18.09.2013 Views

Inventariserend veldonderzoek door middel van ... - Gemeente Oss

Inventariserend veldonderzoek door middel van ... - Gemeente Oss

Inventariserend veldonderzoek door middel van ... - Gemeente Oss

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

Bestemmingsplan<br />

Groenstraat-Haren - 2011<br />

Bijlage 7b


Bijlage 7b<br />

ARCHEOLOGIE<br />

“<strong>Inventariserend</strong> <strong>veldonderzoek</strong> <strong>door</strong> <strong>middel</strong> <strong>van</strong> proefsleuven in het plangebied<br />

Haren Groenstraat, gemeente <strong>Oss</strong>”, Archeologisch Centrum <strong>van</strong> de Vrije Universiteit<br />

in Amsterdam, objectcode OSS-HG-10, d.d. november 2010


<strong>Inventariserend</strong> <strong>veldonderzoek</strong><br />

<strong>door</strong> <strong>middel</strong> <strong>van</strong> proefsleuven<br />

in het plangebied Haren Groenstraat,<br />

gemeente <strong>Oss</strong><br />

miel schurmans<br />

Zuidnederlandse Archeologische Notities<br />

xxx<br />

Amsterdam 2010<br />

Archeologisch Centrum Vrije Universiteit - Hendrik Brunsting Stichting


De serie Zuidnederlandse Archeologische Notities is een uitgave <strong>van</strong> de Hendrik Brunsting Stichting <strong>van</strong><br />

het Archeologisch Centrum <strong>van</strong> de Vrije Universiteit te Amsterdam<br />

Colofon<br />

Opdrachtgever: <strong>Gemeente</strong> <strong>Oss</strong><br />

Project: <strong>Oss</strong>-Haren Groenstraat<br />

Bevoegd gezag: <strong>Gemeente</strong> <strong>Oss</strong><br />

Contactpersoon: dhr. drs. R. Jansen<br />

Objectcode: OSS-HG-10<br />

CIS-code: 41132<br />

Coördinaten: 168.990 / 423.590<br />

169.060 / 423.770<br />

168.890 / 423.815<br />

168.860 / 423.760<br />

Status: Concept-eindrapport<br />

Auteur: drs. M.D.R. Schurmans<br />

Bijdrage: drs. G.L. Boreel, dr. L.I. Kooistra (Biax Consult), P. Kubistal en drs. J. Van<br />

Kerckhove<br />

Illustraties: B. Rijns, drs. G.L. Boreel, drs. M.D.R. Schurmans<br />

Autorisatie: drs. J. <strong>van</strong> Renswoude<br />

ISBN/EAN: xxx<br />

©ACVU-HBS Amsterdam, november 2010<br />

Archeologisch Centrum <strong>van</strong> de Vrije Universiteit - Hendrik Brunsting Stichting, Amsterdam<br />

De Boelelaan 1105<br />

1081 HV Amsterdam


inhoud<br />

samenvatting 1<br />

1 inleiding 2<br />

2 vooronderzoek 2<br />

3 doel <strong>van</strong> het onderzoek 3<br />

4 onderzoeksstrategie 4<br />

4.1 De ligging <strong>van</strong> de proefsleuven 4<br />

4.2 Onderzoeksmethode 4<br />

5 fysische geografie 5<br />

Gerard Boreel<br />

5.1 Inleiding 5<br />

5.2 Vraagstelling 5<br />

5.3 Methoden en werkwijze 5<br />

5.4 Resultaten 6<br />

5.5 Conclusie 8<br />

6 grondsporen en vindplaatsen 9<br />

6.1 Algemeen 9<br />

6.2 Vindplaats 1 9<br />

6.3 Vindplaats 2 10<br />

6.4 Overige sporen 10<br />

6.5 Conclusie 10<br />

7 vondsten 11<br />

7.1 Aardewerk 11<br />

7.2 Vuursteen 12<br />

Pawel Kubistal<br />

7.3 Natuursteen 14<br />

Gerard Boreel<br />

7.4 Botanische materialen 16<br />

Laura Kooistra<br />

8 beantwoording vraagstellingen pve 19<br />

9 waardering en advies 22<br />

9.1 Waardering 22<br />

9.2 Advies 25<br />

10 literatuur 26<br />

bijlagen<br />

1 Overzicht <strong>van</strong> archeologische perioden<br />

2 De locatie <strong>van</strong> het plangebied Haren Groenstraat, met als inzet de locatie <strong>van</strong> de gemeente <strong>Oss</strong><br />

in Nederland. Schaal 1:50 000


3 Puttenplan. Schaal 1:2 000<br />

4 Boorpuntenkaart vooronderzoek<br />

5 ARCHIS kaart met waarnemingen en archeologische monumenten in de omgeving <strong>van</strong> het<br />

plangebied<br />

6 Paleogeografische situatie in en rond het plangebied.<br />

7 Harense stroomgordel (59) en rivierduinen uit het Jonge Dryas (zie ook bijlage 6),<br />

geprojecteerd over een uitsnede <strong>van</strong> het Actueel Hoogtebestand Nederland, AHN.<br />

8 Profieltypekaart voor het plangebied.<br />

9 Lithogenetisch geïnterpreteerd zuidwestelijk putwandprofiel in werkput 9.<br />

10 Geïnterpoleerde NAP-hoogtes <strong>van</strong> de top <strong>van</strong> het pleistocene zand.<br />

11 Allesporenkaart<br />

12 Werkputten 1-5. Schaal 1:250<br />

13 Werkputten 6-10. Schaal 1:250<br />

14 Werkputten 11-16. Schaal 1:250 en 1:500<br />

15 Vindplaats 1 met verspreiding <strong>van</strong> het vuursteen<br />

16 Tekeningen vuursteen<br />

17 Vindplaatsen 1 en 2<br />

18 Sporenlijst<br />

19 Vondsten lijst


samenvatting<br />

Van dinsdag 6 juli tot en met maandag 12 juli voerde ACVU-HBS een inventariserend <strong>veldonderzoek</strong><br />

<strong>door</strong> <strong>middel</strong> <strong>van</strong> proefsleuven uit in het plangebied <strong>Oss</strong> - Haren Groenstraat (grootte: 1.5 ha). De opdrachtgever<br />

is de gemeente <strong>Oss</strong>. Zestien sleuven zijn aangelegd met een totale oppervlakte <strong>van</strong> ca.<br />

1 043 m2.<br />

Het westelijke deel <strong>van</strong> het terrein kan als volledig verstoord beschouwd worden. In het oostelijke<br />

deel bevinden zich twee vindplaatsen. Vindplaats 1 bestaat uit vondstmateriaal uit het Laat Neolithicum<br />

- Bronstijd en Bronstijd in een cultuurlaag. Het vuursteenensemble in de vindplaats wijst op<br />

een kleine bewerkingsplaats. De vindplaats wordt afgedekt <strong>door</strong> een laag (Cul. 2) waarin zich naast<br />

materiaal uit Laat Neolithicum - Bronstijd ook aardewerk uit de Middeleeuwen en de Nieuwe Tijd<br />

bevindt. De om<strong>van</strong>g <strong>van</strong> de vindplaats wordt geschat op maximaal 1 600 m2. Vindplaats 2 bestaat uit<br />

zes paalkuilen en één greppel. De vindplaats bevindt zich ter hoogte <strong>van</strong> werkput 6 en is te dateren in<br />

de Volle Middeleeuwen of jonger. De grootte binnen het plangebied bedraagt maximaal ongeveer<br />

500 m2.<br />

Vindplaats 1 wordt als behoudenswaardig bestempeld en komt in aanmerking voor vervolgonderzoek<br />

in de vorm <strong>van</strong> een opgraving.<br />

Vindplaats 2 is niet behoudenwaardig.


1 inleiding<br />

Van dinsdag 6 juli tot en met maandag 12 juli voerde ACVU-HBS een inventariserend <strong>veldonderzoek</strong><br />

<strong>door</strong> <strong>middel</strong> <strong>van</strong> proefsleuven uit in het plangebied <strong>Oss</strong> - Haren Groenstraat. De opdrachtgever is de<br />

gemeente <strong>Oss</strong>.<br />

Het plangebied - met een grootte <strong>van</strong> 1.5 ha - ligt aan de oostzijde <strong>van</strong> het dorp Haren, gemeente<br />

<strong>Oss</strong> (bijlage 2). De begrenzing bestaat uit akkers (noord- en oostzijde), de Luensestraat (westzijde)<br />

en bebouwing (zuidzijde). In het plangebied zal woningbouw gerealiseerd worden. De voorgenomen<br />

ontwikkelingen kunnen leiden tot aantasting <strong>van</strong> de eventueel aanwezige archeologische waarden.<br />

Het <strong>Inventariserend</strong> Veldonderzoek omvatte het aanleggen en documenteren <strong>van</strong> zestien sleuven,<br />

met een totale oppervlakte <strong>van</strong> ca. 1 043 m2. Het veldwerk is uitgevoerd <strong>door</strong> drs. M.D.R.<br />

Schurmans (projectleider), drs. J. <strong>van</strong> Kampen, V. <strong>van</strong> den Brink, P. Kubistal en drs. G. Sterk. De fysisch-geografische<br />

waarnemingen zijn gedaan <strong>door</strong> drs. G.L. Boreel. Het meetsysteem is uitgezet <strong>door</strong><br />

W.J.M.M. Jozen. De veldtekeningen zijn gedigitaliseerd <strong>door</strong> J.A.M. <strong>van</strong> Eenbergen.<br />

De ochtend <strong>van</strong> de eerste velddag heeft een asbestonderzoek plaatsgevonden in het westelijke<br />

perceel. In één zone (centrum perceel) is asbest vastgesteld, waar bijgevolg geen sleuven zijn aangelegd.<br />

In het overige deel <strong>van</strong> het perceel waren geen extra voorzorgen vereist.<br />

2 vooronderzoek<br />

In 2009 voerde ACVU-HBS een bureauonderzoek en een <strong>Inventariserend</strong> Veldonderzoek (verkennende<br />

fase) <strong>door</strong> <strong>middel</strong> <strong>van</strong> boringen uit in het plangebied. 1 Op basis <strong>van</strong> het bureauonderzoek werd<br />

een hoge verwachting voor de aanwezigheid <strong>van</strong> archeologische waarden uit de periode <strong>van</strong> de Bronstijd<br />

tot en met de Late Middeleeuwen opgesteld voor het plangebied. De reden voor deze verwachting<br />

was de ligging op de Harense stroomgordel, die in het verleden een hoger gelegen gebied vormde. Om<br />

de verwachting te toetsen zijn twaalf boringen gezet tot een diepte tussen 200 en 400 cm onder het<br />

maaiveld (bijlage 4). In één <strong>van</strong> de boringen is een fragment prehistorisch (Bronstijd of IJzertijd) aardewerk<br />

aangetroffen. De aanbeveling luidde dat een karterend en waarderend proefsleuvenonderzoek<br />

diende uitgevoerd te worden om vindplaats (vondst aardewerk) nader te begrenzen en te waarderen. 2<br />

De ouderdom <strong>van</strong> de vindplaats kon nog niet bepaald. Het fragment aardewerk is te dateren in de IJzertijd,<br />

maar een oudere datering <strong>van</strong> de vindplaats kan niet uitgesloten worden.<br />

Bijlage 5 toont een kaart waarop de bekende archeologisch waarnemingen en uitgevoerde archeologische<br />

onderzoeken zijn afgebeeld. In de omgeving zijn enkele waarnemingen bekend. Het betreft hier<br />

een spinsteentje uit de IJzertijd (waarneming 37185) en een sestertius uit de tijd <strong>van</strong> Marcus Aurelius<br />

(waarnemingsnummer 39247). Ten zuiden <strong>van</strong> het plangebied ligt een archeologisch monument met<br />

een hoge waarde (4696). Het betreft hier een terrein met sporen uit de IJzertijd, Romeinse tijd en<br />

Vroege en Late Middeleeuwen. Verder zuidwaarts zijn eveneens zijn vondsten (vuurstenen artefacten)<br />

uit het Neolithicum gedaan (monumentnummer 4697; waarnemingsnummers 48682, 50219, 54756 en<br />

404633). Ten westen <strong>van</strong> het plangebied bevindt zich monumentnummer 4695, een terrein met sporen<br />

uit de IJzertijd tot en met de Late Middeleeuwen. Ten behoeve <strong>van</strong> het Maaskantproject is in 1999 in<br />

de voornoemde archeologische monumenten archeologisch onderzoek uitgevoerd en zijn beide vindplaats<br />

gewaardeerd. 3<br />

1 Norde 2009.<br />

2 Norde 2009, 11.<br />

3 Jansen/Van der Linde/Fokkens, 30-35.<br />

2


3 doel <strong>van</strong> het onderzoek<br />

Het doel <strong>van</strong> het onderzoek is het toetsen <strong>van</strong> het verwachtingsmodel op basis <strong>van</strong> het vooronderzoek.<br />

Het betreft een karterend en waarderend proefsleuvenonderzoek, waarbij de archeologische waarden in<br />

kaart gebracht en gewaardeerd worden. Het onderzoek resulteert in adviezen en aanbevelingen omtrent<br />

de behoudenswaardigheid <strong>van</strong> de eventueel aanwezige vindplaatsen in het plangebied.<br />

Voorts dient een antwoord gegeven te worden op de onderstaande vraagstellingen uit het Programma<br />

<strong>van</strong> Eisen: 4<br />

Algemeen/archeologie<br />

Zijn er binnen het plangebied archeologische resten aanwezig?<br />

Wat is de aard, datering en gaafheid <strong>van</strong> de archeologische resten?<br />

Wat is de horizontale begrenzing, de ligging en de om<strong>van</strong>g <strong>van</strong> de vindplaats binnen het plangebied?<br />

Op welke diepte worden de waarden aangetroffen?<br />

Indien er sprake is <strong>van</strong> verschillende bewoningsfasen: zijn er aanwijzingen voor continuïteit tussen de<br />

verschillende bewoningsfasen?<br />

Zijn er aanwijzingen voor de aanwezigheid <strong>van</strong> graven binnen het plangebied?<br />

Welke materiaalcategorieën zijn aanwezig en hoe is de conserveringsgraad daar<strong>van</strong>?<br />

Hoe kunnen de aanwezige archeologische resten worden gewaardeerd?<br />

Wat kan het (vervolg) onderzoek bijdragen aan de kennis <strong>van</strong> het verleden <strong>van</strong> Haren?<br />

Voldeed de in dit PvE gekozen strategie? Indien er binnen het plangebied graven aanwezig zijn, gelden<br />

de volgende vragen:<br />

In welke mate zijn de aangetroffen graven nog intact?<br />

Welke graftypen zijn aangetroffen ? (urnbegraving, losse crematie, inhumatie e.d.)?<br />

Is er sprake <strong>van</strong> randstructuren rondom de graven (kringgreppels)?<br />

Landschap<br />

In welke mate is de bodemopbouw binnen het onderzoeksgebied intact? Is er sprake <strong>van</strong> grootschalige<br />

verstoringen?<br />

Wat is de geologische/bodemkundige opbouw binnen het onderzoeksgebied?<br />

Zijn er aanwijzingen dat de tijdens het vooronderzoek aangetroffen restgeul nog watervoerend was ten<br />

tijde <strong>van</strong> de bewoning?<br />

Zijn er indicaties voor gebruik <strong>van</strong> de restgeul die niet direct zijn gerelateerd aan bewoningssporen op<br />

de oeverwal (afvaldump of rituele deposities?)<br />

Wat is de relatie tussen de vindplaats en het landschap?<br />

4 Koot/Norde 2009, 6-7.<br />

3


4 onderzoeksstrategie<br />

4.1 de ligging <strong>van</strong> de proefsleuven<br />

In het plangebied zijn zestien proefsleuven aangelegd met een totale oppervlakte <strong>van</strong> 1 043 m2 (dekkingsgraad<br />

