Verslag consultatieronde achterbanbijeenkomst 27 ... - LTO Noord
Verslag consultatieronde achterbanbijeenkomst 27 ... - LTO Noord
Verslag consultatieronde achterbanbijeenkomst 27 ... - LTO Noord
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
<strong>Verslag</strong> <strong>consultatieronde</strong><br />
<strong>achterbanbijeenkomst</strong> <strong>27</strong> februari<br />
2009<br />
Concept<br />
Grontmij Nederland bv<br />
Drachten, 4 mei 2009
Verantwoording<br />
Titel : <strong>Verslag</strong> <strong>consultatieronde</strong> <strong>achterbanbijeenkomst</strong> <strong>27</strong> februari<br />
2009<br />
Projectnummer : 190722<br />
Referentienummer : 03/7077<br />
Datum : 4 mei 2009<br />
Auteur(s) : Y. Balkema-Blokzijl<br />
E-mail adres : yvonne.balkema@grontmij.nl<br />
Gecontroleerd door :<br />
Paraaf gecontroleerd :<br />
Goedgekeurd door :<br />
Paraaf goedgekeurd :<br />
Contact : Zonnedauw 2<br />
9202 PA Drachten<br />
Postbus 91<br />
9200 AB Drachten<br />
T +31 512 33 52 33<br />
F +31 512 51 02 00<br />
noord@grontmij.nl<br />
www.grontmij.nl<br />
03/7077<br />
Pagina 2 van 25
Inhoudsopgave<br />
1 Inleiding......................................................................................................................... 5<br />
2 Stand van zaken ........................................................................................................... 6<br />
3 Deelsessies gewassen ................................................................................................. 7<br />
3.1 MELKVEEHOUDERIJ................................................................................................... 7<br />
3.1.1 Het bedrijfssysteem: ..................................................................................................... 7<br />
3.1.2 De graszode:................................................................................................................. 7<br />
3.1.3 De bodem:..................................................................................................................... 8<br />
3.1.4 Voer:.............................................................................................................................. 8<br />
3.1.5 Veestapel: ..................................................................................................................... 8<br />
3.2 Melkveehouderij: Actieprogramma Schoon en Zuinig .................................................. 9<br />
3.2.1 Korte samenvatting introductie. .................................................................................... 9<br />
3.2.2 Discussie....................................................................................................................... 9<br />
3.3 ZETMEELAARDAPPELEN......................................................................................... 10<br />
3.3.1 De aardappelplant:...................................................................................................... 10<br />
3.3.2 De fysieke omstandigheden:....................................................................................... 10<br />
3.3.3 Teeltsysteem:.............................................................................................................. 11<br />
3.3.4 Ziekten en plagen: ...................................................................................................... 11<br />
3.3.5 Aanpassing nodig in rapport: ...................................................................................... 11<br />
3.4 POOTAARDAPPELEN ............................................................................................... 12<br />
3.4.1 Korte samenvatting van de reflectant: ........................................................................ 12<br />
3.4.1.1 Algemeen.................................................................................................................... 12<br />
3.4.1.2 M.b.t. ziekten en plagen, mist Kees Bus de volgende aspecten in de rapportage:.... 12<br />
3.4.1.3 Oplossingsrichtingen:.................................................................................................. 12<br />
3.4.2 Reacties vanuit de zaal............................................................................................... 12<br />
3.4.2.1 Algemeen.................................................................................................................... 12<br />
3.4.2.2 M.b.t. bufferzones, inundatie:...................................................................................... 12<br />
3.4.2.3 M.b.t. droogte en doorwas: ......................................................................................... 13<br />
3.4.2.4 M.b.t. perspectief voor het gebied: ............................................................................. 13<br />
3.5 GRAAN en BOLLEN (Lelie)........................................................................................ 13<br />
3.5.1 Intro voorzitter: ............................................................................................................ 13<br />
3.5.2 Korte samenvatting van de reflectant: ........................................................................ 13<br />
3.5.3 Reacties vanuit de zaal:.............................................................................................. 14<br />
3.5.4 Gewasbescherming: ................................................................................................... 15<br />
3.5.5 Waterpeil..................................................................................................................... 15<br />
3.5.6 M.b.t. de waterhuishouding voor Fase 3:.................................................................... 15<br />
3.5.7 Biodiversiteit en schaalvergroting: .............................................................................. 15<br />
3.6 Kleine gewassen......................................................................................................... 16<br />
3.7 Suikerbieten ................................................................................................................ 16<br />
4 Hoe nu verder? ........................................................................................................... 18<br />
5 Ontwikkelingen op bedrijfsniveau ............................................................................... 19<br />
5.1 Melkveehouderij.......................................................................................................... 19<br />
5.2 Deelsessie bouwplan Flevoland ................................................................................. 20<br />
5.3 <strong>Noord</strong>kust Friesland Groningen.................................................................................. 21<br />
03/7077<br />
Pagina 3 van 25
Inhoudsopgave (vervolg)<br />
5.3.1 Welke lokale omstandigheden versterken/verminderen de klimaatfactoren? ............ 21<br />
5.3.1.1 Verzilting ..................................................................................................................... 21<br />
5.3.2 Welke lokale omstandigheden belemmeren eventueel het nemen van maat-regelen?<br />
.................................................................................................................................... 21<br />
5.3.3 Geldt het gebied als één gebied of zijn er nog deelgebieden te onderscheiden?...... 21<br />
5.3.4 Welke ontwikkeling heeft u de afgelopen tien jaar gezien en hoe zet die naar u....... 22<br />
5.4 Deelsessie bouwplan Veenkoloniën ........................................................................... 22<br />
6 Wijnteelt in Nederland................................................................................................. 23<br />
7 Deelnemerslijst ........................................................................................................... 25<br />
Bijlage 1: Presentatie uitkomsten van fase 2<br />
Bijlage 2: Maatregelen op bedrijf- of gebiedsniveau<br />
03/7077<br />
Pagina 4 van 25
1 Inleiding<br />
In het project Klimaat en Landbouw <strong>Noord</strong> Nederland is voorzien in een intensieve interactie<br />
tussen onderzoek en "praktijk". In 2008 zijn verschillende bijeenkomsten georganiseerd met<br />
ondernemers: melkveehouders, akkerbouwers en tuinders. De bestuurlijke achterban van de<br />
overheden (provincies en waterschappen) werd bijgepraat tijdens een sessie op de proefboerderij<br />
Kollumerwaard. Nu de uitwerking voor de verschillende traditionele respectievelijk<br />
nieuwe gewassen gereed is en er ook een beeld kan worden gegeven van de gevolgen voor<br />
enkele veehouderijtakken, is het moment daar om een volgende stap te zetten in de terugkoppeling<br />
naar de ondernemers. Met dit voorstel hopen we een stevige basis te leggen voor de<br />
laatste fase van het project: de synthese op bedrijfsniveau en de gevolgen voor de onderscheiden<br />
deelgebieden.<br />
De sector heeft er belang bij dat de bestaande peilers in het bouwplan ook in de toekomst hun<br />
economische betekenis houden. Het kan zijn dat dit een zekere aanpassing in de bedrijfsvoering<br />
vraagt, bijvoorbeeld minder gevoelige rassen, andere bewaarsystemen of een betere<br />
waterhuishouding. Wellicht ontstaan er kansen voor nieuwe gewassen.<br />
Tijdens een bijeenkomst op vrijdag <strong>27</strong> februari 2009 in de Havixhorst in De Schiphorst zijn de<br />
voorlopige uitkomsten van het project aan de ondernemers gepresenteerd.<br />
