Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
D F,<br />
h E V E N S<br />
V A N<br />
PLUTARCHUS.
D E<br />
L E V E N S<br />
V A N<br />
D O O R L U C H T I G E<br />
GRIEKEN EN ROMEINEN,<br />
ONDERLING VERGELEKEN,<br />
DOOK.<br />
PLUTARCHUS:<br />
IT HET OORSP RONKELYKE GRIEKSCH , GEHEEL OP NIEUW VER.<br />
YAALD, EN MET ZEER VELE AANTEEKENINGEN OPGEHELDERD,<br />
DOOR.<br />
ET. WASSENBERGH EN H. BOSSCHA,<br />
HOOGLEERAREN TE FRANEKER EN GRONINGEN.<br />
D E R T T E N D E DEEL.<br />
MET PLATEN.<br />
TE AMSTERDAM, BY<br />
JOHANNES ALLART,<br />
M D C C C I X,
H E T<br />
L E V E N<br />
V A N<br />
G A L B A.<br />
XIII. DEEL. A,
H E T<br />
L E V E N<br />
VAN<br />
G A L B A.<br />
De Atheenfche veldheer IPHICRATES<br />
wilde, dat een bezoldigd krygsman een<br />
liefhebber ware van geld en zinnelyk ver<br />
maak , opdat hy, middelen zoekende om<br />
die driften voldaan te krygen^ des te moe<br />
diger in den itryd zoude zyn. Doch de<br />
meesten zyn van oordeel, dat het krygs»<br />
volk, even als een fterk lichaam (0), nimmer<br />
(Ö) Het kwam ons met REISKE voor, d«c<br />
men de gewone lezing , waarin DU SOUL ert<br />
IRYANE verandering wilden ronken, wel kan behouden,<br />
en dat de fchryver wil zeggen, dat gelyk<br />
het menfchelyk lichaam in het gebruik va^t<br />
2yne krachten, die anders gevaarlyk konden worden,<br />
beftuurd wordt door het hoofd of de zie! 3<br />
zo ook een lichaam van krygsvolk, welks krach-<br />
A a t«*a»
1 H E T L E V E N<br />
mer uit eigene beweging handelen, maar<br />
in zyne • bewegingen den veldheer vol<br />
gen moet. Dus verhaalt men ook , dat<br />
PAULUS EMILIUS, toen hy het leger,<br />
't welk by in Macedonië overnam, vol<br />
fnappers en bemoeiallen vond, die her.<br />
opperbevel mede wilden voeren, een be.<br />
vel deed uitgaan , waarby elk gelast<br />
wierd zyne hand gereed, en zyn zwaard<br />
wel fcherp te hebben, maar al het ove<br />
rige voor rekening van hem te laten. Ook<br />
begreep PLATO, dat de beste veldheer<br />
en bevelhebber niets kan uitrechten, wan<br />
neer by het leger geene goede tucht en<br />
gehoorfaamheid plaats heeft j en dat de<br />
deugd van gehoorfamen, zo wel als van<br />
gebieden, eenen rechtfehapen inborst vor<br />
dert, en eene verftandige opvoeding, die<br />
vooral het oplopende en driftige door<br />
zachtheid en menschlievendheid tempert;<br />
en voor deze. zyne ftelling heeft hy tot<br />
bewyzen en voorbeelden, behalven vele<br />
an-<br />
ten, kwalyk gebruikt, nog des te gevaarlyker zyn<br />
zouden, niet uit eigene beweging en drift moet<br />
bandelen, maar zich werktuiglyk door het opper<br />
hoofd moet laten bewegen.
T A » GALBA, f<br />
andere droevige ondervindingen, byzonder<br />
datgene , 't welk den Romeinen na den<br />
dood van NERO is overgekomen , waaruit<br />
blykt, dat in een gebied niets verfchrikke-<br />
lyker kan zyn, dan eene krygsmagt, die<br />
naar domme en drieste driften te werk<br />
gaat. Te recht vergeleek hierom ook DE-<br />
MADES het Macedonisch leger, na den<br />
dood van ALEXANWKK, by den Cykloop,<br />
dien het oog was uitgeftoken (b~), daar hy<br />
hetzelve velerhande ongeregelde en wilde<br />
bewegingen zag maken. Maar het ging<br />
met de fchokken en bewegingen van het<br />
Romeinfche gebied omtrent zoo als met die<br />
van de Titanen in de fabel; daar hetzelve,<br />
in vele gedeelten vaneengefcheurd, tevens<br />
van alle kanten weder op zich zeiven ne-«<br />
derftortede, niet zo zeer door de heersch-<br />
zucht der genen, die tot Imperatoren wier<br />
den uitgeroepen, als wel door de fchraap.<br />
zucht en losbandigheid van het krygsvolk,<br />
't welk telkens den eenen Imperator door<br />
den anderen wegdreef, zo als men den<br />
eenen fpyker wegdryft door den anderen.<br />
Dio-<br />
(£) De bekende Cycloop POLYPHEMUS, diea<br />
door ULYSSES het oog werd uitgeftoken.<br />
A 3
& B E T L E V E N<br />
DiONVSius, fpottende met de fchielyké'<br />
ïotverwisfeling van PHER^EUS, die, nadac<br />
hy flechts tien maanden de opperheer-<br />
fchappy in Thesfalië gevoerd had , reeds<br />
om 't leven werd gebracht, noemde den-<br />
zelven eenen Tyran van de Tragedie.- Maar<br />
het Palatium en Vorftelyk huis der Cé-<br />
zars heeft binnen nog koneren tyd vier<br />
Imperators gehad, daar de een als 't ware<br />
ten toneele wierd opgeleid, en de andere<br />
hetzelve moest verlaten (cj. Echter bleef<br />
voor het ongelukkig volk deze ééne troost<br />
over, dat zy geene andere wraak voor de<br />
bewerkers van dat kwaad nodig hadden,<br />
vermids zy hen onderling zich zeiven zagen<br />
om hals brengen, en wel in de eerfte<br />
plaats, en met het hoogfte recht, den ge<br />
nen, die hen door een valsch lokaas had<br />
bedrogen, en hen uit de verandering van<br />
eenen CJSSAR ZÓ veel had geleerd te ho<br />
pen, als hy zelf hun beloofde, eh die de<br />
- edel-<br />
• (V) GALBA, OTHO, VITELLIUS, VESPASIA»<br />
BUS, Met de befchryving van PLUTARCHUS<br />
yan de toenmalige gefteldheid des Romeinfchen<br />
igebieds verdient vergeleken te worden die van<br />
TACIXUS in 't begin van zyne Gelchiedenisfen.
V A N G A L B A.<br />
edelfte daad , den opdand tegen NÊ&Ö,'<br />
fchandvlekte door de beloningen, dïe by<br />
daarby voegde, waardoor dezelve toe een<br />
verraad werd gemaakt.<br />
Namelyk NYMPHIDIUS SABINUS, die,<br />
zo als wy te voren gezegd hebben (i),.<br />
Préfect van.de lyfwacht was met TSGIL-<br />
L I N u s , toen het met de zaken van N E-<br />
R o wanhopig ftnnd, en deze, zo als<br />
bleek, - zich gereed maakte om naar Egïpte<br />
te vluchten, haalde het krygsvolk over<br />
om, even als ware NERO reeds weg en<br />
werkelyk op de vlucht, GAL BA als Imperator<br />
uitteroepen, en loofde tot heloning.<br />
uit aan ieder der zoldaten van de ftad en<br />
van de lyfwacht zevenduizend en vyfhon-derd<br />
drachmen, en aan die van de winge,<br />
westen ieder twaalfhonderd en vyftig: eene<br />
zom<br />
00 Daar het hier aangehaalde nergens in deze<br />
Levens van PLUTARCHUS voorkoomt, mag men<br />
befluiten, dat het leven van NERO- en welligt ook<br />
die van de voorgaande Imperators, mede door<br />
onzen Schryver geboekt doch niet tot ons geko<br />
men zyn. Zo geeft hy ook aan 't flot der levens-<br />
befchryving van OTHO te kennen, dat hy het le<br />
ven van VITELLIUS befchreven heeft, 't welk<br />
almede niet voorhanden is.<br />
A 4
ï SET L E V E N<br />
zom zoo groot, dat het onmogelyk was<br />
dezelve byeen te krygen, zonder tiendui.<br />
zendmaal meer onheils over hef gehele<br />
volk te brengen, dan NERO veroorzaakt<br />
had. Hierdoor toch werd wel de ondergang<br />
van NERO voltooid, maar ook wel.<br />
dra GAL BA zelf ten val gebracht: want<br />
den eerften vielen zy af om de beloofde<br />
beloning te ontvangen , en den katften,<br />
om dat hun dezelve niet wierd gegeven.<br />
Terwyl zy vervolgens iemand zochten om<br />
hun die zom gelds te geven, zagen zy<br />
door gedurigen afval en herhaald verraad<br />
zich zeiven eer uitgeput, dan zy den gehoopten<br />
loon magtig wierden. Dan dit<br />
alles in byzonderheden naauwkeurig te ver.<br />
halen, is het werk van eenen eigenlyken<br />
gefchiedfchryver: ik heb flechts te zorgen,<br />
dat ik de merkwaardige omftandigheden in<br />
de daden en lotgevallen der CAESARS niet<br />
met ftilzwygen voorbygaa.<br />
Het is buiten tegenfpraak, dat SULPI-'<br />
cius GALBA de rykfte was van alle andere<br />
burger.perzonen, die in het geflacht<br />
der CAESARS zyn ingedrongen. En daar<br />
hy zich, door zyne afkomst uit het ge.<br />
flacht der SERVIUSSEN, op eene zeer<br />
aan-
V A N G A L B A.<br />
aanzienlyke geboorte kon beroemen , liet<br />
hy zich nog meer voorftaan op zyne ver.<br />
wantfchap met CATULUS (e), een man,<br />
die in deugd en achting de eerfte was van<br />
alle zyne tydgenoten, fchoon hy den voor<br />
rang van grote magt gaarne aan anderent<br />
afftond. Daarby Hond GAL BA ook nog<br />
in eenige betrekking van verwantfchap met<br />
LI VIA, de gemalin van AUGUSTUS, en<br />
het was door hare gunst, dat hy als Con-<br />
ful het Palatium verliet. Men pryst ook<br />
zeer zyn bewind over de legioenen in Ger-<br />
manië, en zegt, dat hy als Proconful van<br />
Afrika zich by uitftek heeft onderfcheiden.<br />
Dan zyne eenvoudige levensvvyze, en zyne<br />
fpaarfaamheid en karigheid, werden hem,<br />
toen hy Imperator was geworden, als ge<br />
breken van eenen al te bekrompen geesr.<br />
toegerekend, waarvan hy niet dan eenen<br />
fchralen roem van huishoudelykheid en zui<br />
nigheid behaalde. Hy werd met het op-<br />
perkrygsbewind naar Spanje gezonden door<br />
NERO, toen deze nog niet geleerd had<br />
bur-<br />
(
io H E T L E V E N<br />
burgers in hoog bewind geplaatst re vre<br />
zen. En daar hy van aard zachtzinnig<br />
fcheen te zyn, verwekten zyne jaaren een<br />
ganftig denkbeeld van-voorziduigheid.<br />
Als nu fno: 3<br />
e Landvoogden de winge<br />
westen op eene vvre.le en onmcnfchetyke<br />
wyze mishandelden (f), was hy wel niet<br />
in ftaat om door andere middelen die<br />
kwaad te verhelpen ; doch evenwel door<br />
openlyk zyn leedwezen daarover te laten<br />
blyken, en deel te nemen in bet lyderi<br />
der verdrukten, bragt hy in zekeren zin<br />
verligting en troost toe aan die genen,<br />
welke onrechtvaardig behandeld en als Ha<br />
ven verkocht wierden. En als 'er fchimp-<br />
dïchten op NERO gemaakt, en overal ver-<br />
fpreid en gezongen wierden, ging hy zulks<br />
niet tegen, noch deelde in de verontwaar<br />
diging, welke de Landvoogden daarover<br />
betoonden: en dit maakte hem nog meer<br />
bemind by de ingezetenen; want hy was<br />
reeds<br />
- (/) Hy bedoelt die genen, welke door de lm-<br />
perators ter waarneming hunner zaken, en byzon-<br />
d'er tot het befhmr der geldmiddelen en het inza<br />
melen van penningen voor 's Vorften kas, naar<br />
de Provinciën gezonden werden.
V A N G A L B A . li<br />
reeds gemeenfaam met hun geworden, daar<br />
hy agt jaren lang het bewind in dat ge<br />
west had gevoerd , toen J U N I U S V I N -<br />
D E X , Proprét.or van Galliën, tegen N E K O<br />
ópftond. . Men verhaalt, dat hy, voordat<br />
de opftand openlyk was uitgeborften, eenen<br />
brief daarover van V I N D E X ontving, doch<br />
dat hy geen geloof daaraan floeg, noch<br />
de zaak ontdekte of aanbragt, zo als de<br />
overige Landvoogden deeden , die de brie<br />
ven aan hun gefchreven aan N E R O over<br />
zonden, en daardoor, zo veel in hun was,<br />
nadeel toebragten aan eene onderneming,<br />
waarin zy naderhand deel nemende beken<br />
nen moesten , dat zy even zo zeer zich<br />
zeiven als den ondernemer verraden had<br />
den. Maar als V I N D E X naderhand, toen<br />
hy openlyk den oorlog had verklaard,<br />
G A L B A door eenen brief aanporde , om<br />
de oppermagt te aanvaarden, en zich als*<br />
hoofd te voegen by het lichaam der Gal<br />
liërs, 't welk een hoofd nodig had, en<br />
genoegfame fterkte bezat , daar het hon<br />
derdduizend man werkelyk onder de wa<br />
penen had, en in (laat was om nog meer<br />
pnder de wapenen te brengen, raadpleegde<br />
hy hierover met zyne vrienden, van wel<br />
ken
12 HET L E V E N<br />
ken zommigen oordeelden, dat men voor<br />
als nog moest blyven, die men was, en<br />
afwachten, wat 'er te Rome gebeurde, en<br />
hoe daar over den opftand gedacht wierd:<br />
maar TITUS VINIUS (g), Préfect van de<br />
hof bende, zeide: „ waartoe toch, o GAL-<br />
„ B A ! zal dat marren dienen ? want in<br />
„ overweging te nemen, of wy NERO<br />
getrouw zullen blyven , is reeds op«<br />
„ ftand QJi). Een van beiden dus, gy<br />
„ moet, even als of NERO reeds voor<br />
„ vyand verklaard was, niet aarzelen om<br />
„ met VINDEX eene gemeene zaak te<br />
„ maken, of gy moet hem terftond aan-<br />
„ brengen en de wapenen tegen hem op-<br />
„ vatten, omdat hy u verkiest tot opper.<br />
hoofd der Romeinen, in plaats van den<br />
„ dwingeland NERO."<br />
Hierop liet GALBA openlyk by gefchrifc<br />
eenen dag aankondigen, waarop hy beloof,<br />
de aan elk, die het begeeren zoude, be-<br />
vry-<br />
(g) Dus fchynt de ware naam te zyn, en nier<br />
TITUS JUNIUS, gelyk XYLANDER wil. Zie<br />
ERNESTI ad Tacit. Hht. init.<br />
(A) Zo oordeelde ook TACITUS: qui delibe*<br />
rant, defciverunt.
V A N G A L B A . 13<br />
viyding van flaverny te zullen fchenken.<br />
Hec gerucht van de zaak , 't welk zich.<br />
vroegtydig verfprcid had, deed eene grote<br />
menigte menfchen opkomen , gereed om<br />
de omwenteling te voltooien. Zodra hy<br />
zich dus in het openbaar vertoonde, geze.<br />
ten op het verheven geftoelte, werd hy<br />
van allen eenftemmig voor Imperator uit<br />
geroepen. Hy wilde echter niet dadelyk<br />
dezen tytel aannemen, maar, nadat hy<br />
zware befchuldigingen tegen NERO had<br />
ingebracht, en op eenen klagenden toon<br />
vermeld den dood van zo velen der aan-<br />
zienlykfte mannen, die door NERO waren<br />
vermoord, verklaarde hy zich gereed om<br />
zyne zorg aan het vaderland te koste te<br />
leggen, niet onder den tytel van CES AR.<br />
of Imperator t maar onder dien van hoofd<br />
des Raads en des Volks van Rome. Dat<br />
nu VINDEX met recht en naar verdiende<br />
GALBA tot het bewind had geroepen,<br />
daarvan leverde het gedrag van NERO zei<br />
ven een fterkfprekend bewys op. Want<br />
daar deze zich hield, als of hy de bewe<br />
gingen in Galliè'n niet ter harte nam, en<br />
zich deswegen in 't geheel niet bekom,<br />
merde , vernam hy niet zo ras, wat 'er<br />
met
H E T L E V E N<br />
met GALBA was voorgevallen , 't welk'<br />
hem gemeld werd op het oogenblik, dat<br />
hy uit het bad komende zich aan tafel<br />
had gezet, of hy wierp in drift de tafel<br />
omver. Evenwel, nadat de Raad GALBA<br />
voor vyand verklaard had, nam hy by zy<br />
ne vrienden eene fpottende houding aan,<br />
en wilde den kloekmoedigen man verto-<br />
res, zeggende, dat hem. daar hy thans<br />
geld nodig had, geene kwade gelegenheid<br />
om zich te redden was ingevallen (/),<br />
want dat hy de goederen der Galliërs,<br />
wanneer die ondergebracht zouden zyn,<br />
voor buit zoude nemen, 't welk niet wei<br />
nig zoude aanbrengen, en wat de goede<br />
ren van GALBA betrof, daar deze voor<br />
vyand verklaard was, konden die terftond<br />
aangetast en verkocht worden. Hy gaf<br />
ook werkelyk bevel om GALBA'S goede,<br />
ren te verkopen: doch deze, zulks hoo-<br />
rende , kondigde insgelyks de verkoping<br />
aan van alles, wat NERO in Spanje be<br />
zat,<br />
6') Volgens de geraeene lezing zou het zyn<br />
,, geene kwade voor/pe/litig"; doch de verbetering<br />
van DU SOUL kwam ons hier aannemelyker<br />
voor.
V A N GALBA. i$<br />
«ai, en fcrèeg daartoe een groot aactal<br />
veel gereeder kopers.<br />
Daar nu meest allen NERO afvielen, en<br />
zich by GALBA voegden, bleven CLO-<br />
nïi'S MACER, die het bewind in Africa<br />
had, en VERGINIUS RUFUS, Bevelheb.<br />
ber van hét Germanifche krygsvolk in Gal-<br />
Hën, op zich zelven, zónder nogtans dcn-<br />
gelfdcn zin te volgen: want CLOPÏÜS<br />
di2 , v/reed en fchraapzuchtig van aard,<br />
zich geheel en al aan roof en moord l;?d<br />
overgegeven, 'toonde duidelyk nier. te we.<br />
ten, wac hy doen zoude, daarin rjamelyk,<br />
dat hy zich noch in het opperbewind<br />
durfde bevestigen, noch van hetzelve af.<br />
ftand doen; terwyl VERGINIUS, aan het<br />
hocfd zynde van de magtigfte keurbenden,<br />
die hem verfcheidene malen voor Impera<br />
tor uitgeroepen hadden, en hem wiidea<br />
dwingen om de oppermagt aantenemen,<br />
verklaarde, dat hy die niet aannemen zou<br />
de, noch ook toelaten, dat dezelve aan<br />
iemand anders wierd opgedragen, dan die<br />
door den Raad verkoren zoude zyn. Dit<br />
reeds maakte GALBA niet weinig onthutst.<br />
Maar toen de krygsbenden van VERGI<br />
NIUS en VINDEX hunne Opperbevelheb<br />
bers,
IÓ* H E T L E V E N<br />
bers, even als voerlieden, die niet meer<br />
in ftaac zyn om hunne paarden in toom te<br />
houden, hadden vervoerd om handgemeen<br />
te worden, en een woedend gevecht daar<br />
uit was ontftaan, 't welk aan twintigdui<br />
zend Galliërs het leven kostte, en VIN<br />
DEX de handen aan zich zei ven deed<br />
Haan; en toen daarop, het gerucht ver-<br />
fpreid wierd , dat allen , na zulk eene<br />
grote overwinning, begeerden, dat VER.<br />
GINIUS de oppermagt zoude aannemen,<br />
en zich anders bereid toonden om weder<br />
om de party van NERO te kiezen; toen<br />
fchreef GALBA, in de uiterfte verlegen<br />
heid, eenen brief aan VERGINIUS, waar.<br />
in hy hem bad om met hem de handen<br />
inéénteflaan, en de Romeinfche heerfchap-<br />
py en vryheid te helpen behouden. En<br />
hierop begaf hy zich met zyne vrienden<br />
naar Cluma(k) 9<br />
eene ftad in Spanje, waar<br />
hy meer den tyd doorbragt in berouw<br />
over 't gene hy begonnen bad^ en in ver.<br />
langen naar zyn vorig ftil en gerust leven,<br />
waar-<br />
(i) Eene Romeinfche volkplanting en rechtsftad,<br />
ter plaatfe omtrent, waar thans Valladolid<br />
gelegen is.
T A N G A L B A . 17<br />
waaraan hy van jongs af gewoon was ge<br />
weest, dan in het nemen van de nodige<br />
maatregelen voor zyne tegenwoordige om-<br />
ftandigheden.<br />
Het was thans zomer, toen laat in den<br />
avond een vrygelaten van hem, met name<br />
ICELUS (/), van Rome aankwam, heb<br />
bende de reis in zeven dagen volbracht.<br />
Deze hoorende , dat GALBA zich reeds<br />
had afgezonderd , en ter ruste begeven,<br />
ging ylings naar deszelfs flaapvertrek, deed,<br />
zonder zich aan de wachten te ftooren, de<br />
deur open, en binnen gegaan zynde bragt<br />
hy de tyding, dat terwyl NERO nog leef<br />
de, doch zich reeds zoek had gemaakt,<br />
eerst het leger, en vervolgens het volk en<br />
de Raad GALBA als Imperator hadden uit<br />
geroepen, en dat men kort daarop bericht<br />
van,<br />
(O In den tekst ftaat 2/x(A5, 't welk ook<br />
•door de Vertalers Siculus of de Siciliaan wordt<br />
overgezet. Doch LIPSIUS heeft bij T A C I T U J<br />
Hist. I. 13. dit reeds verbeterd. Van dien ICE<br />
LUS, den vrijgelatenen en lieveling van GALBA,<br />
heeft SUETONIUS'OP het einde van GALBA'S le<br />
ven ons eene walgelijke bijzonderheid verhaald.<br />
XIII. DEEL. B
'i8 H E T L Ë V E N<br />
van zynen dood had bekomen: dat hy<br />
evenwel zich met die blote tyding niet<br />
had te vreden gehouden, maar zich bege<br />
ven naar de plaats, waar het lyk was, en<br />
dit gevonden hebbende was heengegaan.<br />
•Dit nieuws beurde GALBA grotelyks op,<br />
en 'er kwam eene grote menigte volks<br />
voor het huis zamenvloeien, welken hy<br />
hierdoor ten fterkftcn bemoedigde, fchoon<br />
de fpoed, waarmede de vrygelatene gereisd<br />
bad, ongelooflyk fcheen. Twee dagen la<br />
ter echter kwam TITUS VIBINIUS met<br />
meer anderen uit het leger, die omftandig<br />
verhaalde hetgene door den Raad befloten<br />
was. Deze werd hiervoor tot hogen rang<br />
verheven. Den vrygelatenen fchonk hy het<br />
recht om eenen gouden ring te dragen, en<br />
deze, die voortaan MARTIANUS ICEL-<br />
LUS genoemd werd, verkreeg tevens het<br />
voornaamfte gezach onder alle zyne vryge<br />
latenen.<br />
Maar te Rome was inmiddels N YMP Mi<br />
ni us SABINUS bezig met niet heimelyk<br />
of langfamerhand, maar in eens het opper-<br />
gezach over alles aan zich te trekken,<br />
voorwendende, dat GALBA oud, en naauw-<br />
Ifks
V A N G A L B A . 19<br />
ïyks in ftaat was om zich in eene draag-<br />
koets naar Rome te laten voeren (want<br />
deze was reeds drie en zeventig jaar); en<br />
daarby begrypende, dat de Hof benden, die<br />
hem reeds voorlang genegen waren, thans<br />
geheel en al aan hem verkleefd waren, en<br />
hem, wegens de ryke vereering, die zy<br />
van hem ontvingen, als hunnen weldoener<br />
befchouwden, terwyl zy GALBA flechts<br />
als hunnen fchuldenaar aanzagen. Zynen<br />
ambtgenoot TIGELLINUS beval, hy dade-<br />
lyk het zwaard aftegeven; hy richtte gast.<br />
malen aan, waarop hy de Oud-Confuls,<br />
en zulken die over legers of wingewesten<br />
het bevel hadden gehad, liet nodigen,<br />
't welk hy deed op naam van GALBA: in<br />
5<br />
t leger maakte hy verfcheidenen op om te<br />
zeggen, dat men door Afgezanten van GAL<br />
BA moest begeeren, dat NYMPHIDIUS<br />
voor altoos, en alleen, tot Overften over<br />
de Hof bende wierd aangefteld. Dan 't geen<br />
de Raad deed om hem te vereeren, met<br />
hem hunnen weldoener te noemen, en da-<br />
gelyks zyn hof by hem te maken, en alle<br />
befluiten door hem te laten bekrachtigen,<br />
maakte bem fteeds nog ftouter; zodat hy<br />
B 2 ia
to H E T L E V E N<br />
in korten tyd by zyne vleiers zeiven niec<br />
alleen gehaat, maar ook gevreesd vvierd.<br />
Als de Confuls flaven, in 's lands dienst<br />
ftaande, hadden afgezonden om de beflui.<br />
ten aan den Imperator overtebrengen, en aan<br />
dezelven de gewone gezegelde opene brieven<br />
hadden medegegeven, op vertoon van welken<br />
de ftedelyke beftuuren gewoon waren<br />
aan de boden telkens versch gefpan te bezorgen<br />
om met zo veel te meer fpoed te<br />
reizen , toonde hy zich niet weinig gebelgd<br />
, dat men niet zyn zegel en zyne<br />
zoldaten daartoe had gebruikt. Zelf3 verhaalt<br />
men, dat hy in ovetweging ftond om<br />
de Confuls daarvoor te ftraffen; dan toen<br />
zy redenen van hun gedrag gaven , en<br />
hem deswegen om verfchoning fmeekten,<br />
liet hy zich weder te vrede ftellen. Om<br />
aan het volk genoegen te geven, liet hy<br />
toe, dat al wie van NERO'S aanhang hun<br />
in handen viel, doodgeflagen wierd. Dus<br />
werd SPICILLUS, de zwaardvechter, onder<br />
de ftandbeelden van NERO, die door<br />
de ftad gefleept werden, geworpen , en<br />
midden op de markt verpletterd. APO-<br />
NIUS, een van deszelfs verklikkers, werd<br />
on.
V A N G A L B A . er<br />
onder den voet geworpen , en door karren<br />
, met fteen geladen , dood gereden;<br />
vele anderen werden door het volk verfcheurd,<br />
onder welken zommigen waren,<br />
die niets kwaads bedreven hadden: zodat<br />
MAURJSCUS, die voor eenen van de beste<br />
burgers doorging, en zulks inderdaad<br />
was, tot den Raad zeide, dat hy vreesde,<br />
men zou weldra verlangen NERO weerom<br />
te hebben*<br />
Terwyl NYMPHIDIUS dus fteeds nader<br />
aan het doel van zyne wenfchen poogde<br />
te komen, hoorde hy niet ongaarne, dat<br />
men hem deed voorkomen als eenen zoon<br />
van CAJUS CAESAR, den opvolger van<br />
TIBERIUS. CAJUS namelyk zoude in<br />
zyne jeugd gemeenfchap hebben gehad<br />
met de moeder van hem, die 'er zeer<br />
wel uitzag, en de dochter was van cAL-<br />
LI STUS, eenen vrygelatenen van c JE SAR,<br />
by eene naaifter, die hem voor loon diende;<br />
Doch het koomt my voor, dat die<br />
verkeering van CAJUS met de moeder van<br />
NYMPHIDIUS eerst heeft plaats gehad,<br />
nadat hy reeds geboren was. Anderen zei-<br />
B 3 den
st H E T LEVEN<br />
den dan ook, dat hy een zoon was van<br />
den zwaardvechter MARTIANUS, op wien<br />
NYMPHIDIA, om deszelfs groten roem,<br />
verliefd was geworden; gelyk hy dan ook<br />
in wezenstrekken het meest op dezen ge<br />
leek. Hoe dit zy, zeker is het, dat hy<br />
NYMPHIDIA voor zyne moeder erkende;<br />
en dat hy, zich zeiven alleen de eer toe.<br />
kennende van NERO'S val, niet te vreden<br />
was met de beloningen van eer en geld,<br />
die hy daarvoor genoot, noch ook, dat<br />
hy zyne lusten mogt voldoen met SPO-<br />
RUS, voorheen den lieveling van NERO,<br />
dien hy dadelyk na NERO'S dood, en ter-<br />
wyl bet lyk van dezen nog lag te branden<br />
op den houtftapel, by zich had genomen,<br />
en onder den naam van POPP^IA als zyne<br />
vrouw gebruikte; maar zich nog daaren.<br />
boven in de opperheerfchappy, als opvol<br />
ger van NERO, zocht intedringen. Hier.<br />
aan werkte hy heimelyk te Rome door<br />
zyne vrienden, wordende tevens in Y ge.<br />
heim onderfteund door eenige vrouwen en<br />
raadsheeren; en voorts zond hy eenen zy-<br />
fler vrienden, GELHANUS genaamd, naar<br />
Span*
V A N G A L B A . 22<br />
Spanje, om te befpieden, hoe het daar<br />
gefield ware (m).<br />
Intusfchen liep GALBA, na den dood<br />
van NERO, alles mede: alleen VIRGIN tus<br />
RUFus, die nog geene party gekozen had,<br />
baarde hem nog ongerustheid, daar hy<br />
vreesde, dat deze , nadat hy by het be<br />
wind over het grootfle en dapperfte leger<br />
de overwinning over VINDEX had ge<br />
voegd , en een groot deel van het Romein-<br />
fche gebied, namelyk geheel Galliën,'twelk<br />
in eene oproerige gisting was, te onderge-<br />
bragt, eindelyk gehoor zoude geven aan<br />
de genen, die hem aanzetteden om het be.<br />
wind op zich te nemen. Want niemand<br />
had groter naam noch roem dan VIRGI-<br />
«ius, als die het meest had toegebragt<br />
om<br />
Cm) Schoon hier in den grondtekst iets, mis-<br />
fchien toch maar een enkel woord , bij het af-<br />
fchrijven is verloren geraakt, en een ander woord<br />
bedorven is geworden, levert echter het overge<br />
blevene , met eene kleine verandering, den zin<br />
op, dien wij hebben uitgedrukt, en dien men<br />
kan onderftellen de hoofdmeening des Schrijvers<br />
te bevatten.<br />
B 4
24 H E I L E V E N<br />
om den Romeinfchen Staat tevens van eene<br />
ondragelyke dvvingelandy en van de Galli-<br />
fche oorlogen te verlosfen. Dan deze,<br />
volhardende in zyne vorige denkwyze, wil<br />
de de keuze van eenen Imperator open<br />
houden voor den Raad , niettegenftaande<br />
dat, NERO'S dood openbaar geworden<br />
zynde, niet alleen het leger van nieuws<br />
by hem aanhield, maar zelfs een der Over-<br />
ften in zyne tent het zwaard tegen hem<br />
trok, en zeide, dat hy kiezen moest tus-<br />
fchen het opperbewind en het zwaard.<br />
Maar toen FABIUS VALENS, die één<br />
Legioen onder zyn bevel had, het eerst<br />
den eed van getrouwheid aan GALBA had<br />
gedaan, en 'er brieven uit Rome aange-<br />
komen waren, waarin het befluic van den.<br />
Raad werd gemeld, overreedde hy einde-<br />
lyk, fchoon met grote moeite, het krygs-<br />
volk om GALBA voor Imperator uitteroe-<br />
pen , en weigerde niet FLACCUS HOR.<br />
DEONIUS, die als zyn opvolger gezonden<br />
werd , te erkennen. Aan dezen dus het<br />
leger hebbende overgegeven, ging hy GAL<br />
BA by deszelfs overkomst te gemoet, en<br />
vergezelde hem, zonder dat hy met eenig<br />
by-
V A N G A L B A . 25<br />
byzónder blyk van misnoegen noch ook<br />
van hoogachting bejegend wierd. Wat het<br />
eerfte betreft, dit kon de achting, die<br />
GALBA hem toedroeg, niet dulden , en<br />
het laatlle werd veroorzaakt door GALBA'S<br />
vrienden; voornamelyk door TITUS y'cfe<br />
NIUS, die, terwyl hy uit nyd VIRGINIUS<br />
zocht te benadeelen, zonder dat hy het<br />
wist, deszelfs geluk bevorderde, daar hy<br />
hem buiten oorlogen en andere rampen<br />
hield, waarin de overige veldheeren ge-<br />
wikkeld werden, en hem'daarentegen een<br />
ftil léven en eenen gansch vreedzamen en<br />
gerusten ouderdom deed genieten.<br />
De afgevaardigden uit den Raad vonden<br />
GALBA omftreeks Narbo, eene ftad van<br />
Galliën, waar zy hem begroeteden, en<br />
ernftig verzochten óm zich hoe eer hoe<br />
liever aan het volk, 't welk zulks verlang<br />
de, te vertonen. Hy onding en behandel<br />
de hen niet alleen in andere opzichten op<br />
eene vriendelyke en alzins gemeenfame ma<br />
nier, maar gebruikte ook by de maaltyden,<br />
waarop hy hen onthaalde , niets van al dien<br />
toeftel van tafelgereedfchap en omflag van<br />
bedienden, die NYMPHIDIUS hem uit den<br />
B < voor-
&6 HET L E V E N<br />
voorraad van NERO gezonden had, maar<br />
beholp zich geheel en al met het zyne;<br />
waarom hy geprezen werd als een grootmoedig<br />
man, en die toonde boven dwaze<br />
verwaandheid verheven te zyn. Dan fpoedig<br />
wist VINIUS, die deze edele eenvoudigheid,<br />
die onopgefmukte en burgerlyke<br />
manier van doen, volksvleiery noemde, en<br />
eenen fmaak die al wat groot was verfmaadde<br />
, hem te bewegen om van N E-<br />
RO'S rykdommen gebruik te maken, en by<br />
zyne maaltyden geenen koninglyken pracht<br />
te fparen; ja langzamerhand deed de oude<br />
man genoeg zien, dat hy geheel en al van<br />
VINIUS zoude afhangen.<br />
VINIUS nu was zo uitermaten geldgierig,<br />
dat hy daarin niemand toegaf, en<br />
daarenboven zeer overgegeven aan onkuifche<br />
liefde voor de vrouwen. Reeds nog<br />
zeer jong zynde, toen hy onder CALVI-<br />
SIUS SABINUS zynen eerften veldtogt<br />
deed, had hy de vrouw van dien veld.<br />
overften, die zeer befaamd was, by<br />
nacht in krygsgewaad in het leger gebragt,<br />
en op de plaats, welke by de Romeinen<br />
Prin*
V A N G A L B A . '27<br />
'Princlpia genoemd wordt, bekend (V).<br />
Hierom had CAJUS C JE SAR. hem gevangen<br />
gezet, doch na den dood van dezen<br />
had hy het geluk gehad om weder op vryc<br />
voeten te geraken. Eens, toen hy by<br />
CLAUDIUS CAESAR ter maaltyd was, ftal<br />
hy eenen zilveren beker. C^SAR, dit vernomen<br />
hebbende, liet hem 'sanderdaags<br />
weder ter maaltyd nodigen, en beval, toen<br />
hy kwam, aan zyne bedienden, hem niets<br />
van zilver, maar alles van aardewerk, aantebieden<br />
en voortezetten. Dit nu werd uit<br />
hoofde van C^SAR'S zachtheid, die meer<br />
in het fpotachtige viel, geoordeeld eer belachelyk<br />
te zyn, dan waardig om 'er over<br />
vertoornd te worden. Maar 't gene hy<br />
door<br />
(«) principia heette ia de Romeinfche leger<br />
plaats eene ruimte van honderd voeten breedte,<br />
en lopende van het eene einde tot het andere<br />
tiisfchen het hoofdkwartier en de tenten der Offi<br />
cieren, en die der zoldaten , waardoor dus het<br />
opper-gedeelte der legerplaats van het beneden<br />
gedeelte gefcheiden werd. Hier werden de veli-<br />
teekenen bewaard, en werd rechtspleging gehou<br />
den; en dit was dus het aanzienlijkfte gedeelte<br />
van de geheele legerplaats.
*S H E T L E V E N<br />
door zytien groten invloed en vermogen op<br />
GALBA om geld uitvoerde, gaf aan zommigen<br />
aanleiding, aan anderen voorwendzels<br />
voor de grootfte treurtoneelen en onheilen,<br />
die zy aanrichteden.<br />
NYMPHIDIUS namelyk, zodra GEL-<br />
LI ANUS terug was gekomen, dien hy<br />
min of meer als verfpieder naar GALBA<br />
gezonden had, van dezen vernomen heb<br />
bende, dat CORNELIUS LACO tot Overfte<br />
van de Hof bende was aangefteld, en<br />
dat VINIUS alleen het beduur van alles<br />
had, dat hy [Gellianus] zelfs niet in de<br />
nabyheid van GALBA had kunnen komen,<br />
noch gelegenheid had gehad om afzonderlyk<br />
met hem te fpreken, daar elk hem in<br />
't oog hield en naging, werd hierover zeer<br />
ontrust, en de hoofden van de krygsmagt<br />
hebbende zamengeroepen, zeide hy, dat<br />
GALBA wel een goed oud man, billyk en<br />
gematigd was, doch dat hy zelden uit zyne<br />
eigene oogen zag, en zich door VI<br />
NIUS en LACO, geenszins ten besten, liet<br />
leiden; hy Helde dus voor, eer dat dezen<br />
ongemerkt den zelfden invloed in alles<br />
kregen,dien TIGELLINUS had gehad,afge-<br />
vaar.
V A N G A L B A . 49<br />
vaardigden uit het leger naar den Imperator te<br />
zenden, om hem onder het oog te bren<br />
gen, dat, zo hy Hechts die twee vrienden<br />
van zich verwyderde, hy te Rome met<br />
veel meer blydfchap en genegenheid zoude<br />
worden ontfangen. Dan toen dit zyn voor-<br />
ftel geenen ingang vond, en het vreemd en<br />
ongerymd geoordeeld wierd, eenen Impera<br />
tor van die hoge jaren, even als eenen jon<br />
geling, die het Opperbewind nog pas ge-<br />
fmaakt had, voortefchryven, welke vrien»<br />
den hy al of niet moest hebben, floeg hy<br />
eenen anderen weg in, en zocht GALBA door<br />
brieven vervaard te maken; nu eens fchry.<br />
vende , dat 'er in de Had heimelyk kwaad<br />
fchuilde, en vele gemoederen' aan 't gisten<br />
waren; dan eens, dat CLODIUS MACER.<br />
de koornfchepen in Afrika achterhield; op<br />
eenen anderen tyd, dat onder het krygs.<br />
volk in Germanië bewegingen befpeurd<br />
wierden, en dat zulks ook aangaande de<br />
legioenen in Syrië en Judéa bericht wierd.<br />
Dan daar GALBA zich dit alles luttel aan<br />
trok, en aan die berichten geen geloof<br />
floeg, befloot hy hem den voet te ligten.<br />
Zulks werd hem wel door CLODIUS CEL<br />
SUS
C<br />
3 H E T L E V E N<br />
sus van Antiochië, een • verftandig man,<br />
én die het als een getrouw vriend wel met<br />
hem meende, afgeraden, daar 'er, zo als<br />
deze zeide, zeer waarfchynlyk geene enkele<br />
te Rome was, die NYMPHIDIUS tot CM<br />
SAR wilde uitroepen: dan.de meesten fpot.<br />
teden daarmede, en MITHRIDATES van<br />
Pontus, fchimpende op het kale hoofd en<br />
de rimpels van GALBA, zeide, dat de Ro<br />
meinen nu wel vry wat met hem op had<br />
den, maar dat zy, hem ziende, oordeelen<br />
zouden, dat het eene fchande voor dezen<br />
tyd was, san zulk eenen den titel van<br />
c iE SAR te geven.<br />
Men befloot werkelyk NYMPHIDIUS<br />
omtrent middernacht in 't leger te brengen,<br />
en hem daar voor Imperator uitteroepen.<br />
Maar ANTONIUS HONORATUS, de eer<br />
de ia rang onder de krygs - overften, liet<br />
's avonds de zoldaten , die onder zyn bevel<br />
ftonden, byeenkomen, en befchuldigde eerst<br />
zich zei ven, en vervolgens hem, van bin<br />
nen zo korten tyd zo menigmaal van party<br />
veranderd te zyn, niet uit een verftandig<br />
overleg, noch met keuze van beter, maar<br />
uit involging van. zekeren bozen geest, die<br />
hem
V A N GALBA. 31<br />
hem van de eene trouwloosheid tot de ani<br />
dere had vervoerd. „ Voor de eerfte<br />
„ maal, zeide hy, hadden de wandaden<br />
„van NERO eene fchynbare reden opge-<br />
„ leverd: maar zullen wy nu ook trouw-<br />
„ loos worden tegen GALBA? hebben wy<br />
„ dan ook ten zynen laste eenen moeder.<br />
„ moord, of het ombrengen van eene<br />
„ echtgenoot? hebben wy ons over hem<br />
„ te fchamen, om dat hy danste op het<br />
„ toneel, of rollen in eene Tragedie fpeeU<br />
„ de? En zelfs dat fcheen ons gene ge-<br />
„ noegfame reden om NERO te verlaten;<br />
„ zulks hebben wy gedaan op het zeggen<br />
„van NYMPHIDIUS, waaraan wy geloof<br />
„ floegen, dat namelyk hy ons het eerst<br />
„ had verlaten, en naar Egipte gevlugt<br />
„ was. Zullen wy dan GALBA tevens<br />
„ met NERO opofferen, en den bloedver-<br />
„ want van LIVIA ombrengen, gelyk wy<br />
„ den zoon van AGRIPPINA hebben om.<br />
„ gebragt, om den zoon van NYMPHI-<br />
„ DIA tot Imperator te kiezen? of zullen<br />
„ wy niet liever, even als wy ons als<br />
„ wrekers tegen NERO betoond hebben,<br />
„ door hem te ftraffen voor zyne euvelda-<br />
„ den,
32 H E T L E V E N<br />
„ den, ons als dappere en getrouwe lyf.<br />
„ wachten van GALBA gedragen?" In dit<br />
voordel van den Overften namen alle de<br />
zoldaten genoegen , en gingen ook naar de<br />
anderen, die zy aanfpoorden om den Im<br />
perator getrouw te blyven, van welken zy<br />
een groot gedeelte tot hunne party over<br />
haalden. Dit werd gevolgd van een groot<br />
geroep; waarop NYMPHIDIUS,'! zy omdat<br />
hy meende, gelyk zommigen zeggen, dat<br />
hy reeds door het krygsvolk wierd opge-<br />
roepen, of om dat hy haast maakte om de<br />
muitenden, en de genen die zich nog niet<br />
vóór hem verklaard hadden, voortekomen,<br />
zich derwaards begaf by het licht van een<br />
aantal fakkelen, houdende in de hand eene<br />
gefchrevene redevoering, opgefteld door<br />
CINGONIUSVARRO, welke hy van bui,<br />
ten geleerd had om dezelve voor het krygs •<br />
volk uittefpreken. Maar toen hy de poor*<br />
ten van de legerplaats gefloten vond, en,<br />
eene menigte gewapend volk op de wallen<br />
zag, werd hy bevreesd, en nader bykomen-<br />
de, vraagde hy, wat zy voorhadden, en<br />
op wiens bevel zy in de wapenen waren<br />
gekomen. Als hem allen hierop als uk.<br />
ééne
V A N G A L B A . 33<br />
ifcénen mond toeriepen , dat zy GALBA<br />
voor Imperator erkenden , kwam hy by<br />
hen, hief mede, even als de anderen, een<br />
vreugdegejuich aan , en beval zyn volk<br />
hetzelfde te doen, Dan, nadat de wacht}<br />
die aan de poort ftond, hem had binnengelaten,<br />
werd 'er eene werpfpies naar hem<br />
geworpen, welke door SEPPIMIUS, die<br />
vóór hem ging, met het fehild werd afgekeerd.<br />
Maar toen hierop de anderen met<br />
blote zwaarden op hem aanvielen, nam hy<br />
de vlugt; doch achterhaald zynde, werd<br />
hy in de tent van eenen zoldaat doodgeftoken.<br />
Zyn lyk werd midden in de le^<br />
gerplaats gefleept,met palisfaden omheind *<br />
en zó voor het oog van eiken nieuwsgier<br />
rigen den volgenden dag ten toon gefield;<br />
NYMPHIDIUS dus van kant gebragc<br />
zynde, gaf GALBA, zodra hy dit vernomen<br />
had, bevel om ook alle deszells me»<br />
depligtigen ter dood te brengen, voor zö<br />
Verre die niet reeds dadelyk de handen aati<br />
zich zeiven hadden geflagen: onder anderen<br />
moesten dit lot ondergaan CINGÖ-<br />
NIUS, die de redevoering had opgefteld, en<br />
MITHRIDATÉS van Pontus. Dan hierin<br />
iverd hy geoordeeld , zo al naar (breng<br />
XIII. DEEL. C recht I
34<br />
H E T L E V E N<br />
recht, echter niet volgens de wetten ert<br />
als een volksvriend te handelen, daar hy<br />
mannen van geen gering aanzien zó zon-<br />
der rechtspleging ter dood liet brengen.<br />
Allen namelyk hadden zich eene andere<br />
wyze van beftuur voorgefteld, hebbende<br />
zich, zo als het gemeenlyk gaat, door<br />
de eerde geruchten laten bedriegen. Nog<br />
meer was men geërgerd, dat hy PETRO*<br />
NIUS TERTULIANUS (o), een' Oud-<br />
Conful, en een getrouw vriend van NE*<br />
RO, Het ombrengen; want dat hy MA.<br />
CRON in Afrika door TREBONIANUS*<br />
en FRONTEJUS in Germanië door VA-<br />
LENS den dood deed ondergaan, daarvoor<br />
kon hy als reden voorwenden, dat hy hen,<br />
als gewapend en aan 't hoofd van een le<br />
ger zynde, te vrezen had; maar niets kon<br />
hem<br />
(Ö) Het lydt wel geenen twyfel, of deze naam<br />
is hier kwalyk gefpeld, en moet zyn TURPILU-<br />
KUS, zo als hy by TACITUS betlendig vcor-<br />
ltoomtj dan daar ook andere namen, welke hier<br />
voorkomen, anders by TACITUS gefpeld worden,<br />
zo als TREBONIANUS, welke daar TREBONIUS<br />
gelezen wordt, fchynt de misllag niet zo zeer aan<br />
de Affchryvers, als aan PLUTARCHUS zeiven te<br />
moeten toegefchreveu worden.
V A N G A L B A . iS<br />
hem beletten om aan eenen weerlozen en<br />
ongewapenden man, als TURPILIANUS<br />
was , gelegenheid tot verantwoording te<br />
geven, zo hy anders voornemens was in<br />
derdaad die gematigdheid in zyn beiTuuf<br />
te houden, welke hy met den mond be<br />
leed. Dit nu waren de klagien, welke<br />
men in dit opzicht tegen hem had inte-<br />
brengen.<br />
Maar toen hy op weg naar Rome om<br />
trent vyfentwintig ftadiën van de ffad was^<br />
ontmoette hy eenen onbefchofton en op-<br />
roerigen hoop fchcpelingen, die zich vóór<br />
hem in den weg Helden, en hem van al la<br />
kanten omfingelden. Dit waren lieden,<br />
welke NERO tot zoldaten gemaakt, en toe<br />
één afzonderlyk legioen vcreenigd had. De<br />
zen waren thans hier gekomen Q>), ora<br />
in hunnen dienst bevestigd te worden, en<br />
benamen aan de ménfehen, die GALBA te<br />
gemoet kwamen, de gelegenheid om den<br />
Imperator te zien, of te hooren, vorde*<br />
fende met een oproerig gefebreeuw, dafi<br />
men<br />
Cp) Men kan, dunkt ons, den Tekst, waaraan<br />
hier iets hapert , het gemakkelykst tientallen $<br />
door, in plaats van 5r«f«»7«s, te lezen «vifmij.<br />
C a
S6 « E T L E V E N<br />
men hun vaandels voor hun legioen en<br />
eene verblyfplaats zoude geven; en als hy<br />
hen afwees , en beval op eenen anderen<br />
tyd hierover met hem te komen fpreken,<br />
zeiden zy, dat dit uitftel niet veel beter<br />
dan eene weigering was, werden boos, en<br />
voeren voort hem met een aanhoudend<br />
gefchreeuw te volgen. Dan toen het zó<br />
ver kwam , dat zommigen van hun zelfs<br />
de zwaarden trokken, gaf GALBA aan de<br />
ruitery bevel om "er op intevallen. Dit<br />
gefchiedde met dat gevolg , dat niemand<br />
hunner bleef ftaan; zommigen werden da-<br />
delyk overhoop geworpen , anderen wer<br />
den gedood in de vlugt. Het was zeker-<br />
lyk geen gunftig en heuchlyk voorteeken<br />
voor GALBA, door zo veel bloed en<br />
over zo vele lyken de flad intetreden.<br />
Dan het had echter dit gevolg, dat, zo<br />
al zommigen hem te vooren als zwak en<br />
oud veracht hadden, hy nu van elk als ge<br />
ducht en verfchrikkelyk befchouwd wierd.<br />
Daar hy eene grote verandering wilde<br />
maken in de buitenfpoorige en kostbare<br />
wyze van gefchenken te geven, welke<br />
door NERO was ingevoerd, fchcen hy aan<br />
den anderen kant de welvoeglykheid uit<br />
bet
V A N G A L B A . 3?<br />
het oog te verliezen. Eens, als CANUS<br />
voor hem onder het eten op de fluit had<br />
gefpeeld, (en deze CANUS was een be.<br />
roemd meester) liet hy, nadat hy den man<br />
geprezen en blyken van zyn genoegen ge.<br />
geven had, zich zyne beurs brengen, nam<br />
daaruit eenige ftukken goud (^), en (telde<br />
die aan CANUS ter hand, met byvoeging,<br />
dat hy hem die fchonk uit zyne eigene<br />
beurs j en niet uit 's lands kas. De ge-<br />
fchenken, die NERO. aan de toneelfpelers<br />
en worftelaars gegeven had, liet hy met<br />
grote geftrengheid terug eifchen, willende,<br />
dat zy niet meer dan een tiende gedeelte<br />
zouden houden. Dan als hy hiervan zeer<br />
weinig , en 't welk naauwlyks noemens<br />
waardig was , inzamelde (want de mees-<br />
tcn van die knapen, brooddronken en ge<br />
woon by den dag te leven, hadden alles<br />
reeds door de keel gelapt) liet hy vervol-<br />
gens onderzoek doen naar de genen, die<br />
iets van hun gekocht of op eene andera<br />
wyze gekregen hadden, en vorderde dat<br />
van<br />
(?) Volgens, SUETONIUS gaf hy den Muzy-<br />
kant niet meer dan vyf ctenarien, makende onge<br />
veer eenen daalder van ons geid»<br />
C 3
3§ H E T L E V E N<br />
van dezen terug. Daar 'er nu geen einde<br />
was aan dit werk, 't welk ftceds al verder<br />
werd voortgezet,- en waarin een aantal lie<br />
den betrokken waren , behaalde hy voor<br />
zich fchande daarvan, en VINIUS nyd en<br />
haat, als die den Imperator bekrompen en<br />
gierig jegens anderen deed zyn, tcrwyl hy<br />
zelf zich tot overdaad toe zegende, en al<br />
les kreeg en kocht. Want VINIUS han<br />
delde volgens de les van HESIODUS, die<br />
zegt, dat men zich te goede moet doen:<br />
„Als 't vat is in 't begin, en als 't ten éinde loopt;"<br />
ziende namelyk, dat GALBA zwak en oud<br />
was,, bediende hy zich rykelyk van des'<br />
zelfs vermogen, 't welk eerst begon, doch<br />
tevens ten einde fpoedde.<br />
Den ouden Vorst gefchiedde inmiddels<br />
groot: ongelyk door de handelwyze van<br />
VINIUS , wiens beduur vooreerst zeer<br />
flecht was, en die ten anderen al het goe-<br />
de, 't welk door GALBA verricht wierd,<br />
ten kwaden duidde, of poogde te verhin<br />
deren. Dit laatde had onder anderen plaats<br />
in het iïraffen van de aanhangers van NE<br />
RO, van welken GALBA de flechtden, zo<br />
als ELéus, POLYCLITUS , PETINUS,<br />
en
V A N G A L B A . 39<br />
cn PATROBIUS, ter dood liet brengen.<br />
Dit werd door het volk toegejuicht,<br />
't welk , terwyl zy over de markt ter<br />
ftrafplaats gevoerd wierden , uitriep , dat<br />
dit eene heerlyke, en den Goden wclbe-<br />
hagelyke fiaatfy was, doch dat beiden Go<br />
den en mentchen ook den leermeester en<br />
betfuurder der D wingelanden , T ifilLLI*<br />
NUS, ter ftrafFe vorderden. Maar die eer-<br />
lykc man had door grote onderpanden VI<br />
NIUS in tyds weten te winnen. En even<br />
wel moest TURPILIANUS, die gehaat<br />
was, orn dat hy eenen Vorst, als NERO,<br />
niet verraden noch gehaat had, fchoon hy<br />
buiten dien niets kwaads van belang had<br />
gepleegd, het leven verliezen, terwyl de<br />
man, die NERO ZO doodfchuldig gemaakt,<br />
en hem vervolgens verlaten en verraden<br />
had, bleef leven, en ten bewyze ftrekte,<br />
dat de genen, die VINIUS de handen vul<br />
den, alles konden uitvoeren, en aan niets<br />
behoefden te wanhopen : want daar het<br />
volk naar geen fchouwfpel zó zeer ver<br />
langde, als naar dat der firafoefening van<br />
TIG IL LI NUS, en niet ophield van in alle<br />
fchouwburgen en renbanen deszelfs draf te<br />
vorderen, werd het door ccn gebod van<br />
C 4 oen
4q H E T L E V E N<br />
den Imperator deswegen beftraft, waarin,<br />
hy zeide, dat TIGILLINUS, die aan eene<br />
teeringziekte kwynde, niet lang meer kon<br />
leven, en verzocht, dat zy door dat ftraf-<br />
vorderen zyn beduur niet tot wreedheid<br />
en tyranny mogten doen overhellen. Daar<br />
zulks het volk bedroefde, ftaken die kna<br />
pen ?<br />
er openlyk den fpot mede: TIG IE.<br />
LINUS deed eene offerhande voor het be<br />
houd van zyn leven, en richtede eene kost<br />
bare maaltyd aan; en VINIUS, na eerst<br />
by den Imperator te gast geweest te zyn,<br />
ging vandaar naar TIGILLINUS, om ach<br />
terna eene flempparty te houden, met zy-<br />
ne dochter, die weduwe was. Aan deze<br />
bragt TIGILLINUS den beker toe, met<br />
eene vereering van tweemaal honderd en<br />
vyfeig duizend drachmen :. ook beval hy<br />
aan de voornaamtle zyner byzitten de hals-<br />
keten, die zy droeg, aftedoen, en gemelde<br />
weduw omtehangen; welke halsketen hon<br />
derd en vyftig duizend diachmen waardig<br />
werd gefchat.<br />
Van nu af werden zelfs zyne gematigde<br />
bedryven ongunflig beoordeeld; zo als zyn<br />
gedrag omtrent de Galliërs, die met VIN<br />
DEX hadden zamengefpannen : want daar<br />
de-
V A N G A L B A . 41<br />
dezen vryheid van belastingen en bet bur*<br />
gerrecht bekwamen , werd dit zó uitge»<br />
legd, dat zy dit niet verkregen hadden<br />
door de goedgunftigheid van den Impera<br />
tor, maar voor geld van VINIUS hadden<br />
gekocht. Dit- maakte 'zyn beltuur by het<br />
gemeen gehaat, en de zoldaten, die de<br />
beloofde gefchenken niet ontvingen, vlei<br />
den zich wel eenen geruimen tyd, dat zy,<br />
zo al niet zo veel als hun beloofd was,<br />
ten minften zo veel van hem krygen zou<br />
den, als NERO hun gegeven had; maar<br />
vervolgens begonden zy te morren; 't welk<br />
hem ter ooren zynde gekomen, voerde hy<br />
eene taal, die eenen groten Vorst waardig<br />
was, zeggende, dat hy gewoon was zol.<br />
daten te kiezen, maar niet te koopen (r).<br />
Dit zeggen vervulde hen met haat en woe<br />
de tegen hem: want zy begrepen, dat niet<br />
alleen hy voor zich hun dus te kort deed,<br />
maar ook aan volgende Imperators eene<br />
les<br />
(V) Legt a fe mültem, non ewi, volgens Ti-<br />
CITUS, die, ir.ee zyne gewone nadrukkelyke<br />
kortheid, deze taa! van GALBA noemt vox, pre<br />
rep. hotiesta, t'pfi anceps, „ eerlyk voor den Staat,<br />
hachelyk voor hem.'<br />
C 5
4» H E T L E V E N<br />
les en voorbeeld gaf, hoe zy handelen<br />
moesten. Te Rome echter borst de op-<br />
fchudding niet los, en een zeker ontzach<br />
voor de tegenwoordigheid van GALBA<br />
hield de drift en den voortgang van den<br />
opftand tegen , terwyl ook de weinige<br />
kans, die zich opdeed, om met goed ge<br />
volg eene omwenteling te beginnen, eeni-<br />
germate hun misnoegen binnen de palen<br />
en in 't hart verborgen hield. Maar die<br />
genen , welken onder VERGINIUS ge<br />
diend hadden, en thans onder bevel van<br />
FLACCUS in Germanië ftonden, zich veel<br />
mecnende te mogen beloven van wegen<br />
het gevecht , tegen VINDEX gehouden,<br />
en niets ontvangende , konden door hunne<br />
bevelhebbers op geenerhande wyze te vre<br />
de worden gefield. FLACCUS zelf, die<br />
wegens geweldig voeteuvel met zyn lichaam<br />
niets kon bedryven, en boven dien in al<br />
les onkundig was, werd diep van hun ver<br />
acht; en als by zeker fchouwfpel de Over-<br />
ften en Hoplieden volgens gewoonte den<br />
Imperator GALBA heil wenschten, maakte<br />
de menigte eerst een groot gedruisch, en<br />
toen die zegenwensch van de anderen her<br />
haald
V A N G A L B A . 43<br />
haald wierd, hoorde racn roepen :. „ zo<br />
„ hy hec verdient" (f).<br />
Zoortgelyke hoonende ftoutheden ver<br />
oorloofde zich ook telkens het krygsvolk ,<br />
s<br />
c welk onder bevel van TIGILLINUS<br />
ftondj waarvan GALBA door brieven van<br />
zyne zaakgelastigden verwittigd werd. Iïy<br />
nu vrezende, dat hy niet flechts om zynen<br />
ouderdom, maar ook omdat hy geene kin<br />
deren had, veracht wierd, nam in over<br />
weging, een of ander jong mensen uit een<br />
voornaam huis voor zoon jtantenemen, en<br />
tot zynen opvolger te benoemen. 'Er was<br />
toen M ARC os o THO, edel genoeg van<br />
afkomst, maar reeds van jongs af door<br />
weelde en wellust zó zeer bedorven, als<br />
naauwlyks iemand der Romeinen. En ge-<br />
lyk• PARIS door HOMERUS meermalen<br />
ie man van de fchone Helena genaamd<br />
wordt, als hebbende geenen anderen roem,<br />
dan dien hy van zyne vrouw ontleende,<br />
•zo werd OTHO te Rome algemeen ge<br />
roemd als de man van POPP/EA. Op deze<br />
vrouw<br />
(7) Volgens eene andere lezing, die echter de<br />
voorkeur niet verdient, heet het: „ hy verdient<br />
„ het niet, M
'44 HET L E V E N<br />
vrouw was NERO, toen zy nog aan CRIS»<br />
PINUS getrouwd was, verliefd geworden,<br />
doch daar hy toen nog fchaamte voor zyne<br />
vrouw, en vrees voor zyne moeder<br />
had, wilde hy zelf geene aanzoeken by<br />
haar doen, maar maakte OTHO daartoe op-,<br />
OTHO was namelyk om zyne buitenfpo*<br />
lige levenswyze de vriend en gezelfchaps.<br />
man van NERO, die recht in zyn fehik<br />
was , wanneer hy van denzelven wegens<br />
bekrompenheid en zuinigheid wierd uitgelachen.<br />
Men verhaalt, dat wanneer NERO<br />
eens van zekere welriekende en kostbare<br />
olie, waarmede hy zich gezalfd had, iets<br />
op OTHO had gefprengd, deze daartegen<br />
den volgenden dag, toen hy NERO by<br />
zich te gast had, onverwacht van verfcheïdene<br />
kanten gouden en zilveren pypen had<br />
laten plaatfen, die zodanig reukwerk in<br />
overvloed als water hadden uitgeworpen<br />
en over de gasten geftort. Toen hy nu<br />
de eerfte gunst van POPP^A ten gevalle<br />
van NERO had genoten , wist hy haar<br />
door het vooruitzicht op de liefde van dezen<br />
te verleiden, dat zy zich fcheidde van<br />
haren wettigen man; maar toen zy vervolgens<br />
met hem getrouwd was,, was hy<br />
niet
V A N G A L B A * 45<br />
'niet te vreden deelgenoot te zyn van haré<br />
gunften, maar kon ook kwalyk den ande<br />
ren als medeminnaar dulden. Deze min-<br />
yver, zegt men, was POPP/EA niet on<br />
aangenaam , en men verhaalt, dat zy, wan<br />
neer OTHO van huis was, aan NERO gee-<br />
nen toegang vergunde, 't zy , opdat hy<br />
niet door te ruim mingenot ras verzadigd<br />
wierd, 't zy omdat zy, gelyk zommigen<br />
willen, CESAR niet begeerde als man te<br />
genieten, maar wegens hare wellustigheid<br />
wel genegen was hem tot haren minnaar<br />
te hebben. Hierdoor liep OTHO groot<br />
gevaar van zyn leven te verliezen; en het<br />
is inderdaad te verwonderen, dat NERO,<br />
die om 't huwelyk met POPPJEA zyne<br />
vrouw en tevens zyne zuster deed om<br />
't leven brengen, OTHO gefpaard heeft.<br />
Dan hy had SENECA te vriend, en op<br />
raad van dezen befloot NERO hem als<br />
Proprator naar Lufitanie, aan den Oceaan<br />
gelegen , te verzenden (ƒ). Hier gedroeg<br />
(f) Men zocht dus, onder den fchonen fchyri<br />
van eene vereerende zending, de taf van balliug-<br />
fchap en de oirzaak daarvan te verbergen, welke<br />
echter beiden niet onbekend bleven, zo als blykt<br />
uit
M É T L E V E N<br />
hy zich zo, dat de inwoners van dat win<br />
gewest hem wel lyden mogten, en zich<br />
over geene onderdrukkingen hadden te be<br />
klagen : want hy wist, dat dit landvoogdy-<br />
fchap hem gegeven was als eene verzach-<br />
ting en bedekking van zyne ballingfchap.<br />
Zo haast GALBA tegen NERO was opge<br />
daan, was hy de eerde der Landvoogden,<br />
die zich by hem voegde, en nemende alle<br />
de gouden en zilveren drinkfchalcn cn va<br />
ten , die hy had, delde hy die aan GAL<br />
BA ter hand om geld daarvan te munten.<br />
Ook vereerde hy hem van zyne bedienden<br />
alle dezulken, die het best afgericht waren<br />
om eenen Vorst te dienen. Voorts was<br />
hy hem in alles getrouw, en bewees door<br />
proeven, dat hy in kunde en bekwaamheid<br />
voor niemand behoefde ondertedoen. De<br />
geheele reis over vergezelde hy hem vele<br />
dagen lang in het zelfde rydtuig zittende.<br />
Ook<br />
uit het tweeregelig fchimpdicht, 't welk federt ia<br />
zwang ging:<br />
Car Otho mentito fit, qua erith, exful hotwret<br />
Uxoris moechus coeperat esfe fuae.<br />
Zie SUEÏONIUS in Olhonê C. 3.
V A N G A L B A . 47<br />
Ook wist hy op reis en in den dagelykfchen<br />
omgang VINIUS door vriendelykheid<br />
en gefchenken aan zich te verbinden,<br />
en door aan dezen (leeds den eerden rang<br />
te laten, bevestigde hy zich door hem in<br />
het bezit van den tweeden. Tevens overtrof<br />
hy hem hierin, dat hy fchootvry bleef<br />
voor den nyd, daar hy om niet dienst bewees<br />
aan allen die zynen dienst begeerden,<br />
en zich jegens allen minfaam en vriendeiyk<br />
betonende. Byzonder gedroeg hyzich dienstvaardig<br />
jegens het krygsvolk, en bezorgde aan<br />
velen Bevelhebbers -plaatfen, welke hy deels<br />
van den Imperator verzocht, deels van VI<br />
NIUS en van 's Vorden vrygelatenen ICE-<br />
LUS en ASIATICUS; want dezen hadden<br />
toen aan het Mof den meestcn invloed.<br />
Zo vaak hy GALBA by zich ter maaltyd<br />
onthaalde, paaide hy de wachthebbende<br />
manfehap van de hofbende door gefchenken,<br />
deelende aan elk van hm een dufc<br />
goud uit. Door dit middel, waarmede hy<br />
in fchyn den Vorst vereerde, bereidde hy<br />
inderdaad eenen aanhang tegen dcnzclven,<br />
en bragt het krygsvolk op zyne haud.<br />
Als nu GALBA in overweging was om<br />
«enen opvolger cc kiezen, (lelde VINIUS<br />
hem
41 K E I L E V E N<br />
hem voor om OTHO te benoemen. Dezë<br />
deed zulks echter niet uit blote gunst,<br />
maar met oogmerk om zyne dochter uit-<br />
tehuwelyken, daar hy met OTHO een bei<br />
ding had gemaakt $ dat die zyne dochter<br />
ter vrouwe zoude nemen, ingeval hy door<br />
GALBA voor zoon aangenomen en tot<br />
deszelfs opvolger benoemd wierd. Maar<br />
GALBA toonde fteedSj het algemeene be^<br />
lang boven zyn byzonder te ftellen, en<br />
gezind te zyn om voor zoon aantenemen,<br />
niet die hem de lieffle, maar die voor het<br />
Romeinfehe volk de beste ware. Zelfs is<br />
het niet denkelyk, dat hy OTHO tot erfge<br />
naam van zyn eigen goed zou hebben ge*<br />
kozen, daar hy wist, hoe ongebonden en<br />
verkwistende dezelve was, en dat hy tot<br />
over 't hoofd in fchulden ftak, waarvan<br />
de zom vyf millioenen drachmen beliepi<br />
Hy hoorde dus den voorflag van VINIUS<br />
ftilzwygende en met bedaardheid aan, doch<br />
fchortte zyn befluit daaromtrent op. Na<br />
dat hy vervolgens zich zeiven tot Conful<br />
en VINIUS tot zynen ambtgenoot had aan<br />
gebeld , verwachtte men, dat hy in 't be»<br />
gin van 't jaar eenen opvolger zoude be<br />
noemen, en het krygsvolk vleide zich met<br />
dtj
V A N G A L B A . 49<br />
öé hoop, dan OTHO de voorkeur boven;<br />
allen zoude hebben. '<br />
Dan terwyl hy nog draalde en weifelde<br />
in het nemen van een befluït, werd hy<br />
verrast door den opftand in Germanië. Ge-<br />
lyk-GALBA in 't gemeen by al het krygs.<br />
volk gehaat was, omdat liy met de be<br />
loofde vereering achterbleef, hadden dê<br />
Germanifche krygsbenden nog byzondere<br />
bezwaren tegen hem: namelyk, dat hy<br />
VERGINIUS RUFUS op eene fmadelyke<br />
wyze had verftoten; dat hy dé Galliërs 4<br />
die de wapenen tegen hun gevoerd had<br />
den, beloond had; dat hy elk, die zich<br />
niet by VINDEX had gevoegd, deed ftrafe<br />
fen , en dat VINDEX de eénigfté was,<br />
aan wieh hy zyne dankerkentenis bewees,!<br />
wiens nagedachtenis hy openlyk met lyk-<br />
ofFeranden vereerde, even als had die- hem<br />
èigenlyk Imperator gemaakt. Nadat reeds<br />
diergeiyke redenen openlyk door het leger<br />
waren gevoerd geworden, kwam cle eerlte<br />
January opdagen. Toen nu FLACCUS hen<br />
op dezen dag had zamengeroepen om,<br />
Volgens gewoonte, den eed van getrouw<br />
heid aan den Imperator afteleggen, liepen<br />
£y naar de ftandbeelden van GALBA, ruk-<br />
XIII. DEEL. D tm
S O H E T L E V E N<br />
ten die omver, en verbryzelden dezelven;<br />
waarop zy getrouwheid zwoeren aan den<br />
Raad en het volk van Rome, en vervol,<br />
gens uitééngingen. Den bevelhebberen be<br />
kroop hierop de vrees, dat deze afzwee<br />
ring van den Vorst eenen gebeden afval<br />
ten gevolge zoude hebben, en een derzel-<br />
ven fprak hen dus aan: „ Wat gaat ons<br />
„ aan, fpitsbroeders? zullen wy het Op.<br />
„perhoofd, dat wy hebben, verwerpen,<br />
„ en geen ander Opperhoofd aanftellen?<br />
„ Zou dit niet zyn, als of wy ons niet<br />
„ flechts van GALBA, maar van alle op-<br />
„ pergezach en van alle ondergefchiktheid<br />
„wilden ontdoen? Dat wy FLACCUS<br />
„ HORDEONIUS, die niets meer is dan<br />
„ eene fchaduw en een beeld van GAL.<br />
„BA, lopen laten; doch flechts ééne dag-<br />
„ reize vanhier hebben wy VITELLIUS,<br />
„ die het andere gedeelte van Germanië<br />
„ beftuurt; een man, wiens vader Cenfor<br />
„ en driemaal Conful is geweest, en min<br />
„ of meer het bewind met CLAUDIUS<br />
„ C;ESAR gedeeld heeft; die zelf arm<br />
„ zynde , 't welk van zommigen voor<br />
„ fchande wordt geacht, juist daardoor<br />
„ een in 't oog lopend bew.ys geeft van<br />
r> zy-
V A N G A L B A . 51<br />
„ zyne eerlykheid en edelmoedigheid. Wel*<br />
„ aan! laac ons dezen kiezen, en daardoor<br />
„ aan de wereld tonen, dat wy beter keu-<br />
„ ze van eenen Imperator weten te doen,<br />
„ dan de Spanjaarden en Lufitaniers." Als<br />
dit voorftel door zommigen dadelyk goedgekeurd,<br />
doch door anderen verworpen<br />
wierd, Hoop een der vaandragers heimelyk<br />
weg uit het leger, en bragt de tyding van<br />
het voorgevallene over aan VITELLIUS,<br />
die thands, daar het nacht was, met een<br />
aantal gasten aan tafel zat. De tyding<br />
door het leger verfpreid zynde , kwam<br />
FABIUS VALENS, Ovcrfle van een Legioen,<br />
's anderendaags met' een groot gevolg<br />
van ruitery aanfnellen, en begroetede<br />
bet eerst VITELLIUS als Imperator. Deze<br />
nu had wel in vorige dagen gefchenen<br />
afkcerig te zyn van dien titel, en, als<br />
bang zynde voor den last van het opperbelluur,<br />
denzelven te ontwyken ; maar<br />
thands, daar hy van 's middags af rykelyk<br />
gegeten en gedronken had (u), was hy,<br />
zegt men, aanftonds gereed om den naam<br />
van<br />
00 De voorbeeldeloze zwelgery van dit ge<br />
drocht is algemeen genoeg bekend : lezers., die<br />
D 2 'er
5a . H E T L E V E N<br />
van GERMANICUS, dien-men hem gaf,<br />
aantenemen, doch wees dien van CAESAR<br />
van de band. Weidra kwamen ook de<br />
benden van FLACCUS, afziende van dien<br />
fraaien en republyks-gezinden eed aan den<br />
Raad gedaan, aan VITELLIUS als Impe<br />
rator trouw en gehoorfaamheid zweeren.<br />
Op deze wyze werd VITELLIUS als<br />
Imperator in Germanië uitgeroepen. GAL<br />
BA, de tyding van dezen ophand bekomen<br />
hebbende, wilde nu niet langer dralen met<br />
iemand voor zoon aantenemen, en weten<br />
de, dat eenigen van zyne vrienden DOLA-<br />
BELLA, doch de mecsten OTHO genegen<br />
waren, welke beiden door hem werden af.<br />
gekeurd, liet hy, zonder hun een woord<br />
daarvan te zeggen, PISO ontbieden, zynde<br />
een afftammeling van CRASSUS en SCRI-<br />
BONIUS (y) t die door NERO waren om-<br />
gebragt, en een jongman, in wiens karak<br />
ter,<br />
'er nog ftalen van behoeven, kunnen die vinden<br />
by onzen STUART in het 25de deel van zyne<br />
Romeinfche Gefchiedenisfen, bladz. 16 en volgg.<br />
(v) Wy volgen hier de verbetering, door LIP-<br />
SIUS en DU SOUL op goede gronden als nood-<br />
zakelyk beweerd.
V A N G A L B A . 53<br />
ter, geheel 1<br />
tot deugd geftemd, zedigheid<br />
en ernsthaftigheid ten duidelyklten door-<br />
lrraaklen. Daarop ging hy naar het leger,<br />
om dezen tot CISAR te benoemen, en<br />
voor zynen opvolger te verklaaren. Dan<br />
reeds terftond, zo als hy de deur uitging,<br />
bejegenden hem kwade voorteekens van<br />
den hemel; en toen hy vervolgens in het<br />
leger begonnen was zyne aanfpraak te<br />
doen, die hy deels uit het geheugen op.<br />
zeide, deels gefchreven voorlas, donderde<br />
en blikfcmdc het zó aanhoudend, en viel<br />
'er zulk een geweldige ilortregen , van<br />
dikke duisternis vergezeld, over het leger<br />
en de ftad, 'dat men duidelyk zag, dat de<br />
Goden die keuze niet bekrachtigden noch<br />
goedkeurden, en dat dus deze zoons-aan<br />
neming geen goed gevolg zoude hebben.<br />
Ook gaf het krygsvolk door een {troef<br />
gelaat hun inwendig misnoegen te kennen,<br />
dat zelfs nu hun geene vereering wierd<br />
uitgereikt. Ten aanzien van PISO waren<br />
de omftanders, lettende op den toon van<br />
zyne Hem en op zyn gelaat, zeer verwon<br />
derd, dat hy eene zo grote gunst zonder<br />
eenige verrukking, fchoon geenzins onver.<br />
fehiHIg, ontving; gelyk men aan den an-<br />
D 3 de-
54 H E T L E V E N<br />
deren kant op het gelaat van OTHO me*<br />
nigvuldige blyken befpeurde van verbittering<br />
en gramfchap over zyne teleurgeftelde<br />
hoop op het oppergebied; want daar hy<br />
te voren hetzelve waardig was geoordeeld,<br />
en reeds zeer öaby het bezit daarvan was<br />
geweest, befchomvde hy deze teleurfteiling<br />
als een teeken van GALBA'S haat en<br />
vyandige gezindheid tegen hem ; en dit<br />
maakte hem eenigzins beducht voor zyn<br />
toekomltig lot. Dan, daar hy p i s o vreesde,<br />
GALBA verfoeide, en op VINIUS gebeten<br />
was, ging hy met zeer verfchillendê<br />
gemoeds»aandoeningen heen; want de Wichelaars<br />
en Chaldéers, die hem omringden,<br />
deeden hun best om te beletten, dat<br />
hy zyne hoop opgaf en zyne oogmerken<br />
liet varen; voornamelyk PTOLEMJÏUS,<br />
die zich daarop beriep, dat hy hem voor*<br />
heen meermalen voorfpeld had, dat NERO<br />
hem niet om 't leven brengen> maar zelf<br />
vóór hem fterven zoude, en dat hy niet<br />
alleen in leven zou blyven, maar ook tot<br />
het opperbewind over het Romeinfche volk<br />
zou geraken; en vermids hy nu in het eene<br />
een waar Profeet was geweest, beweerde<br />
hy, dat OTHO ook de uhoop op het andere
V A N G A L B A . 55<br />
dere niet moest opgeven. Niet weinig<br />
verkerkten hem ook hierin dezulken, die<br />
hem heimelyk hun medelydcn betoonden,<br />
en hem beklaagden, als iemand, die on<br />
dankbaar behandeld wierd. Ook kwamen<br />
zeer velen van de vrienden van TIGILLI<br />
NUS en NYMPHIDIUS, die voorheen in<br />
aanzien geweest waren, maar thans verne<br />
derd waren en bet onderfpit delfden, zich<br />
aan hem aanbieden, beklaagden zyn lot,<br />
en wekten zyne gevoeligheid meer en<br />
meer op.<br />
Onder dezelven bevonden zich VETU-<br />
EIUS en BARBIUS, de een Onder-hop<br />
man, en de ander Tesferarius; zo noem<br />
de men die zoort van officieren, die als'<br />
overbrengers van het wagtwoord en kond-<br />
fchappers in het leger dienden (V> By<br />
dezen voegde zich ook ONOMASTUS,<br />
een<br />
(V) Van Tesfera, beteekenende de Order of<br />
ook het Wachtwoord : het overbrengen hiervan,<br />
gefchiedde eertyds door eenen der wachthebbende<br />
Tribunen, die hetzelve aan de hoplieden ter hand<br />
ftelde, door welken het verder aan de zoldaten,<br />
werd overgebracht: doch naderhand werd dit het<br />
werk van afzonderlyk daartoe aangeftelde perzo<br />
nen, Tesferarii genoemd.<br />
D 4
§6 H E T L E V E N<br />
een vrygelatene van OTIIO; welken te ga»<br />
men een gedeelte van het volk door geld,<br />
een ander gedeelte door vleiende vooruit-<br />
zichten afvallig maakten, daar het van zelf<br />
reeds aangefloken was, en flechts op eene<br />
gelegenheid tot afval wachtte : anders was<br />
bet zekerlyk geen werk van vier dagen,<br />
die 'er flechts tusfehen de aanneming en<br />
den moord verlopen zyn, een geheel le<br />
ger, dat welgezind was, tot afval te ver<br />
leiden ; want op den zesden dag daarna<br />
werden zy vermoord (x), zynde de vyf-<br />
tiende January. Op dezen dag was GALBA<br />
in den vroegen morgen in het Palatiura.<br />
bezig met eene offerande te doen, in te<br />
genwoordigheid yan zyne vrienden. De<br />
offerpriester UMBRICIUS, zodra hy het<br />
geweide van 't offerdier in handen kreeg,<br />
Verklaarde, niet in bedekte uitdrukkingen,<br />
maar ronduit, dat 'er zich teekenen van<br />
een groot oproer vertoonden, cn van een<br />
gevaar van verraad, 't welk den Imperator<br />
boven 't hoofd hing. In dit zelfde tydflip<br />
leverde de Godheid hem genoegfaam OTHO<br />
in handen: want deze ftond hierby, achter<br />
Te weten GALBA en PISO.<br />
GAL-.
