18.09.2013 Views

PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University ...

PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University ...

PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University ...

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

<strong>PDF</strong> <strong>hosted</strong> <strong>at</strong> <strong>the</strong> <strong>Radboud</strong> <strong>Repository</strong> <strong>of</strong> <strong>the</strong> <strong>Radboud</strong> <strong>University</strong><br />

Nijmegen<br />

The version <strong>of</strong> this text has not yet been defined or was untraceable and may differ from <strong>the</strong><br />

publisher's version.<br />

For additional inform<strong>at</strong>ion about this public<strong>at</strong>ion click this link.<br />

http://hdl.handle.net/2066/18616<br />

Please be advised th<strong>at</strong> this inform<strong>at</strong>ion was gener<strong>at</strong>ed on 2013-07-23 and may be subject to<br />

change.


VAN DROPOUT TOT AMBACHTSWERKER


Van dropout tot ambachtswerker<br />

Een dieptestudie onder zeer voortijdig schoolverl<strong>at</strong>ers<br />

R. Portengen & H. Dekkers<br />

INSTITUUT VOOR TOEGEPASTE SOCIALE WETENSCHAPPEN


De particuliere prijs van deze uitgave is 13,25.<br />

Deze uitgave is te bestellen bij het Instituut voor Toegepaste Sociale wetenschappen,<br />

024-3653500<br />

CIP-GEGEVENS KONINKLIJKE BIBLIOTHEEK, DEN HAAG<br />

Portengen, R<br />

Van dropout tot ambachtswerker. / R. Portengen & H. Dekkers - Nijmegen : Instituut<br />

voor Toegepaste Sociale wetenschappen<br />

ISBN 90-55540-73-0<br />

NUGI 722, 664<br />

© 1998 Instituut voor Toegepaste Sociale wetenschappen (ITS) van de Stichting K<strong>at</strong>holieke Universiteit<br />

te Nijmegen.<br />

Behoudens de in <strong>of</strong> krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze<br />

uitgave worden verveelvuldigd en/<strong>of</strong> openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, micr<strong>of</strong>ilm,<br />

<strong>of</strong> op welke wijze dan ook, en evenmin in een retrieval system worden opgeslagen, zonder de voorafgaande<br />

schriftelijke toestemming van het Instituut voor Toegepaste Sociale wetenschappen (ITS) te<br />

Nijmegen van de Stichting K<strong>at</strong>holieke Universiteit Nijmegen.<br />

No part <strong>of</strong> this book / public<strong>at</strong>ion may be reproduced in any form, by print, photoprint, micr<strong>of</strong>ilm or<br />

any o<strong>the</strong>r means without written permission from <strong>the</strong> publisher.<br />

iv


Voorwoord<br />

In dit rapport wordt verslag gedaan van een onderzoek naar zeer voortijdig schoolverl<strong>at</strong>en:<br />

het ga<strong>at</strong> om leerlingen die voor, bij aanvang van, <strong>of</strong> tijdens het vierde leerjaar het<br />

voortgezet onderwijs verl<strong>at</strong>en.<br />

In 1994 is via diepte-interviews met 48 zeer voortijdig schoolverl<strong>at</strong>ers een beeld geschetst<br />

van dit fenomeen. De nadruk lag daarbij op de motieven van leerlingen om het<br />

onderwijs te verl<strong>at</strong>en. In 1995 zijn deze jongeren opnieuw geïnterviewd, maar nu inzake<br />

hun dagelijkse bezigheden en hun beleving van arbeid, werkloosheid en scholing.<br />

Op basis van deze interviews zijn in 1994 en 1995 public<strong>at</strong>ies van het ITS verschenen<br />

(De Wit & Dekkers, 1994; Harkink, Oyen & Dekkers, 1995). Daarin is de omvang van<br />

het zeer voortijdig schoolverl<strong>at</strong>en bepaald en werd ingegaan op oorzaken en achtergronden<br />

daarvan. Tevens hebben de onderzoekers aandacht besteed aan de periode na<br />

het schoolverl<strong>at</strong>en.<br />

In het onderhavige onderzoek wordt de groep zeer voortijdig schoolverl<strong>at</strong>ers gevolgd,<br />

terwijl ze weer tweeënhalf jaar verder zijn in hun levensloop. Dit rapport bev<strong>at</strong> de result<strong>at</strong>en<br />

van deze vervolgmeting, verzameld in augustus en september 1997. Daarbij<br />

worden de gegevens gepla<strong>at</strong>st in de context van de metingen in 1994 en 1995. Op deze<br />

wijze wordt een voor Nederland uniek beeld geschetst van de groep zeer voortijdig<br />

schoolverl<strong>at</strong>ers.<br />

Deze derde meting in het kader van het onderzoek naar zeer voortijdig schoolverl<strong>at</strong>en<br />

is tot stand gekomen in opdracht van de Interdepartementale Commissie Minderheden.<br />

De eerste en tweede meting zijn verricht in het kader van de Landelijke Evalu<strong>at</strong>ie van<br />

het Onderwijsvoorrangsbeleid (LEO). De derde meting is uitgevoerd door Renze Portengen.<br />

De projectleiding was in handen van Hetty Dekkers.<br />

Onze dank ga<strong>at</strong> uit naar de jongeren die bereid waren deel te nemen aan de diepte-interviews.<br />

Zij stelden ons in sta<strong>at</strong> een beter inzicht te krijgen in de problem<strong>at</strong>iek en de<br />

gevolgen van het voortijdig schoolverl<strong>at</strong>en op de middellange termijn.<br />

drs A.J. Mens<br />

directeur van het ITS<br />

v


Inhoudsopgave<br />

Voorwoord v<br />

1 Inleiding 1<br />

1.1 Voortijdig schoolverl<strong>at</strong>en 2<br />

1.2 Het overheidsbeleid 4<br />

1.2.1 Onderwijsbeleid 4<br />

1.2.2 Arbeidsmarkt- en armoedebeleid 5<br />

1.3 Eerder ITS-onderzoek naar zeer voortijdig schoolverl<strong>at</strong>en 7<br />

1.3.1 Het kwantit<strong>at</strong>ief deelonderzoek 7<br />

1.3.2 Diepte-interviews in 1994 8<br />

1.3.3 Diepte-interviews in 1995 9<br />

1.4 Probleemstelling en onderzoeksvragen 11<br />

1.4.1 Probleemstelling 11<br />

1.4.2 Onderzoeksvragen 11<br />

2 Onderzoeksopzet 13<br />

2.1 Het traceren van voortijdig schoolverl<strong>at</strong>ers 13<br />

2.2 Respons 14<br />

2.3 Rapportage 15<br />

3 De leefsitu<strong>at</strong>ie van drop-outs 17<br />

3.1 Huisvesting 17<br />

3.2 De ouder(s) 17<br />

3.3 De partner 19<br />

vii


4 Arbeid, werkloosheid en scholing 21<br />

viii<br />

4.1 Arbeid, werkloosheid en scholing: begripsvorming 21<br />

4.2 Arbeid, werkloosheid en scholing in 1997 23<br />

4.2.1 Arbeid 23<br />

4.2.2 Werkloosheid 25<br />

4.2.3 Scholing 26<br />

4.3 Trends in arbeid, werkloosheid en scholing 26<br />

4.3.1 Situ<strong>at</strong>ie tijdens de drie metingen 26<br />

4.3.2 Een totaalbeeld: arbeids- en onderwijsloopbanen 27<br />

5 Beleving huidige situ<strong>at</strong>ie 31<br />

5.1 Tevredenheid na het schoolverl<strong>at</strong>en 31<br />

5.2 Tevredenheid met arbeid 32<br />

5.3 Tevredenheid met werkloosheid 34<br />

5.4 Tevredenheid met scholing 35<br />

6 Begeleiding 37<br />

6.1 Het arbeidsbureau 37<br />

6.2 Het GAK en de GSD 38<br />

6.3 De JWG 39<br />

6.4 Overige begeleiding 40<br />

7 Toekomstverwachtingen 41<br />

7.1 Toekomstplannen 41<br />

7.1.1 Toekomstplannen van jongeren met werk 41<br />

7.1.2 Toekomstplannen van werkloze jongeren 42<br />

7.1.3 Toekomstplannen van jongeren in opleiding 43<br />

7.2 Ondersteuning bij het uitvoeren van toekomstplannen 44


8 Terugblik 45<br />

8.1 Het besluit tot schoolverl<strong>at</strong>en 45<br />

8.2 Spijt over schoolverl<strong>at</strong>en: achtergronden en huidige situ<strong>at</strong>ie 46<br />

8.3 Spijt over schoolverl<strong>at</strong>en: tevredenheid en toekomstbeeld 48<br />

8.4 De periode na schooluitval 48<br />

9 Verschillen tussen mannelijke en vrouwelijke schoolverl<strong>at</strong>ers 51<br />

9.1 Leefsitu<strong>at</strong>ie 51<br />

9.2 Arbeid, werkloosheid en scholing 51<br />

9.3 Beleving huidige situ<strong>at</strong>ie 52<br />

9.4 Begeleiding 53<br />

9.5 Toekomstplannen 53<br />

9.6 Terugblik 53<br />

10 Verschillen tussen autochtone en allochtone schoolverl<strong>at</strong>ers 55<br />

10.1 Leefsitu<strong>at</strong>ie 55<br />

10.2 Arbeid, werkloosheid en scholing 55<br />

10.3 Beleving huidige situ<strong>at</strong>ie 56<br />

10.4 Begeleiding 56<br />

10.5 Toekomstplannen 56<br />

10.6 Terugblik 57<br />

10.7 Eigen beleving invloed van etniciteit 57<br />

ix


11 Samenv<strong>at</strong>ting en conclusies 61<br />

x<br />

11.1 Probleemstelling, onderzoeksvragen en opzet 61<br />

11.2 Result<strong>at</strong>en 63<br />

11.2.1 Het schoolverl<strong>at</strong>en en de eerste opvang 63<br />

11.2.2 De thuissitu<strong>at</strong>ie, ouders en partners 63<br />

11.2.3 Arbeid, scholing en werk 64<br />

11.2.4 Tevredenheid met de situ<strong>at</strong>ie 65<br />

11.2.5 Begeleiding bij het vinden werk <strong>of</strong> een opleiding 65<br />

11.2.6 Toekomstplannen en -wensen 66<br />

11.2.7 Spijt over het schoolverl<strong>at</strong>en 67<br />

11.2.8 Verschillen tussen jongens en meisjes 68<br />

11.2.9 Verschillen tussen allochtonen en autochtonen 69<br />

11.3 Een classific<strong>at</strong>ie van zeer voortijdig schoolverl<strong>at</strong>ers 70<br />

11.3.1 De succesvolle ongeschoolde ambachtswerker 71<br />

11.3.2 De geldverdiener 72<br />

11.3.3 De werkloze schoolverl<strong>at</strong>er 73<br />

11.3.4 De problem<strong>at</strong>ische schoolverl<strong>at</strong>er 74<br />

11.3.5 De loopbaanplanner 75<br />

11.4 Tot slot 76<br />

11.4.1 Instabiele arbeidsloopbanen 77<br />

11.4.2 Trajecten richting werk 77<br />

11.4.3 Trajecten richting een startkwalific<strong>at</strong>ie 78<br />

11.4.4 Specifiek beleid voor allochtonen 78<br />

Afkortingen 81<br />

Liter<strong>at</strong>uur 83<br />

Bijlage I - Arbeids- en onderwijsloopbanen sinds het schoolverl<strong>at</strong>en 85


1 Inleiding<br />

Het beeld van de voortijdige schoolverl<strong>at</strong>er d<strong>at</strong> in de liter<strong>at</strong>uur overheerst, is d<strong>at</strong> van<br />

een leerling die in het onderwijs volledig is mislukt en vanuit een passieve en ongewenste<br />

keuze de school verla<strong>at</strong>. De neg<strong>at</strong>ieve gevolgen die vaak in verband worden<br />

gebracht met voortijdig schoolverl<strong>at</strong>en, variëren van ongewenste werkloosheid tot<br />

criminele activiteiten. Het is mogelijk d<strong>at</strong> de voortijdig schoolverl<strong>at</strong>er vanuit een positieve<br />

motiv<strong>at</strong>ie handelt. Wellicht zijn er vanuit de optiek van de schoolverl<strong>at</strong>er betere<br />

mogelijkheden voor persoonlijk en ma<strong>at</strong>schappelijk succes dan een verblijf op school.<br />

In het kader van de evalu<strong>at</strong>ie van het onderwijsvoorrangsbeleid (OVB) doet het ITS<br />

onderzoek naar de loopbanen van leerlingen in het voortgezet onderwijs: het OVBschoolloopbanenonderzoek.<br />

Dit is een represent<strong>at</strong>ief onderzoek onder ruim 5000 leerlingen<br />

in het voortgezet onderwijs, waarvan er ongeveer 1500 allochtoon zijn.<br />

Begin 1994 heeft het ITS onderzoek gedaan naar zeer voortijdig schoolverl<strong>at</strong>en in het<br />

voortgezet onderwijs (De Wit & Dekkers, 1994). Het ga<strong>at</strong> daarbij om leerlingen die<br />

voor, bij aanvang van, <strong>of</strong> tijdens het vierde leerjaar het voortgezet onderwijs verl<strong>at</strong>en.<br />

Het onderzoek bestond uit een kwantit<strong>at</strong>ief en een kwalit<strong>at</strong>ief deel.<br />

De d<strong>at</strong>a voor het kwantit<strong>at</strong>ieve deel waren afkomstig uit dit bestand: hierin stond de<br />

frequentie van zeer voortijdig schoolverl<strong>at</strong>en centraal. De schoolverl<strong>at</strong>ers zijn ook<br />

vergeleken met de niet-schoolverl<strong>at</strong>ers voor w<strong>at</strong> betreft leerling- en gezinskenmerken,<br />

alsmede school- en arbeidsloopbanen. Speciale aandacht is besteed aan verschillen<br />

tussen autochtone en allochtone leerlingen en jongens en meisjes.<br />

In het kwalit<strong>at</strong>ieve deelonderzoek stonden de achtergronden en redenen van het voortijdig<br />

schoolverl<strong>at</strong>en centraal en is gekeken naar de verdere carrière en toekomstplannen<br />

en -wensen. Daartoe zijn de uitgevallen leerlingen telefonisch <strong>of</strong> schriftelijk benaderd<br />

met een gestructureerde vragenlijst. Vervolgens hebben de onderzoekers diepteinterviews<br />

afgenomen; hieraan namen 48 zeer voortijdig schoolverl<strong>at</strong>ers deel. Deze 48<br />

respondenten vormen qua geslacht, OVB-wegingsfactor, leeftijd, herkomstland en<br />

schooltype een represent<strong>at</strong>ieve afspiegeling van de totale groep voortijdig schoolverl<strong>at</strong>ers,<br />

zoals aangetr<strong>of</strong>fen in de kwantit<strong>at</strong>ieve deelstudie. Tijdens de interviews is ingegaan<br />

op de redenen voor het schoolverl<strong>at</strong>en, de persoonlijke situ<strong>at</strong>ie, de school- en<br />

thuissitu<strong>at</strong>ie, de verdere carrière en de toekomstplannen en -verwachtingen.<br />

Begin 1995 is door het ITS opnieuw kwalit<strong>at</strong>ief onderzoek gedaan onder de 48 zeer<br />

vroegtijdig schoolverl<strong>at</strong>ers (Harkink, Oyen & Dekkers, 1995). Conform de te<br />

verwachten levensontwikkeling van de jongeren lag de nadruk op de verdere school-<br />

1


<strong>of</strong> arbeidsloopbaan (<strong>of</strong> non-loopbaan). Waar waren ze terechtgekomen? Hadden ze<br />

hun draai gevonden in een baan <strong>of</strong> een nieuwe opleiding? Of was de situ<strong>at</strong>ie minder<br />

gunstig en was de schoolverl<strong>at</strong>er minder tevreden na verloop van tijd? Ook is nagegaan<br />

welke toekomstverwachtingen en -wensen ze hadden.<br />

Voord<strong>at</strong> we in deze inleiding verder ingaan op de probleemstelling en de<br />

onderzoeksvragen (§ 1.4) wordt de liter<strong>at</strong>uur over voortijdig schoolverl<strong>at</strong>en in Nederland<br />

kort samengev<strong>at</strong> (§1.1). Vervolgens wordt ingegaan op het overheidsbeleid rondom<br />

dit fenomeen: het ga<strong>at</strong> daarbij enerzijds om onderwijsbeleid en anderzijds om<br />

arbeidsmarktbeleid (§ 1.2). Daarna worden de result<strong>at</strong>en van het ITS-onderzoek onder<br />

zeer voortijdig schoolverl<strong>at</strong>ers beschreven: het ga<strong>at</strong> om de metingen in 1994 en 1995<br />

(§ 1.3).<br />

In ho<strong>of</strong>dstuk 2 wordt de onderzoeksopzet en -uitvoering beschreven. De result<strong>at</strong>en<br />

worden in de daarop volgende ho<strong>of</strong>dstukken gepresenteerd, waarbij respectievelijk<br />

wordt ingegaan op de leefsitu<strong>at</strong>ie (ho<strong>of</strong>dstuk 3), de arbeids- en onderwijsloopbanen<br />

(ho<strong>of</strong>dstuk 4), de beleving van arbeid, werkloosheid en scholing (ho<strong>of</strong>dstuk 5), de<br />

begeleiding rondom arbeid en scholing (ho<strong>of</strong>dstuk 6), de plannen voor de toekomst<br />

(ho<strong>of</strong>dstuk 7) en een retrospectief oordeel over het schoolverl<strong>at</strong>en (ho<strong>of</strong>dstuk 8). De<br />

factoren geslacht en etniciteit worden respectievelijk besproken in de ho<strong>of</strong>dstukken 9<br />

en 10. De conclusies en aanbevelingen vindt u in ho<strong>of</strong>dstuk 11.<br />

1.1 Voortijdig schoolverl<strong>at</strong>en<br />

Voortijdig schoolverl<strong>at</strong>ers zijn leerlingen die het onderwijs verl<strong>at</strong>en zonder ‘primaire<br />

startkwalific<strong>at</strong>ie’. Een primaire startkwalific<strong>at</strong>ie is volgens de huidige overheidsdefinitie<br />

(OenW, 1993) het behaald hebben van minimaal het volgende opleidingsniveau:<br />

primair leerlingwezen, kort-MBO, twee MBO-jaren, HAVO <strong>of</strong> VWO. Het behalen<br />

van een VBO- <strong>of</strong> MAVO-diploma bereidt in deze optiek onvoldoende voor op de arbeidsmarkt.<br />

Indien jongeren met VBO- <strong>of</strong> MAVO-diploma, <strong>of</strong> ongediplomeerden,<br />

zich in het leerlingwezen <strong>of</strong> MBO-opleidingen bevinden, zijn dit geen voortijdig<br />

schoolverl<strong>at</strong>ers aangezien zij zich nog in het traject richting een startkwalific<strong>at</strong>ie bevinden.<br />

Voortijdig schoolverl<strong>at</strong>en kan voortkomen uit een complex van motieven, aspir<strong>at</strong>ies en<br />

voorgeschiedenissen. Uit public<strong>at</strong>ies over schoolverl<strong>at</strong>en in Nederland komt een groot<br />

aantal factoren naar voren, die een rol kunnen spelen in het proces d<strong>at</strong> een leerling er<br />

toe brengt van school af te gaan (De Vries, 1993a; H<strong>of</strong>man, 1993).<br />

Het onderscheid tussen ’push’- en ‘pull’-factoren, <strong>of</strong>wel afstotings- en aantrekkingsmechanismen,<br />

wordt regelm<strong>at</strong>ig gehanteerd om de motieven van jongeren te beschrij-<br />

2


ven. Bij aantrekkingsmechanismen is sprake van factoren buiten het onderwijs, die een<br />

zuigende werking hebben op leerlingen. Deze factoren zijn onder te delen in: aantrekking<br />

uit de arbeidsmarkt <strong>of</strong> door altern<strong>at</strong>ieve arbeidsvormen en het stichten van een<br />

gezin <strong>of</strong> economische ondersteuning van de ouders. Ook de wens tot deelname aan<br />

niet-reguliere vormen van voortgezet onderwijs, zoals kortlopende praktijkgerichte<br />

opleidingen <strong>of</strong> cursussen die in samenwerking met bedrijfsleven, arbeidsbureau, Sociale<br />

Dienst en andere overheidsinstellingen zijn opgezet, is een ‘pull’-factor. De Vries<br />

(1993a) deelt de ‘push’-factoren in een drietal c<strong>at</strong>egorieën in: gebrek aan capaciteiten,<br />

verveling en irrit<strong>at</strong>ie, en culturele/sociale isol<strong>at</strong>ie en/<strong>of</strong> discrimin<strong>at</strong>ie.<br />

Bij de leerlingen zelf spelen capaciteiten een rol (Bosker & H<strong>of</strong>man, 1994; H<strong>of</strong>man,<br />

1993; De Vries, 1993a). Van nog grotere betekenis zou de motiv<strong>at</strong>ie en schoolbeleving<br />

van leerlingen zijn: toekomstige schoolverl<strong>at</strong>ers hechten minder belang aan school dan<br />

blijvers en hebben minder hoge aspir<strong>at</strong>ies met betrekking tot het te bereiken onderwijsen<br />

beroepsniveau. Zij oordelen bovendien neg<strong>at</strong>iever over hun eigen schoolbekwaamheid<br />

en vinden het vervelender om naar school te gaan. Dit uit zich gedragsm<strong>at</strong>ig in een<br />

geringere inzet tijdens lessen en een minimale investering in huiswerk.<br />

Gezinsinvloeden worden in de onderzoeksliter<strong>at</strong>uur beschouwd als een belangrijke<br />

tussenschakel ter verklaring van voortijdig schoolverl<strong>at</strong>en (Bosker & H<strong>of</strong>man, 1994;<br />

H<strong>of</strong>man, 1993; Hövels & Bock, 1991; Riemersma & Van den Oever, 1994; De Vries,<br />

1993a). De thuissitu<strong>at</strong>ie van voortijdig schoolverl<strong>at</strong>ers wordt gekenmerkt door grote<br />

gezinnen, één-oudergezinnen, werkloosheid van de vader en m<strong>at</strong>eriële belemmeringen.<br />

Ouders van uitvallers zijn gemiddeld lager opgeleid, hebben lagere verwachtingen<br />

ten aanzien van hun kind en zijn minder bij het onderwijs betrokken dan ouders van<br />

schoolblijvers. Bij uitvallers is bovendien vaker sprake van een discrepantie tussen de<br />

communic<strong>at</strong>ie, opvoeding en disciplinering in de thuissitu<strong>at</strong>ie en de waarden en normen<br />

van de school.<br />

Ook de peergroup kan haar invloed doen gelden. Een belangrijke factor met betrekking<br />

tot de ‘vriendenkring’ van leerlingen is de m<strong>at</strong>e van verzuim. Voor de binding met<br />

de school is het van belang <strong>of</strong> de peergroup besta<strong>at</strong> uit mede-leerlingen van dezelfde<br />

school. Voortijdig schoolverl<strong>at</strong>ers gaan vaker om met vrienden van buiten de eigen<br />

school (Bosker & H<strong>of</strong>man, 1994; H<strong>of</strong>man, 1993).<br />

Volgens Voncken en Babeliowsky (1994) spelen drie schoolkenmerken een rol bij de<br />

uitval van leerlingen: schooltype, schoolgrootte en het schoolaandeel van allochtone<br />

leerlingen. In een groot aantal onderzoeken wordt overigens geen eenduidige samenhang<br />

gevonden tussen schoolgrootte en uitval (De Vries, 1993a). Tevens speelt het<br />

schoolklima<strong>at</strong> een belangrijke rol: voortijdig schoolverl<strong>at</strong>en komt minder vaak voor op<br />

scholen met een ‘warm’ schoolklima<strong>at</strong>, waar minder sancties worden toegepast we-<br />

3


gens wangedrag van leerlingen, waar zich minder conflicten voordoen en waar prest<strong>at</strong>ies<br />

positief worden gewaardeerd (Bosker & H<strong>of</strong>man, 1994; H<strong>of</strong>man, 1993; De Vries,<br />

1993a).<br />

Sommigen suggereren d<strong>at</strong> de situ<strong>at</strong>ie van een individuele schoolverl<strong>at</strong>er over het algemeen<br />

gedurende de tijd zal verslechteren. Mogelijk verdient iemand de eerste jaren na<br />

het schoolverl<strong>at</strong>en rel<strong>at</strong>ief veel in vergelijking tot leeftijdgenoten die naar school gaan.<br />

Bovendien is het dan nog makkelijk aan (tijdelijk) werk te komen. Maar vindt op een<br />

gegeven moment geen verdringing op de arbeidsmarkt pla<strong>at</strong>s door hoger geschoolden,<br />

die dan tevens een hoger salaris ontvangen? In het licht van deze vraagstelling is het<br />

relevant de zeer voortijdig schoolverl<strong>at</strong>ers in hun levensloop te volgen.<br />

1.2 Overheidsbeleid<br />

Vanaf het begin van de jaren tachtig nam de ma<strong>at</strong>schappelijke bezorgdheid over voortijdig<br />

schoolverl<strong>at</strong>en fors toe; tegelijkertijd was sprake van een sterk groeiende jeugdwerkloosheid<br />

(De Vries, 1993b). In dezelfde periode zijn vele ma<strong>at</strong>regelen getr<strong>of</strong>fen<br />

om het voortijdig schoolverl<strong>at</strong>en tegen te gaan: voorbeelden zijn de invoering van het<br />

(deeltijd) kort-MBO, de stimulering van het leerlingwezen en het opzetten van vele<br />

specifieke projecten (spijbelopvangprojecten, randgroepjongerenprojecten en projecten<br />

voor ongediplomeerde schoolverl<strong>at</strong>ers, zie Eimers, 1995).<br />

Een integrale benadering van dit probleem en afstemming van ministerieel beleid<br />

wordt door velen noodzakelijk geacht. In de loop der jaren zijn door het rijk en andere<br />

instanties vele ma<strong>at</strong>regelen getr<strong>of</strong>fen, voorzieningen tot stand gebracht, methodieken<br />

ontwikkeld en expertise opgebouwd om het voortijdig schoolverl<strong>at</strong>en terug te dringen.<br />

Belangrijk zijn verschuivingen in het recente beleid van de rijksoverheid.<br />

1.2.1 Onderwijsbeleid<br />

In de nota's 'Pr<strong>of</strong>iel van de tweede fase voortgezet onderwijs' (O&W, 1991) en 'Een<br />

goed voorbereide start' (O&W, 1993) wordt het probleem van het voortijdig schoolverl<strong>at</strong>en<br />

breder gedefinieerd dan begin jaren negentig gebruikelijk was. Tot dan stond het<br />

wel <strong>of</strong> niet gediplomeerd zijn centraal in de definitie van de problem<strong>at</strong>iek: jongeren<br />

met een VBO- <strong>of</strong> MAVO-diploma werden niet beschouwd als voortijdig schoolverl<strong>at</strong>ers.<br />

Een voortijdig schoolverl<strong>at</strong>er wordt tegenwoordig omschreven als iemand die<br />

geen 'startkwalific<strong>at</strong>ie' heeft behaald. Deze kwalific<strong>at</strong>ie is geen diploma in de traditionele<br />

zin van het woord, maar duidt op een niveau d<strong>at</strong> tenminste vergelijkbaar is met het<br />

primair leerlingwezen.<br />

4


In de termen van de Wet Educ<strong>at</strong>ie en Beroepsonderwijs (WEB) wordt overigens gesproken<br />

over een 'basisberoepsopleiding'; sinds 1996 is het beleid van overheid gericht<br />

op de implement<strong>at</strong>ie van deze wet. In het cursusjaar 1997/1998 zullen voor de eerste<br />

maal beroepsopleidingen worden uitgevoerd binnen een nieuwe landelijke kwalific<strong>at</strong>iestructuur.<br />

In het kader van deze wet wordt overigens niet meer gesproken over het<br />

leerlingwezen en het MBO, maar over respectievelijk een beroepsbegeleidende en een<br />

beroepsopleidende leerweg. Het vormingswerk en het deeltijd-MBO zijn in deze twee<br />

leerwegen opgegaan.<br />

Met de introductie van de startkwalific<strong>at</strong>ie is de l<strong>at</strong> hoger komen te liggen. Vanuit het<br />

onderwijsveld luidt veel gehoorde kritiek d<strong>at</strong> een dergelijk niveau voor sommige leerlingen<br />

inherent te hoog is; mogelijk werkt een dergelijk streven dan contraproductief.<br />

Binnen de landelijke kwalific<strong>at</strong>iestructuur voor het beroepsonderwijs en de volwasseneneduc<strong>at</strong>ie<br />

(BVE) is een niveau geïntroduceerd onder het niveau van de startkwalific<strong>at</strong>ie:<br />

het assistentenniveau.<br />

Binnen de eerste fase van het voortgezet onderwijs dient een arbeidsmarktgerichte<br />

leerweg te worden ontwikkeld: dit vergt een versterking van de VBO-afdelingsstructuur<br />

van scholen (OCenW, 1997). Daarnaast is sprake van leerwegondersteunend<br />

onderwijs: via samenwerking tussen het voortgezet onderwijs en scholen voor voortgezet<br />

speciaal onderwijs (VSO-LOM <strong>of</strong> -MLK, ZMOK) wordt extra pedagogische hulp<br />

de school binnen gebracht om voor leerlingen een plek op de arbeidsmarkt te veroveren.<br />

Ook hier sta<strong>at</strong> het verwerven van een startkwalific<strong>at</strong>ie niet langer centraal.<br />

Naast dergelijk beleid is met name de oprichting sinds 1994 van Regionale Meld- en<br />

Coördin<strong>at</strong>iefuncties (RMC) relevant (OenW, 1993). Door het bevorderen van samenwerking<br />

tussen instellingen uit diverse sectoren (onderwijs, welzijn, zorg, arbeidsmarkt)<br />

en door het opzetten van een sluitende, regionale registr<strong>at</strong>ie van schoolverl<strong>at</strong>ers<br />

door gemeenten dient reductie van het schoolverl<strong>at</strong>en pla<strong>at</strong>s te vinden. Overigens betreft<br />

het een tijdelijke stimuleringsma<strong>at</strong>regel die in principe loopt tot 1998; per 1 augustus<br />

1998 worden gemeenten verantwoordelijk voor het inpassen van de RMC-functies<br />

binnen het lokaal onderwijsachterstandenbeleid (OCenW, 1995).<br />

1.2.2 Arbeidsmarkt- en armoedebeleid<br />

De leefsitu<strong>at</strong>ie van voortijdig schoolverl<strong>at</strong>ers wordt ook beïnvloed door het arbeidsmarkt-<br />

en armoedebeleid van de landelijke en lokale overheden. Evenals bij onderwijsbeleid<br />

is sprake van een dynamische situ<strong>at</strong>ie: de kabinetten Kok (1990-1994; 1994-nu)<br />

hebben werkgelegenheid immers tot speerpunt gemaakt.<br />

De afgelopen decennia is volgens het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid<br />

(SZW, 1997) in Nederland de werkgelegenheid van personen met een opleiding<br />

op maximaal het niveau van basisonderwijs, MAVO <strong>of</strong> VBO met ongeveer 23% afge-<br />

5


nomen. De rijksoverheid verwacht d<strong>at</strong> deze ontwikkeling zal doorzetten en houdt daarom<br />

vast aan de doelstelling d<strong>at</strong> elk persoon tracht het niveau van de startkwalific<strong>at</strong>ie te<br />

bereiken. Afhankelijk van de definitie van werkloosheid had in 1996 rond de 10% van<br />

alle 15-24 jarigen geen baan (SCP, 1997). Onder de jongeren die sinds maximaal een<br />

jaar het onderwijs hadden verl<strong>at</strong>en (dus inclusief degenen met een succesvolle schoolloopbaan)<br />

bedroeg de werkloosheid in 1996 iets meer dan 20%.<br />

Bij arbeidsmarktbeleid vormen jongeren een aparte doelgroep: de term hiervoor is het<br />

Activerend arbeidsmarktbeleid voor jongeren (AAJ). Jongeren met een uitkering, <strong>of</strong><br />

degenen die gebruik willen maken van haar diensten, komen met het arbeidsbureau in<br />

aanraking. Lukt het niet om binnen zes maanden na het verl<strong>at</strong>en van de school een baan<br />

te vinden via het arbeidsbureau, dan vallen de jongeren onder de werking van de<br />

Jeugdwerkgarantiewet (JWG) die in 1991 is ingevoerd. Via werkervaringspla<strong>at</strong>sen in<br />

de collectieve sector, vaak met een opleidingscomponent, tracht men langdurige werkloosheid<br />

bij jongeren te voorkomen. De jongere is formeel in loondienst van een stichting<br />

die speciaal voor d<strong>at</strong> doel is opgericht: de JWG-organis<strong>at</strong>ie. Uiteindelijk dienen<br />

jongeren door te stromen naar een reguliere baan. Problemen zijn er met name op het<br />

terrein van de sociale vaardigheden en beheersing van de Nederlandse taal door de te<br />

pla<strong>at</strong>sen jongeren. Bovendien was het aanbod van banen, beschikbaar gesteld vanuit de<br />

collectieve sector, onvoldoende om alle werkzoekende jongeren te pla<strong>at</strong>sen. De term<br />

