ANTICONCEPTIE - VVOG
ANTICONCEPTIE - VVOG
ANTICONCEPTIE - VVOG
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
Verantwoordelijke uitgever: V. Leclercq • Varenslaan 6, 1950 Kraainem GUN_13_10_N_2008<br />
Afgiftekantoor: Charleroi X - P301162<br />
GuNaïKeia Gunaikeia<br />
Koninklijke Belgische<br />
Vereniging voor<br />
Gynaecologie en<br />
Verloskunde<br />
Officieel tijdschrift<br />
Vlaamse Vereniging voor Obstetrie en<br />
Gynaecologie<br />
<strong>VVOG</strong><br />
Speciaal nummer<br />
<strong>ANTICONCEPTIE</strong><br />
ISSN 1373-6647
GuNaïKeia Gunaikeia<br />
9 nummers per jaar<br />
+ 1 speciaal nummer<br />
Gunaïkeia is het officieel<br />
tijdschrift van de<br />
en is uitsluitend bestemd<br />
voor Gynaecologen en Obstetrici<br />
In samenwerking met de<br />
Eindredacteur<br />
Luc De Baene<br />
Redactieraad<br />
Vlaamse Vereniging<br />
voor Obstetrie<br />
en Gynaecologie<br />
Koninklijke Belgische<br />
Vereniging voor<br />
Gynaecologie en<br />
Verloskunde<br />
Hoofdredacteur<br />
Willem Ombelet<br />
Adjunct-hoofdredacteurs<br />
Petra De Sutter<br />
Wiebren Tjalma<br />
Leden<br />
Frédéric Amant<br />
Koen Clasen<br />
Geert Debruyne<br />
Luc De Catte<br />
Eric de Jonge<br />
Paul Defoort<br />
Herman Depypere<br />
Roland Devlieger<br />
Gilbert Donders<br />
Walter Foulon<br />
Jan Gerris<br />
Peter van Dam<br />
Johan Verhaeghe<br />
Steven Weyers<br />
De uitgever kan niet verantwoordelijk<br />
worden gesteld voor de inhoud van de<br />
artikels, die onder de verantwoordelijkheid<br />
van de auteurs vallen.<br />
Omwille van de snelle evolutie van de<br />
medische wetenschap, is het aan te<br />
bevelen de diagnostische richtlijnen en<br />
therapeutische aanbevelingen extern te<br />
verifiëren.<br />
G1095N_2008<br />
Marc Dhont<br />
EDITO<br />
Anticonceptie anno 2008<br />
Dit nummer van Gunaïkeia is volledig gewijd aan anticonceptie en biedt een overzicht van de huidige<br />
middelen, de indicaties en contra-indicaties, positieve en negatieve effecten en de toekomstperspectieven.<br />
Hiervoor werd een beroep gedaan op experts van alle Belgische universiteiten, die elk een bepaald<br />
aspect van het ganse spectrum van anticonceptie toelichten.<br />
Begin mei 2008 werd het 10de congres van de European Society of Contraception gehouden in<br />
Praag. Een verslag hierover wordt gebracht door Marc Vrijens. Hoewel de anticonceptieve middelen<br />
die de laatste 25 jaar worden toegepast in essentie niet veranderd zijn, hebben zich toch aanzienlijke<br />
vernieuwingen voorgedaan en is de informatie toegenomen. Het lijkt erop dat we nu over voldoende<br />
betrouwbare middelen beschikken die voldoen aan specifieke persoonlijke behoeften en voorkeuren en/<br />
of van toepassing zijn in bepaalde fysiologische of pathologische omstandigheden. Men kan zich de<br />
vraag stellen of er grote behoefte is om het spectrum aan contraceptieve middelen nog uit te breiden<br />
en of de bestaande middelen nog vatbaar zijn voor verbetering. De overtuiging dat we op een punt van<br />
verzadiging gekomen zijn is volgens Jean-Jacques Amy één van de redenen waarom farmaceutische<br />
firma’s nog weinig investeren in research naar nieuwe middelen. Anderzijds stellen we vast dat de<br />
plethora aan middelen en de toegankelijkheid van betrouwbare anticonceptie niet hebben geleid tot een<br />
spectaculaire vermindering van het aantal ongewenste zwangerschappen. Wereldwijd worden jaarlijks<br />
19 miljoen zwangerschappen afgebroken op een onveilige manier en 68.000 vrouwen overlijden ten<br />
gevolge van de verwikkelingen (1). Maar ook in<br />
landen zoals België, waar toegankelijkheid tot<br />
anticonceptie in principe geen probleem is, is<br />
er nog steeds een lichte stijging van het aantal<br />
zwangerschapsafbrekingen. De redenen hiervoor<br />
worden door Anne Verougstraete zeer uitvoerig<br />
uit de doeken gedaan. Zou uitbreiding van het<br />
gamma aan middelen hierin verder soelaas<br />
brengen of gaat het hier veeleer om opvoeding<br />
en informatie? Als sluitstuk van haar bijdrage<br />
geeft Verougstraete tal van praktische tips, die<br />
alle artsen zouden moeten kennen en toepassen,<br />
om deze stijgende trend om te buigen. Dat<br />
hier nog werk aan de winkel is, blijkt uit de<br />
toenemende tendens van de moderne vrouw om<br />
de pil de rug toe te keren.<br />
In haar bijdrage onderzoekt Els Elaut, psychologeseksuologe,<br />
in welke mate het effect van de pil<br />
op de seksuele beleving direct of indirect een rol<br />
speelt. Schrik voor kanker is wellicht een andere<br />
reden waarom vrouwen wantrouwig zijn tegenover hormonale anticonceptie. De publiciteit rond de<br />
WHI-studie heeft deze indruk bij het brede publiek op een ongenuanceerde manier versterkt. Joëlle<br />
Desreux maakt de balans op van de epidemiologische studies rond dit onderwerp en Yves Jacquemyn<br />
bekijkt het van de andere kant met een provocatieve titel: de pil als bescherming tegen kanker. Dat<br />
de eindbalans in het voordeel is van de pil kan niet genoeg worden benadrukt bij de patiënt die zich<br />
hierover bekommert. Jammer genoeg heeft de voorpagina van de Lancet van 26 januari 2008 niet<br />
dezelfde aandacht gekregen in de media als de WHI-studie (Zie figuur).<br />
3<br />
GUNAIKEIA - Speciaal nummer
Mijlpalen in de anticonceptie tijdens de afgelopen 20 jaar<br />
Orale anticonceptie<br />
Iedereen herinnert zich nog de grote opschudding in de jaren 1995-96 toen een reeks epidemiologische<br />
studies aantoonden dat OCs met derdegeneratieprogestativa een hoger risico meebrachten<br />
op diepe veneuze trombose. Aanvankelijk werd getracht om deze studies te ontkrachten door het<br />
inroepen van allerlei epidemiologische valkuilen zoals een aantal confounders. Finaal kwam men tot<br />
het inzicht dat dit de prijs was die moest worden betaald voor een pil met een iets meer oestrogeen<br />
karakter. Dit wordt besproken door Johan Verhaeghe die terecht zegt dat het hier in de eerste plaats<br />
ging om een epidemiologisch steekspel dat door de eenzijdige publiciteit in de media aanvankelijk<br />
echter veel schade heeft aangericht. Desalniettemin heeft het iedereen bewust gemaakt, indien dit<br />
nog niet het geval was, dat preparaten met een oestrogeeneffect ook de stolling beïnvloeden en<br />
dus een verhoogd risico op trombose veroorzaken. Het mechanisme hiervan wordt besproken in de<br />
bijdragen van Cedric Hermans.<br />
De evolutie van de pil is enerzijds gekenmerkt geweest door het aftasten van de laagste dosis van het<br />
tot nog toe enige oestrogeen, het ethinylestradiol, dat deel uitmaakt van alle combinatiepreparaten<br />
en anderzijds de zoektocht naar progestativa met selectieve binding van de progesteronreceptor of<br />
progestativa met ‘nuttige’ neveneffecten. Drospirenone is hier een voorbeeld van.<br />
De voorbije decade werden ook alternatieve toedieningswijzen van de pil geïntroduceerd.<br />
Het concept van parenterale toediening was ontleend aan de hormonale behandeling van de<br />
menopauze waarbij sinds lang oestrogenen werden toegediend via pleister, gel of inplant. Kort<br />
na de introductie van de vaginale ring werden een aantal zwangerschappen gesignaleerd. In de<br />
meerderheid der gevallen ging het hier echter om foutieve inserties, niettegenstaande de inspanning<br />
van de firma om via instructies en praktische trainingssessies de juiste procedure kenbaar te maken.<br />
Doorbraakbloedingen bleken voor een groot aantal patiënten onaanvaardbaar waardoor een aantal<br />
afhaakte. Ook de verwijdering van het staafje liep niet altijd van een leien dakje en case reports<br />
over ‘verloren’ staafjes en de methode van detectie en verwijdering deden hun verschijning. Deze<br />
aanvankelijk beloftevolle methode bleek achteraf slechts bij een minderheid van de patiënten in<br />
de smaak te vallen. Om over te stappen van de vertrouwde ‘pil’ naar de pleisterpil en de vaginale<br />
ring moesten veel vrouwen een psychologische barrière overschrijden. Beide systemen hebben hun<br />
voor- en nadelen, zoals duidelijk wordt uiteengezet in de bijdrage van Yannick Manigart.<br />
Waarom heeft het zolang geduurd vooraleer de gynaecologen beseften dat er geen enkele endocriene<br />
reden was om de pil te geven gedurende 21 dagen en dan zeven dagen te stoppen.<br />
Hoewel de pil een aantal ongemakken die geassocieerd zijn met de menstruatie zoals overvloedig<br />
bloedverlies en dysmenorroe verlicht, veroorzaakt de pil bij een aantal vrouwen toch nog<br />
perimenstruele ongemakken. Ulysse Gaspard belicht de voordelen van pilregimes met verkort pilvrij<br />
interval en de continue oestroprogestatieve toediening. Het zal echter nog veel en aangehouden<br />
voorlichting vragen om de patiënt ervan te overtuigen dat menstruatie voor de moderne vrouw<br />
een culturele aberratie is en dat het doornemen van de pil in veel gevallen belangrijke voordelen<br />
kan bieden. Zoals besproken door Linda Ameryckx biedt de ‘progestin-only’-pil hier een uitstekend<br />
alternatief voor vrouwen bij wie een contra-indicatie bestaat voor een behandeling met oestrogenen.<br />
Behalve de progestin only pill zijn er ook twee andere vormen van anticonceptie met progestativa,<br />
namelijk de injecteerbare vorm en het implantaat. Zoals besproken in de bijdrage van Judith Berger<br />
en Gilbert Donders komen zij voornamelijk in aanmerking wanneer therapietrouw een probleem is.<br />
Op het vlak van noodanticonceptie is er ook een belangrijke evolutie geweest van de hoge dosis<br />
oestrogenen van het Yuzpe-schema naar de eenmalige toediening van 1,5mg levonorgestrel die deze<br />
vorm van anticonceptie acceptabel maakt. Het nadeel is echter dat deze methode enkel effectief<br />
is indien LNG wordt ingenomen voor de ovulatie en dat dit in de praktijk moeilijk kan worden<br />
vastgesteld. In geval van twijfel hierover is het veiliger een koper-IUD te plaatsen, in afwachting<br />
van de beschikbaarheid van noodanticonceptie met SPERMs. Zoals besproken in de bijdrage van<br />
4<br />
GUNAIKEIA - Speciaal nummer
Jean-Jacques Amy hebben deze het voordeel dat ze niet alleen de ovulatie kunnen remmen maar<br />
ook een antinidatoir effect hebben op het endometrium.<br />
Intra-uteriene anticonceptie<br />
Er bestaan twee vormen van intra-uteriene anticonceptie: het koper-IUD en het levonorgestrel-<br />
IUD. De veiligheid, de indicaties en de neveneffecten van beide systemen worden uitgebreid<br />
besproken door Pascale Jadoul. Terwijl anticonceptie en noodanticonceptie de enige indicaties zijn<br />
voor het koper-IUD, heeft het levonorgestrel-IUD een extra therapeutische dimensie door de lokale<br />
afgifte van levonorgestrel. Steven Weyers heeft de evidentie voor het therapeutisch effect van het<br />
LNG-IUD voor bepaalde aandoeningen onderzocht en ingedeeld volgens graden A, B en C. Zoals<br />
besproken zowel door Joëlle Desreux als Pascale Jadoul wordt het LNG-IUD afgeraden bij patiënten<br />
met borstkanker.<br />
Sterilisatie<br />
De technieken voor tubaire ligatuur zijn de laatste 20 jaar niet meer gewijzigd. Hoewel in principe<br />
voorbehouden aan vrouwen die hun kinderwens hebben voldaan, bieden microchirurgisch herstel<br />
en indien dit faalt, ivf een oplossing voor spijtoptanten. Desalniettemin is er een belangrijke<br />
vermindering in de vraag naar tubaire ligatuur. Uit de bijdrage van Willy Poppe blijkt dat het aantal<br />
tubaire ligaturen in België op tien jaar tijd met meer dan de helft is gedaald. Ook in andere landen<br />
ziet men dezelfde trend. Volgens de auteur is de beschikbaarheid van andere middelen, voornamelijk<br />
het LNG-IUD, hiervoor verantwoordelijk. Hoewel de Essure-techniek voor hysteroscopische occlusie<br />
van de tuba vrij succesvol is, kent deze methode toch een moeizame start die volgens de auteur<br />
gedeeltelijk te wijten is aan het feit dat het materiaal voor deze ingreep duur is en niet wordt<br />
vergoed. In tegenstelling tot de tubaire ligatuur is de hysteroscopische sterilisatie onomkeerbaar.<br />
Toekomstperspectieven<br />
Na een overzicht van actuele studies met een ander oestrogeen (estetrol), nieuwe progestativa en<br />
antiprogestativa en andere vormen van anticonceptie, overloopt Jean-Jacques Amy enkele mogelijke<br />
denkpistes voor totaal nieuwe vormen van anticonceptie. Wijsheidshalve begint hij met te zeggen<br />
dat niets moeilijker is dan voorspellingen te doen over de toekomst. Het gebrek aan enthousiasme<br />
van de farmaceutische firma’s en het probleem om ingrijpende biologische veranderingen die<br />
bevruchting en/of implantatie verhinderen als methode zowel trefzeker als omkeerbaar te maken<br />
zullen hier de grote struikelstenen zijn. Het beloftevolle concept om vrouwen te immuniseren<br />
tegen het humaan choriongonadotrofine, een idee dat reed dertig jaar meegaat en dat nooit werd<br />
gerealiseerd, is hiervan een illustratie.<br />
De belangrijkste uitdaging is mijn inziens niet het vinden van nieuwe vormen van anticonceptie<br />
maar de bewustwording dat seksualiteit en voortplanting, alhoewel zij biologisch bij elkaar horen,<br />
in de huidige tijd als twee afzonderlijke fenomenen moeten worden beschouwd. Ouders moeten<br />
ervan worden overtuigd dat de biologische toestand van hun dochters er één moet zijn van tijdelijke<br />
onvruchtbaarheid en idem dito voor de volwassen vrouw die niet zwanger wenst te worden. Dit<br />
betekent dat de vrouw tot inzicht moet komen dat vruchtbaarheid en voortplanting het enige doel<br />
is van de menstruele cyclus en dat er tal van middelen zijn om dit doel tijdelijk of definitief uit te<br />
schakelen.<br />
Marc Dhont<br />
Dienst Gynaecologie-Verloskunde, UZ Gent, UG<br />
Referentie<br />
1. Grimes DA, Benson J, Singh S, Romero M, Ganatra B, Okonofua FE, Shah IH. Unsafe abortion: the preventable pandemic. Lancet 2006;368:1908-19.<br />
5<br />
GUNAIKEIA - Speciaal nummer
GuNaïKeia Gunaikeia<br />
Oplage: 2.500 exemplaren<br />
Publicatiedirecteur<br />
Dokter Pierre-Emmanuel Dumortier<br />
Vaste medewerkers<br />
Dokter Jan Bosmans<br />
Apotheker Chantal De Boevere<br />
Dokter Jean-Yves Hindlet<br />
Dokter Alex Van Nieuwenhove<br />
Productie<br />
Nathalie Denys<br />
Coördinatie<br />
Laurence Lafullarde<br />
Publiciteit<br />
Laurence Girasa<br />
Leslie Selvais<br />
Verantwoordelijke uitgever<br />
Dokter V Leclercq<br />
Varenslaan 6<br />
1950 Kraainem<br />
Jaarlijks abonnement<br />
120<br />
Alle rechten voorbehouden,<br />
inclusief vertalingen,<br />
zelfs gedeeltelijk.<br />
Verschijnt eveneens in het Frans.<br />
Copyright<br />
Varenslaan 6 - 1950 Kraainem<br />
02/785.07.20 - www.rmnet.be<br />
onekey@cegedim.fr<br />
Inhoud<br />
EDITO<br />
Anticonceptie anno 2008<br />
Marc Dhont (UZ Gent, UG) 3<br />
10th Congress of the European Society of<br />
Contraception, Praag, 30 april-3 mei 2008<br />
Een kort overzicht van<br />
het congres<br />
Marc Vrijens (AZ Jan Palfijn, Gent) 8<br />
Falen van anticonceptie in België,<br />
moeilijkheden bij het beteugelen<br />
van de fertiliteit<br />
en bij anticonceptiegebruik<br />
Anne Verougstraete (Sjerp-Dilemma-VUB<br />
(abortuscentrum VUB, Brussel); CAW Mozaïek<br />
(anticonceptie); Dienst Gynaecologie-Verloskunde,<br />
HU Erasme, ULB, Brussel) 12<br />
Hormonale anticonceptie:<br />
object van vrijheid of desillusie?<br />
Els Elaut, Griet De Cuypere<br />
(Centrum voor Seksuologie en Genderproblematiek,<br />
UZ Gent, UG) 18<br />
Hormonale anticonceptie<br />
en kanker<br />
Joëlle Desreux, Valérie Bleret<br />
(Borstkliniek, CHU de Liège, site Citadelle, ULg),<br />
Philippe Herman, Eric Lifrange<br />
(Borstkliniek, CHU de Liège, site Sart-Tilman, ULg) 22<br />
Niet-anticonceptieve effecten<br />
van de pil: de pil als bescherming<br />
tegen kanker<br />
Yves Jacquemyn, Hetty Sonnemans<br />
(UZ Antwerpen, UA), Gülseren Palit (Kliniek voor<br />
Borst- en Pelvisheelkunde, Jules Bordetinstituut,<br />
Brussel) 28<br />
Orale anticonceptie met<br />
oestroprogestagenen:<br />
maakt het progestageen<br />
een verschil?<br />
Johan Verhaeghe (UZ Leuven, KUL) 32<br />
Orale anticonceptie en<br />
stollingsstoornissen<br />
Cedric Hermans (Clin. Univ. St-Luc, UCL, Brussel) 35<br />
Orale versus parenterale<br />
(vaginale ring en pleister)<br />
oestroprogestatieve contraceptie<br />
Yannick Manigart<br />
(CETIM-Planning familial, CHU St-Pierre, Brussel) 39<br />
7<br />
GUNAIKEIA - Speciaal nummer<br />
Doorlopende anticonceptie<br />
met oestroprogestativa:<br />
de trend zet zich voort<br />
Ulysse Gaspard (CHU Sart-Tilman, ULg, Liège) 42<br />
Progestin-only pill<br />
Linda Ameryckx (UZ Brussel, VUB) 45<br />
Voor- en nadelen van langwerkende<br />
‘progestagen-only’-preparaten<br />
Judith Berger (Regionaal Ziekenhuis<br />
Heilig Hart, Tienen), Gilbert Donders<br />
(Regionaal Ziekenhuis Heilig Hart, Tienen;<br />
UZ Leuven, KUL; CHR de la Citadelle, ULg, Liège) 48<br />
Welk spiraaltje voor<br />
welke patiënte?<br />
Pascale Jadoul (Clin. Univ. St-Luc, UCL, Brussel) 50<br />
Niet-anticonceptieve toepassingen<br />
van het levonorgestrelspiraal<br />
Steven Weyers (Vrouwenkliniek, UZ Gent, UG) 54<br />
Status presens van de tubaire<br />
sterilisatie<br />
Willy A. J. Poppe (UZ Leuven, KUL) 58<br />
Anticonceptie:<br />
vooruitzichten anno 2008<br />
Jean-Jacques Amy (Emeritus hoogleraar aan de VUB,<br />
Brussel; Hoofdredacteur van het European Journal of<br />
Contraception and Reproductive Health Care) 63
G1070N_2008<br />
Marc Vrijens<br />
Het congres bestond uit twee plenaire sessies, vijf grote congressessies en<br />
drie keynote lectures.<br />
De belangrijkste onderwerpen van de congressessies waren:<br />
- sessie 1: de nevenwerkingen van hormonale anticonceptie<br />
(gemoedsveranderingen, gewichtsveranderingen, botdensiteit,<br />
doorbraakbloedingen, therapietrouw en tromboserisico);<br />
- sessie 2: epidemiologie, preventie en screening van seksueel<br />
overdraagbare aandoeningen met aandacht voor HPV, chlamydia en<br />
hiv;<br />
- sessie 3: IUD’s (nullipare vrouwen, niet-contraceptieve voordelen,<br />
noodanticonceptie, postpartum);<br />
- sessie 4: wereldwijde beleidslijnen voor familieplanning;<br />
- sessie 5: zwangerschapsafbreking: toegankelijkheid, procedures.<br />
De keynote lectures handelden over HPV-vaccinatie, het risico op<br />
trombose met de nieuwe hormonale anticonceptiva en de nieuwe<br />
ontwikkelingen op het gebied van anticonceptie.<br />
De onderwerpen van de plenaire sessies waren metabole voordelen<br />
van anticonceptie, menorragie en cyclusgebonden symptomen. Verder<br />
kwamen passie, liefde en relatievorming, hormonen en seksueel gedrag en<br />
praktische adviezen voor de aanpak van seksuele problemen aan bod.<br />
Hieronder volgt een korte samenvatting van enkele voordrachten.<br />
Menorrhagia<br />
R. Hurskainen<br />
Hevig menstrueel bloedverlies is een veelvoorkomende klacht die zowel fysieke,<br />
mentale als emotionele problemen veroorzaakt. In de westerse wereld<br />
zoekt ongeveer 5% van de vrouwen op vruchtbare leeftijd hulp bij menorragie.<br />
Orale anticonceptiva en LNG-IUD kunnen in primaire setting worden<br />
overwogen vooraleer over te gaan tot ook maar enige vorm van chirurgie.<br />
Non-contraceptive medical benefits:<br />
cycle-related symptoms<br />
I. Milsom<br />
Ongeveer 2,5 miljoen Amerikaanse vrouwen hebben last van dysmenorroe en<br />
menorragie. Orale anticonceptiva (OC) zouden, volgens sommige rapporten,<br />
10th Co n g r e s s o f t h e european so C i e t y o f Co n t r a C e p t i o n,<br />
praag, 30 april-3 m e i 2008<br />
Een kort overzicht<br />
van het congres<br />
Marc Vrijens<br />
Dienst Gynaecologie-Verloskunde, AZ Jan Palfijn, Gent<br />
Ke y w o r d s: menorrhagia – n o n-ContraCeptive – d e p r e s s i o n – i u d – emergenCy<br />
C o n t r a C e p t i o n – n u l l i pa r o u s – levonorgestrel – m i s o p r o s to l – etonogestrel –<br />
i m p l a n t – vaginal r i n g<br />
8<br />
GUNAIKEIA - Speciaal nummer<br />
de klachten met 80% verminderen. 5% van de vrouwen lijdt aan het premenstrueel<br />
syndroom (PMS). Studies uit de jaren 70 vonden een vermindering van<br />
het PMS, maar dit resultaat werd niet bevestigd door andere systematische<br />
studies.<br />
Nieuwe OC met een progestageen met diuretisch effect verminderden de<br />
klachten, zowel fysiek als psychisch.<br />
Mood changes/depression<br />
R.W.H. Van Lunsen<br />
De conclusie van de meeste studies was dat sommige vrouwen zich beter<br />
voelen, anderen minder goed en dat de grootste groep OC-patiënten geen<br />
verandering vermeldt. In Nederland rapporteerden 150.000 pilgebruiksters<br />
negatieve effecten op hun seksueel welzijn en stemming, waardoor de compliance<br />
t.o.v. de OC in het gedrang komt. Het effect van de oestrogenen in de<br />
OC is verwarrend. Fijntuning en individualisering bij het voorschrijven van OC<br />
moeten een plaats krijgen.<br />
Sexual satisfaction as a major determinant<br />
of contraceptive compliance<br />
R.W.H. Van Lunsen<br />
In het algemeen vermindert het gebruik van een methode die in directe relatie<br />
staat met de coïtus (condoom, diafragma) de seksdrive. Natuurlijke methodes<br />
van familieplanning hebben een grote invloed op de coïtusfrequentie.<br />
IUD-gebruikers rapporteren verminderde seksuele activiteit veroorzaakt door<br />
irregulier bloedverlies en pijnlijke coïtus, ook soms bij de man door het oncomfortabele<br />
contact met de IUD-draad.<br />
Bij OC kunnen androgenen de seksuele motivatie versterken. 10% van de<br />
vrouwen die negatief reageert op OC, kan baat vinden bij het herstel van de<br />
androgeenspiegel naar fysiologische niveaus van biobeschikbaarheid.<br />
Emergency Contraception<br />
E. Aubény<br />
Er bestaan twee methodes van emergency contraception (EC): een hormonale<br />
en een mechanische. Hormonale EC bestaat uit een eenmalige dosis<br />
levonorgestrel, zonder enige contra-indicatie. In verschillende landen is dit
eschikbaar, zonder medisch voorschrift. In Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk<br />
gebruiken 1 miljoen vrouwen elk jaar de morning after pill. De effectiviteit<br />
is afhankelijk van het moment van inname.<br />
De mechanische methode bestaat uit het plaatsen van een Cu-IUD tot<br />
5 dagen na de suspecte coïtus.<br />
Helaas maken te weinig vrouwen gebruik van de EC. Er moet meer werk<br />
gemaakt worden van counseling en opvoeding.<br />
IUD: misconceptions<br />
D. Serfaty, I. Batar<br />
Het IUD werkt niet door het verhinderen van een reeds bestaande zwangerschap.<br />
Het IUD veroorzaakt een vreemdlichaamreactie met prostaglandines<br />
en enzymes t.h.v. cavum en tuba waardoor zowel bevruchting als implantatie<br />
van het embryo worden verhinderd.<br />
De karakteristieken van IUD, effectiviteit, en herstel van de fertiliteit na verwijdering<br />
zijn niet altijd goed gekend. Dit maakt dat IUD minder populair is,<br />
hoewel gemakkelijk beschikbaar.<br />
The IUD and nulliparous women<br />
I. Sivin<br />
Gezien de toename van de cohorte nullipare is de vraag naar effectieve en<br />
langdurige methodes groter dan ooit. Door langdurig gebruik van het IUD kan<br />
men de jonge vrouw beschermen gedurende vele jaren tot wanneer zwangerschap<br />
gewenst is. De nadelen zijn bekend: kleine verhoging van het risico<br />
op een pelviene infectie, langduriger bloedverlies en een verhoogd risico op<br />
expulsie.<br />
Non-contraceptive benefits of intrauterine<br />
contraceptives<br />
D. Mansour<br />
Levonorgestrel bevattende IUD’s zorgen voor een sterke vermindering van de<br />
menstruele fluxus en minder dysmenorroe. Dit IUD lijkt nuttig in de behandeling<br />
van endometriose en in een aantal gevallen kan hierdoor ook myomachirurgie<br />
worden vermeden. Het IUD kan volgens recente studies worden<br />
gebruikt bij de behandeling van endometriale hyperplasie, maar niet bij de<br />
therapie van het endometriumcarcinoma.<br />
Intrauterine contraception – Long-term<br />
use/Use beyond recommended time<br />
I. Batar<br />
Er bestaan genoeg anekdotische publicaties over vergeten IUD. In de IUD-<br />
database van Debrecen werden de patiënten die ononderbroken<br />
hetzelfde IUD droegen gedurende 20 jaar of meer, bestudeerd. Er werden niet<br />
significant meer bijwerkingen gevonden.<br />
Op basis van die resultaten kan men stellen dat Cu-houdende IUD’s gerust 20<br />
jaar ter plaatse kan blijven.<br />
9<br />
GUNAIKEIA - Speciaal nummer<br />
Levonorgestrel-releasing intrauterine<br />
system in the treatment of menorrhagia<br />
S. Goncalves, S. Saleiro et al.<br />
Een studie bij 157 patiënten vertoonde bij 35% adenomyosis en 9,5% myomata.<br />
In de studieperiode van 5 jaar werd het IUD verwijderd in 6,4% van de<br />
gevallen. Het IUD werd bij 3 patiënten spontaan geëxpulseerd. In de studiegroep<br />
onderging 12,7% een hysterectomie. In lijn met vroegere studies is het<br />
LNG-IUD een effectieve methode in de behandeling van menorragie en een<br />
belangrijk alternatief voor een hysterectomie.<br />
Contraception and treatment of idiopathic<br />
menorraghia with a frameless intrauterine<br />
levonorgestrel-releasing system<br />
D. Wildemeersch, A. Andrade, D. Janssens<br />
In een groep van 315 patiënten, waarvan 85% pare en 15% nullipare werden<br />
13.105 cycli onder FibroPlant ® geobserveerd. Het IUD is een frameless IUD<br />
(cfr. Cu-Fix) dat 20µg/d levonorgestrel afgeeft. Er ontstond 1 zwangerschap,<br />
ná de spontane expulsie van het IUD. Het IUD is een uitermate effectief anticonceptivum<br />
en wordt goed getolereerd. Het IUD is zeer effectief om het<br />
menstrueel bloedverlies te verminderen. De auteurs vinden dat het LNG-IUD<br />
als eerstelijnsbehandeling dient gebruikt te worden vóór een endometriumablatie<br />
of hysterectomie.<br />
Zwangerschapsonderbreking<br />
Gezien het zeer hoge aantal ongewenste zwangerschappen met onderbreking<br />
tot gevolg, is dit wel een topic waard.<br />
Misoprostol in medical abortion<br />
K. Gemzell<br />
Misoprostol in combinatie met mifepriston is een uiterst effectieve manier<br />
om een zwangerschap af te breken. Indien enkel misoprostol wordt gebruikt,<br />
moet men een hogere dosis toepassen met als gevolg meer bijwerkingen. Het<br />
toedienen van misoprostol kan gebeuren via orale of vaginale weg. Sublinguale<br />
toediening lijkt het meest effectief, vermoedelijk omdat het product<br />
vaginaal niet volledig oplost.<br />
Which women are at risk for repeated abortion?<br />
S. Tschudin, J. Bitzer<br />
Een derde van de vrouwen die zich aanbiedt met een ongewenste zwangerschap<br />
had op zijn minst 1 vroegere zwangerschapsonderbreking ondergaan.<br />
Immigranten (Zwitserland) en non-users van AC zijn oververtegenwoordigd.<br />
Het gebruik van langwerkende AC moet aangemoedigd worden in het kader<br />
van preventie.
Hormonale anticonceptie<br />
Estetrol (E4): a new estrogen in the pill?<br />
M. Visser, H. Coelingh Benninck<br />
Estetrol is een oestrogeen dat wordt aangemaakt door de foetus. Op basis<br />
van zijn biochemisch profiel kan E4 worden geclassificeerd als een natuurlijke<br />
SERM. Wanneer significante klinische voordelen worden vastgesteld, en de<br />
veiligheid en effectiviteit vergelijkbaar zijn met die van ethinylestradiol, zou<br />
E4 ethinylestradiol kunnen vervangen.<br />
New developments in contraception<br />
R. Sitruk-Ware<br />
Hormoon-releasing IUD en inplant zijn nu uitgebreid aanvaard, gel en transdermale<br />
spray worden uitgebreid getest. De vaginale ring is in laatste stadium<br />
van onderzoek (USA!).<br />
Nieuwe AC voor gebruik door gezonde patiënten dienen uitermate safe te<br />
zijn, gemakkelijk in gebruik en omkeerbaar.<br />
Etonogestrel implant in women with diabetes<br />
R. Branco et al.<br />
In een éénjaardurende studie met 23 diabetespatiënten kwam men tot de<br />
vaststelling dat het inplant veilig was, goed aanvaard en zeer weinig klinische<br />
impact had op de glykemie. Bij jonge diabetici werd aangetoond dat de proteinurie<br />
verminderde en het ook een goed AC is bij coëxistent vaatlijden.<br />
Implanon ® -retrospective study of 7 years among<br />
young people<br />
F. Pinto et al.<br />
Bij 235 patiënten werd de bruikbaarheid van het inplant nagegaan. De<br />
effectiviteit bedroeg 100%. De vastgestelde bijwerkingen waren<br />
10<br />
GUNAIKEIA - Speciaal nummer<br />
irregulier bloedverlies, gewichtstoename, hoofdpijn en acne. Oligomenorroe<br />
was het meest voorkomend bloedingspatroon. Gezien de vrij hoge graad van<br />
tevredenheid, hebben slechts 17 patiënten het inplant door een nieuw<br />
laten vervangen. De auteurs menen dat Implanon ® een uitstekende methode<br />
biedt bij slechte compliance en dan vooral in jonge patiënten met sociale en<br />
psychologische problemen.<br />
Review of Implanon ® use in adolescents in a<br />
community service setting<br />
C. Lipetz, C. Fleming<br />
146 patiënten werden bestudeerd, waarvan 47% reeds een ongewenste<br />
zwangerschap achter de rug had. Van diegenen die Implanon ® vroegtijdig<br />
lieten verwijderen, hadden 20 vrouwen een ongewenste zwangerschap in de<br />
36 maanden na de verwijdering. Andere langwerkende AC dienen te worden<br />
overwogen bij het vroegtijdig verwijderen van Implanon ® .<br />
Patients satisfaction results from 2 surveys on<br />
NuvaRing ® in real world settings<br />
I. Lete, A. Rieder<br />
De survey omvatte 2.864 patiënten. De sterktes en zwaktes van de NuvaRing ®<br />
werden geëvalueerd aan de hand van een vragenlijst. De sterkte van de ring<br />
was het gemakkelijk gebruik met weinig bijwerkingen en het feit niet elke dag<br />
te moeten denken aan AC. Voor sommige patiënten is het verplichte voorschrift<br />
een nadeel. In sommige gevallen is er ook interferentie met de coïtus.<br />
In het algemeen is de patiëntentevredenheid met NuvaRing ® zeer hoog.
G1089N_2008<br />
Anne Verougstraete<br />
Alhoewel België lage abortuscijfers kent, zal tussen één vrouw op de<br />
zeven en één op de vijf ooit eens een zwangerschapsafbreking meemaken.<br />
Veranderende levenssituaties, crisismomenten en psychologische<br />
problemen bemoeilijken correct anticonceptiegebruik. De kennis over<br />
vruchtbaarheid, anticonceptie en noodanticonceptie kan duidelijk<br />
beter, en artsen kunnen zeker hun steentje bijdragen om de situatie te<br />
verbeteren.<br />
Epidemiologie van vrijwillige<br />
zwangerschapsafbrekingen<br />
Hoewel België, samen met Nederland, Zwitserland en Duitsland het minst<br />
aantal zwangerschapsafbrekingen heeft ter wereld (< 10/1.000 vrouwen<br />
van 15-44j/jaar), blijven de abortuscijfers in België jaar na jaar licht stijgen<br />
(Figuur 1). In 2005 waren er 17.867 geregistreerde zwangerschaps afbrekingen<br />
in België (Tabel 1) (in tegenstelling tot Zwitserland waar ze dalen).<br />
De kans dat een vrouw ooit eens een abortus zal laten uitvoeren in haar leven<br />
wordt het best weergegeven door de Total Abortion Rate. Deze was voor<br />
België 0,21 in 1996 (het zou in de realiteit iets minder kunnen zijn dan één<br />
vrouw op de vijf omdat sommige vrouwen meerdere abortussen hebben in<br />
hun leven, anderzijds heb je ook onderrapportering). In een representatieve<br />
studie in Nederland (2005-2006) verklaarde 14% van de 55-jarige vrouwen<br />
dat ze ooit een zwangerschap had afgebroken (één vrouw op de zeven); het<br />
gemiddelde was 10,6%. Dit zijn minimale cijfers, gezien bij ethisch geladen<br />
onderwerpen er steeds onderrapportering is. Eens de leeftijd van 45 jaar, zal<br />
35% van de Amerikaanse vrouwen ooit een abortus laten uitvoeren (Guttmacher.org<br />
2006). Abortus komt dus véél voor en in België zal tussen één vrouw<br />
op de zeven en één vrouw op de vijf het ooit eens meemaken. Eén vierde van<br />
de 35-44-jarige Belgische vrouwen is al ooit ongewenst zwanger geworden<br />
(in deze studie werd niet gevraagd of deze ongewenste zwangerschap ook<br />
afgebroken werd) (1).<br />
Hoewel de meeste zwangerschapsafbrekingen te wijten zijn aan het opduiken<br />
van een ongeplande zwangerschap door falen van anticonceptie of van<br />
anticonceptiegebruik, zijn er ook gewenste zwangerschappen die afgebroken<br />
worden omwille van een relatiebreuk of omwille van ernstige problemen in<br />
het gezin.<br />
Falen van anticonceptie in<br />
België, moeilijkheden bij het<br />
beteugelen van de fertiliteit en<br />
bij anticonceptiegebruik<br />
Anne Verougstraete<br />
Sjerp-Dilemma-VUB (abortuscentrum VUB, Brussel); CAW Mozaïek (anticonceptie);<br />
Dienst Gynaecologie-Verloskunde, HU Erasme, ULB, Brussel<br />
Ke y w o r d s: a b o r t i o n – ContraCeptive failure – C o n t r a C e p t i o n –<br />
emergenCy C o n t r a C e p t i o n<br />
12<br />
GUNAIKEIA - Speciaal nummer<br />
Figuur 1: Evolutie van het aantal abortussen in België.<br />
Aantal abortussen/1.000 vrouwen van 15-44 jaar<br />
9<br />
8<br />
7<br />
6<br />
5<br />
4<br />
3<br />
2<br />
1<br />
0<br />
1993 1997 2000 2001 2002 2003 2004 2005<br />
van Bussel, CRZ 2006 op basis van nationale evaluatiecommissie, federale overheid, SPE, ONE<br />
Tabel 1: Evolutie van de aangegeven abortussen bij vrouwen<br />
gedomicilieerd in België.<br />
Illegaliteit (Vekemans)<br />
1985 15.590<br />
Sedert de wet van 1990 (nationale evaluatiecommissie)<br />
1993 13.474<br />
1996 14.533<br />
1999 13.937<br />
2000 14.923<br />
2001 16.178<br />
2002 15.716<br />
2003 16.707<br />
2004 16.932<br />
2005 17.867<br />
Het aantal zwangerschapsafbrekingen volgt de vruchtbaarheidscurve van de<br />
vrouw en is het hoogst (per 1.000 vrouwen) in de groep 20-24-jarige. De<br />
gemiddelde leeftijd van de abortuspatiënte is 27,4 jaar (2005). Men merkt<br />
een stijging in alle leeftijdscategorieën maar vooral in de groep 25-29 jaar<br />
(Figuur 2). Men kan zich afvragen of de preventiecampagnes niet te veel enkel<br />
gericht zijn tot jongeren? Bij de jongvolwassen vrouwen heerst er dikwijls<br />
een pilmoeheid (na een aantal jaren pilgebruik worden vrouwen ongerust<br />
over de invloed van pilgebruik op hun latere vruchtbaarheid, willen ze ‘al die
Tabel 2: Anticonceptiegebruik (%) in België: gezondheidsenquêtes 2004.<br />
Zeer efficiënte anticonceptie: implantaat, prikpil, IUD, sterilisatie<br />
Vlaanderen: 19,6%<br />
Brussel: 8,8%<br />
Wallonië: 13,7%<br />
Pil Patch Implantaat IUD Noodpil Condoom Sterilisatie CI & Geen Geen<br />
vag. ring prikpil period. anticon- seks<br />
onth. ceptie<br />
Vlaanderen 33,3 1,1 1,0 8,3 0,5 6,1 9,3 1,8 21,6 17<br />
Brussel 36,6 0,9 1,1 4,9 1,4 5,2 2,8 0,6 19,9 26,7<br />
Wallonië 42,1 1,6 0,7 8,1 0,6 2,7 4,9 0,2 19,8 19,4<br />
chemische rommel’ uit hun lichaam en ‘gezonder’ gaan leven (biologische<br />
voeding, ‘light’-mania). Het negatief imago van hormonen in de media en in<br />
de maatschappij (hormonen in vlees, hormonale doping in sport, borstkanker<br />
en hormonen in de menopauze) bevordert het vertrouwen in hormonale anticonceptie<br />
uiteraard niet. De Gezondheidsenquête van 2004 toont trouwens<br />
een daling van het pilgebruik (69% in 1997 naar 60% in 2004), een stijging<br />
Figuur 2: Evolutie van het aantal abortussen en de leeftijd in België.<br />
Abortuscijfer bij vrouwen gedomicilieerd in België naar leeftijdsgroep<br />
(1993 ruit, 1995 driehoek, 2000 vierkant, 2005 bolletje).<br />
Aantal abortussen/1.000 vrouwen<br />
Abortuscijfer<br />
60<br />
50<br />
40<br />
30<br />
20<br />
10<br />
14<br />
12<br />
12,98<br />
11,9<br />
10<br />
8,69<br />
7,59<br />
8<br />
6<br />
7,55<br />
6,48<br />
5,89<br />
5,33<br />
4<br />
4,14<br />
3,66<br />
2,19<br />
2<br />
0<br />
15-19 20-24 25-29 30-34 35-39<br />
1,12<br />
40-44<br />
Leeftijdscategorie<br />
van Bussel, CRZ 2006<br />
Figuur 3: Noodsituatie 2005 in %.<br />
0<br />
Gezondheid vrouw of toekomstig kind<br />
Persoonlijke redenen: te jong, te oud, student, alleenstaand, momenteel geen kinderwens, voltooid gezin<br />
Financiële redenen: werksituatie, woonsituatie<br />
Relationele of familiale problemen: relatie verbroken, partner weigert zwangerschap, occasionele relatie,<br />
te recent, buitenechtelijk, partnerrelatiemoeilijkheden, omgeving weigert, juridisch i.v.m. echtscheiding<br />
Zwangerschap na verkrachting of incest<br />
Politiek vluchteling<br />
53,05<br />
14,42<br />
25,17<br />
Noodsituatie<br />
3,4<br />
0,74<br />
2,59<br />
Gezondheid Persoonlijk Geld Relatie Verkrachting Politiek<br />
vluchteling<br />
13<br />
GUNAIKEIA - Speciaal nummer<br />
van het gebruik van spiraaltjes (9% in 1997 naar 13% in 2004) en een stijging<br />
van het condoomgebruik. In Vlaanderen gebruikt 19,6% van de vrouwen zeer<br />
efficiënte anticonceptie (implantaat, prikpil, spiraaltje, sterilisatie); in Wallonië<br />
is dat 13,7% en in Brussel 8,8% (Tabel 2). Het is dan ook niet verwonderlijk<br />
dat men het meest abortussen heeft in Brussel (18,29/1.000 vrouwen<br />
van 15-44j), dan in Wallonië (7,92) en het minst in Vlaanderen (5,86) (2).<br />
Eén vierde van alle zwangerschapsafbrekingen in België wordt uitgevoerd bij<br />
vrouwen die in Brussel wonen. Dertig percent van deze vrouwen verklaart in<br />
een materiële noodsituatie te zitten. In Brussel heeft men ook hoge werkloosheidscijfers,<br />
mensen zonder papieren, en veel migranten.<br />
Zwangerschappen worden vooral omwille van psychosociale redenen<br />
afgebroken (Figuur 3) (3). Van de zwangerschapsafbrekingen wordt 79% in<br />
abortuscentra uitgevoerd en 21% in ziekenhuizen.<br />
Volgens de nationale evaluatiecommissie (2005) gebruikte 43% van de<br />
vrouwen geen anticonceptie in de maand dat ze ongepland zwanger werden<br />
(Figuur 4). Bij een meer nauwkeurige registratie van periodieke onthouding<br />
(PO) en coïtus interruptus (CI) bleek dit in het Collectief Anticonceptie te Gent<br />
wel minder te zijn (28,6% in 2006) (Figuur 5). In de groep jonge vrouwen<br />
had 18% niets gedaan om een zwangerschap te voorkomen (Figuur 6). De<br />
‘pil wordt véél gebruikt en véél vergeten. Het is blijkbaar ook moeilijk om<br />
steeds vlijtig een condoom te gebruiken. De noodpil wordt amper gebruikt na<br />
onbeschermde coïtus.<br />
Seks zonder anticonceptie en zonder<br />
kinderwens<br />
In een representatieve enquête bij Belgische vrouwen van 15-45 jaar gaf de<br />
helft toe dat ze al ooit seks hadden gehad zonder een contraceptiemiddel en<br />
zonder een kinderwens te hebben (Franstalige: 57%, Nederlandstalige: 44%);<br />
25% al meer dan 3 keer en 15% al meer dan 10 keer (1). In de Gezondheidsenquête<br />
van 2004 gaf 16% van de jongeren (15-19j) toe seksueel actief te zijn<br />
zonder anticonceptiegebruik. Bij eerstekandidatuurstudenten (max 20j) was<br />
dit 10% (Van Hove, 2004). Belgisch onderzoek naar de redenen van het niet<br />
gebruiken van anticonceptie is jammer genoeg onbestaand. Het Ierse ‘crisis<br />
pregnancy agency and department of health and children’ ondervroeg de 10%<br />
jongeren (18-24 jaar) waarom ze dan geen anticonceptie hadden gebruikt<br />
tijdens de laatste seksuele betrekking? Alcohol, cannabis en ander druggebruik<br />
werd in 20% aangekaart; 18% had geen anticonceptie bij de hand;<br />
16% had niet gepland om die dag seks te hebben en 15% gaf toe dat ze<br />
niet eens aan anticonceptie hadden gedacht! ‘Saturday Night Fever’<br />
vergemakkelijkt het gebruik van anticonceptie blijkbaar niet!
Figuur 4: De meest gebruikte anticonceptie in % gedurende de laatste<br />
maand: 2005.<br />
45<br />
40<br />
35<br />
30<br />
25<br />
20<br />
15<br />
10<br />
35<br />
30<br />
25<br />
20<br />
15<br />
10<br />
5<br />
0<br />
Geen<br />
Coïtus interruptus<br />
Periodieke onthouding<br />
Spermacide<br />
Pessarium<br />
Condoom<br />
Pil<br />
Methode<br />
Prikpil<br />
IUD<br />
Sterilisatie man<br />
Sterilisatie vrouw<br />
2005<br />
Sterilisatie beiden<br />
Morning after-pil<br />
Nationale evaluatiecommissie<br />
Figuur 5: Anticonceptie voor de abortus (%).<br />
5<br />
0<br />
Collectief Anticonceptie Gent: abortuscentrum Gent<br />
Implantaat<br />
Patch<br />
Vaginale ring<br />
NFP-methode<br />
1986<br />
1996<br />
2006<br />
Niets, PO + CI Condoom Condoom Pil Spiraal Andere??<br />
pilstop + PO<br />
Figuur 6: Anticonceptie gebruikt voor de abortus door jongeren<br />
tot 18 jaar (%).<br />
45<br />
40<br />
35<br />
30<br />
25<br />
20<br />
15<br />
10<br />
5<br />
0<br />
1996<br />
2006<br />
Collectief Anticonceptie Gent: abortuscentrum Gent<br />
Niets, PO CI Condoom Condoom Pil Andere??<br />
pilstop + PO<br />
Andere<br />
14<br />
GUNAIKEIA - Speciaal nummer<br />
Origine van de ongeplande<br />
zwangerschap<br />
Drukke of veranderende situaties in het leven bemoeilijken correct anticonceptiegebruik<br />
(nieuwe relatie, nieuwe job, verhuizen, net bevallen). Als het<br />
koppel een crisis doormaakt of uit elkaar gaat, wordt er weleens overhaastig<br />
met de pil gestopt, waardoor men dan onbeschermd is als het onverwacht<br />
toch weer goed komt. Sommige vrouwen durven niet zeggen dat ze de pil<br />
vergeten zijn, omdat ‘hij toch zoveel zin heeft, en het zou toch wel moeten<br />
lukken zeker…’ (het plezier van de man gaat voor). Sommige mannen willen<br />
geen condoom gebruiken ondanks het feit dat de vrouw vertelt dat ze haar<br />
pil vergeten is of dat ze geen anticonceptie gebruikt (dominante houding van<br />
de man of geweld in het koppel). Vrouwen die ongelukkig zijn in hun seksuele<br />
relatie, zullen ook moeilijker minieme neveneffecten van anticonceptie verdragen<br />
en meer geneigd zijn om er steeds weer mee te stoppen. Ook als seks<br />
sociaal afgekeurd wordt, zal correct anticonceptiegebruik bemoeilijkt worden.<br />
Andere vrouwen hebben een ambivalente kinderwens, waardoor ze hun anticonceptie<br />
makkelijker vergeten. Een kleine groep verwerpt het keurslijf van de<br />
anticonceptie: ‘We zullen wel zien wat er komt’.<br />
Migranten<br />
De etnische achtergrond en de nationaliteit van vrouwen die een abortus<br />
vragen (en in België wonen) wordt door de nationale evaluatiecommissie niet<br />
geregistreerd. In Nederland werd dat in 2005 wel onderzocht: de geschatte<br />
abortusratio (aantal abortussen per 100 zwangerschappen van 15-44 jaar)<br />
is tweemaal hoger voor Marokkaanse en Turkse vrouwen dan voor auto chtone<br />
Nederlandse vrouwen, en nog veel hoger voor vrouwen uit Suriname en<br />
de Nederlandse Antillen (4). Vrouwelijke migranten zijn doorgaans minder<br />
geschoold, sociaal meer geïsoleerd, armer, hebben minder vaak werk en vinden<br />
dikwijls de weg niet zo goed in de gezondheidszorg. Door de dominante<br />
positie van de man hebben de vrouwen vaak minder de kans om autonoom<br />
beslissingen te nemen. Door gebrek aan kennis heerst er ook soms wantrouwen<br />
ten opzichte van de moderne anticonceptie met de vrees dat ze later<br />
niet meer zwanger zullen worden.<br />
In een aantal landen worden vrouwen geëerd voor het aantal kinderen dat<br />
ze op de wereld zetten, en gezien een hoge kindersterfte, moet men veel kinderen<br />
maken in de hoop dat er een paar zullen overleven. Dan blijft er soms<br />
een wat ambivalente kinderwens aanwezig bij het gebruik van anticonceptie.<br />
Een fatalistische houding en de onmacht om hun man te overtuigen om een<br />
condoom te gebruiken zorgen ook voor een verhoogd risico op een ongeplande<br />
zwangerschap als ze bv. pillen vergeten zijn. In Japan, China en Oost-<br />
Europa wordt hormonale anticonceptie frequent met argwaan bekeken, ook<br />
door het medisch korps. Een Russische arts zei: “Ik begrijp die vrouwen van<br />
West-Europa niet die zich dag na dag vergiftigen met hormonen terwijl een<br />
abortus 10 minuten duurt”. Het is dan ook niet te verwonderen dat vrouwen<br />
uit Oost-Europa minder ‘de pil’ gebruiken en ook frequenter niets gebruiken<br />
als anticonceptie. Het is duidelijk dat je die culturele visies niet in enkele<br />
consultaties kan wegwerken, zelfs al heb je het allemaal ‘goed uitgelegd’!<br />
Meestal is het goed om hulpverleners te hebben van dezelfde cultuur of<br />
religie als de patiënt, want dan kunnen ze elkaar veel beter begrijpen. Maar<br />
soms is dat een nadeel, omdat men soms veel vrijer is indien de hulpverlener<br />
niet van dezelfde cultuur of godsdienst is. Dit kan het geval zijn voor<br />
anticonceptie bij ongehuwde meisjes, voor abortus, voor sterilisatie en voor<br />
homoseksualiteit.