Samen met een selecte groep deskundigen uit het onderzoek en de keten zijn de perspectieven<br />
van verschillende gewassen doorgenomen. Het ging hierbij om de pootaardappelen,<br />
zetmeelaardappelen, bollen, wintertarwe, koolzaad en suikerbieten. Daarnaast zijn de<br />
consequenties op bedrijfsniveau bekeken. Het project brengt het komende jaar ook regionale<br />
gevolgen/opgaven in kaart en ook hierover is met de ondernemers van gedachten gewisseld.<br />
03/7077<br />
Pagina 5 van 25
2 Stand van zaken<br />
In fase 2 zijn voor vijftien verschillende land- en tuinbouwgewassen de klimaatfactoren die<br />
impact hebben op het gewas (gerelateerd aan klimaatparameters van het KNMI)<br />
geïdentificeerd. Daarnaast is het voorkomen van deze klimaatfactoren gekwantificeerd voor de<br />
gewassen in de huidige situatie en toekomstige tijdsvensters (2040 en 2100). Voor de verschillende<br />
klimaatfactoren is daarbij een schatting gemaakt van de mogelijke opbrengstschade.<br />
Naast de land- en tuinbouwgewassen is tevens de impact van klimaatverandering op veehouderijsystemen<br />
(melkveehouderij en biologische varkenshouderij) geïdentificeerd.<br />
Daarnaast is een inventarisatie gemaakt van de mogelijke adaptatiemaatregelen ten behoeve<br />
van de gewassen. De maatregelen zijn gericht op het voorkomen en/of beperken van de<br />
negatieve effecten (schade) als gevolg van de gevoelige klimaatfactoren.<br />
In bijlage 1 volgt de presentatie van de uitkomsten van fase 2 (analyse van de gewassen)<br />
De gevolgen van klimaatverandering voor de land- en tuinbouw in <strong>Noord</strong> Nederland: een overzicht<br />
van het project tot nu toe.<br />
03/7077<br />
Pagina 6 van 25
3 Deelsessies gewassen<br />
De ondernemers en deskundigen zijn in verschillende groepen uiteengegaan. In de verschillende<br />
deelsessies is gesproken over hoe een bepaald soort gewas reageert op het klimaat en wat<br />
voor gevolgen dit heeft voor o.a. het bouwplan.<br />
Hierna volgen de verslagen van de gehouden deelsessies.<br />
3.1 MELKVEEHOUDERIJ<br />
Hugo van der Meer geeft vooral reactie op voederproductie en grasland.<br />
Melkveehouderij blijft in Nederland, maar de vraag is of melkveehouderij op basis van grasland<br />
behouden blijft. De meeste aanwezigen denken van niet. Klimaatverandering compliceert vooral<br />
de grasproductie. Het graslandmanagement wordt moeilijker. Er worden weinig problemen verwacht<br />
voor de dieren aangezien deze steeds meer voltijds op stal zullen staan, waarschijnlijk<br />
zullen hetere zomers deze ontwikkeling alleen maar versterken.<br />
3.1.1 Het bedrijfssysteem:<br />
Economie is belangrijk en dwingt tot schaalvergroting. Met grotere veestapels wordt het ingewikkelder<br />
om grasland te beweiden; bedrijven gaan over naar grotere veestapels op 1 plek<br />
(stal, of afgebakend stuk weiland) en brengen voer aan (Amerikaans systeem: op basis van<br />
maïs, luzerne, GPS en voedergewassen). Dat zie je ook nu al op grote bedrijven in Nederland.<br />
Deze bedrijven zijn robuuster en stabieler, omdat ze minder afhankelijk zijn van de prijzen en<br />
oogst van 1 voedergewas en de stallen zijn berekend op het voor lange tijd binnen houden van<br />
de dieren. Kleinschalige melkveehouderij kan wel op basis van grasland.<br />
In Australië op bedrijven met 500 koeien, maaien boeren eerst gras af en vervolgens beweiden<br />
ze op het gemaaide gras.<br />
Convenant schoon en zuinig.<br />
Wat voor structurele aanpassingen heb je nodig?<br />
Het groeiseizoen wordt langer en omstandigheden veranderen. Dus vragen komen op voor de<br />
voerproductie zoals hoe de bemestingstrategie moet worden aangepast en hoe mineralen beter<br />
kunnen worden benut. Op welke manier op welke plek kun je eigenlijk het beste produceren?<br />
Er zijn wel vergelijkingen mogelijk met de teeltsystemen in USA, maar in Europa ben je wel veel<br />
meer beperkt in je mogelijkheden door nitraatwetgeving en dergelijke.<br />
3.1.2 De graszode:<br />
De huidige graszode krijgt te maken met verschuivingen in nutriënten dynamiek (zie ook<br />
bodem), waterhuishouding en competitie nadelen.<br />
Op droge gronden met weinig mest is goed raaigras telen een probleem. Bij warmer weer komt<br />
Engels raaigras in de knel. Droogte en hitte hebben effect op de productie maar ook op<br />
concurrentiekracht. Persistentie van Engels raaigras staat onder druk. Ongewenste grassen<br />
komen makkelijker op. Bij warm en droog weer vind er een verschuiving plaats in de dominante<br />
grassoorten: van Engels raai naar ‘warm season grasses’. Deze concurreren met goede grassen.<br />
Amerikaans systeem: merendeel van gewassen is verschoven in richting van maaigewassen,<br />
nauwelijks in richting van grassen voor begrazing.<br />
De situatie in Slovenië en Kroatië (Engels raaigras is er geïntroduceerd) leert dat Engels raaigras<br />
niet dood gaat bij warm en droog weer, maar dat het vooral om graslandmanagement<br />
draait (d.w.z. maaien, nutriënten voorziening, etc.). Te laat maaien is fout. Zorgen dat het gras<br />
groen blijft, bemesten en op tijd maaien. Ze beginnen daar in april, vroeger dan hier, en hebben<br />
al 3 snedes voor droogte inzet. Dan gaat het gras in rust. Regen komt eind augustus en dan<br />
begint Engels raai weer te groeien en worden nog 2 snedes gehaald. Dus totaal 5 snedes.<br />
03/7077<br />
Pagina 7 van 25
Deelsessies gewassen<br />
Vergelijkbare productie als hier. Rassen van Barenburg. Motto: Kort houden, groen houden.<br />
Vanuit een vliegtuig herken je waar Nederlandse boeren zitten: gras is groen. Dat zie je ook in<br />
Portugal.<br />
3.1.3 De bodem:<br />
Gevolgen van klimaatverandering op waterhoudend vermogen en organische stof zijn erg<br />
grondsoortafhankelijk.<br />
Op natte veengronden zit je qua waterleverend vermogen goed, boeren wachten gewoon een<br />
maand langer in het voorjaar om naar buiten te gaan. Op dekzandgronden verwachten we meer<br />
problemen. Goede ontwatering, goede bekalking, goede doorwortelbaarheid en dan kun je veel<br />
hebben. Op zandgrond was kwetsbaarheid vroeger groot. Men heeft drainage aangelegd en<br />
daarom zijn er nu veel meer mogelijkheden.<br />
Organische stofgehalte op droge gronden moet goed in de gaten gehouden worden. Bij hogere<br />
temperaturen verloopt de omzetting van organische stof sneller en hogere temperaturen zullen<br />
zorgen voor uitdroging en snellere uitspoeling. Vooral op zandgronden verwacht men<br />
problemen met de nutriëntenvoorziening. Het is nu nog redelijk onbekend wat precies het effect<br />
zal zijn en hoe we daar het beste op in kunnen spelen.<br />
Om extremen te benoemen moet je naar extreme landen kijken. In Australië zie je dat wie<br />
luzerne heeft, minder kwetsbaar is. Kan luzerne economisch uit in het noorden, en hoe hou je<br />
onkruid in bedwang (probleem in het noorden). Sye Schukking is niet zo bang voor onkruid. Na<br />
een droge periode komt witte klaver in het Engels raaigras, als onkruid maar tegelijk nuttig.<br />
Omgekeerd als luzerne verdwijnt, wat komt dan? Engels raaigras, en dan is raaigras onkruid.<br />
Hangt er dus maar vanaf hoe je het bekijkt.<br />
3.1.4 Voer:<br />
De klimaatgrens van zuidelijk Europa schuift naar het noorden. Op kortere termijn, 2040, krijg je<br />
in het noorden een Brabantse situatie. Op grotere bedrijven zal het aandeel maïs toenemen,<br />
ook door het opschuiven van de klimaatgrens. Maïs kan onder drogere en warmere omstandigheid<br />
beter produceren dan gras. Maïs zou in de gewassenlijst van deze studie meegenomen<br />
moeten worden. Maïs heeft echter een nadelige impact op de bodem organische stof, dus hier<br />
kunnen potentiële risico’s ontstaan. De huidige concurrentiepositie van de Nederlandse melkveehouderij<br />
verslechtert als we geen goede vervanging voor gras vinden. Tot nu toe was gras<br />
goedkoop en gaf ons voordeel.<br />
Ook andere ontwikkelingen hebben invloed op verschuiving naar maïs. Het bemestingsverhaal<br />
heeft een enorme invloed, je wordt gedreven richting maïs. Eiwitproductie speelt een rol.<br />
Het ammoniakverhaal gaat meer spelen. Deze ontwikkelingen moeten allemaal in balans gebracht<br />
worden zodat er nog een boterham in zit voor de boer.<br />
3.1.5 Veestapel:<br />
Er is een groeiende behoefte aan goede stalvoorzieningen, zodat je bij extreme omstandigheden<br />
koeien kunt binnen halen. Isoleren van daken van stallen geeft goede verkoeling maar<br />
leidt tot hogere kosten. Het planten van bomen wordt naar het land der fabelen verwezen.<br />
Verschil tussen regio’s: moet je inzetten op stalaanpassingen in plaats van in te zetten op<br />
rotatie gras-maïs?<br />
Voor Leverbot en maagdarm zijn bestrijding- en preventiemiddelen voorhanden. Daarnaast<br />
komen de dieren veel meer binnen te staan en wordt de infectiekans dus ook minder hoog.<br />
Een groter probleem zijn “nieuwe” ziekten die vanuit het zuiden binnen komen. Blauwtong uit<br />
Zuid-Europa. Wat komt er nog meer achteraan? Dit is niet te voorspellen. De verwachting is<br />
meer virusinfecties. Vooraf moeten we weten hoe er mee om te gaan.<br />
Samenvatting:<br />
Vooral economische veranderingen zijn belangrijker voor de toekomst van de melkveehouderij.<br />
Klimaatveranderingen stellen eisen aan het gebruik en management van gras en hoe zet je<br />
andere gewassen in.<br />
Organische stof beheer van de bodem: met gras voer je meest organische stof aan, maar<br />
bemesting (nutriënten) wordt moeilijker. De temperatuur stijging gaat de omzettingssnelheden<br />
versnellen.<br />
03/7077<br />
Pagina 8 van 25
