lezen - FinPlan vzw

lezen - FinPlan vzw lezen - FinPlan vzw

finplanvzw.be
from finplanvzw.be More from this publisher
18.09.2013 Views

duurzaam manifesteert als een verlengstuk van een moederbedrijf, met een eigen directie en materiële uitrusting, zodat het zaken met derden kan doen en wel dusdanig, dat dezen ofschoon wetend dat eventueel een rechtsband met het in het buitenland gevestigde moederbedrijf zal ontstaan, zich niet rechtstreeks daartoe behoeven te wenden en zaken kunnen doen in bedoeld centrum, dat het verlengstuk ervan vormt.". Op grond van deze rechtspraak is de Commissie van mening dat aan drie cumulatieve criteria moet worden voldaan opdat het beroep op een tussenpersoon eventueel ertoe kan leiden dat de bank aan het vestigingsrecht wordt onderworpen: - De tussenpersoon moet een duurzame volmacht hebben. - De tussenpersoon moet onderworpen zijn aan het bestuur en de controle van de kredietinstelling die hij vertegenwoordigt. Teneinde na te gaan of dit criterium wordt vervuld, moet met name worden nagegaan of de tussenpersoon zijn activiteit vrij kan organiseren en kan bepalen hoeveel arbeidstijd hij aan de onderneming wijdt. Een aanwijzing is tenslotte of de tussenpersoon verschillende concurrerende ondernemingen voor de betrokken dienst kan vertegenwoordigen, of dat hij daarentegen door een alleenvertegenwoordigingsovereenkomst met één enkele kredietinstelling is verbonden. - De tussenpersoon moet de kredietinstelling kunnen verbinden. Een kredietinstelling kan verbonden zijn uit hoofde van een tussenpersoon, zelfs als de laatstgenoemde geen contracten kan ondertekenen. Indien de tussenpersoon bijvoorbeeld een volledig aanbod kan doen namens een kredietinstelling, doch de bank zelf zich het recht voorbehoudt het contract te ondertekenen, kan toch aan het verbinteniscriterium worden voldaan. Indien de kredietinstelling een voorstel dat door de tussenpersoon is gedaan en door de cliënt is ondertekend, kan verwerpen, wordt niet aan het verbinteniscriterium voldaan. Voor de toepassing van deze drie criteria is een nauwgezet onderzoek van het gegeven geval vereist. Het feit dat het bestaan van de tussenpersoon ertoe kan leiden dat de bank aan het vestigingsrecht wordt onderworpen, betekent echter niet dat de tussenpersoon zelf een bijkantoor van een bank vormt. Volgens de Tweede Richtlijn is een bijkantoor immers een “bedrijfszetel welke een deel zonder juridische zelfstandigheid vormt van een kredietinstelling (...)”. Aangezien de tussenpersoon wordt verondersteld zelfstandig te zijn, kan hij derhalve geen “deel” van een kredietinstelling vormen. Aangezien hij bovendien in het algemeen de rechtsvorm van een vennootschap heeft, is hij rechtspersoon.” De CBF heeft zich grotendeels aangesloten bij de analyse van de Europese Commissie 15 . In navolging van de bepalingen van de richtlijnen betreffende verzekeringsbemiddeling 16 , is zij er echter steeds van uitgegaan dat een zelfstandige die onder dusdanige voorwaarden werkt dat zijn principaal (kredietinstelling) kan 15 Voor de reactie van de CBF op de interpretatieve mededeling van de Europese Commissie, zie het jaarverslag 1997-1998, p. 61. 16 Zie hieronder (I.A.2. c)). 12

worden geacht onder het vestigingsrecht te vallen, moet worden gelijkgesteld met een bijkantoor van die kredietinstelling. b) De richtlijn beleggingsdiensten (of “RBD”) 1° De huidige toestand In tegenstelling tot de bankrichtlijn 2000/12/EC, komt in richtlijn 93/22/EEG betreffende het verrichten van diensten op het gebied van beleggingen in effecten (de “RBD”) 17 wel een specifieke bepaling voor over zelfstandige agenten. Artikel 1, punt 2 van die richtlijn bepaalt immers dat “wanneer een persoon een activiteit verricht als bedoeld in deel A, punt 1, onder a), van de bijlage (“het ontvangen en doorgeven voor rekening van beleggers, van orders met betrekking tot een of meer van de genoemde instrumenten”) en deze activiteit uitsluitend wordt uitgeoefend voor rekening en onder de volledige en onvoorwaardelijke verantwoordelijkheid van een beleggingsonderneming, die activiteit als activiteit van de beleggingsonderneming zelf, en niet van die persoon wordt aangemerkt”. Die bepaling wordt als volgt toegelicht in de 8ste considerans van de RBD : “Overwegende dat een beleggingsonderneming waaraan in haar Lid-Staat van herkomst vergunning is verleend, haar activiteiten in de gehele Gemeenschap kan ontplooien met de middelen die zij dienstig acht; dat zij daartoe, indien zij zulks nodig acht, gebruik kan maken van verbonden agenten die voor haar rekening en onder haar volledige en onvoorwaardelijke verantwoordelijkheid orders ontvangen en doorgeven; dat de werkzaamheden van deze agenten derhalve als werkzaamheden van de onderneming moeten worden aangemerkt; dat deze richtlijn de Lid-Staat van herkomst niet belet het statuut van deze tussenpersonen aan bijzondere eisen te onderwerpen; dat indien de beleggingsonderneming een grensoverschrijdende werkzaamheid verricht, de Lid-Staat van ontvangst deze tussenpersonen dient te behandelen als betrof het de onderneming zelf (…)”. Ook artikel 2, tweede lid, littera g) van de RBD is belangrijk voor deze studie. Die bepaling luidt als volgt : “2. Deze richtlijn is niet van toepassing op : (…) 17 PB 1997 nr. L 197, p.57. 13

