lezen - FinPlan vzw
lezen - FinPlan vzw lezen - FinPlan vzw
subject to investor protection rules under the CBR provision. Particularly relevant in this context will be disclosure of conflicts of interest. It is not intended to cover ancillary activities such as advertising which are not directly related to arranging subscription to issue or placing of securities with investors. In light of this broader definition, the existing inclusion of “services related to underwriting” as a non-core service is deleted.” Naar aanleiding van de eerste consultatie stelde de Commissie vast dat “the “slight” modifications proposed to the definition of some of the services that are currently part of the core services such as brokerage and underwriting and placement are broadly welcomed.” In haar geactualiseerde oriëntaties stelde de Commissie voor deze beleggingsdienst als volgt te definiëren 34 : ”Underwriting, placing and other activities directly related (not advertising or other indirect activities) to public or private offer or promotion of financial instruments and investment services, their distribution to prospective clients (irrespective of whether this involves some element of direct guarantee in the even of unsubscribed offer).” Door in die definitie te spreken over vaste overname én over plaatsing, komt er een einde aan de ambiguïteit in de huidige tekst van de RBD waar de woorden “en/of” worden gebruikt. Het is duidelijk dat de Commissie plaatsing en vaste overname als twee volwaardige beleggingsdiensten ziet. Nu er een duidelijk onderscheid is gemaakt tussen plaatsing en vaste overname, moet ook nog een onderscheid worden gemaakt tussen plaatsing en die andere beleggingsdienst, namelijk het ontvangen en doorgeven van orders. In dat verband kunnen twee interpretaties worden onderscheiden : 1. Door te spreken over “support to primary issue of securities” en door plaatsing en vaste overname te groeperen, lijkt de Commissie de plaatsing te situeren op de primaire markt. Bijgevolg zou er kunnen worden van uitgegaan dat de activiteit van het ontvangen en doorgeven van orders noodzakelijkerwijs op de secundaire markt dient te worden verricht. Die analyse druist echter in tegen het bepaalde bij artikel 2, 2, g) van de RBD dat handelt over het ontvangen en doorgeven van orders met betrekking tot rechten van deelneming in ICB’s. Die worden immers bijna altijd aangeboden op de primaire markt. 34 http://europa.eu.int/comm/internal_market/en/finances/mobil/isd/docs/2nd-revised-orient_en.pdf 22
2. Er zou ook kunnen worden gesteld dat de plaatsing een contractuele relatie impliceert tussen de emittent en de beleggingsonderneming. Het zou derhalve nuttig zijn dat de Europese Commissie de herziening van de RBD aangrijpt om duidelijkheid te scheppen omtrent de begrippen “plaatsing” en “ontvangen/doorgeven van orders”. c) De richtlijnen betreffende de toegang tot het verzekeringsbedrijf en de interpretatieve mededeling van de Commissie De eerste richtlijnen van 24 juli 1973 betreffende de toegang tot het directe verzekeringsbedrijf, met uitzondering van de levensverzekeringsbranche 35 , en van 5 maart 1979 betreffende de toegang tot het directe levensverzekeringsbedrijf 36 , waren bedoeld om het de verzekeringsondernemingen uit een Lid-Staat van de Europese Gemeenschap gemakkelijker te maken zich te vestigen in de andere Lid- Staten. De tweede richtlijnen van 22 juni 1988 37 en 8 november 1990 38 waren bedoeld om de daadwerkelijke uitoefening van het vrij verrichten van diensten te bevorderen. De derde richtlijnen van de Raad van 18 juni 1992 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende het directe verzekeringsbedrijf, met uitzondering van de levensverzekeringsbranche 39 , en van 10 november 1992 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende het directe levensverzekeringsbedrijf 40 , vormden het sluitstuk van de verwezenlijking van de interne markt in de verzekeringssector. Artikel 3 van de tweede richtlijnen bepaalt dat “met een agentschap of bijkantoor elke duurzame aanwezigheid van een onderneming op het grondgebied van een Lid- Staat wordt gelijkgesteld, ook indien die aanwezigheid niet de vorm heeft van een bijkantoor of een agentschap, maar enkel bestaat uit een bureau, beheerd door eigen personeel van de onderneming of door een zelfstandig persoon 41 die echter gemachtigd is duurzaam voor die onderneming op te treden zoals een agentschap zou doen”. In de richtlijnen met betrekking tot het verzekeringsbedrijf komt dus een soortgelijk beginsel aan bod als in artikel 1, punt 2 van de RBD, namelijk de gelijkstelling van permanente gevolmachtigden met de verzekeringsonderneming zelf 42 . Het betreft hier het beginsel dat het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen reeds heeft geponeerd in zijn arrest van 4 december 1986 – Commissie/Duitsland 43 . 35 Richtlijn 73/239/EEG. 36 Richtlijn 79/267/EEG. 37 Richtlijn 88/357/EEG. 38 Richtlijn 90/19/EEG. 39 Richtlijn 92/49/ EEG, PB nr. L228 van 11.08.1992. 40 Richtlijn 92/96/ EEG, PB nr. L360 van 9.12.1992. 41 Wij hebben deze woorden onderstreept. 42 Dit beginsel komt echter niet voor in de bankrichtlijnen. 43 Zaak 205/84, Jurisprudentie 1986, p. 3755. 23