Alles in bedrijfsverband bekijken.<br />
Stalaanpassingen zijn nodig.<br />
Langer groeiseizoen van Engels raai als kans.<br />
Ziektes: vooral nieuwe ziektes.<br />
3.2 Melkveehouderij: Actieprogramma Schoon en Zuinig<br />
Deelsessies gewassen<br />
3.2.1 Korte samenvatting introductie.<br />
Opdracht voor de melkveehouderij: reductie van CO2, CH4 en N2O. Met name de laatste twee<br />
tellen zwaar mee (zijn verantwoordelijk voor 50% van de nationale emissie).<br />
Belangrijk te bedenken: hoe intensiever de bedrijfsvoering, des te geringer (in relatieve zin) de<br />
uitstoot vanwege het efficiënter grondgebruik en hoger rendement.<br />
Sinds 1990 is 16% van de CO2-reductie gerealiseerd. Dit moet in 2020 naar 30%.<br />
Het overheidsprogramma Schoon en Zuinig:<br />
In najaar 2008 zijn de jaarprogramma’s uitgewerkt. <strong>LTO</strong> en de overheid hebben een akkoord<br />
gesloten over de doelstelling, nl.: geen klimaatbeleid, maar de focus op CO2-reductie.<br />
De speerpunten voor het jaarprogramma 2009 zijn:<br />
1. Verkenning klimaatmaatregelen.<br />
2. Bundeling van lopende projecten.<br />
3. Inventarisatie van benodigde acties.<br />
4. Bewustwording.<br />
3.2.2 Discussie.<br />
Er zijn goede mogelijkheden voor CO2-reductie, maar de lachgasreductie is moeilijker te realiseren.<br />
Van der Meer geeft aan dat het klimaatprobleem een mondiale aanpak vereist. Als wij in NL het<br />
aantal dieren zouden verminderen, wordt de emissie van broeikasgassen elders op de wereld<br />
hoger. Het lijkt dus niet logisch om in NL te beginnen.<br />
Echter: Om de groeiende wereldbevolking te kunnen blijven voeden, zal de productie ook<br />
moeten stijgen. Momenteel heeft NL de meest efficiënte melkproductie. Dus tegemoet komen<br />
aan een toenemende vraag zou wel het beste hier in NL kunnen. Maar dat betekent wel dat NL<br />
er ook op wordt afgerekend.<br />
Nodig: goede kennis over de emissie van broeikasgassen en manieren om dit door een goede<br />
bedrijfsvoering te kunnen beperken. Wanneer elke veehouder daarover wordt geïnformeerd met<br />
1 à 2 A4-tjes kan al winst worden behaald.<br />
Tot nu toe is emissie van broeikasgassen in de politiek weinig aan de orde geweest. Er is wel<br />
behoefte aan specifieke maatregelen. Weliswaar is in 1990 een daling van het aantal koeien<br />
ingezet en heeft dit een emissiebesparing opgeleverd, maar nu is er weer sprake van groei.<br />
Het is momenteel niet duidelijk welke maatregelen het meest effectief zijn. <strong>LTO</strong> heeft het plan<br />
om aan een kennisinstelling een opdracht te geven om een routekaart te maken. CLM heeft van<br />
<strong>LTO</strong> de opdracht gekregen om de huidige stand van zaken te bestuderen en het effect te<br />
berekenen van een scenario met 10% meer quotum.<br />
Een dilemma is dat verschillende klimaatopgaven elkaar kunnen tegenwerken.<br />
Van een aantal zaken zijn effecten nog niet goed bekend of bestaat verschil van mening<br />
(mate van emissie en tijdsverloop door verlagen slootpeil; effect van scheuren grasland; effect<br />
vernieuwing grasland; perspectief gesloten systemen). Voor een goed inzicht is het van belang<br />
om de effecten van maatregelen inzichtelijk in beeld te brengen. Anderzijds moeten ook al<br />
stappen gezet worden. De formulering van een stevige doelstelling (bv streven naar CH4emissieloze<br />
koe) en het nemen van initiatieven kan mogelijk geld aanzuigen van zowel overheid<br />
als bedrijfsleven.<br />
Ook een belangrijk issue is wie wordt afgerekend of de credits krijgt voor energiebesparing.<br />
Vanuit de sector komt de wens dat alleen de sector verantwoordelijk wordt gesteld en niet de<br />
andere partners uit de keten.<br />
03/7077<br />
Pagina 9 van 25
Deelsessies gewassen<br />
Een vertegenwoordiger van Campina pleitte er echter voor om alle partners het voordeel van de<br />
besparing te geven, omdat heel moeilijk te bepalen is wie welke inspanning levert. Op dit<br />
moment zijn er bepaalde verdeelregels van toerekening afgesproken.<br />
Van der Meer vraagt of de mestproblematiek nog speelt? <strong>LTO</strong> geeft aan dat deze nog actueel is<br />
voor zowel melkvee als varkens. Mestscheiding en daarmee de kunstmest vervangen zou goed<br />
zijn. Dit vereist nog een slag in de technische ontwikkeling. Echter, zolang de sector nog groeit,<br />
is het nodig om aan deze technische ontwikkeling te blijven werken en de kansen te benutten.<br />
3.3 ZETMEELAARDAPPELEN<br />
Gaat over twee typen gebieden: op zandgrond en dalgrond.<br />
Ook onderscheidt maken tussen pootteelt van zetmeelaardappelen en zetmeelaardappelteelt<br />
zelf.<br />
Het areaal zetmeelaardappelen is de laatste jaren met 10.000 ha afgenomen ten voordele van<br />
suikerbieten en melkveehouderij. Kijk naar de prijs van de aandelen van zetmeel bij Avebe. Die<br />
markt is net zo grillig als de beurs. Voor zetmeelaardappelen wil je als boer een zo hoog mogelijke<br />
opbrengst, want de prijs staat vast. Dat is anders bij consumptieaardappelen. Het droogste<br />
jaar is het beste jaar omdat je dan een hoge prijs krijgt.<br />
Avebe heeft behalve in Nederland ook 2 fabrieken in Duitsland. Als er verder gekrompen wordt,<br />
zal dat niet in Nederland zijn. Het gebied hier hoort bij de blijvers. Omstandigheden voor de<br />
productie zijn in Denemarken nog iets gunstiger dan in Nederland, maar Oostenrijk, Tsjechië<br />
etc. krijgen het moeilijker bij een veranderend klimaat.<br />
De heer Busse geeft een reactie<br />
- De CO2 neemt toe in de lucht, dit leidt tot een hogere productie: dus positief voor aardappelen.<br />
- Maar met een toename van de winterneerslag, hete en droge periodes in groeiseizoen en<br />
meer extremen moet je rekening houden.<br />
- De structuur van de bodem is minder een probleem. Het zijn hoofdzakelijk zandgronden.<br />
- Hogere wintertemperatuur leidt tot een hogere kostenpost want er is aanvullende mechanische<br />
koeling nodig voor bewaring. Ook als je pootgoed moet bewaren kun je niet zonder<br />
mechanische koeling. Daarnaast leidt een hogere wintertemperatuur tot aardappelopslag en<br />
cystenaaltje kan zich beter handhaven.<br />
- Een warmere zomer leidt tot doorwas: lagere onderwatergewichten, slechtere kwaliteit<br />
(glazig) van de aardappelen.<br />
- Beregenen in droge periodes: kan nu niet uit (economisch).<br />
3.3.1 De aardappelplant:<br />
Bij hitte sterft de aardappel af. Er is veel verschil tussen rassen. Latere rassen hebben een<br />
beter herstellingsvermogen na hitte dan vroegere rassen. Waarom zouden we veredelen? We<br />
voeren al ons pootgoed uit naar landen waar het veel warmer is dan hier. Daar gaat het dus ook<br />
goed. Oplossing is dat we later moeten oogsten. Als je al in augustus aardappelen in de schuur<br />
doet en moet gaan koelen, gaat het fout. Dus latere rassen gebruiken.<br />
Zetmeelaardappeltelers hebben hoge fysieke opbrengsten nodig (want de prijs ligt vast). Vooral<br />
hoge temperaturen en extreme hoeveelheden neerslag zijn een grote bedreiging.<br />
3.3.2 De fysieke omstandigheden:<br />
Watermanagement (lees waterschappen) moeten snel reageren om schade te voorkomen; zowel<br />
de schade die wordt veroorzaakt door een teveel aan neerslag (versnelde afvoer van water)<br />
als een te laag vochtleverend vermogen van de bodem (verzekering van aanvoer kwantitatief<br />
en kwalitatief voldoende water).<br />
Als je hoge opbrengsten wilt halen, zul je moeten beregenen. Water moet dan wel beschikbaar<br />
zijn. Als men voor 40.000 ha aan grondwater begint te trekken, levert dat een probleem.<br />
Dus water zal aangevoerd moeten worden. Drainage zal aangelegd moeten worden. De kosten<br />
nemen toe.<br />
03/7077<br />
Pagina 10 van 25
Deelsessies gewassen<br />
Er moeten afspraken gemaakt worden. Er wordt door waterschappen veel gesproken over het<br />
verhogen van het watervasthoudend vermogen van regio’s. Echter Drenthe heeft het reliëf van<br />
een omgekeerd kopje (is bol), dus water vasthouden is geen optie. Hoe dit probleem op te<br />
lossen? Verder is het zo dat de Veenkoloniën verslijten; de vruchtbare grond verdwijnt en zand<br />
blijft over.<br />
3.3.3 Teeltsysteem:<br />
Om rot te voorkomen moet je als bedrijf heel erg selectief zijn met je pootgoed. Zorgen dat het<br />
schoon is. Dit is prima te doen.<br />
Bij het bewaren van de aardappels en de koeling daarvan liggen nog wat problemen, maar die<br />
zijn prima technologisch op te lossen en door latere rassen te gebruiken.<br />
3.3.4 Ziekten en plagen:<br />
- coloradokevers: zal toenemen. In Duitsland zijn de kevers inmiddels resistent tegen<br />
bestrijdingsmiddelen.<br />
- Bladluizen: nu nog niet zo’n probleem, maar als het warmer wordt dan wordt het wel een<br />
groter probleem. Hele stukken perceel gaan dood.<br />
- Phytophthora: je moet er kort na hevige buien zijn om je bestrijdingsmiddel erop te krijgen.<br />
Alternatief is gentechnieken inzetten voor phytophthora (resistentie inbouwen).<br />
- Roodrot (ook phytophthorasoort) wordt een probleem bij extremer weer.<br />
- Melkzuurschimmel (zusje van roodrot): probleem bij extremer weer: aardappelen moeilijker<br />
bewaren.<br />
- Zorgen voor een goed waarschuwingssysteem voor bijvoorbeeld coloradokever of phyphthoftora.<br />
Als je extreme omstandigheden ziet aankomen vooraf gewas beschermen.<br />
Minerale olie is vanwege economische redenen alleen toepasbaar op pootgoed.<br />
- De beste bestrijdingsaanpak voor vrijlevende aaltjes is nog niet duidelijk, terwijl deze wel in<br />
aantal toe zullen nemen.<br />
