18.09.2013 Views

Lespakket: Technologische Opvoeding Elektriciteit - Technopolis

Lespakket: Technologische Opvoeding Elektriciteit - Technopolis

Lespakket: Technologische Opvoeding Elektriciteit - Technopolis

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

<strong>Lespakket</strong>: <strong>Technologische</strong> <strong>Opvoeding</strong><br />

<strong>Elektriciteit</strong>


Geachte leerkracht<br />

Dit educatieve pakket is speciaal ontwikkeld om samen met uw leerlingen op een actieve manier aan<br />

technologie te doen. In dit geval meer specifiek rond elektriciteit.<br />

Het pakket vertrekt van een uitdaging die u aan de klas stelt: hoe kom je te weten of een materiaal<br />

elektriciteit geleidt? De leerlingen krijgen daarbij materiaal, ook dingen die ze niet nodig hebben,<br />

waarmee ze aan de slag kunnen. Uiteraard is het de bedoeling dat ze daarbij de regels van het technologisch<br />

werken in acht nemen: gestructureerd en planmatig werken, problemen tijdig herkennen en<br />

oplossen, letten op veiligheid, materiaalkeuze, milieu … Een reeks didactische tips helpen u het proces<br />

te sturen.<br />

Naast wat ze in de klas kunnen bouwen, mogen ze ook andere oplossingen aandragen. Waarvan ze<br />

het constructieproces gestructureerd en in verschillende stappen beschrijven.<br />

Nadat ze hun oplossing gebouwd hebben, krijgen ze een uitgewerkt voorbeeld van een mogelijke<br />

oplossing. Dit deel kunt u gemakkelijk kopiëren en aan de leerlingen geven. Dit deel reikt ook de<br />

wetenschappelijke begrippen en inzichten aan die ze waarschijnlijk voor een deel al empirisch<br />

verworven hadden, maar nu gestructureerd en expliciet. Ook dit deel gaat vergezeld van didactische tips.<br />

Dit educatieve pakket helpt uw leerlingen planmatig en probleemoplossend te handelen, zoals van<br />

een technoloog vereist wordt, maar laat hen ook het wetenschappelijk proces doormaken, waarbij<br />

waarneming en ondervinding gestructureerd en in wetten gegoten worden.<br />

Voor uzelf levert het pakket ook wat diepere achtergrond, die u naar believen in uw lessen kunt<br />

verwerken.<br />

Tot slot is er nog een quiz, met vragen over wat ze geleerd hebben, maar ook vragen waarvoor ze<br />

nog enig opzoekingswerk moeten verrichten.<br />

Uiteraard sluit dit educatieve pakket nauw aan bij de eindtermen. Achteraan vindt u een lijst van de<br />

eindtermen die specifiek op dit pakket betrekking hebben.<br />

Veel doe-plezier!<br />

<strong>Technologische</strong> <strong>Opvoeding</strong> 2


LEERKRACHTENFICHE<br />

Voor de leerkracht<br />

Uitdaging<br />

Daag uw leerlingen uit:<br />

"Jullie krijgen van mij verschillende materialen. Aan jullie om te weten te komen welke elektriciteit<br />

geleiden en welke niet."<br />

Zorg dat ze in ieder geval over de materialen beschikken die op de volgende bladzijden beschreven<br />

staan (batterij, lampjes, beldraad, striptang, kniptang, paperclips, spijkers …)<br />

Lever ze ook voorwerpen en werktuigen die ze niet nodig hebben (alle knutselmateriaal van de klas,<br />

een volledige werktuigkist …). Dat dwingt hen tot nadenken. Zorg dat er bij de ‘overtollige’ materialen<br />

ook een snoer kerstboomlampjes zit.<br />

Didactische tips<br />

Deze oefening helpt de leerlingen technologisch-probleemoplossend te denken en te handelen,<br />

en een eigen oplossingsweg voor een probleem te bedenken. De oefening is meteen een geschikte<br />

aanleiding om op het onderwerp geleiding door te gaan en het fenomeen elektriciteit te introduceren.<br />

De volgende bladzijden kunnen daarbij een leidraad zijn.<br />

Stimuleer de leerlingen tot debat. Zorg dat ze kladpapier, of ruimte op het bord hebben om tijdens<br />

de discussie hun ideeën aan elkaar duidelijk te maken.<br />

Maak hen duidelijk dat er verschillende manieren zijn om het probleem op te lossen, en dat het geen<br />

kwaad kan om eerst de verdiensten van verschillende ideeën te bekijken, voor ze er een compleet<br />

uitwerken.<br />

Laat hen ook nagaan of er nog andere – en, wie weet, betere – manieren zijn om het doel te bereiken<br />

dan met de materialen die ze van u hebben gekregen.<br />

Stimuleer hen om te letten op:<br />

- praktische haalbaarheid<br />

- aantal constructiestappen<br />

- hoeveelheid gebruikt materiaal<br />

- kostprijs (in geld en in milieukost)<br />

- stevigheid<br />

- demonteerbaarheid<br />

- veiligheid<br />

Laat hen, voor ze aan het bouwen beginnen, het maakproces stap voor stap beschrijven. Laat ze<br />

waar nodig de eventuele risico’s – voor henzelf en voor de constructie – opgeven.<br />

