JG 20 nr 1 - Reynaertgenootschap
JG 20 nr 1 - Reynaertgenootschap
JG 20 nr 1 - Reynaertgenootschap
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
komt bij Reynaert zeer hard aan.<br />
Hij was zeer triest en aangedaan.<br />
Hij ontbiedt zijn baronnen en spreekt:<br />
– Heren, we maken rechtsomkeert.<br />
We hebben mijn zoon, Rosvel, verloren.<br />
Nobel heeft hem gevangen genomen.<br />
Bedroefd keren de barons terug<br />
naar ‘t kasteel over de ophaalbrug<br />
en laten daar wachters achter.<br />
Ze ontdoen zich van hun wapens<br />
en gaan naar boven in de zaal<br />
waar de vorstin hen onthaalt<br />
glimlachend en zeer verheugd.<br />
– Mevrouw, wees niet verheugd,<br />
zegt Reynaert; God-lieve-Heer<br />
er is geen reden nu voor feest.<br />
Rosvel, ik ben er zeker van,<br />
Rosvel zit nu bij Nobel in de cel.<br />
Dit nieuws doet de vorstin zo’n pijn<br />
dat ze haast vallen gaat in zwijm.<br />
– Aai, huilt zij, wat heb ik God misdaan?<br />
Wee ons! Heer gemaal wat nu gedaan?<br />
Nu we verloren lieve Rosveel.<br />
‘t Ware beter dat zij dit kasteel<br />
in vuur en vlam hadden gestoken.<br />
Laat de twee gevangenen komen<br />
en stuur naar de Lioen een bode,<br />
dat als hij Rosvel wil vrijgeven<br />
ge Bruin en Bruyant laat het leven.<br />
– Vrouwe, zegt Reynaert, gij hebt gelijk.<br />
Ik geef u daarvan het bewijs<br />
en ik ga nu zonder dralen<br />
uw rechtmatige eis verhalen.<br />
Hij klimt meteen naar de galerij<br />
en luid en klaar vandaar roept hij:<br />
– Luister naar mij, koning Nobel.<br />
Gij houdt gevangen mijn zoon Rosvel<br />
en ik Bruin en Bruyant de stier;<br />
Zeg mij meteen wat gij verkiest:<br />
ge laat mijn zoon Rosvel vrij<br />
of gij ziet helaas onverwijld<br />
hangend aan het hoogst rondeel<br />
Bruin en Brujant aan een zeel.<br />
– Baron, roept Nobel, ge zijt niet wel!<br />
Nooit ziet ge weer uw zoon Rosvel.<br />
Laat nu horen wat ge belooft.<br />
Reynaert verliest bijna het hoofd<br />
als hij dit antwoord heeft gehoord.<br />
Hij rent woedend naar Bruin de bere<br />
98<br />
Tiecelijn, <strong>20</strong>, <strong>20</strong>07<br />
en de stier. Hij laat ze ketenen<br />
en brengen naar de galerij.<br />
Als ze daar geblinddoekt zijn<br />
legt hij een wurglus om hun nek.<br />
– Heren, roept hij, hou u sterk,<br />
uw laatste uur zal dra aanbreken.<br />
Wil echter uw koning smeken,<br />
dat hij vrijlaat Rosvel, mijn zoon,<br />
want anders zult ge, bij Sint-Antoon,<br />
beiden hangen hoog en droog.<br />
Als de twee baronnen dit horen<br />
wanen ze zich terecht verloren<br />
en luid roepen zij tot de vorst:<br />
– Heer, zonder losprijs of zonder borg<br />
worden wij hier opgehangen.<br />
Is dat, koning, uw verlangen?<br />
Nobel de Leeuw hoort hun geroep<br />
en ziet dat ze zijn geblinddoekt.<br />
Hij heeft zich tot zijn raad gericht:<br />
– Heren, vraagt hij, wat is mijn plicht?<br />
Voldoe ik niet aan Reins verlangen<br />
dan worden Bruin en Bruyant opgehangen.<br />
De barons antwoorden: – Heer Nobel,<br />
stuur hem terug zijn zoon Rosvel<br />
en laat de vos Reynaerde zweren<br />
dat hij vrijlaat Bruyant en de bere<br />
zoals ze zijn gevangen genomen<br />
met alles wat hun werd ontnomen.<br />
– Rechtvaardig lijkt mij wat gij raadt.<br />
Hij ontbiedt Rosvel voor zijn raad<br />
en hem plechtig zweren laat<br />
dat men vrij zal laten gaan<br />
de gevangenen bij zijn terugkeer.<br />
– Nobel, antwoordt hij, ik zweer ‘t.<br />
Hij neemt dan afscheid van de vorst<br />
en deze geeft hem een escort<br />
opdat zijn krijgers en soldaten<br />
aan Rosvel niet zouden raken.<br />
Leunend tegen een katapult<br />
wacht vos Reynaert met ongeduld<br />
en toen hij Rosvel ziet aankomen<br />
zet hij meteen de poorten open.<br />
Rosvel rijdt over de ophaalbrug<br />
en stuurt zijn escorte terug.<br />
Dan klimt hij naar de grote zaal<br />
waar hem wacht een gul onthaal.<br />
Nooit werd een zoon die was gevangen<br />
door zijn ouders zo ontvangen;<br />
vreugde en blijdschap weerklonken,