Waarschuwingssysteem: zolang er jong nieuw blad groeit, moet je dat beschermen tegen<br />
phytophthora. Tot augustus. Dan kun je bv met een kwart van de normale dosering beschermen<br />
als je tijdig bent. Als er dan nog geen phytophthora voorkomt in de omgeving, dan hoef je niets<br />
te doen. Maar het is afhankelijk van je areaal dat je moet bespuiten. Je hoeft dus niet altijd de<br />
volle dosering te spuiten.<br />
Er wordt vanuit de aanwezigen benadrukt, dat ondanks dat ziekten toe zullen nemen, ze het<br />
volste vertrouwen hebben in dat hiervoor chemische bestrijdingsmiddelen ontwikkeld zullen<br />
worden.<br />
3.3.5 Aanpassing nodig in rapport:<br />
Aardappelmoeheid heeft niet meerdere vermeerderingscycli in een warm jaar: blijft maar<br />
1x/jaar. Ook niet beter vermeerderen in een jaar. Spreken altijd over factor 30 (cystemoederdier<br />
waarin gemiddeld 30 cysten voorkomen). Vrijlevende aaltjes kunnen wel extra vermeerdering<br />
hebben.<br />
Samenvattend:<br />
Water is knelpunt, zowel de afvoer van het teveel aan water als een toevoer van het te kort<br />
aan water.<br />
Wat moet je als eerste aanpakken: hele watermanagement: dat moeten we veel sneller en<br />
flitsender maken.<br />
De belangrijkst knelpunten die voor zetmeelaardappelteelt worden ervaren zijn: hitte, te veel<br />
water, en droogte. Organische stof en overige punten hebben een iets lagere prioriteit.<br />
03/7077<br />
Pagina 11 van 25
Deelsessies gewassen<br />
3.4 POOTAARDAPPELEN<br />
3.4.1 Korte samenvatting van de reflectant:<br />
3.4.1.1 Algemeen<br />
• Hogere CO2 meer productie: dat klinkt positief.<br />
• Negatief: meer extreme neerslag;<br />
o bij klei structuurverslechtering; ontwatering en drainage worden belangrijk.<br />
• Warme winters leiden tot meer problemen bij de koeling;<br />
o (positief) warmer opslag: minder problemen bij vorst;<br />
o (negatief) nattere winters: meer problemen en verhoogde kans op rotting.<br />
• Druppelirrigatie kan doorwas beperken.<br />
3.4.1.2 M.b.t. ziekten en plagen, mist Kees Bus de volgende aspecten in de rapportage:<br />
• (geen) aandacht voor de Colorado Kever (3 e gen.);<br />
• grotere kans op aanvoer van bladluizen door de oostenwinden in de (drogere)<br />
zomers; dit aspect treedt naar verwachting wel op in het noorden, ondanks de<br />
veronderstelde zeewind in dit gebied (Noot RS: de lokale zeewind kan de, vaak<br />
sterke, oostelijke luchtstroom niet geheel afremmen, de kans op extra aanvoer<br />
van bladluizen zal ook tot in het noordelijk kustgebied kunnen doordringen);<br />
• ook de soort aaltjes belangrijk (1 generatie/jaar);<br />
• gevaar voor Roodrot en Pytium als het water van de plensbuien niet weg kan;<br />
• ook is een verschuiving naar agressievere Erwinia soorten mogelijk door de<br />
warmere zomers.<br />
3.4.1.3 Oplossingsrichtingen:<br />
• waarschuwingssystemen worden belangrijker voor de ziekten en plagen;<br />
• spuitbanen (voordeel: na regen berijdbaar; nadeel: geen gesloten gewas meer,<br />
waardoor gevoeliger voor binnenkomst ziekten en plagen, m.n. Pytium);<br />
• verbeteren bodemstructuur.<br />
3.4.2 Reacties vanuit de zaal<br />
3.4.2.1 Algemeen<br />
• Kardinaal punt wat ontbreekt is: bemesting;<br />
o om Erwinia beter te beheersen moet de plant sterker gemaakt worden;<br />
o bemesting is ook goed voor een betere bodemstructuur, dit verbetert ook<br />
de waterhuishouding (vaak komen de zware buien als de hoeveelheid<br />
organisch stof in de bodem laag is).<br />
• Bodemstructuurprobleem wordtook veroorzaakt door (trend naar) veel te zware<br />
machines<br />
o dit leidt ook tot problemen bij het rooien.<br />
• Grondbewerking: bodem verbeteren door compost.<br />
• Betere waterberging door:<br />
o goed rond leggen van de kavel;<br />
o drainage;<br />
o goed slotenstelsel;<br />
o betere bodemstructuur.<br />
• Een goede bodemstructuur is ook bij droogte van belang.<br />
3.4.2.2 M.b.t. bufferzones, inundatie:<br />
• In het project is niet gekeken naar bufferzones als mogelijkheid voor waterberging;<br />
in de praktijk betreft dit maar een relatief klein deel van het totale<br />
Oppervlak.<br />
• Men gelooft niet dat aardappelland zal worden aangewezen als bergingsgebied.<br />
• Waterafvoer: water moet in principe ter plekke worden opgevangen.<br />
03/7077<br />
Pagina 12 van 25
Deelsessies gewassen<br />
3.4.2.3 M.b.t. droogte en doorwas:<br />
• Pas als bodemstructuur ook echt enkele procenten verbetert, is structuurverbetering<br />
een optie, maar een meer hittebestendige aardappel ziet de praktijk<br />
niet zitten; de aardappel is van origine al een hittebestendig gewas.<br />
• Stikstofbemesting wordt belangrijk, want: minder N meer doorwas.<br />
• Ook een gesloten gewas remt de opwarming van de bodem en remt de doorwas.<br />
• In 2008 bleek het aardappelgewas over een grote herstelkans te beschikken:<br />
door de langdurige droogte in juni vreesde men aanvankelijk voor een misoogst,<br />
maar in augustus was daar al lang geen sprake meer van.<br />
• Druppelirrigatie is in principe een (te) dure investering, want deze uitgave moet<br />
je al maken voordat je weet of je hem nodig hebt. Bovendien is in Friesland en<br />
Groningen het gebruik van oppervlaktewater niet toegestaan, daardoor is men<br />
aangewezen op het iets brakkere grondwater.<br />
Dit is hoogstens wel te gebruiken om de teelt te starten maar later in het teeltseizoen<br />
is dit niet meer geschikt i.v.m. schade aan het gewas.<br />
• Het is technisch wel mogelijk om grondwater te gebruiken; in de NO-polder<br />
gaat dit prima, maar langs de kust is het grondwater (te) brak.<br />
3.4.2.4 M.b.t. perspectief voor het gebied:<br />
• De klimaatverandering wordt niet als bedreigend gezien; het beleid vanuit<br />
Brussel wel, zoals bijvoorbeeld 15% vermindering van de productie in NL en<br />
verschuiving naar <strong>Noord</strong> Frankrijk.<br />
• Bij verschuiving van de pootaardappelteelt naar <strong>Noord</strong> Frankrijk wordt ook opgemerkt<br />
dat er goede kansen liggen voor <strong>Noord</strong>-Nederland, want <strong>Noord</strong>-<br />
Nederland krijgt uiteindelijk het klimaat van <strong>Noord</strong> Frankrijk.<br />
• Men gelooft niet dat door de toename van CO2 de productie (vanzelf) omhoog<br />
gaat.<br />
• Het areaal pootaardappelen neemt af in Nederland (a.g.v. Brussels beleid).<br />
• Met een ruime teeltwisseling, een goede bodemstructuur en minder zware<br />
machines blijft de teelt van pootaardappelen mogelijk, al geeft dit wel een hoge<br />
kostprijs.<br />
• Erwinia blijft een probleem.<br />
• Het onderwerp mechanisatie is niet aan de orde geweest in het gesprek (brede<br />
paden zijn prima, om Erwinia te kunnen blijven bestrijden, maar brede paden<br />
zijn niet goed voor de bodemstructuur).<br />
3.5 GRAAN en BOLLEN (Lelie)<br />
3.5.1 Intro voorzitter:<br />
Tarwe wordt geteeld v.n.l. langs de noordkust en in Flevoland. Tarwe is gevoelig<br />
voor:<br />
• langdurige droogte;<br />
• aanhoudend natte omstandigheden (i.v.m. ziekten);<br />
• later in het groeiseizoen ook voor veel wind (legering);<br />
• natte omstandigheden bij de oogst.<br />
Lelie wordt m.n. geteeld in Drenthe en in de NO-polder. Lelie is ook gevoelig voor<br />
(aanvulling Osinga):<br />
• regenval en hagel;<br />
• in juni ook voor schimmelziekten.<br />
3.5.2 Korte samenvatting van de reflectant:<br />
• Tekstuele opmerkingen m.b.t. de rapportage:<br />
o waar winterpeen staat moeten lelies staan bij de bollen;<br />
o lelies worden niet per kilo verhandeld maar per stuk (wanneer dit wordt gecorrigeerd<br />
in de berekeningen compenseert dit elkaar uiteindelijk redelijk,<br />
zegt Osinga).<br />
03/7077<br />
Pagina 13 van 25
Deelsessies gewassen<br />
• 50% als schade percentage voor als het land onder water staat is niet genoeg;<br />
in de praktijk komt het er op neer dat 100% oogstverlies optreedt; de halfaangetaste<br />
bollen zijn per definitie verloren (“de bollen worden bijvoorbeeld niet half<br />
doorgesneden” ) Graag bijstellen in rapport.<br />
• In oktober/november is de neerslag belangrijker gevarenzone voor het<br />
rooien; de extremen bepalen hier meer het oogstverlies door niet te kunnen<br />
rooien.<br />
• De teelt kent in het verleden een goede ruilverkaveling, drainage en ontwatering;<br />
toekomstig gebiedsbeleid van de rijksoverheid kan dit verstoren. (RS:<br />
hoe moet je dat zien??)<br />
• Een hogere temperatuur in de toekomst is geen probleem; dit kan juist meer<br />
opbrengst opleveren.<br />
• Een hogere temperatuur leidt wel tot een groter aaltjesprobleem; waardoor de<br />
opbrengst juist daalt.<br />
• Een hogere temperatuur zal ook leiden tot andere onkruiden, w.o. knolcyperus,<br />
daarnaast nemen virussen i.h.a. toe.<br />
• De term ‘katoen’ in katoenluis mag weg: luis.<br />
• Er is terecht vermeld dat een groot deel van de teelt als contractteelt wordt uitgevoerd<br />
(rapport: “Telers in <strong>Noord</strong>-Holland huren bij kwekers in Drenthe grond<br />
om daar te telen”), dit kan ook een verschuiving van de teeltgebieden inhouden.<br />
• Het gepresenteerde kaartje met de lelieteelt is misleidend; de teelt vindt met<br />
name in Drenthe plaats. (Noot Rob Smidt: Omdat de basisregistratiepercelen<br />
geen onderscheid maakt tussen de verschillende bollengewassen, maar allen<br />
‘bollenteelt’ vermeld, zijn er teveel locaties voor de lelies in beeld gebracht; dit<br />
moeten we in de rapportage ondervangen door te vermelden dat het op de<br />
kaart om alle bollenteelt-locaties gaat en in de tekst nader vermelden waar de<br />