'leegloop' duidt op het fenomeen d<strong>at</strong> een deel van de gepla<strong>at</strong>ste jongeren na afloop van<br />

het JWG contract geen aanstelling kreeg. In 1995 is de JWG opengesteld voor de<br />

marktsector; hierdoor zouden meer passende banen beschikbaar moeten komen.<br />

Voor minderheden is overigens in 1994 de Wet bevordering evenredige arbeidskansen<br />

voor allochtonen (WBEAA) ingevoerd. Doel is werkgevers te stimuleren meer allochtonen<br />

aan te stellen, ten einde een meer evenredige vertegenwoordiging in het werknemersbestand<br />

te krijgen. 'Als zodanig zouden er positieve effecten van uit kunnen gaan<br />

op de overgang van school naar werk van jongeren uit de minderheden. Toch is het de<br />

vraag <strong>of</strong> de wijziging van de WBEEA de effectiviteit van de wet werkelijk zal vergroten.<br />

Uit evalu<strong>at</strong>ieonderzoek blijkt d<strong>at</strong> de weerstanden tegen de wet diepgeworteld zijn'<br />

(SCP, 1997: 208).<br />

Het is de bedoeling d<strong>at</strong> per 1 januari 1998 de Wet Inschakeling Werkzoekenden (WIW)<br />

van kracht wordt. Daarmee vervallen de JWG en de banenpool-regeling. Gemeenten<br />

krijgen meer vrijheid bij het inzetten van middelen voor doelgroepen. Het ga<strong>at</strong> daarbij<br />

ook om investeringen in scholing. Afhankelijk van de individuele situ<strong>at</strong>ie van een<br />

langdurige werkloze <strong>of</strong> een werkloze jongere (tot 23 jaar) kan een mix van instrumenten<br />

worden ingezet.<br />

Naast arbeidsmarktbeleid kunnen werkzoekende jongeren, <strong>of</strong> jongeren die werken<br />

maar een laag inkomen hebben, te maken krijgen met armoedebeleid. In de nota "De<br />

arme kant van Nederland" wordt geconst<strong>at</strong>eerd d<strong>at</strong> personen die over een langere periode<br />

een laag inkomen hebben een groot risico lopen in een sociaal isolement te geraken<br />

6


(SZW, 1996). Ook hiervoor gelden ma<strong>at</strong>regelen om de ma<strong>at</strong>schappelijke particip<strong>at</strong>ie te<br />

verhogen. De nadruk wordt gelegd op reguliere <strong>of</strong> gesubsidieerde arbeid en premies<br />

voor ma<strong>at</strong>schappelijk nuttig werk. Jongeren vormen geen aparte doelgroep: het argument<br />

is d<strong>at</strong> voor velen immers sprake is van een perspectief op werk. De vraag rijst in<br />

hoeverre bij sociaal-zwakke groepen, bijvoorbeeld voor zeer voortijdig schoolverl<strong>at</strong>ers,<br />

een dergelijke perspectief reëel is.<br />

1.3 Eerder ITS-onderzoek naar zeer voortijdig schoolverl<strong>at</strong>en<br />

Op basis van het OVB-schoolloopbanenonderzoek zijn drie studies verricht naar voortijdig<br />

schoolverl<strong>at</strong>en: respectievelijk naar schoolverl<strong>at</strong>en in het vierde, vijfde <strong>of</strong> zesde<br />

leerjaar van het voortgezet onderwijs. De onderhavige studie naar schoolverl<strong>at</strong>en in het<br />

vierde leerjaar is getiteld: het eerste schoolverl<strong>at</strong>ersonderzoek. Leerlingen die voor, bij<br />

aanvang van, <strong>of</strong> tijdens het vierde jaar het onderwijs verl<strong>at</strong>en, worden omschreven als<br />

zeer voortijdig schoolverl<strong>at</strong>ers. Binnen het eerste schoolverl<strong>at</strong>ersonderzoek zijn tot nu<br />

twee metingen verricht: in het voorjaar van 1994 en in het voorjaar van 1995 (De Wit<br />

& Dekkers, 1994; Harkink, Oyen & Dekkers, 1995).<br />

1.3.1 Het kwantit<strong>at</strong>ief deelonderzoek<br />

Binnen vier jaar voortgezet onderwijs blijkt na grondige naspeuring 2.1 procent van de<br />

leerlingen uitgevallen. Jongens hebben vaker dan meisjes het onderwijs voortijdig<br />

verl<strong>at</strong>en (2.8 versus 1.6%). De 1.90 leerlingen (6.4%) hebben beduidend vaker dan de<br />

1.25 (2.5%) en de 1.00-leerlingen (1.0%) het onderwijs verl<strong>at</strong>en. Van de allochtone<br />

leerlingen valt een groter deel uit dan van de autochtonen (5 versus 2%): het zijn met<br />

name Marokkanen die uitvallen (12%). Het zijn vooral de jongens die de hogere dropout<br />

onder allochtonen verklaren (hoewel vanwege de kleinere aantallen hier het nodige<br />

voorbehoud bij dient te worden gemaakt). De 'drop out' onder allochtone meisjes ligt<br />

beduidend lager. De grootste risico-groepen voor zeer voortijdig schoolverl<strong>at</strong>en onder<br />

allochtone leerlingen zijn jongens, Marokkanen, oudere leerlingen, i-VBO- en VBOleerlingen<br />

en leerlingen met slechte rapportcijfers. Vergeleken met Nederlandse<br />

schoolverl<strong>at</strong>ers zijn allochtone schoolverl<strong>at</strong>ers vaker jongens en vaker oudere leerlingen.<br />

7


1.3.2 Diepte-interviews in 1994<br />

De onderzoekers hebben na de kwantit<strong>at</strong>ieve deelstudie leerlingen benaderd voor het<br />

houden van diepte-interviews; hieraan hebben er 48 meegedaan. Getracht is de oorzaken<br />

voor het schoolverl<strong>at</strong>en volgens de ex-leerlingen zelf te achterhalen. Als reden<br />

voor het schoolverl<strong>at</strong>en noemen de respondenten meestal een ‘push’-reden. Met name<br />

gedrags- en motiv<strong>at</strong>ieproblemen op school (genoemd door ongeveer de helft) leiden tot<br />

ruzies met leerkrachten. Een kwart noemt een gebrek aan capaciteiten, terwijl velen<br />

toch een problem<strong>at</strong>ische schoolloopbaan achter de rug hebben.<br />

Deze 'push'-factoren gaan regelm<strong>at</strong>ig samen met de wens om te gaan werken. Het lijkt<br />

erop d<strong>at</strong> deze wens voort komt uit de problemen op school; ze wordt sporadisch als<br />

belangrijkste reden genoemd. Ook komt het zelden voor d<strong>at</strong> een andere, niet reguliere,<br />

opleiding lokt. Van belang is de leerplicht: de meesten mochten <strong>of</strong>ficieel nog niet gaan<br />

werken <strong>of</strong> overstappen naar een deeltijd-opleiding.<br />

De schoolverl<strong>at</strong>ers waren geen geïsoleerde, <strong>of</strong> gediscrimineerde leerlingen op school.<br />

Met medeleerlingen waren er zelden problemen. Ongeveer de helft spijbelde als voorschot<br />

op het definitieve schoolverl<strong>at</strong>en, de meesten uitten hun ongenoegen binnen de<br />

school door een geringe betrokkenheid bij de les en het slecht maken van huiswerk.<br />

De schoolverl<strong>at</strong>ers lijken in het algemeen weinig emotionele problemen thuis te hebben.<br />

De meesten komen echter uit gezinnen die laag op de ma<strong>at</strong>schappelijke ladder<br />

staan en kregen regelm<strong>at</strong>ig (na aanvankelijke formele strubbelingen) weinig tegenwerking<br />

van hun ouders in hun streven om van school te gaan.<br />

Van een anti-schoolcultuur in de vriendengroep is soms sprake, maar het lijkt zeker<br />

niet de meest verklarende factor. Ook zijn uit de gesprekken geen schoolfactoren te<br />

destilleren die het schoolverl<strong>at</strong>en hebben bevorderd. Veel van de leerlingen vonden in<br />

een leerkracht een vertrouwenspersoon en hechtten daar grote waarde aan.<br />

Het schoolverl<strong>at</strong>en is voor de meeste leerlingen een zeer vervelend proces geweest,<br />

waarin zij voornamelijk op zichzelf waren aangewezen - problemen op school,<br />

spanningen in het gezin, gevoelens van mislukking en onzekerheid over de toekomst.<br />

De school moedigde regelm<strong>at</strong>ig het schoolverl<strong>at</strong>en aan en liet het w<strong>at</strong> begeleiding<br />

betreft meestal volledig afweten, aldus de ex-leerlingen. De meeste schoolverl<strong>at</strong>ers<br />

hebben het gevoel aan hun lot overgel<strong>at</strong>en te zijn, bemiddelende pogingen van het arbeidsbureau,<br />

een enkele leerplichtambtenaar <strong>of</strong> sociaal-werker niet te na gesproken.<br />

Uit de gesprekken komt geen structurele eerste opvang naar voren.<br />

Ondanks de perikelen in de beginperiode zijn de meeste schoolverl<strong>at</strong>ers na een periode<br />

van onzekerheid redelijk tevreden met de huidige situ<strong>at</strong>ie. D<strong>at</strong> geldt met name voor<br />

degenen die werk hebben gevonden, maar ook voor degenen die weer deel nemen aan<br />

scholing - vaak in een vorm die meer aansluit bij hun houding en gedrag. Het merendeel<br />

van de schoolverl<strong>at</strong>ers heeft werk (een baantje) <strong>of</strong> volgt een opleiding, meest in<br />

8


leerlingwezen <strong>of</strong> kort-MBO, maar ook in speciale opvangprojecten. Ongeveer een<br />

tiende van de schoolverl<strong>at</strong>ers bevond zich naar eigen zeggen in slechte omstandigheden.<br />

Het ga<strong>at</strong> om leerlingen die veelal voor het schoolverl<strong>at</strong>en in problem<strong>at</strong>ische omstandigheden<br />

z<strong>at</strong>en.<br />

Jongens verl<strong>at</strong>en de school rel<strong>at</strong>ief vaak vanwege gedragsproblemen (met als gevolg<br />

strafwerk en ruzie met leerkrachten), meisjes worstelen met hun motiv<strong>at</strong>ie. Jongens<br />

hebben ook vaker vrienden buiten de school die hen uit het schoolse leven trekken,<br />

terwijl meisjes thuis spijbelen.<br />

Allochtone drop-outs hebben ouders met een hoger aspir<strong>at</strong>ieniveau ten aanzien van het<br />

onderwijs van hun kinderen dan autochtone drop-outs. Daarentegen zijn de<br />

randvoorwaarden in het allochtone gezin niet gunstig: hoge werkloosheid, ouders die<br />

geen Nederlands spreken en soms ongeschoold zijn. De discrepantie tussen aspir<strong>at</strong>ies<br />

en realiteit leidt tot een grotere ontevredenheid bij allochtone leerlingen over het<br />

schoolverl<strong>at</strong>en. Allochtone meisjes hadden niet speciaal slechte schoolresult<strong>at</strong>en. Ze<br />

konden goed overweg met de leraren en waren meer lesst<strong>of</strong>- en school-betrokken. Met<br />

name een traditioneel toekomstperspectief doet hen voortijdig de school verl<strong>at</strong>en. De<br />

‘pull’-factor is meer dan bij de anderen aan de orde (een voorlopig baantje, familieactiviteiten).<br />

1.3.3 Diepte-interviews in 1995<br />

Begin 1995 zijn opnieuw diepte-interviews gehouden. Ongeveer een jaar na de eerste<br />

serie interviews zijn meer drop-outs werkloos geworden. Een aantal jongeren met een<br />

baan is werkloos geraakt; enkelen hebben scholing gevolgd en afgerond. De stijging<br />

van de werkloosheid lijkt gerel<strong>at</strong>eerd aan de daling van het aantal jongeren d<strong>at</strong> een<br />

opleiding <strong>of</strong> cursus volgt. Er is geen duidelijke toe- <strong>of</strong> afname in de m<strong>at</strong>e van tevredenheid<br />

over de eigen situ<strong>at</strong>ie. Driekwart van de drop-outs is tevreden: met name de jongeren<br />

met een baan <strong>of</strong> opleiding.<br />

Driekwart van de drop-outs heeft het afgelopen jaar één <strong>of</strong> meerdere banen gehad.<br />

Soms ging het om tijdelijke banen (bijvoorbeeld via uitzendbureaus); in andere gevallen<br />

kreeg men ontslag <strong>of</strong> nam men zelf ontslag (vaak vanwege demotiv<strong>at</strong>ie en problemen<br />

met collega's). Sommigen wisselden veelvuldig van baan.<br />

Van de werkzoekenden blijken de meesten ongewild werkloos te zijn. Enkele<br />

werklozen hebben concreet perspectief op een baan <strong>of</strong> werkervaringspla<strong>at</strong>s. Bij een<br />

deel van hen is sprake van zeer ongunstige omstandigheden, waaronder drugsverslaving<br />

en het ontbreken van een vaste verblijfpla<strong>at</strong>s. Bij anderen is geen sprake van<br />

ongewilde werkloosheid.<br />

9


Voor bijna de helft van de drop-outs was begeleiding niet van toepassing, omd<strong>at</strong> zij<br />

zonder onderbreking hebben gewerkt, dezelfde opleiding hebben gevolgd <strong>of</strong> aansluitend<br />

in militaire dienst zijn gegaan. Begeleiding bij het vinden van een baan <strong>of</strong> een<br />

opleiding kwam met name van het Arbeidsbureau en JWG-projecten. Terwijl de meningen<br />

over de begeleiding van het Arbeidsbureau uiteenliepen, waren de jongeren<br />

over de JWG-projecten in het algemeen tevreden; ze hebben het gevoel d<strong>at</strong> er via deze<br />

projecten daadwerkelijk w<strong>at</strong> voor hen gedaan wordt. Overige begeleiding kwam onder<br />

meer van het Centrum voor Beroepsoriënt<strong>at</strong>ie en Begeleiding (CBB), de schoolconsulent,<br />

uitzendbureaus en sociale dienst. Bijna een kwart van de schoolverl<strong>at</strong>ers heeft het<br />

afgelopen jaar begeleiding gemist, <strong>of</strong> was hierover ontevreden. De leerplichtambtenaar<br />

en de school, die bij de opvang in de periode na het schoolverl<strong>at</strong>en nog een belangrijke<br />

rol speelden, zijn van het toneel verdwenen.<br />

Meer dan de helft van de drop-outs heeft geen spijt van het besluit om voortijdig met<br />

school te stoppen. Een derde van de schoolverl<strong>at</strong>ers is van mening veranderd.<br />

Respondenten met wroeging missen een diploma. Schoolverl<strong>at</strong>ers die geen berouw<br />

meer hebben, zijn tevreden met hun nieuwe start. Bijna de helft kijkt positief terug op<br />

de periode direct na de uitval. Een derde van de respondenten vond dit een vervelende,<br />

onzekere tijd.<br />

De schoolverl<strong>at</strong>ers kijken over het algemeen met een positieve instelling naar de toekomst.<br />

Een groter aantal dan in 1994 heeft plannen voor scholing. Van de werkenden<br />

heeft een derde plannen voor scholing en een kwart wenst geen scholing meer. Onder<br />

de drop-outs die een vorm van scholing volgen, heeft ruim de helft een duidelijk beeld<br />

van hun toekomst. Van de werklozen heeft er slechts één een opleidingsplan voor<br />

ogen. Een kwart van de respondenten droomt over een eigen bedrijf; het ga<strong>at</strong> om vage<br />

toekomstbeelden. Ondersteuning bij het uitvoeren van hun plannen vindt de helft gewenst;<br />

de instanties die genoemd worden zijn het arbeidsbureau, de schoolconsulent,<br />

de werkgever en de JWG-organis<strong>at</strong>ie.<br />

Verschillen tussen de meisjes en jongens ontbreken grotendeels. Bij de autochtonen<br />

heeft een hoger aantal een baan dan bij de allochtone drop-outs. Allochtone jongeren<br />

volgen vaker een opleiding <strong>of</strong> cursus dan jongeren van Nederlandse herkomst. De<br />

oordelen over de huidige situ<strong>at</strong>ie van jongeren van Nederlandse en allochtone herkomst<br />

verschillen niet. De allochtone schoolverl<strong>at</strong>ers hebben vaker spijt van het voortijdig<br />

schoolverl<strong>at</strong>en en beoordelen de tijd erna neg<strong>at</strong>iever. Vooral allochtonen zouden<br />

begeleiding bij het realiseren van plannen in de toekomst op prijs stellen: het ga<strong>at</strong> daarbij<br />

om advies inzake een opleiding en hulp bij het zoeken van een baan. De factor etniciteit<br />

speelt volgens de meeste allochtone schoolverl<strong>at</strong>ers geen rol.<br />

10


1.4 Probleemstelling en onderzoeksvragen<br />

1.4.1 Probleemstelling<br />

In dit ITS-onderzoek worden de ex-leerlingen aan het woord gel<strong>at</strong>en over de redenen<br />

en achtergronden van het schoolverl<strong>at</strong>en. Tevens komt de periode na het schoolverl<strong>at</strong>en<br />

aan de orde. Een belangrijke reden hiervoor is het gebrek aan empirische gegevens<br />

over de verdere carrière van voortijdig schoolverl<strong>at</strong>ers. De twijfels die sommigen hebben<br />

bij het sombere, gangbare beeld van drop-outs lijken op basis van het tot nu gedane<br />

onderzoek gerechtvaardigd (zie o.a. De Vries, 1993a; Mooij, 1979; H<strong>of</strong>man, 1993).<br />

Het is van belang om te kijken hoe dit beeld zich op de langere termijn ontwikkelt. Dit<br />

is vanuit een aantal invalshoeken interessant. In de eerste pla<strong>at</strong>s biedt dit zicht op de<br />

verdere carrière en het welbevinden van zeer voortijdig schoolverl<strong>at</strong>ers. Zijn ze nog<br />

steeds tevreden met hun situ<strong>at</strong>ie? Haken ze opnieuw af op de nieuwe opleiding, <strong>of</strong> in<br />

het arbeidsproces? Hebben ze na w<strong>at</strong> langere tijd toch spijt van de gang van zaken,<br />

bijvoorbeeld omd<strong>at</strong> ze ervaren d<strong>at</strong> het moeilijk is om zonder diploma een baan te vinden?<br />

Nagegaan wordt <strong>of</strong> het neg<strong>at</strong>ieve beeld van drop-outs d<strong>at</strong> in de liter<strong>at</strong>uur overheerst<br />

ongegrond is, <strong>of</strong> d<strong>at</strong> het op de langere termijn toch overeenstemt met de werkelijkheid.<br />

1.4.2 Onderzoeksvragen<br />

Het ligt voor de hand eerst na te gaan hoe de huidige situ<strong>at</strong>ie van de zeer voortijdig<br />

schoolverl<strong>at</strong>ers is, omd<strong>at</strong> deze wellicht samenhangt met andere factoren, zoals de m<strong>at</strong>e<br />

van tevredenheid en de wijze waarop men het schoolverl<strong>at</strong>en achteraf beoordeelt. De<br />

eerste onderzoeksvraag is dan:<br />

Vraag 1: Hoe is gemiddeld ruim 5 jaar na het schoolverl<strong>at</strong>en de stand van zaken betreffende<br />

arbeid, werkloosheid en scholing van de drop-outs? Hoe kan samenv<strong>at</strong>tend<br />

de arbeids- <strong>of</strong> onderwijsloopbaan sinds het moment van schoolverl<strong>at</strong>en<br />

worden omschreven?<br />

In dit onderzoek sta<strong>at</strong> het perspectief van de schoolverl<strong>at</strong>er centraal. De tweede onderzoeksvraag<br />

luidt:<br />

Vraag 2: Hoe is de beleving van de huidige situ<strong>at</strong>ie? En hoe is deze in vergelijking met<br />

de voorgaande metingen?<br />

11


In dit onderzoek kijken we opnieuw naar de begeleiding bij het vinden van werk <strong>of</strong><br />

altern<strong>at</strong>ieve scholing. De derde onderzoeksvraag is:<br />

Vraag 3: Hoe is de begeleiding bij het vinden van werk <strong>of</strong> altern<strong>at</strong>ieve scholing het<br />

afgelopen jaar geweest? Welke verschillen zijn er in vergelijking met de<br />

voorgaande metingen?<br />

Uit dit onderzoek kwam naar voren d<strong>at</strong> de jongeren absoluut niet ontmoedigd <strong>of</strong><br />

gedemotiveerd zijn. Belangrijk is hoe zij op w<strong>at</strong> langere termijn tegen hun toekomst<br />

aankijken en welke verwachtingen zij ervan hebben. De la<strong>at</strong>ste onderzoeksvraag is<br />

dan:<br />

Vraag 4: W<strong>at</strong> zijn de plannen en wensen voor de toekomst en welke ondersteuning<br />

achten de drop-outs daarbij noodzakelijk?<br />

Verder is het de bedoeling na te gaan hoe de drop-outs op w<strong>at</strong> langere termijn het<br />

schoolverl<strong>at</strong>en beoordelen. Ook wordt gezocht naar een verband tussen enerzijds de<br />

stand van zaken qua arbeid, werkloosheid en scholing en anderzijds de beleving van de<br />

huidige situ<strong>at</strong>ie. Wellicht beoordelen de jongeren die tevreden zijn over werk <strong>of</strong> opleiding<br />

het schoolverl<strong>at</strong>en positiever dan de jongeren die minder te spreken zijn over hun<br />

huidige situ<strong>at</strong>ie. De volgende onderzoeksvraag luidt als volgt:<br />

Vraag 5: Hoe wordt vanuit het huidige perspectief over het schoolverl<strong>at</strong>en en de periode<br />

erna geoordeeld? Is er een verband met de huidige situ<strong>at</strong>ie en de beleving<br />

daarvan?<br />

Evenals bij de voorgaande metingen zal bij de beantwoording van deze onderzoeksvragen<br />

worden nagaan <strong>of</strong> er verschillen zijn tussen jongens en meisjes en tussen allochtone<br />

en autochtone drop-outs. Tevens bekijken we <strong>of</strong> de factor etniciteit volgens<br />

de allochtone jongeren zelf invloed heeft gehad op de arbeids- <strong>of</strong> onderwijsloopbaan.<br />

12


2 Onderzoeksopzet<br />

Doel is de verdere carrière te volgen van de jongeren met wie in 1994 interviews<br />

pla<strong>at</strong>svonden in het kader van het onderzoek naar zeer voortijdig schoolverl<strong>at</strong>en. De<br />

derde meting is opnieuw kwalit<strong>at</strong>ief van aard. Met behulp van een (enigszins bijgestelde)<br />

topic-lijst zijn diepte-interviews gehouden: zoveel mogelijk in een 'face-to-face'<br />

context. De onderwerpen zijn vooraf vastgesteld, maar de interviewer had enige vrijheid<br />

in het bepalen van de volgorde van de vragen, de wijze waarop ze worden gesteld<br />

en de tijd die aan elk onderwerp wordt besteed. Inhoudelijk werd in de interviews<br />

voortgebouwd op de eerder gevoerde gesprekken.<br />

De interviews zijn deels afgenomen bij de jongeren thuis en duurden gemiddeld drie<br />

kwartier. Bij respectievelijk vijftien en acht respondenten zijn de vragen telefonisch en<br />

schriftelijk afgenomen. De interviews vonden telefonisch pla<strong>at</strong>s indien respondenten<br />

aangaven wegens tijdgebrek geen afspraak te kunnen maken, <strong>of</strong> indien ze hun<br />

medewerking aan een 'face-to-face' interview weigerden. Indien een telefoonnummer<br />

niet te achterhalen viel (geheim nummer) <strong>of</strong> sowieso ontbrak (geen aansluiting), werd<br />

een vragenlijst toegestuurd.<br />

Tijdens negen 'face-to-face' interviews waren één <strong>of</strong> meerdere familieleden (meestal de<br />

ouders) <strong>of</strong> de partner van de respondent aanwezig. Dit had veelal geen invloed op het<br />

gesprek; de jongeren spraken vrijuit over de onderwerpen die aan de orde kwamen. In<br />

drie gevallen namen de aanwezige familieleden <strong>of</strong> partner deel aan het gesprek. De<br />

indruk is d<strong>at</strong> dit zeer beperkte invloed had op de antwoorden, omd<strong>at</strong> de familie <strong>of</strong> partner<br />

uitsluitend inform<strong>at</strong>ieve aanvullingen gaven.<br />

2.1 Het traceren van voortijdig schoolverl<strong>at</strong>ers<br />

In het OVB-schoolloopbanenonderzoek worden ruim 5000 leerlingen, die in 1989 het<br />

basisonderwijs verlieten, in het voortgezet onderwijs van schooljaar tot schooljaar<br />

gevolgd. Bij de scholen worden gegevens opgevraagd over bijvoorbeeld het door de<br />

leerling gevolgde schooltype, leerjaar, rapportcijfers voor Nederlands en wiskunde<br />

(Mulder, 1991; Mulder & Pijl, 1992; De Wit, Suhre & Mulder, 1993). De scholen melden<br />

het ook wanneer een leerling de school heeft verl<strong>at</strong>en.<br />

Een deel van deze meldingen betreft voortijdig 'onderwijs' verl<strong>at</strong>en, maar deels is ook<br />

sprake van de overstap naar een andere school <strong>of</strong> een ander soort opleiding. Een probleem<br />

vormt de betrouwbaarheid van inform<strong>at</strong>ie die scholen bezitten. De<br />

verantwoordelijken op scholen hebben niet altijd zicht op de ontwikkelingen: leerlin-<br />

13


gen volgen onvermoed toch onderwijs, komen nooit aan bij de ontvangende school, <strong>of</strong><br />

zijn daar weer vertrokken.<br />

Via een intensieve zoektocht is getracht de situ<strong>at</strong>ie van 298 personen te achterhalen,<br />

die door de scholen zijn gerapporteerd als schoolverl<strong>at</strong>er. Deze tocht is ten dele geslaagd<br />

(zie De Wit & Dekkers, 1994, paragraaf 2.4): uiteindelijk zijn 101 jongeren<br />

persoonlijk benaderd en hiervan bleken er 65 drop-out. Van deze drop-outs waren er<br />

48 bereid om deel te nemen aan diepte-interviews. Gezien de uitval manen de onderzoekers<br />

tot voorzichtigheid ten aanzien van de represent<strong>at</strong>iviteit van de result<strong>at</strong>en. De<br />

48 respondenten wijken qua geslacht, OVB-wegingsfactor, leeftijd, herkomstland en<br />

schooltype niet af van de 298 mogelijke drop-outs; waarschijnlijk zijn schoolverl<strong>at</strong>ers<br />

die in heel extreme situ<strong>at</strong>ies verkeren toch ondervertegenwoordigd.<br />

2.2 Respons<br />

Van de 48 geselecteerde jongeren wilden enkelen niet meewerken aan een (derde)<br />

‘face-to-face’-interview in 1997. Daarnaast was een aantal wegens tijdgebrek niet in<br />

sta<strong>at</strong> om een afspraak te maken. In twee gevallen stond de interviewer bovendien, ondanks<br />

een schriftelijke bevestiging van de afspraak, voor een gesloten deur. In deze<br />

gevallen is overgegaan tot telefonische interviews. Daarnaast waren niet alle jongeren<br />

telefonisch bereikbaar; hen is een vragenlijst toegestuurd.<br />

Uiteindelijk zijn 16 mondelinge en 23 telefonische <strong>of</strong> schriftelijke interviews gehouden.<br />

Alle respondenten kregen een cadeaubon. De respons bedraagt 81% van degenen<br />

die in 1994 deelnamen. 1 Gelet op de verstreken tijd en gezien de leeftijdsfase van de<br />

respondenten mag de respons goed worden genoemd. Nogmaals was sprake van een<br />

intensieve zoektocht. Van de 48 respondenten waren er in 1995 twee niet te bereiken<br />

wegens een onbekend adres; deze twee vielen autom<strong>at</strong>isch af. Van de 46 resterende<br />

adressen bleken er 28 tussen voorjaar 1995 en najaar 1997 te zijn gewijzigd (61%).<br />

De meesten zijn tussen de 19 en 21 jaar oud. De samenstelling van de groep qua geslacht<br />

en herkomst, die nu opnieuw is geïnterviewd, is als volgt:<br />

1 In 1995 namen 45 jongeren deel (94%) aan de tweede serie interviews. Twee jongeren waren onbereikbaar<br />

en een jongere weigerde de medewerking. Deze la<strong>at</strong>ste drop-out heeft nu wel deelgenomen.<br />

14


Tabel 1 - Aantal respondenten en non-respondenten, naar geslacht en herkomstland.<br />

Nederlanders Turken Marokkanen overig<br />

j m j m j m j m<br />

Respondenten 20 10 2 2 2 3 - -<br />

Non-respondenten 3 2 - - 1 1 2 -<br />

De vraag rijst welke redenen aan de non-respons ten grondslag liggen. Wie zijn deze<br />

non-respondenten?<br />

Met twee jongeren is uitsluitend in 1994 een interview gehouden. Eén van hen is een<br />

Marokkaans meisje d<strong>at</strong> toen op een project in het kader van de JWG was gepla<strong>at</strong>st.<br />

Anno 1997 is gebeld met de projectleiding; de respondent bleek in 1994 gepla<strong>at</strong>st in<br />

een cursus Oriënt<strong>at</strong>ie & Schakelen van een MBO-college. Voor zover bekend woont<br />

de respondent nog thuis, maar een telefoonnummer ontbreekt en bij een bezoek ter<br />

pla<strong>at</strong>se bleek niemand thuis. De tweede non-respondent is een Nederlandse jongen; hij<br />

was een probleemleerling die na het schoolverl<strong>at</strong>en aan een moeizame arbeidsloopbaan<br />

begon. De familie en deze jongere zijn in 1994 verhuisd.<br />

Met de zeven overige non-respondenten zijn in 1994 en 1995 interviews gehouden.<br />

Een jongen is overleden na een verkeersongeluk. Twee respondenten weigerden hun<br />

medewerking. Via familie werd duidelijk d<strong>at</strong> beiden op d<strong>at</strong> moment een fulltime-baan<br />

hadden. Het Nederlandse meisje had in 1995 via het leerlingwezen een startkwalific<strong>at</strong>ie<br />

behaald; de Marokkaanse jongen was in 1995 actief in het kort-MBO.<br />

Vier non-respondenten woonden niet meer op de ons bekende adressen. Het ga<strong>at</strong> om<br />

een Italiaanse jongen, een Surinaamse jongen, een Nederlandse jongen en een Nederlands<br />

meisje. Ten tijde van de interviews in 1995 waren deze drop-outs respectievelijk<br />

werkloos, in opleiding (kort-MBO), in dienst en werkloos.<br />

Vier van de negen non-respondenten zijn allochtoon, hetgeen het lastiger zal maken<br />

om uitspraken te doen over verschillen tussen autochtonen en allochtonen. Maar van<br />

selectieve uitval lijkt ook hier geen sprake. De redenen voor de non-respons zijn blijkbaar<br />

grotendeels van praktische aard (onbekend adres). Bij weigeringen betreft het<br />

jongeren die in een rel<strong>at</strong>ief gunstige situ<strong>at</strong>ie verkeren qua arbeid en opleidingsniveau.<br />

2.3 Rapportage<br />

In de rapportage zal het kwalit<strong>at</strong>ieve karakter van de studie tot uitdrukking komen in<br />

veel voorbeelden om de aard van de problem<strong>at</strong>iek tot haar recht te l<strong>at</strong>en komen. Toch is<br />

15


getracht om een aantal kernvariabelen, zoals arbeid, werkloosheid, scholing, tevredenheid<br />

met de situ<strong>at</strong>ie en spijt over het schoolverl<strong>at</strong>en, zoveel mogelijk te kwantificeren<br />

om een totaalindruk te geven. Een slag om de arm is noodzakelijk w<strong>at</strong> betreft de generaliseerbaarheid<br />

van deze gegevens.<br />

Er wordt bovendien gesproken over ‘drop-outs’ en zeer voortijdig schoolverl<strong>at</strong>ers. Het<br />

ga<strong>at</strong> bij deze groep ondisputabel over echte ‘drop-outs’: een groep jongeren die zonder<br />

diploma het onderwijs verliet. Een groep ook die ten tijde van de eerste meting geen<br />

uitzicht had op een verdere carrière in het traditionele onderwijssysteem (dus op particip<strong>at</strong>ie<br />

in een traject d<strong>at</strong> moet leiden tot een startkwalific<strong>at</strong>ie).<br />

16


3 De leefsitu<strong>at</strong>ie van de drop-outs<br />

In de rapportage (De Wit & Dekkers, 1994) over de meting in 1994 voor het eerste<br />

schoolverl<strong>at</strong>ersonderzoek zijn kenmerken van de leerling, het gezin, de 'peergroup' en<br />

de school besproken. Bij de beschrijving van de situ<strong>at</strong>ie in 1995 (Harkink, Oyen &<br />

Dekkers, 1995) stonden deze achtergronden minder centraal. Hoewel de school geen<br />

bepalende factor meer is voor veel drop-outs, is het mogelijk d<strong>at</strong> gezin en 'peergroup'<br />

van invloed zijn op de beleving van arbeid, werkloosheid en scholing. In 1997 is wederom<br />

aandacht besteed aan het gezin en eventuele partners.<br />

3.1 Huisvesting<br />

Ten tijde van de eerste serie diepte-interviews in 1994 woonden van de tien zeer voortijdig<br />

schoolverl<strong>at</strong>ers er negen bij de ouder(s) thuis (89%). 1 Vier respondenten woonden<br />

niet thuis, maar respectievelijk in een interna<strong>at</strong>, op zich zelf, <strong>of</strong> samen (2 x). Ruim<br />

drieënhalf jaar l<strong>at</strong>er is d<strong>at</strong> beeld sterk veranderd. Nu woont bijna de helft nog thuis<br />

