Het gebruik van Natuurbrug Zanderij Crailoo door mens en dier
Het gebruik van Natuurbrug Zanderij Crailoo door mens en dier Het gebruik van Natuurbrug Zanderij Crailoo door mens en dier
8.15 en 8.16) laten meerdere passages van katten over de afzonderlijke kunstwerken zien, maar het merendeel van de geregistreerde loopsporen betreft ook hier bezoeken. Het gemiddeld aantal bezoeken per jaar van katten aan de natuurbrug is circa 250 op basis van de in de sporenbedden geregistreerde sporen. Naar verwachting ligt het werkelijke aantal hoger omdat de sporen van katten die het voet- /fietspad volgen niet geregistreerd zijn. Foto 19. Een kat passeert de natuurbrug (© E. van der Grift/Alterra). Wanneer we de betreding van de sporenbedden door honden en katten op de natuurbrug vergelijken met de betreding van de sporenbedden in de omgeving is te zien dat de sporenbedden op de natuurbrug door honden veel minder vaak en door katten veel vaker zijn betreden dan die in de omgeving (figuur 8.17). Het aantal loopsporen van honden op sporenbedden in de omgeving is bijna een factor 10 hoger dan het aantal loopsporen op de natuurbrug. Dit kan een gevolg zijn van een verschil in aantallen honden die respectievelijk de natuurbrug oversteken en op de paden rondom de individuele sporenbedden in de omgeving passeren. Het verschil kan ook veroorzaakt zijn door een verschil in gedrag van de hondenbezitter, waarbij de hond vaker aangelijnd wordt gehouden bij het passeren van de natuurbrug dan op een willekeurige plek in de omgeving. Het aantal loopsporen van katten op sporenbedden in de omgeving is bijna een factor 25 lager dan het aantal loopsporen op de natuurbrug. Katten begeven zich blijkbaar nauwelijks in de kernen van de bos- en heidegebieden rond de natuurbrug. De relatief hoge aantallen loopsporen van katten op de natuurbrug – na ree, vos, haas en konijn de meest frequente bezoeker van de natuurbrug – is naar verwachting een gevolg van de aanwezigheid van woonbebouwing in en rond de zanderij. 106 Alterra-rapport 1906
9 Advies Natuurbrug Zanderij Crailoo – geopend in 2006 – is nog relatief jong. De streefbeelden wat betreft vegetatieontwikkeling, zowel op de brugdekken als op de zandlichamen, zijn nog niet overal bereikt. Daarvoor is meer tijd nodig. Ons primaire advies is dan ook om de natuurbrug die tijd te geven en de ontwikkelingen te blijven volgen. Op basis van de bevindingen van dit onderzoek is daarnaast een aantal concrete aanbevelingen te doen, waarmee het functioneren van de natuurbrug als natuurverbinding naar verwachting kan worden geoptimaliseerd. Tevens zijn enkele aanbevelingen te doen voor aanvullend onderzoek. 9.1 Advies inrichting en beheer natuurbrug Het advies is om maatregelen te nemen om op de natuurbrug meer vochtige en natte milieus te creëren. De aanbeveling is om op de toelopen poel N2 te herstellen zodat deze waterhoudend blijft en drie nieuwe (circa 1,5m diepe) poelen aan te leggen. Deze poelen dienen aan de noordkant van de natuurbrug net naast de kunstwerken te worden gesitueerd en zo dicht mogelijk aan te sluiten aan de brugdekken van Ecoduct Spoor en Ecoduct Naarderweg. Indien de belasting van de brugdekken dit toestaat is het advies om ook op de ecoducten zelf een ondiepe poel/laagte aan te leggen waarin regenwater kan stagneren. Deze maatregelen zijn essentieel voor het gebruik van de natuurbrug door amfibieën en ringslang. Het advies is om over de gehele lengte van de natuurbrug een ononderbroken stobbenwal aan te leggen. Hiermee kan meer dekking aan kleine diersoorten (amfibieën, reptielen en muizen) worden geboden. Tevens vormt het een lijnvormig landschapselement dat middelgrote zoogdieren (o.a. marterachtigen) naar verwachting beter naar en over de natuurbrug geleidt. De stobbenwal dient bij voorkeur op het zuidelijk deel van de natuurbrug te worden gesitueerd, in aansluiting op de op het zuiden geëxponeerde taluds van de grondlichamen. Indien de aanleg van een stobbenwal op de brugdekken niet mogelijk blijkt vanwege een te hoge belasting van het kunstwerk dan is de aanbeveling om de stobbenwal op alle