<strong>van</strong> ca. 7%). De sleuven - met uitzondering <strong>van</strong> sleuf 4 - zijn conform PvE aangelegd volgens<br />

de stippellijnmethode (bijlage 3). 5 Vijf rijen <strong>van</strong> sleuven zijn gegraven, waarbij de afstand tussen de<br />

sleuven 30 m bedraagt. De afstand tussen de rijen diende eveneens 30 m te bedragen, maar dit kon niet<br />

voor de noordelijke (ca. 15 m) en de twee zuidelijke rijen (10 en 15 m) bereikt worden. De lengte en<br />

de breedte <strong>van</strong> de sleuven bedragen respectievelijk 15 en 4 m. Voorts kon <strong>van</strong>wege de beperkte ruimte<br />

sleuf 8 op slechts 15 m <strong>van</strong> sleuf 7 aangelegd worden.<br />

Een lange sleuf <strong>van</strong> 150 m lengte en 2 m breedte diende over het terrein aangelegd worden.<br />

Vanwege de verstoringen en de aanwezigheid <strong>van</strong> asbest in het westelijke deel <strong>van</strong> het plangebied, kon<br />

de sleuf enkel in oostelijke deel over een lengte <strong>van</strong> 77 m gegraven worden.<br />

Conform PvE zijn de sleuven haaks op de restgeul georiënteerd. 6<br />

4.2 onderzoeksmethode<br />

De sleuven zijn aangelegd met behulp <strong>van</strong> een graafmachine met gladde bak. De bouwvoor is verwijderd<br />

in pakketten <strong>van</strong> ongeveer 10 cm dikte, waarna telkens met een metaaldetector het vrijgekomen<br />

vlak afgezocht is. In elke sleuf is slechts één vlak, onder de bouwvoor, aangelegd. In werkput 11 is het<br />

vlak aangelegd onder cultuurlaag/vegetatieniveau S11.2, met uitzondering <strong>van</strong> een strook <strong>van</strong> 22 m<br />

waarin het vlak in de bovenkant <strong>van</strong> de cultuurlaag is aangelegd. De sporen zijn indien nodig handmatig<br />

opgeschaafd. De vlakken zijn gefotografeerd en vervolgens ingetekend op schaal 1:50. Hoogtematen<br />

zijn iedere 5 m genomen <strong>van</strong> het vlak en het maaiveld. De vondsten zijn per spoor en zoveel mogelijk<br />

per spoorvulling verzameld. Het vondstmateriaal <strong>van</strong> grote sporen (greppels) en uitgestrekte vondstlagen<br />

(cultuurlagen, vegetatieniveaus) is in vakken <strong>van</strong> 4 bij 4 m (in werkput 11: 2 bij 4 m) verzameld. In<br />

elke sleuf zijn twee profielkolommen gedocumenteerd tot minimaal 30 cm onder het vlakniveau. In<br />

sleuf 11 zijn negen profielkolommen gedocumenteerd. Een lengteprofiel is gedocumenteerd <strong>van</strong> de<br />

zuidelijke lange putwand <strong>van</strong> werkput 9. Het profiel is gefotografeerd en getekend op schaal 1:20. Alle<br />

sporen waar<strong>van</strong> niet zeker was of ze antropogeen <strong>van</strong> oorsprong waren, zijn gecoupeerd, net als een<br />

representatief aantal <strong>van</strong> de overige sporen.<br />

5 Norde 2009, 8.<br />

6 Norde 2009, 8.<br />

4


5 fysische geografie<br />

Gerard Boreel<br />

5.1 inleiding<br />

Het plangebied <strong>Oss</strong>-Haren Groenstraat bevindt zich in de zuidelijke overgangszone <strong>van</strong> het rivierengebied<br />

naar het Brabantse pleistocene dekzandlandschap (bijlage 6). Op deze overgang, zuidelijk <strong>van</strong> het<br />

plangebied dagzomen resten <strong>van</strong> het Laat Pleniglaciale Laagterras. De afzettingen <strong>van</strong> de pleistocene<br />

rivieren, die tot de geologische formatie <strong>van</strong> Kreftenheye worden gerekend, worden echter verder in<br />

het rivierengebied afgedekt <strong>door</strong> jongere, holocene afzettingen. Slechts hier en daar duiken nog de <strong>van</strong><br />

oudsher hoger gelegen rivierduinen <strong>door</strong> dit jongere dek heen. Deze duinen zijn tijdens de laatste koude<br />

en droge periode <strong>van</strong> het Weichselien, het Jonge Dryas, opgewaaid uit de droog liggende rivierbeddingen<br />

<strong>van</strong> Terras X. De pleistocene afzettingen zijn niet alleen afgedekt <strong>door</strong> holocene kom- en oeverafzettingen.<br />

Verschillende stroomgordels hebben zich er tevens in en <strong>door</strong> ingesneden. Het plangebied<br />

bevindt zich grotendeels op een (deels) afgedekt rivierduin. Langs de uiterste oostelijke grens <strong>van</strong> het<br />

plangebied, heeft in het Holoceen erosie plaatsgevonden <strong>van</strong> het duin. De hiervoor verantwoordelijke<br />

stroomgordel Haren was actief in de periode Laat Neolithicum – Midden Bronstijd (2545 – 1363 voor<br />

Chr.) en heeft hier het duin aangesneden. 7 Het vooronderzoek dat binnen het plangebied is uitgevoerd<br />

heeft laten zien dat zich langs deze erosiegrens een geheel verlande restgeul is achter gebleven. 8 Dit<br />

hoofdstuk zal nader ingaan op de fysische geografie <strong>van</strong> het onderzoeksgebied binnen het bovengeschetste<br />

kader.<br />

5.2 vraagstelling<br />

Het doel <strong>van</strong> het fysisch-geografisch onderzoek is inzicht te bieden in de landschappelijke context <strong>van</strong><br />

de vindplaats <strong>door</strong> antwoord te geven op de volgende vragen: 9<br />

-In welke mate is de bodemopbouw binnen het onderzoeksgebied intact? Is er sprake <strong>van</strong> grootschalige<br />

verstoringen?<br />

-Wat is de geologische/bodemkundige opbouw binnen het onderzoeksgebied?<br />

-Zijn er aanwijzingen dat de tijdens het vooronderzoek aangetroffen restgeul nog watervoerend was ten<br />

tijde <strong>van</strong> de bewoning?<br />

-Zijn er indicaties voor gebruik <strong>van</strong> de restgeul die niet direct zijn gerelateerd aan bewoningssporen op<br />

de oeverwal (afvaldump of rituele deposities?)<br />

-Wat is de relatie tussen de vindplaats en het landschap?<br />

5.3 methoden en werkwijze<br />

Om tot beantwoording te komen <strong>van</strong> de gestelde onderzoeksvragen is gebruik gemaakt <strong>van</strong> de gegevens<br />

die zijn verzameld tijdens het onderhavige proefsleuvenonderzoek. Tijdens dit onderzoek is de<br />

meest informatieve zuidwestelijke wand <strong>van</strong> de werkput 9 beschreven <strong>door</strong> hierin een profiel aan te<br />

leggen en te documenteren (bijlage 5.4). In de andere werkputten is het vlak een beide kopse kanten<br />

steeds machinaal verdiept om hierin profielkolommen te documenteren. Bovendien zijn in de lange<br />

7 Berendsen/Stouthamer 2001, appendix 3.<br />

8 Norde 2009, 8.<br />

9 Koot/Norde 2009.<br />

5


werkput WP11, ge<strong>middel</strong>d om de 8 m, aanvullende profielkolommen gedocumenteerd, waarbij handmatig<br />

tot ca. 30 cm onder het vlak is verdiept. De beschrijving <strong>van</strong> de onderscheiden lithologische<br />

en/of archeologische laag heeft plaatsgevonden op textuur, kleur, het gehalte organische stof en andere<br />

lithologische en bodemkundige verschijnselen volgens de Archeologische Standaard Boorbeschrijvingsmethode<br />

(ASB), dat gebaseerd is op NEN5104. 10<br />

5.4 resultaten<br />

Het beeld dat is geschetst <strong>van</strong> de paleogeografische stuatie <strong>van</strong> het plangebied in de inleiding <strong>van</strong> dit<br />

hoofdstuk, is te herkennen in het reliëf <strong>van</strong> het huidige landschap (bijlage 7). In de bijlage is <strong>door</strong> <strong>middel</strong><br />

<strong>van</strong> arcering de locatie en begrenzing weergegeven <strong>van</strong> de Harense stroomgordel en de opduikende<br />

rivierduinen, zoals deze zijn gekarteerd in de paleogeografische reconstructie <strong>van</strong> het Nederlandse rivierengebied<br />

<strong>door</strong> Berendsen en Stouthamer. 11 Duidelijk te zien is dat het dorp Haren is ontstaan op de<br />

hoger gelegen kop <strong>van</strong> een rivierduin. Het plangebied bevindt zich aan de uiterste oostelijke flank<br />

daar<strong>van</strong>, waar het is aangesneden <strong>door</strong> de stroomgordel Haren. In bijlage 7 is echter niet de restgeul te<br />

herkennen, die tijdens het booronderzoek is aangeboord en nu is aangesneden in de proefsleuven. Wel<br />

is iets verder oostelijk <strong>van</strong> het plangebied een langgerekte depressie te herkennen, die geïnterpreteerd<br />

kan worden als restgeul. Het lijkt er sterk op dat deze restgeul het restant is <strong>van</strong> de meest recente watervoerende<br />

geul in de Harense stroomgordel. De vraag is echter of deze watervoerende geul dateert uit<br />

de gedateerde actieve periode <strong>van</strong> de stroomgordel, of uit een jongere periode waarin de stroomgordel<br />

is geheractiveerd. Het is namelijk bekend dat even ten zuiden <strong>van</strong> het plangebied, langs de Brebitstraat<br />

en op dezelfde stroomgordel, zich twee gescheiden vondstlagen bevinden uit de Bronstijd en IJzertijd/Romeinse<br />

tijd. 12 Mogelijk is de Harense stroomgordel geheractiveerd <strong>van</strong>uit de stroomopwaarts<br />

gelegen stroomgordel Huisseling-Demen (bijlage 6).<br />

Profiel P1, werkput WP9<br />

Het profiel, dat is aangelegd in werkput WP9 (bijlage 9), lijkt boven geschetst beeld te ondersteunen.<br />

De erosieve grens tussen het rivierduin en het holocene landschap laat vijf lithogenetische fasen zien in<br />

de opbouw er<strong>van</strong>. Van fase 1 is in het uiterst noordwestelijke deel <strong>van</strong> het profiel een pakket zand te<br />

herkennen, dat in bijlage 9 is geïnterpreteerd als beddingzand (Be.1). Het is slecht gesorteerd zand, dat<br />

in korrelgrootte uiteen loopt <strong>van</strong> matig fijn tot zeer grof en vertoont geen sedimentaire structuren. Het<br />

pakket zal waarschijnlijk fluviatiel omgezet duinzand zijn <strong>van</strong> zeer locale oorsprong, vermengd met<br />

beddingzand <strong>van</strong> de stroomgordel. Over dit pakket is een laag matig siltig zeer fijn zand afgezet (Oe.1).<br />

In de top <strong>van</strong> deze oeverafzetting heeft zich een vegetatieniveau kunnen ontwikkelen (VEG.1).<br />

Een tweede fase breekt aan als zich opnieuw een geul insnijdt in de oostelijke zone <strong>van</strong> het<br />

plangebied (Oe.2, Re.2). De zandige oeverafzettingen eroderen voor een deel VEG.1 en de oever uit<br />

fase 1. De restgeul verland en raakt gevuld met sterk siltige klei (Re.2). Het eerder uitgevoerde booronderzoek<br />

heeft laten zien dat onderin deze restgeul ook matig siltige klei voorkomt en dat de restgeulafzettingen<br />

beneden de 3.7 m +NAP zeer humeus zijn en plantenresten bevatten. 13 Ergens in het Neolithicum<br />

heeft de actieve geul zich verder oostelijk verlegd. Over de geheel verlande restgeul worden<br />

namelijk oeverafzettingen (Oe.3) afgezet, waarin zich in en rond werkput WP11 een cultuurlaag heeft<br />

gevormd (Cul.1). Deze cultuurlaag, die met vindplaats 1 wordt geassocieerd, bevat vondsten uit de<br />

periode Laat Neolithicum – Bronstijd (zie hoofdstuk 6 Sporen en structuren). Deze datering valt bin-<br />

10 Bosch 2007 en Nederlands Normalisatie Instituut 1989.<br />

11 Berendsen/Stouthamer 2001, kaartbijlage 1.<br />

12 Archis Monumentnummer 4.697.<br />

13 Norde 2009, bijlage 6 en 7.<br />

6


nen de gedateerde actieve perioden <strong>van</strong> de Harense stroomgordel. Vindplaats 1 ligt dus niet direct langs<br />

een actieve geul, maar op de <strong>door</strong> oeverafzettingen afgedekte flank <strong>van</strong> het rivierduin, langs de lager<br />

gelegen stroomvlakte <strong>van</strong> de Harense stroomgordel, waar<strong>van</strong> de actieve watervoerende geul meer oostelijk<br />

en buiten het plangebied ligt.<br />

In de laagste delen <strong>van</strong> het plangebied worden de oeverafzettingen en cultuurlaag Cul.1 afgedekt<br />

<strong>door</strong> een 40 cm tot 60 cm dik pakket sterk siltige klei (Ko.4). Waarschijnlijk moet dit materiaal<br />

geïnterpreteerd worden als komafzetting <strong>van</strong> een elders in de regio actieve stroomgordel.<br />

In fase 5 vindt opnieuw afzetting plaats <strong>van</strong> oevermateriaal. Zwak tot uiterst zandige klei wordt<br />

over het gehele plangebied afgezet (Oe.5). In de lagere delen <strong>van</strong> het landschap zijn in dit pakket<br />

meerdere niveaus te herkennen. In de top <strong>van</strong> het pakket is een cultuurlaag gevormd (Cul.2). De laag<br />

bevat vondsten, die dateren <strong>van</strong> Romeinse tijd tot en met de Nieuwe Tijd. Mogelijk is de heractivering<br />

<strong>van</strong> fluviatiele activiteit te associëren met de eerder genoemde restgeul ten oosten <strong>van</strong> het plangebied<br />

en de gescheiden vondstlagen ter plaatse <strong>van</strong> archeologisch monument 4.697.<br />

Profielkolommen en profieltypenkaart<br />

Het profiel in werkput WP9 heeft inzicht gegeven in de geologische opbouw <strong>van</strong> het plangebied. Dit<br />

inzicht maakt het mogelijk om op samen met de gedocumenteerde profielkolommen een profieltypenkaart<br />

te vervaardigen (bijlage 8). In deze bijlage zijn tevens de locaties aangegeven <strong>van</strong> de boringen die<br />

zijn gezet tijdens het vooronderzoek. De boringen 1 t/m 5, die als restgeulafzettingen werden geïnterpreteerd,<br />

kennen een profieltype (A) dat overeenkomt met het meest zuidwestelijke deel <strong>van</strong> het profiel<br />

in werkput WP9. Het pleistocene (verspoelde) zand duikt hier weg tot lager dan 2.5 m boven NAP.<br />

Het wordt afgedekt <strong>door</strong> restgeulafzettingen en komafzettingen, met ingeschakelde banden oeverafzetting.<br />

Profieltype B is te vergelijken met de noordwestelijke helft <strong>van</strong> profiel P1 in WP9. Het<br />

pleistocene (verspoelde) duinzand bevindt zich tussen 4 en 5 m +NAP en wordt afgedekt <strong>door</strong> oeverafzettingen<br />

uit verschillende fasen.<br />

Profieltype C omvat de hoogste delen <strong>van</strong> het rivierduin. Het duinzand bevindt zich boven de<br />

5 m +NAP en wordt afgedekt <strong>door</strong> een relatief dunne laag oeverafzettingen.<br />