lelieteelt zich met name bevindt).<br />
• Hagel: een groot deel van de gewassen is verzekerd tegen hagelschade; meer<br />
kans op hagel betekent ook hogere premies als kostenpost<br />
• De hogere neerslaghoeveelheden leiden ook tot wegspoelen van bemesting; dit<br />
mag in het teeltseizoen niet meer worden aangevoerd een zeker effect op de<br />
opbrengst mag niet worden uitgesloten.<br />
• Het genoemde bedrag voor veredeling wordt als te laag beoordeeld.<br />
• Waarom lelies gekozen i.p.v. tulpen? Tulpen staan juist in de moeilijke<br />
(winter)maanden op het land. Het IJsselmeer heeft in de winter een hoger peil;<br />
daardoor is het moeilijker voor de tulp om te wortelen.<br />
3.5.3 Reacties vanuit de zaal:<br />
• Peilverhoging in IJsselmeer is de komende 40 jaar niet te verwachten; het<br />
waterschap verwacht geen problemen bij een peilverhoging. Deze zijn er nu bij<br />
een extra peil van 10 cm ook niet. Rondom de aanleg van nieuwe natuurgebieden<br />
in de NOP is ook een ander peil te verwachten.<br />
• De ziektedruk neemt toe; bollentelers zijn wel aan het anticiperen via betere<br />
ontwaterde gronden, het zoeken naar nieuwe locaties, greppels frezen,<br />
bodemstructuurverbetering, het rond leggen van de kavels e.d. Er is een herwaardering<br />
voor kalk als middel om de bodemstructuur goed te houden.<br />
• Moeten bollen nog wel in het bouwplan worden opgenomen? afwisseling van<br />
bollen en graan gaat goed samen voor een goede bodem.<br />
• Voor telers in de Flevopolder is graan meer bouwplanvulling en geen hoofdgewas<br />
• ’s Winters verzilten de sloten, daarom is doorspoelen aan het eind van de<br />
winter nodig.<br />
03/7077<br />
Pagina 14 van 25
Deelsessies gewassen<br />
3.5.4 Gewasbescherming:<br />
• Drogere perioden leiden tot meer luizen / schimmels in de herfst; ook de kans<br />
op het gerstvergelingsvirus wordt groter. Bij de huidige gewasbeschermingstrategieën<br />
is dit nog geen probleem, maar dit kan door de klimaatverandering<br />
wel veranderen.<br />
• In granen worden relatief weinig gewasbeschermingsmiddelen gebruikt; in de<br />
bollenteelt worden meer middelen gebruikt.<br />
• Tagetes is een goede mogelijkheid om aaltjes te bestrijden; maar boeren kiezen<br />
nog vaak voor de natte grondontsmettingsmiddelen.<br />
• Introductie van een nieuwe bestrijdingsmethode is vaak een kosten/baten<br />
kwestie.<br />
• Verticiliium is een goed alternatief (biologisch) middel om Rhizoctonia te bestrijden,<br />
maar telers vinden het maar moeilijk toepasbaar.<br />
• Korte heftige buien van 50 mm geven geen schimmelproblemen.<br />
• Sommige telers zijn wel optimistisch over de klimaatverandering en de prijsontwikkeling.<br />
• Verspreiding van ziekten is ook te beperken door minder ver uit elkaar liggende<br />
percelen<br />
3.5.5 Waterpeil<br />
• Bodemdalinggebieden bevatten ook bollenteeltbedrijven. Osinga legt uit dat als<br />
je er eenmaal zit als bedrijf je niet zomaar verhuist.<br />
• Ontwatering: De overheid houdt wel rekening met ontwatering op gebiedsniveau;<br />
maar op bedrijfsniveau is dit niet zelf te regelen, dus is men vaak afhankelijk<br />
van provinciaal beleid bij natuurontwikkeling. De provincie zou gescheiden<br />
watersystemen moeten ontwikkelen voor agrarisch gebruik en voor<br />
natuur, want dit gaat in de praktijk niet goed samen. Zo concreet is het echter<br />
nog niet.<br />
• Men heeft het gevoel dat vroeger bij de drooglegging van de polders gekozen is<br />
voor waterpeilen, meer voor de landbouw dan voor de natuur. Tegenwoordig is<br />
de aandacht verschuivende naar meer voor de natuur dan voor landbouw.<br />
• Flevoland heeft een goede drooglegging, de grond klinkt in. Wel vindt er soms<br />
onderbemaling plaats.<br />
3.5.6 M.b.t. de waterhuishouding voor Fase 3:<br />
• Tendens naar natuur en waterpeil is gaande (i.p.v. landbouw en waterpeil).<br />
• Als telers kijk je wel naar de overheid, maar op bedrijfsniveau kun je niet veel<br />
(maar er is bijv. geen rampspoed op dit vlak). Er moet dus meer op regionaal<br />
niveau worden gekeken.<br />
• Het voorkomen van afwenteling van (teveel) regenwater van verharde gebieden<br />
(dorpen/steden) naar oppervlaktewater landbouw.<br />
3.5.7 Biodiversiteit en schaalvergroting:<br />
• Grotere biodiversiteit door minder te spuiten.<br />
• Op bedrijfsniveau te beïnvloeden door bredere akkerranden, bijv. via de vergoedingsregeling<br />
van kopakkers van 6 meter. Deze vergoedingsregeling wordt<br />
door de provincies Friesland en Groningen niet meer ondersteund.<br />
Samenvatting voorzitter tot slot:<br />
• “Waterhuishouding wordt een groter probleem”.<br />
• “Ziektedruk wordt een groter probleem” De groep boeren verwacht juist dat dit een<br />
minder groot probleem wordt.<br />
03/7077<br />
Pagina 15 van 25
3.6 Kleine gewassen<br />
Deelsessies gewassen<br />
Opmerkingen over de tekst: oppervlakten uit klopten niet, hier zit een factor 100 verschil in. Dit<br />
aanpassen in de teksten. En winterpeen wordt voornamelijk in mei gezaaid, ook wel wat in april.<br />
Bij koolzaad kunnen schimmels ook een probleem zijn net als bij wintertarwe.<br />
Harde wind veroorzaakt het verwaaien van de zaaddozen wat opbrengstderving en opslag tot<br />
gevolg heeft.<br />
Koolzaad wordt vooral in het Oldambt geteelt.<br />
Peen mag geen wateroverlast hebben in de vorm van stagnerend regenwater. Als bemesting<br />
optimaal is, dan kan de bodemstructuur verbeteren waardoor de beluchting en de doorlaatbaarheid<br />
vergroot wordt. Organische mest is hiervoor geschikt.<br />
Zout wordt niet als een probleem ervaren. Belang van zoet water wordt wel onderkend.<br />
Beregening is wel mogelijk op ui. Maar dit is in het noordelijk zeeklei gebied niet populair vanwege<br />
de kans op bruinrot als buur-agrariers pootaardappelen verbouwen.<br />
Er bestaat een spanning tussen wateraanvoer en -afvoer. Vaak staat de grondwaterstand te<br />
hoog waardoor er eerder wateroverlast optreedt.<br />
Per gebied zijn er problemen met waterafvoer. In de NO polder zijn er weinig problemen met<br />
water met uitzondering van wat kwel.<br />
Koolzaad heeft bij meer droog zonnig weer een goed perspectief. Vooral op gronden die 75%<br />
afslipbaar zijn.<br />
In ui is Sclerotinia en botritus een probleem omdat er gewasbeschermingsmiddelen wegvallen.<br />
Het optreden van deze schimmelziekten wordt vooral veroorzaakt door meer blad/nat.<br />
Nieuwe potentiële plagen zijn mogelijk trips. Genoemd worden warm en vochtige omstandigheden<br />
in juni en juli als gunstig voor trips.<br />
Door het gebruik van bronwater is er niet echt een probleem te verwachten met zout. Nu wordt<br />
dat in elk geval niet als zodanig ervaren. In de NO polder wordt wel gesproken over de kwel die<br />
daar lokaal voor wateroverlast zorgt.<br />
Maatregelen tegen wateroverlast zijn: 1 het toedienen van organische mest, 2 drainage verbeteren<br />
en 3 watergangen ruimer maken met bredere profielen.<br />
Ziektedruk beheersen met ruime vruchtwisseling en resistente gewassen, zoals bijvoorbeeld<br />
meeldauw resistentie.<br />
3.7 Suikerbieten<br />
Suikerbiet is een diepwortelend gewas en heeft veel voeding en mineralen nodig.<br />
Door warmere omstandigheden kunnen er meer generaties Bietencysteaaltjes voor een hogere<br />
ziektedruk zorgen. Bladvlekkenziekte Cercospora (schimmel) is vanuit het zuiden steeds meer<br />
aanwezig. Ook Rhizomanie rukt vanuit het zuiden op maar hier zijn goede resistente rassen<br />
tegen te gebruiken. Ook voor Rhizoctonia bestaan goeie rassen die resistent zijn.<br />
Opmerking: je kunt wel een hogere opbrengst verwachten door eerder zaaien maar je houdt<br />
dezelfde kans op nachtvorst. Aanpassen in het rapport.<br />
03/7077<br />
Pagina 16 van 25
Deelsessies gewassen<br />
De bewaring van suikerbieten is wel een probleem vanwege de beperkte ruimte, hier is nog<br />
veel winst te behalen. Met een lange strakke hoop is de beluchting en bewaring beter. Ontbladeren<br />
van de bieten kan tevens op een iets andere manier, beter is iets meer blad mee te<br />
rooien dan dat de bieten gaan bloeden door kort afkappen.<br />
Voor zaaien van de bieten is een goede bodemstructuur nodig, het mag vooral niet te droog<br />
zijn. Verder kunnen structuurproblemen worden veroorzaakt door zware machines (zoals<br />
bunkerrooiers).<br />
Droge zomers zijn voor kleigronden gunstig vanwege scheurvorming. Op zandgrond is dit voordeel<br />
niet aanwezig. Bij het voorkomen van structuurschade is een goede timing van je werkzaamheden<br />
essentieel.<br />
Ziekten en plagen zijn goed te beheersen bij voldoende bemesting en bij een 1 op 3 rotatie.<br />
Bladschimmels zouden wel een groter probleem kunnen worden.<br />
Er wordt verwacht dat er bij bieten nog veel verbetering mogelijk is wat betreft opbrengst.<br />
03/7077<br />
Pagina 17 van 25
4 Hoe nu verder?<br />
Op basis van fase 2 zijn acht “uniforme teeltgebieden” geselecteerd. Van elk van deze<br />
gebieden wordt een gebiedsanalyse gemaakt, zodat per gebied alle relevante informatie wordt<br />
samengebundeld. Wat zijn de belangrijke landbouwgewassen, welke nieuwe gewassen zouden<br />
een rol kunnen spelen, wat is er aan maatregelen nodig, welke fysiek mogelijkheden en<br />
beperking kent het gebied, met welke ander functies dient er rekening te worden gehouden?<br />
De maatregelen op bedrijf- of gebiedsniveau zijn in bijlage 2 weergegeven.<br />
03/7077<br />
Pagina 18 van 25
5 Ontwikkelingen op bedrijfsniveau<br />
In verschillende deelsessies, na indeling van de bouwplannen per verschillende regio’s (<strong>Noord</strong>kust,<br />
