18.09.2013 Views

Musis april 2009 nr. 4 - Gemeente Schiedam

Musis april 2009 nr. 4 - Gemeente Schiedam

Musis april 2009 nr. 4 - Gemeente Schiedam

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

kende en Roëde als directeur van het Stedelijk Museum<br />

<strong>Schiedam</strong> een grote tentoonstelling geboden had.<br />

In een op 29 mei 1969 gedateerde brief van één van de<br />

architecten van het ziekenhuis E. Smid schrijft deze aan<br />

de voorzitter van de bouwcommissie J.Jansen: ‘Zoals wij U<br />

reeds eerder mededeelden hebben wij contact gehad met de<br />

kunstenaar de heer J. Roëde te ’s-Gravenhage op 15 en 16<br />

<strong>april</strong> 1969 voor het maken van een ontwerp voor de ramen<br />

van de Aula van het Mortuarium. Het advies hiertoe was van<br />

Hans Paalman die de architecten op 27 mei 1969 trouwens een<br />

opsomming deed toekomen voor de – per ruimte – benodigde<br />

kunstwerken zoals, onder andere, een wandkleed plus<br />

schilderij plus sculptuur voor de bibliotheek, een wandkleed<br />

of schilderij voor de directiekamer, grafische werken voor een<br />

aantal dagverblijven en zusterstations, een schilderij voor<br />

de kantine en een wandkleed voor de wachtruimte van het<br />

mortuarium.<br />

Zoals uit de verschillende correspondenties blijkt, stond de<br />

opdracht aan Jan Roëde al vanaf de allereerste aanbeveling<br />

door Hans Paalman vast en waren de briefwisselingen feitelijk<br />

formaliteiten evenals het honorarium waarvoor een bedrag<br />

Maar, die commissie was helemaal<br />

niet bezig. Integendeel, de zaak<br />

was zo goed als beklonken. Op 2<br />

mei 1969 hadden Paalman en de<br />

architecten reeds een rondgang door<br />

het gebouw gemaakt en besproken<br />

waar welke kunstwerken zouden<br />

moeten komen.<br />

tussen 17.500,- (door Jan Roëde gevraagd) en 20.000,- gulden<br />

(door Paalman en de architecten geschat) werd gereserveerd.<br />

Behoefte aan rituelen<br />

Ondertussen lag er op 2 juni 1969 wederom een brief van C.<br />

Etman aan de Edelachtbare Mijnheer de burgemeester waarin<br />

hij zich afvraagt: ‘Moet ik op het uitblijven van het antwoord<br />

concluderen dat de burger laag geschat wordt en dat hij maar<br />

liever z’n neus niet moet steken in zaken die men liever<br />

verborgen houdt’. Natuurlijk was dit niet het geval, bezwoer<br />

burgemeester Roelfsema in een op 6 juni 1969 gedateerd<br />

briefje, alleen was de commissie nog steeds bezig zich te<br />

beraden over Etmans allereerste brief, die van 21 februari.<br />

Maar, die commissie was helemaal niet bezig. Integendeel,<br />

de zaak was zo goed als beklonken. Op 2 mei 1969 hadden<br />

Paalman en de architecten reeds een rondgang door het<br />

gebouw gemaakt en besproken waar welke kunstwerken<br />

zouden moeten komen. Op 27 mei 1969 stuurde Paalman<br />

hierover een advies aan de architecten, die op 29 mei aan<br />

de bouwcommissie lieten weten volledig achter het voorstel<br />

van Hans Paalman te staan. Bovendien was Jan Roëde bijna<br />

klaar met zijn ontwerp. Op 11 juni presenteerde de laatste<br />

het ontwerp van een glasapplicatie voor het mortuarium aan<br />

de leden van de museumcommissie alsmede de directeur,<br />

de architecten en de bouwcommissie. De dag daarna zond<br />

hij een schriftelijke toelichting op het ontwerp, bestemd voor<br />

burgemeester en wethouders.<br />

Jan Roëde merkte daarin op geen onbekende te zijn<br />

in <strong>Schiedam</strong>. Enkele jaren daarvoor had hij een grote<br />

tentoonstelling in het Stedelijk Museum gehad en nog<br />

recent had hij geëxposeerd in Galerie Punt 4. Het museum<br />

had bovendien enkele schilderijen van hem gekocht en<br />

ook in de collecties van <strong>Schiedam</strong>se verzamelaars was hij<br />

vertegenwoordigd.<br />

Roëdes toelichting zaagde overigens van dik hout planken.<br />