V A N G A L B A . 57<br />
GALBA, en hoorde en zag wat 'er door<br />
UMBRICIUS gezegd en aangewezen wierd.<br />
Als hem dit ontdeld maakte, zodat hy tel<br />
kens van kleur verfchoot, kwam zyn vry-<br />
gelatcn ONOMASTUS hein zeggen, dat<br />
'ér bouwmeesters aan zyn huis op hem<br />
wachteden, Dit was een afgefproken feq-<br />
kcn, dat de tyd daar was voor OTHO, om<br />
het krygsvolk te gemoet te gaan. Onder<br />
voorivendzcl dus, dat hy een oud huis had<br />
gekocht, waarvan hy de gebreken aan de<br />
aannemers wilde aanwyzen, ging hy heen,<br />
en langs het zogenaamde huis van TIBE-<br />
mus afdygende begaf hy zich naar die<br />
plaats van de Markt, daar de gouden zuil<br />
ilaat, waarop alle de wegen van geheel<br />
Italië uitlopen (y~).<br />
D3<br />
(y) AUGUSTUS had als Curator viarum op<br />
de Markt eene kleine goude zuil doen plaatfen,<br />
waarop alle de hoofdwegen, die door Italië lie<br />
pen, getekend waren, en vanwaar af elke duizend<br />
fchreden door eenen fteen werden aangeduid:<br />
hierom vindt men meermalen by de Latynfcha<br />
Sehryvers aan den tienden, of aan den honderd-<br />
ften fteen van de ftad, waarmede aangeduid wordt,<br />
dat zulk eene plaats zo vele duizend fchreden of<br />
mylen van de ftad, of eigenlyk van die myl-zuü<br />
gelegen is.<br />
D s
53 H E T L E V E N<br />
De eerften , welken hem daar ontvin<br />
gen , en als Imperator begroetedcn , wa<br />
ren, naar men zegt, niet meer dan drie<br />
entwintig in getal. Schoon hy nu noch<br />
verzwakt naar 't lichaam, noch lafhartig van<br />
ziel was, fchrikte hem dit nogthans af.<br />
Dan de zoldaten lieten hem geenen tyd,<br />
plaatften zich met uitgetogene zwaarden<br />
rondom de draagkoets, en geboden den<br />
dragers dezelve optenemen. Hy zelf riep<br />
tusfchen beiden herhaalde keeren, dat hy<br />
verloren was, en dreef de dragers insge.<br />
lyks aan: want zulks werd duidelyk ge<br />
hoord van eenigen, die meer daarover ver<br />
wonderd waren , dan onthutst door het<br />
klein getal der genen, die zulk eene on<br />
derneming waagden. Terwyl hy dus over<br />
de markt wierd gedragen, kwam weder<br />
een gelyk getal anderen opdagen, en ver.<br />
volgens voegden zich nog meer anderen,<br />
by drieën en vieren, daarby. Gezamenlyk<br />
begaven zy zich daarop met hem naar het<br />
leger, hem als CAESAR uitroepende, en<br />
de blanke zwaarden vooruithoudende. De<br />
Overfte, die thands voor aan de legerplaats<br />
de wacht had, MART IA LIS genaamd, en<br />
van de zaak, naar men zegt, onkundig<br />
was,
V A N G A L B A . 59<br />
was , door dit onverwachte voorval ont.<br />
fteld en verlegen, liet OTHO binnen. Toen<br />
hy binnen was, vond hy nergens tegenftand<br />
; want de genen, die van 't gene 'er<br />
gaande was onkundig waren, werden, over»<br />
eenkomftig het gemaakt ontwerp, door dedeelgenoten<br />
der zamenzweering terftond omfingeld,<br />
en hier en daar, by éénen en tweën,<br />
eerst door vrees, en vervolgens door overreding<br />
bewogen om mede te doen. Weldra<br />
kwam de tyding hiervan aan GALBA<br />
in het Palatium, terwyl de offerpriester nog<br />
by hem was, bezig met het geweide te<br />
befchouwen; zodat zelfs die genen, welken<br />
anders ongelovig waren en met die<br />
zoort vnn dingen ipotteden, zich verwonderden<br />
, en verbaasd (tonden over dit middel<br />
van Goddelyke openbaaring. Terwyl<br />
eene grote menigte van allerlei (lag van<br />
volk van de Markt naar het Palatium kwam<br />
aanwonnen, (telden zich VINIUS, LACO<br />
en eenige vrygelatenen met blote zwaarden<br />
te weer om hem te befchermen, en PISO<br />
liep naar buiten om met de lyfwacht te<br />
fpreken. MARIUS CELSUS, een dapper<br />
man , werd naar het Illyrifche legioen,<br />
't welk in de gallery, die naar VIPSA*<br />
mus
co H E T LEVEN<br />
NIUS haren naam had, post hield, gezon<br />
den, om hetzelve nog in tyds te winnen,<br />
il Als nu GALBA wilde buiten komen, en<br />
VINIUS dit afried, doch CELSUS daaren-<br />
tegen en LACO hem daartoe aanporden,<br />
hevig tegen VINIUS uitvarende, kwam<br />
zich inmiddels een gerucht verfpreiden, dat<br />
OTHO in het leger was omgebragt; en<br />
kort daarop zag men JULIUS ATTICUS,<br />
die met roem onder de lyfwacht diende,<br />
in drift met ontbloot zwaard aanlopen,<br />
roepende, dat hy CESAR'S vyand had om-<br />
gebragt; vervolgens drong hy door de me<br />
nigte , die in den weg ftond, heen , en<br />
toonde aan GALBA het zwaard, dat mee<br />
bloed geverfd was. Deze, hem aanziende,<br />
zeide tot hem: „ wie heeft u dit gebo-<br />
„ den ?" en als de ander daarop ten ant<br />
woord gaf, dat hem zulks geboden was<br />
door zyne trouw, en door den eed, dien<br />
hy gedaan had, riep de menigte hem toe,<br />
dat hy wél gedaan had, en klapte in de<br />
handen: waarop GALBA zich in de draag<br />
koets plaatfte en liet wegvoeren, met oog<br />
merk om aan JUPITER te offeren , en<br />
zich aan de burgery te vertonen. Dan zo-<br />
dra hy op de Markt gekomen was, beje.<br />
gen*
V A N G A L B A . 6t<br />
gende hem , even als ware de wind gé.<br />
draaid, eene geheel andere tyding, dat<br />
OTHO meester was van 't leger. Hierop,<br />
zo als het gemecnlyk gaat in zulk eene<br />
grote menigte volks , riepen zommigen,<br />
dat hy terug moest keeren, anderen, dat<br />
hy voort moest gaan ; dezen, dat hy ge.<br />
rust, genen, dat hy op zyne hoede moest<br />
zyn; terwyl zyne draagkoets, even als een<br />
fchrp in iiorm, dan herwaards, dan der-<br />
waard geilingerd wierd, en menigmaal dreig<br />
de omteflaan. Kort daarop kwam eerst<br />
paardevolk, en daarna voetvolk van de Ba-<br />
filica van p AU LUS aanfnellen , roepende<br />
als uit éénen mond , weg met den man<br />
zonder gezach (ï\ Nu ging de menigte<br />
arn 't lopen, niet om ieder voor zich een<br />
goed heenkomen te zoeken, maar om zich<br />
meester te maken van de galleryen en van<br />
de hoogte van de Markt, als ware 'er een<br />
fchouwfpel te zien. ATILIUS SERCEL»<br />
LO (a~) gaf als 't ware het teeken tot den<br />
uryd,<br />
(2) Of, zo ris men in onduitsch zonde zeg<br />
gen , weg met den privaatman: zo noemde men<br />
hem nu, als zynde, nadat OTHO voor Imperator<br />
was uitgeroepen, van alle waardigheid ontzet.<br />
(V) Volgens TACITUS is de waare nanm Att*<br />
iius Fergilio,
& H E T L E V E N<br />
ftryd, door hen ftandbeeld van GALBA ter<br />
neder te werpen, waarop van alle kanten<br />
pylen op de draagkoets geworpen werden.<br />
Dan daar geen derzelvcn hem trof, viel<br />
men van naby met blanke zwaarden op<br />
hem aan. Niemand was 'er, die hem be-<br />
fchermde, of liand hield , behaiven één<br />
enkel man, zynde dus onder zo vele dui-<br />
zenden de ecnigfle, dien de zon als<br />
waardig het Romeinfche gebied befchouw-<br />
de. Deze was de Hoofdman SEMPRO-<br />
NIUS DENSUS (£), die voor zich nooit<br />
eenige gunst van GALBA genoten hebben-<br />
de, alleen uit gehoorfaamheid aan eed en<br />
plïgt, zich voor de draagkoets te weer<br />
Helde, cn eerst zynen hopmans-ftok, wel.<br />
ke diende om den moedwilligen krygsman<br />
te ftraffen , omhoog houdende, den aan-<br />
valleren op eenen gebiedenden toon toe<br />
riep, dat zy hunne handen van den Impe<br />
rator moesten afhouden. Doch als nu de.<br />
zen<br />
(è) Ook deze naam is hier in den tekst weder<br />
geheel anders gefpeld , en wel zó, dat het naar<br />
gociien Romeinfchen naam gelykt, waarom wy<br />
met andere vertalers de opgave van TACITUS ge*<br />
Volgd zyn.
V A N G A L B A . 63<br />
zen op hem zeiven aanvielen, trok hy her<br />
zwaard, en verweerde zich eenen gcrui.<br />
men tyd, totdat hy in de knieën gehou.<br />
wen zynde ter aarde zeeg.<br />
De draagkoets by het meir van c u R-<br />
TIUS omgeworpen, en GALBA daaruit ge-<br />
ftort zynde, fchoten de moorders toe, en<br />
hieuwen naar hem, die geharnascht was;<br />
waarop hy hun den ftrot bood, zeggende:<br />
toe maar, zo dit ten beste van 't Ro-<br />
meinfche volk kan ftrekken. Hy kreeg dus<br />
verfcheidene houwen aan beenen en ar.<br />
men ; dan de gene, die hem den ftrot<br />
doorhieuw, was, zo als de meesten zeg<br />
gen , CAMURius, een zoldaat van het<br />
vyftiende Legioen: zommigen willen, dat<br />
het een TERENTIUS, anderen een AR.<br />
CADIUS, eenigen ook, dat het een FA»<br />
BIUS FABULUS geweest is, en voegen<br />
'er by, dat deze laatstgenoemde, nadat hy<br />
het hoofd had afgehouwen, hetzelve in<br />
zyn kleed wegdroeg , dewyl het wegens<br />
de kaalheid moeilyk te var.en was; doch<br />
als de genen, die by hem waren, niet wil.<br />
den, dat hy het verborgen zoude houden,<br />
maar dat hy het bewys van zyne dapper<br />
heid
Bi H E T L E V E N<br />
heid aan elk zou laten zien, had hy het<br />
aan eene piek gedoken, en dus omhoog<br />
geheven dat hoofd eens grysaards, die<br />
een goed Vorst 4 die Opper-pontifex, die<br />
Conful geweest was ; en was daarmede<br />
fondgelopen, op de wyze der Bacchanten,<br />
zich telkens omdraaiende, en fchuddende<br />
de piek, die droop van bloed.<br />
Toen nu dit hoofd aan OTHO gebragt<br />
wierd, zegt men, dat hy uitriep: „ dat is<br />
„niets, myne fpitsbroeders ! het hoofd<br />
„ van PISO moet gy my vertonen." Ook<br />
dit werd hem kort daarna gebragt; want<br />
die jonge Vorst had, na het bekomen van<br />
eene wonde, de vlagt genomen, doch was<br />
achterhaald door zekeren MURCUS, en by<br />
den tempel van VESTA vermoord. Ooit<br />
werd VINIUS ter dood gebragt, fchoori<br />
hy verklaarde deelgenoot te zyn van dó<br />
zamenzweering tegen GALBA, en uitriep,<br />
dat het tegen de meening van OTHO was,<br />
dat men hem om 't leven bragt. Men<br />
hieuw dus hem, gelyk ook L A C O , het<br />
hoofd af, en bragt beiden aan OTriOj<br />
verzoekende daarvoor eene beloning. Dan,<br />
als ARCHILOCIIUS zegt;
VAN G A L B A . €5<br />
„ *T 2yn flechts zeven, die in 't vluchten door<br />
„ ons zwaard zyn neêrgeveld:<br />
„ Duizend onzer willen echter mede als moorders<br />
„ zyn geteld."<br />
zo waren 'er ook eene menigte lieden, die,<br />
geen deel aan den moord hebbende gehad,<br />
hunne handen en zwaarden met bloed verfden,<br />
en met vertoon daarvan fmeekfc'hrifren<br />
aan OTHO inleverden om beloningen<br />
te erlangen. Als zodanigen werden naderhand<br />
honderd en twintig uit de ftaatspap-ieren<br />
bekend, welken VITELLIUS allen<br />
liet opzoeken en ter dood brengen. MA-<br />
'KIUS CELSUS kwam ook in 't leger,<br />
waar velen met befchuldigingen tegen hem<br />
opkwamen, dat hy de zoldaten had aangepord<br />
om GALBA ter hu'lpe te komen,<br />
'en deswegen cischten, dat by gedood zou.<br />
de worden. Dit wilde OTHO wel niet<br />
'toelhan, dan daar by hun ook niet durfde<br />
tegenfprekeh, zeide hy, dat hy hem nog<br />
zo fchielyk niet wilde ter doöd gebragt<br />
hebben, omdat 'ér dingen waren, die hy<br />
vooraf van hem moest uitvorfchen; hy liet<br />
hem dus binden, en gaf hem in bewaring<br />
over aan die genen, waarin hy het meeste<br />
vertrouwen ftelde.<br />
|ÜU. DEEL. £ JVeV
66 HET L E V E N<br />
Weldra werd de Raad byeengeroepen,<br />
en even als of het andere menfchen wa<br />
ren , of dat 'er andere Góden gekomen<br />
waren, die Raad kwam gereedelyk op,<br />
en zwoer getrouwheid aan OTHO, die zelf<br />
den eed van getrouwheid, aan GALBA ge-<br />
zwooren, verbroken had ; ook gaf men<br />
hem de titels van CAESAR en AUGUS<br />
TUS: en dit alles gefchiedde, terwyl de<br />
lyken der vermoorden, zonder hoofden, in<br />
Confuls gewaad, op de Markt verachtelyk<br />
neergeworpen lagen. Toen men met de<br />
hoofden nu verder niet meer wist te doen,<br />
verkocht het volk dat van VINIUS aan<br />
deszelfs dochter voor tweeduizend en vyf-<br />
honderd drachmen; dat van PISO werd<br />
aan deszelfs vrouw VERANIA , op hare<br />
bede, ter hand gefteld; dat van G A L B A<br />
gaf men aan de Haven van PATROBIUS<br />
en VITELLIUS (O, die hetzelve eerst op<br />
de wreedfte en fmadelykfte wyze behandel<br />
den, en vervolgens wegfmeten ter plaatfe,<br />
waar de genen, die door de CJESARS ver<br />
oor.<br />
(c) De naam van VITELLIUS koomt noch by<br />
TACITUS noch by SUETONIUS in dit geval<br />
voor, en wordt daarom van XYLANQER en DW<br />
SOUL verdacht gehouden.
V A N G A L B A . 67<br />
oordeeld zyn, ter dood gebragt worden,<br />
festertium genaamd (^). Het lyk van GAL<br />
BA werd door PRISCUS HELVIDIUS, met<br />
toeftemming van OTHO, weggenomen, en<br />
's nachts door deszelfs vrygelaten ARGIUS<br />
begraven.<br />
Dus verre het leven van GALBA, een<br />
man, die in afkomst en rykdom voor weinigen<br />
der oude Romeinen behoefde onder<br />
te doen, en in beiden alle zyne tydgenoten<br />
overtrof; die onder vyf Imperators in<br />
aanzien en roem had geleefd, zodat hy<br />
meer door zynen naam, dan door zyne<br />
magt, NERO deed vallen. Zyne medezamengezworenen<br />
werden deels door niemand<br />
waardig geacht om de oppermagt te<br />
bekleden, deels oordeelden zy zich zeiven<br />
het niet waardig. Maar GALBA, die voor<br />
Imperator werd uitgeroepen, en die roep.<br />
ftem gehoorfaamde, en die aan de ftoute<br />
onderneming van VINDEX zynen naam<br />
leende, maakte, dat de afval van dezen,<br />
Welke een oproer en omkeering van 't be-<br />
ftuur<br />
00 Das heette die plaats, omdat zy twee en<br />
eene halve myl van de ftad lag buiten de Esqui»<br />
lynfche poort,<br />
E *
68 H E T , L E V E N<br />
ftuur werd genoemd, als een burger-oor-<br />
log befchouwd wierd, toen 'er een man<br />
aan 't hoofd kwam, die waardig was het<br />
gebied te voeren. Waarom hy ook, be-<br />
weerende, dat hy niet voor zich het ge<br />
bied aangreep, maar veelmeer zich zeiven<br />
aan het gebied overgaf, zich gezind be-<br />
toonde om als opperbevelhebber het krygs-<br />
Volk , dat door TIGILLINUS en NYM<br />
PHIDIUS bedorven was, tot ondergefchikt.<br />
heid terug te brengen, even zo als FABRI-<br />
CIUS en CAMILLUS hadden gedaan met<br />
het Romeinfche krygsvolk van hunnen tyd.<br />
En hoe zeer zyn ouderdom hem in den<br />
weg was, is hy nogthans, met betrekking<br />
tot de wapenen en krygsverrichtingen, een<br />
deugdzaam opperbeftuurder geweest, even<br />
als die van den ouden tyd. Dan, vermids<br />
hy zich te veel overgaf aan eenen VÏNIUS,<br />
LACO en aan zyne vrygelatenen, die alles<br />
voor geld veil hadden, gelykerwys NERO<br />
zich ook aan onverzadelyke fchepfels had<br />
overgegeven, vond men niemand, toen hy<br />
dood was, die om het verlies van hem als<br />
Imperator treurde, maar wel zeer velen,<br />
«ie zyn ongelukkig uiteinde beklaagden.<br />
IET
H E T<br />
L E V E N<br />
V A N<br />
O T H O .<br />
E 3
H E T<br />
L E V E N<br />
V A N<br />
O T H O .<br />
J) e<br />
nieuwe Imperator begaf zich reeds<br />
in den vroegen morgen naar het Kapi-<br />
tool fjz), waar hy offerde, en vervolgens<br />
MARIUS CELSUS by zich liet brengen,<br />
welken hy vriendelyk ontving en aanfprak,<br />
hem vermanende, dat hy meer moest ver-<br />
ge*<br />
(a) Deze woorden, welke het leven van OTHO<br />
aan dat van GALBA aanknopen, en een voortge<br />
zet verhaal te kennen geven, toonen genoeg, dat<br />
hier een geheel verfchillend plan is van dat,<br />
't welk PLUTARCHUS in de Levens der Grieken<br />
en Romeinen, onderling vergeleken , gevolgd<br />
heeft, en dat de fchryver hier eene achtereen vol-<br />
gënde gefchiedenis van alle de C^ESAR'S levert.<br />
Dit fchynt myne gisfing te bevestigen, dat deze<br />
levens van eene andere hand zyn. Fr. Vert.<br />
E 4
72 H E T LEVEN<br />
geten zyne befchuldiging, dan zyne vry-<br />
fpraak. Deze beantwoordde zulks zonder<br />
laagheid , doch niet zonder gevo.1 van<br />
dankbaarheid, zeggende dat zyne befchul<br />
diging een overtuigend bewys was van<br />
zyn goed gedrag, daar men hem befchul-<br />
digd had getrouw te zyn gebleven aan<br />
GALBA, aan wien hy geenerhande ver?<br />
pligting had. Dit gedrag van beiden<br />
was zeer tot genoegen der omftanders, en<br />
werd van het krygsvolk geprezen. De re>.<br />
denen, die hy in den Raad voerde, waren<br />
geriemd op den toon van burgerlykheid en<br />
zachtmoedigheid, en den tyd, die hem<br />
van het Confulfchap nog overig was, deel<br />
de hy met VERGINIUS RUFUS: ook liet<br />
hy allen, die door NERO of GALBA tot<br />
Confuls benoemd waren, dien rang behou<br />
den. De priesterlyke waardigheid fchonk<br />
hy aan dezulken, die uit hoofde van jaren<br />
of verworven roem aanfpraak daarop had<br />
den. Aan alle de Raadsheeren, die onder<br />
NERO gebannen en onder GALBA terug<br />
geroepen waren, gaf hy hunne goederen,<br />
voor zo verre die niet verkocht waren en<br />
nog gevonden werden, terug. Dit had ten
V A N O T I I O. 73<br />
gevolge, dat de eerden en voornaamften<br />
van den Staat, die in 't eerst gebeefd had.<br />
den, even als of niet een mensch, maar<br />
eene Furie, of een boze Geest, zich eensklaps<br />
meester van het Opperbewind gemaakt<br />
had, thans gundiger vooruitzichten begonden<br />
te koesteren van een Beduur, 't welk<br />
een vriendelyk gelaat toonde.<br />
Tevens drekce niets den Romeinen zó<br />
zeer tot genoegen en won zó zeer deszelfs<br />
genegenheid , als zyn gedrag ten aanzien<br />
van TIGELLINUS. Deze werd, wel is<br />
waar, reeds heimelyk gedraft door de vrees<br />
voor de draf, welke het volk als eene<br />
fchuld voor den Staat invorderde, en door<br />
de ongeneeslyke kwalen, die hy leed aan<br />
het lichaam. Ook werden zyne fnode en<br />
verfoeilyke ontuchtigheden met openbare<br />
en liederlykc vrouwlieden, naar welken<br />
zyne tomeloze drift met een dervend lichaam<br />
nog deeds fmachtend haakte , door<br />
verdandige lieden befchouwd als de zwaar,<br />
de draf voor hem, en zo goed als duizend<br />
doden. Met dat alles echter konden do<br />
meesten niet duldeu, dat hy het daglicht<br />
nog aanfchouwde, nadat hy zo vele en zo<br />
E 5 voor-
74 H E T L E V E N<br />
voorname mannen van hetzelve beroofd had.<br />
Derhalven zond OTHO iemand tot hem af<br />
naar zyn landgoed by Sinuesfa, waar hy<br />
zyn verblyf hield, en fchepen had gereed<br />
leggen om daarmede de vlugt te nemen.<br />
Eerst zocht hy den afgezondenen met geld<br />
omtekopen, dat hy hem liet ontkomen;<br />
maar toen dit niet gelukte, gaf hy evenwel<br />
gefchenken , doch verzocht hem zo<br />
lang te vertoeven tot dat hy zynen baard<br />
gefchoren had; en daarop fneed hy zich<br />
zelf met het fcheermes de keel af.<br />
Nadat C;ESAR dus aan het volk de<br />
rechtmatigfte voldoening had gegeven, toonde<br />
hy voor zich zeiven allen byzonderen<br />
haat ter zyde te ftellen. En om 't gemeen<br />
genoegen te geven, weigerde hy niet voor<br />
*t eerst in de fchouwburgen met den naam<br />
van NERO begroet te worden, noch belette<br />
ook , dat de ftandbeelden van NERO<br />
door zommigen in 't openbaar ten toon<br />
wierden gefteld. Ook verhaalt CLAUDIUS<br />
RUFUS (b~) dat in de opene brieven, die<br />
naar<br />
O) LIPSIUS heeft by TACITUS Annal.<br />
XIII. 20. aangemerkt, dat de naam van dezen<br />
fchry-
V A N O T H O . 75<br />
naar Spanje gingen, waarmede de boden<br />
worden afgezonden, de naam (c) van NE<br />
RO by dien van OTHO gevoegd was ; doch<br />
dat hy evenwel, merkende, dat zulks by<br />
de voornaamften en meestvermogenden kwa-<br />
lyk wierd opgenomen, dit in 't vervolg<br />
heeft nagelaten.<br />
Nadat OTHO zyn beftuur op dezen voet<br />
had ingericht, moest hy last lyden van de<br />
zoldaten, die hem telkens kwamen waar-<br />
fchouwen , dat hy op zyne hoede moest zyn<br />
tegen de aanzienlyke lieden, en dat hy die<br />
van zich moest weeren; 't zy dat zulks<br />
voortkwam uit genegenheid, die hen in<br />
der daad gevaar voor hem deed vrezen, of<br />
dat zy onder dit voorwendfel beroering en<br />
corlog zochten te verwekken. Eens, als<br />
hy CRISPINUS had uitgezonden om de<br />
zeventiende Cohors van Ostia aftehalen, en<br />
de.<br />
fchryver niet CLAUDIUS maar CLUVIUS RUFUS<br />
geweest is, en dat, overeenkomftig hiermede PLU-<br />
TARCHUS uit TACITUS verbeterd moet worden.<br />
(/) Wy hebben het byvoeglyke SÏIOV onvertaald<br />
gelaten, oordelende met I.IPSIUS, BRYANE en<br />
»u SOUL, dat hetzelve, immers zb als het'er<br />
nu Haat, geenen voegfamen zin oplevert.
76 H E T L E V E N<br />
deze zich te midden van den nacht tot die<br />
reis gereed maakte, en de wapenen op de<br />
wagens laadde, begonden de floutmoedig-<br />
ften alle te roepen, dat CRISPINUS met<br />
hetgene hy daar kwam doen niets goeds<br />
in den zin had, dat de Raad aanvankelyk<br />
pogingen tot eene on wen teling deed, en<br />
dat die wapenen niet vóór CAESAR, maar<br />
tegen CES AI in gereedheid gebragt wier<br />
den. Daar deze taal op velen indruk<br />
maakte, en de gemoederen aan 't gisten<br />
bragt, vielen zommigen op de wagens aan,<br />
anderen op de twee Hoplieden , die het<br />
geweld tegengingen, en bragten dezen met<br />
CRISPINUS zei ven om 't leven; allen zich<br />
van 't nodige voorzien, en elkander aan<br />
gemoedigd hebbende om ter hulpe van<br />
C/ESAR toetefchieten, togen op weg naar<br />
Rome. Daar vernomen hebbende, dat 'er<br />
tachtig leden van den Raad by C^SAR<br />
ter maaltyd waren, liepen zy dadelyk naar<br />
bet Paleis, zeggende, dstt nu de gelegen,<br />
beid fchoon ftond om in eens alle de vy.<br />
anden van CAESAR van kant te helpen.<br />
Dit gaf' eene algemeene ontftelcenis door<br />
de geheele flad, als wierd dezelve mee<br />
eene oogenblikkelyke plondering bedreigd.<br />
In
V A N O T H O . 77<br />
In het Paleis liep men af en aan , en<br />
OTHO zelf was in de uiterfte bedremmeling.<br />
Want daar hy voor de leden van den Raad<br />
vreesde, was hy de gene, wien zy vrees<br />
den, en hy zag, hoe zy fprakeloos en ten<br />
uiterlten beangst de oogen op hem geves<br />
tigd hielden, hebbende zommigen ook nog<br />
hunne vrouwen medegebragt. Hierop zond<br />
hy dadelyk Krygsbevelhebbers uit, om met<br />
de zoldaten te fpreken en hen neer te zet<br />
ten, doch brak tevens de maaltyd af, en<br />
liet zyne gasten door eene andere deur<br />
vertrekken. Naauwlyks hadden zy tyd ge<br />
had om te ontkomen, toen het krygsvolk<br />
de zaal kwam binnen ftormen, vragende,<br />
waar de vyanden van C^SAR gebleven<br />
waren. Hy daarop van zyn tafelbed op-<br />
ryzende ftelde alle zyne welsprekendheid te<br />
werk, om hen tot bedaren te brengen, en<br />
had genoeg te doen om hen door fmeeken,<br />
ja zelfs door het Horten van tranen, te be<br />
wegen om heen te gaan. 's Anderendaags,<br />
nadat hy aan allen hoofd voor hoofd eene<br />
vereering van twaalfhonderd en vyftig<br />
drachmen gegeven had, ging hy by hen<br />
in 't leger, en prees hen in 't gemeen we<br />
gens de blyken van genegenheid en yver,<br />
wel-
78 H E T L E V E N<br />
i<br />
welke zy jegens hem betoond hadden;<br />
doch zeide tevens, dat zommigen met kwa<br />
de oogmerken heimelyk zamenfpanden, die<br />
zyne goedheid, en de getrouwheid der<br />
overigen door hun gedrag lasterden, ver<br />
zoekende, dat zy in zyn misnoegen hier<br />
over mogten deelen, en hem behulpfaam<br />
zyn om de zodanigen te ftraffen. Dit werd<br />
algemeen goedgekeurd, en op de ftraf der<br />
fchuldigen aangedrongen. Echter kipte hy<br />
flechts twee daaruit, zynde dezulken, om<br />
wier ftraf zich niemand zeer bekreunen<br />
zoude, en daarop ging hy weder heen.'<br />
Zy, die met hem ingenomen waren, en<br />
reeds vertrouwen in hem ftelden, bewon<br />
derden deze verandering: doek anderen be»<br />
fchouwden zulks als eenen trek van ftaat-<br />
kunde, die zich naar de tydsomftandighe-<br />
den febikte, zodat hy het volk vleide we<br />
gens het vooruitzicht van eenen oorlog.<br />
Er was namelyk reeds de zekere tyding<br />
ingekomen, dat VITELLIUS den tytel en<br />
het gezach van Imperator had aangeno<br />
men, en 'er kwamen onophoudelyk vlie<br />
gende boden, met een bericht, dat des<br />
zelfs magt fteeds groter wierd: dan 'er<br />
kwamen ook anderen met tyding, dat de<br />
le-
V A N OTHO. 79<br />
legers in Pannonië, Dalmatië en Myfië met<br />
derzei ver Opperbevelhebbers OTHO hadden<br />
verkoren. Spoedig kwamen 'er ook gunftige<br />
brieven van MUCIANUS en VESPA-<br />
SIANUS, die beiden, de een in Syrië, de<br />
ander in Judéa, eene grote magt byeen<br />
hadden. Hierdoor hooggevoelend geworden<br />
, fchreef hy aan VITELLIUS eenen<br />
brief, waarin hy hem vermaande zich met<br />
geene oorlogzuchtige plans optehouden (d\<br />
belovende hem aanzienlyke zommen gclds<br />
te zullen geven , benevens eene ftad, waar<br />
hy een gemakkelyk en vrolyk leven buiten<br />
alle onrust zou kunnen leiden. Deze<br />
beantwoordde hem eerst met bedekte fpotterny<br />
; maar daar het vervolgens hooger<br />
tusfcben hen begon, fchreven zy elkander<br />
van weerskanten fcheldwoorden en onbetamelyke<br />
befchimpingen, verwytende de een<br />
den anderen, wel niet tegen de waarheid,<br />
maar toch op eene dolle en befpottelyke<br />
manier de ondeugden, waarmede beiden befmet<br />
waren: zo als ongebondenheid, ver.<br />
wyfd-<br />
(i) Daar de gewone lezing hier niet voldeed,<br />
jkwam ons de eenvoudigfte weg voor, met REIS-<br />
«B het woordeken w in den Tekst aantenemen.
8o K I T L E V E N<br />
wyfdheid, gebrek aan krygskunde, hunnen<br />
vorigen behoeftigen ftaat, en de menigte<br />
van fchulden, waarin zy zich daardoor ge-<br />
ftoken hadden (e); in alle welke opzich<br />
ten het moeilyk viel te bepalen, wie van<br />
beiden daarin den anderen overtrof, 'Er<br />
werden ook velerlei voorteekenen en vreem<br />
de verfchynfelen verteld, die meestal twy.<br />
felacbtig en door geene getuigen bevestigd<br />
waren; doch op het Kapitool, waar een<br />
beeld der Overwinning op eenen wagen<br />
Hond, hadden allen gezien, dat die Over<br />
winning de teugels uit de handen liet vallen,<br />
als niet meer in (laat zynde om dezel-<br />
ven te houden; en op het Eiland van den<br />
Tiber had men het llandbeeld van CAJUS<br />
CAESAR, zonder dat 'er eene aardbeving<br />
of rukwind had plaats gehad, zich van het<br />
Westen naar het Oosten zien keeren. Dit<br />
zelfde gaf men voor ook gebeurd te zyn<br />
ten tyde , dat VESPASIANUS zich reeds<br />
•openlyk van het beuuur van zaken meester<br />
maak-<br />
O) Mqgelyk is hier In het oorfpronkelyke een<br />
-woord uitgevallen; anders zeker moet, zo als DU<br />
SOUL wilde, xect worden weggelaten: dit laatifc<br />
gevoelen hebben wij in de vertaling gevolgd.
V A N O T H O , Bi<br />
maakte. Ook werd in 't algemeen het<br />
overlopen van den Tiber als een kwaad<br />
voorteeken befchouwd: want fchoon he«<br />
de tyd van t jaar was, dat de rivieren hec<br />
meest gezwollen zyn, was echter de Tiber<br />
nooit voorheen zó hoog geweest, noch<br />
had zó vele fchade en verwoesting veroor<br />
zaakt als thans, daar hy een groot gedeek<br />
te van de ftad overftroomde , en wel<br />
voornamelyk de Markt, waar het koorni<br />
verkocht wordt, waardoor een zware hon<br />
gersnood in de ftad ontftond, die vele dut<br />
gen achtereen duurde.<br />
Na dat 'er vervolgens tyding gekomen<br />
was , dat CECINA en VALENS, Bevel<br />
hebbers in dienst van VITELLIUS, de Al«<br />
pen hadden bezet, viel te Rome DOLA-<br />
BELLA, een man van aanzienlyke geboor<br />
te , in vermoeden by het krygsvolk vari<br />
eene omwenteling in 't hoofd te hebben;<br />
OTHO zond dezen i 't zy uit vrees voor<br />
Hem, of voor iemand anders (ƒ), naar<br />
Aqui-<br />
(/) REIKE betuigt deze plaats niet te vèrftaanj<br />
en inderdaad de woorden, zo als die thans in<br />
'i oorfpronkeïyke gelezen worden, en door ons' ver<br />
teld zyn, fchynen geenen draaglyken ain optele-<br />
XIII. DEEL. F V**
8a H E T L E V E N<br />
Aqinum (g~) 9 bevelende hem goedsmoeds<br />
te zyn. Daarop eene opfchryving doende<br />
van de aanzienlyke lieden, die hy met zich<br />
op den togt wilde nemen, fchreef hy me<br />
de op LUCIUS, den broeder van VITEL<br />
LIUS, zonder hem in aanzien enigzins te<br />
vermeerderen of te verminderen. Ook liet<br />
hy aan de moeder en de vrouw van VI<br />
TELLIUS fterke verzekering geven, dat zy<br />
niets voor zich te vrezen hadden. Het<br />
bevel over de ftad gaf hy aan FLAVIUS<br />
sABINus, broeder van VESPASIANUS,<br />
't zy dat hy ook dit deed om NERO te<br />
vereeren, (want van dezen had SABINUS<br />
dat bevel ontvangen, 't welk GALBA hem<br />
weder had afgenomen) 't zy dat hy aan<br />
VESPASIANUS een bewys wilde geven<br />
van<br />
veren. Onzes beduukens, is de meer ing des fchryvers<br />
geweest, dat OTHO bevreesd was, of dat<br />
DOLABELLA, volgens het vermoeden van het<br />
krygsvolk , waarlyk oproerige plans in 't hoofd<br />
had, of dut deze, fchoon hy dan ook daaraan onfchuldig<br />
ware, gevaar liep om, wegens dat vermoeden,<br />
door het krygsvolk mishandeld te worden:<br />
doch in dat geval moet 'er in het oorfpronkelyke<br />
eenige verandering worden gemaakt.<br />
Eene ftad in 't koningrijk Napels. F. Fert.
V A » O T H O .<br />
83<br />
van zyne genegenheid en trouw, door SA<br />
BINUS te verhoogen.<br />
Hy zelf ging niet verder dan tot Brixi.<br />
lum, eene ftad van Italië, aan de Po ge<br />
legen (//),. en zond zyne krygsbenden af<br />
onder bevel van MARIUS CELSUS, SUE-<br />
TONIUS PAULINUS, GALLUS en SPURI-<br />
N A , mannen van naam, doch die nogthans<br />
niet konden handelen volgens de ontwer<br />
pen , vooraf door hun gemaakt, wegens<br />
gebrek aan krygstucht en overmoed onder<br />
het krygsvolk, 't welk weigerde de beve»<br />
len van iemand anders te gehoorfamen, dan<br />
van den Imperator, die zy zeiden, dat het<br />
bewind van hun had ontvangen. Dan by<br />
den vyand was het in dit opzicht ook niet<br />
volkomen pluis, zynde ook daar het krygs<br />
volk, in plaats van aan hunne hoofden te<br />
gehoorfamen, weerfpannig en oproerig uïc<br />
dezelfde oorzaak: dezen echter waren daar-*<br />
by bedreven in den oorlog, en niet afkee-<br />
rig van zwaren arbeid, waaraan zy gewoon'<br />
waren, terwyl de anderen, door ledigheid 9<br />
en een leven buiten oorlog doorgebragt,<br />
ver«<br />
Qi) Thans Berfello geheeten, op den Eöidalf-<br />
ken oeyer van de Po. Dezdfdt*<br />
F 2
8 4 H È T L E V E N<br />
verwyfd geworden, en gewoon den tyd in<br />
fchouwburgen en openbare volksvermaken<br />
te- flyten, wilden fchynen uit hoogmoed en<br />
laatdunkendheid zich aan de pligten eens<br />
krygsmans te onttrekken , als zich zeiven<br />
daartoe te goed achtende, en niet als waren<br />
zy niet in ftaat om dezelven waartenemen.<br />
SPURINA hen met geweld daartoe<br />
willende dwingen, liep byna gevaar van daardoor<br />
onder hunne handen zyn leven te<br />
verliezen. Geenerhande fmaadredenen en<br />
fcheldwoorden werden 'er door hun gefpaard,<br />
en zy noemden hem eenen verra.<br />
der, die de gunftige gelegenheden van<br />
cassAR en deszelfs belangen bedorf. Eenigen<br />
zelf kwamen 's nachts dronken by hem<br />
in de tent, en eischten verlof om heen te<br />
gaan, zeggende, dat zy by ciESAR moesten<br />
zyn om hem aanteklagen.<br />
Dan voor de omftandigheden en voor<br />
SPURINA werkte ten goeden eene belediging,<br />
die ten zelfden tyde aan het krygsvolk<br />
by Placentia werd aangedaan. Te<br />
weten, de zoldaten van VITELLIUS befpotteden<br />
die van OTHO, welke op de<br />
wallen ftonden, hun toeroepende, dat zy<br />
goed waren om eene rol op het toneel te<br />
fpe-
V A N OTHO. B|<br />
fpelen, eene Pyrrkha te danfen (z), en<br />
in de Pythifche en Olympifche fpelen als<br />
toekykers te zitten, maar dat zy van oorlogen<br />
en veldtogten geen verftand noch<br />
ondervinding hadden , en zich veel daarop<br />
lieten voorflaan, omdat zy eenen ongevvapenden<br />
grysaard, namelyk GALBA, het<br />
hoofd hadden afgeflagen, terwyl zy geenen<br />
moed hadden om in eenen veldflag of ge <br />
vecht mannen onder de oogen te zien.<br />
Door deze fchimpredenen werden zy dermate<br />
getroffen en in drift ontftoken, dat zy<br />
SPURINA te voet vielen, en hem baden<br />
om zich van hun te bedienen, verklarende,<br />
dat geen gevaar, geene moeite hun te<br />
groot zoude zyn. Daarop volgde een hevige<br />
ftorm op de muuren, waarby velerlei<br />
werktuigen werden aangevoerd. Hierin<br />
be*<br />
(O Eene zoort van dans , welke door gewa<br />
pende jonge lieden van beiderlei kunne in den<br />
Circus te Rome plagt uitgevoerd te worden, zyn<br />
de af komftig van de Grieken. Dezelve was voor-<br />
namelyk onder de Keizers in gebruik, en heefr,<br />
zich nog, zelfs onder de opvolgers van Conftan-<br />
tinus, onder den veranderden naam van Armatu-<br />
ra, ftaande gehouden. Zie V A L E S I U S ad Atn^<br />
psian. Marcell, L. xiv. C. IU<br />
F 3
86" H E T L E V E N<br />
behield het volk van SPURINA de over<br />
hand, zodat zy, den vyand met groot ver<br />
lies terugflaande, eene der beroemdfte en<br />
bloeiendfte fteden van Italië behielden. Voorts<br />
waren ook de Veldoverften van OTHO<br />
minder ftug in hunne bejegeningen met de<br />
fteden en byzondere perzonen , dan die<br />
van VITELLIUS, onder welken byzonder<br />
CECINA noch behaaglyk van ftem noch<br />
van voorkomen wasj makende eene aan-<br />
llotelyke en vreemde vertoning, wanneer<br />
hy met zyn plomp lichaam, op zyn Gal<br />
lisch gekleed met een' langen broek en<br />
lange mouwen, met de Romeinfche vanen<br />
en bevelhebbers in gefprek was. Ook liet<br />
hy zich altyd vergezellen van zyne vrouw,<br />
die omringd van een ruiterbende te paard<br />
zat, en prachtig was uitgedoscht. F LA*<br />
Vius VALENS, de andere Veldoverfte van<br />
VITELLIUS, was een man, die noch<br />
door den roof op de vyanden behaald,<br />
noch door de diefftalien en afperfingen aan<br />
bondgenoten gepleegd, zyne geldzucht had<br />
kunnen verzadigen; cn het feheen, dat hy,<br />
'juist daardoor lang op weg zynde, by den<br />
eerften flag was achtergebleven. Anderen<br />
evenwel geven hiervan de fchuld aan CE-<br />
CÏ-
V A N OTHO. 8/<br />
CINA, die zich haastende om, vóór de<br />
aankomst van VA LENS, de overwinning<br />
voor zich te behalen, behalven andere mindere<br />
fouten, ook dezen beging , dat hy<br />
ten onrechten tyde , en dan nog niet<br />
recht dapper, flag leverde, en daardoor de<br />
zaken van zyne party genoegfaam geheel<br />
bedorf.<br />
Toen namelyk CECINA, voor Placentia<br />
het hoofd gefloten hebbende, vervolgens<br />
eenen aanval op Cremona , eene andere<br />
ryke en groote ftad, had begonnen, was<br />
ANNIUS GALLUS de eerfte, die naar Pla.<br />
centia ter hulpe van SPURINA fhellende,<br />
als hy op weg vernam, dat de inwoners<br />
van Placentia de overhand behouden hadden<br />
, doch dat nu die van Cremona gevaar<br />
liepen, met zyn leger derwaards trok, en<br />
zich in de nabyheid van den vyand neder*<br />
floeg: vervolgens kwamen ook de overi.<br />
gen, de een na den anderen, den veldheer<br />
ter hulp. CECINA, die het grootfte gedeelte<br />
van zyn voetvolk in bedekte en<br />
boschachtige plaatfen gelegd had, liet zyne<br />
ruitery aanrukken, en gaf dezelve in last<br />
om, wanneer de vyanden zich met hen in<br />
gevecht begaven, langfamerhand aftedein-<br />
F 4 zea
88 H E T L E V E N<br />
zen en de vlugt te nemen, tot dat hunne<br />
yervolgers in de hinderlage geraakt waren.<br />
Dit was door overlopers aan CELSUS<br />
kond gedaan, die wel met zyne wakkere<br />
ruitery tegen hen optrok, doch in het<br />
vervolgen van hun zorgvuldig . op zyne<br />
hoede was, en om de hinderlage heen<br />
trekkende dezelve opjaagde, en toen het<br />
voetvolk uit de legerplaats opriep, Waar-<br />
fchynlyk hadden dezen , zo zy in tyds<br />
waren opgekomen, geenen man van den<br />
vyand overgelaten, en de ruitery volgende<br />
het gehele leger van CECINA in de pan<br />
gehakt. Maar by deze gelegenheid be-<br />
fchuldigt men PAULINUS, dat hy te laat<br />
en te flaauw ter hulpe komende, door te<br />
groote voorzichtigheid niet beantwoordde<br />
aan den roem, dien hy als veldoverlle be.<br />
haald had. Zelfs befchuldigden velen van<br />
het krygsvolk hem van verraad, en hitften<br />
OTHO tegen hem op, roemende, dat zy<br />
overwinnaars geweest waren, maar dat de<br />
lafhartigheid hunner hoofden hen belet had<br />
de overwinning te voltooien. Doch OTHO<br />
fiam meer den fchyn aan van hun niet te<br />
Svantrouwen, dan hy inderdaad op hun verr<br />
«rouwde, en zond derhalven naar het Ie-<br />
ger
VAN OTHO. 89<br />
ger zynen broeder TITIANUS, met PRO.<br />
CULUS Overfte van de lyfwacht, welke<br />
laatfte inderdaad het gehele bewind in han.<br />
den had, terwyl TITIANUS flechts eene<br />
blote vertoning daarvan, maakte. Voorts<br />
voerden CELSUS en PACLINUS den<br />
naam van raadslieden en vrienden, doch<br />
hadden in 't beduur van zaken generhande<br />
gezach of invloed. Aan de zyde der vyanden<br />
heerschte geene mindere verwarring,<br />
vooral onder het krygsvolk van VALESS;<br />
want toen dezen bericht hadden ontvangen<br />
van 't gevecht, dat by de hinderlaag was<br />
voorgevallen, waren zy ten hoogften gebelgd,<br />
dat zy daar niet by geweest waren,<br />
ter onderfteuning dier brave lieden, die in<br />
zo groten getale daar gefneuveld waren.<br />
Hy had moeite genoeg om hen tot reden<br />
te brengen, en door bidden en fmeken<br />
eenen werkelyken aanval op zynen perzoon<br />
afteweeren, waarna hy liet opbreken, en<br />
zich by CECINA ging voegen.<br />
Als nu OTHO te Bedriacum, zynde eene<br />
kleine flad in de nabyheid van Cremona,<br />
gekomen was, hield hy eenen krygsraad<br />
om te overleggen, of men flag zoude le<br />
veren. PROCULUS en TITIANUS waren<br />
F 5 van
9 o H E T L E V E N<br />
van oordeel, dat men, uit hoofde van de<br />
goede gezindheid van het krygsvolk, en<br />
van de nieuvvlings behaalde overwinning,<br />
den flag moest wagen, en niet door ftilzit-<br />
ten de drift laten verflaauwen, of wach-<br />
ten, tot dat VITELLIUS zelf uit Galliën<br />
overkwam. PAULINUS daarentegen merk<br />
te aan, dat de vyanden reeds alle hunne<br />
magt tot het gevecht byeen, en aan niets<br />
gebrek hadden, daar OTHO, by hetgene<br />
hy werkelyk had, eene nog aanzienlyker<br />
magt verwachtte uit Myflë en Pannonië,<br />
mids hy maar zynen tyd wilde verbeiden,<br />
en den vyand geene gelegenheid geven om<br />
zynen kans waartencmen ; dat het toch<br />
niet te denken was, dat zyn volk, 't welk<br />
mi met eene kleiner magt zich zo moedig<br />
betoonde, flaauwmoediger zoude worden,<br />
wanneer zy met een groter getal ftryders<br />
verfterkt wierden, maar veel eer, dat zy<br />
dan met zo veel te meerder moed zouden<br />
itryden; en dat, behalven dien, het uitftel<br />
altyd ten voordele was van hunne party,<br />
die overvloed van levensmiddelen had, daar<br />
de tegenparty zich op een vyandelyk<br />
grondgebied bevindende, by verloop van<br />
tyd gebrek aan het nodige moest krygen.<br />
/<br />
Het
V A N O T H O . 91<br />
Het gevoelen van PAULINUS werd on-<br />
derfteund door MARIUS CEL SUS. AN-<br />
NIUS GALLUS was hierby niet tegen<br />
woordig, zynde van 't paard gevallen en<br />
onder handen van den geneesmeester,<br />
doch fchriftelyk door OTHO geraadpleegd<br />
zynde, ried hy, geenen Ipoed te maken,<br />
maar de verfterking uit Myfië, die reeds<br />
op weg was, aftewachten. Dan dit ge<br />
voelen werd niet gevolgd, en dat van de<br />
anderen, die 'er op aandrongen om flag<br />
te leveren, kreeg de overhand.<br />
Verfchillende zyn de beweegredenen ,<br />
welke men hiervan vindt opgegeven; doch<br />
dit blykt genoeg, dat het krygsvolk, 't welk<br />
de lyfwacht uitmaakte, zich thans onder<br />
eene eigenlyke krygstucht gebragt ziende,<br />
en verlangende naar het ftadsleven en de<br />
vermaken der fchouwfpelen en volksbyeen-<br />
komften, niet te weerhouden was van de<br />
drift tot vechten, zich vóórhellende, dat<br />
zy met éénen aanval den vyand ganfchelyk<br />
verdaan zouden. Ook fchynt het, dat<br />
OTHO het in dien ftaat van onzekerheid<br />
niet langer kon uithouden, en uit onge<br />
woonte en llapheid geen moeds genoeg<br />
had
pa K E T L E V E N<br />
had om bedaard zynen gevaarlyken toe»<br />
Hand te overdenken, zodat hy, even als<br />
iemand die zich met bedekten hoofde van<br />
eene fteilte nederftort, in der haast alles<br />
aan het blind geval overgaf. Zodanig is<br />
de opgave van den Redenaar SECUNDUS,<br />
die Geheimfchryver was by OTHo. Anderen<br />
verhalen , dat de beide legers meermalen<br />
op het punt Honden om eene gemeene<br />
zaak te maken, en , volgens onderlinge<br />
overeenkomst, uit hunne tegenwoordige legerhoofden<br />
den besten tot Imparator te<br />
kiezen , of anders den Raad byeen te<br />
roepen, en aan dezen de keuze overtelaten.<br />
Het fcbynt ook niet vreemd, dat,<br />
daar de beide benoemde Imperators geene<br />
voorwerpen van achting waren, by brave ,<br />
geoefende en verHandige krygslieden deze<br />
bedenkingen opkwamen, dat het eene ha.<br />
telyke en verfchrikkelyke zaak zoude zyn,<br />
hetzelfde, 't geen voorheen, eerst ten gevalle<br />
van SULLA en MARIUS, en naderhand<br />
van C^SAR en POMPEJUS, burgers<br />
tegen burgers gedaan en van elkander geleden<br />
hadden , nu weder te ondergaan,<br />
om de opperheerfchappy te bezorgen of<br />
aan
V A N O T H Oi 93<br />
aan eenen v i T E L L I U S * ter voldoening van<br />
zyne vraat- en zwelgzucht, of aan eenen<br />
OTHO, ter voldoening van zyne weelde<br />
en brooddronkenheid. Deze bedenkingen<br />
noopten CEL sus ora uitftel te zoeken,<br />
daar hy hoopte op eenen uitflag van za*<br />
ken, zonder moeilykheden en bloedvergie<br />
ten ; doch dezelfde bedenkingen deeden<br />
OTHO, uit vrees, haast maken om tot<br />
den flag te komen.<br />
Deze begaf zich nu weder naar Brixi.<br />
lum; waarmede hy eene dubbele fout be<br />
ging , vooreerst , omdat hy dus aan zyn<br />
krygsvolk in den ftryd de fchaamte en eer<br />
zucht benam, die zyne tegenwoordigheid<br />
hun zoude hebben ingeboezemd, en ten<br />
anderen , omdat hy tot zyne lyfwacht me*<br />
denam het kloekfte en bestgezinde gedeelte<br />
van zyne ruitery en van zyn voetvolk, en<br />
daardoor een deel van zyne magt van het<br />
overige lichaam affneed. In dezen zelfden<br />
tyd viel 'er een gevecht voor aan de rivier<br />
de Po, by gelegenheid dat CECINA eene<br />
brug daarover liet flaan, 't welk die vatl<br />
OTHO met geweld poogden te beletten.<br />
Dan ziende, dat zy hiermede niet vorder<br />
den #
94 H E T L E V E N<br />
den, zetceden zy fakkels in de fchil-<br />
den (T), die mee zwavel en pek gevuld<br />
waren , welke vervolgens door den wind<br />
voor Aroom af op den vyand werden aan.<br />
gedreven. Toen nu eerst een rook, en-<br />
vervolgens eene hevige vlam hieruit op<br />
rees, werden de vyanden ontfteld, fprongen<br />
in de rivier, keerden de fchepen om, en<br />
gaven zich in de handen van hunne te.<br />
genparty, die hartelyk hierom lachte. De<br />
Germanen , handgemeen geworden zynde<br />
met de zwaardvechters van OTHO op klei-<br />
ne eilandjes in de rivier, verfloegen dezen,<br />
en bragten een aantal van dezelven om<br />
hals.<br />
De zoldaten van OTHO, die te Bedria-<br />
eum Jagen, werden door dit voorval gaan.<br />
de gemaakt, en driftig om te »echte»ï<br />
wes-<br />
^ O) Wy verftaan hier, met REISKE, door<br />
fe*A« fchilden, en hebben geene zwarigheid gemaakt<br />
om het woord dus te vertalen, vermids het Ia<br />
dien zelfden zin ook voorkomt by XENOPU<br />
Ilist. gr. L. II. C. 4. §. 16. waar het door MORUS<br />
mede aldus vertaald wordt. Verandering van Ie-<br />
zing is hier dus onnodig, en de gisfing van DV<br />
SOUL, dat hier v>*ï» gelezen moest worden,<br />
fehynt ons geheel onaahnemelyk.
V A N O T H O . 95<br />
weshalven PROCULUS met hun uittrok j<br />
en vyftig ftadien van de ftad zich legerde,<br />
gaande hierin zó dom en belachelyk te<br />
werk, dat, daar het thans Lente was, en<br />
de gehele omliggende Jandflreek een aantal<br />
rivieren en nimmer uitdrogende bronnen<br />
had, hy eene plaats koos, waar hy ge<br />
brek aan water had. Als hy nu den vol<br />
genden dag wilde voortrukken tegen dert<br />
vyand, die nog honderd ftadien van hun<br />
af was,» verzettede p AU LI NUS zich daar<br />
tegen, van oordeel zynde, dat men moest<br />
wachten, en zich niet te voren afmatten,<br />
en zó dadelyk van de marsch flag leveren<br />
aan eenen vyand, die tyd had gehad om<br />
op zyn gemak de wapenen aantegorden<br />
en zich in postuur te ftellen, inmiddels<br />
dat zy eenen zó langen weg moesten af<br />
leggen, met een gevolg van lastvee en le-<br />
gerknechten bezwaard. Terwyl dus de<br />
hoofden in dit ftuk verdeeld waren, kwam<br />
'er van OTHO een Numidifche ruiter (/),<br />
met<br />
(7) De Numidiers zyn, uit vele plaatfen der<br />
ouden, bekend als bekwame paardryders, die zelfs<br />
Zonder toom de grootlb handigheid in die kunst<br />
betoonden. Men kan hierover naricht vinden by<br />
Dl
06" H E T L E V E N<br />
met brieven, waarin bevolen werd niet<br />
langer te wachten en uitteftellen, maar<br />
terltond op den vyand aanterukken. Men<br />
brak dus op, en ging op marsen. CECI-<br />
NA hoorende, dat zy in aantogt waren, werd<br />
ontfteld, verliet haastig zyn gemaakt werk<br />
en de rivier, en kwam terug in de leger»<br />
plaats. Hier ftond het grootfte gedeelte<br />
reeds onder de wapenen, en ontving het<br />
krygswoord van VALENS; waarop de keur<br />
der ruitery vooruit werd gezonden ^ terwyl<br />
de legioenen zich in flagorde fchaarden.<br />
Maar, ziet, onder de voorfte gelederen van<br />
OTHO ontftaat 'er, mer? weet niet hoe.;<br />
een gerucht en eene opvatting, dat het<br />
volk van VITELLIUS tot hunne party<br />
was overgegaan. Zodra zy dus elkander<br />
genaderd waren, fpraken zy dezen vriende-<br />
lyk aan, en begroeteden hen met den naam<br />
van fpitsbroeders. Dan dezen beantwoord*<br />
den<br />
DE LA CÈRDA ad firg Aen, L. iv. vs. 41 en.<br />
by LIPSIUS de milit. Kom. L. m. dial. 8. Geen<br />
wonder dus, da: de Romeinen, nadat zy mees<br />
ters van Atrica geworden waren, zich van dez'el-<br />
ven in hunne oorlogen bedienden, byzonder ook,'<br />
zo als hier, om fpoedig brieven met bevelen of<br />
berichten overtebrengen.
V A N O T H O . 97<br />
den die groete geenzins mee wederkeeri-<br />
ge vriendelykheid , maar integendeel mee<br />
woede en gefchreeuw, 't welk hen, die<br />
zoo vriendelyk gegroet hadden, kleinmoe<br />
dig maakte, en by de overigen een ver<br />
moeden verwekte, dat die vriendelyke<br />
groeters verraders waren. Dit bragt hen<br />
al ten eerften in de war, van 't oogen-<br />
blik, dat zy met den vyand reeds handge<br />
meen waren geworden , en vervolgens ging<br />
ook alles zonder orde toe; want het kst-<br />
vee zich vermengende onder het ftrydende<br />
krygsvolk veroorzaakte daar grote verwar<br />
ring; daarby kwam, dat zy zich verdeelen<br />
moesten uit hoofde van de gefteldheid der<br />
plaats, die overal grachten en kuilen had,<br />
om welke te verniyden zy daarom heem<br />
trekkende genoodzaakt waren onordelyk en<br />
by gedeelten den vyand het hoofd te bie<br />
den. Alleen twee legioenen, het eene van<br />
VITELLIUS, zynde bygenaamd het Ro<<br />
vende, het andere van OTHO, bygenaamd<br />
het Helpende, uit die belemmering zich<br />
gered, en een vlak en openveld ingeno<br />
men hebbende, konden phalangswyze aan<br />
vallen, en ftreden eenen geruimen tyd, zoo<br />
als het behoorde. Het volk van OTHO<br />
XIII. DEEL. G was
9S H E T L E V E N<br />
kloek en dapper, maar had tot hiertoe<br />
geene ondervinding van oorlog en gevechten<br />
> daar integendeel de zoldaten van v i-<br />
TELLIUS wel dikwyls in den flag waren<br />
geweest, doch tevens al oud en verzwakt<br />
waren. OTHO'S volk dus, met kracht op<br />
dezen aanvallende, floeg dezelven op de<br />
vlugt, nam hun den Adelaar af, en deed<br />
genoegfaam allen, die in de voorfte gele»<br />
deren waren, fneuvelen. Dan de anderen<br />
, door fchaamte en woede aangezet,<br />
vielen mede hevig aan, doodden ORPHI-<br />
DIUS, den Overften van het Legioen, en<br />
namen verfcheidene vaandelen weg. Tegen<br />
de zwaardvechters, die den naam hadden<br />
van grote bedrevenheid en moed in<br />
't gevecht te hebben, voerde ALPHENUS<br />
VA RUS de Bataaffche benden aan; zynde<br />
een volk, 't welk een eiland, door den<br />
Rhyn omgeven, bewoont, en beroemd als<br />
de beste ruiters onder de Germanen. Slechts<br />
weinige zwaardvechters hielden tegen hun<br />
vol, de meesten namen de vlugt naar de<br />
ïivier, en vervielen onder handen van eeni.<br />
ge vyandelyke benden, die daar in flag-<br />
*)rde ftonden, en zich dapper te weer ftellea-
V A N O T H O . 99<br />
lende hen allen in de pan hakten (m). Het<br />
fchandelykst van allen gedroegen zich de<br />
zoldaten van de lyfwacht i die zelfs deti<br />
vyand niet afwachteden om hem het hoofd<br />
te bieden, maar midden door de genen,<br />
die nog in 't ftryden waren, heen vlugte-<br />
den , en daardoor ook onder dezen de<br />
fchrik<br />
fm~) TACITUS heef: aangemerk:, dat da<br />
zwaardvechters min ftandvastigen moed in den<br />
ftryd bezitten , dan de krygslieden. Sed tieque<br />
ea conflantia gladiatoribus ad praelia , quae<br />
militibus. Doch wy hebben reeds eene oude oor-<br />
deelsvelling aangaande de zwaardvechters ; na-<br />
melyk van PLATO , die in zyne zamenfpraak;<br />
over de dapperheid, getiteld LACHES, duidelyk<br />
aantoont het gebrek aan moed en de nutteloosheid<br />
Van dat flag van lieden in den oorlog, waarin zy<br />
zich nimmer wel gekweten hebben. Hy voegt<br />
LACHES , Veldheer der Athenienzers, aldus fpre-<br />
kende in : „ ik heb eene menigte van die zwaard-<br />
„ vechters gezien in gevallen, waarin het vry heet<br />
„ toeging; ik weet wat men aan hun heeft, ik ken<br />
„ dezelven volkomen, en hieruit laat zich gemak-<br />
„ kelyk opmaken, wat men van hun te denken<br />
„ hebbe. Het fchynt, dat de Voorzienigheid met<br />
„ voordacht heeft toegelaten, dat geen van die He-<br />
„ den ooit den minften roem in den oorlog be.<br />
„ haalden." Fr. Vert.<br />
G a
100 H E T L E V E N<br />
fchrik en de verwarring bragten. Vele an<br />
deren echter van OTHO'S benden verfloe.<br />
gen hunne tegenparty, en baanden zich<br />
met geweld midden door den overwinnen-<br />
den vyand eenen weg naar de legerplaats,<br />
-waar zy dus ontkwamen.<br />
Van de Bevelhebbers durfden PROCIJ-<br />
LUS en PAULINUS hen derwaards niet<br />
volgen, maar floegen eenen anderen weg<br />
in, iiit vrees voor het krygsvolk, 't welk<br />
reeds de fchuld op de hoofden wierp. AN-<br />
NIUS GALLUS nam in de ftad Bedria-<br />
cum op die genen, die zich uit het ge<br />
vecht byeenverzameld hadden, en troostede<br />
hen met te zeggen, dat 'er met gelyk ge<br />
luk geftreden was, en dat de hunnen aan<br />
verfcheidene kanten de overwinning behaald<br />
hadden. Maar MARIUS CELSUS de Hoof<br />
den byeengeroepen hebbende, zeide, dat<br />
men voor het algemeen belang moest zor-<br />
gen, want dat in dezen noodlottigen toe-<br />
ftand, en na het verlies van zoo vele bur<br />
gers , OTHO zelf, indien hy een braaf<br />
man was, niet andermaal eenen hachelyken<br />
kans zou willen wagen, daar CATO en<br />
SCIPIO door hunne ftyfhoofdigheid, om<br />
sa de Pharfalifche overwinning voor CAE<br />
SAR
V A N O T H O .<br />
SAR niet te willen bukken, oorzaak ge.<br />
weest waren, dat een aantal brave lieden<br />
in Afrika buiten noodzaak het leven gelaten<br />
hadden, fchoon ftrydende voor de vrybeid<br />
van Rome: dat toch de Fortuin,<br />
fchoon: zich voor het overige jegens allen<br />
gelyk betonende, dit eene aan brave lieden<br />
niet kon ontnemen, dat zy, na het<br />
lyden van eenen rampfpoed, wys wierden<br />
voor het toekomende. Deze woorden von»<br />
den ingang by de legerhoofden; en toen<br />
men vervolgens, de zoldaten ondertast hebbende,<br />
bevond, dat allen vrede begeerden,<br />
en TITIANUS ried, dat men afgevaardigden<br />
zond om te onderhandelen, befloten<br />
CELSUS en GALLUS heen te gaan om<br />
met CECINA en VA LENS te fpreken.<br />
Onderweg ontmoeteden zy eenige Hoplie.<br />
den van den vyand, welke te kennen<br />
gaven, dat wel hun leger reeds in aantogt<br />
was naar Bcdriacum, doch dat zy door de<br />
Opperbevelhebbers waren afgezonden om<br />
te onderhandelen. CELSUS en GALLUS<br />
hierop verklarende, dat hun zulks aangenaam<br />
was, verzochten hen terugtekceren,<br />
en met hun naar CECINA te gaan. In<br />
's vyands nabyheid gekomen zynde, ge-<br />
G 3 raak-
ioi H E T LEVEN<br />
raakte CEL sus in levensgevaar. Het ge<br />
val wilde, dat de ruiters, die in 't ge<br />
vecht by de hinderlage geflagen waren, in<br />
de voorhoede waren. Dezen, zodra zy<br />
CEL sus zagen naderen , vielen dadelyk<br />
met groot getier op hem aan. Dan de<br />
Hoplieden fprongen toe, om hem te be.<br />
fchermen; terwyl ook de overige Bevel,<br />
hebbers het volk toeriepen, dat men hem<br />
geen leed moest doen. CECINA zelf,<br />
dit hoorende, kwam mede ylings toefchie-<br />
ten, bragt de onftuimige ruiters ras tot<br />
bedaren, en nadat hy CEL sus vriendelyk<br />
verwelkoomd had, ging men gezamenlyk<br />
naar Bedriacum.<br />
Dan middelerwyl had TITIANUS be<br />
rouw gekregen van gezanten gezonden te<br />
hebben, en had de Itoutmoedigften van<br />
zyn krygsvolk weder op de wallen doen<br />
komen, en de overigen vermaand om te<br />
genweer te gebruiken. Doch als CECINA<br />
kwam aangereden, en hun de hand toe.<br />
ftak, wilde geen van allen tegenfiand bie.<br />
deu: in tegendeel verwelkoomden zy ge-<br />
deeltelyk van de wallen het aankomende<br />
krygsvolk, terwyl een ander gedeelte de<br />
poorten opende, naar buiten liep, en zich<br />
QS-
V A N OTHO. 103<br />
onder de aankomenden vermengde. Nie<br />
mand deed den ander eenig leed, maar<br />
van weerskanten bejegende men elkander<br />
vredelievend, en gaf de hand van vriend,<br />
fchap. Allen deden den eed van getrouw-<br />
heid aan VITELLIUS, en gingen in zy<br />
nen dienst over.<br />
Op deze wyze verhalen de meesten van<br />
hun, die het gevecht zeiven hebben by-<br />
gewoond, dat zich de zaken daar hebben<br />
toegedragen, terwyl zy tevens echter be<br />
kennen alle by zon derheden niet naauwkeu-<br />
rig te weten, ter oorzake van de wanor<br />
de, die 'er plaats had, en de ongelykheid<br />
van den grond, waar het gevecht voorviel.<br />
Doch toen ik naderhand over dat flagveld<br />
trok, heeft METRIUS FLORUS , Oud-<br />
Conftil, behoorende tot die genen, die,<br />
niet uit verkiezing, maar gedwongen, zich<br />
by de party van OTHO bevonden had<br />
den O), terwyl hy my op eenen ouden<br />
tempel wees, my verhaald, dat hy na het<br />
gevecht by dien tempel komende eenen<br />
fla-<br />
(») Wy hebben deze plaats vertaald naar de lezing<br />
door REIsKB aangenomen, die ons voorkwam<br />
hier de ware te zyn.<br />
G 4
ïo4 H E T L E V E N<br />
ftapel van lyken had gezien, zoo groor,<br />
dat men op het dak ftaande dezelven kon*<br />
bereiken : hy voegde 'er by, dat hy de<br />
oorzaak daarvan niet had kunnen gisfen,<br />
noch ook dezelve vananderen te weten ko,<br />
men; want offchoon het natuurlyk was, dat<br />
in burgeroorlogen, wanneer de eene party<br />
geflagen wordt, 'er meer «euvelen dan<br />
anders, door dat 'er geene krygsgevange-<br />
nen gemaakt worden, verraids de gene,<br />
die dezelven krygt, daarvan geen gebruik<br />
kan maken, was het echter niet te verkla<br />
ren, hoe alle die Jyken, tot zulk eene<br />
hoogte opeengeftapeld, daar gekomen wa<br />
ren.<br />
De eerde tyding, welke OTHO wegens<br />
het voorgevallene kreeg, was, zo als ge-<br />
woonlyk,twvfelachtig: dan, toen verfcbei-<br />
denen , die gewond waren , uit den flag<br />
aankwamen met verzekering daarvan, be<br />
hoeft men zich niet zoo zeer te verwonde<br />
ren, dat zyne vrienden hun best deden om<br />
hem van wanhoop tërugtehoüden, en hem<br />
vermaanden moed te houden; doch het<br />
geen alle geloof te boven gaat, is de op.<br />
rechte genegenheid, welke zyne zoldaten<br />
hem betoonden, en die Z Q 0 groot was, dat
V A N O T H O . 105<br />
niet alleen niemand hem verliet en tot den<br />
overwinnaar overliep, maar dat men zelfs<br />
niemand zag, die zyn eigen leven zocht te<br />
redden, toen hun Opperhoofd reeds alle<br />
hoop had opgegeven. Zy verzamelden zich<br />
allen voor de deur, noemden hem hunnen<br />
Imperator (0), grepen hem jammerende<br />
eu fmeekende by de hand, vielen neder<br />
voor zyne voeten, fchreiden , en bad ;n<br />
hem, dat hy hen niet mogt verlaten, en<br />
overleveren aan de vyanden , maar gebruik<br />
maken van hunnen moed en van hunne<br />
krachten, zoo lang 'er eenige adem in hun<br />
zoude zyn. Zoodanig was de algemeene<br />
fmeekftem van allen; doch één uit de ge»<br />
meene zoldaten , zyn zwaard opgeheven<br />
hebbende, zeide: „ C«SAR, gy kunt ver.<br />
„ zekerd zyn, dat allen hun leven voor u<br />
„ over hebben, even als ik;" en doorfok<br />
daarop zich zeiven. Dan niets van dat<br />
alles was in ftaat om OTHO tot andere<br />
ge-<br />
(#) 'T gene hier in het oorfpro'ike'yk.' volgt:<br />
zat f/nvi]o i^nxctia., is zeker'yk eene b dorven le<br />
zing, waarom wy die woorden liever o -er nald<br />
N wiiden laten, dan de al te gewaagde gisfingen van,<br />
py SOUL of REISKE overtenemen.<br />
G 5
ÏC6 H E T L E V E N<br />
gedachten te brengen, Met een vrolyk en<br />
bedaard wezen naar alle kanten rondzien<br />
de , zeide hy : „ Myne fpitsbroeders! ik<br />
„ achte dezen dag gelukkiger dan dien,<br />
„ waarop gy my Imperator hebt gemaakt,<br />
„ daar ik u dusdanig gezind zie , en ik<br />
„ zoo grote waarde in uwe oogen heb.<br />
„ Dan berooft my toch niet van 't gene<br />
„ my nog meerder waarde moet geven,<br />
„ dat ik voor zulke brave burgers edel-<br />
,, moedig den dood ondergaa. Ben ik in«<br />
„ derdaad waardig geweest het Romein'<br />
„ fche gebied te bezitten , dan moet ik<br />
„ myn leven voor het vaderland niet fpa-<br />
„ ren. Ik weet wel, dat de overwinning<br />
„ der vyanden niet volkomen noch zeker<br />
„ is: wy hebben tyding, dat onze krygs-<br />
,, magt, die uit Myfië komt, flechts wei.<br />
,, nige dagreizen meer vanhier is ; Afia,<br />
„ Syrië en Egypte komen de Adiïadfche<br />
„ zee afzakken; de legers, die in Judéa<br />
„ oorlogen, houden het met ons; de Raad<br />
„ is op onze hand, en wy hebben de kin-<br />
„ deren en vrouwen der vyanden tot on»<br />
„ derpanden in onze magt. Maar de oor-<br />
„ log, dien wy om het meesterfchap van<br />
„ Italië voeren, is geen oorlog met HAN-<br />
« Ni-
V A N O T H O . 10?<br />
„ NIBAL, of met PYRRHUS, of met de<br />
,, Cimbren, maar Romeinen tegen Romei-<br />
„ nen oorlogende, maken wy beiden, zoo<br />
„ die overwinnen , als die overwonnen<br />
„ worden, ons fchuldig aan onrechtvaar-<br />
„ digheid tegen ons vaderland; want wat<br />
„ hier goed is voor den overwinnaar, is<br />
„ voor het vaderland verderflyk. Gelooft<br />
„ myne herhaalde verzekering, dat ik met<br />
„ groter roem kan derven, dan ik zou kun*<br />
„ nen regeeren. Ik zie toch niet, hoe ik<br />
„ door de overwinning zulk eenen groten<br />
„ dienst aan de Romeinen zou kunnen<br />
„ doen, als ik doen zal door my opteof-<br />
„ feren voor den vrede en de eensgezïnd-<br />
„ heid, en door voortekomen, dat Italië<br />
„ ooit weder eenen tyd als dezen beleve."<br />
Nadat hy deze aanfpraak gedaan , en<br />
Zich tegen alle pogingen der genen, die<br />
hem van zyn voornemen zochten aftetrek-<br />
ken en eenen riem onder het hart te de»<br />
ken, ftandvastig verzet had, beval hy zy<br />
nen vrienden, en zoo velen uit den Raad<br />
als daar tegenwoordig waren , heen te gaan,<br />
en deed den afwezigen zulks by brieven<br />
te verdaan geven, zendende tevens aan de<br />
deden fchriftelyke bevelen, om hen over<br />
een-
108 H E T L E V E N<br />
eenkomflïg hunnen rang te behandelen, en<br />
voor hunne veiligheid te zorgen. Daarop<br />
liet hy zynen neef COCCEJÜS (ƒ>), die<br />
nog zeer jong was, by zich komen , ver<br />
maande, hem welgemoed te zyn, en niet te<br />
vrezen, dat VITELLIUS hem kwaad zou<br />
doen, daar deszelfs moeder, vrouw en kin<br />
deren door hem in 't leven gefpaard, en<br />
als de zynen behandeld waren: zynde dit<br />
ook de rede, zoo als hy zeide, waarom hy<br />
hem, COCCEJUS, niet voor zoon aange<br />
nomen, maar dit fteeds uitgefteld had; dat<br />
hy moest bedenken, dat zulks daarom was<br />
uitgefteld, opdat hy, wanneer CAESAR.<br />
overwinnaar was, dan met hem in het<br />
ryksbeftu.ur kon deelen, zonder dat hy, in<br />
het tegenovergeftelde geval, behoefde tq<br />
deelen in deszelfs ongeluk. „ Het katfte,<br />
„ dat ik u, myn zoon, te bevelen heb, zei-<br />
„ de hy, is dit, dat gy niet geheel moet<br />
„ vergeten, doch ook niet te veel daaraan<br />
moet<br />
O) By TACITUS en SUETONIUS koomt deze<br />
voor onder den naam van COCCEJANUS, zynde<br />
naderhand , omdat hy den verjaardag van zynen<br />
Oom gevierd had, op last van DOMITIANÜS<br />
gedood. Zie SUETON. in Domit. c. 10,
V A N O T H O . - ic$<br />
„ moet denken , dat gy CSSAR tot<br />
„ uwen Oom hebt gehad."<br />
Kort, nadat dit toneel was afgelopen,<br />
hoorde hy gedruisch en getier aan de<br />
deur, veroorzaakt door dat de zoldaten de<br />
leden van den Raad, die heen wilden<br />
gaan, dreigden te vermoorden, zo zy niet<br />
bleven, en den Imperator in den nood<br />
wilden gaan verlaten. Hy dus, vrezende<br />
voor het leven van deze lieden, ging an<br />
dermaal naar buiten, en zich vertonende<br />
niet in de houding van iemand, die met<br />
fmeken en met zachtheid hen poogde te<br />
bewegen , maar met een gelaat, waarop<br />
gramfchap en bedreiging gefchilderd fton.<br />
den tegen de genen die zich het meest<br />
roerden , bragt hy te wege, dat zy be<br />
vreesd geworden en zwigtende aftrokken.<br />
De avond inmiddels gevallen zynde,<br />
kreeg hy dorst, en na eene teug waters ge<br />
nomen te hebben, nam hy vry lang de proef<br />
met twee zwaarden, die hy by zich had,<br />
welk van beiden het fcherpst ware , gaf<br />
vervolgens het eene over, en nam het an<br />
dere onder zynen arm. Vervolgens troostte<br />
hy zyne bedienden, en verdeelde, ten bly-<br />
ke van genegenheid, zyn geld onder hen,
IIO H E T L E V E N<br />
gevende den eenen meer, den ander min<br />
der, niet als of hy met eens anders goed<br />
kwistig omging, maar zorgvuldig acht ge.<br />
vende om hetzelve naar ieders verdiende<br />
en met mate te verdeelen. Nadat hy de<br />
zen had laten gaan, fliep hy het overige<br />
van den nacht zoo gerust, dat zyne kamer<br />
dienaars duidelyk hoorden , dat hy diep in<br />
flaap was. 's Morgens vroeg, riep hy den<br />
vrygelatenen , welken hy gebruikt had om<br />
de leden van den Raad te redden, en be<br />
val denzelven te vernemen, hoe het daar<br />
mede gefteld was. Toen hy nu bericht<br />
ontving, dat elk hunner bekomen had ,<br />
't geen hy nodig had , zeide hy: „ gaa gy<br />
,, dan nu heen , en vertoon u aan het<br />
krygsvolk, zo gy niet wredelyk onder<br />
hunne handen wilt omkomen, als heb-<br />
„ bende my geholpen om my zei ven van<br />
5, kanr te helpen." De vrygelaten wegge<br />
gaan zynde, zettede by het zwaard met de<br />
punt naar boven op den grond, en het<br />
zelve met beide handen vasthoudende,<br />
viel hy 'er van boven neder in , zon<br />
der eenig ander teeken van fmert, dan<br />
eenen enkelen zucht te geven, welke door<br />
de genen, die buiten het vertrek waren,
V A N OTHO. üi<br />
gehoord werd. Zyne bedienden hieven<br />
daarop een luid gefchreeuw aan,-en dade.<br />
lyk verfpreidde zich het geklag door het<br />
leger en de ftad. Het krygsvolk kwam<br />
met groot getier naar de deur gelopen ,<br />
kermende en klagende, en zich zeiven befchuldigende,<br />
dat zy hunnen Imparator niet<br />
beter bewaard, en hem belet hadden zyn<br />
leven voor hun opteofferen. Niemand verliet<br />
zyn lyk om voor eigen lyfsbehoud<br />
te zorgen , fchoon de vyand vast naderde,<br />
maar zy bezorgden hetzelve, richteden<br />
eenen houtftapel op, droegen ge.<br />
wapend het lyk derwaards, en maakten<br />
het zich om ftryd tot eene eer om onder<br />
de lykbaar te gaan, en het lykbed te dragen.<br />
Van de overigen wierpen zommigen<br />
zich op het lyk en kuschten de wonde,<br />
anderen vatteden hetzelve by de handen,<br />
of wierpen het van verre kuschhanden<br />
coe. 'Er waren 'er ook, die, na de fakkels<br />
in den houtftapel geftoken te hebben,<br />
zich zeiven het leven benamen, zonder dat<br />
zy, zo veel men wist, of eenige weldaad<br />
van den overledenen genoten hadden, of<br />
vreesden voor het kwaad, 't welk hun<br />
des-
ïi» HET L E V E N<br />
deswegen van den overwinnaar kon over<br />
komen: veel eer moet men zeggen, dat<br />
geen Opperheer of Koning immer'zulk<br />
eene geweldige en dolle drift om te heer-<br />
fchen bezeten heeft, als deze zoldaten be.<br />
zielde om onder OTHO te ftaan en hem<br />
te gehoorzamen; eene drift, die hen zelfs<br />
na zynen dood niet verliet, maar fteeds<br />
bybleef, zodat zy eenen ofiverzoenlyken<br />
haat tegen VITELLIUS bleven voeden.<br />
Dan hiervan zullen wy ter gelegene plaat,<br />
fe nader fpreken.<br />
Nadat zy het overfchot van OTHO be<br />
graven hadden, richteden zy hem een<br />
grafteeken op, dat noch door zyne grootte,<br />
noch door een brommend opfchrift in de<br />
oogen ftak. Altans ik zelf heb, toen ik<br />
te Brixiium was, een grafteeken van ma<br />
tige hoogte gezien, met dit opfchrift;<br />
„ TER NAGEDACHTENIS VAN MAR-<br />
„ cus OTHO." Hy was zevenendertig<br />
jaren oud, toen hy ffierf, en had drie<br />
maanden geregeerd. Heeft zyn leven<br />
ftrenge berispers gevonden, zyn dood<br />
heeft niet weiniger noch Hechter lofrede<br />
naars
V A N O T H O . 113<br />
raars gehad: want daar zyn levensgedrag<br />
niet beter dan.dat van NERO was geweest,<br />
was zyn .dood des te edeler. Toen POL.<br />
LI o, een der krygsoverften, van de zolda-<br />
ten vergde dat zy dadclyk den eed van<br />
getrouwheid aan VITELLIUS deeden, ver-<br />
zetteden zy zich hier tegen, en vernomen<br />
hebbende, dat nog eenigen van de Raden<br />
waren achter gebleven, lieten zy de overi<br />
gen ongemoeid, doch bragten VERGI<br />
NIUS RUFUS in groote ongelegenheid,<br />
daar zy gewapend naar zyn huis liepen,<br />
hem aanzoekende en willende dwingen om<br />
het opperbewind te aanvaarden, of hun<br />
voorfpraak te zyn. Dan deze begreep,<br />
dat het dolheid ware het Opperbewind te<br />
ontvangen van hun die overwounen, daar<br />
hy het te voren, toen zy overwinnaars<br />
waren , geweigerd had van hun aantene<br />
men, en als voorfpraak voor hun te gaan<br />
naar de Germaanfche krygsbenden , die<br />
zich verbeeldden door hem tot vele dingen<br />
tegen hunnen zin gedwongen re zyn, achte-<br />
de hy gevaarlyk, waarom hy zich heime.<br />
lyk door eene achterdeur wegpakte. Zo-<br />
XIII. DEEL. II dra
H4 HET LEVEN VAN OTHO.<br />
dra de zoldaten dit vernomen hadden ,<br />
waren zy gereed om den eed aan VITEL<br />
LIUS te doen, en vergiffenis wegens hun<br />
vorig gedrag bekomen hebbende, voeg<br />
den zy zich by het volk van CECINA.<br />
NB. Ver.
NB. Volgens bet Berigt van d?n Üitgev-r ï<br />
geplaatst voor het Ddrde Deel dezes<br />
Werks, beeft hy, om aldaar opgegeven<br />
reden , in dat Deel — gelyk ook in<br />
eenige volgende, ieder afzonderlyk Leven<br />
onder afzonderlyke Signaturen en<br />
met nieuwe Bladz. doen drukken. —<br />
Om dat men dit, by de aanhalingen, in<br />
het oog moet houden, zyn de aanwyzingen<br />
in dezen Bladwyzer, b. v. van<br />
het Derde Deel, de nieuwe daarin voorkomende<br />
Bladzyden dus aangeteekend:<br />
III. $ b 3 c 3 en dus ook in de andere<br />
Deelen.<br />
ALPHABETISCHE LYST<br />
DER<br />
DOORLUCHTIGE GRIEKEN EN RO<br />
MEINEN, WIER LEVENS IN DIT<br />
WERK BESCHREVEN WORDEN.<br />
^EMILIUS. (PAUL1;S) AGIS. X. 223. b.<br />
IV. 119. ALCIBIADES. III. 3. C.<br />
AGESH.AUS. VIII. 171. ALEXANDER. IX. 5;<br />
H a A»
n6 ALPHABETISHE LYST.<br />
ANTONIUS. XI. 3. C<br />
AR AT US. XII. 97. C.<br />
ARISTIDE5. V. 3.<br />
ARTAXERXES. XII. 3. C.<br />
BRUTU?. (M.) XIL 3. b. LYSANDER. Vb 344.<br />
C/ESAR. CC.J.) IX. 5.^.<br />
CAMILLUS. II. 326.<br />
CATO. 0ti P.) V. IJl. MARIUS. CC.) VL 165.<br />
.- • de Jonge. X. 12. NICIAS. VII. 269.<br />
CICERO. XI. 3. b.<br />
'ClWON. VII. 14.<br />
CLEOMENÊS.X. 277. h.<br />
CORIOLANUS. 3. d. PERICLES. III. lü.<br />
'CRASSUS. (MO VII. 3. d. PHILOPOEMEN. V.232.<br />
DEME TRIUS. XI. 151. b.<br />
DEMOSTHENÈS.XI, IO.<br />
DION. XII. 3.<br />
EUMENES. VIII. 79.<br />
FABIUS MAXIMUS. III.<br />
4. b.<br />
FLAMININU'CT.QUINC-<br />
TIÜS) V. 4. b.<br />
GALBA. XIII. 3.<br />
CRACCHUS (TIBERIUS)<br />
< X.30.<br />
GRACCHUS. (CAJUS}<br />
X.54-<br />
LUCULLUS. VII. I03.<br />
LYCURGUS. I. 299.<br />
MARCELLUS.CM.C.) IV.<br />
371.<br />
KCMA POMPILIUS I.425.<br />
OTHO. XIII. 71.<br />
PELOPIDAS. IV.'235.<br />
PIIOCION. X. 5.<br />
POMPEJUS. VIII. 4. b.<br />
POPLICOLA. II. I36.<br />
ROMULUS. I. 365.<br />
SERTORIUS. VIII. 6.<br />
SOLON. II. 3.<br />
SULLA. VL 5. b. .<br />
THEMiSTOCLES. II. 20$.<br />
TIIESEUS. I. 59.<br />
TIMOLEON. IV. 3.<br />
BLAD.