Zijn ze geen werktuigen of constructiematerialen vergeten noteren?<br />

<strong>Technologische</strong> <strong>Opvoeding</strong> 3


LEERKRACHTENFICHE<br />

Laat de leerlingen, behalve de evidente dingen als metalen, hout, rubber, ook een strookje filterpapier<br />

testen, en maak het vervolgens nat met citroensap, zout water, een zeepoplossing, gedestilleerd<br />

water (water dat je hebt opgevangen bovenin de koffiezet).<br />

Als de leerlingen in groepjes aan de slag zijn, geef elk groepje dan een blok of een schijf met een<br />

rode en een groene kant. Als het signaal op rood staat, wil dat zeggen dat ze een beetje hulp of<br />

advies nodig hebben.<br />

Laat ze op een apart blad hun constructie ook tekenen, indien nodig in verschillende fasen van afwerking.<br />

Stuur hen daarbij om de tekening helder en overzichtelijk te maken, zodat een wildvreemde er ook<br />

mee aan de slag kan (schaal, maten opgeven, onderdelen nummeren of benoemen …)<br />

Dit geldt zeker als ze alternatieve voorstellen hebben, die ze niet echt gaan bouwen.<br />

Waarschijnlijk zijn de meesten uitgekomen bij de opstelling die hierna wordt beschreven. Voor je die<br />

ook in de praktijk gaat bouwen, praat ook de eventuele andere aangebrachte oplossingen door.<br />

Bijvoorbeeld een lampje losdraaien in het kerstboomsnoer en de testmaterialen tegen de twee contactpunten<br />

in het lampvoetje aanleggen (risico: als je geen handschoenen draagt, krijg je zelf stroom te<br />

verwerken).<br />

Doe nu het experiment.<br />

Laat ze hun eigen oplossing aftoetsen aan de hier gebruikte. Waar scoorden ze zwak, en wat was bij<br />

hen beter? Zelfevaluatie en bedacht zijn op verbeteringen zijn ook onderdeel van het technologisch<br />

proces.<br />

De volgende drie bladzijden kunt u kopiëren om aan de leerlingen te geven.<br />

<strong>Technologische</strong> <strong>Opvoeding</strong> 4


LEERLINGENFICHE<br />

Er zijn toestellen die kunnen meten of stoffen geleidend zijn. Ze sturen een klein<br />

stroompje door het voorwerp. Als het stroompje door kan, doet het een metertje<br />

uitslaan, anders blijft het metertje op nul. Wij gaan een eenvoudige versie bouwen,<br />

waarbij de stroom geen metertje doet bewegen, maar een lampje doet branden.<br />

WAT HEB JE NODIG?<br />

Een platte batterij van 4,5 volt<br />

Beldraad of andere geïsoleerde zwakstroomdraad<br />

Een fietslampje plus houdertje (eventueel vastgezet op een plankje)<br />

Een striptang en een kniptang<br />

Paperclips<br />

Een paar spijkers<br />

Plakband<br />

Allerlei materialen waarvan je de geleidbaarheid wilt testen.<br />

AAN DE SLAG<br />

Breng de lipjes van de batterij tegen de onderkant van het lampje en tegen de schroefdraad. Als het<br />

lampje brandt, ben je zeker dat de batterij nog stroom levert.<br />

Knip drie stukken elektriciteitsdraad van een twintigtal centimeter en maak ze met de striptang aan<br />

beide kanten een eindje bloot.<br />

Bevestig één kant van draad 1 aan<br />

een pool van de batterij. Ofwel wikkel<br />

je de draad een paar keer rond het<br />

lipje, ofwel schuif je eerst een paperclip<br />

over het lipje, en bevestig je de<br />

draad vervolgens aan de paperclip.<br />

De versie met de paperclip blijft<br />

meestal beter op haar plaats.<br />

Aan de andere kant van draad 1<br />

bevestig je een paperclip of een<br />

spijker. Omwikkel de bevestiging<br />

met plakband. Zo kun je straks de<br />

paperclip of de spijker vastnemen<br />

zonder dat de stroom door je<br />

lichaam wegvloeit, in plaats van<br />

door de stroomkring te vloeien.<br />

<strong>Technologische</strong> <strong>Opvoeding</strong> 5<br />

4,5 V


LEERLINGENFICHE<br />

Bevestig draad 2 aan het andere lipje van de batterij en aan de lamphouder.<br />

Bevestig draad 3 aan de andere kant van de lamphouder.<br />

Bevestig aan het vrije eind van draad 3 eveneens een spijker of een paperclip.<br />