Jongeren<br />
Elk jaar wordt één adolescent meisje op de 60 zwanger in België. De helft<br />
(47,5% in 2005) zal beslissen om de zwangerschap af te breken. De laatste<br />
jaren beslissen hoe langer hoe meer meisjes om de zwangerschap af te breken<br />
(in 1995 was dat 36,26%) (Figuur 7). Alhoewel het aantal abortussen ook in<br />
deze groep stijgt, hebben we toch één van de laagste abortuscijfers ter wereld<br />
(7,59/1.000 bij vrouwen 15-19 jaar). Meisjes die toekomstplannen hebben en<br />
willen blijven studeren, zullen eerder kiezen om de zwangerschap af te breken<br />
dan meisjes die het op school en in het leven niet zien zitten: de baby wordt<br />
dan hun toekomstplan.<br />
In België verklaart 80% van de adolescenten dat de ouders hun anticonceptie<br />
betalen (in 67% is het de moeder) (5). We hebben dus goede ouders! Indien<br />
er een open atmosfeer in het gezin heerst rond anticonceptie en seksualiteit,<br />
zullen de jongeren zich beter beschermen (het meisje kan dan haar pil naast<br />
die van haar moeder leggen, zal zo minder haar pil vergeten en kan er ook<br />
over praten als er iets misgaat). Sommige meisjes hebben echter geheime anticonceptie<br />
nodig omdat hun ouders hen verbieden om seksueel actief te zijn<br />
(prikpil, vaginale ring, eventueel spiraaltje). Het probleem is niet enkel praktisch!<br />
Anticonceptie nemen is ‘vrijen met voorbedachte rade’. Bij ongehuwde<br />
moslim- of streng katholieke meisjes belemmeren tegenstrijdige morele normen<br />
correct preventief gedrag: ‘elke dag wordt je eraan herinnerd (door de<br />
pil te nemen) dat je iets doet dat niet mag! je moet naar de dokter, je moeder<br />
kan je pilstrip vinden, of een voorschrift…, het is allemaal veel te riskant’. Ze<br />
beslissen dan om niet meer te vrijen… tot de volgende fuif. De adolescentie is<br />
ook een tijd van spontaneïteit, van ongepland leven, van uitdaging. Sommigen<br />
nemen echt risico’s: take a walk on the wild side op allerlei gebied, maar<br />
ook op seksueel vlak. Soms is dit een teken van depressie. In het Verenigd<br />
Koninkrijk bleken jongeren van 13-14 jaar, die seksueel actief waren, minder<br />
beschermd dan oudere jongeren; één derde van de 13-14-jarige meisjes had<br />
het gevoel dat de partner meer seks wou dan zijzelf (Tabel 3). Het assertief<br />
opvoeden van de meisjes werkt dan ook preventief!<br />
De kennis van jongeren in verband met vruchtbaarheid en anticonceptie kan<br />
zeker beter: zo denkt 6% dat je niet kan zwanger worden als je de allereerste<br />
keer vrijt. Een vierde tot de helft weet niet goed wat te doen als ze pillen vergeten<br />
is. De overgrote meerderheid (87%) weet niet tot wanneer je de noodpil<br />
kan gebruiken en 23% denkt dat je de hele maand beschermd bent na de<br />
inname van één noodpil. Ongeveer 20% denkt dat de noodpil even efficiënt is<br />
als ‘de pil’ (5). In 2002 dacht 20% van de jongeren dat ‘douchen’ een efficiënte<br />
anticonceptie was en 16% dat coïtus interruptus efficiënt was. De meerderheid<br />
(70%) was overtuigd dat je van de pil dikker werd en 1/3 dacht dat het<br />
af en toe goed is om met de pil te stoppen om het lichaam te laten ‘ademen’<br />
(Schering 2002). Over de kennis van oudere vrouwen is veel minder geweten<br />
omdat die weinig ondervraagd worden. Jongeren vergeten vaak ‘de pil’ en zijn<br />
weinig tolerant voor neveneffecten. Zo worden ze ook snel ongerust als er<br />
een doorbraakbloeding of ‘spotting’ optreedt. Ze zijn dan ook geneigd om met<br />
anticonceptie te stoppen omdat ze vrezen voor ernstige gevolgen als infertiliteit.<br />
De WGO, ACOG en anticonceptiespecialisten raden dan ook aan om aan<br />
adolescenten eerder 30µg pillen voor te schrijven (gezien de nefaste gevolgen<br />
van de slechte compliance en het snel stoppen als er spotting is).<br />
Vrouwen na een scheiding<br />
Na een scheiding stoppen veel vrouwen met anticonceptie. Als ze dan plots,<br />
na een periode alleen te zijn geweest, een nieuwe relatie beginnen, zijn ze<br />
15<br />
GUNAIKEIA - Speciaal nummer<br />
Figuur 7: Evolutie van het aantal abortussen en de leeftijd in België.<br />
Abortusratio<br />
Abortusratio bij vrouwen gedomicilieerd in België naar leeftijdsgroep<br />
(1995 driehoek, 2000 bolletje, 2005 vierkant).<br />
Aantal abortussen/100 zwangerschappen<br />
100<br />
90<br />
80<br />
70<br />
60<br />
50<br />
40<br />
30<br />
20<br />
10<br />
0<br />
47,5<br />
39,59<br />
36,26<br />
15-19 20-24 25-29 30-34 35-39 > 40<br />
Leeftijdscategorie<br />
van Bussel, CRZ 2006<br />
Tabel 3: Groot-Brittannië: eerste heterosexuele ervaring (Natsal 2000).<br />
Leeftijd eerste seks 13-14 15 16 17 18-24<br />
Mannen: in %<br />
Had langer willen wachten 42 26 19 12 8<br />
Geen condoom 31 19 19 18 19<br />
Geen voorbehoedmiddel 18 10 8 3 7<br />
Partner meer bereid 9 7 7 6 5<br />
Vrouwen: in %<br />
Had langer willen wachten 84 49 34 34 19<br />
Geen condoom 34 17 20 21 21<br />
Geen voorbehoedmiddel 22 10 9 9 10<br />
Partner meer bereid 33 26 20 16 18<br />
28,31<br />
22,52<br />
dikwijls niet beschermd. Het condoom hebben ze dikwijls nooit gebruikt, en ze<br />
denken niet eens aan de mogelijkheid om de noodpil te gebruiken.<br />
Herhaalde abortussen<br />
In het KAC te Gent wordt 30% van de abortussen uitgevoerd bij vrouwen die<br />
al eerder een abortus gehad hebben (2006). In Nederland was dit 35,7% in<br />
2004 en in de VSA 47-48% in 2002. Het is natuurlijk een heel ander probleem<br />
als je heel snel opnieuw ongewenst zwanger wordt dan als er 10 jaar tussen<br />
zit. Professor Blayo uit Frankrijk (demograaf) vindt dan ook dat men best periodes<br />
van 5 jaar zou beschouwen. Moest een vrouw regelmatig seks hebben<br />
van 15 tot 44 jaar zonder kinderen te hebben en zonder ooit anticonceptie<br />
te gebruiken, zou ze meer dan 30 abortussen ondergaan in de loop van haar<br />
leven (6). Dit betekent dus ook dat de meeste vrouwen pogingen ondernemen<br />
om ongewenste zwangerschappen te voorkomen, zij het niet altijd met succes.<br />
Vrouwen met herhaalde abortussen hebben meer frequent seks. Het komt<br />
ook meer voor bij migranten. Bij vrouwen met herhaalde abortus is er ook een<br />
groter risico op familiaal en seksueel geweld (7) en op seksueel overdraagbare<br />
aandoeningen. Artsen moeten hierop attent zijn om deze vrouwen in nood<br />
te kunnen helpen!<br />
De pil en compliance<br />
Van de Belgische vrouwen vergeet 40% verschillende pillen per jaar (8%<br />
verschillende pillen per maand!) (1). Vrouwen die seks onprettig vinden of
pijnlijk of ongelukkig zijn in hun relatie, zullen meer geneigd zijn om hun pil<br />
te vergeten of om ermee te stoppen. Sanders onderzocht in een prospectieve<br />
studie (2001) het effect van de pil op seksualiteit en het verband met het stoppen<br />
van de pil. In de loop van het jaar stopte 47% met de pil en 14% veranderde<br />
van pil. De beste predictieve factoren voor het stoppen of veranderen<br />
was een emotioneel onbehagen, een verergering van het premenstrueel syndroom,<br />
een vermindering van seksuele gedachten en van de psychoseksuele<br />
respons (8). Pillen met 15µg ethinylestradiol kunnen dyspareunie veroorzaken<br />
(19%) en verminderd seksueel verlangen, activiteit en genot (prospectieve<br />
studie) (9). Deze pillen worden in België weinig voorgeschreven. Een studie<br />
over de vaginale ring en seksualiteit was geruststellend. Als de pil ernstige<br />
dysmenorroe weet op te lossen, is de compliance meestal uitstekend.<br />
Condoom<br />
Bij correct gebruik is het condoom zeer efficiënt (slechts 2% van de vrouwen<br />
wordt zwanger tijdens het eerste jaar correct gebruik). Nochtans slagen veel<br />
koppels er niet in om het steeds correct te gebruiken, zodat meestal 15% van<br />
de vrouwen na één jaar zwanger is (VSA) en 3,3% in Frankrijk. Het vrouwencondoom<br />
is minder efficiënt dan het mannencondoom.<br />
Noodanticonceptie<br />
Kan men het aantal abortussen doen dalen door de noodpil over the counter<br />
ter beschikking te stellen? Theoretisch zou het kunnen omdat de nood pil<br />
zeker 75% van de zwangerschappen kan voorkomen, maar dit is tot nu toe<br />
niet gelukt in Schotland, China noch in de Verenigde Staten. Niet omdat<br />
de noodpil niet efficiënt is, maar omdat er te veel onbeschermd gevreeën<br />
wordt, en de noodpil slechts zelden wordt gebruikt omdat het risico op<br />
zwangerschap slecht wordt ingeschat. In China werd de noodpil niet gebruikt<br />
in 89% van de cycli waarin de vrouwen zwanger waren geworden<br />
omdat ze het risico op zwangerschap niet hadden erkend (10). In Frankrijk<br />
werden abortuspatiënten ondervraagd: slechts 38,5% van de vrouwen was<br />
bewust van het risico toen het bevruchtend seksueel contact plaatsvond. De<br />
helft van deze vrouwen minimaliseerde het risico achteraf zodat ze uiteindelijk<br />
de noodpil niet genomen hebben (terwijl ze de noodpil wel kenden).<br />
De auteurs concluderen dat men de noodpil best bij de hand heeft om die<br />
meteen in te nemen bij onbeschermd seksueel contact. Zij constateren ook<br />
dat de slechte perceptie van het risico op zwangerschap de grootste rem is<br />
op efficiënt gebruik van de noodpil (11). Ander onderzoek heeft uitgewezen<br />
dat de noodpil met levonorgestrel zeer efficiënt is vóór de eisprong<br />
maar weinig of geen effect heeft eens de eisprong heeft plaatsgegrepen.<br />
Gezien men de eisprong niet met zekerheid kan bepalen, neemt men toch<br />
best de noodpil in, maar als de kans groot is dat de eisprong reeds heeft<br />
plaatsgegrepen zou men eerder de plaatsing van een noodspiraaltje moeten<br />
overwegen (koperspiraal) (12).<br />
Perceptie van de vruchtbaarheid<br />
Elke dag constateren we dat er een groot gemis is aan kennis van de cyclus en<br />
van de vruchtbaarheid. Nochtans gebruiken toch nog veel jonge en volwassen<br />
vrouwen periodieke onthouding samen met condoom of met coïtus interruptus,<br />
en baseren ze zich meestal op verkeerde informatie om te beslissen of ze<br />
een condoom zullen gebruiken of de noodpil nodig hebben. Het is belangrijk<br />
dat koppels die beslissen om ‘natuurlijke’ anticonceptie toe te passen, correcte<br />
scholing krijgen om die gekozen methode op zijn best te gebruiken. Daarnaast<br />
moeten ze weten dat de ongeplande zwangerschappen die opduiken bij<br />
16<br />
GUNAIKEIA - Speciaal nummer<br />
gebruikers van deze methoden, dikwijls te wijten zijn aan ‘uitzonderingen’ op<br />
het strikte schema, dat niet altijd makkelijk vol te houden is.<br />
Wat kunnen artsen doen?<br />
- Langwerkende anticonceptie promoten en minder weigerachtig staan<br />
om spiraaltjes, implantaten en prikpil toe te dienen als vrouwen erom<br />
vragen.<br />
- De pil moet niet per se op de eerste dag van de menses gestart worden,<br />
het mag tot de 5de dag zonder bijkomende maatregelen. Als de vrouw<br />
die maand nog geen seksueel contact gehad heeft, mag ze ook later starten<br />
mits condoomgebruik gedurende de volgende 7 dagen (veel vrouwen<br />
worden intussen zwanger terwijl ze op hun maandstonden zitten te<br />
wachten).<br />
- De pil kan continu genomen worden. Men mag er dan af en toe één vergeten<br />
vóór het kwaad kan. (Men kan de pil doornemen tot er een periode<br />
van spotting optreedt, 5 dagen stoppen en dan opnieuw starten.)<br />
- Men moet opletten om niet de duurste pillen voor te schrijven aan adolescenten<br />
die ze zelf moeten betalen. Het is ook niet zo’n goed idee om<br />
de lichtste pillen voor te schrijven aan adolescenten die frequent pillen<br />
vergeten en snel stoppen bij het optreden van spotting.<br />
- Pilcontroles gebruiken om mogelijke pilproblemen te bespreken (braken,<br />
buikloop, vergeten, verlengde pilpauze, wanneer is een noodpil nodig en<br />
aan moeders informatie geven die nuttig is voor hun dochters).<br />
- Indien een noodpil werd genomen, kan men onmiddellijk met de pil starten<br />
en het condoom gebruiken gedurende de volgende 7 dagen.<br />
- Mensen die het condoom als anticonceptie gebruiken, kunnen best de<br />
noodpil al in huis hebben.<br />
- Vrouwen die borstvoeding geven, kunnen na vijf weken starten met een<br />
‘minipil’ (progestageen). Als de baby 6 maanden oud is, kan men onmiddellijk<br />
overschakelen op de gewone pil (en borstvoeding blijven geven).<br />
- Het koperspiraal mag tot de 12de dag van de cyclus geplaatst worden<br />
(WGO).<br />
- Het spiraaltje onmiddellijk na de abortus plaatsen: de helft van de<br />
vrouwen komt nadien niet terug om het te laten plaatsen (tot 9 weken is<br />
de kans op expulsie klein: 2,5%; tussen 9-12 weken: 6%).<br />
- Het noodspiraaltje (koper) binnen de 5 dagen na onbeschermd seksueel<br />
contact zou een reële optie moeten worden.<br />
- Jonge vrouwen erop attent maken dat anticonceptie geen infertiliteit<br />
veroorzaakt, maar een soa wel! Als je later kinderen wil, gebruik een<br />
condoom (bij risico op een soa)! Wacht ook niet tot je fertiele jaren voorbij<br />
zijn om aan kinderen te denken!<br />
Conclusie<br />
We hebben weinig zwangerschapsafbrekingen in België, maar elk jaar blijven<br />
de abortuscijfers licht stijgen. Men kan betreuren dat de meest efficiënte<br />
anti conceptie (koperspiraal, LNG-IUS, implantaat) niet (of voor jongeren<br />
slechts gedeeltelijk) terugbetaald wordt. De kennis over vruchtbaarheid en<br />
anticonceptie is bij jonge zowel als bij volwassen vrouwen niet denderend,<br />
en dit zorgt voor een verkeerde aanpak van anticonceptieproblemen. Noodanticonceptie<br />
(pil en spiraal) wordt veel te weinig gebruikt na onbeschermde<br />
coïtus omdat het risico op zwangerschap slecht ingeschat wordt. De<br />
Gezondheidsenquête is de enige grootschalige studie die de gezondheid van<br />
de Belgen onderzoekt. Het is belangrijk om de vragen over anticonceptie en<br />
falen van anti conceptie meer uit te diepen, zodat preventieve maatregelen<br />
beter zouden kunnen aansluiten bij de specifieke problemen in België. Hoe
Tabel 4: Efficiëntie van de verschillende anticonceptiemethoden.<br />
% vrouwen die ongewenst % vrouwen die<br />
zwanger worden blijven gebruiken<br />
tijdens het eerste jaar na een jaar<br />
Methode Typisch gebruik Perfect gebruik<br />
VSA Wereld<br />
Geen methode 85 85<br />
Spermicide 29 4-25 18 42<br />
Terugtrekking 27 4-19 4 43<br />
Periodieke onthouding 25 2-20 51<br />
- kalendermethode 9<br />
- ovulatiemethode 3<br />
- sympto-thermale 2<br />
- na ovulatie 1<br />
Pessarium<br />
- parae 32 26 46<br />
- nulliparae 16 9 57<br />
Sponsje<br />
- parae 32 20 46<br />
- nulliparae 16 9 57<br />
Diafragma 16 6-20 6 57<br />
Condoom<br />
- vrouwelijk condoom 21 5-15 5 49<br />
- mannelijk condoom 15 2-15 2 53<br />
Gecombineerde pil 8 0,1-3 0,3 68<br />
Gecombineerde hormonale pleister 8 0,6-0.9 0,3 68<br />
Gecombineerde hormonale ring 6 0,4-1,3 0,3 68<br />
DMPA 3 0-1 0,3 56<br />
IUD<br />
- koperspiraaltje 0,8 0,1-1,5 0.6 78<br />
- LNG-IUD 0,1 0-0,6 0,1 81<br />
LNG-implantaat 0,05 0-0,1 0,05 84<br />
Sterilisatie van de vrouw 0,5 0-0,5 0,5 100<br />
Sterilisatie van de man 0,15 0-0,1 0,10 100<br />
Referenties<br />
1. Selected Practice recommendations for contraceptive use. Second edition 2005. World Health Organization, Geneva.<br />
2. De toegevoegde range in de wereldliteratuur komt uit: Contraception, your questions answered. 4de editie van John Guillebaud.<br />
kan men anders de problemen aanpakken als men ze nauwelijks onderzoekt?<br />
Geen enkele vrouw wordt immers graag geconfronteerd met een ongewenste<br />
zwangerschap, ook al is abortus voor haar de juiste keuze en een oplossing<br />
voor haar probleem. We zullen er nooit in slagen om alle zwangerschapsafbrekingen<br />
uit te schakelen omdat anticonceptie kan falen en vrouwen en<br />
koppels kunnen falen, maar het herleiden tot een minimum kan wel veel leed<br />
besparen.<br />
Tabel 4 geeft de efficiëntie weer van de verschillende anticonceptiemethoden<br />
(het is merkwaardig dat anticonceptie in de praktijk veel frequenter faalt in<br />
de VSA dan in Europa).<br />
17<br />
GUNAIKEIA - Speciaal nummer<br />
Referenties<br />
1. Insites: Vrouwen over sex, relaties en contraceptie. Onderzoek uitgevoerd in opdracht van Jansses-Cilag<br />
(2004).<br />
2. Van Bussel J. Zwangerschapsafbreking in België (1993-2005). Centrum voor Relatievorming en<br />
Zwangerschapsproblemen 2006. www.crz.be<br />
3. Nationale Commissie voor de evaluatie van de wet van 3 april 1990 betreffende de zwangerschapsafbreking.<br />
Verslag ten behoeve van het Parlement: 1 januari 2004 – 31 december 2005.<br />
4. Wijsen C, Van Lee L. Landelijke Abortusregistratie 2005. Rutgers Nisso Groep 2006.<br />
5. De Boeck M. Kennis en gebruik van (nood)anticonceptie bij jongeren. Thesis: Interuniversitaire GGS-opleiding<br />
Jeugdgezondheidszorg 2006.<br />
6. Harlap S, Kost K, Forrest JD. Preventing Pregnancy, Protecting Health: A New Look at Birth Control in the<br />
United States, New York: The Allan Guttmacher Institute, 1991,p38.<br />
7. Fisher WA, Singh SS, Shuper PA, Carey M, Otchet F. Characteristics of women undergoing repeat induced<br />
abortion. Can Med Ass J 2005;172(5):637-41.<br />
8. Sanders SA, Graham CA, Bass JL, Bancroft J. A prospective study of the effects of oral contraceptives on<br />
sexuality and well-being and their relationship to discontinuation. Contraception 2001;64(1):51-8.<br />
9. Caruso S, Agnello C, Intelisano G, Di Mari L, Cianci A. Sexual behavior of women taking low-dose oral<br />
contraceptive containing 15 microg ethinylestradiol/60 microg gestodene. Contraception 2004;69(3):237-<br />
40.<br />
10. HU X, Cheng L, Hua X, Glasier A. Advanced provision of emergency contraception to postnatal women in<br />
China makes no difference in abortion rates: a randomized controlled trial. Contraception 2005;72(2):111-6.<br />
11. Moreau C, Bouyer J, Goulard H, Bajos N. The remaining barriers to the use of emergency contraception:<br />
perception of pregnancy risk by women undergoing induced abortions. Contraception 2005;71(3):202-7.<br />
12. Novikova N, Weisberg E, Stanczyk FZ, Croxatto HB, Fraser IS. Effectiveness of levonorgestrel emergency<br />
contraception given before or after ovulation-a pilot study. Contraception 2007;75(2):112-8.
G1091N_2008<br />
Els Elaut<br />
De introductie van de eerste anticonceptiepil in het gros van de<br />
westerse wereld ligt ondertussen veertig jaar achter ons. Hoewel de pil<br />
wordt bestempeld als hét product dat de twintigste eeuw definieert,<br />
groeit onder vrouwen vandaag de pilmoeheid en hormonenmoeheid.<br />
De gezondheidszorg vindt het moeilijk om op hun kritische vragen een<br />
duidelijk antwoord te formuleren: na veertig jaar wetenschappelijke<br />
publicaties blijft de vraag naar de seksuele effecten van hormonale<br />
anticonceptie in de lucht hangen. Welke antwoorden kunnen we vrouwen<br />
bieden op basis van de huidige kennis binnen het onderzoeksveld? De<br />
auteurs verkennen veertig jaar literatuur en stellen nieuwe paden naar<br />
gedegen onderzoek voor.<br />
We schrijven begin jaren zestig. Pincus en collega’s publiceerden net hun bevindingen<br />
rond ‘orale medicatie ter fertiliteitscontrole’ bij vrouwen: efficiënte<br />
anticonceptie ‘zonder negatieve impact op het seksuele leven van vrouwen’<br />
(1, 2) werd op één decennium beschikbaar in het gros van de westerse wereld.<br />
Alom wordt verwezen naar een turbulente en wervelende periode: vrouwen<br />
kregen éénsklaps het zelfbeschikkingsrecht over hun vruchtbaarheid wat hen<br />
in staat stelde om seksualiteit (ook of vooral) als een act van plezier te beleven.<br />
Plots konden zij zelf beslissen of en wanneer er kinderen kwamen en<br />
voluit gaan voor een carrière indien ze dat wensten. Retrospectief lijkt de pil<br />
dan ook dé motor achter de vrouwenemancipatie en de seksuele revolutie.<br />
Of toch niet?<br />
We schrijven begin éénentwintigste eeuw. Panzer en collega’s rapporteren<br />
bevindingen omtrent een verminderd seksueel verlangen bij pilgebruiksters<br />
(in vergelijking met vrouwen die nooit de pil namen) (3). Het artikel werd<br />
massaal opgepikt door de populaire media (‘De pil kan leiden tot blijvende<br />
vermindering van seksueel verlangen’) (4, 5) maar ontving harde kritieken<br />
vanuit de sexual medicine, voornamelijk omwille van een rammelende<br />
methodologie (6). Het feit dat kranten dit artikel desondanks oppikten en<br />
er uitvoerig aandacht aan besteedden, vormt een mooie illustratie van een<br />
steeds meer groeiende bezorgdheid onder vrouwen vandaag. Elke paar maanden<br />
ver schijnt wel ergens een ‘libidodossier’ in een vrouwenmagazine waarin<br />
telkens opnieuw de vraag komt bovendrijven of hormonale anticonceptie<br />
wel zo goed is voor onze seksualiteitsbeleving. Het idee omtrent de pil als<br />
vrouwenemancipatie lijkt overgegaan in een ernstige pilmoeheid en zelfs<br />
hormonenmoeheid. Vrouwen worden kritischer en veeleisender: een excellente<br />
fertiliteitscontrole vinden ze vanzelfsprekend, nu willen ze er niet langer<br />
de bijwerkingen bovenop nemen (7).<br />
Eén vraag dringt zich dan ook op. Hoe gaan we om met vrouwen die een<br />
verminderd seksueel verlangen – of ruimere seksuele klachten – toe schrijven<br />
aan hun anticonceptie? Erkennen we hen daarin en gaan we samen op zoek<br />
naar een alternatief totdat deze klachten zijn verholpen? Of moeten we<br />
Hormonale anticonceptie:<br />
object van vrijheid of desillusie?<br />
Els Elaut, Griet De Cuypere<br />
Centrum voor Seksuologie en Genderproblematiek, UZ Gent, UG<br />
Ke y w o r d s: h o r m o n a l C o n t r a C e p t i o n – s e x u a l effeCt – o e s t r o g e n – p r o g e s ta g e n –<br />
a n d r o g e n<br />
18<br />
GUNAIKEIA - Speciaal nummer<br />
pil- en hormonenmoeheid interpreteren als teken van onderliggende weerstand<br />
tegen het lam leggen van de eigen vruchtbaarheid en als manifestatie<br />
van bijvoorbeeld een ambivalente kinderwens? Of kadert dit alles binnen<br />
een ruimere ‘groene’ trend van bezorgdheid om eigen lichaam en milieu: een<br />
terugkeer naar biologisch ritme van de eigen cyclus? Wat weten we nu eigenlijk<br />
over de incidentie van seksuele klachten bij gebruiksters van hormonale<br />
anticonceptie en de achterliggende mechanismen?<br />
De eerste golf hormonale<br />
anticonceptieliteratuur<br />
Prille studieresultaten rond hormonale<br />
anticonceptie en seksualiteit<br />
Studies naar hormonale anticonceptie zijn al vroeg beducht voor een mogelijke<br />
impact op de vrouwelijke seksualiteit – in eender welke richting. Reeds<br />
in 1959 blijkt dat het aandeel vrouwen dat bij pilgebruik een toegenomen<br />
seksueel verlangen ervaart even hoog is als het aandeel dat blijk geeft van<br />
een verminderd verlangen (ongeveer 20%) (2). Een review uit de jaren zestig<br />
(8) stelt vast dat het ‘libido’ bij 20 à 50% toeneemt, bij 5 à 13% afneemt maar<br />
bij de meeste vrouwen onveranderd blijft (9-11). Ongeveer de helft van de<br />
vrouwen meldt ook een toegenomen frequentie van gemeenschap (2, 11) én<br />
een grotere satisfactie hiervan (10). Bij ongeveer 40% blijven dergelijke veranderingen<br />
echter uit (10, 11). Tevens merkt men op dat vrouwen ‘die slecht<br />
reageren op een bepaald product onder voorbehoud van de nevenwerkingen,<br />
zeer goed reageren bij overschakeling naar een ander product’ (12).<br />
De eerste hypothesevorming<br />
Verschillende psychologische en farmacologische hypothesen voor de gevonden<br />
effecten worden geopperd. De consensus ontstaat dat verbeteringen in<br />
seksueel verlangen én stemming bij pilgebruik moeten voortkomen vanuit<br />
de weggenomen angst voor zwangerschap (8) en vanuit de scheiding van<br />
de anticonceptieve en seksuele act (13). De theorie dat progesteron verantwoordelijk<br />
zou zijn voor een verminderd seksueel verlangen (14) wint aan<br />
belang door de vaststelling dat sterk progestagene preparaten in vergelijking<br />
met sterk oestrogene preparaten een hogere incidentie van een verminderd<br />
seksueel verlangen én depressie zouden geven (28% versus 5 à 7%) (15-17).<br />
Opvallend is de onderlinge variabiliteit in gedragsmatige respons op hormonale<br />
anticonceptie. Wat maakt dat de ene vrouw een positief en de andere<br />
een negatief seksueel effect ervaart? Roept louter het idee anticonceptie te<br />
gebruiken in de vrouwelijke psyche betekenissen op die bepaalde neveneffecten<br />
mediëren? Met deze vraag in het achterhoofd zet Cullberg in 1972
(18) een grootschalige dubbelblinde placebogecontroleerde studie op. 322<br />
vrouwen worden verdeeld over vier preparaten waaronder een placebo; de<br />
vrouwen wordt verteld dat ze ‘zwakke vrouwelijke hormonen of een suikerpil’<br />
krijgen, zonder enige referentie naar anticonceptieve werking. De studie kan<br />
geen verschil in ‘seksuele drive’ of satisfactie aan het licht brengen, noch<br />
tussen de verschillende preparaten, noch tussen de hormonenpreparaten en<br />
de placebogroep (Figuur 1).<br />
Figuur 1: Geen within-group-verschillen in verminderd of toegenomen seksueel verlangen (Bron: Cullberg 1972).<br />
Verandering in<br />
seksueel verlangen (%)<br />
20<br />
10<br />
De resultaten wijzen er dus op dat hormonale anticonceptie geen directe<br />
farmacologische rol speelt in positieve of negatieve seksuele reacties.<br />
Wat Cullberg wél vaststelt, is een direct verband tussen depressief-dysfore<br />
symptomen en een verminderd seksueel verlangen in de pilcondities; hij<br />
komt tot een indirect seksueel effect via stemming (18). Helaas betreft dit een<br />
retrospectieve studie met een ruwe meting voor seksueel verlangen én een<br />
discrepantie tussen interview- en selfratings.<br />
De tweede golf hormonale<br />
anticonceptieliteratuur<br />
9<br />
Een specifieke endocriene denkpiste krijgt vorm:<br />
het tijdperk van John Bancroft<br />
Begin jaren zeventig duiken rapporten op over endogene hormonale veranderingen<br />
bij pilgebruiksters: oestrogenen blijken een toename in het eiwit<br />
Sex Hormone Binding Globulin (SHBG) te veroorzaken (19). Al snel wordt een<br />
nieuwe denkpiste zichtbaar: als oestroprogestativa door deze toename in<br />
SHBG de concentraties vrij testosteron doen dalen en indien exogeen testosteron<br />
vrouwelijke seksualiteit kan verbeteren (20, 21), zit dan daar het geheim<br />
van de link tussen verminderd seksueel verlangen en hormonale anticonceptie?<br />
Geïnspireerd door deze hypothese wordt door John Bancroft en zijn onderzoeksgroep<br />
een reeks studies op touw gezet omtrent androgenen en<br />
vrouwelijke seksualiteit (22-25). De groep bevestigt herhaaldelijk het verlaagd<br />
gehalte (totaal én vrij) testosteron bij pilgebruiksters (22, 25). Hoewel<br />
zij de endocriene hypothese van een verminderd seksueel verlangen bij<br />
12<br />
Groep I<br />
Ng 1,0 mg<br />
Eo 0,05 mg<br />
Toegenomen Verminderd<br />
verlangen verlangen<br />
6<br />
5<br />
Groep II<br />
Ng 0,5 mg<br />
Eo 0,05mg<br />
19<br />
GUNAIKEIA - Speciaal nummer<br />
pilgebruik sters niet volledig kunnen bevestigen, bemerken ze wel een positieve<br />
correlatie tussen testosteron en seksueel verlangen binnen een groep seksueel<br />
gezonde pilgebruiksters (Figuur 2) (23). Dergelijk verband wordt niet teruggevonden<br />
bij vrouwen met een seksuele disfunctie (22) of bij niet-gebruiksters (25).<br />
Dit wordt toegeschreven aan psychische invloeden die de subtiele hormoongedragrelatie<br />
beïnvloeden, of dat nu de aanwezigheid van seksuele disfunctie<br />
is of het idee veilige anticonceptie te gebruiken (26).<br />
10<br />
14<br />
Groep III<br />
Ng 0,06 mg<br />
Eo 0,05 mg<br />
Ook wordt het idee rond het secundaire effect via stemming herbekeken (24).<br />
Men vindt een duidelijke positieve correlatie tussen welzijn en seksueel verlangen<br />
bij niet-pilgebruiksters. Bij pilgebruiksters daarentegen zien zij argumenten<br />
tégen een verband tussen beide concepten in het feit dat verhoogd<br />
premenstrueel seksueel verlangen vaak mogelijk blijkt ondanks een sterk<br />
afgenomen welzijn. De pieken en dalen in de seksuele cyclus van pilgebruiksters<br />
lijken als het ware te vervlakken. Men stelt dat een onafhankelijk effect<br />
van hormonale anticonceptie op seksualiteit een feit is: seksueel verlangen<br />
lijkt niet louter een functie van welzijn maar kent duidelijk andere determinanten<br />
die bij sommige vrouwen de invloed van welzijn overstemmen (24).<br />
Helaas maakt de studie gebruik van, weliswaar grootschalige, retrospectieve<br />
metingen. Een prospectieve studie die deze stelling nogmaals onderschrijft<br />
is deze van Graham en Sherwin in 1993 (27). Zij vinden bij vrouwen met<br />
premenstruele klachten na het starten van een trifasische pil een verminderd<br />
seksueel verlangen en dit ondanks een duidelijke verbetering in premenstruele<br />
stemming. Het lijkt, na deze reeks studies, dat de relatie tussen vrouwelijke<br />
seksualiteit en androgenen een stuk complexer blijkt dan de aanvankelijke<br />
endocriene hypothese suggereerde, met name dat er een potentiële rol blijkt<br />
weggelegd voor psychosociale factoren die de hormonale effecten op seksueel<br />
vlak lijken te beïnvloeden of mediëren.<br />
De derde golf hormonale<br />
anticonceptieliteratuur<br />
De jaren negentig tot heden<br />
De vraag naar differentiële effecten van preparaten blijft: zijn de weinig eenduidige<br />
resultaten te wijten aan verschillende dosissen ethinyloestradiol (EE),<br />
aan verschillende progestagenen of een combinatie van beide? Graham (28)<br />
9<br />
Groep IV<br />
Placebo<br />
11
Figuur 2: Cyclische veranderingen in seksualiteit en endogene hormonen bij één pilgebruikster (Bron: Bancroft en Sanders, 1982).<br />
Oestradiol<br />
(pg/ml)<br />
70<br />
50<br />
30<br />
10<br />
Seksuele 4<br />
betrekkingen<br />
2<br />
(kwaliteit)<br />
Frequentie 4<br />
seksuele<br />
gedachten<br />
2<br />
Pildagen<br />
19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 1 2 3 4 5 6 7<br />
bekijkt een combined oral contraceptive (COC) versus een progestin-only pill<br />
(POP). Schotse vrouwen melden een matig negatief effect van de POP op hun<br />
seksuele interesse in vergelijking met placebo, maar een sterker negatief effect<br />
van het COC. De sterke troef ligt in de proefgroep: deelnemende vrouwen<br />
(of hun partner) hadden een sterilisatie achter de rug waardoor een eventuele<br />
psychische impact van het anticonceptief effect kon worden uitgeschakeld.<br />
Figuur 3 vormt een mooie illustratie van hoe cultureel verschillend deze resultaten<br />
kunnen zijn.<br />
Recent kwam vanuit deze onderzoeksgroep een studie met twee verschillende<br />
trifasische preparaten (zelfde progestageen maar verschillende doses EE) bij<br />
61 starters. Een hogere dosis EE veroorzaakt een sterkere daling in vrij en<br />
totaal testosteron, evenwel zonder significante verschillen op te leveren op<br />
het domein van seksueel verlangen (29). Wél vindt men beperkte steun voor<br />
een correlatie tussen de mate van verandering in totaal en vrij testosteron<br />
en seksueel verlangen (30). Het ziet er dan ook naar uit dat een substantiële<br />
proportie vrouwen die hormonale anticonceptie starten een ernstige daling in<br />
androgeenconcentraties kennen zonder daar uitgesproken negatieve seksuele<br />
effecten in te ervaren. Het zwakke punt van deze studie is helaas dat de meerderheid<br />
van de bevraagde vrouwen geen vaste partner heeft. Het starten van<br />
hormonale anticonceptie op zich gaat op dat moment dan ook waarschijnlijk<br />
gepaard met een aantal andere psychologische en relationele factoren (30).<br />
Een nieuw product, nieuwe resultaten?<br />
De laatste generatie ‘low dose’-preparaten doen verder de vraag rijzen of deze<br />
lagere dosis oestrogenen niet voor nieuwe problemen zorgt: 19% van een<br />
groep vrouwen klaagt na 9 maanden gebruik over dyspareunie vanuit een<br />
onvoldoende lubrificatie tijdens het vrijen (31). Het is een boeiende denkpiste<br />
die ook wordt geopperd binnen studies met het jongste zusje in de rij hormonale<br />
anticonceptie, de vaginale ring. Hoewel dit product zou zorgen voor<br />
een toename in seksueel verlangen en in seksuele fantasieën in vergelijking<br />
met een eerder negatief effect van een klassieke combinatiepil, bevat ook de<br />
vaginale ring een lage oestrogene dosering en moeten we ook daar de ogen<br />
openhouden voor eventuele seksuele pijnklachten (32, 33).<br />
20<br />
Stopzetting<br />
GUNAIKEIA - Speciaal nummer<br />
Een heel andere insteek vormt de bevraging waarom vrouwen hun anticonceptie<br />
soms zo vroeg de rug toekeren. Een studie van Sanders en collega’s<br />
(34) volgt 79 starters van een monofasisch of trifasisch preparaat gedurende<br />
twaalf maanden. Maar liefst 47% zet de anticonceptie stop in de loop van<br />
de studie: bij 33% zijn emotionele nevenwerkingen de boosdoener, bij 8%<br />
seksuele neveneffecten. Stoppers ervaren een sterkere daling in de frequentie<br />
van seksuele activiteit en seksuele gedachten, rapporteren ernstiger seksuele,<br />
emotionele en lichamelijke nevenwerkingen en een verminderde psychoseksuele<br />
opwindbaarheid (arousability). Deze groep stoppers had ook in het verleden<br />
al verschillende anticonceptieve methoden uitgeprobeerd. De auteurs<br />
besluiten dat negatieve effecten op stemming en seksualiteit belangrijke<br />
factoren vormen in het stopzetten van hormonale anticonceptie én dat duidelijk<br />
directe negatieve effecten bestaan van hormonale anticonceptie op de<br />
vrouwelijke seksualiteit (34).<br />
En wat met IUD’s, sterilisatie en andere<br />
methoden?<br />
In tegenstelling tot de orale preparaten, hebben andere vormen van anticonceptie<br />
disproportioneel weinig aandacht gekregen vanuit het onderzoeksveld.<br />
Een recent Spaans prospectief onderzoek vergelijkt pilgebruiksters met<br />
gebruiksters van IUD’s en kunnen geen verschil aan het licht brengen in<br />
seksueel verlangen: de prevalentie van een verminderd seksueel verlangen<br />
bedraagt 10% onder pilgebruiksters versus 12% bij gebruiksters van een IUD.<br />
De meerderheid van alle vrouwen ervaart echter geen enkele verandering<br />
(89%). Seksueel verlangen blijkt wel toe te nemen bij een langer gebruik<br />
van de methode en daalt vooral bij nullipare vrouwen (35). Hoewel crossculturele<br />
vergelijkingen moeilijk zijn, besloot ook een Chinese studie dat IUD<br />
en sterilisatie geen negatieve impact kenen op levenskwaliteit en seksueel<br />
functioneren van vrouwen. In de groep gesteriliseerde vrouwen vindt men<br />
een hogere seksuele satisfactie en een hoger seksueel verlangen na drie à<br />
vier maanden (36).<br />
400<br />
300<br />
200<br />
Testosteron<br />
(pg/ml)
Conclusie<br />
Na meer dan veertig jaar wetenschappelijke publicaties hebben we vandaag<br />
helaas geen duidelijk beeld van de samenhang tussen hormonale anticonceptie<br />
en vrouwelijke seksualiteit: we kunnen niet voorspellen welke vrouwen<br />
negatieve effecten zullen ondervinden op hun stemming of seksualiteit, noch<br />
welke groep preparaten daar een grotere kans op biedt. De cijfers tonen wél<br />
dat een groot aandeel vrouwen zeer vroeg hormonale anticonceptie stopzet.<br />
Grondiger counseling rond mogelijke nevenwerkingen lijkt dan ook nog<br />
steeds geen overbodige luxe in een gynaecologisch consult.<br />
Subtiele veranderingen in het patroon van seksualiteitsbeleving doorheen<br />
de pilcyclus zijn waarschijnlijk zeer frequent. Voor de meerderheid van de<br />
vrouwen lijkt hormonale anticonceptie geen ingrijpende veranderingen<br />
teweeg te brengen in hun seksuele leven terwijl bij een minderheid negatieve<br />
seksuele effecten een reden vormen om het gebruik stop te zetten. Gegevens<br />
om deze minderheid te detecteren zijn er helaas nog niet: we tasten zelfs nog<br />
in het duister of we deze oorzaken moeten gaan zoeken in endocriene of psychische<br />
hoek. Grootschalige onderzoeken waarbij vrouwen achtereenvolgens<br />
verschillende producten gebruiken (within-subject cross-over opzet) met<br />
aandacht voor relationele mediërende factoren en psychische mechanismen<br />
(ruimer dan stemming) in combinatie met androgeenbepalingen zijn dan ook<br />
nog altijd hard nodig. Enkel dergelijk opzet zal ons toelaten modellen te ontwikkelen<br />
om de mechanismen te identificeren waarlangs seksuele effecten<br />
plaatsvinden (www.koppelonderzoek.be).<br />
Referenties<br />
1. Pincus G, Rock J, Garcia CR, Riceway E, Paniagua M, Rodriguez I. Fertility control with oral medication. Am J<br />
Obstet Gynecol 1958;75:1333-46.<br />
2. Pincus G, Garcia CR, Rock J, Paniagua M, Pendleton A, Laraque F et al. Effectiveness of an oral contraceptive:<br />
effects of an progestin-estrogen combination upon fertility, menstrual phenomena, and health. Science<br />
1959; 130(3367):81-83.<br />
3. Panzer C, Wise S, Fantini G, Kan D, Munarriz R, Guay A et al. Impact of oral contraceptives on sex hormonebinding<br />
globulin and androgen levels: a retrospective study in women with sexual dysfunction. J Sex Med<br />
2006;3:104-13.<br />
4. Can taking the pill dull a woman’s desire forever? New Scientist, 27 mei 2005, http://www.newscientist.com/<br />
channel/sex/mg18625015.600-can-taking-the-pill-dull-a-womans-desire-forever.html<br />
5. De pil kan leiden tot blijvende vermindering van seksueel verlangen. De Morgen, 27 mei 2005.<br />
21<br />
GUNAIKEIA - Speciaal nummer<br />
6. Bancroft J, Hammond G, Graham C. Do oral contraceptives produce irreversible effects on women’s<br />
sexuality? Letter to the editor J Sex Med 2006;3:568-70.<br />
7. Mijn pil, mijn vrijheid? Steeds meer vrouwen zijn pilmoe. De Standaard, 7-8 juni 2008.<br />
8. Glick I. Mood and behavioral changes associated with the use of the oral contraceptive agents. A review of<br />
the literature. Psychopharmacologia 1967;10:363-74.<br />
9. Tyler E. An oral contraceptive, a 4 year study of norethindrone. Obstet and Gynec 1961;18:363-7.<br />
10. Ringrove C. The emotional responses of married women receiving oral contraceptives. Canad Med Ass J<br />
1965;92:1207-9.<br />
11. Rice-wray E, Schulz-Contreras M, Guerrero I, Aranda-Rosell A. Long term administration of norethindrone in<br />
fertility control. JAMA 1962;180:355-8.<br />
12. British Medical Society Symposium. Oral contraceptives. Br Med J 1963;5355:489-91;5356:550-1.<br />
13. Zell J, Crisp W. A psychiatric evaluation of the use of oral contraceptives. Obstet and Gynec 1964;23:657-61.<br />
14. Benedek T, Rubinstein BB. Correlations between ovarian activity and psychodynamic processes: ovulative<br />
phase. Psychosom Med 1939;1:245.<br />
15. Grant ECG, Pryse-Davies J. Effect of oral contraceptives on depressive mood changes and on endometrial<br />
monoamine oxidase and phosphates. Br Med J 1968;28(3):777-80.<br />
16. Grant ECG, Mears E. Mental effects of oral contraceptives. The Lancet 1967;2:945.<br />
17. Carey HM. Principles of oral contraception: 2. Side effects of oral contraceptives. Med J Aust 1971;2:1242.<br />
18. Cullberg J. Mood changes and menstrual symptoms with different gestagen/estrogen combinations: a<br />
double blind comparison with a placebo. Acta Psychiatr Scand 1972;S236:3-86.<br />
19. Anderson DC. Sex-hormone binding globulin. Clin Endocrinol 1974;3(1):69-96.<br />
20. Carter AC, Cohen EG, Shorr E. Use of androgens in women. Vit Horm 1947;5:317-91.<br />
21. Carney A, Bancroft J, Mathews A. Combination of hormonal and psychological treatment for female sexual<br />
unresponsiveness: a comparative study. Brit J Psychiatr 1978;132:339-46.<br />
22. Bancroft J, Davidson D, Warner P, Tyrer G. Androgens and sexual behaviour in women using oral<br />
contraceptives. Clin Endocrinol 1980;12:327-40.<br />
23. Bancroft J, Sanders D. Hormones and the sexuality of women – the menstrual cycle. Clin Endocrinol<br />
Metab1982;11(3):639-59.<br />
24. Warner P, Bancroft J. Mood, sexuality, oral contraceptives and the menstrual cycle. J Psychosom Res<br />
1988;32:417-27.<br />
25. Bancroft J, Sherwin BB, Alexander GM, Davidson D, Walker A. Oral contraceptives, androgens, and the<br />
sexuality of young women: II. The role of androgens. Arch Sex Beh 1991;20(2):121-35.<br />
26. Bancroft J, Sartorius N. The effects of oral contraceptives on well-being and sexuality. Oxf Rev Reprod Biol<br />
1990;12:57-92.<br />
27. Graham C, Sherwin BB. The relationship between mood and sexuality in women using an oral contraceptive<br />
as a treatment for premenstrual symptoms. Psychoneuroendocrinology 1993;18(4):273-81.<br />
28. Graham CA, Ramos R, Bancroft J, Maglaya C, Farley TMM. The effects of steroidal contraceptives on the<br />
well-being and sexuality of women: a double-blind, placebo-controlled, two-centre study of combined and<br />
progestin-only methods. Contraception 1995;52:363-9.<br />
29. Greco T, Graham CA, Bancroft J, Tanner A, Doll HA. The effects of oral contraceptives on androgen levels<br />
and their relevance to premenstrual mood and sexual interest: a comparison of two triphasic formulations<br />
containing norgestimate and either 35 or 25 µg of ethinyl estradiol. Contraception 2007;76:8-17.<br />
30. Graham CA, Bancroft J, Doll HA, Greco T, Tanner A. Does oral contraceptive-induced reduction in free<br />
testosterone adversely affect the sexuality or mood of women? Psychoneuroendocrinology 2007;32:246-55.<br />
31. Caruso S, Agnello C, Intelisano G, Farina M, Di Mari L, Cianc A. Sexual behavior of women taking low-dose<br />
oral contraceptive containing 15µg ethinylestradiol/60µg gestodene. Contraception 2004;69:237-40.<br />
32. Guida M, Di Spiezio Sardo A, Bramante S, Sparice S, Acunzo G, Tommaselli GA et al. Effects of two types of<br />
hormonal contraception – oral versus vaginal – on the sexual life of women and their partners. Hum Reprod<br />
2005;20(4):1100-6.<br />
33. Sabatini R, Cagiano R. Comparison of profiles of cycle control, side effects and sexual satisfaction of three<br />
hormonal contraceptives. Contraception 2006;74:220-3.<br />
34. Sanders SA, Graham CA, Bass JL, Bancroft J. A prospective study of the effects of oral contraceptives on<br />
sexuality and well-being and their relationship to discontinuation. Contraception 2001;64:51-8.<br />
35. Martin-Loeches M, Ortí RM, Monfort M, Ortega E, Rius J. A comparative analysis of the modification of<br />
sexual desire of users of oral hormonal contraceptives and intrauterine contraceptive devices. Eur J Contr<br />
Reprod Health Care 2003;8:129-34.<br />
36. Li RHW, Lo SST, Teh DKG, Tong NC, Tsui MHY, Cheung KB et al. Impact of common contraceptive methods on<br />
quality of life and sexual function in Hong Kong Chinese women. Contraception 2004;70:474-82.<br />
Figuur 3: Gemiddelde scores seksueel verlangen naar product (placebo, progestin-only pill en combined oral contraceptive) in menstruele fase in baseline en<br />
treatment* = p < 0,001 significantie (Bron: Graham et al. 1995).<br />
Meer<br />
Minder<br />
2,0<br />
1,5<br />
1,0<br />
0,5<br />
0<br />
Menstrueel Postmenstrueel<br />
Intermenstrueel<br />
Premenstrueel<br />
Seksuele interesse<br />
Baseline Maniia-behandeling Edinburgh-behandeling<br />
Edinburgh<br />
Maniia<br />
Menstrueel Postmenstrueel<br />
Intermenstrueel<br />
Fases<br />
Placebo<br />
POP<br />
COC<br />
* * *<br />
Premenstrueel<br />
Menstrueel Postmenstrueel<br />
Intermenstrueel<br />
Premenstrueel
G1085N_2008<br />
Joëlle Desreux<br />
Dit is een overzicht van de recente literatuur inzake de risico’s op<br />
kanker bij gebruik van hormonale anticonceptiva (en hoofdzakelijk orale<br />
gecombineerde oestroprogestativa) en de veiligheid ervan bij gebruik na<br />
kanker. Algemeen kunnen we stellen dat de recente orale anticonceptiva<br />
(OAC) het risico op borstkanker zeer weinig of niet verhogen. Ze<br />
verhogen het risico op baarmoederhalskanker licht, maar beschermen<br />
zeer significant en langdurig tegen endometrium- en ovariumkanker. De<br />
netto balans is gunstig en wordt geraamd op 10 tot 45 gevallen minder<br />
per 100.000 vrouwjaren. Er zijn nog geen gegevens over de kankersterfte.<br />
Een individueel, zorgvuldig afgewogen voorschrift en duidelijke<br />
informatie over het relatieve belang van de risicofactoren en de daaruit<br />
voortvloeiende adviezen voor een gezonde levenswijze zijn het beste<br />
middel om een verhoogde incidentie van kanker te voorkomen, vooral bij<br />
risicopatiënten.<br />
De veiligheid van hormonale anticonceptie na kanker is nog niet goed<br />
bekend. Theoretisch is hormonale anticonceptie niet gecontra-indiceerd<br />