Een aanzienlijk deel <strong>van</strong> profieltype C is diep verstoord in de Nieuwe Tijd. Het bouwen en<br />

slopen <strong>van</strong> een boerderij hebben ervoor gezorgd dat het meest noordwestelijke perceel als geheel verstoord<br />

moet worden beschouwd (zie hoofdstuk 6 Sporen en structuren).<br />

Archeologie en landschap<br />

Het proefsleuvenonderzoek in plangebied <strong>Oss</strong>-Haren Groenstraat heeft laten zien dat de restgeul in het<br />

oostelijke deel <strong>van</strong> het plangebied al verland was op het moment dat vindplaats 1 in gebruik werd genomen.<br />

De restgeulafzettingen waren zelfs al afgedekt <strong>door</strong> een laagje oeverafzettingen, waarin zich de<br />

cultuurlaag (Cul.1) <strong>van</strong> vindplaats 1 heeft gevormd. De vindplaats lag wel op de flank <strong>van</strong> het hoger<br />

gelegen rivierduin, welke hier als een steilrand zichtbaar moet zijn geweest in het landschap (bijlage<br />

10). Het lager gelegen deel maakte deel uit <strong>van</strong> het regelmatig overstroomde deel <strong>van</strong> de nog steeds<br />

actieve Harense stroomgordel. De toenmalige actieve geul moet ten oosten <strong>van</strong> het plangebied gezocht<br />

worden.<br />

De laagste delen <strong>van</strong> de vindplaats en het landschap worden na de Midden Bronstijd afgedekt<br />

<strong>door</strong> een laag komafzettingen, waarmee het belangrijkste reliëf in het landschap wordt uitgevlakt. Ergens<br />

in de IJzertijd/Romeinse tijd vindt opnieuw fluviatiele activiteit plaats in en nabij het plangebied.<br />

Een laag oeverafzettingen wordt afgezet, welke het rivierduin in het gehele plangebied afdekt. In de top<br />

er<strong>van</strong> ontstaat opnieuw een cultuurlaag (Cul.2), waarin vondsten voorkomen uit de periode Romeinse<br />

tijd/Nieuwe Tijd.<br />

7


5.5 conclusie<br />

Concluderende zullen hieronder kort de gestelde vragen worden beantwoord:<br />

In welke mate is de bodemopbouw binnen het onderzoeksgebied intact? Is er sprake <strong>van</strong> grootschalige verstoringen?<br />

Ja, er is sprake <strong>van</strong> grootschalige verstoringen. Het meest noordwestelijke perceel, waarin de werkputten<br />

1 t/m 5 zijn aangelegd, wordt als geheel verstoord beschouwd. Voor een nadere beschrijving <strong>van</strong><br />

deze verstoringen wordt verwezen naar hoofdstuk 6 (Sporen en structuren).<br />

Wat is de geologische/bodemkundige opbouw binnen het onderzoeksgebied?<br />

Het grootste deel <strong>van</strong> het plangebied bevindt zich op een rivierduin uit het Jonge Dryas. De meest<br />

oostelijke rand <strong>van</strong> het plangebied bevindt zich in een deel <strong>van</strong> het landschap, waar het duin is aangesneden<br />

en geërodeerd <strong>door</strong> holocene rivieractiviteit. De Harense stroomgordel heeft hier een geheel<br />

verlande restgeul achtergelaten en reeds in het Neolithicum afgedekt met oeverafzettingen <strong>van</strong> een<br />

verder oostelijk gelegen geul. Na het inactief worden <strong>van</strong> de stroomgordel worden de laagste delen <strong>van</strong><br />

het landschap afgedekt <strong>door</strong> komafzettingen. Tijdens hernieuwde activiteit <strong>van</strong> waarschijnlijk de Harense<br />

stroomgordel worden oeverafzettingen over geheel het plangebied afgezet. In de erin gevormde<br />

cultuurlaag zijn vondsten aangetroffen uit de periode Romeinse tijd – Nieuwe Tijd, wat de heractivering<br />

ervóór plaatst.<br />

Zijn er aanwijzingen dat de tijdens het vooronderzoek aangetroffen restgeul nog watervoerend was ten tijde <strong>van</strong> de<br />

bewoning?<br />

Hiervoor zijn geen aanwijzingen. De restgeul was al verland tijdens bewoning, maar de laagte in het<br />

landschap maakte wel deel uit <strong>van</strong> het regelmatig overstroomde deel <strong>van</strong> de Harense stroomgordel. De<br />

toenmalige watervoerende geul moet verder oostelijk en buiten het plangebied worden gezocht.<br />

Zijn er indicaties voor gebruik <strong>van</strong> de restgeul die niet direct zijn gerelateerd aan bewoningssporen op de oeverwal<br />

(afvaldump of rituele deposities?)<br />

Hiervoor zijn geen indicaties. De vondsthoudende laag (Cul.1) duikt wel enkele meters mee de laagte<br />

in. Grote concentraties <strong>van</strong> vondsten, die als dump kunnen worden geïnterpreteerd zijn niet aangetroffen,<br />

maar kunnen zeer locaal zijn. Ditzelfde geldt voor rituele deposities. Het niet vinden in enkele<br />

proefsleuven sluit de aanwezigheid er<strong>van</strong> niet uit.<br />

Wat is de relatie tussen de vindplaats en het landschap?<br />

De vindplaats bevindt zich op de oostelijke flank <strong>van</strong> een rivierduin, daar waar het is aangesneden <strong>door</strong><br />

een holocene rivier. Ten tijde <strong>van</strong> bewoning bevond vindplaats 1 zich ten westen <strong>van</strong> een steilrand die<br />

de grens vormde tussen het hogere rivierduin en de lager gelegen overstromingsvlakte <strong>van</strong> de Harense<br />

stroomgordel. De dan actieve geul moet zich verder oostelijk, buiten het plangebied hebben bevonden.<br />

8


6 grondsporen en vindplaatsen<br />

6.1 algemeen<br />

In tabel 1 is het aantal sporen per spoordefinitie weergegeven. Het westelijke deel <strong>van</strong> het plangebied is<br />

bijna volledig verstoord (bijlage 12). In bijlagen 12-14 zijn de overzichten <strong>van</strong> de sleuven weergegeven.<br />

spoordefinitie aantal<br />

greppel 8<br />

kuil 17<br />

paalkuil 16<br />

recent 23<br />

Tabel 1. <strong>Oss</strong> - Haren Groenstraat. Het aantal sporen per spoordefinitie.<br />

6.2 vindplaats 1<br />

Deze vindplaats bevindt zich ter hoogte <strong>van</strong> het oostelijke deel <strong>van</strong> werkput 11 (bijlage15). De vindplaats<br />

bestaat uit een cultuurlaag (S11.2; Cul. 1), waarin veertien fragmenten vuursteen, vier stukken<br />

natuursteen en zeventien fragmenten aardewerk zijn aangetroffen. Het vuursteenensemble wijst op een<br />

kleine bewerkingsplaats. Het is niet duidelijk wanneer deze exact te dateren is. Kern V11.1 vertoont<br />

twee verschillende bewerkingstechnieken die mogelijk twee periodes representeren. De eerste bewerkingstechniek<br />

(lange klingen) is typisch voor het Neolithicum. De tweede techniek kan niet toegewezen<br />

worden aan een periode.<br />

Het aardewerk is te dateren in de periode laat-Neolithicum tot Bronstijd (V11.11, V11.13) en<br />

Bronstijd (V11.15). Mogelijk bestaat de occupatie <strong>van</strong> de vindplaats dus uit twee verschillende periodes.<br />

De bovenliggende cultuurlaag (S11.1, Cul. 2) bevat naast vondstmateriaal uit de Middeleeuwen en de<br />

Nieuwe Tijd ook materiaal uit de periode Laat Neolithicum tot Bronstijd.<br />

In bijlage 15 is de verspreiding <strong>van</strong> het vuursteen weergegeven, zowel in Cul. 1 als in andere<br />

contexten (Cul. 2 en kuil S11.4).<br />

De laag waarin het vondstmateriaal is aangetroffen (Cul. 1) bevindt zich in bijna het volledige<br />

oostelijke deel <strong>van</strong> het plangebied, maar bevat enkel in het oostelijke deel <strong>van</strong> werkput 11 vondstmateriaal.<br />

Sporen zijn niet aangetroffen onder de cultuurlaag, voor zover deze tijdens aanleg verwijderd is.<br />

Doorheen de cultuurlaag zijn wel sporen (kuil S11.4 en paalkuilen S11.8, S11.9, S11.10, S11.11 en<br />

S11.12) ingegraven en die op hun beurt afgedekt zijn <strong>door</strong> cultuurlaag 2. In de omringende sleuven<br />

(werkputten 9, 10, 12 en 13) zijn geen vondsten aangetroffen in de laag Cul. 1. De oppervlakte <strong>van</strong> de<br />

vindplaats kan geschat worden op maximaal ca. 1.600 m2 (bijlage 17).<br />

De bovenkant <strong>van</strong> de cultuurlaag bevindt zich op een hoogte <strong>van</strong> 5.35 tot 5.50 m +NAP (52<br />

tot 60 cm beneden maaiveld). Aan de oostelijke kopse kant <strong>van</strong> werkput 11 duikt de laag weg en bevindt<br />

de bovenkant zich op een hoogte <strong>van</strong> 5.10 m +NAP (90 cm beneden maaiveld). De onderkant<br />

<strong>van</strong> de cultuurlaag bevindt zich op een hoogte <strong>van</strong> 5.25 tot 5.36 m +NAP (64 tot 70 cm beneden<br />

maaiveld). De dikte <strong>van</strong> de laag varieert <strong>van</strong> 10 tot ca. 14 cm.<br />

Vondsten (vuursteen) uit het Neolithicum zijn reeds eerder gedaan in Haren (ARCHISwaarnemingsnummer<br />

48682, 50219, 54756; in vogelvlucht op ongeveer 350 m <strong>van</strong> het plangebied<br />

Groenstraat). In de wijdere omgeving (afstand <strong>van</strong> ca. 1500 tot 3000 m) zijn eveneens meerdere vondsten<br />

bekend uit het Neolithicum. 14<br />

14 O.a. ARCHIS-waarnemingsnummers 48678, 48686, 48688, 50225 en 50231.<br />

9


6.3 vindplaats 2<br />

Deze vindplaats bevindt zich ter hoogte <strong>van</strong> werkput 6 en bestaat uit zes paalkuilen en één greppel<br />

(bijlage 13). De laag waarin ze zijn ingegraven bevatte materiaal uit de Volle Middeleeuwen, wat betekent<br />

dat de sporen te dateren zijn na de Volle Middeleeuwen. Drie sporen zijn gecoupeerd. De diepte<br />

varieerde <strong>van</strong> 6 tot 16 cm. De kleur <strong>van</strong> de vulling verschilde slechts licht <strong>van</strong> laag S6.2, waar<strong>door</strong> de<br />

sporen moeilijk herkenbaar waren. Gezien de betrekkelijke lage sporenhoeveelheid in de omliggende<br />

sleuven gaat het hier vermoedelijk om de randzone <strong>van</strong> een vindplaats uit de Volle Middeleeuwen of<br />

jonger.<br />

De oppervlakte <strong>van</strong> de vindplaats binnen het plangebied bedraagt vermoedelijk maximaal<br />

500 m2. Vermoedelijk strekt de vindplaats zich verder uit ten noorden <strong>van</strong> het plangebied. De sporen<br />

bevinden zich op een hoogte <strong>van</strong> ca. 5.50 m +NAP (ca. 70 cm beneden maaiveld).<br />

6.4 overige sporen<br />

Verspreid zijn sporen aangetroffen die kunnen gedateerd worden in de Nieuwe Tijd (perceleringssloten)<br />

en Nieuwste Tijd. In werkput 8 ligt een cluster <strong>van</strong> negen paalkuilen die vermoedelijk in de Niewe<br />

Tijd te dateren zijn. Enkele sporen konden niet gedateerd worden.<br />

Aardewerk uit de Vroege, Volle en Late Middeleeuwen is - in geringe getale - aangetroffen,<br />

maar sporen uit deze periodes zijn niet aangetroffen.<br />

6.4 conclusie<br />

Het <strong>Inventariserend</strong> Veldonderzoek <strong>door</strong> <strong>middel</strong> <strong>van</strong> proefsleuven heeft uitgewezen dat het westelijke<br />

deel <strong>van</strong> het plangebied als volledig verstoord mag beschouwd worden. In het oostelijke deel bevinden<br />

zich twee vindplaatsen. Vindplaats 1 bestaat uit vondstmateriaal uit de periode Laat Neolithicum -<br />

Bronstijd en Bronstijd in een cultuurlaag. Het vuursteenensemble in de vindplaats wijst op een kleine<br />

bewerkingsplaats. De vindplaats wordt afgedekt <strong>door</strong> een laag (Cul. 2) waarin zich naast materiaal uit<br />

het Laat Neolithicum - Bronstijd ook aardewerk uit de Middeleeuwen en de Nieuwe Tijd bevindt.<br />

Deze laag dekt zes sporen (kuil S11.4 en paalkuilen S11.8, S11.9, S11.10, S11.11 en S11.12) af.<br />

Vindplaats 2 bestaat uit zes paalkuilen en één greppel. De vindplaats bevindt zich ter hoogte<br />

<strong>van</strong> werkput 6 en is te dateren in de Volle Middeleeuwen of jonger.<br />

10


7 vondsten<br />

In totaal zijn 124 vondsten aangetroffen, met een gewicht <strong>van</strong> 1.317 g (tabel 2). In de volgende paragrafen<br />

worden het aardewerk, vuursteen en natuursteen besproken. De fragmenten baksteen/dakpan en<br />

verbrande klei zijn erg verweerd.<br />

categorie aantal gewicht<br />

aardewerk 66 264<br />

baksteen/dakpan 5 3<br />

verbrand bot 4 1<br />

vuursteen 27 283<br />

natuursteen 17 758<br />

verbrande leem 2 5<br />

bot 3 3<br />

totaal 124 1.317<br />

Tabel 2. <strong>Oss</strong> - Haren Groenstraat. Het aantal en gewicht <strong>van</strong> de vondsten per categorie voor alle contexten.<br />

7.1 aardewerk<br />

In tabel 3 is de determinatie <strong>van</strong> het aardewerk weergegeven. 15 Al het aardewerk is zeer gefragmenteerd<br />

en vrij verweerd.<br />

vond<br />

st<br />

spoor soort vorm n gew datering opmerkingen<br />

2.1 2.998 steengoed 1 5 Nieuwe Tijd<br />

2.2 2.1 handgevormd 2 10 IJzertijd 1x kamstreek, potgruismagering<br />

2.4 2.10 Elmpt 1 19 Volle - Late Middeleeuwen<br />

4.1 4.6 steengoed 3 19 Nieuwe Tijd<br />

6.2 6.2 handgevormd pot 1 10 Bronstijd? uitstaande rand, steengruis<br />

6.3 6.2 Paffrath kogelpot 1 2 Volle Middeleeuwen<br />

8.2 8.2 gladwandig knikwandpot 1 6 Vroege Middeleeuwen fijn rood baksel; radstempels<br />

8.3 8.3 steengoed kan 1 3 13de - 14de eeuw Siegburg<br />

8.3 8.3 Elmpt 2 1 Volle - Late Middeleeuwen<br />

8.4 8.5 steengoed kan 1 17 Late Middeleeuwen - Nieuwe<br />

Tijd<br />

8.5 8.5 roodbakkend 1 1 Late Middeleeuwen - Nieuwe<br />

Tijd<br />

spaarzaam glazuur<br />

8.6 8.10 roodbakkend 3 6 Nieuwe Tijd glazuur<br />

9.1 9.1 Paffrath kogelpot 1 5 Volle Middeleeuwen<br />

9.2 9.2 Pingsdorf-type 1 1 Volle Middeleeuwen<br />

11.8 11.1 handgevormd 1 5 Laat Neolithicum - Bronstijd<br />

11.10 11.1 indet 5 10 indet erg verweerd en aangekoekt<br />

11.10 11.1 Pingsdorf-type 2 3 Volle Middeleeuwen<br />

11.11 11.2 handgevormd 4 5 laat-neolithisch? erg verweerd, fijne scherven met<br />