duurzaam manifesteert als een verlengstuk van een moederbedrijf, met een eigen<br />

directie en materiële uitrusting, zodat het zaken met derden kan doen en wel<br />

dusdanig, dat dezen ofschoon wetend dat eventueel een rechtsband met het in het<br />

buitenland gevestigde moederbedrijf zal ontstaan, zich niet rechtstreeks daartoe<br />

behoeven te wenden en zaken kunnen doen in bedoeld centrum, dat het verlengstuk<br />

ervan vormt.".<br />

Op grond van deze rechtspraak is de Commissie van mening dat aan drie<br />

cumulatieve criteria moet worden voldaan opdat het beroep op een tussenpersoon<br />

eventueel ertoe kan leiden dat de bank aan het vestigingsrecht wordt onderworpen:<br />

- De tussenpersoon moet een duurzame volmacht hebben.<br />

- De tussenpersoon moet onderworpen zijn aan het bestuur en de controle van de<br />

kredietinstelling die hij vertegenwoordigt. Teneinde na te gaan of dit criterium<br />

wordt vervuld, moet met name worden nagegaan of de tussenpersoon zijn<br />

activiteit vrij kan organiseren en kan bepalen hoeveel arbeidstijd hij aan de<br />

onderneming wijdt. Een aanwijzing is tenslotte of de tussenpersoon verschillende<br />

concurrerende ondernemingen voor de betrokken dienst kan vertegenwoordigen,<br />

of dat hij daarentegen door een alleenvertegenwoordigingsovereenkomst met één<br />

enkele kredietinstelling is verbonden.<br />

- De tussenpersoon moet de kredietinstelling kunnen verbinden. Een<br />

kredietinstelling kan verbonden zijn uit hoofde van een tussenpersoon, zelfs als de<br />

laatstgenoemde geen contracten kan ondertekenen. Indien de tussenpersoon<br />

bijvoorbeeld een volledig aanbod kan doen namens een kredietinstelling, doch de<br />

bank zelf zich het recht voorbehoudt het contract te ondertekenen, kan toch aan<br />

het verbinteniscriterium worden voldaan. Indien de kredietinstelling een voorstel<br />

dat door de tussenpersoon is gedaan en door de cliënt is ondertekend, kan<br />

verwerpen, wordt niet aan het verbinteniscriterium voldaan. Voor de toepassing<br />

van deze drie criteria is een nauwgezet onderzoek van het gegeven geval vereist.<br />

Het feit dat het bestaan van de tussenpersoon ertoe kan leiden dat de bank aan het<br />

vestigingsrecht wordt onderworpen, betekent echter niet dat de tussenpersoon zelf<br />

een bijkantoor van een bank vormt. Volgens de Tweede Richtlijn is een bijkantoor<br />

immers een “bedrijfszetel welke een deel zonder juridische zelfstandigheid vormt<br />

van een kredietinstelling (...)”. Aangezien de tussenpersoon wordt verondersteld<br />

zelfstandig te zijn, kan hij derhalve geen “deel” van een kredietinstelling vormen.<br />

Aangezien hij bovendien in het algemeen de rechtsvorm van een vennootschap<br />

heeft, is hij rechtspersoon.”<br />

De CBF heeft zich grotendeels aangesloten bij de analyse van de Europese<br />

Commissie 15 . In navolging van de bepalingen van de richtlijnen betreffende<br />

verzekeringsbemiddeling 16 , is zij er echter steeds van uitgegaan dat een zelfstandige<br />

die onder dusdanige voorwaarden werkt dat zijn principaal (kredietinstelling) kan<br />

15<br />

Voor de reactie van de CBF op de interpretatieve mededeling van de Europese Commissie, zie<br />

het jaarverslag 1997-1998, p. 61.<br />

16<br />

Zie hieronder (I.A.2. c)).<br />

12

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!