grondlichamen aan te brengen en op de brugdekken deze met behulp van takkenrillen met elkaar te verbinden. Het advies is om in aansluiting op deze stobbenwal pleksgewijs struweel te ontwikkelen om de schuilmogelijkheden voor kleinere diersoorten verder uit te breiden. Het advies is om maatregelen te treffen die de ontwikkeling van heidevegetaties op de natuurbrug en de toelopen bevorderen, zoals uitstrooien en inwerken van heidemaaisel en/of het pleksgewijs uitleggen van heideplaggen. Momenteel bestaat de vegetatie op het droge, zandige deel van de natuurbrug vooral uit heischraal grasland. De ontwikkeling van heide komt moeilijk op gang. Een goed ontwikkelde heidevegetatie, met heide van verschillende leeftijd, is echter van groot belang om de natuurbrug als corridor voor reptielen te laten fungeren. Alterra-rapport 1906 107
- Page 57 and 58: 5 Gebruik Natuurbrug Zanderij Crail
- Page 59 and 60: Ree Op Natuurbrug Zanderij Crailoo
- Page 61 and 62: naast de passages, dagelijks gemidd
- Page 63 and 64: egel bunzing mol boommarter hermeli
- Page 65 and 66: mededeling). In het Spanderswoud, a
- Page 67 and 68: passages en bezoeken voor de hermel
- Page 69 and 70: (januari-augustus) en haas (decembe
- Page 71 and 72: ee konijn vos haas egel bunzing mol
- Page 73 and 74: 5.6 Looppatronen van soorten op de
- Page 75 and 76: Ook hier was sprake van een ‘vast
- Page 77 and 78: Tabel 5.2. De doelen voor het gebru
- Page 79 and 80: 6 Gebruik Natuurbrug Zanderij Crail
- Page 81 and 82: Aantal waarnemingen 1200 1000 800 6
- Page 83 and 84: De gewone pad is in 26 sectoren waa
- Page 85 and 86: Wanneer we de ruimtelijke spreiding
- Page 87 and 88: 6.3 Natuurbrug versus omgeving Verg
- Page 89 and 90: Vergelijking transecten natuurbrug
- Page 91 and 92: de natuurbrug verder niet in de zan
- Page 93 and 94: 7 Gebruik Natuurbrug Zanderij Crail
- Page 95 and 96: 7.3 Natuurbrug versus omgeving In d
- Page 97 and 98: natuurbrug (figuur 7.5). Dat is opm
- Page 99 and 100: 8 Gebruik Natuurbrug Zanderij Crail
- Page 101 and 102: De eerste voetgangers/fietsers pass
- Page 103 and 104: Gemiddeld aantal passages 3 2 1 0 0
- Page 105 and 106: Kans op passages (in %) 100 75 50 2
- Page 107: Gemiddeld aantal sporen 500 450 400
- Page 111: De aanbeveling is om genetisch onde
- Page 114 and 115: waarvan weinig loopsporen zijn gere
- Page 116 and 117: Naar verhouding zijn de sporenbedde
- Page 118 and 119: verstrekte nadere informatie over h
- Page 121: Bijlage 1 Lengte sporenbedden Locat
- Page 124 and 125: A. Interpretatie van sporen op TWEE
- Page 126 and 127: Sporenpatroon Zandbed 1 Zandbed 2 Z
- Page 129 and 130: Bijlage 3 Schema transecten inventa
9 Advies<br />
<strong>Natuurbrug</strong> <strong>Zanderij</strong> <strong>Crailoo</strong> – geop<strong>en</strong>d in 2006 – is nog relatief jong. De<br />
streefbeeld<strong>en</strong> wat betreft vegetatieontwikkeling, zowel op de brugdekk<strong>en</strong> als op de<br />
zandlicham<strong>en</strong>, zijn nog niet overal bereikt. Daarvoor is meer tijd nodig. Ons primaire<br />
advies is dan ook om de natuurbrug die tijd te gev<strong>en</strong> <strong>en</strong> de ontwikkeling<strong>en</strong> te blijv<strong>en</strong><br />
volg<strong>en</strong>. Op basis <strong>van</strong> de bevinding<strong>en</strong> <strong>van</strong> dit onderzoek is daarnaast e<strong>en</strong> aantal<br />
concrete aanbeveling<strong>en</strong> te do<strong>en</strong>, waarmee het functioner<strong>en</strong> <strong>van</strong> de natuurbrug als<br />
natuurverbinding naar verwachting kan word<strong>en</strong> geoptimaliseerd. Tev<strong>en</strong>s zijn <strong>en</strong>kele<br />
aanbeveling<strong>en</strong> te do<strong>en</strong> voor aanvull<strong>en</strong>d onderzoek.<br />
9.1 Advies inrichting <strong>en</strong> beheer natuurbrug<br />
<strong>Het</strong> advies is om maatregel<strong>en</strong> te nem<strong>en</strong> om op de natuurbrug meer vochtige <strong>en</strong><br />
natte milieus te creër<strong>en</strong>. De aanbeveling is om op de toelop<strong>en</strong> poel N2 te<br />
