileiders kunnen bereikt worden via minilaparotomie, laparoscopie, colpotomie<br />

of culdoscopie of hysteroscopie. De meest gangbare methode in<br />

ontwikkelde landen is de laparoscopie, terwijl in ontwikkelingslanden minilaparotomie<br />

en colpotomie gebruikelijk zijn.<br />

De hysteroscopische toegang is sinds de jaren 80 ontwikkeld, maar recent<br />

is de hysteroscopische sterilisatie door de ontwikkeling van nieuwe tubaire<br />

stents stilaan in opmars.


Methoden<br />

De doorgankelijkheid van de eileiders kan tenietgedaan worden door een ligatuur,<br />

transsectie, uni- of bipolaire elektrocoagulatie en het plaatsen van<br />

clips of ringen.<br />

In de klassieke handboeken zijn verschillende operatietechnieken van sectie<br />

en ligatuur van de eileiders beschreven door Pomeroy, Uchida, Irving en<br />

Parkland. Daarnaast zijn er ook de technieken van salpingectomie en fimbriectomie<br />

(Aldrich, Kroener en Madlener). Door het veelvuldige gebruik van<br />

de laparoscopie zijn zij nog zelden toegepast, en zelfs tijdens een minilaparotomie<br />

is het gebruik van clips (Filshie, Figuur 1; Hulka-Clemens) of ringen<br />

nog eenvoudiger.<br />

Voor deze operatieve technieken is meestal een algemene anesthesie noodzakelijk,<br />

hoewel voor de laparoscopische plaatsing een lokale anesthesie kan<br />

volstaan.<br />

De transcervicale sterilisatie kan op verschillende manieren uitgevoerd worden.<br />

De eerste technieken maakten gebruik van chemische substanties die<br />

blind in de baarmoederholte ingebracht werden. Met de komst van de hysteroscopie<br />

werd het mogelijk om met elektrocoagulatie of chemische stoffen<br />

gericht een permanente occlusie van de tubae te bekomen. Men maakte ook<br />

gebruik van siliconen en polyethyleen plugs. Met de verbetering van de hysteroscopen<br />

en de hulpinstrumenten werden recent nieuwe stents ontwikkeld.<br />

Tijdens een hysteroscopie kan een stent of microinsert (Essure van Conceptus,<br />

Inc., Mountain View, CA) (Figuren 2 en 3) in de opening van de eileider geplaatst<br />

worden. Die bestaat uit een metalen spiraal van 4cm-lengte met een<br />

nikkeltitanium legering en een centrale teflon draadstructuur. Binnen de drie<br />

maanden na inbrenging van de stent treedt een volledige obliteratie van het<br />

tubaire lumen door fibrose op. Deze hysteroscopische sterilisatie kan zonder<br />

enige vorm van anesthesie uitgevoerd worden, maar men kan ook lokale verdoving<br />

(paracervicaal of intra-uterien) met of zonder intraveneuze sedatie<br />

aanwenden.<br />

Na de plaatsing van de Essure-stents wordt aanbevolen om een bijkomende<br />

methode van anticonceptie toe te passen tot drie maanden na inbrenging<br />

van de stents waarna een controle van de positie van de stents met RX of<br />

echografie uitgevoerd wordt. Voor de correcte plaatsing van de stents zijn<br />

59<br />

GUNAIKEIA - Speciaal nummer<br />

zeker opleiding en training noodzakelijk en is voorafgaand voldoende expertise<br />

in hysteroscopische technieken vereist. In België is de afwezigheid van<br />

elke vorm van terugbetaling van de dure Essure-stents (meer dan 1.000 euro<br />

exclusief BTW voor een paar) een zeer grote hinderpaal om deze methode<br />

op grote schaal toe te passen. Zelfs voor speciale gevallen werd noch bij het<br />

Riziv, noch bij de mutualiteiten na specifieke vraagstelling een terugbetaling<br />

bekomen.<br />

Andere intra-uteriene procedures zijn de Quinacrine-sterilisatie (een scleroserend<br />

pellet met 252mg die in de baarmoederholte geplaatst wordt, meestal<br />

twee met een interval van een maand), die vooral in ontwikkelingslanden<br />

gebruikt wordt omwille van zijn lage kost, goede efficiëntie en veiligheid,<br />

Figuur 1: Filshieclip op het isthmische deel van de tuba. Figuur 2: Essure-stent of microinsert.<br />

en de Adiana-methode (Cytec, Malborough, MA, VS) die een gecontroleerde<br />

thermische coagulatie van de endosalpinx combineert met de insertie van een<br />

biocompatixbele matrix in het tubaire lumen tijdens een hysteroscopie.<br />

Efficiëntie<br />

De werkzaamheid wordt gemeten volgens het aantal zwangerschappen dat<br />

ontstaat na de ingreep. Het kan gaan om een onopgemerkte zwangerschap<br />

ten tijde van de sterilisatie of gelijk welke zwangerschap die optreedt na de<br />

sterilisatie door fistulisatie of onvolledige occlusie, ook elke ectopische zwangerschap.<br />

Het risico op een ectopische zwangerschap bedraagt één op de drie<br />

wanneer een zwangerschap optreedt na een sterilisatie.<br />

In de Cochrane Collaboration reviews worden de verschillende methoden<br />

meta-analytisch met elkaar vergeleken. Het falingsrisico van de verschillende<br />

methoden van sterilisatie is laag, maar nooit 0%, meestal tussen 0 en 2% en


onafhankelijk van het moment van sterilisatie (postpartum of intervalprocedure).<br />

Daarenboven zijn er geen significante verschillen volgens de methode.<br />

De ervaring van de operator met de techniek is wel belangrijk. Artsen in opleiding<br />

hebben een hoger risico op faling dan geoefende specialisten (2,64%<br />

voor de ring-, 4,54% voor de clipmethode bij artsen in opleiding versus respectievelijk<br />

1,47% en 1,34% bij specialisten).<br />

Zwangerschappen kunnen relatief laattijdig optreden. Dit komt vooral tot<br />

uiting in niet-vergelijkende studies. Het falingsrisico vijf tot tien jaar na een<br />

partiële salpingectomie postpartum is 1,2 per duizend procedures tegenover<br />

8,3 per duizend na een bipolaire coagulatie, vooral bij jongere vrouwen tussen<br />

18 en 27 jaar. Van de vergelijkende studies zijn geen langetermijngegevens<br />

beschikbaar.<br />

Figuur 3: Procedure van Essure-sterilisatie.<br />

Voor de hysteroscopische Essure-techniek zijn relatief hoge percentages<br />

van geslaagde procedures (beide stents succesvol geplaatst) gepubliceerd.<br />

In totaal lukte de plaatsing bij 627 op 745 vrouwen (84%). Van deze 627<br />

vrouwen werd bij 603 vrouwen (96%) drie maanden later met RX-hysterosalpingografie<br />

een bilaterale occlusie gedocumenteerd. Er werden ook geen<br />

zwangerschappen gerapporteerd in deze reeksen (7). Er werden wel 37 zwangerschappen<br />

na Essure-sterilisatie gerapporteerd in een andere publicatie (8).<br />

Oorzaken waren een slechte interpretatie van de controle-RX drie maanden<br />

na de procedure, een zwangerschap op het ogenblik van de procedure, onvol-<br />

60<br />

GUNAIKEIA - Speciaal nummer<br />

doende of geen anticonceptie tijdens de eerst drie maanden na de plaatsing<br />

en de postoperatieve migratie of expulsie van de stent.<br />

De Quinacrine-methode werd nooit beoordeeld door de Amerikaanse Food<br />

and Drug Administration (FDA), maar het falingsrisico wordt op 1-2%<br />

geschat. De ruime klinische ervaring met Quinacrine gaat tot dertig jaar terug.<br />