<strong>Noord</strong> Oost Polder/Zuid Oost Flevoland, Oldambt, Veenkoloniën), is gesproken over hoe<br />
de ontwikkelingen doorwerken op bedrijfsniveau.<br />
Hieronder staan de verschillende deelsessies verwoord.<br />
5.1 Melkveehouderij<br />
Doel van de sessie is om met de aanwezigen af te tasten of de indeling in gebieden de juiste is.<br />
Het idee is om 2 soorten gebieden te onderscheiden voor de melkveehouderij: lage, natte (laag-<br />
Friesland, veen) en hoge, droge (Drenthe, zand).<br />
De heer Hoving kan zich vinden in de indeling. Grasland ligt historisch gezien op de nattere<br />
gronden. Nat en droogte kunnen mogelijk een groter probleem worden.<br />
Natte kwetsbare percelen zijn echter bekend. Natheid zal niet voor verrassingen zorgen.<br />
Droogte wel! In 1978 bv. Problemen met wateraanvoer, daardoor groeireductie en tekorten aan<br />
voeder.<br />
Bij natheid is waterafvoer van belang. Voor droogte de beschikbaarheid van zoet water.<br />
Strategie is om water vast te houden, te beregen en af te voeren. Mogelijkheden om droogte te<br />
bestrijden zijn er.<br />
De mogelijkheden voor waterafvoer zijn beperkt. Vernatting zorgt voor een gebruiksbeperking<br />
en daarmee voor kosten.<br />
Ontwatering is belangrijk: drainage aanleggen is een belangrijke maatregelen. Dit kan echter<br />
niet overal i.v.m. drooglegging. In veengronden zijn mogelijk onderwaterdrains een optie (in<br />
proeven goede resultaten behaald). Tevens het system van Iersel een optie voor drogere<br />
gronden (Brabant).<br />
De systemen zijn niet nieuw. Voor de drogere gronden kan geleerd worden van Brabant.<br />
Droogtebestrijding door waterbeheersing vanuit de ondergrond.<br />
Er volgt een discussie over de indeling.<br />
Twee gebieden vindt men te weinig. Er wordt voorgesteld om een 3-indeling te maken en ook<br />
het kleiweidegebied apart te beschouwen. O.a. meenemen vanwege bodemtype. In mestwetgeving<br />
wordt tevens het onderscheid in klei, zand en veen gemaakt.<br />
Deze 3-indeling zal in het onderzoek worden meegenomen.<br />
Overige zaken die uit de discussie naar voren komen:<br />
• Er is inzicht gewenst in waar de boer moet gaan investeren. Natheid kost in de huidige<br />
situatie meer dan droogte!!<br />
• Maatregel tegen droogte is royaal ruwvoer tot de beschikking hebben.<br />
• Of gras herstelt na langdurige droogte is sterk afhankelijk van de grondsoort.<br />
• Gras kan beregend worden.<br />
• Ongewild maaien kost de veehouder geld.<br />
• Beregening in extreme jaren is lastig aangezien water voor andere doeleinden zal worden<br />
gebruikt. Ontwatering percelen en een goede beworteling zijn belangrijk!<br />
• Op klei groeit gras langer door in tijden van droogte.<br />
• Onder natte omstandigheden zijn er meer problemen met de kwaliteit van het gras. Op<br />
droogte is makkelijker te anticiperen.<br />
03/7077<br />
Pagina 19 van 25
• Grondsoorten reageren verschillend.<br />
• Organische stofopbouw belangrijk voor droogtebestrijding.<br />
• Aandacht voor teelt van maïs.<br />
Ontwikkelingen op bedrijfsniveau<br />
Gebiedspecifieke zaken kom je tegen in <strong>Noord</strong>-Nederland:<br />
• Waterbeschikbaarheid: Lauwersmeer en IJsselmeer moeten zoet blijven.<br />
• Wegzijggebieden (hogere zandgronden) een probleem in tijden van droogte. Water opslaan<br />
een optie? -> niet reëel vanwege enorme benodigde oppervlakten.<br />
• Bodemdaling door gaswinning, extra maatregelen nodig tegen natheid?<br />
• Zeespiegelstijging -> kwel. Waarschijnlijk geen probleem de komende jaren als huidige<br />
waterpeilen worden gehandhaafd<br />
Is er toekomst voor de melkveehouderij in <strong>Noord</strong>-Nederland?<br />
Ja, voldoende perspectief. Aandacht voor natheid. Melkveehouders hebben zich al onbewust<br />
aangepast (management) de afgelopen jaren. Tevens helpt de mechanisatie en technologische<br />
ontwikkeling hierbij. Mogelijk inspelen op verlenging van het groeiseizoen. Goede benutting<br />
herfstgras (inzaai klaver, grasdrogen).<br />
Klimaatproblemen niet onoverkomelijk. Melkveehouderij zal moeten blijven inspelen op markt<br />
en wetgeving.<br />
In de inleiding van Gras wordt aangegeven dat de tekst over N-gebruik moet worden aangepast.<br />
5.2 Deelsessie bouwplan Flevoland<br />
• Indeling in 2 gebieden op basis van bouwplan (<strong>Noord</strong>oost polder en Zuidelijk Flevoland) is<br />
goed.<br />
• In zuidelijk Flevoland bevinden zich de grotere bedrijven.<br />
• Verschillen in bedrijfsgrootte en intensiteit bouwplannen.<br />
• Inklinking bodem is een probleem.<br />
• In Oostelijk Flevoland is veel gediepploegd, waardoor lichtere gronden zijn ontstaan.<br />
• Stijging van het IJsselmeer mogelijk een groter probleem (voor lelies en tulpen).<br />
• Er zijn al locaties waar wordt onderbemalen.<br />
• Waterinlaat heeft invloed op temperatuur en vochthuishouding van de bodem.<br />
• Grootste probleem is het voldoende goed water tot de beschikking hebben.<br />
• Bollentelers zijn van west naar oost gegaan vanwege de waterkwaliteit.<br />
• Pootaardappeltelers mogen geen gebiedsvreemd water hebben.<br />
• Minder waterbergend vermogen van de polder vanwege inklinking.<br />
• Klink speelt met name in de gebieden rond Tollebeek, Emmeloord – Espel. Mogelijk dat het<br />
in de toekomst moeilijker wordt deze gebieden droog te houden. Ook veen in de richting van<br />
Almere.<br />
• Klink ging in de eerste jaren snel maar nu lijkt het redelijk stabiel.<br />
• Huidige problemen zijn veelal met technische maatregelen opgelost (bv. onderbemaling).<br />
• Kwaliteit van bronwater is van belang. Dit jaar zoutschade in witlof door bronberegening. Er<br />
zijn echter bronnen waar de kwaliteit van het bronwater niet is veranderd. De kwaliteit van<br />
bronwater is sterk locatieafhankelijk.<br />
• Aandacht voor IJsselmeer (9 provincies hebben belang bij IJsselmeer).<br />
• Mogelijk teeltverschuivingen, langere groeiperioden door hogere T, grotere ziektendruk (aaltjes).<br />
• Met gewaskeuze is op bodemziekten te sturen.<br />
• Leren van ziekten in het buitenland.<br />
• Luizen zullen extra aandacht vragen, vanwege grotere overlevingskans in de winter, overbrengen<br />
van ziekten door luizen een groter probleem.<br />
• Maatregelen wateroverlast richten op bodemstructuur. In Flevoland is bodemstructuur een<br />
groot probleem. Steeds meer percelen waar water op blijft staan, er wordt tegenwoordig veel<br />
gekilverd.<br />
03/7077<br />
Pagina 20 van 25
Ontwikkelingen op bedrijfsniveau<br />
• Mogelijke maatregelen zijn: schaalvergroting, overschakelen biologische landbouw met een<br />
ruime tot zeer ruime vruchtwisseling. Saldo is echter belangrijk!!! Andere maatregelen zijn<br />
lichtere machines, dag- en nacht werken (door mogelijkheden precisielandbouw), aandacht<br />
voor bodemleven, rijpadenteelt, rendement bepaalt!<br />
• Verwacht wordt dat klimaat niet leidend zal zijn voor introductie van nieuwe gewassen.<br />
Bouwplan wordt bepaald door de markt (graanprijs). Gewassen met een hoge toegevoegde<br />
waarde kunnen interessant worden, mogelijk worden deze eerder toegepast vanwege<br />
ruimere bouwplannen.<br />
• Lokale markt krijgt steeds meer aandacht, streekeigen producten, betrokkenheid<br />
consument. Kansen die hier liggen moeten worden benut.<br />
• Aandacht voor bodem belangrijk.<br />
• In het onderzoek worden windmolens niet meegenomen.<br />
5.3 <strong>Noord</strong>kust Friesland Groningen<br />
5.3.1 Welke lokale omstandigheden versterken/verminderen de klimaatfactoren?<br />
• Koude zeewind (zeedamp) maakt het effect van een hittegolf minder heftig (land kan eerder<br />
herstellen).<br />
• Dreiging infecties is hoger.<br />
• Gerelateerd aan huidige situatie zal er een verslechtering optreden.<br />
• Oldambt, zware grond; droogte geen probleem, juni-aug. droog is een ideaal plaatje.<br />
• Watersysteem niet robuust genoeg om water af te voeren c.q. te bergen (Stiens e.o.).<br />
Te weinig waterafvoer leidt in de toekomst tot meer problemen. Watersysteem Friesland<br />
aanpassen.<br />
• Droogte is minder erg dan natheid.<br />
5.3.1.1 Verzilting<br />
• Niet veel beregening meer.<br />
• Sterkere verzilting, ander watersysteem.<br />
• Sinds er niet meer beregent wordt, is de pootaardappel van betere kwaliteit qua knol.<br />
• <strong>Noord</strong> Groningen in april is slootwater zout.<br />
• De tulp moet wel beregend worden. Lukt dit niet dan niet verbouwen, veel te duur.<br />
5.3.2 Welke lokale omstandigheden belemmeren eventueel het nemen van maatregelen?<br />
• Niet beschikbaar zijn van zoet water.<br />
• Beleidsmatige belemmeringen, te hoog waterpeil.<br />
• Bodemdaling.<br />
• Sexbierum zoutwinning.<br />
• Innovatie gaat ook mee.<br />
• Niet keren, werkt niet bij aardappelen en bieten.<br />
• Helemaal geen grondverwerking (stoppen met ploegen, meer organische stof).<br />
• Economische factor is ook van belang.<br />
5.3.3 Geldt het gebied als één gebied of zijn er nog deelgebieden te onderscheiden?<br />
• <strong>Noord</strong>kust zien als één gebied is goed.<br />
• Perceelsgrootte Groningen groter dan in Friesland.<br />
• Binnen een perceel zijn er wel verschillen, binnen een perceel heterogeen. Voor bollen<br />
werkt dit erg gevoelig. Geldt voor meerdere gewassen.<br />
• Meer greppels.<br />
03/7077<br />
Pagina 21 van 25
Ontwikkelingen op bedrijfsniveau<br />
5.3.4 Welke ontwikkeling heeft u de afgelopen tien jaar gezien en hoe zet die naar u<br />
mening in de toekomst door? Hoe ziet in uw ogen de toekomst er uit?<br />