Controleer of je alles goed bevestigd hebt door de spijkers tegen elkaar te brengen. Het lampje moet<br />

gaan branden.<br />

Nu kun je gaan testen.<br />

Breng je spijkers op vijf centimeter van elkaar tegen het voorwerp dat je wilt testen. Als het een<br />

geleider is, loopt de stroom erdoorheen. De stroomkring blijft dan gesloten en het lampje brandt.<br />

Als het materiaal geen stroom geleidt is de stroomkring onderbroken. Het lampje brandt dan niet.<br />

Controleer vóór elke meting of je stroomkring nog steeds intact is door de spijkers even tegen elkaar<br />

te houden en na te gaan of het lampje brandt.<br />

Maak twee lijsten: een met geleiders en een met niet-geleiders (isolatoren).<br />

Geleiders<br />

. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .<br />

. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .<br />

. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .<br />

. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .<br />

. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .<br />

. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .<br />

. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .<br />

. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .<br />

<strong>Technologische</strong> <strong>Opvoeding</strong> 6<br />

Niet-geleiders/Isolatoren<br />

. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .<br />

. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .<br />

. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .<br />

. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .<br />

. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .<br />

. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .<br />

. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .<br />

. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .


LEERLINGENFICHE<br />

EEN WOORDJE UITLEG ...<br />

Elektrische stroom bestaat uit onzichtbaar kleine deeltjes. We noemen ze elektronen. Ze zijn nog véél<br />

kleiner dan het miljardste van de dikte van een haar. Een batterij kan die deeltjes in beweging brengen.<br />

Een elektrische centrale dient eveneens om elektronen te laten stromen, maar die doet dat héél<br />

krachtig. Experimentjes die je in de klas met een batterij doet, zijn levensgevaarlijk als je ze met<br />

stroom uit het stopcontact doet!<br />

WIST JE DAT?<br />

Elektrische stroom die door een circuit loopt, levert energie. Die kan motoren doen draaien, zoemers<br />

doen zoemen, lampjes doen branden, warmte leveren. In gloeilampen zit een speciale draad die heel<br />

heet wordt als er stroom door loopt. Zo heet dat hij gaat gloeien en licht geeft. Wij gebruiken gloeilampen<br />

voor het licht, maar eigenlijk gaat het grootste deel van de stroom verloren aan het produceren<br />

van warmte. Bij spaarlampen, TL -lampen en led’s is dat niet zo.<br />

Elektronen zijn negatief geladen. Ze verlaten je batterij aan de negatieve pool (het lange lipje) en<br />

stromen doorheen je stroomkring naar de positieve pool (het korte lipje). Ronde batterijen hebben<br />

ook een negatieve pool (de vlakke kant) en een positieve pool (het dikke dopje aan het andere eind).<br />

Als je ergens een batterij in stopt, zorg dan altijd dat de polen op de juiste plaats zitten, anders wil de<br />

stroom niet lopen.<br />

De signalen in je zenuwen zijn ook elektrische stroompjes.<br />

DOE HET ZELF<br />

Kun je een manier bedenken om een lampje te doen branden (of een bel te doen gaan) telkens als de<br />

deur open gaat?<br />

TIP<br />

Je fietsdynamo zet beweging om in<br />

elektriciteit. Je kunt er een fietslampje<br />

mee doen branden, maar als je maar<br />

hard genoeg fietst lever je zelfs<br />

genoeg energie om een mixer te<br />

doen draaien. Zou je hard genoeg<br />

kunnen fietsen om een tv te doen<br />

spelen? Kom het maar eens proberen<br />

in <strong>Technopolis</strong>.<br />

<strong>Technologische</strong> <strong>Opvoeding</strong> 7


LEERKRACHTENFICHE<br />

Voor de leerkracht<br />

Didactische tips<br />

Zorg dat de leerlingen geleiders van dezelfde lengte meten, om de resultaten te kunnen vergelijken.<br />

Probeer ook eens bij eenzelfde materiaal de afstand tussen de contactpunten steeds groter te maken,<br />

eventueel tot het lampje niet meer brandt.<br />

Vraag aan de leerlingen of een lampje een geleider is. Laat ze het uitproberen door de spijkers tegen<br />

de onderkant en de schroefdraad van een lampje te houden, of tegen beide aansluitingen op een<br />

lampvoetje-met-lamp. En hoe zit het met een ‘echte’, grote gloeilamp?<br />

Hou een breinstorm in de klas. Waaraan denken de leerlingen allemaal bij het woord elektriciteit?<br />

Zet de kernthema’s en kernbegrippen op het bord. En zorg dat in ieder geval de veiligheid aan bod<br />

komt, zeker als ze nadien proefjes gaan doen.<br />

Sta ook stil bij de maatschappelijke relevantie. Hoe zou onze wereld er uitzien zonder elektriciteit?<br />

Waar zou je dan energie moeten halen (water, wind, paarden, mensen). Heeft elektriciteit ook nadelen<br />