(46%), woont een kwart samen met een partner (23%) en woont eveneens een kwart<br />

zelfstandig (23%).<br />

Voor veel voortijdig schoolverl<strong>at</strong>ers die nu nog bij de ouder(s) wonen, heeft dit een<br />

financiële achtergrond. Met name voor de respondenten met tijdelijke banen <strong>of</strong> zonder<br />

werk geldt d<strong>at</strong> de kosten, verbonden aan op zichzelf gaan wonen, rel<strong>at</strong>ief hoog zijn. Zij<br />

blijven bij hun ouders wonen in afwachting van een vast en / <strong>of</strong> hoger inkomen.<br />

3.2 De ouder(s)<br />

Van de groep drop-outs had in 1994 ongeveer een kwart (23%) te maken met een problem<strong>at</strong>ische<br />

gezinsachtergrond. In zes gevallen waren de ouders gescheiden. In drie<br />

gevallen was een ouder overleden. Het overlijden van de moeder van een drop-out was<br />

in 1994 de directe aanleiding om de school te verl<strong>at</strong>en, teneinde de verzorgende rol van<br />

1 De verwachting is d<strong>at</strong> de in ho<strong>of</strong>dstuk 2 besproken non-respons qua huisvesting vertekenend werkt.<br />

Veelal wonen ouders rel<strong>at</strong>ief stabiel en zijn respondenten via hen te bereiken; niet meer thuis wonende<br />

drop-outs zijn lastiger te bereiken. Het hoge aantal drop-outs d<strong>at</strong> in 1994 thuis woonde, hangt hier<br />

waarschijnlijk mee samen. De verschuiving tussen 1994 en 1997 naar huisvesting zelfstandig <strong>of</strong> met een<br />

partner geeft aan d<strong>at</strong> voor veel drop-outs de rel<strong>at</strong>ie met de ouders aan verandering onderhevig is - zoals te<br />

verwachten gezien de verandering in leeftijd.<br />

17


de moeder op zich te nemen. In de meeste gevallen had de scheiding zich geruime tijd<br />

voor het schoolverl<strong>at</strong>en voltrokken.<br />

Ruim drie jaar l<strong>at</strong>er is in nog twee gevallen sprake geweest van scheiding; in één geval<br />

was een ouder overleden. Inclusief de voorgaande situ<strong>at</strong>ies is dit 28% van de totale<br />

groep. Terugblikkend stelt één van beide betrokkenen d<strong>at</strong> de moeilijke situ<strong>at</strong>ie thuis<br />

heeft geleid tot de schooluitval: de ouders waren te druk met zichzelf bezig om paal en<br />

perk te stellen aan haar gedrag.<br />

Ten tijde van de eerste en de derde serie interviews is gevraagd naar de arbeidssitu<strong>at</strong>ie<br />

van de ouder(s). In 1994 was in 72% van de gevallen sprake van minimaal één werkende<br />

ouder; in 1997 was dit nog voor slechts 54% van de drop-outs het geval. De conclusie<br />

is dan ook d<strong>at</strong> bijna de helft van de schoolverl<strong>at</strong>ers nu te maken heeft met een gezin<br />

waar geen (der) ouder(s) werkt heeft.<br />

Opvallend is het aantal ouders d<strong>at</strong> een eigen bedrijf heeft (gehad) in de periode tussen<br />

1994 en 1997: dit betreft bijna één op de vijf gezinnen (18%). Het betreft in concreto<br />

een eigen transport-, schoonmaak-, export-, tegelzetters- en schoenmakersbedrijf,<br />

alsmede een schoonmaakspecialiste en een marktkraam. Daarnaast zijn er in een geval<br />

vergevorderde plannen om te emigreren naar Wales teneinde een bedrijf op te zetten in<br />

de verkoop van bonsai-bomen.<br />

Niet altijd zijn deze bedrijven succesvol. In één situ<strong>at</strong>ie is het ontbreken van succes van<br />

het ouderlijk bedrijf zeer direct van invloed geweest op de arbeidssitu<strong>at</strong>ie van een zeer<br />

voortijdig schoolverl<strong>at</strong>er. Het ga<strong>at</strong> hier om een meisje d<strong>at</strong> na het verl<strong>at</strong>en van onderwijs<br />

bij haar ouders op de markt is gaan werken; toen het bedrijf begin 1997 failliet ging,<br />

zijn de ouders en de drop-out werkloos geworden. In nog een geval is sprake van een<br />

faillissement van een bedrijf van de ouders: beide ouders zitten sindsdien werkloos<br />

thuis. In een derde geval is een eigen bedrijf verkocht nad<strong>at</strong> de vader een ernstige ziekte<br />

kreeg. Aangezien de betrokken drop-out binnen dit bedrijf werkte, moest hij de zaken<br />

waarnemen. Uiteindelijk is besloten de zaak te verkopen, waarbij de respondent<br />

een vast contract kreeg van de nieuwe baas. Nu de ziekte overwonnen is, overwegen<br />

vader en zoon een nieuw bedrijf te starten.<br />

Met de ouder(s) wordt door de meesten zo nu en dan gepra<strong>at</strong> over zaken op het terrein<br />

van werk <strong>of</strong> opleiding. Het lijkt erop d<strong>at</strong> voor respondenten die nog bij de ouder(s)<br />

wonen, deze een belangrijk aanspreekpunt vormen. Tijdens de eerste serie interviews<br />

bleek reeds d<strong>at</strong> in een aantal gezinnen een neg<strong>at</strong>ieve <strong>at</strong>titude ten aanzien van de school<br />

en /<strong>of</strong> scholing bestond. De <strong>at</strong>titude van ouders tegenover het verrichten van arbeid is<br />

over het algemeen zonder meer positief te noemen.<br />

Niet alle respondenten pr<strong>at</strong>en met hun ouders over dit soort zaken. Een voorbeeld hiervan<br />

is het meisje d<strong>at</strong> bij familie inwoont. Zij pra<strong>at</strong> er liever niet over omd<strong>at</strong> de kans op<br />

ruzie groot is. ‘Mensen komen met tips voor banen aanzetten, maar ik wil het werk zelf<br />

18


vinden. Ik zit er helemaal niet op te wachten’. De bemoeizucht van haar ouders en<br />

familie sta<strong>at</strong> haar tegen.<br />

Een ander voorbeeld is de jongen die nu enkele maanden op het huis past van een<br />

vriend, maar in 1994 nog bij zijn moeder en haar vriend woonde. De nieuwe vriend van<br />

haar moeder werkt bij Veronica en verdient ‘bakken met geld’. Hierdoor is ze naast<br />

haar schoenen gaan lopen, vindt hij. Nu hij en zijn vriendin beiden zwart en onregelm<strong>at</strong>ig<br />

werk verrichten, wordt er op hen neer gekeken. Hij komt er niet graag meer over<br />

de vloer. Zijn vader daarentegen helpt hem bij het vinden van een nieuwe, witte baan:<br />

met hem is de drop-out ‘dikke ma<strong>at</strong>jes’.<br />

3.3 De partner<br />

Bijna driekwart van de zeer voortijdig schoolverl<strong>at</strong>ers is getrouwd, woont samen, <strong>of</strong><br />

heeft een vaste partner; 28% heeft geen vaste partner.<br />

In de helft van alle gevallen is sprake van een vaste vriend <strong>of</strong> vriendin; een kwart van<br />

de groep drop-outs is inmiddels getrouwd <strong>of</strong> woont samen. In vijf gevallen is sprake<br />

van kinderen: het ga<strong>at</strong> hierbij om een getrouwd meisje zonder werk, een samenwonend<br />

meisje zonder werk, een alleenstaand meisje zonder werk, een getrouwd meisje met<br />

werk en een getrouwde jongen met werk. Daarnaast is in 1997 een meisje zwanger: ze<br />

woont samen en heeft een vaste baan.<br />

In totaal zijn er 28 respondenten met een vaste partner (getrouwd, samenwonend, een<br />

vaste vriend <strong>of</strong> vriendin). De partners zijn over het algemeen aan het werk: 61% heeft<br />

een baan (inclusief de JWG), 29% is bezig met een opleiding en 11% is werkloos.<br />

Vergeleken met de respondenten zelf is onder de partners het volgen van een opleiding<br />

meer populair (vgl. § 4.3).<br />

Velen pr<strong>at</strong>en regelm<strong>at</strong>ig met de partners over werk <strong>of</strong> school. Vaak ga<strong>at</strong> het daarbij<br />

over de ervaringen op werk, <strong>of</strong> toekomstplannen qua opleiding <strong>of</strong> werk. Voor enkele<br />

werkende drop-outs geldt d<strong>at</strong> zij hier juist niet met hun partners over pr<strong>at</strong>en: zodra ze<br />

werk verl<strong>at</strong>en, trekken ze ‘de deur achter zich dicht’. Bij een meisje d<strong>at</strong> samenwoont en<br />

reeds enkele jaren werkloos is, wordt er alleen gepra<strong>at</strong> over het werk van de partner.<br />

Het geheel overziend lijken de meeste partners toch een belangrijke rol te vervullen om<br />

ervaringen mee uit te wisselen en om plannen voor de toekomst mee te maken. Een<br />

voorbeeld is de groentenboer die op advies van zijn baas overweegt een cursus op dit<br />

terrein te gaan volgen: een 1 tot 2-jarige opleiding Aardappelen, Groente en Fruit<br />

(AGF) alsmede de opleiding voor het Middenstandsdiploma. Tegen d<strong>at</strong> la<strong>at</strong>ste ziet hij<br />

op, want d<strong>at</strong> lijkt hem erg pittig. Hij kan namelijk niet rekenen (procenten, breuken<br />

enzovoorts). Zijn vriendin zegt ter ondersteuning: ‘Als ze het goed uitleggen, dan moet<br />

het wel lukken’.<br />

19


4 Arbeid, werkloosheid en scholing<br />

Hoe is de stand van zaken betreffende arbeid, werkloosheid en scholing van de dropouts<br />

ten tijde van de derde serie interviews? Bedacht moet worden d<strong>at</strong> het onderwijssysteem<br />

door velen reeds jaren is verl<strong>at</strong>en; dit tijdstip varieert van juni 1991 tot februari<br />

1993. Gemiddeld zijn tussen het moment van schoolverl<strong>at</strong>en en het interview (september<br />

1997) 5 jaar en 5 maanden verstreken.<br />

4.1 Arbeid, werkloosheid en scholing: begripsvorming<br />

In het dagelijkse taalgebruik komen de begrippen als ‘werkloos’, ‘in opleiding’ <strong>of</strong><br />

‘werkend’ veel voor. Voor de registr<strong>at</strong>ie hiervan worden diverse definities gehanteerd.<br />

De omvang van de werkloosheid in Nederland wordt enerzijds door het CBS geregistreerd<br />

via de Enquête Beroepsbevolking (EBB). Het ga<strong>at</strong> dan om personen zonder<br />

werkkring, <strong>of</strong> met een werkkring van minder dan 12 uur per week, die zelf actief op<br />

zoek zijn naar werk en beschikbaar zijn voor een werkkring van tenminste 12 uur<br />

(SZW, 1997). Mensen die een additionele arbeidspla<strong>at</strong>s bezetten (JWG, banenpool,<br />

Melkert) <strong>of</strong> overdag een scholingsprogramma volgen zijn in deze definitie niet werkloos.<br />

Anderzijds wordt uitgegaan van de registr<strong>at</strong>ie door de arbeidsbureaus: het ga<strong>at</strong><br />

dan om personen die ingeschreven zijn bij een arbeidsbureau, geen betaald werk hebben<br />

voor 12 uur per week <strong>of</strong> meer, en beschikbaar zijn voor een werkkring van 12 uur<br />

per week <strong>of</strong> meer. Of men zelf actief naar werk zoekt, is dan geen criterium.<br />

Hoewel dergelijke definities geschikt zijn om via periodieke peilingen de stand van<br />

zaken in Nederland te registreren, zijn ze te ‘st<strong>at</strong>isch’ om de beleving van de zeer voortijdig<br />

schoolverl<strong>at</strong>ers te beschrijven. De jongeren is gevraagd, <strong>of</strong> zij ‘werk hebben’.<br />

Hieronder volgen enkele praktijkvoorbeelden teneinde de definitie-problem<strong>at</strong>iek te<br />

illustreren.<br />

Een respondent werkt nu zwart en is volgens de <strong>of</strong>ficiële definities werkloos: hij sta<strong>at</strong><br />

immers ingeschreven bij het arbeidsbureau, is actief op zoek naar werk en is meer dan<br />

12 uur beschikbaar voor de arbeidsmarkt. Dezelfde respondent stond eerst een jaar<br />

ingeschreven bij een school met als enige doel gebruik te kunnen maken van het<br />

ziekenfonds: hoewel hij formeel een opleiding volgde, is de omschrijving ‘werkloosheid’<br />

voor die periode meer gepast.<br />

Een andere respondent heeft enige tijd ingeschreven gestaan bij het arbeidsbureau en in<br />

deze periode getracht via een schriftelijke cursus zijn MAVO-diploma te halen. Hoewel<br />

deze respondent formeel werkloos was, zou zijn situ<strong>at</strong>ie ook in termen van scho-<br />

21


ling beschreven kunnen worden. Na ruim een half jaar echter hield de respondent met<br />

deze cursus op: hij was er nooit serieus aan begonnen. Achteraf bekeken is de term<br />

‘werkloosheid’ meer op zijn pla<strong>at</strong>s.<br />

Weer een andere respondent heeft reeds enkele jaren een tijdelijke baan bij een fabriek.<br />

Een vast contract zit er niet in en om te voorkomen d<strong>at</strong> het bedrijf aan hem vast zit,<br />

moet hij om de 2 jaar 1 maand thuis zitten. Hoewel de respondent op d<strong>at</strong> moment feitelijk<br />

‘werkloos’ is en de maand overbrugd door een vaste baan te zoeken, zou men deze<br />

situ<strong>at</strong>ie ook kunnen beschouwen als een korte periode van ‘gedwongen rust’.<br />

Nog een probleem ontsta<strong>at</strong> met de interpret<strong>at</strong>ie van de scholing die jongeren ontvangen<br />

tijdens een periode van detentie. Wanneer iemand een half jaar tuchtschool achter de<br />

rug heeft, is het de vraag <strong>of</strong> deze persoon dit beleefde als een periode van straf <strong>of</strong> van<br />

scholing. En hoe moet het behalen van een certifica<strong>at</strong> in deze context worden geduid?<br />

Uit het huidige onderzoek blijkt dus d<strong>at</strong> toestanden als ‘arbeid’, ‘werkloosheid’,<br />

‘werkzoekend’ <strong>of</strong> ‘deelnemend aan onderwijs’ zeer dynamisch zijn - zeker in de beleving<br />

van drop-outs.<br />

Als het ga<strong>at</strong> om ‘arbeid’ onderscheiden we ‘stabiele arbeidsloopbanen’, ‘instabiele<br />

arbeidsloopbanen’ en personen zonder enige arbeidservaring. Hierbij wordt gelet op<br />

het aantal vaste banen (part- <strong>of</strong> fulltime, contract voor onbepaalde tijd), tijdelijke banen<br />

(part- <strong>of</strong> fulltime, contract voor bepaalde tijd) en flexibel werk (Kr<strong>of</strong>t et al., 1989). Bij<br />

flexibel werk is sprake van een arbeidsovereenkomst waarbij geen zekerheid besta<strong>at</strong><br />

over het aantal uren d<strong>at</strong> men werkt en de tijden waarop, in de praktijk vorm gegeven<br />

via uitzendwerk, nul-uren-contracten en andere oproepcontracten, thuiswerk, freelance-arbeid.<br />

Arbeid waarbij de overeenkomst tot stand is gekomen dankzij subsidiering<br />

door de overheid wordt hieronder ‘additionele arbeid’ genoemd.<br />

Zwart werk kan bezien worden als flexibel werk, maar deze situ<strong>at</strong>ie kan ook worden<br />

gezien als een vorm van werkloosheid. Werkloos zijn dan degenen zonder arbeidsovereenkomst.<br />

Alle zeer voortijdig schoolverl<strong>at</strong>ers in dit onderzoek zijn volgens deze definitie<br />

wel één <strong>of</strong> meerdere malen werkloos geweest. Interessant is het daarom ook te<br />

kijken naar de duur <strong>of</strong> frequentie van de werkloosheid: is over een langere periode<br />

bekeken sprake van een aanhoudende <strong>of</strong> frequent terugkerende situ<strong>at</strong>ie? Evenzeer van<br />

belang is de vraag w<strong>at</strong> de beleving van de werkloosheid is; deze kan gekarakteriseerd<br />

worden aan de hand van kernproblemen als tekorten aan geld, een overvloed aan tijd<br />

en het zoeken van werk (Kr<strong>of</strong>t et al., 1989). We maken een onderscheid tussen ‘gewilde<br />

werkloosheid’ en situ<strong>at</strong>ies waarin drop-outs over een korte <strong>of</strong> langere (meer dan 1<br />

jaar) periode op zoek zijn naar werk.<br />

Deelname aan onderwijs wordt verder opgev<strong>at</strong> als het volgen van scholing binnen de<br />

reguliere opleidingssystemen. Inzake de schoolverl<strong>at</strong>ers geldt d<strong>at</strong> velen wel eens een<br />

cursus volgen via een werkgever. Aangezien via dergelijke cursussen geen startkwalific<strong>at</strong>ie<br />

kan worden behaald, worden zij hieronder niet aangemerkt als ‘scholing’ .<br />

22


Het leerlingwezen is een combin<strong>at</strong>ie van werken en leren, waarbij qua tijdsbesteding<br />

het werken de bovenhand voert. Voor dit onderzoek is de mogelijkheid via de opleidingscomponent<br />

een startkwalific<strong>at</strong>ie te behalen het interessantst. Om deze reden worden<br />

de deelname aan het leerlingwezen beschreven onder de titel ‘scholing’. Min <strong>of</strong><br />

meer gedwongen scholing ten tijde van detentie wordt beschouwd als werkloosheid.<br />

4.2 Arbeid, werkloosheid en scholing in 1997<br />

Tweederde van de respondenten had ten tijde van het derde interview een baan (67%).<br />

Drie respondenten waren actief via het circuit van de ‘additionele arbeid’. Een kwart<br />

van de respondenten was werkloos (26%), terwijl drie respondenten een opleiding<br />

volgden (8%). Hieronder wordt ingegaan op de situ<strong>at</strong>ie van de zeer voortijdig schoolverl<strong>at</strong>ers<br />

gemiddeld 5 jaar en 5 maanden na het verl<strong>at</strong>en van het voortgezet onderwijs.<br />

4.2.1 Arbeid<br />

In w<strong>at</strong> voor soort banen zijn de zeer voortijdig schoolverl<strong>at</strong>ers actief? Het ga<strong>at</strong> om de<br />

volgende soorten banen: monteur van beveiligingsinstall<strong>at</strong>ies, monteur van sprinklerinstall<strong>at</strong>ies,<br />

productiemedewerker in een fabriek (4 x), medewerker in een supermarkt,<br />

security-manager bij een kledingzaak, verkoper van tegels en sanitair, medewerker bij<br />

een groenteboer, vrachtwagenchauffeur, str<strong>at</strong>enmaker (2 x), uitzendkracht, beroepsmilitair,<br />

schoenmaker, schoonmaker, glaszetter in de bouw, administr<strong>at</strong>ief medewerker<br />

(2x) en ambtenaar bij de belastingdienst.<br />

De Melkert-baan betr<strong>of</strong> een baan als assistente bij de kinderopvang. De JWG-ers werken<br />

respectievelijk in de bouw (als assistent bij de restaur<strong>at</strong>ie van een kerk) en bij een<br />

<strong>the</strong><strong>at</strong>er (als verantwoordelijke voor de belichting in de zaal).<br />

Hoe is de onderverdeling naar vast, tijdelijk en flexibel werk? Bij elf jongeren ga<strong>at</strong> het<br />

om een fulltime en vaste baan. Zeven jongeren hebben wel een contract, maar slechts<br />

voor bepaalde tijd. Twee van hen hebben contracten tot eind 1997: zij hopen in vaste<br />

dienst te komen (een bij de belastingdienst, de ander in de bouw). Een ander heeft een<br />

contract d<strong>at</strong> loopt tot het einde van een bepaald karwei. Een vierde is na zijn dienstplicht<br />

beroepsmilitair geworden en heeft een contract tot begin 1999. Een vijfde werkt<br />

nu op reguliere basis bij een verzorgingshuis, waar zij in eerste instantie via de JWG is<br />

begonnen, maar nu al 2 jaar actief is en een contract heeft tot juni 1998. De zesde is<br />

productiemedewerker en moet elke 2 jaar een maand stoppen met werken, aangezien<br />

het bedrijf hem anders een vaste baan moet aanbieden. De la<strong>at</strong>ste binnen deze groep is<br />

pla<strong>at</strong>werker.<br />

23


Bij vijf jongeren is sprake van flexibel werk. Een meisje werkt op oproepbasis als productiemedewerker<br />

en het aantal uren is afhankelijk van de hoeveelheid werk. Een<br />

jongen werkt afhankelijk van de hoeveelheid werk als str<strong>at</strong>enmaker, zit in de<br />

wintermaanden rustig een langere tijd thuis en ontvangt dan een werkloosheidsuitkering,<br />

maar vindt zelf d<strong>at</strong> sprake is van een vaste baan omd<strong>at</strong> zijn baas hem bij voldoende<br />

werk weer aanneemt. De overigen werken via het uitzendbureau. Een meisje heeft<br />

kortgeleden ontslag genomen en in afwachting van emigr<strong>at</strong>ie naar Wales werkt ze nu<br />

korte perioden via uitzendbureaus. Een jongen werkt nu 3 maanden als productiemedewerker;<br />

de derde werkt al weer 1 jaar en 2 maanden via het uitzendbureau op basis van<br />

ploegendienst in een fabriek. Ook degenen met flexibel werk zijn meestal fulltime<br />

actief.<br />

Sinds hoeveel maanden zijn ze actief in de huidige baan? Gemiddeld zijn de werkende<br />

jongeren 22 maanden in deze specifieke baan actief: bijna 2 jaar. Er is echter sprake<br />

van een enorme spreiding rondom dit gemiddelde. Uitschieters zijn enerzijds een dropout<br />

die sinds een maand werkt en anderzijds degene die sinds het moment van<br />

schoolverl<strong>at</strong>en bijna 6 jaar geleden is gaan werken en nog steeds dezelfde baan heeft.<br />

Hoe zijn ze aan de huidige baan gekomen?<br />

Tabel 2 - Kanaal verwerving huidige baan (N = 26)<br />

24<br />

vaste baan tijdelijke flexibel additioneel totaal<br />

baan<br />

ouders/familie 4 - - - 4<br />

eigen initi<strong>at</strong>ief 3 - - - 3<br />

advertentie 1 - - - 1<br />

uitzendbureau 2 3 2 - 7<br />

Arbeidsbureau, JWG - 1 2 3 6<br />

overig/onbekend 1 3 1 - 5<br />

Uit bovenstaande tabel blijkt d<strong>at</strong> voor de meesten het uitzendbureau de manier is om<br />

aan een baan te komen. Voor acht drop-outs is d<strong>at</strong> het geval en voor vijf van hen betekende<br />

dit, d<strong>at</strong> zij uiteindelijk een tijdelijk <strong>of</strong> vast contract kregen aangeboden.<br />

Voor de vier jongeren die via ouders <strong>of</strong> familie aan een baan kwamen, geldt d<strong>at</strong> zij allen<br />

in vaste dienst zijn bij een familie-bedrijf. Een vader heeft een schoonmaakbedrijf.<br />

In een ander geval ga<strong>at</strong> het om een familie waar diverse leden een eigen tegelzettersbe-


drijf hebben. Iemand werkt als vrachtwagenchauffeur in het bedrijf van een tante. Tot<br />

slot is er de jongen met een vader met een schoenmakersbedrijf.<br />

Vier jongeren hebben op eigen initi<strong>at</strong>ief een baan gevonden. Mogelijk wordt deze<br />

<strong>at</strong>titude gewaardeerd door werkgevers, want drie van hen hebben momenteel een vaste<br />

baan.<br />

4.2.2 Werkloosheid<br />

De situ<strong>at</strong>ies waarin de werkloze respondenten zich bevinden verschillen sterk. Drie<br />

werkloze respondenten zijn niet (direct) op zoek naar werk: het ga<strong>at</strong> om twee moeders<br />

en een getrouwde, vrouwelijke drop-out. Een voorbeeld hiervan is de moeder van een<br />

zeven maanden oud kind. Haar vriend heeft al 10 jaar werk als steenhouwer en ook nu<br />

een vaste, fulltime baan. Ze is tevreden met haar situ<strong>at</strong>ie en momenteel niet op zoek<br />

naar werk. Een ander voorbeeld is de moeder van een kind van drie jaar oud, die haar<br />

dagelijkse bezigheden als volgt omschrijft: ‘normaal gesproken ben ik gewoon moeder<br />

en huisvrouw’ (deze respondente is schriftelijk geïnterviewd omd<strong>at</strong> zij in ‘blijf-vanmijn-lijf’<br />

huis verblijft; haar ex-vriend heeft hun voormalige woning in brand gestoken).<br />

De getrouwde ‘vrijwillig werkloze’ heeft als doel het stichten van een leuk gezin.<br />

De overige zeven werkloze drop-outs zijn op zoek naar werk, maar niet allen beleven<br />

hun huidige situ<strong>at</strong>ie neg<strong>at</strong>ief. Een jongen die sinds 9 maanden werkloos is, doet overdag<br />

van alles, zoals sporten en vissen. Voor de meesten is sprake van een neg<strong>at</strong>ieve<br />

situ<strong>at</strong>ie. Eén van hen omschrijft zijn dagelijkse bezigheden als volgt: "Vervelen, vervelen,<br />

vervelen".<br />

Gemiddeld zijn de tien betrokkenen nu bijna 2 jaar werkloos (22 maanden). Juist de<br />

drie ‘vrijwillig werklozen’ zijn rel<strong>at</strong>ief lang werkloos: respectievelijk 2, 3 en 4 jaar.<br />

Een drop-out is nu bijna 4 jaar werkloos. Het ga<strong>at</strong> hier om een respondent die net 7<br />

maanden gedetineerd is geweest. In de periode daarvoor "is het een tijd slecht gegaan",<br />

zoals hij nu zelf stelt. Ten tijde van het vorige interview had hij via het Arbeidsbureau<br />

een baan gekregen bij een scheepsrepar<strong>at</strong>iebedrijf: hij ging er slechts eenmaal naar toe,<br />

want het was er koud en het was lastig te bereiken met het openbaar vervoer.<br />

Voor twee drop-outs duurt de werkloosheid nu 2 tot 3 jaar. Het betreft een moeder die<br />

hard op zoek is naar werk en waarbij via de JWG nu een baan als administr<strong>at</strong>ief medewerker<br />

op een basisschool in het verschiet ligt. De ander woont thuis, ontvangt geen<br />

uitkering, denkt bij het zoeken naar werk geen begeleiding nodig te hebben en zou zeer<br />

graag een baan hebben.<br />

Voor vier zeer voortijdig schoolverl<strong>at</strong>ers is sprake van een ongewilde werkloosheid die<br />

korter duurt dan 1 jaar. Het ga<strong>at</strong> om een meisje d<strong>at</strong> bij haar ouders op de markt stond,<br />

maar waarbij het bedrijf failliet is gegaan. Ze denkt binnenkort aan de slag te kunnen<br />

25


als kamermeisje. Een jongen heeft ontslag gekregen omd<strong>at</strong> hij te vaak afwezig was op<br />

werk: hij zegt binnenkort via de JWG te kunnen gaan werken. Een jongen werd ontslagen<br />

na een ruzie met zijn werkgever over de hoogte van het loon. De vierde werd ontslagen<br />

nad<strong>at</strong> zijn werkgever failliet ging.<br />

4.2.3 Scholing<br />

Voor drie zeer voortijdig schoolverl<strong>at</strong>ers geldt d<strong>at</strong> zij een vorm van scholing overdag<br />

volgen. Slechts één drop-out is sinds de groep het onderwijs verliet nog fulltime bezig<br />

met scholing: zij is begonnen aan een tweejarige opleiding op MBO-niveau en heeft<br />

juni 1997 haar diploma voor het kort-MBO gehaald. Twee respondenten zijn actief in<br />

het leerlingwezen (in de keuken van een restaurant respectievelijk als automonteur).<br />

4.3 Trends in arbeid, werkloosheid en scholing<br />

4.3.1 Situ<strong>at</strong>ie tijdens de drie metingen<br />

Voor de zeer voortijdig schoolverl<strong>at</strong>ers is de situ<strong>at</strong>ie ten tijde van de eerste en tweede<br />

meting opnieuw bekeken (Tabel 3).<br />

Tabel 3 - Arbeid, werkloosheid en scholing (N = 39)<br />

26<br />

1994 1995 1997<br />

werkzaam (incl. JWG) 46% 51% 67%<br />

werkloos 23% 26% 26%<br />

in opleiding (incl. LLW) 31% 23% 8%<br />

100% 100% 100%<br />

Voor de totale groep is een duidelijke verschuiving opgetreden van scholing richting<br />

werk. In 1994 had meer dan de helft een vaste, tijdelijke, flexibele <strong>of</strong> additionele baan,<br />

was een kwart werkloos, terwijl een kwart in het onderwijssysteem verbleef. In 1995<br />

en 1997 is het aantal werklozen vrijwel gelijk gebleven, maar is een consequente verschuiving<br />

van scholing richting werk zichtbaar.


Dit roept vragen op als: W<strong>at</strong> was de inhoud van de in 1994 gevolgde scholing? Hebben<br />

deze drop-outs hun diploma gehaald? Hebben zij inderdaad een baan gevonden? Het is<br />

ook mogelijk d<strong>at</strong> een deel van de werklozen in 1994 in 1997 een baan heeft gevonden,<br />

terwijl degenen die in 1994 werden opgeleid in 1997 werkloos zijn geworden. Een<br />

meer verfijnde analyse is noodzakelijk (Tabel 4).<br />

Tabel 4 - Stabiliteit qua arbeid, werkloosheid en scholing (N = 39)<br />

1994: arbeid werkloos scholing<br />

1995: arbeid werk scho- arbeid werk- scho-. arbeid werk- scholoos<br />

ling loos ling loos ling<br />

arbeid 1997 11 2 - 1 3 - 4 - 5<br />

werkloos 1997 3 1 1 1 3 1 - - -<br />

scholing 1997 - - - - - - - 1 2<br />

leeswijzer: van de zeer voortijdig schoolverl<strong>at</strong>ers die in 1994 een opleiding volgden (alle drie de rechterkolommen),<br />

was er in 1995 een werkloos (2de kolom van rechts), terwijl deze respondent in 1997 een<br />

opleiding volgde (onderste rij).<br />

Het merendeel van degenen die in 1994 een opleiding volgden, heeft ten tijde van de<br />

derde serie interviews in 1997 een baan. Hier is inderdaad een duidelijke verschuiving<br />

van opleiding naar werk zichtbaar; geen van de respondenten die in 1994 een opleiding<br />

volgde, is anno 1997 werkloos. Negen van hen zijn gaan werken en drie volgen nog<br />

steeds een opleiding. Tegelijk blijken de helft van drop-outs die in 1994 werkloos waren,<br />

in 1997 alsnog aan een baan te zijn gekomen.<br />

Drie respondenten waren tijdens alle meetmomenten werkloos: in twee gevallen ga<strong>at</strong><br />

het om ‘gewilde werkloosheid’. Opvallend is voorts d<strong>at</strong> elf respondenten sinds 1994<br />

vrij constant aan het werk zijn. Daarentegen hadden drie respondenten in 1994 en 1995<br />

werk, maar zij zijn ten tijde van de meest recente meting werkloos.<br />

4.3.2 Een totaalbeeld: arbeids- en onderwijsloopbanen<br />

De tot nu gepresenteerde result<strong>at</strong>en zijn gebaseerd op de situ<strong>at</strong>ie ten tijde van drie<br />

meetmomenten: voorjaar 1994, voorjaar 1995 en najaar 1997. Aan de drop-outs is ook<br />

gevraagd aan te geven hoe het hen is vergaan in de tussenliggende perioden. Aange-<br />

27


zien tussen de tweede en derde meting een g<strong>at</strong> van ruim tweeënhalf jaar gaapt, zullen<br />

niet alle herinneringen even exact zijn. Desalniettemin kunnen deze gegevens bijdragen<br />

aan de schets van individuele onderwijs- en arbeidsloopbanen.<br />

In Bijlage I is per individu de ontwikkeling sinds het schoolverl<strong>at</strong>en geschetst. Op basis<br />

van dit overzicht is een indeling gemaakt naar stabiliteit van de arbeids- <strong>of</strong> onderwijsloopbaan.<br />

De arbeids- en onderwijsloopbaan van elk individu is ingedeeld in één van<br />

de volgende drie c<strong>at</strong>egorieën: stabiel, instabiel en afwezig (Tabel 5).<br />

Tabel 5 - Arbeids- en onderwijsloopbanen sinds het schoolverl<strong>at</strong>en (N = 39)<br />

28<br />

arbeidsloopbaan<br />

stabiel instabiel afwezig<br />

onderwijsloopbaan stabiel 5 - 3<br />

instabiel 3 5 1<br />

afwezig 10 8 4<br />

Samenv<strong>at</strong>tend blijkt bij negentien respondenten (48%) een stabiele arbeids- <strong>of</strong> onderwijsloopbaan<br />

afwezig. Bij ruim de helft van de jongeren is een onderwijsloopbaan afwezig<br />

(54%): tien van hen hebben een stabiele arbeidsloopbaan, maar bij elf respondenten<br />

is ook deze loopbaan instabiel (8 x) <strong>of</strong> afwezig (3 x).<br />

Bij drie meisjes en een jongen ontbreekt sinds het schoolverl<strong>at</strong>en een arbeid- <strong>of</strong> onderwijsloopbaan.<br />

Twee meisjes hebben kinderen. Eén van hen kan binnenkort aan de slag<br />

via de JWG. De jongen is drugsverslaafd en heeft zeer recent een baan gekregen via het<br />

uitzendbureau.<br />

De drop-outs met een instabiele onderwijsloopbaan en zonder arbeidsloopbaan verkeren<br />

in problem<strong>at</strong>ische situ<strong>at</strong>ies. De beide jongens kwamen de afgelopen jaren regelm<strong>at</strong>ig<br />

in contact met justitie: de één heeft enkele maanden in de gevangenis doorgebracht,<br />

de ander is drugsverslaafd.<br />

De drie drop-outs met een stabiele onderwijsloopbaan, maar zonder arbeidsloopbaan,<br />

zijn nog bezig met een opleiding (1 x MBO, 1 x leerlingwezen) <strong>of</strong> hebben deze net<br />

afgerond (1 x MBO). De la<strong>at</strong>ste heeft sinds kort een baan.<br />

De vijf jongeren met een stabiele arbeidsloopbaan en een stabiele onderwijsloopbaan<br />

hebben allen een startkwalific<strong>at</strong>ie behaald sinds het schoolverl<strong>at</strong>en (1 x kort-MBO, 4 x<br />

leerlingwezen) en een vaste baan, <strong>of</strong> in ieder geval een tijdelijke baan voor een rel<strong>at</strong>ief<br />

lange termijn.


