BODEMKWALITEITSKAART GEMEENTE HEERLEN 2011

3 Resultaten
bodemkwaliteitskaart
HOOFDSTUK
3.1 STAP 1: OPSTELLEN PROGRAMMA VAN EISEN
BODEMKWALITEITSKAART GEMEENTE HEERLEN 2011
Voor de uitwerking van de bodemkwaliteitskaart uit 2006 voor de gemeente Heerlen is
destijds een Programma van Eisen uitgewerkt.
Deze eisen dienen ook als basis bij de uitwerking van de bodemkwaliteitskaart volgens de
nieuwe Richtlijn 2007.
De belangrijkste punten in relatie tot de nieuwe Richtlijn 2007 vatten we hieronder samen:
Per 1 juli 2008 geldt een nieuw standaard stoffenpakket. Bij het opstellen van deze
bodemkwaliteitskaart is echter gebruik gemaakt van de overgangsregeling. Dat betekent
dat de diffuse bodemkwaliteit is bepaald voor het ‘oude’ standaard stoffenpakket,
namelijk: acht metalen (arseen, cadmium, chroom, koper, kwik, lood, nikkel, zink),
som-PAK(10), minerale olie en EOX. Een aantal van deze parameters is vervallen in het
nieuwe stoffenpakket. Voor de nieuwe stoffen in het pakket zijn geen of onvoldoende
waarnemingen beschikbaar voor het vervaardigen van een bodemkwaliteitskaart.
In de notitie van 25 februari 2008 (analyse dieptetrajecten bodemkwaliteitskaart in relatie
met het Besluit bodemkwaliteit) is beschreven dat de lagen 0,5 – 1,0 m -mv. en de laag
1,0 – 2,0 m -mv. uit de vorige Bodemkwaliteitskaart samengevoegd kunnen worden.
We hebben daarom voor de berekening van deze bodemkwaliteitskaart twee
dieptetrajecten gedefinieerd. Dit zijn 0,0 - 0,5 m -mv. en 0,5 – 2,0 m -mv.
Uitzondering hierop is het gebied van de autosnelwegen(industrie). Uit onderzoek blijkt
dat de laag van 0,0-0,2 m –mv. sterk afwijkt van de laag van 0,2 – 0,5 m –mv.
Daarom maken we voor de berekening van de achtergrondwaarden in dit homogene
deelgebied onderscheid tussen deze twee lagen in de bovengrond.
In het Programma van Eisen van de bodemkwaliteitskaart uit 2006 staat vermeld dat alle
analysegegevens vanaf 1987 meegenomen zijn.
In de nieuwe Richtlijn 2007 staat vermeld dat uitsluitend bodemonderzoeken jonger dan
vijf jaar gebruikt mogen worden.
Voor bodemonderzoeken ouder dan vijf jaar dient, door middel van vergelijking met
recentere gegevens, nagegaan te worden of de gegevens nog voldoende representatief
zijn.
Bij gebruik van alleen de resultaten jonger dan vijf jaar blijken voor verschillende
deelgebieden onvoldoende waarnemingen beschikbaar te zijn. Ook de ruimtelijke
spreiding van de resultaten loopt terug. De afgelopen vijf jaar zijn nieuwe onderzoeken
uitgevoerd, maar deze concentreren zich met name op ontwikkelingslocaties.
De resultaten jonger dan vijf jaar zijn vergeleken met de oudere resultaten met behulp
van een statistische toets (de “Student’s P verschiltoets”).
075482019:0.7 5