15 Het aardewerk is gedetermineerd <strong>door</strong> drs. J. Van Kerckhove.<br />

11


grove kwartsmagering<br />

11.13 11.2 handgevormd 1 8 Laat Neolithicum - Bronstijd steengruis- en kwartsmagering<br />

11.15 11.2 handgevormd 1 11 Bronstijd grove steengruismagering, standvoet?<br />

11.18 11.1 Pingsdorf-type 1 5 Volle Middeleeuwen<br />

11.18 11.1 steengoed 1 2 Nieuwe Tijd<br />

11.18 11.1 handgevormd 1 3 Laat Neolithicum tot vroeg-<br />

Romeinse tijd<br />

fijne kwartsmagering<br />

11.19 11.1 steengoed kan 1 10 Late Middeleeuwen - Nieuwe<br />

Tijd<br />

11.19 11.1 steengoed 1 2 IJzertijd? verweerd, potgruismagering<br />

11.19 11.1 kogelpot kogelpot 1 2 Volle Middeleeuwen<br />

11.20 11.1 Elmpt kogelpot 1 3 Late Middeleeuwen - Nieuwe<br />

Tijd<br />

11.20 11.1 ruwwanddig<br />

witbakkend<br />

1 3 Romeinse tijd<br />

11.20 11.1 roodbakkend 1 2 Nieuwe Tijd glazuur<br />

11.20 11.1 steengoed 1 2 Nieuwe Tijd Westerwald<br />

11.21 11.1 handgevormd 1 5 IJzertijd? verweerd; potgruismagering<br />

11.23 11.13 faience 1 6 Nieuwe Tijd<br />

11.24 11.2 indet 3 1 indet te gefragmenteerd<br />

11.25 11.2 handgevormd 4 2 Laat Neolithicum tot vroeg-<br />

Romeins<br />

11.25 11.2 indet 4 1 indet te gefragmenteerd<br />

12.2 12.7 Elmpt kogelpot 3 55 Late Middeleeuwen - Nieuwe<br />

Tijd<br />

12.2 12.7 indet 6 13 Volle tot Late Middeleeuwen<br />

Tabel 3. <strong>Oss</strong>-Haren Groenstraat. Determinaties <strong>van</strong> het aardewerk.<br />

7.2 vuursteen<br />

Pawel Kubistal<br />

7.2.1 methodologie<br />

In totaal zijn 27 fragmenten vuursteen gevonden (283 g). Het vuursteen is voornamelijk handverzameld.<br />

Vier monsters uit cultuurlaag S11.2 zijn gezeefd op kleine vondsten. In tabel 4 zijn de determinaties<br />

<strong>van</strong> het vuursteen weergegeven, waarbij de volgende metrische en niet-metrische kenmerken zijn<br />

vastgelegd en beschreven: 16<br />

- soort en type vuursteen: kenmerken zoals kleur, textuur, transluciditeit en minerale samenstelling.<br />

- compleetheid<br />

- soort artefact, uitgesplitst naar groep, categorie<br />

- uitgangsvorm: morfologisch-functionele classificatie <strong>van</strong> artefacten<br />

- verbranding<br />

- opmerkingen: overige verschijnselen en bijzonderheden, technologische kenmerken.<br />

Vijf fragmenten (V1.1, V11.1, V11.9, V11.12 en V11.20) zijn getekend (bijlage 16).<br />

16 De niet-metrische kenmerken zijn met het blote oog vastgesteld.<br />

12


vondst spoor type grondstof beschrijving<br />

1.1 1.1 sikkel op kling matte gemodificeerde kling met geretoucheerde rug en<br />

Danien regelmatig dunne afknotting op linkerboord <strong>van</strong><br />

kling (5.7x2.2x0.7 cm)<br />

8.2 8.2 fragment <strong>van</strong> afslag moreen<br />

9.3 9.13 kern moreen zeer kleine klingkern (3x1.5x1 cm); natuurlijk<br />

slagvlak met cortex<br />

11.1 11.1 kern matte massieve afslag/klingkern met veranderde oriën-<br />

Danien tatie <strong>van</strong> slagvlak (5x6x5 cm)<br />

11.2 11.4 brokstuk Grand<br />

Pressigny<br />

11.3 11.2 geretoucheerde kling moreen microretouche op linkerboord <strong>van</strong> de kling<br />

(3x1x0.3 cm)<br />

11.5 11.2 schilfer onbekend<br />

11.6 11.1 geretoucheerde kling Rijckholt fijne retouche op rechterboord <strong>van</strong> de kling<br />

(mediaal deel); (3.9x2.1x0.5 cm)<br />

11.8 11.1 afslag matte<br />

Danien<br />

11.9 11.1 fragment <strong>van</strong> geretou- Grand retouche op mediale deel <strong>van</strong> het fragment (vencheerde<br />

kling<br />

Pressigny trale zijde)<br />

11.12 11.1 fragment <strong>van</strong> een mes onbekend fragment <strong>van</strong> het distale deel <strong>van</strong> een afslagmes<br />

11.14 11.2 drie schilfers 2x<br />

kendonbe-<br />

1x matte<br />

11.14 11.2 fragment <strong>van</strong> een afslag<br />

Danien<br />

matte<br />

(distale deel)<br />

Danien<br />

11.15 11.2 fragment <strong>van</strong> kling (proximale<br />

deel)<br />

onbekend<br />

11.16 11.2 schilfer matte<br />

Danien (?)<br />

11.17 11.2 schilfer onbekend<br />

11.17 11.2 fragment <strong>van</strong> afslag onbekend<br />

11.20 11.1 brokstuk grofkorrelig<br />

11.20 11.1 geretoucheerde afslag grofkorrelig retouche op ventrale zijde <strong>van</strong> afslag<br />

11.21 11.1 2 schilfers onbekend<br />

11.25 11.2 4 schilfers onbekend<br />

Tabel 4. <strong>Oss</strong>-Haren Groenstraat. Determinaties <strong>van</strong> het vuursteen.<br />

7.2.2 resultaten en conclusie<br />

De stukken vuursteen kunnen onderverdeeld worden in zes werktuigen, twee kernen, vier afvalstukken<br />

<strong>van</strong> vuursteenbewerking en twee stukken zonder enige vorm <strong>van</strong> bewerking. De aanwezigheid <strong>van</strong><br />

veel kleine fragmenten <strong>van</strong> schilfers (twaalf stukken) en vuursteenblokken wijst op een productieplaats<br />

<strong>van</strong> vuurstenen werktuigen. Verbrande vuursteen was niet aanwezig. Enkel vondst V1.1 vertoont verkleuring<br />

onder invloed <strong>van</strong> grondzuren.<br />

Vijf fragmenten vuursteen (V1.1, V11.1, V11.8, V11.14 en V11.16) lijken afkomstig te zijn <strong>van</strong><br />

één en dezelfde kern. De kern V11.1 lijkt in twee verschillende periodes gebruikt te zijn. De slagrichting<br />

is aantoonbaar veranderd nadat een eerder geprepareerd slagvlak vermoedelijk niet meer de ge-<br />

13


wenste resultaten opleverde. De eerste bewerkingstechniek (lange klingen) is een typisch voor het Neolithicum.<br />

Samen met de kleine fragmenten schilfers lijkt dit te wijzen op een bewerkingsplaats.<br />

7.3 natuursteen<br />

Gerard Boreel<br />

7.3.1 inleiding, vraagstelling en methode<br />

Tijdens het archeologisch proefsleuvenonderzoek in het plangebied <strong>Oss</strong> – Haren Groenstraat zijn zeventien<br />

fragmenten natuursteen verzameld, met een gezamenlijk gewicht <strong>van</strong> 758 g. Na afloop <strong>van</strong> het<br />

veldwerk is ter waardering <strong>van</strong> het materiaal al het gevonden natuursteen bekeken, op soort gedetermineerd<br />

en is vastgelegd of bewerkingssporen konden worden herkend. Het grootste deel <strong>van</strong> het materiaal<br />

bestaat uit kleine fragmenten. Hier<strong>van</strong> kan slechts de steensoort worden vastgesteld, zonder dat iets<br />

gezegd kan worden over de functie of het gebruik. Bij drie stukken konden sporen <strong>van</strong> bewerking<br />

worden aangetoond.<br />

Het voor dit onderzoek opgestelde Programma <strong>van</strong> Eisen formuleert twee algemene vragen,<br />

die rele<strong>van</strong>t zijn voor de vondstcategorie natuursteen: 17<br />

-Welke materiaalcategorieën zijn aanwezig en hoe is de conserveringsgraad daar<strong>van</strong>?<br />

-Hoe kunnen de aanwezige archeologische resten worden gewaardeerd?<br />

De determinatie op steensoort is uitgevoerd op het oog, gebruik makend <strong>van</strong> een tien maal vergrotende<br />

loep en/of een stereoscoop met .7 tot 4x zoom, 10x oculair. Bepaald per fragment is het soort gesteente,<br />

de kleur, vorm, gewicht, verwering, bewerking en eventuele andere kenmerken. Voor het aantonen<br />

<strong>van</strong> de aanwezigheid <strong>van</strong> kalkhoudende mineralen is gebruik gemaakt <strong>van</strong> een 5% oplossing HCL. Alle<br />

gegevens zijn ingevoerd in een digitale database.<br />

7.3.2 resultaten<br />

Tabel 5 geeft de aantallen en gewichten weer voor de verschillende soorten natuursteen. Het totale<br />

aantal is dermate klein dat het moeilijk is om iets te zeggen over de verdeling er<strong>van</strong> per soort natuursteen.<br />

Duidelijk is dat zandsteen in aantal en gewicht overheerst. Dit type natuursteen komt echter <strong>van</strong><br />

nature al veel voor in grindige afzettingen. Eén <strong>van</strong> de stukken zandsteen is als grind verzameld en gebruikt<br />

als wetsteen. Verder kon alleen nog aan het tefriet sporen <strong>van</strong> bewerking worden herkend. Dit<br />

materiaal zal in eerste instantie als maalsteen in gebruik zijn geweest.<br />

soort aantal gewicht (g)<br />

gangkwarts 4 7<br />

indet 1 2<br />

kwartsiet 1 70<br />

kwartsitische zandsteen 1 42<br />

tefriet 3 311<br />

zandsteen 7 326<br />

totaal 17 758<br />

Tabel 5. <strong>Oss</strong> – Haren Groenstraat. Aantallen en gewichten in gram per soort natuursteen.<br />

17 Koot/Norde 2009.<br />

14


Maalstenen<br />

Roterende handmolens <strong>van</strong> tefriet zijn in gebruik <strong>van</strong>af de IJzertijd. 18 Ze bestaan uit twee ronde delen,<br />

die over elkaar heen gedraaid worden. Door het graan aan te voeren <strong>door</strong> het centrale asgat, wordt het<br />

gemalen tussen de twee stenen en opge<strong>van</strong>gen langs de buitenomtrek <strong>van</strong> de molen. De loper, de bovenste<br />

steen, wordt over de ligger rondgedraaid <strong>middel</strong>s een (houten) stok, die in een gat in de loper<br />

wordt gestoken.<br />

In een <strong>middel</strong>eeuwse kuil (S12.7, zie hoofdstuk 6 Sporen en structuren) zijn drie fragmenten<br />

tefriet gevonden. Het materiaal is sterk verweerd en daar<strong>door</strong> afgerond <strong>van</strong> vorm. Eén fragment vormt<br />

een deel <strong>van</strong> de rand <strong>van</strong> een ligger of loper. Herkenbaar zijn nog een vlak gesleten maalvlak, een ruw<br />

gehouwen boven- of onderzijde en een deel <strong>van</strong> de rand. Een tweede fragment laat eveneens een restant<br />

<strong>van</strong> een maalvlak en boven- of onderzijde zien. De rand is niet meer aanwezig. Wel is nog een<br />

uitgesleten gat in het vlak tegenover het maalvlak te zien. Het is niet <strong>door</strong> en <strong>door</strong> conisch <strong>van</strong> vorm<br />

en waarschijnlijk uitgesleten <strong>door</strong> de stok waarmee de maalsteen handmatig werd gedraaid. Het derde<br />

fragment is een klein ruw en hoekig stuk, waaraan geen sporen <strong>van</strong> bewerking zijn te herkennen.<br />

Wetsteen<br />

Eén stuk steen is herkend als een wetsteen. Wetstenen worden gebruikt als slijpgereedschap, waar<strong>van</strong><br />

de indeling is gebaseerd op de vorm en de grootte <strong>van</strong> het artefact. 19 Wetstenen zijn slijpstenen, die<br />

klein genoeg zijn om uit de hand te gebruiken en die meegenomen kunnen worden. Slijpblokken groter<br />

en vaak onregelmatig <strong>van</strong> vorm. Niet mobiel zijn daarentegen de grotere slijpstenen, welke verder<br />

worden onderverdeeld in draaiende en niet-draaiende.<br />

In een cultuurlaag (S11.1, zie hoofdstuk 6 Sporen en structuren), waarin tevens aardewerk uit<br />

de prehistorie, Romeinse tijd en Middeleeuwen en NieuweTijd is gevonden, komt een lichtbruine,<br />

zandstenen wetsteen. Het stuk is verzameld als grind uit een rivierafzetting. Het stuk is 70 mm lang en<br />

heeft een afgerond driehoekige <strong>door</strong>snede. Eén <strong>van</strong> de drie zijden is geglad <strong>door</strong> gebruik, maar ook<br />

verschillende diepe en ondiepe krassen zijn zichtbaar.<br />

Grondstof en herkomst<br />

Slechts <strong>van</strong> tefriet weten we zeker dat het niet in de directe omgeving <strong>van</strong> de vindplaats is te vinden.<br />

Alle gevonden fragmenten tefriet zijn donkergrijs <strong>van</strong> kleur. Daarnaast hebben ze zonder uitzondering<br />

een porfierische structuur, in de zeer fijnkorrelige grondmassa bevinden zich verschillende grotere,<br />

nieuw gevormde kristallen. Deze structuur is kenmerkend voor vulkanische gesteenten. 20 Hoewel alleen<br />

een uitgebreid petrografisch onderzoek uitsluitsel kan bieden over de herkomst <strong>van</strong> het materiaal is<br />

het zeer waarschijnlijk dat de hier gevonden stukken uit de groeves bij Mayen in de Eifel afkomstig<br />

zijn. De overige stenen zijn vooral verzameld als grind of rolkeien uit afzettingen <strong>van</strong> actieve en fossiele<br />

rivieren.<br />

7.3.3 conclusie<br />

Tijdens het archeologisch proefsleuvenonderzoek in het plangebied <strong>Oss</strong> – Haren Groenstraat zijn zeventien<br />

fragmenten natuursteen verzameld, met een gezamenlijk gewicht <strong>van</strong> 758 g. Drie stukken vertonen<br />

sporen <strong>van</strong> bewerking, die duiden op een gebruik als maalsteen en slijpgereedschap. Hieronder<br />

zal in het kort worden aangegeven in hoeverre het onderzoek aan het natuursteen bijdraagt aan de beantwoording<br />

<strong>van</strong> de gestelde vragen.<br />

18 Hörter et al. 1950-1951, 4-5.<br />

19 Kars 2000, 150.<br />

20 Voor een uitgebreide macro- en microscopische, petrografische en chemische beschrijving <strong>van</strong> de steensoort tefriet zie Kars<br />

1980. Voor een uitgebreide beschrijving <strong>van</strong> gebruikssporen zie Schön 1995.<br />

15


Welke materiaalcategorieën zijn aanwezig en hoe is de conserveringsgraad daar<strong>van</strong>?<br />

Binnen het plangebied is onder andere natuursteen als materiaalcategorie aangetroffen. De conservering<br />

hier<strong>van</strong> is goed tot zeer goed, met uitzondering <strong>van</strong> het tefriet. Deze steensoort is zeer gevoelig voor<br />

zowel chemische als mechanische verwering en wordt daarom vaak slecht geconserveerd aangetroffen.<br />