(levensgevaar, aanzetten tot gemakzuchtige verspilling van energie, milieuvervuiling – of zou die zonder<br />

elektriciteit nog groter zijn?). Wegen die nadelen op tegen de voordelen? Moeten we als samenleving<br />

niet meer investeren in wetenschap en techniek, als je ziet hoeveel nut en comfort die ons al hebben<br />

opgeleverd?<br />

Haal een elektricien naar de klas. Zo komen niet enkel de boeiende kanten van elektriciteit aan bod,<br />

maar ook die van een technisch beroep. Coördineer met de redactie van het schoolkrantje, zodat er<br />

een verslag in het krantje of op de webstek komt.<br />

Breng een paar gloeilampen, TL-lampen en spaarlampen mee naar de klas, laat ze een tijdje branden<br />

en laat de leerlingen het verschil in afgegeven warmte ervaren. Misschien lukt het ook om in de<br />

meterkast het verschil in verbruik waar te nemen.<br />

Gloeilampen zetten elektriciteit om in warmte. Elektrische centrales doen net het omgekeerde.<br />

Ze verbranden brandstoffen of ze splijten splijtstoffen om er warmte mee te produceren. Daarmee<br />

maken ze vervolgens stoom en met die stoom doen ze een generator draaien. Een generator is een<br />

grote versie van een fietsdynamo: een bewegend magneetveld levert elektriciteit op.<br />

Organiseer een bezoek aan een elektrische centrale.<br />

Veel experimenteerboekjes vermelden de proef met de appelbatterij: duw een plaatje koper en een<br />

plaatje zink in een appel (of een aardappel, een citroen, een opgelegde komkommer). Verbind een<br />

lampje aan de ene kant met het koper en aan de ander kant met het zink en er gaat een stroom lopen<br />

die het lampje zou moeten doen branden. Het principe klopt, maar in de praktijk wil de stroom wel<br />

eens te zwak uitvallen om het lampje te doen branden. Als je hem toch wilt doen, probeer de proef<br />

dan eerst zelf uit, en vervang eventueel het lampje door een led. Die vraagt minder energie, maar<br />

zelfs dan is succes niet gegarandeerd.<br />

<strong>Technologische</strong> <strong>Opvoeding</strong> 8


LEERKRACHTENFICHE<br />

Eerst zelf uitproberen is trouwens een goede regel voor elke proef. Er kunnen altijd praktische details<br />

zijn waar je niet aan gedacht had, en waarvan de beschrijver van de proef niet kon voorzien dat ze<br />

zouden opduiken.<br />

Laat de leerlingen hun opgedane kennis toepassen in probleemoplossend denken en handelen.<br />

Bedenk bijvoorbeeld met de klas manieren om een lampje te doen branden als de klasdeur opengaat.<br />

Laat ze de eenvoudigste oplossing ook bouwen, eerst op een model en nadien eventueel op de echte<br />

deur. De klassieke oplossing in winkels is een metalen plaatje dat aan de deur bevestigd is, en langs<br />

twee contactpunten passeert als de deur geopend wordt. Maar je zou ook een contactpunt onderaan<br />

de deur kunnen bevestigen, dat contact maakt met een contactpunt op de deurstopper die in de<br />

vloer geschroefd is.<br />

En waarom geen lampje dat brandt als de deur dicht is (contact op de deur en in de deurstijl) en<br />

dooft als de deur open is? (Het eenvoudigst om te construeren, maar met één groot nadeel: een<br />

gedoofd lampje kan betekenen "deur open", maar ook "lampje kapot". In principe zou een verkeerslicht<br />

kunnen werken met een rode lamp, die uit is als je door mag, maar precies om het probleem<br />

van de dubbele betekenis te vermijden, gaat in een verkeerslicht niet alleen de ene lamp uit, maar<br />

tegelijk de andere aan.)<br />

Als de leerlingen er zelf niet op komen, geef dan aan dat een dergelijk systeem bruikbaar is als<br />

alarminstallatie (en in de praktijk soms ook zo gebruikt wordt).<br />

Kunnen de leerlingen een manier bedenken om een signaal te krijgen als het bad vol is?<br />

(Hang een plankje in het bad met twee contactpunten, eentje onderin het bad en eentje op de<br />

gewenste waterhoogte. Zodra het water hoog genoeg is, maakt het verbinding met beide contactpunten<br />

en is de stroomkring gesloten.)<br />

Een leuk proefje is de bibberspiraal: plooi een<br />

figuur in ijzerdraad en verbind ze, via een<br />

lampje, met een pool van een batterij.<br />

De andere pool verbind je met een draad die<br />

je in een lusje plooit. De kunst is om met het<br />

lusje over de figuur te gaan, zonder dat lusje<br />

en figuur elkaar raken. Zodra je raakt, is het<br />

circuit gesloten en gaat het lampje branden.<br />

Zelf zo’n bibberspiraal maken kan ook een<br />

leuke les technologische opvoeding opleveren.<br />

In <strong>Technopolis</strong> maakten de leerlingen (een heel zwakke) stroom door een magneet doorheen een<br />

spoel te bewegen. Andersom kan ook: als er stroom door een spoel loopt, ontstaat in de spoel een<br />

magneetveld. Omwikkel een drinkrietje van 5 cm lang met geïsoleerde zwakstroomdraad (wikkel de<br />

draad in drie laagjes omheen het rietje). Sluit de einden van de draad aan op een platte batterij.<br />