• Algenteelt, wierenteelt, visteelt de zilte teelten.<br />
• Druk op verzilting is groot en het onderwerp verzilting ligt ook erg gevoelig.<br />
• Opschaling van bedrijfsgrootte. Bedrijven worden heel flexibel.<br />
• Door opschaling meer naar één gewas in plaats van differentiatie.<br />
• Vraag naar vloeibare bemesting is in opkomst.<br />
• Nieuwe teelten/methodieken testen op proefboerderijen. Daarnaast wordt er ook veel op het<br />
eigen bedrijf eerst uitgedacht en pas daarna naar de proefboerderij.<br />
• Tulpenteelt loopt niet voorop.<br />
5.4 Deelsessie bouwplan Veenkoloniën<br />
In de Veenkoloniën is een traditioneel bouwplan 40% zetmeelaardappelen, 20% suikerbieten en<br />
40% granen. Of 50% zetmeelaardappelen, 25% suikerbieten en 25% granen afhankelijk van de<br />
grond.<br />
Op de slechtere stukken (lees slecht ontwaterd) zit hier en daar grasland. Het grasland gebruik<br />
neemt wel steeds meer toe.<br />
Bij de aardappelteelt is vooral het waterbeheer belangrijk. Soms kunnen delen van percelen niet<br />
gerooid worden door waterstagnatie. Oplossing ligt deels bij de timing en hoe het machinepark<br />
ingericht is. Mogelijkheden voor waterbuffering zouden met een verbeterd ruilverkavelinginstrument<br />
ingezet kunnen worden.<br />
Op het Drents-plateau is juist weer voldoende water nodig. Hier kan verdroging optreden.<br />
Schaalgrootte is belangrijk, geen biologische perspectieven voor de Veenkoloniën.<br />
Vergisting biedt alleen perspectief bij hele korte afstanden, anders kan het namelijk niet uit.<br />
Wellicht wel groenteteelt perspectieven. De lelieteelt heeft ook een goede ontwatering nodig.<br />
De melkveehouderij is in opkomst. Men verwacht een duidelijke toename. Verder is in het<br />
gebied de zetmeelindustrie zeer belangrijk, die moet in de benen gehouden worden. Dit kan<br />
wellicht door opbrengstverhogende maatregelen zoals veredeling.<br />
Voor het watermanagement ligt er een bestuurlijke vraag voor goede praktijk voor het gebied.<br />
Ook het gebruik van CO2 vastlegging biedt wellicht perspectief.<br />
03/7077<br />
Pagina 22 van 25
6 Wijnteelt in Nederland<br />
De verandering van het klimaat kan ook nieuwe perspectieven bieden voor nieuwe teelten in<br />
Nederland.<br />
Jan Oude Voshaar van de Wijngaard Wageningse Berg heeft een presentatie gehouden over<br />
wijnbouw in Nederland.<br />
Wijnbouw in Nederland<br />
Nu door vroegrijpe druivenrassen wijnbouw in<br />
Nederland veel beter mogelijk geworden is,<br />
overwegen diverse Nederlanders om een<br />
commerciële wijngaard te beginnen.<br />
Voor agrariërs kan wijnbouw een interessante<br />
neventak zijn, maar ook anderen zien in wijnbouw<br />
nieuwe carrièremogelijkheden<br />
Tot voor kort werd verbaasd gereageerd als<br />
men van wijnbouw in ons land vernam, maar<br />
wijnbouw is zeker niet nieuw in Nederland. In<br />
de tijd van de Romeinen was er wijnbouw tot<br />
aan de grote rivieren en in de late middeleeuwen<br />
(15e en 16e eeuw) was wijnbouw zelfs<br />
in heel Nederland vrij algemeen.<br />
Vanaf de 17e eeuw verdween deze echter,<br />
vooral door het tijdelijk koudere klimaat ("kleine<br />
ijstijd") en ook door de sterkere buitenlandse<br />
handel, de opkomst van het bier en de accijns<br />
die Napoleon oplegde ter bescherming van zijn<br />
eigen Franse wijnbouw. Wel was er een eeuw<br />
lang kasdruiventeelt voor tafeldruiven in het<br />
Westland, maar deze verdween weer na de<br />
energiecrisis rond 1970.<br />
Pas rond 1980 kwamen weer de eerste wijngaarden, eerst voorzichtig in Zuid-Limburg, daarna<br />
ook in de rest van Zuid-Nederland. In 1997 waren er 8 commerciële wijnbouwbedrijven met een<br />
oppervlakte van 1 hectare of meer (zie rode stippen in de kaart). Deze gebruikten de klassieke<br />
druivenrassen Riesling, Müller Thurgau, Dornfelder, Auxerrois, Pinot Gris, Pinot Noir en<br />
chardonnay. De klassieke rassen hebben twee nadelen: ze zijn gevoelig voor meeldauw en ze<br />
rijpen zelfs in Limburg niet elk jaar goed af.<br />
Sinds enkele jaren zijn er nieuwe druivenrassen die weinig gevoelig zijn voor meeldauw. Verder<br />
rijpen ze drie weken eerder af dan de klassieke rassen. Met deze nieuwe rassen is de wijnbouwzone<br />
een paar honderd kilometer naar het noorden opgeschoven: de noordelijke wijnbouwgrens<br />
ligt niet meer bij Maastricht maar bij de Waddeneilanden. Nederlandse agrariërs<br />
hebben zoiets zo’n 30 jaar geleden ook al meegemaakt met de maïs: nieuwe vroeg rijpende<br />
rassen maakten ook toen de teelt in <strong>Noord</strong> Nederland mogelijk<br />
03/7077<br />
Pagina 23 van 25
De nieuwe druivenrassen zijn ontstaan via kruisingen met de wilde Amerikaanse druif. Het doel<br />
was het inkruisen van meeldauwresistentie, maar de Amerikaanse druif bezit vroegrijpheid als<br />
neveneigenschap en die is ook meegekomen. Voor ons Hollanders is deze vroegrijpheid een<br />
belangrijk extraatje, want dat maakt de druiventeelt in heel Nederland mogelijk en zelfs op een<br />
milieuvriendelijkere manier dan in de traditionele wijn- landen als bijv. Frankrijk. Daar worden de<br />
nieuwe rassen nog niet aangeplant omdat ze vanwege de regels van de appellation controlée<br />
voorlopig niet worden toegelaten voor kwaliteitswijn. Andere redenen zijn de beschikbaarheid<br />
aldaar van meer gewasbeschermingsmiddelen en het feit dat de buitenlandse consumenten<br />
sterk gehecht zijn aan de traditionele druivenrassen. In Nederland worden de nieuwe kansen<br />
ontstaan door de nieuwe druivenrassen wel onderkend. Hierdoor is de afgelopen 6 jaar het<br />
aantal wijngaarden in Nederland sterk toegenomen, vooral in Zeeland en ten noorden van de<br />
grote rivieren (zie de groene stippen in de kaart).<br />
In het voorjaar van 2009 worden weer 15 à 20 nieuwe professionele wijngaarden aangeplant,<br />
vooral in de Achterhoek. Een deel van hen gaat samen een coöperatie oprichten om Achterhoekse<br />
streekwijn te maken die vooral verkocht gaat worden in de regionale horeca en via<br />
plattelandstoerisme.<br />
Het lijkt aannemelijk dat voorlopig de interesse van de consument voor milieuvriendelijk<br />
geproduceerde wijn uit de eigen regio zal toenemen. Immers wat is er leuker dan te kijken en<br />
proeven bij de wijnboer uit eigen stad of dorp. Daarom mag men verwachten dat nog vóór 2010<br />
de 100e commerciële wijngaard in Nederland begroet kan worden.<br />
Al sinds ruim 10 jaar bestaat het Wijngaardeniersgilde in Nederland met het Vakblad "De Wijngaard"<br />
(www.wijnbouw.nl). De eerste jaren was men vooral bezig met het uittesten van alle<br />
nieuwe vroegrijpe meeldauwtolerante druivenrassen. Van de blauwe rassen bleken Regent,<br />
Rondo en Salomé tot nu toe de beste, bij de witte rassen zijn dat Johanniter, Merzling en<br />
Solaris. Over 1 à 2 jaar komen weer nieuwe kruisingen op de markt die nog beter zijn.<br />
De laatste jaren houdt het Wijngaardeniersgilde zich behalve met de promotie van wijnbouw<br />
ook steeds meer bezig met de kwaliteitsaspecten van druiventeelt en vinificatie (o.a. HACCPvoorschriften<br />
en kwaliteitskeurmerk). Verder is eind 2003 het Nederlands Wijninstituut opgericht<br />
dat in samenwerking met de Universiteit van Wageningen onderzoek gaat uitvoeren op het gebied<br />
van wijnbouw. Ook startte in 2003 de eerste professionele Wijnbouwcursus georganiseerd<br />
door de Universtiteit van Wageningen Universiteit.<br />
Slotopmerking:<br />
Ten onrechte wordt vaak de klimaatverandering als oorzaak gesuggereerd van de sterke groei<br />
van de Nederlandse wijnbouw. Dat is niet zo, de echte oorzaak is de vroegrijpheid van de<br />
nieuwe rassen. Rassen als Cabernet Sauvignon (de beroemde Bordeauxdruif) zullen ook de<br />
komende decennia in Nederland onrendabel blijven omdat ze 9 van de 10 jaren niet goed afrijpen.<br />
03/7077<br />
Pagina 24 van 25
7 Deelnemerslijst<br />
DEELNEMERSLIJST SECTORBIJEENKOMST <strong>27</strong> FEBRUARI 2009<br />
NAAM<br />
P.K. Berghuis<br />
J.B.M. Bergmans<br />
L. Bierema<br />
G. Brak<br />
K. Bus<br />
J.R. Dijkstra<br />
H. Dodde<br />
M. Douma<br />
S. Dudink<br />
B. Muntjewerf<br />
P. van Erkelens<br />
Mw. M.C. Hanegraaf<br />
D. Hollenga<br />
I. Hoving<br />
T. Huijbregts<br />
W. Hulshoff<br />
J. Lamers<br />
G. Langebeeke<br />
H. Luring<br />
J.J.F. Maerman<br />
A.F.J. Michielsen<br />
G. Miedema<br />
T.J. Miedema<br />
D. Osinga<br />
J. Oude Voshaar<br />
P. Prins<br />
S. Reitsma<br />
IJ.J. Rijzebol<br />
A.L.J.M. Robben<br />
M.J. Schuiringa<br />
S. Schukking<br />
S.P. Spanninga<br />
B. Steenbergen<br />
M.R. van Tilburg<br />
J.D.T. Tonkes<br />
R. van der Veen<br />
A.J.J. de Vries<br />
K. de Vries<br />
K. de Vries<br />
J.C. van Vulpen<br />
H. Waalkens<br />
W.F. Wage<br />
R. Wester<br />
W. Wold<br />
03/7077<br />
Pagina 25 van 25
W.J. de Zeeuw<br />
Mw. G. Blom<br />
R. Engelbestek<br />
Mw. I. Geijzendorffer<br />
Mw. T. Hermans<br />
H. van der Meer<br />
Mw. P. Reidsma<br />
B. Schaap<br />
R. Smidt<br />
J. Verhagen<br />
J. de Wit<br />
P. Prins<br />
B. Swart<br />
J. Zoetendal<br />
Mw. Y. Balkema<br />
Deelnemerslijst<br />
03/7077<br />
Pagina 26 van 25
Bijlage 1<br />
Presentatie uitkomsten van fase 2<br />
03/7077
Project Klimaat en Landbouw<br />
<strong>Noord</strong> Nederland<br />
<strong>27</strong> feb.<br />
2009<br />
Jan Verhagen
Aanleiding<br />
• Lokaal beleid en sector willen<br />
geïnformeerd worden over:<br />
– De gevolgen van klimaatverandering voor<br />
de landbouw<br />
– Wat zijn gepaste adaptatiestrategieën<br />
(bedreigingen en kansen).