De techniek is tijdens de laatste jaren nog aangepast door de rechtstreekse<br />

hysteroscopische inbreng van Quinacrine in de tubaire ostia.<br />

Over de microlaparoscopische sterilisatie en de fimbriectomie ontbreken<br />

grote reeksen en vergelijkend onderzoek.<br />

Veiligheid en complicaties<br />

De Cochrane Collaboration reviews hebben de veiligheid van de verschillende<br />

transabdominale methoden met elkaar vergeleken op basis van een metaanalytische<br />

studie van de beschikbare literatuur (5, 6). Majeure morbiditeit<br />

was frequenter na een Pomeroy-procedure dan na elektrocoagulatie van de<br />

eileiders, hoewel een casus van verbranding van de dunne darm beschreven<br />

werd tijdens een procedure met unipolaire coagulatie. De morbiditeit<br />

van de Pomeroy-ingreep kan ook te wijten zijn aan de toegangsweg tot het<br />

abdomen, meestal een laparotomie, terwijl meestal een laparoscopie werd<br />

toegepast voor de elektrocoagulatie. De veiligheid van unipolaire en bipolaire<br />

coagulatie leek volgens de beschikbare literatuur niet te verschillen, hoewel<br />

brandwonden van omliggende organen toch een risico vormen dat inherent<br />

is aan deze techniek.<br />

Laparoscopische ingrepen veroorzaken minder mineure complicaties dan<br />

de minilaparotomie en hebben ook een kortere duur en veroorzaken minder<br />

postoperatieve pijn, terwijl er geen verschil is voor majeure complicaties. De<br />

minilaparotomie en de laparoscopie veroorzaken minder majeure en mineure<br />

complicaties dan de colpotomie, maar een colpotomie verloopt sneller en veroorzaakt<br />

minder postoperatieve pijn. In een relatief oude prospectieve multicentrische<br />

reeks van 5.027 laparoscopische ingrepen voor sterilisatie waren<br />

er 12 conversies naar laparotomie voor complicaties en 39 omwille van een<br />

mislukking van de techniek (9). Het risico was significant hoger in het geval<br />

van een voorgeschiedenis van abdominopelviene heelkunde.<br />

Bij de vergelijking tussen Filshie en Hulka-Clemens clips werden geen<br />

majeure complicaties beschreven. Er was een casus van volledige transsectie<br />

van de tuba bij de plaatsing van een Filshie clip, maar zonder noodzaak tot<br />

bij komende chirurgische interventie. Bij de vergelijking tussen de ring- en<br />

clipsterilisatie was er net meer mineure morbiditeit na een ringsterilisatie<br />

(odds ratio 2,15; 95% CI 1,22-3,78) en meer technische faling van de methode<br />

(odds ratio 3,87; 95% CI 1,9-7,89). Er waren geen verschillen in klachten<br />

achteraf of menstruele onregelmatigheid. Wanneer de ringsterilisatie vergeleken<br />

werd met de elektrocoagulatie waren er meer vrouwen in de ringgroep<br />

die achteraf buikpijn rapporteerden (odds ratio 3,28; 95% CI 2,31-4,66).<br />

Het risico op complicaties van laparoscopische sterilisatiemethoden werd ook<br />

bestudeerd in de Amerikaanse CREST-studie (10). Het algemene risico varieert<br />

tussen 0,9 en 1,6/100 procedures. De sterilisatie met clips resulteerde in het<br />

laagste complicatierisico, 0,47/100 procedures. Het risico is hoger bij obese<br />

vrouwen of bij een voorgeschiedenis van abdominale heelkunde.<br />

De transcervicale methoden werden niet beoordeeld door de Cochrane-<br />

studiegroep.<br />

De Essure-techniek werd vergeleken met een laparoscopische sterilisatie en<br />

hieruit bleek na hysteroscopische sterilisatie een kortere ziekenhuisverblijfsduur,<br />

minder pijn, een hogere tevredenheidsscore en minder neveneffecten<br />

(11). Recente publicaties wijzen er op dat de Essure-sterilisatie eenvoudig op


de raadpleging kan uitgevoerd worden (12). De voornaamste neveneffecten<br />

in een reeks van 227 Essure-sterilisaties zijn peroperatieve (67%) en postoperatieve<br />

lichte pijn tot maximaal twee weken (76%) en dysmenorroe bij 13%<br />

(maar spontaan verdwenen binnen de drie maanden) (13). In dezelfde reeks<br />

traden zes perforaties van het myometrium op waarvan drie met migratie van<br />

de stent. In een tweede reeks van 518 Essure-sterilisaties bleek 58% zonder<br />

probleem en 42% met enige problemen waarvan 56% opgelost werd voor<br />

het ontslag: baarmoederkrampen (30%), pijn (19%), misselijkheid (9%), drie<br />

gevallen met vasovagale reacties en twee met hypervolaemie door resorptie<br />

van de spoelvloeistof (14). Er waren verder 14 expulsies en 5 perforaties. Bij<br />

43 kon de sterilisatie niet uitgevoerd worden omdat een eileider niet kon<br />

gekanaliseerd worden.<br />

Nadelen en laattijdige effecten<br />

Zelfs na uitgebreide counseling gebeurt het dat sommige vrouwen achter af<br />

spijt hebben dat de ingreep gebeurd is. Deze spijtreactie is deels leeftijdsafhankelijk.<br />

Vooral vrouwen jonger dan dertig jaar hebben meer risico op<br />

spijt achteraf, tot tweemaal meer dan vrouwen ouder dan dertig (15). Deze<br />

jonge vrouwen vragen achteraf 3,5 tot 18 maal vaker informatie over een<br />

herstelingreep of in-vitrofertilisatie. Dat stemt tot nadenken wanneer blijkt<br />

dat de helft van alle Europese vrouwen die een sterilisatie ondergaan jonger<br />

zijn dan vijfendertig (16).<br />

Een sterilisatie wordt ook in verband gebracht met menstruele cyclusproblemen<br />

achteraf. Dit kan verklaard worden door het stopzetten van een<br />

voorafgaande tijdelijke anticonceptiemethode zoals de combinatiepil of een<br />

hormoonspiraal. Uit de Amerikaanse CREST-studie blijkt de cumulatieve incidentie<br />

van hysterectomie tot veertien jaar na een sterilisatie 17 procent te bedragen<br />

(17). Het zijn vooral vrouwen met endometriose, ouder dan dertig jaar<br />

en met klachten van aanslepende menstruaties ten tijde van de sterilisatie,<br />

die het grootste risico hebben om achteraf een hysterectomie te ondergaan.<br />

In cohortestudies uit Noord-Amerika en Denemarken werd na sterilisatie een<br />

licht verminderd risico op ovariumkanker gevonden, hoewel het verschil met<br />

de niet-gesteriliseerde cohortes niet altijd significant was (18, 19). Een Brits<br />

onderzoek dat een cohorte van 2.801 gesteriliseerde vrouwen vergelijkt met<br />

een gelijkaardige niet-gesteriliseerde cohorte, wijst er op dat een sterilisatie<br />

het risico op overlijden door gelijk welke oorzaak, ook kanker, niet verandert<br />