Hou een naald een klein beetje in het rietje. Het magneetveld is sterk genoeg om de naald te laten<br />

zweven in het rietje.<br />

In <strong>Technopolis</strong> vinden de leerlingen het antwoord op de vraag of je met een fietsdynamo een tv kunt<br />

aandrijven. In de praktijk moeten ze met twee fietsen om voldoende energie te leveren. (Al zou het<br />

met een ideale fiets en dynamo, met zo weinig mogelijk wrijvingsverlies, net moeten lukken om het<br />

heel even in je eentje te doen.)<br />

<strong>Technologische</strong> <strong>Opvoeding</strong> 9


LEERKRACHTENFICHE<br />

Achtergrond<br />

<strong>Elektriciteit</strong> komt neer op elektronen die doorheen een stof bewegen. Elektronen bewegen altijd,<br />

maar normaal doen ze dat omheen de kern van het atoom waarin ze thuishoren. Zo’n atoom is elektrisch<br />

neutraal, omdat de kern evenveel positieve protonen bevat als er negatieve elektronen omheen<br />

cirkelen. Zolang de elektronen blijven waar ze horen, is een stof elektrisch neutraal. In sommige stoffen,<br />

vooral metalen, kunnen de elektronen echter vrij van atoom naar atoom bewegen. Die beweging<br />

noemen we elektrische stroom.<br />

Helemaal vrij is die beweging niet. De elektronen ondervinden weerstand. Die hangt onder andere af<br />

van de chemische samenstelling van de stof: het ene atoom laat de elektronen al wat vlotter passeren<br />

dan het andere. Maar de weerstand hangt ook af van de diameter van de stroomdraad: door een<br />

brede rivier kan ook meer water stromen dan door een smalle beek. Hoe meer weerstand de elektronen<br />

ondervinden, hoe harder ze moeten ‘werken’ om vooruit te komen, en hoe meer warmte daarbij<br />

ontstaat. Op dat principe zijn gloeidraden en de achterruitverwarming gebaseerd. De dunne draadjes<br />

van de achterruitverwarming worden warm, de dikkere stroomdraden ernaartoe niet.<br />

Stromende elektronen produceren ook een magneetveld, en dat kan weer invloed uitoefenen op<br />

metalen en op andere magneten. Zo kun je een motor in beweging krijgen.<br />

De energie die stromende elektronen kunnen leveren hangt af van twee zaken: de stroomsterkte<br />

(uitgedrukt in ampère, A) en de spanning (uitgedrukt in volt, V). De stroomsterkte is de hoeveelheid<br />

elektronen die per seconde op een bepaald punt passeren. Bij stromend water, bijvoorbeeld een<br />

rivier, zouden we dat het debiet noemen. De spanning is de ‘push’ die achter de stromende elektronen<br />

zit. Bij een emmer water met onderin een gat zou de spanning overeen komen met de hoogte van<br />

het water in de emmer. Hoe groter het gat in de emmer en hoe hoger het water staat, hoe meer<br />

energie de spuitende straal levert. Hoe groter de stroomsterkte en hoe hoger de spanning, hoe meer<br />

energie een elektronenstroom kan leveren.<br />

Het vermogen (de energie die een systeem per seconde kan leveren) drukken we uit in watt<br />

(symbool: W). Als je de stroomsterkte en de spanning met elkaar vermenigvuldigt, krijg je het vermogen<br />

van je elektrische stroom. Met andere woorden: 1 watt is 1 ampère maal 1 volt. Een wafelijzer van<br />

2300 watt heeft bij een spanning van 230 volt een stroom van 10 ampère nodig om op vol vermogen<br />

te kunnen werken.<br />

Je betaalt de elektriciteitsmaatschappij niet voor het beschikbare vermogen (de energie die ze per<br />

seconde kán aanleveren) maar voor de energie die ze effectief geleverd heeft. Met andere woorden:<br />

het vermogen maal de tijd dat je van dat vermogen gebruik gemaakt hebt. Eigenlijk zou die energie<br />

moeten uitgedrukt worden in wattseconde (de eenheid van vermogen maal de eenheid van tijd).<br />

Maar de elektriciteitsmaatschappijen kiezen meestal voor een eenheid die zich iets gemakkelijker laat<br />