Hoe kunnen de aanwezige archeologische resten worden gewaardeerd?<br />

Op vrijwel alle archeologische vindplaatsen wordt natuursteen aangetroffen. Hier<strong>van</strong> is vaak slechts een<br />

klein deel <strong>door</strong> mensen bewerkt en <strong>van</strong> nog een kleiner deel kan gezegd worden waarvoor het heeft<br />

gediend. Het is daarom moeilijk om conclusies te trekken als weinig <strong>van</strong> dit materiaal gevonden wordt.<br />

Op basis <strong>van</strong> de zeventien gevonden fragmenten natuursteen, waar<strong>van</strong> drie bewerkt, kan dan ook geen<br />

enkele conclusie worden getrokken met betrekking tot de bestaanswijze en omstandigheden <strong>van</strong> de<br />

gebruikers <strong>van</strong> de vindplaats of het plangebied. Hoewel de conservering goed tot zeer goed is, wordt<br />

verwacht dat het percentage natuursteen niet veel hoger zal worden tijdens een opgraving. Voor het<br />

vastleggen <strong>van</strong> het gevonden materiaal zal alles gedetermineerd moeten worden en bewerkte stukken<br />

beschreven, maar om het materiaal te vergelijken met andere vindplaatsen zal de waarde laag zijn.<br />

7.4 botanisch materialen<br />

Laura Kooistra<br />

7.4.1 inleiding en werkwijze<br />

Bij het vaststellen <strong>van</strong> de waarde <strong>van</strong> vindplaats 1 vormt de potentiële kwaliteit <strong>van</strong> het botanisch materiaal<br />

één <strong>van</strong> de parameters. Omtrent de volgende vier onderwerpen is informatie verzameld:<br />

1. om welk type vindplaats gaat het hier en wat is de datering er<strong>van</strong>,<br />

2. is er sprake <strong>van</strong> verstoring <strong>van</strong> grondsporen en zo ja in welke mate,<br />

3. wat is het niveau <strong>van</strong> het grondwater ten opzichte <strong>van</strong> de archeologische sporen en<br />

4. is er botanisch onderzoek in de omgeving uitgevoerd aan vindplaatsen uit dezelfde periode en<br />

zo ja, in welke mate kan botanisch materiaal <strong>van</strong> de eventueel te onderzoeken vindplaats bijdragen aan<br />

meer kennis over thema’s met betrekking tot landschap, landgebruik, agrarische handelingen, voeding,<br />

handel (uitwisseling), nijverheid, status en religie.<br />

7.4.2 resultaten<br />

Ten aanzien <strong>van</strong> de onderwerpen 1 en 2 uit de werkwijze kan het volgende gezegd worden. Het betreft<br />

hier een vindplaats uit het Laat-Neolithicum / Bronstijd gaat, waar<strong>van</strong> alleen een vondstlaag is<br />

vastgesteld. Deze vondstlaag ligt ingebed in oeverafzettingen en is slechts in geringe mate verstoord<br />

<strong>door</strong> sporen uit andere archeologische perioden. Het is mogelijk dat onder de vondstlaag grondsporen<br />

uit dezelfde of oudere perioden aanwezig zijn. Doordat deze eventueel aanwezige sporen zijn afgedekt<br />

<strong>door</strong> de vondstlaag, zullen deze nauwelijks <strong>door</strong> jongere sporen zijn verstoord.<br />

Ten aanzien <strong>van</strong> onderwerp 3 uit de werkwijze – de stand <strong>van</strong> het grondwater te opzichte <strong>van</strong><br />

de archeologische sporen – wordt opgemerkt dat blijkens het fysisch geografisch onderzoek de vondstlaag<br />

in het oostelijke, laag gelegen gedeelte vermoedelijk onder vochtige tot natte omstandigheden is<br />

geaccumuleerd. Het eventueel onverkoolde botanische materiaal is daarom ten tijde <strong>van</strong> de aanwezigheid<br />

<strong>van</strong> de mens op deze vindplaats zeer waarschijnlijk niet vergaan. Daarna is dit deel <strong>van</strong> de vondstlaag<br />

<strong>door</strong> komafzettingen afgedekt, waar<strong>door</strong> ook nadat de mens verdween <strong>van</strong> vindplaats 1 de eventueel<br />

aanwezige onverkoolde plantenresten geconserveerd bleven. Het grootste gevaar voor aantasting<br />

dateert uit (sub)recente tijden, want tegenwoordig komt in plangebied <strong>Oss</strong>-Haren Groenstraat grondwatertrap<br />

V voor. Dat wil zeggen dat het grondwater zich bij hoge waterstanden minder dan 40 cm<br />

16


onder het maaiveld bevindt. In droge perioden kan het grondwater tot meer dan 120 cm onder maaiveld<br />

wegzakken. De vondstlaag is tussen 70 en 80 cm onder maaiveld aanwezig. Alleen daar waar deze<br />

over de steilrand heen het komgebied induikt, komt de vondstlaag tot een diepte <strong>van</strong> ca. 130 cm onder<br />

maaiveld. De eventueel aanwezige onverkoolde plantenresten in het laag gelegen deel <strong>van</strong> de vondstlaag<br />

kunnen bij deze grondwatertrap nog bewaard gebleven zijn. Eventueel aanwezige sporen onder de<br />

vondstlaag kunnen dieper reiken en daar<strong>door</strong> ook onverkoolde resten herbergen. Verkoolde resten<br />

kunnen overal in de vondstlaag en ook in sporen onder de vondstlaag aanwezig zijn.<br />

Sporen uit het Laat-Neolithicum zijn schaars in Noord-Brabant. Tot voor kort werden alleen<br />

losse vondsten gedaan. In<strong>middel</strong>s zijn bij Tilburg-Schaapsven en Eindhoven plangebied Veldhoven<br />

huisplattegronden aangetroffen. 21 Er is één palynologisch onderzoek met informatie over de vegetatieontwikkeling<br />

uit het Neolithicum. Het betreft onderzoek <strong>van</strong> restgeulafzettingen gevonden enkele<br />

kilometers westelijk <strong>van</strong> <strong>Oss</strong>-Haren Groenstraat (<strong>Oss</strong> 45 E /346). 22 Een groot deel <strong>van</strong> het palynologisch<br />

signaal dateert uit het Neolithicum. In de buurt <strong>van</strong> deze restgeul zijn mensen actief geweest, ze kapten<br />

open plekken in het bos en aten (onder andere) peulvruchten blijkens de aanwezigheid <strong>van</strong> stuifmeel<br />

<strong>van</strong> tuinboon (Vicia faba).<br />

7.4.3 informatiewaarde uit botanisch onderzoek<br />

Uit het bureauonderzoek naar de verwachte kwaliteit <strong>van</strong> het botanisch materiaal <strong>van</strong> vindplaats 1 <strong>van</strong><br />

<strong>Oss</strong>-Haren Groenstraat komt naar voren dat:<br />

- de vondstlaag intact is en slechts in geringe mate verstoord <strong>door</strong> jongere sporen is, waar<strong>door</strong> het daarin<br />

aanwezige botanische materiaal in aanmerking voor onderzoek kan komen,<br />

- in de vondstlaag vooral verkoold materiaal aanwezig zal zijn, met uitzondering <strong>van</strong><br />

- het oostelijke deel <strong>van</strong> de vondstlaag dat ca. 50 cm dieper ligt en waar onverkoolde botanische resten<br />

aanwezig kunnen zijn,<br />

- <strong>door</strong> de sedimenten waarbinnen de vondstlaag ligt ingebed, het verkoolde materiaal redelijk tot goed<br />

geconserveerd kan zijn,<br />

- eventuele archeologische grondsporen onder de vondstlaag nauwelijks verstoord zijn <strong>door</strong> sporen uit<br />

latere perioden, waar<strong>door</strong> het onderzoeken <strong>van</strong> eventueel, aanwezig botanisch materiaal zinvol is,<br />

- gezien de vroegere en huidige grondwaterstand het mogelijk is dat in diepe sporen zowel verkoold als<br />

onverkoold materiaal aanwezig is.<br />

Op basis <strong>van</strong> de hier geschetste gegevens kan gesteld worden dat de conservering <strong>van</strong> het botanisch<br />

materiaal waarschijnlijk goed is. Botanische materiaalgroepen als hout, houtskool, verkoolde en onverkoolde<br />

botanische macroresten zijn aanwezig in gesloten vondstcomplexen. In het oostelijke deel <strong>van</strong><br />

de vondstlaag en in diepere sporen kan ook palynologisch materiaal kan aanwezig zijn.<br />

De archeologische differentiatie binnen de vindplaats is echter gering en daar<strong>door</strong> bestaat de kans dat<br />

informatie uit eventueel botanisch onderzoek niet goed gekoppeld kan worden aan menselijk handelen.<br />

Indien het tot een definitief onderzoek (DO) <strong>van</strong> vindplaats 1 komt, kan aan de onderstaande onderzoeksvragen<br />

gedacht worden.<br />

Wat is de ouderdom en de tijdsdiepte <strong>van</strong> de vondstlaag? Daartoe zou botanisch materiaal uit de basis<br />

en de top <strong>van</strong> de vondstlaag voor daterend 14 C-onderzoek kunnen worden gebruikt.<br />

21 Beide onderzoeken zijn nog in de uitvoeringsfase, voor Tilburg-Schaapsven mondel. med. T. Hamburg, voor Eindhoven<br />

locatie Veldhoven mondel. med. C.W. Koot.<br />

22 Bakels 2002.<br />

17


Hoe ontwikkelde de vegetatie zich gedurende de accumulatie <strong>van</strong> de vondstlaag en heeft de mens invloed<br />

op de vegetatieontwikkeling gehad? Deze vragen kunnen onderzocht worden met behulp <strong>van</strong><br />

palynologisch materiaal dat afkomstig is uit het laagst gelegen deel <strong>van</strong> de vondstlaag, de top <strong>van</strong> de<br />

onderliggende oeverafzettingen en de basis <strong>van</strong> de komafzettingen die de vondstlaag afdekken.<br />

Wat aten de mensen <strong>van</strong> vindplaats 1? Voor deze vraag zouden grondmonsters uit de vondstlaag onderzocht<br />

kunnen worden op botanische macroresten.<br />

18


8 beantwoording vraagstellingen pve<br />

Algemeen/archeologie<br />

1. Zijn er binnen het plangebied archeologische resten aanwezig?<br />

Binnen het plangebied zijn in het oostelijke perceel archeologische resten aanwezig. Het betreft hier<br />

vondstmateriaal (aardewerk, vuursteen, natuursteen) en sporen (paalkuilen, kuilen). Twee vindplaatsen<br />

zijn aanwezig. Het westelijke perceel is grotendeels verstoord.<br />

2. Wat is de aard, datering en gaafheid <strong>van</strong> de archeologische resten?<br />

Vindplaats 1 kan gedateerd worden tussen het Laat Neolithicum en de Bronstijd. Vindplaats 2 dateert<br />

uit de Volle Middeleeuwen of jonger. Voorts bevinden zich greppels uit Nieuwe en Nieuwste Tijd in<br />

het plangebied. Aardewerk uit de IJzertijd, Vroege, Volle en Late Middeleeuwen is - in geringe getale -<br />

aanwezig, maar sporen uit deze periodes zijn niet (duidelijk) aanwezig.<br />

Al het aardewerk is zeer gefragmenteerd en vrij verweerd. Hetzelfde geldt voor baksteen/dakpan<br />

en verbrande klei. De conservering <strong>van</strong> het natuursteen is goed tot zeer goed, met uitzondering<br />

<strong>van</strong> het tefriet. Deze steensoort is zeer gevoelig voor zowel chemische als mechanische verwering<br />

en wordt daarom vaak slecht geconserveerd aangetroffen. Het vuursteen is goed geconserveerd.<br />

3. Wat is de horizontale begrenzing, de ligging en de om<strong>van</strong>g <strong>van</strong> de vindplaats binnen het plangebied?<br />

Vindplaats 1<br />

De oppervlakte <strong>van</strong> de vindplaats kan geschat worden op maximaal ongeveer 1.600 m2. De exacte locatie<br />

en begrenzing <strong>van</strong> de vindplaats is aangegeven in bijlage 17.<br />

Vindplaats 2<br />

De oppervlakte <strong>van</strong> de vindplaats binnen het plangebied bedraagt vermoedelijk maximaal 500 m2.<br />

Vermoedelijk strekt de vindplaats zich verder uit ten noorden <strong>van</strong> het plangebied. De exacte ligging is<br />

weergegeven in bijlage 17.<br />

4. Op welke diepte worden de waarden aangetroffen?<br />

Vindplaats 1<br />

De bovenkant <strong>van</strong> de cultuurlaag bevindt zich op een hoogte <strong>van</strong> 5.35 tot 5.50 m +NAP (52 tot 60 cm<br />

beneden maaiveld). Aan de oostelijke kopse kant <strong>van</strong> werkput 11 duikt de laag weg en bevindt de bovenkant<br />

zich op een hoogte <strong>van</strong> 5.10 m +NAP (90 cm beneden maaiveld). De onderkant <strong>van</strong> de cultuurlaag<br />

bevindt zich op een hoogte <strong>van</strong> 5.25 tot 5.36 m +NAP (64 tot 70 cm beneden maaiveld). De<br />

dikte <strong>van</strong> de laag varieert <strong>van</strong> 10 tot ca. 14 cm.<br />

Vindplaats 2<br />

De sporen bevinden zich op een hoogte <strong>van</strong> ca. 5.50 m +NAP (ca. 70 cm beneden maaiveld).<br />

5. Indien er sprake is <strong>van</strong> verschillende bewoningsfasen: zijn er aanwijzingen voor continuïteit tussen de verschillende<br />

bewoningsfasen?<br />

Vindplaats 1 is te dateren in tussen het Laat Neolithicum en de Bronstijd. Vuursteenkern V11.1 is in<br />

twee verschillende periodes bewerkt, waar<strong>van</strong> de eerste in het Neolithicum plaatsvond (techniek met<br />

lange klingen). In de cultuurlaag S11.2 bevindt zich naast aardewerk dat niet nader te dateren is dan<br />

Laat Neolithicum - Bronstijd ook aardewerk uit de Bronstijd. Mogelijk bestaat vindplaats 2 dus uit<br />

twee verschillende occupatiefasen.<br />

Voorts zijn vondsten gedaan uit de IJzertijd, Vroege, Volle en Late Middeleeuwen en de<br />

Nieuwe Tijd. Met zekerheid kunnen enkel aan laatstgenoemde periode sporen toegeschreven worden.<br />

19


6. Zijn er aanwijzingen voor de aanwezigheid <strong>van</strong> graven binnen het plangebied?<br />

Er zijn geen aanwijzingen voor de aanwezigheid <strong>van</strong> graven binnen het plangebied.<br />

7. Welke materiaalcategorieën zijn aanwezig en hoe is de conserveringsgraad daar<strong>van</strong>?<br />

De aanwezige materiaalcategorieën zijn aardewerk, natuursteen, vuursteen, bot, verbrande leem, baksteen/dakpan<br />

en verbrand bot. Al het aardewerk is zeer gefragmenteerd en vrij verweerd. Hetzelfde<br />

geldt voor baksteen/dakpan en verbrande klei. De conservering <strong>van</strong> het natuursteen is goed tot zeer<br />

goed, met uitzondering <strong>van</strong> het tefriet. Deze steensoort is zeer gevoelig voor zowel chemische als mechanische<br />

verwering en wordt daarom vaak slecht geconserveerd aangetroffen. Het vuursteen is goed<br />

geconserveerd. De conservering <strong>van</strong> het botanisch materiaal is waarschijnlijk goed. Botanische materiaalgroepen<br />

als hout, houtskool, verkoolde en onverkoolde botanische macroresten zijn aanwezig in<br />

gesloten vondstcomplexen. In het oostelijke deel <strong>van</strong> de vondstlaag en in diepere sporen kan ook palynologisch<br />

materiaal kan aanwezig zijn.<br />

8. Hoe kunnen de aanwezige archeologische resten worden gewaardeerd?<br />

De waardering <strong>van</strong> de vindplaatsen wordt besproken in hoofdstuk 9.<br />