(20).<br />

Een sterilisatie heeft waarschijnlijk weinig of geen invloed op de vrouwelijke<br />

seksuele functie (21).<br />

Na een transcervicale sterilisatie met de Essure-techniek zijn gevallen<br />

beschreven van blijvende onderbuikpijn of intermenstruele bloedingen,<br />

die worden toegeschreven aan de aanwezigheid van de stents (22, 23).<br />

Na een hysteroscopische sterilisatie is een reanastomose of herstelingreep<br />

onmogelijk. Er werden wel succesvolle zwangerschappen na in-vitro fertilisatie<br />

gerapporteerd, maar het blijft onduidelijk wat het effect is van het intra-<br />

uteriene deel van de stent (24).<br />

Vraag naar een nieuwe zwangerschap<br />

Hoewel slechts een gedeelte van de vrouwen met een spijtreactie naar informatie<br />

of hulp vraagt om opnieuw zwanger te worden, gaat het toch om<br />

1-2% van de totale groep gesteriliseerde vrouwen (25). De belangrijkste<br />

risicofactoren voor een spijtreactie zijn een leeftijd jonger dan dertig jaar en<br />

een verandering van levenspartner, de dood van een kind, een lage socio-<br />

economische status en lager opleidingsniveau. Heelkundige herstelingrepen<br />

61<br />

GUNAIKEIA - Speciaal nummer<br />

of tubaire reanastomoses worden uitgevoerd langs laparotomie, minilaparotomie<br />

of laparoscopie. De succeskansen variëren tussen de 25 en 82% omdat<br />

de gepubliceerde data retrospectief verzameld werden uit verschillende populaties<br />

en na de meest uiteenlopende sterilisatietechnieken (25). De uitkomst<br />

van een herstelingreep is vooral afhankelijk van de leeftijd van de vrouw en de<br />

preoperatieve lengte van de eileiders (26). Anderzijds is de chirurgische expertise<br />

binnen een centrum tegenwoordig minder vanzelfsprekend dan vroeger<br />

omdat een niet gekend, maar waarschijnlijk aanzienlijk aantal koppels met<br />

zwangerschapswens, een niet-heelkundig alternatief wordt aangeboden.<br />

In-vitrofertilisatie is immers een alternatief voor een herstelingreep. De gerapporteerde<br />

cumulatieve ratio levendgeboren kinderen na ivf voor tubaire<br />

infertiliteit (algemeen, doch niet gespecifieerd voor poststerilisatie) is 55,8<br />

procent (27).<br />

Een retrospectieve vergelijkende (herstelingreep versus ivf) Belgische studie<br />

zag geen significant verschil tussen de cumulatieve ratio’s bevallingen tijdens<br />

een opvolgingsperiode van 72 maanden (59,5% na herstelingreep – 52,0%<br />

na ivf) (28). Er was wel een significant hogere kans na een herstelingreep<br />

bij vrouwen jonger dan 37 jaar (72,2% na herstelingreep – 52,4% na ivf). De<br />

kostprijs van ivf per bevalling was bij vrouwen jonger dan 37 jaar ook duidelijk<br />

hoger (11.707 euro) dan de kostprijs per bevalling na een herstelingreep<br />

(6.015 euro).<br />

Counseling<br />

Elk koppel met een vraag naar een sterilisatie heeft recht op voldoende en<br />

duidelijke informatie. Een sterilisatie moet voorgesteld worden als een permanente<br />

en in principe onomkeerbare vorm van anticonceptie. Daarenboven<br />

worden de mogelijke voordelen van de techniek en de voorziene procedure<br />

in detail overlopen, waarna de mogelijke nadelen en risico’s besproken worden.<br />

Deze informatie moet aangepast zijn aan het begripsvermogen van het<br />

koppel en er moet voldoende tijd zijn om alle vragen duidelijk te beantwoorden.<br />

Bij voorkeur wordt de informatie aan beide partners gegeven en ook<br />

onder schriftelijke vorm meegegeven, maar dit mag geen substituut zijn voor<br />

beperkte mondelinge communicatie.<br />

Daarnaast is het wenselijk ook de andere anticonceptieve alternatieven voor<br />

te stellen. Een Brits onderzoek stelt dat dit in de praktijk zeker niet altijd<br />

gebeurt. Van de vrouwen jonger dan 35 jaar op het ogenblik van de sterilisatie<br />

(50% van de gesteriliseerde studiegroep), werd slechts 55 procent geïnformeerd<br />

over alternatieve anticonceptieve methoden (16). Wanneer alternatieven<br />

worden aangeboden bij de counseling van sterilisatie (de meeste koppels<br />

gebruiken dan orale combinatiepillen of condomen), kiest 49% niet meer voor<br />

een sterilisatie, maar voor een langwerkende omkeerbare methode zoals een<br />

hormoonspiraal of een implant (29). Van deze groep komen slechts 5,8% van<br />

deze vrouwen en 9,5% van hun partners binnen de twee jaar terug met de<br />

vraag naar een sterilisatie. Vooral de gebruiksters van een hormoonspiraal<br />

(86%) blijven na twee jaar bij hun methode (30).<br />

Vanzelfsprekend moet voldoende tijd voorzien worden om hierover na te<br />

denken en een keuze te maken, terwijl voorlopig een veilige vorm van anticonceptie<br />

gebruikt wordt.<br />

Gezien het grotere risico op een spijtreactie steriliseert men best niet jonge<br />

vrouwen (jonger dan dertig jaar) of onmiddellijk na een zwangerschap (hetzij<br />

voldragen, hetzij na een miskraam) of op het ogenblik van een andere ingreep<br />

in de buikholte, tenzij het koppel te kennen geeft de beslissing tot sterilisatie<br />

na voldoende beraad en tijd unaniem en zonder twijfel te hebben genomen<br />

en niet gewonnen is voor enige andere vorm van tijdelijke anticonceptie.


Referenties<br />

1. Rioux JE, Daris M. Female sterilization: an update. Curr Opin Gynecol 2001;13:377-81.<br />

2. www.aps.vlaanderen.be/statistiek.htm<br />

3. Hospital Episode Statistics. http://www.dh.gov.uk/PublicationsAndStatistics/HospitalEpisodeStatistics/fs/en<br />

4. United Nations. Population Division. Department of Economic and Social Affairs. World Contraceptive use<br />

2001. http://www.un.org/esa/population/publications/contraceptive2001/contraception01htm<br />

5. Nardin JM, Kulier R, Boulvain M. Techniques for the interruption of tubal patency for female sterilization.<br />

The Cochrane Database of Systematic reviews 2008;Issue 2.<br />

6. Kulier R, Boulvain M, Walker D, De Candole G, Campana A. Minilaparotomy and endoscopic techniques for<br />

tubal sterilization. The Cochrane Database of Systematic Reviews 2008;Issue 2.<br />