herstell<strong>en</strong> zodat deze waterhoud<strong>en</strong>d blijft <strong>en</strong> drie nieuwe (circa 1,5m diepe)<br />
poel<strong>en</strong> aan te legg<strong>en</strong>. Deze poel<strong>en</strong> di<strong>en</strong><strong>en</strong> aan de noordkant <strong>van</strong> de natuurbrug<br />
net naast de kunstwerk<strong>en</strong> te word<strong>en</strong> gesitueerd <strong>en</strong> zo dicht mogelijk aan te sluit<strong>en</strong><br />
aan de brugdekk<strong>en</strong> <strong>van</strong> Ecoduct Spoor <strong>en</strong> Ecoduct Naarderweg. Indi<strong>en</strong> de<br />
belasting <strong>van</strong> de brugdekk<strong>en</strong> dit toestaat is het advies om ook op de ecoduct<strong>en</strong><br />
zelf e<strong>en</strong> ondiepe poel/laagte aan te legg<strong>en</strong> waarin reg<strong>en</strong>water kan stagner<strong>en</strong>. Deze<br />
maatregel<strong>en</strong> zijn ess<strong>en</strong>tieel voor het <strong>gebruik</strong> <strong>van</strong> de natuurbrug <strong>door</strong> amfibieën<br />
<strong>en</strong> ringslang.<br />
<strong>Het</strong> advies is om over de gehele l<strong>en</strong>gte <strong>van</strong> de natuurbrug e<strong>en</strong> ononderbrok<strong>en</strong><br />
stobb<strong>en</strong>wal aan te legg<strong>en</strong>. Hiermee kan meer dekking aan kleine <strong>dier</strong>soort<strong>en</strong><br />
(amfibieën, reptiel<strong>en</strong> <strong>en</strong> muiz<strong>en</strong>) word<strong>en</strong> gebod<strong>en</strong>. Tev<strong>en</strong>s vormt het e<strong>en</strong><br />
lijnvormig landschapselem<strong>en</strong>t dat middelgrote zoog<strong>dier</strong><strong>en</strong> (o.a. marterachtig<strong>en</strong>)<br />
naar verwachting beter naar <strong>en</strong> over de natuurbrug geleidt. De stobb<strong>en</strong>wal di<strong>en</strong>t<br />
bij voorkeur op het zuidelijk deel <strong>van</strong> de natuurbrug te word<strong>en</strong> gesitueerd, in<br />
aansluiting op de op het zuid<strong>en</strong> geëxponeerde taluds <strong>van</strong> de grondlicham<strong>en</strong>.<br />
Indi<strong>en</strong> de aanleg <strong>van</strong> e<strong>en</strong> stobb<strong>en</strong>wal op de brugdekk<strong>en</strong> niet mogelijk blijkt<br />
<strong>van</strong>wege e<strong>en</strong> te hoge belasting <strong>van</strong> het kunstwerk dan is de aanbeveling om de<br />
stobb<strong>en</strong>wal op alle grondlicham<strong>en</strong> aan te br<strong>en</strong>g<strong>en</strong> <strong>en</strong> op de brugdekk<strong>en</strong> deze met<br />
behulp <strong>van</strong> takk<strong>en</strong>rill<strong>en</strong> met elkaar te verbind<strong>en</strong>.<br />
<strong>Het</strong> advies is om in aansluiting op deze stobb<strong>en</strong>wal pleksgewijs struweel te<br />
ontwikkel<strong>en</strong> om de schuilmogelijkhed<strong>en</strong> voor kleinere <strong>dier</strong>soort<strong>en</strong> verder uit te<br />
breid<strong>en</strong>.<br />
<strong>Het</strong> advies is om maatregel<strong>en</strong> te treff<strong>en</strong> die de ontwikkeling <strong>van</strong> heidevegetaties<br />
op de natuurbrug <strong>en</strong> de toelop<strong>en</strong> bevorder<strong>en</strong>, zoals uitstrooi<strong>en</strong> <strong>en</strong> inwerk<strong>en</strong> <strong>van</strong><br />
heidemaaisel <strong>en</strong>/of het pleksgewijs uitlegg<strong>en</strong> <strong>van</strong> heideplagg<strong>en</strong>. Mom<strong>en</strong>teel<br />
bestaat de vegetatie op het droge, zandige deel <strong>van</strong> de natuurbrug vooral uit<br />
heischraal grasland. De ontwikkeling <strong>van</strong> heide komt moeilijk op gang. E<strong>en</strong> goed<br />
ontwikkelde heidevegetatie, met heide <strong>van</strong> verschill<strong>en</strong>de leeftijd, is echter <strong>van</strong><br />
groot belang om de natuurbrug als corridor voor reptiel<strong>en</strong> te lat<strong>en</strong> funger<strong>en</strong>.<br />
Alterra-rapport 1906 107