B L A D ¥ Y Z E R.<br />
/lankiagte; hoe men daarover oudtyds by de<br />
Romeinen dacht. VII. 104.<br />
Atrd der menfchen; of die door zekere omitandigheden<br />
veranderd wordt, dan of by<br />
zekere omftandigheden de aard, die in het<br />
hart reeds zit, alleen eerst wordt ontdekt.<br />
VI. 100. b.<br />
Aardbeving in het Land der Lacedttmoniers.<br />
VII. ' 79.: zie ook I. 406, 407: byzonderheid<br />
by deze gebeurtenis. 80.<br />
Aarde; gevoelens van PLATO en der Pythagoristen,<br />
omtrent dezelve. I. 460.<br />
^EACUS; wie geweest is. I. 76. aant.<br />
ALdiles Plebis; welke die waren. III. 37, d<br />
aant.: zie ook VI. 172.<br />
/EGEÜS; wie geweest is. I. 61. aant.: vader<br />
van THESEUS. 62.: zie verder van hem 81.:<br />
erkent THESEUS voor zynen Zoon. 83.:<br />
redenen van zynen ontydigen dood. 109.<br />
Angina; een Eiland in den Saronifchen Zeeboezem.<br />
II. 217. -aant.<br />
^Egypte; breedte van de landengte, die deRoode<br />
Zee van de Egyptilche fcheidt. XI. 158. e.<br />
Onderneming van CL E OPATRA ter dier<br />
plaatfe. ald.: zie ook van die landengte XI.8.c.<br />
JEMILIÜS; (P AU LUS) zyne afkomst; zyn<br />
uitmuntend karakter. IV. 119,120,121,123.<br />
• wordt AtZdilis. IV. 120.<br />
hoe hy zich in 't Collegïe der Wichelaren<br />
gedroeg. IV. 121.<br />
*——— zyn krygsbedryven in Spanje. IV. 122.<br />
H 3 MMI-
n3 B L A D W Y Z E R .<br />
£MILIUS; (PAULUO fcheidt zich vjn<br />
zyne eerfte Echtgenoote. IV. 124.: trouwt<br />
eene andere. 125.: zyne kinderen en derzelver<br />
huwelyken. 126.<br />
— behandelt de overwonnen Liguriers<br />
> menschlievend. IV. 127, 128.<br />
—— — zyn uil en godsdienltig leven, na zyn<br />
eerde Confulfchap. IV. 129.: ftaat van het<br />
Land destyds. ald.<br />
•• zyn gedrag, toen men hem voor de<br />
tweedemaal het Conuülchap wilde opdragen.<br />
IV. 137—140.<br />
: berigt aangaan.de zyn beleid en dapperheid<br />
in het bevechten en overwinnen van<br />
PEiisEus, Koning van Macedonië. IV.<br />
141 —168.: zyne blydfchap over de terugkomst<br />
van zynen vermisten zoou scipio,<br />
na den fiag. 169,170.: verdere byzonde'rheden<br />
na deze overwinning. 171. : zyn<br />
aanfpraak aan den overwonnen PERSEUS.<br />
180.; en aan de zynen over de wisselvalligheid<br />
des geluks en der menfehelyke zaken.<br />
X8i.<br />
—-— zyne verrigtingen in Griekenland. IV.<br />
183.<br />
• • geeft aan de Macedoniers hun Land<br />
terug. iy. 185.: zyne verdere belangelooze<br />
en grootmoedige bedryven in Macedonië. 187.<br />
• geeft de Steden van Epirus ter plundering<br />
over. IV. i8§.; ea trekt naar Italit<br />
terug. 189.
B L A D W Y Z E R . 119<br />
JEMILIUS; (PAULUS) na veel tegenfiribbeling<br />
van het Krygsvolk, wordt, op eene<br />
treffelyke aanlpraak' van den Oud-Conful,<br />
voor hem de Triumf belloten. IV. 190 —<br />
196.: belchryving der plegtigheden van dezen<br />
Triumf. 197.<br />
— zyn gedrag onder een' zwaren llag,<br />
welke zyn huis trof na zyne gevierde zegepraal.<br />
IV. 303 — 207.<br />
. zyne overwinning in Macedonië allergunftigst<br />
voor de Schatkist van Rome. IV. 208.<br />
„I — blyft bellendig de party der Grooten<br />
toegedaan. IV. 209.<br />
m berigt aangaande zyn dood en uit«<br />
vaart. IV. 213, 214.<br />
> zyn lof. IV. 215.<br />
. vergelyking tusfchen hem en TIMO-<br />
LEON. IV. 219 — 224.<br />
^EMILIUS; CL' PAUELUS) zyn bedryven<br />
en dood. III. 39 — 46.<br />
/EscmENES,een Mededinger van DE MOS-<br />
THE NES. II. 4°« "ant.<br />
^SCHYLUS, aanhaling uit zyn treurfpel.<br />
VII. 3. b.<br />
iEsopijs, Fabelfchryver..II. 113. aant,<br />
Abanteni wie waren. I. -65. aant.<br />
Academie,de Leerplaats van PLATO. I. 149.<br />
aant.: waar van deze naam ontleend is.<br />
150.: door CIMON verfraaid. VII. 69.;<br />
aanmerking omtrent de verdeeling van dezelve.<br />
247. aant,<br />
H4 Ac A*
i2o B L A D W Y Z E R<br />
ACADEMUS; wie geweest zy. I. 149. aam.-<br />
ACHASUS ; wie men daardoor vedtaat. V.<br />
247. aant.<br />
• 1 waardoor derzelver Bondgenootfchap<br />
hare vryheid wist te handhaven, en aude»<br />
ren in vryheid te ltdlen. XII. 119. c.: zie<br />
verder in 't leven van ARATUS.<br />
ACIIILLES; aanteekening omtrent hem. VI.<br />
31 aam.: zyn graf door AI.EXANDER<br />
bekranst. IX. 50Ï<br />
'Achttal; wat de ouden door dit getal beduidden.<br />
I. iör. en aant.<br />
Acroamatifche. en Optifcht Wetenfchappen ;<br />
hoe men in de zeiven werd ingewyd. IX,<br />
39. aant.<br />
ADA, Koningin van Co.rie. IX. or.<br />
ADONIS; hoe zyn Feest gehouden werd.<br />
III. 59. c.<br />
Adriatifche Zee; waarom dus genoemd. II. 359.<br />
AGESILAÜS; zyne afkomst. VIII. 171.: en<br />
opvoeding. 172.: aanmerking omtrent de opvoeding<br />
van toekomstige Koningen, by cie<br />
Spartanen. 173. aant.: zyn inborst. 175.:<br />
zyn Ügchaams gedaante. 176.<br />
*- » bygeloovige aanmerking omtrent zyne<br />
kreupelheid. VUL* 180.; en verfcbillende<br />
uitlegging van eene zekere Godfpraak. 181.<br />
aant.<br />
— zyne eerde verrigting als Koning te<br />
Laced&mon. VIII. 183.<br />
** eerbiedigde de Ephoren. VIII. 184.<br />
AGE-
B L A D W Y Z E R . isi<br />
AGESILAUS; zyn gedrag omtrent Vyan*<br />
den en Vrienden. VUL 185.<br />
_ aanmerking omtrent zyne iufchikkclyk-<br />
heid. VIII. i8ó.<br />
. aanteekening omtrent zyne offerande,<br />
by zyne optogt tegen den Koning van Per-<br />
fij. VIIL 188 — 192.<br />
. — wordt boven LYSANDER by velen<br />
geacht. VIII. 194.<br />
— begin der oneenigheden tusfehen hem<br />
en I.YS ANDER. VIII. 195.: gevolgen van<br />
dezelven. 197.<br />
aanmerking omtrent het gedrag van<br />
hem en van LYSANDER. VUL 198.<br />
. maakt vrede met ÏISAPHEHNES.<br />
VUL 199.: die eerlang het verdrag breekt.<br />
aïd.<br />
—. wreekt zich over de trouwloosheid<br />
van TÏS APHERNES, door eene geoorloof<br />
de misleiding. VUL 200.<br />
, op welk eene wyze hy te werk ging<br />
in het werven eene* Ruiterbende. VIII. 201.<br />
. zyn antwoord by de verkooping der<br />
gevangenen en hunne klederen. VIII. 202.<br />
- flaat üe vyand op de vlugt. VIII. 203.<br />
• geeft blyken van onbaatzuchtigheid.<br />
VUL 204. 209.<br />
zyn roem. VIII. 205. 218. 2:4.<br />
. • zyne verdere krygsbedryven. VUL 206.<br />
. ' zyne onweêrftaanbare liefde voor den<br />
jongen MIGABATES. VIII. 20.9.<br />
H5. AGE-
Isa B L A D W Y Z E R .<br />
AGESILAUS; houdt een byzonder mondge-<br />
fprek met PHARNABAZUS. ViH. 213.<br />
——— blyken van zyne genegenheid voor<br />
Vrienden. VJII. 217.: van ingetoogenheid,<br />
eenvoudigheid en foberheid. 219.<br />
gehoorzaamt op eene voortreffelyke wy-<br />
ze aan de Ephoren, die hem van eenen bui-<br />
tenlandfchen oorlog terug riepen naar Spar-<br />
frar,in eenen inlandfchen oorlog,door hunne<br />
Griekfche naburen ingewikkeld. VIII. 213.:<br />
hierin te Hellen boven HANNIBAL en<br />
A L E X A N D E R. 214.<br />
• zyn gedrag in het doortrekken door<br />
Griekenland naar Sparte. VIII. 226, enz.<br />
— zyne bezorgdheid voor het behoud van<br />
voortreffelyke Mannen. VIII. 229.<br />
• geeft nieuwe blyken van gehoorzaam<br />
heid aan Overigbeden. VIII. 230.: wordt te<br />
Lacedatnon openbaar vereerd. 231.<br />
• zyn krygstogt tegen de Boeotiers. VIII.<br />
231 — 237.: wordt wegens zyne Overwin<br />
ning door de Lacedtsrfloniefs zeer geëerd,<br />
byzonderst wegens zyne oude Spartafche<br />
zeden en Ieveuswyze, na zyne terugkomst<br />
Vit Afie. 238.<br />
aanmerkelyke Oudheid van zyn Ko-<br />
ninglyk Paleis. VIII. 238. aant.<br />
aanteekening omtrent de namen van<br />
zyne Huisvrouw en Dochters. VIIL 239.<br />
- '• laat zich raden eene door LYSAN<br />
DER achtergelaten gevaarlyke Redevoering<br />
• niet
B L A D W Y Z E R . 123<br />
niet wereldkundig te maken. VUL 142.<br />
AGESILAUS; wist zyne Tegenftandeis tot<br />
zyne Vrienden te maken. VUL 243.<br />
wilde dat men eene matige gezetheid<br />
voor Ihyd- en foortgelyke fpelen toonde,<br />
maar toonde geene achting voor dingen die<br />
elders bewonderd werden. VIII. 246 — 248.<br />
. . welke gevolgen zyne kleinachtige behandeling<br />
der Thebaanfche Gezanten had.<br />
VIII. 249.<br />
• geeft een gepast antwoord aan afgevaardigde<br />
Acfuscrs. VIII. 250.<br />
• verhief de Regtvaardigheid als eene<br />
Deugd, boven de Dapperheid. VIII. 255.:<br />
zie ook I. 363.<br />
• liet zich wel eens door Eerzucht en<br />
Vyandfchap , vooral tegen de Thebanen,<br />
wegliepen. VIII. 256.; blyken hiervan in<br />
zyn gedrag omtrent e 11 o E n 1 o A S en s p H O-<br />
DP.IAS. 257-2Ö4.: oorlog hieruit ontftaande<br />
met de Thebanen. 265.: de Spartanen<br />
kiygen de nederlaag. 273.: de itad Lacedamon<br />
geeft, by dien rampfpoed , een lot-<br />
]yk bewys van ltandvastigheid en moed. 274.<br />
. • handhaaft, omtrent hun die uit den<br />
ftryd de vlugt hadden genomen , het gezag<br />
der Wetten en de eer zyner Medeburgers.<br />
VIII. 279.<br />
• zyn gedrag by den inval van EPAMI-<br />
NONDAS in het Laconhch Gebied. VIII.<br />
280 — 284,<br />
AGE-
12-4 E L A D W Y Z £ R.<br />
AGESILAUS; zyn verftandig gedrag omtrent<br />
oproerlingen te Sparte; en na de ontdekking<br />
van eene andere zam enz wering. VIII.<br />
' 285,286.<br />
• behoudt Sparte door zyne voorzigtigheid.<br />
VIII. 288.<br />
• het gedrag der Spartanen by de overwinning<br />
, door zynen-Zoon ARCHIDA.<br />
MAS behaald. VIII. 290.<br />
1<br />
gevolgen van zynen onverzettelyken haat<br />
tegen de Tbebamn. VIII. 292. ; en oorlog<br />
met EPAMINONDAS. 293 — 29?;<br />
• geraakt in opfpraak wegens zyne<br />
ftyfhoofdigheid omtrent de Mes/enters; en<br />
üog meer, dat hy reeds tachtig jaren oud<br />
eenen overtocht naar' Egy/te deed. VIII.<br />
298 — 299.: byzonderhedeu by zyne aankomst;<br />
en zyne verdere ontmoetingen en<br />
bedryven in Egypte. 300—313.<br />
• fterft in eenen hooge'n ouderdom , en<br />
wordt opgevolgd door zynen Zoon AR.<br />
CHIDAMUS. VIII. 314 — 315.<br />
vergelyking vaa hem met POMPE«<br />
jus. VIII. aar. b.<br />
AGJS,- Koning te Sparte; maakt fe Sparte',<br />
het eerst eenige inbreuk op de Wetten van<br />
I-YCURGUS, I. 411.: ontrouw van zy:;e<br />
gemalin. III. 75. c.<br />
' zyne afkomst. X. 223. b.: zyn karakter.<br />
227. b.<br />
- vindt, ter invoering der aloude Gelyk-<br />
heid
B L A D W Y Z E R . 1=5<br />
beid te Sparte, by de Jongelingfchap méér<br />
byvaf, dan by cie oude Lieden. X. 232. b.:<br />
haalt, doch bezwaarlyk, zyne Moeder tot<br />
zyne gedachten over. 235. b.: ontmoet by<br />
de aanzienlyke Vrouwen den meesten tegen-<br />
Hand. 236. b.<br />
AG is; bewerkt dat LYS ANDER Ephorus<br />
wordt, die eene verdecling der Landeryen •<br />
voorftelt. X. 23S. b.<br />
——- geeft voor de door hem voorgeftelde<br />
Staatsinrigting, de aanzienlykfte toelagen.<br />
X. 24.2. b.<br />
• LEONIDAS verzet zich, uit eene ver<br />
keerde Eerzucht, tegen zyne ondernemingen.<br />
X. 243.<br />
— hoe hy dacht omtrent de Wet van LY-<br />
CÜRGÜS, ten aanzien der Vreemdelingen.<br />
X. 244. b.<br />
. uitvoerig berigt der gefchillen tusfehen<br />
hem en LEONIDAS, en derzelver gevolgen.<br />
X. 247—264. b. enz.<br />
zyn verblyf, als vlugteling, in den Tem<br />
pel Van MINERVA CHALCIOECUS. X.<br />
260. b. 266. b.: wordt, zich uit den Tempel<br />
eens naar het Bad begevende, opgeligt<br />
en in de gevangenis geworpen. 267. b.:<br />
regtspleging met hem begonnen. 268. b.i<br />
verantwoordt zich vrymoedig 269. b.: wordt<br />
in de gevangenis geworgd ; als ook zyn<br />
Moeder en Grootmoeder. 270. b.: aanmerking<br />
omtrent die gebeurtenis. 374. b.<br />
Aois;
126 B L A D W Y Z E R .<br />
AG is; vergelyking van hem met de G R A C <br />
CU ussEN. X. 99. c.<br />
AGIS en C L E O M E N E S ; algemeene aanmerkingen,<br />
omtrent deze Spartaanfche Koningen.-<br />
X, 222. b.<br />
A G R A U L E ; zoon van C L E O M B R O T U S J<br />
Koning van Sparte. III. 287. aant.<br />
A H A L A ; CSERVJLIUS) floot SPINIUS<br />
M ^ L I U S overhoop. XII. 4. b.<br />
Akkus; oudtyds, by de Grieken, afgezonderd<br />
voor Mannen van verdienden. I. 115. aant.<br />
Albaanfche Meir; een vreemd verfcbynfel aan<br />
het zelve gebeurd. II. 3 3 T . : gevolgen va»<br />
deze gebeurtenis. 333.<br />
Alba tonga; eene der oudfte fteden van La*<br />
tium. I. 171. aant.<br />
A L C I B I A D E S ; zyne afkomst. III. 3. c.<br />
• was beroemd wegens zyne fchoon.<br />
heid. III. 5. c. 12. c.<br />
• zyn aard en zeden. III. 7. e.<br />
• was zeer afkeerig van het fpelen op<br />
de Luit. III. 9. c.<br />
>- hoe hy in zyn jongelingsjaren met<br />
S O C R A T E S verkeerde, en, in welken<br />
zin deze hem eene byzondere liefde toedroeg.<br />
III. 13.C i 9. c.; en tot deugd vormde.<br />
20. 22. c.<br />
hoe hy met zyne Minnaars te werk<br />
ging. III. 16, 17. c.<br />
verdere berigten van zyn jongeling»<br />
fchap. ui. 22. e; en ongebondene bedryven.<br />
2.6 — 30. c.<br />
AL-
B L A D W Y Z E R . 127<br />
ALCJBIADESJ muntte uit in Welfprekendheid.<br />
III. 31 c.<br />
. beli aaide veel eer wegens zyne overwinningen<br />
in de Olympifche fpelen. III. 33.c.<br />
. > doet het Ostracismus op zynen tegenparty<br />
HYPERBOLUS zelveii vallen. 111.<br />
39. c.<br />
werpt het Vrede - Verbond met de Lacedemoniers<br />
in duigen. III. 41. c.: zyn ge*<br />
drag omtrent de, naar Athene gezonden,<br />
Gezanten van Sparte. 44. bedryft overfpel met de gemalin van<br />
Koning AGIS. III. 75. c. VIII. 178.<br />
m •«•["!! doet, in gemeenfchap met de Sparta*<br />
ntn,
•iaS B L A D W Y Z E R .<br />
nen, den Athenienferen groote afbreuk. III.<br />
77- c- r<br />
AL CI BI AD ES; geraakt in afgunst by de Spartaanfche<br />
grooten, en valt daarna weder tot<br />
de Athenienferen over, welken hy , door<br />
ayne vereenïging met den Perliaönfchen Koning,<br />
alle hulp tegen de Spartanen toebragt.<br />
III. 78 — 85. ft<br />
„ wordt door het Volk van Athene weder<br />
ingeroepen. III. 86. c. 101. c.<br />
. zyne verdere krygsbedryven ten voordeele<br />
der Athenienferen. III. 87 — 97. c.<br />
wordt, met blydfchap, te Athene weder<br />
ingehaald. III. 100. c.; en tot Opperbevelhebber<br />
te land en ter zee aangefteld.<br />
ÏOÜ. c.<br />
. Qeékt met eene vloot weder in zee. III.<br />
106. c.<br />
» • eene zekere omftandighctd geeft aanleiding<br />
tot zyne laatfte befchuldiging. III.<br />
107. c. '— 109. c.<br />
», • wykt naar Bithynien en vervolgens<br />
naar ARTAXERXES. III. 112. c.<br />
• geraakt, op eene moordadige vvyze, in<br />
een dorp van Frygien, om het leven. III.<br />
115. c.<br />
5i753i9> 323-<br />
344. VIII. 173.<br />
AI.CM^ON; Legerhoofd der Aihcnienfen*<br />
II. 41<br />
ALP
ÊLADWYZER. ifl£<br />
ALCMAN; eeri beroemd Lierdichter. I. 40Ö;<br />
aant.<br />
ALCMENE; zonderlinge verhalen van haan<br />
I. 271.<br />
'Alta. jacta kit; een fpTeekvvoörd afkomltig<br />
van c AS AR. VIII. 167. IX. 87. b.<br />
AiiExiMDEk; zyne afkomst. IV*. 32; è.<br />
aant. IX. 5.<br />
'
I 3o B L A D W Y Z E R ,<br />
tlers huis naar Wjriem dan komt daarna<br />
weder terug. IX. 38 , 40.<br />
-ALEXANDER; wegens zyn voorgenomen<br />
huwelyk met eene dochter var. den Landvoogd<br />
van Cacie raakt hy in ongenade by<br />
zynen Vader. IX. 42.<br />
j . z y n gedrag omtrent de mishandeling<br />
vanPAUsANiAS en CLEOPATRA. IX.44.<br />
± hoe hy zich by het aanvaarden der<br />
- Regeering gedroeg, omtrent de zaken van<br />
..Griekenland en der naburige afhaukelyke<br />
Volkeren. IX. 45-<br />
. zyne krygsbedryven tegen de afvallige<br />
Thebanen. IX. 47-! verovert Thebe. 48.: zyn<br />
loflyk gedrag omtrent TIMOCLEA, welke<br />
zich kloekmoedig aan haren onteerder gewroken<br />
had. IX. 50.<br />
bevredigtzich metdeAfthenienfers. IX.51^<br />
^ óe Grieken beüuiten zich by hem te<br />
voegen ter beoorloging der Per/tanen. IX 53.<br />
_ Zyn byzondere ontmoeting met DIO-<br />
GENES. IX. 54.<br />
„ pleegt het Orakel te Delphi raad. IX.<br />
55.: verdere voorteekenen. 56.<br />
«s • begrooting van zyne legermagt.IX.56.:<br />
fchenkt meest alles, waarover hy in Macedonië<br />
befchikken kon , aan zyne vertrouwde<br />
vrienden weg. 67.<br />
„ trekt op naar Iliurn, en zyne verrig.<br />
tingen aldaar. IX. 58.<br />
_ . zyn overtogt over de rivier Granions.<br />
IX. 59.<br />
A l e<br />
*
B L A D W Y Z E R . 13*<br />
ALEXANDER; zyne dapperheid in het eerde<br />
gevecht met het leger van DARIUS.<br />
IX, 62.: dryft hetzelve op de vlugt. 6n..$<br />
opfchrift hetwelk hy op den verzamelden<br />
buit liet Hellen. 66.<br />
verhaal van wondergebeurtenisfen by<br />
zyne verdere optogt langs de zeekust. IX.<br />
67. ; en bemagtigt Phrygie. 71.<br />
— op welk eene wyze hy den wonderbaren<br />
Knoop te Gordium losmaakte. IX. 72.<br />
> • • verwint de Papkiagoniers en Cappado*<br />
eters. IX. 73.<br />
b— grootheid van DARIUS legermagr.<br />
IX. 73.<br />
——— droom van DARIUS, met opzigt op<br />
ALEXANDER'S roem en leven IX. 74.<br />
1». wordt in Cicilie door den Geneesheer<br />
PHILIPPUS van eene gevaarlyke ziekte<br />
genezen. IX. 76 — 78.<br />
' behaalt eene luisterryke overwinning<br />
op DARIUS. LX. 8i.: verbazende,kostbaarheden,<br />
in de Tent en Badfloof van DA<br />
RIUS , buit gemaakt. 83.: behandelt de<br />
fcrygsgevangen gemaakte Moeder en Gemalin<br />
van DARIUS, nevens twee zyner Dochters<br />
menschlievend 85.<br />
dalen van zyne ingetogenheid. IX.<br />
88,90.<br />
• zyn foberheid in 't gebruiken Van fpy«<br />
zen. IX. 91, 95.<br />
» zyn dagelyksch leven. IX. oè — 96.<br />
• I % A kB*
I 3i B L A D W Y Z E R .<br />
ALEXANDER; verovert Damascus. IX. 96.i<br />
belegert en verovert Tyrus. 97 —102.<br />
L redt zich uit een gevaar by den Ati'<br />
tilibanon. IX. 99.: verovert Gaza. 103.<br />
. verdeelt den gemaakten buit, en zendt<br />
vele ponden Wierook en Myrrhe aan I.EO-<br />
NIDAS. IX. 105.<br />
_ . aanteekening omtrent een kostbaar buitgemaakt<br />
Kistje van DARIUS. IX. 105.: zit<br />
ook 30. aant,<br />
11 verhaal van zyn voornemen om een<br />
Griekfche Stad in Egypte te ftichten, die<br />
zynen naam zou dragen, en volvoering<br />
van hetzelve. IX. 106 —110.<br />
_ byzonderheden van zyne reis naar den<br />
Tempel van JUPITER AMMON, en zyne<br />
ontmoeting aldaar met den Opperpriester. °<br />
IX 110— 116.<br />
, „- praalt by de Barbaren; doch meer fpaarzaam<br />
by de Grieken op zyn oorfprong uit<br />
JUPI'BER. IX. 116,118.<br />
— zyn gepast antwoord aan den Sophist<br />
ANAXARCHUS. IX. II7.<br />
_ . geeft kostbare Toneelfpelen. IX. 119.:<br />
en aanmerking omtrent de Alttifche fpelen.<br />
120 aant.<br />
— weigert eene onderhandeling met DA<br />
RIUS. IX. 122.<br />
— befchikt voor de overledene Huisvrouw<br />
van DARIUS eene zeer heerlyke begravenis.<br />
IX. 123.: merkwaardig gebed van<br />
PA-
B L A D W Y Z E R . 133<br />
DARIUS, toen hy de bevestiging ontving<br />
van deze edelmoedige daad van AL EX AN<br />
DER. 126.<br />
ALEXANDER ; laat een zonderling tweegevecht<br />
houden, tusfehcn twee die uit kortswyl<br />
aanvoerders van twee partyen waren.<br />
IX. 118.<br />
• wederzydfche toerustingen tot den beflisfenden<br />
flag. IX. 136.<br />
befchryving van tzyne wapenrusting.<br />
IX. 136.<br />
- 'geeft het teeken tot den ftryd. IX. 138.:<br />
het leger van DARIUS wordt gellagen. 140.:<br />
wordt voor Koning van AJie uitgeroepen,<br />
241.: zyne loffelyke daden, na den (lag.<br />
14a.: het geheele Landfchap der JSabylo.<br />
m'ers onderwierp zich. 143.: zyne verwondering<br />
over de vuurkolk te Ecbatana of<br />
Aractene. 143. en aant.<br />
- kostbare fchatten door hem te Sufa<br />
gevonden. IX. 151.<br />
dringt door in Per/ie. IX. 153,<br />
. • merkwaardig zeggen van DOMARA-<br />
Tus, toen ALEXANDER te Perfepolis op<br />
den Koninklyken troon van DARIUS zat.<br />
-54.<br />
1<br />
-Q een drinkparty geeft aanleiding dat hy<br />
zelve voorop ging, om het Paleis der Per*<br />
fuanfche Koningin , te PerfepoIist \e verbranden<br />
, waarover hy terftond berouw had.<br />
LX. 149 —151.<br />
I 3 ALE n
V34 B L A D W Y Z E R .<br />
ALEXANDER; voorbeelden van zyne Vriendelyke<br />
milddadigheid. IX. 157. : en van<br />
zynen wcêrzin van brooddronkenheid. 162.:<br />
andere byzonderheden. 154.<br />
_.. voorbeelden van goedwilligheid en<br />
vereeringen, waarmede de geringde beleefdheden<br />
omtrent zyne Gunftelingen gepaard<br />
gingen. IX. 166.<br />
zyne oplettendheid voor zyne Vrienden,<br />
in zyne brieven. IX. 168.<br />
, vvas gevoelig omtrent iemands eer zoo<br />
wel als omtrent zyn eigen eer en roem.<br />
' IX. 170. * :<br />
• •"•<br />
.. gaf bewys" van-onthouding en groot<br />
moedigheid. IX. ïfïi<br />
L- —• zyne aandoeningen by het zien van<br />
het lyk vaa :<br />
3ARius, IX. 173.: hetwelka<br />
hy op eene prachtige wyze vereerde, 174.<br />
- trekt af naar Hyrcanie:- aanmerking<br />
• omtrent eenen Zee-boezem aldaar. IX. 174-.<br />
„ behandelt hun, die zyn paard Buce.<br />
phalus opgeligt en weder terug gaven, met<br />
vriend lykheid. IX. 175.<br />
• hoe zyn Volk er over oordeelde toen<br />
hy zich half op de Perfifche en half op de<br />
Medifche wyze kleedde , en welk oogmerk<br />
hy daarmede had. IX. 176, 177. 9<br />
- wat men oudtyds dacht over de ver-<br />
fc' yning van de Amazone aan hem. IX.<br />
,78. •<br />
' op welk eene wyze hy de geestdrift<br />
in
B L A D W Y Z E R . i?5<br />
• in zyn Volk verwekte om met hem verder<br />
te trekken, werwaarts hy hun ter wereld<br />
" leiden wilde.' IX. 182.<br />
ALEXANDER; fchikt zich meer naar de<br />
Jpatifche zeden. IX. 183.: en trouwt RO-<br />
X A N E. :<br />
ald. •<br />
. waarom hy HEPHEESTÏON het<br />
meest beminde en CRATERUS het meest<br />
vereerde.' IX. 185.: zyn verder' byzonder<br />
gedrag omtrent hun, ald,<br />
»_ zyn gedrag omtrent PHILOTAS. IX.<br />
—188.: doét hem en daarna PARMENIO,<br />
als waren zy fchuldig aan eene zamenzwering<br />
tegen hem, om 't leven brengen. 193.<br />
194,: uitvoerig berigt van de aanleiding en<br />
de omftandigheden van een gevalwaarin hy<br />
zelve CLITUS met een fpies, in woede,<br />
doorboort. 194 —202.:' verfchillende wyzen,<br />
op welke hy wegens zyne droefheid<br />
over dit geval door twee Wysgeeren onderhouden<br />
werd. 203 — 206.<br />
— nadeelige gevoïgen, welke de redenen<br />
- van den trotichen ANAXAGORAS , ten<br />
opzigte van :<br />
. 1<br />
zyne zeden, in het vervolg<br />
hadden. 206; enz.<br />
vereert DEMARATUS met eene prachtige<br />
begravenis. IX. 217.<br />
— maakt zich gevreesd door onderfcheidene<br />
ftrafoefFeningen. IX. 219.<br />
• hyzondere voorteekenen. IX. 220.<br />
• flreeft naar de eer om de Fortuin door<br />
I 4 oa-
!3*<br />
B L A D W Y Z E R .<br />
pnverzaagdheid, een vyandeiyke magt doof<br />
dapperheid te overweldigen. IX. 222.<br />
ALEXANDER; zyne ontmoeting met TAXI-,<br />
LES, had de beste gevolgen ten aanzien<br />
van uitheemfche Volkeren. IX. 227.<br />
e-—r— zyn optogt naar de Indien en zyne bedryven<br />
aldaar. IX. 228. enz.: zie ook IV. 145.<br />
» —; BQRUS; doorhem overwonnen, doch<br />
op egn vrymoedig antwoord edelmoedig behandeld.<br />
IX. 235.<br />
~>—-r- zyn gedrag by den dood van zyn<br />
paard Bucephahs, en van zynen hond Pe~<br />
rit as IX 236.<br />
-rr—— zyn belluit, toen zyn Krygsvolk zich<br />
onwillig toonde om den Ganges over te<br />
trekken. IX. 237 -7-239*<br />
c wordt, by h et<br />
afzakken, naar den<br />
Oceaan, in een gevecht met de Barbaren,<br />
z-vaar gewond. IX. 243.: zyn moedig gedrag<br />
hy het behandelen van die wonde, ald.<br />
—
B L A D W Y Z E R . S3?<br />
ALEXANDER; ontvangt berigt van den zeetogt<br />
zyner Scheepsbevelhebbers. IX. 257.<br />
. beroeringen in de overheerde Land»<br />
fchappen in zyn Ryk. IX. 2.58.<br />
*--r^— zyn eerfte bedryf in Perfis. IX. 259.<br />
zyne aandoeningen by het lezen van het<br />
graffchrift op het graf van CYRUS. IX. 260.<br />
• een zonderling geval van eenen Gym-,<br />
nofophist. IX. 261,<br />
s geeft te Sitfa , by zyn huwelykmet de<br />
Dochter van DARIUS, een algemeene brui.<br />
lofts - maaltyd , en fpreidt de fchitterend-<br />
Ite pracht en mildheid, in 't uitdeelen van<br />
gefchenken en 't hetalen voor Schuldenaars<br />
ten toon. IX. 264.: zyn byzondere handeling<br />
met eenen vallenen Schuldenaar. 265.: zie<br />
ook van zyn huwelyk met STATIKA de<br />
Dochter van DARIUS. VIII. 82. aant.<br />
* de Macedoniër;, door zyne gunstbe»<br />
v<br />
wyzen aan de Perjianen, tot nayver en<br />
gramfchap vervoerd, worden op eene byzondere<br />
wyze met hem verzoend. IX. 268.<br />
zyn zonderling gedrag, by de rouw<br />
over het fterven van HEPHESTJON, en<br />
de verbazende kosten welke hy aan de Tombe<br />
van zynen Gunlteling befteedde. IX. 270<br />
— 272.<br />
r • verfcheidene voortekenen van zynen<br />
naderenden dood. IX. 275.<br />
mwUr wordt gedurig angstvalliger en door<br />
yrees geflingerd. IX. 279,28c.<br />
I $ ACE-
i 38 B L A D W Y Z E R .<br />
ALEXANDER; aanmerking omtrent de wy-.<br />
ze van zynen dood. IX. 281—285.<br />
~» aanteekening uit het dagverhaal omtrent<br />
zyne ziekte. IX. 282.<br />
». gedrag van ROX A N E na zynen dood.-<br />
IX. 287.<br />
i vergeiyking vah hem met CAJUS<br />
JULIUS CESAR. IX. 187 — 243. b.<br />
— berigt aangaande zyne Opvolgers. IV.<br />
131.: zie ook BERSECS.<br />
• benoemt EUMENES tot zynen Gehei<br />
mfchryver en bevordert hem verder tot<br />
Bevelhebber. VIII 81.: vermaagfchapt zich<br />
aan hem door het huwelyk.''82.: zyn verder<br />
gedrag, in zekere gevallen, omtrent dien<br />
Bevelhebber. 84 — 89.<br />
• < oneenigheden tusfchen zyne ;Bevelheb*<br />
bers na zynen dood. VIII. 89.<br />
. byzonderheden van zyne onderhandeling<br />
met PHOCION, en zyne vereering van<br />
dien voortreflyken Veldheer en Staatsman.<br />
X. 55 -63.<br />
;—— aanteekening omtrent het gedrag--van<br />
zynen Schatbewaarder HARPALÜS. X. 67.<br />
by^ondere loffpraak van den Rede-<br />
"naar DEMADES voor hem.' X. 71. en aant.<br />
- • aanmerking omtrent de geftadige Oorlogen<br />
van zyne Opvolgers. XI. 160. ^235. b.<br />
alle zyne Opvolgerea nemen den naam<br />
van Koning aan, XI. 197. b.: dit bragt.hunne<br />
. hoogmoed en troudiheid in 1 beweeging,<br />
ald. AEE-
B L A D W Y Z E R . I39<br />
ALEXANDF. R ; Tyran van Pherie in Thes~<br />
falien.: ftalen van zyne wreedheid. IV. 339.:<br />
door PELOPIDAS en EPAMINONDAS<br />
bedwongen. 324— 341.: hernieuwt zyne aanvallen<br />
: wordt overwonnen en door zyne<br />
huisvrouw vermoordi IV. '350 — 368.<br />
ALEXANDER van Myndus; wie geweest<br />
zy. Vl. 210. aïrit't<br />
Alexandn'e; verhaal van het bouwen van die<br />
Stad-in Egypte, IX. ic6— 110. •<br />
»' aaüteekening omtrent het toeftoppen<br />
der kanalen aldaar om CAESAR, gebrek aan<br />
Water te doen hebben. IX. 127, b. aant.<br />
* 1 een gedeelte der Boekverzameling al-<br />
• daar, by geval van den in brand gedoken<br />
vloot van CASAR', verbrand. IX. 128.<br />
b. én 'aant. —<br />
Allobrogers, bewooners van 't geen 'daarna<br />
Dauphiné heette, zenden gezanten naar Ro-<br />
~me. XI. 45- b.<br />
Almanak, door NU MA verbeterd. I. 479.<br />
«8 door' SOLON. IR 100. 1<br />
— door c. j. CVESAR IX. 154I b.<br />
Altaar van Hoornen; een zeer oud Altaar,<br />
op het eiland 'Delos. I. 108. aant.<br />
Altaren , by het Eedzweren dikwyls door<br />
de Grieken genaderd. Hl 269. aant.<br />
Amazonen ; fabelachtige gefchkd;nis Van dezelven.<br />
I. 126. enz.<br />
Jmbronen', hun krygsgefchreeuw by het aanva»*<br />
1
ï 4* B L A D W Y Z E R .<br />
vangen van een gevecht. VI. 217.: door de<br />
Romeinen geflagen. 220.<br />
'America; of de oudfte Inwooners van Afrik»<br />
daarvan kennis gehad hebben. II. 104. aant.<br />
Amimetobaos; wie door dit woord betekend<br />
werd. XI. 61. c. aant.<br />
Amnestie; wet van vergetelheid; wanneer dat<br />
woord eerst daartoe werd gebruikt. VI. 4.23.<br />
aant.<br />
AMPHICRATES; een redekunftenaar: eenige<br />
byzonderheden van zyn gedrag en uiteinde.<br />
VII i 7B.<br />
Amphictyons; welke deze waren en van waar<br />
ze hunnen naam ontleenden. IL 39. aant,'.<br />
waarin byzonderst hun pligt beltond. ald,:<br />
zie ook V. 165. aant.<br />
AMULIUS; zie van dezen Koning \anAlba,<br />
I. 171. 179. 180.<br />
ANACHARSIS; een Scythifche Wysgeer, zyn<br />
ommegang met SOEON. II. 19.<br />
Anarhemata, Tempelgefchenken. VII. 275. aant.<br />
A S A X A G O R A S ; of TE MISTO CE ES een<br />
Leerling van hem geweest zy. II. 212. aant.:<br />
verdere aanteekening omtrent dezen Wysgeer.<br />
ald.<br />
• zyn gedachten omtrent de ordening<br />
van het Geheelal, lil. 19. a : werd nimmer<br />
tot lagchen bewoogen. 20. a. aant,: zyn byzondere<br />
levenswyze . en aanmerkelyk gezegde.<br />
74,76. a.<br />
——— fchryft het eerst over de Maansverduis-
B L A D W Y Z E R . 14*<br />
duistering. VII. 380. aant.: deswegens gevangen<br />
gezet. ald.<br />
ANAXARCHUS; zie van dezen Wysgeer*<br />
IX. 35. enz.<br />
.11 •• houdt affchuwelyke redenen tot ALHx<br />
ANDER, nadat deze CUTUS gedood had.<br />
IX. 204.: verder berigt van hem. 205. enz.<br />
AndalupZe; oudtyds Btstka genoemd. VIII. 21.<br />
aant.<br />
Andria ; gemeenfchappelyke burgermaaltydea<br />
by de Spartanen. I. 340. en aant.<br />
ANDROGEOS; wie geweest is. I. 88.<br />
ANDROTION; een Schryver van de Gefchiedenis<br />
van Attica. II. 60. aant.<br />
Anecdoten ; van ANTISTHENES; I. 03.:<br />
PLUTARCHUS. 35.: ARIADNE. IO4. .<br />
GERADAS. 362.: DEMACRATUS. 378.:<br />
van zekeren Spartaan. 392, •<br />
— van eenen AKUNS. II. 358.: PERI.<br />
CLES. III. 21, 66,76.: FABIUS MAXI-<br />
MUS. 55. b. 56. b. 64. b.6$.b.: ALCIBIA-<br />
DES. 8. c. 23. c. 29. c. 30. c. 35. c. 55. c,<br />
VIII. 178.<br />
• van ARISTIDES den Locrenfer. IV.<br />
17.: TlHOLEONi 41.: DIONYSIUS<br />
• den Ouden. 43. XII. 33.: van zekeren Romein.<br />
124.: van zekeren Krygsman. 226.<br />
. van PAUSANIAS. VII. 30. : ci-<br />
• MON. 45, 55-: LUCULLUS. 238 — 245. :<br />
NICIAS. 283,299, 306,344.<br />
». ••••> van SERTOIUUS. VIII. 43, 56.:<br />
SU»
i 4* B L A D W Y Z E R.<br />
ÏUMENES, 138. aant. :' ARCHÏDAMUI<br />
177: AGESI.LAUS, 209, 218, 219, 247.<br />
248,255,267.: POTUPEJUS. 7. b.: 10. b.:<br />
11. b.: 28. b.: 30, b.: 111. b.: 145. "v.<br />
Ï56 163. b.z 165 — 1Ó9. 17'.<br />
CARBO. 26. £.<br />
Anecdoten van ALEXANDER. IX. 18, 19, 21,<br />
39. 54, i»5, 127,251, 265.: DIOGENES.<br />
54.: j. CJESAR. 31. b.i I3 Ö<br />
- b.: XII. 13. b.<br />
• van PHOCION. X.'iS, 23, 36, 58,<br />
65.: POLYEUCTUS. 32..' ARCHIBIA-<br />
DES. 34.: A RIST O C HIT O N. 35*! C A T O<br />
den Jongen. 8. b. 9. b..iï.b. 19. b. 23. b.<br />
32. b. 48. é. 58. é.<br />
- , van DEMOSTHENES. XI. 83. I05.:<br />
DEMETRIUS. 201. b. 2.6$. b. 2.66. b.\ PUI-<br />
LIPPUS. 272. b,\ ANTONIUS den Jongen.<br />
63. C. %\. C.< CAESAR AUGUSTUS. XI.<br />
147. c.<br />
, 1' van c ASSIUS. XII. 21. b.: BRUTUS.<br />
53. b. 55. b. 57. b. 77. b.: DIO N. 43.: AR-<br />
TAXERXËS. II. C. 33.V.: CLEARCHUS.<br />
49. C: AS PAS IA. 79. Cl PERS^EUS.<br />
156. C<br />
,. , — van VITUS VINIUS. XIII. 29.:<br />
GALBA. 37, 4 1<br />
, 44'<br />
A N T A L C I D A S ; zyn geestig antwoord aan<br />
Koning AGESILAUS. L 350.<br />
ANTiEUs; een zogenaamde Reus,door HER<br />
CULES verftikt. I. 79. aant.<br />
„ , berigt aangaande dezen befaamden Reus.<br />
VIII.
B L A D W Y Z E R . 145<br />
VIII. 25.: en van deszelfs huisvrouw na zynen<br />
dood. ald.<br />
ANÏIGONUS, Va:kr van DEMETRIUS en<br />
een der Bevelhebberen van ALEXANDER,<br />
daarna Koning van Macedonië. I.. 225. aant.:<br />
. . waarom Dofon genoemd. V. 247. aant.<br />
, zie ook van hem in.'t leven van EUME«<br />
NES. VIII. 89 enz: en X. 360. b. XI. 151.<br />
b. en 234. b. •<br />
ANTIMACHUS van Teos; niet te verwarren<br />
met ANTIMACHUS van Colop hon. I 1 yg.aant.<br />
Antiochia ; hoofclltad van Syrië. VII. 172.<br />
ANTIOCHUS; de Zo.m van SELEÜCUS:<br />
verhaal van zyn huwelyk met zyne ftiefmoe*<br />
der STRATONICE. XI. 253 — 257. b.<br />
ANTIPATER; zie van hem in 't leven van<br />
EUMENES, VIII. 90. enz.:, en X. 79,<br />
93,98,100.<br />
ANTISTHENES; Stichter der Cynifche Secte.<br />
I. 416. aant.<br />
ANTONIUS; zyne afkomst. XI. 3. c.<br />
. •• oorzaak van zynen dodelyken haat te<br />
gen CICERO. XI. 5. c.<br />
— -zyne verkeering met cuRioencLO-<br />
DIUS. XI. 6. c.<br />
•— zyne geaardheid. XI. 7 c. IÏ.C. 53. c.<br />
**—. zyne e,er(le krygsbedryven in Syrië tegen<br />
de Joden. XI. 7. c: verder in Egypte.<br />
8. . : in Macedonië. 18. c,<br />
——— blyken van zyne dapperheid en menschlie-
i4» B L A D W Y Z E R .<br />
lievendheid. XI. g. c.: van zyne milddadig*<br />
heid. n. t.<br />
ANTOMUS; zyn gedaante én kleding. Xt<br />
10. 'c.: levenswyze. 22. c. 51. e.<br />
wordt door CURIO ih de belangen<br />
van CJESAR overgehaald. XI. ja. c.<br />
M • zyn gedrag als Gemeentsman Voör d#<br />
Zaak van casARi XI. 14. c<br />
- of hy als de* oorzaak van den burger*<br />
oorlog kan aangemerkt wórden. XI. 15. éi<br />
*. •- was by het krygsvolk zeer geliefd:<br />
by het overige des Volks gehaat. XI. ïS.<br />
c. 22. c.<br />
zyn dienst door CAESAR gebruikt*<br />
XI. 17. c. 20. c.<br />
ï ftalen van zyne fchandelyke levenswy*<br />
ze. XI. ia. ik CAJSAR brengt hem van<br />
deze levenswyze merkelyk terug. 24. e.<br />
, -trouwt aan FULVIA, die over hem<br />
heerschre. XI. 25. c.: zyn gecirag omtrent<br />
haar. ald.<br />
~- - - zyn vrendfchap met C^SAR. XI. 27. c.<br />
* — geeft door éenè zekere daad, op het<br />
Feest van LÜPÉRCUS, omtrent C^SAR<br />
een voorwendfel aan de zamenzwering te<br />
gen c iKSAR. XI. 29. c.<br />
e_ • zyn gedrag iia het Ombrengen Varl<br />
c^sAR. XI. 31. 'c.\ maakt door eene Lyk-<br />
rede de drift van het volk tegen BRUT ui<br />
en CASSIUS gaande. 33. c.<br />
t-m. handelt willekeurig in Rome.Xh 34. c.i<br />
en*
B L A D W Y Z E R . 145<br />
en* omtrent den jongen c JE SAR, op eene<br />
finadelijkie wyse. 35. c.: verbittering tus-<br />
fchen hem en CAESAR. 36. c.<br />
AN TONIUS; in een gevecht, tegen CES AR,<br />
op de vlugt gedreven, geraakt in moeijelyke<br />
omftandigheden. XI. 37. e.<br />
1<br />
zyne gelatenheid in tegenfpoed. XL<br />
38.
I 46 B L A D W Y Z E R .<br />
den naar CUicie. trekt wel uitgedoscht aerwaarts.<br />
XI. |$6i. uitvoerig berigt van zyne<br />
verkeering met haar in CUicie en te Altxandrie.<br />
56— 67. c. '<br />
ANTONIUS; pracht en overdadigheid van<br />
:<br />
zYne maaltyden. XI. 59 — 6<br />
3-
0<br />
B L A D W Y Z E R . Uf<br />
zyn gedrag omtrent zyne vrouw OCTAVIA,<br />
en de buitenfpoorigc uitdeelingen aan CLEO-<br />
PATRA en zyne kinderen by haar verwekt»<br />
XI. 1244 c. 133. c.<br />
ANTONIUS; nieuwe oorlog met C/ESAR.'<br />
XI. 126. 127. c.: zyn Ongebonden gedrag<br />
te Samos, by de toerusting tot dien nieu-<br />
- wei kryg. 129. c. 130. c.<br />
• * zyn testament aan CAÏSAR Ontdekt*<br />
en verfcheidene andere befchuldigingen te-<br />
. gen hem ingebragt. XI. 132 ->-134. c.<br />
. kwade voorteekenen. X. 137. c.<br />
> befchryving van zyne zee- en landmagt,<br />
hulpbenden en uitgeftrekte heerfchappy<br />
in Jf K en Afrika. XI. 138, 139. c.<br />
wederzydfche fnorkeryen van hem en<br />
CAESAR. XI. 140, 141. e.<br />
*— • befchryving van de bijzonderheden vati<br />
zynen ftryd met c ms A R , en deszelfs ongc»<br />
lukkig einde voor hem. XI. 142 — 150. c. ><br />
«• • volgt met zyn fchip de vlugtende<br />
CLEOPATRA, en komt by haar aan boord*<br />
X. 151, 152, c.<br />
* 1 zyne beftellingen omtrent zyn leger<br />
en kostbare bagaadje. XI. 153, 154. c \<br />
trouw en dapperheid Van zyn krygsvolk*<br />
155- c.<br />
Ï4? B L A D W Y Z E R .<br />
ANTONIUS; antwoord van CJESAR op<br />
zyne en CLEOPATRA'S voorftellen. XI.<br />
165. c.<br />
. CJESAR trekt weder tegen hem, in<br />
Syrië, op. XI. 167. c.: zyn volk loopt naar<br />
C/ESAR over. 171. c.<br />
— • eene, doch valfche, tyding van den<br />
dood van C L E O P A T R A ontvangen hebbende,<br />
wondt by zich zeiven, doch niet<br />
aanftonds doodelyk. XI. 17a.: laat zich,<br />
vernomen hebbende dat zy nog leefde, naar<br />
het verblyf van ' C L E O P A T R A 'brengen,<br />
alwaar hy fterft. 174. c.: C/ESAR'S aandoeningen<br />
over zynen dood, en poogingen<br />
om C L E O P A T R A levendig in handen te<br />
krygen. 175—178. c.<br />
C L E O P A T R A bezorgt voor hem eene<br />
prachtige begravenis. XI. 181. c.l en doet<br />
eene lykplenging op zyn graf. 184. c.<br />
, lot van zyne kinderen en verder nageüacht.<br />
XI. 190—192. c.<br />
r - vergelyking van hem met D E M E -<br />
TRIUS. XI. I95. C.<br />
A P E L L E S ; beroemd fchilder. XI. 211. b.<br />
verwerft te Sicyon den gcmeeiuamen<br />
omgang met twee beroemde fchilders aldaar,<br />
voor de fom van een talent. XII. 127. c.<br />
Aphit
B L A D W Y Z E R . 149<br />
Apobates; wie, in de wedftryden waren. X.<br />
63.''aant*<br />
APOLLO; Jongelingen offerden aan hemde<br />
eerftelingen van hun hair. I. 64.<br />
• aanmerking van PLUTARCHUS omtrent<br />
de plaats van zyne geboorte, en omtrent<br />
zynen rang onder de Goden. IV.<br />
286. 288.<br />
» kostbare gefchenken aan hun te De.<br />
los geofferd. VII. 284.<br />
APOLLODORUS de Letterkundige. I. 30b.<br />
aant. 0<br />
APOLLODORUS; eene byzonderheid van<br />
dezen yverigen aanhanger van SQCRATES.<br />
X. 114. b. aant.<br />
APPIUS CLAUDIUS; doet eene redevoering<br />
ter voortzetting van den kryg tegen PYR-<br />
RHUS. VI. 82.<br />
Aqua Sextits; nu Aix, eene ftad in het voormalig<br />
Provence. VI. 215. aant.<br />
Arabia Petr
l 5o B L A D W Y Z E R .<br />
ARATUS; zyne opvoeding te Argos. XIL<br />
102. c'. en eerfte oefeningen, ald.<br />
. . » belluit om Sicyon van de tyranny te<br />
verlosfen. XII 106. c.; en de Had te bemagtigen.<br />
109. c.: misleidt eenige verfpieders.<br />
te Argos. 111. c. : neemt de ftad in onder<br />
veel gevaar van ontdekt te worden, en ver-,<br />
dreef den Tyran NICOCLES, zonder burgerbloed<br />
te Horten. 116, 117. c: doet de<br />
burgers van Sicyon deelnemen aan het<br />
•bondgenootfehap der Achaërs. 118.. c.<br />
r— & zyn karakter. XII. 120— 122. c.<br />
. zyne ondergeschiktheid maakt hem be<br />
mind. XII. 123.<br />
e landt , na verfcheidene gevaren , iis<br />
Egypte, by Ptolonueu-s. om voor zyne ftad<br />
van hem eenig geld te leenen. XII. 124 —<br />
129. c.: waarin hy gelukkig Haagde. 130..C<br />
BI • laat alle de afbeeldingen der dwingelanden<br />
te Sicyon vernietigen. XIII. 128.
[ B L A D W Y Z E R . 151<br />
Tbiirgt van Corinthus, Griekenland van de<br />
Macedonifche overheerfching te verlosfen,<br />
een der roemruchtige bedryven. XII. 135—<br />
157. c.: gevolgen hiervan. 158. c.<br />
ARA TUF; liet niets gelden boven den aanwas<br />
van het Ach
I$a B L A D W Y Z E R .<br />
ARATUS; wordt voor de twaalfde maal Op»<br />
perbevelhebber. XII. 188. c.<br />
.—n— zyne krygsbedryven tegen CLEOME-<br />
NES. XII. 189. e* — 19a, c.<br />
»• aanmerking omtrent zyne weigering<br />
om het Opperbevelhebberfchap weder aan<br />
te nemen. XII. 193. c.; en zyne verfchil en<br />
met CLEOMENES. 198. c.: zie ook X.<br />
284, b.<br />
*—heeft veel moeite om het Achaifche.<br />
bondgenootfchap ftaande te houden. XII.<br />
200. c. :zyn gedrag in dien toeftand. 201. c. —»<br />
211. c.<br />
- p komt in een kwaad gerucht wegens<br />
het doen ombrengen van ARISTOMA-<br />
CHUS, XII. 311. c.j en wegens andere gevallen.<br />
212 c. — 216. c.<br />
T • zyn gedrag omtrent de Altoliers, diede<br />
Ach&trs begonnen te verachten , uit hoofde<br />
van hunne werkeloosheid.. XII. 218. c.<br />
«<br />
B L A D W Y Z E R . 153<br />
ARATUS; zyn zoon door PHILIPPUS ten<br />
val gebragt, die niet ongewroken blyft..<br />
XII 234, 235. c.<br />
Arbeid; door een zonderling bedryf geleerd,,<br />
dat aanhoudende arbeid alles overwint. VIII.44.<br />
ARCESILAUS; een Platonisch Wysgeer. V.'<br />
2<br />
33-<br />
ARCHIAS; aanteekening omtrent hem. XI. 103.<br />
ARCHILOGUS; een'der oudfte Dichters hl<br />
Griekenland, wanneer geleefd heeft. 1,66. aant*,<br />
ARCHIMKDES; berigt aangaande dezen be« .<br />
roemden Werktuigkundigen , in het beleg van<br />
Syracufen. IV. 410 — 422.: aanteekening omtrent<br />
zyn graf. 422. aant.: komt deerlyk<br />
om 't leven. 427.<br />
Archonten; een naam der Overheden, aangefteld<br />
nadat het bewind der Koningen te<br />
Athene ophield.. II. 41. aant.: onder hun<br />
droeg één den naam ,vau Koning. 75. aant.:<br />
zie ook I. 157. aant.<br />
Ardettus; eene gerigtsplaats te Athene.l. 133.<br />
Arend; hoe veel eijeren dezelve legt. VI. 269.<br />
Areopagus; hoe deze Raad te Athene verkoren<br />
werd. II. 72.: by denzelfden Raad werd,<br />
door SOLON, nog een tweede aangeftdd.<br />
73, 74.: zie ook 76. aant.<br />
Argos; verhaal van eenen koperen Wolf en<br />
Stier, op de markt aldaar, als zekere gedenkteekenen<br />
geplaatst, VI. 150.<br />
*• befchryving van het beleg dier ftad door<br />
PYRRHUS. VI. I44—I56.<br />
K 5 dr-
i 54 B L A D W Y Z E R ,<br />
^rgwjgebeurtenisfen aldaar. XII. 162—171.C.<br />
ARIADNE; verhalen omtrent haar, en hare<br />
gevallen met THESEUS. I. 99» I0<br />
3> io<br />
5><br />
ARI M A N 1 u s; een God der Peruanen. II. 305.<br />
Ariminium; eene ftad in Italië, nu Rimini.lX.<br />
85. b. aant.<br />
ARISTEUS; zonderlinge verbalen aangaande<br />
hem. I. 270.<br />
ARSTIDES, de Locrenfer; een Platonisch<br />
Wysgeer. IV. 17.<br />
'ARISTIDES; zyne geboorteplaats. V. 1.<br />
verfchillende gevoelens omtrent zyne<br />
gegoedheid. V. 2.<br />
» . verfchil van zyn karakter met dat van<br />
THSMISTOCLES, en daaruit voort Spruitende<br />
vyandfehap tusfchen hen beiden. V.'<br />
13, 33.,- zie ook II. 217.<br />
• . zyne dapperheid in het gevecht by<br />
Marathon. V. 26.<br />
. zyn onbaatzuchtig gedrag by c*te verovering<br />
van eene aanzienlyke buit. V. 27.<br />
— wordt eerfte Archon. V. 29.<br />
ontving den toenaam van, deRegtvaar-<br />
dige. V. 30.<br />
. > eenige byzonderheden by zyne uitban<br />
ning., V. 34» 37»<br />
£ zyn edel gedrag omtrent THEMIS-<br />
T O c L E s, uit zucht voor 't algemeen belang.<br />
V. 38.: behaalt eene luisteiryke over<br />
winning ter zee op XERXES. 43.: zie ock<br />
II. 252, 265-268.<br />
ARIS-
B L A D W Y Z E R . 155<br />
ARISTIDEs; laat een deftig antwoord ge.<br />
ven aan de Gezanten van Lacedcemon en<br />
van MARDONITJS. 47.<br />
•~- > zyn gedrag in een gezantfchap naar<br />
Lacedcemon, by een' tweeden inval der Perfianen.<br />
V. 49.<br />
56 B L A D W Y Z E R .<br />
ARISTIDES; vergelyking tusfehen hem eis<br />
MARCUS CATO. V. 213.<br />
ARISTIPPUS; de gewoonte deed de menigte<br />
te Argos zich goedwillig, als Haven, aan<br />
dien dwingeland onderwerpen. XII. 162. c.<br />
166. e.<br />
—- — zyne zonderlinge levenswyze. XII.164.rr.:<br />
zyne' verdere krygsbedryven tegen ARATUS;<br />
nederlaag en dood. 165—ifix c.<br />
ARISTO; een peripatetisch Wysgeer. II. 217.<br />
aant.<br />
ARISTOBULUS; de Joodfche Koning, in de<br />
zegepraal van POMPEJUS omgevoerd. VIII.<br />
123, b.<br />
ARISTOTELES; wordt de Leermeester van<br />
ALEXANDER. IX. 27.: verder berigt van<br />
dezen Wysgeer. ald. aant. 28 — 34.<br />
-" aanmerking omtrent zyne fchriften, VI.<br />
83. b. aant.<br />
ARISTOVISTUS; Koning'der Germanen. IX.<br />
51. I. enz.<br />
ARISTOXENUS; een Discipel van ARIS<br />
TOTELES: zyne fchriften verloren. 1.420.<br />
aant.<br />
Armenië; achterlykheid der jaargetyden in Opper-Armenië.<br />
VII. 210. aant.<br />
Armilustrium; een feest der Romeinen. I. 253.<br />
ARSACES; de algemeene naam der Partifche<br />
Koningen. VII. 64. b. aant.<br />
Au TAB ANUS; Krygsbevelhebber der Per/ta<br />
nen. II. 300.: zyn gefprek met THEMIS-<br />
TOCLES. ald. Ar-
B L A D W Y Z E R . 15?<br />
Artaxata; de hoofdftad van Armenië: eerfte<br />
aanleiding tot derzelver Richting. VI. 212.<br />
ARTAXERXES Langhand; zyn karakter. XII.<br />
3. c.<br />
ARTAXERXES Mnemon; zyn genacht. XII.<br />
3. c.: hoe te voren genoemd. 4. c.<br />
- wordt Koning. XII. 6. c.: byzondere<br />
wyze van zyne plegtige invvyding. ald.:<br />
CYRUS, naar het Koningfchap ftaande,<br />
komt vry, op het kermen van zyne moeder.<br />
8. c.<br />
——— zyne geaardheids XII. 14. c. 15. c.<br />
*•* geeft in 't begin zyner regeering blyken<br />
van zachtmoedigheid. XII. 11. c.<br />
* zyn Broeder CYRUS haalt door velerleie<br />
beloften de Lacedamoniers over, om<br />
hem te helpen in eenen oorlog, dien by tegen<br />
hem aanving. XII. 14. c.: groote opfchuddingendoor<br />
de tyding hiervan veroorzaakt.<br />
15. c.<br />
• CYRUS trekt tegen zynen Broeder<br />
op, en ftaat verwonderd over de talryke<br />
legerbenden, die zich zoo onverwacht tegen<br />
hem in geregelde flagorde Hellen. XII.<br />
15. c. 19. c.: verhaal van den flag. 20—24.tr.<br />
verfchillende berigten van de wyze, op welke<br />
CYRUS in dien veldflag fneuvelde. 25—<br />
31' c.<br />
lescht, op zynen togt,met eenen vuilen<br />
waterdronk zyn'hevigen dorst, dooreenen<br />
0)1-
158<br />
B L A D W Y Z ER.<br />
onbekenden hein. onverwacht, ter verkwik-<br />
king toegebragt. XII. 34. c.<br />
ARTAXERXES; deelt na den. velddag ver-<br />
fcheidene groote gefchenken uit. XII. 37. c.<br />
— • ongelukkige lotgevallen van eenen<br />
MITHRIDATES en eenen Caunier, die na<br />
het ontvangen van gefchenken zich dwaas-<br />
lyk gedroegen. XII. 40 c. 44. c.<br />
— verfchrikkejyke wraakzucht vanpARY-<br />
SATIS omtrent eenen üefnedenen, welke<br />
CYRUS het hoofd en de hand had afge<br />
houwen. XII. 46. c.<br />
i—- 1 heeft berouw over het doen ombren<br />
gen van den gevangen' Bevehebber CLE AR-<br />
CHUS. XII. 53. c<br />
- zyne]Gemalin STATIRA wordt,doof<br />
PARYSATIS, zyne Moeder, met eeren<br />
vergiftigden fpys , om 't leven gebragt. XII.<br />
55/ c.: gedrag van hem, omtrent zyne<br />
Moeder, na deze daad. 56. c.-<br />
*> verhaal van den volgenden . -oorlog<br />
tusfehen hem en de Grieken onder AGES -Ï-<br />
LAUS. XII. 58—62. C.<br />
Hl A M T A L C Ï D A S ; een Spartnamch Veld<br />
heer j door hem zeer begunlligd.XII.63.cs<br />
daarna verftoten. 64. c.<br />
——1— vereert den jdtkeenfehen Afgezant<br />
TIMAGORAS. XII. 65. c.: zie ook II.<br />
310.<br />
— verzoent zich met zyne Moeder PA-<br />
RY-
B L A D W Y Z E R . 159<br />
RYSATIS en laat TISAPHERNES ter dood<br />
brenger). XIf. 67. c.<br />
A R T / x E R x E s; trouwt zyne Dochter A T o s-<br />
SA. XII. 69. c.<br />
• ; zyne oorlogen tegen de Egyptenaren ,<br />
tegen de Caduoiers. XII. 70. c.<br />
. — toont, door zyn voorbeeld, dat Weelde<br />
en overvloed iemand niet altoos weekhartig<br />
en vreesachtig maken. XII. 74. c.<br />
— verklaart zynen zoon DARIUS tot<br />
zynen opvolger. XII. 78. c.<br />
*— zyn gedrag toen DARIL'S eene zyner<br />
Bywyven , ASPASIA, ten huwelyk<br />
vroeg. XII. 79. c. 82. c.: gevolgen hiervan.<br />
83. e.<br />
— • • eene zamenzwering , door TIRIBA-<br />
ZUS en DARIUS tegen hem gemaakt, op<br />
eene byzondere wyze door hem ontdekt<br />
en geftraft. XII. 87 — 91. c.<br />
„ zyn zoons ARIASPES en ARSAMES,<br />
door de loosheid en wreedaardigheid van<br />
hunnen broeder OCHUS, om 't leven gebragt.<br />
XII. 92. c. 93, c.<br />
«— j eindigt door rouw en mismoedigheid,<br />
in eenen" zeer hoogen ouderdom, het leven.<br />
XII. 93- c.<br />
AS LIPIADES; een naam van vele onder.<br />
fchryvers. II. 3. aant.<br />
Ajopus-, een naam van verfcheidene rivieren<br />
in Griekenland. II. 32.<br />
As-
löo B L A D W Y Z E R .<br />
ASPASIA; eene vrouw, die de kunst bezat,<br />
van de voornaamïle enkundigfte (taatsmannen<br />
aan zich te onderwerpen; kort<br />
verilag van haar. III. 91 — 93. 125.<br />
ASPASIA; eenige byzondeiheden omtrent<br />
deze, eene der Byvvyven van ARTAXËR*<br />
x ii s Mnemon , door zynen zoon D A-<br />
RIUS ten huvvelyk gevraagd. XII. 79. c.<br />
Aspis\ aanteekening omtrent de vergiftige beet<br />
•van dit dier. XI. 164. e.<br />
Asjis; een kleine zilvermunt. H. 355.<br />
Asftandes; aanmerking omtrent dit woord.<br />
IX. 74.<br />
Astypdaa, nu Stampalia; een Eiland in den<br />
Archipel. I. S70.<br />
Apyhtm; een wyk- of vryrlaats, door RO-<br />
MULUS opengezet. 190. aant.<br />
Athene ; wie de beroémdfte van alle derzelver<br />
Koningen was. I. 84. aant.<br />
» namen van verfrheidene burgten aldaar»<br />
ï. 84. aant,: 130. aant.: II. 161. 285.<br />
— eertyds Cccropia ; door THESEUS<br />
daarna Athene genoemd, en eene Gemenebest-<br />
Regering aldaar door hem ingevoerd. I. 117,<br />
120.<br />
• omwenteling . in de Regering aldaar,<br />
in gevolge van dezelve. I. 147— 157*<br />
— • des zeiver Burgers overmeesteren, onder<br />
het beleid van SOL ON, het Eiland SaUt-<br />
mis. II. 30— 38.<br />
Athe-
I L A D W Y Z E Ü . ifii<br />
Athene) voert eenen heiligen oorlog tegen de<br />
Cirrhceersy als fcheriders van het Orakel<br />
van Delphi. II. 39.<br />
Archonten aldaar aangefteld. II. 41.<br />
aant.<br />
« de Cylonifche fchennis aldaar geftraft.<br />
II. 4^ — 45.<br />
t gedurige verdeeldheden aldaar,- over<br />
het omhelzen van deze of gené Regeringsvorm,<br />
II. 49.<br />
* hardigheid der fchuldeifchers, geeft<br />
aldaar aanleiding tot beroerten, en tot aan-<br />
Helling van s OLON tot Archont. II. 51, 53.<br />
*• gewoonte der Athenienferen, om onaangename<br />
dingen door" zachte benamingen,<br />
op eene befchaafde wyze te vergoeijelyken.<br />
II. 59*<br />
inrigting en vverkzaamheid van den<br />
Raad aldaaar. II. 73.<br />
welk rëgt een beklaagde aldaar had.<br />
II. 75. aant.: zie ook, SOLON;<br />
. omwenteling der Regeering aldaar door<br />
PISISTRATUS. II. 116—129.<br />
• e k Burger moest aldaar de wapens<br />
dragen. II. 126. aant.<br />
* — was in 174 Buurtfchappen of Distt icten<br />
verdeeld. II. 206. aant.: namen der 10<br />
Wyken. ald. a6i. aant. 285.<br />
••• wie voor een' echt' Athenienfer gehouden<br />
werd. II. 207. aant,<br />
XIII. DEEL» L Athe»<br />
0
ï6t B L A D W Y Z E R .<br />
Athene; inwydingshuis aldaar, waartoe hetzelve<br />
diende. II. 208. aant.<br />
. derzelver toeftand onder PERICX.ES.<br />
UI. 67. a.: 76. a.: zie PERICLES.<br />
.. akelige toeftand van die ftad en derzelver<br />
belegering door SULLA. VI. 35. b.:<br />
befchryving van den Ceramicus aldaar. 46.<br />
b. aant.: de ftad wordt veroverd. 48. b.:<br />
vreesfeiyke bloedftorting by dat geval. ald.'.<br />
beroemd tuighuis aldaar. s°- b.<br />
. in oorlog met LYSANDEK; zie LÏ-<br />
SAN DER. VI. 367. enz.<br />
_ wegens gastvryheid en menschlievend-<br />
heid altoos beroemd. VII. 51.<br />
. door CISION verfraaid. VII. 69.<br />
v. randering in hel ftaatsbeftuur. VII. 74,<br />
m<br />
e n sparta: aanmerking omtrent dezel<br />
ve. VII. 83. aant.<br />
. vereischten van een Atkeensch Bur<br />
ger. VII. 277- wnt. ,<br />
. aanmerking omtrent de Redenaars al<br />
daar. VII. S°7' "ant.<br />
« aanmerking: omtrent de Burgten of<br />
Buurfchappen aldaar. VIL iS, aant.<br />
1 ; ftaatstwisten aldaar. VII. 326.<br />
_ op welke plaatfen de Burgers plagten<br />
zaam te komen. VII. 33*•<br />
— — verdere gebeurtenisfen aldaar. VII. 334.<br />
Athenienfers ; door THEMISTOCEES in<br />
fcliippers en zeelieden herfchapen. II. 220,<br />
275.<br />
Athe.