na een kanker waarvoor ze geen risicofactor is, maar ze is gecontraindiceerd<br />
na een hormoonafhankelijke kanker. Na borstkanker, en vooral<br />
hormoonafhankelijke borstkanker, zijn LHRH-agonisten de veiligste<br />
anticonceptie, maar ze worden niet goed verdragen. Het IUD-LNG<br />
heeft zijn veiligheid helemaal nog niet bewezen en wordt ontraden na<br />
borstkanker. Het koperspiraaltje is het redelijkste alternatief.<br />
Inleiding<br />
Wereldwijd gebruiken meer dan 100 miljoen vrouwen (ongeveer 10% van de<br />
vrouwen van vruchtbare leeftijd) gecombineerde oestroprogestatieve anticonceptiva.<br />
300 miljoen vrouwen hebben die minstens eenmaal in hun leven<br />
gebruikt, in totaal dus meer dan 80% van de vrouwen van vruchtbare leeftijd<br />
in de ontwikkelde landen. Bovendien neemt het verbruik ervan almaar toe.<br />
De evaluatie van het kankerrisico bij gebruik van hormonale anticonceptiva<br />
is dan ook één van de eerste doelstellingen van de Wereldgezondheidsorganisatie.<br />
In de zomer van 2005 heeft een werkgroep van het IARC (International<br />
Agency for Research on Cancer) op grond van meta-analyses van<br />
epidemiologische studies en fundamentele studies alle oestroprogestatieve<br />
combinaties (anticonceptiva en HST) als kankerverwekkende stoffen van de<br />
eerste orde bestempeld. De werkgroep erkende weliswaar dat orale anticonceptiva<br />
(OAC) beschermen tegen endometrium- en ovariumkanker en dat HST<br />
beschermt tegen colorectale, endometrium- en ovariumkanker, maar stelde<br />
dat die gunstige effecten niet opwegen tegen het risico op borst-, baarmoederhals-<br />
en leverkanker (1). Die publicatie heeft een massa reacties uitgelokt,<br />
waarbij vooral de nadruk werd gelegd op de vele niet-oncologische voordelen<br />
Hormonale anticonceptie<br />
en kanker<br />
Joëlle Desreux 1 , Valérie Bleret 1 , Philippe Herman 2 , Eric Lifrange 2<br />
1. Borstkliniek, CHU de Liège, site Citadelle, ULg<br />
2. Borstkliniek, CHU de Liège, site CHU Sart-Tilman, ULg<br />
Ke y w o r d s: oral ContraCeptives – h o r m o n a l C o n t r a C e p t i o n – CanCer<br />
22<br />
GUNAIKEIA - Speciaal nummer<br />
van orale anticonceptie, op het feit dat in de meeste epidemiologische studies<br />
geen rekening werd gehouden met de levenswijze (en dat zou een vertekenende<br />
factor kunnen zijn), en op gegevens die aantonen dat de kankersterfte<br />
niet toeneemt bij gebruiksters.<br />
Verhoogt hormonale anticonceptie het<br />
risico op bepaalde kankergezwellen?<br />
Borstkanker<br />
Hoewel niet iedereen het erover eens is dat oestrogenen borstkanker in de<br />
hand werken, promoten ze zeker hormoonafhankelijke tumoren. Het effect<br />
van OAC is evenwel veel minder duidelijk, want naast de endogene oestrogenen,<br />
die inconstant worden afgeremd door OAC, zijn er dan nog het ethinyloestradiol<br />
en het progestativum van de OAC, zodat het netto-effect op tumoren<br />
zeer moeilijk te evalueren is. De meta-analyse van Oxford die in 1996<br />
werd gepubliceerd, was gebaseerd op de gegevens van 54 epidemiologische<br />
studies met in totaal 50.000 vrouwen met borstkanker en 100.000 controlevrouwen<br />
(2). De belangrijkste bevindingen van die meta-analyse waren een<br />
stijging van het risico met 24% bij de vrouwen die OAC gebruikten (RR 1,24;<br />
95% BI 1,15-1,33), een lager, maar toch nog significant verhoogd risico bij exgebruiksters<br />
en een verdwijnen van het risico meer dan 10 jaar na stopzetting<br />
van de OAC. Het risico was ook hoger bij de vrouwen die hun OAC gestart waren<br />
voor de leeftijd van 20 jaar en voor hun eerste voldragen zwangerschap,<br />
periodes waarin de borsten gevoeliger zijn voor carcinogenen. Die gegevens<br />
werden bevestigd door de recentere meta-analyse van Kahlenborn (3), waarin<br />
een RR van 1,52 (95% BI 1,26-1,82) werd gemeten bij multiparae die langer<br />
dan 4 jaar OAC hadden gebruikt voor hun eerste voldragen zwangerschap. Die<br />
gegevens zijn vrij verontrustend als we weten dat vrouwen al vroeg beginnen<br />
met de pil. Maar aangezien borstkanker zo weinig frequent is op die leeftijd,<br />
is het absolute risico uiterst laag (Tabel 1).<br />
Tabel 1: Absoluut aantal extra gevallen van borstkanker per 10.000<br />
Europese vrouwen tijdens het gebruik en de eerste 10 jaar na stopzetting<br />
van OAC (4).<br />
Gebruik op de leeftijd van 16 tot 19 jaar + 0,5 gevallen/10.000<br />
Gebruik op de leeftijd van 20 tot 24 jaar + 1,5 gevallen/10.000<br />
Gebruik op de leeftijd van 25 tot 29 jaar + 4,7 gevallen/10.000
Die gegevens stoelen bovendien op OAC die vaak een hoge dosis oestrogenen<br />
(50µg) en oudere progestativa bevatten. Een langetermijnfollow-up is immers<br />
van kapitaal belang bij epidemiologische studies van risicofactoren van<br />
borstkanker. Volgens de laatste studie, die werd gepubliceerd in 2002, is het<br />
risico op borstkanker niet verhoogd bij vrouwen die OAC gebruiken of hebben<br />
gebruikt, en stijgt het risico niet met de duur van gebruik of de dosis van<br />
oestrogenen, zolang die ≤ 35µg is (5).<br />
In een recente studie van 4.200 patiënten die borstkanker hadden gehad, werd<br />
geen verband aangetoond tussen de sterfte aan borstkanker en het gebruik<br />
van OAC, ongeacht de duur van gebruik, de duur sinds het eerste gebruik, de<br />
leeftijd waarop ermee werd gestart, en het gebruik van verschillende formuleringen<br />
(6). Die resultaten werden bevestigd door Trivers et al. (7), die ook<br />
geen toename van de totale sterfte hebben waargenomen bij pilgebruiksters.<br />
Het risico op borstkanker bij gebruik van de moderne anticonceptiva is nog<br />
niet bekend, maar zal naar alle waarschijnlijkheid niet correleren met de dosering<br />
of de samenstelling qua oestrogenen en progestativa. Die postulaten<br />
moeten echter door studies empirisch worden getoetst.<br />
De gegevens over het effect van HST op het risico op borstkanker zijn tegenstrijdig.<br />
Er werden twee studies met een soortgelijke design (vragenlijsten)<br />
uitgevoerd: de NOWAC-studie werd uitgevoerd bij meer dan 30.000 Noorse<br />
vrouwen en de E3N-studie bij meer dan 68.000 Franse vrouwen (8,9). In de<br />
eerste studie werd een significante stijging van het risico waargenomen bij<br />
HST-gebruiksters die voordien OAC hadden ingenomen. In de tweede studie<br />
werd een niet-significante daling met 10% vastgesteld. Eén van de mogelijke<br />
verklaringen voor die tegenstrijdige gegevens is het frequentere gebruik van<br />
OAC van de tweede generatie en van testosteronderivaten bij Noorse vrouwen,<br />
wat uitmondt in hogere cumulatieve doses van oestrogenen en krachtige<br />
progestativa (8).<br />
OAC hebben echter ook gunstige effecten op de borsten. Het risico op ziekenhuisopname<br />
wegens fibroadenoom of fibrocystische ziekte is lager bij<br />
gebruik van oestroprogestatieve combinaties, ongeacht de dosering van het<br />
oestrogeen. Progestativa alleen bieden dat voordeel niet (10). Het is nog niet<br />
bewezen dat OAC het natuurlijke verloop van al bestaande fibroadenomen<br />
beïnvloeden.<br />
OAC en andere risicofactoren van borstkanker<br />
Het risico stijgt licht met OAC, ongeacht de andere bekende risicofactoren van<br />
borstkanker: familiale antecedenten, alcohol, sociaal-economisch niveau… In<br />
een studie werd een verdrievoudiging van het risico op borstkanker vastgesteld<br />
bij gebruik van hooggedoseerde OAC voor 1975 (> 50µg ethinyloestradiol)<br />
in geval van familiale antecedenten bij eerstegraadsverwanten (11). In<br />
recente studies met lager gedoseerde OAC, werd geen verhoogd risico waargenomen<br />
(2, 5). In één van die studies, een Canadese studie, werd zelfs een<br />
niet-significante daling van het risico gemeten (12).<br />
Er zijn schaarse gegevens over patiënten met een BRCA1- of BRCA2-mutatie<br />
en die gegevens zijn tegenstrijdig. Het is nog te vroeg om die patiënten een<br />
sluitend advies te geven. Orale anticonceptiva verlagen weliswaar hun risico<br />
op ovariumkanker, maar de mogelijkheid dat ze het risico op borstkanker verhogen,<br />
kan nog niet worden uitgesloten. Daarom mogen OAC niet worden<br />
aangeraden als chemopreventie zonder andere valabele reden. In een studie<br />
werd alleen een hoger risico op borstkanker vastgesteld bij vrouwen met<br />
een BRCA2-mutatie die gedurende meer dan 5 jaar OAC hadden ingenomen,<br />
maar niet bij vrouwen met een BRCA1-mutatie (13). In een andere studie, die<br />
23<br />
GUNAIKEIA - Speciaal nummer<br />
veel verontrustender is, werd echter een verhoogd risico waargenomen met<br />
beide mutaties, vooral bij langdurig gebruik voor de eerste zwangerschap. Het<br />
risico bleef verhoogd meer dan 10 jaar na stopzetting van de OAC (14).<br />
Andere gynaecologische kankergezwellen<br />
Baarmoederhalskanker<br />
Er is nog veel discussie over de rol van OAC in de pathogenese van baarmoederhalskanker.<br />
Doordat er zoveel vertekenende factoren meespelen, is het<br />
moeilijk om op grond van epidemiologische studies uit te maken welk effect<br />
OAC hebben op het risico op baarmoederhalskanker. Bij vrouwen die de pil<br />
gebruiken, is de waarschijnlijkheid immers hoger dat ze op jongere leeftijd<br />
beginnen met seksuele betrekkingen, dat ze nog geen kinderen ter wereld<br />
hebben gebracht, dat ze meerdere seksuele partners hebben, dat ze roken en<br />
dat ze geen condoom gebruiken. Anderzijds worden ze vaker gescreend dan<br />
niet-gebruiksters. De prevalentie van HPV-infectie blijkt nochtans niet hoger<br />
te zijn bij vrouwen die OAC gebruiken dan bij niet-gebruiksters (15).<br />
Tabel 2: Cumulatief risico op baarmoederhalskanker per 10.000 vrouwen<br />
van 50 jaar.<br />
Gebruiksters Niet-gebruiksters<br />
Ontwikkelde landen<br />
- Gebruik gedurende 5 jaar 40 38<br />
vanaf de leeftijd van 20 jaar<br />
- Gebruik gedurende 10 jaar 45 38<br />
vanaf de leeftijd van 20 jaar<br />
Ontwikkelingslanden<br />
- Gebruik gedurende 5 jaar 75 73<br />
vanaf de leeftijd van 20 jaar<br />
- Gebruik gedurende 10 jaar 83 73<br />
vanaf de leeftijd van 20 jaar<br />
De grootste meta-analyse tot dusver van 24 epidemiologische studies (waarvan<br />
ongeveer de helft werd uitgevoerd in ontwikkelingslanden) met in totaal<br />
16.573 vrouwen met baarmoederhalskanker en 35.509 vrouwen zonder baarmoederhalskanker<br />
wijst na correctie voor alle bekende risicofactoren op een<br />
significante stijging van het risico op baarmoederhalskanker bij vrouwen die<br />
langer dan 5 jaar OAC hebben gebruikt (RR 1,90; 95% BI 1,69-2,13) (16). Het<br />
risico daalt echter geleidelijk na stopzetting van de OAC en verdwijnt 10 jaar<br />
later. Dat doet eerder denken aan een bevorderend dan aan een initiërend effect<br />
(waarvoor HPV-infectie verantwoordelijk is). Aangezien het basale risico<br />
op baarmoederhalskanker laag is bij jonge vrouwen, stijgt het absolute risico<br />
op baarmoederhalskanker meer bij gebruik van OAC op latere leeftijd en als<br />
het gebruik langer duurt (Tabel 2). Maar aangezien gebruiksters regelmatiger<br />
worden gescreend, kan het reële risico worden geraamd op 2 extra gevallen<br />
per 10.000 vrouwen van 50 jaar die gedurende meer dan 10 jaar<br />
OAC hebben gebruikt sinds de leeftijd van 20 jaar (17). Dat risico zal in de<br />
toekomst allicht verdwijnen dankzij een veralgemeende toediening van het<br />
HPV-vaccin. Injecteerbare anticonceptiva met progestativa alleen blijken nog<br />
minder effect te hebben op het risico op baarmoederhalskanker dan OAC.<br />
In de literatuur worden meerdere mechanistische hypothesen geformuleerd:<br />
de hogere viscositeit van het cervixslijm zou een doeltreffende drainage van<br />
viruspartikels tegengaan (18), oestrogenen zouden de transcriptie tot viraal<br />
mRNA promoten en zouden invloed hebben op het immuunsysteem, wat een<br />
permanente infectie in de hand kan werken.
Endometriumkanker<br />
De risicofactoren zijn bekend: nulliparitas, late menopauze, vroege menarche,<br />
obesitas, diabetes, hypertensie, gebruik van oestrogenen zonder progestativa.<br />
In de grootste recente casus-controlestudie van 434 gevallen van<br />
endometriumkanker en 2.557 controlevrouwen uit de CASH-studie (Cancer<br />
and Steroid Hormone Study, VS) werd andermaal een zeer sterke daling van<br />
het risico op endometriumkanker waargenomen bij de vrouwen die continue<br />
gecombineerde OAC innamen, ongeacht of hun pil krachtige (RR 0,21; 95% BI<br />
0,10-0,43) dan wel zwakke progestativa bevatte (RR 0,39; 95% BI 0,25-0,60).<br />
Bij zwaarlijvige vrouwen hebben krachtige progestativa echter een sterker<br />
beschermend effect dan zwakke (19). De studie was echter niet voldoende<br />
sterk om de effecten van de dosis van het oestrogeen op het risico op endometriumkanker<br />
te ramen. OAC, zelfs bij gebruik gedurende minder dan een<br />
jaar, beschermen vooral tegen agressieve histologische types (seropapillaire,<br />
heldercellige en adenosquameuze endometriumkanker) en verlagen dus de<br />
sterfte aan endometriumkanker significant (20). Het beschermende effect van<br />
progestativa op het endometrium wordt klassiek toegeschreven aan remming<br />
van de door oestrogenen verwekte proliferatie door een verminderde expressie<br />
van oestrogeenreceptoren, maar er worden ook nieuwe hypothesen geformuleerd,<br />
zoals stimulering van de expressie van TGFβ-3 en inductie van<br />
apoptose.<br />
Ovariumkanker<br />
Jaarlijks worden in de VS meer dan 23.000 nieuwe gevallen van ovariumkanker<br />
gediagnosticeerd, twee derde na de menopauze. De mortaliteit is zeer<br />
hoog (ongeveer 50%). Dit jaar werd een meta-analyse gepubliceerd van 45<br />
epidemiologische studies met in totaal 23.257 gevallen van ovariumkanker en<br />
87.303 controles. De conclusies zijn dat het beschermende effect toeneemt<br />
met de duur van gebruik (daling van de incidentie met 35% na 5 jaar, met<br />
45% na 10 jaar en met 60% na meer dan 15 jaar) en dat het beschermende<br />
effect nog langer dan 30 jaar aanhoudt na stopzetting van de OAC, ook al<br />
neemt het mettertijd af. Na 5 jaar gebruik daalde het risico met 29% 10 jaar<br />
na stopzetting van de OAC, met 19% 10 tot 19 jaar na stopzetting en met<br />
15% 20 tot 29 jaar na stopzetting, ongeacht de dosering van oestrogenen.<br />
Die langdurige bescherming is bijzonder merkwaardig. De auteurs van de<br />
meta-analyse ramen dat 10 jaar gebruik van OAC in de ontwikkelde landen de<br />
incidentie van ovariumkanker voor de leeftijd van 75 jaar verlaagt met 8 tot<br />
12 gevallen per 1.000 vrouwen en de sterfte met 5 tot 7 gevallen per 1.000<br />
vrouwen. Het aantal pilgebruiksters en de levensverwachting nemen almaar<br />
toe, vooral in de ontwikkelingslanden. Ze voorspellen dan ook dat het aantal<br />
vermeden gevallen de komende decennia hoger zal zijn dan 30.000 per jaar.<br />
Die bescherming hangt niet af van het ras, de opleiding, de leeftijd bij de menarche,<br />
het aantal zwangerschappen, familiale antecedenten van borstkanker,<br />
het gebruik van HST, de BMI, de buikomtrek, de alcoholconsumptie of het<br />
rookgedrag (21). Alle histologische types nemen af behalve het mucineuze<br />
carcinoom, dat ongeveer 12% van de gevallen van ovariumkanker uitmaakt<br />
(22). Een kleinere studie is geruststellend wat laaggedoseerde OAC betreft<br />
(< 35µg ethinyloestradiol en < 0,3mg desogestrel); hun beschermende effect<br />
zou minstens even krachtig zijn als dat van hoger gedoseerde pillen (23).<br />
De belangrijkste drie hypothesen die naar voren worden geschoven om het<br />
beschermende effect te verklaren, zijn: remming van de eisprong (het is net<br />
bij de eisprong dat de proliferatie van het ovariumepitheel sterk wordt gestimuleerd);<br />
stimulering van apoptose door progestativa, waardoor getransformeerde<br />
cellen uit de ovaria worden verwijderd; en inductie van expressie van<br />
TGFβ-3 door progestativa (22).<br />
24<br />
GUNAIKEIA - Speciaal nummer<br />
Niet-gynaecologische kanker<br />
Colorectale kanker<br />
Colorectale kanker is de op één na belangrijkste oorzaak van kankersterfte in<br />
de Verenigde Staten. Er zijn veel aanwijzingen dat vrouwelijke geslachtshormonen<br />
beschermen tegen colorectale kanker: de lagere incidentie van sporadische<br />
en familiale gevallen bij vrouwen, de gunstige resultaten van het<br />
WHI, het remmende effect dat via oestrogeenreceptoren wordt uitgeoefend<br />
op kankercellen in vitro enz. Een nieuwe analyse van de 39.680 vrouwen die<br />
aan het WHI hebben deelgenomen en bij wie 267 gevallen werden gediagnosticeerd<br />
tijdens een follow-up van 11 jaar, leert dat pilgebruiksters een lager<br />
risico op ontwikkeling van colorectale kanker liepen vanaf 6 maanden<br />
gebruik (RR 0,67; 95% BI 0,50-0,89). Het beschermende effect nam eerder<br />
toe met de duur van het gebruik, maar die tendens was niet significant (24).<br />
Die resultaten stroken met die van de Nurses’ Health Study en werden zeer<br />
recentelijk bevestigd door een prospectieve Canadese studie waarin meer dan<br />
89.000 vrouwen van 40 tot 59 jaar gedurende gemiddeld 16,4 jaar werden<br />
gevolgd. In die periode werden 1.142 gevallen van colorectale kanker gediagnosticeerd<br />
(RR 0,83; 95% BI 0,73-0,94) (25). De meeste patiënten waren hun<br />
OAC evenwel gestart voor 1975. Er zijn dus nog niet voldoende gegevens over<br />
laaggedoseerde OAC. Andere kenmerken zoals de menarche, de menopauze<br />
en zwangerschappen hebben vreemd genoeg geen invloed. OAC zouden hun<br />
beschermende effect uitoefenen via de lever: ze verlagen de circulerende<br />
spiegels van IGF-1 en IGFBP-3 en dat zijn krachtige groeifactoren van colorectale<br />
kanker.<br />
Andere kankergezwellen<br />
Longkanker: vrouwen zijn gevoeliger voor longkanker dan mannen, ongeacht<br />
hun rookgedrag. Er werden oestrogeenreceptoren ontdekt in normaal<br />
en kwaadaardig longweefsel. De belangrijkste en recentste epidemiologische<br />
studie is een prospectieve Canadese cohortestudie waarin 89.835 vrouwen<br />
van 40 tot 59 jaar gedurende 16,4 jaar werden gevolgd. In die periode werden<br />
750 gevallen van longkanker gediagnosticeerd. Het gebruik van OAC had<br />
geen invloed op het risico op longkanker, ongeacht het rookgedrag van de<br />
vrouwen (26).<br />
Hersenkanker<br />
De frequentste twee hersentumoren zijn gliomen en meningiomen. De oorzaken<br />
daarvan zijn nog niet bekend. De incidentie van meningioom is 2- tot<br />
3-maal hoger bij vrouwen dan bij mannen, maar anderzijds is de incidentie<br />
van gliomen lager bij vrouwen vanaf de menarche (en vooral als de menarche<br />
op zeer jonge leeftijd optreedt) (27) en tot de menopauze dan bij mannen van<br />
dezelfde leeftijd. Een meningioom groeit sneller tijdens de zwangerschap en<br />
de luteale fase van de menstruatiecyclus, wat erop wijst dat progesteron een<br />
direct effect heeft op de proliferatie. 92% van de meningiomen brengt een<br />
progesteronreceptor tot expressie (28). De belangrijkste studie is een Zweedse<br />
casus-controlestudie van 178 meningiomen, 115 gliomen en 323 controles. In<br />
die studie werd geen significante verandering van het risico op meningioom<br />
of glioom waargenomen bij gebruik van OAC. Die resultaten werden bevestigd<br />
door de Canadese prospectieve cohortestudie met 120 gliomen (27). Er<br />
was echter wel een niet-significante tendens tot toename van het risico op<br />
meningioom na 10 jaar gebruik van progestativa in de vorm van implantaten,<br />
injecties of spiraaltjes (RR 2,7; 95% BI 0,9-7,5) (29).
Melanomen<br />
Die tumoren zijn bijzonder frequent bij vrouwen van vruchtbare leeftijd.<br />
De huid brengt receptoren tot expressie voor oestrogenen, progesteron en<br />
androgenen. De effecten van OAC op de incidentie van melanomen werden<br />
nochtans helemaal niet bevestigd door epidemiologische studies (30). In een<br />
studie van 183.693 vrouwen werd een verdubbeling van het risico op melanoom<br />
gemeten bij de vrouwen die sinds meer dan 10 jaar hooggedoseerde<br />
orale anticonceptiva hadden ingenomen, maar er werd geen rekening gehouden<br />
met andere risicofactoren (vooral blootstelling aan uv) (31). In een<br />
recentere case-controlestudie kon die verhoging van het risico niet worden<br />
bevestigd (32). Een verandering van een naevus tijdens of kort na een zwangerschap<br />
of orale anticonceptie is echter een risicofactor van latere ontwikkeling<br />
van een melanoom en moet nopen tot voorzichtigheid.<br />
Hepatocarcinomen<br />
Er zijn meerdere aanwijzingen dat oestrogenen een rol spelen: expressie<br />
van receptoren in normaal en maligne weefsel, hogere incidentie van adenomen<br />
en nodulaire hyperplasie bij pilgebruiksters (en de incidentie wordt<br />
weer normaal na stopzetting van de anticonceptie) en enkele kleine casuscontrolestudies.<br />
In een recente meta-analyse van 12 casus-controlestudies<br />
met in totaal 739 gevallen en 5.223 controles werd een licht verhoogd risico<br />
waargenomen bij de pilgebruiksters, maar het verschil was niet significant<br />
(RR 1,57; 95% BI 0,96-2,54). De gegevens waren evenwel zeer heterogeen. De<br />
vraag blijft dus open (33).<br />
Andere kankergezwellen<br />
Volgens de Nurses’ Health Study (34) is er geen verband tussen blaaskanker<br />
en OAC. In een Canadese casus-controlestudie van 326 gevallen van<br />
maag adenocarcinooom werd een niet-significante daling van het risico<br />
waargenomen bij pilgebruiksters (35).<br />
In een zeer grote Amerikaanse prospectieve cohortestudie (Cancer Prevention<br />
Study-II) bij meer dan 387.000 patiënten werden 1.959 gevallen van<br />
pancreas kanker vastgesteld. OAC hadden geen invloed op het risico (36).<br />
Volgens een Canadese prospectieve studie verhogen OAC het risico op<br />
nierkanker in lichte mate (37).<br />
Bij een systematisch literatuuroverzicht werd tot slot een duidelijk verband<br />
waargenomen tussen het gebruik van OAC na een mola hydatiformis en het<br />
risico op latere ontwikkeling van een trofoblasttumor. Steroïdhormonen<br />
hebben vermoedelijk een effect op de getransformeerde trofoblast, maar dat<br />
is niet met zekerheid bewezen (38). Dat mag volgens de auteurs dus geen<br />
contra-indicatie zijn voor het gebruik van OAC na een mola.<br />
Conclusies<br />
Het Royal College of General Practitioners (VK) heeft zeer recentelijk een grote<br />
cohortestudie uitgevoerd bij in totaal 339.000 vrouwjaren zonder gebruik van<br />
OAC en 744.000 vrouwjaren met gebruik van OAC. Daarin werd een daling<br />
van de incidentie van kanker in het algemeen en van gynaecologische kanker<br />
vastgesteld: 10 tot 45 kankergezwellen minder per 100.000 vrouwjaren (39).<br />
De resultaten van die studie stroken dus met die van de Oxford Family Planning<br />
Association contraceptive study. In die laatste studie werd na een uiterst<br />
lange follow-up (van 1968 tot 2004) een gunstig effect waargenomen op<br />
de incidentie van baarmoeder- en ovariumkanker, en dat effect woog ruim<br />
op tegen het negatieve effect op de incidentie van baarmoederhalskanker.<br />
25<br />
GUNAIKEIA - Speciaal nummer<br />
Er werd geen effect gemeten op de incidentie van borstkanker en van nietgynaecologische<br />
kanker. De auteurs komen ook uit op een netto gunstig effect<br />
op kanker in het algemeen (40). Die gegevens stoelen hoofdzakelijk op<br />
hooggedoseerde OAC (> 50µg ethinyloestradiol). De laaggedoseerde pil blijkt<br />
minder effect te hebben op de borsten en een soortgelijk effect op het endometrium<br />
en de ovaria. De gegevens over de kankersterfte zijn nog niet<br />
significant.<br />
Die gegevens zijn dus al bij al geruststellend, zeker als rekening wordt gehouden<br />
met de vele niet-hormonale voordelen van orale anticonceptiva: doeltreffende<br />
anticonceptie, minder miskramen en dus ook minder lichamelijke<br />
en psychologische complicaties als gevolg van de miskramen, maatschappelijke<br />
bevrijding van de vrouw, minder botverlies, minder goedaardige borstaandoeningen<br />
(fibroadenomen, fibrocystische ziekte), minder pelviperitonitis<br />
(PID), minder ectopische zwangerschappen, minder reumatoïde artritis, doeltreffende<br />
behandeling van acne, hirsutisme, premenstrueel syndroom, endometriose,<br />
regularisatie van de menstruatiecyclus en behandeling van het<br />
vasomotorische syndroom in de perimenopauze (3).<br />
Hormonale anticonceptie na kanker<br />
Om voor de hand liggende ethische redenen werden nooit prospectieve, gerandomiseerde<br />
studies uitgevoerd van de veiligheid van hormonale anticonceptie<br />
bij vrouwen die een kanker hebben overleefd. Observationele studies<br />
worden stelselmatig vertekend door het ‘healthy user effect’: patiënten met<br />
de beste prognose zijn vaak de patiënten die het vaakst OAC gebruiken. We<br />
kunnen ons dan ook alleen laten leiden door het theoretische voorzorgsprincipe.<br />
Het is logisch te veronderstellen dat kankergezwellen waarvan bewezen<br />
is dat ze niet beïnvloed worden door oestrogenen of progestativa, geen contra-indicatie<br />
zijn voor OAC, maar dat werd nooit door een stevige klinische<br />
studie aangetoond.<br />
Het eerste principe van anticonceptie na kanker is de doeltreffendheid: een<br />
ongewenste zwangerschap is werkelijk catastrofaal bij vrouwen die een kanker,<br />
vooral een hormoonafhankelijke kanker, hebben overleefd. Dat niet alleen<br />
om psychologische redenen, maar ook omdat de zwangerschapshormonen<br />
een krachtig stimulerend effect kunnen hebben en omdat oncologische behandelingen<br />
een teratogeen effect kunnen hebben. De anticonceptie moet<br />
worden gestart of voortgezet zodra een diagnose van kanker wordt gesteld.<br />
Bij vrouwen die op het ogenblik van de diagnose nog niet in de menopauze<br />
zijn, betekent een door chemotherapie veroorzaakte amenorroe niet steeds<br />
een definitieve onvruchtbaarheid. De cycli kunnen immers ineens opnieuw<br />
beginnen tot drie jaar na het begin van de amenorroe, vooral bij vrouwen<br />
jonger dan 35 jaar en na een hormonale behandeling met tamoxifen of een<br />
aromataseremmer. Die laatste hebben een krachtig stimulerend effect op de<br />
ovariële functie.<br />
Bij amenorroe na chemotherapie moet steeds eerst een zwangerschap<br />
worden uitgesloten. Het is bijzonder delicaat om een diagnose te stellen van<br />
definitieve door chemotherapie verwekte menopauze, omdat de klassieke<br />
bloedtests (LH, FSH, oestradiol) niet volstaan. Er wordt veel verwacht van<br />
dosering van de serumconcentratie van het anti-Mülleriaanse hormoon (AMH).<br />
AMH wordt constant geproduceerd door de cellen van de granulosa. De AMH-<br />
concentratie weerspiegelt de ovariële reserve en wordt niet beïnvloed door LH<br />
en FSH. Een stijging van de AMH-spiegel zou een gevoeligere predictor kunnen<br />
zijn van een hervatting van de werking van de ovaria dan oestradiol. Dat<br />
werd echter nog niet uitgetest in grootschalige klinische studies. Principieel<br />
moet een doeltreffende anticonceptie worden voortgezet, zelfs bij amenorroe
door chemotherapie, tot minstens drie jaar amenorroe en gedurende de hele<br />
duur van adjuvante hormonale behandeling. De andere principes van anticonceptie<br />
na kanker zijn de reversibiliteit (als kankerpatiënten een kinderwens<br />
hebben, moeten de artsen dat respecteren zonder een waardeoordeel te vellen;<br />
bij sommige vrouwen kan die wens immers sterker zijn dan de angst om<br />
aan hun kanker te sterven), de veiligheid en de afwezigheid van interferentie<br />
met de oncologische behandelingen (bijvoorbeeld adjuvante hormonale therapie<br />
bij borstkanker).<br />
In geval van een hormoonafhankelijke borstkanker zijn OAC gecontra-indiceerd<br />
omdat ze in principe eventuele micrometastasen kunnen stimuleren.<br />
OAC heffen het effect van adjuvante hormonale behandeling, vooral van<br />
aromataseremmers, geheel of gedeeltelijk op. Progestativa alleen en vooral<br />
het IUD-LNG, hebben hun onschadelijkheid helemaal nog niet bewezen. Er<br />
zijn tal van preklinische en klinische aanwijzingen dat progestativa alleen<br />
een bevorderend effect hebben op hormoonafhankelijke borstkanker. Het<br />
IUD-LNG wijzigt weliswaar de respons van het endometrium op tamoxifen,<br />
maar het is niet bewezen dat het beschermt tegen endometriumkanker.<br />
Bovendien veroorzaken ze bij die patiënten vaak bloedingen, wat een door<br />
tamoxifen veroorzaakte endometriumkanker zou kunnen maskeren (41). Bij<br />
20% van de patiënten leiden ze bovendien tot functionele ovariumcysten,<br />
waardoor de endogene oestrogeenspiegels stijgen, wat micrometastasen zou<br />
kunnen stimuleren.<br />
Het veiligste en doeltreffendste voorbehoedmiddel is dus een LHRH-agonist.<br />
Het is immers bewezen dat amenorroe beschermt tegen sterfte aan hormoonafhankelijke<br />
borstkanker.<br />
Een langdurige behandeling met LHRH-agonisten is echter niet haalbaar omdat<br />
ze slecht worden verdragen en omdat ze op lange termijn de cardiovasculaire<br />
mortaliteit verhogen (met factor 4,4) en ook het risico op colonkanker<br />
verhogen. Alleen het koperspiraaltje wordt als onschadelijk en doeltreffend<br />
beschouwd, hoewel het de ovulatie niet remt; er kunnen dus nog steeds<br />
endogene oestrogenen worden afgescheiden.<br />
Er zijn geen gegevens over het effect van OAC op de mortaliteit of het risico<br />
op recidief van een hormoononafhankelijke borstkanker. In de LIBERATEstudie<br />
(tibolon na borstkanker, nog niet gepubliceerd) werd geen stijging<br />
vastgesteld van het risico op plaatselijk recidief of metastasering van hormoononafhankelijke<br />
kanker, maar dat werd nog niet onderzocht met OAC. In<br />
enkele studies werden hormoonafhankelijke circulerende tumorcellen teruggevonden<br />
bij vrouwen met een hormoononafhankelijke kanker, en dat noopt<br />
tot voorzichtigheid.<br />
Er werd een studie uitgevoerd bij 650 patiënten met een CIN of een HPVinfectie<br />
die een conisatie of laservaporisatie van de baarmoederhals hadden<br />
ondergaan en daarna OAC hebben gebruikt, en 670 patiënten die een behandeling<br />
hadden gekregen voor diezelfde letsels en die nadien geen OAC hebben<br />
gebruikt. In die studie kon geen hoger risico op recidief van de letsels worden<br />
vastgesteld bij de pilgebruiksters na een follow-up van 5 jaar (42).<br />
26<br />
GUNAIKEIA - Speciaal nummer<br />
Referenties<br />
1. Cogliano V, Grosse Y, Baan R, Secretan B, El Ghissassi F. WHO International Agency for Research on Cancer.<br />
The Lancet Oncology 2005;6:552-3.<br />
2. Collaborative group on Hormonal Factors in Breast Cancer. Breast cancer and hormonal contraceptives:<br />
collaborative reanalysis of individual data on 53 297 women with breast cancer and 100 239 women<br />
without breast cancer from 54 epidemiological studies. The Lancet 1996;347(9017):1713-27.<br />
3. Kahlenborn C, Modugno F, Potter D, Severs W. Oral contraceptive use as a risk factor for premenopausal<br />
breast cancer: a meta-analysis. Mayo Clinic Proc 2006;81(10):1290-1302.<br />
4. Casey P, Cerhan J, Pruthi S. Oral contraceptive use and the risk of breast cancer. Mayo Clinic Proc<br />
2008;83(1):86- 91.<br />
5. Marchbanks P, McDonald J, Wilson H et al. Oral contraceptives and the risk of breast cancer. N Engl J Med<br />
2002;346(26):2025-32.<br />
6. Wingo P, Austin H, Marchbanks P et al. Oral contraceptives and the risk of death from breast cancer. Obstet<br />
Gynecol 2007;110(4):793-800.<br />
7. Trivers K, Gammen M, Abrahamson P et al. Oral contraceptives and survival in breast cancer patients aged 20<br />
to 54 years. Cancer Epidemiol Biomarkers Prev 2007;16(9):1822-7.<br />
8. Lund E, Bakken K, Dumeaux V, Andersen V, Kumle M. Hormone replacement therapy and breast cancer in<br />
former users of oral contraceptives – The Norwegian women and cancer study. Int J Cancer 2007;121:645-8.<br />
9. Dumeaux V, Fournier A, Lund E, Clavel-Chapelon F. Previous oral contraceptive use and breast cancer risk<br />
according to hormone replacement therapy use among postmenopausal women. Cancer Causes Control<br />
2005;16(5):537-44.<br />
10. Vessy M, Yeates D. Oral contraceptives and benign breast disease: an update of findings in a large cohort<br />
study. Contraception 2007;76: 418-24.<br />
11. Grabrick D, Hartmanna L, Cerhan J et al. Risk of breast cancer with oral contraceptive use in women with<br />
family history of breast cancer. JAMA 2000;284(14):1791-8.<br />
12. Silvera S, Miller A, Rohan T. Oral contraceptive use and risk of breast cancer among women with family<br />
history of breast cancer: a prospective cohort study. Cancer Causes Control 2005;16:1059-63.<br />
13. Haile R, Thomas D, McGuire V et al. BRCA1 and BRCA2 mutation carriers, oral contraceptive use, and breast<br />
cancer before age 50. Cancer Epidemiol Biomarkers Prev 2006; 5(10):1863-70.<br />
14. Brohet R, Goldgar D, Easton D et al. Oral contraceptives and breast cancer risk in the international BRCA1/2<br />
carrier cohort study: a report from EMBRACE, GENEPSO, GEO-HEBON, and the IBCCS Collaborative Group. J<br />
Clin Oncol 2007;25(25):3831-6.<br />
15. Vaccarella S, Herrero R, Dai M et al. Reproductive factors, oral contraceptive use, and human papillomavirus<br />
infection: pooled analysis of the IARC HPV prevalence surveys. Cancer Epidemiol Biomarkers Prev<br />
2006;15(11):2148-53.<br />
16. International Collaboration of Epidemiological Studies of Cervical Cancer. Cervical cancer and hormonal<br />
contraceptives: collaborative reanalysis of individual data for 16 573 women with cervical cancer and 35<br />
509 women without cervical cancer from 24 epidemiological studies. The Lancet 2007;370:1609-21.<br />
17. Sasieni P. Cervical cancer prevention and hormonal contraception. The Lancet 2007;370:1591-2.<br />
18. Guven S, Kart C, Guvendag Guven ES, Gunalp G. The underlying ause of cervical cancer in oral contraceptive<br />
use may be related to cervical mucus changes. Med Hypotheses 2007;69(3):550-2.<br />
19. Maxwell G, Schildkraut J, Calingaert B et al. Progestin and estrogen potency of combination oral<br />
contraceptives and endometrial cancer risk. Gynecol Oncol 2006;103:535-40.<br />
20. Weiss J, Saltzman B, Doherty J et al. Risk factors for the incidence of endometrial cancer according to the<br />
aggressiveness of disease. Am J Epidemiol 2006;164(1):56-62.<br />
21. Collaborative Group on Epidemiological Studies of Ovarian Cancer. Ovarian cancer and oral contraceptives:<br />
collaborative reanalysis of data from 45 epidemiological studies including 23 257 women with ovarian<br />
cancer and 87 303 controls. The Lancet 2008;371:303-14.<br />
22. Moorman P, Calingaert B, Palmieri R et al. Hormonal risk factors for ovarian cancer in premenopausal and<br />
postmenopausal women. Am J Epidemiol 2008;167(9):1059-769.<br />
23. Lurie G, Thompson P, Mc Duffie K, Carney M, Terada K. And Goodman M. Association of estrogen and<br />
progestin potency of oral contraceptives with ovarian carcinoma risk. Obstet Gynecol 2007;109(3):597-607.<br />
24. Lin J, Zhang S, Cook N, Manson J, Buring J, Lee I. Oral contraceptives, reproductive factors, and risk of<br />
colorectal cancer among women in a prospective cohort study. Am J Epidemiol 2007;165 (7):794-801.<br />
25. Kabat G, Miller A, Rohan T. Oral contraceptive use, hormone replacement therapy, reproductive history and<br />
risk of colorectal cancer in women. Int J Cancer 2008;122:643-6.<br />
26. Kabat G, Miller A, Rohan T. Reproductive and hormonal factors and risk of lung cancer in women: a<br />
prospective cohort study. In J Cancer 2007;120:2214-20.<br />
27. Silvera S, Miller A, Rohan T. Hormonal and reproductive factors and risk of glioma: a prospective cohort<br />
study. Int J Cancer 2006;118(5):1321-4.<br />
28. Custer B, Longstreth W, Phillips L, Koepsell T, Van Belle G. Hormonal exposures and the risk of intracranial<br />
meningioma in women: a population-based case-control study. BMC Cancer 2006;152(6):1-9.<br />
29. Wigertz A, Lönn S, Mathiesen T et al. Risk of brain tumors associated with exposure to exogenous female sex<br />
hormones. Am J Epidemiol 2006;164 (7):629-36.<br />
30. Piérard G, Piérard-Franchimont C, Quatresooz P, Kridelka F, Gaspard U. Peut-on sortir de l’embrouillamini<br />
relatif aux contraceptives oraux et aux cancers cutanés? Rev Med Liege 2007;62(5-6):463-6.<br />
31. Feskanich D, Hunter D, Willett W et al. Oral contraceptive use and risk of melanoma in premenopausal<br />
women. Br J Cancer 1999;81:918-23.<br />
32. Lea S, Holly E, Hartge P et al. Reproductive risk factors for cutaneous melanoma in women: a case-control<br />
study. Am J Epidemiol 2006;165(5):505-13.<br />
33. Maheshwari S, Sarraj A, Kramer J, El-Serag H. Oral contraception and the risk of hepatocellular carcinoma. J<br />
Hepatol 2007;47:506-13.<br />
34. Mc Grath M, Michaud D, De Vivo I. Hormonal and reproductive factor and the risk of bladder cancer in<br />
women. Am J Epidemiol 2005;163 (3):236-44.<br />
35. Frise S, Kreiger N, Gallinger S, Tomlinson G, Cotterchio M. Menstrual and reproductive risk factors and risk<br />
for gastric adenocarcinoma in women: findings from the canadian national enhanced cancer surveillance<br />
system. Am J Epidemiol 2006;16(12):908-16.<br />
36. Teras L, Patel A, Rodriguez C, Thun M, Calle E. Parity, other reproductive factors and risk of pancreatic cancer<br />
mortality in a large cohort of US women (United States). Cancer Causes Control 2005;16(9):1035-40.<br />
37. Kabat G, Silvera S, Miller A, Rohan T. A cohort study of reproductive and hormonal factors and renal cell<br />
cancer risk in women. Br J Cancer 2007;96(5):845-9.<br />
38. Costa HL, Doyle P. Influence of oral contraceptives in the development of post-molar trophoblastic neoplasia<br />
– a systematic review. Gynecol Oncol 2006;100(3):579-85.<br />
39. Hannaford P, Selvaraj S, Elliott A, Angus V, Iversen L, Lee A. Cancer risk among users of oral contraceptives:<br />
cohort data from the Royal College of General Practitioner’s oral contraception study. Br Med J<br />
2007;335:651-9.<br />
40. Vessey M, Painter R. Oral contraceptive use and cancer. Findings in a large cohort study, 1968-2004. Br J<br />
Cancer 2006;95:385-9.<br />
41. Boutet G. Dispositif intra-utérin au lévonorgestrel (Mirena ® ) et cancer du sein: que nus apporte la littérature<br />
pour la pratique quotidienne? Gynécol Obstét Fertil 2006;34:1015-23.<br />
42. Frega A, Scardamaglia P, Piazze J et al. Oral contraceptives and clinical recurrence of human paipllomavirus<br />
lesions and cervical intraepithelial neoplasia following treatment. Int J Gynaecol Obstet 2008;100(2):175-8.
G1092N_2008<br />
Yves Jacquemin<br />
Een nieuwe analyse van de Royal College of General Practitioners’ Oral<br />
Contraception Study heeft aangetoond dat het algemene kankerrisico<br />
bij vrouwen die ooit de pil genomen hebben, iets lager is dan bij nietgebruiksters.<br />
Heranalyse van epidemiologische studies heeft bevestigd<br />
dat de orale anticonceptiepil een beschermende invloed heeft tegen<br />
ovariumcarcinoom. Over het netto-effect van de pil bij BRCA 1- en /of<br />
2-draagsters zijn de gegevens nog niet volkomen duidelijk.<br />
Inleiding<br />
Regelmatig worden we als gynaecoloog op de raadpleging geconfronteerd<br />
met de vraag van een patiënte die al meerdere jaren een orale anticonceptiepil<br />
neemt of het niet beter zou zijn om hiermee minstens een tijdje te stoppen<br />
wegens een vermeend verhoogd risico op kanker. Recent kwamen enkele<br />
publicaties ter beschikking die het antwoord op deze vraag verduidelijken.<br />
In deze tekst bespreken we enkele van die publicaties en kaarten we de nog<br />
bestaande vragen aan.<br />
Nieuwe gegevens uit de Royal College of<br />
General Practitioners’ Oral Contraception<br />
Study (1)<br />
De Royal College of General Practitioners’ Oral Contraception-studie is een<br />
prospectieve cohortestudie, opgestart in mei 1968. Over een periode van 14<br />
maanden volgden 1.400 huisartsen, verspreid over het Verenigd Koninkrijk,<br />
ongeveer 23.000 vrouwen die orale contraceptiva gebruikten, evenals 23.000<br />
vrouwen die ze nooit gebruikt hadden. Die groep bestond uit vrouwen van<br />
gemiddeld 29 jaar, die allemaal getrouwd waren of een stabiele relatie hadden.<br />
De overgrote meerderheid was blank. Er werden gegevens verzameld<br />
over het rookgedrag, de sociale klasse, de pariteit en uit de medische voorgeschiedenis.<br />
Om de 6 maanden werden gegevens over het gebruik van hormonale<br />
preparaten of tussenkomende ziekten waaronder kanker, geregistreerd<br />
door de huisartsen. De vrouwen bleven onder follow-up bij de huisarts tot ze,<br />
ofwel het werkgebied van de huisarts verlieten (ongeveer 56% van de totale<br />
cohorte), of tot hun arts uit de studie stapte (13%), of tot ze hun contraceptiva<br />
niet meer bij de huisarts gingen halen, ze stierven of ten slotte tot op het<br />
Niet-anticonceptieve<br />
effecten van de pil: de pil als<br />
bescherming tegen kanker<br />
Yves Jacquemyn 1 , Hetty Sonnemans 1 , Gülseren Palit 2<br />
1. Dienst Gynaecologie-Verloskunde, UZ Antwerpen, UA<br />
2. Kliniek voor Borst- en Pelvisheelkunde, Jules Bordetinstituut, Brussel<br />
Ke y w o r d s: oral C o n t r a C e p t i o n – breast CanCer – ovarian CanCer<br />
28<br />
GUNAIKEIA - Speciaal nummer<br />
moment dat de follow-up door de huisartsen werd beëindigd eind 1996. In<br />
het midden van de jaren 70 werd ongeveer drie vierde van de originele cohorte<br />
gevlagd bij de National Health Service in Schotland en Engeland zodat alle<br />
daarna volgende sterfgevallen, al of niet ten gevolge van kanker, gerapporteerd<br />
konden worden, zelfs wanneer de follow-up bij de huisarts stopgezet<br />
was. Van de vrouwen kon 24% niet gevlagd worden omdat zij of de dokter de<br />
studie hadden verlaten voor deze procedure werd ingevoerd. Op die manier<br />
ontstonden eigenlijk 2 datasets, een grote uitgebreide dataset met informatie<br />
tot december 2004 en een meer gedetailleerde, maar minder patiëntenbevattende<br />
dataset met observaties door de huisartsen tot december 1996. De<br />
auteurs zochten naar de gevallen van kanker bij vrouwen die ooit of nooit de<br />
pil gebruikt hebben uit beide gegevensbestanden. Er werd naar verschillende<br />
groepen kankers gezocht, met name ter hoogte van dikke darm of rectum,<br />
galblaas of lever, long, borst, naar invasief cervixcarcinoom, uteruscorpuscarcinoom,<br />
ovarium, ter hoogte van het centrale zenuwstelsel of hypofyse, op<br />
ongekende locaties, ... De grote databank bevat ongeveer 744.000 vrouwenjaren<br />
van observatie voor de gebruiksters en 339.000 vrouwenjaren voor de<br />
niet-gebruiksters. De pilgebruiksters vertoonden de tendens om iets jonger te<br />
zijn op het moment van rekrutering, vaker te roken, een iets hogere pariteit te<br />
hebben en tot een iets lagere sociale klasse te behoren, zij gebruikten later in<br />
hun leven vaker hormoonsubstitutietherapie.<br />
Het bleek dat de gebruiksters een reductie van 12% in het globaal risico van<br />
eender welke kanker hadden (relatief risico 0,88; 95% betrouwbaarheidsinterval<br />
0,83 tot 0,94). Er waren statistisch significant minder gevallen van coloncarcinoom<br />
of rectumkanker, corpuscarcinoom en ovariumcarcinoom evenals<br />
voor de restgroep ‘andere’. Er waren kleine, maar statistisch niet-significante<br />
toenames in het risico op longkanker, cervixcarcinoom en carcinoom van<br />
het centrale zenuwstelsel. Op het gebied van borstcarcinoom was er geen<br />
significant verschil (relatief risico 0,98; 95% betrouwbaarheidsinterval 0,87<br />
tot 1,10). Een meer gedetailleerde analyse toonde aan dat wanneer de pil 8<br />
of meer jaren werd gebruikt er wel een statisch significante toename was<br />
van cervixcarcinoom, tumoren van het centrale zenuwstelsel of de hypofyse:<br />
cervixcarcinoom (relatief risico 2,73; 95% betrouwbaarheidsinterval 1,61 tot<br />
4,61) en carcinomen van het centrale zenuwstelsel en de hypofyse (relatief<br />
risico 5,51; 95% betrouwbaarheidsinterval 1,38 tot 2,05). Anderzijds bleek<br />
langdurig gebruik met een statistisch significante daling van het risico op<br />
ovariumcarcinoom gepaard te gaan (relatief risico 0,38; 95% betrouwbaarheidsinterval<br />
0,16 tot 0,88). Het beschermend effect tegen ovariumcarcinoom<br />
leek tot 15 jaar na het stoppen van de pil aanwezig te blijven. Het gestegen<br />
risico op cervixcarcinoom neemt af naarmate het langer geleden is dat met<br />
de pil werd gestopt.