9. Wat kan het (vervolg) onderzoek bijdragen aan de kennis <strong>van</strong> het verleden <strong>van</strong> Haren?<br />

Het onderzoek <strong>van</strong> vindplaats 1 kan bijdragen aan de kennis over de occupatie in de periode Laat Neolithicum<br />

- Bronstijd in het plangebied.<br />

10. Voldeed de in dit PvE gekozen strategie? Indien er binnen het plangebied graven aanwezig zijn, gelden de<br />

volgende vragen:<br />

De in het PvE gekozen strategie volstond om de overige vraagstellingen in het PvE te beantwoorden.<br />

11. In welke mate zijn de aangetroffen graven nog intact?<br />

Niet <strong>van</strong> toepassing.<br />

12. Welke graftypen zijn aangetroffen ? (urnbegraving, losse crematie, inhumatie e.d.)?<br />

Niet <strong>van</strong> toepassing.<br />

13. Is er sprake <strong>van</strong> randstructuren rondom de graven (kringgreppels)?<br />

Niet <strong>van</strong> toepassing.<br />

Landschap<br />

14. In welke mate is de bodemopbouw binnen het onderzoeksgebied intact? Is er sprake <strong>van</strong> grootschalige verstoringen?<br />

Het meest noordwestelijke perceel (werkputten 1 tot en met 5) wordt als geheel verstoord beschouwd.<br />

In het oostelijke perceel is geen sprake <strong>van</strong> grootschalige verstoringen.<br />

15. Wat is de geologische/bodemkundige opbouw binnen het onderzoeksgebied?<br />

Het grootste deel <strong>van</strong> het plangebied bevindt zich op een rivierduin uit het Jonge Dryas. De meest<br />

oostelijke rand <strong>van</strong> het plangebied bevindt zich in een deel <strong>van</strong> het landschap, waar het duin is aangesneden<br />

en geërodeerd <strong>door</strong> holocene rivieractiviteit. De Harense stroomgordel heeft hier een geheel<br />

verlande restgeul achtergelaten en reeds in het Neolithicum afgedekt met oeverafzettingen <strong>van</strong> een<br />

verder oostelijk gelegen geul. Na het inactief worden <strong>van</strong> de stroomgordel worden de laagste delen <strong>van</strong><br />

het landschap afgedekt <strong>door</strong> komafzettingen. Tijdens hernieuwde activiteit <strong>van</strong> waarschijnlijk de Ha-<br />

20


ense stroomgordel worden oeverafzettingen over geheel het plangebied afgezet. In de erin gevormde<br />

cultuurlaag zijn vondsten aangetroffen uit de periode Romeinse tijd – Nieuwe Tijd, wat de heractivering<br />

ervóór plaatst.<br />

16. Zijn er aanwijzingen dat de tijdens het vooronderzoek aangetroffen restgeul nog watervoerend was ten tijde <strong>van</strong><br />

de bewoning?<br />

Hiervoor zijn geen aanwijzingen. De restgeul was al verland tijdens bewoning, maar de laagte in het<br />

landschap maakte wel deel uit <strong>van</strong> het regelmatig overstroomde deel <strong>van</strong> de Harense stroomgordel. De<br />

toenmalige watervoerende geul moet verder oostelijk en buiten het plangebied worden gezocht.<br />

17. Zijn er indicaties voor gebruik <strong>van</strong> de restgeul die niet direct zijn gerelateerd aan bewoningssporen op de oeverwal<br />

(afvaldump of rituele deposities?)<br />

Hiervoor zijn geen indicaties. De vondsthoudende laag (Cul.1) duikt wel enkele meters mee de laagte<br />

in. Grote concentraties <strong>van</strong> vondsten, die als dump kunnen worden geïnterpreteerd zijn niet aangetroffen,<br />

maar kunnen zeer locaal zijn. Ditzelfde geldt voor rituele deposities. Het niet vinden in enkele<br />

proefsleuven sluit de aanwezigheid er<strong>van</strong> niet uit.<br />

18. Wat is de relatie tussen de vindplaats en het landschap?<br />

De vindplaats bevindt zich op de oostelijke flank <strong>van</strong> een rivierduin, daar waar het is aangesneden <strong>door</strong><br />

een holocene rivier. Ten tijde <strong>van</strong> bewoning bevond vindplaats 1 zich ten westen <strong>van</strong> een steilrand die<br />

de grens vormde tussen het hogere rivierduin en de lager gelegen overstromingsvlakte <strong>van</strong> de Harense<br />

stroomgordel. De dan actieve geul moet zich verder oostelijk, buiten het plangebied hebben bevonden.<br />

21


9 waardering en advies<br />

9.1 waardering<br />

vindplaats 1: behoudenswaardig<br />

De vindplaats bestaat uit een cultuurlaag (S11.2; Cul. 1), waarin veertien fragmenten vuursteen, vier<br />

stukken natuursteen en zeventien fragmenten aardewerk zijn aangetroffen. Het aardewerk kan gedateerd<br />

worden <strong>van</strong> Laat Neolithicum tot Bronstijd en in de Bronstijd. Het vuursteenensemble wijst op<br />

een kleine bewerkingsplaats. De oppervlakte <strong>van</strong> de vindplaats bedraagt maximaal ca. 1.600 m2.<br />

Waardering gebaseerd op belevingsaspecten<br />

De criteria “schoonheid”en “herinneringswaarde” hebben vooral betrekking op zichtbare monumenten<br />

en zijn hier dus niet <strong>van</strong> toepassing<br />

Waardering gebaseerd op fysieke kwaliteiten<br />

De fysieke kwaliteit <strong>van</strong> de vindplaats is ge<strong>middel</strong>d/hoog (totaalscore 4-5).<br />

Het criterium gaafheid gaat met name over de bewaringstoestand <strong>van</strong> de archeologische stratigrafie<br />

en <strong>van</strong> de sporen. De conservering <strong>van</strong> de stratigrafie is zeer goed. De bovenkant <strong>van</strong> de cultuurlaag<br />

bevindt zich op een hoogte <strong>van</strong> 5.35 tot 5.50 m +NAP (52 tot 60 cm beneden maaiveld). Aan de<br />

oostelijke kopse kant <strong>van</strong> werkput 11 duikt de laag weg en bevindt de bovenkant zich op een hoogte<br />

<strong>van</strong> 5.10 m +NAP (90 cm beneden maaiveld). De onderkant <strong>van</strong> de cultuurlaag bevindt zich op een<br />

hoogte <strong>van</strong> 5.25 tot 5.36 m +NAP (64 tot 70 cm beneden maaiveld). De dikte <strong>van</strong> de laag varieert <strong>van</strong><br />

10 tot ca. 14 cm. Sporen zijn niet aangetroffen onder de cultuurlaag, voor zover deze tijdens aanleg<br />

verwijderd is. Doorheen de cultuurlaag zijn wel sporen (kuil S11.4 en paalkuilen S11.8, S11.9, S11.10,<br />

S11.11 en S11.12) ingegraven en die afgedekt zijn <strong>door</strong> cultuurlaag 2. Aangezien Cul. 2 (S11.1) naast<br />

vuursteen zowel aardewerk uit de periode Laat Neolithicum tot Bronstijd ook <strong>middel</strong>eeuws en Nieuwe<br />

Tijds aardewerk bevat, mag gesteld worden dat de vindplaats onderhevig is geweest aan enige mate <strong>van</strong><br />

erosie (verspoeling?). Gezien de verspreiding <strong>van</strong> het verspreiding zal deze verstoring echter niet groot<br />

zijn. Binnen werkput 11 is slechts één kleine recente verstoring (S11.7) aanwezig.<br />

Het criterium conservering heeft betrekking op de bewaringstoestand <strong>van</strong> het vondstmateriaal<br />

en de botanische resten. Het aardewerk is erg gefragmenteerd en verweerd. De reden hiervoor is dat<br />

het materiaal afkomstig is uit een cultuurlaag. De conservering <strong>van</strong> het natuursteen is goed tot zeer<br />

goed, met uitzondering <strong>van</strong> het tefriet. Deze steensoort is zeer gevoelig voor zowel chemische als mechanische<br />

verwering en wordt daarom vaak slecht geconserveerd aangetroffen. Het vuursteen is goed<br />

geconserveerd. Bot is niet aangetroffen, maar er mag verwacht worden dat de conservering hier<strong>van</strong><br />

slecht tot matig zal zijn. De conservering <strong>van</strong> het botanisch materiaal is waarschijnlijk goed. Botanische<br />

materiaalgroepen als hout, houtskool, verkoolde en onverkoolde botanische macroresten zijn aanwezig<br />

in gesloten vondstcomplexen. In het oostelijke deel <strong>van</strong> de vondstlaag en in diepere sporen kan ook<br />

palynologisch materiaal kan aanwezig zijn.<br />

Waardering gebaseerd op inhoudelijke kwaliteiten<br />

De zeldzaamheid <strong>van</strong> de vindplaats wordt als hoog bestempeld. In de omgeving zijn meerdere vondsten<br />

bekend uit het Neolithicum (zie hoofdstuk 2 en 6). Deze zijn echter verzameld <strong>door</strong> <strong>middel</strong> <strong>van</strong> veldkarteringen.<br />

De informatiewaarde <strong>van</strong> de vindplaats is afhankelijk <strong>van</strong> de stand <strong>van</strong> kennis over vergelijkbare<br />

vindplaatsen in dezelfde regio. Deze wordt dus bepaald <strong>door</strong> de bijdrage die een eventuele opgraving<br />

22


<strong>van</strong> de vindplaats kan leveren aan de vermeerdering <strong>van</strong> onze kennis over het verleden. Gezien de zeldzaamheid<br />

<strong>van</strong> de vindplaats wordt de informatiewaarde als hoog bestempeld.<br />

De ensemble- of contextwaarde wordt bepaald <strong>door</strong> de archeologische of landschappelijke<br />

context <strong>van</strong> de nabije omgeving. Deze kan als hoog gewaardeerd worden.<br />

Waardering conclusie<br />

De vindplaats is behoudenswaardig.<br />

Waarden Criteria Scores<br />

Beleving Schoonheid Nvt<br />

Herinneringswaarde Nvt<br />

Totaal Nvt<br />

Fysieke kwaliteit Gaafheid 2-3<br />

Conservering 2<br />

Totaal 4-5<br />

Inhoudelijke kwaliteit Zeldzaamheid 3<br />

Informatiewaarde 3<br />

Ensemblewaarde 3<br />

Representativiteit Nvt<br />

Totaal 9<br />

Tabel 6. <strong>Oss</strong>-Haren Groenstraat. Waardering <strong>van</strong> vindplaats 1.<br />

vindplaats 2: net-behoudenswaardig<br />

Deze vindplaats bevindt zich ter hoogte <strong>van</strong> werkput 6 en bestaat uit zes paalkuilen en één greppel. De<br />

laag waarin ze zijn ingegraven bevatte materiaal uit de Volle Middeleeuwen, wat betekent dat de sporen<br />

te dateren zijn na de Volle Middeleeuwen. Gezien de betrekkelijke lage sporenhoeveelheid in de<br />

omliggende sleuven gaat het hier vermoedelijk om de randzone <strong>van</strong> een vindplaats uit de Volle Middeleeuwen<br />

of jonger. De oppervlakte <strong>van</strong> de vindplaats binnen het plangebied bedraagt vermoedelijk<br />

maximaal 500 m2. Vermoedelijk strekt de vindplaats zich verder uit ten noorden <strong>van</strong> het plangebied.<br />

Waardering gebaseerd op belevingsaspecten<br />

De criteria “schoonheid”en “herinneringswaarde” hebben vooral betrekking op zichtbare monumenten<br />

en zijn hier dus niet <strong>van</strong> toepassing<br />

Waardering gebaseerd op fysieke kwaliteiten<br />

De fysieke kwaliteit <strong>van</strong> de vindplaats is hoog (totaalscore 6).<br />

Het criterium gaafheid gaat met name over de bewaringstoestand <strong>van</strong> de archeologische stratigrafie en<br />

<strong>van</strong> de sporen. De conservering <strong>van</strong> de sporen en de stratigrafie is goed. De sporen bevinden zich op<br />

een hoogte <strong>van</strong> ca. 5.50 m +NAP (ca. 70 cm beneden maaiveld). Verstoringen zijn niet aangetroffen in<br />

deel <strong>van</strong> het plangebied.<br />

Het criterium conservering heeft betrekking op de bewaringstoestand <strong>van</strong> het vondstmateriaal<br />

en de botanische resten. Het aardewerk is erg gefragmenteerd en verweerd. Natuursteen is niet aangetroffen,<br />

maar er mag verwacht worden dat conservering goed zal zijn. Bot was niet aanwezig, maar er<br />

mag verwacht worden dat de conservering slecht tot matig zal zijn.<br />

23


Waardering gebaseerd op inhoudelijke kwaliteiten<br />

De vindplaats kan ten vroegste in de Volle Middeleeuwen gedateerd worden. Gezien de vrij ruime<br />

datering, de relatief kleine om<strong>van</strong>g, de vermoedelijke aard (perifere nederzettingssporen) en de verwachting<br />

dat de vindplaats zich vooral ten noorden <strong>van</strong> het plangebied zal uitstrekken, worden deze<br />

kwaliteiten als laag bestempeld.<br />

Waardering conclusie<br />

De vindplaats is niet-behoudenswaardig.<br />

Waarden Criteria Scores<br />

Beleving Schoonheid Nvt<br />

Herinneringswaarde Nvt<br />

Totaal Nvt<br />

Fysieke kwaliteit Gaafheid 3<br />

Conservering 2<br />

Totaal 5-6<br />

Inhoudelijke kwaliteit Zeldzaamheid 1<br />

Informatiewaarde 1<br />

Ensemblewaarde 1<br />

Representativiteit Nvt<br />

Totaal 3<br />

Tabel 7. <strong>Oss</strong>-Haren Groesntraat. Waardering <strong>van</strong> vindplaats 2.<br />

24


9.2 advies<br />

In het plangebied zijn 2 vindplaatsen aangetroffen.<br />

Vindplaats 1: behoudenswaardig<br />

Vindplaats 1 kan op grond <strong>van</strong> inhoudelijke en fysieke argumenten als behoudenswaardig gewaardeerd<br />

worden. Dit betekent dat deze vindplaats - met een totale oppervlakte <strong>van</strong> vermoedelijke maximaal<br />

1.600 m2 - in principe voor nader onderzoek <strong>door</strong> <strong>middel</strong> <strong>van</strong> een opgraving in aanmerking komt,<br />

tenzij <strong>door</strong> maatregelen duurzaam behoud in de bodem (in situ) kan gegarandeerd worden. Hierbij<br />

dient wel opgemerkt te worden dat bescherming in situ verschillende nadelen heeft. Door ophoging<br />

wordt immers het archeologisch bodemarchief evenzeer aangetast (verdrukking, reductie). Een veranderende<br />

grondwaterspiegel heeft eveneens een zeer slechte invloed op de conservering <strong>van</strong> sporen en<br />

vondsten.<br />

Vindplaats 2: niet-behoudenswaardig<br />

Vindplaats 2 kan op grond <strong>van</strong> inhoudelijke en fysieke argumenten als niet-behoudenswaardig gewaardeerd<br />

worden. Dit betekent dat deze vindplaats niet in aanmerking komt voor verder onderzoek.<br />

25


10 literatuur<br />

Bakels, C.C., 2002: Het pollendiagram <strong>Oss</strong> 45 E /346, in: H. Fokkens & R. Jansen (ed.), 2000 jaar bewoningsdynamiek:<br />

Brons- en ijzertijdbewoning in het Maas-Demer-Scheldegebied, Leiden, 259-270.<br />

Berendsen, H.J.A./E. Stouthamer, 2001: Palaeogeographic development of the Rhine-Meuse delta, The Netherlands,<br />

Van Gorcum, Assen.<br />

Bosch, J.H.A, 2007: Archeologische Standaard Boorbeschrijvingsmethode. Op basis <strong>van</strong> de Standaard Boor Beschrijvingsmethode<br />

versie 5.2, Utrecht (TNO-rapport NITG 2007-U-R0246/A).<br />

Hörter, von F./F.X. Michels/ J. Röder 1950/51: Die Geschichte der Basaltlava-Industrie von Mayen<br />

und Niedermendig. I: Vor- und Frühgeschichte, Jahrbuch für Geschichte und Kultur des Mittelrheins und<br />

