Het gebruik van Natuurbrug Zanderij Crailoo door mens en dier

Het gebruik van Natuurbrug Zanderij Crailoo door mens en dier Het gebruik van Natuurbrug Zanderij Crailoo door mens en dier

18.09.2013 Views

kikker op Ecoduct Spoor zijn echter veel lager en verschillen niet significant van de relatieve dichtheden op de transecten op de Bussummerheide en in het Spanderswoud. Ondanks de nabijheid van het voor amfibieën geschikte habitat op de toelopen, inclusief de poelen, en de nabijheid van het voor amfibieën zeer geschikte habitat in Zanderij Crailoo, zijn de aantallen hier dus niet anders dan in de marginale habitat in het achterland. De habitat op dit ecoduct lijkt simpelweg nog niet geschikt genoeg om met regelmaat door amfibieën te worden gebruikt. Zoals al besproken in paragraaf 6.2 zijn het vooral (zeer) droge biotopen die op Ecoduct Spoor tot ontwikkeling zijn gekomen en is er nog relatief weinig opgaande begroeiing die de dieren schuilmogelijkheden bieden. De hoogte van dit kunstwerk – circa 14m boven het maaiveld van de zanderij – draagt er mogelijk ook toe bij dat de omstandigheden minder gunstig zijn voor amfibieën, bijvoorbeeld door snellere uitdroging als gevolg van meer windvang. Bruine kikker Groene kikker Heikikker Gewone pad Kleine watersalamander 0 10 20 30 Aantal waarnemingen 40 50 60 Natuurbrug Crailo Omgeving Figuur 6.10. Het gemiddeld aantal waarnemingen van amfibieën per inventarisatieplaat per jaar bij dagelijkse controle op Natuurbrug Zanderij Crailoo en in de omgeving. Bruine kikker Groene kikker Heikikker Gewone pad Kleine watersalamander 0 5 10 15 Aantal waarnemingen 20 25 30 Ecoduct Spoor Ecoduct Naarderweg Omgeving Figuur 6.11. Het gemiddeld aantal waarnemingen van amfibieën per inventarisatieplaat per jaar bij dagelijkse controle op Ecoduct Spoor, Ecoduct Naarderweg en in de omgeving. 86 Alterra-rapport 1906

Vergelijking transecten natuurbrug en inventarisaties wateren Zanderij Tijdens de inventarisaties van de wateren in Zanderij Crailoo zijn zes soorten amfibieën aangetroffen: bruine kikker (Rana temporaria), bastaardkikker (Rana klepton esculenta), meerkikker (Rana ridibunda), gewone pad (Bufo bufo), rugstreeppad (Bufo calamita) en kleine watersalamander (Lissotriton vulgaris). Daarnaast zijn er niet tot op de soort geïdentificeerde kikkers die behoren tot het groene kikker-complex (Rana esculenta synklepton) geregistreerd. In het navolgende zijn de meerkikkers, bastaardkikkers en de niet tot op de soort geïdentificeerde kikkers van het groene kikker-complex gezamenlijk als ‘groene kikker’ aangeduid. Twee op de natuurbrug aangetroffen soorten – de poelkikker (6 waarnemingen op 13-9, 21-9, 27-9 en 6-11 2007) en heikikker (1 waarneming op 30-8 2007) – zijn niet tijdens de inventarisaties van de wateren in de zanderij waargenomen. Dit is mogelijk een gevolg van de lastige herkenbaarheid van deze soorten. De poelkikker kan snel worden verward met de andere kikkers van het groene kikker-complex. Daarbij zijn veel van de kikkers die behoren tot het groene kikker-complex tijdens de inventarisaties van de wateren niet tot op de soort gedetermineerd maar geregistreerd als ‘groene kikker’. Mogelijk zaten hier poelkikkers tussen. De heikikker is, vooral buiten de voortplantingsperiode, snel te verwarren met de bruine kikker. Heikikkers kunnen tijdens de inventarisaties van de wateren dus over het hoofd gezien zijn. Omgekeerd is het ook mogelijk dat de poelkikkers en de heikikker op de natuurbrug verkeerd zijn gedetermineerd. Het verdient aanbeveling om de inventarisatie van de wateren in Zanderij Crailoo te herhalen in de voor deze soorten optimale inventarisatieperiode (zie Van Diepenbeek & Van Delft 2006) om het voorkomen van deze nu slechts zeer incidenteel geregistreerde soorten te kunnen bevestigen. De rugstreeppad is alleen tijdens de inventarisaties van de wateren in de zanderij waargenomen. Gedurende het onderzoek zijn er in totaal 7 dieren waargenomen: 2 volwassen mannen in water 1 en 5 volwassen mannen in water 5 op 27 april 2007. Deze soort komt hier dus in slechts zeer lage aantallen voor, wat naar verwachting voor een belangrijk deel verklaart waarom de soort tijdens de inventarisatierondes niet op de natuurbrug is aangetroffen. De lage aantallen van rugstreeppad zijn mogelijk het gevolg van het verdwijnen van pioniervegetaties in de zanderij als gevolg van de vegetatiesuccessie. Bij een vergelijking van de proportionele verdeling van de waarnemingen over de soorten op de natuurbrug en in de wateren in Zanderij Crailoo zien we dat juvenielen en (sub)adulten van de bruine kikker en kleine watersalamander relatief vaker op de natuurbrug zijn aangetroffen dan op basis van de inventarisaties van de wateren in de zanderij kan worden verwacht (figuur 6.12). Minder dan 50% van alle waarnemingen in de wateren van de zanderij zijn bruine kikkers, terwijl op de natuurbrug bijna 75% van de waarnemingen een bruine kikker is. Voor de kleine watersalamander zijn deze percentages respectievelijk 8% en 16%. Omgekeerd zijn de soorten die behoren tot het groene kikker-complex juist relatief minder vaak op de natuurbrug aangetroffen: meer dan 40% van alle waarnemingen in de wateren zijn groene kikkers, maar op de natuurbrug is dit percentage