B L A D W Y Z È R . 163<br />
Athenienfers; T H E M Ï S T O G L E s door hen<br />
verbannen. II. 286.<br />
-—— wegens hunne menschlievendheid heit<br />
algemeen outir van Griekenland genoemd.<br />
IV. 248. aant.<br />
1<br />
hunne zachtmoedigheid omtrent last<br />
en huisdieren. V. 145.<br />
zie ook van hun in 't leven van<br />
A L E X A N D E R . IX. 51.<br />
Atlantisch verhaal; wat hetzelve behelst. II.<br />
103. aant.: zie ook 129, 130.<br />
.^Stlantifche, nu Kanarifche Eilanden; waarom<br />
ook AtGelukkige Eilanden genoemd. VIII. 22.<br />
Athleten; welke die waren. V. 238.: hoe de<br />
zelve bekwaam gemaakt werden. 239.<br />
Augur; waarin dit ambt beftond. IV. 373.<br />
• A U G U S T U S C C / E S A R ocTAviANus);zyné<br />
J<br />
afkomst. XI. 119. b. 35. c: eerst vriend,<br />
daarna vyand van C I C E R O . XI: 119. b.i<br />
122. b.<br />
• maakt vriendfehap met A N T O N I Ü S<br />
en L E P I D U S , en verdeelt met hun het<br />
Romeinfche gebied. XI. 122. b.<br />
• laat C I C E R O ten prooi aari dè woede<br />
van A N T Ö N I U S . XI. 123. b.<br />
- zyn lof aan C I C E R O gegeven. XI.<br />
130. b.: kiest den zoon van C I C E R O , als<br />
Conful, tot zynen ambtgendot. ald.<br />
zie ook van hem i XI. 26. c.<br />
wordt , als een onnozel jongeling ,<br />
E 2 van
,64 BLADWYZER.<br />
van ANTONIUS behandeld, toen hy naar<br />
de erfenis van CAESAR vraagde. XI. 35. c.<br />
AüGUSTUSfJCiESAROCTA VIA NUS); met<br />
ANTONIUS bevredigd, maakt met dezen<br />
en LEPIDUS eene vereeniging. XI. 41.c:<br />
en fluit met hun een affchuwelyk verdrag.<br />
42; el<br />
. — overwinningen op CASSIUS en BRU<br />
TUS behaald. XI. 46 — 48. c.<br />
> oneenigheden tusfehen hem en AN«<br />
TONIUS bygelegd. XI. 69. c: ANTONI<br />
US trouwt met zyne zuster OCTAVIA.<br />
70. c.<br />
- nieuwe oneenigheden met ANTONI<br />
US bygelegd. XI. 79 — 81. c.<br />
_ , nieuwe oorlog tegen ANTONIUS en<br />
C L E O P A T R A beiloten. XI. 136. c: begin<br />
en •uitflag van denzelveu. 142— 156. c.<br />
.... ,—• antwoord van hem op de voorftellen<br />
van ANTONIUS en C L E O P A T R A . XI.<br />
165. c<br />
een herhaalde togt tegen ANTONI<br />
US loopt mede ongelukkig voor den laatften<br />
af. XI 171. c.<br />
zyne aandoeningen over den dood van<br />
ANTONIUS, en zyne pogingen om CLEO-<br />
BATRA levendig in handen te krygen.<br />
XI. 175 — 178. c.<br />
• doet zyne intrede in Alexandrie. XI.<br />
178. c,: zyn gedrag aldaar omtrent den<br />
Wys-
B L A D W Y Z E R . 165<br />
Wysgeer ARCUS, den Sophist PHILO-<br />
SRTATS, de kinderen van ANTONIUS<br />
en CLEOPATRA. XI. 179, 180. c.<br />
AUGUSTUS (C/ESAR OCTAVIANUS);<br />
zyne zamenfpraak met CLEOPATRA. XI.<br />
182. c.<br />
• iaat CLOPATRA met eene Koninklyke<br />
ftaatfie begraven. XI. 189. c. .<br />
• • zyn gedrag na den moord van j. c/Es<br />
A R. XII. 50.<br />
Autochtones; wie van ouds dus genoemd<br />
werden. I. 6c. aant.<br />
AUTOLYCUS; de ftichter van Sinöpe. VII.<br />
Automatia; wat daardoor betekend wordt.<br />
IV. 100. aant.<br />
Autonomen ; welke volken deze waren. IX.<br />
235. aant.<br />
BACCHUS ; waarom ORNESTES byge.<br />
naamd. IL 257. aant.<br />
mm ingewyden in zyne geheimenisfen ;<br />
welke gewoonte zy hadden te Athene. II.<br />
263. aant.<br />
BACCHYLIDES; een beroemd Lierdichter.<br />
L 438.<br />
Bardiêen; welke dezen waren. VI. 288.<br />
Bafilka; wat men door dit gebouw verftond.<br />
IX.<br />
1 welke gebouwen te Rome deze waren,<br />
V. 183. aant.<br />
L 3 Bast-
166, B L A D W Y Z E R .<br />
Bastaarden? wie daarvoor te Athene gehou»<br />
den werden. III. 96. a. aant, : zie ook<br />
I44. CL.<br />
Bastamen; befchryving van dezelve. IV-. 14a.<br />
BAtaaffche. henden; beroemd als de beste ruiters<br />
onder de Germanen. XIII. 98.<br />
Batalus; aanteekening omtrent dezen naam.<br />
XI. 14.<br />
BAÏHYCLES; een kuniliggraveerder. II. 19.<br />
aant.<br />
Beelden; van de Godheid te maken, door N u-<br />
M. A poMPitius verboden, I. 449.,<br />
Beer van Calydon ; hagch.elyke jagt op dit<br />
dier. I. 139.<br />
Begrafenis/én; wetten van LVCURGUS omtrent<br />
dezelve. I. 400.<br />
Begraven; plechtig formulier by het neodir<br />
gen ter begravenisfe van ouds gebruikelyk.<br />
I. 235. aant.<br />
» de Athenienfers- keerden de lyken by<br />
het begraven westwaarts. II. 32. aant.<br />
Beker, by, de gastmalen der Grieken; aanteekening<br />
daaromtrent. XL 92. aant.<br />
Beklaagde; welk regt zulk een te Athene had.<br />
IX. 75. aant.<br />
Belgen,, 't magtigfte Volk der Galliërs]; op.»<br />
togt van C^SAR tegen hun. IX. 56. b.<br />
BERENICE, Vrouw van MITHRIDATES;<br />
laat zich worgen, VII. 163.<br />
Befchuldiger.; hoe veel Hemmen dezelve, by<br />
BLADWYZER. tó><br />
Bevelhebbers', zie Staatsmannen.<br />
BIBULUS; de nietigheid van zyn Conful-<br />
fchap , door fpotfchrifcen aangeduid. VUL<br />
132; b. aant.<br />
Bidden; voorfchriften van NU MA omtrent<br />
hetzelve. I. 470, 471. IV. 389.<br />
Blikfemfiraal ; offeranden daardoor verteerd,<br />
van ouds een goed voorteek-en. IV. 173. aant.<br />
Bloed der dieren; hoe de Sceptifche Wysgee-<br />
ren daarover dachten. IV. 150.<br />
Bloedregens; aanmerking omtrent dezelve.<br />
IV. 380. aant.<br />
Boe'ótarch; wie dus by de Thebanen genoemd<br />
werd. IV. 274 aant.<br />
Booten; ftraffe der Booten by de Perfen: be<br />
fchryving van dezelve. XII. 44. c.<br />
Bospotus; de Cimmerifche onderfcheiden van<br />
de Thracifche. I. 131. aant.<br />
Boulimie, of Geeuwhonger; befchryving van deze<br />
ongefteldheid, XII. 57. b.<br />
Bouwkunde; aanmerking omtrent dezelve. III.<br />
57. a. aant.<br />
Brachmanen; wie deze waren. I. 313. aant.<br />
BRENNUS; Opperhoofd der Gallen, bele<br />
gert Clujium. II. 359.:, zyn merkwaardig<br />
antwoord aan de Afgezanten van Rome 361.<br />
eischt voldoening voor eene verongelyking<br />
door de Romeinfche Gezanten hem aange<br />
daan. 262.: de weigering hiervan doet hem,<br />
met zyne benden, naar Rome fnellen. 363.1<br />
zyne btfeheidenheid in de landen, die zy<br />
L 4 door-
^68 B L A D W Y Z E R .<br />
doortrokken, ald.: flaat de Romeinen op de<br />
vlugt. 365.: vermeestert Rome. 374.: zyne<br />
verdere krygsverigtingen aldaar en op het<br />
omliggende land. 375.; een gedeelte van<br />
zyn leger wordt door CAMILLUS verflagen.<br />
378.: zyn aanval op het Kapitool,<br />
door een zonderling geval mislukt 385.;<br />
een vergelyk, door hem met de Romeinen,<br />
gemaakt, door CAMILLUS vernietigd, en<br />
met zyn leger op de vlugt geflagen 389,391.<br />
Btïges; wie dus genoemd werden. XII. 102.<br />
b. aant.<br />
Brieven; aanmerking omtrent de gewone groete<br />
(Chairein) in dezelve, by de Grieken.<br />
X. 57. aant.<br />
Brittsnje; aanmerking omtrent C/ESAR'stogt<br />
derwaarts IX. 05, b.<br />
Bronnen', aanmerking omtrent het water het«<br />
welk dezelve in zich bevatten. IV. 150.<br />
BRUTUS (DECI Mus)toegenamd ALBINUS;<br />
zyne verraderlyke houding in een gefprek met<br />
CÜESAR. IX. 169. b.<br />
BRUTUS (JUNIUS)} aanmerking omtrent<br />
hem. XII. 3. b.<br />
BRUTUS CLUCIUS); de eerfte ondernemer<br />
der omwenteling, waartoe de geweldenary<br />
van TARQUINIUS den trQtfcheti het teeken<br />
gaf. IL 137.<br />
tot Conful verkoren. II, 137.<br />
. zyn karakter. II. 149.<br />
%.\m*.. zyn gedrag omtrent het verzoek der<br />
Ge-
B L A D W Y Z E R . 169<br />
Gezanten van TARQUINIUS II. 140.<br />
BRUTUS; (LUCIUS) waarom hy den naam<br />
van BRUTUS droeg. II. 142.<br />
zyne hardvochtigheid by de, ftrafoefcn<br />
ning aan zyne beide zonen. II. 146.<br />
« — fneuvelt, te gelyk met zyne tegenpar-<br />
ty, AR UNS, denzoon, van TARQUINIUS.<br />
II. 153-<br />
BRUTUS; (SIARCUS) zyne afkomst. Xir,<br />
4, 5- b.\ zyne letteroefeningen. 7, 8. b.:<br />
was een beminnaar der Laconifche kort-,<br />
fpraak. ald.<br />
* zyee bedryven, in zyne vroege jeugd,<br />
onder CATO en POMPEJUS, XII. 9. b,<br />
ir. b.<br />
waarom CES AR in den beginne zoo<br />
veel werks van hem maakte, en hem begunftigde.<br />
XII, ia, 14, 16, 17.br. zie ook<br />
IX- 120. b. 139. b. 149. b.<br />
- zyn karakter. XII. 15. b. 66. b.<br />
• wanneer C-ÈSAR het eerfte blyk van<br />
wantrouwen omtrent hem gaf. XII. 19. b.<br />
r • onderfcheid tusfehen hem en CASsius,<br />
ten aanzien van hunnen haat tegen<br />
C/ESAR. XII. 20. b.<br />
« • op welk eene wyze door CASSIUS<br />
de zamenzwering tegen OESAR met hem<br />
werd aangelegd. XII. 23. b.: zie ook IX.<br />
163, 169, 173, 175. b.<br />
- zyne pogingen om anderen tot de zameazwering<br />
over te halen. XII. 26. b,<br />
L 5 BRU-
17» B L A D W Y Z E R ,<br />
BRUTUS; (MARCUS) zonderlinge proeve,<br />
welke zyne hii^vrouw, PORCIA, nam,<br />
vóór zy de geheimen van baren Echtgenoot<br />
wilde uitvorfchen II. 30. b.<br />
1 > uitvoerig verbaal van voorafgaande en<br />
verzeilende omftandigheden van het ombrengen<br />
van c i S A K , door hem en de zamengezworenen.<br />
XII. 32 40»<br />
m- verzet zich tegen het ombrengen van<br />
ANTONIU . XII. 41. b.<br />
. i—i zyn gedrag en dat zyner medeftanders<br />
na den rao rd van eis AR. XII. 42. b.: zy<br />
allen d >or den raad vrygefproken, en eerbewyzingen<br />
toegelegd 44. b.: zie ook.<br />
IX. 176 — 183. b;<br />
-*-.—f—» ftemt, met ANTONIUS, tot het<br />
voorlezen van het testament van ciESAR..<br />
XII. 45. b : uitwerkzels hiervan, ald.<br />
« — neemt de vlugt naar Antium. XII. 48.<br />
b.\ geeft prachtige fpelen aan het Volk.<br />
49. b.<br />
- • haalt in eenen brief CICERO heftig<br />
door, die zich by den jongen CXSAR begon<br />
te voegen. XII. 51. b.<br />
- lterke aandoeningen van zyne vrouw<br />
PORCIA, by zyn vertrek uit Italië. XII.<br />
82 b.<br />
\ rust zich te Athene heimelyk tot den<br />
oorlog toe. XII. 54. b.<br />
T- zyn merkwaardig gezegde aan eene,<br />
door hem gegeven, prachtige maaltyd. XII.<br />
5> b. BR U-
B L A D W Y Z ' E L<br />
BRUTUS; (MARCUS) zyne verdere krygstoerustingen,<br />
XII. 56. b.; en krygsbedryven,,<br />
50, b. 63. b. Q. b. 84 b, 0<br />
- zyn by zonder geval by Epidaurm.<br />
XII. 58 '<br />
*—— wordt te Rome gedagvaard en veroor*<br />
deeid. XII, 62. b.<br />
m. het drieraanfchap, tegen hem en zy<br />
•<br />
nen aanhang opgerigt, verklaart 200 Burgers<br />
in den ban. XII 62. b.<br />
wien hy de fchuld gaf van het ombrengen<br />
van cic KRO. XII. 63. b.<br />
1—- vriendelyke ontmoeting van hem en<br />
c<br />
CASSius te Smyrna. XII. 64. b.<br />
• aanmerking omtrent zyne geaardheid<br />
en bedoelingen. XII. 66, 67. b.<br />
- • belegert Xantus. XII. 70. b.: onbegrypelyk<br />
gedrag van de belegerden in di*<br />
ftad; 71. b.<br />
— iaat eenen THEODOTUS ter dood<br />
brengen, die weleer de oorzaak was van<br />
den moord van POMPEJUS. XII. 76. b.<br />
. in twist met CASSIUS, worden zy<br />
door het byzonaer gedrag van eenen FA-<br />
VONIUS gefcheiden. XII. 78. b.: zyn gedrag<br />
omtrent EAVONIUS. ald.<br />
u
17* BLADWYZER.<br />
81. b. IIQ b.: zyn gedrag by en na dit<br />
nachtgezigt. 82. b.: door CASSIUS ge-<br />
.rust gefield. 84. b.<br />
BRUTUS; (MARCUS) C^SSAR legert zich<br />
tegen over hem by Filippen. Xlf. 85. b.<br />
• — i uitvoerige befchryving van den flag<br />
by Filippen, en de nederlaag en dood van<br />
CASSIUS. XII. 86—100.: zyn gecirag na<br />
die nederlaag. 101. : omtrent de gevangenen<br />
en eenige fpottende kluchtfpelers. 103,105. b.<br />
" aanmerking omtrent den loon dien hy<br />
zyne krygsknechten beloofde. XII. 106. b.<br />
— i Hechte toeftand van het leger zyner<br />
vyanden. XII. 107. b.<br />
•— voordeden door zyne fcheepsmagt op<br />
zee behaald. XII. 108 b.<br />
• kwade voorteekenen vóór den laatften<br />
veldflag. XII. 11 o. b.<br />
• • een zekere LUCILIUS redt hem op<br />
eene zonderlinge wyze uit een oogfchyn-<br />
Jyk gevaar. XII. 114. b.: deswegens daarna<br />
door ANTONIUS op eene byzondere wy.<br />
ze vereerd, 117. b.<br />
• brengt zich zeiven om het leven. IX.<br />
184. b.: XII. 119 —iai. b.: zyne vrienden<br />
MESSALA en STRATO daarna, door<br />
es SAR, gunstig behandeld. 132. b.<br />
' zyn lyk door ANTONIU vereerd.<br />
XII. 123. b.<br />
aanteekening omtrent het einde van zyne<br />
vrouw PORCIA. XII. 123. b.<br />
BRU-
B L A D W Y Z E R .<br />
m<br />
BRUTUS; '(MARCUS) vergelyking van hem<br />
met DION. XII. 127.<br />
m o CVESAR'S byzonder gedrag by het<br />
vinden van zyn ftandbeeld te Milaan. XII.<br />
135- *•<br />
Brutus; aanmerking omtrent de beteekenis van<br />
dit woord. IX. 160. aant.<br />
Bucephales; berigt aangaande dit paard van<br />
ALEXANDER. IX. 22,137, 175- aangaande<br />
deszelfs dood. 236.<br />
Buitenzee, de Levant. III. 102. aant.<br />
Burgerkryg te Rome; tusfehen MARIUS en<br />
SÏLLA. VI. 282. enz.<br />
Burgerkryg ; aanmerking omtrent denzelven.<br />
VIII. 192. b.<br />
Burgers; hoe by de Romeinen verdeeld werden.<br />
V. 130, aant.<br />
, wie al en wie niet, te Rome, tot het<br />
ilemregt en het dragen der wapenen werden<br />
toegelaten. V. 185.<br />
Burgt; de Burgt innemen, een fpreekwys, beteekenende,<br />
zich meester maken van de oppermagt.<br />
VII. 5». b. aant.<br />
BUSIRIS; wie geweest is. I. 79- aant.<br />
Bygeloof; eenige Halen van hetzelve. I. 400,<br />
409, 443, 444- H- 2<br />
4i •> a<br />
SÓ, 262, 296.:<br />
III. 6. b. 54. b. 50. c. 53- d<br />
-' IV. 455,<br />
457.: VI. 134, 140» I45-. 208—213,268,<br />
a74, 378» 439 » 457 » 459 ,ai.*.fl6.*. 33-*«<br />
38. b. 58. b. 86. b. 89. b. 115. b.\ VII. 8,<br />
l 8<br />
a i<br />
32» 92, 95» 137 i8«» 2, 186, 3 »<br />
334t
B L A D W Y Z E R . .<br />
334, 33°% 343. 380, 38a, 3*6, 58; ï:<br />
*%. b.: VIII. 189, 191, 186. kx IX. 6,<br />
ió'i 55». V3» 99» «af» i°3»<br />
I l D<br />
» *3 8<br />
»<br />
aao, 274, in. 120. b. 164. : X. 89,<br />
90, 103. £. 248. £. 294- b. 386. 43. Cl<br />
44. c. 77. c: XL 66, 105, 51. J. 86. b.<br />
158. &. 182. £. 198. b. 232. 75. c. 137. t.:<br />
XII. "60, Si, 98, 84. b. 86. & 110. b.t<br />
XIII. 56, 80.<br />
Bygeloof; wat men oudtyds daar niet voör<br />
hield. IV. 385.<br />
JBygelovigheid omtrent luchtverfchynfelen; aanmerking<br />
van PLUTARCHUS<br />
zelve. IIL 43. a.<br />
omtrent de<br />
Bynamen; waaruit by de Romeinen ontdaan;<br />
VI. 164.: verdere aanmerking omtrent dei<br />
zelve. ald. aant.: zie ook Toenamem<br />
BYZANTIUS; (LEO) een leerling van PLA-V<br />
TO. VII. 377. aant.<br />
C AD MUS; overlevering omtrent benn VL<br />
60. b. aant.<br />
C*SAR; (CAJUS JULIUS) de oorfprong<br />
der vyandfcbap tusfehen hem en SUL LA<br />
waarin te zoeken. IX. 5. b.'<br />
• '•• wordt als Prester van JUPITER door<br />
SULLA weder afgezet. IX. 6. b. aant.<br />
BLADWYZËRi 175;<br />
de welfprekendheid op aan zyne zucht om<br />
de eerfte in het ftaatsbewind te zyn. IXs<br />
10. b.<br />
CAESAR; (CAJUS JULIUS) waardoor hy<br />
al vroeg de volksgunst verkreeg. IX. 11,12. b.<br />
• hoe CICERO over hem, dacht. IX.<br />
12. b.<br />
• eerfte blyk van genegenheid hem door<br />
het volk betoond. IX. 13. b.<br />
m 1 houdt eene 'lykreden over zyne overledene<br />
Gemalin. IX. 14. b.: zyn derde hu*<br />
welylr. 15. b.<br />
• zyne buitenfpoorige geldverkwistingea<br />
bragten hem in verbazende fchulden. IX.<br />
15- 16. b.<br />
• op welk eene wyze hy zich voor den<br />
aanhang van MARIUS verklaarde. IX. 17.b.<br />
1 geraakt wegens zyn gevoelen omtrent<br />
• IENTULUS en CETHEGUS in gevaar,<br />
doch wordt gered. IX. 23. b.<br />
— — hem bejegent een onaangenaam voor<br />
val in zyn huis, door PUBLIUS CLODIus.<br />
IX. 25. b.: 29. b.: XI. 73-80. L<br />
113. b.<br />
.. verkrygt de Landvoogdyfchap over Opper-Spanje.<br />
IX. 30. b,<br />
. c R A s s u s voldoet zyne onverbiddelykfte<br />
fchuldeifchers- IX. 31. b.<br />
• een byzonder gezegde van hem by *t<br />
lezen van 't leven van ALEXANDER.<br />
IX. 3a. b.<br />
C/B-
i 75 BLADWYZER.<br />
C/ESAR; (CAJUS JULIUS) zyne krygsbedryven<br />
in - Spanje. IX. 32. b. enz.<br />
» zyne bedryven in vredes yd in Spanje*<br />
IX. 33. b.<br />
— wordt door bet maken ecner vereeniging<br />
tusfehen POMPEJUS en cW&i,'SVS t<br />
Conful, en legde den grond ter omkeering<br />
der ftaatsgefleldheid. VII. 50 b.: en- IX. 34.<br />
m——-•— dringt met geweld zekere we'ten door<br />
ten genoegen des Volks.' IX. 37. b.<br />
verbindt zich naauwer aan POMPE»<br />
JUS. IX. 37. b. 38. b.<br />
- . aanmerking omtrent het doel van zyn<br />
huwelyk, en van 't huwelyk van zyne Doch<br />
ter JULIA. IX. 37. b.<br />
zyn gedrag omtrent CATO en c L 0r><br />
1 us. IX. 38, 39 b.: omtrent c A T I £1 H A.<br />
XI. si b.: omtrent CICERO. XI |8i b. 9? b.<br />
. - . aanmerking omtrent zyne krygsbedryven<br />
in Gallt'è. IX. 40. b.<br />
,_ . een voorbeeld van genegenheid en yvef<br />
zyner foldaten voor hem. IX. 4:. b.: wy.<br />
ze waarop hy hunne eergierigheid aanzette,<br />
42. b.<br />
; zyn uitwendig voorkomen en gewone<br />
levenswyze IX. 45. b.; op welk eene wvze<br />
hy reisde. 46. b. en te paard reed. ald,<br />
• 1— was de eerfte uitvinder van het zoogenaamde<br />
cyfferfchrift. IX. 46. b.<br />
~ was niet op zyn' mond gefield. IX.<br />
47. b.<br />
CM-
B L A D W Y Z E R »<br />
C*SAR; (CAJUS JULIUS) zyn eerfte oor*<br />
log in Gal/ie, tegen de Helvetiers en Tigu*<br />
rynen, IX. 48. b.: zyn tweede oorlog te*<br />
gen de Germanen. 51. b><br />
• trekt op tegen de Belgen. LX. 56. b.t<br />
en verilaat de Nerviers. 58. b.<br />
• poogt meer en meer, door geld en<br />
vereeniging van zich met POMPEJUS en<br />
CRASSUS, zyne magt te vergrooten. IX»<br />
59- **•<br />
'—'— zyn gevecht met de Ufipeten en Tench*<br />
teren. LX. 61. b. enz.<br />
aanmerking omtrent zyn' togt naar Brit*<br />
tanj'e. IX. 65. b.<br />
*> dempt een' opftand der Gallen. IX. 66,<br />
68. b><br />
berigt van de merkwaardige belege*<br />
ring en verovering van Alejia, door hem.<br />
IX. 74. 75. b. aant.<br />
—' hyen POMPEJUS zoeken eikanderen<br />
den voet te ligten. IX. 75. b.: welke voor*<br />
wendfels hun daartoe gegeven werden. 76.6.<br />
—— beginielen van den burgerkryg tusfehen<br />
hem en POMPEJUS. IX. 78. b. 81. b.<br />
—— trekt op naar Rome. IX. 87. b.i ert<br />
de oorlog breekt aan alle kanten uit. 88.<br />
verbazende beroerten alornme, wegens<br />
zynen optogt , en verlegenheid van<br />
POMPEJUS zeiven. IX. 89. b.: akelige toeftand<br />
van Rome. 91. b.i byzonder gedrag<br />
van DOMITIUS. 92. b,<br />
XII. DEEL, M CM"
•173<br />
BLADWYZER.<br />
CAESAR; (CAJUS JULIUS) keert, na de<br />
vlugt van POMPEJUS, naar Rome terug,<br />
en wordt meester van geheel Italië. IX. 94.<br />
„ Zyn ftout antwoord aan den Tribuun<br />
METELLUS. IX. 95'<br />
; _ trekt naar Spanje; wordt na zyne te-<br />
rugkomst DICTATOR. IX. 97. b.<br />
, Zyne verdere krygsbedryven. IX. 98. b.<br />
- • byzonder gedrag van zyn onverge<br />
noegd krygsvolk. IX. 99. b.<br />
zyn hagchelyke toeftand op zyn' zeetogt<br />
naar Brundufium. IX. 100. b.<br />
. i; breedvoerig verflag van het gevecht<br />
tusfehen 't leger van hem en van POM<br />
PEJUS, teu nadeele van den laatften. IX.<br />
103 —118.: zyn gezegde by het binnenkomen<br />
der legerplaats van POMPEJUS. 119.*.<br />
_ behandelt velen der gevangenen zachtmoedig,<br />
en fchenkt ook vergiffenis aan BRU<br />
TUS, die hem naderhand vermoordde. IX.. 1 20.<br />
veelvuldige voorteekenen van deze overwinning<br />
op POMPEJUS, door hem behaald.<br />
IX. 120.: dit geval beoordeeld. 121.<br />
I. aant»<br />
_ - zyn gedrag, na de overwinning, omtrent<br />
jde Thesfaliers , en aan de inwoners<br />
van Afia IX. 12a. b.: en omtrent de aanhangers<br />
van POMPEJUS na den dood van<br />
dezen. 123. b,<br />
«, zyn verder gedrag in Egypte omtrent<br />
FHOTINUS en CLEOPATRA. IX. 124»
B L A D W Y Z E R . Ï 7«<br />
CJÈSAR; CCAJUS JULIUS) geraakt in on»<br />
derfcheidene gevaren. IX. 126, 128. b.<br />
1- verwint den Egyptifchen Koning, en<br />
bevestigt CLEOPATRA op den troon. IX.<br />
130. b.<br />
• duidt, met drie woorden, ik kwam,<br />
ik zag, ik won, de gezwindheid uit van<br />
zyne overwinning op PH'KRNACES. IX.<br />
131.<br />
—— na zyne terugkomst te Rome leed zyn<br />
goede naam eenen grooten krak. IX. 133. b.<br />
befluit tegen CATO en SCIPIO in<br />
Afrika op te trekken. IX. 134. b.: geraakt,<br />
by eene overrompeling zyner,, ruitery, in gevaar.<br />
136. b.<br />
verllaat de benden van SCIPIO. IX.<br />
138. b.: zyn gezegde by het vernemen van<br />
m<br />
den zelfsmoord van CATO. 139. b,<br />
- aanmerking op het ftuk tegen CATO*<br />
na deszelfs dood, door hem gefchreven.<br />
IX. 139. b.<br />
viert in één maand vier zegepralen.<br />
IX. 141. b, aant.<br />
doet ryke uitdeelingen, en geeft eert<br />
gastmaal van twee en twintig duizend tafels.<br />
IX. 141. b.: en aant.<br />
——• houdt eene volkstelling. IX. 14a. b.t<br />
aanmerking op de aanteekening van PLU-<br />
TARCHUS. ald» aant.<br />
1<br />
behaalt met veel moeite eene overwirining<br />
op de zonen van POMPEJUS iri<br />
M * Spar*
j8o BLADWYZER.<br />
Spanje. IX. 146. b.: dit was zyn laatfte<br />
oorlog; de zegepraal, hierover ergerde de<br />
Romeinen. 147. b.<br />
C«SAR; (CAJUS JULIUS) ftondt nooit te<br />
voren naar roem in de burgerlyke oorlogen.<br />
IX. 147- B<br />
'<br />
mm aanmerkingen omtrent de buitenfporige<br />
verheffingen' door het volk IX. 148. b.<br />
_ zyn onberispelyk en zachtmoedig ge<br />
drag , na het einde der burgeroorlogen. IX.<br />
148. b.<br />
_ ,,, Zendt nieuwe volkplantingen naar Carthago<br />
en Corinthus. IX. 149. b.: en laat die<br />
fteden weder herbouwen. 150. b. aant.<br />
, gepaste aanmerking omtrent onverzadelyke<br />
eerzucht. IX 151. b.: zyne verbazende<br />
voornemens bleven fteken. 153. b.<br />
, verbetert de tydrekening. IX. 154 b.:<br />
veroorzaakt nyd 155. b.<br />
L. zyne begeerte om Koning te worden<br />
ontfteekt eenen voor hem dodelyken haat.<br />
IX. 155- b.<br />
- behandelt den raad met minachting. IX.<br />
157. b.: 't welk ergernis geeft, vermeerderd<br />
door de mishandeling van twee gemeentsmannen.<br />
158. b.<br />
« - begin der zamenzwering tegen hem.<br />
IX. 161. b.: aanteekening van verfcheidene<br />
voorteekenen. 165. b.: — 168. b.<br />
„ zyn huis op de wyze van de tempels<br />
der goden ingerigt. IX. 168. b. aant.<br />
C/B-
B L A D W Y Z E R . 181<br />
CJESAR; CCAJUS JULIUS) wordt in de<br />
raadzaal vermoord. IX. 173 —176. b.: gedrag<br />
van zyne vrienden en vyanden na zy.<br />
nen dood. 177. b.: verfchrikkelyke geestdrift<br />
van het volk tegen zyne "moordenaars, by<br />
het openen van zyn testament. 179. b.i<br />
zyn lyk wordt verbrand, ald.<br />
aanmerking omtrent het verfchynen<br />
van een groote ftaartfter, en andere teekenen<br />
na zyn' dood. IX. 182.: uiteinde van CAS<br />
SIUS en BRUTUS. 181,184. b.<br />
• vergelyking van hem met ALEXAN<br />
DER, door den Franfchen vertaler DA-<br />
CIER. IX. 187 — 243. b.<br />
zie verder van hem in 't leven van<br />
POMPEJUS. VIII. 125. b.i X. £9. b.i<br />
63. b.: 77. b. : XII. 19. b.<br />
CJESAR, de jonge; zie AUGUSTUS.<br />
CAL ANUS; een Gymnofophist , laat zich,<br />
met buikpyn gekweld, levendig op den<br />
brandftapel verbranden. IX. 261.<br />
CA LIPPUS; een vriend van DION: zie van<br />
deszelfs bedryven. XII. 134. enz.<br />
Calle; eene Had, nu Fort a Port. IX. 31.<br />
b. aant.<br />
CALLICRATIDAS; vlootvoogd te Ephefus,<br />
6 1<br />
VI. 356,358.- zyn lof- 3 -<br />
CALLISTHENES; aanteekening omtrent dezen<br />
Wysgeer. IX. 263. 207. enz: zie ook.<br />
II. 367. aant.<br />
M 3 CAL-
j8a B L A D W Y Z E R .<br />
CALLISTRATUS; een Grieksch Redenaar*<br />
aanteekening omtrent hem- XI. 16. aant.<br />
Camerium; eene ftad in het oude Latium. L 256.<br />
Camillus; een toenaam. II. 327. aant.<br />
CAMILLUS; waarom hy niet eenmaal Con.<br />
ful is geweest. II. 32Ó.<br />
- zyne dapperheid. II. 328.<br />
tot wordt Cenfor. II. 328.: verrigt in die»<br />
post twee aanmerkelyke zaken. 329.<br />
«•——•» wordt voor de tweedemaal Krygs»><br />
tribuun. II. 331.<br />
•• zyne krygsverrigtingen tegen de Cape-<br />
- «aten. II. 333.: tegen de Vepers. 338.: de<br />
Faliscers. 349.<br />
« wordt Dictator. II. 335.: neemt Pejt<br />
gewapenderhand in. 339.:. vreemde gebeur-<br />
tenisfen na de verovering van die ftad. 341.<br />
« houdt, de eerfte, eene zegepraal op.<br />
, eenen wagen met vier witte paarden be-<br />
fpannen. II. 343.<br />
»«. geraakt in ongunst by het volk. II. 344.:<br />
byzonderst over het terug doen eisfchen<br />
van den, te Veje, veroverden en uirgedeelden<br />
buit. 345.: merkwaardig gevolg van dit ge<br />
val. 346-348.<br />
»• belegert Falerien. II. 349.: zonderlinge<br />
ftraf, aan eenen verraderlyken fchoolmees-<br />
ter van die ftad, door hem opgelegd. 351.:,-<br />
maakt een verbond met de Faleriers. 35a.<br />
komt in verderen haat by het volk.<br />
IJ. 353.: doet een merkwaardig gebed en<br />
gaat
B L A D W Y Z E R . 183<br />
gaat vrywillig in ballingfchap. 354.: aan<br />
merking omtrent zyn' uitgebroken' vloek<br />
over Rome. 355.<br />
CAMILLUS; voorteekenen van de door hem<br />
aan Rome voorfpelde ramp. II. 356.<br />
». . verzamelt in zyne ballingfchap, te<br />
Ardea.ttwi. legerbende, en verlost Rome van<br />
den inval der Gallen. II. 377—"39 1<br />
-<br />
. door lasterzucht op nieuw vervolgd,<br />
op zyne voortellingen om het verwoeste<br />
Rome weder te herbouwen. II 393.<br />
— zyn bedryf in eenen nieuwen oorlog<br />
met de Latynen en Folscen; en zegepraal<br />
over dezelve. II 397—4°5«<br />
. . veroordeelt MARCUS MANLIUS.<br />
. Hs 407.<br />
——— zyne verdere krygsbedryven tegen de<br />
Prettestinen, Vohcen en Toskanen. II. 409.<br />
- zyn gedrag , in eene opfchudding in<br />
den ftaat, door LUCINIUS STOLO ver<br />
wekt. II. 412 — 415'<br />
— de Gallen andermaal door zyn byzon-<br />
der beleid geflagen. II. 415 — 4*9*<br />
_. verbetert de wapenrusting van zyne<br />
krygsbenden, om zich tegen de Hagen der<br />
Gallifche zwaarden te beveiligen. II. 416.<br />
, ftemt het verkiezen van eenen C011-<br />
ful, uit den burgerftand, toe, en Iticht den<br />
Tempel der Eendragt. II. 4"-<br />
mmf 1 fterft hoog bejaard aan de pest, en<br />
wordt algemeen betreurd. II. 422.;zie ook 416.<br />
M 4 CA-
1*4 BLADWYZER.<br />
CAMILLUS; vergelyking tusfehen hem ea<br />
THEMISTOCL.ES. II. 425—445.<br />
Campaniers; in Sicilië. XII. 70.<br />
Canathra; eene foort van ligte wagens. VUL.<br />
239. aant.<br />
Canduce, een Oosterfche naam. II. 255. aant-*<br />
Cmopus, eene ftad aan de Nyl. II. 103. aant»<br />
Capratince; (Nona) welke dag dus genoemd<br />
werd. I. 275.; zie ook 278.<br />
CARMBNTALIA; een feest der Romeinen»<br />
I. 242.<br />
Carneius; de naam eener maand te Sparta,<br />
overeenkomftig met July en Augustus, VII.<br />
400. aant.<br />
Carthago; wanneer door SCIPIO verwoest<br />
en door CAESAR herbouwd. JX. 150. b,<br />
aant.; zie ook. V. 206:<br />
——— kwade voorteekenen by deszelfs her-<br />
bouwing doorc AJUS GRACCHUS.X.76.C.<br />
Caryatiden; wie dus genoemd \yerden. XII.<br />
49. c. aant.<br />
CASANDER; de opvoeder van PHILEPOE-<br />
MEN. V. 232.<br />
CASSIUS; zie van hem in 't leven van A N»<br />
TONIUS. XI. 47. c.<br />
welke de oorzaak is geweest van zyn'<br />
haat tegen CES AR. XII. 21. b.: zie ver<br />
der van hem in het leven van BRUTUS<br />
(M) XII. 23. b. enz.<br />
—-—• zyne geaardheid. XII. 65. b.: 66. b.<br />
* ! zyn dood. XII. 100. b.<br />
CAS-
[ B L A D W Y Z E R . 18$<br />
CASTOR en POLLUX; Lacedamonifche Prinfen,<br />
daarna vergood. L 387. aant.<br />
Castor en Pollux; aanteekening omtrent dit<br />
gefternte. VI. 378.<br />
Castulon; eene ftad in Spanje. VIII. 9.<br />
CATILINA; (LUCIUS) flecht karakter van 6<br />
hem. XI. 27. b.: verhaal van zyne zatnen»<br />
zwering. 29. b. enz.<br />
• .. . • zie van hem ook. X- 55. b. t<br />
CAT 0; C-MA a c us POR CIUS) zyne afkomst,<br />
naamsoorfprong, ligchaamsgefteldheid, en karakter.<br />
V. 131 —133.<br />
-< 1 zyn landgoed, naby den boerenftulp<br />
van MANIUS CURIUS gelegen. V. 134.<br />
» werd laat met de Griekfche letterkunde<br />
bekend. V. 136.<br />
trekkken van zyne billykheid en gematigdheid.<br />
V. 13 7<br />
, 139.<br />
geraakt in gemeenzaamheid met VALE-<br />
RIUS FLACCUS, die hem bevordert. V.<br />
138.; en met FAIMUS MAXÏMUS. 139.<br />
« • zyn afkeer van SCIPIO,wegens diens<br />
onuoemelyke geldverkwistingen in den oor<br />
log. V. 140.<br />
> verkreeg door zyne welfprekendheid<br />
eenen zeer grooten invloed, en genoemd de<br />
Romeinfche DEMOST HENES. V. 141.<br />
zyne fobere levenswyze. V. 142.; en<br />
bewondering zyner matigheid. 147.<br />
• aanmerking omtrent zyne taal. V. 148.:<br />
eenige van zyne zinryke gezegden opgege-<br />
M 5 ven.
186<br />
B L A D W Y Z E R .<br />
ven. 149 — 159, 168, 172, 184, 201, 202.<br />
CATO; (MARCUS FORCTUS) hoe hy<br />
dacht omtrent het bedingen van hulp van<br />
barbaren voor loon. V. 158.<br />
- was niet baatzuchtig. V. 159.<br />
°- ' •- zyn gedrag in Spanje, tegen het misnoegen<br />
van SCIPIO, door den Raad goedgekeurd.<br />
V. 161.<br />
. «— verflaauwde niet in zyne loffelyke pogingen.<br />
V. 162.<br />
zyn gedrag in Griekenland. V. 164,166.<br />
. aanmerking omtrent zyn' fiyl. V. 165.<br />
zyne krygsbedryven in Griekenland, tegen<br />
A N T1 o C'H u s den Grooten.V.165—171.<br />
«—— zyne regts- en ftaatkundige verrigtingen,<br />
V. 171.<br />
«J > werd zelf veelmalen voor het Regt<br />
i gedaagd. V. 172.'<br />
bereikte eenen zeer hoogen ouderdom.<br />
V. 173.<br />
** wordt, niet zonder tegenftreving van<br />
den Adel, Cenfor, V. 175.<br />
LUCIUS QUINTIUS, wegens deszelfs<br />
gedrag by een gastmaal, door hem<br />
uit den Raad gezet. V. 199.; zie ook V.<br />
61. b.\ als ook MAMILITJS. ald. : meer<br />
voorbeelden van zyne ftrengheid. 180.: zyne<br />
verdere verrigtingen als Cenfor. 182.<br />
een ftandbeeld voor hem opgerigt. V.<br />
183.<br />
• zyn gedrag als huisvader, echtgenoot<br />
en
B L A D W Y Z E R » xS?<br />
en huishouder. V. 185.: hoe- hy zynen zoon<br />
opvoedde. 186.: kloekheid van dezen zoon<br />
in den oorlog. V. 188.<br />
CATO; (MARCUS PORCIUS) zyn gedrag<br />
omtrent zyne ilaven. V. 190.<br />
,—— aan welke bezittingen hy de voorkeu»<br />
gaf. V. 192.<br />
*-—>—• zyne wyze van woeker van fcheepsredery<br />
van allen 't meest afgekeurd. V. 193.<br />
m had een afkeer van de Griekfche Philofophen.<br />
V. 194—198.: als ook van de<br />
Geneeskunst. 199.<br />
... treedt, hoog bejaard, in een tweede<br />
huwelyk, met eene dochter van eenen zyner<br />
Klerken. V. 201.: antwoord by die gelegenheid<br />
aan zynen zoon. 202.<br />
- • volhardt, oud zynde, in zyne ambts»<br />
bezigheden. V. 203.<br />
*. zyne werken zyn meest verloren. V.<br />
204. aant. en 205, aant,<br />
— zyne levenswyze op het land. V. 205.<br />
. zyn laatst itaatkundig bedryf was de<br />
verwoesting van Carthago. V. 206".<br />
fterft alsPrator. V. 210.: zyne nagelatene<br />
kinderen, ald.<br />
./. vergelyking tusfehen hem en ARISTI-<br />
ÖES. V. 213 — 228.: zie ook van hem VIL<br />
24. b.<br />
CATO de jonge; vergeleken met PHOCION.<br />
X. 12.
188 BLADWYZER.<br />
X. 12. enz.; en vervolgens, (volgens DA-<br />
CIEK) 177 — 212. b.<br />
CATO de jonge; zyne afkomst. X. 3. b.; en<br />
opvoeding. 4. b.: zie ook. V. 187.<br />
> zyn karakter. X. 5. b. 13. b. 14. b*<br />
28. 47. 54. b. 119. 13K b. 155. b<br />
— — aanmerking omtrent zyne hardleerend-<br />
heid. X. 6. b.<br />
1 eenige byzonderheden omtrent hem,<br />
in zyne kindfche jaren X. 8. b. 9. b. n.b.<br />
13- ; en in zyn' verderen leeftyd. 19. b.<br />
93. b. 32. b. 59. 61.<br />
> zyne levenswyze was ingetogen en<br />
ftreng. X. 13. b. 19. b. 16. b.<br />
geeft blyken van zyne welfprekendheid<br />
en van zyn verfiand. X. 15. b.<br />
zyn gedrag by maaltyden. X. 17. b.<br />
aanteekening omtrent zyn eerfte en<br />
tweede huwelyk. X. 20. b. 60. b.: zie ook<br />
V. 189.<br />
•> • geeft blyken van moed en dapperheid<br />
in den flaven - oorlog. X. 21. b.: zie ook.<br />
V. 189.<br />
1<br />
' bedient zich niet, in 't ftaan naar<br />
eenen eerepost, van eenen nomindatar* X.<br />
22. b.<br />
oefent zyn krygsvolk tot dapperheid.<br />
X. 24. b.<br />
haalt den wysgeerigen ATHENODO-<br />
R U S over, om tot hem in 't leger te komen.<br />
X. 26.<br />
CA-
B L A D W Y Z E R . 189<br />
CATO de jonge; geeft blyken van de zwaarite<br />
droefheid over den dood van zynen broe*<br />
der C/EPIO. X. 27. b.: doet hem op eene<br />
prachtige wyze begraven. 28. b.<br />
m • was zeer geliefd by het krygsvolk.<br />
X. 30. b.<br />
• • befchryving van zyne reis naar den Ga/a*<br />
tifchen Vorst DE JOTA RUS. X. 30.<br />
• had eene belagchelyke ontmoeting inSyrie.<br />
X. 32. b.<br />
m wordt door POMPEJUS vereerd. X.<br />
34. b.<br />
- weigert gefchenken van DEJOTARUS<br />
aan te nemen. X. 37.<br />
i» . zyn gedrag toen hy het Quaestor*ambt<br />
aanvaardde. X. 38.: byzonderst omtrent<br />
eenen van zyne Klerken, die een testament<br />
vervalscht had. 40. b.: maakt 'sLands rekenkamer<br />
achtbaarder dan de Raad was.<br />
41. b.i redt MARCELLUS. 45. b.<br />
m zyn gedrag in den Raad. X. 46. b.: blyken<br />
van zyne regtvaardigheid. 47. b. 54. b.<br />
65. b. 74. b.<br />
. , menfchen van Hechte zeden; doch geftreg<br />
in hunne redenen fpottenderwyze CA*<br />
TO'S genoemd. X. 49. b.<br />
zyn gedrag, toen men hem aanzocht<br />
om naar de waardigheid van Tribuun te<br />
dingen. X. 50. b.'. en hoe hy zich in dien<br />
post gedroeg. 52.<br />
- • veegt handhaving van geregtigheid met<br />
goed-
po BLADWYZER,<br />
goedwilligheid jegens elk zanien. X. 54. # k<br />
CATO de jonge; hielp CICERO zyne groote<br />
onderneming tegen CATILINA en des»<br />
zelfs aanhang ten einde brengen. X. 55—<br />
58. b. XI. 54 b. 60. b.<br />
- door welken weg de eenigfte van zyne<br />
redevoeringen is overgebleven. X. 57. b.<br />
m was oHgelukkig ten aanzien van zyne<br />
vrouwen, X. 59. b. \ ftaat zyne vrouw MAR*<br />
CIA aan.HORTENSIUS af. 63. b.<br />
**~ > berigt van zyne ftandvastigheid, in het<br />
verlosfen van den flaat van het drukkend<br />
Tribunaatfchap van ME T E L L U S , en het<br />
fnuiken van de magt van POMJPEJUS. X.<br />
64 — 72. b,<br />
m befchermt LUCULLUS. X. 73. b.<br />
verzet zich tegen het aanzoek van<br />
POMPEJUS om eene van zyne nichten of<br />
dochters te trouwen. X. 75. b.: aanmerking<br />
omtrent deze weigering. 76. b.<br />
»« zyn gedrag omtrent CAESAR en POM<br />
PEJUS. X. 77. b. 8i. b. 100. b.<br />
•• wordt door CLODIUS gedwongeM<br />
tot den kryg naar Cyprus te vertrekken.<br />
X. 85, b.<br />
—— ontvangt den Egyptifchett Koning<br />
PTOLOM/EUS ten zynen huize te Rom,<br />
op eene onhoffelyke wyze; doch geeft hem<br />
eenen getrouwen raad. X. 88. b.<br />
• • behartigt de verkoping van den Konink-
B L A D W Y Z E R » IJI<br />
ninklyken inboedel op Cyprus met de uiterfte<br />
naauwkeurigheid. X. 89. b.<br />
CATO de ionge; MUNATJUS zicb tegen CA<br />
TO over minachting beklagende , wordt,<br />
door hem, befcheiden beantwoord. X. 91.<br />
b.: ontmoet MUNATIUS daarna vriendelykst.<br />
93. b.<br />
m, brengt eene groote fchat uit Cyprus mede;<br />
doch verliest op de reis zyne aanteekeningen.<br />
X. 95. b.: zyn zonderling gedrag<br />
toen by, by zyne terugkomst , door den<br />
Raad, aan de rivier verwelkomd werd. 96. b.<br />
• wordt buitengewoon Praetor. X. j6. b.<br />
u verdedigt de wettigheid van het beftuur<br />
van CLODIUS, fchoon hy, als Tribuun,<br />
alles Hecht verrigt had. X. 98. b.<br />
mm onmin tusfehen hem en CICERO. X.<br />
99- *•<br />
_ verzet zich, uit zucht voor de vryheid,<br />
tegen het geweldig ftaan van POM<br />
PEJUS en CRASSUS naar het Confulfchap,<br />
doch te vergeefs. X. 101. b.<br />
1 wordt, op eene onwaardige wyze door<br />
POMPEJUS behandeld zynde, wegens zyne<br />
vrymoedige taal tegen de overheerfching,<br />
van 't volk toegejuicht. X. 104. b.<br />
• verzet zich, fchoon 'bedreigd, ftoutmoedig<br />
tegen de verdeeling der Provinciën<br />
tusfehen POMPEJUS en CRASSUS. X.<br />
105. b.<br />
mm. _ voorfpelt POMPEJUS zynen ondergang
lot B L A D W Y Z E R .<br />
gang door CASAR. X. 106. b. isi. b.<br />
127. b.<br />
CATO de jonge; betoog van zyne regtvaardigheid<br />
in het ftuk van flemming. X. 107<br />
— iir. b.<br />
— verdedigt zich tegen de verwytingen<br />
van POMPEJUS. X. 113. b.<br />
—•• • zyne zonderlinge regeling der fpelen<br />
in den fchouwburg. X. 115. b.<br />
zyne bedryven waren nooit ingerigt<br />
om iemand te behagen, maar wel om den<br />
Haat te behouden. X. 119. b.: getoond in zyn<br />
gedrag omtrent POMPEJUS. ald. 121. b.<br />
— zijne ftrenge regtvaardigheid in regts»<br />
plegingen. X. rao. b.<br />
— gedraagt zich verftandig in zyne te*<br />
leurftelling ten aanzien van het Confulfchap*<br />
X. 123. b,<br />
— hoe hy dacht omtrent de offeranden<br />
aan de goden, wegens de overwinning Op<br />
de Germanen, door C•<br />
— Werkt op eene moedige wyze de flechte<br />
ontwerpen van CAESAR tegen, tot genoegen<br />
van den Raad. X. 126, 127. b.<br />
——— neemt, by het naderen van C^SAR'S<br />
leger, de vlugt, en toont alle blyken van<br />
neêrflagtigheid, tot aan zynen dood toe. X.<br />
129, b.: vertrekt, na eene goede raadgeving,<br />
vervolgens van Sicilien naar POMPEJUS,<br />
dien
B L A D W Y Z E R . \ 9%<br />
^len hy een menschlievend belluit doet nemen.<br />
133. b.<br />
CATO de jonge; POMPEJUS verandert, om<br />
fchandelyke redenen, van befluit, ten aanzien<br />
van het opdragen van het opperbevel<br />
over de vloot aan CATO. X. 133. b.<br />
• op zyne aanfpraak wordt al het krygs<br />
volk van POMP ÜJUS met dapperen krygsmoed<br />
bezield. X. 134. b.<br />
— j - zyn gedrag na de nederlaag by Phar*<br />
falie. X. 135. b.: en komst in Afrika.<br />
137. b.: zyn gedrag aldaar omtrent den<br />
Koning JUBA. 139. b.<br />
-" • weigert het opperbewind Op zich te<br />
nemen, daar de Proconful SCIPIO tegenwoordig<br />
was. X. 140. b.<br />
• SCIPIO, zynen raad laatdunkend verfmadende,<br />
wordt door C/ESAR op de vlugt<br />
geflagen. X. 143. b.<br />
— geeft met veel bedaardheid , na de tij*<br />
ding van de nederlaag, aan de burgery van<br />
Utica raad, en doet aan het overige krygs»<br />
volk eene bemoedigende aanfpraak. X. 144—<br />
147. goede uitwerking hiervan op de leden<br />
van den Raad. 148. b.: Verfchillendè<br />
taal van hun die kooplieden waren. 149. bi<br />
l zyn zachtzinnig en rustig gedrag in<br />
de neteiigfte omltandigheden, waarin hy zich<br />
met zyn volk te Utica bevond. X. 151. b,<br />
» • - zyn gefprek met de driehonderden tê<br />
Utica, die hy niet toeftaat voor hem by<br />
XIII. SUL. N
jfö B L A D W Y Z E R .<br />
CJSAR om vergiffenis te bidden. X. 156.i1.<br />
CATO de jonge; zyne bezorgdheid voor de<br />
Romeinen en de burgers van Utica. by het<br />
aannaderen van c ZE SAR. X. 157. b.<br />
—.— zyn byzonder gedrag omtrent zynen<br />
zoon en zekeren STATYELIUS. X. 159.0.<br />
.... eenigé byzonderheden kort vóór hy<br />
zich zei ven het leven benam. X. 160—169.^.:<br />
zyn uitvaart. 170. b.<br />
gezegde van CASAR, op de tyding<br />
van zynen dood. X. 171. b.<br />
eenige byzonderheden omtrent zynen<br />
zoon, zyne dochter en STATYLLIDES.<br />
X. 172—174.<br />
u , zie van hem ook in het leven van<br />
POMPEJUS. VIII. 142. b. 152. b. enz.:<br />
en van CAESAR. IX. 22. b. 35. b.<br />
CATULUS; CL.) deszelfs ongelukkig uiteinde.<br />
VI. 292.: zie ook van hem in 't<br />
leven van POMPEJUS. VIII. 41. b.<br />
Caufta; een Macedonische krygsmuts. VIII. 99.<br />
Celer; waarvan deze toenaam oorfpronkelyk<br />
zy. I. i95 :<br />
Celten; dus Werden alle volken genoemd, die<br />
oudtyds naar het Noorden woonden. 1L<br />
356. aant.: Gallen van hun afkomftig. ald.<br />
Cenfors; waarin hun ambt beftond. II. 3*8.<br />
aant. 329. aant.<br />
. groote heiligheid, door de Romeinen<br />
aan dat ambt toegefchreven. II. 355- v<br />
« I<br />
74-<br />
Cen-
0 B L A D W Y Z Ê R. $3<br />
\tenfors; welk regt zy haddert omtrent de leden<br />
van den Raad. IV. mi.<br />
CEPHISODOTUS; een der oude kunftenaren.<br />
X. 61. aant.<br />
CERCYON^ een beroemd worfteliar. 1. 78.<br />
aant.<br />
CETHEGUS; zie van hem X. 55. b. XÏ.<br />
39. b. enz.<br />
CHABRIAS; berigt aangaande deztn Griek,<br />
fchen Veldheer. X. 19.: zyne genegenheid<br />
voor PHOCION. 20.<br />
Chuerbnca; eene ftad in Bocotïc: derzelver bürgery,<br />
door L. LÜCULLUS»OP eene zonderlinge<br />
wyze van haren ondergang gered.<br />
VII. ie<br />
CHALCEDON; onzeker wie deze Held ge*<br />
weest zy. I. 132* aant.<br />
Chalcioecus , hef koperen Huis; een tempel Van<br />
• MINERVA. I. 317. mant.<br />
Chaldeërs; een naam van Waarzeggers by de<br />
Romeinen. VI. 17. b. aant.<br />
CHAR ON; een oud Gefchiedfchryver. II. 298»<br />
aant.<br />
Charoniten- dezelfde als Orcini; wie düs genoemd<br />
werden. XI. 34. c. aant.<br />
Cherfonefus; een half eiland, aan de *Egeefchi<br />
zee. III. 49. a.<br />
CHOERILUS; 'er zyn drie Dichters van de»<br />
zen naam geweest. VI. 409. aant.<br />
Chreocopiden} een bynaam der vrienden vaft<br />
N s soi
i 96 B L A D W Y Z E R ; ^<br />
s o L o N. II. 63.: woordfpeling in dien naam.<br />
ald. aant.<br />
CICERO; (MARCUS TULLIUS) zyne afkomst.<br />
XI. 3. b.: waarvan de naam CICERO<br />
zynen oorfprong ontleent. ,4. b. en aant.:<br />
verdere byzonderheden zynen naam betref-<br />
, fende. 5. b,<br />
— byzonderheid omtrent zynen geboortedag,<br />
xr. 5. b.<br />
zyn aanleg tot allerleie foort van geleerdheid.<br />
XI. 7. b.<br />
~ eerfte proeven van zyne vroege dichtkunst.<br />
XI. 7. b.<br />
— zyne jeugdige letteroefeningen. XI. 8,b.<br />
.—. verkrygt eenen grooten naam, door<br />
het winnen van het pleit ten voordeele van<br />
ROSCIU s. XI. 9. b.<br />
—1— zyn ligchaamsgeftel, XI. 10. b.<br />
geeft zich te Athene over aan de wysbegeerte.<br />
XI. 11. b.<br />
. doet tzRhodus, tot verwondering, by-<br />
,1 zonderst van APOLLONIUS MOLO, eene<br />
redevoering in 't Grieksch. XI. 12. b.<br />
. antwoord van 't Orakel vap APOLLO<br />
aan hem.,XI. 13. b.<br />
ftreeft fchielyk alle de Pleitredenaars<br />
voorby. XI. 14. b.: gaf wel eens ergernis,<br />
• door zyne fchertfende taal. 15. b.<br />
zyne eerzucht door eene kluchtige<br />
- ontmoeting ingetoomd, XI. 17, b.<br />
CL
B L A D W Y Z E R . . w<br />
CICERO; (MARCUS TULLIUS) vormt<br />
zich tot eenen ftaatsman. XI. 18. b.<br />
> bewerkt de veroordeeling van dén<br />
Landvoogd van Sicilië , zonder pleitrede.<br />
IX. 19. b.<br />
«——- ftalen van zyne boertige invallen. XI.<br />
19. b. 20. b.<br />
m .. zyn huislyk leven. XI. 22. b.<br />
~>—- als Pretor oefende hy het regt, vol.<br />
gens geweten, uit. XI. 23. b.i voorbeeld<br />
hiervan, ald. en 25.<br />
m het behoud der ftaatsgefteldheid tegen<br />
de zamenzwering van CATILINA. XI.26.b.<br />
de vrees voor CATILINA deed hem<br />
het Confulfchap verkrygen. XI. 26 — 29. b.<br />
« zyn voorzichtig en ftandvastig gedrag,<br />
en verdere inrigtingen ten aanzien der zamenzwering<br />
van CATILINA. XI.30 — 56.b,<br />
» • aanteekening omtrent het karakter van<br />
zyne vrouw TERENTIA, XI. 50. b.<br />
— wordt wegens zyne vernietiging der<br />
zamenzwering van CATILINA, na het ter<br />
dood brengen der zamengezworenen, van<br />
de Romeinfche Grooten en de menigte toegejuicht.<br />
XI. 57. b.: anderen belasterden<br />
hem deswegens. 58. b.: zie ook 8i.b.aanr.<br />
— is de eerfte, wien de eernaam van Pader<br />
des Vaderlands opgedragen werd, door<br />
CATO. XI. 60. b.<br />
. • maakt zich gehaat door altoos zich<br />
zeiven te pryzen. XI. 61. b.: gaf echter<br />
N 3 veel
joS BLADWYZER.<br />
veel lof aan groote mannen van vroegeren<br />
en van zynen eigenen leeftyd. ald.i zyn lof<br />
aan DEMOSTHENÏS gegeven. 62. b.<br />
CICERO; (MARCUS TULLIUI) zag wel<br />
eens in 't fpreken de vrelvoegelykheid voorby.<br />
XL 64. b.: voorbeelden hiervan. 65. b.—<br />
73- b.<br />
*—— CLODIUS en zyn aanhang fpanneti<br />
tegen hem zamen. XI. 73. b.: wat de eerfte<br />
aanleiding daartoe gaf. 74. b.: CLODIUS<br />
hitst elk tegen hem op. 79. b.<br />
'— :<br />
vlugt, om de vervolging van CLO<br />
DIUS te ontgaan, naar Lukanie. XI. 84. h.\<br />
kleinmoedigheid in zyn ongeval. 86. b.<br />
«• • 11<br />
CLODIUS laat zyne landhuizen en<br />
zyn huis in de ftad verbranden. XL 87. b.\<br />
weder opgebouwd. 89. b.<br />
** zyne zaken en die van CLODIUS nemen<br />
een' anderen keer. XI. 88. b.<br />
komt uit zyne ballingfchap terug, met<br />
eene algeraeene en buitengewone toejuiching.<br />
XI. 89. b,<br />
«a • was min kloekmoedig onder de wapenen,<br />
en vreesachtig als hy in 't openbaar<br />
zou fpreken. XI. 91. b. 92. b. aant.<br />
5»<br />
z<br />
yn gedrag in zyn beftuur in CUicie.<br />
XI. 94. b.: en toen CM SAK gewapend op,<br />
Rome aanrukte. 97. b.: en vervolgens in die<br />
ftaaisberoerten. 99. b. — 106. b.<br />
— CE SA u's aandoeningen , by het bepleiten<br />
van de zaak van QUINTUS LIGA-<br />
Riys. XI. 105. b. Ci-
B L A D W Y Z E R . 399<br />
CICERO; (MARCUS TULLIUS) zyne bezigheden,<br />
nadat de Republiek in eene alleenheerfching<br />
was veranderd. XI. 106. b. t<br />
— aanteekening omtrent het verftoten zyner<br />
huisvrouw; tweede huwelyk en andere<br />
huisfelyke omftandigheden. XI. 109—111 b.<br />
- had geen deel in de zamenzwering tegen<br />
ciESAR. XI. na. b.<br />
m.„ ... verfchillen tusfehen hem en ANTO<br />
NIUS. XI. 113. b. enz.<br />
. aanteekening van eenen droom van<br />
hem. XL 117. b.<br />
— welke de aanleidende oorzaken waren<br />
van zyne vriendfehap met den jongen c AI-<br />
SAR. XI. 119. b.<br />
1 bevordert C/CSAR tot het Conful-<br />
-<br />
fchap, tot zyn eigen nadeel. XI. 122. b.<br />
• berigt van zyn rampzalig uiteinde,<br />
onder het Driemanfchap vaa es SAR, AN<br />
TONIUS en EEPIDUS. XI. 123--129. b.<br />
— ivreed gedrag van ANTONIUS omtrent<br />
zyn lyk. XI. 130. : wraakoefening der<br />
Voorzienigheid aan ANTONIUS. ald.<br />
mm • vergelyking van hem met DE MOS-<br />
THE NES. XI. 133 — 144. b.<br />
m< zie ook van hem VIL 48. b. X. 97. b.\<br />
en in het leven van POMÏEJUS, C, J.<br />
C£SAK en ANTONIUS. VIII. 127. b.<br />
IX. 12. b. en XI. 15, 37» 41* 4«« c<br />
'<br />
CIMON; met t. LUCULEUS vergeleken.<br />
VII. 14.<br />
N 4 Ci-
flo« B L A D W Y Z E R ;<br />
CÏMON; zyne afkomst. VIL iö".<br />
* berigc van zyn jongelingfchap. VII. 19.<br />
• aanmerking omtrent zyn huwelyk met;<br />
zyne zusrer ELPINICE. VII. 23.<br />
* blyken van zyne dapperheid en krygtkunde.<br />
VII. 2.5.<br />
« • neemt deel aan het ftaatsbeftuur. VII. 27.<br />
brengt door zachtheid het gebied over<br />
het Griekfche Bondgenootfchap over tot d'e<br />
Athenienfers. VII. 29.<br />
— wordt door de Athenienfers, wegens<br />
zyne bedryven als Opper vlootvoogd, grootelyks<br />
vereerd. VII. 34. 37.<br />
S hoe in 't bezit van het eiland Scyros<br />
geraakte. VII. 38.: ontdekt aldaar het graf<br />
van THESEUS. 39.<br />
'-" zyne loosheid in het verdeelen va»<br />
den buit, op de Perfianen veroverd. VII. 45.<br />
-J—— op welke byzondere wyzen hy zich.<br />
*<br />
by zyne medeburgers bemind maakte. VII. 47.<br />
overtreft de Athenienfers in gastvryheid<br />
en menschlievendheid. VIL 52.<br />
1 was onomkoopbaar. VII. 54.<br />
• bevordert, zonder dwangmiddelen, de<br />
fcheepstoertistingen. VIL 56.<br />
,—.— « zyne in e krygsbedryven Ri vssnc rwrn ter ri"r zee, TOP ter top<br />
vernedering<br />
van den Koning van Perfit. VIL<br />
58 — 66 : fluit vrede met denzelven. 67.<br />
1 ; verfraait Athene. VII. 69.<br />
\ zyne verdere zeebedryven. VIL 70.<br />
m wordt van eene aanklsgt vrygefpro^<br />
kfi», VIL 73- CH
B L A D W Y Z E R , tot<br />
CIMON; zyn gedrag in het ihatsbeftuur.<br />
VII. 74.: men zocht hem, als een voorftander<br />
der Aanzienlyken, gahaat te maken.<br />
75,<br />
toonde al vroeg gróore genegenheid<br />
voor de Lacedamoniers. VIL 76.: haak zich<br />
deswegens veel misnoegen op den hals. 70.<br />
« waarom hy befloot den Laced
203 B L A D W Y Z E R .<br />
C i N N A ; berigt Tan zyne bedryven ïn de»<br />
burgeroorlog tusfehen hem en OCTAVIUST<br />
zie in het leven van MA mus. VI. 284.<br />
de oorzaak van zynen dood. VIII. 15. b.<br />
Ciranifche Spelen ; welke die waren. III. 56. d. sant-<br />
Circus ; een groot gebouw te Rome. 1.178. aant.<br />
CLAUSUS; (APPIUS) wordt, naar zyne ver-<br />
dienften, door POPLICOIA vereerd.II. 1S5.<br />
CI.EANTHES; een Stoïsch Wysgeer.III.20.c.<br />
CLEOMENES; wordt de Echtgenoot der<br />
weduwe van Koning AGIS. X. 277. b.:<br />
zyne liefde tot haar. 278. b.<br />
1 zyn karakter. X. 279. b.<br />
. • hoe hy dacht over het bedorven Staatsbeltuur<br />
van- zynen tyd, te Sparte. X. 279. b m<br />
282. b.<br />
• zyne opvoeding, X. 280. b t<br />
• 1 neemt voor het bedorven Staatsbo»<br />
Huur, op denzelfden voet van AGIS, te<br />
veranderen. X. 283. b.: zoekt daartoe de<br />
gelegenheid in den oorlog met de Athenienfers.<br />
284. b.<br />
m ARATUS durft met hem den flag<br />
niet wagen. X. 284. b.<br />
« zyn gedrag omtrent ARCHIDAMUS,<br />
den zoon van AGIS. X. 290. b.<br />
M I . - volvoert zyn voornemen ten aanzien<br />
der veranderinge van de Regeering van Lace»<br />
* damon. X. 291 — 297. b.<br />
- . geeft in zyne verantwoording van zyn<br />
gedrag , omtrent de Ephoren, eene verklaring<br />
van
B L A D W Y Z E R . AOJ<br />
van den aard hunner inllelling. X. 301. l.\<br />
zyn voornemen ten aanzien zynar ftaatsomwenteling.<br />
304. b.<br />
CLEOMBNES; zyn gedrag in de ftaarsverandering<br />
ten aanzien der Laconifche levenswyze.<br />
X. 305, 306. b.<br />
• verklaart zynen broeder nevens zich<br />
tot Koning. X. 306. b.<br />
-.. laat, op vyandelyken grond, een op«<br />
geligte troep Tooneelfpelers , ter befchimpinge<br />
van zyne vyanden, fpelen. X. 308. b.<br />
*. zyn lof, wegens zyne eenvoudige levenswyze<br />
als Koning en by zyne maaltyden.<br />
X. 309 — 31*. b.: hoe hy dacht dat<br />
Koningen de gemoederen moesten winnen.<br />
3'3- b.<br />
- . een onvoorzigtige dronk koud waters<br />
bederft toevallig de zaken van Griekenland,<br />
die anders door hem zouden zyn herfteld<br />
geworden. X. 316, 317. b.<br />
-!—'—• wordt, op eene fchandelyke wyze,<br />
door ARETUS gedwarsboomd, in de herftelling<br />
van zaken. X. 318, 319. b.: zyn<br />
gedrag onder alle die onregtvaardigheden<br />
hem aangedaan. 322. b.: brengt Jrges op<br />
de zyde der Lacedcemoniers. 325. b.<br />
•. zyne voortvarendheid en fchranderheidj<br />
by de Spartanen,bewonderd.X. 326.^.:<br />
het oppergezag over Griekenland voor Laced/zmon,<br />
door hem gewonnen. 327. b.<br />
CLE.
204 B L A D W Y Z E R .<br />
CLEOMENES; doet AEATUS de vlugt nemen<br />
uit Corinthus. X. 327. b.<br />
• doet de voornemens van ANTIGO-<br />
NUS mislukken. X. 331. b.<br />
wordt daarna weder door ANTI GO*<br />
NUS in verlegenheid gebragt. X. 334. b.<br />
• — gedraagt zich grootmoedig by het verlies<br />
van zyne geliefde huisvrouw. X. 336. b.<br />
• uitmuntend gedrag van zyne moeder, ©<br />
in hetgeen zy ondergaan wilde ten voordeeie<br />
der Spartanen. X. 338, 339. b.<br />
neemt Megalopolis, by verrasfing, in.<br />
X. 342. b.: en , te leur gefield in zyne<br />
edelmoedige aanbieding , verwoest hy die<br />
ftad. 345. b,<br />
— zyne verdere krygsbedryven tegen AN<br />
TI GÓ NUS, als blyken van geene middenmatige<br />
bekwaamheid. X. 346 — 351. b.<br />
— lydt eene nederlaag door de overmaat<br />
van ANTIGONUS. X. 355, 358. b.<br />
zyn gedrag na deze nederlaag'. X.<br />
360. b.: waarop kort daarna ANTIGONUS<br />
fchielyk ftierf. ald.<br />
beantwoordt op eene treffende wyze<br />
een breedvoerig voorfkl van THERÏc<br />
1 o N , welke hem den zelfmoord aanprees.<br />
X. 361-365. b.<br />
vertrekt naar Egypte; wordt daar eerst<br />
minzaam ontvangen. X. 366. b.<br />
zyne verdere ontmoetingen aan het<br />
losbandig Hof van PTOLOM^EUS PIIILO-<br />
P A-
B L A D W Y Z E R . 205<br />
PATOR. X. 367. b.: geraakt, door 't verraderlyk<br />
gedrag van NICAGORAS, in hechtenis.<br />
376. b: beneemt, na veel uitgedaan<br />
onregt en mishandeling, zich zeiven het leven.<br />
X, 317 — 382. b.<br />
CLÏOMENES; zyn ligchaam, en daarna de<br />
zynen, op eene allerwreedaardigfte wyze<br />
behandeld. X. 383. b.: kloekhartigheid vaa<br />
de vrouw van PANTEUS. 385. b.<br />
• een ilang flingerde zich om het hoofcf<br />
van zyn, aan een kruis opgehangen, ligchaam.<br />
X. 386. b.: bygeloovige gedachten<br />
omtrent dit geval. 387. c.<br />
. , ,— vergelyking van hem met de GRAC-<br />
CHUSS EN. X. 99. b.<br />
• zie ook van hem in 't leven van<br />
ARATUS. XII. 189. C.<br />
CLEOMEDE.S; zonderlinge verhalen van<br />
hem. L ft?x.<br />
CLEON, een fchraapzuchtig gezagvoerder te<br />
2 8 1<br />
Athene. VII. 279» •> 3°5» 3 11<br />
»<br />
CLEOPATRA; de liefde van ANTONIUS,<br />
voor haar, voltooit zyn ongeluk. XI. 54.c.enz.<br />
>. door ANTONIUS opontboden naar<br />
Cilicie, om zich te verantwoorden, laat zy<br />
zich overhalen om derwaarts te'Vertrekken,'<br />
XI. 56. c.: prachtige toerusting van het<br />
vaartuig en van haar gezelfchap. 57. c.<br />
aanteekening omtrent eene naarvolging in<br />
het Laiyn en Nederduitsch van de befchryving<br />
van deze toerusting. 58. c, aant.'.<br />
prach.
fcoS B L A D W Y Z Ë R.<br />
prachtige maaltyden waarop zy ANTO<br />
NIUS cn hy haar onthaalde. 59. r 63. c»<br />
CLEOPATRA; befchryving van hare fchoonheid<br />
en vermogens. XI. 60.<br />
hare verdere ontmoetingen met ANTO<br />
NIUS. XI. 82. c. 118. c. 142. c. 127. c.<br />
1<br />
130. c. 134. c. enz.<br />
neemt verfcheidene proeven op ter<br />
dood gedoemden,, welk vergif het fpoedigst<br />
en minst pynlyk werkt. XI. 163. e,<br />
• haar voorftel aan C/ESAR wordt afgeflagen.<br />
XI. 165. c, : gevolgen hiervan.<br />
166. c,<br />
• hare verdere ontmoetingen met AK-<br />
TONIUS. X. 171 —173 c.: zyne laatfte<br />
gefprekken met haar vóór zynen dood. 174. c.<br />
c M SAR poogt haar levendig in handen<br />
te krygen. XI. 176. c: zamenfpraafc<br />
van haar met CJESAR. 182. e.<br />
» doet eene lykplenging op het graf va»<br />
ANTONIUS. XI. 184. c,<br />
byzonderheden van haren dood. XT.<br />
186 — 188. c.: CJESAR laat haar met ko*<br />
ninklyke ftaatfie begraven. 187. c.<br />
zigj ook van hare verheffing tot den<br />
troon van Egypte, hare zwangerfchap, en<br />
bevalling van eenen zoon, C^ESARION<br />
genoemd. IX. 125. b. 130. b.<br />
Cliënten; wie dus genoemd werden. I. 205.<br />
CLISTHENES; zyne roemwaardige bedryven.<br />
III. 11 a.<br />
ca-
B L A D W Y Z E R . ao?<br />
Clitoriers; wie dezen waren. I. 304. aant.<br />
CLITUS ; uitvoerig bcrigt van het geval,<br />
waarin ALEXANDER zelf hem om 't leven<br />
brengt. IX. 194—003.: gevolgen daarvan.<br />
103. enz.<br />
CLODIUS? (PUBLIUO byzonder voorval<br />
met hem op een heilig feest, wegens zyn<br />
gedrag omtrent de vrouw van j. C*SAR.<br />
X. 26. b. XI. 11-— 79. b.: verder berigt<br />
aangaande hetgene tusfehen hem en<br />
«AR is voorgevallen. XI. 79 — 90. b.<br />
wordt door MILO vermoord. XI.90. b.:<br />
zie ook van «em. VIII. 126. b. IX. 39. b. X.<br />
77» 79- b.<br />
CLOELIA; hare kloekmoedigheid door POR-<br />
SENA met een byzonder gefchenk vereerd.<br />
II. 180.<br />
Cloton; eene vermaarde ftad in Italië.<br />
Clufium, thans Chihji, eene Toskaanfche ftadj.<br />
door de Gallen , belegerd. II. 359.<br />
Goahmus; beteekenis van dien bynaam. VIL<br />
19. aant.<br />
A T I U S<br />
COCLEJ; CH°B- ) dappere daad van<br />
hem, ter reddinge van Rome, in den kryg<br />
inet PORSENNA. II. 173.: heerlyk beloond.<br />
174.<br />
COLLATINUSJ CTARQUINIUS) zyne afkomst.<br />
II. 137. aant.<br />
—• • werd Conful. II. 137.<br />
£0S B L A D W Y Z E R .<br />
de inwilliging van het verzoek der afgezanten<br />
van TARQUINIUS. II. 140. aant.<br />
COLLATINUS; (TARQUINIUS) zyne Hap*<br />
htid, in het doen ftraffen zyner Neeven ,<br />
als medepligtigen in de zamenzwering tegen<br />
de Confuls. II. 148. •<br />
— ftaat van de Regering af, en verlaat<br />
Rome. II. 150.<br />
COMINIUS; (PONTIUS) zyne roemryke<br />
daad, in het beklimmen van 't Kapitool.<br />
II. 382.<br />
Comitïum ; vanwaar die naam oorfpronkelyk<br />
is. I. 236.<br />
Concordia discors; aanmerking hieromtrent.<br />
VIII. 187. en aant. XI. 160. aant.<br />
CONDE; aanmerkelyk gezegde van dezen beroemden<br />
Veldheer, in 't by wonen van een<br />
zeegevecht. V. 284. aant.<br />
Con/ualia ; een feest der Romeinen. I. 200»<br />
aant. 215.<br />
Conful', hoe oud iemand zyn moes*,, die deze<br />
waardigheid kon bekleden. V. 8. b, aant.<br />
Confulfchap; wat de gewoonte was der ge»<br />
nen, die naar hetzelve Honden. III 30. d.<br />
CoNSusj welke Godheid dus genoemd. 1.208.<br />
Corcyra; een eiland in de lönijche zee, nu<br />
Corfu. IL 289. aant. III. na. aant.<br />
Corinthus; wanneer door M UMMI us vernield,<br />
en door C/ESAR herfte''d. IX. 150. b. aant.<br />
—•—- de burgt Yan die üad door een zonder»
B L A D W Y Z E R . «109<br />
derling bedryf van ANTIGONUS bemagtigd.<br />
XIL 137. c.<br />
CORIOLANUS; CCAJUS MARCUS) zyne<br />
afkomst en opvoeding. III. 3. 4.<br />
» 1 — zyn karakter. III. 4. d. 33. d. 48. d.<br />
- doet zynen eerden veldtogt. III. 6. d.<br />
aanmerking omtrent zyne eerzucht.<br />
III. 9. d.<br />
»-. zyn gedrag in eene zware tweefpalt<br />
tusfehen den Raad en het Volk. III. 11 —<br />
16. d.<br />
* verrigtte wonderen van dapperheid in<br />
de verovering der ftad Coriolen, waarvan<br />
hem de bynaam van CORIOLANUS gege«<br />
ven werd. III. 17—24. d.<br />
*— trekken van zyne edelmoedigheid. III a<br />
2$, 23. d.<br />
m~ 's volks genegenheid voor hem verandert,<br />
en weigert hem tot Conful te verkiezen.<br />
III. 30, 32 d,<br />
*— — toont eenen openlvken voorftander der<br />
Aanzienlyken te zyn. III. 33. d.: 'it wekt<br />
verbittering. 37. d.: verdere onaangenaam,<br />
heden hieruit voortgekomen. 38 d.<br />
. wordt befchuld'gd en veroordeeld, III.<br />
39. d.: verdere gevolgen van die regtsple-<br />
ging. 40. d.: wordt tot eene eeuwige ballingfchap<br />
verwezen. 47. d.; en vertrekt naar<br />
Antjunt. 49. d.<br />
" 2yn byzonder gedrag by zyne aankomst<br />
te Antium, in het huis van zynen vyand<br />
XIII. DEEL, O 1U1>
210 B L A D W Y Z E R .<br />
TULLUS.: en wordt daar vriendelyk ontvangen.<br />
III. 50 — 53.<br />
CORIOLANUS; CCAJUS MARCUS) fchrikbarende<br />
verfchynfeleu te Rome, wegens zyne<br />
veroordeelirg. III. 53.<br />
. • ftookt de Vohccn tot eenen oorlog tegen<br />
de Romeinen op. Hl. 56. d.: wordt tot<br />
Opperbevelhebber by hen aangefteld. 60. d.;<br />
en brengt Rome in het naauw. 65. d.<br />
. • het volk doet den voorflag. om zich<br />
met hem te verzoenen. III. 66. d.<br />
—— — Rome , door een byzonder gedrag van<br />
zyne moeder en echtgenoote, gerted. III.<br />
70—81. d»<br />
- wordt, op aandryven van TULLUS,<br />
uit nyd en partydigheid, vermoord. III.<br />
86. d.: zyn dood had zeer nadeelige gevolgen<br />
voor TULLUS en &tVolscen.%%. d.<br />
. • vergelyking van hem met ALCIBIA-<br />
DES. III. 01 — 102. d.<br />
CORNELIA; deugdzame huisvrouw van TI-<br />
BERIUS GRACCHUS. X. 5. C.<br />
. wordt een ftandbeeld opgerigt, met<br />
het opfchrift: Moeder der Gracchusfcn. X.<br />
64. c.<br />
Cos, nu Lnngo, in den Archipel; de geboor<br />
teplaats van tiii'POCRATES. II. 17. aant.<br />
Cossus; (CORNELIUS) aanmerking omtrent<br />
zyne zegepraal. I. 221. aant. en 223.<br />
aant.<br />
Cotkon. Laconifche beker; waartoejdezelve<br />
diende. I. 334. Ce-.
B L A D W Y Z E R . au<br />
Cothurnus; als een bynaam gebruikt. VII. 277,<br />
CRASSUS; (MARCUS) zyne afkomst en<br />
'<br />
opvoeding. VII. 3. b.<br />
van de befchuldiging van ongeoorloofde<br />
gemeenfchap met eene Pestaalfche<br />
maagd vrygefproken. VII. 4, b.<br />
•'' geldgierigheid bevlekte zyne menigvuldige<br />
deugden. VII. 5. b : bewyzen van<br />
zyne geldzucht, ald.: op welk eene wyze<br />
hy zyne rykdommen vermeerderde. 7. b.<br />
ao. b. ar. b*<br />
• 1<br />
zyn byzonder gedrag omtrent zyne<br />
Haven. VII. 8. b.: omtrent vreemdelingen<br />
en het fchieten van geld. 9. b.: het onthalen<br />
van gasten. 10. b.<br />
- zyn lof als Redenaar en Gefchiekundige.<br />
VII. 11. b.<br />
- •' ontkomt, jong zynde, het gevaar der<br />
wreedheden van MA mus, VIL 14. b.:<br />
zyn verblyf , ten dien tyd , in een fpelonk<br />
by 't landgoed van den getrouwen<br />
VIBIUS. 15. b.: wordt daar, op eene byzondere<br />
wyze, door VIBIUS bezorgd. 16.b,<br />
• zyne verrigtingen onder SULLA. VIL<br />
18. b, ai. b.<br />
- de eerfte grond van zyne yverzucht<br />
en ftryd met POMPEJUS. VII. 19, £.22. b,<br />
——— waarin hy vau POMPEJUS verfchilde.<br />
VII. 23. b.<br />
'!" zyn onftandvastig gedrag in de party-<br />
O 3 fchap
Ais B L A D W Y Z E R .<br />
fchappen van POMPEJUS en CES AR. VIL<br />
25. b,<br />
CRASSUS; (MARCOS) verkrygt het opperbevel<br />
in den Oorlog der Zwaardvechters of<br />
van SPART AC i;s. VII. 33 b : oefent eene<br />
van ouds gebruikelyke krygsftraf uit. 35 b.:<br />
brengt dien oorlog gelukkig ten einde, doch<br />
wordt, door de verwaandheid van POM<br />
PEJUS, verhinderd de eer van eene plegtige<br />
zegepraal te genieten. 43. b.<br />
— 11<br />
doei kostbare offeranden aan HER<br />
CULES. VIL 45. b.<br />
voert als Conful, en daarna als Cenfor,<br />
niets byzonders uit. VIL 46. b.<br />
• of hy ook onder de medepligtigen van<br />
CATILINA hebbe behoord. VIL 47. b aant.<br />
• ciEsAR maakt met hem en POMPE<br />
JUS eene verbindtenis. VIL 50. b.<br />
»• • laat, nevens POMPETUS, door geweld<br />
zich weder tot Conful benoemen. VII.<br />
55. b ; en krygt Syrië tot zyne provincie.<br />
aid.: zyne blydfchap daarover. 56. b.<br />
• ver:rekt naar zyne provincie onder de<br />
geduchrfte vervloekingen van den Tribuun<br />
ATEJUS. VIL 58. b.i trekt op tegen de<br />
Parthen. 60. b. : zyne misflagen in dien<br />
togt. 61 b.<br />
m zyne trotschheid, door eenen der Par~<br />
tifche Gezanten,flout beantwoord. Vll.6s.b.<br />
w laat zich door geene redenen van den<br />
oorlog tegen de Parthen aftrekken. VIL 67 b.<br />
nocb
B L A D W Y Z E R . 213<br />
tioch door kwaad voorfpellende teekenen.<br />
69, b. : verwerpt den goeden raad van den<br />
Quaistor CASSIUS. 71. b.; en volgt den<br />
bedriegelyken raad van ARIAMNRS. 72 —<br />
f6. b. 78. b.: beantwoordt dc voordellen<br />
van den Armenifchen Koning met trot.-chheid.<br />
77. b,; fchikt, met ontfteltenis, het<br />
leger in dagorde. 80 b.: fchrikbarende aan.<br />
val der Parthers op zyn volk- 82 — 84. b.<br />
CRASSUS; (MARCUS) breedvoerig verhaal<br />
van den llaa tusfehen zyn leger en dat der<br />
Parthen, eindigende met zyn nederlaag en<br />
dood. VIL, 85— 117. b.<br />
•' vergelyking van hem met NICIAS.<br />
VIL 124—136. b-: zie ook van hem in<br />
't Lven van POMPEJUS. VIII. 60. b.; en<br />
van CiESAR. IX. 30. b.<br />
CRATINUS; Blyipeldichter. II. 98.<br />
CREOPHYLUS; wie geweest is. I. 312. aant.<br />
Creta, nu Candia; gefchiedenis van deszelfs<br />
Koning MINOS. I. 87. enz.<br />
Cretenfer; den Cretenfer by den Cretenfer fpe-<br />
Jen; een fpreekwoord by de Grieken. VI.<br />
417.<br />
Cretenfers; bedriegelyk van aard. IV. 172. aant.<br />
CRITOLAUS; aanteekening omtrent dezen<br />
Wysgeer. III. 29. aant.<br />
CROESUS; zyne ontmoeting met SOLON en<br />
CYRUS. II. I06 —JIÖ.<br />
Cromyon; een vlek, in 't regtsgebied van Corinihus.<br />
I. 75. aant.<br />
O 3 Cryp.
214 B L A D W Y Z E R .<br />
Cryptra; (De hinderlage') waarin dezelve by de<br />
Spartanen belfond I. 403.<br />
Cureten, anders Idai Dactyli genoemd. II. 46.<br />
aant.<br />
CORIO; zie ook van hem in 't leven van<br />
POMPEJUS. VIII. 101. enz.<br />
Cu KIUS (M A N IU S) zyne bekrompene leven»wyze.<br />
V. 137.<br />
Cutnanen; een fchimpnaam. IX. 160. aant.<br />
Cusfceërs; berigt aangaande dit volk. IX. 271.<br />
aant.<br />
CYRELE; aanteekening omtrent deze Godin.<br />
VI 2ia. aam.<br />
Cyhernefia; de naam van een feest te Athene.<br />
1.97.<br />
CYCHREUS; wie geweest is. I. 76. aant.<br />
CYENUS; door HERCULES overwonnen. I.<br />
79. aant.<br />
Cyferfchrift; zoo genoemd, daarvan was c j&*<br />
SAR de eerfte uitvinder. IX. 46. b. en aant.<br />
CYLON; merkwaardige gebeurtenis van hem,<br />
en derzelver gevolgen te Athene. II- 41.<br />
Cynifche Secte; ANTISTHENES ftichter van<br />
dezelve. I. 46. aant.<br />
C Y P h u s; v E N u s, Patroneife van dit Eiland.<br />
II. 105. aant'<br />
CYRUS; aandoeningen van ALEXANDER<br />
by het lezen van zyn graffchrift. IX. 260.<br />
11<br />
waarvan hy dien naam draagt. XII.<br />
'4. c. zyne geaardheid, ald.: zyn huwelyk,<br />
'ald.: verdere aauteekeningen omtrent hem.<br />
5. c.
B L A D W Y Z E R . 215<br />
5. e. 6. c. 7. c; zie verder van h m in 't<br />
leven van ARTAXERXES. XII. 14- c.<br />
Cytherfpeelders; oudtijds in hooge achting. II.<br />
223. aant.<br />
Daden; welke derzelver grondflagen moeten<br />
zyn, als men, na de uil voering, over dezelve<br />
geen berouw zal hebben. IV 15,16.<br />
Dagen; aanmerkingen omtrent noodlottige,,öf<br />
omtrent het onderlcheid tusfehen gelukkige<br />
en ongelukkige dagen. II. 365 — 369 : zie<br />
ook Dies nefasti.<br />
DAMASTES, ook POLYPEMON; waarom<br />
de Uitrekker genoemd. I. 78. aant,<br />
DAMASTES; een leerling van HELLANI-<br />
CUS. II. 367. aant.<br />
DAMON; uit het geflacht van PERIPOE-<br />
TAS; zyne geweldige bedryven te Chceronca,<br />
Vil. 5-: wordt vermoord. 7.<br />
DAMON ; een beroemd Muziekmeester. III.<br />
16. a.<br />
Dankfeesten by de Romeinen. IX. 58. b. aant.<br />
Dapperheid en roekeloosheid, moeten wel degelyk<br />
onderfcheiden worden. IV. 227.<br />
der vrouwen te Sparte. VI. 129.<br />
der Kimbrifche vrouwen. VI. 217.<br />
aanmerking omtrent dezelve. X. 13.<br />
299. b.<br />
Dareiken; een Perftaanfche geldmunt. VI. 352.<br />
DARIUS,. Koning van Perften, zie van den<br />
oorlog tusfehen hem en ALEXANDER.<br />
IX. 62. enz.: grootheid van zyne leger-<br />
O 4 magt.
2i5 B L A D W Y Z E R . '<br />
mag 1<br />
' 73-•' Z<br />
W droom. 74.: zyn leger verflagen.<br />
8[.: zyne gevangen genomene huisvrouw<br />
llerft, wordt prachtig door ALE<br />
XANDER begraven. 123.: zyn merkwaardig<br />
gebed by het hooren van die gebeurtenis<br />
126.: zyn leger andermaal geflagen.<br />
140.: zyn lyk op eene prachtige wyze door<br />
ALEXANDER vereerd. 113,174.: zie ook<br />
van hem. V. 44.<br />
DARIUS, de zoon van ARTAXERXES<br />
MISTE MON; door eenen TIRIBAZUS opgekookt<br />
om, door het ombrengen van zynen<br />
vader, zich meester van den troon te<br />
maken. XII. 84. c. enz.: de zamenzwering<br />
werd op eene byzondere wyze ontdekt.<br />
88. c.; en hy met den dood geftraft. 91. e.<br />
zyne kinderen. XII. 3. c.: zyn oudlle<br />
zoon wordt na hem Koning. 6. c: zie AR-<br />
TAXERXlS.<br />
Dtcies festertium; zoo veel als tienmaal honderd<br />
duizend festertien. Xt. 11. c. aant.<br />
Decinnatio; aanmerking omtrent deze oude<br />
Romeinfche krygsftraf. VII. 35. b. aant.<br />
De/os; aanteekening omtrent dit eiland. VII.<br />
285. aant.<br />
Delphi; aanmerking omtrent den ouden naam<br />
dier ftad. I. 129. aant.<br />
Godfpraken aldaar. V. 51. VII. 336.<br />
IX. 34. enz.<br />
Deiphinium; een gebouw in Athene. I. 83. aant.<br />
DE MADES, een Attisch Redenaar, beroemd<br />
we-
B L A D W Y Z E R . *i<br />
wegens zyne geestige gezegden. II. 68. aant.<br />
DEMADIS; aanmerking op hetgene hy eens,<br />
ter verfchoninge van vele dingen, in zyne<br />
redevoering zeide. X. 3. en aant.<br />
geestig gezegde omtrent hem, toen hy<br />
oud was geworden. X. 5.: zie verder van<br />
hem. 71, 96, 98.: zyn dood. 99.<br />
——— aanteekening omtrent den zin van eene<br />
zekere fpreekwyze van hem: Het deeg maken<br />
gaat voor de fitebben. X. 352. b. aant.: zie<br />
verder van hem. XI. 26. aant. 31, 36,40,<br />
45' 8<br />
4, 85, 103, 114.<br />
Demagoogen; aanmerking omtrent derzelver<br />
handelwyzen. I. 14S, aant.<br />
DEMARIUS, een Spartaan; by den Vorst<br />
van Per (ie door THEMISTOCLES verzoend.<br />
II. 309.<br />
DEMETRIUS, een vrygelatene van POM<br />
PEJUS; aanteekening omtrent zyne trotschheid.<br />
VIII. 110. *.<br />
DEMETRIUS, bygenaamd Poliorcetes; met<br />
ANTONIUS vergeleken. XI. 151. b. 193 —.<br />
203. e.<br />
zyne afkomst en uiterlyke geftalte. XL<br />
153, 154. b.<br />
— zyn karakter. XI. 154. 157, 160. b.<br />
bewyzen van zyne vaderliefde en<br />
menschlievendheid. XI. 155, 157. b.; en<br />
vriendfchap. ald.<br />
- — zyne rustigheid by de wisfelvalligheden<br />
des oorlogs. XI. 16a. b.<br />
O § Da
2 L8 B L A D W Y Z E R .<br />
DEMETRIUS; zyn gedrag, by eene overwinning<br />
op het leger van PTOLOM^EUS<br />
behaald. XI. 164. b.<br />
grootte van zyn ontzag by de Ara*<br />
bieren. XL 165. b.<br />
- zyne krygsbedryven tegen SELEUc<br />
u s. XI. 166.: tegen P T O L O M & u s. 190. b.<br />
verlost Griekenland van de flaverny<br />
Van CASA NDER en PTOEOM-ffiUS. XI.<br />
167 — 174. b.<br />
ontvangt van de Athenienfers den naam<br />
van Koning. XI. 175- b 196. b.<br />
. werd, nevens zyn' vader ANTI CO<br />
NUS, als Goden vereerd. XI. 176. b. 178. b.:<br />
verdere Üaafachtige vereeringen hem aangedaan.<br />
179. b. 185. b.<br />
. fchrikbarende teekenen. XI. 181. b.:<br />
aanmerking omtrent dezelve, ald.<br />
zyn huwelyk met EÜPVYDICE. XI.<br />
187. b.: en anderen. 189. b.:<br />
zyne zachtmoedigheid en menschlievendheid<br />
by de overwinning door hem op<br />
PTOLOM;EUS behaald. XI. 193. b,<br />
. — vervolg van zyne krygsbedryven tegen<br />
PT01.OMJEUS. XI. 198. b.<br />
verichillendheid van zyne levenswyze<br />
in oorlog en vrede. XI. 200. b. 203. b.<br />
- zyne ongeregeldheden door zynen vader<br />
verfchoond. XI. 200, 202. b.<br />
aard van zyneuitfpanningen. XI. 203.b.'.<br />
vindt veel kunftig oorlogstuig uit. 205. b.aant.<br />
DE-
B L A D W Y Z E R . 219<br />
DEMETRIUS; betoont eene groote achting<br />
voor eene fchildery van pR a TOGEN E S,<br />
hetwelk hy, fchoon den vyand toebehoorende,<br />
ongefchonden bewaart. XI. aio. b.<br />
f • wordt op eene buitenfporige wyze<br />
door de Athenienfers vereerd. XI. 213. b.<br />
218 b.<br />
• pleegt fchandeïyke ongeregeldheden met<br />
jongelingen en vrouwen. XI. 214, 215. b.:<br />
verfchillend gedrag van CLE^NETUS en<br />
den kuifchen jongeling DEMOCLES omtrent<br />
hem. 216, 217. bn<br />
— trekken van zyn' opgeblazen' hoogmoed.<br />
XI. 220. b.<br />
». laat 'door de Athenienfers eene groote<br />
geldfom, voor LAMIES, eene zyn^r byzitten,<br />
en de overige ligtekooijen, opbrengen.<br />
XI. 224. b.: verdere byzonderheden<br />
omtrent deze zyne byzit. 225 — 229. b.<br />
>— zyne bedryven in den ïhyd der tegen<br />
zynen vader ANTIGONUS zamengefpannen<br />
Vorfteu. XI. 231. b. 233. b.: zyn misflag.<br />
ald*<br />
•—. • de zegepralende Koningen verdeelen<br />
het ryk van zynen vader, na deszelfs nederlaag.<br />
XI. 235. b.<br />
— zyn Itil gedrag toen by, door de Athenienfers<br />
, niet als weleer met eerbewys out»<br />
vangen werd. XI. 237. b. 238. b.<br />
>. •' • gedrag van SELEUCUS omtrent hem.<br />
XI.