De drie jongeren met een stabiele arbeidsloopbaan en een instabiele onderwijsloopbaan<br />

hebben (rel<strong>at</strong>ief) vaste banen. Ze zijn voortijdig gestopt met het leerlingwezen -<br />

meestal met de eindstreep in zicht.<br />

Het verband tussen de stabiliteit van de arbeidsloopbaan en de schoolloopbaan voorafgaand<br />

aan het schoolverl<strong>at</strong>en is bekeken. Gekeken is naar de jongeren voor wie de<br />

onderwijsloopbaan sinds het schoolverl<strong>at</strong>en compleet is afgebroken. De tien jongeren<br />

in deze groep met een stabiele arbeidsloopbaan z<strong>at</strong>en allen op het i-VBO <strong>of</strong> het VBO.<br />

Enkelen hadden gedragsproblemen, maar de meesten waren rustige leerlingen. De<br />

jongeren met een instabiele arbeidsloopbaan daarentegen kenmerkten zich in het onderwijs<br />

vrijwel allemaal door (grote) problemen met leraren en de directie. De schoolprest<strong>at</strong>ies<br />

van beide groepen komen overeen.<br />

Ook is gekeken naar het verband tussen de school- en onderwijsloopbaan (dus de onderwijssitu<strong>at</strong>ie<br />

voor en na het schoolverl<strong>at</strong>en). Acht jongeren zijn sindsdien begonnen<br />

aan een stabiele onderwijsloopbaan: zij gingen op het voortgezet onderwijs vaak naar<br />

rel<strong>at</strong>ief hogere schooltypen (1 x VBO, 4 x MAVO, 2 x HAVO, 1 x VWO). Vergeleken<br />

met de schoolverl<strong>at</strong>ers die geen opleiding meer hebben gevolgd, was in de schoolse<br />

situ<strong>at</strong>ie veel minder vaak sprake van gedragsproblemen.<br />

Tot slot is per individu geteld hoeveel tijd men in maanden (ruwweg) heeft besteed aan<br />

scholing <strong>of</strong> arbeid. De gegevens zijn ingedikt in jaren. In Tabel 6 wordt voor de totale<br />

groep de situ<strong>at</strong>ie weergegeven.<br />

Tabel 6 - Duur arbeid en scholing sinds schoolverl<strong>at</strong>en (N = 39)<br />

arbeid werkloos scholing<br />

0 - 1 jaar 23% 49% 64%<br />

1 - 3 jaar 36% 36% 21%<br />

3 - 7 jaar 41% 15% 15%<br />

100% 100% 100%<br />

29


5 Beleving huidige situ<strong>at</strong>ie<br />

5.1 Tevredenheid na het schoolverl<strong>at</strong>en<br />

De overgrote meerderheid van de zeer voortijdig schoolverl<strong>at</strong>ers is tijdens de derde<br />

meting tevreden met de huidige situ<strong>at</strong>ie (80%). In onderstaande tabel blijkt hoe de<br />

tevredenheid zich gedurende de jaren heeft ontwikkeld.<br />

Tabel 7 - Tevredenheid met huidige situ<strong>at</strong>ie (N = 39)<br />

1994 1995 1997<br />

tevreden 67% 74% 80%<br />

tevreden, noch ontevreden 21% 13% 10%<br />

ontevreden 13% 13% 10%<br />

100% 100% 100%<br />

Het blijkt d<strong>at</strong> de tevredenheid met de eigen situ<strong>at</strong>ie door de jaren heen voor de totale<br />

groep is toegenomen: ze zijn de situ<strong>at</strong>ie positiever gaan beleven. Het is de vraag hoe<br />

stabiel de beleving van de zeer voortijdig schoolverl<strong>at</strong>ers over de jaren heen is. Zijn het<br />

steeds dezelfde respondenten die tevreden zijn, <strong>of</strong> is er op individueel niveau sprake<br />

van een wisselende stemming?<br />

31


Tabel 8 - Stabiliteit qua tevredenheid (N = 39)<br />

1994: tevreden neutraal ontevreden<br />

1995: tevre- neu- onte- tevre- neu- onte- tevre- neu- onteden<br />

traal vreden den traal vreden den traal vreden<br />

tevreden 1997 18 2 - 4 - 2 3 1 1<br />

neutraal 1997 - 1 1 1 1 - - - -<br />

ontevreden 1997 3 - 1 - - - - - -<br />

leeswijzer: van de zeer voortijdig schoolverl<strong>at</strong>ers die in 1994 ontevreden waren (alle drie de rechterkolommen),<br />

was er in 1995 een tevreden (3de kolom van rechts), terwijl deze respondent in 1997 noch tevreden,<br />

noch ontevreden was (2de rij van onderen).<br />

Bijna de helft van de respondenten (46%) blijkt sinds 1994 steeds tevreden te zijn geweest.<br />

Daarbovenop zijn er zeven respondenten die in 1994 minder tevreden waren,<br />

maar die in 1995 en 1997 beide malen tevreden bleken. Het is opvallend d<strong>at</strong> alle<br />

respondenten die in 1994 ontevreden waren met hun situ<strong>at</strong>ie anno 1997 tevreden blijken.<br />

Aangezien in ho<strong>of</strong>dstuk 4 is geconst<strong>at</strong>eerd d<strong>at</strong> het aantal werkenden is toegenomen,<br />

rijst de vraag <strong>of</strong> deze twee trends samenhangen. Zijn het juist degenen met een<br />

opleiding <strong>of</strong> baan die tevreden zijn, terwijl de werklozen neg<strong>at</strong>ief tegen hun situ<strong>at</strong>ie<br />

aankijken? Hieronder wordt op deze vraag dieper ingegaan.<br />

5.2 Tevredenheid met arbeid<br />

Van de 26 drop-outs die momenteel een baan hebben, is het overgrote deel tevreden<br />

met hun situ<strong>at</strong>ie (85%). Zij noemen daarvoor vaak meerdere redenen. De tevredenheid<br />

komt deels voort uit het feit d<strong>at</strong> men werk heeft. Waar in het voorjaar van 1994 veel<br />

respondenten nog expliciet tevreden waren met hun werk omd<strong>at</strong> zij niet meer naar<br />

school hoefden, wordt deze reden anno 1997 niet meer genoemd. Ook komt nauwelijks<br />

nog naar voren d<strong>at</strong> de drop-outs ingenomen zijn met het geld d<strong>at</strong> ze verdienen en de<br />

gemakken die een betaalde baan met zich meebrengt. Daarentegen stellen sommigen<br />

(grappend) d<strong>at</strong> het n<strong>at</strong>uurlijk altijd prettig is om meer geld te hebben. Het lijkt er op d<strong>at</strong><br />

de meesten met werk aan hun inkomen gewend zijn geraakt. De tevredenheid komt dan<br />

ook veeleer voort uit imm<strong>at</strong>eriële geneugten van het arbeidsleven: de meesten geven<br />

expliciet aan d<strong>at</strong> ze het ‘gewoon’ naar hun zin hebben. Soms wordt dit bepaald door de<br />

aard van het werk: werken met de handen, in de buitenlucht werken, <strong>of</strong> het omgaan met<br />

32


mensen. Andere redenen waarom de werkende jongeren ingenomen zijn met hun baan,<br />

zijn meer gelegen in de sfeer op het werk en de omgang met collega's. Ook degenen die<br />

‘additioneel werk’ verrichten, zijn op zich tevreden met hun situ<strong>at</strong>ie.<br />

Vier werkende jongeren staan neutraal tegenover de eigen situ<strong>at</strong>ie, <strong>of</strong> zijn expliciet<br />

ontevreden. In één geval is sprake van uitgesproken ontevredenheid. Het betreft een<br />

meisje d<strong>at</strong> sinds 10 weken in fabriek productiewerk doet op basis van een flexibel contract.<br />

Ze ga<strong>at</strong> elke dag met ‘een schijtkop’ naar werk. Ze is zojuist 3 maanden werkloos<br />

geweest. Daarvoor heeft ze 2 jaar in de zojuist genoemde fabriek gewerkt. Sinds 8<br />

maanden is ze aan het solliciteren: ze schrijft open sollicit<strong>at</strong>ies en krijgt hulp uit haar<br />

directe omgeving (ze schrijft andermans sollicit<strong>at</strong>iebrieven over). Over de begeleiding<br />

via het arbeidsbureau en uitzendbureaus is ze niet te spreken. Voor d<strong>at</strong> ze in de fabriek<br />

ging werken, heeft ze een langere periode in een video<strong>the</strong>ek gewerkt. Achteraf beviel<br />

haar d<strong>at</strong> beter vanwege de omgang met mensen.<br />

In de overige gevallen is noch sprake van tevredenheid, noch van ontevredenheid. Het<br />

betreft bijvoorbeeld een jongen die na dienst beroepsmilitair is geworden op basis van<br />

een contract voor tweeënhalf jaar. Op zich bevalt het werk hem, want hij reist door heel<br />

Europa en door dienst heeft hij geleerd op eigen benen te staan. Hij heeft in het leger<br />

een chauffeursopleiding gedaan, die in de burgerma<strong>at</strong>schappij 25.000 gulden zou hebben<br />

gekost. Binnenkort ga<strong>at</strong> hij voor de tweede keer naar Bosnië. Toen hij de vorige<br />

keer terugkwam, had hij het erg lastig. Eigenlijk wilde hij emigreren naar Frankrijk om<br />

iets nieuws te beginnen, maar wegens familieomstandigheden is d<strong>at</strong> er niet van gekomen.<br />

Hij had ook verkeerde vrienden. Het was chaos en een bende thuis. Nu heeft hij<br />

zijn leven meer op orde en hoeft hij niet zo nodig meer weg te gaan.<br />

Een ander voorbeeld is een meisje d<strong>at</strong> via de JWG in dienst is gekomen van een verzorgingshuis.<br />

Tot juni 1998 heeft ze een contract. Net een week voor het interview was de<br />

respondent gestopt met een opleiding via het leerlingwezen, hoewel ze alleen nog maar<br />

examen hoefde te doen. Met haar werk was en is ze erg tevreden. Ze heeft haar draai<br />

gevonden. Maar de opleiding kon ze niet aan, omd<strong>at</strong> ze het overlijden van p<strong>at</strong>iënten<br />

niet goed kon verwerken. Ze ging er geestelijk aan onder door. Na overleg met de<br />

JWG-organis<strong>at</strong>ie en de werkgever heeft ze de opleiding moeten afbreken. Haar collega’s<br />

hebben haar door moeilijke momenten heen geholpen. Haar ontevredenheid komt<br />

dus voort uit het afbreken van een opleiding, terwijl haar werk haar op de been houdt.<br />

Het la<strong>at</strong>ste voorbeeld betreft een meisje met een vaste baan als ‘security manager’ bij<br />

een kledingzaak. Ze was vroeger naar eigen zeggen minder tevreden, maar is nu wel<br />

tevreden. Ze zou alleen een baan op hoger niveau willen bereiken. Eigenlijk weet ze<br />

niet w<strong>at</strong> ze wil. Ze snapt zichzelf niet: ‘Ik ben wispelturig’. Op haar werk zijn er collega’s<br />

die heel direct zijn en een rechte lijn voor de toekomst uitzetten: volgens haar<br />

bereiken die veel meer. Bovendien zijn de klanten vaak onaardig en met haar baas kan<br />

ze het niet goed vinden; hij behandelt meisjes anders dan jongens. Ze heeft een oplei-<br />

33


ding (startkwalific<strong>at</strong>ie) en diploma om ‘verkoopchef’ te worden en ze werkt heel hard.<br />

Ze weet niet w<strong>at</strong> ze nog meer moet doen om promotie te maken.<br />

Opvallend is d<strong>at</strong> bij drie ontevreden werkenden geen sprake is van werk met een lage<br />

kwaliteit. Het lijken eerder drop-outs met ambities voor een hoger werkniveau. Onder<br />

de tevreden werkers bevinden zich bijvoorbeeld veel respondenten, die in een fabriek<br />

werken <strong>of</strong> in de buitenlucht, maar wiens ambitie-niveau niet hoger lijken te reiken.<br />

5.3 Tevredenheid met werkloosheid<br />

Van de tien werkloze drop-outs zijn er zes te spreken over hun huidige situ<strong>at</strong>ie (60%).<br />

Vergeleken met de groep werkende drop-outs lijkt de tevredenheid iets minder groot,<br />

maar vanwege de kleine aantallen is het lastig algemene conclusies te trekken.<br />

De redenen voor de tevredenheid richten zich in het algemeen op de gezinssitu<strong>at</strong>ie, een<br />

accept<strong>at</strong>ie van de situ<strong>at</strong>ie gekoppeld aan het vinden van een altern<strong>at</strong>ieve tijdsbesteding,<br />

<strong>of</strong> concrete hoop op een baan in de toekomst (op deze la<strong>at</strong>ste reden wordt in de volgende<br />

ho<strong>of</strong>dstukken dieper ingegaan).<br />

Een jongen werkt zwart in een nachtcafé en verricht daarnaast af en toe met een kennis<br />

stukadoorswerk. In twee andere gevallen zijn de (vrouwelijke) respondenten niet op<br />

zoek naar werk. Zij houden zich bezig met het huishouden en hebben partners met een<br />

vaste baan. Een van hen heeft een kind; geen van beiden heeft een uitkering.<br />

Een jongen heeft na dienst een jaar lang als stukadoor gewerkt. Na een conflict met zijn<br />

baas (over een opleiding in het kader van het leerlingwezen en de hoogte van het loon)<br />

werd hij ontslagen. Sinds driekwart jaar huurt hij een huis bij zijn ouders in de stra<strong>at</strong>.<br />

Overdag doet hij van alles (sporten, vissen). Ook zoekt hij naar werk. Hij heeft een<br />

uitkering van de sociale dienst. Hij heeft via hen een baan aangeboden gekregen als<br />

tegelzetter, maar deze na veel twijfelen afgewezen: hij wil niet de komende 25 jaar een<br />

vak uitoefenen w<strong>at</strong> hem niet leuk lijkt en wil alleen als stukadoor <strong>of</strong> vloerenlegger<br />

werken. Hij mag niet klagen, vindt hij: ‘Het is jammer van het werk d<strong>at</strong> ik verloren<br />

heb, maar verder voel ik me goed. Ach, ik zeg het maar zo: Er zijn genoeg mensen die<br />

het slechter hebben’.<br />

Bij de overige tevreden werklozen is sprake van een concreet aanbod van werk: zij<br />

denken op korte termijn te kunnen gaan werken en zijn daarom tevreden met hun situ<strong>at</strong>ie.<br />

De ontevredenheid van de overige werklozen hangt met name samen met verveling <strong>of</strong><br />

het gedwongen afbreken van een leuke baan. Voor een meisje met een meer neutrale<br />

houding tegenover de werkloosheid geldt, d<strong>at</strong> zij in moeilijke persoonlijke omstandigheden<br />

verkeert (waarbij het wel <strong>of</strong> niet hebben van werk onbelangrijk is).<br />

34


In twee gevallen betreft het jongens die na werkzaamheden als respectievelijk schoonmaker<br />

en str<strong>at</strong>enmaker nu enige tijd thuis zitten. Beiden spreken van verveling. De<br />

tijdsbesteding besta<strong>at</strong> bijvoorbeeld uit: ‘thuis hangen, de k<strong>of</strong>fieshop bezoeken en mijn<br />

vriendin pesten. In het begin is het leuk en kan je je hele dag volmaken. Op een gegeven<br />

moment is het alleen maar thuis zitten’. Beiden wonen nog bij de ouders thuis en<br />

daarbij geldt d<strong>at</strong> één van de ouders werkt. Beiden hebben een vriendin: één is werkloos<br />

en de ander ga<strong>at</strong> nog naar school.<br />

Tot slot is er het meisje, d<strong>at</strong> na haar schoolverl<strong>at</strong>en bij haar ouders in de marktkraam is<br />

gaan werken met haar vriend. Na verloop van tijd heeft zij een deel van de kraam in<br />

bezit gekregen. Driekwart jaar geleden is het bedrijf failliet gegaan. De respondent<br />

woont bij de ouders thuis: het hele gezin zit nu werkloos thuis en voor de ouders is de<br />

kans op een baan verkeken. Op het moment heeft ze geen partner meer. Ze denkt zo<br />

aan werk te kunnen komen en kan kiezen tussen twee banen: in een kledingzaak <strong>of</strong> als<br />

kamermeisje. Maar eigenlijk vindt ze d<strong>at</strong> werk niet zo leuk, omd<strong>at</strong> ze op de markt buiten<br />

stond en met veel mensen in contact kwam. Bovendien is ze nu geen eigen baas<br />

meer.<br />

Is het nu zo, d<strong>at</strong> de tevredenheid met de situ<strong>at</strong>ie voor deze groep samenhangt met de<br />

duur van de werkloosheid? Van deze schoolverl<strong>at</strong>ers zijn er vier minder dan 1 jaar<br />

werkloos: twee van hen zijn tevreden; twee ontevreden. Zes van hen zijn langer dan 1<br />

jaar werkloos: vier van hen zijn tevreden; twee van hen zijn ontevreden. Dit wijst niet<br />

op een verband tussen de duur van de werkloosheid en de m<strong>at</strong>e van tevredenheid.<br />

5.4 Tevredenheid met scholing<br />

Ten tijde van de derde meting volgen drie jongeren een opleiding (1 x MBO, 2 x leerlingwezen).<br />

Allen zijn tevreden met hun situ<strong>at</strong>ie. Twee van hen hebben reeds een diploma<br />

op zak op het niveau van de startkwalific<strong>at</strong>ie, maar vinden hun opleiding zo leuk<br />

d<strong>at</strong> zij verder zijn gaan leren. De derde respondent is (opnieuw) begonnen aan een<br />

opleiding en heeft het eerste jaar succesvol afgerond en begint vol plezier en goede<br />

moed aan het tweede jaar.<br />

35


6 Begeleiding<br />

Aan de zeer voortijdig schoolverl<strong>at</strong>ers is gevraagd, <strong>of</strong> zij sinds 1995 nog begeleiding<br />

hebben gehad bij het zoeken naar werk <strong>of</strong> het vinden van een opleiding.<br />

Van de drop-outs hebben er 18 (46%) de afgelopen jaren geen begeleiding gekregen<br />

(ouders, familie en uitzendbureaus buiten beschouwing gel<strong>at</strong>en). Driekwart van hen<br />

heeft een rel<strong>at</strong>ief vaste baan. Zij hebben hun baan gevonden via familie, het uitzendbureau,<br />

<strong>of</strong> via een advertentie in de krant. Tweemaal is sprake van een stabiel opleidingsp<strong>at</strong>roon<br />

(het leerlingwezen).<br />

Driemaal is sprake van werkloosheid zonder begeleiding. Hiervan hebben er twee geen<br />

uitkering: de een woont bij zijn ouders, de ander woont samen met kind en partner en<br />

deze la<strong>at</strong>ste heeft een vaste baan. Degene met een uitkering verkeert in moeilijke persoonlijke<br />

omstandigheden (een ‘blijf-van-mijn-lijf’ huis) en heeft een kind: zij weet d<strong>at</strong><br />

ze moet gaan werken wanneer haar kind 5 jaar oud wordt. Tot die tijd is ze bovenal<br />

moeder en huisvrouw.<br />

In de beleving van 21 respondenten is er de afgelopen jaren wel sprake geweest van<br />

begeleiding. De volgende organis<strong>at</strong>ies worden genoemd: het arbeidsbureau, het<br />

GAK/de GSD, de JWG, een project van het Leger des Heils, de rechtswinkel en de<br />

Kamer van Koophandel<br />

6.1 Het arbeidsbureau<br />

Van de 21 drop-outs waarbij sprake is geweest van begeleiding, heeft een ruime meerderheid<br />

contact gehad met het arbeidsbureau. De meningen over de begeleiding van<br />

deze organis<strong>at</strong>ie variëren sterk: vijf schoolverl<strong>at</strong>ers zijn tevreden, vijf zijn noch tevreden,<br />

noch ontevreden en drie respondenten zijn expliciet ontevreden.<br />

Voor de tevredenheid met de begeleiding van het arbeidsbureau dragen de betrokken<br />

drop-outs geen echte argumenten aan. Sommigen stellen weinig contact met de organis<strong>at</strong>ie<br />

te hebben en zijn ‘gewoon wel tevreden’: de een werkt via de JWG, de ander heeft<br />

via het arbeidsbureau een flexibele baan gevonden. Een derde heeft fan<strong>at</strong>iek contact<br />

gezocht met het bureau en is nu actief in een Melkertbaan.<br />

De tevredenheid komt ook voort uit de begeleiding gedurende de periode van werkloosheid.<br />

Een respondent is sinds kort ontslagen uit de gevangenis en maakt actief<br />

gebruik van de mogelijkheden van het arbeidsbureau voor het vinden van een baan <strong>of</strong><br />

opleiding. De tevredenheid leeft ook inzake het actief toesturen door het arbeidsbureau<br />

37


van vac<strong>at</strong>ures: een respondent ontvangt er enkele per maand en kon bijvoorbeeld een<br />

week voor het diepte-interview nog op gesprek komen - alleen stond zijn ho<strong>of</strong>d er niet<br />

naar en is hij toen niet gegaan.<br />

Van de drop-outs die neutraal staan tegenover het arbeidsbureau hebben er vier werk<br />

en is er een werkloos. De ervaringen worden bijvoorbeeld als volgt omschreven: ‘Ik<br />

ging bij het arbeidsbureau kijken voor werk, maar ze zeiden d<strong>at</strong> ze alleen werk hadden<br />

voor iemand met diploma’s. Maar op zich hebben ze me wel goed behandeld. Ook met<br />

cursussen enz.’.<br />

Een ander heeft via het uitzendbureau productiewerk in een fabriek. Hij weet niet goed<br />

w<strong>at</strong> hij wil. Enerzijds wil hij nog een opleiding gaan doen, maar anderzijds is hij bang<br />

d<strong>at</strong> hij over een paar jaar te oud is om op de arbeidsmarkt makkelijk aan een baan te<br />

komen. Hij vindt d<strong>at</strong> het arbeidsbureau meer mogelijkheden moet scheppen voor hem<br />

om zijn twijfels op te lossen.<br />

Een jongen heeft een JWG-baan. Hij wilde een gespecialiseerde cursus <strong>the</strong><strong>at</strong>erbelichting<br />

gaan doen, waarvan de kosten ongeveer 5000 gulden zijn. Het arbeidsbureau vond<br />

‘de arbeidsmarkt te dun’. Om deze reden hebben ze zijn verzoek afgewezen. De respondent<br />

bestrijdt echter hun insch<strong>at</strong>ting van zijn kansen op werk in deze sector.<br />

Een meisje zoekt inform<strong>at</strong>ie over opleidingen, maar kan hiervoor alleen op bepaalde<br />

tijden terecht. In verband met haar werk is d<strong>at</strong> onhandig. Ze vindt de organis<strong>at</strong>ie eigenlijk<br />

te bureaucr<strong>at</strong>isch, maar denkt d<strong>at</strong> de organis<strong>at</strong>ie nuttig werkt doet voor ‘minder<br />

brutale mensen’: mensen die bijvoorbeeld niet zomaar een winkel durven binnen stappen<br />

om te vragen om een baan.<br />

6.2 Het GAK en de GSD<br />

Zeven respondenten maken expliciet melding van contact met het GAK <strong>of</strong> de GSD. In<br />

meerderheid staan ze neutraal tegenover deze uitkeringsorganis<strong>at</strong>ies. De ontevredenheid<br />

richt zich in het algemeen op het bureaucr<strong>at</strong>isch karakter.<br />

Drie drop-outs vinden het niet prettig om contact met het GAK <strong>of</strong> de GSD te hebben,<br />

vanwege de stroefheid. Een meisje zegt het zo: ‘Al die regels. Nou ja, die mensen kunnen<br />

er n<strong>at</strong>uurlijk ook niets aan doen. Maar ja. Toen ik een uitkering kreeg, was het nog<br />

ruim voldoende met ongeveer 1700 gulden netto per maand [ de respondent had twee<br />

kinderen ]. Als ik er nu nog ingezeten had, dan had ik maar 800 gulden gekregen. D<strong>at</strong><br />

is niet te doen’.<br />

Een zeer voortijdig schoolverl<strong>at</strong>er is expliciet tevreden. Hij wil gaan stage lopen in de<br />

zaak van een vriend van zijn vader en heeft daarvoor de toestemming nodig van de<br />

GSD. Hij denkt d<strong>at</strong> hij deze toestemming wel zal krijgen, omd<strong>at</strong> hij hard op zoek is<br />

naar ‘echt’ werk en de stage zijn kansen daarop kan vergrootten. Een jongen is tevre-<br />

38


den over het GAK, waar hij na ontslagen te zijn geweest wegens het faillissement van<br />

zijn baas een uitkering krijgt via het Fonds voor Gedupeerden. Het GAK helpt met een<br />

juridische procedure tegen zijn baas. Ontevreden is hij echter over de stugge, persoonlijke<br />

contacten.<br />

Een meisje sta<strong>at</strong> neg<strong>at</strong>ief tegenover het GAK, omd<strong>at</strong> ze geen cursus overdag mag<br />

doen. Ze moet immers beschikbaar blijven voor de arbeidsmarkt. Het GAK heeft gezegd,<br />

d<strong>at</strong> ze pas over een half jaar een cursus mag doen. Probleem is ook d<strong>at</strong> haar eigen<br />

interesses voor een specifieke opleiding rel<strong>at</strong>ief onbelangrijk zijn op d<strong>at</strong> moment,<br />

aangezien de aansluiting bij de arbeidsmarkt voorop sta<strong>at</strong>.<br />

6.3 De JWG<br />

Over het algemeen geldt d<strong>at</strong> directe begeleiding bij het zoeken naar werk <strong>of</strong> het vinden<br />

van een opleiding door het arbeidsbureau, het GAK <strong>of</strong> de GSD nauwelijks pla<strong>at</strong>s heeft<br />

gevonden. Hoewel meer mensen contact hebben met het arbeidsbureau, is voor de<br />

groep zeer voortijdig schoolverl<strong>at</strong>ers de JWG veel belangrijker voor het opdoen van<br />

werkervaring. Gekeken naar de totale periode sinds het schoolverl<strong>at</strong>en (zie Bijlage I)<br />

hebben zeven respondenten via de JWG een additionele werkpla<strong>at</strong>s gekregen.<br />

Naast deze contacten is een drop-out via de JWG het leerlingwezen gaan doen. Tevens<br />

hebben twee werkloze respondenten op het moment contact met de JWG in het licht<br />

van een toekomstige baan - een van hen heeft in het verleden reeds 4 maanden via de<br />

JWG gewerkt.<br />

Het merendeel van de hierboven genoemde drop-outs is positief over de ervaringen<br />

met de JWG. De redenen zijn duidelijk: de JWG helpt zeer voortijdig schoolverl<strong>at</strong>ers<br />

concreet aan werk, <strong>of</strong> begeleidt hen bij het vinden van een juiste opleiding.<br />

Voor twee werklozen is d<strong>at</strong> duidelijke bron van tevredenheid over de organis<strong>at</strong>ie. Een<br />

voorbeeld is een werkloos meisje (getrouwd en met een kind) d<strong>at</strong> wegens tuberculose<br />

en een spierziekte enige jaren niet heeft kunnen werken. Hierdoor z<strong>at</strong> ze behoorlijk in<br />

de put. Nu ze uitzicht heeft op administr<strong>at</strong>ief werk via de JWG op een basisschool heeft<br />

ze weer hoop voor de toekomst.<br />

Eveneens tevreden met de JWG zijn twee meisjes die via deze organis<strong>at</strong>ie aan een<br />

opleiding zijn begonnen. Het betreft bijvoorbeeld een meisje d<strong>at</strong> recent is gestopt met<br />

het leerlingwezen, hetgeen gepaard ging met grote emotionele problemen. Vanuit de<br />

JWG heeft ze veel begrip en ondersteuning ervaren bij haar moeilijke beslissing. Gelukkig<br />

heeft ze haar werk behouden en kan ze volgend jaar een nieuwe, andere opleiding<br />

gaan volgen.<br />

Ook tevreden is een meisje, d<strong>at</strong> een jaar via de JWG heeft gewerkt als schoonmaakster<br />

in een verzorgingstehuis. De JWG heeft ervoor gezorgd, d<strong>at</strong> ze op uitzendbasis kan<br />

39


werken in een fabriek. Ze vindt d<strong>at</strong> ze vanuit deze organis<strong>at</strong>ie goede begeleiding heeft<br />

gehad.<br />

De vier neutrale schoolverl<strong>at</strong>ers wijzen op een aantal schaduwkanten aan de JWGregeling.<br />

Onder hen zijn twee drop-outs die anno 1997 via de JWG werken.<br />

Een jongen heeft na een lange periode van werkloosheid een half jaar gewerkt bij de<br />

plantsoenendienst van de gemeente. Dit werk beviel prima. Nu moet hij echter gaan<br />

werken in de bouw en hier ziet hij tegen op. Hij denkt d<strong>at</strong> hij de hele dag stenen moet<br />

gaan sjouwen. En je mag maar drie keer een baan weigeren, zegt hij. Daarbij vindt hij,<br />

d<strong>at</strong> hij onderbetaald wordt vergeleken met jongeren van zijn leeftijd die een reguliere,<br />

vergelijkbare baan hebben.<br />

De andere JWG-er met kritiek is nu bijna 5 jaar aan het werk via deze regeling. Dit is<br />

opvallend, aangezien formeel bepaald is d<strong>at</strong> de JWG-baan maximaal 1 jaar mag duren.<br />

Voor de overige minder tevreden respondenten is dit bijvoorbeeld een groot punt van<br />

kritiek: ‘Na een jaar moet je ten alle tijde weg’. Zo niet deze respondent. Hij stelt d<strong>at</strong><br />

het bedrijf en de JWG een ‘deal’ hebben gesloten: hij wordt telkens formeel ontslagen<br />

en op een andere functie weer aangenomen. Feitelijk blijft hij dan hetzelfde werk doen.<br />

De JWG is daarvan op de hoogte, zo stelt hij. Op deze wijze wordt hij aan het lijntje<br />

gehouden. Voor de werkgever is het voordeel d<strong>at</strong> hij een goedkope kracht is. Volgens<br />

de respondent is er wel geld om hem op reguliere wijze in dienst te nemen. Hoewel de<br />

drop-out eigenlijk vastigheid wil, is hij aan de andere kant niet ontevreden over deze<br />

regeling. Hij heeft het namelijk heel erg naar zijn zin bij het betreffende bedrijf. Een<br />

andere baan zoeken is dan ook geen optie. Hij zou het prima vinden om tot zijn 27ste<br />

een additionele pla<strong>at</strong>s te bezetten.<br />

6.4 Overige begeleiding<br />

Ten tijde van de tweede serie interviews, in 1995, werden het CBB (Centrum voor<br />

Beroepsoriënt<strong>at</strong>ie en Beroepsoefening) en de schoolconsulent (van het K-MBO) genoemd<br />

in het kader van begeleiding. In 1997 zijn deze organis<strong>at</strong>ies van het toneel verdwenen.<br />

Nieuw zijn daarentegen de rechtswinkel, de FNV en het Leger des Heils.<br />

De eerste twee organis<strong>at</strong>ies zijn genoemd in het kader van juridische conflicten over<br />

contracten. In beide gevallen is sprake geweest van ontslag. Over de rechtswinkel<br />

wordt door de betrokken respondent zeer positief geoordeeld.<br />

Het Leger des Heils is actief betrokken geweest bij de oriënt<strong>at</strong>ie van een ex-gevangene<br />

op de ma<strong>at</strong>schappij. De respondent heeft via een project Intensieve Gedragsverandering<br />

op het Dag Training Centrum nagedacht over zijn persoonlijkheid. Het project<br />

kent drie fasen: je zelf leren kennen, een stage onder begeleiding en het zelf vinden en<br />

behouden van werk. Uit de zelfstudie kwam naar voren d<strong>at</strong> de schoolverl<strong>at</strong>er een technische<br />

richting op moest: ‘Iets met mijn handen gaan doen’. Hij zit nu in de tweede<br />

fase.<br />

40


7 Toekomstverwachtingen<br />

In 1994 waren de drop-outs in het algemeen niet ontmoedigd <strong>of</strong> gedemotiveerd. De<br />

meesten hadden ten tijde van d<strong>at</strong> interview een (meer <strong>of</strong> minder uitgewerkt) toekomstbeeld.<br />