Beginnend met de opmerking dat hij een opdracht als deze<br />

alleen aanvaardde wanneer het werk zou worden geplaatst in<br />

een bouwwerk van zeer goede architectuur(!) sprak hij van een<br />

zeer lange en diepgaande mentale voorbereiding en van zijn<br />

opvatting dat ‘het phenomeen dood is de voornaamste drijfveer<br />

voor het scheppen van religies geweest, meer nog dan voor<br />

het scheppen van filosofische systemen’. En als het college<br />

van deze eenvoudige stad door dit argument nog niet was<br />

overtuigd had Roëde nog het volgende: ‘Om velerlei redenen<br />

waaronder respekt voor datgene wat de overledene was en<br />

waaronder zeker ook zelfrespekt omdat we zelf vallen in deze<br />

categorie, begeleiden we de dood met ceremonie. Ceremonie<br />

is ook een psychologische methode voor het scheppen van of<br />

herstellen van zekerheid. In de grote open ruimte waarmee de<br />

dood ons confronteert, voor zover we niet onvoorwaardelijk<br />

geloven in een vast patroon van wat er na de dood met<br />

ons gebeurt, hebben we behoefte aan rituelen waarmee we<br />

afgeleid worden van onze angst. We hechten aan duidelijke<br />

vormen waarmee we aan onze geruststellende abstracties<br />

tegen de dood meer waarde verlenen’. Geen wonder dus dat<br />

het gemeentebestuur meteen overstag ging bij het begeleidend<br />

verzoek van de architecten aan Jan Roëde de opdracht te<br />

willen verstrekken voor het maken van zes glasappliques. En<br />

passant vroegen ze ook nog even een aanvullend krediet van<br />

80.000 gulden te verlenen voor kunstaankopen voor de rest<br />

van het gebouw.<br />

In de opdracht aan Roëde was de voorwaarde opgenomen<br />

dat hij de <strong>Schiedam</strong>se glazeniers André en Frits Henderickx<br />

in de uitvoering zou betrekken. Hans Paalman zag daar niets<br />

in, maar een uitgangspunt was toch dat bij de versiering van<br />

het nieuwe ziekenhuis ook <strong>Schiedam</strong>se kunstenaars zouden<br />

worden betrokken. Inderdaad legde Jan Roëde contact met<br />

de beide broers, maar zonder succes. Jan Roëde in een<br />

brief aan de architecten van 30 juni 1969; ‘Ik kreeg sterk de<br />

indruk dat zelfs als ik erin zou slagen hen over te halen om<br />

in de uitvoering te participeren, de samenwerking, gezien de<br />

autoritaire plaats van iedere ontwerper, niet ideaal zou zijn en<br />

niet in het belang van het resultaat waar ik verantwoordelijk<br />

voor ben’. Een begrijpelijke conclusie na een al even<br />

begrijpelijk de boot afhouden door André en Frits Henderickx.<br />

Kunstenaarsprotest<br />

Met het verkrijgen en verlenen van de opdracht voor het<br />

maken van de aard- en nagelvaste glasappliques van Jan<br />

Roëde die nu voorzichtig moeten worden uitgenomen waren<br />

slechts een dikke drie maanden gemoeid.<br />

Het kon niet uitblijven dat de <strong>Schiedam</strong>se kunstenaars<br />

protesteerden tegen de snelheid waarmee de opdracht aan Jan<br />

Roëde erdoorheen werd gejast, terwijl naar de <strong>Schiedam</strong>mers<br />

niet werd omgekeken. In maart noemde Paalman in een brief<br />

weliswaar de namen van Diet Wiegman, Cees Bouw en Piet<br />

van Stuijvenberg als <strong>Schiedam</strong>se kunstenaars waarvan werk<br />

kon worden aangekocht. In de afrekening van het Stedelijk<br />

Museum aan de administrateur van het <strong>Gemeente</strong>ziekenhuis<br />

<strong>Musis</strong> 8 9 <strong>Musis</strong><br />

over het jaar 1969 blijkt het gegaan te zijn om een compositie<br />

van Cees Bouw. Hiervoor had Paalman duizend gulden<br />

neergeteld, naast een wandkleed voor 2.500,- gulden en een<br />

schilderij voor 1.500,- gulden. Dat was alles.<br />

Paalman, die er overigens nooit een geheim van maakte dat<br />

hij de <strong>Schiedam</strong>se kunstscene eigenlijk maar niks vond, kwam<br />