420 B L A D W Y Z E R .<br />
XL 239. b. — 243. b.: zyn gedrag omtrent<br />
SELEUCUS. 244. b.<br />
DEMETRIUS; maakt, met de Athenienfers.<br />
wederom vrede. XI. 248. b.<br />
aanmerking omtrent de fnelle veranderingen<br />
van het Geluk, omtrent hem. XI.<br />
250. b — 256. b.<br />
• wordt tot Koning van Macedonië uitgeroepen.<br />
XL 256. b.<br />
• zyne dochter STRATONICE, aan<br />
SELEUCUS gehuwd, trouwt haren (lief-<br />
zoon ANTIOCHUS. XI. 252 257. b.<br />
• zyne nieuwe krygsondernemingen. XL<br />
257. b.: verovert Thebe. 261. b. : oorlogt<br />
tegen PYRRHUS. 262. b.<br />
geeft ergernis door zyne weidfche praal<br />
en grootfche levenswyze. XI. 265. b.: eenige<br />
byzonderheden van hem. ald.<br />
zyne trotschheid en valfche glorie.<br />
XI. 274. b.<br />
laat eene menigte fchepen van een<br />
buitengewoon maakfel bouwen. XI. 276. b.<br />
geraakt in eenen geduchten oorlog.<br />
XI. 277. b.: verliest alle zyne bezittingen.<br />
281. b.<br />
afbeelding van zyne lotgevallen.XI.280A<br />
1<br />
• verdere afwisfelingen van zyn geluk<br />
en tegenfpoed. XI. 283 — 294. b.<br />
geeft zich en al het zyne in de han<br />
den van SELEUCUS. XI. 295. b.i de toe-<br />
bcreidfelen , om hem minzaam te ontvangen»
B L A D W Y Z E R . sas<br />
gen, veranderen fchielyk. 297. b.: wordt<br />
gevankelyk weggevoerd; doch met onder,<br />
fcheiding behandeld. 298. b. 299, b.: zie<br />
ook VI. 49. aant.<br />
DEMETRIUS ; aanmerking omtrent zyne<br />
vroegere bedoelingen en derzelver uitüag.<br />
XI. 30c b.<br />
••• vervalt in eene ziekte en fterft. XI.<br />
301. b.: byzonderheden van zyne uitvaart.<br />
302. b.<br />
— • aanteekening omtrent zyn gedacht. XI.<br />
304. b.<br />
DEMOCLES; verbazend geval van dezen<br />
kuifchen jongeling, by de fchandelyke aanzoeken<br />
van DEMETRIUS. XI. 216.<br />
DEMOCRITUS; zyne leer aangaande de<br />
wyze waarop wy de voorwerpen , door<br />
het gezigt, gewaar worden. IV 116. aant.<br />
DEMOSTHENES; met CICERO vergeleken.<br />
XI. 10. en 133. b.<br />
- zyne afkomst XI. 12.: opvoeding en<br />
ligchaamsgefteldheid. 13.: bynamen. 14,15.<br />
1——— de eerfte aanleidende oorzaak, welke<br />
hem op de beoefening der welfprekendheid<br />
deed vailen. XI. 16.<br />
mm, zyne Leermeesters. XI. 18.<br />
— zyn eerfte pleitgeding. XI. 21.<br />
— hoe hy zyne gebreken in de welfprekendheid<br />
van tyd tot tyd verbeterde. XI.<br />
23 — 29, 38.<br />
m w '• fprak niet ligtelyk yoor de vuist. XI. 29.:<br />
gaf
£22 B L A D W Y Z E R .<br />
gaf aan PYTHEAS, die hem deswegen befchimpte,<br />
een bitter antwoord. 30.<br />
DEMOSTHENKS; aanmerking omtrent het<br />
uit fpreken zyner redevoeringen. XI. 31.<br />
aanmerking omtrent eenige<br />
gezegden van hem. XI. 41.<br />
geestige<br />
« begint deel te nemen aan de regeering.<br />
XI. 42.<br />
•" was heftig om geleden ongelyk te<br />
wreken. XI. 43.<br />
kleefde altoos dezelfde party aan, welke<br />
hy van den begii ne af aan in het ftaatsbeftuur<br />
omhelsd had. XI. 45, 47.<br />
oordeelvelling van PANEETUS over<br />
zyne redevoeringen. XI 47.<br />
aanmerking omtrent zyn karakter. XI. 49.<br />
was een voorffander van de regeering<br />
van weinigen. XI. 51.<br />
aanteekening omtrent fommigen<br />
zyne redevoeringen. XI. 54 -56. aant.<br />
van<br />
1<br />
zet de Athenienfers tegen PHILIP<br />
PUS, Koning van Macedonië, op. XI. 58.:<br />
zie verder van zyne bedryven in den oorlog<br />
van het Griekfche Bondgenootfchap met<br />
de Macedoniërs, 62, 69, 70, 81.<br />
wordt door den Koning der Perfen<br />
zeer vereerd. XI. 73.<br />
zyn gedrag na de nederlaag der Grie*<br />
ken by Charonea. X. 75, 76.<br />
aanmerking over zyne vreugdebedryven<br />
wegens den dood van Koning PHILIP-<br />
PUS S
B L A D W Y Z E R . saj<br />
pus, ten tyde dat zyne dochter pas geftorven<br />
was. XI. 77 — 80.: lof van zyn<br />
ftaatkundig bedryf in dat geval. 79.<br />
DEMOSTHENES; zyne bedryven tegen de<br />
Macedom'ers, onder AL EX AN DE R. XI.81.<br />
» verhaalt voor het volk eene fabel, toen<br />
hy met zyne vrienden door ALEXANDER.<br />
van de Athenienfers opgeëischt werd. XI. 83.<br />
.in behaalt , in een pleitgeding tegen<br />
iESCHiNES, over eene aan hem vereerde<br />
gouden kroon, door zyne welfprekendheid,<br />
de overwinning. XI. 87. en aant.<br />
_ ~ neemt eenen gouden beker met twintig<br />
talenten aan van HARPALUS , die van<br />
ALEXANDER tot het Atheenfche volk zynen<br />
toevlugt genomen had. XI. 90.: de<br />
menigte des wegens tegen hem verbitterd. 91.:<br />
wordt gevat en in de gevangenis gezet. 93.:<br />
ontvlugt de gevangenis, ald.: wordt op zyne<br />
vlugt van zyne vyanden gunftig bejegend.<br />
94. en aant.: is kleinmoedig in zyne<br />
ballingfchap. 96.<br />
., voegt zich, na den dood van ALE<br />
XANDER, weder by het herftelde Griekfche<br />
Bondgenootfchap, tegen de Macedoniers.<br />
XI. 98. : fcherpe woordenvvisfeling<br />
deswegens tusfehen hem en PYTHEAS. 99.<br />
— 1 wordt uit zyne ballingfchap met hartelykheid<br />
weder ingehaald. X. ieo. ; en,<br />
door eenen vond, van 't opbrengen der<br />
boete verlost, iel.<br />
DE-
22 4 B L A D W Y Z E R .<br />
DEMOSTHENES;wordt, wegens zyne vlugt,<br />
op het aannaderen der Macedoniers, ter dood<br />
veroordeeld. XI. 102.: zyne ontmoeting op<br />
Calauria. 105.: brengt zich, op eene by<br />
zondere wyze , door vergif' om 't leven.<br />
108.: verfchillende verhalen over deze ver<br />
giftiging. 109, 110.<br />
» wordt met een ftandbeeld, en een op<br />
fchrift daarop, vereerd. XI. 111.<br />
een byzonder verbaal van eene ge<br />
beurtenis omtrent zyn ftandbeeld. XI. 113.<br />
... DEMADIS, zyn vervolger, komt op<br />
eene rampzalige wyze, als een' verrader,<br />
om 't lev.n. XI. 115.<br />
Deugd; hoe -OLON daarover dacht. ÏL 13.<br />
• beteekende, te Rome, dapperheid. III.<br />
m gedachten van PLUTARCI'ÜS over<br />
derzelver waarde, vergeleken by de waar<br />
de van voortreffelyke kunstftnkken en der<br />
zelver beoefenaars. Iïï. 5—10. a.<br />
m 1 belangrykheid van dezelve. IV. 239.<br />
241. V. 31. VL 345.<br />
- wat dikmaals haar lot is. X. b.: ver<br />
dere aanmerkingen omtrent dezelve. 13. XI.<br />
48. b.<br />
—•' aanmerkingen der Ouden omtrent der<br />
zelver waarde voor eenen Vorst. XII. 25,<br />
Deus e machina; oorfprong van dit fpreek-<br />
woord. VI. 439. aant»
B L A D W Y Z E R . «25<br />
Diacriërs; te Athene, yveraars voor eene Volks»<br />
regering, II. 5c.<br />
DIAGORUS; een aeroemd worftelaar. IV.<br />
363.<br />
DIANA; Wanneer haar tempel te Ephefus afbrandde.<br />
IX. 13;<br />
DicteARcHUs; leerling van ARISTOTE»<br />
LES. I. 108; aant.<br />
•Dichters; namen van Verfcheidene dichters j<br />
van welke in de aanteekeningen eeuig barigt<br />
wordt gegeven.<br />
iEscHiLus; I. 58, 140.<br />
JESÖPUS. II. 113.<br />
A L c A 13 u S-. V. 30. b.<br />
A L c MAN. I. 406.<br />
ANACREON. III. 107^<br />
ANTILOCHUS. VI. 409.<br />
ANTIMACHUS- I. 199, VI. 410.<br />
ARCHELAUS. VII. 16.<br />
ARCHILOCHUS. I. 66. X. 20. h<br />
. • X. 20. b.<br />
ARCHIPPUS. III. 7. c.<br />
ARCHISTRATUS. III. 55. c.<br />
A R1STOPHANUS. III. 6. ff!<br />
BACCHILIDES. L 438.<br />
B U.TAS. I. S45.<br />
CHOERILUS. VI- 409.<br />
ClNNA (CAJUS HELVIUS) XII. 47. ïi<br />
CREOPHYLUS. L 312.<br />
DIONYSIUS, de oude. IV. 43.<br />
DIPHILUS. VII. 271.<br />
XIII. DEEL. P
226 B L A D W Y Z E R .<br />
EPIPHARMUS. L 450.<br />
EUPOLIS. III. 15. VII 290.-<br />
EURIPIDES. I. 140,141.<br />
HOMERUS. IV. 98.<br />
HORATIUS. VI. 61. VII. 339.<br />
IBYOUS. I. 504.<br />
JON. I. 105. XI. 9.<br />
MELANTHIUS. VII. 16.<br />
ME NA ND ER. IX. 69.<br />
NlCETARUS. VI. 4IO.<br />
PHILIPPIDES. XI. 183. b.<br />
PlIILOXENUS. IX. 34.<br />
PHRYNICHUS. II. 225. III. 65. c.<br />
PINDARUS. I. 172, 384.<br />
PLATO, de blyfpeldichter.il. 321.<br />
PRANICHUS. IX. 196.<br />
SlMONIDES. I. 76.<br />
SlMYLUS. I. zij.<br />
SOPHOCLES. II. 6.<br />
TELECIDES. lil. 15, fu<br />
TELESTES. IX. 34.<br />
TERPANDER. I. 3S3.<br />
THALES. I. 310.<br />
THE OP OM PUS. VI. 389.<br />
THESPis. II. 119.<br />
TIMOCREON. II. 281.<br />
TIMON. L 448.<br />
TlMOTHEUS. V. 273.<br />
T?RTH«ÜS. I. 325.<br />
Dichters der Grieken;, aanteekening omtrent<br />
eenigen van die. VI. 409.<br />
Die-
B L A D W Y Z E R . ft2?<br />
Dictator; befchryving van dat ambt. N. 336;<br />
aant.: door wie dezelve verkoren wërd. III;<br />
ia. aant.: aanmerking omtrent deze waardigheid.<br />
VI. 105.. b. aant.<br />
Didytnus de letter kuudige; waarom CH AL-<br />
CENTERUS genoemd. II. 3. aant.<br />
Dieren; zachtmoedigheid omtrent dezelven;<br />
V. 146,147. en aant.<br />
Dies nefasti', welke waren. L 243. aant. II.<br />
365 — 369. VIL 198.<br />
Dikroten; waren roeigaleijen. VII. 108.<br />
DIOCLES van Peparethus; een oud Históriefchryver.<br />
I. 171, 187. aant.<br />
DIOGENES; over zyne hooghartigheid doof<br />
ALEXANDER, in zyne ontmoeting met<br />
hem, bewonderd. IX. 54.<br />
DION; vergeleken met BRUTUS. XII. 4, 5<br />
en 117. b.<br />
_ door PLATO tot deugd gevormd. XII;<br />
10.<br />
in aanzien aan het hof van DIONY-<br />
SIUS, den ouden. XII. li.<br />
, zyne proeve om DIONYSIUsnaar de<br />
lesfen van PLATO te doen hooren, liep ongelukkig<br />
af. XII. 13.<br />
zyne vrymoedigheid in het berispen<br />
van de gebreken "des beftuurs. XII. 14,16.<br />
r wordt wegens zyne grootmoedigheid<br />
door DIONYSIUS den jongeren bewonderd;<br />
XII. 17;: en wegens zyne ingetogenheid by<br />
P a éi
225 B L A D W Y Z E R .<br />
de hovelingen gehaat. 18.: tegen eigenwaan<br />
door PLATO gewaarfchouwd. ar.<br />
DION ; poogt den jongen 'DIONYSIUS<br />
imaak in wetenfchappen en deugd te doen<br />
krygen. XII. 22, 25.<br />
op zyne herhaalde voorftellen van de<br />
leeringen van PLATO, wordt DIONYSIUS<br />
door eene hevige drift gedreven naar het<br />
onderwys en den omgang met dezen wysgeer.<br />
XII. 27.<br />
wordt in zyne poogingen ter vernietiging<br />
der willekeurige overheeffchinge gedwarsboomd.<br />
XII. 3T, 33.<br />
-—•—• wordt door DIONYSIUS gebannen.<br />
XII. 33 - 37-: en houdt zich in Griekenland<br />
bezig onder de lesfen van PLATO. 40.<br />
wordt van de Grieken geëerd. XII. 42.<br />
• wordt wegens het gedrag van DIO- :<br />
NYSÏUS omtrent PLA TO zeer verbitterd,<br />
byzonderst wegens het voorval met zyne<br />
huisvrouw. XII. 51, 52.<br />
begint zich ten oorloge tegen "DIO<br />
NYSIUS uit te rusten. XII. 12.: gezindheid<br />
der Sicilianen omtrent hem. 55.<br />
deels gunitige, deels ongunftige voorteekenenen<br />
zyner onderneminge. XII. 60.<br />
• fteekt in zee. VII. 6a.: rampfpoeden<br />
op die zeetogt 63.: landt met zyne krygsmagt<br />
by Minoa op Sicilië. 66.: zyne krygsverrigtingen<br />
aldaar. 68. enz.<br />
wordt op eene vereerende wyze te Syra-
B L A D W Y Z E B - . as^<br />
racufè ontvangen. XII. 72. 73,: zyne bedry«<br />
ven. aldaar. 74.<br />
DION,' het gedrag van DIONYSIUS omtrent<br />
hem en de Syraeufiers. XII. 77, 79, 80.<br />
»1 ontvangt brieven van zyne naastbe-<br />
Itaanden. XII. 82.: geeft na het voorlezen<br />
van dezelven teekenen van itandvastigheid<br />
en grootmoedigheid. 84.<br />
— gebeurteirisfcn met HERACLIDES.<br />
XII. 85.<br />
. geraakt in allerleie verdrietelykheden.<br />
XII.87.: byzonderst door eenen zekeren s 0 s 1 s.<br />
88.: sosis wegens zyne verraderlyke handelwyze<br />
door het volk ter dood verweze'!. 89,91.<br />
. komt in nieuwe moeijelykheden. XII*.<br />
92.<br />
m . zyn tegenftrever PHILISTUS komt<br />
om 't leven. XII. 93.: aanmerkingen omtrent<br />
dezen PHIEISTUS» 94..<br />
n kwade voorteekenen by eene volksvergadering.<br />
XII. 98.<br />
1 komt in benarde-omftandigheden. XII..<br />
100.: geraakt in gevecht met de Syracufa*<br />
Tien. 101. ,<br />
» geleidt de zynen naar Lcontini, enwordt<br />
aldaar met eerbewyzingen ontvangen.<br />
XII. 102.: men zendt afgezanten van Syracufe<br />
om hem weder terug te halen. 106.:<br />
doet eene aanfpraak in de volksvergadering»<br />
107.<br />
P 3 Di-
«3* B L A D W Y Z E R .<br />
DION; trekt wederom op ter hulpe van de<br />
Syracujiers tegen DIONYSIUS. XII. 109.:<br />
haast zich om Syracufe te redden. 113. Ï<br />
wordt by zyne komst in de ftad met de<br />
namen van Behouder, ja van God, vereerd.<br />
114.: verdere gebeurtenisfen, na zyne komst<br />
te Syracufe. 115.: behandelt zynen tegenftander<br />
HÏRACLIDES edelmoedig. 117,<br />
119.: onedelmoedig gedrag van HERACLI<br />
DES omtrent hem. 121.<br />
• • ; trekt tegen DIONYSIUS kger op.;<br />
doch aarfelende llag te leveren, poogt HE-<br />
RACMDES hem weder in een kwaad vermoeden<br />
te brengen. XII. 12a.<br />
*—1 ; de zoon van DIONYSIUS geeft de<br />
burg van Syracufe aan hem over en trekt,<br />
met vrygeleide, naar zynen vader. XII. 126.<br />
zyne grootmoedigheid in het ontmoeten<br />
van zyne toP hem terug keerende nabeftaanden,<br />
byzonderst omtrent zyne vrouw<br />
ARE TE en anderen. XII. 127, 128.<br />
zyne zedigheid en deftigheid in zynen.<br />
herltelden vooripoed. XII. 130.<br />
— belet niet dat HERACLIDES, die,<br />
hem weder begon te dwarsboomen, van kant<br />
gemaakt werd. XII. 131, 133.<br />
— CALLIPPUS, eerst een vriend van<br />
hem, wordt daarna zyn fnoodfte verrader.<br />
XII. 134.: by dit vastgefteld verraad verfchynt<br />
hem een verfchrikkelyk fpookfel. 136.:<br />
kort daarop brengt zyn zoon zich om het<br />
^ven. 137. Di-
B L A D W Y Z E R . a$l<br />
DION; kwelt zich over het ombrengen van<br />
HARACLIDES. XII. 138.<br />
- wordt door de zamengezworenen van<br />
CALLIPPUS, op eene gruwzame wyze,<br />
vermoord. XII. 140.: zyne zuster en huisvrouw<br />
worden mishandeld. 141.; en om<br />
't leven gebragt. 144.<br />
a Sa B L A D W Y Z E R .<br />
DIONYSIUS , de jongere; bewondert de.<br />
grootmoedigheid van DION in zyne aan-,<br />
fpraak over den toeftand van het gebied.<br />
XII. 16.<br />
\ zyne Hechte opvoeding. XII. j8, 22;<br />
n ff door DION'S voorftellen bewogen,<br />
haalt hy PLATO over om tot hem overtekomen,<br />
om van zyn onderwys en omgang<br />
gebruik te maken. XII. 28.<br />
ta- laat zich opzetten tegen DION dien<br />
hy verbant. XIL 35 > 37»; en zendt PLA-<br />
TO weg. 39.<br />
>r — laat PLATO vcor de derdemaal tot<br />
hem overkomen. XII. 46.; en zendt hem<br />
weder weg. 52.<br />
i-. — DION maakt zich ten oorloge tegen<br />
hem gereed. XII. 54,<br />
» • byzonder geval van eenen briefdrager,<br />
die hem de tyding der landing van DION.<br />
op Sicilië bragt. XII. 63.<br />
t zyn gedrag omtrent DION en de Sy~<br />
racufiers, by zyne terugkomst uit Italië naar<br />
Siciiie XII. 77, 79. zie verder DION.<br />
DIONYSIUS HALLICARNASSUS; een<br />
uitmuntend gcfchiedfehryver. VI. 76.<br />
DIPHILUS ; een blyfpeldichter te Athene. ViJ[.<br />
271. aant.<br />
Discus; zie Werpfchyf.<br />
POLABILLA; zie van hem ook in 't leven<br />
van AN TO NI US. XI. 21. c.: 27. c.<br />
Do-
U A D W Y Z E L 333<br />
DOMITIANUS; zyne zucht voor prachtige<br />
pranlgebouwen. ü. 171.<br />
D.ood ; gedachten van PLUTARCHUS om..<br />
trcnt den Uaat d.er braven na hunnen dood.<br />
t *73-<br />
1 gefteldheid van ondeugende- menfchen<br />
by deszelfs aannadering, volgens het zeggen<br />
van PLATO. VI 337,<br />
-1 Zy zyn eer geweest ; of',• Zy nebben geleefd<br />
; eene fpreekwyze der Romeinen, om,,<br />
op eene zachte, wyze te kennen te geven<br />
dat iemand dood is. XI. 56. b. aant.<br />
Dorischs; wat beteekent. VI. 35. b. aant.<br />
Doryenium; een Uaapverwekkend kruid. XI.<br />
304. b, aant-,,<br />
Drachme of Denarhis, een fcheïling II. 243.<br />
aant. 355. aant. VII. 245. aant.<br />
DRACO; Archon te Athene; verfchooning voor<br />
zyne Itrenge wetten. II. 67. aant: zyne<br />
wetten door SOLON vernietigd, ald.: gepast<br />
zeggen van HEM ADES, omtrent zyne<br />
'wetten. 68.; en zyn antwoord daarop, ald.<br />
Drietal; PYTHAGORAS en PLATO hadden<br />
ongemeen veel op met dit getal. III. 15. b..<br />
aant.<br />
Drinken; door ALEXANDER eens tot een<br />
wedfpel gemaakt; Hecht gevolg hiervan. IX.<br />
262.<br />
Drinktuigen der ouden. IX. 252.<br />
Droefheid; aanmerking omtrent dezelve. LI,<br />
48. d.<br />
? 5 Drot-
fl S4<br />
B L A D W Y Z E R .<br />
Droomefi; aanmerkinging omtrent het geloof<br />
aan derzelver beduidenis. VI{. 182.<br />
« eem'ge aanmerkingen van PHILIPPUS,<br />
vader van ALEXANDER, cn deszelfs moe<br />
der OLYMPIAS. IX.5,6.: van DARIUS LX.<br />
73.: van-ALEXANDER. 98. 106.: van CM-<br />
SAR. 90. b.: van de huisvrouw van CA SAR.<br />
167. b.: zie ook VIII. 185. b. X. 294. b.x<br />
van CAJUS HELVIUS CINNA XIII. 47. b.<br />
Dwingeland^; waardoor dezelve tot moorden<br />
aangezet wordt. XII. 76. c.<br />
waardoor men dikmaals zich goedwillig<br />
daaraan onderwerpt. XII. 162, 163. c.<br />
166. c.<br />
Ecbatana; wonderbare vuurkolk aldaar. IX.<br />
143.: proef genomen met derzelver ontvlambare<br />
naphta. 145.: of deze naphta niet<br />
het vergiftig vocht van MEDE A geweest zy.<br />
147.: verdere aanmerkingen omtrent deze<br />
vloeijende vuurltofFe. 149.<br />
ECDEMUS en DEMOPHANES; het doel<br />
van hunne wysbegeerte. V. 233.: onderwy-<br />
zers van PUIL OPOE MEN. 234.<br />
Echtfckeiding; door wien en wanneer het<br />
eerst, onder de Romeinen, gemaakt. I. 294.<br />
en aant.<br />
aanmerking omtrent de redenen van<br />
dezelve. IV. 124.<br />
Edelknapen of Pages van ALEXANDER;<br />
aanteekening omtrent dezelven. VIII. 84. aant.<br />
Editia-y zie Andria.<br />
Eed;
B L A D W Y Z E R , 235<br />
ged; zekere plegtigheid by het afleggen van<br />
denzelven, by de Grieken. V. uo.: by de<br />
Laced&moniers heilig, VI. 365.: zie ook II,<br />
2.69.<br />
— — op welk eene wyze de groote eed te<br />
Syracufe gedaan werd. XII. 138.<br />
Eendragt en tweedragt in den Staat; hoe men<br />
te Spana daarover dacht. VIII. 187.<br />
Eerbewyzingen; averdrevene aan Koningen en|<br />
Vorften, een gebrekkig kenmerk van de genegenheid<br />
der menigte. XI. 237. b.<br />
Eerzucht; aanmerking omtrent dezelve. III. 9.d.<br />
X. 216. b,<br />
Egypte; zie van de gebeurtenisfen aldaar in<br />
het leven van ALEXANDER. LX. 106.:<br />
van ANTONIUS. XI. 8. c, enz;<br />
Eleatifche iecte; waarvan dus genoemd. III.<br />
18. a. aant.<br />
Elephantendoor PYRRHUS eerst in Italië<br />
overgevoerd. VI. 88. aant.<br />
- verhaal van het bedryf van zekeren<br />
elephant te Argos. VI. 154.<br />
— gevechten met dezelve , ten gevalle<br />
des volks, door POMPEJUS gegeven.VIII.<br />
144. b.<br />
-— blyken van verftand en voorzorg van<br />
éenen voor zynen meester. IX. 234.<br />
Eleufmifche- geheimen; inwyding in dezelven<br />
moeijelyk. I. 143. aant. 152. aant.<br />
Eleuthera; eene ftad op de grenzen van Bceo~<br />
tie en Attica. I; 141. aant.<br />
END-
*3 6<br />
B L A D W Y Z E R .<br />
ENDCIS; wie geweest is. I. 76. aam.<br />
ENDYMION; fabel omtrent hem. l^.aant.<br />
Emhymema; eene onvoltooide fluitreden; aanteekening<br />
daaromtrent. XL 24. aant.<br />
Enyalius; een bynaam van MARS. II. 34.<br />
EPAMINONDAS; een der grootfte en braaffte<br />
mannen van Griekenland. I. 348.<br />
• =- zyne afkomst. IV. 236.<br />
•i • zyne byzondere levenswyze. IV. 238.<br />
240, 241.<br />
— waarin deze van zynen vriend PELO<br />
PIDAS verfchüde. IV. 238.: bewyzen van<br />
zyne v^endfchap omtrent PELOPIDAS.<br />
141, 243.<br />
H wat zyn bedryf is geweest in de ver-<br />
Josfinge der Thebanen , van de overweldiging<br />
der Lacedamoniers. IV. 252, 273. e n aanu<br />
> maakt zich by zyn vaderland verdienfteïyk.<br />
IV. 002, 309, 313.<br />
'<br />
u w o r d t<br />
wegens z y n gedrag tegen de<br />
plaatshebbende wetten voor de vierfchaar<br />
'<br />
gebragt, doch vrygefproken. IV. 317.<br />
zegepraalt over zyne nydige vyanden,<br />
IV. 32r. 3:3.<br />
zyn karakter. IV. 328.<br />
zyne groote vermaardheid als Veldheer<br />
by de Thesfaliers. IV. 337.<br />
redt PELOPIDAS uit de handen van<br />
ALEXANDER den Phereër. IV. 338—341.:<br />
zie van hem verder in 't leven van AGE-<br />
SILAUS. VIII. 272, 279. enz.<br />
Ephe*
B L A D W Y Z E R. *37<br />
Ephefus; LYSANDER legt den grondflag van<br />
den volgenden luister en grootheid van die<br />
ftad VI. 350. 355.<br />
——- wanneer de T.-mpel van DIANA aldanr<br />
afbrandde. IX. 13.<br />
Epbeten; eene fourt van Regters te Athene.<br />
II. 74.<br />
EPHIALTES; een der voornaamfte Demagogen<br />
te Athene. III. 40. a.: aanmerkingen omtrent<br />
de oorzaken van zynen dood. 45. a.<br />
Ephori; wat die naam betekent I. 326.: tot<br />
welk einde dezelve ingefteld werden by<br />
de Spartanen, ald.: aanmerking van PLA„<br />
TO en ARISTOTELES omtrent deze inftelling<br />
ald. en 327. aant. 411.<br />
— — hoe de Raad door hen verkoren<br />
werd. I. 395. aant.<br />
1 gebruikkelykheden by het aanvaarden.<br />
van hun ambt. X. 298. b.: hunne magt. 300.<br />
b.: hunne zetels door CLE OMENES weggenomen<br />
ald.: wat LïcunGUf met hunne<br />
inftelling bedoeld had , en hoe zy allengs<br />
het gezag naar zich getrokken hadden.<br />
301. b.<br />
— • zie van dezelven ook. Vilt. 184. 186.<br />
EPHORUS; een oud Gefchiedfchryver. II.<br />
299. aant.<br />
EPHORUS van Cumce, een leerling van ïsoc<br />
RAT ES. II. 367. aant. /<br />
EPICHARMUS; een oude Komediefchryver.<br />
I 450.<br />
Epi-
fi3* B L A D W Y Z E R ,<br />
Epicuristen; hun gevoelen omtrent het bettaan<br />
van geesten. XII. 83. b.<br />
ËPICURUS; PLUTARCHUS beftrydt de<br />
gevolgen van deszelfs leer, byzonderst omtrent<br />
de ligchamelyke vermaken, t. 42.; en<br />
last nog eenen anderen ftelregel van dien<br />
Wysgeer aan: „ Hsudt u fchuil ih uw Ie-<br />
„ ven." 45.<br />
wanneer geleefd hebbe. VI. 89. aant.ï<br />
zyne gevoelens, ald.<br />
Epidaurus; nu Malvajia. I. 72. aant. III. 137.<br />
EPIMENIDES; een zeer beroemd man uit<br />
het eiland Creta. II. 46. aant. : een vers<br />
van hem door den Apostel PAULUS aangehaald,<br />
ald,<br />
«' komt te Athene; maakt vriendfchap<br />
met SOLON, en maakt verfcheidene verbeteringen<br />
aldaar. II. 47.<br />
Epirus; verhaal van de vroegfle Koningen van<br />
dat landfchap; byzonderst van PYRRHUS.<br />
VI. 1. enz.<br />
EPITADEUS; een Ephorus te Sparte; dringt<br />
\ eene nadeelige wet, ten aanzien der erfmakingen,<br />
door. X. 229. b,<br />
Éppe; waartoe dit kruid by de Grieken diende.<br />
IV. 72.<br />
de fpreekwyze: Hy heeft Eppe noodig,<br />
wat beteekent. IV. ald.<br />
ERATOSTHENES de Cyrenaër. I. 300; aant.<br />
ERECHTEUS; de beroemdfte der oude Koningen<br />
van Athene. I. 84. aant:<br />
Er-
BLADWYZER. *39<br />
Ërfenisfen, aan voorname en ryke lieden ver<br />
maakt; aanmerking daaromtrent. X. 230. i> t<br />
aant,<br />
Eridanus; aanmerking omtrent deze rivier. II.<br />
93. aant.<br />
EuANCHES; drie oude fchryvers van dien<br />
naam. II. 40. aant,<br />
EUCLIA; wie men daarvoor te houden hebbe.<br />
V. 95.<br />
EÜMENES; zyne afkomst en opvoeding VUL<br />
79-<br />
— wordt gebeimfchryver hy ALEXANm<br />
DER, en vervolgens tot Bevelhebber bevorderd.<br />
VIII. 81.<br />
wordt aan ALEXANDER door het<br />
huwelyk vermaagfchapt. VIII. 82. 84. aant,<br />
. eenige gevallen welke het ongenoegen<br />
van ALEXANDER tegen hem opwekten.<br />
m<br />
VIII. 83. 87.: verkrygt door loosheid deszelfs<br />
gunst weder. ald.<br />
verkrygt, naden dood van ALEXAN<br />
DER de landvoogdy over Cappadocie en<br />
Paphlagonie. VIII. 89.: wordt, door PER*<br />
DICCUS, derwaarts geleid, met eene gewapende<br />
magt,en vervolgens gehuldigd. 92,93*<br />
mm zyn gemeen en vriendfchappelyk gedrag<br />
met PUDICCAS, onder de oneenigheden<br />
der overige Bevelhebberen. VIII. 94—99-<br />
>— blyken van zyne voorzigtigheid en<br />
krygskunde, in den ftryd tegen CRATERUS<br />
en NEOPTOLEMUS. VIII. 101.: geraakt in<br />
een
*4° B L A D W Y Z E R .<br />
een 'tweegevecht met NEOPTOLÉMUS»<br />
dien hy doodelyk wondt. 108.,- en bejam<br />
mert den dood van CRATERUS. VIII.<br />
109.: zyn roem wegens deze overwinning*<br />
ald.: wordt deswegens benyd en geraakt in<br />
oorlog met ANTIPATER en ANTIGO.<br />
NUS. 110. 112.<br />
EÜMENES; ontvangt van zyn krygsvolk al<br />
11<br />
le blyken van liefde. VIII. 113.<br />
•" • zyne ftoutmoedigheid en rustigheid in<br />
een geval, waarin. hy door verraad was<br />
overwonnen. VIII. 115.<br />
—- » blyken van zyne voorzigtigheid töen<br />
hy zich van de geheele bagaadje van AN<br />
TI GO NUS kon meester maken. VilL 116.<br />
• zyn gedrag omtrent ANTIGO NUS<br />
die hem te Nora belegerde. VIII. 120.<br />
1<br />
op welk eene byzondere wyze hy<br />
met zyn volk, in die belegering, en aan<br />
hun en aan de paarden de noodige bewee<br />
ging bezorgde. VIII. 123 — 125.<br />
• aanteekening omtrent zyne fchoone<br />
ligchaamsgeftalte en zyne taal. VIII. 123.<br />
zyn gedrag omtrent eenen, door AN-<br />
TOGONUS hem voorgefcheven eed. VIII. 124.<br />
1<br />
— verhaal van een nachtgezigt aan hem<br />
verfcheenen, VIII. 130.<br />
wordt, door brieven uit Macedonië,<br />
verzocht; zich te verzetten tegen de ver<br />
grooting der magt van ANTIGO NUS te<br />
gen wien hy dan ook optrok en ilag le<br />
ver-
B L A D W Y Z E R . * 4t<br />
verde. VIII. 134.: verdere byzonderheden<br />
van dezen ftryd tegen ANTIGONUS. 135.<br />
enz,: wordt na het verliezen der bagaadje<br />
ter terugkryging van dezelve, levendig door<br />
de zynen in handen van zynen vyand overgegeven.<br />
151.: doet een hartige aanfpraak<br />
by het wegleiden aan het verradelyk voetvolk.<br />
153.: zyne behandeling als gevangene.<br />
156.: wordt ter dood gebragt. 159.:<br />
lot van zyne verraders. 160.<br />
EÜMENES; vèrgelyking van hem met sER-<br />
TOU ius. VUL 163: aanmerking omtrent<br />
deze vèrgelyking. 167. aant.<br />
Eunuchen; wie waren. VIII. aio. b. aant.<br />
EUPOLISJ zie van dezen UI. 15., VII. 284.<br />
EURIPIDESJ zyn treurfpel, de Ootmoedige<br />
of Smeekende , nog voorhanden. 1.141. aant.<br />
m . • byzondere uitwerking van zyne Gedichten.<br />
VII. 405.<br />
EURYBIADES ; Vlootvoogd der Grieken.<br />
II. 231.<br />
EURYTIGN, beter EURYPON of EURY-<br />
PHON, zoon van den Spartaan/eken Koning<br />
sous; zyne llappe toegevendheid ga<br />
Sparte ten prooi van wetteloosheid en wanorde.<br />
I. 305.<br />
Eurytioniden , beter gezegd Eurypontiden,<br />
het nagedacht van den Spartaan/eken Koning<br />
sous, dus genoemd. I. 305. en<br />
sant.<br />
XIIL BEEI,. Q Eu-
34* B L A D W Y Z E R ;<br />
EUTYCHIDAS; ook wordt zyn naam gefchreven<br />
DIE UT YC HIDAS. I. 30a. aant,<br />
Exostracismus; wat by de Athenienfers was.<br />
H. 286.<br />
Ezel; de Romeinfche Ridder Q. AXIUS kocht<br />
eenen ezel voor 400,000 festatiën, dat is<br />
50,000 livres. IX. 23. aant.<br />
Ezelinnenmelk; ondtyds reeds voor een geneesmiddel<br />
gehouden. XI. 99.<br />
Fabelachtig; aanmerking van PLUTARC HUS<br />
omtrent het fabelachtige van de verhalen<br />
der oudheid. I. 59.<br />
FABIUS PICTOR; een oud Historiefchry.<br />
ver. I. 187.<br />
FABIUS MAXIMUS; zyne afkomst. III. 4.<br />
- afleiding van den naam van FABIUS.<br />
ald. aant.<br />
• wordt, by het naderen van HANNI-<br />
BAL, tot Dictator benoemd. III. 12. b.<br />
——— trekt, met godsdienftige denkbeelden<br />
vervuld, tegen HANNIBAL op. III. 16. b.<br />
- bleef volftandig by het befluit, om,<br />
door het ontwyken van een gevecht, HAN<br />
NIBAL af te matten. III. 17, 52 b.: MI-<br />
NUCIUS, wegens zynen hoonenden laster,<br />
trefFend beantwoord. 19. b.<br />
• • zyne verdere krygsbedryven tegen<br />
HANNIBAL. III. 22. b.<br />
< zyn edelmoedig gedrag onder de onbillyke<br />
behandeling zyner medeburgers. III.<br />
35- b.<br />
f A-
B L A D W Y Z E R . H2<br />
FABIUS MAXIMUS; zyn raad om niet te<br />
vechten, door MINUCIUS , tot deszelfs<br />
fchade, onvoorzigtig in den wind gellagen.<br />
III. 25, 32. b.<br />
«t redt MINUCIUS, wiens leger door<br />
HANNIBAL was ingefloten. III. 34.: wederzydfche<br />
edelmoedige ontmoeting na die<br />
verlosüng. 35, 36. b.<br />
• 1<br />
'•' legt zyn Dictatorfchap neder. III. 37.^.<br />
——— zyn rastig gedrag, om het geleden<br />
verlies te herftellen en het vaderland te redden<br />
, na den ongelukkigen veldflag by Cannen.<br />
III. 49, b.<br />
< gedraagt zich, omtrent HANNIBAL,<br />
op eene verfchillende wyze met zynen me<br />
debevelhebber MARCELLUS, III. 52. b.<br />
• — begaat, door list van HANNIBAL,<br />
eenen kleinen misflag. III. 54. b.<br />
' behandelt de verdachte perfoonen niet<br />
met ftrengheid : twee voorbeelden hiervan<br />
opgegeven. III. 55, 56., b.<br />
o— herwint, op eene zonderlinge wyze,<br />
de ftad Tarentum, die door verraad was ingenomen.<br />
III. 57. b,: zyn grootmoedig gedrag<br />
by het willen wegvoeren van geplunderde<br />
goederen aldaar. 62. b.<br />
zyn geestig antwoord aan den bevelhebber<br />
LIVIUS, na het veroveren van Tarent<br />
urn. III. 64. b.<br />
——- zyn byzonder gedrag, toen zyn zoon<br />
Q % de
*44 B L A D W Y Z E R .<br />
de waardigheid van Conful omtrent hem<br />
handhaafde. III. 65. b.<br />
FABIUS MAXIMUS; een byzonder voorbeeld<br />
van zynen Overgrootvader, van onderwerping<br />
aan de wetten en de uitvoerende<br />
magt gegeven. III. 66. b.<br />
• • zyn gedrag omtrent SCIPIO, die de<br />
Romeinfche wapenen naar Carthago wilde<br />
overvoeren. III. 67. b. enz.<br />
< • wordt ziek, derft, en door bekostiging<br />
der burgeren begraven. III. 73. b.<br />
< vèrgelyking van hem met PERICLES.<br />
III. 77 — 84. b.<br />
FABRITIUS; (CAJUS) zyn gedrag in den<br />
oorlog met PYRRHUS. VI. 78 ,87,88, 93.<br />
Fakkeldrager; eene Priester]yke bediening by<br />
de Athenienfers. V. 27. aant.<br />
Falerien; door CAMILLUS belegerd. II. 349.:<br />
verraad van eenen fchoolmeester aldaar op<br />
eene zonderlinge wyze geftraft. 351.: gevolgen<br />
hiervan voor de ftad. 352.<br />
Faunus; een Landgod. I. 247. aant.<br />
FAUSTULUS; een zwynenhoeder van Amulus;<br />
zie van hem. I. 179, 183, 1S5, i 9 4 .<br />
Februarius; waarom die maand dus genoemd.<br />
I. 243, 483.<br />
Feesten; op welk eene wyze de Latynfche gevierd<br />
werden. II. 334. aant.: zie ook. VII.<br />
.399-<br />
- de kinder-reien, op dezelven werden<br />
0<br />
door
B L A D W Y Z E R . H$<br />
door de gegoedften te Athene bekostigd.<br />
XIL Ati aant.<br />
Ferialen; het niet raadplegen van hun voor<br />
een fchending van den Godsdienst gehou.<br />
den. II. 363.<br />
Fetialen; waarin derzelver ambt beftond. 1.462.<br />
FLACCUS; (VALERIUS) bevorderaar van<br />
MARCUS CATO. V. 138.<br />
Flamen Dialis-, een Priester van JUPITER.<br />
IX. 5. b. aant.<br />
FLAMINIUS; (CAJUS) trekt HANNÏBAL<br />
te gemoet en fneuvelt. III. 10, n . b.<br />
FLAMININUS; (T. QUINCTIUS) zyne gedaante<br />
en geaardheid. V. 4. b.<br />
>• zyne krygsbedieningen. V. 5, 6. b.<br />
——»- wordt Conful. V. '8. b. : zyne gefchiktheid<br />
ter overheerfching der Grieken.<br />
9. b.<br />
— fchikt zich, op' eene welbeiadene wy.<br />
ze, tot den oorlog tegen den Koning vair<br />
Macedonië. V. 11. bi<br />
*~ zyne krygsbedryven in Griekenland,"<br />
V. 14. b. — 31. b'. enz. 52. b.<br />
• zyne krygstucht. V. 17. bi 1<br />
• brengt den oorlog met PHILIPPUS,<br />
Koning van Macedonië, ten einde. V.<br />
handelt in het eindigen van dien oorlog<br />
' wysfelyk. 32. b.: zyn verder gedTag omtrent<br />
de Griekfche fteden. 34. b.<br />
wordt, wegens de behaalde overwin-<br />
.ning op PHILII'PUS in de Isthmifche fpe-<br />
Q 3 len
B L A D W Y Z E R ,<br />
len algemeen toegejuicht. V. 36. b.: hoe de<br />
Grieken over het gebeurde fpraken. 38. b.<br />
41.<br />
FLAMINJNÜS; (T. Q.UINCTIUS) kondigt<br />
overal de vryverklaring der Grieken af. V.<br />
AI. b.: had zelve een groot denkbeeld van<br />
deze vryverklaring. 43. b. : gevolgen, vaa<br />
deze gebeurtenis ten aanzien van andere<br />
Volken en Koningen, ald.<br />
• oorlogt tegen NABIS , den fnoodften<br />
Dwingeland der Lacedcemoniers. V. 45. b.t<br />
dan maakt fpoedig weder vrede met hem.<br />
46. b.: welke redenen hem daartoe bevvo»<br />
gen. ald.<br />
— — ontvangt eene edelmoedige belooning,<br />
evenredig aan zyne verdienden , van de<br />
Achacrs. V. 49. b.<br />
• eene verbazende buit van goud ep zilver,<br />
in zyne zegepraa), rondgevoerd. V.$o.b,<br />
- PHILIPPUS , op zyne voorfpraak,<br />
edelmoedig behandeld. V. 51. b.<br />
• zyn gedrag, ten voordeele der belegerde<br />
Etoliers. V. 54. b.<br />
- redt, door zyne voorfpraak, de Cha~<br />
leidenfers uit den nood. V. 55. b.: deswegens<br />
door hun dankbaar vereerd, ald,: en<br />
door de overige Grieken. 56. b.<br />
• • eenige trekken' van zyn karakter. V»<br />
57.1.<br />
1<br />
wordt Cenfor. V. 59. b,<br />
• -• — door welk geval hy CATO tot zynen<br />
vyand
B L A D W Y Z E R . Hf<br />
vyand kreeg. V. 60. b.: zie ook van dat<br />
geval. V. 179.<br />
FLAMININUS; (T. QTJINCTIUS) was van<br />
nature eerzuchtig. V. 64. b.<br />
... wordt, wegens zyne vervolgzucht te»<br />
gen HAKNiBALjby velen gehaat. V. 65. b.<br />
70. b.i by fommigen geprezen. 72. b.<br />
. — Iterft in vrede. V. 74.<br />
, — vèrgelyking tusfehen hem en PHILO-<br />
POEMEN. V. 78 — S3. b.<br />
Fortuin; aanmerking omtrent hare uitkomften<br />
VII. 329.<br />
Franfchen; aanmerking omtrent de bekwaamheden<br />
van derzelver tegenwoordigen O 802)<br />
grooten ftaatsbeftuurder. X. 25. aant.: zie<br />
ook. 369. b. aant.<br />
FULVIA; haar gedrag omtrent haren echtge*<br />
noot ANIONius. XI. 25. c.: fterft. 69. c.<br />
Furcifer; wie dus genoemd wierden. III. 56. d.<br />
Gaèii; eene oude ftad in Lattum. I. 179. aant.<br />
Gades; de Hi aat van Gades, thans de ftraat<br />
van Gibraltar. XIII. 21. aant.<br />
Gaf aten; Wie onder de Gaden dus genoemd<br />
werden. IV. 377. aant.<br />
Galaten; VI. 17.: opgehelderd. III. 104. a.<br />
• aant.<br />
GALBA; het krygsvolk overgehaald om hem<br />
als Imperator uit te roepen. XIII. 7, 13»<br />
-—I— zyn afkomst. XIII. 8.; en levenswy<br />
ze. 9.<br />
Q 4 GAL-
243 B L A D W Y Z E R .<br />
GALBA; had te yooren het krygsbewind in<br />
Spanje. XIII. 9.<br />
hoe hy zich gedroeg op de tyding van<br />
den opftand tegen NERO. XIII. 11, 12.;<br />
en by zyne verheffing. 13.<br />
gedrag van NERO omtrent zyne goederen.<br />
XIII. 14.<br />
zyne verlegenheid in zyne omftandig-<br />
heden. XIII. 16.<br />
- beloont de eerde boodfchappers van<br />
de vlugt en dood van NERO. XIIL 18.<br />
NYMPHIDIUS SABINUS wordt zyn<br />
tegenfïander te Rome. XIII. 19—22, 29,:<br />
wordt met VIR GINIUS bevredigd.XIII.~24!<br />
-~ wordt door afgevaardigden van den<br />
Raad in Galliën als Imperator begroet. XIII.<br />
wordt van zyne eenvoudigheid door<br />
VINIUS afgebragt. XIII. 26.<br />
«trt— ANTONIUS HONORATUS verzet<br />
zich tegen de woelingen der genen die weder<br />
eenen anderen Imperator wilden aanflel.<br />
len, met eere deftige aanfpraak aan het<br />
krygsvolk. XIII. 31.<br />
zyn groote tegenfïander NYMPHÏ-<br />
DIÜS, wordt, na eene byzondere rol omtrent<br />
hem gefpeeld te hebben, om 't Ieven<br />
gebragt. XIII. 33.: doet alle medepligtigen<br />
ter dood brengen. 34. : geeft hierdoor<br />
veel ergenis en reden tot klagten. 35.<br />
— - laat een onbefchoften en oproerigen<br />
hoop
B L A D W Y Z E R . 149<br />
hoop fchcpelingen , op zyn' weg naar Rome ,<br />
overhoop werpen en maakt zich geduchttr.<br />
XIIL 36.<br />
GALBA; maakt zich gehaat door op eene onvoegelyke<br />
wyze het geven van kostbare gefchenken<br />
tegen te gaan. XIIL 37.<br />
—• • wordt door de handelwyze van VI<br />
NIUS groot ongelyk aangedaan. XIIL 38.<br />
— •• . houdt een ongelyken voet in het ftraffen<br />
van fchuldigen, XIII. 39, 40.<br />
•• ••» zyn, gematigde bedryven worden ongunfiig<br />
beoordeeld. XIIL 41.<br />
beginfels van eenen opftand tegen hem<br />
onder het krygsvolk. XIIL 42, 43.<br />
•" aanmerking omtrent zyn huwelyk met<br />
POPPEA de voormalige vrouw va'.i NÊE.0.<br />
XIIL 44.<br />
VINIUS Helt hem voor om OTHO<br />
tot zynen opvolger te benoemen. XIIL 47.:<br />
blyft daaromtrent befluiteloos. 49.<br />
is by het krygsvolk gehaat het welke<br />
in Germanie eenen oplland maakt. XIII. 49.<br />
— • de Germanifihs krygsbenden begroeten<br />
VITELLIUS als Imperator in zyne<br />
plaats. XIIL 51.<br />
-—• benoemt p 1 s 0 tot zynenopvolger. XIIL<br />
53.: waarna alles zich bereidde om een' afval<br />
van hem te bewerken. 55.<br />
—— de Offerpriester voorfpelt hem het bo.<br />
ven zyn hoofd hangende gevaar van verraad.<br />
XIIL 56, 59.<br />
Q 5 GAL-
s 5° BLADWYZER. 1<br />
GALBA; verdere byzonderheden van den opftand<br />
tegen hem. XIIL 60 — 62.<br />
••• wordt vermoord en zyn hoofd op een<br />
piek rond gedragen. XIIL 63.<br />
verfcheidene byzonderheden 'omtrent<br />
het ter dood brengen van PISO, VINIUS<br />
LACO. XIIL 65.-<br />
1 zyn hoofd wegeworpen en zyn lyk<br />
begraven. XIIL 67.: verdere aanmerkingea<br />
omtrent zyn beftuur en gedrag. 67, 68.<br />
Galeien, van eene buitengewone grootte door<br />
DEMETRIUS en P T O L O M J E U S PHILO-<br />
PATOR gebouwd. XI. 276.<br />
Gallen, een Celtifche Natie, waar zy, na hunne<br />
verhuizing, zich nederfloegen. Bi 357.<br />
wie de eerfte den wyn by hun in-,<br />
voerde, en hen aanzette om naar Italië te<br />
verhuizen. ÏL 357, 358.<br />
-*——— belegeren de Toskaanfche ftad Clttfwm.<br />
II. 359.: zie verder BREN NES<br />
en CAMILLUS.<br />
nieuwe oorlogen tusfehen hen en de :<br />
Romeinen. IV. 376 — 391.<br />
• Gasaten, welk volk onder hun dust<br />
genoemd werden. IV. 377. en aant.<br />
Gallie, zie van de gebeurtenisfen aldaar, in<br />
'c leven van CAESAR. IX. 48. b. enz.<br />
Ganges, Indus, Nyl, Donau, aanteekening<br />
omtrent deze rivierén. IX. 237. aant.<br />
• berigt aangaande deze rivier , en<br />
A L E -
BLADWYZER, aji<br />
ALEXANDER'S krygs ejryfren aldaar. IX.<br />
S37. en aant.<br />
Ganzen., op het Kapitcol , ontdekken den<br />
aanval der Gallen. II. 385.<br />
Gastmalen; aanmerking van PLUTARCH-US,<br />
omtrent het bywoneu van dezelven door<br />
uitmuntende mannen. III. 2,8. a.: zie ook<br />
Maaltyden.<br />
Gastvryheid by de Grieken, ondtyds hpog geëerbiedigd.<br />
I. 82. aant.<br />
Geesfelen; waarom de Romeinen, de misdadigers,<br />
welken zy ter dood wilden brengen,<br />
vooraf geesfelden. II. 147. aant.<br />
Geesten; hoe een Epicurist over het beftaan<br />
van dezelven dacht. XII. 83. b.,<br />
Geheelal, zit Wereld.<br />
Geheimfchryver; by mannen van den degen<br />
was dit ambt oudtyds min aanzienlyk. VUL<br />
Si. aant.<br />
Gelaatkunde; by de Chaldeërs. bekend. VI.<br />
17- b.<br />
Geld; werd oudtyds genoemd naar hetgeen<br />
er op ftond. I. 122. aant.<br />
Geldmunt; te Athene. VI. 401.: te Laceda*<br />
mon. 402.<br />
GELEERDEN; namen van verfcheidene Geleerden,<br />
van'welke in de aanteekeningen,<br />
eenig berigt gegeven wordt.<br />
ANAC HARSIS. 11. 19.<br />
ANAXAGORAS. If. 212. III. 19, 20.<br />
ANAXARCHUS. IX. 3j«<br />
AN-
252 B L A D W Y Z E R .<br />
ANTIOCHUS. VIT. 201. XI. ic bi<br />
APOLLODORUS. I. 300.<br />
APOLLONIUS MOLO. XI. 12. b.<br />
ARCESILAUS. V. 233.<br />
ARISTIDES, de Locrenfer. IV. 17.<br />
ARISTIPPUS. XII. 47.<br />
ARISTO. II. 217.<br />
ARISTOTELES. I. 320. IX. 47.<br />
ARISTOXENUS. I. 420.<br />
CALANUS. IX. 36.<br />
CLEANTHES. III. 20. c.<br />
CRITOLAUS. III. 29.<br />
DAN DA MIS. IX. 36.<br />
DEMOCRITUS. IV. tïëi<br />
DIDYMUS. II. 3.<br />
DIOGENES. I. 4 I 7. Ix. 53;<br />
EPICURUS. VI. 89.<br />
ERATOSTHENES de Cyrenaêr. I. 30c,<br />
EURIPIDES. III. 29.<br />
GORGIGAS de Lemttner. VJI. 49.<br />
HERACLIDES. II. 4.<br />
— _....
B L A D W Y Z E R . 35$<br />
PERIANDER. II. 16.<br />
PLATO. II. 130. aant.<br />
PYTHAGORAS. I. 426.<br />
SciEVOLA. (MUCIUS) XI. 8. b.<br />
SEXTIÜS SYELA. I. 213.<br />
SUCRATES. X. 97, 120. j<br />
STILPO. XI. 173. b.<br />
STRABO. VII. A02.<br />
THEODECTES. IX. 71.<br />
THUGYDIDES. III. 33.<br />
TiMiEUS, de Siciliaan. I. 301.<br />
TüBERO (QUINTUS VII.<br />
247-<br />
VAR.RO. (M. TERENTIUS) I. 200.<br />
XENOCRATES. V. 41. b. IX. 35. X.<br />
83 > 94-<br />
XENOPHON, I. 402.<br />
ZE NO. I. 417. III. 18, X. 280. b.<br />
Geleigeest; leer der Ouden omtrent^dezelven.<br />
XI. 75, aant.<br />
Geluk; Aan het goed geluk, een gewoon formulier<br />
by de Grieken. XI. 70.<br />
— aanmerking over deszelfs wonderbare<br />
werking. IV. 48.<br />
Geringachting; van het begin eener zaak dik.<br />
maals gevaarlyk. IX. 12. b.<br />
Gefchreeuw; uitvverkfels van een ongeloofelyk<br />
fterk gefchreeuw V. 37. b.<br />
Gejlacht, of Generatie; werd by de Romeinen<br />
op 30 jaren gerekend. V. 173. aant.<br />
Ger.
254 B L A D W Y Z E R .<br />
Germanen; zie van hunne ooriogen tegen c JE*<br />
SAK. IX. 51. b. enz. I<br />
Geruchten, of tydingen welke op verafgelegene<br />
plaatfeu vcrfpreid werden, op denzelfden<br />
dag waarop de zaken, waarvan die tydingen<br />
gewaagden , waren voorgevallen; aanmerkingen<br />
daaromtrent. IV. 174, 177. aant.<br />
Gefchenken; in de gewyde Tempels, waren<br />
van byzondere foorten. VI 406. aant.<br />
Gefchiedenis van voortreffelyke mannen; waartoe<br />
dezelve moet dienen. IV. 115. 126.<br />
Getrouwheid der Veldheercn, ten aanzien van<br />
behaalde buit; daarop waren de Romeinen<br />
zeer naauw gezet. VIII. 13. aant.<br />
Gezegden; eenige ftalen van fcherpzinnïge en<br />
merkwaardige gezegden, van<br />
• CESAR AUGUSTUS. I. 225.<br />
• GOK GO, I. 354.<br />
' G E R A DA S. I. 362.<br />
1<br />
1<br />
1<br />
LYCURGUS. I. 376, 377^<br />
LEONIDAS. I. 377.<br />
AGIS. I. 375. 3 7 9. X. 271. b.<br />
' LYCURGUS. I. 376, 377.<br />
ARCHIDAMIDAS. I. 378.<br />
DEM ARATUS, I. 378.<br />
> THEOPOMPUS. en<br />
' PLISTONAX. I. 379.<br />
• ARIGIUS en andere Spartanen. I,<br />
380. 381. 388. '<br />
PISISTRATIDAS. I. 396.<br />
— ARGILIONIS. I. 396.
B L A D W Y Z E R . 255<br />
Gezegden; eenige ftakn van fcherpzinnige cn<br />
merkwaardige gezegden, van<br />
> ANTISTHENES. h 416. III, 6. ...<br />
. 1 NUMA POMPILIUS. I. 419.<br />
« • SOLON, II. 9 , 10, 13, 20, ai, 22,<br />
56, 66, 71, 72, 102,105,ii2,114,122,<br />
123, 125, 127, 129.<br />
. . DEMADES. II. 63.; en VRACO.ald.<br />
. 1 1 , DIONYSIUS, den dwingeland. II. 81.<br />
IV-. 41, 42.<br />
r — — T H E MIST O CL E S. I. 71. II. 211, 223,<br />
226,247, 248, 249, 172, 273, 2<br />
74t 3 I0<br />
«<br />
m • MITROPAUSTES. II. 309.<br />
». CAMILLUS. II. 350.<br />
m — BRENNUS. II. 360.<br />
— Koning PHILIPPUS. III. 7.<br />
, . PERICLES. III. 35, 66, 80, 113,<br />
131, 149.<br />
— .. • ANAXAGORAS. III. 76.<br />
. HIPPOCRATES. III. 142. aant.<br />
„ FABIUS MAXIMUS. III. 19. b. 33.<br />
b. 64 en 65. b.<br />
— ALCIBIADES. III. 49. c. 70. C.<br />
MENENIUS. AGRIPPA. III. 13. d,<br />
m • CORIOLANUS. III. 52. d.<br />
* . EPICTETUS. III. 101. d. aant.<br />
m. — LEOSTHENES, A RIS TI DES, TE»<br />
LECLIDES.1V. 17. 19.<br />
DIONYSIUS, den ouden. IV. 43.<br />
• TIMOLEON. IV. I03.<br />
— — zekeien Romein. IV. 124.
256 B L A D W Y Z E R .<br />
Gezegden; eenige fhleri van fcherpzinnige en<br />
merkwaardige gezegden, van<br />
P A U L U S JEMILIUS. IV. 124. i8r.<br />
• C A T O , den ouden. IV. 227.<br />
• zekeren krygsman. IV. 229.<br />
• zekeren Syhariet. IV. 229.<br />
• ANTIGONUS. IV. 233.<br />
• TIMOTHEus. IV. 234.<br />
• PELOPIDAS. IV. 30*. 353.<br />
184.<br />
M. CATO. V. I49 — I59. l68. \~t.<br />
SE O PAS. V. 181«<br />
P H I L O P O E M E N . V. 3OO.<br />
F L A M I N I N U S . V. 57. b. 58. b.<br />
H A N N I B A L . V. JU b.<br />
• PYRRHUS VI. 33, 34, 35. 99. 127.<br />
C. T. CINEAS, VI. 57.<br />
APPIUS CLAUDIUS. VI, 8a.<br />
• C. FAIiRICIUS. VI. 90, 91.<br />
— — M A N D R I C ID A S. VI. 127.<br />
— P L A T O . VI. I67. 411. XII. 4.<br />
——- MARIUS. VI. 258, 259. 280.<br />
• PINDARUS. VI. 357,<br />
L Y S A N D E R . VI. 363. 424.425. 433.<br />
P H I L O C L E S . VI. 386.<br />
L A C R A T I D A S . VI. 463.<br />
s. j. CJESAR, VI. 15. b.<br />
S U L L A . VI. 77. b. 109. b. VII. 19. b.<br />
C. M E T E L L U S . VI. IOI. b.<br />
c 1 M 0 N. VIL 55.<br />
LUCULLUS. VII. 238, 24I, 243.<br />
Ge.
B L A D W Y Z E R * 257<br />
Gezegden; eenige ftalen van fcherpzinnige ell<br />
merkwaardige gezegden, van<br />
* SOPHOCLES. VII. 345.<br />
* NIC I AS. VII. 396.<br />
' • M. CRASSUS. VII. 46. b. 60. h.<br />
* DE JOTARUS. VIL 60. b.<br />
• • VAGISES. VIL 65. b.<br />
> SERTORIUS. VIII. 44, 6$,<br />
" EU ME NES. VIII. 153.<br />
— — AGESILAUS. VIII. 222, 22Ö, 22f<br />
•—229, 247, 248, 256, 265.<br />
1<br />
POMPEJUS.<br />
159. b. 203. b.<br />
VIII. 25. b* 58. b.<br />
> — ALEXANDER. LX. iS, 21, 23,<br />
241 47, 54» 57, 105, 118, 132, 134.<br />
185, 223, 225, 227,<br />
»• " PHILIPPUS. IX. 26.<br />
1 Dl O GE NES. IX. 54.<br />
• TAXILES. IX. 226.<br />
• PORUS. IX. 234.<br />
— «.— CAESAR. IX. 31. b. 48. b. 95. bé<br />
101. b. 119. b. 139. b.: zie ook. VI. 15. b,<br />
——— CICERO. IX. 151. b. aam. XI. 19 .b.<br />
20. b. 24. b. 26. b, 65. b. 68. b. 69. b.<br />
75- b. 93. b. 101. b. 302. b,<br />
r—-— ANTIPATER. X. 5.<br />
PHOCION. X. 16, 18, 23, 28, 29,<br />
30, 31— 36, 38/50, 52, 53 — 59, 65,<br />
66, 71, 7&— 82.<br />
' • DE MOS THE NES. X. 19. XI. 3ö*<br />
51, 83, 94, 96, 106.<br />
XIIL DEEL. R G*-
*58 B L A D W Y Z E R .<br />
merkwaardige gezegden, van<br />
— — D E M A DES. X. 71 , 97.<br />
X E N O C R A T E S . X. 95.<br />
S O C R A T E S . X. 97. aant.<br />
• • C A T O den jongen. X. 15. b. 31. b*<br />
47. £. 4S. b. 75. ^. 122. b. 127. £. 158.<br />
161. b. 165. b. 167. b.<br />
• C L E O M E N E S , X. 312. £.313.<br />
— TI1JEKIUS G R A C C H Ü S . X. 64. C.<br />
> C A J U S G R A C C H U S . X. 64. f.<br />
— CREOiiïtüS. XI. 60.<br />
• • C A T I L I N A . XI. 36. b.<br />
— • A N T I G O N U S . XI. aoi. b. 52. f.<br />
• H Y i! R E A S. XI. 52. C.<br />
• C L E O P A T R A . XI. 67.<br />
DION. XII. 15.<br />
• A R I S T I P P U S . XII. 47.<br />
• T H E STA. XII. 53.<br />
P O R C I A . XII. 30. b.<br />
- CASSIUS. XII. 69. b. 90. b.<br />
— A N T O N I U S . XII. 116. b.<br />
. L U C I L I U S . XII. 115. b.<br />
. M E S S A LA. XII. 122. b.<br />
. CAESAR A U G U S T U S . Xlf. I2Ö. b.<br />
- A R T A X E R X E S M N E M O N. XII. I I.f.<br />
12. C. 13. C.<br />
C Y R U S . XII. 21. C.<br />
• T I T U S VINIUS. XIII. 12.<br />
- • A N T O N I U S H O N O R A T U S . XIIL 31*<br />
• ' O T H O . XIIL 106, 108.<br />
Gier ;
B L A D W Y Z E R .<br />
Gier; een voorwikkende vogel by de Romei&<br />
nen, nïet by de Grieken. ï. 192. aant.<br />
GOD; begrippen van . PLU TAK. c HU s omtrent<br />
dit wezen en deszelfs dienst. ï. 39. :<br />
en waarom de Godheid traag is in het<br />
Itraffen der boozen. 42.<br />
— hoe PLUTARCIÏUS dacht omtrent<br />
de verkeering der Goden met de menfchen,<br />
I en derzelver liefde voor Dichters en voorname<br />
Staatsbeltuurders. I. 435 — 438.: hoe'<br />
PYTHAGORAS daarover dacht. 447. 449.-<br />
m afbeelding van de Goden te maken ,<br />
door NUMA verboden. I. 449.<br />
gevoelen van SULLA, omtrent zyn'<br />
befhiur van menfchelyke zaken. VI. 20— 2a.<br />
b.: aanmerking van Egyptifche Wysgeeren'<br />
daaromtrent. IX. 115.: zie ook. X. 10.<br />
Godsdienst; trekken van Godsdienftige gevoelens<br />
by Romeinen en Grieken. II. 354, 355,<br />
362, 39S, 420. III. 13. b. 72. d. IV. 12I0<br />
enz.<br />
— naauwgezetheid der Romeinen op denzeiven.<br />
IIL 58. d. IV. 121, 382, 384, 385.<br />
hoe de Wysgeeren dien befchreven.<br />
IV. ifll. IX. 280 en 164, b. 172. b.<br />
Goede; befchryving van de viering van hef<br />
feest van de Godin, by de Romeinen genoemd,<br />
de Goeds; en by de Grieken , de.Godin<br />
der vrouwen, IX. 25. b.: byzonder voor.<br />
val met CLODIUS op dit feest. ad. b. XI»<br />
48, §0 en 73. b.<br />
R a er-»
seo BLAD WYZERi<br />
Gordynen; het gebruik van dezelve voor de<br />
0<br />
deuren zeer oud. IX. zot. aant.<br />
GORGIAS; de vader der Sophisten. VII 49.<br />
aant.<br />
GORGO, huisvrouw van den dapperen LEO-<br />
NIDAS; haar fcherpzinnig antwoord aan<br />
eene buitenlandfclie vrouw. L 354.: zie ook<br />
3 R<br />
4-<br />
Goud- en Zilvermunt: wetten daaromtrent te<br />
Lacedamon. VI. 402, 403.<br />
GHACCHUS, Cr 1 BERIUs) de Vader van<br />
TIBERICS en CAJUS; wegens zyne deugd<br />
beroemd. X. 3. c.<br />
•' zyn huwelyk met CORNELIA de<br />
dochter van SCIPIO. X. 4. e.<br />
- aanmerking omtrent het gebeurde met<br />
een paar Hangen in zyn bed gevonden. X.<br />
5. c. aant.<br />
GRACCHUS; (TIHERIUS en CAJUS)verfchil<br />
tusfehen deze twee broeders ten aanzien<br />
van hunne gelaatstrekken en ligchaamsbewegingen.<br />
X. 7. c.: \an hunne huishoudelyke<br />
levenswyze en van hunne tafel. 9.<br />
c.: punten waarin zy met eikanderen overeen<br />
kwamen, 11. c.<br />
- (TIBERIUS) APPIUS CLAUDIUS<br />
verlooft aan hem, wegens zyne deugd, zyne<br />
dochter. X. 12. c. 13. c, aant.<br />
- blyken van zyne dapperheid. X. 14. c.<br />
" • • — brengt een verdrag met de Numantyven<br />
tot ftand. X. 16, c: wordt op de<br />
vrieB;
B L A D W Y Z E R .<br />
Vriendelykfte wyze 'vervolgens door hun<br />
onthaald. 17. ei: verfchillende oordeëlvéffirigen<br />
te Reme over zyn gedrag. 18. c.<br />
GRACCHUS; Cr IE E mus) uitvoerig berigt<br />
van zyne pogingen om de veroverde<br />
landeryen, die den Staat behoorden ,<br />
onder de armen te verdeden , waaruit<br />
zoo veel onheil voor hem geboren werd.<br />
X. 23. c enz.: doet ten dien einde eene<br />
treffende aanfpraak. 25. c.i geeft een blyk<br />
van edelmoedigheid aan zynen tegenfïander<br />
OCTAVIUS. a8. c.: wordt belaagd. 29. c :<br />
zoekt OCTA vius door de redelykftc voorftellen<br />
ten voordeele der -armen, vruchteloos<br />
overtehalen. 31. c. 32. c: OCTAVIUS<br />
blyft, uit lage vrees voor de ryke landbezitters,<br />
by zyn gedrag tegen T-iBEiuub<br />
33. f.: OCTAVIUS met geweld uit -zynen<br />
post gezet. 34., c. de wet der landv'érdea.<br />
ling komt tot ftand. a!d.<br />
raakt wegens zyne hanïleHjng vr.n zekeren<br />
MUCIUS tot Tribuun in oen haat<br />
der grooten» X. 34. c. : de Raad weigert<br />
hem eene tent by de lan'dsve'rdceling: het<br />
daggeld gefield op negen ftuivers. 35. c.<br />
byzonderheid by liet bigraven van<br />
eenen zyner vrienden. X. 35. cl<br />
zyne verlegenheid op eene vraag van<br />
eenen ANNIUS, met opzigt tot het mishandelen<br />
van zynen ambtgenoot OCTAVIUS.<br />
X. 39: c.<br />
R 3 Gu AC«
f§9 B L A D W Y Z E R .<br />
GR ACCnus; (r;B ERIUS) dalen van zyne<br />
kracht om te ovenreden en nadrukkelyke<br />
voordragt. X. 39. c.<br />
s verdedigt het regt des volks om eenen<br />
Hechten gemeentsman af te zetten. X. 40. e.<br />
• doet nieuwe voordellen om het volk<br />
op zyne hand te krygen. X. 42. c.: zyn<br />
tegenparty heeft de meerderheid en hy komt<br />
zelf in gevaar. 43. c.<br />
kwade voorteekenen ontroeren hem.<br />
X. 44. c: komt met toejuiching op het kapitool.<br />
45. c.<br />
-~ komt met vele" anderen, ineen oproer,<br />
om .het leven. X. 49. c: aanmerking omtrent<br />
dit oproer, ald.: gruwlykbeden aan<br />
zyn lyk en zyne vrienden gepleegd. 50. c.: -<br />
ftoulmoedig antwoord van eenen zyner vrien<br />
den aan NASICA. 51. c.<br />
het volk vaart hevig uit tegen NASI<br />
CA, als de aandoker van den bedreven'<br />
moord.X . 5a. e.<br />
(CAJUS) verwisfeit zyne dille levenswyze;<br />
wordt door het vojjc toegejuicht!<br />
en door de gfooten gevreesd. X. 54, 55. c.<br />
58. c.<br />
gaat als Qu&stor, met den Conful<br />
ORESTES, naar Sardinië X. 56. c.<br />
geeft blyken van deugd en dapperheid.<br />
X. 57- c.<br />
wordt befchuldigd dat hy als Quaestor<br />
vroeger terug kwam dan de Conful,<br />
en
B L A D W Y Z E R . 263<br />
en wordt, op zyne verdediging, vrygefproken.<br />
X. 59. c.: als ook wegens eene andere be.<br />
fchuldiging. 60. c.<br />
GRACCHUSJ (CAJUS) tegen den zin der<br />
aanzienlyken, en door een' buitengewonen toevloed<br />
des volks tot Tribuun verkoren, maakt<br />
het volk gaande tegen de mishandeling van<br />
zynen vermoorden broeder. X. 62, c.: zyn<br />
verder gedrag als Tribuun. 63. c. 65. c.<br />
— — zyn voordel omtrent de regterlyke<br />
magt, door 't volk aangenomen, verfchaft<br />
hem een groote magt in den Raad ten voordeele<br />
des volks. X. 67. c.<br />
. was geliefd by het volk hetwelk hy<br />
fteeds vriendelyk bejegende. X. 68. c.<br />
m verbetert en verfraait de wegen. X.<br />
69. c.<br />
m doet, voor de tweedemaal Tribuun geworden<br />
, nieuwe voordellen. X. 71. c.<br />
.. de Raad poogt hem in de kunst om<br />
het volk te believen de loef aftewiniien. X.<br />
72. c.<br />
• • •• wordt, na zyn vertrek als opziener<br />
over de herbouwing van Carthago, door LI-<br />
VIUS DRUSUS heviger aangevallen. X. 74.<br />
c.; en onder ongegronde verdenkingen gebragt.<br />
75. c.<br />
. • kwade voorteekenen by de herbouwing<br />
van Carthago. X. 77. c<br />
•m- zyn invloed begint te verzwakken. X.<br />
R 4 7§. *•*
*64 B L A D W Y Z E R .<br />
78. c.: en geraakt in eenen hevigen ftryd<br />
met zyne ambtgeuooten. 79. c.<br />
GRACCHUS; C^AJUS) wordt te leur gefield<br />
in bet verkrygen van de waardigheid van<br />
Tribuun. X. §0. c.<br />
«— alles in 't werk gefield om een voorwendfel<br />
te bekomen om hem van kant te<br />
maken. X. 81. c.<br />
:— het ombrengen van eenen der Lïctors,<br />
die zynen aanhang voor Hechte burgers had<br />
uitgemaakt, geeft aanleiding tot de gruwelykfie<br />
bedryven. X. 82. c.<br />
• • de Raad neemt een ; belluit om den<br />
aanhang van CAJUS, als waren zy tyrau»<br />
nen, te verdelgen. X. 84. c.<br />
1 ' aandoenlyke aanfpraak van zyne<br />
vrouw aan hem, toen hy ongewapend naar<br />
de markt ging. X. 86. c. .<br />
trotsch antwoord van den Conful<br />
opiMius aan den jongflen zoon van FUL-<br />
VIus gegeven. X. 87. c: FUL.VIUS om<br />
'c leven gebragt. 89. c.<br />
laat zich, in zyne vlugt, door zynen<br />
flaaf doorfleken. X. 91. « gruwelyke mishandeling<br />
van zyn lyk en van de overige vermoorden,<br />
ald. en 92. c.<br />
opiMius ergert het volk door het<br />
nichten van eenen Tempel voor de Eendragt.<br />
X. 92. c.: en moet eindelyk nog zyne da.<br />
gen in eeroosheid doorbrengen, van elk<br />
gevloekt. 94. c.<br />
GRAC-
B L A D W Y Z E R . 265<br />
0<br />
GRACCHUS; CC A J u S) de GRACCHUS*<br />
s E N vereerd. X. 94. c.<br />
• grootmoedig gedrag van zyne moeder<br />
CORNELIA. V. 95. C.<br />
•• vèrgelyking van hem met AGIS en<br />
CLEOMENES. X. 99. C.<br />
• i (TIBERIUS en CAJUS) het bejagen<br />
van de gunst der menigte had, ten<br />
aanzien van hnn, de rampzaligfte gevolgen.<br />
X, 220. b.<br />
Graffchrift; op Helden. IVJ 230.<br />
Graflieden; hoe oudtyds verfierd werden. V.<br />
99. aant.<br />
Grieken, Buiten • Grieken; wie dus genoemd<br />
werden, VIL 405. aant.<br />
Örieksch; deze taal was ten tyde van PLU*<br />
TARCHUS, te Rome zeer gemeen. Li 5, 6.<br />
Grieksch Bondgenootfchap ten tyde van DE-<br />
MO STHE N-ES. XI. 61, 74, 97.<br />
Gunst van het volk te winnen; waarvan men<br />
zich daartoe oudtyds bediende. \\.
s.66 B L A D W Y Z E R .<br />
Gymnofophisten; hunne gewoonte van zich Ie- 1<br />
vendig op eenen brandftapel te laten verbranden<br />
, by het minfte ongemak van ziekte. IX.<br />
aói.: voorbeeld daarvan IIICALANUS. ald.<br />
Gyrifznen; een geheel onbekeride naam. VIII.<br />
9. aant.<br />
Haar; jongelingen, in Griekenland, oudtyds<br />
gewoon hetzelve van 't voorhoofd weg te<br />
i'cheren. I. 65.: daarna ook by krygs lieden<br />
de gewoonte om den baard af te fnyden.<br />
I. 66.<br />
Haard/leden ; oudtyds onder de fchuil- en<br />
vryplaatfen gerekend. II. 291. aant.<br />
Hand opjleeken; by de Spartanen een blyk van<br />
overwonnen te zyn. I. 376. aant.<br />
Handwerken by de Spartanen ; onedel en flaafscft<br />
gehouden. I. 392, 393.<br />
1<br />
door soi.oN aangemoedigd. H.88,89.<br />
HANNIBAL; zyne krygsbedryven in Italië.<br />
III. 10. b. enz.<br />
aanmerking omtrent zyne overwinning<br />
op de Romeinen behaald, in den flag by<br />
Cannen. Hl. 47. b.\ gevolgen daarvan. 48.<br />
IV. 395.<br />
heeft het meest te doen gehad met<br />
FABIUS MAXIMUS en MARCEL I. US«<br />
III. 53. b. IV. 395 — 407. 441 -460.<br />
veriaat balie, en wordt by Carthago»<br />
door SCIPIO, verdagen. III. 72. b.<br />
verfchillende berigten omtrent zyn uiteinde.<br />
V. 68. i.<br />
IlAX»
B L A D W Y Z E R , 267<br />
HANNIBAL; edelmoedig gedrag van SCIPIO<br />
omtrent hem. V. 70 b.<br />
Harmost; de naam van den opperften Magi«<br />
ftraatsperfóon te Theia. XI. 258. b. aant.<br />
Harmosten, by de Lacedtemoniers; welke dezen<br />
waren. IV. 276. aant.<br />
HAP*PALUS ; poog: de Athenienfers door<br />
zyne omkoping.n u bederven. X. 68: laat<br />
eene prachtige grafftede voor zyne Minna<br />
res PVTTHIONICE oprigten. 70.<br />
1<br />
^Opt van ALEXANDER UÏt Aflt<br />
weg naar Athene. XL 88.: zyne handeling<br />
met D E M o s ï H I' N È s. 90.<br />
Har poerates; een Egyptifche Godheid. J, 208.<br />
aant.<br />
Hasta ctslibafis; wat dus genoemd werd. I.<br />
215. aant.<br />
HE CAL E; wat het oud verhaal van haar<br />
zegt. I. 86.<br />
Heerschzucht der Vorflen ; aanmerking daaromtrent.<br />
VI. 46, 51.<br />
> - aanmerkelyk gefprek van CINEAS met<br />
PYRRHUS, om deze onveizadelyke<br />
zucht in hem te beteugelen. VI. 56 — 61.<br />
HEGESIAS; verfchillende beoordeeling van<br />
een zeker zeggen van bert. 3 by het verbranden<br />
van den tempel van DIANA te Ephe*<br />
fus. IX. 12 aant.<br />
Heiligfchennis; te Athene, g ftraft. II. 45.<br />
HELE NA ; verhalen omtrent hare lchaking.<br />
L -45—149-
268 B L A D W Y Z E R .<br />
Hekpolen, van DEMETRIUS, hoedanig toegefield<br />
waren. XI. 205. b. aant. 206. b.<br />
Heïicea; de voornaamfte vierfchaar te Athene,<br />
van burgeriyke regtzaken. X. 49. aant.<br />
Heliopolis; eene ftad aan den Nyl. II. 103.<br />
HELLANICUS; er zyn twee Historiefchryvers<br />
van dien naam geweest. I. 95. aant.<br />
Hellejpont; fchipbrug daarover gellagen, door<br />
XERXES. II. 266. aant.<br />
Heloten; vanwaar zy dien naam dragen, I.<br />
333. aam.: zie ook van hun. 404.<br />
HEPH/ESTION; verbazende kosten welke<br />
A L E X A N D E R aan de tombe van dien<br />
gunfteling befteedde. IX. 270 — 272.<br />
Heraclea; verfcheiden fteden dus genoemd.<br />
VII. 32. aant.<br />
Heracleum; tempel van MINERVA op Sala*<br />
mis. II. 255.<br />
HERACLIDES, de Portier; een beroemd<br />
Wysgeer, leerling van PLATO en ARIS-<br />
TOTELES. II. 4. aant. 374. aant.<br />
HERACLIDES; zyne bedryven en dood. XII.<br />
85, 119, 121. I 3o, 133.<br />
H E R A C L I T U S ; zyne gedachten omtrent de<br />
fcheiding van ziel en ligchaam. I. 273.<br />
Hcraea; een feest te Argot, ter eere van ju-<br />
NO. VI. 147. aant. t<br />
HERCULES; deszelfs heldhaftige bedryven.<br />
I. 69 , 79, 126.<br />
• infteller der Olympifche fpelen. I. 123.<br />
aant.<br />
HER-
B L A D W Y Z E R . 269<br />
HERCULES; zyn echte geflachtlyst. I. 303.<br />
aant.<br />
Heriemorien; gemeene landbouwers te Athene.<br />
11. 51.<br />
HERMIPPUS; Levensbefchryver der Wetgeveren.<br />
I. 316. aant.<br />
HERODES; Koning der Joden, kiest met<br />
eenige legioenen de zyde van CAESAR. XI.<br />
162. c. 165. c.<br />
Hestsata, nu Negroponte; een zeeftad van<br />
Euboea. II. Z36. aant.<br />
HlCETAS, Zie TIMOLEOiV.<br />
tlierapolus; de Asfyri/che VENUS, haar tem.<br />
pel voor de rykfte gehouden, door CRAS<br />
SUS bemagtigd. VII. 63. b.<br />
HIERONYMUS, de Cardianer; een Griekfiche<br />
Gefchiedfchryver. VI. 77.<br />
Hierophant, te Athene; waarin deszelfs ambt<br />
beftond. IV. 266. aant.<br />
Hippoboten; wie dus genoemd werden. III.<br />
90. a.<br />
HIPPOCOON; wie geweest zy. I. 145. aant.<br />
0 HIPPOCRATES, de Wiskundige; onderfcheiden<br />
van HIPPOCRATES, den Geneeskundigen.<br />
II. 11.<br />
HOMERUS; PISISTRATUS bragt zyne<br />
Gedichten byeen. I. 104. aant.<br />
• zyne Gedichten door LYCIJRGUS het<br />
eerst volkomen bekend gemaakt. I. 312.<br />
* loffpraak aan hem gegeven. IV. 98. en<br />
aant,<br />
Ho-
27° B L A D W Y Z E R ,<br />
HOMERUS; aanmerking omtrent dien fchry.<br />
vcr. V. 243. aant.<br />
• zyn Ilias het geliefde handboek van<br />
ALEXANDER. IX. 32.<br />
• aanmerking omtrent zyne fchetzen<br />
van de dapperheid. X. 13. aant.<br />
Hond; byzonder voorbeeld van deszelfs ge*<br />
trouwheid. II. 245.<br />
Hoofdkrabben met éénen vinger; zie over de»<br />
ze uitdrukking. VIII. 134. aant. IX. 13. b.<br />
Hoogmoed; van byzondere perfoonen en volken<br />
, volgens het gevoelen der Heidenen,<br />
meermalen door de Goden vernederd. VII.<br />
354. aant.<br />
Hoon; men toont zich over hoon meer gebelgd<br />
dan over fchade. IV. 80.<br />
Hoornen; Iets op zyne hoornen hebben; waarvan<br />
deze Nederlandfche fpreekwyze af komflig is.<br />
Vil. 26. b.<br />
Horoscoop trekken; aanmerking daaromtrent. L<br />
201.<br />
Horoscopen; het trekken van dezelven van<br />
ouds bekend. ï. 200.<br />
Huwelyk; van eenen halven Broeder met zyne<br />
halve Zuster volgens eene Wet van SOLON<br />
geoorloofd. VII. 22. aant.<br />
wetten van SOLON omtrent de huwelyken.<br />
II. 78 — 82.<br />
• van ANTIOCHUS met zyne ftiefmoe-<br />
der STUATONJCE. XI. 252. b.<br />
Htfc
B L A D W Y Z E R . 271<br />
Huwelyken, by de Spartanen. I. 355, 356,<br />
5° 6<br />
-<br />
Huwelyksplegtigheid. VIII. 13. b.<br />
Huwelyksvei bintenisfen ; eene byzondere wet<br />
omtrent dezelve by de Athenienfers. VI.<br />
364. #<br />
Hyacinthia; "een feest der Lacedcemoniers. V.<br />
48.
