Branden als EGM-maatregel - Onderzoekcentrum B-WARE
Branden als EGM-maatregel - Onderzoekcentrum B-WARE
Branden als EGM-maatregel - Onderzoekcentrum B-WARE
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
(afname van 3,15 ng/g bodem in de controleplots naar 1,40 ng/g bodem drie jaar na<br />
branden). Wel is drie jaar na bran de hoeveelheid ammonium hoger. Hier is een<br />
toename te zien van 2,03 ng/g bodem in de controleplots naar 5,51 ng/g bodem in de<br />
gebrande plots, drie jaar na de brand. De hoeveelheid beschikbaar stikstof in de vorm<br />
van nitraat was direct na de brand verhoogd, maar nam na de brand af tot waarden<br />
lager dan voor het branden. Dit werd verklaard doordat een deel van het beschikbare<br />
stikstof uitspoelde naar diepere bodemlagen.<br />
Tabel 2.5. Totaal en anorganisch stikstof in de bodem (mg/kg). Waardes met verschillende<br />
letters zijn significant verschillend van waardes in dezelfde diepteklasse en stikstofvorm.<br />
(Bron: Sanchez & Lazzari 1999).<br />
Diepte (cm) Voor het branden Na het branden<br />
Struiken Gras Struiken Gras<br />
Totaal N 0-1 2240 (884) a 1749 (526) ab 2169 (557) a 1457 (447) b<br />
1-3 1690 (539) a 1603 (490) a 1700 (359) a 1180 (375) b<br />
3-5 1450 (346) a 1320 (369) a 1288 (313) a 999 (249) b<br />
Anorganisch N 0-1 6.3 (5.4) ab 3.3 (1.4) a 20.8 (12.5) c 11.5 (7.2) b<br />
NO3 1-3 3.5 (2.5) a 3.3 (1.4) a 10.5 (8.2) b 5.8 (4.6) a<br />
3-5 3.7 (3.3) a 4.2 (2.9) a 5.6 (4.3) a 4.1 (2.6) a<br />
Anorganisch N 0-1 15.1 (13.7) a 8.2 (3.6) a 11.1 (13.5) a 6.1 (5.3) a<br />
NH4 1-3 7.5 (4.7) a 8.0 (4.4) a 2.7 (1.9) b 1.5 (1.2) b<br />
3-5 10.3 (13.0) a 8.5 (4.7) a 1.4 (0.7) b 1.7 (1.1) b<br />
Tabel 2.6. Toename in N direct na branden uitgedrukt per m 2 bodem en per gram verbrande<br />
biomassa. De toename in N is het verschil tussen controle en gebrande plots drie dagen na de<br />
brand. (Bron: Romanya et al. 2001).<br />
Vegetatietype Toename in N per bodem opp.<br />
(mg/m2 )<br />
Toename in N per verbrande<br />
biomassa (μg/g)<br />
N-NH4 N-NO3 Mineraal N N-NH4 N-NO3 Mineraal N<br />
Resprouting 105.5 a 6.99 a 112.04 a 117.35 a 9.60 a 126.95 a<br />
N-fixeerders 372.48 b 36.59 b 409.07 b 291.96 a 29.73 b 321.68 b<br />
Seeders 731.47 c 8.30 a 662.23 c 459.38 b 5.46 a 415.64 c<br />
Een studie van Fynn et al. (2003), gesitueerd in Zuid-Afrikaanse grassavanne, laat de<br />
lange termijneffecten van branden op de bodemchemie zien (tabel 2.7). Hiervoor<br />
werd 50 jaar lang gebrand met verschillende frequenties (jaarlijks, een keer per 2 jaar<br />
en een keer per 3 jaar). Vervolgens zijn bodemmonsters genomen in de verschillende<br />
gebieden. Uit deze studie blijkt dat het herhaaldelijk branden in savannegebieden op<br />
de lange termijn leidt tot een afname van de hoeveelheid organisch C in de bovenste<br />
2 cm van de bodem. Eenzelfde resultaat werd gevonden door Ojima et al. (1994) en<br />
Materechera et al. (1998). Verder werd een afname in N in de bodem gevonden, en<br />
deze afname is groter dan de afname in C. Dit resulteert in een toename in de C/N<br />
ratio van de bodem. Reden hiervoor is dat N uit het systeem verdwijnt doordat het<br />
vervliegt tijdens de brand. De hoeveelheid N wordt maar langzaam aangevuld<br />
(voornamelijk d.m.v. N-depositie, maar is heel laag in Zuid-Afrika), terwijl de<br />
hoeveelheid C sneller wordt aangevuld door fotosynthese, plantengroei en de afbraak<br />
van strooisel. Dit leidt ertoe dat de vegetatie een tekort aan N ondervindt, waardoor<br />
soorten met een lage N-behoefte gaan domineren.<br />
Conclusies<br />
Er is zeer weinig bekend over de effecten van branden op de abiotiek in Europese<br />
duingraslanden. Uit bovengenoemde studies blijkt dat het effect van branden op de<br />
bodemchemie verschilt. Vaak wordt gevonden dat de hoeveelheid beschikbaar<br />
22 Directie Kennis