‘aanvoelen’ en die geen onhandig grote getallen op de factuur oplevert: kilowattuur (het vermogen,<br />

in eenheden van duizend watt tegelijk, maal de tijd in uren).<br />

Op elektrische schema’s wordt de richting van de stroom steeds aangeduid van positief naar negatief.<br />

Dat is nog een conventie uit de tijd toen men enkel wist dat er twee soorten elektrische lading<br />

waren, die men willekeurig ‘positief’ en ‘negatief’ had gedoopt. Intussen weten we dat er zich eigenlijk<br />

negatief geladen elektronen verplaatsen, en die lopen van een plaats waar er elektronen te veel<br />

zijn (en die dus negatief geladen is), naar een plaats waar er elektronen te kort zijn (positief). In werkelijkheid<br />

lopen de elektronen dus net andersom als de ‘stroom’ die in de schema’s wordt aangegeven.<br />

Een historische erfenis waar we mee zitten.<br />

<strong>Technologische</strong> <strong>Opvoeding</strong> 10


LEERKRACHTENFICHE<br />

Quiz<br />

Kan door de leerlingen individueel, in kleine groepjes of in de klasgroep opgelost worden, al dan niet<br />

in wedstrijdvorm. Het antwoord staat tussen haakjes.<br />

Uiteraard kunt u naar hartelust zelf vragen toevoegen of schrappen. Deze vragen kunnen u alvast op<br />

ideeën brengen.<br />

Sommige vragen gaan iets verder dan de ‘leerstof’, om de quiz spannend te houden, en om het<br />

doordenken te stimuleren. Die vragen kunnen de leerlingen niet beantwoorden, enkel uitgaande van<br />

wat ze leerden. Deze quiz is dus niet bruikbaar, en ook niet bedoeld, als toets. De ‘diepere’ vragen<br />

kunnen wel een aanleiding zijn tot opzoekingswerk in de bibliotheek of op het internet. Aan u om te<br />

beoordelen welke vragen bruikbaar zijn voor uw klasgroep.<br />

• Het plastic rond een elektriciteitsdraad zorgt er in de eerste plaats voor dat die draad netjes en<br />

onbeschadigd blijft. (Nee)<br />

• Een dikke draad wordt sneller heet dan een dunne, omdat er meer stroom doorheen kan. (Nee)<br />

• Een dunne draad wordt sneller heet dan een dikke, omdat hij meer weerstand biedt aan de<br />

stroom die er doorheen wil. (Ja)<br />

• <strong>Elektriciteit</strong> kan je ruiken. (Nee)<br />

• Als er in een serieschakeling 1 lampje stuk is, doen de andere het ook niet meer. (Ja)<br />

• Een sinaasappel is een geleider. (Ja, toch binnenin)<br />

• Mensen zijn geleidend. (Ja)<br />

• Als je een draad wilt isoleren, kun je hem omwikkelen met stof. (Ja, als er geen gaatjes in de stof<br />

zitten en als de stof niet nat kan worden.)<br />

• Als een elektromagneet (een spoel) geen stroom meer krijgt, is ze niet langer magnetisch. (Ja)<br />

• Als je het licht aansteekt met een schakelaar, open je eigenlijk een stroomkring. (Nee)<br />

• Je kunt een batterij testen door de lipjes tegen je tong te houden. Als je tong tintelt is de batterij<br />

nog goed, want het tintelen bewijst dat er een zwak stroompje door je tong loopt. (Ja)<br />

• Dezelfde proef lukt ook met de elektriciteitsdraden thuis. (Nee!!)<br />

• Een frisdrank prikt op je tong omdat de ontploffende belletjes een beetje stroom produceren.<br />

(Nee, omdat de belletjes een zuur bevatten, koolzuur.)<br />

• Een winkelbel rinkelt omdat je met de bovenkant van de deur eventjes een stukje koper tegen de<br />

twee einden van een stroomkring duwt, waardoor de kring een ogenblik gesloten wordt. (Ja)<br />

• In een fietsdynamo zit een magneet. (Ja)<br />

• Hoe kun je ervoor zorgen dat je ziet wanneer een stroomkring gesloten is ? (Neem er een lampje<br />