7. Abbott J. Transcervical sterilisation. Curr Opin Obstet Gynecol 2007;19(4):325-30.<br />

8. Kerin JF. Pregnancies in women who have undergone the Essure hysteroscopic sterilization procedure: a<br />

summary of 37 cases. J Minim Invasive Gynecol 2005;12(Suppl):528.<br />

9. Franks AL, Hendrick JS, Peterson HB. Unintended laparotomy associated with laparoscopic tubal sterilization.<br />

Am J Obstet Gynecol 1987;157:1102-5.<br />

10. Costello C, Peterson HB. Complications of interval laparoscopic tubal sterilization: findings from the United<br />

States Collaborative Review of Sterilization. Obstet Gynecol 2000;96:997-1002.<br />

11. Duffy S, Marsh F, Rogerson L et al. Female sterilization: a cohort controlled compared study of Essure versus<br />

laparoscopic sterilization. BJOG 2005;112:1522-8.<br />

12. Nichols M, Carter JF, Fylstra DL et al. Essure System US. Post-Approval Study Group. A comparative study of<br />

hysteroscopic sterilization performed in-office versus a hospital operating room. J Minim Invasive Gynecol<br />

2006;13:447-50.<br />

13. Kerin JF, Cooper JM, Price T, van Herendael BJ, Cayela-Font E, Cher D et al. Hysteroscopic sterilization using a<br />

micro-insert device: results of a multicentre Phase II study. Hum Reprod 2003;18:1223-30.<br />

14. Cooper JM, Carignan CS, Cher D, Kerin JF. Microinsert nonincisional hysteroscopic sterilization. Obstet<br />

Gynecol 2003;102:59-67.<br />

15. Curtis KM, Mohllajee AP, Peterson HB. Regret following sterilization at a young age: a systematic review.<br />

Contraception 2006;73:205-10.<br />

Agenda<br />

GA1310N+F_2008<br />

62<br />

GUNAIKEIA - Speciaal nummer<br />

16. Skouby S. Contraceptive use and behavior in the 21st century: a comprehensive study across five European<br />

countries. Eur J Contracept Reprod Health Care 2004;9:57-68.<br />

17. Hillis SD, Marchbanks PA, Tylor LR, Peterson HB. Tubal sterilization and long-term risk of hysterectomy:<br />

findings from the United States Collaborative Review of Sterilization Working Group. Obstet Gynecol<br />

1997;89:609-14.<br />

18. Miracle-Mc Mahill HL, Calle EE, Kosinski AS et al. Tubal ligation and fatal ovarian cancer in a large<br />

prospective cohort study. Am J Epidemiol 1997;145:349-57.<br />

19. Kjaer SK, Mellernkjaer L, Brinton LA, Johansen C, Gridley G, Olsen JH. Tubal sterilization and risk of<br />

endometrial and cervical cancer: a Danish population-based follow-up study of more than 65000 sterilized<br />

women. Int J Epidemiol 2004;33:596-602.<br />

20. Iversen L, Hannaford PC, Elliott AM. Tubal sterilization, cell-cause death, and cancer among women in the<br />

United Kingdom: evidence from the Royal College of General Practitioners’ Oral Contraception Study. Am J<br />

Obstet Gynecol 2007;196:447.21-447.8.<br />

21. Peterson HB. Sterilization. Obstet Gynecol 2008;111:189-203.<br />

22. Syed R, Levy J, Childers ME. Pain associated with hysteroscopic sterilization. JSLS 2007;11:63-5.<br />

23. Booker CJ, Yarwood RL, Dodson WC. Dislodged Essure microinsert. Fertil Steril 2008;89:964-5.<br />

24. Rosenfield R, Stones R, Coates A, Matteri R, Hesla J. Proximal occlusion of hydrosalpinx by hysteroscopic<br />

placement of microinsert before in vitro fertilization-embryo transfer. Fertil Steril 2005;83:1547 e11-1547<br />

e4.<br />

25. Van Voorhis BJ. Comparison of tubal ligation reversal procedures. Clin Obstet Gynecol 2000;43:641-9.<br />

26. Rouzi AA, Mackinnon M, Mc Comb PF. Predictors of success of reversal of sterilization. Fertil Steril<br />

1995;64:29-36.<br />

27. Witsenburg C, Dieben S, Van der Westerlaken L et al. Cumulative live birth rates in cohorts of patients<br />

treated with in vitro fertilization or intracytoplasmic sperm injection. Fertil Steril 2005;84:99-107.<br />

28. Boeckxstaens A, Devroey P, Collius J, Tournaye H. Getting pregnant after tubal sterilization: surgical reversal<br />

of IVF? Hum Reprod 2007;22:2660-4.<br />

29. Mattinson A, Mansour D. Female sterilization: is it what women really want? J Fam Plann Reprod Health<br />

Care 2003;29:136-9.<br />

30. Mattinson A, Mansour D. Female sterilization: is it what women really want or are alternative contraceptive<br />

methods acceptable? J Fam Plann Reprod Health Care 2006;32:181-3.<br />

Belgian Breast Meeting 2008<br />

Brussels, 03/10/2008 - 04/10/2008<br />

Info & registration: www.belgianbreastmeeting.be


G1094N_2008 Anticonceptie:<br />

vooruitzichten anno 2008<br />

Jean-Jacques Amy<br />

Emeritus hoogleraar aan de VUB, Brussel<br />

Hoofdredacteur van het European Journal of Contraception and Reproductive Health Care<br />

Ke y w o r d s: C o n t r a C e p t i o n – i m m u n oC o n t r a C e p t i o n – o e s t r o g e n – p r o g e s t i n –<br />

seleCtive p r o g e s t e r o n e reCeptor m o d u l ato r – sterilization<br />

De farmaceutische industrie toont weinig belangstelling voor onderzoek<br />

naar anticonceptiva. Nochtans heeft het werk van andere onderzoekers<br />

veelbelovende resultaten opgeleverd. In sommige toepassingen zijn<br />

natuurlijke oestrogenen zoals estradiol en estetrol geroepen om de plaats<br />

in te nemen van ethinylestradiol, dat te veel bijwerkingen veroorzaakt.<br />

We zullen niet alleen progestagenen gebruiken die doelgerichter en<br />

meer zoals progesteron werken, maar ook, met diverse bedoelingen,<br />

specifieke modulatoren van de progesteronreceptor. Op langere termijn<br />

worden fascinerende perspectieven geopend door de selectieve blokkering<br />

van de expressie van genen die betrokken zijn bij de gametogenese, de<br />

follikelruptuur, de vorming van het gele lichaam, de beweeglijkheid van de<br />

spermatozoïden of hun vermogen om te versmelten met een eicel.<br />

Inleiding<br />

De farmaceutische bedrijven zijn lang gestopt met de ontwikkeling van nieuwe<br />

anticonceptiva. Aan deze onderbreking kwam nog maar pas een einde.<br />

De farmaceutische industrie wordt geconfronteerd met aanzienlijke investeringskosten<br />

bij de lancering van een nieuw product. Ze vond dat de markt in<br />

de geïndustrialiseerde landen verzadigd was en dat die in de ontwikkelingslanden<br />

niet rendabel was. Bovendien maakt ze zich terecht zorgen over het<br />

risico op rechtszaken als gevolg van complicaties door deze producten die<br />

preventief worden gebruikt door mensen die vermoedelijk gezond zijn. Tot<br />

slot leggen de reglementeringsagentschappen strengere normen op voor de<br />

anticonceptiva dan voor andere producten die onder hun bevoegdheid vallen.<br />

Alleen de niet-commerciële onderzoeksgroepen hebben hun onderzoek<br />

voortgezet om nieuwe producten te ontwikkelen en verschillende benaderingen<br />