Een sterk punt van deze studie is dat ze kan corrigeren voor een aantal mogelijke<br />
confounders zoals leeftijd, rookgedrag, sociale klasse, pariteit en het<br />
gebruik van hormoonsubstitutietherapie. Een zwak punt is dat er een vrij<br />
groot verlies aan follow-up is, aangezien uiteindelijk over slechts 67% van de<br />
oorspronkelijke ingesloten vrouwen gegevens bekend zijn. Anderzijds werd<br />
aangetoond dat vrouwen die niet meer in follow-up waren bij de huisarts<br />
een gelijkaardig mortaliteitsrisico hadden als diegenen die nog verder onder<br />
begeleiding waren. Dit pleit tegen een systematische bias in de groep die niet<br />
in het vervolgonderzoek is opgenomen.<br />
Men kan uit deze studie besluiten dat bij pilgebruik een vermindering van 3<br />
tot 12% van het algemeen kankerrisico wordt vastgesteld, het percentage<br />
wisselt naargelang men gebruikmaakt van de volledige dataset met mortaliteitsgegevens<br />
of de beperkte dataset met gegevens uit de huisartsendossiers.<br />
Het komt overeen met een absolute risicovermindering bij de pilgebruiksters<br />
van 45 tot 10 per 100.000 vrouwenjaren.<br />
De dosis combinatiepillen die in deze studie werd gebruikt, in driekwart van<br />
de gevallen tabletten die 50µg oestrogeen bevatten, is zeker meer dan momenteel<br />
zou worden vastgesteld. In de loop van de studie schakelden de<br />
meeste vrouwen naar een lagere dosis over.<br />
Deze studie bevestigt een patroon dat ook door andere onderzoeken reeds<br />
werd aangetoond, zoals dat van de Oxford Family Planning Association (2), in<br />
tegenspraak met een vroegere publicatie over dezelfde gegevensbank (3). Dit<br />
laatste komt omdat de piekleeftijd voor endometrium- en ovariumcarcinoom<br />
op het moment van de vorige publicatie, in 1988, voor de bestudeerde vrouwen<br />
nog niet bereikt was. Een goede verklaring voor het verhoogd optreden<br />
van tumoren van het centrale zenuwstelsel of hypofyse is niet voorhanden.<br />
Gesuggereerd werd dat de pil meer bij cyclusstoornissen wordt voorgeschreven<br />
en dat vrouwen met een hersentumor vaker een onregelmatige cyclus<br />
hebben; een gedetailleerde postfactumanalyse toonde echter aan dat geen<br />
enkele tumor van de hypofyse uitgaat, maar heel vaak werd geen autopsie<br />
verricht.<br />
Specifiek voor borstcarcinoom werd vastgesteld dat het risico op borstcarcinoom<br />
verband houdt met het tijdstip sinds het gebruik van de pil. Er was geen<br />
verband met de duur dat de pil werd genomen. In tegenstelling tot andere<br />
onderzoeken, toont de studie aan dat het risico op borstcarcinoom bij de huidige<br />
gebruiksters of vrouwen waarbij het gebruik minder dan 5 jaar geleden<br />
is, niet gestegen is, bij vrouwen die echter met de pil gestopt zijn tussen 15<br />
en 20 jaar is wel een verhoogd risico vastgesteld (relatief risico 2,45; 95%<br />
betrouwbaarheidsinterval 0,79 tot 3,35). Wanneer het pilgebruik echter nog<br />
langer geleden is, blijkt de pil beschermend te werken. Meer dan 20 jaar na<br />
het stoppen bedraagt het relatief risico 0,54 (95% betrouwbaarheidsinterval<br />
0,35 tot 0,82). Als algemeen besluit lijkt voor deze populatie het gebruik van<br />
orale anticonceptie niet met een stijging van het algemeen risico op kanker<br />
gepaard te gaan maar eerder een gunstig netto resultaat te vertonen. Deze<br />
resultaten mogen natuurlijk niet naar niet-vergelijkbare populaties overgezet<br />
worden.<br />
29<br />
GUNAIKEIA - Speciaal nummer<br />
Het rapport van de Collaborative<br />
Group on Epidemiological Studies of<br />
Ovarian Cancer (4)<br />
Reeds lang wordt gesteld dat het risico op ovariumcarcinoom verminderd<br />
wordt door pilgebruik, hoe groot dit effect is en hoe lang dit duurt na het<br />
stoppen van de pil blijven echter open vragen. De Collaborative Group on<br />
Epidemiological Studies of Ovarian Cancer heeft hiervoor een groot aantal<br />
epidemiologische studies verzameld. Zij konden 48 studies identificeren en<br />
van 45 de gegevens verkrijgen. De 3 studies die niet konden worden opgenomen,<br />
hadden in 2 gevallen geen individuele gegevens meer beschikbaar<br />
over de patiënten en van één studie kon geen enkele auteur meer worden<br />
teruggevonden. Op deze manier kon voor elke individuele vrouw informatie<br />
over sociodemografische factoren, de reproductieve geschiedenis, het gebruik<br />
van hormonale contraceptiva, postmenopauzale hormoonsubstitutie, lengte,<br />
gewicht, familiale voorgeschiedenis van borst- en ovariumkanker, het gebruik<br />
van alcohol, tabak en dergelijke worden verkregen. Er werd gebruikgemaakt<br />
van zogenaamde nested case control design waarbij tot 4 controles at random<br />
werden gekoppeld aan de cases op het gebied van follow-up, de duur van<br />
follow-up, leeftijd en zo mogelijk geografische regio. Er werden ook zoveel<br />
mogelijk details over de histologische classificatie verzameld. Het relatief risico<br />
voor ovariumcarcinoom van gebruiksters versus nooit-gebruiksters was<br />
0,73 (95% betrouwbaarheidsinterval van 0,70 tot 0,76).<br />
Er bleek een relatie te zijn met de duur van het gebruik van orale contraceptiva<br />
waarbij er een afname was van 20% per 5 jaar gebruik. Er werd hierbij gecorrigeerd<br />
voor etnische groep, opleidingsniveau, leeftijd bij de eerste geboorte,<br />
familiale voorgeschiedenis van borstcarcinoom, leeftijd bij de menarche, menopauzale<br />
status, gebruik van hormoonsubstitutietherapie, lengte, hoogte,<br />
BMI, alcohol- en tabakgebruik. Het beschermend effect bleek enigszins af te<br />
nemen naargelang het langer geleden was dat het pilgebruik stopgezet was.<br />
Maar zelfs in de groep ‘20 tot 29 jaar gestopt’, was nog enig beschermend<br />
effect aanwezig. Meer dan 30 jaar na het stoppen van de pil bleek nog een<br />
significant beschermend effect aanwezig te zijn. In één model bleek de duur<br />
van het gebruik en de tijd sinds het stoppen van het gebruik de enige significante<br />
factoren te zijn om het risico op ovariumcarcinoom te voorspellen.<br />
De risicoreductie was zowel voor epitheliale als niet-epitheliale tumoren zeer<br />
vergelijkbaar. Bij de epitheliale tumoren bleek het beschermend effect bij de<br />
mucineuze tumoren echter zo goed als niet aanwezig. De auteurs berekenden<br />
dat het gebruik van orale contraceptiva reeds ongeveer 200.000 gevallen van<br />
ovariumcarcinoom zou voorkomen hebben en dat er per jaar in de toekomst<br />
waarschijnlijk nog 30.000 gevallen/jaar zullen voorkomen worden.<br />
Bespreking<br />
Alhoewel deze nieuwe studies zeker geruststellend zijn voor de meeste<br />
vrouwen en men dus op een vrij gunstige balans van het gebruik van orale<br />
contraceptiva en het kankerrisico komt, blijven er problemen bestaan, zoals<br />
bijvoorbeeld bij BRCA 1- of BRCA 2-mutatiedraagsters. Een recente matched<br />
case control study in The Lancet Oncology bij 799 vrouwen met een voorgeschiedenis<br />
van invasief ovariumcarcinoom waarvan 770 BRCA 1, 28 BRCA 2<br />
en één beide mutaties droeg en 2.224 controles zonder ovariumcarcinoom<br />
waarvan 2.043 BRCA 1, 180 BRCA 2 en één beide mutaties droeg, toonde<br />
aan dat het risico op ovariumcarcinoom zowel voor BRCA 1-draagsters (odds<br />
ratio 0,56; 95% betrouwbaarheidsinterval 0,45 tot 0,71) als voor BRCA 2-mutatiedraagsters<br />
(odds ratio 0,39; 95% betrouwbaarheidsinterval 0,23 tot 0,66)
daalde (5). Op het gebied van ovariumcarcinoom werkt de pil bij deze patiënten<br />
dus beschermend. Wat echter met borstcarcinoom? Studies hierover zijn<br />
bijzonder tegenstrijdig. In een case control-onderzoek uit 2002 door Narod<br />
et al (6) werd vastgesteld dat het ooit gebruikt hebben van de pil bij BRCA<br />
1-draagsters met een lichte stijging van het risico op borstkanker gepaard<br />
ging (odds ratio 1,20; 95% betrouwbaarheidsinterval 1,02 tot 1,40) en bij<br />
BRCA 2-draagsters geen stijging van het risico optrad. Het risico bij de BRCA<br />
1-draagsters nam toe naargelang ze de pil gebruikt hadden voor de leeftijd<br />
van 30 jaar of gedurende 5 of meer jaar, bij de BRCA 2-draagsters was er geen<br />
invloed. Milne et al (7) daarentegen kwamen tot een heel andere conclusie,<br />
maar hun studie was slechts gebaseerd op een groep van 47 BRCA 1-, 36<br />
BRCA 2-mutatiedraagsters en 815 controles. Na correctie voor een aantal<br />
confounders werd het gebruik van orale contraceptiva gedurende ten minste<br />
12 maanden geassocieerd met een verminderd risico op borstcarcinoom voor<br />
BRCA 1-draagsters (odds ratio 0,22; 95% betrouwbaarheidsinterval 0,10 tot<br />
0,49) daar waar geen invloed was bij de BRCA 2-draagsters (odds ratio 0,02;<br />
95% betrouwbaarheidsinterval 0,34 tot 3,09). Enigszins vergelijkbaar zijn de<br />
resultaten van Haile et al (8) die op een groep van 497 BRCA 1- en 307 BRCA<br />
2-mutatiedraagsters vaststelden dat er voor de BRCA 1-draagsters geen significante<br />
associatie was tussen het risico op borstcarcinoom en het gebruik<br />
van orale contraceptiva gedurende ten minste 1 jaar en dat er ook geen significant<br />
verschil ontstond bij langduriger gebruik. Bij de BRCA 2-draagsters<br />
echter was er geen associatie met het gebruik gedurende ten minste 1 jaar<br />
maar wel indien de pil gedurende ten minste 5 jaar werd gebruikt (odds ratio<br />
2,06; 95% betrouwbaarheidsinterval 1,08 tot 3,94). De meest recente en<br />
meest grootschalige studie (9) is een retrospectieve cohortestudie bij 1.593<br />
BRCA 1- en/of 2-draagsters waarin een verhoogd risico werd gezien bij pilgebruiksters.<br />
Dit risico verhoogde naargelang de pil langer werd gebruikt, zowel<br />
voor BRCA 1- als voor BRCA 2-draagsters.<br />
30<br />
GUNAIKEIA - Speciaal nummer<br />
Een relevante maar onopgeloste vraag in deze materie blijft of mutatiedraagsters<br />
die afzien van ovariële en/of mammaire chirurgie baat hebben bij de pil<br />
als bescherming tegen ovariumcarcinoom versus een eventuele extra toename<br />
van het risico op borstcarcinoom.<br />
Referenties<br />
1. Hannaford Ph C, Selvaraj S, Elliot AM, Angus V, Iversen L, Lee AJ. Cancer risk among users of oral<br />
contraceptives: cohort data from the Royal College of General Practitioners’ oral contraception study. BMJ<br />
2007 doi:10.1136/bmj.39289.649410.55.<br />
2. Vessey M, Painter R. Oral contraceptive use and cancer. Findings in a large cohort, 1968-2004. Br J Cancer<br />
2006;95:385-9.<br />
3. Beral V, Hannaford P, Kay C. Oral contraceptive use and malignancies of the genital tract. Results fom trhe<br />
Royal College of General Practitioners’ oral contraception study. Lancet 1988;2:1331-5.<br />
4. Collaborative group on epidemiological studies of ovarian cnacer. Ovarian cancer and oral contraceptives:<br />
collaborative reanalysis of data from 45 epidemiological studies including 23 257 women with ovarian<br />
cancer and 87 303 controls. Lancet 2008;371:303-14.<br />
5. McLaughlin JR, Rish HA, Lubinski J, Moller P, Ghadirian P, Lynch H et al. Reproductive risk factors for ovarian<br />
cancer in carriers of BRCA1 or BRCA2 mutations: a case control study. Lancet Oncol 2007;8:26-34.<br />
6. Narod SA, Dubé MP, Klijn J, Lubinsky J, Lynch Ht, Ghadirian P et al. Oral contraceptives and the risk of breast<br />
cancer in BRCA 1 and BRCA 2 mutation carriers. J Natl Cancer Inst 2002;94:1773-9.<br />
7. Milne RL, Knight JA, John EM, Dite GS, Balbuena R, Ziogas A et al. Oral contraceptive use and risk of<br />
early-onset breast cancer in carriers and noncarriers of BRCA1 and BRCA2 mutations. Cancer Epidemiol<br />
Biomarkers Prev 2005;14:350-6.<br />
8. Haile RW, Thomas DC, McGuire V, Felberg A, John EM, Milne RL et al. BRCA1 and BRCA2 mutation carriers,<br />
oral contraceptive use, and breast cancer before age 50. Cancer Epidemiol Biomarkers Prev 2006;15:1863-<br />
70.<br />
9. Brohet RM, Goldgar DE, Easton DF, Antoniou AC, Andrieu N, Chang-Claude J et al. Oral contraceptives and<br />
breast cancer risk in the international BRCA1/2 carrier cohort study: a report from EMBRACE, GENEPSO,<br />
GEO-HEBON, and the IBCCS Collaborating Group. J Vlin Oncol 2007;25:3831-6.
G1093N_2008<br />
Johan Verhaeghe<br />
De beschikbare pillen verschillen in de dosis van ethinylestradiol en in het<br />
soort en de dosis van het progestageen. Zogenaamde derdegeneratiepillen<br />
(3eGP) bevatten desogestrel of gestoden, en het gebruik van 3eGP<br />
leidt tot 1 extra veneuze trombo-embolie per 10.000 vrouwenjaren.<br />
Oorzaak is een ‘oestrogener’ effect van 3eGP, wat een meer uitgesproken<br />
resistentie tegen geactiveerd proteïne C en een grotere daling van<br />
proteïne S met zich meebrengt; proteïne C en S zijn anticoagulante<br />
factoren. Gestodenpillen met 30µg ethinylestradiol geven wel een goede<br />
cycluscontrole. Drosperinonpillen zijn waarschijnlijk een goede keus bij<br />
acne of hirsutisme, en bij het premenstruele syndroom.<br />
Oestroprogestagenen:<br />
niet vrij van complicaties<br />
Alle orale en niet-orale anticonceptieve oestroprogestagenen bevatten hetzelfde<br />
oestrogeen: ethinylestradiol, in een dosis van 15-50µg/dag. Het voordeel<br />
van ethinylestradiol is de lange ervaring met dit krachtig semisynthetisch<br />
oestrogeen, dat via een negatieve feedback op de secretie van de gonadotrofines<br />
(vooral van FSH) bijdraagt tot de anticonceptieve werking. De robuustheid<br />
vertaalt zich ook echter in een invloed op de hepatische eiwitten betrokken in<br />
de hemostase. Oestroprogestagenen verhogen onmiskenbaar het risico van<br />
trombo-embolische processen, vooral in het veneuze systeem en in mindere<br />
mate in het arteriële systeem. Ondanks de lagere dosis hormonen in moderne<br />
pillen blijft dit de belangrijkste complicatie: veneuze trombo-embolieën zijn<br />
~ 4 keer frequenter bij pilgebruiksters dan bij niet-gebruiksters (1). Hoewel<br />
het risico van veneuze trombo-embolie (VTE) kan teruggedrongen worden<br />
met pillen die < 50µg vergeleken met ≥ 50µg ethinylestradiol bevatten (1), is<br />
er geen opmerkelijk verschil onder de preparaten met 15-35µg ethinylestradiol,<br />
die nu veruit het meeste worden voorgeschreven. Vandaar de volgende<br />
vragen: kan dit risico verlaagd worden via niet-orale toediening van ethinylestradiol<br />
of door gebruik te maken van ‘natuurlijkere’ oestrogeenpreparaten<br />
(bv. estradiol zelf)? Is het ook afhankelijk van het progestageen? Inmiddels<br />
weten wij dat de transdermale toediening van oestroprogestagenen het risico<br />
van VTE niet reduceert (2) (in sommige studies nam het risico zelfs toe).<br />
Orale anticonceptie met<br />
oestroprogestagenen:<br />
maakt het progestageen<br />
een verschil?<br />
Johan Verhaeghe<br />
Dienst Gynaecologie-Verloskunde, UZ Leuven, KUL<br />
Ke y w o r d s: ContraCeptive pill – p r o g e s to g e n s – t r o m b o e m b o l iC disease<br />
32<br />
GUNAIKEIA - Speciaal nummer<br />
Klinische studies met estradiolpillen zullen moeten uitwijzen of ze anticonceptief<br />
even veilig zijn en een beter veiligheidsprofiel bieden. Blijft de<br />
vraag van het progestageen.<br />
De 19-nor-testosteronderivaten zijn veruit de meest gebruikte progestagenen<br />
voor anticonceptie (Tabel 1), en gaan terug op de synthese van norethynodrel<br />
en norethindrone (norethisteron) in de jaren 50. In de jaren 70 werd levonorgestrel<br />
geïntroduceerd, dat wereldwijd het meest gebruikte progestageen<br />
blijft in orale anticonceptie. In de jaren 80 werden de derdegeneratieprogestagenen<br />
desogestrel (en zijn metaboliet 3-keto-desogestrel of etonogestrel)<br />
en gestoden geïntroduceerd. Drosperinon wordt soms verkeerdelijk een vierdegeneratieprogestageen<br />
genoemd, het is immers geen 19-nor-testosteronderivaat.<br />
De controverse rond<br />
derdegeneratieprogestagenen<br />
Derdegeneratieprogestagenen hebben een minimaal of afwezig androgeen<br />
effect in vitro, in tegenstelling tot levonorgestrel (3). De doelstellingen bij<br />
de introductie van desogestrel en gestoden als component van de pil waren<br />
multipel, bv. een beter klinisch effect verkrijgen op symptomen zoals acne,<br />
frequent bij jonge vrouwen; een minimaal effect creëren op gewichtstoename<br />
(reële of gepercipieerde gewichtstoename is één van de belangrijkste<br />
redenen van pilstop); en – belangrijkste objectief – de cardiovasculaire<br />
gezondheid minimaal belasten. In ons land zijn pillen met derdegeneratieprogestagenen<br />
de meest gebruikte. Het is enigszins onduidelijk of<br />
norgestimaat een tweede- of derdegeneratieprogestageen is; het wordt<br />
vooral omgezet in levonorgestrel, maar heeft anderzijds een vrij gelijkaardig<br />
metabool profiel als desogestrel en gestoden (4).<br />
De objectieven van de derdegeneratiepillen (3eGP) werden deels gerealiseerd<br />
(Tabel 2). Desogestrelpillen hebben een gunstig effect op acne en hirsutisme,<br />
dat sterker is dan dat van levonorgestrelpillen met evenveel ethinylestradiol<br />
(5). Het onderliggend mechanisme is een meer uitgesproken stijging van het
Tabel 1: Indeling van de progestagenen.<br />
Progesteronderivaten 19-nor-testosteronderivaten 17a-spirinolactonderivaten<br />
Pregnanes Oestranes Drosperinon<br />
Dydrogesteron Lynestrenol 1e<br />
Medroxyprogesteronacetaat Norethisteron(acetaat) 1e<br />
Cyproteronacetaat Norethynodrel 1e<br />
Norpregnanes Gonanes<br />
Nomegestrolacetaat Levonorgestrel 2e<br />
Norgestimaat 2e? 3e?<br />
Desogestrel 3e<br />
Gestoden 3e<br />
Dienogest?<br />
De progestagenen die in het vet staan, worden anno 2008 gebruikt in orale anticonceptie.<br />
Sex Hormone Binding Globulin (SHBG), zoals aangetoond in een prospectieve<br />
cross-overstudie (6). Dus, 3eGP zijn ‘oestrogener’. Er is ook een beperkte maar<br />
klinisch relevante stijging van de HDL-cholesterolspiegel (~ 10%) met 3eGP<br />
(4, 7) die niet wordt geobserveerd met 2eGP. Dit zou moeten resulteren in een<br />
minder atherogene omgeving en minder ischemisch hartlijden. Deze hypothese<br />
lijkt bevestigd te worden. In een aggregatie van 7 observationele studies<br />
(8) werd een lager risico van myocardinfarct vastgesteld bij het gebruik van<br />
3eGP vergeleken met 2eGP (38-56% minder). Het risico van myocardinfarct<br />
met 3eGP was niet hoger dan zonder pil, terwijl het risico ~ 2 keer hoger<br />
was bij gebruik van 2eGP dan zonder pil. In absolute cijfers gaat het echter<br />
om zeer kleine aantallen, namelijk een incidentie van myocardinfarct van<br />
~ 1,3/100.000 vrouwenjaren.<br />
Tabel 2: Vergelijking tussen tweede- en derdegeneratiepillen.<br />
Voordelen<br />
- Robuuster effect op acne en hirsutisme<br />
- Milde verhoging van HDL-cholesterol (~ 10%)<br />
- Geen verhoging van de incidentie van myocardinfarct t.o.v. niet-gebruiksters<br />
Nadelen<br />
- Verhoogde incidentie van veneuze trombo-embolie (RR = 1,7)<br />
Onbekend<br />
- Effect op borstkanker?<br />
Maar de keerzijde van de medaille is een verhoogde incidentie van VTE. Een<br />
debat hierover woedde in alle hevigheid in 1995-6 in de medische literatuur<br />
(1), met een opvallende interesse vanwege de media (een ‘oefensessie’<br />
voor wat zou komen met menopauzetherapie in 2002-3). Het voorspelbare,<br />
van anticonceptief standpunt onacceptabel resultaat van dit in wezen epidemiologische<br />
debat was een toename in het aantal impulsieve pilstakers<br />
en zwangerschapsafbrekingen (9). In vele Europese landen leidden de gegevens<br />
tot een sterke reductie in het gebruik van 3eGP. Een meta-analyse van<br />
de observationele studies toont uiteindelijk een relatief risico van 1,7 (95%<br />
confidentie-intervallen (CI) 1,4-2,0) bij gebruik van 3eGP vergeleken met<br />
33<br />
GUNAIKEIA - Speciaal nummer<br />
2eGP (10). In absolute cijfers betekent dit ~ 1 extra VTE (3 i.p.v. 2) per 10.000<br />
vrouwenjaren. Anderzijds werd geen verschil vastgesteld tussen gebruiksters<br />
van 3eGP en 2eGP in de incidentie van ischemische (trombotische) cerebrovasculaire<br />
accidenten (11).<br />
Sommige mechanismen die aan de basis liggen van dit verschil in incidentie<br />
van VTE zijn reeds blootgelegd. De pil veroorzaakt een partiële aPC-resistentie,<br />
waarbij de geactiveerde factor V (Va) in mindere mate wordt geïnactiveerd<br />
door het geactiveerd proteïne C (aPC) dat dus dienstdoet als anticoagulante<br />
factor. Deze verworven aPC-resistentie is meer uitgesproken bij pillen met<br />
desogestrel dan met levonorgestrel, en is additief aan genetisch bepaalde<br />
aPC-resistentie veroorzaakt door een veelvoorkomende mutatie in factor V<br />
(V Leiden genoemd) (6, 12). Inderdaad, carriers van V Leiden (~ 5% van de bevolking)<br />
vertonen ook een extra toename van de aPC-resistentie bij gebruik van<br />
desogestrel vergeleken met levonorgestrelpillen (12). Daarnaast veroorzaakt<br />
de pil – zoals de zwangerschap – een daling in de spiegels van totaal en vrij<br />
proteïne S, een andere belangrijke anticoagulante factor. Opnieuw is de daling<br />
in proteïne S meer uitgesproken bij desogestrel- dan bij levonorgestrelpillen<br />
(12). Interessant is dat de verandering in SHBG veroorzaakt door een<br />
bepaald oestroprogestageen correleert met de verandering in aPC-resistentie<br />
(6); dus, de oestrogeniciteit van een pilpreparaat bepaalt de procoagulante<br />
werking in vivo, wat logisch is.<br />
Of er een klinisch verschil bestaat tussen desogestrel- en gestodenpillen, is<br />
onduidelijk. Desogestrelpillen zijn de meest bestudeerde van de twee (en meer<br />
voorgeschreven in ons land). In vitro zijn er verschillen in binding aan de androgeenreceptor<br />
en mineralocorticoïdreceptor (3). Desogestrelpillen worden<br />
meestal als iets ‘oestrogener’ omschreven: de stijging van de SHBG-concentratie<br />
is meer uitgesproken op termijn, en de suppressie van de vrijetestosteronconcentratie<br />
is dus robuuster (13). Anderzijds lijkt er iets meer kans te<br />
zijn op tussenbloeding en -spotting met desogestrelpillen (14).<br />
Gezien het verschil in oestrogeniciteit, dient verder onderzoek uit te maken<br />
of er een verschil is in borstkankerincidentie tussen 3eGP en 2eGP. De zeer<br />
beperkte beschikbare data zijn geruststellend (15).
Klasse of geen klasse?<br />
De marketing van pillen accentueert de onderlinge verschillen, en leidt tot<br />
diversiteit van pillen; pillen voor jonge vrouwen, pillen bij slechte cycluscontrole,<br />
pillen tegen hyperandrogenisme, pillen tegen het premenstrueel syndroom<br />
(PMS), etc. Kritische analyses van de gepubliceerde data ondersteunen<br />
niet altijd de marketingstrategie.<br />
In een recente richtlijn van de Endocrine Society vormen de oestroprogestagenen<br />
als een ‘klasse’ de eerstelijnsbehandeling van hirsutisme (16). Er zijn<br />
inderdaad goede argumenten voor een klasse-effect: zowel 2eGP, 3eGP als<br />
antiandrogene pillen verbeteren acne en hirsutisme (16). Alle oestroprogestagenen<br />
verhogen immers de SHBG-concentratie en onderdrukken de LH- en<br />
testosteronconcentratie. Niettemin zijn de beschikbare vergelijkende studies<br />
beperkt in duur en aantal patiënten, en de klinische evaluatie van hirsutisme<br />
is subjectief. Op basis van de farmacologie worden krachtige effecten<br />
gepostuleerd van pillen met cyproteronacetaat (CPA), drosperinon en desogestrel<br />
(in die volgorde?). Maar het risico van VTE is 2,2 (95% CI, 1,4-3,6)<br />
keer hoger bij gebruik van CPA-pillen dan ‘conventionele’ pillen (2eGP?) en<br />
liefst 7,4 (95% CI, 3,7-15,1) keer hoger dan bij niet-gebruiksters (17). Daarom<br />
zijn CPA-pillen niet de eerste keus bij acne/hirsutisme. Een uitgebreide<br />
fase 4-farmacovigilantiestudie toonde daarentegen geen exces aan VTE en<br />
andere cardiovasculaire morbiditeit aan met drosperinonpillen vergeleken met<br />
levonorgestrelpillen (18).<br />
Alle pillen kunnen gepaard gaan met bloeding of spotting tijdens inname,<br />
het gaat hier om een ‘klassenevenwerking’. In vergelijkende studies zijn er<br />
echter kleine verschillen opgemerkt naargelang van de dosis ethinylestradiol<br />
en het soort en de dosis van het progestageen. Zo is er zowel bij desogestrel-<br />
als gestodenpillen minder kans op tussenbloeding indien ze gecombineerd<br />
worden met 30µg vergeleken met 20µg ethinylestradiol; en, zoals vermeld, is<br />
de kans op tussenbloeding iets kleiner bij gestoden- dan bij desogestrelpillen<br />
(14, 19-21). Een lage incidentie van tussentijdse bloeding of spotting<br />
(≤ 10% na 3 cycli) wordt aldus bereikt met de combinatie gestoden 75µg +<br />
ethinyl estradiol 30µg (14). Deze gegevens kunnen van belang zijn indien men<br />
semicontinue of continue pilinname overweegt (22). Met sommige andere<br />
progestagenen (bv. drosperinon) is de cycluscontrole bij verlengde inname<br />
maar matig (23). Bij tussenbloeding is het ook belangrijk anatomische<br />
pathologie uit te sluiten (Chlamydia-endocervicitis, ectropion, etc.). Roken<br />
moet afgeraden worden, en stipte inname aangemoedigd (14).<br />
Verbetering van dismenorroe is een klasse-effect van oestroprogestagenen.<br />
Dismenorroe is, naast acne, een belangrijke niet-anticonceptieve reden voor<br />
pilgebruik bij jonge vrouwen. De verbetering ervan hangt af van de graad van<br />
cyclussuppressie, theoretisch kan men kleine verschillen verwachten naargelang<br />
van de dosis van ethinylestradiol en het soort en de dosis van het<br />
progestageen. Uit een paar vergelijkende studies (bv. 20) kwam naar voor dat<br />
gestodenpillen dismenorroe beter verhelpen dan desogestrelpillen.<br />
In een eerdere bijdrage stelden wij dat de verbetering van het premenstruele<br />
syndroom (PMS) geen klasse-effect is van anticonceptieve pillen (24), alhoewel<br />
de redenen hiervoor niet volledig duidelijk zijn. Theoretisch wordt een<br />
beter effect verwacht met robuuste cyclussupressie, maar anderzijds zijn<br />
vrouwen met PMS zeer sensitief voor endogene en exogene oestrogenen en<br />
progestagenen. Placebogecontroleerde studies zijn de enige manier om de<br />
werkzaamheid van geneesmiddelen bij PMS te onderzoeken. Eén oestroprogestageenpreparaat<br />
met 20µg ethinylestradiol en 3mg drosperinon ingeno-<br />
34<br />
GUNAIKEIA - Speciaal nummer<br />
men gedurende 24 dagen (met 4 dagen pilstop) verbeterde de disforische<br />
symptomen van PMS (25). De verbetering was slechts matig (48% ondervond<br />
minstens een halvering van de klachten vergeleken met 36% in de placebogroep).<br />
Niettemin kan deze pil met dit doseringsschema geprobeerd worden<br />
bij milde tot matige gevallen van PMS, samen met andere therapeutische<br />
maatregelen (24).<br />
Referenties<br />
1. World Health Organization Collaborative Study of Cardiovascular Diseases and Steroid Hormone<br />
Contraception. Venous tromboembolic disease and combined oral contraceptives: results of international<br />
multicentre case-control study. Lancet 1995;346:1575-82.<br />
2. Jick S, Kaye JA, Li L, Jick H. Further results on the risk of nonfatal venous tromboembolism in users of the<br />
contraceptive transdermal patch compared to users of oral contraceptives containg norgestimate and 35µg<br />
of ethinyl estradiol. Contraception 2007;76:4-7.<br />
3. Wiegratz I, Kuhl H. Progestagen therapies: differences in clinical effects? Trends Endocrinol Metab<br />
2004;15:277-85.<br />
4. Speroff L, DeCherney A. Evaluation of a new class of oral contraceptives. Obstet Gynecol 1993;81:1034-47.<br />
5. Winkler UH, Ferguson H, Mulders JAPA. Cycle control, quality of life and acne with two low-dose oral<br />
contraceptives containing 20µg ethinylestradiol. Contraception 2004;69:469-76.<br />
6. van Rooijen M, Silveira A, Hamsten A, Bremme K. Sex hormone-binding globulin – a surrogate marker for<br />
the protrombotic effects of combined oral contraceptives. Am J Obstet Gynecol 2004;190:332-7.<br />
7. Cauci S, Di Santolo M, Culhane JF, Stel G, Gonano F, Guaschino S. Effects of third-generation oral<br />
contraceptives on high-sensitivity C-reactive protein and homocysteine in young women. Obstet Gynecol<br />
2008;111:857-64.<br />
8. Spitzer WO, Faith JM, MacRae KD. Myocardial infarction and third generation oral contraceptives:<br />
aggregation of recent studies. Hum Reprod 2002;17:2307-14.<br />
9. Skjeldestad FE. Increased number of induced abortions in Norway after media coverage of adverse vascular<br />
events from the use of third-generation oral contraceptives. Contraception 1997;55:11-4.<br />
10. Kemmeren JM, Algra A, Grobbee DE. Third generation oral contraceptives and risk of venous trombosis:<br />
meta-analysis. BMJ 2001;323:1-9.<br />
11. Kemmeren JM, Tanis BC, van den Bosch MAAJ et al. Risk of arterial trombosis in relation to oral<br />
contraceptives (RATIO) study: oral contraceptives and the risk of ischemic stroke. Stroke 2002;33:1202-8.<br />
12. Kemmeren JM, Algra A, Meijers JCM et al. Effect of second- and third-generation oral contraceptives on<br />
the protein C system in the absence or presence of factor VLeiden mutation: a randomized trial. Blood<br />
2004;103:927-33.<br />
13. Mango D, Ricci S, Manna P, Mingiano GAD, Serra GB. Clinical and hormonal effects of ethinylestradiol<br />
combined with gestodene and desogestrel in young women with acne vulgaris. Contraception 1996;53:163-<br />
70.<br />
14. Rosenberg MJ, Waugh MS, Higgins JE. The effect of desogestrel, gestodene, and other factors on spotting<br />
and bleeding. Contraception 1996;53:85-90.<br />
15. Marchbanks PA, McDonald JA, Wilson HG et al. Oral contraceptives and the risk of breast cancer. N Engl J<br />
Med 2002;346:2025-32.<br />
16. Martin KA, Chang RJ, Ehrmann DA et al. Evaluation and treatment of hirsutism in premenopausal women:<br />
an Endocrine Society clinical practice guideline. J Clin Endocrinol Metab 2008;93:1105-20.<br />
17. Seaman HE, de Vries CS, Farmer RDT. The risk of venous tromboembolism in women prescribed cyproterone<br />
acetate in combination with ethinyl estradiol: a nested cohort analysis and case-control study. Hum Reprod<br />
2003;18:522-6.<br />
18. Dinger JC, Heinemann LAJ, Kühl-Habich D. The safety of a drosperinone-containing oral contraceptive: final<br />
results from the European Active Surveillance study on oral contraceptives based on 142,475 women-years<br />
of observation. Contraception 2007;75:344-54.<br />
19. Åkerlund M, Rødez A, Westergaard J. Comparative profiles of reliability, cycle control and side effects of two<br />
oral contraceptive formulations containing 150 µg desogestrel and either 30µg or 20µg ethinyl estradiol. Br<br />
J Obstet Gynaecol 1993;100:832-8.<br />
20. Endrikat J, Jaques M-A, Mayerhofer M, Pelissier C, Müller U, Düsterberg B. A twelve-month comparative<br />
clinical investigation of two low-dose oral contraceptives containing 20µg ethinylestradiol/75µg gestodene<br />
and 20µg ethinylestradiol/150µg desogestrel, with respect to efficacy, cycle control and tolerance.<br />
Contraception 1995;52:229-35.<br />
21. Endrikat J, Müller U, Düsterberg B. A twelve-month comparative clinical investigation of two low-dose oral<br />
contraceptives containing 20 µg ethinylestradiol/75µg gestodene and 30µg ethinylestradiol/75µg gestodene,<br />
with respect to efficacy, cycle control and tolerance. Contraception 1997;55:131-7.<br />
22. Kornaat H, Geerdink MH, Klitsie JW. The acceptance of a 7-week cycle with a modern low-dose oral<br />
contraceptive. Contraception 1992;45:119-27.<br />
23. Foidart J-M, Sulak PJ, Schellschmidt I, Zimmermann D. The use of an oral contraceptive containing<br />
ethinylestradiol and drosperinone in an extended regimen over 126 days. Contraception 2006;73:34-40.<br />
24. Raus N, Verhaeghe J. De behandeling van het premenstruele syndroom: leidraad voor de clinicus (deel 2).<br />
unaikea 2006;11:71-4.<br />
25. Yonkers KA, Brown C, Pearlstein TB, Foegh M, Sampson-Landers C, Rapkin A. Efficacy of a new low-dose oral<br />
contraceptive with drosperinone in premenstrual dysphoric disorder. Obstet Gynecol 2005;106:492-501.
G1078N_2008 Orale<br />
anticonceptie en<br />
stollingsstoornissen<br />
Cedric Hermans<br />
Dienst Hematologie, eenheid Hemostase-trombose, Clin. Univ. St-Luc, UCL, Brussel<br />
Ke y w o r d s: Combined oral C o n t r a C e p t i o n – C o a g u l at i o n – t h r o m b o p h i l iC diseases<br />
Orale anticonceptie met oestroprogestativa verhoogt het risico op veneuze<br />
trombo-embolie. De eerste ernstige gevallen van veneuze tromboembolie<br />
werden beschreven kort na de invoering van oestroprogestatieve<br />
anticonceptie in de loop van de jaren 60. Aangezien die accidenten vroeg<br />
optraden, schreef men dat soort anticonceptie niet voor aan patiënten<br />
met een hoog risico op veneuze trombo-embolie. Tegelijkertijd werd de<br />
oestroprogestatieve anticonceptie gewijzigd via een verlaging van de<br />
dosis ethinyloestradiol en de opkomst van nieuwe progestatieve stoffen.<br />
Recentelijker werden nieuwe toedieningswegen ingevoerd zoals de<br />
huidpleister en de vaginale ring. In dit artikel geven we een overzicht van<br />
de stollingsstoornissen die gepaard gaan met een oestroprogestatieve<br />
behandeling en hun gevolgen op het voorschrijven van dat soort<br />
anticonceptie.<br />
Veneuze trombo-embolie: epidemiologie<br />
en trombofiele afwijkingen<br />
Veneuze trombo-embolie (diepe veneuze trombose en longembolie) zijn tamelijk<br />
zeldzame aandoeningen. De gemiddelde incidentie ligt immers tussen<br />
1 en 3 gevallen op 1.000 vrouwen/jaar. Volgens de huidige schattingen<br />
worden in Frankrijk bijna 70.000 mensen per jaar getroffen door een diepe<br />
veneuze trombose van de onderste ledematen. De incidentie van veneuze<br />
trombo-embolie neemt toe met de leeftijd en bedraagt per jaar tussen 0,4<br />
en 1,5 gevallen per 10.000 vrouwen tussen 25 en 29 jaar en tussen 0,6 en 3<br />
gevallen per 10.000 vrouwen tussen 40 en 44 jaar. Op dit moment veroorzaakt<br />
longembolie in Frankrijk naar schatting 20.000 overlijdens per jaar.<br />
Veneuze trombo-embolie wordt momenteel beschouwd als de belangrijkste<br />
doodsoorzaak van vasculaire oorsprong bij jonge vrouwen. De aandoening<br />
heeft typisch een multifactoriële oorsprong (Tabel 1).<br />
De predisponerende genetische factoren (trombofilie) gaan meestal gepaard<br />
met omgevingsfactoren. De pathofysiologie van veneuze trombo-embolie<br />
wordt goed samengevat door de triade van Virchow die bestaat uit stase van<br />
het bloed, een letsel van de vaatwand en een stollingsstoornis. Er bestaan<br />
meerdere risicofactoren voor veneuze trombo-embolie, ze staan samengevat<br />
in tabel 2.<br />
Verschillende afwijkingen in de bloedstolling verhogen het risico op veneuze<br />
trombo-embolie. Die afwijkingen zijn aangeboren of verworven. Denken we<br />
aan de tamelijk zeldzame tot uitzonderlijke antitrombine-, proteïne C- en<br />
proteïne S-deficiënties, die klassiek gepaard gaan met een verminderde remming<br />
van de coagulatiecascade. Andere afwijkingen, die recentelijker werden<br />
ontdekt, gaan gepaard met een sterkere werking van sommige factoren van de<br />
35<br />
GUNAIKEIA - Speciaal nummer<br />
Tabel 1: Multifactoriële oorsprong van veneuze trombose.<br />
Erfelijke factor<br />
Trombofilie:<br />
- Factor V Leiden<br />
- Mutatie van<br />
het protrombine (FII)<br />
- …<br />
Tabel 2: Belangrijkste risicofactoren.<br />
Risicofactoren Niveau van het relatieve risico<br />
Antecedenten van een DVT 16-35<br />
Operatie 6-22<br />
Kanker 6<br />
Zwangerschap – post partum 4-14<br />
Immobilisatie 13<br />
Biologische trombofilie 2-50<br />
Oestroprogestatief OAC 3-4<br />
HST (peroraal) 3-4<br />
Obesitas, lange reizen, varices 2-4<br />
Figuur 1: Erfelijke trombofilie.<br />
Antitrombinedeficiëntie<br />
(uitzonderlijk)<br />
???<br />
Nog onbekende afwijkingen<br />
Verworven factor/<br />
uitlokkende factor:<br />
- Operatie<br />
- Zwangerschap<br />
- De pil<br />
- …<br />
Vorming van<br />
trombine<br />
Proteïne C-deficiëntie<br />
(zeldzaam) Proteïne S-deficiëntie<br />
(?)<br />
Factor V Leiden<br />
Heel frequent<br />
Cedric Hermans<br />
cascade. De meest voorkomende afwijking is resistentie tegen het geactiveerde<br />
proteïne C (APC), secundair aan een factor V Leidenmutatie, waardoor de<br />
geactiveerde factor V minder geremd wordt door het geactiveerde proteïne C.<br />
Die afwijking komt vaak voor: bijna 5% van de algemene bevolking in ons land<br />
wordt erdoor getroffen. De andere afwijking die gepaard gaat met een sterkere<br />
werking is de G20210A-mutatie van het gen voor protrombine of factor II die<br />
bijna 1% van de algemene populatie treft. Door die mutatie stijgt de protrombinespiegel<br />
in het bloed. Daardoor wordt meer trombine gevormd, een enzym<br />
dat de omzetting van fibrinogeen in fibrine katalyseert (Figuren 1 en 2).<br />
Een andere veel voorkomende trombofiele afwijking is de suprafysiologische<br />
=<br />
Stijging van FVIII<br />
(> 200%)<br />
Frequent<br />
Trombose<br />
G20210A-mutatie FII<br />
Frequent
stijging van stollingsfactor VIII. Hyperhomocysteïnemie vormt ook een risicofactor<br />
voor veneuze trombo-embolie, al is de betrokkenheid daarvan minder<br />
duidelijk vastgesteld. Die aandoening kan het gevolg zijn van een vitaminetekort<br />
in de voeding en wordt doorgaans bevorderd door een polymorfisme<br />
van een gen dat betrokken is bij het metabolisme van homocysteïne. Het<br />
gaat om de C677T-mutatie van het MTHFR-gen, die bijzonder vaak voorkomt<br />
(heterozygote toestand: 30% – homozygote toestand 15%). De belangrijkste<br />
verworven trombofiele afwijking is de aanwezigheid van antifosfolipidenantistoffen.<br />
Het gaat om het lupusanticoagulans en/of de aanwezigheid van<br />
anticardiolipinenantistoffen.<br />
Die verschillende trombofiele afwijkingen werken in bepaalde omstandigheden<br />
als bevorderende of predisponerende factoren. Een geïmmobiliseerde,<br />
zwangere vrouw, die draagster is van een factor V Leidenmutatie loopt een<br />
groter risico om een veneuze trombose te ontwikkelen dan eenzelfde patiënte<br />
die geen draagster is van die afwijking (Figuur 3).<br />
Tromboserisico<br />
Figuur 2: Erfelijke trombofilie.<br />
Antitrombinedeficiëntie<br />
Figuur 3: Invloed van factor V Leiden.<br />
Drempel voor DVT/LE<br />
Aangepast van Rosendaal FR. The Lancet 1999;353:1167.<br />
TF + VIIa<br />
FIXa + FVIIIa<br />
Fxa + FVa<br />
FIIa<br />
Fibrineklonter<br />
Zwangerschap<br />
Proteïne C- of -S-deficiëntie<br />
Resistentie tegen het geactiveerde proteïne C<br />
(Factor V Leidenmutatie)<br />
G20210A-mutatie van het FII-gen<br />
Immobilisatie<br />
Factor V Leiden<br />
De pil Basisniveau<br />
Leeftijd<br />
Die verschillende trombofiele afwijkingen brengen niet hetzelfde tromboembolische<br />
risico met zich mee. Volgens de huidige schattingen wordt de<br />
laagste incidentie vastgesteld bij patiënten die draagster zijn van de factor V<br />
Leidenmutatie, namelijk 1,5 geval voor 1.000 patiëntenjaren. Het risico is hoger<br />
bij patiënten die drager zijn van een gemengde of gecombineerde trombofilie<br />
(8,4 gevallen voor 1.000 patiëntenjaren). De hoogste incidentie wordt<br />
36<br />
GUNAIKEIA - Speciaal nummer<br />
vastgesteld bij patiënten die draagster zijn van een antitrombinedeficiëntie<br />
(zeldzaam, zo niet uitzonderlijk) (1,7%/jaar).<br />
De expressie van trombofiele afwijkingen kan sterk variëren van de ene tot de<br />
andere familie. Het is bij elke risicopersoon belangrijk om een stamboom op<br />
te stellen en te informeren naar trombose bij andere familieleden (leeftijd en<br />
omstandigheden van optreden). Met die klinische gegevens kan de penetratiegraad<br />
van een trombofilie in een familie worden geëvalueerd.<br />
Veneuze trombo-embolie: trombofilie en<br />
anticonceptie<br />
Het gebruik van een oestroprogestatieve pil verhoogt het risico op veneuze<br />
trombo-embolie met een factor 3 tot 6 in vergelijking met vrouwen die<br />
dat soort behandeling niet gebruiken. Die toename werd aanvankelijk toegeschreven<br />
aan de dosis ethinyloestradiol. Dosissen van 50µg of meer werden<br />
in verband gebracht met een hoger risico dan de lage dosissen. Het risico<br />
op trombo-embolie wordt ook beïnvloed door de aard van de progestativa<br />
die samen met het ethinyloestradiol worden gebruikt. Naar schatting is het<br />
risico op trombo-embolie bijna tweemaal (1,4 tot 2) groter bij vrouwen die<br />
oestroprogestatieve contraceptiva gebruiken met een progestativum van de<br />
derde generatie in vergelijking met het risico bij vrouwen die een pil van de<br />
zogenaamde tweede generatie gebruiken. Het tromboserisico is het grootst<br />
tijdens het eerste jaar dat de pil wordt ingenomen en daalt daarna geleidelijk.<br />
Dat verhoogde risico verdwijnt na drie maanden onderbreking. Er werd<br />
geen enkele significante stijging van het risico op veneuze trombo-embolie<br />
vastgesteld met progestativa in een lage dosis. We moeten echter benadrukken<br />
dat de studies over dat soort contraceptivum tamelijk zeldzaam zijn en<br />
doorgaans onvoldoende statistische kracht hebben.<br />
Wijzigingen in de hemostase bij het<br />
gebruik van oestroprogestatieve<br />
anticonceptie<br />
Het gebruik van een orale oestroprogestatieve pil wijzigt de stollingsparameters<br />
en veroorzaakt een toestand van hypercoagulabiliteit. Die hypercoagulabiliteit<br />
vloeit voort uit de toename van verschillende stollingsfactoren<br />
(fibrino geen, factor II, factor VIII, factor VII, factor X) en de afname van<br />
verschillende fysiologische remmers, zoals antitrombine en proteïne S. Een<br />
verworven vorm van resistentie tegen het geactiveerde proteïne C die in verband<br />
wordt gebracht met het gebruik van een oestroprogestatieve pil werd<br />
ook aangetoond. Die verworven resistentie tegen proteïne C wordt meer veroorzaakt<br />
door pillen van de derde dan door pillen van de tweede generatie.<br />
Orale progestatieve anticonceptiemiddelen wijzigen de stollingsparameters<br />
niet, ongeacht of het om microprogestativa of hoger gedoseerde progestativa<br />
gaat. Spiraaltjes en implantaten met een progestativum worden ook niet<br />
beschouwd als middelen die het risico op veneuze trombo-embolie verhogen.<br />
Er lijkt geen verschil te bestaan tussen anticonceptie via een huidpleister en<br />
orale anticonceptie. Ook anticonceptie via een vaginale ring verhoogt het<br />
tromboserisico. Daarom zijn zowel de huidpleister als de vaginale ring gecontra-indiceerd<br />
bij patiënten met antecedenten van of een risico op veneuze<br />
trombo-embolie.