Seiner Nachbargebiete 2-3, 1-32.<br />

Jansen, R./C. <strong>van</strong> der Linde/H. Fokkens, 1999: Een inventarisatie <strong>van</strong> vindplaatsen in het buitengebied <strong>van</strong><br />

<strong>Oss</strong>, Leiden (FA - UL Archeologische Rapporten Maaskant 5).<br />

Kars, E.A.K., 2000: Natuursteen, in J.-W.M. Oudhof/J. Dijkstra/A.A.A. Verhoeven (eds), 145-159.<br />

Kars, H., 1980: Early-Medieval Dorestad, an archaeo-petrographical study 1. General introduction.<br />

The tephrite querns, Berichten <strong>van</strong> de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek 30, 393-422.<br />

Koot, C.W./E.H.L.D. Norde, 2009: Programma <strong>van</strong> Eisen proefsleuvenonderzoek (karterend en waarderend)<br />

Haren Groenstraat.<br />

Nederlands Normalisatie-instituut, 1989: Nederlandse Norm NEN 5104, Classificatie <strong>van</strong> onverharde grondmonsters,<br />

Nederlands Normalisatie-instituut, Delft.<br />

Norde, E.H.L.D., 2009: Archeologisch Bureauonderzoek en verkennend <strong>Inventariserend</strong> Veldonderzoek binnen<br />

het plangebied Haren-Groenstraat, gemeente <strong>Oss</strong>, Amsterdam (ZAN 187).<br />

Schön, V.V., 1995: Die Mühlsteine von Haithabu und Schleswig, Neumünster (Berichte über die Ausgrabungen<br />

in Haithabu 31).<br />

26


ijlage 1 overzicht <strong>van</strong> archeologische perioden<br />

begin einde periode<br />

1750 na Chr. - heden Nieuwste Tijd<br />

1500 na Chr. - 1750 na Chr. Nieuwe Tijd<br />

1300 na Chr. - 1500 na Chr. Late Middeleeuwen<br />

1000 na Chr. - 1300 na Chr. Volle Middeleeuwen<br />

450 na Chr. - 1000 na Chr. Vroege Middeleeuwen<br />

270 na Chr. - 450 na Chr. laat-Romeinse tijd<br />

70 na Chr. - 270 na Chr. midden-Romeinse tijd<br />

12 voor Chr. - 70 na Chr. vroeg-Romeinse tijd<br />

250 voor Chr. - 12 voor Chr. Late IJzertijd<br />

500 voor Chr. - 250 voor Chr. Midden IJzertijd<br />

775 voor Chr. - 500 voor Chr. Vroege IJzertijd<br />

2000 voor Chr. -775 voor Chr. Bronstijd<br />

5300 voor Chr. -2000 voor Chr. Neolithicum<br />

8800 voor Chr. -4900 voor Chr. Mesolithicum<br />

tot 8800 voor Chr. Paleolithicum<br />

27


427<br />

426<br />

425<br />

424<br />

423<br />

422<br />

165 166 167 168 169 170<br />

<strong>Oss</strong><br />

421<br />

Ravenstein<br />

Bijlage 2. De locatie <strong>van</strong> het plangebied <strong>Oss</strong>-Haren Groenstraat, met als inzet de locatie <strong>van</strong> het dorp Haren in<br />

Nederland. Schaal 1:50000.<br />

N<br />

Haren


168.815423.896<br />

4<br />

Groenstraat<br />

A B C 1<br />

A: Bebouwing; B: Topografie; C: Proefsleuf.<br />

3<br />

Bijlage 3. <strong>Oss</strong>-Haren Groenstraat. Puttenplan. Schaal 1:2000<br />

2<br />

5<br />

1<br />

15<br />

6<br />

13<br />

10<br />

11 9<br />

14<br />

16<br />

7<br />

12<br />

8<br />

0 40 m<br />

423.590<br />

169.123


423901<br />

423801<br />

423701<br />

423601<br />

285<br />

13<br />

864<br />

12<br />

284<br />

15<br />

1<br />

857<br />

799<br />

Groenstraat<br />

168890 168990 169090<br />

31<br />

3<br />

282<br />

2<br />

2A<br />

794<br />

798<br />

672<br />

753<br />

797<br />

12<br />

!<br />

5<br />

279<br />

32<br />

11<br />

361<br />

749<br />

10 !<br />

34<br />

360<br />

7<br />

9<br />

Groenstraat<br />

11 ( !<br />

A B C D E F<br />

8@<br />

2<br />

1 !<br />

7 !<br />

2 !<br />

2<br />

6 !<br />

278<br />

3 !<br />

13 !<br />

4 !<br />

Garststraat<br />

748<br />

5 !<br />

0 100 m<br />

A: Bebouwing; B: Topografie; C: Plangebied; D: Boorpunt; E: Boring met archeologische indicator; F: Verstoorde boring<br />

Bijlage 4. <strong>Oss</strong>-Haren Groenstraat. Boorpuntenkaart vooronderzoek.


Bijlage 5. <strong>Oss</strong>-Haren Groenstraat. ARCHIS kaart met waarnemingen en archeologische monumenten.<br />

166807 / 421707<br />

36643<br />

50231<br />

48678<br />

42489<br />

4695 39247<br />

48682<br />

15712 37073<br />

35851<br />

4696<br />

14543 14508<br />

14544<br />

54756<br />

4697<br />

37179<br />

37185<br />

50219<br />

25602<br />

48688<br />

16841 170697 / 425597<br />

Legenda<br />

WAARNEMINGEN<br />

ONDERZOEKEN<br />

MONUMENTEN<br />

archeologische waarde<br />

hoge archeologische waarde<br />

zeer hoge archeologische waarde<br />

zeer hoge arch waarde, beschermd<br />

bebouwd gebied<br />

<strong>door</strong>gaande wegen<br />

bos<br />

bouwland<br />

weiland<br />

boomgaard/kwekerij<br />

heide<br />

zand<br />

begraafplaats<br />

water<br />

overig bodemgebruik<br />

0 1 km<br />

N Archis2


A B C D E F G H I<br />

J K L<br />

Bijlage 6. <strong>Oss</strong> - Haren Groenstraat. Paleogeograsche situatie in en rond het plangebied (naar Berendsen/Stouthamer 2001,<br />

kaartbijlage 1).<br />

Holocene stroomgordels<br />

A 0-500 jaar BP; B 2000-3000 jaar BP; C 3000-4000 jaar BP; D 4000-5000 jaar BP; 101 Maas; 75 Huisseling - Demen; 102<br />

Macharen; 59 Haren; 8 Altforst<br />

Pleistocene landschap/afzettingen<br />

E dekzand; F rivierduinen uit het Jonge Dryas; G Laat Pleniglaciaal-Bølling-Allerød terras (Laagterras, Kreftenheye-5); H<br />

Pleniglaciaal terras (Kreftenheye 4/5); I rivierduinen uit het Jonge Dryas afgedekt <strong>door</strong> Holocene komafzettingen; J Jonge Dryas<br />

terras (Terras X, Kreftenheye-6) afgedekt <strong>door</strong> Holocene komafzettingen; K Laat Pleniglaciaal-Bølling-Allerød terras afgedekt<br />

<strong>door</strong> Holocene komafzettingen<br />

Overig<br />

L plangebied<br />

N


59<br />

A B C D E<br />

Bijlage 7. <strong>Oss</strong> - Haren Groenstraat. Harense stroomgordel (59) en rivierduinen uit het Jonge Dryas (zie ook bijlage 6), geprojecteerd<br />

over een uitsnede <strong>van</strong> het Actueel Hoogtebestand Nederland, AHN (bron: www.ahn.nl).<br />

A stroomgordel Haren; B rivierduinen uit het Jonge Dryas; C hoog t.o.v. NAP; D laag t.o.v. NAP; E plangebied<br />

59<br />

59


168.815<br />

423.896<br />

4<br />

Groenstraat<br />

3<br />

2<br />

5<br />

1<br />

6<br />

7<br />

12 13<br />

15<br />

13<br />

10<br />

11 9<br />

14<br />

8<br />

1<br />

A B C D E F<br />

10<br />

Bijlage 8. <strong>Oss</strong>-Haren Groenstraat. Proeltypekaart voor het plangebied.<br />

A pleistocene oppervlak lager dan 2.5 m +NAP, afgedekt <strong>door</strong> holocene kom- en restgeulafzettingen (matig tot sterk<br />

siltige klei); B rivierduin uit het Jonge Dryas tussen 4.0 en 5.0 m +NAP, afgedekt <strong>door</strong> oever- en komafzettingen (uiterst<br />

siltige tot zwak zandige klei); C rivierduin uit het Jonge Dryas tussen hoger dan 5.0 m +NAP, afgedekt <strong>door</strong> dunne laag<br />

oeverafzettingen (zwak tot sterk zandige klei); D begrenzing plangebied; E globale begrenzing <strong>van</strong> vindplaats 1; F locatie en<br />

volgnummer <strong>van</strong> boringen gezet tijdens vooronderzoek in 2009 (Norde 2009); G proel verstoord tot in C-horizont<br />

(rivierduinzand)<br />

11<br />

1<br />

7<br />

16<br />

2<br />

6<br />

12<br />

3<br />

4<br />

8<br />

G<br />

5<br />

0 100 m<br />

423.590<br />

169.123


A A´<br />

Re.2<br />

Legenda profiel A - A’<br />

Lithologie<br />

Archeologie<br />

Overig<br />

zwak tot sterk siltige klei<br />

zwak tot sterk zandige klei<br />

zwak tot sterk siltig zand<br />

cultuurlaag<br />

vegetatieniveau<br />

recente bouwvoor of verstoring<br />

Bijlage 9. <strong>Oss</strong>-Haren Groenstraat. Lithogenetisch geïnterpreteerd zuidwestelijk putwandproel in werkput 9.<br />

Oe.5<br />

Oe.3<br />

Ko.4<br />

Cul.2<br />

Lithogenetische fasering<br />

Be.1<br />

Oe.1<br />

Re.1<br />

Ko.1<br />

VEG1<br />

CUL1<br />

0 2m<br />

beddingafzettingen <strong>van</strong> aangegeven fase-nummer<br />

oeverafzettingen <strong>van</strong> aangegeven fase-nummer<br />

restgeulafzettingen <strong>van</strong> aangegeven fase-nummer<br />

komafzettingen <strong>van</strong> aangegeven fase-nummer<br />

vegetatieniveau-nummer<br />

cultuurniveau-nummer<br />

lithogenetische overgang tussen crevasse-fasen<br />

Oe.2<br />

Be.1<br />

Veg1<br />

168.815423.896<br />

Cul.1<br />

4<br />

Groenstraat<br />

3<br />

2<br />

Oe.1<br />

5<br />

1<br />

15<br />

6<br />

13<br />

10<br />

14<br />

16<br />

7<br />

A´<br />

11 9<br />

12<br />

8<br />

A<br />

0 100 m<br />

6 m<br />

5 m +NAP<br />

4 m<br />

423.590<br />

169.123


Bijlage 10<br />

Bijlage 10. <strong>Oss</strong>-Haren Groenstraat. Geïnterpoleerde NAP-hoogtes <strong>van</strong> de top <strong>van</strong> het pleistocene zand. Over het hoogtemodel<br />

is de allesporenkaart geprojecteerd en worden de contouren <strong>van</strong> het relief weergegeven in meters boven NAP<br />

(Z-as). RD-coördinaten worden weergegeven langs de X- en Y-assen.


168 881<br />

423 802<br />

4<br />

3<br />

2<br />

5<br />

1<br />

A B C 1 0 20 m<br />

Bijlage 11. <strong>Oss</strong>-Haren Groenstraat. Alle-sporenkaart. A: Bebouwing; B: Topograe; C: Proefsleuf met sporen en putnummer<br />

6<br />

168 965<br />

423 720<br />

10<br />

13<br />

15<br />

11<br />

7<br />

14<br />

9<br />

16<br />

12<br />

8<br />

169 057<br />

423 766


WP 1<br />

WP 2<br />

WP 3<br />

WP 4<br />

WP 5<br />

168.898<br />

423.799<br />

168.886<br />

423.767<br />

168.885<br />

423.794<br />

S4.1<br />

168.925<br />

423.753<br />

168.940<br />

423.783<br />

S2.10<br />

S5.1<br />

S4.7<br />

S2.8<br />

S2.9<br />

S3.2<br />

S4.6<br />

S2.1<br />

S4.1<br />

A B C<br />

S1.3<br />

S1.1 S1.1<br />

S2.7<br />

S2.1<br />

S2.5<br />

S4.5 S4.2<br />

S2.4<br />

S5.7 S5.6<br />

S2.3<br />

S4.2<br />

168.914<br />

S2.1 423.793<br />

Bijlage 12. <strong>Oss</strong>-Haren Groenstraat. Werkputten 1-5. Schaal 1:250.<br />

A Nieuwste Tijd; B datering onbekend; C natuurlijk.<br />

168.902<br />

423.761<br />

168.879<br />

423.778<br />

168.941<br />

423.747<br />

168.955<br />

423.778


WP 6<br />

WP 7<br />

WP 8<br />

WP 9<br />

WP 10<br />

169.010<br />

423.778<br />

169.036<br />

423.766<br />

169.025<br />

423.753<br />

168.983<br />

423.768<br />

168.967<br />

423.794<br />

S7.2<br />

S8.1<br />

S9.3<br />

S9.1<br />

S10.2<br />

S6.1<br />

S7.2<br />

S7.1<br />

S8.2<br />

S6.6<br />

S6.4<br />

S7.4<br />

S6.5<br />

S6.7<br />

S9.2<br />

A B C D<br />

S6.8<br />

S6.2<br />

S6.11<br />

S8.3<br />

S6.12<br />

S8.4<br />

S8.5<br />

S8.6<br />

S8.7<br />

S8.8 S8.9<br />

S8.10<br />

S8.11<br />

S8.12<br />

S10.1 S10.2<br />

S6.3<br />

169.026<br />

423.772<br />

169.052<br />

423.761<br />

169.041<br />

423.747<br />

169.998<br />

423.762<br />

168.983<br />

423.788<br />

Bijlage 13. <strong>Oss</strong>-Haren Groenstraat. Werkputten 6-10. Schaal 1:250.<br />

A Late Middeleeuwen - Nieuwe Tijd; B datering onbekend; C natuurlijk; D Nieuwe Tijd.


WP 11<br />

Schaal 1:500<br />

169.027<br />

423.737<br />

S11.10<br />

S11.8<br />

S11.6<br />

S11.2<br />

S11.6<br />

S11.11<br />

S11.9<br />

S11.12<br />

S11.2<br />

S11.7<br />

S11.4<br />

S11.3<br />

S11.14<br />

S11.13<br />

168.954<br />

423.764<br />

A B C<br />

169.013<br />

423.721<br />

WP 12<br />

WP 13<br />

168.971<br />

423.736<br />

WP 14<br />

169.985<br />

423.711<br />

WP 15<br />

168.962<br />

423.703<br />

WP 16<br />

169.000<br />

423.685<br />

Bijlage 14. <strong>Oss</strong>-Haren Groenstraat. Werkputten 11-16. Schaal 1:250.<br />

A Nieuwe Tijd; B datering onbekend; C natuurlijk.<br />

S12.3<br />

S14.6<br />

S14.3<br />

S12.5<br />

S16.5<br />

S14.5<br />

S15.3<br />

S16.6<br />

S15.2<br />

S12.2<br />

168.987<br />

423.730<br />

169.001<br />

423.705<br />

168.978<br />

423.697<br />

169.017<br />

423.679<br />

169.034<br />

423.713


WP 11<br />

Schaal 1:500<br />

169.027<br />

423.737<br />

S11.10<br />

S11.8<br />

S11.6<br />

S11.2<br />

S11.6<br />

S11.11<br />

S11.9<br />

S11.12<br />

S11.2<br />

S11.7<br />

S11.4<br />

S11.3<br />

S11.14<br />

S11.13<br />

168.954<br />

423.764<br />

S11.10<br />

S11.8<br />

V11.15<br />

V11.8<br />

V11.3<br />

V11.2<br />

V11.1<br />

Schaal 1:250<br />

V11.25<br />

S11.6<br />

S11.2<br />

V11.16<br />

S11.6<br />

V11.14<br />

S11.11<br />

S11.9<br />

V11.12<br />

S11.12<br />

V11.9<br />

V11.6<br />

S11.2<br />

V11.5<br />

S11.7<br />

S11.4<br />

V11.17<br />

S11.3<br />

A B C D E<br />

Bijlage 15. <strong>Oss</strong>-Haren Groenstraat. Vindplaats 1 met verspreiding <strong>van</strong> het vuursteen.<br />

A Nieuwe Tijd; B datering onbekend; C vuursteen in cultuurlaag vindplaats 1; D vuursteen in andere<br />

context (Cul. 2 en kuil S11.4); E Cul. 1 in vlak.