te evalueren (1, 2). Dankzij deze inspanningen krijgt het domein een<br />

nieuw elan en ontstaan interessantere toekomstmogelijkheden. Enkele daarvan<br />

worden hier besproken.<br />

Orale anticonceptiva<br />

Steeds vaker wordt betwijfeld of een dervingsbloeding om de vier weken noodzakelijk<br />

is. Vrouwen kunnen ongetwijfeld monofasische gecombineerde orale<br />

anticonceptiva (COC) lange tijd ononderbroken gebruiken. De menstruatie<br />

wordt volledig onderdrukt door het “continue” schema, dat de bijwerkingen<br />

elimineert (hoofdpijn, dysmenorroe, stemmingsschommelingen) die gepaard<br />

gaan met de hormonale derving als gevolg van de cyclische onderbreking van<br />

de inname van het COC. Bij de behandeling van menorragie, endometriose en<br />

63<br />

GUNAIKEIA - Speciaal nummer<br />

Jean-Jacques Amy<br />

het premenstruele syndroom kan ditzelfde schema in overweging worden genomen.<br />

Waarschijnlijk versterkt een langdurige inname de gunstige effecten<br />

van de pil op reumatoïde artritis en goedaardige borstaandoeningen en haar<br />

preventieve werking op ovariumcysten (3). Bij een continu schema treden<br />

echter vaker onregelmatige bloedingen op. Aan gebruiksters kan worden aanbevolen<br />

om in geval van metrorragie vijf dagen geen pil te nemen zodat een<br />

dervingsbloeding kan optreden. Daarna wordt de behandeling hernomen.<br />

Het ‘uitgebreide’ schema doet de menstruatie niet verdwijnen, maar vermindert<br />

het aantal bloedingsdagen per jaar. Daarbij wordt het COC bewust 84<br />

dagen na elkaar ingenomen. Daarna wordt de inname gedurende 7 dagen<br />

onderbroken. De vrouw heeft bijgevolg maar vier dervingsbloedingen per jaar.<br />

Een dergelijk monofasich COC (30µg ethinylestradiol [EE] + 150µg levonorgestrel<br />

[LNG]) is in de Verenigde Staten al op de markt gebracht onder de naam<br />

Seasonale ® (4). We hoeven niet te wachten tot het middel in België wordt<br />

gelanceerd: vrouwen die zich aangetrokken voelen door het vooruitzicht om<br />

minder vaak te bloeden, hoeven enkel vier strips van één van de pillen met<br />

een identieke samenstelling in te nemen (Microgynon-30 ® , Stediril-30 ® ). Die<br />

zijn al 30 jaar verkrijgbaar op de Belgische markt. De inname van de pil gedurende<br />

lange tijd verbetert de anticonceptieve bescherming niet (4) voor vrouwen<br />

die problemen hebben met een correct gebruik. Dat is verrassend, want<br />

we mochten ervan uitgaan dat een vergetelheid, zelfs verschillende dagen<br />

na elkaar, geen gevolgen zou hebben. Een ander nadeel van de continue en<br />

uitgebreide schema’s is de toediening van een grotere hoeveelheid werkzame<br />

stoffen in vergelijking met een cyclische inname van het COC. Daarom moet<br />

bij deze vormen van orale anticonceptie de voorkeur worden gegeven aan<br />

laaggedoseerde pillen (20µg EE, bijvoorbeeld) (5).<br />

Het oestrogeen in de COC is al tientallen jaren hetzelfde: het gaat altijd<br />

om ethinylestradiol. Het metabolisme is gedeeltelijk vergelijkbaar met dat<br />

van de natuurlijke oestrogenen (sulfatering en hydroxylering, enterohepatische<br />

cyclus en urinaire excretie). Er is echter een verschil ten opzichte<br />

van 17β-estradiol (E 2 ): het bindt exclusief aan albumine en niet aan het geslachtshormoonbindende<br />

globuline (sex hormone binding globulin, SHBG) in<br />

het serum en wordt niet gemetaboliseerd naar estrone. Ongeacht of EE oraal<br />

of parenteraal wordt toegediend, stimuleert het op een uitgesproken manier<br />

de aanmaak van eiwitten door de lever. In eenzelfde dosis (in milligram) via<br />

orale weg stimuleert het de aanmaak van angiotensinogeen 500 keer en die<br />

van SHBG 600 keer intenser dan E 2 . Nogmaals, deze effecten staan los van<br />

de toedieningsweg en hangen dus niet af van een eerste passage door de<br />

lever. Oestroprogestatieve anticonceptie via een transdermale pleister heeft<br />

derhalve dezelfde effecten op het lipidenprofiel en de aanmaak van lever-


proteïnen als via orale weg. Bijgevolg heeft een pleister ook hetzelfde risico<br />

op trombo-embolische complicaties. De gebruiksbeperkingen voor de toediening<br />

via orale weg gelden bijgevolg ook voor de parenterale toediening (6, 7).<br />

Om de risico’s die eigen zijn aan dat synthetische oestrogeen te elimineren,<br />

wordt overwogen om het in de COC’s te vervangen door gemicroniseerd E 2 of<br />

E 2 -valeraat. Er moet echter een bijzonder hoge dosis E 2 worden toegediend<br />

en het E 2 moet met een krachtig progestageen worden gecombineerd om de<br />

ontwikkeling van de ovariële follikel te remmen. Bijgevolg kan voor een overbelasting<br />

van de lever worden gevreesd (5).<br />

Op dit moment wordt ook veel interesse getoond in estetrol (E 4 ), een steroïd<br />

dat door de lever van de menselijke foetus wordt aangemaakt. Dat oestrogeen<br />

wordt goed geabsorbeerd na toediening via orale weg. De halfwaardetijd is 28<br />

uur. Het oestrogeen oefent biologische effecten uit op de vaginale wand, de<br />

uterus (ook het endometrium) en de botstructuur. Het vermindert ook de incidentie<br />

van warmteopwellingen die kenmerkend zijn voor de menopauze. Het<br />

verwondert ons dat het E 4 zowel in vivo als in vitro een even antagonistische<br />

activiteit vertoont ten opzichte van het estradiol als tamoxifen. Wegens dat<br />

profiel wordt E 4 geklasseerd onder de selectieve oestrogeenreceptormodulatoren<br />

(SERM’s). Hoewel E 4 18 keer minder krachtig is dan EE, kan het via orale<br />

toediening de ovulatie bij ratten remmen. Bij vrouwen werd ook onderzocht<br />

of E 4 , alleen of in combinatie met een progestageen, de ovulatie kan onderdrukken.<br />