in op.)<br />

<strong>Technologische</strong> <strong>Opvoeding</strong> 11


LEERLINGENFICHE<br />

Quizformulier<br />

Het plastic rond een elektriciteitsdraad zorgt er in de eerste plaats voor<br />

dat die draad netjes en onbeschadigd blijft.<br />

Een dikke draad wordt sneller heet dan een dunne, omdat er meer<br />

stroom doorheen kan.<br />

Een dunne draad wordt sneller heet dan een dikke, omdat hij meer<br />

weerstand biedt aan de stroom die er doorheen wil.<br />

<strong>Elektriciteit</strong> kan je ruiken.<br />

Als er in een serieschakeling 1 lampje stuk is, doen de andere het ook<br />

niet meer.<br />

Een sinaasappel is een geleider.<br />

Mensen zijn geleidend.<br />

Als je een draad wilt isoleren, kun je hem omwikkelen met stof.<br />

Als een elektromagneet (een spoel) geen stroom meer krijgt, is ze niet<br />

langer magnetisch.<br />

Als je het licht aansteekt met een schakelaar, open je eigenlijk een<br />

stroomkring.<br />

Je kunt een batterij testen door de lipjes tegen je tong te houden. Als je<br />

tong tintelt is de batterij nog goed, want het tintelen bewijst dat er een<br />

zwak stroompje door je tong loopt.<br />

Dezelfde proef lukt ook met de elektriciteitsdraden thuis.<br />

Een frisdrank prikt op je tong omdat de ontploffende belletjes een beetje<br />

stroom produceren.<br />

Een winkelbel rinkelt omdat je met de bovenkant van de deur eventjes<br />

een stukje koper tegen de twee einden van een stroomkring duwt,<br />

waardoor de kring een ogenblik gesloten wordt.<br />

In een fietsdynamo zit een magneet.<br />

Hoe kun je ervoor zorgen dat je ziet wanneer een stroomkring gesloten is?<br />

. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .<br />

. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .<br />

<strong>Technologische</strong> <strong>Opvoeding</strong> 12<br />

Ja<br />

Nee


LEERKRACHTENFICHE<br />

Eindtermen<br />

Er zijn twee eindtermen die dicht aansluiten bij de leerinhoud van deze les: wereldoriëntatie Techniek<br />

2.2 en 2.4.<br />

2.2 De leerlingen kunnen van voorzieningen of voorwerpen uit hun omgeving aangeven welke de<br />

energiebron is die verantwoordelijk is voor de waargenomen beweging, verwarming of verlichting.<br />

2.4 De leerlingen kunnen van een bestaande constructie en van een constructie die ze zelf willen<br />

maken, zeggen aan welke eisen ze moeten voldoen.<br />

Hieronder volgt een uitgebreide lijst van eindtermen die op deze les van toepassing zijn.<br />

Brongebruik<br />

01. De leerlingen kunnen op eigen niveau verschillende informatiebronnen raadplegen.<br />

Wereldoriëntatie<br />

1.11 De leerlingen kunnen van courante voorwerpen uit hun omgeving zeggen uit welke materialen<br />

en grondstoffen ze gemaakt zijn.<br />

1.12 De leerlingen kunnen gericht waarnemen met al hun zintuigen en kunnen waarnemingen op een<br />

systematische wijze noteren.<br />

1.13 De leerlingen kunnen minstens één natuurlijk verschijnsel dat ze waarnemen via een eenvoudig<br />

onderzoekje toetsen aan een hypothese.<br />

1.18 De leerlingen tonen zich in hun gedrag bereid om in de eigen klas en school zorgvuldig om te<br />

gaan met papier, water, afval en energie.<br />

Wereldoriëntatie mens<br />

03. De leerlingen kunnen in concrete situaties voldoende zelfvertrouwen tonen, gebaseerd op kennis<br />

van het eigen kunnen (attitude).<br />

Wereldorientatie technologie<br />

De leerlingen kunnen van voorzieningen of voorwerpen uit hun omgeving aangeven welke de energiebron<br />

is die verantwoordelijk is voor de waargenomen beweging, verwarming of verlichting.<br />

(basisinzichten techniek 2.2)<br />

De leerlingen kunnen van een bestaande constructie en van een constructie die ze zelf willen maken,<br />

zeggen aan welke eisen ze moeten voldoen. (technisch proces 2.4)<br />

<strong>Technologische</strong> <strong>Opvoeding</strong> 13


LEERKRACHTENFICHE<br />

De leerlingen kunnen materialenkennis en kennis van constructie- en bewegingsprincipes aanwenden<br />

bij het plannen en maken van een eigen constructie. (technisch proces 2.5)<br />

De leerlingen kunnen aan de hand van een al dan niet zelfgemaakte eenvoudige werktekening of<br />

handleiding het geschikte materiaal en gereedschap kiezen en daarmee de constructieactiviteit stap<br />

voor stap juist en veilig uitvoeren. (technisch proces 2.6)<br />

De leerlingen kunnen bij het monteren/demonteren van een constructie hun materialenkennis en hun<br />

kennis van constructie- en bewegingsprincipes functioneel toepassen. (technisch proces 2.7)<br />

De leerlingen kunnen eigen werkwijzen vergelijken met andere werkwijzen en een oordeel geven<br />

daarover. (technisch proces 2.8)<br />

De leerlingen brengen waardering op voor eenvoudige, inventieve technieken en voor esthetische<br />

aspecten van technische constructies en voorwerpen. (attitudes 2.9)<br />

De leerlingen tonen zich bereid nauwkeurig en veilig te werken, geen materiaal te verkwisten en zorg<br />

te dragen voor hun gereedschap. (attitudes 2.10)<br />

Nederlands<br />

De leerlingen kunnen de informatie achterhalen in:<br />

1.1 een voor hen bestemde mededeling met betrekking tot het school- en klasgebeuren.<br />