Gevolgen van trombofiele aandoeningen<br />
op het tromboserisico door orale<br />
anticonceptie<br />
Het relatieve risico op veneuze trombo-embolie bij gebruiksters van orale<br />
oestroprogestatieve anticonceptie die ook draagster zijn van de factor V<br />
Leidenmutatie bedraagt ongeveer 15 (betrouwbaarheidsinterval van 8,6 tot<br />
28,1). Dat risico is slechts 3,1 (2,1 tot 4,4) bij gebruiksters van orale oestroprogestatieve<br />
anticonceptie zonder factor V Leidenmutatie en 3,8 bij patiënten<br />
die draagster zijn van de factor V Leidenmutatie, maar geen pil gebruiken. Er<br />
bestaat dus een synergisch effect van de combinatie tussen de factor V Leidenmutatie<br />
en het gebruik van een oestroprogestatieve pil (Tabel 3).<br />
Tabel 3: Factor V Leiden en orale anticonceptie.<br />
Context Aantal tromboses<br />
Geen O-P-pil 0,8/10.000 vrouwen/jaar<br />
O-P-pil 3,0/10.000 vrouwen/jaar<br />
Factor V Leiden 5,7/10.000 vrouwen/jaar<br />
FVL + O-P-pil 28,5/10.000 vrouwen/jaar<br />
Zwangerschap 10,0/10.000 vrouwen/jaar<br />
Tabel 4: Vragen die moeten worden gesteld vóór OC.<br />
Antecedenten van DVT/OVT<br />
- Plaats<br />
- Diagnosemiddelen<br />
- Bevorderende factoren...<br />
Familiale antecedenten<br />
Bekende trombofilie in de familie<br />
Tabel 5: Aanbevelingen over de opsporing van trombofilie.<br />
ATCD veneuze trombose Onderzoek naar trombofilie<br />
Geen persoonlijke of familiale ATCD NEE<br />
Persoonlijke ATCD (DVT-OVT) JA<br />
Familiale ATCD<br />
- indien vroegere zwangerschap(pen) NEE<br />
en OC zonder VT<br />
- geen zwangerschap en geen OAC JA<br />
Het risico lijkt kleiner te zijn voor patiënten die draagster zijn van de G20210Amutatie<br />
van het protrombinegen. Rekening houdend met hun zeldzaamheid,<br />
is het moeilijk om de impact op het tromboserisico van een antitrombine-,<br />
proteïne C- en proteïne S-deficiëntie in te schatten, zelfs al is het meer dan<br />
waarschijnlijk verhoogd (vooral bij een antitrombinedeficiëntie).<br />
Praktische gevolgen voor het voorschrijven<br />
Voor een oraal contraceptivum wordt voorgeschreven, moet worden geïnformeerd<br />
naar een voorgeschiedenis van veneuze trombo-embolie (Tabel 4).<br />
Het is nuttig om te vragen naar de plaats van de trombose (oppervlakkige of<br />
diepe veneuze trombose, longembolie), de uitgebreidheid, de diagnostische<br />
middelen die werden gebruikt om de diagnose te bevestigen, de aanwezigheid<br />
37<br />
GUNAIKEIA - Speciaal nummer<br />
van eventuele bevorderende factoren (trauma...). Het is ook belangrijk om te<br />
vragen naar familiale antecedenten om andere gevallen van veneuze tromboembolie<br />
in de familie te identificeren. Het is aanbevolen om te informeren of<br />
in de familie eventueel al een trombofilie werd vastgesteld om doelgerichter<br />
te kunnen evalueren.<br />
Op basis van de op dit moment, in 2008, beschikbare gegevens, kunnen de<br />
volgende aanbevelingen worden opgesteld (Tabel 5).<br />
1. Het is niet gerechtvaardigd om vóór het voorschrijven van de pil een<br />
check-up voor trombofilie uit te voeren bij een patiënt die al een oraal<br />
oestroprogestatief contraceptivum heeft gebruikt en geen persoonlijke of<br />
familiale antecedenten van veneuze trombo-embolie heeft.<br />
2. Bij een patiënte met familiale antecedenten van veneuze trombo-embolie<br />
die een zwangerschap zonder complicaties heeft gehad en die eerder<br />
orale oestroprogestatieve anticonceptie heeft gebruikt zonder veneuze<br />
trombose, is het eveneens niet aanbevolen om een check-up voor trombofilie<br />
te voeren.<br />
3. Een check-up voor trombofilie is gerechtvaardigd in geval van persoonlijke<br />
antecedenten van een trombo-embolische aandoening.<br />
4. Bij een patiënte met familiale antecedenten van trombo-embolie die<br />
nooit zwanger is geweest en nooit een oraal contraceptivum heeft<br />
gebruikt, is een check-up geïndiceerd.<br />
Als er een indicatie is voor een check-up voor trombofilie voor de pil wordt<br />
voorgeschreven, moet die in optimale omstandigheden en in een gespecialiseerd<br />
centrum worden uitgevoerd. Een zekere voorzichtigheid is geboden,<br />
in het bijzonder als naar een partiële proteïne S-deficiëntie wordt gezocht.<br />
We mogen inderdaad niet vergeten dat de proteïne S-concentratie onder een<br />
oestroprogestatieve pil vermindert. Het bloedonderzoek moet dus een tijd na<br />
de stopzetting van de oestroprogestatieve pil worden uitgevoerd. Het is ook<br />
belangrijk om elke bewezen trombofiele afwijking te bevestigen. Een check-up<br />
voor trombofilie kan alleen worden uitgevoerd nadat de patiënte goed werd<br />
geïnformeerd over de aard van de gezochte afwijkingen en de persoonlijke en<br />
familiale gevolgen (overdracht op haar kinderen, verzekering…). Als een trombofiele<br />
afwijking is aangetoond, moeten de patiënten opnieuw op consultatie<br />
komen en goed worden geïnformeerd over het resultaat en de gevolgen. In<br />
het ideale geval krijgen ze een identificatiekaart en een attest dat de belangrijkste<br />
voorzorgsmaatregelen beschrijft die moeten worden genomen.<br />
Zoals goed werd aangetoond in grote studies, is het op dit moment niet<br />
gerechtvaardigd om systematisch te screenen naar trombofilie voor een<br />
oestroprogestatieve pil wordt voorgeschreven. Er zouden inderdaad twee<br />
miljoen vrouwen moeten worden ‘gescreend’ op de factor V Leidenmutatie<br />
om een fatale longembolie en 200 gevallen van veneuze trombo-embolie te<br />
vermijden. Zo’n systematische screening zou tienduizenden patiënten orale<br />
anticonceptie ontzeggen.<br />
Naargelang van de antecedenten van veneuze trombo-embolie en het eventuele<br />
bestaan van trombofilie, kunnen de volgende voorschrijfaanbevelingen<br />
worden opgesteld.<br />
1. In geval van een antecedent van veneuze trombo-embolie is het uitdrukkelijk<br />
gecontra-indiceerd om een oestroprogestatieve pil te gebruiken.<br />
Alternatieven zijn het gebruik van een laaggedoseerde progestatieve pil<br />
of de plaatsing van een spiraaltje van het type Mirena.<br />
2. In geval van antecedenten van veneuze trombo-embolie in combinatie<br />
met voorbijgaande risicofactoren (trauma), is voorzichtigheid geboden.<br />
Het gebruik van een pil is niet uitdrukkelijk gecontra-indiceerd.
3. Patiënten met een bekende trombofiele afwijking zonder persoonlijke<br />
voorgeschiedenis van trombose moeten goed worden geïnformeerd over<br />
het verhoogde tromboserisico onder de pil. Voor die laatsten kunnen<br />
eventueel pillen van de tweede generatie worden verkozen boven pillen<br />
van de derde generatie. Die patiënten moeten ervan op de hoogte worden<br />
gebracht dat laaggedoseerde progestatieve pillen en spiraaltjes het risico<br />
op trombose niet verhogen.<br />
Oestroprogestatieve pillen en het risico op<br />
arteriële trombose<br />
Op dit moment is duidelijk aangetoond dat het gebruik van een oestroprogestatieve<br />
pil het risico op een myocardinfarct (x5), een CVA (x3) en perifere<br />
arteritis (x4) verhoogt. Dat effect lijkt niet afhankelijk te zijn van de dosis oestrogenen.<br />
In tegenstelling tot wat geldt bij veneuze trombo-embolie, lijken de<br />
verschillen tussen de derde- en tweedegeneratiepillen marginaal te zijn. Het<br />
risico op een arteriële trombose wordt sterk beïnvloed door roken (x14), de<br />
combinatie met arteriële hypertensie (x6), hypercholesterolemie (x25), diabetes<br />
(x17) en obesitas (x5). De aanwezigheid van trombofilie lijkt geen speciale<br />
gevolgen te hebben.<br />
Conclusies<br />
Het risico op trombo-embolie is significant verhoogd bij het gebruik van ethinyloestradiol,<br />
ongeacht de toedieningswijze. Het is bovendien biologisch heel<br />
waarschijnlijk dat dat verband reëel is. Protrombotische stollingsstoornissen<br />
staan duidelijk in verband met het gebruik van oestroprogestatieve pillen.<br />
Op basis van die bewijzen is het gebruik van een oestroprogestatieve pil<br />
gecontra-indiceerd bij patiënten met een hoog risico op een veneuze<br />
trombose.<br />
Het is gerechtvaardigd om bij alle patiënten met persoonlijke antecedenten<br />
van veneuze trombo-embolie of familiale antecedenten te zoeken naar een<br />
trombofiele afwijking.<br />
Er mag echter niet systematisch voor elk voorschrift van oestroprogestatieve<br />
hormonale anticonceptie naar een trombofilie worden gezocht.<br />
38<br />
GUNAIKEIA - Speciaal nummer<br />
Referenties<br />
1. Plu-Bureau, Horellou MH, Gompel A, Conard J. Hormonal contraception and risk of venous<br />
thromboembolism: When to ask for an assessment of hemostasis? Which parameters?. Gynecol Obstet Fertil<br />
2008 April;36(4):448-54.<br />
2. Johnson JV, Lowell J, Badger GJ, Rosing J, Tchaikovski S, Cushman M. Effects of oral and transdermal<br />
hormonal contraception on vascular risk markers: a randomized controlled trial. Obstet Gynecol 2008<br />
February;111(2 Pt 1):278-84.<br />
3. Conard J, Gompel A. Pregnancy, contraception and HRT and venous thromboembolism. Rev Prat 2007 April<br />
15;57(7):759-66.<br />
4. Blickstein D, Blickstein I. Oral contraception and thrombophilia. Curr Opin Obstet Gynecol 2007<br />
August;19(4):370-6.<br />
5. Martinez F, Avecilla A. Combined hormonal contraception and venous thromboembolism. Eur J Contracept<br />
Reprod Health Care 2007 June;12(2):97-106.<br />
6. Dinger JC, Heinemann LA, Kuhl-Habich D. The safety of a drospirenone-containing oral contraceptive: final<br />
results from the European Active Surveillance Study on oral contraceptives based on 142,475 women-years<br />
of observation. Contraception 2007 May;75(5):344-54.<br />
7. Middeldorp S. Oral contraceptives and the risk of venous thromboembolism. Gend Med 2005;2 Suppl<br />
A:S3-S9.<br />
8. Vandenbroucke JP, Rosing J, Bloemenkamp KW, Middeldorp S, Helmerhorst FM, Bouma BN, Rosendaal FR.<br />
Oral contraceptives and the risk of venous thrombosis. N Engl J Med 2001 May 17;344(20):1527-35.<br />
9. Middeldorp S, Rosing J, Bouma BN, Buller HR. Effects of second and third generation oral contraceptives on<br />
hemostasis. Ned Tijdschr Geneeskd 2001 February 10;145(6):252-6.<br />
10. Tans G, Curvers J, Middeldorp S, Thomassen MC, Meijers JC, Prins MH et al. A randomized cross-over study<br />
on the effects of levonorgestrel- and desogestrel-containing oral contraceptives on the anticoagulant<br />
pathways. Thromb Haemost 2000 July;84(1):15-21.<br />
11. Middeldorp S, Meijers JC, van den Ende AE, van EA, Bouma BN, Tans G et al. Effects on coagulation of<br />
levonorgestrel- and desogestrel-containing low dose oral contraceptives: a cross-over study. Thromb<br />
Haemost 2000 July;84(1):4-8.<br />
12. Rosing J, Middeldorp S, Curvers J, Christella M, Thomassen LG, Nicolaes GA et al. Low-dose oral<br />
contraceptives and acquired resistance to activated protein C: a randomised cross-over study. Lancet 1999<br />
December 11;354(9195):2036-40.<br />
13. Mohllajee AP, Curtis KM, Martins SL, Peterson HB. Does use of hormonal contraceptives among women<br />
with thrombogenic mutations increase their risk of venous thromboembolism? A systematic review.<br />
Contraception 2006 February;73(2):166-78.<br />
14. Conard J, Plu-Bureau, Bahi N, Horellou MH, Pelissier C, Thalabard JC. Progestogen-only contraception in<br />
women at high risk of venous thromboembolism. Contraception 2004 December;70(6):437-41.<br />
15. Kemmeren JM, Algra A, Grobbee DE. Third generation oral contraceptives and risk of venous thrombosis:<br />
meta-analysis. BMJ 2001 July 21;323(7305):131-4.<br />
16. Vasilakis-Scaramozza C, Jick H. Risk of venous thromboembolism with cyproterone or levonorgestrel<br />
contraceptives. Lancet 2001 October 27;358(9291):1427-9.<br />
17. Sitruk-Ware R, Plu-Bureau, Menard J, Conard J, Kumar S, Thalabard JC et al. Effects of oral and transvaginal<br />
ethinyl estradiol on hemostatic factors and hepatic proteins in a randomized, crossover study. J Clin<br />
Endocrinol Metab 2007 June;92(6):2074-9.<br />
18. Rad M, Kluft C, Menard J, Burggraaf J, de Kam ML, Meijer P et al. Comparative effects of a contraceptive<br />
vaginal ring delivering a nonandrogenic progestin and continuous ethinyl estradiol and a combined oral<br />
contraceptive containing levonorgestrel on hemostasis variables. Am J Obstet Gynecol 2006 July;195(1):72-<br />
7.<br />
19. Vandenbroucke JP, van Der Meer FJ, Helmerhorst FM, Rosendaal FR. Factor V Leiden: should we screen oral<br />
contraceptive users and pregnant women? BMJ 1996 November 2;313(7065):1127-30.
G1072N_2008 Orale<br />
versus parenterale<br />
(vaginale ring en pleister)<br />
oestroprogestatieve<br />
contraceptie<br />
Yannick Manigart<br />
CETIM-Planning familial, CHU St-Pierre, Brussel<br />
Ke y w o r d s: C o n t r a C e p t i o n – oral – parenteral – patC h – vaginal r i n g<br />
De laatste tien jaar zijn er nieuwe oestroprogestatieve anticonceptiva<br />
ontwikkeld. De recentste zijn de pleister (0,6mg ethinylestradiol (EE)<br />
en 6mg norelgestromin) en de vaginale ring (2,7mg ethinylestradiol<br />
en 11,7mg etonorgestrel). Welk voorbehoedsmiddel wordt gekozen<br />
hangt af van veel, zeer persoonlijke factoren (medische, chirurgische<br />
en gynaecologische antecedenten, culturele achtergrond, seksuele en<br />
reproductieve voorgeschiedenis…). Op het congres van de GGOLFB van 1<br />
juni 2008 werd veel gediscussieerd, vooral over de voor- en nadelen van<br />
orale en parenterale oestroprogestatieve anticonceptiva. Dit artikel geeft<br />
een stand van zaken.<br />
Algemene beschouwingen<br />
Een fundamenteel argument in het voordeel van de pil is dat ze al zo lang<br />
bestaat. De pil is in 1960 op de markt gebracht en de effecten ervan zijn<br />
in tal van studies onderzocht. Als we de zoekterm ‘oral contraception’ invoeren<br />
in de zoekrobot Pubmed, krijgen we 12.500 hits tegen ongeveer 50<br />
voor de pleister of de vaginale ring. Die laatste worden vooral gesteund door<br />
farmaceutische firma’s. Dat getuigt van het gebrek aan middelen van onafhankelijke<br />
structuren (universiteiten en openbare organen). De tijd dat een<br />
product op de markt is, is een fundamentele waarborg bij de evaluatie van<br />
de verschillende aspecten van een behandeling. Het beste bewijs daarvan is<br />
de mogelijk hogere incidentie van trombose met de pleister. We komen daar<br />
nog op terug. De pil heeft stilaan het vertrouwen gewonnen van de patiënten<br />
en artsenkorps. In prestigieuze tijdschriften zijn grootschalige studies gepubliceerd,<br />
waarin een daling van kanker in het algemeen (1) en van de totale<br />
sterfte werd aangetoond bij vrouwen die de pil gebruiken, in vergelijking met<br />
niet-gebruiksters (2).<br />
Wijze van toediening en gevolgen<br />
Anticonceptiepil<br />
Na inname wordt ‘de pil’ in het bovenste gedeelte van de dunne darm geabsorbeerd<br />
en via de vena portae naar de lever gevoerd. Daarbij worden de<br />
oestrogenen gedeeltelijk (ongeveer 50%) gemetaboliseerd. Een ander deel<br />
wordt verspreid over de rest van het lichaam en in een tweede fase gemetaboliseerd.<br />
Die gemetaboliseerde, geconjugeerde oestrogenen worden via de<br />
gal in de darmen uitgescheiden. De darmflora (vooral Clostridium-species)<br />
kan ze ‘deconjugeren’ en die oestrogenen worden dan opnieuw in het colon<br />
geabsorbeerd. De gereabsorbeerde oestrogenen dragen bij tot het behoud van<br />
39<br />
GUNAIKEIA - Speciaal nummer<br />
Yannick Manigart<br />
de bloedspiegels. Verstoring van de flora door bepaalde antibiotica kan de<br />
reabsorptie verminderen (Tabel 1) en gevolgen hebben voor de bloedspiegels<br />
van de oestrogenen. Maar die reabsorptie blijkt in de meeste gevallen niet<br />
noodzakelijk te zijn om een doeltreffende contraceptieve spiegel te handhaven.<br />
In verschillende studies bij patiënten met een ileostomie of die antibiotica<br />
innamen, werd soms een daling van de serumspiegel van ethinylestradiol<br />
(EE) aangetoond, maar met nog steeds een doeltreffende suppressie van de<br />
eisprong. Het is evenwel onmogelijk de minderheid te identificeren bij wie<br />
de flora vernietigd wordt door antibiotica, en daarom blijft voorzichtigheid<br />
geboden (Tabel 1).<br />
De zaken liggen anders wat progesteron betreft: 80 tot 100% van de progestativa<br />
is biologisch beschikbaar vanuit de dunne darm en de metaboliet<br />
die in het colon wordt gereabsorbeerd, is biologisch inactief. Er zijn dus geen<br />
interacties met antibiotica (progestin-only pill, implantaat, depot-MPA).<br />
Het belangrijkste mechanisme van medicamenteuze interactie is inductie van<br />
leverenzymen. Dat verhoogt het metabolisme en dus de eliminatie van EE<br />
en progestativa door de gal. Tabel 1 toont de geneesmiddelen die de leverenzymen<br />
induceren.<br />
Vaginale ring en anticonceptiepleister<br />
De vaginale ring wordt uiteraard vaginaal toegediend en de pleister transdermaal.<br />
Zo kan de eerste passage door de lever worden voorkomen. De darmflora<br />
heeft dus geen invloed op de circulerende hormoonspiegels en er hoeven<br />
dus geen bijzondere voorzorgsmaatregelen te worden genomen bij de inname<br />
van antibiotica. Maar de geneesmiddelen die de leverenzymen induceren,<br />
blijven wel invloed uitoefenen. Hoewel daaromtrent nog geen enkele studie is<br />
uitgevoerd, zijn er geen wetenschappelijke argumenten om aan te nemen dat<br />
de contraceptieve doeltreffendheid van de ring en pleister gewaarborgd blijft<br />
bij inname van geneesmiddelen die de leverenzymen induceren (en die ook<br />
het metabolisme van oestrogenen in de lever versnellen). Eén van de gunstige<br />
effecten is trouwens dat patiënten die de vaginale ring gebruiken, minder<br />
insulineresistentie blijken te vertonen dan patiënten die orale anticonceptiva<br />
innemen. Ook wordt een sterkere daling van de vrije androgenen en van<br />
DHEAS gemeten (3).<br />
Concentratie van oestrogenen in het bloed<br />
De pil geeft een hormoonspiegel met dagelijkse pieken, die verschillen naargelang<br />
het uur van inname (Figuur 1). De vaginale ring levert dagelijks 15µg<br />
ethinylestradiol en 120µg etonorgestrel af. De bloedspiegels zijn veel stabieler<br />
en de maandelijkse blootstelling aan oestrogenen is tweemaal lager dan
Serumconcentratie van EE (pg/ml)<br />
Tabel 1: Geneesmiddelen die de doeltreffendheid van oestroprogestativa verlagen.<br />
Klasse Geneesmiddelen Belangrijkste werking Implicatie voor het gebruik<br />
Anti-epileptica Barbituraten Inductie van leverenzymen Tricyclisch gebruik met kort vrij interval,<br />
(bv. fenobarbituron) waardoor hun vermogen om bij gebruik van 50µg<br />
Fenytoïne steroïden te metaboliseren, Opmerking:<br />
Primidon toeneemt natriumvalproaat, vigabatrine, lamotrigine en<br />
Carbamazepine clonazepam zijn anti-epileptica die geen effect<br />
Oxcarbazepine hebben op oestroprogestativa<br />
Topiramaat<br />
Andere<br />
(a) Tuberculostatica Rifamycine Belangrijke inductor van de Lange termijn: een alternatief anticonceptivum<br />
(bv. rifampicine, rifabutine) leverenzymen wordt aanbevolen; DMPA om de 8 weken<br />
(b) Andere Sint-janskruid Krachtige enzyminductor Zie anti-epileptica<br />
Aprepitant Enzyminductor Zie anti-epileptica<br />
Nevirapine en effavirenz Enzyminductor Zie combinatietherapie want proteaseremmers<br />
remmen het cytochroom<br />
(c) Antibiotica Penicilline, Verandering van de darmflora, Korte periode: ander anticonceptivum gebruiken<br />
ampicilline en in mindere mate minder enterohepatische tijdens de behandeling en 14d later hervatten en<br />
tetracyclines en cefalosporines recirculatie van EE en OK na 7d. Langetermijnbehandeling met lage<br />
dosis van tetracycline voor acne: geen probleem zie<br />
waarschijnlijke ontwikkeling van resistentie van de<br />
kiemen binnen 2 weken<br />
In het vet de krachtigste remmers<br />
Figuur 1: Plasmaspiegels van EE.<br />
200<br />
150<br />
100<br />
50<br />
0<br />
Stabiele plasmaspiegels<br />
0 5 10 15 20 25<br />
Aantal dagen na de eerste toediening<br />
Farmacokinetisch profiel: NuvaRing® vs. pleister/pil<br />
Schommelingen van de serumspiegels van EE:<br />
- pil (dagelijks) > pleister (wekelijks) > NuvaRing® (maandelijks),<br />
- NuvaRing®: ± constante serumspiegels,<br />
- minder bijwerkingen; betere cycluscontrole.<br />
NuvaRing® (n = 8)<br />
Pleister (n = 8)<br />
LNG/EE OC (n = 8)<br />
met een pil van 30µg (Figuur 1). De pleister bevat 0,6mg ethinylestradiol en<br />
6mg norelgestromin (actieve metaboliet van norgestimaat) en geeft dagelijks<br />
ongeveer 20µg ethinylestradiol en 150µg norelgestromin af. Maar de totale<br />
bloedconcentratie van ethinylestradiol is 60% hoger dan bij een patiënte die<br />
een pil van 35µg gebruikt. De pleister stemt overeen met een pil van ongeveer<br />
50µg ethinylestradiol (Figuur 1). Dat heeft twee belangrijke gevolgen. In een<br />
eerste vergelijkende casus-controlestudie werd geen verschil in de incidentie<br />
van trombose waargenomen tussen de pleister en de oestroprogestatieve pil<br />
van 35µg (OR van 1) (4). In een tweede studie die werd gepubliceerd in 2007<br />
en waarin de pleister ook werd vergeleken met een pil van 35µg, werd een<br />
significant hoger risico op diepe veneuze trombose (DVT) waargenomen bij de<br />
vrouwen die de pleister gebruikten (OR van 2,42) (5). Maar die studie is vertekend<br />
aangezien nieuwe pleistergebruiksters werden vergeleken met patiënten<br />
40<br />
GUNAIKEIA - Speciaal nummer<br />
die al de pil innamen. Het risico op DVT is immers hoger in het eerste jaar van<br />
inname van de pil (een eventueel stollingsprobleem wordt dan aan het licht<br />
gebracht door gebruik van anticonceptiva). Bovendien blijft de incidentie van<br />
DVT zeer laag. Het verschil in incidentie van DVT tussen de pleister en de pil<br />
is hetzelfde als het verschil tussen een pil die desogestrel bevat en een pil<br />
die levonorgestrel bevat. Dit neemt niet weg dat de meeste gynaecologen<br />
die trombogenere pillen van de 3e generatie voorschrijven. Continu gebruik<br />
van een pleister is dus mogelijk, maar toch is grote voorzichtigheid geboden<br />
(hoewel de resultaten wat bloedingen en aanvaarding betreft goed zijn).<br />
Anderzijds kan het gebruik van de pleister sterkere oestrogene effecten geven,<br />
vooral gespannen borsten, nausea en dysmenorroe (6).<br />
Doeltreffendheid, cycluscontrole,<br />
therapietrouw en prijs<br />
De contraceptieve doeltreffendheid van de drie producten is vergelijkbaar.<br />
De Pearlindex is 0,8 tot 1,8 met de vaginale ring, 0,99 tot 1,24 met de pleister<br />
en 1,25 tot 2,18 met de pil (7, 8). Voorzichtigheid is echter geboden bij<br />
zwaarlijvige patiënten die de pleister gebruiken, hoewel de oestrogeenconcentratie<br />
hoger is (invloed van de vetlaag waardoor de absorptie vermindert?).<br />
De literatuurgegevens over de cycluscontrole zijn zeer uiteenlopend.<br />
Een belangrijk gegeven is dat de ring een betere cycluscontrole lijkt te geven<br />
dan de pleister en orale anticonceptiva (9). De gegevens over de therapietrouw<br />
zijn nog tegenstrijdiger. Volgens een studie is de pleister doeltreffend<br />
en kost hij dus minder voor de maatschappij (10). Een andere studie toonde<br />
aan dat het stopzettingspercentage en zwangerschapspercentage zeer hoog<br />
waren in een risicopopulatie wat gezinsplanning betreft: 67% persistentie de<br />
eerste 3 maanden tegen 87% met orale anticonceptiva en een Pearlindex van<br />
3,62 met orale anticonceptiva versus 14,8 met de pleister (11). Een dergelijke<br />
studie is niet uitgevoerd met de ring bij een populatie die een risico liep op<br />
ongewenste zwangerschap. In een andere studie werd aan vrouwen die orale<br />
anticonceptiva gebruikten en graag een voorbehoedmiddel hadden dat ze<br />
niet dagelijks hoefden te gebruiken, voorgesteld om over te schakelen op een<br />
pleister of een ring gedurende 4 cycli (12). Na 3 cycli was het persistentiepercentage<br />
94,6% met de ring en 88% met de pleister. Van de patiënten die de
Tabel 2: Samenvattende tabel.<br />
Methode Kenmerken Doeltreffendheid Voordelen Bijwerkingen en risico’s Opmerkingen<br />
Orale anticonceptiva (OA) Werkingsmechanisme Adequaat gebruik Doeltreffend en Bijwerkingen - veroorzaakt geen<br />
- remming ovulatie 99,7% reversibel - onregelmatig bloedverlies gewichtstoename<br />
- effect op het Courant gebruik Niet-contraceptieve en spotting - het is niet nodig de<br />
endometrium 92% voordelen - gevoelige borsten inname een week stop<br />
- effect op het - regelmatige cycli, - hoofdpijn te zetten<br />
cervixslijm minder dysmenorroe - geen beperking van<br />
- effect op de en minder menstrueel Risico’s de duur van gebruik<br />
peristaltiek van bloedverlies - risico op DVT: stijging bij gezonde vrouwen<br />
de eileiders - hogere botdichtheid met factor 3-5; absoluut - geen impact op de<br />
- minder risico 1 tot 1,5/10.000 latere vruchtbaarheid<br />
1 tablet/d cyclisch perimenopauzale gebruiksters per jaar, - mag worden gebruikt<br />
of continu symptomen vooral het 1e jaar door gezonde<br />
- minder acne en - hogere incidentie van vrouwen ouder dan 35<br />
hirsutisme infarct of cerebrovasculair jaar die niet roken<br />
- minder risico op accident bij gezonde - niet teratogeen<br />
ovarium- en vrouwen<br />
endometriumkanker - zeer lichte toename<br />
en waarschijnlijk van borstkanker<br />
ook colorectale kanker (omstreden)<br />
- lagere incidentie van<br />
en minder ernstige<br />
premenstruele<br />
symptomen<br />
vaginale ring hadden geprobeerd, wilde 71% die methode voortzetten; met de<br />
pleister was dat 26,5% (significant verschil).<br />
De belangrijkste redenen voor stopzetting waren meer dysmenorroe, langere<br />
cycli, nausea en huiduitslag met de pleister en meer vaginale afscheiding met<br />
de ring. De therapietrouw hangt ook af van veel persoonlijkere elementen, los<br />
van fysiologische en medische factoren. We moeten dus vooraf een grondig<br />
gesprek hebben met de patiënten. De therapietrouw van de patiënte hangt<br />
in grote mate af van de uitleg die wordt gegeven, en van hoe goed ze de<br />
uitleg begrijpt. De pil moet dagelijks worden ingenomen, wat een probleem<br />
kan zijn bij jonge, verstrooide vrouwen of vrouwen met een beroep waarvan<br />
de werktijden vaak veranderen. Maar de pil is cultureel goed aanvaard en het<br />
wantrouwen van de mensen is mettertijd afgenomen. De meeste vrouwen<br />
hebben er al over gehoord. De pil symboliseert voor veel jonge meisjes de<br />
overgang naar de volwassen leeftijd. De pleister is er nog niet in geslaagd<br />
om door te breken. De pleister is zichtbaar en is dus niet geschikt voor vrouwen<br />
van wie de partner of de ouders niet op de hoogte zijn en bovendien<br />
is die zichtbaarheid vervelend in bepaalde situaties (zwembad, vakantie…).<br />
Ook moet de pleister om de week worden vervangen. Er is dus nog steeds de<br />
mogelijkheid dat de patiënte dat vergeet. Andere aspecten die de patiënte<br />
kunnen ontmoedigen, zijn de kleur en het onethetische van de pleister, contactdermatitis<br />
en het risico op loskomen. De zaken liggen nog anders wat de<br />
ring betreft. Ook de ring mag men niet vergeten te vervangen, maar de veiligheidsmarge<br />
is wel vrij groot (7 tot 10 dagen). Het is moeilijk een ring voor te<br />
schrijven aan patiënten die nog geen seksuele betrekkingen hebben gehad of<br />
aan vaginisme lijden of die gewoonweg niet goed hun lichaam kennen. Ook<br />
kunnen er culturele en educatieve bezwaren zijn.<br />
Prijs<br />
Het grote probleem met de pleister en de ring blijft de prijs. Die laatste is<br />
voor jonge patiënten een element dat meespeelt bij de keuze van een<br />
voorbehoedsmiddel. Sommige pillen zijn gratis voor vrouwen jonger dan<br />
21 jaar. Om de 3 maanden 37,80 euro uitgeven voor de ring en 34 euro voor<br />
de pleisters kan een belangrijk obstakel zijn.<br />
41<br />
Conclusie<br />
GUNAIKEIA - Speciaal nummer<br />
Alle drie anticonceptiemethoden hebben hun voor- en nadelen. Ze verschillen<br />
wat de wijze van toediening betreft, maar zijn even doeltreffend. De risico’s<br />
zijn die van oestroprogestatieve contraceptie en de pleister stemt overeen<br />
met een pil van 50µg. De pleister mag niet worden aangeraden aan patiënten<br />
met risicofactoren of antecedenten van DVT in de familie en is ook niet<br />
geschikt voor zwaarlijvige vrouwen. De ring lijkt een betere cycluscontrole<br />
en interessante metabole veranderingen te geven (Tabel 2). Een goed<br />
gesprek is geïndiceerd om de patiënten raad te geven en hun therapietrouw<br />
te verbeteren.<br />
Referenties<br />
1. Hannaford PC, Selvaraj S, Elliott AM, Angus V, Iversen L, Lee AJ. Cancer risk among users of oral<br />
contraceptives: cohort data from the Royal College of General Practitioner’s oral contraception study. BMJ<br />
2007 Sep 29;335(7621):651.<br />
2. Vessey M. Painter R. Yeates D. Mortality in relation to oral contraceptive use and cigarette smoking. Lancet<br />
2003 Jul 19;362(9379):185-91.<br />
3. Elkind-Hirsch KE, Darensbourg C, Ogden B, Ogden LF, Hindelang P. Contraceptive vaginal ring use for women<br />
has less adverse metabolic effects than an oral contraceptive. Contraception 2007 Nov;76(5):348-56.<br />
4. Jick S, Kaye JA, Li L, Jick H. Further results on the risk of nonfatal venous thromboembolism in users of the<br />
contraceptive transdermal patch compared to users of oral contraceptives containing norgestimate and 35<br />
microg of ethinyl estradiol. Contraception 2007 Jul;76(1):4-7.<br />
5. Cole JA, Norman H, Doherty M, Walker AM. Venous thromboembolism, myocardial infarction, and stroke<br />
among transdermal contraceptive system users. Obstet Gynecol 2007 Feb;109(2 Pt 1):339-46.<br />
6. Sibai BM, Odlind V, Meador ML, Shangold GA, Fisher AC, Creasy GW. A comparative and pooled analysis of<br />
the safety and tolerability of the contraceptive patch (Ortho Evra/Evra). Fertil Steril 2002 Feb;77(2 Suppl<br />
2):S19-26.<br />
7. Audet MC, Moreau M, Koltun WD, Waldbaum AS, Shangold G, Fisher AC et al. Evaluation of contraceptive<br />
efficacy and cycle control of a transdermal contraceptive patch vs an oral contraceptive: a randomized<br />
controlled trial. JAMA 2001 May 9;285(18):2347-54.<br />
8. Smallwood GH, Meador ML, Lenihan JP, Shangold GA, Fisher AC, Creasy GW. Efficacy and safety of a<br />
transdermal contraceptive system. Obstet Gynecol 2001 Nov;98(5 Pt 1):799-805.<br />
9. Oddsson K, Leifels-Fischer B, Wiel-Masson D, de Melo NR, Benedetto C, Verhoeven CH et al. Superior cycle<br />
control with a contraceptive vaginal ring compared with an oral contraceptive containing 30 microg<br />
ethinylestradiol and 150 microg levonorgestrel: a randomized trial. Hum Reprod 2005 Feb;20(2):557-62.<br />
Epub 2004 Nov 11.<br />
10. Sonnenberg FA, Burkman RT, Speroff L, Westhoff C, Hagerty CG. Cost-effectiveness and contraceptive<br />
effectiveness of the transdermal contraceptive patch. Am J Obstet Gynecol 2005 Jan;192(1):1-9.<br />
11. Bakhru A, Stanwood N. Performance of contraceptive patch compared with oral contraceptive pill in a highrisk<br />
population. Obstet Gynecol 2006 Aug;108(2):378-86.<br />
12. Creinin MD, Meyn LA, Borgatta L, Barnhart K, Jensen J, Burke AE et al. Multicenter Comparison of the<br />
Contraceptive Ring and Patch: A Randomized Controlled Trial. Obstet Gynecol 2008 Feb;111(2):267-77.
G1071N_2008<br />
Ulysse Gaspard<br />
Willen vrouwen menstrueren?<br />
Tegenwoordig menstrueren vrouwen gemiddeld 450 keer tijdens hun reproductieve<br />
leven, omdat ze minder kinderen krijgen en korter of helemaal geen<br />
borstvoeding geven. Hun jongste voorouders, vrouwen in de 19ste eeuw,<br />
menstrueerden twee keer minder vaak (1). Bovendien is het niet om een of<br />
andere endocrinologische reden, maar wel uit respect voor tradities en uit<br />
angst voor sociaalfilosofische reacties (2) dat het cyclische schema van de<br />
orale anticonceptiva (21 dagen pilinname en een stopweek van 7 dagen) een<br />
kopie is van de menstruatiecyclus. Tachtig procent van de vrouwen klaagt<br />
over problemen bij de spontane menstruatie of tijdens de pilvrije week bij een<br />
klassieke pil (21/7 dagen) en 20 tot 40% van de vrouwen consulteert hiervoor<br />
een arts. De meeste van deze problemen zijn het gevolg van de daling van de<br />
hormoonspiegel tussen de cycli (3). Sulak (4) vond premenstruele syndromen<br />
bij 45% van 262 vrouwen die een klassieke pil (21/7) gebruikten. Bij 40% was<br />
er sprake van dysmenorroe/pijn in de onderbuik, 36% had hypermenorroe,<br />
35% had hoofdpijn/perimenstruele migraine en 10% acne tijdens de menstruatie.<br />
Er waren ook nog andere problemen, zoals mastodynie en vochtretentie.<br />
In de VS heeft men berekend dat de arbeidsproductiviteit met 25%<br />
daalt tijdens de menstruatieweek; het economische verlies daardoor wordt op<br />
8% van het salaris geschat (5). Een groeiend aantal vrouwen wil liever geen<br />
menstruatie, niet alleen om fysieke redenen, maar ook met het oog op haar<br />
sociale en seksuele leven. Daarom passen deze vrouwen doorlopende hormonale<br />
anticonceptie toe (enkele weken, enkele maanden of ononderbroken), als<br />
ze zeker weten dat hun menstruatie én hun fertiliteit onmiddellijk terugkeren<br />
als ze stoppen met deze langdurende anticonceptie. Overal ter wereld zijn<br />
er belangrijke sociale, filosofische en opvoedkundige barrières voor de doorlopende<br />
anticonceptie en daardoor passen vooral Kaukasische vrouwen van<br />
het noordelijk halfrond deze methode toe. Van deze vrouwen wil 10 tot 40%<br />
anticonceptie zonder menstruatie en dat aantal stijgt met de reproductieve<br />
leeftijd (6-8).<br />
Effect van een INGEKORT hormoonvrij<br />
interval (Hormone Free Interval, HFI)<br />
Zowel bij een natuurlijke cyclus als met de klassieke pil (21/7) veroorzaakt<br />
de daling van de hormoonspiegel niet alleen symptomen, maar ook rebound<br />
gonadotrope secretie en versnelde follikelrijping (9). Als de vrouw bij het begin<br />
van de cyclus één of meerdere pillen vergeet, dan kan er alsnog ovulatie<br />
– en een niet-geplande zwangerschap – optreden. Door het hormoonvrije<br />
Doorlopende anticonceptie<br />
met oestroprogestativa:<br />
de trend zet zich voort<br />
Ulysse Gaspard<br />
CHU Sart Tilman, ULg, Liège<br />
Ke y w o r d s: extended Combined C o n t r a C e p t i o n – C o n t i n u o u s Combined C o n t r a C e p t i o n<br />
– effiCaCy – safety – benefit – s i d e effeCt<br />
42<br />
GUNAIKEIA - Speciaal nummer<br />
interval met 3 tot 4 dagen in te korten (bijvoorbeeld met een 24/4-schema)<br />
wordt de ovariële activiteit onderdrukt en verloopt de follikelrijping significant<br />
beter dan bij een klassieke 21/7-cyclus met dezelfde steroïddosis (10, 11),<br />
zelfs met laaggedoseerde oestroprogestageencombinaties. Mirelle ® behoort<br />
tot deze groep van oestroprogestativa met een 24/4-schema. Het bevat 15µg<br />
estradiol (EE) en 60µg gestodeen (GSD) en is bij ons verkrijgbaar. Binnenkort<br />
komen Yaz ® (20µg EE en 3mg drospirenon, DRSP) en Belarina ® (20µg EE en<br />
2mg chloormadinonacetaat) daar misschien bij. Deze producten zijn zeer betrouwbare<br />
anticonceptiva met minder symptomen als gevolg van de dalende<br />
hormoonspiegel (12). In een grote, gerandomiseerde studie hebben Yonkers<br />
et al (13) aangetoond dat de symptomen van het premenstruele syndroom<br />
significant verbeteren bij gebruik van een combinatie van 20µg EE/3mg DRSP<br />
(24/4).<br />
Effect van ONDERDRUKTE menstruatie:<br />
doorlopende anticonceptie met<br />
oestroprogestativa<br />
In bepaalde omstandigheden (seksuele activiteit, reizen, werk, dienstplicht)<br />
wordt deze methode al vaak gebruikt om de menstruatie uit te stellen totdat<br />
het de vrouw beter past. Langdurende anticonceptie is in de VS officieel ingevoerd<br />
in 2003, toen de FDA Seasonale ® (30µg EE/150µg LNG) goedkeurde. Dit<br />
middel wordt drie maanden na elkaar (84/7) ingenomen.<br />
Deze ontwikkeling leidt tot een aantal vragen. Hoe veilig zijn deze anticonceptiva?<br />
Herstelt de fertiliteit zich? Wat is de therapietrouw met dit schema?<br />
Zijn er bijwerkingen? Wat is het effect op het metabolisme en de bloedstolling?<br />
Zijn er risico’s voor borstklierweefsel en endometrium?<br />
Uiteraard wordt er bij een 28/28-schema 25% meer steroïden toegediend dan<br />
bij een 21/7-schema en is er geen onderbreking (misschien noodzakelijk voor<br />
de apoptose van borstepitheelcellen?). Deze twee punten zijn ook belangrijk.<br />
Heel wat vragen zijn trouwens inmiddels al beantwoord.<br />
Anticonceptieve bescherming en therapietrouw<br />
Uit onderzoek waarbij Seasonale ® (84/7) en Anya ® (20µg EE /90µg LNG) gedurende<br />
een jaar of langer werden gebruikt en uit studies over het doorlopend<br />
gebruik van Lowette ® , Yasmin ® en de intravaginale Nuvaring ® blijkt<br />
dat de anticonceptieve bescherming vergelijkbaar is met die van de klassieke<br />
pillen. Gegevens van de Coraliance-studie zouden wijzen op een betere therapietrouw<br />
bij doorlopend gebruik dan bij een 21/7-schema met een stopweek<br />
van 7 dagen (14).
Regulering van de bloedingen<br />
Met Seasonale ® (84/7) is er elke drie maanden een bloeding gepland. Langdurig<br />
gebruik gaat wel gepaard met tussentijdse bloedingen en spotting, die<br />
allengs afnemen. Tijdens de eerste drie maanden zijn er 12 dagen met een<br />
tussentijdse bloeding of spotting, maar in het 4de gebruikstrimester zijn dat<br />
er nog slechts 4. In totaal zijn er per jaar maar 12 dagen met geplande bloedingen<br />
(menstruatie, in dit geval 4 keer per jaar) tegenover ongeveer 40 met<br />
een klassiek anticonceptiemiddel (21/7) (15). De resultaten bij doorlopend gebruik<br />
van Lowette ® (20µg EE/100µg LNG) gedurende 6 maanden zijn hiermee<br />
vergelijkbaar (16). Hetzelfde geldt voor het hiervan afgeleide Anya ® (17), ook<br />
voor doorlopend gebruik. Met dit product is er na 12 maanden in 60% van<br />
de gevallen totale amenorroe. Amenorroe en spotting treden op in 20% van<br />
de gevallen en bij nog eens 20% zijn er blijvende bloedingen. Bij doorlopend<br />
gebruik van Yasmin ® (30µg EE/3mg DRSP) gedurende 126 dagen (ongeveer 4<br />
maanden) zagen Foidart et al (18) 17 dagen met bloeding en spotting. Na vier<br />
maanden was 20% van de patiënten met de behandeling gestopt. Gebruik<br />
van de vaginale Nuvaring ® (32/7) geeft significant minder spotting/bloeding<br />
dan vergelijkbare, orale combinaties. Deze ring wordt ook goed verdragen<br />
bij langdurig gebruik (van 6 weken tot 12 maanden). Volgens onderzoek van<br />
Miller levert 3 maanden doorlopend gebruik (84/7) van de Nuvaring ® de beste<br />
verhouding op tussen verwachte en onverwachte bloeding/spotting (19). Als<br />
deze driemaandelijkse combinatie een jaar lang wordt toegepast, is het mediane<br />
aantal jaarlijkse dagen geplande bloedingen/spotting 14 en het mediaan<br />
aantal jaarlijkse dagen tussentijdse bloeding/spotting 15,5, volgens Barreiros<br />
(2). Na een jaar is 20% van de gebruikers gestopt.<br />
Uit deze studies blijkt dus een duidelijke daling van de geplande bloedingen<br />
en een toename van de tussentijdse bloedingen en spotting, die na 3 tot<br />
6 maanden ononderbroken gebruik afnemen. Iets meer vrouwen stopt met<br />
de behandeling in vergelijking met de klassieke anticonceptiva (20 tot 40%<br />
na een jaar). Zo stopt 17% van de vrouwen na een jaar met Anya ® wegens<br />
bijwerkingen, waaronder 8,7% wegens uterusbloedingen (17). Over het algemeen<br />
daalt het aantal vrouwen dat stopt na verloop van tijd en is dit aantal<br />
beduidend lager na 6 maanden doorlopend anticonceptiegebruik (15).<br />
Minder cyclische perimenstruele<br />
symptomen<br />
Dit is één van de belangrijkste redenen voor doorlopende behandeling, naast<br />
de vermindering van de geplande bloedingen. Afname van de perimenstruele<br />
symptomen en problemen is al aangetoond voor de 24/4-producten (13),<br />
maar ook voor de doorlopend in te nemen oestroprogestativa. Bijvoorbeeld:<br />
de tijd dat de vrouw vocht vasthoudt, daalt met een factor 15 (p = 0,04) en<br />
de dysmenorroe met een factor 7 (p = 0,01) (16) bij doorlopende inname van<br />
Lowette ® vergeleken met het klassieke gebruik ervan. Bij doorlopende inname<br />
van Anya ® gedurende een jaar daalde de premenstruele symptoomscore significant<br />
vanaf de 3de maand (p < 0,001). Ook de dysmenorroe verminderde<br />
en de arbeidsproductiviteitscore steeg (21). Uit prospectieve studies met gebruik<br />
van Yasmin ® in lange cycli (18, 22) blijkt dat er minder premenstrueel<br />
syndroom, perimenstruele hoofdpijn en gebruik van pijnstillers (p < 0,0001)<br />
zijn vergeleken met zowel de uitgangswaarde als de klassieke inname van<br />
hetzelfde orale anticonceptivum. Bovendien verminderden het oedeem van<br />
de ledematen, de spanning en pijn in de borsten en was het algemeen welzijn<br />
significant beter bij doorlopend gebruik in vergelijking met Yasmin ® in<br />
21/7-toediening. Bij langdurend gebruik van Nuvaring ® verminderden de<br />
43<br />
GUNAIKEIA - Speciaal nummer<br />
perimenstruele symptomen met 81% en nam het gevoel van welzijn toe ten<br />
opzichte van de uitgangswaarde (19).<br />
Veiligheid van langdurige gebruiksschema’s<br />
In vergelijking met de klassieke inname van oestroprogestativa zijn bij langdurige<br />
gebruikscycli gewicht of bloeddruk niet significant verschillend en<br />
zijn er geen ongunstige veranderingen wat spanning en pijn in de borsten,<br />
de spijsvertering, hoofdpijn, de neiging tot depressie of het libido betreft.<br />
Het groter aantal dagen met tussentijdse bloedingen blijft beperkt in vergelijking<br />
met de klassieke schema’s en heeft geen invloed op het hemoglobine<br />
en de hematocriet. Op dat vlak is er dus geen specifiek gezondheidsrisico<br />
(4,15-17, 23).<br />
Overschakeling van 21/7-gebruik op doorlopend pilgebruik betekent dat er<br />
25% meer steroïden wordt ingenomen, ook al gaat het om laaggedoseerde<br />
oestroprogestativa. Toch zijn de algemene klinisch-biologische parameters<br />
en in het bijzonder de levertesten vergelijkbaar tussen beide anticonceptieve<br />
schema’s. Ook de parameters van het lipiden- en glucosemetabolisme en de<br />
impact op stolling/fibrinolyse zijn niet significant verschillend (23). Het lijkt<br />
dus waarschijnlijk dat de cardiovasculaire weerslag van beide anticonceptieve<br />
schema’s vergelijkbaar is. Zonder observatie op lange termijn is geen uitspraak<br />
over de veiligheid voor de borstklieren mogelijk. We weten met name<br />
niet of doorlopende inname geen negatieve effecten heeft op de epitheliale<br />
apoptose, die sterker is in de intercyclische periode. Wat we wel weten is dat<br />
doorlopende toediening van enkel progestagenen het risico van borstkanker<br />
niet vergroot (24).<br />
De veiligheid van het endometrium is bestudeerd bij 12 maanden gebruik<br />
van Seasonale ® en Anya ® (25, 26) en de resultaten zijn volkomen geruststellend.<br />
In de meeste gevallen was er endometriumatrofie, geen hyperplasie<br />
of adenocarcinoom en vond men een progestageen geïmpregneerd stroma<br />
zonder hyperhyalinisatie. De vasculaire morfologie van het endometrium was<br />
vergelijkbaar met wat we zien bij klassieke anticonceptie. Een ander belangrijk<br />
punt is dat de normale morfologie van het endometrium volledig terugkeert<br />
vanaf de eerste spontane cyclus die volgt op één jaar gebruik (25). Birtch et<br />
al. toonden bovendien aan (27) dat een dominante follikel er 2,8 dagen later is<br />
en de ovulatie 5,3 dagen later bij een spontane cyclus direct na doorlopende<br />
anticonceptie gedurende 3 maanden dan bij een natuurlijke cyclus. Deze beperkte<br />
vertraging is toch significant en wijst erop dat de snelheid van de<br />
follikelrijping beter wordt afgeremd en dat er een uitstekende reversibiliteit<br />
is. Meerdere auteurs (15) toonden een snel herstel van de fertiliteit aan bij<br />
vrouwen die de doorlopende anticonceptie afbraken wegens een zwangerschapswens.<br />
Belangrijke indicaties voor doorlopende<br />
toediening van oestroprogestativa<br />
De orale of vaginale doorlopende toediening van laaggedoseerde oestrogeenprogestageencombinaties<br />
(vaak 3 tot 12 maanden ononderbroken) houdt de<br />
menstruatiebloedingen doeltreffend tegen zonder dat de gebruikelijke, intercyclische<br />
daling van de hormoonspiegel optreedt. Dit betekent niet alleen<br />
meer comfort door het hoge percentage amenorroe, maar ook een aanzienlijke<br />
en significante afname van de meeste symptomen die het gevolg zijn van<br />
menstruatie en hormonale onttrekking. De duidelijkst omschreven indicaties<br />
zijn in tabel 1 samengebracht. Voor sommige van deze indicaties is nog verder<br />
onderzoek nodig (28).