In vergelijking met EE veroorzaakt dit steroïd minder bijwerkingen,<br />

het induceert minder leverenzymen, heeft een kleiner cardiovasculair risico<br />

en een kleiner risico op cholelithiase, en het beschermt tegen borstkanker. In<br />

de nabije toekomst zou het EE in de pil wel eens voordelig vervangen kunnen<br />

worden door E 4 (8).<br />

Er zijn al nieuwe progestagenen beschikbaar. De synthetisch geproduceerde<br />

stoffen hebben een selectievere werking die beter vergelijkbaar is met die van<br />

het natuurlijke progesteron. Een aantal daarvan hebben geen affiniteit voor<br />

de androgeen- of oestrogeenreceptoren of voor de glucocorticoïdreceptoren.<br />

Sommige van deze producten hebben de structuur van steroïden. Andere zijn<br />

niet verwant aan deze familie, al hebben ze wel agonistische eigenschappen<br />

(7). Dienogest heeft anti-androgene eigenschappen en wordt goed verdragen.<br />

In combinatie met 30µg EE zorgt het voor een goede anticonceptieve<br />

bescherming. Trimegeston heeft een sterke affiniteit voor de progesteronreceptoren,<br />

een heel zwakke affiniteit voor de androgeenreceptoren en geen<br />

affiniteit voor de oestrogeenreceptoren (5).<br />

Tot slot wordt op het vlak van orale anticonceptie overwogen om over te<br />

schakelen op selectieve progesteronreceptormodulatoren (SPERM’s). Mifepriston,<br />

in een dosis van 2mg/d, stelt de ovulatie uit en interfereert met de<br />

rijping van het endometrium zonder invloed te hebben op de ontwikkeling<br />

van de follikel. We stellen vast dat deze effecten niet meer samen voorkomen<br />

als de dosis wordt verminderd tot 1mg/d. Daarom kan met deze klasse van<br />

verbindingen worden overwogen of het mogelijk is om een oraal anticonceptivum<br />

te ontwikkelen dat enkel tussenkomt op het niveau van het endometrium.<br />

Daarentegen verhindert een dosis mifepriston van meer dan 2mg/d<br />

een LH-piek en de ontwikkeling van follikels. Er moet echter worden benadrukt<br />

dat het langdurige gebruik van deze SPERM (in een dosis van 2-5mg/d<br />

of van 50mg/week), waarmee de menstruatie kan worden onderdrukt, een<br />

endometriumhyperplasie van een ander type veroorzaakt dan die na een<br />

langdurige blootstelling aan een uitsluitend oestrogene impregnatie. Dat zou<br />

de onschadelijkheid van de continue toedieningsschema’s van deze stoffen<br />

op losse schroeven kunnen zetten (9).<br />

64<br />

GUNAIKEIA - Speciaal nummer<br />

Noodanticonceptie<br />

LNG is voor deze toepassing alleen doeltreffend als het wordt toegediend<br />

vóór de ovulatie. De SPERM’s daarentegen blokkeren niet alleen de LH-piek,<br />

maar interfereren ook met de innesteling. Mifepriston, in een eenmalige<br />

dosis van 10mg per os, is heel doeltreffend als het binnen 120 uur na het<br />

onbeschermde geslachtsverkeer wordt ingenomen. Het vertraagt echter de<br />

volgende menstruatie vaker dan LNG. Een andere SPERM, VA 2914, is minstens<br />

even doeltreffend als het LNG en kan tot 96 uur na de coïtus worden<br />

toegediend. Bovendien zou het geen invloed hebben op de lengte van de<br />

cyclus (9).<br />

Vaginale ringen<br />

De gecombineerde ringen (oestrogeen en progestageen) verzekeren een goede<br />

cycluscontrole en maken de werkzame stoffen op een uniformere manier vrij<br />

dan de COC. In studies wordt aangetoond dat de ringen correcter worden gebruikt<br />

dan de COC (1). De gecombineerde vaginale ringen mogen vier weken<br />

na elkaar worden gebruikt om aldus dervingsbloedingen te vermijden (10).<br />

De Population Council heeft een nieuwe ring ontwikkeld voor gebruik in de<br />

ontwikkelingslanden. Hij geeft dagelijks 150µg van het progestageen Nestoron ®<br />

en 15µg EE af. Het betreffende progestageen is tien keer krachtiger dan LNG<br />

en honderd keer krachtiger dan progesteron. Het is niet werkzaam per os.<br />

Parenteraal toegediend bindt het zich bijna uitsluitend aan de progesteronreceptor<br />

en heeft het geen affiniteit voor andere steroïdreceptoren. Net als<br />

natuurlijk progesteron bindt Nestoron ® zich niet aan het SHBG en de vrije<br />

fractie is dus groter dan die van de progestagenen die zich aan dit dragereiwit<br />

binden (7). Nestoron ® werd bestemd voor talrijke toepassingen op het<br />

vlak van diffusiesystemen voor hormonen met een lange werkingsduur (5).<br />

Omdat de nieuwe ring een volledig jaar doeltreffend is, zal hij goedkoper zijn<br />

dan NuvaRing ® . Tijdens dat tijdsverloop wordt één en dezelfde ring gebruikt<br />

gedurende periodes van drie weken met een tussentijd van een week.<br />

Ook progestagene ringen met ofwel natuurlijk progesteron ofwel Nestoron ®<br />

zijn op de markt of worden ontwikkeld. Ze werken vooral in op de cervicale<br />

mucus, in mindere mate op de ovulatie en de rijping van het endometrium.<br />

Al deze ringen zijn in geval van continu gebruik gedurende maximaal een jaar<br />

voldoende doeltreffend bij vrouwen die borstvoeding geven. De progesteronring<br />

geeft per dag 10mg van het hormoon af en werkt gedurende drie maanden.<br />

De Nestoron ® -ringen geven dagelijks 50, 75 of 100µg van de werkzame<br />

stof af. Ze zijn vooral geschikt voor vrouwen die borstvoeding geven, omdat<br />

zuigelingen Nestoron ® in de moedermelk niet absorberen (1).<br />

De Population Council is volop bezig met de evaluatie van een vaginale ring<br />

die een SPERM afgeeft, het VA2914 (9).<br />

Anticonceptieve pleisters<br />

De pleister die op dit moment gecommercialiseerd wordt onder de merknaam<br />

Evra ® , geeft dagelijks 150µg van het progestageen norelgestromin af en<br />

20µg EE. Na drie opeenvolgende pleisters, elk gedurende een week, wordt het<br />

gebruik normaal een week onderbroken voordat de behandeling wordt hernomen.<br />

Met deze pleister worden een vergelijkbare doeltreffendheid en cycluscontrole<br />

verkregen als met correct gebruikte COC. Op dit moment wordt<br />

bestudeerd of de pleisters continu kunnen worden gebruikt om dervingsbloedingen<br />

te vermijden (1).