W<strong>at</strong> zijn in 1997 de plannen en wensen voor de toekomst? Kijken zij positief <strong>of</strong><br />

neg<strong>at</strong>ief naar deze toekomst? Welke ondersteuning achten de drop-outs noodzakelijk<br />

voor het realiseren van hun plannen?<br />

7.1 Toekomstplannen<br />

In 1997 is een meerderheid optimistisch over de toekomst (56%); een grote groep heeft<br />

minder uitgesproken positieve <strong>of</strong> neg<strong>at</strong>ieve verwachtingen (38%). Slechts twee jongeren<br />

zijn somber over hun toekomst (5%). Van de 39 zeer voortijdig schoolverl<strong>at</strong>ers<br />

hebben er vier geen toekomstplannen (11%).<br />

Liefst 28 procent van de schoolverl<strong>at</strong>ers, zowel werkende, werkloze als in opleiding<br />

zijnde jongeren, ziet de toekomst weggelegd in een eigen bedrijf. In vijf gevallen ga<strong>at</strong><br />

het om concrete plannen (bijvoorbeeld bij een meisje d<strong>at</strong> met haar vader in Wales een<br />

plantage voor bonsai-bomen ga<strong>at</strong> beginnen). Tweemaal ga<strong>at</strong> het om de overname van<br />

een bedrijf van de ouders.<br />

7.1.1 Toekomstplannen van jongeren met werk<br />

Van de 11 jongeren met een vaste baan hebben er tien plannen voor de toekomst. De<br />

meesten willen verder binnen de huidige baan en promotie maken. Bij twee van hen is<br />

sprake van familiebedrijven, waarbij de respondenten het bedrijf denken te gaan overnemen.<br />

Een meisje weet bijvoorbeeld d<strong>at</strong> ze over drie maanden kan gaan werken bij<br />

een grotere vestiging van de winkelketen waar ze ‘security manager’ is. Als het goed<br />

ga<strong>at</strong>, kan ze op termijn misschien ‘floor manager’ worden. ‘Het kan echter wel even<br />

duren. Ze zijn toch wel kieskeurig.’ Bovendien vindt ze het werk niet bijzonder leuk,<br />

maar sinds kort heeft ze plannen om tolk te worden. Ze had met een Turk gesproken<br />

die tolk is en hij verdient rel<strong>at</strong>ief goed geld. Ze is nu op zoek naar inform<strong>at</strong>ie over een<br />

passende opleiding. Een derde optie is het gaan volgen van de avondschool: iets met<br />

marketing <strong>of</strong> economie. Ze kan echter niet overdag naar school gaan, omd<strong>at</strong> ze de kost<br />

moet verdienen voor zichzelf en haar man, die net twee maanden uit Turkije is overgekomen<br />

en geen baan heeft.<br />

41


Maar liefst zes jongeren met een vaste baan zijn van plan een opleiding te gaan volgen,<br />

terwijl er vier nadenken over cursussen via het bedrijf. Een meisje d<strong>at</strong> wegens zwangerschap<br />

voortijdig van school ging, wil aan de Open Universiteit psychologie gaan<br />

studeren. D<strong>at</strong> duurt 9 jaar. Ze heeft reeds een diploma via het leerlingwezen, maar een<br />

schriftelijke vervolgopleiding heeft ze niet afgemaakt. De combin<strong>at</strong>ie ‘gezin’, ‘werken’<br />

en ‘zelfstudie’ vereiste wel erg veel doorzettingsvermogen. Ze denkt d<strong>at</strong> het dit<br />

keer wel ga<strong>at</strong> lukken: er is meer contact met docenten, ze kan minder uren gaan werken<br />

en de kinderen gaan binnenkort allebei naar de basisschool, en de belangrijkste reden is<br />

d<strong>at</strong> de opleiding zoveel geld kost, d<strong>at</strong> dit werkt als een stok achter de deur.<br />

Alle zeven jongeren met een tijdelijke baan hebben toekomstplannen. Vergeleken met<br />

de groep jongeren met een vaste baan valt op, d<strong>at</strong> zij meer op het krijgen van een vaste<br />

baan zijn georiënteerd en minder vaak denken aan een opleiding. Een voorbeeld is de<br />

jongen die na anderhalf jaar gestopt is met zijn CIOS-opleiding. Hij ging het betaald<br />

voetbal in, maar dit leverde toch niet de verwachte zekerheid op. Uiteindelijk kwam hij<br />

via een uitzendbureau terecht bij de belastingdienst. Hij wil nu via dit bedrijf cursussen<br />

doen om hogerop te komen; hij verwacht ook binnenkort een vaste aanstelling te krijgen.<br />

Op de langere termijn wil hij misschien een eigen bedrijf beginnen, maar echt<br />

concrete plannen hiervoor heeft hij niet.<br />

Van de vijf jongeren met een flexibele baan hebben er vier plannen voor de toekomst:<br />

hierbij valt op d<strong>at</strong> het in alle gevallen ga<strong>at</strong> om het vinden van een vaste baan, <strong>of</strong> in ieder<br />

geval ‘leuk werk’. Een van hen heeft na een lange periode van werkloosheid eindelijk<br />

sinds enkele maanden werk via een uitzendbureau en hij wil eigenlijk w<strong>at</strong> een jaar lang<br />

geld verdienen: daarna wil hij misschien een opleiding gaan doen om een vaste baan te<br />

krijgen.<br />

De drie jongeren met een additionele baan willen allen een vaste baan. Twee van hen<br />

willen actief blijven in de baan, die ze nu via respectievelijk de JWG en de Melkertregeling<br />

bezetten. Een meisje stelt: ‘Ik wil 2 jaar blijven werken als groepshulp om werkervaring<br />

op te doen. Dan weet ik zo’n beetje hoe het moet. Eventueel wil ik een opleiding<br />

gaan volgen. Ik heb het er op werk over gehad. Maar ik twijfel nog. Moet ik nog<br />

een opleiding volgen? Het is financieel aantrekkelijk. Als groepsleidster kan ik meer<br />

verdienen. Eigenlijk ga ik liever werken dan weer naar school. Ik zie het wel. Bovendien<br />

doe ik nu hetzelfde werk als groepsleiders - via invalwerk.’<br />

7.1.2 Toekomstplannen van werkloze jongeren<br />

Van de tien werkloze jongeren hebben er twee geen concrete toekomstplannen met<br />

betrekking tot werk <strong>of</strong> opleiding. Een getrouwd meisje stelt bijvoorbeeld: ‘Kinderen<br />

krijgen en een leuk gezin vormen’. Een meisje d<strong>at</strong> samenwoont en een kind heeft, zegt:<br />

‘Misschien als het kind ouder is en als er geen tweede komt, misschien werken.’. Ge-<br />

42


vraagd naar concrete plannen reageert ze geagiteerd: ‘W<strong>at</strong> denk je, zonder opleiding<br />

wordt het toch niet meer dan iets als poetswerk’.<br />

De overige werklozen hebben allen de intentie om op korte termijn, <strong>of</strong> een enkele maal<br />

op langere termijn, te gaan werken. Sommigen maakt het niet uit in welke richting en<br />

hebben het motto ‘geld verdienen komt eerst’. Ze zijn over het algemeen niet somber<br />

over de mogelijkheden: een jongen verwacht uiteindelijk wel aan een baan te komen,<br />

omd<strong>at</strong> hij nog jong is. ‘Pas als je 24 bent <strong>of</strong> zo, zal het lastig zijn om een baan te vinden’.<br />

Een ander denkt ook aan een baan te komen: ‘het moet wel’. Het wordt nu tijd om aan<br />

zijn toekomst te denken in pla<strong>at</strong>s van thuis te zitten. Daarna wil hij samen met zijn<br />

vriendin naar Amerika gaan en intrekken bij haar moeder: ‘Ik wil mijn verleden achter<br />

me l<strong>at</strong>en. D<strong>at</strong> is te erg voor woorden’.<br />

Een zelfde houding is waarneembaar bij de jongen, die reeds tweemaal enige maanden<br />

in de gevangenis heeft doorgebracht en nog nooit een baan heeft gehad. ‘Het wordt tijd<br />

om normaal te gaan doen. Ik ben toch geen kindje meer. Bovendien: hoe ouder je<br />

wordt, de moeilijker wordt het om er op los te leven. Mijn ouders zeggen nu ook: we<br />

kunnen je niet eeuwig blijven helpen’. Hij kan waarschijnlijk stage gaan lopen bij een<br />

vriend van zijn vader. Tijdens deze stage ga<strong>at</strong> hij een opleiding volgen, maar waar en<br />

hoe precies weet hij niet. Als het goed ga<strong>at</strong>, komt hij in vaste dienst. Op de langere<br />

termijn denkt hij het bedrijf over te kunnen nemen.<br />

Een alleenstaande moeder met een uitkering stelt: ‘Ik ben van plan om toch nog een<br />

opleiding <strong>of</strong> cursus te gaan volgen, want als mijn kind 5 jaar is, ben ik verplicht om te<br />

werken’.<br />

7.1.3 Toekomstplannen van jongeren in opleiding<br />

De drie zeer voortijdig schoolverl<strong>at</strong>ers die een opleiding volgen, willen deze allemaal<br />

afmaken. Een meisje d<strong>at</strong> nu op MBO-niveau bezig is, twijfelt over w<strong>at</strong> ze daarna moet<br />

gaan doen: verder leren <strong>of</strong> werken. Enerzijds is ze dan 23 <strong>of</strong> 24 jaar oud, zod<strong>at</strong> ze al<br />

w<strong>at</strong> oud begint te worden voor de arbeidsmarkt. Anderzijds is ze op zoek naar een<br />

combin<strong>at</strong>ie van leren en werken: de selectie voor de specifieke opleiding op haar gebied<br />

is echter streng, dus ze weet niet zeker <strong>of</strong> ze d<strong>at</strong> wel kan gaan doen.<br />

De overigen willen hun opleiding via het leerlingwezen afmaken. Beiden willen daarna<br />

blijven werken in de ingeslagen richting (kok, automonteur). De een heeft al twee<br />

diploma’s gehaald en is nu bezig voor het hoogste niveau. Op de langere termijn wil hij<br />

een eigen bedrijf beginnen met behulp van zijn ouders. De ander wil na het behalen van<br />

zijn eerste diploma doorleren via het leerlingwezen.<br />

43


7.2 Ondersteuning bij het uitvoeren van toekomstplannen<br />

Van de 35 respondenten met toekomstplannen hebben er 20 behoefte aan begeleiding.<br />

De belangrijkste organis<strong>at</strong>ies <strong>of</strong> personen zijn daarbij familie (8 x), de werkgever (6 x),<br />

het arbeidsbureau (6 x), de JWG (3 x), vrienden en kennissen (2 x), de Kamer van<br />

Koophandel (2 x) en de GSD (2 x). Meestal ga<strong>at</strong> het om inform<strong>at</strong>ie en advies met betrekking<br />

tot een opleiding en hulp bij het zoeken van een baan.<br />

Bij de jongeren met een vaste baan zijn met name de baas <strong>of</strong> familie belangrijk voor het<br />

verwezenlijken van de toekomstplannen. Voor de jongeren met een tijdelijke <strong>of</strong> flexibele<br />

baan is ook de baas onbelangrijk: alleen de familie wordt hier genoemd. Voor de<br />

jongeren met een additionele baan geldt d<strong>at</strong> de JWG en Arbeidsbureau n<strong>at</strong>uurlijk belangrijk<br />

zijn. Van de werklozen met toekomstplannen op het terrein van werk <strong>of</strong> opleiding<br />

denken enkelen geen begeleiding nodig te hebben: rel<strong>at</strong>ief vaak worden het arbeidsbureau,<br />

de JWG en de GSD genoemd.<br />

44


8 Terugblik<br />

Korte tijd na de schooluitval waren de meeste drop-outs nog steeds redelijk tevreden<br />

over hun besluit om de school te verl<strong>at</strong>en. Hoe wordt vanuit het huidige perspectief<br />

over het schoolverl<strong>at</strong>en en de periode erna geoordeeld? Is er een verband met de huidige<br />

situ<strong>at</strong>ie en de beleving daarvan?<br />

8.1 Het besluit tot schoolverl<strong>at</strong>en<br />

Het merendeel van de drop-outs heeft nog steeds geen spijt over het afbreken van de<br />

schoolcarrière, maar er is toch sprake van een opvallende ontwikkeling. Waar tussen<br />

1994 en 1995 de gevoelens van spijt iets leken af te nemen, is over een langere periode<br />

bekeken sprake van een toename van spijt over het schoolverl<strong>at</strong>en.<br />

Tabel 9 - Spijt over het schoolverl<strong>at</strong>en (N = 39)<br />

1994 1995 1997<br />

spijt 26% 21% 43%<br />

ambivalente gevoelens, neutraal 20% 18% 8%<br />

geen spijt 54% 61% 49%<br />

100% 100% 100%<br />

Hieronder wordt dieper ingegaan op deze verschuivingen door de tijd. Het is namelijk<br />

de vraag hoe stabiel deze gevoelens van spijt op individueel niveau zijn.<br />

Voor vijf respondenten geldt d<strong>at</strong> zij sinds het schoolverl<strong>at</strong>en stabiel zijn gebleken in<br />

hun gevoelens van spijt over deze gang van zaken; 14 respondenten zijn eveneens stabiel<br />

over de jaren heen: zij hadden en hebben geen spijt. 19 respondenten (51%) hebben<br />

dus een stabiele <strong>at</strong>titude tegenover het schoolverl<strong>at</strong>en. De overige 20 drop-outs<br />

hebben over het algemeen spijt gekregen van hun beslissing.<br />

45


Tabel 10 - Stabiliteit van spijt over het schoolverl<strong>at</strong>en (N = 39)<br />

1994: spijt ambivalente geen spijt<br />

gevoelens<br />

1995: spijt ambi- geen spijt ambi- geen spijt ambi- geen<br />

valent spijt valent spijt valent spijt<br />

spijt 1997 5 1 1 1 3 1 1 1 3<br />

ambivalent 1997 - - - - - 2 - - 1<br />

geen spijt 1997 - 1 2 1 - - - 1 14<br />

leeswijzer: van de zeer voortijdig schoolverl<strong>at</strong>ers die in 1994 geen spijt hadden (alle drie de rechterkolommen),<br />

hadden er twee in 1995 toch spijt (3de kolom van rechts), terwijl zij in 1997 neutraal waren (2de rij<br />

van onderen).<br />

8.2 Spijt over schoolverl<strong>at</strong>en: achtergronden en huidige situ<strong>at</strong>ie<br />

Twee vragen staan nu centraal. Hoe zijn gevoelens van spijt, <strong>of</strong> juist het ontbreken van<br />

spijt te verklaren gelet op de achtergrond en de huidige situ<strong>at</strong>ie van de schoolverl<strong>at</strong>ers?<br />

En hoe hangen gevoelens van spijt samen met tevredenheid over de huidige situ<strong>at</strong>ie <strong>of</strong><br />

positieve verwachtingen voor de toekomst? Om deze vragen te beantwoorden, letten<br />

we op drie typen drop-outs: (a) jongeren die in 1994, 1995 en 1997 spijtgevoelens hadden;<br />

(b) jongeren die in 1994, 1995 en 1997 geen spijt hadden; (c) degenen die tussen<br />

1994 en 1997 van gevoel wisselden.<br />

Opvallend is d<strong>at</strong> alle drop-outs met stabiele gevoelens van spijt vanwege 'push-factoren'<br />

het onderwijs hebben verl<strong>at</strong>en (een ongeluk, detentie, drugsverslaving en gedragsproblemen).<br />

Twee respondenten bevinden zich reeds langere tijd in problem<strong>at</strong>ische<br />

situ<strong>at</strong>ies: beiden kwamen de afgelopen jaren regelm<strong>at</strong>ig in contact geweest met justitie<br />

en zijn gedetineerd geweest, een van hen is drugsverslaafd.<br />

Allen hebben spijt over het gemiste diploma, omd<strong>at</strong> ze merken d<strong>at</strong> het moeilijk is werk<br />

te vinden. De groep besta<strong>at</strong> uit een werkloze en vier respondenten met een tijdelijke<br />

baan. Een van hen stelt: 'Ik zou niet weer van school gaan. Met een papiertje kun je<br />

veel meer aan leuker werk komen. Al heb je nog zo veel ervaring, maar ze nemen toch<br />

liever iemand aan met een diploma. En dan nog op het niveau MAVO/HAVO. Terwijl<br />

ik op het VBO z<strong>at</strong>. Bovendien ben ik nu al 22: bij supermarkten en winkels enz. nemen<br />

ze alleen maar meisjes van 16 <strong>of</strong> 17 jaar aan. D<strong>at</strong> heb ik wel ondervonden bij sollicit<strong>at</strong>ies.'<br />

46


Met name bij autochtone jongens blijven gevoelens van spijt door de jaren heen achterwege.<br />

Rel<strong>at</strong>ief vaak is sprake van een combin<strong>at</strong>ie van 'push' en 'pull'-factoren. Van de<br />

14 respondenten zonder spijt waren de helft tijdens de schoolperiode probleemleerlingen:<br />

veelal presteerde men slecht op school, spijbelde men, had ruzie met de leraren en<br />

was uiteindelijk de arbeidsmarkt een aantrekkelijk altern<strong>at</strong>ief. Tijdens een interview<br />

omschreef een moeder van de respondent het als volgt: 'Het is begonnen toen hij 12<br />

was en naar de MAVO ging. Hij kreeg verkeerde vrienden. Het was bijna net een doorloophuis.<br />

Zoals die keer met die house-party. Vrienden die midden in de nacht aanbellen.<br />

Echte vrienden waren het niet. Alleen als ze wisten d<strong>at</strong> hij geld had kwamen ze<br />

langs, maar als hij blut was gaven ze hem een trap na. Knettergek werd ik ervan. En Pa<br />

die z<strong>at</strong> werkloos thuis. Ze hebben hetzelfde karakter en d<strong>at</strong> botste. Het was echt een<br />

hel. Op de lagere school was hij al een lastig persoon. Trouwens, vanaf de kleuterschool<br />

was het al raak. Taal en rekenen ging op zich wel goed. Als baby was hij lekker<br />

rustig. Hij z<strong>at</strong> lekker in zijn box en d<strong>at</strong> was zijn domein. Vanaf het moment d<strong>at</strong> hij naar<br />

school ging, is d<strong>at</strong> veranderd. Op een gegeven moment stond de politie elke dag voor<br />

de deur'.<br />

De meesten hebben geen spijt omd<strong>at</strong> ze de praktijk de beste leerschool vinden, <strong>of</strong> omd<strong>at</strong><br />

ze het op school eenvoudig niet meer uithielden. De helft heeft ondertussen een<br />

vaste baan gevonden, twee respondenten werken via de JWG en drie drop-outs zijn<br />

werkloos. Een jongen zegt het zo: 'Het begon met spijbelen. Dan ging ik regelm<strong>at</strong>ig<br />

kijken bij het werk van mijn vader. Die dacht: hij kan beter werken dan op stra<strong>at</strong> rondzwerven.<br />

In de schoenmakerij is het bovendien een begrip: beter iemand die door zijn<br />

baas is opgeleid, dan iemand die van school komt. Want die kent alleen maar de <strong>the</strong>orie.<br />

In de afgelopen vijf jaar heb ik meer geleerd dan ik op school had kunnen leren. Ik<br />

weet te veel voor iemand van mijn leeftijd. De ervaring die ik heb is voor weinigen<br />

weggelegd.'.<br />

Bij drop-outs met ambivalente gevoelens spelen dezelfde factoren: enerzijds spijt over<br />

het ontbreken van een diploma en anderzijds blijdschap met betrekking tot hun nieuwe<br />

start.<br />

Voor een tiental drop-outs geldt d<strong>at</strong> zij in 1994 geen spijt hadden, maar in 1997 het wel<br />

jammer vonden van school te zijn gegaan. Zij zijn unaniem in hun reden voor het hebben<br />

van spijt: 'omd<strong>at</strong> ik meer kansen zou hebben gehad'; 'je hebt overal papieren nodig,<br />

geen papieren geen werk'; 'je hebt een opleiding nodig voor leuk werk'; 'met diploma's<br />

kom je verder'; 'dan had ik nu misschien een leuk baantje gehad'.<br />

Een drietal respondenten had daarentegen in 1994 wel spijt van het schoolverl<strong>at</strong>en,<br />

maar ten tijde van de derde serie interviews was de spijt verdwenen. Twee van hen zijn<br />

werkloos en de derde heeft een vaste baan. De werklozen rel<strong>at</strong>iveren de waarde van<br />

een diploma. Een van hen stelt bijvoorbeeld: 'Ik denk er nog wel eens over na, over het<br />

van school af gaan. Ik heb er geen nadeel van ondervonden. In mijn ogen zit het zo:<br />

47


was ik met school hoger op gewild, dan had ik nu nog bezig geweest om echt w<strong>at</strong> leuks<br />

te krijgen. Via cursussen en op mijn eigen manier enz. ga<strong>at</strong> het toch wel lukken. Ik wil<br />

toch geen baas boven me hebben'. Degene met een vaste baan stelt: 'In het begin heb je<br />

n<strong>at</strong>uurlijk wel spijt. Je zag niets anders. Geld verdienen. Ik z<strong>at</strong> altijd maar in de klas.<br />

Pr<strong>at</strong>en en schrijven ging niet. Nu is het allemaal goed gekomen. Met een diploma had<br />

ik misschien meer geld verdiend, maar d<strong>at</strong> is niet beter. De baan die ik nu heb [ vrachtwagenchauffeur<br />

], die had ik anders niet kunnen krijgen. Anders had ik achter zo'n<br />

houtbewerkingsmachine gezeten'.<br />

8.3 Spijt over schoolverl<strong>at</strong>en: tevredenheid anno 1997 en toekomstbeeld<br />

Gevoelens van spijt over het schoolverl<strong>at</strong>en en tevredenheid met de huidige situ<strong>at</strong>ie<br />

staan in de beleving van deze schoolverl<strong>at</strong>ers los van elkaar. Iemand kan spijt hebben<br />

over de beslissing van vroeger, maar tevreden zijn met hoe het sindsdien allemaal ‘toch<br />

nog’ is verlopen.<br />

Van de respondenten die in 1997 spijt hadden van het schoolverl<strong>at</strong>en, was tweederde<br />

tevreden met de huidige situ<strong>at</strong>ie, een kwart koesterde ambivalente gevoelens en één op<br />

de tien was tevreden. Van de respondenten die in 1997 ambivalent waren over het<br />

schoolverl<strong>at</strong>en, <strong>of</strong> geen spijt hadden hiervan, waren negen van de tien tevreden en één<br />

op de tien was ontevreden. Het lijkt er op d<strong>at</strong> degenen met spijt over het schoolverl<strong>at</strong>en<br />

anno 1997 iets minder vaak tevreden zijn over hun situ<strong>at</strong>ie.<br />

Op gelijke wijze bekeken valt ook op, d<strong>at</strong> degenen met spijt iets minder vaak positieve<br />

verwachtingen voor de toekomst hadden. De verschillen zijn ook hier echter klein.<br />

8.4 De periode na schooluitval<br />

Tijdens de interviews in 1994 en 1995 bleek, d<strong>at</strong> het schoolverl<strong>at</strong>en voor de meeste<br />

leerlingen een zeer vervelend proces is geweest, waarin zij op zichzelf waren aangewezen<br />

- problemen op school, spanningen in het gezin, gevoelens van mislukking en<br />

onzekerheid over de toekomst. De school moedigde regelm<strong>at</strong>ig het schoolverl<strong>at</strong>en aan<br />

en liet het w<strong>at</strong> begeleiding betreft meestal afweten, aldus de ex-leerlingen. De meeste<br />

schoolverl<strong>at</strong>ers hebben het gevoel aan hun lot overgel<strong>at</strong>en te zijn, bemiddelende pogingen<br />

van het arbeidsbureau, een enkele leerplichtambtenaar <strong>of</strong> sociaal-werker niet te<br />

na gesproken - structurele eerste opvang ontbrak.<br />

Voor veel respondenten is het anno 1997 vijf jaar <strong>of</strong> langer geleden d<strong>at</strong> zij de school<br />

verlieten. Gevraagd naar hun ervaringen in deze periode stellen sommigen, d<strong>at</strong> het<br />

moeilijk is om zich de situ<strong>at</strong>ie te herinneren. De periode direct na het schoolverl<strong>at</strong>en is<br />

voor veel respondenten een nare periode waarin in de meeste gevallen noch werk, noch<br />

48


scholing pla<strong>at</strong>svond. Een deel van de schoolverl<strong>at</strong>ers kijkt daarentegen positief op die<br />

periode terug. Vooral de drop-outs die moeite hadden met leren, waren blij van het<br />

<strong>the</strong>oretisch deel in het curriculum te zijn verlost.<br />

Over de opvang tijdens het schoolverl<strong>at</strong>en bestaan zeer veel verschillende meningen.<br />

Een meisje zegt het als volgt: 'De opvang was goed. Niemand deed vervelend tegen<br />

me'. Het betreft iemand wiens vader vrijstelling van de leerplicht had geregeld om<br />

daarna direct aan het werk te gaan.<br />

Het komt vaker voor d<strong>at</strong> respondenten juist de afwezigheid van begeleiding nu positief<br />

waarderen. Een respondent stelt: 'Opvang? Ik heb helemaal niets gehoord. Ik denk d<strong>at</strong><br />

het komt, omd<strong>at</strong> ik toch werk had. Jullie [... het ITS ...] zijn de enigen die interesse<br />

hebben getoond. [...] Of ik dit goed <strong>of</strong> slecht vind? Aan de ene kant wel goed want ik<br />

zou niet willen d<strong>at</strong> ze de wettelijke plicht zouden afdwingen tegen mijn zin in. Ik vind<br />

het ook slecht omd<strong>at</strong> de reden, namelijk d<strong>at</strong> de school zo veel geld kost, volgens mij<br />

vaker voorkomt en als niemand d<strong>at</strong> hoort, dan veranderd er ook niets'.<br />

Een meisje vond de begeleiding heel vervelend. 'Die vrouw van de leerplicht bleef<br />

maar langs komen. Dan ging ik weer naar school, maar heel kort zod<strong>at</strong> ze ophield met<br />

zeuren. Ik moest naar een school voor moeilijk opvoedbare kinderen. Daarna naar een<br />

spijbelopvang-project. Daar ging ik ook niet naar toe. Uiteindelijk heeft ze me met rust<br />

gel<strong>at</strong>en. D<strong>at</strong> vond ik prima ... ik z<strong>at</strong> liever gewoon lekker thuis'.<br />

Een respondent vindt d<strong>at</strong> hij in die periode niet de meest makkelijke persoon was. Hij<br />

heeft geen spijt van het schoolverl<strong>at</strong>en, maar wel van zijn gedrag in die periode: 'Ik viel<br />

niet in de smaak bij leraren. Had lak aan alles. Ik heb geleerd dit niet nog een keer te<br />

doen maar ergens het beste van te maken. Bijvoorbeeld op werk door zaken meer uit te<br />

pr<strong>at</strong>en, <strong>of</strong> juist niet.'<br />

Een meisje d<strong>at</strong> ging werken, ruzie kreeg met haar baas en ontslagen werd, stelt nu:<br />

'Misschien heb ik toch wel iets gemist. Druk van iemand, die achter me aan ging <strong>of</strong> zo.<br />

Dan had ik het allemaal beter gedaan en de MAVO afgemaakt'.<br />

Het lijkt erop d<strong>at</strong> degenen die in 1994 en 1995 kritisch waren over de opvang anno<br />

1997 geen uitgesproken mening meer hebben over de opvang. De conclusie d<strong>at</strong> in de<br />

periode van het schoolverl<strong>at</strong>en voor velen een structurele eerste opvang ontbrak, blijft<br />

daarmee overeind. Hoewel degenen die een hekel hebben en hadden aan kortweg samengev<strong>at</strong><br />

‘bemoeizuchtige ambtenaren’ deze ontbrekende opvang zelf niet als een<br />

gemis ervaren, is er ook een aantal d<strong>at</strong> het achteraf jammer vindt d<strong>at</strong> adequ<strong>at</strong>e begeleiding<br />

ontbrak.<br />

49


9 Verschillen tussen mannelijke en vrouwelijke schoolverl<strong>at</strong>ers<br />

9.1 Leefsitu<strong>at</strong>ie<br />

De helft van de jongens woont nog bij de ouders thuis en een derde woont alleen; bij de<br />

meisjes woont de helft samen en een derde woont nog thuis. Van de 24 jongens hebben<br />

er 18 een partner; bij de meisjes hebben er tien van de 15 een partner.<br />

Voor de meeste meisjes geldt d<strong>at</strong> beide ouders zonder werk zitten, terwijl bij de meeste<br />

jongens minimaal één ouder een baan heeft. Van de partners van de jongens hebben er<br />

negen een baan, zeven volgen nog scholing en bij twee jongens zijn de partners werkloos.<br />

Bij de meisjes hebben acht partners een baan en zijn de overige twee partners in<br />

opleiding respectievelijk werkloos.<br />

9.2 Arbeid, werkloosheid en scholing<br />

In 1994, 1995 en 1997 blijken vrouwelijke schoolverl<strong>at</strong>ers iets vaker werkloos te zijn<br />

dan de mannelijke drop-outs (Tabel 11). Gezien de kleine aantallen is het lastig conclusies<br />

te trekken, maar waarschijnlijk is er een rel<strong>at</strong>ie met het krijgen van kinderen bij<br />

enkele meisjes. Zij zijn sindsdien ook niet op zoek zijn gegaan naar werk. Zowel bij<br />

jongens als meisjes is de longitudinale verschuiving van opleiding naar werk zichtbaar.<br />

Tabel 11 - Arbeid, werkloosheid en scholing naar geslacht<br />

1994 1995 1997<br />

jongen meisje jongen meisje jongen meisje<br />

werkzaam (incl. JWG) 42% 53% 54% 47% 71% 60%<br />

werkloos 21% 27% 21% 33% 21% 33%<br />

in opleiding (incl. LLW) 37% 20% 25% 20% 8% 7%<br />

100% 100% 100% 100% 100% 100%<br />

n = 24 n = 15 n = 24 n = 15 n = 24 n = 15<br />

51


Jongens hebben in de totale arbeids- en onderwijsloopbaan ook meer arbeidsjaren gemaakt<br />

dan meisjes; meisjes hebben met name iets vaker een opleiding gevolgd, maar<br />

zijn ook langer werkloos geweest sinds het schoolverl<strong>at</strong>en. En d<strong>at</strong> terwijl de uitgangspositie<br />

gelijk was, aangezien zowel meisjes als jongens gemiddeld vijf jaar en vijf<br />

maanden geleden het onderwijs verlieten.<br />

9.3 Beleving huidige situ<strong>at</strong>ie<br />

Opvallend is d<strong>at</strong> sinds 1994 voor jongens en meisjes verschillende ontwikkelingen in<br />

de m<strong>at</strong>e van tevredenheid lijken op te treden.<br />

Tabel 12 - Tevredenheid met de situ<strong>at</strong>ie naar geslacht<br />

52<br />

1994 1995 1997<br />

jongen meisje jongen meisje jongen meisje<br />

tevreden 71% 60% 75% 73% 88% 67%<br />

noch tevreden, noch ontevreden 12% 33% 17% 7% 4% 20%<br />

ontevreden 17% 7% 8% 20% 8% 13%<br />

100% 100% 100% 100% 100% 100%<br />

n = 24 n = 15 n = 24 n = 15 n = 24 n = 15<br />

In 1994 zijn meisjes rel<strong>at</strong>ief meer neutraal over hun eigen situ<strong>at</strong>ie; jongens zijn meer<br />

uitgesproken positief <strong>of</strong> neg<strong>at</strong>ief hierover. Sindsdien is bij jongens sprake van een constante<br />

stijging van de m<strong>at</strong>e van tevredenheid, terwijl bij meisjes een stijging van de<br />

ontevredenheid zichtbaar is.<br />

Aan meisjes is niet expliciet gevraagd naar hun beleving van eventuele sekse-specifieke<br />

behandeling op bijvoorbeeld de werkvloer. Wel bood de interviewer ruimte om<br />

eventuele opmerkingen te pla<strong>at</strong>sen over de rel<strong>at</strong>ie met collega's <strong>of</strong> een baas. Een meisje<br />

voelt zich anders behandeld dan jongens: 'Met de baas kan ik het niet goed vinden. Hij<br />

geeft nooit eens een compliment. Hij is 25 jaar en een echte popie jopie. Tegen meisjes<br />

doet hij ook heel anders dan tegen jongens. Hij is tegen mij heel kortaf'.