G1105N_2008<br />
Tabel 1: De belangrijkste indicaties voor langdurige/doorlopende<br />
anticonceptie met oestroprogestativa.<br />
- Uterusbloedingen<br />
- Disfunctionele bloedingen, myomen, adenomyose<br />
- Erfelijke of verworven stollingsstoornissen<br />
- Von Willebrand, hemofilie, factor XI-deficiëntie<br />
- Langdurig gebruik van anticoagulantia, trombocytopenie<br />
- Anemie<br />
- Endometriose<br />
- Dysmenorroe en chronische pijn in de onderbuik<br />
- Premenstrueel syndroom, premenstruele dysforie<br />
- Cyclische complicaties van<br />
- Astma, artritis, migraine, hoofdpijn, epilepsie, depressie, diabetescontrole,<br />
de overgang<br />
- Comfort en gemak<br />
-<br />
Conclusies<br />
Ondanks de sociale, opvoedkundige en filosofische barrières vinden steeds<br />
meer vrouwen de menstruatie negatief en onaangenaam. Hierdoor wordt<br />
anticonceptieve amenorroe geleidelijk aan meer aanvaardbaar (29). Een voordeel<br />
van amenorroe is de onderdrukking van de menstruatiebloeding (vooral<br />
als deze sterk is) en van de stoornissen die samenhangen met de cyclus en<br />
het hypohormonale intercyclische interval. Deze stoornissen brengen diverse<br />
problemen en ongemakken met zich mee: over het algemeen heeft meer dan<br />
60% van de vrouwen reeds oestroprogestativa gebruikt voor de niet-anticonceptieve<br />
effecten (3). Uit studies blijkt dat de folliculaire activiteit beter<br />
onderdrukt wordt en dat de anticonceptieve bescherming uitstekend is. Uit de<br />
resultaten vallen een betere therapietrouw af te leiden, maar ook tussentijdse<br />
bloedingen en spotting. De geplande (menstruele) bloedingen worden doeltreffend<br />
tegengehouden en amenorroe zonder bloeding (maar met spotting)<br />
treedt op in ongeveer 80% van de gevallen.<br />
In het kort<br />
44<br />
GUNAIKEIA - Speciaal nummer<br />
Zoals in de Cochrane Review (30) wordt benadrukt, is er bijkomend onderzoek<br />
nodig naar de regulering bij langer durende cycli, de perimenstruele symptomen,<br />
de tolerantie en de veiligheid op lange termijn, in vergelijking met<br />
gebruikelijke oestroprogestageenschema’s. Er zijn ook follow-uponderzoeken<br />
nodig om het herstel van de vruchtbaarheid te bestuderen. Ten slotte kunnen<br />
de risico’s van doorlopende hormonale toediening voor hart- en bloedvaten<br />
en de borsten enkel beoordeeld worden in langlopend, observationeel onderzoek<br />
(genre Periodic Safety Update Reports, PSUR). Het is van belang om<br />
vrouwen goed te informeren over deze opties, vooral als ze last blijven houden<br />
van problemen die met hun cyclus samenhangen. Elisabeth Aubény vindt<br />
dat artsen langdurende anticonceptie nog al te vaak onvoldoende waarderen<br />
en kennen. Zij is niet de enige die deze mening is toegedaan (31).<br />
Referenties<br />
1. Thomas SL et al. Lancet 2000;355:922.<br />
2. Pincus G. The control of Fertility, New York and London Academic Press, 1965, pp 219.<br />
3. Sulak P et al. Obstet Gynecol 2000;95:261.<br />
4. Sulak P et al. Contraception 2004;70:281.<br />
5. Dawood MY. Clin Obstet Gynecol 1990;33:168.<br />
6. Glasier AF et al. Contraception 2003;67:1.<br />
7. Archer DF. Contraception 2006;74:359.<br />
8. Edelman A et al. Contraception 2007;75:450.<br />
9. Baerwald A et al. Contraception 2004;70:371.<br />
10. Spona J et al. Contraception 1996;54:71.<br />
11. Willis S et al. Contraception 2006;74:100.<br />
12. Sulak PJ. Gynaecology Forum 2007;12:7.<br />
13. Yonkers KA et al. Obstet Gynecol 2005;106:492.<br />
14. Aubeny E et al. Eur J Contracept Reprod Health Care 2004;9:267.<br />
15. Anderson FD et al. Contraception 2003;68:89.<br />
16. Kwiecien M et al. Contraception 2003;67:9.<br />
17. Archer DF et al. Contraception 2006;74:439.<br />
18. Foidart JM et al. Contraception 2005;73:34.<br />
19. Miller L et al. Obstet Gynecol 2005;106:473.<br />
20. Barreiros FA et al. Contraception 2007;75:204.<br />
21. Freeman EW et al. Fertil Steril 2005;84(suppl 1):S25.<br />
22. Sillem M et al. Eur J Contracept Reprod Health Care 2003;8:162.<br />
23. Machado RB et al. Contraception 2004;70:265.<br />
24. Strom BL et al. Contraception 2004;69:353.<br />
25. Anderson FD et al. Contraception 2005;71:55.<br />
26. Johnson JV et al. Contraception 2007;75:23.<br />
27. Birtch RL et al. Contraception 2006;73:235.<br />
28. Gaspard U et al. Rev Med Liège 2006;61:23.<br />
29. Ferrero S et al. Contraception 2006;7:537.<br />
30. Edelman A et al. Human Reprod 2006;21:573.<br />
31. Aubeny E. Eur J Contracept Health Care 2006;11:1.<br />
Stopzetting Ovidol ®<br />
De commercialisering van Ovidol ® (sequentieel oraal contraceptivum met 50µg ethinyloestradiol en 0mcg/125µg desogestrel) van de laboratoria<br />
Schering-Plough nv werd stopgezet. Enkel de nog in de handel beschikbare verpakkingen worden verkocht. Het gaat om een internationale beslissing. Voor<br />
verdere informatie: 02/370.92.11 of contraceptie@organon.be
G1087N_2008 Progestin-only<br />
pill<br />
Linda Ameryckx<br />
Dienst Gynaecologie, UZ Brussel, VUB<br />
Ke y w o r d s: minipill – p r o g e s t i n-o n ly pill – C o n t r a C e p t i o n<br />
Omdat de ‘minipil’ geen negatief effect heeft op de kwantiteit en<br />
samenstelling van de melk, is ze de eerste keuze hormonale anticonceptie<br />
tijdens de borstvoeding. Hoewel de progestin-only pill (POP) een<br />
effectieve tweedelijn-anticonceptiemethode is, wordt ze relatief zelden<br />
voorgeschreven buiten de lactatieperiode. Ze biedt nochtans een goed<br />
alternatief voor vrouwen met absolute of relatieve contra-indicaties<br />
voor oestrogenen of waarbij de COC (Combined Oral Contraceptives)<br />
onaangename subjectieve neveneffecten veroorzaken zoals nausea,<br />
hoofdpijn en borstspanning. Toch gebruikt slechts 5% van de vrouwen<br />
tussen 16-49 jaar de POP als anticonceptie. De oorzaak hiervan zijn<br />
ongetwijfeld de nadelen die aan deze vorm van hormonale anticonceptie<br />
verbonden zijn. Het strikte innameschema, de lagere doeltreffendheid (bij<br />
de eerste generatie POP’s) en vooral het onvoorspelbare bloedingspatroon<br />
zijn frequente redenen voor het stopzetten van de behandeling.<br />
Maar, misschien draagt de relatieve onwetendheid van huisartsen en<br />
gynaecologen omtrent deze vorm van anticonceptie ook bij tot het lage<br />
voorschrijfgedrag.<br />
Werkingsmechanisme<br />
In België zijn momenteel 2 POP-preparaten op de markt: de traditionele POP<br />
met levonorgestrel 30µg (L30: Microlut ® ) en de recentere POP met desogestrel<br />
75µg (D75: Cerazette ® ).<br />
De anticonceptieve eigenschappen van de POP’s worden toegeschreven aan<br />
een combinatie van verschillende werkingsmechanismen ter hoogte van<br />
meerdere doelorganen: ovulatie-inhibitie, suppressie van de luteale fase,<br />
ver andering van de histologie van het endometrium en hun effect op de<br />
cervicale mucus.<br />
De traditionele POP’s onderdrukken de ovulatie slechts in 50% van de cycli.<br />
Hun anticonceptieve effect wordt dan ook voornamelijk bereikt via de veranderde<br />
eigenschappen van de mucus in de cervix. Reeds een 4-tal uren na<br />
inname merkt men een daling van het volume van de cervicale mucusproductie,<br />
alsook een gestegen viscositeit. Deze slijmprop maakt het cervicaal kanaal<br />
ondoordringbaar voor spermatozoïden. Gezien dit effect minder dan 27 uren<br />
persisteert, is een strikt innameschema essentieel om de anticonceptieve eigenschappen<br />
te verzekeren. Bij het overschrijden van het 3 uren-window bij<br />
inname van het volgende tablet, daalt de effectiviteit van de methode (1, 2).<br />
45<br />
GUNAIKEIA - Speciaal nummer<br />
Linda Ameryckx<br />
De nieuwe generatie POP bevat desogestrel 75µg. Dit wordt in de lever omgezet<br />
in zijn actieve metaboliet etonogestrel. In tegenstelling tot de traditionele<br />
POP’s, inhibeert deze formule de ovulatie in bijna 99% van de cycli. Etonogestrel<br />
heeft een hoge affiniteit voor de progesteronreceptor maar een lage<br />
affiniteit voor de androgene receptor. Door deze hoge selectiviteitsindex, kan<br />
de dosis desogestrel verhoogd worden zodat deze resulteert in blokkade van<br />
de hypothalamo-hypofysaire-ovariële as, zonder androgene neveneffecten<br />
te veroorzaken die eigen zijn aan progestagenen. Het effect op de ovulatie<br />
en dus op de doeltreffendheid blijft behouden, zelfs wanneer L75 12u later<br />
wordt ingenomen dan het voorziene tijdstip. De estradiolproductie wordt onderdrukt<br />
maar blijft in de marge van de folliculaire fase. Daarnaast blijft het<br />
effect op de slijmprop en het endometrium bewaard en zorgt aldus voor een<br />
bijkomend anticonceptief effect (1, 3).<br />
Effect op het endometrium<br />
In een normale ovulatoire cyclus, prolifereert het endometrium zich in de<br />
folliculaire fase onder invloed van estradiol. Progesteron, gesecreteerd door<br />
het corpus luteum, transformeert het endometrium in een secretoire status.<br />
De ontregeling van het corpus luteum alsook de continue blootstelling van<br />
het endometrium aan progesteron veroorzaken interferentie met de normale<br />
cyclische veranderingen van het endometrium waardoor bloedingen onvoorspelbaar<br />
worden. Onderdrukking van endogeen estradiol als gevolg van<br />
anovulatie leidt tot een hoog percentage inactief of atrofisch endometrium.<br />
Betrouwbaarheid<br />
Gezien het anticonceptieve effect voor de oudere generatie POP’s grotendeels<br />
berust op de productie van ‘ondoordringbaar’ mucus, is het respecteren van<br />
het kleine safety window uitermate belangrijk. De betrouwbaarheid van deze<br />
methode is dan ook lager bij jonge fertiele vrouwen in vergelijking met de<br />
COC.<br />
Het belangrijkste werkingsmechanisme van desogestrel is de suppressie van<br />
de ovulatie. Herstel van een volledig onderdrukte Hpt-Hf-Ovariële as vergt<br />
enige tijd, waardoor het safety window ruim 12u bedraagt. De verandering<br />
ter hoogte van het cervicale slijm vormt een additioneel anticonceptief effect.<br />
De anticonceptieve betrouwbaarheid van D75 bij vrouwen die geen borstvoeding<br />
geven, is vergelijkbaar met die van de COC.<br />
De Pearl Index (aantal zwangerschappen per 100 vrouwenjaren) bedraagt<br />
0,14 en 1,17 voor respectievelijk desogestrel 75 en levonorgestrel 30.<br />
Om de veiligheid te maximaliseren dient de POP gestart te worden op de<br />
eerste dag van de menses. De pil dient elke dag te worden ingenomen rond
hetzelfde tijdstip en er wordt geen pilvrije periode ingelast. Wanneer de pil<br />
later in de cyclus gestart wordt, dan dient een extra barrièremethode gebruikt<br />
te worden gedurende de eerste 7 dagen. Een ‘back-upmethode’ dient eveneens<br />
gebruikt te worden bij overschrijding van het safety window (3u voor<br />
L30, 12h voor D75) of wanneer een tablet vergeten werd, gedurende 7 dagen<br />
in het geval van D75, 2 dagen voor L30.<br />
Aangezien borstvoeding op zich reeds een bescherming biedt tegen zwangerschap<br />
als gevolg van anovulatie bereikt de betrouwbaarheid bijna 100%<br />
voor beide formules.<br />
Extra-uteriene zwangerschap (EUG): er bestaat een verhoogd risico op EUG<br />
bij gebruiksters van de traditionele POP. Tot 10% van de zwangerschappen<br />
die tot stand komen onder de POP zijn ectopisch, wat vergelijkbaar is met<br />
vrouwen die geen anticonceptie gebruiken. Progesteron vertraagt het ovumtransport<br />
in de eileider, wat kan bijdragen tot het risico op een EUG wanneer<br />
de mucusbarrière verbroken wordt tijdens de periode van ovulatie (4).<br />
Dit percentage ligt vermoedelijk veel lager bij desogestrel gezien het hogere<br />
anticonceptieve effect.<br />
Neveneffecten<br />
Onregelmatig bloedverlies<br />
Onvolledige onderdrukking van de ovariële activiteit ligt mede aan de oorsprong<br />
hiervan. Episodes van folliculaire groei en atresie resulteren in onregelmatige<br />
en onvoorspelbare bloedingen en spotting, zoals we zien bij<br />
vrouwen in de perimenopauze of de eerste jaren na de menarche. Voor de<br />
individuele vrouw die de POP gebruikt, hangt het bloedingspatroon grotendeels<br />
af van haar ovariële respons op het progestageen, maar een endometriale<br />
oorzaak kan eveneens mee aan de basis liggen. Vrouwen die verder<br />
ovuleren kunnen eerder regelmatige menses verwachten, zij die echter variabele<br />
onderdrukking van de ovulatie hebben of anovulatie, zullen onregelmatig<br />
bloedverlies vertonen. Het is echter niet te voorspellen hoe een individu<br />
zal reageren. Er lijkt geen associatie te bestaan met de leeftijd of het gewicht<br />
van de patiënte. Ook bij D75 is dit onregelmatig bloedverlies de belangrijkste<br />
reden voor het stopzetten van de methode. Omdat er hier weinig of geen<br />
oestrogene invloed aanwezig is op het endometrium, zal continue aanwezigheid<br />
van progesteron interfereren met de normale cyclische veranderingen<br />
ter hoogte van het endometrium met als gevolg dat de bloedingen onvoorspelbaar<br />
worden. Amenorroe komt voor bij 10% van de gebruiksters, dit is<br />
3,4x hoger dan bij de traditionele POP. De incidentie van onregelmatig bloedverlies<br />
is echter ook 1,5-2x hoger in deze groep. Bij langdurig gebruik stijgt<br />
het percentage vrouwen met amenorroe tot 20% en daalt het aantal dagen<br />
waarbij bloedverlies of spotting optreden (5).<br />
Folliculaire cystes<br />
Onvolledige suppressie van de ovulatie is eveneens een recept voor het ontstaan<br />
van functionele ovariële cystes (follikel > 30mm). Meestal zijn deze<br />
cystes asymptomatisch, maar ze kunnen aan de oorzaak liggen van laag<br />
abdominale pijn of diepe dyspareunie. Ze worden gediagnosticeerd bij 20%<br />
van de desogestrel – en bij 40% van de levonorgestrel-gebruiksters en verdwijnen<br />
spontaan. Er is dus geen nood aan heelkunde of het stopzetten van<br />
de pil. Persisterende cystes komen slechts zelden voor, bij 0,2-0,3% in beide<br />
groepen (1).<br />
46<br />
Dysmenorroe<br />
GUNAIKEIA - Speciaal nummer<br />
Dysmenorroe komt minder vaak voor in anovulatoire cycli. Inhibitie van de<br />
cyclische ontwikkeling van het endometrium onderdrukt de vrijstelling van<br />
endometriale prostaglandines die mede aan de basis liggen van dysmenorroe.<br />
Het effect is dan ook meer uitgesproken bij desogestrel 75. De POP is<br />
eveneens effectief in patiënten met endometriose. Endometriosenodules produceren<br />
eveneens prostaglandines die verantwoordelijk zijn voor de inflammatoire<br />
status, pijn en neoangiogenese. Progesteron oefent ook een direct<br />
effect uit op het ectopisch endometriaal weefsel door glandulaire atrofie en<br />
decidualisatie (6). Ze blijken even effectief als andere geneesmiddelen (bv.<br />
danazol, GnRh-agonisten, COC) en vormen een perfecte langdurige medische<br />
eerstelijnsbehandeling voor vrouwen met milde endometriose zonder kinderwens.<br />
Ze zijn bovendien veel goedkoper en hebben minder neveneffecten.<br />
Acne<br />
De androgene eigenschappen van progesteron kunnen acne veroorzaken. Het<br />
wordt gezien in 4% van de gebruiksters van de POP. De hogere dosis progesteron<br />
in D75 lijdt echter niet tot een verhoogde incidentie als gevolg van de<br />
hoge selectiviteitsindex van de actieve metaboliet etonogestrel.<br />
Gewicht<br />
Gewichtstoename is geen neveneffect van POP.<br />
Hoofdpijn<br />
Hoofdpijn komt minder vaak voor in vergelijking met andere hormonale<br />
contraceptiva.<br />
Cardiovasculair<br />
- Vetmetabolisme: een reductie van high-density lipoprotein- (HDL) cholesterol<br />
vormt een onafhankelijke risicofactor voor arterosclerose en<br />
acuut myocard infarct (AMI). COC verlagen de concentratie HDL in het<br />
bloed en dragen zo bij tot een hoger risico op endotheliale beschadiging.<br />
POP’s hebben een verwaarloosbaar effect op het vetmetabolisme. Er is<br />
een lichte daling van de HDL-cholesterol, maar die lijkt klinisch niet relevant<br />
(7);<br />
- Hemostase: het belangrijkste ‘safety issue’ van COC is hun associatie met<br />
veneuze trombose (VT). Dit risico is geassocieerd aan de dosis oestrogenen.<br />
COC zijn daarom gecontra-indiceerd bij vrouwen met risicofactoren<br />
voor VT. Er was bezorgdheid dat het risico op COC mede te wijten was aan<br />
de 3e generatie-progestagenen, waaronder desogestrel en levonorgestrel.<br />
Recentere epidemiologische studies spreken dit echter tegen. Analyses<br />
hebben geen belangrijk effect op de hemostase aangetoond met de<br />
POP. Er werd eerder een trend vastgesteld van reductie in coagulatie- en<br />
stijging van fibrinolytische factoren (8);<br />
- Bloeddruk: de POP had geen negatief effect op de gemiddelde systolische<br />
of diastolische bloeddruk.<br />
Grote epidemiologische studies hebben geen verhoogd risico op VT, AMI of<br />
CVA geïdentificeerd bij gebruiksters van de POP. Ze vormt dan ook een goed<br />
alternatief voor vrouwen met een verhoogd cardiovasculair risico of antecedenten<br />
van VT.
Carbohydraatmetabolisme<br />
Bij hoge dosissen hebben de meeste progestagenen een negatieve impact<br />
op het suikermetabolisme. Dit effect is afhankelijk van het type progesteron.<br />
Een gerandomiseerde dubbelblinde studie (9) bevestigde dat de POP met levonorgestrel<br />
of desogestrel klinisch een te verwaarlozen impact heeft of de<br />
glucosehuishouding.<br />
Andere mogelijke bijwerkingen?<br />
Kanker<br />
Er bestaat tot op heden geen significante associatie met borstkanker (Collaborative<br />
Group on Hormonal Factors in Breast Cancer, 1996).<br />
Progestagenen hebben een protectief effect op de ontwikkeling van endometriumcarcinoom.<br />
Osteoporose<br />
Depot-medroxyprogesteron heeft een bewezen negatief effect op de Bone<br />
Mineral Density (BMD) als gevolg van een laag estradiol. Tot op heden zijn er<br />
geen gegevens beschikbaar in verband met het effect van de POP op osteoporose<br />
buiten de lactatieperiode. Slechts 1 studie toont een mogelijk protectief<br />
effect aan bij vrouwen die borstvoeding geven (10).<br />
Gezien de oestrogeenconcentraties die van de folliculaire fase benaderen, verwachten<br />
we geen negatief effect op de botcapaciteit bij langdurig gebruik.<br />
De POP en borstvoeding<br />
Hormonale preparaten kunnen in theorie de melkproductie beïnvloeden door<br />
hun effect op prolactine. De meeste studies suggereren inderdaad een negatief<br />
effect van de COC op de melkproductie. De POP zou noch de kwantiteit,<br />
noch de samenstelling van de melk beïnvloeden en wordt daarom verkozen<br />
als eerstelijn-anticonceptiemethode tijdens de lactatieperiode. Een kleine<br />
hoeveelheid progesteron wordt gesecreteerd in de melk via passieve diffusie<br />
maar heeft geen impact op de groei van het kind (11). De POP mag in de<br />
directe postpartumperiode opgestart worden (ACOG, The American College of<br />
Obstetricians and Gynecologists).<br />
47<br />
GUNAIKEIA - Speciaal nummer<br />
Conclusie<br />
In tegenstelling tot de traditionele minipil waarborgt de nieuwe generatie<br />
POP’s inhibitie van de ovulatie. Daardoor is de effectiviteit vergelijkbaar met<br />
die van combinatiepreparaten, alsook de ‘veiligheidsmarge’ waarbinnen een<br />
vergeten tablet kan ingenomen worden. Ze vormen dan ook een volwaardig<br />
alternatief ten opzichte van de COC. Vrouwen die nevenwerkingen ondervinden<br />
van de oestrogeencomponent van de COC, patiënten met een verhoogd<br />
cardiovasculair risico of antecedenten van veneuze trombose zijn ideale kandidates<br />
voor de minipil. Ook in de langdurige behandeling van endometriose<br />
is de POP een goedkope en effectieve behandeling. Het enige nadeel blijft een<br />
variabel bloedingspatroon, vooral dan tijdens de eerste maanden van inname.<br />
Bij persisterend gebruik stijgt het percentage vrouwen met amenorroe. Een<br />
goede counseling van de patiënten is essentieel om het succes van deze anticonceptiemethode<br />
te vrijwaren.<br />
Referenties<br />
1. Rice CF, Killick SR, Dieben T, Coelingh Bennink. A comparison of the inhibition of ovulation achieved by<br />
desogestrel 75 µg and levonorgestrel 30µg daily. Hum Reprod 1999;14:982-5.<br />
2. The ESHRE Capri Workshop Group. Hormonal contraception without estrogens. Hum Reproduction Update<br />
2003;9:373-86.<br />
3. Korver T, Klipping C, Heger-Mahn D, Duijkers I, van Osta G, Dieben T. Maintenance of ovulation<br />
inhibition with the 75µg desogestrel-only contraceptive pill after scheduled 12-h delays in tablet intake.<br />
Contraception 2005;71:8-13.<br />
4. Countinho EM, Maia H, Xavier Da Costa R. The effect of a continuous low dose of progestin on tubal and<br />
uterine motility. In J Fertil 1973;18:161-6.<br />
5. Kovacs G. Progestogen-only pills and bleeding disturbances. Hum Reprod 1996;11(2):20-3.<br />
6. Razzi S et al. Use of a progestageen only preparathion containing desogestrel 75 µg in the treatment<br />
of recurrent pelvic pain after conservative surgery for endometriosis. Eur J Obstet Gynecol Reprod Bio<br />
2007;135:188-90.<br />
7. Barkfeldt J, Virkkunen A Dieben T. The effect of two progestagen only pills containing desogestrel 75µg or<br />
levonorgestrel 30µg on lipid metabolisme. Copntraception 2001;64:295-9.<br />
8. Winkler UH et al. A randomised controlled double blind study of the effect on haemostasis of two<br />
progestagen-only pills containing desogestrel 75µg or levonorgestrel 30µg. Contraception 1998;57:385-92.<br />
9. Kivela A, Ruuskanen M, Agren U, Dieben T. The effect of two progestagen-only pills containing either<br />
desogestrel 75µg or levonorgestrel 30µg on carbohydrate metabolism and adrenal and thyroid function. Eur<br />
J Contr Reprod Health Care 2001;6:71-7.<br />
10. Caird LE et al. Oral progestagen-only contraception may protect against loss of bone mass in breast-feeding<br />
women. Clin Endocrinol 1994;41:739.<br />
11. Truitt ST, Fraser, AB, Grimes DA, Gallo MF, Schultz KF. Hormonal contraception during lactation: systematic<br />
review of randomised controlled trials. Contraception 2003;68:233-8.
G1097N_2008<br />
Judith Berger<br />
In bepaalde gevallen is het aangewezen om voor anticonceptieve en<br />
andere doeleinden enkel progestagenen te gebruiken, meestal in continue<br />
lage dosering. De orale preparaten en de intra-uteriene toediening via<br />
het trageafgifte- (slow release) systeem op een spiraal worden elders<br />
in dit nummer belicht. De voordelen van continue lage doseringen van<br />
progestagenen hebben meestal betrekking op de wens om amenorroe<br />
op te wekken, en/of contra-indicaties of slechte verdraagzaamheid van<br />
oestrogenen. Vermits de zeldzame preparaten die progesteron via de huid<br />
of de vagina doen opnemen niet op de markt zijn als ovulatieremmers,<br />
bespreken we hier de injecteerbare en de intradermale vorm van continu<br />
progesterongebruik.<br />
Injecteerbare progesteronpreparaten<br />
Depotpreparaten die medroxyprogesteronacetaat bevatten, remmen de<br />
secretie van hypofysaire gonadotrofinen waardoor follikelrijping wordt<br />
voorkomen, wat bij vrouwen in de vruchtbare leeftijd langdurige ovulatieremming<br />
veroorzaakt. De resorptie vindt langzaam plaats vanuit de injectieplaats.<br />
De eliminatie geschiedt zowel via de feces als met de urine. De<br />
halfwaardetijd is 6 weken na een enkelvoudige injectie (1).<br />
Depot-medroxyprogesteronacetaat is gecontra-indiceerd bij een bestaande<br />
of eerder doorgemaakte ernstige leveraandoening, en mag niet toegediend<br />
worden zolang de leverfunctiewaarden niet genormaliseerd zijn. Ook bij progestageenafhankelijke<br />
tumoren (zoals sommige borsttumoren) wordt het<br />
best niet voorgeschreven. Bij een actieve veneuze trombo-embolische aandoening<br />
en bij osteoporose is depot-medroxyprogesteronacetaat ook gecontra-indiceerd<br />
(1).<br />
Men mag niet uit het oog verliezen dat progestagenen de waarden van sommige<br />
stollingstesten zoals protrombine (factor II), factor VII, VIII, IX en X kunnen<br />
doen stijgen (1).<br />
Er dient 150mg diep i.m. te worden ingespoten (in bilspier of eventueel<br />
bovenarm) elke 12 weken. Het tijdstip van toediening is afhankelijk van<br />
voorafgaand anticonceptivumgebruik. Indien er geen anticonceptiva werden<br />
gebruikt, dient de injectie op dag 1-5 van de menstruatie te gebeuren. Na<br />
gebruik van een oraal anticonceptivum, vindt de injectie plaats op de dag na<br />
inname van de laatste tablet. Na gebruik van een uitsluitend progestageenbevattend<br />
anticonceptivum kan op elke dag worden gestart. Na een abortus<br />
in het eerste trimester kan de behandeling direct worden gestart. Na een<br />
bevalling of abortus in het tweede trimester, start men binnen de 18 dagen<br />
na de partus of na de abortus. Indien de behandeling later wordt gestart, is<br />
Voor- en nadelen van<br />
langwerkende<br />
‘progestagen-only’-preparaten<br />
Judith Berger 1 , Gilbert Donders 1,2,3<br />
1. Dienst Gynaecologie-Verloskunde, Regionaal Ziekenhuis Heilig Hart, Tienen<br />
2. Dienst Gynaecologie-Verloskunde, UZ Leuven, KUL<br />
3. Dienst Gynaecologie-Verloskunde, CHR de la Citadelle, ULg, Liège<br />
Ke y w o r d s: p r o g e s ta g e n o n ly C o n t r a C e p t i o n — l o n g a C t i n g C o n t r a C e p t i o n –<br />
s l o w release system – injeCtion – i m p l a n t<br />
48<br />
GUNAIKEIA - Speciaal nummer<br />
tijdens de eerste 14 dagen gebruik van aanvullende anticonceptie noodzakelijk.<br />
Indien de periode tussen twee injecties langer is dan 89 dagen, moet vóór<br />
toediening zwangerschap worden uitgesloten en tevens aanvullende anticonceptie<br />
worden gebruikt gedurende 14 dagen na de injectie (1).<br />
Injecteerbare progesteronpreparaten zijn een uitstekende methode voor<br />
vrouwen die moeite hebben om dagelijks een pil te nemen. Bovendien hangt<br />
de mate van absorptie niet af van de gastro-intestinale functie, waardoor<br />
er ook geen First Pass-effect is (2). Depot-medroxyprogesteronacetaat wordt<br />
uitgescheiden in de moedermelk, maar er zijn geen aanwijzingen voor schadelijke<br />
effecten (3, 4). Doordat depot-medroxyprogesteronacetaat de secretie<br />
van hypofysaire gonadotrofines blokkeert, is de incidentie van amenorroe<br />
hoog en is de Pearl-index slechts 0,2-0,4/100/jaar. Er is geen verhoogd risico<br />
op cardiovasculaire ziekten. Mogelijk zou er zelfs een gunstig cardiovasculair<br />
effect zijn (5-7).<br />
Meer dan 10% van de vrouwen heeft last van hoofdpijn, nervositeit en<br />
gewichtsverandering. Een kleine, doch significante groep komt meer dan<br />
10kg bij in gewicht. Ook depressie, slapeloosheid en verminderd libido worden<br />
regelmatig gerapporteerd, alsook acne, alopecia en mastodynie. Een<br />
extra nadeel is dat in geval van dergelijke bijwerkingen de methode niet kan<br />
gestopt worden en dat deze intramusculaire injectie 12 weken blijft werken.<br />
Na staking van het gebruik, duurt het trouwens enige tijd voor de normale<br />
ovulatoire cyclus is teruggekeerd. De mediane tijd tot conceptie is 10 maanden<br />
met een spreiding van 4-31 maanden na de laatste injectie en is onafhankelijk<br />
van de gebruiksduur. Kaunitz et al. onderzochten de langetermijneffecten<br />
van depot-medroxyprogesteronacetaat op de botdichtheid. Verlies aan<br />
botdichtheid werd onomstotelijk vastgesteld, maar blijkt volledig omkeerbaar<br />
te zijn. Binnen de 24 weken was dit al merkbaar (8).<br />
Progestageenimplantaat<br />
Het etonogestrelbevattend traag vrijzettend implantaat wordt subdermaal<br />
geplaatst, bij voorkeur in de bovenarm van de niet-dominante hand. De afgiftesnelheid<br />
uit het implantaat is 60-70mg per dag in week 5-6 en neemt<br />
af tot 35-45mg per dag aan het einde van het eerste jaar, tot 30-40mg per<br />
dag aan het einde van het tweede jaar en tot 25-30mg per dag aan het einde<br />
van het derde jaar. De anticonceptieve werking berust zowel op ovulatieremming<br />
als op veranderingen in het cervixslijm die de passage van spermatozoa<br />
bemoeilijken. Binnen 1 dag worden ovulatieremmende concentraties bereikt.<br />
De ovariële activiteit wordt niet volledig onderdrukt: de gemiddelde estradiolspiegels<br />
blijven boven het niveau van de vroegfolliculaire fase. Ovulaties
zijn in de eerste twee gebruiksjaren niet en tijdens het derde gebruiksjaar af<br />
en toe waargenomen. Na verwijdering van het implantaat keert de normale<br />
menstruatiecyclus snel terug. Het implantaat wordt niet afgebroken in het<br />
lichaam. Naarmate het lichaamsgewicht hoger is, is de plasmaconcentratie<br />
ven etonogestrel lager. Bij vrouwen met overgewicht zou de anticonceptieve<br />
werking in het derde jaar daardoor verminderd kunnen zijn (1). Zoals voor alle<br />
progestativa is etonogestrelimplantaat gecontra-indiceerd bij vrouwen met<br />
een actieve trombo-embolische aandoening, bij progestageenafhankelijke<br />
tumoren en bij ernstige leverfunctiestoornissen (1). Leverenzyminducerende<br />
stoffen zoals barbituraten, primidon, carbamazepine en rifampicine versnellen<br />
de afbraak van hormonen, met verminderde betrouwbaarheid tot gevolg.<br />
Het tijdstip van inbrenging van het implantaat is afhankelijk van voorafgaand<br />
anticonceptivumgebruik. Indien er voorafgaand geen hormonale anticonceptiva<br />
werden gebruikt, dient het implantaat op dag 1 tot uiterlijk dag 5 van de<br />
cyclus te worden geplaatst. Na een combinatie oraal anticonceptivum, een<br />
vaginale ring of een transdermale pleister, kan het implantaat ingebracht<br />
worden op de dag na inname van de laatste tablet of op de dag waarop de<br />
vaginale ring of de transdermale pleister wordt verwijderd. Bij inname van de<br />
minipil kan op ieder gewenste dag worden gestart. Bij het overschakelen op<br />
een injectiepreparaat of een IUD, kan het implantaat respectievelijk op de dag<br />
waarop de volgende injectie zou plaatsvinden of op de dag van verwijdering<br />
van het IUD worden ingebracht. Na een abortus in het eerste trimester, kan<br />
het implantaat direct worden ingebracht. Na een bevalling of een abortus in<br />
het tweede trimester, wordt het implantaat best op dag 21-28 na de partus of<br />
de abortus geplaatst. Indien het implantaat later wordt ingebracht, is tijdens<br />
de eerste 7 dagen een aanvullend anticonceptivum aangewezen. Bij twijfel<br />
dient men eerst een zwangerschap uit te sluiten of op de eerste menstruatie<br />
te wachten. Na 3 jaar (bij vrouwen met overgewicht eventueel na 2 jaar) dient<br />
het implantaat te worden verwijderd. Indien direct een nieuw implantaat<br />
wordt ingebracht, is een continue anticonceptieve werking gewaarborgd (1).<br />
Indien goed geplaatst, is het etonogestrelimplantaat zeer betrouwbaar. De<br />
Pearl-index is 0,2-0,4. Na plaatsing dient direct de localisatie van het staafje<br />
te worden bevestigd (eventueel ook door patiënte zelf). Het implantaat heeft<br />
geen nadelige invloed op de kwaliteit en kwantiteit van de borstvoeding.<br />
Kleine hoeveelheden gaan over in de moedermelk. Taneepanichskul et al. onderzochten<br />
lengte, gewicht en schedelomtrek van zuigelingen van moeders<br />
die een etonogestrelimplantaat gebruikten tijdens de borstvoeding. Zij keken<br />
ook naar de psychomotorische ontwikkeling van de zuigelingen gedurende 1<br />
jaar. Zij zagen geen verschil met de controlegroep (9).<br />
Het implantaat heeft geen nadelen van oestrogeendeficiëntie zoals osteoporose,<br />
waardoor het een geschikt anticonceptivum is voor jonge meisjes (10).<br />
Wijzelf onderzochten enkele jaren geleden de langetermijneffecten van het<br />
etonogestrelimplantaat bij 180 vrouwen. Bij plaatsing werd een vragenlijst<br />
ingevuld, en dit werd herhaald na 3 maanden en 1 jaar. Opvallend was dat<br />
patiënten met een hormoonafhankelijke migraine 16 keer minder klachten<br />
hadden. Voor vrouwen met een ander type hoofdpijn gold dit niet (11). Wel<br />
had na een jaar nog 41% van de vrouwen 3 keer of meer een bloeding gehad<br />
tijdens de laatste drie maanden. Tweeënzeventig procent van die groep had<br />
bloedverlies langer dan 14 dagen. Irregulier bloedverlies was 3-maal zo hoog<br />
als voor het gebruik. Meer dan de helft van de vrouwen met bloedverlies<br />
onder implantaat had een aanvullende behandeling gehad voor abnormale<br />
bloeding en bij 8% van alle vrouwen werd het implantaat verwijderd wegens<br />
abnormaal bloedverlies (11). Ongeveer 20% heeft een amenorroe onder het<br />
etonogestrelimplantaat (1).<br />
49<br />
GUNAIKEIA - Speciaal nummer<br />
Androgene bijwerkingen (acne, vet haar, vette huid) werden frequenter gezien<br />
na een jaar gebruik van het etonogestrelimplantaat. Anderzijds voelden de<br />
vrouwen zich psychisch goed en hadden meer zin om uit te gaan, hetgeen<br />
dan weer bijdraagt tot een sneller voorkomen van vermoeidheid, mede door<br />
het bloedverlies in de hand gewerkt. De ganse set aan positieve en negatieve<br />
invloeden kan samengevat worden in figuur 1.<br />
Figuur 1: Positieve en negatieve nevenwerkingen bij gebruiksters van het<br />
etonogestrelimplantaat.<br />
Bloeding Migraine??<br />
Anemie<br />
Slaapkwaliteit?<br />
Vermoeidheid<br />
Concentratie<br />
Uitgaan<br />
Eetlust?<br />
Apathie?<br />
Androgenische effecten<br />
Acne<br />
Vet haar<br />
Minder droog haar<br />
Estrogenische effecten<br />
Borstgevoeligheid<br />
Minder bacteriële vaginitis<br />
(AV!)<br />
Het etonogestrelimplantaat is een goed alternatief voor vrouwen met weinig<br />
therapietrouw, en voor patiënten met een contra-indicatie voor oestrogenen.<br />
In onze handen is het etonogestrelimplantaat een fantastisch alternatief voor<br />
vrouwen met een hormoonafhankelijke migraine. Zij moeten goed ingelicht<br />
worden over de mogelijkheid van vervelend bloedverlies, maar ervaring leert<br />
dat bij vrouwen met zware menstruele migraine, dit nadeel ruimschoots<br />
opweegt tegen de voordelen.<br />
Referenties<br />
1. Farmacotherapeutisch kompas 2006/2007. Medisch Farmaceutische voorlichting. Roto Smeets Utrecht.<br />
2. The ESHRE Capri Workshop Group. Hormonal contraception without estrogens. Hum Reprod Update<br />
2003;9(4):373-86.<br />
3. No authors listed. Progestogen-only contraceptives during lactation: I. Infant growth. World Health<br />
Organization Task force for Epidemiological Research on Reproductive Health; Special Programme of<br />
Research, Development and Research Training in Human Reproduction. Contraception 1994;50(1):35-53.<br />
4. No authors listed. Progestogen-only contraceptives during lactation: I. Infant development. World Health<br />
Organization Task force for Epidemiological Research on Reproductive Health; Special Programme of<br />
Research, Development and Research Training in Human Reproduction. Contraception 1994;50(1):55-68.<br />
5. Bakry S, Merhi ZO, Scalise TJ, Mahmoud MS, Fadiel A, Naftolin F. Depot-medroxyprogesterone acetate: an<br />
update. Arch Gynecol Obstet 2008;278(1):1-12.<br />
6. Westhoff C. Depot-medroxyprogesterone acetate injection (Depo-provera): a highly effective contraception<br />
option with proven long-term safety. Contraception 2003;58(2):75-87.<br />
7. Hermsmeyer RK, Thompson TL, Pohost GM, Kaski JC. Cardiovascular effects of medroxyprogesterone acetate<br />
and progesterno: a case of mistaken identity? Nat Clin Pract Cardiovasc Med 2007;5(7):387-95.<br />
8. Kaunitz AM, Arias R, McClung M. Bone density recovery after depot medrosyprogesterone acetate injectable<br />
contraception use. Contraception 2008;77(2):67-76.<br />
9. Taneepanichskul S, Reinpryoon D, Thaithumyanon P, Praisuwanna P, Tosukhowong P, Dieben T. Effects of the<br />
etonogestrel-releasing implant Implanon ® an a nonmedicated intrauterine device on the growth of breastfed<br />
infants. Contraception 2006;73(4):368-71.<br />
10. Hohmann H, Creinin MD. The contraceptive implant. Clin Obstet Gynecol 2007;50(4):907-17.<br />
11. Donders G, Riphagen I, Van den Bosch T, Bellen G. Less hormonal migraine after 1 year subcutaneous<br />
etonorgestrel contraception (Implanon ® ). Submitted.