272 B L A D W Y Z E R *<br />
in het leven van GALBA. XIIL 17, 18.'<br />
Ichor, bloed; aanteekening omtrent dit woord<br />
in onderfcheiding van haema, IX. 117. aant.<br />
Mum; verrigtingen van ALEXANDER aldaar»<br />
IX. 18.<br />
Illyrjum; hoe thans genoemd. I. 9. aant.<br />
Imperator ; wanneer die eernaam aan iemand<br />
gegeven werd. VII. 61. b.aant.x deszelfs gewaad.<br />
79. b. aant,<br />
»—— aanmerking omtrent dezen naam. XI.<br />
151. b, aant.<br />
Imperatoren, der Romeinen; aanmerking omtrent<br />
derzelver fchielyke lotverwisfelingen.<br />
XIII. 5.<br />
Indiaanfche Wysgeeren ; gedrag van ALE<br />
XANDER omtrent dezelven. IX. 245—248.<br />
Indien; optogt van ALEXANDER derwaarts,<br />
iV. 145. IX. 228.<br />
INE; aanmerking omtrent deze Godin, de<br />
moeder van BACCHUS. II. 337. aant.<br />
Interregnum; tusfchenregering by de Romei»<br />
nen, wanneer plaats had. VIII. 149. aant.<br />
JON van Chios (nu Scio~); een bekend Treurfpeldichter.<br />
I. 105. aant.<br />
Jongelingfchap ; hoe de Spartanen dezelve bepaalden.<br />
VIII. 258.<br />
"Ionie; in latere tyden , wegens weelde, dartelheid<br />
en verwyfdheid befaamd. I. 313,<br />
aant.<br />
Joniers; waarvan afkomftig. II. 238.<br />
IPHITUS; wie geweest is. 1. 67, aant. 299.<br />
aant. IP H i-
B L A D W Y Z E R . - .<br />
IPHITUS; infteller der Olympifihe fpelen, I.<br />
=99. 39°lYtnen;<br />
wie by de Spartanen dus genoemd<br />
'werden. I. 369.<br />
ISJEÜS; de leermeester van DE MOSTHE-<br />
NES. XI. 18.<br />
Ismenus; een Rivier by Thebe. II. 18. aant.<br />
ISOCRATES; een Grieksch Redenaar. XI. 19.<br />
ïsthmus ; gedenkwaardige zuil , aldaar door'<br />
•<br />
THESEUS, opgerigt. I. 122.<br />
1<br />
hthmifche fpelen ingefteld. I'. 123.: zie'<br />
dok V. 35. b. aant.<br />
< - eene landengte van Peïoponnefus.<br />
239. aant.<br />
II.-<br />
J u u A ; berigt aangaande dezen Historiefchryver.<br />
I. aio. aant. ®<br />
jfudcéat döör POMPEJUS vermeesterd. VIII.<br />
108. b.<br />
JUGRUTHA; aan SULLA overgeleverd. VI.<br />
189.: zyn uiteinde. 19?.<br />
.JUNO MONETA; waarom dus genoemd. I.<br />
«39. aant.<br />
JuP 1 TLR ; waarom FERÉTRIUS genoemd.<br />
1. 219. aant. IV. 393.<br />
waarbm STUTOR genoemd. I. dit.'<br />
JUPITER CAPITOI.INUS; byzonderheden'<br />
voorgevallen by de bouwing en in wydhlg varr<br />
deszelfs tempel. II. 165, 167.: deze tempel<br />
daarna driemaal herbouwd. 17b.<br />
'— aanteekening omtrent zyn vermaard'<br />
ftandbeeld te O/ympia. IV. 18. aant.<br />
XIIL DEEL. S
274<br />
B L A D W Y Z E R .<br />
JustUiam; ftilflaad van re.gtszaktn. VI. 30.<br />
b, aant.<br />
IXÏON; aanmerking omtrent deszelfs fabel.<br />
X 215. *.<br />
Kalender} zie Almanak.<br />
Kampvechters der Grieken; hoe zy gewoon<br />
waren hunne ligchamen te verfterken. XII.<br />
102. c.<br />
Kap; dezelve werd te Athene alleen door ongeftelden<br />
gedragen. II. 28. aant.<br />
Kapellen; van de Vrees, van den Dood, en<br />
van den Lach, te Lacedcemon. X. 298, b.<br />
Karakter; aanmerking daaromtrent. VIII. 28.<br />
Ken 11 zeiven; eene beroemde fpreuk. XI. 10.<br />
Keurjieen; waarin de witte van den zwarten<br />
was onderfcheiden. L 344. aant.<br />
Kidaris; een Koninklyke Perjiaanfche muts.<br />
II. 338. aant.<br />
Kimbren; befchryving van hunnen inval in Ita*<br />
lie; derzelver gevechten met MARIUS en<br />
CATULUS, en nederlaag. V. 214 —242.<br />
. hunne fioutmoedigheid in het over-'<br />
trekken der Alpen. VI. 228.: hun koperen<br />
Hier was niets dan hun veldteken. 229.<br />
aant.i hunne krygstoerusting. ,235.: hun<br />
gruwelyk bedryf by hunne nederlaag 239.<br />
»• aanmerkingen omtrent den oorfprong<br />
van dien naam, en de oude woonplaats van<br />
dit volk. VI. 192. en aant.: hun karakter.<br />
195.: dreigen ItaV.s met eenea verwoestenden<br />
inval. ald.<br />
KitS'
B L A D W Y Z E R . 275<br />
Kimmeriers; dezelfde als de Ktmbren. VI. 194..<br />
zie verder Ktmbren.<br />
Kinderen; op onderfcheidene wyzen by de<br />
Romeinen verfierd. VIII. 39. aant.: handelwyze<br />
van SERTORIUS omtrent dezelven.<br />
ald.<br />
• wat dezelve aan hunne ouders, voor<br />
hunne opvoeding, verpligt waren. VIII. 294.<br />
aant.<br />
Kinderljke ouderdom; hoe lang by de Spartanen<br />
duurde. I. 369. aant.<br />
Koning; wanneer deze het best van allen de<br />
kroon waardig is. I. 489.<br />
oudtyds eene algemeene benaming van<br />
elk opperhoofd, XI. 3. b.<br />
Koningen Cl) L, 't laatfte vers; I. 317. aant.<br />
Koningen', waardoor zy het best de gemoederen<br />
kunnen winnen. X. 313. b.<br />
——— of hunne broeders hunne beste raadslieden<br />
zyn. X. 369. b. aant.<br />
Koophandel; dezelve was oudtyds reeds in<br />
veel aanzien, tl. n.i voorbeelden hiervan.<br />
ald.: de namen van koopman en fchipper,<br />
by de Grieken en Romeinen, waren genoe/zaam<br />
van eene zelfde beteekenis. 1^aant!<br />
Koper; hiervan werden de oudfte wapennis»<br />
tingen en het gereedfchap voor den akkerbouw<br />
gemaakt. I. 158. aant.<br />
Kotylusi eene Griekfche maat, bevattende ze«<br />
glazen of behoorlyke tongen. II. 386. aant é<br />
Kranfen; met deze werden de Haven verfierd,<br />
S a kj,
£76" B L A D W Y Z E R .<br />
by het aanbrengen van blyde boodfchap-<br />
pen. I. no. aant.<br />
Krygsèelooningen; hoe dezelve gegeven wer<br />
den by de Grieken. III. 25. c. aant.: waar*<br />
in beftonden by de Romeinen III 7 d.<br />
Krygsbevelhebbers ; lesfen voor dezelven. III. 19.<br />
b. 80. b. IV. 148. 156. en aant. 227 — 235.<br />
241, 302, 316, aant. VI. 117, 136.<br />
aant. 180, 206. VII. 154, 218. IX. 132. b.<br />
aant. enz.<br />
Krygsman; hoe hy bekwaam gemaakt werd.<br />
V. 239.<br />
Krygsftraf; aanmerking omtrent eene zekere<br />
by de Romeinen van ouds gebruikelyke<br />
krygsltraf. VII. 35. b. aant.<br />
Krygs -Tribunen; wanneer en waarom dezen<br />
aangefteld werden. II. 326* aant.<br />
Krygstucht; van MARIUS, door zyn volk'<br />
als biliyk en heilzaam befchouwd. VI. 200.<br />
—— verzuim daarvan allerverderfelykst.XÏII.4.<br />
Kunstenaars; namen van verfcheidene kunste<br />
naars , waarvan in de aanteekeningen eenig<br />
b.rigt gegeven wordt.<br />
AGATHARCHUS. III 53. 55. c.<br />
APEI.LES, XI. sli. b.<br />
ARCHIMDES. IV. 414.<br />
ARISÏOPI-ION. III. 54. C.<br />
ARTEMO. UI. 106.<br />
BATHYCEES, de Magnefier, II. 19.<br />
MELANTHUS. XII. 127. c,<br />
N E ACLES. XII. ia8. c.<br />
Kan'
B L A D W Y Z E R.<br />
Kunstenaars;, narren van verfcheidene kunste<br />
naars , vvaa an in de aanttekeningen eenig<br />
berigr ge, en wordt.<br />
Nu O M A C H U S . IV. 97.<br />
P - MP' H : L ' us. XII. 127. c.<br />
PA Na; li us. XI; 47,<br />
PoLYGNTT US. Vi[. 21.<br />
pROTOG ENtS. X. 2IO. £.<br />
Ï I M A N T H E S . XII. 18®. c. aant.<br />
Zoï LUS. XI. 208. b.<br />
Kunstftukken; der Grieken te i?o?«£? opeenge-<br />
lluwd, door de vlammen vernield. XI. 212.<br />
b. aant.<br />
Kwaaafpreken; van overledenen en levenden,<br />
door S O L O N verboden. II. 83.<br />
Labyrinthiis, of Doolhof, op het eiland Crc<br />
ta; wat dezelve geweest zy. I. 90.<br />
LacedcemotJ; zie Sparta.<br />
Laconij'che uitdrukkingen; in welke de kinde<br />
ren oer Spar tanen onderwezen werden;<br />
eenige frasltjes van dezelven. I. 375—381.<br />
395» 396.<br />
L J B V I N U S ^ Bevelhebber der Romeinen,<br />
door PYRRfius overwonnen. VI. 76.<br />
L A M I A ; eene geliefde byzit van D E M E <br />
T R I U S . XL 192. b. 200. b.i wordt door<br />
hem overdadig befchonken. 224. b.\ verde<br />
re byzonderheden van haar. 225—228. b.<br />
Landbouw; loffpraak over denzelven. V. 241.<br />
Landengte; tusfehen de Roode en Egyptifche<br />
zee; zie daarvan. XI. 8. c. 158. c.<br />
i> 3 Lan*
M B L A D W Y Z E R .<br />
Landeryen; welke gewoonte de Romeinen<br />
hadden omtrent die, welke op hunne naburen<br />
veroverd waren* X. 2c. c.<br />
Landfchapptn; zit ook Steden.<br />
Langkopers, by de Grieken', wie waren. XI.<br />
23. aant,<br />
LAOMEDON, de Orchomenier; verhaal van<br />
hem. XI. 22.<br />
Larentalia-, twee feesten van dezen naam te<br />
Rome. I. 175.<br />
latomia, fleengroeven; de gewone gevangenisfen<br />
te Syracufe. VIL 400. aant.<br />
Laurenfum; eene Had in het oude Latium. I.<br />
252. aant.<br />
Laureum; een gebergte aan den zeekant van<br />
Attica. II. a 18. aant.<br />
LAVERNA; de befchermgodin der dieven.<br />
VI. 21. b. aant.<br />
leermeesters; waren, by de Ouden, de Haven.<br />
I. 343. aant. zie Padagogen.<br />
Legioen; uit hoe veel man hetzelve befiond,<br />
ten tyde van ROMULTJS. I. 236,<br />
Legioenen by de Romeinen; hoe,groot dezelve<br />
waren. I. 236. aant.<br />
LENTULUS (CORNELIUS) SURA; zie van<br />
dezen aanhanger van CATILINA in 't le.<br />
ven van CICERO. XI.41. b. 45. b. enz.<br />
LEONIDAS; zie van hem in 't leven van<br />
AGIS. X.243. ?nz.: ALEXANDER. IX.<br />
LE-
B L A D W Y Z E R . 279<br />
LEONIDAS; Leermeester van ALEXANDER.<br />
IX. ril, 91, i°4-<br />
LEONIDAS; deszelfs afkomst. X. 224 b.-.verder<br />
berigt van hem. 225 , 226. b. 236. b.<br />
238. b. 247. b. 248. b.: zie verder van zyne<br />
oneenigheden met Koning AGIS. 249. enz.<br />
. dwingt na het ombrengen van AGIS,<br />
deszelfs weduwe de vrouw te worden van<br />
zynen zoon CLEOMKKES, X. 277. b.:<br />
zie verder CLEOMENKS.<br />
LEOSTHENES; een beroemd krygsovetfte<br />
IV. 16.<br />
LEOT\C ÜIDAS; zoon van M E NARE S, Koning<br />
van Sparte. I. 349*<br />
LEPIDUS; zie ook van hem in 't leven van<br />
POMPEJUS. VIII. 39. b. enz. en XI. 38. c.<br />
40. c. 127. c.<br />
Lesche; eene zekere plaats in Sparte. I. 362 ,394.<br />
Leucas of Leucadia; een Eiland in de jfonifche<br />
zee, nu St. Mama. H. 290. aant.<br />
Leuctra; graf van zekere ongelukkige maag.<br />
den in de vlakte van die Had. IV. 303.:<br />
byzonder voorval aldaar aan PELOPIDAS<br />
gebeurd. 305.<br />
Livensbefchrjyer; waarop deze, in zyne verhalen,<br />
te letten hebbe. VIL 13.<br />
Levensregel; aanmerking daaromtrent , met<br />
toepasfing op eene flaatsregeling. VIII. 289.<br />
Leviticus XIX. 13.; opgehelderd. I. 61. aant.<br />
Liberalia; onderfcheiden van de Bacchsnalia.<br />
IX. 148. b. aant,<br />
S 4 Li-
aSo B L A D W Y Z E R.<br />
Libethrd; eene ftad en Tirade. IX. 55.<br />
roedendragers: waarvan dit woord is<br />
afgeieid. I, 262.<br />
LICYMNIÜS; zyne afkomst en grafftede.<br />
VI. 156.<br />
aanmerking van PLATO omtrent dezelve.<br />
I. 286. aant.<br />
• • onnatuurlyke tot jongelingen te Sparte<br />
niet fchandelyk. VIII. 244.<br />
Ligurkrs; derzelver aard en woonplaats. IV.<br />
12-7.: door PA UU'S 4MILI vs, na hun><br />
ne overwinning menschlievend behandeld<br />
128.<br />
'—; eene Gallifche natie. VI. 218.: hun<br />
aanval op de Jimbronon, die met de Ktmbren<br />
een' inval in Italië deden. ald.<br />
Lituus; de naam eener wichelroede. I. 248.<br />
LIVIUS; zyne aanmerking omtrent den oorfprong<br />
van Rome. J. iSS. aant.<br />
LONGINUS; deszelfs oordeel over den ftyl<br />
van TIM^US. IX. 12.. aant.; zie ook.<br />
IX. 122.<br />
Lous; de dag eener maand by de Macedoniers.<br />
IX. 12.<br />
LUCAS; VIL 37. opgehelderd. IV. & S.<br />
' Hand. 19.; opgehelderd. VIL 283.<br />
aant.<br />
* Hand. 24; 1.; opgehelderd. VIL 0.<br />
aant.<br />
LUCUULUSJ CLO welk eene roemryke daad<br />
aan-
B L A D W Y Z E R . 281<br />
aanleiding tot zyne levensbefchryvmg gegeven<br />
heeft. VIL 6 — 11.<br />
LUCÜLLUS; zyne afkom t. VIL 103.<br />
wordt door eene zekere aanklagte het<br />
eerst bekend. VIL 124.<br />
«-, was al vroeg een beminnaar der fraaije<br />
letteren. VII. ic6 3: geeft daarvan eene byzondere<br />
proeve. 107.<br />
wordt SE Wis. VII. 107.<br />
~* zyne oorlogsbedryven. VIL 108 , 119»<br />
130, 149, 180, 186, 204, 206, aio.<br />
- zyne krygsbedryven ter zee. VIL 109,<br />
113, 114, 116, 118, 124. 146.<br />
fchryft de wet aan de Cyrenêêrs voor.<br />
VIL 109.<br />
«s —.wordt, met veel beleefdheid, in Egypte<br />
ontvangen. VII. 110.; en door PTOI.O-<br />
MJE.US vereerd, in.<br />
• trekken van .zyne belangeloosheid en<br />
menschlievendheid. VII, 113.<br />
1 door S U L L A begunüigd boven POM<br />
PEJUS. VII. 1 [9.<br />
— zyn voorzigtig gedng in fiaatskwalen.<br />
VII. 121.<br />
« verkrygt, door loosheid, het bewind<br />
over Cicilie. VIL 124.<br />
brengt de bedorvene kr\gsmagt onder<br />
behoorlyke krygstuebt. VIL 125.<br />
— zyne edelmoedigheid omtrent COTTA<br />
VIL 129.: zyn verder voorzigtig gedrag in<br />
S 5 het
a3* B L A D W Y Z E R .<br />
het beftryden van MITHRTDATES. 130 —<br />
159.: wordt door de Ichrnapzucht van zyn<br />
krygsvolk verdoken van de gelegenheid om<br />
MITHRIDATÜS gevangen in handen te<br />
krygen. VII. 160.<br />
LUCULLUS; (O zyne aandoeningen over het<br />
ongeh.kkig uiteinde van de beide zusters en<br />
vrouwen van den vlugtende MITHRIDA<br />
TES. VII. 164.<br />
zyn edelmoedig gedrag by de verovering<br />
van de dad Amifus. VIL 165—168.<br />
— herfielt het regt en de goede orde in<br />
de deden van Afia. VII. 169.<br />
- was als Landvoogd by allen ten hoogden<br />
bemind. VII. 171.<br />
1<br />
verrigtingen van APPIUS CLODIUS<br />
door hem naar het hof van TIGRANES<br />
gezonden, om MITHRIDATES OP te eifchen.<br />
VIL 172.<br />
zyn bedryf te Ephefus. VII. 179.<br />
• draagt groote zorg voor de veroverde<br />
dad Sinope. VII. 180.<br />
' aanmerking omtrent zyne aanhoudende<br />
oorlogroeringen. VIL 184.<br />
— trekt over den Euphraat, vervolgens<br />
over den Tlgsr en rukt in Armenië. VIL<br />
186, 187.<br />
behaalt eene zeer luisterryke overwin<br />
ning op TIGRANES. VIL 188 — 200.:<br />
aanmerking omtrent deze overwinning. 202.<br />
Lu-
B L A D W Y Z E R * 283<br />
LUCULLÜS; (L.) zyn lof als een verftandig<br />
Veldheer. VII. 203.<br />
• toont zich in alle zyne krygsbedryven<br />
regtvaardig en mensenlievend. VII. 205.<br />
1 neemt door eene loffelyke daad, de<br />
Gordfinen voor hem in. VII. 207.<br />
» ziet, wegens de onwilligheid van zyn<br />
krygsvolk, van den oorlog tegen de Par»<br />
thers af. VII. 21.<br />
. • wordt, na eene tweede overwinning op<br />
TIGRANES behaald, door het ruwfte winterweêr<br />
belet, verder door te dringen. VIL<br />
215.<br />
»- verovert de ftad Ni/ibis. VII. 217.<br />
—. • welke zyne voornaamfte gebreken waren.<br />
VIL 1119.<br />
« • misnoegen door zyn krygsvolk tegen<br />
hem opgevat, en door eenen PUBLIUS<br />
CLODIUS aangeftockt. VII. 220.: nadeelige<br />
gevolgen daaruit voor zynen roem ontdaan<br />
de. 225,<br />
•» POMPEJUS krygt in zyne plaats het<br />
opperbevel in den kryg tegen MITURIDA<br />
TES. VIL 227.<br />
• ondankbaar behandeld, keert naar Reme<br />
terug. VII. 231.: verkrygt met veel<br />
moeite een zegepraal die echter niat gemeen<br />
was. 232.<br />
«— fcheidt van zyne ontuchtige huisvrouw,<br />
CLODIA , en trouwt met de zuster van CA<br />
TO.
*84 B L A D W Y Z E R.<br />
TO. VIL 233.: fcheLit insgelyk van deze;<br />
«34-<br />
LUCULLUS; Ca) wordt na veel moeilykea<br />
ftryd-, toi een gemakkelyk en wellustig leveu<br />
verleid, VIL 234.: W y k e n h i e r y s u > ><br />
a<br />
37, 240 , 2., 3 , 245.<br />
»-- doet prijswaardige uitgaven om eene<br />
boekery te verzamelen. VIL 245 . die voor<br />
elk een open (t.,,id. 246.<br />
~ — • was een Jielheboer der Wysbegeerte,<br />
Vil. 245.<br />
' gaat de heersch zuchtige aanflagen van<br />
POMPEJUS tegen. VIL 249.<br />
onttrekt zich aan alle :fhatszaken,<br />
vil. 251.<br />
- - zyn dood en fiatelyke uitvaart. VII.<br />
*5L: gedrag van zynen broeder by die gelegenheid.<br />
VIL 250.<br />
- vèrgelyking van hem met CIMON.<br />
VIL 255- 2 66.<br />
• zie ook van hem. VIII. 125. b. X.<br />
Luizenziekte; verfchcidene voorbeelden van<br />
menfchen, die, gelyk SULLA, can deze<br />
ziekte geftorven zyn. VI. I l 4, n 5 ^ 4<br />
Lupercaiia; een feest der Romeinen. 1.24*. «A*<br />
484. aant. XI. 28. c. '<br />
LÜPERC usj waarom Pan dus genoemd<br />
werd. I. 244. aant.<br />
Lmtplaatfen der Romeinen in Kampanie. VI.
B L A D W Y Z E R . a.85<br />
Lycium; eene gerigtsplaats te Athene. I. 133.<br />
LYCURGUS; zyne geichiedenis, over het<br />
geheel aan twyfeling onderworpen. I. 299.:<br />
verfchillend zyn de berigten van zyne afkomst,<br />
uitlandigheid en dood. ald.: verfchillen<br />
omtrent zynen leeftyd. ald.: of hy<br />
deel gehad hebbe aan het inltellen der Olympifche<br />
fpelen. 300. aant. 391.<br />
zyn edelmoedig gedrag omtrent den<br />
wettigen Troonopvolger van Sparte. L<br />
306.<br />
——— trekt naar Creta, óm de wetten aldaar<br />
te ondezoeken en de besten over te nemen.<br />
I. 309.: en naar Ionie om het onderfcheid<br />
van zeden en regeeringen te zien. 311. :<br />
daar by de gedichten van HOMERUS ontdekt<br />
en by een verzamelt. 312.<br />
of hy ook in Egypte en elders gereisd<br />
hebbe, onzeker. L 313.<br />
— laat geene handwerkslieden tot de re«<br />
geering toe. I. 313. en aant.<br />
— zyne terugkomst wordt van elk verlangd.<br />
I. 314.<br />
keert terug en verandert het beftuur.<br />
I, 315. pleegt het Orakel te Delphi raad.<br />
ald.<br />
zyne eerfte en voornaamfte inftelling<br />
was de Raad. I. 318.: aanmerking van<br />
PLATO hier omtrent, ald. aant.<br />
——— zyne tweede inftelling was de verdeeling
B L A D W Y Z E R ,<br />
ling der landeryen. ft 329.. e n vervolgen*<br />
der roerende goederen. 331.<br />
LYCURGUS; doet alle gouden en zilveren munt<br />
affchaffen en alleen yzer gebruiken. I. 333.<br />
1<br />
• doet alle onnutte en overtollige handwerken<br />
uit den ftaat verhuizen. I. 333.<br />
' ftelt het houden alleen van algemeene<br />
maaltyden in. I, 3 3 5. . w o r d t ó e s w e g e n<br />
vervolgd. 33 ?. : maakt zyne vervolgers befchaamd.<br />
3S8.: hoe de Cretenfen deze<br />
, maaltyden noemden. S 4o.; en hoe dezelve<br />
gehouden werden. 341 — 34,5.<br />
• waarom hy geene gefchrevene wetten<br />
maakte. \, 347.<br />
• beteugelt® de pracht in het bouwen<br />
van huizen. I. 34S.<br />
verbood tegen denzelfden vyand meermalen<br />
te veld te trekken. I. 349,<br />
maakt inrigtingen omtrent de opvoeding<br />
der jeugd, zoo der jongelingen als<br />
der jonge dochters. I. 3 5 I. : bevordert de<br />
hgchaams oefeningen en vrolyke fcherts der<br />
jonge maagden. 352.: z o rgt voor den huwelyken<br />
ftaat. 355. § 0 7. : r e g e l t d e e c h t v e r < p<br />
bmtemsfen. 356.: doei de yverzucht of de<br />
jaloersheid der mannen verhuizen. 358. 503.:<br />
fchikkingen by de geboorte der kinderen.<br />
363.: omtrent derzelver voedilers. 364.:<br />
leermeesters. 365. letterkunde. 366.: omtrent<br />
hunne verdere opvoeding, na den kinderlyken<br />
ouderdom. 368. enz.<br />
Lv.
B L A D W Y Z E R . **7<br />
LÏCÜRGÜS; was afgerigt op korte en<br />
fcherpziunige fpreuken. I. 375.<br />
• zeer kundig in den kryg. I. 589.<br />
bepaalt de wyze op welke de Raad<br />
zou verkoren worden. I. 397.<br />
——— maaki wetten om:rent de begrafenisfen.<br />
I. 400.: om rent den rouw. 401.: zorgt<br />
tegen de verfpreiding van de ondeugd, ald.'.<br />
verbiedt het reizen buiten 'slands en het<br />
inkomen van vreemdelingen. 402.<br />
—— of de inftelling der Cryptia op zyne<br />
rekening gefield moet worden. I. 403. 407.<br />
m laat zyne wetten door het orakel van<br />
APOLLO goedkeuren. I. 409.: vertrekt en<br />
derft. 410.<br />
mm gedurende een afloop van vyf honderd<br />
jaren zyn zyne wetten te Sparte in<br />
acht genomen. I. 411.<br />
— zyn daatsbeduur door verfcheidene<br />
Wysgeeren van Griekenland geprezen. 1.417.:<br />
hoe hy oordeelde over het geluk van een,<br />
volk. ald.<br />
. na zynen dood , als een God, vereerd.<br />
I. 418.<br />
verfchiüende gevoelens omtrent de<br />
plaats, alwaar hy overleden is. I 420.<br />
vèrgelyking tusfehen hem en N u M A<br />
POMPILIUS. I. 497—511.<br />
— vergeleken met SOLON. II. 64.<br />
Lyk; oud bygeloof omtrent het vervoeren van<br />
Jyken over zee. X. 37. b.<br />
Lyk-
a8g<br />
B L A D W Y Z E R .<br />
Lyh-edenm; derzelver eerde oorfprong fc Grie<br />
henland en by de tómetnèn. TT. ^ ^<br />
L Ï S A N D E R ; z y H e af k o m s f 0<br />
karakter. VI. 34 4__ 3 4 7.<br />
0<br />
—•— maakt Laced'èmoh meer met de rvk-<br />
dommen bekend. VI. 347.<br />
• - xvordt Opperbevelhebber over de Ster*<br />
taavjche vloot. VI. 349.: landt re Èphïfut,<br />
en legt den grondflag der „amalige grootheid<br />
van die ffad. VI. 350.<br />
• — vvordt, door r v n n c<br />
» 'uui i-ïEus, op zyn verzoele,<br />
met geld onderfreund. VI. 3 5 I.<br />
1<br />
• behaalt eene overwinning ter zee Vr<br />
. 354. '<br />
• - — bevordert de eer en heerschzucht te<br />
hphejus. VI. 355.<br />
• laat zynen opvolger CALUCRATÏ.<br />
DAS, als Vlootvoogd, in groote verlegenheid.<br />
VI. 358.<br />
• trekken van zyne loosheid en onop-<br />
Kgtheid. VI. 363, 364.: fpringt ligtvaardisst<br />
met den eed om. VI. 365. 4 I 0.<br />
• leeft in goede verlhndhouding met<br />
CYRUS. VI. 366.<br />
zyn beleid in het leveren van eeneti<br />
zeellag aan de Athenienfers, welke hy, tevens<br />
in eenen veldflag overwon. VI. 36-7<br />
377.: aanmerking omtrent het eindigen van<br />
dezen oorlog. 378.: aanmerking omtrent<br />
den
BLADWYZER. aSa<br />
den val van eenen zekeren fteen, als een<br />
voorbeduidlel. 379.<br />
L.YSANDER; moedig antwoord van PHILoer<br />
LES, by de ter dood veroordeeling der<br />
gevangene Atheners. VI, 385.<br />
——— maakt overal veranderingen in de oude<br />
Regeringsform. VI, 387, 390.<br />
- • • Haaltjes van zyne wreedheid. VI. 388 ,<br />
398, 412.; en Hechte Regeeringabeftelling.<br />
3 S<br />
9' 39°-<br />
' de Ephoren te Lacedamon fchryven<br />
de wet voor aan de overwonnene Athenienfers.<br />
VI. 391.<br />
! maakt verandering in de Regeeringswyze<br />
te Athene. VI. 395.: Athene door<br />
een zangfluk uit eene Tragedie van EURI-<br />
P 1 D E s voor eene volkomene vernieling bewaard.<br />
598.<br />
- eene byzonderheid by het overvoeren<br />
van het overig zynde geld naar Lacedamon %<br />
door GYLIPPUS. VI. 400.<br />
L wordt wegens zyn geldzucht gelaakt,<br />
VI. 401.: zyn aanhang maakt omtrent<br />
goud- en zilvermunt eene byzondere wet.<br />
4°3-<br />
-<br />
laat verfcheidene gewyde gefchenken,<br />
ter gedachtenis van den bevochten zegen ter<br />
zee, op de Athenienfers» in den Tempel ts<br />
Delphi en te Acanthus plaatfen. VI. 40*».<br />
Halen van zyneil overmoed en trotschheid.<br />
VI. 407.<br />
XIIL DEM., X Lx-
aoo B L A D W Y Z E R ,<br />
LYSANDER ; was zeer ingenomen met de<br />
Dichters die hem door de poëzy verheerlykten.<br />
VI. 409.<br />
; maakt zich wegens zyne wreedaardige<br />
norschheiden verregaande achterdochtigheid,<br />
niet min dan door zyne eerzucht, by elk<br />
gehaat. VI. 412.<br />
• op klagten tegen hem ingebragt wordt<br />
hy door de Ephoren naar Sparte opontboden.<br />
VI. 415, 417.: vveet, door list, verlof<br />
te krygen tot eene reize naar Afrika. 421.<br />
• door welk geval hy in zyn' roem<br />
ftaande blyft. VI. 423.<br />
' zyne wyze van fpreken dikwyls<br />
trotsch en fchrikverwekkende. VI. 424.<br />
-,.. .. , AGESILAUS wordt, door zyn toedoen,<br />
tot eene hooge eerepost, te Sparte,<br />
bevorderd. VI. 225, 229.<br />
wordt door AGESILAUS onder het<br />
getal der XXX Raden opgenomen. VI. 429.<br />
• houdt eene zamenfpraak met AGESI<br />
LAUS, die zyne eerzucht zachtjes poogde<br />
te wyzigen. VI, 431—433,<br />
niettegenftaande op AGESILAUS gebeten<br />
, betrachtte hy zyn' pligt- in eene zending<br />
naar den Hellefpont. VI. 435.<br />
verflag van het gene hy te werk Helde,<br />
ter omverwerping van den ouden, en tot in<br />
ihndbrenging van eenen nieuwen regeeringsvorm<br />
te Sparte. VI. 436 — 445.: zyn voorne-<br />
X
B L A D W Y Z E R . 291<br />
iiemen wordt door een toeval vernietigd.<br />
445.: zie ook 462, 463.<br />
LYSANDEP. ; befchryving van den oorlog<br />
tegen de Bocötiers, in welken hy fneuvelde.<br />
VI. 445 — 455-<br />
- zyn lyk ter aarde befteld. VI. 457.:<br />
verhaal van byzondere voorfpellingen van<br />
zynen dood. 458, 459.<br />
* de roem zyner dapperheid wordt verhoogd<br />
door de armoede waarin hy flierf.<br />
VI. 461.<br />
•• aanteekening omtrent de verbrokene<br />
trouwbeloften aan zyne nagelatene dochter.<br />
V. 363.<br />
« vèrgelyking tusfehen hem en SULLA.<br />
VI. 122—132. b.: zie ook van hem in het<br />
leven van AGESILAUS. VIII. 193. enz.<br />
LYSIADAS , dwingeland van Megalopolis;<br />
neemt een allervereerendst befluit, en voegt<br />
zich by het Achaisch verbond. XII. 173,<br />
174. c.: poogt zich boven ARATUS te<br />
verheffen. 175. c.: wordt wegens veinzery<br />
verdacht gehouden 176. c.<br />
Maaltyden; weleer te Athene, tot het behan.<br />
delen van de gewigtigfte onderwerpen ,<br />
dienstbaar gemaakt. I. 3. aant.<br />
by vrolyken hadden de Grieken zan«<br />
gers en muzyk achter tafel. VI. 396. aant.<br />
zeer kostbare van LUCULLUS. VII.<br />
245.: van CRASSus.45. **•: van CAESAR.<br />
IX. lAi.b.aant.: van ALEXANDER. 264.:<br />
T * VSTJ
spa B L A D W Y Z E R .<br />
van ANTONIUS en CLEOPATRA. XL<br />
59 — 63. c.<br />
Maaltyden; oudtyds liet men op dezelven zich<br />
voorlezen. IX. 211. enz.<br />
. eenvoudigheid van die van CLEOME-<br />
NES. X. 310. b.<br />
— welke de voornaamfte plaats by dezelven<br />
was. XII. 79. b. aant.<br />
Maan; by de ouden de hemelfche aarde genoemd.<br />
I, 135^ aant.<br />
Maanden; namen derzelver by de Grieken.: —><br />
Hsc'atombieon ftemt in met onze Wieds- en<br />
Hooimaanden. I. 81. aant.:— Gorpieeus overeenltemmende<br />
met onze September cf Herfstmaand.<br />
I. 106. aant.: — Pyanepfion ftemt<br />
overeen gedeeltelyk met onze Wyn- en Slagtmaand.<br />
I 111. aant.: — Boïdromion ftemt in<br />
met onze Augustus en September. I. 132. aant.<br />
—« onderfcheid omtrent derzelver begin by<br />
de Romeinen en by de Grieken. I. 199. aant.<br />
Egyptifche ; vèrgelyking van eenigen<br />
derzelven met de onzen. I. 202. aant:<br />
oorfprong van derzelver benamingen.<br />
L 483-<br />
.• - hoe de Grieken dezelven verdeelden.<br />
VII. 399. aant.<br />
Maanjaren; in de oudfte tyden by de Remei»<br />
nen in gebruik. IX. 154. b.<br />
Maansverduistering; hoe men oudtyds omtrent<br />
dit verfchynfel dacht. IV. 158.<br />
• ..1— onkunde van het gemeen, oudtyds, omtrent
B L A D W Y Z E R. *93<br />
trent dit verfchynfel: wie het eerst daar<br />
over eene verhandeling waagde te fchryven.<br />
VIL 379-<br />
Maansverduistering; voorgevallen by den be«<br />
ilisfenden flag tusfehen DARIUS eii ALE-<br />
XANDE R. IX. 129.<br />
• befchryving van dezelve. XIL 59.<br />
Macedonië; berigt van derzelver Koningen na<br />
ALEXANDER. IV. I 3I.<br />
» aanteekening omtrent het gedrag van<br />
verfcheidene Koningen , ten aanzien van<br />
hunne naastbeltaanden, en bloedverwanten.<br />
XI. 157m,<br />
zie OOk ALEXANDER. IX. 55.<br />
enz.: ANTONIUS. IX. 18. e.<br />
Macedoniërs; hunne verkleefdheid aan hunne<br />
Koningen. IV. 173.<br />
MACROBIUS; een dapper man, en fchoonzoon<br />
van XERXES. II. 268. aant.<br />
Magt; waren de Geleerden en Wyzen in Pet*<br />
fie. II. 308. aant.<br />
Magister Equitum; welk eene waardigheid<br />
dezelve wa 3. XI. 20. c. •<br />
Maldoa; nu Mallega. VIL 18. b.<br />
MAMERS, MAMERCUS; aanmerking omtrent<br />
dezen naam. I. 450. aantU<br />
Mamertyrion; waarom fommigen dus genaamd<br />
werden. VI. 103. aant.<br />
JMANILIUS; aanmerking omtrent dezen Tribuun.<br />
VIII. 80. b. aant.<br />
T 3 Ma*
394 B L A D W Y Z E R .<br />
Manipulares ; wie dus genoemd werden. I.178.<br />
MANLIUS; OIARCUS) door CAMILLUS<br />
veroordeeld. II. 407. en aant.<br />
MANLIUS; een begunftiger van CATILI-<br />
NA.: zie van hem in 't leven van CICE-<br />
RO. XI. 35. b. enz.<br />
Mannen; byzonderheden van het gedrag van<br />
groote mannen by de Romeinen. V. 162.<br />
aant.<br />
• wat wel eens aanleiding geeft om<br />
verdienftelyke mannen te beledigen. X. 6.<br />
~ aanmerking omtrent brave mannen. X.<br />
217. b.<br />
aanteekening omtrent het minnen onder<br />
de Spartaanfche mannen. X. 283. b. aant.<br />
Mantel; een flepende mantel in Griekenland<br />
een teeken van verwyfdheid. III. 7, C, A A N T T<br />
Het hoofd met zynen mantel omwinden;<br />
een teeken van wanhoop. III. 75. A.<br />
aant. IV. 13.<br />
Marathon; naar wien dus genoemd. I. 150.<br />
MARCELLUS; (MARCUS CLAUDIUS)<br />
• zyn afkomst en karakter. IV. 37r.<br />
'<br />
doet eene geregtelyke aanklagte tegen<br />
CAPITOLINUS. IV. 374.<br />
z<br />
n e<br />
y<br />
bedryven in den nieuwen oorlo*-<br />
met de Gallen. IV. 375- 3 9 I. : byzonderheden<br />
van zyne zegepraal over de overwinning<br />
der Gallen. 392.<br />
! zyne krygsbedryven tegen HANNI<br />
BAL. IV. 397, 401, 441-450, 455.<br />
MAR-
B L A D W Y Z E R . 29J<br />
M A R C E L L U S ; (MARCUS CLAUDIUS)<br />
zyn edel gedrag omtrent LUCIUS CAIU-<br />
T 1 u s. IV. 398, 399.<br />
deekt over naar Sicilien. IV. 405.:<br />
zyne bedryven aldaar. 408.; in bet beleg<br />
van Syracufen tegen ARCHIMEDES. 410.:<br />
zyne aandoeningen by bet veroveren van de<br />
ftad, en het deerlyk lot van ARCHIME<br />
DES. 426, 427.<br />
» trekken van zyn zachtmoedig , en<br />
menschlievend karakter. IV. 429.<br />
• voert verfcheidene kostbaarheden uit<br />
het veroverde Syracufen naar Rome over;<br />
waarover men hem berispte. IV. 434.<br />
« zyn gedrag by eene befchuldiging der<br />
Syracufers wegens mishandeling. IV. 439.<br />
• zuivert zich van eenen anderen blaam.<br />
IV. 451.<br />
. zyne groote zucht naar krygsroem.<br />
IV. 453-<br />
»~ • wordt in een gevecht tegen HANNI-<br />
35AL doorftoken. IV. 459.: byzonderheden,<br />
»a eene ftatelyke uitvaart door HANNI<br />
BAL aan hem gegeven. 461.<br />
zyn nagedacht nog lang in ftand gebleven.<br />
IV. 463.<br />
— — vèrgelyking tusfehen hem en PELO<br />
PIDAS. IV. 467 — 476.<br />
MARCUS XVII: 27, 28.; opgehelderd. IV.<br />
94. aant,<br />
MARIUS; (CAJUS) zyn uiterlyk roorko-<br />
T 4 men»
t$6 B L A D W Y Z E R.<br />
men. VI. 165. : en afkeer van de Griekfike<br />
Letterkunde. 167. : z y n karakter. 16S.: en<br />
afkomst, ald.: zyne levenswyze. 169.<br />
MARIUS; (GAJUS) zyne eerlle veldtogt.VI,<br />
169.: en aanleg tot eenen voornamen bevelhebber.<br />
ald.<br />
- zyn gedrag als Tribuun. VI. 170.<br />
*- zoekt vergeefs JEdilis Curulis te wor.<br />
den. VI. 173.<br />
« wordt vrygefproken van eene befchuldiging<br />
van omkoping, in ' t ftaan n a a r h e t<br />
Pratorsambt. VI. 175.<br />
• hoe hy tot eerambten geraakte. VI. 177.<br />
> trouwt met de moei van JULIUS<br />
SAR, die zyn naftrever daarna werd.<br />
VI. 177. en aant.<br />
' eenige karaktertrekken van hem. VI. 178.<br />
*<br />
z<br />
y<br />
n<br />
Pdrag onder het opperbevel van<br />
c. ME TELLUS in Afrika. VI. 179.: wordt<br />
meer dan deze van de foldaten bemind.<br />
181.: daarom, en om het gebeurde met<br />
TURPILIUS, worden zy openbare vyanden.<br />
183. *<br />
wordt Conful. VI. 184.<br />
------ had eene byzondere drift, om, ten<br />
gevalle van het gemeen, geene groote lieden<br />
van aanzien te fparen. VL 187.<br />
• berigt. van den oorlog door hem, in<br />
Afrika, gevoerd. VI. 187. •<br />
—-— oorfprong der verbittering tusfchea<br />
fcem en SULLA. VI. 189.<br />
MA.
B L A D W Y Z E R . «97<br />
MARIUS; (GAJUS) wordt, fchoon uitlandig,<br />
voor de tweedemaal Conful: komt uit<br />
Afrika terug, en zegepraalt. VI. 196,197.<br />
• • waaraan hy zyn volk, in den optogt,<br />
gewenie. VI. 198.: houdt eene ftrenge krygstucht<br />
onder hen. 200.<br />
• — een Haaltje var. zyne onzydigheid. VI.<br />
201.<br />
. «» wordt, na zyn tweede Confulfchapy<br />
nog tweemalen aehterëen Cunful, wegens de<br />
aannadering der Ktmbren. V. 203.<br />
trekt de Kimbren tegen, en zorgt voor<br />
den aanvoer van genoegzamen leeftogt. VI.<br />
204 : zyn voorzigtig beleid om zyne foldaten<br />
tot den ftryd voor te bereiden. 206.:<br />
maakt zich tot den Uag gereed. 215 : begin<br />
van den llag. 217.: overwint de Am*<br />
bronen. 223.: trekt verder CATULUS ter<br />
hulpe te gemoed , tegen den aaotogt der<br />
Kimbren over de Alpen. 227,231.: verdere<br />
befchryving der gevechten met de Kimbren,<br />
en derzelver nederlaag. 232 — 242.<br />
* , wordt voor de vyfdemaal Conful. VI.<br />
226.: en Haat daarna, op eene laaghartige<br />
wyze, naar het zesde Confulfchap. 242.<br />
**- krygt den Adel tegen, en handelt ondankbaar<br />
omtrent METELLUS.VI.243,250.<br />
— maakt zich zeer gebaat. VI. 246.<br />
» • zyn gedrag omtrent SATURNINUS<br />
wordt , zonder dat hy het merkte , een<br />
bron van onheil voor den Staat. VI. 251.<br />
T 5 MA-
B L A D W Y Z E R .<br />
MARIUS; CCAJUS) maakt zich fchullig aan<br />
eene laage en regt fchurkachiige daad. VI.<br />
252.<br />
• was ongefchikt voor tyden van vrede,<br />
# en zonder goede ftaatkunde. VI. 254.; Zyn*<br />
gedrag omtrent MITHRIDATES. 255.<br />
• zyn gedrag in den Marftfchen oor'og<br />
VI. 257.<br />
• houdt een kostbaar en wellustig leven<br />
te Mifenum. VI. 160.<br />
• - toont in zynen ouderdom eene kin.<br />
derachtige eerzucht. VI. 261.<br />
' • begin der uitbarfiing van den burgerkryg<br />
tusfehen hem en SULLA. VI. "6a •<br />
vlugt uit Rome.- 165.: fteekt over naar<br />
Afrika. 266. : moet wegens ftorm landen<br />
op het ftrand van Circeje; zyne verlegenheid<br />
aan land. 267.: na het uitftaan van<br />
vele gevaren, landt hy in Afrika. 279.:<br />
moet Afrika weder ontruimen. 281.<br />
• eene groote verdeeldheid onder de<br />
Confuls, en de onderlinge opvatting der<br />
wapenen te Rome, geeft hem gelegen,<br />
heid om mede deel te nemen in den burgerkryg.<br />
VI. o8 2.: ft eekt m e t e e n e z a m e n g e.<br />
raapte bende over naar Etrurie. ald.: vereenigt<br />
zich met CINNA. 283.: trekt gewapendermagt<br />
in Rome. 287.: gruwzame bedryven,<br />
door hem aldaar gepleegd. 288-292.<br />
' wordt, ten zevenden male , Conful.<br />
VI. 293.: fterft, na vele angflcn en folte-<br />
rin«
B L A D W Y Z E R. 299<br />
ringen van het geweten, kort na zyne aan-<br />
ftelling. 299.<br />
MARIUS; CCAJUS) zyn zoon, na insgelyks<br />
vele moorden gepleegd te hebben, brengt<br />
zich zeiven om 't leven. VI. 300.<br />
, . vèrgelyking tusfehen hem en PYR-<br />
RHUS. VI. 303— 338-<br />
MARTHA; eene gewaande Syrifche Prophe-<br />
tesfe. VI. 209.<br />
Maskers, in de Tragediën; hoe oudtyds wa<br />
ren. VII. 117.<br />
Matronalia; een feest der Romeinen. I. 242.<br />
Maximus en Magnus; eeretytels door de Romeinen<br />
aan mannen van verdienden gegeven.<br />
VIII. 356".<br />
MEDEA; haar bedryf, om THESEUS van<br />
kant te helpen. I. 81.<br />
Medewerking van de Godheid met 's menfehen<br />
vrywillige daden; hoe PLUTARCHUS dair»<br />
over zeer wysgeerig dacht. III. 71, 72» ~h<br />
Medimnus; hield zes mudden, I. 331. aant.<br />
V. 147. aant.<br />
Meermin 5 aanmerking omtrent de beruchte<br />
Edamfche Meermin. VI. 85. b. aant.<br />
Mellirenen; welke, by de Spartanen, dus gc«<br />
noemd werden. I. 369.<br />
MEMNON; aanmerking omtrent dezen Bevelhebber.<br />
IX. 72. aant.<br />
MENESTHEUS; bewerkt eene omwenteling<br />
in de Regering te Ather.e. Ii 147. : zyn<br />
dood, 157.<br />
'M'n-
i°° B L A D W Y Z E R .<br />
Menfchen - offers ; oudtyds niet ongewoon. JJ,<br />
258, aant.: aanmerking omtrent dezelven IV*<br />
307-: verfchrikkelyk voorbeeld daarvan. 379.'<br />
ME TELLUS; door MARIUS ondankbaar<br />
behandeld. VI. 243, 250.: Zyne kvensbefchryving<br />
door PLUTARCHUS is verloren.<br />
251. aant.: verdere aanteekeningen omtrent<br />
hem. 253. : z i e 0 0k van hem in 't leven<br />
van SERTORius. VIII. 33,60. enz.:<br />
van POMPEJUS. VIII. 45. b. e n z.. v a n<br />
CES AR. IX. 40. b. enz.<br />
• CATO verlost den Staat van zyn druk<br />
kend Tribunaatfchap. X. 64—.72. b.<br />
Metoicia; verhuizings-offer, door THESEUS<br />
ingefteld, I. ng.<br />
Miletus; eene beroemde ftad in klein Afie.<br />
daar T HA LES woonde. II. 17. aant.<br />
MILTIADES; eindigt zyn leven in de ge-<br />
vangenis. VII. 19.<br />
Mimallones en Clodines; welke vrouwen daardoor<br />
beteekend werden. IX. 9. aant.<br />
Mina; gerekend op dertig guldens. 1.332.^»,.<br />
III. 29. c.<br />
• bedraagt honderd drachmen. II. 61. aant.<br />
MINETAURUS; verdichtlelen omtrent denzei<br />
ven. I. 89.<br />
Minnaren; derzelver onderlinge verkeering, by<br />
de Grieken, was ten uiterfien zedeloos.<br />
III. ai. c aant.<br />
MiNNciusjzie onder FABIUS MAXIMUS.<br />
Min*
B L A D W Y Z E R . 301<br />
Minnen; onder de Spartaanfehe mannen en<br />
jongelingen. X. 283. b. aant.<br />
MINOS, Koning van Creta; wat de oude<br />
Schryvers opgeven van de fchatting, welke<br />
hy van Athene kwam afhalen, en de oorzaak<br />
waarom dezelve een einde nam. 1.87. enz.<br />
MINOS^ de oude; van MINOS EL te onder-<br />
fcheiden. I. 92. aant.<br />
MITHRIDATES; in oorlog met de Romeinen.<br />
VI. 38 — 80. b. VII. 125, 128 — 160.:<br />
door LUCÜLLUS op de vlugt gedreven,<br />
neemt den toevlugt tot TIGRANES; zie<br />
m<br />
m<br />
TIGRANES.<br />
ongelukkig lot van zyne beide zusters<br />
en vrouwen. VII. 161, 163.<br />
~_ zyn gedrag omtrent zynen gezant ME«<br />
TRODORUS. VII. 177.<br />
, — zyn gedrag na de nederlaag van TI<br />
GRANES. VII. 204.<br />
_ zyne verdere krygsbedryven. VII. ai4,<br />
124. VIII. 64. en 87. b.<br />
„ , zyn dood. VIII. 114. b.\ zyn lyk, en<br />
prachtige wapenrusting. 116. b.<br />
Moederliefde; verhaal van eene uitttekende<br />
moederliefde. II. m. aant.<br />
M o E R o c L E s; een Grieksch Redenaar. XI. 48.<br />
Molosfen; bewooners van Neder-Epirus. I.<br />
147. aant.<br />
MONIMA, vrouw van MITHRIDATES;<br />
laat zich door het zwaard ter dood bren.<br />
gen. VII. 163.<br />
Muil*
3os B L A D W Y Z E R .<br />
Muilezels van 'MARIUS; oorfprong van deze<br />
fpreekwyze. VI. 199. en aant.<br />
Munichion; de naam van eene maand by de<br />
Grieken. I. 98. aant.<br />
Mufaum; eene verfterkte hoogte te Athene. I<br />
130. aant.<br />
Myoparonen; eene foort van kaper-fchepen,<br />
VII. 10S. aant.<br />
Namen; de Romeinen, na de aanneming in<br />
een ander gedacht, verbogen hun' eigen' gedachtnaam.<br />
IV*. 125. aant.<br />
• • de Romeinen hadden gewoonlyk drie<br />
namen. V. 130. aant. VI. l 6 3, 164. aant.<br />
Naphta; aanmerkingen omtrent deze vurige<br />
8<br />
vloeiftof. IX, 145 — I 4 9 <<br />
Natuurkundigen; hoe het volk oudtyds omtrent<br />
dezelven dacht. VII. 380.<br />
Necyomantium; welke plaats door het Byge.<br />
loof dus werd genaamd. VII. 3 i. aant<br />
Nederlaag; hoe men te Sparte zich daaronder<br />
eens gedroeg. VIII. 275.<br />
Nek; eenen grooten of breeden nek hebben; wat<br />
deze Latynfche fpreekwyze beteekent. XI<br />
24. b.<br />
Nemnfche fpelen; aanteekening omtrent dezelven.<br />
XII. 166. c. aant. 169. c.<br />
NEOPTOLEMUS; zie van hem in 't leven<br />
van EU ME NES. VIII. 95. enz.<br />
— - - tegenparty . V A N * Y R R H U S , I N<br />
Lptrus: zie p YRRHUS.
B L A D W Y Z E R , 3°3<br />
NEPTUNUS; aanmerkingen omtrent hem. I.<br />
162, 208. aant.: werd op den achttien dag<br />
van elke maand vereerd. I. 160.<br />
NERO; zie van hem in 't leven van GALJBA.<br />
XIII. 13.<br />
Netviers; waren de inwooners van Henegwwen<br />
en Cameryk, IX. 56. b. aant.<br />
NJCANOR, berigt van hem. X. 100, 104.<br />
NICIUS; PLUTARCHUS verwydert van<br />
zich den waan, van in ftaat te zyn , in de<br />
levensbefchryving van dezen Veldheer, THU-<br />
CYDIDES te kunnen overtreffen. VII. 269.<br />
. aanmerking van ARISTOTELKS omtrent<br />
hem. VII. 276.<br />
— vergeleken met CLEON en PERI-<br />
CLES. VII. 279, 280.<br />
waardoor hy de genegenheid van het<br />
volk won. VII. 280, 2S1.<br />
. . doet ryke gefchenken in de tempels.<br />
VII. 282.<br />
• • bekleedt een heilig gezantfchap naar<br />
De/os, met kostbare gefchenken aan APOL-<br />
LO. VII. 284.<br />
. aanmerking omtrent zyn karakter. VII.<br />
287, 289, 291, 296.<br />
• • trekken van zyne kleinmoedigheid. Vil.<br />
291.<br />
>—« zyne zonderlinge levenswyze. VII. 294.<br />
• fteeds fchroomachtig in het doen van<br />
verafgelegene krygstpgten. VII. 296, 334, 371.<br />
Ni-
304 B L A D W Y Z E R .<br />
NICIUS, zyne krygsbedryven, VII. 298, 301,<br />
3°7, 33 1<br />
» 332-<br />
• geeft aanleiding tot onwelvocgelykheden,<br />
by het fpreken in volksvergaderingen.<br />
VU- 309.<br />
poogt de Spartanen en Athenienferen<br />
te bevredigen. VII, 31a.: behaalt, by die<br />
bevrediging, veel roems. 316.: bevordert een<br />
onderling verdrag. 3i 7. : w t mj t door AL-<br />
CIBIADES gedwarsboomd. 319, 323,<br />
• misnoegen der Athenienfers tegen hem<br />
opgevat. VII. 323.<br />
• ALCIBIABES weder met hem, tegen<br />
eenen HYPERBOLUS^ vereenigd. VII.<br />
327.<br />
moet het vervolgens weder opgeven ,<br />
voor de loosheid en eerzucht van ALCI!<br />
BIADES omtrent het zenden van een le^er<br />
naar Sicilië. VU. 331.: verhaal van zekere<br />
voorteekens by dezen krygstogt. 334-338.:<br />
blyft onverzettelyk tegen den optogt naar<br />
Sicilië. 340.<br />
—— blyft, niettegenftaande de woelingen<br />
van zyne tegenparty, in het geheele beftuur.<br />
VII. 344.; en, wegens zyne rykdornmen<br />
en verkregen' roem, in aanzien, ald.<br />
zyne angftige behoedzaamheid en tal»<br />
mery in krygszaken. VII, 345, 346, 3 5 l.<br />
• zyn lofwaardigfte krygslist 'in den Sieiliaanfchen<br />
oorlog. IV. 431. VII. 347.: be«<br />
J<br />
haalt
BLADWYZER.. 505<br />
haa't de overwinning, maar maakt van de»<br />
zehe geen gebruik. VII. 350.<br />
Nicrus; behaalt daarna', door omzigtigheid<br />
eene tweede overwinning, en vermeestert<br />
Syracufe. VIL 352.; zyn roem by deze<br />
. g •tegenheid, aja.<br />
— graffchnït Van E ÜRIPIDES op hem<br />
na zyne volgende nederbag. VI(. 353]<br />
• — 1 — v"'••r it, pp eene byzondtre wyze, by<br />
een' aanval dei Sy> acufanen , gered. Vil. 356".<br />
v 1I1 a van de onverwachte omwenteling<br />
van zyn kry s'geiuk op Sicilië, dóór<br />
de aankomst van d^n Spartaanfchen veldheer<br />
cv LIP PUS. VIL 357 — 374.<br />
•—1 ; wordt do r bygelooyign'eid , omtrent eene<br />
invallende maansverduistering, terug gehouden<br />
om Sicilië te verlaten. VII. 375 — 383.:<br />
zy"e nederlaag daardoor veroorzaakt. 384.:<br />
m eijclykheid om zoo wel te water als te<br />
lande Sici.ie te ontruimen. 385.: hardnekkig<br />
daarop gevolgd zeegevecht, ten nadeele der<br />
Athenienferen. 388.: benarde toeftand van<br />
zyn leger te lande. 391.: hy zelf zoekt<br />
de zynen op te beuren. 393.: flaat vruchteloos<br />
Voor, vryheid te mogen hebben om.<br />
uil Sicilië te vertrekhal. 395.: fchrikkélyke<br />
flagting onder de Athenienferen , door fmêkingen<br />
van hem , eindelyk gefluit. 397.:<br />
vreugdefeesten deswegens door de Syracufen<br />
ingefteld. 399. ; verfchillend lot dér<br />
krygsgevangeneu. 400 — 406»<br />
3tM. DEEL. V
^.6 B L A D W Y Z E R .<br />
fjicius; verfcbillende berigten omtrent zynen<br />
dood, na zyne nederlaag. Vil. 402.<br />
y. ongelukkig lot van eenen vreemdeling<br />
, die te Athene de nederlaag van IN I-<br />
CIUS verhaalde VII. 407.<br />
. vèrgelyking van hem met MARCU*<br />
Cl* AS SOS, VII. 123. b.<br />
Nico M A C H 1 s; een beroemd fchilder. IVi 97.<br />
Nieuwelingen; wu by de Romeinen dus genoemd<br />
w.rden. V. 130.<br />
Niezen; b^ygeibovighèid omtrent het niezen by<br />
de Grieken. II. 257. aant.<br />
Nifaa; eene zeefiad, aan de golf van Corin*<br />
thus. II. 45. aant.<br />
NomcncUUor; wie met dezen naam, te Rome.<br />
benoemd werden. X. 22. b.<br />
\ Noedbtfluit; by de.i Romeinfchen Raad. X. 84. e.<br />
XL 38. b.<br />
Noorderlicht; aanmerking omtrent hetzelve.<br />
IX. 165. b. amt.<br />
Noriciers; hunne oude woonplaats.VI. 205.aant.<br />
Notarius; wie by de Romeinen dus genoemd<br />
werden. X. 56. b. aant.<br />
Novumcomum, nu Como, in het Milancfche,<br />
JX 78. b aant.<br />
fJOMA POMPILIUS; verfchil aangaande 'zyn'<br />
leefiyd. I. 4.05.<br />
_ na het wegnemen van onderlinge verdeeldheid<br />
, tot Koning der Romeinen verkoren.<br />
I. 429 — 432.<br />
« zyne afkomst en karakter. I.433>44°.
B L A I) \V Y Z Ë R. 307<br />
Nu M A P O M P I L I U S ; zyné ambtelooze levenswyze<br />
vöór en na den dood van zyne<br />
echtgenoote. I. 433, 434.: vertellingen vari<br />
zyne verkeering met de Godinne E G E »<br />
RiA. ald.<br />
geeft aan de Afgevaardigden, om herri<br />
de regeering qp te dragen, een treffend antwoord,<br />
ï. 439. 1<br />
1<br />
—— wprdt eindelyk , ria de hartelykdë<br />
voordellen, overgehaald om de regeering<br />
op zich te nemen, tot algemeen genoegen<br />
des volks. I. 441, 443.<br />
welke, na het aannemen der rcgeéring,<br />
zyne eerfte fchikkingen waren. I. 445.<br />
poogt de ruwe zeden der Romeinen té<br />
verzachten. I. 446-, en hun godsdienst ïri<br />
te boezemen, ald.<br />
verbiedt het maken van beelden der<br />
Godheid. I. 449.<br />
; Heit de Pontifices 'in. I. 451.; als ook<br />
de Priestercsfen van V E S T A . 454,<br />
maakt bepalingen omtrent de lykpleg-»<br />
tigheden en het rouwdragen. I. 460, 461.<br />
Helt de Fetialen, eene foort van Vredehouders,<br />
in. I. 462.<br />
—— Helt de Saliers in. I. 466.<br />
regelt de godsdienltige Verrigtingehi<br />
t 469 — 472-<br />
• verhaal van eene zamenfpraak van herri<br />
met ju PI T E R gehouden. I. 473.<br />
•• moedigt den landbouw aan. X, 47?.;<br />
V a Ver-
3«S B L A D W Y Z E R *<br />
verdeelt de burgery naar de onderfcheidene<br />
kunften en handwerken. 478.<br />
NÜMA POMPILIUS; verbetert de wet, volgens<br />
welke het eenen vader vryftond zyne<br />
kinderen te veikoopen. I. 479.<br />
verbetert den almanak. I. 480.<br />
—! in al den tyd van zyne regeering heeft<br />
noch oorlog, noch oproer, noch zucht tot<br />
verandering plaats gehad. I. 487.<br />
'<br />
w a s e e n<br />
gen. I. 488.<br />
voorbeeld der beste Konin<br />
verfchillende gevoelens omtrent zyne<br />
kinderen en vrouwen. I. 489.<br />
— fterft in eenen hoogen ouderdom, en<br />
wordt plegtig begraven. I. 491.: zyne fchriften<br />
te gelyk met hein begraven. 492.: daarna<br />
gevonden en te Comitium verbrand. 493.<br />
zyn lof-en aanmerking omtrent zyne<br />
opvolgers. I. 493.<br />
vèrgelyking tusfehen hem en LYCUR-<br />
GUS. I, 497 —5H'-" byzonderst omtrent<br />
zyne inftellingen van de gemeenfehap der<br />
vrouwen. 503.: vrouwelyke eerbaarheid. 504.:<br />
onzedigheid. 505.: huwelyken. 506.; opvoeding.<br />
509.<br />
NuMiToitj zie van dezen Koning van Alba.<br />
I. 171, 180.<br />
Nundina; marktdagen by de Romeinen. III.4a. d.<br />
Nymphaum; wat dit woord beteekent. VI.<br />
85. b. aant.. IX. a8. aant.<br />
Obolen; waarvan deze benaming afkomftig. VI.<br />
403- Qbo*
B L A D W Y Z E R . 3c<br />
Obolus; het zesde deel van een drachme, II.<br />
86. aant.<br />
OCHUS, zoon van ARTAXERXES MNE«<br />
MON; zyne geaardheid. XII. 77. c. 91, c,<br />
93- c<br />
'<br />
3*0 B L A D W Y Z E R ,<br />
Olympia; eene ftad van E LIS, die den naam,<br />
gaf aan de Olympifihe fpelen. II, 224. aant.<br />
OLYMPIAS, de moeder van ALEXAN-<br />
DER; zie in 't leven van ALEXANDER.<br />
IX. 5. enz.<br />
Olympifihe fpelen; vrouwen daartoe niet toegelaten.<br />
I. ipo. aant.<br />
' door HERCULES ingefteld. I. 123.<br />
aant.: zie ook 299. aant. 391.<br />
aanmerking over de luisterrykheid der<br />
overwinningen in dezelven. III. 35.. c. aant.<br />
Olympus; aanmerking omtrent dezen berg. IV.<br />
Omkooping; hoe in zwang geraakt is. III. Si.d.<br />
OMPHALE; wie geweest is. I. 67. aam.'<br />
ONESICRITUS; aanteekening omtrent dezen<br />
Gefchiedfchryver. IX. 33. aant.<br />
ONESICRITUS; berigt van eene ontmoetinvan<br />
dezen Synifihen Wysgeer met CALA-<br />
NUS. IX. 248.<br />
Ongehuwden by de Lacedetmonjers; derzelver<br />
ftraf<br />
- I" 355- en aant.<br />
Ongelukken, of verliezen van geivenschte dingen;<br />
onredelykheid van fommigen om dezelven,<br />
op hunne wyze, voor te komen.<br />
II. 26.<br />
Ongrieken, geene verachtelyke henaming. VI.<br />
69. aant.<br />
Oog; PHILIPPUS ANTIGO NUS, HANNI-<br />
BAL en SERTORIUS hebben Hechts één<br />
Wg gehad \ aanmerking daaromtrent. VIII. 5.<br />
Oogen ;
B L A D W Y Z E R . 311<br />
Oogen; de voornaamfte hovelingen en venrouwelingen<br />
by de Per [en droegen den naam<br />
van 'sKonings oogen en ooren, XII. 32. c.<br />
aant.: zie ook 163. c. aant.<br />
Oorlog; hoe dezelve door de Spartanen ge«<br />
voerd werd. 1. 387.<br />
_ hoe dezelve door de Romeinen ver<br />
klaard werd. I 462.<br />
. , aanmerking omtrent de aanhoudende<br />
verfchilleu van naburige VGrfien. IX, 160. i.<br />
aant.<br />
Ooilogfchepen ; prachtige uitrusting van dezeiven,<br />
oudtyds, in Afia en Egypte. VII<br />
127. aant.<br />
„ - onderfcheidings-teekenen van dezel<br />
ven. VII. 369. aant.<br />
Oorlogstuig van DEMETRIUS en van zoï<br />
LUS. XI. «05—208.<br />
Ooster[chc Koningen; gaven aan hunne bezelfs gefchiedenis is duister.<br />
VII. 1. aant.<br />
Opperbevelhebber; oudtyds in krygslieden fchandelyk<br />
geacht, hunne gefneuvelde Vddheeren<br />
te overleden. VIII. 40. aant.<br />
Opperpriester[chap van v E N u s; een zeer aanmerkelyke<br />
post. X. 86. b. aant<br />
OPPIUS; C^AJUO Gtfchiedi'chryver. VIII.<br />
3.6. fc<br />
V 4 Op-
3ï« BLADWYZER.<br />
Opvoeding der kinderen; by de Spartanen. 1.<br />
3
B L A D W Y Z E R . 3'3<br />
opperbewind waren zeer tot genoegen van<br />
het volk. XIII. 72, 73*<br />
OTHO; zyn gedrag omtrent den flechtcn Ti-<br />
GELLINUS, en deszelfs uiteinde. XIU. 74.<br />
— — voegt den naam van NERO by zynen<br />
eigenen naam. XIII. 75.<br />
„ zyne foldaten zyn met eene fterke geestdrift<br />
voor hem ingenomen. XIII. 76, 83,<br />
104, 105, 109.<br />
. verfcheidene wingewesten erkennen<br />
hem als Imperator. XIII. 79.<br />
—:— poogt vruchteloos VITELLIUS van<br />
oorlogzuchtige plans te doen afzien. XIH- 79«<br />
verfcheidene kwade voorteekenen.<br />
XIII. 80.<br />
— zendt VITELLIUS, die op de Aipeti<br />
tegen hem optrok, zyne krygsbenden te gemoet.<br />
XIH. 83.<br />
« zyne krygsknechten, door die van VI<br />
TELLIUS befpot, vallen met drift op dezelven<br />
aan. XIII. 85.: verdere befchryving<br />
van den ftryd tusfehen hem en VITEL<br />
LIUS. XIIL 86 — 103.: ontvangt de tyding<br />
van de nederlaag der zynen. 104.: doet<br />
eene aanfpraak aan zyne foldaten. 106.; en<br />
aan zynen neef cocc E JUS. 108.: valt in<br />
j . zyn eigen zwaard. 110.: zyn lyk door zyn<br />
krygsvolk vereerd, en het overfchot begraven.<br />
112.<br />
i zyn grafteeken met een eenvoudig op-<br />
V 5 fchrü't,
3'4 B L A D W Y Z E R ,<br />
mm XIII. W» verder gedrag v a„ 2 y n<br />
krygsvolk na zynen dood. 113.<br />
Ouders; wat de Griekfche wetten eiscbten<br />
van kinderen omtrent dezelven. VIII. 204<br />
aant. '<br />
Ovatio; welke foort van zegenpraa! deze by<br />
de Romeinen was. IV. 485.<br />
Overheden; lesfen v,or dezelven. I. 2r I r I<br />
150. «w. III. 65. b. IV. 103, ,40/141.'<br />
aant. 231, 24 r. enz. XII. 26.<br />
• hoe ryken en aanzienlyken zich gedragen<br />
moeten omtrent mindere Overheden.<br />
I. 25.<br />
Overfpe/; wetten van SOLON daaromtrent.<br />
II. 90.<br />
Paarden; hoe EUMENES dezelve in eene<br />
naauwbeflotene plaats de noodige beweeging<br />
bezorgde , en dezelven voederde. VIII. 125.<br />
- Arabifche, meermalen voor eenen ver»<br />
bazenden prys verkocht. IX. 23. aant.<br />
Padagogen; wie oudtyds waren.' I. 64. aanti<br />
143. aant. . III. ^ b. aant.<br />
'Padera-.trïe; by de Lacedamonters door de<br />
wetten niet verboden. I. 368. aant.<br />
P^EON of PHEON; gefchiedfchryver. I. 105.<br />
aant.<br />
Paga/a,- eene zeelhd van Magnejte in de Pe»<br />
lasgifche golf. II. 278.<br />
Paliita; een feest te Rome. \. 198.<br />
Palladium; eene gerigtsplaats te Athene. I. 133.<br />
Pallantiden; door THESEUS verdagen. I. 85.<br />
-Pa.
B L A D W Y Z E R . 3*5<br />
Panathenaa; een Grieksch feest. I. 118, X.<br />
63. aant.<br />
PANCETIUS; aanteekening van dezen Wysgeer.<br />
XI. 47. aartt.<br />
Pancratia; vechtfpelen. VIII. 80.<br />
Pancratiasten; wie dezen waren. IX 19. aant.<br />
Parmenides; leermeester van den wysgeer ZE<br />
IS o. III. 18. a,<br />
P A R M EN 10; bevelhebber van A L E X A N <br />
D E R , als deel hebbende aan eene zamenzwering,<br />
ter dood gebragt. IX. 193.<br />
Parthen; CRASSUS trekt tegen dezelven op.<br />
VII. 60. b. enz.<br />
, . befchryving van derzelver manier van<br />
vechten. VII. 66. b><br />
m— • het teeken tot den aanval by hun al»<br />
lervervaarlykst. VII. Si. b.<br />
. vlugten al vechtende. VII. 85. b.<br />
_ — zyn niet gewoon by nacht te vech<br />
ten. VU- 103. b.<br />
Paiuien te Athene; oordeelen eene gemengde<br />
Regeering de beste. II. 50.<br />
PASIPHON; een verloren fchryver. VII. 287.<br />
aant.<br />
pasfaatwinden; by het Eiland Zacynthus.<br />
XII. 58.<br />
PAT^ECUS; een Historiefchryver van onzekeren<br />
leeftyd. I. 34.<br />
Patricii; wie dus genoemd werden. I. 203.:<br />
door ROMüLus,in 't vervolg, van het beftuur<br />
uitgefloten. 263.<br />
Pa-
3 1 6<br />
B L A D W Y Z E R .<br />
Patrocinium; wat beteeken t. I. 203<br />
PAUCUS- G a l a u V L I J P ï helderd. III.<br />
104. aant.<br />
— de plaats in zynen brief aan TITUS<br />
«. 1, IE., opgehelderd. VI. 417. a a P t 5<br />
PAUSANIAS; welk een byzonder voorval<br />
hem de verontwaardiging der Griekfcke<br />
bondgeiiooten verwekte. VII. 30.: zie van<br />
zynen dood. II. 288.<br />
Ptdiaïn, te Athene; yveraars voor eene Regeering<br />
van weinigen, if. 5 0 ><br />
ÏWPIDAS; aanmerking omtrent zyno<br />
roekelooze dapperheid. IV. 235.<br />
' zyne afkomst. IV. 236.<br />
• — - zyne gulheid en menschlievende mededeelzaamheid.<br />
IV. 237.<br />
'<br />
p w e , k<br />
°<br />
e e n e<br />
wyze hy van EPAMI-<br />
NONDAS vcrfchilde. IV. 238.<br />
-rh wordt op eene edelmoedige wyz«<br />
door zynen vriend EFABUNONDAé, me<br />
levensgevaar bygeftaan. IV. 243.<br />
' de Thebanen, op eene verachtelyke<br />
wyze door toedoen van fommigen van hunne<br />
beftuurders, door de Lacedxmoniers overrompeld,<br />
werden door zynen Houten moed<br />
en onverzaagdheid uit de magt van hunne<br />
overweldigers verlost. IV. 244 — 277 • aan<br />
merklng omtrent het verhaal van déze'gebeurtenis.<br />
275. aant.<br />
• zyne listige te werkfteiling 0.m de<br />
Athe-
B L A D W Y Z E R . 317<br />
Athenienfers en Lacedamoniers wederom aan<br />
eikanderen te helpen. IV. 279.<br />
PELOPIDAS; zyn roem in den ftryd by Tegyra<br />
in Boe'ótie. IV. 284, 290 — 292, 300.<br />
mm overwint de Lacedamoniers. IV. 302 —<br />
313.: ziet, vóór het aangaan van den ftryd<br />
by Lenetra , een gezigt. 303, 305.<br />
. valt met EPAMINONDAS in Pek'<br />
psnnefus. IV. 313.<br />
mmm wordt, wegens zyn gedrag tegen de<br />
plaatshebbende wetten, voor de viérfchaar<br />
gebragt, doch vrygefproken. IV. 317.<br />
, zegepraalt over de pogingen van dert<br />
nydigen MENECLIDAS, om hem by het<br />
volk gehaat te maken. IV. 318 — 323.<br />
,.„- • - verlost de Thesfaliers van de dwingelandy<br />
van ALEXANDER, Tyran van Phe.<br />
ra. IV. 324.<br />
«» brengt be gefchillen te Mocèdonie tor<br />
een gelukkig einde. IV. 326.<br />
—— gaat in gezantfchap naar ALEXAN<br />
DER den Phere'ér. IV. 328.: wordt op<br />
eene verraderlyke wyze door dezen gevangen<br />
gehouden. 332.: en wordt door E PA-<br />
MI-NONDAS verlokt. 337 -341.<br />
m wordt als gezant naar ARTAXER<br />
XES. Koning van Per/ie, gezonden. IV.<br />
342.: geniet aldaar eene uitmuntende eer.<br />
344. : dit gezantfchap vermeerderde de<br />
gunst waarin hy by zyne medeburger»<br />
ftond. 349.<br />
PE-
3*&. B L A D W Y Z E R .<br />
PE LOPI D A S. T R E K T M E T D E T H S S F A U E R S ^<br />
derom op tegen ALEXANDER den Pk e.<br />
reet. IV. S 5o. ; de vyand wordt verflagen •<br />
doch hy f n e u v e ] t j n b e t g^ e c h t > « ^<br />
delyke ftilte en neêrflagtigheid in het leger<br />
over zyn verlies. 35S.<br />
- — treffende aanfpraak by zyne luisterryke<br />
urtvaart. iV. 3 Ö 0.: aanmerking omtrent<br />
zyne uitvaart. 36a.<br />
zyn ongelyk door den moord van<br />
ALEXANDER o p eene geduchte wyze ge.<br />
wroken. IV. 365 — 368.<br />
' " vèrgelyking tusfehen hem en MAR.<br />
CELLUs. IV. 46 7 — 4 ?6.<br />
Peloponnefm; nu Morea. II. 239. a a n t.<br />
• verfchillende oorzaken v a n den Pelo.<br />
ponnefifchen oorlog. ÜU 120. «. aant.<br />
PELOPS; zyne kinderen. I. 60<br />
Peltanen; met kieine fchildjes' geWapenden.<br />
VIII. 203.<br />
Pentathlos; eene foort van wedftryd by de<br />
Grieken. I». I 4 0. a a„ t m X I L ^<br />
PKNTHEUS; Koning van Theben, wordt,by<br />
iet vernietigen van ongeregeldheden op de<br />
Jaacchusfeesren, vermoord. Vil. Xi6 b.<br />
Peplus; wat geweest is. XI. 176. b. aant-<br />
181. b.<br />
PERDICCAS; Bevelhebber van ALEXAN<br />
DER; zie van hem in 't leven van EUSJE-<br />
NES. VIII. 81. enz*<br />
Pt-
B L A D W Y Z E R . 3'9<br />
PERTANDER; een der VII. oude Wyzen<br />
van Griekenland. Ui 16. aant.<br />
J^RICLES; zyne afkomst en ligcbaamsgedaante.<br />
III. 12. a.: toefpelingen op de gedaante<br />
van zyn hoofd. 13. a.<br />
_ zyne gemeenzame verkering met den<br />
muzi kmeester DAMON. 17.
8»ö B L A D W Y Z E R .<br />
PERJCLES; brengt den Atcopagus \ n w, n.<br />
gunst. lil, 4 0. a.: bewerkt de verbanning<br />
van CIMON ald.; en zyne terugroeping.<br />
43*
B L A D W Y Z E R . jaf<br />
ir«f en foó/> de onfluimige driften des'<br />
volks te temperen. III. 68, 69. a,<br />
PERICLES; was trouw en eerlyk, III. 70". aa — groot vermogen en magt, door d«<br />
Athenienfers aan hem afgedaan. III. 72. rf.<br />
— houdt het hoogde toppunt van den<br />
bloei zyner Regering veertig jaren daande.<br />
TIL 72. ai<br />
***•• — was onbaatzuchtig, echter niet onachtzaam<br />
omtrent het beduur zyner huislèlyke<br />
zaken. III. 73. a : byzonderheden van zyiir<br />
huishoudelyk gedrag. 74. a.: byzonder<br />
•<br />
voorval met ANAXAGORAS. 75, a.<br />
wordt in zyne onderneming, om eene<br />
algemeene vergadering der Griekfche daten<br />
byeen te roepen, door de Lacedamoniers<br />
verhinderd. III. 77 — 79'. d.<br />
»' 1<br />
zyn gedrag in veldtogten. III, 79. d.<br />
onder alle zyne veldtogten was de<br />
voornaamftê die hy naar Cherfonefus ondernam.<br />
III. 81. a.<br />
zyiie roemryke zeétógten. ÏII, 82 —<br />
m<br />
"<br />
84. a. 90. 91. a. 99, a. 136. a. 137. a.<br />
hield , met eene wyze daatkunde, de<br />
magt der Athenienfers, tot hun voordeel,<br />
binnen de grenspalen van Griekenland terug.<br />
IÏL S£-i- 87. d.<br />
'—— wist de Spartanen, met eene jaarlykfche<br />
geldfom, te belezen. III. 89. a.<br />
» aanmerking omtrent zyn eerfte eo<br />
tweede huwelyk. III.. 95. a.<br />
XIH. DEEL. X" Pï.