1.5 een uiteenzetting of instructie van de leerkracht.<br />

De leerlingen kunnen op basis van, hetzij de eigen mening, hetzij informatie uit andere bronnen,<br />

de informatie beoordelen die voorkomt in:<br />

1.8 een discussie met bekende leeftijdgenoten.<br />

1.9 een gesprek met bekende leeftijdgenoten.<br />

De leerlingen kunnen het gepaste taalregister hanteren als ze:<br />

2.2 aan iemand om ontbrekende informatie vragen.<br />

2.3 over een op school behandeld onderwerp aan de leerkracht verslag uitbrengen.<br />

2.5 vragen van de leerkracht in verband met een behandeld onderwerp beantwoorden.<br />

2.6 van een behandeld onderwerp of een beleefd voorval een verbale/non-verbale interpretatie brengen,<br />

die begrepen wordt door leeftijdgenoten.<br />

2.7 bij een behandeld onderwerp vragen stellen die begrepen en beantwoord kunnen worden door<br />

leeftijdgenoten.<br />

2.8 een instructie geven zodat iemand die vertrouwd is met de situatie, ze kan uitvoeren.<br />

2.9 in een gesprek kritisch reageren op de vragen en opmerkingen van bekende volwassenen.<br />

2.10 tijdens een discussie met bekende volwassenen over een behandeld onderwerp passende argumenten<br />

naar voren brengen.<br />

3.1 De leerlingen kunnen de informatie achterhalen in voor hen bestemde instructies voor handelingen<br />

van gevarieerde aard.<br />

3.4 De leerlingen kunnen de informatie ordenen die voorkomt in voor hen bestemde school- en studieteksten<br />

en instructies bij schoolopdrachten.<br />

<strong>Technologische</strong> <strong>Opvoeding</strong> 14


LEERKRACHTENFICHE<br />

4.1 De leerlingen kunnen overzichten, aantekeningen, mededelingen op- en overschrijven.<br />

4.6 De leerlingen kunnen schriftelijk antwoorden op vragen over verwerkte inhouden.<br />

4.7 De leerlingen kunnen hun teksten verzorgen rekening houdende met handschrift, lay-out en spellingsregels.<br />

4.8 De leerlingen ontwikkelen bij het realiseren van de eindtermen voor spreken, luisteren, lezen en<br />

schrijven de volgende attitudes:<br />

- spreek-, luister-, lees- en schrijfbereidheid<br />

- plezier in luisteren, spreken, lezen en schrijven<br />

- bereidheid tot nadenken over het eigen luister-, spreek-, lees en schrijfgedrag<br />

- bereidheid tot het naleven van luister-, spreek-, lees- en schrijfconventies<br />

- weerbaarheid<br />

5. De leerlingen kunnen vaardigheden/strategieën in verband met luisteren, spreken, lezen en schrijven<br />

aanwenden die nodig zijn om de respectievelijke eindtermen te realiseren.<br />

Muzische vorming<br />

1.1 De leerlingen kunnen blijvend nieuwe dingen uit de eigen omgeving ontdekken.<br />

1.2 De leerlingen kunnen door betasten en voelen (tactiel), door kijken en zien (visueel) impressies<br />

opdoen, verwerken en erover praten.<br />

1.3 De leerlingen kunnen beeldinformatie herkennen, begrijpen, interpreteren en er kritisch tegenover<br />

staan.<br />

Sociale vaardigheden<br />

03. De leerlingen kunnen zorg opbrengen voor iets of iemand anders.<br />

04. De leerlingen kunnen hulp vragen en zich laten helpen.<br />

Leren leren<br />

1. De leerlingen kunnen losse gegevens verwerven en gebruiken door ze betekenis te geven en te<br />

memoriseren.<br />

2. De leerlingen kunnen op systematische wijze verschillende informatiebronnen op hun niveau zelfstandig<br />

gebruiken.<br />

3. De leerlingen kunnen op systematische wijze samenhangende informatie (ook andere dan teksten)<br />

verwerven en gebruiken.<br />

4. De leerlingen kunnen eenvoudige problemen op systematische en inzichtelijke wijze oplossen.<br />

<strong>Technologische</strong> <strong>Opvoeding</strong> 15


LEERKRACHTENFICHE<br />

5. De leerlingen kunnen, eventueel onder begeleiding:<br />

- hun lessen, taken en opdrachten plannen en organiseren<br />

- hun eigen leerproces controleren en bijsturen<br />

6. De leerlingen kunnen op hun niveau leren met:<br />

- nauwkeurigheid<br />

- efficiëntie<br />

- wil tot zelfstandigheid<br />

- voldoende zelfvertrouwen<br />

- houding van openheid<br />

- kritische zin<br />

<strong>Technologische</strong> <strong>Opvoeding</strong> 16

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!