V11.1<br />

Bijlage 16. <strong>Oss</strong>-Haren Groenstraat. Tekeningen vuursteen. Schaal 1:1.<br />

V11.20<br />

V11.9<br />

V1.1<br />

1 cm<br />

V11.12


168 881<br />

423 802<br />

4<br />

A B C 1<br />

3<br />

2<br />

Bijlage 17. <strong>Oss</strong>-Haren Groenstraat. Vindplaatsen 1 en 2.<br />

A: Bebouwing; B: Topograe; C: Proefsleuf met sporen en putnummer<br />

5<br />

1<br />

Vindplaats 2<br />

6<br />

168 965<br />

423 720<br />

10<br />

13<br />

15<br />

11<br />

7<br />

14<br />

9<br />

16<br />

12<br />

8<br />

Vindplaats 1<br />

0 20 m<br />

169 057<br />

423 766


ijlage 18 sporenlijst<br />

In deze bijlage is een sporenlijst opgenomen met daarin de volgende velden en afkortingen:<br />

wp werkputnummer<br />

sp spoornummer<br />

definitie aard <strong>van</strong> het spoor of de verzameleenheid, bij niet gecoupeerde sporen onder voorbehoud<br />

diepte maximale diepte <strong>van</strong> het spoor in cm ten opzichte <strong>van</strong> het opgravingsvlak;<br />

indien geen diepte is opgegeven, is het spoor niet gecoupeerd<br />

wp sp definitie diepte datering<br />

1 1 natuurlijke laag<br />

1 2 natuurlijke laag<br />

1 3 recente verstoring Nieuwste Tijd<br />

1 997 recente verstoring Nieuwste Tijd<br />

1 998 recente bouwvoor<br />

1 999 recente bouwvoor<br />

2 1 natuurlijke laag<br />

2 2 natuurlijke laag<br />

2 3 (sub)recente sloot Nieuwe/Nieuwste Tijd<br />

2 4 drainagesleuf Nieuwste Tijd<br />

2 5 paalkuil Nieuwste Tijd<br />

2 6 recente puinlaag Nieuwste Tijd<br />

2 7 overig Nieuwste Tijd<br />

2 8 paalkuil Nieuwste Tijd<br />

2 9 paalkuil Nieuwste Tijd<br />

2 10 (sub)recente sloot Nieuwe/Nieuwste Tijd<br />

2 11 natuurlijke laag<br />

2 998 recente bouwvoor<br />

2 999 recente bouwvoor<br />

3 1 natuurlijke laag<br />

3 2 recente verstoring Nieuwste Tijd<br />

3 3 natuurlijke laag<br />

3 4 natuurlijke laag<br />

4 1 natuurlijke laag<br />

4 2 natuurlijke laag<br />

4 3 natuurlijke laag<br />

4 4 natuurlijke laag<br />

4 5 recente verstoring Nieuwste Tijd<br />

4 6 (sub)recente sloot<br />

4 7 paalkuil 20<br />

4 998 puinlaag<br />

4 999 recente bouwvoor<br />

5 1 recente verstoring Nieuwste Tijd<br />

5 2 natuurlijke laag<br />

5 3 natuurlijke laag<br />

28


5 4 natuurlijke laag<br />

5 5 natuurlijke laag<br />

5 6 paalkuil<br />

5 7 recente verstoring Nieuwste Tijd<br />

6 1 natuurlijke laag<br />

6 2 natuurlijke laag<br />

6 3 natuurlijke laag<br />

6 4 kuil 10<br />

6 5 greppel 6<br />

6 6 paalkuil 16<br />

6 7 paalkuil<br />

6 8 paalkuil<br />

6 9 vervallen<br />

6 10 vervallen<br />

6 11 paalkuil<br />

6 12 paalkuil<br />

6 13 natuurlijke laag<br />

6 14 natuurlijke laag<br />

6 15 natuurlijke laag<br />

6 16 natuurlijke laag<br />

7 1 cultuur-/vondstlaag<br />

7 2 cultuur-/vondstlaag<br />

7 3 natuurlijke laag<br />

7 4 greppel 16<br />

8 1 cultuur-/vondstlaag<br />

8 2 cultuur-/vondstlaag<br />

8 3 cultuurl-/vondstlaag<br />

8 4 kuil 16 Late Middeleeuwen - Nieuwe Tijd<br />

8 5 kuil 44 Late Middeleeuwen - Nieuwe Tijd<br />

8 6 kuil Late Middeleeuwen - Nieuwe Tijd<br />

8 7 kuil Late Middeleeuwen - Nieuwe Tijd<br />

8 8 kuil Late Middeleeuwen - Nieuwe Tijd<br />

8 9 kuil Late Middeleeuwen - Nieuwe Tijd<br />

8 10 kuil Nieuwe Tijd<br />

8 11 kuil Late Middeleeuwen - Nieuwe Tijd<br />

8 12 kuil Late Middeleeuwen - Nieuwe Tijd<br />

8 13 kuil 34 Middeleeuwen<br />

8 14 kuil 14 Middeleeuwen<br />

8 15 natuurlijke laag<br />

8 16 natuurlijke laag<br />

8 17 natuurlijke laag<br />

8 18 paalkuil Middeleeuwen<br />

9 1 natuurlijke laag<br />

9 2 natuurlijke laag<br />

9 3 (sub)recente sloot<br />

9 4 natuurlijke laag<br />

9 5 natuurlijke laag<br />

9 6 natuurlijke laag<br />

29


9 7 cultuur-/vondstlaag<br />

9 8 natuurlijke laag<br />

9 9 natuurlijke laag<br />

9 10 natuurlijke laag<br />

9 11 laag<br />

9 12 natuurlijke laag<br />

9 13 cultuur-/vondstlaag<br />

10 1 kuil<br />

10 2 greppel Nieuwe Tijd<br />

10 3 greppel<br />

10 4 natuurlijke laag<br />

10 5 cultuur-/vondstlaag<br />

10 6 cultuur-/vondstlaag<br />

10 7 cultuurl-/vondstlaag<br />

11 1 cultuur-/vondstlaag<br />

11 2 cultuur-/vondstlaag<br />

11 3 natuurlijke laag<br />

11 4 kuil<br />

11 5 natuurlijke laag<br />

11 6 natuurlijke laag<br />

11 7 recente verstoring Nieuwste Tijd<br />

11 8 paalkuil<br />

11 9 kuil<br />

11 10 paalkuil<br />

11 11 paalkuil<br />

11 12 paalkuil<br />

11 13 (sub)recente sloot Nieuwe Tijd<br />

11 14 (sub)recente sloot Nieuwe Tijd<br />

12 1 natuurlijke laag<br />

12 2 natuurlijke laag<br />

12 3 recente verstoring Nieuwste Tijd<br />

12 4 natuurlijke laag<br />

12 5 greppel<br />

12 6 vervallen<br />

12 7 kuil<br />

12 8 cultuur-/vondstlaag<br />

12 9 natuurlijke laag<br />

12 10 natuurlijke laag<br />

13 1 laag<br />

13 2 paalkuil<br />

13 3 kuil 34<br />

13 4 laag<br />

13 5 (sub)recente sloot<br />

13 6 natuurlijke laag<br />

13 7 natuurlijke laag<br />

14 1 natuurlijke laag<br />

14 2 natuurlijke laag<br />

14 3 greppel<br />

30


14 4 natuurlijke laag<br />

14 5 greppel<br />

14 6 kuil<br />

14 7 natuurlijke laag<br />

14 8 natuurlijke laag<br />

14 9 natuurlijke laag<br />

14 10 natuurlijke laag<br />

15 1 natuurlijke laag<br />

15 2 (sub)recente sloot<br />

15 3 greppel<br />

15 4 natuurlijke laag<br />

16 1 natuurlijke laag<br />

16 2 natuurlijke laag<br />

16 3 natuurlijke laag<br />

16 4 natuurlijke laag<br />

16 5 kuil<br />

16 6 greppel<br />

31


ijlage 19 vondstenlijst<br />

In bijgaande vondstenlijst zijn de vondstdeterminaties opgenomen.<br />

vnr sp mat soort vorm n gew datering opmerkingen<br />

1.1 1.1 vuur-<br />

steen<br />

2.1 2.998 aw steen-<br />

goed<br />

2.1 2.998 aw pijpen-<br />

2.2 2.1 aw handge<br />

vormd<br />

kop<br />

1 12.4 Neolithicum<br />

1 5 Nieuwe Tijd<br />

4 5<br />

2.3 2.3 bot 3 3<br />

2.3 2.3 nst zand-<br />

steen<br />

2 10 IJzertijd 1x kamstreek, pot-<br />

1 7<br />

2.3 2.3 bakst 4 1<br />

2.4 2.10 aw Elmpt 1 19 Volle-Late Middeleeu-<br />

4.1 4.6 aw steen-<br />

goed<br />

6.2 6.2 aw handge<br />

vormd<br />

wen<br />

3 19 Nieuwe Tijd<br />

gruismagering<br />

pot 1 10 Bronstijd? uitstaande rand,<br />

steengruis<br />

6.3 6.2 aw Paffrath kogelpot<br />

1 2 Volle Middeleeuwen<br />

6.5 6.2 nst zandsteen<br />

1 146<br />

8.1 8.1 nst zandsteen<br />

3 27<br />

8.2 8.2 aw gladknik- 1 6 Vroege Middeleeuwen fijn rood baksel; radwandigwandpotstempels<br />

8.2 8.2 vuursteen<br />

1 1<br />

8.3 8.3 aw steengoed<br />

kan 1 3 13de - 14de eeuw Siegburg<br />

8.3 8.3 aw Elmpt 2 1 Volle - Late Middeleeuwen<br />

8.3 8.3 vkl 1 1<br />

8.4 8.5 aw steen- kan 1 17 Late Middeleeuwen -<br />

goed<br />

Nieuwe Tijd<br />

8.5 8.5 aw rood-<br />

1 1 Late Middeleeuwen - spaarzaam glazuur<br />

bakkend<br />

Nieuwe Tijd<br />

8.6 8.10 aw rood- 3 6 Nieuwe Tijd glazuur<br />

32


9.1 9.1 aw<br />

bakkend<br />

Paffrath kogelpot<br />

1 5 Volle Middeleeuwen<br />

9.1 9.1 bakst 1 2<br />

9.2 9.2 aw Pingsdorftype<br />

1 1 Volle Middeleeuwen<br />

9.2 9.2 nst kwartsitischezandsteen<br />

1 42<br />

9.3 9.13 vuursteen<br />

1 6<br />

11.1 11.1 vuursteen<br />

1 192<br />

11.2 11.4 vkl 1 4<br />

11.2 11.4 vuursteen<br />

1 22<br />

11.3 11.2 vuursteen<br />

1 2<br />

11.4 11.2 nst gangkwarts<br />

1 5<br />

11.5 11.2 vuursteen<br />

1 1<br />

11.6 11.1 vuursteen<br />

1 6<br />

11.7 11.2 nst indet 1 2<br />

11.8 11.1 aw handge<br />

1 5 laat-Neolithicum -<br />

vormd<br />

Bronstijd<br />

11.8 11.1 vuursteen<br />

1 5<br />

11.9 11.1 vuursteen<br />

1 3<br />

11.10 11.1 aw pijpenkop<br />

1 3<br />

11.10 11.1 aw indet 5 10 indet erg verweerd en<br />

aangekoekt<br />

11.10 11.1 aw Pingsdorftype<br />

2 3 Volle Middeleeuwen<br />

11.10 11.1 nst gangkwarts<br />

2 1<br />

11.11 11.2 aw handge<br />

4 5 laat-neolithisch? erg verweerd, fijne<br />

vormd<br />

scherven met grove<br />

kwartsmagering<br />

11.12 11.1 vuursteen<br />

1 2<br />

33


11.13 11.2 aw handge<br />

vormd<br />

11.13 11.2 nst zandsteen<br />

11.14 11.2 vuursteen<br />

11.14 11.2 nst gangkwarts<br />

11.15 11.2 aw handge<br />

vormd<br />

11.15 11..2 vuursteen<br />

11.16 11.2 vuursteen<br />

11.17 11.2 vuursteen<br />

11.17 11.2 vuursteen<br />

11.18 11.1 aw Pingsdorftype<br />

11.18 11.1 aw steengoed<br />

11.18 11.1 aw handge<br />

vormd<br />

1 8 laat-Neolithicum -<br />

2 32<br />

3 2<br />

1 1<br />

Bronstijd<br />

steengruis- en<br />

kwartsmagering<br />

1 11 Bronstijd grove steengruismagering,<br />

standvoet?<br />

1 2<br />

1 1<br />

1 1<br />

1 1<br />

1 5 Volle Middeleeuwen<br />

1 2 Nieuwe Tijd<br />

1 3 laat-Neolithicum<br />

vroeg-Romeinse tijd<br />

tot<br />

fijne kwartsmagering<br />

11.18 11.1 nst zandsteen<br />

1 114<br />

11.19 11.1 aw steen- kan 1 10 Late Middeleeuwen -<br />

goed<br />

Nieuwe Tijd<br />

11.19 11.1 aw steen-<br />

1 2 IJzertijd? verweerd, potgruismagoedgering<br />

11.19 11.1 aw kogelkogel- 1 2 Volle Middeleeuwen<br />

potpot 11.20 11.1 aw Elmpt kogel- 1 3 Late Middeleeuwen -<br />

pot<br />

Nieuwe Tijd<br />

11.20 11.1 aw ruwwanddigwitbakkend<br />

1 3 Romeinse tijd<br />

11.20 11.1 aw roodbakkend<br />

1 2 Nieuwe Tijd glazuur<br />

11.20 11.1 aw steengoed<br />

1 2 Nieuwe Tijd Westerwald<br />

11.20 11.1 vuur- 1 12<br />

34


steen<br />

11.20 11.1 vuur-<br />

steen<br />

11.20 11.1 nst kwart-<br />

siet<br />

11.21 11.1 aw handge<br />

11.21 11.1 vuur-<br />

steen<br />

11.22 11.14 ver-<br />

vormd<br />

1 31<br />

1 70<br />

1 5 IJzertijd? verweerd; potgruisma-<br />

2 1<br />

4 1<br />

gering<br />

11.23 11.13<br />

brand<br />

bot<br />

aw faience 1 6 Nieuwe Tijd<br />

11.24 11.2 aw indet 3 1 indet te gefragmenteerd<br />

11.25 11.2 aw handge<br />

4 2 laat-neolithicum tot<br />

vormd<br />

vroeg-Romeins<br />

11.25 11.2 aw indet 4 1 indet te gefragmenteerd<br />

11.25 11.2 vuursteen<br />

4 1<br />

12.2 12.7 nst tefriet 3 311<br />

12.2 12.7 aw elmpt kogel- 3 55 Late Middeleeuwen -<br />

pot<br />

Nieuwe Tijd<br />

12.2 12.7 aw indet 6 13 Volle tot Late Middeleeuwen<br />

35

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!