Anticonceptiva in sprays en in gels<br />

Nestoron ® , een geschikt middel tijdens de borstvoeding, kan via transdermale<br />

weg worden vrijgemaakt door een vooraf bepaalde dosis te verstuiven, of nog<br />

via een pleister of een gel. Het verstoven anticonceptivum wordt bijna onmiddellijk<br />

geabsorbeerd en dreigt bijgevolg niet te worden weggespoeld (1).<br />

Implantaten<br />

Het subcutane implantaat Norplant ® werd als eerste op grote schaal gebruikt.<br />

Onlangs werden twee implantaten ontwikkeld. De ene bevat LNG (Jadelle ® ),<br />

de andere etonogestrel (Implanon ® ). Ze zijn in heel wat landen beschikbaar.<br />

Het implantaat dat 150µg Nestoron ® per dag afgeeft, is gedurende twee jaar<br />

zeer doeltreffend met een veiligheidsmarge van zes maanden. Het is al op de<br />

markt in Brazilië (4). Net als andere galenische vormen van dat progestageen<br />

is het vooral bestemd voor vrouwen die borstvoeding geven. Bij vrouwen die<br />

geen borstvoeding geven, veroorzaakt het – net als de andere implantaten die<br />

enkel een progestageen afgeven – onregelmatige en langdurige bloedingen<br />

(11).<br />

Injecteerbare anticonceptiva<br />

Hoewel medroxyprogesteronacetaat in retardvorm (MPAR) heel doeltreffend<br />

is, wordt de behandeling vaak stopgezet. Het progestageen veroorzaakt<br />

immers onregelmatige bloedingen en de patiënten moeten regelmatig op<br />

consultatie komen voor de toediening ervan. Andere bijwerkingen zoals gewichtstoename<br />

en acne dragen bij tot de vroege stopzetting van de behandeling.<br />

De Amerikaanse Food and Drug Administration heeft in december 2004<br />

een nieuwe formule met een dosis van 104mg MPAR voor subcutane toediening<br />

goedgekeurd. Gebruiksters kunnen het product zelf toedienen (autoinjectie)<br />

of door een familielid laten toedienen zodat consultaties overbodig<br />

worden. Deze toedieningsvorm kan in bevredigende mate voort worden aangewend<br />

als een juiste selectie wordt gemaakt van de mogelijke gebruiksters,<br />

als de vrouwen wordt aangeleerd hoe ze het middel moeten gebruiken, als<br />

spuiten voor eenmalig gebruik worden gebruikt (Uniject ® ) met de suspensie<br />

van het steroïd en als vooraf kwaliteitsvolle informatie wordt gegeven over<br />

de wijzigingen in de vaginale bloedingen. Aangepaste studies moeten nog<br />

nagaan of deze bewering gegrond is (12).<br />

In tegenstelling tot MPAR worden de gecombineerde injecteerbare middelen<br />

eenmaal per maand intramusculair geïnjecteerd. Ze verstoren de periodiciteit<br />

van de vaginale bloedingen minder (4). Sommige zijn al meer dan<br />

twintig jaar verkrijgbaar in tal van landen. Andere, die onlangs pas werden<br />

ontwikkeld, geven medroxyprogesteronacetaat en estradiolcypionaat af of<br />

norethisteronenanthaat en estradiolvaleraat. Wegens hun onschadelijkheid<br />

en doeltreffendheid zullen ze waarschijnlijk op een nog veel grotere schaal in<br />

de Verenigde Staten en in sommige Latijns-Amerikaanse en Aziatische landen<br />

worden aangewend. In vergelijking met het MPAR hebben ze het grote voordeel<br />

dat de vruchtbaarheid snel (± 6 weken) terugkeert na stopzetting van de<br />

behandeling. Sommige gebruiksters kunnen echter problemen hebben met<br />

de frequentie van de injecties. Om de methode toegankelijker te maken kan<br />

worden overgeschakeld op auto-injecties met behulp van de wegwerpspuiten<br />

Uniject ® (1).<br />

65<br />

GUNAIKEIA - Speciaal nummer<br />

Intra-uteriene middelen<br />

Door het gebrek aan interesse van de farmaceutische bedrijven voor een methode<br />

die voor hen weinig lucratief is, zien we in sommige landen het aantal<br />

intra-uteriene middelen (IUD’s) met koper op de markt progressief dalen en<br />

het gebruikspercentage van deze anticonceptiva (5) gevoelig verminderen.<br />

Deze betreurenswaardige evolutie moet krachtig worden bestreden. Geen enkele<br />

anticonceptiemethode combineert inderdaad zo’n hoge doeltreffendheid<br />

met zo’n lage kostprijs.<br />

Op dit moment wordt een IUD met danazol en andere IUD’s die een SPERM<br />

afgeven, bestudeerd. Twee IUD’s met koper en met indometacine, een prostaglandinesyntheseremmer,<br />

die nuttig zouden kunnen zijn voor vrouwen met<br />

menorragie, worden klinisch onderzocht in China (5).<br />

Condooms voor mannen<br />

Nieuwe condooms voor mannen in polyurethaan of in styreenethyleenbutyleenstyreen<br />

(SEBS, Tactylon ® ) en zonder latex lijken de voorkeur weg te dragen<br />

van de gebruikers. Volgens sommigen ruiken ze minder sterk, passen ze beter<br />

en dragen ze beter de lichaamswarmte over dan condooms in latex. Bovendien<br />

veroorzaken ze geen allergische reacties en kunnen ze langer worden<br />

bewaard. Bovendien kunnen ze worden gebruikt met glijmiddelen op basis<br />

van olie, die condooms in latex dikwijls beschadigen. Met deze condooms in<br />

synthetisch materiaal komen scheuren of afglijden tijdens het geslachtsverkeer<br />

of de terugtrekking echter vaker voor (1, 4).<br />

Condooms voor vrouwen<br />

Het enige beschikbare condoom voor vrouwen is in polyurethaan en is te<br />

duur voor heel wat mogelijke gebruiksters. Andere condooms uit synthetische<br />

latex, die ook goedkoper zouden zijn, worden getest.<br />

Transcervicale sterilisatie bij vrouwen<br />

Deze benaderingsweg werd gebruikt om quinacrinekorreltjes in de baarmoederholte<br />

of microspiralen (Essure ® ) in het proximale deel van de eileiders in<br />

te brengen.<br />

Bij een sterilisatie met behulp van quinacrine veroorzaakt het antimalariamiddel<br />

littekenvorming dat de eileiders afsluit. De veiligheid van de methode<br />

moet beter worden bestudeerd. Ze veroorzaakt echter minder ernstige complicaties<br />

dan een heelkundige sterilisatie en lijkt in elk geval geen verhoogd<br />

risico op kanker in te houden.<br />

Het microspiraal Essure ® wordt ambulant onder lokale verdoving met behulp<br />

van een hysteroscoop ingebracht in de ostia van de eileiders. Rond het microspiraal<br />

wordt littekenweefsel gevormd dat het lumen van de eileiders afsluit.<br />

Met een hysterografie of echografie moet drie maanden na de ingreep worden<br />

nagegaan of het microspiraal juist geplaatst is.<br />

Bij een andere transcervicale sterilisatiemethode, Adiana ® genoemd, wordt<br />

onder controle van een hysteroscopie een katheter ingebracht in de eileiders.<br />

Er wordt een lagefrequentiestroom toegediend die een oppervlakkig letsel<br />

van de eileiderwand veroorzaakt. Vervolgens wordt een poreus implantaat,<br />

matrijs genoemd, in het behandelde segment ingebracht. Het naburige weefsel<br />

zal het bedekken en de eileiders volledig afsluiten (1).