G1082N_2008<br />
Pascale Jadoul<br />
In dit artikel vergelijken we de doeltreffendheid, de risico’s en de nadelen<br />
van de verschillende spiraaltjes. Is een bepaald spiraaltje beter voor een<br />
gegeven patiënte?<br />
Spiraaltjes met een groter koperoppervlak hebben doorgaans een betere<br />
anticonceptieve doeltreffendheid dan spiraaltjes die minder koper<br />
bevatten, en veroorzaken niet meer bijwerkingen.<br />
De risico’s op perforatie, expulsie, pijn, abnormaal bloedverlies, infectie<br />
of extra-uteriene zwangerschap blijken vergelijkbaar te zijn met de<br />
verschillende spiraaltjes. Een kleiner spiraaltje veroorzaakt mogelijk<br />
minder bijwerkingen bij patiënten die nog nooit zwanger zijn geweest.<br />
Het levonorgestrelspiraaltje is vooral interessant in geval van menorragie,<br />
dysmenorroe en anemie, maar moet worden vermeden bij patiënten met<br />
een voorgeschiedenis van borstkanker.<br />
Inleiding<br />
Het spiraaltje of IUD (intra-uterine device) is het meest gebruikte reversibele<br />
voorbehoedmiddel ter wereld. Het wordt vrij veel gebruikt in Europa, terwijl in<br />
de Verenigde Staten slechts 1% van de vrouwen een spiraaltje gebruikt (1).<br />
In België gebruikt 13% van de koppels een spiraaltje als voorbehoedmiddel<br />
(Tabel 1) (2).<br />
Tabel 1: Prevalentie van de verschillende voorbehoedmiddelen<br />
in België in 2004.<br />
Methoden % gebruiksters<br />
Pil 60<br />
Spiraaltje 13<br />
Barrièremethode* 8<br />
Sterilisatie 12<br />
Andere 7<br />
Totaal 100<br />
* diafragma, spermicide, sponsje, condoom<br />
In België zijn de volgende koperspiraaltjes te verkrijgen: Nova-T ® , Gynefix ® ,<br />
Multiload CU 375 ® , Mithra ® Flexi-T, Mithra ® Flexi-T Large, Mithra ® Flexi-T 380<br />
en Mirena ® , een spiraaltje dat levonorgestrel afgeeft (IUD-LNG).<br />
Het IUD-LNG is een spiraaltje zonder koper dat een capsule bevat die in utero<br />
ongeveer 20µg LNG per 24 uur afgeeft gedurende 5 jaar.<br />
Het combineert de werking van een klassiek spiraaltje (steriele ontstekingsreactie<br />
in de baarmoederholte die toxisch is voor de gameten) en die<br />
van een progestatieve anticonceptie. De anticonceptieve doeltreffendheid<br />
stoelt dus op een plaatselijk effect van het IUD op het endometrium, op een<br />
verdikking van het cervixslijm waardoor passage van de spermatozoa door<br />
Welk spiraaltje voor welke<br />
patiënte?<br />
Pascale Jadoul<br />
Dienst Gynaecologie, Clin. Univ. St-Luc, UCL, Brussel<br />
Ke y w o r d s: i u d – infeCtion – nulliparity – breast CanCer<br />
50<br />
GUNAIKEIA - Speciaal nummer<br />
de cervix wordt verhinderd, en in mindere mate op remming van de eisprong<br />
(bij sommige vrouwen). Het IUD-LNG heeft een effect op het baarmoederslijmvlies<br />
en veroorzaakt een belangrijke atrofie van het endometrium. Door<br />
dat effect op het endometrium is het niet alleen een voorbehoedmiddel, maar<br />
is het ook doeltreffend als behandeling van disfunctionele bloedingen.<br />
Het essentiële voordeel van het spiraaltje als voorbehoedmiddel is zijn hoge<br />
doeltreffendheid dankzij een hoge compliance. De Pearlindex van het koperspiraaltje<br />
bedraagt 0,8 en die van het IUD-LNG 0,1 (3).<br />
Tabel 2 vat de nadelen en de risico’s van spiraaltjes samen.<br />
Tabel 2: Risico’s bij gebruik van een spiraaltje.<br />
- Vagale malaise en pijn bij plaatsing<br />
- Perforatie bij plaatsing<br />
- Expulsie<br />
- Secundaire migratie<br />
- Menorragie en metrorragie<br />
- Endometritis, salpingitis met risico op secundaire tubaire steriliteit<br />
- Zwangerschap op spiraaltje waarvan 1/30 ectopische zwangerschap (EUZ)<br />
In dit artikel vergelijken we de doeltreffendheid, de risico’s en de nadelen van<br />
de verschillende spiraaltjes om na te gaan of een bepaald spiraaltje beter is<br />
voor een gegeven patiënte.<br />
Patiënten bij wie een spiraaltje<br />
gecontra-indiceerd is<br />
Het spiraaltje heeft een slechte reputatie. Zo wordt onder meer beweerd dat<br />
het infecties in de hand zou werken en zo de vruchtbaarheid in het gedrang<br />
zou kunnen brengen. Veel van de aanvankelijk geformuleerde contra-indicaties<br />
zijn gebaseerd op het infectierisico. Het is inderdaad zo dat de oude<br />
spiraaltjes (Dalkon Shield) veel infecties hebben veroorzaakt, maar dat risico<br />
wordt sterk gerelativeerd door tal van meta-analyses en reviews van de recente<br />
spiraaltjes.<br />
Een review van Farley uit 1992 van 12 gecontroleerde, gerandomiseerde studies<br />
van 2 types IUD en één niet-gerandomiseerde studie van één enkel type<br />
IUD leert dat de incidentie van infectieuze pelviperitonitis bij gebruik van een<br />
koperspiraaltje 1,54 per 1.000 vrouwen per jaar bedraagt en dat de incidentie<br />
het hoogst is de eerste 20 dagen na plaatsing van het IUD (9,66 gevallen van<br />
infectieuze pelviperitonitis per 1.000 vrouwen per jaar). Daarna daalt de incidentie<br />
en blijft ze constant tijdens een follow-up van 8 jaar (4).<br />
Volgens een review uit 2006 stijgt het risico op bekkeninfectie licht in geval<br />
van een Chlamydia- of gonokokkeninfectie op het ogenblik dat het spiraaltje<br />
wordt ingebracht, maar de incidentie blijft sowieso laag (0-5% in de
groep met een seksueel overdraagbare aandoening (soa) en 0-2% in de groep<br />
zonder soa bij het inbrengen) (5).<br />
Om het risico op pelviperitonitis te verlagen, stellen sommige auteurs voor<br />
om profylactische antibiotica toe te dienen. Volgens een Cochrane Database-<br />
review die in 2007 door Grimes werd gepubliceerd, heeft systematische profylactische<br />
toediening van antibiotica geen zin behalve bij vrouwen die een<br />
risico lopen op soa (6).<br />
Volgens meerdere studies blijft de vruchtbaarheid gevrijwaard na gebruik van<br />
een spiraaltje (7). Nulliparitas, antecedenten van soa, mucupurulente cervicitis<br />
en vaginitis zijn dan ook geen contra-indicaties meer voor plaatsing van<br />
een spiraaltje.<br />
Tabel 3 vat de echte contra-indicaties samen.<br />
-<br />
-<br />
-<br />
-<br />
-<br />
-<br />
-<br />
-<br />
Tabel 3: Contra-indicaties voor een spiraaltje.<br />
Zwangerschap<br />
Onverklaarde bloeding<br />
Misvorming van de baarmoederholte, cervixstenose<br />
Te grote baarmoederholte<br />
Te kleine baarmoederholte<br />
Baarmoederinfectie<br />
Baarmoederkanker<br />
Ziekte van Wilson<br />
Vergelijking van de spiraaltjes<br />
Koperspiraaltjes<br />
O’Brien heeft in 2008 een review gepubliceerd van 35 gerandomiseerde, vergelijkende<br />
studies van 10 verschillende spiraaltjes (8).<br />
Spiraaltjes met een groter koperoppervlak zijn doorgaans doeltreffender dan<br />
spiraaltjes met minder koper en veroorzaken niet meer bijwerkingen. Het<br />
zwangerschapspercentage bedraagt 1,5-2,2% met spiraaltjes met een koperoppervlak<br />
< 300mm 2 en 0,1-1% met spiraaltjes die meer dan 300mm 2 koper<br />
bevatten. Het risico op mislukking van de plaatsing hangt niet af van de vorm<br />
of de grootte van het spiraaltje en is van de ordegrootte van 1/300. Ook de<br />
frequentie van pijn bij inbrenging en de frequentie van perforatie hangen niet<br />
af van het type spiraaltje.<br />
Gynefix ® , een spiraaltje zonder armatuur, bestaat uit een polypropyleenmonofilament<br />
omgeven door 6 kopermoffen met een systeem om de draad in het<br />
myometrium te verankeren. Het werd ontwikkeld om het risico op uitdrijving<br />
en bepaalde bijwerkingen van de klassieke spiraaltjes te verminderen.<br />
In de eerste studies waarin dat spiraaltje zonder armatuur werd vergeleken<br />
met het TCu380A, werd een hoger risico op expulsie vastgesteld met de<br />
Gynefix ® . In een recentere studie waarin een ander invoermechanisme werd<br />
toegepast, werd geen significant verschil vastgesteld. Het mogelijke gunstige<br />
effect op pijn en bloedingen kon in die studies niet worden bevestigd (9).<br />
Levonorgestrelspiraaltje<br />
Een meta-analyse uit 2000, die werd gesteund door het Engelse National<br />
Health System en de Cochrane Library, heeft de klinische doeltreffendheid<br />
van het IUD-LNG vergeleken met die van andere voorbehoedmiddelen en<br />
vooral van koperspiraaltjes. In de 3 gerandomiseerde studies waarop de analyse<br />
werd uitgevoerd, werd geen statistisch significant verschil in anticoncep-<br />
51<br />
GUNAIKEIA - Speciaal nummer<br />
tieve doeltreffendheid waargenomen bij vergelijking met koperspiraaltjes met<br />
een koperoppervlakte > 250mm 2 (10).<br />
In die studie leek het risico op uitdrijving iets hoger met een IUD-LNG dan<br />
met een koperspiraaltje. Dat werd echter niet bevestigd in een Nederlandse<br />
studie (11).<br />
De frequentie van extra-uteriene zwangerschap bij patiënten met een<br />
IUD-LNG is 0,02 per 100 vrouwen per jaar. Net zoals met hormonale anticonceptiva<br />
en koperspiraaltjes is die frequentie significant lager dan bij vrouwen<br />
die geen voorbehoedmiddel gebruiken. In de 2 gerandomiseerde studies<br />
(12, 13) werd geen verschil waargenomen tussen het IUD-LNG en koperspiraaltjes<br />
ongeacht hun koperoppervlakte (> 250mm 2 of < 250mm 2 ).<br />
In één van de studies werd echter een verschil met factor 10 waargenomen<br />
na 3 jaar en 5 jaar in het voordeel van het IUD-LNG in vergelijking met koperspiraaltjes<br />
met een koperoppervlakte < 250mm 2 (13).<br />
Het vruchtbaarheidspercentage 1 en 2 jaar na verwijdering van het<br />
IUD-LNG was vergelijkbaar met dat na verwijdering van een koperspiraaltje:<br />
er was geen significant verschil, ongeacht de koperoppervlakte (> 250mm 2 of<br />
< 250mm 2 ).<br />
Voor de meta-analyse van optreden van pelviperitonitis met een IUD-LNG of<br />
een koperspiraaltje werden maar 3 studies geselecteerd. Eén van die studies<br />
was een vergelijkende studie met CuT 380Ag en in die studie werd geen statistisch<br />
significant verschil waargenomen (12). Een tweede studie was een<br />
vergelijkende studie met Nova-T ® en ook in die studie werd geen statistisch<br />
significant verschil gemeten (14).<br />
De enige gerandomiseerde studie die voor de meta-analyse werd geselecteerd,<br />
was een vergelijkende studie van de ‘hormonale’ bijwerkingen met alleen<br />
Nova-T ® (13).<br />
Na 5 jaar follow-up werd geen statistisch significant verschil waargenomen<br />
in termen van functionele ovariumcysten, spanning in de borsten, hoofdpijn,<br />
acne en nausea.<br />
Een levonorgestrelspiraaltje is vooral interessant in geval van menorragie,<br />
dysmenorroe en anemie. Het menstruele bloedverlies vermindert met 88%<br />
na 3 maanden gebruik van een IUD-LNG bij vrouwen met menorragie en ook<br />
de frequentie van dysmenorroe vermindert en wel in dezelfde mate als met<br />
orale anticonceptiva.<br />
De meest gerapporteerde bijwerkingen zijn menstruatiestoornissen, tussentijdse<br />
bloedingen (spotting), langdurige of kortere maandstonden, onregelmatige<br />
bloedingen, oligomenorroe en amenorroe. In sommige culturen wordt<br />
amenorroe als een negatief effect beschouwd.<br />
In de meta-analyse van French (10) was amenorroe de belangrijkste reden van<br />
stopzetting bij gebruik van een IUD-LNG en overvloedige bloedingen en pijn<br />
bij gebruik van een koperspiraaltje.<br />
Bijzondere gevallen<br />
Nulliparae<br />
Uit een overzicht van de bijwerkingen van koperspiraaltjes bij nulliparae (15)<br />
blijkt dat de incidentie van expulsie en van verwijdering wegens pijn en bloeding<br />
hoger is bij nulliparae. Mogelijk treden die bijwerkingen minder op bij
gebruik van een kleiner spiraaltje, maar dat kon niet worden aangetoond in de<br />
studie van Hubacher. Ook het spiraaltje zonder armatuur zou nuttig kunnen<br />
zijn bij nulliparae, maar dat werd nog niet onderzocht in het kader van een<br />
klinische studie.<br />
In een overzicht van de effecten van een IUD-LNG bij nulliparae komt Prager<br />
(16) tot de conclusie dat het risico op perforatie of expulsie niet hoger is bij<br />
nulliparae. Het aanvaardingspercentage na 1 jaar (80%) is hoger dan bij nulliparae<br />
die de oestroprogestatieve pil innemen. Er is geen studie waarin het<br />
infectierisico bij nulliparae werd vergeleken bij gebruik van een IUD-LND of<br />
een koperspiraaltje.<br />
Ondanks het hogere risico op uitdrijving en het risico op seksueel overdraagbare<br />
aandoeningen gezien het seksuele gedrag van sommige jongere vrouwen<br />
klasseert de WGO het gebruik van een spiraaltje bij nulliparae in categorie 2.<br />
De WGO beschouwt het spiraaltje dus als een voorbehoedmiddel dat over<br />
het algemeen bruikbaar is omdat ‘de voordelen van het spiraaltje doorgaans<br />
opwegen tegen de theoretische of bewezen risico’s’ (17).<br />
De richtlijnen van de NHS volgen die van de WGO (18).<br />
De American Academy of Pediatrics raadt dat voorbehoedmiddel aan bij adolescenten<br />
met een weinig riskant seksueel gedrag die geen ander voorbehoedmiddel<br />
kunnen gebruiken (19).<br />
Patiënten met een voorgeschiedenis van<br />
borstkanker<br />
Mag een levonorgestrelspiraaltje worden voorgeschreven aan een vrouw met<br />
een voorgeschiedenis van kanker? Het spiraaltje heeft vooral een plaatselijk<br />
werkingsmechanisme, maar het is de plasmaconcentratie van LNG die hier<br />
van belang is.<br />
De plasmaconcentratie van LNG is vrij stabiel bij een gegeven vrouw, maar<br />
er bestaan grote variaties van de ene vrouw tot de andere. De gemiddelde<br />
plasmaconcentratie van LNG is 175,2pg/ml bij vrouwen die maandstonden<br />
hebben, en 179,9pg/ml bij vrouwen in amenorroe. De gemiddelde spiegel<br />
daalt mettertijd: 180pg/ml na een jaar, ongeveer 150pg/ml na twee jaar en<br />
ongeveer 120pg/ml na vijf jaar (20).<br />
Er werd geen enkele studie uitgevoerd, laat staan een gerandomiseerde, dubbelblinde<br />
studie, om met voldoende zekerheid een antwoord te kunnen geven<br />
op de vraag of de diffusie van levonorgestrel vanuit een IUD-LNG naar het<br />
plasma bij vrouwen met een voorgeschiedenis van borstkanker een extra risico<br />
inhoudt op recidief of therapeutische mislukking. Er is trouwens nog<br />
discussie over het effect van progestativa op het risico op borstkanker bij<br />
vrouwen zonder borstkanker (21).<br />
Bij gebrek aan gerandomiseerde studie moeten we de bestaande richtlijnen<br />
voor de klinische praktijk toepassen.<br />
Wat borstkanker betreft, moeten we twee situaties onderscheiden: actieve<br />
borstkanker en borstkanker in remissie sinds vijf jaar of langer.<br />
Het gebruik van een IUD-LNG bij een patiënte met borstkanker wordt door de<br />
WGO geklasseerd in categorie 4 (onaanvaardbaar risico); als de borstkanker<br />
al vijf jaar in remissie is, betreft het een categorie 3 (de voordelen wegen<br />
doorgaans niet op tegen het theoretische of bewezen risico), maar de WGO<br />
voegt eraan toe: “Borstkanker is een hormoonafhankelijke kanker. Het risico<br />
op progressie van de ziekte is minder groot met een IUD-LNG dan met gecombineerde<br />
orale anticonceptiva of hooggedoseerde progestativa alleen.”<br />
52<br />
Conclusies<br />
GUNAIKEIA - Speciaal nummer<br />
Volgens gerandomiseerde, vergelijkende studies zijn spiraaltjes met een koperoppervlakte<br />
van meer dan 300mm 2 doeltreffender dan spiraaltjes met een<br />
koperoppervlakte < 300mm 2 . Het levonorgestrelspiraaltje is vergelijkbaar met<br />
koperspiraaltjes met een koperoppervlakte > 250mm 2 .<br />
Op grond van die studies kan niet worden uitgemaakt of een bepaald spiraaltje<br />
minder risico inhoudt op perforatie, expulsie, pijn, abnormaal bloedverlies,<br />
infectie of extra-uteriene zwangerschap dan een ander.<br />
Het infectierisico met spiraaltjes blijkt trouwens volgens alle studies zeer relatief<br />
te zijn.<br />
Het is evenmin bewezen dat het levonorgestrelspiraaltje doeltreffender is of<br />
minder bijwerkingen zou veroorzaken.<br />
Het levonorgestrelspiraaltje biedt echter een belangrijk voordeel: het vermindert<br />
de menorragie, de anemie en de dysmenorroe.<br />
Bij nulliparae is het risico op uitdrijving hoger. Nulliparae zijn waarschijnlijk<br />
vatbaarder voor soa en bij hen is het infectierisico dus iets hoger. Volgens de<br />
literatuur is er echter ook wat dat betreft geen duidelijk verschil tussen de<br />
verschillende spiraaltjes. Er wordt beweerd dat kleinere spiraaltjes en spiraaltjes<br />
zonder armatuur minder bijwerkingen zouden veroorzaken bij nulliparae,<br />
maar dat is ook nog niet bewezen.<br />
Het levonorgestrelspiraaltje resulteert in niet te verwaarlozen bloedspiegels<br />
van levonorgestrel en moet worden vermeden bij patiënten met een voorgeschiedenis<br />
van borstkanker.<br />
Conclusie, als er geen contra-indicatie is voor de plaatsing van een spiraaltje,<br />
kan om het even welk spiraaltje worden voorgesteld. In geval van menstruatiestoornissen<br />
zoals menorragie, disfunctionele bloedingen en dysmenorroe<br />
moet een IUD-LNG worden aanbevolen. Dat laatste is evenwel gecontra-indiceerd<br />
in geval van borstkanker.<br />
Referenties<br />
1. ESHRE Capri Workshop Group. Intrauterine devices and intrauterine systems. Hum Reprod Update. 2008<br />
May-Jun;14(3):197-208.<br />
2. Bayingana K, Demarest S, Gisle L, Hesse E, Miermans PJ, Tafforeau J, Van der Heyden J. Enquête de Santé<br />
par Interview Belgique 2004. Bruxelles, Institut Scientifique de la Santé Publique et Direction générale<br />
Statistique et Information économique. IPH/EPI REPORTS N°2006-034. www.iph.fgov.be/epidemio/epifr/<br />
crospfr/hisfr/his04fr/hisfr.pdf<br />
3. Hatcher RA. Contraceptive technology: eighteenth revised edition. New York NY: Ardent Media, 2004.<br />
4. Farley TMM, Rosenberg MJ, Rowe PJ, Chen JH, Meirik O. Intrauterine devices and pelvic inflammatory<br />
disease: an international perspective. Lancet 1992;339(8796):785-8.<br />
5. Mohllajee A, Curtis K, Peterson H. Does insertion and use of an intrauterine device increase the risk of<br />
pelvic inflammatory disease among women with sexually transmitted infection? A systematic review.<br />
Contraception 2006; 73:133-45.<br />
6. Grimes DA, Lopez LM, Manion C, Schulz KF. Cochrane systematic reviews of IUD trials: lessons learned.<br />
Contraception. 2007 Jun;75(6 Suppl):S55-9.<br />
7. Hov GG, Skjeldestad FE, Hilstad T. Use of IUD and subsequent fertility-follow-up after participation in a<br />
randomized clinical trial. Contraception. 2007 Feb;75(2):88-92.<br />
8. O’Brien PA, Kulier R, Helmerhorst FM, Usher-Patel M, d’Arcangues C. Copper-containing, framed intrauterine<br />
devices for contraception: a systematic review of randomized controlled trials. Contraception. 2008<br />
May;77(5):318-27.<br />
9. O’Brien PA, Marfleet C. Frameless versus classical intrauterine device for contraception. Cochrane Database<br />
Syst Rev 2005;CD003282.<br />
10. French RS, Cowan FM, Mansour D, Higgins JPT, Robinson A, Procter T et al. Levonorgestrel releasing (20µg/<br />
day) intrauterine systems (Mirena) compared with other methods of reversible contraceptives. Br J Obstet<br />
Gynaecol 2000;107(10):1218-25.<br />
11. Veldhuis H. Complications of the intrauterine device in nulliparous and parous women. Eur Gen Pract<br />
2004;10:82-7.<br />
12. Sivin I, Stern J. Health during prolonged use of levonorgestrel 20µg/d and the copper TCu 380Ag intrauterine<br />
contraceptive devices: a multicenter study. Fertil Steril 1994;61(1):70-7.<br />
13. Andersson K, Odlind V, Rybo G. Levonorgestrel-releasing and copper-releasing (Nova T) IUDs during five<br />
years of use: a randomized comparative trial. Contraception 1994;49(1):56-72.<br />
14. Nilsson CG, Allonen H, Diaz J, Luukkainen T. Two years’ experience with two levonorgestrelreleasing<br />
intrauterine devices and one copperreleasing intrauterine device: a randomised comparative performance<br />
study. Fertil Steril 1983;39(2):187-92.<br />
15. Hubacher D. Copper intrauterine device use by nulliparous women: review of side effects. Contraception<br />
2007;75:s8-s11.<br />
16. Prager S, Darney P. The levonorgestrel intrauterine system in nulliparous women. Contraception<br />
2007;75:S12-S15.<br />
17. Organisation mondiale de la santé. Pour un meilleur accès à des soins de qualité en matière de planification<br />
familiale. Critères de recevabilité pour l’adoption et l’utilisation continue de méthodes contraceptives. 2nd<br />
ed. Genève: OMS; 2002.<br />
18. Prodigy, National Health Service. Prodigy clinical recommendation. Contraception 2004. <br />
19. American Academy of Pediatrics, Committee on Adolescence. Contraception and adolescents. Pediatrics<br />
1999;104(5 Pt 1):1161-6.<br />
20. Luukkainen T, Lähteenmäki P, Toivonen J. Levonorgestrel-releasing intrauterine device. Ann Med 1990;22:85-<br />
90.<br />
21. Boutet G. [Levonorgestrel-releasing intrauterine device (Mirena) and breast cancer: what do we learn from<br />
literature for clinical practice?] Gynecol Obstet Fertil. 2006 Nov;34(11):1015-23.
G1090N_2008<br />
Steven Weyers<br />
Op 15 maart 2003 hield onze Nederlandse collega Rob Beerthuizen<br />
(Stichting Anticonceptie) op de lentevergadering van de VWAG (nota<br />
bene de eerste <strong>VVOG</strong>-vergadering die werd georganiseerd door de pas<br />
opgerichte VWAG) een presentatie over het levonorgestrel houdend intrauterien<br />
systeem (LNG-IUS) met als titel: ‘Meer dan een anticonceptivum’.<br />
Toen het dit jaar opnieuw aan de VWAG was om in te staan voor de<br />
organisatie van de lentevergadering werd beslist om dit onderwerp<br />
nogmaals aan bod te laten komen met de nadruk op de evidence die de<br />
voorbije 5 jaren hieromtrent is verzameld.<br />
Rob Beerthuizen besloot in 2003 als volgt: «Behalve als uitermate effectief<br />
anticonceptivum kan het LNG-IUS toegepast worden ter conservatieve<br />
behandeling van menorragieën, dysmenorroe en endometriose en op<br />
deze wijze kan bij 2/3 van de patiënten een operatieve ingreep zoals<br />
een transcervicale endometriumresectie en/of hysterectomie worden<br />
voorkomen. Bovendien is het LNG-IUS bijzonder effectief als adjuvante<br />
therapie bij oestrogene substitutietherapie (EST) en ter voorkoming van<br />
poliepvorming bij patiënten die tamoxifen gebruiken.» In dit artikel gaan<br />
we na of de evidence die 5 jaar terug aanwezig was nog steeds geldt en of<br />
er intussen ook aanwijzingen zijn dat het LNG-IUS voor andere doeleinden<br />
efficiënt kan worden aangewend.<br />
Methodologie<br />
Op basis van de recente overzichtsartikels van Varma uit 2006 (1) en<br />
Chrisman uit 2007 (2) en een uitgebreide medline-search voor de voorbije 2<br />
Tabel 1: Samenvatting van de kosten voor gezondheidszorg.<br />
Niet-anticonceptieve<br />
toepassingen van het<br />
levonorgestrelspiraal<br />
Steven Weyers<br />
Vrouwenkliniek, UZ Gent, UG<br />
Ke y w o r d s: l n g-i u s – n o n ContraCeptive effeCt<br />
54<br />
GUNAIKEIA - Speciaal nummer<br />
jaren (2006-2008) op de zoektermen ‘LNG-IUS’, ‘LNG-IUD’, ‘Levonorgestrel<br />
and IUD’, ‘Levonorgestrel and IUS’, ‘intrauterine and progesterone’ en ‘Mirena’<br />
werd de effectiviteit van het LNG-IUS nagegaan voor de volgende pathologieën:<br />
menorragie, myomen, endometriosis, adenomyosis en endometriumhyperplasie.<br />
Verder werd ook de bewezen effectiviteit van het LNG-IUS<br />
nagegaan wat endometriumprotectie bij hormonale substitutietherapie<br />
en bij tamoxifengebruik betreft. Ten slotte werd ook aandacht besteed aan<br />
de relatie tussen het LNG-IUS en borstkanker. Op basis van de al dan niet<br />
beschikbaarheid van randomised controlled trials (RCT), cohortestudies en<br />
observationele studies wordt voor elke topic een ‘level of evidence’ bekomen.<br />
Bovendien wordt voor elk topic de belangrijkste studie sinds maart 2003 kort<br />
samengevat.<br />
Menorragie<br />
- In totaal werden 11 RCT’s, 2 cohortestudies en 2 observationele studies<br />
weerhouden. Op basis hiervan kan een aanbeveling graad A worden gegeven.<br />
Het LNG-IUS blijkt uitermate efficiënt voor de behandeling van<br />
menorragie met een reductie in de hoeveelheid menstrueel bloedverlies<br />
van 79-97% na één jaar. Het evenaart hierin de efficiëntie van de<br />
orale progestativa. Hierbij werden verschillende technieken gebruikt om<br />
het bloedverlies een score toe te kennen (scorekaart, alkaline-hematinemethode…).<br />
De patiëntentevredenheid na één jaar is hoog (72-94%), wat<br />
resulteert in een mate van voortzetting van 65-88% na één jaar en van<br />
48% na vijf jaar. Patiëntentevredenheid en QOL zijn even goed als na conservatieve<br />
chirurgie (TCRE of ballonablatie). In een studie bleken de PBACscores<br />
na 24 maanden significant lager in de LNG-IUS-groep versus de<br />
Mirena Hysterectomie<br />
Directe kosten<br />
- Totale kosten gezondheidszorg 237.153 331.525<br />
- Bijgewerkte totale kosten per deelneemster (95% Bl)<br />
Indirecte kosten<br />
1.892 (1.352-2.189) 2.787 (2.312-3.133)<br />
- Dagen ziekteverlof 115.747 220.459<br />
- Bijgewerkt productiviteitsverlies per deelneemster (95% BI) 925 (725-1.232) 1.873 (1.650-2.096)<br />
Totale kosten 352.900 551.984<br />
- Totale kosten per deelneemster (95% Bl) 2.966 (2.362-3.679) 4.718 (4.072-5.238)<br />
Bijgewerkte totale kosten 335.172 545.272<br />
- Bijgewerkte totale kosten per deelneemster (95% Bl) 2.817 (2.222-3.530) 4.660 (4.014-5.180)
allonablatiegroep (RCT n = 79). Uiteindelijk is nog een hysterectomie<br />
nodig bij 20% van de LNG-IUS-gebruiksters met menorragie na 1 jaar<br />
en bij 42% na 2 jaar. Chirurgische methodes blijken evenwel efficiënter<br />
in inductie van amenorroe. Het LNG-IUS is meer kostenefficiënt dan een<br />
hysterectomie na 1 en 5 jaar follow-up. Eén studie toont bovendien aan<br />
dat het LNG-IUS bij 68% van de 28 vrouwen met een aangeboren stollingsafwijking<br />
een significante reductie geeft in de hoeveelheid bloedverlies<br />
(3).<br />
- In een RCT van Hurskainen et al., gepubliceerd in het JAMA in 2004 (4),<br />
werden 236 vrouwen met menorragie gedurende 5 jaar prospectief opgevolgd<br />
wat betreft de klinische uitkomst en kosten na een hysterectomie<br />
versus het plaatsen van een LNG-IUS (Tabel 1). Hieruit bleek dat er in de<br />
groep van het LNG-IUS nog 48% van de vrouwen na 5 jaar het spiraal<br />
verder gebruikte. Hoewel 42% (50/119) van de vrouwen in de LNG-IUSarm<br />
in de loop van die 5 jaar toch een hysterectomie onderging, had deze<br />
arm toch nog een gunstiger kosten-batenprofiel. Bovendien was er geen<br />
verschil in algemeen, emotioneel en seksueel welzijn tussen LNG-IUS en<br />
hysterectomie na 5 jaar.<br />
Myomen<br />
- In totaal werden 3 RCT (1 met > 50 vrouwen in de LNG-arm), 1 cohortestudie<br />
en 6 observationele studies weerhouden, leidend tot een sterkte<br />
van aanbeveling graad B.<br />
Ook in het geval van een uterus myomatosus is er een significante reductie<br />
in de hoeveelheid menstrueel bloedverlies met 84-90%. Er is geen<br />
consistentie over het al dan niet reduceren van de myoomgrootte. In 1<br />
grote RCT (n = 2.226) blijkt er wel een verminderde incidentie van nieuwe<br />
myoomvorming bij het LNG-IUS versus het CU-IUD. Bovendien toont 1<br />
RCT (n = 122) 13% minder myomen in vrouwen die tamoxifen + LNG-IUD<br />
gebruiken vs tamoxifen alleen.<br />
- In een prospectief observationele studie waarbij bij 67 vrouwen met myomen<br />
(39% met significante menorragie en 28% met bewezen anemie)<br />
een LNG-IUS werd geplaatst, toonden Grigorieva et al. in 2003 aan dat<br />
er een kleine, maar statistisch significante reductie optrad in het volume<br />
van de myomen en in het totale volume van de uterus (Tabel 2) (5).<br />
Bovendien was er na 12 maanden een significante reductie in de hoeveelheid<br />
bloedverlies: PBAC gemiddeld van 97 naar 16 (p < 0,001) en Hb<br />
gemiddeld van 12,6 naar 13,6 (p < 0,001).<br />
Endometriosis<br />
- Voor endometriosis werden uiteindelijk maar 2 RCT (met < 50 vrouwen<br />
in de LNG-arm) en 3 observationele studies weerhouden, wat slechts een<br />
sterkte van aanbeveling graad C oplevert. Het gaat bovendien om alle-<br />
55<br />
GUNAIKEIA - Speciaal nummer<br />
maal kleine studies met sterke heterogeniciteit in de studiepopulaties wat<br />
de sterkte van de evidence nog verkleint. In een studie blijkt een 40%-absolute<br />
risicoreductie van dysmenorroe en chronische pelviene pijn na één<br />
jaar gebruik van het LNG-IUS. De tevredenheid is goed: 75% is tevreden<br />
na 1 jaar, wat leidt tot een voortzetting van 68%. Eén prospectieve observationele<br />
studie waarbij een diagnostische laparoscopie met bioptname<br />
werd verricht voor insertie en een repeat laparoscopie na 6 maanden<br />
gebruik van het LNG-IUS, toont een significante verbetering van de<br />
AFS-stadiëring. Een RCT (n = 82) waarbij het gebruik van het LNG-IUS<br />
werd vergeleken met gebruik van GnRH-analogen toont een vergelijkbare<br />
verbetering in dysmenorroe na 6 maanden met weliswaar minder<br />
amenorroe in de LNG-IUS-groep.<br />
Tabel 2: Reductie in het volume van de myomen en in het totale volume van de uterus.<br />
Uitgangswaarde 3 maanden na insertie 6 maanden na insertie 12 maanden na insertie<br />
(n = 67) (n = 56) (n = 56) (n = 61)<br />
Uterien volume (ml) 138 ± 72 131 ± 68 125 ± 58 122 ± 73<br />
p = 0,009 p = 0,006 p = 0,002<br />
Totaal 30 ± 29 27 ± 34 19 ± 21 19 ± 21<br />
leiomyoomvolume (ml) p = 0,10 p < 0,0001 p < 0,0001<br />
- Vercellini et al. publiceerden in 2003 de resultaten van hun RCT waarbij<br />
40 vrouwen na een conservatieve laparoscopie werden gerandomiseerd<br />
tussen een LNG-IUS versus geen medicamenteuze behandeling (6). Uit<br />
deze studie bleek 75% van de vrouwen tevreden in de LNG-IUS-groep<br />
versus 50% in de groep zonder IUS. Bovendien zag men bij slechts 10%<br />
van diegenen met een LNG-IUS recidief van dysmenorroe binnen een jaar<br />
versus 45% in de groep zonder.<br />
Adenomyosis<br />
- Omtrent deze pathologie werden 1 RCT (met > 50 vrouwen in de LNGarm)<br />
en 2 observationele studies geselecteerd. De sterkte van aanbeveling<br />
hier is graad B. Er is een significante reductie in de hoeveelheid bloedverlies<br />
na 1 jaar (100% vs 9% amenorroe). Een RCT omtrent het verrichten<br />
van een TCRE al dan niet met het achteraf plaatsen van een LNG-IUS,<br />
toonde na één jaar een significant verschil ten voordele van het LNG-IUS<br />
aan in de daling van dysmenorroe (10% bij TCRE + LNG-IUS vs 80% zonder<br />
LNG-IUS). Bovendien bleek 19% van de vrouwen een tweede ingreep<br />
nodig te hebben na TCRE zonder LNG-IUS versus 0% na TCRE met het<br />
LNG-IUS.<br />
- In een prospectief observationele studie waarbij bij 29 vrouwen met adenomyosis<br />
(bewezen op MRI), menorragie en dysmenorroe een LNG-IUS<br />
werd geplaatst, toonden Bragheto et al. in 2007 aan dat er na 6 maanden<br />
een vermindering van 24% in de dikte van de junctiezone (p < 0,0001)<br />
optrad, er was geen verschil in het totale uterien volume (7). Wel was er<br />
een significante afname in de pijnscore (p < 0,001) en een afname van de<br />
hoeveelheid bloedverlies.<br />
Endometriumhyperplasie<br />
- Omtrent deze pathologie werden geen RCT teruggevonden, slechts 1 cohortestudie<br />
en 3 observationele studies. De sterkte van aanbeveling is<br />
dan ook maar graad C. Uit drie kleine prospectieve observationele studies
samen blijkt regressie van de endometriumhyperplasie in 55/57 gevallen<br />
na één jaar.<br />
- Uit een cohortestudie van Vereide et al. uit 2003 waarbij 26 vrouwen met<br />
endometriumhyperplasie en LNG-IUS werden vergeleken met 31 historische<br />
controles onder orale progestativa blijkt een sterkere regressie van<br />
hyperplasie na 3 maanden in de groep met het LNG-IUS (100 vs 55%)<br />
(Tabel 3) (8).<br />
Tabel 3: Histologische resultaten na 3 maanden, voor de groep van het<br />
LNG-IUS en voor de systematisch behandelde groep.<br />
Persistente Normaal Fulminant<br />
hyperplasie endometrium gestageen effect<br />
Orale inname (n = 31) 14 15 2<br />
Levonorgestrel (n = 26) 0 2 24<br />
Figuur 1: Hormonale substitutie met het LNG-IUS in combinatie met<br />
continu oraal estradiol 2mg vergeleken met cyclisch oraal estradiol in<br />
combinatie met norethisteronacetaat.<br />
Aantal vrouwen<br />
Continueringscijfers<br />
110<br />
100<br />
90<br />
80<br />
70<br />
60<br />
50<br />
40<br />
30<br />
LNG-IUS<br />
OT<br />
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26<br />
Cyclus<br />
56<br />
GUNAIKEIA - Speciaal nummer<br />
Endometriumbescherming bij hormonale<br />
substitutietherapie<br />
- Zeven RCT (3 met > 50 vrouwen in de LNG-arm), 3 cohortestudies en 7<br />
observationele studies werden geïdentificeerd. Dit geeft uiteindelijk een<br />
sterkte van aanbeveling van graad A. Endometriumsuppressie blijkt adequaat<br />
in alle studies ongeacht dosis en type van het oestrogeen. Met<br />
het LNG-IUS wordt een betere endometriumsuppressie bekomen dan<br />
met orale progestativa (RCT n = 163). Er blijkt geen statistisch verschil in<br />
efficiëntie van endometriumsuppressie tussen dagelijkse release van<br />
5mcg en 10mcg LNG-IUS in één studie (RCT n = 96). In de postmenopauze<br />
zal uiteindelijk 61-100% niet meer bloeden, in de perimenopauze<br />
is dit 38-83%.<br />
- In een RCT bij 200 vrouwen werd door Boon et al. (2003) hormonale<br />
substitutie met het LNG-IUS in combinatie met continu oraal estradiol<br />
2mg vergeleken met cyclisch oraal estradiol (2mg d1-21 en 1mg d22-28)<br />
in combinatie met norethisteronacetaat (1mg d13-22) (Figuur 1) (9). De<br />
mate van voortzetting bleek significant hoger in de LNG-IUS-groep (82<br />
vs 68%) terwijl de patiëntentevredenheid na cyclus 26 in beide groepen<br />
gelijk was: 81% (zeer) goed bij LNG-IUS vs 74% bij norethisteronacetaat.<br />
De efficiëntie van endometriumsuppressie was in beide groepen gelijk.<br />
Het gemiddeld aantal bloedingsdagen was lager in de LNG-IUS-groep<br />
(p < 0,001), dit wel ten koste van meer spotting, zeker in de eerste 5 cycli.<br />
Het gemiddeld bloedverlies (PBAC) was significant lager bij het LNG-IUS<br />
(p = 0,0001).<br />
Endometriumbescherming bij<br />
tamoxifengebruik<br />
- Hier werden 2 RCT (met > 50 vrouwen in de LNG-arm) en 1 observationele<br />
studie geïdentificeerd. De sterkte van aanbeveling is hier graad<br />
A. Met een LNG-IUS wordt in een RCT bij 122 vrouwen (Gardner 2000)<br />
bij 91% endometriumsuppressie bekomen in de groep met het LNG-IUS<br />
versus bij 75% in de groep zonder progestagenen. Verder is ook minder<br />
poliepvorming aangetoond bij gebruik van een LNG-IUS. Wel zijn er meer<br />
episodes van bloedverlies.<br />
- In een RCT werden 113 vrouwen bij wie tamoxifen zou gestart worden,<br />
gerandomiseerd tussen een LNG-IUS versus nihil (Chan 2007) (10). Voor<br />
de aanvang van tamoxifen werd een ambulante hysteroscopie en een<br />
biopsie verricht en dit werd herhaald na 12 maanden. In de groep met<br />
het LNG-IUS werd significant minder poliepvorming gezien: 1,8 vs 15,5%<br />
(p < 0,05). De mate van voortzetting in de LNG-IUS-groep was 95% na<br />
Tabel 4: Menstruatiepatroon van de twee groepen, na 6 en 12 maanden.<br />
Controle (n = 58) Behandeling (n = 55) p-waarde<br />
n (%) n (%)<br />
Menstruatiepatroon na 6 maanden follow-up<br />
Amenorroe 46 (79,3) 18 (32,7) < 0,001<br />
Menstruatiecyclus tussen 30 en 60 dagen 6 (10,3) 8 (14,5) 0,50<br />
Menstruatiecyclus tussen 60 en 180 dagen 5 (8,6) 9 (16,4) 0,21<br />
Abnormale vaginale spotting 1 (1,7) 20 (36,4) < 0,001<br />
Menstruatiepatroon na 12 maanden follow-up<br />
Amenorroe 49 (84,5) 43 (78,2) 0,39<br />
Menstruatiecyclus tussen 30 en 60 dagen 5 (8,6) 4 (7,3) 0,79<br />
Menstruatiecyclus tussen 60 en 180 dagen 3 (5,2) 2 (3,6) 1,00<br />
Abnormale vaginale spotting 1 (1,7) 6 (10,9) 0,06
één jaar. Er was minder amenorroe en meer spotting in de LNG-IUSgroep,<br />
dit was significant na 6 maanden maar niet meer na 12 maanden<br />
(Tabel 4).<br />
Borstkanker<br />
Backman et al. publiceerden in 2005 de resultaten van hun cohortestudie<br />
waarbij op basis van het Fins bevolkingsregister vragenlijsten werden<br />
verstuurd naar 17.360 vrouwen met een LNG-IUS (11). Hieruit bleek geen verhoogde<br />
noch verlaagde incidentie van borstkanker bij LNG-IUS-gebruiksters.<br />
De incidentie per 100.000 vrouwenjaren verschilt naargelang van de leeftijdscategorie.<br />
27,2 vs 25,5 30-34 jaar<br />
74,0 vs 49,2 35-39 jaar<br />
120,3 vs 122,4 40-44 jaar<br />
203,6 vs 232,5 45-49 jaar<br />
258,5 vs 272,6 50-54 jaar<br />
Conclusie<br />
De efficiëntie van het LNG-IUS voor de behandeling van menorragie en ter<br />
preventie van endometriumhyperplasie bij het gebruik van oestrogenen en<br />
tamoxifen staat inmiddels buiten kijf (allen graad van aanbeveling A). Ook<br />
57<br />
GUNAIKEIA - Speciaal nummer<br />
wat betreft het gebruik bij een uterus myomatosus zijn er inmiddels redelijk<br />
wat argumenten pro LNG-IUS en bovendien zijn er de voorbije jaren ook<br />
aanwijzingen dat het LNG-IUS met succes kan worden gebruikt bij vrouwen<br />
met adenomyosis (beide graad van aanbeveling B). De voorbije jaren zijn er<br />
daarentegen niet meer overtuigende argumenten gevonden ten gunste van<br />
het gebruik van het LNG-IUS bij endometriosis en ook ter behandeling van<br />
endometriumhyperplasie is de efficiëntie van het LNG-IUS nog onvoldoende<br />
bewezen (graad van aanbeveling C). Het gebruik van het LNG-IUS is wellicht<br />
niet geassocieerd met een hoger risico op borstkanker, alhoewel daar voorlopig<br />
nog maar één cohortestudie over is verricht.<br />
Referenties<br />
1. Varma R, Sinha D and Gupta JK. Non-contraceptive uses of levonorgestrel-releasing hormone system (LNG-<br />
IUS)-A systematic enquiry and overview. Eur J Obstet Gynecol Reprod Biol 2006;125:9-28.<br />
2. Chrisman C, Ribeiro P and Dalton VK. The levonorgestrel-releasing intrauterine system: an updated review of<br />
the contraceptive and non-contraceptive uses. Clin Obstet Gynecol 2007;50:886-97.<br />
3. Schaedel ZE, Dolan G and Powell MC. The use of the levonorgestrel-releasing intrauterine system in the<br />
management of menorrhagia in women with hemostatic disorders. AJOG 2005;193:1361-3.<br />
4. Hurskainen R, Teperi J, Rissanen P et al. Clinical outcomes and costs with the levonorgestrel-releasing intrauterine<br />
system or hysterectomy for treatment of menorrhagia. JAMA 2004;291:1456-63.<br />
5. Grigorieva V, Chen-Mok M, Tarasova M and Mikhailov A. Use of a levonorgestrel-releasing intrauterine<br />
system to treat bleeding related to uterine leiomyomas. Fertil Steril 2003;79:1194-8.<br />
6. Vercellini P, Frontino G, De Giorgi O et al. Comparison of a levonorgestrel-releasing intrauterine device<br />
versus expectant management after conservative surgery for symptomatic endometriosis: a pilot study.<br />
Fertil Steril 2003;80:305-9.<br />
7. Bragheto AM, Caserta N, Bahamondes L and Petta CA. Effectiveness of the levonorgestrel-releasing<br />
intrauterine system in the treatment of adenomyosis diagnosed and monitored by magnetic resonance<br />
imaging. Contraception 2007;76:195-9.<br />
8. Vereide AB, Arnes M, Straume B et al. Nuclear morphometric changes and therapy monitoring in patients<br />
with endometrial hyperplasia: a study comparing effects of intrauterine levonorgestrel and systemic<br />
medroxyprogesterone. Gynecol Oncol 2003;91:526-33.<br />
9. Boon J, Scholten PC, Oldenhave A and Heintz PM. Continuous intrauterine compared with cyclic oral<br />
progestin administration in perimenopausal HRT. Maturitas 2003;46:69-77.<br />
10. Chan SSC, Tam WH, Yeo W et al. A randomised controlled trial of prophylactic levonorgestrel intrauterine<br />
system in tamoxifen-treated women. BJOG 2007;114:1510-5.<br />
11. Backman T, Rauramo I, Jaakkola K et al. Use of levonorgestrel-releasing intrauterine system and breast<br />
cancer. Obstet Gynecol 2005;106:813-7.
G1096N_2008<br />
Willy Poppe<br />
Hoewel de heelkundige sterilisatie van de vrouw een betrouwbare en<br />
veilige vorm van definitieve anticonceptie is, kiezen minder koppels na een<br />
vervulde zwangerschapswens voor een sterilisatie. Dit heeft waarschijnlijk<br />
te maken met het uitgebreide spectrum van tijdelijke anticonceptieve<br />
middelen, zowel hormonale als niet-hormonale. Door de komst van<br />
het levonorgestrel-intra-uteriene systeem (LNG-IUS) en zijn gewenste<br />
niet-anticonceptieve eigenschappen, vooral de reductie van de duur en<br />
de hoeveelheid van het uteriene bloedverlies, en de uitbreiding van het<br />
arsenaal koperhoudende intra-uteriene devices, verkiest een aanzienlijk<br />
aantal vrouwen deze anticonceptiva ter vervanging van meestal de<br />
combinatiepil of condomen. Anderzijds mag niet vergeten worden dat de<br />
vrouw door de keuze voor een sterilisatie ook vrijgesteld wordt van een<br />
reeks kosten, nadelen en neveneffecten van deze tijdelijke anticonceptiva.<br />
De meeste zijn banaal en tijdelijk, maar andere neveneffecten zijn niet<br />
onschuldig, zoals het verhoogde risico op trombo-embolische ziekte<br />
door het gebruik van de combinatiepil. Het mogelijke langetermijneffect<br />
van hormonale anticonceptiemethoden, zoals de combinatiepil en<br />
het LNG-IUS, op het borstkankerrisico blijft zowel voor vrouwen als<br />
artsen een reden tot bezorgdheid en twijfel. Een sterilisatie heeft geen<br />
langetermijngevolgen, maar biedt ook geen gynaecologische voordelen.<br />
Zorgvuldige counseling blijft aangewezen om een spijtreactie en de<br />
vraag naar een nieuwe zwangerschap na een sterilisatie te voorkomen.<br />
Nochtans zijn niet alle situaties te voorzien. Een relatiewissel blijft immers<br />
een frequente reden om een sterilisatie ongedaan te maken. Vooral bij<br />
jonge koppels, of kort na een al dan niet voldragen zwangerschap of een<br />
acute verwikkeling van een zwangerschap, moet op de vraag naar een<br />
sterilisatie met de nodige voorzorg geantwoord worden.<br />
De laparoscopische ring- en clipmethoden dragen de voorkeur weg. Zij<br />
zijn gemakkelijk in gebruik, hebben een laag falingsrisico, en vernietigen<br />
slechts een klein gedeelte van de tuba.<br />
De nieuwe hysteroscopische sterilisatie, de Essure-methode, biedt het<br />
voordeel een sterilisatie zonder verdoving of laparoscopie te verrichten,<br />
zelfs als een ambulante procedure in de consultatieruimte. Het is hoog tijd<br />
dat ons land zorgt voor een terugbetaling van de kosten van het materiaal<br />
zodat deze praktische methode van sterilisatie het klassieke aanbod kan<br />
verruimen.<br />
Inleiding<br />
De heelkundige sterilisatie van de vrouw is wereldwijd de meest frequent<br />
toegepaste methode van anticonceptie (1). Volgens de studiedienst van de<br />
Vlaamse regering voor vrijwillige sterilisatie in Vlaanderen is het een zeer<br />
Status presens van<br />
de tubaire sterilisatie<br />
Willy A. J. Poppe<br />
Dienst Gynaecologie-Verloskunde, UZ Leuven, KUL<br />
Ke y w o r d s: f e m a l e sterilization – t u b a l ligation<br />
58<br />
GUNAIKEIA - Speciaal nummer<br />
vaak toegepaste techniek (2). Volgens het NEGO V-vervolgonderzoek bleek<br />
dat in 1996 veertig procent van de 40 tot 44-jarige vrouwen gesteriliseerd<br />
waren of een partner hadden die een vrijwillige sterilisatie hadden ondergaan.<br />
Negen procent van hen onderging een sterilisatie om medische redenen.<br />
Volgens cijfers van het Riziv werden 4.549 laparoscopische sterilisaties<br />
uitgevoerd in 1999, naast 947 tubaire ligaties tijdens een laparotomie en 775<br />
vasoligaties. De aantallen zijn daarna verminderd. In 2007 waren er nog 1.395<br />
laparoscopische sterilisaties, 782 sterilisaties via laparotomie en 401 vasoligaties.<br />
In Wallonië worden meer sterilisaties uitgevoerd dan in Vlaanderen.<br />
In andere Europese landen zoals in Groot-Brittannië wordt ook een daling<br />
waargenomen, van 48.203 in 1998/1999 naar 20.013 in 2004/2005 (3). Er<br />
zijn daarenboven grote verschillen tussen de landen. In Frankrijk wordt een<br />
sterilisatie relatief zelden uitgevoerd. Volgens cijfers van de Verenigde Naties<br />
van 2001 ging het in 1994 om acht procent van de koppels in de reproductieve<br />
leeftijdsgroep, 5,7% van de 35 tot 39-jarigen en 16,3% van de 40<br />
tot 44-jarigen (4). Voor Italië wordt vermeld dat 5,9% van de koppels voor<br />
een sterilisatie koos. Voor andere landen worden percentages van maximaal<br />
45,5% (vrouwen) en 18% (mannen) vermeld.<br />
De heelkundige sterilisatie wordt beschouwd als een permanente, veilige en<br />
betrouwbare methode van anticonceptie. Anderzijds zijn de uitbreiding van<br />
tijdelijke anticonceptieve middelen en de eigenschappen van deze methoden<br />
meer dan vroeger een reden om niet voor een sterilisatie te kiezen. In deze<br />
tekst wordt ingegaan op de praktische aspecten van de sterilisatie, nieuwe<br />
technieken, en de noodzakelijke counseling.<br />
Technieken<br />
We onderscheiden verschillende toegangswegen tot de eileiders en verschillende<br />
methoden om de doorgang van de eileiders te blokkeren.<br />
Anderzijds worden ook cijfers over efficiëntie, neveneffecten en complicaties<br />
gegeven. Als bronnen werden de recentste systematische reviews van de<br />
Cochrane Collaboration geraadpleegd (5, 6).<br />
Toegangswegen<br />
De eileiders kunnen bereikt worden via minilaparotomie, laparoscopie, colpotomie<br />
of culdoscopie of hysteroscopie. De meest gangbare methode in<br />
ontwikkelde landen is de laparoscopie, terwijl in ontwikkelingslanden minilaparotomie<br />
en colpotomie gebruikelijk zijn.<br />
De hysteroscopische toegang is sinds de jaren 80 ontwikkeld, maar recent<br />
is de hysteroscopische sterilisatie door de ontwikkeling van nieuwe tubaire<br />
stents stilaan in opmars.