kikker op Ecoduct Spoor zijn echter veel lager <strong>en</strong> verschill<strong>en</strong> niet significant <strong>van</strong> de<br />

relatieve dichthed<strong>en</strong> op de transect<strong>en</strong> op de Bussummerheide <strong>en</strong> in het<br />

Spanderswoud. Ondanks de nabijheid <strong>van</strong> het voor amfibieën geschikte habitat op de<br />

toelop<strong>en</strong>, inclusief de poel<strong>en</strong>, <strong>en</strong> de nabijheid <strong>van</strong> het voor amfibieën zeer geschikte<br />

habitat in <strong>Zanderij</strong> <strong>Crailoo</strong>, zijn de aantall<strong>en</strong> hier dus niet anders dan in de marginale<br />

habitat in het achterland. De habitat op dit ecoduct lijkt simpelweg nog niet geschikt<br />

g<strong>en</strong>oeg om met regelmaat <strong>door</strong> amfibieën te word<strong>en</strong> <strong>gebruik</strong>t. Zoals al besprok<strong>en</strong> in<br />

paragraaf 6.2 zijn het vooral (zeer) droge biotop<strong>en</strong> die op Ecoduct Spoor tot<br />

ontwikkeling zijn gekom<strong>en</strong> <strong>en</strong> is er nog relatief weinig opgaande begroeiing die de<br />

<strong>dier</strong><strong>en</strong> schuilmogelijkhed<strong>en</strong> bied<strong>en</strong>. De hoogte <strong>van</strong> dit kunstwerk – circa 14m bov<strong>en</strong><br />

het maaiveld <strong>van</strong> de zanderij – draagt er mogelijk ook toe bij dat de omstandighed<strong>en</strong><br />

minder gunstig zijn voor amfibieën, bijvoorbeeld <strong>door</strong> snellere uitdroging als gevolg<br />

<strong>van</strong> meer wind<strong>van</strong>g.<br />

Bruine kikker<br />

Gro<strong>en</strong>e kikker<br />

Heikikker<br />

Gewone pad<br />

Kleine watersalamander<br />

0 10 20 30<br />

Aantal waarneming<strong>en</strong><br />

40 50 60<br />

<strong>Natuurbrug</strong> Crailo<br />

Omgeving<br />

Figuur 6.10. <strong>Het</strong> gemiddeld aantal waarneming<strong>en</strong> <strong>van</strong> amfibieën per inv<strong>en</strong>tarisatieplaat per jaar bij dagelijkse<br />

controle op <strong>Natuurbrug</strong> <strong>Zanderij</strong> <strong>Crailoo</strong> <strong>en</strong> in de omgeving.<br />

Bruine kikker<br />

Gro<strong>en</strong>e kikker<br />

Heikikker<br />

Gewone pad<br />

Kleine watersalamander<br />

0 5 10 15<br />

Aantal waarneming<strong>en</strong><br />

20 25 30<br />

Ecoduct Spoor<br />

Ecoduct Naarderweg<br />

Omgeving<br />

Figuur 6.11. <strong>Het</strong> gemiddeld aantal waarneming<strong>en</strong> <strong>van</strong> amfibieën per inv<strong>en</strong>tarisatieplaat per jaar bij dagelijkse<br />

controle op Ecoduct Spoor, Ecoduct Naarderweg <strong>en</strong> in de omgeving.<br />

86 Alterra-rapport 1906

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!