door zijn optreden uiteindelijk onder vuur te liggen. Ook in de<br />

<strong>Schiedam</strong>se gemeenteraad werd de vraag gesteld: ‘Worden<br />

kunstenaars uit deze gemeente uitgenodigd mede te werken<br />

aan de artistieke verfraaiing van het <strong>Gemeente</strong>-Ziekenhuis? Zo<br />

ja, welke opdrachten zijn dan terzake reeds verstrekt en welke<br />

opdrachten kunnen er nog volgen?<br />

Paalman moest het antwoord hierop schuldig blijven. Buiten<br />

de opdracht aan Jan Roëde was er geen enkel ander initiatief<br />

geweest, al komt hij in een brief van 23 september plots op<br />

de proppen met een - nergens in de briefwisselingen met de<br />

architecten terug te vinden - advies om prijsopgave te vragen<br />

bij Frits Henderickx en Cees Bouw. Met gespeelde onschuld<br />

berichtte hij in deze brief aan burgemeester en wethouders:<br />

‘Aangezien ik heb vernomen dat door uw College een bedrag<br />

van f. 100.000,- op de begroting hiervoor is opgenomen,<br />

Het stadsbestuur nam het enige<br />

besluit dat gezien de situatie<br />

wenselijk en zelfs mogelijk was.<br />

Het stelde een ‘Adviescommissie<br />

voor stadsverfraaiing in- en aan<br />

gebouwen’ in onder voorzitterschap<br />

van de door iedereen gerespecteerde<br />

en deskundige Goos Verweij.<br />

hetgeen 1% van de ruwe bouwsom is, zou ik het op prijs<br />

stellen indien voor de verdere besteding van deze gelden<br />

adviezen gevraagd zouden worden aan een breder gevormd<br />

advieslichaam. Mede gelet op de grieven van beeldende<br />

kunstenaars dat in deze zaken één persoon een bindend<br />

advies geeft zou ik u willen verzoeken het in die banen te<br />

leiden dat een zo breed mogelijk gevormde commissie zich<br />

verder over deze aangelegenheid buigt’.<br />

Het stadsbestuur nam het enige besluit dat gezien de<br />

situatie wenselijk en zelfs mogelijk was. Het stelde een<br />

‘Adviescommissie voor stadsverfraaiing in- en aan gebouwen’ in<br />

onder voorzitterschap van de door iedereen gerespecteerde en<br />

deskundige Goos Verweij. Diens sturende hand is onmiddellijk<br />

zichtbaar. In de uitwerking van de éénprocentsregeling wordt<br />

verder een duidelijke lijn gevolgd. Naast Jan Roëde die tevens<br />

werd gevraagd de ramen te ontwerpen die de polikliniek<br />

moesten sieren, werden kunstenaars als onder andere<br />

Bouke Ylstra, Hannie Bal (vanwege de prettige ervaringen<br />

die de geneesheer-directeur met deze kunstenaar heeft,<br />

zoals het advies aan B. en W trouwhartig meldt) en Cees<br />

Bouw uitgenodigd. De laatste nu voor het maken van een<br />

driedimensionaal werk, bestemd voor de koffiekamer.<br />

Met zijn brief van 23 september sloop Hans Paalman stilletjes<br />

weg van de brandhaard die hijzelf had aangestoken.<br />

Hij wist immers donders goed dat een bedrag van<br />

honderdduizend gulden voor kunstaankopen en opdrachten<br />

ter beschikking stond. In vrijwel elke brief tussen<br />

museumdirecteur, architecten en stadsbestuur wordt dit bedrag<br />

expliciet genoemd. Terugkijkend lijkt hem in de kunstaankopen<br />

voor het <strong>Schiedam</strong>se ziekenhuis slechts één onderdeel echt te<br />

hebben geïnteresseerd: de glasappliques van Jan Roëde. Dat<br />

had hij de kunstenaar en de architecten beloofd, zo spreekt uit<br />

alle brieven. De rest mocht door anderen worden uitgezocht.

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!