9.4 Begeleiding<br />

Met name jongens geven aan sinds het interview in 1995 geen begeleiding meer te<br />

hebben gehad bij het vinden van werk <strong>of</strong> een geschikte opleiding. Van de 18 respondenten<br />

zonder begeleiding zijn er slechts twee van het vrouwelijke geslacht.<br />

Het soort begeleiding en het oordeel hierover van de betrokken jongens en meisjes<br />

verschilt niet.<br />

9.5 Toekomstplannen<br />

Jongens en meisjes verschillen niet opzienbarend van elkaar in de m<strong>at</strong>e waarin zij in<br />

1997 positief <strong>of</strong> neg<strong>at</strong>ief tegenover de toekomst staan. Van de jongens is tweederde<br />

optimistisch, terwijl bij de meisjes de helft meer ambivalent naar voren blikt. De inhoud<br />

van deze plannen lijkt toch enigszins te verschillen: meisjes zijn rel<strong>at</strong>ief vaak nog<br />

van plan een opleiding te gaan volgen. Daarnaast zijn er twee meisjes zonder werk, die<br />

de verzorging van kind en man op zich willen nemen.<br />

9.6 Terugblik<br />

Evenals bij de m<strong>at</strong>e van tevredenheid met de huidige situ<strong>at</strong>ie valt op, d<strong>at</strong> voor jongens<br />

en meisjes zich andere processen lijken te voltrekken.<br />

Tabel 13 - Spijt over het schoolverl<strong>at</strong>en naar geslacht<br />

1994 1995 1997<br />

jongen meisje jongen meisje jongen meisje<br />

spijt 33% 20% 21% 20% 33% 67%<br />

ambivalente houding 9% 33% 13% 27% 4% 13%<br />

geen spijt 58% 47% 67% 53% 63% 20%<br />

100% 100% 100% 100% 100% 100%<br />

n = 24 n = 15 n = 24 n = 15 n = 24 n = 15<br />

In 1994 zijn meisjes meer ambivalent in hun houding ten opzichte van het schoolverl<strong>at</strong>en;<br />

jongens zijn meer uitgesproken positief <strong>of</strong> neg<strong>at</strong>ief. Voor beide groepen geldt echter<br />

d<strong>at</strong> de meesten in 1994 er geen spijt van hadden de school te hebben verl<strong>at</strong>en. In<br />

53


1995 is bij beide groepen sprake van een afname van het percentage spijtgevoelens.<br />

Tussen 1995 en 1997 volstrekt zich echter een geheel andere ontwikkeling: tweederde<br />

van de meisjes heeft dan spijt gekregen van het schoolverl<strong>at</strong>en. Bij jongens is de situ<strong>at</strong>ie<br />

daarentegen niet opzienbarend veranderd sinds 1995.<br />

Qua stabiliteit van spijtgevoelens valt op, d<strong>at</strong> bij met name (autochtone) jongens spijt<br />

over het schoolverl<strong>at</strong>en in 1994, 1995 en 1997 ontbrak. Bij de drie betrokken meisjes is<br />

een 'push'-factor de reden de school te verl<strong>at</strong>en: respectievelijk ging het om gedragsproblemen,<br />

de noodzaak de rol van een overleden moeder over te nemen en zwangerschap.<br />

Bij de jongens is veel vaker sprake van een combin<strong>at</strong>ie van 'push'- en 'pull'-factoren:<br />

een groot aantal presteerde slecht op school, had gedragsproblemen op school en<br />

koos ervoor om te gaan werken.<br />

Een drietal respondenten had in 1994 wel spijt van het schoolverl<strong>at</strong>en, maar ten tijde<br />

van de derde serie interviews was de spijt verdwenen. Ook hier betreft het (autochtone)<br />

jongens. Met name meisjes hebben sinds 1994 spijt gekregen van het schoolverl<strong>at</strong>en.<br />

Tussen jongens en meisjes zijn nauwelijks verschillen te const<strong>at</strong>eren in hun opv<strong>at</strong>tingen<br />

over de geboden opvang na het schoolverl<strong>at</strong>en.<br />

54


10 Verschillen tussen autochtone en allochtone schoolverl<strong>at</strong>ers<br />

10.1 Leefsitu<strong>at</strong>ie<br />

Vier van de negen allochtonen wonen samen, terwijl van de 30 autochtonen er slechts<br />

vijf samen wonen: allochtonen wonen omgekeerd minder vaak nog bij de ouders thuis.<br />

Het meest opvallend is echter het verschil tussen de situ<strong>at</strong>ie waarin de ouders van autochtone<br />

en allochtone schoolverl<strong>at</strong>ers verkeren. De ouders van allochtone respondenten<br />

zijn veel vaker werkloos. Van de allochtonen komen er zeven uit gezinnen waar<br />

geen enkele ouder werk heeft; ook de thuissitu<strong>at</strong>ie bij de resterende twee allochtonen is<br />

in dit opzicht niet rooskleurig. Een jongen heeft namelijk gescheiden ouders en hij<br />

woont bij zijn werkloze moeder (de vader heeft wel werk). De andere jongen heeft een<br />

vader die in de WAO zit, maar wiens moeder sinds kort schoonmaakwerk heeft gevonden<br />

en daarvoor ook lange tijd werkloos was. Bij ‘slechts’ een derde van de autochtonen<br />

daarentegen heeft geen (van beide) ouder(s) werk.<br />

Van de negen allochtone schoolverl<strong>at</strong>ers hebben er zeven een partner (4 x met werk, 1<br />

x werkloos en 2 x in opleiding); bij de autochtonen ga<strong>at</strong> om 21 van de 30 respondenten<br />

(13 x met werk, 2 x werkloos en 6 x in opleiding). Op het oog treden hier geen frappante<br />

verschillen op.<br />

10.2 Arbeid, werkloosheid en scholing<br />

Allochtone en autochtone schoolverl<strong>at</strong>ers verschillen ten tijde van de interviews in<br />

1997 niet van elkaar in de frequentie waarmee zij werken, werkloos zijn, <strong>of</strong> een opleiding<br />

volgen. Van de beide groepen heeft tweederde een baan; ongeveer een kwart is<br />

werkloos; de overigen volgen een opleiding.<br />

Gelet op de totale arbeids- en onderwijsloopbaan sinds het moment van schoolverl<strong>at</strong>en<br />

treden toch enige verschillen aan het licht. Ten eerste lijkt het voor allochtonen iets<br />

langer geleden te zijn d<strong>at</strong> het onderwijs werd verl<strong>at</strong>en: het verschil bedraagt op de totale<br />

periode echter gemiddeld slechts 3 maanden. Ten tweede zijn de allochtonen over de<br />

totale periode bekeken meer werkloos geweest; bovendien zijn zij beduidend vaker<br />

actief in een onderwijsloopbaan. Vice versa is minder vaak sprake geweest van werk.<br />

De allochtonen gingen na het schoolverl<strong>at</strong>en rel<strong>at</strong>ief vaker verder in het onderwijs. De<br />

result<strong>at</strong>en zijn er ook naar. Van de acht respondenten die uiteindelijk een startkwalific<strong>at</strong>ie<br />

wisten te behalen, zijn er vier van allochtone herkomst. Het betreft bij de allochtonen<br />

een MBO-diploma, een kort-MBO diploma en twee diploma's voor het leerlingwe-<br />

55


zen; bij de autochtonen ga<strong>at</strong> het om een kort-MBO diploma en twee diploma's via het<br />

leerlingwezen.<br />

Na de eerste en tweede serie interviews werd geconst<strong>at</strong>eerd d<strong>at</strong> met name allochtonen<br />

vaker aan een onderwijsloopbaan begonnen, maar d<strong>at</strong> hier niet altijd sprake was van<br />

een ‘positieve’ keuze: zij konden eenvoudig moeilijker aan een baan komen. De allochtone<br />

schoolverl<strong>at</strong>ers waren derhalve minder tevreden dan de autochtonen. Ruim<br />

drie jaar l<strong>at</strong>er is duidelijk d<strong>at</strong> de onderwijsloopbanen rel<strong>at</strong>ief stabiel zijn verlopen.<br />

10.3 Beleving huidige situ<strong>at</strong>ie<br />

Van de 30 autochtonen zijn er ten tijde van de interviews in 1997 17 tevreden (80%),<br />

drie noch tevreden noch ontevreden en vier ontevreden over de situ<strong>at</strong>ie. Van de negen<br />

allochtonen zijn er zeven tevreden (78%) en twee ambivalent. Verschillen qua tevredenheid<br />

met de huidige situ<strong>at</strong>ie zijn derhalve niet langer zichtbaar; dit is opvallend daar<br />

in 1994 de allochtonen beduidend neg<strong>at</strong>iever tegenover de eigen situ<strong>at</strong>ie stonden. Met<br />

name allochtonen zijn daarmee hun dagelijkse bezigheden positiever gaan beleven.<br />

10.4 Begeleiding<br />

Van de negen allochtonen hebben er vijf begeleiding gehad bij het vinden van werk <strong>of</strong><br />

een geschikte opleiding sinds het interview in 1995. Het ga<strong>at</strong> om drie meisjes die in<br />

aanraking zijn gekomen met de Melkert-regeling en de JWG (2 x). Een meisje met een<br />

vaste baan is gaan informeren bij het arbeidsbureau over opleidingsmogelijkheden<br />

voor tolk. Daarnaast is er een jongen, die na zijn vrijl<strong>at</strong>ing uit de gevangenis actief<br />

contact heeft gezocht met het arbeidsbureau en de GSD om respectievelijk inform<strong>at</strong>ie<br />

over opleidingen te vragen en een stage te regelen. Al met al treden zodoende geen<br />

opvallende verschillen op met de autochtone schoolverl<strong>at</strong>ers.<br />

10.5 Toekomstplannen<br />

Van de autochtonen zijn er 18 positief over de eigen toekomst, tien ambivalent en twee<br />

neg<strong>at</strong>ief. Bij de allochtonen zijn er vier positief en vijf ambivalent. Een verschil qua<br />

optimisme <strong>of</strong> pessimisme is derhalve moeilijk zichtbaar.<br />

Waar in de vorige metingen allochtonen vaker een opleiding wilden gaan volgen, lijkt<br />

anno 1997 dit verschil niet meer aanwezig. Van de negen allochtonen zijn er vier van<br />

plan om op de langere termijn een eigen bedrijf te beginnen. Een allochtone jongen die<br />

momenteel het leerlingwezen doet, is van plan hier eerst nog in verder te gaan. Ook een<br />

56


meisje d<strong>at</strong> haar MBO-diploma heeft gehaald, wil nog verder leren. Opmerkelijke verschillen<br />

met de autochtone schoolverl<strong>at</strong>ers zijn er niet.<br />

10.6 Terugblik<br />

Uiteindelijk hebben zeven van de negen allochtonen anno 1997 spijt van het schoolverl<strong>at</strong>en:<br />

het ga<strong>at</strong> hier om een ruime meerderheid, terwijl bij de Nederlandse jongeren<br />

een meerderheid juist geen spijt heeft van het verl<strong>at</strong>en van het onderwijs.<br />

Bij degenen met stabiele gevoelens van spijt zijn twee allochtone jongens: de moeilijkheden<br />

bij het vinden van een (vaste) baan zonder diploma zijn de redenen voor spijt.<br />

Opvallend is d<strong>at</strong> de groep van 14 respondenten die in 1994, 1995 en 1997 geen spijt<br />

hadden geheel besta<strong>at</strong> uit Nederlanders.<br />

De meeste allochtonen zijn door de jaren heen minder stabiel qua gevoelens van spijt.<br />

Van de in totaal negen allochtonen in dit onderzoek hebben er twee door de jaren heen<br />

spijt gehad; bij zeven allochtonen is sprake van wisselende stemmingen.<br />

Allochtonen beoordelen de periode direct na schooluitval vaker neg<strong>at</strong>ief dan autochtonen.<br />

Een Marokkaanse jongen zegt hierover: "Het was een doelloze, slechte periode<br />

in mijn leven. Ik z<strong>at</strong> zonder diploma, had drie jaar verspild en moest weer van voor af<br />

aan beginnen."<br />

10.7 Eigen beleving invloed van etniciteit<br />

Aan de negen allochtone zeer voortijdig schoolverl<strong>at</strong>ers is direct gevraagd <strong>of</strong> hun buitenlandse<br />

afkomst van invloed is geweest op de situ<strong>at</strong>ie qua arbeid, werkloosheid <strong>of</strong><br />

scholing.<br />

Slechts één van hen vindt d<strong>at</strong> deze afkomst van invloed is geweest. Hij zegt hierover:<br />

‘Ze zeggen d<strong>at</strong> de discrimin<strong>at</strong>ie is afgeschaft, maar het ga<strong>at</strong> nog eeuwen door. Het is<br />

heel raar. Als je bijvoorbeeld ga<strong>at</strong> solliciteren en er komt een Nederlandse jongen, dan<br />

maak hij gewoon meer kans. D<strong>at</strong> weet je vooraf. Zelfs al hebben ze gelijke opleiding<br />

en al d<strong>at</strong> soort dingen’. Desgevraagd zegt hij het ook te merken rondom zaken als<br />

opleiding en hij zegt het ook te ervaren in de behandeling door justitie en politie.<br />

Het betreft hier een Marokkaanse jongen met een vaste vriendin, die beroepsmilitair is<br />

en een diploma voor het kort-MBO heeft behaald. In het leger heeft hij geprobeerd het<br />

rijbewijs E te halen: een chauffeursdiploma. Hij heeft het examen niet gehaald. Hier<br />

was ook sprake van discrimin<strong>at</strong>ie. ‘Alleen al uit mijn peloton hebben drie anderen het<br />

niet gehaald: alle drie Surinamers. Er waren al allemaal pesterijen van de adjudant. De<br />

sergeant vond het allemaal nog wel goed. Maar je kan perfect rijden, maar zij verzin-<br />

57


nen toch wel iets als d<strong>at</strong> je onzeker bent tijdens het rijden. N<strong>at</strong>uurlijk. Iedereen is toch<br />

onzeker als hij rijexamen moet doen? Ik heb een klacht ingediend, maar ze doen er niks<br />

aan. De vakbond erbij halen heeft ook geen zin. Je hebt toch geen harde bewijzen’.<br />

Ook in 1994 maakte deze respondent melding van problemen rondom zijn etniciteit:<br />

door problemen met een racistische leraar is hij van school gegaan. Overigens stelde<br />

hij in 1995 sindsdien geen effect meer te hebben gemerkt van zijn buitenlandse afkomst.<br />

De overige respondenten stellen d<strong>at</strong> hun allochtone herkomst niet van invloed is geweest.<br />

Gelet op hun antwoorden in 1994 en 1995 op deze vraag blijkt, d<strong>at</strong> zij in deze<br />

mening stabiel zijn.<br />

Een meisje met een vaste baan en een diploma in het leerlingwezen stelt d<strong>at</strong> haar Turkse<br />

herkomst niet van invloed is geweest. Bij haar bedrijf werken mensen uit heel veel<br />

culturen. D<strong>at</strong> is juist leuk. Ze heeft echter wel een strengere opvoeding gehad. ‘Thuis<br />

was het moeilijk. Uitgaan mocht niet. Heel veel dingen konden niet. Nederlandse mensen,<br />

die zijn heel vrij. Van de hele wereld zijn Nederlanders misschien wel het meeste<br />

vrij. Alles kan. In Turkije is d<strong>at</strong> anders. Op je 15de <strong>of</strong> 16de begrijp je d<strong>at</strong> niet. Als je<br />

volwassen wordt, begrijp je het wel: ze weten gewoon niet beter.’ De respondente<br />

doelt op haar ouders. Ze zegt het niet met haar opvoeding eens te zijn; ze wil het met<br />

haar eigen kinderen beter doen. In de tijd van het schoolverl<strong>at</strong>en was er echter geen<br />

sprake van verzet tegen de strenge opvoeding: ze ging altijd naar haar kamer en dacht<br />

‘mijn tijd komt nog wel’.<br />

Een werkloos meisje met een kind, wier vriend werk heeft, en die zelf binnenkort aan<br />

de slag kan via de JWG stelt d<strong>at</strong> haar Marokkaanse afkomst geen rol heeft gespeeld.<br />

Haar ouders hebben er bijvoorbeeld geen problemen mee gehad d<strong>at</strong> zij ging samen<br />

wonen. Zij zegt d<strong>at</strong> het in de Marokkaanse gemeenschap heel ongewoon is om te gaan<br />

samen wonen: eerst moet je trouwen. Zijn ouders hadden er echter wel problemen mee.<br />

Bovendien stookte haar familie haar ouders op. Ze zei en dacht: ‘Ik ga gewoon leven<br />

zoals ik wil’. Ze heeft pas op haar 15de Marokkaans leren pr<strong>at</strong>en. ‘Soms merk je wel<br />

iets op school, maar ik heb het er nooit moeilijk mee gehad. Alleen nu: mijn buurman<br />

beneden houdt niet van buitenlanders. Hij heeft klachtbrieven geschreven aan de woningbouwvereniging<br />

over overlast. Ik stelde voor om er over te pr<strong>at</strong>en, maar hij wilde<br />

niet. Hij probeert ons weg te werken, maar ik heb de situ<strong>at</strong>ie uitgelegd aan de vereniging.<br />

Ze zijn nu op mijn hand. Ik heb in dit soort situ<strong>at</strong>ies mijn mondje wel klaar’.<br />

Een getrouwde jongen met een kind stelt d<strong>at</strong> zijn Turkse afkomst geen invloed heeft<br />

gehad. Hij merkt geen verschil in behandeling. Hij heeft er geen problemen mee gehad.<br />

Er is sprake van een buitenwereld, waar hij en zijn familie zich gedragen als<strong>of</strong> ze gewoon<br />

Nederlander zijn. Hier is sprake van integr<strong>at</strong>ie. Maar tegelijk is er een thuiscultuur,<br />

die ze in stand houden. Hij vindt het niet lastig als persoon om de ‘switch’ te maken<br />

tussen thuis- en buitencultuur.<br />

58


Een Marokkaanse met een Melkertbaan lijkt de vraag op te v<strong>at</strong>ten als een vraag naar<br />

positieve discrimin<strong>at</strong>ie. Bij haar baan waren er nog drie concurrenten, allen Nederlandse<br />

vrouwen. Zij is het geworden, maar zij benadrukt d<strong>at</strong> d<strong>at</strong> haar eigen verdienste is.<br />

59


11 Samenv<strong>at</strong>ting en conclusies<br />

Voortijdig schoolverl<strong>at</strong>ers zijn leerlingen die het onderwijs verl<strong>at</strong>en zonder ‘primaire<br />

startkwalific<strong>at</strong>ie’. Leerlingen die voor, bij aanvang van, <strong>of</strong> tijdens het vierde jaar het<br />

onderwijs verl<strong>at</strong>en, worden betiteld als 'zeer voortijdig schoolverl<strong>at</strong>er'. Zij zijn allen<br />

ongediplomeerd ten tijde van het schoolverl<strong>at</strong>en.<br />

In het onderzoek, waarvan in dit rapport verslag wordt gedaan, volgen we de groep<br />

zeer voortijdig schoolverl<strong>at</strong>ers met wie in 1994 en 1995 een diepte-interview is gehouden.<br />

11.1 Probleemstelling, onderzoeksvragen en opzet<br />

In de liter<strong>at</strong>uur wordt vaak een somber beeld geschetst van voortijdig schoolverl<strong>at</strong>ers;<br />

het beeld van de leerling die in het onderwijs volledig is mislukt en vervolgens in ongunstige<br />

omstandigheden terechtkomt, zoals werkloosheid.<br />

Uit de eerste meting van het ITS-onderzoek naar zeer voortijdig schoolverl<strong>at</strong>en kwam<br />

naar voren d<strong>at</strong> dit beeld niet helemaal in overeenstemming met de werkelijkheid is. Het<br />

merendeel van de schoolverl<strong>at</strong>ers die in dit onderzoek waren betrokken, heeft werk<br />

gevonden <strong>of</strong> is een altern<strong>at</strong>ieve vorm van scholing gaan volgen. Zij zijn over het algemeen<br />

redelijk tevreden met hun situ<strong>at</strong>ie en hebben geenszins sombere toekomstverwachtingen.<br />

Slechts een kleine groep is in minder gunstige omstandigheden terechtgekomen.<br />

Bij hen ontstonden de problemen vaak al voor het schoolverl<strong>at</strong>en.<br />

Het bovenstaande doet vermoeden d<strong>at</strong> de twijfels die sommige auteurs hebben bij het<br />

neg<strong>at</strong>ieve beeld van schoolverl<strong>at</strong>ers, gerechtvaardigd zijn. De result<strong>at</strong>en gelden echter<br />

voor de periode rel<strong>at</strong>ief kort na het schoolverl<strong>at</strong>en. Van belang is de vraag hoe de situ<strong>at</strong>ie<br />

zich op de w<strong>at</strong> langere termijn ontwikkelt. In het onderhavige onderzoek hebben we<br />

aandacht aan dit aspect besteed.<br />

De onderzoeksvragen luiden als volgt:<br />

Vraag 1: Hoe is gemiddeld ruim 5 jaar na het schoolverl<strong>at</strong>en de stand van zaken betreffende<br />

arbeid, werkloosheid en scholing van de drop-outs? Hoe kan samenv<strong>at</strong>tend<br />

de arbeids- <strong>of</strong> onderwijsloopbaan sinds het moment van schoolverl<strong>at</strong>en<br />

worden omschreven?<br />

61


Vraag 2: Hoe is de beleving van de huidige situ<strong>at</strong>ie? En hoe is deze in vergelijking met<br />

de voorgaande metingen?<br />

Vraag 3: Hoe is de begeleiding bij het vinden van werk <strong>of</strong> altern<strong>at</strong>ieve scholing het<br />

afgelopen jaar geweest? Welke verschillen zijn er in vergelijking met de<br />

voorgaande metingen?<br />

Vraag 4: W<strong>at</strong> zijn de plannen en wensen voor de toekomst en welke ondersteuning<br />

achten de drop-outs daarbij noodzakelijk?<br />

Vraag 5: Hoe wordt vanuit het huidige perspectief over het schoolverl<strong>at</strong>en en de periode<br />

erna geoordeeld? Is er een verband met de huidige situ<strong>at</strong>ie en de beleving<br />

daarvan?<br />

Evenals in de vorige metingen zijn we bij de beantwoording van deze onderzoeksvragen<br />

nagegaan <strong>of</strong> er verschillen zijn tussen jongens en meisjes en tussen allochtone en<br />

autochtone drop-outs. Ook is de invloed van de factor etniciteit volgens de allochtone<br />

schoolverl<strong>at</strong>ers zelf aan de orde geweest. Gekozen is voor dezelfde methode van d<strong>at</strong>averzameling<br />

en -analyse als in de voorgaande metingen van het onderzoek naar zeer<br />

voortijdig schoolverl<strong>at</strong>en: diepte-interviews en kwalit<strong>at</strong>ieve analyse.<br />

Uiteindelijk zijn met name mondelinge en telefonische interviews gehouden. De respons<br />

bedraagt 81% van degenen die in 1994 deelnamen. Gelet op de verstreken tijd en<br />

gezien de leeftijdsfase van de respondenten mag de respons goed worden genoemd; dit<br />

is te danken aan een intensieve zoektocht. Van de 48 respondenten waren er in 1995<br />

twee niet te bereiken wegens een onbekend adres; zij vielen nu autom<strong>at</strong>isch af. Drie<br />

van de negen non-respondenten zijn allochtoon, hetgeen het in de huidige rapportage<br />

(nog) lastiger maakt om uitspraken te doen over de verschillen tussen autochtonen en<br />

allochtonen; echter ook hier lijkt van selectieve uitval geen sprake. De redenen voor de<br />

non-respons zijn grotendeels van praktische aard. Voor zover sprake is van weigeringen<br />

betreft het jongeren, die in een rel<strong>at</strong>ief gunstige situ<strong>at</strong>ie verkeren qua arbeid en<br />

opleidingsniveau (bij de benadering van respondenten in 1994 waren waarschijnlijk<br />

jongeren in extreem slechte situ<strong>at</strong>ies ondervertegenwoordigd).<br />

62


11.2 Result<strong>at</strong>en<br />

11.2.1 Het schoolverl<strong>at</strong>en en de eerste opvang<br />

Op basis van de kwantit<strong>at</strong>ieve deelstudie const<strong>at</strong>eerden we d<strong>at</strong> binnen vier jaar voortgezet<br />

onderwijs 2.1 procent van de leerlingen uitvalt (De Wit & Dekkers, 1994). Als<br />

reden voor het schoolverl<strong>at</strong>en noemen de respondenten meestal een ‘push’-reden.<br />

Overigens is dit bij jongeren die in het vijfde <strong>of</strong> zesde jaar van het voortgezet onderwijs<br />

uitvallen heel anders: hier is veeleer sprake van een ‘pull’-reden (Driessen & Dekkers,<br />

1997). Met name gedrags- en motiv<strong>at</strong>ieproblemen op school (genoemd door ongeveer<br />

de helft) leiden tot ruzies met leerkrachten. Een kwart noemt een gebrek aan capaciteiten,<br />

terwijl velen toch een problem<strong>at</strong>ische schoolloopbaan achter de rug hebben. Deze<br />

'push'-factoren gaan regelm<strong>at</strong>ig samen met de wens om te gaan werken. Het lijkt erop<br />

d<strong>at</strong> deze wens voort komt uit de problemen op school.<br />

De meeste schoolverl<strong>at</strong>ers hebben het gevoel aan hun lot overgel<strong>at</strong>en te zijn, bemiddelende<br />

pogingen van het arbeidsbureau, een enkele leerplichtambtenaar <strong>of</strong> sociaal-werker<br />

niet te na gesproken. Uit de gesprekken komt geen structurele eerste opvang naar<br />

voren (De Wit & Dekkers, 1994).<br />

11.2.2 De thuissitu<strong>at</strong>ie, ouders en partners<br />

In 1994 woonden vrijwel alle schoolverl<strong>at</strong>ers nog bij de ouders thuis. Ruim drieënhalf<br />

jaar l<strong>at</strong>er woont bijna de helft nog thuis (46%), woont een kwart samen met een partner<br />

(23%) en woont eveneens een kwart zelfstandig (23%).<br />

Bij 28% van de totale groep is sprake (geweest) van een problem<strong>at</strong>ische thuissitu<strong>at</strong>ie in<br />

die zin, d<strong>at</strong> de ouders scheidden <strong>of</strong> d<strong>at</strong> een ouder was overleden. In twee gevallen heeft<br />

dit direct geleid tot de schooluitval. In 1994 was in 72% van de gevallen sprake van<br />

minimaal één werkende ouder; in 1997 was dit nog voor slechts 54% van de drop-outs<br />

het geval. De conclusie is d<strong>at</strong> de gezinnen waaruit schoolverl<strong>at</strong>ers komen, gekenmerkt<br />

worden door hoge werkloosheid. Daarentegen hebben de ouders een positieve houding<br />

ten opzichte van werk - in tegenstelling tot de houding ten opzichte van school die<br />

soms ambivalent <strong>of</strong> neg<strong>at</strong>ief is. Opvallend is het aantal ouders d<strong>at</strong> een eigen bedrijf<br />

heeft (gehad) in de periode tussen 1994 en 1997: dit betreft bijna een op de vijf gezinnen<br />

(18%).<br />

Een kwart van de groep drop-outs is inmiddels getrouwd <strong>of</strong> woont samen. In vijf gevallen<br />

is sprake van kinderen. Daarnaast is in 1997 een meisje zwanger. Vergeleken<br />

met de respondenten zelf valt op d<strong>at</strong> onder de partners het volgen van een opleiding<br />

meer populair is. Mogelijk zoeken de voortijdig schoolverl<strong>at</strong>ers niet uitsluitend partners<br />

binnen een ‘vriendenkring van schoolverl<strong>at</strong>ers’. Ervan uitgaande d<strong>at</strong> een dergelijk<br />

63


selectie-mechanisme bij de partnerkeuze niet optreedt, is het logisch d<strong>at</strong> de partners<br />

van schoolverl<strong>at</strong>ers vaker wel scholing zullen volgen. Een aanvullende verklaring is<br />

d<strong>at</strong> de over het algemeen mannelijke schoolverl<strong>at</strong>ers vrouwelijke partners vinden en<br />

d<strong>at</strong> meisjes sowieso vaker een opleiding volgen - meisjes vallen minder vaak uit.<br />

11.2.3 Arbeid, scholing en werk<br />

Gemiddeld is het anno 1997 5 jaar en 5 maanden geleden d<strong>at</strong> de respondenten de<br />

school verlieten. Er is een duidelijke verschuiving opgetreden van scholing richting<br />

werk. In 1994 had meer dan de helft een vaste, tijdelijke, flexibele <strong>of</strong> additionele baan,<br />

was een kwart werkloos, terwijl een kwart in het onderwijssysteem verbleef. In 1995<br />

en 1997 is het aantal werklozen vrijwel gelijk gebleven, maar is een consequente verschuiving<br />

van scholing richting werk zichtbaar.<br />

Van de werkende jongeren hebben er 11 een vaste baan, zeven een tijdelijke baan, vijf<br />

een flexibele baan (oproepkracht, uitzendkracht) en drie een additionele werkplek<br />

(Melkertbaan, JWG). Met name de jongeren die via familie op eigen initi<strong>at</strong>ief een baan<br />

vinden, hebben een vaste baan. Voor de werkenden hebben de meesten een baan gevonden<br />

via het uitzendbureau: in enkele gevallen heeft dit geleid tot een tijdelijk contract.<br />

De situ<strong>at</strong>ie waarin de werkloze respondenten zich bevinden verschilt sterk. Drie werkloze<br />

respondenten zijn niet (direct) op zoek naar werk: het ga<strong>at</strong> om twee moeders en<br />

een getrouwde, vrouwelijke drop-out. Gemiddeld zijn ze nu bijna 2 jaar werkloos. Juist<br />

de drie ‘vrijwillig werklozen’ zijn rel<strong>at</strong>ief lang werkloos: respectievelijk 2, 3 en 4 jaar.<br />

Eén drop-out is sinds de groep het onderwijs verliet nog fulltime bezig met scholing:<br />

zij is begonnen aan een tweejarige opleiding op MBO-niveau en heeft juni 1997 haar<br />

diploma voor het kort-MBO gehaald. Twee respondenten zijn actief in het leerlingwezen.<br />

Sinds het schoolverl<strong>at</strong>en zijn 12 respondenten gedurende langere periode in aanraking<br />

geweest met het leerlingwezen; daarnaast zijn vijf schoolverl<strong>at</strong>ers bovendien ooit nog<br />

aan een kort-MBO opleiding begonnen. Daardoor kan van 44% gezegd worden d<strong>at</strong> zij<br />

ook na het schoolverl<strong>at</strong>en nog in een onderwijstraject richting een startkwalific<strong>at</strong>ie<br />

hebben geparticipeerd. Bij acht respondenten (21%) heeft dit ook geleid tot een diploma<br />

op minimaal het gewenste niveau (3 x kort-MBO en 5 x leerlingwezen, o.a. twee<br />

van de drie jongeren die nu scholing volgen).<br />

Samenv<strong>at</strong>tend blijkt het bij negentien respondenten (48%) nog niet mogelijk om van<br />

een stabiele arbeids- <strong>of</strong> onderwijsloopbaan te spreken. Bij ruim de helft van de jongeren<br />

is sinds het schoolverl<strong>at</strong>en een onderwijsloopbaan afwezig (54%): tien van hen<br />

hebben een stabiele arbeidsloopbaan opgebouwd, maar bij acht respectievelijk drie<br />

respondenten is ook deze loopbaan instabiel <strong>of</strong> afwezig.<br />

64


Gekeken is naar de jongeren voor wie de onderwijsloopbaan sinds het schoolverl<strong>at</strong>en<br />

compleet is afgebroken. De tien jongeren in deze groep met een stabiele arbeidsloopbaan<br />

z<strong>at</strong>en allen op het i-VBO <strong>of</strong> het VBO. Enkelen hadden gedragsproblemen, maar<br />

de meesten waren rustige leerlingen. De jongeren met een instabiele arbeidsloopbaan<br />

daarentegen kenmerkten zich in het onderwijs vrijwel allemaal door (grote) problemen<br />

met leraren en de directie.<br />

Ook is gekeken naar het verband tussen de school- en onderwijsloopbaan (de onderwijssitu<strong>at</strong>ie<br />

voor en na het schoolverl<strong>at</strong>en). Acht respondenten zijn sindsdien begonnen<br />

aan een stabiele onderwijsloopbaan: het betreft duidelijk de jongeren die een hogere<br />

opleiding volgden. Vergeleken met de groep werkende jongeren voor wie het onderwijs<br />

‘taboe’ lijkt, is minder vaak sprake van gedragsproblemen op school.<br />

11.2.4 Tevredenheid met de situ<strong>at</strong>ie<br />

De overgrote meerderheid van de zeer voortijdig schoolverl<strong>at</strong>ers is ten tijde van de<br />

derde meting tevreden met de huidige situ<strong>at</strong>ie (80%). De tevredenheid is gedurende de<br />

jaren toegenomen. De tevredenheid komt deels voort uit het feit d<strong>at</strong> men werk heeft <strong>of</strong><br />

op stabiele wijze een opleiding volgt.<br />

Waar ten tijde van de tweede meting in het voorjaar van 1994 respondenten nog expliciet<br />

tevreden waren met hun werk omd<strong>at</strong> zij niet meer naar school hoefden, wordt deze<br />

reden anno 1997 niet meer genoemd. Het lijkt er ook op d<strong>at</strong> de meesten met werk aan<br />

hun inkomen gewend zijn geraakt. De tevredenheid komt dan ook veeleer voort uit<br />

imm<strong>at</strong>eriële geneugten van het arbeidsleven: werken met de handen, in de buitenlucht<br />

werken, het omgaan met mensen, de sfeer op het werk en de omgang met collega's.<br />

Opvallend is d<strong>at</strong> bij de ontevreden werkenden geen sprake is van werk met een lage<br />

kwaliteit. Het lijken eerder drop-outs met rel<strong>at</strong>ief hoge ambities.<br />

Vergeleken met de groep werkende drop-outs lijkt de tevredenheid bij de werkloze<br />

schoolverl<strong>at</strong>ers iets minder groot. Redenen voor de tevredenheid richten zich in het<br />

algemeen op de gezinssitu<strong>at</strong>ie, een accept<strong>at</strong>ie van de situ<strong>at</strong>ie gekoppeld aan het vinden<br />

van een altern<strong>at</strong>ieve tijdsbesteding, <strong>of</strong> concrete hoop op een baan in de toekomst. Ontevredenheid<br />

komt voort uit verveling en geldgebrek.<br />

11.2.5 Begeleiding bij het vinden van werk <strong>of</strong> een opleiding<br />

Van de drop-outs hebben er 18 (46%) de afgelopen jaren geen begeleiding gekregen<br />

bij het vinden van werk <strong>of</strong> een opleiding (ouders, familie en uitzendbureaus buiten<br />

beschouwing gel<strong>at</strong>en). Het ga<strong>at</strong> daarbij met name om jongeren met een vaste baan <strong>of</strong><br />