Hormonale anticonceptie voor mannen<br />

De methode wil azoospermie induceren nadat de productie van het FSH werd<br />

onderdrukt. Daarvoor wordt een testosteronderivaat toegediend, of een progestageen<br />

in een hogere dosis dan diegene die gewoonlijk bij vrouwen wordt<br />

gebruikt, alleen of in combinatie. De ontwikkeling van deze methodes verloopt<br />

niet zonder problemen. De injecties moeten vaak worden toegediend.<br />

Er treden bijwerkingen op en de spermaproductie kan niet bij alle gebruikers<br />

op een uniforme manier worden onderdrukt. Heel wat auteurs, ook ondergetekende,<br />

zijn erg sceptisch over het zogenaamde veelbelovende karakter van<br />

de combinaties van een klassiek androgeen + progestageen. Hebben twee<br />

farmaceutische bedrijven niet onlangs een einde gemaakt aan hun onderzoek<br />

op dat domein? Misschien kan met selectieve androgeenreceptormodulatoren<br />

of androgenen met weefselspecificiteit de gonadotrofe activiteit worden<br />

onderdrukt, terwijl de seksuele functies en de normale spiermassa behouden<br />

blijven, de lipiden in het bloed niet worden aangetast en geen prostaathypertrofie<br />

wordt veroorzaakt (2).<br />

Vasectomie<br />

In een retrospectieve studie van goede kwaliteit, die nog maar pas werd gepubliceerd<br />

(13), werd aangetoond dat deze ingreep driemaal vaker mislukt sinds<br />

de overschakeling op polyglactinedraad (Vicryl ® ) om de vasa deferentia af te<br />

binden wegens het risico op besmetting met boviene spongiforme encefalitis<br />

door catgut. Bijgevolg is het nuttig om op een prospectieve gerandomiseerde<br />

manier de verschillende beschikbare hechtmaterialen te vergelijken om na te<br />

gaan welke niet interfereren met de afsluiting van de kanalen.<br />

Andere ontwikkelingen<br />

Lang vóór Niels Bohr, aan wie deze komische opmerking dikwijls werd toegeschreven,<br />

hebben generaties van humoristen bevestigd dat het moeilijk is<br />

om voorspellingen te doen, vooral over de toekomst. De toekomstige ontwikkelingen<br />

op ons domein ontsnappen niet aan die regel. Ik waag me dus met<br />

enige aarzeling op dat terrein.<br />

Met behulp van onderzoek zullen heel waarschijnlijk andere proteïnen, genen<br />

die de synthese controleren en doelwitten voor een heel specifieke anticonceptieve<br />

werking kunnen worden geïdentificeerd voor producten die daarna<br />

zullen worden ontwikkeld. Zo zouden we kunnen interfereren met de expressie<br />

van nieuw geïdentificeerde genen, die de cascade van evenementen reguleren<br />

die tot de ruptuur van de ovariële follikel en de vorming van het geel lichaam<br />

leiden (4). Bijgevolg zouden dikwijls nefaste effecten ter hoogte van andere<br />

systemen dan het reproductiesysteem kunnen worden vermeden (14).<br />

De combinatie van een hormonaal anticonceptivum en een antiretroviraal<br />

microbendodend middel wordt op dit moment bestudeerd. Daarmee zouden<br />

vrouwen zich tegelijkertijd kunnen beschermen tegen een bevruchting en tegen<br />

een hiv-besmetting (5).<br />

Sinds enige tijd worden immunologische anticonceptiemethodes voor<br />

mannen overwogen. De antilichamen tegen spermatozoïden, in de circulatie<br />

aanwezig na een vasectomie, veroorzaken alleen steriliteit. Het is bijgevolg<br />

mogelijk om een vaccin tegen spermatozoïden te ontwikkelen evenals immunologische<br />

benaderingen die zich op andere doelwitten richten zoals GnRH,<br />

de gonadotrofines en hun receptoren in de testikels, de proteïnen die specifiek<br />

betrokken zijn bij de rijping van de spermatozoïden, de beweeglijkheid van de<br />

66<br />

GUNAIKEIA - Speciaal nummer<br />

spermatozoïden of hun vermogen om samen te smelten met een eicel, en de<br />

proteïnen in de epididymis. Het voordeel van zo’n gerichte werking is natuurlijk<br />

dat een bevruchting wordt verhinderd en tegelijkertijd elke interferentie<br />

met de andere functies en organen wordt vermeden. Er wordt onderzoek gedaan<br />

om de geschikte hulpstoffen te identificeren en immunisatieprotocols<br />

op te stellen voor een constante immuunrespons, een duurzame neutralisering<br />

van de spermatozoïden of een voldoende afname van de vruchtbaarheid<br />

(2, 4, 5). Deze benadering om de vruchtbaarheid van mannen te controleren<br />

lijkt heel wat veelbelovender te zijn dan alle hormonale methodes. Die hebben<br />

helaas bijwerkingen en dat maakt hen weinig aanvaardbaar.<br />

Anti-hCG-immuunanticonceptie bij vrouwen is interessant omdat het een<br />

hormoon kan neutraliseren dat alleen tijdens de zwangerschap aanwezig is.<br />

Gezien het reeds uitgevoerde onderzoek op dat domein lijkt het niet bestemd<br />

te zijn voor klinische toepassingen in de nabije toekomst (5).<br />

Referenties<br />

1. INFO Project, Center for Communication Programs, The Johns Hopkins Bloomberg School of Public Health.<br />

Nouveaux choix contraceptifs. Population Reports 2005; série M-numéro 19:1-23.<br />

2. Sitruk-Ware R. Contraception: an international perspective. Contraception 2006;73: 215-22.<br />

3. Maia H Jr, Casoy J. Non-contraceptive health benefits of oral contraceptives. Eur J Contracept Reprod Health<br />

Care 2008;13:17-24.<br />

4. Rabe T. Contraception – Update and trends. J Reproduktionsmed Endokrinol 2007;4:337-57.<br />

5. Serfaty D, d’Arcangues C. Contraception du futur. In Serfaty D (réd.): Contraception, 3ième éd. Issy-les<br />

Moulineaux; Elsevier Masson 2007:503-30.<br />

6. Bourcigaux N, Christin-Maître S. Hormonologie. In Serfaty D (réd.): Contraception, 3ième éd. Issy-les<br />

Moulineaux: Elsevier Masson 2007, pp. 46-65.<br />

7. Sitruk-Ware R. New progestagens for contraceptive use. Hum Reprod Update 2006;12:169-78.<br />

8. Visser M, Coelingh, Bennink H. Estetrol: a new estrogen in the pill? Eur J Contracept Reprod Health Care<br />

2008;13, suppl. 2:17.<br />

9. Chabbert-Buffet N, Ouzounian S, Pintiaux A, Bouchard P. Contraceptive applications of progesterone<br />

receptor modulators. Eur J Contracept Reprod Health Care 2008;13: sous presse.<br />

10. Mulders TM, Dieben TO. Use of the novel combined contraceptive vaginal ring NuvaRing for ovulation<br />

inhibition. Fertil Steril 2001;75:865-70.<br />

11. Sivin I, Croxatto H, Bahamondes L et al. Two-year performance of a Nestorone-releasing contraceptive<br />

implant: A three-center study of 300 women. Contraception 2004;69:137-44.<br />

12. Prabhakaran S. Self-administration of injectable contraceptives. Contraception 2008;77:315-7.<br />

13. Kotwal S, Sundaram KS, Rangaiah CS, Agrawal V, Browning AJ. Does the type of suture material used for<br />

ligation of the vas deferens affect vasectomy success? Eur J Contracept Reprod Health Care 2008;13:25-30.<br />

14. Sitruk-Ware R. New developments in contraception. Eur J Contracept Reprod Health Care 2008;13, suppl.<br />

2:18-9.

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!