Doel<br />
Ontwikkeling van strategieën en actieplannen<br />
voor de landbouw in <strong>Noord</strong>‐Nederland,<br />
aangepast aan de veranderende klimaat‐ en<br />
marktomstandigheden en in de context van<br />
de EU
Fase 1 –<br />
2007, Europees niveau.<br />
Toelichting aanpak<br />
– gevolgen van veranderingen in markt en klimaat<br />
voor de landbouw<br />
Fase 2 –<br />
2008, Gewas –regio niveau.<br />
– invloed klimaatverandering (met name extremen)<br />
op productie<br />
– mogelijke maatregelen<br />
Fase 3 –<br />
2009, Teelt/bedrijf –regio niveau.<br />
– adaptatiestrategieën
Fase<br />
• Verkenning van de geïntegreerde impact van<br />
klimaat‐ en marktveranderingen op de<br />
concurrentiekracht van de Nederlandse<br />
landbouw in de context van de EU‐<strong>27</strong> tot 2050<br />
in twee scenario’s (A1 en B2)<br />
1<br />
Selectie: aardappel, tarwe, melk
Stappen<br />
• Stap 1: Schat de haalbare productie (ton) van<br />
tarwe, aardappelen en melk in 2020 en 2050<br />
• Stap 2: Schat de vraag (ton) naar tarwe,<br />
aardappelen en melk in 2020 en 2050<br />
• Stap 3: Breng de haalbare productie van en de<br />
vraag naar tarwe, aardappelen en melk in<br />
evenwicht (door het aanpassen van het<br />
areaal)
Conclusies Fase 1<br />
• In scenario A1 is er een overschot aan areaal<br />
in Europa<br />
• In scenario B2 is er een tekort aan areaal in<br />
Europa<br />
• Consequenties voor Nederland:<br />
– Tarwe: oosten en zuiden verliezen areaal<br />
– Aardappelen: <strong>Noord</strong>‐Nederland blijft sterk<br />
• Consequenties voor Nederland zijn beperkt
Fase<br />
• Wat betekent klimaatverandering en met<br />
name veranderingen in extreme<br />
gebeurtenissen voor de landbouw in <strong>Noord</strong>‐<br />
Nederland?<br />
• Identificatie adaptatiemaatregelen.<br />
2
Huidig:<br />
1. Pootaardappelen<br />
2. Gras<br />
3. Wintertarwe<br />
4. Zetmeel aardappel<br />
5. Ui<br />
6. Winterpeen<br />
7. Suikerbiet<br />
8. Lelie<br />
Effecten op gewas en product<br />
Energie:<br />
9. Wilg<br />
10.Koolzaad<br />
Nieuwe gewassen:<br />
11.Zonnebloemen<br />
12.Artisjok<br />
13.Druif<br />
14.Kers<br />
Glastuinbouw:<br />
I. Tomaat<br />
Producten:<br />
A. Melkkoeien<br />
B. Scharrelvarken
1<br />
2<br />
3<br />
4<br />
Stappen Fase 2<br />
Gewas/teelt relevante klimaatfactoren<br />
Klimaatfactoren<br />
(extremen)<br />
Problemen/<br />
Schade<br />
++<br />
--<br />
Adaptatie maatregelen<br />
1976 - 2005<br />
2040 G+<br />
2040 W+<br />
Frequentie<br />
++<br />
--
Pootaardappel<br />
Klimaatfactor Periode Impact op gewas<br />
Hevige regenval mei - sept. Verrotting deel aardappeloogst<br />
Hittegolf juli - sept. Doorwas: een verschijnsel waarbij de aardappel te<br />
snel groeit waardoor knollen buiten de hoofdknol<br />
gevormd worden<br />
Warm en nat juli - sept. Bacterieziekte Erwinia die natrot en stengelrot<br />
veroorzaakt<br />
Extreme hitte juni - aug. Afsterven van de aardappelplant door hoge<br />
verdamping en verbranding<br />
Aanhoudend nat weer mei - aug. Spuiten tegen Phytophthora niet mogelijk is<br />
(vanwege verspreiden van ziekten)<br />
Vorst mei - juli De aardappels bevriezen en komen niet op<br />
Warme winter dec. - maart Bewaring van aardappelen problematisch, omdat de<br />
buitenlucht de aardappelen niet kan koelen,<br />
waardoor verlies van vocht en uitlopers en rot wordt<br />
veroorzaakt
Frequentie relevante<br />
klimaat‐factoren<br />
referentie (1976 ‐ 2005)<br />
indicatie schade<br />
Klimaatfactor J F M A M J J A S O N D<br />
Hevige<br />
regenval<br />
Hittegolf<br />
Warm en nat<br />
Extreme hitte<br />
Aanhoudend<br />
nat<br />
Vorst 0 0 0<br />
Warme<br />
winter<br />
0 0 0 2 1<br />
2 6 0<br />
0 1 0<br />
0 0 0<br />
5 8 7 5<br />
0 0 3 0<br />
Schade<br />
%<br />
25 ‐ 75<br />
25‐75<br />
10‐50<br />
100<br />
50‐100<br />
25‐75<br />
25‐75
2040<br />
G+ en W+<br />
Klimaatfactor J F M A M J J A S O N D<br />
Hevige regenval 0 0 0 0 0 0 0 ‐1 +1 +1<br />
Hittegolf +2 +12 +7 +12 +1 +3<br />
Warm en nat +4 +6 +5 +6 +1 +2<br />
Extreme hitte 0 0 0 0 0 0<br />
Aanhoudend nat ‐2 ‐2 ‐2 ‐4 ‐2 ‐5 ‐4 ‐3<br />
Vorst 0 0 0 0<br />
Warme winter 0 +2 +1 +3 +3 +8 +1 +1<br />
G+ Gematigd + (~ B2)<br />
1 °C temperatuurstijging op aarde in 2050 t.o.v. 1990<br />
+ winters zachter en natter door meer westenwind<br />
+ zomers warmer en droger door meer oostenwind<br />
W+ Warm + (~ A1)<br />
2 °C temperatuurstijging op aarde in 2050 t.o.v. 1990<br />
+ winters zachter en natter door meer westenwind<br />
+ zomers warmer en droger door meer oostenwind
W +<br />
Potentiële schade<br />
hittegolven<br />
• Nu 8 hittegolven in 30 jaar<br />
• In 2040 gemiddeld elk jaar een hittegolf<br />
• Indicatie gemiddelde: schade €<br />
5000,= per keer<br />
• Indicatie maximale investeringskosten €<br />
100.000,= (30 j)
Maatregelen hittegolf<br />
Hittegolf - Doorwas (juli - sept.) Niveau<br />
Indicatieve kosten in k€<br />
beheer Investering<br />
Aardappel in bredere ruggen telen Gewas/bedrijf 0 >50<br />
Aardappel vroeger poten en rooien Gewas/bedrijf - -<br />
Verkoeling door druppelirrigatie Gewas/bedrijf 1 1<br />
Hittebestendig ras ontwikkelen Sector - 1.000 – 10.000
Belangrijkste klimaatfactoren overige gewassen<br />
(schade >10%)<br />
Tarwe Langdurige droogte zomer / kwakkelweer in<br />
winter<br />
Consumptie‐ /zetmeel‐aardappel Hevige neerslag /<br />
hitte stress / warm en nat / warme winter<br />
Suikerbiet Warme winter<br />
Zaaiuien Vochtige warmte / langdurige droogte<br />
Winterpeen Droogte tijdens groei / inundatie tijdens<br />
groei<br />
Lelie Hevige neerslag / natte zomer / hagel<br />
Gras Aanhoudende hitte
Conclusies Fase 2<br />
• Meeste gewassen ondervinden invloed klimaat<br />
verandering.<br />
• Naast negatieve gevolgen ook positieve.<br />
• Er zijn adaptatiemaatregelen die direct te<br />
implementeren zijn.<br />
• Kosten en baten zijn lastig te bepalen.
Fase 3<br />
• Ontwikkeling van strategieën en actieplannen<br />
voor de landbouw in <strong>Noord</strong>‐Nederland
Adaptatie<br />
Dingen anders doen of andere dingen doen<br />
• Optie 1. Het gaat goed, het huidige systeem<br />
voldoet.<br />
• Optie 2. Problemen te verwachten inzet van<br />
nieuwe technologie en inzichten nodig om huidig<br />
systeem te handhaven.<br />
• Optie 3. Huidige vorm niet te handhaven,<br />
noodzaak tot het kiezen van een andere richting.
Gewas bedrijf & gebied<br />
Gebieds‐ en bedrijfs‐ analyse<br />
Adaptatiemaatregel adaptatiepakket adaptatiestrategie
Bijlage 2<br />
Maatregelen op bedrijf- of gebiedsniveau<br />
03/7077
Project Klimaat en Landbouw<br />
<strong>Noord</strong> Nederland<br />
Fase 3 – 2009/2010<br />
<strong>27</strong> feb. 2009<br />
Bjartur Swart<br />
Manager Beleid en Innovatie Grontmij
Hoe verder?<br />
Fase 1: 2007 ‐ invloed mondiale markt en<br />
klimaatverandering op landbouw<br />
Fase 2: 2008 – invloed klimaatverandering op<br />
kritische productiefactoren en mogelijke<br />
maatregelen<br />
Fase 3: 2009/2010 – adaptatie scenario's in relatie<br />
tot andere belangen<br />
Scenario’s:<br />
Hoe verder?<br />
1. Huidige gewassen +<br />
autonome ontwikkeling<br />
2. Nieuwe teelten + behoud<br />
meest kansrijke huidige<br />
gewassen
• Indeling deelgebieden<br />
Hoe verder?<br />
• Analyse klimaatfactoren per deelgebied<br />
• Inventarisatie gewenste maatregelen op bouwplanniveau<br />
• Inventarisatie gewenste maatregelen op gebiedsniveau<br />
• Inventarisatie mogelijke nieuwe teelten op gebieds/bedrijfsniveau<br />
• Analyse kosten ‐ baten<br />
Hoe verder?
Resultaat?<br />
Per gebied een overzicht aan maatregelen<br />
‐ op bedrijfsniveau<br />
‐ op gebiedsniveau<br />
‐ op sector niveau<br />
Per gebied een overzicht aan kansen voor nieuwe teelten<br />
Per gebied en bedrijf een bedrijfseconomische analyse<br />
Resultaat?
• Geen toekomstvoorspelling!<br />
Resultaat?<br />
• Wel indicatie van sterkere en zwakkere gewassen, regio’s.<br />
• Wel indicatie van noodzaak wel of geen maatregelen te nemen<br />
• Wel een indicatie van mogelijke ontwikkelingsrichtingen landbouw<br />
Voor wie?<br />
De individuele ondernemer<br />
• maatregelen<br />
• kansen<br />
• onderbouwing infrastructurele wensen<br />
De overheden<br />
• waterbeheer<br />
• sociaal economisch beleid<br />
• landschappelijke ontwikkelingen
Voor wie?<br />
De sector<br />
• maatregelen<br />
• kansen<br />
• onderbouwing infrastructurele wensen<br />
Gebiedsindeling
Pootaardappelen<br />
Gras<br />
Zetmeel aardappelen<br />
Consumptie<br />
aardappelen<br />
Pootaardappelen<br />
Gras<br />
Zetmeel aardappelen<br />
Consumptie<br />
aardappelen<br />
<strong>Noord</strong>elijk zeeklei<br />
Koolzaad<br />
Suikerbieten<br />
Winterpeen<br />
Lelie Tarwe Zaaiuien<br />
<strong>Noord</strong>oostpolder<br />
Koolzaad<br />
Suikerbieten<br />
Winterpeen<br />
Lelie Tarwe Zaaiuien
Pootaardappelen<br />
Gras<br />
Zetmeel aardappelen<br />
Consumptie<br />
aardappelen<br />
Pootaardappelen<br />
Gras<br />
Zetmeel aardappelen<br />
Consumptie<br />
aardappelen<br />
Zuidelijk Flevoland<br />
Koolzaad<br />
Suikerbieten<br />
Winterpeen<br />
Lelie Tarwe Zaaiuien<br />
Oldambt<br />
Koolzaad<br />
Suikerbieten<br />
Winterpeen<br />
Lelie Tarwe Zaaiuien
Pootaardappelen<br />
Gras<br />
Zetmeel aardappelen<br />
Consumptie<br />
aardappelen<br />
Pootaardappelen<br />
Gras<br />
Zetmeel aardappelen<br />
Consumptie<br />
aardappelen<br />
Veenkoloniën<br />
Koolzaad<br />
Suikerbieten<br />
Winterpeen<br />
Lelie Tarwe Zaaiuien<br />
Laag(veen)weidegebied<br />
Koolzaad<br />
Suikerbieten<br />
Winterpeen<br />
Lelie Tarwe Zaaiuien
Pootaardappelen<br />
Gras<br />
Zetmeel aardappelen<br />
Consumptie<br />
aardappelen<br />
Gemengd weidegebied<br />
Koolzaad<br />
Suikerbieten<br />
Winterpeen<br />
Lelie Tarwe Zaaiuien<br />
Vragen middagsessie (per deelgebied)<br />
• welke lokale omstandigheden versterken / verminderen de klimaatfactoren?<br />
• welke lokale omstandigheden belemmeren eventueel het nemen van maatregelen?<br />
(geen water, andere functies)<br />
• geldt het gebied als één gebied of zijn er nog deelgebieden te onderscheiden?<br />
• welke ontwikkeling heeft u de afgelopen tien jaar gezien en hoe zet die naar uw<br />
mening in de toekomst door? Hoe ziet in uw ogen de toekomst er uit?
Contactgegevens<br />
Bezoekadres: Zonnedauw 2 9202 PA Drachten<br />
Postadres: Postbus 91 9200 AB Drachten<br />
T +31 (0) 512 33 51<strong>27</strong><br />
F +31 (0) 512 51 0200<br />
M 06 51546904<br />
bjartur.swart@grontmij.nl<br />
Vragen?<br />
Bjartur Swart<br />
Manager Beleid en Innovatie<br />
Grontmij