Methoden<br />
De doorgankelijkheid van de eileiders kan tenietgedaan worden door een ligatuur,<br />
transsectie, uni- of bipolaire elektrocoagulatie en het plaatsen van<br />
clips of ringen.<br />
In de klassieke handboeken zijn verschillende operatietechnieken van sectie<br />
en ligatuur van de eileiders beschreven door Pomeroy, Uchida, Irving en<br />
Parkland. Daarnaast zijn er ook de technieken van salpingectomie en fimbriectomie<br />
(Aldrich, Kroener en Madlener). Door het veelvuldige gebruik van<br />
de laparoscopie zijn zij nog zelden toegepast, en zelfs tijdens een minilaparotomie<br />
is het gebruik van clips (Filshie, Figuur 1; Hulka-Clemens) of ringen<br />
nog eenvoudiger.<br />
Voor deze operatieve technieken is meestal een algemene anesthesie noodzakelijk,<br />
hoewel voor de laparoscopische plaatsing een lokale anesthesie kan<br />
volstaan.<br />
De transcervicale sterilisatie kan op verschillende manieren uitgevoerd worden.<br />
De eerste technieken maakten gebruik van chemische substanties die<br />
blind in de baarmoederholte ingebracht werden. Met de komst van de hysteroscopie<br />
werd het mogelijk om met elektrocoagulatie of chemische stoffen<br />
gericht een permanente occlusie van de tubae te bekomen. Men maakte ook<br />
gebruik van siliconen en polyethyleen plugs. Met de verbetering van de hysteroscopen<br />
en de hulpinstrumenten werden recent nieuwe stents ontwikkeld.<br />
Tijdens een hysteroscopie kan een stent of microinsert (Essure van Conceptus,<br />
Inc., Mountain View, CA) (Figuren 2 en 3) in de opening van de eileider geplaatst<br />
worden. Die bestaat uit een metalen spiraal van 4cm-lengte met een<br />
nikkeltitanium legering en een centrale teflon draadstructuur. Binnen de drie<br />
maanden na inbrenging van de stent treedt een volledige obliteratie van het<br />
tubaire lumen door fibrose op. Deze hysteroscopische sterilisatie kan zonder<br />
enige vorm van anesthesie uitgevoerd worden, maar men kan ook lokale verdoving<br />
(paracervicaal of intra-uterien) met of zonder intraveneuze sedatie<br />
aanwenden.<br />
Na de plaatsing van de Essure-stents wordt aanbevolen om een bijkomende<br />
methode van anticonceptie toe te passen tot drie maanden na inbrenging<br />
van de stents waarna een controle van de positie van de stents met RX of<br />
echografie uitgevoerd wordt. Voor de correcte plaatsing van de stents zijn<br />
59<br />
GUNAIKEIA - Speciaal nummer<br />
zeker opleiding en training noodzakelijk en is voorafgaand voldoende expertise<br />
in hysteroscopische technieken vereist. In België is de afwezigheid van<br />
elke vorm van terugbetaling van de dure Essure-stents (meer dan 1.000 euro<br />
exclusief BTW voor een paar) een zeer grote hinderpaal om deze methode<br />
op grote schaal toe te passen. Zelfs voor speciale gevallen werd noch bij het<br />
Riziv, noch bij de mutualiteiten na specifieke vraagstelling een terugbetaling<br />
bekomen.<br />
Andere intra-uteriene procedures zijn de Quinacrine-sterilisatie (een scleroserend<br />
pellet met 252mg die in de baarmoederholte geplaatst wordt, meestal<br />
twee met een interval van een maand), die vooral in ontwikkelingslanden<br />
gebruikt wordt omwille van zijn lage kost, goede efficiëntie en veiligheid,<br />
Figuur 1: Filshieclip op het isthmische deel van de tuba. Figuur 2: Essure-stent of microinsert.<br />
en de Adiana-methode (Cytec, Malborough, MA, VS) die een gecontroleerde<br />
thermische coagulatie van de endosalpinx combineert met de insertie van een<br />
biocompatixbele matrix in het tubaire lumen tijdens een hysteroscopie.<br />
Efficiëntie<br />
De werkzaamheid wordt gemeten volgens het aantal zwangerschappen dat<br />
ontstaat na de ingreep. Het kan gaan om een onopgemerkte zwangerschap<br />
ten tijde van de sterilisatie of gelijk welke zwangerschap die optreedt na de<br />
sterilisatie door fistulisatie of onvolledige occlusie, ook elke ectopische zwangerschap.<br />
Het risico op een ectopische zwangerschap bedraagt één op de drie<br />
wanneer een zwangerschap optreedt na een sterilisatie.<br />
In de Cochrane Collaboration reviews worden de verschillende methoden<br />
meta-analytisch met elkaar vergeleken. Het falingsrisico van de verschillende<br />
methoden van sterilisatie is laag, maar nooit 0%, meestal tussen 0 en 2% en
onafhankelijk van het moment van sterilisatie (postpartum of intervalprocedure).<br />
Daarenboven zijn er geen significante verschillen volgens de methode.<br />
De ervaring van de operator met de techniek is wel belangrijk. Artsen in opleiding<br />
hebben een hoger risico op faling dan geoefende specialisten (2,64%<br />
voor de ring-, 4,54% voor de clipmethode bij artsen in opleiding versus respectievelijk<br />
1,47% en 1,34% bij specialisten).<br />
Zwangerschappen kunnen relatief laattijdig optreden. Dit komt vooral tot<br />
uiting in niet-vergelijkende studies. Het falingsrisico vijf tot tien jaar na een<br />
partiële salpingectomie postpartum is 1,2 per duizend procedures tegenover<br />
8,3 per duizend na een bipolaire coagulatie, vooral bij jongere vrouwen tussen<br />
18 en 27 jaar. Van de vergelijkende studies zijn geen langetermijngegevens<br />
beschikbaar.<br />
Figuur 3: Procedure van Essure-sterilisatie.<br />
Voor de hysteroscopische Essure-techniek zijn relatief hoge percentages<br />
van geslaagde procedures (beide stents succesvol geplaatst) gepubliceerd.<br />
In totaal lukte de plaatsing bij 627 op 745 vrouwen (84%). Van deze 627<br />
vrouwen werd bij 603 vrouwen (96%) drie maanden later met RX-hysterosalpingografie<br />
een bilaterale occlusie gedocumenteerd. Er werden ook geen<br />
zwangerschappen gerapporteerd in deze reeksen (7). Er werden wel 37 zwangerschappen<br />
na Essure-sterilisatie gerapporteerd in een andere publicatie (8).<br />
Oorzaken waren een slechte interpretatie van de controle-RX drie maanden<br />
na de procedure, een zwangerschap op het ogenblik van de procedure, onvol-<br />
60<br />
GUNAIKEIA - Speciaal nummer<br />
doende of geen anticonceptie tijdens de eerst drie maanden na de plaatsing<br />
en de postoperatieve migratie of expulsie van de stent.<br />
De Quinacrine-methode werd nooit beoordeeld door de Amerikaanse Food<br />
and Drug Administration (FDA), maar het falingsrisico wordt op 1-2%<br />
geschat. De ruime klinische ervaring met Quinacrine gaat tot dertig jaar terug.<br />
De techniek is tijdens de laatste jaren nog aangepast door de rechtstreekse<br />
hysteroscopische inbreng van Quinacrine in de tubaire ostia.<br />
Over de microlaparoscopische sterilisatie en de fimbriectomie ontbreken<br />
grote reeksen en vergelijkend onderzoek.<br />
Veiligheid en complicaties<br />
De Cochrane Collaboration reviews hebben de veiligheid van de verschillende<br />
transabdominale methoden met elkaar vergeleken op basis van een metaanalytische<br />
studie van de beschikbare literatuur (5, 6). Majeure morbiditeit<br />
was frequenter na een Pomeroy-procedure dan na elektrocoagulatie van de<br />
eileiders, hoewel een casus van verbranding van de dunne darm beschreven<br />
werd tijdens een procedure met unipolaire coagulatie. De morbiditeit<br />
van de Pomeroy-ingreep kan ook te wijten zijn aan de toegangsweg tot het<br />
abdomen, meestal een laparotomie, terwijl meestal een laparoscopie werd<br />
toegepast voor de elektrocoagulatie. De veiligheid van unipolaire en bipolaire<br />
coagulatie leek volgens de beschikbare literatuur niet te verschillen, hoewel<br />
brandwonden van omliggende organen toch een risico vormen dat inherent<br />
is aan deze techniek.<br />
Laparoscopische ingrepen veroorzaken minder mineure complicaties dan<br />
de minilaparotomie en hebben ook een kortere duur en veroorzaken minder<br />
postoperatieve pijn, terwijl er geen verschil is voor majeure complicaties. De<br />
minilaparotomie en de laparoscopie veroorzaken minder majeure en mineure<br />
complicaties dan de colpotomie, maar een colpotomie verloopt sneller en veroorzaakt<br />
minder postoperatieve pijn. In een relatief oude prospectieve multicentrische<br />
reeks van 5.027 laparoscopische ingrepen voor sterilisatie waren<br />
er 12 conversies naar laparotomie voor complicaties en 39 omwille van een<br />
mislukking van de techniek (9). Het risico was significant hoger in het geval<br />
van een voorgeschiedenis van abdominopelviene heelkunde.<br />
Bij de vergelijking tussen Filshie en Hulka-Clemens clips werden geen<br />
majeure complicaties beschreven. Er was een casus van volledige transsectie<br />
van de tuba bij de plaatsing van een Filshie clip, maar zonder noodzaak tot<br />
bij komende chirurgische interventie. Bij de vergelijking tussen de ring- en<br />
clipsterilisatie was er net meer mineure morbiditeit na een ringsterilisatie<br />
(odds ratio 2,15; 95% CI 1,22-3,78) en meer technische faling van de methode<br />
(odds ratio 3,87; 95% CI 1,9-7,89). Er waren geen verschillen in klachten<br />
achteraf of menstruele onregelmatigheid. Wanneer de ringsterilisatie vergeleken<br />
werd met de elektrocoagulatie waren er meer vrouwen in de ringgroep<br />
die achteraf buikpijn rapporteerden (odds ratio 3,28; 95% CI 2,31-4,66).<br />
Het risico op complicaties van laparoscopische sterilisatiemethoden werd ook<br />
bestudeerd in de Amerikaanse CREST-studie (10). Het algemene risico varieert<br />
tussen 0,9 en 1,6/100 procedures. De sterilisatie met clips resulteerde in het<br />
laagste complicatierisico, 0,47/100 procedures. Het risico is hoger bij obese<br />
vrouwen of bij een voorgeschiedenis van abdominale heelkunde.<br />
De transcervicale methoden werden niet beoordeeld door de Cochrane-<br />
studiegroep.<br />
De Essure-techniek werd vergeleken met een laparoscopische sterilisatie en<br />
hieruit bleek na hysteroscopische sterilisatie een kortere ziekenhuisverblijfsduur,<br />
minder pijn, een hogere tevredenheidsscore en minder neveneffecten<br />
(11). Recente publicaties wijzen er op dat de Essure-sterilisatie eenvoudig op
de raadpleging kan uitgevoerd worden (12). De voornaamste neveneffecten<br />
in een reeks van 227 Essure-sterilisaties zijn peroperatieve (67%) en postoperatieve<br />
lichte pijn tot maximaal twee weken (76%) en dysmenorroe bij 13%<br />
(maar spontaan verdwenen binnen de drie maanden) (13). In dezelfde reeks<br />
traden zes perforaties van het myometrium op waarvan drie met migratie van<br />
de stent. In een tweede reeks van 518 Essure-sterilisaties bleek 58% zonder<br />
probleem en 42% met enige problemen waarvan 56% opgelost werd voor<br />
het ontslag: baarmoederkrampen (30%), pijn (19%), misselijkheid (9%), drie<br />
gevallen met vasovagale reacties en twee met hypervolaemie door resorptie<br />
van de spoelvloeistof (14). Er waren verder 14 expulsies en 5 perforaties. Bij<br />
43 kon de sterilisatie niet uitgevoerd worden omdat een eileider niet kon<br />
gekanaliseerd worden.<br />
Nadelen en laattijdige effecten<br />
Zelfs na uitgebreide counseling gebeurt het dat sommige vrouwen achter af<br />
spijt hebben dat de ingreep gebeurd is. Deze spijtreactie is deels leeftijdsafhankelijk.<br />
Vooral vrouwen jonger dan dertig jaar hebben meer risico op<br />
spijt achteraf, tot tweemaal meer dan vrouwen ouder dan dertig (15). Deze<br />
jonge vrouwen vragen achteraf 3,5 tot 18 maal vaker informatie over een<br />
herstelingreep of in-vitrofertilisatie. Dat stemt tot nadenken wanneer blijkt<br />
dat de helft van alle Europese vrouwen die een sterilisatie ondergaan jonger<br />
zijn dan vijfendertig (16).<br />
Een sterilisatie wordt ook in verband gebracht met menstruele cyclusproblemen<br />
achteraf. Dit kan verklaard worden door het stopzetten van een<br />
voorafgaande tijdelijke anticonceptiemethode zoals de combinatiepil of een<br />
hormoonspiraal. Uit de Amerikaanse CREST-studie blijkt de cumulatieve incidentie<br />
van hysterectomie tot veertien jaar na een sterilisatie 17 procent te bedragen<br />
(17). Het zijn vooral vrouwen met endometriose, ouder dan dertig jaar<br />
en met klachten van aanslepende menstruaties ten tijde van de sterilisatie,<br />
die het grootste risico hebben om achteraf een hysterectomie te ondergaan.<br />
In cohortestudies uit Noord-Amerika en Denemarken werd na sterilisatie een<br />
licht verminderd risico op ovariumkanker gevonden, hoewel het verschil met<br />
de niet-gesteriliseerde cohortes niet altijd significant was (18, 19). Een Brits<br />
onderzoek dat een cohorte van 2.801 gesteriliseerde vrouwen vergelijkt met<br />
een gelijkaardige niet-gesteriliseerde cohorte, wijst er op dat een sterilisatie<br />
het risico op overlijden door gelijk welke oorzaak, ook kanker, niet verandert<br />
(20).<br />
Een sterilisatie heeft waarschijnlijk weinig of geen invloed op de vrouwelijke<br />
seksuele functie (21).<br />
Na een transcervicale sterilisatie met de Essure-techniek zijn gevallen<br />
beschreven van blijvende onderbuikpijn of intermenstruele bloedingen,<br />
die worden toegeschreven aan de aanwezigheid van de stents (22, 23).<br />
Na een hysteroscopische sterilisatie is een reanastomose of herstelingreep<br />
onmogelijk. Er werden wel succesvolle zwangerschappen na in-vitro fertilisatie<br />
gerapporteerd, maar het blijft onduidelijk wat het effect is van het intra-<br />
uteriene deel van de stent (24).<br />
Vraag naar een nieuwe zwangerschap<br />
Hoewel slechts een gedeelte van de vrouwen met een spijtreactie naar informatie<br />
of hulp vraagt om opnieuw zwanger te worden, gaat het toch om<br />
1-2% van de totale groep gesteriliseerde vrouwen (25). De belangrijkste<br />
risicofactoren voor een spijtreactie zijn een leeftijd jonger dan dertig jaar en<br />
een verandering van levenspartner, de dood van een kind, een lage socio-<br />
economische status en lager opleidingsniveau. Heelkundige herstelingrepen<br />
61<br />
GUNAIKEIA - Speciaal nummer<br />
of tubaire reanastomoses worden uitgevoerd langs laparotomie, minilaparotomie<br />
of laparoscopie. De succeskansen variëren tussen de 25 en 82% omdat<br />
de gepubliceerde data retrospectief verzameld werden uit verschillende populaties<br />
en na de meest uiteenlopende sterilisatietechnieken (25). De uitkomst<br />
van een herstelingreep is vooral afhankelijk van de leeftijd van de vrouw en de<br />
preoperatieve lengte van de eileiders (26). Anderzijds is de chirurgische expertise<br />
binnen een centrum tegenwoordig minder vanzelfsprekend dan vroeger<br />
omdat een niet gekend, maar waarschijnlijk aanzienlijk aantal koppels met<br />
zwangerschapswens, een niet-heelkundig alternatief wordt aangeboden.<br />
In-vitrofertilisatie is immers een alternatief voor een herstelingreep. De gerapporteerde<br />
cumulatieve ratio levendgeboren kinderen na ivf voor tubaire<br />
infertiliteit (algemeen, doch niet gespecifieerd voor poststerilisatie) is 55,8<br />
procent (27).<br />
Een retrospectieve vergelijkende (herstelingreep versus ivf) Belgische studie<br />
zag geen significant verschil tussen de cumulatieve ratio’s bevallingen tijdens<br />
een opvolgingsperiode van 72 maanden (59,5% na herstelingreep – 52,0%<br />
na ivf) (28). Er was wel een significant hogere kans na een herstelingreep<br />
bij vrouwen jonger dan 37 jaar (72,2% na herstelingreep – 52,4% na ivf). De<br />
kostprijs van ivf per bevalling was bij vrouwen jonger dan 37 jaar ook duidelijk<br />
hoger (11.707 euro) dan de kostprijs per bevalling na een herstelingreep<br />
(6.015 euro).<br />
Counseling<br />
Elk koppel met een vraag naar een sterilisatie heeft recht op voldoende en<br />
duidelijke informatie. Een sterilisatie moet voorgesteld worden als een permanente<br />
en in principe onomkeerbare vorm van anticonceptie. Daarenboven<br />
worden de mogelijke voordelen van de techniek en de voorziene procedure<br />
in detail overlopen, waarna de mogelijke nadelen en risico’s besproken worden.<br />
Deze informatie moet aangepast zijn aan het begripsvermogen van het<br />
koppel en er moet voldoende tijd zijn om alle vragen duidelijk te beantwoorden.<br />
Bij voorkeur wordt de informatie aan beide partners gegeven en ook<br />
onder schriftelijke vorm meegegeven, maar dit mag geen substituut zijn voor<br />
beperkte mondelinge communicatie.<br />
Daarnaast is het wenselijk ook de andere anticonceptieve alternatieven voor<br />
te stellen. Een Brits onderzoek stelt dat dit in de praktijk zeker niet altijd<br />
gebeurt. Van de vrouwen jonger dan 35 jaar op het ogenblik van de sterilisatie<br />
(50% van de gesteriliseerde studiegroep), werd slechts 55 procent geïnformeerd<br />
over alternatieve anticonceptieve methoden (16). Wanneer alternatieven<br />
worden aangeboden bij de counseling van sterilisatie (de meeste koppels<br />
gebruiken dan orale combinatiepillen of condomen), kiest 49% niet meer voor<br />
een sterilisatie, maar voor een langwerkende omkeerbare methode zoals een<br />
hormoonspiraal of een implant (29). Van deze groep komen slechts 5,8% van<br />
deze vrouwen en 9,5% van hun partners binnen de twee jaar terug met de<br />
vraag naar een sterilisatie. Vooral de gebruiksters van een hormoonspiraal<br />
(86%) blijven na twee jaar bij hun methode (30).<br />
Vanzelfsprekend moet voldoende tijd voorzien worden om hierover na te<br />
denken en een keuze te maken, terwijl voorlopig een veilige vorm van anticonceptie<br />
gebruikt wordt.<br />
Gezien het grotere risico op een spijtreactie steriliseert men best niet jonge<br />
vrouwen (jonger dan dertig jaar) of onmiddellijk na een zwangerschap (hetzij<br />
voldragen, hetzij na een miskraam) of op het ogenblik van een andere ingreep<br />
in de buikholte, tenzij het koppel te kennen geeft de beslissing tot sterilisatie<br />
na voldoende beraad en tijd unaniem en zonder twijfel te hebben genomen<br />
en niet gewonnen is voor enige andere vorm van tijdelijke anticonceptie.
Referenties<br />
1. Rioux JE, Daris M. Female sterilization: an update. Curr Opin Gynecol 2001;13:377-81.<br />
2. www.aps.vlaanderen.be/statistiek.htm<br />
3. Hospital Episode Statistics. http://www.dh.gov.uk/PublicationsAndStatistics/HospitalEpisodeStatistics/fs/en<br />
4. United Nations. Population Division. Department of Economic and Social Affairs. World Contraceptive use<br />
2001. http://www.un.org/esa/population/publications/contraceptive2001/contraception01htm<br />
5. Nardin JM, Kulier R, Boulvain M. Techniques for the interruption of tubal patency for female sterilization.<br />
The Cochrane Database of Systematic reviews 2008;Issue 2.<br />
6. Kulier R, Boulvain M, Walker D, De Candole G, Campana A. Minilaparotomy and endoscopic techniques for<br />
tubal sterilization. The Cochrane Database of Systematic Reviews 2008;Issue 2.<br />
7. Abbott J. Transcervical sterilisation. Curr Opin Obstet Gynecol 2007;19(4):325-30.<br />
8. Kerin JF. Pregnancies in women who have undergone the Essure hysteroscopic sterilization procedure: a<br />
summary of 37 cases. J Minim Invasive Gynecol 2005;12(Suppl):528.<br />
9. Franks AL, Hendrick JS, Peterson HB. Unintended laparotomy associated with laparoscopic tubal sterilization.<br />
Am J Obstet Gynecol 1987;157:1102-5.<br />
10. Costello C, Peterson HB. Complications of interval laparoscopic tubal sterilization: findings from the United<br />
States Collaborative Review of Sterilization. Obstet Gynecol 2000;96:997-1002.<br />
11. Duffy S, Marsh F, Rogerson L et al. Female sterilization: a cohort controlled compared study of Essure versus<br />
laparoscopic sterilization. BJOG 2005;112:1522-8.<br />
12. Nichols M, Carter JF, Fylstra DL et al. Essure System US. Post-Approval Study Group. A comparative study of<br />
hysteroscopic sterilization performed in-office versus a hospital operating room. J Minim Invasive Gynecol<br />
2006;13:447-50.<br />
13. Kerin JF, Cooper JM, Price T, van Herendael BJ, Cayela-Font E, Cher D et al. Hysteroscopic sterilization using a<br />
micro-insert device: results of a multicentre Phase II study. Hum Reprod 2003;18:1223-30.<br />
14. Cooper JM, Carignan CS, Cher D, Kerin JF. Microinsert nonincisional hysteroscopic sterilization. Obstet<br />
Gynecol 2003;102:59-67.<br />
15. Curtis KM, Mohllajee AP, Peterson HB. Regret following sterilization at a young age: a systematic review.<br />
Contraception 2006;73:205-10.<br />
Agenda<br />
GA1310N+F_2008<br />
62<br />
GUNAIKEIA - Speciaal nummer<br />
16. Skouby S. Contraceptive use and behavior in the 21st century: a comprehensive study across five European<br />
countries. Eur J Contracept Reprod Health Care 2004;9:57-68.<br />
17. Hillis SD, Marchbanks PA, Tylor LR, Peterson HB. Tubal sterilization and long-term risk of hysterectomy:<br />
findings from the United States Collaborative Review of Sterilization Working Group. Obstet Gynecol<br />
1997;89:609-14.<br />
18. Miracle-Mc Mahill HL, Calle EE, Kosinski AS et al. Tubal ligation and fatal ovarian cancer in a large<br />
prospective cohort study. Am J Epidemiol 1997;145:349-57.<br />
19. Kjaer SK, Mellernkjaer L, Brinton LA, Johansen C, Gridley G, Olsen JH. Tubal sterilization and risk of<br />
endometrial and cervical cancer: a Danish population-based follow-up study of more than 65000 sterilized<br />
women. Int J Epidemiol 2004;33:596-602.<br />
20. Iversen L, Hannaford PC, Elliott AM. Tubal sterilization, cell-cause death, and cancer among women in the<br />
United Kingdom: evidence from the Royal College of General Practitioners’ Oral Contraception Study. Am J<br />
Obstet Gynecol 2007;196:447.21-447.8.<br />
21. Peterson HB. Sterilization. Obstet Gynecol 2008;111:189-203.<br />
22. Syed R, Levy J, Childers ME. Pain associated with hysteroscopic sterilization. JSLS 2007;11:63-5.<br />
23. Booker CJ, Yarwood RL, Dodson WC. Dislodged Essure microinsert. Fertil Steril 2008;89:964-5.<br />
24. Rosenfield R, Stones R, Coates A, Matteri R, Hesla J. Proximal occlusion of hydrosalpinx by hysteroscopic<br />
placement of microinsert before in vitro fertilization-embryo transfer. Fertil Steril 2005;83:1547 e11-1547<br />
e4.<br />
25. Van Voorhis BJ. Comparison of tubal ligation reversal procedures. Clin Obstet Gynecol 2000;43:641-9.<br />
26. Rouzi AA, Mackinnon M, Mc Comb PF. Predictors of success of reversal of sterilization. Fertil Steril<br />
1995;64:29-36.<br />
27. Witsenburg C, Dieben S, Van der Westerlaken L et al. Cumulative live birth rates in cohorts of patients<br />
treated with in vitro fertilization or intracytoplasmic sperm injection. Fertil Steril 2005;84:99-107.<br />
28. Boeckxstaens A, Devroey P, Collius J, Tournaye H. Getting pregnant after tubal sterilization: surgical reversal<br />
of IVF? Hum Reprod 2007;22:2660-4.<br />
29. Mattinson A, Mansour D. Female sterilization: is it what women really want? J Fam Plann Reprod Health<br />
Care 2003;29:136-9.<br />
30. Mattinson A, Mansour D. Female sterilization: is it what women really want or are alternative contraceptive<br />
methods acceptable? J Fam Plann Reprod Health Care 2006;32:181-3.<br />
Belgian Breast Meeting 2008<br />
Brussels, 03/10/2008 - 04/10/2008<br />
Info & registration: www.belgianbreastmeeting.be
G1094N_2008 Anticonceptie:<br />
vooruitzichten anno 2008<br />
Jean-Jacques Amy<br />
Emeritus hoogleraar aan de VUB, Brussel<br />
Hoofdredacteur van het European Journal of Contraception and Reproductive Health Care<br />
Ke y w o r d s: C o n t r a C e p t i o n – i m m u n oC o n t r a C e p t i o n – o e s t r o g e n – p r o g e s t i n –<br />
seleCtive p r o g e s t e r o n e reCeptor m o d u l ato r – sterilization<br />
De farmaceutische industrie toont weinig belangstelling voor onderzoek<br />
naar anticonceptiva. Nochtans heeft het werk van andere onderzoekers<br />
veelbelovende resultaten opgeleverd. In sommige toepassingen zijn<br />
natuurlijke oestrogenen zoals estradiol en estetrol geroepen om de plaats<br />
in te nemen van ethinylestradiol, dat te veel bijwerkingen veroorzaakt.<br />
We zullen niet alleen progestagenen gebruiken die doelgerichter en<br />
meer zoals progesteron werken, maar ook, met diverse bedoelingen,<br />
specifieke modulatoren van de progesteronreceptor. Op langere termijn<br />
worden fascinerende perspectieven geopend door de selectieve blokkering<br />
van de expressie van genen die betrokken zijn bij de gametogenese, de<br />
follikelruptuur, de vorming van het gele lichaam, de beweeglijkheid van de<br />
spermatozoïden of hun vermogen om te versmelten met een eicel.<br />
Inleiding<br />
De farmaceutische bedrijven zijn lang gestopt met de ontwikkeling van nieuwe<br />
anticonceptiva. Aan deze onderbreking kwam nog maar pas een einde.<br />
De farmaceutische industrie wordt geconfronteerd met aanzienlijke investeringskosten<br />
bij de lancering van een nieuw product. Ze vond dat de markt in<br />
de geïndustrialiseerde landen verzadigd was en dat die in de ontwikkelingslanden<br />
niet rendabel was. Bovendien maakt ze zich terecht zorgen over het<br />
risico op rechtszaken als gevolg van complicaties door deze producten die<br />
preventief worden gebruikt door mensen die vermoedelijk gezond zijn. Tot<br />
slot leggen de reglementeringsagentschappen strengere normen op voor de<br />
anticonceptiva dan voor andere producten die onder hun bevoegdheid vallen.<br />
Alleen de niet-commerciële onderzoeksgroepen hebben hun onderzoek<br />
voortgezet om nieuwe producten te ontwikkelen en verschillende benaderingen<br />
te evalueren (1, 2). Dankzij deze inspanningen krijgt het domein een<br />
nieuw elan en ontstaan interessantere toekomstmogelijkheden. Enkele daarvan<br />
worden hier besproken.<br />
Orale anticonceptiva<br />
Steeds vaker wordt betwijfeld of een dervingsbloeding om de vier weken noodzakelijk<br />
is. Vrouwen kunnen ongetwijfeld monofasische gecombineerde orale<br />
anticonceptiva (COC) lange tijd ononderbroken gebruiken. De menstruatie<br />
wordt volledig onderdrukt door het “continue” schema, dat de bijwerkingen<br />
elimineert (hoofdpijn, dysmenorroe, stemmingsschommelingen) die gepaard<br />
gaan met de hormonale derving als gevolg van de cyclische onderbreking van<br />
de inname van het COC. Bij de behandeling van menorragie, endometriose en<br />
63<br />
GUNAIKEIA - Speciaal nummer<br />
Jean-Jacques Amy<br />
het premenstruele syndroom kan ditzelfde schema in overweging worden genomen.<br />
Waarschijnlijk versterkt een langdurige inname de gunstige effecten<br />
van de pil op reumatoïde artritis en goedaardige borstaandoeningen en haar<br />
preventieve werking op ovariumcysten (3). Bij een continu schema treden<br />
echter vaker onregelmatige bloedingen op. Aan gebruiksters kan worden aanbevolen<br />
om in geval van metrorragie vijf dagen geen pil te nemen zodat een<br />
dervingsbloeding kan optreden. Daarna wordt de behandeling hernomen.<br />
Het ‘uitgebreide’ schema doet de menstruatie niet verdwijnen, maar vermindert<br />
het aantal bloedingsdagen per jaar. Daarbij wordt het COC bewust 84<br />
dagen na elkaar ingenomen. Daarna wordt de inname gedurende 7 dagen<br />
onderbroken. De vrouw heeft bijgevolg maar vier dervingsbloedingen per jaar.<br />
Een dergelijk monofasich COC (30µg ethinylestradiol [EE] + 150µg levonorgestrel<br />
[LNG]) is in de Verenigde Staten al op de markt gebracht onder de naam<br />
Seasonale ® (4). We hoeven niet te wachten tot het middel in België wordt<br />
gelanceerd: vrouwen die zich aangetrokken voelen door het vooruitzicht om<br />
minder vaak te bloeden, hoeven enkel vier strips van één van de pillen met<br />
een identieke samenstelling in te nemen (Microgynon-30 ® , Stediril-30 ® ). Die<br />
zijn al 30 jaar verkrijgbaar op de Belgische markt. De inname van de pil gedurende<br />
lange tijd verbetert de anticonceptieve bescherming niet (4) voor vrouwen<br />
die problemen hebben met een correct gebruik. Dat is verrassend, want<br />
we mochten ervan uitgaan dat een vergetelheid, zelfs verschillende dagen<br />
na elkaar, geen gevolgen zou hebben. Een ander nadeel van de continue en<br />
uitgebreide schema’s is de toediening van een grotere hoeveelheid werkzame<br />
stoffen in vergelijking met een cyclische inname van het COC. Daarom moet<br />
bij deze vormen van orale anticonceptie de voorkeur worden gegeven aan<br />
laaggedoseerde pillen (20µg EE, bijvoorbeeld) (5).<br />
Het oestrogeen in de COC is al tientallen jaren hetzelfde: het gaat altijd<br />
om ethinylestradiol. Het metabolisme is gedeeltelijk vergelijkbaar met dat<br />
van de natuurlijke oestrogenen (sulfatering en hydroxylering, enterohepatische<br />
cyclus en urinaire excretie). Er is echter een verschil ten opzichte<br />
van 17β-estradiol (E 2 ): het bindt exclusief aan albumine en niet aan het geslachtshormoonbindende<br />
globuline (sex hormone binding globulin, SHBG) in<br />
het serum en wordt niet gemetaboliseerd naar estrone. Ongeacht of EE oraal<br />
of parenteraal wordt toegediend, stimuleert het op een uitgesproken manier<br />
de aanmaak van eiwitten door de lever. In eenzelfde dosis (in milligram) via<br />
orale weg stimuleert het de aanmaak van angiotensinogeen 500 keer en die<br />
van SHBG 600 keer intenser dan E 2 . Nogmaals, deze effecten staan los van<br />
de toedieningsweg en hangen dus niet af van een eerste passage door de<br />
lever. Oestroprogestatieve anticonceptie via een transdermale pleister heeft<br />
derhalve dezelfde effecten op het lipidenprofiel en de aanmaak van lever-
proteïnen als via orale weg. Bijgevolg heeft een pleister ook hetzelfde risico<br />
op trombo-embolische complicaties. De gebruiksbeperkingen voor de toediening<br />
via orale weg gelden bijgevolg ook voor de parenterale toediening (6, 7).<br />
Om de risico’s die eigen zijn aan dat synthetische oestrogeen te elimineren,<br />
wordt overwogen om het in de COC’s te vervangen door gemicroniseerd E 2 of<br />
E 2 -valeraat. Er moet echter een bijzonder hoge dosis E 2 worden toegediend<br />
en het E 2 moet met een krachtig progestageen worden gecombineerd om de<br />
ontwikkeling van de ovariële follikel te remmen. Bijgevolg kan voor een overbelasting<br />
van de lever worden gevreesd (5).<br />
Op dit moment wordt ook veel interesse getoond in estetrol (E 4 ), een steroïd<br />
dat door de lever van de menselijke foetus wordt aangemaakt. Dat oestrogeen<br />
wordt goed geabsorbeerd na toediening via orale weg. De halfwaardetijd is 28<br />
uur. Het oestrogeen oefent biologische effecten uit op de vaginale wand, de<br />
uterus (ook het endometrium) en de botstructuur. Het vermindert ook de incidentie<br />
van warmteopwellingen die kenmerkend zijn voor de menopauze. Het<br />
verwondert ons dat het E 4 zowel in vivo als in vitro een even antagonistische<br />
activiteit vertoont ten opzichte van het estradiol als tamoxifen. Wegens dat<br />
profiel wordt E 4 geklasseerd onder de selectieve oestrogeenreceptormodulatoren<br />
(SERM’s). Hoewel E 4 18 keer minder krachtig is dan EE, kan het via orale<br />
toediening de ovulatie bij ratten remmen. Bij vrouwen werd ook onderzocht<br />
of E 4 , alleen of in combinatie met een progestageen, de ovulatie kan onderdrukken.<br />
In vergelijking met EE veroorzaakt dit steroïd minder bijwerkingen,<br />
het induceert minder leverenzymen, heeft een kleiner cardiovasculair risico<br />
en een kleiner risico op cholelithiase, en het beschermt tegen borstkanker. In<br />
de nabije toekomst zou het EE in de pil wel eens voordelig vervangen kunnen<br />
worden door E 4 (8).<br />
Er zijn al nieuwe progestagenen beschikbaar. De synthetisch geproduceerde<br />
stoffen hebben een selectievere werking die beter vergelijkbaar is met die van<br />
het natuurlijke progesteron. Een aantal daarvan hebben geen affiniteit voor<br />
de androgeen- of oestrogeenreceptoren of voor de glucocorticoïdreceptoren.<br />
Sommige van deze producten hebben de structuur van steroïden. Andere zijn<br />
niet verwant aan deze familie, al hebben ze wel agonistische eigenschappen<br />
(7). Dienogest heeft anti-androgene eigenschappen en wordt goed verdragen.<br />
In combinatie met 30µg EE zorgt het voor een goede anticonceptieve<br />
bescherming. Trimegeston heeft een sterke affiniteit voor de progesteronreceptoren,<br />
een heel zwakke affiniteit voor de androgeenreceptoren en geen<br />
affiniteit voor de oestrogeenreceptoren (5).<br />
Tot slot wordt op het vlak van orale anticonceptie overwogen om over te<br />
schakelen op selectieve progesteronreceptormodulatoren (SPERM’s). Mifepriston,<br />
in een dosis van 2mg/d, stelt de ovulatie uit en interfereert met de<br />
rijping van het endometrium zonder invloed te hebben op de ontwikkeling<br />
van de follikel. We stellen vast dat deze effecten niet meer samen voorkomen<br />
als de dosis wordt verminderd tot 1mg/d. Daarom kan met deze klasse van<br />
verbindingen worden overwogen of het mogelijk is om een oraal anticonceptivum<br />
te ontwikkelen dat enkel tussenkomt op het niveau van het endometrium.<br />
Daarentegen verhindert een dosis mifepriston van meer dan 2mg/d<br />
een LH-piek en de ontwikkeling van follikels. Er moet echter worden benadrukt<br />
dat het langdurige gebruik van deze SPERM (in een dosis van 2-5mg/d<br />
of van 50mg/week), waarmee de menstruatie kan worden onderdrukt, een<br />
endometriumhyperplasie van een ander type veroorzaakt dan die na een<br />
langdurige blootstelling aan een uitsluitend oestrogene impregnatie. Dat zou<br />
de onschadelijkheid van de continue toedieningsschema’s van deze stoffen<br />
op losse schroeven kunnen zetten (9).<br />
64<br />
GUNAIKEIA - Speciaal nummer<br />
Noodanticonceptie<br />
LNG is voor deze toepassing alleen doeltreffend als het wordt toegediend<br />
vóór de ovulatie. De SPERM’s daarentegen blokkeren niet alleen de LH-piek,<br />
maar interfereren ook met de innesteling. Mifepriston, in een eenmalige<br />
dosis van 10mg per os, is heel doeltreffend als het binnen 120 uur na het<br />
onbeschermde geslachtsverkeer wordt ingenomen. Het vertraagt echter de<br />
volgende menstruatie vaker dan LNG. Een andere SPERM, VA 2914, is minstens<br />
even doeltreffend als het LNG en kan tot 96 uur na de coïtus worden<br />
toegediend. Bovendien zou het geen invloed hebben op de lengte van de<br />
cyclus (9).<br />
Vaginale ringen<br />
De gecombineerde ringen (oestrogeen en progestageen) verzekeren een goede<br />
cycluscontrole en maken de werkzame stoffen op een uniformere manier vrij<br />
dan de COC. In studies wordt aangetoond dat de ringen correcter worden gebruikt<br />
dan de COC (1). De gecombineerde vaginale ringen mogen vier weken<br />
na elkaar worden gebruikt om aldus dervingsbloedingen te vermijden (10).<br />
De Population Council heeft een nieuwe ring ontwikkeld voor gebruik in de<br />
ontwikkelingslanden. Hij geeft dagelijks 150µg van het progestageen Nestoron ®<br />
en 15µg EE af. Het betreffende progestageen is tien keer krachtiger dan LNG<br />
en honderd keer krachtiger dan progesteron. Het is niet werkzaam per os.<br />
Parenteraal toegediend bindt het zich bijna uitsluitend aan de progesteronreceptor<br />
en heeft het geen affiniteit voor andere steroïdreceptoren. Net als<br />
natuurlijk progesteron bindt Nestoron ® zich niet aan het SHBG en de vrije<br />
fractie is dus groter dan die van de progestagenen die zich aan dit dragereiwit<br />
binden (7). Nestoron ® werd bestemd voor talrijke toepassingen op het<br />
vlak van diffusiesystemen voor hormonen met een lange werkingsduur (5).<br />
Omdat de nieuwe ring een volledig jaar doeltreffend is, zal hij goedkoper zijn<br />
dan NuvaRing ® . Tijdens dat tijdsverloop wordt één en dezelfde ring gebruikt<br />
gedurende periodes van drie weken met een tussentijd van een week.<br />
Ook progestagene ringen met ofwel natuurlijk progesteron ofwel Nestoron ®<br />
zijn op de markt of worden ontwikkeld. Ze werken vooral in op de cervicale<br />
mucus, in mindere mate op de ovulatie en de rijping van het endometrium.<br />
Al deze ringen zijn in geval van continu gebruik gedurende maximaal een jaar<br />
voldoende doeltreffend bij vrouwen die borstvoeding geven. De progesteronring<br />
geeft per dag 10mg van het hormoon af en werkt gedurende drie maanden.<br />
De Nestoron ® -ringen geven dagelijks 50, 75 of 100µg van de werkzame<br />
stof af. Ze zijn vooral geschikt voor vrouwen die borstvoeding geven, omdat<br />
zuigelingen Nestoron ® in de moedermelk niet absorberen (1).<br />
De Population Council is volop bezig met de evaluatie van een vaginale ring<br />
die een SPERM afgeeft, het VA2914 (9).<br />
Anticonceptieve pleisters<br />
De pleister die op dit moment gecommercialiseerd wordt onder de merknaam<br />
Evra ® , geeft dagelijks 150µg van het progestageen norelgestromin af en<br />
20µg EE. Na drie opeenvolgende pleisters, elk gedurende een week, wordt het<br />
gebruik normaal een week onderbroken voordat de behandeling wordt hernomen.<br />
Met deze pleister worden een vergelijkbare doeltreffendheid en cycluscontrole<br />
verkregen als met correct gebruikte COC. Op dit moment wordt<br />
bestudeerd of de pleisters continu kunnen worden gebruikt om dervingsbloedingen<br />
te vermijden (1).
Anticonceptiva in sprays en in gels<br />
Nestoron ® , een geschikt middel tijdens de borstvoeding, kan via transdermale<br />
weg worden vrijgemaakt door een vooraf bepaalde dosis te verstuiven, of nog<br />
via een pleister of een gel. Het verstoven anticonceptivum wordt bijna onmiddellijk<br />
geabsorbeerd en dreigt bijgevolg niet te worden weggespoeld (1).<br />
Implantaten<br />
Het subcutane implantaat Norplant ® werd als eerste op grote schaal gebruikt.<br />
Onlangs werden twee implantaten ontwikkeld. De ene bevat LNG (Jadelle ® ),<br />
de andere etonogestrel (Implanon ® ). Ze zijn in heel wat landen beschikbaar.<br />
Het implantaat dat 150µg Nestoron ® per dag afgeeft, is gedurende twee jaar<br />
zeer doeltreffend met een veiligheidsmarge van zes maanden. Het is al op de<br />
markt in Brazilië (4). Net als andere galenische vormen van dat progestageen<br />
is het vooral bestemd voor vrouwen die borstvoeding geven. Bij vrouwen die<br />
geen borstvoeding geven, veroorzaakt het – net als de andere implantaten die<br />
enkel een progestageen afgeven – onregelmatige en langdurige bloedingen<br />
(11).<br />
Injecteerbare anticonceptiva<br />
Hoewel medroxyprogesteronacetaat in retardvorm (MPAR) heel doeltreffend<br />
is, wordt de behandeling vaak stopgezet. Het progestageen veroorzaakt<br />
immers onregelmatige bloedingen en de patiënten moeten regelmatig op<br />
consultatie komen voor de toediening ervan. Andere bijwerkingen zoals gewichtstoename<br />
en acne dragen bij tot de vroege stopzetting van de behandeling.<br />
De Amerikaanse Food and Drug Administration heeft in december 2004<br />
een nieuwe formule met een dosis van 104mg MPAR voor subcutane toediening<br />
goedgekeurd. Gebruiksters kunnen het product zelf toedienen (autoinjectie)<br />
of door een familielid laten toedienen zodat consultaties overbodig<br />
worden. Deze toedieningsvorm kan in bevredigende mate voort worden aangewend<br />
als een juiste selectie wordt gemaakt van de mogelijke gebruiksters,<br />
als de vrouwen wordt aangeleerd hoe ze het middel moeten gebruiken, als<br />
spuiten voor eenmalig gebruik worden gebruikt (Uniject ® ) met de suspensie<br />
van het steroïd en als vooraf kwaliteitsvolle informatie wordt gegeven over<br />
de wijzigingen in de vaginale bloedingen. Aangepaste studies moeten nog<br />
nagaan of deze bewering gegrond is (12).<br />
In tegenstelling tot MPAR worden de gecombineerde injecteerbare middelen<br />
eenmaal per maand intramusculair geïnjecteerd. Ze verstoren de periodiciteit<br />
van de vaginale bloedingen minder (4). Sommige zijn al meer dan<br />
twintig jaar verkrijgbaar in tal van landen. Andere, die onlangs pas werden<br />
ontwikkeld, geven medroxyprogesteronacetaat en estradiolcypionaat af of<br />
norethisteronenanthaat en estradiolvaleraat. Wegens hun onschadelijkheid<br />
en doeltreffendheid zullen ze waarschijnlijk op een nog veel grotere schaal in<br />
de Verenigde Staten en in sommige Latijns-Amerikaanse en Aziatische landen<br />
worden aangewend. In vergelijking met het MPAR hebben ze het grote voordeel<br />
dat de vruchtbaarheid snel (± 6 weken) terugkeert na stopzetting van de<br />
behandeling. Sommige gebruiksters kunnen echter problemen hebben met<br />
de frequentie van de injecties. Om de methode toegankelijker te maken kan<br />
worden overgeschakeld op auto-injecties met behulp van de wegwerpspuiten<br />
Uniject ® (1).<br />
65<br />
GUNAIKEIA - Speciaal nummer<br />
Intra-uteriene middelen<br />
Door het gebrek aan interesse van de farmaceutische bedrijven voor een methode<br />
die voor hen weinig lucratief is, zien we in sommige landen het aantal<br />
intra-uteriene middelen (IUD’s) met koper op de markt progressief dalen en<br />
het gebruikspercentage van deze anticonceptiva (5) gevoelig verminderen.<br />
Deze betreurenswaardige evolutie moet krachtig worden bestreden. Geen enkele<br />
anticonceptiemethode combineert inderdaad zo’n hoge doeltreffendheid<br />
met zo’n lage kostprijs.<br />
Op dit moment wordt een IUD met danazol en andere IUD’s die een SPERM<br />
afgeven, bestudeerd. Twee IUD’s met koper en met indometacine, een prostaglandinesyntheseremmer,<br />
die nuttig zouden kunnen zijn voor vrouwen met<br />
menorragie, worden klinisch onderzocht in China (5).<br />
Condooms voor mannen<br />
Nieuwe condooms voor mannen in polyurethaan of in styreenethyleenbutyleenstyreen<br />
(SEBS, Tactylon ® ) en zonder latex lijken de voorkeur weg te dragen<br />
van de gebruikers. Volgens sommigen ruiken ze minder sterk, passen ze beter<br />
en dragen ze beter de lichaamswarmte over dan condooms in latex. Bovendien<br />
veroorzaken ze geen allergische reacties en kunnen ze langer worden<br />
bewaard. Bovendien kunnen ze worden gebruikt met glijmiddelen op basis<br />
van olie, die condooms in latex dikwijls beschadigen. Met deze condooms in<br />
synthetisch materiaal komen scheuren of afglijden tijdens het geslachtsverkeer<br />
of de terugtrekking echter vaker voor (1, 4).<br />
Condooms voor vrouwen<br />
Het enige beschikbare condoom voor vrouwen is in polyurethaan en is te<br />
duur voor heel wat mogelijke gebruiksters. Andere condooms uit synthetische<br />
latex, die ook goedkoper zouden zijn, worden getest.<br />
Transcervicale sterilisatie bij vrouwen<br />
Deze benaderingsweg werd gebruikt om quinacrinekorreltjes in de baarmoederholte<br />
of microspiralen (Essure ® ) in het proximale deel van de eileiders in<br />
te brengen.<br />
Bij een sterilisatie met behulp van quinacrine veroorzaakt het antimalariamiddel<br />
littekenvorming dat de eileiders afsluit. De veiligheid van de methode<br />
moet beter worden bestudeerd. Ze veroorzaakt echter minder ernstige complicaties<br />
dan een heelkundige sterilisatie en lijkt in elk geval geen verhoogd<br />
risico op kanker in te houden.<br />
Het microspiraal Essure ® wordt ambulant onder lokale verdoving met behulp<br />
van een hysteroscoop ingebracht in de ostia van de eileiders. Rond het microspiraal<br />
wordt littekenweefsel gevormd dat het lumen van de eileiders afsluit.<br />
Met een hysterografie of echografie moet drie maanden na de ingreep worden<br />
nagegaan of het microspiraal juist geplaatst is.<br />
Bij een andere transcervicale sterilisatiemethode, Adiana ® genoemd, wordt<br />
onder controle van een hysteroscopie een katheter ingebracht in de eileiders.<br />
Er wordt een lagefrequentiestroom toegediend die een oppervlakkig letsel<br />
van de eileiderwand veroorzaakt. Vervolgens wordt een poreus implantaat,<br />
matrijs genoemd, in het behandelde segment ingebracht. Het naburige weefsel<br />
zal het bedekken en de eileiders volledig afsluiten (1).
Hormonale anticonceptie voor mannen<br />
De methode wil azoospermie induceren nadat de productie van het FSH werd<br />
onderdrukt. Daarvoor wordt een testosteronderivaat toegediend, of een progestageen<br />
in een hogere dosis dan diegene die gewoonlijk bij vrouwen wordt<br />
gebruikt, alleen of in combinatie. De ontwikkeling van deze methodes verloopt<br />
niet zonder problemen. De injecties moeten vaak worden toegediend.<br />
Er treden bijwerkingen op en de spermaproductie kan niet bij alle gebruikers<br />
op een uniforme manier worden onderdrukt. Heel wat auteurs, ook ondergetekende,<br />
zijn erg sceptisch over het zogenaamde veelbelovende karakter van<br />
de combinaties van een klassiek androgeen + progestageen. Hebben twee<br />
farmaceutische bedrijven niet onlangs een einde gemaakt aan hun onderzoek<br />
op dat domein? Misschien kan met selectieve androgeenreceptormodulatoren<br />
of androgenen met weefselspecificiteit de gonadotrofe activiteit worden<br />
onderdrukt, terwijl de seksuele functies en de normale spiermassa behouden<br />
blijven, de lipiden in het bloed niet worden aangetast en geen prostaathypertrofie<br />
wordt veroorzaakt (2).<br />
Vasectomie<br />
In een retrospectieve studie van goede kwaliteit, die nog maar pas werd gepubliceerd<br />
(13), werd aangetoond dat deze ingreep driemaal vaker mislukt sinds<br />
de overschakeling op polyglactinedraad (Vicryl ® ) om de vasa deferentia af te<br />
binden wegens het risico op besmetting met boviene spongiforme encefalitis<br />
door catgut. Bijgevolg is het nuttig om op een prospectieve gerandomiseerde<br />
manier de verschillende beschikbare hechtmaterialen te vergelijken om na te<br />
gaan welke niet interfereren met de afsluiting van de kanalen.<br />
Andere ontwikkelingen<br />
Lang vóór Niels Bohr, aan wie deze komische opmerking dikwijls werd toegeschreven,<br />
hebben generaties van humoristen bevestigd dat het moeilijk is<br />
om voorspellingen te doen, vooral over de toekomst. De toekomstige ontwikkelingen<br />
op ons domein ontsnappen niet aan die regel. Ik waag me dus met<br />
enige aarzeling op dat terrein.<br />
Met behulp van onderzoek zullen heel waarschijnlijk andere proteïnen, genen<br />
die de synthese controleren en doelwitten voor een heel specifieke anticonceptieve<br />
werking kunnen worden geïdentificeerd voor producten die daarna<br />
zullen worden ontwikkeld. Zo zouden we kunnen interfereren met de expressie<br />
van nieuw geïdentificeerde genen, die de cascade van evenementen reguleren<br />
die tot de ruptuur van de ovariële follikel en de vorming van het geel lichaam<br />
leiden (4). Bijgevolg zouden dikwijls nefaste effecten ter hoogte van andere<br />
systemen dan het reproductiesysteem kunnen worden vermeden (14).<br />
De combinatie van een hormonaal anticonceptivum en een antiretroviraal<br />
microbendodend middel wordt op dit moment bestudeerd. Daarmee zouden<br />
vrouwen zich tegelijkertijd kunnen beschermen tegen een bevruchting en tegen<br />
een hiv-besmetting (5).<br />
Sinds enige tijd worden immunologische anticonceptiemethodes voor<br />
mannen overwogen. De antilichamen tegen spermatozoïden, in de circulatie<br />
aanwezig na een vasectomie, veroorzaken alleen steriliteit. Het is bijgevolg<br />
mogelijk om een vaccin tegen spermatozoïden te ontwikkelen evenals immunologische<br />
benaderingen die zich op andere doelwitten richten zoals GnRH,<br />
de gonadotrofines en hun receptoren in de testikels, de proteïnen die specifiek<br />
betrokken zijn bij de rijping van de spermatozoïden, de beweeglijkheid van de<br />
66<br />
GUNAIKEIA - Speciaal nummer<br />
spermatozoïden of hun vermogen om samen te smelten met een eicel, en de<br />
proteïnen in de epididymis. Het voordeel van zo’n gerichte werking is natuurlijk<br />
dat een bevruchting wordt verhinderd en tegelijkertijd elke interferentie<br />
met de andere functies en organen wordt vermeden. Er wordt onderzoek gedaan<br />
om de geschikte hulpstoffen te identificeren en immunisatieprotocols<br />
op te stellen voor een constante immuunrespons, een duurzame neutralisering<br />
van de spermatozoïden of een voldoende afname van de vruchtbaarheid<br />
(2, 4, 5). Deze benadering om de vruchtbaarheid van mannen te controleren<br />
lijkt heel wat veelbelovender te zijn dan alle hormonale methodes. Die hebben<br />
helaas bijwerkingen en dat maakt hen weinig aanvaardbaar.<br />
Anti-hCG-immuunanticonceptie bij vrouwen is interessant omdat het een<br />
hormoon kan neutraliseren dat alleen tijdens de zwangerschap aanwezig is.<br />
Gezien het reeds uitgevoerde onderzoek op dat domein lijkt het niet bestemd<br />
te zijn voor klinische toepassingen in de nabije toekomst (5).<br />
Referenties<br />
1. INFO Project, Center for Communication Programs, The Johns Hopkins Bloomberg School of Public Health.<br />
Nouveaux choix contraceptifs. Population Reports 2005; série M-numéro 19:1-23.<br />
2. Sitruk-Ware R. Contraception: an international perspective. Contraception 2006;73: 215-22.<br />
3. Maia H Jr, Casoy J. Non-contraceptive health benefits of oral contraceptives. Eur J Contracept Reprod Health<br />
Care 2008;13:17-24.<br />
4. Rabe T. Contraception – Update and trends. J Reproduktionsmed Endokrinol 2007;4:337-57.<br />
5. Serfaty D, d’Arcangues C. Contraception du futur. In Serfaty D (réd.): Contraception, 3ième éd. Issy-les<br />
Moulineaux; Elsevier Masson 2007:503-30.<br />
6. Bourcigaux N, Christin-Maître S. Hormonologie. In Serfaty D (réd.): Contraception, 3ième éd. Issy-les<br />
Moulineaux: Elsevier Masson 2007, pp. 46-65.<br />
7. Sitruk-Ware R. New progestagens for contraceptive use. Hum Reprod Update 2006;12:169-78.<br />
8. Visser M, Coelingh, Bennink H. Estetrol: a new estrogen in the pill? Eur J Contracept Reprod Health Care<br />
2008;13, suppl. 2:17.<br />
9. Chabbert-Buffet N, Ouzounian S, Pintiaux A, Bouchard P. Contraceptive applications of progesterone<br />
receptor modulators. Eur J Contracept Reprod Health Care 2008;13: sous presse.<br />
10. Mulders TM, Dieben TO. Use of the novel combined contraceptive vaginal ring NuvaRing for ovulation<br />
inhibition. Fertil Steril 2001;75:865-70.<br />
11. Sivin I, Croxatto H, Bahamondes L et al. Two-year performance of a Nestorone-releasing contraceptive<br />
implant: A three-center study of 300 women. Contraception 2004;69:137-44.<br />
12. Prabhakaran S. Self-administration of injectable contraceptives. Contraception 2008;77:315-7.<br />
13. Kotwal S, Sundaram KS, Rangaiah CS, Agrawal V, Browning AJ. Does the type of suture material used for<br />
ligation of the vas deferens affect vasectomy success? Eur J Contracept Reprod Health Care 2008;13:25-30.<br />
14. Sitruk-Ware R. New developments in contraception. Eur J Contracept Reprod Health Care 2008;13, suppl.<br />
2:18-9.