- Page 1 and 2: Commissie voor het Bank- en Financi
- Page 3 and 4: S A M E N V A T T I N G De reglemen
- Page 5 and 6: P L A N I. Het wettelijk en regleme
- Page 7 and 8: IV. In Nederland en het Verenigd Ko
- Page 9 and 10: Toch zijn slechts enkele regels van
- Page 11 and 12: De Commissie stelt derhalve de volg
- Page 13 and 14: worden geacht onder het vestigingsr
- Page 15 and 16: Noteer ook dat de RBD “het overne
- Page 17 and 18: firm shall ensure that tied agents
- Page 19 and 20: mediators » wel degelijk te hebben
- Page 21: “Where the business of a firm is
- Page 25 and 26: “downstream” in de lidstaat van
- Page 27 and 28: c) Richtlijn betreffende de verzeke
- Page 29 and 30: - dekking tegen beroepsaansprakelij
- Page 31 and 32: praktijk wel belangstelling hebben
- Page 33 and 34: Indien deze richtlijn wordt goedgek
- Page 35 and 36: Ondertussen is deze situatie grondi
- Page 37 and 38: konden de kredietinstellingen, de v
- Page 39 and 40: centraal. Zij is van toepassing op
- Page 41 and 42: - de verzekeringstussenpersoon moet
- Page 43 and 44: - de verzekeringstussenpersoon moet
- Page 45 and 46: op voorwaarde dat de dekking onderg
- Page 47 and 48: vertrouwen van de cliënteel die zi
- Page 49 and 50: Een ander algemeen beginsel dat de
- Page 51 and 52: verplichten hun activiteiten toe te
- Page 53 and 54: financiële instrumenten werken wel
- Page 55 and 56: gevolmachtigde agenten en, ten slot
- Page 57 and 58: ook afgesproken elkaar in te lichte
- Page 59 and 60: - geen enkele bezoldiging of vergoe
- Page 61 and 62: een beroep doen op gevolmachtigde a
- Page 63 and 64: Hieronder volgt ook de evolutie van
- Page 65 and 66: 4. Bemiddeling inzake consumentenkr
- Page 67 and 68: Nota bene: - met ‘captive makelar
- Page 69 and 70: welke manier ze bepaalde financiël
- Page 71 and 72: III. Identificering van een aantal
2. Er zou ook kunnen worden gesteld dat de plaatsing een contractuele relatie<br />
impliceert tussen de emittent en de beleggingsonderneming.<br />
Het zou derhalve nuttig zijn dat de Europese Commissie de herziening van de RBD<br />
aangrijpt om duidelijkheid te scheppen omtrent de begrippen “plaatsing” en<br />
“ontvangen/doorgeven van orders”.<br />
c) De richtlijnen betreffende de toegang tot het verzekeringsbedrijf en de<br />
interpretatieve mededeling van de Commissie<br />
De eerste richtlijnen van 24 juli 1973 betreffende de toegang tot het directe<br />
verzekeringsbedrijf, met uitzondering van de levensverzekeringsbranche 35 , en van 5<br />
maart 1979 betreffende de toegang tot het directe levensverzekeringsbedrijf 36 ,<br />
waren bedoeld om het de verzekeringsondernemingen uit een Lid-Staat van de<br />
Europese Gemeenschap gemakkelijker te maken zich te vestigen in de andere Lid-<br />
Staten.<br />
De tweede richtlijnen van 22 juni 1988 37 en 8 november 1990 38 waren bedoeld om<br />
de daadwerkelijke uitoefening van het vrij verrichten van diensten te bevorderen.<br />
De derde richtlijnen van de Raad van 18 juni 1992 tot coördinatie van de wettelijke<br />
en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende het directe verzekeringsbedrijf, met<br />
uitzondering van de levensverzekeringsbranche 39 , en van 10 november 1992 tot<br />
coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende het<br />
directe levensverzekeringsbedrijf 40 , vormden het sluitstuk van de verwezenlijking<br />
van de interne markt in de verzekeringssector.<br />
Artikel 3 van de tweede richtlijnen bepaalt dat “met een agentschap of bijkantoor<br />
elke duurzame aanwezigheid van een onderneming op het grondgebied van een Lid-<br />
Staat wordt gelijkgesteld, ook indien die aanwezigheid niet de vorm heeft van een<br />
bijkantoor of een agentschap, maar enkel bestaat uit een bureau, beheerd door<br />
eigen personeel van de onderneming of door een zelfstandig persoon 41 die echter<br />
gemachtigd is duurzaam voor die onderneming op te treden zoals een agentschap<br />
zou doen”. In de richtlijnen met betrekking tot het verzekeringsbedrijf komt dus een<br />
soortgelijk beginsel aan bod als in artikel 1, punt 2 van de RBD, namelijk de<br />
gelijkstelling van permanente gevolmachtigden met de verzekeringsonderneming<br />
zelf 42 . Het betreft hier het beginsel dat het Hof van Justitie van de Europese<br />
Gemeenschappen reeds heeft geponeerd in zijn arrest van 4 december 1986 –<br />
Commissie/Duitsland 43 .<br />
35 Richtlijn 73/239/EEG.<br />
36 Richtlijn 79/267/EEG.<br />
37 Richtlijn 88/357/EEG.<br />
38 Richtlijn 90/19/EEG.<br />
39 Richtlijn 92/49/ EEG, PB nr. L228 van 11.08.1992.<br />
40 Richtlijn 92/96/ EEG, PB nr. L360 van 9.12.1992.<br />
41 Wij hebben deze woorden onderstreept.<br />
42 Dit beginsel komt echter niet voor in de bankrichtlijnen.<br />
43 Zaak 205/84, Jurisprudentie 1986, p. 3755.<br />
23