65


opleiding. Zij hebben hun baan gevonden via familie, het uitzendbureau, <strong>of</strong> via een<br />

advertentie in de krant.<br />

Door de anderen worden de volgende organis<strong>at</strong>ies genoemd: het arbeidsbureau, het<br />

GAK/de GSD, de JWG, een project van het Leger des Heils, de rechtswinkel en de<br />

Kamer van Koophandel.<br />

Van de 21 drop-outs die wel begeleiding hebben gehad, heeft een ruime meerderheid<br />

contact gehad met het arbeidsbureau. De meningen over de begeleiding van deze organis<strong>at</strong>ie<br />

variëren sterk. Voor de tevredenheid met de begeleiding van het arbeidsbureau<br />

dragen de betrokken drop-outs geen echte argumenten aan. Sommigen stellen weinig<br />

contact met de organis<strong>at</strong>ie te hebben en zijn ‘gewoon wel tevreden’.<br />

Enkelen maken expliciet melding van contact met het GAK <strong>of</strong> de GSD. In meerderheid<br />

staan ze hier neutraal tegenover. De ontevredenheid richt zich in het algemeen op het<br />

bureaucr<strong>at</strong>isch karakter.<br />

Gekeken naar de totale periode sinds het schoolverl<strong>at</strong>en hebben zeven respondenten<br />

via de JWG een additionele werkpla<strong>at</strong>s gekregen. Naast deze contacten is een drop-out<br />

via de JWG het leerlingwezen gaan doen. Tevens hebben twee werkloze respondenten<br />

op het moment contact met de JWG in het licht van een toekomstige baan. Het merendeel<br />

van de hierboven genoemde drop-outs is positief over de ervaringen met de JWG.<br />

De redenen zijn duidelijk: de JWG helpt zeer voortijdig schoolverl<strong>at</strong>ers concreet aan<br />

werk, <strong>of</strong> begeleidt hen bij het vinden van een juiste opleiding. Slechts enkelen noemen<br />

schaduwkanten van deze regeling: onafhankelijk van het functioneren moet je ten alle<br />

tijden weg; <strong>of</strong> het bedrijf komt via de JWG-organis<strong>at</strong>ie aan een goedkope kracht waardoor<br />

de doorstroming naar een vaste baan bij dit bedrijf wordt belemmerd.<br />

11.2.6 Toekomstplannen en -wensen<br />

In 1997 is een ruime meerderheid optimistisch over de toekomst (56%); een grote<br />

groep heeft minder uitgesproken positieve <strong>of</strong> neg<strong>at</strong>ieve verwachtingen (38%). Slechts<br />

twee jongeren zijn somber over hun toekomst (5%). Van de 39 zeer voortijdig schoolverl<strong>at</strong>ers<br />

hebben er vier geen toekomstplannen (11%). Liefst 28% van de schoolverl<strong>at</strong>ers,<br />

zowel werkende, werkloze als in opleiding zijnde jongeren, ziet de toekomst weggelegd<br />

in een eigen bedrijf.<br />

De meeste jongeren met een vaste baan willen verder binnen de huidige baan en promotie<br />

maken. Hiertoe zijn ze bereid om langer durende opleidingen te gaan volgen, <strong>of</strong><br />

cursussen via het bedrijf. De meeste jongeren met een tijdelijke, flexibele <strong>of</strong> additionele<br />

baan willen een vaste baan vinden; bij hen bestaan veel minder vaak plannen voor<br />

een te volgen opleiding.<br />

De meeste werklozen hebben de intentie om op korte termijn, <strong>of</strong> een enkele maal op<br />

langere termijn, te gaan werken (de uitzonderingen betreffen twee meisjes die zich op<br />

66


het gezinsleven storten). Sommigen maakt het niet uit in welke richting: het motto luidt<br />

‘geld verdienen komt eerst’. Ze zijn over het algemeen niet somber over de mogelijkheden<br />

voor het vinden van werk. De problem<strong>at</strong>ische werklozen beginnen zich te beseffen,<br />

d<strong>at</strong> ze niet veel meer tijd hebben om hun leven op de rails te zetten.<br />

Overigens geldt meer in het algemeen d<strong>at</strong> velen denken, d<strong>at</strong> er niet veel tijd meer is om<br />

nog nieuwe richtingen in te slaan qua werk <strong>of</strong> opleiding. Ze denken anders te oud te<br />

worden voor de arbeidsmarkt. De drie zeer voortijdig schoolverl<strong>at</strong>ers die een opleiding<br />

volgen, willen deze allemaal afmaken.<br />

Van de respondenten met toekomstplannen hebben er 20 behoefte aan begeleiding. De<br />

belangrijkste organis<strong>at</strong>ies <strong>of</strong> personen zijn daarbij familie, de werkgever, het arbeidsbureau,<br />

de JWG, vrienden en kennissen, de Kamer van Koophandel en de GSD.<br />

Meestal ga<strong>at</strong> het om inform<strong>at</strong>ie en advies met betrekking tot een opleiding en hulp bij<br />

het zoeken van een baan. Bij de jongeren met een vaste baan zijn met name de baas <strong>of</strong><br />

familie en vrienden belangrijk voor het verwezenlijken van de toekomstplannen. De<br />

jongeren met een tijdelijke <strong>of</strong> flexibele baan noemen alleen de familie. Het arbeidsbureau,<br />

de JWG en de GSD zijn er met name voor jongeren met een additionele werkpla<strong>at</strong>s<br />

en de werkzoekenden.<br />

11.2.7 Spijt over het schoolverl<strong>at</strong>en<br />

Het merendeel van de drop-outs heeft nog steeds geen spijt over het afbreken van hun<br />

schoolcarrière, maar er is toch sprake van een opvallende ontwikkeling. Waar tussen<br />

1994 en 1995 de gevoelens van spijt iets leken af te nemen, is over een langere periode<br />

bekeken sprake van een toename van spijt over het schoolverl<strong>at</strong>en. Bij vijf respondenten<br />

geldt d<strong>at</strong> zij sinds het schoolverl<strong>at</strong>en stabiel zijn gebleken in hun gevoelens van<br />

spijt over deze gang van zaken; 14 respondenten zijn eveneens stabiel over de jaren<br />

heen: zij hadden en hebben geen spijt.<br />

Opvallend is d<strong>at</strong> alle drop-outs met stabiele gevoelens van spijt vanwege 'push-factoren'<br />

het onderwijs hebben verl<strong>at</strong>en (een ongeluk, detentie, drugsverslaving en gedragsproblemen).<br />

Twee respondenten bevinden zich reeds langere tijd in problem<strong>at</strong>ische<br />

situ<strong>at</strong>ies. Allen hebben spijt over het gemiste diploma, omd<strong>at</strong> ze merken d<strong>at</strong> het moeilijk<br />

is werk te vinden.<br />

Met name bij autochtone jongens blijven gevoelens van spijt door de jaren heen achterwege.<br />

Rel<strong>at</strong>ief vaak is sprake van een combin<strong>at</strong>ie van 'push' en 'pull'-factoren. Van de<br />

14 respondenten zonder spijt waren de helft tijdens de schoolperiode probleemleerlingen:<br />

veelal presteerde men slecht op school, spijbelde men, had ruzie met de leraren en<br />

was uiteindelijk de arbeidsmarkt een aantrekkelijk altern<strong>at</strong>ief. De meesten hebben geen<br />

spijt omd<strong>at</strong> ze de praktijk de beste leerschool vinden, <strong>of</strong> omd<strong>at</strong> ze het op school eenvoudig<br />

niet meer uithielden. De helft heeft ondertussen een vaste baan gevonden.<br />

67


Voor een tiental drop-outs geldt d<strong>at</strong> zij in 1994 geen spijt hadden, maar in 1997 het wel<br />

jammer vonden van school te zijn gegaan. Zij zijn unaniem in hun reden voor het hebben<br />

van spijt: 'omd<strong>at</strong> ik meer kansen zou hebben gehad'; 'je hebt overal papieren nodig,<br />

geen papieren geen werk'; 'je hebt een opleiding nodig voor leuk werk'; 'met diploma's<br />

kom je verder'; 'dan had ik nu misschien een leuk baantje gehad'. Een drietal respondenten<br />

had daarentegen in 1994 wel spijt van het schoolverl<strong>at</strong>en, maar ten tijde van de<br />

derde serie interviews was de spijt verdwenen. Twee van hen zijn werkloos en de derde<br />

heeft een vaste baan: zij rel<strong>at</strong>iveren de waarde van een diploma.<br />

11.2.8 Verschillen tussen vrouwelijke en mannelijke schoolverl<strong>at</strong>ers<br />

Jongens hebben vaker dan meisjes het onderwijs voortijdig verl<strong>at</strong>en. Op basis van de<br />

kwantit<strong>at</strong>ieve deelstudie naar de totale onderzoeksgroep komen we tot een verschil van<br />

2.8 versus 1.6% schooluitval onder respectievelijk jongens en meisjes (De Wit & Dekkers,<br />

1994). Jongens verl<strong>at</strong>en de school rel<strong>at</strong>ief vaak vanwege gedragsproblemen (met<br />

als gevolg strafwerk en ruzie met leerkrachten), meisjes worstelen met hun motiv<strong>at</strong>ie.<br />

Jongens hebben ook vaker vrienden buiten de school die hen uit het schoolse leven<br />

trekken, terwijl meisjes thuis spijbelen.<br />

In 1997 blijken meisjes vaker het ouderlijk huis te hebben verl<strong>at</strong>en om te gaan samen<br />

wonen met een partner, <strong>of</strong> na te zijn getrouwd. Van de 15 meisjes hebben er vier kinderen<br />

en is er één zwanger; van de 24 jongens heeft er daarentegen één een kind. De partners<br />

van jongens volgen rel<strong>at</strong>ief vaak scholing, terwijl de partners van meisjes rel<strong>at</strong>ief<br />

vaak werken.<br />

In 1994, 1995 en 1997 blijken de 15 betrokken meisjes iets vaker werkloos te zijn dan<br />

de 24 mannelijke zeer voortijdig schoolverl<strong>at</strong>ers. Jongens hebben in de totale arbeidsen<br />

onderwijsloopbaan ook meer arbeidsjaren gemaakt dan meisjes; meisjes hebben<br />

met name iets vaker een opleiding gevolgd, maar zijn ook langer werkloos geweest<br />

sinds het schoolverl<strong>at</strong>en. En d<strong>at</strong> terwijl de uitgangspositie gelijk was, aangezien zowel<br />

meisjes als jongens gemiddeld vijf jaar en vijf maanden geleden het onderwijs verlieten.<br />

Sinds 1994 is bij jongens sprake van een constante stijging van de m<strong>at</strong>e van tevredenheid,<br />

terwijl bij meisjes een stijging van de ontevredenheid zichtbaar is. De inhoud van<br />

de toekomstplannen lijkt enigszins te verschillen: meisjes zijn rel<strong>at</strong>ief vaak nog van<br />

plan een opleiding te gaan volgen. Daarnaast zijn er twee meisjes zonder werk, die de<br />

verzorging van kind en man op zich willen nemen. Tussen 1995 en 1997 heeft tweederde<br />

van de meisjes spijt gekregen van het schoolverl<strong>at</strong>en; bij jongens is de situ<strong>at</strong>ie<br />

daarentegen niet opzienbarend veranderd sinds 1995 en anno 1997 heeft slechts een<br />

derde van hen spijt. Qua stabiliteit van spijtgevoelens valt op d<strong>at</strong> bij met name (au-<br />

68


tochtone) jongens spijt over het schoolverl<strong>at</strong>en in 1994, 1995 en 1997 stelselm<strong>at</strong>ig<br />

ontbrak.<br />

11.2.9 Verschillen tussen allochtone en autochtone schoolverl<strong>at</strong>ers<br />

Op basis van de kwantit<strong>at</strong>ieve deelstudie blijkt d<strong>at</strong> de 1.90 leerlingen (6.4%) beduidend<br />

vaker dan de 1.25 (2.5%) en de 1.00-leerlingen (1.0%) het onderwijs verl<strong>at</strong>en (De Wit<br />

& Dekkers, 1994). Van de allochtone leerlingen valt een groter deel uit dan van de<br />

autochtonen (5 versus 2%): het zijn met name Marokkanen die uitvallen (12%).<br />

Allochtone drop-outs hebben ouders met een hoger aspir<strong>at</strong>ieniveau ten aanzien van het<br />

onderwijs van hun kinderen dan autochtone drop-outs. Daarentegen zijn de<br />

randvoorwaarden in het allochtone gezin niet gunstig: hoge werkloosheid, ouders die<br />

geen Nederlands spreken en soms on-geschoold zijn. Zeer opvallend is het verschil<br />

tussen de situ<strong>at</strong>ie waarin de ouders van autochtone en allochtone schoolverl<strong>at</strong>ers verkeren.<br />

De ouders van allochtone respondenten zijn veel vaker werkloos. Van de allochtonen<br />

komen er zeven uit gezinnen waar geen enkele ouder werk heeft; ook de<br />

thuissitu<strong>at</strong>ie bij de resterende twee allochtonen is in dit opzicht niet rooskleurig.<br />

Allochtone en autochtone schoolverl<strong>at</strong>ers verschillen ten tijde van de interviews in<br />

1997 niet van elkaar in de frequentie waarmee zij werken, werkloos zijn, <strong>of</strong> een opleiding<br />

volgen. Gelet op de totale arbeids- en onderwijsloopbaan sinds het schoolverl<strong>at</strong>en<br />

treden enige verschillen aan het licht. Ten eerste lijkt het voor allochtonen iets langer<br />

geleden te zijn d<strong>at</strong> het onderwijs werd verl<strong>at</strong>en: het verschil bedraagt op de totale periode<br />

echter gemiddeld slechts 3 maanden. Ten tweede zijn de allochtonen over de totale<br />

periode bekeken meer werkloos geweest; bovendien zijn zij beduidend vaker actief in<br />

een onderwijsloopbaan (van de zeven respondenten die uiteindelijk een startkwalific<strong>at</strong>ie<br />

wisten te behalen, zijn er vier van allochtone herkomst). Vice versa is minder vaak<br />

sprake geweest van werk.<br />

Verschillen qua tevredenheid met de huidige situ<strong>at</strong>ie zijn derhalve niet langer zichtbaar;<br />

dit is opvallend daar in 1994 de allochtonen beduidend neg<strong>at</strong>iever tegenover de<br />

eigen situ<strong>at</strong>ie stonden. Met name allochtonen zijn daarmee hun dagelijkse bezigheden<br />

positiever gaan beleven. Waar in de vorige metingen allochtonen vaker een opleiding<br />

wilden gaan volgen, lijkt anno 1997 dit verschil afwezig (dit is logisch aangezien de<br />

meeste allochtonen hun opleiding hebben afgerond). Van de negen allochtonen zijn er<br />

vier van plan om op de langere termijn een eigen bedrijf te beginnen.<br />

Uiteindelijk heeft een ruime meerderheid spijt van het schoolverl<strong>at</strong>en, terwijl bij de<br />

Nederlandse jongeren een meerderheid juist geen spijt heeft van het verl<strong>at</strong>en van het<br />

onderwijs. Opvallend is d<strong>at</strong> de groep van respondenten die in 1994, 1995 en 1997 consequent<br />

geen spijt hadden geheel besta<strong>at</strong> uit Nederlanders.<br />

Aan de negen allochtone zeer voortijdig schoolverl<strong>at</strong>ers is direct gevraagd <strong>of</strong> hun buitenlandse<br />

afkomst van invloed is geweest op de situ<strong>at</strong>ie qua arbeid, werkloosheid <strong>of</strong><br />

69


scholing. Slechts één van hen vindt d<strong>at</strong> deze afkomst van invloed is geweest. Een aantal<br />

anderen spreekt wel over verschillen in cultuur, maar naar hun mening is de invloed<br />

hiervan op de carrière achterwege gebleven.<br />

11.3 Een classific<strong>at</strong>ie van zeer voortijdig schoolverl<strong>at</strong>ers<br />

De gedachte d<strong>at</strong> het bij voortijdig schoolverl<strong>at</strong>ers alleen maar om probleemjongeren<br />

ga<strong>at</strong>, is steeds meer verl<strong>at</strong>en. Tegenwoordig onderscheidt men liever verschillende<br />

typen drop-outs met hun uiteenlopende motieven in samenhang met sociaal-culturele<br />

achtergronden. Inmiddels zijn in Nederland en in het buitenland verschillende typologieën<br />

opgesteld (De Wit & Dekkers, 1996).De Vries (1993a) onderscheidt bijvoorbeeld:<br />

- klassieke uitvallers als gevolg van een mislukte schoolloopbaan;<br />

- werk- en gezinsgerichte uitvallers;<br />

- schoolafwijzende uitvallers;<br />

- allochtone uitvallers als gevolg van gebrekkige gezinsondersteuning <strong>of</strong> culturele<br />

isol<strong>at</strong>ie.<br />

In het landelijk beleid rondom voortijdig schoolverl<strong>at</strong>en worden drie typen schoolverl<strong>at</strong>ers<br />

onderscheiden (OenW, 1993):<br />

- arbeidsmarktgerichte schoolverl<strong>at</strong>ers;<br />

- moeilijk lerende schoolverl<strong>at</strong>ers;<br />

- moeilijk grijpbare schoolverl<strong>at</strong>ers.<br />

De redenen voor schooluitval staan centraal bij het maken van onderscheid tussen<br />

diverse groepen schoolverl<strong>at</strong>ers. In dit onderzoek naar zeer voortijdig schoolverl<strong>at</strong>en<br />

worden schoolverl<strong>at</strong>ers gevolgd tot een moment waarop de school als instituut voor<br />

velen onbelangrijk is geworden. De redenen voor uitval kunnen gerel<strong>at</strong>eerd worden<br />

aan de ontwikkeling van de arbeids- <strong>of</strong> onderwijsloopbanen sinds het schoolverl<strong>at</strong>en.<br />

Bovendien ligt de nadruk op de beleving door de drop-outs zelf: zien zij zichzelf ook<br />

als ‘probleemgevallen’ <strong>of</strong> wijten zij hun schoolverl<strong>at</strong>en aan ‘culturele isol<strong>at</strong>ie’?<br />

In het licht hiervan hebben we geprobeerd de groep zeer voortijdig schoolverl<strong>at</strong>ers te<br />

classificeren op basis van de redenen voor uitval, de stabiliteit van de arbeids- <strong>of</strong> onderwijsloopbaan<br />

en de beleving hiervan in termen van tevredenheid met de situ<strong>at</strong>ie en<br />

spijt over het schoolverl<strong>at</strong>en.<br />

In 1995 maakten we onderscheid tussen (Harkink, Oyen en Dekkers, 1995):<br />

- succesvolle, ongeschoolde ambachtswerkers;<br />

- de geldverdieners;<br />

- de werkloze schoolverl<strong>at</strong>ers;<br />

- de problem<strong>at</strong>ische schoolverl<strong>at</strong>ers;<br />

70


- de twijfelaars;<br />

- de loopbaanplanners.<br />

In 1997 zijn de jongeren nogmaals bekeken in het licht van hun verdere ontwikkeling.<br />

Op een aantal punten konden de typen worden bijgesteld:<br />

- Zo blijkt anno 1997 d<strong>at</strong> de ‘ambachtswerkers’ en ‘geldverdieners’ hun inkomen op<br />

een andere wijze beleven: zij zijn aan de hoogte hiervan gewend geraakt.<br />

- Tevens heeft het type ‘geldverdiener’ minder vaak een stabiele arbeidsloopbaan dan<br />

de ‘ambachtswerker’. De meer gedreven keuze voor een bepaald soort baan en de<br />

opgedane werkervaring binnen een bepaald terrein leidt tot meer stabiliteit dan de<br />

pure wens om geld te verdienen.<br />

- Binnen de groep ‘werkloze schoolverl<strong>at</strong>ers’ kan een onderscheid worden gemaakt<br />

tussen ‘gezinsgerichte werklozen’ en ‘werkzoekenden’.<br />

Daarnaast konden ‘de twijfelaars’ van 1995 in 1997 veelal gepla<strong>at</strong>st worden in de overige<br />

c<strong>at</strong>egorieën. Deze ontwikkeling is verklaarbaar: veel voortijdig schoolverl<strong>at</strong>ers<br />

hebben het gevoel d<strong>at</strong> de tijd is gekomen om fundamentele keuzes inzake arbeid <strong>of</strong><br />

scholing te maken. Voor twijfel is geen ruimte meer. Om deze reden is dit type vervallen.<br />

Hieronder geven we een beeld van de overige vijf typen; tevens wordt een voorbeeldfiguur<br />

besproken (er is sprake van gefingeerde voornamen).<br />

11.3.1 De succesvolle ongeschoolde ambachtswerker<br />

In 1997 kunnen we deze jongeren zien als degenen die een stabiele arbeidsloopbaan<br />

hebben opgebouwd, maar waarbij de onderwijsloopbaan sinds het schoolverl<strong>at</strong>en ontbreekt<br />

(zie Tabel 5). Het betreft een kwart van het totaal aantal schoolverl<strong>at</strong>ers.<br />

De succesvolle ongeschoolde ambachtswerker is over het algemeen een Nederlands<br />

meisje <strong>of</strong> jongen uit een eenvoudig arbeidersmilieu. Op het VBO waren het ‘doorsnee’<br />

leerlingen die weinig problemen veroorzaakten en gemiddelde prest<strong>at</strong>ies leverden.<br />

Gebrek aan motiv<strong>at</strong>ie was doorgaans de reden voor schooluitval. Een enkeling is uitgevallen<br />

om een ‘pull’-reden: het overlijden van een moeder <strong>of</strong> een ernstig verkeersongeluk.<br />

Leren, met name <strong>the</strong>oretische vakken, is volgens deze drop-outs vervelend en<br />

zinloos. Meteen na het schoolverl<strong>at</strong>en worden ze bijvoorbeeld str<strong>at</strong>enmaker, dakbedekker<br />

<strong>of</strong> kabellasser. Ze zijn gelukkig met hun werkende bestaan, zijn blij geld te<br />

verdienen en niet meer stil te hoeven zitten op school. Ze wisselen weinig van baan en<br />

zijn tevreden; geld vinden ze belangrijk. Vlak na het schoolverl<strong>at</strong>en is hun loon een<br />

kapitaal, vergeleken met de inkomsten van leeftijdgenoten en hun zakgeld tijdens<br />

school. Anno 1997 zijn ze aan dit inkomen gewend geraakt. Dit type schoolverl<strong>at</strong>er<br />

peinst er niet over om ooit nog een opleiding te gaan volgen. Zolang ze met hun handen<br />

kunnen werken, zijn ze gelukkig.<br />

71


72<br />

Michiel<br />

Michiel woont met zijn ouders en een zus in een net, eenvoudig rijtjeshuis. Vader werkt als tegelzetter<br />

in de bouw, moeder is thuis. Ondanks het feit d<strong>at</strong> hij altijd moeite had met leren, is Michiel<br />

op de basisschool nooit gedoubleerd. Op 12 jarige leeftijd kwam hij terecht op de MAVO. Dit<br />

bleek te hoog gegrepen en na de brugklas stroomde hij af naar de tweede klas van de LTS. Ook<br />

daar bleef hij zitten.<br />

Zelf zegt hij d<strong>at</strong> hij veel ziek is geweest, maar zijn gebrek aan motiv<strong>at</strong>ie zal ook een rol hebben<br />

gespeeld. Michiel had een hekel aan school, exacte vakken interesseerden hem al helemaal niet,<br />

en aan huiswerk maken had hij een broertje dood. Met k<strong>at</strong>tenkwaad uithalen en regelm<strong>at</strong>ig spijbelen<br />

werd school draaglijk. Ook in de derde klas, op A/B-niveau, bleven de cijfers ver onder de<br />

ma<strong>at</strong>. Aan het eind van het schooljaar, toen een overgang er niet inz<strong>at</strong>, hield hij het op school voor<br />

gezien.<br />

Eindelijk kon hij, net als zijn vader, in het familiebedrijf als tegelzetter gaan werken. Meteen na<br />

de zomervakantie ging hij van start. Hij heeft nog geprobeerd om één dag in de week een opleiding<br />

tot tegelzetter te volgen, maar zag d<strong>at</strong> al snel niet meer zitten. Het kostte veel reistijd naar<br />

school en leverde weinig op. Hij kon het vak immers in de praktijk leren, net zoals zijn vader en<br />

ooms in het bedrijf. Michiel is nu uiterm<strong>at</strong>e tevreden: hij verdient goed, heeft een vrij leven, werkt<br />

in de frisse buitenlucht, en is blij met de leuke werksfeer. Hij heeft het zo goed naar zijn zin, d<strong>at</strong><br />

hij een eventuele toekomstige zoon ook het vak zou willen l<strong>at</strong>en leren. Michiel vindt zijn voortijdig<br />

schoolverl<strong>at</strong>en een hele goede keuze. Leren hoeft voor hem niet meer. Zijn toekomst zit in het<br />

tegelzettersbedrijf! Hij heeft nu ruim 6 jaar dezelfde baan en is van plan om het bedrijf over te<br />

nemen.<br />

11.3.2 De geldverdiener<br />

De jongeren die in 1997 (nog) een instabiele arbeidsloopbaan hebben en waarbij de<br />

onderwijsloopbaan sinds het schoolverl<strong>at</strong>en ontbreekt, kunnen op een enkele uitzondering<br />

na worden omschreven als ‘geldverdieners’ (zie Tabel 5).<br />

Deze groep is uitsluitend afkomstig uit VBO <strong>of</strong> IVBO; het zijn uitsluitend autochtone<br />

jongeren. De meesten waren probleemleerlingen, die op cognitief vlak niet mee konden<br />

komen en waarschijnlijk ten gevolge daarvan lastig en onhandelbaar waren. Dit<br />

type drop-out heeft geen echte voorkeur voor een bepaald beroep. Sinds ze met school<br />

gestopt zijn hebben ze een (meer <strong>of</strong> minder groot) aantal baantjes gehad, vaak via uitzendbureaus.<br />

Geld verdienen moet nu eenmaal, maar het lijkt hen weinig uit te maken<br />

w<strong>at</strong> voor soort werk ze doen. Meestal hebben ze ook geen gericht toekomstperspectief:<br />

het vinden van een vaste baan is voor velen het belangrijkste. Ze zijn vaak minder tevreden<br />

met de huidige baan dan de ‘ambachtswerkers’. Eén van hen denkt aan een<br />

opleiding via het leerlingwezen, maar het initi<strong>at</strong>ief hiertoe is gekomen van zijn baas en<br />

het enthousiasme hieromtrent is beperkt. Het merendeel ziet niets in het volgen van een<br />

verdere opleiding.


Rick<br />

Leren ging Rick niet goed af. Hij was in de eerste klas, niveau A van het IBO al gedoubleerd, en<br />

een herhaling leek onvermijdelijk. Rick vond een diploma op dit niveau ook niet belangrijk: het<br />

zou toch niet helpen bij het vinden van een baan. Bovendien wilde hij graag werken. Zijn ouders<br />

vonden het geen enkel probleem d<strong>at</strong> hij de school wilde verl<strong>at</strong>en, en regelden vrijstelling bij de<br />

Leerplichtambtenaar.<br />

Zijn oom kon hem via het Jeugdwerkgarantieplan een baan aanbieden in zijn winkel voor tweedehandsspullen.<br />

Nad<strong>at</strong> het jaarcontract beëindigd was is Rick via een uitzendbureau twee maanden<br />

productiemedewerker geweest in een drankenhandel. Daarna bezorgde het uitzendbureau hem<br />

een baantje in een slachthuis. Na vier maanden zwaar en vermoeiend werk, met extreem lange<br />

werktijden werd het Rick teveel. Hij werd werkloos.<br />

In de drie jaar die sindsdien zijn verstreken, heeft hij grotendeels thuis gezeten om met name tijdens<br />

de zomervakanties korte perioden te werken via uitzendbureaus. Sinds een half jaar heeft hij<br />

nu een tijdelijke baan als pla<strong>at</strong>werker. Vraag je hem naar zijn toekomstvisie, dan antwoordt hij d<strong>at</strong><br />

hij hard wil werken. Het maakt niet uit w<strong>at</strong> voor werk, zolang het maar goed verdient. Hij heeft<br />

geen spijt van zijn beslissing om de school te verl<strong>at</strong>en, want: ‘op deze tijd vind je het heel moeilijk<br />

om werk te vinden zonder uitzendbureaus’. Hij heeft geen zin meer om te leren, tenzij het ga<strong>at</strong> om<br />

een cursus <strong>of</strong> opleiding waar gegarandeerd een baan aan vast zit<br />

11.3.3 De werkloze schoolverl<strong>at</strong>er<br />

Deze groep besta<strong>at</strong> uit jongeren bij wie een arbeids- en onderwijsloopbaan sinds het<br />

schoolverl<strong>at</strong>en ontbreekt, <strong>of</strong> bij wie sprake is van een instabiele arbeids- en onderwijsloopbaan<br />

(zie Tabel 5). Overigens behoren niet alle schoolverl<strong>at</strong>ers die in 1997 werkloos<br />

zijn tot dit type.<br />

Enerzijds besta<strong>at</strong> de groep uit Nederlandse meisjes, die zich richten op het gezin: ze<br />

zoeken geen werk en zijn gedurende lange tijd werkloos. Anderzijds besta<strong>at</strong> de groep<br />

uit ‘werkzoekenden’ - de meesten van Nederlandse herkomst. De werkzoekenden zijn<br />

moeilijk pla<strong>at</strong>sbaar in het arbeidsproces. Ze wachten op een werkervaringspla<strong>at</strong>s, <strong>of</strong><br />

hebben gewerkt via de JWG, maar zijn daarna werkloos geraakt. Dit type wil graag aan<br />

de slag, soms in combin<strong>at</strong>ie met een opleiding. Sommigen hebben spijt van het schoolverl<strong>at</strong>en<br />

omd<strong>at</strong> ze geen diploma hebben gehaald; anderen denken ook zonder diploma<br />

aan een baan te komen. De meesten zijn ontevreden. Sommige werkzoekenden hebben<br />

niet duidelijk voor ogen w<strong>at</strong> voor werk ze willen doen. Belangrijk is d<strong>at</strong> ze een daginvulling<br />

hebben; ze vervelen zich thuis. Ze vestigen hun hoop op ondersteuning van het<br />

arbeidsbureau <strong>of</strong> de JWG bij het vinden van een baan.<br />

73


74<br />

Hafida<br />

Dit meisje komt uit een Marokkaans gezin met zes kinderen. Ze is geboren in Nederland. Beide<br />

ouders zijn werkloos: haar vader is afgekeurd wegens suikerziekte.<br />

Het advies op de basisschool was MAVO/HAVO; ze is naar de MAVO gegaan. Zij heeft hiervan<br />

drie klassen doorlopen en is vervolgens overgestapt naar het VBO, richting textiel en verkoop. De<br />

stages waren zo leuk, d<strong>at</strong> ze wilde gaan werken. Ten tijde van het schoolverl<strong>at</strong>en was ze niet meer<br />

leerplichtig. Ze heeft nooit gespijbeld, maar bleef wel veel weg wegens ziekte. Aanvankelijk was<br />

ze in de klas stil en volgzaam. Na een tijd vond ze haar draai in de groep.<br />

Na het schoolverl<strong>at</strong>en is ze eerst nog een opleiding voor de detailhandel gaan doen bij het CBB.<br />

Ze heeft dit niet afgemaakt en is toen gaan werken bij een speelgoedwinkel. Na de proeftijd van<br />

drie maanden kreeg ze geen contract; ze was ziek.<br />

Vanaf d<strong>at</strong> moment heeft ze ruim een jaar werkloos thuis gezeten, waarna ze via de JWG aan de<br />

slag kon als klassen-assistente. Ze heeft d<strong>at</strong> werk 4 maanden gedaan en werd zwanger. Kort na de<br />

bevalling kreeg ze tuberculose. Ze heeft dit ternauwernood overleefd. Nu heeft ze een spierziekte.<br />

Ze woont samen met haar Marokkaanse vriend: hij heeft een vaste baan bij een restaurant-keten.<br />

Ze wil graag werken want ze vindt thuiszitten vervelend. Op de langere termijn wil ze een vaste<br />

baan krijgen.<br />

Nu heeft ze uitzicht op een baan via de JWG: administr<strong>at</strong>ief werk op een basisschool. Daarom is<br />

ze nu tevreden met haar leven; tot voor kort was ze erg depressief. De begeleiding van de JWG is<br />

uitstekend. Ze vindt het hartstikke dom van haarzelf d<strong>at</strong> ze van school is gegaan. Ze kon goed<br />

leren en had hogerop kunnen komen. Haar ambitie op de basisschool was om advoc<strong>at</strong>e te worden.<br />

Nu ze een kind heeft is een opleiding uitgesloten; werken lukt wel omd<strong>at</strong> haar ouders op het kind<br />

zullen gaan passen.<br />

11.3.4 De problem<strong>at</strong>ische schoolverl<strong>at</strong>er<br />

Deze groep besta<strong>at</strong> uitsluitend uit jongens. De meeste van hen hadden op school (VBO<br />

<strong>of</strong> VBO/MAVO) gedragsproblemen (problemen met leerkrachten, ruzies, en dergelijke)<br />

en spijbelden veel. Hoewel het om een rel<strong>at</strong>ief kleine groep ga<strong>at</strong>, verkeren deze<br />

jongens in (zeer) ongunstige omstandigheden. Veelal is sprake van langdurige werkloosheid,<br />

hoewel twee van de vier betrokken jongens sinds kort aan het werk zijn (via<br />

de JWG; via een uitzendbureau). De problem<strong>at</strong>iek besta<strong>at</strong> uit drugsverslaving, schulden,<br />

frequent contact met justitie hetgeen leidt tot detentie, en psychische problemen.<br />

De problem<strong>at</strong>ische schoolverl<strong>at</strong>er wil werken, maar kan moeilijk een baan vinden, la<strong>at</strong><br />

staan vasthouden. Slechts één van hen is wel tevreden over zijn huidige situ<strong>at</strong>ie.