3S3 B L A D W Y Z E R .<br />
PERICLES; zyne bedryven in den oorlog tel<br />
gen de Samiers. lil. 98—109. a.: zyn te<br />
onderbrenging van Samos verlchillend beoordeeld.<br />
1 io. a.<br />
——— zyn gedrag in den oorlog der Corcjrteers<br />
tegen de Corinthiers. III. 1.12.<br />
— zyn niet inwilligen van den eisch der<br />
LacediSmoniers was eene aanleidende oorzaak<br />
van den Peloponnejifchen oorlog. I1L.<br />
121. a. aant. iaS. a. aant.<br />
• verfchillende woelingen zyner benyders<br />
en vyanden tegen hem. IIL 122 —<br />
Ï28. a.: over welken hy volkomen zegepraalt.<br />
129. a.<br />
• • "- zyneftandvastigheid en zachtzinnigheid ,•<br />
• onder allerleie eerroveryen, wegens zyn ge.<br />
drag by den inval der Lacednemoniers in<br />
het Attisch gebied. III. 133—133. a.<br />
* • zyn gedrag by eene woedende pcstziekte<br />
te Athene, en by eene zware zonsverduistering.<br />
III. 134., 136. a.<br />
——— wordt van het Opperbevelhebberfchap<br />
afgeze\ III. 138. a.<br />
— lyJt, door de pest, vele verliezen aan<br />
zyne gemeenzaamfte vrienden, kinderen en<br />
naastbeftaanden. III. 139, 142.; zyne aandoeningen<br />
by den dood van zynen zoon<br />
PARALUS. I43. a.<br />
• •* onaangenaamheden hem door zynent<br />
oudftaï zoon aangedaan. III. 139, 140. a.
B L A D W Y Z E i 323<br />
PERIÏLES; wordt nogmaals tot Opperbevelhebber<br />
aangefteld. IK. 144. a,<br />
fcbaft de wet omtrent onechte kindè*<br />
ren af. III. 144. a.: zie ook III. 96 a.<br />
* ondankbare wreedheid, door de Athe*<br />
nienfirs, zynen zoon opgelegd. III. 146. a.<br />
aant.<br />
~—— Wordt door eene ilcepende ziekte aangetast.<br />
III. 147. a.<br />
*—.— lof wegens zyn voortreffelyk karakter.<br />
III. 149, a.i na zynen dood, zyn gemis<br />
door de Athenienfers fpoedig betreurd.<br />
151. a.<br />
ï-n—- vèrgelyking van hem en FABIUS<br />
MAXIMUS. HL 77 — 84. b.<br />
PERIPOLTUS, de wichelaar; verhaal van<br />
zeker bedryf van eenen OAMgN , uit<br />
zyn gedacht af komflig, te Charonea, en de<br />
gevolgen daarvan. VII. 4. ..<br />
PERPENNA; de moordenaar van den bra<br />
ven SERTORIUS. VIII. 70 — 73: wordt<br />
zelf daarna van kant geholpen. 75.: zie<br />
ook VIII. 51. b.<br />
Perfepolis; door ALEXANDER vei brand.<br />
IX. 149.<br />
PERSEUS; koning van Macedonië in oorlog<br />
met de Romeinen. IV. 129, 134.: zyn<br />
Hecht karakter, ald. en 180.: behaalt eerst<br />
èenige voordeelen op de Romeinen. 136.;'<br />
doch wordt daarna, met zyne geheele magt;<br />
door het beleid en de. dapperheid van<br />
X 2 JPAU-
3*4 S L AD W Y Z E R..<br />
FAULUS «MILIOS,geflagen; zie daarvan<br />
een uitvoerig berigt. 141-168.: gevolgen<br />
van dien nederlaag. 169—174.: z y n<br />
gedrag bij de ontmoeting van zynen overwinnaar.<br />
180.: zyn dood. 207.<br />
PERSE US; wanneer geleefd hebbe. VIL<br />
15. aant.<br />
JPerfïanen; derzelver optooifel. II. 271.<br />
- hunne koningen droegen den toenaam<br />
van Groot. II. 304. aant.<br />
— hun God, ARIMANIUS, gehouden<br />
voor den oorfprong van het goede. II.<br />
305. aant.<br />
— iemand op het eerepaard door de<br />
ftad rond te voeren , by hunne Koningen<br />
een teeken van vriendfchap en gunst. II.<br />
3®8. aant,<br />
• in oorlog met AGESILAUS. VIII.<br />
188. enz.: met ALEXANDER. IX. 6a. enz.<br />
1<br />
• byzondere plegtigheid van inwyding<br />
hunner oude Koningen. XII. 6. a.<br />
— -eene vereischte, oudtyds, dat hunne<br />
Koningen in de Wetenfchappen der Magen<br />
onderwezen waren. XII. 15. c. aant:.<br />
Perfisch; overeenkomst tusfehen hetzelve en<br />
het Nederduitsch. IX. 74. aant.<br />
Petra, hoofdftad van Arabia Petraa. VIII.<br />
112. b.<br />
Phalanx; hoe dezelve door de Macedonters<br />
werd ingerigt. V. 26. b.: aant. VIII. S8.<br />
aant.<br />
PHA-
B L A D W Y Z E R ,<br />
3*5<br />
PHANIAS; een leerling van ARISTOTE-<br />
LES. II. 53, aant.<br />
PHANOMEDES; beroemd Gefchiedfchryver.<br />
II. 254. aant.<br />
Phqrfaliai beroemd door den belastenden flag<br />
tusfehen C«SAR en POMPEJUS. VIII,<br />
i85. b. aant. IX. 108. b<br />
Pharus; berigt van dit eiland. IX. 107. aant*<br />
PHERECIDES; Gefchiedfchryver. I. 90. -<br />
PHIDIAS; vermaard Kunftenaar. IV. 184.<br />
. eenige byzonderheden omtrent dezen<br />
beeldwerker, en 2yn dood. III. 122 —124*.<br />
PJ?iditia t; gemeenfehappelyke burgermaaltyden<br />
te Lacedamon. X. 66. aant.<br />
PHILIPPIDES; een Blyfpeldichter. XI. 183.<br />
h. aant.<br />
PHILIPPUS, vader van ALEXANDER den<br />
grooten; aanteekening omtrent hem. IV.<br />
132, 326, 327.<br />
mm. zie ook van zyne bedryven, in den<br />
oorlog met het Grieksck bondgenootfehap,<br />
in het leven van DEMOSTHENES. XI.<br />
61. enz. 71. aant.<br />
PHILISTUS; als Gefchiedfchryver door CI<br />
CERO geroemd. VIL 270. aant,<br />
— zyne poogingen om de overheerfching<br />
van DIONYSIUS, den jongeren, tegen het<br />
beleid van DION en PLATO, in Sicilië te<br />
bevestigen. XII. 31,<br />
PHILOCHORUS; een oud Griehch Histo-<br />
riefchryver. I. 87. aant.<br />
X 3 PHI*
3*5 B L A D W Y Z E R ,<br />
EHILOCTETES; zyn lyden wordt een onderwerp<br />
van zeker treurfpel. II. 82. aant.<br />
PHILOPOEMEN; zyne afkomst en opv.'e.<br />
ding. V. 232.: by uitnemendheid door<br />
Griekenland geliefkoosd. 235,<br />
zyne Iigchaamlyke geftalre. V. 235.:<br />
byzondere ontmoeting-met eene Megarifche<br />
vrouwe. 136.<br />
• zyne geaardheid. V. 237.: afkeer van<br />
het worstelperk en de ftrydfpelen. 240.<br />
—— zy.ie levenswyze. V. 241.<br />
1 hoe hy zich tot eenen held zocht te<br />
vormen. V. 243. ,<br />
* zyne krygsbedryven. V. 245, 247.<br />
ö<br />
54» 257, 26o, 266, 287, 294.<br />
zyn krygsrocm. V. 253.<br />
— maakt verandering in de legerfchik.<br />
king en flagorde. V*. 260.; en de wyze van<br />
leven zyner krygsbenden. 263. 266.<br />
: vertoont aan eene vergadering van<br />
Grieken zyne Phalanx, in haar ichitterend<br />
krygsgewaad. V. 272.<br />
! Griekenland in moed door hem op°- e.<br />
beurd. V. 273.<br />
toeleg op zyn leven mislukt. V. » 7 S<br />
— - zyn naam verbreidde alom fchrikon-<br />
der zyne vyanden. V. 275, 276.<br />
— zyn vertrek naar C«te, 'op verzoek<br />
der Gortymers van fommigen afgekeurd<br />
door anderen verdedigd. V. 277.: zyne be'<br />
dry ven aldaar. 281.<br />
PHI.
B L A D W Y Z E R ; 3*7<br />
PHILOPOEMEN; keert terug naar Pehponne*<br />
fus. V. 28a.: waagt reukeloos eenen zeeflag.<br />
£85.; doch behaalt kort daarna eene luiste*<br />
rijke overwinning te lande. 287.<br />
. > wyst eene aangienlyke ge'daanbieding<br />
der Lacedcemoniers van de hand. V. 29-r.<br />
brengt, door eene grootmoedige daad ,<br />
de Laceda noniers weder tot het bondgenoot-<br />
fchap terug. V. 294.<br />
. (laat vervolgens het ftaatsbeftuur der<br />
Laced
82? B L A D W Y Z E R ,<br />
pmtrent hem. IX. ,87, m . befchuldigd<br />
van zamenzwering tegen den Koning, om<br />
't leven gebragt. i 9o- I 9 a.<br />
&<br />
'<br />
PHOCION; aanmerking omtrent zyne deugd.<br />
5.: met CATO denjongeren vergeleken<br />
r—" zyn karakter. X. 14, 2 Q j 2 3 j<br />
37» 02.<br />
!— zyne afkomst, opvoeding en levens-<br />
) - roem van zyne welfprekendheid. X.<br />
r — fopat, onder den veldheer CHA BRJAS,<br />
zyne bekwaamheid tot den kryg,dienst X<br />
?.a.j zyn zorg voor de uabeftaanden<br />
van CHAERIAS , na deszelfs dood. 2 3<br />
S^r-r yereenigde in zich de bekwaamheden van<br />
eenenStaaatsman en Krygsbevelhebber.X ^ •<br />
aanmerking van den vertaler hieromtrent, met<br />
opz.gt op den tegenwoordige» Staatsbefluurder<br />
in Frankrijk. C1802,) ald, aant.<br />
Z y<br />
TT<br />
" g e d r a g b y 1 , e t a<br />
a«Nlen van Over-<br />
heden en Legerhoofden. X 27.<br />
• ^ — betoont zich, i„ allep,' g e e n v h v<br />
van het volk te zyn. X. fl8,: ftalen<br />
zyne geftrengheid en ingetogenheid. 2 9 _<br />
35.: hoe by desniettegenftaande den naam<br />
van de goede kon verkrygen. 36.<br />
— waarin hy 2 y n e onverzettelyke ge.<br />
PHQ.
B L A D W Y Z E R . 3 2<br />
9<br />
PHOCION; geeft in eene krygstogt tegen de<br />
Maadoniers blyken van zyne ervarenheid en<br />
krygsdeugd. X. 39 — 44.» en vervolgens.<br />
46 — 49.<br />
«r—— zyn voorzigtige raad aan de Athenienfers,<br />
na de nederlaag by Charonea. X. 51.:<br />
en na den dood van PHILIPPUS, ten pp*<br />
zigte eener bevrediging met ALEXANDER.<br />
68«<br />
; wordt als afgevaardigde, door ALE<br />
XANDER, op eene minzame wyze ontvangen,<br />
X. 55. ; zyne behendigheid in<br />
ftaatszaken ten nutte van zyn vaderland,<br />
in de onderhandeling met ALEXANDER<br />
getoond. 56.<br />
W.—ir z<br />
yn e<br />
ftandvastigbeid in het weigeren<br />
van een aanzienlyk, door ALEXANDER<br />
r<br />
hem aangeboden, gefchenk. 58 — 61.<br />
• zyne fobere levenswyze. X. 58.<br />
zyne vrouw wegens eerbaarheid en<br />
eenvoudigheid vermaard. X. 62.<br />
• > gaat de wellustige levenswyze van<br />
zynen zoon, op eene zonderlinge wyze,<br />
tegen. X. 65.<br />
* zyn gevoelen omtrent het eifchen<br />
van oprlogfchepen door ALEXANDER.<br />
X. 66.<br />
6 e- zyn gedrag omtrent HAR PA LUS.<br />
X. 68.; en het verfpreiden van het gerucht<br />
van den dood van ALE X A ND ER. 72,<br />
v* zyn gedrag omtrent LEOSTHENES,<br />
X 5 die
33° B L A D W Y Z E R .<br />
die het volk van Athene tot het voeren van<br />
den Griekfchen oorlog had doen befluiten.<br />
x<br />
- 73-<br />
PHOCION* doet op eene zonderlinge wyze<br />
de Athenienferen, in hunne drift om tegen de<br />
Bocoticrs uit te trekken, bedaren. X. °?7.<br />
- dryft het leger van MICIO op de<br />
vlugt. X. 79.<br />
zyn gezantfehap naar ANTIPATER<br />
X. 8r—S
B L A D W Y Z E R . 33»<br />
PHRUNICHUS; Treurfpeldichter. II. 225.<br />
P n Y L A R c H.Ü s ; een Historiefchryver. II.<br />
319. aant,'<br />
Phytaliden; welke' waren. I. 63, 80. aant.<br />
PINDARUS; een. gewigtig -Ruk uit zyne<br />
klaagliederen door PLUTARCHUS aangehaald<br />
, omtrent den ftaat der mer.fchen na<br />
hunnen dood. I. 272.<br />
PIRITHONS; boezemvriend van THE<br />
SEUS. I. 141, 145- oarit,<br />
Pis 1 STRATUS; bragt de gedichten van HO<br />
MERUS byeen. I. 104. aant.<br />
was van een voortreffeiykst karakter.<br />
II. 5. aant,<br />
m, het karakter van hem volkomen naar<br />
waarheid gefchilderd. II. 118.<br />
i . verhaal van de wyze op welke hy<br />
zich van het gebied te Athene meester<br />
maakte. II. 116, 122 — 129.<br />
TITTHEUS; zoon van PELOPS. i, 60.: ver.<br />
dere berigten van hem. ald. en 62, 63,<br />
67, 70.<br />
Pitynfae; twee eilanden thans Tvics en Fcr-<br />
•nientera. VIII. 20. aant.<br />
PLATO; iets omtrent zyne gevoelens. I. 2S6,<br />
288. aant.<br />
. zyne aanmerking omtrent de inrigting<br />
van het befluur te Sparte, door LYCUR-<br />
GU s. I. 318. aant.<br />
* kort verüag van eenige zyner werken,<br />
byzonderst van den Atlanticus of Critias,<br />
en
33* H A D W Y z E R,<br />
en het oordeel daarover van PLUTAR<br />
CHUS. II. i 3 o , , 3 r,<br />
PtATo; zyne afkomst van eenen broeder van<br />
SOL ON. II. 130, a a v t m<br />
— had veel op met het drietal. UI. i<<br />
r~ zyn gevoelen omtrent de beweegelvkheid<br />
der aarde. I. 460.<br />
y<br />
'<br />
w e l & 0<br />
'<br />
d e b £ t e<br />
5 middelen waren, volgens<br />
zyn gevoelen, om een volk gelukk.v<br />
te doen zyn. I. 488.<br />
0<br />
zyne aanmerking omtrent" de wellust,<br />
y. i36. h o e h<br />
" 7 y ^ gefteldheid van eenen ondeugenden<br />
by het aannaderen des dood s befchryft.<br />
VI. 337.<br />
— antwoord van dien Wysgeer aan de<br />
tyrentërs. VII. 109.<br />
— — veranderingen van deszelfs Academie.<br />
VII. 246, 247. XI. 10. b.<br />
^ — hoe hy, als Wysgeer, zyne achting<br />
behield. VII. 381.<br />
0<br />
— ~ zyne les aan iemand welke in waar,<br />
beid ryk wil z y n. XI. 243. b.<br />
1 : zyne komst in Sicilië , ter verftooringe<br />
der dwinglandy. XII. i 0. : wordt Leermeester<br />
van DION. ald.: geraakt in ongena<br />
de by DIONYSIUS. I 4. : Z I E V E R D E R V A N<br />
hem m t leven van DION.<br />
z y n e aan<br />
' merking omtrent de dapperen<br />
cn regtvaardigen. XII. 12.<br />
PLA.
15 L A D W Y Z E RV 333<br />
PLATO; wordt door DIONYSIUS, den jbngen,<br />
weder overgehaald om naar Sicilië andermaal<br />
overtekomen. XII. 28.: zyne ontmoetingen<br />
aldaar, 3a, 38, 39.<br />
.—1 keert weder naar Griekenland terug,<br />
en houdt DION by de Academie bepaald.<br />
XII. 40.<br />
. komt voor de derdemaal aan 't Hof<br />
van DIONYSIUS. XII. 46.: Wordt weder<br />
weggezonden. 52.<br />
1 neemt geen deel aan 'den oorlog waar<br />
toe, DION zich tegen DIONYSIUS toerust<br />
te. XII. 54.<br />
——~ zyn begrip omtrent den besten Veld»<br />
heer. XIII. 4.<br />
Plunteria; een feest ter egre van ÏIINERVA.<br />
III. 102. c. aant.<br />
PLUTARCHUS; zyne geboorteplaats was<br />
Ckerotïia, in Beotien. I. Ui zyne afkomst<br />
aanzienlyk. a.: zyn geboortejaar onzeker.<br />
4.: zyne opvoeding. 5.: zyn verblyf te<br />
Rome fchynt alleen plaats gehad te hebben,<br />
onder de regeringen van VESPA<br />
SIANUS, TITUS en DOMITIANUS. 6.1<br />
of hy de Leermeester geweest zy van°TRA-<br />
JA NUS, en door dezen vereerd met de<br />
Burgemeesterlyke waardigheid. 9.: zyne<br />
lesfen werden te Rome, door vele aanzienlyken,<br />
met de grootfte aandacht bygewoond.<br />
13.: hield zyne redevoeringen te<br />
Rome in het Grieksch. 35. XI. 7 : z<br />
y" e<br />
be-
334 B L A D W Y Z E R .<br />
bekwaamheden reeds vroeg in zyn Vader",<br />
land bekend. ié.ï wyze raad van zyneri<br />
Vader aan hem gegeven. 17.: hoogde top.<br />
punt van zynen roem. 18.: eenige byzon.<br />
derheden uit zyn gelukkig huwelyksleven.<br />
I9-: zyne zedige en zedelyke gemoedsgefteldheid,<br />
iu het behartigen van geringere<br />
bedieningen. -3, 2,1.: zyn eerbied voor<br />
mindere Overheden 25.: zoekt zekere mis.<br />
bruiken in de twistgedingen te verbeteren.<br />
£ö.: yvert fte'rk voor de aankweeking van<br />
eensgezindheid onder broederen. 28.: zyrt<br />
maagfchap. 3r.. zachtheid van zyn karakter<br />
omtrent zyne Haven en zyne beesten.<br />
32.: Wat hy,by noodigé geflrengheid,bedoelde.<br />
35 : een aanmejkelyk geval van zulk eene<br />
geftrengheid. ald.: helde over tot de Platoni.<br />
fche Wysbegeerte. 38, 288. zyne begrippen<br />
omtrent de Godheid, en den Godsdienst. 39.•<br />
zyne begrippen omtrent de onfferflykheid van<br />
de ziel, en het beloonen en ftraffen na dit leven.<br />
42.: befirydt de gevolgen uit de leer van<br />
EPICURUS voortvloeiende. 43.: byzonderst<br />
omtrent ligchamelyke vermaken. 44. ;<br />
en omtrent den ftelregel van eenen Ëpicu.<br />
Hst:" Houd u ichuil in uw leven." 45 •<br />
legt,ais Gefchiedfchryver, overal zyne liefde<br />
tot de waarheid aan den dag. 46. : j n twee<br />
gevallen vergat hy zyne gewone onpartydigheid.<br />
47, 48. : aanmerking omtrent zy.<br />
ne tydelyke middelen. 49.: loffpraak vair<br />
derf
B L A D W Y Z E R. 335<br />
den Hoogleeraar WYTTENEACH omtrent<br />
hem. Shi aanmerking omtrent zyne gefchriften.<br />
51. aant.<br />
PLUTARCHUS; zyne aanmerkingen, omtrent<br />
het fabelachtige van de verhalen der<br />
Aloudheid. 59, 69. aant.<br />
- zyne aanmerking omtrent het verhef-,<br />
fen van de menfchelyke natuur tot het Goddelyke.<br />
I. 272.: omtrent den Haat der braven<br />
na hunnen dood. 273:<br />
. groote waarde van zyne vèrgelyking<br />
van THESEUS met ROMULUS. L 233.<br />
aant.<br />
leidt de ongelukken af van de zeden<br />
en driften. I. 289.<br />
— zyne gedachten over de Ityf hoofdigheid<br />
van fommigen tegen den echt; om door<br />
dien weg de fmerten over het verlies van<br />
kinderen voor te komen. II. 24 — 27.<br />
aanmerking omtrent zynen fchryfftyl.<br />
II. 131. aant.<br />
• zyne gedachten omtrent de verkeering<br />
der Goden met menfchen. I. 435.; en derzelver<br />
byzondere liefde voor Dichters en<br />
voorname Staatsmannen. 437.<br />
zyne gedachten omtrent deze en gene<br />
vreemdigheden. II. 342. UI. 82. d.z omtrent<br />
het beduur der Goden. 355.<br />
•» zyne gedachten over de waarde det<br />
deugd, vergeleken by de waarde van voortreffelyke<br />
konstflukken en derzelver beoefenaars'
'<br />
'<br />
B L A D W Y Z E R .<br />
naars. III. 7-10. d. V. 31. : aanmerking<br />
omtrent zyne verachting van anders zeer<br />
geachte kunftenaars. ald. aant.<br />
PLUTARCHUS; zyne aanmerking omtrent<br />
de bygeloovigheid met betrekking tot lucht-<br />
verfchynfelen, III. 23. a.<br />
— had eene gelukkige ftoutheid in het<br />
wagen van overdragtelyke fpreekWyzen.<br />
II. 56. a. aant.<br />
' zyne aanmerking .omtrent het n'afpoören<br />
van gefchiedkundïge \Vaarheden. III.<br />
65. a.<br />
z n e<br />
y aanmerking omtrent het beftuur<br />
van' den geest der menfchen. III. 69. a.<br />
w e ]<br />
k onderfcheid hy (telt tusfchén<br />
éen befpiegelend Wysgeer en eeflen Staats.'<br />
man. III. 75. a.<br />
' - hecht veel Waarde aan den Gods-<br />
dienst. III. 13 b.<br />
— zyne aanmerking 1<br />
omtrent de eerzucht.<br />
III. 9. d.: omtrent de droefheid en gramfcbap.<br />
48. d.<br />
gedachten over de beftaanBaarheid<br />
Van 'smenfchen vryen wil, met de onlochenbare<br />
werking der Godheid op onzê<br />
ziel. IH. 71. d. en aant.<br />
zyne gedachten óver de magt van God<br />
en zyne werken. III. 84. d.<br />
1 z v n e<br />
hoe hy dacht over de grondffagen vaff<br />
onze daden; indien men, na de uitvoering,<br />
daarover geen r<br />
berouw zal hebben. fV. 15,16.<br />
PL'U« ;
B L A D W Y Z E R . 33?<br />
PLUTARCHUS; zyn oordeel over de ver<br />
zen van HOME.RUS, en de fchilderyefi van<br />
NICOMACHUS. IV. 97.<br />
• •- zyne gedachten omtrent het nut van<br />
de gefchiedenisfen van beroemde mannen.<br />
IV. 115, 116.<br />
« zyne aanmerkingen omtrent de geboor<br />
teplaats van APOLLo. IV. 286.<br />
— zyne aanmerking omtrent het voort<br />
brengen van oorlogshelden. IV. 292.: om<br />
trent nydigaards. 319.: omtrent den dood<br />
en uitvaart van brave en verdienftelyke<br />
menfchen. 362.: omtrent bygeloof. 385.<br />
•• zyne aanmerking omtrent het vereeren<br />
der Goden. V. 32.: omtrent regtvaardig-<br />
heid en onregtvaardigheid. 33.: omtrent<br />
den landbouw. 241.: omtrent het menfchfif-<br />
lyk geluk. V. 73. b.<br />
— — eene aanteekening op zyne, door hem<br />
aangehaalde,levensbefchryving van scisiö»<br />
VI. 30. aant.<br />
• zyne aanmerkingen omtrent het doen<br />
van vergeldingen. VI. 32.<br />
• zyne aanmerking omtrent de gevolgen!<br />
van twee inhalige en heerschzuchtige Vor-<br />
ften. VI. 46.<br />
niet geheel boven het bygeloof zyne<br />
natie verheven. VI. an. aant.<br />
• • Iaat de vraag onbeantwoord: of d$<br />
voorfpoed wel eene verandering in iemands<br />
aard teweeg brengt; dan of dé boosheid *<br />
XIIL BEiLt Y wek
338 B L A D W Y Z E R .<br />
welke reeds in 't harte zit, zich by menfchen,<br />
als zy tot magt geraken, eerst ontdekt.<br />
VI. ioo. b.<br />
PLUTARCHUS ; zyne aanmerking omtrent<br />
huwelyksverbintenisfen. VI. 112.<br />
• zyne aanmerking omtrent hetgeen<br />
waarop een levensbefchryver, in zyne verhalen,<br />
te letten hebbe. VIL 13.<br />
• zyne aanmerkingen omtrent het najagen<br />
van oorlogsroem. VII. 206.<br />
' aanmerking omtrent zyne aanhaling van<br />
eene plaats uit HORATIUS. VIL239.aant,<br />
1 aanmerking omtrent zyne uitdrukking,<br />
aangaande het gevoelen van ORPHEUS.<br />
VII. 256. aant.<br />
- zyne aanmerking omtrent het geen<br />
waardoor men by het volk genegenheid<br />
verkrygt. VIL 280.<br />
zyne aanmerking op de uitkomfien van<br />
de fortuin. VIL 329. X. 6.<br />
zyne aanmerkingen omtrent toevallige<br />
omftanaigheden. VIII. 4.: omtrent iemands<br />
karakter. 28.: omtrent de onderlinge oorlogen<br />
in Grieken/and. *22.: omtrent de<br />
moeijclykheid om eenen Haat, door eenen<br />
misdag vervallen, weêr op te beuren. VIII,<br />
289.<br />
zyne aanmerking op de wyze waardoor<br />
mannen van den degen en van den<br />
tabberd het best hun aanzien en meerderheid<br />
kunnen bewaren. VIII. 61, b.<br />
PLU-
B L A D W Y Z E R . 339<br />
PLUTARCHUS; zyne aanmerking overhel<br />
vallen van vogelen uit de lucht, by gelegenheid<br />
van een groot gefchreeuw door eene<br />
groote menigte. VIII. 69. b.<br />
. — zyne gevoelens omtrent het Goddelyk<br />
Wezen. VIII. 118. b.<br />
- . zyne aanmerkingen omtrent het verfchil<br />
der uitkom ften van het beftuur van<br />
groote en brave mannen. X. 6.<br />
- zyne aanmerking omtrent de regtvaardigheid.<br />
X. ilr. b.<br />
——— zyne aanmerking omtrent de fabel van<br />
IXION. X. 215. b.: omtrent eerzuchtigen.<br />
±16. b.: omtrent Regenten. 217. b.: omtrent<br />
de fabel van de flang. 219. b.<br />
-, zyne aanmerking omtrent de Stoïfch»<br />
Wysbegeerte. X. 281. b.: omtrent de zwakheid<br />
der menfchelyke natuur. X. 321. b.<br />
——> zyne aanmerking omtrent den invloed<br />
van iemands geboorteplaats op deszelfs geluk<br />
of levensgedrag. XI. 4.: omtrent hetgeen<br />
een Gefchiedfchryver noodig heeft. 6.<br />
. 1 zyne aanmerking omtrent den mensch.<br />
XI. 124- b.<br />
- zyne aanmerking omtrent de vèrgelyking<br />
der Kunften en Wetenfshappen met<br />
de zinnen. XI. 147. b.<br />
- de overdrevene eerbevvyzingen aan<br />
Koningen en Vorften. XI. 237. b.: blyken<br />
hierin van zyn Wysgeerig ca Staatkundig<br />
verftand, 538. b. aant.<br />
Y» PLU-
3 +o B L A D W Y Z E R .<br />
PLUTARCHUS; omtrent den invloed van<br />
tegenfpoed op fommige menfchen. XI.<br />
3». e.<br />
- • — omtrent fpookverfchyningen. XII. 6.:<br />
omtrent de roemryke daden der voorouderen.<br />
XII. 98. c: omtrent de eigenliefde.<br />
99. e,; omtrent de fchroomachtigheid van<br />
fommige menfchen, en tegenftrydigheid in<br />
hunne karakters. 122. c.: omtrent uitbundige<br />
vreugde. 140. *-.: omtrent de genegenheid<br />
des volks. 163. c.: omtrent de krygstucht.<br />
XIII. '3, 4.<br />
P/iyx; eene verfterkte hoogte te Athene. 1.<br />
150. aant. II. 277.<br />
PoJemarchen ; welke Overheden dezen waren.<br />
I. 342. aant.<br />
— te Thehe; waarin hunne magt beftond.<br />
IV. 251. aant.<br />
POLYCRATES; een afftammeling van VRA-<br />
TUS. XII. 165. c. aant.<br />
POLYEUCTUS; een beroemd Redenaar. X.<br />
17. aant. 3a.<br />
PoLYZELus,de Rhodier; Gefchiedfchryver.<br />
II. 63.<br />
Pomarium , in plaats van Postmueium; wat<br />
beteekent. I. 197. aant.<br />
Pometium; aanteekening omtrent dezen naam.<br />
IX. 153. b. aant.<br />
POMPEJUS ; niemand dan hy llerker bY<br />
de Romeinen geliefd, en niemand by hun<br />
wos-
B L A D W Y Z E R . 341<br />
woedender gehaat dan zyn vader STRABO.<br />
VIII. 4- &<br />
POMPEJUS"; zyn loffelyk karakter.VIII. 5.<br />
en uiterlyk voorkomen. 6. b.: en
34* B L A D W Y Z E R .<br />
POMPEJUS; behandelt CARBO op eene OHwaardige<br />
wy« in Sicilië eer hy hem ter<br />
doodftraf overgaf. VIII. a 6. b.: zyne verde<br />
re regtsplegingen omtrent vyanden van<br />
SULLA. 27. b.<br />
- zorgt tegen de ongeregeldheden van<br />
vm.ïT n<br />
° P e e n e z o n d e r l i n<br />
* e w<br />
y«-<br />
fteekt naar Utica en Charthago over.<br />
vm. a 9. b.: had daar eene kluchtige ommoering,<br />
ald.: bemagtigt Afrika. 3*\<br />
— brengt zyne foldaten tot bedaren, die<br />
«et wilden dat hy, door SULL A opontbo.<br />
den, vertrekken zou. VIII. 33. b.: wordt<br />
by zyne terugkomst door SULLA met den<br />
naam van de groote vereerd. 34. b • aan<br />
.1 merking omtrent zulke tytels door de Ro'.<br />
metnen aan mannen vau verdienflen geee-<br />
6 fi<br />
ven. ald.<br />
' zyn gedrag toen SULLA hem de zegepraai<br />
niet toe/rond , welke hy nogtans<br />
doordreef. VIII. 3 7. b.: zyn gedrag omtrent<br />
fommigen van zyne oproerige foldaten by<br />
die gelegenheid. 38. b.<br />
zyne zonderlinge roemzucht, door<br />
het volk erkend. VIII. 39. b.: hetwelk de<br />
kwade gezindheid v a n SULLA tegen hem<br />
opwekte, waaronder hy zich gelaten gedroeg,<br />
40. b.<br />
s<br />
" zyn edelmoedig gedrag by de uitvaart<br />
van SULLA. VIII. 41. b.<br />
POM-
B L A D W Y Z E R . 343<br />
POMPEJUS; voegt zich na den dood van<br />
' SULLA by de party van CATULUS.<br />
VIII. 41. b.<br />
m . zyn bedryf in Galliên, daar hy door<br />
't ombrengen van BRUTUS (den' ouden)<br />
zynen goeden naam krenkte. VIII. 42. b.<br />
m . zyne krygsbedryven in Spanje tegen<br />
SËRTORIUS. VIII. 45- b<br />
'- on.tfnapt het<br />
gevaar van gedood of gevangen te worden.<br />
48. b.<br />
. wordt door den Oud-Conful ME-<br />
TELLUS op eene befcheidene wyze behan<br />
deld. VIII. 49- b.<br />
_ verlaat Spanje en deelt mede in den<br />
roem der overwinning, door CRASSUS in<br />
den flavenoorlog behaald. VIII. 53. b.<br />
, , tracht de magt der Tribunen tot ge<br />
noegen des volks weêr te herftellen. VIII.<br />
55. b.: zyne achting by het volk neemt,<br />
ook om andere redenen, meer toe. 57. b.<br />
, _ geeft aan de Cenforen rekenfchap.<br />
VUL 58. b.<br />
, . verzoent zich met<br />
60. b.<br />
CRASSUS. VIII.<br />
hoe hy zyne waardigheid bewaarde.<br />
m<br />
VUL 60. b.<br />
. verfchillen in den Raad toen men<br />
hem eene onbepaalde magt in den kryg te-<br />
gen de zeeroovers wilde opdragen. VIII. 68.<br />
b.: dezelven eindigden tot zyn voordeel<br />
70. b.<br />
y 4 POM-
344 BLADWYZER.<br />
POMPEJUS; Z Y N E B E D R Y R E N I N D E N<br />
gen de zeerovers. VUL 71. & Z Y N ^<br />
omtrent de overwonnenen. 75.<br />
*<br />
g e e f t e e n<br />
,<br />
k o r t<br />
bezoek te Athene, Vffi<br />
73- twee verzen voor hem aldaar op<br />
de poort gefchreven. ald.<br />
~ — zyn gedrag, omtrent ME TEL LUS op<br />
Ueta 2 elf s v a n 2 y n e b e s t £<br />
keurd. VIII, 77. J.<br />
8<br />
' - zyne magt op eene buitengewone wy<br />
ze door het volk vermeerderd. VIII. 8 2<br />
wind, belgde zyne beste vrienden. 83. 6.<br />
~ ~ SJ gedrag i„ ^fe o m t r c n t L U C Ü L,<br />
VIII. 8 4. 87.^.; zie ook in 'c le.<br />
ven van LUCULLUS.<br />
— vertrekt, met een leger, tegen M r.<br />
THRIDATES. VII. 22,6. VIII. g 9J I o 6 i<br />
— trekt in e„ vermeestert Judea\<br />
VUL 118. zyne regtsoefeningen aldaar.<br />
Ï09.<br />
Z.Z<br />
' ; aanteekening omtrent de trotschheid<br />
nen vryseIatenen deme<br />
- ontvangt de tyding van den dood van<br />
MITHRIDATES, wiens lyk hy weigert te<br />
zien. VIII. 116.<br />
— de genoegens van zyne terugkomst<br />
worden verbitterd. VIII. „8. j,<br />
— fcheidt zich van zyne'vrouw MUcf<br />
4. VIII. n8. b,<br />
PoM-<br />
/•<br />
A<br />
^'^
B L A D W Y Z E R . 3+5<br />
POMPEJUS; dankt, by zyne terugkomst te<br />
Rome, zyn leger af. VIII. 119. b.: vermeerdert<br />
daardoor zyne achting by het volk.<br />
120.<br />
^ zoekt vruchteloos door huwelyk zich<br />
aan het gellacht van CATO te verbinden.<br />
VIII. iai. b.<br />
- groote toeftel tot zyne zegepraal. VIII.<br />
122. b.: groote inkomlten door hem den<br />
Staat toegevoegd 123. b.: waarin de voor-<br />
F naamfte roem van deze zyne zegepraal be-<br />
flond. 124. b.<br />
zyne achting begon door 't overwigt<br />
van zyne magt, ongemerkt te dalen. 115. b.:<br />
byzonderst door de magt, die hy aan CJR*<br />
! SAR, tegen anderen, gegeven had. ald.<br />
, gedraagt zich verraderlyk omtrent<br />
CICERO. VIII. 127. b.<br />
. C S C A R ' S verrigtingen doodelyk<br />
voor hem en voor den S;aat VIII. 13S.<br />
enz. 139. b.<br />
_ trouwt met de dochter van c iE 1 A R.<br />
VIII. 130. b.<br />
ïi - zyn gedrag omtrent ces AR. VIII.<br />
i»<br />
130. b.<br />
wordt hafélyk door den Gemeen'sman<br />
CLODIUS behandeld. VIII. 134. b:\<br />
gevolgen hiervan. 135. b.<br />
iÜ bevordert, door de herftelling van<br />
CICERO , zyne zinkende magt. ,ViII.<br />
Y 5<br />
136. b.i
34^ B L A D W Y Z E R .<br />
136. b.: aanmerking omtrent zyne eerzucht.<br />
138. b.<br />
POMPEJUS; verzorgt den Staat en naburige<br />
volken van een' overvloed van koren. Vlfl<br />
139. b.<br />
• CESAR fluit met hem en CRASSUS<br />
een verbond. VIII. 140. b.: zie ook het<br />
leven van CRASSUS. VII. 53.<br />
« wordt met CRASSUS op eene geweldige<br />
wyze Conful. VIII. ï 4a b.<br />
• zyne getrouwe liefde omtrent zyne<br />
echtgenoote VIII. 145. b. S byzonder bewys<br />
daarvan H6. b.: haar dood en plegtige<br />
uitvaart ald.<br />
• ' de burgerkryg tusfehen hem en c JE-<br />
SAR neemt eenen aanvang. VIII. 146. b.<br />
- 't gedrag van c ATO omtrent hem, ter<br />
beteugeling van zyne heer.chzucht. VIII.<br />
150. b. enz.<br />
wordt tot Conful, zonder ambtgenoot,<br />
benoemd. VIII. I 5 r. è m. byzonder gedrag<br />
van CATO in dat geval. ald.<br />
trouwt met de weduwe van PUBLIUS<br />
CRASÜUS VIII. 15a. b.: befchryving van<br />
deze vrouw. ald.<br />
de ongelykheid van zyn gedrag in<br />
regisplegingen, verwekt hem veel opfpraak.<br />
VIII. i 5 4 , I 5 5.<br />
zyn gedrag omtrent CAESAR VIII.<br />
156. b, 159. b. enz.<br />
POM-
B L A D W Y Z E R . 347<br />
POMP E J U S^ vreugdebedryveri over zyne herftelling.<br />
VIII. 158. b.<br />
-—. vergeet zyne gewone behoedzaamheid.<br />
VUL 159. b.<br />
CÏSAR neemt maatregelen tegen zyn<br />
toenemend gezag. VIII. 161. b. enz.<br />
TTT verfchillende gevoelens in den raad,<br />
omtrent de voortduring van zyn bewind en<br />
dat van C;ESAR. VIII. 162. b.<br />
. berigt van dezen burgerkryg tusfchen<br />
hem en C*SAR. VIII. 166 —197. b.<br />
_ zyn aftogt van Brundufium, wordt<br />
onder de fchranderfte krygsvonden gerekend.<br />
VIII. 173. b.<br />
mm befchryving van zyne zee- en landmagt.<br />
VIII. 175. b.: oefent te Bereea zich<br />
en zyn voetvolk in den wapenhandel.<br />
176. b.<br />
„ overleggingen hoe men zich in een gevecht<br />
zou gedragen. 177. b.: klagten over zyne<br />
krygsverrigtingen. 183. b.: befpottelyk gedrag<br />
van zyne bevelhebbers. 185. b.: zyn<br />
droom. 1S7. b.: befchryving van de fiagorde.<br />
189. b.: gepaste aanmerking omtrent<br />
dezen ftryd tusfehen burgers en burgers.<br />
19a.: befchryving van den ftryd, met deszelfs<br />
nadeeligen uitflag voor POMPEJUS.<br />
194. b.: gedrag van hem na die nederlaag.<br />
197. b. 198. b.: wordt op zee, in zyne<br />
vlugt, door een' koopvaarder opgenomen,<br />
aoo. b.i zyn byzonder gedrag op het fchip.<br />
201. b.:
4S B L A D W Y Z E R .<br />
201. aandoenlyke ontmoeting van 2 y n e<br />
uw CORNELIA, by zynè aankomst te<br />
Mttykne. ao 3. b., n e e m t > n a y e ] e ^<br />
leggingen, z y n e toevlugt tot PTOLO-<br />
MEUS in Egypte. 209. b.: wordt, na veel<br />
verraderlyk overleg van 'sKoniugs hovelingen,<br />
op eene verachtelyke wyze, in<br />
een pink vermoord. 214. b.: byzondèrheden<br />
by zyne uitvaart. 216. b.: gedrag van<br />
CES AR omtrent de genen die POM<br />
PEJUS vermoord hadden, 217. b.<br />
POMPEJUS; vèrgelyking van faemmet AGE-<br />
«LAU...VAL.»,, b. enz.: zie verder van<br />
hem. VII. 2 26. , 2 9. 2 4 5. A 4 P <<br />
«3- VUL 49. IX. 35. ^ jL^<br />
77- f«: 99- *« i 5«.*.: XI. gg. o r j"<br />
enz.: XII. 75. *. * *'<br />
POPLICOLA; ( V A L E R I ü 0 zyne af k o m s t.<br />
II. 136.: waarom hy by de eerfte aanftelJin»<br />
der Confuls werd voorbygegaan. i 3 7.- d o* t<br />
evenwel den eed voor het handhaven der<br />
vryheid , en bevestigt dien door daden<br />
M». 139-•• was gemeenzaam en van een<br />
menschlievend karakter. 144,: z y n g e c J<br />
by de ontdekte zamenzweering der AQUTL<br />
BUSSEN en der twee zoonen van B R O."<br />
TUS. I45—149.<br />
— - wordt, op eene luisterryke wyze tot<br />
Conful benoemd. II. i 5 o.<br />
— - zegepraal wegens de overwinning<br />
der Toskanen. II. 155.<br />
6<br />
Po-
B L A D W Y Z E R . 34!»<br />
POPLICOLA; (VALERIUS) houdt eene<br />
lykrede over BRUTUS. II. 155.<br />
> . zyn gedrag ter wegneminge der ergernis<br />
, tegen hem opgevat, als ftond hy<br />
naar de alleenheerfching. II. 157.<br />
m geeft aan de waardigheid van Conful<br />
eene zachtere gedaante. II. 159 ; en ontvangt<br />
vervolgens den toenaam van p OPIIC o LA,<br />
Volksvriend. 160.<br />
. maakt verfcheidene wetten, die de<br />
magt des Volks vergrooteH. II. 161.: byzonderst<br />
omtrent het beftuur der geldmiddelen.<br />
163.<br />
— — wordt ten tweedemaal Conful. II. 172.<br />
. Rome door hem verdedigd tegen den<br />
aanval van PORSENA, die daarop met de<br />
Romeinen vrede maakt. II. 172 — 181.<br />
- zyne verdere bedryven in de aanvallen<br />
der Sabynen. II. 181. - 187.<br />
, ~* fterfr, en werd, op algemeene kosten ,<br />
ftatelyk begraven. II. 189.: zyn lof. ald.<br />
aant.<br />
, vèrgelyking van hem met SOLON.<br />
II. 193 — 20a.<br />
Pond; hoeveel een Romeinich pond zilver be<br />
droeg. IV. 187. aant.<br />
Pontificis; waarvan deze naam afgeleid wordt.<br />
I. 451mm<br />
• waarin de bediening van den Opper-<br />
Pontifex beftond. I, 453, 4 6o<br />
«<br />
Poif-
350 B L A D W Y Z E R .<br />
Poorten; d e r 2 e l v e r n a f f l e n ^<br />
p<br />
; R<br />
.T;, h<br />
?;r;r a<br />
" M<br />
-<br />
doorgaans meervoudig. XH 7 4<br />
'tri' * ,<br />
I ^ <br />
t a<br />
^ . * « t a l<br />
3^ / gevoerd, en van den<br />
vrede daarop g e„ 0i g d. „, d<br />
<br />
^^•edÏoe^l^oÏÏ.^r 0<br />
""-<br />
Pratextata; (verbad wh, \ 8<br />
'<br />
— war dien naam droeg. 3 J &<br />
^ hoevee, Lictoren deze had. IV. * a ><br />
de geboorteplaats v a„ B I A S. „ _ Q<br />
Priesterlyke ordonnantie, bv d*><br />
^ze boeken behelsde,, IV. 8 f **<br />
B L A D W Y Z E R » 351<br />
Provence; waarvan dien naam draagt. IX. 49.<br />
b. aant.<br />
Prytanaum ; het raadhuis te Athene. I. 97.<br />
aant: II. 75. VII. 52. aant.<br />
P/alter ium; een fnaartuig, te Athene. II. 211.<br />
aant.<br />
P T O L O M / E Ü S C E R A U N U S ; in een gevecht<br />
tegen de Celten om 't leven gebragt. VI.<br />
101. aant.<br />
P T O L O M / E Ü S ; een gemeeuenaam der Mgyptifche<br />
Koningen; VII. 110. aant.<br />
P T O L O M / E U S Ï H I L O P A T O R ; aanmerking<br />
omtrent zyne bedorvene hofhouding, en zyn<br />
gedrag omtrent C L E O M Ü N E S . X. 367. b.<br />
enz.<br />
Punters; als de grootffe bedriegers bekend.<br />
IV. 30. aant.<br />
Purper ; (HermioniscK) aanmerking omtrent<br />
hetzelve. IX. 151. aant.<br />
Pylagoren; wie dus genoemd werden. II. 260.<br />
P Y R R H U S , Koning van Epirus; zyne afkomst.<br />
VI. 6, 122. aant.<br />
. . ontkomt op eene zonderlinge wyze,<br />
nog een kind zynde , de vervolging der<br />
zoonen van N E O P T O L E M U S , en komt<br />
by G L A U C I A S , Koning van Illyrien. VI.<br />
7 — 10.: door wiens hulp hy terug gebragt<br />
en tot Koning van Epirus werd uitgeroepen.<br />
12.<br />
>• —. aanmerking omtrent een verhaal van<br />
zyn
35* BLADWYZER»<br />
zyn karakter, tanden en grooten teen. VI»<br />
13. aant.<br />
PYRRHUS; begeeft zich, door den aanhang<br />
van NEOPTOLEMUS onttroond, naar<br />
DEMETRIUS. VI. 14.<br />
' trouwt, in een gezantfchap naar Egyp.<br />
te, aldaar met ANTIGONE,fh'efdochter van<br />
PTOLOMEUS VI. 17.: keert naar Epirus<br />
terug, en maakt een verdrag en vrie
B L A D W Y Z E R . 353<br />
PÏRRHUSJ zyne huweiyken en kinderen, VI.<br />
34-<br />
— — krygt den bynaam van den Arend,<br />
VL 35.<br />
. • zyn inval in Macedonië liep voor<br />
hem kwalyk af". VL 35,<br />
. maakt eene overeenkomst met DE-<br />
M E TRI US. VL 37.<br />
. vak, door aandryving der naburige<br />
Koningen, met LYSIMACHUS in 'r. ryic<br />
van OEMETRIUS'. VI. 40,: verbeeldt zicli<br />
in den flaap door ALEXANDER geroepen<br />
te worden, die hejn helpen wilde. 41. : bemagtigt<br />
zonder llag of floot de legerplaats<br />
Van D E M E T R I U 6. 44.<br />
> verdeelt met LYSIMACHUS de overmeesterde<br />
landfc !<br />
iappen ; doch de vriendfchap<br />
duurde niet lang. VJ. 45, 46, 49.<br />
.—— raakt na dat DEMETRIUS, door<br />
SELEUCUS; in Syrië was te onder gebragt,<br />
met LYSIMACHUS in oorlog. VI. 49.<br />
ip blyft, na 't verlies van Macedonië , rusteloos<br />
en krygt ook weder gelegenheid om<br />
aan zyn oorlogszucht te voldoen. VI.<br />
5 1<br />
<<br />
•> 52.<br />
aanmerkelyk gefprek van CINCAS<br />
met hem, ter beteugeling van zyne veroveringszucht.<br />
VI. 57.<br />
—- • zendt, met vrachlfchepen een leger<br />
dea Tarentynen tegen de Romeinen ter hulpe.<br />
VI. 62.<br />
XIIL DEZL. Z PÏH-
354 B L A D W Y Z E R .<br />
PHRRHUS; ko Ï% na vele uirgeflane zeegevaren<br />
aan land. VI. 65.: brengt de zorgeloozc<br />
Burgery re Tarentum door dwangmiddelen in<br />
berer orde. 67.: raakt met de Romeinen onder<br />
1<br />
taviNus in gevecht en behaalt de overwinning,<br />
na betoon van uitflekende dapperheid.<br />
68 — 76.<br />
zendt cINCAS naar Rome om over<br />
den vrede te handelen, welke onderhandeling<br />
door de redevoering van APÏIUS afgebroken<br />
wordt. VI. 85.<br />
—:— ontvangt van CINCAS een treffdyk<br />
berigt van den raad en het volk van Rome.<br />
VI. 86.<br />
c. FABRIT ius weigert edelmoedig<br />
zyne gefchenken. VL 88.: en ontdekt door<br />
eenen brief aan hem eenen verraaerlyken<br />
toeleg op zyn leven. 93.<br />
• — raakt , voor de tweedemaal met de<br />
Romeinen in een gevecht, en behaalt de<br />
overwinning. VI. 95 — 99.<br />
• befluit, op een' aan hem gedanen voorllag<br />
der Sicilianen, derwaarts over te fteken,<br />
om dezen tegen de Carthagenitnfers te<br />
helpen. VL 101.<br />
raakt, wegens zyne dwinglandy, by<br />
de Sicilianen in den grootften haat VI. 109.:<br />
verlaat Sicilië cn trekt weder over naar ha-<br />
He. 110.<br />
geeft, uitgedaagd, een blyk van onverfchrokkene<br />
dapperheid. VL 112.<br />
Puil-
BLADWYZER. 355<br />
PVRRHUS; wordt door de Romeinen op<br />
de vlugt geilagen. VI. 116.<br />
! bezorgt niet behnorlyk het geen hy<br />
reeds vermeesterd had. VI. 117.<br />
keert terug naar Epirus. VI. 118.<br />
dry ft ANTI GO NUS uit Macedonië»<br />
VI. 120.: gevolgen van deze overwinning. 121.<br />
„ trekt, aangezocht, op tegen Lacedamon.<br />
IV. 125.: omftandig verhaal van de belegering<br />
van Lacedcemon en het ontzet van die<br />
ftad. VI. 127-139"<br />
„ zyne verdere en laatfte krygsbedryven<br />
te Argos, omftandig belchreven. VI. 144.:<br />
wordt door eenen gemeenen Argivet gekwetst.<br />
155-: kort daarop door ten fteenworp<br />
eener vrouwe zwaar gekneusd, en vervolgens<br />
door eenen zopYB.ua afgemaakt.<br />
Ï56, 157.<br />
, z y l l lyk op eene eerwaardigen wyze<br />
door ANTIGONUS zynen vyand behandeld,<br />
VL i*3.: als ook zyn nagelaten zoon<br />
e o o k<br />
HELENUS. 159- zi<br />
n<br />
leven van DEMETRIUS. XL 259- b.<br />
»em m't<br />
PYTHAGORAS; verfchillende gevoelens om<br />
2
35
B L A D W Y Z E R . 35?<br />
werd. 395. aant., en 397.: deszelfs verga,<br />
deringen hoe te Sparte gehouden werden.<br />
I- 3^3-<br />
. zyne leden te Rome, zender wettige<br />
redenen, afwezig zynde, werden geboet. X.<br />
92. b. aant.<br />
door Welke wegen, iemand, die daar<br />
uitgezet was, by de Romeinen daar weêr<br />
in kon komen. XI. 42. b. aant.<br />
Rangen; of THESus de eerfte infteffêr van<br />
dezelven geweest zy. I. 120. aant,<br />
Rapfodr.i; wie dezen waren. IX. 18. aant.<br />
Redenaars; namen van verfcheidene Redenaars<br />
, van welken in de aanteekeningen<br />
eenig berigt gegeven wordt.<br />
AGNONIDES, X. ic5.<br />
AEEIDAMAS. XI. ar.<br />
ANDOCIDES. II. 319.<br />
ANTIPHON, III. 11. c.<br />
ANTONIUS (MARCUS). VIII. 65.<br />
* CALLISTRATUS. XI. 16.<br />
CHANDEH US. X. 51.<br />
CICERO. XI. 3. b.<br />
DEMADES. II. 68. X. 3. enz. 352. b.<br />
XI. 26.<br />
DE MOST HE NES. XI. 3.<br />
HEPËRIDES. X. 14. 37. XI. 45.<br />
Is 2t U S. XI. l8.<br />
ISOCRA T'JiS. XI. 19.<br />
LEO ÜYSANTIUS. VIL 377.<br />
MOEROCLES. XL 48z<br />
3
55* B L A D W Y Z E R .<br />
Redenaars; namen van verfcheidene Redenaars<br />
, van welken in de aanteekeningen<br />
eenig berigt gegeven wordt.<br />
NAUCRATES. Vil. 99.<br />
PHI LIPPUS CL UCIüSMARCUI SOVIIIi<br />
7% b.<br />
PllILOCRATES. XL 58,<br />
POLYEUCTUS. X. If.<br />
PYTHON. XI. 31.<br />
Redenaart by de Grieken; hadden eenen be.<br />
paalden prys, volgens welken zy moesten<br />
betaald worden door hunne leerlingen. XL<br />
19. aant.<br />
~ oordeelvellingen omtrent hen. XI. 16<br />
40.<br />
0<br />
*<br />
Redenkunde; derzelver invloed in het beftuur<br />
van menfchen. III. 69. a.<br />
Regent ; deszelfs eerfte pligt. I. a8 7. : z i e<br />
ook Overheden.<br />
door welk een middel het volk het<br />
best kan gelukkig maken. I. 488.: zie ook<br />
Koning.<br />
Regenten; aanmerking omtrent derzelver be.<br />
Huur. X. 9, f217. b.<br />
Regeringsvorm; verdeeldheden te Athene over<br />
het omhelzen van deze of gene. II. 49, s o<br />
' onderfcheidene neigingen der volken<br />
tot onderfcheidene Regeringsvormen naar<br />
gelang der plaatfen welke zy bewonen. II.<br />
50. aant.<br />
gegtvaardikheid en Onregtvaardigheid; aan.<br />
mer-
B L A D W Y Z E R . 359<br />
merking van PLUTARCHUS daaromtrent.<br />
V. 33.<br />
Regtvaardigheid en dapperheid; hoe de menigte<br />
doorgaans daaromtrent verkeeert. X? iri. b. •<br />
R-EMUSj zie van hem in da gefchiedenis<br />
e n z<br />
van ROMULUS. I. 179* *<br />
Renbaan; Diaulos geheetcn. XI. 199. b.<br />
Reukeloosheid; verfchilt van dapperheid. IV.<br />
2-7 — 235.<br />
REVILIUS; (CANINIUS) wordt flechts<br />
voor écV.en dag Conful. IX. 150. b.: geestig<br />
gezegden van CICERO daarop. IX. 151.<br />
b. aant.<br />
R het ar ; wat dus genoemd werd. *I. 321 ,<br />
347 > 35°'<br />
Rhyntaces; aanteekening omtrent dit zeer kleine<br />
vogeltje in Perfle. XII. 54. e.<br />
Ridders ; na hun tyd uitgediend te hebben<br />
moeten aan de Cenfurert .rekenfehap geven,<br />
VUL 57- h.<br />
Rivieren; namen van verfcheidene Rivieren,<br />
waarvan in de aanteekeningen eenig berigt<br />
gegeven wordt.<br />
Abolus of Alabus. IV. 90.<br />
JEgtis Potamos. VI. 369.<br />
Albanus. VIII. 98.<br />
Ab'us. IX. 100. b.<br />
Alpbus. V. 232.<br />
Anio nu Tevorone. II. 185.<br />
Arfanias. VII. 212.<br />
Aftnarus. VIL 395»<br />
' . Z 4
3°° B L A D W Y Z Ë R.<br />
Rivieren ; „men van «JUMm Réfêm<br />
w-van m de aanteekeningen eenig t<br />
ligt gegeven wordt.<br />
' ir. 32.<br />
^e$r mi de jgflgpl VI. 227.<br />
Axius. XI.- 272.<br />
^<br />
n u<br />
Guadalquhir. VIII<br />
ClgM$Stt I. go.<br />
few. IX. 324.<br />
' *<br />
' Cophenus. 'IX. 223.<br />
CVw, VI/I. pö. &<br />
Echedprus, I. 79,<br />
Eurotas. I. 345.<br />
Eur'ymedon, VII. 6"r.<br />
G^o-w- JX. 237.<br />
Hydaspes. IX. 225.<br />
Indus. IX. 223.<br />
Ismen us. II. 18.<br />
Larisfus. V. 25T,<br />
ZjfC«f of Halycus. IV. oi^<br />
XI. 286,<br />
Meander. VIII. m.<br />
Oenuns. I. 323.<br />
Oraxartes. IV;<br />
Oaw. IX. 220.<br />
Pafitigris. VIII. i 3 4,<br />
Rhyndacus. VII. 140.<br />
VIII. 166.<br />
«£
B L A D W Y Z E R . $Ci<br />
Rivieren; namen van véffcheidene Rivieren,<br />
waarvan , in de aanteekeningen eenig be.<br />
rigt gegeven wordt.<br />
Tt- s, én Turitis, VIII. 53.<br />
Rivieren; welke de grootiten zyn, IX. 237.<br />
aant.<br />
Rome; wat h 't Cr'elfh betekende. I. 165.<br />
aant.<br />
< veiTchi'lende verbalen omtrent de herkomst<br />
vau dezen raam. I. 165.: 't waarfchytHykfte'<br />
gevoelen. 167.:<br />
— wanneer de bouwing; van deze Trad<br />
aanvang nam. 1. 197.<br />
• wat derzei ver o ftaat het meest heelt<br />
doen toenemen. I. 217.<br />
in wyken verdeeld, I. 237,<br />
— hoe eens, na de verdryving der Celte!<br />
, de ftad, door eene list van eenen<br />
aanval der Latynen gered 'werd, I. 277.<br />
• verde'eling aldaar, r>a de verdwyning<br />
van ROMULUS, omtrent het verkiezen<br />
van eenen Koning. I. 429. een Inïerregniim<br />
aldaar ingevoerd. 431. NUMA POMFILIÜS<br />
eindelyk door de Romeinen tot Koning verkoren.:<br />
zie NUMA roMPir.ius.<br />
— omwenteling aldaar, bewerkt door<br />
BRUTUS: zie BRUTUS, en P'OPLI-<br />
COLA.<br />
hne het Heilige Eiland aldaar, in den<br />
Tiber, geformd is. II. 152.<br />
• door HORRATIUS COCLES, en<br />
Z 5 M ü*
36a BLADWYZER;<br />
MUCITJS jeivoLA, uit haar gevaar gered.<br />
11. 173. 175.<br />
Rome; door BOREN NU?, Opperhoofd der<br />
Gal/en vermeesterd , eu door CAMIL<br />
LUS wederom verlost. II. 374. ^91.<br />
wordt weder herbouwd. II. ^95.<br />
zuiverheid van zeden aldaar verloren.<br />
V. 14 r.<br />
Romeinen; zie van hunre gefcbiedenlsfën in<br />
het leven van ROMULUS, en van de overige<br />
doorluchtige Romeinen ia dit werk,<br />
ROMULUS; befchryving van zyn leven. L<br />
165 — aSo.<br />
geeft zynen naam aan die ftad, I.'ïó?.<br />
verfchillende gevoelend omtrent zyne afkomst.<br />
i63.: welke bet geloofwaardigst gefchiedverbaal<br />
daarvan zy. 171 —179.: verhaal van<br />
zyne opvoeding. 179. 180.: wat aanleiding<br />
gaf tot de ontdekking van zyne geboorte, 181.<br />
nadert, met eene aanzienlyke magt,<br />
de ftad Alba. I. jR5. : bezorgt de regering<br />
aldaar aan zynen Grootvader NUMITCR,<br />
en vertrekt naar elders, om eene nieuwe<br />
ftad te bouwen. 189.: oneenigheden me:<br />
zynen broeder REMUS. 191.: zet het bouwen<br />
der nieuwe ftad . voort. 195.: wanneer<br />
de bouwing van Rome aanvang nam. 197.<br />
verdeeling van het volk, te Rome,<br />
door hem gemaakt. I. aos. enz.: vrouwenroof<br />
door hem aangelegd. zc6.: oorlog<br />
daaruit ontftaan. 171.: verilaat ACRON.<br />
3117.:
B L A D W Y Z E R . 363<br />
317. : rigt een Tropeeum of zegeteeken<br />
op. 218.: overwint de overige Sabynen.<br />
024.: verraad van TARPEIA ftrekt tot<br />
baren eigen verderf. 216.: vervolg van<br />
den Sabynfchen oorlog. 229.: vredeverdrag<br />
gefloten, en de Sabynen met de Romeinen<br />
tot eenen gemeenen ftaat gemaakt. 235. :<br />
verdeelt Rome in wyken. 237.: maakt eenige<br />
inftelliugen ter eere de Sabynfche vrouwen.<br />
238.: maakt met de Sabynen eenige<br />
nieuwe fchikkin en *\l, 24a.: of de Festalen<br />
ingefteld heeft. 248.: is een liefhebber<br />
der wichelary 248.: maakt wetten.<br />
249.: oordeelt de vadermoord onmogelyk.<br />
L 251.: wegens zyne regtvaardigheid, in<br />
een zeker geval , door die van Laurenturn<br />
toegejuicht. 253,: maakt een verbond<br />
met de oude Latynen. 254.: bemagtigd<br />
Fidena. ald. : pestziekte , als een wraak<br />
der Goden, na het ftrafTen van een' beganen'<br />
moord geflild. 255.: overwint de Came~<br />
riens. 256.: en de Ptj'ers. 258.: en fluit<br />
met de laatflen een verbond. 260.: begint<br />
in eenen overheerfcher te ontaarden. 262.:<br />
vevdwyut op eene zonderlinge wyze. 264.:<br />
verfchillende gedachten van deze verdwy-<br />
nig, 2.66. : JUMUS PROCULUS verzekert<br />
het volk van de opneming van R O MÜ«<br />
LUS onder de Goden. 268.: wordt vervolgens<br />
, onder den naam van nu TRI NUS,<br />
als God geëerd. 269.: zie ook. 428, 429.<br />
Ro.
3^4 B L A D W Y Z E R .<br />
ROMULUS; vergeleken met THESEUS I<br />
59» 283-295.<br />
hoe cle dag, op welke hy verhuisde,<br />
genaamd werd. I. 275.<br />
-— • in welk jaar hy verdwenen is. I. 269.<br />
• zyn wichelfhf, na de verwoesting<br />
van Rome door de Gallen, onder de puinhoopen<br />
wedergevonden. II. 397.<br />
Rouw over eenen afgeftorvenen; bepalingen<br />
daaromtrent gemaakt door LYCURGUS.<br />
L 401. door NUMA. 461.<br />
Romklagten; wetten van SOLON daaromtrent.<br />
II. 87.<br />
ROXANE ; haar gedrag na den dood van<br />
ALEXANDER. IX. 2.8?.<br />
RUFINUS; CPUBL. C ü m 0 eenige aanteekeningen<br />
omtrent zyne fchraapzucht. VI. 2.<br />
h. aant.<br />
Rumhialis; een zeker vygeboom; waarom dus<br />
genoemd. I. 173.<br />
RUTILIUS; OO aanteekening omtrent hem.<br />
VI. 244. aant.<br />
Ryk; les van PLATO van iemand die waar-<br />
lyk ryk wil zyn. XI. 243. b.<br />
Rykdom ; hoe SOLO N daarover dacht. II.<br />
9, 13.<br />
aanmerking omtrent het gebruik en •<br />
misbruik van denzelven. IV. 236.<br />
* hoe noodwendig om de deugd te<br />
doen gelden en wigtig te maken. IV. 239.<br />
aant.<br />
Ryk.
B L A D W Y Z E R . 365<br />
Rykdam; verbazende rykdom van MARCUS<br />
CR.USSUS. VIL 6. b.<br />
SABINÜS; (NYMPHIDIUS) zie van dezen<br />
in het leven van GALBA. Xlïf. 7, 18,<br />
19, 21, 22, 28.: wordt omgebragt. 33.<br />
Sabynen; een krygshaftig volk'. 1. 215-: hun<br />
gedrag omtrent den vrouwenroof door RO<br />
MULUS aangelegd. I. 216.<br />
Salaminifche galey ; by welke gelegenheden<br />
dezelve gebruikt werd, III. 29. a. aant.<br />
Saïamis; een eiland onder het beleid van SO<br />
LON veroverd. II. 30.<br />
. • ook Jonic genoemd. II. 38.<br />
• « gaat voor Athene weêr verloren. II.<br />
45-<br />
• beroemde zeedag aldaar tusfehen de<br />
Grieken en Xerxes. II. 255.<br />
Saliers; derzelver ooifprong. I. 464.<br />
Samttna ; een fchip te Samos; waarom dus ge*<br />
noemd. III. 105. a.<br />
SAMOTHRACE ; aanmerking omtrent hare<br />
byzondere godsdienstigheid, VII. 145.<br />
aant. •<br />
SAMUEL, 1. Sam. XXVIlL: opgehelderd.<br />
VII. 32. aant. en l. Sam. XX., XL 159.<br />
b. aant.<br />
Sardi yenalet; aanmerking omtrent dit fpreekwoord.<br />
I. 261. aant.<br />
Sardonifche lach; wat de ouden daardoor verftönden.<br />
X. 80. c„<br />
Sa»
366 TJL A D W Y Z E R.<br />
Sarisfen; kromme Macedonifche houwers.<br />
VIII. ic6.<br />
Sater ; aanmerking omtrent het verhaal van<br />
eenen later by een fontein gevonden. VI.<br />
85. b. aant.<br />
Satrapen; waarfchynlyk Ryksgrooten by de<br />
Armeniërs. VII. 214. aant.<br />
Satura, Ferre fenteneiam per Saturam ; welk<br />
eene wy/.e van Hemmen de Latynen daardoor<br />
te keunen geven. IX. 29. b.<br />
Saturnalia; een feest te Rome. VI. 91.<br />
• wanneer zyn feest gevierd werd. I.<br />
50c. aant.<br />
SATÜRNL S, aanmerking omtrent zyne regeering,<br />
en den oorfprong van zyn feest<br />
een vreugdefeest voor de Haven. I. 500.<br />
en aant.<br />
Satyrus ; fpeling met dat woord door de<br />
waarzeggers van ALEXANUDER in 't beleg<br />
van Tyrus. IX. 99.<br />
SATYRUS; een beroemd Tooneelfpeelder, de<br />
onderrigter van DEMOSTHENES. XI. 26.<br />
SC/EVOLA (MÜCIUOJ z<br />
yn kloekmoedig<br />
gedrag omtrent poRSE NA. II. 175.<br />
Scemten; eene foort van Arabieren. VII. 173.<br />
Schepen; derzelver gedaante by de Ouden. L,<br />
102. aant.<br />
• • • derzelver ftevens oudtyds met beeldwerk<br />
veiüerd. II. 235. aant.<br />
Schilder/tukken; van* de ftad Sicyon zeer beroem.<br />
XII. 127. c*<br />
SchiU
B L A D W Y Z E R . 3^7<br />
Schilder/tukken; ARATUS laat velefchilderyen<br />
dier Dwingelanden te Sicyon vernietigen. XII.<br />
128. c: byzonder geval aldaar met de<br />
fchildery van AR.ISTR.ATUS. 129. c.<br />
Schouwburg; diende dikmaals tot voiksvergaderingen.<br />
X. 18. aant.<br />
• gefchillen over de zitplaatfen der Ridders<br />
in dezelven. XI. 33. b.<br />
Schuldeijfchers; derzelver hardigheid geeft te<br />
Athene aanleiding tot hevige beroerten. II.<br />
52.<br />
• LUCULLUS beteugelt derzelver onmenfchelyke<br />
handelwyze in A/ia. VIL 169.<br />
Schuldenaren; door SOLON van de hardigheid<br />
hunner fchuldeifchers verlost. II. 59.<br />
Schryvers; namen van verfcheidene Schryvers ,<br />
van welken in de aantekeningen eenig berigt<br />
gegeven woidt.<br />
AcESTODORUS. II. 255.<br />
iEsCHINES. II. 40.<br />
ALEXO of ALEXANDER. van Myndus.<br />
II. 210.<br />
ANDROTION. II. 60.<br />
ANTIGONUS. I. 237.<br />
ANTISTHENES. III. 5. c.<br />
ARATUS. X. 057. b.<br />
ARISTAXENUS. IV. 42.<br />
ARRIANUS. V. 243.<br />
ASCLEPIADES. II. 3.<br />
ATHANES. IV. 65.<br />
BATO. X. 257. b.<br />
Schry
§C8 B L A D W Y Z E R .<br />
Schryvers; nanen vsn yerrcheidene Schryvers,<br />
van welken in de aanteekeningen eenig he«<br />
rigt gegeven wordt,<br />
B i o N de Soknfer. I. 127.<br />
CAESAR (j. c.) IX. 61. bi 75. b.<br />
CAJUS ACILIUS. I. 246.<br />
CALLIMACHOS. I. 316.<br />
CALLISTHENES. II. 367. IV. 289:<br />
CATO (MARCUS). V. 204.<br />
C A T U LUS. VI. 238.<br />
CHARON de Lapfacener. II, 298.<br />
CHARES. IX. 81.<br />
CLEDEMUS Of CLITODEMUS. I.<br />
IOI.<br />
COLÜMELLA. V. 242.<br />
CRATERUS V. 117.<br />
CRITIAS. L 334.<br />
CTESIAS. XII. 4, c.<br />
CTESISIS. XI. 50.<br />
DAMACHUS. VI. 3S2.<br />
DEMARATUS. VIII. 222.<br />
DAMASTES. II. 367.<br />
DEMETRIUS de Magnefïer. XI. 55.<br />
DEMON. I. 99.<br />
DlC.fiAR CHUS. L 8lO.<br />
DmYMUS. II. 3.<br />
DIOCLES de Pepare. I. 171.<br />
DIODORUS de Peiigeet. h 160.<br />
DIONYSIUS van Halkamasfus. VI. 76.<br />
DIOSCORID ES. I. 339.<br />
Du RIS de Scmier. III. 108.<br />
E OP HO-
B L A D W Y Z E R . 369<br />
Sihryvers; namen van verfcheidene Schryvers,<br />
van welken in de aanteekeningen eenig be'<br />
rigt gegeven wordt.<br />
EPHORUS. II. 299, 367.<br />
EUANGELUS. V 243.<br />
EUANTES. II. 40.<br />
FABIUS PICTOR. I. 171.<br />
F A N N IU S. X. 14 C<br />
FE N E S T E L L A. VI. 93. b.<br />
HELLANICUS. I. 95.<br />
HER E AS. I. 104.<br />
HERMIPPUS. I. 316, 390 XI. S9»<br />
HERODOTUS, van Pontin. I iz6,<br />
HIERONYMUS, de Cardianer. VI 77V<br />
VIII. 126.<br />
HIERONYMUS, van Rhodus. V. 12L<br />
IDOMENKUS. III. 44.<br />
IPPARCHUS. L 314.<br />
ISTER, Of IS T RUS. I. I53.<br />
JÜBA. I. 2IO. IV. 469.<br />
M A RSYA S. XI 63.<br />
MENECRATES, van Xanthus, I. üj;<br />
MEANTOES, II. 207.<br />
ONESICRITUS. IX. 33, 231.<br />
PANJETIUS. V. 122.<br />
P A s i p H O N. VIL 287.<br />
pATiECTJS II. 24.<br />
PIIANIAS, de Lesbier. II. 53*<br />
P H A N O M E D F S. II. 254.<br />
PHERECYDES. I 99, '<br />
PHILISTUS. IV. 360.<br />
XIIL DEEL. Aa fcfcf*
57°<br />
B L A D W Y Z E R .<br />
Schryvers; namen van verfcheidene Schryvers.,<br />
van welken in de aanteekeningen eenig berigt<br />
gegeven wordr.<br />
PHILOCHORUS. L 87. VII. 382.<br />
PHILOSTEPHANUS. I. 390.<br />
PHYLARCHUS. II. 319.<br />
POLYBIUS. IV. 29O. V. 315, 317.<br />
POLYZELUS. II. 63.<br />
POSIDONIUS. IV. 162.<br />
POTAM ON. IX. 236.<br />
RUÏILIUS (PÜBL.) RUEUS. VIII. I05.<br />
SOTJON. IX. 236.<br />
SPH/ERUS. I. 320. X. 280. b.<br />
STESIMBROTUS. VII. 77.<br />
STILBIDES. VII. 382.<br />
STRABO. VII, 202.<br />
SULLA. VI. 234.<br />
SULPITIUS GALBA. I. 226.<br />
THARONTAS. VI. 5.<br />
THEOPHANUS , dsLesbier. XI. 100. b.<br />
THEOPOMP US. VI. 389.<br />
THUCYDIDES. III. 33.<br />
TiMaus. VIL 270.<br />
TUBERO. (QUINTUS ^LIUS) VII.<br />
337-<br />
VALERIUS ANTIAS. I. 210.<br />
XENARCHUS. VIL 272.<br />
ZENODOIÜS, L au.<br />
Sciathus; een eiland over Thesfalie en Magnefia.<br />
II. 232. aant.<br />
Sci-
B L A D W Y Z E R . 371<br />
SCIPIO; (PUULIUS CORNELIUS) de Afri'<br />
kaner, in zyn huis dood gevonden. I. 265.<br />
en aant.<br />
* zyne krygsverrigtingen in Afrik», en<br />
zyne overwinning van HANNIBAL. IIL<br />
67, 70—72. b.<br />
zyn edelmoedig gedrag omtrent HAN-<br />
NfBAL. V. 70. b.<br />
SCIRON, een roover; verhalen van hem*<br />
L 75.<br />
Scirophorion ; een maand by de Spartanen,<br />
overeenkomende met Mey en jfuny. VIII.<br />
273. aant.<br />
Scriphus ; een der Cyciadifehe eilanden. II.<br />
272. aant.<br />
Scytala; een flingerbriefje: welk gebruik men<br />
daarvan by de Spartanen maakte. I. 41ste<br />
aant. VI. 415.<br />
SELEUCUS; zie van hem in het leven van<br />
DEMETRIUS. XI. 233. b. 239. b. 256. bo<br />
Sella Curulis; befchryving van dit eergeftoelte*<br />
II. 373. aant,<br />
Aa as H*
37* B L A D W Y Z E R .<br />
Senatus; wat beteekent. I. 203.<br />
Sequanen; derzelver land naderhand la Fraif.<br />
che comté geheten. IX. 54. b.<br />
Serbonis; aanteekening omtrent de plaats waar<br />
Git meir ontfpringt. XI. 8. c.<br />
Serenade brengen; oudtyds ook gebruikelyk.<br />
III. 16. c. aant.<br />
SERTORIUS ; vergeleken met PHILIPPUS,<br />
ANTIGONUS en HANNIBAL. VIII. 6. j<br />
als ook met METELLUS POMPEJUS)<br />
SULLA en EUMENES ald.<br />
1 z n e<br />
' y afkomst en opvoeding. VIII. 7.<br />
geeft in zynen eerden veldtogt, onder<br />
cfiPio, i„ Gallien , verfcheidene blyken<br />
van beleid en moed. VIII. 9.<br />
—•— verlost zich met.de zynen in Spanje,<br />
door voorzigtigheid en list, tot nadeel zyL<br />
ner vyanden. VIII. i 0.<br />
— - verliest één van zyne oogen in een<br />
bedryf van bewonderde ftoutmoedigheid<br />
en verwierf hierdoor eenen buitengewonen<br />
roem. VIII. n, l s u<br />
• kiest de party van MARIUS. VIII. r 3.<br />
' geeft een bewys aan CINNA van<br />
goede trouw omtrent MARIUS. Vlll. i 4,<br />
— - toont zich een vriend van gematigdheid<br />
en een vyand en wreker van wreedheid.<br />
VIII. 15.<br />
handelt verftandig, in een zeker geval<br />
met de Barbaren, op zyne reis, als Proconful<br />
naar Spanje. VIII. 17-.<br />
SER-
B L A D W Y Z E R . 373<br />
SERTORIUS; betoont zich in Spanjt vrien«<br />
delyk omtrent elk, en geducht voor zyne<br />
vyanden. VIII. iBt<br />
. wordt genoodzaakt- Spanje te ontruimen<br />
: trekt naar Afrika -. vandaar weder<br />
naar Spanje , daar hem het landen belet<br />
wordt. VHL 19—3,1.<br />
P*, zyn zachtaardig gedrag omtrent de<br />
overwonnenen in Mauritankn. VIII. 24-36.<br />
mm, aanmerking omtrent zyn karakter.<br />
VUL 3S.<br />
m. • op welk eene kunflige wyze hy de<br />
ivoeste Lufitaniers in orde bragt. VIII»<br />
„<br />
39 — 31»<br />
. geeft blyken van zyne krygskunde.<br />
VIII. 32—38.<br />
zyne haudelwyze met kinderen. VIII.<br />
38.<br />
. — was zeer geliefd by zyne foldaten.<br />
VIII. 40.<br />
„ leert , door eene byzondere verrigting,<br />
zyn leger geduld oefenen en de ge<br />
t<br />
legenheid niet dwingen. VIII. 43 ; aanmerking<br />
omtrent dezen verfiandigen vond. ald.<br />
aant.<br />
. brengt door een zonderling bedryf de<br />
Characitanen te onder. VIII. 45 — 48...<br />
*> verfchalkt , door zyn krygsbeleid,<br />
POMPEJUS. VIII. 50 — 52.<br />
M behaalt veel roems door het herffellen<br />
van geledene nadeelen. VIII. 52.<br />
Aa 3 SER-
374 B L A D W Y Z E R .<br />
SERTORIUS; een byzonder geval met zyne<br />
geliefde hinde, vervult de zynen met<br />
den besten moed. VIII. 56.<br />
• brengt door zyne fchranderheid de<br />
grootfte Veldheeren in het naauw. VIII. 59.<br />
METELLUS geeft blyken van ontzag<br />
voor hem. VIII. 60.<br />
•—— geeft bevvyzen van zyne grootmoedig.<br />
heid in onderfcheidene gevallen. VIII. 61.:<br />
• byzonderst ten aanzien van MITHRIDA-<br />
T t s. 63.<br />
« men zoekt in Spanje, uit nyd, hem<br />
gehaat te maken en het opperbewind te<br />
betwisten. VIII. 63.: dit veroorzaakte ontaarding<br />
van zyne voorige goedheid en<br />
menschlievendheid. 69.: aanmerking hierop.<br />
70. aant.<br />
*• PERPENNA maakt eene zamenzwering<br />
tegen hem. Vffl. 71.: verder berigt<br />
der byzondere omftandigheden dier zamenzwering.<br />
72.<br />
9——— wordt op eene verrader'yke wyze aan<br />
een' maaltyd vermoord. VIII. 73.: P E R-<br />
PENNA daarna zelf van kant gemaakt. 75.<br />
• vèrgelyking van hem met EUME NES.<br />
VIII. 163—168.<br />
*• 1<br />
zie ook van hem in 't leven van<br />
POMPEJUS VIII. 43. b., enz.: wordt vermoord.<br />
51 b.<br />
Sestertium; welke plaats dus genoemd werd.<br />
XIII. 67. aant.<br />
Si-
B L A D W Y Z E R . 375<br />
Sibillynfche boeken; zorgvuldig en met ftaaf<br />
kundige oogmerken bewaard. II. 182. aant.<br />
L aanmerking omtrent dezelven. IV.<br />
379. aant.<br />
e n z<br />
Sicilië; zie DION. XII. 3- -<br />
Sicyoniers; aanmerking omtrent de omwentelingen<br />
in derzelver gemeenebest. XII. 100. c.<br />
Sillen; fpotgedichten: derzelver fchryver, TI-<br />
MON, oudtyds beroemd. XII. 41.<br />
SIMONIOES; wanneer gebloeid heeft. I.<br />
76. aant.<br />
Si NIS; een wreedaard, door THESEUS van<br />
kant gemaakt. I. 73.<br />
Sinope; eene ftad aan den Pontus Euxinus,<br />
de geboorteplaats van D 10 GE NES. III. 84.<br />
a. aant.<br />
Slagveld; aanmerking omtrent de vruchtbaarheid<br />
van hetzelve. VI. 224.<br />
glaog; aanmerking omtrent derzelver fabel.<br />
X. 219- h<br />
-<br />
Slangen; bygeloovige gedachten<br />
omtrent dezelven. X. 389. b.<br />
der ouden<br />
Slaven; moesten op het feest van SATUR-<br />
NUS, met hunne heeren, gastmaal hou<br />
„<br />
den , volgens de inftelling van N u M A. I. 499.<br />
1 waar derzelver ftraf in beftond by de<br />
Romeinen. III. 55, d.<br />
„ waren by de Grieken, ook bedfprei-<br />
ders. IV. 347. aant.<br />
. van qoRNU rus; derzelver lofwaar<br />
dig gedrag. VI. 289.<br />
A a 4<br />
S m e e i<br />
'
37Ó* B L A D W Y Z E R .<br />
Smeekroede; wat oudtyds is geweest. L o§<br />
Snelfchryver: zie Notarluti<br />
Soberheid, en oude ipaarzaamheid, te Rome<br />
verloren. V. 141.<br />
S Ü C V A T E S . D R A A G T ALCIBIADES eene<br />
byzondere liefde toe. IfL I 3. Ct I p > c.<br />
zyn verder verkeer met hem. 24. c.<br />
• • aanmerking omtrent zynen gemeenzamen<br />
geest lil. 58. c. aant.<br />
- • zyne voorfpelling omtrent eene onderneming<br />
der Athenienfirs tegen Sicilië. VIL<br />
330. aant.<br />
Soli, voorheen Mfea; eene ftad op 't Eiland<br />
oprits, ter eere van SOLON. dus ge-<br />
noemd. II. 105.<br />
SOLON; waarom zyne wetten by uitnemend-<br />
heid tafelen werden genoemd. II 3. aant.<br />
! : was van koninklyken bloede. II. \,<br />
aant. 65.: een vriend van PI SISTRA'<br />
TUS. 5.<br />
• • wist den rykdom op deszelfs prys te<br />
ftellen, fchoon hy niet zeer hoog op denzel.<br />
ven zag. II. 9, 13.<br />
had eene fterke genegenheid tot den<br />
koophandel. II. 12,<br />
• — i — hoe hy over de deugd dacht. II. J 3<br />
! waarop hy, i n ' c eerst, z y n dicht-<br />
vermogen oefende. II. 13.<br />
• zyne verkeering met den wysgeer ANA-<br />
CHAltSIS, II. 19.<br />
r— zyn gefprek met THA LES, over het<br />
ver-
B L A D W Y Z E R . 377<br />
verwaarloozen van den gehuwden ftaat. N.<br />
si,: aanmerkingen vau PLUTARCHUS<br />
over het gedrag van THALES. 25.<br />
SOLON; bewerkt de vernietiging eener wet,<br />
waarby de doodltraf bepaald werd, zoo<br />
iemand het waagde weder van eenen<br />
oorlog tegen Sslamis te fpreken. II. 27, 30,.<br />
verfchillende verhalen omtrent de verovering<br />
van Salami's. 31, 32 — 37.<br />
- fchynt op het eiland Salami's geboren<br />
te zyn. II. 29. aant.<br />
• • heeft het hoofdbeftuur in den heiligen oorlog<br />
der Amphictyons tegen de Cirrbtsërs. lL^o.<br />
— • de Cylonefche fchennis, door zy;i beleid<br />
geftraft. 11. 44.<br />
. E PIMENIDES van Creta maakt<br />
yriendfchap met hem , en baant voor hem<br />
den weg ter wetgevinge. II. 47.<br />
~- • wordt tot Archon aangefteld. II.<br />
53.: en verder aangezocht om de Ópperheerfchappy<br />
te vermermeesteren. 54.: hoe<br />
hy zich in dit geval gedroeg. 56.<br />
— zyn antwoord op de vraag: of hy<br />
de beste wetten aen Athenienferen had voorgefchreven.<br />
II. 59,<br />
» • vernietigt, door eene wet, de fchulden;<br />
en gevolgen daarvan. II. 59 — 66.<br />
•., geeft aan de vernietiging van fchulden<br />
den verzachtenden naam van Seisachtie, of<br />
opheffing van lasten. II. 59, 61.<br />
een lelyke trek,wegens de vernietiging<br />
Aa 5 der
378<br />
B L A D W Y Z E R .<br />
der fchuldbrieven , hem gefpeeld. II. 62.<br />
SOLON; vernietigt aüe de Wetten van<br />
DRA CO. II. 67.<br />
> — maakt eene rangfchikking van zyne<br />
medeburgers, naar derzelver vermogen en<br />
inkomflen. II. 69.<br />
— zyne verdere verordeningen omtrent<br />
de magt van het volk. II. 71.: omtrent veronge'ykten.<br />
72.: Itelt, boven den raad der<br />
Areopagiten, nog een' tweeden raad in. 73.:<br />
verklaart voor eerloos die', in tyden van burgerlyke<br />
tweedragt, geen party kiest. 77.:<br />
maakt eene byzondere Wet omtrent het<br />
huwelyk van beftorvene dochters ; en verdere<br />
beftellingen omtrent de andere huwelyken.<br />
78—82.: verbiedt van eenen overle*<br />
denm kwaad te fpreken. 83.: zyne fchikkingen<br />
omtrent de uiterfle willen, 84.: omtrent<br />
de uittogten der vrouwen en andere rouwbedryvingen.<br />
86.: zet aan de handwerken<br />
eer en aanzien by. 89.: zyne wetten om»<br />
trent overfpel. 90.: omtrent zekere pryzen.<br />
91.: omtrent de benamingen der wyken.<br />
92.; omtrent het water; het planten<br />
van boomen ; het oprigten van byënftallen;<br />
de uitvoer van veldvruchten; het byten<br />
van honden; het toeftaan van het burgerregt;<br />
het openbaar eeten op kosten van<br />
den Staal. 93 — 97-<br />
_ Zyne Wetten ingefleld voor den tyd van<br />
honderd jaren, en in houtene. tafelen gegraveerd.