Ronald<br />

Ronald komt uit een zwak sociaal milieu. Het rijtjeshuis, waar hij met zijn ouders en zus woont, is<br />

slordig en armoedig ingericht.<br />

Op het VBO had hij een bijzonder slechte verhouding met de leerkrachten. Hij had veel ruzie met<br />

ze, kreeg veel slaag en had erg vaak straf. Hij had een grote weerzin tegenover het strenge regime<br />

en een totale desinteresse voor de niet-praktijkgerichte vakken. Deze factoren leidden er uiteindelijk<br />

toe d<strong>at</strong> Ronald de school verliet.<br />

Hij is al snel aan de slag gegaan bij een schoonmaakbedrijf. De baas van dit bedrijf kende de moeder<br />

van Ronald, die er ook werkte. Toen hij eens op bezoek was en op de hoogte raakte van Ronalds<br />

situ<strong>at</strong>ie, vroeg hij hem in zijn bedrijf te komen werken.<br />

Aanvankelijk beviel deze verandering wel. Ronald voelde zich eindelijk verlost van school. Hij<br />

maakte plannen om zich verder te gaan bekwamen in het schoonmaakvak. Daar bleef het echter<br />

bij; na ongeveer een jaar had hij geen zin meer in het werk, vond alle dagen hetzelfde en bleef<br />

steeds vaker weg. Toen hij na een la<strong>at</strong>ste waarschuwing door zijn werkgever nogmaals niet kwam<br />

opdagen, kreeg hij ontslag.<br />

Sindsdien ga<strong>at</strong> het niet goed met hem. Hij heeft zichzelf soms niet in de hand. De dagen brengt hij<br />

door met rondhangen in de stad, computerspelletjes en voetballen.<br />

Eénmaal werd hij door het Arbeidsbureau benaderd voor een baan als magazijnmedewerker. Deze<br />

baan weigerde hij echter; hij vond d<strong>at</strong> de medewerker van het Arbeidsbureau vragen stelde waar<br />

deze niets mee te maken had. Hij heeft het er toen verder bij l<strong>at</strong>en zitten.<br />

Ronald heeft geen duidelijk toekomstbeeld. Hij wil wel werken, maar weet niet w<strong>at</strong> voor werk.<br />

Hij onderneemt zelf geen actie om een baan te zoeken. Zijn hoop was ten tijde van de meting in<br />

1995 gevestigd op ondersteuning via de JWG; anno 1997 is ondersteuning van de JWG nog<br />

steeds hard nodig. Destijds heeft hij deze steun afgewezen, omd<strong>at</strong> men hem in een opleidingstraject<br />

wilde pla<strong>at</strong>sen. Hij verveelt zich en wil eigenlijk naar Amerika om een nieuw leven te beginnen.<br />

Zijn verleden is volgens hem namelijk te erg voor woorden. Justitie stond op een gegeven<br />

moment elke dag voor de deur; een keer is hij om 6.00 uur ‘s ochtends uit zijn bed gelicht.<br />

11.3.5 De loopbaanplanner<br />

De loopbaanplanners bestaan in ieder geval uit jongeren met een stabiele onderwijsloopbaan<br />

sinds het schoolverl<strong>at</strong>en. Daarnaast zijn er respondenten bij die na enige wisselingen<br />

eindelijk hun draai hebben gevonden: de onderwijsloopbaan oogt w<strong>at</strong> instabiel,<br />

maar de la<strong>at</strong>ste twee jaar is sprake van een serieuze benadering van hun leven. In<br />

het voortgezet onderwijs waren ze vaak doorsnee leerlingen, die af en toe herrie schopten,<br />

maar niet echte gedragsproblemen hadden. Ze zijn serieus bezig met hun huidige<br />

werk, <strong>of</strong> in enkele gevallen nog met een opleiding. Ze zijn (zeer) tevreden over de eigen<br />

situ<strong>at</strong>ie. Alle jongeren die momenteel een opleiding volgen, behoren tot deze c<strong>at</strong>egorie.<br />

Allochtone jongeren zijn in deze c<strong>at</strong>egorie schoolverl<strong>at</strong>ers oververtegenwoordigd.<br />

Tussen jongens en meisjes is er geen verschil.<br />

75


76<br />

Mohammed<br />

Mohammed komt uit een net, harmonieus gezin. Hij is de oudste van zeven kinderen. Hij z<strong>at</strong> in de<br />

tweede klas van de MAVO, toen de problemen op school begonnen. Hij kreeg het vaak aan de<br />

stok met leerkrachten, doord<strong>at</strong> hij niet kon stilzitten en de les verstoorde. Nad<strong>at</strong> hij voor de tiende<br />

keer uit de klas was gestuurd (gele kaarten), werd hij geschorst. Mohammed ging graag naar scho<br />

ol en vindt een opleiding belangrijk voor de toekomst. Hij had dus liever willen blijven.<br />

Via de school is hij naar Tijdelijke Opvang gestuurd, en de leerplichtambtenaar zorgde ervoor d<strong>at</strong><br />

hij vervolgens naar het WIL-project (Werken Is Leren) kon. Hier had hij het naar zijn zin. Hij kon<br />

er veel met zijn handen werken en had er meer vrijheid. Binnen het WIL-project ging hij een cursus<br />

automonteur op het CBB volgen. Zijn plan was om na deze cursus via het leerlingwezen alle<br />

monteurdiploma's te halen. Om daarmee te beginnen, zou hij eerst een baan moeten vinden. Via<br />

een kennis vond hij werk als automonteur in een kleine garage. Hij stopte dan ook met de CBBcursus<br />

en het project.<br />

Hij is tevreden over de combin<strong>at</strong>ie van werk en school. Op school ga<strong>at</strong> het ook veel beter dan op<br />

de MAVO. De omgang met docenten en medeleerlingen is leuker, hij maakt het huiswerk beter en<br />

haalt goede cijfers. Na enkele jaren blijkt nu d<strong>at</strong> Mohammed inderdaad 4 jaar in het leerlingwezen<br />

succesvol heeft afgesloten en nog bezig is met de la<strong>at</strong>ste 2 jaar (eerste monteur + APK). Zijn plannen<br />

komen tot nu volledig uit. Hij was ook moeilijk te bereiken, omd<strong>at</strong> hij overdag werkte en ‘s<br />

avonds vaak aan het leren was. Uiteindelijk wil hij een eigen bedrijf beginnen.<br />

11.4 Tot slot<br />

In met name het landelijk onderwijs- en arbeidsmarktbeleid sta<strong>at</strong> de aandacht voor<br />

voortijdig schoolverl<strong>at</strong>en sinds de jaren tachtig centraal. Met de introductie van het<br />

begrip ‘startkwalific<strong>at</strong>ie’ heeft de overheid aangegeven, welk opleidingsniveau het<br />

minimaal noodzakelijk acht voor de inrichting van de Nederlandse samenleving en<br />

voor een goede positie van een individu op de arbeidsmarkt. Tegelijk zijn verschillen<br />

tussen diverse sociale groepen in de samenleving zichtbaar bij het behalen van dit<br />

minimum-niveau; ietw<strong>at</strong> eenvoudig uitgedrukt hebben allochtonen en arbeiderskinderen<br />

minder kansen in dit opzicht.<br />

Vanuit eenzelfde gedachte is door het ITS het eerste schoolverl<strong>at</strong>ersonderzoek uitgevoerd.<br />

Na de tweede serie interviews in 1995 bestond de indruk d<strong>at</strong> de situ<strong>at</strong>ie w<strong>at</strong> betreft<br />

arbeids- en onderwijsdeelname zich op neg<strong>at</strong>ieve wijze ontwikkelde: een deel van<br />

de werkloze schoolverl<strong>at</strong>ers leek moeilijk pla<strong>at</strong>sbaar in het arbeidsproces en sommigen<br />

verkeerden in problem<strong>at</strong>ische omstandigheden. Deze indruk dient enigszins te worden<br />

bijgesteld. In 1997 is de werkloosheid niet toegenomen. Van de tien jongeren die in<br />

1995 werkloos waren, hebben er intussen zes alsnog een baan gevonden. Twee van de<br />

vier jongeren die sinds die tijd werkloos zijn, zijn daarnaast niet op zoek naar werk.<br />

Toch zijn verschillende conclusies, mede in het licht van beleid voor voortijdig school-


verl<strong>at</strong>ers, mogelijk. Uitgaande van de onderscheiden typen schoolverl<strong>at</strong>ers zijn verschillende<br />

ma<strong>at</strong>regelen denkbaar.<br />

11.4.1 Instabiele arbeidsloopbanen<br />

De ‘ongeschoolde ambachtswerkers’ lijken tevreden en bezig aan een stabiele arbeidsloopbaan,<br />

maar het blijft de vraag w<strong>at</strong> er gebeurt bij een onverhoopt ontslag. Een voorbeeld<br />

is het meisje d<strong>at</strong> sinds het failliet gaan van de fruitkraam niet langer succesvol en<br />

tevreden is; zij is nu eerder een ‘geldverdiener’. De ‘geldverdieners’ hebben een twijfelachtige<br />

positie op de arbeidsmarkt. Nu zij ouder worden, ligt het spook van de werkloosheid<br />

op de loer.<br />

Het grootste probleem voor de zeer voortijdig schoolverl<strong>at</strong>ers lijkt (nog) niet de werkloosheid,<br />

maar eerder de onzekere st<strong>at</strong>us van eventuele banen. Flexibiliteit wordt in dit<br />

licht nauwelijks als kwaliteit gewaardeerd. De meesten hebben sinds het schoolverl<strong>at</strong>en<br />

noch een stabiele arbeidsloopbaan opgebouwd, noch een stabiele onderwijsloopbaan.<br />

En velen merken ondertussen d<strong>at</strong> zij zonder diploma’s en op een w<strong>at</strong> oudere<br />

leeftijd moeilijk kunnen concurreren op de arbeidsmarkt, ook in banen van een rel<strong>at</strong>ief<br />

lage kwaliteit en met onzekere arbeidsvoorwaarden. De vrijheid om een nieuwe weg in<br />

te slaan, is in hun perceptie afwezig: het vinden van een vaste baan wordt steeds belangrijker<br />

omd<strong>at</strong> de concurrentie van onderop (van nog jongere arbeidskrachten) en<br />

van leeftijdgenoten met een diploma heviger wordt.<br />

11.4.2 Trajecten richting werk<br />

Voor de werkloze en problem<strong>at</strong>ische schoolverl<strong>at</strong>ers zijn werkervaringspla<strong>at</strong>sen <strong>of</strong> een<br />

combin<strong>at</strong>ie van ‘werken en leren’ relevant. Door de particip<strong>at</strong>ie in dit soort projecten<br />

kan eventueel meer gerichte begeleiding pla<strong>at</strong>svinden. Voor sommigen is de problem<strong>at</strong>iek<br />

echter derm<strong>at</strong>e complex, d<strong>at</strong> de JWG-organis<strong>at</strong>ie niet veel meer kan doen dan<br />

doorverwijzen naar de hulpverlening.<br />

Een kwart van de zeer voortijdig schoolverl<strong>at</strong>ers is werkloos en dit ga<strong>at</strong> veelal gepaard<br />

met ontevredenheid en spijtgevoelens over het schoolverl<strong>at</strong>en. De meeste jongeren zijn<br />

ook tevreden over bepaalde vormen van ondersteuning, zoals in het kader van de JWG<br />

en het leerlingwezen. Veel schoolverl<strong>at</strong>ers zijn afgeknapt op het schoolse en algemene<br />

karakter van de reguliere opleidingen. De introductie van de arbeidsmarktgerichte<br />

leerweg in het voortgezet onderwijs en het assistenten-niveau in het beroepsonderwijs<br />

sluit hier goed op aan. Consequentie is wel d<strong>at</strong> het streven om een startkwalific<strong>at</strong>ie te<br />

halen indirect wordt losgel<strong>at</strong>en. De jongeren in dit onderzoek (b)lijken extra ondersteuning<br />

ook echt nodig te hebben om de eigen situ<strong>at</strong>ie te verbeteren. Anderzijds bieden<br />

77


projecten niet altijd een structurele oplossing; enkele drop-outs zijn na een werkervaringspla<strong>at</strong>s<br />

weer werkloos geraakt.<br />

11.4.3 Trajecten richting een startkwalific<strong>at</strong>ie<br />

Voor de loopbaanplanners geldt d<strong>at</strong> zij met name meer behoefte hebben aan inform<strong>at</strong>ie<br />

over verdere opleidingen. Daarnaast geldt d<strong>at</strong> juist deze groep op zich na enige tijd het<br />

nut van opleidingen is gaan inzien voor het vinden van leuk werk. Het leerlingwezen<br />

en - in mindere m<strong>at</strong>e - het kort-MBO vervult voor hen een heel belangrijke rol.<br />

Sinds het schoolverl<strong>at</strong>en zijn 12 respondenten gedurende langere periode in aanraking<br />

geweest met het leerlingwezen; daarnaast zijn vijf schoolverl<strong>at</strong>ers bovendien ooit nog<br />

aan het kort-MBO begonnen. Daardoor kan van 44% gezegd worden d<strong>at</strong> zij ook na het<br />

schoolverl<strong>at</strong>en nog in een onderwijstraject richting een startkwalific<strong>at</strong>ie hebben geparticipeerd.<br />

Bij acht respondenten (22%) heeft dit geleid tot een diploma op het niveau<br />

van de primaire startkwalific<strong>at</strong>ie (3 x kort-MBO en 5 x leerlingwezen).<br />

Ruim vijf jaar na het schoolverl<strong>at</strong>en is dan duidelijk d<strong>at</strong> voor de meesten een eind is<br />

gekomen aan de onderwijsloopbaan: <strong>of</strong> men heeft een diploma gehaald, <strong>of</strong> het behalen<br />

van een startkwalific<strong>at</strong>ie is uit de toekomstplannen verdwenen. Voor de groep zeer<br />

voortijdig schoolverl<strong>at</strong>ers is duidelijk d<strong>at</strong> vijf jaar na het schoolverl<strong>at</strong>en velen het idee<br />

hebben, d<strong>at</strong> het te la<strong>at</strong> is om nog een opleiding te gaan doen. De combin<strong>at</strong>ie van werkervaringspla<strong>at</strong>sen<br />

met een opleidingscomponent kan voor hen dan aantrekkelijk zijn.<br />

Om deze reden wordt hier gewezen op de landelijke const<strong>at</strong>ering d<strong>at</strong> de vraag naar het<br />

leerlingwezen het aanbod overstijgt. Voor de bestrijding van voortijdig schoolverl<strong>at</strong>en<br />

is een afdoende aanbod van pla<strong>at</strong>sen in dit kader zeer belangrijk.<br />

11.4.4 Specifiek beleid voor allochtonen<br />

Het aantal jongeren d<strong>at</strong> een baan heeft <strong>of</strong> een vorm van onderwijs volgt, is bij de<br />

allochtone en autochtone drop-outs ongeveer even groot. Het hogere ambitie-niveau<br />

van de allochtonen la<strong>at</strong> zich gevoelen in hun arbeidsloopbaan en ditmaal in het zoeken<br />

naar mogelijkheden om promotie te maken.<br />

Opvallend is d<strong>at</strong> de allochtone jongeren vaker een opleiding hebben gevolgd dan de<br />

autochtone jongeren. Dit heeft ertoe geleid d<strong>at</strong> de allochtonen rel<strong>at</strong>ief vaak een primaire<br />

startkwalific<strong>at</strong>ie hebben behaald. Op de langere termijn lijken ze steeds meer hun<br />

draai te vinden en zodoende meer tevreden te worden. Zij oordelen uiteindelijk nagenoeg<br />

even positief over hun situ<strong>at</strong>ie als de autochtone jongeren. Na de voorgaande<br />

metingen leek het erop d<strong>at</strong> de keuze voor scholing door allochtonen uit noodzaak gebo-<br />

78


en was, omd<strong>at</strong> het lastig was werk te vinden. Uiteindelijk heeft zich dit ten goede gekeerd.<br />

Vrijwel alle allochtonen geven overeenkomstig het bovenstaande aan d<strong>at</strong> hun buitenlandse<br />

herkomst geen enkele invloed heeft uitgeoefend op de gebeurtenissen rondom<br />

en na het schoolverl<strong>at</strong>en. Discrimin<strong>at</strong>ie wordt slechts een enkele maal ervaren. Tegelijk<br />

is dan de conclusie d<strong>at</strong> juist bij allochtone schoolverl<strong>at</strong>ers toeleiding richting onderwijs<br />

zinvol kunnen zijn. Hun houding tegenover school en scholing is immers niet zo neg<strong>at</strong>ief,<br />

als bij de meer arbeidsmarktgerichte autochtone jongeren.<br />

Gezien het ontbreken van structurele opvang direct na het schoolverl<strong>at</strong>en, hetgeen is<br />

gebleken uit de interviews in 1994, is dit een aandachtspunt voor beleidsmakers. De<br />

toeleiding terug naar het onderwijs kan beter worden geregeld. Het is overigens mogelijk<br />

d<strong>at</strong> met de introductie van de RMC-functie in 1994 de opvang voor jongeren, die in<br />

de jaren na 1994 de school verlieten, is verbeterd. Ten tijde van het schoolverl<strong>at</strong>en van<br />

de huidige onderzoeksgroep bestond zo’n centraal meld- en coördin<strong>at</strong>iepunt immers<br />

niet.<br />

79


Afkortingen<br />

AAJ Activerend Arbeidsmarktbeleid voor Jongeren<br />

BVE Beroepsopleiding en Volwassenen Educ<strong>at</strong>ie<br />

CBB Centrum voor Beroepsoriënt<strong>at</strong>ie en Beroepsoefening<br />

CIOS Centraal Instituut voor de Opleiding van Sportleiders<br />

GAK Gemeentelijk Arbeidskantoor<br />

HAVO Hoger Algemeen Vormend Onderwijs<br />

I-VBO Individueel-Voorbereidend Beroepsonderwijs<br />

JWG De Jeugdwerkgarantie-organis<strong>at</strong>ie<br />

MAVO Middelbaar Algemeen Vormend Onderwijs<br />

MBO Middelbaar Beroepsonderwijs<br />

OVB Onderwijsvoorrangsbeleid<br />

RBA Regionaal Bureau Arbeidsvoorziening<br />

RMC Regionale Meld- en Coördin<strong>at</strong>ie functie<br />

VBO Voorbereidend Beroepsonderwijs<br />

VWO Voorbereidend Wetenschappelijk Onderwijs<br />

WEB Wet Educ<strong>at</strong>ie en Beroepsonderwijs<br />

WBEAA Wet Bevordering Evenredige Arbeidskansen voor Allochtonen<br />

81


Liter<strong>at</strong>uur<br />

Bock, B. & B. Hövels (1991). Een kwantit<strong>at</strong>ief beeld van de groep voortijdige schoolverl<strong>at</strong>ers.<br />

Zonder beroepskwalific<strong>at</strong>ie uit het onderwijs. Deel 1. Nijmegen: ITS.<br />

Bosker, R. & W. H<strong>of</strong>man (1994). School effects on drop out. A multi-level logistic<br />

approach to assessing school-level correl<strong>at</strong>es <strong>of</strong> drop out <strong>of</strong> ethnic minorities. Tijdschrift<br />

voor Onderwijsresearch. 19 (1): 50-64.<br />

Dekkers, H. & G. Driessen (1997). Evalu<strong>at</strong>ion <strong>of</strong> educ<strong>at</strong>ional priority policy in rel<strong>at</strong>ion<br />

to early school leaving. In Studies in Educ<strong>at</strong>ional Evalu<strong>at</strong>ion. 23 (3): 209-230.<br />

Driessen, G. & H. Dekkers (1997). Voortijdig schoolverl<strong>at</strong>en en de overgang naar<br />

arbeidsmarkt en vervolgopleidingen. Nijmegen: ITS.<br />

Eimers, T. (1995). Een vangnet van strohalmen. Nijmegen: ITS.<br />

Eimers, T. & B. Hövels (1991). Aanpak, werkwijze en effecten van bel<strong>of</strong>tevolle projecten.<br />

Zonder beroepskwalific<strong>at</strong>ie uit het onderwijs. Deel II. Nijmegen: ITS.<br />

Harkink, B, M. Oyen & H. Dekkers (1995). Zeer voortijdig schoolverl<strong>at</strong>ers. De situ<strong>at</strong>ie<br />

van autochtone en allochtone jongeren na het schoolverl<strong>at</strong>en. Nijmegen: ITS.<br />

H<strong>of</strong>man, W. (1993). Effectief onderwijs aan allochtone leerlingen. Delft: Eburon.<br />

Kr<strong>of</strong>t, H., G. Engbersen., K. Schuyt., & F. van Waarden (1989). Een tijd zonder werk.<br />

Een onderzoek naar de levenswereld van langdurig werklozen. Leiden/Antwerpen:<br />

Stenfert Kroese.<br />

Ministerie van Onderwijs en Wetenschappen (1991). Pr<strong>of</strong>iel van de Tweede Fase<br />

voortgezet onderwijs. Zoetermeer: O&W.<br />

Ministerie van Onderwijs en Wetenschappen (1993). Een goed voorbereide start. Notitie<br />

voortijdig schoolverl<strong>at</strong>en. Zoetermeer: O&W.<br />

Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (1996). De arme kant van Nederland.<br />

Den Haag: SZW.<br />

Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (1997). Sociale Nota 1997. Den<br />

Haag: SZW.<br />

Mooij, T. (1979). Probleemanalyse van het voortijdig schoolverl<strong>at</strong>en in het LBO, MA-<br />

VO, HAVO en VWO. Nijmegen: ITS.<br />

83


Mulder, L. (1991). De overgang van basis- naar voortgezet onderwijs van de OVBdoelgroepen.<br />

Advies, schoolkeuze en rapportcijfers in het eerste leerjaar. Nijmegen:<br />

ITS.<br />

Mulder, L. & B. Pijl (1992). De onderwijspositie van leerlingen uit de OVB-doelgroepen<br />

na twee jaar voortgezet onderwijs. Nijmegen: ITS.<br />

Riemersma, F.S.J. & A.C.C. den Oever (1994). De school voor de leerling. Over voortijdig<br />

schoolverl<strong>at</strong>en: onderzoeksbevindingen, adviezen en ma<strong>at</strong>regelen.<br />

Tesser, P & J. Veenman (1997). Rapportage minderheden 1997. Van school naar<br />

werk; de arbeidskansen van jongeren uit de minderheden in verband met het door<br />

hen gevolgde onderwijs. Rijswijk: Den Haag.<br />

Voncken, E. (1994). Over de grenzen van de school. Een onderzoek naar ontwikkelingen<br />

in het voortijdig schoolverl<strong>at</strong>en in het Rijnmondgebied, 1982-1991. Amsterdam:<br />

SCO.<br />

Vries, G. de (1993a). Schoolverzuim en schooluitval in het voortgezet onderwijs. Een<br />

liter<strong>at</strong>uurstudie. Amsterdam/Lisse: Swets & Zeitlinger.<br />

Vries, G. de (1993b). Het pedagogisch regime. Groei en grenzen van de geschoolde<br />

samenleving. Amsterdam: Meulenh<strong>of</strong>f.<br />

Wit, W. de & H. Dekkers (1994). Schoolverl<strong>at</strong>en in de eerste vier jaar voortgezet<br />

onderwijs. Omvang en achtergronden van voortijdig schoolverl<strong>at</strong>en van autochtone<br />

en alochtonen leerlingen. Nijmegen: ITS.<br />

Wit, W. de & H. Dekkers (1996). Geen goed voorbereide start? Voortijdig schoolverl<strong>at</strong>en<br />

in het voortgezet onderwijs. Nijmegen: ITS.<br />

Wit, W. de, C. Suhre & L. Mulder (1993). De onderwijspositie van de OVBdoelgroepleerlingen<br />

na drie jaar voortgezet onderwijs. Nijmegen: ITS.<br />

84


Bijlage I<br />

Arbeids- en onderwijsloopbanen sinds het schoolverl<strong>at</strong>en.<br />

1991 1992 1993 1994 1995 1996 1997<br />

1 feb93 weg<br />

3 mnd MTS<br />

5 mnd LLW<br />

2 juni91<br />

weg<br />

5 mnd N<br />

2 mnd P<br />

10 mnd N<br />

3 mrt92 weg<br />

3 mnd J<br />

5 mnd MAVO<br />

4 dec91<br />

weg<br />

7 mnd KMBO<br />

5 mnd MAVO<br />

LLW 7 mnd LLW<br />

5 mnd W<br />

W W<br />

W W W W 6 mnd N<br />

1 mnd W<br />

1 mnd N<br />

7 mnd MAVO<br />

5 mnd N<br />

7 mnd N<br />

5 mnd W<br />

7 mnd N<br />

1 mnd<br />

O&S<br />

4 mnd N<br />

3 mnd W<br />

6 mnd N<br />

3 mnd W<br />

4 mnd N<br />

2 mnd W<br />

1 mnd N<br />

5 mnd W<br />

W W W W<br />

5 dec92 weg O N 4 mnd JWG<br />

8 mnd N<br />

6 okt91<br />

weg<br />

3 mnd N<br />

7 juli91<br />

weg<br />

5 mnd N<br />

8 mrt92 weg<br />

3 mnd N<br />

6 mnd W<br />

N 3 mnd N<br />

9 mnd W<br />

N 3 mnd N<br />

9 mnd LLW<br />

9 juli93 weg<br />

2 mnd O<br />

3 mnd N<br />

10 mrt93 weg<br />

2 mnd W<br />

1 mnd O<br />

6 mnd N<br />

11 okt92 weg<br />

2 mnd N<br />

9 mnd W<br />

3 mnd N<br />

LLW 6 mnd LLW<br />

6 mnd W<br />

N N<br />

W W W<br />

W W<br />

W W W W W<br />

1 mnd N<br />

9 mnd LLW<br />

2 mnd W<br />

7 mnd<br />

JWG<br />

1 mnd O<br />

4 mnd N<br />

JWG N N<br />

2 mnd W<br />

6 mnd N<br />

N N N 4 mnd N<br />

4 mnd W<br />

W 8 mnd D<br />

4 mnd W<br />

1 mnd N<br />

11 mnd W<br />

W<br />

85


Arbeids- en onderwijsloopbanen sinds het schoolverl<strong>at</strong>en.<br />

86<br />

1991 1992 1993 1994 1995 1996 1997<br />

12 juli92 weg<br />

5 mnd O<br />

13 juli92 weg<br />

5 mnd W<br />

14 juli92 weg<br />

5 mnd W<br />

15 juli92 weg<br />

2 mnd N<br />

3 mnd W<br />

16 juli91<br />

weg<br />

5 mnd<br />

W<br />

17 juli92 weg<br />

5 mnd KMBO<br />

18 juli91<br />

weg<br />

5 mnd N<br />

O 7 mnd O<br />

5 mnd<br />

LLW<br />

W 8 mnd D<br />

4 mnd W<br />

LLW 7 mnd LLW<br />

5 mnd W<br />

W<br />

W W W<br />

W W W W W<br />

W W W W W<br />

W W 7 mnd W<br />

5 mnd N<br />

10 mnd LLW<br />

2 mnd N<br />

19 okt92 weg<br />

2 mnd MAVO<br />

20 feb92 weg<br />

5 mnd N<br />

5 mnd LLW<br />

21 juli92 weg<br />

5 mnd O<br />

22 dec91<br />

weg<br />

23 dec91<br />

weg<br />

11 mnd P<br />

1 mnd N<br />

KMBO KMBO 8 mnd D<br />

4 mnd N<br />

3 mnd N<br />

9 mnd W<br />

N<br />

5 mnd LLW<br />

3 mnd N<br />

2 mnd W<br />

6 mnd N<br />

1 mnd W<br />

2 mnd MBO<br />

10 mnd W<br />

6 mnd N<br />

6 mnd W<br />

N 6 mnd N<br />

6 mnd J<br />

8 mnd W<br />

4 mnd N<br />

7 mnd<br />

LLW<br />

5 mnd W<br />

N 6 mnd N<br />

6 mnd W<br />

7 mnd N<br />

4 mnd LLW<br />

1 mnd N<br />

11 mnd W<br />

N<br />

W<br />

LLW 7 mnd<br />

LLW<br />

1 mnd N<br />

W W W<br />

W N W N<br />

8 mnd W<br />

4 mnd N<br />

3 mnd W<br />

6 mnd<br />

LLW<br />

3 mnd N<br />

6 mnd N<br />

6 mnd JWG<br />

1 mnd W<br />

11 mnd N<br />

6 mnd JWG<br />

6 mnd W<br />

W<br />

N N<br />

O N N 1 mnd N<br />

5 mnd J<br />

2 mnd N


Arbeids- en onderwijsloopbanen sinds het schoolverl<strong>at</strong>en.<br />

1991 1992 1993 1994 1995 1996 1997<br />

24 mrt93 weg<br />

9 mnd N<br />

25 okt91<br />

weg<br />

2 mnd<br />

W<br />

8 mnd N<br />

4 mnd D<br />

4 mnd D<br />

8 mnd N<br />

3 mnd LLW<br />

9 mnd W<br />

W W W W W W<br />

26 mrt93 weg<br />

2 mnd N<br />

7 mnd W<br />

27 feb92 weg<br />

5 mnd N<br />

5 mnd O<br />

7 mnd O<br />

5 mnd KMBO<br />

28 juli93 weg<br />

5 mnd CIOS<br />

29 okt92 weg<br />

2 mnd N<br />

30 juli91<br />

weg<br />

5 mnd N<br />

31 nov91<br />

weg<br />

1 mnd N<br />

7 mnd N<br />

5 mnd KMBO<br />

KMBO KMBO<br />

6 mnd W<br />

5 mnd N<br />

7 mnd W<br />

32 dec92 weg 3 mnd P<br />

5 mnd W<br />

4 mnd N<br />

33 juli92 weg<br />

2 mnd N<br />

3 mnd W<br />

34 juli92 weg<br />

5 mnd HAVO<br />

W W W W<br />

KMBO 4 mnd<br />

KMBO<br />

8 mnd N<br />

CIOS 6 mnd CIOS<br />

6 mnd W<br />

7 mnd<br />

KMBO<br />

5 mnd N<br />

1 mnd N<br />

6 mnd JWG<br />

5 mnd<br />

KMBO<br />

W 1 mnd O<br />

11 mnd N<br />

1 mnd N<br />

6 mnd W<br />

5 mnd LLW<br />

6 mnd W<br />

2 mnd N<br />

4 mnd W<br />

N<br />

LLW<br />

W<br />

KMBO 7 mnd<br />

KMBO<br />

1 mnd<br />

MBO<br />

10 mnd N<br />

2 mnd M<br />

W W W W W<br />

N N N 2 mnd N<br />

6 mnd<br />

JWG<br />

W W W 7 mnd W<br />

5 mnd N<br />

2 mnd HAVO<br />

5 mnd N<br />

5 mnd LLW<br />

7 mnd<br />

LLW<br />

5 mnd N<br />

N 7 mnd N<br />

5 mnd W<br />

M<br />

5 mnd N<br />

3 mnd W<br />

W<br />

87


Arbeids- en onderwijsloopbanen sinds het schoolverl<strong>at</strong>en.<br />

1991 1992 1993 1994 1995 1996 1997<br />

35 juli91<br />

weg<br />

5 mnd<br />

VSO<br />

7 mnd VSO<br />

5 mnd LLW<br />

36 juli92 weg<br />

5 mnd KMBO<br />

37 nov91<br />

weg<br />

1 mnd P<br />

6 mnd P<br />

6 mnd O<br />

38 juli92 weg<br />

5 mnd N<br />

39 sept92 weg<br />

3 mnd N<br />

LLW 3 mnd<br />

LLW<br />

9 mnd<br />

JWG<br />

KMBO 7 mnd<br />

KMBO<br />

5 mnd<br />

MBO<br />

O 1 mnd O<br />

5 mnd N<br />

6 mnd<br />

LLW<br />

2 mnd N<br />

10 mnd JWG<br />

5 mnd N<br />

2 mnd W<br />

5 mnd N<br />

2 mnd<br />

JWG<br />

6 mnd W<br />

4 mnd N<br />

JWG JWG JWG<br />

MBO 7 mnd MBO<br />

5 mnd N<br />

5 mnd N<br />

3 mnd W<br />

LLW LLW LLW<br />

5 mnd N<br />

2 mnd W<br />

5 mnd N<br />

5 mnd N<br />

2 mnd W<br />

5 mnd N<br />

N N N N<br />

Verklaring der afkortingen:<br />

O = Opleiding<br />

LLW = Leerlingwezen<br />

N = Niks<br />

W = Werk<br />

JWG = JWG<br />

M = Melkertbaan<br />

D = Dienst<br />

J = Justitie<br />

O&S = Oriënt<strong>at</strong>ie en Schakelen<br />

P = Project<br />

Een grijs gearceerde cel duidt op de periode, d<strong>at</strong> de leerling in het voortgezet onderwijs z<strong>at</strong>.<br />

2 mnd N<br />

6 mnd W

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!