B L A D W Y Z E R . 379<br />
veerd. II, 97.: en door den Raad bezworen.<br />
99.<br />
S O L O N ; regelt den tyd naar de oude en nieuwe<br />
maan. II. 100.<br />
„ verkrygt van de Athenienferen verlof<br />
om zich 10 jaren buiten 'slands te begeven.<br />
II ioa.<br />
komt in Egypte. II. 103.: te Cyprus<br />
104,: de ftad JEpea aldaar, op eene<br />
betere plaats, naar zynen raad, herbouwd,<br />
en naar hem Solt genoemd. 105.<br />
zyne ontmoeting met C R O E S U S , te<br />
gelyk met de zwarigheden omtrent 'de echt*<br />
heiddiergebeuitenisopgegeven.il 106- 116.<br />
~ vindt, na zyne terugkomst te Athene,<br />
alles daar voorbereid tot eene omwenteling.<br />
II. 117.: gebruikt zynen invloed by p 1 SI<br />
S T R A TUS. ald.: zyn verder gedrag Onder<br />
de omwenteling te Athene, door P 1 s t s T R A-<br />
Tusbewerkt. 119-129 : zie PISISTRATU.^<br />
» zyn dichtftuk aangaande het Atlantisch<br />
eüand blyft onvoltooid. II. 1=9.<br />
— P L A T O een afftammeling van eenen<br />
broeder van hem. II. 1:0. aant.<br />
, -fterftin ecinen hoogen ouderdom. II. 132.<br />
«—— vèrgelyking van hem met P O P L I C O «<br />
L A . II. 193 — ^02.<br />
. zyne wet omtrent de erfmakingen te<br />
Athene. X. 229. b. aant.<br />
Siphia ; de oudfte ttffarü der Wysbegeerte.<br />
II 213. aant.<br />
So.
3S0 B L A D W Y Z E R .<br />
Sophisten; wie oudtyds dus genoemd werden.<br />
II. 214.: zie ook PROTACORAf.<br />
' hielden zich veel met fpitsvindigheden<br />
op. III. 141. a, aant.<br />
SOPIIOCLES; aanteekening omtrent dezen<br />
Treurfpeldichter. VII. 43.<br />
Sous,^ een oude Spartaanfche Koning. I,<br />
303. aant.<br />
- behoudt, door eene byzondere daad,<br />
de Koninklyke waardigheid. I. 304.<br />
•<br />
L 3°5-<br />
z<br />
Y n<br />
gedacht Eurytioniden genoemd,<br />
SPARTACUS; de oorlog van SPARTAcus;<br />
aanleiding tot denzelven. VII. 26. b.<br />
Spartanen ; de ongehuwde ftaat, by hnn<br />
veracht. I. 355..- 0p welk eene wyze zy<br />
huwelykten 356.; en hunne kinderen opbragten.<br />
3Ö1 — 368.: hoe hunne kinderen,<br />
na den kinderlyken ouderdom, door Tuchtmeesters<br />
verder opgebragt werden. 369.:<br />
in verfchillende bezigheden. 372.: in zich<br />
fcherpzinnig en bevallig uittedrukken. 374.:<br />
verfcheidene Haaltjes van korte en veel beteekenende<br />
gezegden. 375 — 381, 395,596.<br />
de beoefening en kundigheid in liederen<br />
en maatgezangen werd by hen niet<br />
minder behartigd. I. 381 — 384.<br />
lieten fomtyds af van de geftrcngfte<br />
tucht. 1. 385.<br />
wegens hunne flrydbaarheid vermaard.<br />
L 387.<br />
Spar-
B L A D W Y Z E R . 3^ t<br />
Spartanen; volwasferien onder lmn ftond het<br />
niet vry volgens eigene verkiezing te le<br />
ven. I. 391.<br />
. handwerken en allerleie bemoeijingen<br />
om geld te winnen by hun onedel en<br />
(laafsch gehouden. I. 392. 393'<br />
. verrigtingen der jonge manfchappen<br />
beneden de 30 jaren. I. 393.<br />
. nemen, gedurende vyf honderd ja<br />
ren , de wetten van LXCURGUS in acht.<br />
I. 411,<br />
wat de reden was van hun behoud,<br />
volgens het byzonder antwoord van Koning<br />
THE OP OM PUS, 1. 4T4.<br />
• 'JPILOPIDAS verlost de Thebanen uit<br />
hunne overweldiging. IV, 244 — 277.<br />
hunne fiaatsinftellingen door PHÏLOp<br />
OEMEN vernietigd, daarna door toelatinge<br />
der Romeinen weder herft.'ld. V. 296.<br />
. hunne kleding zeer eenvoudig VII.<br />
362. aant.<br />
. i aanmerking omtrent het dalen van hunnen<br />
ouden luister. X. 223. b, 230, b: zie<br />
verder van hunne ftaatsomwenteling in 't<br />
leven van CLEOMENES. X. 29T. b. enz.<br />
1- • aanmerking omtrent hunnen afkeer van<br />
ongebondenheden in hunne legers; en der*<br />
zeiver tydkortingen. X. 308, 309. b.\ zie<br />
verder hunne lotgevallen. 310.: enz.: zie<br />
ook van hun in het leven van AGESI-<br />
IAÜS. VIII. 173.: enz.: in 't leven van<br />
AGIS.
SS» B L A D W Y Z E R .<br />
AGIS. X. 232. b.\ van A L C I B A D E S , HL<br />
41. C. : A R IS TI DES. V.<br />
Spatte; back twee Koningen. I. 314.; vóór<br />
L Y C U R G U S , door vele en lange beroerten<br />
gefchokt, 314. aant.<br />
' waarom Goud- en Zilvermunt aldaar<br />
geene plaats had. VL 402.: o P welk eene<br />
wyze Yzermunt aldaar vervaardigd werd.<br />
ala.: wetten omtrent Goud - en Zilvermunt<br />
aldaar gemaakt. 403.<br />
* • Waarom Menfchentemfter genoemd.<br />
VIII. 172.<br />
" aanmerking omtrent de Spartaanfchè<br />
Staatsregeling, VIIL 187.: zie van hare gefchiedenisfen<br />
ook in 't kven van A G E S I <br />
L A U S . VIIL 188. enz.<br />
onnatuurlyke jongelingsliefde was aidaar<br />
niet fchandelyk. VIIL 244.<br />
* hoe men daar de jaren der jongelingfchap<br />
bepaalde, en daarnaar iemands ouderdom<br />
berekende. VIIL 258.<br />
men gaf daar, na eene geleden nederlaag,<br />
bewonderingwaardige bewyzen van<br />
ftandvastigheid en moed. VIII. 275.<br />
h o e m e<br />
~- » ^ Sparte handelde met die<br />
welke in den ftryd de vlugt genomen had!<br />
den. VIIL 278.<br />
deze Staat heeft eens 600 jaren rust<br />
genooten. VIII. 280.<br />
vlll. 289.<br />
waardoor die Staat is te gronde gegaan.<br />
Sparte; zie LÏCURGU.S. spe*
B L A D W Y Z E R . 383<br />
Spelen der Grieken; hoe derzelver vier hoofdipelen<br />
genoemd werden. I. 388* aant.<br />
• groote fpelen , ook de Romeinfche<br />
fpelen genaamd, welke waren. III. 14. b.<br />
aant.<br />
• onder den naam van Pentathlus, welke<br />
dezen waren. III. 140. a. aant.<br />
Spolia opima; waarom dus genoemd. I. 219.:<br />
wie dezelven behaalde. 22c. aant.<br />
Spooken; derzelver verfchyning op plaatfen,<br />
daar een moord is gepleegd , een oud bygeloof.<br />
VII. 8. en aant.<br />
— aanmerking omtrent derzelver verfchyningen.<br />
XII 6.: zie ook. 136. 80. b. 82. b.<br />
Staat; waarvan het geluk van eenen gehelen<br />
flaat afhangt. I. 417: zie ook 488.<br />
waarby dezelve te gronde kan gaan.<br />
VIIL 289.<br />
Staatkunde en Zedekunde; welke betrekkingen<br />
dezen op eikanderen hebben. II. 14. aant.<br />
der Athenienfers en Lacedamoniert<br />
zeer onderfcheiden. VI. 3S8. aant.<br />
Staatsban zie Ostracistnus.<br />
Staatsbefluur; wat alleen het heilzame tfn<br />
regt gefchikte is voor de befiuuring van<br />
menfchen. X. 10.<br />
. aanmerking van CATO omtrent het<br />
zelve. VIIL 151. b.<br />
Staatskrakeelen; hoe men zich wel eens, onder<br />
dezelven in Griekenland, met befcheL<br />
denheid gedroeg, VIL 90.<br />
Staats*
384 B L A D W Y Z E R .<br />
Staatsman; dé bekwaamheden van eènetf<br />
Staats- en Krygsman vereen igen zich b«~<br />
zwaariyk in éénen mensch. X. 24. aam.<br />
deszelfs pligten. VII. 235. XI 32.<br />
zie ook Regent. Overheden.<br />
Staatsmannen, Krygsèevelhebberen enz.; namen<br />
van verfcheidene Staatsmannen enz., van welken<br />
in de aanteekeningen eenig berigt gegeven<br />
wordt.<br />
Ac ADE MUS. I. 149.<br />
ADA. IX. 91.<br />
M A c us. I. 76.<br />
JE GE US I. 6l.<br />
TEMTLIUS (L.) PAULLUS. HL 39. &<br />
AGESILAUS. VUL tft.<br />
AGIS. X. 216. b.<br />
ALCAMENES. L 324.<br />
ALCIBIADES. III. 3. c.<br />
ALEXANDER. IX. 3.<br />
ALEYONEUS. VI. 158.<br />
AMILC AR. IV. 67.<br />
AMYNTHAS. IV. 326. IX. 78.<br />
AN DROGE os. I. 88.<br />
ANTALCIDAS. I. 350.<br />
ANTIPATER. VI. 43.<br />
ANTOLYCUS. VII. 181.<br />
APPIUS CLAUDIUS. VI. 82.<br />
ARATUS. V. 234, 257. b.<br />
ARCHELAUS. I. 318.<br />
ARCHIDAMUS. VIIL 171,'<br />
AltlSTiENETUS. V. 279.-<br />
. ARTABAZES. VIL 67. b.<br />
Staats
B L A D W Y Z E R ; 385<br />
Staatsmannen , Ktygsbevelhebberen enz; namen<br />
van verfcheidene Staatsmannen enz., van<br />
welken in de aanteekeningen eenig berigt<br />
gegeven wordt.<br />
ARTEMISIA. II. 262.<br />
ASPASIA. III. 98.<br />
ATTALUS PIIILOMETOR X. 36. c.<br />
BERENICE. VI. 19.<br />
BUSIRIS. L 79.<br />
CES AR (c. j.) IX. 3. b.<br />
C/ESAR (OCTAVÏANUS) AUGUS<br />
TUS. IX. 183. 6.<br />
GALLIAS. III; 95.<br />
C ALLICRATIDAS. IV. 232;<br />
CALLIPPUS. IV. 3a.<br />
CAMILLUS. Ü, 327.<br />
CASTOR en POLLUX. L 149., 387;<br />
CATILINA (F.) VI. 105. b,<br />
CATO. (MARCUS) V. 131.<br />
CATO, de jonge. X. 3. b.<br />
CERAUNUS. VI. 100,<br />
CERCYON. I. 78.<br />
CHRYSANTES. IV. 473.<br />
CICERO. XI. 3. b.<br />
CIM o N. II. 280. VII. 3.<br />
CORIOLANUS. III. 3. d.<br />
CÖRNEEIA, VUL 153. b.<br />
CORVINUS. (VALERIUS) VI. 24Ö;<br />
CLEOMENES. X. 278. b,<br />
CLUILIUS. III. 65. d.<br />
CRASSUS. (M) VII. 3, b,<br />
XIH. CEEL; Bb Staali*
B L A D W Y Z E R .<br />
Staatsmannen, Ki ygslevelhebberen enz.; namen<br />
van verfcheidene Staatsmannen enz., van<br />
welken in de aanteekeningen eenig berigt<br />
gegeven wordt.<br />
CURIUS C"0 DENTATUS VI. 113.<br />
CYCHREUS. I. 76.<br />
CYCNUS. I. 79.<br />
CYLIPPUS. III. 89.<br />
CYEON. II, 41.<br />
CYRUS. VI. 350.<br />
DAÏMACHUS. II. 200.<br />
DAMASTES. I. 78.<br />
.DeJOTARUS. VII. 56. b.<br />
DEMARATUS. II. 308.<br />
DEMETRIUS, de Phalere'êr. I. 113.<br />
DRA co. II. 67.<br />
END EIS. I. 77.<br />
EPAMINONDAS» I. 348.<br />
EPHALTES. III. 40.<br />
EPICIDES. II. 227.'<br />
ER ECH THE us. I. 85.<br />
Eu ME NES. VIIL 79.<br />
EüRYBIADES. II. Sl^U<br />
FABIUS MAXIMUS. III: 7. b.<br />
FABRITIUS. CC) VI. 87.<br />
FIMBRIA. VIL 115.<br />
FEAMININUS. Cr. Q.) V. 3. b.<br />
FLAMINIUS. CCAJUS) III. 8. b.<br />
GRACCHUS. CCAJUS) X. 58. c.<br />
CTIBERIUS) X. 3. c.<br />
HANNIBAL. III. 47. b.<br />
Staau-
B L A D W Y Z E R . •J7<br />
Staatsmannen, Krygsbeyelhebberen enz.; namen<br />
van verfcheidene Staatsmannen enz., Vart<br />
welken in de aanteekeningen eenig berigt<br />
gegeven wordt*<br />
HECALE. I. 86".<br />
HER MUS. I. 129.<br />
HIPPOCOÖN. I. 143.<br />
HlC E TAS. IV. 23.<br />
IGLAUS. IV. 295.<br />
IPHICRATES. IV. 23Iè<br />
IPHITUS. I. 69.<br />
JAS ON. IV. 334.<br />
JüBA. I. 2IO.<br />
LEO BYZANTIUS. VIL 37?.<br />
LEOSTHENES. IV. 16.<br />
LEOTYCHIDAS. I. 349.<br />
LUCULLUS. VIL 103.<br />
LYCIMNIUS, VI. 156.<br />
LYCURGÜS. ï. 299.<br />
LYSIMACHUS. II. 216.<br />
LYSICLES. III. 93.<br />
MANLIUS. II. 497.<br />
MARCELLUS. IV. 371.<br />
MARDONIUS. Ii. 268.<br />
MARIUS. (CAJUS) VI. 163.<br />
MEMNON. IX. 72.<br />
MENTOR. VIIL 84.<br />
MINOS. I. 89, 92.<br />
MINUCIUS. III. 18, b.<br />
ÏMEOPTOLEMUS. VI. 6.<br />
• NICIAS. VII. 269.<br />
Bb 3 Stal ft*
583 B L A D W Y Z E R .<br />
Staatsmannen, Krygsbevelhebberen enz.; namen<br />
van verfcheidene Staatsmannen enz., van<br />
welken in de aanteekeningen eenig berigt<br />
gegeven wordt.<br />
NUMA POMPILIUS. I. 425.<br />
OMPHALE. I. 69.'<br />
OP HELT AS. VIL 3.<br />
P^EDARCTUS. I. 395.<br />
PAUSANI AS. II, 2i?}<br />
PELOPIDAS. IV. 2.27.<br />
PERICLES III. 3.<br />
PHARAX. IV. 32.<br />
PHILIPPUS. IV. 326.<br />
PHILOPOEMEN. V. 231.<br />
PHOCION. X. 5.<br />
Plf ISTRATUS, I. I04. II. Ïl8.<br />
PlSSONTHNES. III. IOO.<br />
Pi TT HEUS. I. 60.<br />
PLUTARCHUS, de Eritrienfer. X. $9.<br />
POLYDORUS. I. 324.<br />
POLYSPERCHON. VI. 31<br />
POMPEJUS. VIIL 3. i.<br />
PoI'LICOLA. II. 136.<br />
P Y R R H U S. VI. J.<br />
ROMULUS. I. 165*<br />
ROXANE. VI. 14.<br />
RUTILIUS. (p.) VI. 245.<br />
SERTORIUS. VIIL 3.<br />
SlCINUS. II. 250.<br />
SOLON. II. 6.<br />
SOPHROSYNE. IV. 38.<br />
Staats*
B L A D W Y Z E R . 3*9<br />
Staatsmannen^Krygsbevelhebberen enz.; namen<br />
van verfcheidene Staatsmannen enz,, van<br />
welken in de .aanteekeningen eenig berigt<br />
gegeven wordt.<br />
Sosius (c.) SENECIO. L 57«<br />
SULLA. VL 3. b.<br />
TARQUINIUS. I. 223.<br />
— — - (LUCIU s) II. 137.<br />
TAXILES. IX. 225.<br />
THARGELIA. III. 92.<br />
T H E M I S T O C L E S. II. 205»<br />
T HESE us. I. 57-<br />
TlMOLEON. IV. 3.<br />
TlMOTHEUS. IV..233,<br />
Ï Y N N ONDAS. II. 55.<br />
VARRO. (TERKNTIUS) III. 38. h.<br />
XANDRAMES. IX. 240. aapt.<br />
Staatsomwentelingen; aanmerkingen daaromtrent.<br />
X. 303. b.<br />
—. hoe men zich meermalen, na eene on.<br />
wettige, gedraagt. XI. 26. b. 30. b.<br />
Staatstwisten; gevolgen van dezelven., VII. 325.<br />
Stadiei ééne fiadie is 125 pasfen. VIII. 123.<br />
aant*<br />
Standbeeld; welk een bovenal aanzienlyk<br />
ftandbeeld STASICRATES voor ALEXAN<br />
DER wilde oprigten. IX. 273.<br />
STASICRATES; berigt van dezen Kunftenaar<br />
en deszelfs ftandbeeld , hetwelk hy<br />
voor ALEXANDER vervaardigen wilde.<br />
IX. 273.<br />
Bb 3 Sta.
S9
B L A D W Y Z E^R. 39*<br />
Steden, Landfchappen en?.; namen van verfcheidene<br />
Steden enz,, waarvan in de aanteekeningen<br />
eenig berigt gegeven wordt.<br />
Aptera. VI. 140.<br />
Aqua Sextice, nu Aïx. VI. 215.<br />
Aquinum. XIII• 82.<br />
Arbela IX. 129. 143.<br />
Argolis. X. 323. b.<br />
Argos. VI. 158.<br />
Ariminttm, nu Rimittl. IX. 85. b.<br />
Arpi. XI. 21. b.<br />
Asculum. VI. 95.<br />
Astypalaa, nu Stampalia. I. 27°'<br />
Astyra. XI. 124. b.<br />
Autun. IX. 49, b m<br />
Auximum, nu 0/?OTO of Osmo, VIIL 17.<br />
Bcetica. VIIL 21.<br />
Beneventum. VI. 114.<br />
Bibracte. IX. 49, Z>.<br />
Briximim,n\i Berfello. XIIL 83.<br />
Brundufium. VIIL 171.<br />
Caelencs VIII. lil.<br />
CW/e, nu Por? d Porf. IX. 3a. i.<br />
Cameria. Vl. 243.<br />
Caphyue. X. 287.<br />
Caraca. VIII. 45.<br />
CW/*. VI. 77. VIII. 79.<br />
Carthago. IX. 150. £.<br />
Cataonie. XI. 29D.<br />
Caunus. VII. 406.<br />
Ce/e«
302 B L A D W Y Z E R .<br />
Steden, Landfchappen enz.; namen van ver-<br />
IcheiJene Steden enz, waarvan in de aanteekeningen<br />
eenig berigt gegeven wordt.<br />
Cenchrete. IV. 326.<br />
dos, ook Cea. VII. 277.<br />
Cercina. VI. 381.<br />
Chalcestra. IX. 189.<br />
Cherfonefus. III. 49.<br />
Cheffonnefas (Syrisch'), XI. 297. £.<br />
CKW. X- 60.<br />
Circheeaton, of Cernetum. VI. 16S.<br />
Cirrha I. 420.<br />
Cisium. VII. 96.<br />
Clazomena. Vil. 336.<br />
Cleona. IV. 10.<br />
Ckonce.. X. 327. £.<br />
Clitor. I. 304.<br />
Clufium. I. 463.<br />
Comum, nu CW. IX. 79.<br />
Cercyra, nu CW«. II. 289.<br />
CM, nu Ifango. H. 17.<br />
Cw/2r. V. 6.<br />
Cranon, X. 79. XL 101.<br />
Creta, nu Candia. I. 87.<br />
Cromyon. \, 75.<br />
Croton. I. 270.<br />
Cöwtf, nu AW
B L A D W Y Z E R . 393<br />
Steden. Landfchappen enz., namen van verfcheidene<br />
Steden enz., waarvan in de aan«<br />
teekeningen eenig berigt gegeven wordt.<br />
Cythera. VIL £198.<br />
Cythera. X, 361. h,<br />
Cyzicus. VIL 134.<br />
Daphne. Vïï. 172.<br />
Decelea. III. 72. c. V. 367.<br />
Delhim. III. 25. £. VI. 459.<br />
Dionyfiopolis. IX., 224.<br />
Dy ma. X. 314.<br />
EcbatanaAX. 143.<br />
Elaca. X. 60.<br />
Elatea. XL 62.<br />
III, 18, VIL 118,<br />
£/e»ï. V- 369.<br />
.E/e»#f. I. 77?<br />
EJeutherce. L 14 r.<br />
£//« of XIL $2, &.<br />
Elimea. IV. 136.<br />
X. 315. *•<br />
Ephefus. VI. 350.<br />
Epidaurus, nu Malvajïa. I. 72. III. 137*<br />
Ep'ms. VI. 3.<br />
Eretria, X« 40.<br />
jBrjijc. VI. 278.<br />
Euboea, nu Negroponte, II. J3^,<br />
Gabena. VIIL 141.<br />
Gttbii, I. 179.<br />
Galepfus. IV. 172»;<br />
Gergithus. X. (>o.<br />
Bb 5
394 B L A D WYZER,<br />
Steden. Landfchappen tnz.; namen van verfcheidene<br />
Steden enz., waarvan in de aanteekeningen<br />
eenig berigt gegeven wordr.<br />
Gombhen. IX. 1071 b.<br />
Gordium. IX. 71;<br />
Gythium. V. 285. X. 359. b*<br />
Heliopolh. II. 103.<br />
Heracka. VI. 68. 410.<br />
Her&a. X. 295. b.<br />
Hereeum. X. 332. b.<br />
Herculanum. VIL 31. b»<br />
Hermione. II, 223.<br />
Hesticea. II. 236.<br />
Hetrurie, nu Toscane. I. ïöö.<br />
Histiaa, nu Or/o. III. 90.<br />
laJyfus, of Ièlisfus. II, *82.<br />
Iapigien. I. 91. XII. 62.<br />
Illyrium, nu Sclavonie. I, 9. VI. 10.<br />
7ó7^«y. XI. 203.<br />
7o»/i?. I, 311.<br />
VI. 15.<br />
ƒ;/»;. IX. 96.<br />
Isthmus. II. 239.<br />
Koronea. III, 81.<br />
Lampfacus. II. 310. VI. 368.<br />
Lancobriga. VIII. 36.<br />
Laugon. X. 315. £. ' •<br />
Larisfa. IV. 325.<br />
Laureum. II. 218.'<br />
Lauron. VIII. 50.<br />
Leontocephalus. II. 311.
B L A D W Y Z E R . 595<br />
'Steden, Landfchappen enz.; namen van verfcheidene<br />
Steden enz., waaarvan in de aantekeningen<br />
eenig herige gegeven wordt.<br />
Lerna. X. 316. b.<br />
Leucas , of Leucadia, nu St. Mama. U,<br />
290. IV. 41.<br />
Libethra. IX. 55.<br />
Ligmica. VI. 205.<br />
Lisfus. XI. 19. c.<br />
Magnefia. II. 310.<br />
Mantinea. III. 47. c. IV. 24c<br />
Megalopolis. V, 232.<br />
Melibata. IV. 339.<br />
Melitea. VI. 68. £.<br />
Mellaria. VIII. 32.<br />
ik/e/oj. III. 54- c<br />
- VI. 391.'<br />
Mefene. VI. 105.<br />
Mefopotamie. VII. 173.<br />
Methone. XII. 124. c.<br />
Methydrium. X. 287.<br />
Miletus. II. 17.<br />
ilf/«
306- B L A D W Y Z E R .<br />
Steden , Landfchappen enz.; namen van ver*<br />
icheidene Steden enz., waarvan in de aanteekeningen<br />
eenig berigt gegeven wordt,<br />
Naxus. VII. 287, 350.<br />
Nemea. III. 82. V. 40. b.<br />
Nerg. IX. 224.<br />
Piifea. II. 45. VII. 259.<br />
Ni/ibis. VII. 217.<br />
Novumcomum. IX. 79.<br />
Nymphtea, VI. 22.<br />
iVy/tf. IX. 224.<br />
O/fcfe. VIII. 26.<br />
Olizon, II. 236.<br />
Olympia. II. 224.<br />
Olynthus. IX. 2o8.<br />
Orchomenus, IV. 284,<br />
Orestcum. V. 49.<br />
Oreum. IV. 136.<br />
Or/c»r. IX. 986.<br />
Oropus. XL 12.<br />
Pachynum , nu clwp Pasfaro. XII. 58<br />
Pa-ga fee. II. 278.<br />
Pallantium. X. 288. £.<br />
Pandofta. VI. 68.<br />
Pafargada. XII. 6. tr.<br />
Pellene. X. 323.<br />
Pelopsnnefus, nu Morea. I. 70. II. 339,<br />
Penteleum. X. 324.<br />
Perccop. III. 81. ötf/tf,<br />
Percote. II. 3H.<br />
Petelle, nu Strongoli. VII. 40.
BLADWYZER. 397<br />
Steden, Landfchappen enz.; namen van ver*<br />
fcheidene Steden enz,, waarvan in de aanteekeningen<br />
eenig berigt gegeven wordt.<br />
Potidaa. II. 115.<br />
Petra. VIII. 112. b.<br />
Perfepolis IX. 154.<br />
Pkceneus. X. 324.<br />
Phalerum. I. 97.<br />
Pharmacufa. IX. 7.<br />
P'iarjalus. IV. 330. VIII. 186.<br />
Pharus. IX. 107.<br />
Pherce. 17. 324.<br />
Phlius. X. 327. &<br />
Phocea. Vf. 353.<br />
Phtioth. VI. 68.<br />
Pitane. Vil. 113.<br />
Plemmyrium. VII. 365*<br />
Pomitium. \X. 153.<br />
Potidtea. IX. 13.<br />
Priapus. VII. 146.<br />
Priene. II. 19. III. 99.<br />
Proconnefus. nu Marmora. I. 269.<br />
Pydua. II. 294.<br />
Python. I. 326,<br />
Rhamnus. X. 78:<br />
VII. 285.<br />
Rhoetium, of Zoetium. X. 341.<br />
II. 103.<br />
Salamis. II. 3S. XI. IJI.<br />
Salinen. VII. 31.<br />
Salomit. IX. 119.
398<br />
B L A D W Y Z E R .<br />
Steden Landfchappen enz.; namen van vetfcheidene<br />
Steden enz., waarvan in de aanteekeningen<br />
eenig berigt gegeven wordt.<br />
Samnium. VI. 114.<br />
Samothrace. VII. 145.<br />
Sardes, nu Carajïa. I. 69.<br />
Scaptè Hylê. Vil. 17.<br />
Scarphe. LX. 121.<br />
Sciathus. II. 232.<br />
Sciene. VI. 391.<br />
Scotufa. IV. 339, V. 23. £.<br />
Scotusfea. 1. 136.<br />
Scyrus. I. 156.<br />
Selajia. V. 248.<br />
Setium. IX. 153. &<br />
Sicyon, XII. 100. c.<br />
Signium. VL 93.<br />
III. 84. VIL 183.<br />
.Sb//. II. 105. IX. 119.<br />
Sphacteria. III. 42. c. VIL 302.<br />
Stagira, nu Stauros. LX. 28.<br />
J//>«. VIL 8.<br />
Sybaria. VIL 114. &<br />
Sybaris. III. 49.<br />
Syracufe. IV. 55.<br />
Tanarus. X. 338.<br />
Tamyna X. 40.<br />
Tanagra. III. 41. IX. 283.<br />
Taxila. IX. 225.<br />
TAtf/fc. VIL 70.<br />
Tempé, II. 230.
BLADWYZER. 399<br />
Sleden, Landfchappen enz. ; namen van verfcheidene<br />
Steden enz. , waarvan in de aanteekeningen<br />
eenig berigt gegeven wordt.<br />
Thapfus. VIL 3,51. IX 137. b.<br />
Thafus. X. 28. b.: XII. 84. b,<br />
Thebe. VI. 61. b.<br />
Thegyra. IV. 284.<br />
Themiscyren. VIL 148.<br />
Thermopyla. II. 237.<br />
Thespice. IV. 279.<br />
Thurie. VIL 293.<br />
Thyrea. VI. 154. VII. 301.<br />
Tithoraa. VI. 53. b.<br />
Trachis. I. 143.<br />
Tragice. III. ior.<br />
Trapezus, nu Trebifonde, VIIL 89.<br />
Va ga, of ifagtf. VI. 181.<br />
Veje. I. 257.<br />
Velitren. II. 419.<br />
Zacynthus, nu Zante. VII. 381. XIL<br />
56. 58.<br />
Zela, of Ziela. IX. 131. £.<br />
Zenodotia. VIL 6r. £.<br />
Zeugma, VIL 69.<br />
Steeniging; eene der fchandelykfte doodfiraffen<br />
by de Grieken V. 316. /ra/tf.<br />
Stelen; hardvochtigheid der Spartaanfche jongelingen,<br />
in het doorllaan van flagen voor<br />
het altaar van DIANA, om, als dief, niet<br />
ondekt te worden. I. 371, 372. aant.<br />
Stem-
40* B L A D W Y Z E R .<br />
Stemming ; hoedanig derzelver plaats by de<br />
Romeinen ingerigt was. VI. 174. aant.<br />
« hoe dezelve by de Romeinen in Itemkisten<br />
gefchiedde. X 29. c. aant.<br />
Sterren , en het verfchieten van dezelven.;<br />
aanmerking der ouden daaromtrent. VI.<br />
380, 381.<br />
Stierenbloed; terftond ha de flagting warm gedronken,<br />
doodelyk. II. 317. aant.<br />
Stok; eene foort van kluister voor gevangenen;<br />
VII. 327. aant.<br />
Strafoefeningens op eene wreede wyze by de<br />
Perfen. XII. 40. c. 44. e.<br />
Stratiotides; welke lbort van oorlogfchepen dezen<br />
waren. III. 99. a. aant.<br />
STRATOCLES; zyn karakter. XI. 178. £«'<br />
218. b. *22. b.<br />
Stryd; wat het teeken tot denzelven was by<br />
de Romeinen. VIIL 188.<br />
Strydfpelen der Grieken; I. 9©. aant. 123.; eri<br />
aant. ald»<br />
Stygbeugeis; Oudtyds riiet bekend; en hoé<br />
c. GRACCHUS derzelver gemis op de wegen<br />
vergoedde. X. 69. c. aant.<br />
SULLA (LUCIUS CORNELUS) zyne afv<br />
komst, en vroegere itaat' en levenswyze. VI.<br />
5. b.: zyne uiterlyke gedaante. 7. b.: eene<br />
fchimpende aanmerking op zijne gedaante ald.<br />
. zyn karakter, VI. 8. b. 17. b. 22. b.<br />
- zyn gedrag in den Jugenthynfchcnoorlog,<br />
onder MARIUS. VI: 9. b.<br />
SUL-
E L A D W Y Z E R . 4 0 I<br />
SULLA; (LUCIUS CORNELIUS) eerde<br />
aanleiding der verwydering tusfehen hem<br />
en MARIUS, in Afrika. VI. 10. b. 15. b.<br />
l8. b.<br />
• begint naar eerambten te ftaan. VI,<br />
14. b.: wordt Prator. ald.<br />
' trekt naar Kappadocien. VI. 15. b.<br />
ontvangt, met trotschheid, een gezantfehap<br />
der Parther s. VI. 16 b.<br />
' — de vyandfcbap tusfehen hem en MA<br />
RIUS neemt toe. VI. 18. b. 25. b.<br />
• zyn roemruchtig gedrag in den oor-<br />
. log der Bondgenooten. VI. 19. b.<br />
— — eenige aanmerkingen omtrent zyne Godsdienftige<br />
gevoelens. VI. ao — 22. b. 97. b.<br />
— was in zyn gedrag zeer onregelmatig<br />
en ongelyk aan zich zeiven. VL 22. b *<br />
zyne onderfcheidene huvvelyken. Vf.<br />
24. h.<br />
gewaande voorfpellingen van den<br />
burgerkryg, tusfehen hem en M A R I U S .<br />
VI. 26. b.: dezelve neemt een' aanvang 30.'<br />
b.: SULLA rukt in Rome. 35, b.: ftelt<br />
het hoofd van MARIUS op prys; ergernis<br />
van den Raad daarover. 36. b. ..<br />
• zyne bedryven in den kryg tegen M T„<br />
THRILATES. VI. 39, b.: tast de gewyde -<br />
fchatten van .Griekenland aan, ^i.b.-. hoe<br />
de Grieken daarover dachten. 4-. b.<br />
• zyn trotsch gedrag in he& beleg van<br />
Athene. VI. 45. b.<br />
XIII. DEEL. Cc SUL-
4 O A B L A D W Y Z E R .<br />
SULLA; (LUCIUS CORNELIUS) fchrik-<br />
kelyke bloedfturting aangerigt, by het innemen<br />
der ftad. 48. b.<br />
. zyne krygsbedryven in Biotien. VL<br />
52. b.: zyne krygsbenden door de trotiche '<br />
vertooning der vyandelyke krygstoer'ustjng<br />
verfchrikt. 54. b.: zet den kryg verder<br />
voort. 56. b.: behaalt de overwinning, en<br />
viert die te Theben. 67. b,<br />
m zyne verdere krygsbedryven in Grieken<br />
land. VL 63. *. — 73- b.<br />
)- verfcheidene byzonderheden by de '<br />
onderhandeling met ARCHELAUS,over het<br />
fluiten van den vrede met MITHUIDATES,<br />
welke eindelyk gefloten werd.VI. 74.b, — dï.b.<br />
by eigent zich toe de böëkety van<br />
APELLICON van Teos VI. 82. b.: aanmerking<br />
omtrent de fchriften van ARIS-<br />
TOTELES, in deze boekery gevonden. 83.<br />
b. aant.<br />
„—— wordt te Athene door eene foort van<br />
voeteuvel overvallen. VI. 83. b.; trekt naar<br />
^DOPSUS en Helt eenige visfchers van<br />
Aleën gerust. 84. b.-<br />
>- • merkwaardig gedrag van zyne foldaten<br />
omtrent hem. VI. 86. b.<br />
m— keert naar Italien terug,onder verfcheidene<br />
gewaande voorfpellingen. VI. 87. b.:<br />
komt door list veilig door zyne vyanden<br />
been. 91. b.<br />
~• verilaat MARIUS. VI. 93. b.<br />
SUL*
BLADWYZER. 403<br />
S U L L A ; (LUCIUS CORNELIUS) wordt<br />
in zynen laatften ftryd tegen de Samniten,<br />
door eenen kampvechter, voor Rome, by*<br />
na over hoop geworpen. VI. 94 —96. b.<br />
*• doet op eene wreede wyze zes duizend<br />
Romeinfche foldaten in den Circus ver<br />
moorden. VI. 99. b.i wordt,als een tyran be-<br />
fchouwd, nog flechter dan MARIUS. 100.<br />
b.: wordt over zyne wreedheden door ee<br />
nen jongen Romein, in den Raad, moedig aan-<br />
gefproken. roi.è. : verdere ftalen van zynen'<br />
gruwzamen moordlust. 101—104.<br />
— benoemt zich zeiven tot Dictator. VI.<br />
105.: vervolg van zyne wreedheden. 107. b.<br />
houdt een zegepraal. VI. 108. b.<br />
geeft zich zeiven toenamen fpelende<br />
op zyn geluk, waarop hy zich meer liet<br />
voorftaan dan op zyne daden. VI. 109. b.<br />
begeeft zich tot een ambteloos leven.<br />
VI. 109. b.: geeft kostbare maaltyden, en<br />
eene prachtige lykftatie aan zyne overlede<br />
ne vrouw. in. b.: hertrouwt, door een<br />
byzonder geval, aan eene VALERÏA. 112.<br />
b.: verkeert met Tooneelfpeelfters. 113. b."<br />
krygt eene luizen-ziekte waaraan hy<br />
fterft. VI. 114. b. IIÓ. b.: beftellingen door<br />
hem nog vóór zynen dood gemaakt, nó. b m<br />
•—— byzonderheden omtrent zyne lykftatie.<br />
VI. 117.<br />
vèrgelyking tusfehen hem en SULLA.<br />
VI. 121 —132.<br />
Ces SUL-
404 B L A D W Y Z E R .<br />
SULI.A;,.(LUCIUS CORNELIUS) zie ook<br />
van hem. VI. 189. VII. 18, b. 20, b, VIII.<br />
16, b. IX, 3. b, 5. b. enz. % 11. b.<br />
S u R E N A s, Krygsoverfte der Parthen; zyne<br />
bedryven tegen CRASSUS. VII. 85—117.^:<br />
zyne trouwloosheid. 107. b.: wordt omgebragt.<br />
119. b.<br />
Sybaris; eene Griekfche volkplanting. IV, £29.<br />
Sycophanter, te Athene; wie dezelven waren.<br />
X. 38 aant. XL 51.<br />
Syracufe; hoe het: nut de zaken van d,?c<br />
ftal ftond, na dat DION den dwingeland<br />
DIOVYSIUS verjaagd had, en eer TIMO-<br />
LEON ai:aar kwam. IV. 3.<br />
gebeurteiüsfen aldaar onder DIONY<br />
SIUS den jongeren : zie in 't leven van<br />
DION. XII. 3. e.iz.<br />
Syracufen ; door A R c : 11 M E p E s tegen de<br />
Romeinen verdedigd. IV. 418.: ingenomen,<br />
door MARCELLUS. 425.<br />
door NICIUS gellagen. VII. 348.: be«<br />
halen de overwinning op hem. VII. 357 —<br />
396.: Öelfen .'.CrW^gcn feesten in. 399.<br />
Taarten; op. welken CICERO niet onthaald<br />
wilde worden. XI 69. b.<br />
Taiafia, of t)M i", i uverk ; wat daartoe beboerde.<br />
I. 214. aant.<br />
Talasfius; by de bruiloftsfeesten der Romeinen<br />
gezongen. I. 212.-<br />
1— ? .oorfprong van het uitroepen van Ta-<br />
Jasjia. by de huwelyksplegtigheid. VIII. 14- b.<br />
Ta-
B L A D W Y Z E R . 405<br />
Talent; een zilveren bedroeg zesduizend drachmen.<br />
III. 62. b. aant,<br />
een Attisch wordt gerekend op 1800<br />
guldens Bollandsch. II. 63. aant. tVTI, 5. b.<br />
aant.<br />
Tdrentynéfi; ontvangen hulp van PYRRHUS<br />
tegen de Romeinen. VI. 62.: zie PYRRHUS.<br />
Tarpeifche hoogte ; waaraan deze naam ontleend<br />
is. S6 208., : boosdoeners werden van<br />
deze rots' afgeltort. 229.<br />
TARQUINIUS,'^ trotfche; wordt, door<br />
de bewerking van LUCIUS BRUTUS, ten<br />
lande uitgedreven. II. 136.<br />
— poogt, door een gezantfchap, een heimelyk<br />
verraad te fmeden. II. 141.: ontdekking<br />
van het verraad en derzelver gevolgen.<br />
143 —<br />
het leger der Toskanen, 't' welk hem<br />
poogt te herftellen, geraakt op de vlugt. II.<br />
153. \55-<br />
- verhaal van een wondcrteeken na zyne<br />
onttrooning , by den bouw van den Tempel<br />
voor JUPITER, gebeurd. II. 165.<br />
• . neemt zyne toe vlugt naar LARS<br />
P RS a NN A. II. 172.<br />
T A RuT 1 us, vriend van VARRO. I. 200.:<br />
legt zich toe op het horoscooptrekken. ald.<br />
TATIUS ; Koning der Sabynen, met den Ro*<br />
meinfchén Staat vereenigd. I. 235, 239.:<br />
wordt vermoord. 253.<br />
Cc 3 Tuy
406<br />
B L A D W Y Z E R ,<br />
Taygetus; een hoog gebergte in Laconica. I.<br />
36a. aant.<br />
Tegenfpoed; wat dezelve by menfchen menigmaal<br />
uitwerkt. XI. 38. c.<br />
Tegenjlrydigheid in anderzins ukftekende karakters;<br />
aanmerking daaromtrent. XLI. 122. c.<br />
TELECLIDES. III. 15. VIL 283.<br />
Tempé; de beroemde engte van Thesfalie, digt<br />
met bosch bewasfen. IL 230. aant. V. io- b.<br />
Tempel; het inwydeii van Tempels by de<br />
Ouden voor eene groote eer gerekend. II.<br />
169. aant.<br />
de tempeldeuren gewoonlyk oostwaarts<br />
gekeerd. II. 236. aant.<br />
Tempeltjes; daarvan maakten de Godsdienftige<br />
Heidenen gefchenken aan hunne Goden: de<br />
plaats van LUCAS, Pland. 19.: hiermede<br />
vergeleken. Vil. 282. aant.<br />
TERENTIUS VARRO; zyne afkomst en<br />
bedryven. III. 38 —45.<br />
. zyne nederigheid na het verlies by<br />
Cannen. III. 51. b.<br />
TERENTIUS; (LUCIUS) een vriend van<br />
POMPEJUS: zie van hem in 't leven van<br />
tOMPEjus. VIIL 10. h. enz.<br />
TERMINUS; als de God der grensfclieiding<br />
geëerd. I. 475. aant.<br />
TERPANDER; een zeer oud Dichter, van<br />
het eiland Lesbos. I. 385. aant. .<br />
Tesfera; wachtwoord, hoe hetzelve by de<br />
Romeinen werd overgebragt. XIIL 55. aant.<br />
Tei'
B L A D W Y Z E R . 4°7<br />
Testamenten, of uiterfie willen ; wetten van<br />
SOLON omtrent dezelven. II. 84,: afkeu<br />
rende aanmerkingen omtrent dezelven. ald.<br />
aant,<br />
Testamentum in Prccinetu; waarom zoo genoemd.<br />
III. 19. d. aant.<br />
Teuionen; zie Kimbren.<br />
THALES; de Lierdichter (onderfcheiden van<br />
THA LES den MHefier,-) een der eerfte<br />
Dichters van Griekenland. I. 310. en aant.<br />
——. de Wiek fier; zie van hem. II. 46.<br />
aant.: zyne voorfpelling. 49-<br />
Thehaanfche keurbende; wie derzelver eerfte<br />
oprigter was. IV. 393.: verdere aanmerkingen<br />
omtrent dezelven. 294.<br />
Tnebanen; zie van derzelver gefchiedenisfen in<br />
het leven van PELOPIDAS. IV. 244.: van<br />
ALEXANDER. IX. 47.: van DEMOSTHE-<br />
NES. XI. 61.: zie ook van hun in 't leven<br />
van AGESILAUS. VIIL 249, 255, 265,<br />
292; en van ALEXANDER. IX. 47.<br />
Thebe; begraafplaatfen der gefneuvelden al<br />
daar. L I4°«<br />
THEMISIOCLES;<br />
hem. I. 7<br />
beroemd zeggen van<br />
1<br />
-<br />
_<br />
- zyne afkomst. II. 205»<br />
. eenige trekken van zyn karakter uit<br />
n<br />
zyne jongelingsjaren. II. 209 — 215.: en<br />
vervolgens. 222 — 0.1(1.<br />
was al vroeg met ftaatzucht bezield.<br />
Cc 4 II. 316.:
B L A D W Y Z E R .<br />
II. 216.: heeft in ARISTIDES eenen grooten<br />
tegenfïander. ald.<br />
THEMISTOCLES ; vormt de Athenienfers<br />
van krygslieden op het land, tot fchippers<br />
en zeelieden, II. 220, 276.<br />
1<br />
aanmerking omtrent zyne fchraapzócht.<br />
II.222. aant.; en eergierigheid. 225.<br />
— • eenige anecdoten van hem. II. 224,225,<br />
a 2 5<br />
> 2<br />
34> 270 — 274.<br />
• zyn gedrag by het naderen der Meden<br />
naar Griekenland. II. 227.<br />
— het opperbevel in handen hebbende,<br />
zet de Athenienferen aan om den oorlog ter<br />
zee te voeren. II. 230.: ^yne verdere verrigtingen<br />
in dezen oorlog. 231. enz.: de<br />
vloot van XERXES, door zyn beleid, op<br />
de vlugt geflagen. 264.<br />
— — herftclt de muren van Athene, en bevestigt<br />
de Pirccéfihe haven. II. 270.<br />
1<br />
legt zich toe, om de magt der Athg.<br />
nienferen ter zee te vergrooten. II. 276, 27$.<br />
"*<br />
v e r z<br />
^ zich tegen de Laced<br />
Griekenland uit te «uiten. II. 280.<br />
wordt door TIMOCREON gelasterd,<br />
en vervolgens door de Athenienferen gebannen.<br />
II. 281, 286.: fchryft ter zyner verdediging<br />
aan zyne medeburger?. 289.: vlugt<br />
naar Corcyra, en vervolgens naar AOME-<br />
TUS, Koning der Molesfen. 289, 290.: begeeft<br />
zich wyders naar Cume en Mga.<br />
395-
B L A D W Y Z E R . 409<br />
295. : zyne ontmoeting aan het huis fvan<br />
NicoGENES en droom aldaar. 296.: begeeft<br />
zich naar het Hof van Perjie. 298.:<br />
wordt aldaar gunfh'g ontvangen, befchermd,<br />
en op eene zonderlinge wyze vereerd. 300.<br />
— 310.<br />
T H £ M 1 s T o c L E s; wordt, op eene byzondere<br />
wyze, uiteen groot gevaar gered. II. 313.<br />
• > verfehillende verhalen omtrent de wy- •<br />
ze van zynen dood, aan het Perfiaanfche<br />
Hof, II. 315— 317.<br />
——— zyne nageJatene kinderen. II. 318.<br />
. verfehillende berigten omtrent zyn<br />
overfchot en begraafplaats, II. 319'—322.<br />
• ' vèrgelyking tusfehen hem en CAMIL-<br />
L U S. II. 425 — 446.<br />
verlchil en vyandfehap tusfehen hem<br />
en ARISTIDES. V. 13.: zie verder ARIS<br />
TIDES.<br />
Theooren; wie zoo genoemd werden. XI.<br />
177. b.<br />
THEOPOMPUS; een Attisch Blyfpeldichter.<br />
VI. 389.<br />
THE RAMEN ES, de zoon van AGNON; aanmerking<br />
omtrent hem. VII. 277.<br />
Thermopyla; eene bergengte. II. 257.<br />
THESEUS; vèrgelyking van hem met RO<br />
MULUS. I. 59. 283 — 296»<br />
zyne afkomst, I. 60.': zyne geboorte<br />
en naamgeving. 6a, 63.: zyne opvoeding<br />
ald.: reist naar Delphi. 64..: zyne geboorte<br />
Cc 5 door
41°<br />
B L A D W Y Z E R .<br />
door zyne moeder, aan hem ontdekt. 67.:<br />
weigert te fcheep naar Athene te gaan. 68.<br />
70.: door den roem van HERCULES tot<br />
dappere daden ontvlamd, onderfcheidt hy zich<br />
door vele roemwaardige bedryven. 70 — 80.:<br />
komt te Athene en wordt door *GEUS<br />
voor zynen zoon erkend. 82. 84.: wordt<br />
door zynen vader tot deszelfs opvolger,<br />
als Koning van Athene verklaard. 84.:<br />
overwint de Pallantiden. 85.; en den uier<br />
van Marathen. 86.: verfehillende verhalen<br />
van zyne reis naar Creta, het ombrengen<br />
van den Minotaurus aldaar, en zyn geval<br />
met AFCIADNE. 87—110.<br />
THESEUS; het lyk van zynen vader ter aarde<br />
befteld hebbende, volbragt zyne gelofte<br />
aan APOLLO. I. 111.: (lelt het feest<br />
OSCHOPHORIA in. 114.: voert een gemenebest-regering<br />
in. 116.: geeft aan de<br />
oude en nieuwe ftad den naam van Athene.<br />
117.: ontvangt van DELPHI het ant.<br />
woord omtrent het noodlot van zyn nieuw<br />
gemeenebest. n3.: noodigt elk uit tot zynen<br />
ftaat. 120.: ftelt afgezonderde rangen<br />
in, ald.: laat geld flaan, waarop een Os<br />
gemunt was. 122.: rigt, op den Isthmus<br />
een gedenkwaardige zuil op. ald. :,<br />
ftelt de Isthmifche fpelen in. 123.: trekt<br />
met HERCULES ten ftryde , tegen de<br />
Amazonen. 126.: verfehillende verhalen van<br />
dien togt. 127.<br />
THE-
B L A D W Y Z E R , 411<br />
THESEUS; een aantal vertellingen van zyne<br />
huwelyken. I. 137.: zyne roemryke ftryden<br />
tegen de Centauren; den Beer van Calydon.<br />
139.: hoe zyne naauwe vriendfchap<br />
met PiRiTHOus eenen aanvang nam-<br />
141. : verhalen omtrent de fchaking van<br />
HELEN A door hem. 144.: MENESTHEUS<br />
maakt de menigte, tegen hem, oproerig.<br />
148.: verdere bedryven van MENES<br />
THEUS tegen de ftad Aphidna en Athene.<br />
149 —152. THESEUS aan 't Hof van<br />
AI DO NEUS, den Mclosfer, gekomen en<br />
gevangen gezet, werd weder ontflagen, «en<br />
komt weder naar Athene. 154.: poogt<br />
vruchtloos het beduur aldaar weder te aanvaarden.<br />
155.: begeeft zich naar LYCO-<br />
MIDES, Koning der Scyriers , en komt<br />
daar onverwacht om het leven. 156. J<br />
MENESTHEUS krygt het beltuur te Athene<br />
in handen. 157. : zyne kinderen kry-<br />
gen, na den dood van MENESTHEUS,<br />
het Koningryk wederom, en THESEUS<br />
werd als een halve God vereerd. 157.:<br />
na de Medi/che tyden werd zyn lyk<br />
naar Athene vervoerd en aldaar begraven.<br />
158. 159.: een offerfeest, hem ter eere,<br />
ingefteld. 160.<br />
• niet zonder THESEUS; waarvan dit<br />
fpreekwoord afkomftig. L 139.<br />
THESPIS; aanmerkingen omtrent dezen<br />
Trcurfpeldichter. II. 119. aant.<br />
The-
4ia B L A D W Y Z E R .<br />
Theten; werklieden, arbeiders te Athene. II.<br />
5-i-<br />
THUCIDIDES ; een oprnerkelyk gezegde<br />
van hem, omtrent PERICLES. III. 33.<br />
• waar deze gefchiedfchryver zyn leven<br />
eindigde. VIL 17.<br />
• bëfcbryft , in eenen onnavolgbaren<br />
ftyl, het leven van NICICJS. VII. 170.<br />
• begunftiger der voornaamllen en besten.<br />
VII. 278.<br />
TIGRANES; fommigen hem onderdanig gewordene<br />
Vorften werden , door hem , op<br />
eene lage wyze behandeld. VII. 174.<br />
• weigert aan APPIUS, door LUCUL-<br />
IUS tot hem gezonden, de uitlevering van<br />
MITHRIDATES. VII. 175. : geraakt deswegens<br />
met de Romeinen in oorlog. 180.:<br />
aanmerking omtrent zyn gedrag, 182.: door<br />
LUCULLUS verflagen. 18S — 200.<br />
zyne verdere krygsbedryven tegen LU<br />
CULLUS. VII. 210 — 224.<br />
TiM^EUS, de Siciliaan, I.< 30L aant.<br />
TiMiEus; de dwaze inbeelding van dezen<br />
Gefchiedfchryver berispt. VII. 270, 274.<br />
aant.<br />
TIMOCLEA; kloekmoedige daad van deze<br />
aanzienlyke vrouw te Thebe , door A L E-<br />
XANDER bewonderd. IX. 50,<br />
T IM o c R E o N ; een oude Blyfpeldichter. II. 281.<br />
TIMOLEON ; toeftand van Syracufe vóór"<br />
zyne aankomst aldaar. IV. 3.<br />
Ti-
B L A D W Y Z E R . 413<br />
TIMOLEON; zyn afkomstcn karakter.IV.8,9.<br />
——r- bergt het lyf van zynen broeder, met<br />
eigen lyfsgevaar. IV. 10,<br />
. doet zynen broeder van kant helpen,<br />
die openlyk als dwingeland, te voorfchyn<br />
kwam. IV. 13.: verfehillende oordeelvellingen<br />
over dit beoryf brengen hem in de<br />
grootfte neêrilagtigheid. 15, 18. en aant.<br />
. wordt als Opperbevelhebber naar Si'<br />
cilie gezonden, tol hulp, tegen de Curthagenienfers.<br />
IV, 19.: gelukkige voorteekens<br />
tot dien togt. fttr, 22-: HICETAS, na<br />
den nederlaag van DIONYSIUS, overmeestert<br />
Syracufe en poogt de overkomst-van<br />
TIMOLEON te beletten, 23.<br />
— . ftelt het gezantfehap der Carthagi-,<br />
nienfers te leur, en landt op Sicilië aan.<br />
IV. 28, 31.: geeft aan HICETAS de<br />
nederlaag. 35.<br />
lüONïSius geeft zich aan hem.<br />
. over. IV. 37. •<br />
bemagtigt het kasteel van Syracufe.<br />
IV. 45.<br />
. HICETAS poogt hem te laten ombrengen.<br />
IV. 46.: wordt op eene zonderlinge<br />
wyze behouden. 48.<br />
mm. 1 zyne verdere krygsbedryven, tegen<br />
HICETAS en de Carthaginienfers. IV.<br />
49— 59, 68, 82, 86.<br />
verovert Syracufe en laat de burg<br />
Hechten. IV. 62.<br />
Ti-
4U<br />
B L A D W Y Z E R .<br />
TIMOIEON; bezorgt dat het verlaten Syracufe<br />
weder bevolkt werd. IV. 63 — 67.<br />
•— • befluit alle overheerfehing in Sicilië<br />
uit te roeijen. IV. 68.<br />
- verflaat, onder begunftiging van een<br />
verfchrikkelyk onweder, het leger der Carthaginienfers.<br />
IV. 69 - 8r.<br />
- 1 1<br />
zyn byzonder geluk in zyne verdere<br />
»<br />
krygsverrigtingen. IV. 82 — 85.<br />
trekt tegen HICEBAS op. IV. 87.:<br />
zeldzame twist tusfehen zyne Hoplieden.<br />
eld,: HICETAS verflagen, gevangen, en<br />
als tyran en verrader gedood. 88.: waarom<br />
hy toeliet dat de vrouwen en dochters van<br />
HICETAS om het leven gebragt werden. 90.<br />
. • trekt op tegen MAMERCUS en flaar<br />
hem op de vlugt. IV. 90.; die zich aan<br />
hem overgeeft en daarna ter dood werd gebragt.<br />
93.<br />
maakt vrede met de Carthaginienfers.<br />
IV. pu; en roeit alle Dwingelanden in ft'.<br />
cilie uit. 04.<br />
herfielt Sicilië in eenen bloeijenden<br />
luister. IV. 94.<br />
—— voortreffelykheid van zyne daden boven<br />
die van andere beroemde mannen. IV.<br />
96—99, 103.<br />
zyne verrigtingen, na alle zyne overwinningen.<br />
IV. 101.<br />
'zyn gedrag omtrent twee Demagoo*<br />
gen. IV. 102.<br />
Ti-
B L A D W Y Z E R . 415<br />
TIMOLEON; wordt in zyn' ouderdom blind.<br />
IV. 104.: eindigt zyn leven met roem, en<br />
wordt met eenen prachtigen uitvaart vereerd.<br />
10S — nu.<br />
1 . vèrgelyking van hem met P AU LUS<br />
iEMILIUS. IV. AIO—S24.<br />
TIM ON, beroemd door zyne fpotgedichten.<br />
I. 448. aant.<br />
TIM ON, de menfchenhater; zyne ontmoeting<br />
met ALCIBIADES. III. 55. c.<br />
- ... . byzonderheden omtrent zynen aard.<br />
XL 159—162, c. •<br />
TIMOTHEUS; aanmerking omtrent eene aanhaling<br />
uit zyn gedicht. VIIL 220. aant.<br />
TISAPHERNES, Koning van Perfie, door<br />
AGESILAUS beoorloogd. VIIL 200.: zie<br />
verder AGESILAUS.<br />
Tithorea; korte aanteekening omtrent deze ftad.<br />
VI. 53. aant.<br />
Toenamen; op welk eene wyze de Grieken en<br />
Romeinen dezelven gaven. III. 24, 25. d.<br />
aant.: zie ook V. 31. en, Bijnamen.<br />
Toga Prtetexta; welk kleed dit was. VI. 198.<br />
aant.<br />
Toga en Tunica; aanmerking omtrent deze kleding<br />
der Romeinen. X. 107. b. aant.<br />
Tooneelfipelen der Athenienfers; aanmerking omtrent<br />
dezelven. IX. 1.20. aant.<br />
Tooneelfpelers ; aanmerking omtrent dezelven.<br />
X. 307. b. aant.<br />
ToP'
4i6 B L A D W Y Z E R.<br />
Tooneelfpekrs; vróuwen fpeelden, by de Grie.<br />
3 ken, geene rollen. XI. 221. b. aant.<br />
Toryne ; aanmerking omtrent dezen naam. XI.<br />
141. c. aant.<br />
Tragediën der Romeinen; aanmerking omtrent<br />
dezelven en derzelver Naklucht.VlI. 119. b,<br />
aant.<br />
Trapezus, nu Trebifande, in Natoliën. VIII.<br />
89. aant.<br />
Treurfpel; toeftand VHfl hetzelve te Athene.<br />
.II. 119. aam.: maakt aldaar veel opgang.<br />
224. aant.<br />
— aanmerkingen omtrent de treurfpelen<br />
der oude Grieken. III. 22. aant.<br />
Treurfpeldichters; gevolgen van derzelver wedftryd<br />
te Athene. VII. 42.<br />
Trihen, of wijken ; hoe het volk te Rome<br />
daarin verdeeld was. 111. 44. d. aant.-<br />
Tribium; hce CATO over deszelfs magt dacht.<br />
X. 51. b.<br />
Tribunen; waarin derzelver ambt beftond, III.<br />
15. d. aant.<br />
• 1<br />
- kracht van hunne tegenfpraak. X. 27. c.:<br />
hun regt. 38, 39. c. 40. c.<br />
Tribuni militum; zie Krygstribunen.<br />
Tribunus Pkbis; wie tot die waardigheid verkoren<br />
werden. V. 7. b. aant.<br />
Triumf van FAULUS .EMILIUS; befchryving<br />
van deszelfs plegtigheden. IV. 196.<br />
Triumf.
B L A D W Y Z E R , 41*<br />
Trimnfwagen, door wien eerst gebruikt 6y<br />
het houden eener zegepraal. I. 223.<br />
Troje; het fpel van Troje\ een ridderlyk fpel<br />
by de Romeinen. X. 10. h. aant.<br />
Tropaum; wat beteekent. I. 218.<br />
Trotschheid; byzonéérst, volgens de ouden,<br />
by de Wraakgodin ftraf baar. VIII. 249. aant.<br />
Tusfchenkoningen, by de Romeinen; wie waren.<br />
IV. 386. aant.<br />
Tydkortingen der Spartanen. X. 309. b.<br />
Tydrekening; door c. j. c ZE SAR verbeterd.<br />
IX. 154. b.: zie Almanak.<br />
Tyran; dit woord werd van ouds ook in<br />
eenen goeden zin gebezigd. II. 55. aant.<br />
TïRTiEus; beurt de Spartanen, door zyne<br />
krygsliederen, op. I. 323. aant.<br />
Uilen; de beeltenisfen van dezen vogel overal<br />
te Athene. VI. 401. aant.<br />
Uitfpanningen van fommige Griekfche Vorften.<br />
XL 203, 205. b.<br />
Ulami; uit hoe vele manfchappen deze hoopeii<br />
beftaan hebben. I. 390. aant.<br />
ULYSSES; zyne welfprekendheid en listigheid.<br />
VI. 419. aant.<br />
Vadermoord; in de eerfte zeshonderd jaren na<br />
Romers bouw, by de Romeinen, onbekena.<br />
I. 251.: L. HOSTIUS maakt zich de eerfte<br />
daaraan fchuldig. 252.<br />
>- aanmerkingen omtrent deze misdaad,<br />
en de wetgeving daar tegen. L 251. aant.<br />
XIIL DEEL. Dd V A-
4i* BLADWYZER.<br />
VALERIA; hare roemryke daad ter behoudenis<br />
van Rome. III, 73. d.<br />
VALERIUS ANIIAS; Gefchiedfchryver. I*<br />
aio.<br />
Vallende ziekte; by de Romeinen genoemd<br />
Morbus comitialis. VII. 321. aant.<br />
VARRO; CM. TERENTIUS) de geleerdfte<br />
aller Romeinen. I. 200. aant.<br />
Veji; eene zeer aanzienlyke ftad. I. 257. II.<br />
330.: na een beleg van tien Jaren door CA<br />
MILLUS gewapenderhand ingenomen. II.<br />
339-<br />
Veldheeren der Romeinen; met welke benaming<br />
zy hunne foldaten aanfpraken , en hoe in<br />
geval van lafhartigheid. IX. 132. b. aant!<br />
zie ICrygsbevelhebbers.<br />
VENUS; eene Eemelfche en Algemeene; oudtyds<br />
geëerd. I. 99. aant.<br />
1<br />
— verhaal van een venusbeeld , door<br />
D.EDALUS vervaardigd. I. iojt aant,<br />
Venus was de gelukkigfte worp in het dobbelfpel.<br />
X. 17. b. aant.<br />
Verdeeldheid; waarfchouwing tegen inwendige.<br />
V. 47. b. aant.<br />
Vergeldingen ; daarin mag men niet nalatig.<br />
zyn. VI. 32.<br />
Vergif; aanteekening omtrent het fpoedigst en<br />
min pynlykst werken van hetzelve. XI,<br />
164. c.<br />
Vergiftigen; welke derzelver ftraf was by de<br />
Rerfin. Xll 56, e.<br />
Ver.
B L A D W Y Z E R . 4i 9<br />
Verliefdheid van ANTIOCHUS omtrent zyne<br />
ftiefmoeder STRATONICE; teekenen van<br />
dezelve. XL 254. b.: zie ook XI. 152. c.<br />
Verraad; van eenen Schoolmeester te Falerien,<br />
op eene zonderlinge wyze, geftraft. II. 350,<br />
351-<br />
Verraders van bet Vaderland; by de Grieken<br />
door fteeniging geftraft. II. 43. aant.<br />
Verfchijnfelen in de lucht; aanmerking omtrent<br />
dezelven. IX. 165. b. aant.<br />
Verfpieder; een post, by Romeinen en Grieken<br />
in veel aanzien. VUL 8. aam.<br />
Vervloekingen; aanmerking omtrent eene zekere<br />
vervloeking by de Romeinen. VIL 58. b,<br />
VESTA; derzelver Priesteresfen door NUMA<br />
ingefteld. L 454.: waarin derzelver bedie*<br />
ning beftond. 455.: hoe groot derzelver getal<br />
was. 456.: hadden groote voorregten.<br />
457.: werden, in gevalle van onkuischheid,<br />
verfchrikkelyk geftraft. 45 8.<br />
i——- nemen de vlugt uit Rome, op de aam<br />
nadering der Gallen. II, 370.<br />
Vefuvius; aanteekening omtrent dezen berg,<br />
VIL 29. b. aam.<br />
VINDICIUS, een Haaf; zyne gefcbiedenis,'<br />
als ontdekker der zamenzwering, door de<br />
gezanten van TARQUINIUS, bewerkt te.<br />
gen de Confuls. II. 143, 145, 146, 148,<br />
149.: verkrygt zyne vryheid en wordt Item<br />
geregtigd burger. 150.<br />
Dd 4 Vin-
420 E L A D W Y Z E R .<br />
Vindkta; de volkomene viylating van eenetl<br />
flaaf, waarom dus genoemd. II. i 5 o ,<br />
VINIUS,- (VITUS) z; e Van hem in 't Jeven<br />
van GALBA. XïIIi 12, 26, 38, 47« Zyn<br />
dood. 64.<br />
VIRGILIA; zie VOLUMNIA.<br />
VIRGINIUS RUPOS ; baart aan GALBA,<br />
omtrent het opperbewind, ongerustheid. XIII.<br />
=3': zie verder van hem. 24.<br />
VITELLIUS; een voorbeeldeloos zwelger,<br />
door de Germanifche krygsbenden als Imperator<br />
begroet, en GALBA afgezet. XIII.<br />
51.: neemt den naam niet van es SAR,<br />
maar van GERMANICUS, aan. 52.: als<br />
Imperator in Germanie uitgeroepen, ald. '<br />
byzonderheden van zynen optogt tegen<br />
OTHO, eindigende in de 0verwinning<br />
van den laatften. XIII. 83 — 104.<br />
Fleeschfop; (zwart) by de Spartanen een aangename<br />
fpys. i. 345.<br />
Vlugten; hoe men te Sparte handelde met die.<br />
in den ftryd de vlugt genomen hadden.<br />
VIII. 278.<br />
Volk; waardoor deszelfs genegenheid te win*<br />
nen is. VII. 280.<br />
— doorgaans achterdochtig omtrent mannen<br />
van bekwaamheid. VII. 295.<br />
Volkplantingen; uit te zenden; het werk der<br />
Gemeentslieden. VIII. 129. b. aant.<br />
Volksbejiuurders; zie Regenten.<br />
*• Volks-
B L A D WYZER. 421<br />
Volksgunst; aanmerking omtrent deszelfs bejaging.<br />
IX. ia. b. X. 217 — 219. b. 220. b.<br />
Volksvergaderingen te Rome, meermalen! afgebroken<br />
door het voorwenden van ongunftige<br />
voorteekencn. VII. 321. VIII. 143. b.<br />
VOLUMNIA en VIRGILIA; roemryke daad<br />
van deze vrouwen om CORIOLANUS van<br />
voor Rome met het leger te doen opbreken.<br />
III. 74. d.; derzelver edelmoedigheid. 82. d.<br />
Vonnis feu; mogten , by de Grieken, uit gunst,<br />
niet vernietigd worden. XI. iao.-<br />
P oorhoefden ; het misvormen van dezelven met<br />
verfehillende figuren of letters, was by de<br />
ouden zeer gemeen. III. K93. a, aant.<br />
Voorfpoed; aanmerking omtrent denzelven. VII.<br />
188.<br />
Vorflen; waarop dezen zich moeten toeleggen.<br />
XU. 2Ó.<br />
Vrede; buitengewoone langdurigheid van vrede<br />
en rust te Sparte. VIII, 280.<br />
Vreemdelingen; in Sparte niet toegelaten om<br />
het bederf der zeden voor te komen, I. 402.<br />
Vreeze; hoe dezelve vereerd werd by de Lacedcemaniers.<br />
X. 298. b.<br />
Vrienden; groote bezorgdheid-van PHOCION<br />
en c a x o den jongen voor dezelven, X.<br />
210. b.<br />
Vrouwen; door derzelver gemeenfehap zochten<br />
LYCURGUS en NUMA, dochoponderfcheidene<br />
wyzen,de jmuineftyd te verbannen.<br />
L 503 •<br />
Dd 3 Vrou-
422 B L A D W Y Z E R .<br />
Vrouwen; zorg van NUMA voor dezelven.<br />
L 505.; en voor hare zedigheid, ald.<br />
* een Haaltje van derzelver moed en<br />
dapperheid, te Lacedeemon , in den kryg<br />
tegen PÏRRHUS. VI. 129.<br />
Vrouwenroof; door ROMULUS aangelegd. L<br />
206, 209. enz. 116.<br />
Vrouwenvertrek by de Grieken; waartoe dezelve<br />
gefchikt waren. IV. 261. aant.<br />
Vrye wil; merkwaardige redekaveling van<br />
PLUTARCHUS , o ver de bcftaanbaarheid<br />
van 's menfchen vryen wil met de onlochenbare<br />
werking der Godheid op onze ziel.<br />
III. 71. d. en aam.<br />
Vrygelatenen; bezaten foms verbazende fchatten.<br />
VIII» 8. b. aant.<br />
Vryheids aanmerking op fommige herfiellers<br />
van dezelve. IV. 32-<br />
• aanmerking omtrent derzelver misbruik.<br />
V. 47. b. aant.<br />
Vuur; aanmerking omtrent de heiligheid van<br />
hetzelve. II. 370.<br />
Vyand; aanmerking over de vreugde wegens<br />
den dood van eenen vyand. XI. 78. aant.<br />
Wachtels ; het aankweeken van dezelve eene<br />
gewoone dwaasheid der wellustige Athenienferen.<br />
III. 30. c. aant.<br />
Wagens; befchryving van de met feiten gewapende<br />
ftrydwagens. VI. 51. b. aant.<br />
Water en vuur iemand ontzeggen; een formu*<br />
lier
B L A D W Y Z E R . 423<br />
lier by 't uitfpreken van het vonnis van<br />
ballingfchap. VI. 250. aant.<br />
Water geven voor de handen; een oud gebruik<br />
by de Grieken, na zy aan tafel zyn gegaan.<br />
X. 27. aant.<br />
Waterputten; wetten van SOLON omtrent de<br />
zelven. II. 94.<br />
Wellust; aanmerking van PLATO en PYTHA<br />
GORAS omtrent denzei ven, en hoe het beste<br />
beftryden. V. 136.<br />
Welfprekendheid; te Athene eene volftrekte behoefte<br />
voor een' man van ftaat. ÏL 210.<br />
aant.<br />
Wereld; gedachten van ANAXAGORAS omtrent<br />
het beginfel van derzelver ordening.<br />
III. 19. a.<br />
- dezelve door PYTHAGORAS het<br />
eerst met de benaming van Kosmos (orde<br />
en fieraad beteekenende,) benoemd. XII.<br />
25. aant.<br />
Werpfchyf; in de Griekfche fpelen gebruikelyk.<br />
I. 300. aant.<br />
Wetenfchappen; aanmerking omtrent dezelven.<br />
XI. 148. b.<br />
Wetten van ROMULUS. I. 249.<br />
L Y c u R G u s ; hij maakte geene ge-*<br />
fchrevene , maar liet den ganfchen omdag<br />
zyner wetten van de opvoeding afhangen.<br />
I. 348.<br />
van SOLON. II. 69—97.<br />
D d 4 Wit-
424 B L A D W Y Z E R /<br />
Wetten; hebben geene terugwerkende kracht.<br />
X. 119. b.<br />
Wichelaren; wie dezen waren. IV. 120.<br />
Wichelary; by de Romeinen in hooge achting.<br />
IV. 38a.: verachters van dezelve, by hun,<br />
niet onverfchillig behandeld, ald. en aant.<br />
384 , 385.: zie Bygeloof.<br />
Wiskundigen ; hunne gewoonte, van hunne<br />
figuren op den grond, in het daartoe geftrooide<br />
fiof, af te teekenen. XII. 33. aant.<br />
Woile; by de Grieken gebruikt by verootmoedigingen.<br />
I, 98. aant. II. 42. aant.<br />
Wolven; prys op derzelver uitroeijing by de<br />
Athenienfers. II. 92.<br />
Wraakgodinvolgens het denkbeeld der ouden<br />
, flrafte deze voornamelyk baldadige<br />
irotschheid, VIIL 249. aant.<br />
Wraakgodinnen; eerwaardige Godinnen,, by<br />
verzachting, genoemd. II. 42.<br />
Wyken; hoe veel ROMULUS te R o m maakte.<br />
I. 237.<br />
Wynplenging; een gebruik by gastmalen. III.<br />
28. a.<br />
Wysbsgeerte, eertyds Sophia genoemd. II. 215.<br />
aant.<br />
' aanmerking omtrent de Stoïfcke. X.<br />
281. h.<br />
Wysgeeren; zie Geleerden.<br />
Wyzen; waardoor de zeven oude Wyzen van<br />
Griekenland vooral hunne achting en roe.n<br />
ge-
B t A D W Y Z E R. 323<br />
'gevestigd hebben. II. 17.: verhaal van de<br />
reis, welke de Drievoet in het ronde deed.<br />
ald.<br />
Wyzen jf de oudffe Wyzen van Griekenland<br />
waren tevens Politieker?. II. 213. aant.<br />
XANDRAMES; een Indiaansen Koning van<br />
lage geboorte. IX. 241. aant.<br />
Xanthus ; onbegrypelyk gedrag der in woneren<br />
van deze ftad, door BRUTUS belegerd.<br />
XII. 71, 72. b.<br />
XENARCHus; wie geweest zy. VII. 272.<br />
aant.: zyne beuzelachtigheid, ald.<br />
XENOCRATES; eene byzonderheid omtrent<br />
dezen Wysgeer. V. 41. b. X. 82, 95. .<br />
XERXES; komt naar Griekenland afzakken.<br />
II. 227.: deezelfa vloot, komt by Aphette.<br />
232.: houdt verfcheidene kleine gevechten.<br />
234.: gevecht by Thermopylce. 237.: zyne<br />
overwinningen te land. 239.: hy zet zich<br />
op eene hoogte om den zeedag, by Salamis,<br />
te zien. 255.: grootte van zyne vloot<br />
en die der Athenienfers. 259." verdere byzonderheden<br />
van dezen zeedag. 260—263.:<br />
zyne vloot, door het beleid van THE MIS»<br />
TOCLES, op de vlugt geflagen. 264.:<br />
trekt uit Griekenland terug. 268.<br />
. . THE MIS TOCLES, uit Athene gebannen<br />
, vlugt naar zyn Hof, en werpt<br />
zich in zyne armen, met een gelukkig gevolg.<br />
II. 297. enz. : verfchillend verhaal<br />
Dd 5 om-
426 B L A D W Y Z E R .<br />
omtrent deze ontmoeting , of die onder<br />
XERXES of zyn' zoon ARTAXERXES<br />
gebeurde. II. 299.<br />
Tzer; hetzelve was niet vroeg bekend. I. 158.<br />
aant.<br />
Tzer van Margiane en Damascus vermaard.<br />
VIL 83. b, aant.<br />
Tzer-munt; by de Spartanen in gebruik. VI.<br />
40a.: hoe vervaardigd werd. ald.<br />
Zamengezworenen, tegen hun vaderland; of<br />
men die , zonder form van regtspleging,<br />
mag doen fterven. VIII. 286. aant.<br />
Zedekunde en Staatkunde; welke betrekkingen<br />
dezen op eikanderen hebben. II. 14, aant.<br />
Zeegevechten; Bevelhebbers te lande altoos niet<br />
voor dezelven gerchikr. V. 284. aant.<br />
Zeerovers; berigt van derzelver kryg ten tyde<br />
van den oorlog met MITHRIDATES.VUL<br />
61. b.: derzelver geweldenaryen.6 4./3>.: hunne<br />
uitgebreide magt. 66. b.<br />
Zegepraal; in eene zegekoets, met vier paarden<br />
befpannen, het eerst gefchied door den<br />
Conful VALERIUS POPLICOLA. II. I55.<br />
— van POMPEJUS. VIII. 122, b.<br />
Zegepralen; aanmerking omtrent derzelver<br />
twee foorten by de Romeinen. IV. 435.<br />
Zegezangen der Grieken. VI. 408.<br />
Zelfmoord; twee uitmuntende harangues, vóór<br />
en tegen den zelfmoord. X. 361—365. b.<br />
»• • 1<br />
hoe BRUTUS voorheen dacht omtrent<br />
denzei ven. XII. 91. b.<br />
ZË-
B L A D W Y Z E R . „ ^if<br />
ZENO; beroemd Wysgeer. III. 18. a.<br />
Ziel; derzelver onfterfelykheid door PEUT AR»<br />
CHUS erkend. I. 41.<br />
• • het gevoelen van PLUTARCHUS, om«<br />
trent de bekoorlykheid van de vermaken<br />
der ziel, boven de ligchamelyke vermaken.<br />
L 43-45-<br />
• hoe Heidenfche Wysgeeren over die der<br />
braven, na hunnen dood, dachten. I; 273.<br />
.Zilver'ï hoe veel een Romeinsck pond zilver<br />
waardig was. IV. 187. aant.<br />
Zinnen ; vèrgelyking van dezelven met de<br />
Kunften en Wetenfchappen. XI. 148. b.<br />
ZOÏLUS; een Grieksch Kunftenaar. XI. 2.09.6.<br />
Zonnecirkel; ME TON voor deszelfs uitvinder<br />
gehouden. 111. 58. c. aant.<br />
Zonsverduistering; wekte oudtyds vrees en<br />
Verlegenheid. III. 136. a.: gedrag van PE-<br />
RIC LES in dit geval. ald.: zie ook IV. 350.<br />
"— gedachten der ouden daaromtrent. VIL<br />
379-<br />
438 B L A D W Y Z E R .<br />
Zwaardvechters - oorlog ; berigt van deszelfs uit*<br />
barfüng. VII. 26. b.<br />
Zwaarmoedigheid; voorbeelden van groote man-<br />
'nen, die daartoe van nature overhelden. VL<br />
346.<br />
Zwemmen; de ouden hadden het daarin verre<br />
gebragt. VI, 65. aant.